text
stringlengths
80
6.25k
text_len
int64
32
3.12k
src
stringclasses
7 values
virusantigeen en structureel lichaamseiwit, dat dan als antigeen wordt beschouwd Bleekheid van de acra, veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer als gevolg van spasmen van de bloedvaten, gevolgd door cyanose als reactie op koude-expositie en in de herstelfase erytheem Onderliggende oorzaken kunnen zijn collageenziekten, neurovasculaire aandoeningen, occlusieve vaataandoeningen, intoxicaties en dergelijke Indien geen oorzaak wordt gevonden, spreekt men van de ziekte van Raynaud chronische inflammatoire gewrichtsaandoening met onbekende oorzaak, vnl in de gewrichten, m n kleine handen voetgewrichten; wordt gezien als een auto-immuunaandoening die in de loop van een aantal jaren ontstaat, resulterend in microvasculaire beschadiging en chronische ontsteking van de synovia; immunologisch spelen zowel cellulaire als humorale reacties (reumafactoren) een rol; synoviitis gaat na verloop van tijd gepaard met pijn en zwelling van de gewrichten, soms ook van de peesscheden en slijmbeurzen; op den duur worden ook het kraakbeen en onderliggende bot aangetast en ontstaat ter plaatse osteoporose en erosie van het bot; extraarticulaire verschijnselen zijn serositis (pleuritis, pericarditis) necrotiserende vasculitis van de kleine arteriën en arteriolen met gegeneraliseerde extravasculaire verschijnselen bij reumatoïde artritis met als kenmerkende symptomen polyneuropathie, leukopenie, koorts, episcleritis, vermagering en nail-fold lesions; de diagnose berust op het klinisch beeld in combinatie met angiografische en histologische bevestiging van vasculitis; de behandeling is primair conservatief en bestaat uit corticosteroïden in combinatie met cytotoxische geneesmiddelen als cyclofosfamide Alleen bij complicaties (perforatie) is chirurgisch het bij herhaling bij microscopische beoordeling van het urinesediment vinden van meer dan <DATUM> erytrocyten bij ###x vergroting middels dipstick is meestal wel sensitief maar slechts matig specifiek voor het bestaan van erytrocyturie en dient derhalve bij positieve uitslag altijd te worden bevestigd middels microscopische beoordeling van het immuunziekte, kan primair voorkomen (ziekte van Sjögren) of secundair (syndroom van Sjögren), namelijk bij andere aandoeningen, zoals reumatoïde artritis, lupus erythematodes disseminatus en sclerodermie; bij histopathologisch onderzoek is er een destructie van traan- en speekselklieren door een lymfocytair infiltraat; patiënten klagen over kenmerkende klachten als droge ogen (xeroftalmie), droge mond (xerostomie; met of zonder speekselklierzwelling), droge vagina en voorts over algehele malaise, hoge vermoeibaarheid en gewrichtspijnen; diagnose kenmerkende afwijkingen van het lipbiopt, verminderde traanproductie (schirmertest) en het voorkomen van bepaalde antinucleaire antistoffen; therapie hoofdzakelijk symptomatisch, met kunsttranen en kunstspeeksel; ernstigere complicaties (longen, centraal zenuwstelsel) kunnen met corticosteroïden worden vernauwing van de luchtpijp direct onder het strottenhoofd (stemspleet) chronische immuuncomplexziekte die in vrijwel alle organen kan optreden, vnl bij jonge vrouwen Naast SLE onderscheidt men twee andere subtypen van lupus erythematodes (LE), die minder ernstig zijn cutane discoïde LE (CDLE), waarbij alleen de huid is aangedaan, en lupus erythematodes subacutus (subacute LE), waarbij de huid een primaire rol speelt, maar ook autoantistoffen aantoonbaar zijn en vaak gewrichtsklachten optreden LE is een auto-immuunziekte met de vorming van antistoffen tegen zeer veel celcomponenten, m n zgn antinucleaire antilichamen (ANA’s); deze binden zich aan o a DNA, RNA en kerneiwitten; hiervan worden antilichamen tegen dubbelstrengs DNA en een RNA-eiwitcomplex SM alleen bij SLE gevonden; zij spelen daardoor een rol in de classificatie van SLE; hierbij ontstaan immuuncomplexen, die neerslaan in vaten.
616
nvmdl
voor het bestaan van erytrocyturie en dient derhalve bij positieve uitslag altijd te worden bevestigd middels microscopische beoordeling van het immuunziekte, kan primair voorkomen (ziekte van Sjögren) of secundair (syndroom van Sjögren), namelijk bij andere aandoeningen, zoals reumatoïde artritis, lupus erythematodes disseminatus en sclerodermie; bij histopathologisch onderzoek is er een destructie van traan- en speekselklieren door een lymfocytair infiltraat; patiënten klagen over kenmerkende klachten als droge ogen (xeroftalmie), droge mond (xerostomie; met of zonder speekselklierzwelling), droge vagina en voorts over algehele malaise, hoge vermoeibaarheid en gewrichtspijnen; diagnose kenmerkende afwijkingen van het lipbiopt, verminderde traanproductie (schirmertest) en het voorkomen van bepaalde antinucleaire antistoffen; therapie hoofdzakelijk symptomatisch, met kunsttranen en kunstspeeksel; ernstigere complicaties (longen, centraal zenuwstelsel) kunnen met corticosteroïden worden vernauwing van de luchtpijp direct onder het strottenhoofd (stemspleet) chronische immuuncomplexziekte die in vrijwel alle organen kan optreden, vnl bij jonge vrouwen Naast SLE onderscheidt men twee andere subtypen van lupus erythematodes (LE), die minder ernstig zijn cutane discoïde LE (CDLE), waarbij alleen de huid is aangedaan, en lupus erythematodes subacutus (subacute LE), waarbij de huid een primaire rol speelt, maar ook autoantistoffen aantoonbaar zijn en vaak gewrichtsklachten optreden LE is een auto-immuunziekte met de vorming van antistoffen tegen zeer veel celcomponenten, m n zgn antinucleaire antilichamen (ANA’s); deze binden zich aan o a DNA, RNA en kerneiwitten; hiervan worden antilichamen tegen dubbelstrengs DNA en een RNA-eiwitcomplex SM alleen bij SLE gevonden; zij spelen daardoor een rol in de classificatie van SLE; hierbij ontstaan immuuncomplexen, die neerslaan in vaten niet bekend; wel is duidelijk dat omgevingsfactoren, zoals expositie aan (zon)licht, geneesmiddelen en bepaalde overmatige vorming en afwijkende samenstelling van collageen in huidvaten, bindweefsel en interne organen door abnormaal functioneren van fibroblasten; gaat gepaard met een disfunctionerend immuunsysteem; mogelijk erfelijke predispositie; sclerose kan zowel systemisch (uitbreiding in diverse interne organen) als circumscript syn pulseless disease, aortaboogsyndroom Necrotiserende en deels granulomateuze arteriitis, gepaard gaand met reuzencellen, vooral gelokaliseerd in de thoracale aorta en de proximale segmenten van de grote hoofdhalsarteriën; komt vnl voor bij jonge vrouwen van Aziatische afkomst; kan gepaard gaan met trombose, hetgeen kan leiden tot ischemie en infarcering van de betrokken organen en weefsels; in de beginfase van de ziekte zijn de klachten weinig specifiek moeheid, koorts, gewichtsverlies en artralgieën; later kunnen ischemische klachten van armen en benen, renovasculaire hypertensie en (zelden) visusstoornissen en buikpijn ontstaan; de diagnose wordt gesteld op het angiogram waarbij focaal of diffuus spoelvormige vernauwingen van de aangetaste vaten worden gezien Ook met CT scan en MRA kan de diagnose worden gesteld en kan het ziekteproces worden vervolgd; de initiële behandeling bestaat uit hoge doses corticosteroïden; bij ca ##% van de patiënten zijn aanvullende cytotoxische geneesmiddelen als methotrexaat nodig om een complete remissie te induceren; chirurgie is voorbehouden aan patiënten bij wie de ziekte niet meer actief is maar bij wie fibrosering is opgetreden, intravasculaire vorming van een bloedstolsel (trombus) waardoor de bloedbaan verstropt raakt ontsteking van de uvea, vaak als voor iridocyclitis gebruikt; ontsteking van uvea + retina + n.
617
nvmdl
niet bekend; wel is duidelijk dat omgevingsfactoren, zoals expositie aan (zon)licht, geneesmiddelen en bepaalde overmatige vorming en afwijkende samenstelling van collageen in huidvaten, bindweefsel en interne organen door abnormaal functioneren van fibroblasten; gaat gepaard met een disfunctionerend immuunsysteem; mogelijk erfelijke predispositie; sclerose kan zowel systemisch (uitbreiding in diverse interne organen) als circumscript syn pulseless disease, aortaboogsyndroom Necrotiserende en deels granulomateuze arteriitis, gepaard gaand met reuzencellen, vooral gelokaliseerd in de thoracale aorta en de proximale segmenten van de grote hoofdhalsarteriën; komt vnl voor bij jonge vrouwen van Aziatische afkomst; kan gepaard gaan met trombose, hetgeen kan leiden tot ischemie en infarcering van de betrokken organen en weefsels; in de beginfase van de ziekte zijn de klachten weinig specifiek moeheid, koorts, gewichtsverlies en artralgieën; later kunnen ischemische klachten van armen en benen, renovasculaire hypertensie en (zelden) visusstoornissen en buikpijn ontstaan; de diagnose wordt gesteld op het angiogram waarbij focaal of diffuus spoelvormige vernauwingen van de aangetaste vaten worden gezien Ook met CT scan en MRA kan de diagnose worden gesteld en kan het ziekteproces worden vervolgd; de initiële behandeling bestaat uit hoge doses corticosteroïden; bij ca ##% van de patiënten zijn aanvullende cytotoxische geneesmiddelen als methotrexaat nodig om een complete remissie te induceren; chirurgie is voorbehouden aan patiënten bij wie de ziekte niet meer actief is maar bij wie fibrosering is opgetreden, intravasculaire vorming van een bloedstolsel (trombus) waardoor de bloedbaan verstropt raakt ontsteking van de uvea, vaak als voor iridocyclitis gebruikt; ontsteking van uvea + retina + n aandoening, gekenmerkt door ontsteking en necrose van de vaatwand; verschillende organen kunnen bij het ziekteproces betrokken zijn; verschijnselen als koorts, vermagering, glomerulonefritis en huidafwijkingen doen de diagnose vermoeden; onderverdeling in vier groepen polyarteriitis nodosa, leukocytoclastische vasculitis, vasculitis van de subcutis met secundair lobulaire panniculitis en vetcelnecrose, waarschijnlijk t g v een necrotiserende granulomateuze segmentale van de luchtwegen (neus, nasofarynx, neusbijholten, longen), gepaard gaand met haardvormige necrotiserende vasculitis van middelgrote en kleine arteriën en necrotiserende glomerulonefritis; andere additionele orgaanlokalisaties zijn de gewrichten, het middenoor, de ogen, de huid, het centraal zenuwstelsel en het hart; de aandoening kan ook alleen tot de longen beperkt blijven; de oorzaak is onbekend; de aanwezigheid van ANCA’s is niet specifiek; geschatte prevalentie #,# per ### ###; bij de aandoening is zonder behandeling snel progressief met een gemiddelde overlevingsduur van ca # mnd ; meer dan ##% overlijdt ( <LEEFTIJD> jaar; de diagnose berust op het klinisch beeld, waarbij een positieve ANCA de diagnose ondersteunt; histologische bevestiging kan worden verkregen met een biopt van een aangetast orgaan (meestal nieren, neus, longen en/of huid/spier/fascie); de behandeling is primair conservatief en bestaat uit corticosteroïden in combinatie met cytotoxische geneesmiddelen als cyclofosfamide of (bij milde vormen) methotrexaat; alleen bij Startjaar voor de zoekacties was ###, voor de P zijn in Medline de volgende zoektermen gebruikt De verzameling van set ## is vervolgens gecombineerd met termen passend bij de diverse uitgangsvragen Een uitzondering hierop vormt de aantasting van de gewrichten Hiervoor is niet de.
614
nvmdl
ontsteking en necrose van de vaatwand; verschillende organen kunnen bij het ziekteproces betrokken zijn; verschijnselen als koorts, vermagering, glomerulonefritis en huidafwijkingen doen de diagnose vermoeden; onderverdeling in vier groepen polyarteriitis nodosa, leukocytoclastische vasculitis, vasculitis van de subcutis met secundair lobulaire panniculitis en vetcelnecrose, waarschijnlijk t g v een necrotiserende granulomateuze segmentale van de luchtwegen (neus, nasofarynx, neusbijholten, longen), gepaard gaand met haardvormige necrotiserende vasculitis van middelgrote en kleine arteriën en necrotiserende glomerulonefritis; andere additionele orgaanlokalisaties zijn de gewrichten, het middenoor, de ogen, de huid, het centraal zenuwstelsel en het hart; de aandoening kan ook alleen tot de longen beperkt blijven; de oorzaak is onbekend; de aanwezigheid van ANCA’s is niet specifiek; geschatte prevalentie #,# per ### ###; bij de aandoening is zonder behandeling snel progressief met een gemiddelde overlevingsduur van ca # mnd ; meer dan ##% overlijdt ( <LEEFTIJD> jaar; de diagnose berust op het klinisch beeld, waarbij een positieve ANCA de diagnose ondersteunt; histologische bevestiging kan worden verkregen met een biopt van een aangetast orgaan (meestal nieren, neus, longen en/of huid/spier/fascie); de behandeling is primair conservatief en bestaat uit corticosteroïden in combinatie met cytotoxische geneesmiddelen als cyclofosfamide of (bij milde vormen) methotrexaat; alleen bij Startjaar voor de zoekacties was ###, voor de P zijn in Medline de volgende zoektermen gebruikt De verzameling van set ## is vervolgens gecombineerd met termen passend bij de diverse uitgangsvragen Een uitzondering hierop vormt de aantasting van de gewrichten Hiervoor is niet de Voor deze richtlijn geldt I=diagnose De inperking tot studies die over diagnose van vasculitis door de subheading diagnosis, radiology, pathology, physiopathology, cerebrospinal-fluid direct aan de trefwoorden voor vasculitis te koppelen (=P/sh); door gebruik te maken van het “diagnose filter” = verzameling van zoektermen waarmee diagnostische studies in medline kunnen worden opgespoord (=P + filter diagnose); zoeken naar de diagnostische mogelijkheden behorend bij deze klachten/symptomen van dit orgaan worden genoemd b v explode "Biopsy"/ all subheadings or explode De opsplitsing van de publicaties per orgaan(systeem) is op de volgende # manieren gebeurd Het resultaat van stap # of stap # wordt vervolgens gecombineerd met de set waarin het orgaan (incl orgaanonderdelen) in zieke resp normale toestand is gezocht b v combinatie met explode "Skin"/ all subheadings or explode "Skin-Diseases"/ all subheadings (=orgaan optie Of klachten/symptomen behorend bij het orgaan optreden b v purpura or gangrene or De resultaten zijn opgesplitst in de diverse studietypen (systematische reviews, meta-analyses, explode "Skin"/all or explode explode "Skin-Manifestations"/all or explode "Fever"/all or explode "Biopsy"/ all Kinderen Zoekfilter Child + een van de Zoekfilter child + een van de hierboven aangegeven Zoekfilter Chilld + een van de hierboven aangegeven n b indien aangegeven optie algemeen is, is inperking tot desbetreffende orgaan gerealiseerd Hiervoor werd een zoekstrategie verricht in medline vanaf ### tot <DATUM> Gezien het beperkte aantal relevante artikelen dat verkregen werd met deze search is dit aangevuld met recente literatuur; gezocht werd op de term vasculitis in combinatie met de termen artralgia,.
642
nvmdl
studies die over diagnose van vasculitis door de subheading diagnosis, radiology, pathology, physiopathology, cerebrospinal-fluid direct aan de trefwoorden voor vasculitis te koppelen (=P/sh); door gebruik te maken van het “diagnose filter” = verzameling van zoektermen waarmee diagnostische studies in medline kunnen worden opgespoord (=P + filter diagnose); zoeken naar de diagnostische mogelijkheden behorend bij deze klachten/symptomen van dit orgaan worden genoemd b v explode "Biopsy"/ all subheadings or explode De opsplitsing van de publicaties per orgaan(systeem) is op de volgende # manieren gebeurd Het resultaat van stap # of stap # wordt vervolgens gecombineerd met de set waarin het orgaan (incl orgaanonderdelen) in zieke resp normale toestand is gezocht b v combinatie met explode "Skin"/ all subheadings or explode "Skin-Diseases"/ all subheadings (=orgaan optie Of klachten/symptomen behorend bij het orgaan optreden b v purpura or gangrene or De resultaten zijn opgesplitst in de diverse studietypen (systematische reviews, meta-analyses, explode "Skin"/all or explode explode "Skin-Manifestations"/all or explode "Fever"/all or explode "Biopsy"/ all Kinderen Zoekfilter Child + een van de Zoekfilter child + een van de hierboven aangegeven Zoekfilter Chilld + een van de hierboven aangegeven n b indien aangegeven optie algemeen is, is inperking tot desbetreffende orgaan gerealiseerd Hiervoor werd een zoekstrategie verricht in medline vanaf ### tot <DATUM> Gezien het beperkte aantal relevante artikelen dat verkregen werd met deze search is dit aangevuld met recente literatuur; gezocht werd op de term vasculitis in combinatie met de termen artralgia, De zoekstrategie is op te vragen bij het CBO en is als volgt samengevat Gezocht werd vanaf ### naar de volgende zoekwoorden vasculitis, diagnose algemeen, diagnose na klachten, diagnose via biopsie, beste diagnosestudies, diagnose via immunohistochemie, cutane PAN, PAN, huid, en alle bovengenoemde klinische verschijnselen van vasculitis van de huid Hierna werden de systematische reviews geselecteerd evenals differentiele diagnose werden nog toegevoegd Gezien de grote hoeveelheid werd de zoekactie ingeperkt tot vanaf ### Na taalbeperking tot het <PERSOON> bleven ## artikelen over waarvan de abstracts door twee personen onafhankelijk van elkaar zijn beoordeeld Er is primair gezocht in Medline met de termen ‘vasculitis’ [MESH] in combinatie met ‘proteinuria’ termen ‘small vessel vasculitis’ en systemic necrotizing vasculitis’ (beide zijn geen MESH term) gezocht, echter dit leverde geen extra referenties op Uiteindelijk werd de term ‘vasculitis’ in de zoekstrategie nog vervangen door de naam van de afzonderlijke vormen van kleinevatenvasculitis, waarbij bij ‘Henoch-Schönlein purpura’ [MESH] ‘adult’ [MESH] werd toegevoegd Dit leverde een selectie van ruim ### artikelen op die verder zijn geselecteerd en voor alle deelvragen (#a, #b en #c) van dit hoofdstuk zijn gebruikt Bovendien werden de referentielijsten van artikelen die betrekking hadden op het onderwerp en voor lezing waren geselecteerd, nagelopen op verwijzingen die niet in de Er is een systematisch literatuuronderzoek gedaan naar pulmonale vasculitis met behulp van de Medline en Embase database Geselecteerd is op studies met # of meer patiënten De meeste literatuur betreft pulmonale vasculitis in het kader van primair systemische vaculitiden.
647
nvmdl
vragen bij het CBO en is als volgt samengevat Gezocht werd vanaf ### naar de volgende zoekwoorden vasculitis, diagnose algemeen, diagnose na klachten, diagnose via biopsie, beste diagnosestudies, diagnose via immunohistochemie, cutane PAN, PAN, huid, en alle bovengenoemde klinische verschijnselen van vasculitis van de huid Hierna werden de systematische reviews geselecteerd evenals differentiele diagnose werden nog toegevoegd Gezien de grote hoeveelheid werd de zoekactie ingeperkt tot vanaf ### Na taalbeperking tot het <PERSOON> bleven ## artikelen over waarvan de abstracts door twee personen onafhankelijk van elkaar zijn beoordeeld Er is primair gezocht in Medline met de termen ‘vasculitis’ [MESH] in combinatie met ‘proteinuria’ termen ‘small vessel vasculitis’ en systemic necrotizing vasculitis’ (beide zijn geen MESH term) gezocht, echter dit leverde geen extra referenties op Uiteindelijk werd de term ‘vasculitis’ in de zoekstrategie nog vervangen door de naam van de afzonderlijke vormen van kleinevatenvasculitis, waarbij bij ‘Henoch-Schönlein purpura’ [MESH] ‘adult’ [MESH] werd toegevoegd Dit leverde een selectie van ruim ### artikelen op die verder zijn geselecteerd en voor alle deelvragen (#a, #b en #c) van dit hoofdstuk zijn gebruikt Bovendien werden de referentielijsten van artikelen die betrekking hadden op het onderwerp en voor lezing waren geselecteerd, nagelopen op verwijzingen die niet in de Er is een systematisch literatuuronderzoek gedaan naar pulmonale vasculitis met behulp van de Medline en Embase database Geselecteerd is op studies met # of meer patiënten De meeste literatuur betreft pulmonale vasculitis in het kader van primair systemische vaculitiden geïsoleerde vormen van pulmonale vaculitis zijn uitermate zeldzaam en hierover is met de gestelde zoekvragen geen literatuur gevonden; wel werd informatie verzameld uit bekende reviewartikelen over Er is een systematisch literatuuronderzoek gedaan naar cerebrale vasculitis en vasculitis neuropathie met behulp van Medline gericht op symptomatologie (zie bijlage) Daarnaast zijn de referentielijsten van gevonden artikelen en bekende monografieën over dit onderwerp (JW Schmidley, Central Nervous System Angiitis, ### Butterworth Heinemann en <PERSOON> and the Nervous System, Neurologic Clinics November ###) doorzocht op relevante artikelen Geselecteerd is op (kleine) series patiënten met geïsoleerde vasculitis van het centrale of perifere zenuwstelsel Bewust zijn patiënten met systemische vasculitis voor deze vraag uitgesloten om symptomen die het gevolg zijn van systemische ziekteactiviteit of metabole complicaties van een systemische vasculitis uit te sluiten Single case reports zijn weggelaten omdat die vaak bedoeld zijn om juist ongewone of bijzondere aspecten van een patiënt met vasculitis van het zenuwstelsel te belichten Dit zou teveel de nadruk op In oktober ### werd een systematische search gedaan op het CBO, aangevuld met een recente search via Pubmed Gezocht werd vanaf ###, in <PERSOON> taal Daarbij werden de volgende zoekwoorden gebruikt vasculitis, children, eye, skin, ear, nose, throat, pulmonary, neurologic, kidney, met bij iedere categorie een onderverdeling in symptoms en differential diagnosis koorts, ##,#% myalgie, ##% huidinvolvement, ##,#% palp purpura, ##,#% nodi, #,#% urtic beeld, #% livedo, #% papels, Overall prev ##,# per ## ### Biopsie.
658
nvmdl
geïsoleerde vormen van pulmonale vaculitis zijn uitermate zeldzaam en hierover is met de gestelde zoekvragen geen literatuur gevonden; wel werd informatie verzameld uit bekende reviewartikelen over Er is een systematisch literatuuronderzoek gedaan naar cerebrale vasculitis en vasculitis neuropathie met behulp van Medline gericht op symptomatologie (zie bijlage) Daarnaast zijn de referentielijsten van gevonden artikelen en bekende monografieën over dit onderwerp (JW Schmidley, Central Nervous System Angiitis, ### Butterworth Heinemann en <PERSOON> and the Nervous System, Neurologic Clinics November ###) doorzocht op relevante artikelen Geselecteerd is op (kleine) series patiënten met geïsoleerde vasculitis van het centrale of perifere zenuwstelsel Bewust zijn patiënten met systemische vasculitis voor deze vraag uitgesloten om symptomen die het gevolg zijn van systemische ziekteactiviteit of metabole complicaties van een systemische vasculitis uit te sluiten Single case reports zijn weggelaten omdat die vaak bedoeld zijn om juist ongewone of bijzondere aspecten van een patiënt met vasculitis van het zenuwstelsel te belichten Dit zou teveel de nadruk op In oktober ### werd een systematische search gedaan op het CBO, aangevuld met een recente search via Pubmed Gezocht werd vanaf ###, in <PERSOON> taal Daarbij werden de volgende zoekwoorden gebruikt vasculitis, children, eye, skin, ear, nose, throat, pulmonary, neurologic, kidney, met bij iedere categorie een onderverdeling in symptoms en differential diagnosis koorts, ##,#% myalgie, ##% huidinvolvement, ##,#% palp purpura, ##,#% nodi, #,#% urtic beeld, #% livedo, #% papels, Overall prev ##,# per ## ### Biopsie dan ##,#% koorts, ##,#% mononeuritis multiplex, ##,#% arthalgieën, ##,#% myalgieën, ##,#% hypertensie, ##,#% long involvement, ##,#% hartproblemen, overleving ##% (#jr) Ther met steroiden+ sympt huidafw bij # #xpurpura, #xnodi, #% macula/erytheem, ##% opp ulceratie Vaker bij gegeneraliseerde Wegener ery’s, perivasc lymfohist infiltraat, en afwezigheid fibrinoïde necrose Bij # (#%) # ptn bact inf (#,#%), # bact geen spec bevindingen Meest ptn geen AST ↑ Syst PAN ontstond niet (followup #, # jr) Beloop was lang maar with few syst compl and good outcome ##-## jr Geen uniek/uniform klin beeld bij start small vessel of medium/large vessel of beide; systemisch of geïsoleerd; primair of secundair klinisch beeld, histopathologisch beeld, waarde diagnostiek, effect therapie, anders Evidence tabel vasculitis, pathologie van de huid (#) Evidence tabel vasculitis, pathologie van de huid (#) Evidence tabel huidvasculitis en systemische betrokkenheid (n v = niet vermeld) Bij ##% oorzaak of associatie, bij ##% syst betrokkenheid Als oorzaak/ associatie gezien Hep C ##%, Hep B #%, andere infecties #%, medicijnen #,#%, maligniteiten ##%, bindweefselziekte #,#%, Behçet #%, reum ziekte #,#%, essentiele mixed cryoglobulinemie #,#%, IBD #,#%, restgroep #% Paresthesieën, koorts en afwezigheid van pijnlijke laesies risicofactoren voor syst betrokkenheid, cryo’s, arthralgieën en normale temp risicofactoren voor chronisch beloop ()#maanden) Mort #,#% ANCA bij ##%, cryo’s bij ##,#% Syst.
778
nvmdl
koorts, ##,#% mononeuritis multiplex, ##,#% arthalgieën, ##,#% myalgieën, ##,#% hypertensie, ##,#% long involvement, ##,#% hartproblemen, overleving ##% (#jr) Ther met steroiden+ sympt huidafw bij # #xpurpura, #xnodi, #% macula/erytheem, ##% opp ulceratie Vaker bij gegeneraliseerde Wegener ery’s, perivasc lymfohist infiltraat, en afwezigheid fibrinoïde necrose Bij # (#%) # ptn bact inf (#,#%), # bact geen spec bevindingen Meest ptn geen AST ↑ Syst PAN ontstond niet (followup #, # jr) Beloop was lang maar with few syst compl and good outcome ##-## jr Geen uniek/uniform klin beeld bij start small vessel of medium/large vessel of beide; systemisch of geïsoleerd; primair of secundair klinisch beeld, histopathologisch beeld, waarde diagnostiek, effect therapie, anders Evidence tabel vasculitis, pathologie van de huid (#) Evidence tabel vasculitis, pathologie van de huid (#) Evidence tabel huidvasculitis en systemische betrokkenheid (n v = niet vermeld) Bij ##% oorzaak of associatie, bij ##% syst betrokkenheid Als oorzaak/ associatie gezien Hep C ##%, Hep B #%, andere infecties #%, medicijnen #,#%, maligniteiten ##%, bindweefselziekte #,#%, Behçet #%, reum ziekte #,#%, essentiele mixed cryoglobulinemie #,#%, IBD #,#%, restgroep #% Paresthesieën, koorts en afwezigheid van pijnlijke laesies risicofactoren voor syst betrokkenheid, cryo’s, arthralgieën en normale temp risicofactoren voor chronisch beloop ()#maanden) Mort #,#% ANCA bij ##%, cryo’s bij ##,#% Syst huidefflorescenties met aan- of afwezigheid van syst vasc Correlatie PA met klinische ernst en beloop onderzocht, ernstige histopathoC logie correleerde met klinische ernst van de huidziekte, echter grote variatie, echter niet met interne vasc betrokkenheid Tevens milde histologie bij urticariële laesies Etiologie bij ##/## duidelijk (##%) SLE #%, RA #%, medica-tie ##%, hypergammaglobulinemie #%, HSP #%, colonca #%, darmbypasssyndroom #%, sarcoïdose #%, Sjögren #% Bij ##/## geen oorzaak gevonden ##% (SLE #% van totaal, Wegener #%, Behcet #%, PAN #,#%, RA #,#%), infecties #,#%, HSP #,#%, medicatie #%, med of infectie #%, maligniteit #%, ##% idiopathisch (hierbij ook HSP gerekend), ##% kon uitlokkende factor maligniteit #%, PAN #%, SLE #%, Sjögren #%, cryoglobulinemie #%, factor medicatie ##%, bact inf #%, virale inf #% Vasc die hist diep in <INSTELLING>/ sc weefsel doorgaat geassocieerd met systemische ziekte, bij ptn met laag complement was infiltraat vnl granulocyten en meer geassocieerd met systemische ziekte Lab toonde verhoogde BSE bij ##%, proteïnurie bij ##%, IgG en IgM in biopt bij SLE, IgA in biopt bij HSP ##% had een systemische ziekte of uitlokkende factor, ##% niet Oorzaken waren SLE #%, Sjögren #,#%, Wegener #%, RA #%, maligniteit of premaligniteit #%, infectie #%, adult onset Still #%, seroneg RA#%, medicatie Bij ##% geen oorzaak of onderliggend lijden, bij ##% wel ##% onderliggende bindweefselaandoening, bij #% maligniteit, bij ##% infectie, bij #% medicatie ##%, gi tract ##%, nier ##%, zenuwstelsel ##%, long #%, oog #%, KNO #% Prim vasc.
915
nvmdl
PA met klinische ernst en beloop onderzocht, ernstige histopathoC logie correleerde met klinische ernst van de huidziekte, echter grote variatie, echter niet met interne vasc betrokkenheid Tevens milde histologie bij urticariële laesies Etiologie bij ##/## duidelijk (##%) SLE #%, RA #%, medica-tie ##%, hypergammaglobulinemie #%, HSP #%, colonca #%, darmbypasssyndroom #%, sarcoïdose #%, Sjögren #% Bij ##/## geen oorzaak gevonden ##% (SLE #% van totaal, Wegener #%, Behcet #%, PAN #,#%, RA #,#%), infecties #,#%, HSP #,#%, medicatie #%, med of infectie #%, maligniteit #%, ##% idiopathisch (hierbij ook HSP gerekend), ##% kon uitlokkende factor maligniteit #%, PAN #%, SLE #%, Sjögren #%, cryoglobulinemie #%, factor medicatie ##%, bact inf #%, virale inf #% Vasc die hist diep in <INSTELLING>/ sc weefsel doorgaat geassocieerd met systemische ziekte, bij ptn met laag complement was infiltraat vnl granulocyten en meer geassocieerd met systemische ziekte Lab toonde verhoogde BSE bij ##%, proteïnurie bij ##%, IgG en IgM in biopt bij SLE, IgA in biopt bij HSP ##% had een systemische ziekte of uitlokkende factor, ##% niet Oorzaken waren SLE #%, Sjögren #,#%, Wegener #%, RA #%, maligniteit of premaligniteit #%, infectie #%, adult onset Still #%, seroneg RA#%, medicatie Bij ##% geen oorzaak of onderliggend lijden, bij ##% wel ##% onderliggende bindweefselaandoening, bij #% maligniteit, bij ##% infectie, bij #% medicatie ##%, gi tract ##%, nier ##%, zenuwstelsel ##%, long #%, oog #%, KNO #% Prim vasc Hiervan was bij volw ##% HSV, ##% HSP, #,#% ess mixed cryogl; bij kinderen ##% HSP, ##% HSV Syst Vasc niet gevonden bij kinderen, wel bij ##,#% volw (PAN ##%, Wegener #,#%, Churg-Strauss #,#%) Sec vasc werd gezien bij a)bindweefselaandoeningen bij kinderen (SLE #,#%), bij volw SLE #,#%, Sjögren #,#%, RA #,#%, samen #,#%; b) andere reumatische aandoeningen bij volwassenen maligniteiten alleen bij volw #,#%;d) bact inf systemisch alleen bij volw #,#% Primaire vasculitis bij ##%, waarvan ##% HSV, ##% HSP, #% PAN, #% Wegener, #% Churg Strauss Sec vasc bij ##%, waarvan a) reumatische ziekten ##% (RA ##%, SLE #%, Ess Mixed Cryogl #%, Sjögren #%, Behçet #%, rel polych #,#%, Syst Sclerose #,#%, Bechterew #,#%), en b) overig ##% Bij ##% vasc patiënten geen oorzaak gevonden Bij ##% wel bindweefselaandoening ##%, syst vasc ##%, gemengde afwijkingen zoals Idiopathische vasc bij ##-##%, infectie ##-##%, inflammatoire ziekte ##-##%, Evidence tabel ziekte van Wegener gegevens van nierbetrokkenheid bij diagnose nierbiopsie bewezen in ## van ## (rest alleen sediments en/of functieafwijkingen); in # patiënten (##%) het initiële symptoom/verschijnsel Evidence tabel microscopische polyangiitis gegevens van nierbetrokkenheid bij diagnose patiënten met bovenste en/of onderste luchtwegen symptomen compatibel met de ziekte van Wegener maar zonder bewijzende biopsie zijn geïncludeerd als microscopische patiënten met tot de nier beperkte pauci-immuun vasculitis/glomerulonefritis (‘renal limited vasculitis’) zijn apart vermeld.
928
nvmdl
##% HSV, ##% HSP, #,#% ess mixed cryogl; bij kinderen ##% HSP, ##% HSV Syst Vasc niet gevonden bij kinderen, wel bij ##,#% volw (PAN ##%, Wegener #,#%, Churg-Strauss #,#%) Sec vasc werd gezien bij a)bindweefselaandoeningen bij kinderen (SLE #,#%), bij volw SLE #,#%, Sjögren #,#%, RA #,#%, samen #,#%; b) andere reumatische aandoeningen bij volwassenen maligniteiten alleen bij volw #,#%;d) bact inf systemisch alleen bij volw #,#% Primaire vasculitis bij ##%, waarvan ##% HSV, ##% HSP, #% PAN, #% Wegener, #% Churg Strauss Sec vasc bij ##%, waarvan a) reumatische ziekten ##% (RA ##%, SLE #%, Ess Mixed Cryogl #%, Sjögren #%, Behçet #%, rel polych #,#%, Syst Sclerose #,#%, Bechterew #,#%), en b) overig ##% Bij ##% vasc patiënten geen oorzaak gevonden Bij ##% wel bindweefselaandoening ##%, syst vasc ##%, gemengde afwijkingen zoals Idiopathische vasc bij ##-##%, infectie ##-##%, inflammatoire ziekte ##-##%, Evidence tabel ziekte van Wegener gegevens van nierbetrokkenheid bij diagnose nierbiopsie bewezen in ## van ## (rest alleen sediments en/of functieafwijkingen); in # patiënten (##%) het initiële symptoom/verschijnsel Evidence tabel microscopische polyangiitis gegevens van nierbetrokkenheid bij diagnose patiënten met bovenste en/of onderste luchtwegen symptomen compatibel met de ziekte van Wegener maar zonder bewijzende biopsie zijn geïncludeerd als microscopische patiënten met tot de nier beperkte pauci-immuun vasculitis/glomerulonefritis (‘renal limited vasculitis’) zijn apart vermeld Details worden maar ten dele vermeld, de oorspronkelijke publicaties zijn niet ingezien # patiënt presenteerde zich met een nefrotisch syndroom Evidence-tabel essentiële cryoglobulinaemie gegevens van nierbetrokkenheid bij diagnose # patiënten (##%) presenteerden zich met een nefrotisch syndroom # patiënten (##%) presenteerden zich met proteïnurie in de nefrotische range () #,# g/##h) studie wel geïncludeerd ondanks dat geselecteerd is op nierbetrokkenheid (derhalve ###%) i v m duidelijke beschrijving renale verschijnselen en onderverdeling in diverse groepen en het niet beschikbaar zijn van veel andere studies ## patiënten (##%) presenteerden zich met nefrotisch syndroom Evidence-tabel voorkomen van verschillende vormen van primaire kleine vaten vasculitis in series/registraties uit van nierbiopten bij volwassenen met voor zover mogelijk vermelding van klinische indicatie voor het verrichten van een nierbiopsie betreft microscopische of macroscopische hematurie en/of proteïnurie zonder nierfunctiestoornissen of tekenen van nefrotisch syndroom onderscheid tussen kinderen en volwassenen niet te maken in het artikel inclusief IgA nefropathie, onderscheid met henoch-schönleinpurpurawordt in het artikel niet gemaakt Evidence tabel vasculitis als oorzaak van acute nierinsufficiëntie in prospectieve/retrospectieve observationele studies ) ### µmol/l stijging en/of ) ### µmol/l # maanden Evidence tabel asymptomatische hematurie met of zonder proteïnurie en normale nierfunctie studies uitgevoerd met of vrijwel alleen data urologische of nefrologische evaluatie; derhalve zowel selectie als diagnostische bias sterk aanwezig bij ## van ### werd een nierbiopsie verricht; derhalve ##% hematurie zonder proteïnurie # van ### (#,#%); hematurie met proteïnurie ## van ### (##,#%) Niet meegenomen studies (i v m onvoldoende data/detail) <PERSOON> DN et al JAMA ###; ### ###-#.
831
nvmdl
met een nefrotisch syndroom Evidence-tabel essentiële cryoglobulinaemie gegevens van nierbetrokkenheid bij diagnose # patiënten (##%) presenteerden zich met een nefrotisch syndroom # patiënten (##%) presenteerden zich met proteïnurie in de nefrotische range () #,# g/##h) studie wel geïncludeerd ondanks dat geselecteerd is op nierbetrokkenheid (derhalve ###%) i v m duidelijke beschrijving renale verschijnselen en onderverdeling in diverse groepen en het niet beschikbaar zijn van veel andere studies ## patiënten (##%) presenteerden zich met nefrotisch syndroom Evidence-tabel voorkomen van verschillende vormen van primaire kleine vaten vasculitis in series/registraties uit van nierbiopten bij volwassenen met voor zover mogelijk vermelding van klinische indicatie voor het verrichten van een nierbiopsie betreft microscopische of macroscopische hematurie en/of proteïnurie zonder nierfunctiestoornissen of tekenen van nefrotisch syndroom onderscheid tussen kinderen en volwassenen niet te maken in het artikel inclusief IgA nefropathie, onderscheid met henoch-schönleinpurpurawordt in het artikel niet gemaakt Evidence tabel vasculitis als oorzaak van acute nierinsufficiëntie in prospectieve/retrospectieve observationele studies ) ### µmol/l stijging en/of ) ### µmol/l # maanden Evidence tabel asymptomatische hematurie met of zonder proteïnurie en normale nierfunctie studies uitgevoerd met of vrijwel alleen data urologische of nefrologische evaluatie; derhalve zowel selectie als diagnostische bias sterk aanwezig bij ## van ### werd een nierbiopsie verricht; derhalve ##% hematurie zonder proteïnurie # van ### (#,#%); hematurie met proteïnurie ## van ### (##,#%) Niet meegenomen studies (i v m onvoldoende data/detail) <PERSOON> DN et al JAMA ###; ### #<DATUM> met voor zover mogelijk vermelding van klinische indicatie voor het verichten van een nierbiopsie Studies niet geïncludeerd voor het genereren van data over frequenties van primaire kleine vaten vasculitis in series van nierbiopten Gesualdo L et al Kidney Int ###; ## ###-# and adnexal WG), Orbital and adnexal disease ?, Optic Sympt orbita massa, epiphora, orbita pijn, diplopie ##,#% man, ##,#% vrouw, ##,#% eerst systeem dan oog, #,#% eerst oog dan systeem, #,#% oog en systeem, ##% ## alleen orbit, # ptn ook sinuspathologie Presenting #x NIII, nIV palsy, #x nIII palsy, #xnIv+nVI palsy, #x conjunctival involvement, pos orbital imaging, neg ANCA, neg nIV, nVI palsy, good visual prog en ischaemische vasc (sudden onset, neg conjunctival involvement, neg orbital imaging, pos ANCA), occasional nIV, nVI eyelid edema, visusverlies, involvement ductus nasolacrimalis (#L, #C), episcleritis (#L, #C), scleritis (#L, #C), dry nasolacrimalis obstructie, proptosis, oogspieren, n opticus, Evidence tabel overzicht diverse oogheelkundige ontstekingen als uitingsvorm van vasculitis roodvrij licht, diepe episclerale vernauwen, verbleken laesie fotofobie, tranen, trabeculitis (hoge episcleraal oedeem zelden oppervlakkige druk geel met roodvrij licht, diepe vernauwen, sclerale vaten ablatio, soms begeleidende uveïtis of papiloedeem, cotton wool spots Diagnose op basis van PA is biopt of obductie; Ang is angiografie zonder weefseldiagnose Reviews beschrijven vooral eerder gepubliceerde single case reports RS = retrospectieve series; RCR = review case reports NSVN nonsystemic vasculitic neuropathy (geïsoleerde vasculitis van het PZS); biopsie zenuwbiopsie klin en lab data, behandeling en outcome kind met HSP Sympt debuut.
739
nvmdl
Studies niet geïncludeerd voor het genereren van data over frequenties van primaire kleine vaten vasculitis in series van nierbiopten Gesualdo L et al Kidney Int ###; ## ###-# and adnexal WG), Orbital and adnexal disease ?, Optic Sympt orbita massa, epiphora, orbita pijn, diplopie ##,#% man, ##,#% vrouw, ##,#% eerst systeem dan oog, #,#% eerst oog dan systeem, #,#% oog en systeem, ##% ## alleen orbit, # ptn ook sinuspathologie Presenting #x NIII, nIV palsy, #x nIII palsy, #xnIv+nVI palsy, #x conjunctival involvement, pos orbital imaging, neg ANCA, neg nIV, nVI palsy, good visual prog en ischaemische vasc (sudden onset, neg conjunctival involvement, neg orbital imaging, pos ANCA), occasional nIV, nVI eyelid edema, visusverlies, involvement ductus nasolacrimalis (#L, #C), episcleritis (#L, #C), scleritis (#L, #C), dry nasolacrimalis obstructie, proptosis, oogspieren, n opticus, Evidence tabel overzicht diverse oogheelkundige ontstekingen als uitingsvorm van vasculitis roodvrij licht, diepe episclerale vernauwen, verbleken laesie fotofobie, tranen, trabeculitis (hoge episcleraal oedeem zelden oppervlakkige druk geel met roodvrij licht, diepe vernauwen, sclerale vaten ablatio, soms begeleidende uveïtis of papiloedeem, cotton wool spots Diagnose op basis van PA is biopt of obductie; Ang is angiografie zonder weefseldiagnose Reviews beschrijven vooral eerder gepubliceerde single case reports RS = retrospectieve series; RCR = review case reports NSVN nonsystemic vasculitic neuropathy (geïsoleerde vasculitis van het PZS); biopsie zenuwbiopsie klin en lab data, behandeling en outcome kind met HSP Sympt debuut <PERSOON> geven een verhoogd risico voor renale ## ptn ##,# % Diagnose HSP volgens ACR ##,#%, volgens CHCC ##% ## Slechts ## voldeden aan beide sets criteria (China) Bij kinderen meer buikpijn en minder betrokkenheid van de HSP Henoch Schönlein purpura, Gemodificeerde HSP criteria, volgens <PERSOON> OE onderste extremiteiten, #) Palpabele purpura, #) Buikpijn, #) GI bloeding, #) Hematurie, #) Leeftijd( op MRI, bilaterale of distale vaatstenose bij cPACNS = primary angiitis of the central nervous system of childhood MR = magnetic resonance imaging, MRA MR angiography, CA = conventional angiography Biopten ## patiënten <DATUM> tot Lage luchtwegklachten, afw op C ogen ##%, CZS #%, huid #%, musculoskeletaal ##%, #x zo vaak nasale BLWI = bovenste luchtwegen, CZS = centraal zenuwstelsel, SGS = subglottische stenose Studie <PERSOON> et al vormt een onderdeel van de meta-analyse van <PERSOON> et al, waarbij <PERSOON> et al niet alleen nieuwe patiënten, maar ook historische patiënten heeft Studie van <PERSOON> Tervaert et al betreft met name een specificiteit-studie gericht op afwezigheid van Elastase-ANCA bij AAV *** Chapel Hill classificatie is beschreven door Jennette et al, ### Het ontwikkelen van een richtlijn biedt door de systematische zoekacties inzicht in welke lacunes in kennis over het onderwerp er nog zijn Dit biedt een goede gelegenheid om aan te geven voor welke deelonderwerpen nader wetenschappelijk onderzoek zou moeten plaatsvinden Dit vormt een van de ingrediënten voor het bepalen van een onderzoeksagenda voor de komende jaren met betrekking tot vasculitis.
720
nvmdl
voor renale ## ptn ##,# % Diagnose HSP volgens ACR ##,#%, volgens CHCC ##% ## Slechts ## voldeden aan beide sets criteria (China) Bij kinderen meer buikpijn en minder betrokkenheid van de HSP Henoch Schönlein purpura, Gemodificeerde HSP criteria, volgens <PERSOON> OE onderste extremiteiten, #) Palpabele purpura, #) Buikpijn, #) GI bloeding, #) Hematurie, #) Leeftijd( op MRI, bilaterale of distale vaatstenose bij cPACNS = primary angiitis of the central nervous system of childhood MR = magnetic resonance imaging, MRA MR angiography, CA = conventional angiography Biopten ## patiënten <DATUM> tot Lage luchtwegklachten, afw op C ogen ##%, CZS #%, huid #%, musculoskeletaal ##%, #x zo vaak nasale BLWI = bovenste luchtwegen, CZS = centraal zenuwstelsel, SGS = subglottische stenose Studie <PERSOON> et al vormt een onderdeel van de meta-analyse van <PERSOON> et al, waarbij <PERSOON> et al niet alleen nieuwe patiënten, maar ook historische patiënten heeft Studie van <PERSOON> Tervaert et al betreft met name een specificiteit-studie gericht op afwezigheid van Elastase-ANCA bij AAV *** Chapel Hill classificatie is beschreven door Jennette et al, ### Het ontwikkelen van een richtlijn biedt door de systematische zoekacties inzicht in welke lacunes in kennis over het onderwerp er nog zijn Dit biedt een goede gelegenheid om aan te geven voor welke deelonderwerpen nader wetenschappelijk onderzoek zou moeten plaatsvinden Dit vormt een van de ingrediënten voor het bepalen van een onderzoeksagenda voor de komende jaren met betrekking tot vasculitis In deze richtlijn worden antwoorden gegeven op vragen betreffende Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak? Welke systemische klachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de orgaanvasculitis?; Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de systemische vasculitis?) Een aantal vragen in deze richtlijn bleken met bestaande literatuur redelijk tot goed te beantwoorden te zijn, maar er waren toch ook relatief veel vragen waarbij de antwoorden op niveau # ‘bleven steken’ Dit zij potentiële onderwerpen voor de onderzoeksagenda voor de komende jaren Er zijn dan ook nog vrij veel terreinen waar nog onvoldoende kennis van is om definitieve, gestructureerde aanbevelingen te doen Al deze gebieden komen voor nader onderzoek in aanmerking De werkgroep Vasculitis heeft tijdens het ontwikkelen van de richtlijn vastgesteld dat er lacunes in In hoeverre is het wenselijk dat patiënten met kleinevatenvasculitis begeleid in of in Wat is de rol van de histologie bij het stellen van de diagnose kleinevatenvasculitis; Moeten patiënten bij wie klinische verdenking bestaat op vasculitis getest worden op ANCA? En andersom indien er geen klinische verdenking op vasculitis is hoeft er dan ook niet op ANCA te Wat is de beste wijze van follow-up bij het vervolgen van patiënten? Moet een gestructureerde anamnese worden afgenomen, alsmede een gestructureerd onderzoek worden verricht? Waaruit bestaat het laboratoriumonderzoek (ANCA, nierfunctie, urinesediment en aantal leukocyten?) en Wat is de betrouwbaarheid van de voorgestelde stroomdiagrammen voor het stellen van de.
642
nvmdl
Afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten, <INSTELLING>, <LOCATIE> Gastro-oesofageale refluxziekte (GORZ) is een zeer frequent voorkomende aandoening die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van symptomen van gastro-oesofageale reflux en/of de aanwezigheid van mucosale schade in de distale slokdarm De diagnostiek en behandeling van GORZ spelen zich voor het grootste deel af in de eerstelijns gezondheidszorg De ter beschikking staande therapie in de vorm van H #-receptorantagonisten en protonpompremmers is zo effectief en kent zo weinig bijwerkingen dat slechts in een klein deel van de gevallen tot verwijzing naar een MDL-arts behoeft te worden besloten Wanneer een patiënt met (vermoede) GORZ naar een MDL-arts wordt verwezen is dit meestal omdat het resultaat van de medicamenteuze therapie als teleurstellend wordt ervaren Op de geraadpleegde MDL-arts rust de taak vast stellen of de diagnose GORZ juist is, te analyseren waarom het effect van de behandeling teleurstellend was en, indien mogelijk, een meer effectieve behandeling in te stellen (#) Deze richtlijn beoogt een leidraad te verschaffen voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met (vermoede) GORZ in de praktijk van de MDL-arts Het beleid bij Barrettmetaplasie zal buiten beschouwing worden gelaten Gastro-oesofageale reflux, ofwel het terugstromen van maaginhoud in de slokdarm, is een fysiologisch verschijnsel Volgens de Montreal definitie (Tabel #) is er sprake van gastrooesofageale refluxziekte (GORZ) indien gastro-oesofageale reflux hinderlijke symptomen en/of mucosale schade veroorzaakt (#) GORZ komt wereldwijd veel voor, met name in de Westerse wereld Een overzicht van ## artikelen over ### patiënten laat zien dat ##% van de bevolking maandelijks zuurbranden ervaart, ##% wekelijks, en #% dagelijks ( (#) Hoewel er geen relatie bestaat tussen de prevalentie van GORZ en geslacht, worden voor bij mannen (#; #) Ook asymptomatische oesofagitis komt frequent voor Een Zweeds cohortonderzoek toont dat ##% van de patiënten met oesofagitis geen refluxsymptomen heeft (#) De oorzaak van GORZ is multifactorieel Er is enerzijds een toegenomen hoeveelheid gastro-oesofageale reflux en anderzijds vaak een afgenomen verdediging tegen reflux Verder speelt overgevoeligheid met een verhoogde perceptie van gastro-oesofageale Het belangrijkste verdedigingsmechanisme tegen gastro-oesofageale reflux is het sfinctercomplex ter hoogte van de slokdarm-maag-overgang De onderste slokdarmsfincter en het rechter crus van het diafragma vormen respectievelijk het intrinsieke en extrinsieke deel van de anti-refluxbarrière De tonische druk in dit gebied wordt met name veroorzaakt door de intrinsieke onderste slokdarmsfincter (lower oesophageal sphincter; LOS) en drukstijging tijdens inspiratie en tijdens intra-abdominale drukverhogende momenten wordt veroorzaakt door contracties van het diafragma Een tonische druk is nodig omdat de druk in de maag hoger is dan de druk in de slokdarm (#; #) Een hiatushernia (hernia hiatus oesophagei) komt voor bij ##-##% van de patiënten met GORZ (###) Hierbij bestaat er een verwijding van de hiatus oesophageus in het diafragma en een versoepeling van het freno-oesofageale ligament waardoor een deel van de maag in de thorax hernieert Dientengevolge zijn de intrinsieke en extrinsieke sfincter van elkaar gescheiden met een verlaging van de druk ter hoogte van de anti-refluxbarrière als gevolg.
622
nvmdl
dat ##% van de bevolking maandelijks zuurbranden ervaart, ##% wekelijks, en #% dagelijks ( (#) Hoewel er geen relatie bestaat tussen de prevalentie van GORZ en geslacht, worden voor bij mannen (#; #) Ook asymptomatische oesofagitis komt frequent voor Een Zweeds cohortonderzoek toont dat ##% van de patiënten met oesofagitis geen refluxsymptomen heeft (#) De oorzaak van GORZ is multifactorieel Er is enerzijds een toegenomen hoeveelheid gastro-oesofageale reflux en anderzijds vaak een afgenomen verdediging tegen reflux Verder speelt overgevoeligheid met een verhoogde perceptie van gastro-oesofageale Het belangrijkste verdedigingsmechanisme tegen gastro-oesofageale reflux is het sfinctercomplex ter hoogte van de slokdarm-maag-overgang De onderste slokdarmsfincter en het rechter crus van het diafragma vormen respectievelijk het intrinsieke en extrinsieke deel van de anti-refluxbarrière De tonische druk in dit gebied wordt met name veroorzaakt door de intrinsieke onderste slokdarmsfincter (lower oesophageal sphincter; LOS) en drukstijging tijdens inspiratie en tijdens intra-abdominale drukverhogende momenten wordt veroorzaakt door contracties van het diafragma Een tonische druk is nodig omdat de druk in de maag hoger is dan de druk in de slokdarm (#; #) Een hiatushernia (hernia hiatus oesophagei) komt voor bij ##-##% van de patiënten met GORZ (###) Hierbij bestaat er een verwijding van de hiatus oesophageus in het diafragma en een versoepeling van het freno-oesofageale ligament waardoor een deel van de maag in de thorax hernieert Dientengevolge zijn de intrinsieke en extrinsieke sfincter van elkaar gescheiden met een verlaging van de druk ter hoogte van de anti-refluxbarrière als gevolg Behalve door een lage basale LOS-druk kan reflux ook ontstaan tijdens transiënte relaxatie van de onderste slokdarmsfincter (TLOSR), tijdens een slik-geïnduceerde daling van de LOS-druk, of tijdens een verhoging van de druk in het abdomen Een TLOSR is een vagaal gemediëerde reflex aangestuurd vanuit de hersenstam Na distensie van de maag, meestal ten gevolge van de inname van een maaltijd, stijgt het aantal TLOSRs significant (##; ##) Zowel bij GORZ-patiënten als bij gezonden gaat het merendeel van de TLOSRs gepaard met reflux die gasvormig, gemengd gasvormig-vloeibaar of vloeibaar is (##) TLOSRs zijn een fysiologisch verschijnsel, met als doel de maag te ontluchten Dit mechanisme kan ook bij gezonde personen leiden tot kleine hoeveelheden reflux, met name postprandiaal Het aantal TLOSRs is niet verhoogd bij patiënten met GORZ, het percentage TLOSRs dat is geassocieerd met zure reflux echter wel (##) Hierdoor is de zuurexpositie bij patiënten met GORZ groter Bij gezonde vrijwilligers en GORZpatiënten zonder hiatus-hernia wordt ##-##% van de refluxepisoden veroorzaakt door een TLOSR (##-##) Bij patiënten met een hernia kan reflux ook ontstaan tijdens normale Andere factoren die een rol spelen bij het ontstaan van GORZ zijn een verminderde klaring van de slokdarm door ineffectieve slokdarmperistaltiek, verminderde buffering van maagzuur door afgenomen speekselproductie, verhoogde permeabiliteit van de slokdarmmucosa en een toegenomen productie van maagzuur (#; ##-##) De mate van schade aan het slokdarmepitheel is groter indien het refluxaat naast maagzuur ook pepsine of gal bevat (##).
631
nvmdl
door een lage basale LOS-druk kan reflux ook ontstaan tijdens transiënte relaxatie van de onderste slokdarmsfincter (TLOSR), tijdens een slik-geïnduceerde daling van de LOS-druk, of tijdens een verhoging van de druk in het abdomen Een TLOSR is een vagaal gemediëerde reflex aangestuurd vanuit de hersenstam Na distensie van de maag, meestal ten gevolge van de inname van een maaltijd, stijgt het aantal TLOSRs significant (##; ##) Zowel bij GORZ-patiënten als bij gezonden gaat het merendeel van de TLOSRs gepaard met reflux die gasvormig, gemengd gasvormig-vloeibaar of vloeibaar is (##) TLOSRs zijn een fysiologisch verschijnsel, met als doel de maag te ontluchten Dit mechanisme kan ook bij gezonde personen leiden tot kleine hoeveelheden reflux, met name postprandiaal Het aantal TLOSRs is niet verhoogd bij patiënten met GORZ, het percentage TLOSRs dat is geassocieerd met zure reflux echter wel (##) Hierdoor is de zuurexpositie bij patiënten met GORZ groter Bij gezonde vrijwilligers en GORZpatiënten zonder hiatus-hernia wordt ##-##% van de refluxepisoden veroorzaakt door een TLOSR (##-##) Bij patiënten met een hernia kan reflux ook ontstaan tijdens normale Andere factoren die een rol spelen bij het ontstaan van GORZ zijn een verminderde klaring van de slokdarm door ineffectieve slokdarmperistaltiek, verminderde buffering van maagzuur door afgenomen speekselproductie, verhoogde permeabiliteit van de slokdarmmucosa en een toegenomen productie van maagzuur (#; ##-##) De mate van schade aan het slokdarmepitheel is groter indien het refluxaat naast maagzuur ook pepsine of gal bevat (##) maaglediging en LOS-druk kunnen bijdragen aan het ontstaan van reflux (##) Patiënten met GORZ hebben naast een toegenomen hoeveelheid reflux vaak ook een refluxepisoden wordt vooral gevonden bij patiënten bij wie geen afwijkingen worden zo overgevoelig voor reflux dat zij hevige symptomen ervaren terwijl de zuurexpositie van De meest voorkomende symptomen van GORZ zijn zuurbranden (pyrosis), regurgitatie en dysfagie Pyrosis wordt gekenmerkt door een pijnlijk of brandend gevoel retrosternaal dat kan ontstaan in epigastrio en dat kan uitstralen tussen de schouderbladen Pyrosis treedt met name op na de maaltijd, tijdens inspanning, en in liggende positie Het drinken van water of het nemen van antacida kan het symptoom vaak tijdelijk verlichten Pyrosis kan interfereren met de dagelijkse activiteiten en indien het symptoom vaker dan drie keer per week optreedt, kan het de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden (##) Hoewel er een relatie is aangetoond tussen de frequentie waarmee pyrosis optreedt en de mate van oesofagitis en van zuurexpositie, is deze relatie bij patiënten met Barrett-epitheel en Regurgitatie is het terugstromen van zure maaginhoud tot in de farynx zonder dat een patiënt daarbij misselijk is of kokhalst Voorover bukken of opboeren kan regurgitatie Dysfagie wordt, in mindere of meerdere mate, door ##% van de GORZ-patiënten ervaren (##) Dysfagie bij GORZ kan veroorzaakt worden door een peptische stenose, een Schatzki-ring, oesofagitis of peristaltische dysfunctie Minder vaak treden globus, odynofagie en speekselvloed op Globus is de sensatie dat er „een brok in de keel‟ zit Odynofagie is pijn tijdens het passeren van voedsel.
616
nvmdl
(##) Patiënten met GORZ hebben naast een toegenomen hoeveelheid reflux vaak ook een refluxepisoden wordt vooral gevonden bij patiënten bij wie geen afwijkingen worden zo overgevoelig voor reflux dat zij hevige symptomen ervaren terwijl de zuurexpositie van De meest voorkomende symptomen van GORZ zijn zuurbranden (pyrosis), regurgitatie en dysfagie Pyrosis wordt gekenmerkt door een pijnlijk of brandend gevoel retrosternaal dat kan ontstaan in epigastrio en dat kan uitstralen tussen de schouderbladen Pyrosis treedt met name op na de maaltijd, tijdens inspanning, en in liggende positie Het drinken van water of het nemen van antacida kan het symptoom vaak tijdelijk verlichten Pyrosis kan interfereren met de dagelijkse activiteiten en indien het symptoom vaker dan drie keer per week optreedt, kan het de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden (##) Hoewel er een relatie is aangetoond tussen de frequentie waarmee pyrosis optreedt en de mate van oesofagitis en van zuurexpositie, is deze relatie bij patiënten met Barrett-epitheel en Regurgitatie is het terugstromen van zure maaginhoud tot in de farynx zonder dat een patiënt daarbij misselijk is of kokhalst Voorover bukken of opboeren kan regurgitatie Dysfagie wordt, in mindere of meerdere mate, door ##% van de GORZ-patiënten ervaren (##) Dysfagie bij GORZ kan veroorzaakt worden door een peptische stenose, een Schatzki-ring, oesofagitis of peristaltische dysfunctie Minder vaak treden globus, odynofagie en speekselvloed op Globus is de sensatie dat er „een brok in de keel‟ zit Odynofagie is pijn tijdens het passeren van voedsel CMV, herpes) of een notenkrakerslokdarm dan bij GORZ Speekselvloed (“hartwater‟) is een vagale reflex die uitgelokt kan worden door de aanwezigheid van zuur Patiënten met pijn op de borst zonder tekenen van cardiale ischemie hebben „non-cardiac chest pain‟ (NCCP) Onderliggende oorzaken voor NCCP kunnen GORZ, een abnormale slokdarmmotoriek of viscerale hypersensitiviteit zijn (##) Het merendeel van de NCCPpatiënten heeft een normale slokdarmmotoriek en indien de slokdarmmotoriek abnormaal is, zoals bij slokdarmspasmen of een notenkrakerslokdarm, is de correlatie met symptomen slecht (##) Pathologische reflux komt daarentegen wel veel voor bij patiënten met NCCP en in een aantal studies is een goede associatie tussen NCCP en het voorkomen van pathologische reflux aangetoond (##; ##) In een meta-analyse van placebo-gecontroleerde studies waarin patiënten met NCCP gerandomiseerd werden voor behandeling met een PPI ofwel placebo werd een significant betere klachtenreductie gevonden bij gebruik van PPI dan bij gebruik van placebo (##) Diverse andere klachten en afwijkingen zoals chronische heesheid, larynxoedeem en erytheem, ulceratie van de stembanden, en stembandgranulomata zijn in verband gebracht met GORZ Een causaal verband met reflux is bij deze aandoening echter zelden met zekerheid vast te stellen Weliswaar is aangetoond dat patiënten met refluxoesofagitis twee maal zo vaak laryngitis hebben als patiënten zonder oesofagitis, maar meerkanaals pH-studies leveren geen bewijs dat laryngeale manifestaties van GORZ worden Ook de associatie tussen het optreden van astma en GORZ is omstreden In een grote case-control studie is aangetoond dat pyrosis en regurgitatie significant vaker voorkomen.
594
nvmdl
bij GORZ Speekselvloed (“hartwater‟) is een vagale reflex die uitgelokt kan worden door de aanwezigheid van zuur Patiënten met pijn op de borst zonder tekenen van cardiale ischemie hebben „non-cardiac chest pain‟ (NCCP) Onderliggende oorzaken voor NCCP kunnen GORZ, een abnormale slokdarmmotoriek of viscerale hypersensitiviteit zijn (##) Het merendeel van de NCCPpatiënten heeft een normale slokdarmmotoriek en indien de slokdarmmotoriek abnormaal is, zoals bij slokdarmspasmen of een notenkrakerslokdarm, is de correlatie met symptomen slecht (##) Pathologische reflux komt daarentegen wel veel voor bij patiënten met NCCP en in een aantal studies is een goede associatie tussen NCCP en het voorkomen van pathologische reflux aangetoond (##; ##) In een meta-analyse van placebo-gecontroleerde studies waarin patiënten met NCCP gerandomiseerd werden voor behandeling met een PPI ofwel placebo werd een significant betere klachtenreductie gevonden bij gebruik van PPI dan bij gebruik van placebo (##) Diverse andere klachten en afwijkingen zoals chronische heesheid, larynxoedeem en erytheem, ulceratie van de stembanden, en stembandgranulomata zijn in verband gebracht met GORZ Een causaal verband met reflux is bij deze aandoening echter zelden met zekerheid vast te stellen Weliswaar is aangetoond dat patiënten met refluxoesofagitis twee maal zo vaak laryngitis hebben als patiënten zonder oesofagitis, maar meerkanaals pH-studies leveren geen bewijs dat laryngeale manifestaties van GORZ worden Ook de associatie tussen het optreden van astma en GORZ is omstreden In een grote case-control studie is aangetoond dat pyrosis en regurgitatie significant vaker voorkomen dat pathologische zuurblootstelling van de distale oesofagus vaak voorkomt bij astmatici (##-##) Een duidelijke relatie tussen oesofageale zuurblootstelling en longfunctie werd echter niet gevonden (##; ##) Wel is aangetoond dat respiratoire symptomen van astmatici afnemen wanneer GORZ, indien aanwezig, wordt behandeld (##; ##) Een groot recent onderzoek toonde aan dat er geen effect op astmaklachten is bij patienten die De prevalentie van chronisch hoesten bij patiënten met GORZ varieert tussen de ##% en ##% Het merendeel van deze patiënten heeft geen typische refluxklachten Hoesten als uiting van GORZ kan veroorzaakt worden door microaspiratie of door stimulatie van zenuwuiteinden in de slokdarm door zure reflux die vervolgens het hoestcentrum stimuleren Verschillende pH-metrie-studies hebben een relatie tussen gastrooesofageale reflux en hoesten aangetoond (##; ##) GORZ heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven Patiënten met GORZ ondervinden significant vaker onderbrekingen van de nachtrust, van het werk en van sociale activiteiten In een onderzoek bij patiënten met langer bestaande refluxklachten () # maanden), werden een lagere kwaliteit van leven, een verminderd algeheel welbevinden, een lagere vitaliteit en een frequenter voorkomen van depressie gevonden (##) Patiënten met refluxsymptomen hebben een lager algeheel welbevinden dan patiënten met diabetes mellitus of hypertensie (##) De kwaliteit van leven verbetert aanzienlijk na succesvolle Volgens de Montreal definitie is er sprake van GORZ wanneer er sprake is van hinderlijke symptomen en/of mucosale schade welke veroorzaakt is door gastro-oesofageale reflux (#) Er is echter niet één enkele test waarmee men beide aspecten kan evalueren.
620
nvmdl
(##-##) Een duidelijke relatie tussen oesofageale zuurblootstelling en longfunctie werd echter niet gevonden (##; ##) Wel is aangetoond dat respiratoire symptomen van astmatici afnemen wanneer GORZ, indien aanwezig, wordt behandeld (##; ##) Een groot recent onderzoek toonde aan dat er geen effect op astmaklachten is bij patienten die De prevalentie van chronisch hoesten bij patiënten met GORZ varieert tussen de ##% en ##% Het merendeel van deze patiënten heeft geen typische refluxklachten Hoesten als uiting van GORZ kan veroorzaakt worden door microaspiratie of door stimulatie van zenuwuiteinden in de slokdarm door zure reflux die vervolgens het hoestcentrum stimuleren Verschillende pH-metrie-studies hebben een relatie tussen gastrooesofageale reflux en hoesten aangetoond (##; ##) GORZ heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven Patiënten met GORZ ondervinden significant vaker onderbrekingen van de nachtrust, van het werk en van sociale activiteiten In een onderzoek bij patiënten met langer bestaande refluxklachten () # maanden), werden een lagere kwaliteit van leven, een verminderd algeheel welbevinden, een lagere vitaliteit en een frequenter voorkomen van depressie gevonden (##) Patiënten met refluxsymptomen hebben een lager algeheel welbevinden dan patiënten met diabetes mellitus of hypertensie (##) De kwaliteit van leven verbetert aanzienlijk na succesvolle Volgens de Montreal definitie is er sprake van GORZ wanneer er sprake is van hinderlijke symptomen en/of mucosale schade welke veroorzaakt is door gastro-oesofageale reflux (#) Er is echter niet één enkele test waarmee men beide aspecten kan evalueren In de loop van de jaren zijn verschillende vragenlijsten ontwikkeld met als doel meer zekerheid te bieden bij het stellen van de diagnose GORZ Doorgaans bevatten deze vragenlijsten vragen over de aard van de klachten (brandend, aanvalsgewijs), lokalisatie deze vragenlijsten goed gevalideerd zijn, reproduceerbare resultaten opleveren en goed correleren met kwaliteit van leven, resulteren ze niet in verbetering van de diagnostiek Bij een PPI-test krijgt de patiënt gedurende een korte periode een behandeling met een PPI Wanneer tijdens deze periode een afname van de klachten van tenminste ##% optreedt, is de test positief Een symptomatische respons op zuurremming komt echter niet alleen voor bij refluxziekte maar ook bij ulcuslijden en functionele dyspepsie Ook kan het placebo-effect in belangrijke mate meespelen in de gerapporteerde vermindering van klachten De positief voorspellende waarde van de PPI-test is dan ook niet erg hoog voor de aanwezigheid van oesofagitis (# ##-# ##) of voor de aanwezigheid van een positieve relatie tussen symptomen en refluxepisodes (# ##-# ##) (##-##) Daarnaast kan de test vals-negatief zijn vanwege een te korte behandelingsduur, een gebrek aan therapietrouw of De PPI-test is met name populair in de eerste lijn Voor gebruik in de tweede lijn wordt de PPI-test vaak minder geschikt geacht, vanwege haar lage specificiteit en vanwege het feit dat de meeste patiënten al een behandeling met een PPI achter de rug hebben, met Endoscopie is in de tweede lijn de meest gebruikte diagnostische test om refluxziekte vast te stellen en andere oorzaken van de symptomen uit te sluiten.
620
nvmdl
vragenlijsten ontwikkeld met als doel meer zekerheid te bieden bij het stellen van de diagnose GORZ Doorgaans bevatten deze vragenlijsten vragen over de aard van de klachten (brandend, aanvalsgewijs), lokalisatie deze vragenlijsten goed gevalideerd zijn, reproduceerbare resultaten opleveren en goed correleren met kwaliteit van leven, resulteren ze niet in verbetering van de diagnostiek Bij een PPI-test krijgt de patiënt gedurende een korte periode een behandeling met een PPI Wanneer tijdens deze periode een afname van de klachten van tenminste ##% optreedt, is de test positief Een symptomatische respons op zuurremming komt echter niet alleen voor bij refluxziekte maar ook bij ulcuslijden en functionele dyspepsie Ook kan het placebo-effect in belangrijke mate meespelen in de gerapporteerde vermindering van klachten De positief voorspellende waarde van de PPI-test is dan ook niet erg hoog voor de aanwezigheid van oesofagitis (# ##-# ##) of voor de aanwezigheid van een positieve relatie tussen symptomen en refluxepisodes (# ##-# ##) (##-##) Daarnaast kan de test vals-negatief zijn vanwege een te korte behandelingsduur, een gebrek aan therapietrouw of De PPI-test is met name populair in de eerste lijn Voor gebruik in de tweede lijn wordt de PPI-test vaak minder geschikt geacht, vanwege haar lage specificiteit en vanwege het feit dat de meeste patiënten al een behandeling met een PPI achter de rug hebben, met Endoscopie is in de tweede lijn de meest gebruikte diagnostische test om refluxziekte vast te stellen en andere oorzaken van de symptomen uit te sluiten voor GORZ Tevens kan de ernst van de mucosale schade in een graad worden uitgedrukt Dit gebeurt tegenwoordig bij voorkeur met behulp van de <PERSOON> Angeles Classificatie (Tabel #) (##) Voorts kunnen complicaties van refluxziekte, zoals een aanwezigheid van een hiatus-hernia is wel predisponerend voor refluxziekte maar niet bewijzend Een irregulaire z-lijn en een erythemateuze mucosa suggereren een hoge zuurexpositie van het slijmvlies maar zijn niet specifiek, zijn onderhevig aan een hoge interobservervariabiliteit en bewijzen niet dat de symptomen van patiënt door reflux worden correleert met het voorkomen van gastro-oesofageale reflux maar kan niet worden gebruikt om de diagnose GORZ te stellen (##) Wanneer tot endoscopie wordt besloten, verdient het aanbeveling om deze te verrichten na het gedurende enkele weken gestaakt zijn van zuursecretieremmende therapie, omdat dan de ernst van de oesofagitis mede van en chromoendoscopie zijn tot dusver teleurstellend omdat geen verbetering ten opzichte Bij de meerderheid van patiënten met refluxziekte worden geen afwijkingen gevonden tijdens endoscopie, mede dankzij het feit dat voorafgaand aan de gastroscopie reeds is gestart met zuurremmende medicatie De afwezigheid van mucosale laesies sluit Een ambulante ##-uurs refluxmeting wordt gewoonlijk uitgevoerd met een katheter met pH-gevoelige sensor die in de slokdarm wordt geplaatst en een recorder waarin de gegevens in gedigitaliseerde vorm worden opgeslagen De katheter wordt transnasaal geplaatst De meest nauwkeurige manier om de lokalisatie van de onderste slokdarmsfincter vast te stellen is met behulp van een slokdarmmanometrie Doorgaans staakt de patiënt zijn zuurremmende medicatie tenminste # dagen tevoren zodat de meting de situatie zonder medicatie weergeeft.
588
nvmdl
van de mucosale schade in een graad worden uitgedrukt Dit gebeurt tegenwoordig bij voorkeur met behulp van de <PERSOON> Angeles Classificatie (Tabel #) (##) Voorts kunnen complicaties van refluxziekte, zoals een aanwezigheid van een hiatus-hernia is wel predisponerend voor refluxziekte maar niet bewijzend Een irregulaire z-lijn en een erythemateuze mucosa suggereren een hoge zuurexpositie van het slijmvlies maar zijn niet specifiek, zijn onderhevig aan een hoge interobservervariabiliteit en bewijzen niet dat de symptomen van patiënt door reflux worden correleert met het voorkomen van gastro-oesofageale reflux maar kan niet worden gebruikt om de diagnose GORZ te stellen (##) Wanneer tot endoscopie wordt besloten, verdient het aanbeveling om deze te verrichten na het gedurende enkele weken gestaakt zijn van zuursecretieremmende therapie, omdat dan de ernst van de oesofagitis mede van en chromoendoscopie zijn tot dusver teleurstellend omdat geen verbetering ten opzichte Bij de meerderheid van patiënten met refluxziekte worden geen afwijkingen gevonden tijdens endoscopie, mede dankzij het feit dat voorafgaand aan de gastroscopie reeds is gestart met zuurremmende medicatie De afwezigheid van mucosale laesies sluit Een ambulante ##-uurs refluxmeting wordt gewoonlijk uitgevoerd met een katheter met pH-gevoelige sensor die in de slokdarm wordt geplaatst en een recorder waarin de gegevens in gedigitaliseerde vorm worden opgeslagen De katheter wordt transnasaal geplaatst De meest nauwkeurige manier om de lokalisatie van de onderste slokdarmsfincter vast te stellen is met behulp van een slokdarmmanometrie Doorgaans staakt de patiënt zijn zuurremmende medicatie tenminste # dagen tevoren zodat de meting de situatie zonder medicatie weergeeft patiënt alle symptoomepisoden moet aangeven door op de hiervoor bestemde knop te drukken en/of de aard en het tijdstip van de klacht moet noteren in een symptomendagboekje Met behulp van een ambulante refluxmeting kan de frequentie en de duur van de refluxepisoden worden gemeten Het belangrijkste aspect is echter te analyseren of er een temporele relatie bestaat tussen het vóórkomen van episoden van gastro-oesofageale reflux en symptomen, waarbij een venster van # minuten wordt gehanteerd ( Om de relatie tussen de symptomen en refluxepisoden numeriek uit te drukken werden symptoomassociatie-indices ontwikkeld De Symptoom Index (SI) is het percentage van het totale aantal symptomen dat gerelateerd is aan refluxepisoden (##) De SI is positief wanneer zij groter is dan ##% De Symptom Association Probability (SAP) drukt op statistische wijze de relatie uit tussen het voorkomen van symptomen en refluxepisoden (##) De SAP is positief wanneer zij groter is dan ##% Een positieve relatie tussen refluxepisoden en klachten, uitgedrukt door een positieve SI en SAP, is reproduceerbaar Met een pH-meting kunnen uitsluitend zure refluxepisodes worden gedetecteerd (nadir pH ( #) Echter, refluxepisodes met een nadir pH boven de # kunnen ook symptomen veroorzaken zoals oprispingen en brandend maagzuur (##; ##) Deze niet-zure refluxepisodes worden doorgaans opgedeeld in zwak-zure reflux (pH tussen # en #) en zwakalkalische reflux (pH boven de #) (##) Tijdens behandeling met een PPI vermindert het totaal aantal refluxepisoden niet maar worden de refluxepisoden minder zuur Tijdens.
589
nvmdl
alle symptoomepisoden moet aangeven door op de hiervoor bestemde knop te drukken en/of de aard en het tijdstip van de klacht moet noteren in een symptomendagboekje Met behulp van een ambulante refluxmeting kan de frequentie en de duur van de refluxepisoden worden gemeten Het belangrijkste aspect is echter te analyseren of er een temporele relatie bestaat tussen het vóórkomen van episoden van gastro-oesofageale reflux en symptomen, waarbij een venster van # minuten wordt gehanteerd ( Om de relatie tussen de symptomen en refluxepisoden numeriek uit te drukken werden symptoomassociatie-indices ontwikkeld De Symptoom Index (SI) is het percentage van het totale aantal symptomen dat gerelateerd is aan refluxepisoden (##) De SI is positief wanneer zij groter is dan ##% De Symptom Association Probability (SAP) drukt op statistische wijze de relatie uit tussen het voorkomen van symptomen en refluxepisoden (##) De SAP is positief wanneer zij groter is dan ##% Een positieve relatie tussen refluxepisoden en klachten, uitgedrukt door een positieve SI en SAP, is reproduceerbaar Met een pH-meting kunnen uitsluitend zure refluxepisodes worden gedetecteerd (nadir pH ( #) Echter, refluxepisodes met een nadir pH boven de # kunnen ook symptomen veroorzaken zoals oprispingen en brandend maagzuur (##; ##) Deze niet-zure refluxepisodes worden doorgaans opgedeeld in zwak-zure reflux (pH tussen # en #) en zwakalkalische reflux (pH boven de #) (##) Tijdens behandeling met een PPI vermindert het totaal aantal refluxepisoden niet maar worden de refluxepisoden minder zuur Tijdens Een pH-impedantiemeting geeft een hogere diagnostische opbrengst vergeleken met een meting van alleen de pH, maar de toegevoegde waarde van impedantiemeting bij patiënten Recentelijk is een techniek ontwikkeld waarmee de pH in de slokdarm langdurig kan worden gemeten zonder dat er een katheter in de slokdarm moet blijven tijdens de meting (Bravo®) Een capsule wordt endoscopisch aangebracht op de slokdarmmucosa en deze zendt signalen naar een draagbare datarecorder (##) Deze techniek heeft niet het ongemak van een transnasale katheter en daarom kan de meting worden verlengd tot meerdere dagen Dit leidt tot een hogere diagnostische opbrengst vergeleken met de ##uurs pH-meting met katheter, voornamelijk omdat de kans groter is dat de patiënt zijn typische symptomen ervaart tijdens de meting (##) Het gebruik van draadloze pH-meting wordt beperkt door de aanzienlijk hogere kosten van deze techniek Een lage rustdruk van de onderste slokdarmsfincter en een verminderde slokdarmperistaltiek worden frequent gevonden bij patiënten met GORZ maar hebben geen diagnostische waarde Slokdarmmanometrie kan dus niet worden gebruikt om de diagnose GORZ te stellen maar is wel geïndiceerd wanneer er differentiaal diagnostisch wordt verricht om betrouwbaar de bovengrens van de onderste slokdarmsfincter vast te stellen Een manometrie is ook nuttig om ernstige motiliteitsstoornissen uit te sluiten wanneer Histologische bevindingen bij refluxziekte zijn geëlongeerde papillen, meestal langer dan <DATUM> lengte van basaalmembraan tot lumen, en een hyperplasie van de basale cellaag (##; ##) Ook werden verwijde intercellulaire ruimten tussen de epitheelcellen beschreven en deze bevinding is gerelateerd aan toegenomen mucosale permeabiliteit (##).
597
nvmdl
met een meting van alleen de pH, maar de toegevoegde waarde van impedantiemeting bij patiënten Recentelijk is een techniek ontwikkeld waarmee de pH in de slokdarm langdurig kan worden gemeten zonder dat er een katheter in de slokdarm moet blijven tijdens de meting (Bravo®) Een capsule wordt endoscopisch aangebracht op de slokdarmmucosa en deze zendt signalen naar een draagbare datarecorder (##) Deze techniek heeft niet het ongemak van een transnasale katheter en daarom kan de meting worden verlengd tot meerdere dagen Dit leidt tot een hogere diagnostische opbrengst vergeleken met de ##uurs pH-meting met katheter, voornamelijk omdat de kans groter is dat de patiënt zijn typische symptomen ervaart tijdens de meting (##) Het gebruik van draadloze pH-meting wordt beperkt door de aanzienlijk hogere kosten van deze techniek Een lage rustdruk van de onderste slokdarmsfincter en een verminderde slokdarmperistaltiek worden frequent gevonden bij patiënten met GORZ maar hebben geen diagnostische waarde Slokdarmmanometrie kan dus niet worden gebruikt om de diagnose GORZ te stellen maar is wel geïndiceerd wanneer er differentiaal diagnostisch wordt verricht om betrouwbaar de bovengrens van de onderste slokdarmsfincter vast te stellen Een manometrie is ook nuttig om ernstige motiliteitsstoornissen uit te sluiten wanneer Histologische bevindingen bij refluxziekte zijn geëlongeerde papillen, meestal langer dan <DATUM> lengte van basaalmembraan tot lumen, en een hyperplasie van de basale cellaag (##; ##) Ook werden verwijde intercellulaire ruimten tussen de epitheelcellen beschreven en deze bevinding is gerelateerd aan toegenomen mucosale permeabiliteit (##) Een grote variatie tussen verschillende beoordelaars, een lage sensitiviteit en een lage specificiteit beperken de waarde van histologie als diagnostisch hulpmiddel bij refluxziekte in hoge mate Er is dan ook geen plaats voor het nemen van slokdarmbiopten bij de diagnostiek van refluxziekte Biopteren is wel geïndiceerd wanneer er twijfel is over de etiologie van de oesofagitis en/of wanneer een infectieuze oorzaak dient te worden Een aanzienlijk deel van de patiënten die zich presenteert bij de MDL-arts vanwege veronderstelde refluxziekte blijkt de ziekte uiteindelijk niet te hebben Wanneer typisch zuurbranden aanwezig is en er geen aanwijzingen worden gevonden dat gastro-oesofageale reflux de oorzaak is van de klachten, kan de patiënt voldoen aan de <PERSOON> III criteria voor functioneel zuurbranden (##) Er moet worden gedacht aan functionele dyspepsie wanneer klachten als een vol gevoel, misselijkheid en een vervelend gevoel in epigastrio overheersen Het ruminatie-syndroom wordt gekenmerkte door het spontaan omhoogkomen van maaginhoud, waarbij geen sprake is van overgeven Rumineren gebeurt meestal tijdens of direct na de maaltijd, in tegenstelling tot reflux en is een gedragsstoornis Aerofagie of overmatig boeren is ook een gedragsstoornis die niet met refluxziekte dient te worden verward (##) Hierbij zuigen of duwen patiënten lucht in de slokdarm die zij direct weer opboeren, soms in zeer hoge frequenties Bij oesofagitis meer proximaal in de slokdarm dienen infectieuze oorzaken zoals CMV, candida en herpes in overweging te worden genomen, vooral bij de immuungecompromiteerde patiënt Eosinofiele oesofagitis is een vermoedelijk allergische ontsteking van de slokdarm die zich ook mid-oesofageaal en proximaal bevindt.
576
nvmdl
en een lage specificiteit beperken de waarde van histologie als diagnostisch hulpmiddel bij refluxziekte in hoge mate Er is dan ook geen plaats voor het nemen van slokdarmbiopten bij de diagnostiek van refluxziekte Biopteren is wel geïndiceerd wanneer er twijfel is over de etiologie van de oesofagitis en/of wanneer een infectieuze oorzaak dient te worden Een aanzienlijk deel van de patiënten die zich presenteert bij de MDL-arts vanwege veronderstelde refluxziekte blijkt de ziekte uiteindelijk niet te hebben Wanneer typisch zuurbranden aanwezig is en er geen aanwijzingen worden gevonden dat gastro-oesofageale reflux de oorzaak is van de klachten, kan de patiënt voldoen aan de <PERSOON> III criteria voor functioneel zuurbranden (##) Er moet worden gedacht aan functionele dyspepsie wanneer klachten als een vol gevoel, misselijkheid en een vervelend gevoel in epigastrio overheersen Het ruminatie-syndroom wordt gekenmerkte door het spontaan omhoogkomen van maaginhoud, waarbij geen sprake is van overgeven Rumineren gebeurt meestal tijdens of direct na de maaltijd, in tegenstelling tot reflux en is een gedragsstoornis Aerofagie of overmatig boeren is ook een gedragsstoornis die niet met refluxziekte dient te worden verward (##) Hierbij zuigen of duwen patiënten lucht in de slokdarm die zij direct weer opboeren, soms in zeer hoge frequenties Bij oesofagitis meer proximaal in de slokdarm dienen infectieuze oorzaken zoals CMV, candida en herpes in overweging te worden genomen, vooral bij de immuungecompromiteerde patiënt Eosinofiele oesofagitis is een vermoedelijk allergische ontsteking van de slokdarm die zich ook mid-oesofageaal en proximaal bevindt oorzaak van de oesofagitis dienen biopten mid-oesofageaal te worden genomen Een solitair ulcus in de slokdarm kan worden veroorzaakt door stase van een tablet (piloesofagitis) Een ulcererend slokdarmcarcinoom kan ook retrosternale brandende pijn veroorzaken Deze afwijking zal vrijwel altijd tijdens endoscopie worden herkend Tenslotte worden motiliteitsstoornissen van de slokdarm soms aangezien voor GORZ Diffuse slokdarmspasmen, een notenkrakerslokdarm en achalasie kunnen behalve pijn en dysfagie ook zuurbranden veroorzaken Wanneer men slokdarmmotiliteitsstoornissen De eerste stap in de behandeling van refluxziekte is dikwijls het geven van leefadviezen, zoals gewichtsreductie, het stoppen met roken en het ophogen van het hoofduiteinde van het bed Het vermijden van koffie, sinasappelsap, alcohol, zoutrijke voeding en volumineuze maaltijden voor het gaan liggen wordt ook frequent geadviseerd (##; ##) Echter, het effect van deze maatregelen is nooit systematisch onderzocht en bij de meerderheid van de patiënten die de tweede lijn consulteert zijn deze maatregelen niet afdoende en is Antacida worden in de eerste lijn nog steeds veel gebruikt bij de behandeling van refluxziekte Deze medicijnen werken door directe neutralisatie van maagzuur Het nadeel van deze middelen is de korte werkingsduur waardoor frequente inname nodig is Door de aanwezigheid van magnesium in sommige van deze producten kan diarree ontstaan en obstipatie door de aanwezigheid van aluminium in andere Bij patiënten met nierinsufficiëntie dient men alert te zijn op het gebruik van deze middelen in verband met aluminium- en magnesiumstapeling Alginaten vormen een viskeuze laag op de maaginhoud en zouden zo het aantal refluxepisoden verminderen.
559
nvmdl
dienen biopten mid-oesofageaal te worden genomen Een solitair ulcus in de slokdarm kan worden veroorzaakt door stase van een tablet (piloesofagitis) Een ulcererend slokdarmcarcinoom kan ook retrosternale brandende pijn veroorzaken Deze afwijking zal vrijwel altijd tijdens endoscopie worden herkend Tenslotte worden motiliteitsstoornissen van de slokdarm soms aangezien voor GORZ Diffuse slokdarmspasmen, een notenkrakerslokdarm en achalasie kunnen behalve pijn en dysfagie ook zuurbranden veroorzaken Wanneer men slokdarmmotiliteitsstoornissen De eerste stap in de behandeling van refluxziekte is dikwijls het geven van leefadviezen, zoals gewichtsreductie, het stoppen met roken en het ophogen van het hoofduiteinde van het bed Het vermijden van koffie, sinasappelsap, alcohol, zoutrijke voeding en volumineuze maaltijden voor het gaan liggen wordt ook frequent geadviseerd (##; ##) Echter, het effect van deze maatregelen is nooit systematisch onderzocht en bij de meerderheid van de patiënten die de tweede lijn consulteert zijn deze maatregelen niet afdoende en is Antacida worden in de eerste lijn nog steeds veel gebruikt bij de behandeling van refluxziekte Deze medicijnen werken door directe neutralisatie van maagzuur Het nadeel van deze middelen is de korte werkingsduur waardoor frequente inname nodig is Door de aanwezigheid van magnesium in sommige van deze producten kan diarree ontstaan en obstipatie door de aanwezigheid van aluminium in andere Bij patiënten met nierinsufficiëntie dient men alert te zijn op het gebruik van deze middelen in verband met aluminium- en magnesiumstapeling Alginaten vormen een viskeuze laag op de maaginhoud en zouden zo het aantal refluxepisoden verminderen worden tegenwoordig nauwelijks meer voorgeschreven voor deze indicatie H #RA‟s zouden kunnen worden gebruikt als „on demand‟ behandeling van milde refluxsymptomen Gezien het optreden van tachyfylaxie zijn H#RA‟s niet geschikt voor onderhoudsbehandeling van refluxziekte H#RA‟s zijn veilig maar er dient rekening te worden gehouden met de inhibitie van het cytochroom P### systeem door cimetidine waardoor er interacties ontstaan met het metabolisme van andere farmaca Toevoeging van een H#RA voor de nacht in aanvulling op PPI-therapie kan leiden tot een kortdurende afname van nachtelijke refluxklachten maar wordt vanwege het kortdurende effect niet refluxziekte (Tabel #) PPI‟s zijn veel effectiever dan H#RA‟s in het bereiken van symptomatische remissie en eenmaal daagse toediening van een PPI resulteert in mucosale genezing bij ##-##% van de patiënten na # weken behandeling (##; ##) Gebruik van PPI‟s is veilig, ook op de lange termijn en tijdens de zwangerschap De medicamenteuze achloorhydrie kan wel leiden tot verminderde effectiviteit van ijzertherapie Discutabel is een mogelijk verhoogd risico op osteoporose, luchtweginfecties en bacteriële gastroenteritis (##) Bij Helicobacter pylori-positieve patiënten is langdurig PPI-gebruik geassocieerd met een langdurige pangastritis en atrofische gastritis welke mogelijk een verhoogd risico zou geven op het ontwikkelen van dysplasie en maagcarcinoom (##; ##) Om deze reden adviseren sommigen Helicobacter-eradicatie wanneer langdurige PPItherapie geïndiceerd is (##) De angst op een verhoogde kans op slokdarmkanker bij Bij de ruime meerderheid van de patiënten die een hoge dosis PPI gebruiken voor refluxziekte is het mogelijk om de dosis terug te brengen naar éénmaal daags standaarddosering (##).
608
nvmdl
nauwelijks meer voorgeschreven voor deze indicatie H #RA‟s zouden kunnen worden gebruikt als „on demand‟ behandeling van milde refluxsymptomen Gezien het optreden van tachyfylaxie zijn H#RA‟s niet geschikt voor onderhoudsbehandeling van refluxziekte H#RA‟s zijn veilig maar er dient rekening te worden gehouden met de inhibitie van het cytochroom P### systeem door cimetidine waardoor er interacties ontstaan met het metabolisme van andere farmaca Toevoeging van een H#RA voor de nacht in aanvulling op PPI-therapie kan leiden tot een kortdurende afname van nachtelijke refluxklachten maar wordt vanwege het kortdurende effect niet refluxziekte (Tabel #) PPI‟s zijn veel effectiever dan H#RA‟s in het bereiken van symptomatische remissie en eenmaal daagse toediening van een PPI resulteert in mucosale genezing bij ##-##% van de patiënten na # weken behandeling (##; ##) Gebruik van PPI‟s is veilig, ook op de lange termijn en tijdens de zwangerschap De medicamenteuze achloorhydrie kan wel leiden tot verminderde effectiviteit van ijzertherapie Discutabel is een mogelijk verhoogd risico op osteoporose, luchtweginfecties en bacteriële gastroenteritis (##) Bij Helicobacter pylori-positieve patiënten is langdurig PPI-gebruik geassocieerd met een langdurige pangastritis en atrofische gastritis welke mogelijk een verhoogd risico zou geven op het ontwikkelen van dysplasie en maagcarcinoom (##; ##) Om deze reden adviseren sommigen Helicobacter-eradicatie wanneer langdurige PPItherapie geïndiceerd is (##) De angst op een verhoogde kans op slokdarmkanker bij Bij de ruime meerderheid van de patiënten die een hoge dosis PPI gebruiken voor refluxziekte is het mogelijk om de dosis terug te brengen naar éénmaal daags standaarddosering (##) opnieuw klachten en/of oesofagitis ontwikkelen binnen # tot ## maanden (##) Recente gegevens ondersteunen de toepassing van het zogenaamde “on-demand” gebruik van PPI‟s bij patiënten met niet-erosieve refluxziekte (##) On-demand gebruik van PPI‟s is niet geschikt voor patiënten met ernstigere oesofagitis (LA graad C en D) omdat dit beleid bij deze patiënten vaak leidt tot recidieven Continue onderhoudsbehandeling is ook aange- wezen bij patiënten met Barrett-metaplasie waarbij het doel is om de kans op ontwikkeling van dysplasie en kanker te verlagen Het effect op zuurremming is groter bij het gebruik van twee maal daags een lage dosis PPI dan bij eenmaal daags een hoge dosering In de meeste gevallen zal een gangbare generieke PPI voldoen, maar in individuele gevallen kunnen er moverende redenen zijn om te kiezen voor een specifieke PPI In theorie zou een prokineticum een goede behandeling kunnen zijn voor refluxziekte, door versnelde maaglediging en een verbeterde klaring van refluxaat in de slokdarm Van de huidige prokinetica, domperidon en metoclopramide, is echter nooit aangetoond dat zij werkzaam zijn voor de behandeling van refluxziekte (###) Cisapride was dit wel, maar dit Omdat refluxziekte niet ontstaat door overmatige zuurproductie in de maag maar het resultaat is van het overmatig terugstromen van maaginhoud naar de slokdarm en/of overgevoeligheid van de slokdarm lijkt het zinvol medicijnen te ontwikkelen die hierop ingrijpen De meeste reflux ontstaat tijdens de transiënte onderste slokdarmsfincterrelaxatie (TLOSR) Deze via de nervus vagus verlopende reflex kan farmacologisch worden geremd, onder andere met de GABAB-receptor-agonist baclofen.
634
nvmdl
opnieuw klachten en/of oesofagitis ontwikkelen binnen # tot ## maanden (##) Recente gegevens ondersteunen de toepassing van het zogenaamde “on-demand” gebruik van PPI‟s bij patiënten met niet-erosieve refluxziekte (##) On-demand gebruik van PPI‟s is niet geschikt voor patiënten met ernstigere oesofagitis (LA graad C en D) omdat dit beleid bij deze patiënten vaak leidt tot recidieven Continue onderhoudsbehandeling is ook aange- wezen bij patiënten met Barrett-metaplasie waarbij het doel is om de kans op ontwikkeling van dysplasie en kanker te verlagen Het effect op zuurremming is groter bij het gebruik van twee maal daags een lage dosis PPI dan bij eenmaal daags een hoge dosering In de meeste gevallen zal een gangbare generieke PPI voldoen, maar in individuele gevallen kunnen er moverende redenen zijn om te kiezen voor een specifieke PPI In theorie zou een prokineticum een goede behandeling kunnen zijn voor refluxziekte, door versnelde maaglediging en een verbeterde klaring van refluxaat in de slokdarm Van de huidige prokinetica, domperidon en metoclopramide, is echter nooit aangetoond dat zij werkzaam zijn voor de behandeling van refluxziekte (###) Cisapride was dit wel, maar dit Omdat refluxziekte niet ontstaat door overmatige zuurproductie in de maag maar het resultaat is van het overmatig terugstromen van maaginhoud naar de slokdarm en/of overgevoeligheid van de slokdarm lijkt het zinvol medicijnen te ontwikkelen die hierop ingrijpen De meeste reflux ontstaat tijdens de transiënte onderste slokdarmsfincterrelaxatie (TLOSR) Deze via de nervus vagus verlopende reflex kan farmacologisch worden geremd, onder andere met de GABAB-receptor-agonist baclofen met baclofen laten zien dat remming van TLOSRs ook leidt tot een afname van refluxepisoden, maar dit medicijn is door de bijwerkingen niet geschikt voor de behandeling van refluxziekte (#<DATUM> Momenteel zijn moleculen in ontwikkeling die de Het verminderen van de overgevoeligheid van de slokdarm lijkt vooral zinvol bij patiënten met een lage zuurexpositie zonder endoscopische mucosale schade Beperkte pogingen de overgevoeligheid te verminderen zijn gedaan met tricyclische antidepressiva in lage Tenslotte is het van belang te informeren naar therapietrouw indien er onvoldoende resultaat is van medicamenteuze behandeling van refluxziekte Een slechte tot matige therapietrouw ((##% inname) werd gezien bij ##-##% van de patiënten met symptomen of De rol van PPI‟s in de behandeling van laryngitis, heesheid, astma, hoest en tanderosies is controversieel Allereerst is het meestal onduidelijk of reflux de oorzaak is van de gevonden symptomen en/of afwijkingen Daarnaast is het niet bewezen dat behandeling met zuurremming beter is dan placebo (###; ###) Gesteld wordt dat voor de behandeling van supra-oesofageale refluxziekte een hogere dosis en langere behandelingsduur vereist is Het advies is om bij een verdenking op supra-oesofageale refluxziekte # maanden te behandelen met dubbele dosis PPI en daarna het resultaat te beoordelen Indien er geen verbetering is opgetreden moet men de behandeling staken en de diagnose heroverwegen De prevalentie van gastro-oesofageale refluxklachten is in de zwangerschap sterk verhoogd tot ##% van de zwangeren wordt erdoor geplaagd (#; ###) De pathofysiologie van GORZ tijdens de zwangerschap is multifactorieel Progesteron zorgt voor relaxatie van.
611
nvmdl
baclofen laten zien dat remming van TLOSRs ook leidt tot een afname van refluxepisoden, maar dit medicijn is door de bijwerkingen niet geschikt voor de behandeling van refluxziekte (#<DATUM> Momenteel zijn moleculen in ontwikkeling die de Het verminderen van de overgevoeligheid van de slokdarm lijkt vooral zinvol bij patiënten met een lage zuurexpositie zonder endoscopische mucosale schade Beperkte pogingen de overgevoeligheid te verminderen zijn gedaan met tricyclische antidepressiva in lage Tenslotte is het van belang te informeren naar therapietrouw indien er onvoldoende resultaat is van medicamenteuze behandeling van refluxziekte Een slechte tot matige therapietrouw ((##% inname) werd gezien bij ##-##% van de patiënten met symptomen of De rol van PPI‟s in de behandeling van laryngitis, heesheid, astma, hoest en tanderosies is controversieel Allereerst is het meestal onduidelijk of reflux de oorzaak is van de gevonden symptomen en/of afwijkingen Daarnaast is het niet bewezen dat behandeling met zuurremming beter is dan placebo (###; ###) Gesteld wordt dat voor de behandeling van supra-oesofageale refluxziekte een hogere dosis en langere behandelingsduur vereist is Het advies is om bij een verdenking op supra-oesofageale refluxziekte # maanden te behandelen met dubbele dosis PPI en daarna het resultaat te beoordelen Indien er geen verbetering is opgetreden moet men de behandeling staken en de diagnose heroverwegen De prevalentie van gastro-oesofageale refluxklachten is in de zwangerschap sterk verhoogd tot ##% van de zwangeren wordt erdoor geplaagd (#; ###) De pathofysiologie van GORZ tijdens de zwangerschap is multifactorieel Progesteron zorgt voor relaxatie van Het verrichten van een gastroscopie is voor de diagnose meestal overbodig maar kan, indien gewenst, veilig worden uitgevoerd Naast dieet- en houdingsadviezen kunnen antacida en mucosaprotectiva veilig worden voorgeschreven Bij persisterende of ernstige refluxklachten kan een PPI worden voorgeschreven waarbij omeprazol de voorkeur heeft omdat hierover veruit de meeste gegevens beschikbaar zijn (###) Indien mogelijk moet het gebruik hiervan worden uitgesteld tot na het eerste trimester In het afgelopen decennium zijn er verschillende endoscopische behandelingen ontwikkeld als minimaal invasief alternatief voor PPI gebruik of anti-refluxchirurgie De technieken gingen uit van endoscopische gastroplicatie, injectie van een biopolymeer of hydrogelprotheses in de LOS en het gebruik van radiofrequente ablatie ter hoogte van het sfinctercomplex De meeste van deze technieken zijn inmiddels teruggetrokken van de markt vanwege ernstige bijwerkingen of een gebrek aan effect van de behandeling Vooralsnog zijn endoluminale anti-refluxtherapieën dan ook geen goed alternatief voor de gehernieerde maag in de buikholte gereponeerd, wordt het grootste deel van de diafragmatische hiatus gesloten en wordt de fundus om de distale slokdarm gedraaid als een manchet en vastgehecht De fundus kan ### (<PERSOON>) of ### graden (Toupet) om de slokdarm worden gedraaid Een belangrijk effect van fundoplicatie is dat het aantal TLOSRs daalt (###; ###) Zowel de repositie van de hernia, de verhoging van de onderste slokdarmsfincterdruk als de vermindering van TLOSR frequentie draagt bij aan de Anti-refluxchirurgie verlaagt de zuurexpositie bij ##% van de geopereerde GORZpatiënten.
590
nvmdl
Het verrichten van een gastroscopie is voor de diagnose meestal overbodig maar kan, indien gewenst, veilig worden uitgevoerd Naast dieet- en houdingsadviezen kunnen antacida en mucosaprotectiva veilig worden voorgeschreven Bij persisterende of ernstige refluxklachten kan een PPI worden voorgeschreven waarbij omeprazol de voorkeur heeft omdat hierover veruit de meeste gegevens beschikbaar zijn (###) Indien mogelijk moet het gebruik hiervan worden uitgesteld tot na het eerste trimester In het afgelopen decennium zijn er verschillende endoscopische behandelingen ontwikkeld als minimaal invasief alternatief voor PPI gebruik of anti-refluxchirurgie De technieken gingen uit van endoscopische gastroplicatie, injectie van een biopolymeer of hydrogelprotheses in de LOS en het gebruik van radiofrequente ablatie ter hoogte van het sfinctercomplex De meeste van deze technieken zijn inmiddels teruggetrokken van de markt vanwege ernstige bijwerkingen of een gebrek aan effect van de behandeling Vooralsnog zijn endoluminale anti-refluxtherapieën dan ook geen goed alternatief voor de gehernieerde maag in de buikholte gereponeerd, wordt het grootste deel van de diafragmatische hiatus gesloten en wordt de fundus om de distale slokdarm gedraaid als een manchet en vastgehecht De fundus kan ### (<PERSOON>) of ### graden (Toupet) om de slokdarm worden gedraaid Een belangrijk effect van fundoplicatie is dat het aantal TLOSRs daalt (###; ###) Zowel de repositie van de hernia, de verhoging van de onderste slokdarmsfincterdruk als de vermindering van TLOSR frequentie draagt bij aan de Anti-refluxchirurgie verlaagt de zuurexpositie bij ##% van de geopereerde GORZpatiënten Patiënten met refractaire GORZ aanwezigheid van oesofagitis en/of pathologische reflux tijdens ##-uurs ambulante pHmetrie met een positieve temporele associatie tussen reflux en symptomen (SAP ) ##%) Er is sprake van refractaire GORZ indien medicamenteuze therapie met dubbele dosis PPI faalt Andere indicaties voor anti-refluxtherapie zijn frequente regurgitatie, eventueel met respiratoire complicaties, recidiverende complicaties zoals peptische stricturen en onwil van de, meestal jonge, patiënt om levenslang medicatie te gebruiken In handen van ervaren chirurgen is het mortaliteitspercentage van anti-refluxchirurgie zeer laag, # #%, maar dus niet nul (###) Daarnaast kan de operatie leiden tot ongewenste nieuwe klachten zoals dysfagie, een vol of opgeblazen gevoel na de maaltijd, en toegenomen winderigheid Het percentage van deze bijwerkingen varieert sterk per studie maar wordt geschat op #%-##%, waarbij dysfagie het meest voorkomt (###) Bij een patiënt met therapie-resistente refluxklachten zal de MDL-arts meestal moeten besluiten tot het verrichten van een oesofagogastroduodenoscopie Wanneer echter uit het recente verleden endoscopische gegevens beschikbaar zijn, kan de endoscopie achterwege worden gelaten Wanneer tot endoscopie wordt besloten, verdient het aanbeveling om deze te verrichten na het gedurende # tot # weken gestaakt zijn van zuursecretieremmende therapie omdat de ernst van de oesofagitis dan van invloed kan Indien bij scopie geen oesofagitis wordt aangetroffen wordt protonpompremming in een standaarddosis (Zie Tabel #) gedurende # weken geadviseerd Wanneer na deze termijn alsnog hinderlijke symptomen worden gerapporteerd, wordt aanbevolen een ##-uurs slokdarm-pH- en/of -impedantiemeting uit te voeren Indien bij scopie een refluxoesofagitis graad A of B wordt aangetroffen, wordt eveneens # weken.
609
nvmdl
ambulante pHmetrie met een positieve temporele associatie tussen reflux en symptomen (SAP ) ##%) Er is sprake van refractaire GORZ indien medicamenteuze therapie met dubbele dosis PPI faalt Andere indicaties voor anti-refluxtherapie zijn frequente regurgitatie, eventueel met respiratoire complicaties, recidiverende complicaties zoals peptische stricturen en onwil van de, meestal jonge, patiënt om levenslang medicatie te gebruiken In handen van ervaren chirurgen is het mortaliteitspercentage van anti-refluxchirurgie zeer laag, # #%, maar dus niet nul (###) Daarnaast kan de operatie leiden tot ongewenste nieuwe klachten zoals dysfagie, een vol of opgeblazen gevoel na de maaltijd, en toegenomen winderigheid Het percentage van deze bijwerkingen varieert sterk per studie maar wordt geschat op #%-##%, waarbij dysfagie het meest voorkomt (###) Bij een patiënt met therapie-resistente refluxklachten zal de MDL-arts meestal moeten besluiten tot het verrichten van een oesofagogastroduodenoscopie Wanneer echter uit het recente verleden endoscopische gegevens beschikbaar zijn, kan de endoscopie achterwege worden gelaten Wanneer tot endoscopie wordt besloten, verdient het aanbeveling om deze te verrichten na het gedurende # tot # weken gestaakt zijn van zuursecretieremmende therapie omdat de ernst van de oesofagitis dan van invloed kan Indien bij scopie geen oesofagitis wordt aangetroffen wordt protonpompremming in een standaarddosis (Zie Tabel #) gedurende # weken geadviseerd Wanneer na deze termijn alsnog hinderlijke symptomen worden gerapporteerd, wordt aanbevolen een ##-uurs slokdarm-pH- en/of -impedantiemeting uit te voeren Indien bij scopie een refluxoesofagitis graad A of B wordt aangetroffen, wordt eveneens # weken aangewezen Indien desondanks de symptomen aanhouden is de aanbeveling om bij deze klachten echter na een standaarddosis PPI gedurende # weken wel onder controle dan Indien bij endoscopie LA graad C of D oesofagitis wordt aangetroffen, is levenslange behandeling met een protonpompremmer in een standaarddosis geïndiceerd Als hiermee de klachten onvoldoende onder controle zijn, wordt geadviseerd de dosis gedurende # weken te verdubbelen Bij aanhoudende symptomen ondanks dubbele dosis is een ##-uurs  Het kan zijn dat de zuurexpositie fysiologisch is en de symptoom-associatie negatief In dat geval is er geen enkele aanwijzing dat de persisterende symptomen op reflux berusten, zelfs indien aanvankelijk een oesofagitis aanwezig was Er moeten dan een andere diagnose worden overwogen zoals functionele dyspepsie of functioneel zuurbranden  Wanneer bij ##-uurs pH-meting zowel pathologische reflux als een positieve symptoom-associatie worden aangetrofffen, is de refluxogene aard van de symptomen bewezen Bij een patiënt met PPI-resistente klachten kan dan anti-refluxoperatie  In het geval de zuurexpositie fysiologisch is maar de symptoom-associatie positief, is er naar alle waarschijnlijkheid wel sprake van refluxziekte, maar bij een patiënt met een hypersensitieve slokdarm In een dergelijk geval zal naast de zuursecretieremmende therapie toepassing van een tricyclisch antidepressivum of een selectieve # De mogelijkheid tot het uitvoeren van een ambulante refluxmeting (pH- en/of impedantie-metrie) met analyse van de relatie tussen symptoomepisoden en # De mogelijkheid tot het uitvoeren van een stationaire manometrie van de slokdarm Één (of meer) mucosale laesies niet langer dan # mm, die zich niet uitbreiden tussen de toppen van twee mucosale.
613
nvmdl
de aanbeveling om bij deze klachten echter na een standaarddosis PPI gedurende # weken wel onder controle dan Indien bij endoscopie LA graad C of D oesofagitis wordt aangetroffen, is levenslange behandeling met een protonpompremmer in een standaarddosis geïndiceerd Als hiermee de klachten onvoldoende onder controle zijn, wordt geadviseerd de dosis gedurende # weken te verdubbelen Bij aanhoudende symptomen ondanks dubbele dosis is een ##-uurs  Het kan zijn dat de zuurexpositie fysiologisch is en de symptoom-associatie negatief In dat geval is er geen enkele aanwijzing dat de persisterende symptomen op reflux berusten, zelfs indien aanvankelijk een oesofagitis aanwezig was Er moeten dan een andere diagnose worden overwogen zoals functionele dyspepsie of functioneel zuurbranden  Wanneer bij ##-uurs pH-meting zowel pathologische reflux als een positieve symptoom-associatie worden aangetrofffen, is de refluxogene aard van de symptomen bewezen Bij een patiënt met PPI-resistente klachten kan dan anti-refluxoperatie  In het geval de zuurexpositie fysiologisch is maar de symptoom-associatie positief, is er naar alle waarschijnlijkheid wel sprake van refluxziekte, maar bij een patiënt met een hypersensitieve slokdarm In een dergelijk geval zal naast de zuursecretieremmende therapie toepassing van een tricyclisch antidepressivum of een selectieve # De mogelijkheid tot het uitvoeren van een ambulante refluxmeting (pH- en/of impedantie-metrie) met analyse van de relatie tussen symptoomepisoden en # De mogelijkheid tot het uitvoeren van een stationaire manometrie van de slokdarm Één (of meer) mucosale laesies niet langer dan # mm, die zich niet uitbreiden tussen de toppen van twee mucosale minder dan ##% van de omtrek is betrokken Uitkomsten van observationele studies die de incidentie van zuurbranden in de Westerse Slokdarm-pH-curve, gedurende ## uur geregistreerd bij een ambulante patiënt met refluxklachten Het onderste paneel is een uitvergroting van een deel van de ##-uurs curve Hierin is een enkele refluxepisode zichtbaar die binnen twee minuten gevolgd wordt door het begin van een episode van zuurbranden Aantal refluxepisoden per etmaal zonder en tijdens behandeling met protonpompremming Behandeling met zuurremmers veroorzaakt geen afname van het totaal aantal refluxepisoden Zuurremming resulteert in een afname van het aantal zure refluxepisoden en een toename van het aantal zwak-zure refluxepisoden Het aantal alkalische refluxepisoden is zeer laag en verandert niet tijdens behandeling met Stroomdiagram voor de diagnostiek en behandeling van Refluxziekte * Indien mogelijk voorafgegaan door slokdarmmanometrie en te combineren met ##-uurs impedantiemeting <PERSOON> IM, <PERSOON> JV American Gastroenterological Association Medical Position Statement on the <PERSOON> definition and Kahrilas PJ Gastroesophageal reflux disease and its complications In <PERSOON> MH, and <PERSOON> S, eds Sleisenger & Fordtran's Gastrointestinal and Liver Disease Pathophysiology, Diagnosis, Management # ed <PERSOON> of reflux disease and reflux esophagitis Scand J.
539
nvmdl
dan ##% van de omtrek is betrokken Uitkomsten van observationele studies die de incidentie van zuurbranden in de Westerse Slokdarm-pH-curve, gedurende ## uur geregistreerd bij een ambulante patiënt met refluxklachten Het onderste paneel is een uitvergroting van een deel van de ##-uurs curve Hierin is een enkele refluxepisode zichtbaar die binnen twee minuten gevolgd wordt door het begin van een episode van zuurbranden Aantal refluxepisoden per etmaal zonder en tijdens behandeling met protonpompremming Behandeling met zuurremmers veroorzaakt geen afname van het totaal aantal refluxepisoden Zuurremming resulteert in een afname van het aantal zure refluxepisoden en een toename van het aantal zwak-zure refluxepisoden Het aantal alkalische refluxepisoden is zeer laag en verandert niet tijdens behandeling met Stroomdiagram voor de diagnostiek en behandeling van Refluxziekte * Indien mogelijk voorafgegaan door slokdarmmanometrie en te combineren met ##-uurs impedantiemeting <PERSOON> IM, <PERSOON> JV American Gastroenterological Association Medical Position Statement on the <PERSOON> definition and Kahrilas PJ Gastroesophageal reflux disease and its complications In <PERSOON> MH, and <PERSOON> S, eds Sleisenger & Fordtran's Gastrointestinal and Liver Disease Pathophysiology, Diagnosis, Management # ed <PERSOON> of reflux disease and reflux esophagitis <PERSOON> prevalence of gastroesophageal reflux symptoms and esophagitis with or without symptoms in the general adult Swedish population a Kalixanda study report <PERSOON> JE, <PERSOON> WC, Johns DN, Blackwell JN, <PERSOON-##> JL, III, Castell JA, Castell DO Esophageal manometry in ## healthy adult volunteers Variability of pressures with age and <PERSOON-##> esophagogastric junction <PERSOON-##> of hiatus hernia to reflux oesophagitis A prospective study of coincidence, using endoscopy <PERSOON-##> DJ, Gelfand DW, <PERSOON-##> WC, Munitz HA Predictive relationship of hiatal <PERSOON-##> UJ, <PERSOON-##> importance of hiatal hernia in reflux esophagitis compared with lower esophageal sphincter pressure or smoking <PERSOON-##> RA, Hurwitz AL Relationship of hiatal hernia to endoscopically proved reflux <PERSOON-##> AJ Intermittent spatial separation of diaphragm and lower esophageal sphincter favors acidic and weakly acidic reflux <PERSOON-##> RW Gastric distention a mechanism for <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> AJ, Gooszen HG Elicitation of transient lower oesophageal sphincter relaxations in response to gastric distension and <PERSOON-##> J.
496
nvmdl
prevalence of gastroesophageal reflux symptoms and esophagitis with or without symptoms in the general adult Swedish population a Kalixanda study report <PERSOON> JE, <PERSOON> WC, Johns DN, Blackwell JN, <PERSOON> JL, III, Castell JA, Castell DO Esophageal manometry in ## healthy adult volunteers Variability of pressures with age and <PERSOON> esophagogastric junction <PERSOON> of hiatus hernia to reflux oesophagitis A prospective study of coincidence, using endoscopy <PERSOON> DJ, Gelfand DW, <PERSOON> WC, Munitz HA Predictive relationship of hiatal <PERSOON> UJ, <PERSOON> importance of hiatal hernia in reflux esophagitis compared with lower esophageal sphincter pressure or smoking <PERSOON-##> RA, Hurwitz AL Relationship of hiatal hernia to endoscopically proved reflux <PERSOON-##> AJ Intermittent spatial separation of diaphragm and lower esophageal sphincter favors acidic and weakly acidic reflux <PERSOON-##> RW Gastric distention a mechanism for <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> AJ, Gooszen HG Elicitation of transient lower oesophageal sphincter relaxations in response to gastric distension and <PERSOON-##> J refluxate in patients with gastroesophageal reflux disease <PERSOON-##> WJ, Arndorfer RC, Petrie DJ Mechanism of gastroesophageal reflux in recumbent asymptomatic human subjects <PERSOON-##> GK, Egide MS Mechanisms of gastroesophageal reflux in patients with reflux esophagitis <PERSOON-##> J Med ###;<TELEFOONNUMMER># Mittal RK, McCallum RW Characteristics and frequency of transient relaxations of the lower esophageal sphincter in patients with reflux esophagitis <PERSOON-##> AJ, oesophageal acid exposure in patients with reflux disease <PERSOON-##> HP Diseases of the esophagus In <PERSOON-##> RL, Goldman L, and Bennett JC, eds <PERSOON-##> of Medicine ## ed <PERSOON-##> DA, Rustgi AK Gastroesophageal reflux disease and Barrett's esophagus Med Clin Kahrilas PJ, Dodds WJ, Hogan WJ Effect of peristaltic dysfunction on esophageal volume Kahrilas PJ GERD pathogenesis, pathophysiology, and clinical manifestations <PERSOON-##> RK Diseases of the esophagus In Braunwald E, ed <PERSOON-##> of Internal between epithelial defense, dysmotility, and acid exposure <PERSOON-##> RC Lowered oesophageal sensory thresholds in patients with symptomatic but not excess gastro-oesophageal reflux evidence for a spectrum of <PERSOON-##> AJ.
513
nvmdl
with gastroesophageal reflux disease <PERSOON> WJ, Arndorfer RC, Petrie DJ Mechanism of gastroesophageal reflux in recumbent asymptomatic human subjects <PERSOON> GK, Egide MS Mechanisms of gastroesophageal reflux in patients with reflux esophagitis <PERSOON> J Med ###;<TELEFOONNUMMER># Mittal RK, McCallum RW Characteristics and frequency of transient relaxations of the lower esophageal sphincter in patients with reflux esophagitis <PERSOON> AJ, oesophageal acid exposure in patients with reflux disease <PERSOON> HP Diseases of the esophagus In <PERSOON> RL, Goldman L, and Bennett JC, eds <PERSOON> of Medicine ## ed <PERSOON> DA, Rustgi AK Gastroesophageal reflux disease and Barrett's esophagus Med Clin Kahrilas PJ, Dodds WJ, Hogan WJ Effect of peristaltic dysfunction on esophageal volume Kahrilas PJ GERD pathogenesis, pathophysiology, and clinical manifestations <PERSOON> RK Diseases of the esophagus In Braunwald E, ed <PERSOON-##> of Internal between epithelial defense, dysmotility, and acid exposure <PERSOON-##> RC Lowered oesophageal sensory thresholds in patients with symptomatic but not excess gastro-oesophageal reflux evidence for a spectrum of <PERSOON-##> AJ reflux in symptomatic patients with and without excessive esophageal acid exposure <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> usefulness of a structured questionnaire in the assessment of symptomatic <PERSOON-##> predictive value of symptoms in gastro-oesophageal reflux Cooper BT, Barbezat GO Barrett's oesophagus a clinical study of ## patients Q J Med <PERSOON-##> dysfunction associated with nonobstructive <PERSOON-##> L Long-term clinical and manometric follow-up of patients with nonspecific esophageal motor disorders <PERSOON-##> function in patients with angina-type chest pain and normal coronary <PERSOON-##> JE Comparison of esophageal manometry, provocative testing, and ambulatory monitoring in patients with unexplained chest pain <PERSOON-##> NJ Diagnostic and therapeutic use of proton pump inhibitors in non-cardiac chest pain a metaanalysis <PERSOON-##> occurrence of laryngeal or pulmonary disease with <PERSOON-##> esophageal pH-metry in patients with 'reflux Katz PO Ambulatory esophageal and hypopharyngeal pH monitoring in patients with <PERSOON-##> WJ, <PERSOON-##> CL Esophagopharyngeal distribution of refluxed gastric acid in patients with reflux laryngitis <PERSOON-##> RL Prevalence of gastroesophageal reflux.
502
nvmdl
reflux in symptomatic patients with and without excessive esophageal acid exposure <PERSOON> K, <PERSOON> usefulness of a structured questionnaire in the assessment of symptomatic <PERSOON> predictive value of symptoms in gastro-oesophageal reflux Cooper BT, Barbezat GO Barrett's oesophagus a clinical study of ## patients Q J Med <PERSOON> dysfunction associated with nonobstructive <PERSOON> L Long-term clinical and manometric follow-up of patients with nonspecific esophageal motor disorders <PERSOON> function in patients with angina-type chest pain and normal coronary <PERSOON> JE Comparison of esophageal manometry, provocative testing, and ambulatory monitoring in patients with unexplained chest pain <PERSOON> NJ Diagnostic and therapeutic use of proton pump inhibitors in non-cardiac chest pain a metaanalysis <PERSOON> occurrence of laryngeal or pulmonary disease with <PERSOON-##> esophageal pH-metry in patients with 'reflux Katz PO Ambulatory esophageal and hypopharyngeal pH monitoring in patients with <PERSOON-##> WJ, <PERSOON-##> CL Esophagopharyngeal distribution of refluxed gastric acid in patients with reflux laryngitis <PERSOON-##> RL Prevalence of gastroesophageal reflux Frequency and site of gastroesophageal reflux in patients with chest symptoms Studies using proximal and distal pH monitoring Chest Harding SM, Guzzo <PERSOON-##> JE ##-h esophageal pH testing in asthmatics respiratory symptom correlation with esophageal acid events Chest ###;#<DATUM> ### Field SK A critical review of the studies of the effects of simulated or real gastroesophageal reflux on pulmonary function in asthmatic adults Chest ###;### ### <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> G, <PERSOON-##> CR, Evans CC Simultaneous tracheal and oesophageal pH measurements in asthmatic patients with gastro-oesophageal <PERSOON-##> medical antireflux therapy improve asthma in asthmatics with gastroesophageal reflux? a critical review of the literature <PERSOON-##> effects of antireflux surgery on asthmatics with <PERSOON-##> JT, <PERSOON-##> FT, Teague WG, Wise RA Efficacy of esomeprazole for treatment of poorly controlled asthma <PERSOON-##> diagnosis of gastrooesophageal reflux in patients with unexplained chronic cough <PERSOON-##> acidic reflux in patients with chronic unexplained cough during ## hour pressure, pH, and impedance <PERSOON-##> aspects of evaluation of Quality of Life in upper <PERSOON-##> impact of gastroesophageal reflux.
508
nvmdl
Frequency and site of gastroesophageal reflux in patients with chest symptoms Studies using proximal and distal pH monitoring Chest Harding SM, Guzzo <PERSOON> JE ##-h esophageal pH testing in asthmatics respiratory symptom correlation with esophageal acid events Chest ###;#<DATUM> ### Field SK A critical review of the studies of the effects of simulated or real gastroesophageal reflux on pulmonary function in asthmatic adults Chest ###;### ### <PERSOON> J, <PERSOON> G, <PERSOON> CR, Evans CC Simultaneous tracheal and oesophageal pH measurements in asthmatic patients with gastro-oesophageal <PERSOON> medical antireflux therapy improve asthma in asthmatics with gastroesophageal reflux? a critical review of the literature <PERSOON> effects of antireflux surgery on asthmatics with <PERSOON> JT, <PERSOON> FT, Teague WG, Wise RA Efficacy of esomeprazole for treatment of poorly controlled asthma <PERSOON> diagnosis of gastrooesophageal reflux in patients with unexplained chronic cough <PERSOON-##> acidic reflux in patients with chronic unexplained cough during ## hour pressure, pH, and impedance <PERSOON-##> aspects of evaluation of Quality of Life in upper <PERSOON-##> impact of gastroesophageal reflux Diagnostic value of the <PERSOON-##> validation of a diagnostic questionnaire for gastroesophageal reflux <PERSOON-##> SN Quality of life in relation to symptoms in patients with gastro-oesophageal reflux disease-- an analysis based on the ProGERD Numans ME, <PERSOON-##> NJ, Bonis PA Short-term treatment with proton-pump <PERSOON-##> BL, Numans ME, <PERSOON-##> AJ Diagnostic value of the proton pump inhibitor test for gastro-oesophageal reflux disease in primary care <PERSOON-##> association probability and symptom sensitivity index preferable but still suboptimal predictors of response to high dose omeprazole <PERSOON-##> JR, Blum AL, <PERSOON-##> JP, <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> assessment of oesophagitis clinical and functional correlates and further validation of the <PERSOON-##> Angeles classification <PERSOON-##> of endoscopic classification of nonerosive <PERSOON-##> agreement on classifying endoscopic.
461
nvmdl
Diagnostic value of the <PERSOON> validation of a diagnostic questionnaire for gastroesophageal reflux <PERSOON> SN Quality of life in relation to symptoms in patients with gastro-oesophageal reflux disease-- an analysis based on the ProGERD Numans ME, <PERSOON> NJ, Bonis PA Short-term treatment with proton-pump <PERSOON> BL, Numans ME, <PERSOON> AJ Diagnostic value of the proton pump inhibitor test for gastro-oesophageal reflux disease in primary care <PERSOON> association probability and symptom sensitivity index preferable but still suboptimal predictors of response to high dose omeprazole <PERSOON> JR, Blum AL, <PERSOON> JP, <PERSOON> JE, <PERSOON-##> assessment of oesophagitis clinical and functional correlates and further validation of the <PERSOON-##> Angeles classification <PERSOON-##> of endoscopic classification of nonerosive <PERSOON-##> agreement on classifying endoscopic <PERSOON-##> gastroesophageal flap valve in vitro and in vivo observations <PERSOON-##> chromoendoscopy as a <PERSOON-##>- and intra-observer variability of magnification chromoendoscopy for detecting specialized intestinal metaplasia Edebo A, Tam W, <PERSOON-##> endoscopy for diagnosis of nonerosive reflux disease a proposal of diagnostic criteria and critical analysis of observer variability <PERSOON-##> DI, Pike GK, Baigrie RJ, <PERSOON-##> GG division and without division of short gastric vessels <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> symptom index a clinically important parameter of ambulatory ##-hour esophageal pH monitoring <PERSOON-##> BL, Numans ME, <PERSOON-##> AJ Effect of protonpump inhibitor treatment on symptoms and quality of life in GERD patients depends on <PERSOON-##> RG, Tham TC, Johnston BT, McDougall NI Double blind cross-over placebo controlled study of omeprazole in the treatment of patients with reflux symptoms and <PERSOON-##> MC, Bredenoord AJ, Numans ME, <PERSOON-##> AJ Reproducibility of symptom association analysis in ambulatory reflux monitoring <PERSOON-##> PO, Castell DO.
432
nvmdl
in vitro and in vivo observations <PERSOON> chromoendoscopy as a <PERSOON>- and intra-observer variability of magnification chromoendoscopy for detecting specialized intestinal metaplasia Edebo A, Tam W, <PERSOON> endoscopy for diagnosis of nonerosive reflux disease a proposal of diagnostic criteria and critical analysis of observer variability <PERSOON> DI, Pike GK, Baigrie RJ, <PERSOON> GG division and without division of short gastric vessels <PERSOON> JE, <PERSOON> symptom index a clinically important parameter of ambulatory ##-hour esophageal pH monitoring <PERSOON> BL, Numans ME, <PERSOON> AJ Effect of protonpump inhibitor treatment on symptoms and quality of life in GERD patients depends on <PERSOON-##> RG, Tham TC, Johnston BT, McDougall NI Double blind cross-over placebo controlled study of omeprazole in the treatment of patients with reflux symptoms and <PERSOON-##> MC, Bredenoord AJ, Numans ME, <PERSOON-##> AJ Reproducibility of symptom association analysis in ambulatory reflux monitoring <PERSOON-##> PO, Castell DO intraesophageal impedance and pH measurement of acid and nonacid gastroesophageal <PERSOON-##> AJ Determinants of <PERSOON-##> PJ Gastro-oesophageal reflux monitoring review and consensus report on detection and definitions of acid, non-acid, and gas reflux <PERSOON-##>JF, Timmer R, Smout> AJ Zerbib F, <PERSOON-##> pH-impedance monitoring and symptom analysis in GERD A study in patients off and on therapy <PERSOON-##> AJ Addition of esophageal impedance monitoring to pH monitoring increases the yield of symptom association Pandolfino JE, <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> RE Value of extended recording time with wireless pH monitoring in evaluating gastroesophageal reflux disease <PERSOON-##> PF, Pope CE Histological consequences of gastroesophageal reflux <PERSOON-##> G, <PERSOON-##> KR Electron microscopic changes in human oesophageal Tobey NA, Carson JL, Alkiek RA, <PERSOON-##> RC Dilated intercellular spaces a morphological feature of acid reflux--damaged human esophageal epithelium <PERSOON-##> (ructus).
444
nvmdl
impedance and pH measurement of acid and nonacid gastroesophageal <PERSOON> AJ Determinants of <PERSOON> PJ Gastro-oesophageal reflux monitoring review and consensus report on detection and definitions of acid, non-acid, and gas reflux <PERSOON>JF, Timmer R, Smout> AJ Zerbib F, <PERSOON> pH-impedance monitoring and symptom analysis in GERD A study in patients off and on therapy <PERSOON> AJ Addition of esophageal impedance monitoring to pH monitoring increases the yield of symptom association Pandolfino JE, <PERSOON> JE, <PERSOON> RE Value of extended recording time with wireless pH monitoring in evaluating gastroesophageal reflux disease <PERSOON> PF, Pope CE Histological consequences of gastroesophageal reflux <PERSOON> G, <PERSOON-##> KR Electron microscopic changes in human oesophageal Tobey NA, Carson JL, Alkiek RA, <PERSOON-##> RC Dilated intercellular spaces a morphological feature of acid reflux--damaged human esophageal epithelium <PERSOON-##> (ructus) Dietary intake and the risk of gastro-oesophageal reflux disease a cross sectional study in volunteers <PERSOON-##> related risk factors in the <PERSOON> JE, <PERSOON-##> JR, Hwang C, <PERSOON-##> JG Efficacy and safety of esomeprazole compared with omeprazole in GERD patients with erosive esophagitis a randomized controlled trial <PERSOON-##> randomized clinical trial <PERSOON-##> YX, <PERSOON-##> DC Long-term proton pump inhibitor therapy and <PERSOON-##> P, <PERSOON-##> SG Atrophic gastritis and Helicobacter pylori infection in patients with reflux esophagitis treated with omeprazole <PERSOON-##> RJ Helicobacter pylori infection and the development of gastric <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> DY, <PERSOON-##> TJ, Fennerty MB, Howden CW Systematic review Is there excessive use of proton pump inhibitors in gastro-oesophageal reflux disease? <PERSOON-##> C, <PERSOON-##> P A systematic review of symptomatic outcomes used in oesophagitis drug therapy trials Gut ###;## <PERSOON-##> G A cost-effectiveness.
451
nvmdl
and the risk of gastro-oesophageal reflux disease a cross sectional study in volunteers <PERSOON> related risk factors in the <PERSOON> JE, <PERSOON> JR, Hwang C, <PERSOON> JG Efficacy and safety of esomeprazole compared with omeprazole in GERD patients with erosive esophagitis a randomized controlled trial <PERSOON> randomized clinical trial <PERSOON> YX, <PERSOON> DC Long-term proton pump inhibitor therapy and <PERSOON> P, <PERSOON> SG Atrophic gastritis and Helicobacter pylori infection in patients with reflux esophagitis treated with omeprazole <PERSOON-##> RJ Helicobacter pylori infection and the development of gastric <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> DY, <PERSOON-##> TJ, Fennerty MB, Howden CW Systematic review Is there excessive use of proton pump inhibitors in gastro-oesophageal reflux disease? <PERSOON-##> C, <PERSOON-##> P A systematic review of symptomatic outcomes used in oesophagitis drug therapy trials Gut ###;## <PERSOON-##> G A cost-effectiveness <PERSOON-##> T, Ono M, <PERSOON-##> gastric acid breakthrough during the administration of rabeprazole and ranitidine in Helicobacter pylori-negative subjects effects of different Greenberg RN Overview of patient compliance with medication dosing a literature <PERSOON-##> of effect of metoclopramide and domperidone on esophageal peristalsis and esophageal acid clearance in reflux esophagitis A randomized, double-blind study <PERSOON-##> R, <PERSOON-##> GS, Pilotto A, A comparison of five maintenance therapies for reflux <PERSOON-##> PO, Castell DO Baclofen decreases acid and non-acid postprandial gastro-oesophageal reflux measured by combined multichannel intraluminal Ciccaglione AF, Marzio L Effect of acute and chronic administration of the GABA B agonist baclofen on ## hour pH metry and symptoms in control subjects and in patients <PERSOON-##> J Effect of the GABA(B) agonist baclofen in patients with symptoms and duodeno-gastro-oesophageal reflux refractory to proton <PERSOON-##> of citalopram, a selective serotonin reuptake inhibitor, on oesophageal hypersensitivity a double-blind, placebocontrolled study Aliment Pharmacol Ther ###;<DATUM> ### Gorelick AB, Koshy SS, Hooper FG, Bennett TC, Chey WD, Hasler WL Differential.
479
nvmdl
<PERSOON> T, Ono M, <PERSOON> gastric acid breakthrough during the administration of rabeprazole and ranitidine in Helicobacter pylori-negative subjects effects of different Greenberg RN Overview of patient compliance with medication dosing a literature <PERSOON> of effect of metoclopramide and domperidone on esophageal peristalsis and esophageal acid clearance in reflux esophagitis A randomized, double-blind study <PERSOON> R, <PERSOON> GS, Pilotto A, A comparison of five maintenance therapies for reflux <PERSOON> PO, Castell DO Baclofen decreases acid and non-acid postprandial gastro-oesophageal reflux measured by combined multichannel intraluminal Ciccaglione AF, Marzio L Effect of acute and chronic administration of the GABA B agonist baclofen on ## hour pH metry and symptoms in control subjects and in patients <PERSOON> J Effect of the GABA(B) agonist baclofen in patients with symptoms and duodeno-gastro-oesophageal reflux refractory to proton <PERSOON> of citalopram, a selective serotonin reuptake inhibitor, on oesophageal hypersensitivity a double-blind, placebocontrolled study <PERSOON> EJ Persistence and adherence to proton pump inhibitors in daily clinical practice <PERSOON-##> CW, Vaezi MF Proton pump inhibitor therapy for suspected GERD-related <PERSOON-##> JE Laryngeal signs and symptoms and gastroesophageal reflux disease (GERD) A critical assesment of cause and effect Marrero JM, Goggin PM, de Caestecker JS, Pearce JM, <PERSOON-##> JD Determinants of <PERSOON-##> MH Medicamenteuze behandeling van gastro-oesofageale <PERSOON-##> AJ, Gooszen HG onvoldoende vergeleken met de gouden standaard, laparoscopische fundoplicatie volgens <PERSOON-##> RC, <PERSOON-##> RP, <PERSOON-##> LM, Joehl RJ, Kahrilas PJ Reduced tLESR elicitation in response to gastric distension in fundoplication patients <PERSOON-##> role of transsphincteric pressure and proximal gastric volume in acid reflux before and after fundoplication Spechler SJ, <PERSOON-##> W Long-term outcome of medical and surgical therapies for gastroesophageal reflux disease follow-up of a randomized <PERSOON-##> fundoplication <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> EC, van Lanschot.
438
nvmdl
Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Pathologie, Vereniging Klinische Genetica <LOCATIE> <DATUM> Proces van samenstelling van de werkgroep en belangen # Beëindiging van coloscopie surveillance na adenomen en/of serrated poliepen #<DATUM> Coloscopie surveillance bij patiënten met familiair risico op colorectaal carcinoom <DATUM> # Opsoring van families met Lynch syndroom en polyposis syndromen <DATUM> Betrekken van de doelgroep in formuleren van te bereiken veranderingen Dit document is een update van de CBO-richtlijn ‘Follow up na poliepectomie’ van ### en de samenvatting in ### De twee belangrijkste redenen voor een herziening van deze richtlijn zijn #) de nieuwe gegevens die over dit onderwerp gepubliceerd zijn in de afgelopen <LEEFTIJD> jaar die een update noodzakelijk maken en #) de start van een landelijk bevolkingsonderzoek darmkanker in <LOCATIE> in ###, waarvoor extra coloscopie capaciteit noodzakelijk is Daarnaast is de verwachting dat het bevolkingsonderzoek meer diagnoses met colonpoliepen en coloncarcinomen zal gaan opleveren Afhankelijk van de bevindingen bij coloscopie hebben patiënten vervolgens een indicatie voor surveillance Dit benadrukt het belang dat de coloscopie capaciteit die beschikbaar is, gebruikt wordt voor de patiënten die daar de meeste baat bij hebben Hierbij is rekening gehouden met de invoering van het landelijk bevolkingsonderzoek darmkanker Idealiter zou het surveillancebeleid op basis van de huidige kennis over risicoprofilering worden aangepast, resulterend in een kleiner aantal surveillancecoloscopieën en het vaker terugkeren van patiënten naar het landelijk bevolkingsonderzoek Naast een reductie in het aantal coloscopieën en hiermee het vrijmaken van coloscopie capaciteit voor het bevolkingsonderzoek, zal dit ook resulteren in een kostenreductie en een lagere belasting voor de laag-risico patiënt Darmkanker is een veel voorkomende ziekte in <LOCATIE> Jaarlijks komen er meer dan <DATUM> nieuwe gevallen bij en overlijden ruim # ### mensen aan deze ziekte Hoe eerder darmkanker wordt opgespoord, hoe beter de prognose is De poliep is een symptoomloos voorloperstadium van darmkanker Regelmatige surveillance en tijdige verwijdering van poliepen resulteert in een De huidige richtlijn betreft alle patiënten die wegens een verhoogd risico op poliepen en darmkanker een indicatie voor coloscopie surveillance hebben Het doel van de coloscopie is het tijdig opsporen en verwijderen van metachrone poliepen of carcinomen Hierbij wordt uitgegaan van een hoge kwaliteit coloscopie met radicale poliepectomieën #) patiënten die een coloscopie met poliepectomie hebben ondergaan #) patiënten die een familiaire belasting voor CRC hebben richtlijnen uit Engeland, Australië en de Verenigde Staten geraadpleegd Hiernaast is er gebruik gemaakt van Nederlandse data over surveillance coloscopieën (de SAP data) Er is tevens per onderwerp naar nieuwe literatuur gezocht Het hoofdstuk over serrated poliepen is een nieuwe onderdeel in de richtlijn en voor dit hoofdstuk is de PICO-methode Voor de richtlijn is gebruik gemaakt van het GRADE-systeem (Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation) voor het beoordelen en de gradatie van bewijs en aanbevelingen Dit is conform het huidige advies van het CBO Er is geen methodische knelpuntenanalyse uitgevoerd De urgentie van deze richtlijn was voor de.
581
nvmdl
zal dit ook resulteren in een kostenreductie en een lagere belasting voor de laag-risico patiënt Darmkanker is een veel voorkomende ziekte in <LOCATIE> Jaarlijks komen er meer dan <DATUM> nieuwe gevallen bij en overlijden ruim # ### mensen aan deze ziekte Hoe eerder darmkanker wordt opgespoord, hoe beter de prognose is De poliep is een symptoomloos voorloperstadium van darmkanker Regelmatige surveillance en tijdige verwijdering van poliepen resulteert in een De huidige richtlijn betreft alle patiënten die wegens een verhoogd risico op poliepen en darmkanker een indicatie voor coloscopie surveillance hebben Het doel van de coloscopie is het tijdig opsporen en verwijderen van metachrone poliepen of carcinomen Hierbij wordt uitgegaan van een hoge kwaliteit coloscopie met radicale poliepectomieën #) patiënten die een coloscopie met poliepectomie hebben ondergaan #) patiënten die een familiaire belasting voor CRC hebben richtlijnen uit Engeland, Australië en de Verenigde Staten geraadpleegd Hiernaast is er gebruik gemaakt van Nederlandse data over surveillance coloscopieën (de SAP data) Er is tevens per onderwerp naar nieuwe literatuur gezocht Het hoofdstuk over serrated poliepen is een nieuwe onderdeel in de richtlijn en voor dit hoofdstuk is de PICO-methode Voor de richtlijn is gebruik gemaakt van het GRADE-systeem (Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation) voor het beoordelen en de gradatie van bewijs en aanbevelingen Dit is conform het huidige advies van het CBO Er is geen methodische knelpuntenanalyse uitgevoerd De urgentie van deze richtlijn was voor de #) Het aankomende bevolkingsonderzoek darmkanker in september ### zal leiden tot een extra instroom van patiënten die naar aanleiding van een positieve immunochemische feces occult bloed test (iFOBT) test een coloscopie zullen ondergaan #) De laatste richtlijn dateert van ### en sindsdien is veel nieuwe literatuur verschenen #) Er is behoefte aan integratie van deze richtlijn, met delen van de richtlijn ‘Erfelijke Darmkanker’ en de richtlijn ‘Coloncarcinoom’ om zo een handzaam document voor alle Deze richtlijn is op verzoek van en onder verantwoording van de Nederlandse Vereniging van MDL-artsen uitgevoerd De meeste werkgroepleden zijn MDL-artsen en afgevaardigd door de vereniging Daarnaast werden een epidemioloog, een internist, een patholoog (namens de uitgenodigd deel te nemen aan de werkgroep, allen wegens hun specifieke kennis over het De richtijn is uiteindelijk van groot belang voor MDL-artsen en voor aanpalende beroepsgroepen zoals chirurgen, internisten, oncologen, klinisch genetici, pathologen en huisartsen De werkgroep is in een periode van acht maanden viif keer bij elkaar geweest Ieder werkgroeplid is verantwoordelijk gemaakt voor een hoofdstuk op basis van zijn of haar expertise Er is samengewerkt tussen werkgroepleden, indien dit van toegevoegde waarde werd geacht Vanaf het begin is het format ‘Richtlijn voor Richtlijnen # #’ de basis geweest voor de opbouw van Voor hoofdstuk # heeft er afstemming plaatsgevonden met de makers van de richtlijn ‘Coloncarcinoom’ en voor hoofdstuk # met de vice-voorzitter van de richtlijn ‘Erfelijke Darmtumoren’ Na de vierde bijeenkomst in februari is een eerste concept ter becommentariëring opgestuurd naar de NVMDL op maandag <DATUM> ###.
600
nvmdl
in september ### zal leiden tot een extra instroom van patiënten die naar aanleiding van een positieve immunochemische feces occult bloed test (iFOBT) test een coloscopie zullen ondergaan #) De laatste richtlijn dateert van ### en sindsdien is veel nieuwe literatuur verschenen #) Er is behoefte aan integratie van deze richtlijn, met delen van de richtlijn ‘Erfelijke Darmkanker’ en de richtlijn ‘Coloncarcinoom’ om zo een handzaam document voor alle Deze richtlijn is op verzoek van en onder verantwoording van de Nederlandse Vereniging van MDL-artsen uitgevoerd De meeste werkgroepleden zijn MDL-artsen en afgevaardigd door de vereniging Daarnaast werden een epidemioloog, een internist, een patholoog (namens de uitgenodigd deel te nemen aan de werkgroep, allen wegens hun specifieke kennis over het De richtijn is uiteindelijk van groot belang voor MDL-artsen en voor aanpalende beroepsgroepen zoals chirurgen, internisten, oncologen, klinisch genetici, pathologen en huisartsen De werkgroep is in een periode van acht maanden viif keer bij elkaar geweest Ieder werkgroeplid is verantwoordelijk gemaakt voor een hoofdstuk op basis van zijn of haar expertise Er is samengewerkt tussen werkgroepleden, indien dit van toegevoegde waarde werd geacht Vanaf het begin is het format ‘Richtlijn voor Richtlijnen # #’ de basis geweest voor de opbouw van Voor hoofdstuk # heeft er afstemming plaatsgevonden met de makers van de richtlijn ‘Coloncarcinoom’ en voor hoofdstuk # met de vice-voorzitter van de richtlijn ‘Erfelijke Darmtumoren’ Na de vierde bijeenkomst in februari is een eerste concept ter becommentariëring opgestuurd naar de NVMDL op maandag <DATUM> richtlijn ter becommentariering toegezonden Daarnaast werd de richtlijn in een speciaal symposium gepresenteerd op de voorjaarsvergadering van de NVGE op <DATUM> eigenaren van de hoofdstukken en daarna werd een definitief document opgesteld Uiteindelijk werd de richtlijn goedgekeurd en zal worden opgenomen op de website van de NVMDL Tevens werd de richtlijn ter kennisgeving aan de NVVH, NIV, VKGN, NVvP en NHG Er is geen sprake geweest van patiëntenparticipatie bij het maken van deze herziene richtlijn Het betreft een richtlijn waarbij het gaat om de intervallen waarmee surveillance coloscopieën plaatsvinden De belangen zijn helder, namelijk de optimalisatie van surveillance-interval, dat niet te kort (belastend en niet kosteneffectief) en niet te lang (risico op intervalcarcinoom) moet zijn Deze richtlijn gaat niet over de uitvoering of de belasting van de coloscopie, zoals het type Implementatie van deze richtlijn is zeer belangrijk en wordt beschreven in hoofdstuk # De intentie is er om een zakkaartje en een App te maken als hulpmiddel bij het gebruik van deze Daarnaast zijn er per hoofdstuk indicatoren ontwikkeld die in hoofdstuk # beschreven zijn – indien relevant – in overleg met de patiënt te gebeuren Afwijkingen van de richtlijn dienen De werkgroep ‘Richtlijn Coloscopie Surveillance’ wordt in zijn huidige vorm gehandhaafd en zal bij wegvallen van een van de werkgroepleden aangevuld worden met een lid met vergelijkbare achtergrond Om de actualiteit van deze richtlijn te waarborgen, zal de werkgroep iedere twee.
581
nvmdl
richtlijn ter becommentariering toegezonden Daarnaast werd de richtlijn in een speciaal symposium gepresenteerd op de voorjaarsvergadering van de NVGE op <DATUM> eigenaren van de hoofdstukken en daarna werd een definitief document opgesteld Uiteindelijk werd de richtlijn goedgekeurd en zal worden opgenomen op de website van de NVMDL Tevens werd de richtlijn ter kennisgeving aan de NVVH, NIV, VKGN, NVvP en NHG Er is geen sprake geweest van patiëntenparticipatie bij het maken van deze herziene richtlijn Het betreft een richtlijn waarbij het gaat om de intervallen waarmee surveillance coloscopieën plaatsvinden De belangen zijn helder, namelijk de optimalisatie van surveillance-interval, dat niet te kort (belastend en niet kosteneffectief) en niet te lang (risico op intervalcarcinoom) moet zijn Deze richtlijn gaat niet over de uitvoering of de belasting van de coloscopie, zoals het type Implementatie van deze richtlijn is zeer belangrijk en wordt beschreven in hoofdstuk # De intentie is er om een zakkaartje en een App te maken als hulpmiddel bij het gebruik van deze Daarnaast zijn er per hoofdstuk indicatoren ontwikkeld die in hoofdstuk # beschreven zijn – indien relevant – in overleg met de patiënt te gebeuren Afwijkingen van de richtlijn dienen De werkgroep ‘Richtlijn Coloscopie Surveillance’ wordt in zijn huidige vorm gehandhaafd en zal bij wegvallen van een van de werkgroepleden aangevuld worden met een lid met vergelijkbare achtergrond Om de actualiteit van deze richtlijn te waarborgen, zal de werkgroep iedere twee gepubliceerd is De richtlijn wordt in ieder geval eens per vijf jaar geactualiseerd Wat zijn de verwachtingen t a v kwaliteit van een coloscopie? Coloscopie met poliepectomie is de standaard methode voor de detectie en behandeling van voorstadia van darmkanker De effectiviteit van coloscopie voor de preventie van darmkanker Dit is de reden dat bij de implementatie van het landelijk bevolkingsonderzoek darmkanker de voorwaarde is gesteld dat de coloscopieën die volgen na een positieve iFOBT uniform worden uitgevoerd en aan hoge kwaliteitseisen voldoen (#) Om dit doel te verwezenlijken is volledige registratie en periodieke evaluatie van kwaliteitsindicatoren noodzakelijk, om deze te optimaliseren en af te stemmen met internationale normen Het is de verwachting dat er in <LOCATIE> op termijn ook een kwaliteitsprogramma voor alle andere coloscopieën ingevoerd zal In dit hoofdstuk worden algemene aspecten samengevat betreffende de kwaliteit van een coloscopie Deze zijn gebaseerd op landelijke (#) en internationale rapporten zoals de Engelse , de De National Polyp Study (NPS) (#) heeft aangetoond dat surveillance coloscopie met poliepectomie de mortaliteit ten gevolge van darmkanker verlaagt met ##% Echter hebben een aantal recente studies een beperkt effect gevonden van coloscopie op de incidentie en mortaliteit ten gevolge van darmkanker in het proximale colon (<DATUM> Mogelijke verklaringen hiervoor zijn endoscopist afhankelijke factoren welke gecorrigeerd kunnen worden door middel van training (#) Verschillende studies hebben aangetoond dat een incomplete coloscopie (#), een lage adenoom detectie rate van de scopist (#) en het verrichten van een incomplete poliepectomie.
561
nvmdl
per vijf jaar geactualiseerd Wat zijn de verwachtingen t a v kwaliteit van een coloscopie? Coloscopie met poliepectomie is de standaard methode voor de detectie en behandeling van voorstadia van darmkanker De effectiviteit van coloscopie voor de preventie van darmkanker Dit is de reden dat bij de implementatie van het landelijk bevolkingsonderzoek darmkanker de voorwaarde is gesteld dat de coloscopieën die volgen na een positieve iFOBT uniform worden uitgevoerd en aan hoge kwaliteitseisen voldoen (#) Om dit doel te verwezenlijken is volledige registratie en periodieke evaluatie van kwaliteitsindicatoren noodzakelijk, om deze te optimaliseren en af te stemmen met internationale normen Het is de verwachting dat er in <LOCATIE> op termijn ook een kwaliteitsprogramma voor alle andere coloscopieën ingevoerd zal In dit hoofdstuk worden algemene aspecten samengevat betreffende de kwaliteit van een coloscopie Deze zijn gebaseerd op landelijke (#) en internationale rapporten zoals de Engelse , de De National Polyp Study (NPS) (#) heeft aangetoond dat surveillance coloscopie met poliepectomie de mortaliteit ten gevolge van darmkanker verlaagt met ##% Echter hebben een aantal recente studies een beperkt effect gevonden van coloscopie op de incidentie en mortaliteit ten gevolge van darmkanker in het proximale colon (<DATUM> Mogelijke verklaringen hiervoor zijn endoscopist afhankelijke factoren welke gecorrigeerd kunnen worden door middel van training (#) Verschillende studies hebben aangetoond dat een incomplete coloscopie (#), een lage adenoom detectie rate van de scopist (#) en het verrichten van een incomplete poliepectomie intervalcarcinomen genoemd Deze data benadrukken dat de kwaliteit van de coloscopie belangrijk is voor een optimale bescherming tegen darmkanker Dit overzicht is gebaseerd op een selectie van ## artikelen van de meest relevante studies met een hoge kwaliteit In tabel <DATUM> worden internationale normen samengevat betreffende de kwaliteit van coloscopie Tabel <DATUM> Minimum set van kwaliteitsindicatoren, uitkomsten voor auditing en internationale normen Een volledige inspectie van het colonslijmvlies (coecumintubatie) met fotodocumentatie van minimaal # van de # landmarks (appendix-opening, klep van Bauhin en terminale ileum) is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de coloscopie Volledigheid van coloscopie is geassocieerd met ongeveer ##% minder sterfgevallen als gevolg van darmkanker (#) In een cohortstudie van patiënten met een voorgaande incomplete coloscopie bleek tijdens de surveillance <DATUM> een geavanceerd adenoom te hebben in het eerder niet geïnspecteerde colonsegment (##) De eis voor coecumintubatie van minimaal ##% (ongecorrigeerd) en minimaal ##% (gecorrigeerd) zijn gebaseerd op standaarden die worden gebruikt in het kader van ongecorrigeerde coecumintubatie wordt berekend over alle coloscopieën waarbij de intentie was het coecum te bereiken De gecorrigeerde coecumintubatie coloscopieën worden coloscopieën met een slechte darmvoorbereiding, stenoserende tumoren of ernstige colitis niet meegenomen Om het colonslijmvlies goed te kunnen inspecteren, is een goede darmvoorbereiding noodzakelijk Suboptimale darmvoorbereiding maakt de detectie van poliepen lastig (##) In de praktijk worden verschillende methodes gebruikt om de darm voor te bereiden door middel van darmspoeling, dieet en/of laxeermiddelen Uit een recente meta-analyse, gebaseerd op # gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoeken, blijkt dat splitsing van de dosis darmspoeling.
595
nvmdl
is voor een optimale bescherming tegen darmkanker Dit overzicht is gebaseerd op een selectie van ## artikelen van de meest relevante studies met een hoge kwaliteit In tabel <DATUM> worden internationale normen samengevat betreffende de kwaliteit van coloscopie Tabel <DATUM> Minimum set van kwaliteitsindicatoren, uitkomsten voor auditing en internationale normen Een volledige inspectie van het colonslijmvlies (coecumintubatie) met fotodocumentatie van minimaal # van de # landmarks (appendix-opening, klep van Bauhin en terminale ileum) is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de coloscopie Volledigheid van coloscopie is geassocieerd met ongeveer ##% minder sterfgevallen als gevolg van darmkanker (#) In een cohortstudie van patiënten met een voorgaande incomplete coloscopie bleek tijdens de surveillance <DATUM> een geavanceerd adenoom te hebben in het eerder niet geïnspecteerde colonsegment (##) De eis voor coecumintubatie van minimaal ##% (ongecorrigeerd) en minimaal ##% (gecorrigeerd) zijn gebaseerd op standaarden die worden gebruikt in het kader van ongecorrigeerde coecumintubatie wordt berekend over alle coloscopieën waarbij de intentie was het coecum te bereiken De gecorrigeerde coecumintubatie coloscopieën worden coloscopieën met een slechte darmvoorbereiding, stenoserende tumoren of ernstige colitis niet meegenomen Om het colonslijmvlies goed te kunnen inspecteren, is een goede darmvoorbereiding noodzakelijk Suboptimale darmvoorbereiding maakt de detectie van poliepen lastig (##) In de praktijk worden verschillende methodes gebruikt om de darm voor te bereiden door middel van darmspoeling, dieet en/of laxeermiddelen Uit een recente meta-analyse, gebaseerd op # gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoeken, blijkt dat splitsing van de dosis darmspoeling kwaliteit van de darmvoorbereiding dient standaard in het coloscopie rapport vastgelegd te worden met een gevalideerde schaal De Boston Bowel Preparation Scale (BBPS) is een goed gevalideerde schaal die goed in de klinische praktijk kan worden gehanteerd (tabel <DATUM> (##) De BBPS is voldoende reproduceerbaar in de praktijk (interobserver variatie, K=# ##) (##) Een voldoende schoon colon (BBPS )#), na maximaal schoonspoelen door de endoscopist, is geassocieerd met een hogere poliepdetectie (##% bij een BBPS )# versus ##% bij een BBPS De Boston Bowel Preparation Scale (BBPS) is een vierpuntsschaal die wordt gebruikt voor de drie grote delen van het colon; rechter colon, transversum en linker colon en na maximaal schoonspoelen Aan elk van de drie delen wordt één van de onderstaande scores toegekend Vervolgens worden de drie scores bij elkaar opgesteld Een voldoende schoon colon heeft een BBPS van # of meer Niet voorbereid segment van het colon; het slijmvlies kan niet worden beoordeeld vanwege vaste ontlasting die niet kan worden verwijderd Een gedeelte van het slijmvlies van het segment wordt gezien, maar andere delen niet als gevolg van residuele ontlasting en/of ondoorzichtige vloeistof <PERSOON> hoeveelheid residuele ontlasting en/of ondoorzichtige vloeistof, maar het Volledige slijmvlies van het segment is goed te zien, zonder residuele ontlasting en/of De inspectietijd is positief gecorreleerd met de detectie van adenomen en dient bij een negatieve coloscopie, d w z een coloscopie zonder afwijkingen, minimaal # minuten te zijn In een onderzoek van Barclay et al hadden endoscopisten met een inspectietijd van meer dan # minuten.
621
nvmdl
in het coloscopie rapport vastgelegd te worden met een gevalideerde schaal De Boston Bowel Preparation Scale (BBPS) is een goed gevalideerde schaal die goed in de klinische praktijk kan worden gehanteerd (tabel <DATUM> (##) De BBPS is voldoende reproduceerbaar in de praktijk (interobserver variatie, K=# ##) (##) Een voldoende schoon colon (BBPS )#), na maximaal schoonspoelen door de endoscopist, is geassocieerd met een hogere poliepdetectie (##% bij een BBPS )# versus ##% bij een BBPS De Boston Bowel Preparation Scale (BBPS) is een vierpuntsschaal die wordt gebruikt voor de drie grote delen van het colon; rechter colon, transversum en linker colon en na maximaal schoonspoelen Aan elk van de drie delen wordt één van de onderstaande scores toegekend Vervolgens worden de drie scores bij elkaar opgesteld Een voldoende schoon colon heeft een BBPS van # of meer Niet voorbereid segment van het colon; het slijmvlies kan niet worden beoordeeld vanwege vaste ontlasting die niet kan worden verwijderd Een gedeelte van het slijmvlies van het segment wordt gezien, maar andere delen niet als gevolg van residuele ontlasting en/of ondoorzichtige vloeistof <PERSOON> hoeveelheid residuele ontlasting en/of ondoorzichtige vloeistof, maar het Volledige slijmvlies van het segment is goed te zien, zonder residuele ontlasting en/of De inspectietijd is positief gecorreleerd met de detectie van adenomen en dient bij een negatieve coloscopie, d w z een coloscopie zonder afwijkingen, minimaal # minuten te zijn In een onderzoek van Barclay et al hadden endoscopisten met een inspectietijd van meer dan # minuten #% versus <DATUM> ) en geavanceerde adenomen (<DATUM> versus <DATUM> ) t o v endoscopisten met een inspectietijd die korter was dan # minuten (##) De veronderstelling hierbij is dat een langere inspectietijd in combinatie met de Het detectiecijfer voor adenomen is binnen de huidige screeningsprogramma’s naar darmkanker een van de best geaccepteerde kwaliteitsindicatoren (##) Het is een voorspeller van het risico op een intervalcarcinoom, d w z een coloncarcinoom dat is ontstaan in de periode na een coloscopie en binnen het geadviseerde surveillance-interval Uit de studie van Kaminski et al bleek dat het risico op een intervalcarcinoom significant hoger was bij deelnemers die een coloscopie ondergingen, uitgevoerd door endoscopisten met een detectiecijfer van minder dan ##% ten opzichte van diegenen met een detectiecijfer van ##% of meer (#) In het kader van het landelijke screeningsprogramma van gezonde deelnemers in de leeftijdscategorie tussen de ## en <LEEFTIJD> jaar wordt bij de uitgangscoloscopie een adenoomdetectie verwacht van minimaal ##% Veiligheid en volledigheid van de uitgevoerde poliepectomieën zijn essentiële voorwaarden van een kwaliteitscoloscopie Een tweetal studies hebben aangetoond dat ongeveer een kwart van alle intervalcarcinomen na coloscopie mogelijk het gevolg zijn van onvolledige poliepectomieën (##,##) Grote poliepen worden soms in delen (piecemeal) verwijderd, waardoor de radicaliteit van de resectie moeilijk vast te stellen is In een prospectieve follow-up studie hadden ##% van de patiënten die een piecemeal poliepectomie ondergingen, een restadenoom <DATUM> maanden na de coloscopie (Tabel <DATUM> .
625
nvmdl
#% versus <DATUM> ) en geavanceerde adenomen (<DATUM> versus <DATUM> ) t o v endoscopisten met een inspectietijd die korter was dan # minuten (##) De veronderstelling hierbij is dat een langere inspectietijd in combinatie met de Het detectiecijfer voor adenomen is binnen de huidige screeningsprogramma’s naar darmkanker een van de best geaccepteerde kwaliteitsindicatoren (##) Het is een voorspeller van het risico op een intervalcarcinoom, d w z een coloncarcinoom dat is ontstaan in de periode na een coloscopie en binnen het geadviseerde surveillance-interval Uit de studie van Kaminski et al bleek dat het risico op een intervalcarcinoom significant hoger was bij deelnemers die een coloscopie ondergingen, uitgevoerd door endoscopisten met een detectiecijfer van minder dan ##% ten opzichte van diegenen met een detectiecijfer van ##% of meer (#) In het kader van het landelijke screeningsprogramma van gezonde deelnemers in de leeftijdscategorie tussen de ## en <LEEFTIJD> jaar wordt bij de uitgangscoloscopie een adenoomdetectie verwacht van minimaal ##% Veiligheid en volledigheid van de uitgevoerde poliepectomieën zijn essentiële voorwaarden van een kwaliteitscoloscopie Een tweetal studies hebben aangetoond dat ongeveer een kwart van alle intervalcarcinomen na coloscopie mogelijk het gevolg zijn van onvolledige poliepectomieën (##,##) Grote poliepen worden soms in delen (piecemeal) verwijderd, waardoor de radicaliteit van de resectie moeilijk vast te stellen is In een prospectieve follow-up studie hadden ##% van de patiënten die een piecemeal poliepectomie ondergingen, een restadenoom <DATUM> maanden na de coloscopie (Tabel <DATUM> de sessiele poliepen met een grootte tussen ## en ## mm niet volledig verwijderd zijn, waarbij het met name gaat om de sessiele serrated poliepen (Tabel <DATUM> (##) In het algemeen wordt geadviseerd om # maanden na piecemeal verwijdering van grote poliepen een surveillance endoscopie te verrichten Dit is onafhankelijk van de histologie van de poliep Tabel <DATUM> Prevalentie incomplete poliepectomieën in de routine praktijk Het plaatsen van een endoscopische inktmarkering in het colon en rectum (m a w tatoeage) #) Na een poliepectomie die mogelijk onvolledig is, zoals na piecemeal resectie #) Indien de poliep nog verwijderd moet worden en de locatie tijdens een volgende scopie #) Bij een indicatie voor chirurgische resectie i v m colorectaalcarcinoom of een afwijking die endoscopisch verdacht is voor invasieve groei of irresectabel is Het advies is om alle gedetecteerde carcinomen te markeren (##) NB Voor de uniformiteit wordt geadviseerd om de markering # cm distaal van de afwijking te plaaten met een twee tot drietal markeringen (dus bijv op #, #, en # uur) Alvorens de inkt submucosaal te injecteren, wordt geadviseerd eerst een depositie NaCl submucosaal te plaatsen, Voor surveillance bestaat er geen indicatie voor virtuele coloscopie zoals bijvoorbeeld CTcolonografie, m n wegens het relatief vaak voorkomen van vlakke poliepen waarvoor CTcolografie een lagere sensitiviteit heeft dan coloscopie (##) Virtuele coloscopie is alleen een goed alternatief als coloscopie niet mogelijk is en de uitslag wel consequenties heeft (##) Een coloscopie verlaagt de sterfte ten gevolge van darmkanker in het distale colon maar.
626
nvmdl
## mm niet volledig verwijderd zijn, waarbij het met name gaat om de sessiele serrated poliepen (Tabel <DATUM> (##) In het algemeen wordt geadviseerd om # maanden na piecemeal verwijdering van grote poliepen een surveillance endoscopie te verrichten Dit is onafhankelijk van de histologie van de poliep Tabel <DATUM> Prevalentie incomplete poliepectomieën in de routine praktijk Het plaatsen van een endoscopische inktmarkering in het colon en rectum (m a w tatoeage) #) Na een poliepectomie die mogelijk onvolledig is, zoals na piecemeal resectie #) Indien de poliep nog verwijderd moet worden en de locatie tijdens een volgende scopie #) Bij een indicatie voor chirurgische resectie i v m colorectaalcarcinoom of een afwijking die endoscopisch verdacht is voor invasieve groei of irresectabel is Het advies is om alle gedetecteerde carcinomen te markeren (##) NB Voor de uniformiteit wordt geadviseerd om de markering # cm distaal van de afwijking te plaaten met een twee tot drietal markeringen (dus bijv op #, #, en # uur) Alvorens de inkt submucosaal te injecteren, wordt geadviseerd eerst een depositie NaCl submucosaal te plaatsen, Voor surveillance bestaat er geen indicatie voor virtuele coloscopie zoals bijvoorbeeld CTcolonografie, m n wegens het relatief vaak voorkomen van vlakke poliepen waarvoor CTcolografie een lagere sensitiviteit heeft dan coloscopie (##) Virtuele coloscopie is alleen een goed alternatief als coloscopie niet mogelijk is en de uitslag wel consequenties heeft (##) Een coloscopie verlaagt de sterfte ten gevolge van darmkanker in het distale colon maar Patiënten die gescopieerd zijn door endoscopisten met een laag adenoom detectie rate hebben een verhoogd risico op het krijgen van een interval carcinoom Idealiter is het primaire doel van de coloscopie om het aantal sterfgevallen als gevolg van het colorectaal carcinoom te reduceren Het detectiecijfer van het CRC is echter een minder nauwkeurige indicatie voor de kwaliteit van de coloscopie dan het detectiecijfer van adenomen Ook kan het detectiecijfer voor het CRC sterk variëren tussen endoscopisten door het lage aantal Intervalcarcinomen zijn een belangrijke kwaliteitsindicator Deze indicator vereist echter rapportage met een zeer lange follow-up in een daarvoor uitgerust registratiesysteem, met daarnaast koppeling met de landelijke kankerregistratie van het IKNL Daarom is dit geen goed bruikbare kwaliteitsindicator voor de dagelijkse praktijk en wordt het adenoom detectie rate Een coloscopie dient aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen # Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Protocol voor de toelating en auditing van coloscopiecentra en endoscopisten bevolkingsonderzoek darmkanker ### Nov versie # # # Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON> HJ, Evans GD, et al Guidelines for colorectal cancer screening and surveillance in moderate and high risk groups (update # Lieberman DA, <PERSOON> DK, Winawer SJ, Giardiello FM, <PERSOON> DA, <PERSOON> TR Guidelines for colonoscopy surveillance after screening and polypectomy a consensus update by the US # Cancer Care Ontario ColonCancerCheck ### Program Report Toronto, Canada, ### #.
590
nvmdl
Patiënten die gescopieerd zijn door endoscopisten met een laag adenoom detectie rate hebben een verhoogd risico op het krijgen van een interval carcinoom Idealiter is het primaire doel van de coloscopie om het aantal sterfgevallen als gevolg van het colorectaal carcinoom te reduceren Het detectiecijfer van het CRC is echter een minder nauwkeurige indicatie voor de kwaliteit van de coloscopie dan het detectiecijfer van adenomen Ook kan het detectiecijfer voor het CRC sterk variëren tussen endoscopisten door het lage aantal Intervalcarcinomen zijn een belangrijke kwaliteitsindicator Deze indicator vereist echter rapportage met een zeer lange follow-up in een daarvoor uitgerust registratiesysteem, met daarnaast koppeling met de landelijke kankerregistratie van het IKNL Daarom is dit geen goed bruikbare kwaliteitsindicator voor de dagelijkse praktijk en wordt het adenoom detectie rate Een coloscopie dient aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen # Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Protocol voor de toelating en auditing van coloscopiecentra en endoscopisten bevolkingsonderzoek darmkanker ### Nov versie # # # Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON> HJ, Evans GD, et al Guidelines for colorectal cancer screening and surveillance in moderate and high risk groups (update # Lieberman DA, <PERSOON> DK, Winawer SJ, Giardiello FM, <PERSOON> DA, <PERSOON> TR Guidelines for colonoscopy surveillance after screening and polypectomy a consensus update by the US # Cancer Care Ontario ColonCancerCheck ### Program Report Toronto, Canada, ### # et al Colonoscopic polypectomy and long-term prevention of colorectal-cancer deaths <PERSOON> of colonoscopy and death from colorectal cancer <PERSOON> CM, Hoffmeister M Long-term risk of colorectal cancer # <PERSOON> GA Interval cancers after colonoscopy-insights and # <PERSOON> J, et al Quality indicators for colonoscopy and the risk of interval cancer <PERSOON> J Med ## Robertson DJ, Greenberg ER, <PERSOON-##> RW, et al Colorectal cancer in patiënts under close colonoscopic surveillance <PERSOON-##> basic principles and novel techniques Nat Rev ## BCSP Quality Assurance Endoscopy Group Quality Assurance Guidelines for Colonoscopy ## <PERSOON-##> SE, et al Quality indicators for ## <PERSOON-##> VK, de <PERSOON-##> of colonoscopy preparation quality on ## Kilgore TW, Abdinoor <INSTELLING>, Szary NM, Schowengerdt SW, Yust JB, Choudhary A, et al Bowel ## <PERSOON-##> bowel preparation scale a valid and reliable instrument for colonoscopy-oriented research Gastrointest ## Barclay RL, Vicari JJ, Doughty AS, Johanson JF, Greenlaw RL Colonoscopic withdrawal.
548
nvmdl
<PERSOON> of colonoscopy and death from colorectal cancer <PERSOON> CM, Hoffmeister M Long-term risk of colorectal cancer # <PERSOON> GA Interval cancers after colonoscopy-insights and # <PERSOON> J, et al Quality indicators for colonoscopy and the risk of interval cancer <PERSOON> J Med ## Robertson DJ, Greenberg ER, <PERSOON> RW, et al Colorectal cancer in patiënts under close colonoscopic surveillance <PERSOON> basic principles and novel techniques Nat Rev ## BCSP Quality Assurance Endoscopy Group Quality Assurance Guidelines for Colonoscopy ## <PERSOON> SE, et al Quality indicators for ## <PERSOON> VK, de <PERSOON-##> of colonoscopy preparation quality on ## Kilgore TW, Abdinoor <INSTELLING>, Szary NM, Schowengerdt SW, Yust JB, Choudhary A, et al Bowel ## <PERSOON-##> bowel preparation scale a valid and reliable instrument for colonoscopy-oriented research Gastrointest ## Barclay RL, Vicari JJ, Doughty AS, Johanson JF, Greenlaw RL Colonoscopic withdrawal <PERSOON> J Med ## <PERSOON-##> TJ, Rutter MD, Blanks RG, Moss SM, Goddard AF, Chilton A, et al Colonoscopy quality measures experience from the NHS Bowel Cancer Screening Programme Gut ## Farrar WD, Sawhney MS, <PERSOON-##> JH Colorectal cancers found after a ## <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> DK Incidence and predictors of "late" recurrences after endoscopic piecemeal resection of large sessile adenomas <PERSOON-##> SP, <PERSOON-##> RI, <PERSOON-##> SR, et al <PERSOON-##> DL, Farraye FA, Kaul V, et al <PERSOON-##> R, et al Factors determining the quality of screening colonoscopy a prospective study on adenoma detection rates, from ##,### examinations (Berlin colonoscopy project #, <PERSOON-##> JE, <PERSOON-##> TD, Faigel DO Polypectomy rate as a quality measure for colonoscopy ## <PERSOON-##> LC et al CT colonography with ## Pickhardt PJ, Wise SM, <PERSOON-##> DH Positive predictive value for polyps detected at screening Pubmed, Cochrane Library en Embase werden gebruikt voor een elektronische systematische zoekopdracht Artikelen gepubliceerd in de Engelse taal na ### werden geanalyseerd Er werd een selectie gemaakt van de meest relevante studies met een hoge kwaliteit.
547
nvmdl
Engl J Med ## <PERSOON> TJ, Rutter MD, Blanks RG, Moss SM, Goddard AF, Chilton A, et al Colonoscopy quality measures experience from the NHS Bowel Cancer Screening Programme Gut ## Farrar WD, Sawhney MS, <PERSOON> JH Colorectal cancers found after a ## <PERSOON> M, <PERSOON> DK Incidence and predictors of "late" recurrences after endoscopic piecemeal resection of large sessile adenomas <PERSOON> SP, <PERSOON> RI, <PERSOON> SR, et al <PERSOON> DL, Farraye FA, Kaul V, et al <PERSOON> R, et al Factors determining the quality of screening colonoscopy a prospective study on adenoma detection rates, from ##,### examinations (Berlin colonoscopy project #, <PERSOON-##> JE, <PERSOON> TD, Faigel DO Polypectomy rate as a quality measure for colonoscopy ## <PERSOON-##> LC et al CT colonography with ## Pickhardt PJ, Wise SM, <PERSOON-##> DH Positive predictive value for polyps detected at screening Pubmed, Cochrane Library en Embase werden gebruikt voor een elektronische systematische zoekopdracht Artikelen gepubliceerd in de Engelse taal na ### werden geanalyseerd Er werd een selectie gemaakt van de meest relevante studies met een hoge kwaliteit relevant beschouwd als deze informatie bevatte over landelijke of grote regionale screeningsprogramma’s in Europa en Noord Amerika De volgende woorden werden gebruikt voor Uitgangsvraag Wat is een optimaal surveillance-interval voor patiënten met adenomen, rekening houdend met risicofactoren voor metachrone adenomen en Dit document is een update van de CBO richtlijn ‘Follow up na poliepectomie’ van ### en de samenvatting van ### (<DATUM> De huidige Nederlandse richtlijn uit ### en de samenvatting van ###, zijn gebaseerd op data van voor ### en nemen in het surveillance advies alleen het aantal adenomen mee De laatste <LEEFTIJD> jaar zijn er nieuwe data beschikbaar gekomen waaruit blijkt dat naast het aantal adenomen ook andere risicofactoren belangrijke onafhankelijke voorspellers zijn voor het ontstaan van metachrone (hoog-risico) adenomen Daarnaast blijkt in de praktijk dat de huidige richtlijn slecht wordt nageleefd, mogelijk omdat de behandelend arts meerdere risicofactoren meeneemt bij het bepalen van het surveillance-interval (<DATUM> Een Nederlands onderzoek liet zien dat volgens de vigerende richtlijn van ### meer dan ##% van de adenoompatiënten zijn surveillance coloscopie te vroeg kreeg en ##% te laat (#) In september ### zal in <LOCATIE> het landelijke bevolkingsonderzoek darmkanker starten, waarvoor veel extra coloscopie capaciteit nodig is Het is dus extra belangrijk dat de beperkte coloscopie capaciteit gebruikt gaat worden voor de patiënten groepen die daar de meeste baat bij hebben Daarnaast zijn er recente Engelse, Australische en Amerikaanse richtlijnen die adviseren om naast het aantal adenomen ook andere risicofactoren mee te wegen (<DATUM> Bovengenoemde.
596
nvmdl
relevant beschouwd als deze informatie bevatte over landelijke of grote regionale screeningsprogramma’s in Europa en Noord Amerika De volgende woorden werden gebruikt voor Uitgangsvraag Wat is een optimaal surveillance-interval voor patiënten met adenomen, rekening houdend met risicofactoren voor metachrone adenomen en Dit document is een update van de CBO richtlijn ‘Follow up na poliepectomie’ van ### en de samenvatting van ### (<DATUM> De huidige Nederlandse richtlijn uit ### en de samenvatting van ###, zijn gebaseerd op data van voor ### en nemen in het surveillance advies alleen het aantal adenomen mee De laatste <LEEFTIJD> jaar zijn er nieuwe data beschikbaar gekomen waaruit blijkt dat naast het aantal adenomen ook andere risicofactoren belangrijke onafhankelijke voorspellers zijn voor het ontstaan van metachrone (hoog-risico) adenomen Daarnaast blijkt in de praktijk dat de huidige richtlijn slecht wordt nageleefd, mogelijk omdat de behandelend arts meerdere risicofactoren meeneemt bij het bepalen van het surveillance-interval (<DATUM> Een Nederlands onderzoek liet zien dat volgens de vigerende richtlijn van ### meer dan ##% van de adenoompatiënten zijn surveillance coloscopie te vroeg kreeg en ##% te laat (#) In september ### zal in <LOCATIE> het landelijke bevolkingsonderzoek darmkanker starten, waarvoor veel extra coloscopie capaciteit nodig is Het is dus extra belangrijk dat de beperkte coloscopie capaciteit gebruikt gaat worden voor de patiënten groepen die daar de meeste baat bij hebben Daarnaast zijn er recente Engelse, Australische en Amerikaanse richtlijnen die adviseren om naast het aantal adenomen ook andere risicofactoren mee te wegen (<DATUM> Bovengenoemde Rekening houdend met factoren als optimale inzet van schaarse endoscopische faciliteiten, belasting voor de patiënt, het risico op complicaties en kosteneffectiviteit, dient het vaststellen van het interval voor surveillance coloscopie bij voorkeur gebaseerd te zijn op risicostratificatie De ### richtlijn adviseert een surveillance coloscopie na poliepectomie op basis van het aantal gevonden adenomen, met een coloscopie na <LEEFTIJD> jaar bij # of # adenomen en een coloscopie na <LEEFTIJD> jaar bij # of meer adenomen (<DATUM> Sinds de laatste richtlijn zijn er meerdere publicaties verschenen die aantonen dat ook andere risicofactoren onafhankelijke voorspellers zijn voor de ontwikkeling van metachrone adenomen en meegewogen moeten worden om het surveillanceinterval te bepalen (<DATUM> Martinez et al hebben data van # prospectieve studies samengevoegd Deze samengevoegde analyse bevat data van ### mannen en vrouwen met een colorectaal adenoom welke bij coloscopie was verwijderd Het risico op de ontwikkeling van een nieuw hoog-risico adenoom werd bepaald, alsmede risicofactoren voor de ontwikkeling van een hoog-risico adenoom (#) De resultaten van deze studie staan hieronder vermeld per variabele <PERSOON> et al hebben een systematische literatuur review en samengevoegde analyse verricht van studies waarin de bevindingen bij een vervolg coloscopie werden gerapporteerd, gestratificeerd voor de bevindingen bij index-coloscopie In totaal voldeden ## studies aan de inclusiecriteria, waarvan ## studies met een hoge kwaliteit, ## met een intermediaire kwaliteit en # met een lage kwaliteit (#) In deze analyse werd gekeken naar risicofactoren voor metachrone adenomen (zowel laag- als hoog-risico adenomen) De resultaten van beide studies staan hieronder vermeld.
630
nvmdl
optimale inzet van schaarse endoscopische faciliteiten, belasting voor de patiënt, het risico op complicaties en kosteneffectiviteit, dient het vaststellen van het interval voor surveillance coloscopie bij voorkeur gebaseerd te zijn op risicostratificatie De ### richtlijn adviseert een surveillance coloscopie na poliepectomie op basis van het aantal gevonden adenomen, met een coloscopie na <LEEFTIJD> jaar bij # of # adenomen en een coloscopie na <LEEFTIJD> jaar bij # of meer adenomen (<DATUM> Sinds de laatste richtlijn zijn er meerdere publicaties verschenen die aantonen dat ook andere risicofactoren onafhankelijke voorspellers zijn voor de ontwikkeling van metachrone adenomen en meegewogen moeten worden om het surveillanceinterval te bepalen (<DATUM> Martinez et al hebben data van # prospectieve studies samengevoegd Deze samengevoegde analyse bevat data van ### mannen en vrouwen met een colorectaal adenoom welke bij coloscopie was verwijderd Het risico op de ontwikkeling van een nieuw hoog-risico adenoom werd bepaald, alsmede risicofactoren voor de ontwikkeling van een hoog-risico adenoom (#) De resultaten van deze studie staan hieronder vermeld per variabele <PERSOON> et al hebben een systematische literatuur review en samengevoegde analyse verricht van studies waarin de bevindingen bij een vervolg coloscopie werden gerapporteerd, gestratificeerd voor de bevindingen bij index-coloscopie In totaal voldeden ## studies aan de inclusiecriteria, waarvan ## studies met een hoge kwaliteit, ## met een intermediaire kwaliteit en # met een lage kwaliteit (#) In deze analyse werd gekeken naar risicofactoren voor metachrone adenomen (zowel laag- als hoog-risico adenomen) De resultaten van beide studies staan hieronder vermeld patiënten met adenomen die een surveillance coloscopie ondergingen in ## ziekenhuizen (##) Met behulp van PALGA (Pathologisch Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief) zijn patiënten met een eerste adenoomdiagnose in de periode ###-### geselecteerd in de deelnemende ziekenhuizen De studiepopulatie bestond uit adenoompatiënten die na index-coloscopie ook een surveillance coloscopie hadden ondergaan Uit endoscopie- en pathologieverslagen zijn gegevens verzameld over patiëntenkenmerken, de kwaliteit van de coloscopie en de bevindingen bij coloscopie (aantal en aard van de adenomen) Voor het schatten van de relatie tussen patiënt- en adenoomkenmerken ten tijde van index-coloscopie en bevindingen bij vervolgcoloscopie is gebruik gemaakt van multinomiale logistische regressie analyse Op basis van de uitkomsten van het multinomiale logistische regressie model voor hoog-risico adenomen (inclusief darmkanker) is een score tabel gegenereerd voor de aanwezigheid van adenoomkenmerken De relatieve risico’s die berekend zijn met logistische regressie analyse zijn vervolgens gebruikt in modelsimulaties om de kosteneffectiviteit van verschillende surveillance-strategieën voor de verschillende risico profielen door te berekenen De resultaten van de SAP studie staan vermeld in tabel <DATUM> Risicofactoren voor het vinden van (hoog-risico) metachrone adenomen of CRC tijdens surveillance coloscopie bij patiënten die bij een eerdere coloscopie een Tabel <DATUM> laat de belangrijke voorspellers zien voor het vinden van metachrone (hoog-risico) prospectieve studies (n=<DATUM> van Martinez et al en de systematische literatuur review en Met betrekking tot patiëntkenmerken zijn oudere leeftijd en mannelijk geslacht onafhankelijke Zoals al uit de eerdere literatuur naar voren kwam, is het aantal adenomen sterk geassocieerd.
609
nvmdl
met adenomen die een surveillance coloscopie ondergingen in ## ziekenhuizen (##) Met behulp van PALGA (Pathologisch Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief) zijn patiënten met een eerste adenoomdiagnose in de periode ###-### geselecteerd in de deelnemende ziekenhuizen De studiepopulatie bestond uit adenoompatiënten die na index-coloscopie ook een surveillance coloscopie hadden ondergaan Uit endoscopie- en pathologieverslagen zijn gegevens verzameld over patiëntenkenmerken, de kwaliteit van de coloscopie en de bevindingen bij coloscopie (aantal en aard van de adenomen) Voor het schatten van de relatie tussen patiënt- en adenoomkenmerken ten tijde van index-coloscopie en bevindingen bij vervolgcoloscopie is gebruik gemaakt van multinomiale logistische regressie analyse Op basis van de uitkomsten van het multinomiale logistische regressie model voor hoog-risico adenomen (inclusief darmkanker) is een score tabel gegenereerd voor de aanwezigheid van adenoomkenmerken De relatieve risico’s die berekend zijn met logistische regressie analyse zijn vervolgens gebruikt in modelsimulaties om de kosteneffectiviteit van verschillende surveillance-strategieën voor de verschillende risico profielen door te berekenen De resultaten van de SAP studie staan vermeld in tabel <DATUM> Risicofactoren voor het vinden van (hoog-risico) metachrone adenomen of CRC tijdens surveillance coloscopie bij patiënten die bij een eerdere coloscopie een Tabel <DATUM> laat de belangrijke voorspellers zien voor het vinden van metachrone (hoog-risico) prospectieve studies (n=<DATUM> van Martinez et al en de systematische literatuur review en Met betrekking tot patiëntkenmerken zijn oudere leeftijd en mannelijk geslacht onafhankelijke Zoals al uit de eerdere literatuur naar voren kwam, is het aantal adenomen sterk geassocieerd trend ( # ###) (#, <DATUM> Daarnaast hebben patiënten met adenomen van ≥## mm een hogere kans op het ontwikkelen van metachrone (hoog-risico) adenomen (<DATUM> Ook het voorkomen van adenomen in het proximale colon komt consistent naar voren als risicofactor voor De histologische kenmerken villeuze component en hooggradige dysplasie komen minder eenduidig als onafhankelijke risicofactor in de literatuur voor In de univariabele analyse van Martinez et al zijn villeuze kenmerken in een adenoom ()##% villeuze kenmerken) significant geassocieerd met de ontwikkeling van hoog-risico adenomen, maar in het multivariabele model is dit nog maar net significant (OR # ##, <DATUM> # ##) (#) In de meta-analyse <PERSOON> et al is de aanwezigheid van )##% villeuze kenmerken in de samengevoegde univariate analyse net geen significante risicofactor voor metachrone adenomen (RR <DATUM> # #<DATUM> #; heterogeniciteit (<PERSOON> SAP studie wordt alleen gekeken naar villeuze adenomen () ##% villeuze kenmerken) Patiënten met een villeus adenoom bij index-coloscopie hebben een verhoogd risico In zowel de gepoelde analyse van Martinez et al als in de SAP-studie is hooggradige dysplasie geen onafhankelijk voorspellende factor voor hoog-risico adenomen, wanneer in het model ook grootte, villeuze kenmerken bij histologie en locatie worden toevoegd (OR <DATUM> (# <DATUM> #) en OR samengevoegde univariate relatieve risico voor hooggradige dysplasie versus laaggradige dysplasie wel een significante voorspeller voor metachrone adenomen (RR <DATUM> (<DATUM> Tabel <DATUM> Relatieve risico’s (OR en RR (##% CI)) op metachrone (hoog-risico) adenomen en CRC uit de.
653
nvmdl
Daarnaast hebben patiënten met adenomen van ≥## mm een hogere kans op het ontwikkelen van metachrone (hoog-risico) adenomen (<DATUM> Ook het voorkomen van adenomen in het proximale colon komt consistent naar voren als risicofactor voor De histologische kenmerken villeuze component en hooggradige dysplasie komen minder eenduidig als onafhankelijke risicofactor in de literatuur voor In de univariabele analyse van Martinez et al zijn villeuze kenmerken in een adenoom ()##% villeuze kenmerken) significant geassocieerd met de ontwikkeling van hoog-risico adenomen, maar in het multivariabele model is dit nog maar net significant (OR # ##, <DATUM> # ##) (#) In de meta-analyse <PERSOON> et al is de aanwezigheid van )##% villeuze kenmerken in de samengevoegde univariate analyse net geen significante risicofactor voor metachrone adenomen (RR <DATUM> # #<DATUM> #; heterogeniciteit (<PERSOON> SAP studie wordt alleen gekeken naar villeuze adenomen () ##% villeuze kenmerken) Patiënten met een villeus adenoom bij index-coloscopie hebben een verhoogd risico In zowel de gepoelde analyse van Martinez et al als in de SAP-studie is hooggradige dysplasie geen onafhankelijk voorspellende factor voor hoog-risico adenomen, wanneer in het model ook grootte, villeuze kenmerken bij histologie en locatie worden toevoegd (OR <DATUM> (# <DATUM> #) en OR samengevoegde univariate relatieve risico voor hooggradige dysplasie versus laaggradige dysplasie wel een significante voorspeller voor metachrone adenomen (RR <DATUM> (<DATUM> Tabel <DATUM> Relatieve risico’s (OR en RR (##% CI)) op metachrone (hoog-risico) adenomen en CRC uit de Samengestelde score voor adenoompatiënten op basis van aanwezige In het SAP rapport is op basis van de uitkomsten van het multinomiale logistische regressie model voor hoog-risico adenomen of CRC een score tabel gegenereerd voor de aanwezigheid van adenoomkenmerken De variabelen leeftijd en geslacht zijn als aparte variabelen in de kosteneffectiviteitsanalyse meegenomen, omdat ze ook invloed hebben op de levensverwachting van de patiënt, naast het risico op metachrone hoog-risico adenomen Voor de score tabel zijn relatieve risico’s (OR) omgezet naar absolute risico’s (LN (OR)) Vervolgens is een score toegekend aan elk van de adenoomkenmerken op basis van de onderlinge verhouding tussen de absolute risico’s (tabel <DATUM> Met behulp van de score tabel kan per patiënt een totaalscore worden berekend door de afzonderlijke scores voor ieder van de adenoomkenmerken op te tellen Zo vormen de verschillende totaalscores verschillende risicoprofielen (<DATUM> Hoewel de score tabel (tabel <DATUM> is gebaseerd op de SAP studie, sluit hij ook goed aan bij de uitkomsten van Martinez et al en <PERSOON> et al , vanwege de vergelijkbaarheid van de gevonden relatieve #Proximaal is gedefinieerd als coecum, colon ascendens, colon transversum en flexura lienalis De bovenstaande tabel vormt de definitieve score tabel, inclusief de score van serrated poliepen welke nu licht grijs is Dit onderwerp wordt besproken in hoofdstuk # Voor de kosteneffectiviteitsanalyse is gebruik gemaakt van de adenoomkenmerken zoals vermeld in de score tabel (tabel <DATUM> en de variabelen leeftijd en geslacht om het optimale surveillanceinterval te bepalen.
630
nvmdl
adenoompatiënten op basis van aanwezige In het SAP rapport is op basis van de uitkomsten van het multinomiale logistische regressie model voor hoog-risico adenomen of CRC een score tabel gegenereerd voor de aanwezigheid van adenoomkenmerken De variabelen leeftijd en geslacht zijn als aparte variabelen in de kosteneffectiviteitsanalyse meegenomen, omdat ze ook invloed hebben op de levensverwachting van de patiënt, naast het risico op metachrone hoog-risico adenomen Voor de score tabel zijn relatieve risico’s (OR) omgezet naar absolute risico’s (LN (OR)) Vervolgens is een score toegekend aan elk van de adenoomkenmerken op basis van de onderlinge verhouding tussen de absolute risico’s (tabel <DATUM> Met behulp van de score tabel kan per patiënt een totaalscore worden berekend door de afzonderlijke scores voor ieder van de adenoomkenmerken op te tellen Zo vormen de verschillende totaalscores verschillende risicoprofielen (<DATUM> Hoewel de score tabel (tabel <DATUM> is gebaseerd op de SAP studie, sluit hij ook goed aan bij de uitkomsten van Martinez et al en <PERSOON> et al , vanwege de vergelijkbaarheid van de gevonden relatieve #Proximaal is gedefinieerd als coecum, colon ascendens, colon transversum en flexura lienalis De bovenstaande tabel vormt de definitieve score tabel, inclusief de score van serrated poliepen welke nu licht grijs is Dit onderwerp wordt besproken in hoofdstuk # Voor de kosteneffectiviteitsanalyse is gebruik gemaakt van de adenoomkenmerken zoals vermeld in de score tabel (tabel <DATUM> en de variabelen leeftijd en geslacht om het optimale surveillanceinterval te bepalen geïdentificeerde risicoprofielen van patiënten met adenomen het kortste surveillance-interval bepaald dat nog kosteneffectief is Omdat de lange termijn kosten en gezondheidseffecten van surveillance hierbij van belang zijn, is voor deze analyse het microsimulatiemodel MISCAN-Colon gebruikt om lifetime kosten en effecten te berekenen voor surveillance coloscopie met verschillende intervallen De surveillancestrategie waarvan de extra kosten per extra levensjaar het hoogste was, maar nog steeds onder de #,### euro per gewonnen levensjaar, is het uiteindelijke aanbevolen surveillance-interval voor het betreffende geslacht, leeftijd en risiconiveau De drempel van # ### euro is gebaseerd op de incrementele kosteneffectiviteitsratio van de gekozen strategie voor het bevolkingsonderzoek naar darmkanker uit het De totaalscore in combinatie met het geslacht en de leeftijd van de patiënt, bepalen het optimale surveillance-interal voor de patiënt (tabel <DATUM> Voor patiënten met een totaalscore van # punten (geen adenomen of # klein, distaal niet-villeus adenoom) wegen de baten van surveillance niet op tegen de kosten en voor deze groep wordt geen surveillance na poliepectomie aanbevolen Deze patiënten keren na <LEEFTIJD> jaar terug naar het bevolkingsonderzoek (mits jonger dan <LEEFTIJD> jaar) Voor patiënten met een totaalscore van # tot # variëren de surveillance-intervalllen van # tot <LEEFTIJD> jaar Tabel <DATUM> Optimaal surveillance-interval (in jaren) volgens de SAP-studie, naar risicoscore, geslacht en * De SAP studie houdt de maximale totaalscore aan van de # meest recente coloscopieën (dus gebruikt de score van deze of de voorgaande coloscopie) Voor deze richtlijn gebruiken we alleen de laatste coloscopie.
604
nvmdl
het kortste surveillance-interval bepaald dat nog kosteneffectief is Omdat de lange termijn kosten en gezondheidseffecten van surveillance hierbij van belang zijn, is voor deze analyse het microsimulatiemodel MISCAN-Colon gebruikt om lifetime kosten en effecten te berekenen voor surveillance coloscopie met verschillende intervallen De surveillancestrategie waarvan de extra kosten per extra levensjaar het hoogste was, maar nog steeds onder de #,### euro per gewonnen levensjaar, is het uiteindelijke aanbevolen surveillance-interval voor het betreffende geslacht, leeftijd en risiconiveau De drempel van # ### euro is gebaseerd op de incrementele kosteneffectiviteitsratio van de gekozen strategie voor het bevolkingsonderzoek naar darmkanker uit het De totaalscore in combinatie met het geslacht en de leeftijd van de patiënt, bepalen het optimale surveillance-interal voor de patiënt (tabel <DATUM> Voor patiënten met een totaalscore van # punten (geen adenomen of # klein, distaal niet-villeus adenoom) wegen de baten van surveillance niet op tegen de kosten en voor deze groep wordt geen surveillance na poliepectomie aanbevolen Deze patiënten keren na <LEEFTIJD> jaar terug naar het bevolkingsonderzoek (mits jonger dan <LEEFTIJD> jaar) Voor patiënten met een totaalscore van # tot # variëren de surveillance-intervalllen van # tot <LEEFTIJD> jaar Tabel <DATUM> Optimaal surveillance-interval (in jaren) volgens de SAP-studie, naar risicoscore, geslacht en * De SAP studie houdt de maximale totaalscore aan van de # meest recente coloscopieën (dus gebruikt de score van deze of de voorgaande coloscopie) Voor deze richtlijn gebruiken we alleen de laatste coloscopie In hoofdstuk # beschrijven we onze overwegingen om voor surveillance een algemene stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar te hanteren, tenzij de wensen en comorbiditeit/vitaliteit van de patiënt een andere stopleeftijd rechtvaardigen Tenslotte is er een aantal toonaangevende buitenlandse richtlijnen verschenen In ### is een update van de Engelse richtlijn verschenen, in ### van de Australische en in ### van de In de Engelse richtlijn worden aantal en grootte van de gevonden adenomen meegenomen Er is een indeling gemaakt in laag risico, intermediair risico en hoog risico op metachrone adenomen De laag-risico groep omvat patiënten met # tot # adenomen, beide (## mm Het advies in deze laag-risico groep is om geen surveillance of surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar aan te bieden De intermediaire groep omvat patiënten met # tot # adenomen van (## mm of tenminste een adenoom van ≥## mm en het surveillance advies is een nieuwe coloscopie na <LEEFTIJD> jaar De hoogrisico groep omvat patiënten met ≥# adenomen of ≥# adenomen waarvan een adenoom groter dan ## mm, deze groep wordt geadviseerd om na <LEEFTIJD> jaar een nieuwe coloscopie te ondergaan (#) Bij het bepalen van het surveillance-interval worden de bevindingen van de laatste # coloscopieën De Australische richtlijn gaat uit van een laag en een hoog-risico groep De laag-risico groep is gedefinieerd als patiënten met <DATUM> kleine tubulaire adenomen van (## mm Een surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar wordt geadviseerd voor deze laag-risico groep Indien deze coloscopie.
626
nvmdl
om voor surveillance een algemene stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar te hanteren, tenzij de wensen en comorbiditeit/vitaliteit van de patiënt een andere stopleeftijd rechtvaardigen Tenslotte is er een aantal toonaangevende buitenlandse richtlijnen verschenen In ### is een update van de Engelse richtlijn verschenen, in ### van de Australische en in ### van de In de Engelse richtlijn worden aantal en grootte van de gevonden adenomen meegenomen Er is een indeling gemaakt in laag risico, intermediair risico en hoog risico op metachrone adenomen De laag-risico groep omvat patiënten met # tot # adenomen, beide (## mm Het advies in deze laag-risico groep is om geen surveillance of surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar aan te bieden De intermediaire groep omvat patiënten met # tot # adenomen van (## mm of tenminste een adenoom van ≥## mm en het surveillance advies is een nieuwe coloscopie na <LEEFTIJD> jaar De hoogrisico groep omvat patiënten met ≥# adenomen of ≥# adenomen waarvan een adenoom groter dan ## mm, deze groep wordt geadviseerd om na <LEEFTIJD> jaar een nieuwe coloscopie te ondergaan (#) Bij het bepalen van het surveillance-interval worden de bevindingen van de laatste # coloscopieën De Australische richtlijn gaat uit van een laag en een hoog-risico groep De laag-risico groep is gedefinieerd als patiënten met <DATUM> kleine tubulaire adenomen van (## mm Een surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar wordt geadviseerd voor deze laag-risico groep Indien deze coloscopie colorectale adenomen Deze groep wordt een surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar geadviseerd of vervolg middels het programma bevolkingsonderzoek darmkanker Patiënten met een hoog risico zijn patiënten met meer dan # adenomen, adenomen ≥## mm of adenomen met hooggradige dysplasie, tubulovilleuze adenomen of villeuze adenomen Patiënten met hoog-risico adenomen worden een surveillance coloscopie na drie jaar geadviseerd (#) De richtlijn van de American Gastroenterology Association (AGA) neemt aantal, grootte, villeuze kenmerken en hooggradige dysplasie mee om het surveillance-interval te bepalen Patiënten waarbij bij index-coloscopie geen adenomen of alleen kleine ((## mm) hyperplastische poliepen in het distale colon worden gevonden, worden een nieuwe coloscopie geadviseerd na <LEEFTIJD> jaar Patiënten met # tot # kleine ((## mm) tubulaire adenomen worden geadviseerd na # tot <LEEFTIJD> jaar een nieuwe coloscopie te ondergaan Een surveillance-interval van <LEEFTIJD> jaar wordt geadviseerd aan patiënten met # tot ## adenomen, # of meer tubulaire adenomen (≥## mm), # of meer adenomen met villeuze (≥##%) kenmerken en # of meer adenomen met hooggradige Bovenstaande literatuur is de basis geweest voor deze nieuwe richtlijn ‘Coloscopie Surveillance’ Het is aannemelijk dat oudere leeftijd, mannelijk geslacht, aantal adenomen, grootte van het adenoom en het hebben van een proximaal adenoom onafhankelijke risicofactoren zijn Het is aannemelijk dat de aanwezigheid van villeuze kenmerken in een adenoom een onafhankelijke risicofactor is voor het ontstaan van metachrone hoog-risico adenomen, Het is aannemelijk dat hooggradige dysplasie geen onafhankelijke risicofactor is voor het Op basis van de verschillende onafhankelijke risicofactoren voor het ontwikkelen van metachrone.
643
nvmdl
vervolg middels het programma bevolkingsonderzoek darmkanker Patiënten met een hoog risico zijn patiënten met meer dan # adenomen, adenomen ≥## mm of adenomen met hooggradige dysplasie, tubulovilleuze adenomen of villeuze adenomen Patiënten met hoog-risico adenomen worden een surveillance coloscopie na drie jaar geadviseerd (#) De richtlijn van de American Gastroenterology Association (AGA) neemt aantal, grootte, villeuze kenmerken en hooggradige dysplasie mee om het surveillance-interval te bepalen Patiënten waarbij bij index-coloscopie geen adenomen of alleen kleine ((## mm) hyperplastische poliepen in het distale colon worden gevonden, worden een nieuwe coloscopie geadviseerd na <LEEFTIJD> jaar Patiënten met # tot # kleine ((## mm) tubulaire adenomen worden geadviseerd na # tot <LEEFTIJD> jaar een nieuwe coloscopie te ondergaan Een surveillance-interval van <LEEFTIJD> jaar wordt geadviseerd aan patiënten met # tot ## adenomen, # of meer tubulaire adenomen (≥## mm), # of meer adenomen met villeuze (≥##%) kenmerken en # of meer adenomen met hooggradige Bovenstaande literatuur is de basis geweest voor deze nieuwe richtlijn ‘Coloscopie Surveillance’ Het is aannemelijk dat oudere leeftijd, mannelijk geslacht, aantal adenomen, grootte van het adenoom en het hebben van een proximaal adenoom onafhankelijke risicofactoren zijn Het is aannemelijk dat de aanwezigheid van villeuze kenmerken in een adenoom een onafhankelijke risicofactor is voor het ontstaan van metachrone hoog-risico adenomen, Het is aannemelijk dat hooggradige dysplasie geen onafhankelijke risicofactor is voor het Op basis van de verschillende onafhankelijke risicofactoren voor het ontwikkelen van metachrone adenomen gevonden in de Nederlandse populatie (SAP studie) komen goed overeen met de twee recente samengevoegde analyses van Martinez et al en <PERSOON> et al (<DATUM> Derhalve is gekozen om de data van de SAP studie te gebruiken voor deze richtlijn (<DATUM> Een belangrijk punt hierbij is dat in de analyse van de Nederlandse data ook rekening gehouden is met de kosteneffectiviteit van de gekozen advies surveillance-intervallen Er zijn momenteel geen andere studies waarin gekeken is naar de kosteneffectiviteit van de verschillende surveillance-intervallen De richtlijnwerkgroep vindt bovenstaand schema (tabel <DATUM> echter te ingewikkeld voor de dagelijkse praktijk Vereenvoudiging van het model, zonder daarbij het aantal coloscopieën of het aantal gewonnen of verloren levensjaren te veel te laten afwijken, is wenselijk In tabel <DATUM> staat een vereenvoudiging van de geadviseerde surveillance-intervallen Ten opzichte van het oorspronkelijke model (tabel <DATUM> neemt het percentage verloren levensjaren met dit aangepaste model af met <DATUM> en worden <DATUM> meer coloscopieën gedaan, echter met dit aangepaste model is er een relatieve afname van surveillance coloscopieeen ten opzicht van de ###/### richtlijn Met dit versimpelde model zit de winst in levensjaren met name in de laag-risico groep (score #), waarin ##% meer coloscopieën gedaan zullen worden Daarnaast zit er ##% verlies in levensjaren in de hoog-risico groep (score #), waarin ##% minder coloscopieën worden verricht, vergeleken met het oorspronkelijke model In de SAP studie vormen patiënten met een score # ongeveer ##% van de gehele groep patiënten met adenomen Patiënten met een score # vormen slechts #.
652
nvmdl
samengevoegde analyses van Martinez et al en <PERSOON> et al (<DATUM> Derhalve is gekozen om de data van de SAP studie te gebruiken voor deze richtlijn (<DATUM> Een belangrijk punt hierbij is dat in de analyse van de Nederlandse data ook rekening gehouden is met de kosteneffectiviteit van de gekozen advies surveillance-intervallen Er zijn momenteel geen andere studies waarin gekeken is naar de kosteneffectiviteit van de verschillende surveillance-intervallen De richtlijnwerkgroep vindt bovenstaand schema (tabel <DATUM> echter te ingewikkeld voor de dagelijkse praktijk Vereenvoudiging van het model, zonder daarbij het aantal coloscopieën of het aantal gewonnen of verloren levensjaren te veel te laten afwijken, is wenselijk In tabel <DATUM> staat een vereenvoudiging van de geadviseerde surveillance-intervallen Ten opzichte van het oorspronkelijke model (tabel <DATUM> neemt het percentage verloren levensjaren met dit aangepaste model af met <DATUM> en worden <DATUM> meer coloscopieën gedaan, echter met dit aangepaste model is er een relatieve afname van surveillance coloscopieeen ten opzicht van de ###/### richtlijn Met dit versimpelde model zit de winst in levensjaren met name in de laag-risico groep (score #), waarin ##% meer coloscopieën gedaan zullen worden Daarnaast zit er ##% verlies in levensjaren in de hoog-risico groep (score #), waarin ##% minder coloscopieën worden verricht, vergeleken met het oorspronkelijke model In de SAP studie vormen patiënten met een score # ongeveer ##% van de gehele groep patiënten met adenomen Patiënten met een score # vormen slechts # In de eerste ronde van het proefbevolkingsonderzoek met de immunochemische feces occult bloed test (iFOBT; CORERO I) werd een score # bij geen van de patiënten met coloscopie na een positieve iFOBT gevonden (##) Dit betreft dus een heel kleine groep patiënten In tabel <DATUM> staan de percentages van voorkomen van de verschillende groepen, zoals gevonden Tabel <DATUM> Opdeling van de SAP populatie in drie risicocategorieën en verdeling van de score in de SAP populatie en in de eerste ronde van een proefbevolkingsonderzoek met immunochemische fecaal occult $ Score zoals gevonden bij de coloscopie die verricht is na een positieve immunochemische feces occult * Voor patiënten bij wie nooit een hoog-risico adenoom (score ≥#) is vastgesteld, kan surveillance na twee opeenvolgende negatieve surveillance coloscopieën beëindigd worden (zie hoofdstuk #) Verder valt op te merken dat bij MISCAN model berekeningen waarbij het oorspronkelijke SAP model wordt afgezet tegen de Engelse richtlijn en de richtlijn van de AGA, het aantal gewonnen levensjaren zowel in de Engelse als in de AGA richtlijn lager ligt Met deze aanbevelingen in de Engelse en AGA richtlijn worden minder coloscopieën verricht dan in de huidige Nederlandse richtlijn Dit verschil ontstaat met name in patiënten met # kleine adenomen, waarbij we er voor de Engelse en AGA richtlijn vanuit zijn gegaan dat deze patienten geen surveillance krijgen (<DATUM> ##) De aanbeveling voor deze groep is niet eenduidig in deze richtlijnen Deze groep krijgt wel een surveillance advies in de SAP studie.
614
nvmdl
ronde van het proefbevolkingsonderzoek met de immunochemische feces occult bloed test (iFOBT; CORERO I) werd een score # bij geen van de patiënten met coloscopie na een positieve iFOBT gevonden (##) Dit betreft dus een heel kleine groep patiënten In tabel <DATUM> staan de percentages van voorkomen van de verschillende groepen, zoals gevonden Tabel <DATUM> Opdeling van de SAP populatie in drie risicocategorieën en verdeling van de score in de SAP populatie en in de eerste ronde van een proefbevolkingsonderzoek met immunochemische fecaal occult $ Score zoals gevonden bij de coloscopie die verricht is na een positieve immunochemische feces occult * Voor patiënten bij wie nooit een hoog-risico adenoom (score ≥#) is vastgesteld, kan surveillance na twee opeenvolgende negatieve surveillance coloscopieën beëindigd worden (zie hoofdstuk #) Verder valt op te merken dat bij MISCAN model berekeningen waarbij het oorspronkelijke SAP model wordt afgezet tegen de Engelse richtlijn en de richtlijn van de AGA, het aantal gewonnen levensjaren zowel in de Engelse als in de AGA richtlijn lager ligt Met deze aanbevelingen in de Engelse en AGA richtlijn worden minder coloscopieën verricht dan in de huidige Nederlandse richtlijn Dit verschil ontstaat met name in patiënten met # kleine adenomen, waarbij we er voor de Engelse en AGA richtlijn vanuit zijn gegaan dat deze patienten geen surveillance krijgen (<DATUM> ##) De aanbeveling voor deze groep is niet eenduidig in deze richtlijnen Deze groep krijgt wel een surveillance advies in de SAP studie en de AGA richtlijn versus de SAP voorgestelde richtlijn wordt dan ook vooral bepaald door het niet vervolgen van patiënten met twee kleine adenomen Reden om deze patiënten in de SAP aanbeveling wel surveillance aan te bieden is het uitgangspunt dat deze patiënten een vergelijkbaar relatief risico hebben met het relatieve risico van risicofactoren als villeus aspect en grootte (relatief risico van <DATUM> Met de aanbevelingen uit de SAP studie voor mensen met twee adenomen kiezen we voor een voorzichtige aanbeveling voor deze patiëntengroep Als het relatieve risico voor patiënten met twee kleine adenomen in werkelijkheid kleiner is dan nu uit de model berekening komt, dan zal het verlies aan levensjaren van het niet opvolgen van deze patiënten met twee kleine adenomen kleiner zijn Het is belangrijk om de ontwikkeling van metachrone adenomen in deze patiëntengroep te monitoren, om te bepalen of surveillance in deze groep in de toekomst wellicht afgeschaft kan worden Het valt op te merken dat in het SAP rapport alleen de aanwezigheid van villeuze kenmerken in een adenoom ()##% villeus) is meegenomen in het model Tubulovilleuze kenmerken hebben echter een veel lager risico dan villeuze Het afzonderlijke relatieve risico van tubulovilleuze het toevoegen van tubulovilleus aan villeus verwatert het effect van villeuze adenomen (enig De aanwezigheid van hooggradige dysplasie (HGD) wordt in meerdere richtlijnen wel meegewogen in het vaststellen van het surveillance-interval In deze richtlijn is er voor gekozen om HGD niet mee te wegen omdat HGD niet als onafhankelijke risicofactor uit de SAP analyse en.
573
nvmdl
voorgestelde richtlijn wordt dan ook vooral bepaald door het niet vervolgen van patiënten met twee kleine adenomen Reden om deze patiënten in de SAP aanbeveling wel surveillance aan te bieden is het uitgangspunt dat deze patiënten een vergelijkbaar relatief risico hebben met het relatieve risico van risicofactoren als villeus aspect en grootte (relatief risico van <DATUM> Met de aanbevelingen uit de SAP studie voor mensen met twee adenomen kiezen we voor een voorzichtige aanbeveling voor deze patiëntengroep Als het relatieve risico voor patiënten met twee kleine adenomen in werkelijkheid kleiner is dan nu uit de model berekening komt, dan zal het verlies aan levensjaren van het niet opvolgen van deze patiënten met twee kleine adenomen kleiner zijn Het is belangrijk om de ontwikkeling van metachrone adenomen in deze patiëntengroep te monitoren, om te bepalen of surveillance in deze groep in de toekomst wellicht afgeschaft kan worden Het valt op te merken dat in het SAP rapport alleen de aanwezigheid van villeuze kenmerken in een adenoom ()##% villeus) is meegenomen in het model Tubulovilleuze kenmerken hebben echter een veel lager risico dan villeuze Het afzonderlijke relatieve risico van tubulovilleuze het toevoegen van tubulovilleus aan villeus verwatert het effect van villeuze adenomen (enig De aanwezigheid van hooggradige dysplasie (HGD) wordt in meerdere richtlijnen wel meegewogen in het vaststellen van het surveillance-interval In deze richtlijn is er voor gekozen om HGD niet mee te wegen omdat HGD niet als onafhankelijke risicofactor uit de SAP analyse en komt (<DATUM> In de SAP dataset heeft slechts #% (n=##) van de patiënten een klein tubulair adenoom met HGD Patiënten met HGD vallen dus in ##% van de gevallen op basis van andere kenmerken al in een hogere risicogroep Derhalve is HGD weggelaten uit het de score tabel In het kader van het vergelijken van data op internationaal niveau is het rapporteren van HGD door de patholoog wel van belang en dit zal Voor patiënten met een score # (geen adenomen of slechts # klein distaal ((## mm) tubulair of tubulovilleus adenoom) bij index coloscopie wordt er geen surveillance coloscopie geadviseerd Deze groep patiënten wordt wel terug verwezen naar het landelijk bevolkingsonderzoek en zal <LEEFTIJD> jaar na de laatste coloscopie een nieuwe oproep krijgen voor deelname aan het bevolkingsonderzoek indien de patiënt op dat moment nog in de doelgroep valt (leeftijd ##-## Het interval van <LEEFTIJD> jaar is indirect gebaseerd op gerandomiseerde studies met eenmalige sigmoïdoscopie en observationele data Drie gerandomiseerde gecontroleerde studies met éénmalige screening sigmoïdoscopie laten een vermindering van de incidentie van CRC zien en van de CRC gerelateerde mortaliteit na <LEEFTIJD> jaar vergeleken met een controle groep (effect beperkt tot het distale colon) (##-##) Deze studies laten zien dat primaire endoscopie screening een effect heeft dat tenminste <LEEFTIJD> jaar aanhoudt Daarnaast laten meerdere prospectieve observationele studies zien dat het risico op hoog-risico adenomen binnen <LEEFTIJD> jaar na een coloscopie zonder afwijkingen laag is (#,<DATUM> #%) (##-##) De data van de National Polyp Study.
602
nvmdl
de SAP dataset heeft slechts #% (n=##) van de patiënten een klein tubulair adenoom met HGD Patiënten met HGD vallen dus in ##% van de gevallen op basis van andere kenmerken al in een hogere risicogroep Derhalve is HGD weggelaten uit het de score tabel In het kader van het vergelijken van data op internationaal niveau is het rapporteren van HGD door de patholoog wel van belang en dit zal Voor patiënten met een score # (geen adenomen of slechts # klein distaal ((## mm) tubulair of tubulovilleus adenoom) bij index coloscopie wordt er geen surveillance coloscopie geadviseerd Deze groep patiënten wordt wel terug verwezen naar het landelijk bevolkingsonderzoek en zal <LEEFTIJD> jaar na de laatste coloscopie een nieuwe oproep krijgen voor deelname aan het bevolkingsonderzoek indien de patiënt op dat moment nog in de doelgroep valt (leeftijd ##-## Het interval van <LEEFTIJD> jaar is indirect gebaseerd op gerandomiseerde studies met eenmalige sigmoïdoscopie en observationele data Drie gerandomiseerde gecontroleerde studies met éénmalige screening sigmoïdoscopie laten een vermindering van de incidentie van CRC zien en van de CRC gerelateerde mortaliteit na <LEEFTIJD> jaar vergeleken met een controle groep (effect beperkt tot het distale colon) (##-##) Deze studies laten zien dat primaire endoscopie screening een effect heeft dat tenminste <LEEFTIJD> jaar aanhoudt Daarnaast laten meerdere prospectieve observationele studies zien dat het risico op hoog-risico adenomen binnen <LEEFTIJD> jaar na een coloscopie zonder afwijkingen laag is (#,<DATUM> #%) (##-##) De data van de National Polyp Study risico op CRC hebben vergeleken met de algemene bevolking en dat dit verlaagde risico tenminste <LEEFTIJD> jaar voortduurt (##) Op basis van deze indirecte data lijkt er voldoende bewijs om een <LEEFTIJD> jaar interval na een negatieve coloscopie of een coloscopie met alleen één klein distaal tubulair of tubulovilleus adenoom aan te houden Dit is in lijn met zowel de Engelse als de Amerikaanse richtlijn die aangetoond hebben dat patiënten met # laag-risico adenoom een vergelijkbaar risico op metachrone adenomen hebben als de algemene populatie (<DATUM> Het is echter de vraag of patiënten na <LEEFTIJD> jaar weer terug moeten naar het bevolkingsonderzoek met iFOBT (indien tussen de ##-<LEEFTIJD> jaar) of dat een coloscopie op zijn plaats is Op dit moment kiest de werkgroep ervoor om patiënten terug te verwijzen naar het bevolkingsonderzoek De aangewezen follow-up van patiënten die na een index-coloscopie een eerste surveillance coloscopie hebben gehad is onduidelijk Er zijn # cohort studies die patiënten die meerdere surveillance coloscopieën hebben ondergaan, analyseerden om zo het risico op een CRC of hoogrisico adenoom te bepalen (tabel <DATUM> (##-##) Uit deze cohort studies, met helaas veel incomplete follow-up data, blijkt dat patiënten met hoog-risico adenomen bij de index-coloscopie of de surveillance coloscopie een risico hebben op metachrone hoog-risico adenomen in de toekomst Patiënten met een laag-risico adenoom bij de index-coloscopie en een negatieve surveillance coloscopie hebben een laag risico op adenomen bij de tweede surveillance coloscopie Voor de definitie, de behandeling en follow up van maligne poliepen verwijzen we naar de richtlijn.
633
nvmdl
bevolking en dat dit verlaagde risico tenminste <LEEFTIJD> jaar voortduurt (##) Op basis van deze indirecte data lijkt er voldoende bewijs om een <LEEFTIJD> jaar interval na een negatieve coloscopie of een coloscopie met alleen één klein distaal tubulair of tubulovilleus adenoom aan te houden Dit is in lijn met zowel de Engelse als de Amerikaanse richtlijn die aangetoond hebben dat patiënten met # laag-risico adenoom een vergelijkbaar risico op metachrone adenomen hebben als de algemene populatie (<DATUM> Het is echter de vraag of patiënten na <LEEFTIJD> jaar weer terug moeten naar het bevolkingsonderzoek met iFOBT (indien tussen de ##-<LEEFTIJD> jaar) of dat een coloscopie op zijn plaats is Op dit moment kiest de werkgroep ervoor om patiënten terug te verwijzen naar het bevolkingsonderzoek De aangewezen follow-up van patiënten die na een index-coloscopie een eerste surveillance coloscopie hebben gehad is onduidelijk Er zijn # cohort studies die patiënten die meerdere surveillance coloscopieën hebben ondergaan, analyseerden om zo het risico op een CRC of hoogrisico adenoom te bepalen (tabel <DATUM> (##-##) Uit deze cohort studies, met helaas veel incomplete follow-up data, blijkt dat patiënten met hoog-risico adenomen bij de index-coloscopie of de surveillance coloscopie een risico hebben op metachrone hoog-risico adenomen in de toekomst Patiënten met een laag-risico adenoom bij de index-coloscopie en een negatieve surveillance coloscopie hebben een laag risico op adenomen bij de tweede surveillance coloscopie Voor de definitie, de behandeling en follow up van maligne poliepen verwijzen we naar de richtlijn Om de implementatie van deze nieuwe richtlijn te vereenvoudigen is ervoor gekozen om voor bepaling van het surveillance-interval alleen naar de bevindingen van de laatste coloscopie te Hierbij is het wel belangrijk dat patiënten waarbij ooit een CRC of hoog-risico adenoom (score ≥#) is gevonden, onder surveillance blijven (tabel <DATUM> , kort samengevat #) Het surveillance-interval wordt gebaseerd op de score bij de laatste coloscopie #) Voor patiënten met een laag-risico adenoom (score # of #) en daarna twee negatieve surveillance coloscopieën kan de surveillance beëindigd worden Tien jaar na de laatste coloscopie kan patiënt terugverwezen worden naar het bevolkingsonderzoek indien patiënt #) Voor patiënten waarbij tenminste eenmaal een CRC of hoog-risico adenoom bij coloscopie is gevonden (score ≥# bij tenminste # coloscopie), is het advies om onder surveillance te blijven, ook na twee negatieve coloscopieën (zie ook hoofdstuk #) Voor een optimale implementatie van deze richtlijn zal een zakformaat kaartje worden ontwikkeld en een App beschikbaar komen om de score en het bijbehorende surveillance-interval te bepalen Voor het bepalen van het risico op metachrone neoplasie wordt gebruikt gemaakt van een (versimpelde) score tabel waarin de onafhankelijke risicofactoren worden meegenomen Op basis van deze score wordt per patiënt het surveillance-interval bepaald Patiënten met een negatieve index-coloscopie of een index-coloscopie met alleen # klein$ distaal# tubulair of tubulovilleus adenoom worden na <LEEFTIJD> jaar terugverwezen naar het bevolkingsonderzoek, indien op dat moment tussen de ##-<LEEFTIJD> jaar Voor patiënten met tenminste eenmaal een hoog-risico adenoom bij coloscopie (score ≥# bij.
632
nvmdl
richtlijn te vereenvoudigen is ervoor gekozen om voor bepaling van het surveillance-interval alleen naar de bevindingen van de laatste coloscopie te Hierbij is het wel belangrijk dat patiënten waarbij ooit een CRC of hoog-risico adenoom (score ≥#) is gevonden, onder surveillance blijven (tabel <DATUM> , kort samengevat #) Het surveillance-interval wordt gebaseerd op de score bij de laatste coloscopie #) Voor patiënten met een laag-risico adenoom (score # of #) en daarna twee negatieve surveillance coloscopieën kan de surveillance beëindigd worden Tien jaar na de laatste coloscopie kan patiënt terugverwezen worden naar het bevolkingsonderzoek indien patiënt #) Voor patiënten waarbij tenminste eenmaal een CRC of hoog-risico adenoom bij coloscopie is gevonden (score ≥# bij tenminste # coloscopie), is het advies om onder surveillance te blijven, ook na twee negatieve coloscopieën (zie ook hoofdstuk #) Voor een optimale implementatie van deze richtlijn zal een zakformaat kaartje worden ontwikkeld en een App beschikbaar komen om de score en het bijbehorende surveillance-interval te bepalen Voor het bepalen van het risico op metachrone neoplasie wordt gebruikt gemaakt van een (versimpelde) score tabel waarin de onafhankelijke risicofactoren worden meegenomen Op basis van deze score wordt per patiënt het surveillance-interval bepaald Patiënten met een negatieve index-coloscopie of een index-coloscopie met alleen # klein$ distaal# tubulair of tubulovilleus adenoom worden na <LEEFTIJD> jaar terugverwezen naar het bevolkingsonderzoek, indien op dat moment tussen de ##-<LEEFTIJD> jaar Voor patiënten met tenminste eenmaal een hoog-risico adenoom bij coloscopie (score ≥# bij Bij het bepalen van het surveillance advies wordt rekening gehouden met de bevindingen van Verwijzing naar de screening op basis van score # Voor de onderbouwing van de aanbevelingen in dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van recente richtlijnen voor surveillance na poliepectomie van de AGA, Engeland en Australië en bijbehorende referenties Daarnaast is de literatuur aangevuld met uitkomsten van de Nederlandse SAP studie, de samengevoegde analyse van Martinez et al en de meta-analyse <PERSOON> et al Tabel <DATUM> Relatieve risico’s (OR en RR (##% CI)) op metachrone (hoog-risico) adenomen en CRC Tabel <DATUM> Meerdere rondes van colonoscopie surveillance (overgenomen uit Lieberman et al , ### (#) <PERSOON> HRA (hoog-risico adenoom) is gedefinieerd als # of meer adenomen, een tubulair adenoom )= ## mm, adenoom met villeuze histologie, of hooggradige dysplasie LRA (laag-risico adenoom) is # CBO Follow up na poliepectomie herziene richtlijn Kwaliteitsinstituut voor de # <PERSOON>RJ, van Leerdam> ME, <PERSOON> EJ A nationwide survey evaluating adherence to guidelines for follow-up after polypectomy or treatment for # <PERSOON> D, <PERSOON> follow-up of ### patients with colorectal adenoma an observational study in daily practice <PERSOON> DA, <PERSOON> DK, Winawer SJ, Giardiello FM, <PERSOON> DA, <PERSOON-##> TR Guidelines for # Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON-##> HJ, Evans GD, et al Guidelines # Party CCACSW.
653
nvmdl
wordt rekening gehouden met de bevindingen van Verwijzing naar de screening op basis van score # Voor de onderbouwing van de aanbevelingen in dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van recente richtlijnen voor surveillance na poliepectomie van de AGA, Engeland en Australië en bijbehorende referenties Daarnaast is de literatuur aangevuld met uitkomsten van de Nederlandse SAP studie, de samengevoegde analyse van Martinez et al en de meta-analyse <PERSOON> et al Tabel <DATUM> Relatieve risico’s (OR en RR (##% CI)) op metachrone (hoog-risico) adenomen en CRC Tabel <DATUM> Meerdere rondes van colonoscopie surveillance (overgenomen uit Lieberman et al , ### (#) <PERSOON> HRA (hoog-risico adenoom) is gedefinieerd als # of meer adenomen, een tubulair adenoom )= ## mm, adenoom met villeuze histologie, of hooggradige dysplasie LRA (laag-risico adenoom) is # CBO Follow up na poliepectomie herziene richtlijn Kwaliteitsinstituut voor de # <PERSOON>RJ, van Leerdam> ME, <PERSOON> EJ A nationwide survey evaluating adherence to guidelines for follow-up after polypectomy or treatment for # <PERSOON> D, <PERSOON> follow-up of ### patients with colorectal adenoma an observational study in daily practice <PERSOON> DA, <PERSOON> DK, Winawer SJ, Giardiello FM, <PERSOON> DA, <PERSOON-##> TR Guidelines for # Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON-##> HJ, Evans GD, et al Guidelines # Party CCACSW follow-up; following curative resection of colorectal cancer; and for cancer surveillance in # <PERSOON-##> ME, <PERSOON-##> SJ Systematic literature review and pooled analyses of risk factors for finding adenomas at # Martinez ME, <PERSOON-##> JA, <PERSOON-##> SJ, et al A pooled analysis of advanced colorectal neoplasia diagnoses after colonoscopic polypectomy ## <PERSOON-##> F, et al Features of Adenoma and Colonoscopy Associated with Recurrent Colorectal Neoplasia, Based on a <PERSOON-##> na Poliepectomie Voorstel nieuwe surveillance richtlijn voor <LOCATIE> Department of <PERSOON-##>, N D WHO classification of Tumours of the Digestive ## <INSTELLING>, Uitvoeringstoets bevolkingsonderzoek naar darmkanker ### <INSTELLING> rapport ## <PERSOON-##> ME, <PERSOON-##> JC, et al Screening for colorectal cancer randomised trial comparing guaiac-based and immunochemical faecal occult blood testing and flexible sigmoidoscopy <PERSOON-##> K, Hart AR, Northover JM, et al Once-only flexible sigmoidoscopy screening in prevention of colorectal cancer a multicentre ##.
575
nvmdl
of colorectal cancer; and for cancer surveillance in # <PERSOON> ME, <PERSOON> SJ Systematic literature review and pooled analyses of risk factors for finding adenomas at # Martinez ME, <PERSOON> JA, <PERSOON> SJ, et al A pooled analysis of advanced colorectal neoplasia diagnoses after colonoscopic polypectomy ## <PERSOON> F, et al Features of Adenoma and Colonoscopy Associated with Recurrent Colorectal Neoplasia, Based on a <PERSOON> na Poliepectomie Voorstel nieuwe surveillance richtlijn voor <LOCATIE> Department of <PERSOON>, N D WHO classification of Tumours of the Digestive ## <INSTELLING>, Uitvoeringstoets bevolkingsonderzoek naar darmkanker ### <INSTELLING> rapport ## <PERSOON> ME, <PERSOON> JC, et al Screening for colorectal cancer randomised trial comparing guaiac-based and immunochemical faecal occult blood testing and flexible sigmoidoscopy <PERSOON-##> K, Hart AR, Northover JM, et al Once-only flexible sigmoidoscopy screening in prevention of colorectal cancer a multicentre ## Colorectalcancer incidence and mortality with screening flexible sigmoidoscopy <PERSOON-##> M, et al Once-only sigmoidoscopy in colorectal cancer screening follow-up findings of the <PERSOON-##> SJ, et al Fiveyear colon surveillance after screening colonoscopy <PERSOON-##> GN, Rogge JD, Ransohoff DF Five-year risk of colorectal neoplasia after negative screening colonoscopy <PERSOON-##> New England journal ## <PERSOON-##> M Low risk of colorectal cancer and advanced adenomas more than ## years after negative colonoscopy ## <PERSOON-##> SJ, <PERSOON-##> YS, <PERSOON-##> SY, Song JH, <PERSOON-##> D, Park MJ, et al Five-year risk for advanced colorectal neoplasia after initial colonoscopy according to the baseline risk stratification a prospective study in ### asymptomatic <PERSOON-##> BF, et al Colonoscopic polypectomy and long-term prevention of colorectal-cancer deaths <PERSOON-##> ## <PERSOON-##> LA, Doria-<PERSOON-##> VP, et al <PERSOON-##> yield of surveillance colonoscopy by adenoma history and time to examination Clin ## Laiyemo AO, Pinsky PF, <PERSOON-##> AJ, Schatzkin A, et al Utilization and yield of surveillance colonoscopy in the continued follow-up study of the polyp prevention ##.
517
nvmdl
<PERSOON> M, et al Once-only sigmoidoscopy in colorectal cancer screening follow-up findings of the <PERSOON> SJ, et al Fiveyear colon surveillance after screening colonoscopy <PERSOON> GN, Rogge JD, Ransohoff DF Five-year risk of colorectal neoplasia after negative screening colonoscopy <PERSOON> New England journal ## <PERSOON> M Low risk of colorectal cancer and advanced adenomas more than ## years after negative colonoscopy ## <PERSOON> SJ, <PERSOON> YS, <PERSOON> SY, Song JH, <PERSOON> D, Park MJ, et al Five-year risk for advanced colorectal neoplasia after initial colonoscopy according to the baseline risk stratification a prospective study in ### asymptomatic <PERSOON> BF, et al Colonoscopic polypectomy and long-term prevention of colorectal-cancer deaths <PERSOON> ## <PERSOON-##> LA, Doria-<PERSOON-##> VP, et al <PERSOON> yield of surveillance colonoscopy by adenoma history and time to examination Clin ## Laiyemo AO, Pinsky PF, <PERSOON-##> AJ, Schatzkin A, et al Utilization and yield of surveillance colonoscopy in the continued follow-up study of the polyp prevention ## Using the results of a baseline and a surveillance colonoscopy to predict recurrent adenomas with De huidige CBO surveillance richtlijn uit ### en de samenvatting van ### adviseren surveillance coloscopie na poliepectomie op basis van het aantal gevonden adenomen (<DATUM> In deze richtlijn krijgen patiënten met serrated (zaagtand) poliepen geen advies tot surveillance, omdat het risico op metachrone laesies in deze groep niet groter werd geacht dan bij patiënten De groep serrated poliepen omvat drie verschillende soorten poliepen; #) hyperplastische poliepen #) sessiele serrated adenomen/poliepen en #) traditionele serrated adenomen Ongeveer ##-##% van de serrated poliepen wordt histologisch gekwalificeerd als hyperplastische poliep, ###% als sessiel serrated adenoom/poliep en <DATUM> als traditioneel serrated adenoom (<DATUM> Hyperplastische poliepen komen voornamelijk voor in het distale colon en zijn vaak kleiner dan # mm en sessiel van vorm Sessiele serrated adenomen/poliepen zijn vaker proximaal gelokaliseerd, meestal groter dan # mm en vlak, vlak verheven, of sessiel van vorm Traditionele serrated adenomen worden voornamelijk in het distale colon gezien en zijn meestal gesteeld van Recente literatuur suggereert dat er naast de klassieke adenoom-carcinoom sequentie een alternatieve route bestaat die een rol speelt bij de ontwikkeling van het colorectaal carcinoom Deze zogenoemde ‘serrated neoplasia pathway’ beschrijft de ontwikkeling van serrated poliepen tot CRC en is mogelijk verantwoordelijk voor ##% van alle sporadische CRC’s (#–#) CRC’s die ontstaan via deze route zijn vaak proximaal gelokaliseerd, BRAF gemuteerd en bezitten een abnormale promotor CpG island hypermethylation (CIMP-high) status Dezelfde moleculaire.
576
nvmdl
Using the results of a baseline and a surveillance colonoscopy to predict recurrent adenomas with De huidige CBO surveillance richtlijn uit ### en de samenvatting van ### adviseren surveillance coloscopie na poliepectomie op basis van het aantal gevonden adenomen (<DATUM> In deze richtlijn krijgen patiënten met serrated (zaagtand) poliepen geen advies tot surveillance, omdat het risico op metachrone laesies in deze groep niet groter werd geacht dan bij patiënten De groep serrated poliepen omvat drie verschillende soorten poliepen; #) hyperplastische poliepen #) sessiele serrated adenomen/poliepen en #) traditionele serrated adenomen Ongeveer ##-##% van de serrated poliepen wordt histologisch gekwalificeerd als hyperplastische poliep, ###% als sessiel serrated adenoom/poliep en <DATUM> als traditioneel serrated adenoom (<DATUM> Hyperplastische poliepen komen voornamelijk voor in het distale colon en zijn vaak kleiner dan # mm en sessiel van vorm Sessiele serrated adenomen/poliepen zijn vaker proximaal gelokaliseerd, meestal groter dan # mm en vlak, vlak verheven, of sessiel van vorm Traditionele serrated adenomen worden voornamelijk in het distale colon gezien en zijn meestal gesteeld van Recente literatuur suggereert dat er naast de klassieke adenoom-carcinoom sequentie een alternatieve route bestaat die een rol speelt bij de ontwikkeling van het colorectaal carcinoom Deze zogenoemde ‘serrated neoplasia pathway’ beschrijft de ontwikkeling van serrated poliepen tot CRC en is mogelijk verantwoordelijk voor ##% van alle sporadische CRC’s (#–#) CRC’s die ontstaan via deze route zijn vaak proximaal gelokaliseerd, BRAF gemuteerd en bezitten een abnormale promotor CpG island hypermethylation (CIMP-high) status Dezelfde moleculaire poliepen, en niet conventionele adenomen, fungeren als voorloper laesies van deze CRCs Dit is de reden voor het advies tot verwijdering van alle serrated poliepen tijdens coloscopie, met Interval CRC’s na een coloscopie zijn opvallend vaak BRAF gemuteerd en CIMP-high, de moleculaire markers die met serrated pathway CRC’s geassocieerd zijn (##,##) Deze CRC’s zouden uit gemiste of incompleet verwijderde serrated poliepen bij een voorgaande coloscopie kunnen zijn ontstaan Daarnaast zouden serrated poliepen, net als conventionele adenomen, geassocieerd kunnen zijn met een verhoogd risico op een metachrone adenomen of CRC’s Dit zou betekenen dat patiënten met serrated poliepen op dit moment geen adequaat surveillance advies krijgen, omdat de huidige CBO richtlijn immers geen surveillance coloscopie adviseert De uitgangsvraag voor deze richtlijn is of serrated poliepen verwijderd bij de index-coloscopie geassocieerd zijn met een verhoogd risico op metachrone serrated poliepen, laag- en hoog-risico #) Metachroon risico na verwijdering van serrated poliepen als één histologische groep (geïncludeerde studies maken histologisch geen onderscheid tussen de verschillende soorten serrated poliepen of zijn uitgevoerd in een periode waarin dit onderscheid nog niet werd Twee grote observationale onderzoeken hebben aangetoond dat, in de afwezigheid van conventionele adenomen, (proximale) serrated poliepen geassocieerd zijn met een verhoogd risico op metachrone laag-risico adenomen In beide onderzoeken bleek er voor deze personen geen verhoogd risico op hoog-risico adenomen te bestaan (##-##) Patiënten met (proximale) serrated poliepen en daarnaast ook adenomen hebben een even groot risico op metachrone adenomen (hoog- en laag-risico) vergeleken met patiënten met alleen adenomen (##,##) In één.
639
nvmdl
voorloper laesies van deze CRCs Dit is de reden voor het advies tot verwijdering van alle serrated poliepen tijdens coloscopie, met Interval CRC’s na een coloscopie zijn opvallend vaak BRAF gemuteerd en CIMP-high, de moleculaire markers die met serrated pathway CRC’s geassocieerd zijn (##,##) Deze CRC’s zouden uit gemiste of incompleet verwijderde serrated poliepen bij een voorgaande coloscopie kunnen zijn ontstaan Daarnaast zouden serrated poliepen, net als conventionele adenomen, geassocieerd kunnen zijn met een verhoogd risico op een metachrone adenomen of CRC’s Dit zou betekenen dat patiënten met serrated poliepen op dit moment geen adequaat surveillance advies krijgen, omdat de huidige CBO richtlijn immers geen surveillance coloscopie adviseert De uitgangsvraag voor deze richtlijn is of serrated poliepen verwijderd bij de index-coloscopie geassocieerd zijn met een verhoogd risico op metachrone serrated poliepen, laag- en hoog-risico #) Metachroon risico na verwijdering van serrated poliepen als één histologische groep (geïncludeerde studies maken histologisch geen onderscheid tussen de verschillende soorten serrated poliepen of zijn uitgevoerd in een periode waarin dit onderscheid nog niet werd Twee grote observationale onderzoeken hebben aangetoond dat, in de afwezigheid van conventionele adenomen, (proximale) serrated poliepen geassocieerd zijn met een verhoogd risico op metachrone laag-risico adenomen In beide onderzoeken bleek er voor deze personen geen verhoogd risico op hoog-risico adenomen te bestaan (##-##) Patiënten met (proximale) serrated poliepen en daarnaast ook adenomen hebben een even groot risico op metachrone adenomen (hoog- en laag-risico) vergeleken met patiënten met alleen adenomen (##,##) In één met serrated poliepen in vergelijking met personen zonder poliepen (##) Van alle patiënten met sessiele serrated adenomen/poliepen werd, tijdens een follow-up periode van <DATUM> jaar, in ##% van personen een adenoom met hooggradige dysplasie of CRC gedetecteerd, vergeleken met <DATUM> van de patiënten met adenomen in een follow-up periode van <DATUM> jaar (##) In een ander onderzoek werd in ##% van de patiënten met sessiele serrated adenomen/poliepen metachrone sessiele serrated adenomen/poliep gevonden gedurende een follow-up periode van <DATUM> jaar, vergeleken met #% van de patiënten met conventionele #) Internationale aanbevelingen voor surveillance van serrated poliepen De recente AGA coloscopie surveillance richtlijn uit ### adviseert na verwijdering van een sessiele serrated adenoom/poliep (##mm een surveillance-interval van <LEEFTIJD> jaar (##) Een surveillance-interval van <LEEFTIJD> jaar wordt geadviseerd na verwijdering van een sessiel serrated adenoom/poliep ≥##mm, een sessiel serrated adenoom/poliep met dysplasie of een traditioneel serrated adenoom In de Australische richtlijn worden sessiele serrated adenomen/poliepen en traditionele serrated adenomen geschaard onder conventionele adenomen (##) Patiënten met deze poliepen krijgen dus hetzelfde advies als patiënten met conventionele adenomen In de surveillance richtlijnen <PERSOON>-Brittannië worden serrated poliepen niet besproken en is ook geen surveillance advies opgenomen, hoogstwaarschijnlijk omdat deze richtlijn al in het begin Prospectieve gerandomiseerde longitudinale onderzoeken na endoscopische verwijdering van serrated poliepen zijn schaars Ook zijn er geen kosten-effectiviteitsstudies over dit onderwerp gepubliceerd Dit is de rede dat de werkgroep adviseert deze richtlijn te actualiseren zodra er Twee relatief grote longitudinale onderzoeken hebben aangetoond dat serrated poliepen.
639
nvmdl
poliepen (##) Van alle patiënten met sessiele serrated adenomen/poliepen werd, tijdens een follow-up periode van <DATUM> jaar, in ##% van personen een adenoom met hooggradige dysplasie of CRC gedetecteerd, vergeleken met <DATUM> van de patiënten met adenomen in een follow-up periode van <DATUM> jaar (##) In een ander onderzoek werd in ##% van de patiënten met sessiele serrated adenomen/poliepen metachrone sessiele serrated adenomen/poliep gevonden gedurende een follow-up periode van <DATUM> jaar, vergeleken met #% van de patiënten met conventionele #) Internationale aanbevelingen voor surveillance van serrated poliepen De recente AGA coloscopie surveillance richtlijn uit ### adviseert na verwijdering van een sessiele serrated adenoom/poliep (##mm een surveillance-interval van <LEEFTIJD> jaar (##) Een surveillance-interval van <LEEFTIJD> jaar wordt geadviseerd na verwijdering van een sessiel serrated adenoom/poliep ≥##mm, een sessiel serrated adenoom/poliep met dysplasie of een traditioneel serrated adenoom In de Australische richtlijn worden sessiele serrated adenomen/poliepen en traditionele serrated adenomen geschaard onder conventionele adenomen (##) Patiënten met deze poliepen krijgen dus hetzelfde advies als patiënten met conventionele adenomen In de surveillance richtlijnen <PERSOON>-Brittannië worden serrated poliepen niet besproken en is ook geen surveillance advies opgenomen, hoogstwaarschijnlijk omdat deze richtlijn al in het begin Prospectieve gerandomiseerde longitudinale onderzoeken na endoscopische verwijdering van serrated poliepen zijn schaars Ook zijn er geen kosten-effectiviteitsstudies over dit onderwerp gepubliceerd Dit is de rede dat de werkgroep adviseert deze richtlijn te actualiseren zodra er Twee relatief grote longitudinale onderzoeken hebben aangetoond dat serrated poliepen De data in deze onderzoeken werd echter verzameld in een periode waarin serrated poliepen als onschuldige laesies werden beschouwd Het is daarom zeer aannemelijk dat veel serrated poliepen in deze tijdsperiode door endoscopisten niet verwijderd werden en/of niet zijn opgestuurd naar de pathologie Hierdoor zijn de uitkomsten in deze onderzoeken grotendeels onbetrouwbaar Daarnaast werd er in deze onderzoeken geen histologisch onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten serrated poliepen Het is waarschijnlijk dat personen met sessiele serrated adenomen/poliepen een hoger metachroon risico hebben op hoog-risico adenomen dan personen met slechts alleen hyperplastische poliepen Door histologisch geen onderscheid te maken tussen de verschillende soorten serrated poliepen wordt het risico op metachrone hoog-risico adenomen na verwijdering van sessiele serrated adenomen/poliepen mogelijk onderschat Twee onderzoeken hebben gekeken naar het risico op metachrone afwijkingen na verwijdering van sessiele serrated adenomen/poliepen (##,##) In beide onderzoeken werd een hoge prevalentie gezien van metachrone laesies, variërend van CRC tot sessiele serrated adenomen/poliepen Beide studies waren echter retrospectief van opzet en includeerden slechts kleine aantallen Gezien het ontbreken van prospectieve longitudinale studies is er ook ander bewijs verzameld in een poging onze surveillance adviezen te onderbouwen Interval CRCs zijn disproportioneel vaak proximaal gelokaliseerd, BRAF gemuteerd en CIMP-high (##,##) Dit suggereert dat de huidige detectie en behandeling van serrated poliepen onvoldoende is Een mogelijk oorzaak is dat serrated poliepen makkelijk worden gemist door hun vlakke vorm en onopvallende kleur Deze hypothese wordt ondersteund door verschillende onderzoeken die een grotere variabiliteit aantonen in de detectie van serrated poliepen tussen endoscopisten (##–##).
617
nvmdl
een periode waarin serrated poliepen als onschuldige laesies werden beschouwd Het is daarom zeer aannemelijk dat veel serrated poliepen in deze tijdsperiode door endoscopisten niet verwijderd werden en/of niet zijn opgestuurd naar de pathologie Hierdoor zijn de uitkomsten in deze onderzoeken grotendeels onbetrouwbaar Daarnaast werd er in deze onderzoeken geen histologisch onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten serrated poliepen Het is waarschijnlijk dat personen met sessiele serrated adenomen/poliepen een hoger metachroon risico hebben op hoog-risico adenomen dan personen met slechts alleen hyperplastische poliepen Door histologisch geen onderscheid te maken tussen de verschillende soorten serrated poliepen wordt het risico op metachrone hoog-risico adenomen na verwijdering van sessiele serrated adenomen/poliepen mogelijk onderschat Twee onderzoeken hebben gekeken naar het risico op metachrone afwijkingen na verwijdering van sessiele serrated adenomen/poliepen (##,##) In beide onderzoeken werd een hoge prevalentie gezien van metachrone laesies, variërend van CRC tot sessiele serrated adenomen/poliepen Beide studies waren echter retrospectief van opzet en includeerden slechts kleine aantallen Gezien het ontbreken van prospectieve longitudinale studies is er ook ander bewijs verzameld in een poging onze surveillance adviezen te onderbouwen Interval CRCs zijn disproportioneel vaak proximaal gelokaliseerd, BRAF gemuteerd en CIMP-high (##,##) Dit suggereert dat de huidige detectie en behandeling van serrated poliepen onvoldoende is Een mogelijk oorzaak is dat serrated poliepen makkelijk worden gemist door hun vlakke vorm en onopvallende kleur Deze hypothese wordt ondersteund door verschillende onderzoeken die een grotere variabiliteit aantonen in de detectie van serrated poliepen tussen endoscopisten (##–##) een recent onderzoek dat ongeveer ##% van de sessiele serrated adenomen/poliepen incompleet wordt verwijderd De werkgroep is van mening dat bovenstaande bevindingen pleiten voor een In de AGA en Australische richtlijn wordt er na verwijdering van sessiel serrated adenomen/poliepen en traditionele serrated adenomen een surveillance coloscopie geadviseerd omdat deze soorten serrated poliepen als voornaamste voorloper laesies worden gezien van serrated pathway CRCs (##,##) Personen met (proximale) hyperplastische poliepen krijgen dus geen advies tot surveillance in deze richtlijnen Er bestaat echter een grote mate van inter- en - intraobserver variabiliteit onder pathologen in het diagnosticeren van de verschillende soorten serrated poliepen (##–##) De werkgroep is daarom van mening dat het op dit moment niet mogelijk is om personen met hyperplastische poliepen, sessiele serrated adenomen en traditionele serrated adenomen betrouwbaar van elkaar te onderscheiden Om te voorkomen dat personen met sessiele serrated adenomen geen surveillance advies krijgen omdat deze poliepen door de patholoog worden gediagnosticeerd als hyperplastische poliepen (en visa versa), adviseert de werkgroep om surveillance aanbevelingen te baseren op serrated poliepen als één histologische entiteit Dit beleid wordt gevoerd in afwachting van een betrouwbaar classificatie systeem Het is wel van belang dat pathologen verder getrained worden in de differentiatie van deze poliepen en dat de classificatie van de poliep vermeld wordt in het PA-verslag Ter voorkoming dat patiënten met kleine hyperplastische poliepen een surveillance advies krijgen, zullen alleen serrated poliepen ≥ ## mm worden opgenomen in de scoretabel Verschillende studies tonen namelijk aan dat sessiele serrated adenomen/poliepen vaak groter.
584
nvmdl
onderzoek dat ongeveer ##% van de sessiele serrated adenomen/poliepen incompleet wordt verwijderd De werkgroep is van mening dat bovenstaande bevindingen pleiten voor een In de AGA en Australische richtlijn wordt er na verwijdering van sessiel serrated adenomen/poliepen en traditionele serrated adenomen een surveillance coloscopie geadviseerd omdat deze soorten serrated poliepen als voornaamste voorloper laesies worden gezien van serrated pathway CRCs (##,##) Personen met (proximale) hyperplastische poliepen krijgen dus geen advies tot surveillance in deze richtlijnen Er bestaat echter een grote mate van inter- en - intraobserver variabiliteit onder pathologen in het diagnosticeren van de verschillende soorten serrated poliepen (##–##) De werkgroep is daarom van mening dat het op dit moment niet mogelijk is om personen met hyperplastische poliepen, sessiele serrated adenomen en traditionele serrated adenomen betrouwbaar van elkaar te onderscheiden Om te voorkomen dat personen met sessiele serrated adenomen geen surveillance advies krijgen omdat deze poliepen door de patholoog worden gediagnosticeerd als hyperplastische poliepen (en visa versa), adviseert de werkgroep om surveillance aanbevelingen te baseren op serrated poliepen als één histologische entiteit Dit beleid wordt gevoerd in afwachting van een betrouwbaar classificatie systeem Het is wel van belang dat pathologen verder getrained worden in de differentiatie van deze poliepen en dat de classificatie van de poliep vermeld wordt in het PA-verslag Ter voorkoming dat patiënten met kleine hyperplastische poliepen een surveillance advies krijgen, zullen alleen serrated poliepen ≥ ## mm worden opgenomen in de scoretabel Verschillende studies tonen namelijk aan dat sessiele serrated adenomen/poliepen vaak groter ## mm vaker incompleet verwijderd (##) Naar analogie van de discussie met conventionele adenomen en gezien het ontbreken van voldoende bewijs wordt de factor dysplasie vooralsnog Tabel <DATUM> Score tabel voor aanwezigheid van adenoomkenmerken en serrated poliepen* * Een patiënt met # proximale serrated poliepen waarvan # ≥ ## mm voldoet aan de WHO criteria van het Percentage patiënten met een serrated poliep ≥## mm met een surveillance coloscopie Samenvatting richtlijn Follow-up na poliepectomie Nederlands Genootschap van MaagDarm-Leverartsen ### Carr NJ, Mahajan H, <PERSOON> KL, Hawkins NJ, <PERSOON> RL Serrated and non-serrated polyps of the colorectum their prevalence in an unselected case series and correlation of BRAF mutation analysis with the diagnosis of sessile serrated adenoma <PERSOON> MD, Whitehall VLJ, Pike T, et al High prevalence of sessile serrated adenomas with BRAF mutations a prospective study of patiënts Buda A, De <PERSOON> R, et al Prevalence of different subtypes of serrated polyps and risk of synchronous advanced colorectal neoplasia in average-risk population undergoing first-time colonoscopy Clin Transl Gastroenterol <PERSOON> JA, Batts KP, Burke CA, Burt RW, et al Serrated lesions of the colorectum review and recommendations from an expert panel <PERSOON> of the serrated pathway in colorectal cancer pathogenesis.
564
nvmdl
mm vaker incompleet verwijderd (##) Naar analogie van de discussie met conventionele adenomen en gezien het ontbreken van voldoende bewijs wordt de factor dysplasie vooralsnog Tabel <DATUM> Score tabel voor aanwezigheid van adenoomkenmerken en serrated poliepen* * Een patiënt met # proximale serrated poliepen waarvan # ≥ ## mm voldoet aan de WHO criteria van het Percentage patiënten met een serrated poliep ≥## mm met een surveillance coloscopie Samenvatting richtlijn Follow-up na poliepectomie Nederlands Genootschap van MaagDarm-Leverartsen ### Carr NJ, Mahajan H, <PERSOON> KL, Hawkins NJ, <PERSOON> RL Serrated and non-serrated polyps of the colorectum their prevalence in an unselected case series and correlation of BRAF mutation analysis with the diagnosis of sessile serrated adenoma <PERSOON> MD, Whitehall VLJ, Pike T, et al High prevalence of sessile serrated adenomas with BRAF mutations a prospective study of patiënts Buda A, De <PERSOON> R, et al Prevalence of different subtypes of serrated polyps and risk of synchronous advanced colorectal neoplasia in average-risk population undergoing first-time colonoscopy Clin Transl Gastroenterol <PERSOON> JA, Batts KP, Burke CA, Burt RW, et al Serrated lesions of the colorectum review and recommendations from an expert panel <PERSOON> of the serrated pathway in colorectal cancer pathogenesis Evaluation of a large, population-based sample supports a CpG island methylator Snover DC Update on the serrated pathway to colorectal carcinoma Hum pathol ## Sawhney MS, Farrar WD, Gudiseva S, <PERSOON> DB, Lederle FA, Rector TS, et al Microsatellite instability in interval colon cancers <PERSOON> JH, et al CIMP status of interval colon cancers another piece to the puzzle <PERSOON> DG, Lieberman DA Proximal and large hyperplastic and nondysplastic serrated polyps detected by colonoscopy are associated with neoplasia <PERSOON-##> GN, Rogge JD, Ransohoff DF Five-year risk of colorectal neoplasia after negative screening colonoscopy <PERSOON-##> LB, <PERSOON-##> Z, <PERSOON-##> PS, <PERSOON-##> PM, et al Hyperplastic polyps and the risk of adenoma recurrence in the polyp prevention trial <PERSOON-##> EH, Whelan RL, Gleason NR, Maeda JS, <PERSOON-##> MB, <PERSOON-##> SW, et al Increased incidence of colorectal adenomas in follow-up evaluation of patiënts with newly diagnosed ## <PERSOON-##> DW, <PERSOON-##> D, Tha SPL, Turbin DA, Webber DL Longitudinal outcome study of sessile serrated adenomas of the colorectum an increased risk for subsequent ## <PERSOON-##> MM, <PERSOON-##> LA, Iacobuzio-Donahue CA, Montgomery EA Sessile serrated ##.
579
nvmdl
methylator Snover DC Update on the serrated pathway to colorectal carcinoma Hum pathol ## Sawhney MS, Farrar WD, Gudiseva S, <PERSOON> DB, Lederle FA, Rector TS, et al Microsatellite instability in interval colon cancers <PERSOON> JH, et al CIMP status of interval colon cancers another piece to the puzzle <PERSOON> DG, Lieberman DA Proximal and large hyperplastic and nondysplastic serrated polyps detected by colonoscopy are associated with neoplasia <PERSOON> GN, Rogge JD, Ransohoff DF Five-year risk of colorectal neoplasia after negative screening colonoscopy <PERSOON> LB, <PERSOON> Z, <PERSOON> PS, <PERSOON> PM, et al Hyperplastic polyps and the risk of adenoma recurrence in the polyp prevention trial <PERSOON> EH, Whelan RL, Gleason NR, Maeda JS, <PERSOON-##> MB, <PERSOON-##> SW, et al Increased incidence of colorectal adenomas in follow-up evaluation of patiënts with newly diagnosed ## <PERSOON-##> DW, <PERSOON-##> D, Tha SPL, Turbin DA, Webber DL Longitudinal outcome study of sessile serrated adenomas of the colorectum an increased risk for subsequent ## <PERSOON-##> MM, <PERSOON-##> LA, Iacobuzio-Donahue CA, Montgomery EA Sessile serrated ## Guidelines for ## Cancer Council Australia Colonoscopy Surveillance Working Party Clinical Practice Guidelines for Surveillance Colonoscopy – in adenoma follow-up; following curative resection of colorectal cancer; and for cancer surveillance in inflammatory bowel disease ## Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON-##> HJ, Evans GD, et al Guidelines ## Kahi CJ, Hewett DG, Norton DL, Eckert GJ, <PERSOON-##> DK Prevalence and variable detection of proximal colon serrated polyps during screening colonoscopy <PERSOON-##> CS, Coukos JA, <PERSOON-##> SR, <PERSOON> S, et al Variation in the detection of serrated polyps in an average risk colorectal cancer screening cohort Am J ## De <PERSOON-##> EM, et al Differences in proximal serrated polyp detection among endoscopists are associated with ## <PERSOON-##> JJ, et al Increased colorectal cancer risk in first-degree relatives of patiënts with hyperplastic ## <PERSOON-##> GY, et al Sessile serrated adenoma challenging discrimination from other serrated colonic polyps Am J ## <PERSOON-##> MJ, Goldblum JR, <PERSOON-##> DK Reinterpretation of histology of proximal colon polyps called hyperplastic in ### <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> A, et al Serrated polyps of the colon.
585
nvmdl
Surveillance Working Party Clinical Practice Guidelines for Surveillance Colonoscopy – in adenoma follow-up; following curative resection of colorectal cancer; and for cancer surveillance in inflammatory bowel disease ## Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON> HJ, Evans GD, et al Guidelines ## Kahi CJ, Hewett DG, Norton DL, Eckert GJ, <PERSOON> DK Prevalence and variable detection of proximal colon serrated polyps during screening colonoscopy <PERSOON> CS, Coukos JA, <PERSOON> SR, <PERSOON> S, et al Variation in the detection of serrated polyps in an average risk colorectal cancer screening cohort Am J ## De <PERSOON> EM, et al Differences in proximal serrated polyp detection among endoscopists are associated with ## <PERSOON> JJ, et al Increased colorectal cancer risk in first-degree relatives of patiënts with hyperplastic ## <PERSOON> GY, et al Sessile serrated adenoma challenging discrimination from other serrated colonic polyps Am J ## <PERSOON> MJ, Goldblum JR, <PERSOON> DK Reinterpretation of histology of proximal colon polyps called hyperplastic in ### <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> A, et al Serrated polyps of the colon ###;###(#) ###– ## <PERSOON-##> HJ, <PERSOON-##> T Il, <PERSOON-##> WH, Park <PERSOON-##> DK, et al Clinicopathologic findings of colorectal traditional and sessile serrated adenomas in Korea a multicenter study ## <PERSOON-##> JR Demographic and pathological characteristics of serrated ## Gurudu SR, Heigh RI, De <PERSOON-##> EG, Leighton JA, Pasha SF, et al Sessile serrated adenomas demographic, endoscopic and pathological characteristics <PERSOON-##> N WHO Classification of Tumours of the Digestive System World Health Organization classification of tumours <PERSOON-##> of a #-year follow-up of patiënts with sessile ## <PERSOON-##> risk of metachronous neoplasia in Pubmed en de Cochrane Library werden gebruikt voor een elektronische systematische zoekopdracht Artikelen gepubliceerd in de Engelse taal na <DATUM> werden geanalyseerd Een selectie werd gemaakt op basis van de inhoud van het abstract Literatuurlijsten van de geïncludeerde studies evenals reviews werden doorzocht op relevante artikelen die waren gemist tijdens initiële zoekopdracht Een artikel werd als relevant beschouwd als deze informatie bevatte over het metachrone risico op serrated poliepen, adenomen, hoog-risico adenomen of CRC, na De volgende woorden werden gebruikt voor de zoekopdracht (hyperplastic polyp AND follow up) ## adenomen, inclusief # HGD, gedetecteerd ## SSA/Ps, inclusief # met LGD and # met Pt.
587
nvmdl
###– ## <PERSOON> HJ, <PERSOON> T Il, <PERSOON> WH, Park <PERSOON> DK, et al Clinicopathologic findings of colorectal traditional and sessile serrated adenomas in Korea a multicenter study ## <PERSOON> JR Demographic and pathological characteristics of serrated ## Gurudu SR, Heigh RI, De <PERSOON> EG, Leighton JA, Pasha SF, et al Sessile serrated adenomas demographic, endoscopic and pathological characteristics <PERSOON> N WHO Classification of Tumours of the Digestive System World Health Organization classification of tumours <PERSOON> of a #-year follow-up of patiënts with sessile ## <PERSOON> risk of metachronous neoplasia in Pubmed en de Cochrane Library werden gebruikt voor een elektronische systematische zoekopdracht Artikelen gepubliceerd in de Engelse taal na <DATUM> werden geanalyseerd Een selectie werd gemaakt op basis van de inhoud van het abstract Literatuurlijsten van de geïncludeerde studies evenals reviews werden doorzocht op relevante artikelen die waren gemist tijdens initiële zoekopdracht Een artikel werd als relevant beschouwd als deze informatie bevatte over het metachrone risico op serrated poliepen, adenomen, hoog-risico adenomen of CRC, na De volgende woorden werden gebruikt voor de zoekopdracht (hyperplastic polyp AND follow up) ## adenomen, inclusief # HGD, gedetecteerd ## SSA/Ps, inclusief # met LGD and # met Pt follow-up, CNS colonoscopie, CRC colorectaal carcinoom, LGD laaggradige dysplasie, HGD hooggradige dysplasie, HP hyperplastische poliep, mHP microvasculair hyperplastische poliep, SSA/P sessiele serrated adenoom/poliep, TSA traditioneel serrated adenoom, TVA tubulovilleus adenoom, OR odds In de CBO richtlijn “Follow-up na Poliepectomie” uit ### werd terecht opgemerkt dat het niet verantwoord is op heel hoge leeftijd nog met controle coloscopie door te gaan (#) Er is aanzienlijk bewijs dat het risico op complicaties van coloscopie toeneemt met de leeftijd (<DATUM> Bovendien is het onwaarschijnlijk dat een adenoompatiënt baat heeft van een coloscopie op oude leeftijd gezien de tijd (geschat op meer dan <LEEFTIJD> jaar) die een adenoom nodig heeft om zich tot letaal carcinoom te ontwikkelen De aanbeveling in de CBO richtlijn was daarom om surveillance te beëindigen op de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar bij patiënten die cumulatief slechts # adenoom hadden, en op de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar bij patiënten met cumulatief # adenomen Bij patiënten met cumulatief minstens # adenomen werd aanbevolen de surveillance te vervolgen zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt De CBO richtlijn in <LOCATIE> was een van de eerste richtlijnen voor coloscopie surveillance na adenomen die een criterium had voor beëindiging van surveillance Aan de andere kant neemt het risico op het ontwikkelen van nieuwe adenomen (<DATUM> en interval carcinomen (#) toe met de leeftijd Bij het opstellen van een stopleeftijd voor coloscopie.
581
nvmdl
follow-up, CNS colonoscopie, CRC colorectaal carcinoom, LGD laaggradige dysplasie, HGD hooggradige dysplasie, HP hyperplastische poliep, mHP microvasculair hyperplastische poliep, SSA/P sessiele serrated adenoom/poliep, TSA traditioneel serrated adenoom, TVA tubulovilleus adenoom, OR odds In de CBO richtlijn “Follow-up na Poliepectomie” uit ### werd terecht opgemerkt dat het niet verantwoord is op heel hoge leeftijd nog met controle coloscopie door te gaan (#) Er is aanzienlijk bewijs dat het risico op complicaties van coloscopie toeneemt met de leeftijd (<DATUM> Bovendien is het onwaarschijnlijk dat een adenoompatiënt baat heeft van een coloscopie op oude leeftijd gezien de tijd (geschat op meer dan <LEEFTIJD> jaar) die een adenoom nodig heeft om zich tot letaal carcinoom te ontwikkelen De aanbeveling in de CBO richtlijn was daarom om surveillance te beëindigen op de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar bij patiënten die cumulatief slechts # adenoom hadden, en op de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar bij patiënten met cumulatief # adenomen Bij patiënten met cumulatief minstens # adenomen werd aanbevolen de surveillance te vervolgen zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt De CBO richtlijn in <LOCATIE> was een van de eerste richtlijnen voor coloscopie surveillance na adenomen die een criterium had voor beëindiging van surveillance Aan de andere kant neemt het risico op het ontwikkelen van nieuwe adenomen (<DATUM> en interval carcinomen (#) toe met de leeftijd Bij het opstellen van een stopleeftijd voor coloscopie tussen dit verhoogde CRC risico enerzijds en de grotere kans op nadelige gevolgen en lagere Met de invoering van het landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker in <LOCATIE> in ### is er een belangrijk alternatief gekomen voor coloscopie surveillance voor patiënten met laag-risico adenomen In de meest recente richtlijn uit de Verenigde Staten (#) en <PERSOON>-Brittanië (#) wordt coloscopie surveillance niet langer nodig geacht voor patiënten met <DATUM> kleine adenomen Deze patiënten zouden <LEEFTIJD> jaar na hun laatste coloscopie kunnen terugkeren naar het bevolkingsonderzoek, mits zij op dat moment nog binnen de doelgroep vallen Met de invoering van het bevolkingsonderzoek in <LOCATIE> dient zich dus een belangrijke nieuwe mogelijkheid aan om coloscopie surveillance na adenomen voortijdig te beëindigen In <LOCATIE> krijgen mensen een oproep voor het bevolkingsonderzoek darmkanker tot de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar Beëindiging van coloscopie surveillance na adenomen en/of serrated poliepen – op Er is # overzichtsartikel die systematisch de invloed van leeftijd op de nadelige gevolgen en voordelen van darmkanker screening en surveillance in kaart heeft gebracht De conclusies van dit overzichtsartikel zijn dat de beslissing om wel of geen screening of surveillance aan een oudere patiënt aan te bieden gebaseerd moet worden op een geïndividualiseerde inschatting van de voor- en nadelen van de test Hierbij moet rekening gehouden worden met leeftijdsafhankelijke comorbiditeiten, kans op complicaties, verslechtering van de In <LOCATIE> zijn twee kosteneffectiviteitsberekeningen gedaan om de optimale leeftijd voor beëindiging van coloscopie surveillance te berekenen voor de CBO richtlijn met het model-Geul (#) en voor de Surveillance After Polypectomy (SAP) studie (##) met het MISCAN model De.
622
nvmdl
en lagere Met de invoering van het landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker in <LOCATIE> in ### is er een belangrijk alternatief gekomen voor coloscopie surveillance voor patiënten met laag-risico adenomen In de meest recente richtlijn uit de Verenigde Staten (#) en <PERSOON>-Brittanië (#) wordt coloscopie surveillance niet langer nodig geacht voor patiënten met <DATUM> kleine adenomen Deze patiënten zouden <LEEFTIJD> jaar na hun laatste coloscopie kunnen terugkeren naar het bevolkingsonderzoek, mits zij op dat moment nog binnen de doelgroep vallen Met de invoering van het bevolkingsonderzoek in <LOCATIE> dient zich dus een belangrijke nieuwe mogelijkheid aan om coloscopie surveillance na adenomen voortijdig te beëindigen In <LOCATIE> krijgen mensen een oproep voor het bevolkingsonderzoek darmkanker tot de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar Beëindiging van coloscopie surveillance na adenomen en/of serrated poliepen – op Er is # overzichtsartikel die systematisch de invloed van leeftijd op de nadelige gevolgen en voordelen van darmkanker screening en surveillance in kaart heeft gebracht De conclusies van dit overzichtsartikel zijn dat de beslissing om wel of geen screening of surveillance aan een oudere patiënt aan te bieden gebaseerd moet worden op een geïndividualiseerde inschatting van de voor- en nadelen van de test Hierbij moet rekening gehouden worden met leeftijdsafhankelijke comorbiditeiten, kans op complicaties, verslechtering van de In <LOCATIE> zijn twee kosteneffectiviteitsberekeningen gedaan om de optimale leeftijd voor beëindiging van coloscopie surveillance te berekenen voor de CBO richtlijn met het model-Geul (#) en voor de Surveillance After Polypectomy (SAP) studie (##) met het MISCAN model De gaven aanleiding tot de CBO aanbeveling van een stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met cumulatief # adenoom en <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met cumulatief # adenomen (#) Bij patiënten met cumulatief minstens # adenomen werd aanbevolen de surveillance te vervolgen zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt In de SAP studie zijn naast de multipliciteit van adenomen ook grootte, villeus aspect, en locatie van de gevonden adenomen meegenomen (#) Op basis van het hebben van (combinaties van) deze factoren krijgen patiënten met adenomen een risicoscore van # tot # toegewezen De optimale stopleeftijd van coloscopie surveillance was <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met een score van maximaal #, <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met een score van # en <LEEFTIJD> jaar voor scores van # en hoger In deze analyse is geen rekening gehouden met Internationale aanbevelingen voor leeftijd om coloscopie surveillance te beëindigen De belangrijkste referentie-richtlijnen voor de Nederlandse richtlijn voor coloscopie surveillance na adenomen zijn die uit de <PERSOON> (##) De richtlijn uit de Verenigde Staten doet geen expliciete aanbevelingen voor de optimale leeftijd om coloscopie surveillance te beëindigen De uiteindelijke beslissing om surveillance te beëindigen zou geïndividualiseerd moeten worden op basis van een inschatting van voordelen, risico’s en comorbiditeit De richtlijn suggereert dat surveillance van adenoompatiënten gecontinueerd zou moeten worden tussen ## en <LEEFTIJD> jaar omdat adenoompatiënten een hoger risico hebben dan de gemiddelde populatie voor wie een stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar wordt aanbevolen (##) Voor patiënten.
619
nvmdl
aanleiding tot de CBO aanbeveling van een stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met cumulatief # adenoom en <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met cumulatief # adenomen (#) Bij patiënten met cumulatief minstens # adenomen werd aanbevolen de surveillance te vervolgen zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt In de SAP studie zijn naast de multipliciteit van adenomen ook grootte, villeus aspect, en locatie van de gevonden adenomen meegenomen (#) Op basis van het hebben van (combinaties van) deze factoren krijgen patiënten met adenomen een risicoscore van # tot # toegewezen De optimale stopleeftijd van coloscopie surveillance was <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met een score van maximaal #, <LEEFTIJD> jaar voor patiënten met een score van # en <LEEFTIJD> jaar voor scores van # en hoger In deze analyse is geen rekening gehouden met Internationale aanbevelingen voor leeftijd om coloscopie surveillance te beëindigen De belangrijkste referentie-richtlijnen voor de Nederlandse richtlijn voor coloscopie surveillance na adenomen zijn die uit de <PERSOON> (##) De richtlijn uit de Verenigde Staten doet geen expliciete aanbevelingen voor de optimale leeftijd om coloscopie surveillance te beëindigen De uiteindelijke beslissing om surveillance te beëindigen zou geïndividualiseerd moeten worden op basis van een inschatting van voordelen, risico’s en comorbiditeit De richtlijn suggereert dat surveillance van adenoompatiënten gecontinueerd zou moeten worden tussen ## en <LEEFTIJD> jaar omdat adenoompatiënten een hoger risico hebben dan de gemiddelde populatie voor wie een stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar wordt aanbevolen (##) Voor patiënten worden, zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt De richtlijnen in <PERSOON>-Brittannië (#) en Australië (##) bevelen beiden aan om surveillance in ieder geval te continueren tot een leeftijd van <LEEFTIJD> jaar, gebaseerd op de notie dat de progressie van adenoom tot carcinoom ongeveer ##-<LEEFTIJD> jaar duurt, vergelijkbaar met de leeftijdsverwachting van iemand van <LEEFTIJD> jaar (##) Na de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar zou coloscopie surveillance voortgezet kunnen worden afhankelijk van darmkankerrisico en comorbiditeit van de adenoompatiënt (#) Beide richtlijnen geven aan dat surveillance na <LEEFTIJD> jaar voor de meerderheid van de patiënten Studies naar beëindigen van surveillance op basis van coloscopie bevindingen Er zijn slechts drie cohort studies beschikbaar die patiënten over meerdere coloscopie surveillance rondes hebben gevolgd (##-##) In al die drie studies onderging slechts een zeer beperkt deel van de populatie met adenomen meer dan # surveillance coloscopie De uitkomsten van deze studies suggereren dat patiënten met laag-risico adenomen bij de index-coloscopie en geen adenomen bij eerste surveillance, een laag risico hebben op adenomen bij tweede surveillance coloscopie Hoog-risico adenomen bij index-coloscopie en eerste surveillance coloscopie waren beide onafhankelijke voorspellers voor het hebben van hoog-risico adenomen bij tweede surveillance coloscopie De kans op nieuwe hoog-risico adenomen in patiënten die hoog-risico adenomen bij index-coloscopie hadden, neemt af met iedere surveillance coloscopie zonder adenomen of met alleen laag-risico adenomen De drie beschikbare studies hebben echter onvoldoende follow-up duur om uitspraken te doen over het aantal negatieve surveillance coloscopieën dat voldoende is.
621
nvmdl
dit rechtvaardigt De richtlijnen in <PERSOON>-Brittannië (#) en Australië (##) bevelen beiden aan om surveillance in ieder geval te continueren tot een leeftijd van <LEEFTIJD> jaar, gebaseerd op de notie dat de progressie van adenoom tot carcinoom ongeveer ##-<LEEFTIJD> jaar duurt, vergelijkbaar met de leeftijdsverwachting van iemand van <LEEFTIJD> jaar (##) Na de leeftijd van <LEEFTIJD> jaar zou coloscopie surveillance voortgezet kunnen worden afhankelijk van darmkankerrisico en comorbiditeit van de adenoompatiënt (#) Beide richtlijnen geven aan dat surveillance na <LEEFTIJD> jaar voor de meerderheid van de patiënten Studies naar beëindigen van surveillance op basis van coloscopie bevindingen Er zijn slechts drie cohort studies beschikbaar die patiënten over meerdere coloscopie surveillance rondes hebben gevolgd (##-##) In al die drie studies onderging slechts een zeer beperkt deel van de populatie met adenomen meer dan # surveillance coloscopie De uitkomsten van deze studies suggereren dat patiënten met laag-risico adenomen bij de index-coloscopie en geen adenomen bij eerste surveillance, een laag risico hebben op adenomen bij tweede surveillance coloscopie Hoog-risico adenomen bij index-coloscopie en eerste surveillance coloscopie waren beide onafhankelijke voorspellers voor het hebben van hoog-risico adenomen bij tweede surveillance coloscopie De kans op nieuwe hoog-risico adenomen in patiënten die hoog-risico adenomen bij index-coloscopie hadden, neemt af met iedere surveillance coloscopie zonder adenomen of met alleen laag-risico adenomen De drie beschikbare studies hebben echter onvoldoende follow-up duur om uitspraken te doen over het aantal negatieve surveillance coloscopieën dat voldoende is Internationale aanbevelingen voor beëindiging van surveillance op basis van coloscopie De coloscopie surveillance richtlijnen in de <PERSOON> bevelen allen aan om niet alleen naar de bevindingen van de laatste surveillance coloscopie te kijken om het surveillance interval te bepalen De Australische richtlijn gaat daarin het verst, door aan te geven dat het verstandig kan zijn om wanneer ooit een hoog-risico adenoom gevonden is een kort surveillance interval te blijven handhaven De richtlijn in de Verenigde Staten en GrootBrittannië staan beiden een verlenging van het interval toe als na een hoog-risico adenoom bij een volgende coloscopie geen of alleen laag-risico adenomen gevonden worden Bij twee negatieve surveillance onderzoeken wordt coloscopie surveillance in <PERSOON>-Brittannië beëindigd In de Verenigde Staten worden geen aanbevelingen gedaan voor beëindiging van surveillance na Metachrone adenomen en interval carcinomen nemen beiden toe met leeftijd Comorbiditeit, risico op complicaties van coloscopie, slechte darmvoorbereiding en inadequaat bereik van coloscopie zijn factoren die toenemen met de leeftijd van de Patiënten met laag-risico adenomen bij index-coloscopie en geen adenomen bij eerste surveillance hebben een laag risico op adenomen bij tweede surveillance coloscopie Hoog-risico adenomen bij index-coloscopie en eerste surveillance coloscopie zijn beide onafhankelijke voorspellers voor het hebben van hoog-risico adenomen bij tweede Er bestaat grote heterogeniteit in de gezondheid van oudere individuen Deze richtlijn sluit zich daarom ook aan bij de internationale richtlijnen dat de beslissing om surveillance voort te zetten of te beëindigen niet alleen op basis van leeftijd, maar juist ook op basis van eventuele comorbiditeiten en patiëntvoorkeuren genomen moet worden De werkgroep vindt het echter ook.
595
nvmdl
in de <PERSOON> bevelen allen aan om niet alleen naar de bevindingen van de laatste surveillance coloscopie te kijken om het surveillance interval te bepalen De Australische richtlijn gaat daarin het verst, door aan te geven dat het verstandig kan zijn om wanneer ooit een hoog-risico adenoom gevonden is een kort surveillance interval te blijven handhaven De richtlijn in de Verenigde Staten en GrootBrittannië staan beiden een verlenging van het interval toe als na een hoog-risico adenoom bij een volgende coloscopie geen of alleen laag-risico adenomen gevonden worden Bij twee negatieve surveillance onderzoeken wordt coloscopie surveillance in <PERSOON>-Brittannië beëindigd In de Verenigde Staten worden geen aanbevelingen gedaan voor beëindiging van surveillance na Metachrone adenomen en interval carcinomen nemen beiden toe met leeftijd Comorbiditeit, risico op complicaties van coloscopie, slechte darmvoorbereiding en inadequaat bereik van coloscopie zijn factoren die toenemen met de leeftijd van de Patiënten met laag-risico adenomen bij index-coloscopie en geen adenomen bij eerste surveillance hebben een laag risico op adenomen bij tweede surveillance coloscopie Hoog-risico adenomen bij index-coloscopie en eerste surveillance coloscopie zijn beide onafhankelijke voorspellers voor het hebben van hoog-risico adenomen bij tweede Er bestaat grote heterogeniteit in de gezondheid van oudere individuen Deze richtlijn sluit zich daarom ook aan bij de internationale richtlijnen dat de beslissing om surveillance voort te zetten of te beëindigen niet alleen op basis van leeftijd, maar juist ook op basis van eventuele comorbiditeiten en patiëntvoorkeuren genomen moet worden De werkgroep vindt het echter ook adenomen voor de meerderheid van patiënten beëindigd kan worden De werkgroep heeft besloten om wat betreft de stopleeftijd voor surveillance aan te sluiten bij het voorgenomen bevolkingsonderzoek naar darmkanker en de internationale richtlijnen die allen een stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar adviseren Van deze stopleeftijd kan worden afgeweken afhankelijk van de bevindingen bij de laatste coloscopie en indien de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt Wat betreft beëindiging van surveillance op basis van bevindingen bij coloscopie, sluiten we grotendeels aan bij bestaande internationale richtlijnen Net als de Engelse richtlijn, kent onderhavige richtlijn drie groepen adenoompatiënten laag-risico, intermediair-risico en hoogrisico De definitie van deze groepen wijkt af van die van de Engelse en de rationale hiervoor staat beschreven in hoofdstukken # en # Laag-risico patiënten, d w z patiënten met een score van # bij index-coloscopie (tabel <DATUM> , kunnen na <LEEFTIJD> jaar terugkeren naar het bevolkingsonderzoek indien nog van toepassing Wat betreft intermediair-risico patiënten, d w z patiënten met een score van # of # bij index-coloscopie (tabel <DATUM> , sluiten we aan bij de richtlijn in <PERSOON>-Brittannië Surveillance bij deze patiënten kan gestaakt worden na twee opeenvolgende negatieve surveillance coloscopieën Wat betreft hoog-risico patiënten, d w z patiënten die ooit een score van # of hoger hebben gehad bij coloscopie, sluiten we aan bij de conclusie in de Amerikaanse richtlijn dat er onvoldoende bewijs is om surveillance in deze groep te beëindigen.
572
nvmdl
voor de meerderheid van patiënten beëindigd kan worden De werkgroep heeft besloten om wat betreft de stopleeftijd voor surveillance aan te sluiten bij het voorgenomen bevolkingsonderzoek naar darmkanker en de internationale richtlijnen die allen een stopleeftijd van <LEEFTIJD> jaar adviseren Van deze stopleeftijd kan worden afgeweken afhankelijk van de bevindingen bij de laatste coloscopie en indien de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt Wat betreft beëindiging van surveillance op basis van bevindingen bij coloscopie, sluiten we grotendeels aan bij bestaande internationale richtlijnen Net als de Engelse richtlijn, kent onderhavige richtlijn drie groepen adenoompatiënten laag-risico, intermediair-risico en hoogrisico De definitie van deze groepen wijkt af van die van de Engelse en de rationale hiervoor staat beschreven in hoofdstukken # en # Laag-risico patiënten, d w z patiënten met een score van # bij index-coloscopie (tabel <DATUM> , kunnen na <LEEFTIJD> jaar terugkeren naar het bevolkingsonderzoek indien nog van toepassing Wat betreft intermediair-risico patiënten, d w z patiënten met een score van # of # bij index-coloscopie (tabel <DATUM> , sluiten we aan bij de richtlijn in <PERSOON>-Brittannië Surveillance bij deze patiënten kan gestaakt worden na twee opeenvolgende negatieve surveillance coloscopieën Wat betreft hoog-risico patiënten, d w z patiënten die ooit een score van # of hoger hebben gehad bij coloscopie, sluiten we aan bij de conclusie in de Amerikaanse richtlijn dat er onvoldoende bewijs is om surveillance in deze groep te beëindigen behoeven geen surveillance coloscopie Deze patiënten kunnen na <LEEFTIJD> jaar, mits nog van Bij patiënten met ten hoogste intermediair-risico adenomen bij wie nooit hoog-risico adenomen gevonden zijn (score <DATUM> tabel <DATUM> en <DATUM> , kan surveillance worden gestaakt In alle andere gevallen kan surveillance worden voortgezet tot een maximum leeftijd van <LEEFTIJD> jaar, tenzij de wensen en vitaliteit van de patiënt een andere stopleeftijd Percentage intermediar-risico patiënten met een surveillance coloscopie na twee Percentage adenoom patiënten met een surveillance coloscopie na leeftijd ## Voor de onderbouwing van de aanbevelingen van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van recente richtlijnen voor surveillance na adenomen en/of serrated poliepen in de <PERSOON> (##) en bijbehorende referenties Daarnaast is de literatuur aangevuld met uitkomsten van de Nederlandse SAP studie (Surveillance After Polypectomy Er is onvoldoende bewijs om een moment aan te bevelen Patiënten met <DATUM> kleine adenomen of tenminste # grote moeten iedere <LEEFTIJD> jaar surveillance ondergaan tot twee worden tot een leeftijd van <LEEFTIJD> jaar en daarna Surveillance kan gestaakt worden bij patiënten met laagrisico adenomen bij index-coloscopie en een negatieve # <PERSOON> LMC,et # <PERSOON> L, <PERSOON> JA, et al Serious complications within ## days of screening and surveillance colonoscopy are uncommon Clin # <PERSOON> ML, et al Adverse events after outpatiënt colonoscopy in the Medicare population <PERSOON> Med #.
589
nvmdl
mits nog van Bij patiënten met ten hoogste intermediair-risico adenomen bij wie nooit hoog-risico adenomen gevonden zijn (score <DATUM> tabel <DATUM> en <DATUM> , kan surveillance worden gestaakt In alle andere gevallen kan surveillance worden voortgezet tot een maximum leeftijd van <LEEFTIJD> jaar, tenzij de wensen en vitaliteit van de patiënt een andere stopleeftijd Percentage intermediar-risico patiënten met een surveillance coloscopie na twee Percentage adenoom patiënten met een surveillance coloscopie na leeftijd ## Voor de onderbouwing van de aanbevelingen van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van recente richtlijnen voor surveillance na adenomen en/of serrated poliepen in de <PERSOON> (##) en bijbehorende referenties Daarnaast is de literatuur aangevuld met uitkomsten van de Nederlandse SAP studie (Surveillance After Polypectomy Er is onvoldoende bewijs om een moment aan te bevelen Patiënten met <DATUM> kleine adenomen of tenminste # grote moeten iedere <LEEFTIJD> jaar surveillance ondergaan tot twee worden tot een leeftijd van <LEEFTIJD> jaar en daarna Surveillance kan gestaakt worden bij patiënten met laagrisico adenomen bij index-coloscopie en een negatieve # <PERSOON> LMC,et # <PERSOON> L, <PERSOON> JA, et al Serious complications within ## days of screening and surveillance colonoscopy are uncommon Clin # <PERSOON> ML, et al Adverse events after outpatiënt colonoscopy in the Medicare population <PERSOON> Med # # Martínez ME, <PERSOON> JA, <PERSOON> SJ, et al A pooled # <PERSOON> F, et al Adenoma and Colonoscopy Characteristics Associated with <PERSOON-##> GA Interval cancers after colonoscopy-insights and # Lieberman DA, <PERSOON-##> DK, Winawer SJ, Giardiello FM, <PERSOON-##> DA, <PERSOON-##> TR; United States Multi-Society Task Force on Colorectal Cancer Guidelines for colonoscopy surveillance after screening and polypectomy a consensus update by the US Multi-Society Task Force # Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON-##> HJ, Evans GD, et al <PERSOON-##> EJ, Steyerberg EW, van poliepectomie' (###) <LOCATIE> Department of <PERSOON-##> for colorectal cancer <PERSOON-##> recommendation statement <PERSOON-##> for Gastroenterology; Association of Coloproctology for Great Britain and Ireland Surveillance guidelines after removal of colorectal ## Laiyemo AO, Pinsky PF, <PERSOON-##> AJ, Schatzkin A, et al Utilization and ## <PERSOON-##> LA, Doria-<PERSOON-##> VP, et al <PERSOON-##> yield ##.
557
nvmdl
Martínez ME, <PERSOON> JA, <PERSOON> SJ, et al A pooled # <PERSOON> F, et al Adenoma and Colonoscopy Characteristics Associated with <PERSOON> GA Interval cancers after colonoscopy-insights and # Lieberman DA, <PERSOON> DK, Winawer SJ, Giardiello FM, <PERSOON> DA, <PERSOON> TR; United States Multi-Society Task Force on Colorectal Cancer Guidelines for colonoscopy surveillance after screening and polypectomy a consensus update by the US Multi-Society Task Force # Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON> HJ, Evans GD, et al <PERSOON> EJ, Steyerberg EW, van poliepectomie' (###) <LOCATIE> Department of <PERSOON-##> for colorectal cancer <PERSOON-##> recommendation statement <PERSOON-##> for Gastroenterology; Association of Coloproctology for Great Britain and Ireland Surveillance guidelines after removal of colorectal ## Laiyemo AO, Pinsky PF, <PERSOON-##> AJ, Schatzkin A, et al Utilization and ## <PERSOON-##> LA, Doria-<PERSOON-##> VP, et al <PERSOON-##> yield ## Using the Is een surveillance coloscopie geïndiceerd na curatieve resectie voor CRC ? Patiënten die een colonresectie hebben ondergaan vanwege CRC hebben een verhoogd risico op een tweede metachrone tumor Het doel van post CRC surveillance na curatieve resectie is het verwijderen van premaligne laesies om metachrone CRC te voorkomen De huidige CBO richtlijn ‘Coloncarcinoom’ uit ### adviseert een controle coloscopie twee tot drie jaar na operatie voor CRC en daarna volgens richtlijn ‘Follow-up na poliepectomie’ (<DATUM> Er is aangetoond dat endoscopische poliepectomie de incidentie van CRC reduceert (<DATUM> Recente literatuur suggereert dat een intensief follow-up schema na curatieve resectie van CRC de overleving verbetert Drie systematische reviews (<DATUM> laten een verbeterde <LEEFTIJD>-jaars overleving zien met een absolute mortaliteitsreductie van #-##% ten gunste van de intensieve follow-up Het betreft hier echter wel onderzoek waarbij gekeken is naar het volledige follow-up schema (combinaties van beeldvorming, CEA en endoscopisch onderzoek) Er is in deze reviews niet separaat gekeken naar de toegevoegde waarde van endoscopisch onderzoek Verschillende gerandomiseerde studies hebben intensieve follow-up en minimale of geen followup vergeleken (<DATUM> In deze studies werd ook gekeken naar het volledige follow-up schema met verschillende combinaties van onderzoeken (beeldvorming, CEA en endoscopisch onderzoek) Daarnaast was het surveillance-interval zodanig heterogeen (geen tot drie maandelijkse) dat deze moeilijk vergelijkbaar zijn Het is onduidelijk wat de specifieke bijdrage van surveillance Er is maar één prospectief gerandomiseerde studie gepubliceerd waarbij coloscopie schema’s na resectie voor CRC zijn vergeleken en alle andere aanvullende onderzoeken (CEA en beeldvorming) hetzelfde zijn.
574
nvmdl
the Is een surveillance coloscopie geïndiceerd na curatieve resectie voor CRC ? Patiënten die een colonresectie hebben ondergaan vanwege CRC hebben een verhoogd risico op een tweede metachrone tumor Het doel van post CRC surveillance na curatieve resectie is het verwijderen van premaligne laesies om metachrone CRC te voorkomen De huidige CBO richtlijn ‘Coloncarcinoom’ uit ### adviseert een controle coloscopie twee tot drie jaar na operatie voor CRC en daarna volgens richtlijn ‘Follow-up na poliepectomie’ (<DATUM> Er is aangetoond dat endoscopische poliepectomie de incidentie van CRC reduceert (<DATUM> Recente literatuur suggereert dat een intensief follow-up schema na curatieve resectie van CRC de overleving verbetert Drie systematische reviews (<DATUM> laten een verbeterde <LEEFTIJD>-jaars overleving zien met een absolute mortaliteitsreductie van #-##% ten gunste van de intensieve follow-up Het betreft hier echter wel onderzoek waarbij gekeken is naar het volledige follow-up schema (combinaties van beeldvorming, CEA en endoscopisch onderzoek) Er is in deze reviews niet separaat gekeken naar de toegevoegde waarde van endoscopisch onderzoek Verschillende gerandomiseerde studies hebben intensieve follow-up en minimale of geen followup vergeleken (<DATUM> In deze studies werd ook gekeken naar het volledige follow-up schema met verschillende combinaties van onderzoeken (beeldvorming, CEA en endoscopisch onderzoek) Daarnaast was het surveillance-interval zodanig heterogeen (geen tot drie maandelijkse) dat deze moeilijk vergelijkbaar zijn Het is onduidelijk wat de specifieke bijdrage van surveillance Er is maar één prospectief gerandomiseerde studie gepubliceerd waarbij coloscopie schema’s na resectie voor CRC zijn vergeleken en alle andere aanvullende onderzoeken (CEA en beeldvorming) hetzelfde zijn maanden gedurende het eerste jaar en elke # maanden het tweede jaar, daarna jaarlijks) vergeleken met standaard (de peri-operatieve coloscopie tot uiterlijk # maanden na het CRC en verder na ## maanden en ## maanden) In dit onderzoek, waarbij zowel colon- als rectumcarcinomen werden geïncludeerd, werd geen betere overleving gezien in de intensieve surveillance groep (##) Een belangrijke lopende prospectieve trial (GILDA trial Gruppo Italiano di Lavoro per la Diagnosi Anticipata) waarbij het coloscopie surveillance interval wordt vergeleken, is nog niet afgerond In deze studie wordt jaarlijkse coloscopie vergeleken met coloscopie één De incidentie van een metachroon CRC na eerdere colonresectie voor CRC varieert sterk in de literatuur van # # tot #% (##,##) In een recente Nederlands retrospectief onderzoek, bij patiënten die een colonresectie voor CRC ondergingen, bleek het risico op metachrone tumoren <DATUM> (##) Zowel de aanwezigheid van synchroon CRC als synchrone poliepen ten tijde van de diagnose CRC worden beschreven als risicofactoren voor het ontwikkelen van een metachroon CRC (##, ##-##) Anderzijds werd in een onderzoek met ## ### patiënten, waarvan gegevens uit een kankerregistratie database gezocht werden, geen patiënten of tumor karakteristieken gevonden die konden voorspellen welke patiënten een metachroon CRC zouden ontwikkelen (##) Het hoogste risico op een metachroon CRC wordt gezien gedurende de eerste twee tot drie jaar na diagnose van CRC (##,##,##) In de recente Nederlandse studie van <PERSOON> et al werd bij patiënten met een CRC een cumulatieve incidentie van metachroon CRC gevonden van <DATUM> na <LEEFTIJD> jaar Dit is #.
658
nvmdl
gedurende het eerste jaar en elke # maanden het tweede jaar, daarna jaarlijks) vergeleken met standaard (de peri-operatieve coloscopie tot uiterlijk # maanden na het CRC en verder na ## maanden en ## maanden) In dit onderzoek, waarbij zowel colon- als rectumcarcinomen werden geïncludeerd, werd geen betere overleving gezien in de intensieve surveillance groep (##) Een belangrijke lopende prospectieve trial (GILDA trial Gruppo Italiano di Lavoro per la Diagnosi Anticipata) waarbij het coloscopie surveillance interval wordt vergeleken, is nog niet afgerond In deze studie wordt jaarlijkse coloscopie vergeleken met coloscopie één De incidentie van een metachroon CRC na eerdere colonresectie voor CRC varieert sterk in de literatuur van # # tot #% (##,##) In een recente Nederlands retrospectief onderzoek, bij patiënten die een colonresectie voor CRC ondergingen, bleek het risico op metachrone tumoren <DATUM> (##) Zowel de aanwezigheid van synchroon CRC als synchrone poliepen ten tijde van de diagnose CRC worden beschreven als risicofactoren voor het ontwikkelen van een metachroon CRC (##, ##-##) Anderzijds werd in een onderzoek met ## ### patiënten, waarvan gegevens uit een kankerregistratie database gezocht werden, geen patiënten of tumor karakteristieken gevonden die konden voorspellen welke patiënten een metachroon CRC zouden ontwikkelen (##) Het hoogste risico op een metachroon CRC wordt gezien gedurende de eerste twee tot drie jaar na diagnose van CRC (##,##,##) In de recente Nederlandse studie van <PERSOON> et al werd bij patiënten met een CRC een cumulatieve incidentie van metachroon CRC gevonden van <DATUM> na <LEEFTIJD> jaar Dit is <DATUM> (##% CI <DATUM> ) In een literatuuroverzicht zoals samengesteld voor de Amerikaanse richtlijn worden studies over metachrone tumoren samengevat (##) In de samenvatting van ## studies met in totaal # ### patiënten werd berekend dat er uiteindelijk ### coloscopieën nodig zijn om # metachrone tumor op te sporen De incidentie voor een metachroon CRC binnen twee jaar na resectie was # #% De relatief hoge incidentie van metachrone CRC’s binnen twee jaar na resectie suggereert dat er bij deze CRC’s sprake is van een andere (sneller verlopende) tumorbiologie ofwel van gemiste synchrone tumoren (in plaats van metachrone tumoren) (##,##) De verschillende internationale richtlijnen voor surveillance na CRC geven eenduidig aan dat een follow-up coloscopie na operatie voor CRC geïndiceerd is De termijn van surveillance in de internationale richtlijnen is echter uiteenlopend voor zowel de eerste postoperatieve coloscopie Tabel <DATUM> Overzicht van de internationale richtlijnen voor surveillance na CRC De afgesproken follow-up schema’s na resectie van CRC worden in de dagelijkse praktijk echter wisselend uitgevoerd, waarbij er zowel overgebruik als ondergebruik wordt gerapporteerd Een kosteneffectiviteitsanalyse uit ### laat zien dat follow-up coloscopie <LEEFTIJD> jaar na resectie van Het is aannemelijk dat intensieve surveillance de mortaliteit van patiënten na resectie voor CRC reduceert Het is onduidelijk wat de specifieke bijdrage van surveillance coloscopie hieraan is De relatief hoge incidentie van metachrone CRC wordt vooral gezien in de eerste twee tot drie In de huidige richtlijn CRC uit ### wordt de eerste coloscopie surveillance geadviseerd na een.
656
nvmdl
(##% CI <DATUM> ) In een literatuuroverzicht zoals samengesteld voor de Amerikaanse richtlijn worden studies over metachrone tumoren samengevat (##) In de samenvatting van ## studies met in totaal # ### patiënten werd berekend dat er uiteindelijk ### coloscopieën nodig zijn om # metachrone tumor op te sporen De incidentie voor een metachroon CRC binnen twee jaar na resectie was # #% De relatief hoge incidentie van metachrone CRC’s binnen twee jaar na resectie suggereert dat er bij deze CRC’s sprake is van een andere (sneller verlopende) tumorbiologie ofwel van gemiste synchrone tumoren (in plaats van metachrone tumoren) (##,##) De verschillende internationale richtlijnen voor surveillance na CRC geven eenduidig aan dat een follow-up coloscopie na operatie voor CRC geïndiceerd is De termijn van surveillance in de internationale richtlijnen is echter uiteenlopend voor zowel de eerste postoperatieve coloscopie Tabel <DATUM> Overzicht van de internationale richtlijnen voor surveillance na CRC De afgesproken follow-up schema’s na resectie van CRC worden in de dagelijkse praktijk echter wisselend uitgevoerd, waarbij er zowel overgebruik als ondergebruik wordt gerapporteerd Een kosteneffectiviteitsanalyse uit ### laat zien dat follow-up coloscopie <LEEFTIJD> jaar na resectie van Het is aannemelijk dat intensieve surveillance de mortaliteit van patiënten na resectie voor CRC reduceert Het is onduidelijk wat de specifieke bijdrage van surveillance coloscopie hieraan is De relatief hoge incidentie van metachrone CRC wordt vooral gezien in de eerste twee tot drie In de huidige richtlijn CRC uit ### wordt de eerste coloscopie surveillance geadviseerd na een Sinds het uitkomen van deze richtlijn zijn er echter nieuwe gegevens over metachrone CRC’s na colonresectie gepubliceerd De hoge incidentie wordt vooral gezien in de eerste twee tot drie jaar en dit is een goede reden om de eerste coloscopie surveillance te vervroegen naar <LEEFTIJD> jaar na resectie Dit advies sluit tevens aan bij internationale richtlijnen Het is van belang de opbrengst van deze coloscopie <LEEFTIJD> jaar na Voor patienten met een stenoserende tumor, waarbij drie maanden postoperatief nog een totale coloscopie wordt verricht, hoeft de coloscopie niet herhaald te worden <LEEFTIJD> jaar na resectie Indien bij deze groep preoperatief (na de coloscopie met stenoserende tumor) een virtuele coloscopie is verricht, wordt geadviseerd postoperatief na <LEEFTIJD> jaar een coloscopie te verrichten Voor de definitie van metachrone laesies wordt meestal de termijn van tenminste # maanden na de diagnose CRC gehanteerd, zoals voorgesteld door Moertel et al (##) In de literatuur varieert dit interval echter tussen # # en <LEEFTIJD> jaar Het is van belang eenduidige definities te gebruiken teneinde de incidenties te kunnen vergelijken Hiermee kunnen we prospectief de incidentie van De meeste gerandomiseerde trials, waarbij gekeken is naar surveillance strategieën en metachrone CRC’s, hadden een mediaan observatietermijn van <LEEFTIJD> jaar of minder waardoor niet met zekerheid conclusies getrokken kunnen worden over de lange termijn incidentie van Het is van belang dat alle endoscopisten de adviezen voor de surveillancetermijn na resectie voor CRC volgen, zodat er geen onnodige aanspraak op de beperkte endoscopie capaciteit gedaan wordt.
601
nvmdl
Sinds het uitkomen van deze richtlijn zijn er echter nieuwe gegevens over metachrone CRC’s na colonresectie gepubliceerd De hoge incidentie wordt vooral gezien in de eerste twee tot drie jaar en dit is een goede reden om de eerste coloscopie surveillance te vervroegen naar <LEEFTIJD> jaar na resectie Dit advies sluit tevens aan bij internationale richtlijnen Het is van belang de opbrengst van deze coloscopie <LEEFTIJD> jaar na Voor patienten met een stenoserende tumor, waarbij drie maanden postoperatief nog een totale coloscopie wordt verricht, hoeft de coloscopie niet herhaald te worden <LEEFTIJD> jaar na resectie Indien bij deze groep preoperatief (na de coloscopie met stenoserende tumor) een virtuele coloscopie is verricht, wordt geadviseerd postoperatief na <LEEFTIJD> jaar een coloscopie te verrichten Voor de definitie van metachrone laesies wordt meestal de termijn van tenminste # maanden na de diagnose CRC gehanteerd, zoals voorgesteld door Moertel et al (##) In de literatuur varieert dit interval echter tussen # # en <LEEFTIJD> jaar Het is van belang eenduidige definities te gebruiken teneinde de incidenties te kunnen vergelijken Hiermee kunnen we prospectief de incidentie van De meeste gerandomiseerde trials, waarbij gekeken is naar surveillance strategieën en metachrone CRC’s, hadden een mediaan observatietermijn van <LEEFTIJD> jaar of minder waardoor niet met zekerheid conclusies getrokken kunnen worden over de lange termijn incidentie van Het is van belang dat alle endoscopisten de adviezen voor de surveillancetermijn na resectie voor CRC volgen, zodat er geen onnodige aanspraak op de beperkte endoscopie capaciteit gedaan wordt Na resectie voor CRC wordt een surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar geadviseerd (tenzij eerder een Na de eerste coloscopie postoperatief is het volgende surveillance interval <LEEFTIJD> jaar Daarna wordt tenminste elke <LEEFTIJD> jaar te continueren zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt * Uitgangspunt is dat in de perioperatieve periode een complete coloscopie is verricht waarbij synchrone neoplasieen zijn uitgesloten (<DATUM> ) en alle synchrone poliepen radicaal zijn verwijderd (##-##%) Indien preoperatief geen (volledige) coloscopie is verricht (bij geperforeerde tumor of stenoserende niet te passeren tumor of synchroon aanwezige poliepen welke niet werden verwijderd), volgt # maanden na resectie een coloscopie Dit onderzoek is niet nodig indien het colonsegment proximaal van de obstruerende maligniteit is meegenomen in het resectie # Vereniging van Integrale Kankercentra Richtlijn ‘Coloncarcinoom’ (WEBLINK) ### # <PERSOON> LMC, et # Winawer SJ, Zauber AG, <PERSOON> MJ, Gottlieb LS, Sternberg SS, et al Prevention of colorectal cancer by colonoscopic polypectomy <PERSOON> in standard clinical practice of colonoscopic polypectomy in reducing # <PERSOON> ST Impact on survival of intensive follow up after curative resection for colorectal cancer systematic review and meta-analysis of # <PERSOON> R, et al.
553
nvmdl
voor CRC wordt een surveillance coloscopie na <LEEFTIJD> jaar geadviseerd (tenzij eerder een Na de eerste coloscopie postoperatief is het volgende surveillance interval <LEEFTIJD> jaar Daarna wordt tenminste elke <LEEFTIJD> jaar te continueren zolang de vitaliteit van de patiënt dit rechtvaardigt * Uitgangspunt is dat in de perioperatieve periode een complete coloscopie is verricht waarbij synchrone neoplasieen zijn uitgesloten (<DATUM> ) en alle synchrone poliepen radicaal zijn verwijderd (##-##%) Indien preoperatief geen (volledige) coloscopie is verricht (bij geperforeerde tumor of stenoserende niet te passeren tumor of synchroon aanwezige poliepen welke niet werden verwijderd), volgt # maanden na resectie een coloscopie Dit onderzoek is niet nodig indien het colonsegment proximaal van de obstruerende maligniteit is meegenomen in het resectie # Vereniging van Integrale Kankercentra Richtlijn ‘Coloncarcinoom’ (WEBLINK) ### # <PERSOON> LMC, et # Winawer SJ, Zauber AG, <PERSOON> MJ, Gottlieb LS, Sternberg SS, et al Prevention of colorectal cancer by colonoscopic polypectomy <PERSOON> in standard clinical practice of colonoscopic polypectomy in reducing # <PERSOON> ST Impact on survival of intensive follow up after curative resection for colorectal cancer systematic review and meta-analysis of # <PERSOON> R, et al Gastrointestinal Cancer Disease Site Group of Cancer Care Ontario's Program in Evidencebased Care Follow-up of patiënts with curatively resected colorectal cancer a practice # <PERSOON> BE, Hider PN Follow-up strategies for patiënts treated for non-metastatic # <PERSOON> of follow-up in management of local recurrences of colorectal cancer a prospective, randomized study ## <PERSOON> colonoscopy, liver CT, and chest radiography do not influence #-year survival of colorectal cancer patients ## <PERSOON> G, et al Efficacy and cost randomized and controlled trial <PERSOON-##> X, et al Postoperative surveillance in patiënts with colorectal cancer who have undergone curative resection a prospective, multicenter, randomized, controlled trial <PERSOON-##> ###;##(#) ###-## ## <PERSOON-##> WS, Deng YH, Gong W, <PERSOON-##> CJ, et al <PERSOON-##> role of postoperative colonoscopic surveillance after radical surgery for colorectal cancer a prospective, ## Grossmann EM, <PERSOON-##> FE, Virgo KS, Longo WE, <PERSOON-##>-up of colorectal cancer patients after resection with curative intent-the GILDA trial <PERSOON-##> J.
542
nvmdl
Gastrointestinal Cancer Disease Site Group of Cancer Care Ontario's Program in Evidencebased Care Follow-up of patiënts with curatively resected colorectal cancer a practice # <PERSOON> BE, Hider PN Follow-up strategies for patiënts treated for non-metastatic # <PERSOON> of follow-up in management of local recurrences of colorectal cancer a prospective, randomized study ## <PERSOON> colonoscopy, liver CT, and chest radiography do not influence #-year survival of colorectal cancer patients ## <PERSOON> G, et al Efficacy and cost randomized and controlled trial <PERSOON> X, et al Postoperative surveillance in patiënts with colorectal cancer who have undergone curative resection a prospective, multicenter, randomized, controlled trial <PERSOON> ###;##(#) ###-## ## <PERSOON> WS, Deng YH, Gong W, <PERSOON> CJ, et al <PERSOON> role of postoperative colonoscopic surveillance after radical surgery for colorectal cancer a prospective, ## Grossmann EM, <PERSOON-##> FE, Virgo KS, Longo WE, <PERSOON-##>-up of colorectal cancer patients after resection with curative intent-the GILDA trial <PERSOON-##> J metachronous colorectal cancer justifies long-term colonoscopic follow-up <PERSOON-##>RJ, Kuipers EJ, van Leerdam> ME <PERSOON> incidence and risk factors of metachronous colorectal cancer an indication for follow-up ## le <PERSOON-##> W, et al Incidence and Potential Causes for <PERSOON-##> H, et al Predictive factors for detecting colorectal carcinomas in surveillance colonoscopy after colorectal cancer ## <PERSOON-##> C, et al Detection of metachronous neoplasms in colorectal cancer patients identification of risk factors Dis ## <PERSOON-##> DK, Kahi CJ, <PERSOON-##> JH, Brooks D, et al Guidelines for colonoscopy surveillance after cancer resection a consensus update by the <PERSOON-##> interval between colorectal cancer resection and first surveillance colonoscopy? <PERSOON-##> audit of practice and yield Colorectal Dis ## Desch CE, Benson AB #rd, Somerfield <PERSOON-##> CL, et al American Society of Clinical Oncology Colorectal cancer surveillance ### update of an American ## Engstrom PF, Arnoletti JP, Benson AB #rd, <PERSOON-##> YJ, Choti MA, Cooper HS, et al National Comprehensive Cancer Network.
533
nvmdl
metachronous colorectal cancer justifies long-term colonoscopic follow-up <PERSOON>RJ, Kuipers EJ, van Leerdam> ME <PERSOON> incidence and risk factors of metachronous colorectal cancer an indication for follow-up ## le <PERSOON> W, et al Incidence and Potential Causes for <PERSOON> H, et al Predictive factors for detecting colorectal carcinomas in surveillance colonoscopy after colorectal cancer ## <PERSOON> C, et al Detection of metachronous neoplasms in colorectal cancer patients identification of risk factors Dis ## <PERSOON> DK, Kahi CJ, <PERSOON> JH, Brooks D, et al Guidelines for colonoscopy surveillance after cancer resection a consensus update by the <PERSOON> interval between colorectal cancer resection and first surveillance colonoscopy? <PERSOON> audit of practice and yield Colorectal Dis ## Desch CE, Benson AB #rd, Somerfield <PERSOON-##> CL, et al American Society of Clinical Oncology Colorectal cancer surveillance ### update of an American ## Engstrom PF, Arnoletti JP, Benson AB #rd, <PERSOON-##> YJ, Choti MA, Cooper HS, et al National Comprehensive Cancer Network colon ## Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON-##> HJ, Evans GD, et al British Society of Gastroenterology; Association of Coloproctology for Great Britain and Ireland Guidelines for colorectal cancer screening and surveillance in moderate and high risk ## <PERSOON-##> colon cancer ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, adjuvant ## <PERSOON-##> and management of colorectal cancer summary of NICE guidance <PERSOON-##>-up care, surveillance protocol, and secondary prevention measures for survivors of colorectal cancer Toronto (ON) Cancer Care Ontario ### Program in Evidence-based <PERSOON-##> A, Kuo YF, Goodwin JS Many patients who undergo surgery for colorectal cancer receive surveillance colonoscopies earlier than recommended by guidelines <PERSOON-##> of colorectal cancer screening in a cohort of Medicare ## <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> DH, et al Cost-effectiveness of early colonoscopy surveillance after cancer resection Dig Liver Dis ###;##(##) ##<DATUM> Moertel CG, Bargan JA, Dockerty MB Multiple carcinomas of the large intestine a review.
504
nvmdl
colon ## Cairns SR, Scholefield JH, Steele RJ, Dunlop MG, <PERSOON> HJ, Evans GD, et al British Society of Gastroenterology; Association of Coloproctology for Great Britain and Ireland Guidelines for colorectal cancer screening and surveillance in moderate and high risk ## <PERSOON> colon cancer ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, adjuvant ## <PERSOON> and management of colorectal cancer summary of NICE guidance <PERSOON>-up care, surveillance protocol, and secondary prevention measures for survivors of colorectal cancer Toronto (ON) Cancer Care Ontario ### Program in Evidence-based <PERSOON> A, Kuo YF, Goodwin JS Many patients who undergo surgery for colorectal cancer receive surveillance colonoscopies earlier than recommended by guidelines <PERSOON> of colorectal cancer screening in a cohort of Medicare ## <PERSOON> A, <PERSOON> DH, et al Cost-effectiveness of early colonoscopy surveillance after cancer resection Dig Liver Dis ###;##(##) ##<DATUM> Moertel CG, Bargan JA, Dockerty MB Multiple carcinomas of the large intestine a review Gastroenterology ###; ## ##-## zoekopdracht Artikelen gepubliceerd in de Engelse taal na ### werden geanalyseerd Een selectie werd gemaakt op basis van de inhoud van het abstract Literatuurlijsten van de geincludeerde studies evenals reviews werden doorzocht op relevante artikelen die waren gemist tijdens initiële zoekopdracht De volgende woorden werden gebruikt voor de zoekopdracht Er is geen evidence tabel toegevoegd aangezien er (nog) geen vergelijkende studies zijn verschenen waarbij endoscopisch follow up schema’s zijn vergeleken In de gerandomiseerde studies werden volledige follow up schema’s (beeldvorming, CEA en endosopisch onderzoek) vergeleken en is het onduidelijk wat de specifieke bijdrage is van endoscopisch onderzoek Uitgangsvraag Welke patiënten met een belaste familie-anamnese voor CRC Patiënten met één of meer familieleden met CRC kunnen zelf ook een verhoogd risico op CRC hebben en hebben in dat geval een indicatie voor periodieke coloscopie surveillance In ### is een CBO richtlijn ‘Erfelijke Darmkanker’ verschenen waarin aanbevelingen over diagnostiek, behandeling, follow-up en periodiek onderzoek bij erfelijke en familiaire darmkanker gegeven worden (#) Bij de totstandkoming van deze richtlijn waren ## disciplines betrokken Om de richtlijn ‘Coloscopie Surveillance’ zo compleet mogelijk te maken, wordt dit onderwerp ook in deze richtlijn meegenomen Voor dit hoofdstuk werd de CBO richtlijn ‘Erfelijke Darmkanker’ als leidraad gebruikt en soms, in het geval van nieuwe literatuur, aangevuld Waarschijnlijk zal de CBO-richtlijn Erfelijke Darmkanker in ###/### herzien worden, deze is leidend en dit hoofdstuk zal dan de nieuwe richtlijn volgen en aangepast worden.
552
nvmdl
Gastroenterology ###; ## ##-## zoekopdracht Artikelen gepubliceerd in de Engelse taal na ### werden geanalyseerd Een selectie werd gemaakt op basis van de inhoud van het abstract Literatuurlijsten van de geincludeerde studies evenals reviews werden doorzocht op relevante artikelen die waren gemist tijdens initiële zoekopdracht De volgende woorden werden gebruikt voor de zoekopdracht Er is geen evidence tabel toegevoegd aangezien er (nog) geen vergelijkende studies zijn verschenen waarbij endoscopisch follow up schema’s zijn vergeleken In de gerandomiseerde studies werden volledige follow up schema’s (beeldvorming, CEA en endosopisch onderzoek) vergeleken en is het onduidelijk wat de specifieke bijdrage is van endoscopisch onderzoek Uitgangsvraag Welke patiënten met een belaste familie-anamnese voor CRC Patiënten met één of meer familieleden met CRC kunnen zelf ook een verhoogd risico op CRC hebben en hebben in dat geval een indicatie voor periodieke coloscopie surveillance In ### is een CBO richtlijn ‘Erfelijke Darmkanker’ verschenen waarin aanbevelingen over diagnostiek, behandeling, follow-up en periodiek onderzoek bij erfelijke en familiaire darmkanker gegeven worden (#) Bij de totstandkoming van deze richtlijn waren ## disciplines betrokken Om de richtlijn ‘Coloscopie Surveillance’ zo compleet mogelijk te maken, wordt dit onderwerp ook in deze richtlijn meegenomen Voor dit hoofdstuk werd de CBO richtlijn ‘Erfelijke Darmkanker’ als leidraad gebruikt en soms, in het geval van nieuwe literatuur, aangevuld Waarschijnlijk zal de CBO-richtlijn Erfelijke Darmkanker in ###/### herzien worden, deze is leidend en dit hoofdstuk zal dan de nieuwe richtlijn volgen en aangepast worden In ongeveer ##-##% van alle gevallen van darmkanker spelen genetische factoren een rol bij het ontstaan ervan Als er darmkanker in de familie voorkomt, kan er sprake zijn van een erfelijke vorm van CRC, van familiair CRC (FCC) of van sporadisch CRC De kenmerken van deze Tabel <DATUM> Classificatie familiair CRC, erfelijk CRC waaronder Lynch syndroom en polyposis (MMR-genen) MLH#, MSH#, MSH# en PMS#, of een Legenda CRC, colorectaal carcinoom; MSI, microsatelliet instabiliteit; MMR, mismatch repair; MSS, microsatelliet stabiliteit; EPCAM, epitheliale cel adhesie molecuul; IHC immunohistochemie; APC, adenomatous polyposis coli; MUTYH, MutY glycosylase homoloog In ongeveer #% van de gevallen wordt CRC veroorzaakt door een erfelijke aandoening zoals het Lynch syndroom en in ongeveer #% door aandoeningen die gepaard gaan met polyposis van het colon Voor deze beelden is het belangrijk om klinisch genetisch onderzoek te laten verrichten en De term familiair CRC is gereserveerd voor families die geen erfelijke vorm van CRC hebben, maar op basis van een belaste familieanamnese wel een klinisch relevant verhoogde kans op CRC hebben (life-time risico )##%), en op grond hiervan in aanmerking komen voor periodieke surveillance coloscopie (#) De groep van patiënten met familiair CRC is verantwoordelijk voor Prevalentie van personen met een belaste familie anamnese voor CRC in de algemene bevolking Circa <DATUM> van personen in de algemene bevolking heeft een eerstegraads familielid met CRC (<DATUM> Ongeveer # <DATUM> heeft een familiegeschiedenis die voldoet aan de criteria voor familiair CRC (Tabel <DATUM> .
637
nvmdl
##-##% van alle gevallen van darmkanker spelen genetische factoren een rol bij het ontstaan ervan Als er darmkanker in de familie voorkomt, kan er sprake zijn van een erfelijke vorm van CRC, van familiair CRC (FCC) of van sporadisch CRC De kenmerken van deze Tabel <DATUM> Classificatie familiair CRC, erfelijk CRC waaronder Lynch syndroom en polyposis (MMR-genen) MLH#, MSH#, MSH# en PMS#, of een Legenda CRC, colorectaal carcinoom; MSI, microsatelliet instabiliteit; MMR, mismatch repair; MSS, microsatelliet stabiliteit; EPCAM, epitheliale cel adhesie molecuul; IHC immunohistochemie; APC, adenomatous polyposis coli; MUTYH, MutY glycosylase homoloog In ongeveer #% van de gevallen wordt CRC veroorzaakt door een erfelijke aandoening zoals het Lynch syndroom en in ongeveer #% door aandoeningen die gepaard gaan met polyposis van het colon Voor deze beelden is het belangrijk om klinisch genetisch onderzoek te laten verrichten en De term familiair CRC is gereserveerd voor families die geen erfelijke vorm van CRC hebben, maar op basis van een belaste familieanamnese wel een klinisch relevant verhoogde kans op CRC hebben (life-time risico )##%), en op grond hiervan in aanmerking komen voor periodieke surveillance coloscopie (#) De groep van patiënten met familiair CRC is verantwoordelijk voor Prevalentie van personen met een belaste familie anamnese voor CRC in de algemene bevolking Circa <DATUM> van personen in de algemene bevolking heeft een eerstegraads familielid met CRC (<DATUM> Ongeveer # <DATUM> heeft een familiegeschiedenis die voldoet aan de criteria voor familiair CRC (Tabel <DATUM> familieanamnese voor CRC met behulp van vragenlijsten onderzocht onder circa # ### personen in de leeftijdsklasse van ##-<LEEFTIJD> jaar (#) Het percentage personen met een eerstegraads familielid met CRC was ##% en het percentage personen met familiair CRC was <DATUM> In Nederlands en Australisch onderzoek (proefbevolkingsonderzoek darmkanker) voldeed <DATUM> van alle personen die vanwege een positieve iFOBT test een coloscopie ondergingen aan de criteria voor familiair De frequentie van dragers van Lynch syndroom mutaties in de algemene bevolking wordt geschat op # #% (##) De prevalentie van familiair adenomateuze polyposis (FAP) is # op de ## ### (##) Patiënten met een erfelijk CRC syndroom hebben een sterk verhoogd risico op CRC Patiënten met het Lynch syndroom hebben een risico van ##-##% Patiënten met FAP die geen preventieve colectomie hebben ondergaan, hebben een zeer hoog risico op CRC () ##%) Het risico op CRC bij patiënten met MUTYH-geassocieerde polyposis en het serrated polyposis syndroom (SPS) zijn duidelijk verhoogd, maar (nog) niet exact op te geven Het risico voor alle personen in de algemene bevolking om gedurende het leven CRC te ontwikkelen is ongeveer #% In vele studies is onderzocht of familieleden van patiënten met CRC vaker CRC krijgen dan de algemene bevolking In een meta-analyse van in totaal ## onderzoeken (##) hadden individuen met minimaal één eerstegraads familielid met CRC een meer dan twee keer verhoogd risico op CRC ten opzichte van de algemene bevolking Individuen met twee of meer eerstegraads familieleden met CRC of met één eerstegraads familielid waarbij CRC werd.
656
nvmdl
onderzocht onder circa # ### personen in de leeftijdsklasse van ##-<LEEFTIJD> jaar (#) Het percentage personen met een eerstegraads familielid met CRC was ##% en het percentage personen met familiair CRC was <DATUM> In Nederlands en Australisch onderzoek (proefbevolkingsonderzoek darmkanker) voldeed <DATUM> van alle personen die vanwege een positieve iFOBT test een coloscopie ondergingen aan de criteria voor familiair De frequentie van dragers van Lynch syndroom mutaties in de algemene bevolking wordt geschat op # #% (##) De prevalentie van familiair adenomateuze polyposis (FAP) is # op de ## ### (##) Patiënten met een erfelijk CRC syndroom hebben een sterk verhoogd risico op CRC Patiënten met het Lynch syndroom hebben een risico van ##-##% Patiënten met FAP die geen preventieve colectomie hebben ondergaan, hebben een zeer hoog risico op CRC () ##%) Het risico op CRC bij patiënten met MUTYH-geassocieerde polyposis en het serrated polyposis syndroom (SPS) zijn duidelijk verhoogd, maar (nog) niet exact op te geven Het risico voor alle personen in de algemene bevolking om gedurende het leven CRC te ontwikkelen is ongeveer #% In vele studies is onderzocht of familieleden van patiënten met CRC vaker CRC krijgen dan de algemene bevolking In een meta-analyse van in totaal ## onderzoeken (##) hadden individuen met minimaal één eerstegraads familielid met CRC een meer dan twee keer verhoogd risico op CRC ten opzichte van de algemene bevolking Individuen met twee of meer eerstegraads familieleden met CRC of met één eerstegraads familielid waarbij CRC werd hadden een meer dan drie keer verhoogd risico om CRC te ontwikkelen t o v de algemene a Wat zijn de huidige richtlijnen voor coloscopie surveillance voor familiair CRC? In ### werd de Nederlandse CBO-richtlijn voor surveillance van families met Familiair CRC zijn de selectiecriteria om in aanmerking te komen voor coloscopie surveillance vanwege een surveillance alleen geadviseerd in de families met drie eerstegraads verwanten met CRC en personen met twee eerstegraads familieleden met CRC gediagnosticeerd voor de leeftijd van ## Met de CBO-richtlijn uit ### neemt <LOCATIE> een tussenpositie in surveillance wordt geadviseerd voor personen met één eerstegraads familielid met de diagnose CRC onder de <LEEFTIJD> jaar, personen met twee eerstegraads familieleden met CRC vastgesteld tussen ## en <LEEFTIJD> jaar en personen met één eerstegraads familielid en één tweedegraads familielid met CRC onder de ## Tabel <DATUM> Nederlandse CBO Richtlijn Surveillance voor Lynch syndroom, polyposis syndromen en familiair gevallen kan het gerechtvaardigd zijn de frequentie te verhogen naar # keer per Na subtotale colectomie surveillance van het rectosigmoïd elk half jaar tot jaar Na proctocolectomie met ileo-anale pouch surveillance van pouch elk jaar NB Na subtotale colectomie, surveillance van het rectosigmoïd elk half jaar tot jaar Na proctocolectomie met ileo-anale pouch surveillance pouch elk jaar NB cave Eerstegraads verwanten van personen met serrated polyposis syndroom vanaf Vanaf <LEEFTIJD> jarige leeftijd <LEEFTIJD>-jaarlijkse coloscopie In individuele gevallen kan op jongere leeftijd worden gestart Het interval aanpassen aan de bevindingen bij.
626
nvmdl
dan drie keer verhoogd risico om CRC te ontwikkelen t o v de algemene a Wat zijn de huidige richtlijnen voor coloscopie surveillance voor familiair CRC? In ### werd de Nederlandse CBO-richtlijn voor surveillance van families met Familiair CRC zijn de selectiecriteria om in aanmerking te komen voor coloscopie surveillance vanwege een surveillance alleen geadviseerd in de families met drie eerstegraads verwanten met CRC en personen met twee eerstegraads familieleden met CRC gediagnosticeerd voor de leeftijd van ## Met de CBO-richtlijn uit ### neemt <LOCATIE> een tussenpositie in surveillance wordt geadviseerd voor personen met één eerstegraads familielid met de diagnose CRC onder de <LEEFTIJD> jaar, personen met twee eerstegraads familieleden met CRC vastgesteld tussen ## en <LEEFTIJD> jaar en personen met één eerstegraads familielid en één tweedegraads familielid met CRC onder de ## Tabel <DATUM> Nederlandse CBO Richtlijn Surveillance voor Lynch syndroom, polyposis syndromen en familiair gevallen kan het gerechtvaardigd zijn de frequentie te verhogen naar # keer per Na subtotale colectomie surveillance van het rectosigmoïd elk half jaar tot jaar Na proctocolectomie met ileo-anale pouch surveillance van pouch elk jaar NB Na subtotale colectomie, surveillance van het rectosigmoïd elk half jaar tot jaar Na proctocolectomie met ileo-anale pouch surveillance pouch elk jaar NB cave Eerstegraads verwanten van personen met serrated polyposis syndroom vanaf Vanaf <LEEFTIJD> jarige leeftijd <LEEFTIJD>-jaarlijkse coloscopie In individuele gevallen kan op jongere leeftijd worden gestart Het interval aanpassen aan de bevindingen bij Voor personen ouder dan <LEEFTIJD> jaar met twee eerstegraads familieleden met CRC b Wat is de opbrengst van surveillance van patiënten met familiair CRC in de recente literatuur? Verschillende studies hebben aangetoond dat een positieve familieanamnese voor CRC geassocieerd is met een hogere opbrengst van adenomen en hoog-risico adenomen bij In tabel <DATUM> zijn de resultaten van drie grote recente studies samengevat en wordt gedetailleerde informatie over de opbrengst van surveillance in de relevante subgroepen van familiair CRC gegeven In alle studies werd coloscopie gebruikt als screeningsmethode, in de studie van Wark et al werd naast coloscopie in sommige gevallen een sigmoïdoscopie verricht (##) In ### publiceerden Dove-<PERSOON> et al de resultaten van surveillance van patiënten (n=###) met een verhoogd risico op CRC vanwege een positieve familieanamnese (##) Het betrof een prospectieve observationele studie met <LEEFTIJD> jaar follow-up Er werden # categorieën risicogroepen onderscheiden personen uit families die voldeden <PERSOON> criteria I of II (Groep #), families die <PERSOON> criteria I voldeden, behalve aan het leeftijd criterium van tenminste een geval van CRC (<LEEFTIJD> jaar (Groep #), families met twee eerstegraads familieleden met CRC of een eerstegraads familielid met CRC en een tweedegraads familielid met CRC (Groep #) en families met een patiënt met CRC (<LEEFTIJD> jaar (Groep #) De leeftijd varieerde van <LEEFTIJD> jaar tot <LEEFTIJD> jaar Het surveillanceprotocol bestond uit een <LEEFTIJD>-jaarlijkse coloscopie, verkort naar een interval van <LEEFTIJD> jaar als er een adenoom werd verwijderd De opbrengst van surveillance voor patiënten.
617
nvmdl
twee eerstegraads familieleden met CRC b Wat is de opbrengst van surveillance van patiënten met familiair CRC in de recente literatuur? Verschillende studies hebben aangetoond dat een positieve familieanamnese voor CRC geassocieerd is met een hogere opbrengst van adenomen en hoog-risico adenomen bij In tabel <DATUM> zijn de resultaten van drie grote recente studies samengevat en wordt gedetailleerde informatie over de opbrengst van surveillance in de relevante subgroepen van familiair CRC gegeven In alle studies werd coloscopie gebruikt als screeningsmethode, in de studie van Wark et al werd naast coloscopie in sommige gevallen een sigmoïdoscopie verricht (##) In ### publiceerden Dove-<PERSOON> et al de resultaten van surveillance van patiënten (n=###) met een verhoogd risico op CRC vanwege een positieve familieanamnese (##) Het betrof een prospectieve observationele studie met <LEEFTIJD> jaar follow-up Er werden # categorieën risicogroepen onderscheiden personen uit families die voldeden <PERSOON> criteria I of II (Groep #), families die <PERSOON> criteria I voldeden, behalve aan het leeftijd criterium van tenminste een geval van CRC (<LEEFTIJD> jaar (Groep #), families met twee eerstegraads familieleden met CRC of een eerstegraads familielid met CRC en een tweedegraads familielid met CRC (Groep #) en families met een patiënt met CRC (<LEEFTIJD> jaar (Groep #) De leeftijd varieerde van <LEEFTIJD> jaar tot <LEEFTIJD> jaar Het surveillanceprotocol bestond uit een <LEEFTIJD>-jaarlijkse coloscopie, verkort naar een interval van <LEEFTIJD> jaar als er een adenoom werd verwijderd De opbrengst van surveillance voor patiënten # Dove-<PERSOON> et al concludeerden dat door coloscopie surveillance van familiair CRC (groep <DATUM> de incidentie van CRC en sterfte als gevolg van CRC ##% lager was dan verwacht als er geen surveillance zou In ### publiceerden Wark et al een onderzoek naar een eventuele associatie tussen een positieve familieanamnese voor CRC en de ontwikkeling van (hoog-risico) adenomen en multipele adenomen (##) De studie groep bestond uit ### mannen die tussen ### en ### in het kader ondergingen De resultaten lieten zien dat een positieve familieanamnese voor CRC geassocieerd was met de ontwikkeling van adenomen (OR # ##; ##% CI # #<DATUM> ; hoog-risico adenomen opbrengst van surveillance voor de diverse subgroepen van familiair CRC staat vermeld in tabel In ### werden de resultaten gepubliceerd van de Nederlandse zogenaamde FACTS studie (Familial CRC screening studie) (##) De doelstellingen van deze studie waren het evalueren van de opbrengst van surveillance van personen met familiair CRC alsmede het bepalen van het optimale surveillance-interval (# of <LEEFTIJD> jaar) In totaal zijn ### patiënten geïncludeerd en zij werden ingedeeld in twee groepen patiënten met één eerstegraads familielid met de diagnose CRC onder de <LEEFTIJD> jaar (Groep A, n =###) en patiënten met twee eerstegraads familieleden met CRC ongeacht de leeftijd van diagnose (Groep B, n=###) De resultaten van de eerste surveillance coloscopie lieten zien dat de opbrengst (het percentage adenomen en hoog-risico adenomen) hoger was in groep B dan in groep A, maar de verschillen waren niet statistisch significant (Tabel <DATUM> .
664
nvmdl