text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 849 Datum akkoord 6 oktober 2014 Publicatiedatum 10 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer D.A. van der Ree van 19 september 2014 inzake parkeerafspraken tussen de gemeente Amsterdam en Deloitte. Aan de gemeenteraad Inleiding. Op de Zuidas wordt momenteel de laatste hand gelegd aan het gebouw The Edge van ontwikkelaar OVG. The Edge zal in gebruik genomen worden door Deloitte. Deloitte is actief in de zakelijke dienstverlening en autobereikbaarheid is voor dit bedrijf van groot belang, omdat veel werknemers dagelijks klanten bezoeken. Om deze reden heeft Deloitte dan ook al in 2010 afspraken gemaakt met de gemeente over adequate parkeercapaciteit onder (50 extra parkeerplaatsen boven de 1:125 norm) en rondom The Edge. Parkeercapaciteit is zelfs als ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst met OVG. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 19 september 2014, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Klopt het dat de gemeente een inspanningsverplichting is aangegaan om bovenop de afspraken uit 2010 aanvullende parkeerplaatsen voor Deloitte te realiseren? Graag nadere uitleg. Antwoord: Er is geen inspanningsverplichting van de gemeente om naast de afspraken uit 2010 nog meer parkeerplaatsen sec voor Deloitte te realiseren. Middels een brief van 14 sept 2010 (bijlage) van wethouder Van Poelgeest zijn de volgende afspraken over parkeren vastgelegd: Deloitte mag 50 parkeerplaatsen boven de norm van 1:125 m2 bvo in de eigen parkeergarage realiseren. Onder de voorwaarde dat Deloitte en AKD, de andere gebruiker van The Edge, het dubbele aantal plaatsen; 100 stuks, ter beschikking stelt ten behoeve van dubbel gebruik. Tevens is afgesproken (op suggestie van Deloitte) dat de 50 extra parkeerplaatsen enkel zullen worden aangewend ten behoeve van zeer duurzame auto's. Wel is een inspanningsverplichting om te faciliteren dat er 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 40 oktober 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 19 september 2014 nadere afspraken worden gemaakt over dubbelgebruik. Daartoe heeft in 2013/2014 overleg plaatsgevonden tussen Deloitte, VU/VUmc, OVG en gemeente waarin de mogelijkheden zijn onderzocht van dubbelgebruik van parkeerplaatsen. VU en Deloitte hebben echter beiden parkeerplaatsen gedurende de dag nodig, waardoor dubbel gebruik tussen VU/VUme en Deloitte lastig is. Dubbel gebruik binnen overig Kenniskwartier zal waarschijnlijk pas in de komende jaren meer vorm krijgen, wanneer in het Kenniskwartier andere functies dan kantoren gerealiseerd zijn, denk aan woningen of een hotel. 2. Klopt het dat de gemeente met Deloitte heeft gesproken over diverse tijdelijke parkeervoorzieningen, waaronder een tijdelijk parkeerterrein naast The Edge aan de (verlengde) Gustav Mahlerlaan? Graag nadere uitleg. Antwoord: In een overleg heeft Deloitte /OVG deze optie voorgelegd. De gemeente heeft deze wens niet ingewilligd. Het zou gaan om extra parkeerplaatsen, en niet om dubbelgebruik. In de gemeente zijn afspraken over parkeernormen vastgelegd. Deze afspraken gelden voor alle nieuwe gebouwen. Er is beleidsmatig geen grond om mee te werken aan een afwijkende parkeernorm. 3. Klopt het dat de VUN/Ume een tijdelijke parkeergarage op het terrein van de voormalige schooltuintjes zal realiseren? Klopt het dat de VU//Ume bereid is parkeerplaatsen in deze garage onder te verhuren aan Deloitte? Antwoord: Na afweging van verschillende opties heeft VU recent aangegeven een tijdelijk parkeerterrein (ca 150 plekken) te willen realiseren op (een deel van) het Schoolwerktuinen (Almatuin) kavel, dat eind dit jaar aan VU wordt geleverd. Dit terrein dient als compensatie voor het vervallen van de parkeerplaatsen op de locatie waar thans het Nieuwe Universiteitsgebouw wordt gebouwd. VU heeft besloten geen extra parkeerplaatsen te realiseren voor Deloitte. 4. Onder welke voorwaarden wil de gemeente meewerken aan de onderhuur van parkeerplaatsen door de VU/VUme aan Deloitte in de tijdelijke parkeergarage op het terrein van de voormalige schooltuintjes? Zijn deze voorwaarden conform de afspraken die in 2010 met Deloitte gemaakt zijn? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3. Er komt geen parkeergarage, maar een parkeerterrein. Het realiseren van extra parkeerplaatsen voor Deloitte, is niet conform afspraken/locatiebeleid gemeente/Zuidas. Dubbelgebruik is aan partijen onderling te regelen. Voor dit concrete geval is dit, gezien de overlap in gebruiksuren, naar verwachting niet interessant. Dit is conform de afspraken uit de brief uit 2010, waarin maxima zijn gesteld aan het aantal parkeerplaatsen voor Deloite en daarnaast alleen dubbelgebruik is toegestaan. De brief uit 2010 is als bijlage bijgevoegd (brf Van Poelgeest 14 sept 2010) 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng í Gemeenteblad Datum oktober 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 19 september 2014 5. Kan het college aangeven wat de gemeente (via de Dienst Zuidas) concreet gaat doen om te voorzien in een adequate parkeercapaciteit voor Deloitte, dit conform toezeggingen, afspraken en intenties uit 2010? Antwoord: Dubbelgebruik (daluren) van parkeergarages elders is wel mogelijk en aan partijen onderling om te regelen. Hoewel minder dan nu het geval is — vanwege de herinrichting van de Mahlerlaan (w.o. het realiseren van een goede langzaam verkeersroute richting station) — zal voor Deloitte ook de komende jaren (behoudens mogelijk ten tijde van de uitvoering zelf) openbaar toegankelijk parkeren beschikbaar blijven in de Mahlerlaan. Bovenop de parkeernorm norm van 1:125m2 bvo heeft Deloitte de mogelijkheid gekregen 50 extra parkeerplaatsen te realiseren. De gemeente is verder gebonden aan de vastgestelde parkeernormen. Het is niet mogelijk en ook niet wenselijk om voor individuele huurders extra parkeerplaatsen te realiseren. Dit zou het mobiliteitsbeleid van de Zuidas, de bereikbaarheid en daarmee de verdere gebiedsontwikkeling negatief beïnvloeden. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 87 Ingekomen onder AN Ingekomen op woensdag 22 januari 2020 Behandeld op donderdag 23 januari 2020 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Yilmaz inzake de Agenda Autoluw (ook betaald parkeren op zaterdag in Buitenveldert) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 31). Constaterende dat: — Het openbaar vervoer in Amsterdam steeds duurder wordt; Overwegende dat: — Gezinnen onder druk staan in de stad; — Mobiliteit niet alleen beschikbaar moet zijn voor de rijke Amsterdammer; — Door het stimuleren van goedkoper openbaar vervoer de Amsterdammer de auto vaker voor de deur zal laten staan. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Te onderzoeken hoe betaald parkeren ook op zaterdag in Buitenveldert ingevoerd kan worden, en in hoeverre de opbrengsten ingezet kunnen worden voor een goedkoper OV. Het lid van de gemeenteraad N. Yilmaz 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 10 november 2022 Ingekomen onder nummer 434accent Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Schmit inzake meer toegang met Stadspas tot MKB- ondernemingen Onderwerp Meer toegang met de Stadspas tot MKB-ondernemingen Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het meer toegankelijk maken van de Stadspas bij lokale MKB-bedrijven. Overwegende dat: — De gemeente de minimaregelingen gaat uitbreiden naar 130% — _MKB Ondernemers graag willen bijdragen aan de stad Constaterende dat: — Het voor MKB-ondernemers nu niet altijd duidelijk is op welke wijze ze kunnen bijdragen aan de Stadspas. — Het MKB een belangrijke functie heeft in de lokale buurteconomie — _ Amsterdamse MKB-ondernemingen goederen verkopen en diensten verlenen die onder de Stadspas zouden kunnen vallen Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Amsterdamse MKB-ondernemers pro-actief te informeren over de mogelijkheid om aan te sluiten bij de Stadspas Indiener E.W. Schmit
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 573 Datum indiening 16 mei 2018 Datum akkoord college van b&w van 26 juni 2018 Publicatiedatum 27 juni 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Flentge inzake allerlei bijkomende kosten bij het huren van woonruimte bij Camelot. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Camelot is een bedrijf dat naast antikraakwoningen ook studentenwoningen verhuurt. Vandaag besteedt de NRC aandacht aan de manier waarop dat gaat. Een woning die geadverteerd wordt met een maandhuur van 400 euro blijkt uiteindelijk een stuk duurder te zijn. Zo komen er servicekosten van 125 euro per maand bij, meubileringskosten van 65 euro per maand, een borg van 1000 euro, en 202,50 euro als vergoeding voor het kunnen inloggen op de website van Camelot waar huurders digitaal dingen kunnen regelen. Uit berekening van het NRC blijkt dat Camelot jaarlijks zo’n 200.000 euro int voor hun website. Het vragen van een dusdanig hoge vergoeding voor het gebruik heeft er wel zeer de schijn van dat er sprake is van een verkapte vorm van sleutelgeld. Het vragen van sleutelgeld of bemiddelingskosten zonder opdracht van de huurder, is in Nederland verboden. Gezien het vorenstaande heeft het lid Flentge, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Wat vindt het college van de vergoeding die Camelot voor het gebruik van hun website? Is het college het met de fractie van de SP eens dat dit alles wegheeft van verkapt sleutelgeld”? Antwoord: Sleutelgeld vragen is verboden. De vraag is of in dit geval het in rekening brengen van genoemde kosten geoorloofd en redelijk is. Stichting Woon ondersteunt een tiental huurders van het bewuste wooncomplex. Daarvoor is via het Emil Blaauw 1 https://www.nrc.nl/nieuws/2018/05/15/inloggen-bij-je-huisbaas-voor-ruim-200-euro- a1602925 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 27 juni 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 16 mei 2018 Proceskostenfonds een jurist ingehuurd die namens die huurders een procedure aanhangig zal maken bij de Rechtbank te Amsterdam2. In totaal gaat het in Amsterdam om enkele honderden huurders die de extra kosten voor enkel het gebruik van de webpagina ‘MyCastle’ hebben moeten betalen. Het college wacht de uitkomst van deze procedure af. 2. Is het college het met de fractie van de SP eens dat het onwenselijk is dat nu sleutelgeld verboden is verhuurders woningzoekenden op andere manieren proberen uit te melken, bijvoorbeeld door onduidelijke en onverklaarbare kosten in rekening brengen om een huis te kunnen huren? Antwoord: Het college is het met u eens dat er bij de kosten die in rekening gebracht worden bij huurders een directe relatie met een dienst moet zijn, die bovendien niet al voortkomt uit de betaalde huurprijs. Alle overige kosten vinden wij onwenselijk. 3. Wat kunnen huurders doen die te maken hebben met zulke onduidelijke kosten? Antwoord: Indien onredelijke kosten in rekening worden gebracht, kunnen huurders dit voorleggen aan de huurcommissie of de rechter. In Amsterdam kunnen huurders terecht bij WOON voor ondersteuning, in dit specifieke geval worden de huurders ook al door WOON ondersteund mede op grond van het Emil Blaauwfonds. 4. Staan de huizen waar het NRC-artikel over gaat op gemeentelijke grond? Heeft het college via de gronduitgifte voorwaarden gesteld aan Camelot wat betreft de huurprijs? Vallen de bovengenoemde bedragen binnen de voorwaarden? Antwoord: De woningen van WASA Student Village staan op gemeentelijke grond. Het college heeft bij de gronduitgifte afspraken gemaakt over de kale huurprijs. Naast de kale huurprijs kunnen verhuurders voor diensten die zij leveren kosten in rekening brengen. Het is niet mogelijk om als gemeente afspraken te maken over servicekosten. Dit kan ook niet via een erfpachtcontract, omdat daar aparte wettelijke regelingen voor zijn. Verhuurders mogen alleen servicekosten in rekening brengen die daadwerkelijk gemaakt en redelijk zijn. Daarmee mag de verhuurder niet meer in rekening brengen dan wat de service daadwerkelijk gekost heeft. Bij twijfel over de redelijkheid van servicekosten kan het worden voorgelegd aan de Huurcommissie of de rechter. 2 Bij de meeste huurgeschillen kan voor een rechtelijke procedure gekozen worden voor de Huurcommissie of om het aan de rechter voor te leggen. Alleen bepaalde zaken moeten eerst aan de Huurcommissie worden voorgelegd. Dit geldt ondermeer voor het bezwaar maken tegen huurverhoging bij een sociale huurwoning. Bij dergelijke zaken moet voor bezwaar eerst de gang naar de Huurcommissie worden gemaakt. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 27 juni 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 16 mei 2018 5. Doet de gemeente zaken met Camelot als beheerder van leegstaande panden? Zo ja, vraagt Camelot aan huurders daarvan ook verkapt sleutelgeld? Deelt het college de mening dat als Camelot doorgaat met deze verkapte vorm van sleutelgelden innen, elke vorm van samenwerking met Camelot per direct moet stoppen? Zijn er nog andere mogelijkheden Camelot aan te pakken? Antwoord: Camelot voert op dit moment geen leegstandbeheer uit voor panden uit de vastgoedportefeuille van het gemeentelijk vastgoed. Er is dan ook geen sprake van enige vorm van samenwerking. De actie van Stichting Woon om aan de rechter de handelswijze van Camelot voor te leggen lijkt het college de juiste route. Het college wacht de uitkomst van deze procedure af. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1767 Publicatiedatum 6 januari 2017 Ingekomen onder BF Ingekomen op donderdag 22 december 2016 Behandeld op donderdag 22 december 2016 Status Ingetrokken en vervangen door BF’ Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017 (betrek burgers bij ruimtelijke kwaliteit). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017, wijzigen van de Bouwverordening 2013 en intrekken van de Verordening op de commissie Welstand en Monumenten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1680). Overwegende dat: — de ruimtelijke kwaliteit en schoonheid van onze stad moeten worden beschermd, en altijd een centrale rol moeten spelen bij de nieuw projecten; — de bedoeling van de nieuwe subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit is om al in een vroeg stadium richtlijnen en adviezen te geven over de richting en uitwerking van de inrichting van de openbare ruimte; — de mensen die het meest direct te maken hebben met de ruimtelijke kwaliteit en schoonheid van de ruimte, en hoe die door nieuwbouw wordt beïnvloed, de mensen zijn die in de omgeving wonen; — hetgoed is om omwonenden ook al in een vroeg stadium te betrekken bij de planvorming en de richtlijnen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. te inventariseren op welke manieren omwonenden al in een vroeg stadium beter betrokken kunnen worden bij de planvorming, en de overwegingen daarbij ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit; 2. de subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit te verzoeken, al in dit vroege stadium van de planvorming met omwonenden in gesprek te gaan. Het lid van de gemeenteraad, D.T. Boomsma 4
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Amendement Datum raadsvergadering 2 december 2021 Ingekomen onder nummer 802 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Flentge inzake bescherm de natuur geen nieuwe entrees maar bestaande entrees versterken bij De Oeverlanden Onderwerp Bescherm de natuur, geen nieuwe entrees maar bestaande entrees versterken bij De Oeverlanden Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Ontwikkelstrategie Landschapspark De Oeverlanden, Overwegende dat: — het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Nieuw-West in zijn advies erop wijst dat het toevoegen van nieuwe entrees mogelijk kan botsen met het beschermen van de natuurwaarden; — _er mogelijk bomen gekapt kunnen worden bij het maken van een nieuwe entree in het verlengde van de Johan Huizingalaan, het centrumgebied met hoge natuurwaarden. Besluit: Aan beslispunt 3e op pagina 1: “Om natuur en recreatie goed in balans te houden zijn er, naast de zonering, in de toekomst ook forse ingrepen en investeringen noodzakelijk in natuurbehoud én — ontwikkeling en in het vergro- ten van de recreatiewaarden.” Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Toe te voegen: “Om de natuurwaarden te beschermen komt er geen nieuwe entree bij de Johan Huizingalaan. De bestaande entrees worden verbeterd. Waar mogelijk gebeurt dit door de komst van een vlonderpad. Bij het verbeteren van de bestaande entrees worden geen bomen gekapt.” En onderliggende stukken op het bovenstaande aan te passen Indiener E.A. Flentge
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 693 Publicatiedatum 11 september 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.M. Paternotte van 29 juli 2013 inzake het gebruik van kentekens van betalende parkeerders. Amsterdam, 4 september 2013 Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller: In het artikel “Belastingdienst vraagt gegevens parkeerautomaten op” in het NRC Handelsblad van zaterdag 27 juli 2013 wordt gemeld dat kentekengegevens die ten behoeve van het betaald parkeren bij de automaat worden ingetoetst, worden opgevraagd en gebruikt door de belastingdienst als controlemiddel. Tevens wordt vermeld dat, in tegenstelling tot hetgeen vermeld staat op de website van het Nationaal Parkeer Register (NPR), kentekengegevens worden ‘versleuteld’ in plaats van vernietigd na een periode van 8 weken. Dit ‘versleutelen’ zou het mogelijk maken dat de gegevens nog altijd gebruikt worden, ook na die 8 weken. Betaald parkeren is een instrument dat in het leven is geroepen om de parkeerdruk te reguleren. Het gebruik van gegevens die met dit oogmerk verzameld zijn, voor een geheel ander doel is onwenselijk en ook strijdig met beginselen van behoorlijk bestuur. Wat D66 betreft moet de gemeente niet zo veel mogelijk persoonlijke gegevens van alle Amsterdammers en bezoekers van de stad verzamelen, In een vrije stad moeten parkeerders erop kunnen vertrouwen dat betaald parkeren niet bedoeld is om te weten wanneer zij zich waar ophouden en deze gegevens aan de belastingdienst te verstrekken. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 29 juli 2013, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam Neeing es Gemeenteblad R Datum 11 september 2013 Schriftelijke vragen, maandag 29 juli 2013 1. Is het college op de hoogte van deze praktijk van gegevensuitwisseling tussen NPR en de Belastingdienst? Antwoord: Er zijn geen gegevens uitgewisseld tussen het NPR en de belastingdienst. De belastingdienst heeft op grond van art. 52 Wet inzage Rijksbelastingen, het recht om deze gegevens op te vragen. Zoals elke organisatie die administratieve transacties voert, moeten deze gegevens 7 jaar worden bewaard en kan de belastingdienst deze opvragen. De coöperatie Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten voert deze administratie namens vele gemeenten, waaronder Amsterdam. Dit wordt gezien als reguliere bedrijfsvoering en het college is hier niet apart over geïnformeerd. 2. Worden de gegevens die in de gemeente Amsterdam worden verzameld in het kader van het betaald parkeren ook beschikbaar gemaakt voor de belastingdienst? Antwoord: De gegevens van de parkeerrechten worden niet expliciet beschikbaar gemaakt voor de belastingdienst maar de belastingdienst kan deze gegevens dus wel opvragen, zie verder antwoord bij 1. De gegevens van de parkeerrechten worden bewaard bij het SHPV. De gegevens van de controleberichten worden bewaard bij Cition. Uit deze controleberichten (de scans) worden de kentekens met 24 uur gewist tenzij er geen parkeerrecht is verkregen. 3. Wat is de beoordeling van het college van hetgeen in dit artikel is beschreven en van deze praktijk? Antwoord: Zoals gezegd is het bewaren een wettelijke verplichting en heeft de belastingdienst het recht om deze gegevens op te vragen, en dat is ook gebeurd zoals in het artikel is beschreven. Het college betreurt het daarentegen dat de informatie op websites niet klopte en onvolledig was. Dit is inmiddels hersteld. 4. Is het college op de hoogte van de wijze waarop gegevens die in het verband van betaald parkeren zijn verzameld, worden opgeslagen? Zo ja, hoe omschrijft het college die opslag en het ‘versleutelen’ van gegevens”? Antwoord: Het college weet dat er over het verwerken en bewerken van parkeergegevens door zowel SHPV als Cition privacyregels zijn opgesteld en dat zij conform De Wet op bescherming van Persoonsgegevens opereren en aangemeld zijn bij het College Bescherming Persoonsgegevens. Het college laat nu onderzoeken hoe met deze gegevens en mogelijke uitvragen moet worden omgegaan in de toekomst. Tot die tijd worden de kentekens uit het parkeerrecht bij SHPV na een klacht en bezwaarperiode van maximaal 13 weken verwijderd. Daarmee wordt voldaan aan het WBP en het doel waarvoor deze gegevens worden bewaard, de controle op betaald parkeren. De raad wordt over de uitkomsten geïnformeerd. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neng es Gemeenteblad ummer = su nn Datum 11 september 2013 Schriftelijke vragen, maandag 29 juli 2013 5. Wat is de beoordeling van het college van de in het artikel omschreven praktijk van het versleutelen van de gegevens na acht weken in plaats van de vernietiging van deze gegevens? Antwoord: Als het SHPV deze gegevens direct zou vernietigen dan kan er bij bezwaarafhandeling geen navraag meer gedaan worden in de database. Dit is in het voordeel van degene die bezwaar maakt, omdat er zo bewijs is van wat er daadwerkelijk is ingevoerd op de parkeerautomaat. Er wordt nu onderzocht of het noodzakelijk is dat het kenteken 7 jaar lang wordt opgeslagen in het kader van de bewaartermijn voor administratieve transacties en er wordt gekeken naar de ideale termijn die nodig is om klachten en bezwaren af te kunnen handelen. De raad wordt over de uitkomsten geïnformeerd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 24 maart 2022 Portefeuilles) Duurzaamheid Portefeuillehouder(s): Wethouder M. van Doorninck Behandeld door Directie Wonen (bestuurszaken. wonen @amsterdam.nl) Onderwerp Toezegging aan raadslid Vink (D66) tijdens commissie FED 25 november 2021 Geachte leden van de gemeenteraad, In vw vergadering van de commissie FED van 25 november 2021 heb ik op een vraag van raadslid Vink (D66) toegezegd u nader te informeren. Tijdens de commissievergadering heeft raadslid Vink (D66) bij de rondvraag gewezen op de raadsinformatiebrief van 16 november 2021 met de beantwoording van de schriftelijke vragen over warmte-isolatie. Raadslid Vink opperde om commerciële verhuurders te verleiden door eisen aan de bestaande voorraad te stellen wanneer zij elders willen meedoen met een tender. Ik heb aan u toegezegd om na te gaan of er nog iets mogelijk is om partijen aan te zetten tot het nemen van extra isolerende maatregelen. Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten. Eisen bestaande voorraad via tenders De gemeente wil dat nieuwbouw zo duurzaam mogelijk wordt ontwikkeld. Bij tenders weegt het selectiecriterium ‘Duurzaamheid’ daarom voor minimaal 30% mee bij de keuze van de ontwikkelende partij. Dit stimuleert ontwikkelaars om te concurreren op duurzaamheid en plannen in te dienen die qua duurzaamheid veel beter scoren dan wettelijk vereist. Een tender is een openbare inschrijving waarbij alle inschrijvers gelijk worden behandeld op basis van de selectiecriteria. Het past daarom niet in de systematiek van de tender om aanpassingen aan bestaand bezit mee te laten wegen bij de selectie van marktpartijen. Ontwikkelaar/beleggers hebben vaak vele woningen (soms meer dan 100.000). Deze zijn soms verspreidt over de hele wereld. Grond en Ontwikkeling heeft geen zicht op de mate van duurzaamheid van de vastgoedportefeuilles van inschrijvers van tenders. Die mate van duurzaamheid verandert ook voortdurend omdat beleggers vastgoedpakketten aankopen en afstoten en hun bezit periodiek upgraden. Er zijn dus geen heldere criteria te formuleren die alle inschrijvers gelijk behandelen. Als bestaand bezit wel kon worden meegewogen zou het risico bestaan dat de duurzaamheidsscore van de in Amsterdam ontwikkelde nieuwbouw negatief wordt beïnvloed. Dit omdat de duurzaamheidsscore van het nieuwe gebouw bij de selectie dan minder zwaar meeweegt. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 24 maart 2022 Pagina 2 van 2 Andere mogelijkheden Het college realiseert zich het belang en de urgentie om de bestaande woningvoorraad te verbeteren en te verduurzamen. De inzet van het college is al toegelicht in de beantwoording van de schriftelijke vragen over warmte-isolatie in de raadsinformatiebrief van 16 november 2021. Graag breng ik bij v nog 2 ontwikkelingen onder de aandacht die relateren aan de invloed van de gemeente op Amsterdamse verhuurders. Ten eerste heeft het college in de raadsinformatiebrief van 1 maart 2022 over de afdoening van motie 816 de raad geïnformeerd over de betrokkenheid van het college bij de Wet goed verhuurderschap. Zoals in de brief is te lezen gaat het college er bij het Rijk op aandringen de positie van huurders te versterken door onder meer * Huurders meer rechten te geven door meer gebreken, zoals enkel glas en niet goed functionerende verwarmingsapparaten, op te nemen in het gebrekenboek.” Ten tweede heeft het college in de raadsinformatiebrief van 3 maart 2022 over de afdoening van motie 837 geschreven dat het college met vertegenwoordigers van particuliere verhuurders in gesprek gaat over hoe achterstallig onderhoud gesignaleerd kan worden en welke maatregelen nodig zijn om achterstallig onderhoud op te lossen. Het nemen van isolerende maatregelen maken we onderdeel van het gesprek naar aanleiding van deze toezegging. Ik hoop v hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, SZ nn (APO k mmm Marieke van Doorninck Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1337 Publicatiedatum 4 december 2015 Ingekomen onder D Ingekomen op woensdag 25 november 2015 Behandeld op woensdag 25 november 2015 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Groen inzake het Duurzaamheidsfonds (duurzaamheid mag best wat kosten). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het voorstel voor de inrichting van een Duurzaamheidsfonds (Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 1251). Overwegende dat: — het doel van het duurzaamheidsfonds is een forse bijdrage te leveren aan de reductie van CO2-uitstoot en we wereldwijd enorme haast moeten maken met het terugdringen van CO2-uitstoot; — het belangrijker is dat we de doelstelling voor het terugdringen van CO2 halen, dan dat het geld uit het fonds over 15 jaar weer voor andere doelen beschikbaar is; — een investering in duurzaamheid vanaf het jaar dat hij gepleegd wordt ook vanaf dat moment CO2uitstoot reduceert en dus direct ‘rendeert’ en dat de middelen uit het fonds dus zo snel mogelijk geïnvesteerd moeten worden; Voorts overwegende dat: — het als een paal boven water staat dat opbrengsten investeringen van de gemeente in duurzaamheid in het ideale geval moeten terugvloeien naar de gemeente zodat ze opnieuw kunnen worden geïnvesteerd in duurzaamheid; — de eis van revolverendeheid op zich dus verstandig is; — de harde eis aan het fonds dat het ‘Financieel Revolverend' moet zijn en dus alle geld terug moet vloeien naar de gemeente tegelijkertijd een obstakel kan vormen voor het (snel) investeren van dat geld, en daarmee een ‘Vies Criterium’ genoemd kan worden; — de werkelijke kosten van een ton CO2 tot nu toe altijd onderschat zijn en niet — of onvoldoende — worden betrokken bij afwegingen over investeringen in duurzaamheid; — de prijs van een ton CO2 die nodig is om de energietransitie mogelijk te maken nu geschat wordt op 80 tot 100 € per ton. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1337 Moti Datum 4 december 2015 olie Besluit: — uitte spreken dat duurzaamheid best wat mag kosten; — in de voordracht punt 2d te vervangen door: “Revolverendheid: Het totale pakket aan te financieren investeringen/projecten dient zichzelf grotendeels terug te verdienen. Het fondsvermogen blijft daardoor voor tenminste 75% (€ 37,5 miljoen) in stand.” — er naar te streven dat het gehele bedrag van het fonds in 2018 geïnvesteerd is, in die projecten die per euro de hoogste besparing van CO2 opleveren, ongeacht of de investering financieel revolverend is; — bij beoordeling en de ranking van verschillende aanvragen en projecten op het gebied van CO2 besparing het CO2 rendement van een project te waarderen op 90 € per ton. Het lid van de gemeenteraad RJ. Groen 2
Motie
2
discard
Bezoekadres >_< Pieter Calandlaan 1 Gemeente Amsterdam Amsterdam x Stadsdeel Nieuw-West Postbus 2003 . 000 CA Amsterdam > 4 Agenda Extra Raadsvergadering Telefoon 14 020 10 november 2011 Fax 020 619 9426 NV Locatie: Pieter Calandlaan 1, Raadzaal www.nieuwwest.amsterdamnl De tijden zijn bij benadering. Raadsvergadering Tijd: 19.30 Voorzitter: dhr. P.I.G. van Grol Griffier: mw. K. Bolt 1. Opening/agendavaststelling 2. Mededelingen 3. Insprekers (30 minuten) 4. ‘Huis van de Wijk’ . Presentatie stand van zaken door portefeuillehouder (45 minuten) . Mogelijkheid vragen te stellen vragen (30 minuten) . Debat (fraties onderling en met portefeuillehouder) (60 minuten) . Motie(s) 5. Sluiting Meespreken en inspreken Uw bijdrage als bewoner en organisatie wordt door de deelraad zeer op prijs gesteld. U kunt meepreken en inspreken. Hiervoor kunt u contact opnemen met de griffie: (T) 020-2536742 of (E) [email protected]
Agenda
1
discard
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 216 Datum akkoord college van b&w van 17 maart 2015 Publicatiedatum 20 maart 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw M.C.G. Poot en mevrouw D. Yesilgöz-Zegerius van 29 januari 2015 inzake de economische zelfstandigheid van vrouwen. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstellers. Uit onderzoek van het Servicepunt Emancipatie is gebleken dat 48% van de Amsterdamse vrouwen economisch onzelfstandig is. Hoewel de economische zelfstandigheid van vrouwen door de jaren heen verbeterd is, baart dit percentage de indieners grote zorgen. Niet alleen maken alleenstaande moeders twee keer zoveel kans om in armoede te belanden maar ook bestaat er veel onduidelijkheid over ‘verborgen vrouwen’ die opzettelijk worden opgesloten. Wat de indieners betreft kan betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt bijdragen aan de economische zelfstandigheid van vrouwen. Ook moet armoedeval waar mogelijk worden aangepakt om deze groep te stimuleren om financieel op eigen benen te staan. Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 29 januari 2015, beiden namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Hoeveel vrouwen in Amsterdam ronden jaarlijks een opleiding af? Kan het college per opleiding aangeven welke vervolgstappen (opgesplitst in vervolgopleiding, voltijds en deeltijds werk — met daarin het onderscheid in werk dat aansluit op de opleidingsrichting — of uitkering) de afgestudeerde vrouwen nemen? Antwoord: Het college heeft momenteel niet de beschikking over de informatie zoals u vraagt. In de zomer 2015 verschijnt de eerste editie van de Onderwijs en arbeidsmarkt monitor metropoolregio Amsterdam. Deze levert naar alle waarschijnlijkheid aanvullende informatie. De informatie die nu beschikbaar is, richt zich tot het opleidingsniveau van (jonge) vrouwen en op hun voornaamste activiteit. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing he Gemeenteblad Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 29 januari 2015 Opleidingsniveau Bijna driekwart van de Amsterdamse vrouwen tussen de 18-22 jaar (74%) beschikt in 2012 over een startkwalificatie: een diploma op HAVO, VWO of MBO- 2 niveau. Hun vervolgstappen daarna, zijn niet bekend. De helft van de Amsterdamse vrouwen tussen de 19 tot 25 jaar volgt hoger onderwijs: 21% HBO en 29% een universitaire opleiding (cijfers 2011/12). Het college beschikt niet over gegevens op persoonsniveau wat vrouwen na de afronding van hun opleiding in het hoger onderwijs gaan doen. De gemeente heeft namelijk niet de wettelijke bevoegdheid om voor individuen van 23 jaar en ouder het behaalde resultaat van een opleiding en de genomen vervolgstappen te registreren. Uit landelijke cijfers blijkt dat steeds meer meisjes een technische en exacte onderwijsrichting kiezen, maar nog altijd minder vaak dan jongens. Het aandeel meisjes binnen het Natuur en Techniekprofiel nam toe van 15% naar 26% op de havo en van 20% naar 38% op het vwo. In natuur en techniekopleidingen op het hbo steeg dit aandeel van 14% naar 20%. Toch geldt nog voor elk onderwijsniveau dat het aandeel jongens dat een zorgopleiding volgt hoger is dan het aandeel meisjes in een exacte studie. (SCP/CBS-publicatie Emancipatiemonitor 2014). Voornaamste activiteit Het onderzoek naar jeugdwerkloosheid dat Onderzoek, Informatie en Statistiek uitvoert, geeft een indruk van de participatie op de arbeidsmarkt van jonge vrouwen en mannen, en daarmee van hun (perspectief op) economische zelfstandigheid. In onderstaande tabel staat de voornaamste activiteit van jonge vrouwen en mannen. 2014 (procenten) | Werkloos en in opleiding | 8) 8 nme | begeleidt (vsv) Niet in opleiding en niet werkend: overig | 6| 3 Wat betreft hun voornaamste activiteit is er weinig verschil tussen jonge mannen en jonge vrouwen. Het percentage jonge vrouwen en mannen dat in opleiding is of werkt is gelijk: 75%. Jonge vrouwen leren iets vaker, terwijl Jonge mannen ietsje vaker werken. Het percentage jonge mannen en jonge vrouwen dat niet werkt en niet in opleiding is, is gelijk. Echter, verhoudingsgewijs tweemaal zoveel jonge vrouwen geeft aan niet te willen/hoeven werken (6%) ten opzichte van jonge mannen (3%). 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer So maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 29 januari 2015 De monitor vrouwenemancipatie 2014 laat voor het jaar 2012 zien dat de bruto arbeidsparticipatie* van vrouwen toeneemt naarmate zij meer opleiding hebben. Voor mannen geldt dit ook, maar minder sterk. Bruto arbeidsparticipatie Amsterdamse vrouwen naar opleidingsniveau, 2012 (procenten) Hbo, Wo 8 3 Vmbo, Ibo, mavo Alleen basisonderwijs “Bruto arbeidsparticipatie = werk hebben of op zoek zijn naar werk van meer dan 12 uur per week Van de werkende vrouwen werkt in 2012 44% fulltime (33 uur of meer). Bij mannen is dit 72%. De bruto arbeidsparticipatie van jonge vrouwen (55%) is iets lager dan die van jonge mannen (57%). Over jonge vrouwen (tot 27 jaar) die willen werken, is bekend dat 76% een betaalde baan heeft. 2. Kan het college aangeven hoeveel procent van de economisch onzelfstandige vrouwen in Amsterdam gebruikmaakt van gemeentelijke toeslagen? Antwoord: Nee. Van zowel economische zelfstandigheid als gemeentelijke toeslagen zijn geen gegevens op persoonsniveau beschikbaar in administraties, waardoor het niet mogelijk is een combinatie te maken. lemand wordt in het Nederlandse overheidsbeleid als economisch zelfstandig beschouwd als zij of hij minstens 70% van het wettelijk minimumloon verdient met betaalde arbeid. In de emancipatiemonitor komt naar voren dat in 2013 55% van alle Amsterdamse vrouwen tussen de 20 en 64 jaar economisch zelfstandig is. Bij de mannen is dit 66%. Dit komt er op neer dat circa 122.000 Amsterdamse vrouwen (20 t/m 64 jaar) niet economisch zelfstandig zijn. Alle bijstands- gerechtigden worden als economisch niet zelfstandig beschouwd. Daarnaast zijn er vrouwen die niet 70% van het wettelijk minimumloon verdienen en wat betreft het inkomen afhankelijk zijn van de partner. Verder is het zo de gemeentelijke voorzieningen en toeslagen worden toegekend aan huishoudens, niet aan personen. Welke personen in een huishouden economisch zelfstandig zijn of niet, staat niet in de administratie. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing he Gemeenteblad Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 29 januari 2015 3. Welke maatregelen zijn er volgens het college voorhanden om te voorkomen dat economisch onzelfstandige vrouwen in armoede terechtkomen? Kan het college aangeven welke instanties hierbij betrokken kunnen worden? Antwoord: De beste manier om te voorkomen dat economisch onzelfstandige vrouwen in armoede terecht komen, is te stimuleren dat zij betaald werk gaan verrichten. Het college probeert vrouwen met een (bijstands)uitkering en vrouwen zonder uitkering en een relatieve kleine afstand tot de arbeidsmarkt te ondersteunen bij het maken van de stap naar werk. Dit gebeurt met behulp van de algemene re-integratievoorzieningen voor WWB-ers en met de NUG-aanpak (NUG = Niet Uitkering Gerechtigd). Zie voor dit laatste ook het antwoord op vraag 5. Voor beide groepen zijn de educatieve taalvoorzieningen binnen het programma Educatie Werkt! 2013-2015 vaak relevante stappen om werk dichterbij te brengen en daarmee, indirect, de kans op armoede te verkleinen. In het kader van het armoedebeleid zijn enkele maatregelen genomen, die de economische zelfstandigheid van vrouwen stimuleren: — arbeidstoeleiding van (partners van) werkende armen: ingezet wordt op het volgen en afronden van tweejarige opleidingen die aansluiten op de vraag vanuit de arbeidsmarkt; — de scholingslening voor (werkende) armen en de pilot scholingsvoucher. Beide Zijn voor vrouwen belangrijke middelen om een gebrek aan (actuele, arbeidsmarktrelevante) opleiding en kwalificatie voor de arbeidsmarkt op te vullen. Het college blijft alleenstaande ouders ondersteunen om de stap naar werk te zetten. Dat doet het college onder andere door een groepsgewijze aanpak. De wijzigingen die per 1 januari jl. van kracht zijn geworden, betekenen wellicht voor deze groep dat werken eerder loont. Dat komt door de verlaging van de bijstand in combinatie met het feit dat de compensatie via het kindgebonden budget pas bij een hoger inkomen afbouwt. 4. Hoe schat het college het werkelijke aantal verborgen, economisch onzelfstandige vrouwen in? Over welke middelen beschikt het college om deze groep te bereiken? Antwoord: Omvang van de groep verborgen vrouwen In 2012 heeft het Verweij Jonker Instituut eenmalig onderzoek gedaan naar verborgen vrouwen in Amsterdam. Onder ‘verborgen vrouwen’ worden hier de vrouwen verstaan die door de partner en/of (schoon)familie worden gedwongen om geïsoleerd van anderen te leven. Juist omdat ze geïsoleerd leven, blijkt het lastig om zicht te krijgen op de omvang van deze groep. Het Verweij Jonker Instituut heeft de omvang van deze groep geschat op circa 200-300 vrouwen. Er zijn geen recentere cijfers. 4 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing he Gemeenteblad Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 29 januari 2015 Het vraagstuk van de ‘verborgen vrouwen’ wordt herkend door vrouwenorganisaties en zelforganisaties in de stad. Het Service Punt Emancipatie stelt dat het cijfer hoger ligt dan 300 als ook de vrouwen worden meegeteld wiens keuze- en bewegingsvrijheid op subtiele manier wordt beperkt. Deze vrouwen mogen bijvoorbeeld wel hun kinderen zelf naar school brengen of boodschappen doen, maar niet zelf beslissen of en wanneer ze naar buiten gaan en met wie ze contact hebben. Middelen om verborgen vrouwen te bereiken Aandacht voor verborgen vrouwen in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling is er door inzet van preventieactiviteiten. Hiervoor worden in 2015 middelen ingezet om professionals bewust te maken van het bestaan van deze vrouwen en wat zij kunnen doen bij signalen. Ook vrouwenorganisaties en zelforganisaties zijn belangrijk in het bereiken van verborgen vrouwen. Deze organisaties zijn laagdrempelig en daardoor in staat om binnen een buurt of gemeenschap het thema bespreekbaar te maken, verborgen vrouwen te signaleren en hen daadwerkelijk te bereiken. Tussen 2011 en 2013 heeft de GGD meerdere zelforganisaties getraind in het signaleren en doorverwijzen van verborgen vrouwen naar de hulpverlening. Vanaf 1-1-2015 naar Veilig Thuis. Ten slotte probeert het Amsterdams Buurvrouwen Contact (ABC), in opdracht van de gemeente, contact te leggen met vrouwen die geen gehoor hebben gegeven aan de oproep om te komen naar een gesprek met de gemeente over het starten van hun verplichte inburgeringlessen, of waarvan de man alleen het woord deed namens de vrouw. Het ABC legt huisbezoeken af, stelt diagnoses en adviezen op over de situatie van deze vrouwen en, als dit kan, over het vervolg, zoals deelname aan reguliere taallessen, taallessen aan huis van een vrijwilligster van ABC of passende hulpverlening. 5. Welke concrete maatregelen worden momenteel in Amsterdam genomen om economische zelfstandigheid onder vrouwen te bevorderen? Kan het college aangeven welke instanties en/of organisaties hierbij zijn betrokken en welke maatregelen het meest effectief zijn gebleken? Antwoord: De gemeente bevordert via diverse beleidskaders en projecten de economische zelfstandigheid van vrouwen: het re-integratiebeleid voor NUG-gers, algemene en genderspecifieke projecten voor WWB-ers, participatieactiviteiten van stadsdelen, de projecten Eigen Kracht en EVA en het gemeentelijk emancipatiebeleid. Re-integratiebeleid voor niet-uikeringsgerechtigden (NUG-gers) De gemeente voert een structureel re-integratiebeleid voor NUG-gers. NUG-gers zijn Amsterdammers zonder werk en zonder uitkering die het niet lukt om zelfstandig de arbeidsmarkt te betreden. De doelstelling van het beleid is jaarlijks 500 nieuwe NUG-klanten begeleiden naar scholing, traject of stage/ werkervaringplekken en 200 NUG-klanten laten uitstromen naar niet- gesubsidieerde arbeid. Dit beleid blijkt zijn vruchten af te werpen want deze doelstelling wordt ieder jaar gehaald. De groep NUG-gers die de gemeente begeleidt, bestaat voor 74% uit vrouwen. De begeleiding vindt plaats in nauwe 5 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing he Gemeenteblad Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 29 januari 2015 samenwerking met taalaanbieders, het Werkgevers Service Punt, stadsdelen en maatschappelijke organisaties die zich richten op re-integratie en participatie. Re-integratietrajecten voor WWB-gerechtigden In het kader van de gemeentelijke re-integratieaanpak worden Amsterdammers met een WWB-uitkering en een relatief kleine afstand tot de arbeidsmarkt (trede 3+ en 4) begeleid richting werk. De meeste re-integratietrajecten zijn niet genderspecifiek, dus daar nemen zowel vrouwen als mannen aan deel. Een aantal projecten richt zich wel specifiek op vrouwen zoals het traject “Jong en moeder” voor tienermoeders en het project Vrouw-en-Werk voor vluchtelingenvrouwen. De gemeente ondersteunt met een groepsgewijze aanpak alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering bij het zetten van de stap richting werk. Daarnaast organiseert de gemeente twee keer per jaar een informatiemarkt voor alleenstaande jonge bijstandsmoeders. Uit cijfers over de uitstroom naar werk van WWB-ers uit 2014 blijkt dat de uitstroom van vrouwen binnen de groep WWB-ers substantieel achterblijft bij de uitstroom van mannen: de uitstroom van mannen is 12,3%, die van vrouwen 7,7%. De oorzaak van deze lagere uitstroom is niet bekend. Participatiebeleid in stadsdelen Ook de stadsdelen investeren in empowerment van Amsterdammers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dit is voor de deelnemers vaak de eerste stap in een lange weg naar financiële zelfredzaamheid. Dit gebeurt enerzijds door subsidiering van (activiteiten van) vrouwenorganisaties en —netwerken, zoals Nisa4Nisa, Vrouw en Vaart en Hippe Heks in stadsdeel Nieuw-West en Cleopatra, Andishe en Vrouwenbazaar in stadsdeel Noord. Ook voeren stadsdelen gerichte projecten uit, zoals ‘Bewegen naar Werk’, een project voor alleenstaande moeders met een bijstandsuitkering in stadsdeel Zuid. Project Eigen Kracht De gemeente neemt in 2015 en 2016 deel aan het Eigen Kracht programma van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In het kader hiervan begeleidt de gemeente in 2015 en 2016 50 gemotiveerde vrouwen, zonder recent arbeidsverleden, en met afstand tot de arbeidsmarkt (trede 2+ en onderkant 3), via een traject op maat richting de reguliere gemeentelijke re-integratie voorzieningen voor WWB-ers en NUG-gers. Bij aanvang van het project komen de vrouwen nog niet in aanmerking voor deze reguliere voorzieningen. Einddoel van het project is dat zij daarin kunnen instromen en verder worden begeleid richting scholing, traject of stage/ werkervaringplekken. Project EVA De regio Amsterdam (w.o. de gemeente Amsterdam) neemt vanaf 2015 deel aan het landelijk programma EVA (Educatie voor Vrouwen met Ambitie). Het programma EVA zet in op het bereiken van laaggeletterde, laagopgeleide vrouwen met problemen met taal, rekenen en/of digitale vaardigheden. Deze vrouwen worden gemotiveerd om in zichzelf te investeren en stappen te maken voor het versterken van hun arbeidspositie. Via een regionale aanpak worden de vrouwen toegeleid naar een digitale leerweg en naar groepen in de buurt, waar vrouwen onderwijs krijgen van vrijwilligers in lezen, schrijven, spreken, digitale vaardigheden en rekenen. 6 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng í Gemeenteblad Datum So maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 29 januari 2015 Vrouwenemancipatiebeleid In het kader van het gemeentelijke vrouwenemancipatiebeleid maakt het college genderissues bespreekbaar, zoals ongelijke zorgverdeling tussen mannen en vrouwen. Ook stimuleert en faciliteert het college kleinschalige projecten van vrouwenorganisaties en —netwerken en van maatschappelijke ondernemers op het gebied van zelfbeschikking en economische zelfstandigheid. Het Service Punt Emancipatie, dat contact onderhoudt met vrouwenorganisaties en -netwerken, speelt hierbij een belangrijke rol. Voorbeelden van activiteiten die worden gesteund zijn: de netwerken Single Super Moms (voor alleenstaande moeders) en Bedrijvige Vrouwen (voor vrouwelijke ondernemers) en het project Zij-aan-zij Vooruit! dat ‘groeiplekken’ bij maatschappelijk betrokken organisaties aanbiedt aan financieel afhankelijke vrouwen. De gemeente maakt resultaatafspraken met de uitvoerende organisaties; projecten waarvan de resultaten achterblijven, worden beëindigd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 7
Schriftelijke Vraag
7
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1657 Publicatiedatum 29 december 2018 Ingekomen onder AD Ingekomen op donderdag 21 december 2017 Behandeld op donderdag 21 december 2017 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Soest inzake de Parkeerverordening 2013 (betaald parkeren zone Van der Pekbuurt). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Parkeerverordening 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1595). Constaterende dat: - het stadsbestuur voornemens is om de huidige blauwe zone, waarbij tussen 09.00 uur tot 23.00 uur met een parkeerschijf gratis geparkeerd kan worden, te vervangen voor betaald parkeren; van maandag tot zondag van 09.00 uur tot 19.00 uur, met een parkeertarief van 1,30 euro per uur. Overwegende dat: - deze maatregel slecht is voor de ondernemers op de Van der Pekmarkt, die door de invoering van deze vorm van betaald parkeren minder bezoekers, dus minder omzet, zullen genereren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: In het bijzonder bij de Van der Pekbuurt de zogenaamde dubbeltjesregeling in te stellen. Het lid van de gemeenteraad W. van Soest 1
Motie
1
discard
woe RAADSVERGADERING 16 JUNI 3 Vaststellen van het Jaarverslag 2020. Everhardt 4 Instemmen met het verslag en de aanbevelingen van de Rekeningencommissie over de jaarrekening 2020. gevoegd rek. cie DEK vitgebreid EV 5 Kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het Accountantsverslag 2020 Gemeente Amsterdam van Everhardt Auditdienst ACAM inzake de controle over het jaarverslag 2020. 7 Instemmen met het initiatiefvoorstel 'Met beleid werken aan integriteit! van de leden Taimounti, Mbarki, kort Halsema Veldhuyzen, Ceder en Van Soest en kennisnemen van de bestuurlijke reactie. 8 Vaststellen van het gerepareerde bestemmingsplan Klaprozenbuurt. kort Van Doorninck 10 Kennisnemen van de Raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020. Gevoegd: Ivens 12 Kennisnemen van de voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit: Voortgangsrapportage 2020 en middellang Ivens vooruitblik 2021. 11 Kennisnemen van de resultaten handhaving woonfraude en incasso 2020. middellang Ivens 13 Kennisnemen van de rapportage toeristische verhuur van woningen 2020. kort Ivens 14 Kennisnemen van de bestuurlijke reactie jaarverslag 2019 van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam. kort/ Meliani woe. 15 Kennisnemen van het voorstel van versteviging van de MRA samenwerking. kort/ Halsema 19.30 U. middellang 16a Kennisnemen van de locatie nieuwe Meervaart. middellang/ Van Doorninck uitgebreid 18 Afronding commissiectualiteit a Actualiteit verhoging vaccinatiegraad voor COVID-19. kort Kukenheim b Actualiteit bouwrijp maken Lutkemeerpolder. kort Van Doorninck c Actualiteit Nationaal Groeifonds en verlenging Noord-Zuidlijn. kort De Vries Benoemingen 19 Benoemen van een lid in de Sportraad Amsterdam. schr. stem. Kukenheim 20 Benoemen van leden in raadscommissies. schr. stem. presidium 21 Benoemen van plaatsvervangende leden van de bezwaarschriftencommissie. schr. stem. presidium Houdt v er rekening mee dat er vanaf 21.00 uur in de avond gestemd kan worden.
Actualiteit
1
train
De voorzitter van de Stadsdeelraad Zuidoost roept de leden van de Stadsdeelraad op tot bijwoning van de stadsdeelraadsvergadering op dinsdag 27 juni 2006 om 20.00 uur in het stadsdeelkantoor om te beraadslagen en te besluiten over de hieronder vermelde punten. Amsterdam Zuidoost, 15 juni 2006 De voorzitter van de stadsdeelraad N.B. De stukken liggen ter inzage in de leeszaal, en voor publiek bij het Informatiecentrum Amsterdam Zuidoost en in de openbare bibliotheek. 1. Opening en Mededelingen 1a. Vaststelling van de agenda Voordrachten uit categorie A: BESPREEKPUNTEN 3. Voorjaarsnota 2006 SDR270606 Fin/37 4, Beleidskader intergaal werkplan veiligheid 2007 SDR270606 CS/38 5. Verordening samenlevingsopbouw — actualisering SDR270606 W/39 6. Onttrekking aan openbaar verkeer onderdoorgang Karspeldreef bij garage Huigenbos SDR270606 Verk/40 7. Bevoegdverklaring beroepscommissie personeelszaken op griffiemedewerkers SDR270606 Vz/41 8. Ontwerpbestemmingsplan Gaasperdam (Bijlagen in uw bezit) SDR270606 RO/42 g. Ontwerpbestemmingsplan Kortvoort (Bijlagen in uw bezit) SDR270606 RO/43 Voordrachten uit de categorie B: HAMERPUNTEN 10. Bouwrijpmaken gedeelte Bijlmerpark (procedure ogv art 19 lid 1 ) SDR270606 RO/44 N.B.: Er zijn moties aangekondigd over niet-geagendeerde onderwerpen, te weten: - Dhr Mos: a. bomenkap als gevolg van het SP Kortvoort-zuidoostkwadrant b. openbaarheid samenwerkingsovereenkomst stad/stadsdelen / woningbouwver. over grondprijzen sociale woningen - Dhr Owusu Sekyere en dhr Van de Wiel: Onderzoek nav raadsadres Opo Oso Opo Sranan Tongo
Agenda
2
train
_ OO | | | m 9 Juli 2019 | | Aan: De Raad der Gemeente Amsterdam | | Postbus 202 | 1000 AF Amsterdam | Zeer Geachte Gemeenteraad, | Inliggend gelieve U aan te treffen een schrijven van ondergetekende aan de Burgermoeder Uwer | Gemeente inzake de bestrijding van de overlast die de prostitutie pleegt met zich mede te brengen | |L De in mijn schrijven gedane suggestie kunt U betrekken bij de behandeling, van dit onderwerp | wanneer het aan de orde wordt gesteld. | Uw Raad heil en zegen toewensend bij Uw inzet voor een glorierijke toekomst van de Amstelstad, verblijf ik, || met gevoelens van hoogachting jegens U allen, | % Gemeente Amsterdam X% | iv-Bedrijfsvoering D mes : ine ij Zal zac -Y) Swe nm -M- À ZA | Beh. Ambt. d _ -- | | | | | | 7 9 Juli 2019 | | [| Aan: De Burgemeester van Amsterdam | Postbus 202 1000 AE Amsterdam || Hoogedelgestrenge Mevrouw Halsema, | Onlangs heeft U kond gedaan van de keuze tussen een viertal maatregelen om aan de overlast van | prostitutie in de Amstelstad paal en perk te stellen, Ik neem de vrijheid U te suggereren aan dit viertal | een vijfde maatregel toe te voegen, namelijk de sekswerksters te verplichten hun kledij uit te breiden met een boerka. Niet zozeer omdat Uw tolerantie ten opzichte van boerkas ruim boven de landelijk gemiddelijke tolerantie ten opzichte van gezichtsbedekkende kleding is maar omdat deze uitmonstering historisch gezien past bij deze beroepsgroep. Immers jaren geleden was in NRCHandelsblad te lezen dat een bejaarde vrouwelijke hoogleraar in de || archeologie in Turkije juridisch problemen kreeg omdat zij had aangetoond dat gezichtsbedekkende || kleding in een bepaalde periode juist kenmerkend was voor de onzedelijkheid van de draagsters. | Helaas heb ik dat artikel niet uitgeknipt, maar het is wel in mijn achterhoofd blijven hangen. | Ook uit de Bijbel blijkt dat gezichtsbedekkende kleding duidt op onzedelijkheid. Immers Tamar, de | | weduwe van Onan (onterecht is diens naam verbonden met de mannelijke sexuele zelfbediening, maar | | blijkens Genesis 38: 9 ging hij voor het zingen de kerk uit, nog voor het bestaan van de kerk | overigens) toog gesluierd naar de plaats waar schoonvader Juda was. Juda zag haar vanwege de sluier | aan voor een hoer, aldus de Schrift, Zo wist Tamar van haar schoonvader in verwachting te geraken (Genesis 38: 15 e‚v.) omdat hij in gebreke was gebleven een andere zoon te leveren. Een nazaat was in | die tijd niet zozeer een reden om de buren op beschuit met muisjes te trakteren maar een noodzakelijke oudedagsvoorziening, De wereld moest nog enige tijd wachten op Drees. Mijn exegese is ontleend aan de NBG editie 1951, Uit Hooglied 1: 7 valt ook het onzedelijke van gezichtsbedekkende sluiers af te leiden. Ik moge verwijzen naar het commentaar bij de Hooglied- vertaling van Pius Drijvers en Jan Renkema die bij ‘Ten Have Baarn en het Davidsfonds /Leuven is | verschenen (NUR 713/ISBN 90 806883 7 1). | Mocht U twijfelen aan de exegese van een afvallige vrijzinnig hervormde (ds H.J. Kater, Nieuwe Zijds | Kapel, 1970) dan kent U zonder twijfel zowel theologen als tejologen in Uw politieke achterban om | mijn stellingen te verifiëren. Wellicht biedt de komende brexit een mogelijkheid om de horden dronken Britten te weren. Ik neem | aan dat er een al dan niet formeel gremium bestaat van hoofdstadburgemeesters. Boris Johnson | | bekleedde die functie in de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk, U zoudt hem als voormalige | collega kunnen bewerken een visumplicht voor Britse vrijgezellen te laten invoeren voor het geval de boerka op de Wallen onvoldoende ontmoedigende werking heeft. | U succes met Uw strijd toewensend, verblijf ik, | met gevoelens van hoogachting, | en | | | |
Raadsadres
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1310 Publicatiedatum 4 december 2015 Ingekomen onder J Ingekomen op woensdag 25 november 2015 Behandeld op woensdag 25 november 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Van den Berg inzake het Duurzaamheidsfonds (Duurzaamheidsraad). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het voorstel voor de inrichting van een Duurzaamheidsfonds (Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 1251). Constaterende dat: — het doel van het Duurzaamheidsfonds is, een forse bijdrage te willen leveren aan de reductie van CO2-uitstoot; — het Duurzaamheidsfonds een instrumentarium hanteert, zoals leningsfaciliteit, tenderregelingen, het inzetten van het Amsterdams Klimaat & Energie Fonds (AKEF) en een fondsvariant met gecommitteerde cofinanciering; — binnen dit instrumentarium activiteiten moeten worden doorontwikkeld of aangepast; Overwegende dat: — de raad zo goed en volledig mogelijk geïnformeerd moet worden over de behaalde doelen van de Hoofdlijnen van het Duurzaamheidsfonds; — een orgaan als de Duurzaamheidsraad een kritisch en onafhankelijk oordeel kan vellen over functioneren van het fonds en de behaalde resultaten, alsmede het fonds van waardevolle aanbevelingen kan voorzien. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — bij de jaarlijkse rapportage over inzet en resultaten van het Duurzaamheidsfonds de Duurzaamheidsraad om advies en aanbevelingen te vragen; — het advies en aanbevelingen van de Duurzaamheidsraad samen met de rapportage voor te leggen aan de raad. Het lid van de gemeenteraad P.J.M. van den Berg 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 679 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen op 1 juli 2015 Ingekomen onder L Behandeld op 2 juli 2015 Uitslag verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid mevrouw De Heer inzake de Voorjaarsnota 2015 (geen bezuiniging op Nowhere in 2016). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379); Overwegende dat: — De voorgenomen bezuinigingen op subsidies niet onderbouwd zijn aan de hand van het toetsingskader Subsidies; — De organisaties worden geconfronteerd met grote kortingen in 2016 zonder argumentatie en met grote gevolgen voor hun voortbestaan en/of effectief handelen; — De Raad en de maatschappelijke organisaties eerst inzicht moeten krijgen in de afwegingen van het college voordat zij eventueel kan instemmen met de bezuiniging op subsidies; — Door het ontbreken van een afwegingskader het onbehoorlijk bestuur is om de subsidies al in 2016 te korten. Besluit: 1. Uit de Voorjaarsnota 2015 op pagina 72, paragraaf 9.4 Bestuursopdracht subsidies de tekst: ‘De lijst is als bijlage bijgevoegd bij deze voorjaarsnota en bevat het bedrag en de fasering van de voorgenomen subsidievermindering. Deze lijst telt op tot € 25 miljoen in 2018. Bestuurscommissies zullen voor € 7,5 miljoen aan nieuwe subsidiekortingen doorvoeren. Met het schrappen van € 25 miljoen subsidies is de oorspronkelijke ingeboekte €30 miljoen grotendeels gehaald.” Te wijzigen in: ‘Een mogelijke lijst is als bijlage bijgevoegd bij deze voorjaarsnota en bevat het bedrag en de fasering van de voorgenomen subsidievermindering. Om een gedegen afweging te maken zal het college bij de begroting 2016 een definitieve lijst presenteren, waar een afgewogen oordeel op basis van het toetsingskader subsidies heeft plaatsgevonden. In 2016 zal niet bezuinigd worden op de subsidies van organisaties” 1 2. Uit de voorjaarsnota 2015 op pagina 167, Bijlage 5 Subsidies te schrappen: Subsidie |2016x€1 €180.840 3. Op pagina 79, onder 12.2 Begrotingswijziging Voorjaarsnota 2015, toe te voegen: ‘Als financiële dekking voor het afzien van de voorgestelde bezuiniging op de subsidies, heeft de raad besloten de, in de begroting 2015 aangekondigde, lastenverlichtingen op ondernemers deels terug te draaien (€ 6,42 miljoen). 4. Alle relevante passages en tabellen conform te wijzigen. Het lid van de gemeenteraad, A.C. de Heer 2
Motie
2
discard
> < Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering gen 10 november 2022 Ingekomen onder nummer 450 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Broersen, Krom en Garmy inzake lobbyregister Onderwerp Lobbyregister Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Begroting 2023 Constaterende dat: — het Europese anticorruptieorgaan GRECO in 2019 zestien aanbevelingen deed aan Nederland ter bevordering van de aanpak van corruptie; — een van de aanbevelingen ziet op het invoeren van regels en richtsnoeren over de omgang van bewindspersonen en de ambtelijke top met derden en lobbyisten, en het vergroten van de transparantie over hun contacten en de daarmee besproken onderwerpen?; — Nederland sinds 2019 geen van de aanbevelingen heeft opgevolgd; Overwegende dat: — het van groot openbaar belang is dat de transparantie en de integriteit van het lobbyen evenals de diversiteit van de participatie en de bijdrage aan de openbare besluitvorming worden gewaarborgd; — de Europese Commissie? en lerland* reeds gebruikmaakt van een verplicht lobbyregister; — _ andere Europese lidstaten in de afgelopen jaren reeds concrete stappen hebben gezet richting een verplicht lobbyregister; 1 https://rm.coe.int/fifth-evalvation-round-preventing-corruption-and-promoting-integrity- ij168oa2fcho ? zie voetnoot 1, pagina 3 3 https://ec.europa.eu/transparencyregister/public{homePage.do 4 https://www.lobbying.ie/ Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 1 — _in Madrid al in 2016 een lobbyregister® was ingevoerd naar het model van ‘The International Standards for Lobbying Regulation’; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen en de ambtelijke top in te voeren, met daaraan gekoppeld een effectief en onafhankelijk toezicht- en handhavingsmechanisme, naar voorbeeld van het lerse lobbyregister. Indieners J. Broersen J.M. Krom |. Garmy 5 https:/ftomadedecisiones. madrid. es{registration_lobbies/index 6 https://www.access-info.org/2016-12-21/international-standards-for-lobbying-regulation/
Motie
2
discard
> < Gemee nte Bezoekadres Amstel 1 Am ste rda m 1011 PN Amsterdam > < Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Gemeenteraad Amstel 1 1000 AE Amsterdam Datum 13 januari 2022 Portefeuile(s) Duurzaamheid en Economische zaken Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid, [email protected] Economische zaken, [email protected] Onderwerp AEB — subsidieaanvraag CO2 afvang Geachte leden van de raadscommissie FED, In de brieven van 29 april en 12 oktober 2021 bent u geïnformeerd over het voornemen van AEB om te investeren in een CO-afvang installatie. Het AEB heeft in het najaar van 2021 een subsidieaanvraag ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). AEB heeft de gemeente verzocht om het besluitvormingsproces niet verder door te zetten omdat, na bericht van RVO, AEB niet verwacht in aanmerking te komen voor de subsidie. In maart/april zal het officiële bericht hierover volgen. In deze brief informeren we u hier graag over. Subsidieaanvraag Het AEB heeft in het najaar van 2021 een subsidieaanvraag ingediend voor de SDE++, om de onrendabele top te kunnen financieren voor het afvangen, transporteren en opslaan van CO». De aanvraag is ingediend in de wetenschap dat de uitkomst onzeker was en mede afhankelijk van andere partijen die een SDE++ aanvraag hebben ingediend. De aanvraag was op tijd, volledig en is dus ook meegenomen in de beoordeling van de RVO. AEB heeft de gemeente als aandeelhouder gevraagd om, mocht de subsidie worden toegekend, in te stemmen met: -__Het aangaan van de vitvoeringsovereenkomst met de RVO -_ Het verlenen van een bankgarantie wat een vereiste was van de RVO voor toekenning van de subsidie Op 14 december 2021 heeft het College van B&W ingestemd met beide verzoeken. Vervolgens zou de Raad worden geïnformeerd en worden gevraagd wensen en bedenkingen te uiten over het verlenen van een bankgarantie. Echter AEB heeft op 16 december 2021 de gemeente verzocht om het besluitvormingsproces niet verder voort te zetten omdat, na bericht van de RVO, AEB niet verwacht in aanmerking te komen voor de subsidie. Dit zal in maart/april officieel bevestigd worden. Naar onze inschatting is AEB niet in aanmerking gekomen voor de subsidie omdat andere projecten voor minder geld meer CO2-reductie realiseren. De bankgarantie waarmee op 14 december is ingestemd door de Gemeente Amsterdam, vervalt hierbij. Het ministerie heeft reeds Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 13 januari 2022 Pagina 2 van 2 bekend gemaakt dat voor deze subsidieronde voor EUR 12 miljard aan subsidieaanvragen is ingediend, waarbij slechts EUR 5 miljard beschik baar is gesteld. Publiek belang van CO» afvang AEB wil vanaf 2027 jaarlijks 440 kiloton CO» afvangen, transporteren en opslaan onder de Noordzee. Daarmee kan AEB een bijdrage aan klimaatdoelstellingen leveren en wordt tevens de naderende CO‚-heffing afgewend. Voor AEB is deze technologie op dit moment de (enige) voordehand liggende technologie om CO‚-uitstoot te reduceren. Voor het behalen van de doelstellingen die zijn opgenomen in de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal is dit eveneens een essentiële maatregel. Ter vergelijking, 440 kiloton is 9% van de gehele uitstoot van de stad en staat gelijk aan het aardgasverbruik van 68% van alle Amsterdamse huishoudens. Deze ambitie is ook opgenomen in de Meerjaren Strategie van AEB. Om bedrijven in staat te stellen hun CÔ‚-uitstoot te reduceren stelde het Rijk SDE+-+ (Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie) subsidie beschikbaar voor bewezen technieken die kostenefficiënt tot CO‚-reductie leiden. Vanaf 2020 wordt vanuit de SDE++ subsidie beschikbaar gesteld voor Carbon Capture and Storage (CCS). Verkoop AEB Zoals de gemeenteraad heeft vernomen op 8 december 2021, is de gemeente een verkoopovereenkomst aangegaan met AVR. Afronding van de verkoop is afhankelijk van goedkeuring van de ACM en neemt naar verwachting bijna een jaar in beslag. AVR was bij de verkoop van AEB geïnformeerd over de subsidieaanvraag en was bereid de garantie na de definitieve verkoop, over te nemen. Dit is ook zo opgenomen in de huidige verkoopovereenkomst. Het AEB overweegt heel serieus om in juni 2022 opnieuw een subsidieverzoek bij de RVO doen voordat de verkoop is afgerond. Er is goede hoop dat de kans groter is dat de subsidie wordt verkregen. Komende ronde zal er namelijk 3 miljard extra budget zijn voor de SDE++ subsidie. Daarnaast wordt in Coalitieakkoord 2021 — 2025 genoemd dat de stimulering van CCS zo vormgegeven zal worden dat de klimaatdoelstelling behaald zullen worden. Bovendien zullen we samen met AEB verkennen of er aankomende ronde een betere aanbieding gedaan kan worden. In het geval dat de Gemeente Amsterdam op het moment van indiening nog aandeelhouder van AEB is, zal AEB wederom een verzoek doen bij de gemeente voor een bankgarantie. Mocht dat gebeuren, dan zal dat opnieuw ter besluitvorming worden voorgelegd aan College en Raad. We vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Hoogachtend, CHN EE / Zide NU Ce FT \ wf K en — Ti Marieke van Doorninck Victor Everhardt Wethouder Ruimtelijke ontwikkeling Wethouder Deelnemingen en Duurzaamheid Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
val
D Gemeente Amsterdam Z M % Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen % Agenda, woensdag 7 november 2007 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Tijd 09.00 tot 12.30 uur en vanaf 19.30 tot 22.30 uur Locatie 0239 LET OP: Het avonddeel vindt plaats in de Mirandazaal 0235 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Vragenhalfuur publiek 5 Actualiteiten 6 Concept verslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ZM d.d. 26 september 2007 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieZM @raadsgriffie. amsterdam.nl 7 Concept verslag van de besloten vergadering van de Raadscommissie ZM d.d. 26 september 2007 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieZM @raadsgriffie. amsterdam.nl 8 Openstaande toezeggingen 9 Termijnagenda Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de Raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur”geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.amsterdam.nl/gemeenteraad. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam Z M Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Agenda, woensdag 7 november 2007 10 Rondvraag 11 Resultaatsgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2008; Portefeuilles Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen e De begrotingsboeken worden/zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden. e De jaarplannen/begroting 2008 en actualisatie begroting 2007 van de gemeentelijke diensten/bedrijven betreffende deze commissie worden voor raadsleden en publiek ter visie gelegd, voorzover zij zijn aangeleverd. -__ GGD Amsterdam Jaarplan/Begroting 2008 -__ Dienst Zorg en Samenleven Jaarplan/Begroting 2008 -__Dienst Milieu en Bouwtoezicht Jaarplan/Begroting 2008 Zorg 12 Besluitvorming bijzondere subsidieverordening voor ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers in de informele zorg na inspraakperiode Nr. BD2007-006282 © De gemeenteraad te adviseren en in te stemmen met de raadsvoordracht. 13 Nota Preventie Genotmiddelengebruik in Amsterdam 2008 - 2011 Nr. BD2005- 007481 © De gemeenteraad te adviseren en in te stemmen met de raadsvoordracht. 14 Pré advies: beantwoording raadsnotitie “Mantelzorg en wonen” van de SP en PvdA (Gemeenteblad afd. 1, nr. 299) Nr. BD2007-006664 © De gemeenteraad te adviseren en in te stemmen met de raadsvoordracht. 15 Presentatie voortgang plan van aanpak G4 Nr. BD2007-006316 © _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _NB er wordt hierbij geen presentatie gehouden. Milieu 16 Actieplan Goederenvervoer: Intentieverklaring milieuzone Goederenvervoer Nr. BD2007-006315 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was tkn 9 in Commissie ZM van 26 september 2007. e Geagendeerd op verzoek van raadslid Bos (PvdA). e _Deleden van de raadscommissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Volkshuisvesting en Monumenten zijn hierbij uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam Z M Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Agenda, woensdag 7 november 2007 Personeel en Organisatie 17 reactie Ministerie Financien Nr. BD2007-006383 e Betreft hier de vragen gesteld door de SP en de PvdA met betrekking tot de regelingen rondom de stratenmakers. © _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 18 Rechtspositie politiek ambtsdragers stadsdelen en raadsleden Nr. BD2006- 002503 e De gemeenteraad te adviseren en in te stemmen met de raadsvoordracht. Openbare Ruimte en Groen 19 presentatie over uitbreidingsplannen Artis Nr. BD2007-006552 e Kennis nemen van de presentatie van dhr. Balian, directeur van Artis. 20 Preadvies op de notitie van de raadsleden Willemse, Burke en Mulder van 8 februari 2007 inzake “Netwerk van ‘postzegels’: ontmoetingsplekken" Nr. BD2007-006051 e De gemeenteraad te adviseren en in te stemmen met de raadsvoordracht. © De raadsleden Willemse en Mulder zijn hierbij uitgenodigd. 21 Preadvies op de notitie van het raadslid Flos van 24-1-2006 getiteld Aanvalsplan Verloedering II: “De VVD heeft er schoon genoeg van" Nr. BD2006-006408 e De gemeenteraad te adviseren en in te stemmen met de raadsvoordracht. © Raadslid Flos is hierbij uitgenodigd. 3
Agenda
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1454 Publicatiedatum 24 december 2015 Ingekomen onder AJ Ingekomen op donderdag 17 december 2015 Behandeld op donderdag 17 december 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Mbarki, Timman, Paternotte en Blom inzake het beleidskader antidiscriminatie 2015-2019 (verhogen aangifte- en meldingsbereidheid onder Amsterdammers bij discriminatie). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het beleidskader antidiscriminatie 2015-2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1404). Constaterende dat: — het aantal racistische incidenten tussen 2013 en 2014 met 26 procent is toegenomen en de meeste gevallen plaatsvonden in Amsterdam; — het in Amsterdam in 2014 ging om 0,63 incidenten per 1000 inwoners, tegenover 0,59 in 2013 en daarmee de stad verreweg het meeste aantal meldingen per 1000 inwoners kent; — de aangiftebereidheid onder slachtoffers van haatcriminaliteit te laag is, terwijl het voor de bestrijding van haatcriminaliteit cruciaal is dat meteen aangifte gedaan wordt bij de politie; — een laagdrempelige antidiscriminatievoorziening van belang is om burgers die een klacht hebben zo makkelijk mogelijk te maken een klacht in te dienen; — het kabinet het voorkomen en bestrijden van discriminatie hoog op de politieke agenda heeft staan; — het huidige beleid een serie maatregelen omvat, gericht op onder andere het vergroten van het aantal aangiften en de meldingsbereidheid van slachtoffers; — het kabinet hiervoor een toolkit voor gemeenten heeft ontwikkeld met campagnemateriaal. Overwegende dat: — het bij de zorgplicht van het college hoort om zorg te dragen voor een goede en laagdrempelige toegankelijkheid van het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam; — discriminatie een hardnekkig maatschappelijk fenomeen is en een aantasting is van de menselijke waardigheid; — discriminatie om permanente aandacht vraagt en om actief optreden van burgers, bedrijfsleven, sociale partners, instellingen en overheid; — mensen het recht hebben op bescherming tegen discriminatie op grond van geslacht, seksuele gerichtheid, afkomst, religie, levensovertuiging of handicap. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1454 Moti Datum 24 december 2015 le Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — _aangifte- en meldingsbereidheid onder burgers als prioriteit te beschouwen bij het uitwerken van beleid en in contact te treden met partners [het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (MDRA), de Politie, het Openbaar Ministerie (OM), sociale partners en vertegenwoordigende organisaties]; — actief gebruik te maken van de toolkit die door het kabinet is ontwikkeld met campagnemateriaal voor gemeenten; — onderzoek te doen naar de relatie tussen aangifte- en meldingsbereidheid en het veiligheidsgevoel van Amsterdammers. De leden van de gemeenteraad S. Mbarki D. Timman J.M. Paternotte S.R.H. Blom 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 676 Publicatiedatum 8 oktober 2014 Ingekomen onder M Ingekomen op 1 oktober 2014 Behandeld op 1 oktober 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Blom, de heer Flentge en de heer Mbarki inzake de transitie van de jeugdzorg (stresstest). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van het raadslid de heer Blom van 23 september 2014 inzake de aanbevelingen in het rapport van de rekenkamer over de transitie van de jeugdzorg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 659); Overwegende dat: — de transitie jeugdzorg over drie maanden een feit is en een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt; — de gemeente Amsterdam ver op streek is met de plannen en ideeën voor uitvoering van de jeugdwet, maar het goed is om die te toetsen aan de praktijk en uitvoering zodat verbeterpunten gezien en doorgevoerd kunnen worden; — een stresstest een mooi instrument is om het proces van signalering of aanmelding tot afronding van de zorg gesimuleerd aan de hand van casussen in de praktijk te doorzien; — het jeugdveld van de gemeente en ook zorgaanbieders betrokken kunnen worden bij de simulatie, Draagt het college van burgemeester en wethouders op: — op korte termijn (zodat resultaten nog relevant zijn vóór 1 januari 2015) een stresstest transitie jeugdzorg uit te voeren die gericht is op uitvoering en de praktijk en casuïstiek; — de uitkomsten van de stresstest in de raadscommissie Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten te bespreken. De leden van de gemeenteraad, S.R.H. Blom EA. Flentge S. Mbarki 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 11 november 2021 Ingekomen onder nummer 770 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Yilmaz inzake onderzoek naar gebruik van snus onder scholieren Onderwerp Onderzoek naar gebruik van snus onder scholieren Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Wijzigingsverordening APV in verband met Alcoholwet en lachgas. Constaterende dat: — Er berichten zijn verschenen over het toenemend gebruik van snus onder jongeren; — Uit onderzoek blijkt dat er 28 kankerverwekkende stoffen zitten in snus?; — _Snus waar ook nicotine in zit reeds verboden is. Overwegende dat: — Onderzocht dient te worden hoe groot het gebruik van snus is onder Amsterdamse jongeren tot 18 jaar. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Te inventariseren op scholen of het gebruik van snus begint toe te nemen en of maatregelen nodig zijn om het te ontmoedigen. Indiener N. Yilmaz 1 https://www.parool.nl{nederland/populair-nicotinezakje-is-beter-dan-roken-maar-nog-steeds-niet-gezond-bafbaeda/
Motie
1
discard
Cliëntervaringsmonitor Jeugdhulp Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek- Waterland Rob Gilsing Anna Wróblewska Anna Jansma Jacintha Schuurman Lineke van Hal Steffie van Alphen Verwey- Jonker” Cliëntervaringsmonitor Jeugdhulp AMSTERDAM-AMSTELLAND EN ZAANSTREEK-WATERLAND Juli 2017 Rob Gilsing Anna Jansma Lineke van Hal Anna Wróblewska Jacintha Schuurman Steffie van Alphen Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies 3 1 Aanleiding en doel- envraagstelling 8 2 Onderzoeksopzet en -methoden n 3 Toegankelijkheid ondersteuning 15 4 Ketensamenwerking 27 5 Resultaten en doelrealisatie 35 6 Van belang in ondersteuning en verbeterpunten 50 Bijlage Topiclijsten telefonische interviews 59 2 Samenvatting en conclusies 1 Opzet van het onderzoek In het onderzoek maken we onderscheid naar: De Jeugdwet verplicht gemeenten om jaarlijks onderzoek te doen naar cliënterva- 1. Vrij toegankelijke jeugdhulp: . . 1 . sd ringen. Daartoe voerden de veertien gemeenten! in de regio's Amsterdam-Amstelland De hulp en ondersteuning door lokale teams waarbij in de veertien gemeenten en Zaanstreek- Waterland begin 2016 een kwantitatief onderzoek uit onder ouders en de eerste lijn is ondergebracht (Ouder- en Kindteams, Jeugdteams, wijkteams, jeugdigen die in 2015 jeugdhulp ontvingen. Dit onderzoek liet zien dat de jeugdhulp in etc). beide regio’s overwegend positief wordt beoordeeld door zowel ouders als jeugdigen. 2. Niet vrij toegankelijke jeugdhulp: Aandachtspunten waren de toegankelijkheid van de hulp, de ketensamenwerking en Vrijwillige specialistische hulp op het gebied van jeugd-ggz, jeugd met beper- doelrealisatie. Het onderzoek kende echter een aantal beperkingen. Zo was de respons kingen en/of jeugd- en opvoedhulp, en jeugdhulp in het gedwongen kader laag. Ook was een aantal specifieke groepen (ouders en jeugdigen met een lage oplei- (Geugdbescherming en jeugdreclassering). ding en vaders) niet of nauwelijks vertegenwoordigd. In 2017 willen de regio's het onderzoek op een andere wijze vormgeven. Aan het De hoofdvraag van het onderzoek is: Verwey-Jonker instituut is gevraagd om een kwalitatief onderzoek uit te voeren, om zo Wat zijn de ervaringen van ouders en jeugdigen die in 2016 contact hadden met vrij meer diepgaand inzicht te verschaffen. We zijn dan ook op zoek gegaan naar het verhaal toegankelijke en niet vrij toegankelijke jeugdhulp in de regio's Amsterdam-Amstel- achter de cijfers, met specifieke aandacht voor enkele punten waarop het eerdere kwan- land en Zaanstreek- Waterland? titatieve onderzoek de aandacht vestigde: toegankelijkheid en ketensamenwerking, Het onderzoek kende de volgende onderzoeksvragen: naast doelrealisatie en de resultaten van de jeugdhulp. Bovendien hebben we groepen cliënten betrokken die in het eerdere onderzoek niet of nauwelijks zijn gehoord. 1. _Hoe ervaren ouders en jeugdigen de toegankelijkheid van de jeugdhulp (weten waar ze moeten zijn, wachttijden)? Het onderzoek heeft daarmee een tweeledig doel. Ten eerste reiken we inzichten aan die 2. Hoe ervaren ouders en jeugdigen de ketensamenwerking (onderlinge afstem- kunnen bijdragen aan de verbetering van het jeugdstelsel in de betreffende regio's. Meer ming) tussen de verschillende jeugdhulppartners? specifiek is het doel om de ervaringen zoals die in de Cliëntervaringsmonitor 2015 naar 3. Vinden ouders en jeugdigen de hulp nuttig, zijn de doelen gerealiseerd? voren kwamen te verdiepen en in te kleuren en daarbij recht te doen aan de breedte van 4._In hoeverre zijn er verschillen in ervaringen met de jeugdhulp op basis van de de variëteit aan cliënten en hulpvormen. Ten tweede kunnen de gemeenten de resul- achtergrondkenmerken van ouders en jeugdigen, en op basis van het onder- taten van het onderzoek gebruiken om verantwoording af te leggen aan de rijksoverheid scheid vrij en niet vrij toegankelijke jeugdhulp? aangaande cliëntervaringen. 1 Het gaat om de volgende gemeenten in de regio Amsterdam-Amstelland: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. In de regio Zaanstreek-Waterland: Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad. 3 In het onderzoek zijn jeugdigen (vanaf 12 jaar) en ouders betrokken die in 2016 een hulp. Veel cliënten zijn dan ook niet direct bij de (vrij toegankelijke) lokale teams terecht van beide vormen van hulp ontvingen. We besteedden specifiek aandacht aan het inclu- gekomen, maar via andere partijen. Hetzelfde beeld zien we bij aanbieders, met de kant- deren van groepen cliënten die in het kwantitatieve onderzoek van 2016 niet of onvol- tekening dat daar niet anders verwacht mag worden. Een klein deel van deze cliënten doende zijn bereikt, namelijk lager opgeleiden en vaders. zegt via een lokaal team te zijn verwezen. Het draaide in dit onderzoek om het kwalitatief in beeld brengen van cliëntervaringen, Daarnaast zien we dat een deel van de cliënten van mening is dat zij de hulp of onder- met het doel om aandachtspunten voor de ontwikkeling en verbetering van de jeugd- steuning niet snel kregen. Wachttijden van enkele maanden voordat ondersteuning of hulp in beide regio’s aan te dragen. We stellen met nadruk dat het onderzoek geen repre- hulp daadwerkelijk van de grond komt, zijn geen uitzondering. Cliënten ervaren dat de sentatief beeld oplevert - dat is ook niet het doel van het onderzoek. De in dit rapport snelheid van de toegang tot hulp niet overeenkomt met de urgentie van hun problemen. gepresenteerde cijfers zijn ruwe indicaties van de cliëntervaringen. De meerwaarde van Soms worden zij steeds opnieuw doorverwezen, in andere gevallen zijn er wachtlijsten het onderzoek zit in de verdieping en inkleuring. of hebben cliënten geen idee waarom het zo lang duurt. In de Cliëntervaringsmonitor Het onderzoek bestond uit verschillende delen, met een sterke nadruk op telefonische 2015 werd eveneens geconstateerd dat de snelheid van de toegang tot hulp een verbe- interviews met cliënten: terpunt is. 1. Telefonische interviews met 78 cliënten: 68 ouders (55 moeders en 13 vaders) Tot toegang tot hulp rekenen we ook of de hulp als passend wordt ervaren bij de vraag en 10 jongeren (3 meisjes en 7 jongens). 42 van hen waren cliënt bij een speci- of het probleem waar cliënten mee komen: de toegang tot passende hulp. Passende hulp alistische aanbieder, 36 bij een lokaal team. 15 ouders hadden een laag oplei- of ondersteuning blijkt niet vanzelfsprekend, zo blijkt uit de ervaringen van cliënten. dingsniveau. Ouders geven hier uiteenlopende redenen voor: een kind past naar de mening van 2. Panelgesprekken met cliënten over de resultaten van de interviews. ouders niet in een bepaalde behandelgroep, de hulp is niet te combineren met arbeid- en zorgtaken van ouders, professionals weten niet hoe met een bepaald probleem om te gaan of de diagnose is inadequaat of ontbreekt. Cliënten die positief zijn over de mate 2 Onderzoeksresultaten waarin de hulp passend is, noemen vaak de mogelijkheid tot maatwerk als belangrijke 21 Toegankelijkheid van de hulp factor: het snel en flexibel in kunnen spelen op uiteenlopende vragen van cliënten. Ook De toegankelijkheid van de hulp wordt door de meeste cliënten positief beoordeeld. dit punt - meer maatwerk en het aansluiten bij behoeften - kwam in de Cliënter varings- Omdat het onderzoek mede tot doel had een bijdrage te leveren aan leren en ontwik- monitor 2015 als verbeterpunt naar voren, kelen binnen het jeugdstelsel in de beide regio's, hebben we in de analyse nadrukke- Als we cliënten om een algemeen oordeel over de toegang tot hulp vragen, waarin ze lijk gezocht naar verbeterpunten. Het onderzoek brengt dan ook een aantal duidelijke bovengenoemde aspecten betrekken, blijkt dat de opvatting over de mate waarin de aandachtspunten naar voren. zorg past en in mindere mate ook de ervaren snelheid van de toegang tot hulp ertoe leidt Zo zegt een aanzienlijk deel van de cliënten (en bijna alle jongeren) voorafgaand aan de dat cliënten het oordeel ‘onvoldoende’ geven. Bij cliënten die positief oordelen over de ondersteuning niet te weten waar ze terecht kunnen met hun hulp- of ondersteunings- toegankelijkheid van de hulp spelen dezelfde factoren een rol in de oordeelsvorming, vraag. Dit sluit aan bij het aandachtspunt uit de Cliëntervaringsmonitor 2015: ouders/ maar ook de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de hulpverlener worden als verzorgers vragen om betere informatievoorziening over de mogelijkheden van jeugd- factor genoemd. 4 2.2 Ketensamenwerking is met de ondersteuning een belangrijke rol. Soms speelt ook de mate waarin de zorg als Uit de Cliëntervaringsmonitor 2015 kwam naar voren dat ruim een kwart van de ouders passend is ervaren een rol. Cliënten die positief zijn, noemen soms ook de waardering ‘nooit of soms tevreden (is) over de samenwerking tussen hulpverleners om hun kind voor de concrete handvatten en tips die ze kregen. te kunnen helpen. Dat was reden om in dit onderzoek dieper in te gaan op deze samen- In bijna alle gevallen gingen cliënten hulpverlener in gesprek over de te bereiken doelen. werking. Dat neemt niet weg dat een aanzienlijk deel van de cliënten van mening is dat de onder- Bij een meerderheid van de cliënten die we in dit onderzoek spraken waren er meer- steuning niet heeft opgeleverd wat men wilde bereiken. De toelichting op dit negatieve dere organisaties betrokken bij de hulp. Ook was in een meerderheid van de gevallen oordeel is vaak dat de hulp niet aansloot bij de vraag of het probleem van de cliënt. Ook de school betrokken. Ondanks de betrokkenheid van meerdere organisaties zegt een komt het voor dat cliënt en hulpverlener andere doelen hebben. Daardoor kan de hulp- a: n , , verlener van mening zijn dat de doelen zijn gehaald, terwijl de cliënt daar anders over aanzienlijk deel van de betreffende cliënten dat er geen sprake is van samenwerking tussen deze organisaties. Het schort daarbij vooral aan onderlinge communicatie: het denkt. Tot slot worden ‘cliëntfactoren’ genoemd als verklaring voor het niet halen van gebrek daaraan en de kwaliteit ervan. In een enkel geval noemt een cliënt het ontbreken doelen: geringe motivatie, verschil in inzicht tussen ouders, van regie. De communicatie is vaak bepalend voor de vraag of cliënten de samenwer- Een negatief oordeel over het bereiken van de doelen betekent niet automatisch dat de king tussen verschillende organisaties als voldoende of onvoldoende ervaren. Een hulp ook als niet nuttig is ervaren. Er is een kleine groep cliënten die de hulp als nuttig aantal keren is ook de gebrekkige samenwerking tussen hulp en onderwijs genoemd. heeft ervaren, ondanks het feit dat vooraf gestelde doelen niet bereikt zijn. De hulp heeft De meeste cliënten vinden dat professionals op een nette manier met hun persoonsge- dan toch wat teweeggebracht bij de cliënt. gevens omgaan. Cliënten geven aan dat er voldoende discretie is, en dat er om toestem- Een substantieel deel van de cliënten ziet het effect van de hulp op zelfstandigheid en ming wordt gevraagd om zaken uit het dossier met anderen te bespreken. De negatieve zelfredzaamheid van kinderen en jongeren niet. Ook dat komt terug in de Cliënterva- ervaringen van cliënten komen juist voort uit het ontbreken van deze toestemming. ringsmonitor 2015. Cliënten geven uiteenlopende oorzaken aan, die deels de consta- Niet alle cliënten hebben het gevoel dat zij inspraak hebben gehad in de hulp die zij tering dat dit effect niet wordt gezien relativeren: het vergroten hiervan was geen doel kregen — de meerderheid wel. Cliënten hechten er waarde aan dat hulpverleners naar van de hulp, het was te vroeg om er iets over te zeggen, en sommige ouders zeggen ook hen luisteren, hen serieus nemen en hen daadwerkelijk ruimte geven voor hun eigen dat hun kinderen wel zelfstandiger of zelfredzamer zijn geworden, maar niet als gevolg inbreng. Hulpverleners hebben soms wel de intentie om cliënten mee te laten praten en van de hulp. beslissen, maar in de praktijk wordt met de inbreng van cliënten niet altijd iets gedaan. Het meest genoemde effect van de hulp is op het gedrag van kind of jongere, op een betere In de ogen van sommige cliënten hebben hulpverleners (alsnog) vaak het laatste woord. thuissituatie en op de situatie op school. Op andere terreinen zien minder cliënten een effect: vrijetijdsbesteding, relaties met vrienden en anderen en gezondheid. 2.3 Resultaten van de hulp en doelrealisatie De meerderheid van de cliënten beoordeelt de opbrengsten van de ondersteuning met 2.4 Van belang in ondersteuning en verbeterpunten een voldoende, vaak een ruime voldoende. Zoals ook in de Cliëntervaringsmonitor Als we kijken naar die aspecten van de ondersteuning die cliënten het belangrijkst 2015 terugkomt, heeft een minderheid een negatief oordeel over de resultaten van de vonden, staan de bereikte doelen met stip bovenaan. In hun toelichting hierop geven ondersteuning, In het oordeel over de resultaten spreekt vanzelfsprekend dat wat bereikt cliënten met name voorbeelden van hoe hun kwaliteit van leven door de ondersteuning 5 toegenomen is. Daarna worden ‘een luisterend oor’ en ‘het krijgen van tips en/of hand- 3, Reflectie op het onderzoek vatten’ het meest genoemd. De voorbeelden van tips en handvatten die cliënten noemen Vergeleken met de Cliëntervaringsmonitor 2015 hebben wij in dit onderzoek een alter- Wer Erstienwamium zelfredzaamheid. natieve onderzoeksmethode gebruikt. Het eerdere onderzoek had tot doel een repre- Wat betreft de vraag wat cliënten negatief ervaren hebben aan de ondersteuning of wat sentatief beeld van cliëntervaringen jeugdhulp in de regio's Amsterdam-Amstelland de volgende keer beter zou kunnen, wordt het ontbreken van passende zorg het meest en Zaanstreek- Waterland te geven. Mede door de gebrekkige respons van 7% in een genoemd. Alleen cliënten van aanbieders hebben dit punt verder toegelicht. In hun niet a-select getrokken steekproef heeft dat onderzoek niet dat representatieve beeld voorbeelden ging het er met name om dat ondersteuning ontbrak of niet goed aansloot. opgeleverd. In het voorliggende onderzoek ging het om een kwalitatieve verdieping en Als verbeterpunten noemen ze dat de aanpak meer wijkgericht moet zijn, en dat het inkleuring van het eerdere onderzoek. We staan tot slot kort stil bij de ervaringen met hulpverleningstraject meer samen met het kind vormgegeven moet worden. Ook geven deze alternatieve wijze om cliëntervaringen in beeld te brengen. ze suggesties om de bereikbaarheid van de hulpverlening te vergroten. Daarna worden negatieve ervaringen met ‘aansluiting school en hulp’ en ‘snelheid van de hulp’ het meest 31 Opzet vragenlijst genoemd. Kwalitatieve verdieping en inkleuring heeft in dit onderzoek vorm gekregen door het uitvoeren van telefonische interviews en een aantal panelgesprekken. Hoewel de telefo- 2.5 Belangrijkste bevindingen nische interviews veel verdiepende informatie opgeleverd hebben, vragen we ons af of Tot slot formuleren we kort nog eens de belangrijkste bevindingen. In het algemeen de opzet van de vragenlijst cliënten voldoende heeft uitgenodigd om vanuit hun eigen geldt dat veruit de meeste cliënten die we in het kader van dit onderzoek spraken positief perspectief de meest relevante ervaringen te benoemen. Een aanbeveling zou zijn om zijn over de diverse aspecten van de hulp die ze ontvangen hebben. Cliënten die kriti- in volgend onderzoek de interviews te starten met een aantal open vragen naar wat scher zijn over de hulp, baseren hun oordeel op de geringe mate waarin de hulp aansluit volgens de cliënt zijn/haar belangrijkste ervaringen met jeugdhulp zijn. In dit onder- op hun vraag of ondersteuningsbehoefte. Passende zorg hangt samen met de resultaten zoek eindigden we de vragenlijst hiermee. Vervolgens kan men gericht doorvragen op en doelrealisatie in de hulp, het aspect waar het grootste deel van de cliënten het meeste een aantal vooraf geformuleerde thema’s. Deze opzet geeft meer ruimte voor cliënten belang aan hecht. om aan te geven wat voor hen persoonlijk (het meest) van belang is. Dit kan belangrijke Daarnaast beoordelen cliënten de snelheid waarmee hulp tot stand komt relatief vaak (nieuwe) aandachtspunten opleveren. negatief, waarbij zij wachttijden van enkele maanden noemen. Ook zegt een aanzienlijk De panelgesprekken zijn wel gestart met open vragen naar cliëntervaringen. Een andere deel van de cliënten voorafgaand aan de hulp niet te weten waar ze met hun vraag of aanbeveling is om de vragenlijst eerst met een beperkt aantal cliënten te testen, zodat probleem terecht konden. deze nog beter aansluit. In voorliggend onderzoek gaven cliënten bijvoorbeeld aan dat In dit onderzoek hebben we tentatief naar verschillen in ervaringen tussen ouders met zij het gevoel hadden dat hen een paar keer naar hetzelfde werd gevraagd en dat er te een laag en ouders met een hoger opleidingsniveau gekeken. Heel voorzichtig consta- weinig ruimte was om het bereiken van doelen te bespreken die niet al in de vragenlijst teren we dat het lijkt alsof hoger opgeleide ouders wat kritischer zijn dan laagopgeleide benoemd stonden. Verschillende aspecten van bovenstaande reflectie op het onderzoek ouders. Tussen vaders en moeders zien we geen noemenswaardige verschillen. komen ook naar voren in de tussenrapportage van de pilot van de Modelvragenlijst Cliëntervaring Jeugd en Ouders (MCJO) (NJI & Stichting Alexander, 2017). 6 3.2 Representativiteit om onder lotgenoten’ te zijn (herkenning en van elkaar leren), en nodigt de setting De regio's hebben een groot werkgebied, met aanzienlijke verschillen tussen gemeenten uit om op elkaars ervaringen te reageren, wat het voor sommige jongeren makkelijker De ulp van lokale teams en de niet vrij toegan- maakt om over hun ervaringen te vertellen dan tijdens een individueel gesprek. Even- kelijke hulp van specialistische aanbieders zijn er grote verschillen. Het streven om goed vergt de werving van jongeren voor panelgesprekken een intensieve en gerichte cliënten uit alle gemeenten en voor beide typen hulp te betrekken in het onderzoek, aanpak, met toch nog altijd een onzekere opkomst. Jongeren gaven zelf als tip om de leidde ertoe dat het onderzoek onder een relatief groot aantal cliënten uitgevoerd is. werving te laten lopen via mensen die zij kennen en vertrouwen (zoals hulpverleners of De relatief grote onderzoeksgroep voedt de neiging om bij het duiden van de onder- (ervaringsdeskundige) jongeren). Ook werd genoemd dat het kan werken als zij direct zoeksresultaten (te) veel betekenis te geven aan aantallen en percentages. Deze focus op aangesproken worden over het onderzoek, bijvoorbeeld op het schoolplein. Sociale aantallen is gezien het ontbreken van representativiteit niet verantwoord. De diversiteit media kunnen daarnaast ook een ingang zijn om met jongeren in contact te komen. achter de aantallen is te groot om daar conclusies aan te verbinden. Om recht te kunnen 3.4 Onderzoeksdoel doen aan de diversiteit tussen lokale teams onderling en aan de verschillen tussen vrij Indien het doel is om te komen tot verbeterpunten in de hulp, is het goed om dit expli- en niet vrij toegankelijke hulp, bevelen we aan deze afzonderlijk te onderzoeken, met ciet tot doel van het onderzoek te maken. Het komen tot verbeterpunten — wat om afzonderlijke vraagstellingen. Voor de vrij toegankelijke hulp verdient het aanbeve- ruimte voor kritiek en een lerende houding vraagt - kan op gespannen voet staan met ling dat de onderzoeken op het niveau van gemeenten worden uitgevoerd, waarbij per het beoogde doel om aan de verantwoordingsplicht aan de rijksoverheid te voldoen. De gemeente een substantieel aantal cliënten wordt geïncludeerd. Onderzoek naar niet vrij verplichting om cliëntervaringsonderzoeken uit te voeren is in de Jeugdwet opgenomen toegankelijke hulp kan wel op regionaal niveau plaats vinden, om gemeenten in staat te stellen tot betere jeugdhulp te komen. De verantwoording aan De gekozen werkwijze om de resultaten van telefonische interviews voor te leggen in de rijksoverheid zou dan ook geen doel op zich moeten zijn. panelgesprekken, werkte op zich goed. Tegelijkertijd heeft het ten opzichte van de infor- matie uit de interviews een beperkte meerwaarde. 3.5 Werving De werving van respondenten verliep in dit onderzoek via lokale teams en aanbieders. 3.3 Specifieke doelgroepen We vroegen deze teams en aanbieders om de laatste tien afgesloten cliënten van 2016 Het lijkt er op dat cliënten die meervoudige hulp ontvangen (waarbij meerdere aanbie- te benaderen met de vraag of zij mee wilden werken aan dit onderzoek en bij instem- ders of partijen betrokken zijn) op een aantal punten minder goede ervaringen hebben. ming de contactgegevens aan de onderzoekers door te geven. Een aantal lokale teams en Het verdient aanbeveling om hier in cliëntervaringsonderzoeken gericht aandacht aan aanbieders heeft hier op een constructieve wijze aan meegewerkt. Bij een aantal andere te besteden. was dit een moeizaam proces. Ook de wijze waarop de ervaringen van jongeren worden onderzocht, verdient afzon- Tot slot: in sommige gevallen bleken cliënten waarvan door lokale teams contactgege- derlijke aandacht. Net als in andere onderzoeken bleek het lastig om jongeren te moti- vens waren aangeleverd niet op de hoogte van het onderzoek. Deze cliënten hadden veren om deel te nemen aan interviews. In sommige panelgesprekken ging dit beter. Het dus geen toestemming gegeven. Volgens de beoogde werkwijze zoals die ook met teams houden van panelgesprekken lijkt voor jongeren een meer geschikte methode dan het (en aanbieders) is gedeeld had dit niet mogen gebeuren. Het is van groot belang hier in afnemen van telefonische interviews. In een panelgesprek is er face-to-face contact met toekomstig onderzoek zeer alert op te blijven, zodat gegevens van cliënten niet onge- de onderzoeker(s), wat het contact persoonlijker maakt. Ook doet het jongeren goed vraagd gedeeld worden met derden. 7 ( Aanleiding en doel- en vraagstelling 11 _ Aanleiding 12 Pilot cliëntervaringen De Jeugdwet verplicht gemeenten om jaarlijks onderzoek te doen naar cliënterva- De regio's Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek- Waterland participeren in de lande- ringen. Daartoe voerden de veertien gemeenten?” in de regio's Amsterdam- Amstelland lijk pilot MCJO. Stichting Alexander en het NJI zijn in opdracht van VNG en met en Zaanstreek- Waterland begin 2016 een kwantitatief onderzoek uit onder ouders en subsidie van VWS een pilot gestart in 10 gemeenten/regio's om het meten van cliënter- jeugdigen die in 2015 jeugdhulp ontvingen. Het kwantitatieve onderzoek uit 2016 laat varingen ten aanzien van de Jeugdhulp met de modelvragenlijst te evalueren en bege- zien dat de jeugdhulp in de regio's Amsterdam Amstelland en Zaanstreek- Waterland leiding te bieden bij de kwalitatieve afname van de cliëntervaringsmonitor (CEM) in overwegend positief wordt beoordeeld door zowel ouders als jeugdigen. Aandachts- 2017. Binnen het kwalitatieve onderzoek is er aandacht voor de bij wet gestelde items punten zijn de toegankelijkheid van de hulp, de ketensamenwerking en doelrealisatie. in de cliëntervaringsonderzoeken jeugd: de toegankelijkheid van de voorzieningen, de Er is evenwel een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het onderzoek uit 2016: de kwaliteit van de ondersteuning en het ervaren effect op gezond en veilig opgroeien, lage respons en het niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn van een aantal specifieke op het groeien naar zelfstandigheid, op de zelfredzaamheid en op de maatschappelijke groepen: ouders en jeugdigen met een lage opleiding, en vaders. participatie. In 2017 willen de regio's Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek- Waterland middels Het doel van deze pilot is om lering te trekken uit deze ervaringen, met als resultaatge- een kwalitatief onderzoek invulling geven aan hun wettelijke plicht, om zo meer leer- bieden: opbrengsten uit het onderzoek te kunnen halen. Een kwalitatief onderzoek dient meer e Deervaringen in deze tien pilotgemeenten/regio's te monitoren, de vragenlijst te diepgaand inzicht te verschaffen: het verhaal achter de cijfers, met specifieke aandacht evalueren en zo mogelijk te valideren. voor enkele punten waarop het eerdere kwantitatieve onderzoek de aandacht vestigde. en e Om samen met de tien pilotgemeenten/ regio's toe te werken naar een passende Bovendien dient het voorgestelde onderzoek groepen cliënten te betrekken die in het , structuur van meten en verbeteren voor de toekomst, waarin we ook zoeken naar eerdere onderzoek niet of nauwelijks zijn gehoord. De keuze voor een kwalitatief onder- , samenhang met relevante bestaande meetinstrumenten. zoek impliceert dat met het onderzoek geen representatieve uitspraken kunnen worden daan. : bedaan 1.3 Doelen vraagstelling Het onderzoek heeft daarmee een tweeledig doel: het aanreiken van inzichten die bijdragen aan het leren en ontwikkelen van het jeugdstelsel in de betreffende regio's, en het afleggen van verantwoording aan de rijksoverheid aangaande cliëntervaringen. Daarbij ligt de nadruk op thema's die in de Cliëntervaringsmonitor 2015 van de regio’s naar voren kwamen als zaken die extra aandacht behoefden: toegankelijkheid en 2 Het gaat om de volgende gemeenten in de regio Amsterdam-Amstelland: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, . . Ouder-Amstel en Uithoorn. In de regio Zaanstreek-Waterland: Beemster, Edam-Volendam, ketensamenwerking. Daarnaast besteden we in het onderzoek aandacht aan doelrea- Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad. 8 lisatie en aan de resultaten van de jeugdhulp. Het onderzoek dient de resultaten van de De hoofdvraag van het onderzoek focust zich op de volgende onderwerpen: toegan- Cliëntervaringsmonitor 2015 te verdiepen en in te kleuren, waarbij recht wordt gedaan kelijkheid, ketensamenwerking en doelrealisatie. Daarmee komen we tot de volgende aan de breedte in variëteit van cliënten en hulpvormen. onderzoeksvragen: 1. Hoe ervaren ouders en jeugdigen de toegankelijkheid van de jeugdhulp (weten Doel van het onderzoek waar ze moeten zijn, wachttijden)? Het kwalitatief in beeld brengen van ervaringen van ouders en jeugdigen met jeugd- 2. Hoe ervaren ouders en jeugdigen de ketensamenwerking (onderlinge afstem- hulp, met specifieke aandacht voor toegankelijkheid van de hulp, de ketensamenwer- ming) tussen de verschillende jeugdhulppartners? king en doelrealisatie. Het onderzoek draagt daarmee bij aan: 3. Vinden ouders en jeugdigen de hulp nuttig, zijn de doelen gerealiseerd? e _Hetleren en ontwikkelen binnen het jeugdhulpstelsel in beide regio's. 4. In hoeverre zijn er verschillen in ervaringen met de jeugdhulp op basis van de e De verantwoording richting de rijksoverheid. achtergrondkenmerken van ouders en jeugdigen, en op basis van het onder- scheid vrij en niet vrij toegankelijke jeugdhulp? Het is belangrijk om in het onderzoek onderscheid te maken naar de volgende vormen van jeugdhulp: We includeren in het onderzoek ouders en jeugdigen vanaf 12 jaar die in 2016 een van 1. Vrij toegankelijke jeugdhulp: beide vormen van hulp ontvingen. We besteden specifiek aandacht aan het includeren ‚ En ‚ van groepen cliënten die in het kwantitatieve onderzoek van 2016 niet of onvoldoende de hulp en ondersteuning door lokale teams waarbij in de veertien gemeenten de . u zijn bereikt, namelijk lager opgeleiden en vaders. eerste lijn is ondergebracht (Ouder- en Kindteams, Jeugdteams, wijkteams, etc.) 2. Niet vrij toegankelijke jeugdhulp: … VOS NEEN D 14 Leeswijzer vrijwillige specialistische hulp op het gebied van jeugd-ggz, jeugd met beper- In het volgende hoofdstuk presenteren we de opzet van het onderzoek en gaan we in kingen en/of jeugd- en opvoedhulp, en jeugdhulp in het gedwongen kader op het verloop van het veldwerk. Daarna komen in afzonderlijke hoofdstukken de drie Geugdbescherming en jeugdreclassering). themas uit de vraagstelling terug: toegankelijkheid (H3), ketensamenwerking (H4) en Dat leidt tot de volgende hoofdvraag van het onderzoek: resultaten en doelrealisatie (H5). In hoofdstuk 6 gaan we in meer algemene zin in op wat cliënten als belangrijke elementen van de hulp hebben ervaren, en op de vraag wat Wat zijn de ervaringen van ouders en jeugdigen die in 2016 contact hadden met vrij 8 . , ‚ a: oo: zij als negatieve en verbeterpunten zien. In de Samenvatting en conclusies, die voor in dit toegankelijke en niet vrij toegankelijke jeugdhulp in de regio's Amsterdam-Amstel- 8 tal: rapport zijn opgenomen, presenteren we de aandachtspunten voor de ontwikkeling en land en Zaanstreek- Waterland? , , as e : ; a: verbetering van de jeugdhulp in beide regio’s. Bovendien reflecteren we hier op de in dit onderzoek gevolgde werkwijze om cliëntervaringen in beeld te brengen. 9 In de afzonderlijke hoofdstukken presenteren we steeds eerst de oordelen in cijfers. Daarna presenteren we steeds een aantal toelichtingen op deze cijfermatige oordelen, waarbij we een onderscheid maken tussen cliënten van lokale teams en aanbieders, en binnen die groepen tussen cliënten met negatieve en positieve ervaringen. Het onderzoek heeft tot doel de ervaringen zoals die in de Cliëntervaringsmonitor 2015 naar voren kwamen te verdiepen en in te kleuren en daarbij recht te doen aan de breedte van de variëteit aan cliënten en hulpvormen. Daarom is gekozen voor het interviewen van een groot aantal cliënten (zie hoofdstuk 2 voor de onderzoeksopzet). Om met hen het gesprek aan te gaan, hebben we hebben steeds eerst op een kwan- titatieve manier naar ervaringen gevraagd, om hen zo na te laten denken over hun oordeel. Bovendien was het zo mogelijk om de toelichtingen op positieve en negatieve oordelen uit elkaar te halen. In dit rapport starten we ieder onderwerp met een kwantitatieve weergave van de ervaringen van cliënten. We stellen met nadruk dat dit geen representatief beeld ople- vert. Dat is ook niet het doel van het onderzoek. De cijfers zijn ruwe indicaties van de cliëntervaringen. Het draait in dit onderzoek om het kwalitatief in beeld brengen van cliëntervaringen, met het doel om aandachtspunten voor de ontwikkeling en verbetering van de jeugd- hulp in beide regio's aan te dragen. Dat betekent ook dat we daarbij gekozen hebben voor een focus op cliënten die een negatief oordeel hebben. Zij zullen in de afzon- derlijke hoofdstukken wat vaker aan het woord zijn dan cliënten met positieve erva- ringen, hetgeen niet wegneemt dat we bij deze cliënten hebben proberen te achter- halen wat maakte dat zij positief waren. In de tabellen waarin we de kwantitatieve bevindingen weergeven, gebruiken we voor het totaal steeds percentages. Alleen voor de jongeren doen we dit niet, omdat dit gegeven de inclusie van in totaal 10 jongeren een hachelijke zaak is. 10 2 Onderzoeksopzet en -methoden Tabel 2.1 Beoogde inclusie cliënten Onderzoeksopzet Het onderzoek bestaat uit verschillende delen, met een sterke nadruk op telefonische MA Aakn kn interviews met cliënten: Amsterdam* 9 6 3 1. Telefonische interviews met cliënten. Zaanstad 5 4 1 2. Inventarisatie en analyse van cliëntonderzoeken door aanbieders jeugdhulp. Purmerend 5 4 1 3. Panelgesprekken met cliënten over de resultaten van 1 en 2. Aalsmeer 3 2 1 Amstelveen 3 2 1 241 Telefonische interviews Ouder-Amstel 3 2 1 Edam-Volendam 3 2 1 Werving cliënten Waterland 3 2 1 Het doel was om in totaal 97 cliënten telefonisch te interviewen: 52 cliënten vrij toegan- Landsmeer 3 2 1 kelijke hulp (lees: lokale teams)” en 45 cliënten van aanbieders van specialistische jeugd- On 3 2 1 hulp. De verhouding tussen ouders en jeugdigen was 2:1. Vanwege de omvang van de Uithoorn 3 D 1 gemeenten Amsterdam, Purmerend en Zaanstad was het doel om in deze gemeenten Diemen 3 2 1 meer cliënten vrij toegankelijke jeugdhulp te werven. Bij de niet vrij toegankelijke hulp Wormerland 5 2 was het doel om evenredig cliënten van jeugd-ggz, van jeugdhulp voor mensen met een Beemster 3 2 licht verstandelijke beperking en van jeugd- en opvoedhulp te betrekken. Subtotaal 52 36 16 Het schema in tabel 2.1 geeft de beoogde aantallen respondenten weer. Niet-vrij toegankelijke hulp e _Jeugd-ggz 15 10 5 © _ Jeugd met beperkingen 15 10 5 © _Jeugd- en opvoedhulp 15 10 5 Subtotaal 45 30 15 Totaal 97 66 31 en * Waarvan 6 cliënten van Ouder- en Kindteams en 3 van SamenDoen-teams (gericht op gezinnen met complexe, meervoudige problematiek. 3 Oorspronkelijk was beoogd om 42 cliënten van lokale teams te includeren. Omdat het in een latere fase van het onderzoek niet goed mogelijk bleek om panelgesprekken met deze cliënten te organiseren, zijn de twee voorziene panelgesprekken vervangen door 10 extra interviews. Ki Om de cliënten in het onderzoek te includeren, zijn de lokale teams en een aantal aanbie- ners, en het bereiken van de doelen. Daarnaast kregen respondenten de mogelijkheid ders van specialistische jeugdhulp benaderd. De selectie van te benaderen aanbieders is om verbeterpunten voor de jeugdhulp te benoemen. gemaakt door de opdrachtgever van het onderzoek. De opdrachtgever heeft het onder- De telefonische interviews duurden ongeveer 30 minuten. zoek bij de aanbieders geïntroduceerd. We hebben zowel de lokale teams als de geselecteerde aanbieders van specialistische Gerealiseerde interviews jeugdhulp gevraagd om de namen van cliënten (jeugdigen of hun ouders) van de tien Uiteindelijk zijn in totaal 78 interviews gerealiseerd. Dat het uiteindelijke aantal lager is laatste in 2016 afgesloten casussen te verstrekken, uiteraard nadat cliënten om toestem- uitgevallen dan beoogd, heeft verschillende oorzaken: ming was gevraagd om hun naam aan ons door te geven. Daarbij informeerden de e De aanlevering van cliënten door aanbieders en lokale teams startte later dan aanbieders en de lokale teams de in aanmerking komende cliënten over het doel van gepland en kostte ook veel meer tijd dan gepland. Daardoor werd de periode het onderzoek, over de omgang met hun gegevens en over wat zijn verder konden waarin de interviews gerealiseerd dienden te worden aanzienlijk ingekort, en liep verwachten. Door per instelling of lokaal team uit 10 cliënten te kunnen putten, was het deze periode bovendien door tot in de meivakantie, een periode waarin cliënten idee dat we daarmee ook op geslacht van de ouder en opleidingsniveau (zie verderop) minder makkelijk bereikbaar waren. zouden kunnen sturen. e Een deel van de aanbieders en lokale teams leverden onvolledige gegevens van We vroegen de aanbieders en lokale teams om de namen, het geslacht en de leeftijd te cliënten. Het kostte (achteraf tevergeefs) tijd om te pogen deze gegevens alsnog geven van de jeugdige die cliënt was, om (bij aanbieders) het type hulp aan te geven compleet te krijgen. Geugd-ggz, jeugd-lvb, jeugd- en opvoedhulp), om de namen van de ouders die we even- e Een deel van de aanbieders en lokale teams bleek niet in staat om tien cliënten te tueel zouden kunnen benaderen en om de contactgegevens. leveren. Bij sommige van hen beperkte het zich tot twee of drie cliënten. Een klein Het was de bedoeling om in het onderzoek minimaal tien vaders te includeren, en daar- deel van de aanbieders en lokale teams heeft geen cliënten geleverd. naast minimaal 20 ouders en 10 jongeren met een laag opleidingsniveau. e Een klein deel van de aangeleverde cliënten zei bij benadering voor een afspraak niet te weten van het onderzoek en wensten daarom niet mee te werken. Opzet interviews e Een aantal interviews, vooral met jongeren, waarvoor afspraken waren gemaakt, In overleg met de opdrachtgever is de itemlijst voor de telefonische interviews opge- konden toch geen doorgang vinden omdat de cliënten bij nader inzien geen tijd steld (zie bijlage voor de topiclijsten). Cliënten gaven steeds per onderwerp eerst een hadden of de afspraak vergeten waren. beoordeling in cijfers te laten geven (1-10) of een mening over een stelling. Daarna vroegen we hen dit cijfer te onderbouwen. Het geven van een cijfer maakt het in de Tabel 2.2 geeft een overzicht van de gerealiseerde interviews: analyse eenvoudig mogelijk om meer positieve en meer negatieve waarderingen te onderscheiden. Themas in de vragenlijst waren: de toegankelijkheid van de jeugdhulp (informatie- voorziening over de mogelijkheden van jeugdhulp, wachttijden, doorverwijzingen), de ketensamenwerking (onderlinge afstemming) tussen de verschillende jeugdhulppart- 12 Tabel 2.2 Gerealiseerde telefonische interviews Het overzicht laat zien dat we voor de specialistische aanbieders 42 van de beoogde 45 cliënten hebben kunnen includeren. We hebben meer ouders geïnterviewd dan beoogd PES VK Fo Ouders Phr) A ï 3 4 (36 in plaats van 30) en minder jongeren dan beoogd (6 in plaats van 15). Het is niet tra Bascul 0 9 9 mogelijk gebleken om het onderscheid naar cliënten jeugd-ggz, jeugd-lvb en jeugd- en ASCULE Ket 5 B B opvoedhulp te maken. De aanbieders hebben deze informatie over hun cliënten veelal EE 0 3 3 niet aangeleverd. Omdat het een in hoofdzaak beleidsmatig/professioneel onderscheid Leveo 0 2 2 is, hebben we ervoor gekozen niet te trachten via de cliënten zelf deze informatie te Odion 0 3 3 achterhalen. BEE en E E a Van de lokale teams hebben we uiteindelijk 36 van de 52 beoogde interviews kunnen Parnassia Ì 2 3 realiseren. Ook hier lukte het niet goed om jongeren te includeren: 4 in plaats van de Pluryn-Hoenderloo Ì 2 3 beoogde 16. Bij de ouders komen we redelijk in de buurt van het beoogde aantal: 32 van Spirit 0 5 5 de 36. Triversum 1 0 1 UnalZorg 1 0 1 We hebben in totaal 13 vaders kunnen includeren, iets hoger dan het beoogde aantal Subtotaal 6 36 42 van 10. Bij de jongeren liggen de sekseverhoudingen geheel anders dan bij de ouders: 7 jongens en 3 meisjes. Lokale teams Amstelveen Ô 5 5 Kijken we naar het opleidingsniveau, dan zien we dat we 15 ouders met een laag oplei- Beemster 0 i i dingsniveau hebben geïncludeerd. Dit is lager dan het beoogde aantal van 20. Het Diemen 1 1 2 uitgangspunt was dat we respondenten zouden selecteren op opleidingsniveau, waarbij Ed Vallendkn 0 3 3 bij een te laag aantal laagopgeleiden op een bepaald moment we respondenten met Amsterdam” 1 10 1 een hogere opleiding na het vaststellen daarvan bij aanvang van het interview zouden Oostzaan 0 3 3 bedanken voor hun medewerking. Op die manier wilden we het quotum laagopge- Ouder-Amstel 1 2 3 leiden realiseren. In de eerste interviews die we hielden bleek evenwel dat het stellen Purmerend 0 l van de vraag naar de hoogste behaalde opleiding aan aanvang van het interview op de Waterland 0 3 3 nodige weerstand stuitte bij respondenten. Dat was aanleiding om deze vraag voortaan Wormerland 0 Ì Ì aan het einde van het interview te stellen. Zaanstad 0 6 6 Subtotaal 4 32 36 Voor de jongeren zien we ervan af om te rapporteren over opleidingsniveau. We vinden Totaal 10 68 78 het niet juist om van jongeren die nog met een opleiding bezig zijn en mogelijk nog * Waarvan 9 cliënten OKT (8 ouders, 1jongere} en 2 van SamenDoen (beiden ouders} vervolgopleidingen gaan doen te zeggen of zij wel of niet laagopgeleid zijn. 13 24.2 Onderzoeken aanbieders Oorspronkelijk was het de bedoeling om een panelgesprek te doen met jongeren die Alle aanbieders van specialistische jeugdhulp die in het kader van dit onderzoek zijn in pleegzorg zijn bij de William Schrikker Groep (WSG). Na overleg met WSG en de benaderd, is tevens gevraagd of zij beschikken over een eigen (ervarings)onderzoek opdrachtgever is besloten dat een beperkt aantal telefonische interviews beter bij deze onder cliënten. Dit bleek voor drie aanbieders het geval. Het doel was de bevindingen groep cliënten past. Het is - echter niet gelukt om jongeren te vinden die hieraan mee uit deze onderzoeken te integreren met de resultaten uit het voorliggende onderzoek. wilden werken. We hebben moeten vaststellen dat deze onderzoeken thematisch te weinig aansluiten De verslagen van de panelgesprekken zijn meegenomen in de analyses in de verschil- bij onze onderzoeken, dan wel dat de methodologische onderbouwing en uitwerking lende hoofdstukken. onvoldoende was. Dit laatste is gezien het doel ervan (intern gebruik) niet problema- tisch, maar het belemmert benutting ervan in het voorliggende onderzoek. 24.3 Panelgesprekken Om de resultaten uit de interviews en de onderzoeken van de aanbieders te toetsen, aan te scherpen en te verdiepen, zijn vier panelgesprekken georganiseerd: e Twee panelgesprekken met cliënten die actief zijn in/bekend zijn bij het Jeugd- platform Amsterdam. In het eerste van deze panelgesprekken stond het thema ‘resultaten van jeugdhulp/doelrealisatie’ centraal. Aan dit gesprek namen twee ouders en drie jongeren deel. In het tweede gesprek ging het om de themd's toegankelijkheid van de hulp en ketensamenwerking. Aan dit gesprek nam één ouder deel. Deze ouder nam ook deel aan het eerste gesprek. e Een panelgesprek met cliënten van JBRA (Jeugdbescherming Regio Amsterdam); zij krijgen jeugdhulp in het gedwongen kader. Aan dit gesprek namen 2 ouders en 1 jongere deel. e Een panelgesprek met jongeren die cliënt waren of zijn bij de jeugdteams in Zaan- stad. Aan dit gesprek namen 7 jongeren in de leeftijd tussen 12 en 21 deel. 14 C: Toegankelijkheid ondersteuning In dit hoofdstuk gaan we in op diverse aspecten van de toegankelijkheid van de onder- Ook de cliënten van aanbieders zijn daar via veel verschillende wegen terecht gekomen. steuning. Eerst gaan we kort in op de wijze waarop de cliënten in dit onderzoek bij Ook hier blijkt (voor de in dit onderzoek geïncludeerde cliënten) de school de belang- het lokale team of de aanbieder van specialistische hulp terecht zijn gekomen (para- rijkste verwijzer, althans, in de perceptie van cliënten. Formeel kunnen scholen graaf 3.1). Daarna gaan we in op de vraag in hoeverre cliënten wisten waar ze met hun immers geen toegang verlenen tot specialistische hulp. Andere toegangspoorten probleem of vraag terecht konden (paragraaf 3.2). In paragraaf 3.3 presenteren we hoe vormen medisch specialisten, andere aanbieders van specialistische hulp, huisartsen, cliënten de snelheid waar mee ze hulp kregen ervoeren en waardeerden. Vervolgens jeugdartsen en de jeugdbescherming. Opvallend is dat slechts twee van de 38 cliënten gaan we in paragraaf 3.4 in op de vraag of cliënten vonden dat de ondersteuning die ze zeggen dat zij via het lokale team bij de specialistische jeugdhulp terecht zijn gekomen. kregen passend was voor het probleem of de vraag die ze hadden. In paragraaf 3.5 laten Voorzien is dat deze teams een belangrijke rol zouden spelen in de toegang tot deze hulp. we cliënten hun overall oordeel over toegankelijkheid geven. We sluiten dit hoofdstuk af Tabel 3.2 Toegang tot aanbieder specialistische jeugdhulp met aandachtspunten, waarbij ook de inzichten uit eigen onderzoeken van aanbieders en uit de panelgesprekken worden meegenomen. à ú id Via lokaal team 2 5 I Via huisarts 5 13 0 31 Toegang tot ondersteuning Via jeugdarts n rn Vande cliënten vanlokale teams die we in dit onderzoek hebben bevraagd, is het grootste Via medisch specialist 7 18 0 deel via de school bij het lokale team terecht gekomen. Voor het overige is er veel variatie Anders - school 8 21 1 in de wijze waarop men binnen komt bij het lokale team: door zelf aan te melden, via de Anders — andere aanbieder 4 10 1 huisarts, via de politie, door terugverwijzing vanuit specialistische jeugdhulp of via het Anders - JBRA 3 8 0 consultatiebureau. Anders - overig s 1 2 Tabel 3.1 Toegang tot lokaal tear ESE) E a Ù Totaal 39 a ú Rd Vraag: Hoe bent u bij de ondersteuning terecht gekomen? Zelf aangemeld 8 18 2 Via school 15 38 2 Huisarts 3 8 0 Anders 12 33 0 Weet niet 1 3 1 mn Totaal 39 5 4 Genoemd zijn: via pleegouder, zelf gemeld bij aanbieder waarvan eerder hulp gehad, zelf gemeld, Dienst werk en inkomen Vraag: Hoe bent u bij de ondersteuning terecht gekomen? en 15 3.2 Bekendheid met mogelijke ondersteuning Ouder, aanbieder De bekendheid met het ondersteuningsaanbod is niet groot. Een ruime meerderheid Ik vond het mooi dat we werden doorverwezen, ik wist niet dat ik naar de aanbieder kon van de respondenten wist op het moment dat zij ondersteuning nodig hadden niet waar met de hulpvraag omtrent mijn dochter. zij daarvoor terecht konden. Bij de jongeren gaven 9 van de 10 jongeren aan dat zij dit niet , … 8 , . . Jongere, aanbieder wisten. Bij de ouders zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen ouders die wel en EE niet een laag opleidingsniveau hebben. Ook zijn er geen noemenswaardige verschillen Hebrop ebaan djb ei doipspdatee RE egBrajjadet verzen mear dad crdhierlsn ‚ n ‚ Ik was op een gegeven moment met de politie in aanraking geweest. Toen ik daar aan tussen vaders en moeders wat betreft de bekendheid met de mogelijke ondersteuning. het wachten was, vonden die mensen daar (en mijn ouders) dat het veiliger was als ik Tabel 3.3 Bekendheid met waar men terecht kon voor ondersteuning ondersteuning zou krijgen. Het was niet een vraag van mijzelf of direct vanuit mijn ouders. Via de politie ben ik bij deze aanbieder gekomen. BEE KA N KA N KA N Totaal Aanbieders Aanbieders Lokale Lokale Jongeren Ouder, aanbieder ET CEN TE De huisarts raadde dit aan, dus dat zijn we dan gaan doen. Ja 31 40% 17 40% 13 37% 1 Nee 46 59% 24 57% 22 63% 9 À Jongere, aanbieder Weet niet 1 1% 1 2% 0 0% 0 =5 D SE 5 Ik vind niet dat ik het nodig had, dus ik wist het eigenlijk niet. Mijn moeder vond ook dat ik het niet nodig had, alleen school vond dat ik het nodig had. Vraag: Wist u waar u terecht kon toen u ondersteuning nodig had? Ouder, aanbieder Toelichting cliënten van aanbieders die niet wisten waar ze terecht konden We hadden problemen met ons kind. Hij at en sliep niet. We werden uiteindelijk door de Uit de toelichtingen die ouders en jongeren gaven op hun onbekendheid met het aanbod, kinderarts doorverwezen, We waren zelf helemaal niet op de hoogte van deze aanbieder de werk hed hen. blijkt dat veel cliënten via andere partijen bij het lokaal team of bij een aanbieder terecht dE AEEA VA HE zijn gekomen. De onbekendheid blijkt onder meer uit dit citaat: OVEN Ouder, aanbieder Nee, ik wist waar ik terecht kon. De intern begeleider op school heeft het geregeld. Ik had Het is een enorm doolhof. Ook de zorgverleners zelf lijken het niet te weten. Ik weet het nog nooit van deze instelling gehoord. nog steeds niet. Ouder, aanbieder Verder is een aantal van deze cliënten door andere partijen doorverwezen: Mijn zoontje zat twee dagen per week op een kinderdagverblijf. Hij was heel stil daar de eerste periode. Vervolgens begon hij juist heel veel te schreeuwen. Zo erg, dat hij daar niet meer kon zijn, want andere kinderen voelden zich niet veilig. We merkten dus dat we hulp nodig hadden. Toen hij weg was bij het kinderdagverblijf werd het gedrag beter, maar het OKC vond het nog steeds heel opvallend. Wij wisten zelf niet waar we heen moesten, maar hadden dus ook niet heel duidelijk door dat we hulp nodig hadden. 16 Toelichting cliënten van lokale teams die niet wisten waar ze terecht konden Jongere, aanbieder Ouder, lokaal team Ik wist wel van het algemene bestaan van hulpverlening, maar niet specifiek van deze TT instelling en de dingen die ze (kunnen) doen. Ik heb al veel hulpverlening gehad, en het is een flinke zoekerij. Ik ben al heel lang bezig, maar soms was het wel echt onduidelijk. Het was een wirwar van organisaties. Toelichting cliënten van lokale teams die wisten waar ze terecht konden Ook bij blij cliënten van lokale teams die wisten waar ze terecht konden, zijn ervaringen Toelichting cliënten van aanbieders die wel wisten waar ze terecht konden van andere ouders van belang. In onderstaand citaat speelde ook de huisarts een rol: Cliënten die wel wisten waar ze terecht konden, zijn dit op verschillende manieren te weten gekomen. In hun toelichtingen benoemen ouders dat ze dit wisten via ervaringen Ouder, lokaalleam van mensen uit hun sociaal netwerk en via (zoeken op) internet. Het leek mij slitn om het via de huisarts te proberen. Ik had van andere ouders al wel eens over dit lokale tear gehoord, dus ik vond het fijn toen de huisarts dat voorstelde, Ouder, aanbieder want dat klonk bekend. Een vriendin liep daar met haar dochter, dus via haar ben ik bij hen gekomen. Zij had mij verteld over wat ze doen en ik heb me toen online aangemeld. Ook kan meespelen dat ouders al eerdere ervaring met een lokaal team hadden met hun andere kind(eren): Ouder, aanbieder _ En _ ‚ Ouder, lokaal team We zijn zelf gaan zoeken via internet, en toen zijn we hier terecht gekomen. We zochten TT een plek waar onze dochter gereset kon worden. Een woongroep waar ze tot rust kon Ik had nog twee kinderen waarvoor ik ook weleens ondersteuning had gehad, dus ik had komen. Via internet is dat gelukt. er wel van gehoord en wist dat het er was. Ouder, aanbieder En, net als bij cliënten van aanbieders, geeft ook hier een ouder aan dat een eigen zoek- Een vriendin liep daar met haar dochter, dus via haar ben ik bij hen gekomen. Zij had tocht leidde tot het terecht komen bij een lokaal team: mij verteld over wat ze doen en ik heb me toen online aangemeld. Ouder, lokaal team Ouder, aanbieder Ik ben zelf gaan zoeken ook, met veel verschillende groepen gepraat, uiteindelijk via (een We zijn zelf gaan zoeken via internet, en toen zijn we hier terecht gekomen. We zochten ESSENCE een plek waar onze dochter gereset kon worden. Een woongroep waar ze tot rust kon komen. Via internet is dat gelukt. Soms is er wel een globaal beeld van het bestaan van hulpverlening, maar ontbreekt kennis van het specifieke aanbod, zoals een jongere in onderstaand citaat verwoordt: 17 3.3 Snelheid hulp Ouder, aanbieder Een belangrijk aspect van toegang is de snelheid waarmee cliënten worden geholpen. Ik heb mijn zoon september 2015 aangemeld bij het lokaal team. Die hadden een Met de stelling dat men snel geholpen is, is een grote meerderheid het eens. Toch is er wachtlijst. Het duurde bijna twee maanden voor er iemand bij ons thuis kwam. Ik heb ook een aanzienlijke groep die het oneens is met deze stelling. Daarbij zien we geen PGB aangevraagd, dat werd afgewezen. Ik werd soon doorverwezen naar oen bureau . a n . en in Amsterdam. Het werd midden december voor ik daar naartoe kon voor een gesprek. verschillen tussen cliënten van lokale teams en cliënten van aanbieders van specialisti- Toen volgend weer 3 maanden op de wachtlijst. Toen kwam ik bij een kinderpsychiater, sche jeugdhulp. Onder de ouders met een laag opleidingsniveau zijn er geen die vinden die bleek op een lijst van kwakzalvers te staan. Daarna naar deze instelling: weer dat hun kind niet snel geholpen is. De ontevreden ouders hebben allemaal een meer dan en ; Teidi ‚ deli denheid de vad d heid Asperger. Daarvoor was weer een wachtlijst. De behandelaar op basis van de diagnoses aag opleidingsniveau. De verdeling van ontevredenheid van de vaders over de snelhei heeft weer een wachtlijst van 5 maanden. Mijn zoon zat toen al anderhalf jaar thuis. van de hulp wijkt niet af van die van de andere ouders. Tabel 3.4 Snelheid van hulp: Mijn kind is/ik ben snel geholpen Ouder, aanbieder % EPS % Ni Mijn dochter is door de huisarts doorverwezen naar deze instelling. Daar kon zij vrij Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders team Lokaal Jongeren snel terecht voor een intake. Die intake duurde echter lang; zij heeft ongeveer 3 tot 5 fan gesprekken gehad voordat ze echt op een locatie terecht kon. Daar moest ze opnieuw (Helemaal) eens 54 69% 28 67% 23 66% 6 een intake ondergaan, waarvan ik me afvraag waarom, en waarbij de hulpverlener Eens/oneens uit de huisartsenpraktijk aanwezig was, plus nog twee andere medewerkers van de ú 2% E Wid E id ! aanbieder. Dat is veel, zeker voor een kind dat in de knoop zit. Vervolgens duurde (Helemaal) 17 22% 10 24% 8 23% 3 het volgens ongeveer een maand voordat mijn dochter de juiste hulp kreeg: creatieve Weet therapie. Er is volgens mij bij de intake te veel gepraat, terwijl dochter niet wilde praten. eet niet 0 0% 0 0% 0 0% 0 De hulpverleners hadden sneller kunnen en moeten zien dat dochter meer gebaat was bij Totaal 78 42 35 10 creatieve therapie, dan bij praten. Vraag: Stelling ‘Mijn kind is snel geholpen OT ‚ n ‚ Er was zeer slechte onderlinge communicatie tussen hulpverlenende instanties. Eigenlijk Toelichting minder tevreden cliënten van aanbieders (oneens/helemaal oneens) tussen alle organisaties: de twee aanbieders, school en jeugdzorg. De communicatie De cliënten van aanbieders die vonden dat zij zelf of hun kind de hulp niet snel kregen, is bar slecht. Iedereen werkt langs elkaar heen. Als je op maandag een vraag stelt, dan spreken bijna allemaal van een termijn van tenminste enkele maanden, soms ook veel duurt het langer dan een week voor je reactie krijgt. langer. Soms geven zij een duidelijke verklaring voor de lange wachttijd: de lange intake, het steeds maar weer doorverwijzen, de gebrekkige samenwerking tussen organisaties. Soms is het voor ouders ook onduidelijk waarom het zo lang duurt. Zij stellen wel vast dát het lang duurt: 18 Ouder, aanbieder Toelichting minder tevreden cliënten van lokale teams (oneens / helemaal TT oneens) De indicatie Ì dio oktober 2015 4j i 2016 k ij terecht. 0 MERRIE ECT IOR DODE on opt jenart on wijn 2007 Pas "ere Ook de over de snelheid van de hulp minder tevreden cliënten van lokale teams geven Dat heeft veel te lang geduurd. Dat hebben we telkens meegemaakt, alles duurt 10 tot 15 weken. Dat is zeker voor jongeren die van het pad aan het raken zijn onacceptabel. vaak aan dat het een aantal maanden duurt voordat hulp of ondersteuning wordt geboden: Ouder, aanbieder 7 Ouder, lokaal team We moesten redelijk lang wachten voordat we bij het lokaal team terecht konden: 3 _ _ _ maanden. Dit vond ik echt heel vervelend, op dit moment hadden mijn zoon en ik echt Het duurde best wel lang voordat mijn zoon hulp kreeg. Hij stond op een wachtlijst en ze hulp nodig, en niet 3 maanden later. Er is veel telefoonverkeer geweest en een vervelende zouden een Ea raak maken, maar toen hoorde we weer ae en moest ik Edda ervaring met de telefoniste. Ik was gefrustreerd omdat ik wilde dat mijn zoon hulp zou Ik heb denk ik 4 maanden moeten wachten. Ze lieten ook niet horen dat het niet zou krijgen. Vanuit de huisarts naar de alarmcentrale van deze aanbieder is het wel snel gaan lukken. gegaan. Ouder, lokaal team Soms lijkt enig ongeduld ook een rol te spelen in de negatieve ervaring, met de kantte- Het was wel lang wachten: een paar maanden. Daar kon het lokale team niks aan doen, kening dat de zetting zal hebben bijgedragen aan dat ongeduld. er moesten nog dingen geregeld worden. Jongere, aanbieder Ouder, lokaal team Het duurde lang. Ik moest een paar uur wachten. Volgens mij heeft het 8 uur geduurd Het heel lang geduurd voordat we hulp kregen. In februari 2016 heb ik aan de bel voordat ik van het politiebureau naar de aanbieder kon. Wat had beter gekund? Die getrokken bij de huisarts en de dag erna heb ik ons aangemeld via de huisarts. In vrouw was ook wel heel langzaam, volgens mij lag het ook aan al het regelwerk wat november 2016 kregen we pas hulp. ze tegelijk deed. Misschien duurde het daarom zo lang. Verder was het een beetje onduidelijk. Ze hadden duidelijker kunnen communiceren dat het wat langer zou duren, Jongere, lokaal team dan had ik me er anders op ingesteld. Het is niet snel gegaan. Als er iets is dan hebben zij telkens een houding als: het komt wel. Dat was zo in het begin, maar ook als er tussendoor iets was. Als ik dan contact opneem hebben ze die houding. Ze zien de urgentie van probleem vaak niet. Ouder, lokaal team Mijn dochter is nu al 16 maanden uit mijn huis en we hebben geen contact. Ze beginnen nu pas met behandeling na 16 maanden. Dit duurt dus heel lang. 19 Toelichting tevreden cliënten van aanbieders (eens/helemaal eens) Toelichting tevreden cliënten van lokale teams (eens/helemaal eens) Cliënten die tevreden zijn met de snelheid waarmee ze hulp ontvingen, geven aan dat Cliënten van lokale teams benoemen in hun toelichtingen onder meer dat het ontvangen aanbieders hun hulpvraag snel en professioneel oppakken. Professionaliteit zit ‘m in het van de hulp snel verliep door goede samenwerking met school en dat er snel gehandeld serieus nemen van kind en ouder, door goed te kijken en te luisteren. werd: Ouder, lokaal team Ouder, aanbieder 7 ‚ 7 7 ‚ ‚ We werden snel gebeld na dat gesprek op school. Hij kon ook snel deelnemen aan de Bij de aanbieder werd hij zeker snel geholpen. Voordat we bij de aanbieder kwamen ging training. Er was daar direct cen plek. het helemaal niet snel en zou ik het er niet mee eens zijn. Er werd heel goed naar ons geluisterd en er werd goed naar ons kind gekeken. De onderzoeken waren professioneel. Ouder. lokaal t We voelden ons heel serieus genomen. We werden telkens binnen een week geholpen als Haen OAMTEM er iets nieuws bij kwam. Omdat het spoed was ging het vrij snel. Ook omdat school erbij betrokken was en het in spoed was is dat snel gegaan. Het was ook nodig. Ouder, aanbieder Het ging heel snel. School gaf aan dat wij hulp moesten krijgen en we konden direct De beleving of een kind al dan niet snel geholpen wordt, is ook afhankelijk van de terecht bij het stop-traject. urgentie van de hulpvraag, zoals de volgende ouder verwoordt: Het wordt gewaardeerd als professionals doortastend optreden: Ouder, lokaal team Ouder, aanbieder Ik Lt ongeveer 2-3 maanden gewacht, maar de vraag was niet heel urgent, dus dat was A prima. De persoon die wij hadden was geweldig. Een doortastend, snel handelend persoon. Door de continuïteit van hulp te borgen (bijvoorbeeld bij vakantie van begeleider), is de ervaring van een jongere dat wachttijd wordt beperkt: Jongere, aanbieder Ik hoefde niet lang te wachten, bijvoorbeeld wanneer mijn begeleider met vakantie was dan had ik recht op een andere begeleider. Dat werd goed overgenomen als dat nodig was. 20 34 Aansluiting geboden hulp op vraag/probleem Ouder, aanbieder Kregen cliënten uiteindelijk de hulp die aansloot bij hun vraag of probleem? Een grote Mijn zoon zat bij andere kinderen met ergere gedragsproblemen dan hij zelf, dus hij meerderheid van de cliënten vindt van wel. Er is een kleine groep die aan andere mening paste daar niet. istoegedaan. Het grootste deel van deze cliënten kreeg hulp van een aanbieder van speci- . on: … es Ouder, aanbieder alistische jeugdhulp. De (10) ouders die hier ontevreden over zijn, behoren op één na TE niet tot de ouders met een laag opleidingsniveau. Van de vaders was er één ontevreden Hij doder é nsddijls® qÖldaar Gij oraatdeve HAsnpde genase, Aegidae In keer met haar mee, omdat zij niet alleen wilde. Op een gegeven moment ging de locatie over de aansluiting van de hulp. sluiten, en moest zij naar een andere locatie. Zij wilde wel verder met therapie, maar niet Tabel 3.5 Aansluiting hulp op vraag/probleem: Ik/ Mijn kind kon de ondersteuning krijgen die ik/ zonder mij. Dit was voor mij niet mogelijk voor, vanwege mijn eigen therapie en mijn hij of zij nodig had werk. Daarom is mijn dochter gestopt met de therapie. Ik denk dat zij baat zou hebben Dn Dn Dn N bij aan-huis-therapie, in de eigen veilige omgeving. Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal Jongeren team __ team Ouder, aanbieder (lekere) oee 5 76 2 69 2 83 8 Ik heb hoogbegaafde kinderen, niet alleen mijn zoon waar het hier om gaat, maar ook Eens/oneens 7 9 3 7 3 9 2 mijn dochter. Ze wisten niet goed hoe ze her hulp moesten bieden. (Helemaal) oneens 10 13 8 19 2 6 0 Weet niet/n.v.t. 2 3 2 5 1 3 0 DL Totaal 78 42 35 10 Mijn dochter wilde zelf geen hulp krijgen. Het was dus moeilijk om haar te bereiken. Maar daarbij vond ik dat (de aanbieder) te weinig heeft gedaan om haar te bereiken, Vraag: Stelling Ik/Mijn kind kon de ondersteuning krijgen die ik/ hij of zij nodig had’ haar te motiveren. Dat vind ik jammer, omdat ik vind dat ze hulp nodig had. Toelichting minder tevreden cliënten van aanbieders (oneens/helemaal oneens) Ouder, aanbieder De toelichtingen van cliënten van aanbieders zijn divers. Soms vindt de ouder dat een Zij hebben er bij deze aanbieder echt ontzettend lang over gedaan om uit te vinden wat kind niet in een groep past, soms is de hulp niet te combineren met arbeid en zorg, soms er mel hem was, Hij blijkt chronisch vermoeid le zijn. Loen Wij daar binnen kwamen, . . . . was eigenlijk al meteen de vraag: wat is de oorzaak dat hij niet naar school kan en zo weet een aanbieder volgens de ouders niet wat voor hulp te bieden, en soms gaat het in moe is? Ik heb gezegd: ik heb het vermoeden dat hij ADD heeft en/of kenmerken van de intake en diagnose al mis en vindt deze plaats op een wijze die niet bij het kind en Asperger. Ik heb heel lang moeten zeuren en pushen voor ze daar onderzoeken naar diens probleem past. Het komt ook voor dat een kind niet voldoende gemotiveerd kan gingen doen. Ze hebben uiteindelijk een verwijzing naar het ziekenhuis gedaan. Daar 4 hul die vol de oud | nodie i zagen ze dat hij chronisch vermoeid was. Bij de aanbieder wilden ze steeds met hem worden om hu'p te accepteren die volgens de ouder wel nodig is. praten. Ze merkten ook dat ze hen overvraagd hebben. Telkens deden ze onderzoek van 3 uur. Dat was veel te veel voor hem. De aanbieder zag in dat ze het niet goed aangepakt hadden. Met als resultaat dat hij vanaf maart op de wachtlijst stond en dat ze er pas in november achter kwamen dat hij hier niet op de goede plek was. Dat had veel sneller en beter gekund. 21 Ouder, aanbieder Toelichting meer tevreden cliënten van aanbieders (eens/helemaal eens) Deze stelling veronderstelt dat er een diagnose is, maar die is er nog steeds niet. De wijze Cliënten van aanbieders die tevreden zijn over de aansluiting van de hulp op hun onder- waarop de instellingen te werk gaan is dat zij de eerste zes tot acht weken de kat uit de steuningsbehoefte noemen hier verschillende redenen voor. De klik tussen begeleider boom kijken: ze doen niks aan behandelen of zo, ze kijken hoe iemand zich gedraagt. De en jongere wordt genoemd. Het wordt gewaardeerd als aanbieders continu met ouders OCH UR DON B Se en kinderen blijven afstemmen wat de ondersteuningsbehoefte is, en het aanbod daar Het enige wat ze doen is min of meer veiligheid creëren. . . . op aanpassen. Ook het bieden van concrete handvatten, gericht op de specifieke proble- matiek in een gezin draagt bij aan de tevredenheid. Toelichting minder tevreden cliënten van lokale teams (oneens / helemaal ä Ouder, aanbieder oneens) ER A De cliënten van lokale teams die ontevreden zijn over mate waarin de hulp aansloot op LEE UCE TAZE ZN ED n . . nam hij dingen aan en van mij niet. Zij wist precies hoe ze met hemm om moest gaan. hun probleem of vraag zijn heel gedecideerd: de teams hadden hier te weinig oog voor, met als gevolg een mismatch tussen vraag en aanbod. Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team Elk klein dingetje wat erbij kwam, bijvoorbeeld faalangst, werd meteen opgepakt en dan werd de juiste persoon daarvoor ingeschakeld. Het regelen van wat er nodig is, en daar binnenkomen, dat schiet niet echt op. Dat wat geregeld is, past eigenlijk niet bij mijn zoon. Dus daarna ben ik zelf weer gaan zoeken . naar iets wat wel bij hem past. Dat wat ze her aanboden paste niet bij hem en sloeg Ouder, aanbieder daarom ook niet aan. Ik had het gevoel dat er van alles mogelijk was en mijn kinderen ook. Elke hulpvraag kon beantwoord worden. De goede mogelijkheden werden besproken, wat wenselijk was. Ouder, lokaal team De bedoeling was goed, maar ze hebben het echt alleen maar erger gernaakt. De echte Ouder, aanbieder problemen lieten ze liggen, en de kleine probleempjes pakten ze aan. Wat ze deden sloot We hadden wat zorgen bij zijn woedebuien en zijn gedrag en daarvoor hebben we echt niet aan bij wat er had moeten gebeuren. Doordat ze van de kleine problemen hele grote goede handvatten gekregen. Die aanvallen zijn van drie keer per week naar één keer in issues maakten, kwam er alleen maar meer frustratie waardoor het alleen maar erger is de drie maanden gegaan. Dus ook op mijn kind ben ik heel trots, hij heeft ook echt hard geworden. zijn best gedaan en veel geleerd. Ik heb bijvoorbeeld geleerd dat ik alleen maar mijn hand omhoog hoef te houden als hij boos wordt, en dat werkt heel goed. Zoiets simpels heeft Ouder, lokaal team echt heel veel uitgemaakt. Ze werd in groep geplaatst voor kinderen met ouders met psychische problemen. Ik snap niet wat zij daar deed, want ik heb een burn-out gehad. Ik heb geen persoonlijkheidsstoornis of iets dergelijks. Dus zij zat daar niet op de goede plek. 22 Toelichting meer tevreden cliënten van lokale teams (eens/helemaal eens) Tabel 3.6 Algemeen oordeel toegankelijkheid: rapportcijfer 1-10 Cliënten van lokale teams die tevreden zijn over het de aansluiting van de hulp op hun % % % IN probleem of vraag, waarderen dat problemen direct opgepakt worden en dat de lokale Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal Jongeren LLU LLU teams openstaan voor hun vragen. 1-3 9 12% 4 10% 3 8% 0 4-5 3 4% 2 5% 2 6% 0 Ouder, lokaal team 6-7 2 27% 15 36% 6 17% 4 Ze helpen ons met de dingen waarmee we zitten. Als er iets is springen ze er boven op. 810 16 22% 21 20% 25 69% 6 " . . ” Totaal 78 42 36 10 We kunnen ze altijd alles vragen en ze zitten heel scherp op de problemen die er zijn. Gemiddeld 7,2 7,2 7,4 7.5 Ouder, lokaal team Vraag: rapportcijfer toegankelijkheid De hulp die hij kreeg pakte de problemen aan waar wij mee zaten. Hij werd met de goede vragen geholpen, dus dat was heel prettig. Toelichting minder tevreden cliënten van aanbieders (beoordeling onvoldoende: 5 of lager) Ook het leveren van maatwerk wordt gewaardeerd, dus dat de gemeente — afhankelijk De onvoldoende algemene oordelen over toegang rusten vooral op de perceptie van van ondersteuningsvraag — verder kijkt dan alleen naar de gecontracteerde aanbieders: ouders dat de hulp niet aansluit op de vraag of het probleem van cliënten. Ouder, lokaal tearn Ouder, aanbieder Er werd gezocht naar een passende zorgaanbieder. De gemeente had aanvankelijk maar Het was slecht, slecht georganiseerd. Het was niet goed dat hij in een groep zat met twee vaste zorgaanbieders. Toen die niet passend bleken, werd gezocht naar een andere andere kinderen. Hij moest even wennen, maar hij werd verwijderd en moest naar een aanbieder. Ze leverden echt maatwerk. andere groep zonder te wennen. Hij voelde zich niet gelukkig en hij voelde zich misleid. Dat leidde tot veel stress bij her. " . Ouder, aanbieder 3.5 Algemeen oordeel toegankelijkheid Dn We hebben de clië d { deel 4 keliikheid Ik denk zelf dat de hulpverleners met de beste intenties aan de slag zijn gegaan met hem, e hebben de cliënten gevraagd om een a'gemeen oordee! over de loegankelijkhel maar ze volgen allerlei protocollen die uiteindelijk het doel voorbij gaan. Het sloot totaal van de jeugdhulp te geven, waarbij zij gevraagd werden de eerder in dit hoofdstuk niet aan. behandelde aspecten van toegankelijkheid te betrekken. Gemiddeld geven alle cliënten het cijfer 7,2. Ongeveer een op de zes cliënten geeft een onvoldoende. Er zijn daarbij Ouder, aanbieder geen grote verschillen tussen cliënten van lokale teams en aanbieders van specialisti- Het was slecht, slecht georganiseerd. Het was niet goed dat hij in een groep zat met sche jeugdhulp. Geen van de (10) jongeren geeft een onvoldoende. Ouders met een andere kinderen. Hij moest even wennen, maar hij werd verwijderd en moest naar een ‚ ‚ n ‚ andere groep zonder te wennen. Hij voelde zich niet gelukkig en hij voelde zich misleid. laag opleidingsniveau geven gemiddeld een 7,6; onder deze 15 ouders zijn er 2 die een Dat leidde tot veel stress bij hem. onvoldoende geven. Onder ouders met een hoger opleidingsniveau is het gemiddelde cijfer een 7.1; van de 51 ouders geven er 8 een onvoldoende. Het gemiddelde cijfers van de vaders ligt iets lager, een 6.6; één vader heeft een onvoldoende gegeven. 23 Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team Ik denk zelf dat de hulpverleners met de beste intenties aan de slag zijn gegaan met hem, De hulp was niet helpend. Het maakte het alleen maar erger. Er kwam meer frustratie maar ze volgen allerlei protocollen die uiteindelijk het doel voorbij gaan. Het sloot totaal omdat ze van de kleine dingen een heel groot ding maakten, wat het alleen maar erger niet aan. maakte. Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team Ze hebben wel iets gedaan, maar puur om volgens het boekje te kunnen zeggen dat ze iets Het hele traject heeft veel te lang geduurd. Er wordt niet geluisterd. Er wordt gedaan hebben gedaan. Maar de behandeling was totaal niet juist, het sloot helemaal niet aan alsof je niet weet waar je het over hebt. Ik wist precies wat ik nodig had, maar daar bij mijn dochter. werd niks mee gedaan. Het maken van afspraken duurde telkens twee maanden. De hulpverleenster kon maar vier afspraken per week maken, dus je was zo telkens Ouder, aanbieder maanden verder. Terwijl ik met een hele duidelijke hulpvraag binnen kwam. Er zit natuurlijk op zo'n groep een groepsleiding a hartstikke zijn hae CO maar er is Ouder, lokaal team wel een structureel probleem denk ik. Zo'n instelling en de hulpvraag zitten in een hele SE __________— rare spagaat. Vraag en aanbod sluiten totaal niet bij elkaar aan. Ze zijn meer een soort Het ligt bij één persoon die dingen moet regelen vanuit de gemeente. Deze persoon vond oppas. De focus is meer repressie dan behandeling. ik eigenlijk niet capabel om er druk achter te zetten. Dus is er een nieuw persoon en dat gaat veel beter. Bij de eerste persoon heb ik duidelijk aangegeven dat ik hulp nodig had, maar ik werd niet gehoord. En de bureaucratie is ook vreselijk, door alle papieren duurt Toelichting minder tevreden cliënten van lokale teams (beoordeling het allemaal echt veel langer. Er hebben echt veel maanden tussen gezeten. onvoldoende: 5 of lager) Ook bij lokale teams speelt de aansluiting van de zorg op de vraag of behoefte van de Toelichting meer tevreden cliënten van aanbieders cliënt een rol, maar ook de snelheid waarmee de hulp tot stand kwam. (beoordeling voldoende: 6 of hoger) Ouder, lokaal team Cliënten van lokale teams die tevreden zijn met de toegankelijkheid van hulp zijn te spreken over de betrokkenheid van de begeleiders. Begeleiders worden als benader- ledereen probeert iets te doen voor mijn dochter. Toen ik in het ziekenhuis was werd ‚ nare … , baar ervaren, hebben voldoende aandacht voor de kinderen, en hebben daarnaast ook er een pleeggezin gezocht. Ik wilde mijn kind graag bij een eenoudergezin. Want ons grootste probleem was dat ze geen verantwoordelijkheid nam en ze meer wilde dan ik aandacht voor de ouders. Ook wordt de goede aansluiting van de hulp op de hulpvraag haar financieel kon geven. Ik wilde dus dat zij bij een gezin kwam die qua SES ongeveer genoemd. Het wordt gewaardeerd dat hulpverleners thuis komen. gelijk stond aan mij, dat was wat zij nodig had naar mijn idee. Ze kwam bij een rijke familie die haar enorm verwende. In februari 2016 zei mijn Ouder, aanbieder dochter dat ze wilde dat ze h den adopteren. Dat iet lijk, d OO EE EE MEE er 20 zr Aa OD oren 7 wee ne a wensen Omdat alles heel vlot verliep en alles naar wens was. Het fijnste was voor mij dat de hulp zouden haar 5 maanden begeleiden. Toen kwam ze bij een andere familie, die ik maar q Joot bit zijn hul 1 keer ontmoet had. Dit bleek geen match te zijn. Mijn dochter was daar niet gelukkig, 20 goed aans'oof DJ Zijn TUIPVraAS, dus daar moest ze weer weg. Ik mocht toen aangeven wat ik wilde. Ik gaf aan dat ik in elk geval niet wilde dat ze terugging naar de eerste familie. Toen ging ze toch terug naar de eerste familie. Zij vormen nu een front. Ik ben mijn kind kwijt. Ik zie mijn kind nooit meer, heb geen contact met haar, en totaal geen gezag meer. 24 Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team De begeleidster deed alle moeite om ons tegemoet te komen. Ze kwam altijd bij ons thuis Ik krijg de juiste hulp die ik nodig heb. Toen de medewerker ziek was kregen wij een om met mijn zoon te praten. Dat was super. andere hulpverlener. Ze komen één keer per week bij mij thuis. Ik krijg dan tips wat ik bij de gemeente moet vragen bijvoorbeeld. Ouder, aanbieder Ik kan ook altijd even bellen of appen naar degene die me geholpen heeft, zij is enorm betrokken bij ons. Ik heb zelf ook veel dipjes gehad, en daar vroeg ze dan ook altijd naar, 3.6 Conclusies en aandachtspunten dus ze heeft niet alleen mijn zoon maar ook mij erg geholpen. De toegankelijkheid van de hulp wordt door de meeste cliënten positief beoordeeld. Ouder, aanbieder Toch brengt het onderzoek ook een aantal duidelijke aandachtpunten naar voren. Geweldige plek, ze deden het goed. In een groep van 6-7 kinderen waren er 3 mensen Zo zegt een aanzienlijk deel van de cliënten voorafgaand aan de ondersteuning niet die hen behandelen. Dus 1 docent voor een of twee kinderen. Het is prettig dat er veel te weten waar ze terecht konden met hun hulp- of ondersteuningsvraag. Bijna alle WNP KALE ES ERE jongeren geven dit aan. Veel cliënten zijn dan ook via andere partijen bij het lokaal team terecht gekomen. Hetzelfde beeld zien we bij aanbieders, met de kanttekening dat Toelichting meer tevreden cliënten van lokale teams daar niet anders verwacht mag worden. Een gering deel van de cliënten van aanbieders (beoordeling voldoende: 6 of hoger) wordt daar door een lokaal team naar verwezen. Het sluit aan bij het aandachtspunt uit Cliënten van lokale teams die tevreden zijn over de toegankelijkheid van de hulp, de Cliëntervaringsmonitor 2015: ouders/verzorgers vragen om betere informatievoor- noemen in hun toelichting dat ze zich echt geholpen voelen door gemeente en hulp- ziening over de mogelijkheden van jeugdhulp. verleners: hulpvragen werden snel opgepakt; instanties zijn goed bereikbaar en er is Daarnaast zien we dat een deel van de cliënten van mening is dat zij de hulp of onder- aandacht voor de continuïteit van hulp. Het wordt gewaardeerd dat hulpverleners thuis steuning niet snel kregen. Wachttijden van enkele maanden voordat ondersteuning of komen. hulp daadwerkelijk van de grond komt, zijn geen uitzondering. Cliënten ervaren dat de Ouder, lokaal team snelheid van de toegang tot hulp niet strookt met de urgentie van hun problemen. Soms Ik ben zo goed geholpen door de gemeente op alle vlakken. Er was sprake van een worden zij steeds opnieuw doorverwezen, soms zijn er wachtlijsten en soms hebben dringende situatie, ik heb drie kinderen met psychische beperkingen. De gemeente doet cliënten geen idee waarom het zo lang duurt. In de Cliëntervaringsmonitor 2015 werd er alles aan om te helpen. eveneens geconstateerd dat de snelheid van de toegang tot hulp een verbeterpunt is. Ouder. lokaal team Tot toegang tot hulp rekenen we ook of de hulp als passend wordt ervaren bij de vraag of het probleem dat cliënten naar voren brengen: de toegang tot passende hulp. Passende Ik ben echt tevreden, ik ben heel blij dat ze heel goed voor mijn zoon hebben gezorgd. Als . n . n . . er iets aan de hand was, kon ik gewoon bellen naar school of de gemeente en de gemeente hulp of ondersteuning blijkt niet vanzelfsprekend, zo blijkt uit de ervaringen van ging mij snel helpen met mijn vragen. cliënten. Dat heeft in de visie van ouders uiteenlopende redenen: een kind past naar de mening van ouders niet in een bepaalde behandelgroep, de hulp is niet te combineren met het door ouders combineren van arbeid en zorg, professionals weten niet hoe met 25 een bepaald probleem om te gaan of de diagnose is inadequaat of ontbreekt. Cliënten die positief zijn over de mate waarin de hulp passend is, noemen vaak de mogelijkheid tot maatwerk als belangrijke factor: het snel en flexibel in kunnen spelen op uiteenlopende vragen van cliënten. Ook dit punt — meer maatwerk en het aansluiten bij behoeften — kwam in de Cliëntervaringsmonitor 2015 als verbeterpunt naar voren. Als we cliënten om een algemeen oordeel over de toegang tot hulp vragen, waarin ze bovengenoemde aspecten betrekken, dan blijkt dat het oordeel ‘onvoldoende’ vaak voortkomt uit de opvatting over de mate waarin de zorg past en in mindere mate ook uit de ervaren snelheid van de toegang tot hulp. Bij cliënten die positief oordelen over de toegankelijkheid van de hulp, zien we dezelfde verklaringen, maar ook de beschikbaar- heid en de toegankelijkheid van de hulpverlener worden als factor genoemd. Panelgesprekken In de panelgesprekken met ouders en jongeren werd de toegankelijkheid van de hulp wisselend beoordeeld. Een groot deel van de cliënten herkende zich in het niet snel krijgen van hulp of onder- steuning. In de meeste gevallen waren zij negatief vanwege wachtlijsten, soms waren zij negatief omdat hun problemen niet serieus genomen werden. Enkele cliënten gaven aan dat er echt een ‘noodkreet’ nodig was voordat de hulp op gang kwam. Vooral jongeren herkenden zich in het niet weten waar je terecht kunt voor hulp; zij kwamen via ouders, school of de politie bij de hulp terecht. Bij een deel van de cliënten kwam terug dat passende hulp niet vanzelfsprekend is. Cliënten die hier negatief over waren gaven aan dat de hulp zicht richtte op problemen waar het volgens de cliënt niet om ging, of dat de hulp die zij wilden er niet was. 26 Tabel 4.2 Betrokkenheid van school in ondersteuning In dit hoofdstuk staat beschreven hoe ouders de ketensamenwerking ervaren. De eerste twee paragrafen gaan over de samenwerking met andere partijen en organisaties en het Dl ie Di ú dl ú Di Parag 8 8 Pari 5 Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokale Lokale Jongeren oordeel van cliënten hierover. De derde paragraaf gaat over de omgang met persoons- teams _ teams gegevens. De vierde paragraaf gaat over in hoeverre cliënten zelf mee konden praten en Ja 21 rk 2e BE 22 EEE > Nee 27 35% 13 31% 13 37% 5 -beslissen over hulp. De laatste paragraaf bevat de belangrijkste aandachtspunten bij dit Weet niet 0 0% 0 0% 0 0% 0 thema. Vraag: Was er ook iemand van de school van uw kind betrokken bij de ondersteuning? Van de cliënten die te maken hadden met verschillende organisaties en partijen in de 41 Samenwerking hulp vindt een meerderheid dat deze organisaties en partijen onderling samenwerkten. Van alle cliënten die we in dit onderzoek hebben bevraagd was er bij ongeveer zes op de Een kwart heeft niet ervaren dat dit het geval was en ook heeft een op de vijf cliënten hier tien sprake van samenwerking met andere partijen of organisaties. Bij de cliënten die geen zicht op. Cliënten van aanbieders ervaren vaker geen samenwerking dan cliënten hulp kregen van de lokale teams was er iets vaker sprake van samenwerking met andere van lokale teams. Hoger opgeleide cliënten ervaren vaker geen samenwerking of hebben partijen of organisaties dan bij de cliënten van aanbieders. hier geen zicht op dan cliënten met een laag opleidingsniveau. De ervaringen van vaders Tabel 4.1 Betrokkenheid van meerdere organisaties in hulp weken niet noemenswaardig af van de ervaringen van de andere ouders. N 7 N 7 N 7 N Tabel 4.3 Samenwerking verschillende partijen/organisaties betrokken bij ondersteuning Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokale Lokale Jongeren " " " teams teams Il 0 8 Il 8 0 Il 0 Kl Ja 49 63% 24 57% 25 71% 6 Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Koe Lokale Jongeren Nee 29 37% 18 43% 10 29% 4 n n EL Weet niet 0 0% 0 0% 0 0% 0 Ja LE u li 21 eik 3 Nee 15 25% 11 34% 4 14% 3 Vraag: Waren er naast (naam organisatie) ook andere Partijen/organisaties betrokken bij de Weet niet 1 18% 7 22% 4 14% 2 ondersteuning? Ook een partij/organisatie die er voor heeft gezorgd dat u bij de ondersteuning muv.t. 17 10 6 2 terecht kwam valt hieronder, in dit geval (naam verwijzer). Totaal 78 42 35 10 Bij ongeveer twee derde van de cliënten was er ook iemand van de school van het kind Vraag: Werkten de verschillende partijen/organisaties die betrokken waren bij de ondersteuning … , … n . ‚ samen? betrokken bij de ondersteuning. Bij de cliënten van de aanbieders lag dat percentage iets hoger dan bij de cliënten van de lokale teams. De toelichtingen van cliënten die vonden dat verschillende partijen en organisaties niet samenwerkten richten zich vooral op de communicatie tussen de verschillende partijen. Cliënten spreken zich zowel uit over het ontbreken van communicatie, als over de kwaliteit van de communicatie. 27 Ouder, aanbieder Jongere, aanbieder Iedereen was maar bezig met zijn eigen protocollen. Dat ging allernaal niet samen, Mijn voogd werkte niet goed samen met alle betrokken partijen. Het contact verliep iedereen werkte los van elkaar en er werden geen afspraken gernaakt. Er werden ook totaal niet goed tussen mij en mijn voogd en tussen mijn voogd en de andere partijen. geen plannen doorgenomen. De samenwerking tussen JBRA en school ging heel slecht. Ik heb nu niet meer echt een voogd. Die persoon die ik nu heb werkt ook niet samen met Mijn dochter werd zomaar uitgeschreven bij mij, dat werd niet bij school gemeld. Er was anderen. Jeugdzorg grijpt sowieso pas in wanneer het al te laat is. Vanuit (de aanbieder) geen onderlinge communicatie. was er wel zo goed mogelijk contact met de andere partijen. Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team Er werd niet goed gecommuniceerd. Mijn kind zat op de crèche. De aanbieder heeft toen wel contact gezocht met iernand van de crèche. Dit was volgens mij een soort stagiaire die dingen had gezegd die onduidelijk Ouder, aanbieder waren. Hierdoor dacht de aanbieder dat het niet goed ging maar dat was wel zo. Dus daar is alleen maar onduidelijkheid van gekomen. Jeugdzorg en het lokaal tear werkten Het ziekenhuis heeft in principe alleen overgedragen naar de aanbieder. Er was verder wel wat beter samen. Maar daar is in de overdracht ook wat fout gegaan, waardoor in geen samenwerking. het eindverslag met alle dingen die we besproken hebben ook een heleboel miste. Doelen stonden er niet in en sommige afspraken ook niet. Ouder, aanbieder De aanbieder zit in school, mijn zoon gaat naar de interne opvang in school. De Ouder, lokaal team communicatie tussen die twee, school en de LADE oes piel best. Daar Na een jaar is daar nu een regiehouder ingesteld. Want afspraken werden niet kunnen dingen haa Ee worden. Als mijn zoon een dag vrij een omdat er nagekomen, er werden geen doelen gesteld, geen plannen gehaald. Een enorme puinhoop rapp Ge reking is, dk dat is normaal een Ae Aa e naar de aanbieder zou gaan, dat was en is het. Iedereen geeft de schuld aan iernand anders, niernand neemt zijn er dan Ee wordt dat hij er niet is bijvoorbeeld. Het 7008 ter kan echt verantwoordelijkheid. Ze zeggen dat alleen de gezaghebbende beslissingen kan nemen, beter. De planning bijvoorbeeld met elkaar afstemmen. En met de aanbieder met de dat blijk ik te zijn, maar ik kan vervolgens niks. Ze nemen geen verantwoordelijkheid vakantieopvang, of opvang met studiedagen, dan zijn zij geopend van 9.30 tot 16.00, dus voor eigen daden. daar maken wij ook geen gebruik van omdat het niet handig is en niet werkt voor ons. Van 8 tot 17 is een stuk meer haalbaar. Mijn baan is ook gewoon van 8.00 tot 17.00. 42 Algemeen oordeel samenwerking Cliënten waarbij er meerdere partijen/organisaties betrokken waren bij de hulp zijn gevraagd om een algemeen oordeel te geven over de ketensamenwerking tussen die partijen en organisaties. Zij zijn gevraagd daarbij de hierboven behandelde aspecten van samenwerking te betrekken. Het grootste deel van de cliënten beoordeelde de samenwerking met een voldoende (tabel 4.4). Cliënten van lokale teams geven gemiddeld een hoger cijfer dan cliënten van aanbieders, en minder vaak een onvoldoende. Laagopgeleide ouders (n=11) gaven gemiddeld een hoger cijfer dan hoger opgeleide ouders (n=47), en minder vaak een 28 onvoldoende. Ook vaders waren over het algemeen positief, slechts 1 vader gaf een Ouder aanbieder onvoldoende. TO Tussen school en de aanbieder verliep de overdracht niet altijd even soepel. Tabel 4.4 Algemeen oordeel samenwerking Er was wel een samenwerking, maar zij hadden onderling hier en daar wat communicatieproblemen. N KAJ N KAJ N KAJ N Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokale Lokale Jongeren ‚ teams teams Ouder, aanbieder L3 4 el 3 IK Ì eli 0 De communicatie gaat totaal langs elkaar heen. lernand van een instelling maakt een ee mn d En : en lag Je hebt d koverenj datje heter niet bent 6-7 20 380% u 41% 9 35% 2 verslag. Je he eraan gesprek over en je geeft aan dat je het er niet mee eens bent, 8-10 26 49% 1 41% 15 58% 3 maar daar wordt niks mee gedaan. De verslagen gaan steeds door naar volgende N.v.t. 25 15 9 5 instanties, zonder aan te passen. Want als het doorgaat naar de volgende instantie is Totaal 78 42 35 10 het niet meer het probleem van de eerste instantie. Maar je blijft het er niet mee eens. Gemiddeld Zl 6.7 7.5 74 Probeer dan maar eens te weerleggen dat de eerste instantie ongelijk had en van de Vraag: Als u een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de samenwerking tussen de verschillende stempel af te komen. partijen/organisaties die betrokken waren bij de ondersteuning. Welk cijfer zou dit dan zijn? … , , Ouder, lokaal team De meest genoemde reden bij een positieve beoordeling was tevredenheid over de DEN onderlinge communicatie. Ook de gezamenlijke inzet werd als reden genoemd. Voornamelijk door de miscommunicatie tussen de partijen, dat er veel onduidelijkheid was en de overdracht niet soepel ging. Ouder, lokaal team De samenwerking was gewoon goed: heldere communicatie en sterke betrokkenheid. 43 Omgang persoonsgegevens Ouder, aanbieder Van de cliënten die we in dit onderzoek hebben bevraagd, ervaart het grootste deel dat Als er ergens een afspraak was, dan wisten de andere partijen dat ook. Ook zijn er organisatie(s) netjes omgaan met hun (persoonlijke) gegevens (tabel 4.5). Hierbij zijn er ongeveer drie gesprekken geweest waarbij alle partijen met elkaar aan tafel zaten. geen opvallende verschillen tussen de tevredenheid van cliënten die hulp ontvingen van aanbieders en de tevredenheid van cliënten die hulp ontvingen van lokale teams. Ook Ouder, lokaal team TT tussen hoger en laagopgeleide ouders en tussen ouders en jongeren zien we geen opval- Omdat ik vind dat alle partijen zich dusdanig inzetten omdat ze het beste willen. Ze ‚ ‚ on. N ‚ ‚ lende verschillen in de tevredenheid hierover. Ook vaders wijken niet noemenswaardig gaan soms verder dan dat nodig is. af van de andere respondenten. Ongeveer één op de tien cliënten beoordeelde de samenwerking tussen de verschillende partijen en organisaties met een onvoldoende. In alle gevallen waren dit ouders. De toelichtingen laten zien dat zij vooral ontevreden zijn over de communicatie. 29 Tabel 4.5 Omgang met persoonlijke gegevens was netjes OE If A If A If A If Als er al iets nodig was voor een andere organisatie of ander persoon, dan vroegen ze ons Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders VKO eK Lokale Jongeren eersl om toesternming. teams teams Eens 65 _ 83% 36 86% 28 80% 7 Ouder, lokaal team Neutraal e Bn 2 En E La 2 Voor deze begeleiding had zij al een geschiedenis bij een aanbieder. De dames van het Oneens 3 4% 1 2% 2 6% 0 lokale team vroegen of ze daar weer contact mee konden opnemen, dat wilde mijn Weet niet 4 5% 3 7% 1 3% 1 dochter niet en werd toen ook niet gedaan. Dat was heel prettig voor ons. Vraag: De organisatie(s) waarvan mijn kind ondersteuning ontving, ging(en) netjes om met de (persoonlijke) gegevens van mijn kind. Ouder, lokaal team . ee … : ‘ … Zi ij om toest j ls er i di hool Uit de toelichtingen van cliënten die aangeven dat er netjes met hun (persoonlijke) 2 WOLS MIJ ON TOESETANDS ENDS CT MAASE NOTIE WAS VOONBEBEVENS VAN SOTO moest ik een handtekening zetten. gegevens is omgegaan, blijkt vooral dat het tegendeel nooit is bewezen: zij hebben nooit gemerkt dat er niet netjes met hun (persoonlijke) gegevens is omgegaan. Ouder, aanbieder Ouder, aanbieder Soms nam de begeleidster weleens iernand mee, dan vroeg zij of we het goed vonden als ze informatie deelde met die persoon. Er werd dus nooit informatie gedeeld met een Tot zover zijn ze heel discreet geweest. Niks gemerkt dat er iets met zijn gegevens is derde zonder toestemming. gebeurd. , Jongere, aanbieder Ouder, aanbieder EE ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ Ik kon dingen in vertrouwen vertellen, dat werd niet doorverteld, ook niet aan mijn Ja, ik weet natuurlijk niet wat er gebeurt als ik de deur uit loop, maar ik heb het idee dat moeder. Ze gingen goed om met informatie die ik deelde. alle zaken met toesternming gaan en ook de toesternming van de moeder [van het kind] wordt gevraagd. Ik had het idee dat hiermee goed is omgegaan. Een klein deel van de cliënten heeft minder goede ervaringen met de omgang met Een ander punt dat in meerdere toelichtingen aan bod komt is dat partijen/ organisaties (persoonlijke) gegevens. Zij geven hiervoor verschillende redenen, waaronder het toestemming hebben gevraagd voor het delen van gegevens: zowel voor het verstrekken verspreiden van gegevens zonder melding/toestemming, fouten in het dossier en het van gegevens, als voor het opnemen van contact met andere organisaties. Een jongere verspreiden van gegevens aan een andere cliënt. benoemt in haar toelichting dat de informatie die zij deelde echt vertrouwelijk behan- Ouder, lokaal team deld werd en dat dit niet doorgespeeld werd, ook niet aan haar ouders. Ik vond dat het wel netjes liep, maar ik was van de week bij de huisarts en die bleek ook geïnformeerd te zijn over de situatie en dat wist ik niet. Dat was wel een beetje raar, ik denk dat het wel logisch is dat hij geïnformeerd is maar ik wist dat niet. Dat vind ik niet heel netjes. 30 Ouder. lokaal team had. De meeste vaders hadden ook het idee mee te kunnen praten en beslissen, in over- * eenstemming met de andere respondenten. Ik vond dat het wel netjes liep, maar ik was van de week bij de huisarts en die bleek ook 8 P geïnformeerd te zijn over de situatie en dat wist ik niet. Dat was wel een beetje raar, ik Tabel 4.6 Meepraten en —beslissen over ondersteuning: ja, dat kon denk dat het wel logisch is dat hij geïnformeerd is maar ik wist dat niet. Dat vind ik niet heel netjes 5 ke À, ke À, be à, E Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Koe Lokale Jongeren LUIE) LUIE) Ouder, aanbieder Eens 57 73% 29 69% 27 77% 6 ‚ ‚ ‚ Neutraal 7 9% 5 12% 2 6% 1 Het is niet naar ed gekomen, maar er stonden wel fouten in het dossier. Dat vind ik Oneens 2 16% 8 20% 4 12% 3 eg steals om Sorg Weet niet 1 1% 0 0% 1 3% 0 Beerijp! 1 1% 0 0% 1 3% 0 Ouder, lokaal team REL Helemaal mee eens wat betreft de eerste tweede instanties waarvan wij hulp hebben Vraag: Ik kon voldoende meepraten en -beslissen over de ondersteuning, gekregen. Oneens wal betreft de aanbieder: p ersoonlijke informatie werd doorgespeeld De cliënten die vonden dat zij voldoende konden meepraten en meebeslissen gaven aan naar een andere cliënt. Dat had dus niet morgen gebeuren. dat er goed naar hun verhaal geluisterd werd, dat hun mening meegenomen werd, dat i zij ideeën konden aandragen en dat zij ruimte voelden om aan te geven als zij het ergens Ouder, aanbieder J 8 J 8 J 8 … . . . ‚ niet mee eens waren. Ook benoemde een aantal ouders dat zij uiteindelijk overal de Toen mijn zoon vanuit de aanbieder werd verwezen naar het ziekenhuis voor onderzoek, heeft de aanbieder een verslag gemaakt en dat doorgestuurd naar het, met allerlei laatste stem in hadden. persoonlijke informatie. Ze hebben daar geen toestemming voor gevraagd. Ik vond . dat niet fijn. Ik heb de arts van de aanbieder gebeld om te zeggen dat dat niet kon. Zij Ouder, aanbieder had het ook naar onze huisarts gestuurd, Ze hebben ook daarvoor geen toestemming Mij is ruim de tijd te geven om ook mijn verhaal te doen. Ik kon vertellen hoe ik de zaken gevraagd. Ik vind dat het niemand wat aan gaat, De medewerkers van de aanbieder zag, en daar werd ook rekening mee gehouden. Maar er werd niet meteen gedacht: dit zijn zich totaal niet bewust van hoe het is als er 20 kantjes over je kind met op- en wil vader, dus dit gebeurt. Er werd ook naar het kind geluisterd. Ik had het idee dat de aanmerkingen rondgaan. persoon die met mijn zoon werkte bij de aanbieder goed naar hem luisterde en goed met hem werkte. En mijn zoon is gelukkiger geworden, en daar gaat het om. f 8 Ser 3 8 AA Zelfregie Ouder, aanbieder Aan cliënten is gevraagd of zij het gevoel hadden zelf mee te kunnen beslissen over de Mijn mening stond wel voorop. Daar zorg ik zelf ook wel voor. Maar er werd goed naar . on " mij geluisterd. Als ik iets niet prettig vind, dan gebeurt het niet op die manier. Het zijn ondersteuning die zij hebben ontvangen. Het overgrote deel van de cliënten gaf aan dat En ‚ oo Padk toch mijn kinderen, dus ik ben degene die beslist. De hulpverleenster van de gemeente zij ruimte voelden om hierover mee te praten (tabel 4.6). Dit geldt zowel voor de ouders ging daar heel goed in mee. Zij heeft nooit iets gedaan waar ik niet achter stond. als voor de jongeren die wij gesproken hebben. Er zijn geen opvallende verschillen tussen cliënten die hulp kregen van de lokale teams en cliënten die hulp kregen van de aanbieders. Wel zien we dat bijna alle laagopgeleide ouders het idee hadden mee te kunnen praten en beslissen, terwijl een op de vijf hoger opgeleide ouders dit idee niet 31 Ouder, lokaal team Jongere, lokaal team Ze hebben ons overal bij betrokken. We hebben samen gekeken wat het beste was voor De begeleiding gaf duidelijk aan dat de hulp voor mij was, om mij verder te helpen. Dus onze zoon. Ik heb meerdere ideeën geopperd. Wij konden ook onze mening geven. Ze dat ik ook mee kon beslissen in wat voor mij hielp. Dat was fijn. namen dit altijd mee in het uiteindelijke besluit. Jongere, aanbieder k Ouder, lokaalteam Ja, ik kon zelf zeggen: dit vind ik niet leuk. Of als ik iets niet wilde doen. Ik kon zeggen De hulpverlening die we gehad hebben, heb ik samen bedacht met onze hulpverlener. Zij wat ik ervan vond. Als zij iets aanbood omm te doen, dan kon ik zeggen of ik dat ook kwam met een plan, dat heb ik aangevuld. Dus alles ging in goed overleg. wilde. Ik voelde me vrij genoeg om aan te geven als ik iets niet wilde of niet prettig vond. Ouder, aanbieder Een klein deel van de cliënten (ouders en jongeren) gaf aan dat zij geen ruimte voelden Als ouder heb ik twee gesprekken gehad. Ik werd als ouder overal bij betrokken en het om mee te kunnen praten en —beslissen over de ondersteuning. Uit meerdere toelich- kind ook. Dat was goed. We namen beslissingen samen. tingen blijkt dat meepraten en -beslissen soms wel de intentie is, maar dat er in de prak- tijk niets gedaan wordt met de ideeën van cliënten. In de ogen van cliënten hebben Pen ouder is op dit punt intussen positief, maar was aanvankelijk niet te spreken over hulpverleners (alsnog) vaak het laatste woord. Een deel van de cliënten geeft aan dat er hoe er werd omgegaan met haar vraag. überhaupt geen ruimte was om mee te praten of -beslissen. Ouder, lokaalteam Jongere, aanbieder In het begin niet, maar ze word ik meer gehoord. De persoon mel wie ik in contact heb Ze hadden wel de intentie dat ze wilden luisteren, maar in de praktijk merkte je dat was het ook eens met mij dat er meer naar degene die er dichtbij staat geluisterd moet en . en ‚ _ er eigenlijk niks van terecht kwam. Er was wel een docent die wel naar mij luisterde. worden. Ik ben een alleenstaande moeder met 3 kinderen met een hele hoge bagage. Mijn . . n . " ‚ , , Ra ‚ Rn î Daarnaast heb ik ervaren dat de professionals bij de aanbieder behoorlijk de mentaliteit ex is een psychotische alcoholist. Mijn kinderen liepen in die tijd gevaar, dus we wilden e , , s hebben van: “ik heb het zo geleerd dus zo werkt het goed’. Maar omdat er zo'n grote een soort alarmbel hebben waarop zij konden drukken als ze hulp nodig hadden. Dat oe . . . ‚ , ‚ ZO Oe variatie in leerlingen was, werkte het soms gewoon niet, en dan hielden ze toch heel erg belletje heb ik nog steeds niet voor mijn kinderen, en dat vind ik echt absurd. Het gaat aan hun eieen ideeén vast over veiligheid, dat zou voor moeten gaan. Ik kreeg toen allemaal vragen over inkomen. ä ' Dat vond ik absurd, het ging om veiligheid en daar werd ik niet mee geholpen. Daar ben ‚ ik nog steeds boos over. Ouder, aanbieder Er is eigenlijk geen ondersteuning geweest vanuit de aanbieder. Ik heb steeds gezegd: Ook de meeste jongeren die wij in dit onderzoek spraken gaven aan mee te kunnen ovdroas am jd ligk Zijde peper Zo aijn daarmee gedijpt want ‚ ‚ ‚ Dn . Dn het paste niet. Toen zijn de onderzoeken voor Asperger en ADD in gang gezet. Ik heb praten en -beslissen in de ondersteuning die zij ontvingen. In hun toelichtingen gaven aangegeven dat hij praten haat en dat hij heel moe is. Dus ik dacht: ze moeten wat doen zij dezelfde redenen als ouders. met muziek of zoiets, maar dat hebben ze niet gedaan. De onderzoeken zijn uiteindelijk wel gedaan omdat ik dat wilde. 32 Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team We hebben heel veel moeite gedaan om mee te praten en mee te beslissen. We gingen er Als ik aangaf dat ik iets niet wilde dan werd er wel naar geluisterd, maar dan werd dat herhaaldelijk naar toe. In het eerste deel van het traject zat er een behandelcoördinator helemaal uitgepluisd en daarna weerlegd. Vervolgens werd het toch gedaan. En dat waar we niet veel van hoorden. De tweede behandelcoördinator heeft voornamelijk alle ging over een klein probleem en daar lag het grote, onderliggende probleem niet. Het jongeren doorgestuurd naar gesloten instellingen. Ik had het idee dat de hulpverleners grote probleem werd niet aangepakt, ook niet als ik dat aangaf. Ik kon wel zeggen dat de het met name lastig vonden als wij mee wilden beslissen. dingen die gedaan werden niet hielpen, maar daar werd dan niks mee gedaan. Jongere, aanbieder Ouder, lokaal team Ik had geen medicatie nodig, dat vond mijn moeder ook. Maar mijn mentor vond van Er werd ons maar één cursus aangeboden, dus we konden niet meebeslissen hierover. wel. Ik was het er echt niet mee eens, maar kon toen niks inbrengen. Maar omdat dat heel goed is verlopen heb ik dat niet als negatief ervaren. Moeder, aanbieder Jongere, lokaal team Het hele traject werd mij opgelegd, ik had nergens keus over. Mijn dochter is het Alle beslissingen werden gemaakt zonder mij, ik had er niks over te zeggen. Ik kon niet afgelopen jaar ongeveer zeven keer weggebleven van huis. Ik heb achteraf spijt dat ik aangeven als ik iets niet wilde, daarom zei ik maar niks. De communicatie was wel goed, met de politie heb gebeld, omdat (de voorziening van een aanbieder) mijn leven heeft maar ik vond het vervelend dat ik niet mee kon praten. Dan was de begeleiding na drie omgegooid. Ik heb wel aangegeven wat ik zou willen, bijvoorbeeld handvatten zodat maanden al klaar geweest. Ik wist wat ik nodig had, maar er werd niet geluisterd. ik weet wat ik moet doen als het weer gebeurt (als mijn dochter weer besluit om weg te blijven van thuis). Er zou een cursus voor me geregeld worden, maar daar werd niks mee Ouder, lokaal team gedaan. Ik voelde me niet serieus genomen. Er werd niet naar me geluisterd. Ik vind dat ik mijn kind moet zien, dat wij therapie nodig hebben en dat we moeten . praten. Ik denk dat dat het beste is voor ons. En dus niet hoe het nu gaat: ik heb haar al Ouder, aanbieder ‚ . ‚ en SE _________— maanden niet gezien en gesproken. Ze zeggen dat ik haar met rust moet laten. Dat is niet Er worden zaken uitgerold. Je bent het met bepaalde zaken niet eens, maar daar wordt hoe het hoort in mijn cultuur. Mijn kind hoort bij mij. Maar mijn mening telt niet. Er niks mee gedaan. Soms worden er dus dingen aangepakt, die helernaal niet het probleem wordt niks gedaan met wat ik zeg. zijn. In bepaalde dossiers staat dat ik als ouder te assertief ben en agressief, waardoor ze mij niet meer serieus namen. 4.5 Conclusies en aandachtspunten Ouder, aanbieder TS Uit de Cliëntervaringsmonitor 2015 kwam naar voren dat ruim een kwart van de ouders Nd ‘nooit of soms tevreden (is) over de samenwerking tussen hulpverleners om hun kind te ten opzichte van de hulpvraag. De psychiater vroeg aan haar wat zij wilde, of zij vond helper? Dn Kdi ‚ ‚ dat ze hulp nodig had. Mijn dochter vond van niet dus de psychiater heeft het hierbij kunnen helpen. Dat was reden om in dit onderzoek dieper in te gaan op dit onderwerp. gekan Wo viad dei dla ppt dara lo wake edendig laag gevonden amat moie Bij een meerderheid van de cliënten die we in dit onderzoek spraken waren er meer orga- ouder en welke verantwoordelijkheden ik heb ten opzichte van mijn kind. En n ‚ ‚ nisaties betrokken bij de hulp. Ook was in een meerderheid van de gevallen de school betrokken. Ondanks de betrokkenheid van meer organisaties zegt een aanzienlijk deel van de betreffende cliënten dat er geen sprake is van samenwerking tussen deze organi- saties. Het schort daarbij vooral aan onderlinge communicatie: het gebrek daaraan en de 33 kwaliteit ervan. In een enkel geval noemt een cliënt het ontbreken van regie. De commu- Het grootste deel van de cliënten maakte zich geen zorgen over de omgang met persoons- nicatie is vaak bepalend voor de vraag of cliënten de samenwerking tussen verschillende gegevens. Enkele cliënten maakten zich zorgen over het delen van gegevens met school, organisaties als voldoende of onvoldoende ervaren. In het algemeen is een aantal keren en een enkele cliënt was ontevreden over de verslaglegging in het dossier. de gebrekkige samenwerking tussen hulp en onderwijs genoemd. Niet alle cliënten hadden het gevoel mee te kunnen praten en — beslissen over de hulp. De meeste cliënten vinden dat professionals op een nette manier met hun persoonsge- Cliënten die hier negatief over waren konden soms wel meepraten, maar niet meebe- gevens omgaan. Cliënten ervaren discretie en het vragen van toestemming om zaken uit slissen. Een cliënt die met veel verschillende hulpverleners te maken had (gehad), gaf het dossier met anderen te bespreken als positief. De negatieve ervaringen van cliënten expliciet de wens te kennen zelf de toegang tot hulp te kunnen regelen in plaats van komen juist voort uit het ontbreken van deze toestemming. daarin afhankelijk te zijn van school. Enkele cliënten benadrukten het belang van naar Niet alle cliënten hebben het gevoel dat zijn mee hebben kunnen en mogen praten en het kind luisteren. beslissen over de hulp die zij kregen — de meerderheid wel. Cliënten hechten er waarde aan dat hulpverleners naar hen luisteren, hen serieus nemen en daadwerkelijk ruimte krijgen voor hun eigen inbreng. Hulpverleners hebben soms wel de intentie om cliënten mee te laten praten en beslissen, maar in de praktijk wordt met de inbreng van cliënten niet altijd iets gedaan. In de ogen van sommige cliënten hebben hulpverleners (alsnog) vaak het laatste woord. Panelgesprekken Bij de meerderheid van de cliënten die wij spraken in de panelgesprekken was er geen sprake van samenwerking met andere partijen. De cliënten bij wie dat wel het geval was, noemden verschillende verbeterpunten. In de panelgesprekken bleek de onderlinge communicatie een aandachtspunt, zowel het gebrek eraan als de kwaliteit ervan. In sommige gevallen was er geen of weinig contact met andere partijen, in andere gevallen was er wel contact, maar kwam hier weinig uit voort. Enkele keren kwam de rol van de psychiater naar voren; deze is vaak nauw betrokken bij cliënt, maar niet betrokken bij de rest van de hulp. Een deel van de cliënten was ontevreden over de samenwerking tussen hulp en het onderwijs, en over (de rol van) het lokale team. Enkele cliënten gaven aan dat zij één aanspreekpunt misten: iemand die voor langere tijd meeloopt, meedenkt en praktische hulp biedt. 34 Je Resultaten en doelrealisatie Het ging in al deze gevallen om de ervaringen van ouders. Geen van de jongeren heeft In dit hoofdstuk staat beschreven hoe ouders en jongeren het effect van jeugdhulp . . . _ a , aangegeven dat de ondersteuning niet opleverde wat zij wilden bereiken. Er zijn geen ervaren. De antwoorden zijn onderverdeeld in de thema's ‘realisatie eigen doelen, . En . _ verschillen gevonden tussen ouders met een laag en hoger opleidingsniveau. Er zijn ook ‘ervaren nut van ondersteuning, ‘effect op zelfstandigheid en zelfredzaamheid’ en . ee , geen verschillen gevonden tussen vaders en de andere respondenten. overige doelen. Tabel 5.2: N.a.v. stelling: De ondersteuning heeft opgeleverd wat ik wilde bereiken. 51 Realisatie eigen doelen ke À, ke 5 ke Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal Waarvan Bijna alle cliënten (zowel ouders als jongeren) hebben met een medewerker van de orga- LEET team jongeren nisatie waarvan zij ondersteuning ontvingen, besproken wat ze wilden bereiken met de Mee eens 2 71% 26 61% 2 83% 8 ) 8 Sen DESP Neutraal 7 9% 5 12% 2 6% 1 ondersteuning. Hierbij is er vrijwel geen verschil tussen ervaringen met specialistische Mee oneens 14 18% u 25% 3 9% 0 aanbieders en lokale teams. Ook zijn er weinig verschillen tussen ouders met een lager Weet niet 2 2% Ì 2% Ì 2% l Totaal 78 43 35 10 en hoger opleidingsniveau. Alle 15 ouders met een laag opleidingsniveau geven aan in gesprek te zijn geweest over de te bereiken doelen. Van de 51 hoger opgeleide ouders Ouders die de opbrengsten van de ondersteuning negatief beoordelen (met het cijfer 4 geeft één ouder aan dit niet besproken te hebben. Alle vader geven aan dit besproken te of 5) geven verschillende soorten toelichtingen hierop. Zo geven verschillende ouders hebben. aan dat de aangeboden ondersteuning niet aansloot op de problematiek van hun kind. Tabel 5.1: In gesprek over de te bereiken doelen sep Ouder, aanbieder ie ú % Waarvan [Mijn zoon] is behandeld als een verstandelijk beperkt kind met PDD NOS. Nu blijkt hij Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokale Lokale tongeren nn lich deliike beperk bliikt dat hi alan aans eames Jons autistisch te zijn met een licht verstandelijke beperking [en] blijkt dat hij geen onderwijs N % N % N % N kan volgen met zijn beperking. Dat is toentertijd wel doorgezet, terwijl hij dat niet aan Ja 74 96% 41 95% 33 94% 9 kon. Ik heb toen dus niet bereikt wat ik wilde bereiken. Nee 2 2% 1 3% 1 3% 1 Weet niet 2 2% l 2% l 3% 0 Ouder, aanbieder 78 43 35 10 En Nee, we hebben niet de doelen behaald die we hadden opgeschreven. Het sloot niet echt Voor bijna driekwart van de cliënten heeft de ondersteuning opgeleverd wat zij wilden aan bij de problemen, meer het probleem in kaart in brengen. Maar het aanpakken hebben we nog niet gedaan. bereiken. Het valt op dat de cliënten die ondersteuning ontvingen via aanbieders bijna drie keer zo vaak aangeven dat de ondersteuning niet opgeleverd heeft wat zij wilden bereiken (25%) dan cliënten die via een lokaal team ondersteuning ontvingen (9%). 35 Niet alleen kunnen ouder en hulpverlener verschillende ideeën hebben over de te Ouder. lokaal team * bereiken doelen, ook kunnen er tussen ouders verschillen bestaan. Volgens de hulpverleners [zijn de doelen] wel [bereikt], maar volgens mij niet. Mijn doel Ouder, aanbieder was om hulp te krijgen voor mijn dochter. Ik had een burn-out. Ik wilde weten waarom TT mijn dochter boos was, en zich rebels gedroeg naar mij toe. Zeven maanden na de start Maar dat ligt dus niet aan deze aanbieder. Ligt met name aan verschil in opvoeding van de begeleiding […] heb ik geprobeerd zelfmoord te plegen. Mijn kind ging weg uit tussen mij en mijn ex-partner. huis. Mijn doel was dat mijn kind terug in huis kwam, maar dat is niet gelukt. Dus het heeft totaal niet gewerkt. Volgens de hulpverleners is het helpen van mijn dochter wel Ook wordt door ouders aangegeven dat de doelen niet bereikt zijn vanwege het gebrek gelukt, maar wat ik wilde bereiken, is niet gelukt. aan motivatie van hun kind. Dit gebrek aan motivatie hangt vaak samen met dat de geboden ondersteuning niet aansluit. Een aantal ouders benoemen dat het een belang- Het niet bereiken van doelen wordt door ouders vaak als pijnlijk ervaren. Ouders geven rijke taak van de hulpverlening is om hun kind op een passende wijze aan te spreken en aan dat zij hierdoor gefrustreerd raken; het gevoel hadden hun tijd te verspillen; of dat te motiveren. hun kind ongelukkig is. Ouder, aanbieder Toelichting cliënten van aanbieders met positieve beoordeling over opbreng- Dat komt niet door de inzet van het lokale tear of door mij, maar door mijn zoon. Je sten van de ondersteuning (cijfer 1 of 2) kan hem niet dwingen als hij iets niet wil. Als iemand iets niet wil kan de hulp nog zo Cliënten van aanbieders die de opbrengsten van de ondersteuning positief beoor- goed zijn maar dan schiet het gewoon niet op. deelden, benoemen met name dat de doelen die ze gesteld hadden bereikt zijn. Of soms : et zint Ouder, aanbieder zelfs boven verwachting goed bereikt zijn! Ik vind dat ze te weinig invalshoeken hebben bekeken waarin ze haar mogelijk wel in Jongere, aanbieder CAERS ZENE NELE Mijn doelen waren eigenlijk om mezelf rustig te houden in agressieve situaties, voor mezelf kiezen in plaats van met de rest meegaan. En dat is goed gelukt. Toelichting cliënten van lokale teams met negatieve beoordeling over opbreng- Ouder, aanbieder sten van de ondersteuning (cijfer 4 of 5} n , , , , Meer dan dat zelfs! Mijn zoon is nu medicatievrij en doet het ontzettend goed. Anderen benoemen dat wat zij met de ondersteuning wilden bereiken niet overeen- kwam met de doelen van de hulpverlener. Dit kan ertoe leiden dat in ogen van de hulp- Ouder, aanbieder verlening de doelen bereikt zijn, terwijl de ouder dit niet zo ervaart. 8 J ) Ja meer dan dat. Het is een gigantisch verschil hoe hij nu doet en hoe het was. Hij kan zijn woede aanvallen veel beter beheersen. Hij werd ook veel gepest op school en dat is ook veel aan gedaan, dat is ook meegenomen. Hij is op veel vlakken echt verbeterd en zit ook goed in zijn vel. 36 Toelichting cliënten van lokale teams met positieve beoordeling Tabel 5.3: Ik vond de ondersteuning nuttig over opbrengsten van de ondersteuning (cijfer 1 of 2} Cliënten van lokale teams die de opbrengsten van de ondersteuning positief beoor- % ll % lil % 8 A . . . Totaal Totaal Aanbieders Aanbieder Lokaal Lokaal Waar deelden, zien verbetering van de situatie. Zo gaat het gaat beter met hun kind of voelen nennen sah vonken team team jongeren ich zelfs kerder al der. ze zich zelfverzekerder als opvoeder. EE EE En DE EN 5 5 Ouder, lokaal team Neutraal 5) 6% 4 9% 1 2% 1 0, 0, 0, Ik kon goed samenwerken met de ondersteuner van het lokale tear. Ze controleren hoe Mee oneens > 6% 4 2% Ì 2% 0 het mijn zoon gaat, we hebben afspraken gemaakt voor mijn zoon. Ik zie dat het beter Weet niet 5 6% 3 7% 2 1% Î gaat met mijn zoon, bijvoorbeeld met taal en gedrag. Ik ben dus erg blij. Totaal 78 43 35 10 Ouder, lokaal tearn De training is effectief gebleken voor onze zoon, want we zien enorme verbetering. Toelichtingen van cliënten van aanbieders die de ondersteuning niet als nuttig ervaren hebben. Ouder, lokaal team Een aantal ouders die het niet eens waren met de stelling dat de ondersteuning nuttig Mijn belangrijkste doel was om te checken of ik het wel goed deed. En na dat gesprek heb was, geven aan dat er nauwelijks sprake was van ondersteuning of dat de geboden ik veel meer zekerheid daarover, ik heb bevestiging gekregen. ondersteuning niet aansloot bij hun kind. Ouder, aanbieder : Het laatste jaar was er geen ondersteuning en daarvoor werd er te weinig geprobeerd. Er 2 Ervaren nut van ondersteunin / 5 5 55 > are ut van ondersteu 9 is vooral inzet geweest vanuit ons als gezin, dan dat het iets heeft opgeleverd vanuit de Over het algemeen wordt de ondersteuning als nuttig ervaren. Vijf ouders gaven aan aanbieder. de ervaren ondersteuning niet als nuttig te ervaren, zij hadden bijna allemaal ervaring met specialistische aanbieders. Geen van de jongeren gaf aan geen nut te ervaren van de Ouder, aanbieder ondersteuning. Bij de ouders zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen ouders De ondersteuning is niet van de grond gekomen. Het gesprek met mijn zoon kwam niet die wel en niet laagopgeleid zijn. Ook de vaders weken niet noemenswaardig af van de op gang. Er is wel met mij besproken hoe de ondersteuning beter bij de zoon zou kunnen aansluiten. Dat is wel opgepakt, maar het werkte niet. Nu ik terugkijk: naast praten zijn andere respondenten. er niet veel andere ingangen uitgeprobeerd om aansluiting bij mijn zoon te vinden. Sommige ouders verwoorden dat de situatie van hun kind (mogelijk) verslechterd door de geboden ondersteuning. 37 Ouder, aanbieder Ouder, aanbieder Mijn kind blijft niet bij deze aanbieder. Die plek geeft mijn kind geen goed voorbeeld. Zo Voor mij persoonlijk vond ik de coach heel fijn. Ik heb nog steeds soms contact met haar. meteen gaat hij gekke dingen doen of rondhangen. Het is geen goede plek. Maar het traject voor mijn kind is gewoon gestagneerd door de omstandigheden. Voor mijzelf was de ondersteuning dus wel nuttig. Ouder, aanbieder Deze hele situatie heeft mijn dochter en mij echt pijn in ons hart gedaan: alles, de Ouder, aanbieder instanties, maar het hele traject met namme met jeugdzorg. Problemen rondom kwetsbare Nee, we hebben niet de doelen behaald die we hadden opgeschreven. Die sloten niet leeftijd worden echt verkeerd aangepakt. Er wordt maar bezuinigd en jeugdzorg wordt echt aan bij de problemen. Maar mijn zoon vond het fijn om erheen te gaan, had een er steeds bijgehaald. Dit zorgt alleen voor problemen, omdat alles te kort door de bocht goede klik met zijn hulpverlener. Hij is wat opener geworden. Hij heeft geleerd dingen te wordt gedaan. vertellen of aan te geven wat hij voelt. Dat doet hij nu meer dan eerst. Ook gaven ouders aan dat specifieke onderdelen van de ondersteuning nuttig waren. Toelichtingen van cliënt van lokaal team die de ondersteuning niet als nuttig ervaren heeft. Ouder, aanbieder Eén van de cliënten van een lokaal team heeft aangegeven de ondersteuning niet als Er waren natuurlijk ook delen nuttig. Zoals het feit dat hij geconfronteerd werd met niet nuttig te ervaren. thuis wonen. Ouder, lokaal team Ouder, aanbieder Nee, de ondersteuning heeft niet geholpen. Er was geen goede verslaglegging. Ik heb het De ondersteuning was wel nuttig, maar mijn zoon deed er niks mee. Vooral de praktische als tijdsverspilling ervaren. zaken waren nuttig. Maar nogmaals, hij deed er niet veel mee dus kwam er niet veel van terecht. >.21 Doelen niet bereikt, ondersteuning wel van nut De vraag kan gesteld worden in hoeverre de ondersteuning nuttig was op het moment Dat de doelen niet bereikt zijn, hoeft niet te betekenen dat de ondersteuning niet van nut dat de cliënt er niks mee doet, zoals in bovenstaand citaat verwoord wordt. was. Een aantal ouders en jongeren gaven aan dat, hoewel de doelen niet bereikt waren, de ondersteuning wel als nuttig ervaren is. Cliënten van lokale teams bij wie de doelen niet bereikt zijn, maar de onder- steuning wel als nuttig ervaren is Cliënten van aanbieders bij wie de doelen niet bereikt zijn, maar de ondersteu- De stelling dat de ondersteuning heeft opgeleverd heeft wat de cliënt wilde bereiken, ning wel als nuttig ervaren is veronderstelt dat dat cliënten een doel voor ogen hebben met de ondersteuning. Dit Hoewel de doelen niet bereikt waren, ervaren enkele cliënten van aanbieders dat de blijkt niet altijd het geval te zijn, zoals onderstaand citaat van een cliënt van een lokaal geboden ondersteuning van betekenis is geweest voor de sociaal-emotionele ontwikke- team illustreert. Hoewel er volgens deze jongere “niks te bereiken viel in het begin” geeft ling van hen zelf of hun kind. zij aan dat de ondersteuning uiteindelijk bijgedragen heeft aan haar sociaal-emotionele ontwikkeling: ze is er een volwassener en wijzer persoon door geworden. 38 Jongere, lokaal team Ouder, aanbieder De ondersteuning was er niet omdat ik dat wilde, maar omdat ouders en school dat Ik vond het nuttig vanwege het feit dat ook ik tips heb gekregen hoe ik met situaties moet wilden. Ik was in het begin überhaupt niet van de ondersteuning te spreken, maar dat is om kan gaan en dat ook bij mij een spiegel is voorgehouden. Een stukje feedback van de dus logisch. Ik wilde geen ondersteuning, en dus ook niks bereiken in het begin. Ik ben andere kant van de dader in kwestie waarbij gevraagd werd, heb je zelf wel eens gedacht er een volwassener en wijzer persoon door geworden. De aanbieder heeft een onderzoek dat als je dit of dat doet dit dan als uitkomst heeft. Daar groei je van. gedaan waaruit gebleken is dat ik ODD heb. Dat verklaarde voor mijn ouders en mij een hoop. Het contact tussen mijn ouders en mij is daarin ook enorm verbeterd. Ouder, aanbieder Toen ik eraan begon dacht ik: het zal hem helpen. De (training) houdt in dat het kind Een ouder geeft aan dat zij het vooral als nuttig ervaren heeft dat er hulp was op het een hele dag begeleid wordt in leren luisteren en stil zitten. Een paar maanden lang. Als moment dat het nodig was. ouder moet je ook in de middag trainingen volgen. Ik dacht eerst: wat heb ik daaraan? Maar ik heb er heel veel aan gehad. Ik leerde veel, ook van de andere ouders. Ouder, lokaal team Dat de doelen niet bereikt zijn, komt niet door de inzet van het lokale team of door mij, Jongere, aanbieder maar door mijn zoon. Je kan hem niet dwingen als hij iets niet wil. Op het moment dat Ik had het echt nodig en ik heb bereikt wat ik wilde bereiken. we echt de hulp nodig hadden konden we het krijgen, dus dat was heel prettig. _ Toelichtingen cliënten lokale teams die de ondersteuning als nuttig hebben joaennaen aienen ooneden die de ondersteuning als nuttig hebben ervaren (helemaal eens/eens) ervaren (nherwemaareens/eens ) Ook door cliënten van lokale teams wordt genoemd dat ze de ondersteuning als nuttig Cliënten van aanbieders die de ondersteuning als nuttig hebben ervaren geven aan dat . . hebben ervaren doordat ze ervan geleerd hebben. En dat de ondersteuning zowel nuttig ze zelf veel geleerd hebben van de geboden ondersteuning. Ook wordt ondersteuning . ‚ ‚ was voor zowel kind als ouder. Ouders voelden zich gesteund in het aanpakken van hun nuttig ervaren als het bracht wat nodig was. problemen. 39 Ouder lokaal team Tabel 5.4 Cijfer voor opbrengsten van ondersteuning Het doel is bereikt. Daarnaast word je geconfronteerd met je eigen fouten en die van je % N % N % Waarvan dochter. Je leert er veel van. VDE Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal jongeren LGL team Ouder, lokaal tearn 1-3 4 5% 2 5% 2 6% 0 Ik ben zelf ook vrij angstig. Ze hebben mijzelf toen ook doorverwezen naar iernand waar in a Ge a WD ü Wo ü ik mee kon praten. Het was dus niet alleen nuttig voor mijn zoon, maar ook voor mij. 6-7 16 20% 9 21% 7 21% 3 8-10 52 67% 26 60% 26 73% 7 Ouder, lokaal tearn Totaal 78 43 35 10 Ik ben heel tevreden. Iedereen die ik tegenkom raad ik aan bij het lokale team. Die Gemiddeld 76 73 79 8.3 mensen die problemen hebben, hebben het heel zwaar en ze kunnen alle steun gebruiken en ik vind het lokale tear een goed idee voor de samenleving. Toelichting minder tevreden cliënten van aanbieders (beoordeling onvol- doende: 5 of lager) 53 Algemeen oordeel over de opbrengsten van de De cliënten van aanbieders die minder tevreden waren over de opbrengsten van de . ondersteuning geven aan dat ze te weinig ondersteuning ervaren hebben of dat de ondersteuning , geboden ondersteuning niet passend was. Cliënten is de vraag voorgelegd om een cijfer te geven voor de opbrengsten van de ondersteuning, en in dit oordeel mee te nemen of de hulp heeft opgeleverd wat zij Ouder, aanbieder wilden bereiken en of de hulp nuttig was. Gemiddeld geven cliënten hiervoor het cijfer Er is niet zo veel bereikt. Alleen psychiatrische onderzoeken. Er waren weinig 7.6. De lokale teams worden hoger beoordeeld dan de aanbieders, er is sprake van contactmomenten, weinig overleg en weinig hulp. een verschil van 0,6 punten. Ongeveer een op de acht cliënten geeft een onvoldoende. P 6 P 6 Ouder, aanbieder Cliënten van aanbieders geven gemiddeld drie keer vaker een onvoldoende dan cliënten . Ik ben er helemaal niks mee opgeschoten. We werden gek van alle instanties. Ik heb er van lokale teams. Geen van de (10) jongeren geeft een onvoldoende. Ouders met een a " … . . uiteindelijk voor gekozen om mijn dochter heel vrij te laten, en hierdoor is ze op haar laag opleidingsniveau geven gemiddeld een wat hoger cijfer (7.7) dan ouders met een pootjes terecht gekomen. Maar instanties hebben niks voor ons kunnen betekenen. hoger opleidingsniveau, die de opbrengsten van de ondersteuning gemiddeld met een 7,3 beoordelen. Onder de 15 ouders met een laag opleidingsniveau zijn er drie die een Ouder, aanbieder onvoldoende geven. Van de 51 hoger opgeleide ouders geven er zeven een onvoldoende. De timing was waarschijnlijk niet goed. Mijn zoon was er misschien nog niet aan toe. Vaders gaven gemiddeld een 7.2, er waren 2 vaders die een onvoldoende gaven. De ondersteuning sloot niet aan. Hij begint nu thuis wel over autisme te praten. Hij kijkt de documentaire van Filemon Wesselink over ‘Het is hier autistisch’. De ingang via film werkt wel, hij praat er nu over. 40 Andere cliënten benoemen in hun toelichting dat ze ontevreden zijn omdat er Ouder aanbieder iet bereikt is wat ilden bereiken. a NET DELEN IS WT Z6 WICEN DELEN Veel aandacht geven en problemen opgelost. Wat ik belangrijk vind is dat mijn zoon zich Ouder, aanbieder daar thuis voelde. Hij voelde zich veilig daar. Ze zijn ook als persoon goed professioneel, TO ook met de ouders. Hetgeen wat zij doen, doen zij heel goed. Mijn zoon is niet gelukkig. Ouder, aanbieder Ouder, aanbieder TT Ik vind het heel prettig dat hij bepaalde sociale vaardigheden heeft. Hij was een keer heel Ik heb zeker dingen gehad die ik mee neem, maar ik heb niet bereikt wat ik wilde blij en wist niet hoe hij dit kon uiten, met zijn verjaardag. En toen Ss ochtends kreeg ik bereiken. een knuffel, wat ik maar een keer per jaar krijg, omdat hij wilde laten merken hoe blij hij was. Ouder, aanbieder Vooral de eindfase was slecht, en door het gedrag van mijn zoon is er niet veel gelukt. Soms zijn cliënten niet eenduidig tevreden, zoals de jongere in onderstaande toelichting verwoord. Hoewel de jongere meer duidelijkheid over het traject had gewild, werd de ruimte voor het maken van uitzonderingen juist positief beoordeeld. Toelichting minder tevreden cliënten van lokale teams (beoordeling onvol- doende: 5 of lager) Jongere, aanbieder De twee cliënten van lokale teams die de opbrengsten van de ondersteuning onvol- Het is niet helemaal perfect, maar het heeft me wel de goede kant op gestuurd. Wat beter doende beoordeelden, verwijzen hierbij naar het negatieve resultaat. Er is niks goeds had gekund: dat ze meer duidelijkheid hadden over het hoe en wat. In het begin werd ik uitgekomen of de relatie tussen ouder en kind is zelfs verslechterd. bij hun geplaatst. Het leek alsof ze van mij verwachtten dat ik al wist hoe en wat. Ik had graag wat meer duidelijkheid gewild over het traject. Wat ik super goed vond was ze alle Ouder, lokaal team regels strikt volgden, maar dat er ook ruimte was voor uitzondering. Als ik bijvoorbeeld niet lekker in mijn vel zat, mocht ik over het terrein fietsen, terwijl dat eigenlijk verboden Ik heb mijn kind al tijden niet gesproken, ze haat me. Onze relatie is slechter in plaats was. Ze luisterden echt van beter geworden door de hulp. Ouder, lokaal t on n AE ORE Toelichting meer tevreden cliënten van lokale teams (beoordeling voldoende: Het was een poging maar er is niks goeds uitgekomen. 6 of hoger) Cliënten van lokale teams die een positief oordeel over de opbrengsten van de onder- On B steuning geven, verwoorden dat de ondersteuning hen handvatten en tips gegeven Toelichting meer tevreden cliënten van aanbieders (beoordeling voldoende: heeft. Zowel ouders als kinderen hebben van de ondersteuning geleerd. 6 of hoger) De cliënten van aanbieders die een positief algemeen oordeel over de opbrengsten van de ondersteuning geven, benoemen dat de ondersteuning goed aansloot op hun situ- atie: de ondersteuning heeft opgeleverd wat voor hen van belang is. 41 Ouder, lokaal team Hierin zijn geen noemenswaardige verschillen tussen aanbieders en lokale teams. Twee TO li . . d. d …. h . … . Soms zijn er natuurlijk problemen in de aard van het beestje, en het kind verandert zelf centen van aanbie ers geven aan dat zij het miet eens zijn met voorgenoemde stelling, niet compleet. Maar ik heb wel geleerd hoe ik met haar om moet gaan, ik het daar goede net als drie cliënten van lokale teams. Van de jongeren geven er twee aan dat zij niet handvatten voor gekregen. zelfstandig of zelfredzamer geworden zijn door de ondersteuning. Ouder, lokaal team Tabel 5.5: Mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfstandig/zelfredzamer geworden Omdat ik mij daarna verder kon en mij geholpen voelde. En ik kon verder met de tips Ki N Kd N % en hij gaf ook aan dat hij mij later nog kon helpen als dit nodig was, dat gaf mij een goed Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal Waarvan ï team team jongeren gevoel. Mee eens 14 63% 9 64% 5 63% 2 Ouder, lokaal tearn Neutraal 3 14% 3 21% 0 0% 1 Het is een goede training, het heeft onze zoon enorm geholpen. De training is niet per se ESSE, a 0 E Ee E Ee E voor een bepaald probleem, maar er zitten kinderen met verschillende problematieken. Totaal 22 14 8 5 Zij leren allernaal met elkaar omgaan. Dat werkte erg goed. Toelichtingen cliënten aanbieders die het oneens zijn met de stelling ‘mijn 54 Effect op zelfsta ndig heid en zelfredzaamheid kind is/ik ben door de ondersteuning zelfstandiger/zelfredzamer geworden’ Een ouder die ervaring heeft met ondersteuning van een aanbieder, geeft aan dat de In dit onderzoek is in eerste instantie door middel van één stelling bevraagd in hoeverre Ifstandieheid Y ie d neid van h 6 6 on tandiehei , ruist kt: de ondersteuning effect had op zowel zelfstandigheid als zelfredzaamheid. Vijf jongeren Zer Taner ed EN ZEN TECZAANTIEE Va HAAT ZOON JUS” EENOMEN en 22 ouders hebben de volgende stelling voorgelegd gekregen: “Mijn kind is/ik ben Ouder, aanbieder door de ondersteuning zelfstandig/zelfredzamer geworden” In de loop van het onder- Hij zit nu thuis, hij gaat alleen maar achteruit. Het gaat slechter met hem nu hij van zoek is deze stelling opgesplitst in twee losse stellingen: één die het effect op zelfstandig- school af is. heid bevraagd en één gericht op zelfredzaamheid. Een jongere die ondersteuning van een aanbieder ontving, vraagt zich af in hoeverre Als cliënten aangaven de termen niet goed te begrijpen, zijn deze uitgelegd. Zelfstan- Jons 5 5 5 Oe . . haar toegenomen zelfstandigheid en zelfredzaamheid met de ondersteuning samen- digheid is uitgelegd als: door de hulp weet ik wat ik wil, zeg ik vaker wat ik wil en wordt n angt: er beter naar mij geluisterd. Zelfredzaamheid is uitgelegd als: door de hulp kan ik beter 5 mijn problemen oplossen en heb ik vertrouwen in de toekomst. Jongere, aanbieder Ik merkte dat als je iets wilde je daarnaar kon vragen en als je iets niet begreep je naar DA1 Effectop zelfstandigheid en zelfredzaamheid via een meervoudige een leraar toe kon stappen. Als ik er zo over nadenk kan het ook dat dit aan mijzelf ligt, stelling gemeten en niet door de ondersteuning is gekomen. Ik heb het anderen niet zien doen. Twee op de drie cliënten hebben instemmend gereageerd op de stelling dat hun kind, dan wel zij zelf, door de ondersteuning zelfstandiger en/of zelfredzamer is geworden. 42 Jongere, aanbieder Ouder, aanbieder Ik merkte dat als je iets wilde je daarnaar kon vragen en als je iets niet begreep je naar Hij trekt nu zelf eerder aan de rem, loopt niet zo snel te flippen wat hij hiervoor wel had, een leraar toe kon stappen. Als ik er zo over nadenk kan het ook dat dit aan mijzelf ligt, hij kan nu beter met dingen omgaan en beter dingen inschatten op hun waarde. en niet door de ondersteuning is gekomen. Ik heb het anderen niet zien doen. Jongere, aanbieder a ‚ _ Ik denk veel beter na over dingen. Ik neem beter mijn tijd. Ik pieker nu op een goede Toelichtingen cliënten lokale teams die het oneens zijn met de stelling mijn manier. Ik denk dat ik wel volwassener en zelfstandiger ben geworden. Ik kan dingen kind is/ik ben door de ondersteuning zelfstandiger/zelfredzamer geworden’ beter alleen oplossen. Cliënten van lokale teams die het niet met de stelling eens waren, geven aan dat het versterken van zelfstandigheid en zelfredzaamheid geen doel van de ondersteuning was. Toelichtingen cliënten lokale teams die het eens zijn met de stelling ‘mijn kind Ouder, lokaal feam is/ik ben door de ondersteuning zelfstandiger/zelfredzamer geworden’ Dit was ook geen doel. Cliënten van lokale teams die aangeven dat zelfstandigheid/zelfredzaamheid door de ondersteuning is toegenomen, geven aan dat hun kind door de ondersteuning meer Ouder, lokaalteam dingen zelf doet. Ook vertellen ze naar aanleiding van deze stelling over de sociaal-emo- Daar was het ook niet gericht, kan niernand wat aan doen. Was geen doelstelling. Kan tionele ontwikkeling van hun kind en dat daar soms nog meer in te ontwikkelen valt. ook een beetje met de leeftijd te maken hebben. Ouder, lokaal team Net als bij de aanbieders, geeft ook bij de lokale teams een jongere aan dat hij zijn toege- Toen der tijd sliep ze nog niet in haar eigen bed, naar school ging ze niet. Ze doet alles nomen zelfstandigheid en zelfredzaamheid niet aan de ondersteuning te danken heeft: zelf gaat naar school, heeft de sleutel ven het huis, maakt haar eigen eten. Boodschap pen doen kan ze, ze gaat met vriendinnetjes weg. Iets beter moet ze nog voor zichzelf Jongere, lokaal team opkomen, dat is nog een dingetje. Dit is niet door de ondersteuning gekomen, hierbij hebben ze me niet geholpen. Dorn Int Hij pakt wel meer dingen op nu, hij zit ook wat lekkerder in zijn vel. Dat kan ook isschi dat wij h ders zij benaderen door de ondersteuning. Hij k Toelichtingen cliënten aanbieders die het eens zijn met de stelling ‘mijn kind ee is/ik ben door de ondersteuning zelfstandiger/zelfredzamer geworden’ nu oen stukje verder komen in zijn eigen ontwikkeling en hij heeft wal meer zin om dingen (zelf) te doen. Hij heeft zeker ook wel daarin voortuitgang geboekt. Cliënten van aanbieders die aangeven dat zelfstandigheid/zelfredzaamheid door de ondersteuning is toegenomen, geven aan dat hun kind of zij zelf beter om kunnen gaan met problemen of obstakels die zij tegenkomen. 54.2 Effectop zelfstandigheid Ruim vier op de tien cliënten geven aan dat hun kind, dan wel zij zelf, zelfstandiger zijn geworden door de ondersteuning. Hierbij zien we verschillen tussen cliënten van aanbieders, waarbij 1 op de 3 het met de stelling eens is, en cliënten van lokale teams, 43 waarbij meer dan de helft het met de stelling eens is. Eén op de drie van het totale aantal Ouder, aanbieder * cliënten is het niet eens met de stelling, en geeft hiermee aan dat de ondersteuning niet 56 5 Mijn zoon was al zelfstandig. Daarin heeft zijn verblijf bij de aanbieder niks gebracht. tot zelfstandigheid geleid heeft. Ook in deze groep zijn verschillen zichtbaar tussen aanbieders en lokale teams: cliënten van aanbieders zijn het bijna twee keer zo vaak Jongere, aanbieder oneens met de stelling als cliënten van lokale teams. Dat was ik al, er is niets in veranderd. Ondersteuning niet op gericht. Tabel 5.6: Mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfstandiger geworden Ouder, aanbieder KAJ N KAJ N KAJ Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal Waarvan Dat hebben mijn dochter en ik samen gedaan en met ons netwerk vrienden en de school. team team jongeren Mee eens 25 44% 10 34% 15 56% 2 Ook wordt er benoemd dat de ondersteuning niet bijdroeg aan zelfstandigheid of zelf- NE , 6 BEE 3 BL 3 BEE ! standigheid juist tegengewerkt heeft. Mee 18 32% 12 42% 6 23% 2 oneens Ouder, aanbieder Weet niet 7 13% 4 14% 3 11% 0 Totaal 56 29 27 5 Eerder averechts. Mijn zoon heeft vanaf het begin heel duidelijk gezegd dat hij ontzettend moe was. De aanbieder is daar heel erg aan voorbij gegaan. Achteraf zagen ze in dat hun aanpak niet goed was. Voor hem gaf dat het gevoel dat ze her niet zagen en On n ‚ ‚ _ ‚ niet naar hem luisterden. Dit was een negatieve ervaring voor hem. Toelichtingen van cliënten van aanbieders die het oneens zijn met de stelling ‘mijn kind is/ ikben door de ondersteuning zelfstandiger geworden’ ‚ . . . . Ouder, aanbieder Cliënten van aanbieders die aangeven dat de ondersteuning niet geleid heeft tot een TE he: . . st: Hij heeft de begeleidt d bieder als t tisch N ik denk wel dat grotere zelfstandigheid, geven hier verschillende toelichtingen voor. Een deel van deze es jk ie en ef nar, he ie ee ranmansen ervaren Maar HEE WE EE tiers geteerd heeft. Miaar wei neet weIntg. toelichtingen heeft te maken met dat de geboden ondersteuning niet gericht was op vergroten van zelfstandigheid. Dit heeft volgens hen te maken dat de jongere als zelf- Ouder, aanbieder standig was, of dat er zonder de ondersteuning van de aanbieder aan zelfstandigheid Nee, niet bereikt. Mijn dochter is zelfstandig uit zichzelf maar op verkeerde manier. Ze gewerkt is. doet heel stoer, maar ze kan niet het juiste spoor vinden. Ouder, aanbieder Mijn dochter is nog steeds erg gesloten. 44 Toelichtingen van cliënten van lokale teams die het oneens zijn met de Het komt ook voor dat de ondersteuning volgens cliënten niet direct op het vergroten stelling ‘mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfstandiger geworden van zelfstandigheid gericht was: Een deel van de cliënten van lokale teams die het aangeven het oneens te zijn met de , en , , Ouder, lokaal team stelling dat zelfstandigheid door de ondersteuning toegenomen is, geeft aan dat het nog ne te vroeg is om wat over zelfstandigheid te kunnen zeggen. Dit kan te maken hebben met Bit vel aa) oen Zeij ief gedoneerd aem lozaggen wal gedlealenn gien Ze wai , , daar nu ook al weinig meer van. dat de hulp pas net is ingezet of met de levensfase van de kinderen die hulp ontvangen. Ouder, lokaal tearn ‚ _ ‚ ‚ En Toelichtingen van cliënten van aanbieders die het eens zijn met de stelling Dat nog niet, daar wordt nog aan gewerkt. Daarom krijgen we ook die thuishulp. Dit is en Lin if: . . , 5 Re mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfstandiger geworden lastig te verbeteren voor mijn dochter, dus daar gaat wat meer tijd in zitten. Cliënten van aanbieders die aangeven dat door de ondersteuning zelfstandigheid is Ouder, lokaal team toegenomen, verwijzen daarbij naar sociaal-emotionele vaardigheden (zoals het maken ee van contact) en het zelfstandig dingen kunnen ondernemen. Jongere, aanbieder Ouder, lokaal tearn CE Ik ben een stuk zelfstandiger geworden. Ik merk dat ik dingen alleen kan doen, Nog niet, hij is nog een beetje jong hiervoor vind ik. En hulp is net gestart. bijvoorbeeld met sociale contacten, dat gaat stukken beter. Daar heeft ze me bij geholpen. Andere cliënten geven aan dat er al sprake van zelfstandigheid was, en dat de ondersteu- ning daar niet direct aan bijgedragen heeft. Ouder, aanbieder Hij weet zijn emoties uit te drukken en te benoemen. Hij kan uitleggen waarom hij boos Jongere, lokaalteam of verdrietig is. Hij maakt veel meer contact met zijn hele houding en gezicht om dingen Mijn ouders waren vroeger nooit thuis. Ik was altijd alleen. Ik heb dus heel veel van uit te drukken. Hij kan ook beter omgaan met kinderen om hen heen. mezelf geleerd. Dat komt niet door de ondersteuning. Ouder, lokaal team Toelichtingen van cliënten van lokale teams die het eens zijn met de stelling ‘mijn kind is/ ik ben r nder ning zelfstandiger geworden Ik denk van niet. Ze was namelijk al zelfstandig, dus ik denk niet dat de ondersteuning ) dis/ik ben door de ondersteuning zelfstandiger geworde daaraan echt heeft bijgedragen. Ook cliënten van lokale teams die aangeven dat door de ondersteuning zelfstandigheid is toegenomen, geven in hun toelichting aan dat dit te maken heeft met het ontwikkelen Ouder, lokaal team van sociaal-emotionele vaardigheden (zoals eigen fouten kunnen inzien en toegeven) Het blijven kinderen. Ze waren allebei al redelijk zelfstandig. Het zat hem echt in het niet en het zelfstandig dingen kunnen ondernemen (zoals reizen met het openbaar vervoer). luisteren naar ons: ze dachten vaak dat ze het zelf allernaal wel kunnen, dus dit is niet verbeterd, ze konden dit al. 45 Jongere, lokaal team Toelichtingen van cliënten van aanbieders die het oneens zijn met de stelling TO ‘mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfredzamer geworden Ikk it , ook al wist ik dat ik fout zat. Ik ltijd de schuld . … . on VOEG HOO SOTIN ZEESEN 00% BOMAT ES DA! Á oul zal. Ikgaf alti Loe Sommige cliënten geven aan dat de hulp sowieso geen resultaat had, of op een bepaald aan mijn ouders. Sorry zeggen en fouten toegeven heb ik geleerd te doen. Mijn eigen fouten inzien, en daar ook mee omgaan. Als ik zelf wat had gedaan, en daar kwamen moment is gestokt. mijn ouders achter, dan was ik de hele week chagrijnig en boos. Nu zie ik dat zij er niks . aan kunnen doen Ouder, aanbieder De ondersteuning sloot niet aan. Mijn zoon werkte niet mee. Ouder, lokaal team Ja, hij ging bijvoorbeeld nooit naar buiten, nu doet hij dat wel. Hij was ook nog nooit met Ouder, aanbieder openbaar vervoer gegaan, en nu wel. Hij doet nu meer dingen die een normale puber ook De ondersteuning heeft niks veranderd voor hem. doet. Ouder, aanbieder . Hij wilde niet meer. Zijn ervaring was alleen maar negatief. Hij moest alleen maar >43 Effect op zelfredzaamheid praten, terwijl hij dat niet aan kon. Voor her alleen maar minder vertrouwen in de toekomst. Tabel 5.7: Stelling: Mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfredzamer geworden. NAan- %Aan- NLokaal %lokaal Waarvan Anderen zeggen dat zij zelf (jongeren) of hun kind (ouders) al zelfredzaam waren: ad bieders bieders LEL team jongeren dn Ouder, aanbieder Mee eens 24 45% 8 28% 16 64% 3 Nel î and 8 me? An Dochter was al zelfredzaam, dat is hetzelfde gebleven. eutraa 0 0 0 Mee oneens 16 30% 14 50% 2 8% 1 : Jongere, aanbieder Weet niet 9 17% 3 11% 6 24% 0 Totaal 5 De ne e Ik ben al zelfverzekerd. De problemen met mij waren niet zo groot. otaa Soms geven cliënten ook aan dat er weinig gedaan is om de zelfredzaamheid te vergroten: 46 Ouder, aanbieder Jongere, lokaal team Er is te weinig aan gedaan om te stimuleren. Er is nog heel veel ruimte voor verbetering op dit gebied, maar ik heb wel al veel geleerd. Ouder, aanbieder Ouder, lokaal team Ook zelfredzaam was hij al. Maar ze worden door (de aanbieder) niet getriggerd op Hij kan wel iets beter zijn eigen weg vinden op school, maar daar moet nog wel ook aan zelfredzaamheid. Ze stimuleren hem niet, bijvoorbeeld: ‘Je wil dit weekend naar huis, gewerkt worden. zoek maar uit hoe je dat doet met de trein en de bus’ Alles wordt voorgekauwd. De groepsbegeleiding bemoedert te veel. De jongeren mochten nooit zelfstandig naar buiten of dingen zelfstandig doen. 54 Overige doelen Van een aantal mogelijke ondersteuningsdoelen is expliciet aan cliënten gevraagd of Cliënten van lokale teams die het oneens waren met de stelling, hebben hun antwoorden deze door de ondersteuning bereikt zijn. Het gaat dan om verbetering van gedrag; situ- beperkt toegelicht. In hun toelichtingen hebben zij vooral de stelling herhaald dat de atie thuis; veiligheid; gezondheid; vrijetijdsbesteding; relatie met vrienden en anderen; hulp niet heeft bijgedragen aan de zelfredzaamheid. school, werk of dagbesteding. On _ _ Cliënten vinden het vaakst dat de hulp bijdraagt aan het gedrag van henzelf of van hun joelichtingen van diënten van aanbieders die het eens zijn met de stelling kind. Dat geldt zowel voor cliënten van lokale teams als van aanbieders van specialisti- mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfredzamer geworden ne hul k ' netk es derd de clië di , d di Een ouder met ervaring met aanbieders geeft aan dat zij duidelijk ziet dat haar kind sche hulp. Ook is ruim twee derde van de cliënten die we spraken in het kader van dit , … „ onderzoek van mening dat het door de hulp thuis beter gaat met hun kind, of in het zelfstandiger is geworden, doordat hij aangeeft dat hij zelf om hulp vraagt wanneer dat oo , geval van jongeren, met henzelf. Dit zien we wat vaker bij cliënten van lokale teams nodig is. Een andere ouder licht toe dat hoewel dochter veel zelf kan, ook nog veel terug- . . dan bij cliënten van aanbieders. Op de andere gebieden zit steeds een aanzienlijk deel valt op ondersteuning van ouder en hulpverlening. van de cliënten geen bijdrage van de hulp, of men weet niet of die bijdrage er is. Het Ouder, aanbieder gaat om ruim een derde van de cliënten bij verbetering van de situatie op school, in Dit zie ik duidelijk terug. Hij geeft dit zelf ook aan: mam, maak je niet druk. Als ik hulp werk of dagbesteding, om ruim 40% bij het veiligheidsgevoel, en om meer dan de helft en bij vrijetijdsbesteding en de relatie met vrienden anderen. Er zijn daarbij geen grote ‚ verschillen tussen ouders en jongeren. Tot slot ziet een deel van de jongeren niet dat de Ouder, aanbieder TT hulp bijdraagt aan hun ervaren gezondheid. Ze blijft nog wel heel erg terugvallen op de hulpverlening en mij. Maar ze kan veel zelf. Toelichtingen van cliënten van lokale teams die het eens zijn met de stelling ‘mijn kind is/ ik ben door de ondersteuning zelfredzamer geworden’ Cliënten van lokale teams geven aan dat er sprake is van toegenomen zelfredzaamheid, maar dat hier nog verder aan gewerkt moet worden. 47 Tabel 5.8 Bijdrage hulp aan verschillende gebieden dagelijks leven Tabel 5.9: Wat is het meest verbeterd door de ondersteuning? hz hz hz a Ord N 9 ' Totaal Totaal Aanbieders Aanbieders Lokaal Lokaal Jongeren phi jé ia team _ team e Gedrag 23 34% 2 Dek 2 Oa Os Oo ou |” Sto OR: 7 0 0 0 Gedrag ae 13 _ 18% 8 20% 5 15% 1 © Thuis 9 13% 2 Weet niet 3 4% L 3% 2 6% L e Veiligheid 7 10% 0 nvt. 4 3 1 0 Ja 53 72% 25 64% 28 70% 7 e Relaties/sociale contacten 3 4% 2 Situatie |Peels 3 4% 3 8% 0 0% 2 e Dagbesteding 2 3% 0 thuis Nee 13 18% 9 23% 4 12% 1 e Vrietiid 2 3% 1 Weet niet 5 7% 2 5% 3 9% 0 Je HJ ë nvt. 4 4 0 0 e Stabiliteit 1 1% 0 Ja 359 53% 19 48% 20 61% 3 e Zelfstandigheid 1 1% Û Gevoel van Deels 2 3% 2 5% 0 0% 1 ‚ lieheid. Nee 20 27% 13 33% 7 21% 4 e Niks 4 6% 0 VEBNET | Weet niet 12 16% 6 15% 6 18% 1 e Weetik niet 3 4% 4 n.v.t. 5 3 2 1 Ja 27 38% 13 33% 15 47% 4 Net Ù Renn Deel 2 3% 1 3% 0 0% 0 Totaal 75 10 . Nee 36 50% 22 55% 14 44% 5 besteding | woor niet 7 10% 4 10% 3 9% 1 nvt. 6 3 3 0 Ja 36 49% 18 45% 18 53% 4 i Fatema Da 2 a 5 zo 0 006 / 5.5 Conclusies en aandachtspunten vrienden |Nee 30 _ 41% 17 43% 13 38% 4 De meerderheid vande cliënten die we in dit onderzoek spraken, beoordelen de opbreng- en anderen | Weet niet 6 8% 3 8% 3 9% 1 , , nvt. 4 3 1 0 sten van de ondersteuning met een voldoende, vaak een ruime voldoende. Zoals ook School, 60% 22 De 2 EM ê in de Cliëntervarinsgmonitor 2015 heeft een minderheid een negatief oordeel over de k £ Deels 2 3% 2 5% 0 0% 2 ‚ dagbeste- Nee 24 33% 14 36% 10 30% 2 resultaten van de ondersteuning. In het oordeel over de resultaten spreekt vanzelfspre- ding Weet el : 3% . 3% ) 3% ° kend dat wat bereikt is met de ondersteuning een belangrijke rol. Soms speelt ook de n.v.t. Ja 5 mate waarin de zorg als passend is ervaren een rol. Cliënten die positief zijn, noemen Gezonder IN eds ‚ soms ook de waardering voor de concrete handvatten en tips die ze kregen. gaan leven ee ldeetinsel Ö In bijna alle gevallen gingen cliënten hulpverlener in gesprek over de te bereiken doelen. Totaal 78 43 35 10 Dat neemt niet weg dat een behoorlijke minderheid van de cliënten van mening is dat Als we vragen wat door de hulp het meest verbeterd is, dan wordt het vaakst het gedrag de ondersteuning niet heeft opgeleverd wat men wilde bereiken. Ook hier wordt vaak genoemd, gevolgd door de situatie op school, de situatie thuis en het gevoel van veilig- als toelichting op het negatieve oordeel gegeven dat de hulp niet aansloot bij de vraag of heid (zie tabel 5.9). het probleem van de cliënt. Ook komt het voor dat cliënt en hulpverlener andere doelen hebben. Daardoor kan de hulpverlener vinden dat de doelen zijn gehaald, terwijl de 48 cliënt daar anders over denkt. Tot slot worden ‘cliëntfactoren’ genoemd als verklaring voor het niet halen van doelen: geringe motivatie, verschil in inzicht tussen ouders. Een negatief oordeel over het bereiken van de doelen betekent niet dat de hulp ook als niet nuttig is ervaren. Er is een kleine groep cliënten die de hulp als nuttig heeft ervaren, ondanks het feit dat de doelen niet bereikt zijn. De hulp heeft dan toch wat teweegge- bracht bij de cliënt. Het effect van de hulp op zelfstandigheid en zelfredzaamheid van kinderen en jongeren wordt door een substantieel deel van de cliënten niet gezien. Ook dat zien we terug in de Cliëntervarinsgmonitor 2015. Cliënten geven uiteenlopende oorzaken aan: het vergroten hiervan was geen doel van de hulp, het was te vroeg om er iets over te zeggen, en sommige ouders zeggen ook dat hun kinderen wel zelfstandiger of zelfredzamer zijn geworden, maar niet als gevolg van de hulp. Het meest genoemdeeffect van de hulp is op het gedrag van kind of jongere, op een betere thuissituatie en op de situatie op school. Op andere terreinen zien minder cliënten een effect: vrijetijdsbesteding, relaties met vrienden en anderen en gezondheid. Panelgesprekken Bij een meerderheid van de cliënten die wij spraken in de panelgesprekken (vooral de jongeren) liep de hulp nog of was de hulp nog maar net gestart. Daardoor konden zij nog weinig zeggen over de opbrengsten van de hulp. Het grootste deel van de cliënten bij wie de hulp was afgerond was negatief over de opbrengsten van de hulp. Ouders waren vooral negatief over de hulp aan hun kinderen; de (juiste) hulp was niet op gang gekomen, of de hulp had niets opgeleverd. In sommige gevallen waren de problemen van hun kinderen zelfs groter geworden. In enkele gevallen had de hulp wel geholpen, maar had de hulp veel tijd gekost of waren er nieuwe problemen. Een belangrijk aandachtspunt dat naar voren kwam was de (niet sluitende) overgang van 18 min naar 18 plus. 49 © Van belang in ondersteuning en verbeterpunten 61 Van belang in ondersteuning We geven hieronder voor de vijf categorieën waarin het meeste antwoorden genoemd Wat vinden cliënten het belangrijkste in de ondersteuning die ze hebben ontvangen? We zijn een aantal voorbeelden van antwoorden op de vraag: wat was voor jou/u het belang- hebben deze vraag aan alle cliënten voorgelegd. 68 van hen hebben deze vraag beant- rijkste in de ondersteuning die jij/uw kind heeft ontvangen’ woord. De gegeven antwoorden hebben we in een aantal categorieën gegroepeerd. Overigens gaven sommige respondenten meer dan één antwoord. Tabel 6.1 bevat de Resultaten/doelrealisatie resultaten Als het gaat om de resultaten van de ondersteuning, geven veel cliënten van zowel aanbieders als lokale teams aan dat op verschillende manieren hun kwaliteit van leven Het meest worden met de hulp gerealiseerde resultaten en doelrealisatie als belang- is toegenomen. rijkste element van de hulp genoemd. Daarna volgen het bieden van een luisterend oor door de professional en het geven van concrete tips en handvatten om met situaties en Toelichtingen van cliënten van aanbieders bij de vraag wat voor hen het problemen om te gaan. Daarna volgen een goede communicatie en het inzicht dat de belangrijkste was in de ondersteuning hulp bij cliënten heeft gebracht. Ouders met ervaring met aanbieders geven aan dat het voor hen belangrijk was dat er Tabel 6.1 De belangrijkste aspecten van de ontvangen hulp rust in huis kwam; dat hun kind weer een gewoon leef ritme heeft; of dat het zelfver- trouwen van hun kind toenam. Resultaten/doelrealisatie 26 36% Ouder, aanbieder Luisterend oor 13 18% Dat er thuis een situatie werd gecreëerd die rust kende. En daarnaast dat mijn zoon in Tips/ handvatten u 15% veilige handen was. We hebben enorm ons best gedaan om hem betrokken te houden, dus verjaardagen daar gevierd et cetera. We wilden hem niet buiten sluiten, maar wel Communicatie 6 8% . rust thuis. Hulp heeft inzicht gebracht 6 8% ee : B Ouder, aanbieder Klik cliënt — hulpverlener 3 4% 3 3 ‚ Dat mijn zoon van zijn verslaving af kwam en weer zijn ritme op kon pakken en weer Veilige omgeving gecreëerd 2 3% kan! gewoon Kan teven. Anders 3 4% Ouder, aanbieder Q, Totaal 7 100% Dat mijn zoon wat meer zelfvertrouwen kreeg, dat is zeker gelukt. 50 Toelichtingen van cliënten van lokale teams bij de vraag wat voor hen het Ouder, lokaal team belangrijkste was in de ondersteuning TT a en : Dat zijn twee dingen: dat het op school bet ten dat het thuis wat gestroomlijnd Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen de voorbeelden die cliënten van aanbie- ar aj Twee BNBEN: dat ME OP S0100” DEET SOA On HE HE VUL WA BESTOOMTJNDE loopt. Dat ik de volwassenenproblemen ook met het lokale tear kan bespreken, is voor ders en lokale teams geven. Net als een cliënt van een aanbieder deed, benoemen mij een uitlaatklep. cliënten van lokale teams dat thuissituaties zijn verbeterd. Ook geven cliënten aan dat zijzelf of hun kinderen beter in hun vel zitten. Wat verschilt van de toelichtingen bij de Ouder, lokaal team aanbieders is, dat ouders verwoorden dat ze zich beter toegerust voelen voor het ouder- Zelfredzaamheid. Die is verbeterd. Dat ligt aan de inspanning die wij gezamenlijk met schap, doordat ook hun problemen aangepakt zijn. Ouders geven bovendien expliciet het lokale team doen. Daarnaast komt dat ook door volwassenheid natuurlijk. aan dat ze zich gesteund voelen door hulpverleners en dat ze de ondersteuning samen Ouder, lokaal team met het lokaal team dragen. Dat de hulpverlener een connectie heeft kunnen leggen met mijn ex, en daarmee iets Jongere, lokaal team heeft kunnen bereiken. En dat ik mijzelf ondersteund voel door hen, dat geeft kracht Dat ik weer mezelf kan zijn, dat dat weer kan. Dat ik weer beter in mijn vel zit en me om ervoor le gaan. Het verbouwen hebben dat or ensen achter 7 staan anje kunnen beter voel ondersteunen wanneer dat nodig is. Zelfs al is het contact er niet altijd, maar dat je weet ' dat het kan als je dat zou willen. Ouder, lokaalteam Dat het hartje van mijn zoon rustig klopt, dat hij rustiger is geworden en lekkerder in Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat een luisterend zijn vel zit. Dat was onze prioriteit. oor voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Een jongere met ervaring met een jeugdhulpaanbieder vindt het belangrijk dat de Ouder, lokaal team En TO geboden ondersteuning individueel wordt afgestemd. Dat mijn zoon gewoon goed slaapt en niet al die angsten heeft. En dat het daadwerkelijk gelukt is om te overwinnen met de ondersteuning. Jongere, aanbieder Dat ze je helpen bij wat je wilt. Dus dat ze klaarstaan achter je en helpen met zoeken Ouder, lokaal team naar wie je bent. Kijken naar wat het beste bij je past. Dat ze een vertrouwenspersoon Dat ik zelfstandig bent geworden en dat mijn kind zich veilig voelt. En dat hij steeds meer zijn. En dat ze echt naar mij als persoon kijken. een ‘beter en normaal’ kindje wordt, in vergelijking met het verleden en met wat hij heeft meegemaakt. Ouder, lokaal team Het oplossen van de financiële situatie, dat heeft invloed op een heleboel dingen. Zo ben ik beschikbaar als ze een aanval heeft of kan ik thuis helpen. o1 Toelichtingen van cliënten van lokale teams die aangaven dat een luisterend Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat het krijgen van oor voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning tips en/of handvatten voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Cliënten van lokale teams geven aan dat zij het erg belangrijk vinden dat zij hun hart Ouders met ervaring met aanbieders benoemden dat ze het belangrijk vinden concrete kunnen luchten en dat er begrip is voor hun situatie. handvatten en tips te krijgen die duidelijk zijn gericht op hun ondersteuningsvraag. Jongere, lokaal team Ouder, aanbieder Dat ik mijn hart kon luchten als er iets was. Ik heb wel iernand nodig waar ik mijn hart zen Ee ns nlijk: joe zn ie ordenen jn ha an met kan luchten, bijvoorbeeld op werk of thuis. Dat miste ik voor ik de hulp kreeg. Via de andere kleine kinderen in de buurt veiliger te voelen, dat hij meer zichzelf kan zijn. Dus . voornamelijk de handvatten en tips om hem daarin te begeleiden, met name in situaties hulp kan ik dat wel. met andere kinderen. ongere, lokaal tear Ji EEE Ouder, aanbieder Ik vond het fijn om een keer in de week of twee weken te bespreken wat er fout was Hike beeeleidine het kri hand . di , gegaan en wat ik de volgende keer beter kon doen. Ik vond het fijn om mijn problemen te De persoonlijke begeleiding, het krijgen van concrete handvatten en lips. Dat dingen echt 5 . . stap voor stap werden doorgenomen, waar we tegen aan liepen en wat de kern van het delen, mijn hart te luchten, alles eruit te kunnen gooien. probleem was. Ouder, lokaal team Verder ha het voor ons ee om een ee oor te hebben, dat er begrip is voor Toelichtingen van cliënten van lokale teams die aangaven dat het krijgen van ons, dat je je begrepen en op je gemak voelt en dat je je geholpen voelt. tips en/of handvatten voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Ouders met ervaring met lokale teams geven in hun voorbeelden aan dat ze handvatten Ouder, lokaal team , : TE kregen om op een goede manier met het gedrag van hun kind om te gaan. Dat je je ei kwijt kan, en dat je als jezelf zo'n gesprek in kan gaan. Als je een kind met een beperking hebt dan komt er enorm veel op je af, en dat wordt soms te veel. En dat Ouder, lokaal team kon ook allemaal, daar was veel ruimte voor. We merkten dat we daar niet alleen ‚ n n ‚ ‚ ‚ Dat ook ik leerde om met het gedrag van mijn zoon en zijn agressieve buien om te gaan. kwamen voor geld, maar ook echt veel steun en hulp. Voor nu checken ze elk jaar of de . ‚ ER ‚ Dus dat ook ik veel handvatten heb gekregen. hulpvraag er nog is. En misschien in de toekomst. Na de gesprekken was de uitkomst gelijk duidelijk. Ze staan nog steeds voor ons klaar en ik weet dat als ik over een poosje misschien wat andere dingen nodig heb dat ik bij hen terecht kan. Ouder, lokaal team Handvatten krijgen, we werden soms gek van onze dochter en nu kunnen we beter ermee Ook wordt het belangrijk gevonden dat de jongere zelf centraal wordt gezet: omgaan. Ouder, lokaal team Ouder, lokaal team Dat mijn zoon zelf werd gezien. Dat dus niet alle vragen aan ons werden gesteld, maar Dat ook ik leerde om met het gedrag van mijn zoon en zijn agressieve buien om te gaan. dat hij het gevoel had: het gaat om mij en niet om wat papa en mama vinden. Dat hij als Dus dat ook ik veel handvatten heb gekregen. persoon werd benaderd door de medewerker. Dat naar zijn mening werd gevraagd. 52 Ouder, lokaal tearn Ouder, aanbieder Handvatten krijgen, we werden soms gek van onze dochter en nu kunnen we beter ermee Voor mijn dochter de rust in het huis. Dat zij zichzelf ook kan begrijpen en andermans omgaan. emoties ook door kan krijgen. Ouder, lokaal tearn Dat ik tools kreeg om mezelf te verbeteren en begeleiding te krijgen om beter inzichten te Toelichtingen van cliënten van lokale teams d ie aa ngaven dat het verkrijgen krijgen in wat mijn dochter doet. Actie — reactie tips, ik hield haar gedrag in stand. Echt van inzicht door de hulp voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning een eye opener. Ouders met ervaring met lokale teams benoemen enerzijds dat het gaat om het toege- nomen inzicht van inzicht van de ouder zelf in hun kind. Toelichtingen van cliënten van lokale teams die aangaven dat Ouder, lokaal team communicatie voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Dat mijn kind kan leren om om te gaan met onze levensstijl. Ik was een alleenstaande Ouders met ervaring met lokale teams benadrukken dat goede communicatie voor moeder, waardoor ze moet meehelpen met dingen en we het financieel niet heel breed hen te maken heeft met geïnformeerd worden en mee kunnen beslissen. Ook speelt de eden ee Ae en geld. Zij kon niet omgaan met ons leven. Ik wilde haar laten inzien dat dit ons leven frequentie van het contact mee. is Ouder, lokaal tearn TT Ouder, lokaal team De informatie vanuit school en het proces van de training werden heel duidelijk gecommuniceerd. We werden goed op de hoogte gebracht van alles. We kregen zoveel Begrip en inzicht krijgen in de ontwikkeling van een toen 8-jarige. informatie. We werden echt meegenomen in het proces. We mochten ook het doel van de training meebepalen zo af en toe. 6.2 Negatieve en verbeterpunten Ouder, lokaal tearn . . _ . . TT Aan de cliënten is gevraagd wat zij als negatief hebben ervaren in de steun en wat een Het wekelijkse contact, dat er wekelijks even iemand langs kwam. Dat dingen die op dat volgende keer beter zou kunnen. Op deze vraag hebben 48 van de 78 cliënten in totaal moment actueel waren even besproken kunnen worden. Bij maandelijks contact zakt dit weg. Dit was veel prettiger. (…) Het prettigste zou zijn dat als het goed gaat het een 57 antwoorden gegeven. De antwoorden zijn gecategoriseerd, zie tabel 6.2. mu N De Het meest genoemde punt is de mate waarin de zorg past op de vraag of het probleem van de cliënt. Ook wat vaker genoemd zijn de aansluiting van school op de hulp, de snelheid waarmee hulp tot stand kwam dan wel werd verleend, de communicatie, de Toelichting van een cliënt van een aanbieder die aangaf dat het verkrijgen kwaliteit van zorg en de continuïteit (lees: te maken krijgen met veel verschillende hulp- van inzicht door de hulp het belangrijkste was in de ondersteuning verleners). Als het gaat om het verkrijgen van inzicht door de hulp, benoemt een ouder dat het met name gaat om het toegenomen inzicht van het kind in de emoties van anderen. 53 Tabel 6.2 Negatief ervaren, respectievelijk verbeterpunten Jongere, aanbieder Er was een periode waarin ik best veel afwezigheid toonde. Als ik nu terugkijk naar die Wte wete Lompe 9 16% periode, merk ik dat ik misschien te veel met rust ben gelaten. Ik denk dat als zij mij 0 8 toen meer hadden gesteund, ik dan verder was gekomen: met mijzelf, mijn ontwikkeling oe o Aant ag sane opp eli 7 ee en mijn problemen. Bijvoorbeeld door een mentor die me meer had gestimuleerd. Er Snelheid 7 12% was op een gegeven moment ook een tekort aan docenten en nu merk ik dat er best wat Communicatie 6 11% onbevoegde docenten voor de klas stonden, toen en nu. Dat vind ik best gek, je merkt ook Kwaliteit van zorg 6 11% verschil in kwaliteit van het onderwijs. Ik vond het gek om les te krijgen van iernand die Continuïteit e 9% niet bevoegd was in het geven van een vak waar die zelf niet in gekwalificeerd was. Afstemming 3 5% Nen 2 4% Verder, ik heb er zelf niet zo'n last van, maar het gedrag van mijn medeleerlingen kon Luisteren 2 4% best extreem zijn. Er waren in de klassen een soort van twee groepen leerlingen, leer- Privacy 2 4% lingen met gedragsproblemen en leerlingen met leerproblemen. Dit leverde veel span- Anders 8 14% ningen en ruzies op. De leerkrachten deden hier niet echt iets aan, dat gaf wel een verve- Totaal 57 102% lende sfeer. : on , Ouder, aanbieder We geven hieronder voor de zes categorieën waarin het meeste antwoorden genoemd TT zijn een aantal voorbeelden van antwoorden op deze vraag. De psychiater mag zich meer verdiepen in geheel. Persoonlijke aansluiting naar cliënt is belangrijk, men moet niet zomaar medicijnen voorschrijven. Dat komt onverschillig op mij over. Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat de mate waarin de zorg passend is voor hen het belangrijkste was in de ondersteunin A op on 8 Ouder, aanbieder Alleen cliënten van aanbieders hebben voorbeelden gegeven van hun negatieve erva- ‚ n i ine h ‚ Wat er ook gebeurt, je mag een kind niet op straat laten, dan moet je andere oplossingen ringen met passende zorg. In hun voorbeelden ging het met name dat ondersteuning zoeken. De aanbieder had moeten zorgen dat hij nooit op straat zou leven, nooit laten ontbrak of niet goed aansloot. Ze noemen verbeterpunten als een meer wijkgerichte zwerven. Als hij belde naar de nachttelefoon werd hij ook niet geholpen. Er werden dan aanpak, samen met het kind het hulpverleningstraject vormgeven, en suggesties om de argumenten naar voren gebracht dat hij gezocht werd en dat hij een gevaar was voor ‚ ‚ ‚ anderen. Maar dat is nog steeds geen excuus, je kan een kind gewoon niet laten zwerven bereikbaarheid van hulpverlening vergroten. op straat. Ouder, aanbieder Vaak wordt benadrukt dat zorg niet is ingekocht, dus niet mogelijk. Vaak wordt dus niet de zorg die nodig is aangeboden, want het is niet betaalbaar. 54 Ouder, aanbieder Toelichtingen van cliënten van lokale teams die aangaven dat de aansluiting TT van school op de hulp voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning E d k, bijvoorbeeld it de wijk door inzet van buddies in de wijk di … , , or er . 7 7 teak oe 7 u ore ven Did prob oe k Enkele cliënten van lokale teams lichten in hun voorbeelden toe hoe school volgens hun samen met kinderen iets leuk gaan doen: dat zou veel beter aanslaan bij de problematie van de kinderen zoals mijn dochter, die veel buiten chillt. Ik vond het lastig dat mijn kind nalatig is geweest in informatievoorziening, ondersteuning of communicatie. dat deed, maar achteraf was het onschuldig en was ik bang voor haar. Ik wilde dingen der. lokaal een stap voor zijn. Zo'n wijkaanpak zou veel beter aanslaan bij kind en ouder. Ouder, lokaalieam Alleen school is nalatig geweest. Ik ben jaren bezig geweest met mijn dochter en haar Ouder, aanbieder angststoornis. Ik heb zelf alles gedaan en heb pas steun gekregen toen ik bij instanties . Oe . _ . kwam. Zij hadden wel eerder in kunnen grijpen. De school heeft mij ook wijs gemaakt enden voor nej edna as dat ze het toch niet kon, dus die instelling heb ik ook naar haar toe uitgestraald. Ik ben oplossingen in plaats van praten De ondersteuning bovendien heel concreet maken zelfs naar de dokter gegaan om alles maar uit te sluiten, ook dat ze misschien doof was. bijvoorbeeld in de vorm van boeken of films. De mogelijkheid voor een open spreekuur bieden en afspraken niet vastleggen. Een vraagbaken vormen voor het kind. Een soort Ouder, lokaalteam van buddy: die mailt en openstaat voor vragen. Dus ondersteuning meer gericht op Ik heb vanuit de aanbieder weinig als negatief ervaren. Het gaat nu wel weer iets eigen motivatie van het kind. Ook kan het helpen om de ondersteuning niet definitief af minder, dus de touwtjes moeten weer wat strakker aangetrokken worden. Maar met de te sluiten, maar een lijntje naar de instelling te laten bestaan, via de app bijvoorbeeld. ondersteuning gaat het goed. Zij geven goede handreikingen. School wil dat niet en doet Vorig jaar was de tijd nog niet rijp voor mijn zoon, nu lijkt hij er meer voor open te dat niet. Zij gaan er niet in mee. Maar we zien dat mijn kind het wel nodig heeft. Maar staan. Maar dan moeten we weer een heel traject opstarten en daar gaat dan ook weer de aanbieder is een hulpverlener, geen dwangmiddel. Onze zoon heeft nu een negatieve wachttijd overheen, waardoor de uiteindelijk geboden ondersteuning misschien weer leerlijn. Hij leert nu dus dingen af in plaats van dat hij dingen bijleert. Dan moet ik me niet aansluit bij het moment. dus afvragen: past hij wel op deze school? Ik ga dit voorleggen aan de aanbieder. Met medewerking van school zou een enorme slag te slaan zijn. Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat de aansluiting Ouder lokaal team van school op de hulp voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning TE Zowel cliënten van aanbieders als lokale teams ervaren samenwerkingsproblemen Ikan zo geen p unten opnoemen, ik kan eigenlijk niks bedenken. Alleen de communicatie met school, maar dat lag aan school zelf. tussen school en hulp. Een ouder met ervaring met een jeugdhulp aanbieder geeft aan dat een aanbieder zou moeten eisen van school dat er meegewerkt wordt. Ouder. aanbieder Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat de snelheid TE van de hulp voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Wren de eraa ige sggeon aageiters of verbetenporiea, Nerd del zij de Als het gaat om de snelheid van de hulp geeft een ouder met ervaring met een aanbieder volgende keer eisen dat de juf gewoon moet meewerken. Gewoon dat zij een contract i deliikheidi i hiii tekent of zoiets. Zij klaagde over zijn gedrag, dan moet ze ook komen. De aanbieder kan aan dat er te veel onduidelijkheid is over de lange wachtlijsten. dat eisen. Ouder, aanbieder Er zijn lange wachtlijsten nu, dat is erg ontmoedigend en chaotisch. Ik voel me afgescheept door de organisatie als ik bel. Ik word te veel aan lijntje gehouden. Het is even een zooitje daar. Er is meer duidelijkheid in de communicatie nodig. 55 Toelichtingen van cliënten van lokale tea ms die aangaven dat de snelheid Ouder, aanbieder van de hulp voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning TO " Het meest negatief vind ik dat er enorm veel geld en mensen wordt gestoken in de Cliënten van lokale teams geven aan dat hulp te langzaam op gang komt. Ze geven aan oe . begeleiding, maar dat degenen waar het om gaat uit het oog worden verloren. De dat dit te maken heeft met bureaucratie of dat er geen plek was bij de instelling. Een jongeren zijn niet het belangrijkst, terwijl dat wel zo zou moeten zijn. Iedereen verschuilt jongere geeft daarnaast nog aan dat als de hulp gestart is, de afspraken soms te snel zich achter procedures. Een voorbeeld daarvan: wij kwamen er op een gegeven moment achter elkaar plaatsvinden. achter dat de aanbieder ons kind had uitgeschreven op ons adres. Dat is schijnbaar gebruikelijk, maar wij wisten dat niet. Wij vonden dat als ouder best confronterend. Ouder, lokaal team Ze hadden dat zonder overleg gedaan, dat vind ik echt niet kunnen. Enorme onzorgvuldigheid. De patiënt en de omgeving van de patiënt zijn een meewerkend Al die stappen die gedaan moeten worden, dat zou veel sneller moeten gaan. We moesten voorwerp. Het gaat echt or hun bedrijfsorganisatie, administratie en procedures. Vaak nu iedere keer een maand wachten. Dat vind ik echt niet kunnen. wordt benadrukt dat zorg niet is ingekocht, dus niet mogelijk. Vaak wordt dus niet de zorg die nodig is aangeboden, want het is niet betaalbaar. Jongere, lokaal team De dingen die ik eerder al zei: het ging langzaam, er werden geen opties gegeven aan mij wat ik wilde. Er werden ook te veel afspraken te snel gedaan, het was beter geweest als Toelichtingen van cliënten van lokale teams die aangaven dat daar wat meer tijd tussen zat, en bijvoorbeeld niet twee keer per week was maar een keer communicatie voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning per week of een keer in de twee weken. Dat had ik prettiger en nuttiger gevonden. Een ouder van een lokaal team geeft aan dat wat betreft de communicatie de gemeente duidelijker kan communiceren waar je terecht kan als je hulp nodig hebt. Ze benadrukte Ouder, lokaal team On . . TE hierbij dat het zeker voor ouders die niet uit Nederland komen, deze informatie extra Het ging veel te langzaam, Ue te veel papieren en en ed Ae Bn belangrijk kan zijn. op 1 staan. Dat het zelfs dan niet snel genoeg kan gaan! Terwijl ik echt vind dat dit altijd op & anaal staen Ouder, lokaal team Oe Het was Jz geweest al wij A zouden Se over waar we terecht _ EE kunnen als je hulp nodig hebt. Dit kan ook een probleem zijn voor andere ouders. Mijn Dat het dus lang duurde voordat mijn zoon een plek had op de leef-leergroep. Maar dit is man is Nederlands en ik ben (van Aziatische herkomst). Ik kan me voorstellen dat het niet de schuld van het wijkteam, er was gewoon geen plek bij die instelling. voor andere ouders die niet uit Nederland komen extra lastig is te achterhalen waar ze terecht kunnen met problemen met hun kinderen. Dit zou de gemeente duidelijker Communicatie kunnen communiceren. Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat communicatie voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning. Daarnaast benoemde een ouder dat een antwoord soms te lang op zich liet wachten. Ouder, lokaal team Een ouder met ervaring met een aanbieder geeft aan dat hulpverleners zich te veel achter ‚ ‚ … ‚ De communicatie af en toe, dat het soms lang duurde voordat ik een antwoord procedures verschuilen. Dit wordt geïllustreerd met het voorbeeld dat de ouders niet terugkreeg door de aanbieder geïnformeerd werden over dat hun kind uitgeschreven was op het thuisadres. 56 Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat de kwaliteit Ouder, aanbieder van de zorg voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning TO ne … ; … Zij in het begin 2d k, dat werd uiteindelijk 4d Als het gaat om kwaliteit van de zorg geven cliënten van aanbieders aan dat zij op jr programma was tn 1e De8M £ GABEN DET WEE, GAL WETG UEERAEPEE ARBOR DT week. En daarnaast hadden we die woensdag erbij met (een andere interventie). We verschillende gebieden negatieve ervaringen hebben. Hun voorbeelden betreffen het hadden dus 5 dagen per week begeleiding. De 2 dagen begeleiding die hij eerder had, geven van schooladvies, aanpak van agressie, terugkoppeling naar ouders, bereikbaar- bleek echt te weinig te zijn. Er was geen structuur in het begin. Het was verwarrend heid van hulpverleners en het bieden van structuur voor hem. Dat het 5 dagen per week werd was zo fijn voor hem en ons. Er was toen een duidelijke structuur. Dat het eerst minder dagen waren, daar kunnen de medewerkers Ouder, aanbieder van de aanbieder natuurlijk niks aan doen, want er was niet meer plek. Maar dat is het enige minpunt wat ik kan bedenken: dat er in het begin te weinig plek was, waardoor Verder hebben ze een IQ-test afgenomen. Mijn zoon is superintelligent, maar hij kwam SDA nu op vmbo-kader uit. Dat kan natuurlijk niet, dat dat zo’n enorm verschil maakt. Ze weten heel veel bij deze aanbieder, maar eigenlijk weten ze het ook weer niet. Ik kan het relativeren: ik weet dat hij hartstikke slim is, want hij deed vwo en ik weet dat hij gewoon On n ‚ heel moe is. Maar voor mijn zoon was dat een hele nare uitslag. En dan achteraf zeiden Toelichtingen van cliënten van loka le tea ms d ie aangaven dat de kwaliteit ze: wij adviseren je om naar het vmbo te gaan van de zorg voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Een cliënt van een lokaal team licht toe dat in het ondersteuningstraject doel en richting Ouder, aanbieder ontbrak en dat dit negatieve gevolgen heeft voor (de relatie met) haar kind. Mijn kind is in een pak gehesen omdat hij agressief was. Dat hadden ze nooit mogen Ouder, lokaal team doen. Dat heeft hem meer schade toegebracht dan dat het voor hun veiligheid bracht op EE dat moment. Ook jammer dat er geen terugkoppeling is over hoe het nu gaat met mijn Het ergste vind ik dat ik voor een jaar mee heb gewerkt, zonder een doel, zonder een zoon. Daar kunnen ze bij de aanbieder alleen maar van leren, want wij zijn verder dan richting. En dat de relatie met mijn kind nu enorm verslechterd is. Ze liegt, ze vertelt we waren toen we hulp kregen van hen. verhalen die niet waar zijn. Ik ben echt bezorgd om haar. Mijn kind krijgt geen therapie. Ik ben ongelukkig dat zij niet de hulp krijgt die ze verdient en dat ik haar niet zie Ouder, aanbieder OREL Mensen die zich opwerpen als hulpverlener moeten meer commitment hebben met hun patiënten en hun werk. Ik werk zelf in een bedrijf met 3000 medewerkers, waarvan ik er OO , , " . " . " Toelichtingen van cliënten van aanbieders die aangaven dat de continuïteit 150 onder mijn hoede heb. Ik ben begaan met die mensen en altijd bezig met het welzijn _ . . . . er . van de zorg voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning van die mensen. Een zorgverlener werkt parttime en is buiten werktijd eigenlijk nooit bereikbaar. Als je ze nodig hebt, zijn ze er niet. Dat staat haaks op wat je echt nodig hebt Cliënten van aanbieders geven aan dat hun negatieve ervaringen met de continuïteit als je in de problemen zit of als je kind in de problemen zit. van zorg vooral te maken hebben met de vele wisselingen van hulpverleners. Ouder, aanbieder Alleen helemaal in het begin, dat we verschillende hulpverleners kregen. Dat werkt niet bij een jongen die heel faalangstig is. We zijn daar erg boos om geworden. Toen is dat opgepakt en werkte het heel goed. Dus het gaat echt alleen om de beginfase. 57 Ouder, aanbieder meest genoemd. De voorbeelden van tips en handvatten die cliënten noemen hebben * Oe deels te maken met het vergroten van hun zelfredzaamheid. Mijn zoon kreeg een gesprek met een orthopedagoog van de aanbieder. Zij ging toen weg, toen kreeg hij een nieuwe. Toen had hij dus gesprekken gehad met een psycholoog en twee Wat betreft de vraag wat cliënten negatief ervaren hebben aan de ondersteuning of wat orthop edagogen, toen een gesprek met de Kinderarts aren coassisten, voer Jwam 5 de volgende keer beter zou kunnen, wordt het ontbreken van passende zorg het meest een kinderpsychiater, toen kwam er een tussentijdse evaluatie waar een afdelingsleider . . . bij zat. Dat waren dus acht mensen die allemaal hetzelfde aan mijn zoon gingen vragen. genoemd. Alleen cliënten van aanbieders hebben dit punt verder toegelicht. In hun Als je 15 bent en er gaan zoveel mensen met je praten over hoe het met je gaat en wat voorbeelden ging het er met name om dat ondersteuning ontbrak of niet goed aansloot. er niet gaat, dan is dat ontzettend vervelend. Hij moest dus telkens met iernand nieuws Ze noemen verbeterpunten als een meer wijkgerichte aanpak, samen met het kind het praten. De onderlinge communicatie was niet goed. ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ hulpverleningstraject vormgeven, en suggesties om de bereikbaarheid van hulpverle- Ouder, aanbieder ning te vergroten. Daarna worden ‘aansluiting school en hulp’ en ‘snelheid van de hulp’ h d. In het begin hadden ze voor de behandeling van mijn zoon niet de juiste therapeute in et meest genoem het lokale tear. Ze zeiden dat hij tijdelijk bij een therapeut zou komen, en dan daarna met een andere verder zou gaan. Ik was geen voorstander van nieuwe gezichten omdat hij al veel verschillende mensen heeft gehad, en dit vermoeiend voor hem was om elke keer zijn verhaal opnieuw te doen. Toelichtingen van cliënten van lokale teams die aangaven dat de continuïteit van de zorg voor hen het belangrijkste was in de ondersteuning Een cliënt van een lokaal team geeft aan dat er vervanging is als hulpverlener afwezig is. Als verbeterpunt wordt een back-upsysteem gesuggereerd. Ouder, lokaal tearn Niet genoeg mensen (hulpverleners) voorradig. Op een gegeven moment gaan mensen weg. Er is dan geen back up: als iemand ziek is, weg valt of met vakantie is, is er geen vervanging. Wat beter zou kunnen: een back-upsysteern. Dat is in mijn geval eigenlijk noodzakelijk, als een hulpverlener er niet is merken we het gelijk. 6.3 Conclusies en aandachtspunten Kijkend naar die aspecten van de ondersteuning die cliënten het belangrijkst vonden, staan de bereikte doelen met stip bovenaan. In hun toelichting hierop geven cliënten met name voorbeelden van hoe hun kwaliteit van leven door de ondersteuning toegenomen is. Daarna worden ‘een luisterend oor’ en ‘het krijgen van tips en/of handvatten’ het 58 Bijlage Topiclijsten telefonische TIME Modelvragenlijst Cliëntervaring Monitor - versie voor ouders (Bij niet vrij toegankelijk) Klopt het dat ik spreek met mevrouw/meneer (naam cliënt)? vi, Via het (term aanpassen aan gemeente) team vii. Via de huisarts Introducti viii. Via de jeugdarts proce ix. Via de medisch specialist Fijn dat u uw mening wilt geven over de zorg, hulp of ondersteuning die uw kind in 2016 x. Anders, namelijk: heeft gekregen. Klopt het dat uw kind aan het eind van 2016 hulp/ondersteuning heeft xi. Weet ik niet gekregen van (naam instelling)? 2. Wist u waar u terecht kon toen u ondersteuning nodig had? Is de hulp op dit moment al afgesloten of ontvangt uw kind momenteel nog ondersteu- ning vanuit (instelling)? … e Nee Indien de hulp is afgesloten: Hoe lang geleden is de hulp afgesloten? Kunt u dit antwoord toelichten? De uitkomsten van dit onderzoek worden gebruikt voor het verbeteren van de onder- En ‚ Dn ‚ ‚ De volgende vragen stel ik in de vorm van een stelling. Hierbij geef ik steeds aan uit steuning. Het beantwoorden van de vragen duurt ongeveer 30 minuten en is vrijwillig. . welke antwoorden u kunt kiezen. Dit betekent dat als er vragen zijn die u liever niet beantwoordt, u dat kunt aangeven. De antwoorden die u geeft worden anoniem verwerkt. Dit betekent dat ze niet naar u zijn 3. Mijn kind is snel geholpen. terug te leiden. Heeft u voordat we starten nog vragen? Meerkeuze: ° Helemaal mee eens Toegankelijkheid van de voorzieningen: e Mee eens Niet eens/niet oneens De volgende vragen gaan over de toegankelijkheid van de jeugdondersteuning: hoe uw e Oneens kind terecht is gekomen bij de ondersteuning van (naam organisatie), en hoe dat verliep. ° Helemaal oneens 1. Hoe bent u bij de ondersteuning terecht gekomen? * __ Weetikniet Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar wat ging er goed, wat kon er beter. Meerkeuze: (Bij lokaal team) i. Zelf aangemeld ü. Viaschool ii. Via de huisarts iv. Anders, namelijk: v. Weet ik niet 59 4. Mijn kind kon de ondersteuning krijgen die hij/zij nodig had. : ) Es JE Ketensamenwerking WEE De volgende vragen gaan over de partijlen)/organisatie(s) die betrokken was/waren bij e Helemaal mee eens , de ondersteuning. * Meeeens e _Nieteens/niet oneens 6. Waren er naast (naam organisatie) ook andere partijen/organisaties betrokken bij e Oneens de ondersteuning? Ook een partij/organisatie die ervoor heeft gezorgd dat u bij de e Helemaal oneens ondersteuning terecht kwam valt hieronder, in dit geval (naam verwijzer). e Weetik niet Meerkeuze: Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar: wat wel, wat niet. *_ Ja, weet u welke organisaties dit waren? e Nee 5. Als u een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de toegankelijkheid van de onder- oe. e Weetik niet steuning (weten waar u terecht kon, wachttijden en aansluiting tussen behoefte aan ondersteuning en gekregen ondersteuning (vraag 6,7,8). Welk cijfer zou dit dan zijn? 7. Was er ook iemand van de school van uw kind betrokken bij de ondersteuning? Kunt u dit cijfer toelichten? Meerkeuze: e Ja, namelijk: (functie) e Nee e Weetik niet Bij ja; vond u dit fijn? Bij nee; had u dit fijn gevonden? En waarom? 8. Alleen als er meerdere partijen/organisaties betrokken waren (ook al was dit alleen de verwijzer): Werkten de verschillende partijen/organisaties die betrokken waren bij de onder- steuning samen? e Ja e Nee e Weetik niet Kunt u dat toelichten? Waaraan merkte u dat? Vond u dit fijn/vervelend? 60 Als u een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de samenwerking tussen de verschil- : 5 aties di ne de ond Ik cf Doelrealisatie enne eneen Renn ISSO ESET ER ElkGijfer zou De volgende vragen gaan over wat u van de ondersteuning vond, en of de ondersteuning dit dan zijn? Ecan zijn heeft opgeleverd wat u ervan had verwacht. ee ‚ 2 Kunt u dit cijfer toelichten: 11. Heeft u samen met de medewerker van (naam organisatie) gesproken over wat u 9. De organisatie(s) waarvan mijn kind ondersteuning ontving, ging(en) netjes om met wilde bereiken met de ondersteuning? de (persoonlijke) gegevens van mijn kind. Meerkeuze: Meerkeuze: e Ja e Helemaal mee eens e Nee e Meeeens e Weetik niet e Niet eens/niet oneens 12. De ondersteuning heeft opgeleverd wat ik wilde bereiken. e Oneens e Helemaal oneens Meerkeuze: e Weetik niet e Helemaal mee eens Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarin wel, waarin niet. e Mee eens e Niet eens/niet oneens 10. Ik kon voldoende meepraten en -beslissen over de ondersteuning. (Als cliënt vraag niet begrijpt, dan vragen: De ondersteuning van de instelling sloot aan bij wat mijn kind * Oneens nodig had). e Helemaal oneens e Weetik niet Meerkeuze: e Helemaal mee eens Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar wat wel/niet. * _Meeeens 13. Ik vond de ondersteuning nuttig. e Niet eens/niet oneens Meerkeuze: e Oneens Helemaal oneens e Helemaal mee eens e Weetik niet * Mee eens e Niet eens/niet oneens ‚ ‚ 2 ‚ Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarover wel, waarover niet. e Oneens e Helemaal oneens e Weetik niet Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar wat wel/niet. 61 14. Als u een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de opbrengsten van de ondersteu- 17. Kunt u van onderstaande uitspraken aangeven of die voor uw kind gelden? ning (heeft de hulp opgeleverd wat u wilde bereiken, was de hulp nuttig). Welk cijfer (Antwoordmogelijkheden: ja/nee/weet ik niet) , nn gond dem zijns e Door de ondersteuning gaat het beter met het gedrag van mijn kind Kunt u dit cijfer toelichten? e Door de ondersteuning gaat het thuis beter met mijn kind 15. Mijn kind is door de ondersteuning zelfstandiger geworden. (Zelfstandigheid: door * Door de ondersteuning voelt mijn kind zich veiliger de hulp weet ik wat ik wil, zeg ik vaker wat ik wil en wordt er beter naar mij geluisterd). e Door de ondersteuning besteedt mijn kind zijn/haar vrije tijd beter e Door de ondersteuning is de relatie van mijn kind met vrienden en anderen beter Meerkeuze: geworden. e Helemaal mee eens e Door de ondersteuning gaat het beter met mijn kind op school, werk of dagbe- e Meeeens steding. e Niet eens/niet oneens e Oneens Wat is volgens u het meest verbeterd en kunt u dat toelichten? e Helemaal oneens 18. Wat was voor u het belangrijkste in de ondersteuning die uw kind heeft ontvangen? °_Weetik niet 19. Watheeftu als negatief ervaren in de ondersteuning die uw kind heeft ontvangen? Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarin wel/waarin niet. Wat zou er de volgende keer beter kunnen? 16. Mijn kind is door de ondersteuning zelfredzamer geworden. (Zelfredzaamheid: door de hulp kan ik beter mijn problemen oplossen en heb ik vertrouwen in de toekomst). Meerkeuze: e Helemaal mee eens e Meeeens e Niet eens/niet oneens e Oneens e Helemaal oneens e Weet niet Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarin wel/waarin niet. 62 Algemene vragen Tot slot Nu volgen een aantal algemene vragen. Deze vragen stellen we aan alle cliënten/ouders Wilt u op de hoogte worden gebracht van de resultaten van het onderzoek? (Ja/nee: die mee doen met deze telefonische gesprekken. Een van de redenen waarom wij deze mailadres en telefoonnummer controleren). vragen stellen is om eventuele verschillen die wij tijdens het analyseren van gegeven tussen regio's tegenkomen op deze manier kunnen verklaren, bijvoorbeeld. 20. Bij niet vrij toegankelijke ondersteuning: e In welke gemeente woont u? e Woonde u daar ook toen uw kind ondersteuning kreeg in 2016? 21. Opleiding: e _Zituw kind op het BO, SBO, VO of SVO? e Kunt u ookiets over uw eigen opleidingsachtergrond vertellen? Heeft u school of een opleiding afgerond? (Als ze geen school (basisschool, vo) of oplei- dingsniveau noemen, hiernaar vragen) 22. Woonde uw kind tijdens de ondersteuning in 2016 thuis? e Zonee, waar dan? e Zoja, Kunt uiets over uw gezinssituatie vertellen: wie woonden er toen nog meer thuis, bijv. broertjes of zusjes? 23. Wat is uw relatie tot het kind? Evt. in vervolg overal waar uw kind staat vragen naar uw stiefzoon/stiefdochter; uw pleegzoon/pleegdochter. 24. Klopt het dat uw kind (XXX) jaar oud is. e Was dit ook de leeftijd van uw kind toen hij/zij ondersteuning kreeg? Hoe lang heeft de ondersteuning geduurd? e _Korter dan 3 maanden e _3tot6 maanden e 6tot 12 maanden e Langer dan een jaar Heeft u verder nog vragen? 63 Modelvragenlijst Cliëntervaring Monitor — versie voor jongeren BT ankelijkheid van de voorzieningen: De volgende vragen gaan over de toegankelijkheid van de ondersteuning: hoe jij terecht bent gekomen bij de ondersteuning van (naam organisatie), en hoe dat verliep. Klopt het dat ik spreek met (naam cliënt)? 1. Hoe ben je bij de ondersteuning terecht gekomen? Meerkeuze: Introductie (Bij lokaal team) Fijn dat je jouw mening wilt geven over de zorg, hulp of ondersteuning die jij in 2016 hebt gekregen. Klopt het dat je aan het eind van 2016 hulp/ondersteuning hebt gekregen * _Zelfaangemeld/aangemeld door ouders van (naam organisatie)? e_Viaschool e _Viade huisarts Is deze ondersteuning afgesloten op dit moment of ontvang je nog hulp van (naam orga- a e Anders, namelijk: nisatie)? e Weetik niet Indien de hulp is afgesloten: Hoe lang geleden is de hulp afgesloten? (Bij niet vrij toegankelijk) De uitkomsten van dit onderzoek worden gebruikt om toekomstige ondersteuning te ‚ e _Viahet (term aanpassen aan gemeente) team verbeteren. Het beantwoorden van de vragen duurt ongeveer 30 minuten en is vrijwillig. Via school e _Viaschoo Dit betekent dat als er vragen zijn die je liever niet beantwoordt, je dat kunt aangeven. e _Viade huisarts De antwoorden die je geeft worden anoniem verwerkt. Dit betekent dat ze niet naar jou , , e _Viade jeugdarts zijn terug te leiden. Heb je voordat we starten nog vragen? e Via de medisch specialist e Anders, namelijk: e Weetik niet 2. Wist je waar je terecht kon toen je ondersteuning nodig had? Meerkeuze: e Ja e Nee Kun je dit antwoord toelichten? 64 De volgende vragen stel ik in de vorm van een stelling. Hierbij geef ik steeds aan uit . k den ie kunt kt Ketensamenwerking welke antwoorden je kunt lezen. De volgende vragen gaan over de partijlen)/organisatie(s) die betrokken was/waren bij 3. Ik ben snel geholpen. de ondersteuning. Meerkeuze: 6. Waren er naast (naam organisatie) ook andere partijen/organisaties betrokken bij e Helemaal mee eens de ondersteuning? Ook een partij/organisatie die ervoor heeft gezorgd dat je bij de e Mee eens ondersteuning terecht kwam valt hieronder, in dit geval: (naam verwijzer). e Niet eens/niet oneens Meerkeuze: ° Oneens e _ Ja, weet je welke organisaties dit waren? e Helemaal oneens e Nee e Weetik niet e Weetik niet Kun je dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar wat ging er goed, wat kon er beter. 7. Was er ook iemand van jouw school betrokken bij de ondersteuning? 4. Ik kon de ondersteuning krijgen die ik nodig had. Meerkeuze: Meerkeuze: e Ja, namelijk: (functie). e Helemaal mee eens e Nee e Mee eens e Weetik niet e Niet eens/niet oneens Bij ja; vond je dit fijn? Bij nee; had je dit fijn gevonden? En waarom? * Oneens 8. Alleen als er meerdere partijen/organisaties betrokken waren (ook al was dit alleen e Helemaal oneens de verwijzer): Werkten de verschillende partijen/organisaties die betrokken waren e Weetik niet bij de ondersteuning samen? Kun je dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar: wat wel, wat niet. e Ja 5. Als je een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de toegankelijkheid van de onder- ° Nee steuning (weten waar je terecht kon, wachttijden en aansluiting tussen de behoefte e _Weetik niet aan ondersteuning en de gekregen ondersteuning (vraag 7,8,9). Welk cijfer zou dit Kun je dat toelichten? Waaraan merkte je dat? Vond je dit fijn/vervelend? dan zijn? . 8 . . Als je een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de samenwerking tussen de verschil- Kun je dit cijfer toelichten? lende partijen/organisaties die betrokken waren bij de ondersteuning. Welk cijfer zou dit dan zijn? Kun je dit cijfer toelichten? 65 9. De organisatie(s) waarvan ik ondersteuning ontving, ging(en) netjes om met mijn . . 3 en S 8 ontving, ging(en) ne Doelrealisatie EE De volgende vragen gaan over wat jij van de ondersteuning vond, en of de ondersteu- Meerkeuze: ning heeft opgeleverd wat jij ervan had verwacht. °_ Helemaal mee eens 11. Heb je samen met de medewerker van (naam organisatie) gesproken over wat jij * Meeeens wilde bereiken met de ondersteuning? e _Nieteens/niet oneens Meerkeuze: e Oneens e Ja e Helemaal oneens e Nee e Weetik niet e Weetik niet Kun je dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarin wel, waarin niet. 12. De ondersteuning heeft opgeleverd wat ik wilde bereiken. 10. Ik kon voldoende meepraten en -beslissen over de ondersteuning. Meerkeuze: Meerkeuze: e Helemaal mee eens e Helemaal mee eens e Mee eens ° Mee eens e Niet eens/niet oneens e _Nieteens/niet oneens e Oneens * Oneens e Helemaal oneens e Helemaal oneens e Weetik niet e Weetik niet Kun je dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar wat wel/niet. Kun je dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarover wel, waarover niet. 13. Ik vond de ondersteuning nuttig. Meerkeuze: e Helemaal mee eens e Meeeens e _Nieteens/niet oneens e Oneens e Helemaal oneens e Weetik niet Kun je dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar wat wel/niet. 66 14. Als je een cijfer tussen de 1 en 10 mag geven voor de opbrengsten van de ondersteu- 17. Kun je van onderstaande uitspraken aangeven of die voor jou gelden? ning (heeft de hulp opgeleverd wat je wilde, was de hulp nuttig). Welk cijfer zou dit dan (Antwoordmogelijkheden: ja/nee/weet ik niet) zijn? " ) i Door de ondersteuning gaat het beter met mijn gedrag Kun je dit cijfer toelichten? ü. Door de ondersteuning gaat het thuis beter ii. Door de ondersteuning voel ik me veiliger 15. Mijn kind is door de ondersteuning zelfstandiger geworden. (Zelfstandigheid: door iv. Door de ondersteuning ben ik gezonder gaan leven de hulp weet ik wat ik wil, zeg ik vaker wat ik wil en wordt er beter naar mij geluisterd). v. Door de ondersteuning besteed ik mijn vrije tijd beter Meerkeuze: vi. Doordeondersteuning is mijn relatie met vrienden en anderen beter geworden. vii. Door de ondersteuning gaat het beter met mij op school, werk of dagbesteding. e Helemaal mee eens 18. Wat is volgens jou het meest verbeterd en kun je dat toelichten? e Meeeens e Niet eens/niet oneens 19. Wat was voor jou het belangrijkste in de ondersteuning die je hebt ontvangen? * Oneens Wat heb je als negatief ervaren in de ondersteuning die je hebt ontvangen? Wat zou er e Helemaal oneens de volgende keer beter kunnen? e Weetik niet Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarin wel/waarin niet. 16. Mijn kind is door de ondersteuning zelfredzamer geworden. (Zelfredzaamheid: door de hulp kan ik beter mijn problemen oplossen en heb ik vertrouwen in de toekomst). Meerkeuze: e Helemaal mee eens e Meeeens e Niet eens/niet oneens e Oneens e Helemaal oneens e Weet niet Kunt u dit antwoord toelichten? Evt. doorvragen naar waarin wel/waarin niet. 67 Algemene vragen Tot slot volgen een aantal algemene vragen. Deze vragen stellen we aan alle cliënten/ ouders die mee doen met deze telefonische gesprekken. Een van de redenen waarom wij deze vragen stellen is om eventuele verschillen die wij tijdens het analyseren van gegeven tussen regio's tegenkomen op deze manier kunnen verklaren, bijvoorbeeld. 20. Bij niet vrij toegankelijke ondersteuning: in welke gemeente woon je? Woonde je daar ook toen je ondersteuning kreeg in 2016? 21. Opleiding; zit je op school of heb je een opleiding afgerond? Als ze geen school (basisschool/vo) of opleidingsniveau noemen, hiernaar vragen. 22. Woonde je tijdens de ondersteuning in 2016 thuis? Zo nee, waar dan? Zo ja, wie woonden er toen nog meer thuis? 23. In ons bestand staat dat je (@@) jaar oud bent. Was je ook zo oud tijdens de onder- steuning in 2016? 24. Hoe lang heeft de ondersteuning geduurd? e Korter dan 3 maanden e 3tot6 maanden e 6tot 12 maanden e Langer dan een jaar 25. Heb je verder nog vragen? Tot slot 26. Wil je op de hoogte worden gebracht van de resultaten van het onderzoek? (Ja/nee: mailadres en telefoonnummer controleren). 68 Verwey- Jonker Instituut ee Colofon Opdrachtgever Jeugdzorgregio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland Auteurs Dr. RJ.H. Gilsing A. Jansma, MSc. Dr. L.B.E. van Hal A.P. Wróblewska, MSc. J. Schuurman Ss. van Alphen Omslag Ontwerppartners, Breda Uitgave Verwey-Jonker Instituut Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T (030) 230 07 99 E [email protected] Lwwwverwey-jonker.nl De publicatie kan gedownload worden via onze website: http://wwwverwey-jonker.nl. ISBN 978-90-5830-828-3 © Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2017. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut. Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. The copyrightofthis publication rests with the Verwey-Jonker Institute. Partial reproduction of the text is allowed, on condition that the source is mentioned. Het Verwey-Jonker Instituut interviewde zo’n 80 cliënten van de jeugdhulp (ouders en jongeren) in de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland over hun ervaringen met de hulp. Wij gingen hierbij op zoek naar de verhalen achter de cijfers. Daarmee is dit onderzoek een verdieping van het in 2016 uitgebrachte kwantitatieve onderzoek naar cliëntervaringen. In dit rapport gaan we in op een aantal specifieke thema’s: de toegankelijkheid van de hulp, de onderlinge samenwerking tussen hulpverleners en de realisatie van hulpdoelen. Hierin staat het perspectief van de cliënt centraal. Het onderzoek laat zien dat veel cliënten (redelijk) tevreden zijn. Tegelijkertijd is in de gesprekken met cliënten ook een aantal duidelijke verbeterpunten naar voren gekomen. Ver We _ VERWEY-JONKER INSTITUUT T 030 230 07 9 Kromme Nieuwegracht 6 E [email protected] Jl 0 rn k e yr 3512 HG Utrecht |_www.verwey-jonker.nl Instituut Es
Onderzoeksrapport
71
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1121 Publicatiedatum 18 november 2015 Ingekomen op 4 november 2015 Ingekomen onder 1061’ Behandeld op 5 november 2015 Uitslag Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Van Lammeren inzake de Begroting 2016 (subsidie Appelsap beëindigen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2016; Constaterende dat: — inde Begroting 2016 van de gemeente Amsterdam staat vermeld dat er een subsidie ter hoogte van €22.500 euro naar Stichting Appelsap gaat, organisator van het Appelsap Festival afgelopen jaar ondanks grote bezwaren van omwonenden gehouden in het Flevopark; — Overwegende dat: — festivals met een entreeprijs van dertig tot veertig euro en een omzet van meer dan vijf ton geen aparte subsidie behoeven; — stichting Appelsap net als andere organisaties een beroep kan doen op het Evenementenfonds, dat bedoeld is voor subsidies voor evenementen in Amsterdam; — het merkwaardig is dat het subsidiebedrag al vast staat terwijl Stichting Appelsap nog een subsidieaanvraag moet doen, en hier in december door een cultuurcommissie over besloten moet worden; — het wenselijk is dat dit geld wordt besteed aan biodiversiteit in parken. Besluit: — op pagina 343 de volgende tekst te schrappen: ‘Stichting Appelsap 22.500”. — op pagina 361 ‘groengelden 4.000.000’ te wijzigen in ‘groengelden 4.022.500”. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 1090 Publicatiedatum 4 december 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren van 13 november 2013 inzake plannen voor de aanleg van een nieuwe brug in het westelijke deel van het Beatrixpark bij de Beethovenstraat. Amsterdam, 2 december 2013 Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller: Gelezen het verslag van het overleg tussen de buurtbewoners en de Dienst Zuidas, de openbare plannen van het maaiveldontwerp waarin in beide gevallen sprake zou Zijn van een aan te leggen, luxe, brug in het westelijke deel van het Beatrixpark als verlenging van de Prinses Irenestraat, een kunstwerk dat vanwege het ontwerp en de uitvoering van dat ontwerp duur is, terwijl er voor de aanleg van een reguliere brug gewenste in het zelfde deel van het park wellicht te weinig geld zou zijn. Deze brug, een ontwerp van Cyrus Clark, zal een duidelijke markering worden voor de entree van het park vanuit de Beethovenstraat. Vrij naar zijn woorden: “Het ontwerp is vrolijk en speels, een folly die duidelijk hoort tot de natuurlijk omgeving van een park. De brug maakt een duidelijk sprong over het water met een leesbaar toog. De helling blijft binnen de kaders van geboden toegang”. “Het patroon van het hekwerk voor de brug is gebaseerd op een Voronoi diagram. Dit is een wiskundig diagram die teruggevonden kan worden ín de natuur, bijvoorbeeld in de nerfpatroon van een blad of het patroon op een giraffe. Het resultaat is een ontwerp dat maakt een duidelijke link met het context van het park.” “De landhoofden van de brug worden een integrale onderdeel van de natuurlijk oevers in het park. De taluds direct onder de brug worden in basaltsteen bekleed.” Wikipedia schrijft over een Folly onder andere: “Een folly (ook wel follie) (van het Engelse woord folly: dwaasheid) (meervoud: follies, ook wel folly's) is een bouwwerk dat met opzet nutteloos of bizar is “ en Veel follies zouden wellicht als kunst kunnen worden beschouwd als ze door een erkend kunstenaar gebouwd zouden zijn in opdracht”. 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer Le ember 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 13 november 2013 De Supervisor Zuidas en de Welstandscommissie hebben het voorlopig ontwerp van de brug goedgekeurd. De brug moet nog worden aanbesteed. Daarom werd de buurtbewoners geen informatie gegeven over de kosten van de brug. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 13 november 2013, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Kent het college dit ontwerp? 2. Is het college het ermee eens dat de aanleg van een dergelijke kostbare en luxe brug op de ene plek, die ten koste gaat van een andere, even belangrijke fietsbrug op een nabijgelegen plaats, niet wenselijk is? De Dienst Zuidas heeft € 40.000 te weinig budget beschikbaar volgens mededeling bij de vierde co- creatiebijeenkomst. 3. Enzo ja, op welke manier rechtvaardigt het college het grote verschil? 4. Is het college bereid een onderzoek te doen naar de wenselijkheid van een dergelijke luxe brug? 5. Is het college met de vragensteller eens dat het maken van een dergelijke Folly niet tot de kerntaken van het projectbureau Zuidas behoort? Zeker niet als dat ten koste lijkt te gaan van andere bruggen in het gebied. 6. Is het college bereid het bedrijfsleven, met name Stibbe en Akzo, te verzoeken de extra kosten voor de luxe brug te dragen? 7. Kan het college deze vragen vóór de vergadering van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en Energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid op 4 december 2013 beantwoorden? 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer Le ember 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 13 november 2013 ren vier Sen { Prinses Lu = at deze Fr 15 staand | (2) van het 2 brug | En l Locatie bruggen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Beethoven Ontwerp bruggen als onderdeel van Ontwerp Co Creatie Beatrixpark In kader van de uitvoering van de groen voor rood afspraken -waarbij het terrein na sloop van het voormalige St. Nicolaaslyceum groen ingericht moet worden- is voor het park met de buurt (in Co creatie) een ontwerp gemaakt. In de Co creatie is voorgesteld om vooruitlopend aan de 2° fase ontwikkeling van Beethoven de brug nr. 4 tijdelijk te maken. De definitieve brug op deze locatie wordt pas gemaakt als de 2° fase ontwikkeling bekend is. 3 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing ooo Gemeenteblad Datum 4 december 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 13 november 2013 Voor het ontwerp van het park gelden de volgende uitgangspunten: 1. Goede routes rekening houdend met de voorzieningen in het park en zoveel mogelijk aansluitend op het bestaande langzaam verkeer routes; 2. De groen voor rood afspraken: Invulling geven aan het groen voor rood principe uit het Uitvoeringsbesluit Beethoven. Belangrijk hierbij is behoud van (zoveel mogelijk) karakteristieke bomen en tijdelijk te voorzien in de groene invulling van de tweede fase Beethoven (het voormalige St. Nicolaasterrein). 3. Het creëren van voldoende waterberging. De Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) heeft op basis van de inbreng uit de buurt een ontwerp opgesteld. Het Ontwerp Co creatie is door DRO (in opdracht van Dienst Zuidas) in fasen uitgewerkt tot een Definitief Ontwerp (DO). Op hoofdlijnen is het ontwerp in DO niveau uitgewerkt voor de oevers, de bomen, beplanting en de toekomstige brug in de Prinses Irenestraat. Het ontwerp van de Co creatie Beatrixpark houdt in toevoegen park, het maken van extra water en het planten van nieuwe bomen en beplanting in het zuidelijk deel van het park. In het nieuwe plan wordt de bestaande natuurlijke inrichting verder versterkt en uitgewerkt. Er wordt een duidelijk hart gemaakt, een speelplek in het bosrijke deel en een ligweide aan het nieuwe aan te leggen water. Met Waternet is afgesproken dat de waterbalans van Zuidas (flanken en Dok) in 2014 positief is. In het Beatrixpark wordt conform het ontwerp Co creatie water gerealiseerd ten behoeve van een positieve waterbalans Zuidas. Urgentie van de uitvoering van het ontwerp en het graven van water is er vanwege de negatieve waterbalans Zuidas. De zuidelijke en de noordelijke watergangen ter hoogte van de Prinses Irenestraat worden met elkaar verbonden, dit is nodig voor de goede doorstroming en kwaliteit van het water. Onderdeel van deze watergang is een nieuwe brug (nr. 2). De ligging van deze brug vormt de schakel tussen het stedelijk karakter van de Zuidas, Beethoven en het natuurlijk karakter van het park. De brug verbindt de Prinses Irenestraat met het Beatrixpark. Het voorlopig ontwerp van de brug is op 23 mei 2013 aan de leden van de Co creatie gepresenteerd. Beantwoording van de vragen: 1. Kent het college dit ontwerp? Antwoord: Het college heeft op 12 november 2013 kennis genomen van het Definitief Ontwerp Co Creatie Beatrixpark. 2/3.Is het college het ermee eens dat de aanleg van een dergelijke kostbare en luxe brug op de ene plek, die ten koste gaat van een andere, even belangrijke fietsbrug op een nabijgelegen plaats, niet wenselijk is? De Dienst Zuidas heeft € 40.000 te weinig budget beschikbaar volgens mededeling bij de vierde co-creatiebijeenkomst. En zo ja, op welke manier rechtvaardigt het college het grote verschil? 4 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing ooo Gemeenteblad Datum 4 december 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 13 november 2013 Antwoord: In de grondexploitatie Beethoven is rekening gehouden met een aantal te realiseren bruggen. Het ontwerpen en realiseren van de nieuwe brug in de Prinses Irenestraat past binnen deze grondexploitatie. Als ook de tijdelijke zuidelijke voetgangers- en fietsbrug. De aanleg van de brug in de Prinses Irenestraat gaat dus niet ten koste van de andere geplande bruggen in Beethoven. De brug in de Prinses Irenestraat is een definitieve brug en vormt de entree van en verbinding met het park. De brug op deze locatie moet van hoge kwaliteit zijn. De zuidelijke brug is tijdelijk omdat de ligging nog niet toekomst vast is in verband met de bouw van het dok en de ontwikkeling Beethoven 2° fase. De brug is in vergelijking met andere bruggen in de Zuidas niet duurder. Er is gekozen voor een architect die werkzaam is bij Dro. Er zijn geen extreem dure elementen gebruikt. De discussie over de kosten van de aanleg van de (tijdelijke) zuidelijke brug moet gelezen worden in de context van de op 13 maart 2013 aangenomen motie (nr. 150) waarbij het kostenaspect meeweegt in de keuze van de route. In de motie was als voorwaarde gesteld dat het olifantenpad niet tot extra kosten mag leiden. Er is geen sprake van te weinig budget, maar in dit kader is aangegeven dat een langere brug duurder is dan een kortere brug. De kortere brug was opgenomen in de raming voor de cocreatie. 4. Is het college bereid een onderzoek te doen naar de wenselijkheid van een dergelijke luxe brug? Antwoord: Het college heeft kennis genomen van het Definitief Ontwerp Co creatie Beatrixpark waarin beide bruggen zijn opgenomen. Het college ziet geen aanleiding om het besluit te herzien. 5. Is het college met de vragensteller eens dat het maken van een dergelijke folly niet tot de kerntaken van het projectbureau Zuidas behoort? Zeker niet als dat ten koste lijkt te gaan van andere bruggen in het gebied. Antwoord: De Dienst Zuidas is verantwoordelijk voor de integrale ontwikkeling van het Zuidas gebied. Het ontwerp Co creatie Beatrixpark is onderdeel hiervan. Bij de betrokkenen van de Cocreatie is de kwaliteit een belangrijk aandachtspunt. Door de zuidelijke en de noordelijke waterloop in het park met elkaar te verbinden ontstaat een circulair watersysteem en wordt de waterkwaliteit verbeterd. Deze waterverbinding moet worden overbrugd, omdat op deze locatie de belangrijke oost-west langzaam verkeer schakel tussen het park en de Zuidas ligt. De ligging van de nieuwe brug vormt een schakel tussen de stedelijk karakter van de Zuidas en het natuurlijk karakter van het Beatrixpark. Er is sprake van functionele brug passend in de context van het park. De architectuur van de bestaande bruggen in het park is voornamelijk functioneel en doelmatig van karakter. Hierop is de nieuwe brug afgestemd. Het patroon van het hekwerk voor de brug is gebaseerd op het nerfpatroon van een blad. 5 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer Le ember 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 13 november 2013 6. Is het college bereid het bedrijfsleven, met name Stibbe en Akzo, te verzoeken de extra kosten voor de luxe brug te dragen? Antwoord: De kosten in de grondexploitatie worden gedekt uit de grondopbrengsten binnen die exploitatie. De hoogte van de grondprijzen worden geacht marktconform te zijn, Binnen deze systematiek is een extra bijdrage niet aan de orde. De hoogwaardigheid van de gebiedsinrichting, waaronder individuele elementen, hangt samen met het hoge grondprijsniveau in dit gebied, 7. Kan het college deze vragen vóór de vergadering van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en Energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid op 4 december 2013 beantwoorden? Antwoord: Ja, hierbij. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 6
Schriftelijke Vraag
6
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1090 Datum akkoord 13 september 2016 Publicatiedatum 14 september 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Shahsavari-Jansen van 31 augustus 2016 inzake de vertraging van de renovatie van Sportpark Sloten. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De fractie van het CDA maakt zich zorgen over de problemen bij de renovatie van Sportpark Sloten, en de mogelijke gevolgen die dit heeft, namelijk dat ruim 100 kinderen bij hockeyvereniging Xenios niet zullen kunnen sporten. De fractie van het CDA heeft het signaal gekregen dat er vertraging is opgetreden, en er daardoor mogelijk geen kleedkamer voorzieningen zijn, de fietspaden onvoldoende veilig zijn, en de velden niet opgeleverd. Doordat het nieuwe hockeyveld van Xenios pas na 18.00 uur 's avonds beschikbaar is, zouden voor ruim honderd kinderen geen veldruimte beschikbaar zijn op Sportpark Sloten. Gezien het vorenstaande heeft het lid Shahsvari-Jansen, namens de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. In hoeverre zijn bovenstaande signalen bij het college bekend, in hoeverre kloppen deze berichten, en in hoeverre ziet het college deze signalen als problematisch? Antwoord: De genoemde signalen zijn bij ons bekend. De berichten hebben wel enige nuancering nodig. Planning Momenteel wordt één hockeyveld voor Xenios op Sportpark Sloten aangelegd. Dit is een deelproject in de renovatie van Sportpark Sloten. De beoogde opleverdatum is, volgens planning, 26 september. De voorbereidingstijd langer geduurd dan verwacht doordat 4 projecten gezamenlijk zijn aanbesteed binnen de stadsdelen West en Nieuw-West. Kleedkamers en fietspaden Het is niet juist te stellen dat door mogelijke vertraging in de renovatie van het Sportpark Sloten er geen kleedkamers zijn voor Xenios en de fietspaden onveilig. De kleedkamervoorzieningen en veilige fietspaden zijn geen onderdeel van het deelproject aanleg hockeyveld en niet van de renovatie plannen van het sportpark. 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer Âa september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 31 augustus 2016 Aan de vereniging is altijd aangegeven dat het om de aanleg van een hockeyveld gaat. Voor het gebruik van kleedkamers zal zij in gesprek moeten gaan met omliggende verenigingen. Wij hebben begrepen dat geen van de omliggende verenigingen hier voor open staat. Uiteraard zien wij dit als een probleem. Het fietspad over de Sloterweg naar Sportpark Sloten toe is geen vrij liggend fietspad. Daarbij is de Sloterweg geen brede weg. Dat zorgt voor een onveilig gevoel bij de hockeyclub. Dit is een aandachtspunt. Beschikbaarheid Het klopt dat Xenios pas vanaf 18.00 uur gebruik kan maken van het veld, dit geldt voor alle verenigingen op het park. De gemeente heeft een overeenkomst met Golfclub Sloten op het sportpark. Daarin is opgenomen dat de golfclub gebruik kan maken van de 9 holes golfbaan over de sportvelden heen tot 18 uur op werkdagen. In de praktijk is dit in de wintermaanden iets eerder in verband met het feit dat het dan vroeger donker is. 2. Hoe verloopt het projectmanagement en de communicatie rond de renovatie van Sportpark Sloten richting betrokken verenigingen en andere belanghebbenden? Antwoord: Voor de verdere doorontwikkeling van het sportpark is een Ontwikkelplan geschreven. Dit plan is begin dit jaar met de betrokken verenigingen op het sportpark besproken. Per september is een projectleider aangesteld om uitvoering te gaan geven aan het ontwikkelplan. De uitvoering zal regelmatig met de verenigingen besproken worden. 3. Worden de verenigingen voldoende betrokken bij de uitwerking en implementatie van de plannen en bij het oplossen van tussentijdse problemen als gevolg van vertragingen in de oplevering? Antwoord: De verenigingen zullen via het Bestuurders Overleg Sloten betrokken worden bij en op de hoogte gehouden worden van de uitvoering van het ontwikkelplan. Hetzelfde geldt voor de overige belanghebbenden. Hierbij hoort regelmatig overleg en contact met de verenigingen over de knelpunten waar zij tegen aan lopen. 4. Welke mogelijkheden ziet het college om de ervaren problemen op te lossen? Antwoord: Hockeyveld Wij zien geen mogelijkheden om het hockeyveld eerder opgeleverd te krijgen. De vereniging heeft inmiddels op het huidige complex op Sloten-West en bij andere verenigingen in de omgeving tijdelijk het capaciteitsprobleem opgevangen. Wat betreft het niet beschikbaar zijn van kleedkamervoorzieningen gaan wij in gesprek met de omliggende verenigingen om te proberen tot een oplossing te komen, passend binnen het beschikbare budget. 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum Âa september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 31 augustus 2016 Beschikbaarheid velden Zoals aangegeven heeft de Golfclub contractueel het recht om gebruik te maken van de golfbaan op werkdagen tot 18 uur. Dit kan niet zomaar aangepast worden lopende de overeenkomst. Voor het seizoen 2017-2018 kan dit wellicht aangepast worden. Wij zullen onderzoeken of het mogelijk is te hockeyen op het nieuwe veld terwijl er daarnaast gegolfd wordt. Uiteraard staat de veiligheid van de kinderen hierbij voorop. Fietspaden Verder wordt onderzocht of het haalbaar is om in de toekomst een andere ingang te creëren aan de westzijde van het park. Hierdoor hoeven de kinderen een korter stuk over de Sloterweg te fietsen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
EE eN Áan.do Gerneentgraad Atisterdam. Stadhuis Postbus 202 1000 AF Amstérdam Geacht College, Bijgaand ontvangt u een kopie van een brief gericht aan B&W van de Gemeente Amsterdam met een. bijlage. De inhoud van deze brief spreekt voor zich, tk verzoek ij van deze brief met bijlage kentís te heten éù.na lozing van deze brief, naar ik hoop, BEW te laten terugkomen op’ deze exorbitante prijsverhoging van het parkeergeld voor gen burgerfinwoner van de Gemeente Amsterdam, 4 - dad laad Gaarne dente iku voor uw eaúdacht in deze, ne lam Tk wachí ‘wor reactie met belangstelling af. : um DSg-plT | DOLD Setje # hrg, A 650 Heogachtend, Crtehr bte Es Zn. | OWRULO SELRDOPEE ES tot AAA eit. li TT Er n kenndeera ame bebe vaarders bal, Ere, Avas m _l 82 Chat ude datum verz: ed | naar BIV dd: el 1 ON Amsterdam, 22 jefnati 2015 Aan. Burgemeester en Wethouders Gemeente Amsterdaid Posthus 202 1000 AE Amsterdam Geacht College, Mét gote teleurstelling, éh verontwaardiging ontving Ik bijgaand schrijven waarin con püjsverhoging van het parkeergeld zomaar door Citton tij werd opgolegd van mêer den 20%, Voor een echt antwoord op mijn beklag over deze prijsverhoging werd ik eenvoudigweg verwezen naar. de Gemeente. Vandaar dat ik mij tot u richt of bezwaâr aan te tekenen tegen deze exûrbiiante prijsverhoging van meer dan 20%, Ik betaalde tot nu toe € 221,76 per halfjaar en zal au 8 267;50-moeten gaan betalen. Als ouder peranon (79 jaar} ben ik: aangewezen op persoonlijk vervoer om mijn mobiliteit te houder en ten isolement te vermijden. Mijn familie en vrienden kan ik al niet goed . uitindigen voor oon ontmoeting te mijnen Huize, vanwege de hogeparkoorgelden dië zij zouden moeten opbrengen, en. Aaa nu deze verhoging van mijn parkeergeld | Ik heb het idee, dat de heffing van parkeergeld wordt aangewend als sluîtpost van de Gemeentelijke begroting, lk acht deze beslissing vóor mij onaanvèardbaar en verzoek u deze, verhoging vòor mij althans te fnitigoren danwel een andere oplossing terzake voor mij fe vden. Ben kopie van deze brief zend Ík af uw Gemeenteraad. Uw reactie wacht ik met belangstelling af. Hoogachtend, nn Mee CeoTuvaos GAG GoT Tr 17296 OI De Aazos (EDE nr OE {ses ngen
Raadsadres
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 790 Datum indiening 5 juli 2018 Datum akkoord 21 september 2018 Publicatiedatum 24 september 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van lid N.T. Bakker over parkeerautomaten en parkeervergunningen in Oud Noord Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Sinds 1 juli 2018 kent het gebied Oud-Noord betaald parkeren. Houders van een ontheffing van de eerder geldende blauwe zone zijn via brief geïnformeerd over het aanvragen van een vergunning. Dit geldt ook voor bewoners van gebieden waar tot voor kort noch blauwe zone noch betaald parkeren gold. De SP ontvangt sinds de invoering verschillende klachten. De stadsdeelcommissie buigt zich dit najaar over de invoering, maar enkele klachten zijn van urgentere aard. Bewoners geven aan dat zij klachten van bezoek ontvangen over het gebrekkig aantal parkeerpalen. Eigen rondgang door de buurten leert dat het aantal meters gering is voor de oppervlakte die moet worden bestreken. Daarnaast staan de geplaatste palen niet altijd optimaal, zoals vlak achter bebouwing of een bocht. Tot slot ontbreken betaalpalen bij veel parkeervelden. Ook meldingen over lange doorlooptijden van vergunningsaanvragen worden als een probleem gezien. Sommige bewoners wachten al een flinke tijd op goedkeuring van hun vergunningsaanvraag, met het risico dat bij het neerzetten van hun auto voor het huis ze een boete krijgen van langsrijdende scanauto’s. Gezien het vorenstaande heeft het lid N.T. Bakker, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Op welke manier is de plaatsing van betaalpalen voor het gebied Oud-Noord bepaald”? Antwoord De plaatsing van parkeerautomaten wordt voor heel Amsterdam op dezelfde manier bepaald; Amsterdam Noord — of het gebied Oud-Noord — vormt hierop geen uitzondering. De loopafstand van de parkeerautomaat tot aan de verste parkeerplaats is maximaal 250 meter, op basis van jurisprudentie de ambtelijke richtlijn. Voor het bepalen van de posities van de parkeerautomaten wordt rekening gehouden met de volgende aspecten: 1 Verdeling en spreiding parkeerplaatsen per straat en per buurt. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 24 september 201g Schriftelijke vragen, donderdag 5 juli 2018 = Beschikbaarheid van de openbare ruimte: door de vele smalle straatjes is het soms niet mogelijk om een parkeerautomaat te plaatsen. De smalle stoepjes zorgen er bijvoorbeeld voor dat er geen doorgang mogelijk is voor voetgangers of rolstoelen/rollatorswanneer er een parkeerautomaat staat. In veel delen van de stad is de loopafstand tot de dichtstbijzijnde parkeerautomaat maximaal 150 meter. Uit rechtsspraak blijkt dat een afstand tot 250 meter acceptabel is. 2. Deelt het college de mening van de SP, dat bij betaald parkeren een parkeerautomaat dichtbij en in het zicht moet zijn van het leeuwendeel van de parkeerplekken? Hoe beoordeelt het college de situatie in Oud-Noord in relatie tot hierboven genoemd uitgangspunt? Graag een toelichting. Antwoord Ja, er dienen voldoende parkeerautomaten in de buurt te zijn. Daarom zijn er 86 parkeerautomaten geplaatst en 79 verwijsborden, die ook het belparkeer-nummer vermelden voor wie per mobiele telefoon wil betalen. De parkeerautomaten zijn nu zo geplaatst dat bij het inrijden van een buurt of straat een parkeerautomaat staat of zichtbaar is. Daarbij geldt dat de loopafstand van de parkeerautomaat tot aan de verste parkeerplaats maximaal 250 meter bedraagt (zie de beantwoording van vraag 1). In smalle straatjes of kleine wijken hangen hoofdzakelijk verwijsborden naar de parkeerautomaten met daaronder een belnummer voor het belparkeren. Momenteel verloopt 69% van alle parkeertransacties, via de mobiele telefoon en dit aandeel groeit jaarlijks. 3. Deelt het college de mening van de SP, dat parkeervelden altijd de beschikking moeten hebben tot een betaalpaal? Waarom is dat niet overal het geval in Oud- Noord? Graag een toelichting. Antwoord Er zit maximaal 250 meter afstand tussen een parkeerplaats tot een parkeerautomaat. Er wordt aldus gezorgd voor voldoende parkeerautomaten en verwijsborden. Daarnaast groeit ieder jaar het aandeel belparkeerders, hierdoor wordt er in toenemende mate steeds minder een beroep gedaan op de parkeerautomaat. 4. Is het college bereid om, waar nodig, op korte termijn extra betaalpalen te plaatsen? Is het college tevens bereid om te kijken of reeds geplaatste betaalpalen optimaal zijn geplaats als het gaat om zichtbaarheid en, indien nodig, palen te verplaatsen om hun zichtbaarheid voor parkeerders te verbeteren? Graag een toelichting. Antwoord Ja, na zes weken van betaald parkeren in Amsterdam Noord zijn we de uitvoering aan het evalueren. In de evaluatie worden onder andere de klachten meegenomen van bewoners, zoals ‘ik wil geen parkeerautomaat voor de deur’ tot “is het mogelijk om een automaat bij te plaatsen? Om bewoners tegemoet te komen, worden daar waar nodig zo snel mogelijk extra parkeerautomaten en verwijsborden bijgeplaatst. Naar aanleiding van enkele klachten is al opdracht gegeven tot het bijplaatsen van drie parkeerautomaten en is één parkeerautomaat verplaatst. Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 24 september 201g Schriftelijke vragen, donderdag 5 juli 2018 5. Herkent het college de signalen uit de buurt dat aanvragen voor parkeervergunningen langzaam worden afgehandeld’? Antwoord Het college herkent dit signaal niet. De parkeervergunningen zijn binnen de toegezegde termijn van 10 werkdagen afgehandeld. Bij circa 110 (van de ruim 5.000 aanvragen) bleek dat extra informatie aangeleverd moest worden door de aanvragen (verdeling stallingsplaatsen e.d.) of dat nader onderzoek door de gemeente nodig was over de toerekening van stallingsplaatsen aan een bepaald adres. Verlening van de ‘Bezoekersparkeervergunning’ kende wel technische aanloopproblemen, waardoor aanvragen uit april en mei opgespaard zijn, tot deze begin juni 2018 konden worden afgegeven. Afhandeling van deze aanvragen volgde alsnog ruim voor de start van het betaald parkeren per 1 juli 2018. 6. Kan het college geven hoeveel aanvragen er zijn gedaan voor parkeer- vergunningen? Hoeveel zijn daarvan reeds goedgekeurd? Hoeveel aanvragen zijn nog in behandeling? Antwoord Sinds de start van de uitgifte van parkeervergunningen, zijn ruim vijfduizend vergunningen toegekend. Op dit moment zijn circa 75 vergunningen in behandeling (dagelijkse instroom). Zie de kaart van het gebied in bijlage 1. 7. Watis de gemiddelde doorlooptijd van een parkeervergunning voor Oud-Noord? Wat is de gemiddelde doorlooptijd van de vergunningsaanvragen die nog in behandeling zijn? Antwoord Gemiddeld zijn vergunningaanvragen afgehandeld binnen enkele dagen. Bewonersvergunningen zijn eenvoudig qua controles en werden dikwijls dezelfde dag verleend. Bedrijfsvergunningen vragen meer tijd, wat neerkwam op een gemiddelde afhandeltermijn van minder dan een week. 8. Is het mogelijk om de doorlooptijd van de lopende vergunningsaanvragen te verkorten? Graag een toelichting. Antwoord Er is geen aanleiding of noodzaak om de doorlooptijd te verkorten want de doorlooptijden zijn momenteel precies zoals het hoort; de aanvragen worden bijtijds afgehandeld, zie hiervoor ook de beantwoording op vraag 7. 9. Wat gebeurt er met mensen die geen paal vinden, niet betalen en een boete ontvangen? Antwoord Wie parkeert in een gebied met betaald parkeren moet parkeergeld betalen. Wie dat niet doet, kan een naheffingsaanslag opgelegd krijgen. Een bezwaarschrift met als argument dat er geen parkeerautomaat te vinden was, wordt ongegrond verklaard. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
Schriftelijke Vraag
3
test
X Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad % Motie Jaar 2021 Nummer 294 Behandeld op 22 april 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 26 april 2021 Onderwerp Motie van de leden Kreuger en Kuiper inzake de Energiearmoede in Amsterdam (Amsterdam enkelglas-vrij) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebbende eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Energiearmoede in Amsterdam. Constaterende dat: -__Amsterdam zichzelf tot doel heeft gesteld energiearmoede tegen te gaan; -_Erin Amsterdam veelwoningen zijn met een laag energielabel. Alleen al in Amsterdam zijn er circa 100.000 woningen met enkel glas. Overwegende dat: -_Simpele isolatiemaatregelen zoals enkelglas vervangen voor dubbelglas het energieverbruik omlaag brengen. -_Amsterdammers hierdoor eenlagere energierekening krijgen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Een plan van aanpak op te stellen om streven naar een enkelglas-vrij Amsterdam. De leden van de gemeenteraad K.M. Kreuger T. Kuiper 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 948 Publicatiedatum 15 november 2013 Ingekomen op 6 november 2013 Ingekomen onder 910’ Behandeld op 7 november 2013 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het raadslid de heer Toonk inzake de begroting voor 2014 [verbetering kwaliteit van Vroeg en Voorschoolse Educatie (VVE). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2014; Constaterende dat: — de uitvoering van de Vroeg en Voorschoolse Educatie (VVE) op dit moment nog problemen ondervindt, onder andere op het punt dat er nog veel kinderen bij elkaar in groepen zitten die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen; — _ daarnaast teveel leiders en leidsters binnen de VVE onvoldoende kennis hebben van de Nederlandse taal; Overwegende dat: — _totop de dag van vandaag het positieve effect van de VVE niet onomstotelijk vaststaat; — er concrete ideeën liggen om de VVE in Amsterdam anders vorm te gaan geven; — vanaf 1 januari 2012 alle pedagogisch medewerk(st)ers moeten voldoen aan de vastgestelde taalnorm, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in 2014 een significante en meetbare verbetering van de kwaliteit van de VVE te realiseren door een nog actievere inzet op het laten voldoen aan de geldende taalnorm van leiders en leidsters binnen de VVE; — de resultaten van deze verbetering vóór de begroting 2015 te rapporteren aan de gemeenteraad. Het lid van de gemeenteraad, W.L. Toonk 1
Motie
1
train
ezoekadres . Gemeente Amsterdam Stadhuis, Amstel 1 6@p : 1011 PN Amsterdam Bestuursdienst Postbus 202 5 e 1000 AE Amsterdam er : Telefoon 020 552 9111 SG Fax 020 552 3426 www.amsterdam.nl Retouradres: BDA, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam á Mevrouw H. Passchier Kruithuisstraat 98 1018 WW Amsterdam | Datum Ons kenmerk 2007007806 Behandeld door E.‚W. Hermans Doorkiesnummer _ 020-5565268 Faxnummer 020-5565704 E-mail e‚hermans@®ivv.amsterdam.nl : Onderwerp raadsadres over taxi's Geachte mevrouw Passchier, De gemeenteraad heeft op 19 september 2007 besloten uw brief aan de raad in onze handen te stellen ter afdoening. Naar aanleiding van uw raadsadres van 17 augustus 2007 wilien wij als volgt reageren. In uw brief attendeert u ons op onbehoorlijk gedrag door taxichauffeurs op de taxistandplaats Amsterdam Centraal. Wij zijn het met u eens dat de taxisituatie op Amsterdam Centraal onwenselijk is. Amsterdam Centraal is op dit vlak inderdaad geen visitekaartje voor bewoners en bezoekers van de stad. De gemeente ziet dan ook de noodzaak om de situatie te verbeteren. Zij werkt daarom, met de beperkte bevoegdheden en middelen die ons ter beschikking staan (het taxibeleid is namelijk rijksbeleid), aan verbeteringen van het taxiproduct in de stad. Zoals u al heeft opgemerkt, verzorgt de dienst Stadstoezicht sinds vorig jaar vrijwel permanent toezicht. Toezichthouders treden onder andere op tegen chauffeurs die korte . ritten weigeren. Chauffeurs die zich hier schuidig aan maken kunnen een proces-verbaal | verwachten. Wij betreuren het te vernemen dat zij desalniettemin machteloos staan tegenover de chauffeurs op de standplaats. Uiteraard moet er meer gebeuren om de Amsterdamse taximarkt naar een hoger plan te tillen. Het afgelopen jaar heeft de gemeente samen met een aantal partijen, waaronder de taxicentrales, Kamer van Koophandel en de Amsterdam Toerisme en Congres Bureau _ (ATCB), hard gewerkt aan de ontwikkeling de invoering van een kwaliteitstaxi, Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 8 en 14), halte Waterlooplein Gemeente Amsterdam 7 2007007806 Bestuursdienst Pagina 2 van 2 : Recentelijk is door het College van B&W besloten om per 1 maart 2008 de taxistandplaats op het centraal station exclusief toegankelijk te maken voor kwalitatief goede taxi's. Chauffeurs die in aanmerking wilen komen voor de benedigde (belanghebbenden)vergunning voor deze standplaats dienen aan te tonen dat zij beschikken over het landelijke TX-keurmerk, een ontheffing tram- en busbanen en een roetfilter (als het een dieselvoertuig betreft). Verder mag het voertuig maximaal een leeftijd van zes jaar hebben. Hiermee wil de gemeente de bezoekers die een taxi nemen vanaf CS weer een warm welkom geven en hen een taxikwaliteit garanderen waar zij recht op hebben. Als de invoering voldoende positieve resultaten oplevert, wordt de vergunning ook op andere standplaatsen ingevoerd om ook daar een kwaliteitsslag te maken. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van deze brief, dan kunt u die richten aan Evelien Hermans (020-5565268). Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders van Amsterdam, A 7 F secretaris bur: 4 drs. H. de Jong mr/M.J. Cohen — OO 2
Raadsadres
2
val
2017 Documenten intern - 50 Gemee nte Bezoekadres Plein ‘40 '451 Am ste rd am 1064 SW Amsterdam . „WV Postbus 2003 > < N | euw est 1000 CA Amsterdam Telefoon 14020 | | amsterdam.nl/nieuwwest Voordracht en besluit DB-AB Registratienummer 72257 - 2017/INT/ooo5o Afdeling Bestuur en Organisatie Onderwerp Wijziging Mandaatregister AB naar DB Portefeuille Juridische zaken DB lid Baâdoud Gebied n.v.t. Vergaderdatum DB 14 november 2017 Vergaderdata AB 22 november 2017 (voorbereidende commissie) 6 december 2017 (besluitvormend) Agenderen College / n.v.t. Gemeenteraad | E Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Patricia Steele | | | | | | | Pagina 2 van 5 | Scan nummer 1 van 1 - Scanpaaina 1 van 5 2017 Documenten intern - 50 Bezoekadres Plein ‘40 '45 1 1064 SW Amsterdam Postbus 2003 1000 CA Amsterdam Telefoon 14020 amsterdam.nl/nieuwwest Datum 14 november 2017. Onderwerp Wijziging Mandaatregister AB naar DB behorend bij het algemeen mandaatbesluit en Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit: 1. Inte stemmen met de voordracht aan het AB tot het wijzigen van het Mandaatregister van AB naar DB n.a.v. aanpassingen van het bevoegdhedenregister en de takenlijst door het college. Mn Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit: besluiten wordt gepubliceerd 1. Het mandaatregister 23 november 2016 (vastgesteld 23 november 2016) behorend bij het mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur van 24 maart 2014, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 november 2016, in te trekken en het mandaatregister 6 december 2017 conform de bijlage bij dit besluit vast te stellen; 2. Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op de dag na bekendmaking daarvan. mmm Ondertekening Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West, ne Cn, zi A \ Ns n NI Ke # “nn „Oers: S Mevrouw E‚J.M. Plasmeijey, de heer A. Baâdoud, Á stadsdeelsecrêtaris | _—— voorzitter gn NN | | Í Registratienummer 72257 - 2017/INT/ooo5o Pagina 2 van 5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpaaina 2 van 5 2017 Documenten intern - 50 DB-AB Bevoegdheid Bevoegdhedenregister behorende bij de Verordening op de bestuurscommissies: onderdeel 7 (algemene bepalingen en beperkingen) Bestuurlijke achtergrond Op 10 januari 2017 hebben burgemeester en wethouders met de Takenlijst en het Bevoegdhedenregister behorende bij de Verordening op de bestuurscommissies aangepast. Deze periodieke wijziging bevat correcties, wijzigingen en verduidelijkingen. Door een aanvullende bepaling in het bevoegdheden register werken deze automatisch door in het daarop gebaseerde mandaatbesluit het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur, waardoor het niet noodzakelijk is om wijzigingen direct door te voeren. Er is voor gekozen om wijzigingen van het mandaatregister zoveel mogelijk te bundelen. Inmiddels heeft het college op 31 oktober 2017 een spoedwijziging van het bevoegdhedenregister vastgesteld. Met deze voordracht worden het besluit van 10 januari 2017 en de spoedwijziging verwerkt in het mandaatregister van AB naar DB. Wijzigingen die van toepassing zijn voor het algemeen bestuur (geel gearceerd): -_In het hoofdstuk ‘Economie'(h.6) is een aantal bevoegdheden om nadere regels voor subsidies vast te stellen vervallen. Deze regels stelt het college — in het kader van de harmonisatie — voortaan centraal vast. -__ De bevoegdheid om buurtgebonden kunstinitiatieven (h.18) sportactiviteiten (h.19) te subsidiëren) blijft bestaan op basis van een stedelijk kader maar de nieuwe tekst in W.2 (algemene vermelding dat bestuurscommissies bevoegd zijn stedelijke subsidieregelingen vit te voeren) maakt aparte vermelding overbodig. -__Het hoofdstuk ‘Subsidieverlening'(h.22) is aangepast naar aanleiding van invoering van de nieuwe Algemene Subsidieverordening op 1okotober jl 2016. -__Aan het hoofdstuk vergunningverlening (h.23)is ter verduidelijking toegevoegd dat als 5 een bevoegdheid is gedelegeerd, toezicht en handhaving onderdeel zijn van die bevoegdheid. Tenzij expliciet is bepaald dat dat niet het geval is. -___Een aantal verwijzingen naar landelijke en lokale wet- en regelgeving is aangepast naar aanleiding van wijzigingen in die wetten en regels (h.2, h.24). Daarnaast worden mandaten verleend voor bevoegdheden die uitvoerend van aard zijn en per abuis niet eerder aan het dagelijks bestuur waren gemandateerd (B.31 en C. 24) (blauw gearceerd). De spoedwijziging van het college d.d. 31 oktober 2017 (Gemeenteblad 2017, nr. 194405) betreft het afgeven van een machtiging tot binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner (X.2a en X2b). Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is gebleken dat er een hiaat is in het bevoegdhedenregister van de Verordening op de Bestuurscommissies met betrekking tot het afgeven van machtigingen tot binnentreden in een woning op grond van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi). Bij zaken waar het binnentreden verband houdt met handhavingsbevoegdheden die bij de - bestuurscommissie liggen (zoals het toepassen van bestuursdwang) is niet de burgemeester, maar het algemeen bestuur exclusief bevoegd dergelijke machtigingen af te geven, aldus de Afdeling. Voordat het algemeen bestuur dat kan doen, moet de bevoegdheid tot het afgeven van de machtigingen expliciet door het college aan het algemeen bestuur zijn overgedragen. Dit volgt uit artikel 125 van de Gemeentewet. Het college heeft bij besluit van 31 oktober 2017 de bevoegdheid deels overgedragen. Daarmee Registratienummer 72257 - 2017/INT/ooo5o Pagina 3 van 5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpaaina 3 van 5 2017 Documenten intern - 50 kan het algemeen bestuur nu deze machtigingen bevoegd afgeven, zowel voor handhavingsbevoegdheden die gedelegeerd als gemandateerd zijn aan de bestuurscommissie. Omdat het afgeven van deze machtigingen in de regel een spoedeisend karakter heeft kan besluitvorming in de vergaderingen van het algemeen bestuur niet afgewacht worden. Om die reden wordt voorgesteld de bevoegdheid tot het afgeven van machtigingen (onder) te mandateren aan de voorzitter van de bestuurscommissie. De voorzitter heeft een dergelijk mandaat al gekregen voor de burgemeestersbevoegdheden, waarmee een vaste werkwijze geborgd wordt. Omdat het zonder toestemming van de bewoner binnentreden in een woning de grondrechten raakt, is verder ambtelijk ondermandaat niet toegestaan. De wijziging wordt verwerkt in onderdeel X.2a en X.2b. mmm Onderbouwing besluit Beoogd effect Argumenten 1.1 Op basis van artikel 24 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur de in het bevoegd- hedenregister opgenomen bevoegdheden via (onder)mandaat en ondermachtiging bij het dagelijks bestuur en/of de voorzitter neerleggen. 1.2 Wijzigingen van het bevoegdheden register door gemeenteraad, college of burgemeester werken door in het mandaatregister van de bestuurscommissie. 2. Besluiten treden niet eerder in werking dan dat zij bekend zijn gemaakt. Kanttekeningen n.v.t. mm Maatschappelijke effecten Selecteer de maatschappelijke LJ Jongeren aan het werk effecten waar het besluitaan [1 Jeugd benut talent bijdraagt [] Goed veiligheidsgevoel [Prettig wonen Dledereen doet en telt mee [Prettig samenleven LI Gezonde leefstijl Maatschappelijke n.v.t. dit betreft een bestuurlijk-juridisch besluit effecten Risico's/ Neveneffecten n.v.t | ns | Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau Akkoord. Dit voorstel is voorbereid door de RVE Juridisch Bureau. Financiën n.v.t. | Communicatie n.v.t. Overige n.v.t. A Financiële paragraaf Registratienummer 72257 -2017/INT/ooo5o Pagina 4 van 5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 5 2017 Documenten intern - 50 Financiële gevolgen? Nv.t. Indien ja, dekking aanwezig? Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting en Voorlichting en communicatie Eisen publicatie Dit mandaatbesluit wordt bekendgemaakt in Gemeenteblad op www.officielebekendmakingen.nl. Communicatiestappen n.v.t. B Uitkomsten inspraak n.v.t. en Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) n.v.t. mmm Geheimhouding Geheimhouding n.v.t. Einde geheimhouding ee Stukken Meegestuurd Mandaatregister 6 december 2017, behorend bij het mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur van 24 maart 2014 Ter inzage gelegd n.v.t. Te verzenden stukken n.v.t. Aangetekend versturen n.v.t. mmm Akkoord agendering Datum voorbereidende staf _n.t.b. Portefeuillehouder Baâdoud Portefeuillehouder akkoord? Ja Verantwoordelijk manager _ E. de Rijk Manager akkoord? Ja nn Besluit dagelijks bestuur | <Conform; conform met aanpassing; aangehouden. In te vullen door bestuursadviseur DB> | Registratienummer 72257 -2017/INT/oooso Pagina 5 van 5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpaaina 5 van 5
Besluit
5
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 256 Publicatiedatum 10 april 2015 Ingekomen onder I Ingekomen op 1 april 2015 Behandeld op 1 april 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Roosma en mevrouw De Heer inzake de voortgang van financiële bestuursopdrachten (subsidies). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voortgang van financiële bestuursopdrachten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 222); Constaterende dat: — het college een toetsingskader ontwikkelt om te toetsen of de verleende subsidies passen bij de doelen van Amsterdam; — vervolgens op basis van dit toetsingskader beoordeeld wordt waarop bezuinigd kan worden; — deze bezuinigingen in totaal 30 miljoen euro structureel moeten opbrengen; Overwegende dat: — organisaties subsidies inzetten voor het financieren van arbeidskrachten en voor overige kosten, met name huisvestingslasten; — het wenselijk is inzicht te krijgen in hoeverre de bezuinigingen gerealiseerd kunnen worden door te besparen op personeelskosten en in hoeverre door te besparen op overige kosten, met name huisvestingslasten, Draagt het college van burgemeester en wethouders op: bij het in beeld brengen van de besparingsopties aan de hand van het toetsingskader ook een inschatting te maken welk deel van die bezuinigingen gerealiseerd kunnen worden door te besparen op personeelskosten en welk deel door te besparen op overige kosten, met name huisvestingslasten. De leden van de gemeenteraad, F. Roosma A.C. de Heer 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 66 Publicatiedatum 31 januari 2014 Ingekomen onder F Ingekomen op woensdag 22 januari 2014 Behandeld op woensdag 22 januari 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Van Drooge en de heer Mulder inzake de foutieve uitbetaling van de woonkostenbijdrage 2013 door de Dienst Belastingen gemeente Amsterdam (strikte kassturing door directie Middelen en Control). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 januari 2014 tot kennisnemen van de brief van de wethouder Financiën van 13 januari 2014 inzake de foutieve uitbetaling van de woonkosten- bijdrage 2013 (WKB) door de Dienst Belastingen gemeente Amsterdam (DBGA) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 28); Overwegende dat: — in het handboek Financieel Beheer is opgenomen dat de directie Middelen en Control (DMG) geen bevoegdheid heeft tot het initiëren en autoriseren van betaalopdrachten voor andere diensten of stadsdelen; — in de praktijk gebleken is dat diensten langdurig hoge of lage banksaldi aanhouden; — het college van burgemeester en wethouders DMC de bevoegdheid wil geven tot het doen van een aanwijzing tot afroming van de rekeningen van diensten en stadsdelen; — deze aanwijzing plaatsvindt na voorafgaand overleg met de betrokken dienst; — als na voorafgaand overleg met de betrokken dienst in kwestie, het toch nodig is dat DMC moet grijpen naar het middel van een aanwijzing, de medewerking van andere gemeentelijke diensten en stadsdelen kennelijk niet vanzelfsprekend is; — in het plan één Stad, één Opgave gestreefd wordt naar eenvormigheid van beleid en financieel beheer, 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 66 Moti Datum _ 31 januari 2014 otie Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: DMC in uiterste instantie wel de bevoegdheid te geven tot het initiëren en autoriseren van betaalopdrachten bij andere diensten of stadsdelen. De leden van de gemeenteraad, Â.H. van Drooge M. Mulder 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam Z M % Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen % Agenda, woensdag 17 september 2008 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Tijd 09.00 tot 12.30 uur en van 19.30 tot 22,30 uur Locatie 0239 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 _Inspreekhalfuur publiek 5 Conceptverslag openbare vergadering van 27-08-2008 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieZM @raadsgriffie.amsterdam.nl 6 Actualiteiten 7 Openstaande toezeggingen 8 Termijnagenda 9 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam Z M Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Agenda, woensdag 17 september 2008 Zorg 10 Presentatie Dak- en Thuislozenbeleid werkt Nr. BD2008-005615 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e __Doorgeschoven in de vorige vergadering van 27.08.2008 11 Klanttevredenheidsonderzoek AOV Nr. BD2008-005736 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Tevens wordt hierbij de voortgangsrapportage AOV besproken, doorgeschoven in de vorige vergadering van 27.08.2008 12 Beschikbaarstelling van een krediet ten behoeve van de voortgang van ICT projecten Wmo Nr. BD2008-005238 , De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. 13 Evaluatie Maatwerk Wmo en voorstel voor 2008 en verder. Nr. BD2008-005936 , De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. 14 Uitvoering motie 555' doventolken voor Wmo-loketten via webcam 2008 Nr. BD2008-004940 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was TKN in de vergadering van 11.06.2008. e Geagendeerd op verzoek van duoraadslid de heer Korff ( D66) 15 Vaststellen Bijzondere Subsidieverordening Belangenbehartiging, die vanaf 1 januari 2009 in werking treedt Nr. BD2008-005180 , De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. 16 80+20>100-Hoe het sociaal domein ervoor zorgt dat het meer mensen beter gaat Nr. BD2008-005818 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. * TKN naar de cie WIJ van 12.06.2008 e _ Uitgesteld in de vergadering van 27.08.2008 , Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Logtenberg (PvdA). e Inspreker (de heer De Graaff) wordt hierbij opnieuw uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam Z M Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Agenda, woensdag 17 september 2008 17 Voorbereiding decentralisatie van de Jeugdgezondheidszorg van 0-4 jarigen naar de stadsdelen Nr. BD2008-005819 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de vergadering van 27.08.2008 Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Logtenberg (PvdA) 18 Notitie Zorghotels van raadslid de heer de Wit van de VVD Nr. BD2008-005242 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. , Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer De Wit (VVD) Avondgedeelte vanaf 19.30 uur Openbare Ruimte en Groen 19 Vaststelling centraal stedelijke bomenverordening 2008 Nr. BD2008-005534 , De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. 20 Verdeling groengelden 2008 Nr. BD2008-005068 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 21 Definitief ontwerp Diemerbos Nr. BD2008-005817 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Meijer (SP) , Was TKN 11.06.2008 Milieu 22 Preadvies op notitie van raadslid Geurts, getiteld "Amsterdam CO2-neutraal” Nr. BD2008-005911 , De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.) e Agendapunten 22 toten met 24 gevoegd behandelen op verzoek van raadslid de heer Geurts (GroenLinks). 23 CO2 neutrale gemeentelijke gebouwen 2015 Nr. BD2008-005826 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 3 Gemeente Amsterdam Z M Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen Agenda, woensdag 17 september 2008 24 Nieuw Amsterdams Klimaat. Overzicht van plannen en reeds gestarte projecten Nr. BD2008-005158 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. _Onderembargo enkel naar de commissieleden, vanaf 09.09.2008 openbaar. 25 Veiligheidsplan 2008-2010 Westpoort Nr. BD2008-005822 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De commissies FEZ en ROW zijn hierbij uitgenodigd. e _ Uitgesteld in de vergadering van 27.08.2008 26 Legionella Nr. BD2008-005069 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was TKN in de vergadering van 11.06.2008 , Geagendeerd door raadslid mevrouw Burke (PvdA) 4
Agenda
4
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1693 Datum indiening 11 december 2020 Datum akkoord 18 december 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Vroege inzake oproep tot actie rond PrEP Aan de gemeenteraad Toelichting vragenstellers: Amsterdam heeft de prachtige ambitie om in 2026 naar O hiv besmettingen in Amsterdam te gaan. PrEP is een preventief beschermingsmiddel tegen hiv en is essentieel in de strijd tegen het virus. De landelijke adviesgroep We Are PrEPARED heeft een notitie geschreven aan het ministerie van VWS. Hierin roepen zij op tot actie. In de kern constateren zij het volgende: “Na het eerste jaar van de PrEP-pilot constateren wij helaas dat de inzet van PrEP op alle schakels van de keten stagneert; bij de GGD, bij de huisarts, bij de hiv-behandelcentra en bij de gemeenschap. Zorgwekkende signalen uit de praktijk maken actie op de korte termijn noodzakelijk. Wij doen voorstellen voor dergelijke acties en bieden medewerking aan in het vinden en toepassen van oplossingen. Wij pleiten ervoor op korte termijn de onderstaande acties te ondernemen: e Uitbreiding van de huidige PrEP-regeling qua aantallen MSM die hiervan gebruik kunnen maken, een adequatere financiering van de consulten en financiële ruimte voor het opvangen van de extra soa- consulten door PrEP-gebruikers met behoud van capaciteit voor andere doelgroepen; e Hernieuwde gesprekken met de LHV en NHG om tot een werkbare situatie te komen en PrEP-verstrekking en -zorg als aanvullende huisartszorg te erkennen; e Verkennen oplossingen voor (tijdelijke) dekking opstartkosten huisarts; e Verkennen oplossingen voor opstarten van PrEP bij de CSG's en de mogelijkheid te bieden daarna over te dragen aan de huisarts; e Exploreren van (financierings)mogelijkheden om een samenwerking tussen huisartsen en GGD te versterken. 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer Le ecember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 11 december 2020 We signaleren niet alleen knelpunten en formuleren wenselijke acties, maar bieden ook onze medewerking aan bij het vinden en in praktijk brengen van oplossingen.''* Gezien het vorenstaande heeft het lid Vroege, namens de fractie D66, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college het met de fractie van D66 eens dat PrEP een essentieel middel is in de strijd tegen hiv en dat we er alles aan moeten doen om dit zo laagdrempelig mogelijk aan te bieden? Antwoord: Ja. Niet voor niets is PrEP als één van de middelen opgenomen in het beleidsplan naar nul nieuwe hiv infecties in Amsterdam in 2026. De GGD startte op 22 juni 2015 met de AmPrEP en eind 2017 met de InPrep studie (gesteund door de gemeenteraad) waarmee vooruitgelopen werd op het landelijke PrEP programma zoals dat sinds vorig jaar aanving waar de gemeente zich tevens hard voor gemaakt heeft. 2. Is het college op de hoogte van de notitie van de landelijke adviesgroep We Are PrEPARED? Antwoord: Ja. 3. Is het college bereid om in gesprek te gaan met de adviesgroep We Are PrEPARED en te onderzoeken waar en hoe hun aanbevelingen in Amsterdam een rol kunnen spelen? Antwoord: het hoofd onderzoek en hoofd soa-polikliniek van de afdeling infectieziekten van de GGD Amsterdam maken onderdeel uit van deze adviesgroep. Zij hebben de oproep mede ondertekend na afstemming met de wethouder zorg. Het college staat daarmee actief in gesprek met (leden van) de adviesgroep. De adviezen die door de adviesgroep gegeven zijn, worden waar mogelijk al toegepast in Amsterdam, zoals ook aangegeven in het beleidsplan naar nul nieuwe hiv infecties in Amsterdam in 2026. Huisartsen spelen bijvoorbeeld al een actieve rol in het verstrekken van PrEP in Amsterdam. Bovendien hebben de huisartsen vanuit Amsterdam al afspraken gemaakt over kosten met de zorgverzekeraar. De oproep van de adviesgroep We Are PrEPARED is gericht aan de minister van volksgezondheid, niet aan de gemeente Amsterdam. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris t Uit de notitie ‘PrEP stagneert’, WAP. 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 21 december 2022 Ingekomen onder nummer 546 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Khan inzake hotels verleiden voor verplaatsing Onderwerp Onderzoeken hoe hoteleigenaren beter verleiden kunnen worden voor verplaatsing. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de visie bezoekerseconomie 2035. Constaterende dat: -_In de nota toeristenovernachtingen wordt voorgesteld om de hotelcapaciteit te verminde- ren, door eigenaren van hotels te verleiden te transformeren of een nieuw hotel te ontwik- kelen; - Vanwege het snelle herstel na de coronapandemie en de strenge eisen die gesteld worden het college zich afvraagt of hotels überhaupt hierin geïnteresseerd zullen zijn. Daarom voert het college onderzoek vit naar de animo voor verplaatsing onder hoteleigenaren; -_ Het college aangeeft dat de vereisten kunnen worden losgelaten of versoepeld (met be- houd van minimale kwaliteitseisen), maar er vooralsnog weinig animo is; Overwegende dat: -_Met de ambitie ‘rem op groei, focus op kwaliteit’ terecht minder hotelbedden worden na- gestreefd, maar zolang er geen sprake is van verplaatsing deze beleidsprioriteit conflic- teert met andere opgaven in de stad zoals de leefbaarheid van de binnenstad; -_ Buiten randvoorwaarden als functiemenging en minimale kwaliteitseisen er geen taboes dienen te zijn om verplaatsing van hotels mogelijk te maken binnen de huidige (economi- sche) omstandigheden. Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Te onderzoeken hoe hoteleigenaren beter verleid kunnen worden voor verplaatsing wanneer er voldaan wordt aan de minimale kwaliteitseisen en functiemenging. Indiener(s), S.Y. Khan
Motie
2
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 153 Publicatiedatum 21 februari 2018 Ingekomen onder c” Ingekomen op woensdag 14 februari 2018 Behandeld op woensdag 14 februari 2018 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Poot, Boomsma en Van Dantzig inzake de politie-inzet tegen georganiseerde drugsbazen (inzet beschikbare politiecapaciteit). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Mbarki, Poot, Groot Wassink, Van Dantzig en Peters inzake politie-inzet tegen drugsbazen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 141). Overwegende dat: — Gemeentelijke handhavers via het principe informatie-gestuurd handhaven werken; — Ook de politie middels dataverzameling voorspellend en reactief probeert op te treden tegen criminaliteit; — Op basis van beschikbare informatie, meldingen en data de inzet van schaarse politiecapaciteit zo efficiënt mogelijk kan worden vormgegeven. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. In overleg met alle relevante partijen, waaronder politie, Openbaar Ministerie en Justitie, te onderzoeken en inventariseren op welke manieren de beschikbare politiecapaciteit kan worden ingezet; 2. Daarbij te leren van projecten op dit gebied in andere (Nederlandse) steden en de resultaten van het informatie-gestuurd handhaven binnen de RVE Handhaving en Toezicht; 3. De gemeenteraad over de uitkomsten te informeren. De leden van de gemeenteraad M.C.G. Poot D.T. Boomsma R.H. van Dantzig 1
Actualiteit
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 308 Datum akkoord 20 april 2017 Publicatiedatum 21 april 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige lid Kwint van 4 januari 2017 inzake de inzet van gemeentelijke handhavers. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Sinds 1 december 2016 is een nieuw team van handhavers en politieagenten van start gegaan met de Nieuwmarkt als uitvalsbasis. Dit team moet de problemen rondom drukte in de hele binnenstad tegengaan. Over de samenstelling van het team schreef het college in december aan de gemeenteraad: “De gemeentelijke handhavers komen van stadsdelen en Handhaving& Toezicht. Het team bestaat uit ongeveer 140 handhavers; 70 politiehandhavers en 70 gemeentelijke handhavers. Dit betekent dat er vanuit dit team in een goed bezette dienst ongeveer 70 (politie)handhavers in dienst zijn. Een deel daarvan is extra capaciteit, ook vanuit de gemeente. De stadsdelen springen tijdelijk bij en in de loop van de komende weken komt er extra capaciteit beschikbaar door inhuur en werving van nieuwe handhavers.” Gezien het vorenstaande heeft het voormalige lid Kwint, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college precies aangeven waar de gemeentelijke handhavers voor het Nieuwmarktteam vandaan komen? Hoeveel van hen zijn nieuw aangestelde handhavers? Hoeveel komen er vanuit de stadsdelen? Antwoord: Aan het Binnenstad Offensief nemen 70 gemeentelijk handhavers deel. Naast een gedeelte dat al werkzaam was in stadsdeel Centrum zijn er ongeveer 40 extra handhavers toegevoegd. Deze bestonden bij de start van het Binnenstad Offensief per 1 december 2016 uit de flex handhaving openbare ruimte (flex HOR) en de Vliegende Brigade. Daarnaast werden 9 handhavers uit de stadsdelen ingezet, waarbij elk stadsdeel 1 of maximaal 2 handhavers heeft geleverd. Ook werd een gedeelte opgevangen door (bestaande) inhuur. Het ging bij aanvang op 1 december 2016 derhalve om inzet van bestaande handhavingscapaciteit en bestaande inhuur. ' https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/4696052/1/ 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Jos Gemeenteblad Datum 21 april 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 4 januari 2017 In het kader van het Binnenstad Offensief is wel een fading in fading out systeem afgesproken. Dit wil zeggen dat nieuw te werven handhavers de plek van de stadsdeelhandhavers en de flexhandhavers in het Binnenstad Offensief overnemen, opdat deze hun reguliere werkzaamheden kunnen hervatten. Inmiddels is extra handhavingscapaciteit vanuit de rve HT beschikbaar. Het gaat om 29 nieuw geworven handhaver. Daarnaast worden er nog steeds 8 tot 12 handhavers ingehuurd. De keuze voor (gecontinueerde) inzet van inhuur is dat deze handhavers snel en (qua tijden) flexibel kunnen worden ingezet. Het aantrekken van extra personeel was mogelijk mede dankzij de door de raad beschikbaar gestelde 2 miljoen voor handhaving bij de begroting. Dit alles heeft er concreet toe geleid dat de 9 stadsdeelhandhavers per 1 februari 2017 weer terug zijn gegaan naar hun stadsdeel. De flex HOR komt per 1 april 2017 weer vrij voor inzet elders in de stad. Per 1 april 2017 zal het handhavingsteam van het Binnenstad Offensief dan ook bestaan uit de Vliegende Brigade van de rve HT, HOR Centrum en (bestaande) inhuur vanuit rve HT. 2. Wat zijn de consequenties wat betreft de handhavingscapaciteit voor de stadsdelen buiten het centrum? Antwoord: Vanwege de inzet voor het Binnenstad Offensief konden de stadsdelen in de periode 1 december 2016 — 1 februari 2017 minder inzetten op reguliere handhavingstaken, zoals bijvoorbeeld verkeer afgeboden afval, bedelen, handhaven op alcoholverboden, hinderlijk parkeren, etc. De stadsdelen hebben goed meegedacht en meegewerkt aan het tijdelijk beschikbaar stellen van capaciteit. Ze hebben dit zelf zo goed mogelijk opgevangen door bijvoorbeeld handhavingstaken te herprioriteren en verlofaanvragen met beleid toe te staan. Daarnaast is kritisch tegen het licht gehouden wanneer, bij welke feiten en bij welke frequentie van overtredingen/overlast in welk gebied meer of minder inzet nodig was. Voorts is vanuit de centrale stad in verschillende stadsdelen de Vliegende Brigade en de flex ingezet. Door al deze maatregelen zijn de gevolgen van de inzet van stadsdeelhandhavers in het kader van het Binnenstad Offensief voor de stadsdelen beperkt gebleven. 3. Op basis van welke criteria is besloten waar handhavers gemist kunnen worden? Antwoord: Het college heeft de stadsdelen gevraagd zelf een afweging te maken welke handhavers zij wilden leveren voor het Binnenstad Offensief in de periode 1 december 2016 — 1 februari 2017. De stadsdelen hebben daarin immers het beste inzicht. De stadsdelen hebben een verdeelsleutel bepaald, waarbij de stadsdelen met minder handhavingscapaciteit minder inzet en de stadsdelen met meer handhavingscapaciteit meer inzet hebben geleverd. Uiteindelijk heeft elk stadsdeel 1 of maximaal 2 handhavers geleverd. 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Jos Gemeenteblad Datum 21 april 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 4 januari 2017 4. Hoe gaat het college om met het verlies van handhavingscapaciteit in buurten buiten het centrum? Wat wordt er nu minder gedaan? In welke buurten? Antwoord: Het college heeft bij de start van het Binnenstad Offensief handhavingscapaciteit vanuit de Vliegende Brigade en de flex gereserveerd voor inzet in de stadsdelen bij urgente kwesties. In dit verband is in bovengenoemde periode centrale handhavingscapaciteit ingezet in de stadsdelen Noord (Overhoeks), Oost (Dapperbuurt) en Nieuw-West (jeugdoverlast Johan Huizingalaan en omgeving). Zie ook het antwoord op vraag 2. 5. Het college schrijft dat er de komende weken extra capaciteit beschikbaar komt door inhuur en werving van nieuwe handhavers. Waar komt die nieuwe capaciteit beschikbaar? Hoe wordt dat bepaald? Antwoord: De rve HT heeft inmiddels 29 nieuwe handhavers geworven. Van deze groep zijn 16 handhavers per 1 februari 2017 in dienst getreden. De resterende 13 treedt per 1 maart 2017 in dienst. De verwachting is dat de komende weken nog een aantal nieuwe handhavers kan worden geworven. De precieze aantallen en de termijn waarbinnen zal worden geworven zijn nog niet bekend. De nieuwe handhavers worden gestationeerd bij de rve HT en maken onderdeel uit van de Vliegende Brigade. Dit past bij de gedachte om de handhaving verder te flexibiliseren en informatiegestuurd in te zetten in de hele stad vanuit een centraal inzetoverleg. De uitbreiding van de Vliegende Brigade komt derhalve ten goede aan de gehele stad. Dat is ook omdat de handhavers van de Vliegende Brigade breed inzetbaar zijn wat betreft soorten overtredingen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld ook handhaven op afval. 6. Is het met de nieuwe manier van werken mogelijk om bij problemen zoals in die zich nu voordoen in de buurt van de Johan Huizingalaan, waar bewoners en ondernemers last hebben van een groep overlastgevende jongeren? snel in te grijpen? Kan het college dit toelichten? Antwoord: Het Binnenstad Offensief staat niet in de weg aan een snelle inzet van centrale handhavingscapaciteit elders in de stad. Dit is ook met de huidige werkwijze gewaarborgd. De flex kan inmers weer op reguliere wijze worden ingezet en door de werving van nieuwe handhavers is voldoende capaciteit bij de Vliegende Brigade beschikbaar voor inzet bij ernstige en/of acute overlast buiten het Centrum. Zoals eerder aangegeven, is in het geval van de Johan Huizingalaan ook de Vliegende Brigade ingezet. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2 https://www.at5.nl/artikelen/164103/bewoners-overwegen-knokploeg-in-slotervaart-dit-gaat-echt- ontsporen 3 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R weing Jos Gemeenteblad ummer bees: . . Datum 21 april 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 4 januari 2017 4
Schriftelijke Vraag
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 139 Publicatiedatum 20 maart 2015 Ingekomen onder R Ingekomen op 11 februari 2015 Behandeld op 11 maart 2015 Status Aangehouden in de raadsvergadering op 11 februari 2015 en aangenomen op 11 maart 2015 Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Groen, mevrouw Bosman en de heer N.T. Bakker inzake de Agenda Duurzaamheid (decentrale energie voor sociale huurders). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Duurzaamheid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 50); Constaterende dat: — de gemeente Amsterdam ambitieuze doelstellingen heeft op het gebied van energiebesparing; — de Amsterdamse Rekenkamer onlangs een onderzoek uitbracht naar de effectiviteit van de labelstappensubsidie op energiebesparing in de voorraad van woningcorporaties; — dit onderzoek uitwees dat de labelstappen het comfort en de kwaliteit van woningen verbeteren, maar dat labelstappen een kleiner effect hebben op energiebesparing dan beoogd; — de Rekenkamer als reden hiervoor aanwees dat menselijk gedrag verandert na de aanpassingen in het energielabel: bewoners met CV-ketels zetten bijvoorbeeld vaker de verwarming aan in meerdere kamers; Overwegende dat: — de ambitie om energie te besparen in de stad Amsterdam onverminderd hoog blijft; — bij decentrale energieopwekking menselijk gebruikersgedrag minder van invloed is dan na energiebesparingsmaatregelen; — decentrale energieopwekking zodoende de energierekening van sociale huurders versneld naar beneden kan brengen; Voorts overwegende dat — zonnepanelen en andere duurzame, decentrale energieopwekking inmiddels een renderende investering zijn, die de energierekening verlagen en een stap zijn richting energietransitie; — decentrale energie een voorinvestering vergt die huurders in sociale huurwoningen zelf veelal niet kunnen opbrengen of door regelgeving niet als individuele huurder op het gezamenlijke dak gezet kunnen worden; — in Amsterdam op corporatiewoningen een aanzienlijk dakoppervlak ligt dat bijzonder geschikt is voor decentrale energie (grote, platte, hoge daken zonder blokkades voor de zon); 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 139 Moti Datum _ 20 maart 2015 ome — er inmiddels meerdere succesvolle businessmodellen bestaan voor duurzame energie voor huurders, zoals zonne-energie via ESCO- of lease-constructies, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de inzet op duurzame decentrale energie extra nadruk te geven in de vervolg- afspraken met de corporatiesector; — te onderzoeken hoe het percentage woningen in de sociale woningbouw dat is voorzien van decentrale energie inzichtelijk gemaakt kan worden aan de gemeenteraad; — te inventariseren wat eventuele belemmeringen bij corporaties zijn bij het opwekken van decentrale energie bij huurders en deze gezamenlijk op te lossen. De leden van de gemeenteraad, RJ. Groen Â.M. Bosman N.T. Bakker 2
Motie
2
discard
Gemeente X Amsterdam % Zuidoost Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost Datum : donderdag 24 juni 2021 Aanvang : 19.00 UUr Locatie : video vergaderen Voorzitter : Wim van der Kamp Secretaris : Rinze van Opstal Agenda 1. Opening en vaststellen agenda 19.00 2. Mededelingen 19.05 3. Vaststellen (concept) Besluitenlijst 10 juni 2021 19.10 4. Ingekomen stukken 19.15 5. Bewoners aan het woord 19.20 BESPREEKPUNTEN Gevraagde adviezen 6. a. Wijzigingsvoorstellen Huisvestingsverordening per 1 januari 2022 19.30 (vaststellen) b. Beleidskader Participatie (bespreken) 19.40 c. Inspraak APV wijziging zichtbare uitingen van verboden organisaties 20.10 (bespreken) d. Voorlopig ontwerp openbare ruimte Echtenstein (bespreken) 20.30 7. Rondvraag en Sluiting 20:50 Stukken ter kennisname e _Toezeggingenlijst
Agenda
1
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1026 Publicatiedatum 5 augustus 2016 Ingekomen op 14 juli 2016 Ingekomen onder DF Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boutkan en Nuijens inzake de herziening van het Amsterdamse deel van de Regionale hotelstrategie 2016-2022: van hotelbeleid naar overnachtingsbeleid (laat hotelinitiatieven in ontwikkeling vallen onder nieuw overnachtingsbeleid). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de herziening van het Amsterdamse deel van de Regionale hotelstrategie 2016-2022: van hotelbeleid naar overnachtingsbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 868). Overwegende dat: — erop dit moment een lijst is voor 91 initiatieven voor nieuwe hotels in Amsterdam — Het niet altijd duidelijk is wat de status is van deze initiatieven; — Het nieuwe overnachtingsbeleid een restrictiever regime voorstaat vanaf 1/1/2017; — _er nog 6.500 kamers in ontwikkeling zijn en er in het bestuur een brede wens is de groei van het aantal hotels in Amsterdam af te remmen: — het college de reeds lopende ontwikkelingen wil toetsen op basis van de voorwaarden van het toenmalige beleid, zodat de nieuwe criteria daar niet op van toepassing zijn. Constaterende dat: — het college zelf ook niet tevreden is met de voortgang die hotelontwikkelaars maken bij het uitwerken van hun ideeën; — het onduidelijk is wanneer een hotelplan reeds zo ver in ontwikkeling is dat de gemeente op juridische gronden verplicht is de vergunningsprocedure voort te zetten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — deliijjst met 91 hotelinitiatieven daar waar juridisch geen belemmeringen zijn te onderwerpen aan het nieuwe overnachtingsbeleid; — de nieuwe criteria voor het overnachtingsbeleid ook toe te passen op alle lopende hotel initiatieven en tevens te verlangen dat deze initiatieven voldoen aan de criteria voor goed werkgeverschap (verdienen van eerlijk loon -living wage, bevorderen van bestaanszekerheid, goede arbeidsomstandigheden). 1 De leden van de gemeenteraad D.F. Boutkan J.W. Nuijens 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 667 Datum indiening 13 april 2018 Datum akkoord 19 juli 2018 Publicatiedatum 20 juli 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Vroege inzake biro's en light electric vehicles (LEV's). Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De fractie van D66 wil dat Amsterdam klaar is voor een toekomst met kleine, flexibele, elektrische voertuigen. Maar de openbare ruimte in onze stad is schaars en daarom is het van belang dat Amsterdam en de Amsterdamse regels snel toekomstbestendig worden en er duidelijkheid komt voor deelnemers aan het Amsterdamse verkeer. Welke voertuigen mogen bijvoorbeeld rijden en parkeren op het trottoir en zich begeven op de fietspaden? En welke mogen bij levering parkeren op de stoep? Het stadsbestuur van Amsterdam is in gesprek met de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het parkeren op de stoep, zo gaf de minister recentelijk aan. Inzet van die gesprekken is kijken hoe we er in Amsterdam voor kunnen zorgen dat parkeren op de stoep enkel toegestaan wordt voor mensen met een handicap. Daarvoor zouden eventueel extra regels moeten worden gemaakt, maar zonder deze mensen op te zadelen met allerlei extra lasten. De voorkeur gaat ernaar uit dit lokaal te regelen in plaats van generiek, omdat de opkomst van kleine elektrische voertuigen en met name de biro, vooral een uitdaging lijkt te zijn in Amsterdam en minder in andere delen van het land. Naar aanleiding van het gesprek dat tussen Amsterdam en het Rijk plaatsvindt wil de fractie van D66 enkele vragen stellen. Gezien vorenstaande heeft het lid Vroege, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. In welke fase bevinden de gesprekken tussen Amsterdam en de minister van Infrastructuur en Waterstaat zich ten aanzien van de biro en light electric vehicles ? Wat is de inzet van het college daarbij? Antwoord: De gesprekken bevinden zich in een verkennende fase. Het college heeft een probleemanalyse opgesteld met betrekking tot het parkeren van gehandicapten- voertuigen (Canta’s en Biro’s) en andere (bevoorradings)voertuigen op de stoep. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 20 ui 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 13 april 2018 Deze probleemanalyse geeft aanleiding om in overleg te gaan met het ministerie van I&W om de noodzaak te bespreken de regelgeving rondom gehandicapten- voertuigen en LEV's aan te passen. Daarbij wordt in het bijzonder gekeken naar een wijziging in de RVV1990 die het mogelijk moet maken om van een op de stoep geparkeerd gehandicaptenvoertuig te eisen dat deze is voorzien van een gehandicaptenkaart. 2. Welke vervolgstappen verwacht het college te zullen nemen naar aanleiding van deze gesprekken? Worden er wijzigingen voorzien in de APV? Antwoord: Het doel van het college is om het parkeren van Canta'’s/Biro’s op de stoep alleen toe te staan als daadwerkelijk sprake is van het gebruik van een gehandicaptenkaart. Sinds april 2018 is voor dit vraagstuk een projectleider aangesteld. Afhankelijk van de voortgang en uitkomsten in het overleg met het ministerie van I&W wordt bepaald of wijzigingen in de APV noodzakelijk zijn. 3. Welke stappen gaat het college nemen wanneer blijkt dat het toestaan van parkeren op de stoep enkel voor mensen met een handicap niet te regelen is in de APV? Antwoord: Zoals gesteld gaat het college in overleg met het ministerie van I&W om de mogelijkheden tot een wijziging van de RVV te bespreken. Het probleem is weliswaar het grootst in Amsterdam, maar doet zich ook voor in de andere grote steden. 4. Wanneer verwacht het college met een besluit te komen naar aanleiding van de gesprekken met de minister? Antwoord: Volgens de huidige planning dient aan het eind van 2018 de inhoudelijke afstemming te hebben plaatsgevonden, zodat het college in het eerste kwartaal van 2019 een besluit kan nemen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 2
Schriftelijke Vraag
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1430 Datum indiening 8 augustus 2017 Datum akkoord 13 november 2017 Publicatiedatum 14 november 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake Amsterdamse brandweerkazernes. Aan het college van burgemeester en wethouders Toelichting door vragenstelster: De Partij van de Ouderen in de Amsterdamse gemeenteraad heeft met zorg kennisgenomen van het bericht dat de brandweer in gevallen van brand vaak te laat is. Steeds vaker komt het voor dat een eenheid helemaal niet kan uitrukken. Kazernes zijn onderbezet en het ontbreekt aan vrijwilligers. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht 'Vaak te laat bij brand’ 1? Antwoord: Ja. Toelichting door vragenstelster: Verschillende brandweervertegenwoordigers melden dat de brandweer in gevallen van brand te laat is. Dat het steeds vaker voorkomt dat een eenheid helemaal niet kan uitrukken. En dat kazernes onderbezet zijn en dat het de brandweer ontbreekt aan vrijwilligers. 2. Hoe is deze situatie in Amsterdam? Graag in uw antwoord vermelden of en hoe vaak de Amsterdamse brandweer te laat bij een brand is verschenen, de aanrijtijden bij een brand en of er een tekort aan vrijwilligers is (zo ja, hoe groot is dat tekort)? Antwoord: De situatie zoals in het artikel wordt beschreven is niet één op één van toepassing op de gemeente Amsterdam. In het artikel wordt aangegeven dat er een tekort is aan brandweervrijwilligers, waardoor er onderbezetting is en er kazernes buiten dienst komen te staan. 1 vaak te laat bij brand’, Telegraaf, 8 augustus 2017 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Leao Gemeenteblad R Datum 44 november 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 8 augustus 2017 In de gemeente Amsterdam wordt de bezetting op de kazernes voor een groot deel ingevuld door beroepsbrandweermensen. Bezettingsproblemen als gevolg van een tekort aan vrijwilligers zijn er op deze kazernes derhalve niet. Op enkele kazernes in Amsterdam (Landelijk Noord en Driemond) wordt gewerkt met een vrijwillige bezetting. Hier is soms sprake van verminderde paraatheid gedurende de werkweek. Echter, dit leidt niet tot extra overschrijdingen in de aanrijtijden, omdat de verzorgingsgebieden van deze kazernes kunnen worden waargenomen door de beroepskazernes Anton en Zebra. Het geschetste probleem van verminderde paraatheid bij vrijwilligers speelt wel binnen de veiligheidsregio. Gedurende de werkweek zijn er minder vrijwilligers paraat, omdat ze een baan hebben buiten het verzorgingsgebied van de kazerne. De daling van de dekking is echter niet zodanig dat sprake is van problemen ten aanzien van brandveiligheid in de regio. Wel heeft dit gevolgen voor de paraatheid van voertuigen en de snelheid waarmee voertuigen kunnen uitrukken. Om de paraatheid te verbeteren heeft het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland opdracht gegeven te zorgen voor een betere beschikbaarheid van brandweerzorg in de hele veiligheidsregio. De oplossing hiervoor kan worden gevonden in flexibilisering van de kazernebezetting. Eris in de regio nu een keuze tussen ofwel een vrijwillige bezetting ofwel een 24- uursberoepsbezetting van een kazerne. Het risicoprofiel van de regio daarentegen is gedifferentieerd. Op sommige momenten zou in een gebied een beroepsbezetting beter passen bij het risicoprofiel, bijvoorbeeld overdag als er relatief veel kans op incidenten is. Terwijl op andere momenten voor hetzelfde gebied juist een vrijwillige bezetting beter past. Door dit flexibeler te organiseren, kan een betere dekking en een efficiëntere verdeling van brandweermensen gedurende de week worden bereikt. Eén van de uitgangspunten hierbij is dat repressieve brandweermedewerkers (beroeps/vrijwillig) op elke kazerne in de regio ingezet moeten kunnen worden. De brandweer werkt deze maatregelen uit in het nieuwe dekkingsplan, dat eind dit jaar in het bestuur van de Veiligheidsregio wordt besproken. 3. Deelt het college de mening dat een onvoldoende uitgeruste brandweer de veiligheid gigantisch onder druk zet? Zo ja, wat gaat het college doen om de Brandweer voldoende uit te rusten? Graag een gedetailleerd antwoord. Antwoord: Het is van belang dat de brandweer toegerust is op haar taak. We bekijken daarom periodiek of de dekking van de brandweer past op de (brand-)risico's in onze veiligheidsregio. Het is wettelijk verplicht om elke vier jaar een dekkingsplan op te stellen. Bij vaststelling van het vorige dekkingsplan, in 2013, is geconcludeerd dat de Brandweer Amsterdam-Amstelland voldoende is toegerust om haar taak te vervullen. Eind dit jaar wordt het nieuwe dekkingsplan aangeboden aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio. 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R weing Leao Gemeenteblad ummer - -. . Datum 44 november 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 8 augustus 2017 Dan is een nieuw brandrisico profiel opgesteld, de huidige dekking inzichtelijk gemaakt en voorstellen gedaan voor verbetering van de dekking. De Inspectie Veiligheid & Justitie doet momenteel onderzoek naar de inrichting van de repressieve brandweerzorg in Nederland. Ook de inrichting van de repressieve brandweerzorg in de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland is in dit kader beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek worden naar verwachting eind dit jaar gepubliceerd. Wij zullen u vervolgens informeren over de uitkomsten. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 39 Datum akkoord college van b&w van 12 januari 2016 Publicatiedatum 15 januari 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Verheul van 2 september 2015 inzake de beveiliging van Suwinet. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Op 9 september 2014 stelde het raadslid de heer Blom, namens de fractie van GroenLinks vragen over de bescherming van persoonsgegevens in de Jeugdwet, de beveiliging van Suwinet en het volgen van BIG-normen (Baseline informatiebeveiliging) (Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 688). Op 24 maart 2015 stelde ook de raadsleden de heer Paternotte (D66) en de heer Groot Wassink (GroenLinks) privacyrisico's van de decentralisaties aan de kaak (zie Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 310). In de zomer van 2015 bleek opnieuw dat veel gemeenten de beveiliging van Suwinet niet op orde hebben'. Teveel mensen hebben toegang tot persoonsgegevens in het systeem en het systeem blijkt tevens nog steeds te worden misbruikt. Via Suwinet zou onder andere gezocht zijn naar verblijfsgegevens van vrouwen die in een blijf- van-mijn-lijf huis zitten en de gegevens van bekende Nederlanders®. Uit een radiouitzending van Argos en een stuk in NRC blijkt dat dit ook in Amsterdam is gebeurd®**. D66 vindt dat alles op alles gezet moet worden om te voorkomen dat persoonsgegevens misbruikt worden. D66 heeft in de Tweede Kamer een aanvalsplan aangeboden aan staatssecretaris Kleinsma voor de beveiliging van Suwinet in gemeenten. Per 1 september 2015 zullen gemeenten opnieuw geïnspecteerd worden en dreigt bij misbruik het afsluiten van het gebruik van Suwinet. Via Suwinet kunnen overheidsorganisaties gegevens van burgers en bedrijven digitaal bij elkaar opvragen en naar elkaar sturen, bijvoorbeeld om te kunnen beoordelen of iemand recht heeft op een uitkering. Deze applicatie is primair bedoeld voor het UWV, de Sociale Verzekerings Bank (SVB) en de gemeentelijke sociale diensten, maar inmiddels maken ook veel andere overheidsorganisaties gebruik van deze service voor digitaal gegevensverkeer. Het gaat hier om privacygevoelige gegevens en het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om ervoor te zorgen 1https://www.security.nl/posting/43291 3/Onderzoek%3A+persoonsgegevens-+niet+veilig+bij+ gemeenten 2http://www.binnenlandsbestuur.nl/digitaal/nieuws/beveiliging-suwinet-weer-niet-op orde.9480639.lynkx 3 http://argos.vpro.nl/seizoenen/2015/afleveringen/20-06-2015 4 http:/lwww.nrc.nl/nieuws/2015/06/19/klijnsma-sommeert-gemeenten-privacy-persoonsgegevens- eindelijk-aan-te-pakken/ 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 15 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 september 2015 dat de data op Suwinet uitsluitend gebruikt worden door de direct betrokken functionarissen en alleen voor de doeleinden waarvoor de gegevens zijn opgeslagen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Verheul op 2 september 2015, namens de fractie van D66 op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. In een radio-uitzending van Argos wordt gesuggereerd dat misbruik ook in Amsterdam heeft plaatsgevonden en dat gegevens van ten minste 1 persoon in een blijf-van-mijn-lijf-huis zijn opgezocht. Is dit bij het college bekend? Wanneer heeft dit plaatsgevonden? Bij welk(e) organisatie(onderdeel) heeft dit plaatsgevonden en welke maatregelen zijn hierop genomen? Hoe is betrokkene hierover geïnformeerd? Is het college het met D66 eens dat dergelijke incidenten kunnen leiden tot levensbedreigende situaties? Antwoord: Het college heeft kennisgenomen van de radio-uitzending van Argos. Een casus, zoals het in deze uitzending gesuggereerde misbruik, is in 2013 voorwerp van onderzoek geweest door Bureau Integriteit. Uit dit onderzoek bleek niet dat er vanuit de gemeente Amsterdam (onrechtmatig) persoonsgegevens waren verstrekt. Hierbij moet wel worden aangetekend dat een zodanig onderzoek nooit een volledige garantie kan geven dat dergelijke ongewenste praktijken niet plaatsvinden. Het college hecht eraan dat de medewerkers zich bewust zijn van het belang van privacybescherming omdat incidenten kunnen leiden tot (levens)gevaarlijke situaties. De borging van dit bewustzijn is een constant punt van aandacht binnen de organisatie. Daartoe wordt onder meer in opleidingen aandacht gegeven aan dit onderwerp, vindt communicatie ter zake via intranet plaats en wordt er ter lering gerapporteerd over informatiebeveiligingsincidenten. Tevens staat er een concernbrede ‘bewustwordingscampagne' gepland. Periodiek vinden er bovendien interne controles (monitoring) plaats door de gemeente Amsterdam op het gebruik van Suwinet. 2. Zijn er andere gevallen van misbruik van Suwinet in Amsterdam bekend? Zo ja, kan het college aangeven wat er is gebeurd, wanneer dit is gebeurd, bij welk(e) organisatie(onderdeel) dit is gebeurd en welke stappen het sindsdien heeft ondernomen? Zo nee, waar blijkt uit dat de toegang en controle zodanig geregeld is dat misbruik wordt voorkomen? Antwoord: Jaarlijks worden er enkele gevallen geconstateerd waarbij geautoriseerde medewerkers Suwinet raadplegen voor niet-zakelijke doeleinden. Dit betreft dan bijvoorbeeld het raadplegen van gegevens van bekende Nederlanders, het raadplegen van eigen gegevens of het raadplegen van gegevens ten behoeve van eigen gebruik. Afhankelijk van de exacte omstandigheden van het geval kunnen sancties volgen. Deze sancties lopen uiteen van een berisping tot 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam Neeing do Gemeenteblad R Datum 15 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 september 2015 ontslag®. De niet-zakelijke raadplegingen worden vastgesteld middels interne periodieke controles (monitoring) door de gemeente Amsterdam op het gebruik van Suwinet of naar aanleiding van signalen en rapportages afkomstig van het Bureau Keteninformatisering Werk & Inkomen (BKWI). Inzake maatregelen om misbruik van Suwinet te voorkomen verwijzen wij u naar de beantwoording van de vragen onder 1 en 3. 3. a. Wat is de stand van zaken wat betreft het voldoen aan de normen die de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid SZW) hanteert voor het gebruik van Suwinet? b. Voldoet de gemeente aan de gestelde normen? c. Kan het college garanderen dat privacygevoelige informatie waarover onze gemeente beschikt via Suwinet alleen ingezien wordt door degene die de informatie mag zien, en dat deze informatie niet gedeeld wordt met derden? Antwoord: Ad 3a en 3b: Over het voldoen aan de 7 normen die SZW hanteert” kan het volgende worden vermeld. In 2014 heeft de gemeente Amsterdam een uitgebreide audit laten uitvoeren door ACAM naar het gebruik en de beveiliging van Suwinet. Deze audit richtte zich niet alleen op deze 7 essentiële normen maar op alle op de gemeente van toepassing zijnde 115 normen. Voor verdere informatie over deze audit verwijzen wij u naar de beantwoording onder vraag 5. Daarnaast blijkt ook uit een eerder uitgevoerde zelftest (1° kwartaal 2014) dat de gemeente voor wat betreft de hier aan de orde zijnde 7 normen in ieder geval aan 6 van deze normen voldoet. De norm waar niet aan werd voldaan was het hebben van een separaat Suwi-beveiligingsplan. Voor Werk en Inkomen (RVE's WPI) geldt echter dat er een algemeen beveiligingsplan is voor alle informatiesystemen en verwerkingen op grond van de Participatiewet en dat Suwinet hierin als onderdeel is meegenomen. Een separaat beveiligingsplan wordt echter alsnog zo snel mogelijk opgesteld. Tot slot is de inspectie van SZW onlangs bij alle gemeenten (ook Amsterdam) een nieuw onderzoek gestart naar een ‘veilig gebruik’ van Suwinet aan de hand van een vragenlijst. Deze vragenlijst is op 9 oktober 2015 beantwoord. Een rapportage ter zake wordt in 2016 verwacht. Ad 3c: De gevraagde garantie kunnen wij niet geven. Wel beperken we risico's zo veel als mogelijk doordat enkel geautoriseerde medewerkers toegang hebben op grond van hun takenpakket. De medewerkers van de gemeente zijn gebonden aan de ambtseed waarin zij gehouden zijn tot een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Daarnaast dienen medewerkers voor het werken met Suwinet separate geheimhoudingsverklaringen te ondertekenen. ° Gezien het beperkt aantal gevallen die het betreft is een nadere detaillering niet mogelijk in verband met de kans op herleiding naar (persoons)gegeven(s) van een (ex-)medewerker. ® Het BKWI werkt als een apart en herkenbaar organisatieonderdeel van UWV en zorgt ervoor dat gegevens over burgers en bedrijven door overheidsorganisaties gedeeld worden. 7 Deze 7 normen hebben betrekking op het gemeentelijk informatiebeveiligingsbeleid en informatiebeveiligingsplan voor Suwinet, de inrichting en het onderhoud van de beveiligingsfunctie en de beveiligingsorganisatie van Suwinet alsmede de logische toegangsbeveiliging, gericht op het voorkomen van ongeautoriseerde toegang en gebruik van persoonsgegevens. 3 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 15 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 september 2015 4. Zijn er mogelijkheden om inwoners wiens gegevens door medewerkers van de gemeente Amsterdam zijn ingezien in Suwinet daarover (geautomatiseerd) op de hoogte te stellen? Antwoord: Nu zijn er geen technische en organisatorische mogelijkheden om systematisch betrokkenen? te informeren over een raadpleging van hun gegevens in Suwinet. Wet- en regelgeving bepalen (specifiek de artikelen 33 en 34 van de Wbp) of en zo ja op welk moment een betrokkene moet worden geïnformeerd indien zijn of haar gegevens worden verkregen. Artikel 34, lid 1 verplicht de het college (‘de verantwoordelijke’®) om de betrokkene te informeren over de verwerking van zijn of haar gegevens. Artikel 34, lid 5 beperkt deze plicht echter in het geval van Suwinet. Dit lid geeft aan dat de betrokkene niet behoeft te worden geïnformeerd ‘indien de vastlegging of de verstrekking bij of krachtens de wet is voorgeschreven’. In dat geval dient de verantwoordelijke de betrokkene enkel op diens verzoek te informeren over het wettelijk voorschrift dat tot de vastlegging of verstrekking van de hem betreffende gegevens heeft geleid. 5. a. Wordt gebruikgemaakt van audits van onafhankelijke derden? b. Kan het college het laatste interne en/of externe auditrapport verstrekken en wanneer is de volgende audit gepland? Antwoord: Ad 5a: De gemeente Amsterdam heeft in de ACAM een auditorganisatie die onder andere de suwiketen-audit en opdrachten uitvoert ten aanzien van een veilig gebruik van Suwinet. Zij levert jaarlijks auditrapportages op die met de CISO (Chief Information Security Officer) en de concern audit commissie worden gedeeld. Als er maatregelen voortvloeien uit de audit dan wordt dit via de ambtelijk organisatie belegd. Ad 5b: Het laatste auditrapport van ACAM is opgeleverd op 11 december 2014. Vanwege de vertrouwelijke aard van het rapport kan het college u dit niet rechtstreeks toesturen, maar legt het college het rapport ter inzage neer bij de raadsgriffie. Op dit moment voert de ACAM een audit uit die is gericht op het eerste halfjaar van 2015. De bespreking in de concern auditcommissie wordt in het eerste kwartaal van 2016 verwacht. 8 petrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft (artikel 1 Wbp. ° Verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. 4 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer es januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 september 2015 6. Heeft de gemeente Amsterdam (commerciële) externen toegang verleend tot Suwinet? Zo ja, welke partijen, voor welke doeleinden, en hoe is geborgd dat deze partijen geen oneigenlijk gebruik maken van de aan hen verstrekte rechten? Vinden hier (onafhankelijke) controles op plaats en wat zijn de resultaten daarvan? Antwoord: (Commerciële) externe partijen hebben geen toegang tot Suwinet. Voor de RMC wet- en regelgeving heeft de gemeente een regiofunctie wat betekent dat de gemeente gegevens van voortijdig schoolverlaters levert aan gemeenten in de regio. Dit is zo bepaald in de vigerende wet- en regelgeving. Tevens is hiertoe een overeenkomst afgesloten met het UWV. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 5
Schriftelijke Vraag
5
train
VN2021-012716 G Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en is i emeente ' ' Onderwijs jeugd en % Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen ZJ S zorg % Amsterdam Voordracht voor de Commissie ZJS van 03 juni 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Jeugd({zorg) Agendapunt 6 Datum besluit 19 janvari 2021 Onderwerp Uitkomst aanbesteding (hoog)specialistische jeugdhulp (HSJH) inclusief specialistische jeugdhulp op het speciaal onderwijs (SJSO) en besluit tot gunnen Dem WOEBVEST 1. Kennis te nemen van uitkomst aanbesteding (hoog)specialistische jeugdhulp (HSJH) inclusief specialistische jeugdhulp op het speciaal onderwijs (SJSO), waarbij het besluit door het college is genomen om de opdracht te gunnen aan 10 kernpartners. 2. Kennis te nemen van de geïnventariseerde risico’s en beheersmaatregelen. 3. _Kenniste nemen van het vervolgproces. 4. Kennis te nemen van brief waarin de raad wordt geïnformeerd over de gunning en overgang naar het nieuwe stelsel. Wettelijke grondslag e Jeugdwet. e Artikel 160, eerste lid, onder a van de Gemeentewet: het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren binnen de kaders die de gemeenteraad stelt. * Artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet: Het college is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. e Artikel 169 van de Gemeentewet, Lid 1: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Lid 2: Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. e Artikel 55, eerste lid van de Gemeentewet dat de regelt op welke wijze het college geheimhouding kan regelen op bestuurlijke stukken en/of bijlagen daarbij. * Artikel 1o, tweede lid, onder b, f en q van de Wet openbaarheid van bestuur. Bestuurlijke achtergrond Achtergrond en aanleiding Op 31 december 2020 is de contractperiode voor de uitvoering van de specialistische jeugdhulp segment C afgelopen. Gezien de beperkte mogelijkheden tot beheersing en de financiële consequenties van de segment C contracten is besloten de raamovereenkomsten segment C vanuit Amsterdam niet nogmaals te verlengen maar een nieuwe inkoopprocedure voor de (hoog)specialistische jeugdhulp 2021 te starten. Het betreft: * Alle vormen van (hoog)specialistische jeugdhulp die vallen onder het segment C; (hoog)specialistische ambulante ondersteuning, dagbehandeling, pleegzorg, gezinshuizen, gesloten jeugdhulp en overige verblijfsvoorzieningen, e Specialistische Jeugdhulp in het Speciaal Onderwijs (5JSO) met ingangsdatum 1 augustus 2021. De gemeenten Diemen, Uithoorn en Ouder-Amstel (DUO) hebben besloten hierin met Amsterdam op te trekken, waarin Amsterdam de aanbestedende dienst is. Gegenereerd: vl.4 1 VN2021-012716 % Gemeente Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en ZJ S Sg ijengd en % Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen Voordracht voor de Commissie ZJS van 03 juni 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Ad 1. Kennis te nemen van uitkomst aanbesteding (hoog)specialistische jeugdhulp (HSJH) inclusief specialistische jeugdhulp op het speciaal onderwijs (SJSO), waarbij het besluit door het college is genomen om de opdracht te gunnen aan 10 kernpartners Conform het Hoofdlijnenbesluit is de opdracht voor HSJH per 1 janvari 2021 en SJSO per 1 augustus 2021 aan maximaal 10 kernpartners (aanbieders/combinanten) gegund. De tien kernpartners zijn: Arkin Jeugd&Gezin, Leveo Care, Stichting Verenigde Jeugdhulp, Stichting JAL, Cordaan/Ons Tweede Thuis, Lewvel , MOC “t Kabouterhuis, Philadelphia, Altra/Opvoedpoli&-De Waag en het Leger des Heils. In samenhang met de Ouder- en Kindteams (OKT), de Gecertificeerde Instellingen (GI), de huisartsen, de schoolbesturen, de sociale basis en de buurtteams hebben zij de opdracht om voor alle verwezen jongeren de hoogspecialistische jeugdhulp te organiseren. Gebiedsgericht, dus in de buurt van de kwetsbare gezinnen en kinderen. Allen committeren zich aan de beweging richting hulp op maat in de wijken. Met de gegunde kernpartners is een raamovereenkomst gesloten met een maximale looptijd van 6 jaar. Aan één van de 10 Kernpartners is aan de gunning de voorwaarde verbonden dat in de Raamovereenkomst nader te stellen beheersmaatregelen worden opgenomen, welke zien op het geven van openheid van zaken in de bedrijfsvoering en het maken van duidelijke (proces)afspraken over hoe te handelen bij frauvdemeldingen en het ophelderen van openstaande zaken waarover bij gemeente onduidelijkheid bestaat. Ook zijn met de kernpartners vitvoeringsovereenkomsten afgesloten. De looptijd van de bijbehorende vitvoeringsovereenkomst is 1 jaar. Jaarlijks wordt hierin de lumpsum, de taak en beoogde ontwikkeldoelstelling op zowel kwaliteit en financiën vastgesteld en aangepast. Tevens is een aanvullende clausule opgenomen over zaken, zoals het administratieprotocol, geen kind tussen wal en schip en de grenzen aan de Jeugdwet. In de huidige bewoordingen van de inkoopdocumenten wordt over deze onderwerpen nog te weinig uiting geven aan verminderen van administratieve lasten, het stimuleren van samenwerking en gezamenlijke (financiële) verantwoordelijkheid van de kernpartners enen het beperken van de verantwoordelijkheden van de kernpartners omdat andere wetten ingezet moeten worden in plaats van de Jeugdwet. Ad 2. Kennis te nemen van de geïnventariseerde risico’s en beheersmaatregelen Een nieuw inkoop proces in samenhang met veranderingen in het jeugdstelsel brengt ook onzekerheden met zich mee. Hier is aandacht voor. Een groot risico betreft de krappe financiële ruimte. Alle kernpartners hebben de opdracht om hun kostprijs ten opzichte van 2019 terug te dringen. De grootste opgave ligt bij de grootste kernpartner. Duidelijk is dat deze partij in 2021 nog niet de volledige voorgestelde terugschaling kan realiseren, waardoor zij naast de lumpsum ook budget nodig heeft om haar organisatie af te bouwen. In samenspraak met de gemeente wordt een afbouwplan opgesteld. Jeugdigen die per 2 janvari 2021 nog in zorg zijn bij niet gecontracteerde De overdracht van jeugdigen wordt jeugdhulpaanbieders kunnen niet nauwgezet gevolgd. Er wordt voor (tijdig) overgedragen worden naar HSJH een jaar de tijd genomen om de kernpartners, waardoor de kosten overgang te faciliteren. Voor SJSO geldt 1 voor deze partijen hoger uitvallen dan dit niet hiervoor wordt gedurende de geraamd. zomerperiode een warme overdracht georganiseerd. Hiervoor worden En latende aanbieder als de Kernpartner. Kans: 15% Gegenereerd: vl.4 2 VN2021-012716 % Gemeente Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en ZJ S Onderwijs jeugden 9 Amsterdam leid beid kts R ie. Oud zorg % Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen Voordracht voor de Commissie ZJS van 03 juni 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Administratieve lasten zijn hoger dan . _ verwacht en Kernpartners, verwijzers en | Per 1 januari gaat de nieuwe werkwijze de gemeente zijn niet op tijd klaar met | in ook al worden de contracten het doorvoeren van de noodzakelijke in februari getekend om dubbele aanpassingen om te kunnen starten administraties en verrekeningen te met de nieuwe werkwijze. Dit heeft voorkomen. Met de Kernpartners en administratieve en personele belasting | verwijzers samen zijn haalbare eisen _ tot gevolg. opgesteld aan wat er minimaal nodig is en we nemen het eerste kwartaal om Financieel risico: laag alle noodzakelijk wijzigingen door te voeren. Kans: klein Het lumpsumbudget is gebaseerd op een lager voorzieningenniveau bij de kernpartners dan in 2019. Aanbieders hebben tijd nodig om de benodigde veranderingen en wijzingen in ondersteuning in te zetten dit is niet per 1 janvari direct gerealiseerd. Kostenontwikkelingen, oe ‚ maatschappelijke beïnvloedende Kosten per cliënt kunnen niet naar PPE a: factoren en concrete doelen zoals beneden als de doorontwikkeling afschalen naar sociale basis en 3 iaal domein vertraging oploopt sociaal domein vertraging oploopt. OKT worden opgenomen in de KP kunnen niet afschalen naar sociale on: er: ‘ prestatiedialoog zodat tijdig kan basis en buurtteams voor ondersteunen : worden bijgestuurd. op het gebied van volwassenen GGZ, wonen, schulden en inkomen. Met inefficiënte en duurdere zorg als gevolg. Financieel risico: 8,5 miljoen Kans: 50% Begin 2021 wordt een gezamenlijk plan Een gezamenlijke verantwoordelijkheid gemaakt en in de overeenkomsten van de kernpartners is onderdeel zijn nadere afspraken gemaakt. De van de nieuwe manier van werken gezamenlijke verantwoordelijkheid en krijgt vorm gedurende 2021 ev. voor de totale zorgvraag wordt Indien kernpartners langer de tijd nodig | bovendien onderdeel van de hebben of de coördinatie door en prestatiedialoog. De gemeente tussen aanbieders en komt niet goed houdt de regie op de gemaakte 4 van de grond, dan duurt het langer afspraken. De kernpartners en voordat de transformatie wordt bereikt | ge gemeente samen dragen zorg met duurdere zorg tot gevolg. voor de gewenste invulling van de ‚ ‚ n gezamenlijke verantwoordelijkheid en Financieel risico: onbekend de prestatiedialoog in 2021. Voor 2021 Kans: midden is extra budget gereserveerd om de samenwerking tussen kernpartners te ondersteunen. Ondanks de genomen activiteiten zoals inzet consultatie en advies door de kernpartners zijn het OKT en Gl niet in _ _ staat minder cliënten door te verwijzen | Toename van wachttijden bij naar de specialistische jeugdhulp. kernpartners. Extra inspanningen op de triage en gezamenlijke toegang Lumpsumbudget van Kernpartners is __| van Kernpartners naar specialistische hierdoor niet toereikend. jeugdhulp. Financieel risico: 5 miljoen Kans: 50% Gegenereerd: vl.4 3 VN2021-012716 % Gemeente Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Onderwijs jeugden 9 Amsterdam jn zorg % Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen Voordracht voor de Commissie ZJS van 03 juni 2021 Ter bespreking en ter kennisneming De landelijke overheid besluit om de extra toegevoegde middelen voor Jeugdzorg niet voort te zetten voor de jaren nâ 2022. Actief deelnemen aan Lobby G4 Nieuwe kabinet besluit hierover. en VNG bij het Rijk voor meer Jeugdzorgmiddelen ook voor Financieel risico: wat betreft de volgende extra Voor 2021: geen toevoegingen. Voor 2022: geen Voor ná 2022: matig Ad 3. Kennis te nemen van het vervolgproces 1. Alle 10 de beoogd kernpartners (aanbieders) zijn geïnformeerd over de vitkomst van de aanbestedingsprocedures en de voorgenomen gunning, waarmee zij te horen krijgen dat zij in aanmerking komen voor een overeenkomst. 2. Bekendmaken van de definitieve gunning na de stand-still (bezwaar) termijn van 20 dagen op 9 februari 2021 en het sluiten van de overeenkomsten half februari 2021. De ingangsdatum van de contracten is 1 janvari 2021. Dit betekent dat de contracten ingaan met terugwerkende kracht. 3. De commissie en de gemeenteraad en de overige relevante partners worden na definitieve gunning geïnformeerd over de uitkomsten van de aanbestedingsprocedure voor de (hoog)specialistische jeugdhulp inclusief SJSO 2021-2026. 4. Inmiddels is duidelijk dat kernpartners het aanbod voor de specifieke driemilieuvoorziening, een behandelterrein waar wonen, onderwijs en verblijf is gecombineerd en het aanbod op dagbehandelingsplekken voor jeugdigen met autismespectrumstoornissen ASS ( voor de doelgroep 7+) nog niet kan organiseren en dit aanvullend door de gemeente wordt ingekocht. Binnen de aanbesteding is voorzien in de mogelijkheid dat de gemeente voor een korte periode nog aanvullend aanbod kan inkopen indien de beoogd kernpartners dit specifieke aanbod niet per 1 januari 2021 zelf kunnen organiseren. De gemeente is voornemens om dit specifieke ontbrekende aanbod per 1 april 2021 middels aparte af te sluiten raamovereenkomsten bij te contracteren voor 1 jaar, met een optie tot verlenging met maximaal 1 jaar. Reden bespreking O.v.v. het lid Grooten (GL) Uitkomsten extern advies Eris regelmatig overleg geweest met het Jeugdplatform Amsterdam (JPA) over de ontwikkelingen t.a.v. de aanbesteding HSJH en de nieuwe werkwijze vanaf 1 januari 2021. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl 4 4 VN2021-012716 % Gemeente Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Z Onderwijs jeugden 9 Amsterdam . . zorg % Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen Voordracht voor de Commissie ZJS van 03 juni 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Welke stukken treft v aan? AD2021-045630 1 Brief vitkomst gunning HSJH.pdf (pdf) AD2021-045631 Commissie ZJS (2) Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Marieke Volbers, 06-53414055, [email protected] / Judith Meerburg, 0628413564, [email protected] Gegenereerd: vl 4 5
Voordracht
5
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 715 Publicatiedatum 1 juli 2016 Ingekomen onder Ingekomen op woensdag 22 juni 2016 Behandeld op woensdag 22 juni 2016 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Shahsavari-Jansen inzake het maatregelpakket “Schone Lucht voor Amsterdam: op weg naar een uitstootvrij 2025" (subsidieregeling voor oudere bestelbusjes). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het maatregelpakket “Schone Lucht voor Amsterdam: op weg naar een uitstootvrij 2025" (Gemeenteblad afd. 1, nr. 656). Overwegende dat: — het collegevoorstel is om een milieuzone voor bestelbusjes met een DET van voor 1 januari 2000 in te stellen; — Het TNO rapport naar de milieueffecten hierover o.a. concludeert: “Het verwachte effect van de invoering van een milieuzone voor bestelverkeer (…) op de NO2- concentratie is verwaarloosbaar klein. Een belangrijke reden is dat de luchtkwaliteitsnnaatregel weinig modernisering van het wagenpark tot gevolg heeft." — deze milieuzone een zeer beperkt aantal veelal kleine ondernemers treft die mogelijk niet over de middelen beschikken om een nieuwere aan te schaffen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. een voorstel te doen voor een subsidieregeling waarmee eigenaren van oudere bestelbusjes worden gestimuleerd en in staat gesteld om een moderner en schoner voertuig aan te schaffen; 2. dit voorstel voor de vaststelling van de begroting 2017 voor te leggen aan de gemeenteraad. Het lid van de gemeenteraad M.D. Shahsavari-Jansen 1
Motie
1
discard
AGENDA (concept) Raadscommissie MIDDELEN Datum: Woensdag 18 september 2013 Aanvang: 20.00 uur Zaal: Raadzaal Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel Nr. [Onderwerp _____________________\Nadereinfo Opening/Mededelingen DO Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslag 12 juni 2013 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen 6. _ [Mededelingen portefeuillehouder(s Blok B Bespreking beleidsonderwerpen ‚Nr. [Onderwerp _________________________\Nadereinfo |Regnr. Beleidsvisie Kunst en Cultuur 2013-2020 5995 8. [DB besluit Monitor bezuinigingen 2012 - 2014 Ter bespreking | Blok C Algemeen ‚Nr. [Onderwerp 9. [Rondvraag Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924 of raadsgriffie @noord.amsterdam.nl. De raads- en commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen. www.noord.amsterdam.nl/deelraad
Agenda
1
train
\cude! vervolgonderzoek (On)beperkt opgroeien in Amsterdam? januari 2022 eed ]. INLEIDING 3 8. WAT VALT NOG MEER OP? 29 2. SAMENVATTING 5 9. WAT DOET AMSTERDAM ALLEMAAL AL? 32 3. OPZET EN UITVOERING 8 10. CONCLUSIES EN ADVIEZEN 35 5.1 Opzet 8 10.1 Protectie 35 52 Gesprekken 9 10.2 Participatie 35 10.5 Provisie 36 4. KINDERRECHTEN VOOR KINDEREN MET EEN BEPERKING 10 10.4 Ten slotte 36 5. PROTECTIE 14 Tl. AANBEVELINGEN KINDEROMBUDSMAN VAN AMSTERDAM 37 5.1 Wat zeggen de kinderen? 14 52 _ Wat willen de kinderen? 16 BIJLAGE 1 WERKWIJZE EN METHODIEK 39 6. PARTICIPATIE 18 BIJLAGE 2 KINDERRECHTENKADER DEFENCE FOR CHILDREN 4l 6.1 Wat zeggen de kinderen? 18 6.2 Wat willen de kinderen? 20 BIJLAGE 35 GESPREKSLEIDRAAD KINDERRECHTENSCAN 42 7. PROVISIE 21 7. Wat zeggen de kinderen en hun ouders? 21 7.2 Wat willen de kinderen? 28 1. INLEIDING el Toen het college van B&W mij in 2019' vroeg kinderrechtenscan in mei 2020 afgerond zonder In 2019 gaf het OIS aan dat zes procent van de Amsterdamse jeugd om een kinderrechtenscan uit te voeren was speciale aandacht voor deze groep. Ik heb wel behoort tot de meest kwetsbaren. Dat zijn niet allemaal kinderen met het de bedoeli d bii iaal dacht d dat ik een beperking, beperkingen worden niet apart geteld. Een beperking et de bedoeling om daarbij speclaa' aandac gezeg at IK van plan was om alshog een draagt wel bij aan kwetsbaarheid en er zijn volgens OIS dus een te besteden aan kinderen met een beperking onderzoek uit eigen beweging (artikel 9:26 kleine 9000 Amsterdamse kinderen kwetsbaar. Hoewel ieder kind en of van ouders met een beperking. Het bleek Algemene wet bestuursrecht) te starten naar elke jongere zich ontwikkelt op zijn eigen manier, is er iets wat zij . . . . . . allemaal delen. Alle kinderen en jongeren hebben dezelfde rechten. echter lastig om kinderen met een beperking de naleving van kinderrechten in Amsterdam Jons Kinderrechten, die zijn vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake te spreken, hun omgeving was vaak bang dat bij kinderen die opgroeien met een beperking. de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties (IVRK). In deze een gesprek te belastend voor hen zou zijn. Dat onderzoek ligt nu voor u. Ik heb mij daarbij scan wordt onderzocht hoe de kinderen die leven met een beperking . . ervaren dat Amsterdam met hun kinderrechten om gaat. In maart 2020 maakten de coronamaatregelen beperkt tot de kinderen met een beperking, Y ans 8 het bovendien niet langer mogelijk om de de groep kinderen die opgroeien bij een ouder Omdat ieder kind zich op zijn eigen manier ontwikkelt zal ik kinderen geplande panelgesprekken met grotere groepen met een beperking is bij dit onderzoek buiten met een beperking vanaf hier gewoon ‘kinderen’ noemen. leder kind kinderen uit te voeren. We hebben daarom de beschouwing gebleven. zijn eigen ontwikkeling, daar is niets bijzonders of beperkends aan. Toch voelen deze kinderen zich te vaak anders. En dat vinden ze niet fijn. Ook al zeggen sommigen stoer dat als mensen er moeite mee hebben, dat hun probleem is. Kinderen komen ook met oplossingen. Bijvoorbeeld veel meer mogelijkheden voor jonge kinderen om samen buiten te spelen. Of om samen naar school te gaan. ‘Als we met elkaar op school zitten leren we om met elkaar om te gaan. En beperkingen te accepteren.’ (kind) 1 Aansluitend bij het voorstel dat de gemeenteraad op 10 december 2018 aan het college deed om jaarlijks en mensenrechtenscan uit te voeren, te beginnen met een kinderrechtenscan. Kinderen wijzen ons er op dat er heel snel gekeken wordt naar de dingen die je niet kunt. ‘Maar wat heel belangrijk is, is dat men kijkt naar datgene wat je wel kunt en wat je heel goed kunt. En dat je naar die talenten moet kijken. Dan voel je je ook prettiger en voel je je niet anders dan de rest.’ (kind) Ook deze scan is een momentopname. Er zijn 31 kinderen gesproken. Deze kinderen vertelden vaak ongeveer hetzelfde als de kinderen bij de eerste kinderrechtenscan. Bovendien kwamen er een aantal onderwerpen naar boven die naar mijn mening direct aandacht van de gemeente nodig hebben. Want wat betekent een recht op onder- wijs dat moet aansluiten bij de belevingswereld en het leerniveau van een kind? als de schoolkeuze uiteindelijk bepaald wordt door het al dan niet beschikbaar zijn van leerlingenvervoer? En wat kan de gemeente doen om de feitelijke uitvoering van passend onderwijs te verbeteren, samen met de Amsterdamse samenwerkingsverbanden? Helaas zijn er ook zaken waar de gemeente slechts beperkt invloed heeft. Zoals de omstandigheid dat op cluster 3 scholen zeer moeilijk lerende kinderen de klas moeten delen met kinderen met alleen fysieke beperkingen. Hoewel kinderen zelfs daar- voor oplossingen aandragen. Daarvoor verwijs ik naar de volgende pagina's, waarin ik een beeld hoop te schetsen van de kansen en verwachtingen die deze Amsterdamse kinderen op grond van het IVRK in Amsterdam hebben. 2 Artikel 29 IVRK 2. SAMENVATTING ed In mei 2020 kwam de Kinderombudsman van Zoals aangegeven was in de eerste kinderrechtenscan geen speciale voldoen om de kinderrechten van kinderen met een beperking te Amsterdam op verzoek van het College met aandacht voor kinderen met een beperking. Voor, met en over hen waarborgen. Deze criteria zijn opgenomen in een Kinderrechtenkader . . is nu deze kinderrechtenscan gemaakt, waarin antwoord wordt (bijlage 2). In de conclusie (hoofdstuk 10) zal dit Kinderrechtenkader de eerste kinderrechtenscan. Daarin werd een gegeven op de vraag in hoeverre de kinderrechten van kinderen worden gebruikt om de resultaten van het onderzoek te duiden in algemeen beeld geschetst van de situatie rondom met een beperking in Amsterdam worden nageleefd. Naast het de kinderrechtelijke context. Op deze manier kan worden getoetst kinderrechten in Amsterdam en werd antwoord IVRK is het VN-Verdrag Handicap voor deze kinderen van belang. in hoeverre de kinderrechten van Amsterdamse kinderen met een gegeven op de vraag of Amsterdamse kinderen Dit verdrag en de daarop gebaseerde regelgeving heeft tot doel beperking worden nageleefd. om de positie van mensen — en daarmee van kinderen — met een krijgen waar zij recht op hebben volgens het beperking te verbeteren. Amsterdam heeft de verplichtingen uit dit Uit kinderrechten-oogpunt is het belangrijk om opnieuw te noemen Kinderrechtenverdrag (IVRK). Kortom, in hoeverre verdrag uitgewerkt in een inclusieagenda en er zijn speerpunten dat alle rechten uit het IVRK voor alle kinderen gelden. Dat volgt . . geformuleerd. De vraag is echter in hoeverre kinderen betrokken zijn immers uit het non-discriminatiebeginsel van het IVRK: alle kinderen worden kinderrechten in Amsterdam nageleefd? _ _ bij de totstandkoming van deze speerpunten. De Voortgangsrapportage hebben dezelfde rechten. Maar kinderen met een beperking blijken Geconcludeerd werd dat om te voldoen aan Toegankelijkheid 2020? is gericht op mensen, er is geen bijzondere soms toch tegen barrières aan te lopen. Het IVRK legt een verplichting de eisen die het IVRK stelt, aan een drietal aandacht voor kinderen. op aan ons allen, waaronder aan de stad Amsterdam, om haar aanbevelingen moest worden voldaan: _ _ kinderen met een beperking een zo normaal en inclusief mogelijk Net als bij de eerste kinderrechtenscan is aangesloten bij het hoofd- leven te laten leiden. We moeten daarvoor allemaal een stapje extra onderscheid dat binnen het IVRK gemaakt wordt door diverse zetten om die barrières weg te nemen. 1. Zorg voor een kindvriendelijke structuur in het bestuur kinderrechtenorganisaties, de drie P's: provisie-, protectie- en van de stad, participatierechten. Kort gezegd gaan provisierechten over voor- De ervaringen van de 31 kinderen die we gesproken hebben vormen de 2. Zorg voor een grootschalig informatienetwerk voor en zieningen die een kind nodig heeft om goed te kunnen leven, zich te kern van het onderzoek. Hun ervaringen zijn uitgebreid in dit rapport vooral ook door alle kinderen van deze stad, kunnen ontwikkelen en om veilig op te groeien. Protectierechten gaan opgenomen, met citaten uit de gesprekken die met hen zijn gevoerd. 3. Verander het stelsel van armoedevoorzieningen, over de gevaren en risico's waar kinderen tegen beschermd moeten samen met diensten als Onderwijs en Jeugd, om worden. Participatierechten gaan over het luisteren naar, informeren In het kort kan over de protectierechten van kinderen met een te komen tot een eigen pas voor (alle) kinderen; van en betrekken van kinderen. beperking worden gezegd dat het daarmee best goed zit. Met name de Amsterdammertje-pas. omdat ouders hun kind goed beschermen en er vaak iemand bij hen Defence for Children heeft op basis van het IVRK en het VN- Verdrag is als ze de straat op gaan. De kinderen geven hier onder andere Handicap criteria opgesteld waaraan beleid en praktijk moeten over aan dat er meer bewustwording moet komen over kinderen met een beperking, om buitensluiting tegen te gaan en om meer begrip nn te krijgen. 3 Bron Gemeente Amsterdam 2020, zie verder hoofdstuk 9 van deze scan. Ook met de participatierechten van kinderen met een beperking zit Deze kinderrechtenscan sluit af met een Leerlingenvervoer beperkter interpreteren dan het over het algemeen wel goed. De verhalen die zij daarover vertellen b ii dia i d d d hool zijn niet anders dan in de Kinderrechtenscan uit 2020 vermeld. de nodig Is, waardoor ouders een andere Schoo Hun mogelijkheden tot participatie komen voornamelijk tot uiting kiezen of zelfs geen leerlingenvervoer aanvragen in hun directe omgeving, zoals door leerlingenraden op school en 1. De gemeente dient een aanjagende rol (aansluitend bij speerpunt 6 en Actiepunt omdat hun ouders goed naar hen luisteren en voor hen opkomen. : het gebied het Voort t T keliikheid Maar participeren blijft een vaag begrip, ook voor deze kinderen. © speren op het gebed van HEt Vorm: Berner VeseEnLlk sien Zij worden vaak niet betrokken bij de totstandkoming van beleid en geven van meer inclusief onderwijs De mogelijkheden voor Leerlingenvervoer, AOV de uitvoering in de praktijk, zoals bij de inrichting van de openbare samen met de Samenwerkingsverbanden en vervoer op basis van landelijke regelgeving ruimte. Daarnaast blijft het lastig voor deze kinderen om hun stem te . … . . IJ ) Sv 7 S Ô . (aansluitend bij speerpunt 6 en Actiepunt zouden op elkaar aan moeten sluiten; laten horen, zeker als het gaat om zaken die verder van hen af liggen. Daarbij speelt de aard van de beperking ook een rol; soms zijn de Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); 4, Kinderen en jongeren met een beperking kinderen simpelweg niet in staat om letterlijk hun stem te laten horen 2. De gemeente kan zo’n aanjagende rol moeten betrokken worden bij de inrichting of kunnen zij door anderen moeilijk worden verstaan. Dan moeten wij effectueren door schoolgebouwen te realiseren van de openbare ruimte in Amsterdam, dus luisteren naar diegenen die namens hen spreken. nn ‚ " " ‚ die inclusief onderwijs mogelijk maken, dus meer zoals speeltuinen, OV-aangelegenheden, Op het gebied van provisie is er al veel gedaan, maar is er ook nog vierkante meters voor ondersteuning en zorg, zwembaden ed. (aansluitend bij veel te doen om barriéres weg te nemen. Kinderen geven aan dat zij op toegankelijk voor leerlingen en ouders met een speerpunt 1, 2, 5 en 10 en Actiepunt het gebied van inclusief onderwijs, vervoer, meer en toegankelijkere ‚ ‚ n ‚ speel, sport- en recreatiemogelijkheden en huisvesting nog veel beperking. Daarmee worden de Samenwerkings- Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); belemmeringen ondervinden. Met name de wens tot inclusief verbanden uitgedaagd om geld vrij te maken 5. Bij de totstandkoming van en inspraak in onderwijs sprong er uit. Vrijwel alle kinderen gaven aan dat ze veel om schoolbesturen in staat te stellen daad- gemeentelijk beleid en verordeningen, moet liever samen naar school gaan met kinderen zonder een beperking. keliik i d hoolki lici dach den b d In hun ogen leidt dat tot meer acceptatie van kinderen met een werkelijk iets te doen: Samen naar schoolklassen expliciet aandacht worden besteed aan beperking, waardoor zij niet als anders dan de rest worden gezien. en vergelijkbare initiatieven opzetten. Als het kinderen en jongeren met een beperking. lets dat voor alle kinderen erg belangrijk is. gebouw er staat is er geen goede reden meer om Betrek hen onder meer bij de totstandkoming het niet te gebruiken; van de Voortgangspunten Toegankelijkheid 3. De verschillende mogelijkheden om zich door de en de criteria over toewijzing van rolstoel- stad te verplaatsen verdienen meer aandacht. woningen in de Huisvestingsverordening De mogelijkheden van de OV-coach en het (speerpunt 1, 2, 5 en 10 en Actiepunt bestaan van de AOV-pas voor aanvullend vervoer Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); zijn onvoldoende bekend. Het blijkt dat scholen 6. Maak een digitale routekaart voor (ouders van) zelf in hun voorlichting het criterium dichtst- kinderen met een beperking op het gebied bijzijnde passende school in de verordening van zorg en respijtzorg (zoals logeerhuizen), Ik hecht er aan om hierbij aan te geven dat er voor mensen met een beperking in Amsterdam (al) veel wordt gedaan. En ook veel op stapel staat, zo blijkt bijvoorbeeld uit de speer- en actiepunten Toegankelijkheid die de gemeente heeft geformuleerd. De aanbevelingen moeten dan ook in dat licht worden gezien, ze sluiten eigenlijk aan bij de acties en voornemens die er al zijn om de positie van mensen met een beperking te versterken en om iedereen een zo fijn en inclusief mogelijk leven te laten leiden in Amsterdam. Het is alleen wel zaak om bij alle voornemens die er zijn kinderen met een beperking niet uit het oog te verliezen. Zij moeten expliciet worden betrokken bij vraagstukken over toegankelijkheid en inclusiviteit. Daarmee krijgen ze een stem en dragen zij zelf bij aan die inclusiviteit. Zij verdienen het dat wij allemaal een stapje extra voor hen zetten. 4 Zie daarvoor hoofdstuk 9 van deze kinderrechtenscan. 35. OPZET EN UITVOERING A 3.1 OPZET op kinderen met een beperking in de breedste zin van het woord. de zogenoemde drie P's: provisie-, protectie- en participatierechten. Denk hierbij aan kinderen met een (licht) verstandelijke beperking, Ook is er inhoudelijk verbinding gemaakt met het aanvullend lichamelijke beperking, psychiatrische aandoening, somatische kinderrechtenkader van Defence for Children (bijlage 2) en de Het doel van het onderzoek is om inzicht te aandoening of meervoudige beperkingen. inclusie-agenda van de Gemeente Amsterdam, die speerpunten bevat krijgen in de wijze waarop en mate waarin over toegankelijkheid. kinderen, jongeren en ouders van kinderen met In het jaar 2020/2021 gingen in Amsterdam bijna ONDERZOEKSVRAGEN een beperking ervaren dat hun rechten zoals 4.600 kinderen of jongeren met een beperking naar neergelegd in het IVRK en VN-Verdrag Handicap het speciaal onderwijs, waarvan 1247 in het speciaal De hoofdvragen van het onderzoek luiden: in Amsterdam gestalte krijgen, om vervolgens basis onderwijs en 3329 kinderen in (voortgezet) . . . . … 1. Hoe ervaren kinderen, jongeren en ouders van kinderen verbeterpunten op te stellen. De gemeente kan speciaal onderwijs, cluster 1 t/m 4. (Bron: OIS, met een beperking het opgroeien en opvoeden in met deze informatie een onderbouwd actieplan De Staat van de Stad Amsterdam 2020-2021) Amsterdam vanuit het normatieve perspectief van het opstellen om de naleving van kinderrechten IVRK en het VN-Verdrag Handicap? We hebben beoogd een dwarsdoorsnede van Amsterdam na te 2. Wat zijn actie- en verbeterpunten voor beleid en praktijk? voor kinderen met een beperking in de stad streven door verdeeld over de stad kinderen met een beperking op te te verbeteren. Een dergelijk actieplan kan zoeken. Hoewel er oog is voor de omvang van het scala aan mogelijke aansluiten bij de speerpunten die al in de lokale beperkingen, is in de zoektocht bewust geen onderscheid gemaakt op grond van het soort beperking. Dit achten wij ook niet nodig, alle inclusieagenda worden genoemd. kinderen die wij spraken noemden barrières in hun leven waar andere kinderen geen last van hebben. Om hun kinderrechten te waarborgen Het onderzoek naar Amsterdamse kinderen met een beperking gaat is voor hen dus iets extra’s nodig. over de ervaringen van deze kinderen en jongeren met opgroeien in Amsterdam. Een aantal respondenten was net ouder dan 18°, maar In het onderzoek is aandacht besteed aan de verschillende domeinen wat zij vertelden over opgroeien in Amsterdam is de laatste jaren niet waarmee kinderen met een beperking te maken hebben, zoals regulier veranderd. Als we in dit onderzoek spreken over kinderen bedoelen of speciaal onderwijs, sport-, spel-, en recreatiemogelijkheden en we daarmee deze hele groep. Het onderzoek is specifiek gericht hun woonomgeving. Vergelijkbaar met de methodiek die toegepast is in de eerste Kinderrechtenscan, is in de structuur van dit nn onderzoek aansluiting gezocht bij het hoofdonderscheid dat binnen 5 De oudste respondent was 21 op het moment van het gesprek het IVRK gemaakt wordt door diverse kinderrechtenorganisaties, 35.2 GESPREKKEN Er zijn gesprekken gevoerd met kinderen, zowel individueel als in groepsverband. Zo is bijvoorbeeld met een leerlingenraad van een school voor (middelbaar) speciaal onderwijs gesproken. De gesprekken vonden live plaats, of via Teams vanwege de coronabeperkingen. Er zijn totaal 31 kinderen gesproken, waarvan 12 kinderen in individuele gesprekken en met totaal 19 kinderen in vier groepsgesprekken. In een aantal gevallen zaten ouders bij de gesprekken met hun kinderen en ondersteunden zij hun kinderen of vulden hen aan. Daarnaast zijn zeven ouders zonder hun kinderen gesproken over hun ervaringen met de beperking van hun kind en waar hun kind bij het opgroeien tegenaan loopt. Ook zijn er negen interviews geweest met professionals van organisaties die met Amsterdamse kinderen met een beperking werken en met ambtenaren die bezig zijn met onderwerpen die deze kinderen aangaan®. Tenslotte is gesproken met de directies Onderwijs en Jeugd en met de beide Samenwerkingsverbanden (PO en VO). Er is voorafgaand aan de gesprekken één keer gesproken met de klankbordgroep over de opzet van het onderzoek. 6 Voor een nadere beschrijving van de opzet en werkwijze wordt verwezen naar bijlage 1 van deze kinderrechtenscan. 4. KINDERRECHTEN VOOR Als kinderombudsman van Amsterdam en Verwelkomen we ze, als ze moeten vluchten uit Alle kinderen hebben rechten. Deze rechten staan beschreven in het als kinderrechter zie ik in de praktijk dat hun eigen land? Krijgen ze wat ze nodig hebben IVRK. Alle rechten uit het IVRK gelden ook voor alle kinderen met een kind ht tal . d b t dat d t . httiiden? beperking. Dat volgt immers uit het non-discriminatiebeginsel van inderrechten op een aantal manieren worden en gebeurt dat zonder vertraging en wachttijden? het IVRK: alle kinderen hebben dezelfde rechten. Maar kinderen met gebruikt. Kinderrechten moeten de basis zijn En zorgen we voor inclusief onderwijs, waarin een beperking blijken soms toch tegen barrières aan te lopen. Om die voor gemeentelijk beleid dat over kinderen gaat, kinderen vanuit allerlei achtergronden met én reden is in het IVRK een bepaling opgenomen die specifiek gaat over enne . hun rechten. Uit dat artikel volgt dat kinderen met een beperking een maar ze worden ook gebruikt in rechtszaken zonder beperkingen samen spelen, werken en … volwaardig en behoorlijk leven moeten kunnen leiden. Dat brengt met waarbij kinderen betrokken zijn, zoals in zaken leren? Kinderrechten geven ons het antwoord op al zich mee dat de samenleving als geheel inclusiever ingericht moet over de lange wachtlijsten in de (specialistische) die vragen. In het licht van de drie P's komt het in worden, zodat alle kinderen echt mee kunnen doen. jeugdzorg. Het is toe te juichen en hard nodig dat de kern hierop neer: we moeten voor onze kinderen E . . Maar de praktijk leert dat kinderen met een beperking vaak meer kinderrechten steeds meer deel gaan uitmaken van zorgen, we moeten ze beschermen en we moeten moeite hebben om dezelfde dingen te doen als kinderen zonder het dagelijks leven in de stad. Het allerbelangrijkste naar hun mening luisteren en die serieus nemen. beperking. Amsterdam moet daarom als het ware een stapje extra vind ik dat kinderrechten als een pedagogische Die verplichting hebben we naar ál onze kinderen, zetten voor kinderen met een beperking, zodat zij dezelfde dingen . . _ . _ kunnen doen, van dezelfde voorzieningen gebruik kunnen maken en leidraad worden gezien. Zowel door de (lokale) mét of zonder beperking. Maar degenen mét een dezelfde rechten kunnen uitoefenen als kinderen zonder beperking. beleidsmakers, als door ouders of professionals beperking zijn extra kwetsbaar. Als gemeente die met kinderen werken. Kinderrechten geven moeten we daarom extra ons best doen om hen Ook in het VN- Verdrag inzake de rechten van personen met een … . . . . … handicap (hierna: VN-Verdrag Handicap) staan artikelen die gaan over namelijk aan hoe we in ons land, in onze stad, een zo normaal en inclusief mogelijk leven te laten kinderen met een beperking. Uit die artikelen volgt onder andere dat met onze kinderen zouden moeten omgaan. leiden. Dat zijn we aan hen verplicht. Nederland maatregelen moeten treffen om uitsluiting van kinderen op basis van een beperking tegen te gaan en dat de beperking geen belemmering mag vormen voor participatie van kinderen. Voor deze kinderrechtenscan is, net als bij de eerste kinderrechten- scan, aangesloten bij de drie P's van het IVRK: Participatie, Provisie en Protectie. Defence for Children heeft op basis van het IVRK en het VN- Verdrag Handicap criteria uitgewerkt waaraan beleid en praktijk moeten voldoen om de participatie-, provisie-en protectierechten van kinderen met een beperking te waarborgen. Deze criteria zijn in kaders In het licht van de artikelen uit het IVRK en Provisie opgenomen in de tekst, samen met de meest relevante artikelen uit . Provisierechten zijn rechten die gaan over wat een kind nodig heeft om het IVRK en VN-Verdrag Handicap. Het uitgebreide Kinderrechtenkader VN-Verdrag Handicap over participatie heeft goed te kunnen leven, zich te kunnen ontwikkelen en om veilig op te is als bijlage 2 bij dit rapport gevoegd. In de conclusie (zie hoofdstuk Defence for Children onder andere de volgende groeien. Zoals het recht op een veilige plek om op te groeien, het recht 10) zullen deze criteria worden gebruikt om de resultaten van het criteria opgesteld voor beleid en praktijk: op onderwijs, gezondheidszorg en ruimte om te spelen. onderzoek te duiden in de kinderrechtelijke context. Op deze manier . . kan worden getoetst in hoeverre de kinderrechten van Amsterdamse Rn Er moeten passende maatregelen worden genomen om de actieve kinderen met een beperking worden nageleefd. om hun mening te geven over zaken die hen deelneming van kinderen met een beperking aan de gemeenschap te . aangaan en aan hun mening wordt passend realiseren. Voorzieningen dienen gericht te zijn op een zo maximaal Participatie _ belang gehecht overeenkomstig hun leeftijd mogelijke inclusie van kinderen met een beperking en het bevorderen Participatierechten zijn rechten die gaan over het luisteren naar, van hun zelfstandigheid, zo volgt uit de artikelen 2 en 23 IVRK en informeren van- en betrekken van kinderen. Kinderen moeten hun en rijpheid. artikel 7 lid 1 VN-Verdrag Handicap. Kinderen met een beperking mening kunnen geven over zaken die hen aangaan afhankelijk van hun * Gemeenten en uitvoering hebben een belang- moeten dus van dezelfde voorzieningen gebruik kunnen maken als leeftijd en ontwikkeling. rijke taak om participatie van kinderen met een kinderen zonder een beperking. Hierbij gaat het onder meer om het recht op gezondheid en gezondheidszorg (artikel 24 IVRK en 25 In artikel 12 IVRK is vastgelegd dat ieder kind het recht heeft om beperking mogelijk te maken en hen de daarbij VN- Verdrag Handicap), het recht op onderwijs (artikel 24 lid 2 sub a zijn mening te geven over alle zaken die het kind aangaan. Bij de benodigde ondersteuning te bieden. en 8 lid 2b VN- Verdrag Handicap) en het recht op vrije tijd, spel en beoordeling van de belangen van het kind dient ook rekening te Kinderen met een beperking krijgen infor- recreatie (artikel 31 IVRK en 30 VN- Verdrag Handicap). worden gehouden met de kwetsbare situatie waarin het kind zich ‚ n bevindt, zoals een kind met een beperking. Een kind dient in de matie op een voor hen toegankelijke en gelegenheid te worden gesteld zijn mening te geven, er moet serieus geschikte manier. naar worden geluisterd en er dient passend belang aan te worden Voor kinderen met een beperking gehecht. Het uitgangspunt is dat ieder kind in staat is om zijn mening te uiten, ongeacht zijn leeftijd. De leeftijd mag wel worden betrokken worden procedures vastgesteld om te bij het gewicht dat aan de mening van het kind wordt gehecht. kunnen participeren. ‚ De gemeente dient ervoor te zorgen dat Ook op grond van artikel 7 lid 3 VN-verdrag Handicap hebben Te Ne ele Se NIKE Toen kinderen met een beperking het recht om hun opvattingen over alle aangelegenheden die hen betreffen te uiten, waarbij gelijk met andere communicatiemiddelen waarmee zij hun kinderen en in overeenstemming met hun leeftijd en ontwikkeling naar mening makkelijker kunnen uiten. behoren rekening wordt gehouden met hun opvattingen. Zij dienen . Gemeenten betrekken kinderen met een bij hun beperking en leeftijd passende ondersteuning te krijgen om dat recht te realiseren. Daarbij geldt dat hun belang de eerste beperking bij het opstellen, uitvoeren en overweging is. evalueren van beleid. In het licht van de artikelen uit het IVRK en VN- ‚ De gemeente zorgt er, in samenwerking met Protectie d di isie heef £ d heid d dheid Protectierechten zijn rechten die gaan over de gevaren en risico's Verdrag Handicap over provisie heeft Defence e overheid, voor dat gezondheidszorg toe- waar kinderen tegen beschermd moeten worden. Zoals het recht op for Children onder andere de volgende criteria gankelijk en betaalbaar is met aandacht voor bescherming tegen mishandeling, uitbuiting en geweld. opgesteld voor beleid en praktijk: preventie. Daarbij zijn er gerichte regelingen . . ee. . Artikel 23 IVRK beschrijft dat kinderen met een beperking extra zor , Kinderen met een beperking hebben recht op voor de specifieke behoeften van kinderen met . D 8 . 8 en ondersteuning nodig hebben. Zij kunnen het best opgroeien in extra ondersteuning en zorg. een beperking. hun eigen gezinsomgeving, waarbij de nodige ondersteuning wordt . De gemeente is verantwoordelijk voor de toe- * Gemeenten en uitvoering zorgen ervoor dat geboden, zo volgt ook uit de artikelen 9 IVRK en 23 VN-Verdrag . . . Handicap. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor de kwetsbaarheid gang tot hulp op maat voor kinderen met een de behoeften van jongeren met een beperking . D . van kinderen met een beperking en de grotere kans die zij lopen om beperking gericht op het vergemakkelijken van doorlopen of worden overgenomen door nieuwe slachtoffer te worden van misbruik en geweld. Waar mogelijk dienen actieve deelname aan de samenleving. zorgverleners op het moment dat zij achttien alle benodigde maatregelen genomen te worden ter voorkoming van ‚+ Maatregelen die de gemeente neemt zijn gericht jaar worden. misbruik en geweld tegen kinderen met een beperking, op een zo maximaal mogelijke inclusie van ‚ De gemeente en uitvoering waarborgen Een veilige omgeving is extra belangrijk voor opgroeiende kinderen kinderen met een beperking. effectieve toegang tot het (inclusief) onderwijs, met een beperking. Voor veel kinderen geldt dat zij zich wel eens «Openbaar vervoer is waar mogelijk veilig, waarbij de nodige aanpassingen worden gedaan onveilig voelen, maar kinderen met een beperking lopen een __ B B ‚ ‚ extra risico slachtoffer te worden van pesten, (seksueel) misbruik, gemakkelijk toegankelijk en kosteloos, rekening en leraren worden voorbereid op het lesgeven verwaarlozing, intimidatie, geweld of uitbuiting. Geweld kan zich houdend met de financiële middelen van de aan allerlei kinderen. voordoen in de speeltuin, de wijk, op school en ook thuis. Belangrijk ouders of anderen die zorgen voor kinderen met . Gemeenten en uitvoering zorgen ervoor dat is dat kinderen en jongeren weten waar en bij wie ze terecht kunnen. b ki kind b ki liik Staten en specifiek de gemeente hebben een belangrijke taak om een beperking. Ln nn passende maatregelen te treffen, volgend uit de artikelen 19, 32 t/m 36 * Openbare gebouwen zoals scholen, winkel- heid met andere kinderen toegang hebben tot en 38 IVRK en artikel 16 lid 5 VN-Verdrag Handicap. gebieden dienen noodzakelijke aanpassingen spel-, recreatie-, sport- en vrijetijdsactiviteiten, te ondergaan die ze zo toegankelijk met inbegrip van het gewone schoolsysteem. mogelijk maken. Maar ook om deel te nemen aan culturele en kunstzinnige activiteiten en samen te kunnen spelen. Onder meer door bewustmaking van volwassenen en leeftijdgenoten. In het licht van de artikelen uit het IVRK en VN- belangrijke taak in het bieden van extra waar- Verdrag Handicap over protectie heeft Defence borgen om te zorgen voor een veilige omgeving for Children onder andere de volgende criteria voor kinderen met een beperking. opgesteld voor beleid en praktijk: ‚ De stem van kinderen met een beperking wordt * Gemeenten zorgen ervoor dat kinderen met betrokken bij de ontwikkeling, het toezicht en de een beperking in hun eigen gezinsomgeving beoordeling van de maatregelen ter voorkoming opgroeien en bieden ouders en verzorgers de van geweld. benodigde ondersteuning om dit te realiseren, ‚ Kinderen met een beperking die slachtoffer waaronder voorlichting, psychologische onder- worden van geweld en andere vormen van steuning, les in een gezamenlijk te gebruiken verwaarlozing en mishandeling, krijgen taal, materiële ondersteuning, ondersteuning passende zorg en bijstand. thuis en respijtzorg. ‚ Extra aandacht is nog voor kinderen en jongeren ‚ De gemeente en uitvoering hebben aandacht met een beperking in armoede of die dakloos voor de kwetsbare positie van kinderen met (dreigen te) raken. een beperking en nemen alle benodigde maat- regelen ter voorkoming van misbruik en geweld. ‚ Gemeenten en uitvoerende partijen hebben een 5, PROTECTIE Veel kinderen en jongeren geven aan zich over het algemeen ‘Ze wordt constant begeleid door haar begeleider veilig te voelen. Vrijwel altijd geven zij aan, net als bij de eerste op school, je kan haar niet alleen laten. Ze is heel kinderrechtenscan, dat het hun ouders zijn die hen beschermen en } Dr door wie zij zich veilig voelen. Van belang is hier ook dat kinderen bh deden ebs benoe bol kend en jongeren aangeven dat er vrijwel altijd iemand bij hen is als ze gaat ze mee. Ik laat haar ook nooit alleen. Ze is heel de straat op gaan. Omdat ze bijvoorbeeld in een rolstoel zitten, of beschermd opgevoed. Mijn grootste zorg is, als zij Over protectierechten werden - onder andere - de volgende vragen aan moeilijker lopen en hulp nodig hebben. Zo komen zij dus bijna niet in î ' es . . . ee . vermist raakt, en je gaat naar politie, dan wordt er kinderen en jongeren gesteld: hun eentje in gevaarlijke situaties terecht, of in contact met mensen door wie ze zich onveilig voelen. gereageerd alsof ze een 19-jarige is. Er wordt niet + Wat wil je hierover vertellen? gekeken naar ontwikkelingsleeftijd.’ (ouder) , Wie beschermt jou? Het gevoel van veiligheid wordt dus voornamelijk bepaald door de , Heb je het idee dat jij extra kwetsbaar bent vanwege bescherming van hun ouders en andere familieleden, zoals broertjes je beperking? of zusjes. Ook door andere personen die dichtbij hen staan, zoals , Heb je het idee dat jij wordt gepest met of vanwege ingeschakelde PGB-ers of vertrouwenspersonen op school, voelen ze je beperking? zich beschermd en veilig. ‘Op het speciaal onderwijs is gewoon een ' Heb jij het idee dat over het algemeen kinderen en beschermd gevoel. Als je binnenkomt staat er jongeren in Amsterdam met een beperking voldoende ‘Ik word beschermd door m'n moeder. En door mijn . n Ni beschermd worden tegen gevaren en risico’s? a ve iemand. Bij het weggaan staat er een juf en de ES Len END IE: CNBC LEES Ws it directeur staat altijd buiten, als je binnenkomt zegt 2 me 5.1 WAT ZEGGEN DE KINDEREN? ook beter dat ze op een andere school zat.’ (kind) NN a. Algemeen Er is over verschillende onderwerpen gesproken met kinderen en jongeren die het thema protectie betreffen. Naast hun gevoel van De meeste kinderen geven aan zich niet extra kwetsbaar te voelen veiligheid in algemene zin, vertelden zij over specifieke zaken omtrent ‘Ik word ook beschermd door de PGB'ers die ik heb. door hun beperking, maar vinden het wel heel vervelend als ze worden veiligheid en je beschermd voelen, ook in relatie tot hun beperking. Door de jaren heen is het een soort familie aangestaard op straat. Dat overkomt hen veel, zo geven ze aan. geworden.’ (kind) ‘Er was ook iemand die opeens over mijn hoofd De meest besproken situaties waarin gevoelens van onveiligheid ‘Volgend jaar ga ik naar de middelbare school in } } ' en ' ne worden ervaren worden in de komende paragrafen beschreven. } } ' . aaide en “tjoeketjoeke treintje” zei. Ik vroeg mij af Zuid. Maar omdat ik doof ben heb ik last van mijn wat er mis was met die man, dat was raar. (kind) b. Zelfredzaamheid evenwicht en kan ik van mijn fiets vallen. Daarom Het zijn met name de ouders die aangeven dat er weinig projecten zijn mag ik van mijn moeder niet langs het Museum- op het gebied van (sociale) zelfredzaamheid voor hun kind met een . : . plein fietsen, want daar is het heel druk. Dus dan beperking. De ouders geven aan dat het goed zou zijn als de kinderen en jongeren vaardigheden zouden leren waarmee ze zich in allerlei fiets ik eerst naar tram 5 en dan neem ik de tram ‘Het is voor mij in Amsterdam gevaarlijker om te situaties kunnen redden. Ook met het oog op het moment dat ze het naar school. Dat vind ik wel irritant.’ (kind) fietsen dan om de tram of metro te nemen. huis uit gaan en zichzelf moeten zien te redden in het leven en in de ee samenleving. In dat kader geven ouders aan dat zij beschermd wonen Maar dat heeft er ook mee te maken dat je aan mij vins ‘ Seven ou 7 We voor jongvolwassenen in Amsterdam als een groot probleem ervaren, niet ziet dat ik een beperking heb, mijn CI's er is te weinig aanbod. (implantaten om te horen) zijn niet zichtbaar.’ (kind) ‘Ik ben eigenlijk nu heel blij dat ik doof ben. Als ik ‘Ik zeg vaak, laat me even zelfstandig zijn. Ik vraag heel moe ben, kan ik namelijk mijn CI's uitzetten en hulp als ik nodig heb.’ (kind) dan hoor ik niks meer. Dat is heel rustig en kan ik Ook geven kinderen aan dat de stad gevaarlijker is voor kinderen met me veel beter op dingen concentreren. ’ (kind) een beperking dan voor kinderen die snel weg kunnen rennen. Kinderen zelf geven aan dat deelname aan het OV een obstakel voor ‘De stad is voor mij gevaarlijker dan voor kinderen hen is. Zij ervaren dat het voor hen vaak lastig is om zelfstandig c. Pesten en buitensluiten di k Je EEE aan het OV deel te nemen. Op de vraag of zij bekend zijn met de Op de vraag of kinderen het gevoel hebben dat ze worden gepest met F5 WeBel Al SLurl LEISEL LIE LEL OV-coach die hen daarbij kan helpen, antwoorden zij vrijwel allemaal of vanwege hun beperking, geven de meeste kinderen aan dat ze dat iemand op straat tegen en die pakt je vast bij je ontkennend. Ook ouders lijken weinig bekend te zijn met de OV-coach. gevoel niet hebben. Ze zeggen dat iedereen op het speciaal onderwijs rolstoel. En normale kinderen die kunnen lopen die De OV-coach kan hun kind zelfstandig leren reizen met het OV, de fiets een vorm van beperking heeft, dus dat het daardoor wel zal komen dat 8 : f of lopend van bijvoorbeeld huis naar school, of van een sportclub naar er niet wordt gepest. Kinderen vertellen wel over pesten toen ze (nog) kunnen wegrennen. En ik kan dat niet.’ (kind) - .. . . huis. Hoewel ouders aangeven dat zij hun kind graag zelfredzaam(er) op het regulier onderwijs zaten. en zelfstandig(er) maken (ook op weg naar volwassenheid) is het niet ondenkbaar dat het voor ouders van kinderen met een beperking Het valt op dat pesten of buitensluiten vaker wordt genoemd door moeilijk is om de zorg voor hun kind los te laten. oudere kinderen/ jongeren met een verstandelijke beperking, . bijvoorbeeld tijdens een stage of bijbaantje. ‘Het grootste gevaar buiten op straat is dat mensen Iv U 8 U ) nu meer schijt aan je hebben. Mensen denken eerst . . Nee, niet mee gepest. Maar wel mee buiten- aan zichzelf en dan pas aan een ander.’ (kind) et gesloten.’ (kind) . . . ? Nee op school wordt hier niet gepest, je bent d. Verkeer 5.2 WAT WILLEN DE KINDEREN? k ” , Kinderen en jongeren geven aan over het algemeen niet bang te zijn in sjen SUS AE Ss BLS WS [aleen Wint het verkeer, of zich onveilig te voelen. De meest genoemde gevaarlijke Aandacht en bewustwording iedereen heeft iets.’ (kind) situaties door kinderen is dat er te hard wordt gereden in Amsterdam Aandacht voor en bewustwording over kinderen met een beperking en dat er door rood wordt gereden. Maar dit lijkt geen gevoel van wordt meerdere malen door de kinderen genoemd om gevoelens van onveiligheid met zich mee te brengen. Ook hier zal meespelen dat er onveiligheid, buitensluiten of pesten te voorkomen of te verminderen. vaak ouders of een begeleider bij hen is als de kinderen deelnemen De kinderen geven aan dat er meer aandacht moet komen voor aan het verkeer. kinderen met een beperking. Op die manier komt er meer begrip voor ‘Ik zou willen dat er wat beter wordt gelet op hen en worden minder buitengesloten of raar aangekeken op straat. kinderen die het moeilijk hebben.’ (kind) Kinderen in een rolstoel geven aan dat er vaak stoeptegels losliggen, Als oplossing hiervoor noemen heel veel kinderen om klassen of waardoor het lastig voor hen is om gemakkelijk met een rolstoel scholen te mixen met kinderen met en zonder beperking’. Zij hebben op of een stoep te komen of er weer vanaf. Ook levert dit wel eens het gevoel dat het speciaal onderwijs in stand houdt dat er “anders” gevaarlijke situaties op, zeggen ze. naar hen wordt gekeken, omdat er weinig contact is tussen kinderen met en kinderen zonder beperking. ‘Ik vind dat pesten gewoon verboden moet worden in NL. En discriminatie moet ook verboden ‘Ik voel me op straat in het dorp waar mijn vader ji . es worden. Oorlog ook. Daklozen moeten huizen woont niet veiliger dan hier. Maar als HS hier Ix hou edt A LA ee La eha a ede aties krijgen. En als oorlog niet stopt en pesten ook niet, je bek zegt… mensen zijn agressiever en grof- je ze aan en dan kijken ze gelijk weg. Ze zouden LJ D H u Ï dan vind ik dat ze een boete moeten krijgen van gebekter. En mondiger.’ (kind) RDE OE TUE GEELEN SO UE eel 800 euro ofzo.’ (kind) bs . . ‘De gemeente Amsterdam zou overal de hoge Eigenlijk wordt een rolstoel gelinkt aan het idee In regulier onderwijs zie je ook gewoon dat mensen stoepen moeten aanpassen voor iedereen die last SEB SG OBE SEEN) nek EN EERE direct worden uitgescholden als ze in een rolstoel heeft van een hoge stoep.’ (kind) eld ELSE NOELS LELIE OL) Lu LISE . . et zitten. Rolstoelmensen moeten gelijk zijn als jezelf, LEUTE GEEL HEEN SS EEA SBE, dine kinderen zijn toch gewoon hetzelfde.’ (kind) 7 Inclusief onderwijs komt in hoofdstuk 7 over Provisie uitgebreid aan bod. ‘Het is iets speciaals. Als mensen er moeite mee ‘Vroeger durfde ik dingen niet te vragen. Toen heb ‘Volgens mij wordt het allemaal wel gewoon hebben, dan is het hun probleem.’ (kind) ik training gehad dat het goed is om dingen te redelijk geregeld. Maar ik ben gewoon niet echt vragen. Normale dagelijkse dingen gaan nu best gelukkig qua sociaal. Het gaat mij niet om de makkelijk. Nu werk ik al 3 jaar bij AH. Het is gelukt zakelijke dingen zoals goed onderwijs, dat gaat met mijn doorzettingsvermogen. (kind) namelijk allemaal heel erg goed, maar het is echt ‘In de speeltuin speelden de kinderen uit de buurt, het sociale dat ik mis. (kind) dan maakten ze ruimte op de vogelnestjes- schommel. Bij een speeltuin begint het dat ze zich normaal voelen. Dat het niet twee werelden ‘Wat ik tegen mijn jongere zelf zou zeggen: zijn.’ (kind) je hoeft niet zo onzeker te zijn over dat mensen je ‘Ik neem geen OV, maar ik wil het wel oefenen. niet begrijpen.’ (kind) Mijn zus springt gewoon op de fiets en die is bij haar vrienden. Voordat ik mijn vrienden kan zien Trainingen duurt dat heel lang.’ (kind) Andersom geldt ook dat met name jongeren met een verstandelijke beperking aangeven dat bewustwording bij henzelf over hun eigen ‘We hebben een sociaal emotioneel vak op school beperking en/of problematiek hen erg heeft geholpen. Om zelf minder PNR Te AE OOTTT NN boze of verwarrende gevoelens te hebben, maar ook in hun relaties ” a Î ” ” , , met anderen. Zoals in de relatie met hun ouders of met vrienden. zijn en hoe je dingen samen kan oplossen.’ (kind) ‘Ik heb pijn en hoofdpijn. Maar als ik met vrienden Daarbij noemen zij onder andere agressieregulatie-training, om beter ben, vergeet ik mijn hele beperking.’ (kind) om te gaan met boze gevoelens en mediation, om vervelende situaties beter met anderen te kunnen bespreken en het niet op ruzie uit te laten draaien. Maatjes Kinderen geven aan hun PGB-er ook vaak als maatje te zien, met wie ze leuke dingen doen, zoals naar de McDonalds gaan. Andere kinderen Mediation was voor mij heel belangrijk. Om goed geven aan best een maatje of buddy te kunnen gebruiken, die hen ” heb ie ni bijvoorbeeld helpt met dingen te ondernemen. Zij geven aan dat zij met elkaar te leren praten. Dat heb je niet op niet weten of die er zijn in Amsterdam. Zeker op het gebied van het alle scholen.’ (kind) vergroten van zelfstandigheid en zelfredzaamheid zou dat kinderen met een beperking enorm helpen, zo geven zowel kinderen als hun ouders aan. De OV-coach die kan helpen om zelfstandig deel te nemen aan het verkeer zou voor veel kinderen en jongeren met een beperking een enorme hulp zijn. 6. PARTICIPATIE A Participatierechten zijn rechten die gaan over het blijkt ook voor hen een vaag begrip, maar desgevraagd komen ze wel ‘Ik ben laatst in Kidsweekkrant gekomen, toen luisteren naar, informeren van en betrekken van met voorbeelden. Belangrijk is dat zij aangeven dat zij het gevoel mocht ik mijn verhaal doen. En ik zit bij NSGK, dus . . . hebben dat er naar hen wordt geluisterd en dat zij zich begrepen . kinderen. Kinderen moeten hun mening kunnen voelen door hun directe omgeving. Daarmee bedoelen ze bovenal hun er wordt goed naar me geluisterd. (kind) geven over zaken die hen aangaan afhankelijk van ouders en op school. hun leeftijd en ontwikkeling. ee ‘Ik heb het gevoel dat ik mijn eigen keuzes kan ‘Heel vaak vragen volwassenen wat aan je en dan Over participatierechten werden — onder andere — de volgende vragen . aan kinderen en jongeren gesteld: maken, maar soms overtuigen m'n ouders me wat zeggen ze meteen “laat maar” als je het niet ik moet doen.’ (kind) OTT NA Tete) « Wat wil je hierover vertellen? , Heb jij het idee dat er goed naar jou wordt geluisterd? , Heb je het idee dat je echt invloed hebt op grote beslissingen in je leven? Opvallend is ook dat de kinderen zeggen weinig invloed te hebben , Heb je het idee dat je invloed hebt op beslissingen die op de keuze van hun school. Feit is dat er ook niet veel te kiezen valt, b. Op school gaan over kinderen met een beperking? niet iedere school is voor hen geschikt. Voor veel kinderen wordt de Collectieve participatie wordt vaak vormgegeven door leerlingenraad , Heb je het idee dat er over het algemeen goed naar keuze bovendien beperkt door het aanbod van leerlingenvervoer. Meer op school. Meerdere kinderen kennen het bestaan van een kinderen en jongeren met een beperking in Amsterdam daarover in hoofdstuk 7. Maar, eenmaal op school, hebben ze wel het leerlingenraad op hun school, hebben er zelf aan deelgenomen, wordt geluisterd? gevoel dat er daar naar hen wordt geluisterd. of nemen er momenteel aan deel. Onderwerpen die door de leerlingenraad worden behandeld zijn bijvoorbeeld de uitbreiding 6.1 WAT ZEGGEN DE KINDEREN? Kinderen geven aan dat zij weinig ervaring hebben met inspraak en van het schoolplein, de keuze voor een schooluitje, of het aanbod participatie op breder niveau, zoals gemeentelijk beleid. Anderzijds in de kantine. Soms kunnen leerlingen zich gewoon opgeven voor de a. Algemeen geven kinderen en jongeren aan dat zij de kans krijgen om hun leerlingenraad, soms worden er verkiezingen gehouden. De leerlingen Wat kinderen ons vertellen over hun mogelijkheden om mee te praten mening te geven en dat zij zich over het algemeen gehoord te voelen. geven aan de verkiezingen de leukste en meest eerlijke manier en invloed te hebben op wat er in hun leven gebeurt verschilt niet Zij hebben dus het gevoel best wel invloed te hebben op belangrijke te vinden. wezenlijk van de verhalen uit de eerste kinderrechtenscan. Participatie dingen in hun leven. ‘Ik denk ook dat iedereen een andere mening heeft, doen, bijvoorbeeld welke sport ze graag willen beoefenen of welk ‘Ik vind meepraten wel belangrijk. Niet stemmen op ne } " nm Ifde. En d muziekinstrument ze willen bespelen. Ook hebben ze het gevoel . } luid. Wat iii want we zijn niet allemaal hetzelfde. En daarom dat ze, voor zover mogelijk, mochten meebeslissen over naar welke een partij, maar gewoon je stemgeluid. Wat jij wilde ik graag meedoen met de leerlingenraad.’ middelbare school ze zouden gaan. eigenlijk vindt van sommige onderwerpen in het (kind) leven. Zo vind ik dat er meer gedaan moet worden tegen racisme. Daar heb ik soms last van op school.’ ‘Kinderen gaan iets uitproberen. lets wat niet mag, Dn in dat hoort nu eenmaal. Het moet een soort mix zijn tert TTE ENTREE EES tussen uitproberen en zelf keuzes maken. (kind) Ik praat dan best wel heel veel en wil mijn zegje 5 9 9 Opvallend is dat er in Amsterdam alleen een kinderraad is, met name doen. Maar meestal vergeet de juf mij gewoon als voor kinderen uit groep 7 en 8. Ook is er een kinderburgemeester. Maar ik wat wil zeggen. Dan denk ik, ik wil ook wat Amsterdamse jongeren hebben geen jongerenraad of iemand die hen . ” a ‘Soms luistert mama niet naar mij en speelt zij i ij zeggen!!! Dan is de les voorbij en dan heb ik niets IJ p IJ vertegenwoordigd en een stem kan geven, zoals zij ook al aangaven de baas.’ (kind) tijdens de eerste kinderrechtenscan. meer te zeggen.’ (kind) ‘In kinderraad zou ook een kind met een beperking . A: Ten aanzien van individuele participatie valt op dat kinderen ons d. Gemeente biddend ie over hun overgang naar speciaal onderwijs vertellen alsof ze geen De kinderen en jongeren die geïnterviewd zijn, hebben niet veel keus hebben gehad. Dit terwijl ons vanuit het samenwerkingsverband ervaring met de gemeente die hen betrekt bij zaken die hen aangaan, (VO) wordt verzekerd dat het gesprek hierover met de leerling gaat, zoals de inrichting van speeltuinen en schoolpleinen. Ze weten niet ongeacht zijn of haar cognitief en sociaal-emotionele niveau. Het is de waar ze bij de gemeente moeten zijn met problemen of ideeën. vraag waar dit verschil in beleving vandaan komt. Kinderen vinden dat er in de kinderraad ook een kind met een c. Thuis beperking zou moeten zitten en dat het raar is dat daar niet over na Kinderen en jongeren geven net als bij de eerste kinderrechtenscan is gedacht bij de oproep voor de verkiezingen. Niet alleen om de stem aan dat zij het gevoel hebben dat er goed naar hen wordt geluisterd van kinderen met een beperking te laten horen, maar deze persoon en dat zij zich begrepen voelen door hun ouders. Zo vinden zij dat kan ook een rolmodel zijn?. er goed naar hen wordt geluisterd over wat ze in hun vrije tijd willen 8 In verband hiermee is de oproep aan kandidaten voor de kinderraad 2021-2022 is ook verspreid op de (basis)scholen voor speciaal onderwijs. 6.2 WAT WILLEN DE KINDEREN? ‘Waar ze erg tegenaan lopen is participatie: mijn ‘Gewoon plezier maken!’ (kind) Representatie ene zoon is heel erg bezig zich te vergelijken met Uit de gesprekken blijkt dat sommige kinderen zich graag meer zouden anderen. Op die leeftijd, ze zijn 14, heb je het nodig “terugzien” in de samenleving, zoals op televisie of in de bioscoop. om je te kunnen spiegelen aan leeftijdsgenootjes. Deze representatie is voor hen erg belangrijk. Om bijvoorbeeld beter : e . . . Niet alleen aan school. Ze zijn best wel eenzaam. geaccepteerd te worden en minder buitengesloten. En dat zij ook als normaal worden gezien. Als je bijna nergens gerepresenteerd wordt, Mijn ene zoon uit dat wat minder. Maar mijn andere dan ervaar je hoe erg je afwijkt van wat als normaal wordt gezien. zoon vindt dat wel heel moeilijk. Die wordt daar Daarnaast houdt het ook vooroordelen in stand over kinderen met een ” eres . . . …. ook heel onzeker doen, hij kan moeilijk oefenen in beperking. Namelijk dat je zielig bent als je in een rolstoel zit, of een andere beperking hebt. Terwijl kinderen en jongeren juist aangeven dat zijn sociale contacten.’ (ouder) zij helemaal niet zielig zijn of heel erg bezig zijn met hun beperking. ‘Maar ze zijn helemaal niet zielig, ze kunnen heel Informatievoorziening Kinderen en jongeren willen graag beter weten waar ze naast hun veel!’ (ouder) . . . . . ouders en school informatie kunnen vinden die belangrijk voor hen is, net als bij de eerste kinderrechtenscan. Daarnaast weten ze ook niet waar ze naar toe kunnen met goede ideeën en hoe ze die kunnen realiseren. ji . ee: . Ik zie heel weinig kinderen met een beperking op Meer invloed en inspraak televisie. Maar ik heb wel het idee dat ze meer hun Kinderen en jongeren geven aan dat ze meer betrokken willen best doen om die meer op televisie te laten worden bij dingen die hen aangaan. Bijvoorbeeld bij de inrichting es si: van openbare ruimtes, zoals een speeltuin, waar een speciale zien.’ (kind) . . .. schommelstoel of extra brede trappen handig zouden zijn. Of dat zij kunnen meedenken over waar kinderen in een rolstoel kunnen zitten in een bioscoop. De gemeente zou actief kinderen met een beperking moeten benaderen bij verkiezingen voor de kinderraad. Ook zou er een jongerenraad moeten komen die jongeren (in de puberleeftijd) een stem kan geven en die de gemeenteraad en het college kan adviseren wat jongeren bezighoudt en aangaat. Hierin moet ook een jongere met een beperking zitten. 7. PROVISIE A Provisierechten zijn rechten die gaan over wat een 7.1 WAT ZEGGEN DE KINDEREN EN HUN b. School kind nodig heeft om goed te kunnen leven, zich OUDERS? Veel van de kinderen die wij spraken gaan naar speciaal onderwijs. k ikkel Hi . Het speciaal onderwijs is er voor leerlingen die specialistische te kunnen ontwikkelen en om vellig op te groeten. a. Algemeen of intensieve onderwijsbegeleiding nodig hebben. Er is speciaal Zoals het recht op een veilige plek om op te Op het gebied van provisie is er al veel gedaan, maar ook nog heel basisonderwijs (sbo), speciaal onderwijs (so) en voortgezet speciaal groeien, het recht op onderwijs, gezondheidszorg veel te doen volgens de kinderen. Onder andere meer en beter onderwijs (vso).? Het speciaal onderwijs bestaat uit 4 clusters: en ruimte om te spelen toegankelijke speel-, sport- en recreatie-mogelijkheden, inclusief * Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen; Pp : onderwijs, vervoer en huisvesting vragen nog veel aandacht en * __ Cluster 2: dove, slechthorende kinderen en kinderen met een taal- concrete actie van de gemeente, wordt ons verteld. Door ouders wordt spraakontwikkelingsstoornis; Over provisierechten werden - onder andere - de volgende vragen aan meerdere malen genoemd dat er weinig tot geen logeerplekken zijn * __ Cluster 3: motorisch gehandicapte, verstandelijk gehandicapte en kinderen en jongeren gesteld: voor hun kind, terwijl dit voor de ontlasting van de ouders en broertjes langdurig zieke kinderen; en zusjes ontzettend belangrijk is. * _ Cluster 4: kinderen met psychische stoornissen Kies 3 thema's waar jij het over wil hebben. en gedragsproblemen. * school ‘De dichtstbijzijnde passende logeervoorziening _ * wonen a h jn Scholen in cluster 3 en 4 zijn onderdeel van het Samenwerkings- , leerlingenvervoer en openbaar vervoer voor hen Is in Arnhem, daar gaan ze ongeveer verband Amsterdam Diemen. Er is een Samenwerkingsverband PO en . werk 10 keer per jaar heen. Daar hebben ze ook vrienden. een Samenwerkingsverband VO. « dingen te doen in je vrije tijd zoals sport, muziek, hobby's DEMEN ET Ee e plek om te spelen en te zijn rr kantieplek nn Kinderen met een verstandelijke handicap gaan dus samen naar , Hoe ervaar je (dit thema) in Amsterdam voor kinderen en hdd adhere nkn school met kinderen die cognitief volop in staat zijn om zich te jongeren met een beperking? met handicap. Met speciale bedden en liften, alles ontwikkelen, maar waarmee lichamelijk iets aan de hand is. Dat wordt * Heb je het idee dat (dit thema) goed is geregeld is rolstoeltoegankelijk. De begeleiders weten over door leerlingen uit deze cluster 3 scholen als probleem ervaren. in Amsterdam voor kinderen en jongeren met . . autisme. Dat hebben we nergens anders kunnen een beperking? vinden. De logeeropvangen dichterbij die rolstoel- toegankelijk zijn, zijn vaak voor ernstig ver- standelijke gehandicapte kinderen, maar niet voor autisten.’ (ouder) mmm 9 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs{/speciaal-onderwijs ‘In de klas was een constante onveilige sfeer. Dat ‘Het is vechten voor je plek in regulier onderwijs en ‘Ik denk dat ik veel meer geleerd heb, omdat ik van had echt effect op mij, ik was uitgeput. Het kwam hier hoeft dat niet. En toch mis je het.’ (kind) de dovenschool naar de normale basisschool ben eigenlijk door de ongelijkheid in de klas. Kinderen gegaan. Sommige dingen kun je namelijk niet met een fysieke beperking zaten samen in de klas uitleggen in doventaal, zoals dingen van taal en met kinderen met een mentale beperking en on . rekenen. Daarom kan ik ook naar het Havo-VWO, De kinderen die wij spraken voelen zich vaak beperkt in hun dat botste.’ (kind) ontwikkeling. De vak- en pakketkeuze op het speciaal onderwijs is denk ik. De meeste kinderen met een beperking beperkt, terwijl een overgang naar het regulier onderwijs door hun halen niet hoger dan kader of VMBO, ik denk dat lichamelijke beperkingen vaak niet mogelijk is. POT . , , , . ‘Mijn school is leuk, maar jammer dat er niet zoveel ‘Met autisme is het vaak dat je IQ hoog is, maar je hd 0 il hbe . . . a vakken op school zijn. Niet zoals een echte emotionele ontwikkeling laag. Maar het is niet zo Pp E , middelbare. Daar krijg je les in geschiedenis of i ij weini i NETTEN VAN TEN NEER" I gj) laks) I I Kinderen vertellen dat zij weinig contact hebben met andere kinderen, natuurkunde. Dat de leraar gaat vertellen wie zonder beperking. Eventuele contacten van vroeger verwateren snel. . nn . elek a deed , , Kinderen missen het dat ze niet samen naar school kunnen. Abraham Lincoln was of wat de Romeinen deden. Dat wil ik maar dat heb ik niet op school.’ (kind) ‘Ik vind zelf dat er gemengde scholen moeten zijn. ‘Op de reguliere basisschool kreeg ik wel extra hulp Als we met elkaar op school zitten leren we om bij gym. Ik werd er niet mee gepest. Maar wel met elkaar om te gaan. En beperkingen te . jn , ‘Voor mijn zoon die naar het VMBO gaat is er maar 1 8 buitengesloten, bijvoorbeeld op kamp wilde J ne, accepteren.’ (kind) , aan . ee profiel: economie en ondernemen. Maar dat vindt hij niemand bij mij op de kamer. Op speciaal onderwijs , . . . niks aan. En hij zou nooit ondernemer worden. We ging het beter, ik was niet de enige met een me . ijn in overleg of hij nu deelcertificaten mag doen. probleem. Maar daar kan je niet afspreken, niet met zjn In OV 9 dike dk 9 . . es m we willen hij dingen kan ontwikkelen ' í í TTT Omdat we willen dat hij dingen kan ont ele Ik wil naar een normale school, alleen dat kan niet n n . n aar hij wel talenten voor heeft en waar hij gelukki ina. (ki bij het normale onderwijs hoor. Maar ook niet bij hd Ld ht hf dina hbk eh RSA . . , van wordt. We realiseren dat de kans klein is dat hij speciaal. Ik val er tussen. Ik heb het idee dat ik E , es : een baan krijgt. Maar willen wel dat hij een zinvolle geen tienertijd gehad heb.’ (kind) hd hk hd ij hd levensontwikkeling heeft. Hij heeft heel veel talenten. Daarom is het jammer als dat niet zou lukken.’ (ouder) Kinderen vertellen dat ze van het regulier onderwijs af moeten omdat ‘Ja, je hebt vrijheid van onderwijs. Maar als een kind ‘Opvallend is dat samenwerkingsverbanden hier ze daar niet genoeg extra aandacht kunnen krijgen. Dan gaat het om } ' , extra aandacht omdat ze bijvoorbeeld lastig verstaanbaar zijn, dat gaat gehandicapt is, dan houdt het snel op.’ (ouder) wisselend mee omgaan. Het SWV Amsterdam echt om onderwijs. Maar ook omdat ze bijvoorbeeld niet zelfstandig Diemen lijkt aan te sturen op in ieder geval van naar de WC kunnen, dan gaat het dus om zorg. school af met 18, daarna is het steeds strijd voor de Kinderen vertelden ook over hun problemen met vervolgonderwijs. NDE En edelen elesde scheel ‘Meer dagen naar de reguliere basisschool kon niet Het speciaal voortgezet onderwijs gaat in beginsel tot 18. Voor de speciaal onderwijs) 8 . 8 . toelating tot het speciaal onderwijs is een toelaatbaarheidsverklaring omdat je altijd iemand naast je nodig hebt, naar de (TLV) nodig, af te geven door het Samenwerkingsverband. Kinderen WC helpen of iets pakken. Dat kost geld. Cordaan ervaren al voor hun 18e problemen met het verkrijgen van zo’n TLV. betaalde dat voor die ene dag, meer dagen was Na hun 18e lijkt er helemaal geen recht op onderwijs meer te bestaan Lang niet iedereen kan een startkwalificatie of eindexamen halen. Em ereen en zijn ouders en scholen eindeloos bezig om het SWV ervan te Maar veel kinderen zijn wel leerbaar en willen ook dingen leren die ze overtuigen dat hun kinderen echt nog leerbaar zijn. later kunnen helpen om volwaardig mee te doen in de maatschappij. Bovendien hebben kinderen met een beperking in hun schoolcarriêre vaak al vertraging opgelopen, bijvoorbeeld doordat het even duurde ‘Nu hij 18 is en nog veel gaten heeft in zijn voor hun beperkingen werden onderkend of doordat de zoektocht Als gekozen wordt voor speciaal onderwijs duurt het toelatingsproces } naar een geschikte school langer duurde. Veel van deze kinderen soms lang. We spraken een meisje dat na de TLV snel een week mocht dd okee ennnhedsdd ke willen en kunnen na hun 20e jaar nog doorleren. De vraag is wat het wennen op de nieuwe school. Daarna duurde het nog een jaar voordat leerachterstanden heeft opgelopen, dreigt hij te verschil rechtvaardigt tussen deze kinderen en andere jongeren, die daar daadwerkelijk plek was. In dat jaar zat ze grotendeels thuis, worden afgeschaald naar dagbesteding terwijl hij tot 23 jaar hulp krijgen van Regionale Meld- en Coördinatiepunten omdat ze het - door pesten — op het regulier onderwijs niet langer . î (RMC-regio's) om toch een startkwalificatie te halen en dus naar school nog volop leerbaar is ondanks autisme en TOS.’ .. .. er volhield. Ze heeft daardoor een schooljaar verloren. kunnen blijven gaan. Een jongere tot 27 jaar die een bijstandsuitkering (ouder) aanvraagt is zelfs verplicht om eerst te kijken of hij alsnog een Ouders van kinderen die vastlopen binnen het regulier onderwijs opleiding kan vinden. Kinderen voor wie een startkwalificatie wijzen er op dat tijdens zo'n wachtperiode geen extra ondersteuning is niet haalbaar is en die ook geen beroep doen op een reguliere voor deze kinderen. bijstandsuitkering, maar waarvan ouders en school ervan overtuigd Het gaat hier om landelijke regelgeving, uit te voeren door de samen- zijn dat er nog nuttige schoolse vaardigheden, zowel cognitief als werkingsverbanden. Wat dat betreft heeft de gemeente dus weinig sociaal, aangeleerd kunnen worden, mogen dat niet. Een vraag voor de ijk merkte dat kinderen die hoog begaafd zijn, die invloed. Overigens landelijke regelgeving die tot het 20e jaar onderwijs politiek om in Den Haag te stellen. mogelijk maakt. Dat roept de vraag op waarom het in Amsterdam abh sah hebb: beden blijkbaar zo ingewikkeld wordt gemaakt voor deze jongeren om verder Een laatste punt over school en onderwijs: helaas zijn er ook kinderen voor onze kinderen, wat is het verschil?’ (ouder) te leren. die vanwege hun beperkingen niet naar het speciaal onderwijs kunnen, zij zijn kort gezegd te beperkt. Voor deze kinderen zijn er Kinderdagcentra, o.a. van Cordaan. Deze Kinderdagcentra zijn zoveel mogelijk gevestigd in panden die ook gebruikt worden door het speciaal onderwijs, waardoor deze kinderen voor hun eigen gevoel (en dat van hun ouders) ook naar school gaan. Door de groei van het speciaal onderwijs raken de scholen steeds voller en worden de ‘Als we met elkaar op school zitten leren we om ‘Het zijn kwesties van regeltjes en geld. Wij zeiden Kinderdagcentra verplaatst. De ervaren band met de school waar " In ki k £ dan bud dan b wordt ingewoond wordt daardoor verbroken. De vraag is of dat niet op WEE SLOEN stut LE GEEN B BESLI EN bbned heh heden een andere manier opgelost kan worden. Waar de gemeente een taak te accepteren.’ (kind) zelf wel. Kon niet. Er moet meer flexibiliteit heeft bij de huisvesting van zowel scholen als Kinderdagcentra wordt komen. (ouder) daarvoor nadrukkelijk aandacht gevraagd. c. Vervoer Veel kinderen op het speciaal onderwijs maken gebruik van leerlingen- ‘Waar ik heel erg tegenaan liep was leerlingen- Er bestaat een procedure om kinderen uit groep 8 van het speciaal vervoer. Zowel ouders als kinderen zijn daar redelijk tevreden over. vervoer. Of ze kwamen te laat waardoor mijn dag- onderwijs te begeleiden naar een brugklas op het regulier onderwijs. Opvallend is wel dat kinderen zich niet vrij voelen om de vervoerder . . In verband met de loting en matching voor alle brugklassen in …. 0. ritme niet meer klopte. Of ze kwamen te vroeg . . . . . aan te spreken op zaken die in de praktijk minder goed gaan, zoals het Amsterdam zijn daarvoor speciale afspraken nodig, buiten de loting- wel/niet meenemen in het busje van een looprek. waardoor ik nog niet klaar was.’ (kind) en matchingprocedure om. Indien een kind met die procedure op een reguliere VO-school wordt geplaatst zou het leerlingenvervoer geen probleem behoren te zijn. Dat lijkt echter zowel bij SO-scholen als bij ‘De loopkar moet mee naar school maar omdat er reguliere scholen onvoldoende bekend. en k ’ Minder bekend is dat leerlingenvervoer ook gebruikt kan worden door SE) SEU MISES US tE BEU VELE EE GL WOE: kinderen die, ondanks hun beperking, naar regulier onderwijs willen ahd bt hek kh beed en kunnen. ‘In de bus heb je weinig plek voor rolstoelen. nn Oneerlijk. (kind) " Die plekken zijn voor mensen in een rolstoel; ‘Zijn hersens hadden meer nodig dan speciaal ' " , , ouderen; zwangere vrouwen; kinderwagens en onderwijs. Maar leerlingenvervoer vertikt het om ne ” dat allemaal op één plek. Dat werkt natuurlijk Het busje is voor de kinderen een verlengstuk van het schoolleven en hem op te halen. Ik moet hem steeds halen en PT . .. . niet.’ (kin andere ongemakken voor lief te nemen. ' ” : aan die schooltijden houden. Daar moet iets op Alle kinderen noemen dat het vervelend is dat ze door het busjes- verzonnen worden.’ (ouder) vervoer niet de mogelijkheid hebben om na school met iemand af Het gewone openbaar vervoer is voor kinderen met een beperking vaak te spreken. Je kan immers niet zomaar in een ander busje stappen. geen optie, zeker niet als zij alleen willen/moeten reizen. Kinderen met Ook is het (nog) niet mogelijk om leerlingenvervoer te gebruiken om een beperking kunnen op grond van de Wmo wel een pas krijgen voor naar een andere bestemming te komen, zoals fysio of sport. Het is te Als probleem wordt genoemd dat leerlingenvervoer alleen te regelen is aanvullend openbaar vervoer (AOV-pas). Dit AOV kunnen ze gebruiken hopen dat met de komende aanbestedingen per augustus 2022 van voor vervoer naar de dichtstbijzijnde passende school. Maar dat is de voor sociale bezoeken. Dus ook om bijvoorbeeld na school eens bij een zowel leerlingenvervoer als aanvullend openbaar vervoer dat beter hoofdregel en de Amsterdamse verordening biedt de mogelijkheid om klasgenoot te gaan spelen. Opvallend is dat van de ouders en kinderen afgestemd kan worden. daar uitzonderingen op te maken. Dat is in de praktijk wel heel lastig die wij spraken slechts een enkele daarvan op de hoogte was. te regelen. De OV-coach is een aantal jaren geleden opgezet om mensen (en dus ‘Mijn zoon heeft een indicatie voor een rolstoelhuis ‘Vader en ik zijn uit elkaar en het is onmogelijk om ook kinderen) met een beperking te leren gebruik te maken van het } } . a } reguliere OV. Daarnaast kunnen zij fiets- en/of looproutes aanleren. van 2014. Maar we kunnen daar geen huis voor twee huizen te krijgen waar zij In kan. Dus zitten Met de overgang van dit project naar de Vervoerregio lijkt het minder vinden. Mijn zoon slaapt in de woonkamer en ik noodgedwongen met elkaar in een huis.’ (ouder) bekend te zijn geworden, terwijl het voor veel kinderen een uitkomst ook. En mijn dochter in de slaapkamer. En als hij kan zijn. De ouders en kinderen die wij spraken kenden geen van allen î ' deze OV-coach, terwijl daar wel behoefte aan is. wandelde Aaah drinken naast hem. Hij heeft ook al twee tv's Kinderen zijn daar niet altijd blij mee, zij weten dat ze de reden zijn Concluderend kan gesteld worden dat er veel verschillende vervoers- stukgemaakt. Toen heb ik er een scherm/plaatje dat hun ouders niet voor zichzelf kunnen kiezen. Door het grote mogelijkheden zijn, maar dat die onvoldoende op elkaar aansluiten en OTT woningtekort in Amsterdam zal dat waarschijnlijk niet op korte termijn bovendien onvoldoende bekend zijn. Daar valt winst te behalen. kunnen veranderen. Maar dat betekent wel dat niet altijd gekozen kan Hij slaapt dus in de woonkamer. (ouder) worden voor de woonsituatie die voor het betrokken kind het beste is. d. Huisvesting De kinderen die wij spraken woonden over het algemeen naar Voorzieningen in de woning zoals een tillift of een aangepaste tevredenheid, hadden een eigen kamer etc. Hun ouders zijn vaak door badkamer is bij de kinderen die wij spraken allemaal geregeld. Veel de gemeente geholpen met het vinden van een passende woning. ouders zijn bij het aanvragen daarvan geholpen door een casemanager De ombudsman weet dat de gemeente actief bezig is om meer van Reade. Wat opvalt is dat veel ouders al heel blij zijn met wat ze woningen beschikbaar te krijgen voor mensen met een beperking. ‘Mijn zoon heeft slaapproblemen, soms wordt hij hebben en ervoor terugdeinzen om meer te vragen. wakker om 3 uur en soms om 6 uur. De buren Ouders waren minder positief over hun woonsituatie. Daarbij vielen PEELEN EDIT TAN TENT twee dingen op. za skermitk el (evdien) ‘Ik heb een wondje op mijn stuitje, waardoor ik de In de eerste plaats dat de woning vaak voldoende toegankelijk was nt Ln db he voor hun beperkte kind, maar dat de rest van het gezin daar wel de langs de deuren waardoor moeilijk het hele huis dupe van was. Alle andere kinderen op één kamer, bijvoorbeeld. door kan. Bed is te groot en kan niet in de woon- Daarnaast wordt als probleem ervaren dat geholpen wordt bij het î : … es. Woonproblemen kunnen zelfs aanleiding zijn tot extra medicatie. vinden van éên geschikte woning voor het gezin. Als de ouders uit sE BUS ISES ES NEE EEE Do Kl SEE GL elkaar zijn of gaan is co-ouderschap vaak niet mogelijk omdat de eigen kamer. Daarvoor zouden nog wel andere ouder geen geschikte woning kan krijgen. Sommige ouders aanpassingen moeten zijn.’ (kind) blijven noodgedwongen lang samen in én woning wonen, zodat ze de zorg voor en het gezelschap van hun kind kunnen delen. ‘Het zou makkelijker zijn als de rails door zou lopen, zouden kunnen aanvragen. Het is te hopen dat de buurtteams hier ‘En dus zeiden ze bij de gemeente: je kind heeft al . . uitkomst gaan bieden. } door het huis. De rails gaat nu van bed naar recht op een auto om naar school te gaan, dus je badkamer, thats it. Maar als de rails door zou kind krijgt geen aangepaste fiets. Maar de moeder kunnen lopen naar de woonkamer, dat hij wat ‘Er zijn heel veel glijbanen waar je heel moeilijk op wil ook een keer gaan fietsen met haar kind en die gezelliger zou kunnen doen op de bank bijv, zou kan komen. Hoe moeilijk is het nou om daarbij ook krijgt ze dan niet. (ouder) dat fijn zijn. (ouder) een trapje met leuningen neer te zetten? Ouders kunnen helpen en een kind kan ook op die glijbaan En BEE SDE EEE WEE VEELS DSE EET WOE Veel kinderen sporten bij sportclub Only Friends in Amsterdam Noord, De vraag kan gesteld worden of daar een taak ligt voor de nagedacht. Huilend in de speeltuin, waarom waar je 29 verschillende sporten kan doen. Only Friends is speciaal casemanagers en onafhankelijke cliëntondersteuners. kunnen andere kinderen wel en wij niet.’ (ouder) opgericht voor kinderen met een beperking en wordt grotendeels betaald met sponsorgeld, maar voelt zich ook gesteund door de e. Spelen en sporten gemeente. Bijvoorbeeld doordat het in de praktijk vaak mogelijk is om Alle kinderen die wij spraken noemden de speeltuintjes in de eigen vervoer te regelen als ouders dat niet zelf kunnen verzorgen. woonbuurt. Toen ze heel klein waren konden ze met hulp nog wel gebruik maken van bijvoorbeeld schommels en wipkippen. Maar al snel ‘We hebben hier een speelplein. Daar hebben ze Naast Only Friends kunnen kinderen met een beperking soms ook werden ze te groot en waren er in de buurtspeeltuinen voor hen geen TEEN EEE DUO TEDEA EEA ET VTT PN sporten in een G-team, vooral bij voetbal-en hockeyclubs. Ze open dingen om mee te spelen. Dit terwijl samen spelen voor kinderen de dan in kleedkamers en clubhuis wel andere kinderen tegen het lijf, beste manier is om elkaar en elkaars beperkingen te leren kennen. zo vaak gevraagd om een schommel met een maar echt samen sporten is het niet. hekje. Maar nee…’ (kind) ‘Kijk, bij de speeltuin begint het dat ze zich normaal ‘Ik vind dat kinderen met een beperking meer . mn ens voelen, dat het niet twee werelden zijn.’ (ouder) Voor veel kinderen is een aangepaste fiets/driewieler/tandem activiteiten moeten kunnen doen met normale belangrijk om in beweging te blijven. Dit naast bijvoorbeeld kinderen. (kind) leerlingenvervoer of een leenauto, die nodig is om naar school te gaan. Zo'n fiets is een Wmo-voorziening, maar wordt niet makkelijk De gemeente is wel bezig met speelvoorzieningen, verstrekt. Uit een reguliere zaken weet de kinderombudsman dat zie maps.amsterdam.nl/toegankelijk spelen, een kaart waarop Wmo-vervoersvoorzieningen niet voor kinderen bestemd zijn, althans, Daarnaast zijn er voorzieningen als zwembaden die ook gewoon voor de toegankelijke speelplekken zijn aangegeven. Waardoor meteen dat was in die zaak een argument. De vraag rijst dan waarom niet. Juist kinderen met een beperking toegankelijk zijn. In de praktijk blijkt dat duidelijk is dat er nog een hoop moet gebeuren voordat alle kinderen voor kinderen met een beperking is zelf bewegen belangrijk. En ook al toch ingewikkeld, leren veel kinderen wel zwemmen maar gaan daarna met een beperking in de eigen buurt buiten kunnen spelen. Ouders word je gefietst en fiets je niet zelf, het contact met andere fietsers is niet voor hun plezier naar een zwembad. vertellen ons dat ze niet weten hoe ze aangepaste speelvoorzieningen dan veel natuurlijker en directer dan vanuit een auto. ‘Ik red het fysiek niet om met haar te zwemmen. ‘Als je praktijkonderwijs hebt gevolgd, wordt je g. Financiering ' } ' } } a . er 8 Sommige voorzieningen voor kinderen met een beperking worden door Zwembad in en uitkomen en in zwembad is zwaar inschrijving voor een bijbaantje al gauw in de de gemeente betaald, andere zaken worden door het rijk gefinancierd Er is wel een tillift om het zwembad in te komen prullenbak gegooid. Maar ik heb de leidinggevende uit de Wet langdurige zorg, soms door zorgverzekeraars uit de Zorg- maar niet naar de aankleedtafel en je mag ook niet gesproken en hem verteld dat het een praktijk- verzekeringswet. Het voert te ver om het ingewikkelde stelsel hier uit ee . es î ee O. . î 8 8 te leggen. Kinderen begrijpen het ook niet. Maar erger, hun ouders met je eigen rolstoel zwembad in. Maar zij past niet meisje is. Ik zei, ik wil dat ze iets gaat doen en uit - - vaak ook niet. Veel ouders maken gebruik van casemanagers of in rolstoel van het zwembad.’ (ouder) huis is en iets betekenisvols gaat doen. ak AIN onafhankelijke cliëntondersteuning, maar niet altijd en soms weten zij We gaan het gewoon proberen. En ze zit er nog ook de weg niet door het woud van regels. steeds al 2 jaar lang. En het baantje doet haar . , De gemeente geeft aan dat er in Amsterdam een sportloket bestaat, zo goed. (ouder) ‘Het PGB aanvragen is wel altijd rampzalig. speciaal voor kinderen met een beperking. Geen van de kinderen mp p kek hoe k en ouders die wij spraken wist van dit loket. Het sportloket werkt IE OEE EEN GU WU SEE WEE Wists Lis met intermediairs, zoals scholen en hulpverleners. Samen met de we dit zo zuinig mogelijk doen? Of is het allemaal aanmelder wordt dan een sportadviestraject opgesteld dat voor het Over het algemeen proberen kinderen zoveel mogelijk om gewoon wel zo ernstig? Of is het wel waar? In plaats van kind haalbaar is. Het sportloket organiseert ook naschoolse sport- mee te doen in de stad. Winkelen in grotere winkels lukt, maar in de . .. - dat er wordt gekeken: Hoe kunnen we je hier zo lessen, bijvoorbeeld op het SO. Zoeken van een geschikte sport kleinere winkeltjes is de toegang vaak een probleem, rolstoelplaten kan ook via www.unieksporten.nl. Deze mogelijkheden moeten blijken niet te vinden. goed mogelijk bij ondersteunen? Dan voel je je breder bekend worden en aanmelding zou ook voor ouders mogelijk heel alleen in een situatie waarin het allemaal heel moeten zijn. Er wordt veel geklaagd over stoepen die niet verlaagd zijn voor rn rolstoelen en rollators. En over auto’s die de verlaagde stoep di f. Vrije tijd blokkeren. Daar is wel aandacht voor, maar kennelijk nog niet genoeg. De papierstroom kan een stuk minder. Een vaste Veel kinderen willen graag een bijbaan, maar vinden die niet. contactpersoon kan al helpen.’ (ouder) ‘Soms zijn stoepen niet verlaagd. En sommige Ahh ed las LO Le be La Add winkels zijn te smal voor de rolstoel. Maar bioscoop kinderen met een handicap. En bijbaantjes vind ik en theater blijven we gewoon doen. (kind) PETTEN TETE EEN moeilijk. Ik kom niet makkelijk aan een bijbaan. . . , manier aan het handje genomen, je mag het plan Sen Ees HS oe nelle lr DS EA voor je eigen kind niet zelf maken. Stukje van je platform om kinderen met een beperking aan een EET OENE EERE TNEE baantje te helpen. Bijvoorbeeld om dingen online ‘Nu word je bij veel bioscopen vooraan gezet ° afgenomen. (ouder) te doen.’ (kind) en moet je stijf omhoog kijken en dat voelt niet lekker.’ (kind) 7.2 WAT WILLEN DE KINDEREN? vorm en in welke situatie inclusief onderwijs het meest passend ‘Mooi als er gezamenlijke scholen zouden zijn, is. Kinderen willen geen onderzoek, maar gewoon beginnen met : 8 8 In 71 is aangegeven wat kinderen (en ouders) ons vertellen. Hieronder die Samen naar Schoolklassen. In dat verband wordt verwezen daha kheb odes: she volgen hun meest aansprekende wensen. naar www.samennaarschool.nl. Dat ze elkaar zien als normaal.’ (moeder) De Kinderombudsman vraagt de gemeente daarom om op korte ‘Een school dichterbij huist!’ (kind) termijn serieus te beginnen met Samen naar Schoolklassen en de Samenwerkingsverbanden in de gelegenheid te stellen om de daaraan Daarnaast willen kinderen zich vrijer kunnen bewegen en minder verbonden extra (zorg-)kosten te financieren. afhankelijk zijn van vast leerlingenvervoer. Het valt op dat deze mogelijkheden er al wel zijn, maar niet voldoende bekend. Alle kinderen die wij spraken willen echt inclusief onderwijs. Zij Daarbij wijst de Kinderombudsman er op dat door deze Samen naar realiseren zich dat ze niet zomaar bij andere kinderen in de klas Schoolklassen extra zorgcapaciteit op scholen beschikbaar komt, Tenslotte: een vacaturebank voor bijbanen die geschikt zijn voor kunnen zitten, al is het alleen al omdat juist zij vaak kleine klassen die ook voor reguliere leerlingen nuttig kan zijn. Zo blijkt het voor kinderen met een beperking zou ook zeer worden gewaardeerd. nodig hebben. Eén jongen die wij spraken had op een basisschool in kinderen met diabetes type 1 ingewikkeld om een reguliere school Mogelijk kunnen de kinderen bij de ontwikkeling daarvan zelf een Amstelveen gezeten waar een speciale klas was voor kinderen met te vinden waar voldoende kennis aanwezig is om de insuline-intake rol spelen. een beperking. Een kleine klas, met de nodige extra aandacht en zorg, te controleren. Een handeling die nauwelijks tijd vraagt, maar van waaruit kinderen konden uitvliegen naar reguliere klassen. Voor die door een leerkracht als extra belastend ervaren kan worden. een uurtje of voor hele dagen, al naar de behoefte. Samen spelen Als zorg regulier op de school aanwezig is hoeft die controle geen op het schoolplein gebeurde eveneens. Deze jongen was daar heel probleem meer te zijn. Alle reden dus om haast te maken met enthousiast over en heeft dit enorm gemist toen hij door moest naar Samen naar Schoolklassen. het VSO. Amsterdam heeft veel aandacht voor specialistische jeugdhulp in het ‘Als ik burgemeester van Amsterdam zou zijn zou ik (speciaal) onderwijs. Reguliere scholen bieden binnen hun mogelijk- 8 en heden extra ondersteuning aan kinderen die dat nodig hebben. het schoolsysteem willen aanpassen. Dat je niet De gemeente komt in beeld als er naast onderwijsondersteuning ook perse speciaal onderwijs hebt. Omdat ik toch merk jeugdhulp nodig is. Samen met de samenwerkingsverbanden primair als je op speciaal zit is de buitenwereld heel anders. en voortgezet onderwijs zijn ambities opgesteld in een Werkagenda î 2019-2022. In Amsterdam gaan relatief weinig kinderen naar het LSA Veer ALS SEEN, Beks WAE EDELEN Be speciaal onderwijs. Toch spraken wij bij speciaal onderwijs-scholen wordt dat iedereen zijn eigen plek heeft. kinderen die graag naar het regulier onderwijs zouden willen en daar En iedereen met elkaar kan spelen. Als je iedereen alleen niet heen konden omdat de zorg die zij nodig hebben op die en . . op 1 school zet dan begrijpen mensen reguliere school niet voorhanden was. Het is de Kinderombudsman bekend dat in 2019 een initiatiefvoorstel is ingediend om in elk elkaar beter.’ (kind) stadsdeel tenminste êên Samen naar Schoolklas aan te bieden. Het college wilde echter eerst een analyse om te bepalen in welke 8. WAT VALT NOG MEER OP% A Tijdens de gesprekken kwam er vanuit de ouders ‘Mijn andere dochter gaat dus op zaterdag en Routekaart van kinderen met een beperking een aantal zondag ook niet naar buiten, zij is nog te jong om Ouders geven aan dat het hen erg zou helpen om een routekaart te d di iet kkeliik f nr , m hebben, die inzicht geeft welke route/pad bewandeld kan worden voor onderwerpen naar voren die niet zo gemakkelij alleen naar buiten te gaan. (ouder) hun kind, onder meer op het gebied van voorzieningen, best practices waren onder te verdelen bij een van de drie P's. en wetgeving. Onderwerpen die daarom zeker in de Routekaart terug Daarbij wilden we ons met name richten op de moeten komen volgens de ouders zijn het Moedernetwerk, sportclub ervaringen van de kinderen en minder op die van Only Friends, wanneer de Wet Langdurige Zorg van toepassing is 9 Pp Ook geven de ouders aan dat de impact van het hebben van een in plaats van de WMO of de Jeugdwet, de OV-coach en AOV-pas, hun ouders. Toch zijn het onderwerpen die we in dit kind met een beperking groot is op de rest van het gezin. De tijd wanneer je in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag, welke rapport niet ongenoemd willen laten, omdat ze van en aandacht die uitgaat naar het kind met de beperking, gaat ten speeltuinen toegankelijk zijn voor kinderen met een beperking, welke se ae . . koste van de (tijd met) andere kinderen in het gezin. Ook die kunnen logeermogelijkheden er zijn en hoe de financiering is geregeld voor wezenlijk belang blijken in het leven van kinderen (tj ) S ’S Se jier 0e S Is S6r6S , daardoor in een isolement raken. kinderen met een beperking die 18 jaar worden. met een beperking en hun naasten. Als mogelijke oplossing dragen ouders aan dat er meer logeerplekken Bij veel ouders is ook onduidelijkheid hoe / of de financiering van Isolatie van (andere kinderen in) het gezin voor kinderen met een beperking moeten komen (respijtzorg). Dit is de zorg voor hun kind doorloopt als hun kind 18 jaar wordt. Of op Veel ouders geven aan door de zorg voor hun kind met een beperking erg belangrijk ter ontlasting van de ouders, maar zeker zo belangrijk welke manier ze na hun 18e verzekerd moeten worden, of dat ze in in een isolement terecht te zijn gekomen. Enerzijds door de intensiteit voor de andere kinderen in het gezin. aanmerking komen voor een Wajong uitkering. Is het verstandig om van de zorg, anderzijds ook omdat ze het gevoel hebben met weinig bewind of mentorschap aan te vragen en hoe doe je dat dan? Veel te mensen te kunnen delen wat het betekent om een kind met een ouders vertellen dat ze weten dat ze al jaren voor de meerderjarigheid beperking te hebben en op te voeden. ‘Ik wil graag een logeerplek voor mijn zoon vinden. van hun kind moeten beginnen met van alles te regelen, maar dat ze 8 . ’ . ' niet weten waar ze moeten beginnen en waar ze moeten zijn. Maar ik kan niks vinden. Of er zijn geen speciale ‘Als hij ergens heengaat, dan … het is moeilijk met bedden, of het zit vol, of er zijn alleen trappen en H … andere kinderen. Als hij iets wil, wil hij het. En als dh a dede hij het dan niet krijgt, gaat hij schreeuwen en op de grond slaan. Het wordt een drama. Dus blijven we liever alleen thuis.’ (ouder) ‘Vanuit gemeente moet er een soort van … ja, waar ‘Ik hoorde een verhaal van een moeder bij het Je moet gewoon weten: als je werkt, wat is welke ik altijd voor pleit: je krijgt als ouder een diagnose Moedernetwerk, haar kind met een beperking is wet! Ouders komen overspannen bij het Moeder- over je kind. Dan moet er een melding gaan bij net 18. Ze vroeg curatorschap aan voor het kind. Als netwerk en dan denk je: dit had helemaal niet gemeente: dit kind heeft beperking, vanuit daar je dan een PGB aanvraagt, je kan niet tegelijk gehoeven.’ (ouder) wordt u doorverwezen naar stichting MEE of curator zijn EN PGB'er. Ze moet wel curatorschap Moedernetwerk, of… Dat iemand laat zien aan de opvragen. Je kunt regels omzeilen door….. gaven ze ouder wat de mogelijkheden zijn voor het kind met als tip. Maar zij dacht waarom zou ik regels ji . . . een beperking in Amsterdam. Uw kind heeft omzeilen als het gewoon normaal is. Waarom zo Het verwerken van verlies, moeite met acceptatie. beperking, en dit, dit en dit zijn de mogelijkheden. krom?’ (ouder) Alekna Laa Lie edele ned sd de sche Niet dat ouders zelf alles moeten gaan uitzoeken. hbk Lhee dd dash Vanuit de gemeente moet er een Zorgkaart komen Ebba dd sake bankbed Bd Beede ed van wat je moet weten als je bepaalde zorgen hebt.’ Acceptatie en ondersteuning sommige ouders is dat niet zo. En daar moet ook (ouder) Ouders geven aan dat het best lastig voor hen bleek om te accepteren keb deed kn hdd sh dat ze een kind met een beperking kregen. Initiatieven als het kunnen praten.’ (ouder) Moedernetwerk zijn voor moeders erg belangrijk, zo geven zij aan. Het Moedernetwerk is een plek waar moeders met kinderen met een beperking samen kunnen komen, om lotgenoten met elkaar te ‘Straks zijn ze 18. Wie is dan voogd of bewind- verbinden om ervaringen uit te wisselen en van elkaar te kunnen PGB VE TEE leren als aanvulling op de professionele zorg. Praten met moeders Het is vaak onduidelijk voor ouders of zij bij het zorgkantoor of bij de jn nn jn dat k . in die ook een kind met een beperking hebben helpt bij de acceptatie. gemeente moeten zijn voor de aanvraag van een PGB. De combinatie WE EE SAT ELS GOELE GEE AUS Al), WEA ES Ook geeft het ondersteuning en kunnen moeders advies krijgen over van verschillende PGB's naast elkaar voor één zorgverlener wordt als het al 18 jaar hebben gedaan.’ (ouder) allerlei zaken, zoals over aanvraag van PGB's, of welke logeerplekken of lastig ervaren. De verschillende aanvragen duren allemaal erg lang en sportclubs er zijn voor kinderen met een beperking. de procedures zijn allemaal erg verschillend. Het steeds opnieuw moeten aanvragen van een PGB onder de Jeugdwet, ook al is er in de beperking/ de situatie van het kind (nog steeds) niets veranderd, vinden ouders erg bureaucratisch. ‘Ander probleem is de PGB-aanvraag. Je wordt stap voor stap op bevoogdende manier aan het handje genomen, je mag plan voor je eigen kind niet zelf maken. Stukje van je waardigheid als ouder wordt van je afgenomen.’ (ouder) ‘Wij zijn best bezig geweest met een PGB krijgen, dat heeft 3 jaar geduurd. We kregen heel erg van de gemeente het gevoel dat we niet gewenst zijn. Een PGB voor de WLZ is drie keer afgewezen. Het geeft een naar gevoel dat je moet vechten voor de zorg. (kind) ‘We hebben een PGB. Er zijn zoveel fantastische voorzieningen waar ik heel dankbaar voor ben. Het is ook niet vanzelfsprekend dat het er allemaal is. Maar je moet wel capaciteit hebben om het allemaal bij te houden. Het is een job erbij om het allemaal te regelen. En sommige mensen die kunnen het allemaal niet. En dat is vreselijk.’ (ouder) 9. WAT DOET AMSTERDAM ALLEMAAL AL? el Elke gemeente is verplicht om een lokale Speerpunten en (re)actie Amsterdam inclusieagenda op te stellen. Ook in Amsterdam Hieronder worden de 10 speerpunten opgesomd, die de gemeente 2. Inclusieve mobiliteit: het OV. Zo moet iedereen onder andere is hi kt. In 2019 heeft d heeft geformuleerd. Per speerpunt wordt aangegeven welke actie goed kunnen instappen, moet het mogelijk worden dat mensen is hieraan gewerkt. In eert de gemeente daarop wordt ondernomen, volgend uit de Voortgangsrapportage met een beperking van deur tot deur kunnen reizen, en moeten een aantal bijeenkomsten gehouden met 139 Toegankelijkheid 2020. loopafstanden tussen tram- en bushaltes verminderd worden. Amsterdammers met én zonder beperking. . 1. Regels rond toegankelijkheid en inclusie handhaven. Het Deze verhalen en antwoorden vormden de basis handh fspral d b mt t word . . … ananaven van atspraken van de openbare ruimte Moet worden Het college geeft aan dat het de mobiliteit van voor de lokale inclusieagenda met de belangrijkste aangescherpt, zodat gebouwen, trottoirs, fietsenstallingen vrij À it ‚ aanbevelingen voor het toegankelijkheidbeleid toegankelijk zijn voor mensen met een beperking en met eventuele alle Amsterdammers en de toegankelijkheid van . on hulpmiddelen, zoals een rolstoel. het OV belangrijk vindt. Er wordt continu gewerkt voor de komende drie jaar. Naar aanleiding … … . aan het verbeteren van de toegankelijkheid van van de bijeenkomsten zijn er tien speerpunten ‚ > _ _ . . de diverse haltes. Daarnaast zijn er projecten als geformuleerd die in de lokale inclusieagenda Het college geeft aan dat ze gebouwen van de ‚ … ‚ ‚ . . . een OV-coach, die bijdraagt aan de bereikbaarheid zijn opgenomen. De vraag is wel in hoeverre gemeente gefaseerd toegankelijker willen maken. . . . ee ee . van de stad en is er het AOV, voor mensen die niet kinderen betrokken zijn bij de totstandkoming van Het college maakt afspraken met corporaties zelfstandig met het OV kunnen reizen. deze punten. over het aantal aanpasbare woningen en rolstoel- woningen in de nieuwbouw. Met subsidies wil het college dat organisaties, ondernemers en instellingen de toegankelijkheid vergroten. 10 Bron Gemeente Amsterdam 2020 3. Sociale bewustwording en inclusie. De gemeente acht het 5. Inclusieve mobiliteit: looproutes door de stad. Amsterdam 7. Meer toegankelijke toiletten. Er zijn nu te weinig toegankelijke essentieel dat de sociale bewustwording en bejegening door is een drukke stad, daarom moet het voetgangersnetwerk openbare toiletten in de stad. De gemeente wil om ongeveer elke burgers en professionals wordt bevorderd. Met name in relatie tot toegankelijker worden gemaakt. Dit kan door rolstoelvriendelijke 200 meter een toegankelijk openbaar toilet beschikbaar maken met zichtbare, maar vooral ook onzichtbare beperkingen. opritten, trottoirs zonder losliggende tegels en oversteekplaatsen een verbeterde informatievoorziening. met voldoende tijd om over te steken. Het college erkent het belang van inclusie en Het college constateert dat de benodigde wil dat in Amsterdam op de juiste manier wordt Het college herkent het belang dat door bewoners budgetten om op grote schaal openbare toiletten omgegaan met alle Amsterdammers. Hiervoor wordt gehecht aan ruimte voor voetgangers en bij te bouwen op dit moment niet beschikbaar zijn. worden trainingen aangeboden aan ambtenaren en veilige en toegankelijke looproutes. Dit punt De komende periode doet het college onderzoek aan professionals van andere organisaties. staat op het beleid. De komende jaren is er in de naar openstelling van meer gemeente toiletten. planvorming en uitvoering aandacht voor ruimte voor voetgangers en veilige routes. 4. Inclusie van ervaringsdeskundigheid. Ervaringsdeskundigen 8. Toegankelijkheid Wmo-voorzieningen. De gemeente wil dat moeten tijdig worden betrokken in de bouw, planning en de toegang en indicatiestelling voor Wmo-voorzieningen wordt aanpassing van gebouwen, woningen en de openbare ruimte zodat 6. Inclusief onderwijs. Kinderen met een beperking moeten meer verbeterd. Een aanbeveling is dat er één Wmo-loket komt waar men deze toegankelijk worden. in contact komen met andere kinderen en gelijke kansen krijgen. terecht kan voor vragen om een betere communicatie te realiseren Reguliere scholen moeten ook mogelijkheden hebben, zodat en maatwerk te leveren. kinderen met een beperking zo veel mogelijk aansluiting vinden in Het college vindt de inzet van ervaringsdeskundigen regulier onderwijs waardoor ze samen naar school kunnen en goed B in de samenleving integreren. A A net als de opstellers van het speerpunt belangrijk. Het college werkt aan de invoering van Het college geeft aan dat ze bij steeds meer dossiers Buurtteams om de toegang tot de Wmo- in de stad ervaringsdeskundigen betrekken en dat Over inclusief onderwijs zegt het college dat het voorziening te verbeteren. ze inzetten op het versterken van de ervarings- belangrijk is dat kinderen waar mogelijk samen deskundigheid in de stad, onder andere door het naar school gaan. Maar het college geeft aan dat 9. Toegankelijkheid informatievoorziening. Informatie en meld- vormen van een netwerk van ervaringskennis, het de verantwoordelijkheid van het onderwijs bij de voorzieningen van de gemeente moeten toegankelijk zijn op diverse . . . . manieren, omdat mensen met beperkingen verschillende behoeftes geven van trainingen en bieden van themasessies scholen ligt. Door de gemeente wordt samen met hebben voor contact. en colleges. partners in het onderwijs een analyse gemaakt en gesproken over de mogelijkheden voor meer inclusief onderwijs. Het college wil zich blijven inzetten voor het beschikbaar stellen van dienstverlening voor alle Amsterdammers. 10. Sociale inclusie: vrijetijdsbesteding. De gemeente wil dat publieke evenementen en openbare plekken toegankelijk zijn. Denk aan theaters met boven- en ondertiteling, toegankelijke speeltuinen en buitenschoolse activiteiten voor kinderen met een beperking in iedere buurt. Speerpunten en acties ook voor kinderen met een beperking Bij het maken van deze kinderrechtenscan is er rekening mee gehouden dat de gemeente deze speerpunten heeft ontwikkeld en acties heeft geformuleerd. Bij het schrijven van onze bevindingen, conclusies en aanbevelingen verder- op in dit rapport wordt dan ook aansluiting gezocht bij de initiatieven van de gemeente. Maar we zien ook dat de speerpunten en acties vooral zijn gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van de stad, dus op provisie (voorzieningen). De protectie- en participatierechten komen minder duidelijk terug in de speerpunten en/of de ingezette acties. Daarbij komt ook dat de speerpunten en acties vooral gericht zijn op mensen met een beperking en niet zozeer op kinderen met een beperking. 10. CONCLUSIES EN ADVIEZEN ed Hiervoor is beschreven hoe Amsterdamse kinderen zelfstandig dingen te ondernemen, zichzelf dus steeds meer moeten geen losliggende tegels zijn en moet er voldoende tijd zijn om over te en jongeren met een beperking ervaren dat zien te redden in het leven en in de samenleving. kunnen steken. En dient er meer aandacht te zijn voor het vrijhouden . van de doorgang, ook bij die rolstoelvriendelijke opritten. Handhavers wordt omgegaan met hun kinderrechten op Ook moet het duidelijker worden dat er in Amsterdam OV-coaches dienen daar aandacht voor te hebben. grond van de drie P's; Protectie, Participatie en zijn die kinderen en jongeren met een beperking kunnen leren om Provisie. Wat kunnen we daar uit opmaken als zelfstandig te reizen of om hen naar school of een sportclub te 10.2 PARTICIPATIE . begeleiden. En zouden kinderen die geen gebruik kunnen maken van we deze resultaten afzetten tegen het licht van het gewone OV zonder ingewikkeld gedoe en screening door het IAB Met de participatierechten van kinderen met een beperking zit het over het kinderrechtenkader, zoals dat is ontwikkeld in aanmerking kunnen komen voor een AOV-pas. Daarbij verdient het algemeen best wel goed, met name omdat zij vertegenwoordigd door Defence for Children (zie bijlage 2)? En wat opmerking dat deze kinderen veelal ooit zijn gescreend om voor worden door hun ouders en door de leerlingenraden op school. Maar betekent dat voor Amsterdam? leerlingenvervoer In aanmerking te komen, deze kinderen en hun het blijft lastig voor kinderen om hun stem te laten horen, soms ook beperking zijn dus bij de gemeente bekend. letterlijk, zeker als het gaat om zaken die verder van hen af liggen. 10.1 PROTECTIE Meer aandacht en bewustwording Om tegemoet te komen aan de eisen die het IVRK en het VN-Verdrag Er moet meer aandacht zijn voor kinderen met een beperking, Handicap stelt aan participatierechten van kinderen met een Met de protectierechten van kinderen met een beperking zit het best zodat er meer begrip voor hen komt en zij minder worden gepest of beperking, is er een aantal onderwerpen waarvoor Amsterdam meer wel goed, met name omdat ouders hun kind met een beperking goed buitengesloten. Meer contact tussen kinderen met en kinderen zonder aandacht moet hebben. beschermen en er vaak iemand bij hen is als ze de straat op gaan. Ze beperking zou daarbij zeker helpend zijn. Dat kan volgens de kinderen voelen zich dus met name goed beschermd en veilig door mensen door klassen en/of scholen te mixen en door meer voorzieningen te Inspraak die dichtbij hen staan en dichtbij hen zijn, zoals ouders, PGB-ers en maken om van jongs af aan samen buiten te spelen. Ook buurthuizen Kinderen met een beperking moeten actief betrokken worden vertrouwenspersonen op school. Om tegemoet te komen aan de eisen en voorzieningen voor jongeren zouden inclusiever kunnen werken en bij de inrichting van de openbare ruimte, zoals bij speeltuinen die het IVRK en het VN-Verdrag Handicap stelt aan protectierechten alle kinderen kunnen uitdagen om mee te doen. Een beperking moet en zwembaden in de stad. Ook moeten ze een rol spelen bij de van kinderen met een beperking, is er een aantal onderwerpen als normaal worden gezien, dingen samen doen en samen beleven totstandkoming van beleid, zoals bij de Toegankelijkheidspunten 2020 waarvoor de gemeente meer aandacht moet hebben. bevordert het samen normaal zijn. leder op zijn eigen manier. van de gemeente Amsterdam (hoofdstuk 4.2). Zelfredzaamheid Verkeer Vertegenwoordiging en representatie Om met name jongeren met een beperking (zichzelf) beter te Om kinderen met een beperking, bijvoorbeeld kinderen in een In de kinderraad zou ook een kind met een beperking moeten zitten, (laten) beschermen, zouden er meer projecten op het gebied van rolstoel of die moeilijker lopen, veiliger deel te kunnen laten nemen die de belangen van kinderen met een beperking behartigt. zelfredzaamheid moeten komen. Dit speelt bijvoorbeeld voor aan het verkeer moeten er in Amsterdam meer rolstoelvriendelijke kwetsbare tieners met een beperking die er klaar voor zijn om opritten komen. Ook moet de stoep zo worden aangelegd dat er Daarnaast verdient het aanbeveling dat ook Amsterdamse jongeren nodig is. Ouders melden dat de PGB-teams van de gemeente dan met een beperking structureler vertegenwoordigd worden. Dat vaak nog een vrijstelling op grond van artikel 5a van de Leerplichtwet kan bijvoorbeeld door middel van een jongerenraad, waaraan ook verlangen. Een vrijstelling die leerplichtambtenaren — terecht — niet jongeren met een beperking deel kunnen nemen. Ook in het kader van wensen te geven. representatie van kinderen met een beperking is het belangrijk dat zij meer worden vertegenwoordigd, waaronder in gemeentelijke (advies) Leerlingenvervoer organen. Zo zou het Jeugdplatform — dat zich richt op kinderen die Het is onvoldoende duidelijk dat de Amsterdamse verordening gebruik maken van jeugdhulp en van speciaal onderwijs — actiever op mogelijkheid biedt om uitzondering te maken op het dichtstbijzijnde zoek kunnen naar kinderen met een beperking. passende school criterium. Tenslotte heeft de Kinderombudsman al in de eerste kinderrechten- OV-coach scan uit mei 2020 gepleit voor een jongerenraad, als vervolg op de Het verdient aanbeveling dat de mogelijkheden van de OV-coach kinderraad. Pubers willen ook meepraten over wat hen aangaat in de breder bekend worden bij kinderen en hun ouders, maar ook bij stad. Datzelfde geldt voor pubers met een beperking. scholen en wijkteams. Het voortbestaan van de OV-coach dient gegarandeerd te worden. 10.35 PROVISIE Spelen, sporten, vrije tijd Op het gebied van provisie is er al veel gedaan, maar ook nog veel Hoewel de gemeente bezig is met speelvoorzieningen voor kinderen te doen voor kinderen met een beperking om tegemoet te komen met een beperking, moet er nog een hoop gebeuren voordat kinderen aan de eisen die het IVRK en het VN-Verdrag Handicap stelt. Zeker met een beperking in de eigen buurt buiten kunnen spelen. Dat geldt onderwerpen als leerlingenvervoer, inclusief onderwijs, huisvesting, ook voor (samen) sporten of andere activiteiten ondernemen. logeerplekken en meer en toegankelijkere speel-, sport- en recreatiemogelijkheden vragen nog veel aandacht en concrete actie Buurthuizen en andere buurtvoorzieningen kunnen geactiveerd worden van de gemeente. om hun activiteiten meer open te stellen voor kinderen met een beperking en hun gezin. Inclusief onderwijs Kinderen met een beperking willen het allerliefste zo samen 10.4 TEN SLOTTE mogelijk naar school. Er moet daarom op korte termijn vaart worden gemaakt met de Samen naar Schoolklassen. De gemeente moet de Net als Amsterdamse kinderen zonder beperking klagen Amsterdamse Samenwerkingsverbanden in de gelegenheid stellen om de daaraan kinderen mêt een beperking eigenlijk niet over de borging van hun verbonden extra (zorg-)kosten te financieren. Daarnaast wordt rechten. Of dat hun belangen niet (genoeg) worden meegenomen. aandacht gevraagd voor de Proeftuinen Onderwijszorgarrangementen Toch zien we dat de rechten die zij hebben op grond van het van de ministeries van O&W en VWS, die op dit moment lopen en waar- VN-Kinderrechtenverdrag en het VN-Verdrag Handicap nog onvoldoende aan ook Amsterdamse voorzieningen mee doen. Naar verwachting start betrokken worden bij de totstandkoming van gemeentelijke beleids- in augustus 2022 een experiment waarin organisaties kunnen afwijken plannen en beleidsontwikkeling. Terwijl we juist voor kinderen en van wet- en regelgeving die tijdens de proeftuinen als ongewenste jongeren met een beperking een stapje extra moeten zetten om hen belemmering wordt ondervonden. Zo blijken er problemen te worden een zo normaal en inclusief mogelijk leven te laten leiden. ervaren wanneer een kind nog leerbaar is, maar daarnaast veel zorg 11. AANBEVELINGEN Uit de gesprekken die wij voerden met kinderen hebben op grond van het IVRK en VN-Verdrag Handicap. Met de eene nere nk eeens eente eeeten en jongeren met een beperking, bleek al snel dat naleving van de aanbevelingen zetten we een stapje extra voor an : ‚ p B it heel d zelf k … di kinderen met een beperking. Maar nog belangrijker, met de naleving s het gebouw er staat Is er geen goede reden zij hee! goed zelf kunnen aangeven wat zij nodig van de aanbevelingen komen we een stapje dichterbij wat de kinderen meer om het niet te gebruiken; hebben voor een fijn leven. Daarbij denken zij niet zelf het allerliefste willen; een zo’n normaal en inclusief mogelijk leven. 3. De verschillende mogelijkheden om zich door de aan de rechten die zij hebben op grond van het Laten we hen dat bieden in Amsterdam. . stad te verplaatsen verdienen meer aandacht. IVRK of het VN-Verdrag Handicap, of ín termen als Aanbevelingen De mogelijkheden van de OV-coach en het inclusiviteit en diversiteit. Zij geven simpelweg aan bestaan van de AOV-pas voor aanvullend vervoer wat belangrijk voor hen is. 1. De gemeente dient een aanjagende rol te zijn onvoldoende bekend. Het blijkt dat scholen spelen op het gebied van het vormgeven zelf in hun voorlichting het criterium dichtst- De kinderen die wij spraken willen dezelfde kansen en mogelijkheden van meer inclusief onderwijs, samen bijzijnde passende school in de verordening hebben als andere kinderen. Ze willen vrienden om zich heen, een . . . - - met de Samenwerkingsverbanden Leerlingenvervoer beperkter interpreteren dan leuke school, dagbesteding hebben en fijn wonen met hun ouders en broertjes en zusjes. Zij willen gehoord worden en mee kunnen praten (aansluitend bij speerpunt 6 en Actiepunt nodig is, waardoor ouders een andere school over dingen die belangrijk voor hen zijn. En zij willen naarmate ze Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); kiezen of zelfs geen leerlingenvervoer aanvragen f: ighei í kind. . fj se 8 ouder worden steeds meer zel standig eid, net als leder ander kind 2. De gemeente kan zo'n aanjagende rol (aansluitend bij speerpunt 6 en Actiepunt Misschien wel het allerliefste willen ze zo samen mogelijk met andere kinderen zijn, of die nou wel of geen beperking hebben. Samen spelen effectueren door schoolgebouwen te realiseren Voortgangsrapportage Toegankelijkheid). en samen naar school gaan is daarin heel erg belangrijk, geven ze die inclusief onderwijs mogelijk maken, dus De mogelijkheden voor Leerlingenvervoer, AOV aan. Omdat kinderen van elkaar kunnen leren. En omdat het bij zal . 8 . .. . _ meer vierkante meters voor ondersteuning en en vervoer op basis van landelijke regelgeving dragen aan de maatschappelijke bewustwording dat kinderen met een " ‚ ‚ beperking onderdeel zijn van de samenleving en daaraan bijdragen zorg, toegankelijk voor leerlingen en ouders met zouden op elkaar aan moeten sluiten; iedereen op zijn eigen manier. een beperking. Daarmee worden de Samen- 4. Kinderen en jongeren met een beperking werkingverbanden uitgedaagd om geld vrij te moeten betrokken worden bij de inrichting De gevoelens, ervaringen en wensen van de kinderen en jongeren ‚ ‚ ‚ die we gesproken hebben, hebben we vertaald naar onderstaande maken om schoolbesturen in staat te stellen van de openbare ruimte in Amsterdam, aanbevelingen. Ze doen in onze ogen recht aan de rechten die zij daadwerkelijk iets te doen: Samen naar school- zoals speeltuinen, OV-aangelegenheden, zwembaden ed. (aansluitend bij voor vervoer (zoals leerlingenvervoer, AOV en speerpunt 1, 2, 5 en 10 en Actiepunt ook de OV-coach), sport en het Amsterdamse Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); Sportloket en best practices, ook voor de over- 5. Bij de totstandkoming van en inspraak in gang naar 18+. Houd daarbij rekening met gemeentelijk beleid en verordeningen, moet de verschillende regelingen die voor deze expliciet aandacht worden besteed aan kinderen van toepassing kunnen zijn, op kinderen en jongeren met een beperking. basis van de Zorgverzekeringswet, de Wet Betrek hen onder meer bij de totstandkoming langdurige zorg, de Jeugdwet en de Wet van de Voortgangspunten Toegankelijkheid maatschappelijke ondersteuning. Deze digitale en de criteria over toewijzing van rolstoel- routekaart dient steeds beschikbaar te zijn en woningen in de Huisvestingsverordening kan door ambtenaren, cliëntondersteuners (speerpunt 1, 2, 5 en lo en Actiepunt etc. waar nodig worden toegelicht Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); (aansluitend bij speerpunt 8 en Actiepunt 6. Maak een digitale routekaart voor (ouders van) Voortgangsrapportage Toegankelijkheid); kinderen met een beperking op het gebied 7. Besteed bij de uitwerking van de aanbevelingen van zorg en respijtzorg (zoals logeerhuizen), uit de Kinderrechtenscan van mei 2020 expliciet voorzieningen inclusief maatjestrajecten en aandacht aan kinderen en jongeren met ervaringsdeskundigen, de mogelijkheden een beperking. een Om de meningen en ervaringen van kinderen en totale populatie naar voren zouden komen. Anders dan bij kwantitatief via Microsoft Teams of in persoon met inachtneming van de nodige jongeren op te halen is ervoor gekozen om, evenals onderzoek gaat het hierbij niet om een getalsmatige afspiegeling, voorzorgsmaatregelen. . . . maar om een afspiegeling van mogelijke varianten in mening, in de Kinderrechtenscan 2020, een kwalitatieve houding en gedrag die voorkomen binnen een bepaalde doelgroep. Voor de werving van deelnemers heeft de kinderombudsman de onderzoeksmethode te hanteren. Kwalitatief De bevindingen van een kwalitatief onderzoek zijn dus representatief contacten binnen haar eigen professionele netwerk benut. Daarnaast onderzoek kenmerkt zich door: de focus op als alle mogelijke meningen, houdingen en gedragingen die de is gebruik gemaakt van ‘koude’ werving via speciale scholen en andere . . populatie kent, ook in de interviews en groepsgesprekken naar voren organisaties die veel contact hebben met Amsterdamse kinderen percepties en ervaringen van de deelnemers, er . kunnen komen. met een beperking, zoals organisaties voor gehandicaptensport. Er is een systematische wijze van dataverzameling en contact gezocht met scholen en organisaties via de mail en telefonisch. interpretatie en de ontwikkeling van concepten Binnen dit onderzoek hebben we zoveel mogelijk gestreefd naar Ook is aan deze partijen gevraagd om verdere navraag te doen binnen die ondersteunend zijn in het interpreteren en representativiteit door de volgende Interventies: hun eigen netwerk(en). Daarnaast zijn er oproepen geplaatst op het * __ Doorgaan met interviewen tot inhoudelijk ‘verzadiging’ is bereikt: Instagram-account van de Kinderombudsman en op Linkedin. exploreren van sociale verschijnselen. op een gegeven moment hoor je binnen de doelgroep geen nieuwe verhalen meer, maar zijn de gesprekken een bevestiging van wat Gespreksleidraad In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende methodes eerder is verteld. Tijdens de gesprekken en interviews is gebruik gemaakt van een leid- om data te verzamelen: Tot aan dit concept is gesproken met 31 Er zijn (ouders van) kinderen en jongeren gesproken met diverse raad vergelijkbaar met de gespreksleidraad uit de Kinderrechtenscan kinderen, waarvan 12 kinderen in individuele gesprekken en vier beperkingen, zoals downsyndroom, motorische beperking, ADHD, 2020. Daarin zijn de onderzoeksvragen geoperationaliseerd in een groepsgesprekken met in het totaal 19 kinderen. Daarnaast zijn zeven cht verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand, stof- aantal open vragen waarin de deelnemers wordt gevraagd naar ouders gesproken en zijn er negen interviews geweest met organisaties wisselingsziekte, spierziekte of andere lichamelijke en geestelijke ervaring, beleving en voorbeelden. De gespreksleidraad sluit aan bij en ambtenaren in Amsterdam, belast met de zorg voor kinderen met beperkingen. Daarnaast is gesproken met een aantal relevante het Kinderrechtenverdrag en de drie P's (Protectie, Participatie en een beperking. Tenslotte is gesproken met de directies Onderwijs en stakeholders uit het werkveld over hun ervaringen en inzichten. Provisie) en is te vinden in bijlage 3. Jeugd en met de beide Samenwerkingsverbanden (PO en VO). * Aanvullende interviews met relevante stakeholders uit het werkveld, om hun ervaringen en inzichten ook mee te Er is gekozen voor halfopen /semigestructureerde interviews en Er is voorafgaand aan het onderzoek één keer gesproken met de klank- kunnen nemen. gesprekken. Dit wil zeggen dat de gespreksleidraad gebruikt is als bordgroep en het laatste concept is met de individuele leden van de checklist om te controleren of alle onderwerpen aan bod zijn gekomen. klankbordgroep besproken. Werving De volgorde van de onderwerpen, de formulering van de vragen en de De deelnemers aan de gesprekken zijn geworven door de kinder- formulering van de antwoorden lagen niet vast, maar werden bepaald Representativiteit ombudsman. De kinderen en ouders konden zelf kiezen of ze wilden door de loop van het gesprek en de richting die de deelnemers zelf Representativiteit binnen kwalitatief onderzoek betekent dat de deelnemen aan een groepsgesprek of een persoonlijk interview. aan gaven. resultaten een afspiegeling zijn van de resultaten zoals die uit de Hierbij hadden zij tevens de keuze om het gesprek online te voeren Onderzoeksteam Klankbordgroep De Kinderombudsman Metropool Amsterdam heeft het onderzoek geleid Voor het samenstellen van de klankbordgroep heeft de kinder- in samenwerking met mr. Marieke Simons, jurist/ juridisch adviseur ombudsman aansluiting gezocht bij de klankbordgroep van de jeugdzorg en kinderrechten. Tijdens de eerste fase van het onderzoek Kinderrechtenscan 2020. Deze klankbordgroep functioneerde als hebben de kinderombudsman en Marieke Simons de gesprekken en sparringpartner voor het onderzoeksteam. Door coronaperikelen is interviews geleid. Na afronding van de data-verzameling hebben mede- met de klankbordgroep slechts één keer gesproken, over de opzet werkers van de kinderombudsman de gesprekken getranscribeerd, van het onderzoek. In de loop van het onderzoek zijn wel contacten waarna de data zijn geanalyseerd door de (medewerkers van de) geweest met individuele leden over de voortgang. De klankbord- kinderombudsman en Marieke Simons. groep bestond onder andere uit afgevaardigden van organisaties die zich met kinderrechten bezighouden, zoals Defence for Analyse en rapportage Children, Universiteit Leiden, Stichting Alexander en de Kinder- en De gesprekken met kinderen en ouders zijn - met toestemming van de Jongerenrechtswinkel Amsterdam. respondenten — opgenomen en getranscribeerd, om zo geen essentiële informatie te missen, uitspraken op de juiste manier te interpreteren en uitspraken gedetailleerd weer te kunnen geven. Persoonlijke gegevens van de deelnemende respondenten zijn geanonimiseerd. De opgenomen gesprekken zijn zo letterlijk mogelijk uitgewerkt. De data zijn geanalyseerd door Marieke Simons en (de medewerkers van) de kinderombudsman. Hierbij zijn de meest voorkomende en opvallendste resultaten geclusterd opgenomen in de rapportage. 11 De leden van de klankbordgroep zijn: Coby de Graaf (directeur van Centre for Children's Rights Amsterdam), Ellen Lindeman en Idske de Jong (beiden onderzoeker bij Onder- zoek, Informatie en Statistiek van de gemeente Amsterdam), Katrien Klep (onderzoeker en universitair docent Jeugdrecht aan de Universiteit Leiden), Maartje Berger (juridisch adviseur Jeugdrecht bij Defence for Children) ondersteund door Charlotte Vanderhilt (projectmedewerker Jeugdrecht bij Defence for Children), Masja Hermans (voorzitter kinderen jongerenrechtswinkel Amsterdam) en len van der Waal-Krijbolder (beleidsad- viseur Jeugd bij de gemeente Utrecht). BIJLAGE 2 KINDERRECHTENKADER DEFENCE FOR CHILDREN A GESPREKSLEIDRAAD KINDERRECHTEN- Dan korte uitleg. Kinderrechtenverdrag is onder te verdelen in e. Heb je het idee dat jijzelf voldoende beschermd wordt tegen deze SCAN KINDEREN MET EEN BEPERKING 3 grote thema's: gevaren of risico's? 1. Participatie (wordt er voldoende naar je mening geluisterd, f. Heb jij het idee dat over het algemeen kinderen met een beperking heb je invloed?) in Amsterdam voldoende beschermd worden tegen deze gevaren Deze generieke gespreksleidraad is bedoeld 2. Bescherming (ben je goed beschermd tegen gevaren en risico's?) en risico's? als ondersteuning voor de interviewer tijdens 3. Voorzieningen (zijn er voldoende goede voorzieningen zodat jij je . . goed kan ontwikkelen?) Indien nodig prompts: veilig in de buurt, stad en thuis, beschermd zijn de gesprekken met kinderen en jongeren met tegen uitbuiting, geweld, onveiligheid een beperking over kinderrechten. Tijdens de 2. Participatie gesprekken laat de interviewer zich leiden door wat a. Wat wil je hierover vertellen? 4, Voorzieningen . . . b. Heb je het gevoel dat er goed naar je geluisterd wordt? (Hoe, wat, a. Wat wil je hierover vertellen? de kinderen en jongeren zelf inbrengen, (de aard … waar, met wie, waarom?) b. Toegang onderwijs: welke school zit je? van) hun beperking en kunnen onderstaande c. Geef eens een voorbeeld van dat er echt goed naar je mening c. Hoe ben je op deze school/ in deze voorziening terecht gekomen? vragen dienen als checklist (heb ik alle informatie is geluisterd. En hoe heb je dat ervaren? Zat je eerder op een voorziening voor die ik nodig heb?) en voor verdieping (doorvragen). d. Geef eens een voorbeeld van dat er niet goed naar je mening kinderen zonder beperking? En is geluisterd. d. Zijn er gebouwen waar jij regelmatig naartoe gaat? Ondervind je e. Heb je het idee dat je echt invloed hebt op grote beslissingen in belemmeringen bij toegang tot deze gebouwen? Bv. met rolstoel Onderdelen: je leven? e. Verdere navraag op thema’s als: Intro: de onderzoeker legt uit: f. Heb je het idee dat je voldoende informatie hebt over * dingen te doen in je vrije tijd zoals sport, muziek, hobby's belangrijke beslissingen? * openbaar vervoer — Doel onderzoek/ onderzoeksvragen, privacy/ anonimiteit/ g. Heb je het idee dat er over het algemeen goed naar jongeren in * _plekomte spelen en te zijn toestemming ouders, wat gebeurt er met de resultaten, agenda Amsterdam wordt geluisterd? *__ wonen voor het gesprek (wat gaan we doen, hoe lang duurt het gesprek?) * _stage/ bijbaantje 3. Bescherming * hulp als dingen niet zo makkelijk gaan 1. Kennis over kinderrechten a. Wat wil je hierover vertellen? f. Heb je het idee dat de voorzieningen goed geregeld zijn in Korte kennisquiz: waar denk jij aan als ik ‘kinderrechten’ zeg? b. Door wie word jij het meest beschermd? Amsterdam voor kinderen met een beperking? c. Word je wel eens gediscrimineerd/ gepest/ buitengesloten door je beperking? 5. Welk cijfer geef jij de stad Amsterdam als stad om in op d. Wat zijn de grootste gevaren of risico's waar jongeren met een te groeien? beperking in Amsterdam mee te maken hebben? 6. Stel: jij bent burgemeester van Amsterdam. Wat zou Jij morgen meteen doen om de stad nog het beter voor kinderen/jongeren te maken? 7. Zijn er nog dingen die je wil vertellen, waar we het nu nog niet over hebben gehad? Bijvoorbeeld wat gaat er heel goed in je leven/ waar ben je blij mee, of wat zou je juist willen veranderen? 8. Afsluiting Bedanken, informeren over wat er met de resultaten gaat gebeuren.
Onderzoeksrapport
43
train
> Gemeente Amsterdam Amendement Datum raadsvergadering 25 januari 2023 Ingekomen onder nummer 012 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Alberts inzake het laten meetellen van kunstgras- en gravelvelden als verharding. Onderwerp Het laten meetellen van kunstgras- en gravelvelden als verharding Aan de gemeenteraad Ondergetekende(n) heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het Beleidskader Hoofdgroenstructuur Overwegende dat: -__Zaken als kunstgras- en gravelvelden niet natuurlijk zijn en wel worden meegeteld in de Hoofdgroenstructuur; -__ Kunstgras en gravelvelden geen natuurwaarde hebben en wel ‘verharding’ tot gevolg hebben. Besluit: De passage op bladzijde 28 van Het Beleidskader Hoofdgroenstructuur (HGS) zoals opgenomen in bijlage 1: “Als verharding worden de volgende elementen beschouwd: (…) Kunstgras gravel en verharde onderconstructies ten behoeve van sport- en speluitoefening, met uitzondering binnen het groentype ‘sportpark’ * Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Te wijzigen in: Als verharding worden de volgende elementen beschouwd: (…) Kunstgras gravel en verharde onderconstructies ten behoeve van sport- en speluitoefening. Indiener, R. Alberts
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1014 Datum indiening 31 juli 2017 Datum akkoord college van b&w van 12 september 2017 Publicatiedatum 13 september 2017 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het lid Van Dantzig inzake vakantieverhuur via Booking.com. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Recentelijk stuitte de fractie van D66 op reclame van het bedrijf Booking.com voor het verhuren van huizen en appartementen op hun website. Met fietshoesjes lokt het bedrijf huiseigenaren om via hun website hun eigendom te verhuren. Op join.booking.com° wordt een gemiddelde gegeven van € 583 per week aan inkomsten voor het verhuren van een appartement in Amsterdam. Gezien Amsterdam een overeenkomst heeft met concurrent Airbnb, over onder andere het aantal dagen van verhuur, toeristenbelasting en een meldplicht, is de fractie van D66 benieuwd naar de status van de gesprekken die de gemeente heeft om vergelijkbare afspraken met Booking.com te maken over de verhuur van woningen. Van een bedrijf als Booking.com verwacht de fractie van D66 immers verantwoord ondernemerschap in haar thuisstad. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Dantzig, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid N.T. Bakker van 29 juli 2017, namens de fractie van de SP (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1013) — gesteld: 1. Kan het college aangeven in welke fase de gesprekken met Booking.com over een overeenkomst vergelijkbaar met de overeenkomst tussen de gemeente en Airbnb zijn? Antwoord: Zoals eerder aangegeven wordt in de rapportage over vakantieverhuur die in oktober 2017 aan de raad wordt voorgelegd, ook een overzicht gegeven van de stand van zaken van de gesprekken met andere platforms. 1 https://join.booking.com 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 13 september 2017 Schriftelijke vragen, maandag 31 juli 2017 2. Mochten deze gesprekken zijn vastgelopen dan wel op niks uit dreigen te draaien, is het college het met D66 eens dat de betreffende reclame potsierlijk is? Antwoord: Het college vindt deze manier van reclame maken voor toeristische verhuur onwenselijk. 3. Op welke manier faciliteert de gemeente momenteel het bedrijf Booking.com en kan dit afhankelijk gesteld worden van de mate waarin Booking.com bereid is afspraken te maken over vakantieverhuur? Antwoord: Booking.com maakt net als andere bedrijven gebruik van de faciliteiten die Amsterdam biedt aan alle bedrijven, zoals bijvoorbeeld het verstrekken van informatie aan (toekomstige) buitenlandse werknemers door INAmsterdam (voorheen Expatcentrum). Het college heeft Booking.com al aangesproken op het op deze wijze maken van reclame. 4. Kan het college aangeven of deze reclame legaal is? En zo nee, zal het college hierop handhaven? Antwoord: Deze vorm van reclame maken mag op grond van artikel 4.12 van de APV niet zonder toestemming van B&W. Voor vergunning en handhaving zijn de stadsdelen gemandateerd. Zowel de verspreider als degene die de opdracht heeft gegeven kan een bestuurlijke boete worden opgelegd, mits een rapport van bevindingen is opgemaakt door een bevoegd inspecteur (BOA). In dit geval is een dergelijk rapport niet opgemaakt. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer Ministerie van der Staten-Generaal vafrastructuur en Waterstaat Binnenhof 4 Rijnstraat 8 2513 AA DEN HAAG 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000 F 070-456 1111 Kenmerk IENW/BSK-2018/204137 Datum 4 oktober 2018 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Kröger en Westerveld (GroenLinks) over de uitzending van Zembla “De Kunstgrasberg” Geachte voorzitter, Op 17 september 2018 heb ik Kamervragen ontvangen van de leden Kröger en Westerveld (beiden GroenLinks) over de uitzending van Zembla getiteld “De kunstgrasberg”. In deze brief geef ik antwoord op die vragen. Vraag 1 Kent u de uitzending van Zembla genaamd ‘De Kunstgrasberg’?* Antwoord 1 Ja. Vraag 2 Klopt het dat er afgelopen zomer een miljoen vierkante meter aan kunstgras is verwijderd, wat neerkomt op drie duizend vrachtwagens vol vervuilende zware metalen? Antwoord 2 De bedrijven die in de Zembla uitzending aan bod kwamen, hebben een verplichting om melding te doen bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Kunstgras valt bij de rapportage echter in een bredere categorie afvalstoffen. Hierdoor beschik ik niet over specifieke gegevens met betrekking tot de hoeveelheid kunstgras die jaarlijks wordt verwijderd. Vraag 3 Klopt het dat gemeenten recyclebedrijven tienduizend tot twintigduizend euro betalen om kunstgras te verwerken? Klopt het ook dat deze recyclebedrijven zich vaak niet houden aan deze afspraken en het kunstgras illegaal opslaan en/of illegaal doorverkopen? Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat deze bedrijven moedwillig vervuilen voor winst en dat deze winst betaald wordt door de Nederlandse burger? ! Zembla, 13 september 2018, ‘De kunstgrasberg’ (https://zembla.bnnvara.nl/nieuws/de- kunstgrasberg). Pagina 1 van 6 Antwoord 3 Ministerie van Ik heb geen informatie over de kosten die gemeenten maken voor de verwerking Infrastructuur en van kunstgrasvelden. De suggestie in de documentaire, dat bedrijven moedwillig _ \oterstaat vervuilen voor winst klinkt ernstig, maar laat ik voor rekening van de documentairemaker. Het spreekt voor zich dat het kunstgras op duurzame wijze moet worden verwerkt conform de afspraken die hierover tussen gemeenten en verwerkers worden gemaakt. In het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) zijn voorschriften opgenomen voor de verwerking van afgedankte kunstgrasvelden. De velden dienen te worden gescheiden in aparte materialen, zoals rubberinfill, zand en kunststoffen, die verwerkt moeten worden conform de daarvoor geldende minimumstandaard. Het zand en bepaalde soorten kunststoffen die in velden voor (kunnen) komen dienen te worden gerecycled. Andere delen, zoals rubbergranulaat en kunststof plakstroken, mogen ook worden verbrand met energieterugwinning. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten om bij vergunningverlening aan afvalbedrijven rekening te houden met deze voorschriften. Het is niet ongebruikelijk dat afval binnen de inrichting van de verwerker tijdelijk wordt opgeslagen voordat het wordt gerecycled. Dit mag maximaal drie jaar. Afvalverwerkers moeten zich bij de tijdelijke opslag uiteraard aan milieuregels houden om te voorkomen dat de opslag van oude kunstgrasvelden bijvoorbeeld leidt tot ernstige bodemverontreiniging. Het bevoegd gezag voor de vergunningverlening en toezicht hierop is de gemeente of provincie. Of er ook sprake is van illegale doorverkoop van kunstgras is aan de Omgevingsdienst om te beoordelen. Dit hangt er onder meer van af hoe het kunstgras voor hergebruik wordt voorbereid, hoe dit vervolgens wordt toegepast en of dit risico’s oplevert voor mens of milieu. Indien geconstateerd wordt dat de doorverkoop strijdig is met de wet milieubeheer kunnen buitengewone opsporingsambtenaren een bestuurlijke strafbeschikking milieu opleggen. Vraag 4 Hoe vaak worden er inspecties uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bij bedrijven die kunstgras recyclen? Heeft de inspectie hier eerder over gerapporteerd? Zijn er sancties getroffen? Antwoord 4 Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van opgeslagen kunstgrasmatten bij het bedrijf. De ILT ziet toe op het grensoverschrijdend vervoer van afval (EVOA) en heeft in de afgelopen jaren verschillende inspecties uitgevoerd bij twee bedrijven die in de uitzending aan bod kwamen. Naar aanleiding van de uitzending van Zembla is ook bij een derde bedrijf een inspectie uitgevoerd. Bij de betreffende bedrijven zijn waarschuwingen afgegeven. Overtredingen betroffen het nalaten melding te doen van grensoverschrijdend afvaltransport, en het nalaten om voorafgaand aan grensoverschrijdend transport schriftelijk toestemming te vragen. Bij één bedrijf heeft de ILT informatie ontvangen over een viertal overbrengingen van een partij kunstgras naar het buitenland en daarbij één EVOA-overtreding geconstateerd. Deze partij wordt teruggehaald op kosten van de overtreder en wordt verwerkt in Nederland. Indien bij latere controles blijkt dat er nog steeds sprake is van overtredingen kan er tot aanvullende sancties worden overgegaan. Vraag 5 Pagina 2 van 6 Heeft u zicht op de omvang van dit probleem? Hoeveel vierkante meter Ministerie van kunstgrasvelden — zowel bij sportverenigingen, speeltuinen en op andere plekken _ Infrastructuur en . . Waterstaat — is er in Nederland? Hoeveel procent van deze kunstgrasvelden wordt wel goed gerecycled? Antwoord 5 In totaal zijn er ongeveer 2.000 kunstgras voetbalvelden in Nederland, waarvan 90 procent is ingestrooid met rubbergranulaat. Daarnaast is er nog een relatief klein aantal rugby- en korfbalvelden en Cruijff Courts met rubbergranulaat. In het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) zijn voorschriften opgenomen voor de verwerking van afgedankte kunstgrasvelden. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten om bij vergunningverlening aan afvalbedrijven rekening te houden met deze voorschriften. Op deze manier moet ervoor gezorgd worden dat al het afval uit kunstgrasvelden een nuttige toepassing krijgt. Vraag 6 Deelt u de mening dat het te verwachten is dat de eigenaar uitzoekt of de afvoer en verwerking compleet is, gezien het feit dat de eigenaar van een kunstgrasveld — in veel gevallen de gemeente — verantwoordelijk is voor de correcte verwerking van het afval? Wie controleert of de eigenaren naar behoren en zoals afgesproken uitvoering geven aan de afvoer en verwerking van de kunstgrasmatten? Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er zoveel verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan de zelfregulatie van bedrijven? Antwoord 6 Gemeenten hebben als ontdoener van afval, zoals afgedankte kunstgrasvelden, de verplichting om zich hier conform de Wet milieubeheer van te ontdoen. Onderdeel hiervan is het laten afvoeren van het afval naar een vergunde verwerkingsinrichting. Als de verwerker het afval accepteert, is de ontdoener (i.c. de gemeente) vanaf dat moment gevrijwaard van verdere verplichtingen met betrekking tot het afval. De verwerker is na inname van het afval de houder van dit afval. Op hem berust de juridische verplichting het afval te verwerken of laten verwerken. De gemeente of provincie waarin deze verwerker gevestigd is, is het bevoegd gezag voor het toezicht op de opslag en verwerking van het afgedankte kunstgras. Zoals aangegeven, moeten afvalverwerkers zich houden aan regels uit de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit, en is sprake van een zorgplicht voor de bescherming van het milieu tegen verontreiniging. De mening dat veel verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan de zelfregulatie van bedrijven deel ik daarom niet. Vraag 7 Kunt u uitleggen waarom er al vergunningen worden afgegeven als handhavingsverzoeken al in de wind worden geslagen? Wordt daarmee niet alleen het handelen zonder vergunning maar ook illegale praktijken, zoals het laten verwaaien van verontreinigd zand en rubbergranulaat, gedoogd? Vraag 8 Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat er al jaren wordt gewaarschuwd voor dit probleem, maar dat het nu pas aan het licht komt? Als er al zoveel milieuovertredingen geconstateerd zijn en de beleidsinstrumenten geen effect hebben gehad, waarom is de gemeente of provincie dan niet overgegaan tot het indienen van een klacht bij het openbaar ministerie? Pagina 3 van 6 Antwoord 7 en 8 Ministerie van Ik deel de zorgen die bestaan over overtredingen die bij verwerkers van Infrastructuur en .: Waterstaat kunstgrasvelden zijn geconstateerd, waaronder het opslaan van meer dan de vergunde hoeveelheden afval en het verzaken om dit goed af te dekken. Wanneer het kunstgras over de grens vervoerd wordt, kan de ILT namens mij ingrijpen. Ten aanzien van het opslaan en verwerken van kunstgras is het bevoegd gezag de gemeente of provincie. Zij zijn verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en voor het maken van een afweging om al dan niet tot handhavende maatregelen over te gaan. Ook hebben zij de mogelijkheid om aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Ik heb de Provincie Gelderland en Gemeente Dongen verzocht mij op de hoogte te houden over de vervolgstappen en zal de uitvoering daarvan actief volgen. Vraag 9 Hoe kan het dat we geologisch schaarse metalen, zoals zink en kobalt, uit het rubbergranulaat laten weglekken in de bodem in plaats van terugwinnen en weer hergebruiken? Antwoord 9 In de Wet bodembescherming is een zorgplicht opgenomen. De afvalverwerker is er uiteindelijk verantwoordelijk voor dat de bodem of het water niet wordt aangetast bij het aanbrengen van materialen, zoals oude kunstgrasvelden, op of in de bodem. Initiatieven om zink, kobalt of andere stoffen uit rubbergranulaat terug te winnen juich ik toe. Het initiatief hiertoe ligt bij de markt. Er zijn goede initiatieven om te komen tot recycling van rubber, bijvoorbeeld afkomstig van autobanden en kunstgrasvelden. Ik vind het belangrijk om investeringen in dit soort initiatieven te stimuleren. Het nieuw op te zetten Invest-NL kan hier een rol bij spelen. Vraag 10 Is het rubbergranulaat dat voor kunstgrasvelden wordt gebruikt afkomstig van geïmporteerde (verbruikte) autobanden? Wordt er gecontroleerd op schadelijke invasieve soorten, zoals tijgermuggen en gelekoortsmuggen, aangezien de import van autobanden regelmatig samen gaat met de ongewilde import van deze schadelijke invasieve soorten? Is hier inmiddels beleid op? Is het niet beter om afval (zoals autobanden) in het land van herkomst te verwerken tot nieuwe grondstoffen en dan pas te verschepen? Antwoord 10 Het meeste rubbergranulaat is afkomstig uit Nederlandse banden. In Nederland werden in 2017 8,7 miljoen oude autobanden ingezameld. Een deel hiervan wordt gegranuleerd en toegepast op kunstgrasvelden. Daarnaast is het mogelijk dat bandenrecyclers ook banden uit het buitenland gebruiken. In de praktijk gaat het hierbij echter om buurlanden en niet om banden uit exotische landen. Het zijn vooral vrachtwagen- en vliegtuigbanden waar deze muggen mee naar Nederland komen. Bedrijven die gebruikte banden importeren uit risicogebieden met exotische muggen moeten diverse maatregelen nemen om de risico’s zo klein mogelijk te houden. Hier is al jaren beleid op, inclusief wet- en regelgeving. De NVWA kan hierop toezien en handhaven. Ook heeft de NVWA een muggensurveillance lopen op hoogrisicobedrijven in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Indien in de surveillance een exotische mug wordt aangetroffen dan wordt deze door de NVWA bestreden. Het is Pagina 4 van 6 Nederlandse afvalverwerkers toegestaan om afval uit het buitenland te verwerken _ Ministerie van binnen de kaders van de geldende regelgeving. Infrastructuur en Waterstaat Vraag 11 Wie is verantwoordelijk voor het opgeslagen onverwerkte kunstgras als een verwerkend bedrijf failliet gaat? Hoe is dit nu geregeld met andere bedrijven die grote voorraden giftig afval hebben opgeslagen of die andere milieusaneringen van bijvoorbeeld grond of gebouwen moeten uitvoeren. Antwoord 11 Een bedrijf dat wordt opgeheven, moet zijn zaken conform de regelgeving netjes afhandelen. Dat betekent dus dat het zelf verantwoordelijk is en blijft voor het opruimen van zijn afval. Wanneer het bevoegd gezag overgaat tot het toepassen van bestuursdwang en het zelf met de kosten hiervan dreigt te blijven zitten, is het mogelijk om deze kosten te verhalen op de overtreder. In de praktijk kan het gebeuren dat dit niet voor genoeg opbrengsten zorgt om bijvoorbeeld achterblijvend kunstgrasafval op te ruimen. Deze kosten zouden dan voor rekening van de gemeente of provincie komen. Dit zou echter geen reden moeten zijn om niet op te treden. In het kader van het Bestuurlijk Omgevingsberaad ben ik over deze problematiek onder meer met provincies en gemeenten in overleg. Vraag 12 Heeft u cijfers van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) over de maatschappelijke kosten en baten van kunstgrasvelden, niet alleen met betrekking tot het klimaat maar ook met betrekking tot bijvoorbeeld de grotere kans op blessures en de kosten hiervan? Heeft u dan ook cijfers over de maatschappelijke baten van natuurgrasvelden met betrekking tot CO2-opvang, klimaatadaptatie en wateropvang? Antwoord 12 Ik heb deze cijfers niet beschikbaar. Het is aan de eigenaar van het veld, veelal gemeenten, om een afweging te maken, al dan niet met behulp van een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Vraag 13 Deelt u de mening dat er, gezien de omvang van het probleem, een noodzaak is dat er met spoed gezocht moet worden naar duurzamere alternatieven voor kunstgras? Heeft er ooit een onafhankelijke studie plaatsgevonden naar de kosten en baten van verschillende toepassingen voor sportvelden? Zo nee, bent u bereid om er een diepteonderzoek naar te laten doen? Antwoord 13 Het staat gemeenten en sportaccommodaties vrij om kunstgras toe te passen, waarbij uiteraard de regels over toepassing en verwerking ervan na afdanking nauwgezet dienen te worden nageleefd en gehandhaafd. Wel ben ik van mening dat verduurzaming van sportaccommodaties, inclusief kunstgrasvelden gestimuleerd moet worden. In dit kader hebben de Minister voor Medische Zorg en Sport, gemeenten en de sportsector in het Sportakkoord afgesproken zich gezamenlijk in te zetten voor een Duurzame Sportinfrastructuur. Een onderdeel hiervan is de Routekaart Duurzame Sportsector die in het kader van het Klimaatakkoord momenteel wordt opgezet. Uitgangspunten voor deze Routekaart Pagina 5 van 6 zijn onder andere duurzaamheid en CO‚-neutraliteit van sportaccommodaties. In Ministerie van dit kader zullen de gemeenten, sportsector en Rijksoverheid in het komende jaar Infrastructuur en . . . . . Waterstaat samen optrekken in het stimuleren van innovaties voor verduurzaming van sportinfrastructuur. Initiatieven met betrekking tot de recycling van kunstgrasvelden worden hierin zeker meegenomen. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, S. van Veldhoven - Van der Meer Pagina 6 van 6
Schriftelijke Vraag
6
train
Gemeente 6 | erdam de Ee En h Fn Pd Í 8 - pe = er ZE 0 : —i/ he LN u » \ « a ú : \ 8 8 Pr si - 5 KL Ts st ee N En € _ rd _ ! Pr E Ee Sf dd zel SE A 9 en Wik cul Di L ma ia 4” ' Ko, Á De ( ig el ANS | & Nek 8 EA Ann de oef ’ Vin. 7 jk hd et BERTA “ dn Nu Bi Ë | k ie ú 4 Á zet Men. BAS LI ES \ | MEER Wen re NE id EERS, Oee Ie gh Eh’ | ER DM mi 4) We ae Ee | Í uee 44 Lt id / d & ke , n K ed \ df B re \ A he al \ En 97 / \ E ì E ‚ ge A | e T a / Pae Ee or EN 5 iT Ni en RE el 1. Inleiding 3 2. Aanpak 4 3. Sociale veiligheid 6 4. _Toegankelijkheidsagenda 7 5. Leren en ontwikkelen 8 6. Representatief medewerkersbestand 9 7. _Actieplannen 10 8. Monitoring 11 9. _ Organisatie programma Inclusie en Diversiteit 12 ER iT Om de ambities en doelen uit de bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit te bereiken hebben we nog flinke stappen te zetten. In dit uitvoeringsplan staat hoe we dit gaan doen. Het plan begint met een inleiding (1) en beschrijft kort de aanpak (2). Vervolgens behandelt het plan vijf thema's (3 t/m 7) die van wezenlijk belang zijn voor inclusie en een divers medewerkers- bestand, te weten: sociale veiligheid, de toegankelijkheidsagenda, leren en ontwikkelen (inclusie), representatie in het medewerkersbestand (diversiteit) en maatwerk binnen directies en stadsdelen (actieplannen). Telkens beschrijven we ‘waarom?’, ‘wat willen we bereiken?’ en ‘hoe?’ We sluiten af met monitoring (8) en de organisatie van het programma Inclusie en Diversiteit (9). De infographic in de bijlage laat zien wanneer alle interventies en acties gepland staan. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 2 el ‚ Inleiding “Een diverse organisatie is een organisatie die een goede afspiegeling is van de Amsterdamse beroepsbevolking, in alle lagen van die organisatie. Van uitvoering tot beleid en van management tot bestuur. Een inclusieve organisatie is een organisatie die de meerwaarde van een divers medewerkers- bestand ziet. In een inclusieve werkcultuur worden verschillen gewaardeerd en benut.” (Bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit, 2020) Er heeft te lang een gevoel van vrijwilligheid rondom In dit uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit (2020-2023) de thema’s inclusie en diversiteit geheerst. Met het staan de eerste stappen die we zetten om inclusie en vaststellen van de bestuursopdracht Inclusie en diversiteit te normaliseren, integreren en duurzaam Diversiteit (2020-2023) heeft het Amsterdamse vast te leggen in onze manier van werken. Inclusie college de opdracht op zich genomen om inclusie en diversiteit worden in de aanpak niet los van en diversiteit de norm te maken binnen de elkaar gezien. Een inclusieve werkcultuur is een gemeentelijke organisatie. De gemeente moet een absolute voorwaarde voor een duurzaam en divers voorbeeld zijn voor haar medewerkers, bedrijven en medewerkersbestand. Als de organisatie er niet voor organisaties in de stad. Door het werken in inclusieve zorgt dat nieuwe en bestaande medewerkers zich en diverse teams verbetert het contact met betrokken, gewaardeerd en gestimuleerd voelen, Amsterdammers en netwerken in de stad. Het leidt dan zal een deel van hen spoedig weer uitstromen. ook tot meer waardering voor verschillen tussen We werken daarom tegelijkertijd aan het vergroten medewerkers in de organisatie. van de inclusieve werkcultuur en het vergroten van de diversiteit van het medewerkersbestand. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 3 el 2. Aanpak Het veranderen van een organisatiecultuur vraagt m Opnemen in beleid en werkprocessen: we nemen een lange adem. We hebben al grote stappen gezet, inclusie en diversiteit op in de bestaande processen maar bij thema’s als inclusie en diversiteit is het nooit van de organisatie, zoals prestatieafspraken, inkoop- ‘perfect’ en is het nooit ‘klaar’. We willen meer actie, beleid, in de werkwijzen voor werving en selectie concrete resultaten op korte termijn. Dit vraagt om en talentontwikkeling. een sprint én een marathon tegelijk. Daarom zetten m Ontregelen: Beleid en processen kan je aanpassen. we acties op voor de korte termijn en zorgen we Maar niet alles in de organisatie is zo makkelijk te ervoor dat het effect van die acties op de lange veranderen. Vaak zijn gedrag en gewoonten niet termijn ook blijft bestaan. Tot slot zijn we alert direct zichtbaar. Het aanpassen van onze werkwijzen op en adresseren we signalen uit de organisatie gaat daarom samen met het veranderen van en maatschappij. Hiermee kunnen we waar nodig bestaande gewoonten. Dit zorgt voor schuring. de aanpak bijsturen of aanpassen. Hiervoor is tijd en ruimte nodig, om fouten te maken en om het beleid verder te ontwikkelen. Inelusie en diversiteit moeten loskomen uit de sfeer van vrijwilligheid. We benutten de energie en het lef Samenwerken met andere programma's van de voorlopers binnen de gemeente die al jaren Met het programma sluiten we aan bij de doelstellingen een passie hebben voor de onderwerpen inclusie en van het gemeentelijke programma Arbeidsmarkt- diversiteit. We zorgen dat er ruimte is voor participatie discriminatie en de organisatiebrede aanpak van en co-creatie. Kansenongelijkheid in de stad. Onze nauwe samen- werking helpt kansengelijkheid in de stad te vergroten Doelgroepen en zorgt ervoor dat inclusie en diversiteit ook bij Inclusie en diversiteit gaat over iedereen. Tegelijkertijd werkgevers in Amsterdam aandacht krijgt. De gemeente zien we dat er collega's ondervertegenwoordigd heeft een voorbeeldfunctie en deelt haar kennis en zijn binnen de organisatie. Het gaat om jongeren ervaringen met bedrijven en organisaties in de stad. (medewerkers tot 35 jaar) en collega's met een niet- westerse migratieachtergrond, vooral in de hogere Communicatie functieschalen. Het verschil met de beroepsbevolking m We zorgen dat de organisatie informatie krijgt in de stad is daar het grootst. Voor medewerkers met over de betekenis en het doel van het programma, een (niet) zichtbare handicap en/of chronische ziekte over de trainingen, interventies, activiteiten en de geldt een landelijk quotum. Daarnaast richten we bereikte resultaten. ons op Ihbtig+ collega’s. Uit onderzoek blijkt dat zij m We maken medewerkers bewust van hun eigen rol, (herkenning en waardering missen en vinden dat ze positie en inbreng. Dit doen we door een interne geen gelijke kansen hebben in de organisatie. communicatiecampagne en door het maken van een gezamenlijk verhaal. Het delen van verhalen Strategie en ideeën stimuleert een open cultuur voor inclusie Onze strategie volgt vier sporen en diversiteit. m Vanaf de werkvloer: We werken nauw samen met m Metstellingen en dialoogsessies zoeken we de medewerkersnetwerken, vertrouwenspersonen dialoog op en doorbreken we de stilte over en personeelsadviseurs om signalen op te halen complexe onderwerpen als inclusie, diversiteit, uit de organisatie. Via klankbordgroepen en discriminatie en institutioneel racisme. We bijeenkomsten vragen we medewerkers met ons proberen mensen die tot nu toe zich afzijdig mee te denken. hielden een (veilig) podium te geven. m Vanuit de top van de organisatie: de gemeente- secretaris en het gemeentelijk managementteam (GMT) sturen de opgave aan. De directeuren van de clusters sturen vervolgens de managers van de directies en stadsdelen aan. Die zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor het uitvoeren van nieuwe regels en werkwijzen. Op elk niveau is maatwerk en draagvlak essentieel. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 4 De thema’s m Sociale veiligheid Om een inclusievere werkcultuur te bereiken is sociale veiligheid nodig. We maken anti- discriminatiebeleid en verbeteren het vangnet voor de sociale veiligheid. nm Toegankelijkheidsagenda Door de toegankelijkheidsagenda verder te ontwikkelen, verbeteren we structureel de toegankelijkheid, werkomstandigheden en werkbeleving voor medewerkers met een handicap en/of chronische ziekte. m Leren en ontwikkelen Bewustwording is de eerste stap. We (her) ontwikkelen het trainingsaanbod voor inclusie en we zorgen voor handvatten om gesprekken hierover te voeren. m Representatief medewerkersbestand We voeren de methode inclusief werven en selecteren in. We hanteren voorkeursbeleid en gebruiken streefcijfers voor bepaalde groepen. m Maatwerk via actieplannen Elke directie en elk stadsdeel maakt een eigen actieplan. Ze hebben allen een ‘trekker’ die het actieplan voor het eigen onderdeel schrijft en het samen met de medewerkers uitvoert. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 5 el ial ligheid 3. Sociale veilighei Waarom? Hoe? Voor een inclusieve werkcultuur is sociale veiligheid We stellen in 2021 antidiscriminatiebeleid vast, nodig. Uit de Nederlandse Incltusiviteitsmonitor waardoor sociale veiligheid verder kan verbeteren: (2019, Universiteit Utrecht) blijkt dat collega’s met m Er komt een veilig, onafhankelijk en laagdrempelig een migratieachtergrond, met een (niet) zichtbare intern steunpunt dat signalen van medewerkers handicap en/of chronische ziekte, en Ihbtig+ collega’s kan oppakken. Hierdoor kan de gemeente beter (herkenning en waardering missen in de Amsterdamse optreden tegen pesten, micro-agressie en organisatie. Ze hebben het gevoel geen gelijke kansen discriminatie. Om dit steunpunt goed in te richten, te hebben. Verder blijkt de organisatie geen goed gebruiken we de expertise van P&O, Bureau beeld te hebben van meldingen over pesten, micro- Integriteit en de interne vertrouwenspersonen. agressie (opmerkingen die (on)bewust kwetsend of m Er komt een routekaart voor het omgaan met beledigend zijn) en discriminatie, zo blijkt uit onderzoek signalen en meldingen. Die is nodig opdat de (2019, MWO inclusie). vertrouwenspersonen kunnen doorverwijzen naar Sinds 2020 — toen de bestuursopdracht werd vast- een onafhankelijke deskundige die bevoegd is om gesteld, de Black Lives Matter-beweging grote bijval in te grijpen. kreeg en het gevoel van onveiligheid rondom het m De vertrouwenspersonen krijgen een training over radicaliseringsdossier zichtbaar werd — spreken meer inclusiever werken en omgaan met discriminatie en medewerkers zich uit over discriminatie, inclusie en racisme. diversiteit. Een oproep van de gemeentesecretaris m Het bestand van vertrouwenspersonen wordt een zorgde ervoor dat steeds meer collega’s van zich betere afspiegeling van de organisatie. laten horen. Soms om hun verhaal te vertellen en m Het GMT en de directeuren bespreken sociale een ervaring te delen, soms ook met hulpvragen. veiligheid, inclusie en discriminatie in de organisatie om meer zicht te krijgen op knelpunten. We Wat willen we bereiken? proberen mensen die zich tot nu toe afzijdig Uit de onderzoeken blijkt dat ambtenaren met een hielden van het gesprek een (veilig) podium te migratieachtergrond, met een (niet) zichtbare handicap geven. We doorbreken de stilte die er in de en/of chronische ziekte, en Ihbtig+ collega's (herkening organisatie tot nu toe was over onderwerpen zoals en waardering missen en te maken hebben met micro- inclusie, diversiteit, discriminatie en institutioneel agressie, pesten en discriminatie. Daarom heeft de racisme. We zoeken de moeilijke dialoog op en werkvloer nieuwe normen nodig als het gaat om sociale zetten de ervaringen van medewerkers in bij maken veiligheid. Sociale veiligheid is de basis van goed van plannen en beleid. werkgeverschap, integriteit en de organisatiecultuur. m Onderwerpen als uitsluiting en discriminatie maken Binnen de gemeente Amsterdam is geen ruimte voor we onderdeel van de opleidingen. pesten, discriminatie en uitsluiting. Nieuwe normen vragen om nieuw en ander gedrag. We moeten er ook voor zorgen dat medewerkers die hulp nodig hebben, weten waar ze die hulp kunnen krijgen. Tenslotte moeten we het gemakkelijker maken om melding te doen als iets niet goed gaat. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 6 el kelijkheid d 4. Toegankelijkheidsagenda Waarom? Hoe? Soms is de gemeente niet (goed) toegankelijk voor In 2021 gaan we de toegankelijkheidsagenda verder medewerkers met een (niet) zichtbare handicap doorontwikkelen en uitvoeren: en/of chronische ziekte. Deze medewerkers krijgen m We verbeteren de voorzieningen voor fysieke en dan niet genoeg ondersteuning om hun werk te digitale toegankelijkheid van de organisatie. We doen, voelen zich buitengesloten en kunnen zich stemmen dit af met IV/ICT (informatievoorzienig, onvoldoende ontwikkelen. In 2019 is een eerste start informatie- en communicatietechnologie) en gemaakt met een toegankelijkheidsagenda. In 2020 gebouwen/fysieke ruimte. deed het medewerkersnetwerk Stedelijk Netwerk m Meer aandacht voor opleidingen en loopbaan; Ambtenaren met een Beperking (SNAB) een kwalitatief acceptatie door, en steun van leidinggevenden onderzoek naar de werkbeleving van medewerkers en collega's. met een fysieke handicap. Uit dit onderzoek bleek dat m We zorgen voor een inclusieve werkcultuur door een toegankelijkheidsagenda hard nodig is. Door de aandacht te hebben voor individuele casuïstiek en toegankelijkheidsagenda onderdeel te maken van dit door workshops en trainingen te geven die werken uitvoeringsplan, bevestigen we nogmaals het belang. aan meer begrip voor medewerkers met een (niet) zichtbare handicap en/of chronische ziekte. Wat willen we bereiken? De toegang tot de gemeentelijke organisatie verbetert structureel voor ambtenaren met een (niet) zichtbare handicap en/of chronische ziekte. We willen dat niemand belemmerd wordt of zich belemmerd voelt bij het werk. We willen dat alle collega's zich kunnen ontwikkelen en gelijkwaardig bejegend worden. Zodat iedereen gelijke kansen heeft en we niemand buiten sluiten. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 7 el ikkel 9. Leren en ontwikkelen Waarom? Hoe? Leren en ontwikkelen is een belangrijke manier om te Bij de ontwikkeling van het aanbod werken we in blijven werken aan inclusie en diversiteit. We willen dat fases: trainingen worden eerst aan leidinggevenden medewerkers onderwerpen als inclusie, vooroordelen, of directe betrokkenen gegeven. Daarna bieden we uitsluiting en discriminatie met elkaar bespreken. trainingen breder in de organisatie aan. Dit gebeurt Daarvoor is het belangrijk dat we hen trainingen geven bijvoorbeeld bij de trainingen over inclusieve werving zodat ze leren hoe ze dit goed doen. en selectie. Wat willen we bereiken? De (her)ontwikkeling van de trainingen doen we op Het vergroten van bewustzijn is de eerste stap. twee manieren: Er zijn uiteindelijk cultuur- en gedragsveranderingen mn Inclusie onderdeel maken van bestaande nodig. Intersectionaliteit speelt een belangrijke rol trainingen, zoals leiderschap, leidinggeven, bij het bewustzijn. Intersectionaliteit betekent dat er gespreksvoering of conflicthantering. Deze vullen verschillende identiteitskenmerken zijn, zoals culturele we aan met thema’s als (on)bewuste vooroordelen achtergrond, gender, geaardheid, (niet) zichtbare en vooringenomenheid (bias), zelfbewustzijn en/of handicap en leeftijd. Ze kunnen op elkaar inwerken, privilege (systematische verschillen in kansen als elkaar versterken of afzwakken. Ze kunnen voordelen gevolg van diversiteitskenmerken zoals afkomst, geven, of juist voor achterstanden zorgen. klasse en gender), zodat ze beter aansluiten bij het Het herkennen en erkennen van deze voordelen, onderwerp inclusie. achterstanden en mogelijkheden en er adeguaat mee nm Nieuw trainingsaanbod ontwikkelen, zoals kunnen omgaan, is een belangrijk aspect van inclusie. bijvoorbeeld een introductie training over inclusie of een training op het gebied van inclusief werven en selecteren. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 8 el ief 6. Representatie Waarom? Hoe? Amsterdam heeft een superdiverse bevolking. We zien We gaan: die diversiteit onvoldoende terug bij de samenstelling m Inclusief werven en selecteren verder van het personeel. Het rapport Institutioneel Racisme implementeren. Het organisatiebreed invoeren in Nederland van het Kennisplatform Integratie en van inclusief werven en selecteren moet ongelijke Samenleving (KIS, 2021) bevestigt dat institutioneel behandeling bij de werving en selectie voorkomen. racisme in organisaties voorkomt en dat er werk- De binnen de gemeente bestaande voorrangs- processen, systemen en structuren bestaan die zorgen volgorde (boventalligen, arbeidsongeschikten etc.) voor ongelijke behandeling en uitsluiting van personen blijft van kracht. Selectiecommissies worden hierop op basis van afkomst, religie of huidskleur. Dit geldt getraind en we zorgen dat de software voor werving ook voor werving en selectie! Medewerkers met niet automatisch bepaalde mensen uitsluit (biasvrije een niet-westerse migratieachtergrond zijn onder- algoritmes). Om meer doelgroepen te bereiken en te vertegenwoordigd in de functieschalen 12 tot en met enthousiasmeren voor een functie bij de gemeente 14. Ook blijken ze minder vaak door te stromen naar Amsterdam, ontwikkelen we imago- en wervings- hogere salarisschalen. Vanaf schaal 15 zijn er vrijwel campagnes. Er komen meer startersfuncties in de geen medewerkers met een niet-westerse migratie- organisatie. achtergrond. Ook het aandeel jongeren (< 35 jaar) m Werken met streefcijfers. Onze streefcijfers zijn: in de organisatie blijft achter. Daarnaast zien we dat 20 procent medewerkers jonger dan 35 jaar. Vanaf medewerkers die minder vertegenwoordigd zijn, schaal 12 heeft 30 procent van de medewerkers sneller uit de organisatie te vertrekken. een niet-westerse migratieachtergrond. m Voorkeursbeleid invoeren waar nodig en met Wat willen we bereiken? inachtneming van kaders van wet- en regelgeving Het medewerkersbestand moet een betere afspiegeling om het streefcijfer van 30% medewerkers met een zijn van de Amsterdamse beroepsbevolking. We willen niet-westerse migratieachtergrond in directie- en een organisatie zijn waarin de bevolking zich herkent hogere managementfuncties (> schaal 15) te en die verschillen benut om een scherp oog te behalen. Voorkeursbeleid is met inachtneming van houden voor wat er nodig is in de stad. We zetten bepaalde voorwaarden een wettelijk toegestane ons in voor medewerkers die zich minder vertegen- uitzondering op het gelijkheidsbeginsel. Het mag woordigd voelen. Om hen voor de gemeentelijke worden ingezet wanneer een bepaalde groep een organisatie te behouden, zorgen we ervoor dat achterstand heeft in de organisatie. Voor directie- alle medewerkers mogelijkheden krijgen om zich en hogere managementfuncties in Amsterdam te ontwikkelen en werken we aan een betere betekent dit dat bij gelijke geschiktheid de doorstroming. voorkeur uitgaat naar mensen met een niet- westerse migratieachtergrond. m Talentvolle medewerkers behouden. We bieden 1 Institutioneel Racisme in Nederland: De aanwijzingen uit de kansen voor doorstroom en doorgroei. Dit doen we wetenschappelijke literatuur op vier domeinen op een rij bijvoorbeeld via kweekvijvers voor intern talent en (Kennisplatform Integratie en Samenleving, 2021) leerprogramma’s voor leiderschapsvaardigheden (High Impact Potential Programma's). We brengen ook talenten in het middenmanagement in kaart. m Bestaande initiatieven voor instroom en behoud van jong talent zetten we voort. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 9 el iepl /. Actieplannen Waarom? Hoe? De gemeente bestaat uit veel verschillende directies Vorig jaar zijn 58 ‘trekkers’ benoemd die capaciteit en stadsdelen. leder heeft een eigen profiel, en budget hebben om het actieplan voor het eigen eigenschappen en cultuur en een eigen opgave voor organisatieonderdeel te schrijven en uit te voeren. de stad. Door ruimte voor maatwerk te bieden, Zij worden aangestuurd door hun directeur. zorgen we dat elke directie en elk stadsdeel een eigen actieplan inclusie en diversiteit maakt, passend bij de Het maken van een actieplan bestaat uit een aantal eigen uitdagingen. stappen: m Met behulp van kwantitatieve en kwalitatieve data Wat willen we bereiken? brengen de trekkers de aanvangssituatie binnen de Elke directie en elk stadsdeel stelt een actieplan op. directie in kaart. Zo starten we een beweging waarbij iedereen op een m Aan de hand van de aanvangssituatie maken de eigen manier met inclusie en diversiteit aan de slag trekkers een plan dat zowel aansluit op de ambities gaat. leder organisatieonderdeel vraagt om een van de eigen directie of stadsdeel als op de andere benadering en heeft andere inzet nodig om centraal-stedelijke aanpak. Medewerkers krijgen de gestelde doelen te bereiken. Door te werken met volop de gelegenheid om te participeren bij het eigen actieplannen zorgen we voor draagvlak in de maken van de plannen. Dit zorgt voor draagvlak hele gemeentelijke organisatie. en betrokkenheid. m Het programmateam helpt de trekkers met formats en cijfermateriaal. Trainingen zorgen ervoor dat medewerkers van directies en stadsdelen hun kennis en vaardigheden vergroten. m Experts van buiten de organisatie toetsen de kwaliteit van de actieplannen. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 10 el ® ® 8. Monitoring Waarom? We volgen de voortgang van de uitvoering van de m Hoe de medewerkers inclusiviteit beleven. bestuursopdracht zorgvuldig. Op gezette tijden moet Hiervoor gebruiken we bijvoorbeeld resultaten het duidelijk zijn hoe de personeelssamenstelling is uit de Nederlandse Inclusiviteits Monitor (NIM) en hoe het gaat met inclusie. Waar nodig moeten en het medewerkerswaarderingsonderzoek. Ook het college en de ambtelijke organisatie een en ander de actieplannen die de directies opstellen en de kunnen bijsturen. onderzoeksresultaten van TNO over behoud en doorstroom in de organisatie leveren hiervoor Wat willen we bereiken? inzichten op. We bewaken de voortgang van het programma. m Ervaringen van buiten de gemeentelijke Aan de hand van actuele cijfers en ervaringen kunnen organisatie. Hiervoor gebruiken we de burger- de directies beleid en plannen bijsturen. Ook kan monitor, onderzoeken naar de positie van de het bestuur op grond van actuele informatie de gemeente op de arbeidsmarkt en het werkgevers- bestuursopdracht bijstellen. imago van de gemeente. We werken daarbij samen met het programma Arbeidsmarktdiscriminatie en Hoe? de organisatiebrede aanpak van Kansenongelijkheid Met behulp van onderzoeken, audits en evaluaties in de stad. volgen we de ontwikkeling van inclusie en diversiteit m De kwaliteit van het programma. We nemen deel en de voortgang van de bestuursopdracht. aan beschikbare landelijke benchmarks en we De onderzoeken geven inzicht in: organiseren tegenspraaksessies met externe m De personeelssamenstelling in vergelijking met partijen. We evalueren jaarlijks het programma en de representativiteit van de Amsterdamse haar interventies en we monitoren de voortgang beroepsbevolking. Op basis van de resultaten van het uitvoeringsplan. uit de Barometer Culturele Diversiteit van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek brengt en cijfers van het personeelbestand vanuit P&O de verschillende onderzoeken samen in een integrale maken we een rapportage. Deze cijfers worden voortgangsrapportage die inzicht geeft in de jaarlijks geactualiseerd. ontwikkeling van het programma. De wethouder informeert de raad twee keer per jaar over de voortgang van het programma. Uitvoeringsplan Inclusie en Diversiteit 11 el ® ® 9. Organisatie programma Inclusie en Diversiteit De wethouder Personeel en Organisatie is de De kosten voor het uitvoeringsplan zijn geraamd op verantwoordelijk wethouder voor het programma € 1.360.000 voor 2021, € 1.083.000 voor 2022 en Inclusie en Diversiteit. De gemeentesecretaris is € 1.083.000 voor 2023. Hierbij zijn de personele lasten ambtelijk opdrachtgever. Hij werkt hierbij nauw voor een kernteam inbegrepen. Het gaat voornamelijk samen met de directeur Personeel en Organisatie. om het beschikbaar stellen van huidig personeel voor De gemeentesecretaris is voorzitter van een stuurgroep deze opgave. Overige kosten zijn bestemd voor onder bestaande uit de directeuren van de verschillende andere onderzoek, het vergroten van kennis en kunde directies en stadsdelen. Inclusie en Diversiteit heeft een in de organisatie, voor inclusieve werving en selectie eigen programmamanager — voor de duur van drie jaar. en voor het ontwikkelen van bijvoorbeeld opleidings- aanbod. De dekking voor het programma komt uit bestaande middelen van Personeel en Organisatie, van de clusters en van de betrokken directies. 2 2 EN S ó Kele Cel} Dit is een uitgave van het Programma Inclusie en Diversiteit van de gemeente Amsterdam Bestuurlijk opdrachtgever Touria Meliani, wethouder Personeel en Organisatie Ambtelijk opdrachtgever Peter Teesink, gemeentesecretaris Redactie en eindredactie Programma Inclusie en Diversiteit Vormgeving Ontwerpwerk Mei 2021
Onderzoeksrapport
12
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 671 Datum indiening 2 juli 2018 Datum akkoord 20 juli 2018 Publicatiedatum 23 juli 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Torn inzake het massaal negeren van het barbecueverbod op de Weesperzijdestrook. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 1 juni 2018 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost een barbecueverbod ingesteld op de Weesperzijdestrook langs de Amstel. Aanleiding voor dit verbod was aanhoudende stank- en afvaloverlast voor de bewoners aan deze groenstrook. Op 29 juni 2018 berichtte het Parool dat dit barbecueverbod massaal genegeerd wordt. In het artikel geven omwonenden aan dat er geen handhaving is om dit verbod na te leven. Ook zou de gemeentelijke communicatie over het verbod ontoereikend zijn.’ Volgens de berichtgeving van het Parool begint stadsdeel Oost op 2 juli 2018 met het handhaven van het verbod en worden er dan ook verbodsborden geplaatst. Gezien het vorenstaande heeft het lid Torn, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Klopt de berichtgeving dat het barbecueverbod in juni 2018 niet is gehandhaafd en dat er niet of onvoldoende over dit verbod is gecommuniceerd? Zo ja, waarom is er niet direct gehandhaafd? Zo nee, kan het college toelichten welke maatregelen het in juni 2018 heeft genomen om dit verbod te handhaven? Antwoord: Deze berichtgeving klopt niet. Op 1 juni 2018 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost het besluit genomen om een barbecue verbod in te stellen op de Weesperzijdestrook langs de Amstel. Met dit verbod wordt beoogd een juiste balans te vinden tussen de behoefte om bij mooi weer te recreëren en het voorkomen van overlast. Vanwege wettelijk vereisten is dit besluit op 5 juli 2018 gepubliceerd en op 13 juli 2018 in werking getreden. Vanaf die datum is het mogelijk om bij overtreding over te gaan tot het uitschrijven van boetes. Direct hierna zijn de huidige verwijzingsborden vervangen door verbodsborden. ! https://www.parool.nl/amsterdam/bbg-verbod-op-costa-del-weesperzijde-massaal- genegeerd—a4600694/ 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 5 ui 2018 Schriftelijke vragen, maandag 2 juli 2018 De periode tussen besluit en inwerkingtreding is benut om recreanten en barbecue gebruikers voor te lichten en te verwijzen naar locaties waar barbecueën wel is toegestaan. Op 25 juni 2018 zijn de direct omwonenden ingelicht en op 10 juli 2018 is een bewonersbijeenkomst geweest om ideeën op te halen en in gesprek te gaan met bewoners om te bekijken welke oplossingen er volgens bewoners te bedenken zijn. 2. Hoeveel boetes voor het overtreden van het barbecueverbod op deze locatie zijn er uitgeschreven in de periode van 1 juni tot 2 juli 2018? En hoeveel op het moment van de beantwoording van deze vragen? Antwoord: Geen. Zoals bij antwoord 1 is aangegeven is het per 13 juli 2018 mogelijk boetes uit te schrijven als er een overtreding van het barbecueverbod wordt geconstateerd. Sinds 13 juli 2018 zijn er geen overtredingen van het barbecueverbod geconstateerd. 3. Hoeveel boetes zijn er in bovengenoemde perioden uitgeschreven voor andere overtredingen op deze locatie, zoals het achterlaten van straatafval of wildplassen? Antwoord: Er zijn in deze omgeving van 1 juni tot 2 juli 2018 13 bekeuringen uitgeschreven voor foutgeparkeerde auto’s (7), scooteren op het trottoir (3), negeren verbod aanmeren (2) en rijden zonder rijbewijs (1). Bovendien zijn er tientallen waarschuwingen uitgedeeld. Uit signalen is gebleken dat er bij mooi weer naast stank- en afvaloverlast ook overlast is van wildplassen. Omdat handhaving het sluitstuk is van de aanpak van problematiek, zijn op de Weesperzijde mobiele toiletten geplaatst. 4. Is het college van mening dat het voldoende capaciteit heeft om op deze locatie te handhaven op het barbecueverbod en andere overtredingen? Graag een toelichting. Antwoord: In algemene zin overtreft de vraag naar handhaving de beschikbare capaciteit. Dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden voor wat betreft de inzet naar aard en omvang van de problematiek en tijdstip en locatie. Op basis van hierover beschikbare informatie wordt geprobeerd de handhavingscapaciteit zo goed mogelijk in de hele stad in te zetten. Voor wat betreft de handhaving van het barbecueverbod Weesperzijdestrook zullen in het begin van het verbod bij mooi weer de handhavers intensief en prominent aanwezig zijn. Daarnaast wordt er zoveel mogelijk een steward ingezet. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing dn Gemeenteblad ummer - =: zn Datum 23 juli 2018 Schriftelijke vragen, maandag 2 juli 2018 5. Wil het college deze vragen binnen de gestelde termijn van vier weken beantwoorden en wanneer dit onverhoopt niet lukt tijdig communiceren over de reden van de eventuele vertraging en de termijn waarop de vragen alsnog beantwoord zullen worden? Antwoord: Ja. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 959 Publicatiedatum 9 oktober 2015 Ingekomen onder AL Ingekomen op woensdag 30 september 2015 Behandeld op woensdag 30 september 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Boldewijn en Ernsting inzake de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (onderzoek fiets- en voetgangersgebieden in de binnenstad). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 812); Constaterende dat: — het college gaat onderzoeken op welke wegen in de binnenstad (binnen de S100) de snelheid naar 30 km/uur verlaagd kan worden om onder meer de verkeersveiligheid te verbeteren (m5); Overwegende dat: — bij dit onderzoek aandacht wordt besteed aan: 1. de doorstroming van het autoverkeer; 2. de verlagen van snelheid naar 30 km/uur; — hetverkeer in de binnenstad steeds drukker wordt; — de drukte leidt tot irritatie en onveiligheid op de smalle fietsstroken; — de Uitvoeringsagenda Mobiliteit gericht is op het verbeteren van de bereikbaarheid en het realiseren van een aantrekkelijke openbare ruimte; — het college meer ruimte wil creëren voor voetgangers en fietsers. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. bij dit onderzoek ook de volgende vragen te willen betrekken: — welke straten in de héle binnenstad (binnen de S100) kunnen worden aangewezen als fiets- en/of voetgangersgebied; — welke straten in de héle binnenstad (binnen de S100) qua profiel zodanig kunnen worden ingericht dat de automobilist zich te gast voelt (fietsstraat) en waar de maximumsnelheid dus lager is dan 30 km; 2. de resultaten van dit onderzoek te rapporteren aan de raad. De leden van de gemeenteraad H.B. Boldewijn Z.D. Ernsting 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1599 Publicatiedatum 16 oktober 2019 Ingekomen onder AE Ingekomen op woensdag 10 oktober 2019 Behandeld op woensdag 10 oktober 2019 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Simons inzake De Nota Regenboogbeleid (investeren in deskundigheid en vaardigheid bij LHBTQGI+ vrijwilligersorganisaties) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Nota Regenboogbeleid. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1425). Constaterende dat: — De nota Regenboogbeleid een beginnend mooi plan is, echter nog concrete uitwerkingen mist; — Concrete uitgangspunten en indicatoren belangrijke ijkpunten zijn voor evaluatie en om beleid beter te controleren; — Niet alle punten van het Roze Stembusakkoord zijn meegenomen in het beleid. Voorts constaterende dat: — De nota Regenboogbeleid met name inzet op coaching, deskundigheidsbevordering, leiderschapstraining en het bevorderen van samenwerking tussen witte en bi-culturele transgenders (p. 15); — De nota Regenboogbeleid zich inzet op deskundigheid bevorderen bij wijkteams, zorginstellingen en de Wmo-raad in het omgaan met LHBTQI+ ouderen (p.27); — De nota Regenboogbeleid zich inzet op de komst van een safe space, voor drempelverlaging van de voorzieningen en voor deskundigheidsbevordering van de grassroots organisaties (p. 15); — Investeren in deskundigheids- en vaardigheid bevordering bij vrijwilligersorganisaties ontbreekt in de Nota Regenboogbeleid; — Het van belang is LHBTQI+ organisaties in staat te stellen om subsidie te kunnen aanvragen voor deskundigheids- en vaardigheid bevordering. Besluit: Toe te voegen aan hoofdstuk Diversiteit op pagina 22- 24 de volgende tekst: "We investeren in deskundigheids- en vaardigheid bevordering bij vrijwilligersorganisaties en stellen deze organisaties in staat om subsidie aan te vragen ten behoeve van bevordering en empowerment van de LHBTQI gemeenschap.” 4 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1599 A d t Datum _ 16oktober2019 “mendemen Het lid van de gemeenteraad, S. Simons 2
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 631 Datum indiening 7 april 2020 Datum akkoord 22 mei 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Biemond inzake fraude bij de gemeente Amsterdam. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 6 april 2020 berichtte het Parool over de uitkomst van een rechtszaak waarin een — inmiddels voormalig — medewerker van de gemeente jaren de cel in moet voor het oplichten van de gemeente Amsterdam’. Het artikel beschrijft dat de hoofdverdachte vanaf januari 2008 valse facturen naar de gemeente stuurde om zo geld weg te sluizen en zichzelf te verrijken. In totaal zou het gaan om miljoenen euro's. De advocaat van de verdachte spreekt van een ‘schokkende wanorde’ bij de gemeente waardoor niet meer vast te stellen zou zijn “of goederen en diensten zijn geleverd”. Daarbij “ontbrak (en ontbreekt) [het] volgens de advocaat grotendeels aan deugdelijke controles en een fatsoenlijke administratie” Dit beeld wordt versterkt doordat niet de gemeente zelf, maar de recherche in februari 2015 achter de fraude kwam tijdens een ‘patserboten’ controle. Gezien het vorenstaande heeft het lid Biemond, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Heeft het college kennisgenomen van het artikel in het Parool met als kop “Jaren cel voor ex-ambtenaar en echtgenote voor oplichten gemeente”? Antwoord: Ja. 2. Is het college bekend met deze fraudezaak”? Antwoord: Ja. ' https://www.parool.nl/amsterdam/jaren-cel-voor-ex-ambtenaar-en-echtgenote-voor- oplichten-gemeente-b3d7be18/ 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng at Gemeenteblad R Datum 22 mei 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 april 2020 3. Wanneer was de gemeente op de hoogte van deze fraudezaak? Antwoord: Op 7 september 2015 is een ambtenaar van stadsdeel West van de gemeente Amsterdam door de politie aangehouden in het kader van een strafrechtelijk (financieel) onderzoek. Kort voor deze aanhouding heeft de politie hierover contact gezocht met Bureau Integriteit en is de Burgemeester geïnformeerd over de fraudezaak. Op 6 oktober 2015 is de raad hierover nader geïnformeerd door middel van een raadsbrief ‘Strafrechtelijk- en integriteitsonderzoek gemeenteambtenaar’. Bureau Integriteit is direct na de aanhouding van de ambtenaar een intern integriteitsonderzoek gestart. Op basis van de eerste bevindingen van dit onderzoek is de betrokken medewerker ontslagen. 4. Is deze fraude destijds ontdekt tijdens het anti-fraude offensief, en zo ja, heeft de gemeente aangifte gedaan? Antwoord: De zaak kwam aan het licht door politieonderzoek naar zogeheten patserboten. Dat zijn grotere, vaak snelle, opvallende en vooral dure types speedboten, die populair zijn binnen het criminele milieu. De ambtenaar en zijn vrouw kwamen hier in beeld omdat zij verscheidene dure goederen hadden aangeschaft, zoals 3 snelle motorboten en 19 voertuigen. Deze uitgaven stonden niet in verhouding tot hun geschatte gezamenlijke inkomsten. Op basis van de informatie van de politie is de gemeente Amsterdam zelf een intern onderzoek gestart, genaamd Tulp. Op basis van de eerste bevindingen uit het onderzoek is op 2 oktober 2015 namens de gemeente Amsterdam aangifte gedaan. Het anti-fraude offensief is gestart in januari 2016. Aanleiding voor dit offensief is deze grote fraude en ook een andere fraude die niet door de gemeente zelf ontdekt was. Deze fraudegevallen maakten duidelijk dat de gemeente Amsterdam zelf de eigen frauderisico's onvoldoende in beeld had. Het anti- fraudeoffensief was er vervolgens op gericht om gemeentebreed fraude- en andere integriteitsrisico’s in beeld te brengen en beheersmaatregelen waar nodig te verbeteren of aanvullende beheersmaatregelen te nemen. 5. Heeft het Bureau Integriteit een rol gespeeld bij het onderzoek naar deze fraude en zo ja welke rol en met wat als resultaat? Antwoord: Zoals hierboven beschreven is Bureau Integriteit een integriteitsonderzoek gestart, genaamd Tulp. Het onderzoek bestond grofweg uit 3 onderdelen: In de eerste plaats een persoonsgericht onderzoek naar 7 grote bestellingen van tractoren. De wagenparkbeheerder bestelde in één jaar tijd 7 tractoren voor stadsdeel West bij het bedrijf van zijn vrouw. Uit het onderzoek van Bureau Integriteit is gebleken dat de voertuigen wel door de gemeente zijn betaald maar dat ze nooit aan de gemeente zijn geleverd. In totaal is de gemeente op die 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng at Gemeenteblad Datum 22 mei 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 april 2020 manier ruim € 700.000,- afhandig gemaakt. Op grond van dit onderzoek is de ambtenaar direct strafontslag verleend. Deelonderzoek 2 bestond uit het vaststellen van de aard en omvang van de gehele fraude. Hierbij zijn onder meer tientallen facturen van verdachte partijen doorgelicht en geanalyseerd. Uit dit onderzoek is vast komen te staan dat de totale omvang van de fraude 4,3 miljoen euro was, gepleegd in de periode 2008-2015. De fraude bestond uit het sturen van valse facturen, via het bedrijf dat op naam stond van de vrouw van de ambtenaar, waarbij hij voor een gedeelte ook gebruik heeft gemaakt van een leverancier van de gemeente Amsterdam. Voor de fictieve aankoop van voertuigen maakte hij gebruik van het centrale inkoopproces van de gemeente Amsterdam. Onder meer door een interne doorberekening binnen de gemeente Amsterdam, waren de grote aankopen niet opgevallen. Tot slot is in deelonderzoek 3 onderzocht hoe een dergelijke grote fraude heeft kunnen gebeuren om hiervan als organisatie te kunnen leren. Uit dit onderzoek is onder meer gebleken dat bij het inkoopproces de bestelling en akkoordverklaring door een en dezelfde persoon werd uitgevoerd (geen functiescheiding) waardoor het mogelijk was om niet bestaande goederen en diensten te leveren. De gemeente heeft uit deze gang van zaken lering getrokken. Uit het onderzoek bleek ook dat de rol van de budgethouder zeer beperkt was en dat het akkoord van de budgethouder vaak gebaseerd was op goedkeuring van anderen. Daarmee werd de feitelijk controlerol van de budgethouder niet afdoende ingevuld en was er dus geen controle geborgd. Gedurende het onderzoek Tulp is er steeds rekening mee gehouden dat naast deze ambtenaar ook andere ambtenaren betrokken zouden kunnen zijn bij de fraude. Met uitzondering van een samenwerking met een uitzendkracht/ZZP-er die ook strafrechtelijk is veroordeeld, is van interne samenspanning niet gebleken. Wel blijkt uit het onderzoek dat de ambtenaar veel informele macht/zeggenschap had, met cadeautjes mensen te vriend heeft gehouden, ervoor zorgde dat er op de werf uitzendkrachten werden ingehuurd die uit zijn netwerk kwamen en hij heel veel ruimte kreeg van zijn leidinggevende om zijn werk en tijd zelf in te vullen. 6. Door wie of welke instantie is het interne onderzoek met de codenaam Tulp uitgevoerd en tot welke bevindingen heeft dat geleid? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 5. 7. In 2019 heeft iedere directeur de opdracht gekregen om de fraudescan voor het eigen organisatieonderdeel te actualiseren. Welke risico mitigerende maatregelen zijn daaruit gevolgd en is de fraudezaak zoals beschreven in het Parool daarbij betrokken? Antwoord: De fraudescan zoals in 2019 uitgevoerd, vindt haar basis in het anti-fraude- offensief dat gestart is in 2016. De bevindingen van onderzoek Tulp vormden mede de basis voor dat offensief. Destijds werd daarover het volgende geschreven: 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer Se 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 april 2020 Een offensief is hard nodig om de gemeentelijke organisatie snel weerbaar te maken tegen fraude en andere integriteitsschendingen. Het is belangrijk om goed te kijken wat nu precies de risico's zijn, welke maatregelen en interventies ingezet moet worden, en kritisch te blijven op wat wel en niet werkt (uit: raadsbrief 12 juli 2016). In de daarop volgende jaren is de organisatie blijven werken aan het in beeld brengen van fraude- en andere integriteitsrisico's en het verbeteren en/of aanvullen van beheersmaatregelen. In de meest recente raadsbrief 17 maart 2020 over dit onderwerp is onder meer het volgende opgenomen: In oktober 2018 heb ik u toegezegd jaarlijks een gemeentebrede meting te doen naar fraude- en integriteitsrisco’s. In mijn brief van 26 februari 2019 heb ik aan u gerapporteerd over de meting 2018. In januari 2020 heeft de ambtelijke organisatie wederom aan mij gerapporteerd over de belangrijkste fraude- en integriteitsrisico’s per cluster in 2019. Het college beschouwt deze jaarlijkse meting als een leerproces, en als een belangrijk instrument om de ambtelijke organisatie weerbaarder te maken tegen fraude- en andere integriteitsschendingen. 8. Wat heeft het college gedaan of gaat het college doen om het geld waarvoor de gemeente is opgelicht terug te halen? Antwoord: Het college heeft zowel de ex-ambtenaar en zijn echtgenote, en ook een bedrijf dat bij de fraude deels betrokken is geweest aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De gemeente heeft vervolgens civiele procedures tegen deze partijen aangespannen. In eerste aanleg heeft de rechtbank al deze partijen veroordeeld tot vergoeding van de schade. De rechtbank heeft in totaal € 4.1 miljoen toegewezen. Tegen beide vonnissen is door betrokkenen hoger beroep ingesteld. Die beroepen lopen momenteel nog. Ondertussen heeft de gemeente de vonnissen wel al ten uitvoer gelegd. 9. Zijn er verdere maatregelen genomen om dergelijke fraudezaken in de toekomst te voorkomen? Antwoord: Zie de beantwoording van vraag 7 waarin verwezen wordt naar de raadsbrieven en onderliggende stukken met betrekking tot het anti-fraudeoffensief dat gestart is in 2016 en de jaarlijkse risicoscan die vanaf 2018 gehouden wordt. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Raadsactualiteit Jaar 2018 Vergaderdatum 19 en 20 september 2018 Afdeling 1 Agendapunt 8A Nummer 742 Publicatiedatum 14 september 2018 Onderwerp Actualiteit van de leden Bloemberg-lssa en Ceder inzake een ruimer kinderpardon. Aan de gemeenteraad Inleiding De afgelopen weken is de discussie rondom het kinderpardon opnieuw opgelaaid. De Armeense tieners Lili en Howick zouden bijna uitgezet worden en kregen pas op het laatste moment te horen dat zij mochten blijven. Veel gewortelde kinderen, ongeveer vierhonderd, zitten in soortgelijke onzekere situaties. Inmiddels hebben er 49 gemeenten zich uitgesproken voor een versoepeling van het kinderpardon. Reden bespreking Het uitzetten van gewortelde kinderen naar een vreemd land richt ernstig schade aan bij de betrokken kinderen en hun omgeving. Binnen de gemeente Amsterdam leeft een brede steun om in de gemeenschap gewortelde kinderen die hier langer dan vijf jaar verblijven te laten blijven. Reden spoedeisendheid Het meewerkcriterium van het kinderpardon wordt zo strikt toegepast dat bijna geen enkel geworteld kind via de regels van het kinderpardon in Nederland mag blijven. Op dit moment leven daarom nog veel kinderen met grote onzekerheid over hun toekomst. Hier moet snel een einde aan komen. Amsterdam heeft zich nog niet bij de ‘kinderpardongemeenten’ aangesloten en mag zeker niet in deze rij ontbreken. De leden van de gemeenteraad J.F. Bloemberg-lssa D.G.M. Ceder 1
Actualiteit
1
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 9 november 2023 Ingekomen onder nummer 653 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Yemane, Khan, Bouhassani, Broersen, Ahmadi, Wehkamp, Alberts en Emmerik over het toetsen op besteedbaar inkomen bij aanspraak op armoederegelingen Onderwerp Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de beleidsbrief armoede Constaterende dat: e _De kosten van levensonderhoud, mede vanwege inflatie, enorm zijn gestegen het afgelo- pen jaar. e _Eengroeiend aantal huishoudens financiëel klem zit vanwege gestegen kosten’. e Een groot deel van het besteedbaar inkomen van mensen op gaat aan vaste lasten. Lan- delijke gezien heeft een op de vijf mensen moeite met het betalen van de vaste lasten? e _Uiteen rapport van NVVK (2022) dat steeds meer mensen met een hoger inkomen aan- kloppen voor schuldhulpsanering. Overwegende dat e _Heteerste rapport van de Commissie Sociaal Minimum het risico op armoede meet door het besteedbaar (huishoudens-)inkomen als vitgangspunt te nemen e Ook mensen die meer dan 130% van het sociaal inkomen verdienen armoede ervaren of in schulden terecht komen omdat hun besteedbaar inkomen tekort schiet; *https://www.nibud.nl{nieuws/groeiend-aantal-huishoudens-financieel-klem/ 2 https://www.ad.nl{geld/een-op-de-vijf-kan-vaste-lasten-nauwelijks-betalen-en-heeft-weinig-buf- fer-ad2ffof8/ Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 e Zij op dit moment geen aanspraak kunnen maken op de armoede regelingen die de ge- meente aanbiedt; e _Erbijdeze groep vaak sprake is van “verborgen armoede” e Een ontoereikend besteedbaar inkomen kan zorgen voor opbouw van schuld, en sociale uitsluiting. e Het rapport van de commissie Sociaal Minimum uitwijst dat te hoge kosten, zoals hoge woonkosten, energiekosten of zorgkosten, een oorzaak kunnen zijn van een ontoerei- kendheid besteedbaar inkomen. e _ Organisaties zoals de Voedselbank het besteedbaar inkomen al als vitgangspunt nemen en het benodigde toetsingskader en ICT systemen hiervoor al bestaan en buurtteamme- dewerkers al getraind zijn voor deze toetsing. e We geluiden horen in de stad, zoals bijvoorbeeld van de organisatie NoordAs, dat een groep mensen nu tussen wal en schip vallen en zij geholpen zouden zijn wanneer er ge- toetst wordt op besteedbaar inkomen. e Toetsen op besteedbaar inkomen preventief kan werken waardoor mensen veel proble- men zoals gezondheidsgerelateerde problemen vanwege stress, schulden en, bespaard kan blijven. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders e Te onderzoeken op welke manier armoede regelingen toegankelijk kunnen worden ge- maakt voor mensen waarvan het het besteedbaar inkomen onder het sociaal minimum valt. e _ Hierbij te kijken naar organisaties die een andere toetsing hanteren. e _Inzichtelijk maken hoeveel Amsterdammers hiermee geholpen zouden zijn. e Hoe armoederegelingen ook kunnen worden toegekend op basis van een berekening obv besteedbaar inkomen naast toetsing obv belastbaar inkomen e _ Hierbij de formele en informele organisaties te betrekken om signalen en adviezen op te halen. Indiener(s), M.Yemane S.Y. Khan A. Bouhassani J. Broersen N. Ahmadi J. Wehkamp R. Alberts M.J. Emmerik
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 370 Publicatiedatum 19 mei 2017 Ingekomen onder P Ingekomen op woensdag 10 mei 2017 Behandeld op woensdag 10 mei 2017 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van de leden De Heer, Nuijens en N.T. Bakker inzake het stedenbouwkundig plan Amstelkwartier 2e fase Weststrook (bouw meer sociaal). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het stedenbouwkundig plan Amstelkwartier 2e fase Weststrook en kennisnemen van de herziene grondexploitatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 232). Overwegende dat: — het aantal sociale huurwoningen gestaag daalt en daarmee onder het percentage zakt van Amsterdammers dat er recht op heeft, — het bouwen van 30% sociale huur op grote nieuwbouwlocaties juist bijdraagt aan het verlagen van het percentage, — om de voorraad sociale huur op peil te houden het noodzakelijk is om meer dan 30% te bouwen op grote nieuwbouwlocaties, — gezien de grote vraag sociale huur het percentage in grote nieuwbouw projecten omhoog moet om aan die vraag tegemoet te komen, — de behoefte aan woningen in het middensegment ook onverminderd hoog is, — de parkeernorm voor sociale huurwoningen hoger is dan voor overige woningen en meer sociale huur tot een hoger netto aantal woningen zal leiden dat onbedoeld tot een stijging van het aantal parkeerplaatsen. Besluit: onder Besluit 1 a): een woningbouwprogramma van circa 800 woningen(circa 80.500 m2 bvo), waarvan circa 30% sociale huur, circa 40% middensegment, circa 30% topsegment (…); te wijzigen in: een woningbouwprogramma van circa 800 woningen(circa 80.500 m2 bvo), waarvan circa 40% sociale huur (waarvan minstens 5% seniorenwoningen), circa 40% middensegment, circa 20% topsegment, waarbij het aantal parkeerplaatsen gelijk gehouden wordt aan dat in het oorspronkelijke collegevoorstel (…); de rest van de voordracht conform bovenstaande te wijzigen. 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 370 Amendement Datum 19 mei 2017 De leden van de gemeenteraad, A.C. de Heer J.W. Nuijens N.T. Bakker 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 1165 Publicatiedatum 8 januari 2014 Ingekomen onder C Ingekomen op woensdag 18 december 2013 Behandeld op woensdag 18 december 2013 Status Verworpen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Van Drooge, de heer Paternotte, de heer Ivens en de heer Evans-Knaup inzake de foutieve uitbetaling van € 188 miljoen aan woonkostenbijdrage door de Dienst Belastingen (per direct maatregelen). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de interpellatie van de raadsleden de heer Paternotte, mevrouw Shahsavari-Jansen, de heer Ivens en de heer Evans-Knaup van 13 december 2013 inzake de uitbetaling van woonkostenbijdrage door de Dienst Belastingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1155); Overwegende dat: — duidelijk geworden is dat er geen bestedingslimieten vanuit de gemeente zijn ingesteld met betrekking tot de gemeentelijke betaalorganisatie; — duidelijk geworden is dat er geen afspraken met de huisbank zijn gemaakt om bij ongebruikelijke transacties een extra autorisatie te vragen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — per direct bestedingslimieten in te voeren; — per direct met de huisbank afspraken te maken om bij ongebruikelijke transacties een extra autorisatie te vragen. De leden van de gemeenteraad, Â.H. van Drooge J.M. Paternotte L.G.F. Ivens LR. Evans-Knaup 1
Motie
1
discard
VN2021-021992 Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Kunst en cultuur x Gemeente . en eta . EE 9 n KD D Amsterdam Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk D Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en % Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Voordracht voor de Commissie KDD van o1 september 2021 Ter kennisneming Portefeuille Kunst en Cultuur, Monumenten en Erfgoed Agendapunt 6 Datum besluit nvt Onderwerp Kennisnemen van de raadinformatiebrief ter afdoening van de toezegging over uitvoering van de noodsteunregeling fase 3 voor kunst- en cultuurinstellingen De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief van wethouder Meliani ter afdoening van de toezegging in de commissie KDD van 2 juni jl. over uitvoering van de noodsteunregeling fase 3 voor kunst- en cultuurinstellingen Wettelijke grondslag Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet:Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. Art 169 Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3). Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de commissie KDD van 2 juni jl. heeft wethouder Meliani toegezegd informatie te verstrekken over de uitvoering van de noodsteunregeling fase 3 voor kunst- en cultuurinstellingen. Deze brief is v ook op 2 juli 2021 via de dagmail toegezonden. Reden bespreking nvt Uitkomsten extern advies nvt Geheimhouding nvt Uitgenodigde andere raadscommissies nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.6 1 VN2021-021992 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Kunst en cultuur % Amsterdam ‚ ee On ‚ „ % Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Voordracht voor de Commissie KDD van o1 september 2021 Ter kennisneming Ja, toezegging TA2021-000750 uitvoering van de noodsteunregeling fase 3 voor kunst- en cultuurinstellingen Welke stukken treft v aan? AD2021-082494 Brief toezegging noodsteun fase 3.pdf (pdf) AD2021-082493 Commissie KDD Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Kunst en Cultuur, Martine Brinkhuis, o6 22045810, [email protected] Gegenereerd: vl.6 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1969 Ingekomen op 27 november 2019 Ingekomen onder F Behandeld op 27 november 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Nanninga inzake de actualiteit over rovende asielzoekers (one strike out) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Poot, Nanninga en Boomsma inzake rovende asielzoekers in de binnenstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1849). Constaterende dat: — de politie bevestigt dat jaarlijks vele honderden asielzoekers in Amsterdam worden opgepakt omdat zij betrokken zijn bij criminaliteit in de stad; — de politie heeft bevestigd dat in 2019 tot nu toe 750 zakkenrollers in de Amsterdamse binnenstad zijn opgepakt, en dat een substantieel deel van deze zakkenrollers uit (al dan niet goed georganiseerde) asielzoekers bestaat; Overwegende dat: — de minister allerlei mogelijkheden heeft om criminele asielzoekers uit te zetten, zoals bijvoorbeeld op basis van art. 35 lid 1 sub b Vreemdelingenwet; — het niet uitzetten van criminele asielzoekers zorgt voor afnemend draagvlak voor het immigratie- en asielbeleid. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij het rijk aan te dringen op een zero tolerance-beleid ten aanzien van, en dus onmiddellijke uitzetting van, criminele asielzoekers, die wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem ter zake de maatregel, bedoeld in artikel 3/a van het Wetboek van Strafrecht, onherroepelijk is opgelegd. Het lid van de gemeenteraad A. Nanninga 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1149 Datum akkoord 20 september 2016 Publicatiedatum 20 september 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van der Ree van 29 juni 2016 inzake het parkeren in parkeergarages op de Zuidas. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Parkeren op straat in de Zuidas is duur, met een tarief van 4 euro per uur. Parkeren in een parkeergarage onder de Zuidas is echter nog veel duurder. De twee Q-Park garages rekenen een tarief van 7 euro per uur. De WTC-garage iets meer dan 5 euro per uur. Wat de VVD betreft zijn deze hoge tarieven voor parkeren in een parkeergarage onwenselijk, omdat daardoor parkeren in een garage wordt ontmoedigd, ten koste van parkeren op straat, waardoor de druk op de daar beschikbare parkeerplekken toeneemt. Dit leidt tot overlast, onder meer in de nabijgelegen Prinses lrenebuurt en in Buitenveldert Noord. De VVD pleit ervoor om extra in te zetten op overleg met beheerders van garages en bewoners in de omgeving om ervoor te zorgen dat parkeren in de garages aantrekkelijker wordt. Speciaal voor bewoners van (omliggende buurten van) de Zuidas kan een daltarief voor bezoekers in de parkeergarages aantrekkelijk zijn. Het college heeft laten weten dat er overleg zal plaatsvinden tussen de exploitanten van de parkeergarages, stichting HelloZuidas en VVE's/huurders in de omgeving van de Zuidas. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van der Ree, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college het met de VVD eens dat het onwenselijk is dat parkeren in garages duurder is dan op straat? Zo nee, waarom niet? 2. Wat is de huidige stand van zaken omtrent de parkeerdruk in de woongebieden ten noorden en zuiden van de Zuidas? Wanneer wordt het experiment in de Prinses lrenebuurt met belanghebbendenparkeren geëvalueerd? 3. Wat is de huidige stand van zaken van de inzet om te komen tot een daltarief voor bezoekers, om de parkeerplekken op straat te ontlasten? 4. Kan het college aangeven waarom Q-Park is gekomen tot het hoge tarief van 7 euro per uur? Welke afspraken zijn er gemaakt met Q-Park ten aanzien van de exploitatie van de garages? Heeft de gemeente eisen gesteld aan parkeertarieven in tenders en/of gronddeals? Gaarne een nadere toelichting. 5. Welke afspraken worden er gemaakt met eventuele bouwers van nieuwe openbare garages op de Zuidas over parkeertarieven? verbeterblad 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neeing Lido Gemeenteblad Datum 20 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 29 juni 2016 6. Welke mogelijkheden ziet het college om in overleg te treden met de exploitanten van garages en bedrijven op de Zuidas om te komen tot de introductie van kaarten die bedrijven aan bezoekers kunnen uitreiken, zogeheten hospitality cards, om parkeren op straat te ontmoedigen en parkeren in de garage te stimuleren? Beantwoording: Alvorens de specifieke vragen van de heer Van der Ree te beantwoorden is het van belang enkele algemene punten te benoemen. Wanneer wordt gesproken over de beschikbaarheid van parkeerplaatsen kan onderscheid gemaakt worden in: e Parkeerplaatsen voor bezoekers van de Zuidas, aanwezige voorzieningen en bezoekers van bewoners. Deze parkeerplaatsen moeten openbaar toegankelijk zijn; bijvoorbeeld op straat of in een parkeergarage. e Parkeerplaatsen voor bewoners en voor kantoormedewerkers. Deze parkeerplaatsen worden vaak aangeduid als stallingsplaatsen. Parkeerplaatsen voor bewoners worden vaak apart gesitueerd in een garage. Stallingsplaatsen voor kantoormedewerkers worden regelmatig gemengd met bezoekersplaatsen. Dubbelgebruik van parkeerplaatsen is soms mogelijk; bezoek en medewerkers van kantoren parkeren over het algemeen op werkdagen overdag en bewoners en bezoek van bewoners parkeren over het algemeen in de avond en het weekend. De parkeerbehoefte van de verschillende doelgroepen wordt als volgt gefaciliteerd: e Bezoekers van de aanwezige voorzieningen. Dat kunnen grootschalige voorzieningen zijn zoals de RAI en het VUmc. Dergelijke grootschalige voorzieningen beschikken over voldoende parkeerplaatsen om hun bezoek te faciliteren. Sterker nog, deze voorzieningen bieden buiten grootschalige evenementen en bezoekuren voor patiënten juist een overcapaciteit en kennen een gunstig parkeertarief waar ook anderen gebruik van kunnen maken. De gemeente maakt hier ook gebruik van door P+R-plaatsen in te huren. Kleinschaligere voorzieningen zoals de horeca in Zuidas beschikken veelal niet over eigen parkeerplaatsen, maar maken gebruik van de gedeelde parkeervoorzieningen in het gebied. Die bevinden zich in publieke parkeergarages, niet op straat. Het is sinds de eerste plannen voor Zuidas beleid geweest om alle parkeerplaatsen ondergronds te brengen. Daar is in de normering voor deze gedeelde garages ook rekening mee gehouden. e Bezoekers van bewoners. Ook hier geldt dat parkeren op straat nooit het uitgangspunt is geweest. ledere woning kent een aanvullend aantal parkeerplaatsen bovenop de norm van 0,25 pp per woning. Feit is echter dat deze parkeerplaatsen, door ontwikkelaars of door de bewoners zelf, zelden tot nooit voor dit doel worden gebruikt. Na realisatie worden de parkeerplaatsen vaak alsnog verhuurd waardoor ze niet meer beschikbaar zijn voor bezoekers. Dat is prettig voor ontwikkelaars, beleggers of bewoners die zo extra inkomsten hebben, maar onprettig voor bezoekers van bewoners. Die zijn aangewezen op publieke garages in Zuidas. Uit het Parkeeronderzoek Zuidas 2015 blijkt dat er voldoende publieke parkeerplaatsen aanwezig zijn (circa 1.500). Een behoorlijk deel hiervan is voor Amsterdamse begrippen redelijk geprijsd (tussen de 3 en 4 euro per uur, en daarmee vergelijkbaar met andere delen van Amsterdam binnen de Ring). Uitzondering vormen de garages van Q-park met een tarief van 7 euro per uur. verbeterblad 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam Neeing Lido Gemeenteblad R Datum 20 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 29 juni 2016 Dat is inderdaad relatief duur, ook voor Amsterdamse begrippen. Om die reden is afgelopen jaar aangekondigd het gesprek met Q-park aan te gaan over de mogelijkheden van een gunstig daltarief voor bezoekers van Zuidas. Van overlast in de omliggende wijken is tot slot niet tot nauwelijks sprake. In de Prinses lrenebuurt is parkeren door anderen dan bewoners of hun bezoek niet toegestaan. In Buitenveldert geldt een parkeerduurbeperking. Uit diverse metingen (o.a. uitgevoerd door Stadsdeel Zuid,in het kader van het Parkeeronderzoek Zuidas 2015 en recent in 2016 ten behoeve van de evaluaties van de parkeerexperimenten in Buitenveldert en de Prinses lrenebuurt) blijkt dat de gemiddelde parkeerdruk ruim onder de Amsterdamse streefwaarden ligt. Hieronder volgt de beantwoording per vraag: 1. Is het college het met de VVD eens dat het onwenselijk is dat parkeren in garages duurder is dan op straat? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Het parkeertarief in een garage wordt door een commerciële parkeerexploitant gebaseerd op de lokale vraag en het lokale aanbod naar parkeren, afspraken met de eigenaar van de garage en wettelijke en/of ruimtelijk planologische kaders. In beginsel is een exploitant gebaat bij een hoge bezettingsgraad en zal het tarief dan ook net onder het tarief op maaiveld liggen om de garage aantrekkelijk te houden. Soms zijn er andere mechanismen in het spel. Bij een zeer hoge lokale vraag is er voor de exploitant de mogelijkheid het tarief te verhogen waardoor zijn financiële resultaat verbetert. Aan de andere kant kan de eigenaar van een garage baat hebben bij betaalbare parkeervoorzieningen om te zorgen dat nabijgelegen voorzieningen, kantoren of bedrijven (waar hij een belang in heeft) aantrekkelijk blijven. Bijvoorbeeld een supermarkt die uitrijkaarten voor klanten verstrekt. Ook kunnen er wettelijke en/of ruimtelijk planologische kaders regels opgelegd zijn. Voor parkeergarage OLVG is bijvoorbeeld in de vergunning opgenomen dat het tarief in de garage hoger moet zijn dan het tarief op maaiveld om te voorkomen dat er extra verkeersaantrekkende werking van de garage uitgaat. Ook kunnen er tijdens de gebiedsontwikkeling aanvullende afspraken gemaakt worden. Bijvoorbeeld in de erfpacht, gronduitgifte of ruimtelijk planologische procedure. Daarbij is de leidraad dat louter aanvullende eisen gesteld worden als daarbij het algemeen belang gediend wordt. Ook bij de exploitatie van eigen garages door Amsterdam worden deze mechanismen meegenomen. Daarbij is het een uitdaging om voldoende mee te bewegen met de snelle ontwikkelingen van commerciële parkeerexploitanten. Voor de gemeentelijke garages geldt dat een deel van de garages een hoger tarief heeft dan de omgeving en een deel een lager tarief. Andere garages (zoals de garages in Zuidoost) liggen in een gebied met geen of nauwelijks parkeerplaatsen op straat, waarbij een koppeling aan straattarieven niet of nauwelijks aan de orde is. In 2017 zal opnieuw naar de tarieven van de gemeentelijke garages gekeken gaan worden, waarbij een goede benutting van de garageplekken uitgangspunt is. verbeterblad 3 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neeing Lido Gemeenteblad Datum 20 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 29 juni 2016 2. Wat is de huidige stand van zaken omtrent de parkeerdruk in de woongebieden ten noorden en zuiden van de Zuidas? Wanneer wordt het experiment in de Prinses Irenebuurt met belanghebbendenparkeren geëvalueerd? Antwoord: De parkeerdruk in de woongebieden ten noorden en zuiden van de Zuidas is op buurtniveau laag. Uit de meest recente meting (2016) blijkt dat de parkeerdruk in de Prinses lrenebuurt overdag circa 40 â 45 procent is. De parkeerdruk in Buitenveldert ligt (afhankelijk per deelgebied) tussen de 43 en 57 procent. De experimenten worden in samenhang geëvalueerd op basis van parkeerdrukmetingen, een scenariostudie en enquêtes. In september wordt de laatste enquête in Buitenveldert afgenomen. Op basis van de resultaten treden het college en bestuurscommissie Zuid in overleg over het definitieve parkeerregime. Naar verwachting kan eind 2016 een besluit genomen worden over het definitieve regime. 3. Wat is de huidige stand van zaken van de inzet om te komen tot een daltarief voor bezoekers, om de parkeerplekken op straat te ontlasten? Antwoord: Zoals in de concept Visie Zuidas reeds werd aangekondigd is de afgelopen maanden overleg gevoerd met Q-park om te komen tot een aantrekkelijk daltarief dat lager ligt dan de huidige 7 euro per uur. Q-park heeft in augustus een voorstel gedaan voor een generiek daltarief waar zowel de horeca en andere voorzieningen in Zuidas als bewoners gebruik van kunnen maken om bezoek te ontvangen. Q-park stelt een tarief voor van 10 euro voor vier uur parkeren in de daluren 's avonds op doordeweekse dagen (aankomst na 17:00 uur), en 10 euro voor 24 uur in het weekend. We zijn nog in gesprek met Q-park om te komen tot een mogelijkheid om ook voor een parkeerduur van bijvoorbeeld twee uur een tarief af te spreken. 4. Kan het college aangeven waarom Q-Park is gekomen tot het hoge tarief van 7 euro per uur? Welke afspraken zijn er gemaakt met Q-Park ten aanzien van de exploitatie van de garages? Heeft de gemeente eisen gesteld aan parkeertarieven in tenders en/of gronddeals? Gaarne een nadere toelichting. Antwoord: Q-park baseert zijn parkeertarieven, net als veel andere parkeerexploitanten in Amsterdam, op de relatie tussen vraag en aanbod. Een tarief van 7 euro per uur gedurende werkdagen is daarbij een tarief dat de vraag naar automobiliteit niet afremt. Buiten werkdagen/-tijden ligt de bezetting echter laag, hetgeen de reden is dat Q-park zich bereidwillig heeft getoond om mee te werken aan een lager daltarief. Hierdoor kan de bezetting van de garage en daarmee de omzet van de garage worden verhoogd. Er zijn met Q-park vooraf geen afspraken gemaakt over de exploitatie of tarifering van de parkeergarages. Zoals in de beantwoording van vraag 1 reeds is aangegeven gebeurt dat in Amsterdam alleen wanneer daarbij het algemeen belang gediend wordt. In het geval van Zuidas was hier, gezien de opname van 0,25 parkeerplaats extra per woning voor bezoekers, geen aanleiding. In tenders, verbeterblad 4 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam Neeing Lido Gemeenteblad R Datum 20 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 29 juni 2016 erfpachtcontracten en andere gronddeals wordt in andere woorden al rekening gehouden met bezoekersparkeren (ook in de grondbeprijzing). 5. Welke afspraken worden er gemaakt met eventuele bouwers van nieuwe openbare garages op de Zuidas over parkeertarieven? Antwoord: Er zijn vooralsnog geen plannen voor de realisatie van zuiver publieke garages. Veelal wordt vastgelegd dat garages voor een deel een publieke functie kennen, bijvoorbeeld voor bezoek aan de bovengelegen functie. Er wordt slechts vooraf gestuurd op parkeertarief, indien daartoe een duidelijk aanwijsbare reden is (zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven). Een voorbeeld hiervan in Zuidas is de nieuwe parkeergarage die wordt gerealiseerd voor EY, onder sportpark Ravel dat wordt gebruikt door Stichting Goed Genoeg/AFC. Met de exploitant van de garage zijn afspraken gemaakt over de parkeertarieven die bezoekers van AFC betalen voor het gebruik van de garage. Dit ter compensatie van het verdwijnen van het parkeerveld dat nu wordt gebruikt door AFC (met een gunstige beprijzing). Daarnaast is de Zuidas goed bereikbaar met openbaar vervoer en fiets. 6. Welke mogelijkheden ziet het college om in overleg te treden met de exploitanten van garages en bedrijven op de Zuidas om te komen tot de introductie van kaarten die bedrijven aan bezoekers kunnen uitreiken, zogeheten hospitality cards, om parkeren op straat te ontmoedigen en parkeren in de garage te stimuleren? Antwoord: De eerste stap wordt nu gezet door middel van de afspraken met Q-park. Uiteindelijk blijft het verstrekken van hospitality cards een zaak tussen het bedrijf zelf, de parkeerexploitant en zijn klanten. Bedrijven in Zuidas doen dit al. Voor de kleinere horeca blijkt dit lastig, hetgeen de reden is dat wij een algemeen aanbod van Q-park hebben gefaciliteerd. Het aantal beschikbare straatparkeerplaatsen in Zuidas zal de komende jaren steeds verder slinken. Deze worden in publieke (ondergrondse) garages gecompenseerd. Een voorbeeld hiervan is de recente oplevering van het nieuwe parkeergebouw van de RAI (1000 parkeerplekken) ter vervanging van parkeerterrein P15 langs de Beethovenlaan. In het eindbeeld zijn er vrijwel geen straatparkeerplaatsen meer over. Enige uitzondering zijn (in de huidige plannen) de deelgebieden Fred. Roeskestraat en Vivaldi, en een aantal straatparkeer- plaatsen in Mahler/Gershwin. Deze lijn is jaren geleden al ingezet om te kunnen komen tot een dichtbebouwd, hoogstedelijk woon-, werk- en leefmilieu. Zolang goed wordt gemonitord wat de parkeerdruk effecten in de omliggende wijken zijn, is er geen aanleiding hier van af te wijken. Recente parkeerdrukmeting geven hiertoe geen aanleiding. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester verbeterblad 5
Schriftelijke Vraag
5
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 162 Publicatiedatum 20 maart 2015 Ingekomen onder AO Ingekomen op 11 februari 2015 Behandeld op 11 maart 2015 Status Aangehouden in de raadsvergadering op 11 februari 2015 en aangenomen op 11 maart 2015 Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Shahsavari-Jansen, de heer Groen en mevrouw Bosman inzake de Agenda Duurzaamheid (inzetten op onderzoek — promovendi bij Afvalenergiebedrijf). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Duurzaamheid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 50); Overwegende dat: — de overgang naar een circulaire economie volop in ontwikkeling is, maar de omschakeling vraagt om onderzoek en innovatie; — de gemeente Amsterdam de ambitie heeft om in 2020 65 procent van het huishoudelijk afval te scheiden, en het halen van die ambitie eveneens vraagt om onderzoek en innovatie; — de gemeente clustervorming nastreeft die versterkt kan worden door de combinatie met toegepast onderzoek, waarbij ook het instituut Advanced Metropolitan Solutions (AMS) een belangrijke rol kan spelen; — het beter recyclen en hergebruiken van afvalstoffen een belangrijke opgave is van onze tijd, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in overleg met het Afvalenergiebedrijf (AEB) en het instituut AMS of een andere Amsterdamse universiteit met een voorstel te komen het wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik van afvalstoffen verder te stimuleren door het bijvoorbeeld mogelijk te maken dat een of meerdere promovendi bij dat bedrijf worden aangesteld om onderzoek te doen naar het recyclen van afvalstoffen of een ander onderwerp gerelateerd aan de overgang naar een circulaire economie. De leden van de gemeenteraad, M.D. Shahsavari-Jansen RJ. Groen À.M. Bosman 1
Motie
1
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x% Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1652 accent Behandeld op 16 en 17 december 2020 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 21 december 2020 Onderwerp Motie van de leden Taimounti en Yilmaz inzake parkeerontheffing of vergunning aan marktondernemers Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over wijziging van de Verordening markt- en staanplaatsgelden 2016 in verband met aanpassing van tarieven voor 2021 (Wijzigingsverordening markt- en staanplaatsgelden Amsterdam 2021) Constaterende dat - De marktondernemers het de afgelopen jaren al moeilijk hebben door een afnemende omzet; - De klandizie van de marktondernemers verder is afgenomen als gevolg van de coronacrisis; - De vaste lasten van marktondernemers reeds enorm zijn gestegen door de tariefwijzigingen van het afgelopen jaar. Overwegende dat: -_ De marktondernemers aangeven nu al het hoofd nauwelijks meer boven water te kunnen houden met de toegenomen vaste lasten en de afgenomen inkomsten; - De markten een belangrijk onderdeel zijn van het Amsterdamse stadgezicht en bovendien levensmiddelen bieden tegen scherpe prijzen aan de minder kapitaalkrachtige Amsterdammers; -__Het aantrekkelijk houden van het marktondernemerschap kan voorkomen dat de markten leeglopen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Te onderzoeken voor welke markten een parkeerontheffing c.q. -vergunning voor marktondernemers van meerwaarde kan zijn om tegemoet te komen aan de stijgende vaste lasten van marktondernemers. De leden van de gemeenteraad M. Taimounti N.Yilmaz 1
Motie
1
discard
Gemeente x% Amsterdam % Zuidoost Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost Datum : dinsdag 5 september 2023 Aanvang - 19.00 UUr Locatie : raadzaal (2°** verdieping), Anton de Komplein 150 Voorzitter : Neumine Marshall Secretaris : Peter Vrieler Agenda 1. Opening en vaststellen agenda 19.00 2. Bewoners aan het woord 19.05 3. Mededelingen 19.15 4. Vaststellen (concept) besluitenlijst 18 juli 2023 19.20 5. a. Mondelinge vragen 19.25 -__Dhr. Idsinga (PvdA) -__ Dhr. Idsinga (PvdA) & Dhr. Van der Kamp (VVD) b. Moties 6. Ingekomen stukken 19.55 BESPREEKPUNTEN Gevraagde adviezen 7. Adviesaanvraag actualisatie Beleidskader Puccinimethode (vaststellen) 20.00 8. Adviesaanvraag voorlopig ontwerp Openbare Ruimte E-buurt Oost (vaststellen) 20.05 g. Adviesaanvraag strategische huisvestingsplannen (bespreken) 20.10 10. Adviesaanvraag hoofdlijnen kunst & cultuur 2025-2028 (bespreken) 20.25 11. Adviesaanvraag Concept Uitvoeringsprogramma VTH Bouw & Gebruik 2023 (bespreken) 20.40 12. Adviesaanvraag gebiedsopgaven Zuidoost 2023-2024 (bespreken) 20.55 13. Rondvraag en sluiting 21.25 Ter kennisname: Toezeggingenlijst SDC september 2023
Agenda
1
train
É Ë Ë Ë E É Ë Ë EB Ë É E Ë É Ë Ë E Ê É E Ë É E Ë Ë Ë 5 5 5 5 E Lr hj 5 I be 5 Ei IN kk 1 5 k De 5 In í 5 E 5 Iz le Amsterdam, 3 maart 2015 5 Ì Geachte leden van het Presidium, De Stichting G1000-Amsterdam i.o. organiseert een Burgertop waar 1000 Amsterdammers van alle rangen en standen met elkaar in gesprek gaan over de toekomst van de stad. Deze Burgertop vindt plaats op zaterdag 6 juní 2015. De onderwerpen worden door de burgers zelf ingebracht, middels een digitaal voortraject. Bij elk onderwerp zal een inhoudelijk deskundige aanwezig zijn. : Binnen twee weken na de Burgertop willen wij het resultaat van deze Burgertop aan het gemeentebestuur aanbieden. Wij voorzien dat daarna de op de Burgertop geformuleerde {hema's verder in werkgroepen samen met de gemeente en andere betrokken partijen worden uitgewerkt in concrete oplossingen. Op dit moment zijn wij bezig met actieve fondsenwerving en crowdfunding om dit evenement mogelijk te maken. Langs deze weg verzoeken wij u dit initiatief aan de gemeenteraad voor te leggen met het verzoek dit initiatief mede mogelijk te maken door het indienen van een motie; zo werd ons door verschillende raadsleden geadviseerd. Het is essentieel dat een zo representatief mogelijke afspiegeling van de bevolking van . Amsterdam aan deze Burgerfop deelneemt. Daartoe hebben wij het GBA benaderd die ons hiervoor €30,000 berekent. Ook de locatie van deze Burgertop (De Beurs van Berlage of RAI) vormt een forse kostenpost. Via een breed gedragen motie hopen wij dat dat de gemeenteraad ons van o.a. deze kostenposten kan ontlasten door deze in natura beschikbaar te stellen. Wij verzoeken u dit op 11 maart a.s. voor de gemeenteraad te agenderen. Separaat zuilen wij het College van Burgemeester en Wethouders informeren over deze Burgertop en ook bij hen een oproep doen dit initiatief te ondersteunen. Alvast zeer veel dank voor uw inzet. Met vriendelijke groeten, Het bestuur van de stichting G1000-Burgertop Amsterdam i.o. Bart Cosijn, Yvette Jeuken en Arie van Staveren :
Raadsadres
1
train
. badk Se FAUNABEHEERPLAN Wi 7 Ks DAMHERTEN eb ZN 2 ht his ° PAM Duin ORS breden € | Rt oe IN oord-en Zuid- mi ORE RK Ie 5 NOÖRBHOLLAND LN kD NK AA | me Ee Tg oe P& . p in À 4 pn d E et j AVT re hdmi g, 7 Se, 5 8 ef wi P | Rr Nt 4 ca elv | | Á ’ COLOFON FBE Noord-Holland, 2020. Faunabeheerplan damherten duingebieden Noord- en Zuid- Holland 2020-2026. Stichting Faunabeheer- eenheid Noord-Holland en Stichting Fauna- beheereenheid Zuid-Holland, Haarlem. Auteurs Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland met bijdragen van Stichting Faunabeheereenheid Zuid-Holland Postadressen FBE Noord- en Zuid-Holland Spaarne 17 Postbus 85881 - - 2011 CD Haarlem 2508 CN Den Haag | | | Nm @ | @ @ 8 T 023 21 00 223 T 085 210 36 28 E infofdfbenoordholland.nl E infofdfbezh.nl 1 www.fbenoordholland.nl 1 www.fbezh.nl tora Noord-en Zuid-Holland Michel van Bergen: p.7,58 | Albert Beukhof: p.56 Jan Dirk Bol: p.21, 22 | Dave Hunt: p.15 Archief FBE Noord-Holland: p.9, 12, 30, 33, 34, 38, 39, 43, 47 (boven), 59, 63, 69 | Ilona de Lange: pl, 8,17, 23, 31, 35,42, 53, 65, 68,74 | Elmervan der pe Marel: p.28 | Menno Schaefer: p.14 | Vincent van der Spek: p.48 (boven) | Archief Waternet: p.47 (onder), 48 (onder) | Paul van der Zwan: p.18 | Rudmer Zwerver: p.41 | Overig: Shutterstock Vastgesteld 26 juni 2020 (FBE Noord-Holland) 03 juli 2020 (FBE Zuid-Holland) Redactie Carolien van Gool (Stichting Waternet) Communicatiebureau de Lynx Vormgeving . Communicatiebureau de Lynx Faunabeheereenheid Zuid-Holland heunabenerTesnheid Le OPBOUW EN LEESWIJZER 4 5. ONDERBOUWING SCHADELIJKE EFFECTEN DAMHERTENPOPULATIE 43 SAMENVATTING 5 5.1 Effect op wettelijk belang ‘wilde flora en fauna en natuurlijke habitats’ 44 5.2 Effect op wettelijk belang ‘volksgezondheid en openbare veiligheid’ 54 1. AANLEIDING, DOEL EN KADERS 7 5.3 Effect op wettelijk belang ‘ernstige schade aan gewassen’ 57 1.1 Aanleiding 8 5.4 Effect op wettelijk belang ‘schade en overlast’ 58 1.2 Doel 9 1.3 Wettelijke- en beleidskaders 10 6. ONDERBOUWING STREEFSTANDEN DAMHERTENPOPULATIE 59 1.4 Procedure totstandkoming van dit plan 12 6.1 Studies naar populatieomvang en schade 60 6.2 Vertaling naar streefstanden per leefgebied 61 DEEL |. BEHEER 2020-2026 13 6.3 Effect streefstand op staat van instandhouding 62 2. DAMHERT EN HET PLANGEBIED 14 7. BEHEERSCENARIO'S 63 2.1 Beschrijving damhert (Dama damal) 15 7.1 Beheer tot het behalen van de streefstanden 64 2.2 Beschrijving plangebied 18 7.2 Beheer na het behalen van de streefstand 68 2.3 Populatieontwikkeling damhert in het plangebied 20 8. Onderzochte alternatieven voor de maatregelen 69 3. BEHEER 2020-2026 23 8.1 Alternatieve maatregelen populatiereductie 70 3.1 Doelstellingen 2020-2026 24 8.2 Alternatieve maatregelen ten behoeve van belang verkeersveiligheid 72 3.2 Samenvatting huidige situatie 25 8.3 Alternatieve maatregelen ten behoeve van belangen landbouwschade 3.3 Voorgenomen maatregelen 2020-2026 27 en overlast 75 3.4 Monitoring 2020-2026 29 3.5 Noodzakelijke ontheffing van de wet natuurbescherming 31 LITERATUUR 76 DEEL II. ONDERBOUWING 32 BIJLAGEN 80 4. EVALUATIE UITGEVOERDE MAATREGELEN 2016 - 2020 33 Bijlage 1: Wettelijk en beleidskader 81 4.1 Overzicht uitgevoerde maatregelen 2016-2020 34 Bijlage 2: Cijfers per provincie 84 4.2 Evaluatie reductie aantal damherten 36 Bijlage 3: Regels omtrent verlening van toestemming algemene regels 85 4.3 Evaluatie overige maatregelen 38 Bijlage 4: Samenstelling begeleidingscommissie 86 4.4 Evaluatie effect van de maatregelen op de doelen 40 Bijlage 5: Samenstelling faunabeheereenheden FBE Noord-Holland FBE 4.5 Conclusie ten aanzien van handhaven van de huidige doelen 41 Zuid-Holland 87 4.6 Adviezen uit de evaluatie voor het faunabeheerplan 2020-2026 42 Bijlage 6: Gerealiseerde ecoducten en aangebrachte hekken 88 { Y e | / Dit faunabeheerplan heeft verschillende lezersdoelgroepen. Daarom is de opbouw van het plan gelaagd: is 8 4 KS e Lezers met weinig tijd of lezers die alleen geïnteresseerd zijn in de hoofdlijnen, ë 1 an $ is kunnen volstaan met het lezen van de eerste samenvattende regels van elke 8 paragraaf. Deze bevatten de essentie van de tekst die volgt in de rest van de ae Ast paragraaf. Daarmee is het mogelijk in 10 minuten door het rapport heen te k 1 . hd + lezen en een algemeen beeld te krijgen. X ir e _ Lezers die vooral geïnteresseerd zijn in de beheermaatregelen die de terreinbeheerders In de periode i 2020-2026 concreet gaan uitvoeren in het plangebied vinden deze informatie in DEEL |L BEHEER 2020- nl 2026 (Hoofdstukken 2 en 3). Dit deel beschrijft het voorgenomen beheer van de populatie damherten en y’ en de daarvoor noodzakelijke ontheffing van de Wet natuurbescherming. et va ed at an El s e _ DEEL [L ONDERBOUWING bevat de onderbouwing van het beheer en is bedoeld voor lezers die geïnte- P 4 Lr 4 resseerd zijn in de wetenschappelijke achtergronden. Deel Il beschrijft de onderbouwing op basis van „2 P ef Ei de evaluatie van het vorige plan (Hoofdstuk 4), onderzoeken naar de optimale streefstand (Hoofdstuk 5.) Af Ce schade en risico's voor de wettelijke belangen (Hoofdstuk 6.), de gekozen beheerstrategie (Hoofdstuk 7.) 4 : en onderzoeken naar alternatieven voor de maatregelen (Hoofdstuk 8). Deel Il maakt daarmee inzich- # e telijk hoe Deel | tot stand is gekomen. En # DE| Grote populatie damherten veroorzaakt schade meest kwetsbare natuur, om de verkeersveiligheid te dit plan blijkt dat de destijds geformuleerde doelen In de regio tussen IJmuiden en Den Haag komen dam- bevorderen en landbouwschade te beperken. Ook zijn nog steeds actueel zijn. herten voor — veel damherten. De kern van de versprel- snelheidsbeperkingen ingezet en waarschuwingsbor- Er is nog steeds schade of dreigende schade aan de ding Ligt in de duingebieden van het Natura 2000-gebied den geplaatst. Dit was niet voldoende. Ook in de vorige wettelijke belangen natuur, verkeer en landbouw. Kennemerland-Zuid: het Nationaal Park Zuid-Kenne- planperiode was afschot van damherten al nodig om Ook omwonenden ondervinden schade en overlast merland (NPZK) en de Amsterdamse Waterleidingduinen de schade te beperken. De doelstelling van dit popu- aan hun eigendommen. Gebaseerd op het voorgaan- (AWD). In de AWD is veruit het grootste aantal herten latiebeheer is — en blijft ook in deze planperiode — het de plan is daarom dit nieuwe beheerplan geschre- aanwezig. De populatie In de regio heeft zich ontwikkeld terugbrengen van de populatie damherten naar circa ven. Voortzetting van de al ingezette maatregelen Is van enkele uitgezette en ontsnapte dieren In de vijftiger 800-1000 dieren, waarvan 600 tot 800 in de Amster- noodzakelijk en op enkele aspecten is aanpassing jaren, tot een piek van meer dan 5500 dieren In 2016. damse Waterleidingduinen en 200 in Nationaal Park nodig. Damherten vervullen samen met andere grazers een rol Zuid-Kennemerland. De maatregelen in dit Faunabeheerplan damherten in het duinecosysteem en voor veel bezoekers zijn ze een 2020-2026 zijn gericht op een duurzame populatie extra reden om een bezoek te brengen aan de gebieden. damherten die een aanvaardbaar risico vormt voor Het aantal damherten in Zuid-Kennemerland is echter Een faunabeheerplan is noodzakelijk natuur, verkeersveiligheid en landbouw en een maat- dermate groot geworden dat het aantal niet meer In Om een kleinere populatie te kunnen realiseren is een schappelijk aanvaardbare overlast voor omwonenden. evenwicht is met de overige natuurwaarden, waardoor ze faunabeheerplan nodig. Het damhert is een bescherm- nu juist een negatief effect hebben op de soortenrijkdom de soort en het doden van damherten is dan ook ver- en daardoor ook op de instandhoudingsdoelstellingen boden volgens de Wet natuurbescherming. Om popula- De streefstand van de damhertenpopulatie is nog voor Natura 2000. Doordat de herten ook regelmatig de tiebeheer te kunnen uitvoeren kunnen de Faunabeheer niet gerealiseerd duingebieden verlaten, zorgen ze ook voor (dreigende) eenheden een ontheffing aanvragen van dit verbod. De In de afgelopen beheerperiode Is de groei van de schade in het verkeer, aan landbouwgewassen (hoofd- provincies toetsen deze ontheffingsaanvragen aan de populatie gestopt en het aantal dieren is gedaald zakelijk bollenvelden) en voor overlast en schade aan hand van het faunabeheerplan, wet- en regelgeving en door het uitgevoerde beheer, maar de streefstand particuliere eigendommen. hun beleid. Het plan maakt de onderliggende noodzaak is nog niet bereikt. Dat komt vooral doordat het be- duidelijk en beschrijft hoe het beheer wordt uitgevoerd. heer vanwege juridische procedures pas later kon starten dan gepland. De populatie kon daardoor Er zijn maatregelen nodig om schade te beperken op haar hoogtepunt nog doorgroeien. Het was niet Om schade aan de genoemde belangen te beperken heb- Het Faunabeheerplan damherten 2016-2020 verloopt mogelijk om de hierdoor opgelopen achterstand op ben de beheerders in het plangebied de afgelopen jaren binnenkort de planning in te halen in de voorgaande beheer- een samenhangend pakket aan maatregelen uitgevoerd, Het Faunabeheerplan damherten 2016-2020 (FBP periode. Dit had te maken met een beperking in de zoals het plaatsen van hekken ter bescherming van de 2016-2020) verloopt binnenkort en uit de evaluatie van vergunning die Noord-Holland had afgegeven In het kader van de toenmalige Natuurbeschermingswet populatiebeheer is het aantal aanrijdingen met dam- om de beheermogelijkheden aan te passen: een (Natura 2000-vergunning) en met de weersomstan- herten sinds 2014 iets toegenomen. In 2019 zijn er 62 beheerperlode van Î augustus tot 31 maart en geen digheden in twee beheerperioden. aanrijdingen geregistreerd. Umitering aan het maximum afschot per week of het moment van de dag. De aanpassing van beheermo- De doelstelling ‘voorkomen schade aan landbouw’ is gelijkheden betekent niet het schieten van een hoger Er is nog steeds sprake van schade in de afgelopen beheerperiode wel geheel gerealiseerd aantal damherten per jaar, het biedt de mogelijkheid De duinen zijn van groot belang voor de biodiversi- dankzij de integraal ingezette maatregelen (plaatsen om het beheer over een langere periode uit te smeren. teit in Nederland. Van de Nederlandse flora komt van hekken en afschot). Gezien het aantal damherten Er is een noodzakelijke verhoging van de inspanning circa 65% van de soorten in de duinen voor en circa dat jaarlijks nog wordt geschoten op of nabij de land- nodig len niet zozeer het totale afschot) om in de 10% is vrijwel uitsluitend of geheel aan de duinen bouwgebieden blijkt voortzetting van dit beheer nodig; kleiner wordende populatie in twee beheerperiodes de gebonden. Vergeleken met andere natuurgebieden er is nog duidelijk sprake van dreigende schade. streefstand te kunnen behalen. Om risico’s op schade staat de natuur in de duinen er nog relatief goed Ook is er nog steeds sprake van overlast voor omwo- voor verkeersveiligheid te beperken en landbouwscha- voor, maar ook hier gaat de soortenrijkdom snel nenden: damherten beschadigen tuinen en begraaf- de te voorkomen, blijft afschot in de bufferzones en het achteruit. Verzuring, vermesting, verdroging, Inva- plaatsen. nulstandgebied net als in de voorgaande beheerperlo- sieve soorten en klimaatverandering zijn de belang- de jaarrond plaatsvinden. Dit kan zowel overdag als ‘s rijkste oorzaken. De overbegrazing door damherten Maatregelen zijn nog steeds noodzakelijk nachts worden uitgevoerd. Voor het terugdringen van is daarbij een extra factor. Om de stap te maken van de huidige situatie naar de het aantal aanrijdingen op de Zeeweg (N200) zal een doelen zijn maatregelen nodig. De evaluatie van het specifiek onderzoek worden uitgevoerd naar aanvul- In de afgelopen beheerperiode is duidelijk geworden FBP 2016-2020 bevat adviezen voor het nieuwe FBP lende maatregelen. dat het met de flora en fauna met name In de AWD 2020-2026. Naast voortzetting van de ingezette maatre- nog erg slecht gaat door het teveel aan begrazing en gelen is het belangrijkste advies het realiseren van een vertrapping door damherten. Er is weinig meer over snellere reductie van het aantal damherten. Dit is met Na het bereiken van de streefstand van de oorspronkelijke soortenrijkdom. De vege- name vanwege snelle achteruitgang in de flora en fau- Na het bereiken van de streefstand is het doel om tatiestructuur is veranderd, veel karakteristieke — na, waarmee de doelstellingen voor Natura 2000 sterk de populatie op die stand te houden. Monitoring maar ook algemene — plantensoorten gaan achteruit onder druk staan. en onderzoek moeten uitwijzen of de natuur zich en komen niet meer goed tot bloei. Dit heeft een voldoende herstelt en schade aan de andere maat- negatieve invloed op vlinders, andere insecten en Het populatiebeheer is dan ook gericht op het verklei- schappelijke belangen tot een aanvaardbaar risico Is vogels, Door de achteruitgang van flora en fauna nen van de populatie damherten door afschot en het teruggedrongen. Nut en noodzaak van hekken wordt worden ook de Natura 2000-doelstellingen bedreigd. alsnog realiseren van de streefstand van circa 1000 geëvalueerd en de wenselijkheid voor beheervrije Ondanks de genomen verkeersmaatregelen en het (getelde) dieren in 2022. Hiervoor is het noodzakelijk zones wordt onderzocht. @ AE te ART re te if 5 DR 8 Ottens ORTE GE KE, EE 4 Î SE gd F4 B MN AS er EE Ren AE hai | 5 ee Rok Re Vl CR Pe ke BE Ei ed: kn En Pe ï el de É 0 ZN —_ = AANLEIDING, DOEL Ì al € \ zl Ù ei u ien ER de mf Ef RS ee Ak Ei LF eaf d E Wil N k in da jr Lo re rd er he Sen LE N . Bm nd BE: EE | ; ‚ nnen Oe el Een Tl a he end eee B i , = bs ne > OR hd ie EN Er ES B 8 % “de ed 5 ER 3 en Et E Ee B j E Mdd Pan ; : * RES E E - en nt ik. td dn Me 3 E \ \ ee Ee, ld gk re Ee ee: ij ee dl Ee EE PR rs ee: B. Ed ae cie Ei kie OD eer Nc rd De ar U rl ease A PN an en A, ES ht ° Er B E RN RER A a En Ai rake ot Re ne A en En el de Ait d E B vis NN Re en AAS ELEN sl ArtelD RRA het sc OE p AN EE SEA Et ad en Ke EL BEE me 5 gj E Er a et €. En pk GRT EEN * Meten, Ed Ehr a Ea 3 Ke d het Faunabeheer plan damherten 20202 kt läakbij het doel is. Verder — Ë Ns Rn ended MS in MOREE, 5, PAD ie el ON De | | n jd dl E worden de-wetterlijke-en beleidskaders genoemd-en-hoe antotstandis — EP Ô wr ee de ed Een GA ge nn Td | 4 se FDN RnE sn : Fte ge ek eert ns 4 Lu 5 Î k d 3 ee ei DE RE EL, Ar shed ee ke Pel, re ME. di ee} 4 , Ee En E Bae e' ke | 1 E En D ij 9e hij TE el ee Be Me > in sep e ij E Ee FE u ì Er ee 3 een ze S: k K , Re 45 5 ee Es BE. U, aes ' he in S b Ka, id Ee k ä « ; Ui Ne ih, ie it PL : kek Pd ij EN , Re zi Be EEn vn n À a Î orn rn id ik reede. me ‘ NG Te 07 î ak: 3 e f mee, eet ; EDR 8 RT ere AE fik 4 rd 4 EE Te er 5 if Ke Ja EE ER En Ey À zin ed elli: Ee kt de Dn: En 7 Nd EE EN, en bnn 5 d 5 B E Ch Ì Ee re NN Ear ae Te Nee Koe Ei " TN le wen Sn er Ei / ús ese rjd e= Oe Kd Ean aA EEE eed 5 Te» Er 5 En Die LEE en EN UP Ke EER en Ah Kal ij OA ON ii Aen KN ERI rn A B Ln EN ae ed 5 En Ee EN Po ze een Ee Ce A ie ER AE ES OCE te GE en Np MEER Vn nk É E ë . & p de OE Le KA en Net, An je ee WE GE af han DN Ed 4 : je: nd U | ot | eis . B = Ek ae B ged end ev 3 PAREN es ê ee Te mn Ke mT PT 5 ce nn ï n El Hi ú E mm w " ih TN ee Eene dad rd Ea ME ee 2d zo, En a Real nl Ne eek ek Bad Ë eN ln er, £ 5 pe Er ee Ko RS MN E. la RE f Er 4 ke Et dd 5 ig EE gk Re Pk en et E | # bed ea PS dk lee 5 er E ë De le 5 ouse Ae Be a ri B a ad ì reuen Herten in het dorp Zandvoort zor EE ’ Ee HT dan Cl p A Ee Fee er a Cr eee p je lami ele B mee AE RN last Bij bewoners en vormen een gevaar voor de 4 me en J. ; Ae Ee Ee verk&ersveiligheid. N ME We we 5 ge WE hed nk iN tij ak pr. À 4 ve » We ke - EM EE NIA ES en lk en niki. Ee Ln Ì it re | | | dj on ae Bn Ù Aesha n E = 3 5 Eet LENA AE eed Ettje MEER ders oe tij EE Ë Ì 5 3 AN NN ik ele aise ie Ae E ele Senta ja Es eed NEE ENA NEE NOOC MND eN ANNAE RO Ne! BOOM Ga Ape rene A, B Á PERES AD ne lag Ì me E PL Et Lee Ne EEN DEE TEA Ee tt EE en A ij aa e Aantal damherten niet n meer in evenwicht met overige natuurwaarden.” 1.1 AANLEIDING Het damhert is een beschermde, mooie en gewaardeerde soort. In het Noord- en Zuid- Hollandse duingebied is het aantal damherten echter dermate groot dat ze schade veroorzaken aan diverse belangen. Beheer is volgens de terreinbeheerders en de FBE Noord-Holland en Zuid-Holland nog steeds nodig. Voor het beheer van de damherten in het plangebied is een faunabeheerplan een noodzakelijk instrument, vandaar dit vervolg op het Faunabeheerplan damherten 2016-2020, voor de periode 2020-2026. ( DE k PN Noodzaak vanwege doelen en belangen herten zijn mooie dieren, die samen met andere grazers î Nederland is één van de dichtstbevolkte landen ter wereld, een rol kunnen vervullen in het duinecosysteem. Voor } En heeft In relatie tot zijn oppervlakte de meest intensieve veel mensen zijn ze een extra reden om een bezoek te | LK landbouw ter wereld en kent een zeer fijnmazige infra- brengen aan deze gebieden. Het aantal damherten in Ed structuur. Tegelijkertijd is er de maatschappelijke wens Zuid-Kennemerland is echter zo groot dat het aantal | kj lk f ES voor kwalitatief goede natuur. Dit kan leiden tot strijdige niet meer In evenwicht is met de overige natuurwaar- BENUT NN belangen en conflicten met in het wild levende dieren. den, waardoor ze nu juist een negatief effect hebben A Li ik is In het plangebied, de regio tussen IJmuiden in het noor- op de soortenrijkdom en natuurwaarden. Doordat de AN, A ' den en Den Haag in het zuiden, is dat het geval. In deze herten ook regelmatig de duingebieden verlaten, zorgen L regio komen damherten voor - veel damherten. Veruit ze ook voor schade In het verkeer, aan landbouwgewas- het grootste aantal leeft in de duinen tussen IJmuiden en sen (hoofdzakelijk bollenvelden) en overlast en schade p Noordwijk (grofweg de regio Zuid-Kennemerland). Dam- aan particuliere eigendommen. 1.2 DOEL PEAT Wim B eZ TE 7 ì Dit faunabeheerplan beschrijft een integraal pakket oa ze 5 7 1 | & wd tai a aan maatregelen, waarmee de risico's op schade aan RE EE el 4 8 Pl ke zj, Aa” Tj : de verschillende belangen op een maatschappelijk BA HEEE ME en Er EEK | aanvaardbaar niveau zullen komen en de duurzame ret h je Aan Er | dn L Val PON ao instandhouding van een populatie damherten in het 8 ni Ke, & sn wi Rr AS B cin tente ace en nt plangebed gewearborgd blt Hetiscenscorzetng Ahead AEN van het voorgaande plan (Faunabeheerplan damherten EA ed bi KN ä i Bida Ii in As 1 | A Eri PE WA FEE ee Kath Een van de maatregelen uit het totale pakket is reductie H ke jj B : Eek PT FE ha PREI rien ER AEN tad : EE el van de populatie tot een niveau van circa 1000 getelde if Pd ú Ue Een ER 7 ha eer ET ak dje di 2 dieren. Specifiek voor deze maatregel is een ontheffing ij WE ratiind BEE ô zl Bd BER: ri: Ë Ed it ee ril B De 4 Bi io ak 4 ú ef RE nodig van het verbod om dieren te doden of verstoren. ET EE kn Be KEER Ee Siere Si HEA ter Tae Wi De Faunabeheereenheden (FBE's) van Noord-Holland Ser le kent: ie rdt EE ene fik ie Ë en Zuid-Holland zullen deze ontheffing aanvragen, om BD \ dns B Ee EN af Dr MKE Mon Ee ein daarmee vervolgens de jachthouders in de gelegenheid SS ante De Ban ik , ä Nd A 4 Tk A0 A } ZN Aen ee A te stellen om dit onderdeel van het beheer uit te voeren. jé Eau ER dd AN 4 ef jé Ee RE de ae ES Í k EE 4 ve Ee Ook zullen zij een aanvraag doen voor een vergunning in- BEER Á 8 ee gs Bee 5 aj ig en ï je ok id 3 ijn o Ee ä enk dn ie Ee E ij zi ed ae EA pel gn A An gevolge Hoofdstuk 2, Wet Natuurbescherming (Wnb), zo- EN nel inte BA ak EAK ee EN dat de ontheffing ook gebruikt kan worden in een Natura en De ANS ee ; en mt ä Be 2 NN AT el en Tkn de hen. Br 2000-gebied. Met de ontheffing kunnen de verschillende SARS En ri arc jee one aj ok 407 MOEN EEN 5 a NEL wildbeheereenheden en terreinbeheerders de beheer- A AAA 5 maatregelen uitvoeren (Wnb, artikel 3.17 lid 1 onder c). Damherten op het ecoduct bij Zandvoort @ 1.3 _WETTELIJKE- EN BELEIDSKADERS Het damhert is een beschermde soort en het doden van damherten is dan ook verboden volgens de Wet natuurbescherming. Om het populatiebeheer te kunnen uitvoeren kunnen de faunabeheereenheden een ontheffing aanvragen van dit verbod. De provincies toetsen deze ontheffingsaanvraag onder andere aan de hand van dit faunabeheerplan. Beschermde status van het damhert verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van soort- d. ter voorkoming van schade of overlast, met Het damhert is in Nederland een beschermde soort. bescherming. Gedeputeerde Staten van de provincie inbegrip van schade aan sportvelden, schiet- Sinds 1 januari 2017 Is de bescherming van dieren kunnen onder voorwaarden een ontheffing verlenen terreinen, industrieterreinen, kazernes, of be- geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). In de Wet voor afwijking van de verboden (art. 3.10 lid 2 juncto graafplaatsen (art. 3.10 lid 2 onder b Wnb); natuurbescherming heeft het damhert de status van een art. 3.8 lid 1 Wnb) en Provinciale Staten kunnen bij e. ter beperking van de omvang van de populatie inheemse in het wild levende diersoort die door artikel verordening vrijstelling verlenen (art. 3.10 lid 2 juncto van dieren, In verband met door deze dieren ter 3.10 van de wet wordt beschermd. Het damhert kent art. 3.8 lid 2 Wnb). Dit kan alleen onder de volgende plaatse en In het omringende gebied veelvul- geen Europeesrechtelijke bescherming. voorwaarden: dig veroorzaakte schade of in verband met de maximale draagkracht van het gebied waarin de Populatiebeheer 1) De afwijking is nodig vanwege onder andere één dieren zich bevinden (art. 3.10 lid 2 onder c Wnb); Artikel 3.17 Wnb maakt het mogelijk om voor beheer van lof meerdere) van de volgende redenen: f. ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden populaties damherten ontheffingen af te geven als be- a. in het belang van de bescherming van de wilde van zieke of gebrekkige dieren (art. 3.10 lid 2 doeld in artikel 3.10, lid 2, Wnb in samenhang met artikel flora en fauna, of in het belang van de instand- onder d Wnb); 3.8, tweede lid, Wnb. houding van de natuurlijke habitats (art. 3.10 lid g. in het algemeen belang (art. 3.10 lid 2 onder 2 juncto 3.8 lid 5 b/1° Wnb); h Wnb). Verboden en de mogelijkheden voor ontheffing b. ter voorkoming van ernstige schade aan met 2) Er bestaat geen andere bevredigende oplossing Voor het damhert gelden de volgende verboden (artikel name de gewassen, veehouderijen, bossen, vis- lart. 3.10 lid 2 juncto art. 3.8 lid 5/a Wnb). 3.10 lid 1 Wnb): gronden, wateren of andere vormen van eigen- 3) Er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de po- e __Damherten mogen niet opzettelijk worden gedood dom (art. 3.10 lid 2 juncto 3.8 lid 5 b/2° Wnb); pulatie in haar natuurlijke verspreidingsgebied in een of gevangen (onder a). c. In het belang van de volksgezondheid, de open- gunstige staat van instandhouding te laten voortbe- e _ Vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van bare veiligheid of andere dwingende redenen staan (art. 3.10 lid 2 juncto art. 3.8 lid 5/e Wnb). damherten mogen niet opzettelijk worden bescha- van groot openbaar belang, met inbegrip van digd of vernield (onder b). redenen van sociale of economische aard en In de wettelijke regeling zijn nog enkele andere verbo- met inbegrip van voor het milieu wezenlijke den en vrijstellingen opgenomen die van toepassing De Wet natuurbescherming legt de meeste taken en ver- gunstige effecten (art. 3.10 lid 2 juncto 3.8 lid 5 zijn op het damhert. Deze staan in Bijlage 1: Wettelijk antwoordelijkheden bij de provincies. De provincies zijn b/3° Wnb); en beleidskader. Provinciale verordeningen en beleidsregels In Zuid-Holland is een aanwijzing van kracht op grond in het wild levende dieren in het gebied waarop het Om het populatiebeheer te kunnen uitvoeren, Is een van de (voormalige) Flora- en faunawet, die over- faunabeheerplan van toepassing Is. ontheffing nodig op grond van artikel 3.17 lid 1 Wnb. gangsrechtelijk geldt als ‘opdracht’. Deze aanwijzing e _ Op grond van artikel 3.12 lid 9 Wnb is in de Veror- De faunabeheereenheden moeten deze ontheffing bij maakt het mogelijk om in de gehele provincie gedu- dening Faunabeheer Noord-Holland en de Omge- Gedeputeerde Staten van beide provincies aanvragen en rende het gehele jaar zieke en gewonde damherten vingsverordening Zuid-Holland geregeld dat een onderbouwen met een faunabeheerplan. De provincies en damherten die een acuut gevaar vormen voor faunabeheerplan een geldigheidsduur heeft van toetsen de ontheffingsaanvraag op basis van hun veror- de verkeersveiligheid te doden, ook in de bebouwde ten hoogste zes jaren (voor NH artikel 3.3, voor ZH deningen en beleidsregels. kom en in velden die niet voldoen aan de jachtveld- artikel 6.7). In de provincie Noord-Holland zijn van kracht: vereisten en ook met mes en hagelgeweer (PZH- e _ Op grond van artikel 3.12 lid 9 Wnb zijn in de Veror- e __ De Verordening Faunabeheer Noord-Holland (vast- 2010-178900422/ PZH-2011-299830429/ PZH-2011- dening Faunabeheer Noord-Holland en de Omge- gesteld door Provinciale Staten). 301880843). vingsverordening Zuid-Holland eisen gesteld aan e _ De Beleidsregel natuurbescherming Noord-Holland Deze opdracht in Noord-Holland en de aanwijzing In het faunabeheerplan. Bijlage 1: Wettelijk en be- (vastgesteld door Gedeputeerde Staten). Zuid-Holland zullen tijdens de looptijd van dit fau- leidskader van dit faunabeheerplan bevat deze el- In de provincie Zuid-Holland zijn van kracht: nabeheerplan ook gelden in het plangebied van het sen met daarbij vermeld waar dit faunabeheerplan e __ De Omgevingsverordening Zuid-Holland (vastgesteld faunabeheerplan. invulling geeft aan deze eisen. Bijlage 2: Cijfers per door Provinciale Staten). provincie bevat cijfers over afschot en valwild. e _ De Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Eisen aan een faunabeheerplan (vastgesteld door Gedeputeerde Staten). De Wet natuurbescherming stelt eisen aan een fauna- Faunabeheereenheden stellen een fauna- beheerplan: beheerplan op Aanwijzingen voor middelen e __ Volgens artikel 3.12 lid 1 Wnb geschieden over- Het is de taak van de FBE Noord-Holland en de FBE Bij het verlenen van een ontheffing voor populatiebeheer, eenkomstig het faunabeheerplan, opgesteld door Zuid-Holland om voor het Noord- en Zuid-Hollands moeten Gedeputeerde Staten de middelen aanwijzen de in het gebied werkzame Faunabeheereenheid: duingebied het Faunabeheerplan Damherten vast die voor het doden mogen worden gebruikt (art. 3.25 lid 1. het duurzaam beheer van in het wild te stellen. Onderdeel van dit faunabeheerplan zijn 1 Wnb). De wettelijke regels rond het geweer staan in levende populaties, passende en doeltreffende maatregelen ter bestrijding Bijlage 1: Wettelijk en beleidskader. 2. de bestrijding van schadeveroorzakende van schade door in het wild levende dieren. De FBE's dieren door grondgebruikers, Noord-Holland en Zuid-Holland hebben dit Faunabe- Opdracht voor het doden van damherten die ge- heerplan (FBP) 2020-2026 vastgesteld. De basis voor wond zijn of een gevaar vormen e __ Artikel 3.12 lid 4 Wnb schrijft voor dat het dit plan vormt de evaluatie van het FBP 2016-2020, In Noord-Holland is een opdracht van kracht [Wnb besluit faunabeheerplan passende en doeltreffende aangevuld met de meest actuele gegevens en In- 15, 2019) die het mogelijk maakt om in de gehele provincie, maatregelen bevat ter voorkoming en bestrijding zichten. Veel verschillende personen en organisaties inclusief de bebouwde kom en terreinen die niet voldoen van schade aangericht door in het wild levende hebben relevante tekstbijdragen geleverd en/of mee- aan de vereisten van een jachtveld, zieke en gewonde dieren. geholpen aan de algemene leesbaarheid van dit plan. damherten (Dama damal) en reeën (Capreolus capreolus) e _ Artikel 3.12 lid 5 schrijft voor dat ten behoeve van De faunabeheereenheden coördineren en stimuleren te doden met geweer en mes, ter voorkoming of bestrijding een planmatige en doelmatige aanpak van het ook de uitvoering van dit plan. Voor de uitvoering zijn van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren. Hierbij faunabeheer, het faunabeheerplan wordt onder- regels opgesteld [Bijlage 3: Regels omtrent verlening mogen geluiddemper en kunstlicht worden gebruikt. bouwd door trendtellingen van de populaties van van toestemming). 1.4 PROCEDURE TOTSTANDKOMING VAN DIT PLAN En Na goedkeuring van dit plan door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland Dit Faunabeheerplan inclusief instemming van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland vragen de heeft een geldigheidsduur faunabeheereenheden ieder voor zich een ontheffing aan voor de uitvoering van het plan. van 6 jaar, vanaf het De looptijd van het plan is november 2020 tot november 2026. 7 moment van goedkeuring. Evaluatie Voorafgaand aan dit faunabeheerplan hebben dr. concept-faunabeheerplan positief beoordeeld door : k ad et G.W.T.A. Groot Bruinderink (Faunapartner) en ing. C.F. een vertegenwoordiger vanuit de wetenschap, de Bk 47 dl En EE FE À ETT N ko een ie el Schoon BSc. (Natuurlijk! fauna-advies) een evaluatie heer dr. Maurice La Haye (wetenschapper bij de - grs if rr zie A bid van het FBP 2016-2020 uitgevoerd. De onderdelen uit de Zoogdierenvereniging). d. lt 8 Rt: evaluatie die van belang zijn voor het nieuwe beheer zijn E a EE meegenomen in het opstellen van dit plan. Ze zijn ook Proces vaststelling door de faunabeheer- En e aangevuld met actuele informatie. eenheden ì Dit Faunabeheerplan is vastgesteld door het ‘ Er 3 Adviezen stakeholders bestuur van de FBE Noord-Holland op 26 juni 2020 ET Dit Faunabeheerplan is tot stand gekomen met input van en door het bestuur van de FBE Zuid-Holland op 3 Een Hen 8 verschillende belanghebbenden die vertegenwoordigd juli 2020 (Bijlage 5: Samenstelling Faunabeheer- PET I| | Ii RENEE zijn in een begeleidingscommissie. Een overzicht van de eenheden). ommen TE Én 0 leden is opgenomen in Bijlage 4: Samenstelling bege- de IS En HEHEH ELLE u aak KR : leidingscommissie. De Dierenbescherming heeft een Goedkeuring door de provincies k x Eid dend . Renee EERE separate bijdrage geleverd. De goedkeuring van het Faunabeheerplan gebeurt ze Peel ran bac emee pan lk ie 7 En Û door Gedeputeerde Staten van de provincie waarin Ke AEEA Din | Signe eha: Raadplegen experts het leefgebied van de soort grotendeels ligt, in Ki | kds tate Tijdens het proces van het maken van dit faunabe- dit geval Noord-Holland, in overeenstemming Ef Dr heerplan hebben drs. Johan Thissen (Van Bommel met Gedeputeerde staten van de andere provincie GEE Faunawerk), ing. Rob Borst (senior consultant wildlife waarin het leefgebied Ligt, in dit geval Zuid-Holland Wad Ì management bij IPC Groene Ruimte), Vincent van der (conform artikel 3.12 lid 7 Wnb). Dit Faunabeheer- Ds ed da Spek [Stichting Waternet), Bob van den Brink, MSc. plan heeft een geldigheidsduur van zes jaar: vanaf en oe ik À Í (ecoloog en specialist beheer hoefdieren) en mr. drs. 18 november 2020 tot 18 november 2026, of als il ge LEE Le Fn NEN vak wek Luuk Boerema [natuurbeschermingsjurist van het Gedeputeerde Staten het plan goedkeuren vanaf RR REE Ee Bureau Boerema & van den Brink B.V.) geadviseerd een eerdere of latere datum, voor de duur van zes nn En ee en/of belangrijke tekstbijdragen geleverd. Ook is het jaar vanaf het moment van goedkeuring. FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 n Î - he EEEN dl 8 nn per Kan (gende k wordt een beschrijving gegeven van het damhert, hen en h FBP op van toepassing is en hoe de populatie damh | |E TI de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. l ee . ke | | pt € E * De et A J Nn Sers ” L _  AK k et ' ’ « > « Ke " zt ® Fl e je p - ne _ | Pan iel ee" r . N ee Ee Î r ef he …£ A PRATT A U AO Hú h | ER 5 A ì ad A ol ENNE 2 PEA Milen Wee elk: Ae EEE fl } LN Rl is ‚© ikt je Le Bie , ij ty” Ë Ka Ì ‘ } } TA DN ’- A Tú Eee 8 er à \ Pen ‚ TE je : b sa A PE / NS anp id: rendre el ° es _ Pp At kheV ot OET OOAD ve He EN ES Ae tl Gh | LAMS Mr | p „AEL ’ rg 3 3 ï ar | kn a ERD ‚ A | AEK Ir 20 kk sh ON de ve de da oP ad ilk. ’ af il ‚n IN: | ie erin f. _ | id # At ij h IJ Ld FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 Rr ) m Ke m p ® / da 5 2.1 _ BESCHRIJVING DAMHERT (DAMA DAMA) ” „s PE Damherten leven meestal in groepen en stellen geen hoge eisen aan hun omgeving. P] ú NO Ze kunnen in veel verschillende typen leefgebieden overleven, zowel in bossen als in NO ni overgangen van bos naar open plekken, landbouwgebieden en duinen, als er maar _ Ed pe en voldoende voedsel is. Ze zijn redelijk plaatstrouw, maar met name jonge mannetjes kunnen Pi p rn ook grote afstanden afleggen. Volwassen hinden krijgen bijna allemaal elk jaar een kalf. ke ed De bh ik N 5 « Damherten kunnen 15 tot 20 jaar oud worden en hun populaties kunnen hoge dichtheden ‚& h ' \ bereiken. a |, pn 0 al bedr | = = & n il Uiterlijk een duidelijke voorkeur voor oudere bossen. Ook komt g - Edi Het damhert is een hertensoort die qua grootte tussen het damhert voor In overgangen van bos naar open plek- Ee 1, k het edelhert en de ree in zit. De mannelijke dieren (her- ken, graslanden en akkerranden, in parkachtige bosge- we ak Nl j ' p P ten) kunnen een schouderhoogte van circa 100 cm berei- bieden en In duingebieden. Belangrijk is dat er voldoende a ad | Ee vnd …E ken en een gewicht tussen de 50-100 kg. De vrouwelijke voedsel is. Het damhert past zich zeer makkelijk aan en ki ik ded | pe LR 7 ' ‚ E. 4 „Aa 7 / dieren (hinden) kunnen een schouderhoogte bereiken van kan overleven in veel verschillende typen leefgebieden. er aardse „A | ea eN je Tee circa 75 cm en een gewicht tussen de 30-50 kg. De kleur à ES: : A onhe ° E Ke a bd, : van de vacht varieert. Veelal is deze roodbruin met vage Voedsel 2 jd bt se. Dt end es, Ts sci De ir Gt hels, Wi witte vlekken, maar er zijn vele variaties, van wit tot zwart. Onder de hoefdieren is het damhert een zogenoemde ia Pan fl 5 ek in Denk Nt ee Dl ib, EN Dl dd ir ae p ‘intermediate feeder’, met een menu dat ligt tussen de AE AE RNR td Ae Sera Biotoop gespecialiseerde graseters, zoals schapen en runderen, HE En be 5 RD Sg Damherten voelen zich in veel biotopen thuis. Ze komen en de ‘browsers’ (‘snoepers’), zoals de ree, die gericht DR ed Ee. 4 8 is en ie Ae vooral voor In lichte loofbossen en gemengde bossen, met foerageren op bladeren, knoppen, zaden en vruchten van pn £: EN ee De RD en Ee ze 5 BROWSERS INTERMEDIATE FEEDERS GRAZERS da . JAN A Vrijwel alle fol bÁ, moeflon . Ne Ax damhertpopulaties 5 7 nn edelhert REEN ER it n ee 8 er an worden beheerd. tests ze A2 ee ER ren vrete (rn Es. Eine ie dE orkaan ille, ae hd Sial damhert nj { \ konikpaard eland Win FE dd RAZ Baia k hs " huissrund | \ ts NG IR GE LN nd PN 7 | let FIGUUR 1: Verschillende ten k _Á voedselstrategieën bij hoef- zh iid UN ia dieren (naar: Hofmann, 1989). bomen en (dwerg)struiken. Het damhert heeft een breed iedere drie weken een eisprong. Niet gedekte hinden mei tot juli worden geboren. Onder goede omstandig- voedselspectrum: voornamelijk grassen, aangevuld met komen daarom niet veel voor. Vanaf hun derde kalen- heden groeit de populatie snel, met wel 35-40% per jaar. jonge (boombladeren, bessen, eikels, beukennoten, granen, derjaar krijgen nagenoeg alle hinden een kalf. In de Vrijwel alle damhertpopulaties worden beheerd, zoals wortels en ‘s winters schors (Figuur 1). AWD was het percentage drachtige volwassen hinden verschillende populaties in Duitsland, Groot-Brittannië afgelopen jaren gemiddeld ruim 93%. Het percentage en mediterrane landen als Italië en Spanje. Deze popu- Voortplanting en dichtheden hinden dat al in hun tweede kalenderjaar drachtig laties worden door middel van beheer op ongeveer 30 De bronst vindt plaats rond half oktober en kan doorlopen wordt varieert van jaar tot jaar, afhankelijk van hun dieren per 100 ha gehouden (0,3 damherten per ha)? tot in december (zolang er nog ongedekte hinden zijn). De conditie! In de AWD varieerde dit van 52 tot 86%. De In gebieden waar naast natuur ook houtteelt of andere hinde kent gedurende het voortplantingsseizoen ongeveer draagtijd is ongeveer 33 weken, waarna de kalveren In economische belangen een grote rol spelen, worden 1. Langbein & Putman 1992 2. Braza e.a. 1990, Harris e.a. 1995, Veckermann & Hansen 2002, Santilli e.a. 2004 veel lagere dichtheden gehandhaafd (zie verder DEEL II enkele populatie damherten oorspronkelijk. Buiten “Jongere man nelij ke 85.1). In gebieden waar geen beheer plaatsvindt, kunnen Europa, namelijk in het Termessos Nationale Park in extreem hoge dichtheden voorkomen. Een voorbeeld Turkije, leeft nog een populatie die als oorspronkelijk damherten (su badu lten) hiervan Is de populatie damherten op de Haringvre- wordt beschouwd. Door introducties leven In grote gaan op zoek naar nieuwe ter, een eiland in het Veerse Meer. Deze populatie kon delen van Europa tegenwoordig weer damherten In de . pp doorgroeien tot circa 600 damherten op een gebied ter vrije natuur.” leefgebieden. grootte van 90 ha (2017) (6,5 damherten per ha).* Vanwe- ge de hoge dichtheid wordt sinds eind 2019 actief beheer Terreingebruik uitgevoerd om de populatie in enkele jaren terug te Het damhert is buiten de bronsttijd niet territoriaal brengen naar 150 damherten (1,7 damhert per ha). In de en heeft ook geen vaste verblijfplaats. Tijdens de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) was in de zomer bronsttijd hebben groepjes herten wel herkenbare van 2016 de dichtheid van damherten opgelopen naar vaste gebieden, die vaak met elkaar overlappen en minimaal 150 dieren per 100 ha (1,5 damhert per hal. zich dicht bij de bronstplaatsen bevinden. De leefge- bieden van mannetjes zijn meestal groter dan die van Leeftijd de vrouwtjes. Hoewel damherten redelijk plaatstrouw | Hoe oud het damhert wordt, is sterk gerelateerd aan de zijn, kunnen zij grote afstanden afleggen. Met name Vi slijtage van het gebit onder invloed van de kwaliteit van jongere mannelijke damherten (subadulten) doen V, / het voedsel. Bij sterke slijtage van het gebit en tanduitval dat. De oorzaak Is niet per se voedselschaarste, maar j 5 kunnen damherten het voedsel niet meer goed kauwen vloeit ook voort uit het sociale systeem van het dam- P Á en herkauwen. Dan ontstaan verteringsproblemen waar- hert: een natuurlijke exploratiedrang waarbij dam- door voedingstoffen nog onvoldoende kunnen worden herten nieuwe leefgebieden zoeken. Mannelijke en id opgenomen.” In natuurlijke omstandigheden kan het vrouwelijke damherten leven gescheiden van elkaar. en Jo Ë damhert 15 tot 20 jaar oud worden, maar veruit de mees- Jonge mannelijke herten leven, veelal groepsgewijs, 2 PE / B te individuen worden hooguit 9 tot 12 jaar.” gescheiden van de oudere ‘bronstherten’ en zwerven An ER EN y uit. Bij hoge dichtheden en actief beheer rondom S end A af De oorspronkelijke populatie leefgebieden kan daardoor de situatie ontstaan dat hand ‚ie Á In het Pleistoceen leefden er damherten in grote delen vooral deze zwervende mannelijke dieren geschoten } a! Ó id ' van Europa, ook in Nederland.* Na de ijstijden kwamen worden en hinden en hun kalveren steeds meer in de li IR damherten binnen ons werelddeel alleen nog voor in de meerderheid komen. Dit was vooral in de AWD goed UR ag zuidelijke Balkan en Italië maar ook in deze gebieden zijn waar te nemen. _ ze uiteindelijk uitgestorven. In Europa is dan ook geen Á ï EM Ws Pie 3. Faunabeheereenheid Zeeland 2019 6. https://www.geologievannederland.nl/fossielen/zoogdier- b. Siefke & Stubbe 2008 register/dama-dama-linneeus-1/58 9. Veeckermann & Hansen 2002 7 Siefke & Stubbe 2008 2.2 BESCHRIJVING PLANGEBIED … Het plangebied omvat circa 37.000 ha langs de kust tussen IJmuiden en Den Haag en ligt Het plangebied in de provincies Noord- en Zuid-Holland. Het bestaat uit duingebieden met aangrenzend bevat leefgebieden landbouwgebied en bebouwd gebied. Het plangebied is opgedeeld in vier gebieden die van met bufferzones en elkaar zijn gescheiden door bebouwing, infrastructuur of water. Binnen de vier gebieden zijn » nulstandsgebieden. de volgende leefgebieden voor damherten aangewezen: Nationaal Park Zuid-Kennemerland, Amsterdamse Waterleidingduinen-Boswachterij Noordwijk, Coepelduynen en Meijendel & Berkheide. De vier leefgebieden zijn (voornamelijk) duingebied met een status als Natura 2000-gebied. De leefgebieden hebben samen een oppervlakte van 10.248 ha. Het plangebied (Figuur 2) ligt tussen IJmuiden en frequent damherten het leefgebied verlaten en NE ia. Den Haag en ligt in de provincies Noord- en Zuid-Hol- daarbij op autowegen en/of landbouwgronden en/ nne dd den ama. Oi a land. Het plangebied is in het vorige faunabeheerplan of de bebouwde kom komen. Deze zones horen bij eren opgedeeld in vier gebieden (Gebied A, B, C en D), die het leefgebied, maar er geldt een ander beheer. In van elkaar zijn gescheiden door bebouwing, Infra- een bufferzone kan de beheerder jaarrond gericht 5 structuur of water. Binnen ieder gebied wordt onder- ingrijpen om te voorkomen dat herten het leefge- 6 > if Í a scheid gemaakt in een leefgebied voor damherten, bied verlaten en hierdoor voor schade en overlast een bufferzone (bevindt zich binnen het leefgebied) en zorgen. Het zijn vrijwel alleen mannelijke dieren die een nulstandgebied. dit doen. f HE ij AT NEA e _ Leefgebied: het groen omrande deel van de e _Nulstandgebied: de zone binnen het plangebied al Rn ii KA il kaart: het gaat hier om (voornamelijk) duin- (blauwe lijn) en buiten het leefgebied (groene lijn). AEN r ( Ie én Pee gebied, waarin de damhertenpopulatie zich kan Het gaat hier om (voornamelijk) agrarisch en be- il En at en mag handhaven. De totale omvang van de vier bouwd gebied waar het damhert ongewenst Is van- A ij í leefgebied is 10.248 ha. Tussen 2003 en 2012 zijn wege de schadedreiging. In dit gebied is het streven rond het leefgebied op verschillende trajecten het bereiken en handhaven van een nulstand en Is rasters geplaatst (zie Figuur 25 in Bijlage 6: jaarrond ingrijpen toegestaan, mocht er een dam- Gerealiseerde ecoducten en aangebrachte hekken). hert zich in dit gebied bevinden. e _ Bufferzone: oranje vlakken op de kaart. Dit zijn Binnen gebieden A, B, C en D bevinden zich van noord ep zones In de buitenranden van de leefgebieden waar naar zuid onderstaande leefgebieden: 7 Le IJmuiden A Leefgebied Nationaal Park Zuid-Kennemerland N a / (N PZK) Nationaal Park „4 Velserbroyk Het leefgebied NPZK bestaat uit het noordelijkste deel van ee Alden Rane het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid en bevat het / ze PL Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Het is een duingebied Í EED (A gelegen tussen IJmuiden en Zandvoort. Het is in beheer Legenda , NN 7 bij Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN), mn pd ú Haarlem gen! Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de gemeenten Vel- En Ösalgebladen / 7 ern, | sen, Bloemendaal en Zandvoort en een aantal particuliere TI nn angle NK landgoedeigenaren. Dit leefgebied is circa 3402 ha groot. Bufferzones Kee Een Edel ake de [_ \1Provinciegrenzen be Badl Leefgebied Amsterdamse Waterleidingduinen- 4 El Boswachterij Noordwijk (AWD-BN) / mj rj Het leefgebied AWD-BN bestaat uit het zuidelijkste deel j Hoofddorp van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Het is d B Hille gofn ) een duingebied tussen Zandvoort en Noordwijk aan Zee de () Á en bevat de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD), Het Á NituweVenie / Aal Langeveld, De Blink en Boswachterij Noordwijk. De AWD / oordwijkerhout id is eigendom van de gemeente Amsterdam en Is In beheer / " bij Waternet. Het Langeveld en een deel van De Blink „ Boordwijk Z wordt beheerd door Zuid-Hollands Landschap. Medebe- 0, bre e AD 4 heerders van De Blink zijn Staatsbosbeheer en Waternet. Á : ee ir \ if Boswachterij Noordwijk is In beheer bij Staatsbosbeheer. / Katwijk \C__ hed Alles bij elkaar is het leefgebied circa 4059 ha groot. ze AM) Roelafae Meijendel en Oegstsceht Leefgebied Coepelduynen (CPD) hen Het leefgebied CPD bestaat uit het Natura 2000-gebred zn den de Coepelduynen, dat zich bevind tussen Noordwijk aan Pe Zee en Katwijk. Het is grotendeels In beheer bij Staats- B D zhe 4 [| NEDERLAND bosbeheer en het is circa 152 ha groot. ES Wassenaar Vogrschoten £ Leefgebied Meijendel en Berkheide (M&B]) FIGUUR 2 [A4 Esri Nederland, Leefgebied M&B bestaat uit het Natura 2000-gebied Ligging van plangebied iran Eeten Meijendel en Berkheide en ligt tussen Katwijk en met daarbinnen gebieden BN TTE Den Haag. Het is in beheer bij Dunea en Staatsbos- A B, Cen D, leefgebieden rd 3 Boskoop Boden beheer en het is circa 2635 ha groot. NPZK, AWND-BN, CPD en 0 3,5 7 14 Kilometers Datum opgeslagen: M&B en bufferzones. Lt 12-5-2020 2.3 POPULATIEONTWIKKELING DAMHERT IN HET PLANGEBIED De populatie damherten heeft zich ontwikkeld van enkele uitgezette of ontsnapte dieren in de vijftiger jaren, tot een piek van ruim 5500 getelde dieren in 2016. Het aantal dieren is gedaald door het uitgevoerde beheer, maar minder dan de bedoeling was. Tabel 1: Een overzicht van de populatieontwikkeling door de jaren heen Jaren '50 | Damherten zijn rond 1955 geïntroduceerd in de Kennemerduinen? Jaren ‘70 In de AWD en Meijendel verschijnen de eerste damherten. De damherten veroorzaken in deze periode geen schade of overlast. Eind jaren ‘80/begin jaren ‘90 worden jaarlijks enkele tientallen damherten geschoten in het NPZK, Jaren 80 Door een niet-officieel particulier initiatief zijn damherten uitgezet In de AWD, later aangevuld met ontsnapte dieren uit particuliere hertenparkjes” In de jaren ‘90 maakt de populatie damherten in de AWD een snelle groei door. In Boswachterij Noordwijk en De Blink komen vanaf eind jaren 90 ook damherten Jaren ‘90 voor; voornamelijk mannelijke dieren afkomstig uit de AWD. In NPZK en enkele landgoederen buiten de begrenzing van het leefgebied begon de groei van de popula- tie eind jaren 90. Er komen duidelijke signalen van schade op agrarische velden en in het verkeer. Buiten het leefgebied en in de randen van het leefgebied (voornamelijk in Zuid-Holland), Vanaf 2005 vindt afschot plaats ter voorkoming van schade: dit betreft een relatief klein (maar toenemend) aantal voornamelijk mannelijke dieren. Dit remt de groei van de populatie niet of nauwelijks. Deze jaren wordt de groei van de populatie in het NPZK beperkt door beheerafschot. 2005 — 2009 In Coepelduynen en Meijendel en Berkheide zijn soms gedurende enige tijd mannelijke damherten aanwezig die uiteindelijk weer verdwijnen: weggetrokken, buiten het leefgebied geschoten vanwege de verkeersveiligheid of aangereden. 2010 - 2016 De groei van de populatie van de damherten gaat onverminderd voort. Tijdens de telling van 2016 zijn 5552 damherten geteld, waarvan een zeer groot deel bestaat uit hinden die de daaropvolgende zomer weer jongen voortbrengen. 2016 — 2019 In deze periode vindt planmatig beheer plaats met als gevolg dat de populatiegroei wordt omgebogen naar een dalende trend. 8. Roderkerk 1975, Litjens & Pelzers 1988. 9. Van Breukelen & Schoon 2003, Winkelman 2012 Ontwikkeling tot 2016 1998 - 2016 FIGUUR 3: Exponentiële trend De populatie damherten in het plangebied leeft zo aantal getelde damherten van 4500 goed als geheel in het complex van Amsterdamse 1998 t/m 2016 (start van het Waterleidingduinen, De Blink en Boswachterij Noord- 4000 opvaren OS wijk (leefgebied AWD-BN) en in het Nationaal Park mulstandsgebiedl en B Íleef- Zuid-Kennemerland (leefgebied NPZK). De populatie is 3500 gebied AWD-BN en nulstands- in leefgebied NPZK in de jaren ‘50 gestart met enkele sn 8 gebied). Vanwege het lage aantal uitgezette dieren. Van daaruit zijn dieren uitgezworven 5 waargenomen damherten in de door de regio en aangevuld met losgelaten en ontsnap- 5 2500 gebieden C (leefgebied CPD) en te dieren. Sinds de jaren ‘90 is met name in de AWD de z " D (leefgebied M&B) zijn deze populatie snel gaan groeien, doordat daar geen actief z 2000 E niet opgenomen In de figuur. De beheer plaatsvond (Figuur 3). De trend in Figuur 3 is 5 n sippen zijn de in april getelde opgesteld aan de hand van de resultaten van de elk jaar *__1500 eentelien, rond 1 april uitgevoerde tellingen. In het NPZK is In de an je periode vanaf eind jaren ‘80 tot 2009 door actief beheer n een populatie van 200 dieren nagestreefd. 500 bd 0 1995 2000 2005 2010 2015 2020 Gebied A (leef- + nultstandsgebied| e Gebied B (leef- + nulstandsgebied| Ontwikkeling vanaf 2016 _—_ N af Vanaf 2016 passen de beheerders actief beheer toe en Zie voor meer informatie ‘Telrapportage damherten bij de uitvoering van dit beheer ligt de focus op hinden duingebieden Noord- en Zuid-Holland 2020, ‚ Ú- A an en kalveren in het leefgebied en alle damherten in de In leefgebied NPZK is een daling te zien In zowel het à e n Xi 4 ) bufferzones. Het effect hiervan Is te zien In Figuur 4. vrouwelijke als mannelijke deel (Figuur 5). Het beheer ve Á \ 8 A , Ep ie Deze trend is, net als In Figuur 3, berekend aan de hand van het mannelijk deel vindt daar met name plaats in de ee ed E £ PARSE J 7E Mr van de rond 1 april uitgevoerde tellingen. De jaarlijkse bufferzone om te voorkomen dat de herten het leefge- 5 ll 4 | 1e nd ‚4 a 4 id telling van 2020 heeft niet volledig volgens protocol bied verlaten en daar schade of overlast veroorzaken. Le L. / ip ief ep Á bj a ê Sá \ vs plaatsgevonden, als gevolg van de maatregelen betref- In leefgebied AWD-BN is duidelijk een daling te zien 4 in rf f i Ek ( 4 44 Sn N if b ij fende het Covid-19-virus. In vergelijking met de andere in het vrouwelijk deel van de populatie (Figuur 6). Het LOR A A A \ ) ii k 6 Ar, Á LE tellingen en de modelberekening, past de telling 2020 in mannelijk deel groeit door. In leefgebied CPD en M&B de ingezette lijn en verwachten we dat de cijfers toepas- zijn weinig tot geen damherten waargenomen tijdens de baar zijn voor de berekening van de trend. Met de cijfers tellingen. Deze leefgebieden zijn daarom niet meegeno- van 2021 kunnen we deze voorlopige conclusie staven. men in de figuren. 2011 - 2020 ‚4400 FIGUUR 4: Trend aantal fe U , L_ 4000 getelde damherten tot en Ei 6 ; met 2020 mn de gebieden Ì rh - 3600 _ Aflleefgebied NPZK en í A . nulstandgebied, linker y-as) ai. . „ 3200 R ë en B (leefgebied AWD-BN ha k 5 | jk Tr : en nulstandsgebied, Pd A E D î 2800 g BS > 7 E er } rechter y-as). Vanwege het kade | ba | | 5 rl 8 ‚2400 [age aantal waargenomen LEES | U É Wi 1 À TD [ . ‘ Et / lj ® 2 pek " \ 2900 damherten in de gebieden F4 ii Pi 8 5 / . x L C (leefgebied CPD) en D \ | u Ee } 5 „1600 (leefgebied M&B) zijn deze : Ô he EE 7 ri Ip | | E | aans niet opgenomen in de já KZ | figuur. De stippen zijn de don, L_ 800 in april getelde aantallen. 400 Een evaluatie van het gevoerde beheer In de afgelopen jaren en de resul- 2010 2012 2014 2018 2018 2020 2022 taten hiervan zijn te vinden in Deel Il van dit faunabeheerplan: Evaluatie uitgevoerde maatregelen 2016-2020 (Hoofdstuk 4). Gebied A [leef- + nulstandsgebied) « Gebied B (leef- + nulstandsgebied) Leefgebied AWD-BN Leefgebied NPZK a05 FIGUUR 5: Geteld hai aantal damherten In Ì e 1400 ze leefgebied NPZK (leef- b Mn en nulstandsgebied) Hábö En verdeeld naar categorie à T 5 n u 2 200 hert, hinde, kalf of 2 1200 nn E a; ® , onbekend. h-: : De et | 5 E joao en _t ES, 150 + : ES oe . et » ro _ Ì DS 5 din, Ei wije : ‘5 800 En mo . m mn 1 Á a Ì . , in nn ae . FIGUUR 6: Geteld zen ' Sel e nnn ee aantal damherten in 400 . jk sÛ \ leefgebied AWD-BN dl | (leef- en nulstands- 200 ? gebied) verdeeld naar 0 categorie hert, hinde q 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 kalf of onbekend. 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 s Hert =Hinde «Kalf = Onbekend eHert sHinde «Kalf e Onbekend „ , on le n hj 4 ” DN Pí E 4d BEHEER LEN EK * A} ke Pd p E) s d Mb KE _ F3 | 4 eN hd r Md ) En 8 oi / a / Dit hoofdstuk beschrijft hoe het a | de lueke beheerperiode Ald 4 5 pe eruit zal komen te zien. Dit wordt gedaan door RER TR ete de komende _ ’ S . y en beheerperiode te beschrijven. Vervolgens wordt een el) ing SER de VA é d is p E E me mi 2 edad Mn hl ” hl huidige situatie„en devoorgeno herkes voor 2020-2026. pl MS p en Ee é B A ie ’ nn N [ mn En k Mi opte Vd tale BTT Tas el UL \ en | ontheffingên®Van de Wet natuurbeschefming wij nodig zulle en om het behee A Am Vi $ En \ Nl N \ ee Li 2 ns NOT 0e a n ME Pd Ed h { N À uit te ar e 1 Je T re d dh, Ki 4 CE h Î / 5 =S WE 0 ON I le AN Kk e K dd Ï eN in 4 sn It ie EL # D Ke $ ke nh \ p cn f Ll Ed ES en Er de ei rr kj i Á h a: F & d pr À Ri ee _ ál ko 3 F Br 2 ie he Z #à N TE / > B LAW Sa £ à - ' TRI Zl / df A IE i EN / nf N k ke A Dn } NÀ ‚ etl ET _—_ En, A Pe / a ER 4 ER. N { 5 5 4 we ek ABE Aln 4 Ar 4 pre B Î Ie NA OEP MONTE me Nr 5 al MA en OAT TN EE re Gek ir Es era en Nl A gd en ZE ke Me Te IPA Ten r_n SHEN m En NEEN EN get ET MN Wi) PE Pe WE kel EES ee Een Nep, Ant KC | Ee penn RE hee Ee enn en Rae ef rd ke trl cad pe mn í aj $ As Ë En ek zn ‚ Es best Ee Een an ie ek ee En = pT end Om „ ee „ CR ad Er de Ee old Oe et “ani hes ha : à „lj Pi et ait . en A é nn nt en en Ee h ; + á eN , ed he : , e ij jr ns Ea Pats a Re Re du, Epe ” ae 8 Ì * Po n er P] 4 d , _ Me K es FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 23 Wettelijk belang ‘bescherming van de wilde flora en fauna en van instandhouding van natuurlijke habitats’ Dit wettelijk belang gaat ook over het behoud en herstel van biodiwersiteit. Noord-Holland heeft deze ambitie vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050, vastgesteld door Provinciale Sta- m ten op 28 november 2018, en Zuid-Holland in de Omgevings- visie Zuid-Holland, vastgesteld door Provinciale Staten op 20 februari 2019, Doelstelling: Het realiseren van een zodanige populatie- 3.1 DOELSTELLINGEN 2020-2026 omvang In april 2022 en deze omvang vervolgens handhaven, Het Faunabeheerplan beschrijft welke maatregelen nodig zijn om het risico op schade aan zodat bij de evaluatie van dit faunabeheerplan een begin van … . … herstel zichtbaar Is van de soortenrijkdom voor zover deze wettelijke belangen naar een acceptabel niveau te brengen. Het gaat daarbij onder andere thuishoort in dit duinecosysteem en voor zover de aanwezig- om het realiseren van een populatie damherten die in balans is met de overige wettelijke heid van damherten er invloed op heeft. belangen. De populatie moet groot genoeg zijn om het voortbestaan van de soort niet in gevaar te brengen en klein genoeg om het risico voor bijvoorbeeld schade aan de natuur- Wettelijk belang van ‘de volksgezondheid, de open- . . …. bare veiligheid of andere dwingende redenen van waarden in de leefgebieden aanvaardbaar te houden. Ook moet het risico op schade aan- ‚ groot openbaar belang vaardbaar zijn voor de wettelijke belangen in de omgeving van de leefgebieden, zijnde Doelstelling: Het waarborgen van de verkeersveiligheid, met verkeersveiligheid en landbouw. De maatregelen moeten ook leiden tot beperking van als criterium: streven naar zo min mogelijk aanrijdingen. overlast voor omwonenden. ‚ . Wettelijk belang voorkomen van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, vis- gronden, wateren of andere vormen van eigendom’ Uit de evaluatie van het vorige plan en de resultaten van faunawet (waarop het voorgaande beheerplan was geba- Doelstelling: Het beperken van schade aan de bedrijfsmatige de lopende monitoring (DEEL II) blijkt geen aanleiding om seerd) inmiddels is vervangen door de Wet natuurbescher- landbouw, met als criterium: streven naar nul schade aan ge- de doelen uit het vorige beheerplan aan te passen. Wel is ming (Wnb), is de omschrijving van de ‘belangen’ waar dit wassen In het plangebied. Indicator hiervoor Is de in opdracht het advies om het beheer aan te passen om de streefstand Faunabeheerplan zich op richt, aangepast aan de huidige van BIJ12-Faunazaken getaxeerde schade. sneller te bereiken dan met de huidige beheerinspanning wet. Hierdoor bevat het FBP 2020-2026 een nieuw belang, het geval zou zijn om daarmee sneller herstel van de natuur namelijk het belang ‘voorkomen van schade of overlast, Wettelijk belang ‘voorkomen van schade of overlast, mogelijk te maken. Het FBP 2020-2026 heeft dus de doelen met inbegrip van schade aan sportvelden, schietterreinen, met inbegrip van schade aan sportvelden, schietterrei- van het FBP 2016-2020 overgenomen. Omdat de Flora- en industrieterreinen, kazernes of begraafplaatsen’! nen, industrieterreinen, kazernes of begraafplaatsen’ Doelstelling: Zo min mogelijk schade of overlast aan ge- mmm noemde belangen. 10. Onder de Flora- en faunawet was dit nog geen wettelijk belang, nu wel onder de (nieuwe) Wet natuurbescherming. 3.2 SAMENVATTING HUIDIGE SITUATIE Deze paragraaf bevat een samenvatting van de huidige situatie, die uitgebreider is beschreven up d { lat . . … . en oor de grote PoOPpuULWALE in DEEL Il, Hoofdstuk 5. Onderbouwing schadelijke effecten damherten-populatie. De huidige 9 Pop situatie staat nog ver af van de doelstellingen, behalve voor ‘voorkomen schade aan landbouw’. damherten staat de bio- Die doelstelling is geheel gerealiseerd dankzij ingezette maatregelen, waarvan voortzetting diversiteit onder druk en nodig is. De populatie damherten heeft nog steeds een negatieve invloed op de flora en fauna in daarmee ook de Natura een deel van de duinen: er is weinig meer over van de oorspronkelijke rijkdom. Ook de verkeers- . » en: ne 2000-doelstellingen. veiligheid is nog steeds een groot issue: in 2019 waren er 62 aanrijdingen met een damhert. Ook is er nog steeds sprake van overlast voor omwonenden. De huidige populatieomvang van 3283 getelde dieren in april 2020 komt nog niet in de buurt van het streefcijfer van circa 1000 (getelde) dieren in het voorjaar van 2022. Huidige situatie met betrekking tot flora en steeds verder af, net als een groot deel van de bijen, e _ Vochtige duinvalleien: de ontwikkeling van vochtige fauna en natuurlijke habitats hommels en zweefvliegen. Ook karakteristieke vogel- duinvalleien door herstelprojecten komt niet op Er is nog steeds sprake van een negatieve invloed van soorten gaan achteruit, bijvoorbeeld de rode lijstsoort gang door de graasdruk van de damherten. de huidige populatie damherten (overbegrazing en Nachtegaal, en gevreesd wordt voor de Houtsnip. e __Duindoornstruwelen: er is sprake van vermin- vertrapping) op de biodiversiteit en op natuurlijke habi- Door deze afname van de biodiversiteit staan ook de dering van de structuurvariatie en verandering tats. Vooral in de Amsterdamse Waterleidingduinen Natura 2000-doelstellingen onder druk. Als gevolg van van gesloten duindoornstruwelen naar meer is dit goed zichtbaar. Daarmee staan ook de Natura de overbegrazing Is voor onderstaande habitattypen open verruigde struweelrelicten. Ontwikkeling na 2000-doelstellingen onder druk. In DEEL IL [8 5.1 duidelijk schade aangetoond: herstelprojecten (beheer Amerikaanse vogelkers] wordt hier uitgebreid op ingegaan. Veel soorten die komt ook niet op gang. karakteristiek zijn voor het duingebied staan er slecht e __Duingraslanden (‘Grijze duinen’): dit habitattype e _Duinbossen: er is geen bosverjonging, kruiden en voor, niet alleen de zeldzamere soorten, maar ook staat onder druk door de overbegrazing door struiklaag In het bos zijn verdwenen. De kwaliteit de algemene. Ongeveer driekwart van de soorten Is damherten. Grote delen voldoen nauwelijks nog van het bos neemt af door de graasdruk van de afgenomen. Bovendien komen de normaal gespro- aan de minimum kwaliteitseisen. damherten. ken algemene nectarplanten van de duinen niet of e __Duinheiden met struikhei: door de graasdruk van nauwelijks meer tot bloei. Dit heeft grote invloed op de damherten komt de struikheide nauwelijks meer insecten. De populaties dagvlinders zijn dan ook nog tot bloet en gaat de kwaliteit van de soortensamen- steeds klein. Het aantal nachtvlinders neemt nog stelling achteruit. Schade aan Natura 2000-doelsoort wing, waar ze schade aanrichten aan particuliere eigendom- « e _Nauwe korfslak: als gevolg van de schade aan het men. Damherten brengen ook nog steeds schade toe aan De genomen habitattype is er ook sprake van een sterke afname begraafplaatsen In of nabij het leefgebied. maatregelen van de Nauwe korfslak. De graasdruk van damher- ten en de daardoor gewijzigde vegetatiestructuur, Trend populatieomvang hebben schade aan vegetatiesamenstelling en bodemstructuur spelen De omvang van de populatie daalt door het ingezette hierbij een rol. beheer. Het aantal damherten Is in de afgelopen be- landbouwg ronden heerperiode teruggebracht tot het niveau 2014/2015. De voorkomen.” Huidige situatie met betrekking tot de openbare streefstanden zijn derhalve nog niet bereikt. Paragraaf 2.3 veiligheid bevat een uitgebreide trendanalyse en verklaring voor de In de periode 2014-2019 Is het aantal aanrijdingen met huidige omvang van de populatie. damherten niet gedaald. In 2019 waren er 62, met de Zeeweg (N200] als belangrijkste locatie. Huidige situatie met betrekking tot ernstige schade aan gewassen (landbouwgronden) In de afgelopen planperiode (gemeten tot en met 2019) is geen aanvraag ingediend voor tegemoetkoming voor schade aan gewassen. Genomen maatregelen [het slui- ten van de rasters aan de oostzijde van de AWD eind 2012 en het beheer door middel van afschot in de bufferzones en nulstandgebied) hebben de schades, die in het verle- den wel zijn opgetreden, voorkomen. Groepen damherten betreden nog steeds regelmatig de landbouwgronden In het nulstandgebied, waardoor schade dreigt te ontstaan. Door direct afschot uit te voeren, worden enkele dieren gedood en de rest verjaagd. Het voorkomen van schade Is dus een blijvend aandachtspunt. Huidige situatie met betrekking tot schade of overlast Omwonenden (particulieren) ondervinden nog steeds overlast en schade door damherten. Deze schade bestaat onder andere uit vraat-, vertrappings- en graafschade in tuinen. Ook zijn er klachten over de aanwezigheid van dieren op (de berm van) wegen en in de stedelijke bebou- Schade door damherten aan landbouwgronden komt vrijwel niet meer voor dankzij de genomen maatregelen. 3.3 VOORGENOMEN MAATREGELEN 2020-2026 Om de stap te maken van de huidige situatie naar de doelen zijn maatregelen nodig. Een belangrijke maatregel is gericht op het verkleinen van de populatie damherten en het alsnog realiseren van de streefstand van circa 1000 (getelde) dieren in 2022 door beheermogelijkheden aan te passen zodat een verhoogde inspanning van het beheer mogelijk is. Voortzetting maatregelen uit Faunabeheerplan e _ Het plaatsen van extra matrixborden met een Maatregelen gehele planperiode: 2016-2020 waarschuwing voor overstekende herten langs e ___Intensiveren van het beheerafschot binnen de Het FBP 2016-2020 bevatte een maatregelenpakket de Zeeweg [N200). leefgebieden NPZK en AWD-BN, door de jaar- dat gericht was op het voorkomen van schade aan e _ Het beschermen van een aantal kwetsbare lijkse beheerperiode met één respectievelijk drie de verschillende belangen en het realiseren van een groeiplaatsen in leefgebied AWD-BN tegen maanden te verlengen In Zuid- en Noord-Holland. slreefstand van 1000 (getelde) damherten in het overbegrazing door hekken (zogenaamde ‘ex- e __ Geen maximum stellen aan het (wekelijks) voorjaar van 2022 in de leefgebieden. Gedeputeerde closures’). afschot (gelijkluidend aan situatie provincie Staten van Noord-Holland hebben het FBP 2016-2020 . Het recent starten van een onderzoek naar de Zuid-Holland), maar wel met behoud van de goedgekeurd op 17 november 2015 en Gedeputeerde mogelijkheden voor verhoging van de verkeers- streefstand. Staten van Zuid-Holland op 20 november 2015, voor de veiligheid op de Zeeweg. e __ Verruimen van de beheertijden (24 uur per dag periode 1 januari: 2016 tot en met 31 december 2020 beheer mogelijk). (PZH-2015-535714658). Al deze maatregelen lopen door In het FBP 2020-2026. e __Continueren van het jaarrond beheer in de buffer- De volgende maatregelen zijn uitgevoerd: alle geplan- zones en in het nulstandgebied. de hekken staan er inmiddels, diverse verkeersmaat- . Effectiever inrichten van de bufferzones. regelen zijn genomen (bijvoorbeeld snelheid verlagen Aangepaste / aanvullende maatregelen in de « _ Behouden van verkeersmaatregelen (zoals ma- op delen van de Zeeweg [N200) en waarschuwings- periode 2020-2026 trixborden en snelheidsverlaging), zolang ze nodig borden plaatsen), de ecoducten zijn klaar, waarvan er Uit de evaluatie van het vorige plan (zie DEEL Il, zijn. twee open zijn en één open gaat wanneer de streef- Hoofdstuk 4} blijkt dat de beheerinzet vanaf 2016 e __ Voortzetten monitoring effecten damherten aan stand is behaald. Extra (niet-geplande) maatregelen in weliswaar heeft geleid tot een daling van het aantal de natuur, verkeer en landbouw. de vorige beheerperiode waren: damherten, maar dat het langer zal duren om de streefstand te bereiken. Een aanbeveling uit de eva- Maatregelen tot het bereiken van de streefstand: luatie is om de inzet te verhogen, onder andere van- e Minimaal behouden en onderhouden van de ge- e _ Het plaatsen van 800 m tijdelijk hek langs de wege de voortgaande aftakeling van de natuur. Dit is plaatste hekken. westzijde van de AWD direct grenzend aan de be- met name te bereiken door een aanpassing van de e __ Onderzoek voortzetten naar aanvullende maat- bouwing van Zandvoort, naar aanleiding van een beheerperiode en de intensiteit van het beheer. De regelen ten behoeve van het verbeteren van de burgerinitiatief in Zandvoort. maatregelen In dit faunabeheerplan houden in: verkeersveiligheid langs de Zeeweg (N200). | == zat. 7 | Maatregelen na het bereiken van de streefstand: e __ Op streefstand houden van de populatie damherten. p Mi e __ Uitvoeren van de aanvullende maatregelen naar aan- ì En leiding van het onderzoek naar het verbeteren van de - | ie Lj verkeersveiligheid langs de Zeeweg (N200). aar le 4 . Evalueren nut en noodzaak van hekken. Er ki = NE RE | ä 4 e _ Onderzoeken van de wenselijkheid van meer ruimte- —— nn | \ En ee P a lijke variatie in beheerintensiteit, inclusief de moge- ZZ k Í Tj ' KE t lijkheid van beheervrije zones. E / i j e __ Openstellen van de natuurbrug Zandpoort voor uitwis- Es ae seling van damherten tussen leefgebieden NPZK en i | P, | i AWD-BN. | ed De uitvoering gebeurt op de volgende wijze: . IJkpunt is de voorjaarstelling: De jaarlijkse voorjaarstelling in april is het ijkpunt voor de streefstand. Jaarlijks worden de damherten in het gehele leefgebied geteld e _Z.s.m. realiseren van de streefstand: Het realiseren van de streefstanden gebeurt door het snel terugbrengen van de populatie. Dat gebeurt bij van de vorige beheerperiode en er geldt geen maxi- van geluiddempers voorkomt bovendien kwetsuren voorkeur In een periode van twee beheerseizoenen, mum afschot meer in Noord-Holland om de beno- aan gehoor en schouder van de uitvoerder. Daarnaast met als doel de streefstand te bereiken in april 2022. digde beheerinspanning mogelijk te maken. Dat zal draagt het bij aan het voorkomen van een negatie- e Bepalen jaarlijkse reductie: de beheerders meer mogelijkheden bieden om hun ve associatie tussen gevaar en de aanwezigheid van Een modelberekening geeft een indicatie voor de beheerinspanning te variëren, bijvoorbeeld in relatie mensen. Bij het beheer mag gebruikt gemaakt worden jaarlijkse reductie in de leefgebieden NPZK en AWD- tot weersomstandigheden en bezoekersaantallen. Bij van nachtzichtapparatuur al dan niet aan het geweer. BN. In Hoofdstuk 7 wordt hier uitgebreid op ingegaan. een kleinere populatie zal bovendien meer inspanning Er mag geen gebruik gemaakt worden van kunstlicht leder jaar na de voorjaarstelling bepalen de faunabe- nodig zijn om de streefstand te behalen binnen de bij beheer in Natura 2000-gebieden, anders dan rood heereenheden in overleg met experts opnieuw welk gestelde termijn. In de bufferzone en het nulstandge- licht om verstoring te voorkomen. Buiten Natura afschot in die beheerperiode nodig Is. bied zal het hele jaarrond beheer plaatsvinden, met 2000-gebieden mag wel gebruik gemaakt worden van e _Beheerperiode: ook de mogelijkheid gedurende het gehele etmaal te kunstlicht. Beheerafschot in de leefgebieden zal plaatsvinden In de beheren. e _ Afschot na bereiken van de streefstand: periode 1 augustus tot en met 31 maart, met de moge- * _Geluiddempers, nachtzichtapparatuur, Als de streefstand Is bereikt, geldt dat het afschot lijkheid gedurende het gehele etmaal te beheren. Het rood licht en kunstlicht: gelijk is aan de netto aanwas voor het komende jaar. beheerseizoen begint één maand eerder (Zuid-Holland) Het gebruik van een geluiddemper beperkt de geluids- Beheerders onderzoeken dan mogelijkheden en wen- en drie maanden eerder (Noord-Holland) ten opzichte overlast voor andere dieren en mensen. Het gebruik selijkheid voor het instellen van beheervrije zones. 3.4 MONITORING 2020-2026 Monitoring vindt plaats om de trend in de damhertenpopulatie te kunnen volgen en om inzicht te krijgen in het effect van het beheer op de schade aan de natuur, verkeer en landbouwbelangen. Jaarlijkse trendtelling aantal damherten in de AWD werd uitgevoerd, geëvalueerd. De conclusie van Ujkt de ‘exclosures’ met referentieopnamen buiten Vanaf 2011 organiseren de faunabeheereenheden ieder deze evaluatie was dat de telmethode betrouwbaar is als de ‘exclosures’, jaar een trendtelling (schemertelling) voor het gehele trendtelling. e _Naast vegetatie en flora is er in het onderzoek plangebied, overal volgens hetzelfde protocol. Binnen met ‘exclosures’ veel aandacht voor fauna: ken- het leefgebied tellen de beheerders en daarbuiten wild- Monitoring natuur merkende soorten met een hoge indicatiewaarde beheereenheden (WBE's) en gemeentes. De trendtelling Op hoofdlijnen vinden er twee typen monitoring plaats: voor de kwaliteit van het ecosysteem zoals duin- vindt plaats begin april en bestaat uit drie telrondes: monitoring van de biodiversiteit van de gebieden en parelmoervlinder, kleine parelmoervlinder, argus- de eerste ‘s avonds rond zonsondergang, de tweede monitoring ten behoeve van Natura 2000-doelstellingen, vlinder, zandhagedis, blauwvleugelsprinkhaan en de volgende ochtend rond zonsopkomst en de derde waarvoor beheerders elke zes jaar rapporteren aan de knopsprietje. Daarnaast worden de dichtheden aan diezelfde dag rond zonsondergang. De tellers doorkrui- provincie. Deze reguliere monitoring in het kader van hommels, bijen en vliegen bepaald. Voor mieren Is sen met een auto of te voet het hen toebedeelde gebied (nationale) Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) en/of speciale aandacht vanwege hun rol aan de basis via vastgelegde routes. Bij iedere telronde tekenen de Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) en het Natura van het voedselweb. tellers alle waargenomen dieren op een kaart In, met 2000-beheerplan Kennemerland-Zuid gebeurt voor het e _ Deterreinbeheerders monitoren ook de ontwikke- tijdstip van waarneming. Het eindtotaal is de som van hele plangebied en wordt voortgezet. mg van de populatie reeën. De ree Is een kieskeu- alle waargenomen damherten per telgebied. Het hoog- rige eter en heeft een divers voedselaanbod nodig. ste resultaat van de drie telrondes wordt gebruikt als Monitoring biodiversiteit Bovendien is de soort gebaat bij een structuurrijk de minimaal aanwezige populatie (Minimum Number e _ Naast de Natura 2000-monitoring vindt uitgebreide landschap. Deze soort kan daarom een aanwijzing Alive). Het telresultaat is een onderschatting van het monitoring plaats van bepaalde soortengroepen In de leveren over natuurherstel. De telling van reeën werkelijk aantal damherten, omdat niet het hele terrein terreinen om daarmee een goed beeld te krijgen van gebeurt in het hele plangebied op dezelfde wijze. kan worden overzien door bijvoorbeeld begroeiing. Het de soortenrijkdom en ontwikkeling daarvan. Het gaat is nog niet goed bekend welk deel van het werkelijk daarbij onder meer om: broedvogels, libellen, dag- en Monitoring ten behoeve van Natura 2000: aantal aanwezige herten met deze methode wordt nachtvlinders, reptielen, amfibieën, paddenstoelen en e Monitoring moet in beeld brengen in hoeverre geteld. De schemertelling wordt in Nederland voor flora. het gebied voldoet aan de vastgestelde Natura hoefdieren algemeen gebruikt en beschouwd als ‘best e _ Specifiek onderzoek naar de invloed van damherten 2000-doelstellingen ten aanzien van de opper- practice’. In 2004 heeft Alterra (nu Wageningen Environ- richt zich op 16 ‘exclosures’ (samen circa 40 ha, afge- vlakte en kwaliteit van de habitattypen en van mental Research)! de schemertelling, zoals die toen al rasterde stukken duin waar damherten niet in kunnen) specifieke soorten waarvoor de gebieden zijn in de AWD en enkele mn het NPZK. Het onderzoek verge- aangewezen. De terreinbeheerders verzamelen 11. Groot Bruinderink e.a. 2004 ee sie de benodigde informatie In het veld en laten de gegevens opslaan In de Nationale Databank Flora en Fauna. De analyse, beoordeling en rapportage van E se | = 5 B de gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid Hi ET Ee Ee van de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. ATM OON AMERLAND een | Un AN Arti nere LE De provincies rapporteren vervolgens de stand van TTN EET hen RE J EEN TOTEAOEAEEEE rr AREEEN BEEPPEENTT NT LEUTE ET TTT TS be Fr | TANT PERL rnketthertrerteknttktentre EME AARLE } zaken via het Interprovinciaal Overleg (koepelorga- HEERLEN Lt FEL EEE an zt hadt Wee he Ee nisatie van de twaalf provincies)/BIJ12 (uitvoerings- Heede ed OE ed | LEGEN HENLEIN MELLE ie sr AN lj T B Ks LEILA ‚8 En wt 4 an ze, ie u De u | lede WRRRUR Eee 2 8 el LELELEEEN Li LAN organisatie voor de samenwerkende provincies) aan II II En IA IT B Re ek oe OT Ï KETEN de Ba KENAN het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Nes Bn 5 N Mir MLS ze AD a. | dd HET ET den hekken | 1 a ira pek El ne Ti Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voed- zE É vern En ed OE A. | DE el selkwaliteit is verantwoordelijk voor de periodieke en en algemene rapportages aan de Europese Commissie U Ee ET . h Deen ne nd | over de staat van instandhouding van de soorten en Re K NN Sf | ik, : AE ik, VEN | \ Ri Î EEN pnt habitattypen op landelijk niveau. 5 ES Ï | Ee n | Í Re: U 4 ne Es OR , 8 en nn meen DT SE EE En en LE e En pr Ten Ben Zn ver nn dr NNT One Monitoring (dreigende) schade aan gewassen DE han Ee ek Pen En LE A a | | | L we BIJ12-Faunazaken registreert de schadegevallen waar- AE ed et, or add mn eit ER RT Ten voor grondgebruikers een tegemoetkoming aanvragen Ee err Be, GL TN kt ANNE 1 8 ern via de website https://mijnfaunazakenbijl2.nl/. Het gaat En ek ee EE ene Tr Sd nee 2 ie hierbij alleen om landbouwschade. Het afschot in de EE OE OO nulstandgebieden en directe omgeving geeft een indica- Inspringopening in het damhertkerend hek. Damherten kunnen van buiten het hek wel de AWD in springen, maar ze kunnen niet tie van dreigende schade voor de landbouw. de AWD uit springen. Monitoring afschot en openbare veiligheid ze . In het plangebied e _ Noord-Holland: e Zuid-Holland: vindt monitorin laats De FBE Noord-Holland gebruikt het digitale registra- De FBE Zuid-Holland gebruikt het digitale registra- gp tiesysteem FRS (www faunaregistratie.nl) voor regis- tiesysteem Dora (www.{behz.nl} om het afschot, de van onder q ndere tratie van afschot. Aanrijdingen, dood gevonden en aanrijdingen, de uit het ijden verloste dieren en de d latie d hert uit het lijden verloste dieren worden geregistreerd via dood gevonden dieren te registreren. Meldingen van € popuratiëe daamnerten, BRS (www.boaregistratie.nl), dit wordt automatisch aanrijdingen komen binnen bij de meldkamer van de de biodiversiteit en toegevoegd in FRS. Meldingen van aanrijdingen ko- politie, die de coördinator van het valwildteam van . vo men binnen bij de meldkamer van de politie, die een Zuid-Holland inschakelt. Afhandeling en registratie Natura 2000-doelstellingen. \id van het valwildteam van Noord-Holland inschakelt. van aanrijdingen vindt plaats in samenwerking met de politie en de desbetreffende Wildbeheereenheid. 3.5 NOODZAKELIJKE ONTHEFFING VAN DE WET NATUURBESCHERMING f ME id 1 k \ nj hen ee E- pe E he 2 WT > ie et * De FBE Noord-Holland vraagt Gedeputeerde Staten Zuid-Holland. Vervolgens vragen de FBE's van Noord- Ì sn SM 5 van Noord-Holland goedkeuring te geven aan het be- en Zuid-Holland ontheffing aan voor uitvoering van het ie heerplan. Dit besluit tot goedkeuring wordt genomen beheer bij de Omgevingsdiensten van hun provincie. Zij BES in overeenstemming met Gedeputeerde Staten van vragen de volgende zaken te ontheffen: VE : En Ee CA Ë CJ Fe KENMERK OMSCHRIJVING EE Ze ES Te ontheffen artikelen Wnb: artikel 3.10, lid 1, onder a, juncto artikel 3.17, lid 1, onder c AR Voor gehele plangebied: nulstandgebied en leefgebied (inclusief bufferzones): Ë ë | . Schade aan flora en fauna en instandhouding van natuurlijke habitats; / é ke + / Belangen . Openbare veiligheid (verkeersveiligheid); , B / . Landbouwschade; F A Y Ee e Overige schade en overlast. Î | bl Je Í AS | Onderbouwing Faunabeheerplan damhert 2020 — 2026 , el El vk En KS Red fv Kad Kd \ Geldigheid Geldigheidsduur van het faunabeheerplan tot en met einddatum in 2026 É j Beheerperiode 1 augustus t/m 31 maart en in bufferzones en nulstandgebied gehele jaar Tijd Etmaal Het voorkomen van onnodig lijden is al opgenomen In een actuele opdracht in Noord-Holland, deze opdracht i Geweer; eldt voor de hele provincie. In Zuid-Holland is het op- . Hond (t.b.v. opsporen gedode/gewonde dieren); 9 P Ì P o Geluiddemper; genomen in een aanwijzing In de zin van art. 67 van de Middelen (toegestaan) . ’ . . Nachtzichtapparatuur al dan niet aan het geweer; toenmalige Flora- en faunawet, die op grond van art. 9.5 bd Kunstlicht, in Natura 2000-gebieden wordt geen kunstlicht ingezet dat niet Lid 6 Wnb is gelijk gesteld is aan een opdracht In de zin raads, van artikel 3.18 Wet natuurbescherming. FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 d ee in nn | — ke 5 : ee et Tee Re ef 4 a : en Gn An er NE A Ee elk Ee en ute. Ben 5 en nt Pe | en DE we en is en ed en 7 kr eN nT gt E je eine en SOE en el tre En ern Ke Ze Eh De he ss 7e : NK EEE En en Cerda ä cin BE ä 3 nig ee k: | | | An | ar B nd EE Ee E ae me 5 5 ike nn. 5 RO 5 re eid” re eN 7 iS. es if d nn | SS ì | Ee Te en Gn en ee, en me en p En 3 , 5 ke sa k ne En EE re Bren 1 TN Ee 5 Ee. eed ere EN OE Dear ee er, A Ta. Be st di bi iele brok reta nr A Ene , nc Tikes Ee eeens EE 5 Pt EEE Te A enn rp en Ee eee dt Eze Re ms el ee 3 Rd A ek Be: , det a le. tt) ek Se Ge AE ie ne Eren | Te len eel ek rr Ren Eg ke en se e Er Eek EE Be dl A Zed ' 0 if Sp BEE RNN Je | es ne 0E jd af IME Le has RE. n ide en ar ON Ee Ie nel p 8 Oe EN, Ke En EEn de El jee mid Le Ent Te ej keld EN En Ei ek. NS er Es | | | B Rn Ee Lee del nd elisie À ddie dae Pi lige Me de zig lei Te En en En A À Ne ; EhAr Ban Ee vd ä oaf a Nn he Kirop EEA 5 Be anne isen itn le enn ee, Tl ho pomekmdd df alt A te Ae 3 AE ld er eh, knn ES 5 Wi Rn Rn TEE Ee Nn Eerd ven Re ze tn rd a eet GN df ch EE Pf In re ee Ed ER reen ap An 7 id le ent Ee: pe a ej shel di 5 EES ie ONE GE ge Pe: ve pe. e rt ad de, erdee DE ri Er sid get a ik ‚e na Ee nn de en Lt -teofe lid KP A ee ORN eis sir de ech kj 5 oe hete edad WRS 7 ER POOrEVEN EN nt % ak kgs er La à + ë eee À À je en ee bindt-de-AWD'imethet NPZK en stu EE lr tabel monover aleen ee Me wee et ee af Mah SE RP ae! | eneen Ge } Be, Asen AN TA sl een Sh Eken ij Î (7 rp PRD BE Bint Ee bi Let Ee hete Eek id ader ENE E Es B 2 E | Je Ee ide Zandaortsel NVE Ee ie EE PE bl CEN Wap ER ia il ot A EL Et: eer ei GAMES hat ned saneren Plint r e Le ri . : À 0 nd hog nietis behaalfd PER NET a VE OEE PE ak: 4e FA ein WE me Gn gE din, BERN hl : e sj 7 En Ù Bred ARC uctafgeslo! Te nde EA AME El eN Lel Len 2 NE a ER 0 ee B ee d | 4 | d pn red Ee Kie EED ae A Ae Je ed eeen a, EE he en ES or EE Ei Te î PN Re Ed 4 Ean : ER eha ns MEE rd ef geeen E A, tank lee den rrd Be Se hi ae ede Ne NE MENE et Een Ef rs á me AE 2e A En ek le Poe. EE el Me hi ci sh sce ie ae STER Pin Ree te on aut b Er ad er PE ek ed E ad Se ef ce ben B d ee EA © NN He Eerd B hee: Ee ea in ze rele es En sn Enid Ee Ko il Br ran Ka ee Ee ES ee sn | a EA eenden eee ne en ater u je gr lg NDE AE ee PA ON EA je ed . de RR EE Angelen. BOE en Eeen TEE a nn ae Ar ERZ OE EEn nn Pe Nn DE ae en ee AN ON ON ni Te en BL in Ee E eeen, Ei ik De et ed we Rd Ee Sen Rene he GAF EU SE ME en ANKE En ie a tE Fc Re, Raed HOEN ker nd di d Be me sitte UE Een Rf A N Ee ik sf add k | de A ende deu ij RN eeen Bd Ee en ed RL EE ee WENEN iN sem a ES za ss ne e | EN Ee | ee hele nen Ante DA KA eeen hee 24 Ee PRE cre en il Er Kardan er : * en EN Ee Oe Wee hic Ng NES aon eN EE et as ek 4 B 5 B p or Saher REE ee ad ode en Rd tE Sade Reden te REE ae ee han BNA ol : e | 2 Groot. Bruinder rik scha Ii oe De WAT, ET JN En ni engen hed stiet ien ze Rr hk KE VE, Hi ij 4 ' Ë Rs | | Rn ln B ek à 3 is A Ke Ue sent, WE hiken rh k Rr de E Een EAN BEUMN Ze ENA mm s : ne k > a Ee ied : B Pi Pe Ed ús seerd Ve Eer ve dn Ri ES AA A & enk RES ee EE ai gf EmTe Ed Re bet Ee che. en dn He EAN RE ke ‘ d EN HL OA Keke at GEND BRR if see Ae PE , epe te A / 0 Ne Hd Sn Pd gd bea EE En Mt A Sn rek Aon kn gen regel ER Nd ed Ken oi | Et Ea PF 5e ern je ak RETE et, nd he td zh AN Dr en ts p d Aars wi EE eN me SO Nn iran RAMEN A Pr Oet ak, vl a | Ees 4 e 3 et EM A KT De ze i Re u Re Pite ir ed Ered ti | Dh mr ne bne 1 BER ee te Rede NAT En / ken N | Re enen ele te 8 RE, De BEE ier Reef te n ge ks zn Ae li 4 5 eh 8 , EN MEE me B ee NA a Ei eN ng ee en Rr 5 „ Pa Re U ie À Ea 1 aar JE Ln ar Pa Ee ri d | m 4.1 OVERZICHT UITGEVOERDE MAATREGELEN 2016-2020 De maatregelen uit het Faunabeheerplan 2016-2020 zijn allemaal uitgevoerd, maar de belangrijkste (beheerafschot binnen het leefgebied) is later (november 2016) gestart dan gepland vanwege lopende juridische procedures. In het FBP 2016-2020 staat een aantal maatregelen, … gn Ee" Ma | pe | gericht op het realiseren van een stand van 1000 me me a (getelde) damherten in april 2022, het verlagen van Û mer der : eN r sm ne _ risico’s voor de verkeersveiligheid, het voorkomen rt “s oke ú 2 Ae dee ä be mn ODE TD gens 7 b ne 4 van schade aan natuur en gewassen. Hieronder De ie zm de ds 6 abel : = av mt en Eee. a ag volgt de actuele situatie: EE 2 ss mem rn AE vn a Deel van het 800 meter lange ik is be ë tijdelijk geplaatste hek langs dn en de kust bij Zandvoort. | f VOORGENOMEN MAATREGEL (FAUNABEHEERPLAN 2016-2020) | UITGEVOERD IN REDUCTIE AANTAL DAMHERTEN Realiseren natuurbrug Zeepoort. 2016-2020 Beheerafschot binnen het leefgebied ter regulering van de populatie. 2016-2020 VALWILD Uit het lijden verlossen van gewonde of zieke dieren. 2016-2020 Í nn Ì WILDROOSTERS EN HEKKEN | ‚ | \ k ie) en td Handhaven en zo nodig aanpassen van bestaande wildroosters en hekken. 2016-2020 hé \ 14 NATUUR(BEHEER- EN INRICHTINGS)MAATREGELEN jn \ \ Se Ra # Realiseren natuurbrug Zeepoort. 2017 ks tn. ed ie a Realiseren natuurbrug Duinpoort. 2018 ee 5, Î | Gerealiseerd in 2013 maar nog niet opengesteld voor damherten. Dit is zi Natuurbrug Zandpoort passeerbaar maken voor damherten. afhankelijk van het bereiken van de Ei streefstand aan beide zijden. Hi PR Ke ”, iN Kh EXTRA UITGEVOERDE MAATREGEL Vie | \ EN em Á 4 ei Verlagen maximumsnelheid op delen van de Zeeweg (N200) en plaatsen 2016-2018 EE 4 A zh „if waarschuwingsborden. 5 k ver | hk geen Uitrasteren delen waardevolle natuur ('exclosures’) in de AWD. 2016-2020 ’ Ns |, Dh 4 Ae Ö Plaatsen van 800 m tijdelijk hek langs de westzijde (zeereep) van de AWD An ih ts / in an nn 2019 à HRE , ‚. ’ naar aanleiding van een burgerinitiatief in Zandvoort. E | As Ô 8 4 ea À Nad ‚k e | _ es If RM / ih EP, MEAD, rein! | VOED n 9, ’ N Ni mn A CAN (NDE 4.2 EVALUATIE REDUCTIE AANTAL DAMHERTEN De groei van het aantal damherten is niet alleen gestopt, maar ook omgezet in een daling. Het niet behalen van de streefstand binnen de periode van het vorige beheerplan komt vooral door een latere start van het beheer als gevolg van juridische procedures. Daardoor kon de populatie nog doorgroeien. Het was niet mogelijk om de hierdoor opgelopen achterstand op de planning in te halen in de voorgaande beheerperiode. Dit had te maken met een beperking in de vergunning die Noord-Holland had afgegeven in het kader van de toenmalige Natuurbeschermingswet (Natura 2000-vergunning) en met de weersomstandigheden in twee beheerperioden. Beheerresultaten de populatie iets minder dan in de laatste seizoenen als Valwild In Figuur 7 is het gerealiseerde afschot per beheersel- gevolg van weersomstandigheden (bij sneeuw of vorst In Figuur 8 staan de aantallen valwild per gebied. Van zoen te zien. Tijdens de beheerperiode 2016/2017 en wordt niet beheerd) en de noodzakelijke inzet op reactief valwild is sprake als een dier overlijdt, anders dan door 2017/2018 was de beheerinspanning voor reductie van beheer (veel verzwakte dieren). planmatig beheer. Hiervan is sprake als het een dier ziek is, door een natuurlijke dood overlijdt of door niet natuurlijke oorzaak zoals bijvoorbeeld een aanrijding. 3000 De relatief hoge aantallen valwild in het seizoen 2016/17 komt voor een belangrijk deel op het conto van dode of 2500 sterk vermagerde dieren die uit hun lijden zijn verlost in de AWD. De op dat moment maximaal doorgegroeide E IE 49 7 populatie leidde In de winter tot relatief veel sterfte, E 2000 Pi DE Nadat het actief beheer goed op gang was gekomen is Ê nn MK dergelijke sterfte niet meer voorgekomen. De overige 5 aantallen valwild in deze grafiek worden gedomineerd 2 1500 door slachtoffers van aanrijdingen. E 4000 Effect van het beheer op de populatieomvang 3 FIGUUR 7: Afschot aantallen De populatie Is In berde leefgebieden ongeveer evenveel " de vier leefgebieden gedaald, maar binnen de populaties is er een verschil 500 Waadt Ceb en (zie paragraaf 2.3). In leefgebied NPZK is sprake van ‚ae buiterzones en 2 n de nulstandgebieden per een sterke daling van het aantal mannelijke herten, ter- ö EEn _ beheerperiode. wijl die in leefgebied AWD-BN dit juist blijft toenemen. 2014/15* 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 Dit verschil is het gevolg van de noodzakelijke focus In het beheer. In het NPZK wordt relatief veel geschoten Leefgebied wBufferzone MNulstandgebied MOnbekend in de bufferzone om te voorkomen dat damherten het Resultaten leefgebied te halen. De in Noord-Holland afgegeven vergunning leefgebied verlaten. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om De streefstand Is nog niet behaald in het leefgebied. in het kader van de toenmalige Natuurbeschermings- mannelijke dieren. In AWD-BN was bij de start van het Door juridische procedures in 2016 kon het beheer wet (Natura 2000-vergunning) stond namelijk een beheer de populatie ruim vijf keer groter dan in het pas In november 2016 goed van start gaan en niet groter afschot dan circa 100 dieren per week niet toe. NPZK. Ook is in AWD-BN de totale beheeropgave lets begin 2016 zoals beoogd in het beheerplan. De po- groter (reductie van ruim 80% ten opzichte van 74% in pulatie heeft daardoor op haar hoogtepunt nog een Resultaat nulstandgebied NPZK). De focus in het beheer is daarom sterk gericht extra seizoen door kunnen groeien. De opgave om tot De streefstand in het nulstandsgebied is behaald als op vrouwelijke damherten om eerst de capaciteit van de realisering van de streefstand te komen is daardoor we het telresultaat bekijken. Jaarlijks worden nog reproductie (de groei) omlaag te brengen. Er is daarom veel groter geworden dan was gepland. Het was niet steeds damherten aangetroffen, waaruit blijkt dat in AWD-BN duidelijker sprake van een daling in het mogelijk om het jaarlijks te realiseren afschot naar voorzetting van het beheer In de nulstandsgebieden aantal hinden dan in het NPZK. boven bij te stellen om de opgelopen achterstand In en de bufferzone nodig blijft (wordt geïllustreerd door de afschotcijfers buiten het leefgebied, zie Bijlage 2: Cijfers per provincie). Maar ook voortzetting van het beheer In het leefgebied zal gaan bijdragen aan ver- mindering van toestroom naar de nulstandgebieden. Evaluatie wijze van uitvoering Het beheer is op een veilige wijze uitgevoerd binnen 400 de kaders die de vergunning en ontheffing daarvoor hebben gesteld. Daarnaast was het streven om het 350 publiek zo min mogelijk te confronteren met de uitvoering van het beheer. Gezien de omvang van de _n opdracht en het feit dat de leefgebieden ook drukbe- ' zochte recreatiegebieden zijn, was dit een forse opga- z zen ve. De beheerders hebben drukbezochte terreindelen 5 zi 7 vermeden bij de uitvoering en op piekmomenten van 2 bezoek zijn zij gestopt met de uitvoering van popu- < 150 latiebeheer. Ook het gebruik van een geluidsdem- per heeft bijgedragen de uitvoering zonder overlast 100 8 voor bezoekend publiek. De beheerteams hebben regelmatig hun uitvoeringsstrategie gewijzigd, om 50 FIGUUR 8: Aantallen valwild te zorgen dat het lerend effect bij de damherten van van damherten per beheer- het beheer zo laag mogelijk blijft, zodat de uitvoering 0 periode in de vier gebieden. doelmatig en effectief blijft. 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 GebiedA WGebiedB WGebiedC mGebiedD wOnbekend 4.3 EVALUATIE OVERIGE MAATREGELEN Er zijn in de voorgaande planperiode drie natuurbruggen gereed gekomen, over de Zeeweg (N200), de Zandvoortselaan (N201) en over het spoor van Haarlem naar Zandvoort, waarvan er twee in gebruik zijn genomen. Verder is er 800 m tijdelijk hek bijgekomen om de overlast in Zandvoort te beperken en zijn er extra verkeersmaatregelen genomen. Daarnaast is een aantal kwetsbare groeiplaatsen beschermd tegen begrazing. we r Natuurbruggen e __Natuurbrug Zandpoort (2013) overbrugt de Zand- en me Met de bouw van de natuurbruggen Is uitvoering voortselaan (N201) en verbindt de AWD met het a e gegeven aan het meerjarenplan ontsnippering (provin- NPZK. Zolang de populatie nog niet beperkt Is tot de Re \ ” cie Noord-Holland). Het hoofddoel van deze natuur- streefstand, zal deze natuurbrug afgesloten blijven ed „pn B zee bruggen Is uitwisseling van soorten in de duinen van voor damherten om te voorkomen dat de populatie Je à af F Zuid-Kennemerland (Bijlage 6: Gerealiseerde ecoduc- in het NPZK toeneemt door overloop uit de AWD. dea Ehr ten en aangebrachte hekken). De natuurbruggen en Hierdoor zal de schade in het NPZK beperkt blijven B de - ne ij Ma N de inrichting van de omgeving zijn ook ondersteunend en kunnen de damherten niet via het NPZK het leef- ki in. E 3 ed MN enlok aan het voorkomen van aanrijdingen. In deze beheer- gebied verlaten. ERLE fi hek ali enen kalk periode zal verdere optimalisatie plaatsvinden van de tl omgeving van Natuurbrug Zeepoort ter voorkoming Wildroosters en hekken rk ie | bi van aanrijdingen. Het grootste deel van de wildroosters en hekken was al ie | N ij Ed MA 7e « __Natuurbrug Zeepoort (2017) overbrugt de Zeeweg geplaatst voor 2016. In de afgelopen planperiode zijn deze En | ee} on Ee 7 je (N200). Deze natuurbrug kan specifiek voor dam- gehandhaafd zoals gepland, en naar behoefte aangepast. a ET De 4 rd en + herten beter functioneren door meer damhertke- Zo is tijdelijk 800 m nieuw hek geplaatst langs de westrand k | BET ” a pes: in Nn rende hekken langs de weg te plaatsen voor het van de AWD, aansluitend op de bebouwde kor van Zand- Bl ee en Kn te voorkomen van aanrijdingen met damherten. voort in zuidelijke richting (Bijlage 6: Gerealiseerde eco- 7 AE de s AN an e ___Natuurbrug Duinpoort (2018) overbrugt de spoor- ducten en aangebrachte hekken). Het doel was vermin- 7 Vele le mk) kk zn jn Haarlem-Zandvoort, waardoor damherten het derde uittreding van damherten vanuit de AWD en daarmee 7 / a 8 AR B En 4 spoor veilig kunnen oversteken. Ter voorkoming vermindering van de overlast in Zandvoort. Initiatiefnemers pe Pe rs Ee. je, hek Ev 7 van aanrijdingen en vertraging op het spoor kan en beheerders ervaren dat het hek in combinatie met de ri, EE, Me OD ee ee Ne deze natuurbrug net zoals natuurbrug Zeepoort uitvoering van actief beheer heeft geleid tot vermindering beed ele rt IE RA EN beter functioneren met een uitbreiding van dam- van het aantal damherten dat regelmatig de bebouwde kom Demhertkerend hekwerk AWD hertkerende hekken langs het spoor. van Zandvoort intrekt. Ook heeft Waternet het hek langs de Langevelderslag vervangen. Daar waar hekken in combinatie gnl A ig hapte aeron OE Min mi dM A met een bufferzone of nulstandbeheer zijn geplaatst is het BE ES ee RIT EME 2 EA ONE AES NE 0 Eke ENA AE Ep En BL LEN denn of WE aantal aanrijdingen sterk afgenomen. es a AD ae AN EMD CD TA EEN ADEN ì en ikan RE Ee WE OT A L Nare Overigens Is er wel discussie over het grote aantal hekken Re ete Ne BE de TE LA ad A Mas £, en wildroosters, omdat ze niet alleen damherten tegenhou- Se BER ak COM AEN ND ERE” AOR ETE Ei den, maar ook een barriêre vormen voor andere dieren en B! en se B NT EE zn ORE ik Pi mensen. Het staat haaks op het nationaal en provinciaal be- Ree et REN Ne MEREN a Zaki | leid dat juist is gericht op het verbinden van natuurgebieden Kh: f hg Es er el. Wer Pm Pe hj i om daarmee de natuur robuuster te maken. Hekken werken ee rn ee à eid ee ® Pieks | ook verstorend voor het landschapsbeeld. Op de ene locatie p ä d | ek E st RER rn ee Pr Wrede Pr 4 WE telt dit zwaarder dan op de andere locatie. HE, -£ Á et ed, Al fl AD ú F EE pn Ee as 7): ne B / nerd Ü Ù B \ £ Ee Ak en op * Pl An Ee E EA TE RA MST BA En L À y À 7 N kn n ded à eee Ed " EE 7 nde. NS J0/ Á AN e Ei ad NT | Ke Ie Op delen van de Zeeweg (N200) is de maximum snelheid TN ER à (Amin, |P BAL Ae rime" verlaagd en zijn er sinds 2018 grote mobiele matrixborden f neren hef Pd PE EN er Er tn lib 4 PN Ùs EA g Paré se hae” Ee geplaatst om weggebruikers te wijzen op het risico van : ; Pe 0 e an ee 5 Á El u, P, et N ps FP Pe z ak damherten op de rijbaan (Figuur 9). Laatstgenoemde maat- d ee En  EUD regel was niet gepland in het FBP 2016-2020, maar is later ze © Te Ge Ze 5 5 en. 0 ùe er KAK hae toegevoegd als extra preventieve maatregel In verband met ue Ef it EE TEE Á de Ee ie rr Ee ia S ERE hi { DEE 1 ie EEE EE Pr EN het aantal aanrijdingen. A ALE ETR REE ds F- fl AN BEE zi OPE Hin es Or pe ee ie a RN Î mik Td en Sn han an 5 À B Be. 4 , Ee ef op nk In de AWD heeft Waternet in de periode 2015-2016 op EAT A de EP dr Ene" EN kleine schaal verschillende uiterst kwetsbare groeiplaatsen ra tn EO A X É , ‚ Ath dd rd NL iN Ci AE ge 4 Kl beschermd met rasters (zogenaamde ‘exclosures’). Het A re dba Î EE Hd opel ii ee Ô ; ain . - Wd ee AE gaat daarbij om bescherming van bijzondere plantensoorten RE jie eN Ef fezossdahnin Bte Ae zoals Parnassia, Kruisbladgentiaan en verschillende orchi- pn (EADE Mene SE Dn vir EN deeënsoorten, maar ook om cruciale nectarbronnen voor de AE NEE en Re hl NK duinparelmoervlinder. In de winter van 2019-2020 zijn daar mid EERE REE RES ker nd ete ere he hire cad AEN EN we nog eens 16 grote graaskoolen bijgekomen om karakteris- n OO Figuur 9: Waarschuwingsborden en snelheidsbeperking op de Zeeweg (N200) tieke duinhabitats op grotere schaal te beschermen en tege- jkertijd onderzoek te verrichten naar het eventueel herstel van de soortenrijkdom zonder de invloed van damherten. In totaal Is zo meer dan 40 ha natuur beschermd tegen de in- vloed van de damherten. Dat lijkt veel maar het is nog geen 1,5% van de totale AWD. 4.4 EVALUATIE EFFECT VAN DE MAATREGELEN OP DE DOELEN Het doel ‘voorkomen schade aan gewassen’ is gerealiseerd door afschot in het nulstand- gebied in combinatie met hekken. De overige doelen (natuur, verkeersveiligheid, overlast] zijn niet gerealiseerd, met name omdat de damhertenpopulatie nog onvoldoende is ver- kleind. Beschermen flora, fauna en habitats Incidenteel komen nog wel damherten via het strand een gevolg van actief beheer en het plaatsen van een Uit de evaluatie blijkt dat damherten een sterk negatief Zandvoort binnen. Rond het NPZK vinden nog steeds tijdelijk hek van 800 m ten zuiden van Zandvoort langs effect hebben op de flora en fauna in de leefgebieden aanrijdingen plaats. Een belangrijke maatregel om dat de zeereep. en daarmee staan ook de doelstellingen voor Natura te voorkomen, de populatiereductie tot de streefstand 2000-gebieden onder druk. Bij de start van de vorige van 200 getelde damherten, is nog niet bereikt. Langs Voorkomen ernstige schade aan gewassen planperiode (2015) was er sprake van ernstige schade de grenzen van het NPZK staan vrijwel geen damhert- Beheer door afschot in de bufferzones en het nulstand- aan natuurwaarden in het plangebied als gevolg van kerende hekken. In dit gebied zijn grondeigenaren en gebied, In combinatie met eerder geplaatste rasters Is een te grote druk van de damhertenpopulatie, toen beheerders vanuit landschappelijke, ecologische en effectief gebleken voor het voorkomen van landbouw- 3765 getelde damherten. Het beheer heeft de explo- pragmatische overwegingen terughoudend met het schade. De gemelde schade was nihil de afgelopen sieve stijging van de populatie weliswaar gestopt, maar plaatsen van hekken (onder andere vanwege de grote jaren (zie paragraaf 6.2). Jaarlijks worden nog steeds de populatie is in 2020 nog niet op de streefstand. Een grenslengte, zowel door de vorm als door de doorsnij- damherten aangetroffen op de landbouwgronden (het verbetering van de natuurwaarde Is dan ook nog niet dingen met infrastructuur zoals wegen, spoorlijnen, nulstandgebied). Hieruit blijkt dat voorzetting van het te zien. Hoofdstuk 5 gaat uitgebreid in op de huidige circuit Zandvoort en het golfterrein). De verwachting beheer in de nulstandsgebieden en de bufferzone nodig toestand van de natuur In het gebied. was dat de natuurbruggen Zeepoort in 2017 lover de blijft [wordt geïllustreerd door de afschotcijfers buiten Zeeweg (N200) en Duinpoort in 2018 (over de spoor- het leefgebied, (zie Bijlage 2: Cijfers per provincie). Borgen volksgezondheid en openbare veiligheid lijn Haarlem — Zandvoort) eveneens zouden bijdragen Maar ook voortzetting van het beheer in het leefgebied Het aantal aanrijdingen is gestegen van 33 in 2015 naar aan het terugdringen van het aantal aanrijdingen. zal gaan bijdragen aan vermindering van toestroom 62 aanrijdingen in 2019 (zie Figuur 12 in paragraaf 5.2). Echter, de realisatie van de natuurbruggen in com- naar de nulstandgebieden, in de verwachting dat bij Aanrijdingen vinden vooral plaats rondom het NPZK en binatie met de geringe populatie-afname heeft het een lagere dichtheid de behoefte om weg te trekken zal met name rondom de Zeeweg (N200) (zie Figuur 14 in aantal aanrijdingen niet minder doen worden. afnemen. paragraaf 5.2). Per jaar vinden er ongeveer 10 aanrij- dingen van damherten met de trein plaats en zijn er Voorkomen schade of overlast ongeveer 20 meldingen van damherten op of langs het Met name mensen in Zandvoort ervaren nog schade spoor (zie Figuur 15 en Figuur 16 in paragraaf 5.2). en overlast van damherten. Hoewel het hek nog niet De hekken rondom de AWD lijken duidelijk effect te lang staat, bevestigen Inwoners en beheerders dat hebben. Na het realiseren van deze hekken (2012) is vanaf begin 2020 het aantal damherten dat vanuit de het aantal aanrijdingen direct rondom de AWD nihil. AWD Zandvoort inloopt minder is geworden. Dit is 4.5 CONCLUSIE TEN AANZIEN VAN HANDHAVEN VAN DE HUIDIGE DOELEN Uit de evaluatie blijkt dat de doelen nog niet zijn gerealiseerd en nog steeds zeer relevant zijn. Het is dan ook noodzakelijk om de doelen te handhaven in het Faunabeheerplan 2020-2026. Monitoring van met name de schade aan natuurwaar- 5 E EEE EE Ni 5 den en verkeersveiligheid toont aan dat de noodzaak AE Tt Re de om vast te houden aan de doelstellingen nog steeds eeh Se En end En ERR CE groot is en deels zelfs is toegenomen. De natuur- EE Pe Te th ee Er waarden gaan steeds verder achteruit. Schade aan ee: en. Ee ik En e, „& Heen Aen Ei landbouwgewassen Is weliswaar nul geworden, maar es ER Seen hee EL n daliachd: k sek . dat is dankzij de combinatie van de geplaatste hekken Ee tn a Ee Tan en continu uitvoering van beheer in het leefgebied, ik RE he d Se ed } bufferzones en het nulstandgebied. Dus ook hier- Ea k i | E i hi : jj Embe ed | Ke voor is voortzetting van het beheer noodzakelijk. De dn Ni OER ie te behartigen belangen en de daarbij geformuleerde ES de pd doelstellingen zijn nog onverminderd van kracht. An : ad id a 8 ie j f en, ; kn d at u É id bi Ke 3 3 EE E 5 FT - si f 4e) ki n = 5 Es ES ga ne nn = nn da en De noodzaak om vast nn te houden aan de vorige en . . As = == Den ee nn doelstellingen is nog steeds ee groot en is deels zelfs | nn en == rel Ef = En ne » z en Ene De nn ee ee Dn en toegenomen. LE EE En ER Ee eer TER ne En EA: 4.6 ADVIEZEN UIT DE EVALUATIE VOOR HET FAUNABEHEERPLAN 2020-2026 pre 4 \ 2 ie 5 $ e _ Versnel de reductie van het aantal damherten ter bescherming van habitats. a Kn n\ e Toets opnieuw of de huidige maximalisering van L EE de weekaantallen in het kader van gebiedsbe- | \ A) } scherming onder de Wet natuurbescherming r En k / noodzakelijk Is. he 4 SS Pe 4 _= e __ Stel voor beide provincies een gelijke, maar rui- p Dn IE ij mere periode open voor beheer. Laat het beheer k En f | binnen de gestelde periode open voor alle dagen Kn ë Î ij | \ “| Ee en uren van de week. ls : f h ‚Ik MN Je « _ Zet de bestaande monitoring (netwerk eco- NMa TOEN o Pie) El) bbs en d Es W logische monitoring, SNL] voort. AR u, O7 Me dn bn bi « Sta bij het beheer het gebruik van nachtzichtap- e _ Voer een nieuwe toetsing uit voor Natura ' ED vh SEEN E RRT anr paratuur en geluiddempers toe. 2000-gebieden op schade aan de instandhou- Annen We MO iN k eed > rd bed ed 5 EN hie A evn ep: vs ir Ia, Te s A e Richt de bufferzones effectiever In en zorg dat ze dingsdoelstellingen, op basis van nieuwe Inzich- be ies NE: & ERN ee hl Eeen 5 bt AE in het veld duidelijker herkenbaar zijn. ten en vijf jaar beheerervaring . Eh ierk, valrrt OMEN e A NE. an em ark en 2 Of nr: Ee ° Zorg dat de voorwaarden voor melden binnen de e __ Blijf de reeënpopulatie monitoren. De ree kan Pe ESRA dn TEE AE dit 7 Een \ AN ea, Ee Baie 040 en provincies gelijk worden getrokken, net als het een bijzondere plek innemen In de toekomstige td Ee Ad ga erat Ns x Lj EN digitale registratiesysteem voor het melden van monitoring voor biodiversiteit. E nd DR be, ze Ke Eni GEN ar Ein dns beheerresultaten. e Evalueer nut en noodzaak van hekken en ed a En, Bt ren 8 hi 4e f À Ant l Ee ate , Ù 4 Fe tes 5 ide 2 ke ie 4 Ae , ES Ke Aes fe mn Pm SER Ù ‚n vi f k Kn, , nn, M ij U et \ vj’ 2 ar Rt ) S k je 5 KP ke £ 6 B v | k W | NG | ó | dE RM WD A fu | GN ER ko hed mi, E ie d Ak f In | ‚N FAR el Je Ke ln ÀL TTE ee nt, IN RN CU Be &: Er rek p en RM 7 Wen din Like A, pr, je in sdi AEON RAE 7 2 0 Ri, L Ke ; BN kr ee Ì 8 Î Nt é je LN k î ue / aE 8 seus an 8 Ef | vr IJ ' > D | 2 . NEA kh \ aat esle Pak u / oen E ” s Riser LN a EE PA ENE NT AES EA 2 isin re en 0 Ee É ee ek j RW PPN her h_f b. Nn Ni RB E A Be 0 4 agen . AK VEEN mss En ND DA % â NTA B RN VAAR mn Ea in WN en mn dE ket, ek FE Ne rlr NA à el BRE A DEE EE WEN ei Dn AES RS ie. Meis al Ny Ne tn Ve Ai See Sd ij Re CE Pr E_ E ‚& ut Me 6. ah RD ee led ht he nà Ke pi KAMER EN B BE en jd B reg RS PEEN OM EA EL EE me tn SE EE GR Ed te E oe Ree Nh Ni ie. ONNIE pel 1 ee B Ee rn AE he Ln VI Nt f eer van-Noord-H lländ ae POLLE eee le EAA A ee berk or kran Ond NE er julie LL Tt RM een 2026 A 5 GS UB OT A Wer AE EN ed 4 Ee ì \ Sn, e AS g , ús ES 0 SMEREN Er Ke RAN Ee de Elek Je elen an kW hj Kh TA * hk, FP: An F4 E pn : P als’ trl mi * cl df rr es fe We a dl GEE b be, et acini hs en 7 EE. ul 4 rh E Ù Ei f AV, 3 Ü B ie, rn A EN ES KE KR en ENDE PR EE 4 3 ahd d 3 A Sla eend” cn er hande een kn main: : Ä fi 7 oden ak it 2 Al ke A 36 ee Rn ADS cn \ ER & : Ben Ke Ee Ee EN Ke Ka ee MOTT EO RE rte dû PE A Si hik a dd | EN EN be 4 ‘ HS Be EL hi Se ee ij erde RE Pe nn Ee a MU n ie meer erde nd ts Im Ez Wad, SND Kee Bee zn ha Rn Be 8 Je Kla : Pr E_ Í TES bs s if PP ee eg EER C Re ‘ DL r Ie De he k Pe Ee ri heem 5 : = , en Fe REK nere OK zh EN ied nn es Es et WR! Ee Sje 5 -, en DN d EA ad Ze „IE = EN pe : Pt Aer rd ES nr Kie WE EE er  N, Bl Ens EE en Ss en 5 NEE Ee De Er AE ede Se he Rr NANA Pael er ed EEE ET EV EN PE AE ES Ts : Msn Se En et En ns ee ET eN AAS RA Si DSE: EL EN Lv ie ee An as Dee | LL ED een) Ol LLS En Oe PV LN NE EEDE Ee Se ee nd ZEE ee dien PE En nn En +, ed ek der EN nd ZET horn A6 EA es Ae GT Wk HE à Dz oet HS Ee sg ee SEEN ei oa : ne AG Ln et An De Ne le LN gee ENE ES: hen ens ee! rie he h Ee Be ’ mn EE SAAS NS EEN Sn NP HE tds ee Re En 4 TEEN ne e Ì hie E NG Wesen eN den en As AT IN Se ze EN ER Ei Ee er 8 er ar, es De a EN GEN EA > we 4 Pi en tP PA Wen Re Dn Rt A À Rr k : Ss EN Ee oee 5 Er ma he poeder ge ee n Nh en hel EN ht - CS 5 d, Pien Faze $ vn 8 EE RAS Ree = > Sen ni B GEND EEE ER TE SE EN SEE Eg EE, Nia me Rn SR EE ET Jd Dr oef ee NS TE eden ze) Ge A Nr” Ve ar A Ad AG Wd le Ln BA De Ee nf 4 AN DS ainnd et ME Ji ad eh AN ed A ee en EN es bd B, WE ar Ef fee id, An. EN et 5 Ae ET rs El ek 7 , Pe ‚X 4 À & en: en getint eG _ EEE eN f E 3 ed Lite nn A il A î p. rd ad i in Ne eo AD E | Ee: | \ : 5 kT kele ie ek Ee y | a Cp en De & Ee Ne bn En \ “ming k 3 | k \ Wi SAN A Ban Aee: Hi } 8 e Í î d Ee. EE, LTN dn EPE JR N ze ed Pl N TAR 4 rine Fin AN EET ne k, Re 1 Nn 4 EE EE eg ed 4 B. tn PE Ni amg dr ZED Re q DE), al E: odin 5 AN f ee a eN E DE RAS er BE rg Eee EE Vr DO / » r je mn) tee, Si: ek VEE oat A LN, Bar A Fie Ee OE A CEE an de ee Pe Ain Bnr ee de ep er hed k Pen Eater al 0 AOb nd Vas ee ee HNE NN va UN ) NRE UBER pit re EN En ET AME ie nn a RD EADE mt be ti de, U ven en rade En zn ss en TR DE a Ed OENE NDS Er SR B De re en jn ga pe NT ie ER ee EDEL Eee LP ri | Bn terichten. EM ARE ee AT Ef Nn WIA Ki ae lg nne ETE ers an Sr die En N aa Ante Ee Ee Ee a ed ee ET ne N kRAS Eee el … ea En ze Eden Tie En en heli fe en! Paed de in fj id . Ë el Et, Ka # a at je EE A ien ) ATR y à is ee a ER STER En ee TE STP EON NEREDE ra De AN, El ED LE EN Te ENA ANNES ne Va eN NONA HAN NEE dg De A RES Ee En Eet de B TE ADELT nt oe) EE iens kstpe EER NE VAA AE ANDA Vat ea: EE Ld, GN ER DEE ET TE EE TE EE EENES en dE by 8 5 / he Gr; Kh A/OO k ME | > En en hb Í h Le Ef ú ONDERBOUWING Cn AAS | pd \ EE Nn kh _* r Ë L SCHADELIJKE EFFECTEN GRENIER m p bi EN, | P EE A Ei & fa hen | A We B IT Tl Bj EE 4 Ne wan BE . , en: el 5.1 EFFECT OP WETTELIJK BELANG WILDE FLORA EN FAUNA EN NATUURLIJKE HABITATS Aa - 8 Het aantal damherten in de duinen van Zuid-Kennemerland en met name in de AWD is uit 8 d EN md balans geraakt met de overige natuurwaarden. De verstorende effecten overheersen de ir: dk positieve effecten die grazers kunnen hebben en de soortenrijkdom neemt af. Door deze ED DEGO ven afname van de soortenrijkdom zijn ook de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 ps Ss EW WER MM 5 e nn Re L bedreigd, waarmee niet meer kan worden voldaan aan wettelijke verplichtingen die voor _, Aha ESSEN deze regio zijn uitgewerkt in het Natura 2000-beheerplan Kennemerland-Zuid 2016-2022. slangekruid Is een algemene plant in veel duingebieden en een belangrijke nectarbron voor veel insecten. Door overbegrazing door damherten is deze soort volledig verdwenen In de AWD. De rol van damherten in het ecosysteem van de Nationaal Park Hollandse Duinen (waar Meijendel-Berk- hier gaat de soortenrijkdom snel achteruit. Vooral soorten duinen heide, Coepelduynen en Boswachterij Noordwijk deel van open en halfopen habitats staan onder grote druk. Als gevolg van de grote variatie in bodem en biotopen hebben van uitmaken) in 2018 in één jaar maar liefst bijna 7000 Zonder beheer groeten open landschappen snel dicht met de duinen een grote soortenrijkdom aan planten en die- soorten planten en dieren zijn aangetroffen!*, waarvan ruige, algemene planten-, struiken- en boomsoorten. Be- ren. Van de Nederlandse flora komt ongeveer 65% van de naar schatting 80% In de duinen!“ illustreert de soorten- grazing vormt een natuurlijke rem voor deze ontwikkeling. soorten in de duinen voor en circa 10% is vrijwel uitsluitend rijkdom. Vergeleken met andere natuurgebieden staat Begrazing is dan ook een van de sturende processen voor of geheel aan de duimen gebonden. Ook het feit dat mn het de natuur in de duinen er nog goed voor, maar ook de instandhouding van de soortenrijkdom in natuurgebie- 13. _https://www.nationaalperkhollandseduinen.nl/de-soorten-van-het-5000-soortenjaar/ 14. Persoonlijke communicatie Vincent Kalkman (EIS Kenniscentrum Insecten), juli 2020. den zoals de duinen. Begrazing door damherten kan TABEL 2: Huidige toename en afname van groel- TOENAME SOORTEN | AFNAME SOORTEN - vormen In Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid hauding van de scortanrikdem inde nan. Toin de bron: Oosterbaan & Mourik 2020 Gigo soorten 34% | Korstmossen 70% beginjaren van de 21° eeuw werd dat ook zo ervaren in Mossen +46% Hoge kruiden -45% de duinen van Zuid-Kennemerland. Lage struiken -28% Grazers zoals damherten hebben op verschillende Effect op vegetatie Jonge houtige gewassen -26% manieren invloed op het functioneren van een eco- Oosterbaan & Mourik (2020) tonen op basis van bestaan- systeem. Direct, door het afgrazen van plantaardige de flora- en vegetatiekarteringen op drie schaalniveaus biomassa, het omzetten hiervan in goed afbreekbare effecten aan van overbegrazing van damherten op de mest en het verstoren van de bodem (lostrappen of vegetatie: biomassa, groeivormen en flora. juist aandrukken). Maar ook indirect, door onder ande- re een verandering van het microklimaat, een afname e _ Biomassa , Flora van de strooiselophoping, verandering In vegetatie- De biomassa van planten en bomen in het duin Is Oosterbaan e.a. (2019a) komnen in de provinciale samenstelling en bloemaanbod en concurrentie met met de groei van de populatie damherten sterk af- florakartering in het kader van Natura 2000- andere herbivoren. Grote grazers zijn daarmee ener- genomen. KWR stelde vast: “[Nal één groeiseizoen monitoring (uitvoering veldwerk: 2017-2018) tot zijds faciliterend voor veel planten- en diersoorten, zonder begrazing is de bovengrondse vaatplant- vergelijkbare conclusies en stellen dat vrijwel alle anderzijds zorgen zij ook voor verstoring. Bij een te biomassa, bedekking van de kruidlaag, de hoogte niet-giftige of sterk geurende soorten In meer of hoge graasdruk overheersen de verstorende effecten. van de hoge kruidlaag en de hoogte van de lage mindere mate last hebben van de begrazing door kruidlaag hoger”. In 20 jaar tijd is de gemiddelde damherten (Tabel 1). “Feitelijk valt of staat het be- Onderzoek naar het effect van damherten op het planthoogte een derde lager geworden door vraat." houd en het verbeteren van de flora in de AWD met ecosysteem de vermindering van het damhert.” (Oosterbaan et Eris in het plangebied veel onderzoek gedaan naar _ Groeivormen al. 2019a). Naast vraat stellen zij ook betreding aan de effecten van damherten op flora, fauna en de Met name giftige soorten en mossen (met name de orde. “Er wordt op zo’n intensieve schaal rondge- beschermde natuurwaarden. Daarbij is onder ande- groot laddermnos) zijn sterk toegenomen. Damher- lopen door damherten dat van een herstel op plag- re gekeken naar trends van soorten binnen de AWD ten eten deze soorten niet. Alle andere groeivormen plekken en oevers van poeltjes weinig sprake Is [….]. en hoe die correleerden met toenemende aantallen zijn afgenomen, met als meest extreme voorbeeld Struweelrijke noordhellingen zijn zo stukgelopen dat damherten. Daarnaast Is ook gekeken naar de trend de korstmossen (-70%) (Tabel 1). De oorzaak van de de planten geen kans krijgen uit te groeien en zaad van dezelfde soorten in het ongeveer even grote NPZK enorme afname van korstmossen ligt vermoedelijk te zetten. [….] veel korstmossen [zijn] nog aanwezig, dat deel uitmaakt van hetzelfde Natura 2000-gebied, in betreding van grote aantallen herten (vertrapping). maar blijven door overmatige betreding klein tot zeer maar waar het aantal damherten veel lager is. In een De afname van hoge kruiden, lage struiken en jonge klein.” (Oosterbaan et al. 2019a). Ook Mourik conclu- enkel geval is ook gekeken naar trends elders in de houtige gewassen hangt samen met vraat door deert op basis van vijftig jaar plantenmonitoring In de duinstreek. De beschrijving van de effecten gaat van damherten. AWD dat alleen zeer lage of giftige kruiden en sterke een hoog abstractieniveau naar steeds meer detail matvormende grassen overleven (Tabel 2). over wat bekend Is over specifieke soorten. 15. Oosterbaan & Mourik 2020 16. Oosterbaan e.a. 2019a e Het aantal karakteristieke soorten en hun bedekking door damherten komen alleen de giftige, sterk geuren- die op basis van de trend verwacht werd; namelijk: de neemt af de of stekelige (grotere) plantensoorten nog tot bloei, trend dat in vijftig jaar tijd structureel een geleidelijke Oosterbaan & Mourik (2020) komen tot de conclusie zoals Jacobskruiskruid en Veldhondstong. De normaal afname van soorten is te zien. Mourik wijt dit aan de dat veel voor het duin karakteristieke soorten er weinig gesproken algemene nectarplanten van de duinen zoals hoge graasdruk. Diverse voorbeelden van specifieke rooskleurig voorstaan. Zo Is tussen 1997 en 2017 van slangenkruid, ossentong en middelste teunisbloem soorten worden aangehaald. Zo waren er in de periode 177 gekarteerde soorten 72% In aantal afgenomen ten lopen door vraat niet meer uit en bloeien daarmee niet of 2006-2014 nog 54 groeiplaatsen van het landelijk opzichte van maar 24% toegenomen soorten. Voor door nauwelijks meer. zeldzame rond wintergroen, maar in 2015-2016 waren insecten bestoven soorten geldt dit nog tets sterker: Dat negatieve effecten aan de orde zijn in de AWD bleek dat er nog maar zes. Duinwespenorchis (een zeldzame 76% is afgenomen en 19% toegenomen. De bedekkin- al in 2015 uit onderzoek van Floron, die een significante ondersoort van brede wespenorchis): van 49 naar twee. gen van zowel open als gesloten duingraslandsoorten, afname van 10% van de plantensoorten vaststelde en dat Het omringende kruipwilgstruweel waarin deze twee alsmede die van kruidenrijke, bloemrijke graslanden zijn weet aan damhertbegrazing.” Bloeiende kruiden hoger soorten groeten was bijna verdwenen door vraat. sterk afgenomen. Door de toename van de kleinschalige dan 15 cm waren al In 2014 — toen de hertenpopulatie KNNV Zuid-Kennemerland toont aan dat zeldzame verstuivingsdynamiek In het afgelopen decennium zijn er zijn piek nog niet bereikt had — zeer sterk afgenomen (Fi- soorten met grote bladen en/of lange bloeistengels met name in de kalkrijke buitenduimen van de AWD juist guur 10).'® Uit onderzoek van Mourik!’ blijkt verder dat de zoals gewone agrimonie, voorjaarshelmkruid (typische steeds meer geschikte plekken gekomen voor pionier- forse afname van 78 soorten tussen de decaden 1996- soort Natura 2000) en kuifhyacint sterker zijn afgeno- soorten, maar die zijn toch afgenomen. Bij overbegrazing 2005 en 2006-2015 veel sterker is dan de lichte afname men dan lage kruiden. va FIGUUR 10: Verschumwingen mn het aandeel algemene grasachtige, lage kruiden en hoge kruiden in 2013-2014 t.o.v. 1995-2005 69% van de Nederlandse (Mourik, 2015). flo ra komt voor In de duinen Grasachtigen Lage kruiden Hage kruiden _ en circa 10% komt vrijwel Á k k uitsluitend of geheel in de \ | duinen voor.” | | \ =Sterkeafname w=Afname wStabiel «Toename =Sterkeafname w=Afname wStabiel = Toename uSterkeafname wAfname w5tabiel «Toename 17. Odé & Beringen 2015 18. Mourik 2015 19. Mourik 2017 r rr F hd DN Ü De nd ‚ h b. ea nr d Nr dn ellie 1 IJ & d e Ook algemene soorten nemen af brede wespenorchis en schermhavikskruid vrijwel re b JEN leet ji 7 Pr 4 E, en a nd Ook becijfert KNNV Zuid-Kennemerland dat 66% alleen vegetatief gekarteerd” 2 AE Lr ene wetge vats aad ve gd van de algemene soorten (veel) zeldzamer is ge- Waternet gebruikte moeraswespenorchis als voor- Sd | ae, id worden in de periode 2013-2014 ten opzichte van beeldsoort om de ‘fysieke gesteldheid’ te meten. De ad | - IN VONK ik het jaar 2000. Dat ook algemene soorten afnemen, orchideeën werden binnen rasters waar damherten in Fl ee Te oP ed nn ORDe baart zorgen omdat ze dienen als voedselbron voor niet bij kunnen (geplaatst als beschermingsmaat- NOT IJ Ad 4 ie B: | ed od jl AN A zen diersoorten op elk niveau. Zoals verwacht nemen regel tegen vraat] gemiddeld ruim twee maal zo hp re Oi dh er 5 EEn (giftige) gele composieten als jacobskruiskruid niet hoog en hadden bijna tweemaal zo lange bladeren ONE. \ kn Ri j de Hd Ee fe al af. Hoewel die als nectarbron gebruikt worden door en ruim tweemaal zoveel bloemen als exemplaren gee HN 4 bel gd a d iS zn ct pe ne bijvoorbeeld vlinders, is de waarde daarvan beperkt. net buiten het raster. Dat komt overeen met de ge id En zee doden Rs eis ge Pe iN De bloei concentreert zich in de zomer en dat biedt resultaten van de florakartering 2017-2018 waarbij ne ee ie 2 ds a 5 RE de kar daarom voor voor- en najaarssoorten of -generaties werd vastgesteld dat slechts 5% van de moeras- OAN AE en ME geen uitkomst? wespenorchissen buiten de rasters tot bloeien De vegetatie buiten de hekken bevat meer hoge kruiden en komt, tegenover 95% daarbinnen. Het aantal grassen dan binnen de hekken, waar ze worden weggegraasd « _ Soorten komen minder goed tot bloei bloeiende planten binnen het raster lag op 131, op door damherten. Eigen onderzoek van Waternet met behulp van de onbeschermde locatie buiten het raster — op een zogenaamde graaskooien?! liet in kwantitatieve zin in potentie even geschikte groeiplaats — werden er EERE er al zien welke negatieve Impact damhertenbegrazing slechts twaalf gevonden.” Vaatplanten zijn buiten EU Ì zi 4 En iv loen kk Ns Me kan hebben op de bloemrijkdom en aanwezigheid het raster dus niet alleen sterk in aantal achteruit EN HE vo at EEE | fj ik Í Hi Kee 4 4m LE ij van waardplanten voor vlinders. gegaan, maar de planten die het wél overleefden A MONDT Lot Lede A el E | Ht, ENA En Naast dat planten in aantal zijn afgenomen, of (op verkeerden daarmee ook nog in een beduidend EERE A k el uk kl is ed HEM / locaties) zijn verdwenen, zijn eetbare planten die slechtere toestand.” Daarmee is er een ‘dubbel ef- HOEKA ENDEMDI 2 hi he LANE e Ji Dd: I HA DE Je wel nog aanwezig zijn in een andere fysieke staat fect’: veel groeiplaatsen van soorten verdwijnen en ORN Re Hi Hin de Al Í il A hk) dan bij een lagere of ontbrekende graasdruk. Veel daar waar individuen wel nog opkomen, verliezen Ren ns dd KEN Pe RD id ed. planten — hoewel nog wel aanwezig - komen niet of ze (leen deel van) hun ecologische betekenis. Deze Í ci 4 Et NE DAS kh Me El nauwelijks meer In bloei.” Dit wordt ook opgemerkt planten kunnen zich namelijk niet of minder goed Jl dh E Pie AE ut Ake ie rh ie ij . A ed Ei AA $ 1 ijd js OD, | WN 1 in de florakartering (Oosterbaan et al. 2019a): “Dit voortplanten en verliezen aan betekenis voor in- DE ol" zh A Ne E al L! Î Ee É bd y 9 P EON: Pe re i Rs N hj OER de ASant 17 geldt niet alleen voor zeldzame planten, maar secten (onder andere verlies nectaraanbod). In die OE EAS gn Á À lbh | Wi BE sl ook lalgemenel soorten als kruipend zenegroen, zin is het effect in werkelijkheid nog groter dan de BAD DS Ne 5e MN OC | if f g Pp g ) gg bi ie 7 hk oe an Aa NMa if CE jo LE ewone ossentong en slangenkruid zijn sporadisch ‘kale’ gegevens van een kartering doen vermoeden, | ij: 9 9 9 jn Sp geg 9 t Ls EN N | 5 bi va gors as / Jk N U NAE ie or AE lee in bloei aangetroffen. Daarnaast zijn ook driedistel, waarin wel de aanwezigheid maar niet de toestand kM Á VEEN / » a En ets gewone agrimonie, echt bitterkruid, rietorchis, van de plant wordt geregistreerd. U / kel NEA À inten .: Á \ Î Í A Rek AAD Vd An Moeraswespenorchis komt alleen nog tot bloei In exclosures 20. Wallis de Vries 2017 23. Oosterbaan & Mourik 2020 21. Reussien 2013, Aldershof 2014 24. Vander Spek & van der Voet 2018 22. Mourik 2015 25. Oosterbaan e.a. 2019a Î ke nd a Effect op fauna soorten die niet als kwetsbaar voor begrazing wa- #/ À e Dagvlinders ren geclassificeerd was de afname minder sterk. , _ & Dat het aanbod van bloemen en nectar sterk ach- Dat klinkt logisch, maar het toont aan dat vraat he d Eem teruit is gegaan, blijkt uit gegevens verzameld door van waard- en nectarplanten echt de oorzaak Is rd 4 dagvlindertellers. Langs telroutes voor vlinders en niet een onbekende andere factor. Daarnaast Is \ ° , zijn bloemen geteld die van belang zijn voor vlin- een relatie aangetoond met de dichtheden dam- k heg FS: Bi dd Dea ders vanwege de nectar in 1992-1996 [nauwelijks herten: hoe hoger de dichtheden, hoe sterker de Nee eN En Ve damherten), 2007-2008 (aantal damherten rond de afname van soorten die matig en zeer kwetsbaar nF f ak streefstand) en 2015-2016 (piekaantallen damher- zijn voor vraat. Na toename van de hertenstand ne Dd E ten). In 2015-2016 was het aantal voor vlinders ge- in NPZK namen ook daar de voor vraat kwetsbare ed n ed it Even schikte bloemen met 77% afgenomen ten opzichte soorten af. as be cd Ee van 2007-2008. Ten opzichte van 1992-1996 was bal EN : dat zelfs 98%. «_ Nachtvlinders * Fn nn Uit drie studies van de Vlnderstichting?” blijkt Voor de macro-nachtvlinders werd vastgesteld Het groot dikkopje is een van de soorten die achteruitgaat dat twee derde van de 23 vlindersoorten In de dater in 2014 een groter aandeel soorten met een door het verdwijnen van nectarplanten zoals slangenkruid. periode 2005-2018 afnam. Die ontwikkeling in de afnemende trend was in de AWD dan in NPZK: 30% AWD was statistisch significant slechter dan in van de 393 soorten neemt af in de AWD tegenover het NPZK-deel van het Natura 2000-gebied, waar slechts 13% van de 420 soorten in NPZK. Ook hier , veel minder damherten voorkomen. Ook was er is de afname sterker bij soorten die kwetsbaar zijn sprake van een slechtere trend in vergelijking met voor vraat door damherten. Bij de micro-nachtvlin- de overige kalkrijke vastelandsduinen. De vlinder- ders — waar veel minder data van beschikbaar zijn — stand was In 2015-2016 verder verslechterd ten waren geen trendverschillen tussen AWD en NPZK opzichte van 2014. De afname van de populaties meetbaar, maar is het aantal waargenomen soorten bedroeg in 2015-2016 ten opzichte van 2005 maar in NPZK wel sterker gestegen dan in de AWD ® 5 liefst 76%. De populaties lijken in 2017-2018, na- dat damhertbeheer is gestart, op een laag niveau « _ Bijen, hommels en zweefvliegen (bestuivers) , | te stabiliseren ten opzichte van 2015-2016. Van EIS-Nederland heeft in 2015 de plantendataset van Î significante verbetering is (nog) geen sprake. de AWD Plantenwerkgroep gebruikt om de trend d 4 De afname was het sterkst voor de groepen soor- van bijen, hommels en zweefvliegen te bepalen.” . ten die op basis van hun ecologie op voorhand wa- Door te kijken naar plantensoorten die van cru- ren aangemerkt als zeer kwetsbaar of gemiddeld ciaal belang zijn voor bijen, hommels en zweef- / kwetsbaar voor begrazing door damherten. Bi vliegen (als waardplant of als nectarbron) is het \ De keizersmantel profiteert van de toename van het voor 26. Wallis de Vries 2017 28. Wallis de Vries 2015 damherten giftige duinkruiskruid 27. Wallis de Vries 2015, 2017, 2020 29. Smit 2015 dd . mogelijk een onderbouwde inschatting te maken Veel van de voor de duinen van de omvang van de populaties. Veel bijen en karakteristieke soorten staan hommels halen namelijk pollen van slechts één of een beperkt aantal soorten planten. Voor zweef- er niet rooskleuring voor.” vliegen geldt dat hun larven afhankelijk zijn van specifieke planten. Door het voorkomen van in- sectensoorten te koppelen aan het voorkomen van hun waard- en nectarplanten kan de conclusie blijvend worden gekoppeld aan de actuele stand van de flora, die jaarlijks wordt bijgewerkt. De conclusie van de studie is dat van de 85 e Vogels soorten bijen en hommels die sinds 1980 in de Grote dichtheden aan damherten hebben effec- voor het Natura 2000-habitattype Duinbossen). AWD zijn waargenomen, er 65 zijn afgenomen. ten op de zangvogelpopulaties in een gebied®®, Deze soort heeft bossen met een mozaïek van een Slechts 20 soorten waren stabiel, of hebben een bijvoorbeeld door afnames van insecten of door kruid- en struiklaag nodig®®, terwijl de ondergroei cht positieve trend. Bij 10 soorten is de afname betreding. Voor nachtegalen Is dit in de AWD van de duinbossen zoals eerder beschreven sterk meer dan 50%. Van de heideviltbij resteerde naar aangetoond. Deze in Nederland bedreigde soort onder druk staat. schatting nog maar 10% van de populatie. Tussen broedt In struweel dat In de AWD door betreding 1980 en 2015 zijn er 105 soorten zweefvliegen steeds meer open raakt. Landelijk gezien staan e Mieren in het gebied waargenomen. 11 Soorten hadden alleen de populaties In de Hollandse duinstreek er Uit door EIS-Nederland in 2015 onderzochte mie- een (sterk) negatieve trend. Slechts 2 soorten zijn nog redelijk goed voor — met de AWD als uitzonde- renpopulaties met ondergrondse nesten kwamen toegenomen. Van alle soorten die aan specifieke ring. Daar werd een verband aangetoond tussen geen duidelijke effecten naar voren van dam- planten gebonden zijn, wordt de afname geschat toenemende aantallen herten en afnemende hertbegrazing. Twee soorten met bovengrondse op 61%. Deze trends zijn gebaseerd op aanwezig- aantallen nachtegalen. Dit effect was zowel In nesten die niet (goed) werden onderzocht, zijn (op heid van planten op kilometerhokniveau. Dat wil de tijd (loenemende aantallen herten) als in de basis van literatuuronderzoek) wel kwetsbaar voor zeggen dat de trend in talrijkheid vermoedelijk ruimte (locaties met hogere en lagere dichtheden begrazing: de behaarde rode bosmier (IUCN Red nog veel sterker is, want ook binnen de kilometer- herten) waar te nemen.” Dit onderzoek wordt List; slechts enkele nesten uit de AWD bekend) hokken waar plantsoorten destijds nog aanwezig ondersteund door buitenlands wetenschappelijk en de stengelslankmier, die in Nederland alleen waren, Is naar alle waarschijnlijkheid het aantal onderzoek dat de relatie tussen herten en nachte- in de duinstreek voorkomt in wat waarschijnlijk planten én het aantal bloemen op die planten galendichtheden met grootschalige experimenten de grootste populatie ter wereld is. Hoewel enige sterk achteruitgegaan. EIS spreekt de verwach- heeft aangetoond * mate van begrazing nodig is voor het open houden ting uit dat de berekende trends daarmee een Op basis van de ecologische eisen zijn er bij be- van hun biotopen, is de verwachting dat intensieve onderschatting zijn van de werkelijke situatie. Dit heerders zorgen over de houtsnip (typische soort begrazing hun nesten zal vernielen. sluit aan op de conclusie in Oosterbaan & Mourik (2020) dat door insecten bestoven kruiden en lage struiken sterk in oppervlakte zijn afgenomen. 30. Newson e.a. 2011 33. Glutz von Blotzheim e.a. 1977 31. Noordzij & van der Spek 2017 34. Noordijk & van Loon 2015 32. Holt 2010 S , Vanwege de grote concurrentie door damherten “4 Red al En zijn reeën in de AWD een zeldzaam verschijnsel Re Ae ar: sÂs Ve VN geworden. In de rest van het plangebied komen a ì se WE ea He nd ze nog wel vrij algemeen voor. Reeën zijn op zich ak Ke DSS geen unieke soort voor de duinen en landelijk , RE: id NAR! HS of Europees ook niet bedreigd. In die zin is het DA icon beperkte voorkomen niet direct een zorgelijke ie EE zis Ô Nen. rn AN SEE ee, B Ee TA ontwikkeling. Zoals al in Hoofdstuk 3 (rnonitoring) ZNA EN d A ON is vermeld kan de ree worden gezien als indicator Ve ee EN EE voor een structuurrijk landschap met een diversi- HBr Se EE NK teit aan groeistadia. De achteruitgang zegt dus lets N t hi OE Pee Ng Ln Kel ee a Ke it ij hd kl In ‘ ei MN FE B Eh DE En over de afname van de natuur- en landschaps- 5 2 R Ir ni j rs A k 3 Es El A f Je kwaliteit. In de AWD was ten tijde van de eerste a NM ci \ d \ Ps pi pe R ij | s p p ‚ toel RAVA Í RA A waarnemingen van damherten in het gebied een nd ey & Ni he A Kek Pi Oan AR "6, ek BET ki 7 y 8 Î EE - k ‘ k el grote populatie reeën aanwezig. De aanvankelijk ' ke Ps ij vk ee ê el òr | ate”. / an toenemende reeënpopulatie nam af terwijl de dat if u Ta ‚ik damhertenpopulatie exponentieel toenam (Figuur De ree komt in de AWD niet meer 11). Inmiddels zijn reeën uit de AWD verdwenen. voor, maar op andere plekken in De Zoogdiervereniging legt een verband tussen E00 de provincie en in het land zijn ze het verdwijnen van de ree en de toename van ‚ . / dan nog veel te vinden. damherten.” Door het brede voedselspectrum SAE E jn je van het damhert en diens intensieve begrazing £ 500 E | verarmt de vegetatiestructuur en samenstelling ò e / jr 200 5 waardoor er minder geschikt voedsel en biotoop = 100 / . | o voor de reeën overblijft. In diverse onderzoeken is ee En ie / ist aangetoond dat grotere hertensoorten (waaronder 5 EK /. 5 damherten) een sterk negatieve impact hebben o 0 / 3 . . Jo u op reeënpopulaties *% = en ef joe en Ut 8 / " | 50 ER E FIGUUR 11: Aantalsontwikkeling En p a s. damhert- en reeënpopulatie in de eet 0 de AWD (linker Y-as aantal reeën, 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 rechter Y-as aantal damherten). 35. Bekker, D. & H. Hollander, 2015 36. Duncan e.a. 1998, Smit e.a. 1998, Kjellander s Damhert «Ree e.a. 2004, Focardi 2006, Casaer 2015. Effect op de Natura 2000-doelstellingen en kwaliteit, voor subtype vochtig: behoud opper- ritair habitattype’, een type dat dreigt te verdwijnen Deze afname van de soortenrijkdom bedreigt ook de mn- vlakte en verbetering kwaliteit en waarvoor de Europese Unie een bijzondere standhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000. De instand- H2190 Vochtige duinvalleien: subtypen open water verantwoordelijkheid heeft. In het Natura 2000-be- houdingsdoelstellingen voor deze regio (uitgewerkt in het (H2190A), kalkrijk (H2190B) en hoge moerasplanten heerplan staat op pagina 48: “In het gebied is de Natura 2000-beheerplan Kennemerland-Zuid 2016-2022). (H2190D): uitbreiding oppervlakte en verbetering trend van de oppervlakte Grijze duinen (kalkrijk) Het duingebied Meijendel-Berkheide is ook aangewezen als kwaliteit; voor subtype ontkalkt (H2190C}): behoud duidelijk negatief. Kalkarm grijs duin rukt op naar Natura 2000-gebied. Omdat hier nog geen populatie dam- oppervlakte en kwaliteit. het westen ten koste van kalkrijk grijs duin. Bij het herten voorkomt en die dus ook niet bedreigend is voor de Van Limburg-Stirumkanaat en Noordwest Natuur- natuurwaarden In dit gebied gaan we hier niet verder op in. Voor de volgende habitatsoorten gelden behouds- of kern kan het habitattype Grijze duinen (kalkrijk) De Habitatrichtlijn verplicht de Europese lidstaten om be- uitbreidingsdoelen voor het leefgebied: zich wellicht uitbreiden door successie vanuit de schermde gebieden aan te wijzen voor de habitattypen van H1014 Nauwe korfslak: behoud omvang en Witte duinen. Door uitbreiding van de damher- Bijlage | van de Habitatrichtlijn. De lidstaten mogen deze kwaliteit leefgebied tenpopulatie kan een afname in kwaliteit worden habitattypen niet laten verslechteren in oppervlakte H1318 Meervleermuis: behoud omvang en verwacht”. Volgens het OBN-deskundigenteam Is en kwaliteit. kwaliteit leefgebied overbegrazing door damherten de oorzaak dat na- H1903 Groenknolorchis: uitbreiding omvang en tuurherstelprojecten zich niet ontwikkelen naar de Voor Kennemerland-Zuid gelden op grond van de aan- verbetering kwaliteit biotoop gewenste habitattypen” Dit frustreert de pogingen wijzing als Habitatrichtlijngebied doelen voor behoud of om aan de Europese verplichtingen te voldoen voor uitbreiding van de volgende habitattypen: Als gevolg van de achteruitgang In flora en fauna is dit habitattype. De Europese Commissie heeft dit H2110 Embryonale duinen: behoud oppervlakte en voor vijf van de habitattypen in het plangebied schade al eerder aangekaart bij Europees gesubsidieerde kwaliteit door overbegrazing en betreding door damherten aan- Life+-herstelprojecten. Hoewel damherten een H2120 Witte duinen: uitbreiding oppervlakte en getoond: de Grijze duinen (duingraslanden), Duinhei- bijdrage leveren aan het tegengaan van het dicht- verbetering kwaliteit den met struikhei, Vochtige duinvalleien, Duindoorn- groeien van het duin, stelde het deskundigenteam H2130 Grijze duinen: uitbreiding oppervlakte en struwelen en Duinbossen. Hier voldoet Nederland dus óók vast: “In het middenduin en In de buitenduinen verbetering kwaliteit niet aan de Europese verplichting om ze te bescher- treedt lokaal juist verruiging op met soorten die H2150 Duimheiden met struikhei: behoud oppervlakte men. Ook het behoudsdoel voor de Nauwe korfslak Is door damherten niet of nauwelijks worden gege- en kwaliteit bedreigd door de overbegrazing door damherten. ten, zoals helm, duinriet en zandzegge. Hiermee H2160 Dumdoornstruwelen: behoud oppervlakte komen de Natura 2000-doelstellingen wat betreft en kwaliteit e _Duingraslanden behoud en/of uitbreiding van oppervlakte en/of H2170 Kruipwilgstruwelen: behoud oppervlakte Voor het Natura 2000-habitattype H2130 ‘Grijze kwaliteitsverbetering van het habitattype Grijze en kwaliteit duinen’ geldt in het plangebied een doelstelling Duinen in gevaar.” ® H2180 Duinbossen: subtypen droog (H2180A) en tot uitbreiding van oppervlakte en verbetering van De oppervlakte grasland is tussen 2007 en 2017 binnenduinrandbos (H2180C]): behoud oppervlakte kwaliteit. ‘Grijze duinen’ is een zogenaamd ‘prio- toegenomen, van ongeveer 600 naar ruim 800 ha. 37. Kooijman e.a. 2018 38. Kooijman e.a. 2018 Dat komt voornamelijk door afname van ruigte, is in kwaliteit. In 2020 heeft Waternet grote delen de graasdruk van damherten te lezen: “Het is de lage struwelen (kruipwilg, liguster) en hoge stru- uitgerasterd om de damherten buiten de duinheide vraag hoe lang de verschillende habitattypen nog welen (verwijdering Amerikaanse vogelkers door te houden. kwalificeren, aangezien deze als gevolg van de beheer). Dat is in de basis positief, maar tegelij hoge graasdruk aanzienlijk soortenarmer worden kertijd is de kwaliteit dusdanig afgenomen dat de e _Duindoornstruwelen en/of kernsoorten verdwijnen.”** Daarbij noemt het verwachting is dat duingraslanden in de AWD niet Voor habitattype H2160 ‘Duindoornstruwelen’ geldt OBN-team H2190 Vochtige duinvalleten’ expli- meer formeel als habitattype te kwalificeren zijn een doelstelling tot behoud van oppervlakte en kwa- ciet als habitattype waar zorgen over zijn. Van de dan wel sterk gedegradeerde types zijn (afname teit. Het OBN-deskundigenteam duin- en kustland- zogenaamde typische soorten, de graadmeters van van kwaliteit). Er is door begrazing en betreding schap stelde vast dat er “een grote achteruitgang de kwaliteit van de habitats, staat bijvoorbeeld de sprake van een verandering van het karakter is van structuurvariatie in de open duinen (mozaïek moeraswespenorchis sterk onder druk. doordat lage struiken, hoge kruiden en korstmos- struweel en grijze duinen) door overbegrazing van sen sterk zijn afgenomen, terwijl giftige soorten, damherten” Een analyse van het bureau Van der e _Duinbossen grassen en bladmossen (vooral groot laddermos) Goes en Groot“ ondersteunt deze constatering met Voor habitattype H2180 ‘Duinbossen’ geldt een sterk zijn toegenomen. Veel karakteristieke soorten data. De provinciale florakartering van 2016-2018 doelstelling tot behoud van de oppervlakte en van open en gesloten duingrasland, kruidenruigtes meldt daarover: “De meeste vegetaties zijn gedegra- verbetering van kwaliteit. Overbegrazing leidt tot en zoomsoorten zijn sterk afgenomen en bloe! van deerd van bijvoorbeeld gesloten duindoornstruwelen achteruitgang van de structuurvarlatie van bossen veel soorten, waaronder belangrijke nectarplanten, naar open met duinriet verruigde struweel-relic- en struwelen. Het OBN-deskundigenteam duin- en is drastisch afgenomen.” ten."“* Uit de meest recente vegetatiekartering blijkt kustlandschap voorspelde in 2013 dat de structuur, dat op plekken waar eerder de invasieve exoot Ame- met de graasdruk van dat moment, uiteindelijk al- e _Duinheide rikaanse vogelkers Is verwijderd, geen duindoorn- leen zou bestaan uit hoog opgaande boomsoorten Voor het Natura 2000-habitattype H2150 ‘Duin- struweel ontstaat, wat wel de bedoeling was “ De zonder ondergroei van een kruid- en struiklaag en heiden met struikhei’ geldt een doelstelling tot scherpe afname van de rode lijstsoort nachtegaal is zonder de karakteristieke fauna die daarvan afhan- behoud van oppervlakte en kwaliteit. Dit habitattype hier een verdere aanwijzing voor: door het openval- kelijk is De Unie van Bosgroepen Midden-Neder- komt voor op restanten van de zogenoemde Oude len van struweel en betreding blijft minder geschikt land stelde in een inventarisatie vast dat er geen Duinen, die langs de Hollandse kust -— gedomineerd habitat over voor deze soort om te broeden. bosverjonging meer plaatsvindt.“ Een recente door kalkrijke, Jongere duinen — nauwelijks verte- analyse van bureau Van der Goes & Groot.” onder- genwoordigd zijn. Binnen het Natura 2000-gebied e _ Vochtige duinvalleien schrijft dit: de kruidlaag in de bossen is verdwenen Kennemerland-Zuid is alleen 4,5 ha duinheide Voor habitattype H2190 Vochtige duinvalleien’ geldt en de onderste struiklaag ook. Tegelijkertijd wordt aanwezig In het zuidoosten van de AWD, in het een doelstelling tot uitbreiding In oppervlakte en de wat hogere struiklaag (die wel overleeft onder gebied Paardenkerkhof bij De Zilk. Begrazing door verbetering van kwaliteit. De vraat door damherten de graasdruk) steeds hoger. Daarmee treedt een damherten leidt ertoe dat de struikheide nauwe- frustreert ook hier de gewenste ontwikkeling bij ‘dubbel effect’ op van het verdwijnen van structuur lijks meer in bloei komt waardoor er achteruitgang herstelprojecten. In een recent OBN-advies valt over en is er sprake van een ontwikkeling naar een bos 39. Oosterbaan e.a. 2019a. 42. Oosterbaan e.a. 2019a 45. van Haperen e.a. 2013. 40. _ Kooijman e.a. 2018 43. Oosterbaan e.a. 2019b. 46. Delforterie 2015. 41. Oosterbaan & Mourik 2020 44. _ Kooijman e.a. 2018. 47. Oosterbaan & Mourik 2020. dat louter bestaat uit hoog opgaande bomen, zoals op duindoornstruwelen en duinbossen lijkt de kwaliteit het OBN-team dat heeft geschetst. van het leefgebied voor de soort af te nemen. Stichting Dit staat op gespannen voet met de opgaven: op De nauwe korífslak is een Habitatrichtlijnsoort. In het Anemoon, de onafhankelijke landelijke experts op het lange termijn zal de oppervlakte bos afnemen bij aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Ken- gebied van slakken, stelt daarover: een hoge graasdruk (want er treedt geen verjonging nemerland-Zuid staat het instandhoudingsdoel ‘be- “Door de begrazingsdruk van damherten is een savanne- op, maar wel sterfte), terwijl behoud de doelstelling houd omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud po- achtig landschap ontstaan, met grote gevolgen voor de is. Op korte termijn (en nu al zichtbaar) is er een pulatie’. Het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid vegetatiestructuur, vegetatiesamenstelling en de bo- afname van kwaliteit door verminderen van struc- is één van de gebieden die de grootste bijdrage levert demstructuur. Deze veranderingen hebben geleid tot een tuurvariatie, terwijl verbetering van de kwaliteit een aan het behoud van deze soort in Nederland, al is de zeer sterke afname van slakken in deze duinen, waaron- doelstelling is. Het Natura 2000-beheerplan spreekt exacte omvang van de populatie niet bekend. In alge- der meerdere rode lijst soorten en de streng bescherm- nadrukkelijke zorgen uit over de duurzame instand- mene zin heeft begrazing een negatief effect op deze de nauwe korfslak."“* Verdere afname van de kwaliteit houding van het duinbos als de invloed van dam- soort.“ Met de al benoemde effecten van damherten als gevolg van damhertenvraat is daarmee onwenselijk. herten niet sterk afneemt.# eN Li 6 4 hed - en dé n d v B ES En ' U f u Ee rid ú Es À er zn he Erin Ma AZ RE ae) No | | Airp tee 48. _ Provincie Noord-Holland 2017. 49. Boesveld & Grnelig Meyling, 2018. 5.2 EFFECT OP WETTELIJK BELANG ‘VOLKSGEZONDHEID EN OPENBARE VEILIGHEID” In de periode 2014-2019 is het aantal aanrijdingen met damherten niet gedaald. In 2019 da oe an nn Het aantal aanrijdingen waren er zelfs meer aanrijdingen dan ooit: 62. Ook hebben er meerdere aanrijdingen tussen damherten en treinen plaatsgevonden en is het treinverkeer meerdere keren stilgelegd met damherten is (nog) doordat damherten op of langs het spoor liepen. niet gedaald” 60 Pp 2 30 50 eN : k 5 _—_ 27 el „ [ed 6 5 25 5 EE 15 el P) E 5 er 5 pm rr A s ” 5 5 en 5 KK] 5 3 17 ke 2 30 31 Ë 15 3 ä 5 13 20 10 Ke 10 5 Hi ü ü 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 201% S S Na É Là st D e & Ss & £ = Noord-Holland Zuid-Holland Ë € NS & Ss FIGUUR 12: Aantal geregistreerde aanrijdingen met damherten 2010 t/m 2019. FIGUUR 13: Maandtotalen van het aantal aanrijdingen met damherten 2014 t/m 2018. Het gevaar van damherten voor de verkeersveiligheid een damhert resulteert in materiële schade, dierenleed Geregistreerde aanrijdingen Aanrijdingen met damherten zijn een groot risico voor de en kans op letselschade. Ongelukken ontstaan ook Het aantal geregistreerde aanrijdingen Is na een verkeersveiligheid. Dit geldt voor alle gemotoriseerd ver- doordat bestuurders plotseling afremmen (gevaar voor aanvankelijke dip van 30 stuks in 2015 geleidelijk keer (auto’s, motorfietsen, brommers) en ook, maar in min- achteropkomend verkeer), afgeleid worden of proberen weer toegenomen naar het niveau van circa 2010 dere mate, voor fietsers en treinverkeer. Een botsing met de dieren te ontwijken. (Figuur 12). Er is wel een ruimtelijke verschuiving FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 d: N Á aa Á da RG A Het aantal / , oe ee / / as aanrijdingen heeft 1 > . / u Vat een hoge concentratie Legenda zj À 2 abi II prenassied / ë Ana , rondom de Zeeweg Í Deelgebied 4 tine ares / / | (N200).” ‚_ _lProvinciegrenzen 1 l Î Jaar / / OR A 2018 / / heo A 2019 je k A 2020 / A beneasa / Á 1 ‚ A A k Vaan p aan ke w af s Si, A hd Zandvoort pas Bud ed a A Al NEDERLAND } Ä $ : / A E Esri Nederland, Bentveld ar ú Ì Commurity Map kij 0 Te ed Contributors / te, Aerdenhout / 7 Esri Nederland, Community hap Contributors E FIGUUR 14: Aantal aanrijdingen L en locatie van 2018 t/m mei 2020. ü 0,5 1 2 Kilometers Datum opgeslagen: 4-6-2020 Lr geweest met een concentratie aan de Zeeweg (N200] vond plaats In de periode oktober tot en met maart (Figuur 14). In gebied B zijn de aanrijdingen beperkt na (Figuur 13). Deze piek is gedrag gestuurd. In de periode uitvoering van het maatregelenpakket (vooral plaatsing van de bronst en de winter gaan vooral Jonge man- hekken rond de AWD) in de periode 2010-2016. nen op zoek naar nieuwe gebieden om concurrentie te vermijden. Het gaat daarbij om voedsel en kans op Van de aangereden dieren waarvan het geslacht bekend voortplanting. is, was 94% mannelijk. Het gros van de aanrijdingen Aanrijdingen op het spoor en PRE LN ERE A En Ü PEN Te, f ene: TEA) hr, di ad nd BN De spoorlijn Haarlem-Zandvoort doorsnijdt het leef- . SE EN IN DN ee EET TE A NE gebied NPZK. In de afgelopen jaren hebben op het traject ik " Ke Etn dar TA SD nk Overveen-Zandvoort meerdere aanrijdingen tussen trei- Ke Pe visa d RNN MK, A \ nen en damherten plaatsgevonden (Figuur 15), waardoor Pi dist a Ld Ne Já E ek ka NE Ae Je Rl er 5 KN ij het treinverkeer enige tijd moest worden stilgelegd. Ver- 3 af Ë MEL \ ACNE kP, der meldde het treinpersoneel vele malen damherten op Pi 1, ì Wal a 5 A Ne en langs het spoor en zelfs op de perrons (Figuur 16). Ï Á 4 4 \ ir id k £ In A MARS \ Nb N EE AND kh Ï Ee BN \ GEAN 0 E. B 4 KIN " 4 rn WEE IN 5 ON A Damherten laten zich door U AN TW ANN Ek REESE EN l VN Ee NS lage hekken niet tegenhouden, TRE EN Wi AT END STAEN, hik ii ‘ij jn Nete Ni daarom zijn de damhert- RNN zit kt, À ï IVE AE oe HI wijse kenen oe : ii - ! le at A NA EA ORE A ven Pe or it Te kerende hekken rond de AWD ed US ie En oen ik Ga ROAD SLE P Pa , ij BAL dee 2.40 meter hoog. 5 ne man ne ad . î cen 12 35 10 30 En Ke U 25 jm 8 ds 5 S 5 5 £ 20 : D a 2 2 15 ht} qm << eN 4 A 10 8 5 0 ü 2016 2017 2018 2019 2016 2017 2018 2019 FIGUUR 15: Aantal aanrijdingen van trein met damhert tussen Overveen en Zandvoort FIGUUR 16: Aantal meldingen door treinpersoneel van damherten op of langs het spoor (bron: ProRail). tussen Overveen en Zandvoort (bron: ProRail). 5.3 EFFECT OP WETTELIJK BELANG ‘ERNSTIGE SCHADE AAN GEWASSEN’ Na 2014 is er geen enkele schade aan gewassen (in deze regio vooral bloembollen) meer gemeld. De maatregelen - beheer in de bufferzones en op de landbouwpercelen en het plaatsen van hekken - zijn effectief gebleken. Noord-Holland Zuid-Holland 35.000 FIGUUR 17: Schade aan gewassen door 70.000 FIGUUR 18: Schade aan gewassen door damherten in Noord-Holland. damherten in Zuid-Holland. 30.000 60.000 25.000 50.000 8 20.000 ms 8 40.000 3 5 15.000 30.000 10.000 20.000 5.000 | | 4 10.000 0 El Es ‚_- Dl 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 201% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 201% EBloem B Bloembol Grasland, blijvend mBlGEm mBloembol. mover Definitie schade De provincies hebben In hun beleidsregels omschreven wat staat dat onder belangrijke schade aan gewassen wordt gewassen lin deze regio vooral bloembollen) en is er dus ook zij verstaan onder ‘belangrijke schade: verstaan “de door in het wild levende diersoorten aange- geen schade uitgekeerd. Het plaatsen van hekken rond de e Provincie Noord-Holland: Belangrijke schade: “door richte schade aan landbouwgewassen welke op grond van AWD sinds 2007 en afschot, met name in de bufferzones, zijn wettelijk beschermde diersoorten aangerichte land- de door BIJ12 gehanteerde taxatieregels getaxeerd wordt op dit punt effectief gebleken. bouwschade aan landbouwgewassen die door of vanwe- op € 250,- of meer per geval”. De grote schades die in het verleden zijn opgetreden (Figuur ge BIJ12-Faunazaken is getaxeerd op € 250,- of hoger 17 en Figuur 18)°® zijn in de voorgaande planperiode geheel per perceel waarop schade is aangericht”. Schade in de periode 2016-2020 voorkomen. Damherten betreden nog steeds de landbouw- e Provincie Zuid-Holland: In artikel 3.1 onder 1 (Beleids- In de afgelopen planperiode Is bij BIJ12-Faunazaken geen gronden en daarmee is het voorkomen van schade een blijvend regel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland) aanvraag ingediend voor tegemoetkoming voor schade aan aandachtspunt en blijft beheer nodig om schade te voorkomen. 5.4 EFFECT OP WETTELIJK BELANG ‘SCHADE EN OVERLAST’ Ì | ä 6 REE ES: Er | en RE Ee EN IS Ai / ES he Ú dt ir ERE dee OPRA a Î ne No Omwonenden (particulieren) ondervinden nog steeds Re a EE GD Ee Ee S 5, vh overlast en schade door damherten. Deze schade pee ed Ie den EERE EN A Adie PIAN Ee £ Ne es Mt rde ne EN te bestaat onder andere uit vraat-, vertrappings- en ps ‘ ‘I d em al El hd oe st 4 el Rt graafschade In tuinen. Ook zijn er veel klachten over ’ ji Dn | in ê en rd SS p kn 5) ten Ar Jh de aanwezigheid van dieren op (de berm van) wegen hk) é / | RE Eer De eran VA en In de stedelijke bebouwing, waar ze schade aan- 8 ed nn er ek ne En RE zi richten aan particuliere eigendommen. De media ma- Ì 4 5 LE, Zi B oe Kr NS ken herhaaldelijk melding van dit type schade, maar ie E A ri E { uri on REN een formele registratie ontbreekt. Ook ontvangt de is ee B EE ie pere fi ES Fi k ; ee Politie Noord-Holland nog steeds regelmatig meldin- emi Ed U t Es e 8 lg, gen van damherten in bermen en tuinen. Soms leidt pe Ef Î dit tot gevaarlijke situaties (Figuur 19). Bijvoorbeeld a EO k rd, als een groepje damherten in paniek is geraakt door ) 5 Ei En Oe een hond. Damherten brengen ook schade toe aan jj $ i ie 1 kj n 5 jg Sp begraafplaatsen In of nabij het leefgebied. Het gaat jj ech nN In ed P PR r hi Ë Î In lk dan met name om schade die ontstaat door vertrap- lk En ; A KS 5 iS ; F ie Le ping, door betreding van grafperken en door vraat aan ê E Ut Ee hie re ki à f Et Ae Á grafstukken en groen. GER Nn EE Re men ei IE en En Me Ein 4 : 4 f | 8 ie ie in ne zal 50. _BIJ12-Faunazaken FIGUUR 19: Damherten in Zandvoort pe 3 Te n kat A KK sche Oe kn Bn: reek ne te ur Rn RE hj En. eier nr nd "Ahl pe B | 5 mi a Lens ei EN ai" ef nn - Pep ie Ee, (er ld pl tn Br Re EE en Ae Re De A Sn an kr an AAN pale N 8. RAE, : ne ete ia 1e A EN nl eha Er Ann NI bert re ra rien ed PEMAR OET ENE Ai EE Î me p. Re Ke B De AE EERE NE EE EE EE EPE OEE BEEN ki, DN Pe KE s VERE NEE len tone | ED nf re TET BE OT ke EL EAS REN PE er RR ee RA Ze RR ne LR, A Zig EN En ET Ri hi 5 LP Al A 7 A. ï hes ed nt Bede. EE ne Di Ld LE ND Ae Hi EEE re Kef EN K ERS Pal oe zl ri vR et wan arca IND. AL Ee ï Î 1 a EN ARN: AN. 8 Ny WE | VAR Fa an NN Ee sa neten 8 . B be Ae in ni We 4 Ke Ren. Eed VA En E u Ten el ee en E P HE Se h Ate 3 ae Pe & JAH Ö A md; ij \ & Ë eh er \ ET ME en eV EE BE an EK, bf Seen ee Nn E e e Eee NT el ï 1 DAN ee ne Aah tr nan > f vetnek Se ANG BR ed A a Re, det 4 in ad ee: 2 gee ee |A re Ps) 6 Ng je ki lane EE ST A a NES wc Si 0 B Z NR rj nn POE P4 Es UI EN U OE NN ON NR Ek mn BP y Kij We Re TEM ze Á MA AR B A nch TER pi sE ante & & - je k ' : En N | ke G À ik ek rt Drs N | é AN in rn ra Rl, EE, ed if rr 1 Ô ' En ú sr raf Tu od BE Ee 5 ij qe Af en ee , Ie ne BEL | | PS on Ne ek Psn, RA a jn ke ï s kin ies: ia fl 4 g En En Td ie f Ne Ke ele Fi Wets h Ì re AE, l JA te e / ade . 5. : in je EE Wi, E ted Ten, nt . ne en ä el m fi d 4 be pe Bi 4 ie > p S ; pin 1% / Fr lol pen ND OE Plas en zm A > : ei hie erg pi Ei p gl det || MET AP pe a 4 E B n E En F- rar A CA Aa \ ij EA Laon le / PR Kali Er Mien lg <= Het FBP 2015-2020 beschrijft. de streefstanden van de sE alacant eefe MENT in de verschillende û ha , 1 # 5 i n Pr EE Cd [doe (Ta KI El hi daarvan. Deze Il ulle de onderbouwing blijven we al EAS, 3 h pe FA En k b } Ü Î We Neal Ine [=de KA LUIS ht, Het onderzoek met behulp van exclosures’ dat is beschreven in paragraaf Kn RE Had ad ANC | Ee de e mate van natuurherstel in relatie tot de streefstand. | NN Ve nd bs SASRHA \ \ / ab df sits al rz) MSN Eler VO DENON TTN : h 8 \ , e ARD IE a AG. he A PET ae u rr, a Eh df | RE 4 r j EE \ rd ate de } en LEEMAN EEDE EEK} 1 TON et TET COM AS Ene nd AE NEN Kk EN id elk det Men ANKE AETR POD APIE TE Ief TDT ETET ME PE à RP Garne, pe Ao | haak Eb a oa EA tE Add ahd. KLE de ENE dt a ee er PRELET ME ECR ET BED ENA A: ATEN Kf Ee Ki nch PE CEES A Li En Er: ED oehstert enn Tern ve GD ee ek? KAT ee nn ee nnn en maman RSE PS Toad Fha ) TK AN ENE NL Te ate ld Pr EE NEEN ee iT KA APR Dre hi dee ed UN EE Ae les LSL ü Ù k UE é Me NV 0 Ed zt We? En ke È pel vp: a Hert 1f- Ì 2 MN ES. L HALO ie 0 EN ri Ka ö 4 vk rj elf ENNE MS OEM dek Pr age Ed bide PLE AED VOTRE TOT . kelk RE \ Ô DE vm Lb BD ijd ETAT} hi ed Be NORA edn ben id eN Fi akd Li Er NE EE ik Hi Áo f Pl WI AT ij hel, pe Ë hij hedge Ö A B ob n Ti H „tjd Á . il eb IN et ln nae dd Ne B 5 kk Make el: et if al iT a 4 dn Je AKD bn lid A he ONT dl [* Fa hah { } 1 E > Y ki ik Á And A B Ne ó fi ‘WM Ken ne ë er f } EINE en ID op, SLR TND, 0 HIN Ki ONENON ATKE zen dn ek An AMEN ek | dn B EAR Rn ABN ie AE Ie € COEN Ne ND MN Dese dele heterodontii: ì ER 7 Ì \ Ì his Sean kj en TNG EEE ORM NRE dE NA AE Aa) A Me NAS ven EENS MES KETEN A 8 See | Dg Ps EN } Se je Lt ‘ dr SAT a A g 7 Rn (les Kn EE ii bn Á t Ny 4 À f ist B wks EA 3 5 : ik ‚nn B ‘ | 4 7 Fe OENE We Gi t Á À ron d lt, iN Jk if Ü AN ee ON: re JA tf k NE 4 (Es 1e vi Kes ek TEN: Me , hs , / de ik Em N r se STN sel Neh NN Se ER AOP EN REEN BA Pen EE OPRA RE ME Vak. Me BA ve Ns AA ER ee ddie A EMA PRE he Per RR Keno A eeen ant) f hr En Sas dee rh 1 ni a nt te PRE a Ee N Ir Hr ed 5 RS BEA Ke s a bi ii N fi 4 ‚ en 3 < KAA ve d Ek - RDA Str N Es ed We tel eh en P, ann ) i Et ann jp ef Kal Kes erf 7 8 s e dk: peer fn Mr ez Es í Dien en iK rd 8 Ed Er 5, zt 5 Keren ie Ei trg it m g 8 En Ae. 8 k rn st Pd. SER » EN} pe and ie Kiprrd N „er … \ Ee gk} de Ca Ed ' r: Ft . her ref Dd Pis oer de ub e nds, F dees ia pre ( AR Pen AT A EET EO el, AES Ld rr, : Ak m2) Rt REE er rk Te es À Ee en seg Rd wiet RT, A Eet en re MET hen A la Ed SAN RA oe Nt a “DS RE RN em NE De Tg EE heldin ln E eds Sr We ú nt An 4 iin. / , 4 F 3 PLP Nad h ‚ U End p En ï nn EE ee ee ee md sh AAR WE ei en al ri knee ine Rn Je et hs he RR in an oep ter ee 3 as” Lj Dn 5 af ì a A Ve hd kn EN ed hs : KEN En ee xt n b En rd he ds Ae, Rn k: ee ie a NIE + u, ne E en E e A ene Ei ei ed ee 4 od F A n AE 1 dE on RP REE EEE PE En nd d 5, ke Di Eá <A err Pe E I& kt, e . br Ge let DRE Ee - De En De EN den F- : le € p E, p i, se ee? crt PP Aten 08 ed ie, sg tld dns Le Ei A ae BP CL or es RES. ed ik Ne p4 4 Ci ag: k en , ee) Kan: 1 LN Te Li rn q 1 pr Eh en wi ig ke iet kr dS Al: me en 4 ne Ee E pr En : al = p ar Ki pe Fa d eis 5 dt ss RE ÊS, He Pad 7, e Ee À er kt py VN ed TR ie hen ì An û h e 2e : E Ee Le We Be ” k Er El en Peel et rad Css a Je aci Dt 4 0 MEN OE 05 EON END A enke KON ANA Oes ANNE OPDE d Et EE , kee be 1E U 5 Ri AAE je ' 4: 3 an EN Le ET er es a zl-4 wrs en Ted ‚A ll 8 Arn Ô p 4 À FP. we 7 _E 4 «ne PS, en Î il Ae Nd Ek E df > ie en nr ed Ie Á Ie, 8 ’ Pd RT a À ] ï ie - 2 Koh Wk NE pe, MEN deren Ee Er ANR Ee IE EE vn Nt Aat Pe ade CD EN er RE 6 da - a In Duitsland worden damherten beheerd tot een maatschappelijk aanvaardbare dichtheid.” 6.1 STUDIES NAAR POPULATIEOMVANG EN SCHADE In vrijwel alle Europese populaties damherten bepalen verschillende belangen en prioriteiten daarin de gewenste dichtheid. Die ligt meestal tussen de 7 en 20 dieren per 100 ha, met uitschieters naar 45-50 dieren per ha in zeer goede bosbiotopen. Uit de klassieke Duitse literatuur blijkt dat damherten In medium van hout. Schade Íschillen, knoppenvraat en herten per 100 ha? gezien de wintervoedselsituatie, de vrije natuur In hoge dichtheden kunnen voorkomen. dergelijke) treedt volgens Veckermann en Hansen bij ge- bescherming van de houtproductie en natuurwaar- Veckermann en Hansen beschrijven zeer goede bosbio- noemde dichtheden zeker op. Daarom benoemen zij een den. Het onderzoek vond plaats In een gebied In topen met 45-50 stuks per 100 ha, gemengde zeer goede ‘maatschappelijk aanvaardbare damhertendichtheid’: Brandenburg/Duitsland van meer dan 10.000 km? biotopen (50% veld] met circa 20 stuks per 100 ha en een dichtheid waarbij anti-vraat- en beschadigingsmaat- vrij eenzijdig open bosgebied: naaldhout op zand- arme biotopen zonder veld met circa 8 stuks per 100 ha, regelen vrij eenvoudig en effectief de optredende bena- grond, met ondergroel van grassen en adelaarsva- zonder welzijnsproblemen voor de damherten. Overigens deling van de vegetatie kunnen tegengegaan. Hij ont- ren - een relatief arm biotoop. Het voedselaanbod vond wel bijvoedering plaats In strenge winters. Hogere wierp ook een biotoopafhankelijk dichtheidsrekenmodel. in de winter is de beperkende factor. De uitkomst dichtheden komen wel voor in de natuur (tot 100 stuks Gebieden die alleen uit bos bestaan kunnen in hun optiek van deze studie komt In grote lijnen overeen met de per 100 ha, vergelijkbaar met de huidige dichtheid In de tussen de 2 en 10 stuks per 100 ha bevatten en gemeng- conclusies van Veckermann en Hansen. In de AWD AWD), maar daarbij kan de ziekte miltvuur optreden en de terreinen tussen de 4 en 14 stuks per 100 ha”! was de getelde dichtheid in april 2016 (nog voor het kan ook gewichtsafname plaatsvinden. In het verleden Een Duitse studie uit 2002 komt uit op een maximaal kalverseizoen) opgelopen tot ten minste 114 (getel- zag men bos, meer dan nu het geval is, als productie- maatschappelijk aanvaardbare dichtheid van 7 dam- de) dieren per 100 ha. 91. Veekermann & Hansen 2002 92. Ahrens e.a. 2002. 6.2 VERTALING NAAR STREEFSTANDEN PER LEEFGEBIED overige voorgenomen beheer de aanrijdingen bij de geko- De streefstand in leefgebied NPZK is 200 damherten. In leefgebied AWD-BN is de zen streefstand toch minimaal zullen zijn. streefstand 600-800 damherten. Beide gebieden zijn ongeveer even groot. Het verschil Alterra (tegenwoordig Wageningen Environmental Rese- arch) heeft berekend dat in de AWD een gezonde populatie zit hem in het feit dat leefgebied AWD-BN meer mogelijkheden heeft voor het plaatsen van circa 600 damherten duurzaam zonder concurrentie van hekken, waardoor de populatie groter kan zijn zonder verhoogde risico’s voor om voedsel moet kunnen leven op het natuurlijke voedse- verkeersveiligheid, gewassen of tuinen. laanbod in de AWD. De berekening houdt op deze wijze ook rekening met dierenwelzijn. Doordat voedselschaarste niet zal optreden, zullen dieren ook minder geneigd zijn om om Bij het bepalen van de streefstanden is de schadehistorie Zandvoort, golfterrein). Daarom dient de streefstand ook deze reden naar de omgeving te trekken. De methode be- lin samenhang met de populatieontwikkeling) een be- lager te zijn. Zie ook de hierna aangehaalde historie van rust op het schatten van het voedselaanbod In de nawinter, langrijk uitgangspunt geweest. Daarnaast is een inschat- aanrijdingen rond de AWD, De Blink en Boswachterij de energetische bottleneck voor de damhertpopulatie en ting gemaakt van het aantal damherten dat binnen het Hollands Duin {de leefgebieden van de twee gebieden de energiebehoefte van de herten.” leefgebied goed kan leven, gezien de leefomstandigheden zijn ongeveer even groot en dus goed vergelijkbaar). Een andere factor is de beheersbaarheid van een populatie. en omgevingskenmerken van dat gebied, zonder dat Hoe groter de populatie, hoe groter de aanwas en hoe meer schade aan de natuur ontstaat. Leefgebied Amsterdamse Waterleidingduinen, afschot er ieder jaar zal moeten plaatsvinden om groei van De Blink en Boswachterij Noordwijk de populatie te voorkomen. Op basis van bovenstaande Leefgebied Nationaal Park Zuid-Kennemerland De streefstand in de AWD-BN Ligt op 600-800 getelde factoren is de streefstand voor leefgebied AWD-BN 600 tot De streefstand in het NPZK Ligt op 200 getelde dieren dieren (dichtheid 15-20 damherten per 100 ha). Dit was 800 getelde damherten. Met een geslachtsverhouding van (dichtheid 6 damherten per 100 ha). de stand rond de jaren 2006-2008. De situatie toen: ca 1:1 betekent dit een aanwas van 200 tot 400 per jaar. Dit was de stand rond het jaar 2010. De situatie toen: e _ De schade en overlast waren acceptabel, zowel Als de streefstand Is bereikt, bestaat er geen direct e _ Een beperkt aantal damherten verliet het leefgebied binnen het leefgebied als daarbuiten. bezwaar meer tegen het toegankelijk maken van de waardoor slechts enkele aanrijdingen plaatsvonden. e _ Er was een evenwicht tussen de recreatieve waarde natuurbrug tussen leefgebied NPZK en AWD-BN voor e Er waren geen zichtbare negatieve effecten op de van wild (zowel damhert als ree), biodiversiteit en damherten. Hiermee wordt vrije uitwisseling tussen de ecologie. een acceptabele schade en overlast buiten het damhertenpopulatie tussen leefgebied NPZK en AWD-BN e _ Bezoekers van het NPZK hadden de kans dam- leefgebied. mogelijk en zal er sprake zijn van een effectieve populatie herten te ontmoeten. Tot ongeveer 2004 was het aantal aanrijdingen rond dit van in totaal circa 1000 (getelde) dieren. De streefstand in het leefgebied NPZK ligt lager dan de leefgebied beperkt, daarna begon het jaarlijkse aantal streefstand binnen het leefgebied AWD-BN. Uitgangspunt aanrijdingen snel op te lopen. In 2006 werden al negen- Leefgebied Coepelduynen en Meijendel en Berkheide in het beleid van het NPZK is nadrukkelijk om geen hekken tien aanrijdingen geregistreerd. In 2004 was de minimale In leefgebieden CPC en M&B is op dit moment nog geen te plaatsen lin tegenstelling tot het beleid van de gemeente populatie 36/7 damherten. Gezien deze gegevens ligt sprake van een populatie van damherten. Daarom is er Amsterdam voor de AWD). Dit onder andere vanuit land- het meer voor de hand om de populatie van 2004 of iets voor deze leefgebieden nog geen gewenste stand of streef- schappelijke, ecologische en pragmatische overwegingen: eerder als referentie voor de streefstand te gebruiken stand vastgesteld. Zodra er zich in dit gebiedsdeel een dit gebied heeft in verhouding een veel grotere grenslengte (ongeveer 300 dieren). Orndat Waternet echter de afge- populatie ontwikkelt, zal een streefstand worden bepaald. dan de AWD, zowel door de vorm als door de doorsnij- lopen jaren hekken heeft geplaatst, kan de streefstand dingen met infrastructuur (wegen, spoorlijnen, circuit hoger zijn, in de verwachting dat door de hekken en het 93. Groot Bruinderink e.a. 2013. 6.3 EFFECT STREEFSTAND OP STAAT VAN INSTANDHOUDING Een ontheffing voor het beheer van damherten kan alleen worden verleend als dit geen van versechtening van de landelijke staat van instand- . . . ser ouding. afbreuk doet aan de instandhouding van de populatie van deze soort. Op landelijk niveau De ateetstand In leefgebied NPZK is 200 (getelde) dam neemt het aantal damherten toe en de landelijke staat van instandhouding is gunstig. De herten. In leefgebied AWD-BN is de streefstand 600-800 barrières tussen het leefgebied NPZK en AWD-BN zorgen niet voor een volledige afsluiting (getelde) damherten. Beide gebieden zijn ongeveer even waardoor er effectief sprake is van een streefstand van circa 800-1000 (getelde) dieren. groot. Aannemelijk Is dat er genetische uitwisseling Een populatie damherten wordt als levensvatbaar beschouwd als de omvang minimaal plaatsvindt tussen de gebeden. De populatie Is welis” waar opgesplitst in twee deelpopulaties die in hoge mate 50 exemplaren bevat. De streefstand ligt ruim boven dit minimale aantal. De conclusie is gescheiden zijn door barrières, maar die barrières zorgen dat het voorgenomen beheer van de damherten geen afbreuk zal doen aan het streven de niet voor een volledige afsluiting. Er zijn zowel in het ver- populatie van de soort in haar natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van leden als recent waarnemingen van uitwisseling van dam- . . herten tussen beide deelpopulaties gedaan. Effectief is er instandhouding te laten voortbestaan. dus sprake van een streefstand van circa 800-1000 [ge- telde) dieren. De minimale omvang van een levensvatbare populatie damherten wordt geschat op 50 exemplaren“ Voor het beheer van damherten kan alleen een ontheffing houding van de soort (het niveau waarop de staat van Groot Bruinderink en Lammertsma hebben uitspraken ge- worden verleend als dit geen afbreuk doet aan het streven instandhouding moet worden beoordeeld] is gunstig, de daan over het beheer van damherten in de Manteling van de populatie van de soort in haar natuurlijke versprei- soort Is stabiel of neemt In omvang toe. Het damhert Walcheren. Zij stellen dat vanuit de gewenste genetische dingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te staat sinds 2009 niet meer op de Rode Lijst en wordt variatie bij een geslachtsverhouding van 1:1 een damhert- laten voortbestaan. Zie artikel 3.10, tweede lid juncto 3.8, sindsdien niet meer In haar voortbestaan bedreigd. populatie van 50 exemplaren voldoende groot Is. vijfde lid, onder c‚ van de Wet natuurbescherming. De streefstanden in het beheergebied liggen ruim boven Effect van het voorgenomen beheer op de staat dit minimale aantal. Bovendien zal bij het beheer zo goed Landelijke populatieontwikkeling van instandhouding mogelijk rekening worden gehouden met de populatiedy- Landelijk komen grote vrijlevende populaties damher- Om de invloed te bepalen van het voorgenomen namiek (waarvan het openen van de natuurbrug tussen ten (vele honderden dieren) voor in de duingebieden van beheer op de staat van instandhouding, is het nodig het NPZK en de AWD een maatregel is, doordat het de Kennemerland (NPZK, de AWD), Schouwen-Duiveland (artikel 1.1. Wnb) om vast te stellen wat het effect is genetische uitwisseling vergroot) en zal beheer geen nega- (Kop van Schouwen), de Veluwe en kleinere populaties in van alle invloeden bij elkaar op de verspreiding en tieve invloed hebben op de verspreiding van de soort op het de Manteling van Walcheren, het Horsterwold, Friesland omvang van de populaties van de soort op het grond- grondgebied van Nederland. (Dokkum, Oranjewoud, en Kollumerwaard), Groningen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn. De De conclusie is dat het voorgenomen beheer van de dam- (Lauwersmeergebied) en op de Utrechtse Heuvelrug. beoordeling vindt in dit geval plaats door het beschou- herten geen afbreuk zal doen aan het streven de populatie Vanuit deze natuurgebieden zwerven dieren regelmatig uit wen van het effect van het voorgenomen beheer van van de soort in haar natuurlijke verspreidingsgebied in een naar de omgeving. Op landelijk niveau nemen de aantallen de damhertenpopulatie In het beheergebied op de gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. toe en door vestiging In verschillende gebieden ontstaan landelijke staat van instandhouding. Als het beheer steeds meer populaties. Er zijn in Nederland minimaal ne- geen bedreiging vormt voor de instandhouding van de gen duurzame populaties. De landelijke staat van instand- populatie in het beheergebied, Is er ook geen sprake 54. Soule & Wilcox 1980, Groot Bruinderink & Lammertsma 2001, van den Brink & Dekker 2019. a / „6 P. Dö) a À a nd nn Pai 5 ki ke 4 Wee an kk 5 d . ie A has IR re er ie KN _ eN EA NN gn Kee tt Kd OW if et tie Te Vads. E £ EE. Pe i i re 4 pan at Pe Mn RE 4 4 N HN * b U MDA Ri el ke! ” pj AU sk ik AT a en rd EE NN ed E EREN en SEN in nen B asle É l p Pre » er # \ Phare r me it Ì er ME Kk GE AC ein. loA 4 ke \ ú GEN EE on fl bs Ne ‚ Rr k / TEEN EERDE AE COD NEK PS d kn NE CAN A DA VE) EEN ET SCM An Re ‘ Ph es 4 : An 5 A: Ib Kk \ Rr Oe Ne | { i | k,  RTS he & EELS NS OE 4 JTM DR De Ak ss HS ak kleen Ee sij EEN SB fn Eh £ } fl : 4 - ri he í ú de e _ A nj 1 Eej , ES En 1 ee Je U ' Á | : LI A ve er Ne je Sn Erol Sn al de ME Vv & Ô : rn g eN UE ES EK Ed TE teld SS arb, hz - k ES eN Tien 2e Pligg RT à 4 et d AE reald, tE > 5 4 \ kt 4 N ke da EEE NDE 7 erf NT ir -ed N < De IE ven B” hf ai í Ik AEL ri A ES ae ol ed q ALE ke la ns PN En de Re j à e F A 5 he E AE EN A BENK K -/ AAE IE BR POE IN M Si 4 RN ‚he 8 Sm |, ne De VA En LN er x dit welks bs worden REE TET im RIE ene re) RS de Be SNT ‚ \ KE BREE AE ace as; sed EEN NN Oe Lj 7 EN í Je , NEE A) TRR Al dl) ij SE L Ed EEL Gp kh $ ln 8 ES ed dk Ee E 4 EE: And Cf. 55 P SS hb 8 serf PD à OEE en, Br ret \ j ‘ rn j’ v 4 À n Ln ie S 4 dt k 5 : À ek ), . Le Kn 3 et - : 4 Ö î > 5 rk Me / E 8 ik ! PA Le Te her: FE : B pe 8 ì daf A e f \ Lj = is Ù Fi Pae) „+ en « n . al! A : WE) Gij hs fie PII” En Î À EW op En k ef oe ineen bt al & e EN Bl Á # Sas A A NY re Á KS Le 7 LE ï ed Nt E JS ES Rn d 5/4 En Ie d se A Kn i 4 mt og hi ars, ed ee ha Pd ke jp’ En dolf! KNK n = L/ i EL 8 P p De > Je Ee dl LI P. B Es a, ET * e : ei EA d he 1e Ne Ál : ka EEM NBE SK EE DN f Tin = RA ef er We, ERE ST Ez Ne Past een EP On d 6 nn RER er Kal OO EE NEE Dn ) | ; à f Wie pl En Sj ie ns 55 de K Ik En fl ER Pd nl TA EE Î nn (4 4 %, : hen RE arj \ ve ZS: EEE eha 5 a), teer) he De dl % - fis A ee, k 4 ï d , Ë Ì Pe is Bers DE ee” r En ; al „1 oe ot ie Ì E T dn Gi KL t Ì. SN NSE ONDD Ml at k AAL NAE ens ed HE tn ea AE Wer 0 A N \ A i > ee hr Lif { Red Ei GRENS 6-7 OR EA ERE EE NS LE) DAD alas PAIN, BA B We / as 8 eN , Ben EEEN ek Ie en vt be A Sd han AE, 1 | ne / A | KE) 5 tt sf ' Sf aid ch 49 De , Brrkes lo. rear PL ’ PE Ip MBF | | 12 KN Led ed ' AE KO fe 70 CDL rn ER A Es LEN DE E / he LA P Í vk \ A N 4 OL head PA ae 8 Bn ) EN RNA ATO BErtek N// Ni n Ze r Wh 6 MUL nete” berde it gd ir Aje Ad j } We Ce | Cee F me Ten er kj 4 e hel, . „b ) Pi | : L 5 | } mj ik f Eik, hb ti f À f ú BAPE RK N Í LL ERE AA ere NAMEN he SL / Hoor VANS rand | SRA MET, Pz A SS kie. ear ne re eN ESCH Er Nei (Aire A) He Ard MI SZ Wand Ahl 1 fi dl EN, | „ / f er 1 le A EPE DA MAD ew AK V PEEN Fan A es ETR jb | Hs IN, ide ENT EE sbr ah PA BTN ve JN NA bt SAAN DAENS ES / | EPN Ke id eef rk bw, PT el, Bkr ed ER 00 (ee ENA, LE ARS NE Ea Tl) Jr He NE f ; Pap 7 rl ve Hp En RSD ar AGZ re EM IN LNE hd IANA ' ESET PA ede \ pn Pen TI DE mg al kad DP” ed Pe NET ef odin (Zok bn LANE arn Wettge RS el ain eend ek hj lk, / N Ki GL Pre En 24 EN en R Fe fee SE IE Ar ie fd on CN We PAL ONT vk Sif eenn CA jee Ede e En ES ee DEET N En SE AE Nt en Sr nk EA Bene PEN TN AE rf Tat EET Kd ge Re) TRA nRT SN Veren de rn Je Herne DP WEN 7e alken en, Es Mhh B ORslIeEEN Balzan | Ne BET DA eN TA een Ir es EN ad 0D t p ze En Je MNS at B Ane en RR, ea re an ii, Ee Tr DE, nd ee, EE ON dier EVEN Ed bte Ne Er dr SN eN ee Bf ES N pe NE | b > Se ETA Oel re DAS EER WRR ee EN: EO dee: LEREN Sante a pn ME EME IN eN SON AE ZN Eh, NSR AN fi els 5 Bld Nid ea JS Aike, JD ENC NS npe ER 5 An ONE Edge EUS STEN SL AAN WR Arke derd es ii IS ON Ss AA OE IN ONNA EN A RS Ad Pare Eer oat ii IN 3 iE iN, A 2 IEN SE Nt: MTN Eler PA A7 GEN GEENEN se en een Dn rk EEN Ar Noort En dE Ees) RAILS, art dan Sd Boko se Ven BATE OT DD A OOR Er RAVEN TI EN Ee sE B SNT PN he DP Zn EN nt A a ed OLEN INE EEN Aen NEN ARE EN EN ke dee SEN ANT CES A EN Se here iS SAVA TAGS PL NE EE AGU en S NE lk en ENEN beed ENEN DELER NEN IN NL EN EE NN Db Pe NT ER UE ER ee ZERO N eae EDM ARD TE dees 5 Wd r oe AN en OE le dt TENNIS Zl, PN REU Arad Aelen Ais Ot A TES Ee ED AS RA TN te, Et En dede ABEND ig EAA A ar he AE IE Zlre| Eg EN Ad # E nk RE iden wd En AE ITE Ask Te the ed 63 EN EN IE ENE PP II ER re 4E ES Re 5 et re A Ee TN U Pegel en TP & TJ \ BEHEERSCENARIO'S n \ a \ SE 7.1 BEHEER TOT HET BEHALEN VAN DE STREEFSTANDEN Te Voortzetting van het beheer met dezelfde intensiteit zoals in de afgelopen beheerperiode ER . … . . a betekent dat het nog een aantal jaar duurt voordat de streefstanden zijn bereikt. Gezien de schade aan de belangen natuur en verkeer bestaat er een sterke voorkeur voor een en intensivering van de beheerinspanning, met als doel de streefstanden eerder te behalen en de belangen veilig te stellen. Voorkeursscenario is het realiseren van de streefstanden in de leefgebieden NPZK en AWD-BN in de periode tot en met 2022. Wageningen Environmental Research heeft met behulp van een geavanceerd computermodel een indicatie gegeven over hoe groot het afschot moet zijn om de streefstanden binnen die periode te realiseren. Modellering populatieontwikkeling Voor dit beheerplan heeft Wageningen Environmental leggen hier kort uit hoe het model is opgebouwd en inmiddels veel details bekend over de populaties. Research (WEnR] de populatieontwikkeling van de hoe er mee is gewerkt en presenteren alleen de meest Ontbrekende gegevens zijn aangevuld op basis damherten geanalyseerd en mogelijke beheerscena- waarschijnlijk geachte uitkomsten. Het model wordt van wetenschappelijke literatuur. Gegevens uit de rio's gekwantificeerd. Daarvoor heeft WEnR van de gevoed met gegevens die werkelijk zijn gemeten in de populaties zijn niet als één vast getal opgenomen, populaties in de leefgebieden AWD-BN en NPZK een populatie. Dat zijn vooral gegevens uit de AWD-popu- maar er wordt gewerkt met zogenaamde kansver- model gebouwd. Voor uitgebreide details daarover latie, maar er Is weinig reden om aan te nemen dat delingen. Het model houdt daardoor rekening met en de uitkomsten van de verschillende beheervarian- populatiegegevens in het NPZK daarvan significant onzekerheden in zowel de huidige populatieom- ten verwijzen we naar de rapportage van WEnR. We afwijken. Juist door de uitvoering van het beheer zijn vang en -structuur en de verschillende parameters zoals overlevingskansen en reproductie. Het model de resultaten van de scenario's, waarbij een observa- Bij de berekening van de verschillende beheerscena- berekent uiteindelijk een populatie met daarin een tiekans van 75% is aangehouden. Voor de populatie rio's is de populatieomvang in 2020 het uitgangspunt. verdeling naar leeftijdscategorie zowel voor de man- in het leefgebied NPZK is de observatiekans minder Vanwege de coronamaatregelen is de telling in 2020 nelijke, als voor de vrouwelijke dieren. duidelijk. Door de onoverzichtelijkheid van het terrein iets anders uitgevoerd dan andere jaren en was niet Op basis van de berekende populaties heeft WEnR en de geringere ontsluiting door paden is die naar op tijd duidelijk of deze telling kwalitatief goed genoeg aangegeven welk afschot nodig zou zijn om een alle waarschijnlijkheid lager dan in de AWD. Voor het zou zijn.”* Daarom is gerekend met een modelmatig slreefstand te bereiken in 2 of 6 jaar (de looptijd van NPZK worden daarom de resultaten weergegeven die berekende populatieomvang 2020, op basis van voor- dit beheerplan). De berekening geeft met een band- horen bij een ‘60% observatiekans’. gaande jaren. breedte de meest waarschijnlijke uitkomsten op grond van populatieontwikkelingen In de afgelopen jaren. E n Ee en In werkelijkheid kunnen kleine variaties optreden in EPE ae Enge he F7 Nn k, populatieparameters zoals sterfte en geboorte. Verder \N en onl 22 N IEN on kan er bij de uitvoering van het beheer gevarieerd he AE 5 KE of TN E Ee ” _ worden In de verhoudingen tussen de verschillende 3 > RS Et d t bit leeftijdsklassen en geslachten. De hier gepresenteer- iS 5 od en 4 Se 4 Ps pe de afschotcijfers moeten dus gezien worden als een EEN EE Zus B betrouwbare indicatie van het benodigde afschot bij en Al EN ef d . A en di ej, verschillende scenario's. B Tee CN fi _ hort Veel gegevens van de populaties zijn bekend, maar 5 3 E 5 als, - oi Le uitgebreide kennis over welk percentage van de wer- À Ep \ kelijke populatie wordt waargenomen bij de jaarlijkse tjes Un n 5 $ tellingen ontbreekt (zie ook 3.4). In het model is dit 5 ì S uitgedrukt als de trefkans op het zien van een dier zj A Reg ee tijdens de telling (Pobs). Omdat deze niet goed bekend , hd hj ï ihn dE is zijn verschillende scenario’s berekend voor ver- ° Et ) a in schillende trefkansen (trefkans van 90%, 75%, 60% 2 ER: ' ar en 50%). Dat geeft veel mogelijke uitkomsten, maar 8 Tr, A f N re in dit beheerplan presenteren we alleen de meest Ta js In \ N Ì E waarschijnlijk geachte uitkomsten. Voor de AWD zijn „3 hi | | ET f goede aanwijzingen dat circa 75% van de werkelijke ij ep 77 pr LE | , AS EÀ populatie wordt geteld.” In dit beheerplan geven we = VE ir PE Spe RE Ens | Ae daarom voor de populatie in het leefgebied AWD-BN Se ee Ee PER LedE ej De we rr 55. Medio januari 2020 zijn alle herten geteld met inzet van een vliegtuig uitgerust met lasermeetapparatuur en fotocarnera. Vergelijking van deze gegevens met tellingen uit 2020 en 2019 leidt tot de conclusie dat circa 75% van de werkelijke populatie is geteld. 56. Zie voor een uitgebreide toelichting Telrapportage damherten duingebieden Noord- en Zuid-Holland 2020. SCENARIO 0: SCENARIO 1: Niet verder ingrijpen Beheer naar de streefstand uiterlijk 2026 Bij het beëindigen van het populatiebeheer zullen de po- In dit scenario wordt de volle looptijd van dit beheerplan Dit laatste scenario remt de jaarlijkse toename meer, pulaties in de AWD-BN en NPZK weer exponentieel gaan benut voor het realiseren van de streefstanden. Het dus de te schieten aantallen kunnen lager zijn. Gezien groeien. Volgens de modelberekening zal de populatie In jaarlijks aantal te schieten dieren Is dan relatief gering, de nog steeds toenemende schade aan natuurwaar- de AWD-BN na 5 jaar ruim boven de 7000 dieren uitkomen maar In totaal wel meer als gevolg van de jaarlijkse den en blijvend hoog aantal aanrijdingen heeft ook dit en die In het NPZK boven de 1700. Niet verder ingrijpen In aanwas. Figuur 20 en Figuur 21 geven de indicatie voor scenario niet de voorkeur. de damhertpopulatie zal de negatieve effecten die uitge- de omvang van het jaarlijks afschot In twee beheer- breid zijn beschreven In dit beheerplan weer vergroten. varlanten: Dit scenario wordt daarom niet gezien als een reële optie. e Mannelijke en vrouwelijke dieren worden in gelijke Het schetst slechts de ontwikkeling bij het achterwege verhouding geschoten. blijven van actief beheer. e _ Afschot bevat 75% vrouwelijke dieren. NPZK AWD-BN 250 1000 PA) Pyl EL E 200 2 800 849 5 Er 5 EN 5 5 5 150 Eet: 5 600 Ls 510] e PA © ENE FE 507 LRE ENA) 100 Pr 400 ve KP 50 200 0 0 2020/21 2021/22 2022/23 2023/24 2024/25 2025/26 2020/21 2021/22 2022/23 2023/24 2024/25 2025/26 e m/v-verhouding 50/50 _= m/v-verhouding 25/75 em/v-verhouding 50/50 __m m/v-verhouding 25/75 FIGUUR 20: Afschotaantallen NPZK bij een aangenomen observatiekans van 60% FIGUUR 21: Afschotaantallen AWD-BN bij een aangenomen observatiekans van 75% in twee beheervarlanten voor het scenario om de streefstand in 2026 te behalen. in twee beheervarltanten voor het scenario om de streefstand in 2026 te behalen. FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 @@ SCENARIO 2: Beheer naar de streefstand uiterlijk 2022 de elders in dit beheerplan beschreven gewenste Voor het leefgebied NPZK staan de aantallen in Fi- Gezien de eerder toegenomen dan afgenomen schade wijziging van de ontheffing en vergunning ontstaat guur 23. Uiteraard is het te realiseren afschot sterk aan de belangen natuur en verkeer heeft dit scenario daarvoor ruimte. afhankelijk van de in te schatten trefkans tijdens een sterke voorkeur. Het vereist echter een flinke In Figuur 22 is te zien dat voor dit scenario In het de tellingen (hoeveel procent is geteld). Bij een verhoging van de jaarlijkse beheerinspanning. Het leefgebied AWD-BN in het seizoen 2020/21 circa trefkans van 60% zijn de aantallen ruim 400 in het volgens het model benodigde afschot is vooral in het 1700 herten geschoten moeten worden en In het eerste seizoen en nog eens ruim 200 in het laatste seizoen 2020/21 bijna even hoog als dat in de afge- laatste seizoen ongeveer 800 tot 900 afhankelijk van seizoen. lopen jaren. Door de kleiner wordende populatie zal de wijze van uitvoering (meer of minder vrouwelijke het echter meer tijd kosten dit te realiseren. Door dieren in het afschot). NPZK AWD-BN 450 1800 1714 1708 £00 ak hdd 1600 350 1400 5 2 2 300 2 1200 er 2 kel = 8 250 3 1000 3 8 5 PRI 5 kik ui ui Ë 200 PII) e 800 pen 150 600 100 400 50 200 0 0 2020/21 2021/22 2020/21 2021/22 ® m/v-verhouding 50/50 B m/v-verhouding 25/75 B m/v-verhouding 50/50 EM m/v-verhouding 25/75 FIGUUR 22: Afschotaantallen NPZK bij een aangenomen observatiekans van 60% in twee FIGUUR 23: Afschotaantallen AWD-BN bij een aangenomen observatiekans van 75% in twee beheervarianten voor het scenario om de streefstand in 2022 te behalen. beheervarianten voor het scenario om de streefstand in 2022 te behalen. FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 7.2 BEHEER NA HET BEHALEN VAN DE STREEFSTAND Na het behalen van de streefstanden Is het jaarlijkse ; afschot gericht op het in stand houden van die streef- ed \ \ k / a | stand. Jaarlijks zal dus een aantal dieren geschoten EA \ 5 / ba é worden gelijk aan de aanwas met een min of meer PS ke |  E / gelijke verdeling over de herten en hinden. Onder ‘ Ee | Ì \ rf natuurlijke omstandigheden is de sterfte het hoog- Nt ) k # k ste In de jongste leeftijdsklasse. Bij voorkeur zal bij te / P | ! het beheer daarop ook de focus liggen. De precieze ki / / pe | waarden voor het te realiseren afschot zijn weinig e 5 De ij } zinvol om te geven, omdat ze sterk afhankelijk zijn % te it " Vi van de demografische opbouw van de populatie op p | P/ Ni dat momenten de leeftijdsklasse waarin wordt ge- $ Lid , / schoten. Wel kunnen we een ruwe indicatie geven. Op Ê ke SN é p basis van het resultaat van de jaarlijkse tellingen zal k pd het beheer meer in detail moeten worden ingevuld. r df fi Een getelde streefstand van ca 600-800 dieren in k N bd ij leefgebied AWD-BN betekent een werkelijke popu- lb ! ad latie van circa 1000 dieren als we weer uitgaan van À } / ij 75% geteld ten opzichte van de werkelijkheid. Bij een De \ 4 Î geslachtsverhouding van circa 1:1 zullen jaarlijks Î e / li | | circa 400 dieren geschoten moeten worden om de pn ) Dj É Á/ / 7 stand op dit peil te houden.Voor het NPZK gaan we n Ei 3 a gr } A à ik b / uit van een geteld percentage van 60%. Dat betekent En EE f | En Ee hk WK Er, Er voor het in stand houden van de streefstand van 200 ‚be, ITE Me enneh nt Oerend cin Se , " EP erin. her getelde dieren dat jaarlijks circa 70 dieren geschoten : £ be dc es Me ve pe dr @ ' : y an je RT en moeten worden. rn rv ne ú @ ne Te En ee Ee EE Î Cie _ TT En KK KE pn 5 : ie nn Rd ke in. = / o Ln En n EMail eed : p Ì ij mn r - En aans AAE AATF 5 B | Î Î U LET 4 ee L 5 Tia | |C 7 / e In hae ie, ze lj Jail Me sf Bi f he ad: | RE | | in sin aA RAE j TE, f r S | : Eee EEND ED) za ET Tr Tet idee F PE B KNS il | dede RR eben lindah NR Enk ere OLE Nd / $ pi rie PE st Pr Í IND Nr | Ei L N/ Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de altinnatieve, nà EA di wed, kde Wide | | ATEA B EAR NN an BOER Eeke ede AT aed be Melk IE orgel le) ela Re OO VAST sdi EE PT rr ed ie Ì ETT Hi ‚ Har gond A EE MEE nr Aelen, © Viele | / dh anode î - erb rdf, Pe EEGA EF ; À \ de. II Uren | ( HI 4 Rr 4 od - ite ad hl Es ERE en en edel ROT alde GL akad a Kee EEN en en HD ARM Hi Eter eerd 4 KLE mider b eN | tet Sf Riki eee nt tz derd lekte eha Tad el Nlet WN eh ml Hi | | | fn: iin: Berns Ien We. NO de ien Eek , SEREN ORE EML OI EN BOOM EEN OE ar AT Kn es te kl EE Tr DEE vereer er ed edet DTL eN EE AEL » tt de, en en RE dgn f de al e ä Ws AE een ee EI ev HH 1 ben FEA dl EE ONE EEN or ú om En B RE k nie ree zl Re S en ae Tee to 15 EE LEER OO AE Re en EN (an ee DE EN nietde hee ete sh We fG de Ki EELT Ee amen He Te 5 il ok RK Pe L Teken EE jd PEER ent oe | NE ee GSE IN OCE TENOREN EE A EEn Kat en AE en AT a ee Ae heee ETT WETTE T TT Td er ace AE EN a oe TU df AET TOE TD OE BIN VS, EPA ER VN dT EE er AND CORAL en ENOR POR TRE Eet ARNE | ede dees EO EREN tete Eken ne TE eN Ref ENA se OA ide ! ET eN ROE er T TT RES Len dr aL CN Boe RE en Re. ras RE VELE er CTED TREE NANON. en Re Et dt en ra 8 B EEMNES f ELTON UCTE TTO OTO OE MO re Peel EEn NRE Ee EN ETA TT Ve TEA AA DONER WE Ee AE RR SR Ee eed Aat Elek Je A ee een TT be TEER A EA NEER VEN Te : EE AE IE EN er Ne Een TE PRENATALE EO 00 on ENEN EEDE de En nes BE Te de BORN Et TE EEEN Ae EE lt en EEn OEE TARDED ECODEP ws ien nn de Re EE En TEV ERE WE: BOE zieh zen A NE RE en eh ik datde A ld ae EERE ENEN en Le gE TE ON eren kee Ee SE a LN Krein, SN Nr Eee nee ike CE EEE ed Te we nà : Pe ue Bn EMO RE ie Á fi Ae Ren iv Ng In: AE zij ree Ln ee MR Ee } Aid ls: B ee HL be Pl en ne B Ten hid, ij ie sen e Es Eje Ne AEN ELN edet EE NE Te NAK ede Pe on, Ee en ein Mr rede Beb hed en er di Ee A sed Ae ee EE EE ERN 7 5 LL DE RE pe ee EN AA eN le NAT EE HR es OEE Pe NEER en ZUN DRR en dei hd NU ae 6 EK ee a B OT Ed en tt er rg Bleken dan ef hd her hee fet wal ik Ws mf Bf Es 5 Rt Sg be RE 4 Eer Ì 7 É Dei Se ke ek en ME Vole if 4 ze he FPS De ER nd A en 4. EON / ed a tb Tl on zak KSA Ere Ad Ee ENE Bend: HL bn Mn Eh AN eN En NA 4 a on ie GASTEL A Lee id Ti. gn Se, Jie LJA el Ee, AEN i AT | Rd ijn eN i Ket Ed ie Pld ES in in heee inn ef ne ee ele RT hae DR OS PR ade Edel ARE je 4 je PN SM e Rn Ren ed de Rn } ae A re ig nn Ne Ne} ER sd ORE ER ED "ed Eron eN PE Ja zld MOES Ae TANNE VAD EPE AE) end Eem AN ve ner ee HE arte At rt , 5 Pe NE Ad Ac AR Pe) ak PN lt REE en ABA wedn RA EN iT = Zare On TO ee Ten BRT TE ee ge el MT OE SS Aen En? OR (NEL Vs Zeh FEA Reed EDEN NEMEN ORDE Ar BD A ie we a Ae an EK Pl Ee An ENNE EE Je TOUT NO ha REA, WA TND NEL er OLE REEN pn Er en BEER re Tat ee NE kt. EN sn 5 hORNA A REN ENT VE A bera oen Net Eee dn NP ei 5 Ek RE Te ie Ao HN, a SB EES u ae RE ws AR zee bd sea ar EC A Re terikd } EPE ht Miles ne) ES Ong eN oe Ted Eed VO RN res * ke LA Pl den ENAME En JEN DM: ORE ij E KS Ben Re er D id EEE « mjs dn =d Let 1 PS Le it WE ls ùe # wk: An, zb B ik hi dE 00 ORI Ab bt ES REE? AE kW Pe OUNL ET kN 9 NA EN tenet, ME en hd an BETEN ee VP Sh EE NE ERE ea NO DN DSR a : STE PES nf EME SOERA OMR NEE EEEN EDER AE TNG BEAT EERDE Wd oe ke ede bet Mia. vel ER RA te Arg ra id Pk AIS ha PN: Dt gd VR, Ie re OE bn toets neten Ei, enk p Ae 8 ok Deur > ; aen et dor se ARNE LE DEE Re EE LOA GEA MRE ee SE TAN READ RON ORN hi RR ER 2 / ik Es sê 2 il 4 IN LAPD) 4 EE ie id Ns. ik PIP En ij és EVASAN 4 en: ú ME tn zelf bef Ar ij EN Reh: El mi Ee a END En al k ke en # ik 0) / AAN bx id ie ai Gens ej end. ep ah RS ps, A. MRE, Ee” 08 8 Le k PP ne vn ed ad A ed SEN SA REE CEL Rn ENTREE GE ENEN PRN Ei Are ah 5 2 EE OA ven a LEENE HEEM NEN CER EE EA a TN RS is 7e #: í Ht rd orn Vi ere AKD B PET da EE BR KOE fy, En 5 A: EA, ER ee Ei RE et a Ne SEEN Ee ME VN VD TE EN rn sE ee Ve ELO HE AME A Bet eed Sn hi EN nie EN nd een 7 ì p RE EE NDE AN If NEED EL nT eed CE RO EEN Pe re Ubi ì lS E > er jr En PER roti, ; EN IE REG. kik K ha BENE We En Se ern Ri ik he Re arn RIEN ml nr NN wl en Pl Na tl SN B atd ene ht d BES rondde MOR EEGA OE 1 OI tE EN EEC Wiee Aen Ier EE A Sn ME NEN ER ed k EN aren EEWENREN Ee EN a A LES EEN LS NHA ren VEREEN NDE DN ON ee oro OE ERE TA, NEE NÀ bl / zap WZ Ds ee Te En EB a, ds EEE EA Lj ET 11 eN ’ HL SEN A Ff DA GO 14 a a ERIN 5 hd le 8 8 | à Ken SD RA « sad Ek , A AT rds Mn Sr A AEEA HDO LORO Pott LN a kN, Ì oer EE RE An Ke AN BOA NO MEHO U LA HET Ne en MEEK Ee ee 1 ne ATD ae dd 8.1 ALTERNATIEVE MAATREGELEN POPULATIEREDUCTIE Er is onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor de reductie van de populatie door andere maatregelen dan afschot, zoals ‘verhuizen van damherten’, ‘vangen en doden in een vangkraal’, ‘anticonceptie toedienen’, of ‘roofdieren inzetten’. Deze maatregelen blijken ofwel niet toepasbaar ofwel niet te leiden tot de gewenste doelen. Anticonceptie In het voorgaande beheerplan Is uitgebreid stilgestaan waarden en stress onder de dieren. Gebieden om de In het verleden zijn quick-scans uitgevoerd naar het bij mogelijke andere bevredigende oplossingen voor dieren weer uit te zetten blijken niet in de nabij om- toepassen van anticonceptie £ Anticonceptie kan een reductie van de populatie damherten, anders dan door geving aanwezig. Dat betekent dat na een verplichte waardevolle methode zijn om hoefdierpopulaties te afschot. Dit komt overeen met de eisen in de Wet na- periode van quarantaine lange diertransporten zouden beheren. Maar het is afhankelijk van onder meer het tuurbescherming en de maatschappelijke wens. In de volgen. Dit is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn doel, het gebied, de populatiegrootte en het beschik- evaluatie” is hier opnieuw naar gekeken op basis van ongewenst. Ook ver van huis kon slechts een te be- bare budget, om te bepalen of het in een betreffende recent beschikbare kennis en inzichten. De conclusie Is perkt aantal dieren worden uitgezet. In 2015 is de optie situatie een zinvol beheermiddel is. Want het moet wel dat van alle methoden gericht op reductie van de popu- opnieuw onderzocht op verzoek van de wethouder van praktisch uitvoerbaar zijn. En dat is het in het geval van latie, op dit moment, afschot als enige optie over blijft. Amsterdam, maar de uitkomst was hetzelfde. Ook in het duingebied niet, want een relatief groot deel van de Oostvaardersplassen is In 2018 nog onderzoek verricht dieren moet behandeld worden, en daarvoor individueel Verhuizen naar de mogelijkheid in dit geval edelherten te vangen herkenbaar zijn en het moet elk jaar herhaald worden. In 2013 is het vangen en verplaatsen van damherten en verplaatsen. Dit is ook als nauwelijks uitvoerbaar Het gaat in het duingebied om te veel dieren, die lang uitgebreid onderzocht. De conclusie was dat dit geen beoordeeld.”® Het oordeel van een ervaren dierenarts niet allemaal zichtbaar zijn. Daarbij is het gebied te uit- haalbare optie is. Het vergt een grote inspanning om op dit gebied luidt “verplaatsing van grote groepen gestrekt en dat levert een te groot aantal onzekerheden dieren te vangen, wat leidt tot verstoring van natuur- herten is noch gewenst noch realistisch”® op. Diverse onderzoeken onderschrijven de conclusie dat 97. Groot Bruinderink & Schoon 2020 99. Linthorst 2019 58. Externe begeleidingscommissie beheer Oostvaardersplassen 2018 60. Kuiper & van Wieren 2010, Lammertsma & Jansman 2016 anticonceptie geen haalbare methode is om een hertenpo- onvoldoende onderzocht zijn. Afhankelijk van het omstandigheden anticonceptie middels injectie niet pulatie te reduceren. beheer, het doel en de soort- en gebiedsspecifieke haalbaar en zelfs onzinnig is.*° Hij stelt daarbij ook populatiegegevens, moet 50-90% (I] van de vruchtbare dat het toedienen van de prikpil door grote aantallen e __De Commissie Van Geel heeft in haar rapport voor vrouwtjes In een populatie behandeld worden om de dieren in een kraal te drijven op grote weerstand zal Provinciale Staten van Flevoland voorgesteld om de populatie te stabiliseren of te reduceren. In geschikte stuiten onder dierenartsen vanwege de hoge stress- edelhertenpopulatie In de Oostvaardersplassen terug situaties, bijvoorbeeld mn gesloten rasters, kan men factor bij de dieren. Bij de andere wijze van Injecte- te brengen van 2300 tot 490 dieren in het eerste jaar een populatie eerst met lethale methoden reduceren ren van het anticonceptiemiddel, het zogenaamde (2018-2019) om daarna uit te gaan van een vaste en vervolgens door middel van anticonceptie op het darten, wordt een dier geïnjecteerd op afstand (25 najaarspopulatie van 660 stuks! Ook daar kwam gewenste aantal houden. - 40 m) met behulp van een verdovingsgeweer. Dit nadrukkelijk de vraag boven of dit kon door middel van vergt grote expertise, Individueel herkenbare dieren, anticonceptie In plaats van dieren weg te vangen of te e Eris nog een quick-scan gedaan naar anticonceptie- dient elk jaar herhaald te worden en Is niet uitvoer- beheren. In de duingebieden van Noord- en Zuid-Hol- methoden bij hoefdieren in de natuur en de aspec- baar bij populaties met een omvang in het plan- land spelen vergelijkbare vragen met betrekking tot de ten die een rol spelen bij de praktische toepassing gebied van dit faunabeheerplan. populatie damherten. daarvan. * Anticonceptie omvat alle methoden om Dit is verder onderzocht door de Unwersiteit Utrecht, geboortebeperking te realiseren, waaronder de prikpil. Introductie natuurlijke vijanden in opdracht van de provincie Flevoland.*? De conclusie Als anticonceptiemiddelen zijn beschikbaar hormo- Lynx en wolf zijn natuurlijke vijanden van het damhert. was ook hier dat praktische toepassing niet mogelijk nen, hormoonagonisten en immuno-anticonceptie. Alterra heeft de mogelijkheden onderzocht om deze was. Het vereist bijvoorbeeld dat dieren gevangen wor- Hormonen zijn beproefd bij wilde hoefdieren, waarbij soorten te introduceren in de AWD. Conclusie is dat het den en indwidueel herkenbaar zijn, dan wel blijven. veel middelen overigens onvoldoende of niet werken gebied te klein is voor een duurzame populatie wolven bij hertachtigen. Sommige preparaten zijn wel werk- of lynxen. Ook leidt de aanwezigheid van wolven en/of e Een quick-scan van de beschikbare literatuur naar zaam gebleken bij hoefdieren, maar worden vanwege Wynxen tot ongewenste effecten in de omgeving en voor specifieke anticonceptie, hun werking en toepassing, welzijns- en milieuproblemen niet meer toegepast en bezoekers In de AWD. laat zien dat het geboortecijfer van verschillende soor- onderzocht. Onderzoekers zijn van oordeel dat alleen ten hoefdieren significant vermindert door de toedie- \mmuno-anticonceptie vanuit ecologisch, ethologisch Vangkraal ning van twee typen vaccins. De eenvoudigste vormen en milieuaspect in aanmerking lijkt te komen voor In theorie bestaat de mogelijkheid om in een strenge van deze vaccins zijn gedurende één jaar effectief. een veldproef, met als doel een rendabele methode winter de damherten bij te voeren in een vangkraal Andere vereisen daarnaast tweemalige toediening in die praktisch uitvoerbaar Is en het juiste effect heeft (hekwerk) en ze daarin te vangen en te doden. Strenge het eerste jaar. Er bestaan ook vormen van anticoncep- zonder ongewenste bijeffecten. winters komen zeker In de kustregio nog maar zelden tie die met één injectie meerdere jaren anticonceptie voor. Bovendien is de verwachting onder terreinbehe- bieden. Een nadeel van dit soort vaccins Is dat ze het e In nog een andere verkenning naar de mogelijkheid rende organisaties, dat hiervoor weinig maatschappe- gedrag van behandelde dieren veranderen. Langdurige van toepassing van anticonceptie op grote populaties lijk draagvlak zal zijn. Verder is het zo dat huidige Wet behandeling kan bijvoorbeeld ook blijvende onvrucht- wilde hoefdieren in gebieden van enkele duizenden natuurbescherming (Artikel 3.33, lid 2, Wnb) dit verbiedt baarheid veroorzaken terwijl de langetermijneffecten ha groot stelt een ervaren dierenarts dat In dit soort en geen ontheffing toestaat op dit verbod. 61. Externe begeleidingscommissie beheer Oostvaardersplassen 2018 63. Kuiper & van Wieren 2010 69. Linthorst 2019 62. Stoute.a. 2020 64. Lammertsma & Jansman 2016 66. Groot Bruinderink et al. 2007 8.2 ALTERNATIEVE MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN BELANG VERKEERSVEILIGHEID … Voor het verminderen van de schade door aanrijdingen met damherten zijn verschillende Alternatieven voor afschot maatregelen denkbaar, zoals het plaatsen van (nog meer) hekken, faunapassages, zijn niet toepasbaar of wildspiegels en reflectoren, geurgordijn, statische of dynamische waarschuwingsborden, zullen niet tot de gewenste maaien van bermen en verlagen van de rijsnelheid. De mogelijkheden van deze maatregelen doelen leiden.” zijn op dit moment al optimaal benut, of ze zijn om diversen redenen niet geschikt. Hekken Hekken vormen fysieke barrières die verhinderen dat e __ Toepassing van hekken bij provinciale wegen Is In heen te gaan waardoor ze alsnog op de weg terecht- dieren de weg betreden. Wildroosters of elektrische sommige situaties een geschikte maatregel. komen. matten hebben dezelfde functie, maar dan op plekken e _ Toepassing van hekken bij lokale wegen is meestal Hekken in combinatie met een faunapassage worden In waar het hek onderbroken is, bijvoorbeeld door een geen geschikte maatregel. Nederland en Europa zeer frequent toegepast. Van der zijweg, oprit of toegangsweg. e _ Te toepasbaarheid is met name afhankelijk van het Grift e.a. (2017)? onderzochten het effect van Natuur- Hekken worden in Nederland en Europa zeer frequent aantal zijwegen en inritten. brug Treekerwissel en de bijbehorende hekken langs de toegepast. Eris geen uitgebreid onderzoek gedaan naar e __ Totale afsluiting van een leefgebied met rasters Is N227 op het aantal aangereden reeën. De aanleg van de de effectiwiteit van deze maatregel, maar In de meeste niet wenselijk, hekken en het ecoduct resulteerden In een statistisch gevallen Is de ervaring dat ze effectiever zijn dan popu- significante 90% reductie van het aantal aangereden latiereductie om te voorkomen dat dieren het leefgebied Om de AWD zijn damhertkerende hekken geplaatst. Al- reeën. Deze reductie werd echter voor een deel weer verlaten. Echt volledig effectief zijn hekken pas als ze de leen de westzijde (zeereep) is niet helemaal afgesloten. tenietgedaan door een toename in het aantal aanrijdin- juiste dimensies hebben en een leefgebied helemaal af- Het plaatsen van nog meer hekken dan er nu al staan is gen net buiten de hekken. Buiten Nederland is er geen sluiten. De nadelen zijn evident: volledige afsluiting van niet wenselijk, onderzoek gedaan naar de effectiviteit. leefgebieden leidt tot habitatversnippering en het geïso- In het plangebied zijn drie ecoducten gebouwd (zie leerd raken van populaties met verminderde genetische Hekken in combinatie met een faunapassage Hoofdstuk 4). Het ecoduct tussen de AWD en het NPZK uitwisseling als gevolg en kunnen het landschapsbeeld Hekken vormen fysieke barrières die verhinderen dat (De Zandpoort) is nog afgesloten voor damherten totdat aantasten. Onder terreinbeheerders en wegbeheerders grotere wilde dieren zoals herten de weg betreden. De de streefstand is bereikt. lijkt overeenstemming over: faunapassages zijn bedoeld om uitwisseling tussen (sub)populaties aan weerszijden van de weg mogelijk Wildspiegels en reflectoren e __ Toepassing van hekken bij rijkswegen is In de te maken. Het idee hierbij is ook dat dieren hierdoor Wildspiegels en reflectoren weerkaatsen het licht van meeste situaties een geschikte maatregel. minder de neiging hebben om onder, over of om het hek passerende voertuigen. Aangenomen wordt dat ze wild 67. Uit onderzoek (Van der Grift, et al, 2019) attenderen op naderende voertuigen en daardoor af- naast geven zij aan dat een virtueel hekwerk ongeveer vergroot dat bestuurders reageren op de waarschu- schrikken om op dat moment over te steken. Wildspie- vijf Jaar meegaat, frequente inspectie en onderhoud wing. gels en reflectoren worden in Nederland en Europa zeer nodig heeft om het netwerk met paaltjes en sensoren Deze maatregel wordt in Nederland incidenteel toege- frequent toegepast. Er is zowel in Nederland als in het in goede staat te houden en dat er regelmatig sensoren past en in Europa frequent. In de provincie Overijssel buitenland onderzoek gedaan naar de effectiviteit van verdwijnen of worden vernield. is sinds 2011 op vier plekken bij provinciale wegen het deze maatregel, waaruit moet worden geconcludeerd signaleringssysteem ProWild ingezet, een dynamisch dat de maatregel niet of zeer beperkt effectief is Statische waarschuwingsborden wildwaarschuwingssysteem van Traffic2000 bv, ter In het plangebied zijn langs de meeste wegen wild- Waarschuwingsborden zijn erop gericht om bestuurders voorkoming van aanrijdingen met dieren. Het heeft spiegels of reflectoren geplaatst. te attenderen op de aanwezigheid van overstekend wild, een detectiesysteem dat wild detecteert als het op het zodat ze langzamer en alerter rijden. De maatregel punt staat over te steken. Dit detectiesysteem acti- Chemische afweerstoffen wordt zeer frequent toegepast maar over de effecti- veert verkeerssignaleringsborden die de bestuurders Het geurgordijn (chemische afweerstoffen) wordt be- viteit Is niets bekend. In de praktijk blijkt dat mensen gebieden langzamer te gaan rijden. De resultaten bij handeld in de recente verkenning van BIJ12 over maat- hun rijgedrag slechts zeer beperkt aanpassen. Alleen de N346 in Diepenheim en bij de N757 bij De Horte zijn regelen ter voorkoming van aanrijdingen.” Chemische in combinatie met snelheidscontroles kan een lagere veelbelovend. Na aanleg van de signaleringssystemen afweerstoffen worden aangebracht als geurgordijn met rijsnelheid worden bewerkstelligd. in de jaren 2011-2012 was het aantal aanrijdingen met de verwachting dat wild deze stoffen weerzinwekkend Waarschuwingsborden voor overstekend wild zijn breed reeën op deze twee plekken nog maar ongeveer een vindt en het gebied gaan mijden. Er is slechts zeer toegepast In het plangebied. Naast de bekende driehoe- kwart van het aantal in de jaren daarvoor. Op de andere geringe gedocumenteerde ervaring met chemische kige verkeersborden zijn grote waarschuwingsborden twee plekken nam het aantal aanrijdingen minder middelen en de resultaten zijn niet bemoedigend. geplaatst en langs de Zeeweg zijn ook matrixborden sterk af, maar hier waren al weinig aanrijdingen voor met waarschuwingen voor overstekend wild geplaatst. de aanleg van de systemen. Diepenheim en De Horte Virtueel hekwerk waren ‘black spots’, die door het signaleringssysteem Een virtueel hekwerk bestaat uit sensoren op (hecto- Dynamische waarschuwingsborden in combina- grotendeels zijn opgelost.” In het buitenland is er meterlpaaltjes die geactiveerd worden door koplampen, tie met een faunadetectiesysteem geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze en daarna een geluids- en lichtsignaal produceren. Dynamische waarschuwingsborden zijn erop gericht om maatregel. Praktijkdeskundigen verwachten dat deze De aanname is dat dit herten attendeert op naderend de bestuurder te attenderen op een bijzondere locatie, maatregel effectief is en geven verder aan: verkeer en dat ze daardoor niet oversteken. zoals een plek waar frequent dieren oversteken. Het bij- Deze maatregel wordt in Nederland en Europa inciden- zondere karakter van de borden (zoals knipperlichten of e __Faunadetectiesystemen kunnen populaties teel toegepast. In Nederland wordt het systeem op het een indicatie van de rijsnelheid) moet de kans vergroten fragmenteren omdat deze systemen vaak worden ogenblik op drie locaties getest. Over de effectiviteit is dat bestuurders hun rijgedrag (onder andere snelheid) toegepast met hekken. nog weinig bekend. Praktijkdeskundigen geven aan dat aanpassen. Bij koppeling aan een faunadetectiesysteem e _ Om een faunadetectiesysteem succesvol te laten een virtueel hekwerk eenvoudig is te plaatsen, maar zijn de waarschuwingsborden alleen actief als er een zijn, moeten verkeersdeelnemers bereid zijn hun nabij bebouwing voor geluidsoverlast kan zorgen. Daar- dier is gedetecteerd. De verwachting is dat dit de kans snelheid aan te passen. 68 Vander Grift e.a. 2019 70. Bron: provincie Overijssel 69. Vander Grift e.a. 2019 e _ Het is van groot belang dat een faunadetectiesys- frequent toegepast. Ooms (2010).”' stelt dat verlaging teem geen valse signalen geeft, omdat hiermee van de rijsnelheid van voertuigen een van de kansrijkste de kans toeneemt dat automobilisten de signale- maatregelen is om aanrijdingen met dieren te voorko- Door het verlagen van de populatiedichtheid direct rond ring gaan negeren. men en de ernst van dergelijke aanrijdingen te beper- de wegtrajecten waar veel dieren verkeersslachtoffer e _ Vanwege de relatief hoge kosten van faunadetec- ken. Onderzoeksgegevens worden echter niet gepresen- worden, is er minder kans op aanrijdingen. In beginsel tiesystemen Is maatschappelijke acceptatie van teerd. Verder is er geen onderzoek naar de effectiwiteit kan deze maatregel goed werken bij dieren met een belang. gedaan. Praktijkdeskundigen zien dit als een effectieve territoriaal systeem, zoals reeën”? Damherten hebben maatregel als daarbij handhaving en/of een aangepaste echter geen territorium. In de bufferzones van de leef- weginrichting wordt doorgevoerd. gebieden In de duinen worden wel gericht damherten Bermbeheer is erop gericht om het zicht van de be- Op delen van de Zeeweg [N200] is in de afgelopen plan- afgeschoten waarvan vermoed wordt dat ze zich buiten stuurders te verbeteren, zodat ze wilde dieren eerder periode de maximumsnelheid verlaagd van 80 naar 50 de leefgebieden zouden kunnen gaan begeven, met opmerken. km per uur. name mannelijke dieren. Deze maatregel wordt in Nederland incidenteel en In Europa frequent toegepast. Er is echter geen on- derzoek gedaan naar de effectiviteit. Bermbeheer is technisch vrij eenvoudig uit te voeren. Praktijk- deskundigen noemen deze maatregel vaak als een + optie maar geven ook aan dat de maatregel con- ep _ traproductief kan zijn omdat maaien ook leidt tot een ei Ur aantrekkelijke voedselbron (licht verteerbaar eiwitrijk en \ A , voedsel} en daardoor juist een aantrekkende werking os h Ne eN 2 kan hebben. Het structureel korthouden van het gras ‚JR hd 8 vb b 2 in de berm kan een negatief effect hebben op natuur- ir EEN en waarden (vlinders, insecten en andere kleine dieren) „5 h ak ef J en de belevingswaarde. E ee 5 AA £ 5 pe! > e Het verlagen van de rijsnelheid verruimt het blikveld Kes | NN Ad di: el ee Femi) van de bestuurder, waardoor de kans op het tijdig zien …r rf 4% ES Á IJ er É een od es van wilde dieren groter wordt en de stopafstand af- b, Mes > Pe k Áe as r ze : neemt, zodat er meer tijd is om de dieren te ontwijken. x 5 B Pe \ Ë EEn ze et Î Deze maatregel wordt in Nederland en Europa zeer DRE) PEET OD 5 zj, en EE D, et A , „ nd zelf md mn hd 5 Nen hl „ 71. Uitonderzoek (Van der Grift, et al, 2019) 72. Vander Grift e.a. 2019 8.3 ALTERNATIEVE MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN BELANGEN LANDBOUWSCHADE EN OVERLAST Alternatieve maatregelen voor het voorkomen van landbouwschade en overlast zijn er wel, maar ze zijn hooguit een korte periode effectief en daarmee geen serieus alternatief. De Handreiking Faunaschade en de Faunaschade Wel wordt op kleine schaal, namelijk in de bebouwde kom damherten die in de loop van de nacht de bebouwde kom preventiekit van het BIJ12-Faunazaken gaat uitput- van Zandvoort, ‘verjaging’ toegepast. Enkele inwoners van zijn ingelopen weer terug naar het leefgebied. De dam- tend in op middelen om landbouwschade te ver- Zandvoort drijven op vrijwillige basis in de vroege ochtend herten komen echter bijna ledere nacht weer terug. minderen. Denk aan vlaggen, flitslampen, knalap- paraten, elektronische geluidsgolven, geurgordijn, ‚ aanbieden van alternatief voedsel, boommanchetten Ed D jn e et E en hekken. De conclusie voor alle middelen is dat ze Ö K ER Aer A eN + Ae maar voor een korte periode effectief zijn, als ze al Tik EN N SP, Nen RAE Re effectief zijn. ”* Hekken vormen een gunstige uitzon- 5 „2 Ër Ke 3 Es | kj “ke LE dering, maar zijn relatief duur, kunnen de bedrijfs- 5 EA À EE 1 voering hinderen en zijn vanuit landschappelijk en ecologisch standpunt minder gewenst. Vanwege de kosten en andere nadelen kan het plaatsen van pf hekken niet altijd in redelijkheid worden gevraagd. | Het geurgordijn (chemische afweerstoffen) zoals " beschreven In paragraaf 8.2 is ook een alternatieve ( zi maatregel. Om overlast en schade aan eigendom- men te voorkomen zouden in beginsel dezelfde 4 maatregelen van toepassing kunnen zijn zoals hier- \ boven beschreven voor landbouwschade. Toepassing | 4 : ET; f daarvan stuit evenwel op dezelfde bezwaren, zeker F pn & hire, ate ng ne : ien in tuinen. f p à A ian ln aar Ee 73. Groot Bruinderink e.a. 2007 NR: VRORSEs: Aggenbach, C.J.S., Clevers, S. & Krajenbrink, H. (2020). Evaluatie van effecten begrazing Externe begeleidingscommissie beheer Oostvaardersplassen. (2018). Advies Beheer van damherten op duingraslanden in de Luchterduinen (KWR 2020.024). KWR Water Oostvaardersplassen. Kaders voor provinciaal Beleid Provincie Flevoland. R h Institute, Ni in. esearcn sure, MEUWegem Faunabeheereenheid Zeeland. (2019). Aanvulling faunabeheerplan Zeeland 2015-2019: Ahrens M., Dobias, K., Gleich, E., Hofmann, G. & Jenssen, M. (2002). Wildökologische Le- damherten Haringvreter. b b t in Brandenburg — wieviel Wild verträgt der Wald? Beiträ ensraum ewer Ung in Hrancendurg — wewle” Md verlag! dT Wa enrage Zur Focardi, S., Aragno, P., Montanaro, P., & Riga, F. (2006). Inter-specific competition from Jagd- und Wildforschung 27: 219-231. . . . fallow deer Dama dama reduces habitat quality for the Italian roe deer Capreo- Aldershof, S. (2014). Effect van damhertbegrazing op nectar- en waardplanten in de Amster- lus capreolus italicus. Ecography, 29(3), 407-417. d Waterleidingduinen. H hool Vilent Dronten & Wat t, Amsterdam. amse Natertermgoumen. Togescnoor Wentum, STOnen & Maerner, AMSterdan Franklin, LR., Soulé, M.E., & Wilcox, B.A. (1980). Conservation biology: an evolutionary- Bekker, D.L. & Hollander H. (2015). Effecten van damherten op andere zoogdiersoorten in ecological perspective. Sunderland, MA: Sinauer Associates, de Amsterd Waterleidingdui R t 2015.08). B de Zoogdi - ee ee Neen aterleidingduinen (Rappor }, Bureau van de Zoogdierver Glutz von Blotzheim, U. N., Bauer, K. M., & Bezzel, E. (1977). Handbuch der Vögel gmg, Tjmegen. Mitteleuropas. Band 7. Charadriiformes (2. Teil). Akademische Verlagsgesell- Boesveld, A. & Gmelig Meyling, A. (2018). Nauwe korfslak. Impressie effecten van begra- schaft, Wiesbaden. ing. Stichting A ‚B kom. Verk https: . org/pro- . . natu 000 Vote beenie enregen van s://www.anemoon.org/pro Gool, C.R. van (red). (2016). Faunabeheerplan damherten in het Noord- en Zuid-Hol- q q . . . landse duingebied 2016-2020. Faunabeheereenheid Noord-Holland en Fauna- Breukelen, L. van & Schoon, R. (2003). Beëindiging van de beheersjacht op reeën in de beheereenheid Zuid-Holland. Amsterd Waterleidingduinen: Effect d latie, G tewaterleidin- meierdamse Warereramgaumen: SHEcen op de popuratte. emeemewarernerdmn Grift, E.A. van der, van Bommel, F.PJ., Lammertsma, D.R. & Ottburg, F.G.W.A. (2019). gen Amsterdam, Amsterdam. es: De effectiviteit van maatregelen voor het reduceren van aanrijdingen met ree- Brink, B.D.B. van den & Dekker, J.J.A. (2019). Damherten in Fryslân, verkenning en blik op en. Een verkenning en advies voor een veldproef (Rapport 2936). Wageningen de toekomst (20190105D). Boerema & van den Brink b.v., Houwerzijl. Environmental Research, Wageningen. Casaer J., Adriaens, T. & Huysentruyt, F. (2015). Advies over de verspreiding en de impact Grift, E. van der, Seiler, A, Rosell, C., & Simeonova, V.S. (2017). Safe roads for wildlife van het damhert ín Vlaanderen. Instituut Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. and people. SAFEROAD Final Report. CEDR Transnational Road Research Pro- Dekker, J.J.A. (2016). Pilot Effectiviteit van Tupoleum tegen vraatschade door ree in groot- gramme Call 2013: Roads and Wildlife. CEDR, Brussels. fruitteelt (2016.01). Jasja Dekker Dierecologie, Arnhem. Groot Bruinderink, G.W.T.A. (2016). Damhert Dama dama. In: S. Broekhuizen, Delforterie, W. (2015). Bosbeheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen 2016 — 2027 K. Spoelstra, JB.M. Thissen, KJ. Canters & J.C. Buys (red). Atlas van de . Nederlandse zoogdieren. Natuur van Nederland 12: 293-295. Naturalis Bio- (15.30.10911). Bosgroep Midden-Nederland, Ede. . . . diversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden, Duncan, P., Tixier, H., Hofmann, R.R, & Lechner-Doll, M. (1998). Feeding strategies and the Leiden. physiology of digestion in roe deer. In R. Andersen, P. Duncan, J.D.C. Linnell (red). Groot Bruinderink, G.W.T.A., & Lammertsma, D.R. (2001). Hoefdieren in de Manteling The European roe deer: the biology of success. Scandinavian University Press, Oslo. van Walcheren (Alterra-rapport; No. 390). Alterra, Wageningen. Groot Bruinderink, G.W.T.A., Lammertsma, D.R., Goedhart, PW., Buist, W.G., Wegman, Kuiper, M.W. & Wieren, S. van. (2010). Contraceptie als methode in het beheer van hoef- R.M.A., & Spek, G.J. (2010). Factoren bij aanrijdingen met wilde hoefdieren op de dierpopulaties. Resource Ecology Group, Wageningen Universiteit, Wageningen. Veluwe (Alterra-rapport; No. 2026). Alterra, Wageningen. Lammertsma, D.R. & Jansman, H.A.H. (2016). Quickscan Contraceptie Hoefdieren. Groot Bruinderink, G.W.T.A., Lammertsma, D.R., & Kuiters, A.T. (2013). Hoeveel damherten Alterra-notitie, Wageningen. en reet anndn Aven mn Amsteramse Waterlefdingduinen op basis van het Langbein, J. & Putman, R. (1992). Reproductive success of female fallow deer in relation ) ’ ag gen. to age and condition. In The biology of deer (pp. 293-299). Springer, New York, NY. Groot Bruinderink, GW.TA, Lammertsma, DR. & Prins, HALT. (2007). Damherten in de Linthorst, J. (2019). fs anticonceptie bij wilde edelherten een nieuwe beheervorm? Amsterdamse waterleidingduinen; effecten van beleid. (Alterra-rapport; No. 1553). . Het Edelhert (54): 6-9. Alterra, Wageningen. Groot Bruinderink, G.W.T.A. & R. Schoon. (2020). Evaluatie Faunabeheerplan Damhert ens Bjrd Pelzers, E. (1988). Het damhert Cervus dama in Nederland. Lutra, 31: Noord-Holland & Zuid-Holland, Periode 2014-2019. Faunabeheereenheid Noord- 7 ' Holland, Haarlem. Mourik, J. (2015). Bloemplanten en dagvlinders in de verdrukking door toename van Groot Bruinderink, G.W.T.A, Spek, G. J., van Schooten, P. C. H., Wamelink, G. W. W., & vaneen In de Amsterdamse Waterleidingduinen. De Levende Natuur, 116 (4): Lammertsma, D. R. (2004). Damherten en verkeersveiligheid rond de Amsterdamse ' Waterleidingduinen. Evaluatie van de telmethoden en adviezen voor toekomstig Mourik, J. (2017). Damherten en de flora van de Amsterdamse Waterleidingduinen. beheer (Alterra-rapport; No. 1070). Alterra, Wageningen. Tussen Duin & Dijk, 2017 (3): 4-7. Haperen, A.M.M. van, Kooijman, A.M., Kuiters, A.T., Nijssen, M., Roon, J.A. van, Schotsman, Newson, S. E., Johnston, A., Renwick, A. R., Baillie, S. R. & Fuller, R. J. (2012). Modelling N. & Slings, Q.L. (2013). Damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Hun large-scale relationships between changes in woodland deer and bird populations. invloed op het duinlandschap en de kwaliteit van enkele habitats. Advies-OBN-03- Journal of Applied Ecology, 49 (1), 278-286. DK, Directie Kennis en Innovatie, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag. Noordijk, J. & A. van Loon 2015. Mieren in de Amsterdamse Waterleidingduinen voor en na Harris, S., Morris, P., Wray, S. & Yalden, D. (1995). A review of British mammals: population de enorme groei van de damhertpopulatie. EIS Kenniscentrum insecten, Leiden. estimates and conservation status of British. Mammals other than cetaceans. Noordzij, N. & Spek, V. van der. (2016). Hebben damherten invloed op de nachtegalen- Hofmann, R.R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of stand? Vergelijkend onderzoek in de Waterleidingduinen. De Fitis, 52(4): 8-13. ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia, 78(4), 443-457. Odé, B. & Beringen, R. (2015). Invloed van Damherten op de flora van de Amsterdamse Holt, C.A., Fuller, RJ. & Dolman, P.M. (2010). Experimental evidence that deer browsing Waterleidingduinen (FLORON Rapport FL2015.033). FLORON, Nijmegen. reduces habitat suitability for breeding Common Nightingales Luscinia megarhyn- chos. Ibis, 152(2), 335-346. Ooms, J.W. (2010). Witdongevallen: Preventieve maatregelen en hun toepassingsgebied. Studentenrapport. NOVI Verkeersacademie, Utrecht. Kjellander, P., Hewison, A.J.M., Liberg, O., Angibault, J.M, Bideau, E. & Cargnelutti, B. (2004). Experimental evidence for density-dependence of home-range size in roe Oosterbaan, B.W.J., Langbroek, M. & Sikkes, Rl. (2019a). Florakartering Amsterdamse deer (Capreolus capreolus L.): a comparison of two long-term studies. Oecologia, Waterleidingduinen, Boogkanaal en De Blink 2016-2018. Kartering van SNL-soorten, 139 (3), 478-485. Rode Lijstsoorten en typische habitatsoorten. Van der Goes en Groot 2018-10, . _ ‚ Kwintsheul/ Alkmaar. Kooijman, A., Bakker, C. & Nijssen, M. (2018). Natuurkwaliteit en PAS-herstelopgave in relatie tot reeds genomen maatregelen en de damhertenpopulatie in de Amsterdamse Oosterbaan, B.W.J., Mourik, J. & Sikkes, Rl. 2019b. Vegetatiekartering Amsterdamse Waterleidingduinen (Kennemerland-Zuid}. Advies OBN Deskundigenteam Duin-en Waterleidingduinen, Boogkanaal en De Blink 2016-2018 (G&G-rapport 2018-78). Kustlandschap. Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren, Driebergen. Kwintsheul, Alkmaar. Oosterbaan, B‚W.J. & Mourik, J. (2020). Invloed van Damherten op de vegetatie in de AWD. Wallis de Vries, M.F. (2015). Meer damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen: Een analyse van de flora- en vegetatiegegevens tussen 1997 en 2017 (G&G-rapport minder vlinders (Rapport VS2015.012). De Vlinderstichting, Wageningen. 2020-06). Kwintsheul, Alkmaar. Wallis de Vries, M.F. (2017). Effecten van damherten op bloemen en vlinders in de Provincie Noord-Holland. (2017). Natura 2000-beheerplan Kennemerland-Zuid 2018-2024, Amsterdamse Waterleidingduinen (Rapport Vlinderstichting VS2017.008). Putman, RJ, Langbein, J. & Staines, B.W. (2003). Deer and Road Traffic Accidents; A Review De Vlinderstichting, Wageningen, of Mitigation Measures: Costs and Cost-Effectiveness. Report to the Deer Commis- Wallis de Vries, M.F. (2020). Update van trends voor dagvlinders in de Amsterdamse sion for Scotland. Waterleidingduinen: 2016-2019 (Rapport VS2019.045). De Vlinderstichting, Reussien, B. (2013). Effect van damhertbegrazing op nectar en waardplanten in de Amster- Wageningen. damse Waterleidingduinen. Waternet, Vogelenzang. Winkelman, J. (2012). Damherten in de duinen: een controverse? Natuurlijke ontwik- Santilli, F., Mori, L. & Galardi, L. (2004). Evaluation of three repellents for the prevention keling versus veiligheid, schade en overlast. Zoogdier, 23 (2), 4-7. of damage to olive seedlings by deer. European Journal of Wildlife Research, 50(2), 85-89. Seiler, A. (2004). Trends and spatial patterns in ungulate-vehicle collisions in Sweden. Wildlife Biology, 10(1), 301-313. Siefke, A. & Stubbe, C‚ (2008). Das Damwild. Neumann-Neudamm, Melsungen. Smit, R., Bokdam, J. & Wallis de Vries, M.F. (1998). Grote herbivoren en vegetatie in het NP De Hoge Veluwe. Effecten van rasterverwijdering. Departement Omgevings wetenschappen, Landbouw Universiteit Wageningen. Smit, J. (2015). Effect van damherten op bestuivers in de Amsterdamse Waterleiding- duinen. EIS, Leiden. Spek, V. van der & Voet, A. van der. (2018). Geen herten? Fitte orchideeën! Natuuronder- zoek. Natuurberichten uit de Amsterdamse Waterleidingduinen, 28(2): 3-4. Stout, LA.E., Heesterbeek, J.A.P., Meijboom, F.L.B., Arndt, SS, Gröne, A, Freriks, A.A. & Mouissie, A.M. (2020). Literatuuronderzoek anticonceptie. Universiteit Utrecht, Utrecht. Veckermann, E., & Hansen, P. (2002). Das Damwild: Biologie, Hege und Jagd. Franckh-Kosmos-Verlag. Vincent, J. P., Bideau, E., Cibien, C., & Quéré, J. P. (1988). Verkehrsopfer beim Rehwild (Capreolus capreolus). Zeitschrift für Jagdwissenschaft, 34 (1), 63-68. Vries, M. de. (2015). Road kills of roe deer (Capreolus capreolus) in the Netherlands: assessment of impacts and mitigation measures. MSc Thesis. Copernicus Institute of Sustainable Development, Utrecht University, Utrecht. BIJLAGEN Bij de Wet natuurbescherming hoort: kunnen afwijkingen van dit verbod toestaan (artikel Vrijstelling voor vangen van een ziek of gewond dier 3.34 lid 3 Wnb). Hier zijn verder geen voorwaarden voor vervoer met een dierenambulance e _ Eén Algemene Maatregel van Bestuur: het Besluit aan gesteld. In artikel 3.22a Rnb is aan een ieder vrijstelling verleend natuurbescherming (Bnb) en van het verbod op opzettelijk vangen of doden voor het op- e __ Eén ministeriële regeling: de Regeling natuur Verbod onder zich hebben en verhandelen en vrij- zettelijk vangen van een ziek of gewond dier, met het oog bescherming stelling van dit verbod op het vervoeren van het dier met een dierenambulance: In de wet is geen algemeen handels- en vervoers- e Indien het dier binnen twaalf uur wordt overgedragen In de Wet natuurbescherming staan drie verschillende verbod opgenomen voor het damhert. In artikel 3.25 aan personen of instanties die krachtens de Wnb en beschermingsregimes: van het Bnb is wel lop basis van art. 3.38 Wnb) een de Wet dieren gerechtigd zijn uit het wild afkomstige verbod opgenomen om (onder andere) damherten dieren onder zich te hebben en te verzorgen, en e Een beschermingsregime voor vogels van de Vo- onder zich te hebben of te verhandelen. In artikel e Indien het een zieke of gewonde ree, edelhert, dam- gelrichtlijn (8 3.1), 3.22 van de Regeling natuurbescherming (Rnb] is hert of wild zwijn betreft, vóór het vervoer melding e Een beschermingsregime voor soorten genoemd een vrijstelling opgenomen van dit verbod voor het is gemaakt bij de meldkamer van de politie van het in bepaalde bijlagen van de Habitatrichtlijn, het onder zich hebben of verhandelen van een dood aantal, de vindplaats en de soort zieke of gewonde verdrag van Bern en het verdrag van Bonn [8 3.2), dier en het onder zich hebben van een levend dier: dieren en het vervoer geschiedt door een door de e Een beschermingsregime voor andere soorten (8 politie aangewezen vervoerder. 3.3), genoemd in artikel 3.10 Wnb bijlage A, waaron- e Indien het dier aantoonbaar Is verkregen In der het damhert. De bescherming van deze soorten Nederland op basis van vrijstelling, ontheffing Verbod op bijvoeren vloeit niet voort uit Europese verplichtingen en is op opdracht overeenkomstig de Wnb of buiten Het is verboden onder andere damherten bij te voeren minder strikt dan de andere twee regimes. Nederland overeenkomstig de aldaar geldende lart. 3.32 lid 1 Wnb). Gedeputeerde Staten kunnen ont- wetgeving; heffing verlenen van dit verbod indien sprake Is van: Uitzetverbod . Indien het een dood dier betreft, aantoon- In 3.34 lid 1 Wnb is bepaald dat (onder andere) dam- baar in het wild is gestorven buiten schuld of e _ Bijzondere weersomstandigheden of herten niet mogen worden uitgezet. Provinciale Staten medeweten van degene die zich het dier heeft e Een tijdelijk natuurlijk voedseltekort en het welzijn (vrijstelling) en Gedeputeerde Staten (ontheffing) toegeëigend. van de dieren in het geding is (art. 3.32 lid 2 Wnb). Verbod op vangen of doden door middel van e __ Het is verboden om het geweer te gebruiken binnen de drijven bebouwde kom of in de onmiddellijk aan de bebouwde Het is verboden om bij de uitvoering van een vrijstel- kom grenzende terreinen (3.16 lid 1 onder b). ng, ontheffing of opdracht onder andere damherten e _ Het is verboden om het geweer te gebruiken binnen de te vangen of te doden door middel van drijven (art. afpalingskring van een eendenkooi (3.16 lid 1 onder c]. 3.33 lid 1 Wnb). Van dit verbod kan voor damherten e Het is verboden om het geweer te gebruiken vanaf of geen ontheffing of vrijstelling worden verleend. vanuit een rijdend motorrijtuig dan wel een ander voer- tuig, of vanuit een luchtvaartuig (3.16 lid 1 onder den e). Wettelijke regels rond het geweer e Een geweer is niet voorzien van een geluiddemper, een In artikel 3.26 Wnb zijn regels gesteld aan het ge- kunstmatige lichtbron, een voorziening om de prooi te bruik van het geweer. Er is onder andere geregeld verlichten, een vizier met beeldomzetter, een elektroni- dat het geweer niet mag worden gebruikt op gron- sche beeldversterker of enig ander instrument om in de den, niet zijnde een jachtveld dat voldoet aan bij of nacht te schieten (3.13 lid 4). krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels (lid 1 onder b; de jachtveldregels staan in 3.12 Bnb). Op basis van lid 2 zijn in het Bnb nadere regels gesteld inzake het gebruik van het geweer. Van deze regels en van de jachtveldvereisten kan worden afgeweken bij vrijstelling of ontheffing (artikel 3.26 lid 3 Wnb). De nadere regels in het Bnb betreffende het gebruik van het geweer omvatten onder andere: e __ Voor damherten kunnen uitsluitend de volgende geweren en munitie worden gebruikt: geweren met ten minste één getrokken loop en kogel- patronen van een kaliber van ten minste 6,5 mm voor getrokken loop waarvan de trefenergie ten minste 2200 Joule op 100 m afstand van de loop- mond bedraagt (art. 3.15 lid 1 onder b). e __ Het is verboden om het geweer te gebruiken voor zonsopgang en na zonsondergang (3.16 lid 1 onder a). Eisen uit de Omgevingsverordeningen VERORDENING FAUNABEHEER NOORD-HOLLAND OMGEVINGSVERORDENING ZUID-HOLLAND Oppervlakte Artikel 3.2 Tenminste 5000 ha Geldigheidsduur | Artikel 3.3 Ten hoogste zes jaren Artikel 6.7 Ten hoogste zes jaren Begrenzing Algemene eisen | Artikel 3.4.1 lid 1 Artikel 6.3 lid 1-3, 6-9 aan een FBP de omvang en een kaart van het werkingsgebied van het faunabeheerplan; 1. Een kaart waarop de begrenzing van het werkingsgebied van het faunabeheerplan is aangegeven. Artikel 3.4 lid 2, onder a-g 2. Een faunabeheerplan bevat de voorwaarden waaronder het mogelijk is gebruik te maken van a. er is sprake van een heldere en logische opbouw van het plan; de aan de faunabeheereenheid verleende ontheffing. b. resultaten, gevolgtrekkingen en conclusies zijn logisch, herleidbaar en op wetenschappelijk 3. Een faunabeheerplan beschrijft de voorwaarden voor het verlenen of intrekken van de toe- verantwoorde en kritische wijze tot stand gekomen; stemming als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de wet. c. er is sprake van een ter zaken doende lijn van argumentatie, heldere en logische relaties worden gelegd en conclusies en 6. Een faunabeheerplan beschrijft op welke wijze rekening wordt gehouden met de Natura resultaten worden in een breder kader geplaatst; 2000-gebieden. d. in het plan gebruikte gegevens zijn gevalideerd en op kloppende en congruente wijze overgenomen uit de gebruikte bronnen; 7. Bij het opstellen van een faunabeheerplan wordt een vertegenwoordiger vanuit de weten- e. gebruikte telgegevens van voorgaande jaren zijn gebaseerd op een gevalideerde telmethode en zijn schappen betrokken. gecontroleerd door de verschillende partijen in het bestuur van een faunabeheereenheid, in samenspraak met de recht- 8. Een faunabeheerplan bevat op basis van gevalideerde gegevens en de daaruit voortvloei- streeks aan het bestuur adviserende partijen als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid; ende inzichten, een onderbouwing waaruit blijkt dat de gunstige staat van instandhouding f. relevante wetenschappelijke literatuur is gebruikt om conclusies te ondersteunen; niet significant negatief wordt beïnvloed door de uitvoering van het faunabeheerplan. g. bronvermeldingen en referenties zijn conform wetenschappelijke richtlijnen op heldere en gestructureerde wijze vermeld 9. Een faunabeheerplan beschrijft op welke wijze invulling is gegeven aan de escala- en een literatuurlijst is aanwezig. tieladder [….] Extra eisen aan | Artikel 3.4.2 onder a-m Artikel 6.4 onder a-g een FBP a. een beschrijving van de wijze waarop de planmatigheid en de coördinatie van de uitvoering van het duurzaam beheer van a. een beschrijving van het planmatige, gecoördineerde en duurzame beheer dat zal in geval van populaties is gewaarborgd; worden uitgevoerd; populatiebeheer | p, kwantitatieve gegevens over de populatie [….] b. kwantitatieve gegevens over de aanwezigheid van de populatie in het betrokken gebied c. een onderbouwing van de noodzaak van een duurzaam beheer [….], waaronder een onderbouwing van de schade aan de gedurende het jaar; belangen als bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening; c. een onderbouwing van de noodzaak van een duurzaam beheer, waaronder een onder- d. een beschrijving van de mate waarin de in onderdeel c bedoelde belangen in de 6 jaren voorafgaand aan het ter goed- bouwing van de schade aan de belangen als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de keuring indienen van het faunabeheerplan zijn geschaad; wet in de periode voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheer e. de gewenste stand [...]; plan; f. L..leen beschrijving van de handelingen die in de 6 jaren voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het fauna- beheerplan zi Ke om Tel etat an van de in zet bode le bedoelde Ee te en alanmeds voor ad d. de gewenste stand, inclusief de onderbouwing waarom deze stand gewenst is; daarover redelijkerwijs kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen; . . . ‚ ‚ e. per gebied een beschrijving van de handelingen die in de periode voorafgaand aan het g. [leen beschrijving van de aard, omvang en noodzaak van de handelingen die zullen worden verricht om de gewenste " . . stand, bedoeld in onderdeel e, te bereiken; ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan zijn verricht om schade aan de in en . " . . onder c bedoelde belangen te voorkomen, en voorzover die kwantitatieve gegevens h. voor zover daarover kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een onderbouwde inschatting van de verwachte effectivi- _ _ nn teit van de in onderdeel g bedoelde handelingen; redelijkerwijs kunnen worden verkregen, een beschrijving van de effectiviteit van die i. een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit van de voorgenomen handelingen zal worden bepaald; handelingen; ‚ ‚ ‚ j- een beschrijving van de plaatsen in het werkgebied van de faunabeheereenheid waar en de perioden in het jaar waarin Ee Ke ede NSR de in onderdeel g bedoelde handelingen zullen plaatsvinden; die zullen worden verricht om de gewenste stand, bedoeld in onder d, te bereiken; k. [leen beschrijving van het voedselaanbod, de relatie tussen dit voedselaanbod en de grootte van de populatie […] g. Leen beschrijving van het natuurlijke voedselaanbod, de relatie tussen dit voed- alsmede de mogelijkheden van uitwisseling met aangrenzende terreinen; selaanbod en de grootte van de populatie, en de mogelijkheden van uitwisseling met Lì bepalingen over de voorwaarden waaronder het mogelijk is om gebruik te maken van een aan de faunabeheereenheid aangrenzende terreinen. verleende ontheffing op gronden van jachthouders die niet bij de faunabeheereenheid zijn aangesloten, mits die gronden binnen het werkgebied van de faunabeheereenheid vallen en voor zover die gronden plaatsen als bedoeld in onderdeel k omvatten waar planmatig beheer noodzakelijk is; m. per beheermaatregel een aanduiding welk wettelijk belang, als bedoeld in artikel 3.3, vierde lid en 3.8, vijfde lid van de wet, deze activiteit dient, waarbij wordt aangegeven of sprake is van het behartigen van een publiek dan wel privaat doel en welke organisaties hierbij belanghebbend zijn. |_NOORD HOLLAND | ZUIDHOLLAND | PROVINCIE ONBEKEND Toa en getiea leefgebied bufferzone en nulstandgebies) SEIZOEN POPULATIEBEHEER BINNEN LEEFGEBIED Populatiebeheer in het leefgebied is berekend per ane E 7 E ET 16/17 1628 150 146 1924 jaar weergegeven. 17/18 1692 45 49 1786 18/19 1977 105 71 | 2153 19/20 2019 252 | 2271 AVVN BUFFERZONE (JAARROND] 2016 76 1 77 2017 108 68 176 2018 135 bb 179 2019 137 32 169 2020 63 25 88 JAAR NULSTANDGEBIED (JAARROND) 2016 96 195 251 2017 99 115 | 214 2018 83 133 | 216 2019 87 103 190 2020 27 27 54 JAAR AFSCHOT LOCATIEGEGEVENS ONBEKEND 2016 12 146 158 2017 | 1 49 | 50 2018 71 71 FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 Regels voor het verlenen van toestemming voor beheer damhert binnen het plangebied van het Faunabeheerplan Damhert in de duingebieden van Noord- en Zuid-Holland 2020-2026 ALGEMENE REGELS 1 Toestemming voor beheer van FBE aan WBE c. De uitvoerders houden zich aan de voorschriften van de ontheffing en aan de a. De WBE ontvangt van de FBE waaronder de WBE valt, toestemming voor het regels van de WBE en registreren hun afschot binnen 48 uur via het registratie- damhertenbeheer. Voorwaarde voor de toestemming Is in leder geval dat de uit- systeem waarbij de locatie van het afschot zo exact mogelijk wordt weergegeven. voerders van de WBE's en de WBE's aan hun rapportageverplichtingen (afschot-, d. De WBE of de FBE kunnen de toestemming aan een uitvoerder intrekken als valwild- en telgegevens) La.v. het damhertenbeheer hebben voldaan. blijkt dat de uitvoerder niet meer] voldoet aan de eisen die zijn gesteld in deze 2 Toestemming voor beheer van WBE aan uitvoerders paragraaf. a. De WBE geeft toestemming voor uitvoering aan bij de WBE aangesloten jachtak- 4 Toestemming en rapportage via het registratiesysteem tehouders met een jachtakte waaronder ook jachtaktehouders die voor de in het a. De FBE geeft toestemming aan de WBE via het registratiesysteem. WBE-werkgebied werkzame terreinbeherende organisaties het beheer uitvoeren. b. De WBE geeft, ook via het registratiesysteem, toestemming aan de uitvoerders. b. De WBE kan regels stellen bij de toestemming. Deze regels moeten zijn afge- c. De uitvoerders ontvangen via het registratiesysteem een toestemmingsformulier. stemd met de FBE waaronder de WBE valt. De uitvoerder moet dit formulier — digitaal of op papier - kunnen tonen In het veld. 3 Eisen aan uitvoerders d. De WBE's vallend onder het werkgebied van de FBE Zuid-Holland controleren de a. De uitvoerders zijn id van de WBE en hebben een account in het registratiesysteem ”* rapportages en sluiten de rapportages leder kwartaal af. b. De uitvoerders hebben aantoonbare ervaring met het beheer van grofwild en/of e, De WBE's vallend onder het werkgebied van de FBE Noord-Holland controleren hebben met goed gevolg een cursus reewild- en/of grofwildbeheer afgerond. de afschotgegevens voor de aangegeven sluitingsdatum van registreren. 74. WBE's die vallen onder het werkgebied van de FBE Zuid-Holland registreren in Dora en WBE's die vallen onder het werkgebied van de FBE Noord-Holland registreren in FRS, Dit faunabeheerplan is tot stand gekomen met betrokkenheid van een begelei- dingscommissie, bestaande uit vertegenwoordigers van een aantal organisaties. De begeleidingscommissie bestond uit de volgende organisaties en personen: e _ K.van den Berg, Staatsbosbeheer Noord-Holland . B. Bieze, FBE Zuid-Holland . L. van Breukelen, FBE Noord-Holland e __R. Dijkstra, Natuurmonumenten e __T., Fransen, Staatsbosbeheer Zuid-Holland & Zuid-Hollands Landschap e __ J.de Hoog, WBE Duin- en Bollenstreek en Valwildteam Zuid-Hollandse deel . P. Lammers, Politie, Valwildteam Noord-Holland . H. Lucas, Dunea . K. Maasbach, BIJ12-Faunazaken e __P. de Nobel, PWN e J.van Mourik, WBE-werkgebied NPZK-Waternet . M. Veer, Waternet e __L. Sibbing, WBE Zuid-Kennemerland e __H. Wurpel, Stichting Faunabeheer Zuid-Kennemertand @ Een Faunabeheereenheid is een samenwerkingsverband van in ieder geval de jachthouders uit haar werkgebied en maatschappelijke organisaties die het doel van een duurzaam en planmatig beheer van in het wild levende dieren onderschrijven. FBE NOORD-HOLLAND Waternet (gemeente Amsterdam), Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland, De Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland is opgericht in 2002 en is dé orga- Stichting Goois Natuurreservaat, nisatie voor het planmatig beheer van beschermde inheemse diersoorten en het be- e Hollands Particulier Grondbezit, perken van schade door in het wild levende dieren in de provincie. Zij speelt daarbij e __ Agrarische Collectieven Noord-Holland. een ondersteunende en coördinerende rol. De Faunabeheereenheid is géén uitvoe- Het bestuur heeft verder een adviseur vanuit De Faunabescherming. ringsorganisatie of verlengstuk van de provincie. Zij bepaalt zelf haar prioriteiten en geeft richting aan de invulling van het planmatige faunabeheer, binnen de juridische en beleidsmatige kaders van provincie en Rijk.” FBE ZUID-HOLLAND Het bestuur van de FBE Zuid-Holland bestaat naast de onafhankelijke voorzitter uit Het bestuur van de FBE Noord-Holland bestaat naast de onafhankelijke voorzitter vijf personen uit de volgende geledingen: en secretaris uit zes personen uit de volgende geledingen: e __Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Zuid-Holland, e Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Noord-Holland, e _ Jagersvereniging en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbezit, e Jagersvereniging, de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer en e __ Natuurmonumenten en Zuid-Hollands Landschap, de Wildbeheereenheden, . Federatie Particulier Grondbezit, e Staatsbosbeheer, e __Dierenbescherming en de Vereniging Boerennatuur Zuid-Holland. e Stichting Landschap Noord-Holland, Vereniging Natuurmonumenten, Daarnaast is Staatsbosbeheer agendalid. 75. Zie Strategisch Meerjarenprogamma 2017-2021 van de FBE Noord-Holland. Ei ER Ts = Ee Ere Ki  PLE rd 00 y sf Sg DL IP tr ZE AAE LN RT ES ij Ë Er eed, ï 1 ms lp ir ri dl | Á Á SPD rd Pd sf A) brt er: hr ISL td de JAN en il AF AE 4 an PI il Gn Pa Ne Oek fl deo Th Keo EE PAN) Vv ze rf Fy £ ZE t gf $ ed Ge df 2 J 8 2d 4 / ri SAE 8 WTA EL Fin Td en ï d NEN Ds Ee er ER ls, Legenda Bie JE BP j Ee) 0 Tl DE Bld en [LJ Prangebied ER Pe EE ei a Is f 5 rn ej } : F5 E dr # Ë zj ” d Á- en É Lj] Leefgebieden Ma en FI Dd FS tn En niemerland 4 NE ek tj eel Bufferzones id Es : IO E Ek E TR He r--- PET nn DAA NE À EA hi 'Provinciegrenzen —_—_— sr MA PRE > md } } > bai 4 B Er} 2 et Pek nm Ecoducten Ve Ee EE Id Es jd e | ELLE, 4 FZ ge Ear we, a Sed Pi def df Fe. en î de ne ï | , PT TEAB EEn Pm 5 Ef a ef El ese ze „ É Sn A Be # : oe r # / Je ld — ij Ne DJ =d em Mn) Dis ee e J f f ET pe, _ Aj ain Ne —_ Men ej f EN Kut: CAE Be Joa De, Dl TA AN A MAT Ee Eire in pr 5 BE A °) 7 8 2 B, wb f : EK 0 Ar if Pis id á' we A ed, ee en EE deg ET jd BS Pf bert A On id NS A2 UE iN 57 de (8 aman „LL bi „ WA or „fe er 2 / eN R | en, / W EL oi 0 8 el GG) 6 8 5 £ Ean i Bs | € Ì DN raed Ee RN gtr We : Ä Se Zed OE ì Vr ZA ZEE / EN A en KE rf ee. je el g He ub aar det EE A l en PT eN h BE : # le 8 Lelystad kt 27 et id Lt Bentveld == 4 fi L RE fz 4 mn Ev 5 ï Mn ne n 7 | Fer ME KA \ 7 rec: je lk REST se re Pe get ZS NL An) E 5 | Pik pe WED Ps | AIT iS EAN Va ADE Vk ieden f de et bes DE Pes ” Ee mr ET kr ms FIGUUR 24: Deelkaart van het plangebied met daarin aangegeven delen / velero inen | Jie ei ee PEA Ne Ln ei f‚ df \ medi et Wiet ESTMEGEn Í van de leefgebieden NPZK en AWD-BN, bufferzones, nulstandgebieden df / Íd if N | \ ZE) ee tf LL | Ti ers r # k Ë. 1e aen ef Ae B TeK Es REE en de gerealiseerde ecoducten. Van boven naar beneden: Natuurbrug / EP Ze Í Al bie UE À me Al zo AD Zeepoort (2017) over de Zeeweg (N200), Natuurbrug Duinpoort (2018) over Ì HE / pe | Ji 2 IG ne Ee o/ de spoorlijn Haarlem — Zandvoort en Natuurbrug Zandpoort (2013) over de 8 nin eN nn EE Zandvoortselaan (N201) 0 0,5 1 2 Kilometers Datum opgeslagen: 7-7-2020 ° bifa FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 \ El Or T l | Ee he IJ muids rn Y En | Á _ _Nationaalgak/ JG Velserbre Ser Dee Zuid-Kennemeplanaf Gie And! | | v Ee he 8 a 7) Á | Ar ' ii RA / Legenda Po KEEN ne L IJ/ > / j } 8 L E ir N = si = Eil Plangebied f _ZÁndvoo RE #/ be, DAA) dahure! [_] Deelgebieden ne lell U di A, [_]teetgebieden Amsterdanfse /2/ kr rte J ]Butterzones di 4 af an emskede DÀ „een Rasters 4 / e % f Er 4 5 ii | Ll Provinciegrenzen id Pe Z Li? qe A5] AO: Sf of „Hoofddorp Ö / L ie Bes ee, Gie k e / 2 ade Je eo a % ‘ Te Zn ln p \ 4 fe) NK _} | 4 E P 4 XN „ AP EN N SZ «l | OE Aarf Nieuw:Venne a | | MN oerdwijkerhoat ) 5 $ | Z An je issf f\ le | LA BN A ( | / 0 / 2 k { S4| 8 7 p Br ed EP en, ENE Ee / ef L Ì Ee, lig Ì EN ed had Ee ge U SE ir Mellstigel en, 4 k Ü Es nd / j / i } 1 heee _N \ KT Ve - PA ik iden gf Ea 6 En Wk É z B ke se Í Ai k A kj if e BT Pl re =, 5 \ N r _ NEDERLAND Se Ek Vassenaar Vogfschoten 7 | ES ; Î Ie k A á zi | Ca, zo JM) \ el Esri Nederland, EDA et - \ SN Community Map EA DON x f 2e piu Ae a ir | ike pere FIGUUR 25: Kaart van het plangebied met daarin aangegeven de leef- Ent Voorburg af ms k Î A Ee ia } Bode vel gebieden, bufferzones, nulstandgebieden en aangebrachte damhert- —— zen Re En 0 3,5 7 14 Kilometers Datum opgeslagen: kerende rasters (hekken). Tet FAUNABEHEERPLAN DAMHERTEN DUINGEBIEDEN NOORD- EN ZUID-HOLLAND 2020 - 2026 89 | en Fauvnabeheereenheid NOORD-HOLLAND MA Zuid-Holland
Onderzoeksrapport
90
train
> Gemeente Amsterdam > Motie Datum raadsvergadering 25 januari 2023 Ingekomen onder nummer 028 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Van der Veen, Abdi, Wehkamp, Bloemberg-Issa, Khan, Ahmadi, Broersen, Alberts inzake de Jeugdzorg Onderwerp Voor een betere Jeugdzorg Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Jeugdzorg, Constaterende dat: - De jeugdzorg te maken heeft met lange wachtlijsten voor jeugdigen en gezinnen; - De overheid volgens de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd faalt in haar poging om kwetsbare kinderen te beschermen’; - Sociaal werkers de werkdruk niet meer aankunnen? en er in de gehele keten sprake is van een extreem hoge werkdruk?; -__Ergrote personeelstekorten zijn en krapte op de arbeidsmarkt; - De hervormingsagenda jeugdzorg van staatssecretaris Van Ooijen op zich laat wachten; -__ Het kabinet een miljard, een vijfde van het totale budget, wil bezuinigen op de jeugdzorg; Overwegende dat: - _ Mentale gezondheidsproblemen onder jongeren toenemen en 1 op 7 druk ervaren om te presteren en druk om de beste versie van zichzelf te laten ziené; - De hulp die rechters opleggen aan gestrafte jongeren in zeker de helft van de gevallen niet of pas veel te laat wordt gegevens; / https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2022/09/1 3/crisisaanpak-nodig-om-kinderen-met-jeugdbeschermingsmaatregel-te- beschermen 2 https://www.ser.nl/-{media/ser/downloads/adviezen/2022/beleid-voor-jeugdzorg. pdf 3 https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2022/45/jaarrapport-2022-landelijke-jeugdmonitor 4 https://eenvandaag.avrotros.nl/panels/opiniepanel/alle-uitslagen/item/wooncrisis-en-prijsstijgingen- vallen-jongeren-zwaar-mentale-gezondheid-nauwelijks-verbeterd-sinds-corona/ 7 https://www.nu.nl/binnenland/6247520/helft-gestrafte-jongeren-krijgt-door-rechter-opgelegde-hulp-niet.html Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Om namens de gemeenteraad van Amsterdam: = Onze grote zorgen te adresseren bij het Rijk over de gevolgen van de bezuinigingen op de jeugdzorg voor jonge Amsterdammers; - Een pleidooi te houden voor volle inzet op preventie, het verminderen van de werkdruk van jeugdprofessionals en het leidend maken van de inhoud. En daarnaast de korte en lange termijngevolgen van de bezuinigingen op de jeugdzorg in kaart te brengen en te betrekken bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Indiener(s) K.S.N. van der Veen F. Abdi J. Wehkamp J. Bloemberg-Issa S. Khan N. Ahmadi J. Broersen R. Alberts
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 311 Ingekomen onder G Ingekomen op woensdag 11 maart 2020 Behandeld op woensdag 11 maart 2020 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Kreuger, Van Lammeren en Marttin inzake de Regionale Energiestrategie (Gelijke monniken gelijke kappen) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de beraadslaging over de Regionale Energiestrategie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 265). Overwegende dat: — Amsterdam een groot tekort aan woningen kent; — we desondanks hebben besloten niet te bouwen in beschermde gebieden, zoals Natura 2000, de Ecologische Hoofdstructuur, Weidevogelleefgebieden en Stiltegebieden; — als deze gebieden niet mogen worden gebruikt om de woningnood op te lossen, het niet meer dan redelijk is er ook geen windmolens in te plaatsen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. geen windmolens te plaatsen in beschermde gebieden zoals Natura 2000, de Ecologische Hoofdstructuur, Weidevogelleefgebieden en Stiltegebieden; 2. derhalve ook het 'extra zoekgebied’ te schrappen. De leden van de gemeenteraad D.T. Boomsma K.M. Kreuger J.F.W. van Lammeren A A.M. Marttin 1
Motie
1
discard
AGENDA (concept) Raadscommissie RUIMTELIJKE ONTWIKKELING Datum: Donderdag 9 januari 2013 Aanvang: 20.00 uur Zaal: Raadzaal, Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel ‚Nr. |Onderwerp______________|Nadereinfo | Opening/Mededelingen Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslag 6 december 2012 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen L6. _ | Mededelingen portefeuillehouder(s) Blok B Bespreking beleidsonderwerpen ‚Nr. |\Onderwerp_____________|Nadereinfo |Reg.nr. | 7. Verklaring van geen bedenkingen voor het realiseren | Ter advisering 5676 van een versmarkt in een deel van de gebouwen van de voormalige Storkfabriek aan de Ketelstraat 2 (8. _ | Presentatie dijkversterking Hoorn-Amsterdam Ter bespreking || 9. | Voortgang aanpak Van der Pekbuurt Ter bespreking || 10. \2e Voortgangsrapportage grote projecten stadsdeel Ter bespreking noord 2012 Blok C Algemeen ‚Nr. |Onderwerp | Sluiting Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924 of [email protected]. De raads- en commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen. www.noord.amsterdam.nl/deelraad
Agenda
1
train
slan Kenniscentrum Bar Ongelijkheid Een (on)zeker bestaan in de stad Amsterdammers met een onzeker bestaan in 10 figuren Amsterdammers met een onzeker bestaan in 10 figuren 8 Welke Amsterdammers verkeren in een kwetsbare positie? Deze factsheet schetst de situatie van drie groepen die vaak onvoldoende zeker zijn van werk en van inkomen: jongvolwassenen van 18 tot 21 jaar, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en 50 t/m 66-jarigen. Door veranderin- gen in hun situatie, denk aan de overgang naar volwassenheid, echtschei- ding of ziekte, lopen zij grote risico’s op bestaansonzekerheid. Voor Amster- dammers zonder startkwalificatie (geen diploma of maximaal een vmbo- of nm mbo1-diploma) geldt dit des te meer. Naast opleiding komen ook andere kenmerken aan de orde zoals geslacht, huishoudsamenstelling en migra- tieachtergrond. Welke groepen Amsterdammers hebben de hoogste kwets- baarheidsscore, gebaseerd op inkomen, opleiding, werk en gezondheid? En wie heeft het meest te maken met hoge woonlasten of problematische schulden? Met de antwoorden op deze vragen vormt deze factsheet een van de onder- delen van het programma Een (on)zeker bestaan in de stad van het Kennis- centrum Ongelijkheid (https://www.kenniscentrumongelijkheid.nl/onder- zoeksprogrammas/een-onzeker-bestaan-in-de-stad/). In het kader van dit programma is de factsheet opgesteld door Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam. KWETSBAARHEID Amsterdammers zonder startkwalificatie ruim twee keer vaker in kwetsbare positie De kwetsbaarheidsscore is zo opgebouwd dat elk kosten. Daarnaast hebben Amsterdammers van van de volgende kenmerken tot een score 1 leidt: 50 t/m 65 jaar relatief vaak een hoge kwetsbaar- een laag inkomen, een opleidingsniveau van maxi- heidsscore, vanwege dezelfde combinatie van fac- maal mbo1, geen werk, en hogere ziektekosten dan toren. Jongvolwassenen zijn daarentegen minder de gemiddelde Amsterdammer. De totaalscore vaak kwetsbaar dan gemiddeld. Zij hebben relatief combineert hiermee de vier belangrijkste voorspel- vaak een laag inkomen, maar wel vaker werk en lers voor een lagere kwaliteit van leven in een getal geen zorgkosten. Binnen de drie doelgroepen tussen 0 (niet kwetsbaar) en 4 (meest kwetsbaar; hebben Amsterdammers zonder startkwalificatie zie verantwoording). verreweg de meest kwetsbare positie. Van alle Amsterdammers heeft 11,7% een kwets- Het is hierbij goed om aan te geven dat Amsterdam baarheidsscore van 3 of 4 en heeft daarmee een ruim 160.000 personen telt tussen 50 en 65 jaar. kwetsbare positie. Van de drie doelgroepen zitten Van hen heeft 19% geen startkwalificatie. Er zijn alleenstaande ouders relatief het vaakst in een bijna 24.000 alleenstaande ouders in Amsterdam, kwetsbare positie, bijna twee keer zo vaak als ge- waarvan 22% maximaal een mbo1-diploma heeft. middeld. Deze groep heeft relatief vaak een laag Van de groep van 18 t/m 21 jaar, bijna 40.000 in inkomen, geen werk of opleiding en hoge zorg- totaal, heeft 29% geen startkwalificatie. FIGUUR 1 Percentage Amsterdammers in een kwetsbare positie (score 3 of 4) onder de drie doelgroepen en onder de groep met maximaal mbo1, 2020 (procenten) 18 t/m 21 jaar B 38 18 t/m 21 jaar met max mbar MN o alleenstaande ouder | 20,7 alleenstaande ouder met max mbo1 | 58,0 s o 50 t/m 65 jaar | 18,3 2 so t/m 65 jaar met maxmbor N° : gemiddelde Amsterdam nn 17 2 o 20 40 60 80 100 % KWETSBAARHEID Vooral jongvolwassenen die geen onderwijs volgen zitten in een kwetsbare positie Binnen de groep jongvolwassenen zonder start- Vooral jongvolwassenen met een migratie- kwalificatie, hebben jonge Amsterdammers die achtergrond (geboren in het buitenland, of van géén onderwijs volgen (met of zonder diploma) wie minstens een ouder in het buitenland is een hoge kwetsbaarheidsscore. Van hen heeft een geboren) zitten in een kwetsbare positie, vooral kwart een hoge kwetsbaarheidsscore, zes keer als het gaat om de groep afkomstig uit het Midden- zoveel als de groep die wel ingeschreven staat Oosten of Afrika. in het onderwijs. Verreweg de meeste jongvolwassenen wonen thuis, ook de groep zonder startkwalificatie (ruim 80%). Een op de tien woont zelfstandig als alleenwonende. Van hen zit 13,4% is een kwets- bare positie: dat is iets meer dan het Amsterdamse gemiddelde (11,7%), maar vooral veel meer dan onder alle jongvolwassenen (3,8%). FIGUUR 2 Percentage Amsterdammers van 18 t/m 21 jaar met maximaal mbo1 in meest kwetsbare positie, naar inschrijving in onderwijs, positie in huishouden en migratieachtergrond, 2020 (procenten) inschrijving in onderwijs net ingeschreven in het onderwijs NN ingeschreven in het onderwijs nn 4,6 positie in huishouden thuiswonend | 7 sleenwonend EN migratieachtergrond > Midden-Oosten en Afrika | 14,3 2 Marokko, Turkije Mn 8 Indonesië, Suriname, Antillen | 9,1 3 overigelanden ns; geen migratieachtergrond | 8,8 D 0 5 10 15 20 25 30 % KWETSBAARHEID Alleenstaande ouders met meer en/of oudere kinderen hebben een hoge kwetsbaarheidsscore Alleenstaande ouders hebben veel vaker te maken dus meer zorgtaken is het vinden of behouden van met een kwetsbare positie dan gemiddeld. En hoe werk waarschijnlijk lastig, en daarmee neemt het ouder het oudste minderjarige kind, hoe vaker de risico op een laag inkomen toe. alleenstaande ouder een hoge kwetsbaarheidssco- re heeft. Het is niet duidelijk hoe dit te verklaren Het percentage alleenstaande ouders met een is: waarschijnlijk hebben ouders van oudere kin- hoge kwetsbaarheidsscore stijgt sterk wanneer deren een hogere leeftijd (dan ouders met jongere we inzoomen op de groep waarvan de ouder geen kinderen) en in het algemeen geldt dat bij een ho- startkwalificatie heeft. Bij deze groep is er vooral gere leeftijd men vaker in een kwetsbare positie zit. verschil naar het aantal minderjarige kinderen in het huishouden. Onder de alleenstaande ouders Ook het aantal minderjarige kinderen hangt sa- zonder startkwalificatie en met drie minderjarige men met een hoge kwetsbaarheidsscore. Van alle kinderen of meer is het percentage in een kwets- alleenstaande ouders met drie of meer minderja- bare positie met 64,2% veel hoger dan het Amster- rige kinderen heeft een derde te maken met een damse gemiddelde (11,7%). Het is ook twee keer zo kwetsbare positie. Dat is drie keer zo vaak als het hoog als onder alle alleenstaande ouders met drie Amsterdamse gemiddelde. Met meer kinderen en kinderen of meer. FIGUUR 3 Percentage alleenstaande ouders in Amsterdam met minderjarige kinderen in meest kwetsbare positie, naar leeftijd van het oudste minderjarige kind en aantal minderjarige kinderen, en onder de groep waarvan de ouder geen startkwalificatie heeft, 2020 (procenten) leeftijd oudste minderjarige kind jongerdans MN 22 4t/mizjaar RN 03 13 t/m 17 jaar | 22,7 aantal minderjarige kinderen 1kind | 16,4 2 kinderen | 20,3 3 of meer kinderen | 33,6 ouder max mbo1 nd N° zinderen NN 3 of meer kinderen | 64,2 5 totaal | 20,7 î ouder mocmior NN 5 o 20 40 60 80 100% KWETSBAARHEID Twee derde van de alleenstaande 50-plussers zonder startkwalificatie heeft een kwetsbare positie Amsterdammers van 50 t/m 65 jaar zitten vaker in alleenstaande hebben ze één inkomen en zonder een kwetsbare positie dan gemiddeld. 38% van de startkwalificatie lopen risico op armoede, en als ou- 50-plussers met een migratieachtergrond uit Marok- dere lopen ze risico op gezondheidsproblemen. Van ko of Turkije heeft een kwetsbare positie, ruim drie deze groep zit twee derde in een kwetsbare positie. keer zo vaak als gemiddeld. Ook ouderen die gebo- Tussen mannen en vrouwen zijn er kleine verschil- ren zijn in het Midden-Oosten en Afrika, Indonesië, len, ook onder de groep zonder startkwalificatie. Suriname of de Antillen, of minstens een van hun ouders, zitten veel vaker in een kwetsbare positie Onder Amsterdammers zonder startkwalificatie zijn dan gemiddeld. de verschillen naar migratieachtergrond kleiner dan onder alle ouderen: van de groep 50 t/m 65-ja- Alleenstaande ouderen hebben twee keer vaker een rigen zonder startkwalificatie afkomstig uit Turkije hoge kwetsbaarheidsscore dan samenwonenden. en Marokko zit 57,4% in een kwetsbare positie, van Bij de groep alleenstaande ouderen zonder start- degenen zonder migratieachtergrond 48,9% (vs. kwalificatie is sprake van een cumulatie-effect: als 38% en 11,3% in de totale groep). FIGUUR 4 Percentage Amsterdammers van 50 t/m 65 jaar in meest kwetsbare positie, naar migratie- achtergrond, huishoudtype en geslacht, 2020 (procenten) migratieachtergrond geen migratieachtergrond WM 13 west-EU 27 Oost-EU EN Amerika, Azië, Oceanië en overig Europa | 19,6 Indonesië, Suriname, Antillen | 22,7 Midden-Oosten en Afrika | 33,5 Marokko, Turkije | 38 huishoudtype paar MN 23 alleenstaande EN 245 alleenstaande met max mbo1 | 66,9 geslacht 5 5 vrouwen met maxmboat no 55: 5 mannen met max mbo1 | 50,8 5 z gemiddelde Amsterdam nn 11,7 2 o 8 o 20 40 60 80 100% WOONLASTEN Jongvolwassenen en eenoudergezinnen hebben de hoogste woonlasten Woonlasten worden uitgedrukt in een woonquote: De huishoudens van personen van 50 t/m 65 jaar het percentage van het inkomen dat naar vaste hebben een woonquote die niet afwijkt van het woonlasten gaat (zie verantwoording). Gemiddeld Amsterdamse gemiddelde. Eenoudergezinnen besteden Amsterdamse huishoudens 31% van hun besteden wel een groter aandeel van het huishoud- inkomen aan deze woonlasten. We spreken van inkomen aan deze lasten: gemiddeld 37%. hoge woonlasten als die hoger zijn dan dit gemid- delde. Huishoudens van jongvolwassenen hebben een nog hogere woonquote: zij besteden 44% van het huishoudinkomen aan woonlasten. Dit hangt voor- al samen met het feit dat zij relatief vaak in de vrije sector huren. rm 5 Woonquote van huishoudens van personen van 18 t/m 24 jaar, eenoudergezinnen met minderjarige kinderen en huishoudens van personen van 50 t/m 65 jaar in Amsterdam, 2021 (procenten) huishouden van persoon | van 18 t/m 24 jaar 44 eenoudergezin met 37 minderjarig(e) kind(eren) huishouden van persoon 3 8 van 50 t/m 65 jaar 2 2 gemiddelde 31 z Amsterdam 3 o 20 40 60 80 100% WOONLASTEN Huishoudens van 50-plussers hebben vooral bij laag inkomen hoge woonlasten Bij de groep van 50 t/m 65 jaar is inkomen de grote één inkomen relatief hoge woonlasten. Zeker bij ongelijkmaker. Huishoudens van Amsterdammers een laag inkomen en/of in de vrije sector moeten van deze leeftijdsgroep met de laagste inkomens deze huishoudens zo’n groot deel van het inkomen besteden 41% van hun inkomen aan woonlasten, besteden aan woonlasten dat het de vraag is hoe tegenover 18% onder de groep met een inkomen ze andere vaste en noodzakelijke lasten kunnen vanaf twee keer modaal. bekostigen. Amsterdammers met een vrije sec- tor-huurwoning besteden 39% van hun inkomen Verder zien we dat het huishoudtype veel uitmaakt: aan woonlasten, 35% bij een sociale huurwoning alleenstaanden en eenoudergezinnen hebben met en 22% bij een koopwoning. FIGUUR 6 Woonquote van huishoudens van Amsterdammers van 50 t/m 65 jaar, naar huishoudtype en inkomen, 2021 (procenten) huishoudtype stel zonder kinderen NN 2: stel met kinderen | 26 eenoudergezin, alleen meerderjarige kinderen | 31 alleenwonende WN eenoudergezin, oudste (minderjarige) kind <18 jaar | 36 inkomen laagste inkomens (tot huurtoeslaggrens) | 41 lage inkomens (huurtoeslaggrens tot € 40.024) EN lage middeninkomens (EU-grens tot € 50.030) | 28 8 middeninkomens (£ 50.030 — 1,5 x modaal) | 28 5 hogere middeninkomens (1,5 x modaal — 2 x modaal) | 23 2 hogere inkomens (vanaf 2 x modaal) | 18 3 o 20 40 60 80 100 % SCHULDEN Kwart eenoudergezinnen heeft geregistreerde problematische schulden Van alle Amsterdamse huishoudens had 10,6% in Problematische schulden komen vooral voor onder oktober 2021 geregistreerde problematische schul- eenoudergezinnen: een kwart van hen heeft gere- den (zie verantwoording). Het gaat om ruim 50.000 gistreerde problematische schulden. Dat is ruim huishoudens. Amsterdam telt relatief veel huishou- twee keer zo vaak als gemiddeld onder alle Amster- dens met problematische schulden vergeleken met damse huishoudens. het landelijk gemiddelde (7,6% in oktober 2021). FIGUUR 7 Percentage Amsterdamse huishoudens met geregistreerde problematische schulden onder huishoudens met een hoofdbewoner van 16 tot 25 jaar en van 55 tot 65 jaar, en eenoudergezinnen, oktober 2021 (procenten) hoofdbewoner | van 16 t/m 25 jaar > eenoudergezin | 24 hoofdbewoner 3 8 van 50 t/m 65 jaar 2 gemiddelde 1 5 Amsterdam mm 2 o 20 40 60 80 100% SCHULDEN Vaker problematische schulden bij mensen met maximaal mbo1, een bijstandsuitkering of een flexibel contract Huishoudens met een hoofd- FIGUUR 8 Percentage Amsterdamse huishoudens met gere- bewoner (zie verantwoording) gistreerde problematische schulden, naar opleiding zonder startkwalificatie hebben van de hoofdbewoner, oktober 2021 (procenten) = veel vaker dan gemiddeld geregis- treerde problematische schulden. basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 18 2 Wanneer de hoofdbewoner een havo/vwo, mbo 2/3/4 WN + 5 hbo- of wo-opleiding heeft, heeft hbo, wo nm 5 2 het huishouden veel minder vaak > geregistreerde problematische o 1o zo 30 40 50 % schulden. Er zijn grote verschillen als we kij- FIGUUR 9 Percentage Amsterdamse huishoudens met ken naar de belangrijkste inkom- geregistreerde problematische schulden, naar stenbron van het huishouden. belangrijkste inkomstenbron van het huishouden, Zo hebben huishoudens met een oktober 2021 (procenten) uitkering, vooral een bijstands- SN uitkering, veel vaker geregistreerde bijstandsuitkering WN 25 problematische schulden dan AO: of ziektewetuitkering MNN 19 andere huishoudens. WW-uitkering | 18 loon/winst als zelfstandige | 15 loon als werknemer nn 8 5 pensioenuitkering | 6 5 studenten/scholieren B 4 E overig zonder inkomen | 16 5 o 10 20 30 40 50 % 7 SCHULDEN Landelijke cijfers: overgang naar bijstand leidt relatief vaak tot schulden Belangrijke veranderingen in het leven van mensen niet verliezen. Bij personen die in de drie jaar voor- kunnen leiden tot schulden. Het CBS heeft gekeken afgaand aan 2018 voortijdig hun opleiding hebben naar een aantal veranderingen die iemand in een gestopt ontstaan ook relatief vaak schulden. Het periode van drie jaar heeft meegemaakt (tussen gaat hierbij om personen die het onderwijs hebben 2015 en 2018) en of het huishouden van die persoon verlaten zonder startkwalificatie. schulden krijgt (in 2018). Dit zijn landelijke cijfers. Een ander life-event dat relatief vaak tot leidt tot Mensen die van werk naar bijstand zijn gegaan krij- instroom in de geregistreerde problematische gen het vaakst problematische schulden, namelijk schulden is scheiding van een partner. Mensen die zes keer zo vaak als degenen voor wie dit niet geldt. in de drie voorafgaande jaren uit elkaar zijn gegaan De overgang van werk naar een andere uitkering zijn drie keer zo vaak ingestroomd in de groep met leidt eveneens vaker tot het ontstaan van proble- problematische schulden’ dan mensen die niet uit matische schulden dan bij mensen die hun werk elkaar zijn gegaan. FIGUUR 10 Percentage instroom in problematische schulden naar life-event in de drie voorafgaande jaren, 2018 (procenten) naar WW niet van werkend naar WW gegaan EM o5 van werkend naar WW gegaan MN 2 naar Ziektewet/AO niet van werkend naar Ziektewet/AO gegaan WM o9 van werkend naar Ziektewet/AO gegaan | 2,7 naar bijstand niet van werkend naar bijstand gegaan mn 0,9 van werkend naar bijstand gegaan nn uit elkaar gegaan niet uit elkaar gegaan | 0,8 uit elkaar gegaan | 3,1 = o voortijdig schoolverlater 5 geen voortijdig schoolverlater nn 0,9 8 voortijdig schoolverlater | 41 5 5 o 2 4 6 8 10 % Conclusie: Amsterdammers met een onzeker bestaan De hier gepresenteerde cijfers laten zien dat voor de drie doelgroepen van het on- derzoek — jongvolwassenen van 18 t/m 21 jaar, alleenstaande ouders met minder- jarige kinderen en 50- t/m 65-jarigen — opleiding en inkomen de grote ongelijkma- kers zijn. Daarnaast hebben alleenstaanden het vaak moeilijker dan paren. Per doelgroep spelen wel specifieke problemen. Zo hebben jongvolwassenen zon- der startkwalificatie die geen onderwijs volgen een veel hogere kwetsbaarheidsscore dan gemiddeld. Ook hebben jonge mensen gemiddeld hoge woonlasten, omdat zij relatief vaak afhankelijk zijn van de vrije sector om te huren. Alleenstaande ouders hebben op alle indicatoren te maken met een kwetsbare positie: zij hebben vaak een hoge kwetsbaarheidsscore, vooral als zij meerdere en/ of oudere kinderen hebben. Zij hebben relatief vaak hoge woonlasten, vooral in de vrije sector, en vaker problematische schulden dan gemiddeld. Onder de Amsterdammers van 50 t/m 65 jaar zit twee derde van de alleenstaanden zonder startkwalificatie in een kwetsbare positie, veel meer dan gemiddeld. Verder heeft de groep met een laag inkomen relatief vaak hoge woonlasten. Deze groepen Amsterdammers hebben behalve met onzeker werk en inkomen vaak te maken met een cumulatie van problemen die hun perspectieven belemmeren. Verantwoording De kwetsbaarheidsscore is ontwikkeld door O&S en Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en combineert de vier belangrijkste voorspellers voor het Centraal Curatele en Bewind Register (CCBR). een lagere kwaliteit van leven in één getal, die voor De gegevens over huishoudens met problemati- elke Amsterdammer berekend kan worden. Elk van sche schulden zijn beschikbaar voor heel Neder- de volgende kenmerken leidt tot een score 1: land naar verschillende huishoudkenmerken en voor sommige indicatoren ook op stedelijk niveau e een laag inkomen (gestandaardiseerd besteed- (zie CBS, Schuldenproblematiek in beeld). baar huishoudinkomen in de laagste 20% van Nederland) CBS-gegevens over huishoudens worden uitge- e geen startkwalificatie (ingeschreven aan s(b)o, splitst naar kenmerken van de hoofdbewoner, pro, lwoo of mbo 1 of geen inschrijving zonder referentiepersoon genoemd. De referentiepersoon startkwalificatie) is de man als het huishouden een paar is, of de e geen werk èn geen opleiding oudste bij een paar van gelijk geslacht, de ouder in e hoge ziektekosten (bovengemiddelde zorgkosten, een eenouderhuishouden, de oudste meerderjarige WLZ indicatie of institutioneel huishouden). man dan wel vrouw in overige huishoudens. De totaalscore komt uit op een getal tussen 0 (niet Voor de groep jongeren presenteren we naar gelang kwetsbaar) en 4 (meest kwetsbaar), waarmee wordt de bron een andere leeftijdsgroep, vanwege de aangegeven op hoeveel van deze voorspellers een beschikbaarheid van gegevens. Kwetsbaarheids- persoon in een kwetsbare positie zit. Om de kwets- cijfers zijn beschikbaar voor de groep van 18 t/m baarheidsscore te berekenen gebruikt O&S data 21 jaar. Gegevens over woonlasten zijn gelet op de afkomstig van CBS. De meest recente beschikbare aantallen respondenten beschikbaar voor de groep data is van 2020. jongvolwassenen van 18 t/m 24 jaar. Cijfers over schulden zijn alleen in door het CBS vastgestelde Met de enquête Wonen in de Metropoolregio Am- groepen, in dit geval 16 t/m 25 jaar. sterdam (WiMRA) 2021 van O&S kunnen de woon- lasten van Amsterdamse huishoudens in beeld Tot slot is belangrijk om op te merken dat de cij- worden gebracht. De laatste WiMRA-enquête is in fers gaan over Amsterdammers die officieel staan 2021 afgenomen. ingeschreven bij de gemeente. We kunnen geen uitspraken doen over ongedocumenteerde inwo- Gegevens over schulden zijn afkomstig van het ners en dak- en thuislozen. CBS, dat bestaande registerdata heeft gecombi- neerd om in beeld te brengen hoeveel Nederlandse colofon huishoudens tussen 1 januari 2015 en 1 oktober Factsheet Amsterdammers met een onzeker bestaan 2021 te maken hadden met geregistreerde proble- Programma (On)zeker bestaan in de stad (o.l.v. Aisa Amagir (HvA) matische schulden. Het gaat hierbij om registraties en Monique Kremer (UvA)) over betalingsachterstanden bij de Belastingdienst, Kenniscentrum Ongelijkheid, Amsterdam de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Cen- Januari 2023 traal Justitieel Incassobureau (CJIB), bij BKR gere- Auteur: Laure Michon, Gemeente Amsterdam, Onderzoek en gistreerde betalingsachterstanden en schuldrege- Statistiek |[email protected] lingen, wanbetalers van de zorgverzekering, de Wet Vormgeving: Marjan Landman, Amsterdam
Factsheet
13
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 790 Publicatiedatum 16 oktober 2013 Ingekomen onder L Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013 Behandeld op woensdag 2 oktober 2013 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (milieuzone bestelauto's). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2013 inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 748); Overwegende dat: — de luchtkwaliteit in de gemeente Amsterdam van onvoldoende kwaliteit is; — de gemeente Amsterdam maatregelen moet treffen om de Europese normen voor luchtkwaliteit te halen; — ten tijde van het plan ‘Schone lucht voor Amsterdam’ door de gemeente en het rijk en andere partners een intentieverklaring is getekend met als doel medio 2013 te komen tot de instelling van een milieuzone voor bestelauto's; Constaterende dat: — de door het college voorgestelde maatregelen niet de invoering van de Milieuzone Bestelauto's betreffen; — de Milieuzone Bestelauto's effectief bijdraagt aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Uit de Evaluatie en de rapportage van TNO blijkt duidelijk dat de instelling van een milieuzone bestelauto's effectief is en zelfs een nog hogere effectiviteit heeft dan waarmee rekening werd gehouden in het plan ‘Schone Lucht voor Amsterdam’, omdat een het wagenpark bestaande uit bestelauto's met sterk vervuilende Euro 3 en 4 motoren wordt verschoond; — het behalen van de norm met 4 maanden wordt vervroegd bij instelling van de Milieuzone bestelauto's; — _ het door het college aangedragen alternatief voor het invoeren van een Milieuzone Bestel vrijblijvend en onduidelijk van aard is, namelijk onderhandelen met het MKB over het nemen van maatregelen, 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 790 A d nt Datum _ 16oktober 2013 “MMendeme Besluit: aan voordracht nr. 748 van 2013, de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit, op blz. 2, derde punt, de volgende maatregel toe te voegen: “k. De milieuzone vracht toe te passen op bestelauto's en waar nodig de criteria af te stemmen op bestelauto's, bijvoorbeeld het gewichtscriterium.” Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 2
Motie
2
discard
HIIStRIMOEOI IJ > KKK Amsterdam 26 mei 2011, Geacht bestuur, geachte deelraad, De rechter heeft de sloopvergunning, die u had afgegeven voor de tweede chirurgische kliniek en het gedeeltelijk slopen van het zusterhuis op het Binnengasthuis als onvoldoende onderbouwd beoordeeld. Dat is spijtig want u was mét de Universiteit van Amsterdam van mening dat u meer dan voldoende reden had om de betreffende panden te vervangen door panden met evenveel allure en uitstraling in een gezamenlijke poging het héle gebied de zo broodnodige vitaliteit te geven. Van diverse kanten bereiken ons nu berichten dat u het bijltje erbij neer wilt leggen. Dat is jammer. Het gebied is onvoldoende ontwikkeld, ligt al jaren te wachten op een nieuwe impuls en met uw besluit even helemaal niets meer te doen, gaat dat weer zoveel jaren meer duren. Bovendien gaat het de Universiteit geld kosten - en die hebben met de bezuinigingen toch al lastig. U heeft echter nog de juridische mogelijkheid om de beslissing van déze rechter aan te vechten en dat geeft u én de Universiteit - een gerespecteerd en belangrijk lid van Amsterdam City en van heel Amsterdam - in afwachting van de uiteindelijke beslissing de gelegenheid de plannen met frisse moed weer te bezien en op zoek te gaan naar een nieuw elan. 1 Wij zouden daarvoor pleiten en vragen u ten faveure van zowel de Universiteit als u zelf in beroep te gaan tegen deze beslissing. Met vriendelijke groet, Amsterdam City, namens deze, Ò Lo | 1) Ä- Guus Bakker, voorzitter Amsterdam City Willem Koster, vice-voorzitter Amsterdam City, Maison de Bonneterie Jappie van der Heide, penningmeester Amsterdam City, Rabobank Amsterdam René Wildeman, Hotel Amsterdam-Restaurant de Roode Leeuw Kasper van Noppen, BBK door vriendschap sterker Janrense Boonstra, Het Rembrandthuis Lesley Bamberger, Kroonenberg groep Jan Philippen, Holland Casino Petra Baan, Peek & Cloppenburg 2 Bezoekadres x Gemeente Amsterdam Amstel 1 en Stadsdeel Centrum Postbus 202 2x Sector Bouwen & Wonen 1000 AE Amsterdam Afdeling Projecten Telefoon 14 020 x Fax 020 552 4433 hierheen € Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum 20 Jut 2 Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door P. Boegheim Rechtstreekse nummer 020-552 4513 Faxnummer = Bijlage Motie 15 stadsdeelraad 31 mei 2011 Onderwerp Raadsadressen Binnengasthuisterrein Geachte U hebt in mei 2011 een raadsadres ingediend over het Binnengasthuisterrein. Naast uw raadsadres heeft het dagelijks bestuur nog negen raadsadressen ontvangen. Graag nodigt het dagelijks bestuur u allen uit voor een mondelinge toelichting op de beantwoording van de raadsadressen. In de vergadering van de stadsdeelraad van 31 mei 2011 is er uitgebreid gediscussieerd over dit onderwerp. Voor het volledige verslag verwijzen wij u naar de website van stadsdeel Centrum (bestuur, raad en organisatie/bestuursarchief). Tijdens deze vergadering is een motie aangenomen door de stadsdeelraad, Deze motie is in de bijlage bijgevoegd. Het verslag en de motie geven een goed overzicht van de discussie en vormen een antwoord op uw raadsadres. Indien hierover toch nog vragen zijn, bent u van harte welkom op 7 september 18.00 uur op het stadhuis. U kunt zich hiervoor aan melden bij mevr. H. Smit ([email protected] / 020-552 4174). In verband met reces van het bestuur is deze afspraak pas na de vakantie gepland. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten, het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum, ee EZ NE - Fe Anneke Eurelings Jeanine van Pinxteren secretaris voorzitter Stadsdeel Centrum ís bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein. > < Gemeente Amsterdam | Stadsdeel Centrum x Publicaties Stadsdeelbestuur 2011 Stadsdeelraad x Moties en amendementen 31 mei 2011 - 13 Ingediend onder nummer 15 Motie van De raadsleden Kramer (GroenLinks), Lahaise (PvdA) en Duijndam (SP) Over Geen hoger beroep instellen tegen uitspraak Rechtbank tot vernietiging monumentenvergunning BG-terrein Äan De stadsdeelraad Wij stelen voor dat de stadsdeelraad het volgende besluit neemt: ’ De raad van stadsdeel Centrum, Overwegende dat: e de raad op 25 mei 2010 heeft uitgesproken “het BG-terrein als beschermd stadsgezicht, met een hovenstructuur en monumenten van erkende cultuur- en architectuurhistorische waarde te respecteren, zonder dat daarbij nieuwbouw wordt uitgesloten”; e _ het huidige nieuwbouwplan voorziet in sloop van twee rijksmonumenten behorend tot het BG- . complex e de monumentenvergunning door de Rechtbank Amsterdam is vernietigd op basis van een meervoudig materieel motiveringsgebrek; e beoordeeld moet worden of, gezien de overwegingen van de Rechtbank, het wenselijk is hoger beroep aan te tekenen en te trachten ‘het mativeringsgebrek te herstellen’ of ‘om daarvan af te zien' (overweging 13); e de overwegingen van de Rechtbank aansluiten bij de twijfels en bezwaren in de raad tegen grootschalige sloop op het BG-terrein en t.a.v. de aannames die daaraan ten grondslag liggen; e de raad derhalve geen goede gronden ziet om als stadsdeel in hoger beroep te gaan; e de UvA en het dagelijks bestuur (hangende behandeling in de raad) ieder voor zich pro forma hoger beroep hebben aangetekend en de termijn voor het aanvoeren van de beroepsgronden eindigt op 8 juni 2011 (bij mogelijke vertenging twee weken later); e de UvA gerechtigd en voornemens is het door haar ingestelde beroep door te zetten en daarnaast in het najaar met actuele informatie te komen die als grondslag kan dienen voor een nieuw besluit van het dagelijks bestuur; e de grote betekenis van de UvA voor de (binnen)stad volledig wordt onderkend, evenals de wens om de huisvesting van het alfacluster zoveel mogelijk te concentreren op en nabij het BG-terrein; se elke nieuwe onderbouwing kan rekenen op serieuze bestudering, de voorkeur uitgaat naar een proces waarin alle energie gericht wordt op ontwikkeling van een alternatief plan B, met een programma van eisen dat de monumentale waarden respecteert en perspectief biedt op voldoende maatschappelijk en politiek draagvlak, besluit het dagelijks bestuur te verzoeken om: het dagelijks bestuur te verzoeken het pro forma beroep in te trekken. 2. Een eventueel nieuw onderbouwd plan van de UvA te zijner tijd op zijn merites te zullen beoordelen, rekening houdend met de monumentale waarden van het BG-complex en andere in het geding zijnde belangen. Verschenen op 8 juni 2011 Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam Stadsdeel Gentrum 3, De UvA op te roepen ter lenigìng van hun huisvestingsnoden cok een nieuw plan te ontwikkelen voor een bibliotheek annex studiecentrum op of nabij het BG-terrein dat uitgaat van respect voor, c.q. behoud van de historische bebouwing. Bovenstaande motie is aangenomen. 2
Raadsadres
5
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1649 Publicatiedatum 29 december 2017 Ingekomen onder R Ingekomen op woensdag 20 december 2017 Behandeld op woensdag 20 december 2017 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van de leden Van Dantzig en Dijk inzake de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (loting voor jongeren). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1604). Constaterende dat: — In Amsterdam het op dit moment voor jongeren mogelijk is om te loten voor circa 23% van de jongerenwoningen met een 5-jaars contract. Overwegende dat: — Loting voor jongeren met weinig wachttijd een uitweg biedt om nog enige kans te maken op een woning — Met name voor jongeren tot 28 jaar, die aanspraak kunnen maken op de tijdelijke vijfjarencontracten, loting een uitweg kan blijven bieden gezien de weinige wachttijd die zij hebben — Het geheel afschaffen van loting ertoe leidt dat de oudste jongeren onevenredig worden bevoordeeld omdat zij de meeste wachttijd hebben — Er nog geen nieuw woonruimteverdeelsysteem is wat ervoor kan zorgen dat spoedzoekers op een andere manier kans kunnen maken op een woning — Het onverstandig is om, vóórdat er nieuw systeem er is, het enige systeem wat we nu hebben te stoppen — De “jongere” jongeren dus enorm gebaat kunnen zijn bij het (deels) in stand houden van loting, omdat ze het afleggen tegen jongeren met een langere wachttijd. Besluit: — Aan Artikel X van het ontwerpbesluit toe te voegen: Artikel 2.4.7 krijgt een nieuw lid 10, luidende: “Loting blijft behouden voor 25% van de door woningcorporaties te verhuren jongerenwoningen.”; — Verzoekt het college, de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan te passen. 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1649 Amendement Datum 29 december 2017 De leden van de gemeenteraad, R.H. van Dantzig T.W. Dijk 2
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam Kantorenplan 2019-2026 Toekomstbestendige kantoren voor de vraag van vandaag en morgen ne ee | | | eam ED | EEn "EERE D Elek IN, EM) Ee) | \ - MT OO « IE | dead NEN | Sf m__ tú NN eK zE VS ak: : ie e lj k Ek Ee = Kens Á S Bir en Ke De U | Û Ä ik id } En Pre d en N L jn | k U ME á î 8 k el | IP KLE, IJ 4 ie ee nj ir il 8 : | À Í | EE en NL ED nt A eel A VRD, IJ INN DTE ee Een WRS EERE Aar ee ER OOM, RE F ET) OO CE mn. SS aak oe, EN am 24 september 2019 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Samenvatting De krapte op de kantorenmarkt is zichtbaar: de leegstand daalt hard, de huurprijzen stijgen, terwijl nieuwe en groeiende ondernemingen lastig geschikte kantoorruimte vinden. De krapte is dus kwantitatief en kwalitatief van aard, en bovendien urgent. De kantorenleegstand is in korte tijd hard gedaald, van 18% in 2015 naar 9% in januari 2019, dit als gevolg van transformatie, weinig nieuwbouw en een constant groeiende economie. De focus ligt nu op een gezonde kantorenmarkt met gemengde woon-werkmilieus. Voor de periode tot en met 2022 komt er voldoende kantoorruimte bij, al voldoet dit niet aan de directe vraag naar kwalitatieve kantoren op goed bereikbare locaties voldoen. Om in de periode 2023-2026 voldoende kantoorruimte op te leveren, is het nodig om vanaf nu te sturen op de start van kantoorontwikkelingen nodig. De opkomst en groei van de kenniseconomie gedijt op locaties in de nabijheid van stedelijke voorzieningen met goede OV- en fietsbereikbaarheid op OV-knooppunten voor werknemers uit de metropool en daarbuiten. Voor ondernemingen is het momenteel lastig om passende kantoorruimte te vinden, door de beperkte beschikbaarheid en de veranderende behoefte naar type kantoor. Ondernemingen zoeken kantoorruimte in gemengde woonwerkmilieus en op goed bereikbare OV knooppunten. Deze nieuwe vestigingsbehoefte verklaart de huidige paradox op de Amsterdamse kantoormarkt: enerzijds staan er nog steeds kantoren leeg, maar anderzijds is er schaarste aan kantoorruimte op goede locaties. In de regio is de kantorenleegstand hoger, maar ook hier voldoet het aanbod vaak niet aan de kwalitatieve vraag. Het doorzetten van de groei van de werkgelegenheid in Amsterdam met 2% per jaar de afgelopen 20 jaar, leidt tot een netto uitbreidingsvraag van 125.000 m° BVO kantoorruimte. De verwachte opleveringen en onttrekkingen zien er voor Amsterdam als volgt uit: Kantoorontwikkelingen (m’ BVOY Oplevering 810.000 m° 610.000 m° Onttrekking 305.000 Mm” 50.000 m° Nieuwe kantoren worden bij voorkeur op goed OV-bereikbare locaties gebouwd. Het aandeel van de gemeentelijke gronduitgifte op het totaal aan kantoorontwikkelingen is beperkt. Veel ontwikkelingen op OV-knooppunten zitten bij grondeigenaren en erfpachters met herontwikkel- of vitbreidingspotentieel. Deze marktpartijen zijn cruciaal voor de * De getallen zijn gebaseerd op de huidige kantoorontwikkelingen geïnitieerd door de markt en de gemeente, mogelijk kunnen er plannen bijkomen of afvallen. 2 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 transformatie, herontwikkeling en nieuwbouw van kantoren en wonen. Bijvoorbeeld in de gebieden: Arenapoort, Amstel Ill en Sloterdijk Centrum. Zonder deze ontwikkelingen kunnen deze gebieden zich niet tot de gewenste woon-werkwijken ontwikkelen. Daarnaast zet de gemeente in op toekomstbestendige kantoren; op goed OV-bereikbare plekken in een gemengd woonwerkmilieu én met de ambities voor duurzame energie, schone lucht, een circulaire economie en een klimaatbestendige stad. Het doel van het kantorenplan 2019-2026 is een uitgebalanceerde en toekomstbestendige kantorenmarkt, waarin op korte en middellange termijn voldoende kwalitatieve woon- werkmilieus beschikbaar zijn voor de vitbreidingsvraag van 125.000 m° kantoor per jaar. Voor dit doel gelden de volgende uitgangspunten: -__ Meeren sneller kantoren ontwikkelen om te voldoen aan de marktvraag; -__ Toekomstbestendige kantoren: flexibel, efficiënt, bereikbaar en klimaatneutraal; -__ Transformatie van monofunctionele kantoorlocaties met behoud van werk; -__ Realiseren van gemengde woon-werkmilieus. Om te komen tot een uitgebalanceerde en toekomstbestendige kantorenmarkt worden de volgende voorstellen gedaan: 1. Bouwen voor de vraag: -_door gemeentelijke tenders én stimuleren en faciliteren van marktpartijen met posities om jaarlijks gemiddeld 125.000 m° aan de kantorenvoorraad toe te voegen; -__door behoud van kantoren op gebouw- of locatieniveau in het stedelijk milieu; -__ doortegengaan van leegstand en door te sturen op een gezonde kantorenmarkt. 2. Faciliteren van de eindgebruikers: -__door de gewenste klant op zoek naar kantoorruimte te faciliteren in Amsterdam en in de regio; -__ door de inzet van de hardheidsclausvule uit het selectiebeleid voor internationale en snel groeiende ondernemingen met economische en/of maatschappelijke meerwaarde; -__door de eindgebruiker in de tenders op Zuidas los te laten. 3. Toekomstbestendige en duurzame kantoren: -___door kantoren te ontwikkelingen op goed OV-bereikbare plekken; -__door inzet op de duurzaamheidsambities bij gronduitgifte, transformatie en herontwikkeling; -___door handhaving van wet- en regelgeving op de bestaande kantorenvoorraad; 4. Samenwerking met de regio: -___door met de regio te onderzoeken hoe in de vraag naar kantoren kan worden voorzien. 5. Monitoring: -_door regie op de kantoorontwikkelingen en een frictieleegstand van 8%, daarmee toekomstige leegstand te voorkomen. 3 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Inhoudsopgave Samenvatting. …… ss unsnsnnnonensenrerseensnnnenereeenensenennsneneerensenennnnenenseenensennensnenvens erven È 1Inleiding …………...sssnsnnonnsnenrenrenvennsnnnsnenrenrereesennnnsnenrennesennnnnnenennnenvennsnnnsnenvene erven B 1.1 Kantorenstrategie 2017 … nnn enn nnrensenensenenneenenserreneernneeenenserrnnerensneerenverenvenenserenseerenserenneen 5 1.2 Kantorenplan 2019-2026 … nnn senannnenne eene eene eene eneneeeneeeneeenveneneeenenennveneveneennvenneenneerneeenen Ó 2 Krapte op de kantorenmarkt … ns snnsoenoeovensnenerrseeneersennneessernnsnerrrsvenensvennnense en J 2.1 UitbreidingsvraaQ … nuno en veneennnenvenvenneenvenseenenenvenenenvenveneennvenveeneenveneenvenvennee 2.2 Kantoormilieus … nennen enen enen enen enen enne ennvenneennerennvenvennnveneenneeeneveneeenvvervveenveeneenvnn Ô 2.3 ZUIdaS nnn annen neenenneereneeeenvenenneenennenennenenneenenneeeenserenneeenenneennenenneeneneeeennenenneneneeeennereen 1 2.4 Kantoorontwikkelingen … nennen nennen venen en envennvenenenenseenenenveneennnenvenvenseenveneernvenne LO 2.5 Kansen voor de regio … nnen enen ennvenneeneerne eene venseerneeeneeeneeeenseenenenveenvvenvennvenneenserene 13 2.6 Toekomst voor kantoormilieus … … nnn nnen nennen enneenenneeeeenenennveneneenennensenenenneenenseenenereneneen 13 3 Toekomstbestendige kantoren ……… ……… …………….sssssssnnerrrnersenenneneneesrenvensnennsnenrenervvnrnnn 16 3.1 Vestigingsklimaat en mobiliteit. nanne eneen enneenenenveneenneenvenvenneenvenvenneenveeneene 16 3-2 Duurzaamheidsambities voor Amsterdam. nanne eenenneenennenenneneneenennerennevenneerenseerennen 17 3.3 Verduurzaming bestaande bouw … nennen ennen ee enneneneneneneneeeneneneeennvennvensvenseeenereneern 1 4 Dilemma's, overwegingen en mogelijkheden ……… … ……...……………nnssonsensnnnnenenreneereesenenene 20 4.2 Verdichting stad, afweging tussen functies annen enen veneenveneeneneneneneevenveneenvenen 20 4.2 Afhankelijkheid marktpartijen … annen ennen eneen venreneenvenenneneneeenenvenvenvenvenennn eenen 21 4.3 Transformatie en herontwikkeling … nnen eneen vennen enen enen venen eneneenvenvenennnenenvenen 21 4.4 Selectiebeleid (hardheidsclausule)… nnen anneer nen enenerenenenneenenennnenenenerrenenseersnenernn 22 4.5 Luchthavenindelingbesluit in relatie tot hoogbouw … nuno enen eneenen eneen venen eneen 23 4.6 Procedures: korter, simpeler en zorgvuldig. onee ennen enneenee enen eeenenenveneeneeneen 23 5 Voorstellen … … … sanne eenn een eenen enen enen eenn vereneneneeenen nnen enenenenenenrnernnnerenernervnerene 25 5.1 Bouwen voor de vraag … nnen nennen envenvenenenvenvennvenvennvenenenvenenenvenvenvensvenveneennvenveeneen 25 5.2 Faciliteren van eindgebruikers … nonnen eneeneenneeeneneenenenveneenneenvenvenseenvenvenneenveenenn 26 5.3 Sturen op toekomstbestendige kantoren... ennen eneen enen ennvennvenseerenveneeeneeenveeevenen 27 5.4 Samenwerking met de regio … … nnee enne eneeen eenen enveneenenenveneensverseeneeneenveenvenvenneenenn 28 5.5 Monitor kantoren... ennn nenneneneeenennereenenennveneneenenneneneeenenseerennenennnnenseeeenerennenenneenenneeeeneer 2Ô Bijlage: Ruimtelijke verkenning … ons sorsnensesnnenerreenersennensneneeseeneevenserenververer 29 Centrum ....annnnnnneneeernennnerenenen see rennneereennneereennnsereennneereennnnerenennneevenvenseveennnerveennnerveennneveennnerennn 29 Zuidas nanne enneenenneerenenenneenenneenennerenneneneenennenennenenneeeeenneerenenenneeneneeeenseneneenenseeeenerennenn 2) Zuidoost... neenenneeneneeeensenenneenennenennenenneenenneenenneneneeeneneeeennenenneneneenennerennenenneenenseeeennen« JO Oost annen ennn enneeneeenneerenennnneerenneerenenneerenenneeeevenneeeevenneeerevenneerevenseeervenneeeneenneeeenenneeenvenveerenenen DL IN oro West en Nieuw West …… annen onee en ene neeeeneeereneneeneernenenenenennnnenreneeneenennenvervevenrenennenvervene 33 Regione ennnernenenernenennvenenseeeenennenrenenenervennnneevenneverenennennnvenenvervennnnereennnvervennnvervenennereen 35 4 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 1 Inleiding Het aanbod van geschikte en duurzame kantoorruimte vooral op goed bereikbare OV- knooppunten neemt sterker af dan verwacht. In de periode 2005 tot 2015 kende Amsterdam nog een grote kantorenleegstand. De kantorenleegstand is sindsdien sterk gedaald tot 8,8%; als gevolg van transformatie, weinig nieuwbouw en een constant groeiende economie. De behoefte aan kantoren neemt weer toe. Kwantitatief gaat het om een netto vitbreidingsvraag van 125.000 m° aan kantoren per jaar. Voor de komende periode tot en met 2022 wordt voldoende kantoor in aanbouw genomen om te voldoen aan deze vitbreidingsvraag. Tegelijkertijd zijn er signalen vit de markt van ondernemingen die kantoorruimte zoeken en niet per direct kunnen worden geaccommodeerd. Voor de periode 2023 - 2026 is het nodig dat kantoorontwikkelingen nu starten om aan de uitbreidingsvraag invulling te geven. Met de monitor wordt in deze kantoorontwikkelingen inzicht gegeven. 1.1 Kantorenstrategie 2017 In de kantorenstrategie 2017° van 6 december 2017 was al duidelijk dat er meer ruimte voor kantoren nodig was. Door de gemeenteraad zijn de volgende voorstellen vastgesteld: 1. De huidige planvoorraad van 970.000 m2 flexibel inzetten waar op korte termijn (tot en met 2020) nieuwe kantoren zijn gewenst, te weten Zuidas, Arenapoort, Amstelstation, Lelylaan, Houthaven, Oostenburg en Noordelijke IJ-oever. 2. Amsterdam gaat door met de transformatie van de monofunctionele kantoorlocaties Amstel Ill, Riekerpolder en Sloterdijk naar aantrekkelijke, gemengde woon- werkgebieden in de stad. Sloterdijk is onderdeel van de gebiedsontwikkeling van Haven Stad. 3. Amsterdam verkent waar vanaf 2020 nieuwe, gemengde gebiedsontwikkeling mogelijk is. 4. Bij alle grote gebiedsontwikkelingen zoals Sluisbuurt, CAN gebied, Centrumeiland en K-buurt wordt een gemengd woon-werkmilieu gecreëerd met ruimte voor voorzieningen waaronder kantoren. In het Coalitieakkoord Amsterdam 2018 staat een nieuwe kantorenstrategie genoemd, waarmee het bestuur inzet op meer, sneller en toekomstbestendige kantoren. Door in te zetten op meer kantoorontwikkelingen wordt met het kantorenplan 2019-2026 aan het * Kantorenmonitor BV, januari 2019 * Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 november 2017 5 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 coalitieakkoord invulling gegeven. De planvoorraad“ van circa 1 miljoen m° en de voorstellen uit de kantorenstrategie 2017 bieden voldoende mogelijkheden voor de huidige vraag. 1.2 Kantorenplan 2019-2026 Met de kantorenstrategie 2017 is voldoende ruimte voor tenders en kantoorontwikkelingen op de juiste plekken in de stad mogelijk gemaakt. Echter de beschikbare gemeentelijke grond op OV-knooppunten is schaars. Als gevolg daarvan is de gemeente voor kantoorontwikkelingen in veel gevallen afhankelijk van marktpartijen met een grond- of erfpachtpositie, die mogelijkheden hebben voor transformatie, herontwikkeling en/of uitbreiding van kantoren. De behoefte aan kantoorruimte blijft hoog en het einde van de vraag naar vooral duurzame en goed OV-bereikbare kantoren is nog niet in zicht. Dit vraagt extra regie op het realiseren van nieuwe kantoren. Het doel van het kantorenplan 2019-2026 is een uitgebalanceerde en toekomstbestendige kantorenmarkt waarin op korte en middellange termijn voldoende kwalitatieve woon- werkmilieus beschikbaar zijn voor de uitbreidingsvraag van 125.000 m° kantoor per jaar. Voor dit doel gelden de volgende uitgangspunten: -__ Meeren sneller kantoren ontwikkelen om te voldoen aan de marktvraag; -__ Toekomstbestendige kantoren: flexibel, efficiënt, bereikbaar en klimaatneutraal; -__ Transformatie van monofunctionele kantoorlocaties met behoud van werk; -__ Realiseren van gemengde woon-werkmilieus. Het kantorenplan 2019-2026 sluit aan op de kantorenstrategie 2017, de Economie van Morgen (de ruimtelijk economische visie van Amsterdam, 2017) en de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 (2019). Daarnaast werkt Amsterdam aan een nieuwe omgevingsvisie waarin de strategische en integrale langetermijnvisie voor de fysieke leefomgeving wordt opgenomen. Deze gaat de huidige structuurvisie ‘Economisch Sterk en Duurzaam’ op termijn vervangen. Het concept Kantorenplan 2019-2026 is in april en mei 2019 breed verspreid onder buurgemeenten, marktpartijen en andere belanghebbenden om reacties op te halen. Daarnaast heeft de wethouder Economische Zaken een bijeenkomst met ontwikkelaars en beleggers gehad over de kantoorontwikkelingen in Amsterdam. Naar aanleiding van de consultatie is het kantorenplan aangevuld en aangescherpt. 4 Kantorenstrategie 2017, peildatum december 2017 6 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 2 Krapte op de kantorenmarkt Door de krapte op de kantorenmarkt kan de directe behoefte van nieuwe en gevestigde ondernemingen die huisvesting zoeken, steeds lastiger worden ingevuld, met als gevolg een minder aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het doorzetten van de groei van de werkgelegenheid leidt in deze periode met schaarste op de kantorenmarkt tot een netto uitbreidingsvraag van 125.000 m° per jaar in Amsterdam. Realisatie van deze kwantitatieve opgave kan bijdragen aan de kwaliteit en duurzaamheid van Amsterdam, omdat er vooral vraag is naar goed OV- bereikbare en duurzame kantoren in gemengde woon-werkmilieus. 2.1 Uitbreidingsvraag De netto vitbreidingsvraag van 125.000 m° kantoor per jaar is een prognose op basis van de groei van de werkgelegenheid van de afgelopen 20 jaar. De netto uitbreidingsvraag is exclusief de kantoren die door transformatie worden onttrokken en door nieuw kantoor moeten worden gecompenseerd. De netto uitbreidingsvraag in Amsterdam maakt onderdeel vit van de behoefteraming in de regio die in opdracht van het Platform Bedrijven en Kantoren (PlaBekKa) is uitgevoerd. Naast formele kantoorlocaties is er een sterke vraag naar kleinere kantoorruimtes in gemengde en informele milieus. Deze netto vitbreidingsvraag wordt onderschreven door de prognoses en behoefte ramingen van STEC’-groep en CBRE°. 900.000 800.000 700.000 600.000 500.000 _— : ran —_— Werkgelegenheidsontwikkeling 1995 tot en met 400.000 2018 (bron: OIS banen > 12 uur) Werkgelegenheidsgroei 1,5% vanaf 2018, na 300.000 2030 1% 200.000 Werkgelegenheidsgroei 2,0% vanaf 2018, na 2030 1% 100.000 Werkgelegenheidsgroei 2,5% vanaf 2018, na 0 2030 1% WPA OD dd MDM WM PA DOD dd MM WM Ps OD dd MN WM PA DOD Od MNM LL Ps OD no oo nn oo oo dd dd dd aA dd NON NON ON ND MN MN mn on oo nn Oo oo oo ooo oo oo oo ooo 0 0 dd dd ON ON ON ON ON ON ANA ONNA ON ON ON ON ON ON ON Tabel 1: Werkgelegenheidsontwikkeling, bron OIS *STEC-groep, Behoefteraming kantoorruimte Amsterdam, 19 februari 2019 ° CBRE, Marktverkenning kantoren, 8 maart 2019 7 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Sinds 1995 is er een structurele groei van 2% werkgelegenheid per jaar, waarvan meer dan de helft in kantoorhoudende bedrijvigheid. Deze omvangrijke groei van werkgelegenheid in Amsterdam hangt samen met de ontwikkeling en groei van de kenniseconomie, die internationaal groeit in steden met een hoogopgeleide bevolking. De werkgelegenheidsgroei kan bij het doorzetten van deze trend worden omgezet naar de behoefte aan kantoorruimte. Hierbij wordt vitgegaan dat 60% van de nieuwe banen kantoorbanen zijn en een gemiddelde kantoorbaan 15 m° bruto vloeroppervlak (BVO) kantoor nodig heeft. Dit leidt tot een vitbreidingsvraag naar kantoren van 125.000 m° per jaar. Onderzoeken van STEC en CBRE bevestigen deze verwachting. Zij bevestigen dat de komende jaren de vraag naar kantoren aanhoudt en komen met vergelijkbare aanbevelingen over de omvang van de Amsterdamse productieopgave voor de komende jaren. 2.2 Kantoormilieus Een van de snelst groeiende sectoren in de Nederlandse economie is de Technology, Media en Telecom sector (TMT-sector). Met een werkgelegenheid van ongeveer 80.000 arbeidsplaatsen in Amsterdam betreft het de tweede sector na de financiële en zakelijke dienstverlening’. Toonaangevende technologiebedrijven als Tesla, Netflix en Uber hebben hun Europese hoofdkantoor in Amsterdam gevestigd. Daarnaast kent de stad snelgroeiende ondernemingen, zoals Adyen, Oracle, Backbase, Catawiki en Booking.com. Een duidelijke trend binnen TMT is dat startups in toenemende mate kantoorruimte delen om het gebruik ervan te optimaliseren, huurkosten te reduceren en gebruik te maken van elkaars specialisaties. Flexconcepten zoals WeWork, B-Building, Spaces en Tribes groeien en zijn steeds aantrekkelijker voor grotere ondernemingen op zoek naar kantoorruimte met flexibele doorgroeimogelijkheden. Hoewel de Brexit economisch nadelig zal zijn voor de Nederlandse economie, is de kans groot dat als gevolg van de Brexit meer ondernemingen (die voorheen voor Londen kozen) zich vestigen in Amsterdam. Bij nieuwe ondernemingen gaat het in eerste instantie om de vestiging van een klein deel van de bedrijfsvoering, om daarna mogelijk door te groeien. Door de komst van de European Medicines Agency (EMA) naar Amsterdam in 2019 wordt verwacht dat veel medisch gerelateerde ondernemingen (Life Science & Health) zich gaan vestigen op plekken waar medische kennis- en laboratoriumfaciliteiten aanwezig zijn in Nederland. In Amsterdam is dit rond het AMC/Life Science district, Kenniskwartier Zuidas, Riekerpolder rond het Van Leeuwenhoek en Amsterdam Sciencepark. Het accommoderen van een deel van deze EMA spin-off in Amsterdam wordt een belangrijke opgave voor de komende jaren. De opkomst en groei van de kenniseconomie gedijt op locaties in de nabijheid van stedelijke voorzieningen met een goede OV- en fietsbereikbaarheid op OV-knooppunten voor werknemers vanuit de metropool en daarbuiten. De fiets® en in toenemende mate de e-bike 7 Jaarboek Amsterdam in cijfers, 2016 f Nota parkeernormen fiets en scooter, 2018 8 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 speelt een belangrijke rol bij woon-werkafstanden tot 15 kilometer. De van-deur-tot-deur- bereikbaarheid met de fiets draagt eraan bij dat kantoorwerkgelegenheid over een groot deel binnen de ring van Amsterdam verspreid is. Veel werknemers van de talloze financiële dienstverleners, advocatenkantoren, reclamebureaus, instituten en startups wonen op fietsafstand van hun werkgever. Veel werknemers van buiten Amsterdam gaan met de fiets vanaf het OV-knooppunt naar hun kantoor. In combinatie met de fiets heeft een groot deel van Amsterdam een goede OV-ontsluiting en is daarmee een stedelijk werkmilieu. ® » dS en ) Ng mms } AN % 2 B NN mr s, Toekomst kantoormileus t/m 2022 MN en MM ee orntersien MN veovevesire mn Topmilieu mm Stedelijk werkmilieu | Multimodaal knooppunt Figuur 1: Kantoormilieus t/m 2022 De diversiteit aan ondernemingen en vestigingsbehoeften vraagt om diversiteit in werk- en vestigingsmilieus. De ruimtelijk economische visie van Amsterdam’ geeft aan hoe de ontwikkeling van diverse woon-werkmilieus mogelijk is en kan bijdragen aan een flexibele, robuuste en duurzame economie. Dit aan de hand van de volgende werkmilieus: ® Ruimte voor de Economie van Morgen, 2017 9 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 -__ Creatieve en productieve wijken (Stedelijk werkmilieus); -_Multimodale knooppunten; -_ (Internationaal) topmilieu; -_Innovatiedistricten. 2.3 Zuidas Zuidas heeft zich de afgelopen jaren in economische hoog- en laagconjunctuur bewezen als robuuste vestigingslocatie voor grote en kleine, nationale en internationale ondernemingen. Conform de in 2016 door de gemeenteraad vastgestelde Visie Zuidas wordt ingezet op het creëren van een internationaal topmilieu met wonen, werken en openbare ruimte van hoge kwaliteit. Kantoren, woningbouw én voorzieningen komen steeds meer in balans om het gewenste stedelijke milieu te creëren, waar ook (internationale) topondernemingen zich tot aangetrokken voelen. De Visie Zuidas - en de daarin opgenomen de verdeling tussen wonen, werken en voorzieningen- is leidend bij de verdere ontwikkeling van het gebied. Begin 2019 staat er ruim 180.000 m* kantoor in aanbouw of verbouw. Met het internationale topmilieu blijft Zuidas met het Centrum van Amsterdam de belangrijkste kantoorlocatie in Amsterdam. Het is ook een van de weinige plekken waar de gemeente door gronduitgifte nog kan sturen op het kantoorprogramma. 2.4 Kantoorontwikkelingen De kantorenleegstand is sterk gedaald naar 8,8% °°, waarmee in theoretische zin een gezonde kantorenmarkt in Amsterdam zo goed als bereikt is. De sterke daling van de leegstand de afgelopen vier jaar is onder meer bereikt door de onttrekking van 700.000 m° aan kantoorruimte ten behoeve van transformatie naar woningen of hotels. Daarmee is de huidige kantorenvoorraad ongeveer 7 miljoen m?. De potentiële vitbreidingscapaciteit in Amsterdam en de regio is met een ruimtelijke verkenning (zie bijlage 1) in beeld gebracht. In figuur 2 worden de geplande kantoorontwikkelingen tot en met 2026 weergegeven. In deze figuur is duidelijk te zien dat nieuwe kantoorontwikkeling gerealiseerd worden in het stedelijk milieu, waarbij de kantoren vooral op goed OV-bereikbare locaties worden ontwikkeld. Het aandeel van de gemeentelijke gronduitgifte op het totaal is beperkt, omdat het bestaande vastgoed (in grondeigendom of Voor een gezonde kantorenmarkt gaat de gemeente uit van een maximale frictieleegstand van 8%. De gemeente neemt bij het in beeld brengen van de leegstand alle kantoorruimte mee die niet in gebruik is en waar niet op de peildatum wordt gebouwd of gesloopt. Hierdoor maakt ook incourante, geplande sloop/nieuwbouw en voorverhuurde leegstand onderdeel vit van het leegstandspercentage. Makelaars gaan uit van een ander, vaak lager leegstandscijfer, waarbij ze alleen de verhuurbare kantoormeters meenemen en vaak met een ondergrens van 5oo m°. In dit leegstandscijfer zijn niet meegenomen; lege kantoren die al zijn voorverhuurd en ook geen lege kantoren die niet meer aan de markt aangeboden worden, omdat ze bijvoorbeeld op de nominatie staan om te transformeren of omdat de eigenaar geen nieuwe huurder zoekt. De leegstand volgens CBRE was 4% op 1 janvari 2019. 10 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 erfpacht) met herontwikkel- of vitbreidingspotentieel op OV knooppunten veelal in handen is van marktpartijen. Meer dan 80% van de toekomstige kantoorontwikkeling zal dus moeten worden gerealiseerd op reeds uitgegeven echtpachtgronden of op locaties waar Amsterdam geen grondeigenaar is. © NDSM Moermansk 400 Moermansk „© Awarehouse © aurteistermsersien Basisweg 10: Buiksloterham haan) © Edo © Y point © hb, Ws 6 Herenstaete © Ca 9 Oostenburg _ Maison pasar ©) Oiamartbeurs ee © rin drarkostouw EG) OO nsmoorpien Berghausplaza ® mz 9 Matrix VIII en IX end Stelle college®) Rechtbank ©. oe agate TN EERE Suit Supply mieterse ® Tripolis Goo © Crossover (C) S _ Er ©Oe9 © © op Zuidas Bajeskwartier Infinity” SVL Valley Kenniskwartier ten © ef Vivaldi Kauwgomballenkwartier Metropolitan ©. Joan Laanderpoort Kavel 16 Frankemaheerd Kavel ©. 5 Kavel 9 (GS De Oliphant restoren. Perera . . Hogehilweg Kantoorontwikkelingen 2019 - 2026 Y YPkarspeldreaf Nuonbergweg © ® Haven Marktontwikkeling ® Herontwikkeling © Gronduitgifte Ot Medical Business Park Figuur 2: Inventarisatie“ van de kantoorontwikkelingen 2019-2026 “De inventarisatie is gebaseerd op de huidige kantoorontwikkelingen geïnitieerd door de markt en de gemeente, mogelijk kunnen er plannen bijkomen of afvallen. 11 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 De verwachte opleveringen en onttrekkingen zien er voor Amsterdam als volgt uit: NE Oplevering 810.000 m° 610.000 m° Onttrekking 305.000 Mm” 50.000 m° Voor de ontwikkeling van kantoren is het belangrijk dat de transformatieopgave verandert in een verdichtings- en vervangingsopgave, waarbij kantoren worden herontwikkeld en andere functies, zoals wonen, op de kavel of locatie worden toegevoegd. De verdichting is nodig om gemengde woon-werkwijken te creëren en de vervangingsopgave is nodig om meer kwalitatieve en duurzame kantoren te krijgen. Zonder de transformatie, herontwikkeling en nieuwbouw van kantoren en wonen kunnen gebieden als Arenapoort, Amstel Ill en Sloterdijk Centrum zich niet tot de gewenste woon-werkwijken ontwikkelen. Op dit moment staat er meer dan 300.000 m° kantoorruimte in aanbouw’. De productie is niet elk jaar hetzelfde, plannen schuiven door en plannen zijn naar de toekomst toe zachter. De kwalitatieve en duurzame kantoren die nu en het komende jaar worden opgeleverd zijn veelal voorverhuurd. Doorgaans laat een deel van de kantoorhoudende ondernemingen die nieuwbouw betrekken ruimte achter, die weer kan worden verhuurd. Echter de komende periode wordt de nieuwbouw vooral gevuld met nieuwe ondernemingen en bedrijfsuitbreidingen of het achtergelaten kantoor wordt getransformeerd. Hierdoor ontstaat een spanningsveld voor nieuwe en groeiende ondernemingen die per direct kantoorruimte zoeken enerzijds. En de nieuwbouw en herontwikkeling door ontwikkelaars die niet zonder voorverhuring gaan bouwen anderzijds. 400.000 300.000 200.000 rn rn oplevering 100.000 [ENEN RE zonen 0 2022 2023 2024 2025 2026 -100.000 -200.000 Tabel 2: Verwachte opleveringen kantoren 2019-2026°* * De inventarisatie is gebaseerd op de huidige kantoorontwikkelingen geïnitieerd door de markt en de gemeente, mogelijk kunnen er plannen bijkomen of afvallen. 5 Kantorenmonitor BV, peildatum 1 januari 2019 X De inventarisatie is gebaseerd op de huidige kantoorontwikkelingen geïnitieerd door de markt en de gemeente, mogelijk kunnen er plannen bijkomen of afvallen. 12 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 2.5 Kansen voor de regio Naast de ontwikkelambitie van Amsterdam is er in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) ook aanvullende behoefte aan nieuw kantoorprogramma door toenemende vraag. Binnen de MRA liggen onder andere kansen op OV-knooppunten in Hoofddorp, Zaandam en Duivendrecht om in combinatie met nieuwe woonprogramma’s bij te dragen aan de behoefte aan kantoren, woningen en stedelijke voorzieningen. Ook in de stedelijke kernen en rond de belangrijkste treinstations in Almere en Haarlem kan kantoorruimte worden toegevoegd, bijvoorbeeld door ruimte te maken voor flexkantoren als onderdeel van stedelijke verdichting. Binnen de MRA is in PlaBeKa een nieuwe behoefteraming voor bedrijven en kantoren opgesteld. Samen met regiopartners wordt er gewerkt aan een regionale overloopstrategie, met als doel de ruimtelijke mogelijkheden en kansen in de deelregio’s van de MRA in beeld te brengen. Kantoorhoudende ondernemingen die vit Amsterdam vertrekken, doen dat mogelijk als gevolg van stijgende huren en/of behoefte aan meer parkeerplaatsen. De regio kan voor deze ondernemingen in veel gevallen geschikte kantoorruimte bieden en daarmee ook hun bestaande kantoorlocaties in de MRA weer interessanter maken als vestigingslocatie. In PlaBeKa 3.0 wordt op basis van de nieuwe vraagraming samen met andere deelregio's gekeken waar geschikte vestigingsruimte in de regio mogelijk is, om tegemoet te komen aan de vraag naar kantoorruimte. Waar de vitbreidingsvraag in de regio kan landen, kan dit een verlichting bieden voor de druk op de Amsterdamse kantorenmarkt. Voor ondernemingen met een huisvestingsvraag die zich bij de gemeente Amsterdam melden, wordt naar een breed palet aan mogelijkheden gekeken, waaronder de regio. Ondernemingen, die in de regio zijn gevestigd, wordt geadviseerd om op hun huidige locatie te kijken naar uitbreiding of een kwaliteitsverbetering. Deze ondernemingen worden niet per definitie in Amsterdam gefaciliteerd. In het aantrekken van ondernemingen kiest Amsterdam ervoor om niet met de regio te concurreren, maar zich internationaal te richten op het niveau van andere Europese steden. 2.6 Toekomst voor kantoormilieus Amsterdam ontwikkelt zich van een mid-sized Europese stad tot een Europese hoofdstad die meedingt op internationaal niveau”. De goede bereikbaarheid, de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking en de betaalbaarheid maken Amsterdam tot een aantrekkelijk centrum voor internationale ondernemingen. Maar ook de mondiale uitstraling en het hoogstedelijke karakter van de stad, waar een diversiteit van mensen om verschillende redenen aanwezig zijn, maakt Amsterdam aantrekkelijk. Naast deze internationale aantrekkingskracht groeit de behoefte aan kantoor ook mee met de groei van de inwoners in stad en regio. Amsterdam biedt verschillende locaties waar deze groei kan worden geaccommodeerd. 5 JLL & the business of cities, The universe of city indices, 2018 13 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Een vitdaging is de mobiliteit bij de verdichting van de stad. In gebiedsplannen worden mobiliteitsplannen vitgewerkt voor zowel de korte als de langere termijn. Voor duurzame stedelijke en economische ontwikkeling op de langere termijn oriënteert Amsterdam zich met Rijk, Metropoolregio, NS, Schiphol en Vervoerregio op twee grote infrastructurele investeringen: het sluiten van de kleine ring van de Isolatorweg naar het Centraal Station, én het verlengen van de Noord-Zuidlijn van Zuidas naar Schiphol en mogelijk Hoofddorp. De kleine ring is een noodzakelijke drager van de gebiedsontwikkeling Havenstad, en deze biedt op het toekomstig stedelijk OV knooppunt Hemknoop een kansrijke locatie voor nieuwe kantoorontwikkeling. De doortrekking van de Noord-Zuidlijn is belangrijk voor de werking van het toekomstige OV-systeem rond Schiphol én ontsluit kansen voor de ontwikkeling van een intensiever en hoogwaardiger gemengd werkmilieu in Schinkelkwartier. Het biedt daarnaast kansen om werkgelegenheidsgroei die zich nu nog in het bijzonder in Amsterdam concentreert, in de toekomst meer te spreiden binnen de MRA op locaties als Schiphol en Hoofddorp. ba | 3 hen ° ä Á5 am î (derd ’ je ed km Od % Toekomst kantoormileus t/m 2040 MN Gore MM ee rcooonsenser MNM eroevece Lj Topmilieu | Stedelijk werkmilieu mm Multimodaal knooppunt Figuur 3: Toekomst kantoormilieus t/m 2040 14 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Daarnaast worden Hamerkwartier en Buiksloterham met goede verbindingen naar Noord aantrekkelijke stedelijke wijken, geschikt voor het informele werkmilieu. Arenapoort verdicht met wonen, werk en voorzieningen. Dit biedt kansen voor Duivendrecht om met de ontwikkeling van De Nieuwe Kern na 2026 een nieuw levendig multimodaal knooppunt met kantoren en voorzieningen te creëren. 15 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 3 Toekomstbestendige kantoren Toekomstbestendige kantoren betekent het realiseren van kantoren op goed bereikbare plekken in een gemengd woonwerkmilieu en het uitvoeren van ambities op het gebied van CO, reductie, energiebesparing, duurzame energie, schone lucht, modulair bouwen, een circulaire economie én een klimaatbestendige stad. Deze ambities gelden voor het realiseren van nieuwe kantoren, het transformeren en het herontwikkelen van de bestaande voorraad. Naast dat het gebouw toekomstbestendig is, is het ook belangrijk dat het gebouw bijdraagt aan de leefbaarheid van het gebied. De functionaliteit, toekomstwaarde en belevingswaarde van een gebouw bepalen de ruimtelijke kwaliteit. De ervaring leert dat de technologische ontwikkeling van de markt vaak al verder is. De stad Amsterdam daagt de markt dan ook vit om zelf de exacte invulling te bedenken. Amsterdam stuurt op het doel van een toekomstbestendige stad en niet op specifieke middelen. Afhankelijk van de specifieke kenmerken van een locatie en de mate van verdichting kan een bepaald thema om meer of minder aandacht vragen. 3.1 Vestigingsklimaat en mobiliteit Een belangrijke stap naar het verduurzamen van de kantorenmarkt is sturen op locatie. Amsterdam wil een klimaatneutrale stad, schone lucht en gaat verder dan de wettelijke eisen voor luchtkwaliteit. Het gemotoriseerde verkeer zorgt voor negatieve effecten op de lokale luchtkwaliteit. Door kantoren mogelijk te maken op locaties die goed bereikbaar zijn met het OV en fiets wordt het woon-werkverkeer met de auto tot het minimum beperkt. Dit is ook in het belang van de ondernemingen waarbij bereikbaarheid bepalend is voor het vestigingsklimaat. In veel gebiedsontwikkelingen speelt een bereikbaarheidsprobleem, waardoor nieuwe ontwikkelingen vertragen. Specifiek voor de kantoorlocaties, waar de auto vaak nog dominant is, komt dit door het ruime aanbod aan parkeerplaatsen en het forensenverkeer. Gezamenlijk zullen gemeente, ontwikkelaars en kantoorgebruikers naar innovatieve mobiliteitsoplossingen moeten zoeken, met de inzet: -_ het aantal parkeerplaatsen te minimaliseren bij nieuwe ontwikkelingen of zelfs geen parkeerplekken meer te realiseren. Het parkeerbeleid geeft deze ruimte. Daarbij moet uiteraard altijd oog zijn voor de noodzakelijke laad- en losbehoefte. Echter is voor ontwikkelaars en beleggers van kantoren het vaak wenselijk een bepaalde hoeveelheid parkeerplekken te realiseren, met name voor medewerkers uit de regio, waar geen goed OV-alternatief voor handen is. In de zoektocht naar oplossingen wordt het bestaande areaal betrokken; -_bijeen significant deel van de parkeervoorzieningen elektrische laadpunten te installeren 16 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 of voor te bereiden op toekomstige installatie. Daarnaast wordt bij de nieuwbouw van kantoren voldoende (inpandige) parkeerplaatsen voor fiets en scooter geëist; -__ een gedragsverandering van de medewerkers te bewerkstelligen, waardoor meer van alternatieve modaliteiten gebruik wordt gemaakt. Hier zijn al verschillende initiatieven voor opgestart vanuit Oram, stichting Breikers en initiatief Anders Reizen. De gemeente werkt hiermee samen vanuit de agenda autoluw. In Zuidas wordt een pilot uitgevoerd waarbij samen met een aantal grote ondernemingen medewerkers worden verleid om alternatieve vervoersmogelijkheden te gebruiken; -_het beperken van het aantal vervoersbewegingen van het goederenvervoer en de bevoorradingsroutes. Dit betekent dat op het niveau van het gebied door de gebruiker van het kantoor wordt gekeken welke stromen gebundeld kunnen worden vervoerd. 3-2 Duurzaamheidsambities voor Amsterdam De duurzaamheidsambities voor Amsterdam liggen hoger dan de landelijke wetgeving. Om onze stad leefbaar te houden voor toekomstige generaties is het nodig om de CO‚-uitstoot in Amsterdam met 55% terug te dringen in 2030 en met 95% in 2050 ten opzichte van 1990 en de stad vóór 2040 volledig aardgasvrij te maken. Het gaat om CO, die vrijkomt op Amsterdams grondgebied, door het gebruik van energie in gebouwen, bedrijven en mobiliteit. De duurzaamheidsambities zijn: -_ Duurzame energie en aardgasvrij: De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor 28% van de totale CO‚-uitstoot in Amsterdam. Energiebesparing bij bestaande bouw is essentieel en daarom worden bestaande gebouwen tot 2040 gebiedsgericht en buurt- voor-buurt, wijk-voor-wijk van het aardgasnet afgekoppeld. Amsterdam daagt de markt uit om minimaal energieneutrale (EPCs o) en aardgasvrije nieuwbouw en transformaties te realiseren en heeft als doel energieleverende gebouwen te ontwikkelen. Dit betekent dat nieuwbouw niet meer wordt aangesloten op het aardgasnet en transformatie van kantoren wordt gebruikt om duurzaam te gaan verwarmen (op een zo laag mogelijke temperatuur) en koelen. Het beperken van de warmte en koudevraag van gebouwen is aandachtspunt door de gebouwen slim te ontwerpen. Ook is bij het ontwerp van een kantoor aandacht voor opwek van duurzame energie voor het gebouw zelf of de omgeving van het gebouw. -__ Circulaire economie en afval: Amsterdam doet mee aan het Nationale grondstoffenakkoord. In dit akkoord staan afspraken tussen overheid en het bedrijfsleven om de Nederlandse economie in 2050 volledig te laten draaien op herbruikbare grondstoffen. Daarnaast is er een tussendoelstelling geformuleerd van 50% reductie op het gebruik van primaire grondstoffen in 2030. Voor de nieuwbouw, transformatie en herontwikkeling van kantoren liggen er vooral kansen bij het zo lang mogelijk hoogwaardig in de keten houden van grondstoffen en bouwmaterialen en het inzetten op modulair (efficient en flexibel) bouwen”. Gebouwen dienen flexibel ontworpen te worden zodat adaptatie naar verschillende functies over de gehele levenscyclus zo veel mogelijk ‘6 Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, januari 2019 ® Roadmap Circulaire Grondafgifte, juni 2017 17 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 wordt gewaarborgd. En met het flexibel inrichten van het gebied kan worden ingespeeld op de continue veranderingen in de stad. Het ontwerp dient daarnaast bij te dragen aan een volledige grondstoffenterugwinning aan het einde van de functie. Voor alle panden zal een materialenpaspoort nodig zijn. Het inzamelen van bedrijfsafval is een marktactiviteit. Omdat iedere ondernemer vrij is om een eigen inzamelaar te kiezen leidt dat tot veel onnodige rijbewegingen. Het College heeft de ambitie om een gerichte aanpak voor bedrijfsafval te maken. Afvalinzameling moet zoveel mogelijk gezamenlijk worden georganiseerd om onnodige ritten terug te dringen. Bij het realiseren van nieuwe kantoorgebouwen liggen kansen om vanaf het begin in te zetten op collectieve gescheiden inzameling. -___Klimaatadaptatie: In het extremer wordende klimaat en de verdere verdichting van Amsterdam is een extra inspanning nodig om de stad leefbaar te houden. Voor steden zijn hittestress en extreme hoosbuien de meest in het oog springende veroorzakers van schade of overlast. Het is belangrijk om een klimaat-/regenbestendige stad te realiseren. Dit vraagt zowel een inspanning op particulier terrein als in het openbaar gebied. Er zijn verschillende goed toe te passen maatregelen, onder andere de aanleg van ecogroen en integratie van oppervlakte water en het tijdelijk opvangen en vertragen van water tijdens extreme buien. Ook dient er aandacht te zijn voor perioden van extreme droogte zodat de grijswaterbuffer van de buien ook gebruikt kan worden voor het bewateren van het groen op de kavel bij droogte. Denk tot slot aan natuurinclusief bouwen om de biodiversiteit van Amsterdam te vergroten. De gemeenteraad heeft duurzaamheidsmaatregelen vastgesteld waarvan een aantal randvoorwaardelijk is. Deze maatregelen staan in de hand-out Duurzaam bouwen in Amsterdam op kavel en gebouwniveau“”. 3.3 Verduurzaming bestaande bouw Bij de verduurzaming van de bestaande kantorenvoorraad gaat het voornamelijk over omschakeling naar duurzame energie en het verlagen van het energieverbruik in gebouwen, zowel warmte/gas als elektriciteit. Amsterdam vindt dat ondernemingen die veel energie verbruiken maatregelen moeten treffen om dat sterk terug te dringen. Amsterdam wordt hierin gesterkt door geldende en toekomstige wet- en regelgeving en zal hier actief op laten handhaven door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De verduurzaming vindt plaats door: -_Energiebesparingsplicht Activiteitenbesluit: Ondernemingen en instellingen zijn verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen, wat is vastgelegd in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. De energiebesparingsplicht geldt specifiek voor inrichtingen met een jaarlijks elektriciteitsverbruik van meer dan 50.000 kWh of meer dan 25.000 m? aardgasequivalenten. In het Activiteitenbesluit staat dat alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder genomen moeten worden. Hiervoor kunnen de erkende maatregellijsten gebruikt worden, welke verschillen ‘® Handout duurzaam bouwen in Amsterdam op gebouw en kavel 18 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 per branche’® (zie de erkende maatregellijst voor kantoren). Vanaf a juli 2019 treedt de informatieplicht voor ondernemingen en instellingen in werking. Dit betekent dat iedere inrichting die valt onder de energiebesparingsplicht een rapport zal moeten indienen waaruit blijkt welke energiebesparende maatregelen zijn genomen. -_ Energielabel C voor kantoren: De vervangingsopgave die nodig is om meer kwalitatieve kantoren op de markt te krijgen, wordt geholpen door de verplichting voor een energielabel C die voor alle bestaande kantoorgebouwen geldt vanaf 1 januari 2023. ® Erkende maatregellijst energiebesparing, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 19 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 4 Dilemma's, overwegingen en mogelijkheden In het Coalitieakkoord Amsterdam 2018 staat een nieuwe kantorenstrategie genoemd, waarmee het bestuur inzet op meer, sneller en toekomstbestendige kantoren. Bij het tot ontwikkeling brengen van kantoorplannen die in de pijplijn zitten is zorgvuldigheid nodig, waarbij rekening moet worden gehouden met de volgende dilemma's, overwegingen en mogelijkheden. 4.1 Verdichting stad, afweging tussen functies In de jaren 2001 tot en met 2003 is in Amsterdam te veel kantoorruimte gerealiseerd. Er werd gebouwd voor de beleggingswaarde, wat door de overvloed aan kantoren en met een afnemende vraag naar kantoorruimte uiteindelijk leidde tot een grote kantorenleegstand, die in 2015 nog 18% was. Als gevolg heeft de gemeenteraad in verschillende jaren de kantorenplannen gereduceerd, nieuwbouw nog maar beperkt toegestaan, de kantorenloods ingesteld en het programma transformaties opgezet. Veel (incourante) kantoorruimte is onttrokken door transformatie naar woningen of hotels. Terwijl de economie is blijven groeien. Dit heeft er toe geleid dat de leegstand gestaag afnam en na afloop van de economische crisis sterk is gedaald, naar 8,8% begin 2019. Het doel van het programma Transformaties (2015-2018) was leegstand terugdringen en woningen door transformatie realiseren. Nu de kantorenmarkt aantrekt neemt de leegstand in rap tempo af. De druk op de woningmarkt zorgt er echter voor dat er initiatieven blijven binnenkomen om kantoren te transformeren naar wonen. Hierdoor komt de woon- werkbalans in het stedelijke werkmilieu onder druk te staan, waardoor wonen mogelijk de overhand krijgt ten koste van kantoren. Doordat Amsterdam is blijven groeien, ook gedurende de economische crisis, is de druk op de fysieke ruimte steeds groter geworden. Er is grote behoefte aan zowel woningen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en kantoren. De opgave voor de stad is het realiseren van de juiste balans tussen wonen en werken én binnen werken tussen kantoor en bedrijfsruimte. Voor veel gebieden, vooral rond de OV-knooppunten, is gekozen voor een gemengd woon- werkprogramma wat zorgt voor een levendige en toekomstbestendige stad. Dit betekent dat in transformatiegebieden naar een goede balans tussen (concurrerende) functies zoals wonen, werken en (maatschappelijke) voorzieningen. Niet alleen omdat dit bijdraagt aan alle stedelijke functies, maar ook omdat juist dit milieu gewild is bij bedrijven. Een mooi voorbeeld daarvan is Zuidas, waar naast kantoren wordt ingezet op een goed woonmilieu om de levendigheid in het gebied te vergroten. Het succes blijkt vit de hoge huurprijzen en lage kantorenleegstand. 20 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 4.2 Afhankelijkheid marktpartijen Het aandeel van vrij vitgeefbare gemeentelijke grondposities op de totale planvoorraad aan kantoren is beperkt. Het merendeel van de grondposities en potentiële uitbreidings- of herontwikkelingsmogelijkheden voor kantoren is namelijk in handen van marktpartijen. De gemeente is hierdoor in grote mate afhankelijk van de erfpachters en particuliere grondeigenaren bij transformatie, herontwikkeling of vitbreiding van kantoren. Marktpartijen gaan pas ontwikkelen als er voor hen een rendabele businesscase is. Dit staat momenteel onder druk vanwege enerzijds de gemeentelijke randvoorwaarden voor nieuwbouw (bijvoorbeeld de betaalbaarheid van de nieuwe woningen en duurzaamheidseisen) en anderzijds de groeiende rendementen op het huidige vastgoed vanwege de aantrekkende kantorenmarkt. Daarnaast zijn de grondprijzen®° een belangrijke component bij het berekenen van de businesscase door marktpartijen. 4.3 Transformatie en herontwikkeling De transformatie van monofunctionele kantoorlocaties naar gemengde woon-werkgebieden is cruciaal om te kunnen voldoen aan de woningbouwdoelstelling en om een kwalitatief en aantrekkelijk kantoormilieu te creëren. Beide functies gaan goed samen in een stad die zich steeds verder verdicht. In gebieden als Arenapoort, Amstel II, Riekerpolder en Sloterdijk Centrum is doorgaan met transformatie, herontwikkeling of uitbreiding van kantoor van groot belang om gemengde, toekomstbestendige wijken te maken én in het belang voor de ontwikkeling van een toekomstbestendig kantoormilieu. De juiste verhouding tussen de verschillende functies is maatwerk per gebied. De transformatie van kantoren door verbouwing of sloop-nieuwbouw is van belang voor de bijdrage aan het realiseren van de woningbouwopgave en de vernieuwing van de kantorenvoorraad. De onttrekking en sloop van kantoren biedt naast woningbouw ook kansen voor nieuwe, toekomstbestendige kantoren. Transformatie vindt vooral plaats in verouderde kantoren. In het geval van sloop-nieuwbouw is er vaak geen sprake meer van een pure onttrekking van kantoorruimte, maar wordt een gemengd programma met een toekomstbestendig kantoor teruggebouwd. De grondprijzen worden genormeerd residueel bepaald. Dit houdt in dat de grondprijzen worden gebaseerd op de gemiddelde opbrengst van het desbetreffende type vastgoed in het gebied waar de nieuwe ontwikkeling zal plaatsvinden en de bouw- en bijkomende kosten van referenties van veel in de stad voorkomende gebouwtypologieën. Hierbij wordt rekening gehouden met de belangrijkste kenmerken van het toekomstige gebouw en de relevante regelgeving die van toepassing is (vooral het geldende bouwbesluit en het bestemmingsplan). Indien een project sterk afwijkt van de uitgangspunten die horen bij de normreferenties, kan dat aanleiding zijn om grondprijzen op basis van maatwerk te bepalen, waarbij in de stichtingskosten rekening wordt gehouden met deze aanvullende eisen. Bijvoorbeeld omdat de gemeente stedenbouwkundige en duurzaamheidseisen stelt, die niet aansluiten bij de vitgangspunten die ten grondslag liggen aan de normopbrengsten en —-kosten. 21 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Grote transformaties en herontwikkelingen gaan vaak gemoeid met (forse) canonaanpassingen in het erfpachtcontract, omdat er sprake is van verdichting door het toevoegen van volume en functieverandering naar een hoogwaardigere functie. De canonaanpassing bij een transformatie wordt gebaseerd op marktconforme grondwaarden voor bestaande erfpachtrechten. Marktconforme grondprijzen zijn noodzakelijk om conflict met Europese staatssteunregels te voorkomen. In het geval van bijzondere omstandigheden, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de geadviseerde grondwaardebepaling en de daaruit voortvloeiende canonaanpassing, dan wel afkoopsom. Hiervoor is een bestuurlijk besluit noodzakelijk”*, maar dit wordt gemandateerd uitgevoerd door de directeur G&O. Om meer inzicht te geven in de wijze waarop de canonaanpassing wordt bepaald en het verschil in berekeningswijze van de canon tussen enerzijds een bestemmings- en bebouwingswijziging en anderzijds een herziening bij transformatie, wordt een informatiefolder voor erfpachters opgesteld. Hierdoor worden voor een erfpachter en potentiele kopers de financiële consequenties van de aanpassing van het erfpachtrecht als gevolg van de transformatie beter inzichtelijk gemaakt ten behoeve van de businesscase. In de transformatiegebieden met bedrijven zit veel informeel kantoormilieu in kantoorgebouwen of in bedrijfshallen. De totale omvang van deze veelal kleine kantoren is aanzienlijk. Voor startups zijn deze locaties belangrijke en vaak nog betaalbare plekken. De kantoren die in de gebieden als gevolg van transformatie verdwijnen, zullen in het gebied of elders in de stad gecompenseerd worden. 4-4 Selectiebeleid (hardheidsclausule) Het uitgangspunt van het selectiebeleid is een meervoudige, openbare procedure, oftewel een tender. Hiermee is namelijk de marktconformiteit geborgd. De ervaring leert dat tenders de volgende voordelen hebben: -__ eerlijke kansen voor marktpartijen, ook voor nieuwe partijen; -__de beste partij kan worden geselecteerd, op zowel kwaliteit als prijs; -__ eenduidigere nakoming en contractvorming; -__ een vroegtijdige screening op basis van de BIBOB-wetgeving; -_extra inspanning van marktpartijen voor duurzaamheid. In het selectiebeleid is een hardheidsclausule opgenomen, die het mogelijk maakt om in specifieke omstandigheden binnen een strikt omschreven mandaat af te wijken van het selectiebeleid. De hardheidsclausule biedt de mogelijkheid om van het selectiebeleid af te wijken. Het mogelijk maken van de ontwikkeling van nieuwe kantoorruimte voor een onderneming, dat de economische structuur van Amsterdam versterkt of van grote “De afwijkingsbevoegdheid is door het bestuur gemandateerd aan de directeur G&O, die de beslissing desgewenst zelf kan nemen en hier achteraf over rapporteert aan het bestuur of de beslissing alsnog aan het bestuur voorlegt. Om meer inzicht te geven in de afweging of en wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden die noodzaken tot een afwijking, wordt de afweging zo nodig aan de wethouder of het College van B&W voorgelegd. 22 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 maatschappelijke waarde is, kan een dergelijk vitzondering zijn. In paragraaf 5.2 worden sectoren genoemd die voor Amsterdam een economische meerwaarde hebben, dit is geen bindende en/of limitatieve opsomming. Belangrijk element bij toepassing van de hardheidsclausule is dat de beschikbare vitgeefbare gronden in Amsterdam schaars zijn. Voor de vrij vitgeefbare grondposities, die de komende jaren kunnen worden ingezet voor kantoorontwikkeling, wordt een afweging gemaakt tussen tenderen of één-op-één gronduitgifte. Gegeven de schaarse grondposities voor kantoren zal de hardheidsclausule alleen in bijzondere gevallen worden ingezet. De gemeente kiest daarbij voor ondernemingen met een groot economisch en/of maatschappelijk belang, waarvoor vestigingsruimte niet op een andere manier in bestaande en nieuwe kantoren in ontwikkeling kan worden gevonden. 4.5 Luchthavenindelingbesluit in relatie tot hoogbouw In de omgeving van luchthavens mag niet zomaar worden gebouwd. Dit om gevaren voor de veiligheid en geluidsoverlast door vliegverkeer zoveel mogelijk te voorkomen. De overheid heeft rondom Schiphol zones aangewezen, per zone gelden andere beperkingen die zijn opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol. De bijbehorende regels hebben te maken met geluidshinder, veiligheid van omwonenden of vliegveiligheid. Bijna heel Amsterdam is gelegen in het beperkingengebied van het LIB. Op diverse plekken gelden hoogtebeperkingen (zogenaamde harde en zachte vlakken). Wanneer de gemeente wil afwijken van de regels in het LIB moet ze een verklaring aanvragen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. Het gaat dan om een Verklaring Van Geen Bezwaar (vanaf nu VVGB) beperkingen Schiphol. In 2014 is specifiek voor Zuidas een hoogbouwkader opgesteld, waarin de toenmalige plannen (plus wat extra hoogteaccenten) zijn opgenomen. Na uitgebreide toetsing op diverse veiligheidsfactoren is bepaald dat de ontwikkelingen passend binnen het hoogbouw kader mogelijk zijn. Daarmee zijn de plannen binnen het hoogbouwkader Zuidas vrijgesteld van nadere toetsing aan het LIB. Tussen het hoogbouwkader en het zogenaamde harde vlak boven Zuidas (de maximale bouwhoogte) zit in een aantal gevallen nog enige ruimte. Deze ruimte kan met een VVGB worden benut. Dit maakt het bij enkele gebouwen mogelijk om hoger te bouwen dan het hoogbouwkader. Naast LIB spelen ook stedenbouwkundige overwegingen mee. Zeker op plekken grenzend aan bestaande bebouwing, waar bijvoorbeeld in Zuidas gezocht wordt naar een gepaste overgang van de 19° en 20°° -eeuwse stad. Daarnaast vragen effecten als schaduwwerking en windhinder om een zeer zorgvuldige afweging. 4.6 Procedures: korter, simpeler en zorgvuldig Voor besluitvorming worden in Amsterdam de stappen vit het Plan- en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen 2017 (het Plaberum) gevolgd. Versnelling kan worden bereikt door af te wijken van het Plaberum. Om de planvorming te versnellen kan ervoor gekozen worden om fase 2 uit het Plaberum over te slaan. Op bijvoorbeeld 23 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 kavelniveau (postzegel) kan dan via een principebesluit direct naar een investeringsbesluit worden overgegaan. Dit is in Zuidas bijvoorbeeld gedaan bij de ontwikkeling van de nieuwe Rechtbank, de uitbreiding van het Atrium en de nieuwbouw voor EMA. Deze werkwijze leidt (in principe) tot versnelling. Nadeel hiervan is dat de zorgvuldigheid in het geding kan komen, doordat de voorbereiding vanuit de gemeente extra onder druk wordt gezet en door het ontbreken van een bredere stedenbouwkundige context. De ontwikkeleenheden (uit te geven kavels) zijn vaak groot en bevatten in een deel van de gevallen een gemengd programma met wonen, werken en voorzieningen. Daarnaast is de gemeente ambitieus ten aanzien van duurzaamheid, welstand, plintinvulling, etc. Dit maakt zowel het ontwerpproces als de realisatie tijdrovend. Er zijn verschillende werkwijzen denkbaar die de opgave simpeler en daarmee mogelijk makkelijker en sneller uitvoerbaar maken. Denk hierbij aan minder menging op gebouwniveau of de realisatie van kantoorgebouwen zonder ondergrondse parkeervoorziening. Participatie bij nieuwe ontwikkelingen is een belangrijk vitgangspunt in Amsterdam. Nieuwe ontwikkelingen zoals het project Sixhaven vragen een intensief participatietraject waarbij de ideeën van de verschillende stakeholders zwaar wegen. Hierdoor kan er niet altijd het vanuit de kantorenmarkt gewenste programma worden gerealiseerd. 24 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 5 Voorstellen Om te komen tot een uitgebalanceerde en toekomstbestendige kantorenmarkt, waarin op de korte en middellange termijn voldoende diverse vestigingsmilieus beschikbaar zijn voor de netto vitbreidingsvraag van 125.000 m° per jaar, worden de volgende voorstellen gedaan. 5.1 Bouwen voor de vraag Door de komende bestuursperiode van 2019-2022 actief in te zetten op een netto toevoeging van 125.000 m° per jaar op de bestaande kantorenvoorraad, kunnen in Amsterdam ook voor de middellange termijn van 2023-2026 voldoende kantoren worden gerealiseerd. In het kader van dit kantorenplan zijn afspraken gemaakt over streefgetallen met de grote (toekomstige) kantorenlocaties over de geplande opleveringen van kantoren. De streefgetallen zijn de bruto opleveringen in de kantorenlocaties : asil” 210.000 m 13sooon Sloterdijk Centrum 10.000 m° 50.000 m° Amstelstation 20.000 m° 100.000 m° Amstel III (vervangingsopgave) 40.000 m° 40.000 m° Kantoorontwikkelingen duren vanaf het publiceren van de tender of initiatief tot oplevering al snel vier jaar, dus voor de periode 2023-2026 is het nodig dat kantoorontwikkelingen nu starten. Door het intensief sturen op tenders en vooral het stimuleren van kantoorontwikkelingen op posities van marktpartijen kunnen de streefaantallen worden gehaald. Naast deze locaties worden kantoorontwikkelingen uiteraard ook op andere plekken gestimuleerd. In de bijlage van dit plan staat een ruimtelijke verkenning met een uitwerking van de kantoorontwikkelingen per gebied. Met een jaarlijkse monitor worden de kantoorontwikkelingen nauwgezet gevolgd. Zo nodig kan de gemeente anticiperen, met als doel een gezonde kantorenmarkt met maximaal 8% frictieleegstand. Naast nieuwbouw is ook het behoud van kantoor belangrijk voor de werkgelegenheid in de stad. Sturen op het behoud van kantoren groter dan 1.000 m? in het stedelijk milieu (vooral in 2 De streefgetallen zijn geen optelling van de verwachte opleveringen. 25 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 stadsdeel Centrum, Zuid, West en Oost) voorkomt dat er monofunctionele woonwijken ontstaan en behoudt ruimte voor werk in een gemengde stad. Sturing op behoud van kantoren kan door niet mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging van kantoor naar een andere functie of door te eisen dat bij transformatie eenzelfde volume aan kantoor wordt teruggebouwd. Dit vraagt maatwerk per locatie. In de transformatiegebieden wordt op gebiedsniveau op behoud van voldoende kantoorvolume gestuurd. 5.2 Faciliteren van eindgebruikers Amsterdam wil zich inspannen om de gewenste eindgebruiker (en niet zo zeer de ontwikkelaar) te faciliteren in haar zoektocht naar passende kantoorhuisvesting. Om hierin te voorzien wordt procesmatig een aantal aspecten binnen de gemeente verbeterd en gestroomlijnd. Met een gewenste eindgebruiker, die zich bij de gemeente meldt, zullen verschillende huisvestingsmogelijkheden worden bekeken. Om te bepalen voor welke eindgebruikers de gemeente deze inspanning aangaat, wordt gekeken of de eindgebruiker de economische structuur van Amsterdam versterkt of van grote maatschappelijke waarde is. In het aantrekken van internationale bedrijvigheid richt Amsterdam zich op werkgelegenheid, duurzaamheid en innovatie. Als verantwoordelijke hoofdstad wil Amsterdam niet concurreren met andere delen van Nederland. Binnenlandse verhuizingen van ondernemingen naar Amsterdam komen om die reden in principe niet in aanmerking voor toepassing van de hardheidsclausule. De economische rol die Amsterdam kan en wil spelen is het versterken van de internationale vestigingspositie van Nederland. Actieve acquisitie richt zich op ondernemingen die zich alleen in Amsterdam of andere internationale steden willen vestigen en gericht zijn op het ontwikkelen van werkgelegenheid, duurzaamheid en innovatie. Daarnaast wil de gemeente ook in Amsterdam gevestigde ondernemingen faciliteren die door hypergroei of voor bedrijfsmatige samenvoeging snel op zoek moeten naar meer kantoorruimte. Voor het versterken van de internationale vestigingspositie van de MRA en Nederland zet Amsterdam in op de acquisitie van ondernemingen en sectoren waarin Amsterdam economisch sterk is of waarvan de komende jaren snelle groei en nieuwe vestigingen in Amsterdam zijn te verwachten. Dit zijn ° -__ Internationale en Europese hoofdkantoren; -_ Marketing, Creatieve Industrie en Media; -___ Medische ondernemingen, Farmacie, Life Science en Health; -__ Technologie (software en hardware scale-ups) en Telecom. 3 De economie van Amsterdam is niet alleen sterk in deze sectoren, maar vooral in de cross-overs tussen deze sectoren. De financiële en zakelijke dienstverlening ontbreekt in dit overzicht, omdat hier een lagere groei wordt verwacht als gevolg van het doorzetten van digitalisering. Groei en ontwikkeling vinden plaats in de fintech dat onder tech-sector valt. Nieuw is de komst en groei van farmaceutische en medische bedrijven als gevolg van de komst van EMA. Deze bedrijven vragen om een combinatie van kantoor met laboratoriumruimte. 26 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Indien een onderneming uit één van de bovengenoemde categorieën zich bij de gemeente meldt met vraag voor huisvesting, dan wordt de onderneming afhankelijk van de economische en/of maatschappelijke waarde gefaciliteerd in haar zoektocht naar huisvesting. In de zoektocht naar passende huisvesting zal de gemeente samen met de eindgebruiker kijken naar mogelijkheden in bestaande beschikbare kantoorruimte, opties voor herontwikkeling van bestaande panden, beschikbare ruimte in kantoorontwikkelingen die in aanbouw en ontwikkeling zijn en aanstaande tenders. Tot slot zal eventueel ook gekeken worden naar één-op-één selectiemogelijkheden, indien vestigingsruimte in de vorige opties niet gevonden kan worden. De economische en/of maatschappelijke meerwaarde kan een zwaarwegende reden zijn om af te wijken van het selectiebeleid. De uiteindelijke gronduitgifte ten behoeve van de eindgebruiker vindt in de regel plaats aan een ontwikkelaar. In het selectiebeleid van de Zuidas uit 2017 staat het meenemen van een eindgebruiker in een tender. Het doel was dat de eindgebruiker centraal zou staan en strategisch gedrag van ontwikkelaars, om met eindgebruikers ontwikkelposities te verkrijgen, zou worden voorkomen. De afgelopen twee jaar heeft echter geen enkele eindgebruiker aangegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid om onderdeel te zijn van een tender. De eindgebruiker wil zich niet aan de voorkant van het proces vastleggen en heeft dan nog geen programma van eisen gereed. Tenders met eindgebruiker worden daarom losgelaten als middel in het selectiebeleid. 5.3 Sturen op toekomstbestendige kantoren De vraag is meer kwalitatieve, duurzame en toekomstbestendige kantoren. Amsterdam heeft hoge ambities voor duurzaamheid, handhaaft in de bestaande voorraad en stuurt op randvoorwaarden, bereikbaarheid en vestigingsklimaat. Duurzaamheidsambities in de gronduitgiftes van kantoren wegen voor minimaal 30% boven het wettelijke kader in een tender mee. Hiermee heeft de gemeente de mogelijkheid om maximaal te sturen op een duurzame ontwikkeling. Bij één-op-één gronduitgiften of transformatie stuurt de gemeente met randvoorwaarden op duurzaam bouwen. In onderling overleg kan een marktpartij invulling geven aan haar duurzaamheidsambities en kan daarmee meer worden afgesproken dan publiekrechtelijk is vastgelegd. Bij de verduurzaming van de bestaande kantorenvoorraad gaat het voornamelijk over de omschakeling naar duurzame energie en het verlagen van het energieverbruik in gebouwen. Het is aan eigenaren om te voldoen aan geldende en toekomstige regelgeving, waarbij Amsterdam gaat inzetten op meer intensieve handhaving door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Bereikbaarheid en specifiek het parkeerbeleid zijn bepalend voor het vestigingsklimaat. Tegelijkertijd hebben bereikbaarheid en parkeerbeleid een significant effect op de verduurzaming van de mobiliteit. Amsterdam werkt alleen mee aan kantoorontwikkeling die goed met het OV bereikbaar zijn en gaat met marktpartijen verkennen om kantoorgebouwen 27 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 zonder parkeerplekken te realiseren. 5.4 Samenwerking met de regio De vraag naar kantoorruimte in gemengde stedelijke milieus blijft naar verwachting groeien en kan mogelijk deels buiten Amsterdam worden geaccommodeerd, door met de regio te onderzoeken hoe in de vraag naar kantoren kan worden voorzien. Amsterdam kiest ervoor om niet met de regio te concurreren, maar zich internationaal te richten op het niveau van andere Europese steden. Amsterdam heeft de regio nodig om in de totale vraag naar kantoorruimte te voorzien. In opdracht van PlaBeKa is een nieuwe vraagraming voor bedrijven en kantoren opgesteld. Samen met regiopartners wordt in het verlengde van deze raming gewerkt aan een regionale overloopstrategie. In de ruimtelijke verkenning van dit kantorenplan wordt een niet uitputtende opsomming van de ruimtelijke mogelijkheden en kansen in de deelregio's van de MRA in beeld gebracht. In samenspraak met de MRA deelregio’s wordt vervolgens gekeken waar nieuwe kantoren een plek kunnen krijgen. Dit kan bijvoorbeeld op OV-knooppunten waar wordt ingezet op gemengde woonwerkgebieden. 5.5 Monitor kantoren Voor de periode tot en met 2022 komt er voldoende kantoor in aanbouw om te voldoen aan de netto vitbreidingsvraag van 125.000 m° per jaar. Voor de periode tot en met 2026 is meer regie op het daadwerkelijk realiseren van de kantoorplannen nodig. De focus van monitoring lag voorheen voornamelijk op de kantorenleegstand, deze was te hoog en moest dalen. Met dit kantorenplan ligt de focus op een gezonde kantorenmarkt met gemengde woon- werkmilieus en een frictieleegstand van 8%. Door de kantorenvoorraad, het planaanbod en de kantoorontwikkelingen te monitoren, kan vanuit de gemeente beter worden geanticipeerd op de realisatie van kantoren en kan toekomstige leegstand mogelijk worden voorkomen. In de monitor kantoren worden onder andere de volgende parameters meegenomen: kantorenleegstand, planvoorraad, oplevering kantoren, duurzaamheid, ingebruikname kantoor, groei kantoorgebruik en de ontwikkeling van de uitbreidingsvraag. Om te kunnen sturen op de bouwproductie van kantoren worden alle kantoorontwikkelingen in een planning gezet. De planning geeft een overzicht van de jaarlijkse planvorming en oplevering van kantoren, zodat vraag en aanbod kunnen worden gekoppeld. Naast de monitor wordt jaarlijks het grondprijsbeleid voor nieuwe erfpachtrechten door het college van B&W vastgesteld, met hierin de bandbreedtes van de actuele grondprijzen voor de belangrijkste gebieden in de stad voor: kantoren, bedrijven, winkels en wonen. Tevens stelt de gemeente een informatiefolder op die erfpachters meer inzicht moet bieden op welke wijze hun canon of afkoopsom tot stand komt bij een wijziging van hun erfpachtrecht. 28 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 Bijlage: Ruimtelijke verkenning Aan de hand van een ruimtelijke verkenning is inzichtelijk gemaakt waar de kansen en belemmeringen voor kantoorontwikkelingen liggen. Daarbij is vooral gekeken naar het toevoegen van kantoorvolume op goed OV-bereikbare locaties. Door de groei van de stad ontstaan er meer kansrijke locaties in de toekomst. Centrum Het centrum is een aantrekkelijke locatie voor kantoren. De kantorenvoorraad bedraagt ruim 1,5 miljoen m2, waarvan begin 2019 6,6% leegstond. Ondernemingen zoeken steeds meer plekken in het (hoog)stedelijk milieu. Dergelijke locaties bieden de optimale omstandigheden voor innovatie, zijn goed bereikbaar en bieden een optimale mix tussen wonen en werken. In de binnenstad is hierdoor schaarste aan goede kantoorruimte. Het is een continue zoektocht tussen de juiste balans van wonen en werken. De meeste kantoorontwikkelingen zijn herontwikkelingen. De grootste kantoorontwikkeling van zo'n 65.000 m° is voor Booking.com, waarvan de oplevering in 2021 gepland staat. Kansen voor nieuwe kantoorontwikkelingen zijn er op het Marineterrein en Oostenburg. Oplevering 100.000 m° 10.000 m° — 50.000 m° Onttrekking -__Marineterrein: Het Marineterrein leent zich voor de ontwikkeling van een innovatief district met wonen, werken en voorzieningen. Dit is uiteraard afhankelijk van de afspraken die met het Rijk worden gemaakt over de toekomst van het terrein. -__ Oostenburg: Op Oostenburg liggen kansen om tot 30.000 m* aan kantoor toe te voegen. Zuidas De kantorenvoorraad in Zuidas is eind 2018 circa 850.000 m*. Als daaraan de plancapaciteit wordt toegevoegd conform de Visie Zuidas kan in totaal een kantorenvoorraad van 1,2 miljoen m? worden gerealiseerd. Oplevering 210.000 Mm” 135-000 m° Onttrekking -24-000 m° Tussen 2019 en 2022 wordt in Zuidas circa 215.000 m° kantoorruimte opgeleverd. Een deel hiervan is reeds in aanbouw en reeds voorverhuurd. In de periode tussen 2023 en 2026 wordt naar verwachting 135-000 m° kantoorruimte toegevoegd. Om tegemoet te komen aan de 29 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 toegenomen vraag naar kantoorruimte is onderzocht op welke plekken kantoorontwikkeling mogelijk en gewenst is. Dit met inachtneming van de volgende uitgangspunten: -_ De Visie Zuidas - en de daarin opgenomen verdeling tussen wonen, werken en voorzieningen- is leidend bij de verdere ontwikkeling van het gebied; -__ In een periode waarin de combinatie van de ontwikkeling in de flanken en de realisatie van Zuidasdok een grote impact heeft, wordt extra aandacht besteed aan de omgevingskwaliteit. In oktober 2017 is besloten Verdi toe te voegen aan het grootstedelijk gebied Zuidas. Afhankelijk van de verdere uitwerking in het kader van de investeringsbesluiten behorende bij het deelgebied Verdi leidt dit tot een uitbreiding van de kantoorruimte van circa 80.000 m? (grotendeels door transformatie en herontwikkeling). Ook in deelgebied Parnas is er ruimte voor aanvullend kantoorprogramma. Hier ligt nog geen investeringsbesluit. Daarnaast kan het kantoorprogramma op verschillende kavels geoptimaliseerd worden. Zuidoost De monofunctionele kantoorlocaties in Zuidoost, met een kantorenvoorraad van circa 1,2 miljoen m?, kenden lange tijd een leegstand hoger dan 20%. De leegstand is hard teruggelopen. Ontwikkelaars hebben veel plannen voor het toevoegen van woningbouw en vernieuwen van kantoren. De belangrijkste gebieden zijn Arenapoort, Amstel III, De Nieuwe Kern en het AMC. 165.000 m* _ 100.000 m° - 200.000 m* -_Arenapoort: Arenapoort ontwikkelt zich tot een (hoog)stedelijk gebied met entertainment, sport, wonen en werken. In het gebied is er fysiek ruimte om meer wonen en werken toe te voegen, mede door de goede OV-verbindingen. Met het toevoegen van meer programma ontstaat er een woonwerkmilieu; „0% werken en 60% wonen. Dit sluit aan op de ambitie van de gemeente. De transformatie van bestaande kantoren naar woningen en het toevoegen van kantoorvolume zijn daarvoor een voorwaarde. Lopende kantoorontwikkelingen zijn UID, de Oliphant, de Dreeftoren en Frankemaheerd. Dit levert samen 77.000 m? aan nieuw kantoorvolume op in de komende drie jaar. UID volgt in 2024 met meer dan 40.000 m?. Tegelijkertijd vindt er een onttrekking van 67.000 m? plaats, grotendeels door de transformatie van het Zandkasteel. Met een goed mobiliteitsplan kan naast woningbouw de kantoorontwikkeling van nog eens 100.000 m? tot 150.000 m2 in gang worden gezet, waaronder een grote kantorentender. Aan de noordzijde van het gebied liggen kansen om aan te sluiten op De Nieuwe Kern. Concreet gaat het hier om 20.000 m? kantoor in de gemeente Ouder-Amstel. Met het toevoegen van meer programma loopt het gebied echter tegen de grenzen van haar bereikbaarheid op. Niet alleen de autobereikbaarheid, maar ook de stations kunnen de drukte in de toekomst niet meer aan. Voor nieuwe ontwikkelingen wordt een mobiliteitsplan opgesteld. 30 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 -_ Amstel III: Ten zuiden van de Arenapoort ligt Amstel Ill. Een gebied dat van monofunctionele kantoorlocatie gaat transformeren naar een levendige woon-werkwijk. Het gebied is goed ontsloten door de metro. In de ontwikkelstrategie van Amstel Ill is opgenomen dat het kantoorvolume in het gebied in principe gelijk moet blijven. Tijdelijk zal dit voor een lager kantoorvolume zorgen door de kantoren die worden gesloopt, met het voordeel dat hiervoor nieuwe, duurzame gebouwen terugkomen. De infrastructuur voor de auto loopt op het moment van schrijven al vast en wordt bij het toevoegen van programma een steeds groter probleem. De ontwikkeling van het gebied kan zonder goed mobiliteitsplan stagneren. - __ De Nieuwe Kern: De Nieuwe Kern (DNK) met het station Duivendrecht en Amstel Businesspark Zuid vormt de aansluiting tussen Zuidoost en de rest van Amsterdam. Het gebied is gelegen in de gemeente Ouder-Amstel en het grondeigendom is verdeeld over verschillende partijen, waaronder gemeente Amsterdam en de NS. Station Duivendrecht is een multimodaal knooppunt en geschikt voor een aanzienlijk kantoorprogramma op termijn. De gebiedsontwikkeling wordt beperkt door de afspraken met Schiphol (LIB1 en LIB3) en het oude gedeelte van Ouder Amstel is beschermd stadsgezicht. Er zijn verschillende infrastructurele maatregelen nodig om het gebied goed te ontsluiten, zoals de Joan Muyskenweg. -__AMC: Op het terrein van het Academisch Medisch Centrum bevindt zich het Amsterdam Medical Businesspark dat zich richt op medische bedrijven die passen in het profiel van het AMC. Eris ruimte voor circa 100.000 m° laboratoria gecombineerd met kantoren. De eerste ontwikkeling is een wondcentrum. Op de kavel van het wondcentrum zal ook 1500 m° laboratorium en kantoor worden gerealiseerd. In 2019 wordt hiervoor een tender uitgeschreven. Oost Oost kent een stedelijk werkmilieu binnen de ring met het Amstelstation als belangrijk multimodaal knooppunt en het Sciencepark als een van de grote innovatiedistricten in de stad. CE EN 20.000 M° 100.000 M° - 150.000 Mm’ -__ Amstelstation: In 2018 is in stadsdeel Zuid het vernieuwde Rivierstaete met 30.000 m2 opgeleverd. De herontwikkeling aan de westzijde van het station zal zorgen voor uitbreidingen van de kantoren London, Leeuwenburg en het Tooropgebouw. Dit leidt tot meer dan 175.000 m? aan herontwikkeling en vitbreidingsmogelijkheden inclusief woningbouw. Deze ontwikkelingen zullen als gevolg van lopende huurcontracten nog een paar jaar op zich laten wachten. Aan de oostzijde is nog een kavel gelegen aan het Prins Bernhardplein dat met een bestemmingswijziging voor een kantoorontwikkeling van ongeveer 10.000 m° kan worden ingezet. Amstelstation als multimodaal knooppunt wordt stedelijk versterkt met deze toekomstige ontwikkelingen. 31 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 -_ Overamstel en Weespertrekvaart: Deze gebieden transformeren naar woon-werkgebied waar ruimte blijft voor bedrijvigheid. In de huidige samenstelling zie je al een mix aan productiemilieu en de meer creatieve bedrijvigheid. Voor Overamstel wordt toegewerkt naar een investeringsbesluit in december 2019 met als vitgangspunt een verhouding van 40% wonen, 40% werken en 20% voorzieningen waarin ruimte ontstaat voor 30.000 á 40.000 m° kantoren in het informele werkmilieu toe te voegen. De Weespertrekvaart en het Bajeskwartier geven ruimte voor kleinschalige kantoorontwikkelingen in het informele werkmilieu. -_ Zeeburgereiland: Sluisbuurt en Zeeburgereiland sluiten aan op het centrummilieu, maar de verbindingen met het Centrum, één tram en één fietsbrug, zijn op dit moment niet optimaal. Wanneer verbindingen worden geoptimaliseerd, is in een latere fase een betere menging met kantoorruimte mogelijk. Op dit moment laat het gebied nu ook geen grote zelfstandige kantoren toe in verband met de bereikbaarheid van zowel fiets, auto en OV. -_ Sciencepark: Op Amsterdam Sciencepark werkt de gemeente samen met de Universiteit van Amsterdam en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan de gebiedsontwikkeling van dit gebied naar een internationaal kenniscomplex. Op het Sciencepark is nog 100.000 m° beschikbaar om laboratoria in combinatie met kantoor te ontwikkelen. Ontwikkelalliantie Matrix realiseert op risico laboratoria inclusief kantoren. Eind 2018 is Matrix VIl opgeleverd en is gestart met het ontwerpproces voor Matrix VIII. Noord De noordelijke IJ-oevers transformeren van voornamelijk werklocaties naar aantrekkelijke woonwerkgebieden door de uitrol van het centrummilieu en het verbeteren van de bereikbaarheid. De fase waarin de verschillende locaties zich bevinden, verschilt. Overhoeks en NDSM hebben al een stedelijk werkmilieu, terwijl Buiksloterham en Hamerkwartier aan de vooravond staan van deze transformatie. CE EN EE 20.000 m° 50.000 m° - 150.000 m° -__Buiksloterham: Kantoor is overal mogelijk binnen het huidige bestemmingsplan. Partijen zullen afhankelijk van de plannen, die door de gemeenteraad bij de herijking van het investeringsbesluit eind 2019 worden vastgesteld, wel of niet inzetten op wonen. Bij de herijking wordt vitgegaan van 30% niet wonen waarvan een deel kantoren. Voortvloeiend vit de ambitie om te komen tot een fijnmazig gemengd woonwerk-milieu wordt het vloeroppervlak per kantoorgebouw gelimiteerd op maximaal 5.000 m°. Mogelijk kan er in 2019, 2020 en 2021 een tender met een kantoorprogramma plaatsvinden. -__ Hamerkwartier: Door de qunstige ligging aan het IJ, een betere bereikbaarheid door nieuwe verbindingen (zoals de Noord/Zuidlijn en de toekomstige Javabrug) en het wegtrekken van grootschalige bedrijven, kan het Hamerkwartier uitgroeien tot een levendig stedelijk gebied. Het Hamerkwartier ontwikkelt zich de komende jaren van een 32 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 bedrijventerrein naar een wijk met 6.700 woningen en veel ruimte voor werken. Het totale programma zal voor 1/3 vit werken en voorzieningen bestaan. Van de circa 130.000 m° nieuwe werkfuncties die kunnen worden toegevoegd is plek voor circa 50.000 m’° kleine solitaire kantoorvestigingen. -_NDSM: De gemeente heeft op NDSM nauwelijks vrij beschikbare grond. Eris of sprake van ontwikkelrechten of het zijn transformatiekavels. De ontwikkelingen in NDSM Oost staan on hold. Hier zijn vooral tijdelijke initiatieven mogelijk. De ontwikkelingen in NDSM West liggen in handen van een marktpartij. Binnen het bestemmingsplan zijn kantoorontwikkelingen mogelijk. Voor zover er kantoorruimte wordt gemaakt is het kleinschalig, vooral in de plinten. -__Sixhaven: Het besluit voor de metrohalte wordt in 2020 genomen. De ontwikkelingen op deze locatie zijn afhankelijk van het haalbaarheidsonderzoek dat op het moment van schrijven wordt uitgevoerd. Dit moet resulteren in een projectbesluit dat door het College van B&W in het najaar van 2019 kan worden genomen. Er worden verschillende scenario’s met woningbouw, park of kantoor onderzocht. -__Buikslotermeerplein: Centrumgebied Amsterdam Noord verbindt via het metrostation, het regionale busstation en de P+R Noord Amsterdam met de regio waardoor er grote dynamiek is rond dit knooppunt. De ontwikkelingen geven ruimte om na aanpassing van het bestemmingsplan een ruim aanbod aan kantoren te kunnen toevoegen. West en Nieuw West De verschillende knooppunten, Sloterdijk Centrum, Lelylaan en Schinkelkwartier liggen langs de Azo en zijn verbonden met metro en/of trein. De gebieden Riekerpolder en Sloterdijk kenden lange tijd een hoge leegstand. Langzaam veranderen deze gebieden in aangename woon-werkwijken met voldoende voorzieningen, waardoor ze ook aantrekkelijker worden voor kantoorgebruikers. 130.000 m° 80.000 m° - 150.000 m? -__ Sloterdijk Centrum: Het gebied ontwikkelt zich van een monofunctioneel kantorengebied naar een multimodaal knooppunt met een gemengd woonwerkmilieu en een groter voorzieningenaanbod. Het uitgangspunt is hier 50% wonen en 50% werken. Gezien het lage aantal woningen in de directe omgeving van het station ligt de focus op het toevoegen van wonen en voorzieningen om de juiste balans te realiseren. Naast de tenders voor woningbouw worden kantoorgebouwen onttrokken voor transformatie naar woningen en voorzieningen. Dit multimodaal knooppunt blijft een goede locatie voor het toevoegen van kantoren, zeker dicht bij het station. In de ruimtelijke visie wordt ruimte voor het ontwikkelen van kantoren mogelijk gemaakt. Op de Kavels L en E is tot 60.000 m° kantoor mogelijk. Daarnaast kan op het stationsplein of zelfs boven de sporen kantoor worden ontwikkeld. Voorbereidingen hiervoor moeten nog worden gestart en de opleveringen worden niet voor 2022 verwacht. 33 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 -__ Sloterdijk 1 Zuid: De kantorenstrook Sloterdijk | Zuid ligt ten oosten van de snelweg A10- West, met daarachter een bedrijventerrein dat gaat transformeren naar een woonwerkmilieu. In de kantorenstrook kan nog beperkt kantoren in een gemengd programma worden toegevoegd. Zoals in de rest van het gebied wordt nagestreefd: een combinatie met woningbouw, bedrijfsruimten en maatschappelijke voorzieningen. In het huidige bedrijventerrein hierachter zal een woon-werkwijk met informeel werkmilieu ontstaan. Een deel van Sloterdijk | ligt op minder dan 4oo meter van station Sloterdijk wat de potentie biedt om ook hier binnen de context van het gemengde programma een beperkt aanvullend kantorenmilieu te ontwikkelen. -__ Sloterdijk | Noord: Hier is vooralsnog geen ruimte voor nieuwe kantoren, omdat de OV- bereikbaarheid ontoereikend is. Daarnaast zal dit gebied voorlopig nog niet transformeren naar een gemengd stedelijk woongebied in verband met de planologische en milieutechnische restricties van het Havengebied die hier gelden. -_ Sloterdijk II: Een bedrijventerrein met de ambitie om de kavels dichtbij Sloterdijk Centrum te transformeren naar kantoren. Hiermee kan de komende jaren een ontwikkeling van zeker 20.000 m° kantoor worden gerealiseerd. -_Houthaven: In de Houthaven ligt de aandacht op woningbouw. Er is een kavel (het entreegebouw) dat een gemengde bestemming heeft waardoor 15.000 m* kantoor mogelijk is. De verwachte oplevering staat gepland voor 2022. -__Station Lelylaan: Het gebied ligt in ringzone West wat is aangewezen als ontwikkelgebied in Koers 2025. Er spelen hier verschillende ontwikkelingen. Het gebied ten oosten van station Lelylaan ondergaat een transformatie. Het Podium ontwikkelt zich tot een aantrekkelijke woonwijk met voorzieningen. Direct bij het station staat voor 2019 een tender van 7.000 m° gepland. Aan de westzijde van het station kan op termijn nog meer kantoorontwikkeling door de NS plaatsvinden. Ten zuiden van het Podium vindt een aantal belangrijke transformaties plaats, waaronder Berghaus Plaza en het World Fashion Centre (WFC). Op Berghaus Plaza worden 600 woningen toegevoegd. Toren 3 van het WFC is al getransformeerd naar wonen. De andere torens van het WFC met zo’n 80.000 m° worden herontwikkeld tot kantoren. -__ Centrum Nieuw-West (CNW): Dit gebied ligt in het hart van het stadsdeel aan de Sloterplas en ontwikkelt zicht tot hét levendige centrum van het stadsdeel. Het is goed verbonden met Schiphol en station Sloterdijk met de West-Tangent en verbonden met de stad en omliggende wijken via bus en tram. De komende jaren wordt het aantal woningen fors uitgebreid van circa 1.300 naar uiteindelijk 4.300 woningen. CNW biedt goede kansen voor nieuwe kleinschalige kantoorruimten. Bij CNW passen door de komst van veel jonge mensen nieuwe werkvormen en kleine startende ondernemingen zoeken (tijdelijke) werkruimte. Binnen de gebiedsontwikkeling ontstaat de komende jaren 20.000 m” aan mogelijke kantoorruimte. -_Schinkelkwartier: Langs de corridor tussen Zuidas en Schiphol liggen kansen voor de ontwikkeling van een hoogstedelijk gebied waar groen, economie en wonen elkaar versterken. Begin 2019 is een principenota vastgesteld met een programma van 11.000 woningen, 775.000 m° werkruimte en 240.000 m° maatschappelijke en commerciële voorzieningen. Daarbij krijgen de diverse deelgebieden een verschillend profiel. De 34 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 zorgcampus Slotervaart biedt goede kansen voor de vestiging van farmabedrijven, het naastgelegen businesspark biedt kansen voor de ontwikkeling van een innovatieve techcommunity. Bij het toekomstig hoogstedelijke woon-werkmilieu hoort een centrumstedelijke mobiliteit waarin de autobereikbaarheid van ondergeschikt belang is. De dynamiek in Schinkelkwartier is groot. Veel ondernemers, eigenaren en investeerders werken aan plannen en projecten. Om een passend kader daarvoor te bieden wordt een projectnota voorbereid met een ruimtelijk plan en een ontwikkelstrategie. -__ Minervahaven: Minervahaven is een populaire vestigingslocatie voor creatieve bedrijvigheid.” Vooralsnog ontwikkelt dit gebied zich door beperkingen van de milieuvcontouren nog tot een monofunctioneel werkgebied zonder menging met wonen. De opleveringen van kantoorruimte in 2019 zijn circa 50.000 m’°. Eris geen ontwikkelruimte meer in het huidige bestemmingplan omdat het plafond van 382.500 m° bedrijfsbestemming is bereikt. De ontwikkelmogelijkheden zijn beperkt tot de OV- bereikbaarheid is verbeterd. De uitbreiding van kantoren op deze locatie leidt tot verkeerscongestie in de stad. Daarnaast heeft Havenstad de ambitie om een woonwerkmilieu te realiseren met 80% wonen, 20% werken. Het toevoegen van extra werkfuncties brengt deze ambitie in gevaar. Wanneer de OV-bereikbaarheid verbetert door het sluiten van de kleine ring (de metrolijn van Transformatorweg naar Centraal station) ontstaat er mogelijk ruimte om kantoren dicht bij het metrostation te ontwikkelen. -_Alfadriehoek: Een monofunctioneel kantoren- en bedrijventerrein dat op termijn als onderdeel van Havenstad gaat verkleuren naar een woon-werkgebied. Regio Voor de regio is inzichtelijk gemaakt welke kansen er liggen voor kantoorontwikkelingen” in de directe omgeving van Amsterdam. Het gaat hier om de locaties De Nieuwe Kern’ en Amstel Business Park in gemeente Ouder-Amstel. De stationslocaties rond station Zaandam in de gemeente Zaanstad en de locaties op Schiphol en Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer bieden de potentie voor kantoorontwikkelingen. -_ Amstel Businesspark: Dit is een monofunctioneel gebied en sluit nog niet aan op het stedelijk milieu. Aan de zuidzijde kunnen beperkt kantoren toegevoegd. Om meer mogelijk te maken moet de OV-bereikbaarheid en toegankelijkheid verbeteren ten opzichte van het autogebruik. Er wordt gewerkt aan een visie en spelregels voor nieuwe ontwikkelingen. -_ Haarlemmermeer: De voorgenomen ontwikkeling van Beukenhorst Oost-oost sluit ruimtelijk aan bij de naastgelegen hoogwaardige en duurzame kantorenlocatie Beukenhorst-Zuid. De kwaliteiten van Zuid worden door ondernemingen als zeer 2% In het bestemmingsplan Minervahaven zijn in de bestemming Bedrijf ook creatieve functies toegestaan. Hiervoor is een lijst met functies opgesteld. De bedrijven op de lijst mogen maximaal 70% in plaats van maximaal 30% bijbehorend kantoor hebben. *5 Deze maken geen deel uit van de berekeningen in dit kantorenplan. % Zie ruimtelijke verkenning Zuidoost 35 Gemeente Amsterdam 24 september 2019 Kantorenplan 2019-2026 aantrekkelijk gezien. Het voornemen is dan ook om het stedenbouwkundig grid van Beukenhorst-Zuid door te trekken naar Beukenhorst Oost-oost. -__ Badhoevedorp Zuid: Deze locatie bestaat uit twee delen; het deel ten noorden van de Ag en het zuidelijke deel. Over de ontwikkeling van het noordelijke deel wordt op dit moment samen met de eigenaren nagedacht. Voor het zuidelijke deel geldt dat dit op termijn een interessante locatie kan worden als de ambities van Enter [NL] worden gerealiseerd. In dat kader wordt het zuidelijke deel dan ook strategisch gereserveerd. -_ Schiphol Centrum: Met de Zuidas vormt Schiphol Centrum het top vestigingsmilieu in de regio Amsterdam. De luchthavenlocatie biedt de mogelijkheid om een uniek vestigingsmilieu aan te bieden met een veelzijdigheid aan functies op een multimodale knoop door de uitbreiding van het treinstation Schiphol. Bij uitstek is Schiphol de locatie waar internationaal georiënteerde ondernemingen zich willen vestigen of gevestigd willen blijven. Daarnaast werkt Schiphol Trade Park samen met Eneco om van deze bedrijvenlocatie naast de A4 het meest duurzame bedrijventerrein van Europa te maken. -_ Schiphol Oost: Dit gebied ondergaat een belangrijke verandering. Er is een belangrijke kwaliteitsslag gemaakt door sloop van oude gebouwen, herinrichting van de openbare ruimte, de ontwikkeling van diverse voorzieningen en de verbetering van de bereikbaarheid per openbaar vervoer. De potentie van het gebied is groot, zowel voor kantoren als voor luchtvaart gerelateerde bedrijfsactiviteiten. -__ Zaandam: Het station Zaandam biedt een uitstekende OV-bereikbaarheid en hier is ruimte om kantoorprogramma toe te voegen. In de regionale afspraken en in het bestemmingsplan is er ruimte om 35.000 m° kantoorruimte toe te voegen op de locatie Inverdan wat direct naast het station is gelegen. Daarnaast is rond station Krommenie Assendelft nog 10.000 m° mogelijk. Op beide locaties is NS grondeigenaar. Colofon Dit rapport is een gezamenlijk product van de directies Zuidas, EZ, R&D en G&O. Voor vragen kunt v contact opnemen met de kantorenloods van Grond & Ontwikkeling: Pieter Habets, p.habets@ amsterdam.nl 36
Onderzoeksrapport
36
train
2x der LE _N ’ am ed pe | | u | el — Toewijzingen PHKG 2017-2021 In stadsdelen en buurten ERN I dn In opdracht van het Programma Herhuisvesting Kwetsbare Groepen Projectnummer 22068 Auteurs: Lieselotte Bicknese, Hester Booi, Jessica Greven, Anthony Klee en Kirsten Simhoffer E-mailadres: l.bicknese@&amsterdam.nl Bezoekadres: Weesperstraat 113-117 Telefoon: 020 251 0333 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam data.amsterdam.nl Amsterdam, september 2022 Foto voorzijde: Weesperstraat 113, fotograaf Edwin van Eis (2016) 2 Inhoud Samenvatting en conclusie 4 Inleiding 8 Doel van het onderzoek 8 Werkwijze 8 Leeswijzer 9 1 Toewijzingen PHKG in Amsterdam 12 1.1 Bijna 9.000 woningen toegewezen aan kwetsbare groepen 12 1.2 Toewijzingen redelijk gelijk verdeeld over doelgroepen 13 2 Factoren die de verdeling over de stad beïnvloeden 15 2.1 Kwetsbare groepen zonder begeleiding 15 2.2 Statushouders 15 2.3 Kwetsbare groepen met begeleiding 15 3 Toewijzingen PHKG per stadsdeel 17 3.1 Meeste toewijzingen in West, Nieuw-West en Noord 17 3.2 Sociale verhuringen in Zuid vaakst toegewezen via PHKG 20 3.3 In Noord grootste deel van woningvoorraad toegewezen 20 4 Toewijzingen PHKG per buurt 22 4.1 Aandeel verhuringen via PHKG verschilt sterk per buurt 22 4.2 Buurten met hoog aandeel toewijzingen op woningvoorraad meestal buiten Centrum en Zuid 23 5 Kwetsbaarheid van de buurt 25 5.1 Relatie toewijzingen PHKG en kwetsbaarheidsscore 26 5.2 Relatie toewijzingen met begeleiding en kwetsbaarheidsscore 28 3 Samenvatting en conclusie Deze rapportage beschrijft de toewijzingen via het Programma Herhuisvesting Kwetsbare Groepen (PHKG)' per stadsdeel en buurt. De gemeente Amsterdam, de woningcorporaties en de zorgaanbieders werken binnen het programma aan passende woonoplossingen voor kwetsbare mensen. In de definitie van het PHKG zijn mensen kwetsbaar als zij een urgent woonprobleem hebben en zij dit probleem zelf niet binnen afzienbare tijd kunnen oplossen. De doelgroepen van het programma hebben meestal problemen op meerdere domeinen, waaronder een woonvraagstuk. Soms is het huisvestingsprobleem het belangrijkste obstakel. Deze rapportage gaat over de jaren 2017-2021. Let op: het optellen van het aantal toewijzingen kan de suggestie wekken dat de instroom van kwetsbaarheid ook bij elkaar kan worden opgeteld. Dat is niet het geval, want voor velen is kwetsbaarheid een fase en geen blijvende situatie. De kwetsbaarheid kan verminderen of verdwijnen nadat mensen passend zijn gaan wonen. Toewijzing naar stadsdeel De samenstelling van de huurders van woningen via het PHKG is in grote lijnen per stadsdeel hetzelfde. Van de toewijzingen ging: m 35% naar statushouders, waaronder 9% in tijdelijke projecten voor jonge statushouders en andere jongeren. Dit laatste percentage is hoger in Oost en Noord (21% en 13%). m 34% naar de hoofdgroep Wonen met begeleiding. Dit percentage is hoger in Centrum en West (48% en 42%). m 31% naarde hoofdgroep Wonen zonder begeleiding, veelal mensen met een medische of sociale urgentie. In Zuidoost ligt dit aandeel hoger (41%) en in Nieuw-West is dit in 2021 sterk toegenomen. De onderstaande tabel laat zien hoe de toewijzingen van het PHKG zijn verdeeld over de stadsdelen. 1 De cijfers in deze rapportage wijken licht af van de Voortgangsrapportage. Hier zijn drie redenen voor. Ten eerste wordt in deze rapportage alleen gekeken naar toewijzingen met een correct geregistreerde locatie. Ten tweede zijn er kleine verschillen omdat beide rapportages een ander peilmoment hanteren. Ten derde wordt in deze rapportage ook gekeken naar de toewijzingen aan statushouders in projecten. In de voortgangsrapportage worden de eerste bewoners van projecten niet meegeteld bij het aantal nieuwe verhuringen van corporatiewoningen. 4 Kerncijfers woningtoewijzingen PHKG naar stadsdeel, 2017-2021 K K aantal % sociale verhuringen % woningvoorraad corporatiewoningen _corporatiewoningen toewijzingen via PHKG via PHKG in woningvoorraad met nieuwe huurder via PHKG (excl. projecten) (incl. projecten) 2021 2017-2021 2017-2021 2017-2021 2017-2021 Centrum 31 16 525 19,4 1,0 West 38 19 1.745 29,1 2,2 Nieuw-West 48 20 1.750 23,6 2,5 Zuid 26 17 1.280 33,9 1,6 Oost 43 18 1.705 24,4 2,3 Noord 57 20 1.750 28,8 3,8 Zuidoost 53 15 910 25,2 2,2 Amstedam Betekenis kleuren: grijs: relatief weinig en blauw: relatief veel Er zijn verschillen tussen stadsdelen in het aantal woningen dat wordt toegewezen via het PHKG, ook als rekening wordt gehouden met de omvang van de woningvoorraad van een stadsdeel of het aantal corporatiewoningen dat is vrij gekomen. "In Centrum zijn relatief weinig corporatiewoningen. Deze woningen komen relatief weinig vrij voor nieuwe huurders. Het aandeel verhuringen aan kwetsbare mensen is het laagst van alle stadsdelen (19,4%). Sinds 2020 stijgt dit aandeel wel en gaat het om ruim 24%. = Westen Oost laten op alle kerncijfers een gemiddeld beeld voor Amsterdam zien. n= __ Nieuw-West zijn relatief veel corporatiewoningen en er komen relatief veel sociale huurwoningen vrij. Van de nieuwe verhuringen wordt iets minder dan gemiddeld toegewezen via het PHKG. Toch gaat het om een relatief groot deel van de woningvoorraad. = __ Zuidtelt relatief weinig corporatiewoningen. In dit stadsdeel wordt het hoogste aandeel vrijkomende woningen toegewezen via het PHKG. Het blijft echter om een relatief klein deel van de woningvoorraad gaan. = _ Noord kent een hoog aandeel corporatiewoningen en relatief veel sociale verhuringen. De vrijkomende woningen worden vaak toegewezen via het PHKG. Hiermee is een relatief hoog aandeel van de woningvoorraad toegewezen aan kwetsbare mensen. = In Zuidoost staan veel corporatiewoningen, maar er zijn relatief weinig nieuwe verhuringen. De laatste jaren daalt het aandeel dat wordt toegewezen via het PHKG. Het aandeel op de woningvoorraad komt daarmee rond het gemiddelde. 5 Toewijzing naar buurt De volgende kaarten laten de verschillen op buurtniveau zien voor het aandeel toewijzingen op de verhuringen en de totale woningvoorraad. Bij 9% van de buurten is in 2017-2021 meer dan 50% van de verhuringen toegewezen aan kwetsbare huishoudens. Elk stadsdeel heeft minstens 1 buurt waarbij dit het geval is. In West, Zuid, Noord en Zuidoost gaat het om 4 of meer buurten. Aandeel verhuringen dat is toegewezen aan kwetsbare huishoudens, per buurt, 2017-2021 7 B ‚ ST ZED 63 = 0 SEA Ta, À | SE) SST eN 4 MJ ln NAS OR RE 5 TE Ee) pe LSD Id Tt dee A ZE BA | EEEN el” A CC ER AN nes DOS NE an {U SS Ee Ae 5 ed or CL | f id mt RS) LJ 0-10 % / se Ks EI 10-25 % ss mj 4 El 25 - 35 % ON EE 35 - 50 % Aum d B meer dan 50 % Ti ] geen gegevens En Bij ruim één op de tien buurten (11%) werd in 2017-2021 meer dan 4% van de woningvoorraad toegewezen via het PHKG. Deze buurten liggen vaker in Noord en delen van Oost, Nieuw-West en Zuidoost. In buurten met een zeer hoog aandeel (>10%) zijn vaak tijdelijke projecten voor statushouders geplaatst. Het gaat om: m Nieuw-West: Riekerhaven en Medisch Centrum Slotervaart. m Oost: Parooldriehoek, Bedrijvengebied Cruquiusweg, Sportpark Middenmeer Noord en Science Park Zuid. = Noord: Buiksloterham en Elzenhagen. 6 Aandeel van de woningvoorraad dat is toegewezen via PHKG (incl. projecten) naar buurt, 2017-2021 RE IP | A PS = 3 JL STEN P - nt WS Ne À rj E ' Ne Se pe ee PER es 3 mm ln SE EN EE ZEE EAS Cn CBB è SM SIR POD A NP VENS) ND 5 LJ CG BE Ep SS ne Dm ln r” —— LEA LE De C10,0-1,0% j OS EI 10-20 % y %S GC EE 2,0- 3,0 % ) A Kd B 3,0 - 4,0 % 5 B meer dan 4,0 % \ [_} 9 [_] geen gegevens PO Toewijzing naar kwetsbaarheid De kwetsbaarheidsscore geeft aan hoeveel bewoners van een gebied kwetsbaar zijn op minstens 3 van de volgende hulpbronnen: inkomen, opleidingsniveau, werk en gezondheid. De meest kwetsbare Amsterdammers wonen relatief vaak in wijken met veel sociale huurwoningen. Dit zijn dezelfde wijken waar kwetsbare huishoudens via het PHKG een woning toegewezen kunnen krijgen. Voor wijken met een relatief lage kwetsbaarheidsscore in West, Noord en Centrum geldt dat de woningen die worden toegewezen relatief vaak naar huurders met begeleiding gaan. 7 Inleiding Doel van het onderzoek In 2016 is het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen (PHKG) gestart. Binnen het programma werken de gemeente Amsterdam, de woningcorporaties en de zorgaanbieders samen om passende woonoplossingen te realiseren voor kwetsbare Amsterdammers. In de definitie van het programma zijn mensen kwetsbaar als zij een urgent woonprobleem hebben en zelf niet in staat zijn dit probleem tijdig op te lossen. Veel van deze mensen hebben problemen op meerdere domeinen, waaronder een woonvraagstuk. Een deel heeft uitsluitend een woonprobleem. Een deel van de mensen heeft gedurende een periode begeleiding nodig bij het zelfstandig wonen. Onder het programma vallen diverse kwetsbare groepen. Deze zijn te verdelen over drie hoofdgroepen, namelijk: = Wonen zonder begeleiding, meestal gaat het om mensen met een medische of sociale urgentie. =m Wonen met begeleiding. Het merendeel van deze mensen stroomt uit vit de maatschappelijke opvang en beschermd wonen. m Statushouders. Er is een zorg dat kwetsbare groepen gehuisvest worden in wijken die al relatief veel kwetsbare bewoners hebben. De zorg bestaat dat deze wijken weinig veerkracht hebben om kwetsbare mensen op te vangen. Dit vraagt om extra aandacht voor voldoende en bereikbare voorzieningen en om maatwerk bij de woningtoewijzing. Daarom is in 2018 in beeld gebracht waar de toewijzingen via het PHKG plaatsvinden in de stad. De resultaten staan in de rapportage ‘Woningtoewijzing kwetsbare groepen in wijken’ van januari 2018. Hierin zijn de gegevens opgenomen uit de jaren 2016 en de eerste helft van 2017. Nu, in 2022, wordt het onderzoek herhaald op basis van een verbeterde dataset over de periode 2017-2021. De volgende thema's komen in het onderzoek aan bod: m Een overzicht van de toewijzingen aan kwetsbare mensen over de stad. = Verschillen tussen de hoofdgroepen Wonen met begeleiding, Wonen zonder begeleiding en Statushouders) m De mate waarin kwetsbare mensen worden gehuisvest in reeds kwetsbare wijken. Werkwijze Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van de volgende databronnen: m De directie Wonen houdt het aantal woningtoewijzingen aan mensen uit kwetsbare groepen bij, tot welke kwetsbare groep de huurder behoort en in welke buurt de woning is toegewezen. Deze data zijn geanonimiseerd. 8 m OIS beschikt over gegevens over de woningvoorraad op basis van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). m De Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties heeft gegevens over het aantal verhuringen van sociale corporatiewoningen (WoningNet). Per gebied is berekend hoeveel kwetsbare huishoudens in een jaar zijn gehuisvest ten opzichte van het totaal aantal woningen en het totaal aantal verhuringen van corporatiewoningen met een sociale huur?. Leeswijzer Het aantal toewijzingen in een gebied kan per jaar sterk verschillen. Dit heeft onder andere te maken met de oplevering van nieuwbouw en het aantal vrijkomende sociale huurwoningen. Om een meer stabiel beeld te krijgen van de spreiding over de stad van de toewijzingen via het PHKG worden in deze rapportage enkele jaren samengenomen (2017-2021). Let op: het optellen van het aantal toewijzingen zou onterecht de suggestie kunnen wekken dat de instroom van kwetsbare groepen via het PHKG ook bij elkaar kan worden opgeteld voor meerdere jaren. Voor vele mensen, ook binnen de doelgroepen van het PHKG, is kwetsbaarheid een fase en geen blijvende situatie. De kwetsbaarheid kan verminderen of verdwijnen nadat mensen passend zijn gaan wonen. Daarnaast kan het zijn dat kwetsbare mensen met een woonprobleem binnen hetzelfde stadsdeel een andere woning krijgen. Ook is het denkbaar dat mensen na verloop van tijd verhuizen. De optelsom van het aantal toewijzingen via het PHKG in de loop der jaren staat daarom niet gelijk aan de instroom van kwetsbare mensen Het gedurende meerdere jaren volgen van mensen die op enig moment via het PHKG zijn gehuisvest, is stigmatiserend. Daarom worden de toewijzingen van maximaal 5 jaren bij elkaar opgeteld. Het startjaar van het PHKG, 2016, blijft daarmee buiten beschouwing. Voor het onderzoek zijn cijfers verzameld op het niveau van de stadsdelen, 22 gebieden, wijken en buurten voor de periode 2017-2021. Deze cijfers zijn beschikbaar in een separate tabellenbijlage. Om de privacy van de betrokken bewoners te waarborgen zijn de aantallen in deze tabellen afgerond op 5 en worden er alleen gegevens getoond over gebieden waar minder dan 90% van de sociale verhuringen is toegewezen via het PHKG. De belangrijkste vitkomsten staan beschreven in deze rapportage. Daarbij zijn jaarcijfers op stadsdeelniveau in tabellen gepresenteerd. Verschillen tussen buurten worden inzichtelijk gemaakt met kaarten over de gehele periode 2017-2021. De toewijzingen via het PHKG worden met twee percentages in beeld gebracht: = Het aandeel van de sociale corporatieverhuringen dat is toegekend via het PHKG. Niet meegeteld in dit percentage zijn statushouders die als eerste bewoner zijn gehuisvest in tijdelijke woonprojecten voor jonge statushouders en Nederlandse jongeren, omdat deze woningen bij eerste verhuring nog niet tot de reguliere woningvoorraad van de corporaties behoren. 2 Omwille van de leesbaarheid wordt in deze rapportage vanaf hier gesproken over verhuringen. 9 = Het aandeel van de totale woningvoorraad dat is toegekend via het PHKG. Dit percentage is inclusief de huisvesting van jonge statushouders in projecten. Om de cijfers in het rapport goed te begrijpen is het goed om kennis te hebben over de manier waarop de woningtoewijzing aan kwetsbare groepen in zijn werk gaat en welke keuzes daarbij gemaakt kunnen worden. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 2. Kwetsbare groepen binnen het PHKG Hoofdgroep Wonen met begeleiding: = __ Uitstroom uit de maatschappelijke opvang (code: UMO) = _ Omslag maatschappelijke opvang/begeleid wonen (code: omslag MO/BW) = __(Overlastgevende) Multiprobleemgezinnen (code: MPG) = _Treiteraars (code: Treiteraanpak) = Laatste en Nieuwe kansbeleid (code: Laatste kans (vrijwillig) n= __Niet-zelfredzame slachtoffers van huiselijk geweld (code: Huiselijk geweld omslag) = _WLZ-cliënten die (op afzienbare termijn) zelfstandig kunnen wonen (code: WLZ). Hoofdgroep Wonen zonder begeleiding: m __ Sociaal en medisch urgenten (code Noodsitvatie medisch, sociaal) = _ Slachtoffers van huiselijk geweld (code: huiselijk geweld regulier) m Gezinnen in de crisisopvang (code: gezinnen in de crisisopvang). = __Rolstoelgeïndiceerden (code: Rolstoelgeïndiceerd/Rowo-WMO) = _ Mantelzorgers n= _ Plaatsingen via het actiecentrum veiligheid en zorg (code: OOV) n= _Uittredende sekswerkers/slachtoffers mensenhandel Statushouders m __ Statushouders Regulier (code: Statushouder Regulier) m __ Statushouders Ruggensteun* (code: Statushouder Regulier) Statushouders in projecten m __ Statushouders die eerste bewoner zijn in een ‘tijdelijke huisvestingsproject’ samen met studenten/jongeren. Geen onderdeel van het PHKG zijn: m Statushouders die in particuliere woningen gehuisvest worden m _ Stadsvernieuwingsurgenten =__ Woningen verhuurd in het kader van de 5% vrije ruimte van de woningcorporaties. *) De gemeente heeft de plicht statushouders duurzaam te huisvesten. Na afloop van een tijdelijk huurcontract komen statushouders daarom in aanmerking voor de Ruggensteunregeling en krijgen ze eenmalig een woningaanbod. 10 11 1 Toewijzingen PHKG in Amsterdam Dit hoofdstuk beschrijft kort de ontwikkeling van het aantal toewijzingen van het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen. Deze cijfers wijken af van de officiële cijfers zoals gepresenteerd in de Monitor Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen? en dienen alleen als referentiekader voor de verschillen binnen de stad. 1.1 Bijna 9.000 woningen toegewezen aan kwetsbare groepen Begin 2021 telt Amsterdam 449.982 woningen. Hiervan is 37% een corporatiewoning met een sociale huur van maximaal €752 per maand. In 2021 kregen 7.248 corporatiewoningen met een sociale huur een nieuwe huurder. Van deze verhuringen werden er 2.028 via het PHKG toegewezen aan kwetsbare huishoudens (31,4%). Daarnaast kregen 65 jonge statushouders in 2021 via het PHKG tijdelijke huisvesting als eerste bewoner in een project met studenten en andere jongeren (zie tabel 1.1). In de periode 2017-2021 kregen in totaal 8.818 kwetsbare Amsterdamse huishoudens via het PHKG een corporatiewoning toegewezen; 834 jonge statushouders zijn gehuisvest in een tijdelijk wooncomplex. Gemiddeld gaat het jaarlijks om 26,4% van de sociale verhuringen (exclusief projecten) en 0,5% van de totale woningvoorraad in de stad (inclusief projecten). Tabel 1.1 Toewijzingen via PHKG van sociale corporatiewoningen en projecten in aantallen en als aandeel van alle sociale verhuringen (exclusief projecten) en de woningvoorraad (inclusief projecten), Amsterdam, 2017 - 2021 woning- _ sociale corporatie- _corporatiewoningen _statushouders via PHKG via PHKG voorraad woningen via PHKG in projecten (excl. projecten (incl. projecten) 2017 427.858 6.763 1.665 284 25,6 0,5 2018 432.632 6.210 1.669 293 25,8 0,5 2019 441.467 6.413 1.648 164 25,6 0,4 2020 447.210 6.714 1.808 28 28,0 0,4 2021 449.982 7.248 2.028 65 31,4 0,5 201720 9982 355 BTO 3 De cijfers in deze rapportage wijken licht af van de Voortgangsrapportage (2017: 1823; 2018: 1648; 2019: 1622; 2020: 1785; 2021: 2112. Hier zijn drie redenen voor. Ten eerste wordt in deze rapportage alleen gekeken naar toewijzingen met een correct geregistreerde locatie. Ten tweede zijn er kleine verschillen omdat beide rapportages een ander peilmoment hanteren. Ten derde wordt in deze rapportage ook gekeken naar de toewijzingen aan statushouders in projecten. In de voortgangsrapportage worden de eerste bewoners van projecten niet meegeteld bij het aantal nieuwe verhuringen van corporatiewoningen. 12 1.2 Toewijzingen redelijk gelijk verdeeld over doelgroepen Diverse groepen kwetsbare mensen kunnen aanspraak maken op het PHKG. Zij zijn onder te verdelen in drie hoofdgroepen: huishoudens met begeleiding op de woning, huishoudens zonder begeleiding en statushouders. Tot en met 2018 stelden de woningcorporaties jaarlijks 30% van de nieuwe verhuringen beschikbaar voor het PHKG. Sinds 2019 is een vast aantal van 1.800 woningen per jaar afgesproken. Verdeling Aan het begin van elk jaar worden de beschikbare woningen verdeeld over de kwetsbare groepen. Bij de verdeling wordt gekeken naar de geschatte behoefte voor het komende jaar en eventuele achterstanden in het afgelopen jaar. Sinds een paar jaar overstijgt de behoefte aan woningen het aanbod. Het doel van de verdeling is alle hoofdgroepen ongeveer in gelijke mate te helpen. In 2021 hebben de woningcorporaties meer woningen voor kwetsbare groepen geleverd, namelijk 2.028. Het aantal nieuwe sociale verhuringen lag in 2021 ook veel hoger dan verwacht. In de periode 2017-2021 werden 9.652 woningen toegewezen aan kwetsbare groepen: 8.818 reguliere sociale huurwoningen en 834 tijdelijke woningen in projecten. Deze toewijzingen zijn redelijk gelijk verdeeld over de drie doelgroepen: "34% ging naar huishoudens die zelfstandig wonen met ambulante begeleiding. Het gaat vooral om de uitstroom en omslag van de maatschappelijke opvang/begeleid wonen. Gemiddeld krijgen mensen twee jaar begeleiding bij diverse aspecten van het zelfstandig wonen. Het doel van de begeleiding is de kans op succes te maximaliseren met respect voor ieders recht op een prettige woonomgeving. Tussen 2017 en 2019 daalde het aandeel verhuringen dat werd toegewezen aan huishoudens met begeleiding. Sinds 2020 neemt dit aandeel weer toe. m 31% ging naar huishoudens zonder begeleiding. Dit zijn bijna allemaal mensen met een sociale of medische urgentie. In 2018 nam het aandeel toewijzingen sterk toe door een wijziging in de huisvestingsverordening, waardoor ook problematisch inwonende gezinnen in aanmerking kwamen voor een urgentie. In 2020 is deze verruiming teruggedraaid, maar door de gevolgen van de coronapandemie bleef in 2021 het aantal mensen met een urgentie hoog. m 35% van de toewijzingen van het PHKG ging naar statushouders, waaronder 26% reguliere woningen en 9% woningen in tijdelijke huisvestingsprojecten. Alleenstaande statushouders tot 28 jaar worden bij voorkeur gehuisvest in tijdelijke projecten, waar zij samen met studenten{jongeren wonen. Het aandeel van de reguliere verhuringen dat aan statushouders wordt toegewezen vertoonde enkele jaren een dalende trend, maar is in 2021 weer opgelopen. 13 Tabel1.2 Toewijzingen van corporatiewoningen aan kwetsbare huishoudens naar doelgroep, 2017 - 2021 % 2017- _2017- 2017- 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2021 2017 2018 2019 2020 2021 2021 met begeleiding op de woning 741 656 531 683 721 3.332 34 11,0 9,7 7,9 10,1 10,7 10,0 zonder begeleiding op de woning 366 568 622 679 745 2.980 31 5,9 9,1 10,0 10,9 12,0 8,9 statushouders 558 445 495 446 562 2.506 26 8,7 6,9 717 7,0 8,8 7,5 subtotaal reguliere woningen 1.665 1.669 1.648 1.808 2.028 8.818 91 25,6 25,8 25,6 28,0 31,4 26,4 jonge statushouders in projecten 284 293 164 28 65 834 9 - - - - - - totaal 1949 1.962 1812 1.836 2.093 9.652 100 E - - - - - Wonen met begeleiding Mensen in de hoofdgroep Wonen met begeleiding gaan zelfstandig wonen, maar het huurcontract staat in de eerste periode op naam van de zorgaanbieder. De bewoner moet aan drie voorwaarden voldoen: de huur op tijd betalen, begeleiding toelaten en geen overlast veroorzaken. Gemiddeld krijgen mensen zo’n twee jaar begeleiding bij het zelfstandig wonen. Als er geen risico’s meer lijken te zijn op terugval, kan de bewoner een huurcontract op eigen naam krijgen. 14 2 Factoren die de verdeling over de stad beïnvloeden Om de cijfers in de volgende hoofdstukken te begrijpen is het goed om kennis te hebben over de manier waarop woningtoewijzing aan kwetsbare groepen in zijn werk gaat en welke factoren van invloed zijn op de verdeling van deze toewijzingen over de stad. 2.1 Kwetsbare groepen zonder begeleiding De kwetsbare groepen zonder begeleiding zoeken zelf een woning via WoningNet. Zij kiezen uit het aanbod en krijgen dan voorrang op andere woningzoekenden. Zij bepalen zelf waar zij zoeken. Hun kansen hangen af van de woningvoorraad in een gebied: gezinnen kunnen bijvoorbeeld slechter terecht in buurten met veel kleine woningen. In buurten met veel seniorenwoningen of veel woningen met een huur boven de aftoppingsgrens maken sociaal- medisch urgenten ook minder kans. Het aandeel ouderen onder de doelgroepen van het PHKG is klein, waardoor zij zelden in ouderencomplexen komen te wonen.* Ook hebben zij vaak een te laag inkomen voor een huur boven de aftoppingsgrens. 2.2 Statushouders Statushouders zoeken niet zelf. Corporaties selecteren de woningen en wijzen die vervolgens toe aan de kandidaat die bovenaan staat op de wachtlijst met statushouders. Zij letten daarbij op passendheid wat betreft woninggrootte en inkomen. Verder wordt er niet gestuurd. 2.3 Kwetsbare groepen met begeleiding? Corporaties en zorgaanbieders zorgen samen voor een zorgvuldige match bij de toewijzing van woningen aan kwetsbare groepen met begeleiding. Corporaties selecteren de woningen en bieden die vervolgens aan bij de zorgaanbieders die de ambulante begeleiding verzorgen. Deze selecteren de juiste kandidaten op basis van woonbehoefte en specifieke omstandigheden. Daarbij houden zij zo nodig rekening met zaken als de gevoeligheid voor prikkels of de (on)geschiktheid van buurten voor mensen met bijvoorbeeld een verslavingsachtergrond. De woningcorporaties houden bij de selectie van de woningen rekening met leefbaarheid in het portiek{de galerijfde buurt en bieden geen woningen aan met een recent overlastdossier. 4 Ouderen met een sociaal-medische reden om te verhuizen, hebben vaak voldoende wachtduur voor WoningNet en kunnen dan zonder urgentie naar een passende woning verhuizen. 5 Voor deze paragraaf is input opgehaald bij de corporaties tijdens een bijeenkomst van het Netwerk Wonen en Zorg bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. 15 Kwetsbare groepen met begeleiding mogen een stadsdeel uitsluiten. De corporaties geven aan dat Zuidoost het stadsdeel is dat het vaakst wordt uitgesloten. Ook Noord was niet populair, maar corporaties ervaren dat dit stadsdeel gewilder wordt. Ook vanuit het perspectief van zorg of begeleiding kan het nodig zijn een stadsdeel uit te sluiten. Voor sommige kwetsbare bewoners is bepaald dat zij niet terug mogen verhuizen naar het stadsdeel waar zij vandaan komen. Dit gebeurt relatief vaak in Zuidoost. De corporaties zijn bij de selectie van woningen voor de doelgroep met begeleiding meer gaan sturen dan voorheen. Zij houden daarbij rekening met de kracht of kwetsbaarheid van de buurt. Corporaties geven aan dat zij proberen meer woningen te selecteren in buurten waarvan zij denken dat die voldoende draagkracht hebben. Dit zijn bijvoorbeeld buurten in Zuid, West en Centrum. In deze stadsdelen, met name in Centrum, worden bij nieuwe verhuur echter relatief veel woningen aangeboden met een huur boven de aftoppingsgrens waar mensen met een laag inkomen niet naartoe kunnen verhuizen. Aan de andere kant sluiten corporaties vaker wijken, buurten of complexen vit voor toewijzing aan kwetsbare mensen met begeleiding als ze van mening zijn dat op die plek teveel kwetsbaarheid gestapeld wordt. Dit is maatwerk. Dit maatwerk doen zij steeds meer in afstemming met elkaar. In hun traject We Amsterdam stemmen de corporaties hun buurtstrategieën op elkaar af. Veel ruimte om te sturen hebben corporaties echter niet. De wijken waar zij maatwerk noodzakelijk vinden zijn namelijk vaak juist wijken waar zij veel woningen bezitten en bovendien relatief veel woningen vrijkomen. Vanwege de hoge aantallen te huisvesten kwetsbare mensen is het niet mogelijk veel buurten of grotere gebieden uit te sluiten. 16 3 Toewijzingen PHKG per stadsdeel 3.1 Meeste toewijzingen in West, Nieuw-West en Noord In de periode 2017-2021 werden de meeste woningen via het PHKG toegewezen in de stadsdelen West, Nieuw-West en Noord. Het gaat om respectievelijk 1.745, 1./50 en 1.750 woningen (ieder 18,1% van alle toewijzingen). Stadsdeel Oost volgt op de voet met 1.705 toewijzingen (17,7%). De drie stadsdelen met het kleinste aantal toewijzingen zijn Zuid (1.280; 13,3%), Zuidoost (910; 9,4%) en Centrum (525; 5,4%). Het aantal toewijzingen kan per jaar flink verschillen. In Centrum, West en Zuid volgt het aantal daarbij een stijgende lijn en in Zuidoost neemt het aantal toewijzingen af. De corporaties geven ook aan dat zij proberen meer toe te wijzen in de stadsdelen Centrum, West en Zuid, omdat zij zien dat de buurten in deze gebieden het beter aankunnen. Figuur 3.1 Aantal woningtoewijzingen PHKG (incl. projecten) naar stadsdeel, 2017 - 2021 450 419 s00 … 395 2017 363 SD ee 457 350 347 2018 315 307 300 2 2019 250 229 219 B 2020 200 EH 2021 143 150 125 100 79 50 0 Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost 17 De samenstelling van de toewijzingen via het PHKG naar doelgroep is in grote lijnen per stadsdeel hetzelfde. Er zijn een aantal verschillen: = In Centrum en West gaat het relatief vaak om mensen vit de hoofdgroep Wonen met begeleiding (48% en 42% van de toewijzingen versus 35% gemiddeld). De corporaties geven aan dit ook bewust zo te sturen omdat deze stadsdelen dit beter aankunnen. = In Oost gaan toewijzingen relatief vaak naar jonge statushouders in projecten (21%) en relatief weinig naar mensen vit de hoofdgroep Wonen met begeleiding (28%). In Noord zien we dit in iets mindere mate (13% en 31%). = In Zuidoost gaan toewijzingen relatief vaak naar huishoudens zonder begeleiding (41%) en weinig naar met begeleiding (26%). Corporaties geven aan dat dit een optelsom is van verschillende factoren. De groep met begeleiding kan een stadsdeel uitsluiten, en dit gebeurt relatief vaak voor Zuidoost. De zorgaanbieders kunnen aangeven dat iemand bij voorkeur niet in de oude buurt terugkeert, en ook dit betreft vaak Zuidoost. Tabel 3.2 Woningtoewijzingen PHKG naar doelgroep en stadsdeel, 2017 t/m 2021, procenten 100 3 n 5 5 13 90 21 80 statushouders projecten 70 60 e statushouders regulier 50 m zonder begeleiding 40 m met begeleiding 30 20 39 25 653 2 Ke 26 10 0 Centrum West Nieuw- Zuid Oost Noord Zuidoost totaal West Betekenis gele cijfers: relatief hoog aandeel De tabel op de volgende pagina laat de ontwikkelingen tussen 2017 en 2021 zien. In de meeste gevallen zijn er geen duidelijke trends waar te nemen, maar de volgende punten vallen op: "In Centrum ligt het aantal toewijzingen in 2020 en 2021 hoger dan in de jaren daarvoor. De toename zit zowel bij de hoofdgroep bij kwetsbare huishoudens met als zonder begeleiding op de woning. Zoals eerder genoemd geven corporaties aan dat hier ook op wordt gestuurd. = In Nieuw-West is in 2021 een sterke toename in het aantal plaatsingen van huishoudens zonder begeleiding. = In Oost zijn de laatste twee jaar meer kwetsbare huishoudens met begeleiding op de woning gehuisvest. = De dalende trend in Zuidoost vindt plaats onder alle drie de doelgroepen. 18 Tabel 3.3 Aantal toewijzingen naar doelgroep en stadsdeel en als percentage van de sociale verhuringen, 2017-2021 met begeleiding zonder _ statushouders met begeleiding zonder statushouders Centrum 2017 38 20 21 7,1 3,7 3,9 2018 32 19 23 6,1 3,6 4,4 2019 35 16 29 7,6 3,5 6,3 2020 71 42 30 12,8 7,0 5,0 2021 70 39 34 11,9 6,7 5,8 West 2017 154 64 97 13,4 5,6 8,4 2018 175 96 98 14,6 8,0 8,2 2019 127 80 103 10,9 6,9 8,8 2020 131 103 87 12,0 9,4 8,0 2021 145 122 118 11,8 9,9 9,6 Nieuw-West 2017 136 41 114 9,4 2,8 7,9 2018 128 118 87 10,7 9,8 7,3 2019 125 132 102 8,2 8,6 6,7 2020 85 118 62 7,9 10,9 5,7 2021 103 170 95 6,3 10,4 5,8 Zuid 2017 118 57 54 15,2 7,3 7,0 2018 102 87 57 13,0 11,1 7,2 2019 71 92 78 9,6 12,5 10,6 2020 93 85 58 14,5 13,2 9,0 2021 123 99 85 15,8 12,7 10,9 Oost 2017 95 58 112 7,8 4,8 9,2 2018 11 90 55 7,2 8,4 5,1 2019 D1 89 49 6,2 10,8 5,9 2020 126 110 71 11,0 9,6 6,7 2021 123 142 81 10,0 11,5 6,6 Noord 2017 132 60 93 14,2 6,5 10,0 2018 86 75 73 12,0 10,4 10,2 2019 88 119 81 9,0 12,2 8,3 2020 129 135 89 8,9 9,4 6,2 2021 116 127 114 9,7 10,6 9,5 Zuidoost 2017 68 66 67 9,5 9,2 9,3 2018 56 83 52 7,9 11,8 7,4 2019 34 94 53 4,7 12,9 7,3 2020 42 86 43 6,1 12,4 6,2 2021 41 46 35 7,0 7,8 6,0 Amsterdam 2017 741 366 558 11,0 5,4 8,3 2018 656 568 445 10,6 9,1 7,2 2019 531 622 495 8,3 9,7 7,1 2020 683 679 446 10,2 10,1 6,6 2021 721 745 562 9,9 10,3 7,8 2017-2021 3.332 2.980 2.506 10,0 8,9 7,5 19 3.2 Sociale verhuringen in Zuid vaakst toegewezen via PHKG Het aandeel sociale verhuringen dat wordt toegewezen via het PHKG is het hoogst in stadsdeel Zuid. Over de periode 2017-2021 steeg dit aandeel hier sterk, van 29,5% naar 39,4%. Corporaties geven ook aan dat hier bewust op gestuurd is. Stadsdeel Noord staat op de tweede plaats. Hier ligt dit percentage over de jaren rond de 30%. In de hele periode 2017-2021 werden sociale verhuringen in stadsdeel Centrum het minst vaak toegewezen via het PHKG (19,4%). Het aandeel ligt hier de laatste twee jaar wel hoger (2021: 24,4%). Ook dit is een gevolg van sturing vanuit de corporaties. Stadsdeel Zuidoost valt op door een afname in het aandeel verhuringen dat wordt toegewezen via het PHKG. In 2017 ging het nog om 28,0% en in 2021 om 20,7%. Tabel 3.4 Woningtoewijzingen PHKG (excl. projecten) als aandeel van de verhuringen van sociale Centrum 14,8 14,0 17,4 24,8 24,b 19,4 West 27,3 30,7 26,6 29,4 31,4 29,1 Nieuw-West 20,2 27,8 23,5 24,5 22,5 23,6 Zuid 29,5 31,3 32,7 36,7 39,4 33,9 Oost 21,9 20,7 22,9 27,3 28,0 24,4 Noord 30,6 32,6 29,6 24,5 29,9 28,8 Zuidoost 28,0 27,1 24,8 24,7 20,7 25,2 Amsterdam 24,6 26,9 25,7 26,9 28,0 26,4 3.3 In Noord grootste deel van woningvoorraad toegewezen Jaarlijks wordt ongeveer 0,5% van de Amsterdamse woningvoorraad toegewezen aan op dat moment kwetsbare huishoudens via het PHKG. Tabel 2.3 laat de verschillen tussen de stadsdelen zien. Met name in Noord ligt het aandeel relatief hoog. Dit is een gevolg van de samenstelling van de woningvoorraad, in Noord staan veel corporatiewoningen. De tabel laat zien hoeveel woningen worden toegewezen via het PHKG en niet hoe groot de instroom van kwetsbaarheid is. De huishoudens die hier komen wonen zijn niet per definitie langdurig kwetsbaar en een deel verliest meteen hun kwetsbaarheid door het verkrijgen van een nieuwe woning. Tabel 3.5 Woningtoewijzingen PHKG (incl. projecten) als aandeel van de woningvoorraad van het stadsdeel Centrum 0,1 0,1 0,1 0,3 0,3 1,0 West 0,4 0,5 0,4 0,4 0,5 2,2 Nieuw-West 0,6 0,5 0,5 0,4 0,6 2,5 Zuid 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 1,6 Oost 0,5 0,6 0,3 0,4 0,5 2,3 Noord 0,9 0,6 0,9 0,8 0,8 3,8 Zuidoost 0,5 0,5 0,4 0,4 0,3 2,2 Amsterdam 0,5 0,5 0,4 0,4 0,5 2,1 20 De volgende tabel laat zien welke factoren bijdragen aan een hoog of laag aandeel woningen dat is toegewezen aan kwetsbare huishoudens, namelijk het aandeel corporatiewoningen, het aandeel corporatiewoningen met een nieuwe huurder en het aandeel van de verhuringen dat wordt toegewezen aan een kwetsbaar huishouden. = Stadsdeel Centrum scoort relatief laag op alle factoren en heeft het kleinste aandeel woningen dat de afgelopen jaren verhuurd is aan een kwetsbaar huishouden (1,0%). Dit komt dus doordat er relatief weinig corporatiewoningen zijn, ze relatief weinig vrijkomen en ze bij verhuringen ook relatief weinig worden toegewezen aan kwetsbare groepen. = West scoort ongeveer op het gemiddelde voor Amsterdam. = In Nieuw-West staan bovengemiddeld veel corporatiewoningen die ook relatief vaak van huurder wisselen. Het aandeel van de woningvoorraad dat in 2017-2021 is toegewezen via het PHKG komt hiermee op de tweede plaats (2,5%). = In Zuid staan relatief weinig corporatiewoningen. Wanneer ze vrijkomen worden ze wel vaak toegewezen aan kwetsbare huishoudens. Het aandeel op de totale woningvoorraad blijft beperkt (1,6%). m Oost scoort ongeveer op het gemiddelde voor Amsterdam. = Noord scoort relatief hoog op alle factoren en heeft het grootste aandeel woningen dat is toegewezen via het PHKG (2017-2021: 3,8%). = __ Zuidoost heeft relatief veel corporatiewoningen, maar zij wisselen minder dan gemiddeld van huurder en gaan wat minder dan gemiddeld naar kwetsbare groepen. Het aandeel van de woningvoorraad dat wordt toegewezen komt hiermee licht boven het gemiddelde. Tabel 3.6 Woningtoewijzingen PHKG (incl. projecten) als aandeel van de woningvoorraad van het stadsdeel aantal % % corporatie- % sociale % woning- aantal corporatie- aantal sociale corporatie- woningen met verhuringen Aierel dE: Ere) woningen woningen verhuringen woningen _ nieuwe huurder via PHKG via PHKG Centrum 55.095 17.089 2.710 31 16 19,4 1,0 West 80.730 30.544 5.835 38 19 29,1 2,2 Nieuw-West 70.417 33.864 6.880 48 20 23,6 2,5 Zuid 82.334 21.280 3.720 26 17 33,9 1,6 Oost 72.795 31.296 5.495 43 18 24,4 2,3 Noord 46.442 26.320 5.260 57 20 28,8 3,8 Zuidoost 42.139 22.249 3.435 53 15 25,2 2,2 Amsterdam pst si 5 OO 4 Betekenis kleuren: grijs: relatief weinig en blauw: relatief veel 21 4 Toewijzingen PHKG per buurt Voor het weergeven van de spreiding van toewijzingen van het PHKG over buurten wordt gekeken naar de periode 2017-2021. Door meerdere jaren samen te nemen ontstaat er een robuuster beeld dat minder gevoelig is voor uitschieters vanwege bijvoorbeeld de oplevering van nieuwbouw of een toevallig groot aantal verhuizingen in een jaar. 4.1 Aandeel verhuringen via PHKG verschilt sterk per buurt Gemiddeld werd 26% van de verhuringen in de periode 2017-2021 toegewezen aan kwetsbare groepen. = In 15% van de buurten waren (nagenoeg) geen verhuringen aan kwetsbare groepen, meestal omdat hier geen corporatiewoningen staan. = Bij 9% van de buurten werd meer dan de helft van de verhuringen toegewezen via PHKG. Opvallend is dat in enkele stadsdelen de toewijzingen redelijk gelijkmatig verdeeld zijn over de buurten (Centrum, Nieuw-West, Oost). In andere stadsdelen is dit zeer ongelijk (West, Zuid, Zuidoost, Noord). Uitschieters per stadsdeel zijn onder andere: m West: Postjeskade, Paramariboplein, Filips van Almondekwartier. m Zuid: delen van Buitenveldert, Aalsmeerderwegbuurt, de Klenckebuurt. = Noord: Werengouw-Zuid, Bloemenbuurt-Noord, Tuindorp Nieuwendam en de Walvisbuurt. m Zuidoost: K-Buurt Zuidoost, Holendrecht-Oost. 22 Figuur 4.1. Aandeel verhuringen via PHKG (excl. projecten) als aandeel van aantal verhuringen, per buurt, 2017-2021 D 4 OD SEG 7 Ly Á SES TSR «7 Ea y : JE ú RENEE AS DE Tr Pe A ET Rl ESE er EEEN Be) Ni OD Ne an Ar 0 SO fr MBE K 4 An oe 7 DS en Vie C10-10% j er | LE 10-25 % \\ EE 25 - 35 % 4 Ce EE 35 - 50 % Ae ’ BE meer dan 50 % T| L_] geen gegevens 5 4.2 Buurten met hoog aandeel toewijzingen op woningvoorraad meestal buiten Centrum en Zuid De volgende figuur laat het aandeel van de woningvoorraad zien dat in de periode 2017-2021 is toegewezen via het PHKG. Op deze manier worden ook verschillen tussen buurten zichtbaar die samenhangen met het aandeel corporatiewoningen in een buurt. m Bijde helft van de buurten (50%) werd minder dan 1% van de totale woningvoorraad toegewezen via PHKG. = Bij ruim één op de tien buurten (11%) werd meer dan 4% van de woningvoorraad toegewezen via PHKG. Deze buurten liggen vaker in Noord en delen van Oost, Nieuw-West en Zuidoost. Er zijn in de stad een aantal buurten met relatief veel PHKG-toewijzingen (>10% van de woningvoorraad): =m Nieuw-West: Riekerhaven en Medisch Centrum Slotervaart. m Oost: Parooldriehoek, Bedrijvengebied Cruguiusweg, Sportpark Middenmeer Noord en Science Park Zuid. = Noord: Buiksloterham en Elzenhagen. Dit zijn voornamelijk buurten waar tijdelijke projecten voor statushouders zijn geplaatst. 23 beide 20172021 via PHKG (incl. projecten) als aandeel van de woningvoorraad, per buurt, in de 7 DE % a 9 NE: Á ed rel - Ue JL 1 RRD dn ne pe CN DN J EE LES Ea BES AT eN 5 Seer 5 ES EE LE £ mn 5 ) EE moon KAN meer dan 400 Lj [Oe geen gegevens PO 24 5 Kwetsbaarheid van de buurt Er zijn zorgen over een stapeling van kwetsbaarheid, wanneer kwetsbare groepen te veel terecht komen in wijken met een hoge kwetsbaarheidsscore. Gevreesd wordt dat deze stapeling zowel voor de kwetsbare huishoudens die geplaatst worden via het PHKG als voor de wijk ongewenste effecten kan hebben. Dit rapport doet geen uitspraken over wat veel of weinig is, en gaat ook niet in op mogelijke effecten. Wel wordt ingegaan op de kwetsbaarheid van wijken, en op de vraag of kwetsbare groepen relatief meer in wijken met een hoge kwetsbaarheidsscore worden gehuisvest. De kwetsbaarheidsscore is een maat die aangeeft hoeveel meest kwetsbare bewoners een gebied kent. Deze definitie van kwetsbaarheid staat los van de definitie die het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen hanteert: mensen zijn kwetsbaar als zij een urgent woonprobleem hebben en zij dit probleem zelf niet binnen afzienbare tijd kunnen oplossen. De kwetsbaarheidsscore kijkt voor iedere inwoner naar de stapeling van kwetsbaarheid op de hulpbronnen werk, inkomen, opleiding en gezondheid. De groep die op drie of meer bronnen kwetsbaar is, wordt tot de meest kwetsbaren gerekend (Amsterdam 2020: 12%). Onderstaande kaart laat zien dat buurten met een hoge score op kwetsbaarheid vooral te vinden zijn in Noord en delen van Oost, Nieuw-West en Zuidoost. In Centrum en Zuid hebben relatief weinig bewoners een hoge kwetsbaarheidsscore. Dit hangt samen met de samenstelling van de woningvoorraad. De meest kwetsbare Amsterdammers wonen relatief vaak in buurten met veel corporatiewoningen. Figuur 5.1 Aandeel meest kwetsbare bewoners (kwetsbaarheidsscore 3 of 4) t.o.v. het stedelijk gemiddelde, 2020 (Amsterdam: 12%) 5 î ht > IE AJ = 7 a TE el  OENE 7 mr ON DEN 4 ie ED Ar NAD ENE dk =S Sa Baked AT hs Ge ef lc En id Ar Ì mn TT \Á Á\ BN veel lager dan gemiddeld Í £ | | EE lager dan gemiddeld 1% 3 Ss gemiddeld AD \ EB hoger dan gemiddeld ‚ nomen er | 5.1 Relatie toewijzingen PHKG en kwetsbaarheidsscore Figuur 4.2 laat zien dat er geen sterk verband is tussen de kwetsbaarheidsscore van een wijk en het aandeel van de sociale verhuringen dat wordt toegewezen via het PHKG. De wijken van de meeste stadsdelen liggen verspreid over alle vier de kwadranten. Uitzonderingen zijn: = stadsdeel Centrum, waarvan alle wijken in het kwadrant liggen met een relatief lage kwetsbaarheidsscore en relatief weinig toewijzingen op het aantal verhuringen. = stadsdeel Zuidoost, dat geen wijken met een relatief lage kwetsbaarheidsscore kent waar relatief veel verhuringen worden toegewezen via het PHKG. n= De wijken met weinig tot geen toewijzingen zijn wijken met nauwelijks corporatiebezit (N64 Nieuwendammerdijk, K49 Apollobuurt, A03 Grachtengordel-Zuid, A02 Grachtengordel- West) of een lage mutatiegraad (F83 De Punt). "Ook wijken waar nieuwbouwopleveringen zijn, kunnen soms laag uitvallen, zoals N74 Elzenhagen en M55 Frankendael. Wanneer een compleet blok in één keer verhuurd wordt, dan wordt een hoog percentage toewijzingen aan kwetsbare groepen niet als wenselijk gezien. Figuur 5.2. Wijken naar kwetsbaarheidsscore (2020) en het aandeel van de verhuringen dat is toegewezen aan kwetsbare groepen (2017 — 2021). Amsterdams gemiddelde als kruispunt van de referentielijnen % stadsdeel E43 ® Centrum 60 s ® Wast © Nieuw-West ® zuid EN ® Gast de Ee é ® noord 8 50 N63 ® Zuidoost E75 s a E40 K54 K26 8 Saa s [NB … é E MS8 « K53 ges 5 40 * e . $ NEO E DE dn é 5 21 KABELS 52 N70 Ex E16 M28 5 s . Es EE mes Ero ss « = „ver wet Fro mar $ ge NET 30 À E42 d K47 E20 M30 MS7 É ë K50 e E76 FTT s . A09 E E MS6 1133 « A05 E18 Mes E13 & Sé A2 Ag Per Pao d Pan 5 2 N71 ADT _M35 s FAG \n as 5 s é AD6 gá Fas F78 5 E12 Fa8 ë € MSS NN s N74 on A08 éeza ë s s E22 hf 8 ADI Ago s 10 ë T95 K23 én % s ME4 Kag Ag3 AO2 Fä3 0 ie - mi al 2 3 4 5 8 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1r 18 19 37 kwetsbaarheidsscore 2020 26 In figuur 5.3 is de kwetsbaarheidsscore van alle Amsterdamse wijken afgezet tegen het aandeel van de woningvoorraad dat is toegwezen via het PHKG. Nu is er wel een duidelijk verband zichtbaar: kwetsbare huishoudens krijgen via het PHKG vaker woningen toegewezen in wijken met veel corporatiebezit waar dus al relatief veel kwetsbare mensen wonen. Figuur 5.3 Wijken naar kwetsbaarheidsscore (2020) en het aandeel van de woningvoorraad dat is toegewezen aan kwetsbare groepen (2017 — 2021) Amsterdams gemiddelde als kruispunt van de referentielijnen 10,00 — er stadsdeel ® Centrum © Nieuw-West ® noord ® Oost ® west © zuid 8,00 ® Zuidoost ' 8 0 8 N71 5 6,00 hef NED 5 . £ 5 K26 NES 3 e . a a 5 F76 y 65 8 0 Eros Fa2 No A SNE2 ray 3 K54 oa Bers e EN 8 Maa rar Ee NBE nos Es Sai ess oe ° 5 De * Kef Me E42 ng neg PE F7 Wee mise K53 Ens © eas . M35 “25 Aos Fase ezo N69 2,00 E40 Tar E18 5 7 E20 M23 af _ust “kas AOS ee ee . rz © N67Ocaz eraa © ADS e mas Oer Ök24 noa Boo Fa6 — E17 Tae FI © A zr © rna” F7] E22 kas de N7ZA0 @52 ee Sese ° ‚0e N64 @ Ks aos® aop ONS GADO . Ta2 E36 Fä3 Fä0 ‚00 2 3 4 5 6 7 B 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 34 37 % meest kwetsbare bewoners, 2020 Ook in deze figuur geldt dat alle wijken in Centrum in het kwadrant linksonder liggen: zowel de kwetsbaarheidsscore als het aandeel van de woningvoorraad dat is toegewezen aan kwetsbare groepen ligt hier onder of op het stedelijk gemiddelde. Wijken met weinig kwetsbare bewoners hebben vaak weinig corporatiewoningen. Daarnaast kan het gaan om wijken waar wel wat corporatiebezit is, maar waar relatief weinig wordt verhuisd en weinig corporatiewoningen vrijkomen. Daarnaast zijn er wijken waar wel relatief veel corporatiebezit vrijkomt, maar waar het aandeel kwetsbare bewoners wat lager ligt en waar ook weinig toewijzingen zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Oostelijke Eilanden in Centrum. 27 Zowel stadsdeel Zuid als stadsdeel Oost kennen wijken waar de kwetsbaarheidsscore lager is dan gemiddeld, en waar een relatief groot deel van de woningvoorraad is toegewezen via PHKG (kwadrant linksboven). In Zuid gaat het om de Stadionbuurt (K48), IJselbuurt (K53) en Rijnbuurt (K54). In Oost liggen de wijken Zeeburgereiland en Nieuwe diep (M34), Middenmeer (M56) en Omval en Overamstel (M58) in dit kwadrant. Zeeburgereiland en Nieuwe diep (M34) heeft echter een beperkte woningvoorraad, het percentage PHKG toewijzingen zal hier in de loop der tijd afnemen wanneer de woningvoorraad (met particuliere woningen) toeneemt. Elzenhagen (N74) en Noordelijke IJ-oevers West (N71) vallen op met een zeer hoog aandeel van de woningvoorraad dat is toegewezen via het PHKG. Dit komt in Elzenhagen door de oplevering van het woningcomplex het ‘Startblok’, waarin onder andere jonge statushouders zijn gehuisvest, terwijl er verder vrijwel nog geen woningvoorraad is. Ook op de Noordelijke IJ-oevers West staan nog weinig woningen en zijn statushouders gehuisvest. Wanneer het aantal woningen in de wijk zal gaan toenemen, daalt het aandeel op de woningvoorraad. 5.2 Relatie toewijzingen met begeleiding en kwetsbaarheidsscore In de volgende figuren wordt alleen gekeken naar de relatie tussen het aandeel meest kwetsbare bewoners in een wijk en de toewijzingen aan huishoudens met begeleiding op de woning. Figuur 5.4 laat zien dat ook hierbij geldt dat er geen sterk verband bestaat tussen de kwetsbaarheidsscore en het aandeel van de verhuringen dat wordt toegewezen aan kwetsbare huishoudens met begeleiding. Een aantal zaken vallen op: = Hoewel in stadsdeel Centrum het aandeel toewijzingen aan huurders met begeleiding relatief laag is, loopt het wel op naarmate er meer kwetsbare bewoners in de wijk wonen. m Stadsdelen West, Nieuw-West, Oost en Noord hebben wijken in alle kwadranten. = In vrijwel alle wijken in Zuidoost ligt het aandeel verhuringen aan huurders met begeleiding op of onder het stedelijk gemiddelde van 10%. = In Zuid gaan in de meeste wijken meer dan 10% van de verhuringen naar huishoudens met begeleiding. 28 Figuur 5.4. Wijken naar kwetsbaarheidsscore (2020) en het aandeel van de verhuringen dat is toegewezen aan kwetsbare groepen met begeleiding op de woning (2017 — 2021). Amsterdams gemiddelde als kruispunt van de referentielijnen stadsdeel E38 ® Centrum 50,0 & ® West ® Nieuw-West ® Zuid ® Oost ® Hoard ® Zuidoost 40,0 8 I= 5 Fra R , Le) E B 300 Ù ®, E43 ù K45 . 2 . © Kad Rik E e 5, 20,0 ú EN te ‚ Eg & E 7 . kas _K54 . M2T7 . ë . . ere E77 N52 N53 Ú N71 Je K53 K48 And . . K2E . = . E17 148 75 M28 g42 . HED EA a E20 e K24 er 17° 8 F&l_ E13 . . E22? 05 pag ® nes” M30 Tes 8 NTO ms7 10,0 PA AEL dB = 5 E 52 ee B6 Fe5g, MET E18 . 2 ema s A04 A05 ee En vang 2 „7 Nes Ma M33 . 82 E12 74 51 Tad Mas . MSB . . E30 KA © M35 NE4 K23 Ag A02 AOltogTas F1 F83 0 2 3 4 5 8 7 8 4 10 11 12 13 14 15 18 1f 18 19 37 % meest kwetsbare bewoners, 2020 29 In figuur 5.5 is de kwetsbaarheidsscore van alle Amsterdamse wijken afgezet tegen het aandeel van de woningvoorraad dat via het PHKG is toegwezen aan huurders met begeleiding. Nu is er wel een verband zichtbaar: het aandeel toewijzingen loopt op naarmate een wijk meer meest kwetsbare bewoners heeft. In grote lijnen is het beeld hetzelfde als voor het totaal aantal toewijzingen via het PHKG. Voor wijken met een relatief lage kwetsbaarheidsscore in West, Noord en Centrum geldt dat de woningen die worden toegewezen relatief vaak naar huurders met begeleiding gaan (kwadrant linksboven). Noordelijke IJ-oevers West (N71) is een opvallende uitschieter met een relatief hoog aandeel woningen toegewezen aan de groep met begeleiding. Dit is een nieuwbouwwijk met nog weinig woningen. Eris de afgelopen jaren veel gebouwd, waaronder ook een aantal projecten voor begeleid wonen. Figuur 5.5 Wijken naar kwetsbaarheidsscore (2020) en het aandeel van de woningvoorraad dat is toegewezen aan kwetsbare groepen met begeleiding op de woning (2017 — 2021) Amsterdams gemiddelde als kruispunt van de referentielijnen stadsdeel ® Centrum ® west 25 © Nieuw-West ® zui: er ® Gast ® noord ® Zuidoost 8 mn 20 NED & . 5 8 Fr G . a NEZ K26 N63 z id . 2 Nes E13 Ee . . 5 1 E19 2 e a AOS Fat oe . Ee) Far E14 K54 MSS MIZ EH E Kd Ld . . . Ke K45 E16 M2B E42 KA N70 ® . . . 5 N74 E37 Ml Fas M30 Fr& Frf NE ù 1,0 8 Ee . En « . Ke) E4û K25 Faa Ta3 MST ® . . . . E M27 K53 E1ä N&8 WES Tc . . id . id Ü M34 E21 E75 Le) . . 5 E20 E43 K45 AD6 ADS Ta7 Fa2 E34 EL 8 . . ea . * . 3 Faa FTS kop N66 Ta6 5 2 Ne7 E17 K24 E15 F6 Ta4 M29 s . . id Ad à E12 Kaa MSI And ® . * K48MS6 _ M33mask52 E38 ADS . je » A00 . Ka3 ar san Tee MEA ksa N72403 402401 Tas F11 Ta2 E36 Fa3 Fa0 ‚0 Ene 2 3 4 5 8 7 B 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 34 ST % meest kwetsbare bewoners, 2020 30 Gemeente Amsterdam Nm uh TE Hi Á ij ir
Onderzoeksrapport
31
train
European Commission nl SDG Summit 2019 #SustainableEurope #EU4ASDGs #2030isNow Sustainable development is at the very heart of the European Union (EU). Every EU initiative is aimed at improving citizens’ lives, on a healthier planet, and with a sustainable future. The world faces many pressing challenges. The EU's main sustainability challenge for the coming decade is to decouple its economic development from environmental degradation and overcome the remaining social inequalities. The EU aims to be a global trailblazer in the sustainability transition and set the bar high for a green and inclusive economy. The EU and its Member States are determined to deliver on the UN 2030 Agenda for Sustainable Development and its 17 Sustainable Development Goals (SDGs). Not only in Europe, but also across the world, as the SDGs are at the core of our international cooperation. Building on the important work done, and following the political quidelines of the President elect, the European Commission will refocus its economic coordination mechanism -the European Semester- to integrate the SDGs, put forward a European Green Deal and strive to make Europe the first climate-neutral continent. We will do this while ensuring equality and a just transition that benefits all, leaving no one behind. Action will be needed from all actors including public authorities, civil society, the private sector, academia and all European citizens. Putting our societies on a sustainable path is a shared responsibility of all. WHERE ARE WE NOW? A 3 SIGNIFICANT 1 Good health PROGRESS Overview of EU-28 progress towards the SDGs over the past 5 years. No poverty | 5“ welkbeing The SDGs are our global roadmap to a better world. giving us direction, ma offering us long-term perspective and helping us to reach a sustainable eten world, with human well-being and a healthy planet at its core. 0, As outlined in the reflection paper ‘Towards a Sustainable for the goals Europe by 2030’, the EU is monitoring progress towards the SDGs. Over the last five-year period, the EU has Gen 2 E® 8 made evident progress towards almost all goals, equality A: ‚… Decent wark but will need to further increase its efforts 0 mp growth to be able to fully deliver, especially on inequalities 5 11 environmental sustainability goals. 12 Ö Sustainable Responsible cities and consumption communities and production 2 VISIT 15 Zero hunger ONLI ne | Climate GOALS FOR WHICH TRENDS PORTAL nj CANNOT BE CALCULATED (*) v el Fi vd el Ss Tata and @ 6 Clean water ET rie EN dean energy and sanitation EN EE : 15 Ei Te © L4 vere 0 Hi ELT FL rn Ee , water TWITTER ACCOUNTS © 16 Zan nsuaiore @TimmermansEU and infrastructure : @FedericaMog wonen WERKTE (*) Due to lack of time series for more than 25 % of the indicators @MimicaEU MOVE a, PROGRESS Source: Eurostat EU SDG indicator set SUSTAINABILITY CHALLENGES AND OPPORTUNITIES AHEAD Many sustainability challenges have become increasingly pressing and new ones have emerged, which put human well-being, economic prosperity, our society and our environment at risk. In order to face these challenges and advance towards a sustainable Europe by 2030, the EU has identified a set of key policy foundations, which need to be further strengthened, and enablers which need to be geared towards the sustainability transition. Necessary policy focus when moving forward FROM LINEAR TO CIRCULAR ECONOMY (©, SUSTAINABILITY FROM FARM TO FORK We would need 1.7 Earths to make our consumption Food production is straining our environment, while 20% of sustainable. The Commission has steered the EU economy our food goes to waste. EU agriculture has made real progress in the direction of a more circular path, through its Circular on the climate and environment front, reducing greenhouse Economy Action Plan and Bioeconomy Strategy. gas emissions by 20% and nitrate levels in rivers by 17.7% since 1990. But more remains to be done throughout the entire food chain. A circular economy has the potential to: A global food and agriculture system could: - generate a net economic benefit of EUR 18 trilion in - create new economic value of over EUR 18 trillion by 2050 Europe by 2030 * create 200 million jobs by 2050 * result in over 1 million new jobs across the EU by 2030 - deliver nutritious food for a growing world population - __be central to cutting greenhouse gas emissions * generate higher incomes, help restore natural resources * reduce greenhouse gas emissions and be more resilient to climate risks : EU's next key steps: : :EU’s next key steps: : :… __New Circular Economy Action Plan 5e __ “Farm to Fork Strategy” on sustainable food | :… _ Biodiversity Strategy for 2030 ‘1e _ Strategy for Green Financing : : « __Zero-pollution ambition ‘te ___New Circular Economy Action Plan | : « _Sustainable Europe Investment Plan :7« _ Biodiversity Strategy for 2030 : IE FUTURE-PROOF ENERGY, BUILDINGS AND MOBILITY ENSURING A SOCIALLY FAIR TRANSITION The EU is among world leaders, but more should be done Technological, structural and demographic changes in a more to promote renewable energy, energy efhcient buildings interconnected world are transforming the nature of work. In and climate neutral transport. Buildings, for example, are keeping with the EU’s social welfare model, the transition to a responsible for around 40% of energy consumption and sustainable economy should leave no-one and no place behind. transport represents 27% of Europe's greenhouse gas emissions. Clean energy is an opportunity for jobs and growth: Social investment has to remain a top priority including in: * _900,000 jobs in the field of renewable energy « education, training and life-long learning technologies can be created by 2030 by mobilising -« working conditions public and private investment * healthcare and long-term care - __The EU can save EUR 300 billion annually by decreasing « _ social inclusion and minority rights its dependency on fossil fuels * gender equality + __rural development : EU's next key steps: : : EU's next key steps: / :… First European Climate Law with the target to::- Just Transition Fund ; | become climate-neutral by 2050 ::e European Climate Pact to bring all players together / ‘… _ Europe's Climate Bank proposal : te Action plan for European Pillar of Social Rights : :« Carbon Border Tax proposal : 5e __ A new European Gender Strategy / :« __New Circular Economy Action Plan | / 2 Key enablers for sustainability transition Education, science, technology, research and innovation: Are prerequisites for achieving the SDGs and a sustainable economy, creating a sustainability culture and mindset, and ensuring that the transition will lead to an increase in our wellbeing. Finance and taxation: A significant amount of private capital is still needed to deliver on the SDGs. To be successful we need the private sector to be fully committed to the sustainability shift. Tax systems and pricing will need to change to reflect the true environmental and social costs of production and to ensure that sustainable products and services become the most widespread and affordable ones. Responsible business conduct: Businesses have a key role to play in the sustainability transition and they increasingly see the SDGs as an intricate part of their strategies. Responsible business can lead to more sustainable profits and growth, new market opportunities, and long-term value for shareholders. Rule-based trade: Open and rule-based trade is one of the best tools to increase our prosperity, our standards of living and the sustainability of our planet and democracies. By promoting international rules and global standards in line with the SDGs and making sure that trade benefits all, we can help achieve a sustainable Europe in a sustainable world. Governance and policy coherence at all levels: Rule of law, democracy and fundamental rights; peace, justice and strong institutions; good governance and inclusive and evidence-based decision-making are the foundations upon which we build. Policy coherence is to be ensured both in our internal and external actions. The sustainability transition will only be successful if everyone is on board — individuals, businesses, civil society and the public sector. The EU as a global trailblazer in the sustainability transition: It is in EU's best interest to continue building sustainable policies that further peace and prosperity and sharing sustainable solutions to global problems. The EU as the most successful peace project in the world, and at the origin of many of the most comprehensive sustainability solutions, has the necessary credibility as well as the practical answers needed for putting our societies on to a sustainable path. REN EN AE NE 5 Es 6 Kos MJ otne MO ieoroucerore IO monesmee MN EN NA ATI vo EN ikl Md 08 A, 10 Feitaumes IN ÎÀ mocomuwres B 12 cosnern WM 13 scror ENE A 16 sositorc MN 17 rorreeans @ EDR) P al Ee SUSTAINABLE © KIEICSlS be [© | YI ® Bik Mm ad == ig GEALS 3 EU ENGAGEMENT IN THE WORLD The SDGs are by definition global goals for poverty eradication and sustainable development. The EU is working with this international perspective in mind, leading by example and is engaging with a broad range of partners — countries at different stages of development, international organisations, civil society and the private sector — to promote sustainable development worldwide. Since 2017, the new European Consensus on Development has aligned all development activities of the EU institutions and of the EU Member States with the 2030 Agenda. The EU champions policy coherence for development systematically taking into account the potential impact on developing countries when designing its policies. EU ENGAGEMENT ON THE GROUND - IN NUMBERS The EU and its Member States are the world's largest provider of Official Development Assistance (ODA), providing EUR 75.7 billion in 2017, and progressing towards the collective commitment to increase their ODA to at least 0.7% of the EU's gross national income. Some key examples of EU action to implement the five Ps en People SAN IJ Planet VK In 2017, the EU and its Member The EU and its Member States are the The European External Investment States committed EUR 4 billion to world's biggest providers of climate Plan, through an initial investment food and nutrition security. While finance, having provided EUR 23 billion of EUR 4.5 billion, is expected to EU programmes supported the in 2017 to help developing countries generate at least EUR 44 billion in enrolment of more than tackle and adapt to climate change. This sustainable investments, focusing 12 million children ín primary figure represents more than double the on Africa and the EU Neighbourhood education. amount of 20153 and approximately half countries by 2020. of the world's total. Peace pas! Partnership GQ) In 2017, the EU and the UN jointly The Africa-Europe Alliance for launched the Spotlight initiative to end Sustainable Investment and Jobs all forms of violence against women was launched in 2018. By boosting and girls worldwide, backed by EUR investment and trade, supporting 500 million of EU funding. education and skills development for employability, and improving the business climate, it has the perspective of creating up to 10 million jobs in Africa in the next five years. Source: Joint Synthesis Report EU's next key steps: ì_« 350% proposed increase in the next long-term EU budget for external action, totalling EUR 120 billion for the i | period 2021-2027 | :_« _A comprehensive strategy for Africa ; \_« _A sustainable development chapter in every new EU trade agreement, promoting the highest standards of | climate, environmental and labour protection with zero tolerance on child labour | 4
Factsheet
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1319 Publicatiedatum 18 november 2016 Ingekomen op 13 oktober 2016 Ingekomen in raadscommissie AZ/FIN Te behandelen op 9/10 november 2016 Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake de Begroting 2017 (nachtwacht). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2017. Overwegende dat: — delen van de stad baat zouden hebben bij meer toezicht en handhaving, met name ook buiten kantoortijden, en 's nachts; — in delen van de stad ook vooral 's nachts (gewelds)incidenten plaatsvinden, en overlast ontstaat, bijvoorbeeld rond de Nieuwmarkt/Wallen; — de politie hier zowel zichtbaar als in burger aanwezig is, maar er grenzen zijn aan de inzet van politiecapaciteit; — de aanwezigheid van handhavers 's nachts kan bijdragen aan de veiligheid, het gevoel van veiligheid, en het voorkomen van overlast en/of incidenten; — de vliegende brigade inzetbaar is op basis van aanvragen en vanuit het principe van informatiegestuurd handhaven, maar het in sommige delen van de stad ook extra zekerheid en betrouwbaarheid geeft als handhavers meer structureel aanwezig is, ook rond en na de sluitingstijden, 's nachts; — de huidige handhavingscapaciteit tegen grenzen aanloopt, ook ten aanzien van de inzet 's nachts, in verband met de beperkingen van de Arbeidstijdenwet en de vrijstelling van nachtdiensten voor 55-plussers. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — _om met een voorstel te komen voor het instellen van een Nachtwacht van gemeentelijke handhavers die bijvoorbeeld in 1012 maar wellicht ook elders waar dat nuttig zou zijn, 's nachts toezicht kunnen houden; — ditte bekostigen uit een verhoging van de toeristenbelasting voor 2017, als onderdeel van een verhoging van die belasting met 1,0 procent. Het lid van de gemeenteraad D.T. Boomsma 4
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 879 Publicatiedatum 11 oktober 2013 Ingekomen op 9 oktober 2013 Ingekomen in raadscommissie KSZ Te behandelen op 6/7 november 2013 Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Ulichki inzake de begroting voor 2014 (frictiekosten decentralisaties AWBZ). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2014; Constaterende dat: — in de begroting voor 2014 een reserve ‘Frictiekosten AWBZ' is opgenomen binnen het zorgdomein die 9,2 miljoen euro bevat; — de WMO-egalisatiereserve inmiddels 11,2 miljoen euro bevat; Overwegende dat: — er nog veel onduidelijk is over de decentralisaties AWBZ die per 1 januari 2015 worden overgeheveld naar de gemeenten, behalve dat er fors bezuinigd gaat worden; — er ook nog veel onduidelijk is over de financiële risico's die het rijk met deze decentralisatie bij de gemeente legt; — die duidelijkheid de komende maanden door het rijk wel gegeven zal (moeten) worden; — Amsterdam de afgelopen jaren veel geld “gespaard” heeft om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen en dat geld heeft opgenomen in de twee bovengenoemde reserves. — _ het vooralsnog onduidelijk is hoe deze reserves worden ingezet, Draagt het college van burgemeester en wethouders op: bij het Uitvoeringsbesluit WMO aan de raad te presenteren hoe de reserve ‘Frictiekosten AWBZ en eventueel de WMO-egalisatiereserve worden ingezet om de financiële risico's van de decentralisaties AWBZ op te vangen en zoveel mogelijk continuïteit van zorg te garanderen voor Amsterdammers met een zorgvraag. Het lid van de gemeenteraad, F. Ulichki 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 820 Datum indiening 14 september 2018 Datum akkoord 2 oktober 2018 Publicatiedatum 3 oktober 2018 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Marttin inzake bijstandsfraude met buitenlands vastgoed. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Op 13 augustus 2018 heeft de fractie van de VVD schriftelijke vragen gesteld over bijstandsfraude met buitenlands vastgoed. Deze vragen zijn door het college beantwoord op 12 september 2018 (zie nr. 735). Uit de beantwoording blijkt onder andere dat het aantal internationale fraudeonderzoeken de afgelopen vijf jaar sterk is afgenomen. De fractie van de VVD wil duidelijkheid over de achtergrond van deze ontwikkeling. Gezien het vorenstaande heeft het lid Marttin, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. In de tabel in antwoord op vraag 3 van de vragen van het lid Marttin van 13 augustus zijn door de gemeente Amsterdam bij het Internationaal Bureau Fraude-Informatie (IBF) ingediende verzoeken opgenomen. Het betreft cijfers over onderzoeken naar buitenlands vermogen. In hoeverre verzoekt de gemeente Amsterdam het IBF ook om onderzoek in het buitenland naar andere fraudevormen? Antwoord op vraag 1: De gemeente verzoekt het IBF ook onderzoek in het buitenland naar andere fraudevormen te doen. Het gaat hierbij om alle in het buitenland aanwezige registraties omtrent zaken die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand of de hoogte daarvan, denk daarbij aan bankrekeningnummers, levensverzekeringen of waardevolle roerende zaken. 2. Kan het college ook een overzicht geven van ingediende verzoeken bij het IBF over de jaren voorafgaand aan 2013, bijvoorbeeld sinds het jaar 2000? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 2: Nee. Omdat er in Amsterdam geen aparte registratie is voor vermogens- onderzoeken in het buitenland kan het college een dergelijk overzicht niet geven. Bij het IBF, de bron van het overzicht in de beantwoording van de eerdere vragen, 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ober 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 14 september 2018 kan deze gegevens niet leveren omdat men daar overgegaan is op een ander computersysteem. 3. Hoe verklaart het college de sterke afname van het aantal ingediende verzoeken bij het IBF sinds 2013? Antwoord op vraag 3: De aanpak van bijstandsfraude is in Amsterdam signaal gestuurd. Wanneer een signaal binnenkomt dat duidt op mogelijke bijstandsfraude, dan neemt de gemeente dit signaal in onderzoek. Wanneer het onderzoek aanleiding geeft tot een redelijk vermoeden dat een bijstandsgerechtigde de beschikking heeft over vermogen in het buitenland, dan vraagt de gemeente aan IBF om een onderzoek ter plaatse te doen. Wanneer het aantal signalen afneemt, neemt ook het aantal verzoeken aan IBF af. 4. In hoeverre heeft er sinds 2013 een beleidswijziging plaatsgevonden met betrekking tot het indienen van een verzoek om een fraudeonderzoek bij het IBF? Zo ja, welke wijziging? Is de gemeente Amsterdam terughoudender geworden met een dergelijk verzoek sinds dat jaar? Antwoord op vraag 4: Er heeft sinds 2013 geen beleidswijziging plaatsgevonden met betrekking tot het indienen van een verzoek van een fraudeonderzoek bij het IBF. Een verschuiving heeft plaatsgevonden van strikt repressief naar preventief handhaven. De nadruk ligt op het voorkomen van onrechtmatigheid aan de voorkant van het dienstverleningsproces, zodat achteraf minder onrechtmatigheid hoeft te worden hersteld. Onder meer hierdoor is het aantal overdrachten aan de afdeling Handhaving Werk en Inkomen gedaald. Voor de burgers die willens en wetens de regels overtreden, geldt nog altijd dat er repressief wordt opgetreden. In die gevallen wordt het IBF nog altijd gevraagd onderzoek te doen in het buitenland. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 2
Schriftelijke Vraag
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1604 Publicatiedatum 16 oktober 2019 Ingekomen onder AJ Ingekomen op woensdag 9 oktober 2019 Behandeld op woensdag 9 oktober 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Simons inzake de Nota Regenboogbeleid (concrete indicatoren). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nota Regenboogbeleid 2019-2022. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1425). Constaterende dat: — De nota Regenboogbeleid een beginnend mooi plan is; — De nota nog niet aan concrete uitwerkingen voldoet; — Concrete uitgangspunten en indicatoren belangrijk ijkpunten zijn tijdens de evaluatie en beleid zo beter te controleren is. Voorts constaterende dat: — De Nota Regenboogbeleid uit acht beleidsvelden bestaat; — De termen “meer”, “blijven ondersteunen” en “focussen op" geen duidelijke en concrete waarde hebben om het beleid op te toetsen; — Het beleid niet te toetsen is, op basis van ontbrekende cijfers met uitzondering van het financiële hoofdstuk; — Het verleden ons geleerd heeft dat we beleidskaders moeten concretiseren om ze te kunnen toetsen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — Indicatoren en concrete waarden en cijfers toe te kennen aan de beleidsvelden van hoofdstuk 2 van de Nota Regenboogbeleid. — De uitwerkingen uiterlijk voor 2020 te rapporteren aan de raad. Het lid van de gemeenteraad S. Simons 4
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Definitieve raadsagenda, woensdag 16 februari 2011 De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 16 februari 2011 13.00 uur en 19.30 uur Locatie Raadzaal Algemeen 1 Mededelingen. 2 Notulen van de raadsvergadering op 26 januari 2011. 3 Vaststelling van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. 5 Mondelingevragenuur. Educatie 6 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2010 tot instemmen met het programma ‘Jong Amsterdam 2010-2014’. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 66) 7 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2010 tot instemmen met verdeling en inzet van extra onderwijsachterstandsmiddelen over 2010. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 55) Ruimtelijke Ordening 8 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 4 januari 2011 tot vaststellen van het voorbereidingsbesluit AMC-terrein. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 67) 9 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2010 tot vaststellen van het conceptuitvoeringsbesluit Kenniskwartier en instemmen met de Nota van beantwoording. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 14) 10 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2010 tot vaststellen van het uitvoeringsbesluit Fred Roeskestraat (Zuidas). (Gemeenteblad afd. 1, nr. 13) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 16 februari 2011 11 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2010 tot vaststellen van de structuurvisie ‘Amsterdam 2040: Economisch sterk en duurzaam’. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 56) Grondzaken 12 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 4 januari 2011 tot kennisnemen van de besluiten van het college van burgemeester en wethouders betreffende afwikkeling van grondtransacties met het Rijk en de Nederlandse Spoorwegen inzake rijkswegen A4-gedeeltelijk en A10 en Ringbaan en beschikbaar stellen van de gemeentelijke financiële bijdrage voor deze afwikkeling. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 68) 13 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2010 tot instemmen met de conceptovereenkomst ‘Bouwen aan de Stad Il — Periode 2011 t/m 2014’. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 69) Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 14 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2010 tot vaststellen van de bijzondere subsidieverordening ter stimulering van de schone rondvaart. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 70) 15 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 1 februari 2011 tot instemmen met een bijdrage in de kosten voor het aanbrengen van een geluidscherm over de Schinkelbrug inzake OV SAAL. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 71) 16 Kennisnemen van de brief van de wethouder Verkeer aan de raadscommissie Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit d.d. 14 december 2010 inzake vervanging van de openbare verlichting in de Diamantbuurt. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 72) Dienstverlening 17 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2011 tot vaststellen van ‘Visie op Dienstverlening 2010-2014’. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 74) Sport en Recreatie 18 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 18 januari 2011 tot instemmen met het uitbrengen van een voorlopig Bid voor de organisatie van het EK Atletiek in 2016. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 73) Juridische Zaken 19 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 4 januari 2011 tot vaststellen van de Brandbeveiligingsverordening 2011. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 75) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 16 februari 2011 Ingekomen stukken 1 _Raadsadres van een burger van 23 januari 2011 inzake de aanleg van een linksom-rechtsom tram en een semi-doorloper. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit). 2 _Raadsadres van een burger van 1 februari 2011 inzake de toewijzing van studentenwoningen. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 3 Raadsadres van de heer J. Louwman, namens MacBike, van 31 januari 2011 inzake commerciële activiteiten in gemeentelijke fietsenstallingen. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit). 4 _Raadsadres van de heer P. van Bruggen, namens Pí1-parking van 25 januari 2011 inzake de meerijvariant Damrak. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake. 5 Raadsadres van de heer A. Poppelaars, voorzitter van de CG-Raad, van 27 januari 2011 inzake de OV-chipkaart en mensen met een functiebeperking. Voorgesteld wordt, dit raadsadres door te geleiden naar de Stadsregio ter afhandeling. 6 Raadsadres van een burger van 13 december 2010 inzake toekenning claim na het Bolderkar drama van 1988. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening. 7 _Raadsadres van een burger van 1 februari 2011 inzake een alternatief plan voor het vergunningstelsel rondvaartboten. 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 16 februari 2011 Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en Inkoop, Bedrijven en Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn, Waterbeheer. 8 Raadsadres van een burger van 13 januari 2011 inzake lekkages in bussen van het GVB. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit). 9 Raadsadres van een burger van 18 januari 2011 inzake het functioneren van de Afdeling Marktzaken. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en Inkoop, Bedrijven en Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn, Waterbeheer. 10 Raadsadressen van mevrouw drs. M. Huisinga, namens M-Powerment van 24 januari en 1 februari 2011 en van een burger van 29 januari 2011 inzake het conflict tussen DWI en M-Powerment na een geweldsincident tegen een medewerker van M-Powerment. Voorgesteld wordt, deze raadsadressen in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Werk, Inkomen en Participatie, Diversiteit en Integratie, Inburgering, Armoede, Programma Maatschappelijke Investeringen. 11 Raadsadressen van een burger van 17 januari en van de heer A. Boelhouwer, secretaris van de bewonersvereniging Zijkanaal H, van 22 januari 2011 inzake het opheffen van de halte Barndegat voor buslijn 94. Voorgesteld wordt, deze raadsadressen in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit). 12 Raadsadres van een burger van 17 januari 2011 inzake de bezuinigingen op het Mozeshuis. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugdzaken, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur, Monumenten en Lokale Media. 4 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 16 februari 2011 13 Raadsadres van de heer G. Faber, namens de Fietsersbond afdeling Amsterdam van 10 januari 2011 inzake de rapportage onderzoek Blauwe brommers op fietspaden. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit). 14 Brief van de heer dr. J. Blenkers, directeur-inspecteur van het Inspectoraat Generaal VROM van 6 januari 2011, gericht aan het college, inzake de reactie op de aangeleverde informatie in het kader van quik scan uitvoering asbesttaken. Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen. 15 Raadsadres van de heer P. van Bruggen, namens P1-parking van 24 januari 2011 inzake de bereikbaarheid van de P1-parking voor de parkeerconsument. Voorgesteld wordt, dit raadsadres en het conceptantwoord te betrekken bij de behandeling van het agendapunt Meerjarenplan Analyse Stadsregisseur 2011- 2013 in de raadscommissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur (inclusief Noord- Zuidlijn en Luchtkwaliteit) van 10 maart 2011. 16 Brief van mevrouw R. Lenten, projectleider Actieprogramma Lokaal Bestuur van VNG van 14 januari 2011 inzake de aanbieding van de nieuwe handreiking over de lokale rekenkamer en rekenkamerfunctie. Voorgesteld wordt, deze handreiking voor kennisgeving aan te nemen. 17 Ledenbrief VNG van 19 januari 2011 inzake aardrijkskundige namen, een gemeentezaak. Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening. 18 Raadsadres van een burger van 17 januari 2011 inzake het Historisch Museum. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugdzaken, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur, Monumenten en Lokale Media. 19 Raadsadres van een burger van 16 januari 2011 inzake de sportontwikkeling in Amsterdam. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugdzaken, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur, Monumenten en Lokale Media. 5 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 16 februari 2011 20 Brief van LOGA van 19 januari 2011 inzake de aanpassing van de verplaatsings- kostenregeling verhuisplichtige ambtenaren. Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening. 21 Raadsadres van de heer P.F. Kramer, namens het dagelijks bestuur van Stichting Gay Business Amsterdam van 14 januari 2011 inzake vergunningverlening voor Amsterdam Pride 2011. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Financiën, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Bestuurlijk Stelsel, Project 1012, Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden, Communicatie. 22 Raadsadres van een burger van 17 januari 2011 inzake de berichtgeving rondom homo's. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 23 Raadsadres van de heer J. Baptiste Benraad, namens het Transformatie Team van 17 januari 2011 inzake de maatschappelijk verantwoorde invulling van de Wet Kraken en Leegstand. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 24 Brief van de heer E.D. Wiebes, wethouder ICT van 18 januari 2011 inzake de ICT-storing in het stadhuis op 16 december 2010. Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen. 25 Brief van LOGA van 19 januari 2011 inzake vrijwillige brandweer en politieke ambtsdragers onder de werkkostenregeling. Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen. 26 Raadsadres van een burger van 23 januari 2011 inzake uitzondering maken door woningcorporaties op inkomensgrens voor huurders met medische indicatie. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 6
Agenda
6
discard
Besproken punten Werkgroep Werkwijze Stadsdeelcommissie 7/6/18 Doel is om de werkwijze van de stadsdeelcommissie te ontwikkelen op basis van een aantal uitgangspunten en niet om de werkwijze vooraf te formaliseren in procedures. Passie voor Amsterdam, betrokkenheid van bewoners en onderling vertrouwen zijn hierbij belangrijk pijlers van de werkwijze van de stadsdeelcommissie. Uitgangspunten e We werken vanuit onze passie voor Amsterdam e Betrokkenheid van bewoners bij de stadsdeelcommissie is onze leidraad e We hebben een vertegenwoordigende rol e We werken samen op basis van vertrouwen e We nemen de ruimte om te experimenteren met vergadervormen e We evalueren en passen aan. e We hebben geen controlerende, maar een adviserende taak. e We hebben een formele relatie met dagelijks bestuur en ambtenaren. Vergaderfrequentie en -plaats e 1 per maand met gehele stadsdeelcommissie o Woensdag start om 19.30 uur. Streef-eindtijd 22.00 uur = Incidentele afwijking in geval van bijv. bijzondere gemeenteraad. o Met dagelijks bestuur o Notulen zoals voormalige bestuurscommissie e 1 per maand Wijkgesprek met SDC-leden per gebied o Woensdag, start om 19.30 uur. Streef-eindtijd 22.00 uur o Met gebiedsmakelaars o Gespreksverslag = Samenvatting van gesprek = Plus reflectie van standpunten OF = Notulen zoals SDC e Plus andere vormen van vergaderen/inspraak o Bijv. thema-avonden e Alle bijeenkomsten zijn openbaar e Alle bijeenkomsten hebben ruimte voor inspraak e Werken in teams o Per onderwerp in SDC o Per gebied Duo-leden e Als vervanger deelnemen aan SDC- en gebiedsbijeenkomsten e DUO-raadsleden worden officieel benoemd e Kunnen SDC-lid vervangen. e Geen stemrecht e Maximaal 1 DUO-lid per fractie Agenderen e Ruimte voor inspraak e Ruimte voor actualiteit e Agendapunten door o SDC-Gebiedscommissies (SDC leden vanuit wijk) o Dagelijks Bestuur o Individueel commissielid e Géén N=1-punten (wèl: beleidspunten!) e _Voorbereiding-team: o Overlegt met indiener over juist platform en bepaalt tijd en plaats. o Voorstel: bestaat uit leden Werkgroep Vergaderorde e Agenda wordt 7 dagen voor vergadering rondgestuurd Voorzitter e Voorzitter: o organiseert en faciliteert vergadering o faciliteert inspraak bewoners o treedt niet sturend op o moet ook eigen standpunt kunnen vertolken o Contact met DB en/of bestuursondersteuning e Werkgroep bereidt profiel voor o Optie vast/roulerend o Tevens benoemen vicevoorzitter o SDC-leden kunnen kandideren o Verkiezing door SDC-leden e _SDC-Gebiedscommissie heeft een coördinator (een van de SDC-leden) o Profiel vergelijkbaar met voorzitter SDC o SDC-leden wijzen onderling coördinator aan. Inspraak e _SDC-vergadering o Vrije inspraak start vergadering = _5 minuten inspraak = 10 minuten dialoog met SDC en/of DB = Niet noodzakelijk schriftelijk voorbereid door inspreker = _Aan de hand van vragen voorzitter/SDC-leden | = Follow up door gebiedscommissies of (groep) SDC-leden = Doel is niet om ter plekke een standpunt in te nemen, maar informatie te vergaren. o Inspraak op agendapunt = 5 minuten e Evt. aan de hand van vragen voorzitter/SDC-leden e Wijkgesprek o Vrije inloop (circa 30 minuten) = Issues, ideeën, initiatieven o Inspreken op agendapunten Informatiebehoefte SDC e SDC o Gespreksonderwerp tijdens “bootcamp” met DB = __ Afstemmen informatie aanvraag/verstrekking DB en ambtenaren. e _SDC-gebieden o Samenwerken met gebiedsmakelaars Advies e Gevraagd o Door Dagelijks Bestuur = _DB voorziet van document met specifieke vraag o Van gemeente via DB = Voorbereid door DB met achtergrond en voorstel advies e _Ongevraagd o _Stadsdeelcommissie = Als resultaat van vergadering = Advies bestaat uit: e Beschrijving context e Specifieke vraag en/of advies o Vanuit gebiedscommissie = _Gespreksverslag = _Agenderen in SDC = Hamerstuk in SDC e Streven naar overeenstemming. Ruimte voor afwijkende standpunten Evaluatie e Na zes maanden evalueren werkwijze
Actualiteit
3
train
x Gemeente Raadscommissie voor Bouwenen Wonen, WV B % Amsterdam Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte 3% en Groen, Reiniging Agenda, 19 mei 2021 Tijd: 09:00 tot 12:30 uur Locatie: Digitaal 1 __ Algemeen deel a Mededelingen b Vaststellen agenda Cc Opening procedureel gedeelte d Conceptverslag van de openbare * Tekstuele wijzigingen worden vergadering van deRaadscommissie voor de vergadering aan de WB d.d, 14 april 2021. commissiegriffrer doorgegeven, commissieW/[email protected] e Termijnagenda, per portefeuille f TKN-lijst d Ingekomen stukken * Op verzoek van Stadsdeel West treft Stadsdeelcommissies u hierbij twee adviezen aan. * Bijhet vaststellen van de agenda zal de voorzitter met de leden bespreken of zij deze ter kennisname aannemen of dit voor een volgende vergadering inhoudelijk willen bespreken. 2 Inhoudelijk deel a Opening inhoudelijk gedeelte b Inspreekmoment Publiek c Actualiteiten d Rondvraag 2021-05-06 11:12:05 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging W/ B Agenda, 19 mei 2021 Bespreekpunten Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit 3 Kennis nemen van deNajaarsrapportage * _Terbespreking en voor kennisgeving Programma Stadsbehoud 2020 aannemen. Nr. VN2021-011194 * Geagendeerd op verzoek van het lid Havelaar (CDA). * Was TKN 7 in de vergadering van 24 maart 2021, * Uitgesteld in de vergadering van 14 april 2021. Openbare Ruimte en Groen 4 Raadsbrief Meldingen Openbare Ruimte, * _Terbespreking en voor kennisgeving Dagelijks Beheer aannemen. Nr. VN2021-011191 * Geagendeerd op verzoek van de leden Leenders, Wijnants, Havelaar en de fractie van GL. * Was TKN 11 in de vergadering van 14 april 2021. Ontwikkelbuurten 5 Raadsrapportage Ontwikkelbuurten * _Terbespreking en voor kennisgeving 2020 aannemen. Nr. VN2021-011198 * Geagendeerd op verzoek van hetlid Leenders en de fractie van GL. * Was TKN 13 in de vergadering van 14 april 2021. Bouwen en Wonen 6 Kennisnemen van de * _Terbespreking en voor kennisgeving voortgangsrapportage Programma aannemen. Woningkwaliteit: Voortgangsrapportage * Geagendeerd op verzoek vanhet 2020 en vooruitblik 2021. de leden Van den Heuvel (CU) Nr. VN2021-011199 en Leenders (PvdA) en de fractie van GL. * Was TKN 6 in de vergadering van 14 april 2021. 1 Afhandeling motie 1401 : Bouw * _Terbespreking en voor kennisgeving ouderenwoningen naar voren halen aannemen. Nr. VN2021-011193 * Geagendeerd op verzoek van het lid Van Soest (PvdO). * Was TKN 3 in de vergadering van 14 april 2021. 2021-05-06 11:12:05 2 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging W/ B Agenda, 19 mei 2021 8 __Bestuurlijke reactie op motie 1507 van *_Terbespreking en voor kennisgeving het lid De Jong van GroenLinks enmotie aannemen. 1513 van het lid Hammelburg van D66 * Geagendeerd op verzoek van de leden en terugkoppeling ‘veiligheidscheck Naoum Néhmé (VVD), Rooderkerk (Dó66) studentencomplexen’ en de fractie van GL. Nr. VN2021-011192 * Was TKN 1 in de vergadering van 14 april 2021. 9 Informatiebrief Erkende * Ter bespreking en voor kennisgeving studentenwoningen aannemen. Nr. VN2021-011200 * Geagendeerd op verzoek van hetlid Naoum Néhmé (VVD) * Was TKN 9 in de vergadering van 14 april 2021. 10 Rapportage toeristische verhuurvan * _Terbespreking en voor kennisgeving woningen 2020 aannemen. Nr. VN2021-011196 * Geagendeerd op verzoek van hetlid Naoum Néhmé (VVD). * Was TKN 10 in de vergadering van 14 april 2021. 1 Raadsbrief resultaten handhaving * _Terbespreking en voor kennisgeving woonfraude en incasso 2020 aannemen. Nr. VN2021-011197 * Geagendeerd op verzoek van de leden Leenders, Naoum Néhméen Havelaar (CDA). * Was TKN & in de vergadering van 14 april 2021. 12 Raadsbrief goed verhuurderschap * _Terbespreking en voor kennisgeving Nr. VN2021-011195 aannemen. * Geagendeerd op verzoek vande fractie van GL. * Was TKN 7 in de vergadering van 14 april 2021. 2021-05-06 11:12:05 3
Agenda
3
train
Gunda Lestuur F ee Cömeunte Pmderlam — |: zel Var Geiffe | | | Pandzcht von aflonkeeg /ekndlelieg „Aaa en Saplag it Ob) 5 geek gufpe, Oe Vandaag inhet un 2 20 Dir je mob LEmmrare Aarle) 5 1 vn de vommeone VN VOL weed 54 porn opt A Aung gnd hat | | U stihaug 1 wp LV) 10de GI ver? lope _ / 1 our UL Raud Lelhr Oprah Ze, me) vanseal) P Gahsurden. A Lon, gea (erudarder LA | gen hapte personen Vreelson A P openbaar” herbwur. De paact nd matie liber HA de bpm landing vt Aa aubade PS feta A EN melb Om gfrovag is 2 ide ielong MM ut belang rlr geöondhudll? weten Orr do veroln ordre EF OO eraf aande Red) Erajgen Boere wmlprmahevteshel beng mand Brartogiperdeathd |
Raadsadres
1
train
% Gemeente Amsterdam J C % Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten % Agenda, dinsdag 17 januari 2017 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Tijd Dinsdagavond 17 januari van 20.30 tot 23.00 uur NB: AGENDAPUNTEN 11 T/M 25 ZIJN BEHANDELD OP 12 JANUARI. DE PORTEFEUILLE ONDERWIJS WORDT BEHANDELD IN HET AVONDDEEL VAN 17 JANUARI 2017 NA DE BIJEENKOMST MET DE RADEN VAN TOEZICHT PRIMAIR ONDERWIJS (19:00-20:20). Locatie De Mirandazaal, 0235 Algemeen 1 Opening (avonddeel) 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslagen van de vergadering van de Raadscommissie JC d.d. 8 december 2016 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 Tkn-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur publiek (was op 12 januari) 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur’ geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Agenda dinsdag 17 januari 2017 Onderwijs 26 Vaststellen Gemeentelijk Toezichtkader openbaar primair onderwijs en uitvoering motie Toonk, Flentge en Timman Nr. BD2016-018700 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d, 25 januari 2017). 27 Wijzigen statuten Open Schoolgemeenschap Bijlmer Nr. BD2016-016979 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d, 25 januari 2017). 28 Aanvulling VloA 2014 met de voorziening Ouderbetrokkenheid voortgezet onderwijs Nr. BD2016-018559 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d, 25 januari 2017). 29 Initiatiefvoorstel van 8 juli 2016 van de raadsleden Moorman, Timman, Ten Bruggencate en Blom getiteld: Alle Amsterdamse kinderen hebben recht op een schoolreisje Nr. BD2016-018334 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden Moorman (PvdA), Timman, Ten Bruggencate (D66) en Blom GrLi). e _Indieners zullen in de commissie aangeven of behandeling in de raad gewenst is. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 30 t/m 32. 30 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel ‘Alle Amsterdamse kinderen hebben recht op een schoolreisje’. Nr. BD2016-018335 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 29, 31 en 32. 31 Beantwoording mondelinge vragen van het lid Moorman van 13 oktober jl. inzake Amos UniQ Nr. BD2016-018332 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Moorman (PvdA). e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 29 en 30 t/m 32. 2 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Agenda dinsdag 17 januari 2017 32 SP Rapport Vrijwillige Ouderbijdrage in Amsterdam Nr. BD2016-018855 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Hentge (SP). e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 29 t/m 31. 33 Initiatiefvoorstel van de raadsleden Paternotte (D66) Toonk (VVD) en Flentge (SP) van 13 april 2016 getiteld De Amsterdamse Lerarenbrigade Nr. BD2016-018339 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden Paternotte (D66), Toonk (VVD) en Flentge (SP). e indieners zullen in de commissie aangeven of behandeling in de raad gewenst is. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 34. 34 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel ‘Amsterdamse Lerarenbrigade’. Nr. BD2016-018747 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 33. 35 Verzoek OCO voorstel onderwijsplatform Nr. BD2016-018856 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. 36 Evaluatie pilot verzuim 18+ Nr. BD2016-018340 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Moorman (PvdA). e Was TKN 6 in de Commissievergadering JC van 27 oktober 2016. e _ Uitgesteld in de Commissievergaderingen van 17 november en 8 december 2016. 37 Beantwoording mondelinge vragen van het lid Moorman van 18 januari 2016 inzake zwemles op scholen. Nr. BD2016-018341 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd door de leden Flentge (SP) en Moorman (PvdA). e _ Uitgesteld in de Commissievergadering van 8 december 2016. 3 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Agenda dinsdag 17 januari 2017 TER KENNISNAME LIJST Kunst en Cultuur TKN 1 Kunst en Cultuur in Cijfers 2016. (BD2016-018767) Onderwijs TKN 2 Evaluatie aanbevelingen Commissie Gunning. (BD2016-018357) TKN 3 Vaststelling verdeelbesluit OAB 2017. (BD2016-018638) TKN 4 Kennisnemen van de brief MBO-conferentie De stem van de student. (BD2016-018534) Jeugd TKN 5 Aanbevelingen Kinderombudsman naar aanleiding van MBO conferentie. (BD2016-018672) TKN 6 Stand van zaken aanbesteding Specialistische Jeugdhulp, december 2016. (BD2016-018599) TKN 7 Voortgangsrapportage Nieuw Jeugdstelsel van ministeries van VWS en V&J, november 2016. (BD2016-018522) TKN 8 Het onderzoek van de Kinderombudsman Mijn belang voorop - Ontwikkelingen in de jeugdhulp in 2016. (BD2016-018503) TKN 9 Stand van zaken wachttijden in de jeugdhulp, december 2016 en de afhandeling van motie ‘Wachtlijsten voor psychische hulp aan kinderen - informatievoorziening aan ouders’ (TA2016-001340) van de raadsleden Mbarki en Blom. (BD2016-018273) Openbare Ruimte en Groen TKN 10 Beantwoording raadsadres Aanleg van een themapark van de liefde genaamd ‘Hart van Holland’. (BD2016-014394) e Een niet-geanonimiseerde versie van het raadsadres ligt ter inzage in de leeskamer raad. Openbare Orde en Veiligheid TKN 11 Spanningen in de Turks-Amsterdamse gemeenschap. (BD2016-018782) * Tevens ter kennisname naar de raadscommissie AZ. Monumenten TKN 12 kennis nemen van brief m.b.t. vereenvoudiging criteria zonnepanelen in Beleidskader toetsing ingrepen en herstel van monumenten. (BD2016- 017596) 4 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Agenda dinsdag 17 januari 2017 e Tevens ter kennisname naar de raadscommissie ID. TKN 13 beantwoording mondelingen vragen over Wonen boven winkels. (BD2016- 018455) VOOR DE OVERIGE PORTEFEUILLES GEEN PUNTEN TER KENNISNAME 5
Agenda
5
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1365 Publicatiedatum 18 november 2016 Ingekomen op 2 november 2016 Ingekomen in brede commissie Begroting Behandeld op 10 november 2016 Uitslag Aangenomen Onderwerp Amendement van het lid Groen inzake de Begroting 2017 (circulair bouwen). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2017. Constaterende dat: — De stad een forse bouwambitie heeft, en het college de bouwproductie wil versnellen: — Een nieuw te ontwikkelen gebied een uitgelezen kans biedt om innovatief, duurzaam en circulair te bouwen; — Bij tenders nu wel geëxperimenteerd wordt met criteria op het gebied van duurzaamheid, maar nog niet met criteria op het gebied van circulair bouwen Overwegende dat: — Als de heipalen eenmaal de grond in gaan, het vaak te laat is om gebouwen daarna nog circulair te maken; — Erdus zo snel mogelijk begonnen moet worden met het stellen van eisen op het gebied van circulair bouwen. Besluit: Op pagina 260 activiteit B: “Klimaatneutrale nieuwbouw te stimuleren door duurzaamheid mee te nemen in de gebiedsontwikkeling en door bij tenders criteria op te nemen op het gebied van duurzaamheid”, Te vervangen door: “Klimaatneutrale en circulaire nieuwbouw te stimuleren door duurzaamheid en circulariteit mee te nemen in de gebiedsontwikkeling en door bij tenders criteria op te nemen op het gebied van duurzaamheid en criteria op het gebied van circulariteit te ontwikkelen en testen”, En over de voortgang hiervan in 2017 te rapporteren. Het lid van de gemeenteraad R.J. Groen 1 2
Motie
2
discard
ds if Mas d | B sd en Betlecr hee Gerteenj VG mam \\A 40 Ys he | no en | Ne e Rr PI de A: | Ed EE ESE \ \ À ak hd N mann 4 En TE en ” zal ne men \ _ \ | t han A Î k ee! NN AR | _ mt PRE OO tú ea An =, 4 , Lj ni B, ie en & A B Ee En p AN Dd Alk, Gn En \ * i | P Kes U p _ \ bles er E m8 fi En lea je ONE << 25 | r e Ee A 5 Nd ge je Ann , P der | | N t ee 4 | Pd Me - 5 ä | Û 3 ei à / j ed bi | à f t EN it | 8 AS Ï En à A E j A ) , “ 8 m / l Die K4 t ed Lj IK l y “ ie - | Á [ N 3 IJ ke ae Ee | in | 5 UE Nebel Aad ij | ze ; ed bed ZS ZE | Î NN A pe B: Ed a : p\in hi : he x 4 ik EN if | / F eN | en f k AR iS For MSA 4 Ï j Á on En EN | . : 2 er Transitie werven en overslagpunten Naamen Basisrapportage/ 1°* rapportage Regeling Risicovolle Projecten er ke _ ml En { er] ; EE > En . ) n En tE EE ze TN | inhoudsopgave 1 | ACHTERGROND EN STAND VAN ZAKEN SINDS BESLUITVORMING 2 2 | BESTURING VAN DE UITVOERING 7 3 | DE OPGAVE VAN HET TRANSITIEPLAN IN RELATIE TOT DE OMGEVING 10 4 | PLANNING 14, 5 | BUDGET EN DEKKING 16 6 | RISICOMANAGEMENT 18 7 | PROGRAMMA VAN TEGENSPRAAK 20 BIJLAGEN 21 P1 1 | Achtergrond en stand van zaken sinds besluitvorming 1.1 Aanleiding en opgave Denk hierbij bijvoorbeeld aan de 4 overslagpunten die in de vier windrichtingen van de stad worden ingericht. Deze bieden Amsterdam heeft een vitvoeringsorganisatie van ruim 2.500 de mogelijkheid om een volle wagen met afval dichter bij dan mensen, die elke dag zorgen voor de reiniging, de handhaving, de voorheen te lossen en sneller de ophaalroute te hervatten. Op afvalinzameling en het dagelijks onderhoud van de openbare gezette tijden wordt dan de afval van enkel wagens in één ruimte inclusief de kades en de bruggen en het groen in onze keer naar het Afval Energie Bedrijf afgevoerd. Een ander stad. Om hen slagvaardig te kunnen laten werken, besloot de voorbeeld is dat de drie uitvoeringdirecties op een flink aantal Gemeenteraad op 22 mei 2020 met het ‘Transitieplan werven en locaties gezamenlijk worden gehuisvest. Hierdoor dalen overslagpunten’ met businesscase (vertrouwelijk) tot bijvoorbeeld de vaste lasten zoals gas, water, licht, huur e.d. optimaliseren van de vitvoeringslocaties. Een vitvoeringslocatie is een werf (garage of onderhoudslocatie 2) Goed werkgeverschap: passende, kwalitatief goede en veilige voor voertuigen en of locatie voor opslag), een overslagpunt huisvesting voor de medewerkers met vitvoerende taken en (voor afval van kleinere naar grotere auto’s en/ of mogelijk medewerkers die dit ondersteunen. Op 28 januari 2014 zijn schepen), of een steunpunt (voor toezichthouders of door het college algemene strategische vitgangspunten medewerkers groenvoorziening). vastgesteld voor de gehele gemeentelijke Daarmee wordt ook de huisvesting van de laatste groep vastgoedportefeuille. Deze vitgangspunten zijn vitgewerkt in medewerkers op het gemeentelijk vastgestelde de Spelregels vastgoed die op 1 juli 2015 door de huisvestingsniveau gebracht. gemeenteraad zijn vastgesteld als het beleidskader, waar aan de gemeente zich committeert. Eén van de uitgangspunten is Naast de doelstelling ‘optimale huisvesting’ van de drie dat panden in langdurig eigendom van de gemeente voldoen uitvoerende directies binnen het cluster Stadsbeheer, geeft het aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen en plan vier aanvullende doelstellingen mee: kwaliteitseisen. Met het Transitieplan wordt dit nu ook voor de medewerkers in de uitvoerende functies gerealiseerd. 1) Effectief en efficiënt cluster Stadsbeheer: optimale dienstverlening en bedrijfsvoering, zowel voor de interne 3) Slim ruimtegebruik: door het vrijkomen van locaties komen organisatie als voor de burgers, ondernemers en bezoekers. er mogelijkheden voor herontwikkeling. Waar mogelijk Kortom: de vitvoeringslocaties zijn gehuisvest op de juiste worden functies zoals wonen, werken en recreëren plekken in een groeiende stad, waarbij het gemeentelijk gecombineerd. De opgave betreft het samenvoegen van 37 vastgoed optimaal wordt benut. Op 18 van de 23 vitvoeringslocaties naar 23 uitvoeringslocaties. Met de uitvoeringslocaties wordt de huisvesting geoptimaliseerd. uitvoering van het transitieplan komen 20 locaties vrij. P2 Voorbeeld van een recent bestuurlijk besluit betreft het 1.2 De locaties: opgave en directie vervroegd vrijspelen van de locatie Generaal Vetterstraat waar Stadswerken vroegtijdig zal vertrekken om ruimte te maken Bijlage 2 toont een overzicht van de eindsituatie (met voor onderwijshuisvesting (basisonderwijs en internationaal uitzondering van nog 2 definitieve overslagpunten) met daarbij voortgezet onderwijs). aangegeven welke directies waar gevestigd wordt en wat nodig is om die eindsituatie te realiseren. De eindsituatie is ook 4) Duurzaam: klimaatneutraal, verbetering luchtkwaliteit, weergegeven op de kaart in bijlage 3. circulair en autoluw. De nieuw te bouwen panden worden Onvoorziene opgaven of aanvullende eisen van een directie die energieneutraal, de andere panden worden conform het niet zijn meegenomen in de business case moeten binnen de duvurzaamheidsprogramma geoptimaliseerd. Hiervoor zijn programmabegroting van de betreffende directie worden geen extra middelen beschikbaar gesteld. Bij de aanbesteding opgelost. voor de (ver)bouw wordt dit als één van de eisen Punt van aandacht is het elektrificeren van het wagen park omdat meegenomen. het buiten de scope van het programma en de business case valt, maar zeker van invloed is op de voorzieningen op de locaties. Op Het betreft al met al een zeer complexe opgave. Voor de 3 maart 2020 heeft het College van B&W ingestemd met de uitgebreide toelichting op de opgave met bijbehorende Uitvoeringsagenda Duurzame Organisatie 2020 — 2030 (ZD 2020- onderbouwing wordt naar het raadsbesluit verwezen: 001715). Belangrijke thema’s in de agenda zijn de verduurzaming https://amsterdam.raadsinformatie.nl/vergadering/673576/RAAD van het gemeentelijk vastgoed en het gemeentelijk wagenpark. %62020-05-2020. Dat deze 2 thema’s verband met elkaar houden, komt heel nadrukkelijk naar voren bij de ontwikkeling van het Transitieplan Met het programma is een investering van € 76 miljoen gemoeid Werven. In de agenda is afgesproken dat het Transitieplan verdeeld over 18 projecten. Voor het programma is een sluitende Werven aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Dat is met de business case opgesteld. Het uitgangspunt is dat de vaststelling op 20 mei 2020 gebeurd en de afbakening is in de gemeentebegroting niet omhoog mag gaan. De extra stukken opgenomen. In de uitvoering vraagt dit nauwe kapitaallasten (rente en aflossing) als gevolg van de investeringen samenwerking en afstemming tussen beide opgaven. worden deels gecompenseerd door de besparingen in de Afvalpunten vallen buiten de scope van dit programma. Dat geldt bedrijfsvoering door sluiting van 13 werven. Het restant wordt ook voor de ontwikkeling van afvalpunt naar recyclepunt. gedekt door een jaarlijkse onttrekking aan de reserve. De reserve wordt gevoed met bijdragen vit de gebiedsontwikkeling (ter 1.3 Stand van zaken hoogte van de vervangingskosten voor zes locaties), MJOP- bijdrage en de verkoopopbrengst van een pand. Inmiddels is een vitvoeringsorganisatie ingericht, een programmaplan opgesteld, heeft een uitgebreide risico- Vertraging in de besluitvorming en daarmee de opstartfase zal inventarisatie plaatsgevonden, heeft de eerste verhuizing effect gaan hebben op de einddatum van oplevering (zie ook plaatsgevonden (Luchtvaartstraat), is de tweede verhuizing in hoofdstuk 4). Welk consequenties dat heeft, wordt onderzocht. voorbereiding (Generaal Vetterstraat) en wordt gewerkt aan de P3 communicatieboodschap voor medewerkers en hun voorbeeld van. Het effect op de uitvoering van het Transitieplan leidinggevenden en anderen die met de opgave te maken gaan is nog onduidelijk. Voor alles geldt dat gedurende de uitvoering krijgen. De aanbestedingsstrategie die o.a. voorziet in het wordt bezien wat dit betekent voor de verschillende locaties, of clustergewijs aanbesteden is bepaald en de Tenderboard heeft aanpassing van het plannen en bijbehorende middelen nodig is. ingestemd met de inkoopstrategie. Op korte termijn wordt Zowel in risico 1 als risico 3 komt Corona terug (zie Hoofdstuk 6) gestart met het ontwerp voor de eerste drie verbouwingen. Afhankelijk van de ontwikkelingen (bestrijding van het virus, Ondertussen worden de programma’s van eisen voor de andere vaccins) kan het effect anders zijn. Ten eerste op het gebruik van locaties nagelopen en in Q1 2021 vastgesteld zodat ook de de locaties (looprichtingen, schoonmaak, gebruik en ventilatie aanbesteding van de andere clusters van opgaven kan gaan van ruimtes en kantoormeubilair). De programmaorganisatie starten. Kortom, de basis voor een goede implementatie van volgt de instructies vanuit het 'WAN'-team (Werken op deze zeer complexe opgave is gelegd. Anderhalve Meter). Het tweede effect betreft de opgave in de stad. Tijdens de eerste 1.4 Overslagpunten lock-down sloegen Amsterdammers aan het opruimen, met een groter aanbod aan afval tot gevolg. Tijdens de tweede lock-down Voorwaarde voor de efficiënte uitvoering is de inrichting van vier betreft dit voornamelijk verpakkingsmateriaal als gevolg van de overslagpunten voor afval. Het gaat om vier locaties in de vele internetbestellingen. Dit maakte het noodzakelijk de vloot verschillende windrichtingen. Dit betreft zowel een efficiëntere aan te passen. Het grotere aantal voertuigen sluit niet altijd aan logistiek en daardoor dus minder vervoerbewegingen. Ook biedt op de in het transitieplan opgenomen aantallen en beschikbare het, mits de locaties aan het water komen te liggen, de vierkante meters. T.z.t. moet worden bezien of er sprake is van mogelijkheid om op termijn vervoer van afval over water mogelijk een duurzame impact; dit vraagt creativiteit van de operatie en te maken. Bij de keuze moet zowel rekening worden gehouden de programmaorganisatie. Het is immers nog ongewis hoe de met de huidige situatie waarin het afval naar het AEB wordt situatie er in dit opzicht na corona uit gaat zien. Het derde afgevoerd als de toekomstige situatie waarbij het AEB in 2025 mogelijke effect is het bestuurlijke besluit om vanwege het geprivatiseerd is en Amsterdam de verwerking van het afval veelvuldig bijplaatsen van afval naast containers en als gevolg openbaar gaat aanbesteden. Ruimtelijke inpassing (bijvoorbeeld daarvan de toegenomen vervuiling op straat 25 extra handhavers door de locatie te omringen met geluidschermen of andere in te zetten. Dit betekent extra faciliteiten zoals lockers e.d. voorzieningen) en structurele invulling van de overslagpunten zijn in de businesscase niet meegenomen; de aard van de eisen en de 1.6 Aanbesteden van de (ver)bouw omvang van benodigde investeringen zijn nu nog niet duidelijk. Voor de aanpak van de realisatie van veertien werflocaties en vier 1.5 Corona wissellocaties is de inkoop strategie opgesteld. De gemeentelijke Tenderboard heeft de strategie getoetst aan het gemeentelijke Verschuivingen/ wijzigingen in de samenleving/ maatschappij beleidskader en goedgekeurd. De criteria voor de omstandigheden kan onze opgave veranderen, dit vraagt aanbestedingsstrategie zijn: flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Corona is daar een e Mogelijkheden tot betrekken gebruikers; P4 e Goede prijs - kwaliteit verhouding zowel voor de planvorming als voor de uitvoering; De Regeling Risicovolle projecten vereist bij vaststelling van een e Goede verhouding tussen inspanning door de markt bij risicovol plan een basisrapportage. Het college koos met het inschrijvingen en kans op opdracht (aanbestedingen zo ‘Transitieplanwerven en overslagpunten’ met bijbehorend de eenvoudig mogelijk organiseren binnen Europese regels); gedetailleerde businesscase voor een geïntegreerd e Kansen voor het MKB om in Amsterdam opdrachten te basisdocument. Dit maakt het mogelijk om voorliggend verwerven (kleinere marktpartijen moeten het aan kunnen); document beknopt te houden en alvast te voorzien van de eerste e Goede verhouding tussen inspanning door team Fysiek en rapportage op de voortgang. aantal contractpartijen (het team moet het aankunnen); Voorliggende rapportage en vervolgrapportages zijn bestemd e Een werkbare vitvoeringsorganisatie per locatie (voorkomen voor de portefeuillehouder, college en de raadscommissie. dat aannemers op de bouwplaats elkaar voor de voeten De rapportagemomenten worden gekoppeld aan de planning & lopen); control cyclus van gemeente Amsterdam. De exacte inhoud en e Spreiding van risico’s (niet alles bij 1 contract partner). vorm wordt de komende periode verder ingevuld. Jaarlijks wordt voorafgaand aan de voorjaarsnota de Voor het ontwerp op alle locaties is één engineering team businesscase herijkt (indien nodig). samengesteld. Dit team vertaalt het programma van eisen naar elke specifieke locatie. Dit waarborgt een gelijke benadering en 1.8 Top 5 risico’s het bundelen van kennis en ervaring voor alle locaties. Op basis van financiële omvang en aanbestedingsvorm is de totale opgave Ten tijde van het opstellen van het Transitieplan heeft een risico- opgedeeld in 7 clusters (zie paragraaf 3.1). inventarisatie plaatsgevonden. Deze is ook opgenomen bij de bestuurlijke besluitvormingsstukken. Door de omvang van het 1.7 Regeling Risicovolle Projecten programma, de complexiteit van de opgave en verwevenheid met de stad is het van belang permanent alert te zijn op nieuwe Het bestuur besloot het Transitieplan werven en overslagpunten risico’s en maatregelen om met de risico’s om te gaan en de met de bijbehorende business case onder de regeling risicovolle inventarisatie periodiek te herijken. projecten te brengen omdat het voldoet aan de volgende criteria: e Hetheeft een budget van minimaal € 20 miljoen; Eind 2020 vond een herijking op de risico-inventarisatie plaats en e Hetheeft grote impact op de bedrijfsvoering; zijn aanvullende beheersmaatregelen bepaald. Juist voor de 5 e Hetheeft grote impact op de samenleving; belangrijkste risico’s is de constatering dat deze zich binnen de e Hetheeft een lange doorlooptijd; bestuurlijke scope en invloedssfeer bevinden en het bestuur een e Erzijn meerdere externe partijen betrokken; belangrijke rol kan spelen bij de beheersing. e Hetis politiek gevoelig; Deze top 5 risico's zullen dus elke voortgangsrapportage en zo e Eris substantiële gemeentelijke verantwoordelijkheid; nodig vaker bij de portefeuillehouder dan wel college en / of raad e Hetiseen organisatorisch complex besturings- en onder de aandacht worden gebracht. Een nadere beschrijving van vitvoeringsproces. P5 deze risico's met beheersmaatregelen is opgenomen in onvoorzien, vinden van alternatieve dekkingsbronnen of in hoofdstuk 6. het uiterste geval het bijstellen van ambities. Zeker in een tijd van bezuiniging is dit een uitdaging die goede communicatie, De overige risico’s worden door programmaorganisatie afstemming en besluitvorming zal vragen. Het recente maandelijks en met de stuurgroep elk kwartaal besproken. voorbeeld van het vroegtijdig opleveren van de Generaal Wanneer daar aanleiding voor is, worden deze via de Vetterstraat t.b.v. onderwijshuisvesting is een goed voorbeeld voortgangsrapportages en zo nodig eerder bij het bestuur hoe in dergelijke situaties in samenspraak tussen bestuur en geagendeerd. ambtelijke organisatie wordt gehandeld. De vijf belangrijkste risico's betreffen: 4. Te verbouwen locaties zijn niet op tijd ontruimd. Een groot deel van de te verbouwen locaties moeten deels of 1. Transitieplan sluit niet aan op (organisatie) ontwikkeling. volledig ontruimd worden om de aannemer voldoende ruimte Uitdaging is dus een flexibele inrichting en uitvoering van het te geven voor de werkzaamheden. Bij de locatie Bornhout programma. Voorbeeld hiervan is de coronacrisis en de wordt bijvoorbeeld afgestemd met Werk Participatie en effecten die dat bijvoorbeeld heeft op de inrichting van de Inkomen over een alternatieve locatie voor het daar vitvoeringslocaties t.b.v. het veilig op 1,5 meter kunnen gehuisveste archief en zijn eerste verkennende gesprekken werken en de extra opgave voor Afval & Grondstoffen bij het gestart i.v.m. de fietsenopslag in relatie tot de geplande schoon houden van de stad die tot extra voertuigen heeft bouwwerkzaamheden. geleid waarvoor op de beoogde locatie onvoldoende ruimte bleek. 5. Te veel druk op wijziging van de opgave/ scope van het programma. 2. Het lukt niet om vier overslagpunten in bedrijf te stellen. Het risico bestaat dat er (doorlopend) wijzigingen van de Een van de pijlers van de uitvoering van het Transitieplan is scope en/of de planning worden gevraagd. Bijvoorbeeld door het realiseren van vier overslagpunten om het transport na de andere eisen uit de (externe) omgeving. Een voorbeeld afvalinzameling te optimaliseren. Op dit moment zijn slechts hiervan is het verzoek van een ontwikkelaar in verband met de 2 overslagpunten in beeld. Dit vraagt creativiteit en aanrijroute van vrachtverkeer naar en van de locatie Jacob (bestuurlijke) daadkracht om binnen de verdeling van de Bontiusplaats. schaarse ruimte in de stad tot weloverwogen keuzes te komen. In voorliggende rapportage wordt een inkijkje gegeven in de wijze waarop via scopemanagement, planmatig werken, 3. Kostenoverschrijding. budgetbewaking/ project-control, interne en externe Dit kan ontstaan door veranderende omstandigheden communicatie, het tijdig betrekken van medewerkers en het (corona), veranderende (bestuurlijke) wensen of aanvullende organiseren van tegenspraak de complexe transitie door de wensen vanuit de directies. Dit vereist control en sturing, het projectorganisatie ter hand wordt genomen. vinden van creatieve oplossingen, benutten van het budget P6 2 | Besturing van de uitvoering 2.1 Opdrachtgeverschap e Verschillende adviseurs op het gebied van financiën en control, planning, communicatie, secretariaat, etc. Bestuurlijk opdrachtgeverschap e Een projectteam fysiek dat zich richt op het concreet Het bestuurlijk opdrachtgeverschap is belegd bij wethouder ontwikkelen en uitvoeren van de projecten die in het Wonen, Bouwen, Openbare Ruimte, Groen, Reiniging en transitieplan zijn opgenomen. Het team bestaat o.a. uit Dierenwelzijn. De gemeenteraad heeft het ‘wat’ van de opgave bouwmanagers. bepaald; het college gaat over het ‘hoe’ van de opgave. e Een projectteam organisatie dat de belangen van de verschillende gebruikers en andere belanghebbenden in het Ambtelijk opdrachtgeverschap programma coördineert. Dit team bestaat vit coördinatoren Het ambtelijk opdrachtgeverschap is belegd bij de stuurgroep namens Afval en Grondstoffen, Stadswerken, THOR en Transitie werven en overslagpunten onder voorzitterschap van de Facilitair Bureau. directeur Afval en Grondstoffen. Gemeentelijk Vastgoed is door het college aangesteld als kredietbeheerder. De stuurgroep 2.2 Project control bestaat verder vit een vertegenwoordiger van de directie Grond en Ontwikkeling en van de directie Facilitair Bureau. De De stuurgroep en de programmaorganisatie hebben afspraken stuurgroep neemt besluiten en zorgt dat de belangen en vastgelegd met betrekking tot budget, planning en risico’s en invloeden van verschillende stakeholders evenwichtig afgewogen risicobeheersing. De belangrijkste aandachtsgebieden zijn: worden. e Toezien dat processen en uitvoering passen binnen de gemeentelijke kaders en de stuurgroep hierover adviseren; Programmaorganisatie e Periodiek rapportages over de voortgang (scope, planning, De stuurgroep heeft een programmaorganisatie ingericht en een risico's en budget) verzorgen voor stuurgroep en bestuur; programmaplan vastgesteld dat voorziet in alle zaken die bij de ® Zorgdragen voor het doorvoeren van begrotings-wijzigingen organisatie van de uitvoering aandacht vragen. en informatievoorziening en opleveren van de producten in het kader van de P&C cyclus; De belangrijkste elementen vit het programmaplan zijn: e Zorgdragen voor goed risicomanagement; e Eriseen programmamanager die samen met de e Adviseren ten aanzien van financiële aspecten aan managers, projectmanagers voor de bouw/verbouw van de directie, stuurgroep en bestuur; vitvoeringslocaties (projectmanager fysiek) en de organisatie e Adviseren bij de jaarlijkse actualisatie van de businesscase van (projectmanager organisatie) zorgt voor de uitvoering van het het transitieplan; plan en de dagelijkse sturing en monitoring. P7 e Adviseren bij de besluitvorming t.a.v. wijzigingen in scope, maken onderdeel vit van de P&C —rapportage van gemeentelijk budget en/of planning. Vastgoed (kredietbeheerder). e Signaleren van afwijkingen en zorgen voor De frequentie en wijze van rapporteren sluit aan bij de vereisten oplossingsrichtingen. van de regeling risicovolle projecten. De wethouder heeft e Zorgdragen voor afstemming van de inkoopstrategie in relatie toegezegd in de voortgangsrapportages over het transitieplan tot bestaande raamovereenkomsten voor onderhoud, voor de een paragraaf over medewerkersbetrokkenheid op te nemen. levering van onder meer bureau en kantine inrichting, ICT faciliteiten. Door de inkoopstrategie te volgen, wordt voldaan De bestuurlijke rapportage bevat in ieder geval de volgende aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen bijvoorbeeld op onderdelen: het gebied van duurzaamheid, circulariteit en social return. e Bereikte resultaten en (bestuurlijke) mijlpalen; e Medewerkersbetrokkenheid en communicatie; Doordat de programmaorganisatie deels wordt bemenst door e Overzicht van de voorgestelde en geaccepteerde wijzingen in mensen vit de participerende directies is het mogelijk om snel te scope/planning/budget; handelen, goed te communiceren, problemen op te lossen, snel e Overzichten van de financiële voortgang; het (bijgestelde) op ontwikkelingen in te spelen en kansen te benutten. Deze budget, de realisatie en de prognose eindstand; manier van werken is belangrijk omdat deze directies uiteindelijk e Rapportage risicobeheer op de top vijf risico’s met gezamenlijk op de nieuwe vitvoeringslocaties gaan werken. Het bijbehorende beheersing en de overige risico’s wanneer de programma biedt daarmee een goede gelegenheid om op een stuurgroep dat nodig acht; goede, prettige samenwerking vooruit te lopen en alvast meer e Planning en voortgang. ervaring op te doen met de cultuur die tussen de medewerkers bij de verschillende directies is ontstaan. Bij nieuwe bestuurlijke wensen of ontwikkelingen die effect blijken te hebben op de uitvoering van het Transitieplan of 2.3 Bestuurlijke informatievoorziening overige ontwikkelingen die de aandacht en of besluitvorming van het bestuur vragen vindt aanvullend overleg plaats. Dit is De stuurgroep biedt twee keer per jaar, bij de voor- en bijvoorbeeld het geval bij de locatiekeuze voor de resterende 2 najaarsnota, voortgangsrapportages aan. Deze zijn bestemd voor overslagpunten. de portefeuillehouder, het college en de betreffende raadscommissie(s). De rapportages bevatten de sturing op de grote lijnen, de voortgang op de richting en de doelstelling van het programma, de planning, de financiën en alle onderwerpen waarvan de stuurgroep het wenselijk of noodzakelijk acht om het bestuur bij te betrekken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij (grote) afwijkingen in de scope, tijd en geld. Deze worden verwerkt in de jaarlijkse herijking van de businesscase bij de voorjaarsnota en P8 2.4 Administratieve organisatie en interne controle De programmaorganisatie heeft in samenspraak met de stuurgroep taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd, de risico’s en beheersmaatregelen beschreven en geactualiseerd en een procedure vastgelegd voor het omgaan met wijzigingen. Gedurende de vitvoering worden op onderdelen processen beschreven. Dat is bijvoorbeeld aan de orde voor de wijze waarop medewerkers worden betrokken bij de verhuizingen in het kader van de oplevering van een pand. Voor de aanbesteding worden de gemeentelijke procedures gevolgd en voor het risicomanagement wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘Risman’ methode. De Stuurgroep en programmaorganisatie hebben ook in meer algemene zin vastgelegd hoe de verschillende directies de komende jaren gezamenlijk de uitvoering van het transitieplan oppakken en volgens welke processen dit plaatsvindt. 2.5 Archivering en vastlegging Gemeentelijk vastgoed neemt als kredietbeheerder de verantwoordelijkheid voor het archief en slaat dit in het systeem Docwerker. Het bouwarchief wordt gedurende de looptijd van het project vastgelegd bij de directie Projectmanagementbureau en wordt aan het eind van het programma overgedragen aan de directie Gemeentelijk Vastgoed. pg 3 | De opgave uit het transitieplan in relatie tot de omgeving 3.1 Opgave Deze inventarisatie heeft in 2017-2018 plaatsgevonden en resulteerde in een Transitieplan dat in 2019 gereed was. In Q4 van Met het Transitieplan is de complexe opgave op het hoogste 2020 en Qa van 2021 voeren de opdrachtgevers, gebruikers en de abstractieniveau vastgelegd: er vindt een transitieplaats van 37 bouwmanagers uit de programmaorganisatie een check uit; dit is naar 23 uitvoeringslocaties met 4 overslagpunten. nodig omdat de omgeving, mede door corona, niet heeft Door de opgave op te delen in zogenaamde clusters wordt de stilgestaan. Eventuele knelpunten worden geïnventariseerd en opgave beter beheersbaar. De clusters zijn ingedeeld naar de te tijdens gesprekken met de desbetreffende directies van verrichten werkzaamheden, namelijk: oplossingen voorzien. Uitgangspunt daarbij is dat het krediet e Meenemen in lopende verbouwing: Fogostraat, Stadhuis en leidend is. Anton de Komplein Door deze aanpak wordt het mogelijk om in Q1 van 2021 per e Kleine verbouwing: Daniel Goedkoop, Luchtvaart locatie het programma van eisen vast te laten stellen door de Schepenberg, van Heenvliet stuurgroep waarna de aanbesteding van het ontwerpteam kan e middelgrote verbouwing: Meteorenweg, Jacob Bontius starten. e Kleine nieuwbouw: Volendammerweg, IJburg e Grote nieuwbouw: Den Brielstraat Daarnaast is de globale planning die door het college was e Grote verbouw: Bornhout. Gezien de samenloop in de tijd vastgesteld verder uitgewerkt, zijn afhankelijkheden wordt de Rozenburglaan tegelijk meegenomen. geïnventariseerd en worden detailplanningen, zoals de e Overslagpunten. verhuisplanning opgesteld. Zie ook hoofdstuk 4. Tijdens de voorbereiding van het Transitieplan is per locatie Ook is een communicatie- en participatieplan opgesteld, is een bepaald wat nodig is aan ruimte voor personeel en materieel, omgevingsanalyse uitgevoerd, zijn de belangrijkste stakeholders specialistische voorzieningen e.d. Hierbij zijn de gemeentelijke geïnventariseerd en zijn hun belangen beschreven. Tenslotte is uitgangspunten zoals de flexnorm gehanteerd. het budget vitgewerkt naar budgetten per locatie en uitgesplitst naar kostensoorten en zijn procedures voor het hanteren van afwijkingen bepaald. Zie ook hoofdstuk 5. Daarmee is de basis gelegd om gedurende de uitvoering van het transitieplan de complexe scope te managen, de uitvoering te realiseren en in de bestuurlijke rapportages te kunnen voorzien. P10 De programmaorganisatie en stuurgroep zullen proactief en De raming is inclusief onvoorzien, bijkomende kosten en sensitief zijn, gericht op het in goede banen leiden van de proceskosten (indien van toepassing). Als het verzoek tot uitvoering met als doel bij het op tijd realiseren van de wijziging effect heeft op toekomstige kapitaal- en vitvoeringslocaties met betrokkenheid van en in contact met de exploitatielasten, wordt in het voorstel ook de dekking in de medewerkers die op de vitvoeringslocaties komen te werken, gemeentebegroting meegenomen. De indienende directie is zelf binnen het door de gemeenteraad vastgestelde budget. verantwoordelijk voor de dekking, indien nodig zal deze een vitvoeringskrediet aanvragen/investeringsruimte worden 3.2 Wijziging randvoorwaarden, condities of opgave geregeld en structurele begrotingsruimte, indien de investering leidt tot een structurele lastenverhoging. Een wijziging van de scope/ opgave kan voorkomen. Een wijziging kan variëren van een wijziging met vrijwel geen impact De programmaorganisatie voorziet het voorstel van een advies die binnen scope en budget oplosbaar is tot een wijziging met (effect op de opgave, voor medewerkers, t.a.v. planning, een grote impact op zowel de businesscase, de planning of op de financiën, aanbestedingsprocedures). Beide documenten worden organisatie van de huisvesting van de directies. voorgelegd aan de stuurgroep. De stuurgroep neemt uiteindelijk het besluit. Na goedkeuring door de stuurgroep behoort het Een wijziging kan het gevolg zijn van een bestuurlijke wens of verzoek tot wijziging tot de nieuwe scope en het budget van het verzoek van een directie of kan het gevolg zijn van wijzigende transitieplan. Eventuele mee- en tegenvallers zijn vanaf dan voor omstandigheden, zoals nieuwe wetgeving of doordat er het programma. Ook hier geldt dat grote wijzigingen in de vertraging ontstaat bij een ontruiming. reguliere rapportage aan het bestuur worden meegenomen. Voor de (bestuurlijke wens) geldt de requliere gemeentelijke 3-3 Communicatie en participatie besluitvormingsprocedure. Communicatiestrategie Bij wijzigende omstandigheden is de procedure dat de Voor medewerkers in de uitvoering heeft de uitwerking van het programmaorganisatie rapporteert aan de stuurgroep en een Transitieplan veel gevolgen. Medewerkers zijn vaak gehecht aan voorstel doet voor oplossingsrichtingen. Bij grotere wijzigingen de locatie van waaruit ze vaak al jaren werken. De impact van het rapporteert de stuurgroep hierover bij de jaarlijkse herijking van programma is groot op medewerkers die werken op de de businesscase en de voortgangsrapportage aan het bestuur. uitvoeringslocaties die komen te vervallen, maar heeft ook gevolgen voor andere medewerkers. Om hen zo goed mogelijk te Bij wijziging in wensen van de participerende directies is de betrekken, eventuele zorgen weg te nemen, te leren van hun procedure dat de desbetreffende directie een voorstel voorzien ervaring en suggesties en hun enthousiasme te vergroten, wordt van dekking aanbiedt aan de programmaorganisatie. Dit betreft een vorm van participatie toegepast waarbij een aantal een kostenraming conform de standaard systematiek voor medewerkers in werkgroepen actief meedenkt over en meewerkt kostenramingen (SSK). aan specifieke zaken. P11 Uitgangspunt is dat de communicatie naar medewerkers vooral De medewerkers die deelnemen in werkgroepen, dragen actief lokaal plaatsvindt, daar waar de veranderingen zichtbaar worden de plannen uit en vervullen hierin een ambassadeursfunctie. Ze en voelbaar zijn. De (direct) leidinggevenden zijn het eerste houden voeling met de organisatie waardoor zij goed beschikken aanspreekpunt en boegbeeld voor de medewerkers. Hiervoor is over relevante informatie. het belangrijk dat de (direct) leidinggevenden beschikken over de juiste informatie. Zo wordt er bijvoorbeeld ruim voorafgaand aan Om ook de OR Stadsbeheer goed te betrekken, kan in de een verhuizing een O/A aangeboden. Naast gerichte werkgroepen een OR lid namens het cluster Stadsbeheer communicatie op de locaties waar veranderingen plaatsvinden, deelnemen. zal de lijn via diverse interne communicatiekanalen geïnformeerd worden zoals via (digitale) informatiesessies, briefings en Het is belangrijk dat medewerkers weten welk effect de beschikken ze over een mailadres van de programmaorganisatie veranderingen op hun werkomgeving gaan hebben. De voor eventuele vragen. communicatie heeft als doel: e Medewerkers duidelijk te informeren over de veranderingen; De communicatie rond het participatietraject en over de sluiting, e Medewerkers (waar mogelijk te) betrekken bij de verbouwing en nieuwbouw van vitvoeringslocaties is eenduidig, veranderingen; duidelijk en regelmatig. Dit is belangrijk om onduidelijkheid te e De informatie vindbaar vast te leggen. voorkomen en verwachtingen te managen. Communicatiemiddelen voor de interne doelgroep: Participatie e Posters In 2018 is een ‘wervenspel’ gespeeld met medewerkers om hen te e Tafelstandaard informeren over en te betrekken bij de transitie. Een groot deel e Intranet van de medewerkers weet dus (op hoofdlijnen) dat er e Schermen veranderingen aan komen rond de vitvoeringslocaties. Om de e Nieuwsbrief kennis en ervaring van medewerkers zo goed mogelijk te e Factsheet betrekken bij de transitie, worden werkgroepen ingesteld met e Vraag/Antwoord overzicht een afvaardiging van teamleiders of senior medewerkers vanuit e Tamtam de betrokken directies (THOR, Stadswerken, A&G, Facilitair e Emailadres van de programmaorganisatie Bureau). De werkgroepen fungeren als adviesorgaan en haalt e Projectwebsite informatie op voor de programma’s van eisen, het bevorderen e Communicatiekalender met communicatieacties per mijlpaal van het werkgeluk van de medewerkers en zorgen voor nazorg bij e Informatiesessies (zo mogelijk): fysieke briefing tijdens dag de oplevering van een locatie en het creëren van draagvlak bij de starts, speciale bijeenkomsten rondom in gebruik name of medewerkers. verhuizing e Dag met diverse informatiesessies P12 3.4 Doelgroepen e Overige directies en management: - Directie Vastgoed Het Transitieplan kent verschillende doelgroepen. Bij de primaire -_ Directie Grond & Ontwikkeling doelgroepen wordt gestuurd op kennis-houding-gedrag, de - Directie Ruimte & Duurzaamheid secundaire doelgroepen worden ‘ter kennisgeving’ geïnformeerd. -__Directie Facilitair Bureau - Directie ICT Raakvlakken met de omgeving kunnen de scope van het e Overige: programma beïnvloeden. De opgave van het programma is - Projectteam Werken op Anderhalve Meter (WAM) complex vanwege het grote aantal locaties, de afhankelijkheden, -_Bestuursadviseurs en financieel adviseurs PAT stadhuis en de vele raakvlakken met de dagelijkse uitvoering. - Flankerend beleidscollega’s (duurzaamheid, autoluw, etc.) Dit in een dynamische omgeving waar gebiedsontwikkeling, Doelgroepen extern bestuurlijke en ambtelijke wensen en actualiteiten, zoals corona, tot wekelijkse en soms dagelijkse nieuwe vragen leiden. De ° Bewoners en ondernemers: uitdaging is zo koersvast als mogelijk te blijven zonder de Rondom huidige locaties ; verbinding met de omgeving te verliezen. __Rondom toekomstige locaties e Persen media Doelgroepen intern Overige: e Betrokken directies: -_ Afval Energie Bedrijf - Medewerkers en leidinggevenden van Afval en “Vervoerders en verladers Grondstoffen, Stadsbeheer en THOR - Leveranciers - Leidinggevenden (teamleiders) van Afval en Grondstoffen, Stadsbeheer en THOR - Directie en management van Stadsbeheer, Afval en Grondstoffen, Stadsbeheeren THOR - OR/OC van Afval en Grondstoffen, Stadswerken en THOR e Stadsdelen: - Gebiedsteams stadsdelen - Besturen stadsdelen e Bestuur: - Portefeuillehouders - College van B en W (Amsterdam en Weesp) - Gemeenteraad (Amsterdam en Weesp) P13 4 | Planning 4.1 Fasering, tijdschema, mijlpalen en afhankelijkheden e Den Brielstraat: oplevering vindt 3-6 maanden later plaats waardoor de locaties aan de van Hogendorpstraat, Pieter Op de volgende pagina is een fasering met tijdschema en te Braaijweg en Seineweg later worden afgestoten. bereiken mijlpalen te vinden, ook wel de kaderplanning. De in het e Volendammerweg: oplevering vindt 3-6 maanden later plaats transitieplan vastgelegde afhankelijkheden tussen locaties zijn waardoor de locatie Papaverweg later wordt afgestoten. hierbij als ‘hard’ vitgangspunt beschouwd. De kaderplanning e Stadhuis: oplevering vindt plaats in 2021 i.p.v. 2020 waardoor geeft een geabstraheerd beeld van de belangrijkste activiteiten een deel van de THOR medewerkers in 2021 vanaf de Daniel en mijlpalen. Hier is sprake van een afwijking van de planning die Goedkoopstraat zullen gaan verhuizen. in maart 2019 is opgesteld. Door vertraging in de besluitvorming (het plan werd ruim een jaar later bestuurlijk vastgesteld) bleek De huidige planning kent weinig speelruimte en de op onderdelen een herijking nodig en ook corona had effect, mogelijkheden voor substantiële versnelling van de onder andere bij de opstart van de programmaorganisatie. In de voorbereiding en uitvoering zijn op dit moment beperkt. planning is daarom een vergelijking met de in het transitieplan Gedurende de ontwerptrajecten en voorafgaand aan de opgenomen planning opgenomen. Het effect van de vertraging uitvoering zal met de betrokken ingenieursbureaus en/of wordt onderzocht. aannemers bekeken worden of herijking van de planning kan leiden tot eerdere oplevering van locaties. Dit levert voor dit moment de volgende afwijkingen op: Een overzicht van alle afhankelijkheden in de planning is e Bormhout: oplevering vindt ongeveer 1 jaar later plaats met als opgenomen in bijlage 1. gevolg dat de uitvoering op de Rozenburglaan later start en de locaties Henk Sneevlietweg en Nieuw Zeelandweg later 4-2 Status van de planning worden afgestoten. e Meteorenweg en Jacob Bontiusplaats: oplevering vindt De huidige planning betreft nadrukkelijk een voorlopige planning. ongeveer 1 jaar later plaats. Mogelijk wordt de locatie Diverse onderdelen vragen nadere vitwerking die invloed heeft Veemarkt hierdoor later afgestoten. Er wordt onderzocht of op doorlooptijden van voorbereiding en vitvoering van locaties. de afhankelijkheid met de Jacob Bontiusplaats kan worden Het heeft vervolgens impact op de belangrijkste mijlpalen (start losgelaten. bouw en oplevering) van elke locatie. Het huidige abstracte e Rozenburglaan: oplevering vindt 3-6 maanden later plaats karakter van de planning is hier een weergave van. Informatie zonder verdere gevolgen. over planning wordt daarom op een gecontroleerde wijze naar buiten gebracht. De stand van zaken wordt in de reguliere voortgangsrapportages aan het bestuur gerapporteerd. P14 Kaderplanning Programma Transitie Werven Opgesteld door: Paul Hovens % Amsterdam planning Prog status. Concept Datum gewijzigd: 11-1-2021 2020 2021 2022 2023 2024 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 Aanbesteding Besluitvorming Start uitvoering Start uitvoering Start uitvoering Den Start uitvoering Oplevering Den Brielstraat Oplevering ontwerpteam ontwerpen cluster A Cluster A Meteorenweg en JBplaats Brielstraat liburg en Volendammerweg Ijburg Besluitvorming ontwerpen Start uitvoering Oplevering Oplevering Gunning ontwerpteam clusters C, Een F Bornhout Bornhout Rozenburglaan mijlpalen en besluiten DO D DD DD Dy ED) EP CD CD - EK € > Gunning ontwerpteam Algemene planvorming ns EK MEK) | | | | | Cluster F: Grote verbouwing DO gereed Start uitvoering Oplevering Bornhout Bornhout oe US Aanbesteding ® uitvoering verbouwing KD Afstoten Nieuw Zeelandweg / Henk Sneevlietweg | | | | | | Cluster E: Grote nieuwbouw VO+ gereed Gunning D&C contract Start uitvoering Oplevering Den Brielstraat Afstoten Seineweg / verkoop i Gen nn Gen Uitvoering sloop en nieuwbouw P. Braeijweg / Overdracht Den Brielstraat © ® 3 ® ®, Hogendorpstraat | Í | | Í | Cluster C: Middelgrote nieuwbouw VO+gereed Gunning D&C contract Start uitvoering Oplevering Volendammerweg Volendammerweg en KS en ® Uitvoering nieuwbouw < EK) | Í | | Í Afstoten Papaverweg | Cluster D: Latere start voorbereiding VOrgereed Gunning D&C contract Kavel beschikbaar Oplevering Ijburg Ijburg oe RK 3 en ® uitvoering nieuwbouw ® Oplevering Rozenburglaan Rozenburglaan eh ® ohrid Cn ®, Afstoten Cruguiusweg | | | | | | Cluster B: Middelgrote verbouwingen DO gereed Gunning uitvoering Meteorenweg En % meren @ Uitvoering verbouwing > Oplevering Meteorenweg Jacob Bontiusplaats Kh KO ® (A RT ® {) Huuropzegging Veemarkt Dit overzicht is een geabstraheerde weergave Oplevering Jacob Bontiusplaats van de integrale detailplanning van het Schepenbergweg KS ® ® {> Leeg opleveren pand Meerkerkdreef Transitieplan Werven en overslagpunten. Oplevering Schepenbergweg Deze planning is indicatief en dient op | | | | | verschillende onderdelen verder uitgewerkt Cluster A: Kleine verbouwingen Opdrachtverlening te worden. ontwerpteam Gunning uitvoering Daniel Goedkoopstraat © ® ED Oplevering Daniel Goedkoopstraat Van Heenvlietlaan DD KO) Oplevering Van Heenvlietlaan en ® ) Oplevering Luchtvaartstraat n Oplevering Anton de Komplein Anton de Komplein % KO legenda | @ Mijlgaal stadhuis KO) KO Oplevering Stadhuis | | | Ò Mijlpaal afstoten locatie(s) © Besluit Stuurgroep Cluster 0: Af te stemmen Oplevering Fogostraat | B Programma van eisen en aanbestedingen Cluster G: || Ontwerpen en voorbereiding Overslagpunten Nee | Î \ | 5 | Budget en dekking 5.1 De kostenraming en het budget Deze reserve wordt gevoed met bijdragen uit de gebiedsontwikkeling, de verkoopopbrengst van een pand en een Voor een meerjarig inzicht in het verloop van de investering per bijdrage voor onderhoud (MJOP). In de business case is vitvoeringslocatie wordt verwezen naar de vertrouwelijke aangetoond dat de omvang van de reserve voldoende is om met businesscase. De totale investering is geraamd op € 76.377.400, een jaarlijkse onttrekking de extra lasten op te kunnen vangen. dit is tevens het door de gemeenteraad vastgestelde De business case is rendabel. uitvoeringskrediet (het budget). Dit is inclusief: e Het energieneutraal maken van de nieuwe Hierna volgt een toelichting op de bijdragen aan de reserve. uitvoeringslocaties. Verduurzaming van de bestaande locaties vindt plaats via het duurzaamheidsprogramma gemeentelijk Voor zes locaties waar in de huidige situatie een vastgoed en is niet opgenomen in het vitvoeringskrediet; vitvoeringslocatie gevestigd is, zijn gebiedsontwikkelingsplannen e Projectmanagement — en advies en overige kosten ten gemaakt. Voor de verplaatsing van deze vitvoeringslocatie wordt behoeve van het gehele programma en de afzonderlijke een bijdrage vanuit de grondexploitatie dan wel locaties. Hiervoor is op basis van gemeentelijke vereveningsfonds gedaan ter hoogte van de vervangingskosten ervaringscijfers een kostenraming gemaakt; voor het één op één vervangen van de vitvoeringslocatie, e Onvoorziene kosten. inclusief de grond. Omdat de uitvoeringslocaties niet één-op-één zullen worden vervangen en deel vitmaken van een groot 5.2 dekking integraal plan is niet te berekenen wat de vervangingskosten van één vitvoeringslocatie zijn. Daarom zijn op basis van kengetallen Voor het programma is een sluitende businesscase (kabinet) de kosten berekend voor het fictief opnieuw bouwen van een opgesteld. Het uitgangspunt is dat de gemeentebegroting niet pand met gelijke omvang. De gebouwen op deze omhoog mag gaan. Hiervoor is de huidige begroting van de vitvoeringslocaties worden buiten gebruik gesteld en uitvoeringslocaties vergeleken met de nieuwe exploitatie. Door afgewaardeerd alvorens ze overgaan voor nieuwe uitgifte. Dit is uitvoering van het programma zullen de exploitatielasten dalen, in lijn met het BBV en nota AWA. De methode voor de bijdrage met uitzondering van de kapitaallasten (rente en afschrijving). van vervangingskosten is eerder gebruikt bij de Door de investeringen zullen deze stijgen. De nieuwe gebiedsontwikkeling Jan Eef en de vergoeding voor de boekwaardes zijn straks een stuk hoger dan de huidige. Het verplaatsing van de uitvoeringslocatie Admiraal Helfrichstraat. verwachte tekort in de exploitatie is volledig toe te schrijven aan deze stijgende kapitaallasten. Om dit tekort op te vangen wordt de financieringsreserve gemeentelijke huisvesting gebruikt. P16 Daarnaast is voor een groot aantal vitvoeringslocaties de nieuwe bestemming nog niet bepaald. Deze locaties komen in de zogenaamde leurprocedure terecht waarna het bestuur uiteindelijk over de herbestemming beslist. In de business case is niet gerekend met een financiële bijdrage of opbrengst voor deze locaties. Ook de opbrengst van de verkoop van het pand in de Pieter Braaijweg wordt, conform het raadsbesluit, toegevoegd aan de reserve. En tot slot worden de gereserveerde bedragen voor onderhoudswerkzaamheden (MJOP) van de verbouwingslocaties toegevoegd aan de reserve. P17 6 | Risicomanagement 6.1 Organisatie van risicomanagement 6.2 Top 5 risico’s en beheersmaatregelen Het risicomanagement wordt georganiseerd met behulp van de De basis voor het huidige risicodossier is op 19/20 mei 2020 door Risman methode. Risico's zijn in Q4 van 2020 herijkt. de raad is vastgesteld als onderdeel van het Transitieplan. Deze Er wordt onderscheid gemaakt tussen incident, oorzaak en risico’s zijn geïntegreerd in het risicodossier en voorzien van gevolg(-en). Geïdentificeerde risico's worden gealloceerd naar actuele inschattingen van kans, impact en beheersmaatregelen, risico-eigenaar, invalshoek en eventueel naar locatie. Bij elk risico met uitzondering van enkele vervallen risico’s. is een inschatting gemaakt van de kans van optreden en de gevolgen voor tijd en geld worden in beeld gebracht. Door dit De vijf belangrijkste risico’s zijn: voor alle risico’s uniform te doen ontstaat een totaalbeeld van het 1. Transitieplan sluit niet aan op organisatieontwikkeling risicoprofiel van het complexe programma. Bij elk risico worden De gemeente en de directies van het cluster Stadsbeheer zijn daarnaast een of meerdere beheersmaatregelen geformuleerd, mede door veranderingen in de omgeving als organisatie in inclusief eigenaar van de maatregel. ontwikkeling. Zo heeft Corona effect op de uitvoerende Het risicomanagement is cyclisch georganiseerd. Er vindt directies zowel in de omvang van het werk (hoeveelheid regelmatige monitoring van de beheersmaatregelen plaats in het aangeboden afval, inzet op naleving coronamaatregelen), als projectmanagersoverleg. Eens per jaar wordt een integrale de aard van het werk (inzet op handhaving bij plaatsen afval risicosessie gehouden waarbij het gehele programma is op straat) als de maatregelen op de vitvoeringslocaties. vertegenwoordigd. Daarnaast is risicomanagement ook Het Transitieplan en onderliggende business case zijn verankerd in het werkproces doordat het een terugkerend opgesteld en vastgesteld met scherp gedefinieerde agendapunt is bij projectgroep overleggen waarbij actuele risico's uitgangspunten en tegelijk kan en mag dit geen keurslijf worden besproken en nieuwe risico’s gesignaleerd. De worden. Een onvoldoende flexibele inrichting en uitvoering Stuurgroep wordt na elke actualisatie van het risicodossier van het programma kan ertoe leiden dat het programma niet geïnformeerd over de top 5 risico’s, de wijzigingen die daarin zijn meer volledig aansluit op de organisatie ontwikkeling. opgetreden en het verloop van beheersmaatregelen. Gevolgen hiervan kunnen zijn dat er vertraging optreedt in het ontwerpproces of in de verhuisfasering, doordat uitgangspunten gedurende de looptijd onverwachts wijzigen. In het uiterste geval zijn na uitvoering van het programma niet de correcte faciliteiten beschikbaar voor de gebruikers. Om dit te voorkomen is goede en regelmatige communicatie tussen de programma en lijnorganisaties van groot belang. P18 2. Het lukt niet om vier overslagpunten in bedrijf te stellen 4. Te verbouwen locaties zijn niet op tijd functievrij Een van de pijlers van de uitvoering van het Transitieplan is Een groot deel van de te verbouwen locaties moeten deels of het realiseren van vier overslagpunten om het transport na de volledig ontruimd worden om de aannemer voldoende ruimte afvalinzameling te optimaliseren. Het risico bestaat dat het te geven voor de werkzaamheden. Dat betekent dat de niet lukt om vier overslaglocaties tijdig in bedrijf te stellen huidige gebruikers (zowel gemeentelijk als extern) van deze binnen de looptijd van het programma, met als gevolg dat de locaties op tijd alternatieve huisvesting moeten vinden. Het transitie van A&G niet afgerond kan worden. Dit kan als risico bestaat dat gebruikers niet op tijd weg kunnen of willen, oorzaak hebben dat nieuwe locaties voor overslagpunten waardoor locaties niet op tijd functievrij zijn en de aannemer alleen geschikt te maken zijn voor hoge inrichtingskosten, niet kan starten. Dit heeft gevolgen voor de betreffende waarvoor geen budget beschikbaar is. Daarnaast zijn er locatie (vertraging in de vitvoering). Door de afhankelijkheden mogelijk niet op tijd voldoende beschikbare locaties binnen de tussen de te verbouwen en af te stoten locaties als gevolg van stad te vinden voor de twee overslagpunten waarvoor nog de vele verhuisbewegingen, kan vertraging op één locatie geen locatie is toegewezen. Het gemeentebestuur heeft een grote gevolgen hebben voor meer locaties. Dit risico wordt belangrijke rol in de beheersing van dit risico. beheerst door in een vroeg stadium in detail te inventariseren Ook wanneer wel locaties beschikbaar zijn, kunnen bezwaar- welke gebruikers op elke locatie gehuisvest zijn en welke en beroepsprocedures vanuit de omgeving de realisatie alternatieve locaties en verhuisbewegingen nodig zijn om aanzienlijk vertragen. Om dit risico te reduceren zal onder gebruikers tijdelijk of definitief uit te plaatsen. meer de omgeving actief betrokken moeten worden. Daarnaast zal komende periode uitgezocht worden wat de 5. Teveel druk op wijziging van de opgave/ scope van het consequenties zijn van het langer handhaven van de huidige programma locaties van A&G. Het risico bestaat dat er (doorlopend) wijzigingen van de scope en/of de planning worden gevraagd gedurende de 3. Kostenoverschrijding voorbereiding en uitvoering van het programma. Dit kan Opgave is om binnen het budget (€ 76.377.400) te blijven. Dit enerzijds het gevolg zijn van eisen en wensen vanuit de vraagt control en sturing. Het risico bestaat bijvoorbeeld dat externe omgeving en anderzijds vanuit de interne omgeving, gedurende het ontwerpproces onvoorziene kosten aan het bijvoorbeeld gewijzigde inzichten vanuit verschillende licht komen. De kostenramingen in de Business Case zijn onderdelen van de organisatie die eigen beleidsambities gebaseerd op kengetallen en grove schetsontwerpen. Het formuleren. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar risico bestaat dat de kostenramingen bij het opstellen van het elektrificatie van het wagenpark, waarvan de uitkomst Voorlopig Ontwerp en Definitief Ontwerp dermate afwijken gevolgen kan hebben voor de ontwerpen van de te verbouwen van het vastgestelde budget dat de overschrijding niet meer locaties. Dit leidt tot vertraging en extra voorbereidings- opgevangen kan worden binnen de post onvoorzien. Dit leidt kosten. Als beheersmaatregel wordt ingezet op een goed tot vertraging in het ontwerptraject en daaropvolgende fasen. ingerichte project-control, waarbij strak wordt gestuurd op Het kan noodzakelijk blijken om besparingen te zoeken en de scopemanagement. post onvoorzien aan te spreken. P19 7 | Programma van tegenspraak Door de omvang en complexiteit van het Transitieplan is het organiseren van een vorm van tegenspraak essentieel. Gedurende de looptijd van het programma wordt periodiek Voorafgaand aan de bestuurlijke besluitvorming over het opnieuw bekeken welke thema’s of vraagstukken zich lenen voor Transitieplan hebben in dit kader enkele sessies plaatsgevonden. een vorm van tegenspraak zodat de inzet van tegenspraak Daarbij hebben twee senior projectmanagers en een adjunct gericht is op de actualiteit. De rapportages hiervan worden bij de directeur van de gemeentelijke organisatie meegekeken met de periodieke voortgangsrapportages betrokken. opzet van de projectorganisatie en de benodigde kosten hiervoor, zodat de organisatie goed aansluit op de omvangrijke Gezien de aard van de opgave en de fase van uitvoering lijken in opgave. De uitkomsten van deze sessie zijn meegenomen in de eerste instantie de instrumenten Peer review (tegenspraak door afronding van en besluitvorming over Transitieplan in 2019 en collega's van de gemeente Amsterdam) en Inter(re)view 2020. Dat resulteerde in het zeer uitgebreide Transitieplan, de (interviews met sleutelfiguren) passend. Bij het eerste genoemde sluitende businesscase en de onderliggende stukken zoals de risico, de organisatieontwikkeling van Amsterdam, past het om plannen en de opzet voor de programmaorganisatie. eerst in huis de reflectie op te halen, immers oplossingen dienen vanuit de Amsterdamse organisatie te komen. Een goede interne Ook in de periode tot 2024, waarin de concrete voorbereiding en reflectie kan het draagvlak en de daadkracht verhogen. De uitvoering van het programma plaatsvindt, kan het programma planning van de uitvoeringsperiode en de invalshoeken LetOp een wezenlijke bijdrage leveren aan de verbetering van de (wetenschap, financieel, andere steden) wordt in samenspraak plan- en besluitvorming. Op basis van het huidige risicoprofiel met het programma LetOp bepaald. van het programma zijn er verschillende thema’s te benoemen In het kader van de interferentie tussen de organisatie waarop een vorm van tegenspraak zinvol kan zijn. Een actueel ontwikkeling van het cluster en de ontwikkeling van de voorbeeld hiervan is de aansluiting van het vastgestelde bijpassende locaties is een zogenaamde Dwarskijksessie Transitieplan op een continu in beweging zijnde wereld. Op (tegenspraak door externen), één van de instrumenten uit de maatschappelijk, organisatie- en beleidsvlak vinden doorlopend ‘Regeling Risicovolle Projecten’ mogelijk een interessant ontwikkelingen plaats die het Transitieplan (kunnen) instrument. Mocht het programma in zwaar weer dreigen te beïnvloeden. komen, dan zou een Gateway review een optie zijn. Maar gezien de opstartfase waarin het programma zich bevindt is dat nu niet aan de orde. P20 Bijlage 1 | Voornaamste afhankelijkheden en verhuisbewegingen Overzicht voornaamste afhankelijkheden en verhuisbewegingen GC Verkoop Pieter Braeijweg Den Brielstraat Dr ease OO 4 Van Hogendorpstraat: Huurders uiterlijk vertrokken : : À ” Ingebruikname door Parkeerbeheer Fogostraat EET P__Afstoten Seineweg Volendammerweg Asteten Papaverweg ese OTE) Tijdelijk naar Papaverweg Afstoten Nieuw Zeelandweg pormhost —— On | Huurders uiterlijk vertrokken Afstoten Henk Sneevlietwég Rozenburglaan Verhuizing kantoor A&G Luchtvaartstraat | bur OEE . Grondoverdracht Anton de Komplein Afstoten BEEN GSENSE Leeg opleveren EE Meerkerkdreef Jacob Bontiusplaats ORK) Huuropzegging Veemarkt Daniel Goedkoopstraat Legenda . Ò Mijlpaal {Ò _Afstoten locatie stadhuis D Inhuizing —) Relatie Van Heenvlietlaan D Verhuizing — > Verhuizing P21 Bijlage 2 | Eindsituatie werven en overslagpunten Grondstoffen Handhaving Openbare Ruimte 1 Amstel 1, Stadhuis Kleinschalige verbouwing V 2 Amstelpark 9 Geen werkzaamheden V 3 Anton de Komplein 150 Kleinschalige verbouwing V 4 _Bornhout 8 Grootschalige verbouwing V 9 Daniël Goedkoopstraat 7-9 Kleinschalige verbouwing V 6 Den Brielstraat 15 Vervangende nieuwbouw V V 7 _Fogostraat 1 Kleinschalige verbouwing Vv 8 IJburg, Strandeiland Nieuwbouw V V 9 dijk Overslagpunt V 10 Jacob Bontiusplaats 11 Kleinschalige verbouwing V Vv 11 Luchtvaartstraat 9 Kleinschalige verbouwing V 12 Meerkerkdreef 25 Overslagpunt (tijdelijk) V 13 Meteorenweg 266/270 Kleinschalige verbouwing V 14 Oude Haagseweg Overslagpunt (tijdelijk) V 15 Provincialeweg 26, Langerlust Geen werkzaamheden V 16 Rozenburglaan 2 Kleinschalige verbouwing V 17 Schepenbergweg 39 Kleinschalige verbouwing V V 18 Theemsweg Geen werkzaamheden V 19 Toetsenbordweg Overslagpunt V 20 Tweede van der Helststraat 7/2 Geen werkzaamheden V 21 Van Heenvlietlaan 50 Kleinschalige verbouwing V 22 Volendammerweg 310 Vervangende nieuwbouw V V 23 Vondelpark 6C Geen werkzaamheden V P22 Bijlage 3 | Eindsituatie werven en overslagpunten ws B a | | p GT er Or ‚7 Ko Sc n ==, 8 Ge? dee EA | P23
Onderzoeksrapport
24
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 1 juni 2011 13.00 uur en 19.30 uur Locatie Raadzaal Algemeen 1 Mededelingen. 2 Notulen van de raadsvergadering op 11 mei 2011. 3 Vaststelling van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. Raadsaangelegenheden 5 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 19 april 2011 tot verlenen van eervol ontslag aan de voorzitter van de Commissie voor Welstand en Monumenten 2011. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 383) 6 Voordracht van het presidium van de gemeenteraad van 16 mei 2011 tot verlenen van eervol ontslag aan de gemeenteaccountant van de gemeente Amsterdam, tevens directeur ACAM Accountancy en Advies. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 391) Benoemingen 7 Benoeming van de voorzitter van de Commissie voor Welstand en Monumenten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 393) 8 Benoeming van de gemeenteaccountant van de gemeente Amsterdam, tevens directeur ACAM Accountancy en Advies. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 Raadsaangelegenheden 9 Voordracht van het presidium van de gemeenteraad van 16 mei 2011 tot instemmen met de detacheringsovereenkomst met de gemeenteaccountant in de functie van directeur ACAM Accountancy en Advies en mandaat verlenen aan de voorzitter van het presidium van de gemeenteraad tot het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien van de gemeenteaccountant. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 392) 10 Installatie van de gemeenteaccountant van de gemeente Amsterdam, tevens directeur ACAM Accountancy en Advies. Algemeen 11 Mondelingevragenuur. Bestuursdienst 12 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 17 mei 2011 tot kennisnemen van het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de besluitvorming rond het ondertekenen van het bestuursakkoord tussen rijk, VNG, IPO en UvW op 8 juni 2011. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379) Werk, Inkomen en Participatie 12A Actualiteit van het raadslid mevrouw Van der Pligt van 24 mei 2011 inzake Pantar Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 397) Educatie 13 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 12 april 2011 tot verlening van goedkeuring aan een statutenwijziging van de Onderwijsstichting Zelfstandige Gymnasia. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 380) 14 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 10 mei 2011 tot intrekken van de tijdelijke centrale Verordening op het leerlingenvervoer 2010- 2011 en vaststellen van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 381) Ruimtelijke Ordening 15 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 22 maart 2011 tot vaststellen van een afwijking op het Beleidskader Programma Broedplaatsen 2008-2012 ten gunste van het project ‘Broedstraten’. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 382) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 16 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 12 april 2011 tot intrekken van de Bijdrageregeling voor casco-/{funderingsherstel voorafgaande aan de bouw Noord-Zuidlijn. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 385) 17 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 26 april 2011 tot instemmen met het Afsprakendocument verdeling parkeeropbrengsten en vaststellen van de Verordening op het centraal mobiliteitsfonds en de stadsdeelparkeerfondsen Amsterdam 2011. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 384) 18 Initiatiefvoorstel van de raadsleden de heren Paternotte en Manuel van 10 maart 2011 inzake een Fonds Correcties Beleidsplan Openbare Verlichting 2005-2015. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 336) Volkshuisvesting 19 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 19 april 2011 tot vaststellen van de Leegstandverordening 2011, het beleidskader vastgelegd in de notitie ‘Leegstand in Amsterdam’, de nota van beantwoording op de inspraak op de notitie ‘Leegstand in Amsterdam’ en van een wijziging van de Verordening op de stadsdelen en kennisnemen ten dienste van het uiten van wensen en bedenkingen van de conceptbeleidsregels bij de Leegstandverordening 2011. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 386) Raadsaangelegenheden 20 Voordracht van het presidium van de gemeenteraad van 22 april 2011 tot vaststellen van een wijziging van de indeling van de raadscommissies. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 387) 21 Voordracht van het presidium van de gemeenteraad van 27 maart 2011 tot vaststellen van wijzigingen in de vergaderstructuur van de gemeenteraad. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 389) 22 Voordracht van het presidium van de gemeenteraad van 22 maart 2011 tot vaststellen van de jaarrekening 2010 van de raadsgriffie van de gemeente Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 390) 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 Ingekomen stukken 1 __Ledennieuwsbrief VNG van 18 mei 2011 inzake het Bestuursakkoord. Deze brief is betrokken bij de behandeling van agendapunt 25, de bestuurlijke reactie op het Bestuursakkoord, van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Financiën, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Bestuurlijk Stelsel, Project 1012, Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en Communicatie op 19 mei 2011. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agenda- punt 12, nr. 379 van 2011, het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de besluitvorming rond het ondertekenen van het bestuursakkoord tussen rijk, VNG, IPO en UvW op 8 juni 2011. 2 _Ledenbrief VNG van 20 mei 2011 inzake medewerking bij het plan voor digitalisering van lokale filmtheaters. Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugdzaken, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur, Monumenten en Lokale Media. 3 Ledenbrief VNG van 20 mei 2011 inzake de algemene ledenvergadering van de VNG op 8 juni 2011. Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen. 4 Ledenbrief VNG van 20 mei 2011 inzake het contributievoorstel 2012 en de bezuinigingsmaatregelen van de VNG. Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen. 5 Ledenbrief VNG van 19 mei 2011 inzake een collectieve actie voor een cao- akkoord voor de sw-sector. Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening. 6 Brief van de heer E. van der Burg, wethouder Zorg van 19 mei 2011 inzake uitvoering motie nr. 248 van 2011 van het raadslid mevrouw De Soete inzake prioriteit aan organiseren van vaste contactpersonen voor dak- en thuislozen. Voorgesteld wordt, de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugdzaken, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur, Monumenten en Lokale Media kennis te laten nemen van de uitvoering van deze motie en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen. 4 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 7 _Raadsadres van de heer P. van Nijnatten, voorzitter van de Belangenvereniging Werknemers Sociale Werkvoorziening van 11 mei 2011 inzake het Bestuurs- akkoord en de gevolgen voor de toekomst van de sociale werkvoorziening. Dit raadsadres is betrokken bij de behandeling van agendapunt 25, de bestuurlijke reactie op het Bestuursakkoord, van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Financiën, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Bestuurlijk Stelsel, Project 1012, Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en Communicatie op 19 mei 2011. Voorgesteld wordt, dit raadsadres te betrekken bij de behandeling van agenda- punt 12, nr. 379 van 2011, het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de besluitvorming rond het ondertekenen van het bestuursakkoord tussen rijk, VNG, IPO en UvW op 8 juni 2011. 8 Raadsadres van een burger van 9 mei 2011 inzake het aangezicht van de Rode Loper en de sluitingstijd van Drake's of LA. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van de burgemeester te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Financiën, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Bestuurlijk Stelsel, Project 1012, Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden, Communicatie. 9 Raadsadres van een burger van 18 mei 2011 inzake de verleende toestemming voor de huldiging van Ajax op het Museumplein. Voorgesteld wordt, de afdoening van dit raadsadres over te laten aan de fracties. 10 Raadsadres van een burger van 18 mei 2011 inzake de inrichting van de speelplaats op de kop van het Java-eiland. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 11 Raadsadres van een burger van 16 mei 2011 inzake de verkoop van de Amsterdamse haven. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van het agendapunt Verzelfstandiging van de haven in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid op 8 juni 2011. 5 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 12 Raadsadres van de heer mr. R.A.M. Schram, namens Van Koppen en Jager advocaten, van 10 mei 2011 inzake de zondagavondopenstelling van winkels. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening. 13 Raadsadres van een burger van 19 mei 2011 inzake het voornemen van de woningbouwcorporaties die deel uit maken van Stadsregio Amsterdam om jaarlijks kosten in rekening te brengen voor inschrijving in Woningnet. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 14 Raadsadres van een burger van 9 mei 2011 inzake de publicatie van een plattegrond van de IJhavens e.o. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 15 Raadsadres van een burger van 11 mei 2011 inzake scooteroverlast. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van het initiatiefvoorstel van het raadslid de heer Molenaar, getiteld: Dus niet brommen, nieuw scooterbeleid voor Amsterdam in de raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur (inclusief Noord-Zuidlijn en Luchtkwaliteit). 16 Raadsadres van de heer CG. Vonk, secretaris ROVER, van 12 mei 2011 inzake commentaar op het initiatiefvoorstel van de heer Molenaar, getiteld: De voetganger keizer - meer ruimte voor de Amsterdamse tweevoeter. Dit raadsadres is desgewenst betrokken bij de behandeling van agendapunt 27, het initiatiefvoorstel van de heer Molenaar, getiteld: De voetganger keizer - meer ruimte voor de Amsterdamse tweevoeter in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid op 18 mei 2011, met uitnodiging van de raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur (inclusief Noord-Zuidlijn en Luchtkwaliteit). Voorgesteld wordt, dit raadsadres te betrekken bij behandeling van dit agendapunt in de raadsvergadering van 22 juni 2011. 6 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 17 Raadsadres van mevrouw M. Winsemius, oprichter Voor Werkende Moeders, van 10 mei 2011 inzake de kwaliteit van de kinderopvang. Voorgesteld wordt, dit raadsadres te betrekken bij de bespreking van de bestuurlijke reactie op de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport van de onafhankelijke commissie Onderzoek zedenzaak Amsterdam, de commissie Gunning. 18 Raadsadres van de Vereniging Ingelanden van 6 mei 2011 inzake alternatieve energiebronnen voor de gemeente Amsterdam. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid. 19 Raadsadres van mevrouw A.L.E.G. van der Stoel, fractievoorzitter van de VVD van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, van 23 mei 2011, inzake de concept- nota Recreatief medegebruik, Landschap en Cultuur en de reactie van de ANWB op de nota. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening en het concept-antwoord te behandelen in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid, met uitnodiging van de raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en Inkoop, Bedrijven en Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn en Waterbeheer en de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugdzaken, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur, Monumenten en Lokale Media. 20 Raadsadres van een burger van 19 mei 2011 inzake het Bestuursakkoord en de gevolgen voor de kwaliteit van het leven van kwetsbare mensen met beperkingen. Voorgesteld wordt, dit raadsadres te betrekken bij de behandeling van agenda- punt 12, nr. 379 van 2011, het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de besluitvorming rond het ondertekenen van het bestuursakkoord tussen rijk, VNG, IPO en UvW op 8 juni 2011. 21 Brief van de heer drs. A. van der Rest, secretaris/directeur van de Onderwijsraad, van 23 mei 2011, inzake de aanbieding van twee adviezen, getiteld: “Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs” en “Om de kwaliteit van het beroepsonderwijs”. Voorgesteld wordt, deze adviezen in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening. 7 Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad Definitieve raadsagenda, woensdag 1 juni 2011 22 Brief van de heer mr. J.A. van den Bos, inspecteur-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 18 mei 2011, inzake de aanbieding van het jaarverslag van de Inspectie Werk en Inkomen 2010. Voorgesteld wordt, dit jaarverslag voor kennisgeving aan te nemen. 8
Agenda
8
discard
X Gemeente Gemeenteraad RAAD % Amsterdam Amendement Datum raadsvergadering 30 november en 1 december 2022 Ingekomen onder nummer 523 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de leden Boomsma c.s. inzake het vaststellen wijzigingen in de Huisvestingsverordening per 1 januari 2023, specifiek het gelijktrekken van het woonruimteverdeelbeleid binnen het stadsgebied Weesp door Driemondse woningzoekenden en de Driemondse sociale huurvoorraad toe te voegen aan de Weesper voorrangsregeling, conform het unanieme advies van de BC Weesp. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het gelijktrekken van het woonruimteverdeelbeleid SGW, Overwegende dat: -_ De Weesper voorrangsregeling een vitwerking is van een toezegging over wachttijd uit het Bestuurlijk Akkoord tussen de gemeenten Amsterdam en Weesp, dat gesloten is voordat duidelijk was dat Driemond met Weesp een bestuurlijke entiteit zou vormen, waardoor helemaal niet aan de positie van Driemondse woningzoekenden gedacht is; -__ De zeer minimale kans voor Driemonders op een sociale huurwoning in Weesp de komende acht jaar dus onbedoeld tot stand is gekomen en de huidige onsamenhangendheid van het woonruimteverdeelbeleid voortkomt uit een ongelukkige samenloop van omstandigheden; -_Priemonders voor tal van voorzieningen sterk verbonden zijn met Weesp; -_Stadsgebied Weesp nu twee vergaand verschillende realiteiten kent qua woonruimteverdeling, waar stadsdeelvoorrang altijd stadsdeelbreed is; Besluit: Artikel |, onderdeel S, van de Wijziging Huisvestingsverordening Amsterdam 2023 als volgt te wijzigen: 1. Inhettweede lid van artikel 5.1a wordt na de zinsnede “Voor toepassing van dit artikel”, ingevoegd *‚ met uitzondering van het negende tot en met het elfde lid,” en de toelichting zonodig daarop aangepast. 2. Inartikel 5.1a onder vernummering van het dertiende lid tot en met het achttiende lid tot het twaalfde lid tot en met het zeventiende lid, komt het twaalfde lid te vervallen. Indiener(s), D.T. Boomsma M.S. von Gerhardt
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 10 november 2022 Ingekomen onder nummer 398 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Martens en Burgers inzake afschaffing reclamebelasting Onderwerp Afschaffing reclamebelasting Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Algemene Beschouwing op de Begroting 2023 Constaterende dat, -_Het MKB te maken heeft met een groeiende lastendruk door onder andere de stij- gende energierekening en de aangekondigde verhoging van het minimumloon -_Het MKB tevens de belastingschuld ontstaan door de coronasteun moet terugbetalen -__De reclamebelasting heringevoerd zal worden en dit de lasten voor ondernemers nog verder zal laten stijgen -_ De inflatie dit jaar en aankomend jaar hoog is en zal zijn -_Het afschaffen van de reclamebelasting circa 9,1 miljoen euro netto omvat Overwegende dat, -__ Het MKB van vitaal belang is voor de werkgelegenheid en welvaart van onze stad - De totale lastenverzwaring voor MKB'ers en ondernemers gedempt kan worden door het afschaffen van de reclamebelasting -__ Ondernemers die te maken hebben met hogere kosten/lasten deze veelal doorbere- kenen aan de klant -_ Lastenverlichting voor alle Amsterdammers, dus ook ondernemers een sociaal en em- pathisch antwoord is voor deze onzekere tijden Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -__De reclamebelasting af te schaffen Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 -__De kosten van het afschaffen van de reclamebelasting te dekken door te bezuinigen op de huisvesting van ambtenaren/de gemeente Indiener(s), C. Martens H.C. Burgers
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1609 Publicatiedatum 16 oktober 2019 Ingekomen onder AO Ingekomen op donderdag 10 oktober 2019 Behandeld op donderdag 10 oktober 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Yilmaz, Simons, Ceder, Bloemberg-lssa, Boomsma, Van Soest en Mbarki inzake de sluiting van een basisschool in Zuidoost Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van het lid Yilmaz over de sluiting van een basisschool in Zuidoost (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1525). Overwegende dat: — De stadsdelen Zuidoost en Noord meer effect lijken te (kunnen gaan) ondervinden van het lerarentekort; — De exacte data hierover echter nog altijd mist. Voorts overwegende dat: — Deze gegevens belangrijk zijn om het lerarentekort specifiek en doeltreffend aan te pakken; — Dit ook kan voorkomen dat de verschillen in de kwaliteit van het onderwijs verder groeien in de stad. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Te onderzoeken in welke stadsdelen (het risico op) het lerarentekort het grootst is; 2. Dat bij het bereiken van het subsidieplafond van voorzieningen als teambeurzen en begeleiding zij-instroom, scholen met meer doelgroepleerlingen voorrang krijgen. De leden van de gemeenteraad N. Yilmaz S.H. Simons D.G.M. Ceder J.F. Bloemberg-lssa D.T. Boomsma W. van Soest S. Mbarki 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam VVL % Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit) % Agenda, donderdag 17 januari 2013 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit) Tijd 09.00 tot 12.30 uur Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis Procedureel gedeelte van 09.00 uur tot 09.15 uur 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 _Conceptverslagen van de openbare vergadering van de Raadscommissie VVL d.d. 13 december 2012 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissie VVL@raadsgriffie amsterdam.nl Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en VVL Luchtkwaliteit) Agenda, donderdag 17 januari 2013 5 Termijnagenda, per portefeuille e Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar e De lijst van schriftelijke vragen wordt de maandag voorafgaande aan de vergadering per mail toegestuurd aan de raadsleden en contactpersonen. 6 _Tkn-lijst Inhoudelijk gedeelte vanaf 09.15 uur 7 Opening inhoudelijke gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 11 _Initiatiefvoorstel Evans-Knaup, getiteld: “Amsterdam elektrisch, ook de OV stadsbus” Nr. BD2012-012403 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen 12 Ontwikkeling parkeergarage metrostation Vijzelgracht door stadsdeel Centrum Nr. BD2012-013015 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Geagendeerd op verzoek van commissielid Manuel (D66) e Was Tkn 4 in de raadscommissie VVL, d.d. 13 december 2012 2
Agenda
2
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 10 mei2023 Ingekomen onder nummer 203 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Bentoumya,Yemane, Schmit, Belkasmi en Kabamba inzake de raadsinformatiebrief over de O&S onderzoeken Onderwijsloopbanenmonitor mbo studenten en Monitor techniek: onderwijs en arbeidsmarkt Onderwerp Gendersensitiviteit in beroepsoriëntatie en toeleiding tot werk Aan de gemeenteraad De Raad, Gehoord de discussie over de raadsinformatiebrief over de O&S onderzoeken Onderwijsloopba- nenmonitor mbo studenten en Monitor techniek: onderwijs en arbeidsmarkt Constaterende dat -_De baankansen voor technisch geschoolde mbo'ers relatief groot zijn; de technische sec- tor met grote personeelstekorten kampt en er vooral veel vraag is naar mbo- en hbo-ge- schoolde mensen; -_Op het vmbo vier keer zoveel jongens als meisjes een technische richting kiezen; -_ Deze richtingskeuze op het vmbo een belangrijke indicator is voor het kiezen van een technische vervolgopleiding; -__ Slechts 14% van de werknemers in de bêta, techniek en IT vrouw is; -_ Wanneer vrouwen instromen in de technische sector, zij om viteenlopende redenen snel- ler dan hun mannelijke collega’s vitstromen en de sector verlaten? Overwegende dat -__ Kinderen al in het basis- en voortgezet onderwijs interesses ontwikkelen voor specifieke beroepen en sectoren; + https://www.vhto.nl/wp-content/uploads/2022/09/Whitepaper_Vrouwen_in_beta_ tech- niek_en_IT__hoe behoud je ze _als_organisatie.pdf 2 lbidem. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 -__ Deze interesses niet alleen ontwikkelen in relatie tot de talenten van kinderen, maar dat hier juist ook (onbewuste) maatschappelijke verwachtingen en gendergerelateerde stere- otyperingen aan ten grondslag liggen; -__ Organisaties zoals VHTO, de Mbo Raad en Techniek Inclusief, handreikingen en andere tools hebben ontwikkeld rondom de instroom en het behoud van vrouwen in de techni- sche sector}; -_ Er niet alleen sprake is van een (onbewuste) genderbias in de technische sector, maar bij- voorbeeld ook in de bouw, de ICT, het onderwijs en de zorg“. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_ Te inventariseren welke acties de gemeente onderneemt rondom gendersensitiviteit en het tegengaan van genderstereotyperingen in relatie tot beroepsoriëntatie en toeleiding tot werk, in het bijzonder voor (tekort)sectoren zoals de techniek, bouw, ICT, zorg en het onderwijs; -__ Hierbij in elk geval de activiteiten richting het po, vo, mbo, hbo, wo en bedrijfsleven mee te nemen; -_In kaartte brengen wat de resultaten zijn tot nu toe en welke aanvullende mogelijkheden er zijn om hier nog meer op in te zetten; - De gemeenteraad hier uiterlijk het najaar van 2023 over terug te koppelen. Indiener(s), Y.E. Bentoumya M. Yemane EW. Schmit M. Belkasmi C.K.E. Kabamba 3 https://www.techniekpact.nl/artikel/vrouwen-in-techniek-stappen-zetten-naar-inclusieve-cultuur; https://www. vhto.nl/aanbod/ 4 https://digitaal.scp.nl/emancipatiemonitor202ofmeer-vrouwen-in-de-techniek-en-meer-mannen-in-de-zorg/
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 8 november 2023 Ingekomen onder nummer 636 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Schijndel inzake verhoging toeristenbelasting Onderwerp Rechttrekken toeristenbelasting met het reguliere Btw-tarief á 21% Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de concept begroting 2024 en de wijziging van de Verordening op de Toeristenbelasting; Constaterende dat: -_ Overtoerisme een van de grootste problemen is waar de stad mee kampt, met name in de Binnenstad; -__ De voorgestelde verhoging van 10 naar 12,5% onvoldoende is om in het bijzonder het overlastgevend budget-toerisme aan banden te leggen, zoals aangetoond in de rapporten van Significant APE en Adviesgroep Nederlandse Gemeenten; -_ De raad bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2023 heeft uitgesproken dat de Toeris- tenbelasting kan en moet worden ingezet om de aantallen toeristen die onze stad bezoe- ken in te dammen. Overwegende dat: -_ Nederlanders bij dienstverlening doorgaans een btw-tarief van 21% betalen, terwijl toeris- ten een veel lager percentage aan toeristenbelasting in rekening wordt gebracht, hetgeen onjuist is; -__ De gemiddelde kamerprijs in Amsterdam 175 euro bedraagt; met de voorgestelde verho- ging stijgt het belastingbedrag voor een verblijf van één nacht van afgerond 18 euro (hui- dig percentage) per kamer per nacht naar 22 euro (het nieuwe percentage) per kamer per nacht; -_ Tegelijk bij het college het voornemen bestaat de vaste heffing per persoon per nacht, à 3 euro per persoon per nacht, af te schaffen; Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 -_ Aldus een tweepersoons gezelschap dat in een middensegment-kamer, á 175 euro, ver- blijft feitelijk een ‘korting’ van 6 euro per persoon per nacht ontvangt, gezien het afschaf- fen van de standaardheffing per persoon per nacht á 3 euro; terwijl de verhoging naar 12,5% voor de overnachtingsprijs resulteert in slechts 4 euro extra; -__ Derhalve per saldo juist budget-toeristen goedkoper uit zullen zijn; -_Het tweeledige doel van de verhoging, het verminderen van budget-toerisme en het be- perken van de volumegroei van de overnachtingen, hiermee niet gediend is; -_ Uit de rapporten van Adviesgroep Nederlandse Gemeenten en Significant APE blijkt dat een verhoging van de toeristenbelasting pas aanzienlijk remmend effect heeft op het aan- tal toeristische overnachtingen, bij grote wijzigingen aan het tarief; -__De ruimere opbrengsten van een forsere verhoging van de toeristenbelasting ten goede kunnen komen aan de bekostiging van publieke voorzieningen die juist door het toerisme onder druk staan. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders A. Aan deraadte bevestigen dat de hoogte en inrichting van de Toeristenbelasting een van de hoofdinstrumenten blijft om overlastgevend toerisme in te dammen en de volume- groei van de overnachtingen te beperken; B. Te onderzoeken hoe in de komende jaren, met het aangeven van een tijdpad, de Toeris- tenbelasting aanzienlijk kan worden verhoogd respectievelijk doeltreffender kan worden ingericht, en daarbij in te zetten op het rechttrekken van deze gemeentelijke heffing met het reguliere Btw-tarief van 21%, en de raad te gelegener tijd over de uitkomst van dit on- derzoek te informeren. Indiener, A.H.J.W. van Schijndel
Motie
2
val
VN2022-024411 iesi í í í GGD > 4 Gemeente ° e aen ene Oden eene 29 en OZA aatschappelijke UNtWIKKEING, JEU zorg), Vnaderwijs en % Amsterdam PRE se eng 209 Ee Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 07 september 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Publieke Gezondheid en Preventie Agendapunt 5 Datum besluit Onderwerp Terugblik Thrive Amsterdam Mentaal Gezond De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de terugblik Thrive Amsterdam Mentaal Gezond op de activiteiten die in de periode 2019 t/m 2021 zijn vitgevoerd onder de vlag van Thrive Wettelijke grondslag Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80. Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond Inhoud terugblik 2019-2021 Het eerste deel van de terugblik biedt een uitvoerige inventarisatie van de activiteiten uitgevoerd door, of in opdracht van, Thrive. De activiteiten zijn verdeeld over de vier pijlers: mentale gezondheid, netwerkvorming, beleid en onderzoek. Daarna volgt een beschrijving van de doelgroepen en een greep vit de resultaten, gevolgd door enkele voorbeelden. Het tweede deel beschrijft de lessen die wij hebben geleerd de afgelopen jaren op het gebied van de gekozen vorm (sociale beweging), communicatie en organisatie & werkwijze. Reden bespreking O.v.v. het lid Van Pijpen (GroenLinks) Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.8 1 VN2022-024411 % Gemeente De raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en GGD % Amsterdam _ ‚ ‚ a % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 07 september 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Ja, een toezegging aan het raadslid Hofland, om in de voortgangsrapportage op de specifieke initiatieven terug te komen. Welke stukken treft v aan? AD2022-073453 Commissie OZA Voordracht (pdf) AD2022-073452 Thrive Factsheet 2022.pdf (pdf) aanbiedingsbrief wethouder terugblik Thrive Amsterdam ondertekend.pdf AD2022-073451 (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) GGD Amsterdam, Annemarijn Schaap, 06-13430249, [email protected] Gegenereerd: vl.8 2
Voordracht
2
train
> Gemeente Amsterdam DS Motie Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023 Ingekomen onder nummer 239 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Ernsting inzake tegengaan brievenbusfirma'’s in Amsterdam Onderwerp tegengaan brievenbusfirma’s in Amsterdam Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Alegemene Beschouwingen Overwegende dat: -_ Uit onderzoek van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SÒMO) blijkt dat Nederland bij multinationals niet alleen populair is om belasting te ontwijken, maar ook om via Nederlandse bilaterale verdragen bij landen in het globale zuiden miljarden- claims in te dienen als die hen beperkingen opleggen, bijvoorbeeld op gebied van klimaat -_ Deze activiteiten via brievenbusfirma'’s of brievenbusvennootschappen (bbv's) in onder andere Amsterdam plaatsvinden -__De raad in 2017 een initiatiefvoorstel heeft aangenomen om hier iets aan te doen -__Erop gebied van belastingontwijking inmiddels strengere regels zijn, maar nog steeds op grote schaal gebeurt, zoals blijkt uit de commissie doorstroomvennootschappen -_ Transparantie door deze commissie als belangrijk instrument wordt genoemd Verzoekt het college van burgemeester en wethouders - in samenwerking met het Rijk een overzicht te geven van het aantal brievenbusfirma’s in Amster- dam, de voornaamste lokaties ervan en de activiteiten die zij ontplooien - dit te publiceren en met het Rijk afspraken te maken over verdere bestrijding en daar ook een ac- tieve rol in te nemen Indiener(s), Z.D. Ernsting
Motie
1
train