text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 661
Publicatiedatum 25 juli 2018
Ingekomen onder F
Ingekomen op woensdag 18 juli 2018
Behandeld op woensdag 18 juli 2018
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden N.T. Bakker, Van Renssen, De Heer en Kat inzake de Nota
Welstand op het Water (beleid omtrent grote nieuwbouwwoonboten).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Nota Welstand op het Water (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 614).
Overwegende dat:
— Ersteeds meer grote nieuwbouwwoonboten, zijnde geen van origine varende
schepen, maar wel met de maatvoering van van origine varende schepen en vaak
groter en hoger, worden afgemeerd in Amsterdam.
— Ergeen juridische en beleidsmatige duidelijkheid bestaat omtrent de status van
deze nieuwbouwwoonboten, noch over maatvoering, welstand en overige eisen
die zouden moeten worden gesteld aan dit soort woonboten.
— Erveel (ongewenste en dure) juridische procedures worden gevoerd met
betrekking tot vergunningen voor dit soort nieuwbouwwoonboten vanwege
de bovengeschetste onduidelijkheden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Nader beleid te formuleren omtrent grote nieuwbouwwoonboten niet zijnde van
origine varende schepen, bij voorkeur in overleg met de woonbotenorganisaties en
de welstandscommissies.
De leden van de gemeenteraad
N.T. Bakker
N.A van Renssen
A.C. de Heer
H. Kat
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 281
Publicatiedatum 4 april 2014
Ingekomen onder Y
Ingekomen op woensdag 12 maart 2014
Behandeld op woensdag 12 maart 2014
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Van Drooge inzake het Uitvoeringsbesluit Leidseplein
(kies de klinker).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 7 januari 2014 inzake het Uitvoeringsbesluit Leidseplein op basis
van het Definitief Ontwerp Leidseplein (DO) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 102);
Overwegende dat:
— klinkers al eeuwen in Amsterdam worden gebruikt, gekoesterd en gewaardeerd en
als geen ander materiaal passen bij onze historische binnenstad;
— meerdere straten in de Leidsebuurt onlangs fantastisch mooi met Klinkers zijn
herbestraat, en dat gebruik van Klinkers op het Leidseplein daar heel goed bij zou
aansluiten;
— klinkers duurzamer zijn dan natuursteen;
— de gemeente met de aanleg van Klinkers bij het DO Leidseplein 2 miljoen euro kan
besparen in de aanlegkosten;
— bij gebruik van klinkers de onderhoudskosten per jaar ook dalen met ongeveer
150.000 euro per jaar,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
bij de uitvoering van het DO Leidseplein geen gebruik te maken van grijze
natuursteen maar in plaats daarvan te kiezen voor de Amsterdamse rode klinker.
Het lid van de gemeenteraad,
Â.H. van Drooge
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1494
Datum indiening 11 september 2020
Datum akkoord 25 november 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden De Jong en Van Dantzig inzake de
behoefte aan tennisvelden in Amsterdam-West
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
De vraag naar mogelijkheden om te tennissen is groter dan het aanbod aan
tennisvelden in Amsterdam. De fracties van GroenLinks en D66 zouden graag zien
dat er op niet al te lange termijn nieuwe tennisvelden aan de westkant van de stad
komen, daar in dat gebied de vraag het grootst is en er een kans lijkt te zijn bij
Sportpark Multatuliweg waar een voormalig korfbalveld ruimte kan bieden.
Gezien het vorenstaande hebben de leden De Jong en Van Dantzig, respectievelijk
namens de fracties van Groenlinks en D66, op grond van artikel 45 van het
Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen
aan het college van burgemeester en wethouders:
1. Is het college bekend met de behoefte aan meer tennisgelegenheden in de
stadsdelen West en Nieuw-West, en het initiatief “Tennis in West’, dat al 1000 leden
heeft en hard op zoek is naar een geschikte locatie voor hun nieuwe vereniging?
Antwoord:
Ja, het college is bekend met de behoefte aan meer tennisbanen in het
westelijk deel van de stad, met name in de Ringzone. Daarom wordt in het
Strategisch Huisvestingsplan Sport, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 januari
2019, bij de intensivering van sportpark Multatuli specifiek de aanleg van tennisbanen
genoemd. Overigens zijn in het stadsdeel Nieuw-West twee tennisaccommodaties
waar verenigingen nog voldoende ruimte hebben om leden aan te nemen. Het
college is bekend met het initiatief Tennis in West.
2. Heeft het college vernomen dat tennissers graag zouden willen dat er tennisvelden
komen op het voormalig, weinig gebruikte korfbalveld bij Sportpark Multatuli in Bos en
Lommer?
Antwoord:
Ja, dit heeft het college vernomen.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Amer vember 2020 Schriftelijke vragen, 11 september 2020
3. Wil het college het oude korfbalveld bij Multatuli voor tennisvelden bestemmen?
Antwoord:
Ja. Op 20 maart 2018 heeft het College van B&W besloten geen woningen
te bouwen op het sportpark Multatuli, maar het te behouden voor sport. Op
12 februari 2020 heeft de gemeenteraad ingestemd met het beschikbaar stellen van
een voorbereidingskrediet voor het onderzoeken van de inpassing van vijf
tennisbanen op sportpark Multatuli in combinatie met verbetering van de
toegankelijkheid.
4. Zo ja, wat is het tijdpad om tot realisatie van tennisvelden op deze locatie te
komen?
Antwoord:
Momenteel loopt het onderzoek naar de ruimtelijke inpassing van tennisbanen en het
verbeteren van de toegankelijkheid. De resultaten hiervan worden eind 2020
verwacht. Op basis van deze resultaten wordt een kostenraming opgesteld, die als
input kan dienen voor een investeringsaanvraag in de voorjaarsnota van 2021.
Eventuele middelen zullen dan in 2022 beschikbaar zijn. De uitvoering kan dan in
2022 gestart en afgerond worden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 743
Publicatiedatum 1 juli 2016
Ingekomen onder AJ
Ingekomen op woensdag 22 juni 2016
Behandeld op woensdag 22 juni 2016
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Shahsavari-Jansen inzake de invoering van eeuwigdurende
efpacht voor nieuwe uitgiften (risico op gebreken bij de gemeente).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de invoering van eeuwigdurende efpacht voor nieuwe
uitgiften (Gemeenteblad afd. 1, nr. 664).
Overwegende dat:
— de gemeente bij uitgifte in eeuwigdurende erfpacht er zelf voor kiest om eigenaar
te blijven van de grond;
— het derhalve niet rechtvaardig is om erfpachters verantwoordelijk te stellen voor
het risico op eventuele, eerder onopgemerkt gebleven (milieuhygiënische)
gebreken van die grond.
Besluit:
artikel 3 “Uitgifte in Erfpacht” van de Algemene Bepalingen voor eeuwigdurende
erfpacht 2016 Amsterdam te wijzigen door de laatste zin van lid 4, luidend:
"De gemeente staat niet in voor de afwezigheid van haar onbekende gebreken",
geheel te schrappen.
Het lid van de gemeenteraad
M.D. Shahsavari-Jansen
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Bezoekadres
Plein '40 '45 1
Amste rdam 1064 SW Amsterdam
Nieuw-West Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
2x Nieuwwest.amsterdam
‚nl
Vergadering Bestuurscommissie
Datum 27 mei 2015
Decos nummer 2015/int/xxx
Onderwerp Adviesverzoek uitvoeringsagenda mobiliteit
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West
Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van 19 mei 2015
Besluit
Het advies met betrekking tot de uitvoeringsagenda mobiliteit, zoals verwoord
in bijgaande brief aan het college van burgemeester en wethouders, vast te
stellen.
de heer H. Wink de heer A. Baâdoud
stadsdeelsecretaris voorzitter
| Besluit | 1 | test |
VN2021-008605 Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en
rve zuidas % gemeente Marineterrein Energietransitie RO
% Amsterdam '
Voordracht voor de Commissie RO van 14 april 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Zuidas en Marineterrein
Agendapunt 21
Datum besluit Op 21 janvari 2021 is besloten de beantwoording van het raadsadres in handen te stellen van het
Sne college van burgemeester en wethouders. 14 april 2021
Onderwerp
Beantwoording (d.d.5 maart 2021) van het raadsadres van 11 janvari 2021 van Bewonersvereniging
De Mirandabuurt over de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan Zuidas Kop Zuidas
2018.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de beantwoording van het raadsadres van 11 januari 2021 van de
Bewonersvereniging De Mirandabuurt. De brief van de bewonersvereniging gaat over de
voorgenomen herziening van het bestemmingsplan Zuidas Kop Zuidas 2018 waarbij het juridische
planologisch mogelijk wordt gemaakt om een woonzorgvoorziening (24-uursopvang), een
broedplaats en een buurtgezondheidscentrum te realiseren. Daarnaast worden in de herziening
redactionele en technische wijzigingen doorgevoerd.
De Bewonersvereniging De Mirandabuurt vinden de woonzorgvoorziening, broedplaatsen en
het gezondheidscentrum in strijd met het vigerende bestemmingsplan (en de uitgangspunten
die daaraan ten grondslag hebben gelegen), in strijd met diverse beleidsstukken van het college
van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad en vinden dat er betere alternatieven
voorhanden zijn voor het realiseren van deze ontwikkelingen zoals de deelgebieden Vivaldi en Ravel
(beiden in Zuidas).
In de beantwoording wordt een reactie gegeven op de standpunten van de Bewonersvereniging De
Mirandabuurt.
Met de Bewonersvereniging De Mirandabuurt vinden regelmatig overleggen plaats over deze
ontwikkelingen (en overige ontwikkelingen in Kop Zuidas). Tevens zal de wethouder ingaan
op de vitnodiging van de Bewonersvereniging om over voorgenomen herziening van het
bestemmingsplan te praten.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Artikel 55, derde lid, van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissie Amsterdam.
Bestuurlijke achtergrond
Op 21 januari 2021 is besloten de beantwoording van het raadsadres in handen te stellen van het
college van burgemeester en wethouders.
Reden bespreking
Gegenereerd: vl.6 1
VN2021-008605 9 Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en
rve zuidas % Amsterdam ‚ ‚ . …
% Marineterrein, Energietransitie
Voordracht voor de Commissie RO van 14 april 2021
Ter kennisneming
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-032526 Bijlage 1_Reactie op brief 11 januari 2021.pdf (pdf)
AD2021-032527 Bijlage 2_20210110 standpunt BV De Miranda Kop Zuidas.pdf (pdf)
AD2021-031237 | Commissie RO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Anneke Gout, Projectmanager Zuidas, [email protected], 06 - 24,83 1315 Tanne van Wissen,
Ruimte & Duurzaamheid, [email protected], 06-12262220
Gegenereerd: vl.6 2
| Voordracht | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1338
Datum akkoord 26 november 2015
Publicatiedatum 27 november 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren
van 14 september 2015 inzake het maken van selfies met een kameel bij het
Leidseplein.
Aan de gemeenteraad
Inleiding door vragensteller
In de nacht van zaterdag 12 op zondag 13 september 2015 bevond zich een kameel
in de Korte Leidsedwarsstraat. Passerende clubbezoekers mochten een selfie met de
kameel nemen en maakten daarmee kans op een prijs. Te midden van alle drukte die
het Leidseplein op een zaterdagnacht kent lag de kameel achter een dranghek om
met de ene na de andere persoon op de foto te gaan. AT5 meldt dat de kameel is
meegenomen door een bezoeker van een club, die het dier huurde van een boerderij.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 14 september 2015, namens
de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement
van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het
college van burgemeester en wethouders gericht:
1. Is het college bekend met het nieuwsbericht dat er een kameel is meegenomen
naar de Korte Leidsedwarsstraat?
Antwoord:
Ja.
2. Achthetcollege de drukke omgeving van het Leidseplein op zaterdagnacht een
geschikte omgeving voor een kameel? Zo ja, kan het college garanderen dat het
welzijn van een dier als een kameel niet benadeeld wordt in een drukke
omgeving te midden van uitgaansgelegenheden?
Antwoord:
Voor het college staat het welzijn van dieren centraal. De regelgeving rond
dierenwelzijn en evenementen is een bevoegdheid van de rijksoverheid. Om het
welzijn van dieren die ingezet mogen worden te waarborgen, bevat het Besluit
Houders van Dieren een aantal artikelen die verplichten tot de aanwezigheid van
vakbekwame verzorgers die ervoor dienen te zorgen dat het dier geen dorst,
geen honger en het juiste voedsel tot zijn beschikking heeft. Daarnaast mag er
geen sprake zijn van fysiek en fysiologisch ongerief. Ook mag er geen grote,
onredelijke beperking zijn van het natuurlijke gedrag. Met een Algemene
maatregel van Bestuur zijn er sinds 15 september beperkingen voor aangewezen
zoogdiersoorten om deel te nemen aan een circus of een ander optreden
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neng dass Gemeenteblad
ummer = ee
Datum 27 november 2015 Schriftelijke vragen, maandag 14 september 2015
(inclusief het vervoer van deze dieren). Er is een lijst opgenomen van dieren
waar dit verbod niet voor geldt, waaronder kamelen.
De politie, die aanwezig was op het Leidseplein, heeft geconstateerd dat er twee
verzorgers aanwezig waren. Omdat het welzijn van de kameel niet in het geding
leek had de politie geen aanleiding om verdere actie te ondernemen.
3. Iser een vergunning aangevraagd en verleend voor het optreden van de
kameel? Zo ja, op grond van welke overwegingen is deze vergunning verleend?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Voor een publiektrekkende activiteit in de openbare ruimte is altijd een
evenementenvergunning nodig, dan wel moet een evenementmelding worden
gedaan. Voor een publiektrekkende activiteit in de openbare ruimte tussen 23 uur
en 9 uur of met meer dan 100 mensen moet altijd een vergunning worden
aangevraagd. Het betrof hier een particuliere actie met het oogmerk om het
publiek te vermaken, de kameel te tonen en er een “selfie” mee te maken die
's nachts plaatsvond en waarvoor daarom een evenementenvergunning moest
worden aangevraagd.
Stadsdeel Centrum hanteert een strikt beleid inzake vergunningverlening voor
evenementen waarbij in de openbare ruimte dieren worden gebruikt. Dit geldt In
het bijzonder voor een drukke omgeving zoals de Leidsebuurt. In dergelijke
situaties verleent het stadsdeel geen vergunning. In een telefoongesprek op
initiatief van de organisator met de afdeling vergunningen is de organisator dan
ook meegedeeld dat hiervoor geen evenementenvergunning zou worden
verstrekt. Er is vervolgens geen vergunning meer aangevraagd.
4. Is het college bereid om, bijvoorbeeld via de APV, ervoor te zorgen dat exotische
dieren zoals kamelen niet zomaar overal ingezet mogen worden in Amsterdam?
Antwoord:
In de concept Agenda Dieren wordt voorgesteld nader invulling te geven aan het
borgen van dierenwelzijn door voor de meest voorkomende evenementen met
dieren te wijzen op de wettelijke verplichtingen en beperkingen waaraan
vergunninghouders en melders van evenementen zich uit oogpunt van
dierenwelzijn dienen te houden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
http://www.at5.nl/artikelen/147300/amsterdammer-bezoekt-feest-met-kameel-
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1538
Publicatiedatum 6 december 2017
Ingekomen onder Al
Ingekomen op donderdag 30 november 2017
Behandeld op donderdag 30 november 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het lid Van Lammeren inzake de Verordening op het lokaal bestuur
Amsterdam (advies bij uitgebreide procedures).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Verordening op het lokaal bestuur Amsterdam
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1458).
Overwegende dat:
— in artikel 17 staat dat het DB de bewonerscommissie om advies zal vragen bij
uitgebreide procedures;
— inde toelichting op pagina 21 staat dat het DB dit alleen doet bij initiatieven van
het DB zelf;
— het wenselijk is dat de bewonerscommissie zich ook kan buigen over uitgebreide
procedures waarbij een derde partij initiatiefnemer is, zoals
omgevingsvergunningen die buiten het bestemmingsplan gaan en een grote
impact op de buurt hebben.
Besluit:
het tweede lid van artikel 2:
‘Het dagelijks bestuur vraagt de stadsdeelcommissie, naast de gevallen genoemd in
het eerste lid, in elk geval om advies als het voornemens is een product in het kader
van een gebiedscyclus op te stellen of op eigen initiatief een taak of bevoegdheid uit
te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van
afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de
Algemene Inspraakverordening aan de orde is.’
te wijzigen in:
‘Het dagelijks bestuur vraagt de stadsdeelcommissie, naast de gevallen genoemd in
het eerste lid, in elk geval om advies als het voornemens is een product in het kader
van een gebiedscyclus op te stellen of een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij
een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4van de
Algemene Wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene
Inspraakverordening aan de orde is.’
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1538 Amendement
Datum 6 december 2017
En de volgende toelichting op pagina 21 te schrappen:
‘Voor wat betreft het voorgenomen besluit is overigens wel opgenomen dat het om
voorgenomen besluit moet gaan dat op initiatief van het dagelijks bestuur wordt
genomen. Dit is anders als het dagelijks bestuur voornemens is een besluit te nemen
op grond van een door een inwoner of ondernemer aangevraagde vergunning of
ontheffing. In de gevallen waarin een inwoner of ondernemer namelijk een vergunning
of ontheffing aanvraagt en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wettelijk
voorgeschreven is, is er geen tijd en ruimte om de stadsdeelcommissie om advies te
vragen.’
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
2
| Motie | 2 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 834
Publicatiedatum 16 oktober 2013
Ingekomen onder BC
Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013
Behandeld op woensdag 2 oktober 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Paternotte inzake de notitie ‘Naar een stedelijk
toelatingsbeleid voor het basisonderwijs in Amsterdam’ (vrij kiezen voor co-ouders).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 4 juni 2013 inzake de notitie van 23 mei 2013, getiteld: ‘Naar een
stedelijk toelatingsbeleid voor het basisonderwijs in Amsterdam’ (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 624);
Overwegende dat:
— in het stedelijk toelatingsbeleid alle kinderen voorrang hebben op een voldoende
aantal scholen in hun directe woonomgeving;
— schoolbesturen en gemeente zorgen voor voldoende kindplaatsen voor kinderen
in hun woonomgeving;
— _ voorrangsbeleid problemen kan opleveren voor ouders met bijzondere redenen
om hun kind buiten de eigen buurt naar school te willen laten gaan;
— deze problemen extra groot zijn als dit te maken heeft met de gezinssituatie, de
levensovertuiging of het welzijn van het kind:
e bijvoorbeeld: een kind dat passend onderwijs nodig heeft kan niet meer
terecht op school die juist goed toegerust is voor het onderwijs dat het kind
nodig heeft, denk aan kind met syndroom van down, of juist moeite met leren
van taal (dyslexie);
e bijvoorbeeld: kind van co-ouders, die op twee adressen leeft, maar slechts op
één adres staat ingeschreven;
e bijvoorbeeld: kind van ouders die vroeg op werk moeten zijn, en kind graag in
de buurt van het werk naar school laten gaan;
e bijvoorbeeld: kinderen van ouders met een levensovertuiging waarvan het
schooltype zich buiten de buurt bevindt;
— in het stedelijk toelatingsbeleid een vorm als co-ouderschap buiten beschouwing
is gelaten,
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 834 Moti
Datum _ 16oktober2013 “Ce
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— _co-ouders de keuze te geven om hun kinderen aan te melden bij een school bij
het ene of het andere adres in de buurt of halverwege;
— daarbij gelijk behandeld te worden als bij een normale aanmelding.
Het lid van de gemeenteraad,
J.M. Paternotte
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1100
Publicatiedatum 4 oktober 2017
Ingekomen onder w
Ingekomen op woensdag 27 september 2017
Behandeld op woensdag 27 september 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Nuijens inzake de Investeringsnota Sluisbuurt (beschermen
groen als onderdeel van Hoofdgroenstructuur).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1047).
Overwegende dat:
— De Sluisbuurt deels zal komen te liggen in het binnendijkse gedeelte van de
Zuider-IJdijk;
— Het buitendijkse groen geldt als ‘ecologische verbindingszone’ en onderdeel is
van het Nationaal Natuur Netwerk, en de Sluysbuurt is ontworpen met
inachtneming van deze functie en in eerdere fases reeds is aangepast om zoveel
mogelijk rekening te houden met deze ecologische rol;
— Verzoeken uit de raad onder andere hebben geleid tot aanpassingen aan het
ontwerp van de dijk, en het ecologische waardevolle groen slechts in zeer
beperkte mate toegankelijk wordt voor mensen;
— Het plan tevens duidelijk maakt dat een nieuw stadspark zal worden aangelegd
met als doel te dienen als verblijfs- en recreatiegroen;
— Het zaak is beide soorten groen te voorzien van de juiste status en de daarbij
passende regels en beschermingsregimes.
Besluit:
Op pagina 41, onderaan de pagina, de volgende paragraaf toe te voegen: "Zoveel
mogelijk van het groen in en om de Sluisbuurt wordt onderdeel van de Amsterdamse
Hoofdgroenstructuur. Het gaat dan in ieder geval om het buitendijkse groen, dat zal
worden bestemd als “ecologische verbindingszone", en het Sluispark, dat de status
van "Stadspark" zal krijgen.
Het lid van de gemeenteraad
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 182
Publicatiedatum 20 maart 2019
Ingekomen onder AD
Ingekomen op woensdag 13 februari 2019
Behandeld op woensdag 13 maart 2019
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Simons inzake het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit
(antikoloniaal verzet in de Canon van Amsterdam)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 105).
Constaterende dat het college wil onderzoeken hoe de Canon van Amsterdam verder
uitgebouwd kan worden tot een instrument waar divers Amsterdam zich toe kan en
wil verhouden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Om te onderzoeken tot in hoeverre het mogelijk is om de rol van Amsterdams
antikoloniaal verzet mee te nemen in de Canon van Amsterdam.
- Om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de
gemeenteraad.
Het lid van de gemeenteraad
S.H. Simons
1
| Motie | 1 | discard |
| mm |
F A,
2 „Gemeente LE,
} \% - ej /
Amsterdam el
nl " Kee! len. am ( 5 | =l
GO nn
Ì ‚ er en WNL ij Í
ARS mie) en pan ne /, ne
Äl TE | |. tv Eu. L dna
gd re > Ke Ene TT am BEE 71
Vence Nt I
| EN A If erdee he em HE PF. Ji k jé E jp
REN ER TERI ade a IN |
Re red 2E JM
(NO OMRRBEA COLE Hek - | mmm il 7 . r
I he b L . o „8 2 f | p Y |
| aaa Í ! | 4 PE NI,
EE ta |
MN fend: Bat: Laet =t an tel aant cin
RAET ND vl
ee UN
Auto Ad
DNA ME,
Mile breek eene Te a
PREP NEEDE LEKER EERS 1 Ake SEN TTTeE SEN
Pe Ti AE ld Een’ A EE, Li
, Í Hi he | 1 : lee á.
| RED A Ek NDE à "Bedoh. Aekeid ä Â
ii AA AAA ei HK em hik
È Ù Ui El Ej ih! he Ml 8 je RS, Nl EM HF
WE tel GE B EN 5 _B Prada REC IE
3 rik: IL ci | 3 IN
ms re en | nm,
in ii GR , HSN H
WE ze | pr \ 5 P F Sn | \ N | | « | |
TE AN VE BSE or
EN NN AM
jd Bern HN 8
Appartementencomplex in aanbouw in het Hamerkwartier. net OR RS n
mn me | In J - Pr
ee: ne _Á 4 ID ä _ cn
if |
1
| | ij Ij |
| Fi if et : mi
mn 110424 WENDT
E00) | k ke / h ee
B | À k 5 | | |
as | | ok ú Kl | | |
| | IK le | 4 | PAL | bs
| E IN OE | | |
vr MANS: | _f | | LI | | A
bd | X De Í en be | \/
| | | , | a | | Í IN | Hy
AN | TA Af 1/NâNees Á
AE | A 8 Xe 8
Al Pe Ni ” hi l A | Bant e' Pr
Kr | | Td | A VAN dl
En | | á zi | he Ln : p-
ie, h L ” = ‘ |
ll Ee en Ne LS A Ee Seats B TD
EE == Es nf & zerd Fr 3 en f F is Ee Me | ji ra Bred f |: 4 Er
S L En rea, B, En P E ee (8 VI EN a ed en es LE me
ee oe er sel qe Ei en ic
A nt am oe 4 (8 IJ 4 EN Ban kr Ei Cn IJ EN id ik
__ nn i „EA K i MB D en en
_m En RN OV Ífs 4 mi -- In A
An sten td EN Ie  RN WT Pnt
r FA N | 5 be 5 3 |} PE „ k Î \ 3 ú
f Ï AN / 8 IE NY , ETD. 7 SAN fi
EE | | | Vv = of A. (iN NY, fi (A / PS kon Ei Ph tear fi E
Bl IDS ú A0 EM ANN DS IL
IRL _ SE IJ / " Jr 4 û 5 -
IEN TS BEEN Nr
a 1 J/N 4 " A AP ‘ id Ä Î 0 re 5 Ke Pa Vh
Ee | Kn amr re ne 5
Nota Parkeernormen Auto
Inhoud
Voorwoord 4 Hoofdstuk 6: Transformatie 29
Bestuurlijke keuzes 6 8 6.1 Transformatie 29
Definities 7
Hoofdstuk 7: Afwijken van parkeernormen 30
Hoofdstuk 1: Onderbouwing bestuurlijke 8 7.1 Fysieke gronden 30
keuzes 9 8 7.2 Niet fysieke gronden 30
8 1.1 Autobezit in Amsterdam 9 8 7.3 Afwijken bij kleine projecten 30
8 1.2 Parkeernormen en 3 7.4 Afwijken van maximumnorm 31
openbare ruimte 10 8 7.5 Parkeerbalansen 31
8 1.3 Parkeernormen en vastgoed 12 8 7.6 Compensatie 31
81.4 Parkeernormen en autoverkeer 12 3 7./ Parkeervergunningverlening 31
5 1.5 Nieuwbouw en
parkeervergunningen 13 Hoofdstuk 8: Juridisch-planologische
8 1.6 Parkeernormen en de toekomst 13 inbedding 33
8 8.1 Bestemmingsplan 33
Hoofdstuk 2: Gebiedstypen 15 8 8.2 Inwerkingtreding beleid 34
8 8.3 Invulling hiaten na 1 juli 2018 35
Hoofdstuk 3: Kantoren 19 8 8.4 Proces omgevingsvergunning en
8 3.1 Parkeernormen per gebied 19 parkeervergunning 35
8 3.2 Aanscherping van het beleid 19
Bijlagen 36
Hoofdstuk 4: Voorzieningen 21
8 4.1 Toelichting 21 BIJLAGE 1 — Beleidsregels Nota
8 4.2 Laden en lossen 21 Parkeernormen 37
Paragraaf 1: Wettelijk kader 37
Hoofdstuk 5: Woningen 23 Paragraaf 2: Begripsbepalingen 37
8 5.1 Inleiding 23 Paragraaf 3: Parkeerplaatsen en
8 5.2 Woningbouwprognose vergunningverlening bij
tot 2020 en verder 23 nieuwbouw 38
8 5.3 Parkeernormen bij Paragraaf 4: De gebiedsindeling 39
nieuwbouwwoningen 23 Paragraaf 5: Parkeernormen 40
8 5.4 Parkeernorm bij Paragraaf 6: Afwijken van
nieuwbouwwoningen parkeernormen 41
op A-locaties 25 Paragraaf /: Hardheidsclausule 41
8 5.5 Parkeernorm bij Paragraaf 8: Toepassingsbereik en
nieuwbouwwoningen inwerkingtreding 41
op B-locaties 26
8 5.6 Parkeernorm bij BIJLAGE 2 — Sociale huurwoning 42
nieuwbouwwoningen
op C-locaties 27 BIJLAGE 3 — Oude parkeernormen 44
8 5.7 Sloop/nieuwbouw 27
BIJLAGE 4 — Bronverwijzingen 46
|
Amsterdam is populair. Het aantal mensen dat in de stad woont, werkt, studeert en ontspant,
blijft groeien. Dat is goed voor de dynamiek en de economie van Amsterdam. Maar het zorgt
tegelijkertijd voor grote uitdagingen op het gebied van verkeer en het gebruik van de openbare
ruimte.
Bereikbaar en leefbaar
Het stadsbestuur wil Amsterdam bereikbaar en leefbaar houden, onder meer door te zorgen voor
aantrekkelijke, mooie en efficiënt ingerichte openbare ruimte. In de Uitvoeringsagenda Mobiliteit is
een duidelijke keuze gemaakt voor voetgangers, fietsers, en het openbaar vervoer - en voor
gemotoriseerd verkeer dat echt in de stad moet zijn. Die keuze heeft veel effect op de inrichting en
het gebruik van de ruimte in de stad. Parkeren is een belangrijke dienst voor automobilisten in de
stad, die een beroep doet op die schaarse openbare ruimte.
En
nen
E il SE
' AR:
KE J
dE
B
KE!
4
E eh [ onde E
kear il Ni Ô
KE na
ER: ’ E:
dun ik L-
E Î B
BE ED Ce
eer EEL End,
| |: Ë el Ee à ï k î Í gin A en h
TREES IER af Er
la Ï Li u, © L í | ri E T #
me E … pelik Dar id | Li 8 IE ;
TE KEE ek. Ey
K 8 ARR. Dn IJ ú FI ”
Em k In LL Ei s pi df , TZ
In RE EEE Ù a [rz
NRN E- | Î Î Tan FH IN
en mn | _k Pel
NE ee Li ls p end AN Î
| | | ” ii Se LE
ei ô ens
mn 0 = / ï 7 - - en art |
ge Ii gel } 5 gaen, der len pe. Mk ; ik Ee á ek | nn nt Ln Ke |
me en TA RI
Nieuwbouw Overhoeks Amsterdam Noord. en El ml 5 ke Ô 7
En ne _ — ed eend ad
ER : pe ra
- H E ien ef
af Si i
Pe we hs ar - F
re a ee
Nota Parkeernormen Auto
Deze nota gaat over autoparkeren in relatie tot de ruimtelijke stedelijke ontwikkelingen. Maar met
de groei van de stad, groeit ook het aantal (orom)fietsen. Daarom werkt het stadsbestuur ook aan
een nota met parkeernormen voor fietsen en bromfietsen.
Minder ruimte voor parkeren op straat
In Amsterdam wordt volop gebouwd. We verwachten dat er tot 2025 zo'n vijftigduizend woningen
bij komen. Daar horen twintig- tot dertigduizend auto's bij. Het is in het belang voor zowel de
huidige als de toekomstige bewoners dat het verkeer in drukke delen van de stad niet vastloopt.
Als we de stad bereikbaar willen houden voor voetgangers, fietsers, openbaar vervoer én auto's,
blijft er minder ruimte over voor parkeren op straat.
Daarom is het belangrijkste uitgangspunt van de Nota Parkeernormen dat bij nieuwbouw,
bewoners en werknemers geen parkeervergunning krijgen. Parkeerplekken komen in of onder het
nieuwe gebouw, of worden gereserveerd in bestaande, nabijgelegen parkeergarages. Deze nota
zorgt voor eenduidige parkeernormen in de hele stad. En door het maximum en minimum aantal
parkeerplekken bij nieuwbouw omlaag te brengen, houden we ook rekening met toekomstige
ontwikkelingen.
Innovatie onder de grond
De balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid is een gezamenlijke doel van de gemeente,
investeerders en ontwikkelaars. De gemeente bepaalt de kaders, investeerders en ontwikkelaars
vullen deze per bouwproject in. Rondom NS-intercitystations en in het centrum van de stad wordt
reizen met het OV voorop gesteld en zijn parkeervoorzieningen voor auto's beperkt. Daarom
vervalt bijvoorbeeld de verplichting in die gebieden om bij nieuwbouw een minimum aantal
parkeerplekken te bouwen.
Het college gaat de schaarse ruimte in de stad zo goed mogelijk benutten, onder meer door het
verplaatsen van parkeerplaatsen naar onder de grond. Die plekken moeten nu en in de
toekomst ook gemakkelijk te gebruiken zijn door innovatieve concepten. Denk daarbij aan verder
ontwikkelde vormen van deelauto's en zelfrijdende voertuigen. Daarmee komt er boven de grond
meer ruimte voor bewoners en bezoekers om op een comfortabele manier te reizen door, en te
verblijven in onze prachtige stad.
Pieter Litjens
Wethouder Verkeer en Parkeren
Beleidsregels
Om bouwplannen te kunnen toetsen aan de Nota Parkeernormen moet in bestemmingsplannen verwezen worden naar het
op dat moment geldende beleid. De toetsingsregels moeten hierbij helder zijn. Daarom zijn deze regels als beleidsregel in de
tekst weergegeven, en in een bijlage bij elkaar gebracht.
Inwerkingtreding
Het nieuwe beleid treedt in werking voor alle ontwikkelingen waarvoor de eerste grondprijsovereenkomst wordt gesloten,
na moment van vaststelling van de nieuwe Nota Parkeernormen. Bij sloop/nieuwbouw en transformatieprojecten geldt dat
aanvragen voor een omgevingsvergunning worden getoetst aan het op dat moment geldende beleid.
es
Bestuurlijke k
1. Het college kiest ervoor om bij nieuwbouw geen parkeervergunning aan huurders, kopers
en werknemers te verlenen.
Huurders, kopers en werknemers van de nieuwbouw krijgen geen parkeervergunning meer
voor parkeren op straat, ongeacht de beschikbaarheid van parkeerplaatsen op eigen terrein.
Hierdoor zijn er minder parkeerplaatsen op straat nodig.
2. Het college kiest voor parkeernormen die aansluiten bij het autobezit.
Met parkeernormen die aansluiten bij het feitelijke autobezit zorgen we ervoor dat er
voldoende parkeerplaatsen bij nieuwbouw worden gerealiseerd in die gebieden waar de
grootste woningbouwopgave is. Hiermee voorkomen we dat er parkeerproblemen op straat
ontstaan.
3. Het college kiest ervoor om bij sociale huurwoningen geen minimumparkeernorm te stellen.
Door geen minimumparkeernorm te stellen hebben woningcorporaties en andere ontwikkelaars
van sociale huurwoningen de keuze of zij parkeerplaatsen op eigen terrein maken of niet.
Ook voor de nieuwbouw van sociale huurwoningen geldt uitsluiting van parkeervergunningen.
4. Het college kiest voor een maximumparkeernorm van 1 parkeerplaats per woning.
Door het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein per woning te maximeren houden wij de stad
ook in de toekomst bereikbaar.
Deze keuzes vormen de basis voor de voorgestelde beleidsregels in deze nota. Deze beleidsregels
staan, met toelichting, in hoofdstuk 1 tot en met 6. De beleidsregels zijn samengevat in bijlage 1.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het oude beleid zijn:
m De verplichte minimumparkeernorm voor sociale woningbouw komt te vervallen.
m De verplichte minimumparkeernorm voor vrije sectorwoningen wordt lager. Waar in het oude
beleid een minimumverplichting geldt van 0,6 tot 1 parkeerplaats per woning is het voorstel
dit terug te brengen naar 0,3 tot 0,6 parkeerplaats per woning.
m Er komt in de hele stad een maximumparkeernorm van 1 parkeerplaats per woning. Nu geldt
in grote delen van de stad geen maximumparkeernorm.
m De verplichte minimumparkeernorm voor kantoren komt te vervallen.
6
Nota Parkeernormen Auto
Definities
t
Minimumparkeernorm
Het minimum aantal parkeerplaatsen dat verplicht gerealiseerd moet worden bij een bepaalde
functie van een gebouw: zoals woning, kantoor of voorziening.
Maximumparkeernorm
Het maximaal aantal parkeerplaatsen dat gebouwd mag worden bij een bepaalde functie van een
gebouw: zoals woning, kantoor of voorziening.
Functies
Als we het hebben over het bepalen van parkeernormen zijn er drie functies te onderscheiden.
1. Wonen — Dit betreft alle gebouwen met een woonfunctie, oftewel woningen. Met
de parkeernormen is onderscheid gemaakt tussen vrije sectorwoningen en sociale
huurwoningen.
m Sociale huurwoning — woningen met een huur onder de liberalisatiegrens.”
m Vrije sectorwoning — koopwoningen of woningen met een huur boven de
liberalisatiegrens.
2. _ Kantoren — Dit betreft alle gebouwen met een kantoorfunctie.
3. Voorzieningen — Alles wat geen woning of kantoor is valt onder deze categorie. Het
kan gaan om commerciële functies van gebouwen (hotels, bedrijven, ziekenhuizen) of
maatschappelijke functies (scholen, sportvoorzieningen, kerken en moskeeën).
Sloop/nieuwbouw en nieuwbouw
Sloop/nieuwbouw: als een pand wordt gesloopt en op dit perceel een nieuw pand wordt gebouwd.
Nieuwbouw: als een pand wordt gebouwd op een perceel zonder bebouwing.
Transformatie
Er is sprake van transformatie als een bestaand pand een andere functie krijgt. Verbouwingen aan
een bestaand pand om dit geschikt te maken voor de nieuwe functie, of het verhogen van een
bestaand pand met één of meerdere verdiepingen is geen nieuwbouw.
Bruto vloeroppervlak
Voor het bepalen van het bruto vloeroppervlak (bvo) geldt de NEN-norm?. Bergingen die niet
direct verbonden zijn aan de woning, worden niet meegeteld bij het bepalen van het bruto
vloeroppervlak van de woning.
Bepaling afmeting garageplaatsen
Bij de beoordeling of een te realiseren garage voldoet aan de gestelde parkeernormen wordt
uitgegaan van de geldende NEN-norm.
1 De liberalisatiegrens is in 2016 € 710,68. Een uitgebreidere toelichting van het begrip staat in bijlage 2.
2 In het Bouwbesluit staan bepalingen waar een gebouw aan moet voldoen, onder meer op het gebied van brandvei- ® ®
ligheid en constructieve veiligheid. Veel van deze bepalingen zijn geformuleerd in NEN-normen, zoals normen voor het
bepalen van het bruto vloeroppervlak en de inrichting van parkeergarages. Gaf
TEE
U jr EN in
D - EN
F
| — jn Á Ee e 5 |
ee A k à Pp.
Nen MN
dd ib) % \ |
k AN n J © Ed \ A |
Tam) al NW
8 | EE ' VELE, KOA me WS hee
AE —_À $ | Á hr | |
ie 5 NE
Ef TV NN mm
NS PA) 0 ki pe et #/
Le De 7 Te, geen -
A A 44 EP, — ' KW |
ke È l
ä en. \ ‚ en mnd — 5
IE tn
nn De
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 1: Onderb
bestuurlijke k
Parkeerbeleid heeft invloed op de bereikbaarheid en leefbaarheid in de stad. Maar ook op het
autogebruik en de prijs van het vastgoed. Bij het vaststellen van parkeernormen spelen deze
onderwerpen een rol.
8 1.1 Autobezit in Amsterdam
Sinds halverwege de vorige eeuw tot begin deze eeuw is het autobezit enorm toegenomen. Tot
halverwege de jaren 80 kende de gemeente nog geen integraal betaald parkeren. Sindsdien is
het fiscaal betaald parkeren vanuit het stadshart uitgebreid. In Amsterdam zien we in deze eeuw
een bescheiden afname van het autobezit. In 2000 had 29% van de Amsterdammers van 18 jaar of
ouder minimaal één auto. In 2013 was dit 27%. Onder jongeren (van 18 tot 29 jaar) was de afname
van het eigen autobezit een stuk groter, van 18% in 2000 tot 12% in 2013. Dit kan zowel op een
trendbreuk, als (deels) op een crisiseffect duiden. Gezien de sterke stijging van het inwonertal van
de gemeente is het gemiddelde autobezit weliswaar iets gedaald, maar het aantal auto's in de stad
in deze jaren met ruim 20.000 toegenomen.
626 635
584 592 596
Ì Ì Î Î ij y
EAN KEN BEN KEN MZ
Pil Eik Ei 28% Pzk Bm Aantal Amsterdammers 18-80 jaar (x 1.000)
| Aantal Amsterdammers 18-80 jaar in bezit
2000 2003 2008 2011 2013 van minimaal 1 privé-auto (x 1.000)
ARI
el Percentage jongeren (18-29 jn)
2000 2003 2008 2011 2013 in bezit van minimaal 1 privé-auto 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
b Ontwikkeling autobezit in Amsterdam 2000-2013 b Aantal personenauto's in Amsterdam 2004-2014 (excl. leaseauto's)
Bron 2: cas soer zona
Figuur 1: ontwikkeling autobezit in Amsterdam 2000-2013.
Het autobezit is niet gelijk verdeeld. In Centrum en West is het autobezit het laagst, in Nieuw-
West en Noord het hoogst. Hierbij speelt mee dat in delen van Noord en Nieuw-West geen
parkeerregulering is en voor Centrum en West geldt, dat er voor de meeste vergunninggebieden
een wachtlijst is.
3 Bron: Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid 2015. Gaf
Stadsdeel Gem. aantal auto's per Gem. aantal auto’s per huishouden Aantal geregistreerde
huishouden 1 persoon 2 2 personen auto’s, excl. leaseauto's
Nieuw-West 0,43 0,82 40.800
Zuid 0,48 0,65 41.600
Zuidoost 0,30 0,59 29.400
Oost 0,39 0,71 33.400
Noord 0,33 0,81 28.500
West 0,18 0,55 32.800
Centrum 0,21 0,55 24.300
Westpoort zie (Nieuw-) West zie (Nieuw-) West zie (Nieuw-) West
Gemiddelde 0,32 0,68
Totaal excl. leaseauto's: 230.700
incl. leaseauto's: 248.000
Figuur 2: autobezit per stadsdeel.
81.2 Parkeernormen en openbare ruimte
Minder auto's op straat leidt tot meer ruimte voor voetgangers en fietsers en een aantrekkelijkere
openbare ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers. Daarnaast willen ondernemers
en bewoners ook een bereikbare stad, een stad waar ze hun auto kwijt kunnen en klanten
een parkeerplek kunnen vinden. Minder auto’s op straat en tegelijkertijd een goede (auto)
bereikbaarheid van de stad, het lijken tegenstrijdige doelstellingen. Een oplossing om deze
doelstellingen te verenigen, is het verplaatsen van een groot deel van de parkeerplaatsen op
straat naar parkeergarages. In het Parkeerplan uit 2012 staat de aanpak om de auto minder op
straat te parkeren, de openbare ruimte te verbeteren en het verkeer te laten doorstromen door
het verminderen van zoekverkeer. In de Uitvoeringsagenda Mobiliteit is die lijn doorgetrokken met
de aankondiging meer ruimte op straat te maken voor voetgangers en fietsers door de bouw van
parkeergarages en het opheffen van parkeerplaatsen op straat.
Parkeernormering helpt om de toekomstige parkeervraag in (ondergrondse) garages op te lossen,
door ontwikkelaars te verplichten om bij nieuwbouw parkeergelegenheid op eigen terrein te
realiseren. Parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplaatsen er bij een bepaalde functie van
een gebouw horen. Met de verplichting om in geval van nieuwbouw — of er nu sprake is van
ontwikkeling van een nieuw gebied, stedelijke vernieuwing of transformatie — parkeren voor
werknemers en bewoners op eigen terrein op te lossen, hoeven er naar verwachting minder
parkeerplaatsen op straat te worden aangelegd.
Nieuw-West 59.000 37.000
Zuid 53.000 23.000
Zuidoost 26.000 38.000
Oost 33.000 28.000
Noord 44.000 12.000
West 31.000 10.000
Centrum 15.000 13.000
Westpoort 4.000 5.000
Totaal (433.000) 266.000 167.000
Figuur 3: parkeercapaciteit in Amsterdam. Amsterdam heeft in 2016 circa 266.000 straatparkeerplaatsen, waarvan
150.000 in fiscaal gebied liggen (hier geldt betaald parkeren). Verder zijn er circa 167.000 parkeerplaatsen in garages,
waarvan 34.000 parkeerplaatsen in openbare garages. Ongeveer 33.000 (van de 167.000) garageplaatsen zijn
gekoppeld aan woningen.
10
Nota Parkeernormen Auto
[Wd d- EE n _
Í nn \ er rt TT .
| nm EE Dn _ [ en
| en J ae nem
Î #
L ä d ° Ì |
nn er
Ly An
| ss | \ dd
| \
| \ el |
L en ke we: J
Se St
NN vo
Ee f
S | 5
Nl Jen er
En Gj p
e B p FE
pe IS aAR
Ne } \ A |
£ KS ll
( |
k
N Pd
N ral
Parkeertariefgebieden X k S
Blauwe zones \ \ a
N \
Wraf rn
Figuur 4: overzicht van parkeertariefgebieden (hier geldt betaald parkeren) en blauwe zones in Amsterdam.
In gebieden zonder parkeerregulering heeft de gemeente geen mogelijkheid om te sturen op het
parkeren in de openbare ruimte. Als door ontwikkelingen in het gebied de parkeerdruk tot boven
de 90% stijgt, kan het nodig zijn om een vorm van parkeerregulering in te voeren. Hierbij is het van
belang om de afweging over de noodzaak van een vorm van parkeerregulering al in de planfase
te maken. Zodat op voorhand duidelijk is of de toekomstige bewoners op straat kunnen parkeren,
of dat een oplossing op eigen terrein gecreëerd moet worden. Hieronder staan twee voorbeelden
van situaties waarbij in de planfase bewust is gekozen voor het realiseren van weinig, tot geen
parkeerplaatsen en waarbij dit achteraf tot problemen heeft geleid.
Kop Zuidas
Voor het ontwikkelgebied ‘Kop Zuidas’ in stadsdeel Zuid, is in het bestemmingplan vastgelegd dat parkeren alleen ‘onder
maaiveld’ plaats mag vinden (oftewel in een ondergrondse parkeergarage). Voor de woningen is echter geen minimumnorm
voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen opgenomen. In de openbare ruimte zijn vrijwel geen parkeerplaatsen aangelegd
en de nieuwbouw is uitgesloten van vergunningverlening. Bij één van de gebouwen in het gebied zijn geen inpandige
parkeerplaatsen aanwezig. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning heeft de ontwikkelaar, naar aanleiding van
bezwaren van omwonenden, onderzoek aangeleverd waaruit zou blijken dat onder de beoogde bewoners van zijn complex
weinig tot geen sprake was van autobezit. Na oplevering blijkt een groot deel van de bewoners echter wel degelijk een auto
te hebben. De ontwikkelaar verwijst de nieuwe bewoners naar de gemeente voor een oplossing, terwijl de gemeente de
aanvragen voor een parkeervergunning afwijst door verwijzing naar het bestemmingsplan en de parkeerverordening.
De combinatie van geen minimumnormering en geen vergunningverlening biedt de bewoners geen oplossing voor hun
parkeervraag.
Uit het voorgaande voorbeeld ‘Kop Zuidas’ blijkt dat het lastig is om toekomstige bewoners goed te
informeren over de (on)mogelijkheden om in aanmerking te komen voor een parkeervergunning. Het
kan een tijd duren voordat een nieuwbouwproject ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Zelfs als er
al een omgevingsvergunning is verleend kan de bouwstart nog een tijdje op zich laten wachten.
Met de nieuwe richtlijn dat alle nieuwbouw van parkeervergunningverlening wordt uitgesloten
kan de communicatie vanuit de gemeente eenduidiger worden. Zo kunnen toekomstige es
bewoners (of bedrijven) die zich oriënteren op een nieuwbouwproject goed geïnformeerd Gif
worden over het parkeerregime. Tegelijkertijd laat het voorbeeld zien dat het ook nodig is om
de ontwikkelaar te verplichten om geïnteresseerden goed te informeren over het feit dat er geen
parkeervergunningen voor de openbare ruimte worden afgegeven.
GWL-terrein
De Eco-wijk op het GWL-terrein in het toenmalige stadsdeel Westerpark is aangelegd als ‘autovrije’ wijk, zonder
parkeerplaatsen in de openbare ruimte of garages in het plangebied. De gedachte hierbij was dat bij de moderne
stadsbewoners de behoefte aan een autovrije omgeving zwaarder woog, dan de behoefte aan automobiliteit. Na oplevering
van deze wijk bleek een aanzienlijk deel van de bewoners echter wel in een autoluw gebied te willen wonen, maar wel degelijk
een auto te willen. Als gevolg hiervan is onder druk van de bewoners toch besloten tot de uitgifte van parkeervergunningen
voor de omliggende buurt. Het aantal beschikbare vergunningen is hier zeer beperkt, omdat bij de aanleg van de openbare
ruimte geen rekening gehouden is met parkeren door bewoners. Als gevolg hiervan is de huidige wachttijd voor een
vergunning voor de bewoners van het GWL-terrein meer dan 15 jaar en neemt deze nog altijd toe. In de praktijk komen nieuwe
bewoners van deze woningen hierdoor niet in aanmerking voor een parkeervergunning.
81.3 Parkeernormen en vastgoed
Een verplichting om parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren heeft effect op de prijs
van het vastgoed. Bij appartementen betekent parkeren op eigen terrein vrijwel altijd dat er een
parkeergarage onder het gebouw moet komen. De kosten hiervan worden in de praktijk doorgaans
doorbelast naar de toekomstige koper of huurder van het appartement.
De prijsverschillen van een parkeerplaats in een garage zijn groot. Parkeren in een volledig
ondergrondse parkeergarage is duurder dan parkeren in een parkeergarage op de begane grond.
Daarnaast bepaalt vooral schaarste de huurprijs.
Tariefgebied Parkeerplaats in garage Parkeren op straat
Koop Dd Maandkaart, Maandkaart,
geldig tot 19.00u geldig tot 24.00u
€5- € 20.000,- tot € 60,- tot € 400, per € 648,- € 972,-
€ 4 £ 15,00 maand € 518,40 € 777,40
€3- € 388,80 € 583,20
€ 2,40 €259,20 € 388,80
€ 1,40 € 151,20 € 226,80
€ 1,30 € 140,40 € 210,50
Figuur 5: gemiddelde gebruikerskosten per parkeer- of stallingsplaats in Amsterdam.
Verhuur of verkoop
Parkeergelegenheid op eigen terrein is bedoeld om de parkeervraag van de betreffende
functies op te vangen. Het komt voor dat eigenaren parkeerplaatsen aan derden verhuren of
verkopen. Vanuit het parkeerbeleid gezien is dit onwenselijk. Als plaatsen aan derden worden
verhuurd, betekent dit dat de gebruikers (bewoners of werknemers) van het gebouw, voor wie de
parkeervoorziening is aangelegd, over minder parkeerplaatsen kunnen beschikken. Dit geldt nog
meer bij parkeerplaatsen die aan derden worden verkocht.
Wanneer de gemeente een gebouw heeft uitgesloten van parkeervergunningverlening, blijft
deze uitsluiting van kracht, ook al wordt de oorspronkelijke parkeervoorziening aan derden
verhuurd of verkocht.
81.4 Parkeernormen en autoverkeer
Autobezit en autoverkeer hebben een directe relatie. Dit betekent niet dat iedereen die een
12
Nota Parkeernormen Auto
auto bezit de auto ook dagelijks gebruikt. Het autogebruik in de stad daalt al jaren.“ Voor de
nieuwbouwplannen uit Koers 2025 wordt in 2016/2017 doorberekend wat het effect op het huidige
wegennet is. Hierbij is gekeken naar het effect van deelprojecten, en naar het effect van alle
nieuwbouw in de stad. Als uitgangspunt voor de doorrekening is een vergelijkbaar deel van de
bestaande stad gebruikt. De in deze nota voorgestelde parkeernormen sluiten aan bij het huidige
autobezit maar liggen gemiddeld iets lager. Hiermee zijn de parkeernormen passend ten opzichte
van de licht dalende trend.
Wanneer de stad ten opzichte van Koers 2025 een schaalsprong maakt en niet 50.000, maar
bijvoorbeeld 100.000 nieuwe woningen mogelijk maakt, moeten de effecten op het wegennet
opnieuw doorgerekend worden. Wanneer de groei van de stad knelpunten veroorzaakt op het
bestaande wegennet kan verlagen van de maximumparkeernorm één van de oplossingen zijn.
8 1.5 Nieuwbouw en parkeervergunningen
In gebieden met betaald parkeren kunnen bewoners en bedrijven in aanmerking komen voor een
parkeervergunning. In Amsterdam gold de regel dat het aantal parkeerplaatsen waar een bewoner
of bedrijf over kon beschikken, werd afgetrokken van de parkeervergunningverlening. Hierbij was
‘kon beschikken’ ruim te interpreteren. In een gebouw waar een parkeergarage bij hoorde werd
ervan uitgegaan dat de bewoner kon beschikken over een parkeerplaats (ongeacht of de bewoner
een abonnement afnam). Deze regel zorgde voor verwarring, zo gaven bewoners aan niet over
een parkeerplaats te kunnen beschikken omdat zij de huur van deze plaats niet konden betalen.
In delen van de stad waarbij meer dan één parkeervergunning per huishouden werd verleend,
zorgde deze regel voor onduidelijkheid. Om naar de (toekomstige) bewoners meer duidelijkheid te
scheppen geldt de volgende beleidsregel:
Beleidsregel 1: Alle nieuwbouw wordt uitgesloten van parkeervergunningverlening.
Toelichting
Het nieuwe beleid gaat in op het moment van de vaststelling van de Nota Parkeernormen en geldt voor alle
nieuwbouw van zowel woningen, kantoren en voorzieningen. De uitsluiting van parkeervergunningverlening
geldt ook voor nieuwbouw in gebieden die op dit moment nog geen betaald parkeren hebben.
Nieuwbouwadressen in deze gebieden worden geregistreerd. Bewoners en werknemers van deze adressen
komen bij invoering van betaald parkeren niet in aanmerking voor een parkeervergunning. Bij nieuwbouw
in die delen van de stad waar het parkeren door een blauwe zone met ontheffingen is geregeld is, is de
nieuwbouw uitgesloten van een ontheffing om in de blauwe zone te parkeren.
Uitsluiting van nieuwbouw vind plaats door instellen van een zogenoemd nulplafond. De gemeente
heeft in de Parkeerverordening al de mogelijkheid parkeervergunninggebieden in te stellen met een
zogeheten nulplafond. In deze (deel)vergunninggebieden worden geen bewonersvergunningen en
geen bedrijfsvergunningen verstrekt. Gehandicaptenparkeervergunningen, mantelzorgvergunningen en
bezoekersvergunningen worden wel uitgegeven.
Afwijking
De gemeente kan afwijken van de beleidsregel, indien er bij de nieuwbouw geen eis is voor
parkeerplaatsen op eigen terrein is en de parkeerdruk in de buurt dit toelaat.
es
4 Bron Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid. Gif
Iik | ' | t
me es”
ER
n ene een es
Woningen met parkeerplaatsen op de eigen kavel aan de Edenville in Amsterdam Zuidoost. Ë
EE
8 1.6 Parkeernormen en de toekomst
De vooralsnog bescheiden daling van het eigen autobezit in Amsterdam in de afgelopen 10 jaar,
geeft geen aanleiding om bij de nieuwbouwopgave voor de komende 10 jaar met significant lagere
parkeernormen te werken. Zoals de hierboven gegeven voorbeelden laten zien, is er bij (recente)
projecten in de praktijk een hogere parkeervraag dan bij de ontwikkeling was voorzien. Bij de
uitwerking van parkeernormen voor nieuwbouwwoningen in hoofdstuk 5, is het uitgangspunt het
gemiddelde autobezit in de periode 2000-2013. Door hierna beschreven trends is ervoor gekozen
is om ten opzichte van het huidige autobezit een iets lagere normen te kiezen.
Zelfrijdende auto
Er is veel aandacht geweest voor de zelfrijdende auto. In de nabije toekomst zouden auto's
zelfstandig door de stad rijden. In een scenariostudie van het Kennisinstituut voor Mobiliteit
(oktober 2015) zijn vier scenario's geschetst. Variërend van volledig zelfrijdende auto's, door
iedereen gedeeld, tot beperkt zelfrijdende auto's (die alleen op de snelweg deze technologie
gebruiken) die niet gedeeld worden. Alleen het eerst geschetste scenario leidt tot een forse
vermindering van het autobezit. In de overige scenario's is nauwelijks sprake van verminderd
autobezit.
Autodelen
De huidige omvang van autodelen in Amsterdam is beperkt (ongeveer 1,4% van alle
personenauto's in de stad zijn deelauto's)” en vertoont een bescheiden groeipotentie. Alleen
klassiek autodelen (o.a. Greenwheels en Connectcar, met vaste parkeerplaats) leidt aantoonbaar
tot minder autobezit en -kilometers. Momenteel zijn er circa 1.000 deelauto's met een
gereserveerde parkeerplaats. Dit aantal is vanaf 2008 stabiel gebleven. One way autodelen (zonder
vaste standplaats, momenteel een experiment met als enige aanbieder Car2Go) levert alleen
een reductie van het aantal autokilometers op en voorziet in het bieden van een aanvullende,
makkelijke en schone mobiliteitsoptie. Hierbij maakt men gebruik van een parkeervergunning
die in de hele stad geldig is. Dit experiment met 350 elektrische free floating auto's, is in 2015
geëvalueerd en op basis daarvan is het experiment verlengd. De omvang van peer-2-peer
autodelen tussen particulieren onderling is marginaal.
Het groeipotentieel van autodelen is lastig te voorspellen. Door met bescheiden
minimumparkeernormen te werken zal naar verwachting de vraag naar autodelen toenemen.
Dit kan in de traditionele vorm zijn met een gereserveerde parkeerplaats op straat, maar ook in
de vorm van gereserveerde auto's op eigen terrein.
5 Bron: Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid 2015.
14
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 2: Gebiedst
Voor het vaststellen van parkeernormen voor zowel kantoren, voorzieningen als woningen is gekozen
voor een driedeling in de stad. Hierbij is de vooral de mate van bereikbaarheid per openbaar vervoer
als maatstaf genomen. Werknemers van een kantoor op bijvoorbeeld het Oosterdokseiland hebben
een met een intercitystation op loopafstand een goed alternatief voor de auto.
Beleidsregel 2: Bij het toepassen van parkeernormen wordt de onderstaande
gebiedsindeling gehanteerd.
Ì Î En 3 Wa ran E PF Ja Deen er gE „rn TE Ld ie —
7 | | ki: 8 EN af fl ae f E % ren pe ie tl Fn El Rn a
a eze (EN SANG ENDE
zn Rn vi IN N LP & D. Dil PAN
\ 8 d ie er T gn: r q ank eN j E Gi je ir ri /
Je | ne. 7 el f . nk ee u. a m
s | mr rl NP _ ed he
Î a: Un
" 5 5 Ne ne
Ne rd ‚a ra B: 7 | He NEZ ae ï ge
A GEE ui Hes AE FANS ke
| , oe A [=f 4 En ij ( 5 a …S
gd, rn Kk Ds
| Sie Aln Ka En E nd | Be, u ken ne En
ln OO a É DE Ek ‘ A,
Eleni — \ AN kt ker Pr en
3 í oe h, ú gi ee EE vl
d Fk [ 4 6, BE A
Kr # ï 4 Et … iN ai en
ne f GPR in
K kr Aid md À Vk
JA Ù nn In ze
ES Bs } Sn x
— nn Ë MN _
Figuur 6: gebiedsindeling parkeernormen met de ABC-locaties in beeld (A = paars, B = grijs, C = oranje).
De A-locaties (op het kaartje paars) kenmerken zich door een zeer goede OV-bereikbaarheid. Gebieden
die dicht bij een intercitystation® zijn als A-locatie aangemerkt. Ook de binnenstad van Amsterdam
en de Wibautas zijn als A-locatie geclassificeerd. In deze gebieden schrijft de gemeente alleen een
maximumparkeernorm voor.
De B-locaties (op het kaartje grijs) hebben goed openbaar vervoer, maar liggen verder van de intercitystations
af. Het grootste deel van Amsterdam wordt als B-locatie geclassificeerd. Hier kiest de gemeente ervoor om
naast een maximumparkeernorm ook een minimumparkeernorm te hanteren. Ontwikkelaars worden verplicht
om bij nieuwbouw een minimum aantal parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren.
De C-locaties (op het kaartje oranje) bestaan uit Landelijk Noord, Driemond, het Havengebied en een
aantal bedrijventerreinen en sportlocaties. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is minder goed dan
in de rest van de stad. Bij nieuwbouwplannen in deze gebieden is maatwerk nodig. Het kan zijn dat de
gemeente eist dat het parkeren op eigen terrein opgelost wordt, maar ook het parkeren op straat kan
een optie zijn.
6 Amsterdam Centraal, Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam Zuid, Amsterdam Bijlmer/Arena en Amsterdam Amstel. ® ®
ee, nn
NE. rarr, |
pn a. Ent EE :
> in z | permen rine Ì
ES et | tostas
. Fi hieeà 5 EAEEGE
8 Pm
| e 8 Je 8 en % Es Ne: Es =
ni ame in EC pe LM ie
nn Em, Mt AN
k en SS d |
ha IS
| en
EE
en mi en ns Zes
hj | Ï end
oe EN af gt BT en ma
d er =| ed ‚ EN En eend, her TE À DE ie all ek Me L
lella |: p= | | p E 1 | a Ln Kaes re - El E EE 9
TILE men SE EE
pe nn == en Et Ee
Panne Pan DE en | he ij Ê Ld Ee en
Je u ea | | EZG en Ï — [>
Pe Je - mn de | dS Î Er pe er | ze
mn TT Ee a TE nn —, al KL ae
ne nne je 0e el De en | je,
zl En zn f f == Pd fl ne Ll
gn Mn ee Li Ì ef
nn am
mn
E ne ns
‚ | yi _— N
tn : ' A rj , Je
pe IE
el al :: df
4 EN
op zd
Nota Parkeernormen Auto EEE p
| jd ‚h
| leef it /
En Bi A4
nn e
| ARE
| EE 1e
PN 00 7
Lijf KZ
Ü | E | be /
n Ene U / = /
En Kn, I/ Î / je
| ï en ee: me Ip 5 Ì if Fi hd
S Ei. z he Es ee | Nee em LS | P
| ee Te \ AD;
rk RT en Ei | RA
ei te Be
Nel B
ee … L ke RS DE Ii A nl
: zes A liked! P
El dl ei ZI n
U ZN
on EE 5 OR nl Rae Ee tr | ì |
Zn En ú == En Ee NT T BE lig /
EE. pmm pe
mm EET a eN ee |
Tt gt et LIE 1E Nt SO.
wm TME le
be Rn ER mn eis a ant t,
Ee le a OJ Ds A Ear
Ee es Er ce em hs 5 md Í
pg ef 5 | kh ai E of Ld Dd FE _
SEEN Ne al
El fi Em Pee DN k al
aes mn ä Pm a E 7 sj ie |
ee CE Em De Á |
Me SS
: ir | À
Ee (GN a
ER neg en
td B ra
Le df Paal
Pie nr f / ld = 7
VS da (a
P_i eef nd |
dS EV
P ER fer er of m7
nd nl reali en
Kantoorvestiging van Cisco in Amstel Ill-gebied in Amsterdam Zuidoost. — il nn
TEL OEE
er ee Ï | 7 Ë Lt 5
en 5 ‘ "
er er nn
en Ee eed a — ml | |
ED i [yet TN
meld eN La
De ies ; OL US
Dn ij an Ì Lu ; fi 8 a ee
4! Dn | r a | d | Er ne í N
| | [ | Ù ‚n Î EE TE , : |
6 eK en
ns | Lt E | |
NE)
L n e= I N : j
AN i zn BN
| as aen | Alien Nen fame, EE Ee ereen EN EN
aen EE gg nel Amr | KE ; ed wok dn ie ii nen pl ee von wi eige re và rek raf el ijk ed pin
Ee en eet De Weele Î an Ô ee en Md an A Ke EEN
en EAK a EL in ROLAND epo
Ì | 8 vamie | les kn An Nl e 5 | | BR | Pd pn
en ii Bap > HV 5
pn EN, E - S se = gr Hi al = x arie 5 ne ee
re Pd a DS Pan ej —= er EV an et ER en
E el pe Li 7 : In nl Nt en 5e
VENT ee Or nn
| DP EN eG
fd | Me B ESE B) a
EI nn IE m. nn EL ,
EN, í hande | mili A Fl TS s Er À
it ol ehniid | _ Ee + ad 7 Me
f Id a Hi pee o | k
0 Er ú and RE 5 ne Sé
SZ - is - ne bean Í mi = / F _
KI am dl rme fel > ú \
A
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 3: Kantoren
831 Parkeernormen per gebied
Een belangrijke doelstelling van de gemeente is het terugdringen van niet-noodzakelijke
autoverkeer waarbij werknemers meer voor andere vervoersmodaliteiten dan de auto zouden
kiezen. Met restrictieve parkeernormering en de invoering van betaald parkeren is het beleid hier
grotendeels in geslaagd. Door restrictieve (of zelfs geen) parkeervergunningverlening komt een
aanzienlijk deel van de werknemers niet met de eigen auto naar het werk.
Zuidas
De Zuidas is een A-locatie, waarbij een maximumparkeernorm geldt van 1 parkeerplaats per 250 m? bruto vloeroppervlak (bvo).
In het parkeeronderzoek Zuidas (2015) bleek dat de meerderheid van de huidige gebruikers meer parkeerplaatsen voor haar
personeel ter beschikking heeft. Deels omdat er extra garageplaatsen in andere garages gehuurd worden, deels omdat de
gemeente bij de bouw een ruimere parkeernorm heeft gehanteerd. Tegelijkertijd loopt de Zuidas nu tegen de grenzen van de
autogroei aan. In de ochtendspits is het zeer druk op de weg.
In de visie Zuidas is gesteld dat gezien de drukte van belang is, om voor de nieuwbouw strikt vast te houden aan de norm
van één parkeerplaats op 250 m? bvo. Bij uitbreiding van bestaande kantoren wordt de beschikbare parkeercapaciteit
meegenomen en is alleen uitbreiding van de parkeercapaciteit toegestaan als er minder parkeerplaatsen dan één op 250 m?
bvo aanwezig zijn.
8 3.2 Aanscherping van het beleid
Over het algemeen werkt het gebiedsgerichte parkeernormenbeleid voor kantoren goed.
Ten opzichte van het oude beleid zijn er een paar aanpassingen:
1. Het opnemen van een gedetailleerde kaart
Een kaart waarop de A-,B- en C-locaties in beeld zijn gebracht .In het huidige beleid
zijn de A-, B- en C-locaties alleen tekstueel beschreven. De A-locatie is begrensd door
een gebied van 800 meter rondom de NS-intercitystations. Stadsdeel Centrum en de
strook rondom de Weesperstraat/ Wibautstraat blijven een A-locatie, ook al liggen delen
van deze gebieden verder dan 800 meter van een intercitystation. Met het opnemen
van een gedetaileerde kaart is er geen discussie meer wat de status (A-, B- of C-locatie)
van een gebied is. Wanneer er aanleiding is om de status van een gebied te veranderen
(bijvoorbeeld omdat de openbaar vervoervoorzieningen sterk zijn verbeterd) zal de
gewenste aanpassing van de kaart aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
2. Het opnemen van een maximumparkeernorm voor kantoren
In het oude beleid gold als de parkeernorm zowel als minimum-, als maximumnorm.
Ontwikkelaars waren met deze eis verplicht een minimum aantal parkeerplaatsen op
eigen terrein te realiseren. In het nieuwe beleid wordt alleen nog een maximumnorm
gehanteerd. Dit biedt ontwikkelaars van nieuwe kantoren de vrijheid om minder
of geen parkeerplaatsen op eigen terrein te maken. De nieuwbouw is uitgesloten
van parkeervergunningverlening. Naar verwachting gaan ontwikkelaars in de regel
ervoor kiezen om het maximale aantal parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren.
Het voorbeeld van de Zuidas laat zien dat er vanuit de markt een druk is om meer
parkeerplaatsen te realiseren. Daarnaast is het in het verleden (onder andere bij de
ontwikkeling van het Oosterdok maar ook bij de Zuidas) voorgekomen dat er bij specifieke
ontwikkelingen de vraag kwam om minder (en zelfs geen) parkeerplaatsen te mogen es
realiseren. In het nieuwe voorstel is dit mogelijk. Gif
Nieuwe normen?
De norm van één parkeerplaats per 125 m2 of 250 m? bruto vloeroppervlak wordt al jaren
gehanteerd. Ten opzichte van het vaststellen van de oude parkeernormen in 2008 zijn er steeds
meer medewerkers op hetzelfde oppervlak komen te werken. De norm is per m? gelijk gebleven,
maar pakt in de praktijk strenger uit. Er is voor gekozen om de huidige normen (1 op 125 m? en 1
op 250 m2) te handhaven.
A-locaties: maximaal 1 parkeerplaats per 250m’ bruto vloeroppervlak.
B-locaties: maximaal 1 parkeerplaats per 125m’ bruto vloeroppervlak.
C-locaties: maatwerk.
Toelichting
Er zijn geen plannen voor het realiseren van kantoren op C-locaties. Bij toekomstige plannen voor nieuwe
kantoren op C-locaties wordt, afhankelijk van het gebied, bepaald wat de maximumnorm is.
Foodmarkt in Amsterdam Noord.
. | : k _ e ie —_ “ nd ï
# En d aa ke 4 ri r if mel alie seerd es Jk al ren
bi | BL mk | 1 lei: TA SE
Ë hakki, | ï EE ET aL zi } ie | - n u ek ie epi
| of ; be ME
RER Kl =H |
Pr js ed ee i 5 Ea } |
AS En dee} J / ES
OE Eerd 1k- SON mn
17 4 dd Pk f Edd eN EEE
Zl bj et ie Dn Ci Per’ | WES OO
me EE Le : gn | zi wam En Pe a
ì - KA ke Ln : | DD p TR Ed dS Ps
__& er , Pi ee rieel En
1 Fn! pe / - ‚k HO er k
St KP & ie
E ps Í e ee el
er WL nA We ike | /
ee En
pl
P_i
eeen mn 7 == meen en
sl 3 EE En Eme Re
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 4: Voorzieningen
g
841 Toelichting
Voorzieningen is een zeer diverse categorie. Alles wat geen woning of kantoor is, valt onder deze
categorie. Het kan gaan om commerciële functies van gebouwen (hotels, bedrijven, ziekenhuizen)
of maatschappelijke functies (scholen, sportvoorzieningen, kerken en moskeeën). Voor deze
categorie gold in het oude beleid dat de gemeente de parkeervraag berekende aan de hand van
CROW-kencijfers waarbij 25% korting wordt toegepast op de daaraan gekoppelde minimumnorm.
Ook in het nieuwe beleid zijn de actuele kencijfers van de CROW het uitgangspunt bij het
bepalen van de parkeerbehoefte. Deze kencijfers worden, samen met actuele gegevens over de
verkeersgeneratie van specifieke functies, gebruikt om tot een parkeernorm te komen. Als blijkt dat
in Amsterdam bepaalde functies substantieel minder autoverkeer genereren dan landelijk, dan wordt
dit verrekend met het kencijfer van de CROW om zo tot een actuele (lagere) parkeernorm te komen.
Beleidsregel 4: Bij het vaststellen van parkeernormen voor voorzieningen vormen
de actuele kencijfers van de CROW het uitgangspunt, gecombineerd met actuele
Amsterdamse gegevens over de verkeersgeneratie van specifieke functies.
Toelichting
Bij de toetsing aan de hand van de kencijfers wordt gebieds- en functiespecifiek gekeken of de
parkeervraag op eigen terrein moet worden opgelost, of dat de parkeervraag op straat mogelijk is.
Bij opvang van de parkeervraag op straat, wordt aanvullend beoordeeld of de werknemers van de
betreffende voorziening in aanmerking komen voor een parkeervergunning of niet.
Ter verduidelijking van de toepassing van deze beleidsregel worden hier twee voorbeelden
gegeven. Voorbeeld 1: Er wordt een bouwplan ingediend voor een nieuwe basisschool. De
school krijgt 10 klaslokalen. Op basis van de kencijfers horen er 5 parkeerplaatsen bij deze functie.
De parkeerdruk in de buurt ligt overdag rond de 85%. Op basis van het parkeerbeleid komt de
school (wanneer er geen parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn) in aanmerking voor
twee parkeervergunningen. Dit leidt niet tot een substantiële verhoging van de parkeerdruk. De
gemeente stelt geen minimumparkeernorm voor de school en de school wordt niet uitgesloten van
parkeervergunningverlening.
Voorbeeld 2: Er wordt een bioscoop van 12 zalen, met 2200 stoelen, gebouwd. Op basis van de
kencijfers horen er 330 parkeerplaatsen bij deze functie. Bij dergelijke aantallen zal de gemeente
onder omstandigheden kunnen eisen dat er minimaal 330 parkeerplaatsen op eigen terrein
worden gerealiseerd om overlast op straat te voorkomen en wordt de nieuwbouw uitgesloten van
parkeervergunningverlening.
84.2 Laden en lossen
Bij het toetsen van bouwplannen voor voorzieningen kan de gemeente de aanvrager
verzoeken om een bevoorradingsplan in te dienen. Dit om te kunnen toetsen hoeveel laad- en
losbewegingen een voorziening met zich meebrengt, of een voorziening bijvoorbeeld een
loadingdock op eigen terrein of een voorziening op straat (een laad- en losstrook) nodig heeft,
of dat er geen aparte voorzieningen nodig zijn. Hierdoor kan de gemeente tijdig anticiperen en es
doorstroommogelijkheden verbeteren. Gif
Piasten Lel per re 3 D
drin reza tieerd t | ï |
ik ' si . ‚Á
EN Ì ms ee EE |= er RN : /,
nl De | KZ /
ut |} he Hrs H | Hal el | L x en LI Í
PEET ELTA man È | Gp / il
nj lie En ee IN
ij rn mn EN ä
ï IJ Be: Id el
| | | en, IG mi u | vam N
P EE É À E Ê
ON Ii TE EE Dail | | ( | Ral Je
oAnst L ri Lat \ ENE TE es == mt ie à |
ee AN vn A el .
| | | == : hel ij a .
é 5 emee ot eg tn ee eee , att €
5 Berre ir A 8 ND ï
EREA PERREN AED ORM AA
| 4 tn AEON ABONNEE Dn ol ta fet Det
grmeeatsndshednetg Eel. A annen Y ij EE Ik e E E [ 5 ee /
Ranson Pek = Teo lr zin IN
e E Ì | Ì BS) |
| pe IF ns nn NA En
. e en ann EAA AAL AAN eh he oe F Lees At
TEEN NN OT ORRE Onte ooi eT MRM RIS/ MN A
HET RENEE dh OEL NES 4 BN 8
k Ë bai id ETE Eene & 0e de er) rj EN rrd E F zn ' EE
AET ng Í dent ee Ae k | hef k
am il F 8 Ad EL Eb Lp E
jee pn | an qd p nt |
rr Et FF HEEN :ANREE £ ee LE Altin kat ank Eke
kj „fr rek ne eene TUE 0 un FER kf } Arde HIT # rt Li ik EA Ce’ Î JAE n J
4 | a FET P Ee ij [| it RAA En dl úi | , | | Lp ' Î / À, dels
STUREN len 4 Bjerke BRAAM EERE perte Anet daens
TERRI PT ATS
B | i U
IJ IK : | mig fr mie vi kel
al A KAN ETEN Tare rme \ es LAA
‘ de ij BESTE fi kli feb TD d L ij N
RK ol . TR ET MERG
\ Ln a mn : ik ir „A | a n C 1746 Î Í ú LN
' Dh Ì | (Er IE ten HIE
LJ K Hi Kij hd ij EN BE ì ara == Ï / ) 1
| | IE EE eg iam | EN ee | iÙ |
Û meid pAn a an p _ : ij AE
Oe MEA A | in F Ar # En. | De)
MG Ae  G WW, o PEN pe Á) 1
í FE 5 ke mn. | 2 Î a | |
NN eeens NO OMZOPW oi,
hs Een Le) En a A | dE
NT fi Ee en zentgeled
À { hl be : | | í DE ni
DT bj eed
EE CO
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 5: Woningen
85.1 Inleiding
Amsterdam groeit. Het college heeft als ambitie een nieuwbouwproductie van minimaal 5.000
woningen per jaar. Deze woningbouwproductie moet grotendeels gerealiseerd worden binnen de
bestaande stad.
In hoofdstuk 2 is de gebiedsindeling beschreven. Net als bij kantoren verschillen de parkeernormen
voor woningen per gebied. Hoeveel parkeerplekken er bij nieuwbouwwoningen nodig of gewenst
zijn, hangt af van het gebied en van het te realiseren woningtype. Bij grote woningen is een ander
autobezit (en dus parkeerbehoefte) te verwachten dan bij bijvoorbeeld studentenwoningen. In
hoofdstuk 1 is de ontwikkeling beschreven van het autobezit in de periode 2000-2013 plus een
overzicht van het aantal auto's per huishoudtype.
8 5.2 Woningbouwprognose tot 2020 en verder
In de onderstaande tabel is te zien in welke stadsdelen de bouwproductie tot en met 2020
plaatsvindt. Voor de periode na 2020 zijn de woningbouwplannen minder zeker, maar de
bouwambitie van minimaal 5.000 woningen per jaar blijft voorlopig overeind en ook de ambitie om
binnen de bestaande stad te bouwen.
Centrum 54.000 + 500
West 77.000 + 3.200
Nieuw-West 64.000 + 6.400
Zuid 78.000 + 2.100
Oost 64.000 + 9.000
Noord 41.000 + 6.000
Zuidoost 39.000 + 2.700
Figuur 7: woningvoorraad per stadsdeel en geplande absolute groei.
Van de ruim 30.000 tot en met 2020 te realiseren woningen ligt ruim 70% in gebieden met
parkeerregulering.
8 5.3 Parkeernormen bij nieuwbouwwoningen
De nieuwe parkeernormen geven ontwikkelaars meer vrijheid bij het bepalen hoeveel
parkeergelegenheid zij in hun woningbouwproject willen realiseren. De stad is onderverdeeld in
drie gebiedstypen, A-, B- en C-locaties, met elk een eigen set parkeernormen voor verschillende
woningtypen die in dit hoofdstuk worden toegelicht. Een uitgebreide beschrijving per gebiedstype
is gegeven in hoofdstuk 2.
De hieronder genoemde parkeernormen betreffen de normen voor bewonersparkeren.
De parkeernorm voor bezoekersparkeren is gelijk bij alle woningtypen, markt en sociaal, en is 0,1
per woning. Bij gebiedsontwikkeling (zoals IJburg of het Amstelkwartier) zal de gemeente deze
bezoekersparkeerplekken aanleggen. Dit zal vaak op straat gebeuren. In sommige gevallen regelt
de gemeente bezoekersparkeren in gebouwde voorzieningen. Ook in gebieden zoals Buiksloterham es
(waarbij een bedrijventerrein een nieuwe invulling krijgt met veel nieuwe functies) zal de gemeente Gif
ervoor zorgen dat er in ieder geval 0,1 parkeerplaats per woning voor bezoekers aanwezig is.
Samen met de andere in het gebied aanwezige functies wordt een parkeerbalans gemaakt en
wordt bepaald hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor bezoekers en waar zij parkeren. Voor
sloop/ nieuwbouwprojecten of transformatieprojecten geldt dat de gemeente hiervoor geen extra
parkeerplaatsen in de (bestaande) openbare ruimte aanlegt.
Uitgangspunt is dat bij nieuwbouwprojecten de minimumnerm op eigen terrein wordt ingevuld.
Bij het bepalen van de minimumparkeernorm bij vrije sectorwoningen is het uitgangspunt het
huidige autobezit in Amsterdam. Het gemiddelde autobezit bij 1- persoonshuishoudens is 30%.
In figuur 2 in hoofdstuk 1 is te zien dat het huidige autobezit onder 1-persoonshuishoudens met
name in Oost, Zuid en Nieuw-West een stuk hoger is dan 30%. In Zuid heeft nu 48% van de
eenpersoonshuishoudens een auto. Voor het toetsen van nieuwbouwplannen moet er een vertaling
gemaakt worden van huishoudgrootte naar woninggrootte. De volgende categorieën worden
gehanteerd:
m Woningen tot 30 m2 bvo. Minimumparkeernorm 0,1 parkeerplaats per woning. Dit sluit aan bij
de oude parkeernorm voor studentenwoningen. Naast studentenwoningen kan het hier ook gaan
om tijdelijke woningen en/of woningen voor jongeren.
m Woningen tussen de 30 m2? en 60 m2 bvo. Minimumparkeernorm 0,3 parkeerplaats per woning.
Dit sluit aan bij het gemiddeld autobezit voor eenpersoonshuishoudens.”
m Woningen boven de 60 m2 bvo. Minimumparkeernorm 0,6 parkeerplaats per woning. Dit sluit
aan bij het gemiddeld autobezit voor meerpersoonshuishoudens.
Er is voor gekozen om in de categorie kleine woningen (woningen tussen de 30 m2 en 60 m? bruto
vloeroppervlak) de minimumparkeereis op 0,3 parkeerplaats per woning te zetten en zo aan te
sluiten bij het gemiddelde autobezit van eenpersoonshuishoudens voor heel Amsterdam. In de
categorie woningen boven de 60 m? bvo is de minimumparkeereis 0,6 parkeerplaats per woning.
Dit is wat lager dan het huidige gemiddelde autobezit onder meerpersoonshuishoudens (dat op
68% ligt). Dit strookt met de bescheiden trend van een lager autobezit door onder andere gedeeld
autogebruik en andere mobiliteitsconcepten.
Door krappe, maar reële, minimumparkeernormen te stellen heeft de projectontwikkelaar meer
bandbreedte binnen het project om maatwerk te leveren en heeft de gemeente de garantie dat nu
en in de toekomst voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de toekomstige bewoners.
EEE) 0 AE FE /
vore | | AA
_ | ie ct A | f
" ' ET U f /
| | ren ze Koop \ 4 4 d
Ah :
En Hi Re jk If,
Pr AN Cl rt vj |
_n ni L
we dr
ee re koop | B
De Amsterdamse woningmarkt is in beweging. | En
ï
7 De aanname is dat gemiddeld gezien eenpersoonshuishoudens in kleinere woningen wonen dan meerpersoonshuis-
houdens. Op het totale woningbestand van Amsterdam maken woningen tot 60m? 38% uit van de woningvoorraad. Van
het totale aantal huishoudens ligt het aantal eenpersoonshuishoudens in Amsterdam op 53%.
24
Nota Parkeernormen Auto
Beleidsregel 5: Bij het toetsen van nieuwbouwplannen wordt de onderstaande tabel
gehanteerd.
Aantal geëiste en maximaal toegestane A-locaties B-locaties C-locaties
ends Aa aa PT) Maximum Aa aa PT) ALE daa Padd Aa aa PT) ALE daa Padd
parkeernorm _ parkeernorm _ parkeernorm parkeernorm _ parkeernorm _ parkeernorm
Vrije sector
-Woningen tot 30 m? bvo geen 1 0,18 1
-Woningen tussen 30 m? en 60 m? bvo geen 1 0,3 1 maatwerk maatwerk
-Woningen boven de 60 m? bvo geen 1 0,6 1
Sociale huur geen 1 geen 1 maatwerk maatwerk
Figuur 8: parkeernorm bij nieuwbouwwoningen per type woning, voor bewoners (exclusief bezoek). Bewoners worden
uitgesloten van parkeervergunningverlening. Bvo = bruto vloeroppervlak.
Toelichting: Bij de C-locaties wordt gebiedsspecifiek gekeken of de parkeervraag op eigen terrein moet,
of op straat kan worden opgelost. Verder wordt naar de beschikbare (openbare) ruimte gekeken en naar
de actuele parkeerdruk op het maatgevende moment. Gezien de mindere bereikbaarheid per openbaar
vervoer van de C-locaties, is het uitgangspunt bij de toetsing 1 parkeerplaats per woning. Hiervan kan,
mits onderbouwd, naar boven en naar beneden worden afgeweken.
Uitzondering: Bij kleine projecten voor vrije sectorwoningen op B-locaties waarbij de minimumnorm op 4
parkeerplaatsen of lager uitkomt geldt een standaard vrijstelling van de parkeernorm.
8 Bij projecten met minder dan 100 woningen wordt geen minimumparkeernorm gesteld.
Ten opzichte van de oude parkeernormen ligt de minimumparkeernorm een stuk lager.
In de oude situatie werd in het grootste deel van de stad geëist dat bij vrije sectorwoningen minimaal 1 parkeerplaats op eigen
terrein werd gerealiseerd en bij sociale woningbouw minimaal een halve parkeerplaats per woning. Een overzicht van de oude
parkeernormen is in de bijlage 3 opgenomen.
S 54 Parkeernorm bij nieuwbouwwoningen op A-locaties
m Een maximumparkeernorm van één parkeerplek per woning voor alle woningtypen, vrije
sectorwoningen (koop en huur) en sociale huurwoningen.
m Geen minimumparkeernorm voor alle woningtypen, vrije sectorwoningen (koop en huur) en
sociale huurwoningen. De minimumparkeereis is daarmee gelijk aan nul.
m Geen parkeervergunning voor bewoners bij nieuwbouw van alle woningtypen, vrije
sectorwoningen (koop en huur) en sociale huurwoningen.
De verwachte effecten van deze parkeernorm in A-locaties zijn als volgt:
Programmatische effecten
Bij vrije sectorwoningen zullen ontwikkelaars bij kleine projecten er vaak voor kiezen om geen
parkeerplekken te realiseren, omdat dit bij kleinschalige projecten te duur of te ingewikkeld
is. Bij grotere projecten op dure locaties (met name Zuidas en Centrum) is de realisatie
van parkeerplekken vaak rendabel en haalbaar. Daar kunnen ontwikkelaars dan voor het
maximumaantal parkeerplekken kiezen. Op deze plekken kan de maximumparkeernorm van één
parkeerplaats per woning de realisatie van een gemengd woonprogramma aantrekkelijk maken.
Bij grote dure woningen is een parkeernorm van één parkeerplaats vrij krap. Een ontwikkelaar kan
door toevoeging van wat (zeer) kleine woningen zijn parkeerprogramma vergroten. es
Bij sociale huurwoningen is het vrijwel nooit rendabel om parkeerplekken te realiseren en is de Gif
minimale parkeereis nul. Er zullen bij sociale woningen daarom nauwelijks parkeerplekken worden
gerealiseerd anders dan op maaiveld.
Financiële effecten
Per saldo is een positief financieel effect te verwachten. Bij vrije sectorwoningen is een positief
effect te verwachten op de grondopbrengsten. De maximumparkeernorm gaat omhoog, dus daar
waar parkeerplekken realiseren rendabel is kan dit leiden tot extra parkeerplekken en daarmee
extra grondopbrengsten. Daar waar realiseren van parkeerplekken niet rendabel is verdwijnt de
minimum parkeernorm, en daarmee een verplicht onrendabel onderdeel van een project. In enkele
gevallen kan minder ruimte voor parkeren wellicht ook leiden tot meer ruimte voor woningen. Dit
zal leiden tot hogere biedingen bij tenders.
Bij sociale huurwoningen is er een beperkt negatief effect op de grondprijs te verwachten op die
plekken waar een minimale parkeereis gold. Want daar vervalt die minimale parkeereis en waarschijnlijk
dus ook de realisatie van (onrendabele) parkeerplekken. De minimale grondprijs voor parkeren die de
gemeente daarbij in rekening bracht komt dan ook te vervallen. Dat gaat niet om grote bedragen.
Ook hier kan het vervallen van de parkeernorm het gemakkelijker maken op sommige locaties
meer woningen te realiseren, wat dan een positief effect op de grondprijs zou hebben.
8 5.5 Parkeernorm bij nieuwbouwwoningen op B-locaties
m Een maximumparkeernorm van één parkeerplek per woning voor alle woningtypen, vrije
sectorwoningen (koop en huur) en sociale huurwoningen.
m Voor vrije sectorwoningen (koop en huur):
Bij woningen tot 30 m2 bvo, een minimumnorm van 0,1 tenzij het project met minder dan 100
woningen in deze categorie betreft. In dat geval is de norm 0,0 parkeerplek per woning.
Woningen tussen 30 m2? en 60 m? bvo, een minimumnorm van 0,3 parkeerplek per woning.
Woningen boven de 60 m? bvo, een minimumnorm van 0,6 parkeerplek per woning.
Voor alle soorten sociale huurwoningen, geen minimumparkeernorm.
m In gereguleerd gebied geldt bij nieuwbouw van alle woningtypen (vrije sectorwoningen en
sociale huur) dat bewoners worden uitgesloten van parkeervergunningverlening. In gebieden
met (nog) geen regulering wordt daarom vooraf duidelijk aangegeven dat, mocht regulering
worden ingevoerd, bewoners niet in aanmerking komen voor een parkeervergunning.
De verwachte effecten van deze parkeernorm in gebiedstype B zijn als volgt:
Programmatische effecten
Bij vrije sectorwoningen is het in grote delen van gebied B niet rendabel om parkeerplekken te
realiseren. In die gebieden zullen ontwikkelaars naar verwachting vaak de minimumnorm hanteren.
Bij projecten op relatief dure locaties rond het centrum is realisatie van parkeerplekken vaak
wel rendabel. Daar kunnen ontwikkelaars ervoor kiezen om meer dan het minimumaantal
parkeerplekken te realiseren, met een maximum van één parkeerplaats per woning. Op enkele
plekken kan de maximumparkeernorm van één parkeerplaats per woning de realisatie van een
gemengd woonprogramma aantrekkelijk maken. Bij grote dure woningen is een parkeernorm
vrij krap en kan een ontwikkelaar door toevoeging van wat (zeer) kleine woningen zijn
parkeerprogramma vergroten.
Bij sociale huurwoningen is het vrijwel nooit rendabel om parkeerplekken te realiseren en is de
minimale parkeereis nul. Er zullen bij sociale woningen daarom nauwelijks parkeerplekken worden
gerealiseerd anders dan op maaiveld.
26
Nota Parkeernormen Auto
Financiële effecten
Of het effect op de grondopbrengst positief of negatief is hangt af van hoe tenders worden
vormgegeven. Bij vrije sectorwoningen is een positief effect mogelijk. Op verschillende plaatsen
wordt de minimumnorm wat verlaagd. Waar het realiseren van parkeerplekken niet rendabel is,
wordt daarmee een verplicht onrendabel onderdeel van een project verkleind. Dit leidt bij tenders,
waarbij ook op geld of omvang van programma wordt geselecteerd, tot hogere biedingen. Bij
tenders waar niet op geld of op omvang van programma wordt geselecteerd, kan het financiële
effect negatief zijn. Ontwikkelaars hoeven immers geen onrendabele parkeerplekken meer te
realiseren en dan dus ook niet de minimale grondprijs voor een minimaal geëist parkeerprogramma
te betalen.
Bij sociale woningen is het effect op de grondopbrengst waarschijnlijk negatief. Corporaties gaan
minder parkeerplekken realiseren en daarom minder vaak de (al dan niet minimale) grondprijs voor
parkeerplekken afrekenen.
S 5.6 Parkeernorm bij nieuwbouwwoningen op C-locaties
C-locaties zijn zeer diverse gebieden met uiteenlopende kenmerken waarvoor nog geen plannen
zijn en waar maatwerk uitgangspunt is. De programmatische en financiële effecten zijn daarom niet
aan te geven.
8 5./ Sloop/nieuwbouw
Bij sloop/nieuwbouw gelden de normen voor nieuwbouw. Bij renovatie gelden de bestaande
normen en rechten. Er wordt bij sloop/nieuwbouwprojecten niet gesaldeerd. Dit betekent dat de
parkeervraag van de bestaande situatie niet met de parkeervraag van de nieuwe situatie wordt
verrekend. De ontwikkelaar moet op de B- en C-locaties aan de minimumnorm voldoen.
df Ed
Edenville in Amsterdam Zuidoost. Ee £
— As ”
ma Db iT Cr (ATA er k
: | en mi | ETE LRM : rvan Oa
à Ee mnd | I Ll ij | 4 EAN | | 8 1 REDEUOE
- Ei Ei 4 D, fj rn r - IE E TK en
ee ä E d Je f ‘ == j EN led EE ie Ù
ne) rn re Ee
RS a a i ES ES
Oi: md A, Dn En
U, ne
8 En
= ne Ee De Een - |
ae
Ee Ean
Es oer © Ô
A ri
ed :
… il es
te Ì
} Í
E 8
1 TT
IJ | | all i
ed A / |
5 Kf Ee}
| ! pd
Pi | B Ee
u} p\ EN f Es u
| D
| | AT:
| H |
IE r ; | |
_ 5 1
L ji | d
Ee
EE k :
zi as . / Es, BN EE ll mac pas
er, ä VUE e8 h LE ne , er d En RB en
Ted he Ma A VE IK
” De” te . ù a ar E ii Ü rd han ï
r\ ee 5 ef | ee hi ee J E Ke f } Le
ee Pre N ene Den NS ad Ä | f ker il Wy, Ë Í
Herk En Ne En d p ns Kn, Ab 8 4, 4 | £ Jk Kk ij 5
0 rd Ald 1 Red, Ee a Hed , ih
Á Ö pe 3 PA er Aa | dhl | If 8 ie 3 SAE Gri
en TEM BENE IOT TTT NE Ieke
5 e Ke hat ate AREN EN Es eN
di > he EP F en É L md
EE Ù Í sd 8 En En ie eee 5
| | BREN NE € |
Ek 4 Ree W f | U ek -
Studentenappartementen in het complex Blue-Gray, een voormalig - me 5 8 ee ij ___ s B p
i î Eee ar en | - ER OO EE nn TE Ee Te
kantoorpand aan de Meibergdreef. Amsterdam Zuidoost. en ArNe 1 Tnt. u ne Er
= ER = EEP en 1 | eme ls Trek y En Ee 7
Eek ee E: tE ne js Gr , En sb bg er ak L eN a
he Tr EE | ih el ile en ie GE EE gef
er er ER Ov
Te pee kl BEN reke Seber
OE re Pe en ns EN. Ln en hd
Tk. Sioen ee EN zE ee Ps mend me hm ik Ee Een
ri Td EA EE Wi Ans
nn Eren En Trien ee er | ei ie Art en Eem at en
Er den endif ng ee EN NE
Ee a nt ree egt en na tere AE
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 6: Transformatie
86.1 Transformatie
Bij transformatie gaat het om bestaande gebouwen die een andere functie krijgen, bijvoorbeeld
een leegstaand kantoorpand dat wordt omgebouwd voor woningen of een hotel.
Ä Ds B
\ EON B
k Mene © pe Nn 25 he
l a Er \ / & 0
gil Ee en ad Op O, ‚o „9 Ä
E in | Ee 4 10 k ln me El
ie d cr - pr
B @ Ï Ee : 8 #
oen | Pld o
A. LE X
ee E ä o BE
AE Eef EL OH IS
Nese AR
Ta nd Í 5 ; HEL ZR, Pl
| EE lee / EN ij ker N
= k Ln Ln \ eN PS _ S We
| he vof zt a
zi ke „0 ee Pen,
Ë \& „en el
[7 ei: fl
i, le 8 ls
ie ek
Figuur 9: geplande en gerealiseerde transformaties vanaf 2014.
Wanneer kantoren worden getransformeerd naar woningen verschuift de parkeervraag in de tijd. Bij
kantoren is de parkeerdruk het hoogst op de (werk)dag, bij woningen in de avond. Omdat het om
bestaande gebouwen gaat is het realiseren van (extra) parkeerplaatsen op eigen terrein vaak niet
mogelijk. Daarom wordt bij de advisering over parkeren hier maatwerk geboden. Dit kan betekenen
dat bij transformatie het pand wordt uitgesloten van parkeervergunningverlening in gebieden waar
de parkeerdruk hoog is en de transformatie tot een nog hogere parkeerdruk op straat zou leiden. In
gebieden met een bescheiden parkeerdruk of daar waar een transformatie niet tot een hogere (of
zelfs lagere) parkeerdruk leidt kunnen wel parkeervergunningen worden afgegeven.
Beleidsregel 6: Bij transformatie worden de parkeernormen volgens de gegeven
beleidsregels toegepast.
Toelichting: Bij de toetsing worden de plannen volgens de voor de functie geldende normen beoordeeld
om te zien wat de parkeervraag van de nieuwe functie is en wat de parkeervraag van de oude functie
was.
Afwijking: Wanneer de fysieke situatie hiertoe aanleiding geeft, kan van de geldende normen worden
afgeweken. Deze afwijking kan zowel naar beneden (er zijn minder parkeerplaatsen op eigen terrein
dan de norm voorschrijft) als naar boven (er zijn meer parkeerplaatsen op eigen terrein dan de
norm voorschrijft) zijn. Bij afwijking naar beneden gaat de gemeente aangeven of het project wordt
uitgesloten van parkeervergunningverlening of niet. Bij de afweging om een gebouw uit te sluiten
van vergunningverlening wordt gekeken naar de parkeerdruk op het maatgevende moment en de
toevoeging van de parkeervraag in het kader van de transformatie.
es
Hoofdstuk 7: Afwijken van
jk
parkeernormen
Alle nieuwbouwplannen en transformatieplannen worden getoetst aan de parkeernormen. Een
deel van deze plannen zal niet (kunnen) voldoen aan de gestelde minimum parkeernormen. In
dit hoofdstuk een beschrijving onder welke omstandigheden de gemeente kan afwijken van de
parkeernormen. Het gaat hierbij om het afwijken van de eis om een bepaald aantal parkeerplaatsen
op eigen terrein aan te leggen. Bij het beoordelen van de afwijkingsgronden heeft de gemeente
een bepaalde beleidsvrijheid. Bij beleidsregel 5 is een uitzondering opgenomen voor kleine
projecten. Bij de uitzondering heeft de gemeente geen beleidsvrijheid meer waardoor bij kleine
projecten een standaard vrijstelling geldt voor het parkeren op eigen terrein.
3 /.1 Fysieke gronden
In sommige situaties is het fysiek onmogelijk/onwenselijk om bij een nieuwbouwproject vast te
houden aan parkeernormen. Het gaat hierbij om de volgende omstandigheden:
m verkeersveiligheid
Wanneer de enige toegang van een parkeergarage of parkeerterrein op het hoofdnet auto uitkomt.
Wanneer daarmee de minimumnorm niet kan worden gerealiseerd, wordt deze niet opgelegd.
m ondergrond
Als het parkeren op eigen terrein niet anders opgelost kan worden dan met een
ondergrondse parkeergarage, kunnen de volgende overwegingen aanleiding geven tot het
niet verplicht stellen van het parkeren op eigen terrein:
wanneer er archeologische resten in de grond zitten;
wanneer er sprake is van een waterkering;
wanneer de grondwaterstromen in het gebied ernstig verstoord worden;
m autoluwe gebieden
Wanneer nieuwbouw zich volledig in een voetgangersgebied bevindt, is het onmogelijk om
het parkeren op eigen terrein te realiseren.
8 7.2 Niet-fysieke gronden
Naast fysieke gronden kunnen er ook situaties zijn waarbij de gemeente op niet-fysieke gronden
kan besluiten om af te wijken van de parkeernormen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer
er sprake is van een functiewijziging bij een (rijks)monument waarbij het onwenselijk is om het
monument aan te tasten om parkeren op eigen terrein mogelijk te maken.
8 7.3 Afwijken bij kleine projecten
Wanneer er bij een solitaire ontwikkeling? volgens de parkeernorm vier parkeerplekken of minder
gerealiseerd moeten worden, dan kan de gemeente van de normen afwijken. Dit zullen in de
praktijk vooral kleine invulprojecten zijn, waarbij:
de realisatie van een klein aantal parkeerplekken erg lastig en duur is.
de toegang tot deze kleine (stallings)parkeerruimte vaak ten koste gaat van één of twee
openbare parkeerplekken in de straat, waardoor de parkeerdruk niet verbetert.
de toegang tot de kleine te realiseren parkeerruimte vaak leid tot ruimtelijk ongewenste
oplossingen, bijvoorbeeld garagedeuren en/of hellingbanen.
9 Wanneer een kleine ontwikkeling onderdeel is van een groter geheel, bijvoorbeeld bij een blok of wijkje met zelf-
bouwkavels, dan volgt maatwerk.
30
Nota Parkeernormen Auto
Voorbeeld
Wanneer een ontwikkelaar 10 woningen van 50 m? bvo bouwt zou de minimumparkeereis 10 * 0,3 = 3 parkeerplaatsen zijn.
In dit geval wordt geen minimumparkeereis gesteld. De ontwikkelaar mag maximaal 10 parkeerplaatsen maken.
8/4 Afwijken van maximumnorm
Veelal is in de bovenstaande afwijkingsmogelijkheden gesproken over het afwijken van de
minimumparkeernormen. Het is echter ook mogelijk dat de wens bestaat om meer parkeerplaatsen
te maken, dan volgens het beleid maximaal toegestaan zou zijn. Het kan hierbij gaan om kleine
nieuwbouwprojecten waarbij de parkeergarage onder het gebouw iets meer parkeerplaatsen heeft
dan volgens de norm is toegestaan. Wanneer de afwijking geen substantieel hogere automobiliteit
oplevert, kan de gemeente een afwijking naar boven toestaan.
S /.5 Parkeerbalansen
Voor elke functie zijn parkeernormen. Tegelijkertijd is bekend dat vraag naar parkeerplaatsen per
functie in de tijd verschilt. Zo zijn kantoorwerkers in de regel gedurende werkdagen aanwezig, is
bezoek van voorzieningen beperkt tot de openingstijden van deze voorzieningen en is een deel
van de bewoners overdag afwezig.'® Bij realisatie van verschillende functies in één gebouw wordt
hiermee rekening gehouden bij het bepalen van de minimumparkeernorm. Hierdoor hoeven
er vaak minder parkeerplaatsen op eigen terrein worden gemaakt. Voor een gebied wordt een
parkeerbalans gemaakt waarbij men kijkt naar de parkeervraag voor de verschillende momenten
op de dag in de openbare ruimte. Zo komen bezoekers voor kantoren overdag, en bezoekers van
bewoners vaker 's avonds of in het weekend. Beiden kunnen (op hun eigen tijdstip) gebruik maken
van dezelfde parkeerplaats.
Theoretisch zijn ook de garageparkeerplaatsen in een gebied dubbel te gebruiken. In de praktijk
levert dit vaak problemen op, omdat gebruikers/eigenaren geen ‘vreemde’ parkeerders in de eigen
garage willen. Dit heeft deels te maken met de veiligheid ( stallingsgarages zijn verbonden met de
rest van het pand) en met de verwachting dat er een tekort aan parkeerplaatsen ontstaat als niet
iedereen zich aan de in- en uitrijtijden houdt.
S /.6 Compensatie
In voorkomende gevallen is het fysiek onmogelijk of onwenselijk om op het eigen terrein
parkeergelegenheid te realiseren, maar bestaat wel de mogelijkheid om dit elders op te lossen.
Aan de hand van de concrete ontwikkeling moet bepaald worden of de voorgestelde verplaatsing
van parkeergelegenheid aanvaardbaar is (i.v.m. ruimtelijke kwaliteit van de parkeergelegenheid op
de andere locatie, loopafstanden, etc). Om hier wel medewerking te verlenen, is het noodzakelijk
om af te wijken van de eis dat het parkeren op eigen terrein opgelost dient te worden.
8 /./ Parkeervergunningverlening
Wanneer er in een specifiek project op één van de bovengenoemde gronden wordt afgeweken
van de parkeernorm zal ook bepaald worden of er parkeervergunningen worden verstrekt en zo ja
hoeveel. Afwijken van de parkeernorm leidt dus niet automatisch tot parkeervergunningverlening.
en
10 Voor de aanwezigheidspercentages wordt gebruik gemaakt van de actuele kencijfers van het CROW. Gif
VUIEED A8 SNR LE # Ie
ae Ie / LE SS ke Ik Zij , 4 ze
d Ez Li EE Ld mn
et E IJ, Wd Rn 3 Ì Hr 5 5 Pr P j 45 Ne - MEAT End
pt ER Ï p/ ES, MEAN ES BEE A Ï ji
An EER mf (Ae Ek E TE AEN dn
ke FEE bn if ANS EB 4 a NS 178 HEN
at An Ea z ait ge E 5 IN 4 fj ie 5 hi” 8 5 | EÀ ADE KN ee D 4
ee Ber IV TED É | ij ij NN
en MAO VTE UR AL | se
en erft LE (eet d m5 A EA Ae
BEE AN OO
Es MEN 2 If EER SIRE 0 S |
ie PT Rae: zal 4 EH INE f EEE Gi ber Ei Pe le Ie a
Fe al des Hie iv Nl | ZEEMAN & Fil 5 AT at _ p
A kj
=l den ee a La | EM ‚ } 3 | ig ze Pe | Ë
le 3 EOL ESA vel BN EA Nn Á ee
EAR Al im an |
U PE de More u e0NN MANS |
an 1 mi | La m
WM ree NAA SEN ES
zE ON, - | d je es Az EL L 4 : a
md 3 / EE GE En
af j 1’ Te F er = en En ent n Ï .
TN Mb
ì ea = ij "en
mn 4e . ee }
„ De ee Amsterdam Oost. i | , 5 - , : Ee Se =
iT ns 5 en 5 ne
El — F y Ts el S ho Ne en ee _—_ 5 me
dhr NA ee
Nota Parkeernormen Auto
Hoofdstuk 8: Juridisch-planologische
-planologisch
inbeddin
g
88.1 Bestemmingsplan
Op 29 november 2014 is de Woningwet gewijzigd. Tot deze wijziging kon door gemeenten
gekozen worden voor het stellen van parkeernormen via bestemmingsplannen of via de
stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening. Als de parkeernormen via het
bestemmingsplan waren geregeld golden deze als toetsingskader. Als een bestemmingsplan geen
parkeerregeling kende golden voor dat gebied de parkeernormen van de Bouwverordening. Deze
laatste optie is met de wijziging van de Woningwet op termijn uitgesloten, zodat parkeernormen
nu langs de weg van het bestemmingsplan moeten worden opgelegd.
De stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening, waaronder dus ook de regeling van
het aantal parkeerplaatsen, blijven nog gelden tot uiterlijk 1 juli 2018. Wanneer voor een gebied
een nieuw bestemmingsplan in werking treedt vervalt de werking van de parkeerregeling uit de
Bouwverordening.
Bij het regelen van parkeren In het bestemmingsplan hoeven sinds 2014 geen exacte normen voor
parkeren te worden opgenomen. Door een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel
3.1.2, tweede lid onderdeel a Bro) bestaat sinds 1 november 2014 de mogelijkheid om in het
bestemmingsplan een verwijzing naar beleidsregels op te nemen: “Ten behoeve van een goede
ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening
van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels”. Hierdoor
kan, net zoals dit mogelijk was in de Bouwverordening, een flexibele regeling voor parkeren
worden opgenomen in een bestemmingsplan.
De parkeernormering kan aldus op twee manieren via het bestemmingsplan worden geregeld:
1. Een voorwaardelijke verplichting tot het realiseren van een minimum of maximum
aantal parkeerplaatsen, met een verwijzing naar de beleidsregels van de geldende nota
parkeernormen.
2. Het opnemen van een specifieke regeling voor parkeren in een bestemmingsplanregeling.
Een groot voordeel van het verwijzen naar de beleidsnota is dat parkeernormen voor de gehele
stad met één besluit (herziening van de beleidsnota) kunnen worden aangepast. Het is bij wijziging
van de parkeernormering dan niet nodig om elk bestemmingsplan te herzien. In geval van een
specifieke regeling voor een bepaald gebied kan echter worden gekozen voor het opnemen van
een specifieke regeling in het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld indien de normen niet, zoals als
standaard aangegeven in deze nota, gelden per bouwplan, maar moeten worden toegepast op een
samenhangend geheel van ontwikkelingen. Dit is aan de orde wanneer een bouwplan voorziet in
een parkeervoorziening voor meerdere (later) te realiseren gebouwen. Het bestemmingsplan geeft
in dat geval aan in welke samenhang de parkeernormen moeten worden toegepast.
Overigens zal een specifieke regeling voor parkeren die wordt opgenomen in een
bestemmingsplan over het algemeen inhoudelijk niet afwijken van de beleidsregels. Maar
een afwijkende regeling is wel mogelijk omdat de bevoegdheid tot het vaststellen van zowel
bestemmingsplannen alsook het vaststellen van de beleidsregels bij de gemeenteraad ligt. In dat
geval moet expliciet worden aangegeven dat wordt afgeweken van staand beleid. ® Ô
882 Inwerkingtreding beleid
Met de publicatie van de vastgestelde Nota Parkeernormen treedt deze als beleidsregel in
werking. Maar voor de concrete toepasbaarheid ligt dit complexer. Er zijn vier situaties te
onderscheiden:
a. Voor bestemmingsplannen die ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota reeds waren
vastgesteld en een directe verwijzing naar het vastgestelde parkeerbeleid kennen, geldt deze nota
per direct. De beleidsregels gelden als invulling van de verwijzing in het bestemmingsplan.
b. Voor bestemmingsplannen die ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota reeds
waren vastgesteld, maar die in het geheel geen parkeerregeling bevatten geldt tot 1 juli
2018 de Amsterdamse Bouwverordening als aanvullend toetsingskader voor parkeren. In die
Bouwverordening wordt verwezen naar vastgesteld beleid. Op basis hiervan is voorliggende nota in
deze situatie tot 1 juli 2018 toepasbaar. Om na die datum de parkeernormen uit deze nota nog toe
te kunnen passen op ontwikkelingen die passen binnen het geldende bestemmingsplan, is in deze
situatie een nieuw bestemmingsplan of een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Zie hierover ook paragraaf 8.3.
c. In het geval van bestemmingsplannen die ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota reeds
waren vastgesteld en waarin een eigen parkeernormering is opgenomen, blijft de parkeernorm
van het bestemmingsplan het toetsingskader. Een bestemmingsplanregeling kan immers niet opzij
worden gezet door een beleidsregel. Afwijken van het bestemmingsplan ten gunste van
de aanvrager kan echter wel. Zie hierover de laatste alinea onder d.
Dit alles geldt overigens ook voor bestemmingsplannen waarin een uitwerkingsverplichting is
opgenomen. Ook als een bestemmingsplanuitwerking pas na inwerkingtreding van voorliggende
nota wordt vastgesteld moet worden uitgegaan van de parkeernormering als deze in het
moederplan is opgenomen.
d. Daar waar een ontwikkeling (bouwen of gewijzigd gebruik) niet past in het ter plaatse geldende
bestemmingsplan is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
een Wabo-afwijkingsbesluit nodig. In het geval dat de afwijking geen verband houdt met de
parkeernormering (bijvoorbeeld een beperkte overschrijding van de maximumbouwhoogte) geldt
het bepaalde onder a tot en met c onverkort. Daar waar het gaat om een ontwikkeling die wel
een relatie heeft met de parkeernormering moet het parkeerbeleid worden toegepast. Dit zal met
name zijn in geval van een functiewijziging of een uitbreiding van het vloeroppervlak. Indien het
parkeerbeleid strenger is dan het parkeerbeleid uit het geldende bestemmingsplan kan en moet
het parkeerbeleid alleen worden toegepast op de ontwikkeling die niet past binnen het geldende
bestemmingsplan.
Maar indien het parkeerbeleid voor een aanvrager gunstiger is dan de parkeernormering van
het geldende bestemmingsplan kan de aanvrager juist met het aanvragen van een Wabo-
afwijkingsbesluit toepassing van het parkeerbeleid ook voor bestaande situaties afdwingen.
Let op!
Ook in situaties waarbij er de gemeente geen parkeernormen kan afdwingen wordt bij nieuwbouw parkeervergunningverlening
uitgesloten!
34
Nota Parkeernormen Auto
88.3 Invulling hiaten na 1 juli 2018
Zoals in de vorige paragraaf aangegeven kan voor gebieden waar na 1 juli 2018 geen
bestemmingsplan met een adequate parkeerregeling is vastgesteld na die datum het parkeerbeleid
in principe niet worden toegepast. Om ook hier de parkeernormen te kunnen toepassen is een
herziening van de betreffende bestemmingsplannen nodig. Dit kan per plangebied of door
middel van een zogeheten parapluplan, waarbij de betreffende bestemmingsplannen op dit punt
kunnen worden herzien. Gezien onderstaande overwegingen, achten wij het versneld actualiseren
of het vaststellen van een paraplubestemmingsplan echter niet noodzakelijk en zal een reguliere
geleidelijke actualisatie op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening volstaan:
m Daar waar bestemmingsplannen zijn vastgesteld, waarin na 1 juli 2018 niet wordt voorzien in een
adequate parkeerregeling, zal dit hiaat deels ondervangen worden doordat voor ontwikkelingen
die afwijken van het geldende bestemmingsplanregime (bijvoorbeeld een afwijking van de in het
bestemmingsplan aangegeven functie) een Wabo-afwijkingsbesluit nodig is. In dat geval kan het
beleid wel worden toegepast. Zie hierover de vorige paragraaf onder d.
m Past een ontwikkeling wel in het bestemmingsplan, dan zal voor kleine projecten met een
verwachte parkeervraag van vier parkeerplaatsen of minder geen minimumeis worden gesteld,
conform de in het beleid opgenomen uitzondering in beleidsregel 5. Ook in die situatie laat het
niet-toepasbaar zijn van het parkeerbeleid zich niet voelen.
m Het niet kunnen toepassen van parkeerbeleidsregels zal pas merkbaar worden bij grotere
ontwikkelingen (met een parkeervraag van meer dan 4 parkeerplaatsen), die passen in het
bestemmingsplan. Hier kunnen kanttekeningen bij geplaatst worden:
- Als de ontwikkeling reeds is voorzien in het bestemmingsplan, dan is de ruimtelijke
inpasbaarheid van de parkeeroplossing in het bestemmingsplan al vastgesteld. Met andere
woorden: het bestemmingsplan begrenst de mogelijkheden van het gebruik van gronden voor
parkeren. Zo wordt vaak op perceelsniveau aangegeven óf er geparkeerd mag worden en zo
ja, hoe dit vormgegeven kan worden (in de kelder, in de plint, op het onbebouwde terrein of
anderszins. Ruimtelijk kan het parkeren dan ook geen nadelige situatie opleveren;
- Op het gebied van parkeren kan het wel een gemiste kans zijn dat er niet verplicht kan
worden op eigen terrein het parkeeraanbod te realiseren. Daartegenover staat dat het
project wel in zijn geheel zal worden uitgesloten van parkeervergunningverlening, op basis
van beleidsregel 1. De parkeerdruk op straat zal dan ook niet kunnen toenemen. De keuze
is dan aan de initiatiefnemer om de ontwikkeling doorgang te laten vinden met of zonder
parkeergelegenheid op eigen terrein.
In 2019 zal de nieuwe Omgevingswet in werking treden. Op basis van deze wet zullen wij een
omgevingsplan voor de gehele gemeente gaan voorbereiden, die alle bestemmingsplannen
zal gaan vervangen. In het kader van dit omgevingsplan zal het ook mogelijk zijn om voor het
grondgebied van de gemeente parkeereisen te stellen en vervalt deze Nota Parkeernormen
als aanvullend kader doordat deze integraal in het omgevingsplan zal worden opgenomen. Het
aanpassen van de parkeernormen zal dan gaan via een aanpassing van het omgevingsplan.
884 Proces omgevingsvergunning en parkeervergunning
Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd wordt deze op het aspect ‘parkeren’ getoetst
aan de Nota Parkeernormen. Als de aanvraag voldoet aan de gestelde parkeernormen of de in het
beleid opgenomen uitzonderingen, bestaat ten aanzien van het aspect ‘parkeren’ geen belemmering
om de vergunning te verlenen. Als de aanvraag omgevingsvergunning niet zonder meer voldoet
aan de gestelde parkeernormen wordt beoordeeld of de afwijkingsbevoegdheid, zoals beschreven es
in hoofdstuk 7, kan worden toegepast. Indien vallend onder de afwijkingsmogelijkheden worden de Gif
betrokken belangen gewogen om tot een standpunt te komen. Voor alle duidelijkheid: het beleid geeft
in hoofdstuk 7 dus ruimte om van de normen af te wijken. Deze afwijkingsmogelijkheid maakt deel uit
van het beleid. Een dergelijke afwijking kan dus nog steeds leiden tot de conclusie dat een ontwikkeling
in overeenstemming is met het parkeerbeleid (en zou dan ook leiden tot een positieve toetsing aan het
bestemmingsplan).
Indien de vergunning (ook) vanwege het niet passen binnen de beleidsregels voor parkeren moet
worden geweigerd wordt beoordeeld of afwijking van de beleidsregels (en het bestemmingsplan),
gezien de omstandigheden van het geval, aan de orde kan zijn. Indien dit het geval is moet dit ter
beoordeling gemotiveerd worden voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders.
Vergunde nieuwbouw wordt doorgegeven aan de afdeling Parkeren van gemeente Amsterdam zodat
deze kan worden uitgesloten van parkeervergunningverlening. Dit gebeurt middels een zogeheten
‘nulvergunningplafond’. Hiermee worden de betrokken adressen uitgesloten van verlening van een
bewonersparkeervergunningen en bedrijfsparkeervergunningen. Wel kunnen voor deze adressen nog
mantelzorgvergunningen, gehandicaptenvergunningen en bezoekersvergunningen worden verstrekt.
36
Bijlagen Nota Parkeernormen Auto
.
BIJLAGE 1 — Beleidsregels Nota
Parkeernormen
Paragraaf 1: Wettelijk kader
Artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro), artikel 3.2.1, tweede lid onderdeel a van het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro), en de artikelen 2.4. en 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo)
Met de invoering van de reparatiewet BZK 2014 (Besluit van 4 september 2014, Stb. 2014, 333)
is het op basis van het bepaalde in artikel 3.1.2, tweede lid, sub a van het gewijzigde Besluit
ruimtelijke ordening mogelijk om het parkeren expliciet te regelen in een bestemmingsplan.
Hierin is opgenomen dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke
ordening regels kan bevatten, waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven
bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.(artikel 3.2.1, tweede lid onderdeel a van
het Bro). De gemeenteraad is bevoegd regels te stellen in bestemmingsplannen.
Voor de geldende bestemmingsplannen geldt een overgangsregeling tot 1 juli 2018 en blijft de
wettelijke grondslag de Bouwverordening Amsterdam 2013. De wetswijziging heeft tot gevolg dat
Beleidsregels parkeernomen moeten worden vastgesteld die gelden als beoordelingskader voor
de parkeerbepalingen in bestemmingsplannen. Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat
met inachtneming van de bij het plan te geven regels bij een omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van bij het plan aan te geven regels. (artikel 3.6, eerste lid, onder d. van de Wro)
Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken
project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een
omgevingsvergunning,. Burgemeester en wethouders zijn evenzeer bevoegd om in afwijking van
het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. (artikel 2.4 Wat algemene bepalingen
omgevingsrecht en artikel 2.12 van de Wabo)
Het college van Burgemeester en Wethouders heeft de bevoegdheid gemandateerd aan het
algemeen bestuur van de bestuurscommissies om op de aanvraag omgevingsvergunning te
beslissen in de gevallen die zijn opgenomen onder bijlage 3 van het bevoegdhedenregister
bestuurscommissies.
Voor alle bevoegdheden in het bevoegdhedenregister geldt de beperking dat de
bestuurscommissie hiervan slechts gebruik kan maken voor zover dit plaatsvindt binnen de door
de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders vastgelegd in
beleidsregels.
Paragraaf 2: Begripsbepalingen
In het beleid parkeernormen wordt verstaan onder:
parkeernorm: het aantal parkeerplaatsen dat minimaal moet of maximaal mag worden gerealiseerd
bij een bepaalde functie.
Minimum- en maximumparkeernorm: het aantal parkeerplaatsen dat is toegestaan bij een bepaalde
oppervlakte van de functie vermenigvuldigd met de parkeernorm
Eigen terrein: Het bouwoppervlak waarop de ontwikkeling wordt gerealiseerd, daaronder
begrepen het daarbij behorende terrein dat als parkeerterrein is bestemd.
Functies: Wonen —-gebouwen met een woonfunctie.
Met de parkeernormen is onderscheid gemaakt tussen:
sociale huurwoningen: woningen met een huur onder de liberalisatiegrens!
vrije sectorwoning koopwoningen of woningen met een huur boven de liberalisatiegrens.
es
1 De liberalisatiegrens is in 2016 € 710,68. Een uitgebreidere toelichting van het begrip staat in bijlage 2. Gif
Kantoren: gebouwen met een kantoorfunctie.
Voorzieningen: een gebouw dat geen woonfunctie of kantoorfunctie heeft valt onder deze
categorie. Het kan gaan om commerciële functies van gebouwen (hotels, bedrijven, ziekenhuizen)
of maatschappelijke functies (scholen, sportvoorzieningen, kerken en moskeeën).
Ontwikkeling: Realisatie van een gebouw of een op samenhang gericht bouwproject in een
bepaald gebied.
Sloop/nieuwbouw en nieuwbouw: Wanneer op hetzelfde perceel, na de sloop van eerdere
bebouwing, een nieuwe ontwikkeling wordt gerealiseerd is er sprake van sloop/nieuwbouw.
Wanneer er een nieuwe ontwikkeling op een perceel wordt neergezet wat hiervoor nog geen
bebouwing kende is er sprake van nieuwbouw.
Transformatie: Wanneer de functie van bestaande bebouwing wordt gewijzigd. Daaronder wordt
begrepen het aanbrengen van wijzigingen aan een bestaand gebouw om dit geschikt te maken
voor de functiewijziging, of het uitbreiden van een bestaand gebouw met één of meerdere
verdiepingen.
Paragraaf 3: Parkeerplaatsen en vergunningverlening bij nieuwbouw
3.1: Het realiseren van parkeerplaatsen bij nieuwbouw moet op eigen terrein.
Toelichting: Bij het realiseren van nieuwbouw moet ten behoeve van het parkeren van auto's ruimte
zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel het daarbij behorend onbebouwde terrein
dat als parkeerterrein is bestemd. De maatvoering van de parkeerplaatsen moet voldoen aan de
gangbare richtlijnen voor de inrichting van parkeerplaatsen (CROW richtlijnen) en goed bereikbaar
zijn.
3.2: Alle nieuwbouw wordt uitgesloten van parkeervergunningverlening.
Toelichting: Het beleid geldt voor alle nieuwbouw van zowel woningen, kantoren en voorzieningen.
De uitsluiting van parkeervergunningverlening geldt ook voor nieuwbouw in gebieden die op dit
moment nog geen betaald parkeren hebben. Nieuwbouw in deze gebieden zal op een garagelijst
gezet worden. Als in de toekomst ook in deze gebieden betaald parkeren wordt ingevoerd zullen
de bewoners of werknemers van de gebouwen op de garagelijst niet in aanmerking komen voor
een parkeervergunning. Wanneer nieuwbouw plaatsvindt in die delen van de stad waarin het
parkeren middels een blauwe zone met ontheffingen geregeld is, zal de nieuwbouw uitgesloten
worden van een ontheffing om in de blauwe zone te parkeren.
38
Bijlagen Nota Parkeernormen Auto
Paragraaf 4: De gebiedsindeling
4.1: Bij het toepassen van parkeernormen wordt de onderstaande gebiedsindeling
gehanteerd:
Ee 5 ENEN en, | Et a Es Ti
Ee \ en Ë Ed v7 Ene
al k | \ a Nn ee 7 er af í En sin + ä f Ee S
K i | 1 re # Ed ee - Bd re 4 d In E
À ne rem: nd Á } At an den Pd 1 -
5 d, Ë Et nn el de, \ P, o E rid eN De . l ok jr d
1 Ni: ie mis 4 Ks Bos Lj f en ef
A, nl p ik 7 En ï ke at 2 jk f D, e ve zj atd
Í & ve Ave Ee À ie EN, \ ' nd
4 OO ES Ben AS ES
nl en f ee LEET EE NE bh
f lie A 1 LA d nde is ot. 4 Sen
| rn en eee en Ee Le
| se ë zl ij Pit, e BE Je Sn '
Í Str iT Fee Elbe en IE ö de RN he. An Er
d Ô Pd an en: k bes ge Zr dn p
| ee Nb A Ean SN ee
| XG Le De jo ge EN N | ci
ef ie , ls \ 8 - \ * a k ER / all mas
| NEE mT 7 7 Ne Ln EE girl
# Pi Zi EA eel
Ús LR | ‚ NN by LRE
sl pe 4 ë De hen IJ en „ ä
f 6, Eras il a
Ì IL . Sv En E sd En an ; ENG 3 ee ï } d
bekaie k ka : 5 J nr / dA EK D j Ml Gemeente
Bieren A, 6 5, ___ he ke Prnterden
EN Chacun Voi À kn En x
B weke sh 4 3 Te UE beatinhaart
egte gekeerd ï es he ee
E Bk, # : Ne | eN ml ï
Afbeelding: gebiedsindeling parkeernormen met de ABC-locaties in beeld (A = paars, B = grijs, C = oranje)
Toelichting: De A-locaties (op het kaartje paars) kenmerken zich door een zeer goede OV-
bereikbaarheid. Gebieden die dicht bij een intercitystation?® zijn als A-locatie aangemerkt. Ook de
binnenstad van Amsterdam en de Wibautas zijn als A-locatie geclassificeerd. In deze gebieden
schrijft de gemeente alleen een maximumparkeernorm voor.
De B-locaties (op het kaartje grijs) hebben goed openbaar vervoer, maar liggen verder van de
intercitystations af. Het grootste deel van Amsterdam wordt als B-locatie geclassificeerd. Hier
kiest de gemeente ervoor om naast een maximumparkeernorm ook een minimumparkeernorm te
hanteren. Ontwikkelaars worden verplicht om bij nieuwbouw een minimum aantal parkeerplaatsen
op eigen terrein te realiseren.
De C-locaties (op het kaartje oranje) bestaan uit Landelijk Noord, Driemond, het Havengebied en
een aantal bedrijventerreinen en sportlocaties. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is minder
goed dan in de rest van de stad. Bij nieuwbouwplannen in deze gebieden zal maatwerk nodig zijn.
Het kan zijn dat de gemeente eist dat het parkeren op eigen terrein opgelost wordt, maar ook het
parkeren op straat kan een optie zijn.
en
2 Amsterdam Centraal, Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam Zuid, Amsterdam Bijlmer/Arena en Amsterdam Amstel. Gif
Paragraaf 5: Parkeernormen
5.1: Kantoren
Voor kantoren worden alleen maximumparkeernormen gehanteerd volgens de onderstaande
opsomming per gebied.
A-locaties: maximaal 1 parkeerplaats per 250m? bruto vloeroppervlak.
B-locaties: maximaal 1 parkeerplaats per 125m? bruto vloeroppervlak.
C-locaties: maatwerk
Toelichting: Ontwikkelaars krijgen een beperking opgelegd voor het aantal parkeerplaatsen
wat zij per kantoor mogen aanleggen.” Er zijn geen plannen voor het realiseren van kantoren op
C-locaties. Als er in de toekomst plannen voor nieuwe kantoren op C-locaties gemaakt worden zal
afhankelijk van het gebied gekeken worden wat de maximumnorm moet worden.
5.2: Voorzieningen
Bij het vaststellen van parkeernormen voor voorzieningen vormen de actuele kencijfers van
de CROW het uitgangspunt, gecombineerd met actuele Amsterdamse gegevens over de
verkeersgeneratie van specifieke functies.
Toelichting: Bij de toetsing aan de hand van de kencijfers zal gebieds- en functiespecifiek gekeken
worden of de parkeervraag op eigen terrein moet worden opgelost of dat de parkeervraag op
straat kan worden opgevangen. Indien de parkeervraag op straat wordt opgevangen zal aanvullend
beoordeeld worden of de werknemers van de betreffende voorziening in aanmerking komen voor
een parkeervergunning of niet.
5.3: Woningen
Bij het toetsen van nieuwbouwplannen wordt de onderstaande tabel gehanteerd.
toegestane parkeerplaatsen
per woning Aat Tae ALE aaa Aat Tae ALE aaa Aat Tae ALE aaa
parkeernorm parkeernorm parkeernorm parkeernorm parkeernorm parkeernorm
Vrije sector
-Woningen tot 30 m? bvo geen 1 0,1% 1
-Woningen tussen 30 m? en 60m? bvo geen 1 0,3 1 Maatwerk Maatwerk
-Woningen boven de 60 m? bvo geen 1 0,6 1
Sociale huur geen 1 geen 1 Maatwerk Maatwerk
Tabel: Parkeernorm bij nieuwbouwwoningen per type woning, voor bewoners (exclusief bezoek). Bewoners worden
uitgesloten van parkeervergunningverlening. Bvo = bruto vloeroppervlak.
Toelichting: Bij de C-locaties wordt gebiedsspecifiek gekeken of de parkeervraag op eigen terrein
moet worden opgelost of dat deze op straat kan worden opgelost. Verder wordt naar de beschikbare
(openbare) ruimte gekeken en naar de actuele parkeerdruk op het maatgevende moment. Gezien
de mindere openbaar vervoerbereikbaarheid van de C-locaties is het uitgangspunt bij de toetsing
1 parkeerplaats per woning. Hiervan kan, onderbouwd, naar boven en naar beneden worden
afgeweken.
Uitzondering: bij kleine projecten waarbij de minimumnorm op 4 parkeerplaatsen of lager
uitkomt geldt een standaard vrijstelling van de parkeernorm. Per project zal bepaald worden of de
nieuwbouw wordt uitgesloten van parkeervergunningverlening. Hierbij zal de parkeerdruk op het
maatgevend moment en de beschikbare openbare ruimte bepalend zijn.
3 Bij projecten met minder dan 100 woningen wordt geen minimumparkeereis gesteld. De norm komt dan op o,o
40 parkeerplaats per woning.
Bijlagen Nota Parkeernormen Auto
5.4: Transformatie
Bij transformatie worden de parkeernormen volgens de gegeven beleidsregels toegepast.
Toelichting: Bij de toetsing wordt de ontwikkeling volgens de voor de functie geldende parkeer
normen beoordeeld om te zien wat de parkeervraag is van de nieuwe functie
Uitzondering: Wanneer de fysieke situatie hiertoe aanleiding geeft kan van de geldende normen
worden afgeweken. Deze afwijking kan zowel naar beneden (er zijn minder parkeerplaatsen op
eigen terrein dan de norm voorschrijft) als naar boven (er zijn meer parkeerplaatsen op eigen
terrein dan de norm voorschrijft) zijn. Wanneer er naar beneden wordt afgeweken zal de gemeente
aangeven of het project wordt uitgesloten van parkeervergunningverlening of niet. Bij de afweging
om een functie uit te sluiten van vergunningverlening wordt gekeken naar de parkeerdruk op het
moment en de parkeervraag in het kader van de transformatie
Paragraaf 6: Afwijken van parkeernormen
Het college kan afwijken van de parkeernormering en vergunningverlening bij nieuwbouw,
indien naar het oordeel van het college het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein
bij een ontwikkeling op overwegende bezwaren stuit , en naar het oordeel van het college op
andere geschikte wijze in de benodigde parkeerplaatsen wordt voorzien. Het college kan daarbij
voorwaarden opnemen in de vergunning.
Toelichting: Overwegende bezwaren kunnen zijn dat het redelijkerwijs fysiek onmogelijk is
of, uit verkeersveiligeidsoogpunt niet aanvaardbaar is om parkeerplaatsen op eigen terrein te
realiseren. Het realiseren van parkeerplaatsen elders dan op eigen terrein dient planologisch
bestemd en voldoende verzekerd te zijn. Ook de samenhang met de ontwikkeling moet
voldoende zijn geborgd. De parkeerplaatsen dienen op redelijke afstand van de functie te
worden gerealiseerd. De richtlijnen van de Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de
Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) inzake de afstand tot de functie
zijn hierbij maatgevend. Indien de ontwikkeling meerdere functies omvat kan in de afweging
het gecombineerd gebruik van de parkeerplaatsen worden meegenomen mits ten behoeve
van de woonfunctie het minimum aantal parkeerplaatsen is gegarandeerd, en dit vanwege
bijvoorbeeld de verkeer aantrekkende werking van gecombineerd gebruik niet op bezwaren stuit.
Parkeervergunningverlening is slechts mogelijk indien de parkeerdruk in de omgeving van de
ontwikkeling dit toelaat, inclusief de parkeerdruk vanuit de nieuw te realiseren functie.
Paragraaf /: Hardheidsclausule
Het college kan van de bepalingen opgenomen in dit beleid afwijken, voor zover de toepassing
gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van
overwegende aard.
Paragraaf 8: Toepassingsbereik en inwerkingtreding
8.1: De Nota Parkeernormen is van toepassing op een vergunning aanvraag omgevingsrecht die is
ingediend, en alle ontwikkelingen waarvoor de eerste grondprijsovereenkomst wordt vastgesteld,
na de inwerkingtreding van de Nota Parkeernormen.
8.2: Inwerkingtreding
De Nota Parkeernormen treedt in werking op een door de Gemeenteraad te bepalen tijdstip.
BIJLAGE 2 — Sociale huurwonin
7 g
Sociale huurwoning
Woningen met een huur onder de liberalisatiegrens (€ 710,68 in 2016) behoren tot de
sociale of reguleerde huursector. Voor deze woningen mag de huur niet hoger zijn dan
het bedrag dat redelijk wordt geacht op basis van het puntensysteem voor huurwoningen
(woningwaarderingsstelsel) is de maximale huurprijsgrens.
De overheid stelt jaarlijks het percentage vast waarmee deze huren mogen stijgen.
Wat bepaalt of een woning sociale huurwoning is of niet?
De aanvangshuur (de huur die in het huurcontract staat) ligt op of onder de liberalisatiegrens. Dat is
kale huur, dat wil zeggen zonder servicekosten, gas, elektra en dergelijke.
Het kan voorkomen dat een zittende huurder door de jaarlijkse huurverhogingen een huur heeft
gekregen boven de liberalisatiegrens, mits de huur niet hoger is dan de maximale huurprijs volgens
het puntensysteem. De woning is dan nog steeds een sociale huurwoning.
Woningcorporaties moeten per 1-1-2016 ten minste 90% van de vrijkomende sociale huurwoningen
toewijzen aan de doelgroep, dat wil zeggen mensen met een inkomen tot € 39.874,-. Ten minste
80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moeten worden toegewezen huishoudens met een
inkomen tot € 35.739,
Huishoudens met recht op huurtoeslag moeten in principe een woning toegewezen krijgen met
een huur onder de aftoppingsgrenzen van € 586,68 en € 628,76 (voor 95% van de gevallen =
passendheidsnorm). Woningcorporaties hebben derhalve 5% speelruimte.
Maximale huur
Wat een verhuurder voor een sociale huurwoning mag vragen, wordt bepaald door het aantal
WWS-punten. Het aantal punten bepaalt de maximum toegestane huurprijs.
42
Bijlagen Nota Parkeernormen Auto
Particuliere ontwikkelaars
Het realiseren van sociale huurwoningen is geen alleen recht voor woningcorporaties. Ook
particuliere ontwikkelaars kunnen deze realiseren en exploiteren. Soms leidt dit wel tot
onduidelijkheden of discussies. Omdat particuliere ontwikkelaars in veel gevallen in de details het
wat anders regelen dan corporaties.
Zo was er discussie met Bouwinvest over de sociale huurwoningen op het Stadionplein (met name
voor ouderen). Discussie was daarbij hoe die woningen voor bepaalde ouderen wel bereikbaar
zijn als bewoners geconfronteerd worden met een inkomensdaling. Na een gesprek hierover heeft
Bouwinvest toegezegd in specifieke gevallen bereid te zijn de kale huurprijs te verlagen zodat de
rekenhuur onder de liberalisatiegrens komt te liggen en bewoners dan toch in aanmerking komen
voor huurtoeslag (bij particuliere verhuur gelden geen aftoppingsgrenzen).
(Rekenhuur = de kale huur plus enkele subsidiabele servicekosten, zoals kosten voor de lift,
verlichting, schoonmaakkosten en dergelijke).
Woonvergunning
Als iemand een sociale huurwoning gaat bewonen dus ( met een huur tot € 710,69) of al een
eigenaar een koopwoning verhuurt tot hetzelfde bedrag, of de eigenaar iemand gratis laat
wonen, dan is in Amsterdam een woonvergunning verplicht. De woningcorporaties verlenen zelf
de woonvergunningen, de gemeente aan particulieren. Voor onzelfstandige woningen is geen
woonvergunning vereist.
De woonvergunning is niet meer dan een beslissing van de gemeente dat iemand op een bepaalde
woning mag gaan wonen.
Ook hier was laatst in Zuid discussie over met betrekking tot het gebouwde
Woenstduinstraatcomplex. Indien een woning evident geen sociale huurwoning is, is het beleid
van de gemeente om dan geen woonvergunning af te geven. Omdat de gemeente een anterieure
overeenkomst had afgesloten met de eigenaar van de woningen met als afspraak dat hij de
woningen voor tien jaar als sociale huurwoning zal gaan verhuren, heeft de gemeente in dat geval
alsnog de benodigde woonvergunningen verleend.
es
Overzicht van de parkeernormen 2016
Oude normen A-locaties LA Koker: alek) C-locaties
Kantoren Minimaal 1: 250 m? bvo Minimaal 1:125 m? bvo Maatwerk
Maximaal 1:250 m? bvo Maximaal 1:125 m2 bvo
Voorzieningen Maatwerk
Transformatie van bestaande panden Maatwerk
bvo = bruto vloeroppervlak.
Oude normen KST La Va] Noord West Nieuw-West Zuid Zuidoost
Vrije-sectorwoningen Geen minimum- Minimaal 1 Minimaal 0,6 Minimaal 1 Minimaal 1 Minimaal 1
norm pp/pw pp/pw pp/pw pp/pw pp/pw
Maximaal 0,5 pp/pw Geen maxi- Maximaal 0,9 __ Geen maxi- Geen maxi- Geen maxi-
mum pp/pw mum mum mum
Sociale huurwoningen Geen minimum- Minimaal 0,5 Minimaal 0,4 Minimaal 0,7 Minimaal 0,7 Minimaal 0,5
norm pp/pw pp p/w pp/pw pp/pw pp/pw
Maximaal 0,5 pp/pw Geen maxi- Maximaal 0,6 Geen maxi- Geen maxi- Geen maxi-
mum pp/pw mum mum mum
Studentenwoningen Geen minimum- Minimaal 0,1
norm pp p/w
Maximaal 0,5 pp/pw Geen maxi-
mum
pp p/w = parkeerplaats per woning.
Oude normen stadsdeel Oost
Parkeernormen per gebied in Oost
Gebied 1a Gebied 1b Gebied 2 Gebied 3
Categorie Maximum normen Bandbreedte Bandbreedte maatwerk
Sociale huur 0,5 0,5-1 0,7 -1 maatwerk
Middeldure huur of middeldure koop 0,7 0,7 -1 09-14 maatwerk
Dure huur en koop 1 0,9-—1,5 1-2 maatwerk
Serviceflat/ aanleunwoning 0,2 0,2-—0,6 0,2-—0,6 maatwerk
Kamerverhuur 0,15 0,15 —0,6 0,15 —0,6 maatwerk
Definities:
Sociale huur: huur onder liberalisatiegrens.
Middeldure huur en middeldure koop: huur van liberalisatiegrens tot en met € 950,-.
Koopprijs onder de € 260.000,-.
Dure huur en koop: huur boven de € 950,- en koopprijs boven de € 260.000,-.
Serviceflat/aanleunwoning: zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen.
Kamerverhuur: verhuur onzelfstandige woningen en studentenwoningen.
44
Bijlagen Nota Parkeernormen Auto
Onderstaande kaart is een gebiedsindeling van stadsdeel Oost. Gebied 1a is de omgeving van het
Amstelstation. Gebied 1b is onder andere de Weesperzijdestrook, Oosterparkbuurt, Transvaalbuurt
en de Oostelijke Handelskade. Gebied 2 is het grootste gedeelte van het overig bebouwde deel
van stadsdeel Oost. Gebied 3 zijn gebieden met diverse karakters en functies.
Pel hun EK | jk”
Ad ie) nnn. at - mr FP ì
Ee Á- DE hd a 2e
Fi: ae : zt een ee E en ns
en Eri, Ì Ega d vr ie a
EEE TT |
be , en rm ge £ EE 0 ‘ 1 Te E
SE, ab ee
ze ij, dad S ei : Ta
tE” : en rd a kee LN 8 Ge a Ear Ju Fan
: On EEN
N p Eg Ki ks
i : Ô nend ke e * /
Ek eN EREN NEW
RCN VS Nt
Miet ee ES 4e
E Pe 4 E = € dé ed ad . d
EN lee rdt \
E B E
SS LA 8 s
NS | |
L ) d 5 NN | E, p
nn
hen
BIJLAGE 4 — Bronverwijzingen
Verwijzingen (alfabetisch)
Afspraken op Hoofdlijnen (2015), Gemeente Amsterdam
Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid (2015), Gemeente Amsterdam
Beleidsregel bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Verordening
Amsterdamse Middensegment Hypotheek (2004).
Beleidsregel Parkeernormen Deventer 2013 (2013), Gemeente Deventer
Bouwen aan de Stad II (2014), Gemeente Amsterdam
Creatief parkeren in Nieuw-West. Nota Parkeernormen. Uitwerking Parkeerbeleidsplan 2012-2020,
versie 1.0 (2012), Gemeente Amsterdam, stadsdeel Nieuw-West
Duurzaam Amsterdam (2015), Gemeente Amsterdam
Koers 2025. Ruimte voor de stad (2016), Gemeente Amsterdam
Locatiebeleid Amsterdam (2008)
Nota parkeernormen Centrum 2013 (2013) Gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum
Nota Parkeernormen Deventer 2013 Auto en Fiets (2013), Gemeente Deventer
Nota Parkeerbeleid stadsdeel Oost 2012 (2012), Gemeente Amsterdam, stadsdeel Oost
Nota Parkeernormen Den Haag (2011), Gemeente Den Haag
Nota Parkeernormen stadsdeel Oost 2011, conceptversie (2011), Gemeente Amsterdam, stadsdeel Oost
Onderzoek Parkeerbehoefte Zuidas (2014), Ecorys
Overspannen of ontspannen? (2015), WOON Amsterdam
Parkeernota 2012-2020 (2012), Gemeente Amsterdam, stadsdeel West Parkeernota Zuidoost
2008 (2008), Gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuidoost Parkeerverordening (2013), Gemeente
Amsterdam
Parkeren en ruimtelijke ordening. Een wereld te winnen (2014), Kennisplatform Verkeer en Vervoer, KpVV
Parkeren in Beweging. Parkeerplan Rotterdam 2015-2018, consultatieversie (2015),
Gemeente Rotterdam
Parkeren in Zuid. Nota Parkeren 2011, geactualiseerde versie 2014 (2014), Gemeente Amsterdam,
stadsdeel Zuid
Parkeren op maat stadsdeel Noord (2012)
Ruimte voor de Stad. Ontwikkelstrategie Amsterdam 2025 (2015), Gemeente Amsterdam
Stad in Balans. Startdocument (2015), Gemeente Amsterdam
Strategische Kennisagenda. Transformatie & Verdichting (2015), Gemeente Amsterdam
Structuurvisie Amsterdam 2040: Economisch sterk en duurzaam (2015), Gemeente Amsterdam
Toetsingskader Noodzaak Gebouwd Parkeren (2004)
Uitvoeringsagenda Mobiliteit (2015), Gemeente Amsterdam
Verordening Parkeerbelastingen (2016), Gemeente Amsterdam
46
Bijlagen Nota Parkeernormen Auto
Le
| I | 5 Dn
| IE st |
nn. en dd rn
5 n E Sl Hd
ij ij ki
TETN
=S | | |
Ee Sp È
n eh | | SE Wi d
NN = eN ||
Wel od | el 7 AD AE
Ef | AN en
k k k IE lm | vesie f
ee me Va 14 <u mn B
KN Kein Me Se RN rad fj P 10
in
td Pk
En Er en ee” ie ad ' R hel | :
| Onderzoeksrapport | 48 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 726
Publicatiedatum 18 september 2013
Ingekomen onder N
Ingekomen op woensdag 11 september 2013
Behandeld op woensdag 11 september 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Alberts inzake het beheer van de damherten in
de Amsterdamse Waterleidingduinen.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 20 augustus 2013 tot kennisnemen van het besluit van het college tot
het wijzigen van het beheer van de damherten in de Amsterdamse
Waterleidingduinen (AWD) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 668);
Overwegende dat:
— de gemeenteraad van Amsterdam grote waarde hecht aan de instandhouding
van een robuuste, gezonde en zichtbaar aanwezige populatie damherten in de
Amsterdamse Waterleidingduinen;
Constaterende dat:
— op 22 juni 2011 de motie van het raadslid de heer Jager door de gemeenteraad is
aangenomen, waarin de raad de volgende condities stelt waaraan voldaan dient
te worden bij het toestaan van afschot als beheermaatregel (Gemeenteblad
2011, afd. 1, nr. 511):
1. afschot geschiedt enkel door professionele krachten onder regie van de
beheerders van Waternet en is gericht op stabilisatie van de kudde en is niet
opbrengstgedreven;
2. afschot volgt het sociale leven van de populatie en richt zich enkel op zwakke
en zieke dieren die uit de kudde treden en geschiedt pas na deskundig
oordeel van de Waternetbeheerders;
Voorts overwegende dat:
het college geneigd is deze raadsuitspraak naast zich neer te leggen,
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 726 Moti
Datum 18 september 2013 otie
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
onverkort vast te houden aan de condities die de gemeenteraad via de motie-Jager
stelt om afschot als beheermaatregel voor duurzaam beheer van de damherten in de
Amsterdamse Waterleidingduinen toe te staan.
Het lid van de gemeenteraad,
R. Alberts
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Raadsactualiteit voor de raadsvergadering van
woensdag 10 en donderdag 11 oktober 2018
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 825
Publicatiedatum 5 oktober 2018
Agendapunt 17A
Datum actualiteit 4 oktober 2018
Onderwerp
Actualiteit van het lid Kreuger inzake de onveilige tunnels bij metrostations en het
Centraal Station
Aan de gemeenteraad
Op 4 oktober 2018 berichtte Het Parool! over de onveiligheid van de tunnels bij de
metrostations Rokin en Vijzelgracht en de tunnels bij het Centraal Station. Twee
deskundigen van de Amsterdamse brandweer hebben gewaarschuwd voor de
veiligheidssituatie bij tunnels, die op zichzelf aan de regelgeving voldoen, maar in
combinatie met bijvoorbeeld andere tunnels of parkeergarages tot gevaarlijke
situaties kan leiden door o.a. rookontwikkeling bij brand. Volgens de deskundigen zou
uit simulatieberekeningen blijken dat de kans op slachtoffers hoog is. Dit zou te wijten
zijn aan ontwerpfouten en een verouderde veiligheidsfilosofie.
Reden van spoedeisendheid
De indiener wil naar aanleiding van de schokkende berichtgeving opheldering van het
college over de veiligheidssituatie in de tunnels van het Amsterdamse openbaar
vervoer en in het bijzonder de tunnels bij het Centraal Station en de metrostations
Rokin en Vijzelgracht. Ook wil de indiener weten hoe het mogelijk is dat dergelijke
ontwerpfouten gemaakt worden en wie hiervoor verantwoordelijk is.
Het college moet alle mogelijke maatregelen nemen om een van haar kerntaken uit te
voeren en de trein- en metrostations zo veilig mogelijk te houden om slachtoffers te
voorkomen.
Het lid van de gemeenteraad,
K.M. Kreuger
1 https://www.parool.nl/amsterdam/brandweer-tunnels-metrostations-en-cs-zijn-
onveilig-a4605549/
4
| Actualiteit | 1 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
Aanpak Sociaal Werkgeverschap
Plan van aanpak — directie WPI
Achtergrond
In Amsterdam hebben veel inwoners het goed, maar er zijn ook mensen in een kwetsbare situatie:
tienduizenden Amsterdammers kampen met financiële problemen, een vijfde van de
Amsterdamse huishoudens leeft in armoede en ongeveer 1 op de 5 Amsterdammers is
laaggeletterd. Een aanzienlijk deel van deze kwetsbare groepen werkt, dan wel in een eigen
onderneming dan wel in loondienst. Onderzoek van het Nibud (Personeel met schulden, 2017)
toont aan dat 62% van de werkgevers te maken heeft met personeel met schulden. Een
werknemer met schulden en financiële stress is vaker ziek, minder productief en brengt qua
loonadministratie hoge kosten met zich mee. Gemiddeld kost dit alles een werkgever ca. €13.000,-
per jaar per werknemer.
Uit het onderzoek van het Nibud blijkt dat een derde van de werkgevers schulden ziet als reden
om een contract niet te verlengen en bijna een vijfde deel als reden voor ontslag. Daar staat
tegenover dat 80% van de werkgevers aangeeft werknemers met geldproblemen wel te willen
ondersteunen. Ook laaggeletterdheid is een probleem dat mensen mee brengen naar de
werkvloer. Laaggeletterdheid kan zorgen voor hoger ziekteverzuim (UWV, 2017), door een
slechtere gezondheid, meer stress en schaamte. Laaggeletterde werknemers zijn doorgaans
minder productief en ze maken eerder fouten, doordat ze informatie vaak minder goed begrijpen.
Bijvoorbeeld bij het lezen van veiligheidsvoorschriften.
Voor inwoners van Amsterdam met (beginnende) geldproblemen en/of een taalachterstand heeft
de gemeente een divers aanbod van hulp en voorzieningen. Toch bereiken we hier nog niet alle
kwetsbare groepen mee. Dat geldt onder andere voor mensen die werken. Werkgevers kunnen
een belangrijke rol spelen om de situatie van hun medewerkers te verbeteren. Ze kunnen
problemen tijdig signaleren (o.a. via loonbeslagen) en daardoor helpen bij het voorkomen van
oplopende problemen en bij het oplossen ervan. Dat laatste kan bijvoorbeeld door te stimuleren
dat medewerkers basisvaardigheden (taal, digitaal en rekenen) verbeteren.
Verschillende werkgevers die zijn aangesloten bij het Amsterdams Taalakkoord geven aan dat ze
hun werknemers wel willen ondersteunen, maar niet altijd weten hoe ze dit kunnen organiseren.
Ze hebben graag meer inzicht in de relevante ondersteuningsmogelijkheden voor hun
medewerkers en kunnen hiervoor het liefst op één plek bij de gemeente terecht. Bovenal willen
werkgevers hun personeel zo goed mogelijk ondersteunen, ook bij geldproblemen.
Vanwege de relevantie om (extra) in te zetten op ondersteuning aan kwetsbare werkenden en de
mogelijkheden die we hier nog beter voor kunnen benutten hebben ertoe geleid dat we een plan
Gemeente Amsterdam Pagina 2 van 4
van aanpak hebben opgesteld om zowel binnen onze eigen organisatie als bij andere werkgevers
de hulp en ondersteuning in relatie tot taal- en financiële problematiek uit te breiden.
Intern: Schulden op de Werkvloer
In 2016 is binnen de gemeente op kleine schaal gestart met de aanpak Schulden op de Werkvloer.
Hiermee geven we als werkgever het goede voorbeeld door eigen medewerkers met financiële
problemen te helpen. In de afgelopen jaren ontwikkelden we de aanpak verder en in juni 2020
rolden we Schulden op de Werkvloer gemeentebreed uit. Inmiddels komen alle medewerkers
ervoor in aanmerking. Ze kunnen zichzelf aanmelden, maar ook leidinggevenden kunnen dat
doen. Na een aanmelding wordt een intake gepland met een medewerker van de Kredietbank
Amsterdam. Vervolgens wordt passende hulpverlening vastgesteld en georganiseerd. Dit kan
variëren van financieel advies tot schuldhulpverlening, budgetbeheer of bedrijfsmaatschappelijk
werk. Het aantal aanmeldingen voor hulp steeg van 13 medewerkers in 2019 naar 40 medewerkers
in 2020.
In het najaar zijn we als onderdeel van Schulden op de Werkvloer gestart met het organiseren van
maandelijkse workshops over schuldenproblematiek voor leidinggevenden. Deze workshops
geven inzicht in het hulpaanbod en behandelen de rol die een leidinggevende gedurende een
schuldhulpverleningstraject kan spelen. Daarnaast wordt stilgestaan bij het bespreekbaar maken
van het onderwerp. Binnen onze organisatie blijven we in de komende periode actief inzetten op
brede aandacht voor schuldenproblematiek onder werknemers en blijven we regelmatig
workshops organiseren. Daarnaast zijn we voornemens om de workshops ook bij andere
werkgevers te verzorgen en geleerde lessen over het opzetten van een programma Schulden op
de Werkvloer extern te delen.
Extern: Sociaal Werkgeverschap
Ook extern hebben we de afgelopen jaren kleinschalige activiteiten ondernomen gericht op de
aanpak van schulden bij werknemers. Een voorbeeld daarvan is dat we een webpagina met diverse
samenwerking- en ondersteuningsmogelijkheden voor werkgevers ontwikkelden? In 2020
begonnen we met extra inzet in relatie tot schuldenproblematiek onder werknemers. Dat deden
we onder andere via een integratie met de aanpak van het Amsterdamse Taalakkoord. Het is
belangrijk werkgevers rond deze samenhangende thema's niet versnipperd te benaderen. Met een
uitgebreidere aanpak Sociaal Werkgeverschap willen we naast Schulden op de Werkvloer (intern)
verdere samenwerking met werkgevers organiseren zodat we meer Amsterdammers met
(beginnende) geldproblemen en/of lage taalvaardigheden kunnen ondersteunen. Vanuit de
gemeente zijn de teams Armoedevoorzieningen, Volwasseneneducatie (het Amsterdamse
Taalakkoord), Schuldhulpverlening en Communicatie betrokken.
Via een integrale aanpak is het de bedoeling om het voor werkgevers laagdrempeliger en
eenvoudiger te maken om de stap naar de gemeente en gerelateerde hulpverleners te zetten om
ondersteuning van personeel te organiseren. In eerste instantie maken we daarvoor het aanbod
voor werkgevers overzichtelijker. Ook willen we via de aanpak Sociaal Werkgeverschap zelf
* https://www.amsterdam.nl/werk-inkomen/werkgevers/.
Gemeente Amsterdam Pagina 3 van 4
efficiënter te werk gaan door beter samen op te trekken bij het in contact treden met werkgevers.
Het doel van de aanpak is om meer contact met werkgevers tot stand te brengen en verdergaande
samenwerking te organiseren. We kunnen onze eigen ervaringen met de ontwikkeling van
Schulden op de Werkvloer gebruiken om ook bij andere werkgevers relevante vervolgacties te
organiseren.
Een aantal concrete activiteiten die we daarvoor ondernemen zijn:
=__Het ontwikkelen van een overzicht van informatie en ondersteuningsmogelijkheden voor
werkgevers. In het bijzonder met betrekking tot de thema's taal, schuldhulpverlening en
armoede.
"Een centraal aanspreek- en informatiepunt organiseren
([email protected]).
= Meer werkgevers proactief benaderen om activiteiten in het kader van sociaal
werkgeverschap te organiseren. Dit doen we o.a. in samenwerking met de bestaande
netwerken van het Amsterdamse Taalakkoord en Moedige Dialoog (een netwerk van
overheid, kennispartners, bedrijfsleven, ervaringsdeskundigen en maatschappelijke
organisaties).
= Interne samenwerking verbeteren door meer verbinding te leggen met o.a. het WSP, Bureau
Social Return, het platform Amsterdam Divers & Inclusief en de Sociale Werkkoepel.
= Een projectgroep formeren met werkgevers en sociale partners (o.a. de MaDi's). In die
projectgroep inventariseren we wat behoeftes van werkgevers zijn en ontwikkelen we in co-
creatie passend aanbod. Hiermee bouwen we bestaande instrumenten uit tot een complete
toolkit waarmee we de aanpak Sociaal Werkgeverschap verder kunnen vormgeven. Die toolkit
bevat o.a. de volgende elementen:
o Relevant informatiemateriaal specifiek voor werkgevers en werknemers.
o Voorlichtingen van de Flying Squad.
o Trainingen voor HR-medewerkers of managers over het omgaan met
laaggeletterdheid (Leef en Leer) en/of schuldhulpverlening (Wegwijs in Schuldhulp)
o Trainingen voor medewerkers om taalvaardigheden te verbeteren (Taal op de
Werkvloer).
o Spreekuren van MaDi's op locatie van werkgevers.
o Verbinden van werkgevers en initiatieven zoals Geldfit en de Buddy-App.
Planning
Ontwikkelfase: Q3 2020 t/m Q1 2021: in deze periode stellen we een plan van aanpak op voor een
effectief vervolg van Schulden op de Werkvloer (intern) en een verdere werkgeversbenadering
(extern).
Uitvoeringsfase: Q2 2021 t/m Q3 2021: in deze fase voeren we concrete activiteiten uit. De nadruk
ligt op de (door)ontwikkeling van een externe werkgeversbenadering en het gezamenlijk met
werkgevers ontwikkelen en organiseren van activiteiten.
Evaluatiefase: Q4 2021: in deze fase continueren we de gestarte vitvoeringsactiviteiten en
evalueren we de gedane acties.
Resultaat
Het beoogde resultaat is om in de uitvoeringsfase met ten minste twintig werkgevers gesprekken
Gemeente Amsterdam Pagina 4 van 4
te voeren over samenwerkingsmogelijkheden. De evaluatie doen we in samenspraak met de
werkgevers waar in het kader van de aanpak contact mee is gelegd. Daarvoor monitoren we o.a. in
hoeverre is deelgenomen aan trainingen en of het bereik van schuldhulpverlening en/of
armoederegelingen is verhoogd. Ook kijken we hoe het contact tussen de gemeente en de
werkgevers tot stand is gekomen en is verlopen.
Begroting
De kosten voor onze activiteiten in het kader van de aanpak Sociaal Werkgeverschap zijn
onderdeel van de reguliere begroting Armoedebestrijding en de aanvullende middelen die in de
investeringsagenda beschikbaar zijn gesteld.
| Onderzoeksrapport | 4 | train |
Aan de gemeente raad van Amsterdam,
https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/gemeenteraad/contact/formulier-brief-raad/
Beste gemeenteraad Amsterdam,
Ik heb een klacht over fietsende toeristen in Amsterdam omdat ze super gevaarlijk zijn voor de
Amsterdammers. Mijn klacht is dat ik het heel vervelend vind dat de toeristen in Amsterdam zomaar
een fiets kunnen huren. Ik vind het zo vervelend omdat er veel (bijna) ongelukken gebeuren door
toeristen die wel een fiets hebben maar er niet mee over weg kunnen.
Neem als voorbeeld: jij bent lekker aan het fietsen over de grachtengordel naar je school/werk en je
kijkt voor je en je ziet in eens een toerist op een fiets zitten. je denkt al diep van binnen oh nee niet
weer zo’n toerist, maar ja wat kan je er aan doen, dus je fiets maar door om te hopen dat er niks
gebeurd. Je komt in de buurt, en ja hoor het is weer zo ver de toerist stopt zomaar om even een
(mooie) foto te maken. Jij moet ondertussen snel uitwijken of je krijgt allemaal Chinese
scheldwoorden over je heen, waarvan je helemaal niet weet wat ze betekenen. En zo kom jij
misschien bijna in de gracht of je botst tegen een paaltje op. Ze zijn bijna zo gevaarlijk als wapens en
die kan je niet zomaar huren.
Ik hoop dat ik met deze klacht een standpunt maak voor alle Amsterdammers en dat er iets gaat
gebeuren tegen deze gevaarlijke situaties. Zelf heb ik ook wel een idee. Namelijk dat alle mensen die
een fiets willen huren een spoedcursus moeten doen, waar ze leren dat je niet zomaar voor niks
moet stoppen en dat je rechts moet fietsen. Ook vind ik dat ze een rijexamen moeten doen waar ze
laten zien dat ze kunnen fietsen.
Kortom ik hoop dat er iets zou gaan gebeuren en dat ik een reactie krijg op mijn klacht.
Met vriendelijke groet, klas 3VS van het MLA.
Amsterdam, 30-3-18, 14:02
| Raadsadres | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1522
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 9 november 2016
Ingekomen onder G
Behandeld op 10 november 2016
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Ernsting en Van den Berg inzake de Begroting 2017 (kansen
voor cultuurhuis in Oost).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Overwegende dat:
— In het Kunstenplan vier cultuurhuizen worden aangewezen buiten het centrum,
maar dat stadsdeel oost daarin ontbreekt
— In stadsdeel Oost theater Oostblok die rol zou gaan kunnen vervullen in een
volgende Kunstenplan periode
— Oostblok momenteel subsidie krijgt van het Stadsdeel en de enige
theatervoorziening in het stadsdeel is
— Deze subsidie op de tocht staat vanwege de voorgenomen bezuinigingen op de
stadsdelen
— Dit het voortbestaan van het theater bedreigt, wat betekent dat er over vier jaar
moeilijker een cultuurhuis in oost zou kunnen komen
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
met het stadsdeel en Oostblok een plan te maken met als doel een
theatervoorziening voor stadsdeel Oost te behouden.
De leden van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
P.J.M. van den Berg
4
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 63
Publicatiedatum 31 januari 2014
Ingekomen onder C
Ingekomen op woensdag 22 januari 2014
Behandeld op woensdag 22 januari 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Jager en mevrouw Van der Heijden inzake
de voedselvisie, getiteld: ‘Voedsel en Amsterdam, een visie en een agenda voor
de inzet van voedsel’.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 3 december 2013 tot instemmen met de voedselvisie, getiteld:
‘Voedsel en Amsterdam, een visie en een agenda voor de inzet van voedsel’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 11);
Constaterende dat:
— in de voordracht geen enkele relatie wordt gelegd met de bestaande
29 volkstuincomplexen met circa 6000 tuinen in en om Amsterdam gehuurd door
de Bond van Volkstuinders (BvVt) Amsterdam;
— de ontstaansgeschiedenis van deze tuincomplexen in oorsprong circa 80 jaar
geleden ook gerelateerd was aan een voedselvisie geldend voor die periode;
— de afzonderlijke volkstuincomplexen in gezamenlijkheid een flink areaal aan
tuingrond exploiteren;
— deze terreinen door de BvVt rechtstreeks gehuurd worden van de gemeente
Amsterdam tegen lage tarieven en in gebruik en beheer worden gegeven aan de
afzonderlijke tuincomplexen;
— deze tuincomplexen nu vooral een recreatieve functie vervullen;
Voorts constaterende dat:
— in 1970 alle bestaande tuinparken op terreinen van de gemeente Amsterdam
permanent zijn verklaard. Dit betekent dat bij een eventuele opheffing, de
gemeente garant staat voor een financiële vergoeding en een nieuwe locatie.
Onder een nieuwe locatie wordt door de BvVT een gelijkwaardig terrein qua
oppervlakte, aantal tuinen en infrastructuur verstaan;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 63 Motie
Datum 31 januari 2014
— in het beleidsplan van de BvVT 2012-2017 het volgende staat vermeld:
a. “Volkstuinen zijn een waardevolle stadsvoorziening. Zij verdienen een
volwaardig geïntegreerde plaats bij de belangenafweging met betrekking tot
stedelijke voorzieningen.” (blz. 6);
b. “Handhaving van tuinparken in een dynamische omgeving als de grote stad
kan echter alleen als het aanbod gevarieerd is en er een eigentijds karakter
aan het imago van de volkstuin gegeven wordt”. (blz. 9);
c. “Buurtbewoners zullen beter geïnformeerd worden over tuinparken als
groenvoorziening en recreatieve voorziening in de stad, evenals het gebruik
daarvan door niet-volkstuinders. Ook de grotere variatie van planten en dieren
in de stedelijke omgeving dient onder de aandacht te worden gebracht”.
(blz.12).
Draagt het college van burgemeester en wethouders op:
bij de implementatie van de Voedselvisie de Bond van Volkstuinders actief te
betrekken en te onderzoeken op welke wijze het bestaande areaal aan Amsterdamse
volkstuinen met behoud van alle bestaande rechten en karakteristieken, betrokken
kan worden bij het bereiken van de gestelde doelen zoals verwoord in de voordracht.
De leden van de gemeenteraad,
G. Jager
L.B. van der Heijden
2
| Motie | 2 | discard |
Adres aan de Bestuurscommissie Nieuw-West Adres aan de Gemeenteraad
Plein 40-45, nr. 1
Amsterdam
Amsterdam, 28 mei 2015
Betreft:
Plannen voor horeca en parkeren in het groen bij de rotonde in de Plesmanlaan, hoek L. Davidsstraat,
- overlast voor omwonenden, onveilige verkeerssituatie -
Geachte Bestuurscommissie, Geachte Raad,
De gemeente gaat onverstoorbaar verder met de horecaplannen in de groenstrook langs de
Slotervaart, op de hoek Plesmanlaan / Louis Davidsstraat, bij de rotonde.
Wij doen een dringend beroep op de raad en het bestuurscommissie om:
e alles te doen wat in hun macht ligt om de plannen voor horeca en parkeren in de groenstrook
langs de Plesmanlaan af te blazen: geef de betrokken ondernemer de ruimte op een andere
plek, die wel geschikt is voor horeca — of wikkel als gemeente op een nette manier de
samenwerking af,
e het dagelijks bestuur van de gemeente en het stadsdeel op te dragen om op korte termijn het
overleg met omwonenden en andere belanghebbenden aan te gaan over de toekomst van de
groene oever van de Slotervaart.
e Bij het onverhoopt doorgaan van de plannen omwonenden actief te betrekken bij de inrichting
van het terrein en de te stellen gebruiksvoorwaarden:
- hoe wordt de veiligheid op de Plesmanlaan geborgd, met name op het fietspad dat krijgt
te maken met kruisend autoverkeer (zie ook de situatieschets achteraan).
- Hoe wordt voor de buurt overlast van bezoekers en parkeren voorkomen?
- Hoe wordt de sociale veiligheid op deze geïsoleerd liggende locatie geborgd?
= Wat worden de gebruiksvoorwaarden?
- _Watis de aard van de horeca: disco? feestzaal? shisha-lounge?
Achtergrond
Begin 2008 heeft het stadsdeelbestuur Slotervaart het voornemen openbaar gemaakt om een
ondernemer een bouwvergunning te verlenen om horeca te ontwikkelen in de groenstrook tussen de
Plesmanlaan en de Slotervaart. Toen bleek ook dat hier een ruime periode van voorbereiding aan
voorafgegaan was, waarin stadsdeel Slotervaart actief op zoek is geweest naar een locatie voor de
ondernemer.
Zodra de horecaplannen bekend waren geworden hebben tientallen omwonenden zich gekeerd tegen
horeca op deze plek. Sindsdien maar ook daarvoor is van de kant van het stadsdeel/de gemeente
nooit één poging gedaan om met omwonenden en andere belanghebbenden in overleg te treden.
Steeds heeft het stadsdeel alleen met de ondernemer overlegd.
Het beoogde bouwterrein maakt deel uit van de Amsterdamse ecologische structuur.
De horecaplannen houden een afwijking in van de bestaande bestemming van dit gebied als
park/plantsoen.
1_Er is schriftelijk aan de bestuurscommissie Nieuw-West gevraagd hoe de keuze destijds op de betrokken
ondernemer is gevallen. Op deze vraag is het antwoord uitgebleven.
Het plan
In de plannen wordt de horeca gebracht als een eetcafé. Een eetcafé aan een uitvalsweg? Met een
eigen parkeerplaats voor 22 auto’s, en met 2 bouwlagen en een feestzaal met dakterras: waar vind je
zo’n eetcafé in de stad? In feite praat je hier over een soort wegrestaurant — maar wel grenzend aan
achtertuinen, woon- en slaapkamers en balkons.
Het stadsdeel Nieuw-West, waarin stadsdeel Slotervaart is opgegaan, heeft in mei 2013 voor dit
“eetcafé” een bouwvergunning 2° fase afgegeven met een geldigheid van een halfjaar. Bezwaren
tegen deze vergunning en een dringend verzoek, gedaan na ruime afloop van het halfjaar, de
bouwvergunning in te trekken, zijn niet gehonoreerd.
Herhaalde pogingen vanuit de buurt (vanaf september 2014) om alsnog in gesprek te komen met het
stadsdeelbestuur bleven keer op keer zonder resultaat.
Afgezien van het omhakken van drie bomen waren er de laatste jaren verder geen zichtbare
ontwikkelingen. Dus misschien waren de totaal onzalige horecaplannen op deze plek overgewaaid?
Helaas niet. Intussen werd in achterkamertjes doorgewerkt aan de horecaplannen.?
Recente ontwikkelingen
Nadat alle pogingen om met de bestuurscommissie in gesprek te komen over de horeca-ontwikkeling
waren gestrand, hebben we een beroep op de WOB gedaan. Het stadsdeel liet daarna weten dat de
gemeente in november 2014 een terrein van ruim 1.100 m2 in erfpacht heeft uitgegeven aan de
betrokken ondernemer — voor nog geen euro per vierkante meter in de maand. Volgens de erfpacht-
voorwaarden is de ondernemer/erfpachter verplicht vóór juni 2015 te starten met de bouw. Het is de
erfpachter toegestaan een dakterras te hebben op de eerste verdieping ten behoeve van horeca. Ook
moeten er 22 parkeerplaatsen komen.
De situatie
Wij zijn zeer bezorgd over de ontwikkelingen op en rond dit stuk open groen.
Het gaat om een kwetsbare plek. Dit vanwege de ligging aan vrij drukke wegen en de nabijheid van
woningen en open water.
In de Plesmanlaan — een belangrijke uitvalsweg voor auto’s en fietsers - komt, kort voor een rotonde
en dwars over het vrijliggende fietspad, een in-/uitrit naar het aan te leggen parkeerterein. Dit levert
een zeer onveilige situatie op. Hier komt bij dat de horeca maar vanuit één rijrichting te bereiken is.
Ook dit kan voor onveilige situaties zorgen (plotseling stoppen, tegen de rijrichting in terugrijden, e.d).
Een buurt die zich verzet tegen de komst van iets nieuws, heeft snel de schijn tegen zich: “die buurt is
natuurlijk overal tegen.”
Klopt dit, is de buurt inderdaad overal tegen”?
Nee, tegen de komst van een school voor Amsterdamse pubers die een tweede kans verdienen is
totaal geen bezwaar. Maar horeca op deze onzalige plek zien wij écht niet zitten.
e _Stop met het verkwanselen van gemeentelijk groen, rust en veiligheid!
e Gemeente, kom uit je achterkamers, ga in gesprek met de buurt!
e Geen weghoreca met feestzaal en dakterras aan achtertuinen en slaapkamers!
2 Waar het in de achterkamers over gaat? Hier worden bijvoorbeeld vrijbrieven afgegeven, zoals: "Als de boom naast
de inrit sneuvelt tijdens de werkzaamheden, hoeft er wat de dienst verkeer betreft geen nieuwe te worden geplant.
Dan kan namelijk de inrit breder worden gemaakt en is er ook sprake van een beter zicht” (citaat uit een ambtelijk
verslag).
Voor sn goede orde: het gaat hier over openbaar groen en deze uitspraak gaat in tegen een toezegging aan de
deelraad bij de bouwvergunning 1° fase dat er, afgezien van drie bomen op het bouwterrein, geen bomen zouden
sneuvelen.
In elk geval verzoeken wij u op korte termijn — vóór 1 juli a.s. — een informatieavond te houden met
omwonenden en andere belanghebbenden.
Hoogachtend,
het bestuur van de vereniging ter bevordering van de leefbaarheid in de Funke Küpperbuurt,
namens hen,
/ Pa rn
\Z i rd” # Á
L/S = sen / M. Roep
/5e secretaris, plv voorzitter L bestuurslid
Vereniging ter bevordering van de leefbaarheid in de Funke Küpperbuurt,
p/a Buziaustraat 20
1068 KN Amsterdam
e-mail [email protected]
Bouwterrein aan de Slotervaart (bij rotonde mur ns — hoek Louis Davidsstraat)
| À e H L
| RA ID
| st ii \ 9
À Se 5 } U | ‚
| \ Ae WM
À o C
| f À ° en
4
Do A U Re
| ik u \\ AR
| wike %
| | ÀL A
Ô Tr
AEK ADD De nt À
| ED DD ln \ {a
| P — TERREIN & \ ed
| ) $ ND SV 4 d \ 2
| AEEA FÀ \ B
| OAN AE
DELANGE ZA \ en
| RIIS \ DR We
| IRA} \ Bz
VEDA LRE pe,
| Se OLST . en t
\ OO ij er
| MSI d
| EN \ OSR e EN
jn | \ PEROPESISS \ RE 1
4 \ Weleer \E À4
\ | DOOR — HÌ |
| % RD U
\ @% SES |
\ \ PASS han
u ee O2 tn
0 \ 0 \ 4 a p
ON 3E (7 SN
s\ ® \ RR
k \ Ee 7 EE ij |
. \ Ba Hi o N A O/
\ \ rad \
ci e | a
{| LOUIS DAVIDSSTRAAT (BRUG) it SEEN \
- are Oe
BA! \
ú as \ k 1
A ge E \ h li -
Inrit parkeerterrein: uitsluitend vanaf de Plesmanlaan richting rotonde
| Raadsadres | 4 | val |
Er bestaat frictie tussen de bewoners(commissie) en ©
Eigen haard door tegenstrijdige aandachtspunten © A
Over de belangen van de bewoners en Eigen Haard in Venserpolder ®
omtrent de energietransitie
Open voor
energietransitie, In 2050 gasloos.
maar belang bij Realistisch? Nee.
isolatie.
Bevorderen van de
Externe problemen . .
sociale cohesie in de
spelen een rol n
wijk
Passieve bewoners
Methoden Geen bewustzijn en werking
onder bewoners commissie laten te
wensen over
# @® © e
5% Aan
\ df Ae sn Vertrouwen
SS 17 Bewoners en de bewonerscommissie hebben weinig vertrouwen in instanties zoals
| | U 4 / woningcorporaties.
“Ja, ze hebben geen vertrouwen in het leven meer weet je.” - Lid
bewonerscommissie
Eigen Haard heeft weinig vertrouwen in de werking van de bewonerscommissie;
“Ik denk dat het vooral belangrijk is dat de bewonerscommissie positief gaat zijn
met waarom ze in het leven zijn geroepen.” - Wijkbeheer Eigen Haard
| Factsheet | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R.
% Gemeenteraad
% Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 113
Behandeld op 10 maart 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021
Onderwerp
Motie van het lid Ceder inzake draagvlak voor erotisch centrum
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de nadere uitwerking van de scenario's
raamprostitutie Wallen/Singel.
Constaterende dat:
— Het college de voorkeur geeft aan het openen van een erotisch
centrum;
Overwegende dat:
— een beslissing voor de plaatsing van een erotisch centrum in een
bepaalde wijk veel invloed kan hebben op de sfeer, leefbaarheid en de
(ervaren) sociale veiligheid van een wijk;
- het zeer onwenselijk is als de gemeente over de hoofden van bewoners
heen zou beslissen dat een dergelijk centrum in hun wijk zou moeten
komen;
— het uiteindelijk in het kader van zeggenschap en eigenaarschap over de
eigen leefomgeving, aan de bewoners zou moeten zijn om te bepalen of
een dergelijk centrum met een grote impact op de buurt in hun wijk
geplaatst zal worden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Bij een eventueel te openen erotisch centrum de wijk een stem te
geven middels een draagvlakonderzoek waarvoor alle inwoners van de
wijk uitgenodigd worden;
- Minimaal 50% van de bewoners voor de opening van een erotisch
centrum in hun wijk zou moeten zijn voordat besloten kan worden dat
het erotisch centrum op een specifieke locatie zou kunnen komen.
Het lid van de gemeenteraad
D.G.M. Ceder
1
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres
Pieter Calandlaan 1 Gp Gemeente Amsterdam
Amsterdam Stadsdeel Nieuw-West
oa terdar Agenda Open Raad 25 mei 2011
Telefoon 14 020 <s _ Locatie: Pieter Calandlaan 1
Fax 020 619 9426
www.nieuwwest.amsterdamnl 0
Open Huis 19.00 — 19.30 uur
De Weekend Academie biedt gemotiveerde jongeren tussen de 10 en 15 jaar, die extra
ondersteuning kunnen gebruiken, hulp bij de ontwikkeling van hun mogelijkheden,
vaardigheden en talenten, en vergroot daarmee hun kansen in de maatschappij.
De afgelopen de maanden heeft de Weekend Academie onderzoek laten uitvoeren naar
de effecten van de Weekend Academie op de ontwikkeling van de leerlingen. Dit
onderzoek is afgerond en initatiefnemer van de Weekend Academie Oguz Dulkadir komt
een presentatie (max 10 min.) geven over de onderzoeksresultaten.
Voorzitter: dhr. G.C. Molewijk
Griffier: mw. N. Smit
Raadzaal
Aanvangstijd: 19.30 — 20.00 uur
Voorzitter: dhr. P.l.G. van Grol
Raadsgriffier: mw. K. Bolt |
Let op eerst Besluitvorming |
|
1. Opening / agendavaststelling |
2. Mededelingen |
3. Actualiteitenkwartier |
4. Ingekomen stukkenlijst |
5. Mondelinge vragen |
6. Vaststellen verslagen 27 april 2011 |
7. Inhoudelijk kader herijking subsidies** |
8. Subsidieverordening Nieuw-West** |
9. Sluiting |
Raadzaal |
Aanvangstijd: 20.00 — 23.00 uur |
Voorzitter: dhr. G.C. Molewijk |
Griffier: mw. N. Smit |
Informerend - plenaire behandeling |
(elke fractie mag het eigen aantal zetels bezetten met een minimum van ij
twee, en wisselen indien nodig min. |
10. Opening en agendavaststelling 5 |
11. Mededelingen 5 |
12. Insprekers 15 |
13. Bevindingen rekeningcommissie bij jaarrekening 2010*** 15 |
14. Jaarverslag en jaarrekening 2010, + verslag ACAM* 140 |
Ì
|
Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Nieuw-West
* Hoofdstuk 1 Inleiding/algemeen
* Hoofdstuk 2
-__ programma 1: Dienstverlening
-__programma 2: Openbare orde en veiligheid
-__programma 3: Verkeer en infrastructuur
- programma 4: Werk en economie
-__ programma 5: Onderwijs en jeugd
= __ programma 6: Welzijn en zorg
-__programma 7: Sport en recreatie
=__ programma 8: Cultuur en monumenten
- programma 9: Openbare ruimte en groen
-__ programma 10: Milieu en water
- programma 11: Stedelijke ontwikkeling
- programma 12: Bestuur en ondersteuning
* Hoofdstuk 3 Algemene dekkingsmiddelen
* Hoofdstuk 4 Paragrafen
* Hoofdstuk 5 Rekening
* Hoofdstuk 6 SiSa-bijlagen
15. Sluiting
Ter kennisname
Schriftelijk af te handelen:
s _Rondvraag'*
= _ Termijnagenda, Actielijst, schriftelijke afhandeling, schriftelijke vragen en
openstaande raadsadressen'*
= Verslagen 27 april 2011 *
1 = Vragen over deze punten kunnen tot dinsdag 12.00 uur voorafgaand aan de
vergadering van woensdag worden ingediend via [email protected]. Ook
wijzigingen in, en vragen naar aanleiding van het verslag moeten op deze manier
ingediend worden.
*= bijgevoegd, ** = verspreid met een eerder pakket, *** = dit stuk wordt indien mogelijk
nagezonden
|= stuk alleen ter informatie, B = stuk voor besluitvorming '
Inspreken
= __Over een geagendeerd onderwerp kunt u meespreken bij de behandeling van het
onderwerp in de informerende sessie. :
= Bij elk ander onderwerp dat uw interesse heeft kunt gebruik maken van uw
inspreekrecht (maximaal vijf minuten) aan het begin van de
informerende/meningvormende sessie om 19.30 uur in de raadzaal.
Meld u voor de vergadering, bij voorkeur vóór 12.00 uur, aan bij de
griffie via 020 25 36742 of [email protected]
2
| Agenda | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1099
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen op 28 oktober 2015
Ingekomen in brede raadscommissie FIN
Behandeld op 5 november 2015
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Shahsavari-Jansen en Van Soest inzake de Begroting 2016
(bereik eenzame ouderen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Overwegende dat:
— er in Amsterdam 65.000 mensen ernstig eenzaam zijn;
— ouderen hierbij een risicogroep zijn;
— er wel veel voorzieningen zijn gericht op eenzaamheidsbestrijding, maar dat die
lang niet altijd bekend zijn bij de doelgroep;
— eenzame ouderen vaak lastig te bereiken zijn.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— _met maatschappelijke partners in overleg te gaan om in samenwerking een
betere signalering voor eenzame ouderen te borgen;
— hiertoe voorstellen te doen om samen met maatschappelijke partners creatieve
en zo persoonlijk mogelijke voorlichting in te zetten om ouderen in Amsterdam
beter te bereiken, zodat de deelname van ouderen aan de samenleving zo
maximaal mogelijk blijft.
De leden van de gemeenteraad
M.D. Shahsavari-Jansen
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
Samen naar een rookvrij Amsterdam
rookvrij
Uitvoeringsplan tabaksontmoediging
2020-2021
Inleiding
Roken staat met stip op 1 als te voorkomen oorzaak van ziekte en sterfte. ledere week beginnen ruim
honderd nieuwe kinderen met roken. Als zij blijven roken, is de kans meer dan 50% dat zij aan de
gevolgen daarvan overlijden. Het aantal rokers is niet gelijk over de bevolking verdeeld. Onder
middelbaar en laagopgeleiden wordt meer gerookt dan onder hoogopgeleiden. Roken is daarmee de
grootste veroorzaker van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
Meer dan een kwart van de volwassen Amsterdammers rookt. Hiermee ligt het aantal rokers in
Amsterdam ver boven het landelijke gemiddelde. Positief is dat onder scholieren steeds minder
tweedeklassers roken. Bij de vierdeklassers zet de daling van het aantal rokers helaas (nog) niet door.
Gezien de impact die roken op de volksgezondheid heeft, is Amsterdam al jaren bezig met het
ontmoedigen van tabaksgebruik. Het huidige tabaksontmoedigingsbeleid Samen naar een rookvrij
Amsterdam heeft drie grote speerpunten:
Voorkomen dat jongeren beginnen met roken
Y_ Stimuleren dat Amsterdammers stoppen met roken
Het realiseren van een rook- en tabakvrije omgeving rookvrij
In dit vitvoeringsplan staan de projecten die in 2020 en 2021 starten en/of worden uitgevoerd. Zo werken
we in 2020 en 2021 aan het realiseren van rookvrije zones in de openbare ruimte. Per augustus 2020 is
een rookvrij schoolterrein verplicht voor het gehele onderwijs. Daar hebben we de afgelopen tijd samen
met scholen aan gewerkt. Als gemeente geven we het goede voorbeeld en maken we in het najaar van
2020 onze 25 grootste gemeentegebouwen rookvrij. Hiervoor plaatsen we rookvrij bordjes bij de
ingangen van de gebouwen, te beginnen bij het stadshuis. Voor mensen met een lager opleidingsniveau
en/of laag inkomen is stoppen met roken extra moeilijk. We starten, als de coronamaatregelen het
toelaten, in het begin van 2021 een pilot om deze doelgroep een stoppen met roken groepstraining aan
te bieden. Per 1 janvari 2021 zijn alle OKT en JGZ locaties rookvrij en is het rookvrije beleid
geïmplementeerd. Ook maken we meer plekken waar kinderen komen rookvrij, zodat zij rookvrij kunnen
spelen en sporten.
Een rookvrij Amsterdam bereiken we als gemeente niet alleen. Dat hoeft ook niet, want verschillende
partijen zijn actief op dit gebied, zowel landelijk als lokaal. Ook bewoners(initiatieven) melden zich
steeds vaker. We vormen daarom een Amsterdamse Rookvrije Alliantie om samen te komen tot een
rookvrij Amsterdam. Hiervoor maken we een website en organiseren we een (digitale) stadsbrede
bijeenkomst. Zo inspireren we partijen en geven we informatie en ondersteuning om rookvrij te worden.
Alle projecten uit dit uitvoeringsplan worden gefinancierd vanuit de coalitiemiddelen die bestemd zijn
voor preventie.
Roken en het coronavirus
Aandacht voor tabaksontmoediging blijft juist tijdens de corona crisis belangrijk. Rokers hebben een
grotere kans om het coronavirus te krijgen. De kans op besmetting is groter, omdat rokers een minder
goede afweer in hun longen hebben. Ook hebben rokers meer kans op een ernstig verloop van de ziekte.
Zij hebben meer kans om beademing nodig te hebben als zij behandeld worden in het ziekenhuis.
Stoppen met roken loont altijd. Als iemand stopt met roken, zorgt dit voor een snelle verbetering van de
longen. De gezondheid verbetert direct en het lichaam kan beter op het virus reageren. Uit onderzoek
blijkt dat ruim een kwart van de rokers meer rookt sinds het ingaan van de coronamaatregelen. Eén op
de vijf rookt juist minder. Een derde van de rokers wil tijdens de coronacrisis stoppen met roken.
Door de corona crisis heeft de uitvoering van een aantal projecten vertraging opgelopen, zoals het
organiseren van een doorlopende stoppen met roken groepstraining voor minima en het organiseren
van een stadsbrede bijeenkomst. Andere projecten zijn gewoon doorgegaan, zoals het realiseren van
rookvrije schoolterreinen. We hebben ook een aantal projecten kunnen versnellen, zoals het
ontwikkelen van de website.
2
Inhoudsopgave
Inleiding … nnen eenneenerneeneenneeneneneenenenvensenneeneneneeneneneenenenennveenennseenennneenennneenennvennennnenne eenen D
1. Rook-en tabakvrije omgeving … … nanne eeneeeneeneeeneeneeeneenneeneenneeneenneeneeeneenveeneeneeen lj
1.1 Rookvrije zones in de openbare ruimte … … ….nnnnnnneneenneeneenneeneenneenennneeneneneeneenneeneeeneenenen bj
2. Voorkomen dat jongeren beginnen met roken … nnn eeens eeneeeneenneenenn Ó
2.1 Rookvrije scholen en onderwijsinstellingen … nnen eenneeneenenen eener eeneeneenneeneeeneen Ó
2.2 Rookvrije OKT & JGZ eneneneenereneenereneenseeneenneeneenneeneneneensveneenseenennneenennveenenenennn Ó
2.3 Rookvrije kinderopvang … … ann nnenneeneeneeneeneeneenneeneenneeneeeneeneeeneneereneeneeeneeneeeveenveevennen J
2.4 Rookvrij spelen … … … nnen eeneeeneenereneeneeeneenneensenneeneenneenennseenseenennseenennneenennveeneneneen ee Ö
2.5 Rookvrije sport … nanne eeneneneeneneneenereneenerenennneensenseeneenneeneenseenseeneenseeneenveenennneeneneneen Ö
3. Stimuleren dat Amsterdammers stoppen met roken … nnee neen O
3.1 Gemeente Amsterdam rookvrij …… annen eenen eennerenerens erneer eerenn verven Q
3.2 Stoppen met roken ondersteuning voor minima … nnee eenen eener Q
3.3 Stoptober … nnn eneen eneen ennerennnerenneenennerenneereneenennerennee nennen enne eennver eneen eener ennen 10
4.Rookvrije Amsterdamse Alliantie … nanne eeneeneeneeeneeneeeneenereneenseeneeneeeneenveevennv eenen A
NIE CK
4.2 Conferentie … nnen sneren sneer senen sneer eneen eneen sneer enveen ener vnnen venen erneer vereer A
3
1. Rook- en tabakvrije omgeving
Zien roken, doet roken. Om echt te voorkomen dat jongeren beginnen met roken is het belangrijk dat
jongeren opgroeien in een rook- en tabakvrije omgeving. Daarmee beschermen we ze tegen schadelijk
meeroken en tegen de verleiding om zelf te gaan roken. Een rook- en tabakvrije omgeving maakt het
voor rokers makkelijker om te stoppen. Bovendien versterkt het de norm dat roken niet normaal is en
dat tabaksproducten geen normale producten zijn.
Het draagvlak voor maatregelen in de openbare ruimte neemt toe. Meer gebouwen en locaties worden
rookvrij. Rokers verplaatsen zich vaak naar de ingang van een gebouw of de directe omgeving. Steeds
vaker wordt een beroep op de gemeente gedaan om een deel van de openbare ruimte in de directe
omgeving van een gebouw, zoals een school of zorginstelling, rookvrij te maken. Veel plekken zijn
geschikt om in te richten als rookvrije zone. Om de inrichting van de openbare ruimte helder en rustig te
houden, beperken we het aantal rookvrije locaties enigszins. We stellen inrichtingsprincipes op om de
rookvrije zones goed in te richten.
1.1 Rookvrije zones in de openbare ruimte
ED Realiseren van rookvrije zones in de openbare ruimte.
Om ervoor te zorgen dat de boodschap helder is en het straatbeeld rustig blijft, zijn de volgende
inrichtingsprincipes opgesteld die gelden voor de rookvrije zones in de stad:
Y__Er wordt gebruik gemaakt van de standaard rookvrije zone stoeptegel in de huisstijl van
Amsterdam (blauwe 30x30 cm betontegel met wit vinkje en daaronder de tekst ‘rookvrij’)
Y_De tegels worden in een straal van circa 25 meter rondom de ingangen van
het gebouw in het trottoir opgenomen
Y_ De tegels worden binnen circa 3 meter na de zebrapaden in het trottoir N/
opgenomen
Bij ov-punten wordt er één tegel bij de in-/uitgang opgenomen rookvrij
Y_ De tegels worden in het midden van het trottoir opgenomen
Y_ Detegels liggen met een minimale tussenafstand van circa 20 meter van elkaar vandaan
Y_ De tegels liggen met het vinkje leesbaar naar de straatkant toe
De inrichtingsprincipes worden op termijn opgenomen in Handboek Rood en het digitale HIOR, zodat
het past in de standaard van het Amsterdamse straatbeeld. Voor de verschillende materialisaties
(gebakken klinkers in kei-, dik- en waalformaat en betontegels) is een vitwerking van inpassing van de
rookvrije zone tegels gemaakt (zie bijlage Inrichtingsprincipes rookvrije zones). De inrichtingsprincipes zijn
richtlijnen. Per situatie is maatwerk nodig voor het inpassen van de rookvrije zone tegels.
De stadsdelen hebben een prioriteitenlijst aangedragen met locaties die als eerst rookvrij worden
gemaakt (circa acht per stadsdeel). Sommige van deze locaties zijn op initiatief van bewoners
aangedragen. Vanaf het najaar 2020 wordt daarnaast gewerkt aan rookvrije zones rondom de 25
grootste gemeentepanden en rondom alle locaties van de Ouder- en Kindteams (OKT's).
Verder wordt de komende jaren gefaseerd rookvrije zones gerealiseerd op de volgende locaties:
Y_ Scholen (primair, voortgezet en speciaal onderwijs)
Y_ Onderwijsinstellingen
Y_ Zorginstellingen
Y__ Sportparken, sporthallen en zwembaden
Y_ Speel- of sportplekken in de openbare ruimte
Speeltuinen
Y_ Parken
4
Y_ Locaties met meerdere jeugdvoorzieningen
Y__Tram- en bushaltes.
In de rookvrije zones wordt aan bezoekers gevraagd om mee te werken aan het rookvrij houden van het
gebied. Toezichthouders van de verschillende organisaties spreken zelf bezoekers, leerlingen en/of
patiënten aan. Zo wordt rookvrij de nieuwe norm en mensen kunnen elkaar daarop wijzen. Mocht blijken
dat dit ontmoedigingsbeleid toch niet effectief genoeg is, dan kan alsnog gekozen worden voor het
aanwijzen van een rookverbod in gebieden via de APV of het Omgevingsplan.
We kunnen ons voorstellen dat er naast bovengenoemde aangewezen locaties verenigingen,
instellingen of bewonersgroepen zijn die een rookvrije zone rond hun gebouw, terrein, plein of straat
willen. We stellen in het voorjaar van 2021 criteria op om een afweging te maken of een locatie in
aanmerking komt voor een rookvrije zone. Dit ter voorbereiding op de aanvraag die initiatiefnemers
vanaf halverwege 2021 kunnen doen bij de gemeente, bijvoorbeeld via de gebiedsmakelaar of de
website die momenteel wordt ontwikkeld.
5
2. Voorkomen dat jongeren beginnen met roken
Jongeren groeien op in een gezin, gaan naar school, nemen deel aan allerlei sociale activiteiten waarin
roken al dan niet de norm is. Kortom, het terugdringen van roken onder jongeren vraagt om een brede
inzet gericht op de directe leefomgeving van de jongeren. De ambitie is dat in 2030 geen enkele jongere
meer rookt. Zij zijn de rookvrije generatie.
2.1 Rookvrije scholen en onderwijsinstellingen
Vanaf 1 augustus 2020 zijn alle schoolterreinen rookvrij en vanaf najaar 2020 worden
rookvrije ingangen en/of zones ingericht bij scholen zonder schoolplein.
Het schoolterrein is een plek waar veel jongeren experimenteren met roken. Oo
Als jongeren op het schoolplein geen rokende jongeren en docenten zien,
wordt roken voor hen minder normaal en aantrekkelijk. Rookvrij wordt zo de
norm. In Amsterdam hebben al veel scholen een rookvrij terrein, omdat al
jaren op dit thema wordt ingezet. De GGD Amsterdam heeft waar nodig
scholen hierin de afgelopen jaren ondersteund. Op basis van opgehaalde Ba
signalen van basisscholen blijkt dat vrijwel alle PO schoolterreinen rookvrij
zijn. Op het gebied van naleving en handhaving is nog verbetering mogelijk. Wat betreft VO hadden 58
van de 75 scholen al een rookvrij schoolterrein voor 1 augustus.
Vanaf 1 augustus 2020 mag in en rondom alle onderwijsinstellingen in Nederland niet meer worden
gerookt. Het verbod geldt voor alle instellingen voor onderwijs: van schoolpleinen van basisscholen tot
en met terreinen van universiteiten. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gaat toezicht
houden op de handhaving van het rookverbod. Vanwege de corona crisis zal de NVWA dit pas vanaf 1
januari 2021 oppakken.
In aanloop naar de wetswijziging hebben we actief scholen benaderd die nog niet rookvrij zijn of waar
verbetering mogelijk is. Scholen zijn per brief geïnformeerd over de wetswijziging en het aanbod van de
Gezonde School adviseurs van de GGD. Zo hebben de afgelopen maanden 12 basisscholen hier positief
op gereageerd en gebruik gemaakt van het aanbod. Daarnaast zijn scholen tijdens reguliere
contactmomenten door Gezonde School adviseurs gestimuleerd om meer aandacht te besteden aan het
rookvrije schoolterrein.
Per 1 augustus zijn alle schoolterreinen rookvrij. Ook na de invoering van een
Ee: rookvrij schoolterrein kunnen scholen gebruik blijven maken van de ondersteuning
S van de Gezonde School Amsterdam. Een school bepaalt in overleg met de Gezonde
School adviseur de aanpak. Op VO scholen wordt de aanpak gebaseerd op actuele
sdelel.4'AEINN cijfers over het rookgedrag van leerlingen en de wensen van de school. Voor scholen
waar relatief meer en op jongere leeftijd wordt gerookt, is extra ondersteuning
ROOKVRIJE beschikbaar. Met de overige onderwijsinstellingen kijken we per onderwijsinstelling
GENERATIE wat nodig is. Scholen en onderwijsinstellingen met een zeer klein of zonder eigen
° schoolterrein worden in het najaar van 2020 ondersteund bij het creëren van een
rookvrije ingang en waar nodig een rookvrije zone in de openbare ruimte.
2.2 Rookvrije OKT & JGZ
1 januari 2021 zijn alle 4o locaties waar OKT en JGZ professionals werken rookvrij én
wordt rookvrij opgroeien uitgedragen en meegenomen in de werkzaamheden.
(Ongeboren) Kinderen zijn extra kwetsbaar voor de gevolgen van meeroken, omdat ze nog in
ontwikkeling zijn. (Ongeboren) Kinderen die meeroken hebben meer kans op gezondheidsschade, zoals
hersenbeschadiging, luchtweginfecties, benauwdheid en astma. Ook is de kans groter dat zij later zelf
gaan roken. Als ouders buiten roken, worden kinderen blootgesteld aan derdehands rook. Derdehands
6
rook bestaat uit stoffen die tijdens het roken neerdalen in de omgeving en achterblijven nadat een roker
klaar is met roken. Deze stoffen zijn schadelijk en kunnen lang blijven hangen. Om te voorkomen dat
kinderen meeroken, is het belangrijk om met ouders in gesprek te gaan over stoppen met roken. OKT en
JGZ professionals spelen hierbij een belangrijke rol en hebben een voorbeeldfunctie.
Op 1 janvari 2021 zijn alle OKT’s en locaties waar JGZ professionals werken rookvrij. Het gaat hierbij om
40 locaties in de regio Amsterdam-Amstelland. Dit betekent dat alle locaties waar kinderen, jeugdigen
en ouders komen voor een bezoek aan de OKT en JGZ rookvrij zijn, zowel het gehele gebouw als ook het
terrein. We beginnen in het najaar van 2020 met de voorbereidingen. Zo worden bij alle OKT locaties,
waar dat nog niet het geval is, de asbakken verwijderd. We hangen bordjes en/of raamstickers van de
Rookvrije Generatie op, zodat het voor iedereen duidelijk is dat het een rookvrije omgeving is. Daarnaast
wordt gecommuniceerd over de mogelijkheden voor stopondersteuning. Bezoekers kunnen zich
bijvoorbeeld bij de balie melden als ze meer informatie willen over stoppen met roken.
Het is ongewenst dat professionals naar rook ruiken. Zij worden hierop aangesproken OO
door collega’s en leidinggevenden We motiveren rokende OKT en JGZ professionals om
te stoppen met roken. Ze krijgen hierbij desgewenst ondersteuning, zoals stoppen met
roken training of nicotinevervangende middelen. ledereen houdt zich vanaf 1 januari
2021 aan deze rookvrije afspraken.
Daarnaast worden professionals opgeleid om jeugdigen en (aanstaande) ouders zo goed mogelijk te
adviseren over de risico’s van roken en hen de juiste richting te wijzen als zij willen stoppen. Zo worden
ze toegeleid naar passende stoppen met roken ondersteuning. Dit is onderdeel van de preventie
activiteiten op het gebied van rookvrij opgroeien en dit doen we samen met ketenpartners
(geboortezorg, scholen, wijkteams). Er zal nog meer aandacht zijn voor rookvrij opgroeien tijdens
bijvoorbeeld de overdracht met ketenpartners, de (prenatale) huisbezoeken, tijdens verloskundige/ JGZ
consulten en op activiteiten scholen. Deze activiteiten zijn eind 2020 doorgevoerd.
2.3 Rookvrije kinderopvang
ED Het tweede kwartaal van 2021 zijn alle kinderopvanglocaties in Amsterdam rookvrij.
B Het is belangrijk dat kinderen kunnen spelen en slapen in een gezonde en veilige omgeving.
Er zijn aanwijzingen dat (jonge) kinderen bij blootstelling aan tabaksrook meer schadelijke
stoffen binnenkrijgen dan volwassenen. Naast het rechtstreeks meeroken is de derdehands
P rookdie achterblijft in kleding en haren van rokers schadelijk. Denk aan een pedagogisch
medewerker die heeft gerookt en een kindje tegen zich aan houdt. Daarnaast helpt elk
T goed voorbeeld voorkomen dat kinderen roken normaal vinden en later zelf gaan roken.
Uiterlijk in het tweede kwartaal van 2021 zijn alle ruim 1200 kinderopvanglocaties in Amsterdam
rookvrij. Hierbij gaat het om een geheel rookvrije kinderopvang zonder enige vitzondering. Onderdeel
hiervan is onder andere een gehele rookvrije buitenruimte en rookvrij beleid dat onderdeel is van het
veiligheids- en gezondheidsbeleid van de kinderopvangorganisatie.
Momenteel hebben veel kinderopvanglocaties vanwege het coronavirus andere prioriteiten. We
verwachten dat er aan het einde van her jaar weer tijd is om met elkaar aan de slag te gaan voor een
rookvrije kinderopvang. Daarom kijken we in het voorjaar van 2021 samen met Boink en de inspectie van
de GGD wat nodig is om een rookvrije kinderopvang te bereiken en hoe we gezamenlijk
kinderopvanglocaties kunnen ondersteunen om rookvrij te worden.
7
2.4 Rookvrij spelen
Eind 2021 zijn alle kinderboerderijen en speeltuinen in Amsterdam rookvrij of er zijn
rookvrije afspraken gemaakt.
We vinden het belangrijk dat kinderen spelen in een gezonde en veilige omgeving. Zien roken, doet
roken. Als kinderen anderen zien roken, lijkt dat normaal en misschien zelfs aantrekkelijk. Met rookvrije
speeltuinen geven we het goede voorbeeld en wordt het schadelijke meeroken voorkomen.
Amsterdam heeft bijna tweeduizend speelplekken. Wij richten ons Sy
daarom in 2020 op de speeltuinen en kinderboerderijen. Deze zijn vaak in 5
het beheer van een vereniging of welzijnswerk. In Amsterdam zijn al 13
kinderboerderijen rookvrij. Veel speeltuinen zijn ook op weg naar een
rookvrije generatie. Zo zijn alle speeltuinen van Stichting SPIN in Noord al
rookvrij. De kinderboerderijen en speeltuinen die nog niet rookvrij zijn, gaan we gericht benaderen. We
bepalen in overleg welke ondersteuning zij nodig hebben om rookvrij te worden. Waar mogelijk maken
we gebruik van de informatie en ondersteuning van Kinderboerderijen Actief en de Nederlandsche Unie
van Speeltuin Organisaties. Dit zijn de landelijke organisaties die zich aan het Nationale
Preventieakkoord hebben verbonden en zich inzetten voor rookvrij spelen.
Uiterlijk eind 2021 moeten alle speelplekken in de openbare ruimte rookvrij zijn. Samen met de
stadsdelen maken we in het voorjaar van 2021 een plan van aanpak maken om dit te realiseren. Zo
zorgen we er samen voor dat kinderen zo snel mogelijk rookvrij kunnen spelen. Daarnaast richten we ons
in 2021 op attracties en bezienswaardigheden in de stad waar veel kinderen komen. Bijvoorbeeld
bioscopen, indoor speeltuinen en musea. We roepen deze locaties op om ook rookvrij te worden.
2.5 Rookvrije sport
ED Na de winterstop zijn minimaal 60 Amsterdamse buitensportverenigingen rookvrij.
* Roken en sporten passen niet bij elkaar. Sporten is gezond, terwijl (mee)roken
® schadelijk is voor de gezondheid. Zien roken, doet roken. Zeker als kinderen
mensen zien roken naar wie zij opkijken, zoals sporters, trainers en ouders. Met een
rookvrij sportterrein geven we het goede voorbeeld aan kinderen en dragen
verenigingen uit dat rookvrij de norm is. Bovendien wordt het schadelijke
meeroken zo voorkomen.
Een rookvrije buitensportverenigingen betekent dat de sportterreinen rookvrij zijn of dat er rookvrije
afspraken zijn gemaakt. Begin 2020 hebben 35 buitensportverenigingen een (gedeeltelijk) rookvrij
terrein. De buitensportverenigingen die nog niet rookvrij zijn, gaan we gericht benaderen om te bepalen
welke ondersteuning zij nodig hebben. Hierbij maken we gebruik van de informatie en ondersteuning
van de Hartstichting. Dit is de landelijke organisatie die zich heeft verbonden aan het Nationale
Preventieakkoord. We werken samen met de sportbonden om onze plannen en activiteiten op elkaar af
te stemmen. Op deze manier willen we het doel bereiken dat na de winterstop (begin 2021) minimaal 60
buitensportverenigingen in Amsterdam rookvrij zijn.
Het doel is dat alle buitensportaccommodaties uiterlijk eind 2021 rookvrij zijn. Hiervoor beginnen we in
het najaar van 2020 met de voorbereidingen voor het invoeren van rookvrije zones op alle
buitensportaccommodaties. Daarnaast creëren we rookvrije ingangen bij sporthallen,
binnensportverenigingen, zwembaden en topsport.
8
3. Stimuleren dat Amsterdammers stoppen met roken
Roken is een ernstige verslaving. Rokers hebben gemiddeld meerdere pogingen nodig om te
stoppen. Een belangrijk onderdeel van het realiseren van een rookvrije generatie en een rookvrij
Amsterdam is het stimuleren van rokers om te stoppen met roken en hen daarbij te ondersteunen.
Daarnaast heeft de gemeente een belangrijke rol in het goede voorbeeld geven en de rookvrije
boodschap uitdragen.
3.1 Gemeente Amsterdam rookvrij
In 2020 hebben minimaal de 25 grootste gemeentegebouwen een rookvrije ingang
én is er duidelijk gecommuniceerd over het rookvrije beleid en stopondersteuning.
De gemeente heeft een belangrijke rol in het goede voorbeeld geven en de rookvrije
boodschap uitdragen. Daarom wordt in 2020 ingezet op het communiceren van het
rookvrije beleid dat in en rondom de gemeentegebouwen geldt. Hierbij gaat het om het
plaatsen van rookvrij bordjes en/of posters bij de ingangen van de gemeentegebouwen
SIPS en het creëren van rookvrije zones rondom de gebouwen. We maken gebruik van de
ervaringen en het proces wat de GGD heeft doorlopen om rookvrij te worden.
We zijn in september 2020 gestart met het plaatsen van rookvrije bordjes en/of posters bij de 25
grootste gemeentegebouwen, waaronder gebouwen met een publieksfunctie zoals het stadhuis en de
stadsdeelkantoren . Daarnaast richten we vanaf het najaar rookvrije zones in rondom de gebouwen. We
plaatsen rookvrije stoeptegels, zodat de rookvrije zone duidelijk zichtbaar is. Het stadhuis krijgt als
eerste gemeentegebouw een rookvrije zone. In een rookvrije zone is het gehele terrein rookvrij, is er
geen rookplek meer aanwezig en de e-sigaret valt ook onder de rookvrije afspraken. De afspraken
gelden voor alle gebruikers, zoals medewerkers, bezoekers en leveranciers.
Het realiseren van rookvrije zones rondom de ingangen wordt gecombineerd met informatie voor
medewerkers van de gemeente, eventuele andere gebruikers van de panden en bezoekers. We vragen
rokers om niet te roken in de rookvrije zones en motiveren hen om te stoppen met roken. In aanloop
naar het invoeren van de rookvrije ingangen worden verschillende mogelijkheden voor stoppen met
roken ondersteuning onder de aandacht gebracht. Zo zijn er mogelijkheden voor het volgen van
groepstraining. Daarnaast blijft de huidige online cursus om te stoppen met roken beschikbaar voor alle
medewerkers van de gemeente Amsterdam. Ook na de invoering van de rookvrije ingangen wordt
stoppen met roken aanbod onder de aandacht gebracht. Bijvoorbeeld tijdens de campagneperiode van
Stoptober.
3-2 Stoppen met roken ondersteuning voor minima
ED In 2021 worden stoppen met roken groepstrainingen uitgevoerd en onderzocht.
Een derde van de Amsterdammers met een laag inkomen rookt. Een roker met een eN
minimuminkomen die stopt met roken, kan zijn besteedbare inkomen met ruim tien
procent zien toenemen. Van de rokers onder de armoedegrens komt een kwart
daarboven als ze stoppen.
Rokers met een laag inkomen maken nauwelijks gebruik van stoppen met roken ondersteuning. Dit
terwijl we weten dat ongeveer de helft van de rokende minima wil stoppen met roken. In 2017 heeft het
AMC in opdracht van de gemeente onderzocht wat minima kan stimuleren om wel van het effectieve
stoppen met roken aanbod gebruik te maken. We voeren op basis van de aanbevelingen van het
onderzoek ‘Stoppen met roken voor Amsterdamse minima’ een vervolgpilot vit. Een doorlopende stoppen
met roken groepstraining interventie blijkt geschikt voor deze doelgroep. De doorlooptijd van de
vervolgpilot is zes maanden, waarin een groepstraining van 22 bijeenkomsten wordt uitgevoerd.
9
We zijn in het najaar van 2020 gestart met de voorbereidingen. Begin 2021
organiseren we in stadsdeel Noord de eerste groepstraining. Hiervoor werken ®e ® B D
we intensief samen met het stadsdeel en zorg- en welzijnsprofessionals, zoals
Doras, POH en BovenlJ. We stellen een kwartiermaker aan om de
groepstraining te coördineren. Samen met zorg- en welzijnspartijen in de wijk
worden vervolgens deelnemers geworven. We stellen een (junior) onderzoeker
aan om de resultaten te monitoren en te evalueren en tussentijdse vitkomsten
terug te koppelen. Indien nodig en mogelijk kan op basis daarvan de groepstraining worden aangepast.
We gebruiken de onderzoeksresultaten en opgedane ervaringen om de groepstraining verder te
ontwikkelen en te verbeteren. Als de resultaten positief zijn, gaan we de groepstraining in 2021 uitrollen
naar andere stadsdelen. Waarbij we aandacht hebben voor de gebieden met hoge percentages rokers.
Het uiteindelijke doel is, als de interventie positieve resultaten oplevert, om de groepstraining in
bestaande structuren in de gebieden op te nemen en structurele financiering te vinden. Hierover zijn we
onder andere in gesprek met zorgverzekeraar Zilveren Kruis. De groepstraining is ook opgenomen in het
beleidskader Armoedebestrijding 2019-2022.
3-3 Stoptober
ED In 2020 en 2021 wordt Stoptober uitgevoerd met Amsterdamse activiteiten.
Stoptober is een campagne die rokers uitdaagt om gedurende
: de maand oktober niet te roken. Rokers in heel Nederland
OO BER helpen elkaar vanaf 1 oktober om te stoppen met roken. Ze
in worden daarin gesteund door niet-rokers. leder jaar is een aantal
bekende Nederlanders ambassadeur voor Stoptober. Zij steken
deelnemers, via nationale en sociale media, een hart onder de
riem. Stoptober geeft iedereen die wil stoppen met roken alle steun om 28 dagen niet te roken. En dat is
belangrijk, want na een periode van 28 dagen niet roken is de kans vijf keer groter dat iemand blijvend
stopt met roken.
De gemeente levert al jaren een bijdrage aan Stoptober. Onder meer door actieve en gerichte
communicatie. De ambitie voor 2020 en 2021 is om Stoptober in Amsterdam nóg meer aandacht te
geven. Dit doen we door lokale activiteiten te organiseren, al dan niet in aangepaste vorm vanwege de
corona crisis. Daarnaast zoeken we Amsterdamse ambassadeurs die mee willen doen aan Stoptober.
Verder besteden we in de campagne meer aandacht aan specifieke doelgroepen en/of gebieden waar
het percentage rokers hoger is dan gemiddeld.
10
4. Amsterdamse Rookvrije Alliantie
Een rookvrij Amsterdam bereiken we als gemeente niet alleen. Dat hoeft ook niet, want verschillende
partijen zijn actief op dit gebied, zowel landelijk als lokaal. Ook bewoners(initiatieven) melden zich
steeds vaker. We vormen daarom een Amsterdamse Rookvrije Alliantie om samen te komen tot een
rookvrij Amsterdam. Hiervoor maken we een website en organiseren we een stadsbrede bijeenkomst.
Zo inspireren we partijen en geven we informatie en ondersteuning om rookvrij te worden.
4-1 Website
ED Een website met informatie en materialen voor een rookvrij Amsterdam.
Het is belangrijk dat er één plek komt waar iedereen die informatie wil over een d-
rookvrij Amsterdam terecht kan. We ontwikkelen daarom een website. Op deze ”® ©
website delen we al onze informatie, maar verwijzen we ook door naar de informatie
van anderen. Verder plaatsen we op de website een overzicht van rookvrije locaties in
Amsterdam. Daarnaast krijgen organisaties en initiatieven de mogelijkheid om via de
website rookvrije bordjes aan te vragen. Hiermee kunnen ze laten zien dat hun terrein
en/of gebouw rookvrij is. Aanvragers krijgen de optie om door te geven als een locatie
rookvrij is of dit van plan is. Ze kunnen dan ondersteuning krijgen voor een feestelijk opening. Ook
kunnen we zo de locatie toevoegen aan het overzicht met rookvrije locaties in Amsterdam.
We zijn gestart met de voorbereidingen van de website. Het doel is om in oktober 2020 een eerste versie
van de website online te zetten. Dan kunnen we de website gebruiken om informatie over de landelijke
campagne Stoptober te delen. De website wordt daarna nog verder aangevuld en/of doorontwikkeld.
4.2 Stadsbrede bijeenkomst
Een bijeenkomst waar kennis en ervaringen delen centraal staat. De bijeenkomst is
tevens het startpunt voor een Amsterdamse Rookvrije Alliantie.
Samen met betrokken partijen organiseren we een stadsbrede bijeenkomst met de voorlopige titel
‘Samen naar een rookvrij Amsterdam’. Met het organiseren van deze bijeenkomst pakt de gemeente haar
rol als verbinder en stimulator van lokale initiatieven. Het vergroot de zichtbaarheid van een rookvrij
Amsterdam. Het is een vitgelezen mogelijkheid om de initiatieven die er in Amsterdam zijn onder de
aandacht te brengen van een breed publiek.
® De planning is de bijeenkomst in september of oktober 2021 te organiseren. Dit valt dan
samen met de campagneperiode van Stoptober. Die periode is er veel aandacht voor
tabaksontmoediging. Samen met een event manager zijn we in het najaar van 2020
begonnen met de voorbereidingen. De bijeenkomst zal bestaan uit verschillende sprekers
en workshops over tabaksontmoediging. Het doel is niet alleen om te inspireren, maar
ook om een aanzwengelend effect te bereiken. Tijdens de bijeenkomst zal kennis en
ervaringen delen centraal staan. De bijeenkomst wordt tevens gebruikt als startpunt van
een Amsterdamse Rookvrije Alliantie met partijen die zich willen inzetten voor een rookvrij Amsterdam.
Uitgangspunt is om zoveel mogelijk partijen en initiatieven te stimuleren om zich aan te sluiten bij de
alliantie en om zelf rookvrij te worden. Hierbij is het belangrijk dat de partijen de rookvrije ambities
onderschrijven en zich inzetten om zo gezamenlijk een rookvrij Amsterdam te realiseren.
11
| Onderzoeksrapport | 11 | train |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Dienstverlening, Financiën & Veiligheid
van 16 januari 2013
Vergaderdatum woensdag 16 januari 2013
Tijd 20:00 - 23.00
Locatie Raadzaal President Kennedylaan 923
Voorzitter Mw. W. Pelt
Griffier Mw. M. Hoogendoorn
Gecombineerde vergadering DF&V, LO, SL en R&W mbt agendapunt 6
1. Opening en vaststellen agenda
2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
3. Vaststellen verslag van de vergadering van14 november 2012
4. Toezeggingen en termijnagenda
5. 20.15
Antwoord 14020
(presentatie)
6. 20.45
Termijnagenda 2013
(ter advisering aan de raad)
Nazending in week 2
7. 21.15
Beantwoording raadsadres inzake verkoop panden door stadsdeel
(ter bespreking en advisering)
8. 21.30
Concept handhavingsprogramma
(ter bespreking)
1
Commissie Dienstverlening, Financiën & Veiligheid - woensdag 16 ….
9. 2215
Evaluatie vernieuwde openingstijden loketten dienstverlening
(ter bespreking op verzoek van de commissie)
10. 22.45
Sluiting
Ter kennisname stukken
a. Stand van zaken instellen blowverbod
b. Stand van zaken Deregulering december 2012
c. Onderzoek Klanttevredenheid Dienstverlening 2012
2
| Agenda | 2 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 25 oktober 2022
Portefeuille(s) Kunst en Cultuur
Portefeuillehouder(s): _ Touria Meliani
Behandeld door EZC, [email protected]
Onderwerp Benoeming van een nieuw lid van het Stadscuratorium Amsterdam
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over het volgende.
Op25 oktober 2022 heeft het college ingestemd met de benoeming van Jeroen Koolhaas tot lid van het
Stadscuratorium Amsterdam voor een termijn van vier jaar (1 november 2022 - 1 november 2026). Het
Stadscuratorium heeft tot taak heeft om het college binnen het gemeentelijke kunst- en cultuurbeleid
gevraagd en ongevraagd te adviseren over kunst in de openbare ruimte. Ook zal het advies geven over
behoud van monumentale wandkunst en streetart.
Als mede-oprichter van Favela Painting, is Jeroen Koolhaas zelf 15 jaar lang actief geweest in het
werkveld van streetart. Hij maakte met name in het buitenland macro-muurschilderingen. Naast het
uitvoeren van projecten heeft hij ook ervaring als adviseur tijdens de opstartfase van grote projecten in
Guatemala, Chile, Colombia en Mexico. Bij deze projecten stond samenwerking en overleg met
buurtbewoners en lokale stakeholders vaak centraal. Door deze internationale ervaring is Jeroen
Koolhaas goed ingevoerd in de werking van streetart in het bijzonder en van kunst in de openbare
ruimte en wat de kwaliteit ervan bepaalt in het algemeen. Sinds een aantal jaren legt Jeroen Koolhaas
zich geheel toe op autonoom werk en geeft hij les aan de Koninklijke Academie in Den Haag. Gezien de
toenemende aandacht voor streetart in de stad is deskundigheid op dit gebied onontbeerlijk en is
Jeroen Koolhaas een geschikte aanwinst voor SCA.
Bij de samenstelling van het stadscuratorium wordt rekening gehouden met diversiteit (gender,
man/vrouw, leeftijd, sociaal-economische en culturele achtergrond), zodat Amsterdammers in het
Stadscuratorium een weerspiegeling van de samenleving kunnen herkennen Met de aanvulling van
Jeroen Koolhaas bestaat SCA uit de volgende leden: Claudia Linders (voorzitter), Annemarie de Wildt,
Selby Gildemacher, Vincent van Velsen, Jeroen Boomgaard, Radna Rumping, Meinke Horn, Suzanne
Sanders en Jeroen Koolhaas.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 25 oktober 2022
Pagina 2 van 2
Voor meer informatie over de leden van SCA verwijs ik naar bijlage 4 of
https://stadscuratorium.nl/over/.
Voor meer informatie over achtergrond en werk van Jeroen Koolhaas:
https://jeroenkoolhaas.com/about.
Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Tovria Meliani
Wethouder Kunst en Cultuur
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | train |
VN2022-007038 Tijdelijke Algemene Raadscommissie
werk, Participatie 96 Gemeente jeje Ag TAR
en Inkomen X Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Volwasseneneducatie, Laaggeletterdheid en Inburgering
Vluchtelingen en Ongedocumenteerden (14,)
Agendapunt 98
Datum besluit NVT 7 april 2022
Onderwerp
Informatie over de reden waarom ongedocumenteerden niet worden toegelaten tot taallessen op
scholen.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief afdoening toezegging meer informatie te verstrekken
over de reden waarom ongedocumenteerden niet worden toegelaten tot taallessen van de
gemeente op scholen.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 160, uitvoering door college van door de raad vastgesteld beleid;
Gemeentewet artikel 169, actieve informatieplicht college naar gemeenteraad.
Bestuurlijke achtergrond
De toezegging is gedaan in de commissie WIO van janvari 2021. In bijgaande raadsinformatiebrief
de afdoening met excuses voor de late beantwoording. De toezegging was niet goed geregistreerd
in het systeem.
Ongedocumenteerden mogen niet deelnemen aan professioneel taalaanbod vanwege de
Vreemdelingenwet. Het Nederlandse vreemdelingenrecht is gebaseerd op het ‘koppelingsbeginsel’.
Dit houdt in dat de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen,
voorzieningen, vitkeringen, ontheffingen en vergunningen is gekoppeld aan rechtmatig verblijf van
de vreemdeling in Nederland. Dit is vastgelegd in artikel 10 van de Vreemdelingenwet.
Reden bespreking
NVT
Uitkomsten extern advies
NVT
Geheimhouding
NVT
Uitgenodigde andere raadscommissies
NVT
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.9 1
VN2022-007038 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Werk, Participatie __$€ Amsterdam
en Inkomen %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
Ja
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
AD2022-024188 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
AD2022-024191 afdoening.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ans Roest, [email protected], tel. 06 53686945
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 25 januari 2023
Ingekomen onder nummer 002
Status Status
Onderwerp Motie van het lid Van Schijndel inzake Vaststellen van het beleidskader
Hoofdgroenstructuur
Onderwerp
Geen zoekgebieden voor zon op water in de Sloterplas en in de Nieuwe Meer
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het vaststellen van het beleidskader Hoofdgroenstructuur
Constaterende dat:
-__ Het beleidskader Hoofdgroenstructuur ruimte biedt aan zonnevelden in delen van de
hoofdgroenstructuur mits deze als zoekgebieden zonne-energie zijn aangemerkt in de
Omgevingsvisie 2050 onder het ja-mits-principe en mits deze ruimtelijk, kwalitatief land-
schappelijk en ecologisch goed inpasbaar zijn en er voldoende ruimte beschikbaar blijft
voor andere functies;
-__De Sloterplas en de Nieuwe Meer in stadsdeel Nieuw-West aangemerkt zijn als zoekge-
bieden voor zonnevelden;
-_ De stadsdeelcommissie Nieuw-West in september 2022 een motie heeft aangenomen om
de zoekgebieden in de Sloterplas en de Nieuwe-Meer te verwijderen [1].
Overwegende dat:
-_De ruimte en het groen in en rondom de Sloterplas al onder druk staat vanwege de komst
van theater de Meervaart in het water;
-_In het beleidskader Hoofdgroenstructuur staat dat water vaak onlosmakelijk is verbonden
met het groen in Amsterdam;
-__ Bepaalde waterelementen toegevoegd zijn aan de Hoofdgroenstructuur om de reden dat
die onlosmakelijk zijn verbonden met het groen in Amsterdam;
-__ De Sloterplas en de Nieuwe Meer tot de waterelementen behoren die zijn toegevoegd aan
de Hoofdgroenstructuur;
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 2
-_ Door de snelle groei van de stad het aantal vierkante meters groen per inwoner afneemt
[2].
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
De zoekgebieden voor zon op water in de Sloterplas en in de Nieuwe Meer te schrappen.
Indiener(s),
A.H.J.W. van Schijndel
[1] 1 +Ongevraagd+advies+RES+2 0 (notubiz.nl}
[2] https://www.parool.nlfamsterdam/weer-minder-groen-per-amsterdammer-en-het-is-ook-nog-
ongelijk-verdeeld-b43356oc/
| Motie | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 11 november 2021
Ingekomen onder nummer 745
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Veldhuyzen en De Fockert inzake Zonder X wordt het
niks
Onderwerp
Zonder X wordt het niks
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de begroting 2022.
Overwegende dat:
e in Amsterdam een grote transgender gemeenschap is
e mensen uit deze gemeenschap hinder ondervinden van het niet kunnen wijzigen van hun
papieren naar hun geleefde gender, onder meer bij het vinden van werk, in hun opleiding en
bij het zoeken van een woning
e heteen mensenrecht is om een correcte genderregistratie te hebben*
e langniet iedereen in die gemeenschap van man naar vrouw of andersom wil veranderen, en er
een groeiende vraag is naar het introduceren van een X als internationaal erkende algemene
categorie voor non-binaire identiteiten
e Amsterdam actief de lokale trans gemeenschap steunt, onder meer met het T-huis en GGD
kliniek voor trans personen die door hun marginalisatie buiten de boot van de reguliere zorg
vallen.
Constaterende dat:
e wetgeving voor het wijzigen van de geslachtsindicator (“gendermarker”) bij de Rijksoverheid
ligt;
‘Jogjakartabeginsel 31, http://yogyakartaprinciples.org/principle-31-yp1o/
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 1
e De gemeenteraad van Zaanstad haar college al heeft verzocht actie te ondernemen in deze?
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
1. in navolging van het verzoek van de Zaanse raad namens de gemeenteraad ook een brief naar
de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken te sturen met het verzoek om de non-
binaire geslachtsaanduiding voor iedereen zo snel mogelijk wettelijk mogelijk te maken;
2. hieroverte rapporteren aan de raad.
Indieners
J.A. Veldhuyzen
T.C. de Fockert
*https://zaanstad.notubiz.nl/document/10534114/3/Motie%20vreemd%20Gun%20ieder
een%20een%20X%20in%2Ohet%20paspoort
| Motie | 2 | discard |
De voorzitter van de Stadsdeelraad Zuidoost roept de leden van de Stadsdeelraad op tot bijwoning
van de stadsdeelraadsvergadering op IDONDERDAG! 31 MEI 2007 om 20.00 uur in het
stadsdeelkantoor om te beraadslagen en te besluiten over de hieronder vermelde punten.
Amsterdam Zuidoost, 24 mei 2007
De voorzitter van de stadsdeelraad
N.B. De stukken liggen ter inzage in de leeszaal, en voor publiek bij het Informatiecentrum
Amsterdam Zuidoost en in de openbare bibliotheek.
1. Opening en Mededelingen
1a. Vaststelling van de agenda
2. Verslag van de vergadering d.d. 24 april 2007
2a. Ingekomen stukken (aangevuld)
Voordrachten uit categorie A: BESPREEKPUNTEN
3. Jaarrekening 2006
SDR310507 Fin/13
4, Rapport Rekenkamer vervolg sociale veiligheid
SDR310507 OOV/14 (wordt juni 2007)
5. Evaluatie Centrum voor beeldende kunst
SDR310507 Cult/15 (geannuleerd cie 15.05.07)
Bijgaand 6. WMO-burgerparticipatie (uitvoering motie 42)
SDR310507 Part/16 (aangepaste voordracht)
Bijgaand 7. Redesign Leerplicht en RMC
SDR310507 0/17
8. Vestiging Bal-lorig - bestuurlijke aspecten - (voordracht LZO)
SDR310507 RO/18
9, Weigering van het DB schriftelijke vragen inzake
subsidieverlening jongerenreis te beantwoorden (voordracht LZO)
SDR310507 W/19
Voordrachten uit categorie B: HAMERPUINTEN
Bijgaand 10. Pilot beheer en exploitatie MFC “No Limit”
SDR310507 W/20
| Agenda | 2 | discard |
4 Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 18 juli 2023
Portefeuille(s) Onderwijs
Portefeuillehouder(s): Marjolein Moorman
Behandeld door Directie OJZD [email protected]
Onderwerp Evaluatie en vervolg High Dosage Tutoring
Geachte leden van de gemeenteraad,
Het bevorderen van kansengelijkheid in het onderwijs is één van de belangrijkste prioriteiten van het
college. In de afgelopen jaren hebben we met verschillende aanpakken, diverse onderwijsinterventies en
door ongelijk te investeren hier fors op ingezet. High Dosage Tutoring (HDT) maakt deel vit van deze
inzet. Het doel van HDT is om door intensieve persoonlijke begeleiding onder schooltijd
onderwijsachterstanden terug te dringen, sociaal-emotionele vaardigheden te versterken en hiermee bij
te dragen aan gelijke kansen.
HDT startte in 2019 als driejarige pilot in Amsterdam Zuidoost, omdat de leerresultaten en
basisschooladviezen in dit stadsdeel achterlopen op de rest van Amsterdam. Sinds de start van de pilot
bent v jaarlijks geïnformeerd over de voortgang en resultaten*. Jaarlijks concludeerden we met elkaar
dat de schoolprestaties van de leerlingen verbeterd waren, dat het zelfvertrouwen en geloof in eigen
kunnen toenam en dat leerlingen een half niveau (bijv. van vmbo-b naar vmbo-bk) of zelfs een heel
niveau (bijv. vmbo-gt naar havo) hoger scoorden. Hieruit bleek steeds weer dat HDT een effectieve
interventie is.
De afgelopen drie jaar is de HDT-aanpak onderzocht door de Universiteit van Amsterdam in opdracht
van het college. Het college vindt het van belang om voldoende informatie te verzamelen over de
effectiviteit om te kunnen bepalen op welke wijze de interventie duurzaam, structureel en breder in
Amsterdam kan worden ingezet. Middels deze brief informeer ik v over de resultaten van dit onderzoek
en de wijze waarop we HDT willen continueren.
Opzet HDT in Zuidoost
HDT wordt uitgevoerd op 6 basisscholen in Zuidoost door Stichting The Bridge Learning Interventions
(TBLI). Leerlingen krijgen een aantal keer per week een vur begeleiding bij rekenen. Dit gebeurt in een
vaste 1 op 2 setting: 1 tutor voor 2 leerlingen. De tutoren hebben daarnaast (twee) wekelijks telefonisch
contact met de ouders van de leerlingen. Binnen HDT staat de band tussen de leerling, tutor en ouders
centraal. De uitgebreide wetenschappelijke theoretische basis in combinatie met de gedegen uitvoering
* Zie ook de raadsinformatiebrief van 16 september 2021 en 1 maart 2022 waarin de gemeenteraad wordt geïnformeerd
over de onderzoeksresultaten van respectievelijk het eerste en tweede loopjaar HDT in Zuidoost.
van HDT maken dat de interventie zeer effectief is. Ook op Mundus college (voortgezet onderwijs) in
Nieuw-West wordt HDT uitgevoerd door TBLI vanuit de Kansenaanpak VO, maar deze interventie valt
buiten het onderzoek van de UvA.
Resultaten evaluatierapport 3 jaar HDT
De Universiteit van Amsterdam deed onderzoek naar de effecten van drie jaar HDT. De rapportage vindt
u in de bijlage. Het rapport geeft inzicht in de eindresultaten van drie loopjaren HDT (2019/2020;
2020/2021; 2021/2022). Hieronder noem ik de belangrijkste resultaten:
e De onderzoekers stellen vast dat de schoolprestaties van alle leerlingen zijn verbeterd. Het
positief effect is vergelijkbaar met drie tot zes maanden extra leertijd.
e De leerkracht in de klas heeft niet altijd voldoende tijd om specifiek en langdurig op individueel
niveau aan bepaalde achterstanden te werken. Het HDT-programma biedt indirect ook
ondersteuning aan de school en aan de leerkracht in de klas.
e Uitgangspunt bij de inzet van HDT is dat de tutors vertrouwen hebben in de
ontwikkelingsmogelijkheden van alle deelnemende leerlingen, ongeacht het startniveau van de
leerling. Dit draagt positief bij aan het geloof in eigen kunnen en het zelfvertrouwen van de
leerlingen. Dergelijke ervaringen zijn kostbaar, met name voor leerlingen die op school soms
moeilijk meekomen, aldus de onderzoekers.
e Inhet derde jaar van de aanpak konden meer leerlingen deelnemen doordat gekozen werd voor
een 3-daagse model in plaats van een 5-daagse model. In de eerste twee jaar (2019-2020 en
2020-2021) namen leerlingen 5 dagen per week deel aan de tutorsessies. In het derde jaar is
gekozen voor 3 dagen per week. Onderzoekers concluderen dat er geen sprake is van een
proportionele afname in effectiviteit bij een 3-daagsmodel ten opzichte van het 5-daagse
model.
Aanbevelingen
De onderzoekers concluderen dat HDT een effectieve interventie is om onderwijsachterstanden te
bestrijden en gelijke kansen te bevorderen. HDT draagt bij aan het verbeteren van de
onderwijsprestaties van de deelnemende leerlingen. Sterker nog, volgens het UvA rapport kan breed
opschalen van HDT leiden tot het volledig wegwerken van relevante onderwijsachterstanden. Zij doen
ook een aantal belangrijke aanbevelingen die van belang zijn bij de continvering en de opschaling van
HDT:
e Houd rekening met krapte op de arbeidsmarkt. Het kan voor TBLI een vitdaging worden om het
juiste personeel aan te nemen.
e Denk na over een “onderhoudsinterventie” waarbij de leerlingen gedurende langere tijd
ondersteund worden. Zo kunnen zij duurzaam en op langere termijn de vruchten plukken van de
effectiviteit van HDT.
e Zorg dat de interventie goed wordt uitgevoerd lever niet in op de kwaliteit.
Hoe gaan wij verder
We nemen de aanbevelingen over en continveren allereerst de inzet van HDT voor schooljaar 2023-
2024. Dit betekent dat de huidige 96 leerlingen verspreid over de zes basisscholen in Zuidoost en 84
leerlingen van het Mundus college (voortgezet onderwijs) met HDT kunnen blijven meedoen. Daarnaast
werken we samen met de schoolbesturen en TBLI een plan vit waarbij we de komende jaren HDT
uitbreiden, allereerst in stadsdeel Zuidoost.
Het uitgangspunt is om HDT op een betaalbare, effectieve en duurzame wijze verder op te schalen naar
meer leerlingen en scholen die dit het hardst nodig hebben. Eind van dit jaar informeer ik u hoe wij dit
gezamenlijk met onze partners gaan doen. Het college ziet dat HDT een bewezen positief effect heeft
op de leerprestaties van leerlingen. Daarmee past HDT in onze brede aanpak ter bevordering van gelijke
kansen en het tegenaan van onderwijsachterstanden.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Marjolein Moorman
Wethouder onderwijs
Bijlage
1. Reken op Zuidoost: een evaluatie van drie jaar Bridge High-Dosage Tutoring in het
Amsterdamse basisonderwijs
| Brief | 3 | test |
4 Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 31 oktober 2023
Portefeuille(s) Mobiliteit, Openbare ruimte en Water (MOW)
Portefeuillehouder(s): Melanie van der Horst
Behandeld door Verkeer & Openbare Ruimte, bestuurlijke. [email protected]
Onderwerp Ruimtelijk eindbeeld tweede fietsring
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over het ruimtelijk eindbeeld voor de tweede fietsring. De
tweede fietsring is de route Ceintuurbaan - Roelof Hartstraat - Van Baerlestraat - Eerste
Constantijn Huijgensstraat - Bilderdijkstraat - Frederik Hendrikstraat.
Op veel plaatsen in de stad is de afgelopen jaren voor fietsers meer ruimte gemaakt, zoals bij de
Binnenring rond het oude centrum. De Binnenring is de afgelopen jaren voor een groot deel
getransformeerd naar een autoluwe straat met prioriteit voor fietsers, voetgangers en openbaar
vervoer. Deze fietsstraten, waar de auto te gast is, fungeren nu als een echte fietsring. Hierdoor
geïnspireerd is de mogelijkheid van een tweede fietsring onderzocht, die de 19e-eeuwse wijken
met elkaar moet verbinden. Dit is vitgewerkt in een Ruimtelijke Verdieping Tweede Fietsring
(bijlage), waarin de voordelen worden geschetst van fietsstraten in plaats van de bestaande (te)
smalle fietspaden.
Van fietspaden via fietsstroken naar fietsstraten
Omdat het autoverkeer op de tweede fietsring op dit moment nog te druk is, is de aanleg van een
fietsstraat nu nog niet mogelijk. Maar met de verlaging van de snelheid van 5o naar 3okm/u eind
dit jaar en de aanleg van drempels kunnen als tussenstap wel brede fietsstroken worden
aangelegd. Die zijn later eenvoudig tot de gewenste fietsstraat te transformeren. Ruimte om de
bestaande smalle fietspaden breder te maken is er niet, omdat dit ten koste zou gaan van bomen
of ruimte voor voetgangers.
Waarom een tweede fietsring?
De tweede fietsring is één van de drukste fietsroutes in Amsterdam: iedere dag maken meer dan
20.000 fietsers gebruik van deze route. De huidige fietspaden zijn op veel plekken ongeveer 1,80m
breed en daarmee veel te smal om prettig en veilig te kunnen fietsen. Bovendien neemt de vraag
naar meer ruimte voor fietsers sterk toe door de groei van het aantal inwoners -en dus ook het
aantal fietsers en de toenemende afstand die forensen per (elektrische) fiets overbruggen. Ook
staat de veiligheid op de smalle fietspaden steeds meer onder druk door de toegenomen
snelheidsverschillen tussen gewone fietsen, en het fors gestegen aandeel elektrisch ondersteunde
fietsen en fietsen met een groter formaat. Daarnaast leidt het verplaatsen van fietsers naar de
rijbaan tot rust en meer ruimte voor voetganger op het trottoir, dat in veel gevallen verbreed kan
worden.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 oktober 2023
Pagina 2 van 2
Hoe ver zijn we met de tweede fietsring?
In de vorige bestuursperiode (2018-2022) is de tweede fietsring aangewezen als één van de vier
prioritaire fietsroutes. Met de ruimtelijke verdieping (zie bijlage) is nu voor de hele tweede
fietsring een overkoepelende visie uitgewerkt waar we als stad naar toe willen werken. Het eerste
resultaat van de tweede fietsring is inmiddels zichtbaar op een deel van de Eerste Constantijn
Huijgensstraat en de Ceintuurbaan, waar met de aanleg van brede fietsstroken op een
toekomstige fietsstraat inrichting is geanticipeerd.
Volgende routedeel: Roelof Hartstraat en Roelof Hartplein
De uitvoering van de tweede fietsring loopt samen op met toekomstig vervangingsonderhoud. Per
routedeel wordt besloten over de uitvoering en de dekking van kosten. Is het tijd voor planmatig
vervangingsonderhoud, dan kan bij de begroting in de investeringsportfolio en/of het programma
stadsverbetering aanvullend budget gereserveerd worden. Daarna kunnen de planvorming en
participatie worden opgestart. Het eerstvolgende deel van de tweede fietsring waarvoor dit is
verkend is Roelof Hartstraat en Roelof Hartplein, waar op korte termijn vervangingsonderhoud
noodzakelijk is. De voorbereiding van de transformatie naar een fietsstraat is inmiddels opgestart,
met aanvullende dekking vanuit programma fiets en mogelijke cofinanciering door de
Vervoerregio.
De expliciete koppeling tussen vervangingsonderhoud en eventuele herinrichting van de openbare
ruimte, sluit aan bij de focus op onderhoud in het coalitieakkoord. In de vitvoeringsstandaard
toekomstbestendig werken in de openbare ruimte (USTOR) is dit verder vitgewerkt. Belangrijk
uitgangspunt is dat — vanuit het oogpunt van duurzaamheid en doelmatige besteding — de
openbare ruimte pas opnieuw wordt ingericht als die aan vervanging toe is. U bent hierover in mei
geïnformeerd per raadsinformatiebrief.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
KAP IS
_ LU nent
Melanie van der Horst
Wethouder Verkeer en Vervoer
Bijlagen
Ruimtelijke verdieping ze Fietsring, R&D 2023
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | train |
% Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1544
Datum indiening 1 augustus 2019
Datum akkoord 30 september 2019
Publicatiedatum 30 september 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Biemond inzake leegstaande
winkelpanden
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op woensdag 17 juli 2019 verscheen er in het FD! een artikel over weer flink
toenemende winkelleegstand. Dat de leegstand weer toeneemt, komt volgens
Locatus doordat er minder winkels zijn omgebouwd tot bijvoorbeeld woningen.
Ook werd er minder leegstand opgevuld met horeca. De ontwikkeling tot ombouw van
leegstaande winkels lijkt te stagneren. Ook de vooruitzichten zijn niet goed. CBRE
voorspelt dat in 2023 een kwart van het huidige aantal winkels overbodig zal zijn.
Wordt bovenstaande in Amsterdams perspectief geplaatst, dan valt het volgende op:
Procentueel is de leegstand (winkelverkooppunten) het grootst in de stadsdelen
Zuidoost (8,1%), Noord (5,3%) en Nieuw-West (4,9%). (Bron: Barometer
Winkelleegstand Amsterdam 2018).
Wordt er ingezoomd op een gebied, dan is de leegstand in stadsdeel Noord, in
gebied Noord Oost procentueel het grootst met 9,5%.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Biemond, namens de fractie van de PvdA, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. In hoeverre herkent het college het beeld dat de winkelleegstand weer toeneemt,
dan wel toe gaat nemen in Amsterdam en/of de Metropoolregio Amsterdam?
Antwoord:
Het college gebruikt voor het monitoren van de leegstand de Barometer
Winkelleegstand, die jaarlijks wordt opgesteld. Het college concludeert op basis
van de Barometer Winkelleegstand Amsterdam 2018 dat de winkelleegstand in
Amsterdam vanaf 2015 is gedaald. Daarnaast ligt de winkelleegstand in
Amsterdam structureel op een lager niveau dan in andere grote steden en
Nederland (zie Barometer Winkelleegstand Amsterdam 2013 t/m 2018). Wel zijn
er binnen Amsterdam gebieden en winkelcentra waar de leegstand oploopt, zoals
Buikslotermeerplein (Boven ’t Y) en de Amsterdamse Poort.
1 https://fd.nl/ondernemen/1 3091 26/ineens-stijgt-het-aantal-lege-etalages-in-de-winkelstraat-weer
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng loa4 Gemeenteblad R
Datum 30 september 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 1 augustus 2019
2. Welke verklaring heeft het college voor de grotere mate van leegstand in de
stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw-West dan in de rest van de stad”?
Antwoord:
= In Noord en Zuidoost is winkelleegstand met name geconcentreerd in de
stadsdeelcentra Buikslotermeerplein (Boven ’t Y), Amsterdamse Poort en
Woonmall Villa ArenÂ. Net als elders in Nederland kampen de
stadsdeelcentra met relatief hogere en langdurigere leegstand door onder
meer vertrek van winkelketens in het middensegment, minder divers (mode-)
aanbod en gebrek aan sfeer. Villa ArenA kampt sinds de opening in 2001 met
structurele leegstand en trekt minder bezoekers dan vooraf werd verwacht.
= In tegenstelling tot Noord en Zuidoost kent Nieuw-West geen sterke
concentratie van leegstand. De winkelleegstand ligt in dit stadsdeel tussen
4,1% en 5,8%. Dit is weliswaar hoger dan het stedelijke gemiddelde (3,4%),
maar ruim lager dan het landelijke gemiddelde (7,4%). Door de sterke mate
van versnippering van de leegstand over het stadsdeel is geen eenduidige
verklaring te geven voor de winkelleegstand.
3. De overmatige leegstand in bovengenoemde stadsdelen concentreert zich in een
aantal specifieke gebieden, zoals Noord Oost. In hoeverre is daar ook een
specifieke aanpak voor ontwikkeld om iets aan de leegstand te doen? En zo nee,
is het college bereid, een dergelijke aanpak alsnog te ontwikkelen samen met het
stadsdeel?
Antwoord:
1 Voorde leegstand in Noord Oost, waar de leegstand zich voornamelijk
concentreert in winkelcentrum Buikslotermeerplein (Boven ’t Y), is een
specifieke aanpak. Er worden verschillende scenario’s uitgewerkt om een
nieuw en levendig centrumgebied te realiseren met een breed en
onderscheidend scala aan stedelijke voorzieningen en woningbouw. De
aanpak richt zich ook op versterken sociale veiligheid, zichtbaarheid,
bereikbaarheid, voorzieningen, verblijfklimaat en leefbaarheid in het gebied.
Een aantal leegstaande panden wordt op dit moment tijdelijk ingevuld als
galerie/werkplaats voor kunstenaars. Daarnaast is de retailloods actief in de
aanpak van (hardnekkige) leegstand. Mede hierdoor vestigen sportwinkel
Decathlon en supermarkt Amazing Oriental zich op korte termijn in
winkelcentrum Buikslotermeerplein (Boven ’t Y). Het weghalen van het
Waddenwegviaduct levert een verbetering op van de openbare ruimte en
vergroot de leefbaarheid en het verblijfsklimaat.
" Het college meent dat de stadsdeelcentra Buikslotermeerplein (Boven *t Y),
Amsterdamse Poort en Centrum Nieuw-West toekomstbestendiger moeten
worden gemaakt. De gemeente blijft met pandeigenaren, ondernemers en
andere betrokkenen in gesprek om deze stadsdeelcentra zichtbaar een nieuw
elan te geven.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 0 september 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 1 augustus 2019
4. In hoeverre maakt het transformeren van leegstaand winkelvastgoed tot
woningen of horeca deel uit van de aanpak om de leegstand van winkelvastgoed
af te laten nemen? Zo ja, hoe beoordeelt het college deze aanpak? Zo nee, is het
college bereid, een dergelijke aanpak te onderzoeken?
a. Als het college bereid is, een aanpak te onderzoeken, is het college het dan
met de fractie van de PvdA eens dat voormalige winkelpanden, die zich vooral
op de begane grond bevinden, zich ideaal lenen voor woningen voor ouderen
die naar een benedenwoning willen verhuizen en dat we hiermee als stad dus
kunnen inspelen op de vergrijzing die de komende decennia alleen maar toe
zal nemen?
Antwoord 4a:
Het Detailhandelsbeleid Amsterdam 2018-2022 maakt het omzetten van
winkelpanden naar ruimere en andere functies bij langdurige leegstand mogelijk.
Vanwege het belang van economische functies voor een sterke buurteconomie
gaat bij transformatie de voorkeur uit naar andere economische functies, zoals
horeca, maatschappelijke of persoonlijke dienstverlening, sport of vrijetijd,
broedplaatsen, cultuur, gezondheidszorg, kleinschalige bedrijvigheid of kantoren.
Hierdoor kunnen de winkelruimtes gevuld worden met voorzieningen waaraan in
de buurt behoefte is.
Transformatie naar wonen is alleen mogelijk indien blijkt dat andere economische
functies niet levensvatbaar of wenselijk zijn op die plek, wat dan blijkt uit
langdurige leegstand (op pandniveau langer dan 1 jaar) bij een marktconforme
huur en voldoende verhuurinspanningen.
5. Ten aanzien van stadsdeel Noord valt op dat een aantal winkelpanden aan het
Mosplein/Kamperfoelieweg een grote mate van verpaupering kennen. Er lijkt
sprake van kraak te zijn en ramen zijn ingegooid.
a. Wie is de eigenaar/zijn de eigenaren van deze verpauperde en leegstaande
winkels en bovenliggende panden?
Antwoord 5a:
Deze informatie is niet publiekelijk beschikbaar. De eigenaren zijn bekend bij de
gemeente.
b. Is de gemeente in gesprek met deze eigenaar/eigenaren en wat zijn daar tot
nu toe de resultaten van?
Antwoord 5b:
In 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met de eigenaar van de panden
Mosplein 20, 22, 24 en 26 — gelegen aan het begin van de Kamperfoelieweg.
Volgens de eigenaar worden deze panden verkocht. De eigenaar was destijds
bezig met een plan voor wonen, ook op de begane grond. Het bestemmingsplan
staat wonen op alle bouwlagen toe. De eigenaar heeft op 5 oktober 2018 een
omgevingsvergunning ingediend voor het inpandig veranderen en vergroten van
de vier gebouwen. De omgevingsvergunning is op 23 april 2019 verleend.
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
weing loa4 Gemeenteblad
ummer - =.
Datum 30 september 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 1 augustus 2019
c. In hoeverre is er een concreet plan van aanpak om deze verpauperde situatie
te verbeteren? En wanneer is er zicht op verbetering van de situatie aldaar?
Antwoord 5c:
Zie voorgaande vraag.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
EO N% Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW
en Economie N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Water
Agendapunt A
Datum besluit College van B&W 16 november 2021
Onderwerp
Niet opheffen van de geheimhouding naar aanleiding van het Wob-verzoek van Boat Tours
Amsterdam
De commissie wordt gevraagd
De raad te adviseren in te stemmmen met de bijgevoegde raadsvoordracht 'Niet opheffen van de
geheimhouding naar aanleiding van het Wob-verzoek van Boat Tours Amsterdam, en te besluiten:
1. _Kenniste nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 25, derde lid, van de
Gemeentewet is bekrachtigd op bijlage A van deze voordracht.
2. De geheimhouding op het document genaamd: Juridische toets nieuwe regelingen
verlening exploitatievergunningen passagiersvaart d.d. 18 oktober 2019’ (bijlage A) niet op
te heffen en ook niet gedeeltelijk op te heffen.
Wettelijke grondslag
Artikel 2, eerste lid, van de Wob juncto artikel 3, 5, 10 en 11 van de Wob.
Artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet
Artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de krachtens het tweede lid opgelegde
verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken
wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het
stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar
opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst
door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.”
Artikel 2 van de Wob bepaalt dat een bestuursorgaan bij de vitvoering van zijn taak, onverminderd
het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig de Wob verstrekt en daarbij vitgaat van
het algemeen belang van openbaarheid van informatie. Daarbij dient het bestuursorgaan er zo veel
als mogelijk voor te zorgen dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel,
nauwkeurig en vergelijkbaar is.
Artikel 3 van de Wob bepaalt dat eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten
over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder
verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Artikel 5 van de Wob bepaalt dat de beslissing op een verzoek om informatie wordt mondeling
of schriftelijk genomen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk verzoek om
informatie, zoals in dit geval, vindt schriftelijk plaats.
Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10
en 11.
De aanhef van artikel zo lid 2 van de Wob bepaalt verder dat het verstrekken van informatie
ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de in de
leden opgenomen belangen. Dit is een relatieve weigeringsgrond. De volgende weigeringsgronden
zijn hier van toepassing:
* de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of
de in artikel za, onder c en d, bedoelde bestuursorganen (sub b);
Gegenereerd: vl.16 1
VN2021-030376 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Clusterstaf Ruimte € Amsterdam
en Economie %
Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021
Ter advisering aan de raad
e de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (sub e); en
e het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid
betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden (sub g).
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wob wordt in geval van een verzoek om informatie
vit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over
daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Bijlage A is zonder twijfel een document
opgesteld ten behoeve van intern beraad en bestaat bovendien bijna uitsluitend vit persoonlijke
beleidsopvattingen. Dit betekent dat artikel 12, eerste lid, van de Wob in beginsel aan
openbaarmaking in de weg staat.
Bestuurlijke achtergrond
Het Wob-verzoek Boat Tours Amsterdam heeft betrekking op informatie die vervat is in een
document waar geheimhouding op rust en die op 7 november 2019 door de raad is bekrachtigd.
Wanneer een Wob-verzoek wordt ingediend en de verzochte informatie heeft (mede)betrekking op
een document waar geheimhouding op rust, zoals in dit geval, moet volgens vaste jurisprudentie het
verzoek tevens worden opgevat als een verzoek om opheffing van die geheimhouding.
Reden bespreking
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
AD2021-116531 Commissie MLW Voordracht (pdf)
[ADzorva8jor | Gemeenteraad Voordracht - AD2021-116528. pdf (pdf)
Bijlage A. Geheim 20191018 Juridische toets nieuwe regelingen verlening
AD2021-122182 ‚ ‚
exploitatievergunningen passagiersvaart.pdf (pdf)
Gegenereerd: vl.16 2
VN2021-030376 %X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Clusterstaf Ruimte € Amsterdam
en Economie %
Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021
Ter advisering aan de raad
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Programma Varen, Emerentia Meijburg, w.meijburg@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.16 3
| Voordracht | 3 | discard |
Gemeente Amsterdam
Bestuurscommissie Oost
Voordracht en besluit D B = AB
Registratienummer Z-16-30325 / INT-16-0994,3
Afdeling -
Onderwerp
Inbreng MIP 2018
Portefeuille Verkeer en Openbare Ruimte
DB lid Ivar Manuel
Gebied Heel stadsdeel
Datum DB 20 september 2016
Datum AB voorbereidend 11 oktober 2016
Datum AB besluitvormend 25 oktober 2016
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Thijs Delisse
t.delisse Damsterdam.nl
*ZOO2EAS75EB« aginat Van
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost
besluit:
1. inte stemmen met de voorgestelde lijst met projecten voor de aanvraag van
financiële middelen vit het Meerjaren Investeringsprogramma 2018 (MIP).
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost
besluiten wordt
gepubliceerd besluit:
1. inte stemmen met de voorgestelde lijst met projecten voor de aanvraag van
financiële middelen vit het Meerjaren Investeringsprogramma 2018 (MIP).
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost,
Sjoukje Alta, Ivar Manuel,
secretaris voorzitter
Pagina 2 van6
Bevoegdheid
Artikel 28 verordening op de bestuurscommissies.
Bestuurlijke achtergrond
In het Meerjaren Investeringsprogramma (MIP) worden stedelijk financiële middelen vit
het Mobiliteitsfonds toegekend aan projecten in de openbare ruimte waarbij verbouw of
nieuwbouw plaatsvindt. Toekenning van middelen vindt plaats op basis van beschikbare
middelen en het stedelijk afwegingskader welke een onderdeel zijn van het MIP.
Belangrijke criteria daarin zijn: bereikbaarheid, leef kwaliteit, veiligheid en duurzaamheid.
| -leder stadsdeel en ook andere organisatieonderdelen, zoals bv Waternet of Haven, zullen
een opgave leveren (lijst van projecten) welke meegenomen worden in de afweging. Het
moet gaan om verbouw/nieuwbouw projecten in de openbare ruimte.
Het Algemeen Bestuur kan, vanuit de ogen- en orenfunctie, aangeven welke projecten
binnen het stadsdeel straks uitgevoerd zouden moeten worden.
Na indiening door alle organisatieonderdelen zullen stedelijk per gebied de ingediende
projecten naast elkaar gelegd worden om te bezien hoe deze projecten elkaar
beïnvloeden of dat er kansen zijn om samen op te trekken in de uitvoering.
Dit zal weer leiden tot een geclusterde en geprioriteerde lijst die in de Voorjaarsnota in
2017 leidt tot al dan niet toekennen van de gevraagde middelen voor 2018 en verder.
| In de parallelle sessie van 30 augustus heeft u uitleg gekregen over het proces en isu een
voorstel gepresenteerd met mogelijke projecten voor het MIP 2018. Daarbij is ook
gekeken naar de samenhang met het onderhoudsprogramma van het stadsdeel. Dat
betekent dat er ook aanvragen tussen zitten voor projecten waar v in het verleden in het
kader van het MJPF toe besloten heeft, maar waar naast onderhoud extra middelen nodig
zijn voor herinrichting. Tijdens en na de parallelle sessie heeft v kunnen reageren op het
voorstel en aanvullingen kunnen doen.
Hieruit is volgende lijst met projecten tot stand gekomen:
e _Roomtuintjes - Integrale herinrichting van het groen, om de leefbaarheid in
dit gebied te verbeteren.
e _Talud Polderweggebied, Muiderpoortstation en Roomtuintjes - De taluds
omvormen naar een gebruiksvriendelijke en aantrekkelijke openbare ruimte.
In samenwerking met bewoners en ondernemers uit de buurt.
| Openbare Ruimte Muiderpoortstation - Verbeteren van de openbare ruimte or
e _Rietlandpark - Het Rietlandpark opwaarderen door groen- en
speelvoorzieningen aan te brengen en te verbeteren.
e Parool Driehoek - De openbare ruimte rond het nieuwe Student Hotel
(voormalig Trouw & Parool gebouw) herinrichten om parkeren en de
verkeersveiligheid te optimaliseren.
e _Preangerstraat- De huidige inrichting van het wegprofiel voldoet niet, de
straat moet opgehoogd worden om de verkeersveiligheid te waarborgen.
e _Transvaalkade- Herinrichten van de rijweg en de parkeervakken om de
verkeersveiligheid en het parkeren te optimaliseren.
e Vander Madeweg - Herinrichten van de stationsomgeving om de
bereikbaarheid, verkeersveiligheid en sociale veiligheid te verbeteren.
e _Steigerpark - Herinrichting van het Steigerpark is nodig om het gebruik van
het park en de sociale cohesie in de buurt te verbeteren.
e _Sumatraplantsoen - Aan de Sumatrastraat/-plantsoen pleegt de
woningbouwvereniging t/m 2018 sloop- en nieuwbouw. In het verlengde van
deze werkzaamheden liggen kansen om ook de openbare ruimte aante
pakken en te verbeteren in het kader van de leef kwaliteit.
Pagina 3 van 6
e Joris lvensplein - Vanuit het gebiedsteam zijn er wensen voor een beperkte
herinrichting.
e Eerste Oosterparkstraat- Herinrichten van de Eerste Oosterparkstraat om de
bereikbaarheid voor fiets en voetganger te verhogen. Daarnaast inrichten als
stadsstraat om de economische functie te versterken en de straat vergroenen
om een kwaliteitsimpuls aan de buurt te geven.
e Spelen Science Park/Mac Gillavrylaan - Creëren van extra speelplek.
e _Don Bosco buurt integrale buurtaanpak - Diverse partijen als Waternet en
Liander hebben in deze buurt een grote onderhoudsopgave liggen. Ook de
openbare ruimte heeft een impuls nodig. De gebruiksdruk wordt steeds
groter. Een herinrichting van delen van de openbare ruimte is nodig.
e _Linnaeusstraat/Middenweg- Herinrichting ten behoeven van de
verkeersveiligheid en doorstroming.
e Eerste van Swindenstraat - Herinrichting voor een economisch vitalere
winkelstraat.
e _Flevopark- Toegang vanuit Indische Buurt naar Flevopark verbeteren en
aantrekkelijker maken voor bewoners.
e _Marcusstraat - Herinrichten, groot onderhoud gevel tot gevel.
MIP 2017
In 2017 is voor de eerste keer gewerkt met het stedelijk prioriteren van vitgaven uit het
Mobiliteitsfonds. Vorig jaar zijn door Oost de volgende projecten naar voren geschoven:
e Spaklerweg deel 1
e Spaklerweg deel 3
e Parool Driehoek
Oostpoort
e Ligplaatsen Duyvendrechtse vaart
e Lidwina schoolplein- herinrichting
e _Steigerpark IJburg
e _Torontobrug HI
Het stadsdeel heeft middelen toegekend gekregen voor de projecten Spaklerweg deel 1
en Spaklerweg deel 3.
De projecten Parool Driehoek en Steigerpark IJburg zijn opnieuw op de bovenstaande lijst
voor het MIP 2018 gezet.
De projecten Oostpoort, Ligplaatsen Duyvendrechtse vaart, Lidwina schoolplein en
Torontobrug HI hebben een andere dekking/scope gekregen of zijn stopgezet, deze
hoeven daarom niet opnieuw te worden ingediend.
Onderbouwing besluit
Beoogd effect
Financiële dekking voor het herinrichten van de openbare ruimte op diverse plekken in het
stadsdeel.
Argumenten
N.v.t.
Kanttekeningen
N.v.t.
Pagina 4 van 6
Risico's / Neveneffecten
N.v.t.
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau Nvt.
Financiën Nvt.
Communicatie Nvt.
Overige Nvt.
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? Nee
Indien ja, dekking aanwezig? N.v.t
Indien ja, welke kostenplaats?
Toelichting Nvt.
Voorlichting en communicatie
N.v.t.
Uitkomsten inspraak
N.v.t.
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
N.v.t.
Pagina 5 van 6
Geheimhouding
N.v.t.
Einde geheimhouding
Stukken
Meegestuurd N.v.t.
Ter inzage gelegd
Parafen
Manager Portefeuillehouder
Iris Reuselaars Ivar Manuel
Besluit dagelijks bestuur
Akkoord, voorts wordt de portefeuillehouder gemachtigd tot het maken van tekstuele
wijzigingen.
Pagina 6 van 6
| Besluit | 6 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Definitieve raadsagenda,
woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
De waarnemend burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de
gemeenteraad uit voor de raadsvergadering.
Datum en tijd woensdag 18 juli 2018 13.00 uur en 19.30 uur
donderdag 19 juli 2018 13.00 uur
Locatie Raadzaal
Algemeen
1 Mededelingen.
2 Vaststellen van de notulen van de raadsvergadering op 27 juni 2018.
3 Vaststellen van de agenda.
4 Mededeling van de ingekomen stukken.
5 _Mondelingevragenuur.
6 Installatie van duoraadsleden.
Benoemingen
7 _Benoemen van leden in de raadscommissies.
8 _Benoemen van de leden van de commissie Joodse erfpachttegoeden.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 625)
9 Benoemen van een lid van de Sportraad Amsterdam.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 626)
Openbare Orde en Veiligheid
10 Kennisnemen van het opvolgingsonderzoek van de rekenkamer naar nazorg aan
gedetineerden en het college vragen om aandacht te geven aan de drie
aandachtspunten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 594)
11 Actualiteit van het lid Nanninga inzake het radicaliseringsbeleid en de hiermee
samenhangende recente aanhoudingen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 627)
1
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
Juridische Zaken
12 Kennisnemen van een update over de stand van zaken met betrekking tot het
Namenmonument. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 595)
13 Instemmen met de financiële bijdragen ten behoeve van het realiseren van het
Namenmonument. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 597)
14 Wijzigen van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam en vaststellen
van de gedragscode dagelijks bestuur Amsterdam.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 598)
15 Wijzigen van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam en vaststellen
van de gedragscode stadsdeelcommissies Amsterdam.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 599)
16 Wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 in verband met het
schrappen van uitgaansoverlastgebieden en het toevoegen van een aantal
gronden voor het opleggen van een gebiedsverbod in algemene
overlastgebieden. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 600)
17 Vaststellen van de Verordening commissie Joodse erfpachttegoeden.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 601)
18 Kennisnemen van het eindrapport van de stichting Individuele Terugbetalingen
Amsterdam en instemmen met het voegen van de overgebleven gelden bij de
gelden van de commissie Joodse erfpachttegoeden.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 602)
19 Vaststellen van de subsidieverordening Joodse erfpachttegoeden.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 603)
Sociale Zaken
20 Wijzigen van de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet
Amsterdam 2017. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 605)
Vluchtelingen en Ongedocumenteerden
21 Actualiteit van de leden Simons, Roosma, Mbarki, Flentge en Taimounti inzake
het stoppen van de uitzetting van Afghaanse vluchtelingen naar Afghanistan.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 628)
Economische Zaken
22 Intrekken van drie verordeningen voor bedrijveninvesteringszones.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 606)
2
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
Onderwijs
23 Instemmen met een tussentijds integraal investerings- en kredietbesluit om
lopende nieuwbouwprojecten Onderwijs bijna energie neutraal te maken en
onderwijsunits aan te kopen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 607)
24 Vaststellen van het Plan van Scholen basisonderwijs 2019-2022.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 608)
25 Actualiteit van het lid Timman inzake het lerarentekort voor schooljaar 2018-
2019. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 629)
Duurzaamheid en Circulaire Economie
26 Wijzigen van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 609)
Ruimtelijke Ordening
27 Vaststellen van het bestemmingsplan Waterzuivering Amstelkwartier.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 610)
28 Vaststellen van het bestemmingsplan IJburg 1e fase Blok 1.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 611)
29 Vaststellen van het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 612)
30 Vaststellen van het bestemmingsplan Borneo, Sporenburg en Rietlanden 2017.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 613)
31 Vaststellen van de Nota Welstand op het Water. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 614)
Grondzaken
32 Beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de gewenste vergroening
van kavel X (Westerpark West). (Gemeenteblad afd. 1, nr. 616)
33 Vaststellen van het Warmteplan Sluisbuurt 2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 617)
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
34 Instemmen met het voorbereidingskrediet en het uitvoeringskrediet voor de
renovatie van de Piet Heintunnel. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 619)
35 Instemmen met de 11° wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling
Vervoerregio Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 620)
36 Kennisnemen van het opvolgingsonderzoek van de rekenkamer naar het
verwijderen van fietsen en het college te vragen om aandacht te geven aan de
drie aandachtspunten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 621)
3
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
ICT en Digitale Stad
3/7 Uiten van wensen en bedenkingen ten aanzien van het ontwerp van het Stedelijk
kader verwerken persoonsgegevens. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 623)
Dienstverlening
38 Bekendmaken van het normblad NEN 2699, uitgave 2017, door terinzagelegging.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 624)
Raadsaangelegenheden
39 Positief adviseren over de ontwerpbegroting 2019 en de begrotingswijziging 2018
van de Rekenkamer Metropool Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 604)
40 Positief adviseren over de jaarrekening en accountantsverklaring 2017 van de
Ombudsman Metropool Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 592)
41 Positief adviseren over de begroting 2019 van de Ombudsman Metropool
Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 593)
VERGADERING ACHTER GESLOTEN DEUREN
Juridische Zaken
42 Bekrachtigen van de geheimhouding. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 596)
Ruimtelijke Ordening
43 Geheim. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 615)
Grondzaken
44 Geheim. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 618)
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
45 Geheim. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 622)
4
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
Ingekomen stukken
1 Raadsadres van de Vrouwen Commissie West van 25 juni 2018 inzake
een initiatief voor een Lightrail Flyway voor Amsterdam.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
2 _Raadsadres van leerlingen van groep 4ÀA van basisschool Oostelijke Eilanden
van 6 juli 2018 inzake het thema ‘Help de bij’.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
3 Raadsadres van een burger van 27 juni 2018 inzake het rapport van de Europese
Rekenkamer over de verschillende hoge-snelheid-spoortrajecten.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
4 Raadsadres van een burger van 28 juni 2018 inzake de verspreiding van
een huis-aan-huisblad in plaats van reclamefolders.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
5 Kopie van een brief van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
van 28 juni 2018, gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, mevrouw drs. K.H. Ollongren, inzake het briefadvies
Versnellen woningbouwproductie, met behoud van kwaliteit’.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
6 Brief van een burger van 25 juni 2018 inzake het niet functioneren van
de gemeente Amsterdam.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
7 Brieven van een burger van juni en juli 2018 inzake de miljoenenfraude bij
de bouw van de Johan Cruyff ArenA.
Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen,
onder verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders
van 8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273.
5
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
8 Raadsadres van een burger van 28 juni 2018 inzake het huurbeleid van
het ateliergebouw aan de Egelantiersgracht.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Kunst, Diversiteit en Democratisering.
De bijlagen liggen ter inzage bij de raadsgriffie.
9 Kopie van een brief van de Bond Heemschut, Commissie Amsterdam, mede
namens enkele andere organisaties, van 28 juni 2018, gericht aan het college
van burgemeester en wethouders, inzake bescherming van de Lutkemeerpolder.
Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen om een reactie op te stellen en een kopie van de reactie
te sturen naar de leden van de raadscommissie Kunst, Diversiteit en
Democratisering.
10 Brief van Wieringa Advocaten van 26 juni 2018 inzake kennisneming van hun
brief van 19 juni 2018, gericht aan het college van burgemeester en wethouders,
over een Wob-verzoek betreffende het rapport ‘Stakeholdersdialoog
Passagiersvaart Amsterdam’.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
De bijlagen liggen ter inzage bij de raadsgriffie.
11 Raadsadres van een burger van 17 juni 2018 inzake aanbevelingen om meer
rekening te houden met het insectenleven in het groenbeheer van de gemeente.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
12 Raadsadres van het Comité Dierennoodhulp van 3 juli 2018 inzake het fokbeleid
en de omgang met dieren bij kinderboerderij Westerpark en het niet nakomen
van de overeenkomst van kinderboerderijen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
13 Raadsadres van drie burgers van 24 juni 2018 inzake het veroorzaken van
nieuw plastic zwerfafval.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
6
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
14 Raadsadres van een burger van 3 juli 2018 inzake het parkeerbeleid rond
het Noorderparkbad in Amsterdam-Noord.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid.
15 Raadsadres van een burger van 3 juli 2018 inzake aanpassing van de regels van
het huurbeleid in Amsterdam.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
16 Raadsadres van de Jongerenraad Bijzonder Jeugdwerk van 5 juli 2018 inzake
een uitnodiging om jeugdzorg te bespreken.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
17 Raadsadres van de Vereniging Vrienden van de Sloterplas van 4 juli 2018 inzake
het Dance Festival Mystic Garden in Sloterpark op 16 juni 2018.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
18 Raadsadres van de Werkgroep Wonen van het Netwerk Ouderen Advies Raden
van 28 juni 2018 inzake meer aandacht voor ouderenhuisvesting.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
19 Brief van mevrouw A. Nanninga, fractievoorzitter van Forum voor Democratie,
van 6 juli 2018 inzake het verzoek om de heer S.E.P. van Odijk te installeren als
duoraadslid en te benoemen als lid van de raadscommissie Zorg, Jeugdzorg en
Sport.
Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 6,
installatie van duoraadsleden, en agendapunt 7, benoemen van leden in
de raadscommissies.
20 Brief van de woningstichting Rochdale van 9 juli 2018 inzake een uitnodiging voor
een werkbezoek aan de woningcorporatie Rochdale.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
7
| Actualiteit | 7 | train |
RAADADRES
Aan de raadsleden van het stadsdeel Centrum
Beteft: Ledscherm aan gevel Escape
Nu het Rembrandtplein gereed is valt het contrast tussen de subtiele verlichting van het
straatmeubilair en de nieuwe straatlantaarns enerzijds en het verblindende LED scherm
aan de gevel van Escape anderzijds steeds meer op.
Namens de Vereniging Amstelveld buurt heb ik vragen gesteld over het gebruik van het
beeldscherm door zowel de centrale stad als de deelraad met als voorbeeld:
Presentatie masterplan Rembrandtplein, promotie 1 Amsterdam, burgemeester Cohen in
beeld en nieuws van ATS.
Een andere inspreker sprak mede namens de clientèle van de Schillerbar zijn ergernis uit
over dit fenomeen waar ze recht tegenin moeten kijken.
Wij willen graag geïnformeerd worden over de volgende zaken:
- Worden deze uitingen officieel door het stadsdeel ondersteund en trekt de exploitant
daar financieel of anderszins profijt van?
-Moeten niet alle contacten die de schijn wekken dat de gemeente hiermee bemoeienis
heeft gestopt worden?
-Is er een norm of kan die gesteld worden wat de lichtsterkte van dit soort schermen
betreft?
-Worden er op dit moment nog pogingen ondernomen om dit scherm te verwijderen?
emme ne
Bezoekadres x Gemeente Amsterdam
Amstel 1
rn Stadsdeel Centrum
Postbus 202 x Sector Bouwen & Wonen
1000 AE Amsterdam Afdeling Stafbureau Vergunning & Handhaving
Telefoon 14 020 x
Fax 020 552 4433
WML € Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Vereniging Amstelveld-buurt
p/a Reguliersgracht 56
1017 LT AMSTERDAM
- 1 APR. 2010
Datum
Ons kenmerk 10/148
Uw kenmerk =
Behandeld door B.W. Kemper
Rechtstreekse nummer 020 552 4362
Faxnummer 020 552 4491
Bijlage =-
Onderwerp uw raadsadres van 29 december 2009
Geachte heer / mevrouw,
Wij reageren hierbij op uw raadsadres gedateerd 29 december 2009 inzake het LED-
scherm op het Rembrandtplein. De reden dat u een reactie van ons als dagelijks bestuur
ontvangt is dat de stadsdeelraad in haar vergadering van 28 januari 2010 besloten heeft |
de afdoening van het raadsadres aan ons over te laten. Wij sturen een afschrift van deze
brief aan de commissie Bouwen, Wonen en Stedelijke Ontwikkeling.
U vraagt of stadsdeel Centrum uitingen van de gemeente Amsterdam op het LED-scherm
ondersteunt. Het stadsdeel zelf heeft alleen in het kader van de herinrichting van het
Rembrandtplein gebruikt gemaakt van het scherm. Het is ons bekend dat het scherm af
en toe door andere onderdelen van de gemeente Amsterdam wordt gebruikt. Wij zien
echter geen aanleiding om ons daarin te mengen. Het scherm is immers legaal aanwezig.
U vraagt voorts of er normen zijn voor de lichtsterkte van dit soort schermen. Ook dat is
niet het geval. De begrenzing zou gevonden moeten worden in algemene hinderartikelen
in het civiele recht of in bijvoorbeeld de APV, waarin een bepaling is opgenomen ter voor-
koming van “onevenredige hinder”. Van dat laatste kan naar ons oordeel in dit geval niet
gesproken worden.
Tenslotte vraagt u of het stadsdeel nog pogingen onderneemt om het LED-scherm te
verwijderen. Zoals u bekend zal zijn heeft het dagelijks bestuur getracht de plaatsing van
het scherm tegen te houden. Daartoe is op 28 juni 2002 een bestuursdwangbesluit
E Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metra lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
NE
emme
Gemeente Amsterdam
10/148 Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
uitgevaardigd. Dat besluit is op 4 mei 2005 door de hoogste bestuursrechter, de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State, vernietigd. Gelet daarop is verwijdering van
het scherm niet aan de orde. Dat zou mogelijk anders kunnen worden indien het scherm
vervangen of gewijzigd zou worden.
Wij hopen u met bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum, |
(Cooap | Í p E
WZ t Lj
Anneke Eurelings Els Iping |
secretaris voorzitter Ke
|
EE
| Raadsadres | 3 | train |
De voorzitter van de Stadsdeelraad Zuidoost roept de leden van de Stadsdeelraad op tot bijwoning
van de stadsdeelraadsvergadering op dinsdag 28 september 2010 om 20.00 uur in het
stadsdeelkantoor om te beraadslagen en te besluiten over de hieronder vermelde punten.
Amsterdam Zuidoost, 23 september 2010
De voorzitter van de stadsdeelraad
N.B. De stukken liggen ter inzage in de leeszaal, en voor publiek bij het Informatiecentrum
Amsterdam Zuidoost en in de openbare bibliotheek.
Voorafgaand aan de vergadering vindt om 19.00 uur de prijzenuitreiking plaats voor het invullen van
de enquête op Internet tbv het jongerenonderzoek.
1. Opening en Mededelingen
1a. Vaststelling van de agenda
2. Verslag van de vergadering d.d. 29 juni 2010
3. Ingekomen stukken
3a. Afscheid duoleden Hartog en Kruik
4. Onderzoek Commissie Geloofsbrieven
Aa. Benoeming en beëdiging duo-raadslid ChristenUnie
SDR100928 Vz/35
Bijgaand 4b. Wijziging samenstelling raadscommissies
SDR100928 Vz/36
Voordracht uit categorie A: BESPREEKPUNTEN
5. Vernieuwing sportbuurtwerk 2011-2014
(in uw bezit)
SDR100928 Sp&R/37
6. Benoeming vertegenwoordiger en plaatsvervanger in bestuur
Groengebied Amstelland
SDR100928 Sp&R/38
Voordracht uit categorie B: HAMERPUNTEN
7. Goedkeuring Jaarrekening 2009 Sirius
SDR100928 0/39
8. Subsidieverordening voor duurzame energietechnieken en
energiebesparing
SDR100928 Mil/40
9, Herziening Bomenverordening
SDR100928 RO/41
KABINET 10. Drie locaties scholen Driemond
SDR 100928 RO/42
| Agenda | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 967
Datum indiening 23 juni 2020
Datum akkoord 2 september 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Kreuger inzake Amsterdam Congresstad #1
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Nu het toerisme na het recente dieptepunt van de coronacrisis weer een beetje opkrabbelt
hebben het gemeentebestuur en de bezoekerssector een unieke kans om te sturen op
wat voor soort bezoeker wij als stad binnen willen halen. Geen overlastgevende
schreeuwtoeristen meer, en inzetten op kwaliteitstoeristen. De fractie van Forum voor
Democratie wil daarom dat Amsterdam zich zo veel mogelijk inzet op het actief werven
van congressen en zakelijke bezoekers. Dit type bezoekers veroorzaakt over het
algemeen geen overlast. Dat is belangrijk voor de transitie naar kwaliteitstoerisme en het
terugdringen van het aandeel van schreeuwtoeristen. De fractie van Forum voor
Democratie Amsterdam roept daarom op: maak van Amsterdam Europese congresstad
#1.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Kreuger, namens de fractie van Forum voor
Democratie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Hoeveel congressen vinden er jaarlijks in Amsterdam plaats? (graag een overzicht
per jaar vanaf 2015).
2. Door hoeveel bezoekers worden deze congressen jaarlijks bezocht? (graag een
overzicht per jaar vanaf 2015)
Antwoord op vragen 1 en 2:
|___________________ | 2015 2016 2017 2018 2019
Aantal congressen! | 5126 5204 4607 3804 4903
meetings
Aantal bezoekers* 535.360 480.107 431.054 409.700 437.500
Aantal 1.114.569 937.590 961.965 1.057.436 1.013.058
deelnemersdagen!
Bron: Kerncijfers Meetings 2016 t/m 2020, amsterdam&partners
1 Om te weten hoeveel bezoekers de congresmarkt jaarlijks trekt kan het beste gekeken worden naar het aantal
deelnemersdagen. Een congres kan namelijk meerdere dagen duren, wat betekent dat dezelfde deelnemer ook
de volgende dag weer moet worden meegeteld. De hoeveelheid bezoekers per jaar wordt dus berekend door het
aantal deelnemers te vermenigvuldigen met de duur van het congres, waarmee het aantal deelnemersdagen
wordt berekend. Het aantal bezoekers en deelnemersdagen per jaar is indicatief, de aantallen zijn gebaseerd op
de data die wordt verzameld en aangeleverd door amsterdam&partners.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng 87 Gemeenteblad R
Datum 2 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2020
3. Hoeveel van deze bezoekers verblijven tijdens hun bezoek aan een congres in een
hotel in Amsterdam? (graag een overzicht naar jaar vanaf 2015)
Antwoord:
Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar over hoeveel congresbezoekers overnachten in de
stad Amsterdam. Gerelateerd aan het aantal deelnemersdagen kan echter wel worden
berekend hoeveel hotelovernachtingen op jaarbasis zijn toe te schrijven aan de
congressen. Volgens cijfers van amsterdam&partners (a&p) ligt het aantal aan
congressen gerelateerde hotelovernachtingen jaarlijks tussen de 5 en 10% van het totaal
aantal overnachtingen. In absolute getallen betreft dit tussen de 800.000 en 875.000
overnachtingen op jaarbasis.
4. Is bij het college bekend hoeveel congresbezoekers en/of zakelijke bezoekers
gemiddeld uitgeven in Amsterdam, en zo ja om welk bedrag gaat dit?
Antwoord:
De cijfers van het laatste onderzoek naar dit onderwerp, de NBTC marketscan zakelijk
ontmoeten in Nederland 2018, geven aan dat congresbezoekers die in Amsterdam
verblijven gemiddeld € 389 per persoon per dag besteden. Dit is bijna € 100 meer dan de
dagelijkse bestedingen tijdens een individuele zakenreis,
5. Welke economische impact heeft het organiseren van congressen op de stad
Amsterdam? Hoeveel procent van het Bruto Amsterdams Product (BAP) en hoeveel
banen zijn hiermee gemoeid? (graag een overzicht per jaar vanaf 2015)
Antwoord:
Er zijn geen objectieve cijfers beschikbaar over de economische impact van het
organiseren van congressen op de stad Amsterdam. De congressector is als zodanig niet
als een aparte economische sector geïdentificeerd in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI)
die door het CBS en de KvK worden gehanteerd. Dit maakt dat het toedichten van banen
en percentage van het BAP aan de congressector niet mogelijk is. Wel is er een aantal
externe casestudies bekend: het IBC congres dat jaarlijks 55.000 bezoekers verwelkomt
in de MRA zorgt volgens cijfers van de Amsterdamse congreshotelorganisatie Luxury
Hotels voor een economische impuls van circa € 80 miljoen in 5 dagen tijd. Vergelijkbare
cijfers golden voor het ISE congres, dat tot 2020 ook in Amsterdam plaatsvond. Dit
congres zorgde volgens Luxury Hotels voor een jaarlijkse economische impact van circa €
60 miljoen.
6. Watis over het algemeen de toegevoegde waarde van de congressector voor
Amsterdam?
Antwoord:
Congressen zijn een belangrijk middel voor economisch herstel. Congressen brengen
innovatie, congresbezoekers besteden relatief veel geld en veroorzaken geen overlast. De
lokale congreslocaties en horeca hebben de congressen en de zakelijke congresbezoeker
nodig om te overleven. Congressen leveren veel directe en indirecte werkgelegenheid.
Bovendien verblijft de congresbezoeker in de hele Metropoolregio Amsterdam en bezoekt
tijdens het verblijf vaak een culturele instelling.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Ndeing 87 Gemeenteblad
ummer - =. - .
Datum 2 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2020
7. Welke sociale impact (als in: drukte en overlast) hebben deze congressen op de stad
Amsterdam?
Antwoord:
Congresbezoekers zorgen voor weinig overlast en besteden relatief veel geld aan cultuur
en horeca. Congressen vinden vaak buiten het toeristische seizoen plaats en buiten de
drukke toeristische centra. Uit onderzoek van amsterdam&partners blijkt dat 51% van de
congresbezoekers alleen reist, 78% herhaalbezoeker is van Amsterdam en dat bijna 40%
van de internationale verblijf-congresbezoekers een museum in de stad bezoekt.
De meeste congressen vinden plaats buiten het klassiek toeristisch hoogseizoen (juli-
augustus). Verschillende onderzoeken van a&p tonen aan dat de pieken in aantallen
congresbezoekers in Amsterdam vooral in het voorjaar, (vroege zomer) en het najaar
plaatsvinden. Hiermee is congresbezoek — in ieder geval in het najaar - complementair
aan het toeristisch bezoek in Amsterdam. Congressen vinden gespreid plaats in
verschillende gebieden in Amsterdam. Uit de Kerncijfers Meetings 2020 van a&p blijkt dat
het hoogst aantal deelnemersdagen in 2019 geconcentreerd was in Amsterdam Zuid
(locatie RAI).
8. Vindt het college het wenselijk om meer congressen naar Amsterdam te halen?
Antwoord:
Ja, zie het antwoord op vraag 9.
9. Wat doet het college momenteel om congressen naar Amsterdam te halen?
Antwoord:
Het college zet actief in op zakelijke bezoekers. Als eerste stap hebben we samen met de
hospitalitysector een plan gemaakt voor het aantrekken van congressen. Dat congressen
een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de bezoekerseconomie wordt breed
gedragen. Ze zorgen voor veel directe en indirecte werkgelegenheid en innovatie, ze
vinden plaats in de gebieden met minder toeristen en worden gehouden buiten het
toeristenseizoen. De congresbezoekers verwelkomen we graag; ze zorgen voor weinig
overlast, overnachten in hotels en besteden relatief veel geld aan cultuur en horeca. In de
raadsbrief over de toekomst van de bezoekerseconomie van 31 augustus 2020 heeft het
college de raad reeds geïnformeerd over welke acties zij onderneemt om congressen
naar Amsterdam te halen.
10. Amsterdam hanteert een hoge toeristenbelasting vergeleken met andere Europese
(congres)steden. Is de toeristenbelasting een factor voor de aantrekkelijkheid van
Amsterdam als congresstad? Zo ja, is de gemeente bereid slimme oplossingen en
maatwerk te bieden in het geval het binnenhalen van belangrijke congressen
vastloopt op de hoogte van de toeristenbelasting?
Antwoord:
Er zijn geen cijfers beschikbaar over de invloed van de toeristenbelasting op de
aantrekkelijkheid van Amsterdam als congresstad. Diverse congresorganisatoren uit de
sector geven wel bij ons aan hier moeite mee te hebben. Zie het antwoord op vraag 9.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Ndeing 87 Gemeenteblad
mmer - =. - .
Datum 2 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2020
11. Wordt de capaciteit voor het organiseren van congressen in Amsterdam op dit
moment volledig benut? Indien, nee waarom niet? Indien ja, zou het college willen
meedenken over opschaling van de capaciteit?
Antwoord:
De gemeente houdt geen data bij over de benutting van de capaciteit voor het
organiseren van congressen bij de lokale congreslocaties. Maar door de effecten van
coronacrisis en de beperkende maatregelen wordt de capaciteit van de congreslocaties
niet volledig benut. Zie het antwoord op vraag 9.
12. Is het college voornemens actief acquisitiebeleid in te zetten om Amsterdam op de
kaart te zetten als congresstad, en welke maatregelen kan het college nog meer
nemen om actief in te zetten op het binnenhalen van congressen en zakelijke
bezoekers?
Antwoord:
Ja, zie het antwoord op vraag 9. Het college heeft a&p gevraagd dit najaar advies uit te
brengen over de toekomst van de bezoekerseconomie, met inachtneming van de
leefbaarheid voor onze bewoners, gastvrijheid en duurzaamheid van de stad, en wat
daarvoor moet gebeuren: wat wordt gezien als overlast gevend toerisme, wat is het profiel
van de gewenste bezoeker, welk imago van Amsterdam hoort daarbij en wat zouden we
daarvoor moeten doen.
13. Is het college bereid als absoluut speerpunt in te zetten op het worden van een
aantrekkelijke congresstad?
Antwoord:
Het college heeft de raad op 31 augustus 2020 middels een brief geïnformeerd over de
toekomst van de bezoekerseconomie. Hierin heeft het college reeds aangekondigd actief
in te willen zetten op zakelijke bezoekers, zoals congresgangers.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 313
Ingekomen onder j
Ingekomen op woensdag 11 maart 2020
Behandeld op woensdag 11 maart 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma en Kreuger inzake de Regionale Energiestrategie
(Kernenergie in de mix)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Regionale Energiestrategie.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 265)
Overwegende dat:
— Windmolens alleen energie leveren als het waait en zonnepanelen alleen energie
leveren als de zon schijnt, terwijl kerncentrales altijd energie kunnen leveren;
— Er wetenschappelijke consensus is dat kernenergie per kwu minder doden en
gezondheidsschade veroorzaakt dan kolen, gas, wind en zon;
— Er wetenschappelijke consensus is dat afval van kernenergie, in tegenstelling tot
afval uit gas en kolen, goed en veilig kan worden opgeslagen;
— Nederland een bijzonder dichtbevolkt land is en kernenergie relatief zeer ruimte
efficiënt is;
— Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in alle vier de scenario's
waarin klimaatverandering succesvol wordt gemitigeerd, een grote bijdrage van
kernenergie voorziet. (IPCC, Special Report 2018: Global warming of 1.5°C,
Summary for Policymakers, pagina 16).
— Met slechts één kerncentrale zeventien keer zoveel CO2 vrije stroom kan worden
opgewekt als met de hele ambitie voor wind en zon uit de concept RES
Amsterdam;
— De enige Nederlandse productiecentrale in Borssele aantoont dat kernenergie
goedkoop kan zijn en een centrale snel kan worden gebouwd (Kostprijs incl.
verliezen 5 € ct / kwu; bouwtijd kerncentrale was 6 jaar);
— Expliciet uitgesproken steun vanuit de Amsterdamse raad en college vóór
kernenergie bij kan dragen aan een succesvolle energietransitie;
— Verschillende partijen in de Amsterdamse raad de klimaatcrisis hebben
uitgeroepen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Steun uit te spreken voor onderzoek naar en ontwikkeling van kernenergie.
1
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
K.M. Kreuger
2
| Motie | 2 | discard |
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord
Datum Invulling Onderwerpen
8 dec-2021 - Vaststellen aanwijzingsprocedure Plan van Gool.
- Vaststellen advies opkoopbescherming
- Vaststellen advies aanwijzingsbevoegdheden Omgevingswet bij de
omgevingsvergunning tot afwijking van het omgevingsplan
- Vaststellen advies protocol woonboten
- Vaststellen advies Concept maaiveldontwerp NDSM-kavel B3
15 dec-2021 | Geen
vergadering
22 ec- - Presentatie Proces afronding verkenning herinrichting Purmerplein.
2021
19 jan-2022 | Geen
vergadering
9 feb-2022 | Geen
vergadering
2 mrt-2022 | Geen
vergadering
Nog niet ingeplande onderwerpen:
Jaar Datum Onderwerp EIK Te Bijzonderheden
n.n.b. |n.n.b. Toegankelijkheid van Noord voor Fatin Bouali, Dennis
mensen met een beperking/ Overweg, Paul
toegankelijkheid van stoepen Scheerder & Niels
Ras
Inpassingsplan Buitensport Noord Esther Lagendijk
n.n.b. |n.n.b. (Vervolg) Verbinding Zeeburgereiland - Voorgesteld door
Eerst een technische sessie, twee Tanja Heringa.
weken later de daadwerkelijke Precieze datums
adviesbehandeling. hangen af van
verloop
besluitvormingspr
oces. Verwacht: na
zomerreces
2022 |n.n.b(Q1/Q2) |Adviesaanvraag uitbreiding sportpark
Kadoelen.
2021 |n.n.b. Handboek Samen Sterker in Huiselijk Geweld Info volgt.
| __________JenKindermishandeling jj
2021 fn.n.b. Adviesaanvraag Actieplan NT1 & stavaza
Werkbezoeken:
Jaar Datum Onderwerp Trekker Bijzonderheden
nnb. [nnb |OnyFriends jj
NPS [Phegiwernss ||
Dwergvinvisstraat 69-75
| Agenda | 2 | discard |
Bezoekadres X Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1 Raadsgriffie
1011 PN Amsterdam %
Postbus 202
1000 AE Amsterdam 2x
Telefoon 020 552 2062
Fax 020 552 2813 ee:
www.amsterdam.nl Retouradres: Raadsgriffie, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de gemeenteraad van Amsterdam
Geachte leden van de gemeenteraad,
Datum 30 maart 2020
Behandeld door Presidium
Doorkiesnummer 020 552 2811
E-mail
Onderwerp Aangepaste raadsvergadering en komende vergaderingen vanwege het Coronavirus
Agenda raad 1 april a.s.
A.s. woensdag staat een raadsvergadering gepland. Op de agenda voor deze vergadering
staan drie raadsvoordrachten, de installatie van twee raadsleden en de actualiteit inzake de
voortgang, bestrijding van en omgang met het coronavirus.
Maatregelen tegen samenkomsten
Vanwege de maatregelen die zijn getroffen om de verspreiding van het coronavirus te
voorkomen, is het onverstandig om als gemeenteraad fysiek bij elkaar te komen. Een aantal
raadsleden heeft ook aangegeven fysiek niet in staat te zijn om de raadsvergadering bij te
wonen. Inmiddels is een spoedwet in de maak om digitale besluitvorming door raadsleden
mogelijk te maken. Zowel de beraadslaging als de stemming kunnen dan digitaal
plaatsvinden. Deze wet is echter nog niet van kracht en het is wel wenselijk dat de installatie
van de twee raadsleden en de besluitvorming over de drie raadsvoordrachten doorgang
vinden. Daarom hebben de fractievoorzitters in onderling overleg met elkaar de volgende
afspraken gemaakt.
Afspraken raadsvergadering 1 april a.s.
De raadsleden zullen niet verschijnen tijdens de raadsvergadering op woensdag 1 april a.s. De
vergadering wordt geopend door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier en de
voorzitter zal constateren dat het quorum niet aanwezig is (artikel 20, eerste lid
Gemeentewet). Daarop zal zij een nieuwe vergadering beleggen die 24 vur later plaatsvindt,
nl. op donderdag 2 april om 13.30 uur (artikel 20, tweede lid Gemeentewet). Tijdens die
vergadering hoeft het vergader- en stemquorum niet aanwezig te zijn. Als er maar een
raadslid aanwezig is, kan deze stemmen en rechtmatige besluiten nemen over de
onderwerpen die op de eerdere agenda stonden (artikel 20, derde lid jo artikel 29, tweede lid
onder b Gemeentewet). Het lid Roosma heeft aangeboden als enige in de vergadering van
donderdag aanwezig te zullen zijn.
Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein.
Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam
raadsgriffie
De drie agendapunten kunnen in de raadsvergadering worden gehamerd. Eventuele moties
op deze drie onderwerpen kunnen tijdens de volgende (digitale) raadsvergadering worden
ingediend en worden behandeld. De nieuwe raadsleden zullen worden geïnstalleerd en de
actualiteit zal worden doorgeschoven naar de commissie AZ.
Volgende raadsvergadering
Naar verwachting treedt de zgn. spoedwet die digitaal stemmen in een digitale
raadsvergadering mogelijk maakt, z.s.m. na 10 april in werking. Bezien wordt nog of de
reguliere vergaderdatum van 22 april voor de eerste digitale raadsvergadering wordt
aangehouden of dat de raad eerder bijeenkomt.
Debat over Corona
Het actvaliteitendebat over corona wordt gevoerd in de digitale vergadering van de
commissie AZ van 9 april.
Commissievergaderingen
Eris een grote behoefte om een commissiestructuur aan te houden. Het presidium komt
hiervoor later deze week met een voorstel. In ieder geval zullen dit ook digitale
vergaderingen worden.
Wij vertrouwen erop u zo voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Namens de fractievoorzitters en het presidium van de gemeenteraad,
Rik Torn Jolien Houtman
voorzitter griffier
2
| Actualiteit | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Raadsactualiteit
Jaar 2019 Vergaderdatum 26 en 27 november 2019
Afdeling 1 Agendapunt 28B
Nummer 1951
Publicatiedatum 22 november
Onderwerp
Actualiteit van het lid Yilmaz inzake een ongeluk met een Uber-chauffeur.
Aan de gemeenteraad
Op de nacht van 21 en 22 november is een Uber-chauffeur omgekomen bij een
tragisch ongeval. Er was nog een andere inzittende die gewond is geraakt. Dit is
helaas niet de eerste keer dat een Uber-chauffeur betrokken was bij een ernstig
ongeluk en past in een trend. De fractie van DENK is van mening dat het hoogst tijd is
om concrete stappen te ondernemen om deze (dodelijke) trend te doen keren.
Reden van spoedeisendheid
In de afgelopen tijd zijn er meerdere dodelijke ongelukken geweest waarbij een Uber-
chauffeur betrokken was. De gemeenteraad moet actie ondernemen om deze
ontwikkeling tegen te gaan.
Het lid van de gemeenteraad
N. Yilmaz
4
| Actualiteit | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Actualiteit voor de raadscommissie
Jaar 2017
Afdeling *
Nummer *
Publicatiedatum *
Onderwerp
Actualiteit van de raadsleden Poot (VVD) en Boomsma (CDA) inzake een gepland festival op
het ADM-terrein
Aan de Gemeenteraad
Inleiding
Blijkens een aangevraagde vergunning is Stichting ADM-Leeft voornemens is om op 12, 13 en
14 oktober as. een festival te organiseren op het gekraakte ADM-terrein. Dit terwijl de eigenaar
van het terrein hiervoor geen toestemming heeft gegeven en zelfs bezwaar heeft aangetekend
bij de gemeente. VVD en CDA achten het zeer onwenselijk als het festival doorgang vindt op
het ADM-terrein. Een gekraakt terrein van een private partij is geen plek voor een grootschalig,
commercieel evenement, zonder toestemming van de eigenaar. Bovendien zijn de geplande
activiteiten in strijd met het de voorschriften uit het geldende bestemmingsplan.
Reden bespreking en spoedeisendheid
VVD en CDA hebben vernomen dat de gemeente op het punt staat een besluit te nemen
inzake de vergunningsaanvraag. VVD en CDA willen zo spoedig mogelijk van het college
horen wat er met de vergunningsaanvraag gaat gebeuren en welke gronden er zijn voor het
weigeren van de vergunning.
Het lid van de Gemeenteraad,
M. C. G. Poot
D.T. Boomsma
1
| Actualiteit | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam EZ P
% Raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en Inkoop, Bedrijven en
Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Luchthaven, ICT,
x Dierenwelzijn, Waterbeheer
Gewijzigde agenda, woensdag 9 februari 2011
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en Inkoop, Bedrijven en Deelnemingen,
Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn,
Waterbeheer
Tijd 13.30 tot 17.00 uur en zonodig van 19.30 tot 22.30
Locatie De Rooszaal
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Inspreekhalfuur publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering van de commissie van 19 januari
2011.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieEZP@®raadsgriffie. amsterdam.nl
7 Openstaande toezeggingen
8 Termijnagenda
9 Openstaande Schriftelijke vragen
10 Rondvraag - Tkn lijst
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam EZ P
Raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en Inkoop, Bedrijven en
Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn,
Waterbeheer
Gewijzigde agenda, woensdag 9 februari 2011
Personeel en Organisatie
11 Begroting 2011 Nr. BD2011-000654
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Van Drooge (CDA).
e Was TKN 3 in de vergadering van 19.01.2011
e Stukken reeds in uw bezit
Dienstverlening
12 Vaststellen Visie op Dienstverlening 2010-2014 Nr. BD2011-000229
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Economische Zaken
13 Economic Development Board Amsterdam Nr. BD2011-000920
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Ruigrok (VVD).
BESLOTEN DEEL
2
| Agenda | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
> raadsvergadering 21 december 2022
Ingekomen onder nummer 561
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Hofland en Aslami inzake communicatie gericht aan
jongeren en studenten bij het isolatieoffensief.
Onderwerp
Maak energiebesparende maatregelen toegankelijk voor jongeren en studenten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de uitwerking van het isolatieoffensief
Constaterende dat:
-_ Het college onderschrijft dat voor het slagen van het isolatieoffensief het belangrijk is dat alle
Amsterdammers de ondersteuning van de gemeente weten te vinden en een
handelingsperspectief hebben, en dat daarom binnen de projecten op verschillende manieren
wordt gecommuniceerd, met boodschappen die van belang zijn voor de specifieke doelgroepen
-_ De uitwerking een lange opsomming kent van manieren van communiceren, namelijk:
landingspagina’s op amsterdam.nl, verwijzingen op websites van partners, bijeenkomsten,
webinars, flyers, loketten en bewonersbrieven en een centrale website.
Overwegende dat:
-_ Geen van deze manieren specifiek geschikt is of efficiënt werkt om studenten en jongeren te
bereiken;
-_ Studenten en jongeren veel baat hebben bij informatie over energiebesparende maatregelen;
- Deze doelgroep goed kan worden bereikt via andere kanalen zoals social media.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-_ Via andere kanalen zoals social media gericht op jongeren en studenten een boodschap te
verspreiden die zowel gaat over de voordelen van energiebesparende maatregelen als over de
manier waarop die maatregelen kunnen worden genomen.
-__ Via deze kanalen ook te wijzen op ondersteunende maatregelen van de gemeente en het Rijk.
Indiener(s)
R.P. Hofland
A.S. Aslami
| Motie | 2 | discard |
d
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
t.a.v. de Griffie van het stadsdeel Centrum
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Amsterdam, 8 november 2010
Betreft: RAADSADRES m.b.t. ARTminiGOLF in Sportpark Parkschouwburg / Wertheimpark
Geachte raadsleden,
Aansluitend op mijn inspraak tijdens de vergadering van de Commissie Openbare Ruimte op 2
november jl. verzoek ik u met dit raadsadres ‘ARTminiGOLF’ huisvesting te bieden in het Sportpark
Parkschouwburg / Wertheimpark.
Wat is ARTminiGOLF?
ARTminiGOLF is een competitief behendigheidsspel. Het combineert spel met cultuur in een
laagdrempelige, kleinschalige en kindvriendelijke buitenactiviteit.
ARTminiGOLF onderscheidt zich nadrukkelijk van traditionele midgetgolfbanen door de innovatieve
en creatieve vormgeving. Kunstenaars worden uitgenodigd de banen te ontwerpen. Uit de inzendingen
selecteert een jury de beste ontwerpen.
Bezoekers krijgen een leuke beschrijving over alle ontwerpen en de bijbehorende kunstenaars. Zo is
ART miniGOLF naast recreatievoorziening ook een ‘visitekaartje’ voor de kunstenaars.
Op wie richt ARTminiGOLF zich?
ARTminiGOLF is bij uitstek iets wat je met een groepje mensen doet. Het is geschikt voor alle
leeftijden. De belangrijkste doelgroep bestaat uit gezinnen met kinderen. Daarnaast richt
ARTminiGOLF zich op schoolklassen, toeristen, vriendengroepjes en kunstliefhebbers.
Het lijkt ons leuk jaarlijks verschillende “Buurtkampioenschappen’ te organiseren: voor de bewoners
van de omliggende buurten en voor de werknemers van bedrijven en instellingen in de buurt. Hierbij
kan men elkaar in een ontspannen en verrassende omgeving (beter) leren kennen.
Wat is er nodig voor ARTminiGOLF?
Het is de bedoeling om van ART miniGOLF een permanente vrijetijdsvoorziening in de buitenlucht te
maken. Een vaste plek verdient daarom de voorkeur. Wanneer dat niet mogelijk, is ARTminiGOLF
ook geïnteresseerd in tijdelijke huisvesting (> 2 jaar).
De voor ARTminiGOLF benodigde ruimte is ongeveer 500 m?. De opzet uit ca. vijftien losse banen
maakt e.e.a. zeer flexibel in te richten en daarmee inpasbaar in nagenoeg elke denkbare perceelvorm.
In overleg met het stadsdeel kan een optimale inpassing in de openbare ruimte worden gerealiseerd: zo
groen mogelijk en met zo min mogelijk bebouwing anders dan de banen zelf.
Met een aantrekkelijke hoogwaardige inrichting, toegewijde schoonmaak en onderhoud en een
klantgerichte bedrijfsvoering ben ik overtuigd van de levensvatbaarheid van ARTminiGOLF. Als
initiatiefnemer neem ik daarom graag de kosten van de aanleg en de exploitatie uit handen van het
stadsdeel.
Welke locaties zijn geschikt voor ARTminiGOLF?
Naar verwachting neemt stadsdeel Centrum binnen enkele maanden een besluit over de
herontwikkeling van het Sportpark Parkschouwburg en het aangrenzende Wertheimpark.
Uit gesprekken met diverse belanghebbenden heb ik begrepen dat er in elk van de mogelijke
ontwikkelingsvarianten nog voldoende vrije ruimte beschikbaar is om ARTminiGOLF te huisvesten.
Ik zou graag samen met het stadsdeel nagaan welk deel van het gebied na herontwikkeling het meest
geschikt is voor huisvesting van ARTminiGOLF.
Uitgaand van de huidige situatie zou zich de uiterste noordwesthoek van het Sportpark
Parkschouwburg zich uitstekend lenen voor ARTminiGOLF. Achter het kunstgrasveld en de jeu de
boulesbanen bevindt zich een braakliggend stukje grond dat nergens voor wordt gebruikt. Mocht de
herontwikkeling onverhoopt worden uitgesteld, dan zou ARTminiGOLF zich hier graag tijdelijk
huisvesten.
Wie zit er achter ARTminiGOLF?
De initiatiefnemer van ARTminiGOLF is Jan Pieter Groeneveld (1974). Hij is oprichter en eigenaar
van Boaty Bootverhuur Amsterdam (www.boaty.nl), een gezond bedrijf dat naast hotel Okura
milieuvriendelijke fluisterboten verhuurt om zelf mee over de grachten te varen.
Wat vraag ik u?
Mijn concrete vragen aan u zijn:
1. wilt u het college verzoeken ARTminiGOLF huisvesting te bieden in het herontwikkelde
Sportpark Parkschouwburg / Wertheimpark?
2. mocht het onverhoopt niet tot spoedige herontwikkeling komen, wilt u dan het
college verzoeken ARTminiGOLF alvast tijdelijke huisvesting te bieden, in afwachting van de
herontwikkeling?
Uiteraard ben ik te allen tijde bereid e.e.a. persoonlijk toe te lichten en/of nader uit te werken.
Met vriendelijke groet,
& ’ -
_ ” , 7
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
D Amendement
Datum raadsvergadering 1 december 2021
Ingekomen onder nummer 829
Status Ingetrokken en vervangen door 82gaccent
Onderwerp Amendement van de leden Boomsma en Torn inzake de Najaarsnota 2021
(schrappen beslispunt 12)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Najaarsnota 2021;
Overwegende dat:
— Het college de raad vraagt om in te stemmen met het verlengen, in de notitie Afschrijven,
Waarderen en Activeren, van de verwachte gebruiksduur van gebouwen naar 80 jaar (in plaats
van 40 jaar), met uitzondering van onderwijs- werven en sportgebouwen;
— _ Het college aangeeft dat “uitgangspunt” is dat “alle gebouwen bij het verlengen van de
gebruiksduur worden betrokken” en dat de “verwachting is dat bij het invoeren van deze
boekhoudkundige aanpassing de exploitatielast vanaf 2021 zal dalen met ongeveer € 10
miljoen”;
— Nog geen nadere onderbouwing hiervan beschikbaar is;
— Tachtig jaar een bijzonder lange termijn is voor gebouwen die intensief worden gebruikt en
die vaak in die periode nog veel grondig en fundamenteel onderhoud vereisen;
— _De ACAM hier ook vooralsnog geen toestemming voor heeft gegeven.
Besluit:
Beslispunt 12 in het ontwerpbesluit Kennisnemen van de Najaarsnota 2021, vaststellen van de
begrotingsmutaties en de taakveldenraming behorende bij de Najaarsnota 2021 en vaststellen van
enkele afzonderlijke besluiten verband houdend met de Najaarsnota 2021, luidende:
“12. In te stemmen met het verlengen, in de notitie Afschrijven, Waarderen en Activeren, van de
verwachte gebruiksduur van gebouwen naar 80 jaar (in plaats van 40 jaar), met uitzondering van
onderwijs- werven en sportgebouwen.”,
geheel te schrappen.
Indieners
D.T. Boomsma
R.K. Torn
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Raadsagenda supplement 4,
woensdag 30 september 2020
Datum en tijd Woensdag 30 september, 13.00 en 19.30 uur
Locatie Raadzaal
In verband met de huidige maatregelen is het voor het publiek niet mogelijk om in de
raadzaal aanwezig te zijn. Zoals gebruikelijk kunnen geïnteresseerden de
vergaderingen volgen via de website van de gemeenteraad.
TOEGEVOEGDE INGEKOMEN STUKKEN:
Ingekomen stukken
62 Brief van wethouders Everhardt en Van Doorninck van 29 september 2020
inzake beantwoording van vragen, gesteld in de raadscommissie FEZ van
24 september 2020, over de biomassacentrale van het AEB.
Voorgesteld wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt
BC, Actualiteit van de leden Kreuger, Martens en Boomsma inzake
ontwikkelingen (biomassacentrale) AEB.
63 Brief van burgemeester Halsema van 28 september 2020 inzake Open Stad en
winterterrassen.
Voorgesteld wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt
BD, Actualiteit van de leden Poot c.s. inzake de snelle stijging van het aantal
COVID-19 besmettingen in de veiligheidsregio.
64 Raadsadres van Corten De Geer Advocaten van 29 september 2020 inzake een
reactie op de brief van wethouder Van Doorninck van 25 september 2020 over de
herijking van het Investeringsbesluit Buiksloterham.
Voorgesteld wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling
van agendapunt 12, Instemmen met de investeringsnota Buiksloterham 2020 en
het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet.
1
| Actualiteit | 1 | train |
VN2021-012764 N Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening, WI O
Sg ijengd en Amsterdam Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen,
x Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering
Voordracht voor de Commissie WIO van o2 juni 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Onderwijs
Agendapunt 5
Datum besluit 11 mei 2021
Onderwerp
Afhandeling van motie 321.18 d.d. 14, maart 2018 van lid Flentge (SP) e.a. inzake de afspraken van
Amsterdamse schoolbesturen over de vrijwillige ouderbijdrage.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief van wethouder Moorman van 12 mei 2021 waarin zij de
raad informeert over afspraken met vo-schoolbesturen over de vrijwillige ouderbijdrage en daarmee
motie 321.18 van raadsleden Flentge (SP) e.a. afhandelt.
Wettelijke grondslag
Artikel 80 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam: afhandeling moties
Bestuurlijke achtergrond
Op 14 maart 2018 heeft de raad een motie (321.18) van raadsleden Flentge (SP) c.s. inzake
Amsterdamse afspraken over de vrijwillige ouderbijdrage aangenomen. Met deze motie verzoekt de
raad het college om 2) opnieuw met schoolbesturen om tafel te gaan met als doel de ouderbijdrage
te verlagen tot maximaal €50,-, en 2) ook voor het voortgezet onderwijs een maximering van de
ouderbijdrage na te streven die ruim onder het huidige stedelijke gemiddelde ligt.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, motie 321.18 d.d. 14, maart 2018 van lid Flentge (SP) e.a. inzake de afspraken van Amsterdamse
schoolbesturen over de vrijwillige ouderbijdrage
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.7 1
VN2021-012764 % Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening, WI O
ijs Ì msterdam
Sg ijengd en % Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen,
Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering
Voordracht voor de Commissie WIO van o2 juni 2021
Ter kennisneming
210412 Begeleidende brief aan de wethouder betreffende de vrijwillige
AD2021-048880 n ‚
ouderbijdrage def ter ondertekening.pdf (pdf)
210412 Intentieverklaring OSVO Vrijwillige Ouderbijdrage def ter
AD2021-048879 ‚
ondertekening (oo2).pdf (pdf)
321.18.Motie T Flentge c.s. inzake de afspraken schoolbesturen over
AD2021-048878 a n
vrijwillige ouderbijdrage.pdf (pdf)
Bijlage 1. Raadsinformatiebrief afhandeling motie 321.18 vrijwillige
AD2021-048921 3
ouderbijdrage_def.pdf (pdf)
AD2021-045806 Commissie WIO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OJZD/ Onderwijs, Tessa de Swart, [email protected], 06-39006025
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | test |
VN2021-016763 N% Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, F E D
Economie Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van oa juli 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Economische Zaken
Sociale Zaken (13)
Agendapunt 6
Datum besluit 1 juni 2021
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief City Deal Impact Ondernemen en afdoening van motie
327.20 versterken sociale firma’s middels samenwerking provinciefrijk
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief waarmee het college v informeert over en voorziet
van de City Deal Impact Ondernemen en aangeeft dat met het sluiten van de City Deal Impact
Ondernemen ook invulling is gegeven aande motie 327 ‘versterken sociale firma's middels
samenwerking provinciefrijk' en dat de motie daarmee is afgehandeld.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 tweede lid van de Gemeentewet
Artikel 80 Reglement van Orde
Bestuurlijke achtergrond
Op 2 maart 2021 heeft het College van B&W ingestemd met de City Deal ImpactOndernemen. De
City Deal is op 11 maart 2021 door wethouder Everhardt namens hetcollege van B&W en 79 andere
partijen ondertekend.
Op 11 maart 2020 is motie 327 versterken sociale firma’s middels samenwerking provinciefrijk
ingediend door de raadsleden El Ksaihi (D66), Roosma (GroenLinks) en Ceder(ChristenUnie). De
motie verzoekt:
e Te onderzoeken naar samenwerkingsmogelijkheden met het Rijk en de provincie
* Om het gesprek aan te gaan met het Rijk en de provincie over deze
eventuelesamenwerkingsmogelijkheden
e En de raad te informeren over de uitkomsten hiervan
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
De commissie WIO ontvangt dezelfde stukken.
Gegenereerd: vl.3 1
VN2021-016763 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
Economie % Amsterdam
% Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
Voordracht voor de Commissie FED van oa juli 2021
Ter kennisneming
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja. Zie bij bestuurlijke achtergrond, motie 327.20
Welke stukken treft v aan?
AD2021-061830 | Bijlage 1 Raadsinformatiebrief_- City De (oo3).pdf (pdf)
Bijlage 2 City Deal Impact Ondernemen definitieve versie 8 maart 2021_. pdf
AD2021-061831
(pdf)
Bijlage 3 motie 2020 327 - Versterken sociale firma's middels samenwerking
AD2021-061829 TO 8
provincie en Rijk (4).pdf (pdf)
AD2021-061832 | Commissie FED (4) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Economische Zaken: Ellen Oetelmans, 0613554497, [email protected] Egon van Wees,
0620458314, [email protected]
Gegenereerd: vl.3 2
| Voordracht | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1172
Datum akkoord college van b&w van 2 december 2014
Publicatiedatum 10 december 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.S.A. Vroege van
29 oktober 2014 inzake het verdwijnen van elektrische taxi's in Zuidoost.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Op 28 oktober 2014 2014 meldde onder andere De Telegraaf dat de elektrische gCab
taxi's die in Amsterdam Zuidoost werden ingezet om te zorgen voor fijnmazig vervoer
in het stadsdeel spoorloos zijn verdwenen. Dit had moeten voorkomen dat snorders
actief bleven tussen de metrostations in het stadsdeel en onder andere de woonflat.
De gCab’s zijn gesubsidieerd door het stadsdeel, volgens de berichtgeving voor
130.000 euro.
De initiatiefnemer legt de schuld bij de bestuurscommissie van Zuidoost. Hij verwijt
het stadsdeel wanbetaling en het niet komen van afspraken.
De fractie van D66 is voorstander van initiatieven die zorgen voor fijnmazig vervoer in
aanvulling op het openbaar vervoer en betreurt de gang van zaken. Aangezien er
onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van het verdwijnen van de gCab's wil de
fractie van D66 graag opheldering.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 29 oktober 2014, namens de fractie
van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Kan het college aangeven hoe de besluitvorming tot het project met de gCab'’s tot
stand is gekomen? En hoe is de keuze uitgevallen op de bewuste aanbieder?
Antwoord:
Bij de besluitvorming over het project gCab zijn drie overheidspartijen betrokken
met verschillende rollen:
— Stadsdeel Zuidoost: initiëren, opdracht geven en subsidie verstrekken op
grond van 1. aanvullen fijnmazig openbaar vervoer en 2. uitvoering van
voorschakeltraject;
— Stadsregio Amsterdam: Verstrekken van subsidie voor innovatieve initiatieven
voor aanvullend openbaar vervoer;
— Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer: Verlenen van de vergunning op
grond van het Uitvoeringsbeleid Alternatief Personenvervoer.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Lzo Gemeenteblad
Datum 10 december 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 oktober 2014
Dit onderscheid van de verschillende rollen zal terug komen bij de verdere
beantwoording van de gestelde vragen.
Stadsdeel Zuidoost: Na een drietal onderzoeken te hebben gedaan in 2008 en
2010 heeft het stadsdeel de wens geuit om een fijnmazig OV-systeem te
realiseren, zoals vastgelegd in het bestuursakkoord 2010-2014 van het stadsdeel.
De stadsdeelraad heeft hiervoor eind 2011 een programma van eisen
vastgesteld. In 2012 is voor dit fijnmazig OV een concept-projectplan opgesteld
en zijn er verkennende gesprekken gevoerd met mogelijke uitvoeringspartners.
In de begroting van 2013 heeft de stadsdeelraad, ten behoeve van uitvoering van
dit project, € 30.000 beschikbaar gesteld voor de voorbereiding en de promotie
van dit project. gCab heeft op 8 april 2013 een projectplan inclusief een
subsidieaanvraag ingediend bij stadsdeel Zuidoost. Er heeft zich op 17 juli 2013
een tweede organisatie gemeld bij het stadsdeel als potentiële uitvoerder, maar
deze organisatie voldeed niet aan de gestelde (financiële) randvoorwaarden voor
dit project. Op 1 oktober 2013 heeft het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel
besloten te starten met gCab voor de pilot fijnmazig vervoer in Zuidoost.
De keuze van het stadsdeel voor gCab als uitvoerder is gemaakt, omdat gCab:
1. heeft aangegeven het programma van eisen van het stadsdeel onverkort te
onderschrijven;
2. zich als enige partij bereidt heeft verklaard ook een eigen financiële bijdrage
te leveren aan de uitvoering van het project;
3. als enige partij een projectplan heeft opgesteld welke voldoet aan alle
gestelde (financiële) randvoorwaarden voor dit project;
4. als enige partij (direct) voertuigen ter beschikking had welke voldoen aan alle
gestelde voorwaarden van de RDW en Gemeente Amsterdam;
5. met het projectplan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tot stand
komen van deze pilot.
In het vastgestelde programma van eisen en het concept-projectplan zijn geen
nadere eisen gesteld over het opnemen van een voorschakeltraject. In het
subsidietraject voor de voorschakeltrajecten zijn wel eisen gesteld (zie verder
antwoord vraag 5).
Stadsregio Amsterdam: Verder heeft het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio op
18 oktober 2012 besloten tot oprichting van een fonds voor innovatieve
voorstellen op het gebied van particuliere initiatieven voor aanvullend vervoer
voor de periode 2013-2015. gCab heeft in dit kader op 22 april 2013 subsidie
aangevraagd bij de Stadsregio. Op 19 september 2013 is het Dagelijks Bestuur
van de Stadsregio akkoord gegaan met een subsidieverlening van € 75.000 aan
gCab.
Het projectplan van gCab voldeed aan de door de Stadsregio gestelde financiële,
programmatische en innovatieve randvoorwaarden:
1. het project dient ten goede te komen aan de reiziger;
2. het vervoer ontbrekende schakels in het netwerk opvult of onrendabele lijnen
op innovatieve wijze gaat vervangen;
3. het vervoer zal op geen enkele wijze het lokale/regionale door de overige
concessiehouders verrichte bus- en tramvervoer hinderen;
4. het project dient nieuw te zijn;
5. de uitvoering van het project is gelegen in de Stadsregio Amsterdam;
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Lzo Gemeenteblad
Datum 10 december 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 oktober 2014
6. het vervoer voor alle reizigers die zich aanbieden toegankelijk is;
7. indien het vervoer wordt verricht met motorvoertuigen, dan dienen die te
voldoen aan minimaal Euro V/EEV normen;
8. het materieel voldoet aan geldende wet- en regelgeving wat betreft veiligheid;
9, de motivatie, het vervoerplan en de toekomstvisie voldoende innovatief zijn en
beschikken over een ov-kenmerk;
10. het vervoer wordt minimaal gedurende een heel kalenderjaar uitgevoerd;
11. het businessplan aangeeft dat de bijdrage van de Stadsregio Amsterdam in
goede verhouding staat tot het (nieuw te generen) vervoer.
Er was afstemming tussen het stadsdeel en de Stadsregio. Het subsidieverzoek
van gCab bij de Stadsregio is (positief) ondersteund door het stadsdeel.
Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (DIVV): DIVV heeft de noodzakelijke
centraal-stedelijke vergunning Alternatief personenvervoer uitgegeven aan gCab
en heeft geen rol gespeeld in de keuze voor gCab.
2. Kan het college aangeven op wat voor manier en op welk moment de gCab'’s in
Zuidoost zijn gesubsidieerd”?
Antwoord:
Navraag bij stadsdeel Zuidoost en de Stadsregio blijkt dat aan gCab in totaal
€ 135.000 aan subsidie is toegekend (stadsdeel: € 89.000, stadsregio: € 75.000),
waarvan € 77.500 als voorschot is uitbetaald.
Stadsdeel Zuidoost: Het stadsdeel heeft op 1 oktober 2013 een
(waarderings)subsidie aan gCab verleend ter hoogte van € 30.000, omdat het
door gCab geleverd projectplan voldeed aan het programma van eisen van het
stadsdeel. In 2013 heeft gCab het gehele subsidiebedrag van € 30.000 als
voorschot ontvangen. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel op
10 december 2013 een subsidie van € 30.000 beschikbaar gesteld aan gCab voor
uitvoering van voorschakeltrajecten. gCab heeft hiervan op 18 maart 2014 een
voorschot van € 10.000 ontvangen.
Voor subsidieaanvragen onder de € 50.000 wordt de aanvrager door het
stadsdeel niet financieel gescreend. Doordat er twee subsidieaanvragen waren
van beide onder de € 50.000, heeft er geen financiële screening plaatsgevonden.
Het stadsdeel heeft op de gebruikelijke wijze de subsidieaanvragen behandeld
door een inhoudelijke beoordeling op de subsidievoorwaarden.
Stadsregio Amsterdam: Het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio op
19 september 2013 besloten om subsidie te verlenen aan gCab voor de
uitvoering van deze pilot. Op 17 december 2013 is door de Stadsregio een
beschikking opgesteld voor max. € 75.000. In december 2013 is de beschikking
uitgegeven. Conform de regeling “Beleidsregels Innovatieve particuliere
initiatieven aanvullend personen vervoer Stadsregio Amsterdam”, vastgesteld
door het DB van de Stadsregio op 6 december 2012, heeft gCab in januari 2014
een voorschot á € 37.500 (50% van € 75.000) ontvangen van de Stadsregio.
Omdat de subsidie is bedoeld als opstartsubsidie, wordt er maximaal 50% vooraf
beschikbaar gesteld, het overige bedrag wordt beschikbaar gesteld als aan
de verplichting is voldaan. De Stadsregio heeft geen antecedenten onderzoek
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing Lzo Gemeenteblad R
Datum 10 december 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 oktober 2014
gedaan bij het verstrekken deze subsidie en is voor dit project afgegaan op het
oordeel van het stadsdeel Zuidoost. Er heeft ook geen overleg plaatsgevonden
tussen gCab en de Stadsregio.
3. Welke afspraken zijn gemaakt door de gemeente, dan wel stadsdeel /
bestuurscommissie Zuidoost met de initiatiefnemer van het project?
Antwoord:
Stadsdeel geeft aan dat op 13 december 2013 een overeenkomst met gCab is
gesloten voor de uitvoering van deze proef. In deze overeenkomst is door het
stadsdeel aan gCab de verplichting gesteld om fijnmazig, aanvullend OV te
realiseren in Amsterdam Zuidoost. Op grond van artikel 2 van deze overeenkomst
moest gCab, onder andere:
— de theoretische opleiding van chauffeurs en ondernemers te verzorgen door
middel van e-learning;
— werknemers op te leiden door de technische dienst van gCar voor het
eerstelijns onderhoud;
— vanaf het startmoment alle tien beschikbare voertuigen in te zetten voor
Amsterdam Zuidoost, overeenkomstig het projectplan “gCab in Zuidoost";
— bij de uitvoering een lijst van reizigers bij te houden die in Zuidoost
gebruikmaken van dit vervoersinitiatief (tellijsten).
Daarnaast zijn op de betreffende subsidiebeschikkingen de Algemene
subsidieverordening Amsterdam 2012 van toepassing verklaard. Op de
subsidieverlening van de Stadsregio zijn de Algemene Standaard Voorwaarden
van de Stadsregio Amsterdam van toepassing, alsmede de Subsidieverordening
WP2000. Daar is in geregeld dat een subsidie op nihil kan worden gesteld als er
niet aan de verplichting is voldaan. In de subsidiebeschikking die gCab heeft
ontvangen is opgenomen dat gCab in aanmerking komt voor het gehele
subsidiebedrag, mits zij hebben voldaan aan de verplichtingen zoals vermeld in
overeenkomst.
4. Is er overleg geweest tussen de gemeente Amsterdam en de SRA over dit
project. En zo ja, kan college aangeven waarom de SRA zich ondanks
toezeggingen heeft teruggetrokken als subsidiegever?
Antwoord:
Stadsdeel Zuidoost en de Stadsregio geven aan dat er in het verleden, voor start
van het project, overleg met elkaar is gevoerd. Daarnaast heeft op 31 oktober
2013 een bestuurlijk overleg plaatsgevonden met wethouder Wiebes en
Portefeuillehouder Vyent van het stadsdeel over subsidiemogelijkheden vanuit de
centrale stad en de stadsregio. Wethouder Wiebes heeft destijds aangegeven dat
het een initiatief is van het Zuidoost en dat de stadsregio een subsidieregeling
heeft geïntroduceerd voor dergelijke, particuliere initiatieven.
Stadsregio: De Stadsregio heeft het beschikbaar stellen van het voorschot á €
37.500 aangehouden vanwege opstartproblemen tussen gCab en stadsdeel.
Deze problemen tussen gCab en de leasemaatschappij gingen over een verschil
van mening inzake de financiën, waardoor er in het begin hoogstens 1 á 2
voertuigen operationeel waren. Toen deze problemen waren opgelost heeft de
Stadsregio in januari 2014 het voorschot overgemaakt aan gCab.
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Lzo Gemeenteblad
Datum 10 december 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 oktober 2014
De Stadsregio heeft zich (nog) niet teruggetrokken als subsidiegever, maar is wel
voornemens de subsidieverlening te onderzoeken. Indien gCab niet voldoet aan
de subsidievoorwaarden kan de verlening op nihil worden gesteld en het
voorschot worden teruggevorderd.
5. Is het college bekend met afspraken die gCab gemaakt zou hebben met de
Dienst Werk en Inkomen (DWI) met betrekking tot leer-/werktrajecten? Kloppen
de aantijgingen van gCAB dat DWI gemaakte afspraken niet is nagekomen?
Antwoord:
Dienst Werk en Inkomen (DWI): DWI heeft aangegeven dat er geen afspraken
zijn gemaakt over de voorschakeltrajecten tussen gCab en DWI. Het stadsdeel
heeft daarvoor wel een subsidie verleend (zie antwoord bij vraag 2) in het kader
van voorschakeltrajecten. Dit zijn trajecten die door stadsdelen worden
aangeboden om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt voor te
bereiden op het reguliere re-integratie aanbod.
6. Kan het college de beantwoording van vorenstaande vragen laten terugkomen in
een feitenrelaas aan de gemeenteraad?
Antwoord:
Op basis van de geleverde informatie door stadsdeel Zuidoost en SRA is
onderstaande feitenrelaas tot stand gekomen:
Zuidoost.
kleinschalige particuliere OV-initiatieven.
stadsdeel Zuidoost.
ingediend bij DIVV.
Stadsregio.
fijnmazig vervoer.
2013
2013
2013 voor uitvoering van voorschakeltrajecten.
2013
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Lzo Gemeenteblad
Datum 10 december 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 oktober 2014
75.000 aan gCab.
Feb — apr 2014 Klachten van bewoners over onbereikbaarheid van gCab, het niet
voldoen aan rit/bel-verzoeken van reizigers door gCab en het
ontbreken van de afgesproken 10 voertuigen in het stadsdeel.
uitvoering van voorschakeltrajecten.
3 juni 2014 Brief stadsdeel aan gCab, waarin gCab in gebreke wordt gesteld
voor het uitblijven van een voortgangsrapportage voor de
voorschakeltrajecten.
4 juni 2014 Brief stadsdeel aan gCab, waarin gCab in gebreke wordt gesteld
voor het niet nakomen van de afspraken uit de overeenkomst tussen
stadsdeel en gCab:
-__ ontbreken van ritten- en financiële administraties;
-__geen aanwezigheid van de afgesproken tien operationele
voertuigen in het stadsdeel;
-_het niet voldoen aan rit/bel-verzoeken van reizigers door gCab;
-__ onbereikbaarheid van gCab; geen reacties op brieven /
telefoontjes van het stadsdeel.
20 oktober 2014 | Besluit DB stadsdeel tot ontbinding van de overeenkomst tussen
stadsdeel en gCab per 13 december 2013 en het voorschot á €
30.000 terug te vorderen van gCab.
20 oktober 2014 | gCab is aangeschreven door stadsdeel om binnen acht weken
alsnog om vaststelling te vragen van de subsidie voor
voorschakeltrajecten á € 30.000. Indien gCab hieraan geen gevolg
geeft, dan kan ook deze subsidie op nul worden gesteld en het
voorschot á € 10.000 worden teruggevorderd van gCab.
inzake het verdwijnen van elektrische taxi's in Zuidoost.
7. Is het college van mening dat het aanbieden van aanvullend fijnmazig openbaar
vervoer een taak is van een stadsdeel? Graag een toelichting.
Antwoord:
Het college is van mening dat het aanbieden van aanvullend fijnmazig OV geen
taak is van een stadsdeel. Het stadsdeel heeft zich in dit project beperkt tot de rol
van subsidieverstrekker voor begeleiding in het opstarten en de communicatie
van het project, Het daadwerkelijk aanbieden van het vervoer is overgelaten aan
een marktpartij (gCab).
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
6
| Schriftelijke Vraag | 6 | val |
Aan: VO-raad, AVS, PO-Raad, NRTO, AOB, CNV, FVoV, Ouders en Onderwijs, LAKS,
Ingrado, Lecso, Sectorraad swv vo, Simea, Vivis, Netwerklpo, NJi, IvhO.
12 augustus 2020
Beste bestuurders,
Hierbij een dertiende bulletin met informatie over de aanpak van de coronacrisis in het
onderwijs. Met de start van het nieuwe schooljaar voor de deur treft u over een aantal
onderwerpen nadere informatie aan. Het bulletin gaat achtereenvolgens in op:
- Opening scholen na de zomervakantie
-__RIVM-richtlijnen
- Quarantaine bij thuiskomst
- Oog voor risicogroepen en corona-angst
- Ventilatie in schoolgebouwen
Het Corona-onderwijsbulletin
Dit bulletin verschaft informatie en antwoorden op specifieke vragen. U kunt deze mail
gebruiken om uw achterban te informeren. Daarbij kunt u uiteraard ook verwijzen naar
de O&A's op de site van de Rijksoverheid.
Opening scholen na de zomervakantie
Maandag 17 augustus openen de scholen in de regio Noord weer hun deuren. Zoals
bekend heeft het kabinet voor de zomervakantie besloten dat zowel scholen voor het
primair als het voortgezet onderwijs weer volledig open kunnen, uiteraard met in
achtneming van de bekende maatregelen. Zo blijft het cruciaal dat we ons houden aan
de basisregels op het gebied van hygiëne en dat men met klachten thuisblijft. Voor
kinderen in groep 1 of 2 van de basisschool geldt dat zij bij een neusverkoudheid gewoon
naar school en de BSO mogen (zie ook de informatie op Rijksoverheid.nl). Voor het
primair onderwijs geldt dat alle leerlingen alle dagen naar school gaan. Ook geldt voor
het primair onderwijs dat leerlingen onderling en leerlingen en onderwijspersoneel geen
1,5 meter afstand hoeven te houden tot elkaar. Leraren en andere volwassenen binnen
de school houden wel 1,5 meter afstand tot elkaar. Voor het voortgezet onderwijs geldt
ook dat alle leerlingen weer de hele week naar school kunnen. Leerlingen hoeven
namelijk onderling geen 1,5 meter afstand te houden. Leerlingen en onderwijspersoneel
en volwassenen onderling houden wel 1,5 meter afstand. Op de website
www.weernaarschool.nl zijn de verschillende protocollen en servicedocumenten van de
sector te vinden.
Richtlijnen RIVM nog steeds van kracht
Zoals voor de hele samenleving, blijven de algemene richtlijnen van het RIVM ook voor
scholen van toepassing. Dat betekent:
e Volwassenen houden altijd 1,5 meter afstand tot elkaar.
e Iedereen wast vaak de handen.
e Bij klachten blijf je thuis en laat je je testen.
e Iedereen werkt na lestijd zoveel mogelijk thuis.
Quarantaine bij terugkomst uit landen of regio’s met een oranje of rood
reisadvies
Het wordt iedereen afgeraden om op vakantie te gaan in landen met een oranje
reisadvies en voor rode landen geldt een negatief reisadvies. De veertien dagen
thuisquarantaine die geldt na een verblijf in een land met een oranje of rood reisadvies
vanwege het coronavirus richt zich op ouders/verzorgers, docenten en
onderwijspersoneel en kinderen van boven de 12 jaar. Zij dienen thuis te blijven en
kunnen daarom niet op school of het schoolplein komen. Kinderen van 4 tot en met 12
jaar mogen wel naar school, kinderopvang en aan sportactiviteiten deelnemen, tenzij zij
gezondheidsklachten hebben.
De school hoeft geen verzuimmelding te doen voor leerlingen die, vanwege
thuisquarantaine direct na de zomervakantie niet naar school kunnen. Het belang van de
volksgezondheid is hierbij doorslaggevend. De school hoeft ook geen verzuimmelding te
doen voor kinderen die (met of zonder hun ouders) naar een land reizen waarvoor het
reisadvies tijdens de vakantie wijzigt van geel naar oranje of rood vanwege een corona-
uitbraak en die daardoor bij thuiskomst 14 dagen in thuisquarantaine te gaan. Scholen
worden opgeroepen om zoveel als mogelijk met ouders en kinderen te overleggen over
de mogelijkheden om kinderen in thuisquarantaine afstandsonderwijs te geven.
Oog voor risicogroepen & corona-angst
In aansluiting op eerdere communicatie staat hieronder beknopt weergegeven wat de
opening voor leerlingen met een kwetsbare gezondheid en/of een familielid met een
kwetsbare gezondheid hebben betekent. Ook wordt er ingegaan op angst voor corona.
Het gesprek voeren
In alle gevallen is het belangrijk om na de zomervakantie het gesprek te voeren met de
ouders en leerlingen over eventuele zorgen. Als een school signaleert dat een leerling
niet aanwezig is, ga dan in gesprek met de ouders en leerlingen. Bespreek wat de reden
is voor de afwezigheid. Schakel waar nodig het juiste netwerk in (zoals de
jeugdgezondheidszorg en de leerplichtambtenaar). Het uitgangspunt is dat alle leerlingen
fysiek onderwijs op school volgen. Daar waar dat niet mogelijk is, is de continuïteit van
het onderwijsaanbod belangrijk. Ga zoveel mogelijk met de ouders, leerlingen en andere
betrokkenen in overleg om te onderzoeken wat wel mogelijk is.
Is er sprake van een risicogroep?
Als leerlingen zelf behoren tot de risicogroepen volgens het RIVM, of gezinsleden hebben
die tot de risicogroep behoren, dan kunnen leerlingen worden vrijgesteld van fysiek
onderwijs. Ouders nemen in dat geval contact op met de schoolleiding. Scholen worden
opgeroepen om zoveel als mogelijk in overleg te treden met ouders en kinderen om te
bezien welke mogelijkheden er zijn. Bij twijfel over het wel of niet veilig naar school toe
kunnen gaan, is het advies aan ouders om contact op te nemen met de behandelend arts
of met de jeugdgezondheidszorgorganisatie (jeugdarts of jeugdverpleegkundige) die aan
de school verbonden is en deze situatie te bespreken met de schoolleiding. Zie voor meer
informatie ook de site van de rijksoverheid.
Is er sprake van corona-angst?
Ook dan is het belangrijk om als school in gesprek te gaan met de ouders en leerlingen
om samen te onderzoeken wat er nodig is om wel weer naar school te gaan. De
leerplichtambtenaar kan hierbij helpen. Het is hierbij minstens zo belangrijk dat de
ouders het gesprek aangaan met school bij zorgen. De jeugdgezondheidszorg kan
eveneens een rol spelen bij de corona-angst, onder meer door informatie over corona te
bieden en te adviseren over risico’s in combinatie met andere ziekten of aandoeningen.
De schoolleiding kan hiervoor contact opnemen met de plaatselijke
jeugdgezondheidszorginstelling. Op de website ‘Weer aanwezig op school’ en de website
van het Nederlands Jeugdinstituut staan informatie en suggesties voor als er sprake is
van corona-angst bij de ouder.
Is er sprake van zorgen om de aanwezigheid van een leerling?
Het is belangrijk dat de school in gesprek gaat met de ouders, om in gezamenlijkheid te
bespreken wat er nodig is om de leerling weer naar school te laten komen. Hier kan de
leerplichtambtenaar bij helpen. Scholen worden opgeroepen om zoveel als mogelijk in
overleg te treden met ouders en kinderen om te bezien welke mogelijkheden er zijn en
om te komen tot een onderwijsaanbod. Zie voor meer informatie de site van de
rijksoverheid.
Wat is de rol van de leerplichtambtenaar?
De leerplichtambtenaar werkt volgens de methodische aanpak schoolverzuim. Dit
betekent dat hij een onderzoek instelt en aan de hand daarvan bepaalt welke route wordt
ingezet. Dit is ook van toepassing op leerlingen met een kwetsbare gezondheid,
leerlingen die gezinsleden hebben met een kwetsbare gezondheid of ouders en leerlingen
met corona-angst waarvoor een door school aangeboden onderwijsprogramma is
aangeboden, indien zij het door school aangeboden onderwijsprogramma niet volgen.
Verzuimmeldingen worden gebaseerd op het al dan niet deelnemen aan het verplichte
onderwijsprogramma. Indien het verplichte onderwijsprogramma (deels) bestaat uit
online of afstandsonderwijs, moeten scholen het ongeoorloofd verzuim ook bij online of
afstandsonderwijs melden. De school hoeft geen verzuimmelding te doen voor leerlingen
die, vanwege het dringende thuisquarantaine advies, direct na de zomervakantie niet
naar school kunnen, zie ook ‘Quarantaine bij thuiskomst’. Zie voor meer informatie de
site van de rijksoverheid en de site van Ingrado.
Wat is de rol van de jeugdgezondheidszorg?
De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) kan door scholen en kinderopvang actief worden
bevraagd en betrokken voor informatie en advies. De JGZ kan als aanspreekpunt dienen
bij vragen van scholen, kinderopvang, ouders en kinderen in relatie tot
gezondheidsvragen en ook voor advies rond de toepassing van RIVM-richtlijnen. In
overleg kan de JGZ ook beschikbaar zijn om samen met schoolfunctionarissen of
opvangmedewerkers met een (gedeelte van een) klas en ook met leerkrachten het
gesprek aan te gaan, vragen te bespreken of informatie te bieden die kan bijdragen aan
een passende omgang met eventuele zorgen en angsten. Zie voor meer informatie de
site van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.
Ventilatie in schoolgebouwen
Op 27 juli 2020 heeft het RIVM nadere vragen beantwoord over de rol van ventilatie bij
de verspreiding van SARS-CoV-2, op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.! Hierin wordt het belang van ventilatie om de kans op verspreiding van
SARS-CoV-2 te verkleinen toegelicht. Op basis van de huidige inzichten veronderstellen
het RIVM en het OMT dat de transmissie van SARS-CoV-2 hoofdzakelijk plaatsvindt door
druppeltransmissie en direct en indirect contact.
Wij volgen het advies van het RIVM. Daaruit blijkt dat er op dit moment geen reden is
om wat betreft de ventilatie in gebouwen af te wijken van reeds geldende eisen
(Bouwbesluit, Arbobesluit, etc.). Wel geldt volgens het RIVM het aanvullend advies om
een luchtstroom van persoon naar persoon door (zwenk)ventilatoren of systemen
waarmee recirculatie plaatsvindt binnen één ruimte waar meerdere personen verblijven
te vermijden. Tevens is het van belang om na te gaan of ruimtes die voor bepaalde
activiteiten worden gebruikt, hiervoor ook oorspronkelijk bedoeld waren en de
hoeveelheid luchtverversing hierop is afgestemd.
Specifiek werkt het RIVM aan communicatie over het belang van goede ventilatie en een
gezond binnenmilieu. In samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport maakt zij bijvoorbeeld een tool met publieksinformatie. Ook op Rijksoverheid.nl
is deze informatie beschikbaar gesteld voor verschillende sectoren. Deze week zal deze
informatie worden aangevuld met informatie voor scholen.
Wat betekent dit voor scholen?
e Veel scholen zijn voor hun eigen schoolgebouwen al nagegaan hoe het met de
ventilatie gesteld is. Als dat nog niet is gebeurd, doe dat dan in de komende
periode.
1 https://www.rivm.nl/sites/default/files/2020-
07/Beantwoording%20vragen%20met%20betrekking%20tot®%20ventilatie%20op%20verzoek%20van%20het
%2Oministerie%20van%20VWS __ DEF.pdf
e Ventileer in ieder geval volgens de eisen van het Bouwbesluit die van toepassing
zijn op het gebouw.” Met ventileren wordt zowel het afvoeren van vuile lucht als
het aanvoeren van verse buitenlucht bedoeld.
e Lucht regelmatig gedurende 10 tot 15 minuten door bijvoorbeeld ramen en
deuren tegen elkaar open te zetten. Doe dit in ieder geval tijdens de pauzes en
voor, tussen en na schooltijd.
e Indien er twijfel bestaat of een (ouder) gebouw voldoet aan de eisen van het
Bouwbesluit of van functie is veranderd of indien er twijfel is over of het
aanwezige ventilatiesysteem aan het Bouwbesluit voldoet, dan kunnen scholen
voor informatie en advies terecht bij de PO-Raad en de VO-raad.
e Wanneer uit de controle van het ventilatiesysteem blijkt dat dit niet voldoet aan
het Bouwbesluit, dan kan de school contact opnemen met de lokale GGD. Zij
adviseren vervolgens over passende maatregelen.
e Mogelijk kan natuurlijke ventilatie of het plaatsen van een rooster boven
aanwezige ramen een alternatief bieden.
Specifieke COVID-19-adviezen
e Vermijd recirculatie binnen één gemeenschappelijke ruimte waar meerdere
personen gedurende langere tijd bij elkaar zijn. Het gaat hier dus niet om
recirculatie van lucht tussen verschillende ruimtes.
e Vermijd het ontstaan van sterke luchtstromen door (zwenk})ventilatoren en
mobiele airco’s in gemeenschappelijke ruimtes, zoals klaslokalen en kantines.
Indien er geen andere mogelijkheid is tot verkoeling, zorg er dan voor dat er geen
luchtstroom van persoon naar persoon gaat. Zie hiervoor ook het advies in het
Nationaal Hitteplan.
2 https://rijksoverheid.bouwbesluit.com/(S(uwrejl45lgkkuf5 srciz0b55))/Inhoud/docs/wet/bb2012/hfd3/afd3-6
| Schriftelijke Vraag | 4 | test |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 5 september 2023
Portefeuille(s) Grond en Ontwikkeling
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig
Behandeld door Grond en Ontwikkeling ([email protected],
[email protected] )
Onderwerp Nieuwe beleidsregels Selectieprocessen bij gronduitgifte voor
Gebiedsontwikkeling 2023
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college v over het volgende.
Het college heeft op 6 september 2016 de ‘Notitie Herijking beleidsregels over selectieprocessen
voor gronduitgifte in Gebiedsontwikkeling 2016’ vastgesteld. Het in 2009 vastgestelde
uitgangspunt van openbaar meervoudig selecteren bij Gebiedsontwikkeling werd hierin
gehandhaafd en de uitzonderingen werden herbevestigd.
Naar aanleiding van het zogenoemde Didamarrest vit november 2021 heeft het college besloten
de ‘Notitie Herijking beleidsregels’ vit 2016 te laten vervallen en in plaats daarvan de nieuwe
‘Beleidsregels selectieprocessen bij gronduitgifte voor Gebiedsontwikkeling 2023’ vast te stellen.
In het Didamarrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een overheidslichaam dat een onroerende
zaak wil verkopen, gelegenheid moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar
deze onroerende zaak, indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de
desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere
gegadigden zullen zijn. Dit houdt in dat het overheidslichaam de koper moet selecteren
aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria door middel van een openbare
selectieprocedure. Deze verplichting vloeit voort vit het gelijkheidsbeginsel om gelijke
kansen te bieden.
Een uitzondering hierop vormen specifieke situaties waarbij maar één gegadigde voor
de opgave geschikt is waardoor een meervoudige selectie niet mogelijk is. In die gevallen
moet het voornemen om grond uit te geven aan deze enige gegadigde onderbouwd
worden gepubliceerd in een openbare publicatie. De te leveren onderbouwing moet ook
dan gebaseerd zijn op objectieve, toetsbare en redelijke criteria . De uitzonderingen zoals deze zijn
vastgelegd bij de herijking van het selectiebeleid bij gronduitgiften uit 2016 zijn daarom niet meer
mogelijk.
De gemeente hanteert in haar selectiebeleid en werkwijze de uitzondering al sinds
november 2021 conform het Didam-arrest en heeft dat nu geformaliseerd in de nieuwe
beleidsregels. De commissie RO is hierover reeds geïnformeerd bij de Rapportage afwijkingen
selectiebeleid bij gronduitgifte in het tweede halfjaar van 2022 (commissie RO d.d. 14 juni 2023,
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 september 2023
Pagina 2 van 2
nr. VN2023-013869). Openbaar selecteren blijft het uitgangspunt en alleen als volgens objectieve,
toetsbare en redelijke criteria vaststaat dat er slechts één gegadigde voor de grond in aanmerking
komt, kan daarop een uitzondering worden gemaakt.
De vastgestelde beleidsregels 2023 luiden als volgt:
Beleidsregel 1: Een openbare meervoudige selectie is het vitgangspunt van het
Amsterdamse Selectiebeleid gronduitgiften Gebiedsontwikkeling.
Beleidsregel 2: Een uitzondering op een meervoudige openbare selectie kan
alleen worden toegepast indien objectief, toetsbaar en met redelijke criteria
beargumenteerd kan worden dat er slechts één serieuze gegadigde in
aanmerking komt voor de ontwikkeling van de kavel. Openbare publicatie is
daarbij verplicht.
Beleidsregel 3: Bij de selectie van een partij dient, op basis van de Beleidsregel
integriteit en overeenkomsten van de gemeente Amsterdam, de landelijke Wet
Bibob en de Beleidslijn Wet Bibob en Vastgoedtransacties van de gemeente
Amsterdam de integriteit van de betreffende partij te worden onderzocht. Bij een
negatieve uitkomst wordt de betreffende partij niet geselecteerd en wordt
derhalve geen overeenkomst met deze partij gesloten.
Deze beleidsregels zijn in de bijlage bij deze brief nader toegelicht.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling
Bijlage
1. Beleidsregels over de selectieprocessen bij gronduitgifte voor Gebiedsontwikkeling
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | train |
De voorzitter van de Stadsdeelraad Zuidoost roept de leden van de Stadsdeelraad op tot bijwoning
van de stadsdeelraadsvergadering op dinsdag 30 mei 2006 om 20.00 uur in het
stadsdeelkantoor om te beraadslagen en te besluiten over de hieronder vermelde punten.
Amsterdam Zuidoost, 17 mei 2006
De voorzitter van de stadsdeelraad
N.B. De stukken liggen ter inzage in de leeszaal, en voor publiek bij het Informatiecentrum
Amsterdam Zuidoost en in de openbare bibliotheek.
1. Opening en Mededelingen
1a. Vaststelling van de agenda
2. Verslag van de vergaderingen d.d. 28 februari, 14 maart,
16 maart en 13 april 2006
2a. Ingekomen stukken
2b. Onderzoek Geloofsbrievencommissie
2c. Installatie duo-raadsleden
SDR300506 Vz/27
2d. Wijziging samenstelling raadscommissies
SDR300506 Vz/28
Voordrachten uit categorie A: BESPREEKPUNTEN
3. Programmarekening 2005
SDR300506 Fin/29
Nazending 4, Benoeming leden Rekeningencommissie
SDR300506 Vz/30
B. Plan van aanpak huiselijk/ privé geweld
SDR300506 W/31
Nazending 6. Statuten/ Beleidsplan/Benoeming bestuursleden MAAZO
SDR300506 W/32
7. Bevoegdverklaring beroepscommissie personeelszaken
op griffiemedewerkers
SDR300506 Vz/33
Voordrachten uit categorie B: HAMERPUNTEN
8. Beslissing op bezwaar tegen afwijzing planschadeverzoek
SDR300506 RO/34
g. Onttrekking aan openbaar verkeer onderdoorgang
Karspeldreef bij garage Huigenbos
SDR300506 Verk/35
| Agenda | 2 | test |
2 ó
N 4 |
De financiële positie van
huurders in Amsterdam
Jasja Bos, Marjan Verberk, Sanne Lamers, Marcel Warnaar,
ee Pe, Y s/
del 8, rf B
De financiële positie van huurders in Amsterdam
Auteurs
Jasja Bos
Marjan Verberk
Sanne Lamers
Marcel Warnaar
Nibud, september 2020
Een onderzoek in opdracht van - Gemeente Amsterdam, AFWC en FAH
Voorwoord
Het Nibud heeft zichzelf ten doel gesteld om huishoudens in Nederland te helpen om
geldproblemen te voorkomen.
Wij vinden het daarom belangrijk dat iedereen in Nederland in de gelegenheid wordt
gesteld om op een goede manier om te kunnen gaan met zijn of haar huishoudbudget.
Een van de voorwaarden hiervoor is dat mensen betaalbaar kunnen wonen in een woning
die bij hun (financiële) situatie past.
Gelukkig zien we dat veel partijen huishoudens hierbij proberen te ondersteunen, niet in
de laatste plaats gemeenten en woningcorporaties. Wij zijn dan ook verheugd dat wij in
opdracht van de gemeente Amsterdam, de Amsterdamse woningcorporaties en de
huurders, in kaart hebben kunnen brengen hoe de financiële positie van huurders van
Amsterdamse woningcorporaties eruitziet en wat het effect op de financiële positie is van
de afspraken die deze partijen hebben gemaakt.
Het onderzoek en de conclusies zijn de verantwoordelijkheid van het Nibud.
Wij willen alle betrokken personen van de huurdersverenigingen, de gemeente Amsterdam
en de Amsterdamse woningcorporaties bedanken voor hun waardevolle advies en
betrokkenheid bij de totstandkoming van dit onderzoek.
Nibud, september 2020.
Inhoud
1. Inleiding … nnen eneen eenen enen neve nenenenneeeneenveneneenenenenenenenen ennen venen neve ne venen Ò
1.1 Aanleiding .… eneen eneen enen enenenenen eneen ennen nennen en vene neve vene nennen verevenen 3
1.2 Leeswijzer ……….….nnenenenenenvenvenenen verevenen venvenenenvendeenevenenvenvenenenvenvevenenvenvenenen verevenen Ô
2. Huurders in Amsterdam 2019... enen evenneneneneneneneneneeeene venen ennen enen
2.1 Inleiding … nennen enen enen eeneene neve nenenenenenneeer een veeneneevevenenenen ennen enen verevenen nennen D
2.2 Kenmerken van huurders in Amsterdam … … nue eneneneneneeeeer eenen ennen eenen
3. Hoe meten we iemands financiële situatie ? … nennen eneen eenen ennen eneen 1
3.1 Inleiding … nennen eenen eene enne neneneneneneee enen veenvevevevenenenen eenen eneen eenen LÛ
3.1.1 Methodebeschrijving … … … nononono eeen enenenenen evene verevenen en veneevevenenen eneen enen eeen 1
3.1.2 De vier situaties … … ….….….nsnsenen eenen verver enen verevenen venvevenverenvevenen vereen en venvevenvenen 12
3.2 Woonlasten … senen severe veneneerenenvenenvenen vennen veeveve verevenen verven verevenen even 13
3.3 Operationalisatie … … nennen eneen nere neneneneeeeverenenenen eenen eneen 1 3
3.4 Verantwoording gebruikte data … nennen eneen neneneneneeee eenen eneen enen 1D
3.5 Specificatie situatie in Amsterdam … neren eneen ennen eenen eenen 1D
3.5.1 Specifieke uitgaven in Amsterdam … nennen enen neneneneneeeenenenen eneen ene 1D
3.5.2 Vergoedingen minimabeleid ……… nennen eneen ne neneneneneneerer enen enen eneen eneen Ó
3.5.3 Woonlastenakkoord…… nanne enen envenenenenenenenen evene verevenen verevenen eenen eee 1 J
4, Financiële positie van huurders van woningcorporaties
4.1 Ee EE KS.
4,2 Betaalbaarheid … … nnen ennen eenen enenenenenenenen enne vene ven veeneneevevevenenen eenen eneen 18
4.2.1 Betaalbaarheid naar soort huur … nennen eenen eenen en eneen ennen ennen nennen 18
4.2.2 Betaalbaarheid naar huishoudtype … nennen enenenenenenenenenen ennen nennen 2
4.2.3 Betaalbaarheid naar inkomen … eneen eenen eenen eneen
4.2.4 Betaalbaarheid naar inkomensbron … nennen eenen eenen eenen ennen eenen nennen 3
4.2.5 Betaalbaarheid naar leeftijd … … nennen enen eneen eneen ennen enen nenenenenee 2
4.3 Betaalbaarheid naar energieprestatie van de woning … nnen eneen eenen 2D
4,4 Betaalbaarheid naar hoogte van de huur … nnen venneeeener eenen ennen ennen 0
4.5 Wat beïnvloedt de betaalbaarheid? … nennen eenen eenen 2
4,6 Wie zijn kwetsbaar ? ….….....nnenenenee enen eneneneneneeren eenen enen ennen verevenen venen ST
4.6.1 Achtergrondkenmerken … enen enenenenen ennen eenen venen eneen ST
4.6.2 Afwijking van de Nibudbedragen … nennen eenen en eenen enenenenen verevenen nennen 3
4,7 Conclusies … sneren envenenvenveneneeenenveneevenenvenenven verven verevenen verevenen venvenee venen venen ven ID
5. Beleidsmatige aspecten … neen enenenen enen neve neneneneeenenenenen ennen ennen en vennen 30
5.1 Inleiding … nennen eenen eeneenen eneen vene nenenenenveneneneere neren enenee eenen eneen evene nee 30
5.2 Effect van het minimabeleid Amsterdam … nuno erneer enenenenenenenenen eneen 30
5.3 Financiële positie huurders tot 2023... eenen eeens nennen eneen venne nen 3
5.3.1 Huurverhoging ….….…....nnn nennen eneen venenenenenenenenenen venen venen eenenennenevevenen ennen verevenen DG
5.3.2 Werkwijze... eneen enenenenenen evene ne neneneneneerene verevenen enenenevevenenen eneen eneen 3}
5.3.3 Uitkomsten … nnen eneen een venenenen verevenen nenenenenen venne vereren enen eeeevenenen enen eee 3}
5.3.4 Conclusies … nennen enen enenenenenen eenen ne nenenenenee nennen nennen enveevevenen eneen  2
5.4 Huurverlaging … sneren eenen eenvenen eneen venenenenen evene neen eenen eneen enen  2
5.5 Onzekerheid vanwege crisis … nennen en eneen ener en eenen ennen venen ÂÁ
6. Samenvatting en conclusies … … nennen eenen eenen ennen venen ÂD
Bijlage 1 | Gebruikte data … … nennen vennen eren enen enenenenenenenen verevenen nennen eneen 4}
Bijlage 2 | Toelichting uitgavencijfers……… nennen eneen enenenenenenenen venen ne nenenenveneeeeeeene nennen DÛ
Bijlage 3 | Minimabeleid gemeente Amsterdam … nnee enene ene nenene nennen eenen nen O3
Bijlage 4 | Huur- en inkomensgrenzen … nnen enenenenenenenen venen neven nenen venen DO
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor woningcorporaties, gemeente en voor de huurderskoepel is het van groot belang dat
huurders in staat zijn hun huur en andere vaste lasten te betalen. Maatschappelijke
ontwikkelingen als achterblijvende koopkracht, flexibilisering van arbeid en stijgende
woningprijzen leiden tot een grotere focus op betaalbaarheid van wonen. Hierbij spelen
zowel huur, energie als ook zorgkosten een rol. Uit onderzoek van zowel het Nibud als van
de overheid: (PBL) blijkt dat vooral huurders in de laagste inkomensgroepen steeds
grotere betalingsrisico’s lopen.
Dit rapport geeft de financiële situatie van huurders in Amsterdam weer. Hiervoor baseren
we ons op objectieve informatie die beschikbaar is bij het CBS, de gemeente Amsterdam
en de verhuurders en we koppelen dit aan beschikbare data over betaalbaarheid van het
Nibud.
De uitkomsten van het traject zullen worden benut voor het bestuurlijk gesprek over
betaalbaarheid, in relatie tot de Samenwerkingsafspraken 2020-2023.
Daarom wordt er ook gekeken naar toekomstige ontwikkelingen.
1.2 Leeswijzer
In hoofdstuk twee geven we kort een beeld van alle huurders in Amsterdam. Dit gebeurt
aan de hand van gegevens van het onderzoek Wonen in Amsterdam (WiMRA), een
enquête-onderzoek dat in 2019 is gehouden.
In de hoofdstukken daarna kijken we specifiek naar de financiële positie van huurders bij
woningcorporaties die een huur onder de sociale huurgrens hebben.
In hoofdstuk drie bespreken we hoe we de financiële positie van huurders bepalen. Daarbij
gaan we uit van de betaalbaarheidsdefinities van het Nibud. Dit zijn in principe landelijke
concepten die we specifiek hebben gemaakt voor de situatie in Amsterdam.
In hoofdstuk vier geven we de resultaten van de financiële positie weer voor diverse
soorten huurders in 2018. Het jaar 2018 is het meest actuele jaar, waarvoor alle
benodigde gegevens beschikbaar zijn. Hierbij geven we ook aan welke groepen kwetsbaar
zijn.
Hoofdstuk vijf bevat beleidsmatige aspecten. We gaan in op de het effect van het
gemeentelijk minimabeleid en geven een vooruitblik voor de komende jaren. Op basis van
de situatie van 2018 simuleren we wat bepaalde ontwikkelingen of voornemens betekenen
voor de financiële positie van huurders in de komende jaren en welke invloed dat heeft op
de kwetsbaarheid van diverse groepen.
In hoofdstuk zes is het onderzoek samengevat weergegeven gecombineerd met de
conclusies.
l Hoe gaan mensen om met hoge woonlasten?, 2019, Nibud en Betaalbaarheid van wonen in de huursector,
2016, PBL
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 3
Achtergrondinformatie over gebruikte databestanden staat in bijlage 1. In bijlage 2 staat
een toelichting op de Nibud uitgavencijfers. In bijlage 3 staat beschreven met welke
inkomensondersteunende regelingen uit het gemeentelijk minimabeleid rekening is
gehouden. Bijlage 4 bevat een overzicht van de gehanteerde verschillende
inkomensgrenzen.
4 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
2. Huurders in Amsterdam 2019
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van alle huurders in Amsterdam, zowel degenen
die huren bij een woningcorporatie als degenen die huren bij een particuliere verhuurder.
Hierbij is gebruik gemaakt van informatie uit het onderzoek Wonen in Amsterdam
(WiMRA) 2019. Dit is een enquête waaraan ruim 50.000 inwoners van de metropoolregio
Amsterdam hun medewerking hebben verleend, waarvan ruim 18.000 uit Amsterdam. In
dit hoofdstuk staan de gegevens van deze 18.000 huishoudens, zowel degenen die huren
bij een woningcorporatie als diegenen die particulier huren.
Huur- en inkomensgrenzen
In dit onderzoek worden uitsplitsingen gemaakt naar huur- en inkomensgrenzen uit de
huurtoeslag. Die grenzen zijn afhankelijk van de huishoudsamenstelling, het aantal
personen in het huishouden en de leeftijd. Als gesproken wordt over bepaalde
huurgrenzen, bijvoorbeeld de aftoppingsgrens, dan wordt de aftoppingsgrens bedoeld die
van toepassing is op die situatie. In alle analyses is rekening gehouden met de
huishoudsituatie.
In bijlage 4 staan alle relevante huur- en inkomensgrenzen weergegeven.
2.2 Kenmerken van huurders in Amsterdam
Ongeveer twee derde van de huishoudens in een huurwoning in Amsterdam huurt van een
woningcorporatie.
Alleenstaanden vormen de grootste groep huurders in Amsterdam. Zowel bij de
particuliere huur als bij de woningcorporaties bestaat ongeveer de helft van de huurders
uit alleenstaanden. Bij particuliere huur zien we relatief meer paren zonder kinderen, bij
de woningcorporaties relatief meer eenoudergezinnen en paren met kinderen.
De overige categorie bevat bijvoorbeeld mensen die samen een woning delen.
Tabel 1: Huishoudsamenstelling huurders
4 4 4
Alleenstaand 56 55 56
Paar zonder kinderen 20 28 15
Eenoudergezin 8 4 10
Paar met kinderen 14 11 16
Overig 2 2 3
Totaal 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
Huurders van woningcorporaties zijn over het algemeen een stuk ouder dan huurders bij
particuliere verhuurders. Zoals figuur 1 laat zien, ligt de piek bij particuliere verhuur rond
de 30 jaar, terwijl die bij de woningcorporaties rond de 60 jaar ligt.
Het is dan ook niet vreemd dat huurders bij woningcorporaties al veel langer in de huidige
woning wonen dan huurders bij particuliere verhuurders, zoals tabel 2 laat zien.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 5
particuliere verhuurder waningcorporatie
100 T If 100
5 ao - so ©
5 a
5 0 | | | : 50 E
5 2
3 8
8 = 2
& 40 Ï T T 1 Ï T T 40 Hg
2 5
® 20 OL Lit 0 5
5
10.000,0 _ 8.000,0 6.000,0 4.000,0 2.000,0 oa 2.000,0 4.000,0 6.000,0 80000 _ 10.000,0
Figuur 1: Aantallen huurders naar leeftijd (bron WiMRA 2019)
Tabel 2: Contractduur van huurders in Amsterdam
4 4 4
1 jaar of korter 26 42 16
2 jaar 7 10 5
3 jaar le) 6 5
4 jaar 5 5 5
5 tot 10 jaar 16 12 17
10 tot 20 jaar 19 10 26
20 jaar of langer 22 15 26
Totaal 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
Dat huurders van woningcorporaties over het algemeen ouder zijn dan huurders van
particuliere verhuurders, uit zich ook in het aantal gezinnen met meerderjarige kinderen
en het aantal jongvolwassenen.
Tabel 3: Meerderjarige kinderen bij huishoudens met kinderen en aantal jongvolwassen huurders in Amsterdam
4 4 4
Alleenstaand 56 55 56
Paar zonder kinderen 20 28 15
Eenoudergezin 8 4 10
- waarvan met meerderjarige kinderen 3 d 4
Paar met kinderen 14 11 16
- waarvan met meerderjarige kinderen 4 3 6
Overig 2 2 3
Totaal 100 100 100
6 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
4 4 4
Meerderjarige kinderen bij huishoudens met kinderen
0 64 77 60
1 26 18 28
2 8 4 10
3 2 1 2
4 of meer 0 0 0
Totaal 100 100 100
Huishoudens naar leeftijdsgrens 28 jaar
18 tot 28 jaar 14 24 8
28 jaar en ouder 86 76 92
Totaal 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
Inkomen
Bij particuliere verhuur heeft twee derde (67 procent) inkomen uit arbeid, ofwel als
werknemer (loon) ofwel als zelfstandige. Bij de huurders van woningcorporaties ligt dat
percentage een stuk lager. Daar heeft minder dan de helft (40 procent) inkomen uit
arbeid. De andere helft is voor zijn inkomen afhankelijk van een uitkering of van pensioen.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de inkomens van huurders bij de woningcorporaties
lager zijn dan bij huurders van particuliere verhuurders.
Tabel 4: Inkomsten huurders in Amsterdam
Inkomstenbron
Loon 40 51 32
Inkomsten als zelfstandige 11 16 8
Bijstandsuitkering 7 2 10
Overige uitkering 11 5 16
Pensioen/AOW 18 11 23
Studiefinanciering 7 11 5
Onbekend of overig 5 4 6
Totaal 100 100 100
Inkomen
Tot inkomensgrens huurtoeslag 41 22 55
(€ 22.700 / € 30.825)
Tussen inkomensgrens huurtoeslag en EU- 21 20 22
grens (€ 22.700 /€ 30.825 - € 38.035)
Tussen EU-grenzen 6 6 6
(€ 38.035 - € 42.436)
Tussen EU-grens en 1,5 keer modaal EU 8 10 7
(€ 42.436 - € 57.053)
Tussen 1,5 en 2 keer modaal EU 7 9 4
(€ 57.053 - € 76.070)
Vanaf 2 keer modaal EU 17 33 6
(€ 76.070)
Totaal 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 7
Huur
Tabel 5 laat zien dat woningcorporaties over het algemeen lagere huren vragen dan
particuliere verhuurders. Bij woningcorporaties lag 83 procent van de huren onder de
aftoppingsgrenzen, bij de particuliere verhuur is dat 38 procent.
Tabel 5: Huur van huurders in Amsterdam
Kale huur
tot kwaliteitskortingsgrens (€ 424) 19 16 20
Kwaliteitskortingsgrens tot 48 22 63
aftoppingsgrenzen
(€ 424 -€ 607 /€ 651)
Aftoppingsgrenzen tot liberalisatiegrens 8 7 9
(€ 607/ 651 — € 720)
Middeldure huur (€ 721 - € 1.009) 10 18 6
Dure huur (€ 1.010 en hoger) 15 37 2
Totaal 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
Huur en inkomen
Als we kijken naar de verhouding van de huur en het inkomen, dan zien we dat meer dan
de helft van de huurders van particuliere verhuurders met een huur tot de
kwaliteitskortingsgrens in de laagste inkomenscategorie valt. Bij huurders van
woningcorporaties is dat bijna twee derde. Bij een hogere huur, valt een groter deel van
de huurders van particuliere verhuurders in een hogere inkomensklasse. Bij huurders van
woningcorporaties is dat ook het geval, maar wel in mindere mate: Nog steeds meer dan
de helft met een huur tot de aftoppingsgrenzen valt in de laagste inkomenscategorie.
Tabel 6: Huur en inkomen van huurders in Amsterdam
Tot kwaliteits- RUIS Tussen Middeldure Dure huur
kortingsgrens kwaliteitskortings- _aftoppingsgrenzen huur
el shan CI
(%) aftoppingsgrenzen liberalisatiegrens (%) (%)
% %
Particuliere huur
Tot € 22.700 / € 30.825 61 37 29 7 3
Tot € 38.035 26 30 33 24 6
Tot € 42.436 3 9 13 9 3
Tot € 57.095 3 9 7 19 10
Tot € 76.070 3 5 7 16 12
Vanaf € 76.070 4 10 11 25 66
Totaal 100 100 100 100 100
Woningcorporaties
Tot € 22.700 / € 30.825 65 62 30 12 8
Tot € 38.035 22 22 30 18 10
Tot € 42.436 4 4 12 12 5
Tot € 57.095 4 6 16 19 8
Tot € 76.070 3 3 7 14 9
Vanaf € 76.070 2 3 5 25 60
Totaal 100 100 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
8 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Er zijn maar weinig huurders met een lage huur en een hoog inkomen en andersom.
De verhoudingen tussen particuliere verhuurders en woningcorporaties zijn ongeveer
gelijk. Voor huurders van een woningcorporatie met een hoge huur en langdurig een laag
inkomen is er de regeling passende huur. Hier wordt in 5.4 dieper op ingegaan.
Woningkenmerken
Tabel 7: Woningkenmerken van huurders in Amsterdam
Alle huurders (%) Particuliere huur Woning corporaties
0) (%)
t/m 1945 41 55 32
1970 t/m 1989 19 7 26
2010 en later Q 16 5
Kleiner dan 40 m2 12 15 10
60 tot 80 m2 30 26 33
100 tot 120 m2 5 7 4
Totaal 100 100 100
hann
A 13 18 10
C 20 12 26
E 7 5 8
G 3 4 2
Totaal 100 100 100
Bron: WiMRA 2019
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 9
3. Hoe meten we iemands financiële situatie ?
3.1 Inleiding
Of iemand hoge woonlasten heeft, kan op verschillende manieren worden vastgesteld.
Een mogelijkheid om hoge woonlasten te definiëren is via de verdeling van de hoogte van
de woonlasten. Dus om bijvoorbeeld te zeggen dat de mensen met de 10 procent hoogste
huren hoge woonlasten hebben. Nadeel daarvan is, dat op deze manier er altijd
huishoudens zullen bestaan met hoge woonlasten. Beleidswijzigingen kunnen zo ook niet
geëvalueerd worden.
Een andere mogelijkheid om hoge woonlasten te definiëren is om de woonlasten uit te
drukken als budgetaandeel in relatie tot het inkomen (“woonquote”), bijvoorbeeld door te
stellen dat iemand hoge woonlasten heeft als hij 30 of 40 procent van zijn inkomen aan
woonlasten uitgeeft. Nadeel van een vast percentage, is dat er geen directe relatie is met
de overige noodzakelijke uitgaven. Een vaste, gemiddelde woonquote is (te) krap voor
huishoudens met lage inkomens en (te) ruim voor huishoudens met een hoge inkomens.
Een derde manier om hoge woonlasten vast te stellen is dat te bepalen in relatie tot zowel
het inkomen als de overige uitgaven van een huishouden. In dit onderzoek gaan we uit
van deze laatste methode, omdat die preciezer de financiële situatie van huishoudens in
kaart brengt.
In dit onderzoek beschrijven we de financiële situatie van huurders van woningcorporaties
in Amsterdam. De financiële situatie van een huishouden hangt af van twee kenmerken:
het inkomen van het huishouden en de noodzakelijke uitgaven die iemand er van moet
doen.
Het inkomen van het huishouden kunnen we halen uit objectieve bronnen, zoals gegevens
van het CBS. De meest actuele inkomensgegevens van het CBS komen uit 2018.
Wat voor een specifiek huishouden noodzakelijke uitgaven zijn, is veel moeilijker uit
objectieve bronnen te achterhalen. Daarvoor gebruiken we de door het Nibud ontwikkelde
definities van noodzakelijkheid van uitgaven.
3.1.1 Methodebeschrijving
Huishoudens besteden hun besteedbaar inkomen aan een groot aantal uitgavenposten.
Voor dit onderzoek splitsen we die uitgavenposten in twee onderdelen: de woonlasten en
de overige uitgaven.
De methode om de betaalbarheid te beoordelen in dit onderzoek gaat uit van het afzetten
van het besteedbaar inkomen tegen de woonlasten en de ruimte in het budget voor
overige uitgaven.
Die ruimte in het budget voor overige uitgaven kan op verschillende bestedingsniveaus
worden ingevuld. Het Nibud kent drie soorten niveaus wat betreft bestedingen aan de
overige uitgaven: de basisbedragen, de voorbeeldbedragen en de normbedragen. Deze
lichten we hieronder toe.
10 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Basisbedragen
Het laagste niveau van bestedingen zijn de basisbedragen. De basisbedragen zijn de
bedragen die een huishouden minimaal beschikbaar moet hebben voor de overige
uitgaven, d.w.z. de niet-woonuitgaven die behoren tot het basispakket. Het basispakket
omvat een pakket aan goederen en diensten die voor elk huishouden vrijwel
onvermijdbaar zijn, zoals een door het Voedingscentrum gespecificeerd dieet voor
gezonde voeding, het hebben van een adequate zorgverzekering, etc. Het Nibud heeft dit
basispakket samengesteld en bekijkt jaarlijks of het pakket nog alle goederen en diensten
bevat die voor een huishouden moeilijk vermijdbaar zijn. Zo nodig past het Nibud de
samenstelling van het basispakket aan. Een beschrijving van de basisbedragen staat in
bijlage 2. De basisbedragen zijn afhankelijk van de huishoudsamenstelling, maar
onafhankelijk van het inkomen.
Voorbeeldbedragen
De voorbeeldbedragen zijn de bestedingen die een vergelijkbaar huishouden met een
vergelijkbaar inkomen gemiddeld doet aan de verschillende uitgavenposten. Een deel van
de voorbeeldbedragen wordt afgeleid uit het Budgetonderzoek van het CBS. Deze
bedragen zijn dus afhankelijk van zowel de huishoudsamenstelling als het inkomen. Bij
hogere inkomens is er meer vrijheid om uitgaven te kiezen, en huishoudens vullen dat op
hun eigen manier in. We werken daarom bij de voorbeeldbedragen ook niet met pakketten
aan goederen en diensten, maar alleen met bedragen per uitgavenpost. Bij dit onderzoek
is dit het hoogste bestedingsniveau. Feitelijk zijn er ook huishoudens die meer uitgeven
dan de voorbeeldbedragen: voorbeeldbedragen geven immers het gemiddelde weer, en
individuele huishoudens kunnen meer of minder uitgeven.
Normbedragen
De normbedragen liggen precies tussen de basisbedragen en de voorbeeldbedragen in.
Deze normbedragen vormen de grondslag voor de regelingen met betrekking tot de
maximale hypotheek. Huishoudens met een maximale hypotheek moeten voor hun
overige uitgaven bezuinigen ten opzichte van de voorbeeldbedragen, maar houden meer
over dan alleen de basisbedragen. Als mensen extra inkomen krijgen, is de helft
beschikbaar voor hogere woonlasten, en de andere helft voor overige uitgaven.
Deze indeling in bestedingsniveaus wordt in dit onderzoek gebruikt voor de betaalbaarheid
van de huur. Daarbij houden we uiteraard rekening met het feit dat een huurder niet de
extra lasten van een eigen woning, zoals OZB, opstalverzekering en onderhoud hoeft op te
brengen.
Door de woonlasten van het besteedbaar inkomen af te halen, kunnen we kijken welk
niveau van bestedingen aan overige uitgaven haalbaar is voor het huishouden.
In figuur 2 is schematisch weergegeven hoe de methode van betaalbaarheid werkt. De
bovenste lijn geeft het besteedbaar inkomen weer. De drie blauwe lijnen geven de drie
verschillende niveaus voor de overige uitgaven weer. Bij de linker (rode) pijl kunnen uit
het besteedbaar inkomen de woonlasten en de basisbedragen niet betaald worden. We
zeggen dan dat de betaalbaarheid onder de basisbedragen ligt.
Bij de rechter (groene) pijl kunnen uit het besteedbaar inkomen zowel de woonlasten als
de voorbeeldbedragen voor de overige uitgaven betaald worden. We zeggen dan de
betaalbaarheid boven de voorbeeldbedragen ligt. Op dezelfde manier duiden we de gele
en de oranje situatie.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 11
In figuur 2 is de betaalbaarheid beter bij hogere inkomens. Dat hoeft uiteraard geen
standaard te zijn. Een huishouden met een laag inkomen en lage woonlasten kan qua
betaalbaarheid boven de voorbeeldbedragen uitkomen. Evenzo kan een huishouden met
een hoog inkomen en hoge woonlasten onder de basisbedragen terechtkomen.
Huishoudens met dezelfde huur kunnen voor verschillende inkomens een ander effect
hebben.
Sommige huishoudens hebben dus niet voldoende inkomen om alle noodzakelijke uitgaven
te kunnen doen. Bepaalde uitgaven zijn dan niet betaalbaar. Maar het is meestal niet
mogelijk om aan te geven welke uitgavenpost dan niet betaalbaar is. Alle gespecificeerde
uitgaven zijn immers noodzakelijk. Met evenveel reden kan gezegd worden dat de huur
voor het huishouden niet betaalbaar is, als dat gezonde voeding voor het huishouden niet
betaalbaar is.
Ook bij het zoeken naar oplossingen voor deze huishoudens is het belangrijk dit
onderscheid in het achterhoofd te houden. De betaalbaarheid voor huurders kan grofweg
op drie manieren verbeterd worden: door een hoger inkomen, door lagere woonlasten of
door lagere overige uitgaven.
Methode betaalbaarheid
betaalbaarheid
betaalbaarheid boven voorbeeld
tussen norm
en voorbeeld
woonlasten
woonlasten
c eeerterenennn nnn
= aes
> ….
EE woonlasten eet
5 eeen! eee.
& woonlasten eerst ed oen"
5 et eef TTT
ij EEn
oo
betaalbaarheid
tussen basis
betaalbaarheid en norm
onder basis
Inkomen
mmm Besteedbaar inkomen mmm Basisbedragen veen e Voorbeeldbedragen == es Normbedragen
Figuur 2: Methode betaalbaarheid
3.1.2 De vier situaties
Deze opstelling leidt qua betaalbaarheid tot vier mogelijke situaties.
1. De betaalbaarheid van de basisbedragen is niet mogelijk
Als hier sprake van is, is er dus niet voldoende inkomen om alle noodzakelijke uitgaven te
kunnen doen. Dat wil niet zeggen dat huishoudens direct in de financiële problemen
12 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
komen. Huishoudens zullen dan zogenaamde overlevingstechnieken gaan toepassen.
Overlevingstechnieken zijn bijvoorbeeld:
— het ophouden met het reserveren voor vervanging van noodzakelijke goederen;
— bezuinigen op noodzakelijke uitgaven, zoals gezonde voeding of sociale participatie;
— rekeningen laten liggen en schulden maken;
— afhankelijk worden van particuliere giften (bijv. voedselbank);
— illegaal inkomen verwerven.
Dit zijn echter situaties, die niet structureel kunnen voortduren zonder uiteindelijk tot
problemen te leiden. Als de betaalbaarheid van de basisbedragen in het gedrang is, is dat
een sterk signaal op het risico van financiële problemen.
Deze situatie geven we aan met de kleur rood.
2. De basisbedragen zijn wel betaalbaar, maar de normbedragen niet
In dit geval is er in principe voldoende ruimte om de noodzakelijke uitgaven te kunnen
doen. Toch zijn deze huishoudens nog kwetsbaar. De marges zijn smal. Het niet-
aanvragen van inkomensondersteuning waar recht op is, de aanwezigheid van mogelijke
individuele onvermijdbare kosten (bijvoorbeeld als gevolg van ziekte), onverwachte
tegenvallers, of het niet perfect met geld omgaan, kunnen alsnog voor financiële
problemen zorgen. In deze situatie is er bovendien nauwelijks ruimte om iets extra’s te
kunnen boven het strikt noodzakelijke.
Deze situatie geven we aan met de kleur oranje.
3. De normbedragen zijn wel betaalbaar, maar de voorbeeldbedragen niet.
In dit geval dienen huishoudens te bezuinigen ten opzichte van datgene wat bij hun
inkomen gebruikelijk is. De bezuinigingen zijn echter niet zo groot, dat dit tot een
kwetsbare positie leidt.
Deze situatie geven we aan met de kleur geel.
4. De voorbeeldbedragen zijn betaalbaar
In dit geval hebben huishoudens voldoende inkomen om zowel de huur als de bij hun
inkomen gebruikelijke uitgaven te kunnen doen.
Deze situatie geven we aan met de kleur groen.
3.2 Woonlasten
Dit rapport gaat over de financiële positie van huurders. Daarom is het goed helder te
definiëren wat we in dit rapport verstaan onder woonlasten. In dit onderzoek hanteren we
een smalle definitie van woonlasten, namelijk: de huurlasten die betaald worden aan de
verhuurder. Wanneer de verhuurder ook andere kosten in rekening brengt die normaliter
apart worden verrekend, zoals energiekosten, dan is hiervoor gecorrigeerd.
Bijkomende woonlasten
Naast de huur worden de kosten van energie, lokale lasten, bepaalde verzekeringen en
onderhoud soms ook tot de woonlasten gerekend. Bijkomende woonlasten rekenen we in
dit onderzoek tot de overige uitgaven en schatten we aan de hand van woningtype en
andere kenmerken van het huishouden.
3.3 Operationalisatie
De hoogte van de basis- en voorbeeldbedragen hangt af van verschillende kenmerken van
het huishouden. De basis- en voorbeeldbedragen - en de daarvan afgeleide normbedragen
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 13
- voor de overige uitgaven (niet-woonlasten), zijn op individueel niveau berekend. De
overige uitgaven zijn dus voor alle drie de niveaus (basis, voorbeeld en norm) vastgesteld.
De betaalbaarheid is vervolgens gedefinieerd als het verschil tussen het besteedbaar
inkomen en de som van de woonlasten plus de bestedingen aan de overige uitgaven op
drie niveaus. De betaalbaarheid is dus ook op drie niveaus berekend.
Tekortschietende betaalbaarheid ten opzichte van de basisbedragen wil dus zeggen dat de
woonlasten van een huishouden zo hoog zijn, dat het voor de overige uitgaven minder
budget beschikbaar heeft dan de basisbedragen. Evenzo betekent tekortschietende
betaalbaarheid ten opzichte van de voorbeeldbedragen, dat het huishouden voor de
overige uitgaven minder beschikbaar heeft dan de voorbeeldbedragen.
In tabel 8 staat dit in een voorbeeld uitgewerkt. Bij een inkomen op het sociaal minimum
zijn de voorbeeldbedragen gelijk aan de basisbedragen.
Af te lezen valt dat een alleenstaande met een bijstandsuitkering gemiddeld een netto
besteedbaar inkomen heeft van 1.087 euro per maand. Hierbij is rekening gehouden met
vakantiegeld en zorgtoeslag. Bij een huur van 500 euro is de huurtoeslag 246 euro. De
ruimte voor overige uitgaven is dus 833 euro. De basisbedragen voor een alleenstaande
zijn echter 857 euro. Een alleenstaande met een bijstandsuitkering en een rekenhuur van
500 euro kan de basisbedragen dus niet volledig betalen. Bij een inkomen op het
minimumloon is er bij een huur van 500 euro voldoende ruimte om de voorbeeldbedragen
te kunnen betalen.
Tabel 8: Berekening financiële situatie voor een alleenstaande, 2018 (euro per maand)
Th Kela Lo ESS [LaWo nlD Lane Modaal
uitkering loon Taio a alle
9 9 9
A Netto besteedbaar inkomen 1.087 1.680 2.219
B Rekenhuur 500 500 500
C Huurtoeslag 246 130 0
D Basisbedragen* 857 857 857
E Voorbeeldbedragen 857 1.077 1.586
F_ Normbedragen = E+(F-E)/2 857 967 1.221
Betaalbaarheid basisbedragen = A-B+C-D -24 453 862
Betaalbaarheid voorbeeldbedragen = A-B+C-E -24 233 133
Betaalbaarheid normbedragen = A-B+C-F -24 343 498
Financiële situatie Onder Boven Boven
basis voorbeeld voorbeeld
* hierbij is nog geen rekening gehouden met ondersteuning vanuit het minimabeleid.
In tabel 8 is er nog geen rekening mee gehouden dat het huishouden op bijstandsniveau
in aanmerking komt voor tegemoetkomingen vanuit het minimabeleid in de gemeente
Amsterdam. En er is in tabel 8 ook geen rekening gehouden met eventueel afwijkende
uitgaven waar inwoners in Amsterdam mee geconfronteerd worden. Dat wordt in het
vervolg van dit onderzoek uitgewerkt.
14 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
3.4 Verantwoording gebruikte data
Voor de vaststelling van de financiële positie van huurders van woningcorporaties in
Amsterdam en de inschatting van de betaalbaarheid van de huur is gebruik gemaakt van
Microdata van het CBS. Om de juiste populatie te kunnen vaststellen met de gewenste
uitsplitsingen zijn verschillende bronbestanden aan elkaar gekoppeld. Alle bestanden
hebben de peildatum van 1 januari 2018,° In bijlage 1 staat een uitgebreidere beschrijving
van deze bestanden en de gehanteerde methodiek.
Eén van de bronbestanden betreft data van de Amsterdamse woningcorporaties. Deze
data zijn aangeleverd door de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC) en
bevat gegevens uit 2018 over onder andere de huur en het energielabel van ongeveer
150.000 huishoudens. Ook zijn in dit bestand enkele kenmerken van de woning
opgenomen zoals het aantal kamers en de oppervlakte.
We hebben de woningen in het AFWC-bestand die bekend staan als studentenwoningen
niet gebruikt in de analyse. Ook hebben we de situaties waarbij er meerdere huishoudens
op één adres wonen, verwijderd uit de analyse, Voor deze groepen is het vaststellen van
de inkomens- en uitgavensituatie ingewikkeld. Studenten kunnen een beroep doen op
studiefinanciering in de vorm van een lening. Bij meerdere huishoudens op één adres is
het niet aan te geven of en hoe zij kosten van overige uitgaven met elkaar delen.
Ongeveer 5 procent van het bestand is om die redenen verwijderd.
Aan de CBS Microdata zijn vervolgens de Nibud uitgavencijfers uit 2018 gekoppeld. De
Nibud uitgavencijfers zijn zoveel mogelijk afgestemd op de Amsterdamse situatie. Zo is er
rekening gehouden met lokale tarieven en is er gekeken welke uitgaven afwijken van
landelijk. Ten slotte zijn de Nibud uitgavencijfers voor huishoudens die vallen binnen de
doelgroep van het gemeentelijk minimabeleid aangevuld met de regelingen vanuit het
minimabeleid. De regelingen uit het minimabeleid zijn afkomstig uit het onderzoek dat het
Nibud in 2019 voor de gemeente Amsterdam heeft uitgevoerd.? Hoe dit gedaan is,
beschrijven we hieronder.
3.5 Specificatie situatie in Amsterdam
De Nibud uitgavencijfers zijn zoveel mogelijk afgestemd op de Amsterdamse situatie.
Hieronder staat beschreven welke afwegingen zijn gemaakt.
3.5.1 Specifieke uitgaven in Amsterdam
Voor energie en lokale lasten houden we specifiek rekening met de lokale situatie.
Energie
Uit de Microdata van het CBS weten we voor vrijwel alle huurders van de corporaties het
gas- en elektriciteitsverbruik uit 2018 en de kosten daarvan. We maken gebruik van die
individuele gegevens. Voor de enkele huishoudens waarvan we dat niet weten vullen we
de Nibud referentiebedragen in.
? 1 januari 2018 is de peildatum, omdat dat de meest recente datum is waarvoor CBS inkomensgegevens
beschikbaar zijn.
3 Minima-effectrapportage gemeente Amsterdam 2019, Nibud, 2019
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 15
Lokale lasten
Voor wat betreft de lokale lasten maken we gebruik van de tarieven zoals die gelden in de
gemeente Amsterdam.
Overige uitgavenposten
Voor de overige uitgavenposten maken we gebruik van de Nibud referentiebedragen. We
gaan er vanuit dat die voldoende aansluiten op de lokale situatie. Uitgavenposten waar
specifiek bij stil is gestaan om na te gaan of de referentiebedragen aansluiten op de lokale
situatie zijn verzekeringen en vervoer.
Verzekeringen
Amsterdam is een dure regio waarin de verzekeringspremies vaak hoger liggen dan
gemiddeld. In de Nibud basisbedragen wordt al rekening gehouden met een dure regio als
uitgangspunt, zodat deze bedragen voldoende passend zijn voor de lokale situatie.
Vervoer
In Amsterdam hebben relatief weinig mensen een auto, waardoor de vervoerskosten
misschien afwijken van het landelijk gemiddelde. Daarom hebben we het voorbeeldbedrag
voor vervoer naar beneden bijgesteld. De uitleg is terug te vinden in bijlage 2.
3.5.2 Vergoedingen minimabeleid
In de gemeente Amsterdam hebben huishoudens met een inkomen tot 120 procent van
het wettelijk sociaal minimum recht op allerlei vergoedingen via het gemeentelijk
minimabeleid. Het gaat bijvoorbeeld om een bijdrage voor speelgoed, kleding,
schoolkosten en -activiteiten, deelname aan sportieve en culturele activiteiten en een
collectieve aanvullende zorgverzekering.
In 2019 heeft het Nibud onderzocht wat de effecten van het gemeentelijk minimabeleid
zijn op de koopkracht van inwoners van de gemeente Amsterdam met een laag inkomen.
Bij de beoordeling van de betaalbaarheid van de huur zullen we specifiek rekening houden
met de mogelijke vergoedingen vanuit het minimabeleid voor de doelgroep.
Het minimabeleid kent de volgende regelingen:
— Collectieve zorgverzekering;
— Stadspas;
— Speelgoedbon/kledingbon;
— Jeugdsportfonds/jongerencultuurfonds;
— Scholierenvergoeding;
— Laptop/internetregeling;
— ID-kaart.
In bijlage 3 staat een toelichting op deze regelingen en hoe deze zijn meegenomen.
Naast de inkomensgrens gelden er ook andere voorwaarden. We kunnen geen rekening
houden met al deze voorwaarden, maar wel met de eisen die worden gesteld aan het
vermogen.
Tabel 9 geeft een indruk van de hoogte van de tegemoetkomingen uit het minimabeleid.
Omdat veel regelingen uit het minimabeleid zijn gericht op kinderen, zijn de
tegemoetkomingen voor gezinnen met kinderen hoger dan voor gezinnen zonder
kinderen.
16 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Tabel 9: Hoogte van de tegemoetkomingen uit het minimabeleid (bedrag per maand)
Bedrag per maand
9
Alleenstaand 75
Paar zonder kinderen 149
Eenoudergezin met 2 kinderen 284
Paar met 2 kinderen 357
3.5.3 Woonlastenakkoord
Gemeente, woningcorporaties en huurders hebben de afspraak gemaakt, dat inwoners van
de gemeente Amsterdam met een langdurig laag inkomen en een in verhouding tot hun
inkomen te hoge huur, een korting op de huur krijgen.
Corporaties verlagen de huur van huurders die drie jaar een inkomen hebben van 120%
van het Wettelijk Sociaal Minimum (WSM) of lager en die woonachtig zijn in een
corporatiewoning naar de voor de huurders geldende aftoppingsgrens.
Deze verlaagde huur zit verwerkt in de huren uit de databank van AFWC, en zijn gebruikt
voor dit onderzoek.
Dat betekent dat de huishoudens die een hoge huur ten opzichte van hun inkomen
hadden, voor zover er sprake was van een langdurig laag inkomen, inmiddels
waarschijnlijk een lagere huur hebben en niet als zodanig te onderscheiden zijn. Zij
hebben daarmee wel een betere financiële positie dan zonder deze afspraak.
In paragraaf 5.4 gaan we kort in op het effect van deze regeling.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 17
4. Financiële positie van huurders van
woningcorporaties 2018
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële positie van huurders van
woningcorporaties in Amsterdam. Hierbij is gebruik gemaakt van analyses op Microdata
van het CBS en data van AFWC over ruim 150.000 huurders van Amsterdamse
woningcorporaties uit 2018. Als gesproken wordt over huishoudens, dan worden daarmee
huishoudens bedoeld die huren van een woningcorporatie in Amsterdam in een
zelfstandige woning.
Omdat gebruik is gemaakt van de Microdata van het CBS en omdat er een selectie is
gemaakt van de huurders met een huurprijs onder de huurtoeslaggrens (€ 710,68), kan
de verdeling afwijken van die in hoofdstuk 2. Dat is met name zichtbaar bij de verdeling
naar inkomensklassen. Ook kan de vergelijking tussen de aanwezigheid van
inkomstenbronnen uit hoofdstuk 2 niet één op één worden vergeleken met de
belangrijkste inkomstenbron in dit hoofdstuk.
4.2 Betaalbaarheid
De betaalbaarheid wordt beoordeeld door te kijken naar in hoeverre het besteedbaar
inkomen voldoende is voor de som van de huur en de overige uitgaven. Er wordt gekeken
naar verschillende niveaus van overige uitgaven, namelijk de voorbeeld-, norm- en
basisbedragen (zie hoofdstuk drie). Dit geven we in de grafieken weer met verschillende
kleuren.
— Groen geeft aan dat de voorbeeldbedragen betaalbaar zijn;
— Geel geeft aan dat de normbedragen betaalbaar zijn, maar de voorbeeldbedragen niet;
— Oranje geeft aan dat de basisbedragen betaalbaar zijn, maar de normbedragen niet;
— Rood geeft aan dat de basisbedragen niet betaalbaar zijn.
4.2.1 Betaalbaarheid naar soort huur
Eerst kijken we naar het soort huur: of het gaat om huurders in de sociale huur of in de
middeldure huur. Het onderscheid is gemaakt op basis van hoogte van de huur*.
Uit figuur 3 valt af te lezen dat 58 procent van de huishoudens met een sociale huur
minimaal de normbedragen kan betalen. 48 procent kan de voorbeeldbedragen betalen.
42 procent kan de normbedragen niet betalen. 24 procent blijft nog boven de
basisbedragen, maar 18 procent kan de basisbedragen niet betalen. Dat de basisbedragen
voor een aanzienlijke groep niet betaalbaar zijn, maakt dat deze groep zeer kwetsbaar is.
In paragraaf 4.4 en 4.5 gaan we dieper in op de kenmerken van deze groep.
Deze uitkomsten sluiten aan bij het onderzoek dat het Nibud in 2019 heeft gedaan naar
de financiële positie van huishoudens met hoge woonlasten in heel Nederland®. Uit dat
onderzoek bleek dat 25 procent van alle huurders in Nederland de basisbedragen niet kan
betalen. In dat onderzoek is echter geen rekening gehouden met de lokale situatie en met
4 In dit onderzoek betekent een sociale huur dat het gaat om een huur tot de huurtoeslaggrens
(liberalisatiegrens) met een sociaal huurcontract. Middeldure huur is een huur vanaf de huurtoeslaggrens met of
zonder sociaal huurcontract tot een huurprijs van 1009 euro.
5 Nibud, 2019, “Hoe gaan mensen om met hoge woonlasten?”.
18 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
gemeentelijk minimabeleid. In dit onderzoek is het Amsterdamse minimabeleid wel
meegerekend. Dit verklaart deels de betere betaalbaarheid in Amsterdam vergeleken met
de uitkomsten uit het landelijke onderzoek. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op het
effect van het minimabeleid van Amsterdam.
Dat 18 procent van de huurders met een sociale huur de basisbedragen niet kan betalen,
betekent niet dat deze huurders ook een betalingsachterstand hebben. In de praktijk zijn
de betalingsachterstanden op de huur vele malen lager. Deze huurders moeten zogeheten
overlevingstechnieken toepassen (zie 3.1.1). Ook kunnen er betalingsachterstanden zijn
bij huurders die in theorie de normbedragen kunnen betalen, bijvoorbeeld als er sprake is
van hoge persoonlijk onvermijdbare uitgaven, bijvoorbeeld schulden.
Financiële positie naar soort huur (%)
middelen er m0 EE
oe vonngcerborees or
0% 20% 40% 60% 80% 100%
m voorbeeld =norm mbasis m<basis
Figuur 3: Financiële positie naar soort huur (huurders van woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
Middeldure huur
In figuur 3 is te zien dat de betaalbaarheid bij middeldure huur over het algemeen beter is
dan bij sociale huur. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat huishoudens met een middeldure
huur over het algemeen ook een hoger inkomen hebben.
In de verdere analyses kijken we alleen naar de sociale huur tot en met de
liberalisatiegrens in 2018 van € 710,68.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 19
4.2.2 Betaalbaarheid naar huishoudtype
In figuur 4 staat de financiële positie van huurders bij woningcorporaties in de sociale huur
opgesplitst naar huishoudtype.
Alleenstaanden scoren het slechtste op het gebied van betaalbaarheid gevolgd door
eenoudergezinnen.
Meer dan de helft van de alleenstaanden kan de normbedragen niet betalen. Ook het
percentage dat de basisbedragen niet kan betalen (23 procent) is onder alleenstaanden
het hoogst. Bij eenoudergezinnen is dat respectievelijk 39 en 12 procent.
Paren scoren beter dan alleenstaanden en eenoudergezinnen. Ongeveer een vijfde kan de
normbedragen niet betalen. De betaalbaarheid onder paren zonder kinderen is iets beter
dan onder paren met kinderen. Het percentage van de paren met kinderen dat de
basisbedragen niet kan betalen is met 13 procent iets hoger dan van eenoudergezinnen.
Financiële positie naar huishoudsamenstelling (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
=voorbeeld =norm Ebasis EB <basis
Figuur 4: Financiële positie naar huishoudsamenstelling (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
De verschillen naar huishoudsamenstelling worden voor een groot deel verklaard door
inkomensverschillen tussen huishoudens. Alleenstaanden hebben over het algemeen een
lager inkomen dan paren. En eenoudergezinnen hebben door diverse toeslagen een hoger
besteedbaar inkomen dan alleenstaanden. Dit is weergegeven in figuur 5. De precieze
bedragen van de verschillende inkomens- en huurgrenzen staan in bijlage 4.
De aantallen in figuur 4 verschillen van de aantallen in figuur 5. Dat komt doordat we de
betaalbaarheid niet voor de huishoudens met de huishoudsamenstelling categorie is overig
hebben kunnen vaststellen.
20 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
NIBUD’
Huishoudsamenstelling naar inkomen (%)
stel zonder kinderen (n=19.394)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
E vanaf 1,5x modaal Etussen modaal en 1,5x modaal
Etussen grens huurtoeslag en modaal =tot grens huurtoeslag
Figuur 5: inkomen naar huishoudsamenstelling (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 21
4.2.3 Betaalbaarheid naar inkomen
Als gekeken wordt naar de samenhang tussen het inkomen en de betaalbaarheid, dan is
het niet vreemd, dat de betaalbaarheid beter is voor hogere inkomens. Krap een derde
(30 procent) van de huishoudens met een inkomen tot de inkomensgrens voor de
huurtoeslag kan de basisbedragen niet betalen. Nog eens 41 procent kan de
normbedragen niet betalen. In deze inkomensgroep zit 29 procent boven de
normbedragen.
De precieze bedragen van de verschillende inkomens- en huurgrenzen staan in bijlage 4.
Dit beeld is omgekeerd bij de een hoger inkomen. Vanaf een modaal inkomen kan vrijwel
iedereen de normbedragen betalen.
Financiële positie naar inkomensklasse (%)
tot inkomensgrens huurtoeslag (n=80.994) ss a EN
tussen inkomensgrens huurtoeslag en modaal
(n=36.798)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 6: Financiële positie naar inkomensklasse (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
De gemeente Amsterdam geeft extra ondersteuning aan de laagste inkomens via het
gemeentelijke minimabeleid.
De inkomensgrens voor het minimabeleid van de gemeente Amsterdam is vastgesteld op
120 procent van het wettelijk sociaal minimum (WSM). De betaalbaarheid van
huishoudens met een inkomen tot 120 procent WSM is vergelijkbaar met dat van de
huishoudens met een inkomen tot de inkomensgrens voor de huurtoeslag.
In de Samenwerkingsafspraken staat: “(…) We onderzoeken of het zinvol is om de
doelgroep van onze inspanningen te verbreden, bijvoorbeeld naar huurders met een
inkomen tot 130% van het Wettelijk Sociaal Minimum.” Een verruiming tot 130 procent
betreft een beperkte groep huurders van ongeveer 6.500 huishoudens. De betaalbaarheid
van deze groep is duidelijk beter dan van de groep met een inkomen tot 120 procent
WSM. 27 procent van huurders met een inkomen tussen 120 en 130 procent van het
WSM, kan de normbedragen niet betalen.
22 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
NIBUD’
Financiële positie van lage inkomens (%)
an 7 En ee oe se
ne Te ee ne ed
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 7: Financiële positie van lage inkomens (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.2.4 Betaalbaarheid naar inkomensbron
De sterke samenhang tussen het inkomen en de betaalbaarheid is ook terug te zien als
gekeken wordt naar de belangrijkste bron van het inkomen van het huishouden.
De betaalbaarheid is het best bij een inkomen uit arbeid als belangrijkste inkomstenbron.
Zelfstandigen scoren net iets minder goed dan werknemers in loondienst.
De overgrote meerderheid van de pensioenontvangers (91 procent) kan de basisbedragen
betalen. Iets meer dan de helft van hen (56 procent) kan de normbedragen betalen.
Bijstandsontvangers kunnen vrijwel allemaal de normbedragen niet betalen. De helft van
alle bijstandsontvangers (D1 procent) kan zelfs de basisbedragen niet betalen en nog eens
40 procent kan de normbedragen niet betalen.
Huishoudens met andere uitkeringen dan pensioen of bijstand als belangrijkste
inkomstenbron zitten voor wat betreft betaalbaarheid tussen deze situaties in. Bijna 60
procent van de mensen met een werkloosheids-, ziekte of arbeidsongeschiktheidsuitkering
kan de normbedragen niet betalen.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 23
NIBUD’
Financiële positie naar belangrijkste inkomstenbron (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 8: Financiële positie naar inkomensbron (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.2.5 Betaalbaarheid naar leeftijd
Een van de doelgroepen van de corporaties zijn jongeren tot 28 jaar. We zien dat deze
doelgroep een slechtere financiële situatie heeft. Jongere mensen tot 28 jaar hebben
vaker moeite om de normbedragen te kunnen betalen dan mensen vanaf 28 jaar.
Financiële positie naar leeftijd tot 28 jaar (%)
7 ° 7 Te EEEN
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld =norm mbasis wm <basis
Figuur 9: Financiële positie naar leeftijd tot 28 jaar (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
24 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Twee vijfde van de ouderen vanaf 65 jaar (41 procent) kunnen de normbedragen niet
betalen. Dat is ongeveer evenveel als huishoudens tot 65 jaar. Wel kunnen ouderen veel
vaker dan huishoudens tot 65 jaar de basisbedragen betalen. Dat komt waarschijnlijk
doordat de AOW-uitkering ongeveer 200 euro per maand hoger is dan de
bijstandsuitkering.
Financiële positie naar leeftijd vanaf 65 jaar (%)
7 7 7 Te ee
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld =norm mbasis m<basis
Figuur 10: Financiële positie naar leeftijd vanaf 65 jaar (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.3 Betaalbaarheid naar energieprestatie van de woning
De energieprestatie van de woning heeft een beperkt effect op de betaalbaarheid.
Huurders van energie-onzuinige woningen kunnen iets vaker de voorbeeldbedragen
betalen dan huurders van energiezuinige woningen. Ook kunnen huurders van energie-
onzuinige woningen iets vaker de basisbedragen betalen dan huurders van energiezuinige
woningen. Dit wordt mogelijk verklaard doordat energiezuinige woningen een hogere huur
hebben dan energie-onzuinige woningen. Dat het effect beperkt is, komt doordat de
energierekening slechts een deel van de totale bestedingen betreft en meestal niet de
grootste uitgavenpost is.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 25
Financiële positie naar energielabel (%)
At/++(n=489) Rn HVH EN
A(n=9,766) Meen On EN
B(n=19.922) Megen HD EEN
C(n=35.322) Mea 10 SAE
D (n=26.246) Mee HD EEN
E(n=17.993) Mae HD 10 sE
F (n=9.350)
G(n=11.764) Mere HV REGN
onbekend (n=6.464) Mn HDs EEN
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 11: Financiële positie naar energielabel (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.4 Betaalbaarheid naar hoogte van de huur
Het verband tussen betaalbaarheid en de hoogte van de huur is tweeledig.
Aan de ene kant is een hoge huur slecht voor de betaalbaarheid. Bij een gelijk inkomen
betekent een hoge huur dat er minder ruimte in het budget is voor overige uitgaven.
Aan de andere kant is er een duidelijk verband tussen iemands inkomen en de hoogte van
de huur.
Als gevolg van toewijzingsbeleid en de eigen keuzes van mensen, betalen huishoudens
met een lager inkomen over het algemeen een lagere huur en huishoudens met een hoger
inkomen een hogere huur. Een hogere huur is op deze manier positief verbonden met
betaalbaarheid.
Dit verband is te zien in figuur 12. Van de huishoudens in de laagste inkomensklasse heeft
22 procent een huur tot de kwaliteitskortingsgrens. Maar ook in de hoogste
inkomensklasse heeft nog 14 procent zo’n lage huur. Andersom komt een huur tussen de
aftoppingsgrenzen en de liberalisatiegrens het meest voor in de hoogste inkomensklasse,
maar ook in de lagere inkomensklasse zijn er huishoudens met een dergelijke hoge huur.
En ook een vrij lage huur kan soms nog te hoog zijn om van een minimuminkomen alle
overige uitgaven te kunnen doen.
De precieze bedragen van de verschillende inkomens- en huurgrenzen staan in bijlage 4.
26 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
NIBUD’
Huur naar inkomen (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
tot inkomensgrens huurtoeslag (n=83.430) 22 68 10
tussen inkomensgrens huurtoeslag en modaal EEEN
(n=24.529) ze De el
tussen modaal en 1,5x modaal (n=23.297) 17 61 22
m tot kortingsgrens
m tussen kortingsgrens en aftoppingsgrens
m tussen aftoppingsgrens en liberalisatiegrens
Figuur 12: Huur naar inkomen (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
In figuur 13 staat de verdeling van de huurklassen weergegeven voor de lage
inkomensgrenzen. Van de huurders met een inkomen tot 120 procent van het sociaal
minimum heeft 9 procent een huur tussen de aftoppingsgrenzen en de liberalisatiegrens.
Dit zijn 6.100 huishoudens. Van de huurders met een inkomen tussen 120 tot 130 procent
van het WSM heeft 14 procent een huur tussen de aftoppingsgrenzen en de
liberalisatiegrens. Dit zijn 87/5 huishoudens.
Huur naar laag inkomen (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
vanaf 130% WSM (n=71.484) 20 60 20
B tot kortingsgrens
Em tussen kortingsgrens en aftoppingsgrens
m tussen aftoppingsgrens en liberalisatiegrens
Figuur 13: Huur naar laag inkomen (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 27
Het verband tussen het inkomen en de huur is verder uitgewerkt in figuur 14 waarin we
kijken naar de betaalbaarheid bij verschillende huren.
Uit figuur 14 valt af te lezen dat bij een huur tot de kwaliteitskortingsgrens bijna de helft
(42 procent) de normbedragen niet kan betalen. Bij een huur tussen de
kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen is de betaalbaarheid iets slechter en bij
nog hogere huren verbetert de betaalbaarheid.
Dat ongeveer de helft van de huishoudens met een vrij lage huur de normbedragen niet
kan betalen, betekent ook dat de andere helft een dergelijke huur wel kan betalen. En bij
een aanzienlijk deel is die ruimte zodanig dat de voorbeeldbedragen betaalbaar zijn.
Financiële positie naar hoogte huur (%)
tussen kwaliteitskortingsgrens en
aftoppingsgrens (n=88.272)
tussen aftoppingsgrens en
liberalisatiegrens (n=20.192)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld =norm mbasis wm <basis
Figuur 14: Financiële positie naar hoogte huur (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
Naarmate de huur hoger is, kan een groter deel van de huishoudens de normbedragen
betalen. De oorzaak daarvan is dat deze huishoudens een hoger inkomen hebben.
Dat zien we terug als we per inkomensklasse kijken naar de betaalbaarheid naar hoogte
van de huur. Dit staat weergegeven in figuur 15. Bij inkomens vanaf modaal is een huur
in het sociale gedeelte voor iedereen betaalbaar. Problematischer is het bij huishoudens
met een inkomen tot de huurtoeslaggrens.
Bij de laagste inkomens is de betaalbaarheid bij hogere huren duidelijk lager. Bij een huur
boven de kwaliteitskortingsgrens wordt een kleiner deel vergoed door de huurtoeslag.
28 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
NIBUD’
Financiële positie naar huur en inkomen (%)
INKOMEN TOT GRENS HUURTOESLAG
kwaliteitskortingsgrens tot aftoppingsgrenzen ze 240 REN
(n=55.046)
aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens (n=8.279) 8 O5 Oa EN
INKOMEN VAN GRENS HUURTOESLAG TOT
MODAAL
kwaliteitskortingsgrens tot aftoppingsgrenzen ed
(n=13.987)
MOPPEN EN DH“
(n=4.134)
INKOMEN VANAF MODAAL
kwaliteitskortingsgrens tot aftoppingsgrenzen 8d
(n=16.181)
Monro
(n=6.350)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 15: Financiële positie naar inkomen en huur (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.5 Wat beïnvloedt de betaalbaarheid?
Zoals in de voorgaande paragrafen aan de orde is gekomen, hangen veel kenmerken van
het huishouden met elkaar samen: hoogte van het inkomen met hoogte van de huur,
hoogte van inkomen van huishoudsamenstelling.
Dat zien we ook terug bij de verdeling van huishoudens naar betaalbaarheid: huurders die
de basisbedragen niet kunnen betalen zijn vooral alleenstaanden, huishoudens met een
laag inkomen, huishoudens met een inkomen uit een uitkering. In bijlage 4 staat deze
verdeling uitgebreider weergegeven.
Met behulp van een multivariate analyse? kunnen we de relatieve invloed van al deze
kenmerken afzonderlijk laten zien. Dat is te zien in figuur 16.
6 De Beta’s van een regressie-analyse.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 29
Relatief belang effecten op betaalbaarheid
Hoogte inkomen el
Inkomen uit loon tov overige uitkering |
Inkomen uit AOW/pensioen tov overige uitkering nn
Eenoudergezin tov paar met kinderen mn
Inkomen als zelfstandige tov overige uitkering |
Alleenstaand tov paar met kinderen B
Inkomen uit ziekte/Aouitkering tov overige… B
Paar zonder kinderen tov paar met kinderen 1
Inkomen uit WW tov overige uitkering Ï
65 plus tov 65 min |
Inkomen uit bijstand tov overige uitkering E
Hoogte huur mn
Huishoudgrootte |
-0,8 -0,6 -04 -0,2 O0 0,2 0,4 0,6 0,8
Figuur 16: Relatief belang effecten op betaalbaarheid. Bron CBS/Nibud 2018.
Te zien is dat de hoogte van het inkomen het grootste effect heeft op de financiële positie.
Relatief grote invloed heeft verder de manier waarop het inkomen verkregen wordt.
Inkomen uit loondienst of inkomen uit AOW/pensioen hangen positief samen met de
betaalbaarheid. Dat heeft dus niet zozeer te maken met de hoogte van het inkomen.
Waarschijnlijk komt dit, doordat dat vaste bronnen van inkomsten zijn, en dat mensen
hun uitgaven op die hoogte hebben afgestemd.
Wanneer het inkomen uit een uitkering komt, is de financiële positie zwakker. Het is
aannemelijk dat deze huishoudens eerst een hoger inkomen hadden, met een daarbij
passend uitgavenpatroon aan vaste lasten.
Huishoudens met een bijstandsuitkering hebben een zwakkere financiële positie.
Verder zien we een duidelijk effect van de huishoudgrootte. Hoe groter het huishouden,
hoe slechter de financiële positie. Dit effect treedt dus op, als we corrigeren voor de
inkomensverschillen tussen de huishoudtypen. Alleenstaanden en paren zonder kinderen
hebben, bij een gelijk inkomen als paren met kinderen, een betere financiële positie. Het
aantal personen in het huishouden heeft dus een negatief effect op de betaalbaarheid.
Grotere gezinnen worden op die manier, ook bij een bovenminimaal inkomen, kwetsbaar.
De hoogte van de huur tenslotte, hangt negatief samen met de financiële positie, als we
corrigeren voor de andere kenmerken van het huishouden. In orde van grootte is het
effect echter zeven keer zo klein als dat van de hoogte van het inkomen.
30 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
4.6 Wie zijn kwetsbaar ?
Aan het begin van dit hoofdstuk hebben we gezien dat 18 procent van de huurders met
een sociale huur in de gemeente Amsterdam de basisbedragen niet kan betalen. 24
procent kan weliswaar de basisbedragen betalen, maar de normbedragen niet. 58 procent
kan de normbedragen betalen waarvan 48 procent de voorbeeldbedragen betalen. In deze
paragraaf wordt weergegeven hoe de verdeling is binnen de verschillende niveaus van
overige uitgaven (voorbeeld, norm en basis).
4.6.1 Achtergrondkenmerken
In figuur 17 is de verdeling naar huishoudsamenstelling weergegeven. Te zien is dat de
kwetsbare groepen (huishoudens die ofwel de basisbedragen ofwel de normbedragen niet
kunnen betalen), voornamelijk bestaan uit alleenstaanden. Bijna 70 procent is
alleenstaand. Bij de groep die de basisbedragen niet kan betalen, is de groep paren met
kinderen relatief groter dan bij de groep die de normbedragen niet kan betalen.
Huishoudsamenstelling naar financiële positie (%)
100% 4 d 1 2 3
10
80% 10
9
60%
40%
0% ern
20%
0%
voorbeeld norm basis <basis totaal
malleenstaand mstel zonder kinderen meenoudergezin mstel met kinderen - overig
Figuur 17: Huishoudsamenstelling naar financiële positie (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud
2018.
De zeer kwetsbare groep heeft voor het grootste deel een huur tussen de
kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 31
NIBUD’
Huur naar financiële positie (%)
100%
80%
60%
’ 62 ld pk
40%
20%
ph 25 Hd
0%
voorbeeld norm basis <basis totaal
Etussen aftoppingsgrenzen en liberalisatiegrens
Etussen kwaliteitskortingsgrens en aftoppingsgrenzen
Etot kwaliteitskortingsgrens
Figuur 18: Huur naar financiële positie (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
Figuur 19 laat duidelijk zien dat de kwetsbare groepen vrijwel geheel bestaan uit
huishoudens met een laag inkomen.
Inkomen naar financiële positie (%))
100% r)
20
80% h Ke)
18
60%
40% 79
59
20%
0%
voorbeeld norm basis <basis totaal
Etot grens huurtoeslag Em tussen grens huurtoeslag en modaal
Etussen modaal en 1,5x modaal m vanaf 1,5x modaal
Figuur 19: Inkomen naar financiële positie (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
In figuur 20 is af te lezen, dat de meest kwetsbare groep voor ongeveer de helft (49
procent) bestaat uit huishoudens met een bijstandsuitkering als voornaamste
inkomensbron. Ook relatief veel zelfstandig ondernemers vallen in deze groep. Het
percentage ouderen in de meest kwetsbare groep is relatief beperkt, maar die zijn wel
relatief veel vertegenwoordigd in de een-na-kwetsbaarste groep.
32 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Belangrijkste inkomstenbron naar financiële positie (%)
100%
80%
70%
60% 7
50%
49
5
40% 1
v
30% 58
20% p]
31 EJ
10%
LE
0%
voorbeeld norm basis <basis totaal
loon m winst zelfst. ondernemer
=m werkloosheidsuitkering = bijstandsuitkering
overige uitkering uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid
E pensioen
Figuur 20: Belangrijkste inkomstenbron naar financiële positie (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud
2018.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 33
Bij een lage huur zijn het relatief vaak alleenstaanden binnen de meest kwetsbare groep
die de basisbedragen niet kunnen betalen (zie figuur 21). Bij een hogere huur gaat het
vaker om grotere huishoudens.
huur naar huishoudsamenstelling (<basis) (%)
100%
90% 5 Ee
80% ie ne
70% )
60%
50%
40% 79
30% ee
20%
10%
0%
tot kortingsgrens tussen kortingsgrens en tussen aftoppingsgrens en
aftoppingsgrens liberalisatiegrens
Halleenstaand mstel zonder kinderen meenoudergezin m=stel met kinderen
Figuur 21: Huur naar huishoudsamenstelling van huurders die de basisbedragen niet kunnen betalen (sociale
huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.6.2 Afwijking van de Nibudbedragen
De gehanteerde afbakening in betaalbaarheidsklassen is vrij grof. Iemand die slechts 1
euro onder de basisbedragen uitkomt zit in een vergelijkbare positie als iemand die er 1
euro boven blijft. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de spreiding binnen en
tussen de categorieën. Die spreiding staat weergegeven in figuur 22.
Helemaal links in de figuur staat dat de kwetsbaarste 10 procent van de huurders van
woningcorporaties met een sociale huur gemiddeld bijna 80 euro onder de basisbedragen
uitkomt. Helemaal rechts staat dat de 10 procent van de huurders van woningcorporaties
met een sociale huur met de beste financiële positie gemiddeld 850 euro boven de
voorbeeldbedragen uitkomen.
34 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
NIBUD’
Verschil met Nibudbedragen in percentielen
bedrag per maand (€)
2000
1500
1000
_ | Ii | |
5 _ _ mn _l „l „It 1 Ì
I | yr
-500
-1000
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
E voorbeeld Enorm Ebasis
Figuur 22: Verschil met Nibudbedragen (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
4.7 Conclusies
De analyses in dit hoofdstuk laten zien dat een vrije grote groep huurders van
Amsterdamse woningcorporaties met een sociale huur onvoldoende bestedingsruimte
heeft om de normbedragen te kunnen betalen (42 procent). 18 procent kan zelfs de
basisbedragen niet betalen. Meer dan de helft (58 procent) kan de normbedragen wel
betalen en 48 procent ook de voorbeeldbedragen.
Met name de 18 procent die de basisbedragen niet kan betalen vormt een zeer kwetsbare
groep. Dat de basisbedragen niet betaalbaar zijn, betekent niet dat de huur niet wordt
betaald. Het betekent wel dat huishoudens in meer of mindere mate
overlevingstechnieken moeten toepassen. Dat varieert van geen geld opzij zetten voor
vervanging van noodzakelijke goederen tot het aangaan van schulden.
De belangrijkste factor die de betaalbaarheid beïnvloedt is het inkomen. Alleenstaanden
en uitkeringsgerechtigden hebben vaak een lager inkomen dan stellen. Vandaar dat het
relatief vaak alleenstaanden zijn die het slechtste scoren qua betaalbaarheid. Ook als
gekeken wordt naar inkomstenbron, zijn het vaak inactieven die het moeilijk hebben.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 35
5. Beleidsmatige aspecten
5.1 Inleiding
In de vorige hoofdstukken hebben we laten zien hoe de financiële positie van groepen
huurders was in 2018. In dit hoofdstuk kijken we naar een aantal beleidsmatige aspecten.
In paragraaf 5.2 kijken we wat het effect is van het minimabeleid van de gemeente
Amsterdam. Het jaar 2018 was het meest actuele jaar, waarvoor alle benodigde gegevens
beschikbaar waren.
In paragraaf 5.3 gaan we in op een aantal aspecten van het Woonlastenakkoord en de
Samenwerkingsafspraken 2020-2023.
Eén daarvan gaat over huurstijgingen die voor sommige groepen boven de inflatie ligt. In
paragraaf 5.3 bekijken we hoe de betaalbaarheid voor die groepen hierdoor verandert.
Daarvoor simuleren we voor de huishoudens uit 2018 de koopkrachtontwikkelingen voor
2019 en 2020, en bekijken daarna het effect van de extra huurverhogingen voor 2021 tot
en met 2023 op deze huishoudens. In paragraaf 5.4 bekijken we het effect van de
huurverlaging voor de groep huishoudens met een langdurig laag inkomen en een huur
boven de aftoppingsgrenzen, conform afspraken in het Woonlastenakkoord.
5.2 Effect van het minimabeleid Amsterdam
In hoofdstuk vier hebben we steeds rekening gehouden met vergoedingen uit het
minimabeleid van de gemeente Amsterdam. Uit analyses op de Microdata van het CBS
valt op te maken dat 40 procent van de huishoudens met een sociale huur die huren van
een woningcorporatie in Amsterdam op basis van inkomen en vermogen in aanmerking
komt voor vergoedingen uit het minimabeleid. Dat wil zeggen dat het inkomen lager is
dan 120 procent van het wettelijk sociaal minimum en dat het vermogen laag is.
Huishoudens met een uitkering als belangrijkste inkomstenbron vallen het vaakst onder
de doelgroep. Opvallend is dat niet alle huishoudens met een bijstandsuitkering onder de
doelgroep vallen. Dat wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat er toch aanvullende
inkomsten in het huishouden aanwezig zijn. In het vervolg kijken we vooral naar de
hoogte van het inkomen in relatie tot de betaalbaarheid en niet zozeer naar de
belangrijkste inkomstenbron.
Tabel 10: Aandeel huishoudens recht op minimabeleid (sociale huur, woningcorporaties)
Totaal huurders 40
Huishoudsamenstelling
Alleenstaand 45
Paar zonder kinderen 27
Eenoudergezin 48
Paar met kinderen 23
Belangrijkste inkomstenbron
Loon 14
Inkomsten als zelfstandige 29
Werkloosheidsuitkering 36
Bijstandsuitkering 92
Uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid 42
Overige uitkering 72
Pensioen/AOW 39
Bron: CBS/Nibud 2018
36 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
We hebben gekeken wat het effect is voor de betaalbaarheid van dat minimabeleid.
Als geen rekening wordt gehouden met het minimabeleid van de gemeente Amsterdam,
ziet de betaalbaarheid er slechter uit. Zonder het minimabeleid zou 26 procent van alle
huurders bij woningcorporaties met een sociale huur de basisbedragen niet kunnen
betalen. Dit percentage is vergelijkbaar met het landelijke percentage van 25, zoals uit
eerder Nibud-onderzoek?’ bleek.
Toegespitst op de huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het wettelijk sociaal
minimum, zou ruim de helft (55 procent) zonder minimabeleid de basisbedragen niet
kunnen betalen. Door het minimabeleid daalt dat percentage naar 36 procent. Ook kan 9
procent van de huishoudens met een laag inkomen die de voorbeeld- of normbedragen
niet kunnen betalen, dat door het minimabeleid wel.
Effect minimabeleid op betaalbaarheid
(tot 120% WSM) (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 23: Effect minimabeleid op betaalbaarheid (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud 2018.
Het Nibud heeft vorig jaar een Minima Effectrapportage?® (MER) opgesteld voor
Amsterdam. Daaruit bleek dat het minimabeleid van de gemeente Amsterdam een
positieve impact heeft op de financiële positie van huurders in Amsterdam met een laag
inkomen. Uit die Minima-effectrapportage bleek dat alleenstaanden zonder kinderen met
een inkomen rond het sociaal minimum erg weinig bestedingsruimte hebben. De financiële
positie van alleenstaanden met kinderen met een laag inkomen bleek relatief goed. Verder
bleek dat stellen, zowel met als zonder kinderen, met een laag inkomen weinig
bestedingsruimte hebben. Met name voor stellen met meerdere oudere kinderen met een
laag inkomen bleken de basisbedragen maar moeilijk op te brengen, ondanks de
vergoedingen uit het minimabeleid.
7 Hoe gaan mensen om met hoge woonlasten?, 2019, Nibud
8 Minima-effectrapportage gemeente Amsterdam 2019, Nibud, 2019
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 37
De uitkomsten van de MER gaven een ander beeld van de financiële positie van de minima
in Amsterdam, dan uit dit onderzoek blijkt. Dit heeft te maken met het feit dat er in de
MER gerekend is met een beperkt aantal voorbeeldhuishoudens met een minimaal
inkomen op bijstandsniveau, en een relatief laag voorbeeldbedrag aan huur (525 euro
huur voor een alleenstaande). Het huidige onderzoek werkt met daadwerkelijke inkomsten
van alle onderzochte 151.000 huishoudens, en met de feitelijke huurprijs en energielasten
per huishouden.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat met name alleenstaanden slecht scoren qua
betaalbaarheid. Dat komt vooral doordat alleenstaanden vaak een laag inkomen hebben
(zie tabel 10). Dat veel alleenstaanden het moeilijk hebben komt overeen met de
bevindingen uit de Minima-effectrapportage.
De betaalbaarheid van stellen, zonder en met kinderen, ziet er weliswaar beter uit dan
van alleenstaanden zonder kinderen, maar toch kan 23 procent van de stellen met
kinderen de normbedragen niet betalen (zie figuur 4). Stellen met meerdere oudere
kinderen hebben over het algemeen minder vaak een laag inkomen dan alleenstaanden,
maar uit de Minima-effectrapportage bleek, dat als zij vanwege een laag inkomen slecht
scoren qua betaalbaarheid de problematiek groter is dan bij alleenstaanden. Uit de
regressie analyse in paragraaf 4.5 bleek dat het aantal personen in het huishouden een
negatief effect heeft op de betaalbaarheid.
5.3 Financiële positie huurders tot 2023
5.3.1 Huurverhoging
We willen inzicht verschaffen in de gevolgen van huurverhoging zoals afgesproken in de
Samenwerkingsafspraken. Daarin staat:
De corporaties passen in Amsterdam ín 2020 een huursomstijging toe van 0,50%
boven inflatie. In de jaren 2021, 2022 en 2023 passen de corporaties in
Amsterdam een huursomstijging van 1,0% boven inflatie toe.
De meeste corporaties hanteren het principe: hoe lager de huur, hoe hoger de
huurverhoging en vice versa. Dit is uitgevoerd door de volgende rekenregels te hanteren:
Scenario 1
— Huur tot de kwaliteitskortingsgrens: 2,5 procent boven inflatie;
— Huur tussen de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen: 1 procent boven
inflatie;
— Huur vanaf de aftoppingsgrenzen: alleen inflatie.
Daarnaast hebben we in een minder grote huurverhoging doorgerekend, namelijk:
Scenario 2
— Huur tot de kwaliteitskortingsgrens: 1,25 procent boven inflatie;
— Huur tussen de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen: 0,5 procent boven
inflatie;
— Huur vanaf de aftoppingsgrenzen: alleen inflatie.
Dit komt dus neer op een huursomstijging van 0,5%.
38 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
5.3.2 Werkwijze
Omdat naast de huur ook het inkomen en de andere uitgaven veranderen, hebben we
daar rekening mee gehouden door te kijken naar de koopkrachtontwikkeling.
We hebben de inkomens- en uitgavensituatie van de huurders gesimuleerd voor 2020 op
basis van hun gegevens uit 2018. Op basis van huishoudsituatie, inkomensbron en hoogte
van inkomen is de bijbehorende koopkrachtverandering voor 2019 en 2020 voor de
huurders berekend.
De berekening ziet er als volgt uit:
2018 t/m 2020
Betaalbaarheid[t] = koopkrachtstijging * inkomen[t-1] + (inkomen[t] — huur[t]
— huurstijging boven inflatie[t+1] + stijging huurtoeslag[t+1]- overige uitgaven[t])
Zowel in 2019 als in 2020 hebben de meeste huishoudens een koopkrachtvooruitgang
gehad. Dat wil zeggen dat hun besteedbare inkomen sterker is gestegen dan de
prijsstijging van huur en overige uitgaven samen. De betaalbaarheid zoals in de vorige
hoofdstukken is beschreven voor 2018, is dan ook in 2020 verbeterd.
Deze simulatie geeft geen perfect beeld van de situatie in 2020. Huurders kunnen
verhuisd zijn, kunnen een baan hebben gekregen of verloren of een andere
huishoudsamenstelling hebben gekregen. Deze effecten hebben we niet meegenomen in
de simulatie. De Covid-19 crisis heeft zeker gezorgd voor een verslechtering van de
betaalbaarheid van bepaalde huurders, maar we hebben nu niet de gegevens om dat te
achterhalen.
2021 t/m 2023
Vervolgens hebben we gesimuleerd wat het voor de betaalbaarheid zou betekenen als de
huurders te maken hebben met een huurstijging boven de inflatie. We kijken daarbij naar
de situatie zoals die in 2023 zou zijn.
Betaalbaarheid[t+1] = inkomen[t] — huur{t] — huurstijging boven inflatie[t+1] + stijging
huurtoeslag[t+1] — overige uitgavenít]
Hierbij gaan we dus impliciet er van uit dat er vanaf 2020 geen koopkrachtstijging
of -daling is. Dat wil zeggen dat in de komende jaren de inflatie net zo hoog zal zijn als de
netto inkomensstijging. Het enige effect op de betaalbaarheid is dan de huurstijging boven
de inflatie. In werkelijkheid zal de koopkracht niet nul zijn. Hoe de koopkracht zich zal
ontwikkelen valt echter niet in te schatten en is daarom buiten de analyse gelaten.
Dit hebben we voor de jaren 2021, 2022 en 2023 gedaan, zodat we de totale situatie in
2023 in kaart kunnen brengen. Voor elke huurverhoging is tevens de bijbehorende
huurtoeslag berekend.
Ten slotte hebben we de berekende betaalbaarheid in 2023 vergeleken met de voorbeeld-,
norm- en basisbedragen.
5.3.3 Uitkomsten
De effecten van de huurverhoging staan weergegeven in figuur 24. De
koopkrachtveranderingen tussen 2018 en 2020 zijn relatief fors. En hebben een positief
effect op de betaalbaarheid, ondanks de huurstijgingen voor bepaalde groepen huurders.
Ondanks dat we niet beschikken over de inkomensgegevens van het huidige jaar, is
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 39
daarmee de inschatting dat de betaalbaarheid er inmiddels iets beter voorstaat dan blijkt
uit de analyses uit hoofdstuk 4.
Scenario 1 - huurverhoging
De effecten van de huurverhoging boven de inflatie zijn beperkt. Het gaat hierbij om
maximaal 30 euro per maand, waarbij ook nog een deel verzacht wordt via een hogere
huurtoeslag. Als voorbeeld: iemand met een huur van 400 euro, heeft in dit scenario te
maken met een huurverhoging boven inflatie van 2,5 procent, oftewel 10 euro per maand.
Als hij dat 3 jaar achtereen heeft, wordt zijn huurprijs dus 30 euro per maand hoger. De
huurtoeslag vergoedt 65 procent hiervan, oftewel bijna 20 euro. Daarmee is zijn
daadwerkelijke betaling aan huur ongeveer 10 euro hoger dan voorheen.
Deze beperkte effecten hebben dan ook weinig invloed op de verdeling van de
betaalbaarheid zoals figuur 24 laat zien (2023-1 voor scenario 1). Degenen die al
kwetsbaar waren, zijn dat nog steeds. De groep met een sterke financiële positie wordt
vrijwel niet geraakt door deze stijgingen. Het is juist de meest kwetsbare groep, die wordt
geraakt door de huurstijgingen.
Effect huurverhoging op betaalbaarheid (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld = norm Ebasis B <basis
Figuur 24: Effect huurverhoging op betaalbaarheid (sociale huur, woningcorporaties). Bron CBS/Nibud.
Als we specifiek kijken naar de groep waarbij de voorgenomen huurverhoging tot een
| verschuiving in betaalbaarheidscategorie leidt, dan geldt dat voor 3 procent (4.300
huishoudens) van de totale groep. Van deze 4.300 huishoudens kon 16 procent eerst wel,
maar straks niet meer de voorbeeldbedragen betalen, 25 procent kon eerst wel, maar
straks niet meer de normbedragen betalen en 59 procent van deze 4.300 huishoudens
komt straks onder de basisbedragen terecht.
Een vergelijkbaar beeld is zichtbaar als gekeken wordt naar het effect van de
huurverhoging bij huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het WSM (zie figuur
40 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
25). De koopkrachtstijging van de afgelopen twee jaar heeft een positief effect op de
betaalbaarheid en de huurverhogingen dempen dit effect.
Effect huurverhoging op betaalbaarheid
(tot 120% WSM) (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld = norm Ebasis B <basis
Figuur 25: Effect huurverhoging op betaalbaarheid, doelgroep minimabeleid (sociale huur, woningcorporaties).
Bron CBS/Nibud
Van de gehele groep met een inkomen tot 120 procent WSM is bij 5 procent (3.050
huishoudens) een verschuiving in betaalbaarheidscategorie te zien. Van deze specifieke
groep kon 5 procent eerst wel, maar straks niet meer de voorbeeldbedragen betalen, 18
procent kon eerst wel, maar straks niet meer de normbedragen betalen en 77 procent
komt straks onder de basisbedragen terecht.
Dit zijn hoofdzakelijk alleenstaanden (76 procent) en huishoudens met een huur tussen de
kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen (72 procent). En huishoudens met een
inkomen tot de inkomensgrens voor de huurtoeslag (93 procent). Dus zal de huurstijging
boven inflatie het hardst aankomen bij de allerlaagste inkomens, waar de marges al zeer
klein zijn.
Scenario 2 — beperktere huurverhoging
In scenario 2 hebben we een minder grote huurverhoging doorgerekend dan in scenario 1,
namelijk 1,25 procent boven inflatie tot de kwaliteitskortingsgrens, 0,5 procent tussen de
kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen en Q procent vanaf de aftoppingsgrenzen.
De effecten van het eerste scenario waren al beperkt en een lagere huurverhoging in
scenario 2 heeft vanzelfsprekend nog kleinere effecten (2023-2 in de figuren 24 en 25).
Dit brengt voor 2.150 huishoudens een overgang in betaalbaarheidscategorie met zich
mee. Als alleen gekeken wordt naar huishoudens met een inkomen tot 120 procent van
het WSM, dan betekent dit een overgang voor 1.500 huishoudens.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 41
5.3.4 Conclusies
Huurverhoging boven de inflatie door deze vooral toe te passen op lage huren is mogelijk
voor de huishoudens met hogere inkomens. Zeker voor inkomens boven modaal zien we
dat de betaalbaarheid daardoor niet in het gedrang komt.
Hoewel de op deze manier toegepaste huurverhogingen boven de inflatie een beperkte
impact hebben op de verdeling van de betaalbaarheid, betekent het wel een
verslechtering van de financiële situatie van huishoudens met een laag inkomen. Veel
huishoudens die minder inkomen hebben dan de inkomensgrens van de huurtoeslag,
hebben grote moeite om rond te komen. Elke huurverhoging, hoe beperkt ook, maakt
deze huishoudens kwetsbaarder.
Huurverhogingen boven de inflatie worden nu onderverdeeld naar de hoogte van de huur,
waarbij lagere huren procentueel meer stijgen dan hogere huren. Dat is op zich een
logische keuze, omdat daarmee de betaalbaarheid in euro's het minst geraakt wordt.
Daarbij kan de huurtoeslag op deze manier een verzachtende rol spelen. Bij lage huren
wordt immers een groter deel van de huurstijging door de huurtoeslag opgevangen dan bij
hogere huren. Voor de betaalbaarheid zou het beter zijn om de huurverhoging
inkomensafhankelijk te maken, waarbij de laagste inkomens minder of geen
huurverhoging krijgen.
5.4 Huurverlaging
In het Woonlastenakkoord is tevens het volgende afgesproken:
Corporaties verlagen de huur [van huurders die drie jaar een inkomen hebben van
120% van het Wettelijk Sociaal Minimum (WSM) of lager en die woonachtig zijn in een
corporatiewoning] naar de voor de huurders geldende aftoppingsgrens.
Corporaties verlagen ook de huur van huurders die in het voorgaande jaar een inkomen
hebben waarbij ze recht hebben op huurtoeslag, maar een huur boven de
huurtoeslaggrens. De huur wordt voor hen teruggezet op de huurtoeslaggrens.
Het effect van de tweede afspraak kunnen we niet inzichtelijk maken, omdat we alleen
kijken naar de financiële positie van huurders van woningcorporaties met een huur tot de
huurtoeslaggrens. Het effect van de eerste afspraak kunnen we deels laten zien.
In hoofdstuk 4 zagen we dat 10 procent van de huurders met een inkomen tot 120
procent van het wettelijk sociaal minimum een huur had tussen de aftoppingsgrenzen en
de liberalisatiegrens. Omdat de huurverlaging uit het Woonlastenakkoord al in de huren
zijn verwerkt waarmee gerekend is, zal deze 10 procent nog niet langdurig een laag
inkomen hebben.
Uit de Microdata van het CBS valt niet op te maken hoeveel huurders 3 jaar lang een laag
inkomen hebben ter hoogte van de Amsterdamse inkomensgrens van 120 procent van het
WSM. Wel valt op te maken hoeveel huurders 4 jaar lang een laag inkomen heeft
uitgedrukt als percentage van het beleidsmatig minimum?®. Deze afbakening komt dus niet
° Het CBS kijkt naar het beleidsmatig minimum dat gelijk is aan de hoogte van de netto bijstandsuitkering,
terwijl de inkomensgrenzen van het minimabeleid in de gemeente Amsterdam zijn gebaseerd op het bruto
sociaal minimum (minimumloon).
42 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
helemaal overeen met de afbakening van de regeling. Het is aannemelijk dat er een grote
mate van overlap bestaat tussen beide afbakeningen.
Van de huurders van woningcorporaties in Amsterdam met een sociale huur heeft 26
procent de afgelopen 4 jaar een inkomen tot 120 procent van het beleidsmatig minimum.
Het effect van verlaagde huur op basis van het Woonlastenakkoord maken we als volgt
inzichtelijk:
— Voor de groep huurders met een sociale huur die in 2018 vier jaar lang een inkomen
had tot 120 procent van het beleidsmatig minimum, verlagen we een huur boven de
voor hen geldende aftoppingsgrens naar de aeftoppingsgrens. Dit zijn ongeveer 2.500
huishoudens.
— Het effect van de huurverlaging is dus grotendeels een theoretisch effect. De groep die
daadwerkelijk een huurverlaging heeft gekregen is veel groter. Dit is echter niet
inzichtelijk te maken, omdat de huurverlaging reeds in de huren is verwerkt. Daarnaast
wijkt de afbakening van de huishoudens met een langdurig laag inkomen op basis van
definitie van het CBS af van de afbakening uit het Woonlastenakkoord.
Het resultaat van deze verlaagde huur op basis van het Woonlastenakkoord staat in
figuur 25. Af te lezen valt dat voor de huishoudens die in 2018 en de vier voorafgaande
jaren een inkomen hadden tot 120 procent van het beleidsmatig minimum en een huur
boven de aftoppingsgrens, de helft (49 procent) de basisbedragen niet kon betalen. Door
de huurverlaging naar de aftoppingsgrens kan 6 procent dat wel. Ook kan 4 procent van
de huishoudens door de huurverlaging de norm- en de voorbeeldbedragen betalen wat zij
eerder niet konden. Deze afspraak heeft daarmee een licht positief effect, maar lost de
kwetsbare positie voor het overgrote deel van deze huishoudens niet op.
Effect huurverlaging op betaalbaarheid
(langdurig laag inkomen) (%)
ontn nere n2 se EN
me vaneen 2 ee
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 26: Effect huurverlaging op betaalbaarheid, doelgroep langdurig laag inkomen (sociale huur,
woningcorporaties). Bron CBS/Nibud.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 43
NIBUD’
Opvallend is dat een klein deel van deze doelgroep de voorbeeldbedragen kan betalen.
Deze groep bestaat vooral uit stellen zonder kinderen met een inkomen van 120 procent
van het beleidsmatig minimum.
5.5 Onzekerheid vanwege crisis
De Covid-19-crisis heeft grote gevolgen voor de financiële positie van sommige
huishoudens. Huishoudens met flexibele of tijdelijke contracten zien hun inkomen dalen,
evenals zelfstandigen in sectoren die zwaar getroffen worden door de maatregelen.
Verlies van werk leidt vaak tot forse inkomensachteruitgangen. Waar de financiële situatie
met werk in het gele of groene gebied zit, kan deze door het verlies aan werk overgaan
naar oranje of rood.
Wanneer de recessie doorzet, kunnen meer werknemers inkomen verliezen. Ongeveer de
helft van de huurders van woningcorporaties heeft inkomen uit erbeid. De andere helft
heeft inkomen uit een uitkering of pensioen. Zij zullen veel minder op korte termijn
geconfronteerd worden met een forse inkomensdaling. De uitkeringen zullen naar
verwachting redelijk op peil blijven. Een eventuele korting op aanvullende pensioenen zal
minder drastisch zijn dan een inkomstendaling als gevolg van het verlies van werk.
Omdat huishoudens met hogere inkomens over het algemeen een hogere huur betalen,
zal een forse inkomensterugval er toe leiden, dat zij in een zwakkere financiële positie
terechtkomen. Hun huur is inmers hoger, waardoor hun ruimte in het budget om te
bezuinigen kleiner is.
Het is daarom belangrijk om de huishoudens met een wat hoger inkomen die te maken
krijgen met een forse inkomensterugval in het oog te houden en deze groep te
ondersteunen in het omgaan met minder inkomen en het weer terugleiden naar inkomen
uit arbeid.
44 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
6. Samenvatting en conclusies
In dit onderzoek hebben we de financiële positie van huurders in Amsterdam onderzocht.
We hebben specifiek gekeken naar huurders van woningcorporaties met een sociale huur.
De financiële positie van een huishouden is in vier klassen onder te verdelen:
1. De betaalbaarheid van de basisbedragen is niet mogelijk
Er is niet voldoende inkomen om de huur en alle noodzakelijke uitgaven (de
basisbedragen) te kunnen doen.
Huishoudens kunnen dit tijdelijk opvangen door overlevingstechnieken toe te passen. Dit
zijn echter situaties, die niet structureel kunnen voortduren zonder uiteindelijk tot
problemen te leiden. Als de betaalbaarheid van de basisbedragen in het gedrang is, is dat
een sterk signaal op het risico van financiële problemen.
Deze situatie geven we aan met de kleur rood.
2. De basisbedragen zijn wel betaalbaar, maar de normbedragen niet
In dit geval is er in principe voldoende ruimte om de noodzakelijke uitgaven te kunnen
doen. Toch zijn deze huishoudens nog kwetsbaar. De marges zijn smal. Het niet-
aanvragen van inkomensondersteuning waar recht op is, de aanwezigheid van mogelijke
individuele onvermijdbare kosten (bijvoorbeeld als gevolg van ziekte), onverwachte
tegenvallers, of het niet perfect met geld omgaan, kunnen alsnog voor financiële
problemen zorgen. In deze situatie is er bovendien nauwelijks ruimte om iets extra’s te
kunnen boven het strikt noodzakelijke.
Deze situatie geven we aan met de kleur oranje.
3. De normbedragen zijn wel betaalbaar, maar de voorbeeldbedragen niet.
In dit geval dienen huishoudens te bezuinigen ten opzichte van datgene wat bij hun
inkomen gebruikelijk is. De bezuinigingen zijn echter niet zo groot, dat dit tot een
kwetsbare positie leidt.
Deze situatie geven we aan met de kleur geel.
4. De voorbeeldbedragen zijn betaalbaar
In dit geval hebben huishoudens voldoende inkomen om zowel de huur als de bij hun
inkomen gebruikelijke uitgaven te kunnen doen.
Deze situatie geven we aan met de kleur groen.
Met behulp van gegevens van de gemeente Amsterdam, het CBS en de Amsterdamse
Federatie van Woningcorporaties (AWFC) en de referentiebudgetten van het Nibud hebben
we van de huurders van woningcorporaties met een sociale huur kunnen vaststellen in
welke klasse zij zich bevinden.
Het resultaat wordt weergegeven in onderstaande grafiek.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 45
Financiële positie huurders woningcorporaties
sociale huur (%)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mvoorbeeld e= norm mbasis m<basis
Figuur 27: Financiële positie huurders van woningcorporaties, sociale huur. Bron CBS/Nibud 2018.
Van alle huurders van woningcorporaties met een sociale huur heeft 18 procent niet
voldoende inkomen om zowel de huur als de voor hen noodzakelijke uitgaven te kunnen
betalen. Bij 24 procent is er niet voldoende inkomen om huur en normbedragen te kunnen
betalen.
De grootste problemen met de betaalbaarheid worden veroorzaakt door het hebben van
een laag inkomen. Met een inkomen op of onder het sociaal minimum is de
bestedingsruimte zeer beperkt. Dit komt het sterkst tot uiting bij de ruim 23 duizend
huurders met een bijstandsuitkering. Van hen kan 50 procent de basisbedragen niet
betalen, en nog eens 40 procent kan wel de basisbedragen, maar niet de normbedragen
betalen.
Van de ruim 64 duizend huurders met een inkomen tot 120 procent van het wettelijk
sociaal minimum (WSM), kan 36 procent de basisbedragen niet betalen. Nog eens 47
procent kan wel de basisbedragen, maar niet de normbedragen betalen.
Naarmate het inkomen hoger is, wordt de financiële positie beter.
De financiële positie van huishoudens hangt vooral samen met het inkomen van het
huishouden. Hoe de betaalbaarheid verschilt tussen huishoudens, wordt dus met name
verklaard door verschillen in inkomen tussen huishoudens. Alleenstaanden hebben
gemiddeld een lager inkomen dan meerpersoonshuishoudens. Ook gepensioneerden en
uitkeringsgerechtigden hebben over het algemeen een lager inkomen dan werkenden.
Een hoge huur knelt vooral voor huishoudens met een laag inkomen. Bij hogere inkomens
verbetert de betaalbaarheid, ook al is hun huur over het algemeen hoger dan voor
huishoudens met een lager inkomen.
De uitkomsten van dit onderzoek sluiten aan bij het onderzoek dat het Nibud in 2019
heeft gedaan naar de financiële positie van huishoudens met hoge woonlasten in heel
Nederland. Uit dat onderzoek bleek dat 25 procent van alle huurders in Nederland de
basisbedragen niet kan betalen. In dat onderzoek is echter geen rekening gehouden met
de lokale situatie en met gemeentelijk minimabeleid. In dit onderzoek is het Amsterdamse
minimabeleid wel meegerekend. Dit verklaart grotendeels de betere betaalbaarheid in
Amsterdam vergeleken met de uitkomsten uit het landelijke onderzoek. Wanneer we het
Amsterdamse minimabeleid niet zouden meerekenen, komt de betaalbaarheid redelijk
overeen met het landelijke beeld.
46 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
De financiële positie van de kwetsbare groepen kan verbeterd worden door
inkomensondersteuning, zowel op landelijk als op gemeentelijk niveau.
De afgelopen twee jaar hebben de meeste huishoudens een koopkrachtstijging
meegemaakt, onder andere door landelijke lastenverlichting. Deze koopkrachtstijging
heeft een positief effect op de betaalbaarheid, ondanks de huurstijgingen voor bepaalde
groepen huurders. De betaalbaarheid staat er in 2020 daarmee iets beter voor dan in
2018.
De gemeentelijke ondersteuning voor de huidige doelgroep (tot 120 procent WSM) heeft
een duidelijk positief effect op de financiële positie. 19 procent van de doelgroep kan door
het minimabeleid nu wel de basisbedragen betalen, en zonder minimabeleid niet.
Uitbreiding van de doelgroep tot 130 procent WSM kan de betaalbaarheid van deze groep
ook een impuls geven, al ziet de betaalbaarheid van de groep met een inkomen tussen
120 en 130 procent er nu ook al beter uit dan de groep tot 120 procent.
De afspraak uit het Woonlastenakkoord om huurders van woningcorporaties met een
langdurig laag inkomen en een huur boven de aftoppingsgrens, een aangepaste huur te
geven tot op het niveau van de aftoppingsgrens heeft een licht positief effect in de
verdeling van de betaalbaarheidsklassen. Het lost echter de kwetsbare positie van het
overgrote deel van deze huishoudens niet op.
We hebben gekeken naar de effecten op de betaalbaarheid van mogelijke
huurverhogingen boven inflatie. De huurverhogingen boven inflatie zijn meegenomen,
zoals de meeste woningcorporaties dat doen: door deze vooral toe te passen op lage
huren, en minder op hoge huren. Op deze manier wordt een groot deel van deze
huurverhoging verzacht door een hogere huurtoeslag.
Huurverhoging boven de inflatie door deze vooral toe te passen op lage huren is mogelijk
voor de huishoudens met hogere inkomens. Zeker voor inkomens boven modaal zien we
dat de betaalbaarheid daardoor niet in het gedrang komt.
Hoewel de op deze manier toegepaste huurverhogingen boven de inflatie een beperkte
impact hebben op de verdeling van de betaalbaarheid, betekent het wel een
verslechtering van de financiële situatie van huishoudens met een laag inkomen. Veel
huishoudens die minder inkomen hebben dan de inkomensgrens van de huurtoeslag,
hebben grote moeite om rond te komen. Elke huurverhoging, hoe beperkt ook, maakt
deze huishoudens kwetsbaarder.
Huurverhogingen boven de inflatie worden nu onderverdeeld naar de hoogte van de huur,
waarbij lagere huren procentueel meer stijgen dan hogere huren. Dat is op zich een
logische keuze, omdat daarmee de betaalbaarheid in euro's het minst geraakt wordt.
Daarbij kan de huurtoeslag op deze manier een verzachtende rol spelen. Bij lage huren
wordt immers een groter deel van de huurstijging door de huurtoeslag opgevangen dan bij
hogere huren. Voor de betaalbaarheid zou het beter zijn om de huurverhoging
inkomensafhankelijk te maken, waarbij de laagste inkomens minder of geen
huurverhoging krijgen.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 47
De Covid-19-crisis kan grote gevolgen hebben voor de financiële positie van sommige
huishoudens. Huishoudens met flexibele of tijdelijke contracten zien hun inkomen dalen,
evenals zelfstandigen in sectoren die zwaar getroffen worden door de maatregelen.
Omdat huishoudens met hogere inkomens over het algemeen een hogere huur betalen,
zal een forse inkomensterugval er toe leiden, dat zij in een zwakkere financiële positie
terechtkomen. Hun huur is inmers hoger, waardoor hun ruimte in het budget om te
bezuinigen kleiner is.
Het is daarom belangrijk om de huishoudens met een wat hoger inkomen die te maken
krijgen met een forse inkomensterugval in het oog te houden en deze groep te
ondersteunen in het omgaan met minder inkomen en het weer terugleiden naar inkomen
uit arbeid.
48 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Bijlage 1 | Gebruikte data
Voor de berekening van de betaalbaarheid van Amsterdamse huurders in de sociale huur
bij woningcorporaties zijn verschillende CBS bestanden aan elkaar gekoppeld. Het gaat om
de volgende bestanden:
— Informatie over huishoudens, zoals huishoudsamenstelling en aantal kinderen
— Inkomensgegevens voor zowel personen als huishoudens
— BRP informatie van personen om de leeftijd te kunnen bepalen
— Adresinformatie
— Gegevens over het energieverbruik van alle woningen in Nederland
Voor al deze bestanden is geselecteerd op peildatum 1 januari 2018.
De koppeling heeft in verschillende stappen plaatsgevonden. Het databestand van AFWC
vormt de basis. Uit dit bestand zijn de huren uit 2018 gebruikt. Daarna zijn de volgende
stappen doorlopen:
1. Aankoppelen van de adressen in Nederland waardoor de koppelsleutel voor zowel
huishoudens als personen is toegevoegd aan het bestand
2. Aankoppelen van informatie over alle personen in het huishouden en informatie
van de huishoudens. Hierdoor wordt het adresbestand van AFWC uitgebreid met
informatie over de leeftijd van de huishoudleden, de samenstelling van het
huishouden, het aantal kinderen, etc.
3. Aankoppelen van de inkomensgegevens van de personen in het huishouden. Deze
inkomensgegevens zijn vervolgens omgezet naar de Nibud definitie van het
besteedbaar inkomen omdat de CBS definitie hiervan afwijkt. Zo maakt
bijvoorbeeld de zorgpremie (min de zorgtoeslag) deel uit van het besteedbaar
inkomen volgens de CBS definitie. In de Nibud definitie is zorgtoeslag onderdeel
van het besteedbaar inkomen en de zorgpremie een uitgavenpost. Hierdoor liggen
de besteedbare inkomens volgens de Nibud definitie iets hoger.
4. Aankoppelen van inkomensgegevens van het huishouden. Door deze gegevens
aan te koppelen hebben we kunnen controleren of de omzetting naar de Nibud
definitie juist verlopen is. Dit was in 96 procent van de gevallen correct omgezet.
In de gevallen waar het niet klopte ging het vaak om inkomens vanuit het
buitenland.
5. Aankoppelen van de verbruikscijfers van gas en elektra. Het CBS beschikt over
een registerbestand met deze informatie waardoor voor vrijwel alle huishoudens
in Nederland het energie verbruik bekend is. In een zeer klein aantal gevallen
werd in dit bestand geen energieverbruik gevonden. In die gevallen werden de
Nibud referentiecijfers uit 2018 gebruikt.
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 49
Bijlage 2 | Toelichting uitgavencijfers
Het Nibud gebruikt diverse bronnen voor de referentiecijfers. Hieronder volgt een korte
verantwoording van keuzes en bronnen van de basisbedragen. De uitgavenpakketten
worden in overleg met andere organisaties regelmatig aangepast. De prijzen van de
pakketten worden elk jaar herijkt en zo nodig aangepast. Voor dit onderzoek zijn de
uitgavencijfers uit 2018 gebruikt.
Energie
Dit is 90 procent van de kosten bij gemiddeld verbruik naar huishoudtype met een opslag
voor huishoudens vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd (gasverbruik). Daarbij hanteert het
Nibud de kosten van het gemiddelde verbruik. Voor de meeste huishoudens is het
individuele energieverbruik meegenomen. Waar dat niet mogelijk was, is deze schatting
gebruikt.
Lokale lasten
Dit zijn de gemeentelijke- en waterschapsheffingen verminderd met de eventuele
kwijtschelding.
Telefoon, televisie en internet
Deze bedragen zijn gebaseerd op het bellen met een mobiele telefoon met een sim-only
abonnement voor 100 tot 150 belminuten per maand met een databundel tot maximaal
500 MB, een basisabonnement voor internet en een basis digitaal televisie abonnement.
We gaan er van uit dat iedereen in het huishouden van 12 jaar en ouder een eigen
mobiele telefoon heeft.
Zorgverzekeringen
Dit betreft de nominale premie van de basis- en aanvullende verzekering inclusief een
tandartsverzekering. Voor de basisverzekering wordt uitgegaan van een
naturaverzekering. Voor huishoudens die voldoen aan de voorwaarden zijn de tarieven
voor de collectieve basisverzekering en de aanvullende verzekering (incl. tand)
gehanteerd.
Overige verzekeringen
Dit betreft een aansprakelijkheidsverzekering, een inboedelverzekering en voor
volwassenen in huishoudens onder de pensioengerechtigde leeftijd een
uitvaartverzekering.
Onderwijs
Deze bedragen zijn gebaseerd op onderzoek van SEO, zoals gepubliceerd in de
Schoolkostenmonitor. Het betreffen onder andere de vrijwillige schoolbijdrage,
leermiddelen en gereedschappen, ICT-benodigdheden en kosten voor extra
schoolactiviteiten.
Vervoerskosten
Voor dit onderzoek kijken we naar de situatie van huurders. Huurders hebben over het
algemeen een lager inkomen en de vervoerskosten zijn grotendeels afhankelijk van de
hoogte van het inkomen. In Amsterdam heeft maximaal 5% van de huishoudens met een
inkomen tot 150% van het wettelijk sociaal minimum een auto. Bij dit inkomen hoort een
gemiddeld bedrag voor vervoer volgens de Nibud referentiebedragen van ongeveer € 125
voor een alleenstaande.
50 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Omdat het aannemelijk is dat huishoudens zonder auto hogere kosten hebben voor
andere vormen van vervoer, is het niet eenvoudig om in te schatten of en in hoeverre de
totale vervoerskosten voor huishoudens in Amsterdam afwijken van gemiddeld in
Nederland.
In het basisbedrag houden we voor een alleenstaande al rekening met ongeveer € 25 voor
een fiets en beperkt gebruik van het openbaar vervoer.
Statistieken over het autobezit in Amsterdam bieden mogelijk aanknopingspunten. Hieruit
blijkt 57% van de huishoudens in Amsterdam geen auto heeft en 35% heeft één auto. !®
Landelijk had 29% van de huishoudens in Nederland in 2015 geen auto, 48% één auto en
19% twee auto’s.}! Ook in andere sterk verstedelijkte gebieden hebben huishoudens
minder vaak een auto dan in minder verstedelijkte gebieden. Landelijk had in 2015 52,6%
van de huishoudens in Nederland in zeer sterk stedelijke gebieden minstens één auto,
tegenover 84,4% in niet stedelijke gebieden.
We zouden het gemiddelde vervoersbedrag als volgt bij kunnen stellen om te
compenseren voor het lagere autobezit:
Vervoerkosten * (% zeer sterk stedelijk / % totaal)
Bij een inkomen van 1750 euro per maand komt dat voor een alleenstaande neer op:
125 * 52,6 / 71,3 = 92
Van die 92 euro kunnen dan de kosten voor het reizen met het openbaar vervoer gedaan
worden. Het goedkoopste abonnement van het GVB kost 50 euro per maand. Hiermee kun
je onbeperkt reizen binnen één zone. Daarnaast is er dan nog ruimte voor hogere kosten
voor de fiets, incidenteel reizen buiten die ene zone en buiten de stad.
Kleding en schoenen
Deze bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor kleding. Het gaat hierbij net
als bij alle andere uitgavenposten om een goedkoop pakket met nieuwe artikelen.
Inventaris en onderhoud
Bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor inventaris en onderhoud.
Niet-vergoede ziektekosten
In het basispakket zitten kosten die elk huishouden heeft. De kosten betreffen de
huisapotheek met pleisters, aspirines e.d. plus het bedrag dat een huishouden maximaal
kwijt kan zijn aan het eigen risico van de zorgverzekering.
Voeding
De bedragen zijn gebaseerd op de aanbevolen hoeveelheden voor een gezonde voeding
van het Voedingscentrum en de prijzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Was- en schoonmaakmiddelen
Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon op basis van Nibud-
onderzoek.
10 Statistiek autobezit 2018 [precieze bron?
CBS, 2015: …
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 51
Persoonlijke verzorging
Er is uitgegaan van een bedrag per persoon op basis van Nibud-onderzoek.
Diversen
Dit is een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon voor diverse uitgaven.
Pakket voor sociale participatie
Als voorbeeld heeft het Nibud in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau
(SCP) een pakket aan uitgaven voor sociale participatie opgesteld. De uitgavenposten
waar rekening mee is gehouden staan hieronder weergegeven evenals de richtbedragen
voor deze uitgavenposten. Het gaat hierbij om een voorbeeld van een invulling van
activiteiten. Bij vakanties/uitgaan kan ook gedacht worden aan andere activiteiten zoals
het bezoeken van een museum of zwembad.
Uitgaven aan sociale participatie, bedrag per maand
€
Contributies en abonnementen
per kind 4 tot 12 jaar 12,00
per persoon vanaf 12 jaar 18,00
per huishouden 2,50
Bezoek ontvangen
per persoon 9,00
per huishouden 12,00
Op bezoek gaan
per persoon 6,00
Vakantie/uitgaan
per persoon 18,00
per huishouden 24,00
Vervoer
per kind 4 tot 12 jaar 2,50
per persoon vanaf 12 jaar 8,00
Bron: Hoff et al, SCP/Nibud, 2009, berekeningen Nibud, 2018
52 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Bijlage 3 | Minimabeleid gemeente Amsterdam
In de Samenwerkingsafspraken staat: De gemeente zet zich op meerdere manieren in om
inkomensproblemen bij Amsterdammers aan te pakken en betaalproblemen bij het
betalen van de huur te voorkomen of op te lossen. Dit is opgenomen in de Amsterdamse
Agenda Armoede en Schulden 2019-2022. Voor huurders die vallen onder de doelgroep
van het Woonlastenakkoord betreft dat onder meer:
— (gedeeltelijke) kwijtschelding van gemeentelijke belastingen,
— regelingen voor meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten
— diverse regelingen voor gezinnen met kinderen,
— regelingen voor openbaar vervoer en reiskosten
Hieronder staat een beschrijving van deze inkomensondersteuning en hoe deze in de
berekeningen zijn opgenomen.
Inkomensondersteuning gemeente Amsterdam
Naast de landelijke inkomensondersteunende maatregelen heeft de gemeente Amsterdam
voor huishoudens met een laag inkomen ook een lokaal minimabeleid. Het gaat om de
volgende regelingen waarbij een “(*)” betekent dat die regelingen niet specifiek zijn
opgenomen in de berekeningen.
— Kwijtscheldingsbeleid
— Collectieve zorgverzekering AV Amsterdam
— Stadspas
— Scholierenvergoeding
— Kindbonnen
— Gratis laptop
— Gratis OV voor ouderen
— Gratis identiteitskaart
— Bijdrage kinderopvang
— Jeugdsportfonds en Jongerencultuurfonds
— Bijdrage werk gerelateerde kosten
— Individuele inkomenstoeslag
— Individuele bijzondere bijstand (*)
— Verlaagde huur
— Financiële voorlichting (*)
— OV-vergoeding voor mantelzorgers (*)
— Reiskostenvergoeding scholieren (*)
— Scholingsregeling (*)
— Woonkostentoeslag (*)
— Energieadvies en gratis energie-boxen (*)
— Gratis bezoek dierenarts (*)
Hieronder worden deze maatregelen verder toegelicht.
Kwijtscheldingsbeleid
De gemeente Amsterdam kent een kwijtscheldingsregeling voor de gemeentelijke
heffingen en de heffingen van het waterschap. De kwijtscheldingsnorm bedraagt 100
procent van het sociaal minimum. Dat wil zeggen dat, afhankelijk van het vermogen,
huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum in principe geen gemeentelijke
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 53
heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen hierboven wordt wel betalingscapaciteit
verondersteld. De beleidsvrijheid ten aanzien van het kwijtscheldingsbeleid wordt bepaald
door landelijke regelgeving. Hierbij wordt aan gemeenten de mogelijkheid geboden om
rekening te houden met de kosten voor kinderopvang en voor AOW'ers om uit te gaan van
de netto AOW in plaats van de bijstandsbedragen. De gemeente Amsterdam maakt geen
gebruik van de mogelijkheid om de kosten voor kinderopvang mee te nemen in de
bepaling van de betalingscapaciteit.
Voor de waterschapsbelasting kan kwijtschelding worden verleend mits het inkomen niet
boven het sociaal minimum ligt. Als huishoudens in aanmerking komen voor
kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, dan krijgen ze ook automatisch kwijtschelding
van de waterschapsbelasting. De betalingscapaciteit voor de kwijtschelding wordt dus
maar één keer berekend door de gemeente en het waterschap neemt dit over.
Collectieve zorgverzekering
De gemeente Amsterdam biedt inwoners met een laag inkomen een collectieve
zorgverzekering aan via Zilveren Kruis. Het aanbod bestaat uit een basisverzekering en
een aanvullende verzekering (AV Amsterdam). Bij de AV Amsterdam zijn er drie varianten.
In het rapport gaan we er vanuit dat de voorbeeldhuishoudens, die er op basis van hun
inkomen voor in aanmerking komen, gebruik maken van de aanvullende zorgverzekering.
We kiezen voor de voorbeeldhuishoudens zonder kinderen onder de AOW-leeftijd de minst
uitgebreide variant AV Amsterdam 1 en voor de voorbeeldhuishoudens met kinderen en
vanaf de AOW-leeftijd voor de uitgebreidere variant AV Amsterdam 2. Voor het
voorbeeldhuishouden met een zorgvraag kiezen we voor de meest uitgebreide variant AV
Amsterdam 3.
Tabel 11: premie en bijdrage collectieve zorgverzekering gemeente Amsterdam 2019
AV Amsterdam 1 138,65 16,14 122,51 Zonder kinderen
AV Amsterdam 2 153,45 19,65 133,80 Met kinderen
AV Amsterdam 3 171,95 18,13 153,82 Met zorgvraag
Om voor deelname aan de collectieve zorgverkering in aanmerking te komen, hanteert de
gemeente Amsterdam een inkomensgrens van 120 procent.
In 2019 geldt een verplicht eigen risico van 385 euro per jaar. Inwoners die gebruik
maken van de AV Amsterdam betalen automatisch het eigen risico in twaalf termijnen. Als
blijkt dat er geen of weinig gebruik is gemaakt van zorg, dan krijgt men het eigen risico
(gedeeltelijk) terug in het laatste kwartaal van 2019.
In de berekeningen houden we er rekening mee dat het volledige verplichte eigen risico
gereserveerd moet worden. We houden geen rekening met een teruggaaf.
Stadspas
Met de Stadspas krijgen inwoners van de gemeente Amsterdam korting op activiteiten op
het gebied van sport, cultuur en recreatie. Met de pas krijgt men korting bij zwembaden,
bibliotheken, bioscopen, sportcentra, musea en theaters. Ook voor kinderen is er een
Stadspas. Hiermee zijn veel gratis uitjes of uitjes met korting mogelijk naar onder andere
Artis en korte sport- en cultuuractiviteiten.
54 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
In de begrotingen hebben we de vergoedingen verrekend met het pakket voor sociale
participatie. Omdat we ervan uitgaan dat een groot deel van deze uitgaven worden
vergoed, hebben we de bedragen voor de twee uitgavenposten
contributies/abonnementen en vakantie/uitgaan gehalveerd.
Scholierenvergoeding
De gemeente Amsterdam kent een tegemoetkoming voor schoolkosten en de kosten voor
cultuur- en sportactiviteiten van schoolgaande kinderen van ouders met een laag
inkomen. Vanaf het schooljaar 2018-2019 bedraagt de vergoeding voor kinderen op het
basisonderwijs 244 euro per jaar en voor scholieren op het voortgezet onderwijs bedraagt
de vergoeding 325 euro per jaar.
De regeling geldt voor huishoudens met een inkomen tot en met 120 procent van het
sociaal minimum.
In de berekeningen hebben we de tegemoetkoming verrekend met de schoolkosten en de
kosten voor contributies en abonnementen in het pakket voor sociale participatie.
Het basisbedrag voor schoolkosten voor kinderen op het basisonderwijs vermeerderd met
het basisbedrag voor contributies en abonnementen in het pakket voor sociale participatie
bedraagt 190 euro per jaar. Daarmee is de vergoeding hoger dan het basisbedrag. De
vergoeding wordt verrekend met andere uitgaven in het pakket voor sociale participatie,
zoals bijvoorbeeld recreatie/vakantie. Hierbij hebben we er op gelet dat de vergoedingen
via de stadspas ook al verrekend zijn met deze uitgavenposten.
Bij het basisbedrag voor schoolkosten op het basisonderwijs gaat het om een vrij laag
bedrag, waarbij geen rekening wordt gehouden met hoge uitgaven voor bijvoorbeeld een
schoolkamp of bijzondere lesmaterialen. Als er in werkelijkheid hogere uitgaven zijn dan
het basisbedrag waarmee we gerekend hebben, dan biedt de regeling hier dus nog enige
extra ruimte voor.
De schoolkosten voor kinderen op het voortgezet onderwijs zijn hoger, waardoor deze
vergoeding geheel op gaat aan deze schoolkosten.
Kindbonnen
Stadspashouders komen in aanmerking voor tegoedbonnen, waarmee speelgoed of
kleding kan worden gekocht bij een aantal winkels. Er zijn de volgende bonnen:
— Een babybon voor kinderen tot 2 jaar met een waarde van 27 euro;
— Een speelgoedbon voor kinderen van 3 tot en met 9 jaar met een waarde van 27,50
euro;
— Een kledingbon voor kinderen van 10 tot en met 14 jaar met een waarde van 122 euro.
De babybon en de speelgoedbon worden automatisch thuisgestuurd. De kledingbon kan
opgehaald worden.
De speelgoedbon en de kledingbon hebben we in mindering gebracht op de uitgaven voor
inventaris en kleding.
Gratis laptop
Per gezin kan er eens in de vier schooljaren een gratis laptop worden aangevraagd voor
kinderen op het voortgezet onderwijs. Daarnaast is er eenmalig recht op een vergoeding
van 200 euro voor de kosten van internet. We hebben dit zodanig in de begroting
opgenomen dat de vergoeding wordt uitgesmeerd over een periode van 4 jaar. De
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 55
vergoeding is in de begroting opgenomen bij de post onderwijs, waarin kosten zijn
verwerkt in verband met ICT-benodigdheden. We zijn uitgegaan van een laptop met een
nieuwwaarde van 429 euro!?,
Voor oudere kinderen op het basisonderwijs is ook een vergoeding mogelijk.
Gratis OV voor ouderen
Ouderen met een AOW-uitkering en een inkomen tot en met 120 procent van het
minimum kunnen gratis gebruik maken van het openbaar vervoer in Amsterdam. In de
begrotingen hebben we hier rekening mee gehouden door tot en met 120 procent geen
kosten op te nemen voor ouderen voor de vervoerskosten in het basispakket.
Gratis identiteitskaart
Inwoners van de gemeente Amsterdam met een inkomen tot en met 120 procent van het
minimum krijgen een gratis identiteitskaart. In het basispakket hebben we de maximum
kosten van een paspoort opgenomen. Die kosten hebben we verminderd met een
vergoeding voor een identiteitskaart.
Bijdrage kinderopvang
De gemeente betaalt 4 procent van de kosten van kinderopvang direct aan de
kinderopvang organisatie. Dat geldt voor inwoners van de gemeente Amsterdam met een
bijstandsinkomen in een integratie- of inburgeringstraject of werkenden met aanvullende
bijstand. In de begrotingen houden we rekening met de kosten voor kinderopvang voor
ouders van jonge kinderen. We gaan er vanuit dat alleenstaande ouders die werken
gebruik maken van kinderopvang en dat alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering
proberen aan het werk te gaan. In de begrotingen hebben we voor het oudergezin met
jonge kinderen op bijstandsniveau de kosten voor kinderopvang verlaagd met 4 procent.
Jeugdsportfonds en Jongerencultuurfonds
Via het Jeugdsportfonds (JSF) en het Jongerencultuurfonds (JCF) kunnen kinderen van 4
tot 18 jaar uit gezinnen met een laag inkomen een bijdrage voor sporten en culturele
activiteiten krijgen. De bijdrage is bedoeld voor contributies van sport- en
muziekverenigingen en voor de benodigde (sport)kleding en materialen. Ook de kosten
voor het volgen van zwemlessen voor diploma A, komen voor vergoeding in aanmerking.
Een aanvraag wordt niet bij de gemeente gedaan, maar bij het fonds zelf. Deze aanvraag
kan niet door de ouders zelf worden gedaan, maar door een intermediair die professioneel
betrokken is bij de opvoeding van het kind (bijvoorbeeld een leerkracht, maatschappelijk
werker, huisarts of jeugdhulpverlener).
In de berekeningen hebben we rekening gehouden met een bijdrage via het JSF en het
JCF. Het deel van de kosten uit het pakket voor sociale participatie voor contributies en
abonnementen is op nul gezet, voor zover dat nog niet vergoed wordt door de Stadspas
en de scholierenvergoeding.
Individuele inkomenstoeslag
Inwoners van de gemeente Amsterdam die langdurig moeten rondkomen van een laag
inkomen hebben recht op de individuele inkomenstoeslag. Voorwaarde hiervoor is dat het
inkomen drie jaar lang lager is dan 120 procent van het wettelijk sociaal minimum.
12 Nibud, Prijzengids 2018-2019
56 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Daarnaast is er geen perspectief op inkomensverbetering. De toeslag bedraagt (1 keer per
jaar) 85 euro per persoon.
Individuele bijzondere bijstand (*)
Voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden kan individuele
bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij een inkomen boven bijstandsniveau wordt
afhankelijk van de situatie volgens enkele vaste regels een draagkrachtberekening
gemaakt.
De individuele bijzondere bijstand wordt in dit onderzoek niet meegenomen omdat deze
sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie.
Verlaagde huur
In het Woonlastenakkoord is het volgende afgesproken:
Corporaties verlagen de huur [van huurders die drie jaar een inkomen hebben van
120% van het Wettelijk Sociaal Minimum (WSM) of lager en die woonachtig zijn in een
corporatiewoning] naar de voor de huurders geldende aftoppingsgrens.
De verlaagde huur zit verwerkt in de huren uit de databank van AFWC. In paragraaf 5.4
wordt kort ingegaan op de effecten van deze afspraak.
Financiële voorlichting (*)
De gemeente Amsterdam biedt een breed spectrum van maatregelen gericht op financiële
voorlichting. Een aantal maatregelen zijn:
— Op Eigen Kracht budgettrainingen voor cliënten van de voedselbank en kwetsbare
burgers, bijvoorbeeld cliënten van de maatschappelijke opvang of met psychische
problematiek;
— Budgettrainingen voor cliënten van de schuldhulpverlening;
— Inloopspreekuren van budgetcoaches bij de sociale werkvoorziening (Pantar), afdeling
Werk en Re-integratie van WPI, op alle ROC vestigingen;
— Inloopspreekuren van de jongeren schuldhulpverlening in ieder stadsdeel;
— Inloopspreekuren Grip op je Geld en overige inloopspreekuren van de instellingen voor
maatschappelijke dienstverlening;
— Voorlichtingsbijeenkomsten door sociaal raadslieden van de madi’s;
— Naast inzet van budgetcoaches op MBO scholen worden er ook budgetlessen gegeven
op VO-scholen. Op VMBO praktijk- en speciaal voortgezet onderwijs wordt de
lessenreeks ‘Hoe word je rijk’ ingezet voor leerlingen van 16 tot en met 18 jaar.
OV-vergoeding voor mantelzorgers (*)
Inwoners van de gemeente Amsterdam met een laag inkomen die mantelzorg verlenen
kunnen een vergoeding aanvragen voor de kosten van het openbaar vervoer. We hebben
in de berekeningen geen rekening gehouden met deze regeling.
Reiskostenvergoeding scholieren (*)
Kinderen van ouders met een laag inkomen op het voortgezet onderwijs die 3 of meer
zones met het openbaar vervoer moeten reizen kunnen een reiskostenvergoeding krijgen.
De vergoeding bedraagt 250 euro per schooljaar. In de berekeningen gaan we er vanuit
dat de kinderen geen reiskosten maken.
Scholingslening (*)
Inwoners van de gemeente Amsterdam met een laag inkomen kunnen geld lenen bij de
Kredietbank Amsterdam om de kosten van een opleiding mee te betalen. Soms hoeft niet
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 57
de hele lening worden terugbetaald. Bij het behalen van een diploma, is er kans op
kwijtschelding van maximaal 50 procent van het kredietbedrag.
We gaan ervan uit dat de meeste mensen geen opleiding volgen en dat de kosten
verschillen per opleiding zodat er moeilijk een bedrag gegeven kan worden. We hebben
daarom geen rekening gehouden met kosten in verband met scholing en deze regeling.
Woonkostentoeslag (*)
Inwoners van de gemeente Amsterdam die de huur of hypotheeklasten niet meer kunnen
betalen, kunnen mogelijk een toeslag krijgen. Met deze tijdelijke regeling kunnen mensen
die op zoek zijn naar een goedkopere woning deze periode overbruggen. Bij een inkomen
boven bijstandsniveau wordt afhankelijk van de situatie volgens enkele vaste regels een
draagkrachtberekening gemaakt. We hebben geen rekening gehouden met deze toeslag in
de berekeningen.
Energieadvies en gratis energie-boxen (*)
Inwoners van de gemeente Amsterdam met betalingsachterstanden krijgen tijdens
financiële adviesgesprekken ook energieadvies. Daarnaast ontvangen zij een gratis box
met besparingsmiddelen zoals ledlampen, een besparende douchekop en radiatorfolie.
Verder leidt de gemeente Amsterdam “Energiecoaches” en Step 2 Saveenergieadviseurs
op, die een advies geven over energiebesparing en bieden zij gratis of tegen gereduceerde
tarieven bespaarproducten aan. Deze initiatieven leiden naar schatting een gemiddelde
besparing op van tot 137 euro per jaar.
In de begrotingen houden we rekening met een vrij kleine en daardoor relatief
energiezuinige woning (een flatwoning voor huishoudens zonder kinderen en een
tussenwoning voor huishoudens met kinderen). Daarnaast gaan we voor huishoudens tot
de AOW-leeftijd uit van een iets lager verbruik dan gemiddeld (90 procent van het
gemiddelde verbruik). Daarom nemen we deze mogelijke besparing niet mee.
Als er in werkelijkheid sprake is van een relatief grote woning in combinatie met een
relatief onzuinige woning (bijvoorbeeld energielabel E/F/G), dan heeft dat huishouden
zogenaamde persoonlijk onvermijdbare kosten. Deze regeling vormt in dat geval een
compensatie voor deze meerkosten.
Gratis bezoek dierenarts (*)
Inwoners van de gemeente Amsterdam met een laag inkomen kunnen via de Stadspas
één keer per jaar gratis met een ziek huisdier naar de dierenarts. Daarnaast wordt een
deel van de behandelkosten vergoed. In de berekeningen houden we geen rekening met
de kosten van een huisdier. Daarom houden we geen rekening met deze regeling.
58 | De financiële positie van huurders in Amsterdam
Bijlage 4 | Huur- en inkomensgrenzen
Hieronder staan de huur- en inkomensgrenzen die zijn gehanteerd in dit onderzoek. Het
gaat om het belastbare jaarinkomen. In 2020 zijn de inkomensgrenzen voor de
huurtoeslag vervallen.
Huur- en inkomensgrenzen 2018 t/m 2020
2018 2019 2020
Laos aftopoinosarens 417,34 424,44 432,51
Liber lsskkotene 640,14 651,03 663,40
Inkomensgrens huurtoeslag 22.400 22.700 Vervallen
mengen hus
Inkomensgrens huurtoeslag 30.400 30.825 Vervallen
omega huod
Modaal inkomen* 36./98 38.035 Nvt
2x modaal* 73.596 76.070 nvt
* hiervoor is aangesloten bij de inkomensgrenzen uit WiMRA 2019
Hieronder staan de inkomensgrenzen voor het minimabeleid in de gemeente Amsterdam voor het
jaar 2018 bij een inkomen van 120 en 130 procent van het WSM.
Belastbaar jaarloon (Incl. VT), toekenningsjaar 2018, peildatum 31-12-2017
120% 130%
Alleenstaand 18.808,99 20.376,41
paar met land. 23.511,24 25.470,51
Alleenstaand 17.740,08 19.218,42
paar met hinde 22.352,54 24.215,26
Bron: Functioneel Beheer Informatie voorziening — Cluster Sociaal WPI
De financiële positie van huurders in Amsterdam| 59
| Onderzoeksrapport | 63 | train |
ELEN EELS BUS NN E25 rz sE %
er zE O5 @ o OQ esn a u == E
Las a» Ld o 5 o = N 5
5 9 Lm DD 0 2 @ o ® 3 =S SS TE mr
ee 8550 888 5 Rasa EE: 5
== S un Sn pe 3 u =t 5. = ú
oc: 0 6 as ° se Ri: e zal OZ 5 5
ARE Ooms SEB BEER ® SEE 5 aa 5
AS SAE Ze8 E09 6 3 Sg 5 En LE o a
== Gt MD Ot OT me == 5 TES à a 7 Tö a
2 ne 2 == DO D Pe Î @® + =S DO 3
ggn BEES BâS EERS B Sob 8 BE 8 &
oa zaeg S85 Bad 5 SEEB 8 Bi 8 &
rs SES gen ESSE B 85 > FE a
SRE S= @ oa = em £ = ga 5 ga NN O0 < @ sl << 2 Q
5 id et Ra 3 3 @® Soa 5 > 5 @ © 5 a
nas Ane Gas & = Ss A u = 5
jen a. Se 8 mt Oo an 3 Ee ese E Co ES mu s rd,
EN @ Ee Er as ea ss © A d @ @ =
en OO OE 09 04 © ge o 2 0 - ms ao 5 5 Lee! à
Sos © @ ® ö @ @ > 23 3 8
es 0 5 is + B a ® oa È 5 5
Ea se 28 S 2 @ <0 a ® o 3
mj == sz a » Zen: El 3 Se pn et + "
5 ED Do JE ® as Nn ze 3 U 5 o & == 5
“58 5 O = de © 8 > EN es De. © 5 5
es Sade Hek 8 5 OZARS à Ee 8 5
o 3 28e ® 5 a : Za » e » ZS qa 5
oe E =S da 3 ® @ _=t ES al En m 8
A5 @ eze os — 2 a A ese Ean aa Zi de
ga 8: z & © U Po = => STe 5 2D 5 a 5 5
ew 53 8 Sa 8 at ® A - a 5
a © W SIE 5 Tm & E. ® BSN En ® & 5
5 = ® ee z @®
2 35 ao a = + 3 5 @ da © 5 ga
Ca = se + 3 u Ue 5 = CD
=O z @® o @® oe @ Ee
en == » TJ z © G ar 0 Ls CL @ <<
o > sa © @ mr s = nm @ |
EE 6 Z n= re. d Á . @ rr == @ A < es:
e) ® =| ge > @ oo ss @D Ga nt N
2 s 5 S 5 raf 5 5 zi &- = © =: ®
a 3 6 os cas 5 N en
ze Da @ ES 5 © oo NS 5 & Ee 5
Tm sg m 3 5 zo 5 ® @ Er o
2 0 @ 3 =| : o #3 @ 5 3
5D 5 5 a o 2, 2 bn 5
= 5 o a = ge ® © 5 Ee)
2 ®, Ge me ed 2 Saa o =- _
min ERE 5 8 5 o @ ® 5 2
sz < N, 5 0 ee mas
s 2 oa 5 = =D FT Zo @
=S 8 3 <2 @ ® 2283 o
a 0 dà e 8 Z 0 FE 9 ® 5 5
Er Zag ud 3 a © 5
a 5 5 ge =: © s
=| Oo mt ® 5 5 5 ee
zo 5 © 5 mg @
a < E O N ga 2 3 5
Kd et hm Fi ga = 0 zE 5
qa @ Sn Ss Ee S Se
oe 3 5 5 @ “ga @ or
7 @ Ce: 5 @ == @ E:
net A z mo @ == se 3
“On G A 5 —: 5 o &, ==
6e > Ze P 5 o @ ® 0
S « o a 5 a s ae ge ua
oa: ed 8 en 5
ao El Oe mg S= En
Be & Ege luie] & fe)
S= e= me ER =
es B 5 8
ss » o de
- 0 @ @
Ee
ES
== ss a
ESES ID ne <
SO SEEERSER SES x S »
ss 8EG Samsas SS Ze © od
REEEREERSS EEAREEE 2e 5E
SEEERa = BeLESE Sn EE & 5
@ SOEEER sE TJ Ze s 5 oe @ Ge
< ZUEEEESERE EESRESS S8sE 8 5
} CD ua 5 Ei …… mt == n Ee
EE, 5 © © V ga z DD G: B Des TE Ss e.
ss Ee > 8 9 ga + én S à
8 BEE KEER BEES BE
a. deg 3 erg FEES CHEN Oh
CD ie B a 0 N 3 5 Zio se 0 = @ s ©
— == SENSnsrS e= ao 85 so 4
=: @D qa = =
5 GEER eRErE BEERS gee 8
@ A 5 Sein n oss Ed ESE 5
6 © vo < < zn 5 s 5
ge 5E ERASSS ESSE =: 5 5. s
mt ® = @ s El, 25 5 6 ES sE =: 5
9 Bsheiaes e 5 EAS! E ®
q, be B s sa 5 SERRE ora 5
sn SEERS O 5 en s @ See @
SERbeEiEEE SEE EE nn 5
EERE 3358 S es SDS ds:
De: : a
_ Ss De A5 u D se q
Erres 8EENE2Ë EERE =
Es A @ o = ® ® @ ml 2 @
= at A N a. 3 3 3 se & 585 2 a
© @ < SQ83e So EZ ad o > B
Edie ESe Sades? 8 es Eee
ESSE Sn 5 ES me 8 î 2 3 5
Sas 25288 Pads ns Û 5 5 a.
EEE TEEN SSSR rs a TE =
ERE ASG Doe =
sEddaf iin SEssâss sao a
® 5 == e o
EEE aEtoest SEE E
SES B 2S ge TREE RK og
gs aaRbEg EEEN ns B ej
Ss © „5 U 9 WES 0 5 5 ® =
3 TA Om ® bt A ve A =
Oo KS 0 a DD SENGERË SW o
SREEREE o ® mo ss 5 Z og Dn
BEaRaEEs ge BEE Sd O&
mn Lem i . Es
3Adariee SEREERS 23E =
SEEEREESES 28E ante 2E 5
e <
ZEEESES Bag CEES ss @® Es
Dm 5 & 5 ao LEES ce =)
u Larz ® e= 5 Ee Ss 0, 2 ©
EESTE ee SEREEN SAS B:
assor ae. Banes je © di
SrgireEië ERE SES ë 5 8 7
ED = ej 3 5 : 5
=: SRSESS 5 ae 8 ie R a o.
Cm et SK ENSE oa
ERERRREEES Ess êREE BEE 2
iieiEss sSEERSE 8 5
. =
aSa 5 o ECOEE 5 ® 5.
2 5 58385 8 = SAS +
5 GEEA s Ga nT =
En À U o = = 5
a. = 5 >
2858 sE 8 SE g 5
5
eas5 8 og > ze 08
2
Ee OR Ze88 8 $
ST B ZESS 5
mk E Ei
Bezoekadres
Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Postbus 202 Directie Omgevingsmanagement
1000 AE Amsterdam Afdeling Projecten
Telefoon 14 020
Fax 020 256 4433
www.centrum.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
(…)
Datum
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Behandeld door C.J. Nanne /N. de Loor
Rechtstreekse nummer 06-12420257 / 06-12593194
Faxnummer
Bijlage
Onderwerp Raadsadres parkeergarage Vijzelgracht
Geachte (…),
Op 4 september 2012 stuurde u een raadsadres aan de deelraad van stadsdeel Centrum. In
dit raadsadres gaat u in op de plannen voor een parkeergarage onder de Vijzelgracht.
Inmiddels is de Nota van Uitgangspunten vastgesteld door het dagelijks bestuur en zal de
Commissie Openbare Ruimte de nota bespreken op 4 december. Hieronder volgt de
beantwoording van uw raadadres.
U geeft aan dat u een ruimere discussie wilt over de invulling van de ondergrondse ruimte
(de bak) boven het metrostation Vijzelgracht en doet hiervoor suggesties onder het motto
“wat moet Amsterdam met het gat”. Verder heeft u kritiek op de plaats van de
parkeergarage, deze zou aan de buitenkant van de stad moeten liggen in plaats van midden
in de stad in verband met het aantrekken van autoverkeer (veiligheid en vervuiling).
Wij danken u voor het meedenken over deze plek in uw buurt. Wij hebben gekeken naar de
ruimte en het doel van deze bak. De bak zelf is van de centrale stad (NoordZuidlijn), het
stadsdeel heeft hierover dus geen vrije beschikking, maar kan met de centrale stad
overleggen om de bak onder bepaalde voorwaarden overgedragen te krijgen.
Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
De bak kent overigens beperkingen voor de invulling van functies in verband met
bijvoorbeeld de toegangsmogelijkheden en de brandveiligheidseisen. De bak kan in twee
delen worden opgesplitst. Eén deel willen wij bestemmen voor parkeren voor bewoners
(vergunninghouders) uit de buurt. In het vastgestelde ontwerp Rode Loper wordt rekening
gehouden met het plan voor deze parkeergarage. Parkeerplaatsen worden verplaatst uit de
straat naar de ondergrond, hiermee kan dus de openbare ruimte verbeterd worden tot
aantrekkelijke verblijfs- en verkeersruimte, zonder extra verkeer en met veel groen. Het
parkeerbeleid van het stadsdeel staat in het teken van het verbeteren van de openbare
ruimte. In mindere mate is het parkeerbeleid voor bezoekers, die inderdaad zoveel mogelijk
aan de buitenrand van de stad moeten worden opgevangen. De centrale stad richt daarvoor
onder andere P&Rvoorzieningen in.
In uw buurt is de luchtkwaliteit onderzocht, geconstateerd is dat de vervuilende factoren van
de luchtkwaliteit niet ‘in betekenende mate’ (zoals de wettelijke term luidt) toenemen, door
de bouw van deze bewonersgarage. Daarnaast is de verkeersveiligheid onderzocht, er
worden geen knelpunten verwacht.
Het andere deel van de bak is eveneens eigendom van de centrale stad. Hier is nog geen
invulling voor gevonden. Wij willen samen met de centrale stad (eigenaar) en omwonenden
dan ook kijken naar de invulling van dit deel van de bak (voormalige Berg Bezink Bassin van
Waternet). Uw suggesties voor een alternatieve invulling kunnen hierbij mogelijk worden
meegenomen, naast de (on)mogelijkheden die door de centrale stad worden aangegeven.
We hopen in ieder geval dat u in de nabije toekomst wederom met ons wilt meedenken.
Met vriendelijke groeten,
het dagelijks bestuur,
Anneke Eurelings Jeanine van Pinxteren
secretaris voorzitter
2
| Raadsadres | 4 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 801
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 9 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie ZS
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Poorter en mevrouw Roosma inzake de begroting
voor 2015 (inkoop hulpmiddelen in de WMO).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— het college heeft aangekondigd volgend jaar een nieuwe Europese aanbesteding
uit te schrijven voor de levering individuele hulpmiddelen in WMO (scootmobielen,
rolstoelen etc);
— aan de raad niet duidelijk is of Europees aanbesteden de enige mogelijke
procedure is voor het inkopen van individuele hulpmiddelen in de WMO; wellicht is
het zelfs mogelijk de hulpmiddelen zonder aanbestedings-procedure in te kopen;
— kwaliteit van de dienstverlening leidend moet zijn bij het kiezen van de volgende
aanbieder(s), zeker na de recente ervaringen met Welzorg;
— in het coalitieakkoord is opgenomen dat bij de Hulp bij de Huishouding wordt
overgestapt op een model van bestuurlijk aanbesteden;
— bestuurlijk aanbesteden ten opzichte van Europees aanbesteden voordelen heeft
omdat in dit model over een langere periode een samenwerkingsrelatie kan
worden aangegaan met de leverancier, en de gemeente meer mogelijkheden heeft
te sturen op de bedrijfsvoering.
— deze voordelen mogelijk ook opgaan voor de inkoop van hulpmiddelen, omdat de
kwaliteit van de service gevolgen heeft voor de wijze waarop Amsterdammers
kunnen deelnemen aan de samenleving;
Constaterende dat:
— het college de bevoegdheid heeft te besluiten over de wijze van inkoop,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— alvorens een keuze te maken voor Europees aanbesteden eerst aan de raad
inzichtelijk te maken uit welke verschillende modellen kan worden gekozen bij de
inkoop van individuele hulpmiddelen in de Wmo;
— hierbij ook inzichtelijk te maken of de inkoop kan geschieden zonder enige vorm
van aanbesteding;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 801 Moti
Datum 15 oktober 2014 otie
— de inkoopprocedure eerst aan de raad voor te leggen voordat deze in gang wordt
gezet.
De leden van de gemeenteraad,
M.F. Poorter
F. Roosma
2
| Motie | 2 | discard |
VN2021-004076 N% Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
Ortwikkeing % Amsterdam Marineterrein, Energietransitie
Voordracht voor de Commissie RO van 24 maart 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Grondzaken
Agendapunt 23
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van de beantwoording van het raadsadres inzake het verzoek tot herstel van
misleidende informatie over de overstap naar eeuwigdurende erfpacht
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de beantwoording van het raadsadres inzake het verzoek tot herstel van
misleidende informatie over de overstap naar eeuwigdurende erfpacht. In het raadsadres wordt
tevens verzocht om alle erfpachters die niet vóór 8 januari 2020 een overstapaanbieding hebben
aangevraagd of voor 2 juli 2020 een bestemmingswijziging of splitsing hebben aangevraagd
ten behoeve van de overstap, alsnog de gelegenheid te bieden over te stappen op basis van
de overstapvoorwaarden zoals die golden tot 8 janvari 2020. De kern van de beantwoording
houdt in dat erfpachters tijdig, volledig en op een juiste wijze zijn geïnformeerd over de
overstapvoorwaarden zoals deze golden tot 8 januari 2020. De verzoeken worden om die reden niet
ingewilligd.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 Gemeentewet juncto artikel 11 van het Reglement van orde gemeenteraad en
raadscommissies Amsterdam
Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de
Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2). Zij geven
de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2).
Artikel a lid 2c en d Reglement van orde:
De commissies zijn belast met
c. het voeren van overleg met de burgemeester, het college of een of meer leden van het college
over een onderwerp dat betrekking heeft op de portefeuilles die onder verantwoordelijkheid van de
commissie vallen;
d. het namens de raad kennis nemen van stukken.
Bestuurlijke achtergrond
Op 11 en 15 december 2020 heeft een erfpachter een tweetal e-mailberichten aan het college van
burgemeester en wethouders toegezonden waarin hij het college opriep om motie 1345 inzake de
pardonregeling voor late erfpacht-overstappers te steunen. Op 7 januari jl. heeft dezelfde erfpachter
de gemeenteraad aangeschreven. In de raadsvergadering van 20 januari jl. heeft de raad de
beantwoording van de brief aan de gemeenteraad overgedragen aan het college van burgemeester
en wethouders.
Gegenereerd: vl.15 1
Ez0r004076 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
Grond en msterdam ‚ : : ee
ontwikkeling % Marineterrein, Energietransitie
Voordracht voor de Commissie RO van 24 maart 2021
Ter kennisneming
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.15 2
VN2021-004076 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en R
Grond en % Amsterdam Marineterrein, Energietransiti
ontwikkeling % anneterremn, -nergletansie
Voordracht voor de Commissie RO van 24 maart 2021
Ter kennisneming
1. Raadsadres verzoek herstel misleidende informatie over overstap
AD2021-022960 ‚
eeuwigdurende erfpacht GEANONIMISEERD. pdf (pdf)
10. VERTROUWELIJK Raadsadres verzoek herstel misleidende informatie
AD2021-022971 ,
over overstap niet-geanonimiseerd. pdf (pdf)
11. VERTROUWELIJK Beantwoording raadsadres niet-geanonimiseerd.pdf
AD2021-022974
(pdf)
2. Bijlage 1 bij raadsadres GEMEENTE_Brochure-makelaarsbijeenkomst.pdf
AD2021-022964
(pdf)
3. Bijlage 2 bij raadsadres
AD2021-022967 Nn "
NATIONALEOMBUDSMAN _Behoorlijkheidswijzer.pdf (pdf)
4. Bijlage 3 bij raadsadres OMBUDSMANAMSTERDAM._Brief-erfpacht.pdf
AD2021-022961
(pdf)
5. Bijlage 4 bij raadsadres Misleidende-voorlichting-aan-erfpachters.pdf
AD2021-022962
(pdf)
6. Bijlage 5 bij raadsadres NIEUW-brief-overstap-eeuwigdurende-
AD2021-022963
erfpacht.pdf (pdf)
7. Bijlage 6 bij raadsadres NIEUW-brochure-overstap-eeuwigdurende-
AD2021-022965
erfpacht.pdf (pdf)
8. Bijlage 7 bij raadsadres OUD-brochure-overstap-eeuwigdurende-
AD2021-022966
erfpacht.pdf (pdf)
AD2021-022968 g. Beantwoording raadsadres GEANONIMISEERD. pdf (pdf)
AD2021-014553 Commissie RO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
R. Issa, Erfpacht & Uitgifte, Grond & Ontwikkeling, 06-14,819951, [email protected]
Gegenereerd: vl.15 3
| Voordracht | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 272
Publicatiedatum 13 april 2017
Ingekomen onder E
Ingekomen op woensdag 5 april 2017
Behandeld op woensdag 5 april 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Duijndam, Van Soest, Roosma en Poorter inzake de aanpassing
op het beleid Hulp bij het huishouden (verantwoording voor nulurencontracten bij
thuiszorgbedrijven).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de aanpassing op het beleid Hulp bij het huishouden
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 224).
Constaterende dat:
— alle thuiszorgbedrijven voor Hulp bij huishouden (Hbh) die door de gemeente zijn
aanbesteed verplicht zijn werknemers Hbh te belonen volgens cao-VVT:
— de cao-VVT het afsluiten van arbeidsovereenkomsten op nulurenbasis alleen
toestaat in uitzonderlijke gevallen of op nadrukkelijk verzoek van werknemers;
— de cao-VVT bovendien vermeldt dat de Branche VVT het gebruik van
nulurencontracten zo veel mogelijk wil terugdringen;
— uit SP-research (met behulp van een 'mystery sollicitante') blijkt dat ten minste
acht thuiszorgbedrijven nieuwe werknemers Hbh standaard een nulurencontract
aanbieden, wat in strijd is met de cao-VVT.
Overwegende dat:
— _thuiszorgbedrijven zich moeten houden aan hun wettelijke verplichtingen; de
gemeente erop moet toezien dat zij dit daadwerkelijk doen; thuiszorgbedrijven
uitleg en verantwoording verschuldigd zijn aan de gemeente als zij, ook bij
uitzondering, nulurencontracten geven aan medewerkers Hbh.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
alle thuiszorgbedrijven die Hbh aanbieden en door de gemeente zijn aanbesteed, die
derhalve de verplichting zijn aangegaan zich te houden aan de cao-VVT, op te
dragen dat zij uitleg geven en verantwoording afleggen voor het hanteren van
nulurencontracten voor werknemers Hbh, om vervolgens aan te tonen hoe zij het
aantal nulurencontracten gaan terugdringen.
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 272 Motie
Datum 13 april 2017
De leden van de gemeenteraad
P.J.M. Duijndam
W. van Soest
F. Roosma
M.F. Poorter
2
| Motie | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 998
Publicatiedatum 5 augustus 2016
Ingekomen op 14 juli 2016
Ingekomen onder BZ
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Groen en Nuijens inzake de uitwerking van
de samenwerkingsafspraken tussen huurders, corporaties en gemeente
(gevolgen klimaatverdrag Parijs).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de uitwerking van de samenwerkingsafspraken tussen
huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 675).
Constaterende dat:
— de samenwerkingsafspraken gebaseerd zijn op de premisse dat het noodzakelijk
is ‘om in 2050 niet meer afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen’, en 'om te
komen tot een betaalbare en duurzame warmtevoorziening zonder fossiel gas in
2050’
Overwegende dat
— onderzoek van het gezaghebbende 'New Climate Institute’ voor Duitsland onder
andere concludeert dat Duitsland in 2035 klimaatneutraal moet zijn, wat onder
andere betekent dat 5% van de woonvoorraad per jaar klimaatneutraal gemaakt
moet worden;
— ook de raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) adviseert "de
gebouwde omgeving voor 2035 klimaatneutraal te maken”;
— doelstellingen en afspraken gebaseerd op de termijn 2050 dus niet voldoen aan
de afspraken van Parijs.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Te (laten) onderzoeken wat de afspraken uit het verdrag van Parijs betekenen voor
het tempo waarin de Amsterdamse woonvoorraad moet worden verduurzaamd.
De leden van de gemeenteraad
R.J. Groen
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1691
Publicatiedatum 29 december 2017
Ingekomen onder BG
Ingekomen op donderdag 21 december 2017
Behandeld op donderdag 21 december 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Geenen inzake de grondexploitatie ArenAPoort oost
(bestaande sociale huurwoningen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de grondexploitatie ArenAPoort oost (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1593).
Besluit:
In de Ruimtelijke Onderbouwing ArenAPoort oost op pagina 37 na de zin:
“Boven de winkels van CBRE Gl liggen 120 sociale huurwoningen. Ymere, eigenaar
van de woningen, is nauw betrokken bij de visievorming voor Cluster 7"
en na de zin op pagina 38:
“De winkelvolumes worden aangepast en bovenop de winkels worden twee
woontorens ontwikkeld.”
tweemaal de volgende zin toe te voegen:
“Uitgangspunt is dat de bestaande huurders in kosten en woonkwaliteit geen nadelen
zullen ondervinden van deze transformatie. Het voldoen aan deze eis is
doorslaggevend bij de mate waarin deze plannen gerealiseerd worden. De totale
voorraad aan (reguliere) sociale huurwoningen in het plangebied mag niet afnemen.”
het college te verzoeken de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan
te passen.
Het lid van de gemeenteraad
T.A.J. Geenen
1
| Motie | 1 | discard |
mee met de energierevolutie
Opslag van kernafval in uw gemeente
Amsterdam, februari 2022
Geacht gemeenteraadslid,
Het kabinet Rutte IV opteert voor twee extra kerncentrales in Nederland. In het
Regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet zal zorgen voor “veilige, permanente
opslag van kernafval”. Volgens de concept Europese taxonomie moeten lidstaten voor
2050 eindberging in gebruik hebben genomen. Er is echter nog geen locatie
aangewezen voor deze kernafvalopslag. Met deze brief wil de World Service on Energy
(WISE) u attenderen op de mogelijke gevolgen van de kabinetsplannen voor uw regio.
Voor de opslag van het radioactief afval van de huidige kerncentrale Borssele wordt al
langer eindberging in zoutkoepels of de Boomse kleilaag overwogen. In het
regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet zal zorgen voor “veilige, permanente
opslag van kernafval”. Volgens het voorstel van de Europese Commissie voor de
taxonomie voor duurzame investeringen moeten lidstaten voor 2050 een eindberging
in gebruik hebben genomen, wanneer ze van groene financiering gebruik willen
maken!
In 2011 waren er ook concrete plannen voor een tweede kerncentrale in Nederland.
Destijds heeft een groot aantal gemeenten zich uitgesproken tegen ondergrondse opslag
van kernafval. Wij vragen van u dat nu ook te doen.
Kernafvalopslag
Hoogradioactief afval kan tot l miljoen jaar gevaarlijk blijven voor mens en milieu. Het
kabinet heeft tot nog toe vermeden om mogelijke locaties aan te wijzen. Uit
onderzoeksgegevens van T&A Survey (2011) komt naar voren dat eindberging in de
Boomse klei volgens overheidscriteria een mogelijkheid is. Een in 2018 gepubliceerd
rapport van het overheidsprogramma OPERA bevestigt dat de Boomse Klei nog steeds
van belang is voor het realiseren van eindberging. Het valt echter niet uit te sluiten, dat
ook andere bodemsoorten onderzocht zullen worden.
1 Brief minister Jetten .d.d 26 januari 2022 taxonomie kernenergie en aardgas
Av:
®
N N
4
N
Illustratie: Gebieden waar de klei van Boom op een diepte van minstens 500 m onder het
maaiveld ligt en een dikte heeft van 100 m.?
Wat betekent kernafvalopslag in uw gemeente?
De extra kerncentrales die het kabinet voor ogen heeft zullen tot drie keer groter zijn
dan Borssele en veel meer radioactief afval produceren. De opslag van dit kernafval kan
directe gevolgen hebben voor uw regio. Eindberging in de diepe ondergrond wordt vaak
gepresenteerd als oplossing, maar is nog nergens ter wereld operationeel. Experimenten
in o.a. Duitsland zijn mislukt. De effecten van lekkage op de volksgezondheid en het
milieu kunnen groot zijn, net als de economische gevolgen. Daarom hebben in het
verleden het Interprovinciaal Overleg, een groot aantal gemeenten en verschillende
waterbedrijven zich uitgesproken tegen het opslaan van kernafval in Nederlandse
bodem.
Wat kunt u doen”?
Extra kerncentrales leveren een grote hoeveelheid kernafval op dat wellicht onder uw
bodem moet worden opgeslagen. Uw gemeente verdient daarom invloed op de
besluitvorming.
We vragen van u het volgende:
e Dat uw raad zich uitspreekt tegen de mogelijke komst van een kernopslagfaciliteit
op uw grondgebied. U kunt daarvoor bijgaande motietekst als voorbeeld
gebruiken.
e Dat uw raad de regering oproept om eerst definitief te besluiten over de opslag
van het kernafval, voordat er een beslissing wordt genomen over de komst van
twee nieuwe kerncentrales.
2 Beeld: T&A Survey (samenvatting 2010). 9 Zoutkoepelgemeenten toegevoegd door WISE (2022).
e Dat u de inwoners van uw gemeente in de komende verkiezingsperiode
informeert over de mogelijke risico's van de komst van kernafval in uw gemeente.
U kunt daarvoor het bijgevoegde factsheet gebruiken.
WISE zal de komende tijd een aantal online bijeenkomsten verzorgen over de plannen
voor nieuwe kerncentrales en kernafvalopslag. Mocht u een uitnodiging willen
ontvangen, dan kunt u zich aanmelden via [email protected]. Uiteraard kunt u
via dit emailadres ook aanvullende vragen stellen over de inhoud van deze brief. Meer
informatie over kernafval en de opslag in de Boomse klei vindt u in bijgesloten
samenvatting van het rapport van T&A Survey, plus de factsheet die WISE heeft
opgesteld over eindberging van kernafval in Nederland.
Met vriendelijke groet,
Gerard Brinkman
Campagneleider Kernenergie
WISE Nederland
Bijlagen:
1) Factsheet kernafvalopslag in Nederlandse bodem
2) Samenvatting rapport T&A Survey
8) Voorbeeldmotie kernafvalopslag
| Raadsadres | 3 | train |
Evaluatie projectaanpak Oosterpark
En A Ee EE He Ki it, Ä me enter ee Ln 2 Ze CEE er
= EN, a RS Ee A ae 5 ve Ren ae
ä hl le Rn, EE Er Kee rd dert. kr Fed
KE Ë 1 ki ht er OEE DN E an Ee kt
pd k f AB ee N Ja & : dl Ë k eee kT É EL BEE
MMA RN os BN
ws B it k bt af
A, de A eg
! _—_l Mee B == ee
ze EP gen ze
Gn Ten ie, nn
Uitgevoerd door:
Caro Beerhorst
Beerhorst Advies, organisatieadvies, interim- en projectmanagement
Datum:
Amsterdam, december 2016
Inhoudsopgave
| Opdracht en aanpak blz. 3
IL Samenvatting van adviezen voor toekomstige aanpak
van parken in Amsterdam. blz. 4
It. Chronologie van het project Verdubbeling Oosterpark 1° en 2° fase blz. 7
IV. Reflectie, lessen en aanbevelingen blz. 16
1. Doelen en uitgangspunten blz. 16
2. Onderzoek, tegenspraak en risicobeheersing blz. 17
3. Organisatie en aansturing blz. 20
4. Planning en tijdsdruk blz. 22
5. Participatie en communicatie blz. 24
6. Aanbestedingen blz. 26
7. Bestek blz. 27
8. Uitvoering renovatie blz. 28
9. afhandeling wateroverlast blz. 30
V. Lijst met gesprekspartners blz. 32
VL. Geraadpleegde documenten blz. 33
VIL Noten blz. 34
2
| Opdracht en aanpak
Aanleiding
De aanleiding voor deze evaluatie ligt in de onvoorziene wateroverlast in het Oosterpark in de winter
van 2015-2016. De wethouder Openbare Ruimte en Groen! vraagt naar aanleiding daarvan eind mei
2016 aan de bestuurscommissie Oost om “op basis van de gedane onderzoeken en bevindingen, na
afloop van de werkzaamheden een evaluatie uit te laten voeren over de projectaanpak (nl. het doel,
het proces en het resultaat) van het Oosterpark”.
In de opdrachtformulering is het resultaat als volgt verwoord: “Het gewenste eindresultaat is om op
basis van de feiten inzicht te krijgen ín het doel, het proces en het resultaat van het project en hier
lessen uit te trekken voor toekomstige parkrenovaties in Amsterdam. Maar ook voor de 3° en 4 fase
van het Oosterpark die nog in uitvoering moeten worden genomen”.
De evaluatievraag is dus in een breder kader geplaatst. Amsterdam heeft veel parken en de
ervaringen met het Oosterpark kunnen bruikbaar zijn voor toekomstige parkrenovaties. In de opdracht-
formulering staat: De resultaten van deze evaluatie zullen door R&D worden vertaald in een kader met
lessen voor toekomstige parkrenovaties (Parkenprotocol)
Het bestuurlijk opdrachtgeverschap voor de evaluatie ligt bij de voorzitter van de bestuurscommissie
Oost, Ivar Manuel. Ambtelijk opdrachtgever is Marloes Michels, adjunct directeur Ruimte en
Duurzaamheid (R&D). Er wordt opdracht gegeven aan een externe partij, Caro Beerhorst van bureau
Beerhorst-advies.
Aanpak
De evaluatie is opgebouwd rondom een twintigtal gesprekken, gevoerd met tezamen negenentwintig
personen, die direct betrokken zijn bij één of meerdere fasen van het project Verdubbeling Oosterpark.
Deze aanpak is bewust zo gekozen. De ervaring van Beerhorst Advies is dat direct betrokkenen
doorgaans heel goed kunnen reflecteren op een doorlopen proces en hun eigen rol daarin. Zij hebben
de kennis van het dossier en zijn meestal bereid kritisch naar zichzelf en de eigen organisatie te
kijken. Dat blijkt ook in deze evaluatie. De uitgenodigde gesprekspartners hebben allemaal ingestemd
met een gesprek en hebben met open vizier gesproken. Ze hebben zich daarmee kwetsbaar
opgesteld. Dat valt zeer te waarderen. Tezamen met de relevante schriftelijke stukken over het
project, levert dat veel inzicht op in het verloop en de keuzes van project in de afgelopen acht jaar.
Leeswijzer
Het evaluatierapport begint met de samenvatting van de lessen uit het project Verdubbeling
Oosterpark die bruikbaar kunnen zijn voor het Parkenprotocol. Het is de opbrengst van deze evaluatie
voor toekomstige parkrenovaties in Amsterdam. (hoofdstuk II)
Daarna volgt een chronologisch overzicht van het verloop van het project. Vanaf de eerste plannen tot
aan de oplevering van fase 1 en 2 en de aanpak van de wateroverlast daarna. (Ill) Het accent ligt
daarbij, vanwege de opdracht lessen voor toekomstige parkrenovaties te genereren, op de renovatie
en minder op de vastgoedontwikkelingen aan de rand van het park. Daarna wordt ingezoomd op een
negental thema’s. Het zijn de thema’s zoals meegegeven in de opdrachtformulering, waaronder:
doelstellingen, aanbestedingen, uitvoering werkzaamheden, aansturing en communicatie. Aangevuld
met onderwerpen die in de gesprekken veel genoemd zijn en nuttige adviezen opleveren: onderzoek,
besteksfase, tijdsdruk en wateroverlast. (IV)
Bespreking van een thema mondt telkens uit in aanbevelingen voor de toekomst. De aanbevelingen
betreffen zowel positieve als voor verbetering vatbare ervaringen uit het project in de afgelopen jaren.
Tot slot is een lijst van de gesprekspartners van deze evaluatie opgenomen (V), een overzicht van de
voor dit rapport gebruikte stukken (VI) en de noten (VII)
! Volledige titel: wethouder Duurzaamheid, Openbare Ruimte en Groen, Dienstverlening, Bestuurlijk stelsel, ICT en Artis.
3
IL Samenvatting van adviezen voor toekomstige aanpak van parken in
Amsterdam.
Het project Verdubbeling Oosterpark is officieel gestart in 2008 en de afronding is naar verwachting in
2018. In 2015 zijn de eerste twee fasen van het project opgeleverd. Na die oplevering ontstaat,
onverwacht, dusdanige wateroverlast in het park dat het groen daar onder te leiden heeft. Een aantal
bomen gaat dood en delen van de nieuwe beplanting slaan niet of onvoldoende aan. Deze
gebeurtenissen zijn de directe aanleiding tot deze onafhankelijke evaluatie van het proces van
renovatie.
In het project Verdubbeling Oosterpark komen twee doelstellingen samen. Het project geeft ruimte
aan uitbreidings- en vastgoed initiatieven aan de noordrand van het park. Bij de herontwikkeling
worden de gebouwen naar de parkzijde gericht. De afscheidingen rondom de privétuinen en
buitenruimtes verdwijnen: de ‘verdubbeling’ van het park. Op basis van een nieuw ontwerp,
geïnspireerd op het oorspronkelijke ontwerp in Engelse landschapsstijl van architect L.A. Springer,
verbetert het stadsdeel tegelijk de openbare ruimte. Naast het groen worden voorzieningenniveau,
nutsfuncties en waterhuishouding in het park uitgebreid en aangepakt. Deze dubbele doelstelling is
innovatief. De particuliere investeerders dragen hun eigen kosten en naast gelden die het stadsdeel
vrijmaakt, kent het gemeentebestuur een substantiële bijdrage toe uit het gemeentelijke Groenfonds.
Inmiddels is een substantieel deel van de plannen uitgevoerd. Een aantal gebouwen is gerenoveerd
en/of uitgebreid. Sommigen zijn van functie veranderd. Entrees en terrassen zijn naar het park gericht.
Het park zelf is gerenoveerd en weer in gebruik genomen. Er zijn nieuwe sport, speel- en
verblijfsvoorzieningen. De derde en vierde fase van het project zijn in uitvoering. Het herstel van de
gevolgen van de wateroverlast is nog gaande. Veel betrokkenen zijn positief over het resultaat.
Alhoewel er ook mensen zijn die de oude situatie prefereren.
In het evaluatierapport komt een aantal thema's aan bod. De aanbevelingen die daar uit voort komen,
betreffen zowel positieve als voor verbetering vatbare ervaringen met het project in de afgelopen
jaren. Evaluaties, zeker als ze ontstaan naar aanleiding van calamiteiten, hebben de neiging sterker
op de negatieve dan de positieve ervaringen in te zoomen. Maar ook de positieve ervaringen zijn
leerzaam voor de toekomst en de moeite waard om door te geven. De aanbevelingen van deze
evaluatie betreffen daarom zowel ervaringen waar de betrokkenen tevreden op terug kijken, als
adviezen voortkomend uit verbeterpunten. Ze staan door elkaar en worden, ook voor de leesbaarheid
van het geheel, niet onderscheiden.
De onderbouwing en toelichting van deze en de overige aanbevelingen uit de evaluatie, staan in
hoofdstuk IV. De nummers achter de aanbevelingen corresponderen met de nummers in dat
hoofdstuk.
De ervaringen die als ‘les’ verwerkt kunnen worden in het Parkenprotocol en zo bij kunnen dragen aan
de instandhouding en verbetering van de stadsparken van Amsterdam zijn hieronder samengevat.
> Amsterdamse parken vragen speciale aandacht en een maatwerkaanpak.
Veel Amsterdamse parken zijn aangelegd op drassige (veen)grond. Ze zijn vaak meer dan 100 jaar
oud. Het Oosterpark is in het laatste decennium van de 19° eeuw aangelegd. Het is in de loop der
jaren verzakt, terwijl de omliggende straten regelmatig opgehoogd zijn. Het Oosterpark ligt daardoor
tot wel 2,5 meter dieper dan de omgeving. Grond, waterstand, bomen en beplanting zijn zeer
kwetsbaar en leven in een delicaat evenwicht. Dat evenwicht raakt snel verstoord bij werkzaamheden
en andere vormen van intensief gebruik. Maatwerk is geboden. De ervaringen met de renovatie van
het Oosterpark leiden tot de aanbevelingen:
= Maak het verbeteren van de (grond)watersituatie tot een prominente doelstelling bij
parkrenovaties en maak die doelstelling zichtbaar in de uitvraag voor aanbestedingen en de
afwegingen t.a.v. keuzes zoals: werken in de zomer of winter; compacte of gefaseerde
aanpak, langere of kortere afsluiting voor het publiek. (1,31,30)
= Installeer structureel een uitgebreid netwerk aan peilbuizen in kwetsbare parken zodat er bij
de start van een renovatieproject, in combinatie met actueel onderzoek naar
waterhuishouding, bodemgesteldheid en -samenstelling en beplanting, gedetailleerde kennis
4
aanwezig is om plannen te maken en te beoordelen. Herijk de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Waternet en stadsdelen m.b.t. parken. (7,6,44)
1 _Implementeer de praktische adviezen uit de recente onderzoeken naar de wateroverlast in het
Oosterpark in toekomstige renovatieplannen. Daaronder: zo veel mogelijk beperking van
grondwerk; geen grondwerken binnen de kroonprojecties; geen ophoging van de grond bij
monumentale bomen. Neem het principe van de gesloten grondbalans niet als uitgangspunt,
maar beslis over hergebruik op basis van kwaliteit van de grond. Scherp de afspraken aan
(hoger dan RAW-normen) voor het materieel waarmee gewerkt wordt in natte parken en neem
dat expliciet op in het bestek. Gun het park een herstelperiode en stem de programmering na
heropening daar op af.
En houd er bij de start van een project rekening mee dat een aantal van deze maatregelen in
potentie, in ieder geval op de korte termijn, kostenverhogend is. (39,40,41,42,26,43)
> Draagvlak is de basis voor een succesvol proces.
Veel gebruikers, omwonenden en ook hun vertegenwoordigers in de bestuurscommissie, hebben een
specifieke relatie met ‘hun’ park. Ze hebben opvattingen over en gevoelens bij hoe het park
functioneert, wat ze er plezierig aan vinden en wat er verbeterd kan worden. Hun betrokkenheid bij
veranderingen is dus nodig en nuttig. Bij het project Verdubbeling Oosterpark brengen de gebruikers
veel ideeën en meningen in o.a. over de gewenste voorzieningen in het park, die het ontwerp
medebepalen. Dat is als positief ervaren. Dat er daarna op één onderdeel, de kap van de bomen toch
nog fikse onenigheid ontstaat, is onverwacht en te betreuren vinden alle betrokkenen. Belangrijk voor
een parkproject is:
= Betrek omwonenden, gebruikers en bestuurscommissie actief bij het verandertraject. Verken
gezamenlijk in een vroeg stadium het gewenste eindbeeld en expliciteer dat. Zorg daarbij al vroeg
in het traject voor een gedetailleerde bomeninventarisatie en een effect-analyse. Zodat alle
betrokkenen de consequenties van te nemen besluiten vooraf goed overzien en er later geen
aanleiding is om daar op terug te komen. (23,2,24)
1 Zorg voor voldoende stadsbrede ambtelijke zowel als bestuurlijke bekendheid met de voortgang
van het project gedurende de hele doorlooptijd. (20)
1 _ Communiceer snel en transparant, zodat geïnteresseerden goed geïnformeerd zijn. Voorkom te
positieve verwachtingen. Optimisme is goed, maar wees open over de —vaak tijdelijke- minder
prettige gevolgen van het project. Wees daarbij alert op de samenloop met discussies buiten het
project die de voortgang negatief kunnen beïnvloeden, zoals in dit geval met de stadsbrede
discussie over het evenementenbeleid gebeurd is. (28,25,27)
> Werken aan kwetsbare parken is technisch en organisatorisch complex en in hoge mate
omgevingsgevoelig, Dat vraagt optimale aansturing en bestuurlijke aandacht.
Een project als Verdubbeling Oosterpark is een complex plan en kent bij de start veel onzekerheden.
In de loop der jaren zijn veel verschillende mensen en disciplines betrokken bij het project. Elke fase
heeft zijn eigen vereisten qua organisatie en sturing. In het tijdsbestek van dit project voltrekken zich
ook twee grote gemeentelijke reorganisaties en zijn er drie verschillende, stadsdeelbesturen/
bestuurscommissies- en gemeentebesturen betrokken. Dit wijzigt telkens de verantwoordelijkheden en
onderlinge verhoudingen. Dit zijn kenmerken die bij veel Amsterdamse projecten met een langere
looptijd voorkomen. Deze omstandigheden vragen veel van de ambtelijke en bestuurlijke sturing van
een project. Terugkijkend op de acht jaar vanaf de start tot aan de oplevering van de 1° en 2° fase is
er een aantal aanbevelingen te noemen voor toekomstige parkprojecten:
" Overweeg vooraf of een gefaseerde aanpak productief kan zijn en/of richt het project zo in dat het
later goed opdeelbaar is. (21)
1 __ Zorg voor continuïteit in aansturing en voldoende deskundigheid bij de betrokken partijen. Pas
leiderschap(stijl), inrichting projectgroep en werkwijze aan op de fase van het project. Kies ook
5
voor zeer ervaren directievoerders liefst met specifieke kennis van oude parken, betrek hen vroeg.
Betrek, ook gedurende de uitvoeringsfase, specialisten op het gebied van bodem/beplanting en
water bij beslissingen en monitoring van het project. Betrek tevens naast de lokale deskundigen
ook stedelijke specialisten en -waar aanvullend nodig- externe deskundigen en versterk de
gemeentelijke expertise op bijzondere elementen (b.v. speel- en waterelementen).
(32,13,12,10,19,11)
1 Overweeg om vooronderzoek en de technische voorbereiding van het plan in één opdracht aan te
besteden. En laat een boomdeskundige en een landmeetkundige gezamenlijk coördinaten,
omvang, kenmerken, kwaliteit, vitaliteit en toekomstverwachting van de bomen inventariseren.
(33,3,4)
= Zoek alternatieven wanneer de aanbestedingswijze de beoogde kwaliteit van het product in de
weg lijkt te staan. (29)
= Organiseer regelmatige risico-inventarisatie, externe toetsing en tegenspraak. Kijk daarbij ook
terug op de (technische) onderzoeksvragen die in de startfase voor het project zijn uitgezet (8,9)
> Te grote tijdsdruk kan een kwalitatief duurzaam eindresultaat bemoeilijken.
Het project heeft onder voortdurende tijdsdruk gestaan, dat leidt soms tot beslissingen met risico’s
voor de kwaliteit van het eindresultaat. Bijvoorbeeld wanneer er te weinig tijd is voor toetsing van het
bestek of gewerkt wordt in ongeschikte weersomstandigheden om opleverafspraken te halen.
" Gemeentelijke subsidieregelingen zouden niet alleen moeten sturen op de datum waarop het geld
besteed moet zijn, maar ook op de feitelijke voortgang van (de voorbereiding en) uitvoering van
een project, zodat geen tijdsdruk ontstaat die tot ongewenste beslissingen leidt. Daarnaast is het
belangrijk kritisch te zijn op zelf gecreëerde tijdsdruk die ten koste kan gaan van de kwaliteit, zoals
b.v. de openingsdatum van het park (22,38)
> Een project is te gast in een park.
De parken zijn in beheer bij de stadsdelen. In de beheerafdelingen is vaak langjarige ervaringskennis
over het park, bomen, beplanting en infrastructuur aanwezig. Het is belangrijk deze kennis ook tijdens
de periode dat het project in het park plaatsvindt, goed in te zetten ter ondersteuning, aanvulling en
soms als tegenhanger van de deskundigen (van architect tot aannemer) die het project inbrengt.
1 Ontwerp beheerbewust, samen met beheerders en geef de beheerder expliciet mede-
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het bestek: bij het opstellen en bij toetsing. Geef
hen ook een zichtbare adviesrol in de uitvoeringsfase van het project. Faciliteer de
beheerafdeling daarbij in tijd en kwaliteit (15,35,16,17)
6
IL. Chronologie van het project Verdubbeling Oosterpark 1° en 2° fase
Voor 2008
In de eerste jaren van de 21°° eeuw ontstaan er particuliere ontwikkelingsinitiatieven in de noordrand
van het Oosterpark. In eerste instantie bij Hotel Arena en het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT).
Deze partijen treden in overleg met het stadsdeel Oost-watergraafsmeer over hun plannen. Nadat de
plannen van het KIT vastlopen in de stadsdeelraad (2006), bundelen de partijen eind 2007 de
krachten en vormen de coalitie Verdubbeling Oosterpark®. Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer treedt op
als de trekker.
2008
Het Dagelijks Bestuur (DB) van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer geeft in april 2008 een
bestuursopdracht om een integraal programma op te stellen voor het Oosterpark, waarmee alle
initiatieven voor het Oosterpark in samenhang kunnen worden ontwikkeld.
2009
In januari verschijnt het “Bidbook” om diverse professionals en organisaties te interesseren voor de
doelstellingen van de coalitie. Met dit geïllustreerde boekje gaat de projectorganisatie Verdubbeling
Oosterpark formeel van start en wordt de visie Verdubbeling Oosterpark gepresenteerd als een
gezamenlijk initiatief van de samenwerkende partijen.
In februari wordt de Participatiegroep Oosterpark opgericht. De groep komt voort uit de
buurtbeheergroepen Oosterparkbuurt en Dapperbuurt. Het doel is tweeledig: enerzijds aandacht voor
de ontwikkelingen op het gebied van de openbare orde en het beheer van het park, anderzijds
meedenken in het Project Verdubbeling Oosterpark.
De ruimtelijke visie Verdubbeling Oosterpark
In juni presenteert het stadsdeel, in samenwerking met DS landschapsarchitecten en in nauw overleg
met de coalitiepartners, de “Visie Verdubbeling Oosterpark”. De visie bestudeert de mogelijkheden om
ruimte te geven aan de uitbreidingsplannen van de vastgoedeigenaren en de mogelijkheden om te
anticiperen op mogelijk andere initiatieven in de noordrand van het park. Gezocht is naar oplossingen
die een meerwaarde betekenen voor het Oosterpark. In plaats van de aanvankelijke omvangrijke
nieuwbouwinitiatieven is het hoofdaccent van de studie nu het onderzoek naar herbestemmen en
herontwikkeling van bestaande bebouwing. De partijen concluderen gezamenlijk dat de kracht van de
locatie juist de ligging in het park is. Parkgerichte herontwikkeling van de gebouwen kan de motor
achter de verdubbeling van het Oosterpark worden.
Conclusie uit de ruimtelijke visie
Amsterdamse stadsparken zijn een succesformule, de laatste decennia is het gebruik enorm
toegenomen. Waar stadsparken vroeger voornamelijk gebruikt werden voor wandelen, fietsen en voor
stadskinderen dienst deden als eerste kennismaking met de natuur, is het gebruik tegenwoordig ook
veel gevarieerder geworden. Er wordt in het park gerecreëerd, gesport, gespeeld, het is een
belangrijke ontmoetingsplek en bij mooi weer is het zelfs de plek waar de moderne kenniswerker met
laptop zijn geld verdient.(…) Al met al genoeg redenen om te investeren in ons ‘groene kapitaal’. Het
zuidelijke deel van het Oosterpark is altijd al een prachtig park geweest, de noordrand moet dat nog
worden. Het Oosterpark van de 21ste eeuw vraagt erom verdubbeld te worden.
Het projectbesluit verdubbeling Oosterpark
De visie leidt tot het projectbesluit Verdubbeling Oosterpark®. In de aanloop naar het Projectbesluit
organiseert het stadsdeel inspraak. De rode draad in de reacties is dat men op zich positief staat t.o.v.
de ‘verdubbeling’ van het park. Men dringt tegelijkertijd aan op een evenwichtige invulling: de sociale
functie voor buurtbewoners is van groot belang en er moet rekening gehouden worden met
omwonenden. Zorgen zijn er over de gevolgen van de toename van publiekstrekkende functies
(terras, parkeergarage) en de rust in het park. Goed toezicht en bewonersparticipatie vindt men
belangrijk.
? De particuliere partijen in de coalitie waren: het Koninklijk Instituut voor de Tropen, Hotel Arena, het Amstellyceum, de
Universiteit van Amsterdam en de corporaties de Key/Principaal, Ymere en Eigen Haard.
3 stadsdeelraad Oost-watergraafsmeer, september 2009, fase 2 van het Plaberum
7
In het Projectbesluit staan de voorwaarden voor het realiseren van het Programma Verdubbeling
Oosterpark. De doelstelling word als volgt geformuleerd:
e Organiseren van het spanningsveld tussen park en bebouwing: de functies die het park een
toegevoegde waarde geven, hebben voor hun vitaliteit en voortbestaan uitbreidings-
mogelijkheden nodig.
e Streven naar een symbiose van de belangen van de partijen (publiek en privaat), waarbij én
park én aanliggende functies op een hoger kwaliteitsniveau gebracht worden. Hiermee kan
het Oosterpark uitgroeien tot één van de nieuwe centrale stadsparken en ruimte bieden aan
groen, cultuur en ontmoeting in een hogere concentratie en kwaliteit dan nu.
Het projectbesluit neemt de belangrijkste uitgangspunten uit de ruimtelijke visie over en vat die samen:
Groen voor de buurten, groene long voor Amsterdam, meer parksfeer in het bebouwde deel van het
park, hekken weg en verharding verminderen, belangrijke maatschappelijke functies accommoderen,
gebouwen met ingangen naar het park, versterken parkkwaliteit door hergebruik monumentale
gebouwen, ondergronds parkeren, uitwerking van visie aan de hand van de thema’s cultuur, sport,
ontspanning, spelen en educatie en opknappen van het groene parkdeel.
Het projectbesluit kent een risicoparagraaf en licht toe welke onderzoeken al gedaan zijn of nog zullen
worden.
2010
Aanbesteding ontwerp
Er volgt een meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure” om te komen tot een ontwerpend
architect voor het project Verdubbeling Oosterpark. Het projectbesluit en de daarin opgenomen
ruimtelijke visie (2009) is daarbij het uitgangspunt: “de architect moet met de visie uit de voeten
kunnen”. Daarnaast zijn communicatie met bewoners en participatie belangrijke criteria waarop de
deelnemers aan de procedure beoordeeld worden. Buro Sant en co wint deze aanbesteding in januari.
De werkzaamheden om te komen tot een voorlopig ontwerp (VO) starten.
Cultuurhistorische verkenning
In maart verschijnt de Cultuurhistorische verkenning Oosterpark van Paul Meurs, die als supervisor is
aangesteld. Een studie naar de geschiedenis van het park en de opeenvolgende inrichtingsontwerpen
en naar de gebouwen aan het park. Het is een inspiratiebron voor het renovatie-ontwerp.
Gesprekken met gebruikers en klankbordgroep
In de periode januari-juni 2010 is met een groot aantal mensen gesproken over het Oosterpark om
draagvlak te creëren en informatie te verzamelen voor het ontwerp. De hoofdlijn van de reacties is dat
men de sfeer van het park waardeert ( combinatie van schoonheid, rust en activiteit). Verbeterpunt is
het voorzieningenniveau. Het “Oosterparkgevoel' dat resulteert uit een workshop wordt meegegeven
aan de landschapsarchitect.…”
In mei van dat jaar start de klankbordgroep verdubbeling Oosterpark. Het is een adviesgroep van
bewoners voor de landschapsarchitect die met deze groep van gedachten wisselt over wensen en
algemene uitgangspunten. Ook wil hij graag brainstormen over ideeën en feedback krijgen op
ontwerpschetsen. De groep komt in de periode mei 2010 tot juni 2012 eens per twee maanden bij
elkaar en begeleidt het ontwerptraject vanaf het begin tot aan de vaststelling van het definitief ontwerp
(DO). Dat proces is vastgelegd in verslagen die voor iedereen op de gemeentesite zijn terug te vinden.
2011
Deelraadsbrief mei 2011
In mei melden de verantwoordelijk portefeuillehouders aan de deelraad dat het VO vertraagt doordat
een aantal onderwerpen nog niet is afgerond. Dat geldt o.a. diverse gesprekken over de
ontwikkelingen rondom panden aan de rand van het park, waar eigendoms-, grondposities en
toekomstplannen volop in beweging zijn. Een tweede reden is de verzakking van het park. Daarover
schrijven de portefeuillenouders:
We zijn tot de conclusie zijn gekomen dat we onze ogen niet meer willen sluiten voor de verzakking
van het park. Deze problematiek kan niet alleen voor de noordkant worden aangepakt. Om het
* Conform het inkoop-en aanbestedingsbeleid van de gemeente Amsterdam. Bij meervoudig onderhands aanbesteden, worden
eventueel na voorafgaande selectie, ten minste 3 offertes gevraagd
8
Oosterpark voor de toekomst te behouden is een integrale oplossing nodig voor de verzakking in de
noord- én zuidkant van het park. Daarom hebben we aan een ingenieursbureau opdracht gegeven de
beste aanpak voor de grondwaterproblematiek en het drainagesysteem in kaart te brengen en
daarvoor een kostenraming te maken.
De uitkomsten van dat onderzoek worden opgenomen in het VO.
Grontmij onderzoek
In 2011, parallel aan de voorbereidingen om tot een VO te komen, verstrekt het stadsdeel de opdracht
aan Grontmij om “ín samenhang met de herinrichtingsplannen een adequate oplossing te vinden voor
de verzakkingen en de waterhuishoudkundige situatie in het park’. De werkgroep Water” begeleidt de
aanbesteding en opdrachtverstrekking. Het onderzoek brengt de water- en verzakkingsproblematiek in
kaart en geeft het stadsdeel inzicht in de maatregelen die nodig zijn om ook op waterhuishoudkundig
vlak een gezond park te realiseren. Gevraagd wordt om drie varianten voor te leggen, daarvan een
kostenanalyse uit te werken en een doorkijk te geven naar de gevolgen voor het beheer van het park.
Grontmij voert het onderzoek samen met Alterra® uit, omdat Alterra veel onderzoek naar de oorzaken
en gevolgen van bodemdalingsvraagstukken in veengebieden doet. De rapportages van Grontmij en
Alterra worden besproken in de werkgroep Water. Het eindrapport is in augustus 2011 gereed.
Grontmij noemt de z.g. combivariant de “meest praktische variant”. Deze variant bestaat uit:
e _onderwaterdrainage grasvelden (basis).
e _profielverbetering grasvelden inclusief ophoging mailveldniveau conform alternatief (0. 10 m)
(basis).
e _molgoot langs hoofdpad incl. lokaal rwa-stelsel (noordzijde) en drain ín hoofdpad.
e _molgoot langs hoofdpad incl. lokaal rwa-stelsel (zuidzijde) en een drain na eerst onderzoek te
doen naar de gevolgen op de omgeving.
Daarnaast doet Grontmij nog een reeks extra aanbevelingen. De eerste daarvan is: Monitoring
grondwaterstanden en grondonderzoek: Grontmij adviseert peilbuizen te plaatsen bij gevoelige
objecten rond en in het park en deze regelmatig te bemeten. Deze aanbeveling is overgenomen.
Een ander advies betreft de bomen. Advies is om in principe binnen de kroonprojectie van de boom
geen grondwerken te verrichten. Grontmij adviseert ook, gebaseerd op de inventarisatie van het
bomenbestand, om bij vervanging van bomen de ontwateringssituatie te verbeteren en voor die
locaties per plantvak een ophogingsvoorstel te maken.
Beheervisie Oosterpark, Sant en co
Ook in augustus, verschijnt de Beheervisie Oosterpark. De beheervisie is opgesteld door Buro Sant en
Co in samenwerking met Stadsdeel Oost’ en medewerkers van Waternet.
De beheervisie geeft op hoofdlijnen het beoogde eindbeeld van het VO weer en geeft aan welke
beheermaatregelen nodig zijn om dit beeld te onderhouden. Doelen voor het beheer zijn: eenzelfde
beheer in Noord en Zuidkant, sierlijke natuurbeeld gebaseerd op de landschappelijke stijl en het
faciliteren van de recreatieve activiteiten.
Voorgesteld wordt het beheer op onderhoudsniveau 8 te doen plaatsvinden omdat het Oosterpark een
representatief park is met een hoge gebruiksintensiteit.
De opstellers geven aan dat het belangrijk is om diversiteit te brengen in bomen door nieuwe
boomsoorten te planten en bestaande eenvormigheid te doorbreken. Een deel van de bestaande
bomen moet gekapt worden om ruimtes in ere te herstellen en nieuwe ruimtes te vormen. Opschot
dient gericht verwijderd te worden. Naar schatting wordt 25% van het bomenbestand in de Noordrand
gedund.
° De werkgroep Water bestaat uit deskundigen van het Stadsdeel (Projectgroep Verdubbeling Oosterpark, Ingenieursbureau en
Afdeling Beheer), deskundigen van Waternet, de landschapsarchitect Sant en Co (voor een goede afstemming met het VO) en
een collega van Stadsdeel Zuid die gewerkt heeft aan een soortgelijke problematiek in het Vondelpark.
® Onderzoeksinstituut van de universiteit van Wageningen, tegenwoordig: “Environmental reaearch (Alterra)”
7 medewerkers van de afdelingen Fysiek Beheer en Realisatie, Buurtregie en Participatie, Handhaving en Veiligheid,
Programma's en Projecten werken mee aan de beheervisie
)
Voorlopig Ontwerp
In november 2011 stelt de deelraad van het nieuw ontstane stadsdeel Oost het Voorlopig Ontwerp
Inrichtingsplan Verdubbeling Oosterpark vast. Er zijn vijf thema's als inzet voor het inrichtingsplan:
versterking groen kwaliteit door landschappelijk noordelijk deel en bebouwd zuidelijk deel weer tot een
samenhangend geheel te maken; aanpak verzakking van het park; modernisering en verbetering van
de voorzieningen; zichtbaarheid van park langs Mauritskade, samenwerken met de
vastgoedeigenaren.
Het VO licht de uiteenlopende vastgoedontwikkelingen in de Noordrand van het park toe. Ze leiden,
anders dan de aanvankelijke plannen, tot de keuze voor een gefaseerde ontwikkeling. Hiervoor wordt
gekozen vanwege de uiteenlopende planningen van de vastgoedeigenaren.
Het VO geeft, deels als reactie op de inspraakbijdragen, toelichting op uiteenlopende voorzieningen,
inrichting paden, fietsen, spelen en honden. Ook gaat het VO in op het onderwerp ‘evenementen’ en
kondigt het stadsdeel aan evenementenbeleid® te gaan opstellen, wat verder via de
deelraadscommissie Algemene en Sociale zaken van het stadsdeel loopt. De voorgestelde aanpak
van de verzakking van het park en van de waterkwaliteit wordt toegelicht. Voor de aanpak van de 1°
en 2° fase van het project verdubbeling Oosterpark is het benodigde budget beschikbaar.
De deelraad besluit tot de voorgestelde gefaseerde aanpak. Fase 1 en 2 van de verdubbeling van het
Oosterpark zijn in de periode 2011-2014 gepland. Ook kiest de deelraad voor de combi-variant t.a.v.
de verzakkingsproblematiek.
Als bijlagen zijn o.a. toegevoegd het inspraakverslag (inclusief reactie van het dagelijks bestuur), een
samenvatting van het Grontmij onderzoek, de beheervisie, een risicoanalyse en vertrouwelijk in
verband met de aanstaande aanbesteding- de begroting.
Het inspraakverslag toont het resultaat van de diverse participatieactiviteiten en inspraak-
(wandelingen) vanaf begin 2010: Individuele reacties, klankbordgroep, buurtbeheergroepen,
vastgoedeigenaren en bewoners van het park. Het verslag van die activiteiten raakt aan een groot
aantal thema’s: Er zijn positieve opmerkingen over met name het streven de openbare ruimte te
vergroten en de rommeligheid van de noordrand op te lossen. Daarnaast zijn er veel voorstellen en
suggesties op uiteenlopende onderwerpen: veiligheid (verkeersstromen, speelplaatsen, verlichting),
toegankelijkheid voor minder validen, spelen, sport, horeca, flora en fauna, water, parkmeubilair,
overlast verslaafden, pierenbadje, functioneren park tijdens uitvoering, nieuwe brug, bomen o.a. rond
pierenbad, speeltuin.
In de beantwoording geeft het stadsdeelbestuur, kaders voor het DO mee en kondigt op een aantal
punten extra onderzoek aan.
Ten aanzien van het bomenbestand, waarover door de buurtbeheergroepen vragen worden gesteld,
geeft het stadsdeel aan dat het park veel mooie en waardevolle bomen heeft. Uitgangspunt is het
behoud van de bomen en in het bijzonder van de beeldbepalende bomen. Maar, stelt het bestuur, de
inventarisatie maakt ook duidelijk dat het bomenbestand aan onderhoud toe is:
e concentratie van dezelfde soorten op één plek. (voorstel gevarieerder boombeeld.)
e Veel boomgroepen zijn de afgelopen decennia erg dicht geworden (zaailingen verwijderen)
e _Bomenrijen: strakke opstelling past niet bij de landschappelijke inrichting van het park.
e Ook zullen bomen verwijderd worden voor de aanleg nieuwe elementen (waterpartij, paden).
2012
Bestek
Na de vaststelling van het VO 1° en 2° fase zoekt het stadsdeel een partij voor het maken van het
bestek. De voorkeur gaat uit naar het gemeentelijke Ingenieursbureau maar door capaciteitsgebrek
aldaar, wordt het een externe partij. Daarbij is het stadsdeel gehouden aan de keuze uit 5 partijen
waarmee door de gemeente een raamcontract is afgesloten. De uitvraag start in begin april en begin
mei 2012 wordt de opdracht verstrekt aan lv-Infra. Opdracht is om voor de werkzaamheden aan de
zuidzijde van het park een DO en bestek te maken en voor de noordzijde een bestek op te stellen
voor de 1° en 2° fase, nadat het DO® in november 2012 zal zijn vastgesteld door het stadsdeel.
3 het park is door het gemeentebestuur aangemerkt als stadspark en in dat kader voor een beperkt aantal dagen per jaar
beschikbaar voor grote (40.000 plus) evenementen.
° Bedoeld wordt het DO voor fase 1 en 2
10
Het bureau krijgt de beschikbare onderzoeken en het vastgestelde VO als input mee. Waternet levert
het rioleringsplan, dlVV'® het verlichtingsplan.
De bedoeling is dat het bureau meewerkt tot de aanbesteding (inclusief de nota van Inlichtingen bij de
aanbesteding). De opgave is om in september 2013 te kunnen starten met de uitvoering van de
werkzaamheden in het park.
Definitief ontwerp
Bij de uitwerking van het DO zijn onderwerpen uit de inspraak op het VO meegenomen, zoals
veiligheid van voetgangers, honden en fietsers, kinderen; maatregelen voor mindervaliden; en afzien
van leeftijdsdifferentiatie bij de inrichting van de speelplaats.
Over het concept-DO is vervolgens met veel partijen gesproken: Om te beginnen met een aantal
disciplines en afdelingen van Stadsdeel Oost: (materiaalgebruik, beplantingskeuze, parkmeubilair
e.a); De supervisor adviseert aanpassingen op onderdelen; Welstand adviseert op o.a. de bruggen;
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (dIVV) op het verlichtingsplan; AGV/Waternet over de
grondwateraanpak en de waterkwaliteit. Daarnaast is er individueel overleg met vastgoedeigenaren
en huurders in het park.
De klankbordgroep Oosterpark denkt en praat mee (4x) o.a. over bouwplannen Amstellyceum,
speeltoestellen, veiligheid, beplanting, beheer, entrees, blvc-plan'® en communicatie. De
bomenwerkgroep van de klankbordgroep houdt drie bijeenkomsten. De uitgangspunten t.a.v. de
bomen worden door de architect als volgt verwoord: de gezondheid van de bomen staat centraal; de
bomen moeten functioneel passen in het gebruik van het park (dit kan soms nare keuzes met zich
meebrengen; er moet rekening worden gehouden met de groeiomstandigheden, de waterstand en de
soortkeus (de boom moet de kans hebben om oud te worden); er zijn ook esthetische overwegingen
(bijvoorbeeld kleur of vrucht dragen).
In de verslagen van de vergaderingen van de bomenwerkgroep is te lezen dat er is gesproken over de
afwegingen die in het ontwerpproces worden gemaakt t.a.v. behoud dan wel het wijken van bomen.
Deelnemers uiten in eerste instantie bezwaren tegen kappen van gezonde bomen of ten behoeve van
de aanleg van een evenemententerrein (en als daar toch bomen verdwijnen, wil men graag grote
terug). Men schrikt van het verdwijnen van een groot deel van de eikenrijen. De architect en
bomendeskundige lichten de verschillende keuzes toe, o.a. dat het kapvoorstel bij het pierenbad niet
voor de aanleg van een evenemententerrein is.
Ook de “nota van beantwoording op de inspraak” gaat nader in op de bomen (zie verderop). Tot slot is
er formele inspraak (wandeldag) georganiseerd met tweehonderd bezoekers.
Er komen achtendertig schriftelijk inspraakreacties binnen, waarvan vijfentwintig positief. Een aantal
belangrijke thema's:
Grote evenementen roepen bezwaren op. In de reactie stelt het stadsdeel dat de evenementen in het
park (met uitzondering van enkele grote evenementen) plaats vinden op het terrein bij de
muziekkoepel." Dat spaart het groen en zorgt er voor dat ook tijdens activiteiten een groot deel van
het park normaal bruikbaar blijft. De verdere discussie over het evenementenbeleid valt buiten het
bestek van het project Verdubbeling Oosterpark.
Ook willen sommigen graag dat belangrijke voorzieningen zoals de speeltuin en het trapveldje tijdens
de hele uitvoeringsperiode beschikbaar blijven. Er is daarom al in een vroeg stadium een BLVC-plan
gemaakt dat voor de aannemer de randvoorwaarden van de uitvoering vastlegt. Uit de twee
basisvormen van uitvoering die denkbaar zijn: gefaseerd of snel, kiest het stadsdeel voor de snelle
aanpak.
Niet voor iedereen blijken de redenen om bepaalde bomen te verwijderen overtuigend (bijvoorbeeld
de eiken bij het pierenbadje). In het DO wordt de reactie van het stadsdeel als volgt verwoord: ín het
Oosterpark staan veel bomen van wisselende kwaliteit. Met het bomenplan krijgen de mooie gezonde
exemplaren volop ruimte en kunnen ze groeien. Daarnaast worden nieuwe bomen geplant. Op de
kaart bij het DO staan de bomen die worden gekapt of geplant.
In de nota van beantwoording wordt hier o.a. aan toegevoegd: dat monumentale bomen en bomen
met een hoge natuurwaarde behouden blijven; dat rekening wordt gehouden met de leef- en
voortplantingsmogelijkheden van kleine dieren en vogels; dat op verschillende plaatsen wordt gezorgd
voor dichter struikgewas; dat bepaalde boomgroepen uitgedund worden (zaailingen) om grotere
gezonde bomen voldoende groeiruimte te geven; dat op andere plaatsen bomen worden weggehaald
10 Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer
u stedenbouw, beheer, ecologie, sport, welzijn, kunst, evenementen, handhaving (buurtveiligheidsteam), buurtregie &
participatie, maatschappelijk vastgoed, communicatie.
BLVC= Bereikbaarheid, Leefbaarheid en Veiligheid, Communiceren
11
omdat ze ongezond en slecht geworteld zijn en op een enkele plaats om een gebied beter te
ontsluiten en meer ruimte te creëren voor parkactiviteiten. Ook worden de aanpassingen vermeld."
Het DO heeft een risicoparagraaf en gaat in op de onderzoeken de er zijn gedaan. De deelraad stelt in
december het DO met algemene stemmen vast.
2013
Kapvergunningsaanvraag
Half april 2013 wordt een kapvergunning aangevraagd voor vierhonderdvier bomen. De deelraad krijgt
hierover een brief en er verschijnt een publiekstoelichting: het gaat om bomen die de groei van
duurzame bomen belemmeren (217), ongezond of slecht gewortelde zijn (45) en bomen die het
nieuwe ontwerp in de weg staan (142)
Het aantal van vierhonderdvier te kappen bomen komt voor velen, ook binnen de projectorganisatie,
als een verrassing. Er ontstaat discussie over en weerstand tegen de kapvergunningsaanvraag. Die
discussie loopt tot eind april 2014. Dan sluiten stadsdeel en de Vrienden van het Oosterpark (VVO)
een overeenkomst die leidt tot het intrekken van het beroep tegen de kapvergunning.
De discussie over de kapvergunningsaanvraag kent diverse tussenstappen. Het stadsdeel geeft op 10
juni de kapvergunning af. Dat leidt tot ruim honderdvijftig bezwaarschriften. In juni worden
drieëntwintig bomen van de kapvergunningsaanvraag gehaald. In augustus vindt een hoorzitting
plaats van de bezwaarcommissie. In oktober worden nog zevenenveertig bomen van de lijst gehaald.
De bezwaarcommissie geeft op 1 november advies aan het Dagelijks Bestuur. Op 19 november
beslist het Dagelijks Bestuur op het bezwaar en geeft een kapvergunning af voor
driehonderdvierendertig bomen.
Vrij snel daarna wordt duidelijk dat er tegen dat besluit beroep zal worden aangetekend. De bezwaren
richten zich op de uitgangspunten voor de kap: gebrekkige motivering uitdunnen, onjuiste diagnose
zieke bomen en te veel bomen moeten wijken voor het ontwerp, terwijl ook het ontwerp aangepast kan
worden.
Planning
De discussie over de kapaanvraag leidt tot verschillende wijzigingen in het ontwerp en dientengevolge
in het bestek. Dat veroorzaakt hoge druk bij de bestekschrijver en alle betrokken en toetsende
partijen. In oktober wordt aan de raad gemeld dat de start van de uitvoering zal gaan verschuiven naar
februari 2014, vanwege de juridische procedures. Ondertussen zijn de voorbereidingen voor de
aanbesteding van de uitvoering van de renovatie in volle gang. Begin november kondigt het stadsdeel
de aanbesteding van de uitvoeringswerkzaamheden van de renovatie aan op Tenderned. Op 18
december volgt een deelraadsbrief. Het bestuur licht toe dat het niet meer reëel is te veronderstellen
dat voor het broedseizoen van 2014 (1 maart) gekapt kan gaan worden, waardoor de start van de
uitvoering doorschuift naar sept 2014. Er zijn 2 hoofdoorzaken: het aangekondigde beroep tegen de
kapvergunning en het tempo van de aanbestedingsprocedure. Er zijn tweehonderdvijfentwintig vragen
gesteld n.a.v. de aankondiging van de aanbesteding en het kost tijd om deze goed te beantwoorden.
Ook moet er nog het nodige aan het bestek gewijzigd worden vanwege de eerdere wijziging in de
kapvergunning.
Als positief punt wordt opgemerkt dat er met een start in september in de winter gewerkt kan worden,
zoals oorspronkelijk ook het plan was.
2014
Aanbesteding renovatiewerkzaamheden
In november 2013 is de aankondiging van de aanbesteding op Tenderned geplaatst en in december
komen de vragen van de geïnteresseerde partijen daarover binnen. Half en eind januari verschijnen
twee nota’ s van inlichtingen en op 5 februari 2014 vindt de openbare aanbesteding plaats. Na een
gunningsadvies van IBA (begin maart 2014) volgt half maart de voorlopige gunning van het ‘bestek
verdubbeling Oosterpark fase 1 en 2’ aan Aannemingsmaatschappij Van Gelder BV. Voorbehoud is
dat de omgevingsvergunning voor het kappen en verplanten van bomen onherroepelijk is op 24
! paden zijn iets verlegd om bomen met ecologische waarde te kunnen behouden. De bomen die in het water van de vijver
liggen blijven behouden (rustplaats voor dieren). Er komen vruchtdragende bomen. Er worden geen berken (geen parkboom)
toegevoegd, de bestaande worden wel behouden.
12
september 2014. Uiteindelijk vindt, na nog een wijziging van het bestek (zie minnelijke afspraak
kapvergunning) de definitieve gunning plaats op 28 mei 2014.
De aanbestedingsprocedure verloopt via het EMVI'“-concept. Daarbij worden extra, zogenaamde
kwaliteitscriteria meegegeven. In dit geval kunnen de inschrijvers extra scoren met een goede aanpak
van het voorkomen van overlast en met een kortere werkperiode (acht weken korter op een
doorlooptijd van negen maanden). Beide criteria worden van belang geacht voor de bewoners en
gebruikers van het park. Uiteindelijk doet Van Gelder via deze inschrijvingsmethodiek de economisch
meest voordelige inschrijving van de veertien inschrijvers.
Minnelijke afspraak kapvergunning
De rechtbank heeft inmiddels laten weten dat medio mei de beroepszaak tegen de kapvergunning
wordt behandeld. In februari is dan al een voorlopige voorziening toegewezen tegen de verplaatsing
van drie iepen. In geval de bezwaarmakers, na de beroepszaak, nog in hoger beroep gaan, schuift de
uitvoering van het project door naar het voorjaar van 2015. Omdat het stadsdeel dit een ongewenst
vooruitzicht vindt, overlegt het bestuur met de VVO, die het beroep tegen de kapvergunning heeft
ingesteld, teneinde tot een minnelijke schikking te komen. Dat leidt tot een voorstel om ongeveer 30
bomen extra te behouden en om de, ook omstreden, boombrug niet te bouwen. Met dat compromis
stemmen stadsdeel en VVO in (na een buitengewone ledenvergadering) op 30 april 2014. De VVO
trekt de beroepszaak in en de uitvoering van de werkzaamheden in het park kan in september 2014
starten. Het bestek wordt opnieuw aangepast. Op 28 mei 2014 vindt de definitieve gunning plaats.
Het compromis leidt tot een splitsing in de VVO. Degenen die zich niet in het voorstel kunnen vinden
stappen uit de vereniging en starten een nieuwe groep. Eerst krijgt dit vorm in Omsingeling
Oosterpark, later in de stichting Herstel Oosterpark. De stichting verzet zich met juridische en
publicitaire middelen tegen de renovatie en brengt diverse kritische rapporten uit over het project
Verdubbeling Oosterpark. Voor de verdere duur van de renovatiewerkzaamheden leggen de
activiteiten van de stichting fors tijdsbeslag op leden van het projectteam en met name van de
programmamanager en de communicatiemedewerker. De tegenstellingen zijn van dien aard dat er
geen gesprek of werkbare relatie ontstaat tussen de stichting en het stadsdeel. Het stadsdeel praat
verder met de VVO over de ontwikkelingen in en om het park in de 1° en 2° fase en later in de aanloop
naar de 3° en 4° fase van het project.
Uitvoering, start
In september begint de renovatie met het weghalen van de bankjes en de voorbereidende
werkzaamheden aan het pierenbad. In deze eerste maanden van de uitvoering wordt het eerste deel
van de bomen gekapt en worden bomen verplaatst. Abusievelijk wordt er een eik gekapt, die
behouden had moeten blijven. In 2015 wordt dat gecompenseerd. Een grote iep verhuist naar
stadsdeel Noord. Ondertussen voert de afdeling Groenbeheer regulier onderhoud uit aan de bomen.
Ook het grondwerk start (verbeteren van de ondergrond, kabels en leidingen).
2015
Uitvoering, vervolg
In januari 2015 start het tweede deel van de renovatie met de kap van de resterende de bomen op de
kaplijst en het slopen van het sportgebouwtje. In januari wordt regulier onderhoud gepleegd aan de
zuidkant van het park. Het aanleggen van de paden neemt een aanvang en men begint aan pierenbad
en speeltuin. In maart start de aanpak van het drainagesysteem met het verwijderen van de
bovenlaag van de grasvelden en het aanbrengen van de drainagebuizen. Ook graaft men voor de
vijveruitbreiding. Liander vernieuwt in april de gasleiding die onder het pad ligt. In mei wordt het
middenpad geasfalteerd. Nieuwe bomen worden geplant.
De verschillende nutsvoorzieningen (riolering, verlichting, elektra) worden, zoals gebruikelijk is,
aangelegd door aannemers die de verschillende opdrachtgevende partijen (o.a. Waternet en Verkeer
en Openbare ruimte) inhuren. Hun werkzaamheden zijn in de totaalplanning van het project
opgenomen. In juni arriveert de nieuwe brug en start het inzaaien van het gras. Een storm in juli leidt
op diverse locaties in het park tot schade aan bomen. In de zomer en het vroege najaar worden de
paden afgerond, tafels en banken geplaatst en loopt het pierenbad weer vol met water. De
speelslinger wordt aangelegd. In het najaar volgt de her-aanleg van de entree aan de Mauritskade en
plaatst de aannemer grote hoeveelheden bollen, deels gebeurt dat handmatig, deels met machines.
economisch meest voordelige inschrijving
13
Ook de resterende plantvakken worden gevuld met struiken en op diverse plaatsen plant men nog
bomen bij. Deze laatste werkzaamheden vinden gedeeltelijk na de heropening van het park op 26
september plaats.
De werkomstandigheden zijn niet optimaal. Het is een natte winter. Het werk ligt noodgedwongen
meerdere keren stil wegens de weersomstandigheden. Dat legt druk op de planning. Er zijn scherpe
afspraken over de heropening van (onderdelen van) het park.
Een aantal zaken uit het bestek blijkt in de praktijk niet uitvoerbaar of wordt onverstandig geacht en dit
leidt tot aangepaste voorstellen Een voorbeeld is de heimethodiek die beschreven is in het bestek
voor het slaan van de palen voor de brug. Doordat er gewerkt moet worden onder een grote boom is
het nodig de fundering met een andere dan de voorgeschreven techniek te maken. Aannemer,
directievoerder, architect en (technische) projectleiding lossen ad hoc veel uitvoeringsproblemen in
onderling overleg op.
Een aantal elementen van de renovatie, “de specials”, is niet in het bestek opgenomen, als gevolg van
de wijze van aanbesteden. Diverse gespecialiseerde partijen werken deze elementen gaandeweg uit,
o.a. het speeltoestel, het waterelement en de bruggen.
Er ontstaat forse druk op het budget door de vele veranderingen en extra eisen die gaandeweg naar
voren komen, Het voor de uitvoering overeengekomen bedrag wordt met bijna 50% overschreden. De
gezamenlijke kosten van de 1° en 2° fase blijven echter uiteindelijk binnen het beschikbare budget dat
het stadsdeel heeft gereserveerd voor dit deel van het project. Dit komt omdat er ook minder-kosten
zijn: Zo valt de aanbesteding gunstig uit en vervalt er een brug, vanwege de afspraken met de VVO.
Opening Oosterpark
Op 26 september wordt het park feestelijk heropend.
Wateroverlast
Eind september worden er veel plassen waargenomen in het park. Het park is op een flink aantal
locaties aanhoudend te nat. De direct betrokkenen worden verrast door deze ontwikkeling. Er is niet
direct een verklaring voor handen. Er worden diverse noodmaatregelen getroffen aan de zuidzijde van
het park.
Ook buurtbewoners en (gemeente)raadsleden tonen zich bezorgd. Raadsleden stellen vragen in de
commissie Infrastructuur en Duurzaamheid van de gemeente. Daarmee raakt ook de wethouder
Openbare Ruimte en Groen direct betrokken bij de problematiek.
In december worden hydrologische en bodemkundige veldinspecties gedaan (quick scan).
Geconstateerd wordt dat de drainage voor een groot deel functioneert, er molgoten en kolken verstopt
zijn, een aantal plantvakken te nat is en in delen van het park de bodem is verdicht als gevolg van de
werkzaamheden. Aan de zuidzijde van het park wordt grote natheid geconstateerd.
2016
Wateroverlast, onderzoeken en oplossingen
Grontmij onderzoekt vanaf januari wat de oorzaken en effecten zijn van de wateroverlast en de
maatregelen die nodig zijn om deze structureel, systematisch, doelgericht en locatie-gewijs op te
lossen. Eind januari informeert de wethouder de gemeenteraad. De uitkomst van het Grontmij-
onderzoek wordt in februari verwacht.
In de tussentijd nemen de zorgen toe, met name voor de gevolgen van de nattigheid voor de bomen.
Op 23 februari voert Prohold, boomtechnisch adviesbureau, op verzoek van de wethouder een tweede
onderzoek uit, specifiek gericht op de situatie van de bomen.
Het rapport van Prohold verschijnt op 26 februari, Het rapport van Grontmij op 9 maart.
Prohold constateert op diverse locaties wortelschade aan bomen door een te natte bodem, grond met
te weinig structuur en door de werkwijze tijdens de renovatie. Ook Grontmij concludeert dat de
hydrologische omstandigheden in het park niet goed zijn. Beiden stellen een aantal concrete
maatregelen voor.
Op 2 maart vindt een expertmeeting plaats, waar de aanpak op basis van de onderzoeksrapporten
wordt vastgesteld. Op 7 maart starten de werkzaamheden. De wethouder informeert begin maart de
(gemeente)raadsleden middels een uitgebreide brief. Hij meldt in die brief ook dat hij aan de
bestuurscommissie Oost gevraagd heeft een evaluatie te doen naar de projectaanpak.
Half april geeft de burgemeester toestemming voor een manifestatie van de FNV in het park op 1 mei.
Deze manifestatie leidt opnieuw tot forse schade. Het park is nog kwetsbaar.
14
In een brief van juni 2016 maakt de stadsdeelportefeuillehouder de stand van zaken op van het
project en geeft ook een voorlopige stand van de schade aan de bomen. Achtentachtig bomen zijn
kwetsbaar, waarvan achttien dood. Voor de overige bomen worden waar mogelijk aanvullende
maatregelen genomen om te proberen ze te behouden.
Bij een inspectie van het pierenbad door de Provincie worden de waterspuitertjes afgekeurd. De pomp
functioneert onvoldoende en in verband met de legionellavoorschriften moet dat verbeterd worden.
Er zijn ook vragen over de veiligheid van het speel-element in het badje. Dat is mogelijk te glad. Het
element is volgens de voorschriften gecertificeerd'®. Ook bij herkeuring door de AKl-instantie wordt het
element voldoende veilig geacht. De Warenautoriteit'® die de handhavende taak heeft namens de
overheid trekt echter na die second opinion de certificering in. In overleg met de Warenautoriteit wordt
nu een antislip-laag aangebracht. Het pierenbad gaat aan het begin van het zwemseizoen 2017 weer
open.
Half augustus volgt een update van de monitoring van de bomen in het park. Prohold meldt dat de
maatregelen vruchten afwerpen: De hoeveelheid drang- en kwelwater aan de zuidzijde is sterk
afgenomen en daarmee de plasvorming en het oppervlakkig afstromende water. De plasvorming in de
beplantingsvakken aan de noordzijde is verdwenen en de zuurstofhuishouding aanzienlijk verbeterd.
De doorlatendheid van de bodem bij de bomen in de gazons is nog niet overal verbeterd. De
luchtcompressiemethode heeft geen noemenswaardige verbetering opgeleverd maar de boorgaten
laten wel een positief effect zien. De waterafvoer in de noordzijde van het park is lokaal verbeterd,
maar nog niet op alle locaties optimaal. De toestroom van regenwater vanaf de verharding in de
beplantingsvakken is sterk verminderd.
Prohold geeft ook een update van de situatie van de bomen: Er zijn drieëntwintig bomen afgestorven.
Daarnaast zijn vijf bomen in een dermate slechte staat, dat herstel uitgesloten is. Veertien bomen
staan er matig tot slecht bij en hebben een negatieve prognose. Naar verwachting zullen deze bomen
het komende jaar afsterven (totaal tweeënveertig). Ook de daarop volgende jaren kunnen nog bomen
afsterven als gevolg van de wateroverlastproblematiek. Ook onder normale omstandigheden sterven
bomen af door ziekten, aantastingen, ouderdom, uitval van jonge aanplant etc. Voor ca. tien van de
hier genoemde tweeënveertig bomen geldt dat ze dood zijn of afsterven als gevolg van één van die
andere redenen. De achtentachtig in juni als kwetsbaar gekarakteriseerde bomen worden voorlopig
nog gemonitord.
Het eindrapport van Prohold is bij de afronding van deze evaluatie nog niet beschikbaar. Prohold geeft
aan te verwachten dat die eindrapportage niet sterk afwijkt van het hierboven vermelde
tussenresultaat.
1S Eris gekeurd door een AKI. Dat is een door de minister aangewezen keuringsinstantie (AKI). Een AKI keurt het toestel en
geeft een certificaat af als het toestel veilig is en geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruiker.
NVWA, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
15
IV. Reflectie, lessen en aanbevelingen.
1 Doelen en uitgangspunten
De doelstellingen van het project verdubbeling Oosterpark zijn in verschillende documenten terug te
vinden en ze laten een ontwikkeling in de tijd zien.
Het startpunt is de Coalitie Verdubbeling Oosterpark: de coalitie stelt zich ten doel het spanningsveld
tussen park en bebouwing te organiseren.”
In de ruimtelijke visie (2008) worden de doelen van het project geconcretiseerd: Groen voor de
buurten, groene long voor Amsterdam, meer parksfeer in het bebouwde deel van het park, hekken
weg en verharding verminderen, belangrijke maatschappelijke functies behouden, gebouwen met
ingangen naar het park, versterken parkkwaliteit door hergebruik monumentale gebouwen,
ondergronds parkeren, opknappen van het groene parkdeel. De thema's zijn: cultuur, sport,
ontspanning, spelen en educatie.
In de aanloop naar het opstellen van het VO onderzoekt Grontmij de grondwaterproblematiek en de
maaivelddaling (2011). Dat verbreedt de doelstellingen van het project Verdubbeling Oosterpark
Nieuw doel is om ín samenhang met de herinrichtingsplannen een adequate oplossing te vinden voor
de verzakkingen en de waterhuishoudkundige situatie in het park, leidend tot een op
waterhuishoudkundig vlak gezond park.
Bij de deelraadsbesluiten over het VO en DO Inrichtingsplan Verdubbeling Oosterpark (2011 en 2012)
worden de doelen samengevat: Het Oosterpark wordt groter, groener en toekomstbestendig, met
gemoderniseerde en verbeterde voorzieningen, goede entrees richting centrum en door de aanpak
van de verzakkingen goede gebruiksmogelijkheden voor lange tijd.”
Alhoewel met de afronding van 1° en 2° fase pas een deel van Verdubbeling Oosterpark is
gerealiseerd en er als gevolg van de werkzaamheden en wateroverlast nog serieuze
herstelwerkzaamheden nodig zijn, vinden bijna alle gesprekspartners dat het project de doelen in
belangrijke mate heeft bereikt. Men vindt dat het park mooi wordt en waardeert de nieuwe
voorzieningen. Alleen Stichting Herstel Oosterpark is uitgesproken negatief over het resultaat.
Er zijn ook lessen te trekken. Veel gesprekspartners denken nu dat doelstelling: het structureel
verbeteren van de (grond)watersituatie, die later is toegevoegd, een belangrijker rol had moeten
spelen. Een deel van de problemen die na afronding van de werkzaamheden is ontstaan, had dan
mogelijk voorkomen kunnen worden. Diverse projectgroepleden en beheerders vinden achteraf dat
bijvoorbeeld bij de keuze voor moment en wijze van uitvoering, de grond- en waterhuishoudkundige
omstandigheden van het park zwaarder hadden moeten wegen: werken in zomer of winter?
Gefaseerd of compact uitvoeren? De architect zegt dat hij wellicht in een aantal gevallen tot andere
(beplantings)keuzes was gekomen als hij het delicate evenwicht in het park anders had gewogen.
Later in het project, vooral bij de aanvraag van de kapvergunning, ontstaat discussie en een fors
verschil van mening over de bomen in het park.
Diverse gesprekspartners stellen (zich) de vraag of niet bij de start van het project duidelijkere keuzes
hadden moeten worden gemaakt. Genoemd wordt de keuze tussen een ontwerp dat de bestaande
situatie en met name het “gezonde groen” als belangrijkste uitgangspunt neemt en daar omheen
renoveert of een ontwerp dat meer ruimte geeft voor functionele en esthetische afwegingen t.a.v. het
groen.
Teruglezend in de stukken en luisterend naar de gesprekspartners lijkt er in de loop van de tijd enige
verschuiving t.a.v. het denken over het groen geweest te zijn. Hieronder 2 citaten. De eerste uit de
ruimtelijke visie van DS landschapsarchitecten (2008) en de tweede uit de beheervisie van Buro Sant
en co(2011)
Ruimtelijke visie 2008:
Met alle bomen wordt uitermate zorgvuldig omgegaan. Grote bomen en natuurlijk de oude
monumentale bomen worden gehandhaafd en waar nodig ontdaan van onderbegroeiing. Het
wortelstelsel van monumentale bomen wordt ongemoeid gelaten (niet bouwen, niet verharden). (..) In
uitzonderlijke gevallen zal een boom wijken voor bebouwing of verharding. In dat geval moet het door
een volwassen boom gecompenseerd worden op een andere plek ín het park. Wanneer beplanting,
waaronder bomen van mindere waarde, moet wijken zal deze zoveel mogelijk worden gecompenseerd
op plekken waar juist beplanting moet komen.
16
Beheervisie 2011:
Het is belangrijk om diversiteit te brengen in bomen door nieuwe boomsoorten te planten en
bestaande eenvormigheid te doorbreken. Een deel van de bestaande bomen moet gekapt worden om
ruimtes in ere te herstellen en nieuwe ruimtes te vormen. Opschot dient gericht verwijderd te worden.
Naar schatting wordt 25% van het bomenbestand in de Noordrand gedund.
Deze citaten laten een verschil in toon zien. Tegelijkertijd is in de gesprekken door niemand
aangegeven dat er met de keuze van de ontwerpend architect een trendbreuk beoogd of ervaren is.
Het lijkt er op dat lange tijd iedereen zijn eigen interpretatie geeft aan beschrijvingen van de aanpak
van het park (t.a.v. de bomen). De inhoudelijke en meer gedetailleerde bespreking van de plannen
m.b.t. de bomen vindt plaats in relatief kleine kring en leidt daar wel tot discussie, maar niet tot
blokkades. Pas als het concrete getal van vierhonderd te kappen bomen bekend wordt, blijkt dat niet
iedereen zich het zelfde heeft voorgesteld bij de plannen. Dit is mogelijk mede terug te voeren op
verschil in opvattingen over het soort ontwerp dat gewenst wordt.
Het advies dat een aantal betrokkenen geeft is om bij de start van een dergelijk proces, bijvoorbeeld
bij de keuze van een ontwerper, het eindbeeld veel explicieter aan de orde te laten komen. Eventuele
verschillen van inzicht over het gewenste eindbeeld kunnen beter in de visie-fase dan bij de
kapvergunningsprocedure worden beslecht. In dat verband is het ook aan te bevelen de
bomeninventarisatie naar voren te trekken en vroeg in het proces een effectanalyse te doen op
voorgestelde ontwerpvarianten.
Aanbevelingen:
Y_ Maak het verbeteren van de (grond)watersituatie bij parkrenovaties een prominente
doelstelling (1)
Y_ Expliciteer bij de start van de renovatie het gewenste eindbeeld, inclusief vroege
bomeninventarisatie en effect-analyse (2)
2 Onderzoek, tegenspraak en risicobeheersing
Onderzoek
Diverse gesprekspartners vragen zich af of er, ter voorkoming van problemen later in het proces,
voldoende (gericht) onderzoek is gedaan bij de start van het project. Twee onderwerpen springen er
uit: bomeninventarisatie en waterhuishouding & bodemgesteldheid.
In de loop van het project is een groot aantal onderzoeken gedaan. Bij het projectbesluit in 2009 wordt
een aantal genoemd dat “al uitgevoerd is of wordt om tot een goede basis voor de uitvoering te komen
en aan de wettelijke voorschriften te voldoen”. ”
In 2011 wordt een onderzoek gedaan door Grontmij in samenwerking met Alterra. Opdracht is om in
samenhang met de herinrichtingsplannen een adequate oplossing te vinden voor de verzakkingen en
de waterhuishoudkundige situatie in het park. Dit onderzoek is de basis voor het besluit, genomen bij
de vaststelling van het VO, tot de combi-variant voor het oplossen van de waterproblematiek in het
park. Het is ook de basis voor het bestek voor de renovatie. _
In het VO (2011) en DO (2012) worden actualisaties en nieuwe onderzoeken toegevoegd”. Ook in
die periode, wordt onderzoek gedaan naar ‘de bomen en groeiplaats Oosterpark rond muziekkoepel’
door bureau New York (feb 2012). Tevens wordt er een BLVC-plan (Bereikbaarheid, Leefbaarheid,
Veiligheid en Communicatie) opgesteld.
Grontmij adviseert in 2011 is om peilbuizen te plaatsen bij gevoelige objecten rond en in het park en
deze regelmatig te bemeten”". Het projectteam neemt deze aanbeveling over. Waternet krijgt de
opdracht een meetnet aan te leggen De werkzaamheden voor dit meetnet beginnen rond oktober
2012. Eind juli 2015 is de eindrapportage van de metingen opgeleverd. Doel van het meetnet is om te
monitoren in hoeverre de renovatiewerkzaamheden in het Oosterpark (2012-2015) van invloed zijn op
de grondwaterstand in het park zelf en de directe omgeving. De conclusie uit het onderzoek is “dat de
werkzaamheden ín het Oosterpark niet direct een zichtbare invloed op de grondwaterstanden ín het
park hebben. Dat wil zeggen dat de extreme waarden die in de verschillende peilfilters zijn gemeten,
gedurende de werkzaamheden, al eerder in de historie van deze filters is vastgesteld”.
In 2013, 2014 en 2015 zijn diverse asbestonderzoeken gedaan.”
17
Ook zijn (tot drie keer toe) inmetingen van de bomen gedaan.
Er is dus in totaliteit veel onderzoek gedaan.
In 2016 volgen nog diverse onderzoeken naar de wateroverlast en de gevolgen daarvan voor het
groen o.a. door Prohold en Grontmij.
Bomeninventarisatie
Veel gesprekspartners noemen de problemen met de bomeninventarisatie als een verbeterpunt. De
bomeninventarisatie waar aanvankelijk mee is gewerkt, is onvoldoende gedetailleerd en nauwkeurig.
Dat leidt tot veel discussie over aantallen en kenmerken van de bomen die in het park staan. Het
creëert ook achterdocht bij sommige bewoners over de intenties van het stadsdeel (houdt men
informatie achter?) Dat is met een goede inventarisatie te voorkomen.
Geadviseerd wordt om een uitgebreide bomeninventarisatie in een vroeg stadium op te stellen. Liefst
gezamenlijk uitgevoerd door een landmeetkundige en boomdeskundige, zodat plaats (coördinaten),
omvang, kenmerken, kwaliteit, vitaliteit en toekomstverwachting integraal in beeld komt. Daarmee kan
in een vroeg stadium een inschatting gemaakt worden van de impact die renovatieplannen op het
bomenbestand hebben (of het bomenbestand op de renovatie). Bij een lange doorlooptijd van een
project is het bovendien aan te bevelen de inventarisatie met enige regelmaat te actualiseren. Een
boom kan snel doorgroeien en bijvoorbeeld uiteindelijk kapvergunning-plichtig blijken, waar dat bij de
start van het project nog niet zo was.
Waterhuishoudkundige situatie
De hier eerder genoemde, qua deskundigheden, breed samengestelde werkgroep Water begeleidt de
aanbesteding en de uitvoering van het onderzoek van Grontmij in 2011 naar de verzakkingen en de
waterhuishoudkundige situatie. De uitkomst van het onderzoek brengt de waterproblematiek in beeld
en de aanbevelingen bij de door de deelraad gekozen combi-variant houden in het algemeen stand.
Maar er zijn ook kanttekeningen geplaatst. In de eerste plaats is grondig onderzoek naar verzakkingen
en de waterhuishoudkundige situatie noodzakelijk, maar niet voldoende. Meer dan met het onderzoek
van Grontmij is gebeurd, moet de focus ook liggen op de bodemgesteldheid en de onderlinge relaties
tussen bodem, water en beplanting (zegt ook Grontmij zelf). Dit omdat de bodemgesteldheid een
essentiële factor is bij keuzes voor aanpak en inrichtingsmogelijkheden van een parkrenovatie zoals
die in het Oosterpark. De oude parken in Amsterdam zijn extreem kwetsbaar en vragen een
bijzondere aanpak. Meerdere gesprekspartners noemen dit besef tegelijkertijd als positieve opbrengst
van het project Verdubbeling Oosterpark. Met het Parkenprotocol in de maak en een stedelijke pilot
“bodemonderzoek stadsparken” wordt inmiddels op diverse manieren vorm gegeven aan de nieuwe
inzichten.
Tijdens de werkzaamheden is de waterhuishouding gemonitord door Waternet, deze gegevens zijn
gedeeld met Grontmij en het Ingenieursbureau. De metingen zijn medio 2015 afgerond conform
contract. Conclusie is dat de werkzaamheden in het Oosterpark niet direct een zichtbare invloed op de
grondwaterstanden in het park hebben. Nadat de wateroverlastproblemen zich manifesteren, zijn
begin 2016 de metingen hervat. Overigens had continuering van de metingen in 2015 de acute
situatie in de winter van 15/16 waarschijnlijk niet voorkomen. Het soort wateroverlast (slechte afvoer
van regenwater en kapotte en verstopte drainagebuizen) is pas na langere tijd zichtbaar in
peilbuismetingen die tot doel hebben de grondwaterstand monitoren.
Wel bevelen de betrokkenen aan, vanwege de delicate situatie van veel Amsterdamse parken, om
standaard een uitgebreid netwerk van meetpunten te installeren en permanent te monitoren.
Aanbevelingen:
Y Geef een boomdeskundige en een landmeetkundige de opdracht om gezamenlijk een bomen-
inventarisatie te doen. (3)
Y_ Inventariseer coördinaten, omvang, kenmerken, kwaliteit, vitaliteit en toekomstverwachting. (4)
Y_ Actualiseer de bomeninventarisatie regelmatig bij langere doorlooptijd. (5)
Doe vooraf niet alleen grondig onderzoek naar waterhuishouding, maar ook naar
bodemgesteldheid en -samenstelling in relatie tot beplantingswensen. (6)
/_ Installeer en monitor permanent een uitgebreid netwerk aan peilbuizen in kwetsbare parken.
(7)
Tegenspraak, externe toetsing en risico-inventarisatie
In de voorbereiding op VO en DO is op diverse momenten extern getoetst op onderdelen van het plan
en ook is er tegenspraak georganiseerd. Tijdens het opstellen van de Visie Verdubbeling Oosterpark,
18
het Voorlopig Ontwerp Inrichtingsplan en de uitwerking in het Definitief Ontwerp fase 1 en 2 is op de
inhoud advies gevraagd aan diverse partijen“ en zijn er excursies georganiseerd naar vergelijkbare
projecten
Daarnaast zijn ook bredere sessies georganiseerd. Het VO is besproken tijdens een sessie bij Elanr”
op 7 november 2011 (georganiseerd vanuit het toenmalige DRO). In de zomer van 2012 is een
meetlatsessie MuzyQ gehouden. Alle 16 aanbevelingen van MuzyQ zijn tegen het project
Verdubbeling Oosterpark gehouden in een interne werksessie (in nota van beantwoording bij DO
wordt hier over gesproken en het verslag is daar toegevoegd). Belangrijke thema’s zijn o.a.
contraexpertise, risico’s inzichtelijk, transparantie, financieel inzichtelijk, informeren deelraad, inhuren
externe deskundigheid waar nodig. Conclusie van de sessie is dat de aanbevelingen van MuzyQ, voor
zover van toepassing, ter harte zijn genomen en aanvullende actie niet nodig is.
Datzelfde jaar vindt een dwarskijksessie plaats”". Centraal thema van de dwarskijksessie is de
maatschappelijke verantwoording van het uitvoeren van een dergelijk grootschalig plan, in de huidige
tijdsgeest. De aanbevelingen” betreffen o.a. strategie, organisatie, financiële risico's van het project.
Tevens wordt geadviseerd de focus goed op de gebruikers van het park te houden.
Daarnaast zijn er gedurende de hele looptijd van het project risico-inventarisaties gemaakt.
In het projectbesluit (2009), VO (2011) en DO (2012) zijn risicoparagrafen en beheersmaatregelen
opgenomen. Daarna stelt het projectteam intern, in dec 2013 en februari 2015, risicomatrixen met
beheersmaatregelen op.
In de eerste jaren van het project liggen de risico’s vooral op het gebied van de realisatie en planning
van de vastgoedplannen, het tijdig besteden van de groengelden en het hebben van voldoende
budget om de aanpak van de verzakking en het toekomstig beheer op een voldoende niveau te
kunnen uitvoeren. Ten tijde van de (overgang naar) de uitvoering komen daar risico’s bij voor
vertraging van de renovatie van het park door juridische procedures.
In algemene zin zijn deze risico's beheerst. Het project Verdubbeling Oosterpark is (in 2011) in fases
en subfases opgeknipt om te voorkomen dat vertraging bij één vastgoedproject niet tot vertraging van
het totale project gaat leiden. Voor de besteding van de groengelden is uitstel gekregen zodat het
budget beschikbaar blijft voor het project. Voor de aanpak van de verzakking komt voldoende budget
om de combi-variant uit te voeren en in de deelraad wordt een besluit genomen t.a.v. het beheer van
het park op een gewenst, hoger niveau. T.a.v. de vertragingen is ingezet op overleg en concessies
aan de bezwaarmakers en is hoge druk gehouden op de opleveringsdatum.
Alles overziend is er serieus en gedurende de hele looptijd van het project aandacht voor de risico's.
Er is geprobeerd door externe partijen mee te laten kijken en door lessen (MuzyQ) uit het verleden te
betrekken bij de afwegingen, om het project op het geplande spoor te houden.
Toch, zo geven veel gesprekspartners aan, is het stadsdeel door twee problemen verrast. In eerste
instantie door de felle weerstand tegen de kapvergunning, terwijl bij het vaststellen van het DO de
eensgezindheid zo groot lijkt. De beheersmaatregelen: overleg en concessies, leiden daar uiteindelijk
wel tot resultaat, maar is een jaar vertraging in het project opgetreden.
Bij het onderwerp participatie en communicatie wordt op de te trekken lessen ingegaan.
Het meest onverwacht komt de wateroverlast, aan het einde van fase 1 en 2 van het project. Dat is
niet als risico voorzien. Daar toont zich ook de beperking van instrumenten als risico-inventarisatie,
externe toetsing en tegenspraak. Voor wat niet in beeld is, bedenk je geen beheersmaatregelen.
De kunst is dus ook het onbedachte in beeld te krijgen. Mogelijk worden risico's ten aanzien van de
bodem en waterhuishouding anders gewogen wanneer de grote kwetsbaarheid van het park en het
delicate water/grond evenwicht bij het maken van de risicoanalyse sterk leeft. In dat geval is het
vanzelfsprekender om juist ook groen/grond/water experts te bevragen voor de analyse.
Aanbevelingen:
{Zorg voor regelmatige risico-inventarisatie, externe toetsing en tegenspraak. (8)
/ Bekijk het project vanuit zoveel mogelijk invalshoeken ( kijk daarbij ook terug op de
onderzoeksvragen die voor het project zijn uitgezet). (9)
19
3 Organisatie en aansturing
De gesprekspartners hebben op diverse thema's die met de organisatie van het project te maken
hebben gereflecteerd.
Specialistische kennis
Het renovatieproject is van een dermate omvang en complexiteit dat de aanwezige specialistische
ervaring en deskundigheid op onderdelen ontoereikend blijkt. Soms is dit tussentijds aangevuld, soms
is de constatering achteraf gedaan. Genoemd is o.a. specialistische kennis van bodemgesteldheid en
waterhuishouding, beplanting in bijzondere omstandigheden, aanbesteden bijzondere elementen
zoals waterpartijen en speelobjecten.
Grontmij heeft vooronderzoek gedaan en tot aan het VO was ook een planadviseur van Waternet
betrokken. Het wordt achteraf betreurd dat er tijdens de uitvoeringsfase van het project niet structureel
gespecialiseerde water/bodem kennis is aangehaakt. Dat kan tot andere keuzes leiden. Bijvoorbeeld
op de momenten dat er discussie ontstaat over onderdelen van het bestek en bijvoorbeeld in situaties
waarin keuzes moesten worden gemaakt t.a.v. de weersomstandigheden tijdens de uitvoering. De
architect geeft in het gesprek aan dat hij in een volgend, vergelijkbaar project inmiddels op structurele
basis water/bodem deskundigheid heeft aangetrokken. Ook de planadviseur van Waternet ziet graag
de betrokkenheid van Waternet in dit soort grote projecten versterkt. Hij geeft aandachtspunten” mee
inzake de ingewikkelde verantwoordelijkheidsverdeling tussen Waternet en stadsdeel.
Extra expertise op het gebied van bomen en bodemstructuur lijkt gewenst. Dat kan door naast de
locale expertise ook andere gemeentelijke experts meer in te zetten in dit soort projecten. Diverse
gesprekspartners geven verder aan dat het ook nuttig is de gezamenlijke Amsterdamse expertise
verder uit te breiden, bijvoorbeeld met kennis op het gebied van bijzondere elementen (b.v. speel- en
waterelementen). Er is behoefte aan die kennis bij overleg, onderhandeling en afstemming met
ontwerpende en verkopende partijen van deze voorzieningen. Dit valt misschien te organiseren in
samenhang met het nieuwe Parkenprotocol.
Ten aanzien van de directievoering is opgemerkt dat er weliswaar ervaren medewerkers zijn
aangewezen, maar dat de omvang en complexiteit van dit project voor hen nieuw is. De extra
ondersteuning die zij vanuit de stadsdeelorganisatie zouden krijgen, blijft uit. Dat is mogelijk
veroorzaakt door de gemeentelijke reorganisatie (per 1/1/2015) tijdens de uitvoeringsperiode, waarbij
zij naar het stedelijke ingenieursbureau overgingen. Ook vinden de directievoerders zelf het aantal
beschikbare uren beperkt en de faciliteiten niet optimaal. Dit leidt tot risico’s, temeer waar het project
in de uitvoeringsfase voor ingewikkelde vragen komt te staan vanwege de beperkingen van het bestek
en de moeilijke werkomstandigheden.
Bij dit soort complexe projecten is het belangrijk, ook gedurende de uitvoering, specialistische kennis
in te zetten (van binnen en desgewenst ook van buiten de gemeente) en met zeer ervaren krachten te
werken. Een ander advies is om de beoogde directievoerders actiever bij het opstellen van het bestek
te betrekken, dat verhoogt ook de continuïteit in het proces.
Lessen
Y Betrek ook gedurende de uitvoeringsfase specialistische kennis op het gebied van
bodem/beplanting en water bij het project (10)
Y_ Versterk de gemeentelijke expertise op bijzondere elementen (b.v. speel- en waterelementen)
(11)
Y Kies voor zeer ervaren directievoerders, betrek hen vroeg en faciliteer hen goed. (12)
Aansturing project.
Veel van de gesprekspartners hebben waardering voor de leiding en aansturing van het project.
Diverse leden van het projectteam zijn uitgesproken positief over de samenwerking. Tegelijkertijd is
voor degenen die op locatie, in het park, bij de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden betrokken
zijn, de projectorganisatie en de besluitvormingsstructuur onvoldoende duidelijk en zichtbaar. Op
belangrijke momenten is voor hen niet altijd helder wie beslissingen neemt en waarom. Dit kan mede
veroorzaakt zijn doordat in de uitvoeringsfase onevenredig veel energie van de projectleiding
gevraagd wordt voor de aanhoudende oppositie tegen het project. Ook de relatief kleine aanstellingen
20
van diverse leden van het projectteam kunnen aanleiding tot onduidelijkheid hebben gegeven. De
inzet van minder mensen met elk grotere aanstellingen kan meer structuur geven.
Eén van de adviezen van de dwarskijksessie uit 2011 is: vorm de projectorganisatie (bedoeld is t.b.v.
de uitvoering) om tot een ‘hark’ met een eenduidige aansturing, maar behoud tegelijkertijd de
continuïteit. Ook voor toekomstige projecten lijkt dit een waardevolle aanbeveling. Bij de uitvoering zijn
andere partijen betrokken dan in de voorbereiding. Dat vraagt om een leiderschapsstijl die daarop
aangepast is.
Aanbevelingen:
/ Pas leiderschap(stijl), inrichting projectgroep en werkwijze aan, aan de fase van het project.
(13)
Y_ Zorg als opdrachtgever, dat het projectteam zich op de corebusiness kan richten. (14)
Beheer en projectorganisatie
Een knelpunt door veel gesprekspartners aangedragen, is de samenwerking tussen project en de
afdeling Beheer. Dit is een klassieke valkuil bij openbare ruimte projecten.
Er zijn cultuurverschillen, verschillen in wat men een logische aanpak vindt en verschillen in hiërarchie
die allemaal een rol spelen als lijn- en projectorganisatie samen aan een opgave werken.
Bovendien doet een project, uit de aard van de zaak, altijd inbreuk op de normale gang van zaken:
beheerders raken tijdelijk hun leidende rol kwijt en moeten na afloop met het eindproduct verder. Dat
kan spanning geven.
Beide partijen geven aan dat het, ondanks inspanningen, niet altijd lukt optimaal samen te werken.
Beheerders zijn betrokken bij het opstellen van VO en DO en bij het opstellen van de beheervisie. Dat
zijn goede momenten om beheerbewuste denkbeelden in te brengen in het ontwerp. In de fase van
het opstellen van het bestek verloopt e.e.a. minder soepel (te weinig tijd en/of te weinig
betrokkenheid).
Bij de aanpak van de wateroverlast in de winter van 2015/2016 valt op dat tamelijk abrupt de vaste
aannemer van Beheer is ingezet, voordat de oplevering door de projectaannemer is afgehandeld. Dat
kan risico’s ten aanzien van de garantie met zich meebrengen.
Een project is te gast in het beheergebied. Beheerbewust ontwerpen is een belangrijk uitgangspunt
voor een geslaagd project. Het is nuttig dat beheerders vanaf het begin betrokken zijn, zoals ook hier
is gebeurd en zichtbaar invloed hebben op ontwerpen en bestek. Beheerders moeten ook zelf die rol
opeisen en waar willen maken. Daarmee worden ontwerp en bestek een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Ook als er later tekortkomingen blijken.
Nog een zijdelingse opmerking t.a.v. de relatie beheer en project. Het achterstallig onderhoud is in de
scope van het project opgenomen. Het gaat om ongeveer tweehonderd zaailingen en zieke bomen.
Vanuit het principe ‘werk met werk maken!” is dit geen onlogische aanpak wanneer er achterstallig
onderhoud is. De beheerbudgetten zijn beperkt. Tegelijkertijd belast deze keuze het project. De
verdubbeling van het Oosterpark wordt nu in de beeldvorming gekoppeld aan de kap van vierhonderd
bomen. De aanbeveling is om in het reguliere onderhoud meer te sturen op het voorkomen van
achterstallig onderhoud.
Aanbevelingen:
Y_ Ontwerp beheerbewust, samen met beheerder. (15)
Y Geef beheerder expliciete medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het bestek en een
zichtbare adviesrol in de uitvoeringsfase van het project. (16)
/_Faciliteer als lijnorganisatie de beheerafdeling hiertoe met tijd en kwaliteit. (17)
Y__ Voorkom achterstallig onderhoud. (18)
17 Vanwege efficiëntie en overlastvermindering verschillende werkzaamheden op één locatie tegelijk uitvoeren
21
Binnengemeentelijke samenwerking
Bij dit project zijn verschillende onderdelen van de gemeentelijke organisatie betrokken in
adviserende, toetsende en opdracht-nemende rollen. Naast de deskundigen op het gebied van bomen
en parkrenovatie uit het eigen stadsdeel en van stadsdeel Zuid( Vondelpark) zijn er ook bij de Ruimte
en Duurzaamheid (R&D)'® specialisten op dit gebied. Deze laatste zijn niet nadrukkelijk betrokken
geweest. Dat is een verbeterpunt.
Daarnaast blijkt dat er, mede door die geringe betrokkenheid, bij R&D weinig zicht is op het project.
Ook het feit dat zich begin 2015 een grote reorganisatie voltrekt in Amsterdam en de nieuwe
structuren zich nog moeten zetten, speelt daarbij een rol. Dat zijn complicerende factoren op het
moment dat stadsdeel en R&D moeten samenwerken bij het opstellen van reacties voor besturen en
de pers over de wateroverlast. Er is over en weer nog weinig ervaring met de nieuwe besluitvormings-
en communicatielijnen en de bijbehorende gezichten.
Om te voorkomen dat gemeenteonderdelen tegenover elkaar komen te staan op momenten dat juist
eenheid is geboden, is het aan te bevelen om de vak-experts van stedelijke afdelingen eerder en
nauwer te betrekken en te informeren over grote stadsdeelprojecten. Dat geldt des te sterker voor de
toekomst nu sinds 2015 veel expertise gecentraliseerd is. Ook ten aanzien van de communicatie geldt
dat kennis van zaken over de inhoud van het project en wederzijds zicht op de interne
communicatielijnen van belang is. Het maakt het mogelijk adequaat te reageren op vragen en snel te
acteren bij incidenten. Deze samenwerking speelt dus op allerlei niveaus van het project. In de
gesprekken met de ambtelijk opdrachtgevers van het project, komt naar voren dat zij daar een
actievere rol in willen spelen. Nu sinds de reorganisatie van 2015 het ambtelijk opdrachtgeverschap
prominenter is gepositioneerd, is daar ook meer tijd en gelegenheid voor.
De aanbeveling t.a.v. samenwerking en informeren geldt ook de bestuurlijke betrokkenheid.
Door de tijd zijn gedurende drie bestuursperiodes, telkens twee stadsdeelbestuurders opdrachtgever
voor het project. Ze zijn nauw betrokken bij de diverse stappen, het initiatief, de inspraak, de
bestuurlijke besluitvorming en later de onderhandelingen rondom de bomen. Ze hebben dus veel
kennis van het project en de omstandigheden. Op het moment dat de wateroverlast zich manifesteert,
dreigt dat stadsdeel en gemeenteraad tegenover elkaar komen te staan. Korte lijnen en geïnformeerd
zijn is dan van belang. Het helpt als de betreffende wethouder op voorhand globaal op de hoogte is
van het project. Hij kan dan kritische vragen stellen als daar aanleiding toe lijkt en tegelijk de
gemeenteraad snel van feitelijke informatie te voorzien op momenten dat de emoties oplopen.
Het is dus aan te bevelen om het college, en daarbinnen specifiek de betrokken wethouder,
gedurende de looptijd van een stadsdeelproject regelmatig te informeren. Ook via werkbezoeken,
zoals in dit project is gebeurd.
Het project Verdubbeling Oosterpark is bij de start niet alleen gepositioneerd als een ‘Parel van Oost’
maar ook als een parel van de stad. Vanuit het gemeentelijk Groenfonds is bijgedragen aan het
project. Wederzijdse betrokkenheid ligt voor de hand.
Aanbevelingen:
‘Betrek samen met de eigen deskundigen ook stedelijke specialisten in complexe projecten.
(19)
Y_ Zorg gezamenlijk (stad en stadsdeel) voor voldoende stadsbrede bestuurlijke zowel als
ambtelijke bekendheid met de voortgang van het project gedurende de hele doorlooptijd. (20)
4 Planning en tijdsdruk
Planning
Het project Verdubbeling Oosterpark 1° en 2° fase kent een doorlooptijd van 2008 tot 2015.
Bij de vaststelling van projectbesluit Verdubbeling Oosterpark (april 2009) gaat men uit van een
investeringsbesluit per eind 2010. Uitgangspunt is op dat moment dat het gehele project in één keer
tot uitvoering komt. Er wordt geen verwachte opleverdatum voor het project genoemd.
De aanloop naar het investeringsbesluit loopt vertraging op doordat er nog diverse gesprekken lopen
over ontwikkelingen rondom panden aan de rand van het park. Een tweede reden van vertraging is
18 Tot de reorganisatie van 2015 waren deze specialisten werkzaam bij DRO. DRO had een andere (afstandelijkere) rol t.o.v.
stadsdeelprojecten dan het huidige R&D.
22
het besluit in 2011 om de aanpak van de verzakkingen in de plannen op te nemen. Daarvoor is eerst
onderzoek nodig. Dit besluit breidt de scope van het project uit.
De portefeuillenouder kondigt in mei 2011, in een deelraadsbrief, aan dat de uitvoering wordt
gefaseerd vanwege onduidelijkheid over de toekomst van twee UvA-panden en de KIT -gebouwen.
Het voorlopig ontwerp en het investeringsbesluit voor de 1° en 2° fase worden eind 2011 vastgesteld.
Dit is een jaar later dan de oorspronkelijke planning. De gefaseerde uitvoering is voor fase 1 en 2
tussen 2011-2014 gepland en voor fase 3 en 4 in de periode 2014-2018.
In de uitvoering van fase 1 en 2 ontstaat vervolgens 1 jaar vertraging vanwege de discussie over de
bomen. Het park wordt geopend in sept 2015.
Totaal is er dus nu ongeveer 2 jaar vertraging opgetreden in fase 1 en 2 en is het project ondertussen
in fasen opgedeeld. Wanneer fase 3 en 4 in 2018 worden afgerond is dat tien jaar na de start met de
bestuursopdracht integraal project Oosterpark (april 2008).
Aan het oorspronkelijk project van de coalitie Verdubbeling Oosterpark deden veel particuliere partijen
mee. De sturing op de planning van het project is daarmee voor een belangrijk deel niet in handen van
het stadsdeel. Het ontwikkelingstempo van de diverse partijen, zowel private partijen onderling als
deze partijen ten opzichte van het stadsdeel, is ongelijktijdig. Het Plaberum, waarmee in de eerste
periode is gewerkt, kent een uitgebreide procedure die sterk is gelieerd aan vastgoedontwikkeling.
Omdat er echter voor het plan voor de verdubbeling van het Oosterpark geen grondexploitatie is
opgesteld, stellen sommige gesprekspartners zich de vraag of de aanloopfase niet bekort had kunnen
worden. Het Plaberum vraagt veel voorbereidende stappen. Met een globaler ‘masterplan’ kan een
startfase misschien sneller doorlopen worden. De diverse ontwikkelingen kunnen dan meer hun eigen
tempo volgen en de partijen hoeven minder op elkaar te wachten. Hotel Arena geeft bijvoorbeeld aan
dat het misschien met een andere werkwijze sneller en daarmee (voor hun deel van het project)
substantieel goedkoper tot het gewenste eindresultaat had kunnen komen. Ook het projectteam geeft
aan dat hoe langer de doorlooptijd, hoe lastiger het wordt om iedereen aangehaakt en goed
geïnformeerd te houden. Al was het maar gezien de wijzigingen in de organisatorische en bestuurlijke
context in de periode 2008-2018. De gemeentelijke organisatie en de bestuurlijke verhoudingen zijn in
die periode meermalig en drastisch gewijzigd: meerdere stadsbrede reorganisaties en wijzigingen in
de bevoegdheden; meerdere verkiezingen en collegewisselingen.
Veel gesprekspartners vinden de keuze voor fasering, waartoe in 2011 is besloten, verstandig. Er zijn
zelfs betrokkenen die achteraf concluderen dat ook de renovatie van het park beter in nog meer
deelfases uitgevoerd had kunnen worden. Om het project beter behapbaar te maken en om
gaandeweg te leren wat werkt en wat niet.
Achteraf is het moeilijk te beoordelen of het verdubbelingsplan ook voldoende in beweging was
gekomen, wanneer al bij de start direct voor een gefaseerde aanpak was gekozen. Het is de vraag of
er in dat geval wel voldoende gevoel van urgentie is bij alle partijen om creatieve oplossingen te
vinden voor problemen waar men tegen aanloopt, zoals de vastgoedcrisis?
Aanbeveling:
Y_ Overweeg, bij complexe plannen met een hoog ambitieniveau, of een gefaseerde aanpak
productief kan zijn en richt het project zo in dat het later goed opdeelbaar is. Het bij aanvang
opstellen van een prognose m.b.t. de opleverdatum is behulpzaam bij die afweging. (21)
Tijdsdruk
Het gemeentebestuur heeft het stadsdeel een substantieel bedrag uit de zogenaamde Groengelden
toegezegd voor de uitvoering van het project Verdubbeling Oosterpark”. De risicoanalyses van VO en
DO refereren aan de deadline voor besteden en afrekenen van deze gelden (eind 2013). Wanneer
deze deadline niet gehaald wordt, dreigt intrekking van de toezegging en is er onvoldoende geld voor
de uitvoering van de plannen. De planning voor de uitvoering van de 1° en 2° fase bij de vaststelling
van het VO (2011-2014) is in dit perspectief krap.
Eind 2013 valt het besluit de start van de uitvoering uit te stellen. In de risicoanalyse van december
2013 is als risico opgenomen: Mislopen van (een deel van) de toegekende groengelden. Vanwege de
latere start van de uitvoering ivm de bezwaarschriftenprocedure rondom de kapvergunning is uitstel
gevraagd aan B&W. De Groengelden moeten nu volledig zijn besteed voor 1 november 2014.
Met een verwachte start van de uitvoering in september 2014 leidt ook dit weer tot een hele krappe
planning.
Betrokkenen geven aan dat de deadline voor het besteden van de groengelden tot forse, ongewenste
druk leidt. Twee momenten springen er uit: Ten eerste de tijdsdruk voorafgaand aan de aanbesteding
23
van de renovatie. De kwaliteit van het bestek heeft daaronder geleden, geven de gesprekspartners
aan. Paragraaf 7 gaat hier op in.
Ten tweede is er de druk op de oplevering. Die tijdsdruk bij de oplevering komt overigens niet alleen
voort uit de regels rondom de groengelden, maar is ook het gevolg van de keuze voor het werken in
de winter in combinatie met de compacte aanpak van de werkzaamheden. Door de tijdsdruk is er
meer in natte omstandigheden gewerkt dan verstandig is. Ook is er in een aantal gevallen grondwerk
verricht en beplant onder af te raden omstandigheden. Zie voor de aanbevelingen ook de paragraaf
over de aanbestedingen.
Aanbeveling:
Y__ Gemeentelijke subsidieregelingen zouden niet alleen moeten sturen op de datum waarop het
geld besteed moet zijn, maar ook op de feitelijke voortgang van (de voorbereiding en)
uitvoering van een project, zodat geen tijdsdruk ontstaat die tot ongewenste beslissingen leidt.
(22)
5 Participatie en communicatie
In het project Verdubbeling Oosterpark is veel aandacht besteed aan participatie en communicatie.
Het stadsdeel organiseert in de aanloop naar het Projectbesluit inspraak middels inloopavonden,
enquête en krijgt reacties van o.a. de participatiegroep Oosterpark. Voor het voorlopig ontwerp spreekt
men met een groot aantal mensen over het park om draagvlak te creëren en informatie te verzamelen
voor het ontwerp. De bewoners-klankbordgroep Verdubbeling Oosterpark adviseert de
landschapsarchitect over een periode van twee jaar, tot aan het definitief ontwerp. Binnen de
klankbordgroep is een bomenwerkgroep actief, die meedenkt met het beplantingsplan. Deze groep
gaat al wandelend in het park de discussie aan met o.a. de architect en de boomdeskundige van het
stadsdeel. De professionals hebben de indruk dat hun vakinhoudelijke uitleg de deelnemers van de
bomenwerkgroep overtuigt.
Er wordt geprobeerd met onorthodoxe methodes een breed publiek te betrekken bij de plannen, men
gaat naar gebruikers toe, wandelt, interviewt, informeert in het park en communiceert via sociale
media over het park. Zowel voor VO als DO wordt ook een formele inspraakronde gehouden. Middels
deelraadsbrieven wordt de deelraad, later bestuurscommissie tussen de formele besluitvormings-
momenten in geïnformeerd wanneer er nieuws is.
Tot aan de vaststelling van het DO verloopt de communicatie voornamelijk in positief-kritische sfeer.
Nu de publicatie van de kapvergunningsaanvraag verandert de sfeer sterk. Het stadsdeel wordt
overvallen door de heftigheid van de reacties en de mate waarin de critici van de kapaanvraag de
media mobiliseren. Het project raakt in het defensief. De projectgroep probeert eerst zelf met
inhoudelijke uitleg het tij te keren. Wanneer ook raadsleden gaan twijfelen aan het door hen
vastgestelde DO is bestuurlijk ingrijpen nodig.
Tegelijkertijd raakt de discussie, die in heel Amsterdam aanzwelt over hoeveelheid, intensiteit en
geschiktheid van locaties voor evenementen, vermengd met de discussie over de bomenkap in het
park.
Nadat op bestuurlijk niveau een compromis is gesloten met de VVO en de (voorbereiding van de)
uitvoering kan starten, keert de rust niet weer. De vertrouwensrelatie tussen gebruikers en stadsdeel
heeft een deuk opgelopen. De van de VVO afgesplitste groep Omsingeling Oosterpark, later stichting
Herstel Oosterpark blijft zich met juridische en publicitaire middelen sterk verzetten tegen de uitvoering
van de renovatiewerkzaamheden. Het discours verplaatst zich naar de (sociale) media. Een deel van
de kritiek is zeer persoonlijk zowel richting bestuurders als ambtenaren. Het stadsdeel blijft wel in
gesprek met de VVO. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in het park worden nog
wandelingen georganiseerd, maar door de tegenstellingen die zijn ontstaan, verloopt dat moeizaam.
Verschillende gesprekspartners concluderen dat in projecten als deze meer onderscheid moet worden
gemaakt tussen de groep direct betrokken buurtbewoners, die mee doet aan het ontwikkelproces en
deel neemt aan de uitwisseling van opvattingen enerzijds en anderzijds de bewoners die in het
geweer komen op het moment dat de uitkomst van een ontwikkelproces duidelijk wordt en hen zorgen
baart. De participatie van de eerste groep voorspelt weinig over de reactie van de tweede groep op
het moment dat naar buiten komt dat er vierhonderd bomen worden gekapt. Dat vraagt andere
communicatie.
24
Het projectteam heeft zelf ook tot aan de kapaanvraag geen helder beeld van de exacte aantallen te
kappen bomen. Niemand heeft, zoals één gesprekspartner opmerkt, "bij de vaststelling van het DO de
rondjes op de tekening van het ontwerp geteld”. Meestal stelt men pas later, bij de technische
uitwerking ten behoeve van het bestek, een gedetailleerde bomeninventarisatie op.
Met name het aantal bomen dat wijkt vanwege het ontwerp is fors. Dat versterkt bij tegenstanders van
de kap de zorg dat de parkrenovatie meer evenementen in het park mogelijk maakt. Het
evenementenbeleid valt buiten de verantwoordelijkheid van de projectgroep, maar gaat in dit stadium
toch weer een rol spelen, nu in de discussie over de kapvergunning. Diverse gesprekspartners
betreuren het dat de bestuurscommissie niet eerder besloten heeft over het evenementenbeleid, dat
had de discussie over de parkrenovatie zuiverder kunnen houden.
Men trekt de conclusie dat het belangrijk is om zo vroeg mogelijk in een project inzicht in de effecten
van een ontwerp te krijgen en dat zo snel mogelijk te communiceren zowel extern als intern.
Daarnaast is geconstateerd dat het belangrijk is regie te houden op de eigen communicatie-uitingen
op sociale media. Het eigen verhaal van het project moet daar prominent in beeld zijn. Naast de
media-uitingen van andere partijen.
Vroege interne communicatie met de deelraad over de feitelijke consequenties geeft ook betere
garanties voor een solide besluitvorming en kan voorkomen dat de noodzaak gevoeld wordt
bestuurscommissie-besluiten te herzien.
Op de heropening van het park kijken veel betrokken met plezier terug. Dat is een feestelijke
bijeenkomst en ook in de pers komt het park positief naar voren. Het Parool geeft 4 sterren en als kop
aan het artikel: Het Oosterpark heeft na de renovatie in één klap iets statigs.
Vrij snel na de opening ontstaat wateroverlast in het park. De oorzaak is aanvankelijk onduidelijk Er
worden noodmaatregelen genomen en onderzoek gestart. Communiceren is lastig omdat de
resultaten van de onderzoeken niet direct beschikbaar zijn (er is geen concreet nieuws te melden). De
lijnen met de VVO worden open gehouden. De VVO waardeert dat en kiest er voor om het onderzoek
af te wachten en zich niet te zeer in de publiciteit te mengen. Herstel Oosterpark ziet in de problemen
een bevestiging van hun standpunt over de renovatie en zoekt en vindt de publiciteit.
Het onderzoek (van Grontmij) neemt meer tijd dan wenselijk is om vanuit communicatief oogpunt
adequaat te kunnen reageren. Er is veel turbulentie o.a. doordat de gemeenteraad in de discussie
betrokken raakt, Op het moment dat de wethouder opdracht geeft tot een extra, specifiek op de
bedreigde bomen gericht onderzoek, verschuift de regie op de communicatie van stadsdeel naar
stedelijk niveau.
Vanuit communicatie-oogpunt geven verschillende gesprekspartners aan dat een snellere reactie op
de waterproblematiek op basis van een praktische insteek (met een spa het park in om op te zoeken
waar het mis gaat) mogelijk het communicatie-initiatief bij het stadsdeel had kunnen houden.
De communicatie over de plannen met het park is, vinden verschillende gesprekspartners, op
onderdelen te enthousiast geweest. Ter illustratie drie voorbeelden: 1) Het is ook onder normale
omstandigheden maar voor een klein deel van het jaar mogelijk om in een park met de kenmerken
van het Oosterpark “met droge billen op het gras te zitten”. Er is gekozen voor de ‘combivariant”® bij
het verminderen van de (grond) waterproblematiek. Die keuze brengt met zich mee dat de grasmat
niet onder alle omstandigheden droog zal zijn. De laag liggende parken in de stad zijn kwetsbaar op
dit punt. Variant één uit het Grontmij onderzoek van 2011: ‘het gehele park ophogen’ is op dit moment
in Amsterdam buiten de orde. Eén van de gesprekspartners pleit er voor die problematiek op de
stedelijke agenda te zetten. Zij vraagt zich af: “Ontkomt de stad er in de toekomst aan om, geleidelijk,
alle parken op straathoogte te brengen?” 2) Het woord verdubbeling in Verdubbeling Oosterpark’ is
beeldend maar wekt misschien te hoge verwachtingen. Het park is zeker ruimer en ruimtelijker
geworden, maar niet twee keer zo groot. 3) Na een grote renovatie heeft een park tijd nodig om te
herstellen. Dat kan enkele jaren duren. Vertel dat verhaal van te voren en pas het gebruik daar op
aan.
Een voorzichtiger verwachtingen-management valt te prefereren voor de toekomst.
Samenwerking binnen Amsterdam.
Tijdens de wateroverlastperiode ontstaat ook de noodzaak tot nieuwe samenwerkingsverbanden
tussen stadsdeel, stedelijke afdelingen en bestuursdienst. Communicatie naar besturen en raden en
de externe communicatie loopt ineens over veel schijven en wordt meer bepaald door stedelijke
DP Nav. Grontmijonderzoek 2011
25
afdelingen dan door het stadsdeel, waar de meeste know how over het project zit. Dat leidt
aanvankelijk tot onduidelijkheid en onvoldoende begrip over elkaars positie. Voor de projectgroep, die
lang gewerkt heeft aan het project, is het lastig om ineens de touwtjes uit handen te moeten geven.
Uiteindelijk heeft men elkaar wel gevonden en m.b.t. de evaluatie en de volgende fases van het
project wordt nu samengewerkt.
Aanbevelingen:
Y_ Betrek omwonenden en gebruikers actief bij het verandertraject en voorkom daarbij “blinde
vlekken” (zoals hier het aantal bomen dat gaat verdwijnen). (23)
Wanneer besluitvormers de consequenties van hun besluiten vooraf kunnen overzien, is er
minder aanleiding om terug te komen op de besluitvorming. (24)
Y_ Voorkom te positieve verwachtingen. Bij conflicten of onverwachte wendingen keren ze zich
tegen het project. (25)
Y_Gun het park een herstelperiode en stem de programmering na heropening daar op af. (26)
Wees alert op de samenloop van discussies die elkaar negatief beïnvloeden (renovatie versus
evenementen). (27)
‘Houd regie op de eigen verhaal in de communicatie-uitingen: actueel, snel en transparant.
(28)
6 Aanbestedingen
Er vinden diverse aanbestedingen plaats. Voor het opstellen van een ontwerp, het onderzoek naar de
verzakkingsproblematiek, het opstellen van een bestek, de uitvoering van de renovatie van het park
fase 1 en 2 en diverse deelelementen daarbinnen zoals speeltoestellen en waterelement. Daarbij zijn
uiteenlopende methodieken gehanteerd. Voor een deel bepaald door de regels van de gemeente
Amsterdam. De betrokkenen geven aan dat de aanbestedingsprocedures normaal zijn verlopen. Bij
de aanbesteding van de uitvoering van de renovatie, de grootste gunning, is o.a. een gedetailleerd
gunningsadvies uitgebracht door het Ingenieursbureau van de gemeente.
Over de wijze van aanbesteding is door een aantal gesprekspartners opmerkingen gemaakt.
Sommigen vinden het ongelukkig om verplicht te zijn via een “preferred supplier procedure” het
bureau dat het bestek maakt te kiezen. Het projectteam wil liever kunnen kiezen uit bureaus die
ervaring hebben met de specifieke problematiek van het Oosterpark. Naar hun mening zit een
dergelijke partij niet in het raamcontract dat de gemeente op dat moment heeft. Het bureau dat uit de
aanbesteding naar voren komt, is naar de mening van het projectteam, onvoldoende geëquipeerd
voor het schrijven van het bestek. Het bureau geeft zelf aan veel ervaring te hebben met
infraprojecten en zeer grote opdrachten uit te voeren. Dat is inderdaad het geval. Maar het bureau
heeft minder speciale expertise op het gebied van dit soort bijzondere parken.
Ook is door sommigen naar voren gebracht dat het soms beter is om een opdracht niet aan te
besteden op laagste prijs, maar te kiezen voor specialistische kennis en kwaliteit. Als voorbeeld
worden diverse van de bijzondere elementen genoemd, waaronder de speelslang.
Wanneer aanbestedingsregels de kwaliteit van een product in de weg staan, moet gezocht kunnen
worden naar alternatieven (vanzelfsprekend altijd binnen de wettelijke kaders). De gesprekspartners
zouden graag zien dat er binnen de gemeente meer ruimte is voor het bespreken van dit soort
dilemma's.
Bij de aanbesteding van de renovatie kiest het stadsdeel voor de EMVI methode met twee extra
kwaliteitscriteria.(beperken overlast en scherpe planning) Voor de gemeente is dit een nieuwe
methodiek. Er is uitgebreid nagedacht over de kwaliteitscriteria. Terugkijkend heeft een aantal
gesprekspartners twijfel bij het criterium ‘planning’, zeker in combinatie met de keuze om te gaan
werken in de winterperiode (relatief nat). Het criterium vraagt aannemers in een korter tijdsbestek
(acht weken sneller) dan gebruikelijk, het werk af te ronden. Aan de keuze voor dit criterium ligt de
wens ten grondslag om het park voor de bezoekers zo kort mogelijk buiten gebruik te stellen. Op zich
een begrijpelijk wens, maar in de uitvoeringspraktijk leidt dit uiteindelijk tot ongewenste dilemma's
zoals de vraag al dan niet door te werken bij slecht weer teneinde de opleveringsafspraken te halen.
De aanbeveling is om naast het gebruikersbelang, de draagkracht van het ecologisch systeem van het
park sterker in de belangenafweging mee te nemen.
26
Het tweede criterium: “beperken van de overlast” werkt wel naar verwachting. De genomen
maatregelen (BLVC) en het functioneren van de speciaal ingezette omgevingsmanager worden
positief beoordeeld door de gesprekspartners.
Ook is de vraag opgeworpen of er niet een expliciete “groen”-aannemer voor het project geselecteerd
had moeten worden. De groenafspraken vallen dan rechtstreeks onder de aannemer in plaats van
onder een onderaannemer die verder afstaat van de discussies over de aanpak. Hierover verschillen
de opvattingen. Een substantieel deel van het bestek is “grijs”, dus in het geval een groenaannemer
wordt gekozen moet deze juist weer grijze expertise inhuren. Ook dat heeft nadelen. De betrokken
(grijs)aannemer geeft aan bewust medewerkers met een groen-achtergrond ingezet te hebben om
zoveel mogelijk relevante kennis te bundelen.
Mogelijk is dit een thema (groenkennis) waarop met kwaliteitscriteria bij een aanbesteding nog sterker
gestuurd kan worden. Het is vooral belangrijk om de risico's van het werken in de bijzondere
omstandigheden van de Amsterdamse parken vooraf goed in beeld te hebben en een expliciete rol te
geven in de aanbesteding.
Stichting Herstel Oosterpark heeft in juni 2016 een kritisch rapport uitgebracht over de aanbesteding
van de renovatie. In september heeft de wethouder daarop gereageerd, hij ziet geen aanleiding aan te
nemen dat de aanbestedingsprocedure niet goed is verlopen. Deze evaluatie geeft geen aanleiding tot
een ander oordeel. Wel heeft de evaluatie ten aanzien van de diverse aanbestedingen in dit project
geleid tot kanttekeningen en adviezen, zoals hier beschreven.
Aanbevelingen:
Y_ Zoek alternatieven wanneer de aanbestedingswijze de beoogde kwaliteit van het product in de
weg lijkt te staan. (29)
Y Geef een groot gewicht aan de draagkracht van het ecologisch systeem bij de afweging van
aanbestedingscriteria: werken in de zomer of winter, in compacte of gefaseerde variant,
langere of kortere sluiting van het park etc. (30)
‘Geef de bijzondere omstandigheden van de Amsterdamse parken een expliciete rol bij de
formulering van de uitvraag voor een aanbesteding. (31)
7 Bestek”
Bij (het opstellen van) het bestek doen zich verschillende problemen voor. Zo vindt de opsteller van
het bestek, lv-Infra, het Grontmij onderzoek een te beperkte basis voor het maken van het bestek. Zij
willen ook eigen onderzoek doen. Onder andere omdat de achterliggende modellen van Grontmij t.a.v.
het grondwater niet beschikbaar zijn, kan Iv-Infra geen eigen aanvullende berekeningen maken, wat
ze wel graag willen doen. Op onderdelen, met name over de aanpak van de drainage van de
grasvelden is wel overleg tussen Grontmij en Iv-Infra, maar dat verloopt niet heel soepel. De partijen
denken verschillend over de aanpak. En Grontmij heeft op dat moment de opdracht al afgerond en is
dus een ‘partij’ meer in het project.
Meerdere betrokkenen geven aan dat het aanbeveling verdient om het (voor)onderzoek naar bodem
en water en het opstellen van een bestek in één hand te houden. Dus aan één partij te gunnen, zodat
die partij, op basis van eigen onderzoek, verantwoordelijkheid neemt voor de keuzes die in het bestek
worden gemaakt. Hiermee moet dan al vroeg in het proces rekening mee worden gehouden, zodat het
binnen de aanbestedingsregels past.
Er komen veel scopewijzigingen. Vooral door de discussie over de bomen die, wanneer de kaplijst
wijzigt, telkens aanpassingen op onderdelen van het bestek nodig maakt. Zo ontstaat er gaandeweg
grote tijdsdruk op de afronding van het bestek, omdat de voorbereidingen voor het aanbestedings-
proces voor de uitvoering al zijn gestart.
Een aanbeveling is: start pas een volgende fase als de vorige is afgerond. Door de bomendiscussie
komt het DO weer ter discussie, terwijl dat DO de basis is voor het bestek waar op dat moment al aan
wordt gewerkt. Dat verstoort het opstellen van het bestek. Vervolgens ontstaat vertraging in de
aanbestedingsprocedure voor de renovatiewerkzaamheden o.a. doordat het bestek nog niet afgerond
20 Voluit: technische voorbereiding inrichtingsplan Verdubbeling Oosterpark zuidzijde en noordzijde, fase 1 en 2
27
is, op het moment dat de besteksgegevens inclusief de wijzigingen moeten worden opgenomen in de
nota's van inlichtingen van de aanbesteding.
De technisch projectleider suggereert nog om de aanbesteding uit te stellen en eerst meer tijd te
nemen voor afronding van het bestek. Vanuit de zorg het momentum en de noodzakelijke subsidie te
verliezen is daar niet voor gekozen.
Door de scopewijzigingen komt ook de toetsing onder druk te staan. Er is weinig tijd voor toetsing en
de stukken komen vanwege de wijzigingen meerdere keren terug voor hertoetsing. De
toetsingsadviezen worden vervolgens door de bestekschrijver geregeld als tegenstrijdig ervaren.
De afdeling Beheer draagt uiteindelijk minder dan gewenst bij aan de toetsing. Dit is het gevolg van
tijdsgebrek, maar ook ervaren sommige gesprekspartners onvoldoende betrokkenheid. Ook bij
anderen die aan de toetsing bijdragen, treedt gaandeweg vermoeidheid op t.a.v. het hertoetsen. Een
bestek bestaat uit een grote hoeveelheid stukken. Het is niet eenvoudig dat meerdere malen
gedetailleerd te beoordelen en de samenhang in de wijzigingen te blijven zien.
De toetsers van een bestek zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van een bestek. O.a. de
afdeling Beheer moet dus enerzijds in de gelegenheid zijn een gedegen advies te geven en anderzijds
de medeverantwoordelijkheid nemen voor het eindresultaat. Het is belangrijk dat goed te borgen in de
organisatie.
Het bestek is een ingewikkelde opgave, achteraf is er twijfel of er voldoende deskundigheid en
ervaring is bij alle betrokken partijen (besteksopsteller, begeleiding van stadsdeel en toetsers) om tot
een goed resultaat te komen. Ook wordt opgemerkt dat de aansturing vanuit het projectteam niet
eenduidig is o.a. door personele wisselingen. Dat, in combinatie met de scopewijzigingen,
onvoldoende toetsing en grote tijdsdruk heeft niet geleid tot een robuust bestek. Het wordt door de
één beoordeeld als “voldoende maar met onvermijdelijk inconsistenties door de omstandigheden
veroorzaakt” en door anderen als een “kwalitatief onvoldoende product”.
Een bijkomend nadeel is dat veel wijzigen tijdens en na het opstellen en vaststellen van een bestek,
het moeilijk maakt vast te stellen waar de verantwoordelijkheid ligt als er problemen ontstaan (zoals in
dit geval de wateroverlast).
Aanbevelingen:
Y_ Zorg voor continuiteit in aansturing en voldoende deskundigheid bij de betrokken partijen. (32)
{Overweeg om vooronderzoek en de technische voorbereiding van het plan in één opdracht
aan te besteden. (33)
Y_ Wacht met het maken van het bestek tot het ontwerp “stil staat” en besteed pas aan als het
bestek gereed is. (34)
/_Faciliteer toetsers. en maak afspraken over hun tijdsinvestering en verantwoordelijkheid. (35)
8 Uitvoering renovatie
Door de tijdsdruk bij de aanbesteding vindt de start van de uitvoering niet onder optimale
omstandigheden plaats. Begin mei 2014 is er overeenstemming tussen VVO en stadsdeel over de
bomen, eind mei wordt het werk definitief gegund. Het werk start in september. De definitieve
opdrachtverlening door het stadsdeel aan de aannemer is dan nog niet rond. Dit komt door de
bestekswijzigingen die nodig zijn t.a.v. bomen en brug. Het groenbestek wijzigt in die beginfase sterk
en in mindere mate ook het grijsbestek.”'
Ook gedurende de werkzaamheden wijzigt er nog veel aan het bestek. Het sluit op onderdelen niet of
onvoldoende aan op de situatie ter plaatse. Ook vindt de aannemer het bestek op onderdelen niet
specifiek genoeg. Veel onderwerpen komen (opnieuw) ter discussie in het wekelijkse bouwoverleg
tussen aannemer, directievoerder, architect en (technische) projectleiding. Het gaat in deze
bouwvergaderingen onder andere over de grondbalans”®, de behandeling van het puin onder de
paden, grindkisten, het heien bij de brug en de beschoeiing. Soms is er discussie omdat de
voorstellen onuitvoerbaar worden geacht (zoals het plaatsen van een te zware heistelling onder een
bestaande boom t.b.v. de brugaanleg; volgorde grondwerkzaamheden die niet past bij de
grondbalans), soms vanwege weersomstandigheden (bijvoorbeeld advies om bloembollen een
1 AWR1 en AWRZ (Afwijkingsrapporten)
“2 De (gesloten) grondbalans is een rekensom, die erop is gericht om de hoeveelheid af te graven en te deponeren grond in
evenwicht te houden. Er wordt gestreefd de te ontgraven grond op het werk te verwerken en geen grond af te voeren.
28
seizoen later te planten omdat de omstandigheden te nat zijn) en soms uit kostenoogpunt. (b.v. de
grond zeven vanwege onverwacht veel puin en het puin op locatie breken om kosten en
transportbewegingen te verminderen).
Ook ten aanzien van het beplantingsvoorstel is er discussie. Er is op de werkvloer twijfel over de
geschiktheid van de aangewezen plaats en ondergrond voor sommige plantensoorten. Er is verschil
van mening over wat het bestek opgeeft als grondbehandeling van diverse plantvakken. (bijvoorbeeld
over het afgraven en ophogen van plantvakken onder bomen). In sommige gevallen leidt de discussie
tot een alternatieve aanpak, soms wordt toch het bestek gevolgd.
Uit de interviews in het kader van deze evaluatie blijkt dat er verschillende opvattingen zijn over wat
wel of niet geschikt is voor het park. Ook eerder bij het opstellen van het bestek zegt de
bestekschrijver dat hij soms de toetsadviezen tegenstrijdig vindt.
Het is belangrijk dergelijke verschillen van inzicht in de besteksfase op te lossen en draagvlak te
creëren. Als dat draagvlak er niet is, komen de meningsverschillen terug tijdens de uitvoering. In die
fase is het minder zeker hoe goed nieuwe keuzes onderbouwd worden. Er spelen dan immers ook
andere factoren zoals tijdsdruk, kostenafwegingen, afwezigheid van specifieke vakkennis etc.
De betrokken partijen ervaren de samenwerking tussen aannemer, directievoerder, architect en
(technische) projectleiding tijdens de uitvoering als goed. In hun wekelijks overleg worden besluiten
over besteksaanpassingen genomen. Maar door de vele wijzigingen is het de vraag of het overzicht
op de hoofdlijnen en randvoorwaarden voldoende in beeld blijft. De architect geeft aan dat hij de
wijzigingen vooral toetst aan esthetische criteria. Specialisten op het gebied van bodem en water zijn
bij de bestekswijzigingen minder in beeld. De gesprekspartners noemen de molgoten als voorbeeld.
Uit esthetisch oogpunt worden die voor een gedeelte ‘vlakgestraat’ (als sierlijst), terwijl ze in het
Grontmijadvies van 2011 een wezenlijk onderdeel vormen van de aanpak van de waterproblematiek.
Ook de keuzes die uiteindelijk leiden tot de samenstelling van de her-opgebrachte grond staan
achteraf ter discussie bij verschillende gesprekspartners. De grond wordt wel geanalyseerd op
geschiktheid voor hergebruik, maar toch ontstaat, onbedoeld, een niet goed geschikt mengsel. De
uitvoerders realiseren zich achteraf ook dat er ongewild “twee waterbakken” zijn gecreëerd. Dit is o.a.
veroorzaakt door de aanleg van de vijverbeschoeiing die het water te veel opsluit. Ook vermoedt men
dat er te veel drainerend puin is weggehaald onder de paden (in combinatie met te beperkte
compensatie met drainagezand/grindkisten).
Bij een groot project als dit vinden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden altijd wijzigingen op
het bestek plaats. De oorzaak is voortschrijdend inzicht of het zijn feitelijke omstandigheden die
anders blijken dan verwacht. Bij grondwerkzaamheden kan er b.v. onverwacht iets anders in de
ondergrond zitten dan bekend is. Maar in dit project gebeurt dit in te sterke mate, geven de
betrokkenen aan. Uiteindelijk wordt de helft (in geld uitgedrukt) van het originele bestek vervangen
door scopewijzigingen. Het totaal wordt ook aanzienlijk duurder. De afrekening komt, met alle
wijzigingen en meerwerk, uit op bijna 150% van het oorspronkelijke aanbestede bedrag. Dat is geen
wenselijke situatie.
De weersomstandigheden vallen tegen. Het is een natte winter, het werk moet meerdere keren
worden onderbroken. Ook in de laatste weken voor de oplevering is het nat weer. Vanwege de
tijdsdruk wordt in die laatste periode ook in nat weer gewerkt. De latere onderzoeken naar de
wateroverlast geven hierover aanbevelingen. Zie bij Wateroverlast
“The proof of the pudding is in the eating”. In de uitvoeringsfase komt een aantal lastige
omstandigheden samen. De beperkingen van het bestek wreken zich, de keuze voor het
winterseizoen blijkt ongunstig en het weer zit niet mee. De uitvoerende partijen proberen samen de
problemen waar men tegen aanloopt, zo goed mogelijk op te lossen. Dat lukt op een aantal
onderdelen, maar wanneer er daarna wateroverlast ontstaat, wordt duidelijk dat, naast de ‘pechfactor’
die bij de wateroverlast een rol speelt, er ook keuzes verkeerd hebben uitgepakt.
Aanbevelingen:
Y_ Start met een afgerond, gedragen bestek, getoetst aan de praktische omstandigheden. (36)
/ Naarmate uitvoeringsvraagstukken meer vakinhoudelijk van aard worden, zijn er meer
vakinhoudelijke experts aan tafel nodig. Ook t.a.v. de aansturing van het project is dan meer
vakinhoudelijke expertise gewenst. (37)
Wees kritisch op zelf gecreëerde tijdsdruk, b.v. de openingsdatum van het park. (38)
29
9 Wateroverlast en problemen voor bomen en planten
Wat, na afronding van de werkzaamheden, begint met de constatering van wateroverlast in het park,
blijkt uiteindelijk een probleem te zijn van zowel de waterhuishouding als de grondomstandigheden.
Uit het onderzoek naar de wateroverlast blijkt dat rondom de drainagepijpen van de paden in te
beperkte mate een extra drainerende zand- of grind laag is aangelegd. In de interviews komen
hierover al verschillende opvattingen naar voren. Het Grontmijadvies spreekt van drainagezand,
Waternet geeft aan grondkisten geadviseerd te hebben, Iv-Infra vermoedt dat er te weinig puin is
afgegraven en vervangen door drainage zand. De directievoerder en aannemer denken dat het
oorspronkelijke puin onder de paden juist een goede drainerende werking had, die is weggevallen bij
ontgraving van het puin en het vervolgens opvullen met eigen grond.
Het uiteindelijke resultaat is niet goed. Dit is een aandachtspunt voor volgende projecten. Drainage is
een technisch ingewikkeld onderwerp. Het is van belang een aanpak goed en getoetst aan de praktijk
te onderbouwen en dat plan dan ook consequent uit te voeren, omdat deelbesluiten het totaal kunnen
beïnvloeden. Water zoekt de weg van de minste weerstand.
De afwatering van de inspectieput waar de drainage aan de noordzijde bij de Parrotia op is
aangesloten, blijkt verstopt te zijn vlak voor de uitloop in de vijver. Daardoor blijft het water onder de
boom staan. Nadat de afwatering is hersteld functioneert de drainage weer redelijk.
Bij het monument de Schreeuw aan de zuidzijde staat veel water. Het kost tijd uit te vinden wat
hiervan de oorzaak is. De drainage van de rijweg buiten het park stroomt af op de vijver in het park.
De analyse is dat deze pijp tijdens de werkzaamheden aan het park bij de aanleg van het
hemelwaterriool is doorsneden. Men denkt waarschijnlijk dat deze pijp loos is. De pijp staat niet op de
recentste beheerkaart van Waternet. Dit komt mogelijk doordat het beheer in het park bij het stadsdeel
ligt. Het stadsdeel houdt een eigen kaart bij. Het komt voor dat de kaarten van Waternet en stadsdeel
niet overeenkomen. Er ontstaat een blokkade in het park. Pas na enige tijd ontdekt men dat de
wateroverlast aan de noordzijde van het park, maar ook in de omgeving van het Kastanjeplein te
maken heeft met die blokkade. Vervolgens blijkt er bureaucratie te overwinnen om de drainage weer
aangesloten te krijgen. Zo moet het stadsdeel een vergunning aanvragen bij Waternet om de kapotte
pijp weer aan te sluiten. Pas wanneer van het probleem een ‘calamiteitenaanvraag’ is gemaakt, mag
vooruitlopend op de vergunningverlening, het herstel direct plaatsvinden. In totaal heeft het
analyseren en oplossen van het probleem ongeveer 2 maanden geduurd.
Het is aan te bevelen om de ingewikkelde verantwoordelijkheidsverdeling tussen Waternet en
stadsdelen m.b.t. parken, tegen het licht te houden en logischer te organiseren. (Een voorbeeld is dat
een deel van de peilbuizen in het Oosterpark onder verantwoordelijkheid van Waternet valt en een
deel onder het stadsdeel") Waar er toch sprake blijft van onderlinge afhankelijkheden, ligt
intensievere betrokkenheid van Waternet bij (de uitvoering van) park-projecten voor de hand. Dat zal
een groter gevoel voor urgentie geven op het moment dat er problemen ontstaan.
Al in het Grontmij onderzoek van 2011 wordt aangedrongen op scherpe monitoring van de diverse
(drainage)maatregelen. Advies is ook een intensiever monitoring in te stellen in de overgangsfase
tussen aanleg van de drainage en de eerste periode van beheer. Juist als de nieuw aangelegde
hulpmiddelen zich nog moeten bewijzen, is extra alertheid geboden
Het gemaal kent te veel storingen, door technische problemen en door drijfnout. Dat heeft een
negatieve invloed op de grondwaterstand. Beide zijn inmiddels verholpen. Advies: plan deze
werkzaamheden aan het begin van het project.
De kleiberm bij de brug geeft problemen. Het water blijft er achter staan. Nadat diverse maatregelen
ter oplossing uitgeprobeerd zijn, lijkt de oorzaak te liggen bij het worteldoek dat achter de beschoeiing
zit. Dat is dichtgeslibd met grond, waardoor het water niet meer in de vijver afstroomt. Nadat het
worteldoek is doorgestoken op diverse plekken herstelt de afwatering.
De aannemer geeft in het gesprek aan dat de berekeningen van de beschoeiing in het bestek niet
klopten, er is toen een alternatief bedacht in overleg met het projectteam. Dat blijkt achteraf niet de
optimale oplossing.
De molgoten zijn te vlak gestraat en voeren het water onvoldoende af. Her en der zijn nu randen van
cortenstaal aangebracht als (voorlopige) oplossing om regenwater niet over het pad verder het park in
te laten lopen. (over de molgoten is eerder al gezegd dat die meer in reliëf aangelegd hadden moeten
worden)
30
Geconcludeerd kan worden dat een serieus deel van de waterproblematiek van incidentele aard is en
inmiddels is verholpen. De ervaringen in het Oosterpark laten zien dat de hydrologische situatie heel
makkelijk uit evenwicht raakt en dus veel aandacht verdient in het hele renovatieproces. In een
zogenaamd ‘badkuippark’ als het Oosterpark geldt dat des te meer.
Ten aanzien van de grond speelt een aantal problemen. De onderzoeken van Grontmij en Prohold
brengen aan het licht: wortelschade aan de bomen aan de noordzijde veroorzaakt door
zuurstofgebrek in de bodem door vochtverzadiging van de opgebrachte toplaag, door stijging van het
grondwater en door een sterk verdichte onderlaag in de bodem die de waterafvoer uit de toplaag
belemmert. Daarnaast is er directe wortelschade door het doorspitten van de opgebrachte grond met
een laag van de ondergrond. Dit hangt samen met de aard van het opgebrachte materiaal (zeer veel
fijne delen) en de structuurloosheid van deze grond.
De grond is ontgraven, gezeefd, daarbij structuurloos geworden en later opnieuw opgebracht.
(grondbalans). Dat aanbrengen gebeurt mogelijk in verkeerde omstandigheden (te nat). Alternatieve
verklaring is dat de grond wel onder goede omstandigheden is aangebracht maar later door
weersomstandigheden en afwateringsproblematiek te nat wordt. Er ontstaat onbedoeld een verkeerde
mix. De grasvelden hebben daardoor geen gezonde toplaag, er blijft water op staan. Ook de
plantvakken hebben een ongunstige samenstelling.
Er zijn inmiddels diverse grondverbeteringsmaatregelen toegepast. Dat brengt, in samenhang met het
oplossen van de diverse afwateringsproblemen een duidelijke verbetering in de situatie.
In de voorgaande hoofdstukken benoemen de gesprekspartners de lessen die ze uit de wateroverlast
trekken. Op basis van de recentste onderzoeken valt daaraan nog een aantal praktische
aanbevelingen aan toe voegen voor toekomstige parkrenovaties.
Aanbevelingen:
Y_ Beperk grondwerk zo veel mogelijk, verstoringen in een oud park herstellen moeizaam. (39)
{Voer binnen de kroonprojecties geen grondwerken uit en hoog de grond niet op bij
monumentale bomen. Dat betekent dus ook dat er over het algemeen van afgezien moet
worden om onder oude bomen nieuwe onderbegroeiing aan te brengen. (40)
‘Kies niet voor een gesloten grondbalans als uitgangspunt, (financieel argument) maar beslis
op basis van kwaliteit van de grond voor hergebruik. Bijna alle grondproblemen zijn
veroorzaakt door het heropgebrachte grondpakket (41)
Y_ Scherp de afspraken aan voor het materieel waarmee gewerkt mag worden in natte parken en
neem dat op in het bestek. De gangbare regels (er is gewerkt conform de RAW-systematiek)
brengen te veel risico's met zich mee. (42)
{Een aantal van deze maatregelen is in potentie, in ieder geval op de korte termijn,
kostenverhogend. Houdt daar rekening mee bij de start van een project. (43)
{Houd de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Waternet en stadsdelen m.b.t. parken, tegen
het licht met het doel ze logischer ze organiseren. (44)
Tot slot
In de interviews is telkens de vraag gesteld: “waar ben je trots op en positief over” en dat leverde in de
meeste gevallen een spontaan antwoord op over het resultaat van de renovatie. Men is blij met hoe
het vernieuwde park functioneert en zich ontwikkelt en, na afronding van het herstel van de
waterschade en de afronding van de 3° en 4° fase, weer voor veel jaren mee kan. Het
“Oosterparkgevoel” zoals in 2010 geformuleerd, is volgens de meeste gesprekspartners gerealiseerd
of in ieder geval binnen handbereik:
het Oosterpark wordt ervaren als een aangename vrije ruimte die men bij elk bezoek naar
eigen persoonlijke behoefte kan invullen. Bewoners, zakenlieden, ouders, schoolkinderen,
museumbezoekers vinden er allemaal iets van hun gading. In het Oosterpark doorbreken zij
even de routine en tanken ze bij. Het Oosterpark is voortuin, achtertuin en route tegelijk. In het
toekomstige Oosterpark kunnen bezoekers makkelijk van het ene in het andere stappen. De
behoefte om van de ene of de andere kwaliteit gebruik te maken kan zich immers in één
persoon verenigen, afhankelijk van het moment in de week of het tijdstip op de dag. Na een
paar uur zonnen en lezen, kan de drukte van het terras een welkome afwisseling betekenen.
Door de week ontmoet je op het terras je zakenrelaties, in het weekend voetbal je met je
kinderen op de grote weide. Het is juist de ruimte om individuele wensen vorm te geven
waardoor bezoekers zich het Oosterpark toe-eigenen: mijn Oosterpark
31
V. Lijst met gesprekspartners
Deelnemers aan de interviews in oktober en november 2016 waren:
e Thijs Reuten, Ivar Manuel en Marije Koudstaal, respectievelijk portefeuillehouders stadsdeel Oost
en bestuursadviseur
e Kees Rozemeijer en Bas Bruggeman, opeenvolgend ambtelijk opdrachtgevers
e Paul Hermanides, coalitiepartner, directeur Hotel Arena
e Frank Köhler, voorzitter Vrienden van het Oosterpark
e Ernst Sonneveldt, voorzitter stichting Herstel Oosterpark
e Edwin Santhagens en Sander Singor, architecten van ontwerpbureau Sant en co
e Byril Willemsen, projectleider en sinds oktober 2015 programmamanager
e Lidy Schoon, programmamanager tot oktober 2015
e Tim Blokker, teammanager Groen in stadsdeel Oost
e Marc Oerlemans, Coördinator kwaliteit en beheer bomen, in stadsdeel Oost
e Marieke Nonhebel, projectleider
e Karen Voors en Ilonka Ruiter, opeenvolgend communicatieadviseurs
e Caroline Elbers en Hans Kaljee, respectievelijk senior adviseur groene en ruimtelijke ontwikkeling
parken en hoofdstedelijk bomenconsulent
e Peer Maas, planadviseur, Waternet
e Gerrit Jan van Prooijen, boomtechnisch adviseur, Prohold
e Ronald Muntjewerff, expert bodemkunde & cultuurtechniek, voorheen Grontmij, nu Sweco
e Marit Samson en Maria Geelen, opeenvolgend technisch projectleider, gemeentelijk
Ingenieursbureau
e Joeri Polderman, Projectleider, lv-Infra
e Joop Looijen en Marco Koenen, respectievelijk directievoerder Groen en toezichthouder Grijs.
e Hilbrand Elzen en Gerard Balthus, respectievelijk projectleider en bedrijfsleider van
Aannemingsmaatschappij Van Gelder B.V.
32
VL Geraadpleegde documenten
Overzicht van de belangrijkste geraadpleegde documenten voor deze evaluatie:
e Visie Verdubbeling Oosterpark, DS landschapsarchitecten, juni 2009
e Projectbesluit Verdubbeling Oosterpark, stadsdeel Oost-WGM, september 2009
e Oosterpark Amsterdam, cultuurhistorische verkenning, Paul Meurs, maart 2010
e Verdubbeling Oosterpark. Een park voor de toekomst. Grontmij, augustus 2011
e Oosterpark, Beheervisie, Sant en co, augustus 2011
e Voorlopig ontwerp Inrichtingsplan Verdubbeling Oosterpark, stadsdeel Oost, november 2011
e _Gespreksverslagen bomenwerkgroep (2011-2012)
e Stukken opdrachtverstrekking technische voorbereiding Inrichtingsplan Verdubbeling Oosterpark
1° en 2° fase, april — mei 2012
e Verslag meetlatsessie aanbevelingen MuzyQ bij Verdubbeling Oosterpark, juli 2012
e _Dwarskijken Verdubbeling Oosterpark, oktober 2012
e Verslagen klankbordgroep, 2010-2012
e Definitief Ontwerp inrichtingsplan Verdubbeling Oosterpark, stadsdeel Oost, nov 2012,
e Toelichting bij de kapvergunning Verdubbeling Oosterpark, april 2013
e Beroep inzake beslissing op bezwaar kapvergunning Oosterpark, VVO, december 2013
e _BLVC-plan Oosterpark, Iv-Infra, januari 2014
e _Gunningsstukken herinrichting Oosterpark 1° en 2° fase, maart- mei 2014
e _Gunningsadvies bestek, Ingenieursbureau, maart 2014
e Voorlopige voorziening iepen Oosterpark, maart 2014
e Verslag algemene ledenvergadering VVO, april 2014
e Brief voorzitter Bestuurscommissie Oost aan VVO met reactie stadsdeel op overleg met VVO,
april 2014
e Het Oosterpark in het grote groenonderzoek 2013, DRO, augustus 2014
e Eindverslag metingen voor het grondwatermeetnet in het Oosterpark, Waternet, juli 2015
e _Risicoanalyses 2009-2015
e _Wethoudersbrieven aan de commissie Infrastructuur en Duurzaamheid, januari en maart 2016
e _Plasvorming en boombeworteling Oosterpark, Prohold, februari 2016
e Wateroverlast als gevolg van het project Verdubbeling Oosterpark, Herstel Oosterpark, februari
2016
e Onderzoek wateroverlast Oosterpark, Grontmij, maart 2016
e Brieven van de stadsdeelportefeuillehouder aan de deelraad over voortgang Verdubbeling
Oosterpark 2011-2016
e Onderzoek naar de aanbesteding project Verdubbeling Oosterpark, Herstel Oosterpark, juni 2016
e _ Monitoring bomen in het Oosterpark, Prohold, augustus 2016
e Beantwoording raadsadres juni 2016 inzake onderzoeksrapport naar de aanbesteding van het
project Verdubbeling Oosterpark, september 2016
e _Krantenartikelen, websites waaronder Amsterdam/Oosterpark, diverse facebookpagina’s
33
VII Noten
‘Supervisie: Om de ruimtelijke kwaliteit van de bouwinitiatieven in het Oosterpark te bevorderen is
een supervisieoverleg ingesteld. Als supervisor is prof.dr.ir. Paul Meurs van bureau SteenhuisMeurs in
Schiedam aangesteld. Doel is het bevorderen van de stedenbouwkundige en architectonische
kwaliteit van de bebouwing, de openbare ruimte en de civieltechnische werken, en ook de samenhang
tussen deze onderdelen van het park.
“ Oosterparkgevoel: het Oosterpark wordt ervaren als een aangename vrije ruimte die men bij elk
bezoek naar eigen persoonlijke behoefte kan invullen. Bewoners, zakenlieden, ouders,
schoolkinderen, museumbezoekers vinden er allemaal iets van hun gading. In het
Oosterpark doorbreken zij even de routine en tanken ze bij. Het Oosterpark is voortuin, achtertuin en
route tegelijk. In het toekomstige Oosterpark kunnen bezoekers makkelijk van het ene in het andere
stappen. De behoefte om van de ene of de andere kwaliteit gebruik te maken kan zich immers in één
persoon verenigen, afhankelijk van het moment in de week of het tijdstip op de dag. Na een paar uur
zonnen en lezen, kan de drukte van het terras een welkome afwisseling betekenen. Door de week
ontmoet je op het terras je zakenrelaties, in het weekend voetbal je met je kinderen op de grote weide.
Het is juist de ruimte om individuele wensen vorm te geven waardoor bezoekers zich het Oosterpark
toe-eigenen: mijn Oosterpark.
“ Boekje DO van Sant en co, mei 2012, blz 16: Het terrein rond de muziekkoepel wordt de centrale
ruimte van dit parkdeel. Hier kunnen kleine evenementen plaatsvinden. Het plein wordt uitgevoerd in
asfalt en onderbroken door bomen die midden in de ruimte staan. De huidige bomen, die vanwege
kwaliteitsomstandigheden vervangen moeten worden, komen in ronde natuurstenen boombakken te
staan.
Y Doelstelling: De Coalitie Verdubbeling Oosterpark spant zich in om de visie Verdubbeling
Oosterpark tot uitvoering te brengen. De coalitie organiseert het spanningsveld tussen park en
bebouwing: de functies die het park een toegevoegde waarde geven, hebben voor hun vitaliteit en
voortbestaan uitbreidingsmogelijkheden nodig. De coalitie streeft naar een symbiose van de belangen
van de partijen (publiek en privaat), waarbij én park én aanliggende functies op een hoger
kwaliteitsniveau gebracht worden. Hiermee kan het Oosterpark uitgroeien tot één van de nieuwe
centrale stadsparken en ruimte bieden aan groen, cultuur en ontmoeting in een hogere concentratie
en kwaliteit dan nu.
“ de deelraad overweegt dat:
e een groter, groener en toekomstbestendig Oosterpark een essentiële factor vormt voor de
leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Oost;
e door de modernisering en verbetering van de voorzieningen in het park, de inrichting en
vormgeving aan deze tijd wordt aangepast;
e door het zichtbaarder maken van het park langs de Mauritskade goede entrees ontstaan met het
centrum van Amsterdam;
e door de aanpak van de verzakking van het Oosterpark de gebruiksmogelijkheden voor vele
tientallen jaren gewaarborgd worden.
Y onderzoeken genoemd in projectbesluit
e _Stedenbouwkundige verkenning.
e _Bezonningsonderzoek.
e _ Cultuurhistorische waarden- en elementenonderzoek.
Haalbaarheidsstudie naar nieuwe functies.
e De drie betrokken corporaties voeren de studie voor het middengebied uit.
e Onderzoek naar noodzakelijke Wro-procedures.
e Onderzoek naar de voorbereiding van verwervingen, onteigening en ontruimen.
e Onderzoek naar het gebruik van het Oosterpark (om de visie op sport, spel en recreatie
verder uit werken).
e Onderzoek naar ondergronds parkeren.
e Uitgangspunten voor de ontsluiting en toegankelijkheid.
34
e Verkeersonderzoek.
e Inventarisatie van het groen en een plan voor de beplanting.
e Meting plangebied en de peilen (hoogtematen) in dit gebied.
e _Inmeting bestaande bomen en benoemen bomen met monumentale waarde.
e Onderzoek naar de externe veiligheid.
e Bodemonderzoek.
e _Luchtkwaliteitsonderzoek.
e Geluidshinder.
e Ecologische waarde van het park.
e Onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet.
e Onderzoek naar de waterhuishouding, het waterpeil, de grondwaterstand en de compensatie
van het oppervlaktewater.
e _Geohydrologisch onderzoek (in het geval van verdiepte parkeergarages).
e Indicatief onderzoek naar de archeologische waarden.
vi Onderzoeken genoemd in VO en DO
e Actualisatie bomeninventarisatie.
e _Actualisering natuuronderzoek Flora- en faunawet.
e Onderzoek vogellijst (vogellijst LNV).
e Vleermuizenonderzoek.
e Ecologisch plan van aanpak (gedragscode Amsterdam).
e _Parkeertellingen Oosterpark en Mauritskade.
e Bodemonderzoek: het vereiste asfalt- en bodemonderzoek.
e Constructief onderzoek van het sportgebouwtje.
e Onderzoek naar de werking van het huidige drainagesysteem.
e Archeologisch onderzoek.
“ Tekst uit Grontmij onderzoek 2011
Het verdient de voorkeur om met deze metingen al op korte termijn te beginnen, teneinde een goede
nulsituatie te kunnen vastleggen. Zodoende worden mogelijke effecten vastgelegd en kan achteraf
worden aangetoond of eventuele schade is veroorzaakt door de ingrepen in- of rond het park en
mogelijke veranderingen in het grondwatersysteem.
ik Asbestonderzoeken
29 januari 2013: asbestinventarisatie type A: Piramide en MEO gebouw: voorgenomen sloop: geen
asbestverdachte materialen
30 september 2013: asbestinventarisatie B: sloop Piramide: asbestvrij.
22 november 2012: asbest in paden vrijkomende puin uit de asfaltpaden in de noordzijde van het
park: niet asbestverdacht
24 februari 2014: puin werkzaamheden aanleggen riolering in het zuidelijk deel van het park: asbest
aangetroffen in hoeveelheid die nader onderzoek niet nodig maakt.
11 mei 2015: Hersteltoetsing toegepaste puin en het nog niet toegepaste puin in depot: geen asbest
“Breed advies
e Inde eerste fase van het project van 2008 tot 2010 is Niko Koers, toentertijd adjunct-directeur
bij het PMB, als adviseur betrokken geweest.
e Eris een onafhankelijke supervisor aangesteld in oktober 2009; Prof. dr. ir. Paul Meurs.
e De ramingen / begrotingen zijn in een second opinion gecheckt door IBA.
e Advies van OGA over diverse onderdelen.
e Advies van Waternet en projectleider Vondelpark over aanpak verzakking.
e Advies BMA, Welstand, TAC, ARS (Amsterdamse Raad voor Stadsontwikkeling) over diverse
onderdelen.
e Advies van Verkeerscommissies (Centraal + Stadsdeel).
e Uitgebreid overleg met de afdeling Beheer intern.
“Excursies: o.a. Westerpark „Vondelpark, Park Sonsbeek en Park Presikhaaf in Arnhem, parken in
Amsterdam West / Nieuw-West.
35
X Elan
Elan was een team met leden uit de Ontwikkelingsalliantie en stadsdelen. Dit team was bezig met de
nieuwe ruimtelijke ontwikkelstrategie. Het team spiegelde lopende en nieuwe projecten aan de nieuwe
werkwijze, en andersom: hielp de nieuwe werkwijze aan de hand van ervaringen in projecten verder
vorm geven.
XM Dwarskijksessie
1. Is het huidige plan (nog) uitvoerbaar?
2. Blijft het ontwerp in de huidige tijdsgeest overeind?
3. Kiezen we voor een goede/logische fasering?
4. Hebben we de juiste afspraken met de juiste partijen?
5. Zijn de kosten van het plan (nog) maatschappelijk verantwoord?
6. Wanneer is het plan mislukt?
7. Hebben we voldoende zich op de faal- en succesfactoren?
8. Wat zijn de maatschappelijke kosten/baten van het project?
XY Aanbevelingen dwarskijksessie
e Lever steeds een expliciete onderbouwing van het plan. Waar ligt de urgentie van de aanpak en
welke meerwaarde levert die op?
e Vermijd salamitactiek en benoem de ‘camel nose’. Laat het bestuur zo snel mogelijk beslissen
over het totaalplaatje en de dekking daarvan.
e Maak een package-deal over het beheer. Wat kost het en wat levert het op? Goed beheer is
essentieel voor het slagen van het project.
e Maak expliciet hoe je risico’s hebt afgedekt en leg dat vast.
e Knoop losse eindjes dicht met partijen rondom het park. Er is veel gesproken, maar er staan
weinig afspraken op papier.
e Ontwikkel een verdienmodel. Waar en bij wie liggen de benefits en welke tegensprestaties kun je
daarvoor vragen?
e Verbind kosten aan het gebruik van het park voor evenementen. Dit is niet gratis. Of het stadsdeel
neemt beheerskosten op zich, óf de evenementorganisatie.
e Houd de sociale aspecten scherp in het oog en leg de focus op de gebruikers, zij zijn de
legitimering van het plan!
e Pas op voor teveel hotels, let op de ‘varkenscyclus’.
e Ga aan de slag met de projectorganisatie, vorm deze om tot een ‘hark’ met een eenduidige
aansturing, maar behoud tegelijkertijd de continuïteit.
MRollen Waternet en stadsdeel in Oosterpark
Waternet:
Gemeentelijke watertaken:
e Afvalwater
e Hemelwater
e Grondwater (behoudens openbaar groen en stadsparken)
e Drinkwater
Waterschapstaken
e _Waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheerder
e Peil vijver (oud polderpeil)
e Gemaal
Stadsdeel:
e Onderhoud van het water/vijver en beschoeiing ligt bij stadsdelen.
e Baggeren en schoonhouden water (bijvoorbeeld van invallend groen) ligt bij stadsdeel.
e De drijfbalk voor het gemaal schoonhouden.
e _Drijfvuilvissen (opdrachtnemer Waternet).
“vi Financiering Programma Verdubbeling Oosterpark (gemeentesite, april 2016)
De gemeente Amsterdam draagt 1,3 miljoen bij uit de Groengelden voor de renovatie van het park.
Voor de uitbreiding van het park is een bedrag van € 0,5 miljoen toegekend en zal nog een bedrag
van € 0,5 miljoen worden aangevraagd.
36
vi Aandachtspunten grondwaterbeheer aangedragen door Waternet
e _Zorgtaak grondwater in openbaar terrein wordt in Amsterdam door Waternet uitgevoerd. Maar
weer niet in stadsparken en groen. Het is de vraag of dit wenselijk is.
e Een deel van de peilbuizen in het Oosterpark valt onder verantwoordelijkheid van Waternet in
het kader van de gemeentelijke grondwaterzorgtaak. Een ander deel valt onder het
projectmeetnet Oosterpark en is de verantwoordelijkheid van het stadsdeel.
e Beheer en onderhoud van drainage ligt bij het stadsdeel. Vraag is of dit wenselijk, is en of dit
beter bij Waternet kan liggen.
3/
| Onderzoeksrapport | 37 | val |
VN2021-032800 issi
ICT X Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, KDD
Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
% Amsterdam ij
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
% Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 12 januari 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille ICT en Digitale Stad
Agendapunt 6
Datum besluit College van B&W 23 november 2021
Onderwerp
Bestuurlijke reactie op het jaarverslag 2020 van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam
De commissie wordt gevraagd
1. _Kenniste nemen van het jaarverslag 2020 van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam
(CPA)
2. Kennis te nemen van de bestuurlijke reactie jaarverslag 2020 CPA van het college.
Wettelijke grondslag
Op grond van artikel 160, eerste lid onder a van de Gemeentewet is het college bevoegd om het
dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. Artikel 169, eerste en tweede lid, schrijven voor dat
het college en elk van zijn leden afzonderlijk verantwoording schuldig zijn aan de raad over het
door het college gevoerde bestuur en dat zij de raad alle inlichtingen geven die de raad voor de
uitoefening van zijn taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
De gemeente is verantwoordelijk voor het correct omgaan met de gegevens van burgers en van
medewerkers. De gemeente Amsterdam hecht daar belang aan en heeft daarom een commissie
ex artikel 84, Gemeentewet ingesteld per 8 november 2011; de Commissie Persoonsgegevens
Amsterdam (als opvolger van de voormalige Registratiecommissie),die bestaat vit onafhankelijke
deskundigen. De Commissie Persoonsgegevens Amsterdam adviseert (gevraagd en ongevraagd)
het gemeentebestuur en het ambtelijk management in zaken betreffende de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer met name bij complexe verwerkingen. Daarbij is het advies van de CPA
verplicht in trajecten over politiek gevoelige kwesties. De Commissie Persoonsgegevens Amsterdam
rapporteert over haar werkzaamheden in genoemd jaarverslag.
De privacyketen is opgenomen in de governance van de informatievoorziening. Dit betekent dat de
stedelijk directeuren en de managers/ stadsdeelsecretarissen verantwoordelijk zijn voor de borging
van de privacy. Zij worden hierbij ondersteund door de Cluster Privacy- en Informatiebeveiligers.
Het toezicht op deze keten vindt plaats door de Functionaris Gegevensbescherming (FG), Chief
Information Officer (CIO) en Chief Information Security Officer (CISO).
Deze governance is vastgelegd in het Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens door de
gemeente Amsterdam. Dit Stedelijk Kader is in vastgesteld op 25 september 2018.
Reden bespreking
niet van toepassing
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.15 1
VN2021-032800 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed,
ICT % Amsterdam ‚ Oe ‚ On .
% Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 12 januari 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
niet van toepassing
Geheimhouding
niet van toepassing
Uitgenodigde andere raadscommissies
niet van toepassing
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
niet van toepassing
Welke stukken treft v aan?
AD2021-125508 BRIEF bestuurlijke reactie jaarverslag CPA 2020.pdf (pdf)
AD2021-125505 Commissie KDD Voordracht (pdf)
AD2021-125509 Jaarverslag CPA 2020.pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
CIO-office, Lennart van der Dussen, 06-1375 3581 of [email protected]
Gegenereerd: vl.15 2
| Voordracht | 2 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1024
Publicatiedatum 19 november 2014
Ingekomen op 5 november 2014
Ingekomen onder 868’
Behandeld op 6 november 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Nuijens inzake de begroting voor 2015
(verdelen ecologische en sociale druk op Amsterdams groen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— parken, groen en natuur in en om de stad onderdeel zijn van de kracht van
Amsterdam;
— de druk op parken binnen de ring toeneemt en dit ecologische en sociale gevolgen
heeft voor de stad;
— Amsterdam ook buiten de ring en benoorden het IJ vele prachtige parken kent
zoals de Sloterplas, het Amstelpark, het Gaasperpark, het Vliegenbos en
het Bijlmerpark;
— het zowel vanuit ecologisch oogpunt als vanuit oogpunt van leefbaarheid wenselijk
is om de druk op het Amsterdamse groen verstandig te verdelen;
— veel Amsterdammers bijvoorbeeld niet weten dat de Sloterplas welgeteld
15 minuten fietsen is vanaf de Dam;
— naast bekendheid, ook de ontwikkeling en ontsluiting van toevoerroutes naar en
van Amsterdams groen een rol speelt;
— de fietsroute bijvoorbeeld niet bijdraagt aan de laagdrempeligheid van de
Sloterplas als plek om groen te beleven;
Constaterende dat:
— de raad eerder heeft ingestemd met het Initiatiefvoorstel Groene Lopers en
de uitwerking daarvan nog volgt,
Besluit:
op pagina 100 van de begroting 2015 onder doelen toe te voegen een punt 5:
‘Beter verdelen van de druk op Amsterdams groen en natuur”;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1024 A d é
Datum 19 november 2014 mendemen
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
maatregelen aan de raad voor te leggen om de druk op Amsterdams groen en natuur
beter te verdelen.
Het lid van de gemeenteraad,
J.W. Nuijens
2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 400
Publicatiedatum 12 juli 2013
Ingekomen op 3 juli 2013
Ingekomen onder D
Behandeld op 4 juli 2013
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie het raadslid de heer Paternotte inzake de Kadernota 2014 (passende
schoolgebouwen voor passend onderwijs).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Kadernota 2014 (Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 300);
Constaterende dat:
- vanaf 1 augustus 2014 Passend Onderwijs wordt ingevoerd;
- scholen vanaf dat moment verplicht zijn een passende onderwijsplek te
bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben;
- niet alle schoolgebouwen in Amsterdam voldoende ruimte hebben om goed
vorm te geven aan de verplichting tot het bieden van een passende
onderwijsplek;
- de financiële positie van veel Amsterdamse basisscholen onder druk staat,
Overwegende dat:
- passend onderwijs niet werkt als een school alleen ruimte heeft voor klassikaal
onderwijs,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— in beeld te brengen welke schoolgebouwen in Amsterdam niet geschikt zijn voor
het bieden van een passende onderwijsplek voor leerlingen die extra
ondersteuning nodig te hebben;
— een fonds in te stellen voor bij het op orde brengen van de schoolgebouwen voor
het bieden van passend onderwijs;
— dekking voor het fonds te vinden binnen de vrijval investeringen
Huisvestingsprogramma voorgaande jaren.
Het lid van de gemeenteraad,
J.M. Paternotte
1
| Motie | 1 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 11 november 2021
Ingekomen onder nummer 715
Status Ingetrokken en vervangen door 715 accent
Onderwerp Motie van het lid Yilmaz inzake energieconciërges
Onderwerp
Een pilot met energieconciërges
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Begroting 2022 (proef met energieconciërges)
Constaterende dat:
— _ Onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam uitwijst dat energiecoaches niet effectief
zijn. Bewoners zijn meer gericht op het heden, om de eindjes aan elkaar te knopen. De be-
sparingsadviezen zijn daarom aan dovemansoren gericht, aldus de onderzoekers!;
— _De HvA adviseert om in plaats daarvan te werken met energieconciërges: professionals
die gelijk on-the-spot energiebesparende maatregelen kunnen aanleggen.
Overwegende dat:
— _Energie-armoede de laagste-inkomensgroepen het hardst raakt en het zijn juist deze
groepen die adequate hulp nodig hebben;
— Hoewel het college reeds gestart is met energiecoaches het verstandig is om een deel van
het budget te reserveren voor een pilot met energieconciërges. Zo kan er ook geëvalveerd
worden welke interventie effectiever is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Te starten met een pilot energieconciërges die kosteloos op locatie energiebesparende maatrege-
len kunnen verrichten. Hierbij te onderzoeken of:
+ https://www.parool.nl/amsterdam/hva-onderzoek-energiecoach-kan-energiearmoede-niet-oplossen-b5b45116/
Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken en
Pagina 2 van 2
— deze pilot gefinancierd kan worden uit het lopende project energiecoaches die in samen-
werking met Vattenfall (Step2Save) wordt uitgevoerd;
— installateurs gerekruteerd kunnen worden door samen te werken met mbo-instellingen,
door een stageplek aan te bieden aan leerlingen die een opleiding volgen in de richting
van (installatie)techniek;
— gecombineerd kan worden met gemeentelijke leerwerktrajecten om installateurs op te
leiden (bv. de 6 motoren uit het Klimaatfonds).
Indiener
N. Yilmaz
| Motie | 2 | train |
|
|
|
Î |
Burgemeester en Wethouders
Gemeenteraad Amsterdam
Betreft: Raadsadres en WOB verzoek |
Onderwerp: DCG diefstal (120.000 euro) |
Amsterdam, 3 januari 2020
Geachte stadsbestuur,
Op 3 januari verschenen in de media berichten dat de penningmeester van |
voetbalclub DCG, … ‚een greep in kas heeft gedaan van maar liefst |
120 duizend euro. Het betreft overigens een oud stadsdeel wethouder. Een |
man dus met een voorbeeldfunctie. |
Volgens de media wil het bestuur van de voetbalclub geen aangifte doen.
Dat vind ik persoonlijk onaanvaardbaar. De voetbalclub heeft vermoedelijk
de laatste jaren subsidie ontvangen van de gemeente Amsterdam. Hij heeft |
dus in feite gestolen van alle Amsterdammers. Een winkeldief krijgt een |
flinke bekeuring en zelfs een strafblad, terwijl het soms maar om een paar
euro gaat. Waarom dan geen straf voor deze penningmeester? |
Ik verzoek de gemeenteraad om druk uit te oefenen op het bestuur van de
voetbalclub om alsnog aangifte te doen. Daarnaast verzoek ik u om
voortaan bij alle subsidietoekenningen als voorwaarde op te nemen dat men
verplicht is om bij vernieling, diefstal, fraude of oplichting hiervan aangifte
te doen en alles inclusief rente en gemaakte kosten moet terugvorderen.
In het kader van de Wet Openbaarheid van bestuur ontvang ik graag een |
kopie van alle subsidieaanvragen en besluiten betreffende de voetbalclub |
DCG vanaf 2010.
Ben zeer benieuwd naar uw reactie. |
Hoogachtend,
| Raadsadres | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
STADSDEEL ZUIDOOST RAADSGRIFFIE
Anton de Komplein 150
1102 CW Amsterdam
Postbus 12491
1100 AL Amsterdam
RAADSCOMMISSIE WERK EN DIVERSITEIT
Grote Stedenbeleid / Sociaal Economische Vernieuwing / Arbeidsmarkt, Economische zaken (inclusief
markten), Sociale activering en inburgering / Armoedebeleid en Schuldhulpverlening, Coördinatie
Diversiteitbeleid
Voorzitter : mw. L Koenen - Wilson
Commissiegriffier : mw. A. Jhinkoe-Rai
Telefoon : 020 - 252.5025
AGENDA van de openbare vergadering van de raadscommissie Werk en Diversiteit op
dinsdag 31 maart 2009 van 20:00 — 23:00 uur in de raadzaal van het stadsdeelkantoor Zuidoost
Punt Onderwerp Tijdschema
Á. ALGEMEEN 20:00 uur
1. Opening en Vaststelling agenda
2. Vragen halfuurtje
3. Mededelingen
4. a. Conceptverslag commissie Werk en Diversiteit d.d. 3 februari 2009
(bijgaand)
b. Actielijst
(n.v.t.)
5. Raadsadressen
Geen.
B. BESPREEKPUNTEN
1. Discussienota Economische kansenzones 20:30 — 21:15 uur
(bijgaand)
2. Notitie Kleinschalige bedrijfsruimten 21:15 — 22:00 uur
(bijgaand)
3. Voortzetting Startersfonds II 22:00 — 22:15 uur
(bijgaand)
4. Werkleerplicht voor jongeren tot 27 jaar 22:15 — 22:45 uur
(bijgaand)
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot op de dag vóór de vergadering aanmelden bij
de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5021 of per e-mail naar [email protected] . 1
De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
C. PUNTEN VOOR EEN VOLGENDE VERGADERING
C1. Termijnagenda 22:45 — 22:50 uur
(bijgaand)
D. RONDVRAAG 22:50 — 22:55 uur
E. SLUITING 23:00 uur
TER KENNISNEMING MEEGEZONDEN:
1. Stand van zaken Winkelcentrum Kraaiennest
2. Terrassen Zuidoost
3. Prestatieafspraken Social Return
4. Stand van zaken Surinamers en Antillianen
5. Stand van zaken Bullewijkpad
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot op de dag vóór de vergadering aanmelden bij
de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5021 of per e-mail naar [email protected] . 2
De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
| Agenda | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R O
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
% Agenda, woensdag 11 september 2019
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie
Tijd 13:30 tot 17:00 uur en eventueel van 19:30 tot 22:30 uur
Locatie De Commissiezaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare en besloten vergadering van de
Raadscommissie RO d.d. 3 juli 2019
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieRO @raadsgriffie.amsterdam.nl
e De besloten verslagen kunnen uitsluitend door de commissieleden persoonlijk worden
opgehaald bij de Raadsgriffie.
5 Termijnagenda per portefeuille
6 _Tkn-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
Agenda, woensdag 11 september 2019
Zuidas en Marineterrein
11 Projectbesluit Verdi en Investeringsbesluit Deelplan 1 Verdi Nr. BD2019-005113
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e _ Kabinetbijlagen kunnen uitsluitend door de commissieleden persoonlijk worden
opgehaald bij de Raadsgriffie.
Ruimtelijke Ordening
12 Vaststellen van het bestemmingsplan Woontoren Fibonacci Nr. BD2019-005853
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e __Niet-geanonimiseerde versie van de stukken ligt ter inzage bij de Raadsgriffie.
13 Vaststellen (paraplu)bestemmingsplan Drijvende bouwwerken Nr. BD2019-
005974
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e __Niet-geanonimiseerde versie van de stukken ligt ter inzage bij de Raadsgriffie.
14 Uiten van wensen en bedenkingen inzake de concept nota Duurzaam
Landschap, de Amsterdamse inzet voor het metropolitane landschap en
bouwsteen voor de omgevingsvisie Nr. BD2019-005961
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e De commissie MLD is hierbij uitgenodigd.
15 Project 1IV Vergunningen Nr. BD2019-005880
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
16 Vaststellen van het bestemmingsplan Bredius Nr. BD2019-005947
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e __Niet-geanonimiseerde versie van de stukken ligt ter inzage bij de Raadsgriffie.
2
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
Agenda, woensdag 11 september 2019
17 Investeringsbesluit Herontwikkeling Joan Muyskenweg 12-14 Nr. BD2019-
005842
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e _ Kabinetbijlagen kunnen uitsluitend door de commissieleden persoonlijk worden
opgehaald bij de Raadsgriffie.
18 Kennisnemen van de bestuursopdracht Aanpak Bouwdynamiek Nr. BD2019-
005688
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Uitgesteld in de vergadering van 03.07.2019.
19 Startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam 2050 en kennisnemen van de reactie op
motie 892 van raadslid Groen inzake de Begroting 2019 Nr. BD2019-006118
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Grondzaken
20 Vaststellen investeringsnota Diderotblok en het beschikbaar stellen van een
krediet voor herinrichting van de openbare ruimte en proceskosten Nr. BD2019-
005877
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e _ Kabinetbijlagen kunnen uitsluitend door de commissieleden persoonlijk worden
opgehaald bij de Raadsgriffie.
21 inte stemmen met de Investeringsnota Vreeswijkpad en het beschikbaar stellen
van een krediet Nr. BD2019-004849
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 18.09.2019).
e _ _Kabinetbijlagen kunnen uitsluitend door de commissieleden persoonlijk worden
opgehaald bij de Raadsgriffie.
e __Niet-geanonimiseerde versie van de stukken ligt ter inzage bij de Raadsgriffie.
22 Rapportage toepassing grondprijsbeleid voor de jaren 2016, 2017 en 2018 Nr.
BD2019-005686
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Naoum Néhmé (VVD).
e _ Kabinetbijlagen kunnen uitsluitend door de commissieleden persoonlijk worden
opgehaald bij de Raadsgriffie.
e Was TKN 10 in de vergadering van 03.07.2019.
3
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
Agenda, woensdag 11 september 2019
23 Kennisnemen van afhandeling van moties 208.19, 209.19, 210.19, 212.19,
213.19 en 214.19 naar aanleiding van de communicatieplanning erfpacht eerste
helft 2019 inzake de Overstapregeling van voortdurende naar eeuwigdurende
erfpacht Nr. BD2019-005809
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Vanuit de raadsvergadering d.d. 10.07.2019 is de brief inzake afhandeling moties
naar aanleiding van de communicatieplanning erfpacht eerste helft 2019 geagendeerd
op verzoek van het lid Naoum Néhmé (VVD).
24 Kennisnemen van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de
overstapregeling van voortdurende naar eeuwigdurende erfpacht (augustus
2019) Nr. BD2019-006149
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
25 Kennisnemen van de stand van zaken Programma Bereikbaarheid
Zeeburgereiland en IJburg op tijd op orde Nr. BD2019-005687
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Welker (PvdD).
e Was TKN 12 in de vergadering van 03.07.2019.
BESLOTEN DEEL
4
| Agenda | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 26
Publicatiedatum 28 januari 2015
Ingekomen onder A
Ingekomen op woensdag 21 januari 2015
Behandeld op woensdag 21 januari 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Groen inzake het rapport van de Rekenkamer
Amsterdam, getiteld: ‘Amsterdams klimaatbeleid’ (vervolgonderzoek naar effect
maatregelen in woningen op energieverbruik).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het rapport van de Rekenkamer Amsterdam, getiteld:
‘Amsterdams klimaatbeleid’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 10);
Overwegende dat:
— de gemeente een ambitieuze doelstelling heeft op het gebied van besparing van
energiegebruik;
— uithet onderzoek van de rekenkamer getiteld ‘Amsterdams Klimaatbeleid’ blijkt dat
het energiezuiniger maken van woningen een kleiner effect heeft op het
energiegebruik dan verwacht, en de relatie tussen labelstappen en energiegebruik
zwakker is dan werd aangenomen;
Voorts overwegende dat:
— labelstappen op zichzelf weinig informatie verschaffen over welke specifieke,
concrete maatregelen in een woning een sterk effect hebben op het
energiegebruik, en de rekenkamer in het onderzoek (nog) niet over de data kon
beschikken die nodig waren om daar onderzoek naar te doen;
— dergelijk onderzoek alsnog gedaan zou kunnen worden als de rekenkamer wel
over die gegevens kan beschikken, aangevuld met enkele case-studies;
— de uitkomsten van dergelijk onderzoek bruikbaar zouden zijn voor het college, bij
het uitwerken van maatregelen voor energiebesparing in de bestaande
woonvoorraad, alsmede bij de nieuwe afspraken met woningcorporaties over het
voortzetten van de labelstappensubsidie;
— deze uikomsten ook van nut zouden zijn voor huurders zelf die duurzame
maatregelen willen nemen in hun woning,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 26 Moti
Datum _ 28 januari 2015 otie
Besluit:
de Rekenkamer Amsterdam te verzoeken, een vervolgonderzoek te doen naar welk
effect concrete maatregelen in woningen hebben op het energieverbruik.
Het lid van de gemeenteraad,
RJ. Groen
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 25 januari 2023
Ingekomen onder nummer 016
Status Aangehouden
Onderwerp Motie van het lid Alberts inzake bescherm natuur Diemerpark en maak
uitbreiding sportvelden IJburg elders mogelijk op Strandeiland of
Buiteneiland
Onderwerp
Beschermen ‘natuurbelangen’ Diemerpark
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Hoofdgroenstructuur:
Overwegende dat:
- Het Diemerpark de status geniet van een natuurpark dat beschermde en zeldzame
planten en dieren herbergt;
- In het Diemerpark, Sportpark IJburg ligt met voetbal- en hockeyvelden;
- Met de komst van duizenden woningen op IJburg Il de behoefte aan uitbreiding
van sportvelden niet denkbeeldig is;
- Uitbreiding van de sportvelden mogelijk kan gaan botsen met
de natuurbelangen van het Diemerpark;
- Een mogelijke botsing van belangen tussen sport en natuur kan worden voorkomen
door te onderzoeken of het mogelijk is één van de sportclubs te verplaatsen naar
Strandeiland of Buiteneiland;
- Op deze manier zowel de behoefte aan voldoende sportvoorzieningen als het belang van
het Diemerpark als natuurpark goed geborgd kunnen worden.
Gemeente Amsterdam Status Aangehouden
Pagina 2 van 2
- Ook de stadsdeelcommissie van Oost in februari 2022 heeft geadviseerd om uitbreiding
van de sportvelden niet in het Diemerpark, maar elders te realiseren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
- In samenspraak met betrokken partijen als de sportverenigingen, De Vrienden van het
Diemerpark en het stadsdeel te onderzoeken of het een haalbare en wenselijke optie
is om één van de sportclubs dan wel meerdere sportvelden (voetbal of hockey) in het
Diemerpark te verplaatsen naar Strandeiland of Buiteneiland;
- Hierbij te kijken of bij een eventuele verplaatsing van één van de sportclubs dan wel
meerdere velden naar Strandeiland of Buiteneiland, uitbreiding van de
sportfaciliteiten mogelijk is en hier dan een sportpark van te maken.
- Mogelijke andere opties in kaart te brengen waarmee zowel de belangen van het
Diemerpark als belangrijk natuurpark worden recht gedaan en in de behoefte aan
uitbreiding van de sportfaciliteiten op IJburg len Il worden voorzien;
- En hierover te rapporteren aan de raad.
Indieners,
R. Alberts
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1224
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen onder AP
Ingekomen op donderdag 5 november 2015
Behandeld op donderdag 5 november 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Ernsting inzake het rapport ‘second opinion materialisering fietspad
Leidseplein’ (fietspaden zijn rood).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de conclusies van het rapport ‘second opinion
materialisering fietspad Leidseplein’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1165);
Overwegende dat:
— de raad om een second opinion heeft gevraagd voor de materialisering van het
fietspad over het Leidseplein, omdat dit was bedacht in dezelfde grijze klinkers als
de voetgangersruimte;
— dit fietspad een van de drukste van Amsterdam is en zal blijven;
— de second opinion duidelijk maakt dat de materialisering in grijze klinkers met
belijning wel voldoende veilig wordt beoordeeld, maar dat het nog beter zou zijn
als het fietspad rood is, bv voor voetgangers met een visuele beperking;
— dit fietspad deel uit maakt van een uitwerking van de groene lopers voor de fiets
(de binnenring), waarbij aantrekkelijkheid, herkenbaarheid en comfort voor
fietsers het uitgangspunt is;
— maximale veiligheid voor fietsers én voetgangers en fietscomfort op deze drukke
plek zwaarder weegt dan de wens om op het Leidseplein uit esthetische
overwegingen één soort ‘tapijt aan te brengen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
het fietspad over het Kleine Gartmanplantsoen, het Leidseplein en de Marnixstraat,
als onderdeel van de belangrijke fietsroute ‘binnenring’ in rood materiaal uit te voeren.
Het lid van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
1
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres € Gemeente Amsterdam
Pieter Calandlaan 1 .
1065 KH Amsterdam Stadsdeel Nieuw-West
Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14 020
Fax 020 253 6009
www.nieuwwest.amsterdam.nl
Vergadering Deelraad
Datum
Reg.nr./DECOS nr. 2013/int/10417
Onderwerp Kavelregels Zelfbouwproject Westlandgracht
De deelraad Nieuw-West,
Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van 7 januari 2014
Besluit
1. De kavelregels voor locatie Westlandgracht (Hart Delflandplein, locatie C) vast te stellen
zoals opgenomen in de bij dit besluit horende bijlage
mevrouw N.S. Smit, de heer P.L.G. van Grol,
griffier voorzitter
Afschrift van dit besluit aan:
| Besluit | 1 | train |
=
se Halfjaarsrapportage
AMSTERDAM-
AMSTELLAND
hd alie _ pr , n a = ' En
CR en # Bt Bet d
id ' | ih Fr % n + : ES Ee 4 es En eN : hk \
n « : * ee i eN
1 Ki el # u n s A 4 ” de . En E … ei ad ke Î b HE)
Ld id p F hk . E à E ' r er 5 KE | 3 | a Fe A dll
Pd Ed £ __ î b hd # Á _d FS k EI hb 4
El »e n Kd En e ” en Pel Pe ad b en “ LA mi
8 Ld p Ld - kel r i\ er ei rs N 7 zel … q Î 2
Î A n Rr A Ì A ER \ Ny h a á ad 5 ie KE 8 hdi ‚A
, ' 4 Fr jm ; Te d \ cf vids k hae En > :
Pp F ei hea. 4 df EE Ee F q 4 Pi 17 ak in, ä ij nd Ln e= L á
à Ad EN . r ii in 4 à k ei ET ss } / Í Eiken, È Ee n f
, Kn 04 " at be 1 ee ij F + } q ú i P zl “ id ei, kl hes t Ed : *
Fes ih Rn 6 Pe n er 1: 5 “ i 7 D P Ì * | A we . Pan i 7 EL Ed r d
LL Ed 9 Pe : jr A tk Pan » Ni Ch 4 K E p dst a A Ed hd EN ' IJL he \
À Er dekte ik ie re BE / 4 | # , Ek 4 a 6E EN m } \ Ke
1 ti zi bt _k bi Len On Ep d - | iN ' > 4 40 ft: 7 ' PEN ' E B 4 e ed E B
ed in Belg Ne OE et id f ad A Ae „ed | N Ke “de f dl | eh Ee À 4 3 _ « e ï rf Ps Ì
DTE Bte td a 5 Mh vn Lap) zak Ei Ek bas Ke SE dn
en Ba REP et Ju Sk Vak « hac dl Tm sie en
ë ee EE hen en | Í Nen pen Gn SAAN
Peres Mt Ht Rak eid LCP | dl i | Kd © f 5 gE Bs
ie” Kele an il t , prs oi er # rf hi Í Wd Dn. 7 Ten k Ee a 5 fe
s FN. À EN Nrd Ue, E 4 Ì É En 5 de
ze AT Se bie. er Da ts ij iN # e WE
ln Ae he Ade rd : ng} B
fuik P, al rk heat Ren! - 3 ’ Ne er
tr EN an ) & Arn Te ald
ORDER on | Í Oe Tek
ee edi IN ir …& rm 5 zò El AGE
Fl 9 E aaf re | Se Nn ES , 8 5 Ke za S ' $ me 7 ee Ca AS Er |
Al nn 5 eed Si pe ie de gr B k 5 NUkP Rn En enn Pe 3 E
ne AE BEE | rd
En je ae 4 É 5: de er ' E gak Ais be, Bn en eg rt Ei
een hee rr 5 - & a h s Ee D. yr te _ ed hd N / z à a 3 / p 4 En d 3 Ee 4 E En ‚. ” hannan nt
"ge mt ms Re Ee SE, zak EE md Ee Eh, Ne Ee ve , es en - â á ' ies — der p
ERE Ede Pe heee Ene ee En EEn, is de Je r
Inleiding
Dit is de halfjaarsrapportage van Veilig Thuis Onze werkwijze De doelen van de dienst Voorwaarden & Vervolg zijn:
Amsterdam-Amstelland over de ontwikkelingen in
de eerste helft van 2020. Veilig Thuis bekijkt bij alle binnengekomen meldingen e Directe veiligheid organiseren voor alle
of er sprake is van acute onveiligheid. Vervolgens stelt directbetrokkenen via het opstellen van
zij vast of het gaat om structurele onveiligheid. In deze veiligheidsvoorwaarden;
Wie zijn wij? fase, de veiligheidsbeoordeling, wordt gesproken met e Het inzetten van vervolghulp gericht op stabiele
de directbetrokkenen. veiligheid en herstel van de door directbetrokkenen
Veilig Thuis is er voor iedereen die te maken heeft met opgelopen schade.
huiselijk geweld en kindermishandeling. Voor kinderen, Na de veiligheidsbeoordeling kan Veilig Thuis een
jongeren, volwassenen en ouderen. Veilig Thuis geeft melding overdragen aan een lokaal team, lopende De doelen van de dienst Onderzoek zijn:
advies, neemt meldingen aan, draagt over of doet hulpverlening of de directbetrokkenen (cliëntsysteem).
zelf onderzoek en stelt voorwaarden bij onveilige Ook kan een melding worden afgesloten omdat er geen « Het bevestigen of weerleggen van de gemelde
thuissíituaties. Is er crisis dan komt Veilig Thuis direct sprake (meer) is van onveiligheid of vermoedens van vermoedens van huiselijk geweld en/of
in actie. huiselijk geweld of kindermishandeling. kindermishandeling;
e Het zo nodig vaststellen van veiligheidsvoorwaarden;
Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland maakt deel uit In sommige gevallen is het noodzakelijk dat Veilig Thuis e Het inzetten van vervolghulp gericht op stabiele
van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke verantwoordelijk blijft. Zij zet dan zelf een dienst in. veiligheid en herstel van de door directbetrokkenen
Gezondheidsdienst Amsterdam-Amstelland. Veilig Thuis kent twee diensten: de dienst Voorwaarden opgelopen schade.
& Vervolg en de dienst Onderzoek.
De gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam,
Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn zijn de Stadsdelen van Amsterdam
opdrachtgevers.
Vanaf 2020 rapporteert Veilig Thuis ook over de
meldingen in de verschillende stadsdelen van
Amsterdam. In de stadsdelen Zuidoost, Noord en
Nieuw-West wordt relatief vaak een melding gemaakt
van (een vermoeden van) huiselijk geweld en
kindermishandeling.
2 HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND - 2020/1
Inhoud
Instroom adviesvragen Veiligheids- Wettelijke
en meldingen beoordeling termijnen Overdracht
Belangrijkste resultaten
De eerste helft van 2020 stond in het teken Het aantal meldingen is licht gestegen ten De doorlooptijden van zowel de
van de uitbraak van het Covid-19 virus. Na opzichte van dezelfde periode in 2019. In veiligheidsbeoordeling als van de dienst
het afkondigen van de maatregelen van de maanden april en mei zien we dat meer Voorwaarden & Vervolg en de dienst
de Rijksoverheid half maart heeft Veilig burgers Veilig Thuis weten te vinden. Onderzoek zijn gelijk aan de voorgaande
Thuis zich direct aangepast aan de nieuwe periode, het tweede halfjaar van 2019.
situatie. Het totaal aantal meldingen dat Veilig
Thuis Amsterdam-Amstelland in de eerste Zo'n 40% van de veiligheidsbeoordelingen
Veilig Thuis heeft alle vitale processen helft van 2020 ontving is 5.940. Dit is wordt binnen de wettelijke termijn
voortgezet en de dienstverlening is een toename van 5,5% ten opzichte van van 5 dagen afgerond. Er wordt
gecontinueerd. Er is direct gehandeld dezelfde periode vorig jaar. Deze toename gemiddeld 12 dagen gedaan over een
bij acute onveiligheid. Situaties waarin is lager dan in de voorgaande jaren. We veiligheidsbeoordeling. Gemiddeld wordt de
structurele onveiligheid speelt zijn constant zien wel een verdubbeling van het aantal helft van de ingezette diensten binnen de
gemonitord. Daarnaast is veel ervaring meldingen afkomstig van burgers, ofwel wettelijke termijn van 10 weken voltooid.
opgedaan met mogelijkheden om op niet-beroepsmatig betrokkenen, in de
afstand zicht op veiligheid te krijgen. periode van de Corona-maatregelen.
3 HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND -— 2020/1
1 Instroom adviesvragen en meldingen per gemeente
Meldingen en adviesvragen Meldingen per 1.000 huishoudens
4.928 970 10,5
e e
AMSTERDAM AMSTERDAM
161 ( e ) 13 1,0
DIEMEN
589 5 : 78
AMSTELVEEN
77 © 10 12,5
.
OUDER-AMS IA 1 O,1 OUDER-AMSTEL
132 ( ) 22
AALSMEER 1)
2e) * Á 4e Á
MELDINGEN ADVIESVRAGEN MELDINGEN
UITHOORN
In de periode 1 januari - 50 juni 2020 zijn er 5.940 meldingen gedaan bij Veilig Thuis.
Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland ontving 53 meldingen over directbetrokkenen die wonen
of verblijven in een andere regio. Bij 55 meldingen is de regio onbekend.
In de eerste helft van 2020 werden 1.633 adviesvragen geregistreerd. In 50 gevallen kwam Een melding bij Veilig Thuis gaat over een huishouden. Relatief, per 1.000 huishoudens,
de adviesvraag uit een andere regio. In werkelijkheid werd Veilig Thuis vaker benaderd zijn de meeste meldingen afkomstig uit Uithoorn. Dit is ook terug te zien in eerdere
voor advies. Vanaf begin 2019 registreert Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland enkel cliënt rapportages. Ouder-Amstel kent in het eerste halfjaar van 2020 ook relatief veel meldingen
gerelateerde adviesvragen. per 1.000 huishoudens.
4 _ HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND — 2020/1 L (2) (3) (4)
1 Meldingen over huishoudens met of zonder kinderen
Meldingen per gemeente Meldingen per stadsdeel
3.513 1.415 529 186
e
AMSTERDAM
NOORD
548 539
720 259 159 107
116 45 WEST SO
CENTRUM 579 252
DIEMEN
303 86 NIEUW-WEST
OOST
372 ’ „2e
AMSTELVEEN
ZUID
60 ® 17
OUDER-AMSTEL 606 166
100 ( - 32
AALSMEER ZUIDOOST
153 ( } 34
0 a) ij
HUISHOUDENS HUISHOUDENS HUISHOUDENS HUISHOUDENS
MET ZONDER MET ZONDER
KINDEREN KINDEREN KINDEREN KINDEREN
In het eerste halfjaar van 2020 zijn 4.290 meldingen gedaan over huishoudens met kinderen, De meeste meldingen zijn afkomstig uit stadsdeel Nieuw-West, gevolgd door de stadsdelen
en 1.650 over huishoudens zonder kinderen. Zuidoost en Noord.
5 _ HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND - 2020/1 L (2) (3) (4)
1 Meldingen over huishoudens met kinderen
Wie melden er bij Veilig Thuis? Welk type geweld wordt gemeld bij Veilig Thuis?”
Overige professionals Politie Burgers
Kinder-
[9
8 EG mishandeling
xt KVA (EX-) partnergeweld
75% ie
En lb Geweld tegen ouders (<65 jr.) door hun kinderen (tot 23 ir.)
20% 28 1E Huiselijk geweld overig
mmm WAA Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling
. Top 4 . Burgers
Overige professionals . .
ZON ZON 1,5% Nog niet geregistreerd
5,4% 28% 0% 10% 20% 30% 40% 50%
1,8% 2,2% 1,9% 1,4%
lea nn
u - Bij de helft van het aantal meldingen van huishoudens met kinderen betreft het
Onderwijs Ziekenhuis Lokaal Ambulance Buren Familie- beteren een vermoeden van kindermishandeling. Hierbij kan gedacht worden aan fysiek of
psychisch geweld, fysieke of psychische verwaarlozing, seksueel misbruik of getuige
zijn van (de gevolgen van) geweld in het gezin. Er komen ook veel meldingen binnen
Het algehele beeld is overeenkomstig met het halfjaar hiervoor. Er is voor de periode vanaf van (een vermoeden van) partnergeweld. Het beeld komt overeen met voorgaande
half maart tot juni wel een stijging zichtbaar in het aantal meldingen afkomstig van burgers. jaren. Er is geen verschuiving zichtbaar vanaf de Corona-maatregelen.
Voor de gehele periode 1 januari - 30 juni 2020 is 5% van de meldingen afkomstig Onder de categorie ‘huiselijk geweld overig’ vallen alle vormen van huiselijk geweld die
van burgers. Buren melden vaker dan een directbetrokkene zelf of familieleden van niet onder de andere categorieën te scharen zijn. Te denken valt aan mishandeling en
directbetrokkenen. We zien een toename van meldingen van burgers in april en mei. Er is misbruik tussen meerderjarige broers en zussen.
sprake van een verdubbeling ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, van 3% naar 6%.
Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland en de verschillende partners hebben in deze periode Bij een deel van de meldingen is het type geweld nog niet geregistreerd. Het gaat hier
huiselijk geweld en kindermishandeling extra onder de aandacht gebracht van burgers en om werk dat onder handen is.
professionals, Zo is er door de Rijksoverheid, gemeente Amsterdam en Veilig Thuis zelf via
verschillende kanalen veelvuldig geadverteerd. “Het totaal telt op tot 100+ omdat er meerdere type geweld kunnen worden gemeld.
6 HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND - 2020/1 L (2) (3) (4)
1 Meldingen over huishoudens zonder kinderen
Wie melden er bij Veilig Thuis? Welk type geweld wordt gemeld bij Veilig Thuis?”
Overige professionals Politie Burgers (Ex-)
YA partner-
geweld
Xx sh Ouderenmishandeling (>65jr.)
m: 95%
vS Geweld tegen ouders (<65 jr.) door hun kinderen (tot 23 ir.)
pj Huiselijk geweld overig
5% 20 2% PAS Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling
Nn me _
1,5% Nog niet geregistreerd
Top 4
Overige professionals
AN 0% 10% 20% 50% 40% 50%
1,0% o
Meldingen over huishoudens zonder kinderen betreffen vaak (een vermoeden van
OO en en 9 AE )
partnergeweld. Het algehele beeld over het type geweld dat bij Veilig Thuis wordt gemeld
Ambulance Ziekenhuis Heisertsen- Volwassen komt t de j
praktijk GGZ-instelling omt overeen met voorgaande jaren.
Onder de categorie ‘huiselijk geweld overig’ vallen alle vormen van huiselijk geweld die
95% van de meldingen over huishoudens zonder kinderen zijn afkomstig van de politie. niet onder de andere categorieën worden ondergebracht. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om
Overige professionals melden in 2020 steeds vaker, ook over huishoudens zonder kinderen. mishandeling of verwaarlozing van meerderjarige personen met een fysieke beperking door
Er is hierbij geen beroepsgroep die eruit springt, de professionele melders anders dan politie een familielid of mantelzorger.
zijn zeer divers.
Bij een deel van de meldingen is het type geweld nog niet geregistreerd. Het gaat hier om
Veilig Thuis ontvangt weinig meldingen van burgers over huishoudens zonder kinderen. werk dat onder handen is.
Slechts 2% van het aantal meldingen over huishoudens zonder kinderen wordt gedaan door
buren, familieleden of directbetrokkenen zelf. In de tweede helft van 2019 was dit 1%. “Het totaal telt op tot 100+ omdat er per melding meerdere typen geweld kunnen worden gemeld.
7 HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND - 2020/1 L (2) (3) (4)
2 Veiligheidsbeoordeling
Hoe wordt de veiligheid beoordeeld?
(Vermoeden van) o | | | | | | | |
acute onveiligheid 4% | | | | |
(Vermoeden van)
structurele 69% |
onveiligheid | |
Eenmalige |
onveilige situatie 6% il | | | | | |
Problemen op andere | | |
leefdomeinen 11% | | | | | |
Geen zorgen over o | | |
veiligheid | 9% il | | | | | |
0% 10% 20% 50% 40% 50% 60% 70% 80%
Bij alle meldingen wordt de mate van onveiligheid beoordeeld. Met de veiligheidsbeoordeling wil Veilig Thuis zicht krijgen op de veiligheid van
directbetrokkenen. Vervolgens wordt een besluit genomen over bij welke instelling of professional de verantwoordelijkheid wordt belegd voor het
nemen van vervolgstappen. Veilig Thuis baseert deze besluiten op de inhoud van de melding, op de beschikbare informatie uit eigen systemen en
eventuele verkregen informatie uit andere bronnen zoals contact met directbetrokkenen.
8 _HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND - 2020/1 (1) e (3) (4)
35 Wettelijke termijnen
Doorlooptijd van de veiligheidsbeoordeling Doorlooptijd van de dienst Voorwaarden & Vervolg en de dienst Onderzoek
Gemiddeld aantal werkdagen tot de veiligheidsbeoordeling Gemiddeld aantal weken vanaf de veiligheidsbeoordeling tot het afsluiten van de dienst
15 15
13,5 13,5 En ee 87
10 Pe NN , Eer 10 men = 5 ETTELIJ RMIJN (10 WEKEN) mmm nnn
10,9 10,5
9,9 ’ 9-6 GEMIDDELD
5 WETTELIJKE TERMIJN (5 WERKDAGEN) mmm 5
0 0
januari februari maart april mei juni januari februari maart april mei juni
Percentage veiligheidsbeoordeling binnen de wettelijke termijn (5 werkdagen) Percentage afgesloten diensten binnen de wettelijke termijn (IO weken)
75 75
GEMIDDELD
VAS Ei Rev joy EERS 68,1% or MSD
Kv AYA 36,1% 37,2% EVR EL ERSA Gem ooeLD 5 ú 5 ú 5 ú
25 25
januari februari maart april mei juni januari februari maart april mei juni
Het aantal werkdagen tot het voltooien van de veiligheidsbeoordeling is in de eerste
helft van 2020 gemiddeld 12 dagen. In de tweede helft van 2019 was de gemiddelde
doorlooptijd van de veiligheidsbeoordeling 14 dagen. De wettelijke termijn van de dienst Voorwaarden & Vervolg en de dienst Onderzoek is
10 weken vanaf de veiligheidsbeoordeling tot de afronding van de dienst. Gemiddeld
Gemiddeld wordt 40% van de veiligheidsbeoordelingen gedaan binnen de wettelijke wordt de helft van de ingezette diensten binnen de wettelijke termijn afgerond. Dit
termijn van 5 werkdagen. Dit komt overeen met de tweede helft van 2019. Toen werd 39% komt overeen met de tweede helft van 2019, toen werd 54% van de diensten binnen de
van de veiligheidsbeoordelingen binnen de wettelijke termijn afgerond. wettelijke termijn voltooid.
9 HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND - 2020/1 (1) (2) E (4)
4 Overdracht
Vervolgtraject/overdracht
Veilig Thuis heeft in het eerste halfjaar van 2020 4.884
casussen overgedragen dan wel afgesloten. Een casus kan
bestaan uit meerdere meldingen.
Veilig Thuis kan op verschillende momenten het besluit nemen DO DJ WAARVEN
om een casus over te dragen. Dit kan na afronding van de L L 1 565 Ge 495
veiligheidsbeoordeling, na de dienst Voorwaarden & Vervolg en " SAMENDOEN 459
na de dienst Onderzoek, Er wordt overgedragen aan: | JEVGDBESCHERMING 484
LEGER DES HEILS 17
‚ . . . . pn WILLIAM SCHRIKKER GROEP _ 106
Eén of meerdere professionals of instellingen: regiehouden- ANDERS Gl* 4
de partijen zoals de Gecertificeerde Instellingen of de lokale AMSTERDAM
teams of niet-regiehoudende hulpverlening.
e Directbetrokkenen zelf of hun eigen netwerk: het Ee WAARVAN
cliëntsysteem Nn ER Bl Been Ee
179 SOCIAAL TEAM AMSTELVEEN * JEUGDBESCHERMING 15
Bij 40% van de overdrachten wordt de casusregie van een 30 JEUGDBESCHERMING 213 Ea DIEMEN LEGER DES HEILS 4
Gecertificeerde Instelling of lokaal team toegewezen aan 3 WILLIAM SCHRIKKER GROEP mi WILLIAM SCHRIKKER GROEP 1
het gezin of huishouden. De casusregisseur houdt het zicht 1 ANDERS Gl* *
op veiligheid, voert het veiligheidsplan uit en werkt aan een AMSTELVEEN
hulpverlenings- en herstelplan.
Bij 19% van de casussen wordt de melding overgedragen El 32 en arne
aan andere hulpverlening, zoals Blijf Groep, GGZ, 7 EUGEN S 6
verslavingszorg of de huisarts. OUDER-AMSTEL
WAARVAN 63
In 41% van de gevallen is het gezin in staat de edn Én
veiligheid zelf te waarborgen of blijkt er geen sprake Ö JEUGDBESCHERMING AALSMEER vena
van huiselijk geweld of kindermishandeling. ER sa SAR
n JEUGDBESCHERMING 14
Bij 83% van de overdrachten naar het lokaal team of een UITHOORN ANDERS Gl* 5
Gecertificeerde Instelling gaat het om een overdracht direct na
veiligheidsbeoordeling.
Bij de overdrachten naar het lokale team is bijna 4 op de 10,
39%, reeds bij hen bekend.
*Bij ‘Anders GI’ gaat het om Nidos of een Gecertificeerde Instelling in een andere regio.
10 _HALFJAARRAPPORTAGE VEILIG THUIS AMSTERDAM-AMSTELLAND — 2020/1
| Onderzoeksrapport | 10 | val |
G emeente Bezoekadres
Plein'40'45 1
Amsterdam 1064 SW Amsterdam
Nieuw-West bieze
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
| | amsterdam.nl/nieuwwest
Voordracht en besluit D B-AB
Registratienummer 78595 - 2018/INT/ooosg
Afdeling Gebieden
Onderwerp
Adviesaanvraag bestuurscommissie Nieuw-West inzake het concept ruimtelijk-economisch
kader voor verkooppunten in de openbare ruimte
Portefeuille Economische Zaken
DB lid Dhr. A. Baâdoud
Gebied Algemeen
Vergaderdatum DB 6 februari 2018
Vergaderdata AB 14 februari 2018 voorbereidende commissie
21 februari AB
Agenderen College / De adviesbrief inzake het concept ruimtelijk-economisch kader voor verkooppunten in de
Gemeenteraad openbare ruimte wordt na de verkiezing van maart 2018 betrokken bij de verdere besluitvorming
door het nieuwe college van ben w.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Douwe Tiemersma, Economie- [email protected]/06- 1131 8617
Pagina1 van6
Bezoekadres
Plein'40'45 1
1064 SW Amsterdam
Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
amsterdam.nl/nieuwwest
Datum 21 februari 2018
Onderwerp
Adviesaanvraag inzake het concept ruimtelijk-economisch kader voor verkooppunten
in de openbare ruimte
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van Nieuw-West besluit:
1. Intestemmen met de voordracht aan het AB inzake de concept adviesbrief in het kader
de adviesaanvraag van het concept ruimtelijk-economisch kader voor verkooppunten in
de openbare ruimte waarvan de kern van het advies is dat:
-__ De bestuurscommissie Nieuw-West zich over het algemeen kan vinden in het concept
ruimtelijk - economisch kader verkooppunten in de openbare ruimte.
-__ De bestuurscommissie Nieuw-West vindt het kader op een aantal punten echter
onvoldoende concreet, bijvoorbeeld ontbreekt een helder kader voor kiosken op basis
waarvan kan worden bepaald waar deze mogen staan en aan welke criteria zij moeten
voldoen.
-__ Ook geeft de bestuurscommissie Nieuw-West een aantal aandachtspunten mee die te
maken hebben met het verder versterken van ondernemerschap in Nieuw-West en het
gebiedsgericht werken.
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van Nieuw-West besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd
1. Inte stemmen met bijgaande concept adviesbrief aangaande de adviesaanvraag voor het
concept ruimtelijk- economisch kader voor verkooppunten in de openbare ruimte.
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van Nieuw-West,
Mevrouw E.J.M. Plasmeijer, de heer A. Baâdoud,
stadsdeelsecretaris voorzitter
Registratienummer 78595 - 2018/INT/ooo5g
Pagina 2 van6
DB-AB
Bevoegdheid
Verordening op de bestuurscommissies: artikel 28, eerste lid (advisering door
bestuurscommissies bij voornemens tot het vaststellen van stedelijke kaders).
Artikel 160 van de Gemeentewet.
Bestuurlijke achtergrond
Het college van ben w heeft op 9 januari 2018 het concept ruimtelijk- economisch beleidskader
voor verkooppunten in de openbare ruimte vrijgegeven voor advisering door de
bestuurscommissie en geconsulteerde partijen.
Tot 1 maart 2016 had Amsterdam één Verordening op de Straathandel. Voor de markten is
deze vervangen door de Marktverordening 2016, waarbij een aantal vernieuwingen in de
regelgeving is doorgevoerd. De regels voor staanplaatsen buiten de markt en venten zijn
zonder wijziging opgenomen in een aparte verordening. Het collegevan ben w heeft toen
aangekondigd dat ook deze regelgeving zal worden vernieuwd. Dat is ook opgenomen in het
Amsterdams Ondernemers Programma (AOP) 2015-2018 ‘Ruimte voor ondernemers!’
Daarnaast is geconstateerd dat een stedelijk kader ontbreekt dat zich uitspreekt over de vraag
waar verkoop in de openbare ruimte wel en niet gewenst is en welke aspecten bij de
beoordeling moeten worden betrokken
Op dit moment ontbreekt een stedelijk kader voor de verlening van staanplaats- en
omgevingsvergunningen en het instellen van ventverboden. Het concept ruimtelijk-economisch
kader heeft betrekking op:
e _ Staanplaatsen en kiosken: in welke typen gebieden en op welke typen locaties deze wel en
niet gewenst zijn,
e Venten (verkopen zonder een vaste plaats in te nemen): waar ventverboden van kracht
blijven of kunnen worden ingesteld,
e Verkoop op straat door winkels (voor de gevel): waar, wanneer en onder welke
voorwaarden deze vorm van straathandel kan worden toegestaan,
e _ Algemene aspecten die worden betrokken bij de beoordeling van aanvragen, waarbij wordt
voorgesteld om ook gezondheid (Amsterdamse aanpak Gezond Gewicht) en duurzaamheid
waar nodig een rol te laten spelen.
In het kader worden de volgende typen gebieden onderscheiden die verschillen wat betreft
enerzijds de behoefte aan verkooppunten en anderzijds de geschiktheid van de openbare
ruimte:
a) hetkernwinkelgebied
b) vooroorlogse woonwijken
c) naoorlogse woonwijken
d) parkenen andere groengebieden
e) bedrijventerreinen, kantorenlocaties en evenementenlocaties
f) _ontwikkel- en transformatiegebieden.
Het concept kader voor verkooppunten in de openbare ruimte sluit aan op andere stedelijke
kaders die recent zijn vastgesteld. Dat betreft met name:
-__ Visie openbare ruimte
-__ Detailhandelsbeleid 2018-2022
-__ Stad in balans en Diversiteit winkelaanbod.
- Bij de uitwerking zijn ook de ervaringen met de pilot Freezones en de pilot Foodtrucks
betrokken.
Dit concept kader is bedoeld als afwegingskader voor het aanwijzen van nieuwe staanplaatsen,
het verlenen van staanplaatsvergunningen en het intrekken daarvan. Dit is ook het geval voor
het opnemen of schrappen van vaste staanplaatsen en kiosken in bestemmingsplannen en het
verlenen van omgevingsvergunningen in afwijking van het bestemmingsplan. Daarnaast vormt
Registratienummer 78595 - 2018/INT/ooo5g
Pagina 3 van 6
DB-AB
het een kader voor het toestaan van verkoop door winkels op straat en voor het aanwijzen van
gebieden waar venten niet is toegestaan. In het concept van het ruimtelijk-economisch kader is
aangegeven dat er in elk geval in het kernwinkelgebied (in het detailhandelsbeleid kernzone
genoemden tevens het meest door toeristen bezochte gedeelte van de stad) en in drukke
stadstraten aanleiding bestaat om staanplaatsen op te heffen.
Als het college na verwerking van de adviezen het ruimtelijk-economisch kader als voornemen
heeft vastgesteld, wordt in overleg met de bestuurscommissies en de gebiedsteams een
inventarisatie opgesteld van op te heffen of te verplaatsen staanplaatsen. Dan kan bij het
vaststellen van de integrale beleidsnota duidelijkheid worden verschaft aan de betrokken
staanplaatshouders over de gevolgen die het beleid voor hen heeft. In de beleidsnota zal ook
worden opgenomen welke overgangstermijnen daarbij worden gehanteerd, waarbij het
uitgangspunt is dat deze zodanig worden gekozen dat de gemeente geen nadeelcompensatie is
verschuldigd. Daarnaast zal de beleidsnota voorstellen bevatten voor herziening van de
regelgeving.
Over het onderwerp “ruimtelijk- economische kader voor verkooppunten in de openbare
ruimte” zijn er in de afgelopen anderhalf jaar diverse gesprekken geweest met de RvE
Economie. De RvE geeft aandat de besproken aandachtspunten zo goed mogelijk verwerktzijn
in het concept ruimtelijk- economische kader voor verkooppunten in de openbare ruimte.
Onderbouwing besluit
Argumenten Het college van ben w heeft de bestuurscommissies Nieuw-West in de gelegenheid gesteld te
adviseren over het concept ruimtelijk-economisch kader alvorens over te gaan tot inventarisatie
van op te heffen staanplaatsen. Met de bijgaande concept adviesbrief geeft de
bestuurscommissie Nieuw-West aan zich over het algemeen te kunnen vinden in het concept
ruimtelijk - economisch kader verkooppunten in de openbare ruimte. De bestuurscommissie
Nieuw-West vindt het kader op een aantal punten onvoldoende concreet, bijvoorbeeld missen
we een helder kader voor kiosken op basis waarvan kan worden bepaald waar deze mogen staan
en aan welke criteria zij moeten voldoen. Ook geeft de bestuurscommissie een aantal
aandachtspunten mee die te maken hebben met het verder versterken van ondernemerschap en
het gebiedsgericht werken.
Risico's / neveneffecten Niet van toepassing
Maatschappelijke effecten
Selecteer de maatschappelijke DlJongeren aan het werk
effecten waar hetbesluitaan __LJJeugd benut talent
bijdraagt L]Goed veiligheidsgevoel
MlPrettig wonen
(lledereen doet en telt mee
(Prettig samenleven
L]Gezonde leefstijl
Maatschappelijke Jongeren aan het werk: Nieuw-West ziet kansen om het kleinschalig ondernemerschap verder
effecten te stimuleren door een nieuwe type kiosken te introduceren waarbij meerdere (verplaatsbare)
mini kiosken bij elkaar gezet kunnen worden naar het voorbeeld van de Bouguinistes in Parijs.
Dit verhoogt de flexibiliteit van de openbare ruimte. Dit zou in samenwerking met de Rve
Inkomen kunnen worden gerealiseerd zodat een laagdrempelige instroom mogelijk wordt.
Registratienummer 78595 -2018/INT/ooo5g
Pagina 4 van 6
Prettig wonen: Kiosken kunnen in Nieuw-West aanvullend zijn op de bestaande winkels en
voorzieningen, dus niet concurrerend. Wij zien in Nieuw-West ook mogelijkheden om het venten
verder te stimuleren. Dit kan een positieve bijdrage leveren aan de verlevendiging van het
gebied.
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau Niet van toepassing. Dit betreft een Visie op de verkooppunten in de openbare ruimte. In een
latere fase volgt een vitwerking van de visie de juridische consequenties per gebied zullen
worden uitgewerkt bijvoorbeeld omdat er staanplaatsen worden opgeheven of verplaats.
Financiën Nee, op dit moment geen financiele gevolgen. Bij het opheffen van staanplaatsen zullen
zodanige overgangstermijnen worden gehanteerd dat er geen verplichting bestaat tot betaling
van nadeelcompensatie. Indien in verband met herinrichting van straten of pleinen een
staanplaats toch eerder moet worden opgeheven, dient de te betalen nadeelcompensatie ten
laste te komen van het projectbudget van de gemeente Amsterdam.
Communicatie De gemeente maakt nieuw beleid voor alle vormen van verkoop in de openbare ruimte, zoals
staanplaatsen, kiosken, venten en verkoop op straat door winkeliers. Hiervoor is een ruimtelijk-
economisch kader opgesteld. Hierin wordt aangegeven waar deze vormen van verkoop in de
openbare ruimte gewenst zijn in bijvoorbeeld woonwijken, bedrijventerreinen, parken en
transformatiegebieden. Dit nieuwe ruimtelijk-economisch kader volgt het recente beleid voor de
detailhandel, de Visie openbare ruimte, Stad in Balans en Diversiteit winkel- en
voorzieningenaanbod.
Overige Niet van toepassing
Financiële paragraaf
Niet van toepassing
Financiële gevolgen? Nee
Indien ja, dekking aanwezig? nvt
Indien ja, welke
kostenplaats?
Toelichting -
Voorlichting en communicatie
Eisen publicatie Niet van toepassing
Communicatiestappen
Uitkomsten inspraak
Niet van toepassing
Registratienummer 78595 -2018/INT/ooo5g
Pagina 5 van 6
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
Niet van toepassing
Geheimhouding
Geheimhouding Niet van toepassing
Einde geheimhouding
Stukken
Meegestuurd 1. Adviesaanvraag bestuurscommissie Nieuw-West inzake het concept ruimtelijk-
economisch kader voor verkooppunten in de openbare ruimte;
2. Concept ruimtelijk-economisch kader voor verkooppunten in de openbare ruimte
3. Concept adviesbrief bestuurscommissie Nieuw-West
Ter inzage gelegd Niet van toepassing
Te verzenden stukken Gemeente Amsterdam
College van Ben W
t.a.v. Wethouder U. Kock
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Aangetekend versturen nee
Akkoord agendering
Datum voorbereidende staf 29 januari 2018 Staf
Portefeuillehouder de heer A. Baâdoud
Portefeuillenouder akkoord? Ja
Verantwoordelijk manager _ Ellen Veul, manager Domein Ondernemersklimaat- Economie
Manager akkoord? Ja
Besluit dagelijks bestuur
Registratienummer 78595 -2018/INT/ooo5g
Pagina 6 van 6
| Besluit | 6 | train |
E202006355 N% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Grondzaken
Agendapunt 12
Datum besluit College van B en W 1 maart 2022
Onderwerp
Vaststellen van de Investeringsnota Mercatorpark en het beschikbaar stellen van een krediet
De commissie wordt gevraagd
1. De raad te adviseren om in te stemmen met de raadsvoordracht met als gevraagd besluit om
de Investeringsnota Mercatorpark vast te stellen en een krediet beschikbaar te stellen voor de
uitvoering daarvan.
2. Kennis te nemen van de GEHEIM financiële paragraaf en daarbij de vitkomsten van de financiële
risicoanalyse (hoofdstuk 8 van de GEHEIM financiële paragraaf) welke onlosmakelijk verbonden is
met de grondexploitatie. Op dit stuk berust geheimhouding.
3. Kennis te nemen van de opgelegde geheimhouding op GEHEIM financiële paragraaf (inclusief
bijlagen), op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet, en van het verzoek aan de
raad om de geheimhouding op grond van artikel 25, derde lid van de Gemeentewet tijdens de
eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na aanlevering van de stukken bij de raadsgriffie
te bekrachtigen. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel zo lid 2 sub b van de Wet
openbaarheid van bestuur. De geheimhouding wordt opgelegd tot twee jaar na sluiting van de
grondexploitatie. Naar verwachting zal de grondexploitatie in 31-12-2030 worden gesloten en zal de
geheimhouding daarmee gelden tot 31-12-2032.
Wettelijke grondslag
Artikel 6, tweede lid van de Financiële verordening gemeente Amsterdam. Het college draagt er
zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de begroting en investeringskredieten
juist en volledig in de budgetten van de programma's, de programmaonderdelen en de budgetten
van de investeringskredieten worden verwerkt.
Artikel 189, eerste lid artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 6, eerste lid van de
Financiële verordening gemeente Amsterdam. Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks
op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen
die hij naar verwachting kan aanwenden. De raad stelt bij verordening de vitgangspunten voor
het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële
organisatie vast. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting of een begrotings-
wijziging.
Artikel 25, tweede en derde lid, Gemeentewet. De gemeenteraad kan op grond van een belang,
genoemd in artikel 10 van de WOB, omtrent een besloten vergadering behandelde en omtrent
de inhoud van stukken die aan de raad worden voorgelegd, geheimhouding opleggen. De
geheimhouding kan eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een
commissie.
Bestuurlijke achtergrond
- Op 19 april 2016 heeft het college van B&W ingestemd met de Strategienota Westelijk deel Jan
Evertsenstraat.
- Op 6 maart 2018 heeft het college van B&W het projectbesluit Jan Evertsenstraat genomen,
waarmee de projectnota Jan Evertsenstraat is vastgesteld.
Gegenereerd: vl.12 1
VN2022-006355 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Grond en % Amsterdam jee 9 TAR
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
-In Koers 2025 — Ruimte voor de Stad, vastgesteld in april 2016, is het gebied Jan Evertsenstraat
aangemerkt als versnellingslocatie voor woningbouw
- Op 2 maart 2021 heeft het college van B&W de Concept Investeringsnota Mercatorpark met de
bijlage Concept Stedenbouwkundig plan vrijgegeven voor inspraak. De Concept Investeringsnota
Mercatorpark met de bijlage Concept Stedenbouwkundig plan hebben van 11 maart 2021 tot en met
21 april 2021 ter inzage gelegen.
Reden bespreking
Advisering aan de raad
Uitkomsten extern advies
NVT.
Geheimhouding
Op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet wordt, gelet op hetgeen in artikel 10,
tweede lid, onder lid b van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding opgelegd op de
meegezonden bijlage ‘concept Financiële paragraaf Mercatorpark, d.d. 24-01-2022 (incl. de
daarbij behorende bijlagen). De geheimhouding wordt opgelegd tot 2 jaar na het afsluiten van de
grondexploitatie d.d. 31-12-2033, omdat de financiële en economische belangen van de gemeente
in geding kunnen komen en de gemeente onevenredig kan worden benadeeld, als de (financiële)
risico’s openbaar worden. De gemeenteraad wordt verzocht op grond van artikel 25, derde lid van de
Gemeentewet de opgelegde geheimhouding tijdens de eerstvolgende vergadering te bekrachtigen
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.12 2
VN2022-006355 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Grond en % Amsterdam
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
01. 20220302 Concept Raadsvoordracht Inv besluit MCP.docx (msw12)
02. 20220201 Concept Investeringsnota Mercatorpark.pdf (pdf)
03. 20220131 Mercatorpark Concept Stedenbouwkundig Plan. pdf (pdf)
04. GEHEIM Mercatorpark Bijlage Fin Par Investeringsnota 24-01-2022.pdf
AD2022-022211
(pdf)
05. Grondexploitatiegrens 08-10-2021. pdf (pdf)
06. 20201023 Verslag Participatietraject Mercatorpark. pdf (pdf)
07. 20220108 VERTROUWELIJK NvB Investeringsnota Mercatorpark. pdf
AD2022-022214
(pdf)
08. 20220108 NvB Investeringsnota Mercatorpark geanonimiseerd.pdf (pdf)
og. Adviesaanvraag Stadsdeel West Mercatorpark def 13-01-2022.pdf (pdf)
Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Grond & Ontwikkeling, Anky Groot, senior projectmanager Mercatorpark,
ankygroot@&amsterdam.nl, tel. 06-2124 3791
Gegenereerd: vl.12 3
| Voordracht | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Voortgangsrapportage renovatie
Amsterdam Museum
DL ke eral k BJE u mg 9 dn Vi ze
ED Rm EEn
Pommer Melle) PVS Z ug
2 vá ® 1 js a IJ jen N vk f ln Ke :
Î SU | E, 1 en A kh il à
fe B 4 4 | PS za ONE. Ja
Vogelvluchtperspectief ontwerp gerenoveerd Amsterdam Museum
juni 2023
Gemeente Amsterdam Juni 2023
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum Pagina 2 van 10
Inhoud
1 Inleiding 3
2 Stand van Zaken 4
3 _ Financiën 5
4 Planning 8
5 Risico's 9
6 Communicatie 10
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 3 van 10
1 Inleiding
Het Amsterdam Museum is een belangrijke culturele plek in de Amsterdamse binnenstad. Het
museum maakt al decennia lang deel uit van het profiel en identiteit van het centrum. Het gebouw
van het museum, het voormalige burgerweeshuis, behoort tot één van de belangrijkste
monumenten van de binnenstad en kent een geschiedenis van eeuwen, en van verschillende
gebruikers. Het is daarom de gedroomde plek voor een museum over de stad Amsterdam.
Het gebouw is aan renovatie toe. Er is een gebrek aan ruimtes om de omvangrijke collectie te laten
zien, het gebouw is moeilijk vindbaar en vrijwel niet toegankelijk voor mensen met een fysieke
beperking. Het pand moet daarnaast worden verduurzaamd en de klimaatinstallaties moeten
worden vervangen om de collectie te kunnen laten zien.
Door het gebouw grondig te renoveren, te verduurzamen en de ruimtes aan te passen, wordt het
monument klaar gemaakt voor de toekomst en blijft het behouden als openbare plek voor alle
Amsterdammers en mensen die de stad bezoeken. In 2017 zijn de gemeente Amsterdam en het
Amsterdam Museum begonnen met de plannen voor de renovatie van het gebouw. Eind 2022 is er
een omgevingsvergunning afgegeven voor de plannen, na meerdere bespreekmomenten bij de
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en aanpassingen van het ontwerp. Het ontwerp dat er nu ligt van
Neutelings Riedijk Architecten doet zowel eer aan het gebouw als monument én aan de museale
wensen van deze tijd.
De renovatie valt onder de gemeentelijke regeling grote projecten (RGP). Dit is gebruikelijk bij
grote en complexe projecten. Doordat het onder de RGP valt wordt er extra gemonitord op tijd,
kwaliteit, kosten en risico's. Via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage wordt de gemeenteraad
geinformeerd. Het opstellen van een bestuurlijke voortgangsrapportage is een belangrijk
onderdeel van de regeling. Deze rapportage gaat elk halfjaar in op de stand van zaken van de
renovatie. De vorige rapportage is op 16 oktober 2022 met u gedeeld.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 4 van 10
2 Stand van Zaken
Omgevingsvergunning
Op 7 november 2022 is namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de
omgevingsvergunning verleend voor de renovatie van het Amsterdam Museum. Na een
zorgvuldig proces heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een advies uitgebracht over het
nieuwe ontwerp van het Amsterdam Museum. De afdeling Monumenten en Archeologie heeft
hiervoor deskundig advies gegeven over de monumentale delen van het gebouw. Ook de
Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed heeft met grote zorgvuldigheid gekeken en adviseerde
positief over het huidige ontwerp waar de vergunning uiteindelijk voor is verleend.
Beroepsprocedure
In december 2022 hebben Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) en
Erfgoedvereniging Heemschut middels een beroepschrift bezwaar gemaakt op de afgifte van de
omgevingsvergunning. Het bezwaar richt zich voornamelijk op de aanpassingen aan de
voormalige Schuttersgalerij. Op 25 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de
VVAB en Heemschut om de vergunning te schorsen toegewezen. Dit betekent dat tot de uitspraak
in de beroepsprocedure niet gestart mag worden met de renovatie, Het beroep is op 23 mei 2023
behandeld. De uitspraak wordt begin juli 2023 verwacht. De raad zal worden geïnformeerd over de
uitspraak in de beroepsprocedure.
Verhuizing Museum
Om te voorkomen dat extra geïnvesteerd moest worden in behoud en beheer van het gedateerde
pand en installaties, is ervoor gekozen om de programmering van het museum in 2022 te
verplaatsen naar de Hermitage. Amsterdam Museum aan de Amstel is op 9 maart 2022 geopend.
Het Amsterdam Museum heeft hiervoor vanaf 2014 in de Hermitage geëxposeerd met de
tentoonstelling “Groepsportretten van de 17? eeuw”. Op dit moment wordt het leegstaande
gebouwencomplex aan de Kalverstraat beheerd door de organisatie van het Amsterdam Museum.
Organisatie
De renovatie van het Amsterdam Museum kent twee opdrachtgevers: het Amsterdam Museum en
gemeente Amsterdam. De gemeente is eigenaar van het gebouwencomplex en financiert de
renovatie. Het Amsterdam Museum is huurder en financiert de inrichting, verhuizing en tijdelijke
huisvesting. Het museum zet hiervoor, naast een fondsenwerving, onderhoudsgelden in die
tijdens de renovatie worden uitgespraad. Tijdens het ontwerptraject hebben beide
opdrachtgevers samen opgetrokken. Nadat de vergunning onherroepelijk is en de uitvoering van
de renovatie kan starten is de gemeente Amsterdam de enige opdrachtgever. Het bestuur van het
Amsterdam Museum blijft verantwoordelijk voor de exploitatie, verhuizing, opening,
tentoonstelling en inrichting van het Amsterdam Museum.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 5 van 10
3 Financiën
De totale geprognotiseerde dekking, zijde museum en gemeente, voor de renovatie van het
Amsterdam Museum bedraagt € 94.009.586 en is als volgt opgebouwd:
A) Gemeente - Reserve 2016-2018: € 792.340.
B) Gemeente - Voorbereidingskrediet 2019-2020: € 1.800.000.
C) Gemeente - Uitvoeringskrediet 2021: € 56.200.000.
D) Gemeente - Toegekende indexering bij begroting 2023: € 9.500.000!.
E) Rijkssubsidie DUMAVA: € 2.325.814.
F) Rijkssubsidie SIM: € 291.432.
G) Uitgespaarde onderhoudsreserveringen: € 7.600.000?
H) Fondsenwerving t.b.v. leegstandskosten maximaal: € 500.000.
) Fondsenwerving museum: € 15.000.000.
Opdrachten en facturen
Voor het project is een investeringsbegroting opgesteld. Deze begroting is onderverdeeld in
verschillende categorieën. De opdrachtverstrekking en facturatie verloopt binnen de kaders van
deze categorieën. Op dit moment is er door de gemeente in totaal € 7.104.184 aan verplichtingen
aangegaan (opdrachten) waarvan op dit moment € 5.994.621 is gefactureerd (betaald). Met
prognoses bedoelen we de opdrachten die we nog verwachten te geven.
Omschrijving Budget Verplicht | Gefactureerd
Voorbereidingskosten 10.530.558 5.522.324 4.412.761 6.157.416
1062491) 1.299.330) 1299330) | _____ 0|
143500) 0 0| 143.500
Onvoorzien 15% 1.186.956 282.530 282.530 1.504.426
Totaal excl. BTW 14 409.586 7.104.184 5.994.621 68 691 483
Het budget voor de renovatie, zijde gemeente, van € 74.409.586 is als volgt opgebouwd:
A) Gemeente - Reserve 2016-2018: € 792.340.
B) Gemeente - Voorbereidingskrediet 2019-2020: € 1.800.000.
C) Gemeente - Uitvoeringskrediet 2021: € 56.200.000.
D) Gemeente - Toegekende indexering bij begroting 2023: € 9.500.000.
E) Rijkssubsidie DUMAVA: € 2.325.814.
F) Rijkssubsidie SIM: € 291.432.
1 Zie: Projectenportfolio 2022-2026 vastgesteld door Raad op 9 en 10 november 2022 (bijlage bij begroting 2023)
2 Het museum is momenteel gesloten, daarom vindt er geen groot onderhoud plaats. Daarnaast is er sinds 2018 bespaard
op het onderhoud met het oog op de verbouwing. De gemeente heeft hiermee € 7,6 miljoen opgebouwd (bespaard), dit
bedrag komt nu ten goede komen aan de renovatie. Een deel hiervan is toegekend aan het museum voor de inrichting
(4,1 mio.) van het gerenoveerde museum en een deel aan de gemeente voor de renovatie.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 6 van 10
G) Uitgespaarde onderhoudsreserveringen: € 3.500.000 (van totaal € 7,6 mio.).
Bouwkosten
Voor het project is per ontwerpfase een nieuwe doorrekening van de bouwkosten gemaakt. Voor
de start van de aanbestedingen zal er een raming opgesteld worden. De planning hiervan is
afhankelijk van de uitspraak in de beroepszaak.
Rijkssubsidies
Er is in totaal voor € 2.617.246 door de Rijksoverheid aan subsidies toegekend aan het project.
Hiervan bestaat € 2.325.814 uit een subsidie voor de verduurzaming en € 291.432 voor onderhoud
aan het monument.
Prijsstijgingen
Vanwege prijsstijgingen is er in de gemeentebegroting van 2023 € 9.500.000 toegekend. Deze
begroting is vastgesteld door de Raad in november 2022.
Onvoorzien
De regeling grote projecten schrijft voor om een toereikende post onvoorzien op te nemen om de
risico's op te vangen. Daarom is voor de renovatie van het Amsterdam Museum een post
onvoorzien van 15% in de begroting gereserveerd. Dit percentage wordt geadviseerd bij een
renovatie van een monumentaal gebouw en is gebaseerd op het advies van meerdere
bouwkostenadviseurs zoals Basalt, BBN en Bremen Bouwadvies. Over dit percentage bent u
geïnformeerd in de raadsbrief van 16 januari 2023. Tot op heden zijn ten laste van deze post
onvoorzien een aantal opdrachten aan architect en adviseurs (totaal € 282.530) in rekening
gebracht. Het gaat om aanvullende kosten die gemaakt zijn door het ontwerpteam als gevolg van
de uitloop in het vergunnings- en ontwerptraject. Daarmee bedraagt het resterende saldo van de
post onvoorzien € 7.504.426.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina / van 10
Fondsenwerving Amsterdam Museum
Het Amsterdam Museum is verantwoordelijk voor de fondsenwerving t‚w.v. € 15 miljoen voor de
dekking van de verhuis-, tijdelijke huisvestings-, tentoonstellings- en inrichtingskosten. Het
museum heeft hiervoor een organisatie ingericht en een uitvoeringsplan opgesteld voor de
werving in de komende jaren. De werving zal gedurende het traject van de uitvoering (ca. 3jr) qua
intensiteit gaan toenemen. Op maandag 6 maart 2023 heeft in de ambtswoning een
fondsenwervingsbijeenkomst plaatsgevonden in aanwezigheid van burgermeester Halsema en
wethouder Meliani. Op dit moment is er een bedrag van € 2.457.896 vergaard. De daadwerkelijke
fondsenwervingscampagne gaat van start zodra de vergunning onherroepelijk is en de renovatie
kan beginnen.
Meerkosten door beroepsprocedure
De inzet tijdens de beroepsprocedure vanuit het Projectmanagementbureau wordt, nu het
bouwtraject nog niet is gestart, zoveel mogelijk tot een minimum beperkt tot ongeveer € 15.000
per maand. Daarnaast worden er meerkosten gemaakt voor het technische beheer van het
leegstaande gebouwencomplex, deze zijn teruggebracht naar € 20.000 per maand. Voor de
dekking van deze leegstandskosten worden, samen met het museum, extra fondsen geworven.
Tot slot maakt het museum zelf ook extra kosten, bijvoorbeeld door het huren van alternatieve
huisvesting.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 8 van 10
4 Planning
De onderstaande planning gaat uit van een herstart na de uitspraak van de rechter.
In deze planning is geen rekening gehouden met een hoger beroepsprocedure. Begin juli doet de
rechter uitspraak in de beroepsprocedure. De gemeenteraad zal daarna zo snel mogelijk
geinformeerd worden over het effect van de uitspraak op de planning.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 9 van 10
5 Risico's
Zoals bij grote projecten gebruikelijk is, zijn met betrokken partijen verschillende risicosessies
georganiseerd. Tijdens de risicosessies wordt er gekeken naar de grootste risico's. Aan elk risico
wordt een beheersmaatregel gekoppeld om de gevolgen van het risico te verkleinen of
voorkomen. Daarnaast wordt aan elke risico een inschatting gekoppeld hoe groot de kans is dat
het risico zich voordoet en wat de impact is. Al naar gelang de vordering in het project vallen
risico's af (omdat hierop bijv. voldoende op is geanticipeerd (ook wel beheersmaatregelen
genoemd/ in elk geval ‘beheersmaatregel' ergens uitleggen) of dat risico’s zich niet hebben
voorgedaan), maar kunnen er ook (nieuwe) risico's bijkomen. Bij elke sessie wordt de risicoanalyse
geactualiseerd.
Op het moment van rapporteren is de beroepsprocedure vanuit de erfgoedorganisaties op de
omgevingsvergunning het grootste risico. Beheersmaatregelen zoals vooroverleg organiseren met
betrokkenen, een zorgvuldig vergunningsproces doorlopen met positieve adviezen CRK en RCE en
een gedegen voorbereiding van de verdediging zijn hiervoor ingezet.
Daarnaast is een risico in de vervolgfase een te hoge inschrijfsom bij aanbesteding waardoor er
geen gunning kan plaatsvinden. Beheersmaatregelen zoals de gegadigde aannemers ruimte
geven voor planbezuinigingen, indexering opnemen in het budget en een passende post
onvoorzien zijn hiervoor ingezet.
Gemeente Amsterdam juni 2023Error! Reference source
Voortgangsrapportage renovatie Amsterdam Museum not found.
Pagina 10 van 10
6 Communicatie
Het binnenstedelijk gelegen gebouwencomplex aan de Kalverstraat kent veel buurtbewoners en
ondernemers die direct te maken krijgen met de renovatie en de toegevoegde gebouwvolumes.
De communicatie over de voortgang en aanvang van de renovatie wordt door de gemeente en het
museum gezamenlijk uitgevoerd.
De focus ligt op het informeren van de volgende doelgroepen:
-__ Gemeenteraadsleden.
-__ Dagelijks bestuur Stadsdeel Centrum.
-__ Erfgoedbelangenverenigingen
-__ Bewoners en omliggende ondernemers: individueel alsook via de omgevingsmanagers.
-_ Afstemming met stichting Het Begijnhof en stakeholders museum.
Acties komende periode:
-_ Uitwerken in detail van meerjarige communicatie-aanpak richting doelgroepen.
-__ Fondsenwervingscampagne.
-_Communicatieplanning op detail naar aanleiding van bouwplanning.
-_ Communiceren op het moment dat de bouwwerkzaamheden starten; website, sociale media,
bouwhekken, verwijzingen in openbaar vervoer etc.
| Onderzoeksrapport | 10 | train |
Van:
Verzonden: maandag 8 april 2019 20:11
Onderwerp: Proactiviteit Gemeentes & Tweede kamer voor Paasvuren
Geachte gemeenteraad, tweede kamerlid, griffie,
Het onderstaande om u als politicus in het land of als tweede kamerlid scherp te houden
en waar mogelijk een verbod in te stellen of toepassing van de APV.
Het betreft een attendering aan uw adres om proactief actie te nemen voordat we weer achter
de feiten aanlopen.
De overlast voor komende paasvuren is mogelijk in het hele land maar vooral in het
oosten van het land vanwege de traditie.
Maar ook om de andere gemeentes te attenderen want we staan na de winter voor de
schone taak om te voorkomen dat mensen overlast en gezondheidsklachten krijgen door
de extreem hoge uitstoot van (ultra)fijnstof en giftige stoffen door paasvuren.
Dank voor uw aandacht.
U hoeft mij geen persoonlijke brief te sturen. Dit kost geld en ook de ambtelijke
procedure om te reageren is in dit geval niet nodig.
Hartelijke groet
| Raadsadres | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
# Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1380
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Ingetrokken en vervangen door 1380 accent
“Onderwerp
Motie van het lid Veldhuyzen inzake de Begroting 2021 (Pleiten bij Rijk voor
afschaffing Kostendelersnorm t/m 27 jaar).
“Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021.
Constaterende dat:
- Tussen 2009 en 2019 de dakloosheid onder jongeren verdrievoudigd is,
tegenover een verdubbeling in de algemene dakloosheidscijfers
- Dit in 2018 in Nederland 12600 jongeren betrof
- (Dreigende) dakloosheid onder jongeren dus een groot en groeiend probleem is
- Een deel van de (dreigende) dakloosheid onder jongeren te wijten valt aan
(beeldvorming over) de kostendelersnorm volgens het CBS
Voorts constaterende dat:
-__ Gemeenten alleen mogelijkheid hebben tot maatwerk met betrekking tot de
kostendelersnorm als de situatie tijdelijk is of bij ‘schrijnende gevallen’ (niet
nader gedefinieerd)
Overwegende dat:
- De kostendelersnorm voornamelijk nadelige effecten voor jongeren heeft
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ Te pleiten bij het Rijk voor een volledige afschaffing van de toepassing van de
kostendelersnorm in het geval van medebewoners die jonger zijn dan 28 jaar
-__ Over de uitkomsten hiervan te rapporteren naar de Raad
Het lid van de gemeenteraad
J.A. Veldhuyzen
1
| Motie | 1 | train |
Bezoekadres
Amstel 1
> Gemeente 1011 PN Amsterdam
Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
amsterdam.nl
> < Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum 19 november 2018
Ons kenmerk ZOOV18-1723-uit-18-503
Behandeld door Ronald Kersbergen, [email protected]
Kopie aan commissie AZ
Onderwerp Handhavingstekort in de binnenstad
Geachte
Op 30 juli jl. heeft v een raadsadres ingediend. Uw raadsadres is op 19 september 2018 in de
gemeenteraad behandeld en de beantwoording moet plaatsvinden binnen 6 weken na die datum. Op
30 oktober jl. bent u telefonisch geïnformeerd dat deze termijn helaas niet is gehaald.
In het raadsadres geeft v aan dat het massatoerisme in de stad enorm groeit, maar dat de
handhaving niet mee groeit. Ook geeft u aan dat er volgens v bureaucratische belemmeringen zijn
die vragen om aanpassing van de bestuurlijk-juridische randvoorwaarden.
In het telefonisch gesprek heeft v kenbaar gemaakt dat het u specifiek om deze punten gaat en
daarom beperk ik mij in de reactie op de benodigde handhavingscapaciteit en de acties die de
gemeente in gang heeft gezet om de effectiviteit van de handhaving te vergroten.
Op 19 september jl. is door het College van B&W de begroting 2019 gepresenteerd. Deze begroting is
de eerste uitwerking van het beleid dat in het coalitieakkoord 2018-2022 ‘Een nieuwe lente en een
nieuw geluid’ is afgesproken. De Algemene beschouwingen zijn 10 oktober jl. in de raad gehouden.
Vanaf 16 oktober is de begroting 2019 behandeld in de verschillende raadscommissies en op 7 en 8
november 2018 wordt die behandeld in de raad.
Het college neemt maatregelen voor een leefbare, gezonde, veilige en duurzame stad. Zoals uit de
begroting 2019 blijkt investeert Amsterdam in het verduurzamen en schoner maken van de stad, in
handhaving en een milieubewuste afvalketen. Er wordt in 2019 9 miljoen euro extra geïnvesteerd in
reiniging en handhaving, zowel op straat als op het water. Dit bedrag loopt op tot 24 miljoen extra in
2021. Er gaat 0,4 miljoen euro naar handhaving touringcars, o,9 miljoen euro naar taxi handhaving en
1,6 miljoen euro naar fiets handhaving. Voor de besteding van de resterende 6,1 miljoen wordt in
2019 een Masterplan handhaving en reiniging opgesteld. Daarnaast wordt extra geïnvesteerd in
onder meer de aanpak op de Wallen om overlast van bezoekers, zwerfafval en geluidsoverlast in de
horeca aan te pakken (2,5 miljoen euro in 2019).
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 19 november 2018
Kenmerk 2
Pagina 2 van 2
Momenteel werken onze handhavers openbare ruimte bij de 7 stadsdelen en de directie Handhaving
en Toezicht. Binnen deze organisatieonderdelen is de afgelopen jaren hard gewerkt aan de
professionalisering van de handhavers, het verbeteren van de samenwerking, eenheid van optreden
en het uitwisselen van capaciteit en kennis. De verdeling van de handhavingstaken bij acht
organisaties zorgt echter voor versnippering van coördinatie en sturing. De noodzakelijke innovatie
en meer efficiënte inzet van mensen, materieel en middelen vragen om eenduidige sturing en
organisatie van flexibele inzet daar waar het nodig is. De ontwikkelingen in de stad en op straat
vragen om één efficiënte handhavingsorganisatie die uniform en voorspelbaar werkt. De nieuwe
directie Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte (THOR) zal medio 2019 volledig werkzaam zijn.
Bij het Rijk is de afgelopen jaren vanuit de gemeente bepleit om de huidige domeinindeling waarbij
een boa slechts in één domein met bijbehorende feitenlijst werkzaam kan zijn, vanwege de behoefte
aan meer flexibiliteit en integrale inzet om verruiming van de bevoegdheden. Hoewel het ministerie
van Justitie en Veiligheid vasthoudt aan de domeinindeling, blijft de gemeente aandringen om de
mogelijkheden te verkennen of feiten uit het ene domein toe te kennen zijn aan andere domeinen.
We werken met ingang van 1 janvari 2017 naar tevredenheid met de bestuurlijke boete overlast
openbare ruimte (bboor). Alle opgelegde boetebedragen in het kader van de bestuurlijke boete zijn
geheel voor de gemeente waar deze hiervoor naar het Rijk vloeiden. Omdat de hele afhandeling van
de bestuurlijke boete overlast door de gemeente zelf wordt uitgevoerd, wordt het veronderstelde
ingewikkelde afdoeningstraject van boetes niet herkend.
Amsterdam wil graag ook de wettelijke bevoegdheid hebben het instrument van de bestuurlijke
boete in te zetten voor de afdoening van parkeerovertredingen en andere lichte verkeers-
overtredingen. Het betreffende wetsvoorstel hiertoe kan uit de kast worden gehaald en nieuw leven
worden ingeblazen. Daar wordt door de gemeente als onderdeel van een breder pakket aan
maatregelen richting Rijk voor gepleit.
De gemeente heeft zich tot doel gesteld om haar dienstverlening in de openbare ruimte te
verbeteren, onder andere door verbeterde bereikbaarheid die past bij het ritme van de stad. Voor dit
doel is sinds juli 2018 een nieuwe afdeling in het leveren geroepen die verschillende verbeteringen in
deze dienstverlening gaat brengen, het Actie Service Centrum. Het Actie Service Centrum brengt
verruiming van de telefonische bereikbaarheid van het gemeentelijk informatienummer 14 020,
zodat zij 24 uur per week, 7 dagen per week en voor alle stadsdelen bereikbaar is. Voor 2018 geldt dit
alleen nog voor overlastmeldingen personen, binnenwater en bij grote evenementen. Het college
besluit dit jaar over de verdere verbreding van deze dienstverlening naar overige overlast
categorieën.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Femke Halsema
Burgemeester van Amsterdam
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1154
Publicatiedatum 10 december 2014
Ingekomen onder Ss
Ingekomen op woensdag 26 november 2014
Behandeld op woensdag 26 november 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Nuijens inzake de Re-integratieverordening
Participatiewet Amsterdam (kortste weg naar duurzame arbeid).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 21 oktober 2014 tot vaststellen van de Re-integratieverordening
Participatiewet Amsterdam, tot wijzigen van de Verordening WSW en tot intrekken
van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1111);
Overwegende dat:
— het college in het keuzedocument ‘De participatiewet in de Amsterdamse praktijk’
‘duurzaam aan het werk gaan’ expliciet benoemt als einddoel (blz. 32) op
het continuüm van dagbesteding naar werk benoemt, maar dit doel niet expliciet
verankerd is in de verordening;
— het veelvuldig en herhaaldelijk ‘schuiven’ met werkzoekenden, zeker in het geval
van arbeidsgehandicapten, demotiverend en contraproductief kan werken;
— tijdelijke arbeid en proefplaatsing zo veel als mogelijk zouden moeten worden
ingezet als stappen richting duurzame arbeid;
— het wenselijk is dat de beleidsintenties van het college zoals benoemd in het
keuzedocument zo veel als mogelijk verankerd zijn in de verordening, zeker waar
het rechten, plichten en doelen betreft,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in de uitvoering van de Participatiewet uit te gaan van duurzame arbeid als einddoel
en tijdelijke arbeid of proefplaatsingen in te zetten als stappen richting dat einddoel.
Het lid van de gemeenteraad,
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 11 januari 2022
Portefeuille(s) Zorg
Portefeuillehouder(s): Simone Kukenheim
Behandeld door GGD, Tom van Benthem, [email protected]
Onderwerp Afdoening motie (nr. 818.21) van de leden Van Pijpen (Groen Links) en
Boomsma (CDA) inzake corona zelftesten voor iedereen
Geachte leden,
In de vergadering van de gemeenteraad van 1 december 2021 heeft uw raad bij de behandeling
van agendapunt 36, kennisnemen van de brief over maatregelen verhogen vaccinatiegraad corona
in Amsterdam, motie (nr. 818.21) van de leden mevrouw Van Pijpen (Groen Links) en de heer
Boomsma (CDA) inzake corona zelftesten voor iedereen aangenomen met het volgende dictum:
1. Te onderzoeken of corona zelftesten voor mensen met een minimuminkomen gratis ter
beschikking kunnen worden gesteld.
2. En indien dat financieel en vitvoeringstechnisch mogelijk is, deze zo spoedig mogelijk ter
beschikking te stellen.
Het College geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Op 22 december startten de gemeente en GGD een voorlichtingsactie waarbij een pakket aan
Amsterdammers ter beschikking wordt gesteld met onder andere 4 zelftests. In deze Corona
BezoekPakketten zitten naast de set van 4 zelftests ook mondkapjes en voorlichtingsmateriaal
over het gebruik van zelftests en het naleven van de basismaatregelen in en om huis. Doel hiervan
is om zelftesten te stimuleren en de naleving van de basismaatregelen een impuls te geven, met
vooral aandacht voor het elkaar bezoeken — wat in deze periode nog relevanter is.
De pakketten worden in een oplage van 100.000 stuks verspreid in de stad. Hiervan gaan er 70.000
huis-aan-huis naar de buurten met relatief hogere besmetting cijfers en lage vaccinatiegraad
(o.b.v. GGD data), worden er ca 15.000 uitgedeeld door promoteams op plekken in deze buurten
waar veel mensen komen (markten en winkelcentra) en gaan er ca 15.000 naar stichtingen zoals de
voedselbank en Human Aid Now. Momenteel wordt een vervolgactie voorbereid in januari 2022.
Het college heeft vervolgens onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de zelftesten ook op
langere termijn gratis ter beschikking te stellen aan minima. Het college heeft daarin de helpende
hand gekregen van de Tweede Kamer die een motie aangenomen heeft en waaraan het kabinet
nu uitvoering geeft. Het kabinet heeft besloten om, naast de zelftesten die beschikbaar gesteld
worden aan het onderwijs en aan kwetsbaren in thuisisolatie, zich te richten op sociale minima die
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 2 van 2
om financiële redenen niet zelfstandig in zelftesten kunnen voorzien. Voor deze laatste groep
werden al zelftesten beschikbaar gesteld, via Voedselbank NL, het Armoedefonds en andere
maatschappelijke organisaties, dit zal worden geïntensiveerd. Kwetsbaren in thuisisolatie kunnen
via hun eigen apotheek zelftesten krijgen. Dit heeft het kabinet bevestigd in de Tweede
Kamerbrief van 14 december 2021. Momenteel geven het Ministerie van VWS en de VNG
uitvoering aan de motie en bepalen hoeveel zelftests er per gemeente beschikbaar worden
gesteld. Naar verwachting komen deze zelftests in het eerste kwartaal van 2022 beschikbaar.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Simone Kukenheim
Wethouder Zorg
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
x Raadsaangelegenheden
Agenda, donderdag 12 mei 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
Raadsaangelegenheden
Tijd Let op! Gewijzigde aanvangstijd: 13.00 uur tot 17.00 uur
Locatie De Boekmanzaal, Stadhuis
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ, d.d. 7
april 2016
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
4a Conceptverslag van de besloten vergadering van de Raadscommissie AZ, d.d. 7
april 2016
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Agenda, donderdag 12 mei 2016
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de
vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar
6 _Tkn-lijst
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten Burgemeester
10 Rondvraag
Dienstverlening
11 Verhoging rentepercentage beleningen Stadsbank van Lening. Nr. BD2016-
005542
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Groot Wassink (GL)
e Was Tkn 13 in de raadscommissie AZ, d.d. 7 april 2016
12 Afhandeling gecompliceerde vragen door het Contact Center Amsterdam (CCA)
Nr. BD2016-005540
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Van Brug (PvdO)
e Was Tkn 12 in de raadscommissie AZ, d.d. 7 april 2016
Algemene Zaken
13 Voorstel versterking samenwerking Metropoolregio Amsterdam Nr. BD2016-
006439
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Deleden van de raadscommissies RO, ID, WB en WE zijn hierbij uitgenodigd
2
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Agenda, donderdag 12 mei 2016
14 Nadere informatie over bestuurlijke toekomst gemeente Haarlemmerliede en
Spaarnwoude. Nr. BD2016-006294
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Juridische Zaken
15 Verbod op rooftassen Nr. BD2016-005538
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Ruigrok (VVD)
e Was Tkn 10 in de raadscommissie AZ, d.d. 7 april 2016
Openbare Orde en Veiligheid
16 Stedelijk handhavingsprogramma 2016 Nr. BD2016-006110
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
17 Verlenging voorziening project Eigen Raam Nr. BD2016-005387
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2016)
18 Uiten van wensen en bedenkingen ten aanzien van het voorgenomen besluit over
de deelname in 1012Inc. Nr. BD2016-006506
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2016)
e _Deleden van de raadscommissies WE en RO zijn hierbij uitgenodigd
3
| Agenda | 3 | train |
x% Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1272
Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 10 november 2020
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake opeenstapeling van geluid en trillingen.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Kenbaar maken van wensen en zienswijzen over het
ontwerp Actieplan Geluid 2020-2023. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1186).
Overwegende dat:
— Bewoners van Amsterdam ernstige hinder kunnen ervaren van de opeenstapeling
van geluid van verschillende bronnen.
— Dit gevolgen kan hebben voor de publieke gezondheid.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Opeenstapeling van geluid en trillingen en de impact voor gezondheid en hinder
expliciet mee te nemen in de uitvoering van Actieplan Geluid.
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
1
| Motie | 1 | train |
gn enn rn ne sne
Bezoekadres Xx Gemeente Amsterdam
Amstel 1
nn Stadsdeel Centrum
Postbus 202 2x Sector Bouwen en Wonen
1000 AE Amsterdam Afdeling Rayonmanagement
Telefoon 14 020 > 4
Fax 020 552 4433
brl rn C Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum 0 h KON. 2003
Ons kenmerk (9 4328 2)
Uw kenmerk
Behandeld door J. Rolf
Rechtstreekse nummer 020 552 4597
Faxnummer 020 552 4595
Bijlage
Onderwerp Raadsadres 7 juli 2009
Op 7 juli 2009 heeft u een raadsadres geschreven aan de stadsdeelraad en het dagelijks
bestuur van stadsdeel Oud-West. Op 24 juli 2009 heeft de stadsdeelraad van stadsdeel
Centrum kopie van dit raadsadres ontvangen.
De stadsdeelraad Centrum heeft uw adres ter afdoening gelegd bij het dagelijks bestuur
van het stadsdeel. Namens hen beantwoorden wij hierbij uw verzoek.
Aangezien uw raadsadres gericht is aan het stadsdeel Oud-West, en in het bijzonder
gezien de inhoud voornamelijk handelt over een bestemmingsplan dat binnen de
verantwoordelijkheid van stadsdeel Òud-West valt, zien wij een inhoudelijke
beantwoording van uw raadsadres dan ook een taak van stadsdeel Oud-West.
Toch zijn wij ons bewust dat de ontwikkelingen rondem een nieuwe taxistandplaats bij het
Leidseplein, waarover u zich zorgen maakt, onderdeel zijn van een project waarbij ook het
stadsdeel Centrum sterk betrokken is. Binnen dit kader kunnen wij u zeggen dat er
vooralsnog geen definitieve besluiten zijn genomen over de locatie en inrichting van de
nieuwe taxistandplaats Leidseplein. Binnen het project wordt nauw samengewerkt tussen
de centrale stad en de betrokken stadsdelen. Bij de toekomstige invulling van de Leidse
Bosje zal gezocht worden naar een oplossing die het beste rekening houdt met de
belangen van bewoners, ondernemers, het groen en de verschillende verkeersstromen.
Uw brief zal worden opgenomen in de reactienota van de Nota van uitgangspunten voor
de inrichting van het Leidseplein.
8 Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
emmen en B NE tn nr
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
Wij hopen u met deze korte beantwoording te hebben laten blijken dat wij op de hoogte
zijn van uw raadsadres aan het stadsdeel Oud-West en dat wij uw zorgen met betrekking
tot de ontwikkelingen op en rond het Leidse Bosje ter harte nemen.
Hoogachtend,
Het dagelijks bestuur,
Oraal p
Anneke Eurelings Els Iping
Stadsdeelsecretaris Voofzitt
2
memmen sn mn rennen eten adt bn nn teem vr mnd tems
| -a036 opl.
| 2005-4950 op
| | %og ze
|
|
i OPLEGGER
|
ingekomen brieven aan de stadsdeelraad (raadsadressen)
|
| pmm md a
| onnuttig ree en
| | Afzender gn 1 varen deer aem) Duck endellad OO
Ì !
Ë ï
| Betreft (in te vullen door Griffie) Bes Û, Be Plane. Gaidseloey
Í Te behandelen door sector (inte | |
i LvullendoorDWM) md
| eld.
; De wijze van afdoening wordt vastgesteld in de raadsvergadering van: Lot 2ood
| Antvord net (ate bachde |
Afdoening na 1 Oetshor / ô p
De raadsvoorzitter zal voorstellen dit adres: '
B Qw in handen van het dagelijks bestuur (db) te stellen ter afdoening on,
í «met afschrift van het antwoord ter kennisneming aan de commissie. … RV vatdoenkngstermijn B weken)
o ná behandeling van het concept-antwoord in de commissie: … … … … … … (afdoeningstermijn 12 weken)
ä a in handen van de Griffie te stellen
| a voor kennisgeving aan te nemen
|
ä Beantwoording
o Als de beantwoording op zich laat wachten (bijv. emdat cammissiebehandeling van het concept-
ij antwoord moet worden afgewacht, of bij zomerreces), moet de behandelende ambtenaar een
d tussenbericht sturen naar adressant met korte uitieg en schatting van tijdstip waarop antwoord
vermoedelijk komt.
| o Na afhandeling stuurt sectorhoofd:
Ù - het originele getekende antwoord terug naar DIV ter verzending en archivering;
Ì - een kopie van het getekende antwoord naar de Griffie t.b.v. commissiebehandeling.
' o DIV stuurt een digitale versie van het getekende antwoord naar de postbus Raadsgriffie, deze versie
! komt op het web bij het raadsadres, Als u het origineel dus niet via DIV verstuurt, komt er niets op het
| Web.
| Let op:
4 = Het kan zijn dat het afhandelingsvoorstel van de voorzitter anders is dan hierboven staat aangekruist. Lees
$ dus altijd even de definitieve agenda van de raad met de definitieve afhandelingsvoorstellen (zie web)
î -__Het kan ook zijn dat de raad ter vergadering anders besluit dan het voorstel van de raadsvoorzitter zoals
| dat op de definitieve agenda (zie web) is vermeld; de griffier meldt dit bij de digitale briefing na de raad;
í sectorhoofd moet hier nota van nemen.
- Deze oplegger moet, ter controle op de afhandeling van het ingekomen stuk, volledig ingevuld worden en
| bij het stuk bewaard blijven (op papier).
|
Í E
| ct
| 5-12-2008
nv TET NT
| C
RAADSADRES
7 juli 2009
Adres aan de stadsdeelraad en het dagelijks bestuur van Stadsdeel Oud-West (met cc naar de
deelraad Centrum)
Betreft: Verzoek om de afspraak met de Gemeenteraad en de platanen in het bestemmingsplan
op te nemen.
NRE SR Geachte raadsleden en
ee % bestuurders,
dd RS , ‚
re 8 ; A ie 25 jaar geleden is, na
Ke JAR k discussie en toezeggingen in de
ZE Raadscommissie, besloten de
kT 4 wi 1
ed A rails van de tram te verplaatsten
ent RE TD If naar het groen van het
En … Leidsebosje. Aanleiding was de
A NN geplande bouw van Byzanthiurn,
Ee EN waar voor de parkeergarage een
Are ent Rn
ia as det hi: SA voorsorteerbaan en afslag
Ti > Tà EEE î Mat NS gewenst werd geacht.
k Í ar N Ei
pe PAM LT Ry dl | kel er A) el Het College heeft toen
| gp en ) Tihnnlkd ® Maii verzekerd, dat goed was
mer: y dis) en nagegaan hoe de platanen die
PE nne 4 rails in het groen zouden kunnen
te re ee OENE
EE ne verdragen.
nee tet Roe en DE ale B ide Ke
TL POE in eN tand EE ie en tee; Vleer er en
|A ed Ln. a A se Nu heeft het stadsdeel
en As gest astbstten Centrum haar oog op dat groen
Ee Ee Mar, Ke laten vallen. Fietspad wordt in
Hriies S Je rg, nn a AE td hun idee het voetpad voor
n pet Ek er a EE 5 er EE mn dà ae _
Ee a Eise nig rg ee RER ee taxigangers en daarnaast wordt
EBR kes 1 he ires omg alles geasfalteerd, dan wel
o 5 ite EN net end arken ie Se a bestraat. De taxistandplaats
ve ARE GE ee GE EEL komt naast het flietspad. De weg
Ae Eed Ed AAE schuift op tot langs de
taxistandplaats, omdat de sporen in het midden van de Stadhouderskade worden gedacht.
|
de ne AG} SE
|
Beh, es A ER
Kopie
Gehe Le
Cu ge \ LAAG
| wchiekoode: CTS
mmm
, 7
Een blik vanaf
GoogleEarth. De 8
volgetankte rode kopjes
zoeken een plekje rond de ,
bomen. In de commissie van
| het stadsdeel Centrum heb ji $
ik vorig jaar gevraagd of '
bekend was hoeveel pis en
kots deze bomen kunnen
verdragen. Dit was toen nog
werd voorgesteld alleen 's
nachts deze ‘baan’ voor X
taxi's te gaan gebruiken.
Kortgeleden De
ontdekte ik tot mijn
verbijstering, dat in het SN
: En,
bestemmingsplan de PN ee
trambaan, fietspad en derest Oe ate
van het groen langs de mn
Stadhouderskade als ‘verkeersareaal’ zijn ingekleurd.
Het bestemmingsplan van het stadsdeel is daarmee in strijd met de afspraak, dat de
verlegging var de rails inhet graen hét Leidsebosje en de bomen niet zouden aantasten. Dat
er niet tevens &en busbaan van-is gemaakt, dat er geen riolering ligt, dat de baan wordt en, nog
meer, werd o doer-groen, tonén ter plekke de toenmalige overwegingen.
Als je den grote lap groen van een laag puin voorziet en asfalteert en de weg daarheen
verschuift, mot er wel riolering voor tegenwaterafvoer worden aangelegd. Dat alles moet dan
over en door dé wortels van de mooiste bomen van de stad.
ì
| | |
| |
| el |
| |
smeg Á |
nme dà |
|
Ï
‘edna ie nd EN Ee meen nn
+
RISE
. ee Te K 5
n Er
Ee ke
PE | 7: zen
B ns 8 LE} ie f ij L pk
fi ae sel NE - Ë î ae
kan En dk FLGUN En oe ee
KO
Eiji MS ak
et aten Es ad, En es ae
: el ETD
: EP Te, EEE En
| Bij de taxistandplaats aan de noordwestzijde proberen de ontwerpers de indruk te
wekken dat de taxi's niet meer vragen dan een gedeelte van wat nu voetpad is. De laxi’s
kunnen elkaar niet passeren, dus dat wordt dan vanzelf breder. Ook hier zal een ‘straat’ met
hemelwaterafvoer moeten komen. Een voetpad in het groen omvormen tot taxistandplaats
| omdat er al een verharding ligt?
De resten groen van het Leidsebosje worden ernstig bedreigd door de huidige
voorstellen. De voorgestelde taxistandplaats tn het noordwestelijke deel ts in strijd met letter
en geest van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan blijkt in het zuidoostelijke deel in strijd met de afspraken over
de voorwaarden waaronder de rails in het groen zijn gelegd. In de huidige vorm geeft het
bestemmingsplan de bomen op.
Ik verzoek de het stadsdeel, stadsdeelraad en dagelijks bestuur, deze omissie in het
bestemmingsplan in het zuidoostelijke deel te herstellen. Ik licht een en ander desgewenst
gaarne persoonlijk toe.
Met vriendelijke groet, Amsterdam, 7 juli 2009
en gien ed EE Ee
*_ Bezoekadres 4 Gemeente Amsterdam
DR Stadsdeel Oud-West
x Directie VOS
Postbus 57129
1040 BA Amsterdam
Telefoon 020 252 3511 D
Fax 020 252 3580
aren vanessa Ú Retouradres: SOW, Postbus 57129, 1040 BA Amsterdam
De heer Dick van der Horst
_ Bennebroekstraat 16-1
1058 LL AMSTERDAM
Datum 29 september 2009
Behandeld door Arthur Sanders
E-mail [email protected]
Betreft Raadsadres O9RR12 d.d. 7 juli 2009
C.C. Griffier Oud-West en Centrum
Bijlage Relevante plankaart bestemmingsplan Oud-West
Geachte heer van der Horst,
Hartelijk dank voor uw brief van 7 juli jl, waarin u zorgen uit over het behoud van de
platanen in het Leidsebosje en verzoekt om - conform de afspraak met de Gemeenteraad
- deze bomen in het bestemmingsplan op te nemen.
Wij begrijpen en delen uw zorgen over het behoud van deze monumentale bomen. Een
afspraak van 25 jaar geleden met de Gemeenteraad over wat hierover in het
bestemmingsplan dient te worden vastgelegd, is ons echter niet bekend. In het
bestemmingsplan is niet gekozen voor individuele bescherming van bomen, omdat het
hierdoor bijvoorbeeld erg moeilijk wordt om snel de verkeersveiligheid te verbeteren.
Bovendien is naar onze mening de Bomenverordening het geschikte instrument voor
individuele bescherming van bomen. Wij zijn dan ook niet voornemens om het
bestemmingsplan op dit punt aan te passen.
[n plaats daarvan is bij het bestemmingsplan gekozen voor bescherming van het groene
karakter van bepaalde gebieden. Het Leidsebosje heeft in het bestemmingsplan Oud-
West de bestemming “Groen en recreatieve doeleinden” gekregen. Alleen de trambaan
heeft de functie ‘Verkeersdoeleinden”. Op de als bijlage meegezonden plankaart kunt u
dit duidelijk zien. Een taxistandplaats in het Leidsebosje is strijdig met het
bestemmingsplan. Verder is het van belang om te vermelden dat de oude bomen op het
Leidsebosje zijn opgenomen in de nationale monumentale bomenlijst. Op grond van de
Bomenverordening Oud-West worden deze bomen extra beschermd.
De stadsdelen Centrum, Oud-Zuid en Oud-West en de Centrale Stad werken in
gezamenlijk overleg aan een plan ter verbetering van de Leidsebuurt. Oud-West heeft
aangegeven mee te willen werken aan de beste oplossing voor de stad. De
ontwikkelingen in de Leidsebuurt mogen echter niet ten koste gaan van de leefbaarheid in
Oud-West. Dit betekent goed onderzoek naar de beste oplossing voor de stad (niet
slechts verplaatsing van het probleem) en passende maatregelen om de overlast voor
direct omwonenden zo veel mogelijk te beperken.
Het Stadsdeel Oud-West is bereikbaar met de tramlijnen 12, 13 en 14, haïte Elisabeth Wolffstraat, lijnen 7
en 17 halte Ten Katestraat en lijn 3 halte De Clercqstraat.
eeen eeen ae en en ee en neme at en
29 september 2006 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Oud-West
Pagina 2 van 2
Over de bomen op het Leidsebosje kunnen wij kort zijn: deze dienen te worden
behouden. In het kader van de inspraak is o.a. aangegeven dat de mogelijke inpassing
van een taxistandplaats in het Leidsebosje nog beter wordt uitgewerkt. Deze uitwerking
biedt o.a. ook de door u gevraagde duidelijkheid over de ruimtelijke inpasbaarheid van
een taxistandplaats en/of buffer in het Leidsebosje met behoud van de bestaande bomen.
Ook biedt deze uitwerking meer duidelijkheid over het effect van een mogelijke
taxistandplaats in het Leidsebosje op de groenbeleving. Het verloren gaan van de
groenbeleving vormt voor ons het meest ernstige bezwaar tegen de locatie Leidsebosje
(west). Dit standpunt is ook opgenomen in de notitie Verplaatsing taxistandplaats
Leidseplein.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. '
Met vriendelijke groet,
Het Dagelijks Béstuur van Stadsdeel Oud-West,
dy,
a c Ô {
Liane “*___\ BoúweOlij
Stadsdeelsecretaris ‚Voorzitter
|
mmm nn ni
: -
hand -
Tr LL Ears” t mr 7 TE Er 7 —
zi jk Î ie weil Rr N We En 1 * a % Er
GO OE SA et Sen eer. sE ë tE: 44 Ae
eN Ä # „ed [ee Pm F : B On ei El a \
Nd T Ea Ea Eik e | Ek DE Tek E Vier” \ Á Tj „8 \, \
ze Ok TE Le EON, ES / "sh bef À no hed
en SiS AREN ” ge Ä KS er het B! ij Ee ‚ rem A arj 3
Ba ant Eat” zeik À _ Ee dE Ee 8 A “ket AE a |
“ ie „rt À ae EEn in" de ii Hi 3 ä Le pkg}
Wel Ean b zi Ee n R 5 Pi : 2 En 5 ú
Ss 5 Ku k ï í ki val ee ka 5, ks EV Ê / d 4 Sá a Vn
de SW \ . @ Wte Bike Rr d LiÛ Pena
VN Oe TN ee a iN rr ef Ä dg Aid
m A sh 1 n. , : 5 dz jr
veld e A nn EE ni X B aL er 7 M pe Of
kit a Ì E er rd Er Er FO 3
A we Hir” SA EE % Ee !j Pl, di
HA . Y : î Î zl je Eh E \ ii 7 En é
\ We À ë a ED: 0 102, J0r + El a Wi ke rf / / S ben
Hie \ LEIDSEKADE LEIDSEKADE \ Á iik E d Á
„at Ee RE ï Zi ï ne
u zn, ne me si „eg 7
EN et ERLE & ZD /
zi : je tener, k Kk ZJ
enh Sr ed EE \\\ A j
Í AAN YA EN re grenen ze 1e # Zij 7
Udlaen® ed ZAR ZA r
Bree ens eeen ie tt ij Á Ae hnlideeisd
er Ee E ì En, ST sl \ ä on meren
ib ee Ge en AR AAT 7e LT am me FOSBERASIEAA
Fene ad B re Ee EE | GEen ed
Ie EN ALLE F mnd EE / B EEE nn ee ee
2 A EE 7 5 BSE EEE Raa ee Ê 2 Te: 4E 1
Ed 8 = PE g Ë |
5 Ì _ 28 ge bmm) iel
i LN 5 Bd £ Fes ij
AN 5 ; . zt 5 7 bememenje eon
AN 8 DE) 2, Ee . in ij}
AN Pe be „ 2 , ee =d tiseen jennen
AAE à EE E) (ig iet Ù
EEn . ES Lr he sive
Hi Hi en ci Ee q E En ge - jet jä ad ii
Deel ee 5 ek ie Od En
Ha : | ar Jd dl
EN zer na r ì Pe
Er EE ef mamie ze ee ed En
LE js ne 5 È Ö
pe OE ) al re EE & 40 BA nn
; lg rk EN ER: ie |
ee SES 5 pan BAR ere 7 ej
Ee : ef EDR En ie
B À Ei RR EE Shen Ge EEA en
ie ee Î | Ì
E tl dn ele keet NN dà B
Fe zE erde | berlin Ed 2 fs ge
Ben B a 5 Bek: ER Aeeen E me}
Be: We PRE Rd Dm Ee eee Paneer mi
NN En ed ed DE LE EN A be TT pe
eek VET En Wed [7 Ep eee 2 5 i
ge B En oale eren! | | L
doelen Ae Rd Ë Ee (Eene rente ie} asl
Bat, Ee, Le ee ee B L
ME LN ee Dn dt ie OG
ARP EES Ee | RTE NE ZOER Ì
OND f/ Er iedeen Deen | Ed | a mas
AND Ae, LAP EE ER eee Sin =|
Wen oer fr NR eg eledaf : A TNS | nd: id 1 e.
NE ee | A ee E bermen”
Ve dh |
k AE] Tan Sef Cn Dn EN jmmr
B ee je j |
NE) Ee GEen Ter ig : De ee erdee
Pe ge Heen a
AN) obal
En te eben ate TE
Ee Cn mende «
ERS ER Ges En ER. ee PT
ne | Je RE Rn Ed. ad BN ER EN ee mams SRT
er eter la Tl Ee. t
1 FE AN SEheren Pe) pf) zi FSE GE Pad teen EEE Ged amiina de En
B ef ee De bren INR tels Gd A cr EF ERE En Bren 5 ze
Td he er EA AN EE Wl P keren end de. Nete | & mT
de eN EN sal kneed | B mnd ee
En ze Rn 5 eN Een a E in [
bd 8 Ne A Alf eN cesca ke on een
TE RAE Ee rd Ei OE LR fr Be jeg
RE IO 5 TN il 1 ie " 8
EN ARN Ee Peet en
ete B EE REN ES EE Ee Ge fe gn
EE EN eN eN jen vj aen
Ree) NN NG A TSE ge habe
re Be Ae de Se dn SE A RO
Ee |t ESE re ee ENEN NDE: nn EE EEn ee EE,
nes zen ed En TEN elise, AR Dede Ee ’ p dn
ae OE Neel EE BNN En î en as | n LG
BRE ed ms Es
LE sE Ek fe Bel ETT UT
ee ee Reen Ee | RU
Rd | ee FEE NT Bte: an DES sl ri chen
ne be Ue en Ea Se Sk Bn
ate Tek eet Kk boen nep eneen
ee HG | EN En SE GARDE Eem rh Se genen EP . . 5
Bed it t) Gee EE Fe ET: 2 Eset eee eere EE EL - mn en td
id KEEN PE eeen 7 Sen ree) AE en Ed ER” A =
d eee Ei BERG PN dede ie: EE eek mn | i
Keestend (e ee ed PN AR ed are (Eee DE En sp bn
re BE LT eere EN A ete de 5
ES Tt A Gb ene ie EN | bnn
BAE Po ee see vete Ennes endet ie :
Nest eend rede et en be
Beel: Pre en zl Zl Ee d ed: Wan dee Tl Si FE B B ï
Eet A ere dede ee eeen zn pp Ke __
deer SER el: Be dn En 6 PE
een En
ET EE fe ES TN Se i E :
ei Rd En ER ent OA nn:
Es Zeikme WE redt El ET PE Rd Ed EI A ede B 5 Ì
RS Ear eN Eee ee TTT
end ee En nn Bert?
Ë RN SA HEEE spender needed Bi en 5 i
Heze LEES BA pre eeL dede
E See rt D=
hd jk Kl
nn
ne ee eme en pt Ee a mn tm Bnn ee TE
4 ÜÌ
5 ZEER
5 AAN
, j il AL
ä gen À 5 ZÓ ie
se \ - an ho 2,
n mE \ wk ae PE mem, ij
hk Ein \ zE Br ZE a
Dart nn er 3 ee hers À ak an pen en. ae Sa
7 Nee nar Lreriijk Damen k „ zE NE
ij Wa Seef Ee rik ee 1: we” nnen St
E rn r itt ide ne - vn
en 7 er we eeen Bn Ee HE
PS Aarf Ea es - Rn tE : AAL
me rn en 1 5 weent EE ae: Ee Sart ee riet 7 EN bake
UN, ll zi RE Ed „d \ N Ae
ë 1 et , 1, 3 ee k RA
Ë 8, en EN ene, ri ï AA hed
Ì n Et ml vn ek en a LE in
F rd a |E. Eh ge tere ik , Atl
7 pe) il di Ek ie Dr Ree 4 BE. ERN
EA CT el Bett RR Ee „ë \ es 4
ae JD Takt PA ki eden Te \ er iS re al 8 \ Á EE. \
is k Á =| ke ë À KE i vr ee en erf et 17 E '
bah OE B hide ” = LE Ed € 8 ee 5
mil Le wee a Cn
ee zes 0, eN Dn en eN 4 ee! Ra :
nú EEDE m s hee Wed sle 7 j
ee penne nf . Kee : per 5 As
TEE get Ag B HOR pe en HD!
me È EE Ù n - t , 8 \, zr - zie h, NE
STA gert 1 Kk at gE Reien NE
Tran eat í Ë EE id à 5 Kd” BEE É
EE en =d : EE ien ER er” Pal Ene Â
fatetat K Ei L AAT pe if 5 T nee :
8 Zaid is $ NZ t Ee in a Ge : S
pe eN î WE ed Pol ia: Zl en pe ál
St Ed Î Af EON ge PE bn í i Len ; Ees k ï
habe Le OE ne ed jp EN
si ap: @ 5 je Ce ass | Î Te 7 LF EE RA
: : 5 f i , bm ape fan, E - PEN ek EE 5
Sa Ti 6 £ ‘EE En | et id Î L Een zie _ Ee de %
: 7 en Sk Vik dh En A, 8 tf
OAD B Se: lech || EE
fd ma 5 ie! sd Î df sk ï 3 Re
nrden Á Din B: dp Jen 5 rn 5
Ten Simin lelt KO Eed
Kr Ni TnT B ® / NE
, k In ln, DE tE d
£ EN Nn EE
ef Te Bnn ie AT es
Erens GE Ee nn nj AN B De
RE EV Bm, SE
SER Re en Te. ren
B Ee en ne en Ee Ee gs
Ee: en a Te A Ne EE OO
Ei . ir En es: ans KEE Rn en ES Ee EA ee En ni RE n a De
Fl Eee re ot ee BEN Ie en Ee Rn df BO gen EEN el Den ee Ee Ee KE
Es x En EE tet At Se Rd Leen 0
} ni Tl nn EE Pe ie
E 7 . ES he MR Aad ee kid
re Ee EE À Ee ne > 5
En EE | en s Ee se do ze : Rr
5 ne OEE B - En Ee an el Ei De
Dn Ten , ek En 2 et Kn
Fein 1 SEE EN ERA z en Ae
HE HE sho): 7 K h 5 ne = ae Ps et SE 5
ij AE : EE ROR es gen re ne ee
ne pd: Ee 3 B B es en BEN ep Kee E
SE ER EN: s18 en nt : A mett A SOE
dj rte 5 zj Ki Cl 5 E 8 È PA nd hek EKAIN Ied
ee Ô a
ed 4 B ERN Et MF AS 8 : EE ee ze A RE En ef Er ANNEE
RE ME: REE d Les GR 5 2 nie 1, rs Er x kend er EES PEI
Al Ake nen ee Ô El en Se re Vn
RS ere Ene B Ln / EE NE fr 8
Ens eN rk n) hee ì AF Tige z Ee en mik 7 e= TRE eme er EN
SNE Le, Tt om) En AS hakje aL) en È Ne VEK PTR PE PR ng EE
RS alte En en EE Gl Ede Daan EE fj HE Ee TLAEESS EE Ee TTE
ASS el al Je Cras dek (17 48 et ren BEE SS } fen ie ed EE DER Ley TA
KEN Ps este EEA B Fl iS ENE lid en RE af En HE DS Bt edere fn
mp Sl rn le: EL iet ijf hes Ll EN ek Er rn
AN Ee EREN PASTE Er Elos Be 4 el En SNN meere well
A BEEN ee: SH. Ti AS nn | ERS LE BE iReh:
Ried aat: En RR Zetel: B ER Nr oi HE te NEE BEE Er Ode
Tes al EN SR ER Nt Hi TNS RN DE te
SEEN et ZAAt En NRN TE Ne a | ed ESS SN enn td bed
Nr Sn en NN SNr ET RE 5E eee: EE Ee Kd el
EE RE ek FSR, IN Ed Eed E Eeen 7 EN Eed dend de on
SN: Ee Pre Vd A) PES RE Bs Ì eee Ee Enne denks del
Eisen sea A E FN DE tete EE, 5 Si EH rr KON EEN RR Ee
SEN ESS EAN be ES RENE te RS NM%)MN nat
Ae 20 ETR SE NEON Et BEREN al EE A: EN NN de
RE AN: SO Ee BE EO Eel
e= Me EE 0 di pen Se NRN Ge ip hat REE pe en ad Lak 1 BR EEE REENER enal 7 EEn
sede 7 TERRIER SN ee En Tr ree ER TE EN She Ed
Ee lie HERE RNN A rl Et | ER re Sel: Ei
ee | {5 aa ee CTR SE ER ke NS EE ee
WEN za SR Ad ast nn ERN LE NRS, : EN “jen
dd En EER zn NN de SEE Kans Be RE er RE: ER Eri
Hr REE zen A PEERS SNr tr, Ee Rd SA iks EN dE 4 bete Ae stean et odnerd alst
re ie En oe An A, Ect de) Te Eem
NEE de EE ede: ef A ce ne EE BN A ee pt fn
ee he À Tees Rie zinderend = Ee REAR | Es EEEN 2 ne OT nis b, ve eed ze
N A et [T--- eg ne 4 je beemesk EE S Ge rde
sehen: Arend. 1 eins Ee TT Ee ia zb Us | en 4E ek ke Fl Blf:
iepen AAE Geen nd BL: lS EN B dee Rn
iepen: re dE ee É BE Ri ee ei, ae b Ed ook FER rs ef Li Ee EE SNN RN nn Lp EE
Eel sd An een Hen tj | EAT mt RAI Eee SNS EE NE en Een
peers En en Felen € es |: Bp ES, en EN B gE
wedt as ee RSE Bee ne 5 HEEG Gr Ere B en REN DN. Ee
ET Aat DT RN ee Reen Aen dt lan 1 RR Eje
le ee: Pr Og gn NE Zn Ee
Oe neg fe ES Bb Ten ABLE RE red nt Pe: D ns HH pre dee RN AN En dt B
Ee RAE LE Ten et ilse RS Te ze Rel SN ee HE
Be Ed Vid Bn ene ee ed La Er Ree ae Ef RE RE NN A en a Spee
Tan ETE an en hees B Bement PAGE IN el AE EE NAE EE Bad
ESE B zt Se ù VERE ete bebt GIRL RR te Led En
Tael As she Ted: ee netnge dn rs HH RR re Ee
EB: DN enne el à EERE EE ee RS ENE eee er ES
Hette rd Nn Ee EME ne A0 nnn Le En Een JR SADE eene Ee
TTS Eeen ee Rn nne Ht A TN EN leze ee
EE Sike: dl hk ne NE kN 155 El een AN Ei ik ee ES SEN NEN Ee Er EA
Bn we Ld es E Re 1 Ee ER EE be E Ee ES
odshenend: E EE Sd 1 ne ORE Tee EAN ende Eee Tenten gj het
BAPE „nen PE LE eeN en EAS ne ii8 old et ne ren) RER El lan BN B a REL TK id el fee
dede Ei, EN td Ge fe EEN Tr EE hed le bnl Eer
Ee te ie: BNN ereen Mee Om sd Tr Er ne den etat ee NT et
Ee Ee sas} Ene HS DER K eh iss! EEE nd Esten Re Sl
ee at itae B A Ee A ERI fn Ho Zn Et. En
EE paer WE 2 Gd ï ee jef Jae Ee gee Ali ER essen 2 En
Ei RE eN le ESE EL EA Aln Es HEE! ON re Ee HE EGT DE Bd Els
sE El : Ee fee el A ea BER Ge de
Sû „ke ET Ene - DE Teen EP ee oel |:
Ms EEE ssd RS h A EL Reed DOO A EE
cl Ae Pe genie ER Beet TR 55) dE Ed EE Le zE
De he En AKE Eee ENNE, Je EE EN sed Ae et tel: Kel
A ed, B DiN das: A iK: Ë hl LE Re:
Lb GA tilt enn AAD HERDER EN js gt Ek ed A eN de
EE ed EEA 5 KE NE: Ni PE Ee ER nt EG E zeden
NE en En Er [A40 Ermel. ze Beg =S ; ee ALES rarr GEEN A kt.
NER TEN NE D. Ä odf te. Pe tree HT EREN aj en 5 H eer A EER CANE RLS
wer ame at Me Ls ar 8 gen ik Ke E B Aes 7
Tree ES A ed het sne ENNE En Hij Pe Eel
TA ne Tee ss: fr der Reen Ar ie EN ENNE 5 aRE EE had
zakel HE: Tp EURE EEE Reed SN ENEN TD BEAR Ù
le Sd 5 EE eet EE en EE ea
aktes: sh Ne pi ine rd ENNE
Berent En BRT me fsd EERS
Ee ed [A Te Erde RER, Ee -
Ee tee): Pen ==
ef
meeer ve edgar eee en bne ene eere
D= Re WENT TS RE | jee EN ® ed
pr : E0 we BR el ° | 5 Ì 4
5 ISL Dn Le 5
8 ö Tj Ea dir da Pean
* be rd ì At
s | 1 EN | Ji Pr
s15 Ea Ht ed
: Ë se NEL in he
ú 8 Ee 5 kh ad ES
5 =| Á £ ON EEN Ten
; N EN | EO All nnn
k | ren ht KE B noses 5
ë SAE A EN Ee el — É
iN 5 8 eN
3 | EE > \ Jenn Lize
5 ' PN : Se ont En
: E dS IS Bik
s LE SLEE a AE J 3 À 4 k RE Ze
8 - fs An, en
5 „> A | Ain
ne RE Ke j É 8 ee det |
8 ht 0 nt td
8 pfff AN A Tet
5 Ts Be IR UP) H
el. A Nee 4
n re 4 El Tet Ss 5 Í Pe ni PA ë
5 Fr NAR 4E ens Bn SEL: ee PS) & |
: ORE ER Se JES kn,
3 Vn en ET D) //e |
de oM : $ En ik " ax JÈ 4, En a 2 ld
= EE zt A
n de es bande PRE 1d â a id ee aë
KBE ee DS r ree
5 à zie En den sik ek zl Ë 5
g > Ee EE fl pi ES ú | Zee L d | ee ee
ä ee etn 10 ej Vn PES
zi ENNE 5 pr
= nr AME MRE
en en
el à at = t
mm 5
ze n 4
Te
= A ZZ
be e -
n 5 ee
A ° Ö
hi Led 4 s
Km m 8 Ed 2 J
en 5 1
DRU SNPEEAOH 8 , {
& \ \ GG _ 4
ie rn
N ek |
/ 8 le
£ 8 EN an
5 ZOWNIS0EN _IONISOE Il
(ZOL IÒI OO: 68 B
‘L en #
en ES
d " KJ
s |
gj é ed \ k
N
8
)f EAN SN |
$ 5 N £ Á
5 De
# / E 7
6 « ed È Cr
,
ú è A 5 '
Ê A k Ea gE |
| Raadsadres | 11 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1605
Datum indiening 12 oktober 2020
Datum akkoord 8 december 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake het
groencompensatiefonds
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Naar aanleiding van de vele bomen die de afgelopen jaren uit het Amsterdamse
straatbeeld zijn verdwenen is de fractie van de Partij van de Ouderen zeer verontrust.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van
de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
De fractie van de Partij van de Ouderen ontvangt graag per stadsdeel per jaar vanaf
2017 inzicht in het volgende:
1. Het totaalaantal gekapte bomen sinds 2017
Antwoord
Per brief van 29 januari 2019 bent u geïnformeerd over de stand van zaken rond
de bomenboekhouding. In deze brief heeft het college aangegeven dat tot eind
2018 geen stadsbrede, eenduidige wijze van registratie plaatsvond, waardoor het
niet mogelijk was een betrouwbaar overzicht samen te stellen van de te kappen
en te herplanten bomen voor Amsterdam. Om tot een sluitende en complete
bomenboekhouding te komen is gewerkt aan verbeteringen in de registratie zodat
er een overzicht is van alle kap en herplant binnen de stad. Vanaf 2019 houdt het
college een stadsbrede bomenboekhouding bij. Deze wordt elk kwartaal op de
website van de Amsterdam gepubliceerd. Deze is te vinden op
https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/bomen/. In 2019 is, door zowel
particulieren als de gemeente, voor 5.550 bomen een kapaanvraag ingediend.
Tot halverwege 2020 is voor 1.422 bomen een kapaanvraag ingediend.
Bij het kwartaaloverzicht van de bomenboekhouding wordt aangegeven hoeveel
standaardbomen (omtrek 18-20 cm} er moeten worden hertplant voor een
gekapte boom. Voor een oude boom moeten vaak meerdere jonge
standaardbomen worden herplant. In de bomenboekhouding is zichtbaar dat er
meer bomen moeten worden herplant dan 1 op 1. De aanvrager kan in overleg
met de vergunningverlener van het stadsdeel ook minder bomen planten dan de
oplegde hoeveelheid standaardbomen, maar die moeten dan wel dikker zijn. In
alle gevallen wordt 1 op 1 herplant.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 12 oktober 2020
2. Hoeveel bomen met herplantplicht weer zijn herplant of in plaats daarvan
aangeplant?
Antwoord
Er is alleen een overzicht van de opgelegde herplant bij elke vergunning
beschikbaar (zie overzicht 2019). Er wordt geen registratie bijgehouden of de
bomen worden herplant. Wel moeten aanvragers melden of zij de bomen hebben
herplant. Bij grotere kapaanvragen wordt de aanvrager gevraagd om een
herplant- en compensatieplan, zodat bij de aanvraag bekend is waar de te
herplanten bomen worden gecompenseerd. Steekproefsgewijs en na een melding
wordt hier controle op uitgeoefend door Handhaving.
Toelichting bij antwoorden 3, 4 en 5
Op dit moment bestaat er geen “Groencompensatiefonds” in Amsterdam. Er was ooit
een Groencompensatiefonds in stadsdeel Noord, dit fonds bestaat echter niet meer.
Wel is er een “Herplantfonds”.
Als een eigenaar van een boom deze wil kappen dan moet er herplant plaatsvinden.
Als deze herplant fysiek niet mogelijk is, dan moet de eigenaar de monetaire
boomwaarde storten in het Herplantfonds, aldus de Bomenverordening. Met de
middelen in het Herplantfonds planten burgers en de gemeente dan nieuwe bomen,
niet zijnde bomen met een herplantplicht, in Amsterdam.
Uitgaande dat met het Groencompensatiefonds in vragen 3, 4 en 5 het Herplantfonds
bedoeld wordt, zijn dit de antwoorden:
3. Hoeveel geld er in het groencompensatiefonds is gestort voor de bomen die niet
zijn herplant?
Antwoord
Er is vanaf 2016 t/m 31-12-2019 voor een totaal van € 2.928.183,82 gestort in het
Herplantfonds.
4. Welke bestedingen zijn gedaan vanuit het groencompensatiefonds”?
Antwoord
Met de middelen in het Herplantfonds zijn nieuwe bomen geplant op plekken waar
nog nooit bomen hebben gestaan. Dit zowel in particuliere tuinen, via de
betreffende subsidieregeling Aanplant nieuwe bomen vanaf 2018, als ook in de
openbare ruimte via binnengemeentelijk projecten.
In totaal gaat het om circa 2.000 nieuwe bomen die in de periode 2016 - 2021 zijn
en worden geplant met behulp van het Herplantfonds.
5. De huidige omvang van het groencompensatiefonds.
Antwoord
Op dit moment zijn alle middelen in het Herplantfonds volledig besteed
(uitbetaald) of belegd (gereserveerd) bijvoorbeeld met de subsidieregeling
Aanplant nieuwe bomen of in diverse binnengemeentelijk projecten.
De omvang van het Herplantfonds op basis van de uitgevoerde bestedingen en
de lopende reserveringen is op dit moment dan ook nul euro.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng doos Gemeenteblad R
Datum 8 december 2020 Schriftelijke vragen, maandag 12 oktober 2020
Toelichting Elzenhagen
Aanleiding voor de vragen is de kap in project Elzenhagen Zuid. Bij het
investeringsbesluit voor Elzenhagen Zuid (29 november 2017) is aangegeven dat
nagenoeg alle bomen in het plangebied moeten worden gekapt. Gezien de
verdichtingsopgave is een 1 op 1 hertplant binnen de projectgrenzen niet mogelijk. In
de Bomenverordening en de uitwerking hiervan ‘Compensatie en herplantregeling’
kan voor deze gebieden een aparte compensatie- en herplantregeling worden
opgesteld. De regeling komt er in het kort op neer dat de monetaire boomwaarde van
de gekapte bomen wordt vastgesteld en dat deze geldelijke waarde wordt gebruikt
om het gebied weer met bomen en groen in te richten. Daarom is er voor Elzenhagen
Zuid een dergelijk herplantfonds in voorbereiding. Compensatie gebeurt voornamelijk
door de aanplant van 950-1.000 nieuwe en bomen. Dit zijn in veel gevallen bomen die
bij aanplant al een flinke maat hebben, zodat er direct een groen beeld ontstaat. Maar
er is ook aandacht voor ander groen. Heesters, kruidenrijke grasmengsels en groene
gevels dragen in de nieuwe situatie ook bij aan een groen beeld. Alle informatie over
het groen in Elzenhagen Zuid is te vinden op:
https://www.amsterdam.nl/projecten/elzenhagen-zuid/bomenkap-aanplant-
groen-ehz/
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 626
Datum akkoord 18 september 2014
Publicatiedatum 19 september 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer D.W.S. Peters van
14 augustus 2014 inzake de woordvoering en communicatie van de gemeente en
gemeentelijke diensten.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Uit het smoelenboek dat beschikbaar wordt gesteld aan de Amsterdamse pers via
Amsterdam.nl blijkt dat de gemeente beschikt over ten minste 58 woordvoerders,
voorlichters of communicatieadviseurs. Van die 58 werken er 15 voor het college van
burgemeester en wethouders, anderen werken voor de afzonderlijke gemeentelijke
diensten of de stadsdelen. De fractie van de SP is geïnteresseerd in de manier
waarop deze communicatiemedewerkers samenwerken.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 14 augustus 2014, namens de fractie
van SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Hoeveel voorlichters, woordvoerders, communicatieadviseurs en communicatie-
medewerkers heeft de gemeente Amsterdam, inclusief de diensten en
stadsdelen, precies in dienst? Om hoeveel fte gaat het in totaal?
Antwoord:
De gemeente Amsterdam, bestaande uit stadsdelen, diensten, projectbureaus,
etc, kent verschillende communicatiefuncties en -doelstellingen. Doel is het tijdig,
helder en transparant informeren van Amsterdammers, ondernemers, bezoekers,
toeristen en pers. Daarnaast wil de gemeente graag weten wat er in de stad
speelt, welke concrete zorgen en wensen er leven. Daarom heeft de gemeente op
een totaal van ruim 13.988 ambtenaren (cijfers eind tweede kwartaal 2014) circa
290 fte aan communicatieadviseurs, webredacteuren, medewerkers, webcare-
medewerkers, voorlichters, etc. in dienst. Het aantal van 58 woordvoerders uit de
vraag betreft communicatiemensen die aanspreekbaar zijn voor de pers.
Woordvoering is een onderdeel van een breder takenpakket.
Onder communicatie vallen uiteenlopende taken en werkzaamheden.
verbeterblad 1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing boe Gemeenteblad
Datum 19 september 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 14 augustus 2014
Een aantal voorbeelden:
e buurtgerichte communicatie over burgerzaken aan inwoners — denk aan
afvalinzameling, wegwerkzaamheden, jeugdzorg etc;
e volgen, interpreteren en coördineren van social media voor diegenen
werkzaam in de gemeentelijke publiekscommunicatie zodat zij continue goed
op de hoogte zijn van wat er leeft in de stad;
e algemene publiekscommunicatie: teksten schrijven, redigeren en beheren
voor internet, ten behoeve van de inwoners, ondernemers en bezoekers van
de stad Amsterdam;
e _crisiscommunicatie, zoals bij grote branden, winterstormen, treinongelukken,
de zedenzaak en de nazorg rond de MH17-vliegtuigramp;
e communicatie bij grote projecten of evenementen, bijvoorbeeld Koningsdag,
het bezoek van president Obama aan Amsterdam, Oudjaar en de Gay Pride;
e _omgevingscommunicatie, zoals voor de Noord/Zuidlijn, de Rode Loper,
herinrichting Leidseplein en Stationslocatie Lelylaan;
e persvoorlichting: dagelijks beantwoorden van persvragen over de
verschillende portefeuilles.
De communicatiediscipline is bij uitstek een domein waarbinnen goed moet
worden samengewerkt: de focus is tenslotte de verbinding met de Amsterdammer
en de stad. Het team van 10 bestuursvoorlichters (plus 5 fte ter ondersteuning)
werkt niet alleen voor het college van Burgemeester en Wethouders, maar draagt
actief bij aan dit geheel. Zo verzorgen zij — samen met andere collega's in de stad
— de crisiscommunicatie voor de hele Amsterdamse veiligheidsregio (inclusief
omringende gemeenten), evenals de communicatie over het veiligheidsbeleid
(Top 600, prostitutie, 1012, etc.). De directie OOV heeft geen
communicatiemensen in dienst.
2. Beschikt de gemeente over een communicatieplan of -visie? Zo ja, waar is dat te
vinden? Hoe wordt beoordeeld hoeveel mensen er nodig zijn om dat plan of die
visie uit te voeren”?
Antwoord:
Communicatie is lang een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid geweest. De
afgelopen tijd is hier steeds meer centrale regie op gekomen, waarin een
belangrijke rol is weggelegd voor de directie communicatie. Er wordt daarin nauw
samengewerkt met het Amsterdams Bureau voor Communicatie (ABC). In de
afgelopen jaren zijn er veel veranderingen bewerkstelligd, zoals een
gemeenschappelijke huisstijl, één gezamenlijk internet en intranet, één
gemeentelijke krant voor de Amsterdammer in plaats van een krant per stadsdeel,
en centrale regie op stedelijke campagnes. Met de oprichting van ABC in 2003 is
er sturing gekomen op een flexibele inzet van medewerkers,
mobiliteitsbevordering binnen de gemeente en het terugdringen van externe
inhuur. Dit wordt verder doorgevoerd en versterkt in de nieuwe organisatie in de
rve communicatie (nu nog in oprichting).
Na de reorganisatie komt de verantwoordelijkheid voor de capaciteitsverdeling te
liggen bij de rve communicatie. In aanloop naar de definitieve startdatum van de
reorganisatie zullen er verdere stappen worden gezet in de regievoering en het
toedelen van capaciteit, waarbij de directie communicatie en het de rve
communicatie samen optrekken.
verbeterblad 2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing boe Gemeenteblad R
Datum 19 september 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 14 augustus 2014
3. Waar ligt de regie over het communicatiebeleid van de gemeente? Bepalen
diensten en stadsdelen zelf of en hoeveel communicatiemedewerkers zij nodig
hebben of wordt dat centraal gedaan?
Antwoord:
De regie op communicatie ligt in de nieuwe organisatie bij de directie
communicatie, onderdeel van Bestuur en Organisatie, waarmee uitvoering wordt
gegeven aan het door het College vastgestelde beleid. Een deel gebeurt ook
decentraal, zo communiceren stadsdelen gebiedsgericht en vaak op straat- en
huisniveau.
Capaciteit wordt op dit moment nog deels decentraal vastgesteld en bestaat uit
een vaste component en een deel dat flexibel wordt ingezet, voornamelijk via
ABC. In 2010 is er een 10% kortingsmaatregel op de formatie van het aantal
communicatiemedewerkers toegepast. De gezamenlijke afspraken en kaders
zullen in de nieuwe organisatie door de directie communicatie en de
rvecommunicatie meer centraal worden opgepakt. De toedeling van de
beschikbare capaciteit zal door het de rve communicatie worden gedaan, in nauw
overleg met de directie communicatie en de clusters binnen de gemeente.
4. Hoe wordt er gecommuniceerd tussen de communicatiemedewerkers van het
college en die van de diensten? Hoe wordt gewaarborgd dat de gemeente met
één mond spreekt over beleidszaken”?
Antwoord:
Bestuursvoorlichters werken in nauw overleg met hun collega's bij de diensten.
In de nieuwe organisatie krijgen de bestuursvoorlichters formeel een regierol op
de inhoud van de communicatie binnen de verschillende bestuurlijke portefeuilles.
Op deze manier zal de eenduidigheid toenemen en worden de lijnen korter en
daarmee efficiënter. Daarnaast zijn er het communicatieforum, de communicatie-
raad en de rve communicatie, die gezamenlijk het delen, verdiepen en verbreden
van kennis tussen diensten, stadsdelen en andere organisatieonderdelen
stimuleren en waarborgen.
5. Het nieuwe college heeft bij zijn aantreden beloofd een poging te doen tot
bezuiniging op de bestuurskosten. Is het college daarbij ook van plan te
bezuinigen op zijn eigen voorlichtings- en communicatiekosten?
Antwoord:
De inzet is om de totale communicatiecapaciteit binnen de gemeente zo efficiënt
mogelijk in te zetten. Dat kan bijvoorbeeld door bij de productie van
communicatiemiddelen centraler, en daarmee efficiënter, te gaan werken.
Hiervoor wordt op dit moment de afdeling centrale communicatiemiddelen binnen
de rve communicatie ingericht. Anderzijds laat deze tijd ook zien dat actieve,
vroegtijdige en gebiedsgerichte communicatie met de stad en haar inwoners
steeds belangrijker wordt, en dat de inwoners dit ook verwachten van de
gemeentelijke organisatie.
verbeterblad 3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng boe Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 19 september 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 14 augustus 2014
De vraag naar communicatieprofessionals is groot om de gemeentelijke
organisatie (beleid en uitvoering) communicatiever — en dus transparanter en
toegankelijker — te maken. Voorlichters werken binnen een inhoudelijke
portefeuille en maken integraal onderdeel uit van de stedelijke organisatie, niet
alleen van het college. Door de eerder genoemde zwaardere regierol in de
nieuwe organisatie, krijgen zij minder tijd voor de directe ondersteuning van hun
bestuurder. Een verdere bezuiniging achten wij daarom niet verantwoord.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
verbeterblad 4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 116
Datum akkoord college van b&w van 7 februari 2017
Publicatiedatum 8 februari 2017
Onderwerp
Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren van
22 december 2016 inzake een slachthuis dat miljoenen euro's meekrijgt voor
een vertrek uit Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 28 oktober 2016 diende de fractie van de Partij voor de Dieren schriftelijke vragen
in over een mogelijke vertrekpremie voor het abattoir van Amsterdam, dat volgens het
Financieel Dagblad enkele miljoenen van de gemeente zou hebben gehad.
Uit de beantwoording van de vragen door het college op 7 december 2016, is
gebleken dat de gemeente op grond van een veroordelend vonnis 4,4 miljoen euro
aan het slachthuis heeft betaald. Deze 4,4 miljoen euro zou de waarde van de
opstallen op het perceel zijn waar het abattoir huist (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1649).
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Lammeren, namens de fractie van de
Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de
raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen op zijn schriftelijke
vragen van 28 oktober 2016 aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Hoe beoordeelt het college de vastgestelde waarde van 4,4 miljoen euro voor
de aanwezige opstallen op het betreffende perceel?
Antwoord:
De gemeente beoordeelt de vastgestelde waarde van 4,4 miljoen euro als juist.
De gemeente heeft een externe taxateur de waarde van de nog aanwezige
gebouwen en aangebrachte werken (hierna: opstallen) laten bepalen. De taxateur
heeft de waarde van de opstallen van het Abattoir op basis van de gecorrigeerde
vervangingswaardemethode getaxeerd. Deze methode gaat uit van de
herbouwwaarde, gecorrigeerd voor technische en functionele veroudering van de
opstallen. De gecorrigeerde vervangingswaarde methode is de meest
geaccepteerde kostenmethode voor het bepalen van de marktwaarde van
industrieel vastgoed. De gemeente kon zich met de inhoud van het taxatierapport
verenigen en heeft dit taxatierapport in de gerechtelijke procedure tot vaststelling
van de aan Abattoir te betalen vergoeding van de waarde van de opstallen
ingebracht.
De rechtbank heeft conform de door de gemeente ingebrachte taxatie de aan
Abattoir te betalen vergoeding vastgesteld op 4,4 miljoen euro.
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng hie Gemeenteblad R
Datum 8 februari 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 22 december 2016
2. Is het college in beroep gegaan tegen het vonnis? Zo ja, wat was het verloop
hiervan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Op grond van de wet komt de opstaller bij het einde van het opstalrecht een
vergoeding toe van de waarde van de opstallen, tenzij partijen anders zijn
overeengekomen. De rechtbank heeft op 24 april 2013 geoordeeld dat partijen
niet zijn overeengekomen dat Abattoir geen vergoeding toekomt en voor recht
verklaard dat de gemeente gehouden is tot vergoeding van de waarde van de
opstallen. De gemeente heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep aangetekend
omdat zij in afstemming met de gemeenteadvocaat de kans van slagen van een
hoger beroep gering achtte. De rechtbank heeft vervolgens bij vonnis van 15 juli
2015 de vergoeding van de waarde van de opstallen die de gemeente
verschuldigd is aan Abattoir vastgesteld op 4,4 miljoen euro. Hiermee honoreerde
de rechtbank de (subsidiaire) vordering van de gemeente om de waarde conform
de door de gemeente ingebrachte taxatie op dit bedrag vast te stellen. Tevens
heeft de rechtbank, zoals gevorderd door de gemeente, in dit vonnis voor recht
verklaard dat na volledige betaling van de vergoeding het retentierecht van het
Abattoir is geëindigd. Tenslotte is, zoals gevorderd door de gemeente, het
Abattoir veroordeeld om (nadat volledige betaling van de vergoeding heeft
plaatsgehad) tot ontruiming over te gaan binnen zes maanden nadat de
gemeente van het Consortium dat uitvoering geeft aan de herontwikkeling van
het Food Center een verzoek tot erfpachtuitgifte van het betreffende perceel heeft
ontvangen.
Gezien bovenstaande bestond er voor de gemeente geen reden om beroep tegen
dit vonnis in te stellen. Abattoir heeft wel beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft
in haar arrest van 12 juli 2016 het vonnis van de rechtbank echter bekrachtigd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 12 oktober 2021
Portefeuille(s) Wonen
Portefeuillehouder(s): Jakob Wedemeijer
Behandeld door Koos Gouweloos, Directie Wonen, [email protected]
Onderwerp Derde halfjaar monitor kamerhuur
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over de derde halfjaar monitor kamerverhuur en de
uitvoerig van de motie 2111: Inventarisatie knelpunten dispuutshuizen en woongroepen.
Derde halfjaar monitor kamerverhuur (1 oktober 2021 — 1 april 2021)
Bij het vaststellen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 heeft de gemeenteraad
middels een motie (Motie 2112, van de leden Hammelburg (D66) en De Jong (GroenLinks)) het
college verzocht om vier keer een halfjaarlijkse Monitor Verkamering op te stellen.
In deze derde monitor kamerverhuur wordt gekeken naar de ontwikkelingen in de periode van 1
oktober 2020 tot 1 april 2021. Net als in de eerste en tweede monitor zal alleen ingegaan worden
op de cijfers van het wijkquotum voor omzettingsvergunningen en niet die van het pandguotum.
De eerste monitor is op 1 juli 2020 gepubliceerd, toen waren in Amsterdam 6.019
omzettingsvergunningen voor kamerverhuur afgegeven of nog in behandeling. Op 1 oktober 2020
is de tweede monitor opgesteld toen waren er 6.120 vergunningen afgegeven of nog in
behandeling.
Belangrijkste conclusies derde halfjaar monitor:
Tussen 1 oktober 2020 en 1 april 2021 zijn 345 vergunningaanvragen binnengekomen. Dit is iets
meer dan de 332 vergunningsaanvragen in de periode tussen 1 april 2020 en 1 oktober 2020.
Tot 1 april 2021 zijn 6.022 vergunningen afgegeven (of waren nog in behandeling). Op 2 april 2021
waren er 98 vergunningen minder afgegeven of in behandeling dan op 1 oktober 2020. Deze
daling is te verklaren doordat een deel van nog lopende aanvragen ingetrokken wordt, geweigerd
wordt of buiten behandeling wordt gelaten. De behandeltermijn voor een aanvraag is standaard
14 weken en kan langer duren indien additionele gegevens nodig zijn.
Op 1 april 2021 waren 5.812 (43%) van de 13.404 beschikbare wijkguotumplekken gebruikt. Op 1
oktober 2020 waren dit nog 5.874 (44%) van de 13.404 beschikbare plaatsen.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 12 oktober 2021
Pagina 2 van 3
Op 1 april 2021 was in 13 wijken het wijkquotum vol: Noordelijke IJ-oevers Oost, Chassébuurt,
Erasmuspark, Geuzenbuurt, Hoofdweg e.o, Hoofddorpplein, Landlust, Van Galenbuurt, West
Indische Buurt, IJsselbuurt, Rijnbuurt, Schinkelbuurt en IJburg Oost. Op 1 oktober 2020 was in
dezelfde 13 wijken het quotum vol. Tussen 1 oktober 2020 en 1 april 2021 is het aantal wijken
waarvan het quotum vol is niet toegenomen.
In de 13 wijken waren op 1 april 2021 meer vergunningen afgegeven dan het wijkguotum in die
wijken toeliet. Dat meer vergunningen zijn afgegeven dan het wijkguotum toelaat komt omdat bij
aanvragen binnengekomen vóór 1 april 2020 het wijkquotum nog geen weigeringsgrond was. Het
gaat om 210 omzettingsvergunningen boven het wijkguotum.
Uitvoering motie 2111: Inventarisatie knelpunten dispuutshuizen en woongroepen
In deze brief wordt in gegaan op de uitvoering van de motie 2111 waarin gevraagd wordt naar de
mogelijkheden voor een database met informatie over vergunningen op adresniveau.
Motie 2111, van de leden Hammelburg (D66) en De Jong (Groenlinks) (Omzettingsvergunning:
mogelijkheid om op te vragen en database)
1 Dispuutshuizen en woongroepen de mogelijkheid te geven bij de gemeente op te vragen of er
reeds een vergunning is aangevraagd voor hun woningcomplex;
2. Te onderzoeken of en hoe een database met aangevraagde en vitgegeven
omzettingsvergunningen kan worden gepubliceerd binnen de kaders van privacywetgeving.
Op 24 maart 2020 heeft het college in de brief ‘Afhandeling moties bij de Huisvestingsverordening
Amsterdam 2020’ de motie 2111 afgehandeld. Met betrekking tot punt 1 valt in de brief te lezen
dat dispuutshuizen, woongroepen en andere bewoners van Amsterdam reeds informatie kunnen
inwinnen of voor hun woning of wooncomplex een omzettingsvergunning is aangevraagd of
afgegeven. Voor punt 2 werd toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is een dergelijke database
met informatie over vergunningen op adresniveau te publiceren.
Uit nader onderzoek blijkt dat het hierbij gaat om het opstellen van een openbare database met
daarin de adresgegevens, zoals straatnamen, huisnummers en of postcodes met bijbehorende
lettercombinaties. Dit betreft de persoonsgegevens van zowel de eigenaren van het vastgoed, de
vergunninghouders, als de bewoners van deze adressen.
Omdat het openbaar maken van adresgegevens in strijd kan zijn met de privacywetgeving,
is deze vraag ook uitgezet bij de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam (CPA). Het CPA
adviseert negatief op het voorstel van een openbare database. De CPA heeft hierbij de volgende
overweging gemaakt:
-_Nu de burger steeds meer beschikt over technologische middelen zoals de smartphone,
blijkt die daarmee bij conflicten ook vaker de privacy van andere burgers te schenden. Het
lijkt de CPA ongewenst om deze bedreiging van de privacy te faciliteren door de burger uit
te nodigen zelf een toezichthoudende rol te spelen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 12 oktober 2021
Pagina 3 van 3
-_Burgers kunnen bij een verbouwing navragen bij de gemeente of daar een vergunning
voor nodig is. Indien er geen sprake is van een omzettingsvergunning, kan een
belanghebbende ook nu al bezwaar maken. Ook kunnen burgers via de website van de
gemeente opzoeken of er een omzettingsvergunning is verleend voor een bepaald adres.
Een additioneel openbaar register is naar mening van de CPA niet nodig.
Het volledige advies vindt u hier
Het college hoopt u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Jakob Wedemeijer
Wethouder Wonen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering _1juni 2022
Ingekomen onder nummer 252
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Bakker, Van Pijpen en Rooderkerk inzake groene
autoluwe Stadhouderskade
Onderwerp
Groene autoluwe Stadhouderskade
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over een Stadhouderspark voor Amsterdam;
Constaterende dat:
— _er mooie bewonersinitiatieven zijn gepresenteerd met betrekking tot de vergroening en het
autoluw maken van de Stadhouderskade;
— dit past binnen de Amsterdamse ambities om de stad te vergroenen en autoluw te maken;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
te starten met een verkenning hoe de Stadhouderskade groen en autoluw gemaakt kan worden
door de raad inzicht te geven in of/hoe dit kan worden geïntegreerd met al lopende projecten in de
naaste omgeving.
Indieners
A.L. Bakker
J.F. van Pijpen
|. Rooderkerk
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Dienstverlening, Financiën & Veiligheid
van 17 oktober 2012
Vergaderdatum woensdag 17 oktober 2012
Tijd 20:00 - 23.00
Locatie Raadszaal President Kennedylaan 923
Voorzitter Mw. M. Pelt
Griffier Mw. M. Hoogendoorn
1. 20.00
Opening en vaststellen agenda
2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
3. Toezeggingen en termijnagenda
4. 20.15
Woonoverlast
(presentatie)
5. 20.30
Preventief fouilleren
(ter bespreking)
6. 21.00
Terrassenbeleid
(ter bespreking)
7. 21.30
Kostprijs onderzoek vergunningen - leges
(ter bespreking)
8. 22.00
Asbestsanering De Mirandaband 2e fase
1
Commissie Dienstverlening, Financiën & Veiligheid - woensdag 17 …
(ter advisering aan de deelraad)
9. 23.00
Sluiting
Ter kennisname stukken
De ter kennisname stukken zijn digitaal in te zien. Zie de website
www.zuid.amsterdam.nl, tevens liggen ze ter inzage bij de griffie en op
beide stadsdeelkantoren
a. Evaluatie Koninginnedag 2012
b. Cameratoezicht De Pijp
c. Aanpak huiselijk geweld 2012 en verder, Samen Verantwoordelijk
2
| Agenda | 2 | test |
VN2021-002711 Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten,
griffie andreas 2 % Gemeente Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reinigin WB
% Amsterdam He „Se
Voordracht voor de Commissie WB van 03 februari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Sport en Recreatie
Agendapunt 9
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
De moeilijke financiële positie van Artis en de gevolgen daarvan
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de berichtgeving omtrent de penibele financiële situatie van de Amsterdamse
dierentuin als gevolg van de lockdown en Corona-crisis en de gevolgen daarvan.
Wettelijke grondslag
Artikel 26 Reglement van Orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam (opent in nieuw
venster). Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van onderwerpen die niet
op de agenda staan met uitzondering van initiatiefvoorstellen. Het lid van de commissie dient het
voorstel daartoe minstens vijf werkdagen voor de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier in
Bestuurlijke achtergrond
Bij de begroting 2021 is de motie ‘Red Artis’ van de leden Boomsma, Poot, Rooderkerk en Ceder
aangenomen door de gemeenteraad. Daarin spreekt de raad o.a. vit dat Artis een belangrijke functie
heeft voor de stad en haar inwoners en deze voorziening niet als gevolg van de Corona-crisis voor de
stad verloren mag gaan, en verzoekt het college om vinger aan de pols te houden ten aanzien van de
financiële positie van de Dierentuin, en te overwegen of noodsteun noodzakelijk is.
Reden bespreking
De fracties van CDA, VVD en CU willen graag in gesprek over de gevolgen van de penibele financiële
situatie van Artis en de mogelijkheid van gemeentelijke Corona-steun.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.17 1
VN2021-002711 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten,
griffie andreas 2 % Amsterdam … in
% Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 03 februari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
AD2021-009579 Commissie WB Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Gegenereerd: vl.17 2
| Voordracht | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 307
Datum akkoord 16 april 2015
Publicatiedatum 17 april 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.S.A. Vroege van
17 maart 2015 inzake de aandacht voor verkeersveiligheid op Amsterdamse scholen.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Uit de Monitor Meerjarenambitie verkeersveiligheid 2011-2015 van de Stadsregio
Amsterdam blijkt dat Amsterdam achter ligt op andere gemeenten in de regio. Slechts
15% van de kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en voorschoolseopvang doet mee
met het project JONGleren in het verkeer. Met dit project wordt blijvend aandacht
besteed aan verkeersveiligheid op deze instellingen.
Op slechts 53% van de Amsterdamse basisscholen wordt er een praktijkexamen voor
verkeersveiligheid gehouden. Ook zet slechts 26 procent van de basisscholen
verkeersouders in. En ook in het voortgezet onderwijs lopen de scores van
Amsterdam achter. Op maar 10% van de voorgezet onderwijsinstellingen wordt er
jaarlijks één of meer verkeersveiligheidprojecten gedaan, bijvoorbeeld gericht op
nieuwe school-thuisroute, fiets/bromfiets, alcohol, dodehoek en/of gedrag en houding
in het verkeer.
De fractie van D66 is blij dat verkeerseducatie is opgenomen in de Verordening op
het Lokaal Onderwijsbeleid. Amsterdam is een dynamische stad met zowel veel
bewoners als vele bezoekers die deelnemen aan het verkeer. De fractie van D66
vindt het van groot belang dat zo veel mogelijk Amsterdamse kinderen zo goed
mogelijk worden voorbereid op hun deelname aan het verkeer.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 17 maart 2015, namens de fractie
van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer dr april 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 17 maart 2015
1. Is het college bekend met de cijfers uit de Monitor meerjarenambitie
verkeersveiligheid 2011-2015 ten aanzien van de aandacht voor
verkeersveiligheid op Amsterdamse scholen?
Antwoord:
Ja, het college is bekend met de cijfers: de SRA heeft als doelstelling dat álle
peuterspeelzalen en scholen meedoen aan verkeerseducatie. Er is een verschil in
de doelstellingen van de SRA en de gemeente Amsterdam. De doelen voor
deelname van scholen in Amsterdam zijn vastgelegd in het Meerjarenplan
Verkeersveiligheid 2012-2015. Deze doelstellingen worden gehaald en zijn met
u gedeeld in de monitor Verkeersveiligheid Amsterdam van 28 januari 2015
(zie het antwoord op vraag 2).
2. Heeft het college een idee over de redenen waarom er weinig gebruik wordt
gemaakt van verkeerseducatie of verkeersexamens?
Antwoord:
In Amsterdam wordt veel gebruik gemaakt van verkeerseducatie. Bijna alle
basisscholen geven verkeersles.
De resultaten van het vorige schooljaar zijn:
e op 60 peuterspeelzalen en kinderdagverblijven is het project 'JONGleren’
uitgevoerd (doel 60 per jaar);
e 97% van de basisscholen deed mee aan het theoretisch examen (doel 90%);
e 68% van de basisscholen deed mee aan het praktijkexamen (doel 70%);
e 94% basisscholen gebruikt de lesmethode Tussen school en thuis;
e 122 ouders waren actief als verkeersambassadeur (doel 150 ouders);
e op 8 scholen voortgezet onderwijs zijn één of meer projecten uitgevoerd
(geen doel opgenomen in het Meerjarenplan).
Bij de aanbesteding van de verkeerseducatie (zie het antwoord op vraag 3) is,
in samenwerking met de SRA, opdracht gegeven om de deelname aan
de verschillende lessen en examens te laten groeien. Scholen maken zelf hun
afweging om mee te doen.
3. Ziet het college mogelijkheden om meer Amsterdamse scholen te
enthousiasmeren voor verkeerseducatie?
Antwoord:
Ja, om scholen maximaal te faciliteren bij het geven van verkeerseducatie is dit
schooljaar het Verkeersplein Amsterdam gestart. Het Verkeersplein verzorgt
namens de gemeente een samenhangend verkeerseducatie-programma voor
0-18 jaar (de Amsterdamse Verkeerslijn). Voorheen werden scholen door
verschillende organisaties benaderd.
De verkeerseducatie is gratis voor scholen. Jaarlijks stelt de gemeente circa
€ 1 min (excl. BTW) beschikbaar voor verkeerseducate. De SRA financiert 50%
van de kosten.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neng 27 Gemeenteblad
ummer = su .
Datum 17 april 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 17 maart 2015
4. Ziet het college buiten de scholen nog andere manieren om de verkeersveiligheid
van Amsterdamse kinderen te verbeteren? Zo ja, welke?
Antwoord:
Vanuit het Meerjarenplan worden maatregelen genomen om de
verkeersveiligheid te vergroten die (ook) kinderen ten goede komen zoals de
aanpak van blackspots en campagnes. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan
naar de verkeersveiligheid in de omgeving van basisscholen. Sinds 2012 is
het onderzoek bij ca. 95 van de ruim 220 basisscholen uitgevoerd.
De Bestuurscommissies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van
de aanbevolen maatregelen. Bovendien ontwikkelt de gemeente samen met
de SRA een richtlijn voor een eenduidige inrichting van een 'schoolzone!
(zoals markering en bebording).
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 425
Publicatiedatum 20 juni 2014
Ingekomen onder B
Ingekomen op woensdag 11 juni 2014
Behandeld op woensdag 11 juni 2014
Status Ingetrokken
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Guldemond inzake de jaarrekening 2013 van
de gemeente Amsterdam (bestemmingsvoorstel dotatie reserve Noord/Zuidlijn).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam
(Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 396);
Overwegende dat het college onvoldoende de noodzaak van de dotatie van
10 miljoen euro aan de reserve Noord/Zuidlijn onderbouwt,
Besluit:
toe te voegen aan beslispunt 4, de volgende passage: “Met dien verstande dat
de dotatie “reserve Noord/Zuidlijn” onder paragraaf 2.4 ‘Voorstellen voor
resultaatbestemming per programma’ van de jaarrekening 2013 op blz. 24 te
schrappen en het voorgestelde bedrag te doteren aan de reserve incidentele
middelen.
Het lid van de gemeenteraad,
PV. Guldemond
1
| Motie | 1 | discard |
)20 KPN Webmail Fwd_ slavernijverleden van Rotterdam FW_ Verzoek ter afhandeling [(43176-2018_ 851181] Afdrukken
Klaas Maas <[email protected]> 20-2-2020 22:35
Fwd: slavernijverleden van Rotterdam FW: Verzoek ter afhandeling
Aan het Gemeentebestuur van Amsterdam, |
Waarde leden van het College van Burgemeester en Wethauders van Amsterdam,
(Brief aangetekend verzonden geadresseerd:
Stadhuis, Postbus 202, 1000 AE, Amsterdam) :
Geachte leden van de Gemeenteraad van Amsterdam, ,
(Brief verzonden per e-mail)
Uit de media (dag- en weekbladpers, internet etc.) bereikten mij berichten dat het Gemeentebestuur van Amsterdam
zich bezint op de vraag of de gemeente Amsterdam excuses moet maken aan haar geheel of gedeeltelijk zwarte
inwoners van West-Indische herkomst, voor het aandeel van Amsterdam in de historische slavenhandel en voor het
houden van slaven, in Nederland 's voormalige West-Indische koloniën (waarom in dit soort exercities onze voormalige
Oost-Indische koloniën steevast overgeslagen worden is een vraag apart waarop ik nu niet in aa). U zou daarhij het
advies hebben gevraagd van een ad hoc commissie bestaande uit de hoogleraren B " li
mw. — geen van allen vakhistorici. Ook was er sprake van een soort swaieopdracht aan het Kl 1 LV waarbij
de naan: var ve Leidse historicus ! genoemd werd. Een afstemming dan wel werkverdeling tussen
beide activiteiten werd mij niet duidenjk.
Het toeval wil dat ik over een gelijksoortig besluitvormingsproces binnen de Gemeente Rotterdam niet zo lang geleden
vrij uitvoerig gecorrespondeerd heb met de binnen die gemeente met de coördinatie van dat proces belaste ambtenaar. :
Om u in uw denkproces op weg te helpen biedt ik u hieronder die correspondentie in kopie aan (de volgorde is
omgekeerd chronologisch: de laatste brief staat bovenaan).
Over uw voornemen gesproken: .
-2-2020 KPN Webmail Fwd_ slavernijverleden van Rotterdam FW_ Verzoek ter afhandeling [43176-2018 851181] Afdrukken
Het is bij zo'n initiatief belangrijk om in het publieke domein geloofwaardig over te komen en serieus genomen te
kunnen worden.
In uw initiatief is een en ander bepaald niet gegarandeerd: de personen van uw commissie van drie, zijn meer bekend
om hun politiek correcte standpunten dan om hun historische expertise en het zel niemand verbazen als zij zich warm
voorstander betonen van excuses zoals voorgenomen. De op hoofdlijnen expiationistische insteek van de historici van
het KITLV, of het nu ons slavernijverleden betreft dan wel de dekolonisatiegeschiedenis van Nederlands Indië, mag ook
bekend verondersteld worden.
De uitkomsten van uw adviesgremia zullen dus naar alle waarschijnlijkheid neerkomen op de aanbeveling dat
Amsterdam zich schuldig behoort te voelen over haar historisch slavernijverleden en dat het de huidige
gemeentebestuurders past daarvoor excuses te maken aan de nakomelingen van die slavernij. Daarbij wordt dan
uitsluitend gelet op de negatieve gevolgen van die slavernij en geheel voorbijgegaan aan de positieve gevolgen die
deze gedwongen historische massa-emigratie nadien heeft gehad: De huidige Afro-Amerikanen leven nu in landen die 5
tot 20 maal het huidige BNP scoren van hun Afrikaanse landen van herkomst. Niet de afstammelingen van de
weggevoerde slaven maar de afstammelingen van de vrij-gebleven achterblijvers van destijds, doen nu vaak wanhopige
pogingen om uit Afrika te emigreren.
We hebben het hier dus over een schuldbelijdenis over zaken die zich 6 tot 16 generaties geleden afspeelden en dus
over excuses van mensen die persoonlijk niets hebben gedaan aan mensen aan wie persoonlijk niets is aangedaan
maar die in feite wel een beduidend economisch profijt hebben gehad van de historische slavernij. Schuld wordt in zo'n
feitenrelaas een zeer gekunstelde constructie.
Een rationele onderbouwing van zo'n irrationele schuldbelijdenis lijkt niet mogelijk. De idee dat mensen persoonlijk
schuldig kunnen zijn wegens zaken die zich ver voor hun geboorte voltrokken is natuurlijk niet nieuw. In feite is zo'n
irrationeel schuldbesef de grondslag van nog altijd de grootste wereldreligie, het christendom: De christen is schuldig
aan een erfzonde die het gevolg is van het eten van de verboden vrucht door ons aller oermoeder Eva, en deze schuld
kon alleen ingelost worden door het kruisoffer van Gods zoon. Deze schuldbeleving vindt men in z'n letterlijke duiding
tegenwoordig alleen nog terug in sektarisch fundamentalistisch georiënteerde christelijke gemeenschappen.
De voorgenomen schuldbelijdenis van de Gemeente Amsterdam lijkt eveneens een streven naar het bewerkstelligen
van een berouw-emotie gebaseerd op een aangeleerd schuldbesef. Die staat van emotie voldoet dus aan het
voornaamste kenmerk van de geestesgesteldheid van een religieus sektarisch bewustzijn. U, bestuurders en
raadsleden van de gemeente Amsterdam, behoort zich daaraan niet over te geven. U schaadt daarmee de geestelijke
volksgezondheid van uw stad als ook van uw eigen persoon.
Het aanvaarden van sektarische normen en waarden is waar het een persoonlijke keus betreft een vrije keus zoals de
keus voor een godsdienstige overtuiging — hoe irrationeel ook. Het lijkt mij echter voor u ongepast uw positie als raadslid
of stadsbestuurder te gebruiken om sektarische normen en waarden op te leggen aan de stad Amsterdam.
Hoogachtend,
\ ) JE B A
TAC
INK
Td
EA Pe
Ï DE
|__—— Oorspronkelijk bericht — —-
‚Van: °
\_: __Aan:
‚|___Datum: 24 oktober 2018 om 11:36
| | Onderwerp: Fwd: slavernijverleden van Rotterdam FW: Verzoek ter afhandeling [43176-2018:851181]
El
| Geachte heer Maas,
| \_Graag bevestig ik namens ‚_dat uw mail d.d. 22 oktober jl. omtrent bovengenoemd onderwerp in
|__{__goede orde ontvangen is en wij darmen « hartelijk voor het delen van deze informatie. Uw mail is binnen de
‚_fractie doorgestuurd aan onze woordvoerder.
| | Met vriendelijke groet,
(2
|
| Raadsadres | 4 | train |
En
Bezoekadres x Gemeente Amsterdam
Amstel 1
ER Stadsdeel Centrum
Postbus 202 > Sector Openbare Ruimte
1000 AE Amsterdam Afdeling Rayonmanagement/Beleid
Telefoon 020 552 4444 2x
Fax 020 552 4433
BANOE STel € Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
De heer G.A. Pont
Nicolaas Witsenkade 27 G
1017 ZT AMSTERDAM
Datum = 8 SEP. 2009
Ons kenmerk ( òo)- More b)
Uw kenmerk
Behandeld door Quinten Niessen
Doorkiesnummer 020 552 4033
Faxnummer 020 552 4333
Bijlage Handhavingsprogramma op het water 2009
Onderwerp raadsadres over nieuwe doorvaartprofielen in de grachten
Geachte heer Pont,
Op 18 juni 2009 zond u de raad van stadsdeel Centrum een brief waarin u bezwaar maakt
tegen de doorvaartprofielen zoals ingesteld door het college van burgemeester en
wethouders. De raad heeft in de vergadering van 25 juni 2009 besloten om het
bezwaargedeelte voor kennisgeving aan te nemen en het algemene gedeelte in handen
te stellen van het dagelijks bestuur ter afdoening met een afschrift van het antwoord naar
de commissie Openbare Ruimte en Verkeer.
Behalve uw bezwaar tegen de besluiten van het college over het verwijderen van uw
pleziervaartuig en werkvlat noemt u in uw brief de volgens u toenemende overlast op het
water. Dit onderwerp komt regelmatig aan de orde en is voor het dagelijks bestuur en de
raad ook reden om de aanpak van overlast hoog op de “top 5" van de Handhaving op het
water te zetten. In de bijlage kunt u op pagina 16 en 17 het Handhavingsprogramma voor
2009 nalezen. Deze nota is op 3 maart 2009 vastgesteld door het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur vindt het heel belangrijk dat stadsdeel en de centrale stad samen
effectief gaan optreden tegen de toenemende overlast op het water. De dienst
Binnenwaterbeheer (BBA) heeft een nieuw project gestart om de samenwerking met
stadsdeel, politie en andere gemeentelijke diensten te bekrachtigen. Er zijn in het
samenwerkingsproces veel schakels, die allemaal extra aandacht verdienen om tot
effectief en efficiënt optreden te komen.
Het project Overlast te water van BBA heeft als doelstelling dat er minder overlast te water
wordt ervaren en er duidelijkheid komt over wie wat doet inde aanpak van de overlast te
water. Omdat BBA niet de enige partij is die iets aan de overlast kan doen - er zijn immers
5 Het stadsdeel Amsterdam-Centrum is bereikbaar per tram (lijnen 9 en 14) of metro (lijnen 51, 53 en 54),
3 halte Waterlooplein.
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
verschillende partijen op verschillende vormen van overlast bevoegd - voorziet het project
in het organiseren en verduidelijken van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de
nodige samenwerking met andere partijen.
Het projectplan is opgedeeld in drie onderdelen:
- werkprocessen en aanpak
- verbetering meldpunt.
-__ communicatie
1. Snelheid, geluid en alcohol
Bij Werkprocessen en aanpak gaat het om het intensiveren en uniformeren van de
aanpak van overlast van te hard varen, geluidsoverlast en (overmatig) alcoholgebruik.
Daarnaast worden de mogelijkheden van diverse fysieke maatregelen onderzocht zoals
het 's nachts afsluiten van een bepaalde vaarweg of aanpassing van de regels. Er loopt
overleg met de Regiopolitie om te komen tot een gestructureerde samenwerking. Tot slot
zal ook worden bezien welke inzet stadsdelen kunnen leveren in de aanpak.
2. Hef Meldpunt overlast te water
Verbetering van het meldpunt wil BBA bereiken door de huidige organisatie ervan te
professionaliseren door aan te sluiten bij het Loket Amsterdam. Digitalisering van de
status van meldingen geeft de melder inzicht in de afhandeling van de melding. Hiervoor
zal software worden aangeschaft die stadsdelen ook gebruiken voor de Meldpunten
Openbare Ruimte (KIM). Daarnaast zal beter worden gecommuniceerd over de
verwachtingen die melders mogen hebben en de bezetting van het telefonisch meldpunt
zal worden geprofessionaliseerd.
3. De preventieve aanpak
Communicatie is bedoeld ter voorkoming van en het terugdringen van overlast door
bewustwording te bewerkstelligen. Er wordt gedacht aan een mediacampagne zoals die
van “Maak van je dagje uit geen slepende zaak’ (voor binnenhavengeld) en aanvullende
communicatiemiddelen zoals de inzet van matrixborden en het aanpassen van reguliere
communicatiemiddelen.
De uitvoering van het project beslaat de periode (najaar) 2008-2010. De eerste resultaten
moeten in de zomer van 2009 merkbaar zijn. Wij spreken de hoop uit dat u ook een
positieve ontwikkeling zult ervaren.
Met vriendelijke groet,
Het dagelijks bestuur
Anneke Eurelings Els/lping
secretaris voorzitter
c.c.: Raadscommissie Openbare Ruimte en Verkeer en de dienst Binnenwaterbeheer
2
x Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
x% Sector Openbare Ruimte
% Afdeling Rayonmanagement Beleid
Handhaving op het
binnenwater van stadsdeel
Centrum
Verslag 2008 en Programma 2009
Vastgesteld door het dagelijks bestuur op 3 maart 2009
TE en
Ne
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Inhoud
1 Inleiding 3
2 Het verslag over 2008 5
2.1 Handhaving op prioriteiten 5
2.2 Verantwoording over het contract L
3 Programma 2009 11
3.1 Vaststelling handhavingsprioriteiten 11
3.2 De prioriteiten 14
3.3 De uitwerking van de prioriteiten 16
3.4 Overige projecten 19
3.5 Toekomstige effectmeting 21
Bijlage 1 Risicoanalyse 22
Bijlage 2 Takenlijst 27
Bijlage 3 Foto's uit de binnenstad 28
2
me nn me
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
1 Inleiding
Op 3 juli 2007 heeft het dagelijks bestuur de nota “handhaving op het binnenwater in
Amsterdam-Centrum” vastgesteld. Op basis van dit beleidskader wordt jaarlijks het
handhavingsprogramma vastgesteld. In het voorliggende document wordt verslag
uitgebracht over de uitvoering van het handhavingspragramma 2008. Daarna wordt het
handhavingsprogramma voor 2009 gepresenteerd.
Wat doet BBA voor stadsdeel Centrum?
Sinds 2002 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum de dienst
Binnenwaterbeheer Amsterdam (BBA) specifiek belast met het Ordeningsbeheer op het
water. Dit betreft de regels die zijn opgenomen in de Verordening op de haven en het
binnenwater 2006 (voor zover deze niet zijn opgenomen in de A-lijst van de Verordening
op de stadsdelen). BBA voert deze taken namens het stadsdeelbestuur uit op basis van
het contract dat daarvoor is afgesloten en met behulp van het mandaat dat BBA is
verleend.
Handhaving en toezicht in het kader van de Toezicht op naleving Verordening op de Haven
Scheepvaartverkeerswet en het en het Binnenwater, waarbij onder andere
Binnenvaartpolitiereglement (nautisch opgetreden wordt tegen:
vaarwegbeheer), waarbij onder andere - _ illegale woonboten
opgetreden wordt tegen: - illegale verbouwing of vervanging van
-_ te hard varen woonboten
= geen/onvoldoende verlichting = idem bedrijfsvaartuigen
- verkeerd afmeren =__vloften, steigers, terrassen die niet aan
- afmeren aan middelen niet daartoe de gemeentelijke eisen voldoen
bestemd -__ overlast (VHB, etc)
Overig:
= __ verwijderen wrakken
=__ verwijderen (emstig) verwaarloosde
vaartuigen
-__ inning Binnenhavengeld
- __ overlast (BPR, etc.)
Wat doen we niet?
Handhaving van centraal-stedelijke taken vindt u niet terug in deze nota. De handhaving
daarvan is opgenomen in het programma van de centrale stad.
3
‘A
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Opbouw van de nota
In hoofdstuk 2 van de voorliggende nota worden de resultaten van de handhaving in 2008
gepresenteerd. Dit gebeurt aan de hand van het handhavingsprogramma 2007/2008.
Naast handhaving levert BBA nog meer diensten aan stadsdeel Centrum, zoals
vergunningverlening en ondersteuning bij juridische procedures. De afspraken hierover
zijn vastgelegd in een contract tussen stadsdeel Centrum en BBA, In hoofdstuk 1 wordt
ook verantwoording afgelegd over uitvoering van dit contract in 2008. Ook al past dit strikt
genomen niet in een handhavingsprogramma is er toch voor gekozen dit op te nemen om
overlap en dubbele stukken te voorkomen.
In hoofdstuk 3 worden de voornemens voor 2009 geformuleerd: waar liggen de prioriteiten
in 2009, zowel in aard van de overtreding als in aanwijzing van (delen van) grachten? Er
is een prioriteiten ‘top vijf voor de handhaving is bepaald voor 2009.
Naast de prioriteiten is nog een aantal, dat in deze nota aan de orde komt.
Aan het slot van hoofdstuk 2 presenteren we de wijze waarop we de effecten van onze
inspanningen willen gaan meten: wat wordt de stad er beter van? Er zal één methodiek
worden ontwikkeld voor zowel land als water.
|
mm EE in en ee
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
2 Het verslag over 2008
2.1 Handhaving op prioriteiten
Op 3 juli 2007 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum een handhavingsnota
voor het water vastgesteld met daarin de volgende top 5 van prioriteiten in de handhaving.
De resultaten laten zich als volgt samenvatten:
| 27 | 20 |
nn
van vaartuigen (aantal versleepte boten
aantal aanschrijvingen
3. Illegaal ligplaats innemen met een waonboct - inclusief illegale 12
bewoning - of met een bedrijfsvaartuig (aantal aanschrijvingen 5
illegale woonboot resp. bedrijfsvaartuig
eN
aanschrijvingen
Ee
terras of een terras bij woning op de wal (aantal aanschrijvingen
(*) aangehouden In afwachting van beleidregels voor short stay
Prioriteit 1: Gezamenlijke aanpak afmeren van pleziervaartuigen
Het is verboden pleziervaartuigen af te meren aan straatmeubilair, bruggen of bomen.
Alleen als er geen afmeervoorzieningen in de kade zijn dan wordt het gedoogd dat
bootjes aan de parkeerhekjes worden bevestigd. In 2006 is gestart met de “kadeactie”. Dit
is een project dat BBA samen met medewerkers van de sector Openbare Ruimte van het
stadsdeel uitvoert: BBA verwijdert de bootjes en het stadsdeel de bijbehorende objecten
als autobanden of ‘eigendomsbordjes' aan de kade, Na een aantal gezamenlijke acties is
gebleken dat het gezamenlijk optrekken niet de verwachte voordelen biedt. Daarom heeft
het dagelijks bestuur in 2008 de bevoegdheden op grond van artikel 8.1 van de APV in
2008 gemandateerd aan BBA. Dit betekent dat BBA aan de wal vastgemaakte objecten
zoals touwen, zeilen en autobanden kan weghalen.
De nieuwe werkwijze is als volgt: Op het moment dat BBA vanuit de centraal stedelijke
taakuitoefening vaartuigen wegsleept (verkeerd afmeren, werkzaamheden aan de
kademuren, stickeractie, etc), neemt BBA meteen de objecten aan de kademuren mee.
In 2008 is een groot aantal acties uitgevoerd in stadsdeel Centrum. Daarbij zijn uiteindelijk
42 vaartuigen door BBA weggesleept naar de bewaarhaven; de bijbehorende objecten
aan de kademuren zijn gelijktijdig verwijderd. Verder zijn er op een groot aantal grachten
vaartuigen verwijderd i.v.m. herstel of vernieuwing van de kademuren en vanwege
baggeren. Ook hier zijn vaartuigen versleept naar andere locaties en zijn de ‘aanhangsels’
van de kademuur verwijderd en achtergelaten in de vaartuigen. Aantallen daarvan zijn niet
bekend. In de volgende wateren was sprake van werkzaamheden (baggeren en herstel of
5
de
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Gentrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
vernieuwing van de kademuren): Oudezijdsachterburgwal, Groenburgwal, Grimburgwal,
Singelgracht, Lijnbaansgracht, Prinsengracht (deel), Onbekendegracht, Kloveniersburgwal,
Herengracht, Passeerdersgracht en Keizersgracht (deel).
Prioriteit 2: Aanpak illegale hotelboten
Het dagelijks bestuur heeft in 2007 beleid vastgesteld voor de aanpak van illegale
hotelboten. Hotelboten zijn over het algemeen (voormalige) woonboten waarvoor een
ligplaatsvergunning als woonboot is afgegeven. De vergunning laat geen commerciële
exploitatie als hotel toe, De vaartuigen kunnen dus op de locatie blijven, maar de
hotelfunctie moet worden gestaakt en de woonfunctie hersteld.
De uitvoering van het beleid is in 2007 voortvarend gestart. Een inventarisatie leverde het
vermoeden dat er bij 40 woonboten hotelactiviteiten werden uitgeoefend. Na onderzoek
zijn de eigenaren van 15 verdachte hotelbaten aangeschreven. Bij nader onderzoek was
voor de overige vaartuigen de hotelactiviteit in het geheel niet (meer) aan de orde, of er
was niet voldoende bewijs van de overtreding.
De meeste vaartuigen zijn na aanschrijving terug in de oorspronkelijke functie als
woonboot. De eigenaren van 8 vaartuigen hebben vanwege het lang uitblijven van
optreden (>10 jaar) een royale begunstigingstermijn gekregen om het vaartuig weer in de
functie woonboot terug te brengen. Die termijnen lopen af in 2009.
Prioriteit 3: Ligplaatsen bedrijfsvaartuigen
In stadsdeel Centrum heeft het merendeel van eigenaren van bedrijfsvaartuigen geen
ligplaatsvergunning omdat er nog geen heldere beleidsregels voor deze objecten
bestonden. Stadsdeel Centrum heeft in de afgelopen jaren hard gewerkt om de situatie op
het water te verbeteren. Dit betekent dat er veel energie is gestoken in het opstellen van
(nieuwe) uitgangspunten voor het gebruik van het water. Dit was nodig omdat het water
steeds intensiever gebruikt wordt.
In januari 2006 heeft de stadsdeelraad de Visie op het water van de binnenstad (visie)
vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat er beleidsregels voor bedrijfsvaartuigen zullen komen.
Eind 2007 heeft het dagelijks bestuur de nota “Uitvoering bedrijfsvaartuigenbeleid”
vastgesteld.
Momenteel is dit beleid in uitvoering. Alle bedrijfsvaartuigen in stadsdeel Centrum zijn
geïnventariseerd. Voor het merendeel kan een ligplaatsvergunning worden verleend. Naar
verwachting zal in de loop van 2009 de vergunningverlening warden afgerond. Zodra dit
het geval is, zal de handhaving op bedrijfsvaartuigen die niet in aanmerking komen voor
een ligplaatsvergunning worden opgepakt. Naar verwachting moeten 10 vaartuigen van
de 332 vaartuigen gehandhaafd worden.
Prioriteit 4: Vervangen en verbouwen: grote wijzigingen uiterlijk aanzien
In 2008 zijn 13 eigenaren aangeschreven vanwege het verbouwen van hun woonboot
zonder dat er sprake was van een vergunning. De verbouwingen zijn ongedaan gemaakt
of handhaving is aangehouden vanwege een lopende bezwaar- en beroepsprocedure.
Prioriteit 5: Objecten van walbewoners
In het Evaluatierapport van de Nota Amsterdam te water 1995 (Evaluatierapport) is het
uitsterfbeleid opgenomen voor - kort gezegd - vlotten en steigers bij woonboten. Dit
uitsterfbeleid geldt enkel voor objecten bij woonboten en is niet van toepassing op vlotten
6
dn em
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
en steigers van walbewoners. Het uitgangspunt is dat walbewoners in principe geen
toestemming Krijgen voor een voorziening in het water.
In 2008 is er een inventarisatie gemaakt van alle objecten die in eigendom zijn (of gebruikt
worden door) walbewoners. Het gaat om circa 60 objecten. Alle eigenaren zijn inmiddels
aangeschreven. Volgens planning wordt dit project begin 2009 afgerond.
2.2 Verantwoording over het contract
In 2002 sloten het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum en BBA een overeenkomst
waarin de werkzaamheden zijn vastgelegd die BBA voor het stadsdeel verricht, inclusief
de daarbij behorende capaciteitsinzet en kosten. Voor uitvoering van het contract
ontvangt het stadsdeel een bijzondere doeluitkering van de centrale stad. De
werkzaamheden worden als volgt omschreven:
1. Vergunningen en ontheffingen: beoordelen van aanvragen om vergunning of
ontheffing op basis van de Verordening op de haven en het binnenwater (VHB),
inclusief het voeren van de correspondentie en het onderhouden van de contacten
met de aanvragers;
2. Toezicht en Handhaving: vanaf de wal en het water wordt toezicht gehouden, illegale
situaties worden gesignaleerd en aangeschreven.
3. Juridische diensten: het namens het stadsdeel voeren van juridische (bezwaar- en
beroeps)procedures en het opstellen van complexe beschikkingen;
4, Beleid: waaronder verstaan de deelname aan projectgroepen en het opstellen van
beleidsnotities in opdracht van het stadsdeel.
In het voorliggende jaarverslag wordt in deze volgorde over de geleverde ‘producten’
gerapporteerd.
Ad 1. Vergunningen en ontheffingen
BBA verleent namens het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum alle vergunningen en
ontheffingen zoals die worden onderscheiden in de VHB. Onderstaande tabel presenteert
de aantallen.
Vergunningen en ontheffingen 2007 - 2008
Verleend Gewelgerd Totaal Totaal
2008 2007
| Ligplaatsvergunning woonboot | 45) 3} 48| 61
| Ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuig | of of __ o} 4
| Ontheffing pleziervaartuig>12meter | 8| 2{ | 6
L Speciale ligplaetsverguning | __ 0} 0} 0} 13
| Verbouwingsverguming | vj 4 ul 18
| Vervangingsverguneing | 7 sj s12l 16
Ontheffing oject} DTDT3l 6
[Totaal 2008 | O7 ss) el 124
Vergelijk 2007-2008
« Het aantal behandelde aanvragen ligt in 2008 ongeveer 30% lager dan in 2007.
« De daling zit vooral in de categorieën 'ligplaatsvergunningen woonboten’ (- 13), en
speciale ligplaatsvergunningen (- 13). Het aantal aanvragen wordt bepaald daor de
7
nnen
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
vraag van de burger; als gemeente hebben wij hier geen invloed op. Mogelijke
verklaringen vaar de daling zijn:
o Er bestaat de indruk dat burgers verbouwings- en vervangingsaanvragen
aanhouden totdat het nieuwe (ruimhartigere) welstandsbeleid is vastgesteld.
o De einddatum van de regeling ‘speciale ligplaatsvergunning' is verstreken; in
2008 konden hiervoor geen aanvragen meer worden ingediend.
e De ontheffingen voor pleziervaartuigen > 12 meter werden tot voor kort voor 3 jaar
verleend. Om het voor de burger eenvoudiger te maken is besloten dit om te zetten
naar onbepaalde tijd. Het aantal verleende ontheffingen zal hierdoor de komende
jaren nog verder afnemen.
Ad 2. Toezicht en handhaving
BBA beschikt voor uitvoering van haar volledige takenpakket — dus voor stad en
stadsdelen - over 19,0 fte buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA), 4
patrouillevaartuigen en twee snelle vaartuigen. In het vaarseizoen is BBA tot 01.00 uur op
het water (do/zo); buiten het vaarseizoen tot 23.00. Tijdens de patrouillering worden
constateringen opgemaakt van illegale situaties. Ten behoeve van de
vergunningverlening worden woonboten opgemeten en nautische adviezen opgesteld.
Ook voor de beoordeling van aanvragen van bv. aannemers om tijdelijk een werkschuit te
mogen afmeren wordt nautisch advies afgegeven.
In paragraaf 1.1 is verslag gedaan van de behaalde resultaten op de
handhavingsprioriteiten. Hieronder is het overzicht van alle opgepakte avertredingen.
|_Aangeschrevendossiers _______| 2007 | 2008 |
EEN
illegale bewoning
| Verbouwen woonboot/ bedrijfsvaartuig | 18 | 13 |
| Wlegaalbedrijfsvaartig | 9 | 5 |
| Pleziervaaruig>12m | 10 | 7 |
opeet a | os |
me
ligplaatsvergunning
| informatieverescte | 40 | 16 |
[TOTAAL | se | O4 |
Informatieve reacties” zijn (o.a.) brieven aan eigenaren van vaartuigen waarin zij gewezen
worden op de verplichting tot aanvragen van vergunning of ontheffing. Ook reacties op
handhavingverzoeken zijn in deze categorie geboekt.
Ad 3. Juridische procedures
Indien een burger het niet eens is met een vergunning- of handhavingbesluit kan hij deze
aanvechten in juridische procedures. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de
uitkomst van de gevoerde juridische procedures.
|
mn
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
el el) ZEE AIEE
0 @ < 7 Ö 5 T B
8 8 82 3) | 8 [*
a Z a ö ®
8 dl) &
5 +
ol
ms a ele ele|al
Vrede a a ele
oe U
1
ES edel de
voorziening 4
ae allel ele oel |
NB. Sams kan het dagelijks bestuur bij heroverweging of de rechtbank een deel van het bezwaar cq. beroep
gegrond verklaren en het andere deel ongegrond; beide oordelen worden dan gescoord. Daarom komt het
eindiotaal niet exact ovareen met het aantal gevoerde procedures.
Vergelijking 2007 — 2008
In vergelijking met 2007 zijn er in 2008 20% minder uitspraken in juridische procedures
gedaan. Er zijn relatief meer bezwaarzaken gegrond verklaard; veelal op administratief
juridische punten (hoogte dwangsom, niet tijdig beslissen, huurder aangeschreven i.p.v.
eigenaar). In twee gevallen is een bezwaarzaak inhoudelijk gegrond verklaard.
De jurisprudentie is geanalyseerd op ‘lessen voor de toekomst’. Op basis van de
aanwijzingen uit de jurisprudentie is het aanwijzingsbesluit voor ontheffingvrije objecten
aangepast omdat is gebleken dat lengte en breedte van een toegangsvoorziening
gedefinieerd dienen te zijn.
Ad 4. Beleidsontwikkeling
In het contract is bepaald dat stadsdeel Centrum (485 uur) beleidscapaciteit bij BBA
‘afneemt’. Deze beleidscapaciteit wordt momenteel ingezet op de onderwerpen die in de
‘Visie op het water van de binnenstad’ zijn benoemd en/of in de Handhavingsnota van het
stadsdeel. Een belangrijk deel van de beleidthema's is in 2007 afgerond (afmeerbeleid
pleziervaart, hotelboten); van andere thema's is de uitvoering ter hand genomen
(bedrijfsvaartuigenbeleid, objecten walbewoners).
De beleidsuren zijn in 2008 vooral besteed aan de volgende projecten:
-__ Artis: In het kader van Artis fase 3 is besloten om 11 woonboten te verplaatsen. BBA
begeleidt de verplaatsingen en voert de juridische procedures (195 uur).
-__AD hoe commissie historische schepen: In het kader van het ontwerp
welstandsbeleid voor woonschepen heeft de raadscommissie gevraagd om
aanvullende regels voor historische woonschepen. BBA heeft aen (ad hoc)
|
ee
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Cenirum
Handhaving ap het binnenwater van stadsdeel Centrum
adviescommissie ambtelijk ondersteund die criteria heeft geformuleerd voor
historische schepen.
- _ Bedrijfsvaartuigenbeleid: Eind 2007 heeft het dagelijks bestuur het beleid voor
bedrijfsvaartuigen vastgesteld. Begin 2008 zijn nog beleidsuren voor dit project
geschreven om de uitvoering op gang te helpen (modelbrieven, advertenties etc);
= _ Handhavingsprogramma: Tot slot is beleidscapaciteit ingezet voor opstelling van het
handhavingsprogramma zoals dat thans voorligt.
De urenverantwoording
a
per jaar
|_AdministrateveDiensten __ | goo} 1342| og2
| Juridischediensten ____Ì 1300| ___ 674| ost
| Handhaving | sel 835| 1093
Beed | 485] 554 375
[tel | _ a35s5| 3405) 2441}
Conclusie:
- _BBA heeft 96% van het aantal overeengekomen contracturen gerealiseerd. Dit is
nagenoeg gelijk aan het aantal van vorig jaar.
- Eris 50% meer administratieve uren geleverd dan contractueel overeengekomen.
Dit is des te opvallender omdat het aantal vergunningen 30% lager ligt dan vorig
jaar. De verklaring hiervoor is tweeledig. Ten eerste is een start gemaakt met
uitvoering van het bedrijfsvaartuigenbeleid (200 uur). Beoordeeld moet worden
welke bedrijfsvaartuigen in aanmerking komen voor een ligplaatsvergunning.
Hiertoe zijn voorbereidende werkzaamheden gestart, maar de feitelijke
vergunningen zullen pas begin 2009 worden verzonden. In 2009 zullen de
inspanning dan ook pas zichtbaar worden in het vergunningenoverzicht. De
tweede reden heeft betrekking op het personeelsverloop binnen BBA. Begin
2008 zijn drie nieuwe administratief juridisch medewerkers aangesteld; nieuwe
medewerkers zijn in hun inwerkperiode relatief meer tijd kwijt per
vergunningaanvraag. Deze 'improductiviteit' wordt snel ingelopen.
-__ Ook het aantal uren voor juridische diensten blijft achter bij de raming. Dit is in
lijn met het lagere aantal juridische procedures.
- __ Het achterblijvend aantal uren is halverwege het jaar al gesignaleerd en ambtelijk
is toen overeengekomen te ‘compenseren’ op de categorie administratieve
diensten. De achterstand op ‘handhaving’ die gedurende de eerste kwartalen
was opgebouwd is het laatste kwartaal ingehaald.
In de beheerovereenkomst zijn ook 1.300 uren vaarpatrouille en 1.965 uur walcontrole
opgenomen. Deze worden niet nagecalculeerd,
10
ern dte enne enne eam ee ee
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
3 Programma 2009
3.1 Vaststelling handhavingsprioriteiten
De prioriteiten worden vastgesteld aan de hand van taken en van gebieden.
3.1.1 Prioritering van gebieden
Randvoorwaarde bij de handhaving is dat we het doen met de uren die beschikbaar zijn.
Dus geen uitbreiding van het aantal uren/fte's. Er is niet genoeg capaciteit om alles even
intensief te handhaven. Om die reden moeten keuzes worden gemaakt. Dat kan
a. door het leggen van prioriteit bij sommige overtredingen;
b. door het leggen van prioriteit bij gebieden die extra kwetsbaar worden geacht.
In 2009 zullen we - naast het stellen van (taak)prioriteiten — ook gebiedsgericht
onderscheid gaan maken naar niveau van handhaving. Het dagelijks bestuur heeft
kwetsbare plekken aangewezen waar intensief gehandhaafd dient te worden, ten koste
van andere plekken waar de handhaving minder intensief zal zijn. Hierbij wordt de
systematiek van de wal gevolgd (milieupolitie). In het niveau van handhaving worden drie
niveaus onderscheiden:
1. Hoge frequentie handhaving: 1 x per maand;
2. Middel frequentie handhaving: 1 x per half jaar;
3. Lage frequentie handhaving: 1 x per jaar.
Bijlage 4 is een kaart van stadsdeel Centrum waarop de gebieden worden
gekarakteriseerd op basis van deze driedeling. De gemaakte keuze van het
handhavingsniveau is gebaseerd op het gegeven dat op druk bevaren grachten, samen
met de aanwezigheid van wonen / woonboten vaak sprake is van overtredingen waarbij
(snelle) aanpak geboden is. Ook overlast is een bepalende factor.
Het vaststellen van deze handhavingsniveaus betekent dat er in principe periodiek wordt
gecontroleerd op overtredingen als het gaat om het statisch gebruik (bijvoorbeeld
verbouwingen).
Dit betekent niet dat BBA maar 1 x per jaar in een bepaald gebied komt. BBA is altijd op
het water aanwezig. Als er sprake is van overlast of er wordt verzocht om handhaving, zal
er gereageerd worden.
3.1.2 Nieuwe wijze van prioriteren
Tot op heden werden de handhavingsprioriteiten vastgesteld aan de hand van een lijst
bestaande regels en bevoegdheden waarop gehandhaafd moet worden (takenlijst).
Hierdoor lijkt de feitelijke situatie op het water enigszins uit het beeld geraakt. Bij de
vaststelling van de nieuwe prioriteiten is daarom ook de feitelijke situatie in beeld gebracht
met foto's. Op basis van de foto's wordt geïnventariseerd welke zaken in het oog springen.
Daarnaast wordt rekening gehouden met klachten die uit de buurt komen.
11
‘mn
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Meldpunt overlast
Cijfers meldpunt overlast Winter 2007 — Zomer 2008
stadsdeel Centrum 2008
Derse z2 | u |
Geluidsoverlast / versterkte muziek [__ 20 | 95 |
Vervuiling (0.8. rommel op boten L_a | 20 |
Wrak (ook slecht onderhoud) *
Golfslag / te hard varen
* Deze cijfers geven dus niet een volledig beeld over de aanpak van wrakken. Niet alle meldingen van wrakken
zijn ook daadwerkelijk wrakken zoals bedoeld in de Wrakkenwet. Het gaat dan om “rommelboten", en niet om
wrakken. Daarbij komt dat BBA wrakken verwijdert, zonder dat er een melding via het Meldpunt is gekomen.
De meeste meldingen die bij het Meldpunt Overlast van BBA binnenkomen gaan over te
hard varen in stadsdeel Centrum. Handhaving hierop is de verantwoordelijkheid van de
centrale stad / BBA en politie. Ook blijkt dat geluidsoverlast en slecht onderhouden boten
aanleiding zijn voor de bewoners van de binnenstad om overlast te melden.
De feitelijke situatie in beeld
In bijlage 4 zijn foto's van allerlei situaties op het water opgenomen. Het betreft een
overzicht van zowel situaties die met bestaande regels aangepakt kunnen worden, als
situaties waar (op dit moment) geen nog regels voor zijn. Mede op basis van deze foto's
komen de volgende zaken naar voren als onderwerpen waaraan iets gedaan zou moeten
worden:
« _Rommelboten (pleziervaartuigen): Er drijven pleziervaartuigen die het
grachtenbeeld verstoren omdat ze slecht onderhouden worden, de zgn.
‘rommelboten’. Omdat ze nog drijven kunnen ze niet aangepakt worden met de
Wrakkenwet. Aangezien het in veel gevallen om verlaten (verweesde) boten gaat
waar geen geldig binnenhavengeldvignet (BHG) op zit, kan daarop wel worden
gehandhaafd. Ook al is dit een centraal stedelijke taak zullen wij BBA opdragen dit
instrument in te zetten bij de aanpak van rommelboten. Daarnaast zal er nagedacht
worden over een vergunningstelsel voor pleziervaartuigen. e
en it je
ke B
ke Pd 0
À ho FA ET ë, es A ee
el. ee
be » | En a
s n DO
Pd ; » ee B EE s pl
Ae fi iN .
Cf À
12
eme en en de
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
e Slecht onderhouden en verwaarloosde woonboten: Over de aanpak van
verwaarloosde woonboten is geoordeeld dat aanpak geen prioriteit heeft omdat het
gaat om een zeer beperk aantal boten. Hierbij is tevens overwogen wat de reden is
van de verwaarlozing. Vaak kan de eigenaar niet anders. Bovendien lost het
“probleem” in veel gevallen vanzelf op omdat de boot verkocht wordt en er dan wel
onderhoud of vervanging valgt.
: kj mm Í J u a 5 3 ene: Es
ERE 0 CEL mi TT
NPN. REK Jarl 5 je
BS ee SE Edd
EEEN RRD rn |
Pernin COTNN.
E AE n MERE k hi rant Ee Tt
ne REEN nil en Ee
; AE Ra ore vi
ne
« Oneigenlijk gebruik van kademuren: Als je langs de grachten vaart of fietst zie je op
veel plaatsen boten (illegaal) afgemeerd aan straatmeubilair. Het optreden hiertegen
lijkt soms op ‘dweilen met de kraan open’. Prioriteitstelling is daarom gewenst.
Op het moment dat de kademuren zijn opgeknapt en er (nieuwe) haalkommen zijn
aangebracht achten wij deze overtreding niet meer te tolereren. Er zal dus alleen in
de grachten die al een kaderenovatie achter de rug hebben worden opgetreden. Op
termijn zal dit het hele centrum zijn.
TE al 5 ; eg er
TE EKmt Ik ahd q F ’ #
aj ne 5 8 K oe hs 1 d en
j ER CMD Es
GE + Wir Ê gen
* Overlast: Parallel aan de regels op de wal wil stadsdeel Centrum alleen overlast van
versterkte muziek aanpakken. De geluidsoverlast van mensen (zonder versterkte
muziek) heeft geen prioriteit. Dat is op de wal ook zo. Om de aanpak van versterkte
muziek zo objectief mogelijk te houden wordt voorgesteld om de regel als volgt te
laten zijn: geen versterkte muziek na 22.00 uur. Handhaving vindt plaats op de uren
en in de gebieden waar sprake is van overlast. Bij de aanpak van overlast wordt ook
de mogelijkheid bekeken of feitelijke maatregelen helpen om de overlast aan te
13
mt ede ms Ks
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
pakken. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedoeld op onderzoek naar de mogelijkheid naar
het instellen van eenrichtingverkeer om zodoende hinderlijke vaarbewegingen en
opstoppingen te voorkomen en het tijdig melden van de maximale doorganghoogte
van verderop gelegen bruggen.
Ee, gr 5
ER
"ig AN ee) A iz i
>, á ER a Ee
z df RE ee
eet br ed
6 ann et en et Aime -
Es Wd. 2
e Aanpak kade- en oevergebruik: Vooral het gebruik van de oever voor privé-
doeleinden {terrassen e.d.) wordt als zeer storend ervaren. Dal moet worden
aangepakt. Hekken op bijvoorbeeld toegangssteigers om de veiligheid te vergoten zijn
nu niet toegestaan. Bekeken wordt of we hier ruimhartiger mee om kunnen gaan
(onder bepaalde voorwaarden}. Ook zgn. eco-vlotten zijn onder bepaalde
voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden moeten voor iedereen duidelijk en
kenbaar zijn.
Hee AME A3 aims rl ST ld
EERS Dre
Td ee EA
ie ln Mn 6
e & : L É wl
3.2 De prioriteiten
De prioriteiten worden vastgesteld aan de hand van een risicoanalyse. De risicoanalyse is
een beleidsinstrument dat is ontwikkeld door het expertisecentrum rechtshandhaving van
het Ministerie van Justitie en heeft als doel om op een zo objectief mogelijke manier de
risico's in beeld te brengen. Op basis van de analyse is de volgende ‘top vijf prioriteiten
voor de handhaving bepaald voor 2009:
1. Rommelboten (pleziervaartuigen)
2. Overlast
3. Oneigenlijk gebruik kademuren (afmeren vaartuigen)
A. Afwijken van toegestaan gebruik (bijvoorbeeld: woonboot als hotel)
5. Ligplaats innemen met een woanbaot of bedrijfsvaartuig (incl, illegaal wonen)
14
‘mmm nente
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
De prioriteit overlast betreft een nieuw onderwerp in de prioreitenlijst van ons stadsdeel.
Zowel centrale stad als stadsdeel hebben een taak in de aanpak van overlast op het
water. Zo is de centrale stad verantwoordelijk voor de aanpak van te hard varen, terwijl
het stadsdeel verantwoordelijk is voor de aanpak van overlast als bedoeld in de APV/VHB.
Het College van B&W heeft BBA opgedragen een stevige aanpak te ontwikkelen voor de
overlast op het water. Deze moet aan het begin van het vaarseizoen 2009 van start gaan.
Zowel het stadsdeel, de regiopolitie, als de rondvaart, wal- en woonbootbewoners worden
betrokken bij ontwikkeling van voorstellen,
Sancties handhavingsprioriteiten
Vanwege de transparante en eenduidige handhaving is ervoor gekozen om de
sanctiemogelijkheden expliciet aan te geven voor de meest belangrijke overtredingen:
De ‘top vijf met de sancties:
EE
sanctie
1. Overlast Proces-verbaal en - waar - leefbaarheid
nodig -bestuursdwang of = veiligheid
dwangsom. Hoogte
dwangsom afhankelijk van
de aard van de overtreding
2. Rammelboten (pleziervaartuigen) Bestuursdwang - leefbaarheid
En
3. Oneigenlijk gebruik kademuren / Bestuursdwang - Schade aan gemeentelijke
verkeersobjecten (afmeren eigendommen.
vaartuigen) - Privatisering openbare
ruimte
= Stadsschoon: beschermd
stadsgezicht.
= Aanzien openbare ruimte
4. Afwijken van toegestaan gebruik. - Dwangsom € 50.000, Woning onttrekken aan het
Bijvoorbeeld woonboot als hotelboot | - bestuursdwang bijv. bij woonbotenbestand
of woonboot wordt wrak wrak
- 8X-woonboot intrekken
ligplaatsvergunning
5. Zonder vergunning ligplaats Dwangsom € 50.000, - = privatisering openbare
innemen met een bedrijfsvaartuig of ruimte
woonboot (inclusief illegale bewoning - Woning of bedrijf toevoegen
*). aan het bestaande bevroren
bestand.
Onder omstandigheden kan van deze aanpak worden afgeweken, zowel wat de aard van
de overtreding betreft als de gekozen sanctie en de hoogte van de op te leggen
dwangsom.
15
‘zm
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Raming 2009
nn IE
2009
el
illegale bewoning
| Verbouwen woonboot! bedrijfsvaartuig | <18| 413| <0
| legaal bedrijfsvaartuig {nd.hotels) | of 5| 40
| Pleziervaartuig>t2m | 10} 7| 10}
object} g&l ss} 20
a
ligplaatsvergunning
| Informatievereactie | ao} _ …6| 35,
TOTAAL 46) 448 120
Omdat in 2009 meer tijd gaat naar de aanpak van overlast en rommelboten, zat het aantal
dossiers zoals hierboven is aangegeven in 2009 afnemen.
3.3 De uitwerking van de prioriteiten
In de uitvoering wordt een onderscheid gemaakt tussen zaken die projectmatig worden
opgepakt en zaken die in de reguliere handhaving betreffen. Dit betreft zowel de
ontwikkeling van nieuw beleid als de concrete handhavingsacties.
Er worden voorstellen gedaan over een projectmatige aanpak van bedrijfsvaartuigen,
objecten van walbewoners, illegaal kade- en oevergebruik en hotelboten.
3.3.1 Pleziervaartuigen en afmeren / aanpak rommelboten (prioriteit 1)
Vaak wordt door de burger verzocht om de rommelige boten aan te pakken. Een
vaartochtje langs een aantal rakken maakt al gauw duidelijk waarop wordt gedoeld. Het
gaat dan om achterstallig onderhoud van woonboten, of het betreft half gezonken vlotten
met begroeiing er op, of dergelijke verkommerde plezierbootjes etc.
Wrakken kunnen worden aangepakt vanuit de centraal stedelijke taak. Niet alle rommelige
plezierbootjes zijn echter aan te merken als wrak. In het project verwaarloosde vaartuigen
worden bootjes opgeruimd. Dit heeft echter primair een grondslag in de overlast en
volksgezondheid (GGD) en niet vanwege het uiterlijk aanzien van het vaartuig.
Aan rommelige plezierbootjes wordt op dit moment niets aan gedaan. Dit komt omdat er
geen regels voor zijn. Extra regels maken is dit moment niet aan de orde. Aanpak van alle
boten zal dus niet lukken.
Omdat het in veel gevallen om verlaten (verweesde) boten gaat waar geen geldig vignet
op zit, kan daarap wel worden opgetreden. Handhaving op het niet voeren van een geldig
vignet is een centraal-stedelijke taak waar het stadsdeel extra inzet voor vraagt en aan wil
bijdragen. Er zal specifiek op deze categorie rommelboten worden gehandhaafd. Die extra
inzet zal in april plaatsvinden omdat op dat moment het vaarseizoen van start gaat.
Daarnaast zal er nagedacht worden over een vergunningstelsel voor pleziervaartuigen.
Op het moment dat er een vergunningen- of ontheffingenstelsel komt voor
pleziervaartuigen, kan daarbij ook het maken van regels over de staat van onderhoud van
het vaartuig betrokken worden. In het project Pleziervaartuigen en afmeren komt dit aan
de orde.
16
emi en rm me
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
3.3.2 Overlast (prioriteit 2)
Aanpak overlast in de stad
Het College van B&W heeft een project “Overlast te water” gestart. Doelstelling van dit
project is dat met ingang van het vaarseizoen 2009 minder overlast te water wordt ervaren
en er duidelijkheid is over wie wat doet in de aanpak van de overlast te water.
Het projectplan is opgedeeld in die onderdelen:
- werkprocessen en aanpak; Snelheid, geluid en alcohol
- verbetering meldpunt overlast te water
- De preventieve aanpak: de communicatie
Snelheid, geluid en alcohol
Bij Werkprocessen en aanpak gaat het om het intensiveren en uniformeren van de
aanpak van overlast van te hard varen, geluidsoverlast en (overmatig) alcoholgebruik.
Daarnaast worden de mogelijkheden van diverse fysieke maatregelen onderzocht zoals
het 's nachts afsluiten van een bepaalde vaarweg. Er loopt overleg met de Regiopolitie om
te komen tot een gestructureerde samenwerking waarbij wijkagenten op ‘hoogtijdagen’
aan boord van BBA stappen, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van alcoholcontroles.
Het Meldpunt overlast te water
Verbetering van het meldpunt wil BBA bereiken door de huidige organisatie ervan te
professionaliseren door aan te sluiten bij het Loket Amsterdam. Digitalisering van de
status van meldingen geeft de melder inzicht in de afhandeling van de melding. Hiervoor
zal software worden aangeschaft die stadsdelen ook gebruiken voor de Meldpunten
Openbare Ruimte (KIM). Daarnaast zal beter worden gecommuniceerd over de
verwachtingen die melders mogen hebben en de bezetting van het telefonisch meldpunt
zal worden geprofessionaliseerd.
De preventieve aanpak
Communicatie is bedoeld ter voorkoming van en het terugdringen van overlast door
bewustwording te bewerkstelligen. Er wordt gedacht aan een mediacampagne zoals die
van “Maak van je dagje uit geen slepende zaak” (voor binnenhavengeld), aanvullende
communicatiemiddelen zoals een Amsterdams vaarklasje voor onervaren pleziervaarders
op de grachten, advertenties en spotjes in Noord-Holland, de inzet van matrixborden en
het aanpassen van reguliere communicatiemiddelen.
Samen met de Regiopolitie
In 2005 is het waterteam bij de regiopolitie opgezet voor de handhaving van taken op het
binnenwater (openbare orde). BBA en het waterteam van de regiopolitie hebben
afgesproken om de volgende acties samen uit te voeren:
« _ Controles op geluidsoverlast versterkte muziek.
* _ Overlastbezorgers aan het water (junks, zwervers, vreemdelingen).
* _ Speerpunten politie (hotspots): gericht toezicht, controle en handhaving.
* _ Selectieve controles met partners (bijv. Koninginnedag).
« _ Top 10 veelplegers / notoire overtreders.
17
eee een ie
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
De uitvoering van bestuursdwang, waarbij een geweldsrisico in het spel is, gebeurt
overigens altijd in overleg met de Regiopolitie. De KLPD blijft overigens verantwoordelijk
voor de beroepsvaart op de binnenwateren als het gaat om openbare orde (oa. rondvaart).
3.3.3 Aanpak kade- en oevergebruik (prioriteit 3)
De handhaving van BBA houdt op waar de wal begint. Deze lijn is scherp, maar geeft in
de praktijk ongewenst effect. Bijvoorbeeld: een hek op een steiger naar een woonbaat
wordt aangepakt door BBA. Wanneer dit hek echter op de walkant staat, wordt niet
opgetreden. Dit is niet consequent en komt vreemd over bij de burger.
In de Visie op het water van de binnenstad (visie) is bepaald dat er een nieuwe nota
‘Kade- en oevergebruik' zal komen. Het is de bedoeling dat deze opdracht in 2009 wordt
opgepakt. Deze nota zal gaan over het algehele gebruik van het water in stadsdeel
Centrum. Hierin zal opgenomen worden wat er wel, en wat er niet mag bij woonboten.
Daarbij zal de mogelijkheid voor het plaatsen van hekken op toegangsvoorzieningen (om
de veiligheid te vergroten) aan de orde komen. Als deze nota is vastgesteld, zullen BBA
en het stadsdeel sluitende afspraken maken over de samenwerking bij de handhaving op
het illegaal gebruik van kade- en oevers.
3.3.4 Hotelboten en short-stay op woonboten (prioriteit 4)
Er is een aanpak vastgesteld voor de handhaving op illegale hotelboten. De uitvoering
ervan is inmiddels afgerond (zie paragraaf 1.1). Op dit moment is op bestuurlijk en
stedelijk niveau een discussie over short stay, die ook betrekking heeft op short stay op
woonboten. In de huidige voorstellen wordt de mogelijkheid geboden om woonboten
beschikbaar te stellen voor korte verhuur als woonboot (van één week tot 6 maanden).
Deze vorm van verhuur valt dan niet (meer) ander de noemer hotel.
Vanwege de lopende discussie over short stay is de handhaving op hotelboten
aangehouden. Deze ontwikkeling zou immers betekenen dat het voor de short stay
woonboten wél mogelijk wordt om die activiteiten voort te zetten. De stadsdelen -
waaronder stadsdeel Centrum - moeten nu zelf bepalen of er short stay op woonboten
wordt toegestaan. De aanpak van hotelboten zal daarom weer worden opgepakt als het
stadsdeel heeft bepaald of short stay is toegestaan op woonboten.
3.3.5 Ligplaatsvergunningen bedrijfsvaartuigen (prioriteit 5)
Er liggen circa 300 bedrijfsvaartuigen in de binnenstad, waaronder de hotelboten. Voor de
meeste bedrijfsvaartuigen is geen ligplaatsvergunning aanwezig. Stadsdeel Centrum heeft
in december 2007 een nota vastgesteld die de aanpak van bedrijfsvaartuigen regelt. Het
beleid houdt - kort weergegeven - in dat sprake moet zijn van een watergebonden
karakter en dat voor 1996 ligplaats ingenomen moet zijn.
Allereerst zijn de eigenaren van de vaartuigen in de gelegenheid gesteld om hun
vaartuigen aan te melden voor een ligplaatsvergunning. Een uitzondering geldt voor de
eigenaren van passagiersvaartuigen. Zij krijgen vanzelf bericht van BBA.
Vervolgens krijgen alle eigenaren van bedrijfsvaartuigen die daar recht op hebben een
igplaatsvergunning. In principe geldt dat het uitgangspunt daarbij is dat er vergunning
wordt afgegeven op de huidige plek (circa 320 stuks). Voor een aantal bedrijfsvaartuigen
18
nn
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
{circa 10 stuks) zal geen vergunning worden afgegeven. Deze vaartuigen zullen buiten het
stadsdeel moeten worden gebracht.
Vergunningverlening en handhaving van de bedrijfsvaartuigen zal volgens planning in de
zomer van 2009 worden afgerond, Daarna volgen de eventuele juridische procedures,
3.4 Overige projecten
3.4.1 Slecht onderhouden of verwaarloosde (woon)boten
Een actieve aanpak van slecht onderhouden en verwaarloosde woonboten is voor het
dagelijks bestuur geen prioriteit omdat het een beperkt aantal boten betreft. Daarbij moet
overwogen worden wat de reden is van de verwaarlozing. Vaak kan de eigenaar niet
anders. Bovendien lost het “probleem” in veel gevallen zich vanzelf op termijn op omdat
de boot verkocht wordt en er dan wel onderhoud of vervanging volgt. Bovendien is
aanpakken van verwaarloosde woonboten juridisch niet gemakkelijk, In de Welstandsnota
is dit onderwerp in de raad aan de orde gesteld. In de stukken van de Nota Welstand op
het water is opgenomen dat (analoog aan artikel 19 van de Woningwet) regels gemaakt
moeten worden om verwaarlozing of met de welstandseisen strijdige situaties tegen te
kunnen gaan. Artikel 19 van de Woningwet betreft een excessenregeling. Hierin zal de
Verordening op de haven en het binnenwater (VHB) moeten gaan voorzien. In de
welstandsnota en in de vervangings- en verbouwingsrichtlijnen worden criteria
opgenomen waaraan kan worden getoetst, Daarmee is dan een juridisch handvat om evt.
achterstallig onderhoud in de toekomst aan te pakken.
Nu artikel 19 van de Woningwet op 1 april 2007 is komen te vervallen, zou onderzocht
moeten worden of er daardoor belemmeringen zijn ontstaan om regels over verwaarlozing
of met de welstandseisen strijdige situaties in de VHB op te nemen. Nu aan dit onderwerp
geen prioriteit is toegekend wordt ook het betreffende onderzoek aangehouden.
3.4.2 Objecten van walbewoners
In het Evaluatierapport van de Nota Amsterdam te water 1995 (Evaluatierapport) is het
uitsterfbeleid opgenomen voor - kort gezegd - vlotten en steigers. Uitsterfbeleid houdt in
dat de betreffende objecten mogen blijven liggen zo lang er geen wijzigingen in de
(eigendom) situaties optreden. Het uitsterfbeleid is niet van toepassing op vlotten en
steigers van walbewoners.
In november 2007 is besloten om over te gaan tot de handhaving op de objecten van
walbewoners. Er is een inventarisatie gemaakt van alle objecten. De eigenaren hebben in
november 2008 een informatiebrief ontvangen waarin het voornemen tot handhaven is
uitgelegd. De eigenaren krijgen vervolgens (na het voornemen) een besluit toegestuurd.
Er wordt een termijn van een half jaar gegeven waarbinnen de objecten verwijderd
moeten zijn. Voor de objecten waarbij ook sprake is van een huurcontract wordt de termijn
gekoppeld aan het opzeggen van het huurcontract.
Naar verwachting wordt dit project begin 2009 afgerond.
19
eee
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
3.4.3 Verbeterde controle op tijdelijke en speciale vergunningen en
ontheffingen
Speciale ligplaatsvergunningen en ontheffingen van pleziervaartuigen > 12 meter waren
van tijdelijke aard. Deze tijdelijke ontheffingen en vergunningen zijn allemaal omgezet in
vergunningen en ontheffingen voor onbepaalde tijd. Dit is ingezet als gevolg van de pilot
‘Administratieve lastenvermindering'. Voor de meeste vergunningen en ontheffingen geldt
dat deze omzetting al heeft plaatsgevonden.
ledere drie jaar wordt gecontroleerd of er (nag steeds) voldaan wordt aan de voorwaarden
van de vergunning of ontheffing. Deze controle is ingebed in het werkproces.
Dit betekent dat bij het verlenen van de vergunning / ontheffing een melding wordt
gemaakt in BBase. Dit is het computerprogramma waarin alle informatie van de
vergunningverlening wordt bewaard. Op het moment dat controle moet worden uitgevoerd,
wordt daarvan melding gemaakt.
Een daadwerkelijke controle moet nag plaatsvinden. De eerste meldingen komen uit het
geautomatiseerde systeem in 2010.
3.4.4 Wijze van afmeren van woonboten en bedrijfsvaartuigen
Hierbij gaat het om het ligplaats innemen ten opzichte van walkant. Het is de bedoeling
dat vaartuigen zo dicht als mogelijk tegen de walkant afmeren. Dit is wenselijk vanuit
nautisch oogpunt, en vanuit het oogpunt van een goede de ruimtelijke inrichting.
Nautisch: Doorvaartprofielen
Om te voorkomen dat ver uit de walkant wordt afgemeerd kunnen de onlangs door B&W
vastgestelde doorvaartprofielen worden gebruikt: Er mag niet in de doorvaartprofielen
warden afgemeerd. Deze profielen zijn bedoeld om de doorvaart te waarborgen.
Dit wil echter niet zeggen dat er in alle gevallen sprake is zijn van een nautisch
aanvaardbare situatie als de doorvaartprofielen worden vrijgehouden. Wanneer een
vaartuig “uitspringt” in het vaarwater ten opzichte van andere vaartuigen, kan een
onveilige situatie ontstaan omdat opeens een versmalling van het vaarwater ontstaat. Dit
betekent dat er een gevaarlijke situatie kan ontstaan (ook al wordt voldaan aan de
doorvaartprofielen) en dat is nautisch ongewenst.
Bestemmingsplan
In het nog te ontwikkelen bestemmingsplan voor het water van stadsdeel Centrum worden
de ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen ingetekend in een strook. Afmeren
daarbuiten is niet toegestaan. Bij het ontwikkelen van het bestemmingsplan wordt
rekening gehouden met de vastgestelde doorvaartprofielen.
Beleid / voorwaarde in de vergunning
Het voorgaande is echter niet genoeg om afdoende te regelen dat vaartuigen zo dicht als
mogelijk (strak) tegen de walkant afmeren.
Om te voorkomen dat met vaartuigen (vooral woonboten en bedrijfsvaartuigen) de uiterste
grens op het water wordt ingenomen - bijvoorbeeld in de doorvaart-, moeten er regels
komen over de wijze van afmeren van woonboten en bedrijfsvaartuigen.
Daarbij is de bestaande toestand (de huidige locatie) uitgangspunt. Als de situatie wijzigt -
bijvoorbeeld bij een vervanging - moet voldaan worden aan deze (nieuwe) voorwaarden.
20
mn nd it eg en
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Dit onderwerp krijgt ook aandacht in de nog op te stellen nieuwe nota 'Kade- en
oevergebruik’.
3.4.5 Evenementen
Op centraal stedelijk niveau: Vlot en veilig varen
Wanneer het stadsdeel een evenementenvergunning afgeeft voor een evenement dat
(deels) op het water plaatsvindt, geeft BBA een nautisch advies vanuit de centraal
stedelijke taak.
De initiatiefnemer / de aanvrager van het evenement is verantwoordelijk voor de
uitvoering van de vergunning. Dat wordt opgenomen in de vergunningvoorwaarden. BBA
biedt bij deze evenementen dus geen ondersteuning op het water.
Het gaat dan bijvoorbeeld om het filmfestival in het Oosterdok, de varende bioscoop in het
Westerdok en een roeitacht/cryptotocht in het water van het stadsdeel,
Op stadsdeel niveau
Bij een aantal evenementen in het stadsdeel is de taak van BBA omvangrijker.
Dat is bij het Prinsengrachtconcert, Koninginnedag, Gayparade, Sinterklaastocht,
Sloepenrace en de badkuiprace in de Lijnbaansgracht het geval.
Al bij de voorbereiding wordt actief meegewerkt. Samen met de organisatie en andere
handhavende diensten (zoals politie, brandweer, particuliere veiligheidsdiensten, etc.)
wordt het evenement voorbereid. Waarbij niet alleen nautische adviezen worden gegeven,
maar door BBA ook voorwaarden worden gesteld.
Ook verzorgt BBA de feitelijke ondersteuning van de evenementen. Hiermee wordt
bedoeld dat BBA met boten en nautische bemanning ter plaatse aanwezig is om de vlotte
en veilige scheepvaart te waarborgen.
3.5 Toekomstige effectmeting
Resultaatmeting
Hoe waardeert de stad onze inspanning als het gaat om de handhaving? Om op die vraag
een antwoord te krijgen worden voorstellen voorbereid. Niet alleen voor het handhaven op
het water, maar ook voor de handhaving op het land ontbreekt een (goede)
resultaatmeting. Afgesproken is om één methodiek te ontwikkelen voor zowel land als
water. In 2009 worden voorstellen gedaan.
Enquête
Onderzocht zal worden of het mogelijk is om “watervragen” op te nemen in het onderzoek
dat gedaan wordt voor het burgerjaarverslag (O&S). Op die manier wordt in beeld
gebracht wat men vindt van de resultaten van de handhaving op het water. Doen we de
goede dingen, en doen we de dingen goed in de ogen van de burger.
Overleg met O&S zal worden opgestart, Dit betreft een onderzoek over de hele stad.
Ook zal in het onderzoek ‘Kwaliteit in de Openbare Ruimte' van het stadsdeel zelf worden
bekeken of er vragen over water kunnen worden opgenomen. Zodoende wordt in beeld
gebracht wat de binnenstadbewoners van de situatie op het water in het stadsdeel vinden.
21
mmm
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Bijlage 1 Risicoanalyse
De risicoanalyse is een beleidsinstrument dat is ontwikkeld door het expertisecentrum
rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie en heeft als doel om op een zo objectief
mogelijke manier de risico's in beeld te brengen.
Werkwijze
Op basis van de huidige handhavingpraktijk is een aantal handhavingthema's bepaald.
Naast deze handhavingthema's zijn zes criteria gelegd, te weten fysieke veiligheid,
sociale kwaliteit, financieel-economische gevolgen, natuur, volksgezondheid en bestuurlijk
imago. Door middel van een score van 0 tot 3 is de ernst van de gevolgen weergegeven.
Daar waar 0 ingevuld wordt, zijn de deelnemers van mening dat het niet navolgen van de
gedragsregel geen enkele invloed heeft op het betreffende criterium.
Per handhavingthema wordt vervolgens bepaald wat de kans is op ‘spontane naleving’
(naleving zonder acties van het stadsdeel). Hoe groter de kans op spontane naleving, hoe
kleiner de overtredingkans en hoe kleiner de handhavingbehoefte. Uit de formule ‘kans x
effect’ wordt vervolgens het risico bepaald. Van de zes criteria is het gemiddelde
berekend, het gemiddelde maal de kans op spontane naleving leidt tot een totaalscore.
Handhavingthema's met de hoogste totaalscore worden als prioriteit aangemerkt.
De criteria
De risicoanalyse onderscheidt zes soorten negatief effect die de overheid met
gedragsvoorschriften tracht te voorkomen:
1. fysieke veiligheid (fys): letsel, al dan niet dodelijk;
2. kwaliteit (soc): teruggang van de kwaliteit van het maatschappelijk leven, in het
bijzonder wat betreft het gevoel van veiligheid;
3. financieel-economische maatschappelijke schade (finec);
4. verlies van of schade aan natuurschoon (nat);
5. schade aan de {volks)gezondheid (gez);
8. schade aan het bestuurlijke imago / stemmenverlies / bestuurlijk belang (im).
In het schema moet per beleidsveld de score van onderstaande criteria worden bepaald.
De ‘kans’ wordt gescoord op grond van de verwachte overtredingskans van die regels
zonder handhavinginspanning.
Alle belangen wegen in eerste instantie even zwaar. Er kan echter voor worden gekozen
om bepaalde criteria (zoals fysieke veiligheid en sociale kwaliteit) zwaarder te laten wegen.
In dat geval kunnen enkele beleidsvelden die op basis van de score in de risicoanalyse
uitkomen op risico klein of gemiddeld in het Handhavingprogramma toch met een prioriteit
gemiddeld of hoog worden opgenomen.
22
Gemeente Amsterdam,
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
23
en niin
Is
‚® 5 8 ke
‘5 © Pe ms El
a Ü
FES a
& Nt 5
0, 5
nu Ee
gie?
xzu8e
8 eo NL ES,
5 a en en od
EEE
DE w
3 &
5
ze
s 3 $
ied
à a [ee T
5
5 B
4
deë
Az
En
ú 1
X,ER
ove
>ONE a
ale ot eN m7
u 0 Ë
Oe 65
Nes B
285
„Su d
al =| - T
ol 5
UD, Pv
oss
5538
Gie ozb
En:
ol - N Ex
eZ L
25
0
3E
8»
Lu
ri E
0 @®
En
E 2 EE » w na Ss es SE EG ww
2 5 |6S (83 |E 5o E ESR
E 8 ou [9 5 55 B 4
0 Ss De LE © 2 ® 5
0 5 ‚® ade o 8 ai ij ©
5 5 EE [Sg 3 Zg2à S
mnd 0 7 a E a oase ii
8 ö © … besl 25 geo 208eEt
0 o 0. ET E
5 sl 8 geks [283 8, 52
5 3 ö 5 8553 & 352 vo Z
3 S L-8 I5ABesE [852 Enso
& de 5 els 2 sci s8 A2 lef 8 8
5 S EES © SSS oo 5 B
5 a SAE Zes d8 5 »S ke Ts
Ë Ee cie Era „eo En E
E E v =O 3E Eos © w SS 5 ce ec ©
Se 2 2 z € 2 28E sisEkbsX
® = @ ce 5 Ea 5 E
Be £ ® Ee SD 5 ü 5 E DE EES
kr Al ® kan > 8 2
ES 8 nn 5 Sades EranrElnEelts
Ü a ®Ö =O 0 CL ADE E
5 £ © ° ERS ErgSleeesle 5 SIE e 5
E 2 a ‘5 aoSBo5sscesoer SEL e
3 2 5 E SSZ nEssvaRSSaEsSde
E 5 En EE En
së Ë hen A
Od
m 2 @ 2 eo a
„5 [e 5 5 ja je 5
6e 8 al CN en eo | if
F8 a 7
T | cn Ka] er
a. E n
0, £
ue
ESES
Sas
: me ht Le en a
B 5 od " 5 en od
Seë
no
@ Nl u mn ° ON 5
hand - _ al eN bal End
E
_ @
sf ù
Se
Sa
E en
5
0
BE
SEE
-_ m haal …
Î 1
B _Es
888
> 0 wi
c - _ m ey e er en
ES
5
u ©
o8S
Dn a
_ ve Ë ge | _
Es
2 5
--::
5E 6 U O
CR -
EC 0 == 0
KN
it T_ os en
© E
s 2
-
EE
- Et
8
en
Á ==
Ù @
E el —
=— @ CE a Cc hee
B 0 Else S Ste |X
GC DE CE no ®
ö vc ot are B 0 Es
ee D 0 E EN me ® 5 & 85 ©
3 3 |& 8082 ss [82/5 8
B tE ú N mw Bz Ke] Dz Y
8 F4 =m 5 s £ a Ee 2E È
8 8 5 EED ed 0 5 c ol0 5 5
à > 8 o Je cc Ö El 5 5 ‚©
c N v N 5 25 Ù S nl SG E Ni
S ca G 5 3 3 c 8 8 Zl 5 ®
u Oo © A oo n OG Dv en
S > ec x 54 5 vsa 2 5 G
8 5 ZAEESe > Ec glx e 5
ë 5 la8 8 5 „Belse |s a
ze eo
8 55 IEgEGev IKBEET SIS el 8
E 8 ER (E88 [2E êleSoëel [2
Ee 3 SE \BxoakEgs-stEs dol |E
be E cs ÊEESEEN “Ee sz S
ES ö SLEE EEols5Sxgalsele fs x
5 > DEES Sos Hs Ú
ER 5 oe 82E v 5
8e 8 2SrscH5EGBHENERSS |5
Eg 5 zoe Gess 2E Ikaes ZIE EK,
a
On È EE
‘me
Le
ON
E
ë
i 5
| 8
| 8
8
8
$ z
E
| 5
s_ à
| B5 f
ES 8
3 p
EE ZE
en S
65 5
on T
„ nnn eeens
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Bijlage 2 Takenlijst
Ordeningsbeheer ex Vhb
23.1 (oud22) ligplaatsvergunning woonboten
23.2 (oud23} nadere regels woonboten
233 (oud24) vervangen woonboot
2.34 (oud25) verbouwingsvergunning woonboten
235 (oud28) woonverblijf anders dan op een woonboot
241 (oud27) ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuigen
24.2 (oud28) nadere regels bedrijfsvaartuigen
24.3 (oud29) vervangen bedrijfsvaartuig
244 (oud2.10) verbouwingsvergunning bedrijfsvaartuigen
25.1 (oud2.13) ontheffing pleziervaartuigen langer dan 12 meter
2.5.2 (oud 2.14 en 2.17) ontheffing objecten
2.1.2 (oud2.16) overlast
329 (oud 2.30) verhalen anders dan op eigen aanvraag
en verder:
« handhaving van de Legesverordening
« 2.1.3 Vhb gebruik van verkeersobjecten (onder mandaat centrale stad)
« Aanpak rommelboten (slecht onderhouden woonboten en pleziervaart)
27
nnen
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
nn 3 " .
Bijlage 3 Foto's uit de binnenstad
Er zijn foto's van allerlei situaties op het water opgenomen. Het betreft een overzicht van
zowel situaties die met bestaande regels aangepakt kunnen worden, als situaties waar
(op dit moment) geen nog regels voor zijn.
ä dl EA ui
Ts f Hy Ie et EE f
Fu Peel ke aik
ge Eek B, |
Een overzicht
PLEZIERVAARTUIGEN
EE
Ee ee
PT B a: en
Si on RR
S fs 8
En td
ils À
Half gezonken, maar nog geen wrak.
el p E ze
E PN E ne 3 Ms
gn
28
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
- 5 == i he n
ge Ad Nt ä ren Ee EN
Pc ke a rene
Bek Kees i Ri in.
EE %
met “dekzeil”
en on DO ® 4
AD Pr : Ë
an Bim 7
Be \ KR 5; : or E
E & 5 EN f TE ee
En, % eN \ zul
É Ln EE +
na EA
rt 5 Ae di: m3 an i
nd A e De he kh
\ e Sd ú
en EEN EN L VvE.
Met en zonder dekzeil
6 3
DE EE
| ne KOE
P| EL E en
Pd a ne a
Pleziervaartuigen, een overzicht
29
‘gtt
"
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
AFMEREN ier
BREE terne ed? DA EERE jes
Oe LEE ete
DOE EEE er a eeen
tee RP Ie Te pfnnnn, BR
Deze woonboot ligt niet strak tegen de walkant afgemeerd. Daardoor wordt een engte
veroorzaakt, zeker als er ook nog een pleziervaartuig langszij wordt afgemeerd.
ONDERHOUD WOONBOTEN Aoi
EE
n BE her ek Ef se
5 dt ho eef Ee
dk EEE
Ant EEE Dt AN ak a en
en TN
& hi | a
Een overzicht
PT ONIEnd,
in ne Cd Í ee E k
ak CEE Af gaen
EEN LEE Et ‘on EEE
NR d | df
ne MEER Dof W ADE de
keke DE ELS es Ae.
Goed of fout?
30
mm eee en nn nad denn en mm
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
a et ue EEEN
en AA EEE
lee ej TI IL : d E ] En
bete, EER MATE 0 ke 0 |
ER tt NEE eeh E
Goed of fout?_ anais drie
es Á, A nm 2 ps: Ri Pr p de on à
VA te POORE en ts Er
gE ERE
EET Eek ied 3 Ji oe :
ed * TEK ni ET hirs Be | E
jrg At) BE
ET Lee et Maes |
Goed of fout?
q ait 1e
[n. B ans °° “7 | ij
Ka de ICH
PT 8 id
bn Ed ak
UE oe ma 7
Ps
Goed of fout?
B : :
EE VEE E Fe 1 . is pn
TE We sE is 7
EE Nie GARDE SE EER Ss
a Kale Be EE
ij | | sl ik ä ir ‚| At ni ek
ET 7 Tt EE. nme reed
en Ni 7
Goed of fout?
31
‘rn
.
-
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
‚ ms KN lik , ne ee
… ze el EEA | It:
Ne- O4 EEE Uik a k
Ad | ERR ee Md er AI
B jett edn Ee el
RS orn & Sn Dn: El
Le 1 h zi Nt tnt el k Ee
Hd 4 fn AL be ee
tr ESH AE ETEN ' B
n Pe B, 74 Ô RR a"
eN en NS: mn rf i
base uk OEE LE a
en 8 dili Ben
Na -
Goed of fout?
he
me He beha Ae Mt AED 14 Ke bee
DE er 1 Ter
EPL! ek hm ze in Ee Le
k 1 DT IF Dx he
en
Goed of fout?
E EE
0 HE DAN
EK it rk
' 8 Eat, EE
Bnn RE 1
EEN A ee
EE en
Es
ziee en MERE Pe ABELS
Goed of fout?
32
emmen eee en ee en dd nn dd dd ete
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
OBJECTEN IN-, OP OF BOVEN HET WATER
Sn tr
pe On am DE : Ke ze we,
B id TEL r
L „ted ed EN rd
pen Te -
EE |
d « ki
Terrassen en (afmeer)steigers
HS PL Hi lk
zi rf A Eik hi
” en, LA gede à En pe PE
Ee Kimi” NS
PE die ez on en 7
he n= oef ten!
LN es he U 5 | RV a | nd
5 wij NK DT
TR
Ze mnd
EE
Terras?
EE 4 ;
en in:
me he er ke
Ed ; F4 % Ee p
va, pmen al
En
: Ee add z Eigen
nd ze ki ee
Terras?
a
eee tE ei
=
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
Rh AR k
L FEN ZAR
| TEE , k
Ô wer Ef E
1 le :
nj a ì tf ER 5
ie ige Î te
Terras, steiger?
ENE: mame
À Tain a ie Á 5 5
‚bii f
b oee hef \ E
A En à
4 Ph, a ed h LEE PD 4 + Ô ]
ek 5. AT A in
Ë EE, ti - La
denn AP pa ns en
AA BS
EE in
Een terras voor de buurt?
es À … Á H
ii ri pes is
Es A ti iedee ,
Een
mk EM n p ij ij
er ) + he RE nn d
iede EEA ER,
ek
De bloemenmarkt,
34
emmae mee ee ee dE Er en
*
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
e TEE ht Tap ba
_— EE Des kel
wr Ì 1 Tea AN
Rd Ô | pap “
tn BOE"
B
E pm
Balken om het vuil bij de woonboten weg te houden, of een privé jachthaventje”?
Ee } Ì Ie) bef: AT
| wer den
1 ' et bite e e Ld î | me
a
de FN (OM
OBJECTEN AAN OF OP WOONBOTEN
re Me Hrad gen DE,
Ronin rik nn: | mk an At
A ge pg Pr
ar ml 1: ” Lj
Ene |
wen le es (7
a ER 4 „Ì Te Ee «| en L
BER B dl ON Linke Bear
had B onde | pan ten p jd
Á NE}
_ ANS
Terras of balkon neen En
A BB EE
va emin | neet!
AE Se EN ENE
MRE U
35
mmm
-
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Gentrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
nod tl je En jn de 7 ë
EN it EE EE EE |
en vr Np ts En
4 Tat mike!
U en Pitt zet helt
aad Ait Ee
Î N HEE | be t
EE voor Ne
a EA CNS at
En Ui En } Ee:
ns mn AL PRE, ren PN dn EE pi
id Mn SN Ke is,
zien i ee of se
LE Ee MA aa
IOR de A META |
EP pense oen en
ON 2 mmm ede a PAN
„er KL
- |
Een plekje om te zitten of een terras?
Pd EL eaten alas Me,
en NE PE eN
EE le
Se VE
Ne - Kd
! EN a WE
komnen nn e= É nieten) ' hek
dif
NEN Ri
36
$
*
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Gentrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
elen A 4E 5 fe
tn Mi
pe ee Ed ee ak
GK a De.
an Ee pn
re
EEn
RT eee
Stadstuinen
REE °
Ee: r
RL
EE
ge
OVERLAST
A u b
RARE rn
_ Ed ' a ee
5 Sr © PF) ala ûz a,
vS De pe
DN : ss a
Ec — pe ne ee el
Overlast of niet? ES Den
| Pe geken , 5 À p
ET Je in AMR =
B A IEEE nj
ok Wai BEB;- ik.
ei 5 in NE aar -
WILS eur rr ER
ad Ne ee er Dei Ih ict Bn par n ” EE
rd & ë E eN B
Bl Pre ni REL aken
37
nn
E
«
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
KADE- EN OEVERGEBRUIK
Fi er } ne Ek 4 id dak fee id Nt
OA LEDER ENGEL EE
| KE je % Bet EN 5 Kd me 5
E is Beh Er tt ed | 8
In tea be: es : EN
Aj di p }
RR k A8 e 1 K hj
Me Ek on ee Sn
4 mt
Op de walkant. ‚
et Î 3 BET, cf Pi le. Ee
: Bs
an TEN
E : en
kN
En Le mi
en me
is in
3 NE
Î en’
am en Ee
4 BN PE ireen
: dn mre dek eten hal
Autobanden en trappen
ks 5 ge
TT eers en ad tan
Rs warten ern tt EE
B WE ie
- Pe
38
de
á
e
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
En |
En
: geren GER : Ì
FE \
me \ Lt
ie EN P
ne á BE ee Pe
Zorgen dat je pies vrij blif En
1 ci, M-: À YW CA ee
een Len TE
‚ bi e ks \
- ù am Bs
rn kn EN ie me,
EN Te
Ù is ME en ERE
HS
Zatte EEn ge, RE ENE
“nd z Sl ie & en
Hr ne id: ”
OAT
eK; …
CT al id
e 5 « 3 E E
en d
4 ! ' hare hl
Pi
Een rak met kleine (?) plezierbootjes.
& es { | Í HI Û
NN | | |
4 Ei Bt «
39
…
1
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Handhaving op het binnenwater van stadsdeel Centrum
TE CET le
Á Pela | ee
de hi TA
zl gie h Ke k ke en SANT N
Tei Len he Bn ï
Zer RN a wike 8
Zn a ol
Ed
je
nd
Een groter pleziervaartuig
40
| Raadsadres | 42 | train |
VN2021-004356 X Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, F EF D
Economie Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van 04 maart 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Economische Zaken
Agendapunt 9
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van de stand van zaken van de nieuwe handelsrelatie voor bedrijven uit de
Metropoolregio Amsterdam met het Verenigd Koninkrijk na de Brexit-deal op 24 december 2020
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van bijgaande brief waarin een stand van zaken wordt gegeven over de nieuwe
relatie tussen het VK en NL en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK
(EU-UK Trade and Cooperation Agreement.
Wettelijke grondslag
Art. 169, Gemeentewet.
Bestuurlijke achtergrond
Met het sluiten van de Brexit-deal op 24 december 2020 is een nieuwe handelsrelatie ontstaan voor
bedrijven uit de MRA met het VK. Hoewel het nog te vroeg is voor conclusies over impact op de
MRA-economie, geeft de brief een globale toelichting op de afspraken die zijn gemaakt
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.9 1
VN2021-004356 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
Economie % Amsterdam ‚ ‚ ‚ ‚
% Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
Voordracht voor de Commissie FED van 04 maart 2021
Ter kennisneming
AD2021-015558 1. Brief brexit. pdf (pdf)
AD2021-015557 Commissie FED Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Economische Zaken, A.Joos@®amsterdam.nl, 06-12150053
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 97
Ingekomen onder AX
Ingekomen op woensdag 22 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Kreuger inzake de Agenda Autoluw (geen bezuinigingen op
kwetsbare buurten als gevolg van Agenda Autoluw; Agenda Autoluw dekken uit
reserves Klimaatfonds)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 31).
Constaterende dat:
— de Agenda Autoluw wordt gefinancierd uit middelen die eigenlijk bestemd waren
voor andere projecten, waaronder projecten in kwetsbare buurten;
— erin deze bestuursperiode 75 mln op de plank blijft liggen in het klimaatfonds.
Overwegende dat:
— andere buurten niet de dupe mogen worden van de Agenda Autoluw die
voornamelijk betrekking heeft op gebieden binnen de Ringweg A10.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
De Agenda Autoluw te financieren vanuit het klimaatfonds, waar 75 min onbenut blijft
in deze bestuursperiode, zodat ook projecten elders in de stad gewoon doorgang
kunnen vinden.
Het lid van de gemeenteraad
K.M. Kreuger
1
| Motie | 1 | discard |
Subsets and Splits