text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
VN2022-028570 N% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C
Sums An Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
vurzaamheid N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie DC van 27 oktober 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Agendapunt 2
Datum besluit College van B&W 13 september 2022
Onderwerp
Actualisatie Cluster Energie Strategie 1.0 NZKG.
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de (concept) Actualisatie Cluster Energie Strategie 1.0 NZKG (CES)
2. Kennis te nemen van bijgevoegde raadsinformatiebrief.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Lid 2: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad
verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.
Lid 2: Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
Op 13 september 2022 heeft het college van B&W de (concept) Actualisatie Cluster Energie Strategie
1.0 NZKG in de vergadering vastgesteld.
Amsterdam is lid van het Bestuursplatform NZKG. Sinds de vorige collegeperiode is naast het
reguliere Bestuursplatform NZKG een apart ‘Bestuursplatform NZKG Energietransitie’ in het leven
geroepen dat specifiek is gericht op versnelling van de energietransitie. De Cluster Energie Strategie
(CES) is in 2021 door elk van de zes industrieclusters in Nederland opgesteld en geeft invulling aan
afspraken die zijn gemaakt in het landelijke klimaatakkoord voor de reductie van 19,4 Megaton CO2
voor 2030 in de sector industrie. In 2021 heeft staalbedrijf Tata Steel aangekondigd te kiezen voor
de waterstofroute voor het verduurzamen van haar productie. Gelet op de impact op de energie-
infrastructuur van het NZKG is dit verwerkt in de actualisatie van de CES 1.0.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Afgestemd met deelnemers aan het Bestuursplatform NZKG en de netbeheerders (Liander,
Gasunie, Tennet).
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.15 1
VN2022-028570 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Ruimte en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lzii
Duurzaamheid % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 27 oktober 2022
Ter kennisneming
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-094216 1. CES NZKG 2022 spreads DEF.pdf (pdf)
AD2022-086650 2.raadsinformatiebrief_actualisatie_CES_NZKG.pdf (pdf)
AD2022-081612 Commissie DC Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Pascal Hament, 06-12344363, p.hament@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.15 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam Z S
% Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
% Agenda, donderdag 3 september 2015
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Tijd 9.00 uur tot 12.30 uur en zo nodig vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie De Rooszaal, 0239, stadhuis
Algemeen
1 __ Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ZS
d.d. 25 juni 2015
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieZS@raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam Z S
Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Agenda, donderdag 3 september 2015
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren.
6 _Tkn-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
e Actualiteit van de leden Kaya (D66) en Roosma (GrLi) inzake het PGB.
10 Rondvraag
Sport en Recreatie
11 Herijking Amsterdamse focussporten 2015 en advies Sportraad Nr. BD2015-
010155
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 25 juni 2015.
12 Brief inzake motie Veilig Amsterdams Sportklimaat Nr. BD2015-010156
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 25 juni 2015.
13 Besluitvorming herinrichting organisatie van de Sport Nr. BD2015-006656
© Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
2
Gemeente Amsterdam Z S
Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Agenda, donderdag 3 september 2015
Zorg en Welzijn
14 Initiatiefvoorstel: Amsterdam zet client centraal met mentor Nr. BD2015-010157
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de leden Kaya (D66) en Alberts (SP).
e _Indieners zullen in de commissie aangeven of behandeling in de raad gewenst is.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 25 juni 2015.
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 15.
15 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel Amsterdam zet client centraal met mentor
Nr. BD2015-010158
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 25 juni 2015.
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 14.
16 Brief inzake de uitvoering van de motie Wethouder Ouderenbeleid en het Plan
van aanpak Ouderenwerkloosheid Nr. BD2015-010159
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Van Brug (PvdO).
e Was TKN7 in de Commissievergadering ZS van 28 mei 2015.
e Uitgesteld in de Commissievergadering van 25 juni 2015.
e Deleden van de Raadscommissie voor Werk en Economie zijn hierbij uitgenodigd.
17 Stand van zaken en ervaringen met Wijkzorg Nr. BD2015-010152
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het lid Kaya (D66).
e Was TKN 2 in de Commissievergadering ZS van 25 juni 2015.
18 Brief inzake plan van aanpak Toegankelijkheid Nr. BD2015-010153
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Roosma (GrlLí).
e Was TKN 3 in de Commissievergadering ZS van 25 juni 2015.
3
Gemeente Amsterdam Z S
Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Agenda, donderdag 3 september 2015
19 Kennisnemen van uitgangspunten aanbesteding indicatiestelling Wmo (Wet
maatschappelijke ondersteuning) Nr. BD2015-010154
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Duijndam (SP).
e Was TKN 5 in de Commissievergadering ZS van 25 juni 2015.
20 Afwegingskader voor de Wet langdurige zorg en de herindicatie voor de Wmo
2016. Nr. BD2015-010925
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het lid Kaya (D66).
4
| Agenda | 4 | train |
iez024000163 N% Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
rve grond en : : : ee:
. Marineterrein, Energietransitie
ontwikkel X Amsterdam 9
Voordracht voor de Commissie RO van 24 maart 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Grondzaken
Agendapunt 28
Datum besluit =-er
Onderwerp
Kennisnemen van de beantwoording van aanvullende vragen van de raadsleden Leenders en Van
Renssen over het Projectbesluit Entreegebied Gulden Winckel.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief met daarin de schriftelijke beantwoording van
aanvullende raadscommissievragen van de raadsleden Leenders (PvdA) en Van Renssen
(GroenLinks), ingediend naar aanleiding van de behandeling van het projectbesluit Entreegebied
Gulden Winckel in de commissie RO van 3 februari 2021.
Wettelijke grondslag
* Artikel 169 van de Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van
zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door
het college gevoerde bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de
uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de
door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met
het openbaar belang (lid 3).
Bestuurlijke achtergrond
Op 01-12-2020 heeft het college van B en W ingestemd met het projectbesluit Entreegebied Gulden
Winckel. Met dit besluit zijn 1) de kaders van de haalbaarheid van het project vastgesteld, welke
zijn vastgelegd in de stedenbouwkundige visie en is 2) de investeringsbesluitfase gestart voor de
uitwerking van de plannen.
Bij de behandeling van het projectbesluit Entreegebied Gulden Winckel in de vergadering van de
raadscommissie RO van 3 februari 2021 heeft het lid Leenders (PvdA) een vraag gesteld waar de
wethouder nog op terug zou komen en zijn er door het lid Van Renssen (GroenLinks) na afloop per
mail nog enkele aanvullende vragen gesteld naar aanleiding van dit dossier. De beantwoording
daarop is in bijgaande raadsinformatiebrief opgenomen, deze brief is tevens verstuurd met de
dagmail van 1 maart 2021.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Gegenereerd: vl.7 1
VN2021-006183 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en R
rve grond en % Amsterdam ‚ ‚ : oe
ontwikkel % Marineterrein, Energietransitie
Voordracht voor de Commissie RO van 24 maart 2021
Ter kennisneming
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-021638 Bijlage 1. brief BMA Wereldbibliotheek.pdf (pdf)
AD2021-021639 Bijlage 2. Nadere toelichting fabriekshal achter Lindenbaum EH.pdf (pdf)
AD2021-021637 Commissie RO Voordracht (pdf)
Raadsinformatiebrief Beantwoording aanvullende vragen inzake EGW.pdf
AD2021-021640
(pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
GenO: Arwen Schram, a.schram@ amsterdam.nl, 06-4,6014862
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 10 november 2021
Ingekomen onder nummer 767
Status Verworpen
Onderwerp Amendement van het lid Flentge inzake geen politieke partijen in de
stadsdeelcommissies
Onderwerp Verkiezingen stadsdeelcommissies
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022
Overwegende dat:
- Amsterdammers meer zeggenschap willen over hun buurt en directe
leefomgeving;
- De grote rol die politieke partijen krijgen toebedeeld in de stadsdeelcommissies de
directe zeggenschap van de buurt en bewoners niet ten goede komt.
Besluit:
-__ Artikel 24 Verkiezingen stadsdeelcommissie in de Verordening stadsdelen en stadsgebied
Amsterdam 2022 zodanig aan te passen dat kandidaten voor de stadsdeelcommissies niet
verkozen kunnen worden op basis van een lijstenstelsel waar politiek partijen aan
meedoen, maar de verkiezing zo te organiseren dat kandidaten zich verkiesbaar stellen op
persoonlijke titel of onder de noemer van een buurtcomité of bewonersvereniging;
-_ Alle overige relevante passages in de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam
2022 en de voorliggende voordracht hierop aan te passen.
Indiener
E.A. Flentge
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 372
Publicatiedatum 19 mei 2017
Ingekomen onder Q'
Ingekomen op woensdag 10 mei 2017
Behandeld op woensdag 10 mei 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden De Heer en Ernsting inzake het stedenbouwkundig plan
Amstelkwartier 2e fase Weststrook (bouw en behoud middenhuur).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het stedenbouwkundig plan Amstelkwartier 2e fase
Weststrook en kennisnemen van de herziene grondexploitatie (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 232).
Overwegende dat:
— Er grote behoefte is aan betaalbare woningen in het middensegment met name
met een huur tussen de 710-971 euro per maand,
— Het goed gaat met de economie waardoor er meer eisen gesteld kunnen worden
aan projectontwikkelaars,
— Er verschillende tenders worden uitgezet voor Amstelkwartier 2e fase,
— Erinde regel een stevige prijscomponent in de tenders zit die leidt tot tegen
elkaar opbieden in geld en vervolgens relatief kleine woningen tegen zo hoog
mogelijke (midden)huur of verkoopprijs,
— Het daarom belangrijk is om eisen te stellen aan de betaalbaarheid (icm grootte
van woning) van woningen in het middensegment om deze bereikbaar te houden
voor bv. starters, mensen met een middeninkomen en senioren alsook eisen te
stellen aan de duur van die betaalbaarheid,
— Gezien recente voorbeelden het van belang is woningen voor onbeperkte duur in
het middensegment te houden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
te zorgen voor een labeling van onbeperkte duur van betaalbare woningen in het
middensegment door ten minste 1 grote tender uit te schrijven van tenminste 150
woningen met een combinatie van voorwaarden:
— _een maximale prijs volgens de definitie van middenhuur in de woonagenda
(uitponding vast te leggen in erfpacht),
— te eisen dat deze woningen voor onbeperkte duur in het middensegment zullen
worden verhuurd,
— eisente stellen mbt de metrage van de woningen (te beginnen bij 55 m2) en
— eisente stellen mbt het vaste criterium van duurzaamheid,
in combinatie met een vaste prijs,
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 372 Moti
Datum _ 19 mei 2017 one
De leden van de gemeenteraad,
A.C. de Heer
Z.D. Ernsting
2
| Motie | 2 | train |
1.1 Formulier raadsadres
Datum
27 september 2018
Naam
Uw bericht
De snorfiets moet naar de rijbaan gaan. Het is veel te gevaarlijk
geworden op het fietspad voor fietsers. Soms lijkt het fietspad op een
snelweg en voel ik me onveilig wanneer een snorfiets voorbijgaat.
| Raadsadres | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 648
Datum akkoord college van b&w van 7 juni 2016
Publicatiedatum 8 juni 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest van 25 april 2016 inzake
de verplaatsing van de herdenking van het Nederlands slavernijverleden van 1 juli
naar 30 juni 2016.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis ( NiNsee ) heeft
samen met Stichting Amsterdams Centrum het besluit genomen om de nationale
1-juli-herdenking in verband met het Nederlands slavernijverleden van 2016 te
verplaatsen naar 30 juni om 19.00 uur. Op de website van het NiNsee staat vermeld
dat de herdenking in het vervolg niet meer zal plaatsvinden op 1 juli.
Dit is een opmerkelijk besluit. Gezien de ontwikkelingen die aan het besluit voor de
nationale herdenking op 1 juli aan vooraf is gegaan. De beraadslaging over het
nationaal monument heeft plaatsgevonden in vaste commissie van Binnenlandse
Zaken, Grote stedenbeleid, Onderwijs Cultuur en Wetenschappen van de Tweede
Kamer, de gemeente Amsterdam, de Grassroots organisaties verenigd in het
Landelijk Platform Slavernijverleden ( LPS ). Ook de adviesorganen Surinaams
Inspraak Orgaan en OCAN, het comité van aanbeveling, de burgemeesters van de
4 grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag waren destijds erbij
betrokken. En als laatste de toenmalige betrokken ministers, de heren Rik van der
Ploeg en Rogier van Boxtel.
De fractie van de Partij van de Ouderen spreekt u aan als beheerder van het
Nationaal Slavernij Monument en medebewaker van het nationaal erfgoed. Maar ook
met het oog op de afspraken ter zake de realisatie van het Nationaal Slavernij
Monument tussen de Nationale Staat en het gemeente (bestuur) Amsterdam in 2002.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van Partij van de
Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college op de hoogte van het besluit van het Nationaal Instituut Nederlands
slavernijverleden en erfenis ( NiNsee ) samen met Stichting Amsterdams Centrum
om de nationale herdenking te verplaatsen van 1 juli naar 30 juni 2016?
Antwoord:
Ja, het college is hiervan op de hoogte.
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing hs Gemeenteblad
Datum 8 juni 2016 Schriftelijke vragen, maandag 25 april 2016
2. Zoja, kan het college de gemeenteraad informeren over de aanleiding van dit
besluit? Zo nee, wat is de reden dat de gemeenteraad niet is geïnformeerd?
Antwoord:
Het NINsee, verantwoordelijk voor de organisatie van de nationale
herdenking van de slavernij, is een onafhankelijke organisatie. Via een
persbericht d.d. 25 februari 2016 heeft het NiNsee de verplaatsing van de
herdenking aangekondigd. Het NiNsee heeft twee jaar geleden in zijn
nieuwsjaarspeech aangekondigd op deze verandering in herdenking en
viering te willen koersen. Desgevraagd geeft het NiNsee aan met een
aantal partijen uit het veld te hebben afgestemd voorafgaand aan dit
besluit.
3. Is het besluit na 14 jaar herdenking gebaseerd op een evaluatie onderzoek?
Zo ja, kan de gemeenteraad beschikken over het onderzoek, dit ter bespreking?
Antwoord:
Het is het college niet bekend dat het NiNsee voor deze koerswijziging een
evaluatie onderzoek heeft verricht. In opdracht van het college is in maart 2014
het rapport “Slavernij, daar willen we meer van weten” van prof. Alex van
Stipriaan verschenen. In dit rapport is het herdenkingsjaar 2013, 150 jaar
afschaffing slavernij geëvalueerd. Het rapport doet de aanbeveling de
zichtbaarheid en toegankelijkheid van slavernijverleden te vergroten door de
herdenking en de viering van Keti Koti los van elkaar te trekken, vergelijkbaar
met de 4 mei herdenking en 5 mei viering.
Toelichting door vragenstelster:
Volgens informatie uit de brief van het Landelijk Platform Slavernijverleden (Stichting
Nationaal Monument Nederlands Sltavernijverleden aan de burgemeester en
de voorzitter van het NiNsee blijkt dat vooral de senioren de dupe worden van
de verplaatsing.
4. Kan het college de gemeenteraad informeren over de gevolgen van de
verplaatsing van de nationale herdenking van 1 juli naar 30 juni 2016, met name
voor de senioren burgers?
Antwoord:
Het college hecht aan toegankelijkheid en heeft bij het NiNsee er op
aangedrongen (opnieuw) in gesprek te gaan met de grassrootsorganisaties.
Het college is van mening dat NiNsee en andere organisaties er gezamenlijk
uit moeten komen, waarbij de gemeente in eerste instantie alleen de rol heeft
van faciliteerder. De gemeente zal in deze materie nadrukkelijk geen
standpunt innemen noch opleggen.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 6 fori 2018 Schriftelijke vragen, maandag 25 april 2016
5. Kan de raad geïnformeerd worden over de eventuele middelen die geoormerkt
zijn voor de herdenking op 30 juni en over voor de Nationale Herdenking?
Antwoord:
Het NINsee ontvangt jaarlijks een subsidie van het Rijk via het
Mondriaanfonds ad € 50.000,- voor de organisatie van de Nationale
Herdenking.
Voor het jaarlijkse Keti Koti Festival ontvangt het NiNsee jaarlijks van de
gemeente Amsterdam een bedrag van € 175.000, - en voor het uitvoeren
van haar activiteitenplan een periodieke subsidie van € 156.780, -.
6. Zoja, heeft het college geen aanleiding gezien om de gemeenteraad te
informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college heeft ervoor gekozen om eerst het gesprek met het
NiNsee en eventuele andere betrokkenen te voeren om een compleet
beeld te krijgen van de situatie, alvorens hierover de gemeenteraad te
informeren.
7. Deelt het bestuur de mening dat er hier op zijn minste sprake is van een eenzijdig
besluit?
Antwoord:
Het college vindt het prematuur om dit zo te stellen en wil eerst de informatie
uit het gesprek met NiNsee afwachten ( zie antwoord vraag 6).
8. Is het college van plan dit besluit ter discussie te stellen bij het bestuur van
het NiNsee?
Antwoord:
Zie het antwoord op de vragen 7 en 8. Het college wil met het bestuur van het
NiNsee de situatie in kaart brengen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 946
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 7 november 2013
Ingekomen onder 908”
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Poot en de heer Van Drooge inzake de begroting
voor 2014 (plan tot verlaging afvalstoffenheffing).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat:
— _op 8 november 2012 motie nr. 828 van de raadsleden mevrouw Poot en de heer
Van Drooge is aangenomen waarin het college werd opgeroepen de
afvalstoffenheffing structureel te verlagen;
Overwegende dat:
— er onlangs drie rapporten (van Utrecht Sustainability Institute, Ernst & Young en
Cebeon) over verbeteringen in de Amsterdamse afvalketen naar de raad zijn
gestuurd;
— uit deze rapporten blijkt dat de afvalstoffenheffing in Amsterdam aanzienlijk
verlaagd zou kunnen worden;
— _op 25 september 2012 het rapport ‘Amsterdam Metropolitan Solutions: Waste
deep-dive' verscheen van de Boston Consulting Group en de gemeente
Amsterdam over waste management op basis waarvan AMS wellicht een rol zou
kunnen spelen in het efficiënter maken van de Amsterdamse afvalketen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de raad een grondstoffenvisie voor te leggen die leidt tot een significante
verlaging van gebruikte grondstoffen in de stad, een toename van hergebruik en
afname van de hoeveelheid afval;
— de raad een concreet en chronologisch verankerd stappenplan voor te leggen
met de ambitie te komen tot significante en structurele verlaging van
de afvalstoffenheffing op basis van de drie rapporten over afvalstoffenheffing
(van Utrecht Sustainability Institute, Ernst & Young en Cebeon) en
de grondstoffenvisie zoals hiervoren genoemd, met inachtneming van
de investeringsagenda's van de stadsdelen;
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 946 Moti
Datum 15 november 2013 Wte
— in dit plan aan te geven hoeveel de afvalstoffenheffing per jaar verlaagd zal
worden door de stadsdelen, en dit ook in het Financieel Meerjaren Perspectief
(FMP) van de stadsdelen te verwerken, alsook te communiceren naar
de Amsterdammers.
De leden van de gemeenteraad,
M.C.G. Poot
Â.H. van Drooge
2
| Motie | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1067
Datum indiening 6 juli 2017
Datum akkoord college van b&w van 19 september 2017
Publicatiedatum 20 september 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Hammelburg inzake de betaalbaarheid
van nieuw gebouwde studentenwoningen.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Studentenwoningen zijn gewild in Amsterdam. Amsterdamse studenten betalen voor
hun kamer gemiddeld het meest van alle studenten in Nederland. Deze coalitie heeft
ambitie getoond in 2018 door in te zetten op 8.000 nieuwe studentenwoningen
gebouwd te hebben om aan de enorme vraag te voldoen. Dat bouwen gaat goed: in
2015 werden er 3133 woningen voor studenten gebouwd, in 2016 waren dat er 1818.
Toch maakt de fractie van D66 zich zorgen over de betaalbaarheid van deze
woningen. Verschillende cases hebben namelijk laten zien dat regie op de
betaalbaarheid van studentenwoningen noodzakelijk is. Zo was er eerder dit jaar
ophef over studio’s in Amsterdam-Noord van 30 vierkante meter, die op de markt
werden gezet met huren tussen de 1050 en 1250 euro. Recentelijk werd ook
duidelijk dat de Amstelcampus, die bedoeld waren voor studenten van de Hogeschool
van Amsterdam, slechts voor 60% daadwerkelijk door die groep werd bewoond onder
andere vanwege de hoge huren die door de woningcorporatie gevraagd werd.”
Dat er een duurder segment studentenwoningen is in Amsterdam, is wat de fractie
van D66 betreft in beginsel geen bezwaarlijke zaak. Voorwaarde is echter wel dat het
college, zeker gezien de enorme vraag op de huidige (studenten)woningmarkt, volop
de aandacht vestigt op goedkope, betaalbare studentenwoningen. Wat de fractie van
D66 betreft is het van groot belang dat studenten, ongeacht de financiële slagkracht
van hun ouders, toegang kunnen krijgen tot betaalbare studentenwoningen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Hammelburg, namens de fractie van D66,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1 http://www.parool.nl/amsterdam/gemeente-kan-niets-doen-aan-peperdure-studentenwoningen—a4458770/
2 http://www.at5.nl/artikelen/170298/amstelcampus-is-onbetaalbaar-voor-studenten
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing 1067 Gemeenteblad
mmer - -. rr
Datum 20 september 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 6 juli 2017
1. Deelt het college de opvatting van de fractie van D66 dat bij nieuwbouw van
studentenwoningen betaalbaarheid een enorm belangrijke voorwaarde is om het
wonen en studeren in Amsterdam voor iedere student toegankelijk te houden,
ongeacht de financiële slagkracht?
Antwoord vraag 1:
Ja, dat vindt het college erg belangrijk. Daarom neemt betaalbaarheid een belangrijke
plaats in, in het programma Jongeren- en Studentenhuisvesting (18 december 2014
vastgesteld door de gemeenteraad).
2. Welke instrumenten heeft het college om aan te sturen op betaalbaar wonen voor
studenten? Is zij van mening dat deze volstaan”?
Antwoord vraag 2:
Het college gebruikt vier instrumenten om te sturen op de betaalbaarheid van
studentenwoningen. Het college zet alle middelen maximaal in die tot diens
beschikking staan om de ambities uit het Programma Jongeren- en
Studentenhuisvesting (programma JSHV) te behalen. Het behalen van de
betaalbaarheidsambitie wordt onder meer ondersteund door een subsidieregeling waar
corporaties en marktpartijen gebruik van kunnen maken, het eerste instrument.
Ten tweede zijn in mei 2016 in de Uitwerking van de Samenwerkingsafspraken met de
corporaties afspraken gemaakt over huurprijzen in nieuwbouw van jongeren- en
studentenwoningen. Voor nieuwbouw van studentenwoningen is afgesproken dat 75%
een subsidiabele huur heeft van maximaal € 409,92 per maand (prijspeil 2016), het
overige deel een kale huur tot maximaal € 500 per maand (prijspeil 2016).
Als derde instrument stuurt de gemeente via nieuwe gronduitgiften op betaalbare
jongeren- en studentenhuisvesting. Hierbij is de betaalbaarheid van woningen voor
deze doelgroep een harde eis.
Tenslotte zijn er standaardteksten voor erfpachtovereenkomsten ontwikkeld waarmee
afspraken vastgelegd kunnen worden over de doelgroep, huurprijs en looptijd van
gemaakte afspraken. Omdat afspraken juridisch vastgelegd worden, heeft de
gemeente een instrument om te handhaven.
Een aantal van deze instrumenten volstaat grotendeels in het sturen op betaalbaar
wonen voor studenten. Het eerste instrument volstaat ten dele, de subsidieregeling
wordt aangevraagd maar niet maximaal benut door ontwikkelende partijen. De
redenen hiervoor zijn uiteenlopend maar vaak wordt aangedragen dat de maximale
hoogte van de subsidie te laag is.
Het tweede instrument, de Uitwerking van de Samenwerkingsafspraken, biedt
sturingsmogelijkheden aan het college. De corporaties voldoen aan de afspraken zoals
gemaakt in de Samenwerkingsafspraken en daarmee volstaat het instrument.
Het derde en het vierde instrument zijn effectieve sturingsmiddelen als het gaat om het
realiseren van betaalbare studentenhuisvesting vanuit nieuwe gronduitgifte of
gewijzigde erfpachtrechten.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng 1067 Gemeenteblad
Datum 20 september 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 6 juli 2017
Het hoofdzakelijk doel aan het begin van het programma JSHV 2014-2018 was om de
kwantitatieve doelstelling te behalen zodat het tekort aan studentenhuisvesting werd
verminderd. Tijdens de crisisperiode is weinig gebouwd en het verkleinen van het
tekort aan huisvesting was de prioriteit. Hierdoor haalt het college de ambitie om 8.000
studentenwoningen toe te voegen aan de bestaande voorraad.
Door onvoorziene ontwikkelingen zoals wijzigingen in het Woningwaarderingsstelsel
(hierna: WWS) en de verdere groei van Amsterdam als aantrekkelijke (studenten)stad
is de betaalbaarheid van studentenhuisvesting steeds meer onder druk komen te
staan.
Het college heeft op de hier bovengenoemde ontwikkelingen ingespeeld door het
instrumentarium uit te breiden dan wel aan te passen zodat de beschikbare
instrumenten maximaal ingezet kunnen worden om te sturen op betaalbare
huisvesting. Hoewel de instrumenten volledig worden ingezet en deels volstaan zijn
de negatieve effecten van wetswijzigingen (o.a. de aanpassing van het WWS) van
de afgelopen jaren terug te zien bij projecten waar het college minder sturing had.
Dit zijn veelal projecten van marktpartijen en in de transformatie. Het college doet
het maximale aan beïnvloeding, maar bij herontwikkeling en transformatie is de
gemeente afhankelijk van de medewerking van de betrokken ontwikkelaar/belegger.
3. Welke mogelijke verbeteringen ziet het college om deze instrumenten én de gemaakte
afspraken met woningcorporaties ten volste te benutten, om de betaalbaarheid van
studentenwoningen te bewerkstelligen?
Antwoord vraag 3:
De bij het antwoord op vraag 2 genoemde subsidieregeling wordt regelmatig onder
de aandacht gebracht bij ontwikkelende partijen, ook bij de corporaties.
Het subsidiebudget biedt nog ruimte voor nieuwe aanvragen.
Het college wacht de effecten van de aanvullende maatregelen, zijnde de aanpassing
van de subsidieregeling en de nadere uitwerking van de Samenwerkingsafspraken,
af. Eventuele verbeteringen in de sturingsinstrumenten worden behandeld bij de
evaluatie van het programma Jongeren- en Studentenhuisvesting 2014-2018. Zodra
deze evaluatie gereed is, eind 2018, brengt het college u op de hoogte van de
uitkomsten.
Nieuwe en zittende student huurders worden middels een actieve campagne, die in
samenwerking met de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) tot stand
is gekomen, geïnformeerd over hun rechten als huurder. De regels omtrent huurprijzen
zijn hier onderdeel van. Daarnaast kunnen huurders zich wenden tot de
Huurcommissie, al dan niet met hulp van WOON, bij geschillen over de huurprijs.
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing 1067 Gemeenteblad
Datum 20 september 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 6 juli 2017
4. Van de 8000 te realiseren studentenwoningen die college in 2014 ambieerde, diende
minimaal 60% betaalbaar te zijn. Uit de Voortgangsrapportage Actieplan woningbouw
bleek dat over 2015 slechts 24% daadwerkelijk betaalbaar te zijn.
a. Welke aanvullende maatregelen heeft het college genomen om de betaalbaarheid
fors omhoog te brengen?
Antwoord vraag 4a:
Het college heeft twee aanvullende maatregelen genomen in 2016 om de
betaalbaarheid te vergroten. Op 11 april 2017 heeft het college een aanvullende
maatregel getroffen door de subsidieregeling aan te passen. Deze aanpassing
maakt het mogelijk dat ontwikkelaars van kleinere projecten een hoger bedrag per
betaalbare studentenwoning ontvangen. Op deze manier probeert het college de
ontwikkeling van betaalbare studentenwoningen door kleinere ontwikkelaars, zoals
onder andere particulieren, aantrekkelijk te maken.
Naast de aanpassing van de subsidieregeling, zijn de bij het antwoord op vraag 2
genoemde Samenwerkingsafspraken met de corporaties afspraken gemaakt over
huurprijzen in nieuwbouw van jongeren- en studentenwoningen.
b. Welk effect hebben die maatregelen gehad”?
Antwoord vraag 4b:
Voor het meten van de effecten van de recente aanpassing van de subsidieregeling
is het nog te vroeg. Tot op heden heeft de regeling nog niet geleid tot verlaging van
voorgenomen huurprijzen.
De Uitwerking van de Samenwerkingsafspraken heeft wel effect gesorteerd.
Het percentage betaalbare studentenwoningen (< € 410) dat in aanbouw is
genomen door corporaties is in 2015 en 2016 gestegen naar 50%. De verwachting
over heel 2017 is dat 86% van de studenteneenheden ontwikkeld door corporaties
in het betaalbare segment vallen. De overige 14% van de door corporaties te
ontwikkelen studentenwoningen zal een huurprijs onder de £ 592 hebben, de
huurtoeslaggrens voor 1 persoonshuishoudens en tevens tweede
betaalbaarheidsgrens uit het programma Jongeren- en Studentenhuisvesting.
c. Verwacht het college over 2016 en 2017 de beoogde 60% wel te behalen?
Antwoord vraag 4c:
Over de gehele planvoorraad van studentenwoningen, dus zowel ontwikkeling door
marktpartijen als door corporaties, verwacht het college over 2016 en 2017 de
beoogde 60% niet te behalen. In 2016 werd 49% in het betaalbare segment
ontwikkeld, en 13% onder de € 592. Dit is een toename ten opzichte van 2015.
In 2017 is de verwachting dat 45% van de in aanbouw zijnde woningen een huur
zal hebben onder de £ 410 en 16% onder de € 592. Een aantal grote projecten
door marktpartijen én in transformatie, waarin het college minder zeggenschap
heeft over huurprijzen (zie antwoord 2), is hier debet aan.
4
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing 1067 Gemeenteblad
ummer seat: on
Datum 20 september 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 6 juli 2017
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 167
Publicatiedatum 22 februari 2019
Ingekomen onder o
Ingekomen op woensdag 13 februari 2019
Behandeld op woensdag 13 februari 2019
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Simons inzake de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie 2019-2022
(sekswerk opnemen in het arbeidsdiscriminatiebeleid)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie 2019-2022
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 104).
Overwegende dat:
— Dit college streeft naar een integrale en intersectionele aanpak van
arbeidsdiscriminatie
— Trans* mensen en vrouwen extra aandacht krijgen in zowel het
arbeidsdiscriminatie beleid als diversiteitsbeleid
— Trans vrouwen van kleur en vrouwen van kleur het meest te maken hebben met
discriminatie op basis van gender en etnische achtergrond
— Trans vrouwen van kleur in de meest kwetsbare positie van de samenleving leven
en het meeste geweld ervaren
— Trans vrouwen overwegend veel als sekswerkers werken
— Endit college streeft naar emancipatie van vrouwen en trans vrouwen
— Recht op zelfbeschikking een centrale rol speelt
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Sekswerk op te nemen in arbeidsdiscriminatie beleid, en hiermee stigma,
discriminatie en geweld richting sekswerkers tegen te gaan.
Het lid van de gemeenteraad
S.H. Simons
1
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente Besluit van de vergadering van het Algemeen Bestuur van
X Amsterdam 8ivl' 2024
X Oost
Jaar 2014
Registratienummer Z-14-06363 / INT-14-02163
Onderwerp A3 Oost voor stedelijke begroting 2015
Onderwerp: A3 Oost voor stedelijke begroting 2015
en Het algemeen bestuur van de Bestuurscommissie Oost
mmm
zz:
nn
mm Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 24 juni 2014
ee,
mmm
EO
== Besluit:
mmm
EN
TE de voorgestelde concept teksten voor het A3 Oost voor de stedelijke begroting 2015 vast te
stellen
Het algemeen bestuur van de Bestuurscommissie Oost
Liane Pielanen, Ivar Manvel,
secretaris voorzitter
Afschrift:
4
| Besluit | 1 | test |
Uit brief van 7 januari 2016 gericht aan de leden van de Commissie AZ |
Inzicht in de gebruikers van de Bed,- Bad-, Broodopvang
Het aantal ongedocumenteerde vreemdelingen dat tot 15 december gebruik heeft gemaakt van
de BBB (locatie Schuitenhuisstraat en Walborg) is 387. Dit zijn 365 mannen en 22 vrouwen.
De leeftijdsverdeling is als volgt (van de geregistreerde leeftijden):
eeftijd |
<20 20 7 | 2% a |
< 20
20-30
30-40 2030
40-50 8) 2% W30-40
40-50
totaal ME:
Dit betekent dat ruim 80% tussen de 20 en de 50 jaar oud is.
De verblijfsduur is als volgt (voor zover goed geregistreerd):
:
CT 7 |
ots | _ 2 |
aantal maanden verblijf |
etot7 | d
rts 4 aantal mensen
EZ A
tatotizmaanden | __ 9 2%
total md | 100
î
’
5
toti2maanden | 55 15%
rotaal Le | < 1 maand 1tot 6 maanden 6 tot 12 maanden
47% van de mensen verblijft korter dan 4. maand in de BBB, 38% tussen de 1 en 6 maanden en 15%
verblijft langer dan 6 maanden in de BBB.
|
|
‘In onderstaande tabel is aangegeven hoeveel mensen (en vanaf welk kwartaal) er continue
aanwezig zijn in de BBB tot 15 december:
vrijwel continue aanwezig tot 15 december
aantal mensen
vanaf 3dekwartal | 4) 39% t |
|
4 |
nietmeeraanweig | 2 | 30 |
CE 5 |
10
|
vanaf Aste kwartaal vanaf 2de kwartaal vanaf 3de kwartaal vanaf 4de kwartaal
Rond 28% van alle mensen verblijft vrijwel continue in de BBB tot aan heden: hiervan is 27% al
aanwezig vanaf het 2°* kwartaal, 17% vanaf het tweede kwartaal, 39% vanaf het derde kwartaal en
17% vanaf het vierde kwartaal.
De andere 72% is óf weer vertrokken óf maakt af en toe gebruik van de BBB. Waar mensen heen
gaan, wordt niet geregistreerd.
|
|
|
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Commissieactualitert voor de Commissie VW
van 27 september 2023
Portefeuille Volkshuisvesting
Agendapunt 1C
Onderwerp
Aan banden leggen woningruil
Aan de commissie
‘Huizenruil voor vakanties wordt voor Amsterdammers een stuk ingewikkelder doordat de ge-
meente maatregelen actief gaat naleven’, schrijft het Parool van 21 september*. Vanaf oktober zal
de gemeente gaan handhaven.
Reden van spoedeisendheid
(2) De CDA fractie wil voor 1 oktober, wanneer de maatregelen ingaan, met de wethouder in
gesprek over het plan van aanpak. Hoe wordt er gecommuniceerd, hoe ziet de handha-
ving eruit?
(2) De CDA-fractie wil ruim voordat we in de commissie met elkaar in gesprek gaan over de
huisvestingsverordening met de wethouder in gesprek over de maatregel en de grondslag
ervan. Zo stelt een woordvoerder van de gemeente dat de maategel ingegeven is door de
groei van huizenruil
(3) De CDA-fractie wil weten hoe breed de regels geïnterpreteerd moeten worden. Wanneer
iemand zijn zus en zwager met drie kinderen een paar nachten in de woning verblijven,
levert dit dan ook een boete van 8.700 euro op?
Het lid van de commissie
R.Havelaar (CDA)
+ https://www.parool.nl/amsterdam/huizenruil-voor-vakanties-aan-banden-gelegd-in-amsterdam-maximaal-30-dagen-en-verplicht-regi-
streren-b7o7oe6f/
| Actualiteit | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
Bestuurscommissie Oost
Voordracht en besluit D B = AB |
Registratienummer Z-17-34940 | INT-17-11753
Afdeling =
Onderwerp
Vaststellen Definitief Ontwerp en Nota van Beantwoording en het maken van een keuze
voor verharding Herinrichting Linnaeuskade
Portefeuille Openbare Ruimte
DB lid Ivar Manvel
Gebied Watergraafsmeer
Datum DB 20 juni 2017
Datum AB voorbereidend _ 4 juli 2017
Datum AB besluitvormend 18 juli 2017
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Mark Brattinga, 06 44 311 260, [email protected]
|
|
/
/
| | | I Ì I | | | | | | | Pagina 1 van 6
*ZO0OO0O5S58CE460OG6x
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
Í
1. Inte stemmen met het Definitief Ontwerp voor de herinrichting van de
Linnaeuskade en de bijbehorende Nota van Beantwoording;
2. Het Definitief Ontwerp en de bijbehorende Nota van beantwoording ter consultatie |
en besluitvorming voor te dragen aan het algemeen bestuur van de
bestuurscommissie van stadsdeel Oost.
3. De keuze voor de verharding in de fietsstraat voor te leggen aan algemeen bestuur
van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost.
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd
1. Het Definitief Ontwerp voor de herinrichting van de Linnaeuskade en de
bijbehorende Nota van Beantwoording vast te stellen.
2. Dat de rijweg wordt uitgevoerd in straatbakstenen of asfalt [tijdens de |
voorbereidende vergadering wordt het AB gevraagd hier een keuze in te maken].
Ondertekening
Gedelegeerde bevoegdheid van college aan AB die door AB zelf wordt uitgeoefend:
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, |
Í
Sjoukje Alta, Ivar Manvel,
secretaris voorzitter
|
|
|
Pagina 2 van 6
Bevoegdheid
Takenlijst bestuurscommissie: Hoofdstuk 2.1, versie 11 februari 2015. Het inrichten van de
openbare ruimte, groen en parkeren (exclusief het Amsterdamse Bos) binnen stedelijke
Beleidskaders.
Bestuurlijke achtergrond
Op 21 april 2015 is de Nota van Uitgangspunten voor de herinrichting van de Linnaeuskade
vastgesteld door het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost. De Nota van
Uitgangspunten geldt als inhoudelijk kader voor de ontwerpuitwerking.
Bij de besluitvorming over de Nota van Uitgangspunten is aan de orde gekomen dat
mogelijk alle beeldbepalende bomen gekapt zouden moeten worden voor de dijkverhoging
van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (Waterschap AGV). De portefeuillehouder heeft
tijdens de behandeling van de Nota van Uitgangspunten toegezegd zich in te zetten voor
het behoud van zoveel mogelijk bomen.
In overleg met het waterschap AGV zijn hierover afspraken gemaakt en vastgelegd in een |
intentieverklaring, bekrachtigd in december 2015 door de verantwoordelijk
portefeuillehouders (Gerard Korrel namens het waterschap AGV en Ivar Manvel namens
het stadsdeel). In de intentieverklaring is afgesproken om het ontwerpproces in nauwe
samenwerking met het waterschap AGV (vertegenwoordigd door Waternet) te doorlopen.
Het samenwerkingsproces heeft geleid tot een onderling afgestemd en integraal voorlopig
ontwerp voor de herinrichting van de Linnaeuskade (stadsdeel) en een concept
dijkverbeteringsplan waarin de wijze van de dijkophoging is vastgelegd (Waterschap AGV).
Op 24 janvari 2017 heeft het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie Oost het |
voorlopig ontwerp vrijgegeven voor inspraak. Op 7 februari 2017 heeft het dagelijks bestuur
van Waterschap AGV het concept dijkverbeteringsplan vrijgegeven voor inspraak. De
inspraakperiode op beide plannen heeft tegelijk plaatsgevonden van 44 februari tot 27
maart 2017. Het AB van het Waterschap AGV heeft het definitieve dijkverbeteringsplan op
6 juni 2017 vastgesteld en op 15 juni 2017 ter inzage gelegd.
Onderbouwing besluit
Beoogd effect
Met het vaststellen van het voorliggende ontwerp en een materiaalkeuze voor de rijweg
leggen we het ontwerp van de herinrichting van de Linnaeuskade definitief vast. Na
vaststelling kan de fase van technische voorbereiding, aanbesteding en uitvoering worden
gestart.
Argumenten
1. Het ontwerp geeft uitwerking aan de projectdoelen. Te weten:
a) verbeteren van de uitstraling en technische staat van de Linnaeuskade,
b) een inrichting conform Hoofdnet Fiets en
c) verbeteren van de ruimtelijke en functionele relaties met het nieuwe Oostpoort.
2. Het ontwerp is binnen de kaders van de ‘Nota van Uitgangspunten 2015’ vitgewerkt.
3. Het beleidskader is niet eenduidig als het gaat om de materiaalkeuze voor de rijweg
van een fietsstraat. De rijweg kan in straatklinkers of rood asfalt uitgevoerd worden. De
centrale verkeerscommissie (CVC) en de commissie Puccinie hebben hierover een
Pagina 3 van 6
tegenstrijdig advies gegeven. De voors en tegsn zijn in het Afwegingskader
straatbakstenen of asfalt (bijlgae 6) verwoord. De bestuurscommissie wordt gevraagd
op basis van dit afwegingskader een keuze te maken.
4. De dijkverbeteringsopgave van Waterschap AGV is integraal opgenomen in het
ontwerp. Door deze integrale aanpak en samenwerking is het mogelijk gebleken om de
noodzakelijke kap van bomen t.b.v. de dijkophoging te beperken tot 35 bomen in |
plaats van vrijwel alle 125 bomen. Tegelijk is tot een ecologische verbeterslag gekomen
binnen het projectgebied door het realiseren van meer diversiteit in biotopen voor flora
en fauna. Dit wordt onder andere bereikt door de aanplant van circa 7o kleinere
bomen, verspreiding van lagere en dichte bosschages en het creëren van een
afwisseling van natte en droge oevers aan de Ringvaart.
5. Tijdens de planvorming zijn belanghebbenden uitgebreid betrokken en geïnformeerd.
Dit open en positief verlopen planproces is afgesloten met een inspraakperiode op het
voorlopig ontwerp. Vragen en opmerkingen betroffen met name details, en het
ontwerp mag dan ook rekenen op een breed draagvlak. Waar mogelijk zijn suggesties
verwerkt ter verbetering van het ontwerp. Voorliggend ontwerp mag dan ook rekenen
op een breed draagvlak vanuit bewoners, ondernemers en andere betrokkenen.
Kanttekeningen
Samenhang met bestuurlijk besluit Waterschap AGV op Dijkverbeteringsplan
Zowel het ontwerp voor de herinrichting (bestuurscommissie Oost) als het
dijkverbeteringsplan (Waterschap AGV) dienen bestuurlijk te worden vastgesteld om tot
voorbereiding en uitvoering van het voorlopig ontwerp voor de herinrichting, inclusief de
dijkverbetering over te kunnen gaan.
De periode van inspraak en bestuurlijke besluitvorming bij de bestuurscommissie Oost en
het Waterschap AGV zijn gelijktijdig ingezet. Zo kan bij een positieve besluitvorming door
beide direct tot de vervolgfasen worden overgegaan zonder dat op elkaar hoeft te worden
gewacht.
Kans combineren Herinrichting Linnaeuskade met groot onderhoud Middenmeer Noord
Indien het ontwerp uiterlijk medio juni vastgesteld wordt, ontstaat de kans om het werk
aan de Linnaeuskade samen te voegen met het werk Groot Onderhoud Middenmeer Noord
en beide projecten samen met het waterschap AGV en Waternet uit te voeren. Door de
voorbereiding, aanbesteding en uitvoering van deze projecten te combineren en te kiezen
voor een wijkgerichte aanpak worden kosten bespaard, kan de omgeving optimaal worden
geïnformeerd en omgevingshinder tijdens de uitvoering tot een minimum worden beperkt.
Risico's] Neveneffecten
1. Bij een negatief besluit op voorliggend ontwerp kan geen vitvoering worden
gegeven aan voorliggend integraal ontwerp.
2. Bij uitgesteld besluit wordt de kans om het project samen te voegen met het werk
Groot Onderhoud Middenmeer klein. Het effect is meer overlast naar de buurt
door verschillende aannemers en projectteams in dezelfde wijk. |
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau n.v.t.
Financiën n.v.t.
Communicatie n.v.t.
Pagina 4 van 6
Overige n.v.t. |
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? ja
Indien ja, dekking aanwezig? |
Indien ja, welke kostenplaats?
Toelichting De geraamde kosten vallen binnen het gereserveerde budget SMF, rekening houdende
met een bijdrage van Waterschap AGV en een subsidie van de Vervoersregio.
jm
Voorlichting en communicatie
Bewoners, ondernemers en andere betrokkenen zijn gedurende het planvormingsproces
actief betrokken en geïnformeerd. Bewonersbrieven, een projectwebsite, een open 1 op 1-
benadering van het projectteam met betrokkenen en publieke bijeenkomsten zijn de pijlers
geweest in de voorlichting en communicatie.
Voor de verschillende bijeenkomsten zijn bewoners, ondernemers en andere
belanghebbenden steeds breed uitgenodigd. Ook de (nieuwe) bewoners van Oostpoort zijn
hierin meegenomen. De bijeenkomsten kende dan ook een goede opkomst en positieve en
constructieve deelname van aanwezigen. Zie ook: Uitkomsten maatschappelijk overleg.
Uitkomsten inspraak
De inspraakperiode heeft in totaal 21 reacties opgeleverd, waarvan een gedeelte reacties
op de inrichting van de Archimedesweg betrof. Deze reacties worden inhoudelijk vanuit het
consultatieproces rondom het Groot Onderhoud Middenmeer Noord beantwoord. Over
het algemeen is men zeer positief over het voorliggende ontwerp. Vragen, reacties en
andere opmerkingen betreffen vooral details. Een aantal reacties heeft geleid tot een
aanscherping van details in het definitieve ontwerp. Zie ook bijlage 3, Nota van
Beantwoording Ontwerp Herinrichting Linnaeuskade.
jm
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
Gedurende het planvormingsproces is op meerdere manieren maatschappelijk overleg
gevoerd. Het projectteam is benaderbaar geweest voor iedere betrokkene met vragen |
en/of ideeën. Met regelmaat heeft daarop naast de openbare bijeenkomsten ook 2 op 1
afstemming plaatsgevonden met betrokkenen.
Tijdens de planvormingsfase in 2016 zijn twee brede bijeenkomsten georganiseerd welke
met circa 50 tot 6o bezoekers een goede opkomst kende:
e _In maart 2016 zijn door stadsdeel en AGV twee varianten gepresenteerd voor de
dijkophoging, waarvan één voorkeursvariant. Deze voorkeursvariant omvatte o.a.
het voorstel voor een alternatieve locatie van de dijkophoging waardoor veel
bomen zouden kunnen worden gespaard. Dit voorstel kon rekenen op een breed
draagvlak. In het tweede deel van deze avond zijn aanwezigen in groepen
viteengegaan en is input opgehaald voor de ontwerpuitwerking. Een zeer
geslaagde avond.
e In oktober 2016 is de uitwerking van het voorlopig ontwerp (als uitwerking van de
voorkeursvariant) gepresenteerd. In een plenaire discussie is het gepresenteerde
ontwerp uitgebreid en tot in detail besproken. De vitwerking van het ontwerp is
positief ontvangen. Wel waren er vragen over het opschuiven van de
verbindingsweg tussen Linnaeuskade en de Hogeweg naar de woningen, maar ook
over de verkeersveiligheid van het kruispunt van de Hogeweg met de entree naar
Oostpoort Oost. Om die reden is op de avond afgesproken met belanghebbenden
Pagina 5 van 6 |
|
En
over specifiek dit deelgebied nog om de tafel te gaan.
In december 2016 is met een klankbordgroep (circa 12 direct omwonenden) gesproken
over bovenstaande onderwerpen. Afgesproken is:
e _Om de verbindingsweg weer op te schuiven naar de huidige locatie. Dit is verwerkt |
in het ontwerp;
e _Om de vraag of het kruispunt wel verkeersveilig is nog expliciet voor te leggen aan
de centrale verkeerscommissie (CVC). Dit is gedaan en de CVC heeft akkoord |
gegeven op de voorgestelde uitwerking en hebben geadviseerd geen verdere
aanpassingen aan het ontwerp van het kruispunt te doen.
Geheimhouding
Einde geheimhouding nee
En
Stukken
Meegestuurd 1. Tekening en impressies Definitief Ontwerp Herinrichting Linnaeuskade
2. Toelichting Definitief Ontwerp Herinrichting Linnaeuskade |
3. Nota van Beantwoording Ontwerp Herinrichting Linnaeuskade
4. Afwegingskader verharding fietsstraat
Ter inzage gelegd Dinsdag 14 februari 2017 t/m maandag 27 maart 2017
mmm
Parafen
Ambtelijk opdrachtgever — > Portefeuillehouder
NA
Örjan van Drongelen \var Manvel |
mmm
Besluit dagelijks bestuur
|
|
Pagina 6 van 6
| Besluit | 6 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 731
Datum indiening 9 juli 2018
Datum akkoord 10 september 2018
Publicatiedatum 11 september 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden La Rose, Hammelburg en Grooten
inzake de aanrijtijden van de Amsterdamse ambulances.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Het Parool berichtte onlangs over de vastlopende acute zorg in Nederland.
Uit de cijfers van koepelorganisatie Ambulancezorg Nederland blijkt dat bij
Ambulance Amsterdam de aanrijtijden in jaren niet zo zijn achteruitgegaan.
In 2017 kwam slechts 90,2 procent van de spoedambulances op tijd, 2,6 procent
minder dan in 2016.
De werkdruk en een chronisch tekort aan gespecialiseerd ambulancepersoneel is een
grote zorg. Ook de toenemende vraag naar spoedzorg blijkt in Amsterdam al jaren
een probleem te zijn.
In de vorige raadsperiode heeft de heer Poorter het probleem van onderbezetting ook
aangekaart in de raadscommissie Zorg. Ook toen ging het over de werkdruk tevens in
combinatie met de toename van toeristen in de stad.
Gezien het vorenstaande hebben de leden La Rose, Hammelburg en Grooten,
respectievelijk namens de fracties van PvdA, D66 en GroenLinks, op grond van
artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met dit bericht van het Parool en zo ja, heeft het college
informatie over deze alarmerende situatie bij de acute zorg en dat dit in
Amsterdam al jaren een probleem blijkt te zijn?
Antwoord:
Het college is bekend met het artikel uit het Parool. Omdat de gemeente
Amsterdam geen rol heeft in het leveren van acute zorg (waar ambulancezorg
onder valt), heeft het college voor de beantwoording van deze vragen input
gevraagd aan Ambulance Amsterdam (AA) en het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Er zijn diverse partijen die een rol spelen bij het toezicht op de ambulancezorg.
Zo spelen de zorgverzekeraars een belangrijke rol. De zorgverzekeraars hebben
een zorgplicht, wat inhoudt dat zorgverzekeraars zorg dragen dat hun
verzekerden toegang hebben tot voldoende, tijdige en kwalitatief goede zorg.
In de ambulancezorg betekent dit dat ook de zorgverzekeraars een
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1 september 201g Schriftelijke vragen, maandag 9 juli 2018
verantwoordelijkheid hebben dat de responstijden binnen de geldende 15-
minutennorm gerealiseerd worden.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet er op toe dat zorgverzekeraars hun
zorgplicht naleven. Deze toezichtsaanpak is vanaf 2018 gedifferentieerd. Hoe
beter de regio presteert, hoe meer afstand de NZa houdt en hoe slechter een
regio presteert, hoe intensiever het toezicht.
De leden van de raadscommissie zorg zijn op hun verzoek op 14 januari en 16
juni 2016 door de toenmalige directeur van Ambulance Amsterdam (AA)
geïnformeerd over de problemen en de situatie bij AA.
Zowel VWS als AA geven aan dat ondanks het stijgende aantal inzetten in de
periode 2014-2016 de responstijden gelijk zijn gebleven en nauwelijks afwijken
van het landelijk beeld. In 2017 is deze situatie veranderd, zoals in onderstaande
tabel is weergegeven.
2014) 2015 | 2016 | 2017
landelijk 934% | 92,4%
Amsterdam-Waterland 92,8% 90,2%
AA geeft hiervoor meerdere oorzaken zoals onder andere het structurele tekort
aan gespecialiseerde verpleegkundigen, drukte in de stad door toeristen en
verkeer, langer onderweg met patiënten omdat door opnamestops in de
ziekenhuizen ambulances verder moeten rijden en aanrijtijd toeneemt.
2. Kan het college inzicht geven in de stappen die Ambulancezorg Amsterdam
onderneemt om de aanrijdtijd te verkorten en de toenemende vraag naar
spoedzorg te faciliteren?
Antwoord:
Op verzoek van het college meldt AA het volgende:
Samen met de zorgverzekeraars heeft AA het meerjarenbeleidsplan (tevens NZa
Verbeterplan) in 2018 geactualiseerd op de ontwikkelingen.
Door de toestemming per 1 maart 2018 van het Ministerie van VWS om in de
regio Amsterdam, Rotterdam en Den Haag een pilot te starten voor Medium Care
Ambulancezorg, kon in april 2018 aanvullende zorgcapaciteit ingekocht worden
bij onderaannemers. Hierdoor kunnen minder complexe voertuigen gehuurd
worden voor transport van patiënten tussen ziekenhuizen waar geen
geavanceerde ambulance voor noodzakelijk is. Regelgeving voorkwam tot op
heden deze wijze van minder geavanceerd vervoer.
Daarnaast kon een samenwerkingspilot met de ziekenhuizen worden gestart voor
vervoer van patiënten tussen ziekenhuizen waarbij het ziekenhuis de
verpleegkundige levert en AA de ambulance met ambulancechauffeur.
De Medium Care pilot biedt tevens de mogelijkheid om een nieuwe groep
verpleegkundigen te werven, aangezien het type kwalificatie wat nodig is voor dit
vervoer met een lager risico ook anders is. Hiervoor is een arbeidsmarkt-
campagne gestart. Ambulance Amsterdam is tevens deelnemer in het Regionaal
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Je Gemeenteblad
Datum 11 september 201g Schriftelijke vragen, maandag 9 juli 2018
Actieplan Aanpak Tekorten (RAAT) dat SIGRA (samenwerkingsverband
organisaties in de zorg in Groot Amsterdam) in samenwerking met het ministerie
van VWS heeft opgezet om de tekorten in de Zorg- en Welzijnssector aan te
pakken.
Naast de maatregelen om de capaciteit (paraatheid) uit te breiden, worden ook
maatregelen genomen specifiek gericht op verbetering van de aanrijtijden. In
Amsterdam Zuidoost wordt een nieuwe standplaats ingericht en met de
omliggende Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV's) zijn in het verleden
reeds burenhulp convenanten afgesloten. Er is een wegbeheerder aangesteld om
vanuit Ambulance in relatie tot gemeente en andere hulpverleningsdiensten
verkeersproblematiek en doorstroming te optimaliseren.
VWS geeft aan:
Naast de stappen die Ambulancezorg Amsterdam onderneemt, zijn er ook acties
vanuit het ministerie van VWS. Het ministerie van VWS heeft een regulerende rol
in de ambulancezorg. Om landelijk de responstijden weer binnen de geldende
95% norm te krijgen en de drukte op de ambulancezorg te beteugelen, heeft de
minister van Medische Zorg toegezegd een actieplan ambulancezorg op te
stellen. Hier wordt momenteel hard aan gewerkt door de veldpartijen en dit zal in
september 2018 aangeboden worden aan de Tweede Kamer. Daarnaast staat
VWS open om (op verzoek van de sector) te zoeken naar ruimte in de wet- en
regelgeving die bij kan dragen aan het verminderen van de drukte in de
ambulancezorg. Een goed voorbeeld hiervan is de hierboven genoemde pilot
Medium Care Ambulance die vorige maand van start is gegaan in Amsterdam.
3. Is het college het eens dat als de ambulances vaker te laat bij de patiënt zijn, dit
een ernstige zaak is en dat ook de gemeente hierin een maatschappelijke
verantwoordelijkheid heeft?
Antwoord:
De verslechtering van de responstijden in de ambulancezorg is een complex
probleem met uiteenlopende en verschillende oorzaken. Een aantal van deze
oorzaken zijn de demografische en maatschappelijke ontwikkelingen zoals de
groei van de bevolking, toerisme en evenementen, versterkt door de krapte op de
arbeids- en de woningmarkt.
In een brief van november 2016 heeft het Netwerk Acute Zorg Noordwest reeds
aangegeven dat er sprake is van een toename van het aantal ouderen en
complexe patiënten dat zich bij de ketenpartners in de acute zorg presenteert. Het
Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) onderschrijft dit in zijn brief van 29 mei
2017 naar het ministerie van VWS. Daarbij signaleert het LNAZ dat de groep
ouderen in de komende jaren alleen maar verder zal toenemen. Een grote groep
hiervan kan in relatief goede gezondheid zelfstandig thuis blijven worden.
Tegelijkertijd is dit een groep die grote behoefte heeft aan zorg. Het beleid zou
zich volgens het LNAZ moeten richten op het zo lang mogelijk thuis de benodigde
(acute) zorg te bieden, waardoor onnodige ziekenhuiszorg kan worden
voorkomen.
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing Je Gemeenteblad
ummer - =: zn
Datum 11 september 201g Schriftelijke vragen, maandag 9 juli 2018
In Amsterdam zijn er nog een aantal specifieke factoren die de acute zorg en
ambulancezorg verder onder druk zetten. In gesprekken met VWS wordt onder
meer de zeer snelle groei van het toerisme in Amsterdam en de snelle
bevolkingsgroei ten opzichte van het landelijk gemiddelde genoemd. Ook het
grote aantal evenementen in Amsterdam zet de capaciteit van ambulancezorg
sterk onder druk en levert een wezenlijke bijdrage aan de drukte in de
ambulancezorg in die regio.
De gemeente Amsterdam heeft geen directe verantwoordelijkheid als het gaat om
de acute zorg en de aanrijtijden. De gemeente is slechts betrokken bij AA via de
veiligheidsregio om voorbereid te zijn op grote ongevallen en rampen. Zie
hieronder de schematische weergave van de organisatie van de acute zorg:
WN
WEKOZ overleg
n en 8 a |
Berit ZON Ke WAG
RE Sactorrdgol:
St en dolittijnen HKZ
NEN7310
Inspectie S4W B Certifieedog |
en Veiligheidsregio
ge
Patienten
Medewerkers
on GHOR
“ RvC
Aandeelhouder (AMC) SGD
Wel is het college van mening dat de verslechtering van de responstijden in de
ambulancezorg een ernstige zaak is. Waar mogelijk probeert de gemeente ook bij te
dragen aan de verbetering van de responstijden, onder andere door verbetering
doorstroming van het verkeer en spreiding van evenementen.
4
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Je Gemeenteblad
Datum 11 september 201g Schriftelijke vragen, maandag 9 juli 2018
4. Is het college het eens dat de verslechterde aanrijtijden van de ambulances een
symptoom lijkt te zijn van de enorme druk in de acute zorg en het chronische
tekort aan gespecialiseerd ambulancepersoneel?
Antwoord:
Zoals uit bovenstaande beantwoording en toelichting blijkt is er niet één
specifieke oorzaak aan te wijzen voor de oplopende responstijden van
ambulances en toenemende druk op de acute zorg.
Het arbeidsmarktprobleem en de gevolgen daarvan voor de acute zorgketen zijn
zo veelzijdig dat het vraagt om de ontwikkeling van nieuwe zorgconcepten en
zorgdifferentiatie. Het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ), waarin alle
betrokken partijen rond acute zorg zijn verenigd, zorgt voor gezamenlijke
coördinatie. Ambulance Amsterdam is actief deelnemer in dit regionaal overleg.
5. Hoe duidt het college de jarenlange beloftes voor verbetering bij de ambulance
die nog altijd zonder resultaat zijn?
Antwoord:
Het college is van mening dat de gedane beloftes door de jaren heen zijn
uitgevoerd, maar dat het aan de meer structurele problemen in de zorg te wijten
is, dat de aanrijtijden zijn verslechterd. Er vindt een jaarlijkse stijging plaats van
de vraag naar acute zorg, waar AA alle zeilen bij heeft gezet om zo goed mogelijk
aan de vraag te voldoen. Dat desondanks de aanrijtijden zijn opgelopen, komt
onder andere door het eerder genoemde tekort aan personeel, de druk vanuit het
aantal evenementen waarbij een ambulance paraat moet staan en het grote
aantal bezoekers wat Amsterdam ook kent. Acute zorg is een complex probleem,
waarbij niet simpelweg naar de ambulances gewezen kan worden als het
resultaat van de aanrijtijden omlaag gaat. Het college verwacht dat de
zorgverzekeraar als verantwoordelijke voor het spoedeisend vervoer en VWS als
systeemverantwoordelijke ook in de toekomst de nodige acties zal ondernemen.
6. Is het college bekend met de verschillende factoren die een rol spelen in de
afweging om ambulanceverpleegkundigen in Amsterdam te worden? Zo nee,
is het college bereid, hier onderzoek naar te doen?
Antwoord:
Kort gezegd kan ambulancepersoneel kiezen waar ze wil werken. In het
aanvalsplantekorten in de zorg zal het ambulancepersoneel als categorie zeker
meegenomen worden, ook bij gemeentelijke inspanningen.
Het ministerie van VWS heeft onder andere het actieprogramma ‘Werken in de
Zorg’ gelanceerd voor de gehele sector Zorg en Welzijn. Langs de actielijnen
meer kiezen voor de zorg, beter opleiden voor de zorg en anders werken in de
zorg werken we samen met onder andere de ziekenhuizen aan het terugdringen
van het tekort naar nul of daar dichtbij. Daartoe is in elke regio een regionaal
actieplan aanpak tekorten opgesteld. In de regio Amsterdam is er ook een
regionaal actieplan aanpak tekorten. Werkgeversvereniging SIGRA neemt hier
het voortouw in en de gemeente Amsterdam is hierbij aangesloten.
5
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing Je Gemeenteblad
ummer - …. a
Datum 11 september 201g Schriftelijke vragen, maandag 9 juli 2018
Voorts ondersteunt VWS deze actieplannen met middelen voor het opleiden van
nieuwe medewerkers. Zorginstellingen kunnen hierop een beroep doen mits ze
zich verbinden aan een regionaal actieplan.
AA heeft maximaal ingezet op opleiden van nieuwe verpleegkundigen, maar de
arbeidsmarkt is erg moeilijk. Hierdoor ook veel uitstroom naar omliggende regio’s
en uitzendbureaus met als oorzaak o.a. bereikbaarheid Amsterdam,
parkeerproblematiek en huisvestingsproblematiek. Omliggende RAV-en hebben
ook allemaal vacatures, uitzendbureaus concurreren met hogere salarissen en
leaseauto’s. In 2017 kende AA een instroom van 21 nieuwe verpleegkundigen en
een uitstroom van 19 verpleegkundigen. Uitstroomrichtingen zijn ziekenhuizen
(betere CAO), andere RAV's, deeltijd werken en pensioen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
6
| Schriftelijke Vraag | 6 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 655
Publicatiedatum 23 augustus 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw M.C.G. Poot
en mevrouw S.H.M. Ornstein van 11 maart 2013 inzake de financiële situatie
van NV Stadsgoed.
Amsterdam, raadscommissie AZ van 20 juni 2013
Aan de gemeenteraad
Inleiding door vragenstelsters:
In het artikel in Het Parool van 9 maart 2013 valt te lezen “NV Stadsgoed, één van
de grootste vastgoedbezitters in de Amsterdamse binnenstad, staat volgens
deskundigen op omvallen. De dochter van corporatie Stadgenoot heeft enorme
schulden, die niet worden gedekt door de waarde van haar vastgoed.”
Daarnaast staat in de brief van minister voor Wonen en Rijksdienst van 4 februari
2013 aan de Tweede Kamer over Stadgenoot, de moedermaatschappij van
NV Stadsgoed, het volgende: “Uit het continuîiteitsonderzoek van het CFV is gebleken
dat de voorgenomen activiteiten de financiële positie tot en met het vijfde
prognosejaar in gevaar kunnen brengen. De financiële marges van Stadgenoot zijn
gering en de leningportefeuille en de projectposities zijn relatief groot. Mede gelet op
het bovenstaande en in het licht van de monitoringafspraken heeft het CFV
Stadgenoot verzocht de inhoud van de periodieke voortgangsrapportage te
verbreden. Op basis van de continuïteitsbeoordeling zal het CFV het verscherpt
toezicht bij Stadgenoot voortzetten.”
Indien de berichten in het artikel over schuldenpositie van NV Stadsgoed juist zijn, is
het niet ondenkbaar dat de gemeente Amsterdam, die grote leningen heeft uitstaan
bij NV Stadsgoed, financieel risico loopt. Daarnaast is NV Stadsgoed een belangrijke
partner in het Coalitieproject 1012 en zou de financiële situatie van Stadsgoed
gevolgen kunnen hebben voor de voortgang van het project.
Gezien het vorenstaande hebben vragenstelsters op 11 maart 2013, beiden namens
de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de
raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 29 augustus 2013 Schriftelijke vragen, maandag 11 maart 2013
1. Heeft het college kennisgenomen van het artikel in Het Parool van 9 maart 2013?
Antwoord:
Ja.
2. Watis het oordeel van het college ten aanzien van de berichten over de zorgelijke
financiële situatie van NV Stadsgoed?
Antwoord:
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft er afstemming tussen project 1012,
de afdeling Treasury van DMC, ACAM en Stadsgoed plaatsgevonden, alsmede
een check op de door Het Parool gepubliceerde cijfers in vergelijking met door
Stadsgoed geleverde cijfers. Het college kan op basis van deze afstemming en
check niet anders constateren dan dat er geen sprake is van een zorgelijke
financiële situatie bij de NV Stadsgoed. Uit het goedgekeurde jaarverslag blijkt dat
de eigen vermogen positie op 31 december 2012 bedraagt € 54 min en
de solvabiliteit 35% tegen 33% in 2011. Een lichte verbetering derhalve.
3. Wat is het effect van het verscherpt toezicht van het Centraal Fonds
Volkshuisvesting (CFV) op Stadsgenoot voor NV Stadsgoed, de activiteiten van
NV Stadsgoed in het Coalitieproject 1012 en voor de gemeente Amsterdam
gegeven de leningen die uitstaan bij NV Stadsgoed?
Antwoord:
Het effect voor de NV Stadsgoed en de activiteiten van de NV Stadsgoed is dat
Stadgenoot bij verscherpt toezicht meer en frequenter moet rapporteren en
investeringen, waaronder Stadsgoed aankopen, ter goedkeuring moet voorleggen
aan het CFV.
De uitstaande leningen van de gemeente worden zeer kritisch beschouwd en
gevolgd. Zeker in een tijd van crisis volgt de gemeente de prestaties van de
“schuldenaars” en hun rente- en aflossingsgedrag nauwgezet. Ook wordt voor
zekerheden gezorgd als het onverhoopt mis zou gaan. De betalingen van
aflossingen en rente van Stadsgoed op de leningen die verstrekt zijn, hebben tot
op heden geen aanleiding gegeven voor extra maatregelen.
4. In het artikel wordt de waarderingsmethodiek van het onroerend goed van
NV Stadsgoed ter discussie gesteld. Wat is de waarderingsmethodiek die
toegepast zou moeten worden?
Antwoord:
Stadsgoed is een actieve vastgoedonderneming (aankopen, herontwikkelen)
zodat “marktwaarde in verhuurde staat’ de waarderingsmethode is die wordt
toegepast. Dit is conform Richtlijn 213 van de Raad voor de Jaarverslaglegging.
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam
Neeing des Gemeenteblad R
Datum 23 augustus 2013 Schriftelijke vragen, maandag 11 maart 2013
5. Watis de werkelijke boekwaarde van het vastgoed van NV Stadsgoed volgens
een op dit moment door de banken geaccepteerde waarderingsmethode?
Graag ook deze methode toevoegen.
Antwoord:
De gedeponeerde cijfers zijn gebaseerd op een taxatie door beëdigd makelaars
met toepassing van het hierboven beschreven uitgangspunt voor de waardering.
Omdat Stadsgoed, net zoals Stadgenoot gebruik gaat maken van een nieuwe
taxatiemethode en de accountant de taxatie wilde toetsen aan de hand van deze
nieuwe methode, waren de gedeponeerde jaarcijfers nog niet goedgekeurd.
Nu de waardering volgens dit Taxatie Management Systeem (TMS) bekend is
voor 2011 en 2012, gaat deze gebruikt worden. Beide taxatievarianten worden
door banken geaccepteerd.
Inmiddels liggen er twee jaarrekeningen (2011 en 2012) met een goedkeurend
accountantsoordeel zonder een voorbehoud. Geconsolideerd is de boekwaarde
per 31-12-2012 nu € 142 min en het aandeel eigen vermogen is € 54 min, dat
geeft dus voldoende dekking voor de schulden positie.
6. Klopt de berichtgeving in het Parool dat de dochteronderneming van
NV Stadsgoed, Stadsgoed Monumenten BV, haar schuld bij NV Stadsgoed niet
kan terugbetalen? Wat betekent dit voor financiële positie en continuïteit van
NV Stadsgoed?
Antwoord:
Stadsgoed is 100% eigenaar van Stadsgoed Monumenten en heeft deze
dochteronderneming volledig gefinancierd met eigen vermogen. Er is geen lening
tussen Stadsgoed en Stadsgoed Monumenten. De balans en resultaten van
Stadsgoed Monumenten wordt volledig geconsolideerd in de geconsolideerde
balans en resultaten van Stadsgoed. Stadsgoed heeft rekening gehouden met het
feit dat het bezit van haar dochter onvoldoende is om de schulden te dekken en
heeft een voorziening voor het hele bedrag (€ 8,2 miljoen) getroffen. Dat is in de
gedeponeerde cijfers opgenomen maar Het Parool verkoos het niet in het verhaal
op te nemen. Tevens heeft de Monumenten BV bezit: een grote onroerend goed
portefeuille als zekerheid. Dit is door Het Parool buiten beschouwing gelaten.
7. Wat is de consequentie van de huidige financiële situatie van NV Stadsgoed voor
het Coalitieproject 1012? Voor een NV Wallen, 1012 Inc. of soortgelijk vehikel of
ontwikkelingsmaatschappij en beheersmodel?
Antwoord:
Op basis van het goedgekeurde jaarverslag 2011 kunnen wij het volgende
zeggen: er is geen belemmering voor het oprichting van 1012Inc, mits er andere
participanten worden toegevoegd. Dit laatst is ook in lijn met de wens van de
Gemeenteraad.
3
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 29 augustus 2013 Schriftelijke vragen, maandag 11 maart 2013
8. In het artikel staat dat de totstandkoming van een NV Wallen, 1012 Inc. of
soortgelijk vehikel of ontwikkelingsmaatschappij en beheersmodel een stille dood
lijkt te sterven. Komt dit overeen met het beeld van het college? Kan het college
dit toelichten?
Antwoord:
Nee, er wordt volop gewerkt aan de oprichting van een 1012Inc. Deze
bestuursperiode wordt een voorstel gedaan aan de Gemeenteraad over de
oprichting van 1012lInc.
9. Hoe groot schat het college het risico in dat NV Stadsgoed bezwijkt en is het
college hierover met NV Stadsgoed in gesprek of in gesprek geweest? Zijn er,
voor zover het college weet, andere partijen in gesprek of in gesprek geweest met
NV Stadsgoed om delen van de portefeuille over te nemen of NV Stadsgoed te
helpen? Wat is de status van deze gesprekken op dit moment?
Antwoord:
Het is niet aan ons om over dergelijke risico's uitspraken te doen.
Voor zover wij weten zijn er geen gesprekken, zie ook het antwoord op vraag 2.
10. Wat is het financiële risico voor de gemeente bij het failliet gaan van
NV Stadsgoed? Is dit een extra risico of is hier in de berekening van
het weerstandsvermogen al rekening mee gehouden?
Antwoord:
De betalingen van aflossingen en rente van Stadsgoed op de leningen die
verstrekt zijn, hebben tot op heden geen aanleiding gegeven voor extra
maatregelen. Er is daarom hiervoor geen extra risico opgenomen in het
weerstandsvermogen.
Ter dekking van het financiële risico bij faillissement van Stadsgoed heeft de
gemeente als zekerheid voor de leningen recht van eerste hypotheek op de
onderliggende panden alsmede een kapitaal-instandhoudingverklaring van de
aandeelhouder van Stadsgoed te weten Standsgenoot.
11. Heeft de gemeente Amsterdam meerdere leningen uitstaan bij organisaties waar
de waarde van het vastgoed een risico vormt voor de continuïteit en, zo ja, tegen
welke waarde en waar?
Antwoord:
De gemeente heeft leningen verstrekt aan bedrijven waar vastgoed van belang is
voor het bedrijfsmodel. De betalingen van aflossingen en rente op de leningen die
verstrekt zijn aan deze bedrijven, hebben tot op heden geen aanleiding gegeven
voor extra maatregelen. De gemeente had ultimo 2011 via DWZS € 167 miljoen
aan leningen aan woningcorporaties verstrekt.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 6 november 2023
Portefeuille(s) Grond en Ontwikkeling
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig
Behandeld door Grond & Ontwikkeling ([email protected])
Onderwerp Investeringsnota Dichtersbuurt
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over het volgende. Tijdens de commissievergadering
Ruimtelijke Ordening & Grondzaken van 31 oktober heb ik u toegezegd om een aantal vragen die
in de commissie zijn gesteld bij de behandeling van de concept-investeringsnota Dichtersbuurt
schriftelijk te beantwoorden. Ik ga ervan uit dat ik met onderstaande beantwoording deze
toezegging heb afgedaan.
1. Aantal parkeerplaatsen
In de commissie is gevraagd om een nadere toelichting op het aantal te realiseren parkeerplaatsen
in relatie tot het gemeentelijk parkeerbeleid.
e Conform het gemeentelijk parkeerbeleid worden bewoners van de nieuwbouw
uitgesloten van de mogelijkheid om een parkeervergunning aan te vragen om op straat te
parkeren, met uitzondering van terugkeerders die nu ook al over een
ontheffing/vergunning beschikken.
e De corporatie dient voor de nieuwe bewoners van de nieuwbouw op eigen terrein
parkeerplaatsen te realiseren. Voor de vrije sectorwoningen dient de corporatie minimaal
0,3/0,6 (afhankelijk van de woninggrootte) parkeerplaatsen per woning te realiseren met
een maximum van 1,0 parkeerplaats per woning. Voor sociale huur en middenhuur geldt
geen minimumeis, maar wel een maximum van 1,0 parkeerplaats per woning.
e Eigen Haard realiseert circa 210 parkeerplaatsen op eigen terrein. Ongeveer 118
plaatsen zijn conform de gemeentelijke normen bedoeld voor de ca. 212 vrije
sectorwoningen. De overige g2zijn bedoeld voor de 638 sociale huur en
middensegmentwoningen. Omgerekend is dit een norm van ongeveer 0,14
parkeerplaatsen per woning en dus passend binnen het gemeentelijk beleid. Eigen Haard
vindt het belangrijk om ook voor sociale huurders en voor de huurders in het
middensegment een aantal parkeerplaatsen aan te bieden en op die manier uitsluiting en
vervoersarmoede te voorkomen.
e Op straat komen in de nieuwe situatie alleen parkeerplaatsen voor bezoekers (norm: o,1
parkeerplaats per woning) en voor terugkeerders die nu ook al over een parkeerontheffing
beschikken. Daarnaast moet er een aantal parkeerplaatsen worden gemaakt voor de
bewoners in de woningen die buiten de vernieuwing vallen (Slaverhoffstraat). In totaal
komen er ca. 178 parkeerplaatsen op straat. Dit is een aanzienlijke vermindering ten
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 6 november 2023
Pagina 2 van 3
opzichte van de huidige situatie (nu ca. 300 parkeerplaatsen op straat), waardoor er
ruimte komt om de straten met meer bomen en groen in te richten.
e De belangrijkste bezuiniging op de kosten voor parkeren is bereikt doordat de corporatie
conform het gemeentelijk parkeerbeleid voor eigen rekening parkeerplaatsen op eigen
terrein dient te realiseren. Verdere besparingen zijn dan ook niet mogelijk.
2. Financiën
De grondexploitatie Dichtersbuurt sluit met een tekort. Gezien de stand van het vereveningsfonds
is in de commissie gevraagd of alles is gedaan om dit tekort zo klein mogelijk te krijgen.
e _Hettekort in de grondexploitatie wordt veroorzaakt door het feit dat de Dichtersbuurt
binnen de regels van het Aanvullend Convenant Erfpacht (ACE) valt. Hierdoor zijn de
grondopbrengsten per woning beperkt.
e Inde planvorming is gezocht naar een maximale verdichting met behoud van voldoende
woonkwaliteit en met respect voor de omgeving. Het aantal woningen wordt verdubbeld,
maar in woonoppervlakte is sprake van een verdrievoudiging. Hiermee is de maximale
verdichting bereikt die binnen dit gebied mogelijk is. Als gevolg van de ACE-afspraken
leidt het toevoegen van extra woningen ook niet (sociale huur) of nauwelijks (middenhuur
en vrije sector) tot extra grondopbrengsten.
e Inde grondexploitatie is vanwege boekhoudkundige regels nog geen rekening gehouden
met een door het Rijk toegekende subsidie van € 1,7 min euro.
e Daarnaast moet om de verdichting te kunnen realiseren een warmtetransportleiding
worden verlegd tussen de Burgemeester Van de Pollstraat en Slotermeerlaan. De kosten
hiervoor zijn opgenomen in de grondexploitatie Dichtersbuurt maar zijn deels ten
behoeve van de vernieuwing van de Couperusbuurt, waarvoor later een investeringsnota
aan u zal worden voorgelegd.
e De inrichting van de openbare ruimte is sober en doelmatig gehouden.
3. Watercompensatie.
De vernieuwing van de Dichtersbuurt leidt tot een toename in verharding. Deze toename in
verharding moet voor 10% worden gecompenseerd door de aanleg van extra wateroppervlakte.
Deze compensatie is reeds in 2012 gerealiseerd met de aanleg van de Sloterparkbadsingel. In de
commissie is gevraagd of er nog wel genoeg compensatieruimte aanwezig is en of de compensatie
niet ter plaatse van de Dichtersbuurt zou moeten plaats vinden.
e De Sloterparkbadsingel is in 2012 aangelegd als onderdeel van het project Noorderhof
Zuid en met het expliciete doel om compensatie te bieden voor komende
vernieuwingsprojecten in Geuzenveld-Slotermeer en Slotervaart. De Sloterparkbadsingel
heeft een oppervlakte van 6.682 ma.
e Tot nutoe is voor ongeveer 1.800 m2 compensatieruimte gebruikt voor uitgevoerde en
toegezegde projecten. Dit betekent dat er nog ongeveer 4.800 m2 compensatieruimte
beschikbaar is voor Dichtersbuurt en komende vernieuwingsprojecten.
e Uitgangspunt bij de compensatie is dat deze dient plaats te vinden binnen hetzelfde
watersysteem. De gebieden in Slotermeer en Slotervaart vallen binnen het watersysteem
van de Sloterplas en kunnen daardoor gebruik maken van de Sloterparkbadsingel.
e _Ditstaat verder los van het feit dat er in de Dichtersbuurt extra maatregelen genomen
worden om wateroverlast in het gebied te voorkomen. Straten worden vergroend, de
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 6 november 2023
Pagina 3 van 3
nieuwbouw moet voldoen aan de gemeentelijke Hemelwaterverordening en waar nodig
zal ophoging van het gebied plaats vinden.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1377
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 2 november 2016
Ingekomen in brede commissie Begroting
Te behandelen op 9/10 november 2016
Onderwerp
Motie van het lid Van Soest inzake de Begroting 2017 (openingstijden toeristische
trekpleisters verruimen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Constaterende dat:
— lange rijen bij toeristische trekpleisters, zoals musea, worden veroorzaakt doordat
openingstijden veelal alleen overdags (meestal tot 17.00 uur) gelden;
— dit leidt tot enorm drukke piekmomenten.
Overwegende dat:
— gespreid bezoek / vertrek zal leiden tot meer rust op straat.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— in overleg met de toeristische trekpleisters te onderzoeken of - en waar —
de openingstijden verruimd kunnen worden;
— de raad over de uitkomsten te informeren.
Het lid van de gemeenteraad
W. van Soest
4
| Motie | 1 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 8 juli 2021
Ingekomen onder nummer 511 accent
Status Ingetrokken en vervangen door 511 dubbelaccent
Onderwerp Motie van de leden Nadif, De Jager, Biemond, Bakker, Taimounti, Kilig,
Kuiper, Veldhuyzen en Martens inzake organiseer rondetafelgesprekken
met de Amsterdamse Markten
Onderwerp
Organiseer rondetafelgesprekken met de Amsterdamse markten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2021,
Constaterende dat:
-__ Verschillende marktondernemers hebben aangegeven dat de relatie tussen gemeente en
markt verslechterd is;
-__ Het betrekken van diverse groepen marktondernemers bij het beleid dat voor markten
wordt ontwikkeld, bijdraagt aan de kwaliteit dat beleid;
- Dat daarbij de relatie tussen marktondernemers en raad cruciaal is.
Verzoekt het presidium en het college van burgemeester en wethouders:
— _Rondetafelgesprekken te organiseren voor marktondernemers om de behoeften aan en
ideeën rondom beleid rondom markten te inventariseren;
— _ Hierbij zoveel mogelijk vertegenwoordigers van de ondernemers, het marktbureau en de raad
uit te nodigen;
— De uitkomsten van deze gesprekken mee te nemen in het beleid over markten in Amsterdam.
Indieners
L.Nadif (Groenlinks)
Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken en
Pagina 2 van 2
D. De Jager (D66)
H.J. Biemond (PvdA)
T. Bakker (SP)
M. Taimounti (NIDA)
A. Kilig (DENK)
T. Kuiper (CU)
J. Veldhuyzen (Bla)
C. Martens (VVD)
| Motie | 2 | train |
Monitor Fiets 2019
Meerjarenplan Fiets 2017 - 2022
E 2017 _ 2018 2019 2020 2021 2022
Comfortabel doorfietsen Nulmeting eee eee
2019
Percentage fietspad waarvan 22% 43% or erekende
minimale breedte 2,5 meter is e . schakels in voorbereiding
2017/2018
2019
Rapportcijfer
kwaliteit fietsnetwerk Aantal KIM's
2017/2018
caf. 2017 _ 2018 2019 2020 2021 2022
Gemakkelijk fietsparkeren Nulmeting eee eee
145%
Parkeerdruk hotspots e 129% 2019
> Aantal gerealiseerde eg
Parkeerdruk OV-locaties 92% 99% fietsparkeerplekken
inpandig 2017/2018
Bezettingsgraad hotspots 84% 78%
959 Pp ° . totaal: 24.722
Bezettingsgraad OV-locaties 78% 83%
hd ° 2019
Aantal gerealiseerde
Rapportcijfer vb] fietsparkeerplekken
kwaliteit fietsparkeren EJ op maaiveld 2017/2018
a E 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Het nieuwe fietsen Nulmeting ES
Aandeel fietsverplaat- 35% 2019
singen in Nieuw-West, ’ Aantal pilots Om
. e
Noord en Zuidoost 30% 2017/2018
. se 2017 _ 2018 2019 2020 2021 2022
Overige criteria Nulmeting OO OO
Aantal fietsen in Amsterdam 904.203 (2017)
Aandeel fietsverplaatsingen 57% 58%
in overige gebieden ° i iets-
Gemiddeld aantal fiets 795.978 (2018)
verplaatsingen per dag
TPE AS BA SER Ei
READ MEDAN OREN n NAE
SR ep En AR Ei KE S Mi An NN Pp
SEE EP Se DA, VA 1 OE ARA ”
NJ Ar EEL NE RP ” MAK xr zi 8 POLEN EN CD A De Ae ED Heide d
AS ANR G\ Ev PRA Er = ee A EN bid hat EN nn ee Rf 2 IR Glad rd ern WT
X A DN rn aL DE Er ne Eee A le ien 4 gen TA EPE TAI os,
Kr Be eN en Dg ran BOE We 2 ats Ee 5 vd
er PERREN | nen. NN: ad
PA ' AE a RAK EA 20 bn 7 CC Hr Eman Ka ads mjs EE
PAF TR „4, : A iT Ak. Re cir a 114 De le Nd aeg PO
KS en N A TA RN Bld Wi: GEAN A tenen 0 Id STD eld 6 e â
op En.) rt ef VEN TG Dl Te Eni B NL
KA nd 7 „te EE EEEN Pd REEL td nr ) Ln EEL
ge Sig Ô de an VA il dk ke EN TE EN (Pm EN
4 olde AAA TNB ke EERE
VEND AE TEVENS me LE UNE NE
RE ij et
WR
RRS BS
Bed
Me BIEN k
BRS NS mdm,
\ RE el
Ke 0 u
Ne a
_ T: äl
ll
(rf FE Ke
Nn DS Dr -
, A end ei en Wi) in nt hf en Î
de IND erm
Bied EN Eri hl BT Ni Eden 1 bes we Il SIE De : ï rn, ,
& rn AOR he Rn Me I | [ EEE — = Pee ne 0 .
$ Lj: Rt ki Ed Le RS 1 | BE ie í LS en d
In 4 / L | hi E nn Ee a — gm en ij ' in bk Z 4 if | naaf BA p
NOAR IIR ain adt een Ee IE MRE EE | DEAF F
eedt METEN INP RN WAS irl mii NN
45 De) 8 de ar Ln Li or EPI 8 oe EE t | 5
en" wf AT MEN En iN AN ORD (cal Lat ÁEl pn AA WE - Ae û
eld Rc ENA TE Ae ere E : AR Aulis Ie NBE n E pd, Í
aa BE Dn AEN pe | e Ea d Cn 8 En A | ie a SEN P EE Da SIA "Kr iP
EE VE ii sar ee en ed = ADRS Re ru Tool Lel RES Alden omme <8 A
HE Ik h B / \ ns RA Se Ol \ ne in É wf Ke ln) B à ES 1 eb AN LE 4 4 Ì _R N78 on | Dn gem ri k fi HI Ki RE
Ji oe ‚NS NC Pr zo N Ol en Er ee? a ANR Tan AE ee eer | Ki ELLE
MT Dad On NP Und mann a a IN WAE Een == DN, NT eh Ef N dn (RN EEE RSL KELE
Bi NDR, or Boy, nn NS IN A re 4 en rade on pe Vatan RORE) ns ER HN EEE
PN AE eh liked : SAN RAN een ute U md St LAN KN == NE EIN ELN WIE
EEA RE NEE Pd AAN SH NN en El en CERA Ee VE dE; HIN ETEN
enn Le At b D0 GAN EN el ddie scab Se En 8 ES OEE
eN ae DE TE EE. EMR | nnn 1, GEDE lll Nr Ee Ne Í edn
Benne. ER U Vn lzeen WH Dd wia
NEL de SS ERA ne p= mm dt WE z tT DE RAN ENNE
te Ade A EA CANE Bel Are — a AIN EN IEA Ahh oen ; rt ee Rd pe U KEEN g
Al EK ej NRR EN We Bd Wagt an Ks \ SAN rd add ' Tae TER ER TR RAE WEL Kes NE ee
Ket ad PE EA Le eli mn | Ee en
Ce A es z DA P 8 RI Rid. EE sep Di NUR UE SN 3 k Ee Te TS Ed ee NS DS
À ki re EEF Ee Dt NEE Ee Te \ En 4 ERE oee Ann Ais
EE EAD PEP NE Ms REST erk zi Ne ' ES ki \ e= ED Vegt nd Re de, en, î
Rh B EP Hr Meet EE nd es / Í AN ret Ned
4 4 EE bij IDE RL Ek “4 VE EEN Eze ha za on ! nt ENE Se En
dn ie, res Gerd A 4 ;® INU er ents Rha TP! Ae # k Ee) AV Te
AA Te PS WAE nT zE Ee Ge NER ae - A EE
\ Vinden SEEN EL A 0e REN EEE IEEE Bi jei ed RT its: e Sn : 8 AN
Ô De, aj eds ASSE NE ES ON Ma De el le ee NOME nnn
à 4 EP Kn lr NE sE ER \gr 5 zi
bf | | ain AEN rf VE Te (LE enke Te \ | TE
…% on en | En KE Ns - ER Oo ee En \ IE en
be a! Ke da $ Dn RE pt Al CES 1E OER, OE: Eed \
e) UD ijn eN Be daer ne an ie SEN reien en cher pe NE 4 { i
5 ilt bet 8 dr nd TRR, RE EL eht ( |P LAN :
Ti ig TA EN |
Ee ; E RE: Er as ì he mts NESS , … / pn As ard ik Ne
he 5 Ph leed Fo ENE RE ERR AT HR AS
Eet le begr zes zr e et es eN a 0 is
AN in De 4 dre it A « cat, Ì DE) 4 rts PN en 4 ) ak
de _ Pa dede hk Mi Pi ú ke Fe ge 5 Re he wt 7 Saa) Ke SL, Ra Tk Ár Re Pa '
hae Ed d lr pe, à } ss k| dat 5 < . 4 A „
deer Ie nd de EEE AE nr Bp Bg ed WC,
N NEP k ad 05 GK / ’ pl se, EE 4 Ta ER ei Aa À Kk en Ps Pe en VAE ' Ee. es
h “ iN 4 # E% e n d & es ded dmaitf B E rr Bod hs Bi pn Á ijk Ò Dd A à Ve a 4
rj hj 8 \ fj s-S K ee p je ee id * Be P Eel k { ER Eni NK en nf De . N Kk” ed ho
hd Da kn N > Wirt ee Ee ZR PPZ d = 5 h Ès' hen n tem f Nen, , dahe py ! rd ERD
hab dn vt eg PA EN ae a SS RPA VEE iet Sa AP ERS or ie
r 8 ON „& be Pbs bern Ar A k. ' ES Leet EE nd > nn, % aen v, MA Hen
Vind N B p ek, Bars & # eden Pate & KA pe Ma A nT es en em Ey d cdi,’ f E …
s = Mi e” e has 3 Ee We Bn en as k » € A ‘ Re Arn pe } Î ek 4
@ 4 at 8 Ri - En. 8 Ts en a Me A Ne EK Wee
hb .& e Ee e) pn ef 5 4 eeen he. AF: ed de
P WE st Md ti
5 ans hade a E Tk ie '
ee
Inleiding In 2018 is het Programma Fiets van aantal fietsritten per dag, aantal
start gegaan met de uitvoering fietsen in Amsterdam en aandeel
van de maatregelen uit dit nieuwe fietsverplaatsingen ten opzichte van
10 november 2017 heeft de 9 . P 9 p
meerjarenplan. Voor uligt de tweede auto en OV.
Amsterdamse gemeenteraad het . . en:
. Monitor Fiets, waarmee we jaarlijks
Meerjarenplan Fiets 2017 — 2022
. de voortgang op zowel de doelen als nrd
vastgesteld. Dit plan kent drie … hdi ads Zn em
.. , . , op belangrijke maatregelen van het mn
pijlers: ‘Comfortabel doorfietsen’, orogramma rapporteren Rr gf Ì a
.. 8 . EMR ee
‘Gemakkelijk fietsparkeren’ en ‘Het eN (iiet gn
nieuwe fietsen’ (gedrag, kennisdelen … … PEELING Li BPA
en innovatie) Allereerst zijn per pijler ee wt Ee ee
I V I « « ai _ Eh, Le TE TEN NAE
hoofddoelstellingen vastgesteld Eer EEN RÓ zhe
in het Meerjarenplan Fiets. Deze | Wes ei ee
Ï Ï ij E Kk dn de
worden in de monitor per pijler tn a En
ek der ri n EN 5 Am - dS BE
genoemd. ee Je MA Ot nn
Comfortabel doorfietsen : : RE Re adh '
De maatregelen uit het meerjarenplan | 8 5 DR 5
.. . . . EN 1e A r &} 00 | Ae MED NNS
zijn volop in uitvoering. Maatregelen AE) rr nn
: jn ik d in MEN) me
die voor een belangrijk deel het E Gt RW 2 Oz
i hun nut al bewezen hebben, en BTR a ik KI Oor
voor een ander deel bijdragen aan ee ROO
andere doelen dan die vastgesteld wd | a A Ne
met het meerjarenplan. We ze ed KW EN O4 Ye vk
Gemakkelijk fietsparkeren monitoren daarom niet alleen op de JE WM U EE
, . A Kk haa Ni Def f B,
doelindicatoren, maar ook op een 4 lean EN bl AR rd EK Ov
® © aantal belangrijke outputindicatoren oden SRS AS
. e zi Uk Ee à 5 À ” A iS ed U
zoals de hoeveelheid gerealiseerde i) So IE PE
fietsparkeerplekken en het zo 8 ee ‚ De En
aantal heringerichte kruispunten a is er
A \e,
ten behoeve van een betere Zed Ô ann
Het nieuwe fietsen doorstroming van fietsers. Ly EL Î ne
We monitoren ook een drietal oe :
contextindicatoren: gemiddeld A 7
Mr. Visserplein
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) INLEIDING 2
%
%
%
Dataverzameling we afhankelijk van derden voor het Comfort en Aantrekkelijkheid. Deze
verzamelen van data. En maakt een vragenlijst is op 19 locaties uitsluitend
Er wordt steeds meer data aanpassing van de manier waarop face-to-face (dus niet gecombineerd
verzameld over fietsgebruik in anderen data verzamelen het ineens met online) afgenomen, omdat
Nederland en in Amsterdam. Toch lastig om de vergelijkbaarheid van de beleving het beste kan worden
is de beschikbare informatie nog indicatoren door de jaren heen te gemeten op het moment dat
relatief beperkt en wordt er minder waarborgen. En soms biedt het iemand iets net ervaren heeft. Het
. . . verzamelen van data een uitgelezen ‘Fietstevredenheidscijfer’ waarop dan
systematisch fietsdata verzameld in mogelijkheid de Amsterdammer wordt gestuurd is het rapportcijfer
vergelijking met bijvoorvee d data actief te betrekken bij het thema fiets. dat men geeft aan de zojuist
over autogebru Ome groeiende afgelegde fietsrit. Van de resultaten
te kunnen leiden onde fiets in een . . Is getoetst dat deze, in leder geval
drukker wordende stad te kunnen Nieuwe manier van meten voor de doelen van dit programma,
blijven faciliteren zijn deze data Fietstevredenheid te vergelijken zijn met die van de
. … eerdere manier van fietstevredenheid
Stee meer noeg. We on daarom In de Monitor Fiets 2018 was het onderzoeken. Dit is grotendeels
À5 hot eaelen an de we nog volgende opgenomen: “Op dit het geval. Bij de toelichting
niet hebben als het systematisch moment wordt onderzocht of de van de indicatoren zal hier per
í ordenen en bijhouden van wat huidige vragenlijst en manier van onderdeel (algemene tevredenheid,
. . Ra afnemen het best aansluit bij het rapportcijfers infra én parkeren) op
Koerden edt huidige Meerjarenplan Fiets. Indien worden ingegaan.
maar ook cijfers over fietsintensiteit nodig wordt deze aangepast, _
waarbij wel de vergelijkbaarheid
en parkeergedrag. met de cijfers van 2015 en 2017 Wisselende methoden onderzoek
Ook voor deze monitor is een gewaarborgd moet blijven.” derden
Ne . ‚ In 2019 is samen met onderzoekers
Juiste en consistente manier van en fietsdeskundigen een nieuwe Voor een deel van de onderzoeken
data verzamelen belangrijk. Soms vragenlijst ontwikkeld om beter te die we gebruiken voor deze monitor,
besluiten we daarom zelf de data op kunnen sturen op fietstevredenheid. zoals de Amsterdamse Thermometer
een andere manier te verzamelen, Hierin zijn bijvoorbeeld de van de Bereikbaarheid, maken we
omeat we 20 nformatie verkrijgen belangrijkste aspecten van de fietsrit gebruik van het landelijke onderzoek
Proorammis Fiets Some ook Me et opgenomen die de tevredenheid naar mobiliteit. Wij gebruiken
’ bepalen: Veiligheid, Snelheid, Gemak, daarvoor de gegevens die betrekking
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) INLEIDING 3
%
%
%
hebben op Amsterdam. De praktijk het begrip ‘verplaatsingen’. Deze niet alles in de hand. Neem als
is dat de onderzoeksmethodiek term gebruiken wij om het aandeel voorbeeld het fietsparkeeronderzoek.
regelmatig wisselt. In grote lijnen fiets t.o.v. andere vervoerssoorten We voeren het elk jaar op dezelfde
zullen de uitkomsten in lijn met uit te drukken. Tot 2017 betrof het wijze uit, in dezelfde periode.
elkaar liggen. Maar op individuele hier een registratie exclusief de Het aantal fietsenrekken is niet
indicatoren kan de uitslag net wat vakantieverplaatsingen. Sinds 2018 weersafhankelijk. Het aantal fietsers
anders liggen dan we op basis van de zitten deze er wel in. We proberen wel. Het weer beïnvloedt het aantal
oude methodiek zouden verwachten. _ in zo’n geval wel terug te rekenen fietsen op straat. De mate waarin
Het zijn niet zozeer de individuele naar de methode die werd gebruikt weten we echter niet. Alleen de
getallen die iets duiden, maar de toen de doelen van het programma fietsparkeercapaciteit is voor beide
trend. Stijgt iets of daalt iets? Een worden vastgesteld. Tot nu lukt dat. jaren eenduidig te bepalen. Ook
voorbeeld van veranderingen die Ook voor onderzoeken die we zelf hier geldt: de trend is het meest
zijn doorgevoerd is de definitie van uitvoeren hebben we overigens belangrijk.
REE SER REC IZINI
n | ek À Ben a, RE Kar oft Werd d
| eN a A an
i AN RE: mmm ke Eb ohne i Ai hal 1
ee P& Ceintuurbaan A Sl
zemen nn n ta En RE OS
Ee EEE _ en EN SA AS
P& Ferdinand nn OS
©! dinand Bolstraat an Sen
ej NZA Onee |
Fietsers worden nu op de drukke Ferdinand Bolstraat verwezen naar de nabijgelegen fietsenstallingen waar nog Fietsenrekken op de Bilderdijkstraat zorgen voor een
parkeerplekken zijn geordend straatbeeld
PING if you carel via een ‘pingknop’ aan hun stuur de de gefietste route op. Van 22 maart
locaties waar ze een ingewikkelde, tot 19 april hebben ruim 700 fietsers
. . onhandige, of juist goed lopende op deze manier feedback gegeven.
Fietsen in Amsterdam wordt door ge, of JUIST 9 p p . ’ geg
. . verkeerssituatie tegenkomen. Na De resultaten, in het kort:
fietsers gemiddeld beoordeeld met . f ‚
. het fietsen brengen deelnemers via e Uitgedeelde knoppen: 986
een ruime voldoende. Maar wat .
og een app die gekoppeld is aan de e Deelnemers met ten minste 1
kan er beter en waar zijn fietsers . rr, . Nn
. . pingknop hun ‘pings’ onder in een ping: 701
blij mee? In 2019 hebben we in on on .
. . van de 8 hoofdcategorieën, variërend © Totaal aantal pings: 43.737,
samenwerking met de Fietsersbond ne .
. van een positieve of negatieve waarvan er 30.825 in een
het onderzoeksproject PING . . nen
. . _ ervaring met de infrastructuur, categorie zijn geplaatst
if you care! uitgevoerd. Hierbij . et . . …
reaistreren fietsers tidens hun rit snelheid, luchtkwaliteit of gedrag van © Totaal gefietste kilometers terwijl
i i i un ri .
9 J medefietsers. Bovendien slaat de app tracker aan stond: 90.289
Ping if Amsterd
— Deelnemers — Geslacht —- Leeftijd — Type fiets — Hoe vaak fiets je? 4
. 18,3%
Í Meermaals per week
7 01 485% 40% 52% 84,5 % 8% 2% 5,5% 4 n dn
es . 48,5 on 27% 20% sadatee e-bike . bakfiets oearge agelijks
ft Hah BES: À Aat S
En
iaer one eel
2x 28,349 pings . . 3.017 pings
® aarde rond On onee
23e, SS Efe
N 7 ’ % ei Ê À Rl gote
TAPES ne EE Ts
„Â Ns hof enn
/ K ps \ \ MKS es, Sy ran
Ni 1 (Ae 21% De vende ee II, ii N-
Tt 1 14% loans Y Pi e %,
1 1! Nieuw-West 9.711 pings 2 bh
IN 1 en ze Í al he
IN Jr S B 8 5 5
o „ © ZS 528 me
Sed a 6291vo
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) INLEIDING 5
%
%
%
Categorieën met de meeste pings: 1. VRl-aanpak, minder wachten bij 3. Gedrag
het verkeerslicht
1. Oncomfortabel fietsen, met slecht Er is gekeken welke gedragsitems
wegdek als belangrijkste issue. Op plekken waar vaak gepingd (zoals geen voorrang gekregen,
2. Verlies van snelheid, met als is op vertraging door lange tegen de richting in fietsen en
belangrijkste issue ‘obstructie wachttijden zijn de regelingen van verkeersdeelnemer die door
door een medeweggebruiker’. de verkeerslichten geanalyseerd rood gaat) vaak gepingd zijn
en waar mogelijk anders afgesteld. op specifieke locaties. Fietsers
De opgehaalde data zijn Komende tijd analyseren we nog pingden veel op tegen de
geanalyseerd en gepresenteerd meer kruisingen om te kijken of richting in fietsen, vooral op
tijdens een afsluitende bijeenkomst we daar ook verbeteringen voor plekken waar ze lastig kunnen
voor de deelnemende fietsers en fietsers kunnen realiseren. oversteken. Op verschillende
geïnteresseerde Amsterdammers. locaties zijn de gepingde
Daarnaast zijn de data openbaar 2. Infrastructuur, comfortabel gedragingen al meegenomen in
beschikbaar gemaakt in de online doorfietsen het nieuwe ontwerp, o.a. bij de
tool Cycleprint. Weteringschans — Museumbrug
À5 Op een aantal locaties waar veel en Prins Hendrikkade —
Binnen de gemeente worden de data gepingd is op slecht of gevaarlijk Schippersgracht.
í van PING if you carel (tracking data wegdek worden aanpassingen
en ping data) gebruikt om locaties uitgevoerd binnen herinrichting
te identificeren waar verbeteringen of onderhoud, o.a. Meer en
kunnen worden gerealiseerd, om Vaart, Plantage Middenlaan en
(nieuw) beleid te ondersteunen Weesperzijde. Tevens is door
of werkzaamheden te prioriteren. Stadswerken in 2019 al klein
Op een aantal plekken in de stad onderhoud uitgevoerd op diverse
is opvolging gegeven of wordt op locaties.
korte termijn opvolging gegeven op
gepingde zaken:
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) INLEIDING 6
%
%
%
k: En verder? De komende tijd wordt onderzocht
| of we de meetmethode op
PING if you care! is bedoeld om andere manieren kunnen inzetten.
N meer inzicht te krijgen in de beleving Bijvoorbeeld specifiek om de
af en routekeuze van de fietsers, om effectiviteit van maatregelen en
K\ ideeën of plannen te toetsen en te projecten te meten. Ook het opzetten
N onderbouwen of werkzaamheden te van een breder panel met fietsers
A prioriteren. Het is geen meldingsapp uit verschillende doelgroepen om
KR A ter vervanging of in aanvulling op periodiek gerichte vragen bij neer te
ha bestaande manieren van melden leggen kan een mogelijkheid zijn. We
NS van overlastgevende zaken in de blijven ook actief zoeken naar zaken
openbare ruimte (zoals het centrale en projecten waar de PING if you
„ ns meldingssysteem SIA). PING if carel! data toepasbaar kunnen zijn.
a you carel geeft hiervoor ook niet Najaar 2020 wordt geëvalueerd hoe
rd voldoende specifieke informatie, de informatie gebruikt is en wat dit
/ et zoals een zeer accurate locatie en heeft opgeleverd.
À5 | p ler AN een heldere omschrijving van het
N P gesignaleerde gebrek.
í eN NS er k ke
: Wel zijn, na een diepgaandere
ve! EE > analyse van de data, de uitkomsten
g A, binnen de gemeente gedeeld
a” met stadsdelen en verschillende
l A E directies, zoals binnen de afdelingen
p dû verantwoordelijk voor onderhoud van
‘ VA de openbare ruimte. Het Programma
se Fiets zal de komende tijd binnen de
Ô gemeente blijven faciliteren bij het
ag gebruik van de opbrengsten van de
Î pilot.
De TA. Elisabeth Gressl)
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) INLEIDING 7
%
%
%
Behaalde resultaten 2019 = Start plannen fietsvriendelijker maken 7E TT
route Mr. Visserplein — Nieuwmarkt — IJ Re | re
. . » Uitvoering verschillende pilots bij Eens : ee man
Uitvoering van de maatregelen uit het omleidingen (o.a. ‘roze borden’), á ars en
Meerjarenplan Fiets ligt op koers. In bewonersparkeren in stallingen pent A ns TE = Fr | |
2019 zijn onder andere de volgende (Beursplein), fietsstimulering mn Meene ke
resultaten behaald: scholieren, en pilots t.b.v. nieuw Mr be 1 Bear Il /4
Amsterdams fietsenrek OR Eer mag
= Uitvoering PING if you care! = Oplossingen/aanpassingen ul ne DEN
= Opening stallingen Noord, Amstel fietsparkeren Dam en Damrak eN | En B B or 4 dake he
oostzijde, Reguliers beursplein samen met omwonenden A Ze a n AE ek
= Start planfase stalling Amstel westzijde en winkeliers ais LL: ENE nin
= Start verbouwing stalling Zuidplein = Diverse lokale campagnes hotspots EO
» Uitbreiding fietsparkeerplaatsen op 6 fietsparkeren (o.a. Dam, Damrak, De Ee. IJ -
locaties in Nieuw-West Hallen en De Pijp) A Ie 4 | |
« In Zuid, West, Oost en Centrum zijn » Realisatie scooterparkeerplekken ne gn ga ge
diverse fietsparkeervoorzieningen Beursstraat E | 5 EE É EE in IE A
À5 gerealiseerd, soms ook op voormalige __ * Inzet mindervalide- en scootermatten | ne se
autoparkeerplaatsen en flexibele » Verbeterde verwijzing fietsparkeren —n nd
. plekken met afwisseling laden/lossen op meerdere locaties (o.a. De Hallen, ____- bí Bn
l en fietsparkeren Beursplein, Rode Loper) d.m.v. o.a. ==] je ameff NR
= Definitief ontwerp Eerste Constantijn straatprints en diaprojecties die het ON er ON En
Huygenstraat gericht op toekomstige ‘waarom’ van juist parkeren uitleggen mh 4 ANNES LS
2e fiets/OV-ring = Inzet tijdelijke groene pionnen om in ek u 5 RED Se ij ns
= Update/upgrade basisinformatie drukke gebieden (o.a. Rode Loper, De eN en nn ne is: | Ns
fysieke fietsinfra Pijp) stoepen vrij te houden ee
= Start uitwerking groennet = ADE promotiecampagne parkeren in pe
s Kruising Rozengracht — Marnixstraat stallingen En nn HN een
le deel fietsvriendelijker en = Aanpak Verkeerslichten gestart: 14 ER
verkeersveiliger inrichting kruisingen geanalyseerd, 6 kruisingen en en
= Kruising Haarlemmerweg — Admiraal regeling aangepast t.b.v. doorstroming en B es
de Ruijterweg fietsvriendelijker fiets, 4 volgen later Een
ingericht = Aanpassing en uitvoering ‘nieuw’ B EE
= Aanpassing Overtoomsesluis t.b.v. fietstevredenheidsonderzoek Oe ae
doorstroming fietsers = Fietsstimuleringsproject Caland pe et Ee he
Lyceum Nieuw-West Aanpassing Overtoomsesluis _
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) INLEIDING 8
%
%
%
@ Comfortabel doorfietsen Doelindicatoren
Comfortabel doorfietsen betekent
dat fietsers hun bestemming bereiken Doelstellingen Indicatoren Nulmeting 2019 | _Doelstel-
. . MJP Fiets 2017 - 2022 ling (2025)
via royale, directe, snelle, egale en
herkenbare routes. Comfortabel Percentage fietspad 34% 43% 50%
doorfietsen waarvan minimale (2016)
breedte 2,5 meter is
(plusnet fiets, binnen
> ring A10 en ten
zuiden van het IJ)
Tevredenheid fietsers Rapportcijfer 6,7 6,7 7
over de kwaliteit van kwaliteit (2017)
A “ het fietsnetwerk fietsnetwerk
Outputindicatoren
|
Indicatoren Nulmeting | __2017 t/m
1 2019
\ Ontbrekende schakels 5 20
5 AC De
dp 0 ij
4
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) COMFORTABEL DOORFIETSEN 9
%
%
%
A Percentage fietspad Op dit moment bestaat 43% van vervanging van de tegels op de
waarvan minimale breedte jet plusnet fiets uit routes met een fietsroute langs de Strawinskylaan
> . reedte van minimaal 2,5 meter. door rood asfalt en verschillende
2,9 meter is delen van de OV-fiets Binnenring,
Waar in 2018 nog flink wat zoals een tweerichtingsfietspad op
Het plusnet fiets zoals opgenomen herinrichtingen gereed zijn gekomen het Marnixplein en de optimalisatie
in het beleidskader verkeersnetten waarbij het fietspad is verbreed van het kruispunt Marnixstraat —
heeft een lengte van 124 km. Bepaald naar 2,5 meter, was dit in 2019 veel Elandsgracht.
is welk deel daarvan zoveel breder minder het geval. Wel lopen er nog
is geworden, dat het voldoet aan een aantal herinrichtingen, zoals Gewerkt wordt aan een geografisch
de minimale breedtes in de leidraad rond de OV-fiets Binnenring, die de informatiesysteem, waarop van
CVC. Ook tweerichtingsfietspaden, komende jaren worden afgerond. Het alle routes de breedte, materiaal
fietsstraten en fietsstroken zijn percentage fietspad op het plusnet en de kwaliteit van het wegdek te
meegenomen. Herinrichtingen die fiets dat de beoogde breedte zal vinden is. Dat geldt ook voor de
wel tot een optimalisatie van het hebben gaat de komende jaren dus fietsstroken op het plusnet fiets,
EN plusnet fiets hebben geleid, maar zeker nog verder toenemen. waarvan de breedte tot nu toe niet
die niet aan de minimale breedte geïnventariseerd is. Aan de hand
voldoen, zijn niet meegenomen in de Met name binnen de ring is deze van dit informatiesysteem kan meer
berekening. breedte niet overal haalbaar. Op en eenvoudiger informatie over het
veel locaties worden echter wel plusnet worden gegenereerd. We
In 2019 is 1.472 meter van het verbeteringen aangebracht en hopen hierdoor volgend jaar ook
1 plusnet binnen de ring en onder het plusnetroutes geoptimaliseerd, uitgebreider te kunnen rapporteren
IJ verbeterd en voldoet nu aan de zoals de aanleg van een vrijliggend over andere optimalisaties van het
kwaliteitseisen van het plusnet. fietspad langs de Amstelveenseweg, netwerk.
Verbeterd routedeel in 2019 Van Naar Lengte (m)
1. Hobbemakade Roelof Hartstraat Van Hillighaertstraat 280
2. Rooseveltlaan Rooseveltlaan Waalstraat 80
3. Marnixstraat Lauriersgracht Looiersgracht 112
4. Weteringschans Oost (fietststraat) Frederiksplein Weteringcircuit 200
5. Eilandenboulevard Scheepvaartmuseum Czaar Peterstraat 800
1.472
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) COMFORTABEL DOORFIETSEN 10
%
%
%
© Rapportcijfer kwaliteit Nieuwe cijfers m.b.t. het fietsnetwerk
A fietsnetwerk in Amsterdam
Het rapportcijfer kwaliteit
fietsnetwerk meet de tevredenheid Vragen 2019 2021
van fietsers over de kwaliteit van het Hoe tevreden bent u over de fietspaden/fietsroutes in 67
fietsnetwerk. Amsterdam? /
Zoals aangegeven zijn we vanaf Deze fietsroute maakt op mij een verzorgde indruk |
2019 op een andere manier _
de tevredenheid van fietsers Ik vind deze fietsroute aantrekkelijk 6,5
gaan meten (zie pagina 3 en 4). Ik kan tijdens deze rit goed doorfietsen e
Hierbij is wel gezorgd dat deze (weinig oponthoud door verkeerslichten, kruisingen, etc.) /
r lindicatoren van het
Narerlan Eire oveel mogelijk Ik ervaar het wegdek op deze fietsrit als egaal
€ aans uiten bij de eerdere manier van Ik kan tijdens deze fietsrit makkelijk mijn weg vinden
In het ni d k d Tijdens mijn rit kan ik makkelijk fietsers inhalen als ik dat wil
n het nieuwe onderzoek wer
4 respondenten ke jun rit gevraagd Ik ervaar op deze fietsrit weinig hinder van andere weggebruikers
oe tevreden bent u over !
de fietspaden/fietsroutes in Ik ervaar op deze fietsrit weinig hinder van obstakels (drempels,
Amsterdam?” In 2017 was het paaltjes, etc.)
rapportcijfer voor ce gorie en, het Ik vind het plezierig om deze route te fietsen
ietsnetwerk een 6,7. Gelijk aan het
cijfer dat respondenten gemiddeld
gaven in 2019, Het streefcijfer voor
2025 blijft daarom ook vastgesteld op
een 7. ® © „
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) COMFORTABEL DOORFIETSEN u
%
%
%
AC De Aantal ontbrekende
7 schakels Gerealiseerde ontbrekende schakels in 2019
_ 1. _ Fietsverbinding noordzijde Erasmusgracht
Ontbrekende schakels zijn gewenste 2. _ Overtoomsesluis (oostzijde)
nieuwe fietsverbindingen binnen het 3. Zuidelijke oversteek Rooseveltlaan
Amsterdamse fietsnetwerk.
Ten tijde van het opstellen
van het Meerjarenplan Fiets is Ontbrekende schakels die zijn gestart of binnenkort starten
een inventarisatie gedaan van
‘ontbrekende schakels’ in de 1. _ Doorsteek Aakstraat — Bongerd (Kadoelerbreek)
stad. Zeker de grotere nieuwe 2. _ Verbeteren positie fiets bij Overtoomsesluis (Surinamestraat)
verbindingen worden meegenomen 3. Verlagen kruising Buikslotermeerplein
. . . . 4. _ Fietsroute rotonde Buiksloterdijk
in gebiedsontwikkeling of als apart 5 Fi
ê ; . ietspad tussen Schippersgracht — Kattenburgerplein
fr A project uitgevoerd. Een van de 6. _ Verbinding Klaprozenweg tot aan de Buiksloterdijk — Metaalbewerkersweg
maatregelen uit het Meerjarenplan 7. _ Oversteek Parnassusweg
Fiets is het realiseren van 20 ‘kleinere’ (was Oversteek Buitenveldertselaan, maar is gewijzigd van straatnaam)
, ontbrekende schakels tot € 500.000. 8. Oversteekplaats emplacement Zeeburgereiland
| 9. _ Dijksgracht Oost
. 10. Oversteek Spaarndammerdijk ter hoogte van Art Hotel
Een tweetal schakels die in de 11. Kortsluiting route Gaasperplasbad (zuidkant Gaasperplas) en Gein — Driemond ten
1 monitor 2018 nog in de lijst zuiden van het pompstation waterleiding (nieuw)
‘ontbrekende schakels die zijn gestart 12. Fietsroute door het Vliegenbos (nieuw)
of binnenkort starten’ stonden zijn OO
2 vervallen. Er zijn 2 nieuwe schakels
. Afgevallen:
voor in de plaats gekomen.
1. Route Brediusbadterrein — Zaanstraat
3 Reden: beperking scope project en besluitvorming bestemmingsplan; hierdoor is
deze schakel niet meer te realiseren in de huidige programmaperiode.
2. Verlenging van der Madeweg — A2, verlegging fietsroutes
4 Reden: Door discussie over afwaardering A2 is het zeer onzeker of de realisatie van
deze schakel kan doorgaan.
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) COMFORTABEL DOORFIETSEN 12
Aantal KIM’s
Gerealiseerde KIM's in 2019
We verbeteren doorstroming, 1. Admiraal de Ruijterweg — Haarlemmerweg
veiligheid en comfort voor 2. Rozengracht - Marnixstraat (deels: zuidzijde, resterende deel in 2020) (zie foto's)
fietsers op ten minste tien drukke
kruispunten. Dit doen we met een
methode gebaseerd op Kleine KIM'’s in voorbereiding richting uitvoering
(vaak innovatieve) Infrastructurele
M , 1. Rozengracht — Marnixstraat (resterende deel)
aatregelen (KIM's) en ontwerp 2 T
. “ . . Tweede Hugo de Grootstraat — Nassaukade
op basis van werkelijk gebruik 3. Carolina MacGillavrylaan — Molukkenstraat
door fietsers. Bijvoorbeeld door
andere belijning, meer opstelruimte,
aanpassing of zelfs verwijdering KIM’s in onderzoek
van de verkeerslichten etc. De _
werkzaamheden lopen vaak op 1. Amsteldijk — Vrijheidslaan — Berlagebrug
£ zin afhankeliik d 2. Ceintuurbaan — Amsteldijk
cv) met, or zijn arhanke ij van, andere 3. Waterlooplein — Mr. Visserplein
ingrepen aan het kruispunt, wat de 4. _C. van Eesterenlaan — Fred Petterbaan
opgave complex maakt.
In 2019 is één kruispunt geheel Ee EE [ES
rr . ES __—— nee 5
4 aangepakt en één kruispunt deels GR
. Ee en jp pre, Ee
(Rozengracht — Marnixstraat). es Bis 5 ee mf ele dn se
nn e: He af dd Ú zele Ln Te Et Zar BEERS
TN str « TER
… on INN en On Rs bad OEREN ‚
In 2019 zijn de voorbereidingen ih EA je ES el Li EELS med
. . Bk la Ta ISe de me el ER mn Fide ME Eeen NE zl
gestart voor nog twee kruisingen die B Sn eee tt it den ANG: EN
in 2020 worden uitgevoerd: Tweede B Nee ONIN re DHS Fn \ &
NN À mn al A a \ =
Hugo de Grootstraat — Nassaukade An en AN nes Sne ee
en de Carolina MacGillavrylaan — r: SEN rd GN dae En mn :
Molukkenstraat. en de bn ee sm en ks
De voor- en nasituatie van de kruising Rozengracht — Marnixstraat (zuidzijde). In de nieuwe situatie is het makkelijker
om af te slaan. Het zebrapad is verschoven naar ‘onder’, zodat overstekende voetgangers niet worden gehinderd door
fietsers die voor het verkeerslicht wachten.
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) COMFORTABEL DOORFIETSEN 13
%
%
%
@) Gemakkelijk fietsparkeren _Doelindicatoren
Gemakkelijk fietsparkeren Doelstellingen Indicatoren Nulmeting 2019 Doelstel-
betekent dat de Amsterdamse MJP Fiets 2017 - 2022 ling 2025
fietser snel een vrije parkeerplek Toegankelijke openbare | Parkeerdruk 145% 129% 125%
vindt nabij zijn bestemming, en ruimte hotspots (2016)
dat er voldoende ruimte is en blijft
voor voetgangers. Bij de aanpak Voldoende beschikbare | Bezettingsgraad 84% 78% 85%
van het fietsparkeren besteden Y % fietsparkeer- hotspots (2016)
we ook aandacht aan geparkeerde voorzieningen
- fi .
brom- en snorfietsen Tevredenheid fietsers Rapportcijfer 6,0 6,7 7,0
©) over de kwaliteit van de | fietsparkeren (2017)
fietsparkeer-
 « voorzieningen
© Outputindicatoren
I Indicatoren Nulmeting 2019 | Streefgetal
(2016)
4 A Parkeerdruk OV-locaties 100% 125%
9 ND Bezettingsgraad OV-locaties 85% 83% 85%
"DD
DNS Percentage fietsen buiten de voorziening 43% 40% 32%
3 ZP hotspots (2018)
A5) | Percentage fietsen buiten de voorziening 16% 17%
V-l i
4 CP OV-locaties
Aantal gerealiseerde 24.722 | 30.000 tot
ÁN) fietsparkeervoorzieningen (2017-2019) 40.000
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 14
%
%
%
Parkeerdruk bij hotspots Ten opzichte van 2018 is het aantal
Se . geparkeerde fietsen op maaiveld in Parkeerdruk hotspots
en OV-locaties de hotspots met 7% gedaald. De p
totale capaciteit op de hotspots is in 2018 * 145%
De parkeerdruk is het aantal dezelfde periode met 4% gestegen 2019 129% V
geparkeerde fietsen ten opzichte naar ruim 38.000 plaatsen. In
van het aantal beschikbare combinatie met de maatregelen die
fietsparkeervoorzieningen in een zijn getroffen om de parkeerdruk naar
afgebakend gebied. het gewenste maximale niveau te Parkeerdruk OV-locaties
brengen, leidt dit tot een daling van
In het Meerjarenplan Fiets is het de parkeerdruk op knelpunten met 16 2018 * 92%
doel vastgesteld te komen tot een procentpunt ten opzichte van 2018. 2019 99% À
parkeerdruk op de hotspots van Deze bedraagt nu 129%.
125%.
Eén van de highlights van de « On
& Vanaf de monitor van het jaar 2018 knelpuntenaanpak is het gebied voortaan de noot uee re van de
is ervoor gekozen de parkeerdruk Beursplein en Dam (onderdeel van Noord/Zuidlijn
te berekenen door het totaal aantal de Rode Loper), waar het straatbeeld
fietsen op alle hotspots samen drastisch is veranderd. De stalling
te delen door het totaal aantal onder het Beursplein, maar ook de
voorzieningen op de hotspots. De heldere communicatie over de regels
nulmeting voor de parkeerdruk (2016) en de beschikbare voorzieningen
is vervolgens ook op deze wijze en inzet van coaches dragen hier in Op een aantal hotspots
berekend; hetzelfde geldt voor 2019. grote mate aan bij. Door de beperkte (Utrechtsestraat, Nieuwmarkt,
2 openbare ruimte is het realiseren van Nieuwendijk en parallelle straten,
Belangrijk verschil met 2018 is het extra plekken op het maaiveld een Gerard Douplein e.o.) is de
operationeel worden van de Noord/ uitdaging. Inzet van communicatie parkeerdruk in percentage sterk
Zuidlijn. Dit heeft gevolgen gehad gericht op de gedragsverandering afgenomen. Tegelijkertijd blijft deze
voor modaliteitskeuze in reizen (‘omgevingsbewust parkeren’) lijkt hier nog steeds ruim hoger dan
tussen weerszijden van het IJ en effect te hebben. Ook de Damstraat het streefpercentage van 125%.
verklaart mogelijk de afname van het en Roetersstraat kennen hierdoor Doorlopende analyse -en waar
aantal fietsen op de hotspots en de een flinke daling van buiten de mogelijk extra aanpassingen- blijft op
toename op de OV-locaties. voorzieningen geparkeerde fietsen. deze plekken dus belangrijk.
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 15
%
%
%
Ook in de in het Meerjarenplan Fiets
genoemde woonbuurten neemt het % Gemeente Amsterdam 9
parkeerdrukpercentage gemiddeld af. me Oee
Hier is deze gedaald van 144% naar . ;
129%. Ook Kien is sprake van een Zoek de verschillen! s De nieuwe mn
toename van de capaciteit (+8% ten fietsenstalling & onder het Beursplein is
opzichte van 2018) en een daling van een plaatje. Maar van dit plaatje van de naast
het aantal fietsen met 3%. De extra gelegen Dam worden we pas echt blij! &
en efficiëntere inzet van handhaving
speelt hierin een belangrijke rol. #before #after #Dam
a 1700 fietsparkeerplaatsen
In de in het Meerjarenplan Fiets vÁ Eerste 24 uur gratis
genoemde stadsstraten neemt de KF
parkeerdruk af met minder grote EEL EREN
sprongen (van 140% naar 134%). | E |
De (openbare) ruimte voor fysieke Ke: Ì :
Co aanpassingen is hier vaak beperkter, EA, 5 bal Kens , RE
en on-the-spot communicatie- zun LAN, Ar EE Se inn JA em
uitingen vanwege het karakter van de | os I Ml: Weem enk bi ie at Ei ien
openbare ruimte minder effectief. $ hen ee Sik: : Mein
Locatiegeschikte maatregelen en elf EEN) md A ee
creatieve oplossingen moeten _) NEA On
worden gezocht om ook hier de Ze eN AN
2 parkeerdruk te kunnen verlagen. Zo is AM EPN
er op diverse locaties dubbelgebruik 05:34 - 2 aug. 2019
van openbare ruimte (laden/lossen
en fietsparkeren) gerealiseerd, is de 18 retweets 79 vind-ik-leuks
pop-up parkeervoorziening op de
Albert Cuyp uitgebreid ter hoogte Met de Beurspleinstalling en de inzet van coaches is de Dam beter toegankelijk geworden
van de Eerste Sweelinckstraat en
draagt het programma Autoluw bij
aan de mogelijkheid om extra fiets-
parkeervoorzieningen te realiseren.
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 16
%
%
%
Áb Bezettingsgraad bij óók. Daarom wordt vooralsnog het dh
n : ercentage van 85% gehandhaafd Bezettingsgraad hotspots
hotspots en OV-locaties p 9 °9 959 p
Op de OV-locaties is de 2018 * 84% V
De bezettingsgraad is het bezettingsgraad juist gestegen tot 2019 78%
percentage van de aanwezige 83%. Ook hierbij blijft het streven
fietsparkeervoorzieningen dat 85%. Samen met de daling van het
ebruikt wordt. i ieni . .
g aantal buiten de voorzieningen Bezettingsgraad OV-locaties
geplaatste fietsen (parkeerdruk)
In het Meerjarenplan Fiets is het lijkt dit er op te duiden dat bij 2018 78e
doel vastgesteld te komen tot een de OV-locaties althans, vooral de 2019 83% Á
bezettingsgraad op de hotspots van voorzieningen beter/vaker worden
85% (dus: per 100 voorzieningen zijn gevonden. Ook hier speelt de
er 15 lege plekken). combinatie van goede communicatie _ *De telling in 2018 heeft plaatsgevonden
en efficiënter handhaven zeker een voorafgaand aan de ingebruikname van de
Vanaf de monitor van het jaar 2018 is rol. Noord/Zuidlijn
co) ervoor gekozen de bezettingsgraad
te berekenen door het totaal aantal
fietsen in de voorzieningen op alle
hotspots samen te delen door het zi
Pp ‚de Es
totaal aantal voorzieningen op de en
hotspots. Met dezelfde wijze van WEER
berekening komt de bezettingsgraad a E Hie a
op hotspots in 2019 uit op 78%. en Mr a EE
op: NAE AN EE EN IE Ee HEEE:
Er is hier dus op de hotspots Is A7: a EENS zzlk AS, es OD VAN A PEI EREA Ali md Eet
ALOE ON NAD OV ON NAAN kare
sprake van een daling van de TAA IM Nen EU IN DD EE le Nete AD pmen a BEE Á
bezettingsgraad. Een (nog) lagere a he ei en en age BE.
bezettingsgraad is iet per se Pe NN
lovenswaardig: meer ruimte in de / NA En ET fl SN LN Fr HJ. CS RAN ER" EE
rekken is één van de doelen van het EMIF VSN TS
MJP, echter: minder fietsen buiten EELS EE
A hed Le Nin ir
de rekken (een lagere parkeerdruk) Eea Oelen GE LAA
Fietsenstalling CS IJ-zijde
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 17
%
%
%
NS Percentage fietsen buiten Op het Gerard Douplein Verdere toelichting bijhouden percentage
CP de voorziening jenpen autoluwe maatregelen ‚ uiten de voorziening:
ubbelgebruik en diverse “on
“ ee ans 1. Bezettingsgraad en parkeerdruk
a: . the spot” communicatie-uitingen zijn beiden gerelateerd aan de
Omdat de gekozen indicatoren in het hieraan bijgedragen. Ook rondom parkeercapaciteit. Bij het ontbreken van
Meerjarenplan Fiets iets zeggen over de aanwijsgebieden Ferdinand parkeercapaciteit, ontbreekt dus ook
het gebruik van voorzieningen en Bolstraat en De Hallen is de “on informatie over het fietsparkeren in het
aantal fietsen hierbuiten geparkeerde the spot”communicatie met het gebied. Met % buiten voorziening kunnen
ten opzichte van het aantal gewenste fietsparkeergedrag goed we in ieder geval duiden of er in het
voorzieningen, zegt dit niet veel over _ zichtbaar. gebied wel of geen fietsen staan.
het gebruik ten opzichte van het
aantal fietsen. Terwijl dit wel iets zegt hae
over de mate ddelde % fietsen buiten de parkeerdruk van maximaal 125% en
| | voorzIenI en: een bezettingsgraad van 85%. Bij een
parkeert. We meten daarom ook het voorziening op hotspots capaciteit van joo plekken, is het dus
percentage fietsen dat buiten de 5 acceptabel dat er 125 fietsen geparkeerd
voorzieningen staat geparkeerd (% Sor oe WV -3% staan, waarvan er (125 - 85=) 40 buiten de
buiten voorziening). Uitgaande van o voorziening staan. Dit is (40/125=) 32% van
een parkeerdruk van maximaal 125% het totaal. Daarmee kunnen we zeggen dat
. als er in een gebied minder dan 32% van
en een bezettingsgraad van 85%, de fietsen buiten de parkeervoorziening
achten wij een percentage van 32% % fietsen buiten de staat, dat dat binnen de vigerende norm is.
buiten voorziening acceptabel. voorziening op OV-locaties Met andere woorden, we hebben een extra
indicator om de effecten van het beleid te
Op ongeveer een derde van de in 2018 16% kunnen beoordelen. Tevens wordt minder
2 het MJP benoemde hotspots in de 2019 17% Á +1% gewicht gehangen aan de bezettingsgraad.
openbare ruimte ligt het percentage Immers: is een bezettingsgraad van 95%
‚ . „MT een aanwijzing voor een probleem?
van fietsen buiten voorziening onder
deze 32%. De grootste afname
van het percentage fietsen buiten
voorziening is te zien op de locaties
Gerard Douplein e.o, Ferdinand
Bolstraat en De Hallen.
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 18
%
%
%
Rapportcijfer fietsparkeren Rapportcijfers tevredenheid met
PKN fietsparkeervoorzieningen
Het rapportcijfer voor fietsparkeren
geeft de tevredenheid van fietsers
Ee EE
fietsparkeervoorzieningen.
Zoals aangegeven zijn we vanaf
de tevredenheid van fietsers parkeren ë
gaan meten (zie pagina 3 en 4).
voor de doelindicatoren van het
Meerisenplan Fiets zoveel mogejk | toeteredentervortetsenemnnsd (9) |
aansluiten bij de eerdere manier van
monitoren.
In de onderzoeken fietstevredenheid fietsparkeren in Amsterdam?”. Het De stijging t.o.v. de eerdere
2015 en 2017 was geen algemene gemiddelde op deze vraag is een meetmethode moet in ieder geval
vraag over het fietsparkeren 5,6. Beduidend lager dus. Echter, (deels) worden toegeschreven aan
opgenomen, maar was het cijfer ook werd de vraag gesteld: “Ik kan dit effect. Vooralsnog handhaven we
een gewogen gemiddelde van een hier (op mijn bestemming) mijn het streefcijfer op een 7 en zullen we
aantal vragen over de kwaliteit van fiets makkelijk parkeren”. Deze deze kanttekening ook opnemen in
2 fietsparkeren op verschillende locaties indicator verhoudt zich beter tot het toekomstige monitors.
(in de buurt, in winkelgebieden, bij gemiddelde cijfer voor een viertal
treinstations, en bij metrostations). locatiesoorten, zoals eerder werd
Het gemiddelde hiervan leidde tot gemeten. Belangrijk ander verschil
een rapportcijfer van 6,0 in 2017. is dat nu 100% van de antwoorden
face-to-face is gegeven op de locatie
In de nieuwe monitor is wel de van bestemming. Het is een bekend °
algemene vraag opgenomen: gegeven in belevingsonderzoek 4 $
“Hoe tevreden bent u over het dat dit leidt tot een hoger cijfer. A A Nie Sr
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 19
%
%
%
Aantal gerealiseerde fietsparkeerplekken ten behoeve Aantal L ei
Q NS) : van trein- en metrostations en anta! gereaunseerde
fietsparkeerplekken voorzieningen bijgeplaatst als fietsparkeerplekken
uitkomst van de knelpuntenaanpak op maaiveld in 2019
Het aantal fietsparkeerplekken van het Programma Fiets.
dat is gerealiseerd binnen het Direct door programma 3.763
programma, is uitgesplitst naar Aantal gerealiseerde 1. Centrum 190
fietsparkeerplekken in gebouwen en fi k lekk 2. Zuid 3.133
fietsparkeerplekken in de openbare tietspar eerprekken 3. West 440
ruimte (maaiveld). Dit is tevens inpandig in 2019 …
. . Door bijdrage van
informatie om de Scores van de 1. Noord (metro) 1.300 programma aan stadsdelen 1.093
drie andere indicatoren bij de pijler 2_Amstel oostziid 3336
ne . : jae :
‘Gemakkelijk fietsparkeren’ in hun 3. Reguliers 250 Totaal 4.856
context te zien.
Totaal 4.886
Om een indicatie te geven
van het aantal gerealiseerde oe 8
fietsparkeerplekken worden deze a ei DNR De we
cijfers vanaf de start van het huidige | K_ as: NS | |
programma Fiets (1 januari 2018) ed | IS s TE ) 5 |
bijgehouden. EE Rie 4 ral Se df
EN MNS 5 nd KS ! DA ol 1 ä 7 Zé ld
Tijdens de programmaperiode È | Bte NS Pe JE Vd
2018 - 2022 wordt de realisatie van 8 P & eb, Oaks: AWB SE /
2 30.000 tot 40.000 extra plaatsen IN tense SEPA PS Q
voorzien. Zowel in stallingen als in en | al de r s MLT BREN en
de openbare ruimte bij o.a. stations oe Er: NR
Amsterdam CS, Amstel, Lelylaan en Si! dee er
Zuid, op Leidseplein en mogelijk 4 | Heg ZE
Rembrandtplein. Je ki D
1 4
De plekken in de openbare DP ______& mee Ed
ruimte betreffen zowel extra 8 : den ee EEEN ae
Tijdens de feestelijke opening van fietsenstalling Noord, onder Noord/Zuidlijn station Noord (eindhalte)
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) GEMAKKELIJK FIETSPARKEREN 20
%
%
%
8 Het nieuwe fietsen Doelindicatoren
Als wereldfietsstad heeft Doorn oe Namen 20191 Doelstell
… . . MJP Fiets 2017 - 2022 2015 2025
houden. Wij hebben internationaal 5 (2015) (2025)
naam gemaakt als stad die voor Kiezen voor de fiets Aandeel fiets- 27% / 34% * 35% (2018) 35%
fietsers rode en groene lopers verplaatsingen
. % in Nieuw-West
uitlegt. Als we deze goede naam Noorden
willen houden, moeten we zorgen Zuidoost
dat fietsers zich op hun gemak Het nieuwe fietsen Fietstevreden- 7,0 6,9 7,5
blijven voelen. Doelstelling is een ® heidscijfer
fietstevredenheidscijfer van 7,5 Â “
onder fietsers in 2025.
* bijgesteld (zie toelichting op pagina 22)
4 ®
| ANA Outputindicatoren
eeen
E
4
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) HET NIEUWE FIETSEN 21
%
%
%
o% Aandeel Het aandeel fiets komt in 2018 worden gedaan. Ook voor deze cijfers
o ° : ‘ emiddeld uit op 35%. Met name de eldt dat vooral de trend belangrijk
fietsverplaatsingen in gemioded Ur OP 9975 9 voorn © an
. stijging in Zuidoost t.o.v. 2017 (van is, Volgend jaar zien we dus of deze
Nieuw-West, Noord en 25% naar 37%) is opvallend. Naar stijging zich heeft doorzet in 2019.
Zuidoost de reden moet nader onderzoek
In de stadsdelen Nieuw-West, Noord Modal split in 2017
en Zuidoost is het aandeel fiets in de
modal split niet zo hoog als in de rest Nieuw-West Noord Zuidoost Gemiddelde *
van de stad.
Deze cijfers zijn afkomstig uit de EA ee ee Dn oo Ee ee
Amsterdamse Thermometer van ll mfiets OV mauto
de Bereikbaarheid 2020. De laatste zen 18% 12% 20%
cijfers daarin betreffen 2018. s
In het Meerjarenplan Fiets is het
aandeel fietsverplaatsingen in de * Ter vergelijking, in de overige gebieden is de gemiddelde modal split
stadsdelen Nieuw-West, Noord 57% fiets, 22% OV en 20% auto (zie pagina 27).
en Zuidoost in 2015 (nulmeting)
vastgesteld op 27%. Dit klopt helaas
miet, Modal split in 2018
In de ATB van 2016, waarin de
er … Nieuw-West Noord Zuidoost Gemiddelde *
modal split cijfers van 2015 zijn
gerapporteerd, komt het gemiddelde
3 voor de drie stadsdelen op 34%. ge EE oe Ven EA Dn Doon Se te OV man
Tets auto
In 2017 was de gemiddelde modal
split fiets 30%. Deze daling heeft 24% 22% 33% 26%
plaatsgevonden voor het programma
startte. Het doel van 35% in 2025 is * Ter vergelijking, in de overige gebieden is de gemiddelde modal split
daarom gehandhaafd. 58% fiets, 23% OV en 19% auto (zie pagina 27).
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) HET NIEUWE FIETSEN 22
Fietstevredenheidscijfer Fietstevredenheidscijfer
Met het algemene ij
fietstevredenheidscijfer wordt fietsers 2015 2017 Ze,
gevraagd hun mening te geven over
. . . 1
alle aspecten van het fietsen. Hier Fietstevredenheidscijfer 7,0 7,0 69 1
. 1
komt dus ook de tevredenheid van
fietsers met het gedrag van andere
fietsers, en andere aspecten die met
de fietsvriendelijkheid van Amsterdam
te maken hebben, in terug.
Zoals aangegeven zijn we vanaf ‘Amsterdam als fietsstad’ een cijfer te Neen x
2019 op een nieuwe manier de geven. Ook dit kwam uit op een 6,9. ER A hk Zi
. . a . . NA DEN Zen
tevredenheid van fietsers gaan Dit is een lichte daling t.o.v. 2017. Ee Ad B ER
. vee .. A B Re A de PE. RE
meten. Hierbij is wel gezorgd dat We handhaven de cijfers van eerdere EE ee B
7 , , Dn nt ee
deze voor de doelindicatoren van het _ jaren en gaan door met de nieuwe Ta B On
| | i | lijk i RS A
Meerjarenplan Fiets zoveel mogelij vraagstelling. We houden het doel op _ ssgsg Ge
1 H 1 el EN ee NE et
aansluiten bij de eerdere manier van een 7,5. TE
DE
monitoren. B
In de eerdere fietsbelevingsmonitoren zl BE Ees A Ea
werd respondenten ter plekke 27 Rn et A|
. . 2 ( Û AK
en via een online panel gevraagd PES Ô IG
. . 4 or A 5 3 |
‘Amsterdam als fietsstad’ een cijfer te en RA [ k
geven. Vanaf 2019 wordt alleen face- BY | Eg
Ze | eh PE Ë
3 to-face onderzoek gedaan en wordt / A ) A
een rapportcijfer gevraagd over de SAE i:
zojuist afgelegde fietsrit. RS) Ë
aft . …. r e / jj a
Dit ‘fietstevredenheidscijfer’ komt in Ie je
2019 uit op een 6,9. Ter referentie : Ee DE
voor dit cijfer is ook nog gevraagd
Vrijliggend fietspad Spaarndammerdijk
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) HET NIEUWE FIETSEN 23
%
%
%
van’ Aantal pilots
-®- Pilots in 2019
7 Pilots worden gebruikt om
innovatieve ingrepen en maatregelen 1. _ PING if you care!
uit te proberen rondom inrichting 701 deelnemers, ruim 30.000 pings (zie pagina 5 en 6)
en gedrag, maar ook om Neuwe 2. Fietsstimulering Caland Lyceum
deelnemers op de fiets te krijgen. Fietsstimuleringsproject scholieren Nieuw-West
Hoewel pilots heel kwalitatief van
aard zijn, is er voor gekozen het 3. Pilot bewonersparkeren in stalling
aantal uitgevoerde pilots op te Beurspleinstalling t.b.v. fietsparkeerregime Rode Loper
nemen in de monitor. 4. Pilot groene strook, groene pionnen en communicatie
T.b.v. helderheid aanwijsgebied Rode Loper ter hoogte
Pilots zijn belangrijk voor de doelen Damrak, Dam en Beursplein
van het Programma Fiets. Deze
worden uitgevoerd onder alle drie de 5. Pilots fietsenrekken
pijlers. De hier opgedane kennis T.b.v. ontwerp prototype nieuw Amsterdams Fietsenrek
wordt verzameld, en gedeeld, binnen 6. _ Pilots bebording bij omleidingen
de pijler ‘Het nieuwe fietsen’. ‘Roze borden’ pilot Zuidas
In 2019 zijn negen pilots uitgevoerd. 7. Pilot straatmarkering bij werkzaamheden
De pilot met het anders afstellen van Uitgevoerd bij werkzaamheden Weteringschans
1 pronr
verkeerslichten leidt tot doorvoeren 8. Pilot aanvullende bebording bij werkzaamheden
van deze maatregel op 10 locaties. Uitgevoerd bij werkzaamheden Martelaarsgracht i.s.m.
2 Mogelijk volgen er meer. Ook het project De Entree
doven van verkeerslichten op enkele ‚ . .
locaties wordt verder onderzocht. 9. _ Pilot afstelling verkeerslichten
. : . O.b.v. de pilot zijn op zes locaties verkeerslichten anders
3 De vorig jaar aangekondigde pilot afgesteld en volgen in 2020 in ieder geval nog vier locaties
roodlichtnegatie wordt in 2020
uitgevoerd in samenwerking met het
4 programma Verkeersveiligheid.
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) HET NIEUWE FIETSEN 24
%
%
%
@ Overige criteria Contextindicatoren
Om tijdens de looptijd van het
huidige Programma Fiets ook Indicatoren Nulmeting (2017) 2018
de ontwikkeling van een aantal
belangrijke contextfactoren mee te Aantal fietsen in Amsterdam 904.203
nemen worden ook de volgende ÄhÂt
criteria gemonitord.
… . e Gemiddeld aantal 605.014 795.978
De cijfers komen uit de Amsterdamse fietsverplaatsingen per dag
Thermometer van de Bereikbaarheid
2020. De laatste cijfers daarin
betreffen 201 8. Veel cijfers uit deze Aandeel fietsverplaatsingen in 57% 58%
- … o overige gebieden
thermometer komen uit landelijke %) (Centrum, Zuid, Oost en West)
onderzoeken, uitgevoerd door het
CBS. Helaas is hier het afgelopen jaar
niet meer onderzocht hoeveel fietsen
er zijn. Op verzoek van Amsterdam
wordt dit het volgende onderzoek
wel weer meegenomen
Sododod
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) OVERIGE CRITERIA 25
%
%
%
® Gemiddeld aantal Aantal verplaatsingen Amsterdammers naar uur van de dag en
fietsverplaatsingen per modaliteit op een gemiddelde werkdag (2018)
dag
Het aantal fietsverplaatsingen in 240.000
Amsterdam op een gemiddelde
werkdag is een eenvoudig én krachtig oon
kencijfer.
In 2017 waren er 605.014 160.000
fietsverplaatsingen per dag. oa
120.000 — fiets
— OV
Aantal fietsverplaatsingen zo ooo
Ee per dag in 2018:
795.978 |
©
1
Cijfers uit Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid 2020 (bron: ODiN 2018)
2
3
4
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) OVERIGE CRITERIA 26
%
%
%
%) Aandeel Modal split in 2017
o . . .
fietsverplaatsingen in
overige gebieden Centrum Oost Zuid West Gemiddelde *
‚ . 16% a Pi
Het aandeel fietsverplaatsingen 25% A
in overige gebieden (Centrum, 24%
‚ ‚ ‚ 24% Be EA 54% 22% 57%
Oost, Zuid en West) is nuttig om 8 20% 20% he
de ontwikkeling binnen de overige
stadsdelen te monitoren, alsmede
als vergelijkingsmateriaal Len . * Ter vergelijking, in Nieuw-West, Noord en Zuidoost is de gemiddelde modal split
opzichte van de ontwikkelingen in de 30% fiets, 28% OV en 42% auto (zie pagina 22).
stadsdelen Nieuw-West, Noord en
Zuidoost. mfiets OV mauto
Ev In 2018 is het gemiddelde aandeel
fietsverplaatsingen in de stadsdelen
Centrum, Oost, Zuid en West (58%) Modal split in 2018
Í licht gestegen ten opzichte van
2017, toen dit aandeel nog 57% was. ‚ .
. es Centrum Oost Zuid West Gemiddelde *
Deze lichte stijging van het aandeel
1 fiets is te danken aan een stevige Ee
stijging in de stadsdelen Centrum a ae oe hi
5 en Oost (respectievelijk 9% en 7%) 20% De
en een (gelukkig minder stevige) pn 22% Dee 25% ze De 25 B
daling in de stadsdelen Zuid en West
3 (respectievelijk 2% en 4%).
* Ter vergelijking, in Nieuw-West, Noord en Zuidoost is de gemiddelde modal split
35% fiets, 26% OV en 39% auto (zie pagina 22).
4
mfiets OV mauto
MONITOR FIETS 2019 (MEERJARENPLAN FIETS 2017 - 2022) OVERIGE CRITERIA 27
| Onderzoeksrapport | 29 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 15 februari 2022
Portefeuille(s) Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Portefeuillehouder(s): Wethouder de Vries
Behandeld door Fjodor Molenaar ([email protected]) en Robert de Jong
([email protected])
Onderwerp Afdoening motie 734 van de leden Vink (D66) en Ernsting (GL)
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 11 november 2021 heeft uw raad bij de behandeling
van agendapunt 29 ‘Instemmen met het voorkeursbesluit Oostertoegang, Prins Hendrikkade Oost
en Kattenburgerstraat VN2021-014253’ motie 734 van de leden Vink (D66) en Ernsting (GL)
aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
e Bij iedere vervolgstap in de uitvoering van maatregel 15, zoals Voorlopig en Definitief
Ontwerp, zorg te dragen voor een uiterst zorgvuldig, volledig en tijdig participatie- en
besluitvormingsproces;
e Waar mogelijk varianten in het participatie-en besluitvormingsproces voor te leggen.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Prins Hendrikkade Oost en fietsroute IJ - Geldersekade
Aangezien de herinrichting van de Prins Hendrikkade Oost is uitgesteld tot na 2025 is de uitwerking
van de Nota van Uitgangspunten voorlopig stilgelegd. Zodra er zicht is op budget voor de
herinrichting zal de uitwerking naar een definitief ontwerp plaatsvinden. Er is nu nog sprake van
twee varianten, de ‘inspraak-variant’ en de 'NvU-variant’. Deze varianten verschillen van elkaar ten
aanzien van de hoeveelheid groen en bomen, wel of geen aparte busbaan en voetgangersruimte en
oversteekbaarheid. De buurt wordt te zijner tijd actief betrokken bij de keuze voor en uitwerking
van de voorkeursvariant.
Vooruitlopend op een definitieve herinrichting willen we met tijdelijke maatregelen de leefbaarheid
verbeteren. Op 25 januari 2022 is het projectteam tijdens een online buurtavond met de buurt in
gesprek gegaan over tijdelijke maatregelen om op korte termijn de leefbaarheid te verbeteren
middels het afzetten van een rijbaan richting de IJ-tunnel. Het verkeer zal hierdoor minder (te) hard
rijden en kan niet meer inhalen, waardoor de geluidsoverlast afneemt en de oversteekbaarheid
verbetert. Deze tijdelijke maatregel wordt ook aan de stadsdeelcommissie voorgelegd.
Daarnaast is tijdens deze avond het ontwerp voor de fietsroute IJ — Geldersekade gepresenteerd en
is de aanpak van de fietsroute Geldersekade — Nieuwmarkt toegelicht. Merendeel van de ruim 35
deelnemers bewoners waren tevreden over de tijdelijke maatregelen en gaven complimenten over
de reeds uitgevoerde versmalling bij de Kikkerbilsluis.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 15 februari 2022
Pagina 2 van 2
Kattenburgerstraat
In december 2021 en januari 2022 heeft het projectteam samen met de buurt een plan gemaakt om
te bepalen waar en hoe het groen in de straat kan worden verbeterd. Na een digitale
startbijeenkomst in december 2021 zijn er diverse wandelingen in de buurt, met kleine groepjes
bewoners, gemaakt. Hier is voor gekozen om ook de minder digitaal georiënteerde bewoners te
betrekken. Deze vorm van betrokkenheid werd zeer gewaardeerd en heeft ook tot meer
cohesie in de buurt geleid. Uit dit participatietraject zijn duidelijke wensen en locaties voor
meer en beter groen naar voren gekomen. Ook leeft onder de deelnemers een grote wens voor
zelfbeheerbakken. Hiervoor is ruimte in de groenstrook aan de oostkant van de
Kattenburgerstraat gereserveerd. Tijdens de digitale slotbijeenkomst op 27 januari 2022 is een
terugkoppeling gegeven van de opgehaalde (groen-) ideeën en het eindontwerp gepresenteerd,
welke positief werd ontvangen. In samenwerking met welzijnsorganisatie Dock, is de
slotbijeenkomst rechtstreeks uitgezonden in het buurthuis. De komende maanden blijft het
projectteam in contact met de buurt om het vervolgproces en uitvoering van de
werkzaamheden te bespreken.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Wij verwachten de uitvoerings- en budgetbesluiten voor zowel de Fietsroute IJ-Geldersekade als
Prins Hendrikkade Oost- tijdelijke maatregelen én Kattenburgerstraat vóór het zomerreces van
2022 vastte stellen.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Egbert J. de Vries
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam BWK
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken,
Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort,
x Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid
Gewijzigde Agenda, woensdag 18 mei 2011
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie,
Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Tijd 09.00 uur tot 17.00 uur
's Avonds vanaf 19.30 uur is de 2° expertmeeting Verzelfstandiging Haven
Amsterdam
Locatie De Boekmanzaal, Stadhuis
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie BWK
d.d. 13 april 2011
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieBWK@raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Gewijzigde Agenda, woensdag 18 mei 2011
7 Openstaande toezeggingen
, _Toezeggingenlijst/ termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail en in hardcopy een bijgewerkt exemplaar
8 Termijnagenda
, _Toezeggingenlijst/ termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail en in hardcopy een bijgewerkt exemplaar
9 Openstaande Schriftelijke vragen
e Deze lijst wordt de maandag voorafgaande aan de vergadering per mail toegestuurd
aan de raadsleden en contactpersonen.
10 Rondvraag - Tkn lijst
Grondzaken
11 Kennis nemen van het EindejaarsRAG 2010 en vaststellen beslispunten in het
kader van het EindejaarsRAG 2010 en het Vereveningsfonds Nr. BD2011-
002905
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2011).
12 Vaststellen bestuurlijke reactie op het rapport van de commissie Wijntjes inzake
het Vereveningsfonds. Nr. BD2011-003785
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2011).
13 Bestuursopdracht ‘Zelfbouw wordt een volwassen marktsegment op de
Amsterdamse woningmarkt’ Nr. BD2011-003525
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Gewijzigde Agenda, woensdag 18 mei 2011
14 Evaluatie wijziging erfpachtproces Nr. BD2011-000033
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Ruimtelijke Ordening
15 Vaststellen Afwijking Beleidskader Programma Broedplaatsen 2008-2012 ten
gunste van het project ‘Broedstraten’ Nr. BD2011-003001
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2011).
16 Eervol ontslag voorzitter Commissie voor Welstand en Monumenten 2011 Nr.
BD2011-002300
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2011).
17 Benoeming voorzitter Commissie voor Welstand en Monumenten Nr. BD2011-
000003
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2011).
e _Kabinetbijlage ligt uitsluitend voor de commissieleden ter inzage bij de Raadsgriffie
18 Driehoek Java: voorstel alternatief huisvesting school Driehoek Kop Java Nr.
BD2011-004413
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Klimaat en Energie
19 CO2-rapportage 2009 Nr. BD2011-004354
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Van Raan (PvdD)
e Was Tkn 8 in de raadscommissie BWK, d.d. 13 april 2011
3
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Gewijzigde Agenda, woensdag 18 mei 2011
Volkshuisvesting
20 Jaarverslag Gemeentelijke Ombudsman 2010, Thema Wonen Nr. BD2011-
003941
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Vanaf 13.30 uur aan de orde in aanwezigheid van de Gemeentelijke Ombudsman, de
heer Van de Pol
21 Onderzoek WZS en Ombudsman naar handhavingspraktijk WZS Nr. BD2011-
003169
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
22 Vijf rapporten van de Gemeentelijke Ombudsman over de Dienst Wonen Zorg en
Samenleven Nr. BD2011-004260
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
23 Vaststelling Leegstandverordening 2011 en het beleidskader Leegstand, Nr.
BD2011-002818
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juni 2011).
24 Instemmen met principe bestedingsvoorstel stimuleringsbudget jongeren- en
studentenhuisvesting 2011 en 2012 Nr. BD2011-002552
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
25 Schriftelijke vragen Kortvoort Nr. BD2011-004276
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Alberts (SP)
26 Overzicht tijdelijke verhuur en gebruikscontracten Nr. BD2011-004288
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
4
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Gewijzigde Agenda, woensdag 18 mei 2011
Openbare Ruimte en Groen
27 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van Groenlinks: De voetganger keizer
- meer ruimte voor de Amsterdamse tweevoeter Nr. BD2011-000778
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Wordt na 15.30 uur besproken in aanwezigheid van wethouder Wiebes en raadlid
Molenaar (GrlLi)
e _Deleden van de Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur zijn hierbij
uitgenodigd
Zeehaven en Westpoort
28 RON ACAM rapport Nr. BD2011-004353
e Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _Deleden van de Raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en
Inkoop, Bedrijven en Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening,
Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn en Waterbeheer zijn hierbij uitgenodigd
29 Bestemmingsreserve Achterlandverbindingen Nr. BD2011-004367
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _Kabinetbijlagen liggen uitsluitend voor de commissieleden ter inzage bij de
Raadsgriffie
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Grondzaken
30 Afhandeling toezegging Wethouder inzake asielzoekers Nr. BD2011-004338
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van commissieleden Blommers (CDA) en Van der Ree
(VVD)
e Was Tkn 5 in de raadscommissie BWK, d.d. 13 april 2011
5
| Agenda | 5 | discard |
Aan college en gemeenteraadsleden van Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Halfweg, 14 december 2017
Betreft: raadsadres met drie bijlagen met informatie ten behoeve van het nieuwe
evenementenbeleid |
Geacht college en raadsleden, |
Komende zomerperiode zullen er 4 nieuwe pilotfestivals gehouden worden op het N1 terrein in |
Westpoort. Ondertussen zitten wij van GEEN N1 niet stil en vraag ik uw aandacht voor een drietal |
stukken over het geluidbeleid van Amsterdam.
Pamflet
Zoals bekend zijn wij, omwonenden van N1, in tegenstelling tot de Amsterdamse bewoners, niet
betrokken geweest bij het ontwikkelen van het geluidbeleid. Terwijl N1 daar wel deel van uitmaakt |
en wij dus wel de festivals krijgen. Ondertussen raken wij van GEEN N1 tegen wil en dank steeds |
beter ingevoerd in de materie van geluidsoverlast en ook beter bekend met de standpunten van de
politiek en de meningen van deskundigen. Dit heeft geleid tot een pamflet van GEEN N1 waarin
wordt geconcludeerd dat onderzoek naar de hinder en gezondheidsrisico’s van evenementenlawaai
ontbreekt in het geluidbeleid. Het stuk is bijgesloten en kunt u ook hier downloaden.
Artikel over het geluidbeleid
We beschikken inmiddels ook over een artikel van Chris Nierop, een autoriteit op het gebied van
geluid. Hij is geluidsdeskundige en medebedenker en - auteur van de ‘Handleiding Meten en
Rekenen Industrielawaai’ (HMRI), versie 1981 en 1999, en medebedenker en - auteur van de |
‘Handreiking Omgevingslawaai'. Beiden in opdracht van destijds het Ministerie van VROM. In het
artikel reageert Chris Nierop op het geluidbeleid van Amsterdam (dat gebaseerd is op ‘zijn’ HMRIJ.
Het artikel is bijgesloten en kunt u ook hier downloaden. |
Aanbevelingen voor het geluidbeleid
Verder hebben wij ook een lijst met aanbevelingen voor het geluidbeleid opgesteld. Dit als gevolg
van de metingen die zijn uitgevoerd tijdens de eerste twee pilots op N1. Meten op deze wijze draagt |
niet veel bij en leidt slechts tot discussie en onvrede over correcties die worden toegepast om de
invloed van wind of van de gevel ongedaan te maken. Wij hebben advies ingewonnen bij twee |
verschillende experts waaruit blijkt dat het anders kan, waardoor de metingen wel betrouwbaar en |
effectief zijn. Dit komt neer op meten zo dicht mogelijk bij de bron. Wij hebben dit ook al onder de
aandacht gebracht bij het projectteam van N1, die hier positief tegenover staan.
Dezelfde aanbevelingen zouden ook een optimalisering kunnen betekenen voor het |
evenementenlawaai in de stad. De mogelijkheid is bovendien aanwezig dat de maximaal vergunde |
geluidsruimte dan niet altijd gebruikt hoeft te worden, waardoor de geluidsoverlast voor
omwonenden kan verminderen. De aanbevelingen zijn bijgesloten en kunt u ook hier downloaden.
Spraakverstaanbaarheid |
Het criterium van de 'spraakverstaanbaarheid binnen’ bij het bepalen van de 85 dB(C) gevelnorm in |
het geluidbeleid, is gebaseerd op het leven in de Amsterdamse binnenstad. Want als daar op straat
een podium staat, is spraakverstaanbaarheid buiten, in de directe omgeving van het podium, niet
1
haalbaar. Voor zover wij weten zijn de vertegenwoordigers van de bewonersverenigingen hiermee
akkoord gegaan.
Maar bewoners van het buitengebied zoals wij in Halfweg en omgeving, bevinden ons van april tot
oktober voor een groot deel buitenshuis. Vandaar dat het algemene criterium van
'spraakverstaanbaarheid binnen’, ons wat vreemd over komt voor omwonenden van N1. Zeker in
combinatie met het voornemen van een vooralsnog onbekend aantal festivals. Dat zou betekenen
een onbekend aantal zomerse weekends (mogelijk beide dagen) verplicht binnen zitten met de
ramen dicht als je elkaar wilt kunnen verstaan. Maar de criteria van het nieuwe Amsterdamse
geluidbeleid maken geen onderscheid tussen evenementengeluid in de stad of daarbuiten.
Uitzondering voor Koningsdag en Pride Amsterdam |
Dan de uitzondering van de 95 dB(C) gevelnorm op Koningsdag en Pride Amsterdam. Deze is |
gebaseerd op het mogelijk maken van een podium in een klein straatje in de binnenstad. Twee keer |
per jaar zou dat mogelijk moeten zijn heeft burgemeester van der Laan besloten. Maar het |
geluidbeleid sluit nergens uit dat deze uitzondering ook elders wordt toepast. Wij weten dat deze |
uitzondering op de standaard 85 dB(C) norm nu al wordt toegepast op onder meer het Amstelveld, |
het Rembrandtplein en de Nieuwmarkt. En dat er zelfs al een aanvraag is geweest voor een festival
op Koningsdag op N1. Maar voor deze locaties is deze uitzondering dus nooit bedoeld. En het
geluidbeleid laat na om onderscheid te maken tussen de kleine straatjes en de grotere pleinen van
de stad en het buitengebied.
Ter Illustratie van dit punt: het ADE is dit jaar op de Nieuwmarkt geopend met 2 uur technomuziek door Loveland met de 85
dB(C)-norm. Het kan dus wel op deze pleinen zonder de 95 dB(C) uitzondering.
De laatste twee punten zijn voorbeelden uit het geluidbeleid die hun gevolgen hebben voor de
omwonenden van N1, als deze gehandhaafd blijven in het uiteindelijke geluidbeleid en dan ook
gehanteerd worden bij de geplande pilotfestivals ten behoeve van het onderzoek naar N1. Twee
belangrijke voorbeelden van de gevolgen van criteria uit de binnenstad toepassen op het
buitengebied zonder de bewoners daar te horen. En wij zijn nog steeds niet gehoord door het
Amsterdamse college. Dat ondertussen wel heeft ingestemd met het geluidbeleid.
Wij verzoeken u onze informatie mee te nemen in het geluidbeleid en lichten een en ander graag
toe. ij
Met vriendelijke groet, |
GEEN N1 is een initiatief van de Dorpsraad Zwanenburg-Halfweg, Bewonersvereniging Zijkanaal F Halfweg, |
Woonwagenlocatie Wethouder van Essenweg, Tuinpark Groote Braak, Belangenvereniging |
Eigenaren Droompark Spaarnwoude en een aantal bewoners van Halfweg Noord.
|
2
| Raadsadres | 2 | train |
Bezoekadres
> Gemeente .
mstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad
Datum 24 aUgUStUs 2020
Behandeld door Quirine Wajer, [email protected]
Onderwerp Afhandeling motie (nr. 244.20) inzake problematiek Wmo
Hulpmiddelen ingediend door N.T. Bakker c.s.
Geachte leden,
Op 13 februari jongst leden is de motie (nr. 244.20) van de leden N.T. Bakker, Grooten, La Rose,
Kili, Simons, Bloemberg-Issa en El Ksaihi aangenomen inzake problematiek Wmo hulpmiddelen.
Aanleiding was de beraadslaging over de brief van de Nationale Ombudsman van 15 oktober 2019
inzake de problematiek rond de Wmo-hulpmiddelen.
In de motie wordt gesteld dat:
-__In heel Nederland en ook in Amsterdam veel problemen zijn met de levering en het onderhoud
van hulpmiddelen;
-__De aanhoudende (financiële) problemen bij het Hulpmiddelencentrum laten zien dat de markt
niet in staat is dit zelf op te lossen;
-__ Onderzoek laat zien dat gebruikers vaak helemaal geen voorkeur hebben voor een
leverancier, maar bovenal een goed werkend en op maat gemaakt hulpmiddel willen.
Het college wordt in de motie gevraagd:
-__De mogelijkheden te onderzoeken om de inkoop van Wmo hulpmiddelen niet onder de
aanbestedingswet te laten vallen, maar hierbij net als bij andere zorgtaken binnen het sociale
domein te werken met instrumenten als subsidie en inbesteden. Hierbij ook te kijken naar de
mogelijkheid om als gemeente Amsterdam de inkoop, levering en het onderhoud van
hulpmiddelen in eigen beheer te nemen;
-__ Dit onderzoek af te ronden en te rapporteren aan de raad vóór de zomer van 2020.
Het college erkent dat er problemen zijn bij de levering en onderhoud van hulpmiddelen. In veel
gevallen gaat de verstrekking en reparatie van hulpmiddelen ook goed. Vooral bij complexe en/of
spoedeisende ondersteuningsvragen ervaren cliënten nog knelpunten. Landelijk is hiervoor een
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 24 augustus 2020
Kenmerk
Pagina 2 van 3
normenkader en een actieplan opgesteld, waaraan dit jaar hard gewerkt wordt door alle
betrokken partijen gezamenlijk in een Taskforce. De gemeente Amsterdam onderschrijft dit
normenkader. Hulpmiddelen worden al jaren ingekocht door gemeenten in het kader van de
Wmo. De levering van hulpmiddelen en de daarbij behorende dienstverlening heeft de gemeente
dit jaar opnieuw voor een periode van vier jaar aanbesteed. De nieuwe contracten zijn recent op 1
juni 2020 ingegaan. Om niet afhankelijk te zijn van 2 leverancier is met 4 verschillende leveranciers
een contract gesloten. Net als voorgaande jaren en net als bij andere aanbestedingen heeft
hieraan voorafgaand het door u gevraagde onderzoek plaatsgevonden. Hierbij is de afweging
gemaakt welke financieringsvorm de beste optie is en heeft er tevens een marktverkenning
plaatsgevonden. Belangrijke aandachtspunten zijn de continuïteit en kwaliteit van
dienstverlening. Geconcludeerd is dat door het contracteren van meerdere aanbieders door
middel van een aanbesteding de continuiteit en de kwaliteit het beste waarborgt kunnen worden
en daarmee de beste keuze is voor de gemeente. In deze brief wordt nader ingegaan op dit
onderzoek en de uitkomsten.
Inbesteden of uitbesteden
De verantwoordelijkheid van de gemeente om Amsterdammers ondersteuning te bieden als zij
onvoldoende zelfredzaam zijn of niet goed mee kunnen doen in de maatschappij en ook geen
netwerk hebben dat bij kan dragen, vloeit voort vit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo
2015). De ondersteuning kan bestaan vit het verstrekken van hulpmiddelen. Om dit te organiseren
staat de gemeente voor de keuze dit in te besteden (zelf te doen) of vit te besteden. Om de optie
uitbesteden af te kunnen zetten tegen de optie inbesteden is een analyse gemaakt. In deze
analyse is een afweging gemaakt waarbij gekeken is naar de kosten, kwaliteit en de sturing op de
kwaliteit/kosten.
Uit de analyse blijkt dat de kosten voor de gemeente bij inbesteden veel hoger zullen zijn, er
minder sturing op kwaliteit mogelijk is en er aan flexibiliteit ingeleverd wordt. De kosten zullen
hoger uitvallen vanwege het opzetten en onderhouden van een nieuwe infrastructuur specifiek
voor de stad Amsterdam. Landelijke leveranciers kunnen voordeliger inkopen vanwege de grotere
volumes. Tevens leidt een landelijke dekking met grotere volumes tot de mogelijkheid om de
meer unieke hulpmiddelen elders vit het land, met spoed, in te zetten. Tot slot is er voor zowel de
klant als de gemeente het risico dat er geen alternatief beschikbaar indien een hulpmiddel niet
geleverd kan worden. De schaalverkleining die gepaard gaat met inbesteden levert voor de meer
unieke aangepaste hulpmiddelen dus geen voordelen op. Naar aanleiding van bovenstaande
samenvatting van de analyse is geconcludeerd dat uitbesteden de beste passende optie is.
Uitbesteden: inkoop of subsidie?
Wanneer de keuze tot uitbesteden is genomen staat de gemeente voor de vraag “inkoop of
subsidie”. Ook deze afweging is voorafgaand aan de aanbesteding gemaakt.
Bij een subsidie wordt de invulling van de opdracht grotendeels vormgegeven door de uitvoerder
en in mindere maten door de opdrachtgever. Een keuze voor inkoop is passend als de gemeente
als opdrachtgever duidelijke eisen stelt aan de uitvoering en de resultaten vooraf te definiëren zijn.
Bij het verstrekken van de hulpmiddelen is het belangrijk om te kunnen sturen op de afgesproken
prestaties en indien nodig af te dwingen. Gezien, uw terecht gebleken zorgen, rondom
Hulpmiddelencentrum is het ook belangrijk dat er zowel voor de gemeente als voor de burger
Gemeente Amsterdam Datum 24 augustus 2020
Kenmerk
Pagina 3 van 3
keuzevrijheid is en daarmee de mogelijkheid om uit te wijken naar andere leverancier indien
noodzakelijk. Deze voorwaarden leidden tot een afweging naar inkoop.
Bij de keuze voor inkoop zijn de Amsterdamse inkoopregels en (nationale en Europese) wet- en
regelgeving leidend (o.a. beginselen van transparantie, gelijkheid en objectiviteit). Hieruit blijkt
dat vanwege de omvang van de opdracht een Europese aanbestedingsprocedure de meest
geëigende optie is om meerdere leveranciers te contracteren.
Bovenstaande overwegingen hebben geleidt tot het starten van het aanbestedingstraject.
Inmiddels is de aanbesteding gepubliceerd en gegund aan 4 partijen. Met deze 4 partijen is er een
goede kwaliteit van dienstverlening gewaarborgd. Na het faillissement van Hulpmiddelencentrum
zijn de bestaande klanten en voorzieningen overgenomen door een van de nieuw gecontracteerde
partijen. Hiermee is de kwaliteit van dienstverlening voor Amsterdamse gebruiker van
hulpmiddelen gewaarborgd gebleven.
Ik beschouw de motie hiermee te hebben afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
gl
Simone Kukenheim
Wethouder
| Motie | 3 | discard |
VN2021-010974 N% Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, F E D
Griffie Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van 20 mei 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid en Circulaire Economie
Agendapunt 5
Datum besluit n.v.t
Onderwerp
Raadsadres inzake zoekgebied Gein en de Hoge Dijk ingeklemd tussen NNN-gebied.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het raadsadres
Wettelijke grondslag
Artikel 26 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam.
Lid 3. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van onderwerpen die niet op de
agenda staan met uitzondering van initiatiefvoorstellen. Het lid van de commissie dient het voorstel
daartoe minstens vijf werkdagen voor de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier in.
Bestuurlijke achtergrond
De Regionale Energie Strategie
Reden bespreking
Op verzoek van het lid Bakker (SP)
De zoekgebieden waar mogelijk windmolens geplaatst gaan worden, worden in mei vastgesteld
door de gemeenteraad. Een groeiende groep bewoners en natuur- en milievorganisaties maakt
zich zorgen over de vraag wat de mogelijke komst van windmolens betekent voor de flora en fauna
wereld in en om nabij Gein en de Hoge Dijk. Ook vraagt men zich af wat de mogelijke komst van
windmolens betekent voor de recreatiemogelijkheden van bewoners in Amsterdam Zuidoost en
omgeving. Kortom: Er leven een hoop vragen en zorgen bij de indieners van dit raadsadres. De SP-
fractie gaat hierover graag het gesprek aan met de wethouder en de overige commissieleden.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.l 1
VN2021-010974 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
Griffie % Amsterdam ‚ ‚ ‚ ‚
% Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
Voordracht voor de Commissie FED van 20 mei 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
AD2021-039819 Commissie FED Actualiteit (pdf)
AD2021-039843 raadsadresAmsterdamHogeDijkVogels_vs4,. pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
N.T.Bakker (SP), email [email protected]
Gegenereerd: vl.l 2
| Actualiteit | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1243
Datum akkoord 18 december 2014
Publicatiedatum 19 december 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer W.L. Toonk van
27 november 2014 inzake de uitvoering van het stedelijk toelatingsbeleid voor
de basisscholen.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
De Amsterdamse schoolbesturen hanteren tegenwoordig een ander toelatingsbeleid
voor de basisscholen. De gemeenteraad heeft hier meermaals over gesproken en de
nodige zorgen geuit over de uitvoering. Voor de VVD-fractie staat bij het toelatings-
beleid de keuzevrijheid van ouders en hun kinderen voorop, en daar waar die in het
geding komt willen we het beleid van de schoolbesturen bijsturen zodat ouders echt
vrij kunnen kiezen.
Op dit moment krijgen ouders van de schoolbesturen voorrang op een beperkt aantal
basisscholen, op basis van de afstand van de woning. Van ouders krijgen wij signalen
dat er zich problemen voordoen bij het bepalen van die afstand. Er zouden enkele
basisscholen — onterecht — ontbreken op www.amsterdam.nl/schoolwijzer, de website
waar ouders kunnen zien welke scholen voor hen onder het voorrangsregime vallen.
Verder heeft de VVD signalen ontvangen dat ook scholen die op een islamitische
grondslag zijn gebaseerd tot de scholen kunnen behoren waar met voorrang
ingeschreven kan worden. De VVD is van mening dat dit geen redelijk alternatief is
voor niet-islamitische ouders en dat het voorrangsaanbod — en daarmee de
keuzevrijheid — beperkt wordt.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 27 november 2014, namens
de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Hoe worden de afstanden tussen woonadres en school berekend en hoe wordt
daarbij rekening gehouden met verschillen tussen loop- en rijafstanden?
Antwoord:
Vanuit elk woonadres zijn de 8 dichtstbijzijnde scholen op loopafstand berekend,
in meters op basis van Google-Maps API. De volgende coördinaten worden
gebruikt:
Voor het woonadres worden de coördinaten van de Basisregistratie Adressen en
Gebouwen (BAG) gebruikt.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing boas Gemeenteblad
Datum 19 december 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 27 november 2014
Voor de schoollocatie worden de coördinaten van de ingang van het schoolplein
gebruikt die door de schoolbesturen zijn bepaald. Het totale scholenbestand van
Amsterdam is gekoppeld aan alle woonadressen. Het hangt van de woon-
dichtheid en schooldichtheid af hoe groot de afstand is tussen woonadres en
basisschool. In Amsterdam Noord is de loopafstand groter dan bijvoorbeeld in
Amsterdam West, waar woondichtheid en schooldichtheid groter zijn. Bij een
routeberekening over het IJ is de afstand, die over het water wordt afgelegd door
de veerboot, toegevoegd aan de loopafstand tussen woonadres en school.
Bijvoorbeeld: Voor een route via de Buiksloterwegveer wordt 350m aan de route
toegevoegd.
2. Welke signalen heeft het college ontvangen betreffende onjuiste afstanden?
Antwoord:
Vanaf het moment dat Amsterdam.nl/schoolwijzer online is (vanaf 1 november
2014), is er een aantal signalen binnengekomen over onjuiste berekeningen,
zoals:
— Bij een enkele school zijn de berekende coördinaten niet goed doorgevoerd in
het systeem waardoor ouders soms een onjuiste voorkeurslijst te zien kregen.
— Er kan verschil ontstaan tussen de afstanden die op schoolwijzer worden
weergegeven (berekend via coördinaten, is nauwkeuriger) en wat ouders zelf
thuis berekenen met google maps. Ook gaan ouders in sommige gevallen uit
van de achteringang van de school en is de berekening op schoolwijzer
gedaan op basis van de coördinaten van de hoofdingang van de school.
— Wij zijn bij de berekeningen uitgegaan van een peildatum, te weten 1 augustus
2014. Deze berekeningen zijn een jaar geldig. Nu is het voorgekomen dat er
na die tijd bijvoorbeeld een fietstunnel is aangelegd waardoor de loopafstand
korter is geworden en voorrangslijsten veranderen.
3. Welke actie gaat het college ondernemen om hierop bij te sturen om te
voorkomen dat ouders ten onrechte geen voorrang krijgen op de school van
voorkeur?
Antwoord:
Van alle signalen die bij de gemeente en schoolbesturen zijn binnengekomen is
achterhaald wat de oorzaak is en waar die mogelijk opgelost kan worden door
technische aanpassingen door te voeren in het systeem.
4. Kan het college bevestigen dat scholen gebaseerd op een islamitische grondslag
bij de mogelijke voorrangsscholen worden meegenomen?
Antwoord:
Alle Islamitische scholen doen inderdaad mee met het stedelijk toelatingsbeleid.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing boas Gemeenteblad
Datum 19 december 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 27 november 2014
5. Is het college het met de VVD eens dat scholen die gebaseerd zijn op een
islamitische grondslag geen redelijk alternatief zijn voor niet-islamitische ouders?
Graag een motivatie.
Antwoord:
Er zijn scholen die uitsluitende toelatingscriteria hanteren. Deze scholen stellen
eisen aan de selectie van leerlingen op grond van de vrijheid van richting
(godsdienst of levensovertuiging). Zij doen wel mee met het toelatingsbeleid maar
communiceren goed dat aanvullende eisen kunnen worden gesteld. Dit zijn de
scholen: GBS Veerkracht (gereformeerd), Rosj Pina en Cheider (Joods),
Crescenda en de Morgenster (Evangelisch). De Islamitische scholen hebben hier
niet voor gekozen en doen mee aan de voorrangsregels. Het BBO is van mening
dat er met het stadsbreed ophogen van 8 voorrangsscholen, (in plaats van
aanvankelijk 6 scholen), voldoende keuze is voor ouders uit minimaal twee
openbare en twee bijzondere scholen. Bovendien kunnen ouders hun kind op
elke school in Amsterdam aanmelden, en gaan de voorrangsregels gelden bij
scholen met overaanmeldingen.
Het college is het eens met het raadslid Toonk dat onderwijs op islamitische
grondslag geen waarschijnlijke keuze is voor niet-islamitische ouders. Net zoals
onderwijs op christelijke grondslag voor veel niet-christelijke ouders geen
waarschijnlijke keuze is.
6. Is het college bereid om te bezien hoe de schoolbesturen hierop hun
toelatingsbeleid gaan herzien?
Antwoord:
Het toelatingsbeleid gaat definitief van start op 1 januari 2015. Zowel BBO als
gemeente zal rondom elke plaatsingsperiode signalen verzamelen en bekijken
wat op dat moment kan worden aangepast en wat meegenomen wordt naar de
evaluatie begin 2016. Dan zal worden bekeken of en waar het beleid moet
worden bijgesteld. De gemeenteraad wordt hierin uiteraard meegenomen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
Bezoekadres
x Gemeente Base
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 25 februari 2020
Ons kenmerk
Behandeld door Pascal Hament
Bijlage
Onderwerp Reactie op motie 1047 van de raadsleden N.T. Bakker (SP), ) Biemond (PvdA),
Timman D66), Van Soest (PvdO), Van Lammeren (PvdD) en Kilig (DENK) inzake
Bestrijden klimaatcrisis en ecologische crises van onze planeet - industriële vervuiler
betaalt.
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 20 juni 2019 heeft uw raad bij de behandeling van
agendapunt 15 ‘Kennisnemen van het bestrijden van de klimaatcrisis en de ecologische crises van
onze planeet’ de motie 1047 ‘inzake Bestrijden klimaatcrisis en ecologische crises van onze planeet
- industriële vervuiler betaalt’ van de raadsleden N.T. Bakker (SP), ) Biemond (PvdA), Timman
D66), Van Soest (PvdO), Van Lammeren (PvdD) en Kilig (DENK) aangenomen waarin het college
gevraagd wordt om:
1. Bij hetRijk te pleiten voor belasten van grote industriële vervuilers, zodat deze
meebetalen aan het bestrijden van de klimaatcrisis.
2. Daarnaast onder het mom van ‘de vervuiler betaalt’ een actieplan op te stellen waarin:
- Grote industriële vervuilers binnen de gemeentegrenzen worden gestimuleerd om over
te stappen op duurzame alternatieven.
Het college heeft als volgt uitvoering gegeven aan de motie:
Ad a. In Stap één van de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal Uitnodiging aan de stad
(vastgesteld door de Raad op 14 februari 2019) heeft het college het volgende standpunt
opgenomen: “We dringen er bij het Rijk en bedrijven op aan om zich in te zetten voor een
rechtvaardige transitie volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dat kan bijvoorbeeld via CO2-
beprijzing.” (Stap één Routekaart AKN, p. 34). Intussen heeft het Kabinet op 28 juni 2019 het
Klimaatakkoord vastgesteld. In het klimaatakkoord is een landelijke heffing voorgesteld voor de
uitstoot van CO2 voor industriële bedrijven. Doel van deze heffing is om in 2030 een CO2-reductie
te realiseren in de sector industrie van 59% ten opzichte van 1990. Deze CO2-heffing wordt op dit
Een routebeschrijving vindt u op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 25 februari 2020
Kenmerk
Pagina 2 van 2
moment uitgewerkt en zal naar verwachting vanaf 2021 van kracht worden. De gemeente
Amsterdam zal dat wetsvoorstel kritisch bekijken en zo nodig onze positie kenbaar maken aan het
Rijk.
Ad 2. Het hoofdstuk Haven en Industrie, als onderdeel van Nieuw Amsterdams Klimaat,
Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, beschouwt het college als actieplan om vervuilende
industrie binnen te gemeentegrenzen van Amsterdam te stimuleren om over te stappen naar
duurzame alternatieven. In dit hoofdstuk staat beschreven hoe het college deze bedrijven
stimuleert door de combinatie van het toepassen van nationale en internationale regelgeving,
door in gesprek te gaan met de betreffende bedrijven en door samen te werken met het
Havenbedrijf, die direct in contact staat met aldaar gevestigde industrie.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
{ >
CC) J / men
OO
0e
1D
Matiekevan Doorninck
Wethouder Duurzaamheid en Circulaire Economie
| Motie | 2 | discard |
2x Camaanta
Na Se INNS Sol LSe
Amsterdam
D West
Agenda Stadsdeelcommissie West
Vergaderdatum Woensdag 1 juli 2020 19.45-22.35uur
Locatie Via MS Teams
Telefoonnummer Bestuursondersteuning 06-51250957
E-mail [email protected]
Internet www.amsterdam.nl/west voor actuele informatie (agenda kan gewijzigd worden). Daar
staan de bij deze onderwerpen behorende stukken, evenals op het
raadsinformatiesysteem: https://west.notudoc.nl
Voorzitter Sarah Berckenkamp
Onderwerp BIJEENKOMST STADSDEELCOMMISSIE 1 juli 2020
Bij de agendapunten wordt vermeld door wie het onderwerp is
voorgedragen
1. 19.45-20.00u
Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten
Ruimte voor inbreng van actualiteiten!.
2. 20.00-20.30u
Bewoners aan het woord
Ruimte voor inspraak van bewoners over niet geagendeerde
onderwerpen?,
OORDEELVORMEND
3. 20.30-21.00u
Dagelijks Bestuur: Concept Focusopgave Gebiedsplannen
2021
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
OORDEELVORMEND
4. 21.00-21.15u
Dagelijks Bestuur: Proces actualiseren werkwijze
buurtbudgetten
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
OORDEELVORMEND
5. 21.15-21.30u
Stadsdeelcommissie: Initiatief Advies Pilot ophalen
grofvuil met afspraak GroenLinks
Geagendeerd door GroenLinks
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
BESLUITVORMEND
6. 21.30- 21.45u
Stadsdeelcommissie Initiatief Advies afvaloverlast
noodplan
Geagendeerd door D66
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
7. 21.45-22.00u
1 De agendacommissie beslist voorafgaand aan de bijeenkomst of iets een actualiteit is.
2 Als u wilt inspreken dan kan dat. Graag ontvangen wij uiterlijk 24 uur voor aanvang van de bijeenkomst uw aanmelding via
[email protected].
Pagina 2 van 2 Gemeente
Amsterdam
West
Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag concept Strategisch
Huisvestingsplan Bovenwijks Groen.
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
Deadline 7 juli 2020
BESLUITVORMEND
8. 22.00- 22.15u
Dagelijks Bestuur: Concept Aanpak Nulmeting Woonboten
inclusief de Handhavingsstrategie Woonboten
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
Deadline 8 juli 2020
BESLUITVORMEND
9. 22.15- 22.30u
Dagelijks Bestuur: Stedelijke Adviesaanvraag concept
Nota van Uitgangspunten Marnixstraat Noord
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
Deadline 31 juli 2020
Rondvraag
2
| Agenda | 2 | train |
gg A
Ee nn: 4
‚n FRA dad à
OO HRe E boeg
Neen en
el NESTEN TENS: HEEEL eon t ee ine d
sh VERSE EE ESO DEEE BREE BEEness EES Eenn vn Bn:
| ESPEREEEEE PEEN tre a Ö
ESI EES REESE ene
j Sent antersonn rte nen rog! REED ene eeen ese! nnn He : B en
8 En en nn ns:
EEE EERE: en ee: en
Eese benen ges BERET EREEnEEEREETEE EERE EEEREEE See ETE En
Me Se de ee EN /
E a nosentensecerafss ree rse. PES 5:75: EEE en: SR e E EREA aeRen, f
df Be En hd by dd hinne Ë 5 Bi | dn En En B N
Met ALS: Bh neaEneennenneen He ERR
MN REE Eeen 5 zoal E: Ep: BETERE RETE
EM: Eeen see RAI s N BEE
ME EEL B
MAN ANEE eee
d en KE À EN dn
Fennen re Eee NG } BEROERTE À
BEN EEn EEE OEE mee Etenen
pr Bens ssstnenerd eneen Ene EEESEEMEEEn Een, herrees:
MNN En
AE 55:05: Ee Een Ende AsEEesDesn: DEE RH EERE hdi A
5, EEEESEEEEeEEEEndE DEE ENDS, EEE EERE hr
EM 55E nes sensesenen EERE SEEDS EEEEEEEeNEEEe EEE eESenEE eneen 8 e EEE | :
A: EEE HE EEE EERE Eeen 7
EN: EE EEE EERE eenden EERE ER EEDE EEE
E, PESSE EEeenes, EE OEE Ee EERE EEE E EEE EenE EES teraesestel EREn8 HEERE EERENS EnOEEREEaEenE
£ WEES er eere en: EEE EEenEEeSEn ESSE ends EEEN E eneen EEDE ROSE E Eeen, EEE sosEtaenEROEEEEE EEE dennen tnnaEEse EENS p
5, +E song ensen, STEE ESE EE EENS! ERE n SEE Eene ene, HEE REET BEEREN EEE f L
3 B 5 SEEEEEEEEEESEE EEDE si: Meente EERENS 5 :
IEEE onsen, 5, EERSTE Ennn deens ene Eee! REDES EESSE EEn HEEE EEE dee EERE EEEREERen
A: SEERDE eneen edsResnd EEN BE Hete a: y
5e EEEN: 5 EO EEH SEE nadat SEE L
CORE EE BEaREE deerne RnnTEndseEen EER A an
5 LE EEE NEETER EEE ENE i } En
EN 55555555: RN EES sa berner Reet tnenEREen K NT
5 OE Ee Aeneas EEE 5
$ dE EE HEE EEEN SEE stten aten t: k ) '
ss) EEDE Eeen sense e nel oer Aaen \\
E3 SEEEnde dees, BOE ni EE EE N \
Ed Een eneterneteneenos eeen, EEE EEE Kk -
NE: EEEN at EEE \
> 5, SEESEEEEEENEREEEETn, EO EERE TETE EEEnLEEEeREEasn nn eeen enen LN a
B ES 8) a seel evens; ORNE AETR eEE Ennens EaEEeDE EEH eenen nten Etenen } \
zi Tee eEo Ee Teens EERE EEEN dEE Enne eaannnee etende en Nt
meot ie eeen senen, EESTE dn teeEE Ee Eeee Enne, EE tanend rentes! Ì \
A EEE wSEReSreen EE ernnenene ses RAN À
5 rd EE EE oars snoet NN: [ we
SO OR ps Ess EEE EEE EeEn, EEEN EERE East) | sl
> 5d En Pr ronenssen ke Sos, A EE bestreek: || ' ' Na
| En Esens sseosg steek se EERE seeden nenendd BE B AASN \
NMR 0: seestraad EEEEn enen EERE Senses | ú | N
EN: 5:55: Eene Esen) n NN: B Essen, Ennn EA É Ni |
NE ER EEssod NE Eese: 0e) REEDE HE H 4 RS K
| eSsegereser: g, E edes, scco cd oes: 14 eee eenn r nne, EEEN el kf) | z
4 EE Soester jee, ceren. TCE: HH EEE Eeen denen ERO nEen zendenvesrrtsecc kl AG " En
rj EEERET EEEN T Een eeen PR NM: Es, jn be, Eeen oer sen, EEE | N ”
$ EERSTE E EEE se SER SESETSEE nen EME :7 EEEN E EEn, HEEE een BEER HEN PN
pd jef, EEE otten ore! heo Eose rp teten eter: Ie: 144 Eese ln En! 4 eSo' EEEN aaan SEN N En.
zi SEE ease rnge En EeN, Edd: je! EH REENER Enne TE neee REE sj \ 5
4 nn PR U ee ANA ®
d |: PIE EEE agen nen dennen enn ME ennen nnnonsennnnnaesenn ee : REN { IJ
AN EEE ERE AL A 7
NR TEE EEn ESA RS P
Eee aEEEEn EN \/ ON 7
| 85e EEEN EEE EEE EE EAN B
ON EEn DEROO ek KN NES
8 st Se, EME eneen snestnenennne nnee et wt
NE EEE EEE EEE EEE EERDE | Sn pe
CN: Kees nn EEEN EERE eEear eeens EEE, EERE EnnEnnannEEEcesee | NT
| ee, EEE eenen HEEE in DAE
jn PAM MR MN: Seco eeen nnen EEE HDN EAN
OH L een: KS: ck: EEE teen eeT EEE TEDeEnnenn eentntensnenecesnnenscese ke | ZAAN: „
i Zn en Hi zeck) ORR PN ma BEREN H JIE Û
E MN: zc k sk MR MPR: We |
ESSE Sack eseennennesene EAN. zE oee: EEE ed A U
. e j° aso, legenes, e, Hd z: eu, TEL een, je Ee: HHM 3
NM: OE tostin MM ERN Ee: Sa: | a
PE EoEoDe deva Re eenn TOETS Ende ds eeens AOR AR AE ENEN: zc: Pd
EN EEE RM EEN EN ee | B
jes: EEE GEM EO Ed voterolatetarenntnerederoneEeN, er, e8es, ER Eeten BH N 4
letstosor0es! Eeten sen, OH EEn jensen eeen neee senseo et SET EEn Eee, Hbo nn ot HEE Soren HE OH Id 1 ik I=
Beeososnnerrte lass, eEeSesen0e; ages te Soteren Sn zetert: EERE Te EEE Entnent, El Ad ! lj | er
Eeen BHE EE NE: | lean NT
GEEL EESTE neaRE sedens EERDERE EERE EeE nennen csccnceck: LE) VK | Td
enen en EEDE EEE E nes oever: BEEN EEEEEeEEEEe se EERE & ck: EAT ON 1
Ï TEE EERE sede: Ee
KS ie EEE ESES E EEE OSE EECEEn EEEN Peosserse cok: AMB
TSE EM REEDE EENES EEE EeEeEdeen Toeto rn ndr teeEnEeN: EERE TEER EEEN ennn ntt, 3 x LAS
nn ne EERE: Ee
Nn B ed ge
nen ne : 5 PO ge
neg RER ern voeren 8, al En! #
4 A EE DNH AR ID rd | Ne
Se 7 aans EJ EN
Nn A 2 TO ER ese fe ü |
j af A | Pd À AKP mn ge rd | \ N
es PEER z FAS 4 a | | | f
PRS kh A8 | | | | Ì
EAN HD hanen
tag er en e
ub ens ke. 5 “ | 7 E 1 Ï
Jul mnd hi { 24 bet EI | is É | mn e Tr
p B) d n Î VE et: | en
FE ed rs E I ij Ë
4 L
ig d
ri
! B TN dend
FE Í Ed ) '
en
an rj |
ZN Î &
nl
| à
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
In opdracht van: directie Openbare Orde en Veiligheid
Projectnummer: 19083
Sara de Wilde Josca Boers
Renske Hoedemaker Met medewerking van Sara Rubinghen Kimo van den Berg
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0307
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Www.ois.amsterdam.nl
s.wilde@®amsterdam.nl [email protected]
[email protected]
Amsterdam, oktober 2019
Foto voorzijde: Osdorperban, fotograaf Edwin van Eis (2018).
2
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Samenvatting
In Amsterdam zijn 30 cameratoezichtgebieden aangewezen, waarvoor elke twee of vier jaar
dient te worden bepaald of het cameratoezicht er nog voldoet aan de eis van proportionaliteit en
subsidiariteit. In opdracht van de directie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) heeft Onderzoek,
Informatie en Statistiek (OIS) een afwegingsinstrument ontwikkeld om op uniforme wijze de
gebieden te evalveren en daarmee een indicatie te geven van de proportionaliteit van alle 30
aangewezen cameratoezichtgebieden: is de inzet van cameratoezicht gerechtvaardigd gezien de
omvang van de criminaliteit, de (on)veiligheid en/of overlast? Het resultaat dat voortkomt uit het
afwegingsinstrument, kan worden aangevuld met andere inzichten of factoren die invloed
hebben op de keuze om cameratoezicht te continueren of af te bouwen, zoals demografische,
ruimtelijke of sociaaleconomische kenmerken en ontwikkelingen. Deze aanvullingen vallen
echter buiten de huidige evaluatie.
Het afwegingsinstrument maakt gebruik van drie informatiebronnen: politiecijfers, cijfers van de
Centrale Cameratoezicht Ruimte (CCTR) en een enquête onder bewoners en/of bezoekers van
het gebied. Met die bronnen is gekeken naar de ontwikkeling van geregistreerde criminaliteit in
het gebied, naar het gebruik van de camera's en naar de beleving van bewoners en/of bezoekers.
Het afwegingsinstrument geeft voor 28 gebieden aan of deze positiever of negatiever scoren ten
opzichte van het gemiddelde van alle cameragebieden of het stadsdeel. Voor één van die
gebieden, ArenApoort/Amsterdamse Poort, is de afweging enkel gebaseerd op het oude
cameragebied gebied Amsterdamse Poort omdat de uitbreiding naar de ArenA Boulevard te
recent plaatsvond. Voor de overige twee gebieden (NDSM-terrein en Abraham Staalmanplein)
geeft het afwegingsinstrument geen concluderende vergelijking maar wordt enkel een stand van
zaken weergegeven, omdat het cameratoezicht in deze gebieden (in de huidige vorm) te kort
operationeel is.
De uitkomsten van het afwegingsinstrument per gebied zijn samengevat in de tabel op de
volgende pagina. Als het gebied positiever scoort dan het gemiddelde (in het stadsteel en/of alle
cameragebieden, is dat een indicatie dat het cameratoezicht volgens het instrument niet meer
proportioneel is in het gebied. Als het gebied negatiever scoort dan gemiddeld, indiceert dit dat
het cameratoezicht volgens het instrument proportioneel is.
3
| Centrale evaluatie cameratoezicht
Uitkomsten centrale evaluatie cameratoezicht 2019 op basis van het afwegingsinstrument
Positiever dan gemiddeld: indicatie dat het cameratoezicht niet meer proportioneel is
Negatiever dan gemiddeld: indicatie dat het cameratoezicht proportioneel is
Centrum Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat positiever dan gemiddeld
Spui en Handboogstraat positiever dan gemiddeld
Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint
Antoniebreestraat en Jodenbreestraat negatiever dan gemiddeld
Stationseiland positiever dan gemiddeld
Leidseplein negatiever dan gemiddeld
Rembrandtplein positiever dan gemiddeld
Wallen/Nieuwendijk positiever dan gemiddeld
Wittenburg/Kattenburg negatiever dan gemiddeld
Noord Banne Zuid positiever dan gemiddeld
Buikslotermeerplein negatiever dan gemiddeld
Buiksloterweg/Pont negatiever dan gemiddeld
NDSM-terrein geen afweging
West Jan Evertsenstraat/Mercatorplein negatiever dan gemiddeld
Karel Doormanplein negatiever dan gemiddeld
Nieuw-West Abraham Staalmanplein geen afweging
Burgemeestersbuurt negatiever dan gemiddeld
Delflandplein negatiever dan gemiddeld
Lambertus Zijlplein negatiever dan gemiddeld
Osdorpplein negatiever dan gemiddeld
Overtoomseveld/August Allebéplein positiever dan gemiddeld
Wildemanbuurt/Osdorperban positiever dan gemiddeld
Oost Dapperbuurt positiever dan gemiddeld
Indische Buurt positiever dan gemiddeld
Zuidoost ArenApoort (Amsterdamse Poort) negatiever dan gemiddeld
Ganzenpoort negatiever dan gemiddeld
Gein/Wisseloord positiever dan gemiddeld
Holendrecht negatiever dan gemiddeld
Zuid De Pijp negatiever dan gemiddeld
Diamantbuurt negatiever dan gemiddeld
Van Woustraat negatiever dan gemiddeld
4
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Inhoud
Samenvatting 3
Inleiding 7
Werkwijze 9
De indicatoren 10
Politiecijfers 10
CCTR-cijfers 11
Enquête 12
Rapportage 13
Bijlage 14
Cameragebieden in Amsterdam — gemiddeld 15
Centrum 16
Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat 16
spuien Handboogstraat 18
Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraaten Jodenbreestraat 20
Stationseiland 22
Leidseplein 24
Rembrandtplein 26
Wallen/Nieuwendijk 28
Wittenburg/Kattenburg 30
Noord 32
Banne Zuid 32
Buikslotermeerplein 34
NDSM-terrein 38
West 40
Jan Evertsenstraat/Mercatorplein 40
Karel Doormanplein 42
Nieuw-west bh
Abraham Staalmanplein 44
Burgemeestersbuurt 46
Delflandplein 48
Lambertus Zijlplein 50
Osdorpplein 52
Overtoomseveld/August Allebeplein 54
5
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Wildemanbuurt/Osdorperban 56
Oost 58
Dapperbuurt 58
Indische Buurt 60
Zuidoost 62
Amsterdamse Poort (ArenApoort) 62
Ganzenpoort 65
Gein/Wisseloord 67
Holendrecht 69
Zuid 71
De Pijp 71
Diamantbuurt 73
Van Woustraat 75
6
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Inleiding
Sinds 1997 is het in Amsterdam mogelijk om cameratoezicht in te zetten ten behoeve van
openbare orde handhaving. In 2019 zijn er in de hele stad ruim 200 camera’s verdeeld over 30
gebieden in zeven stadsdelen (tabel 1). Het toepassen van cameratoezicht in de 30 gebieden is
vastgelegd in besluiten en is altijd tijdelijk. Sommige gebieden hebben een besluit dat twee jaar
geldig is en sommige gebieden hebben een besluit met een geldigheid van vier jaar. Voor alle
gebieden lopen de besluiten na 31 december 2019 af. Bij het naderen van het einde van de
plaatsingsduur dient te worden geëvalueerd of het project nog voldoet aan de voorwaarden
zoals deze in het Amsterdamse Beleidskader Cameratoezicht 2012! zijn opgesteld. Deze
voorwaarden zijn proportionaliteit: de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd gezien de
omvang van de criminaliteit, de (on)veiligheid en/of overlast, en subsidiariteit: de inzet van
cameratoezicht is gerechtvaardigd omdat het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende
middelen wordt bereikt.
Aan Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) is gevraagd om op uniforme wijze een indicatie
van de proportionaliteit van de 30 cameragebieden te geven.
1 Gemeente Amsterdam. Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht. Amste rdam, 2012.
7
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Tabel 1 Cameraprojecten per stadsdeel
Centrum Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat
Spui en Handboogstraat
Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat
Stationseiland
Leidseplein
Rembrandtplein
Wallen/Nieuwendijk
Wittenburg/Kattenburg
Noord Banne Zuid
Buikslotermeerplein
Buiksloterweg/Pont
NDSM-terrein*
West Jan Evertsenstraat/Mercatorplein
Karel Doormanplein
Nieuw-West Abraham Staalmanplein*
Burgemeestersbuurt
Delflandplein
Lambertus Zijlplein
Osdorpplein
Overtoomseveld/AA-plein
Wildemanbuurt/Osdorperban
Oost Dapperbuurt
Indische Buurt
Zuidoost ArenApoort**
Ganzenpoort
Gein/Wisseloord
Holendrecht
Zuid De Pijp
Diamantbuurt
Van Woustraat
* Deze gebieden worden vanwege recentelijke invoering of wijziging van het cameratoezicht deels geëvalueerd: er wordt een
stand van zaken opgemaakt maar er wordt geen vergelijking gemaakt met het gemiddelde.
** Dit gebied wordt geëvalueerd volgens de voormalige gebiedsafbakening (Amsterdamse Poort zonder het gebied ArenA
Boulevard) omdat de uitbreiding te recent heeft plaatsgevonden om mee te nemen in de evaluatie.
8
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Werkwijze
OIS heeft een nieuw afwegingsinstrument ontwikkeld” om een indicatie te geven of
cameratoezicht in de huidige vorm proportioneel is in de gebieden. In het afwegingsinstrument
worden de procentuele ontwikkeling van de objectieve veiligheid (politiecijfers), het gebruik van
de camera’s in de Centrale Cameratoezicht Ruimte (CCTR) en de beleving van bewoners en
bezoekers (enquête) meegenomen. Alle drie de bronnen (hierna genoemd: indicatoren) hebben
een even zwaar gewicht in de eindafweging. Binnen elke indicator worden één of meerdere
subindicatoren berekend en die worden afgezet tegen gemiddelden van alle cameragebieden of
van het hele stadsdeel (in de volgende paragraaf worden de subindicatoren toegelicht). Per
indicator wordt vervolgens gekeken of de meerderheid van de subindicatoren erop duidt dat het
gebied positiever of negatiever scoort dan het gemiddelde van het hele stadsdeel (ontwikkeling
van de politiecijfers) of van alle cameragebieden (CCTR-cijfers en enquêtecijfers). Voor de
eindafweging wordt vervolgens gekeken naar het totaal van de drie indicatoren: een
meerderheid van de vitkomsten ‘positief’ of ‘negatief’ geeft aan of het gebied positiever of
negatiever scoort dan gemiddeld. Als een gebied positiever scoort dan gemiddeld, is dat een
indicatie dat het cameratoezicht niet (meer) proportioneel is op basis van dit
afwegingsinstrument. Een negatievere score dan gemiddeld indiceert dat het cameratoezicht in
het gebied volgens dit instrument proportioneel is.
In onderstaande figuur 2 is een voorbeeld te zien van het afwegingsinstrument waarbij het
gebied positiever scoort dan het gemiddelde (van het stadsdeel en/of alle cameragebieden), wat
indiceert dat het cameratoezicht niet proportioneel is op basis van de drie indicatoren.
Figuur 2. Afwegingsinstrument
‚ kn …
positiever negatiever ij positiever
e Politiecijfers e CCTR-cijfers e Enquêtes
e aantal incidenten cameraregistraties e slachtofferschap (%)
(ontwikkeling t.o.v. (aantal per camera, per e overlast (schaalscore)
vorige evaluatie, t.o.v. maand) e onveiligheidsgevoelens
hele stadsdeel (%)) e prioritaire incidenten (%) (%)
doormeldingen (%) e perceptie camera-
toezicht (% voor
2 In eerdere evaluaties werd een afwegingsinstrument gebruikt dat in 2015 is ontwikkeld door Regioplan (Homburg, G.
& Bleeker, Y. (2015). Evaluatie cameratoezicht Amsterdam 2015. Amsterdam: Regioplan). In de evaluatie van OIS in
2017 is dat instrument gebruikt en zijn lessen geleerd en verbeterpunten voortgekomen. Die lessen en
verbeterpunten hebben geleid tot een nieuw afwegingsinstrument.
9
| Centrale evaluatie cameratoezicht
De indicatoren
Politiecijfers
De indicator ‘politiecijfers’ bestaat uit één subindicator: de ontwikkeling van het aantal
incidenten (misdrijven en overtredingen geregistreerd in BVH) per jaar. Er is een selectie
gemaakt van de incidenten (maatschappelijke klassen) die zijn meegenomen in de evaluatie.
Hierbij is het vitgangspunt dat alleen incidenten die met camera’s kunnen worden waargenomen
worden meegenomen in de analyse. De bijlage bevat een overzicht van de maatschappelijke
klassen die zijn meegenomen.
Per gebied is gekeken naar de ontwikkeling van het aantal incidenten in het laatste jaar van de
evalvatieperiode (1 augustus 2018 t/m 31 juli 2019) ten opzichte van het laatste jaar van de
vorige evaluatieperiode (1 augustus 2016 t/m 31 juli 2017). De procentuele toe- of afname van
het aantal incidenten per jaar is vergeleken met de ontwikkeling in het stadsdeel waarin het
cameragebied zich bevindt tijdens dezelfde periode. In alle stadsdelen is het aantal incidenten
dat de politie registreerde gedurende deze periode afgenomen. Wanneer het aantal incidenten
per jaar in het cameragebied procentueel gezien sterker is gedaald dan in het stadsdeel, is de
ontwikkeling van de politiecijfers in dit gebied beoordeeld als positiever dan gemiddeld.
Wanneer het aantal incidenten procentueel minder sterk is gedaald dan in het stadsdeel (of als
het aantal incidenten is gestegen), is de ontwikkeling van de politiecijfers het gebied beoordeeld
als negatiever dan gemiddeld.
De reden dat het aantal incidenten in het laatste jaar van de huidige evaluatieperiode wordt
vergeleken met het aantal incidenten in het jaar voorafgaand aan de vorige evalvatieperiode is
omdat voor het merendeel van de bestaande cameragebieden ten tijde van de vorige evaluatie is
besloten om het cameratoezicht ofwel te starten ofwel te continveren. Als het aantal incidenten
op het moment van de huidige evaluatie even hoog (relatief ten opzichte van de ontwikkeling in
het stadsdeel) of hoger is dan op het moment van het vorige besluit dat het cameratoezicht
proportioneel was, leidt dit tot de conclusie dat de veiligheid in dit gebied niet is verbeterd en
zich negatiever heeft ontwikkeld dan gemiddeld in het stadsdeel. Wanneer het aantal incidenten
ten opzichte van het vorige besluit echter meer is gedaald dan in het stadsdeel is de conclusie dat
de veiligheid in het gebied sterker is verbeterd dan in het stadsdeel en zich dus positiever heeft
ontwikkeld dan gemiddeld.
Voor een aantal gebieden is het besluit om cameratoezicht in te zetten (of om grote
aanpassingen te doen) genomen op een ander moment dan de periode rond de vorige evaluatie.
Voor deze gebieden wordt gekeken naar de ontwikkeling van het aantal incidenten in het laatste
jaar van de huidige evalvatieperiode ten opzichte van de twaalf maanden voorafgaand aan de
invoering of wijziging van het cameratoezicht in het gebied. Deze ontwikkeling wordt vergeleken
met de ontwikkeling in het stadsdeel in dezelfde periode. De gebieden met een afwijkende
vergelijkingsperiode zijn Wittenburg/Kattenburg, Abraham Staalmanplein en
Wildemanbuurt/Osdorperban. De periodes die worden vergeleken staan per gebied vermeld in
de rapportage. Op het NDSM-terrein was het cameratoezicht op het moment van de huidige
evaluatie minder dan een jaar operationeel. Het aantal politieregistraties in dit gebied is daarom
weergegeven als het aantal registraties per maand in de afgelopen twee jaar. Het gebied
10
| Centrale evaluatie cameratoezicht
Amsterdamse Poort is recent uitgebreid met de ArenA Boulevard; het gebied heet nu
ArenApoort. Het gebied Amsterdamse Poort wordt regulier geëvalveerd, voor ArenA Boulevard
wordt enkel het aantal politieregistraties per maand in de afgelopen twee jaar weergegeven.”
CCTR-cijfers
Voor de tweede afwegingsindicator, de CCTR-cijfers, heeft OIS de registraties die observanten in
de CCTR deden voor de cameragebieden (geregistreerd in Coppweb) geanalyseerd. Hierbij is
gebruik gemaakt van de gegevens vit het laatste jaar van de huidige evalvatieperiode (1
augustus 2018 t/m 31 juli 2019). De indicator CCTR-data bestaat uit drie subindicatoren:
= Het gemiddelde aantal incidenten per camera per maand;
= Het aandeel doorgemelde incidenten;
= Het aandeel prioritaire incidenten.
Het gemiddelde aantal incidenten per camera per maand is berekend door het totale aantal
geregistreerde incidenten in het evaluatiejaar te delen door het aantal camera's in het gebied.
Het resultaat is vervolgens gedeeld door het aantal maanden (periodes van vier weken) dat het
cameragebied gedurende het evaluatiejaar operationeel was. Een gemiddeld of hoger aantal
incidenten betekent dat het in gebied negatiever gaat dan gemiddeld in alle cameragebieden,
een lager aantal dat het positiever gaat.
Het aandeel doorgemelde incidenten is berekend als het aandeel van de tijdens het evalvatiejaar
geregistreerde incidenten dat is doorgemeld aan de gemeenschappelijke meldkamer (GMK),
plot district of wijkteam, supervisor, wachtcommandant politie of aan Veiligheid
Openbaarvervoer (VOV). Een gemiddeld of hoger aandeel doorgemelde incidenten betekent dat
het in het gebied negatiever gaat dan gemiddeld in alle cameragebieden: het indiceert dat er
vaker een actie heeft plaatsgevonden naar aanleiding van incidenten. Een lager aandeel
betekent dat het in het gebied positiever gaat dan gemiddeld.
De prioritaire incidenten zijn per gebied bepaald op basis van de uitkijkopdracht van elk gebied.
Vanaf april 2019 zijn er nieuwe uitkijkopdrachten in werking gesteld met een meer uniforme
In sommige gebieden was het cameratoezicht ten tijde van de evaluatie te kort (in de huidige vorm) operationeel
waardoor er geen eindafweging is gemaakt en de politiecijfers enkel worden weergegeven. Het gaat om het
Abraham Staalmanplein, het NDSM-terrein en het gedeelte ArenA-Boulevard van gebied ArenApoort.
t Bij een doormelding GMK is niette bepalen of de CCTR de melding heeft doorgezet naar de politie of dat de CCTR
meekijkt naar aanleiding van een melding van de politie. Een doormelding is hier een indicatie dat er een actie heeft
plaatsgevonden.
11
| Centrale evaluatie cameratoezicht
formulering van prioritaire incidenten voor alle gebieden. De prioritaire incidenten uit de nieuwe
vitkijkopdrachten zijn gebruikt voor de gehele evaluatieperiode, dus ook voordat de
uitkijkopdrachten waren herzien. Een aantal gebieden heeft aparte uitkijkopdrachten voor een
aantal subgebieden binnen het gebied. Bij het bepalen van de prioritaire incidenten is rekening
gehouden met uitkijkopdrachten van deze subgebieden. Een gemiddeld of hoger aandeel
prioritaire incidenten indiceert dat het gebied negatiever scoort dan gemiddeld in alle
cameragebieden, een lager aandeel dat het positiever scoort.
Per gebied is elke subindicator afgezet tegen het gemiddelde van alle gebieden’ en met behulp
van afwijkingen van het gemiddelde is bepaald het gebied positiever of negatiever scoort op de
subindicator. Als de meerderheid van de subindicatoren een gemiddelde score of een
negatievere score laat zien dan gemiddeld, is de vitkomst voor het gebied dat er negatiever
gescoord wordt dan gemiddeld in alle cameragebieden. Andersom geldt voor overwegend
positievere uitkomsten dan gemiddeld dat de einduitkomst is dat het gebied positiever scoort
dan gemiddeld.
Het totale aantal door de CCTR waargenomen incidenten per gebied, het aantal camera's per
gebied en het aantal maanden dat het gebied tijdens het evaluatiejaar operationeel was staan
vermeld in de bijlage.
Enquête
De derde afwegingsindicator is de enquête onder bewoners en/of bezoekers van de
cameragebieden. In een face-to-face enquête op straat in de gebieden (uitgevoerd in juni-
augustus 2019) is gevraagd of men in het gebied slachtoffer is geworden van criminaliteit,
overlast heeft ervaren, zich (on)veilig voelt en voor- of tegenstander is van cameratoezicht.
De gehele vragenlijst is te vinden in de bijlage. Per gebied zijn tussen de 100 en 150
respondenten bevraagd (in totaal 4.195 respondenten). Daarbij is per gebied samen met OOV
gekeken naar een passende verdeling van te bevragen bewoners en/of bezoekers.® In de bijlage
iste zien hoeveel bezoekers en bewoners er in elk gebied zijn bevraagd.
Met de uitkomsten van de enquêtes zijn voor elk gebied vier subindicatoren berekend voor het
afwegingsinstrument:
= Het percentage slachtoffers van criminaliteit in het gebied;
= Een overlastscore, gebaseerd op vijf verschillende overlastvormen in het gebied (zie de
bijlage voor een toelichting op de berekening van de overlastscore);
= Het percentage dat zich soms of vaak onveilig voelt in het gebied;
® Een aantal gebieden is bij het bepalen van de gemiddeldes van de subindicatoren buiten beschouwing gelaten,
namelijk de uitgaansgebieden die eens in de vier jaar worden geëvalveerd (alle overige cameragebieden worden eens
in de twee jaar geëvalueerd) en gebieden die te kort operationeel waren om een afweging te kunnen maken. De
uitgaansgebieden worden niet meegenomen omdat het aantal registraties in deze gebieden veel groter is dan in de
andere gebieden. Daardoor zou het gemiddelde in de huidige evaluatie hoger zijn, maar bij de evaluatie in 2021 niet,
omdat deze gebieden alleen om de vier jaar worden geëvalueerd en dus niet in alle evaluaties effect hebben op het
gemiddelde. De gebieden die te kort operationeel zijn worden niet meegenomen omdat het aantal registraties in de
beginfase nog af kan wijken van het uiteindelijke gebruik van de camera’s in het gebied.
® Soms was een respondent geen bezoeker of bewoner, maar ondernemer in het gebied. Hun antwoorden zijn bij de
totale groep meegenomen in het onderzoek.
12
| Centrale evaluatie cameratoezicht
= Het percentage dat voorstander is van cameratoezicht in het gebied.
ledere uitkomst is afgezet tegen het gemiddelde van alle gebieden en met behulp van
afwijkingen van het gemiddelde is bepaald of een gebied gemiddeld scoort op de subindicator of
beter of slechter dan gemiddeld.” Een gemiddeld of hoger percentage/gemiddeld of hogere
score betekent dat het gebied negatiever scoort dan de andere cameragebieden. Een lager
percentage betekent dat het gebied positiever scoort. Als de meerderheid van de subindicatoren
een gemiddelde of negatievere score laat zien dan gemiddeld in alle cameragebieden, is de
uitkomst voor het gebied dat er negatiever gescoord wordt dan gemiddeld. Hetzelfde geldt voor
overwegend positievere uitkomsten dan gemiddeld: dan is de einduitkomst dat het gebied
positiever scoort dan gemiddeld.
Rapportage
In de voorliggende rapportage wordt allereerst een overzicht gegeven van de gemiddelde
uitkomsten op de hierboven beschreven subindicatoren over alle cameragebieden in
Amsterdam. Vervolgens worden per stadsdeel de vitkomsten van de analyses voor ieder
cameragebied beschreven. Voor elk cameragebied wordt een korte beschrijving van het gebied
gegeven en (indien mogelijk) ook een beschrijving van de vitkomsten van de evaluatie in 2017.
Doordat de evaluatiemethode is gewijzigd, kunnen de evalvatieresultaten van 2017 echter niet
vergeleken worden met de vitkomsten in de huidige evaluatie.
Onder de beschrijvingen van het gebied en de eventuele evaluatieresultaten van 2017, wordt per
gebied het afwegingsinstrument met de uitkomsten van de huidige evaluatie gepresenteerd.
Deze samenvatting van uitkomsten wordt gevolgd door een pagina met de achterliggende
cijfers waarop de uitkomst van het afwegingsinstrument is gebaseerd.” Per indicator wordt de
uitkomst aangegeven: het gebied scoort positiever of negatiever dan gemiddeld. Voor de
politiecijfers wordt daarbij een grafiek weergegeven met daarin de ontwikkeling van het
cameragebied en van het stadsdeel. Voor CCTR-cijfers en enquêteresultaten worden daarbij de
uitkomsten op de subindicatoren gepresenteerd. De cijfers van deze subindicatoren zijn zwart,
rood of groen: de score op de subindicator is gemiddeld, positiever dan gemiddeld of negatiever
dan gemiddeld.
7 Hierbij is gerekend met afwijkingen van één standaarddeviatie van het gemiddelde.
® jn dit overzicht staan alleen de indicatoren samengevat die zijn meegenomen in het afwegingsinstrument. In een
bijlagedocument zijn alle achterliggende cijfers uitgebreider weergegeven.
13
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
over de subsidiariteit (is de inzet van cameratoezicht gerechtvaardigd omdat het gewenste
resultaat niet met minder ingrijpende middelen wordt bereikt?).
Het resultaat dat voortkomt uit het afwegingsinstrument, kan vanwege bovenstaande redenen
worden aangevuld met andere inzichten of factoren die invloed hebben op de keuze om
cameratoezicht te continueren of af te bouwen, zoals demografische, ruimtelijke of
sociaaleconomische kenmerken en ontwikkelingen. Deze aanvullingen vallen echter buiten de
huidige evaluatie.
Bijlage
Bij dit document hoort een bijlagedocument met achterliggende cijfers. Hierin is een volledig
overzicht te vinden van de politiecijfers, CCTR-cijfers en enquête uitkomsten. De cijfers in de
bijlage beschrijven de situatie in het cameragebied; de huidige rapportage biedt een indicatie
van de proportionaliteit van het cameratoezicht op basis van deze cijfers. De bijlage kan worden
gebruikt als naslagwerk voor de gebieden en bij verdere overwegingen over het al dan niet
continveren of aanpassen van het cameratoezicht in een gebied.
14
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
C bieden in Amsterd iddeld
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug *16-jul "17 — aug '18-jul “19 (%)
100
80
60
40
20
5 nn
-20
-40 -20,0% =14,9%
-60
-8o
-100
cameragebieden* stadsdelen
“Exclusief gebieden meteen afwijkende vergelijkingsperiode (zie bijlage)
CCTR-cijfers*
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
-
f > B 27
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten
, 57% A ”
*Exclusief gebieden die een keer per vier jaar worden geëvalueerd of kort operationee
zijn (zie bijlage)
Enquêtes
eiligheidsbeleving BjSlachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
Om Ke 76%
voelt zich onveilig werd slachtoffer van is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit
Overlastscore
IE San
24
Ts cf
B Ss tam
15
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Centrum
Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: maart 2017.
= Tijdens de evalvatie van 2017 was het cameratoezicht in dit gebied te kort operationeel om
een afweging te maken. Analyse van de politieregistraties gaf destijds geen indicatie dat de
situatie in dit gebied substantieel was verbeterd ten opzichte van het moment dat het
toezicht in dit gebied werd ingevoerd. In 2017 was er daarom geen reden om het
cameratoezicht te beëindigen.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort
het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever negatiever dS positiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
16
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
60 -
40 Uitkomst
20 . .
o ontwikkeling
-20 positiever dan
mn ic 60
40 25,6% gemiddeld
-Go -38,8%
-8a
-100
Dreogbak, Singel en Centrum
Haarlemmerstraat
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 3,8 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 94% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
Û
5 2% R 0% Fe 82% Bid ens
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
s Ssi
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
17
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Spui en Handboogstraat
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: maart 2017.
= Tijdens de evalvatie van 2017 was het cameratoezicht in dit gebied te kort operationeel om
een afweging te maken. Analyse van de politieregistraties gaf destijds geen indicatie dat de
situatie in dit gebied substantieel was verbeterd ten opzichte van het moment dat het
toezicht in dit gebied werd ingevoerd. In 2017 was er daarom geen reden om het
cameratoezicht te beëindigen.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort
het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever negatiever | positiever
| Politiecijfers | | e ecrcfer | | e Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
18
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
60 Uitkomst
Lo
20 ontwikkeling
0 MA Or positiever dan
20 15,6% gemiddeld
-LA0 -3 806 if
-60 ij
-Bo
-100
Spui en Handboagstraat Centrum
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 1,9 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 96% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
0
5 6% RN 2% Fe 70% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
1
s Ssi
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
19
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en
Jodenbreestraat
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: maart 2017.
= Tijdens de evalvatie van 2017 was het cameratoezicht in dit gebied te kort operationeel om
een afweging te maken. Analyse van de politieregistraties gaf destijds geen indicatie dat de
situatie in dit gebied substantieel was verbeterd ten opzichte van het moment dat het
toezicht in dit gebied werd ingevoerd. In 2017 was er daarom geen reden om het
cameratoezicht te beëindigen.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
gebied negatiever dan gemiddeld.
negatiever negatiever dS positiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
20
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug *16-jul 17 — aug *18-jul “1g (%6)
100
80
bo
40 ETE
20
ON SE
-20 negatiever dan
-13,9% -15,6% .
-40 39 25,51 gemiddeld
-G0
-Bo
-100
Zuiderkerkhof, Centrum
Pentagen, e.o.
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
Pe Ge Ed 37 LaSer
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú, 93% A «”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit Mening cameratoezicht
5 11% R 1% Ee 73% Uitkomst
voelt zich onveilig werd slachtoffer van ‚ ‚
. . OO is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
5 an
2
Ë Sesttia”
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
21
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Stationseiland
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2005.
n= Dit gebied wordt iedere vier jaar geëvalueerd.
= In 2015 werd het cameratoezicht in dit gebied beoordeeld als proportioneel op basis van
politie- en CCTR-registraties.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers en de enquêteresultaten scoort
het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever negatiever | positiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
22
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
LO
8a
bo Uitkomst
40
20 ontwikkeling
o EN | positiever dan
-20 .
- ddeld
-40 -22,5% 15,6% gem e
-6o
-Bo
-100
Stationseiland Centrum
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 4,8 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 85% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 13% RN 7% Fe 812% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss dta
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
23
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Leidseplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2009.
n= Dit gebied wordt iedere vier jaar geëvalueerd.
= In 2015 werd het cameratoezicht in dit gebied beoordeeld als proportioneel op basis van
politieregistraties, CCTR-registraties en ervaren slachtofferschap (enquêtecijfer).
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
e ade)
positiever negatiever ij negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
24
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
äo
Go Uitkomst
40
20 ontwikkeling
0 EN nn positiever dan
-40 -20,4%% -15,6% gemiddeld
-60
-öa
-100
Leidseplein Centrum
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 6,7 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
B, en A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 16% RN 14% Fe 78% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
s Ss tia
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
25
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Rembrandtplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2009.
n= Dit gebied wordt iedere vier jaar geëvalueerd.
= In 2015 werd het cameratoezicht in dit gebied als proportioneel beoordeeld op basis van
politie- en CCTR-cijfers.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort
het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever negatiever | positiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
26
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
8a
60 Uitkomst
40
20 ontwikkeling
Jo | | positiever dan
40 22,7% -15,6% gemiddeld
-G0
-da
-100
Rembrandtplein Centrum
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 9,6 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 67% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
0
@, 9 En R 10% Fe 67% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
BS sia
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
27
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Wallen/Nieuwendijk
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2006.
n= Dit gebied wordt iedere vier jaar geëvalueerd.
= In 2015 werd het cameratoezicht als proportioneel beoordeeld op basis van politie- en CCTR-
registraties.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort
het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever negatiever dS positiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
28
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
80
60 rn
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
0 EN | positiever dan
- iddeld
40 25,3% 15,6% gemidde
-60
-8o
-100
Wallen/Nieuwendijk Centrum
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 11,1 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
D, en A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 12% R 6% Fe 86% Bid ens
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
1
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
29
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Wittenburg/Kattenburg
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: februari 2018 (Wittenburg), uitbreiding naar Kattenburg half
november 2018.°
= Dit cameraproject is nog niet eerder geëvalveerd.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort
het gebied negatiever dan gemiddeld.
negatiever positiever pí negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
° Het aantal CCTR-registraties per maand verschilt niet noemenswaardig voor en na november 2018. Bij analyse van de
CCTR gegevens is daarom uitgegaan van dit gebied als operationeel gedurende het hele evaluatiejaar (1 aug 2018
t/m 31 juli 2019).
30
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten feb '17-jan ‘18 — aug '18-jul "19 (%)
100
80
60
40 Uitkomst
50 12,2%
0 EE ontwikkeling
-20 -9,6% negatiever dan
40 gemiddeld
-60
-Bo
-100
Witten burg/Oostelijke Centrum
Eilanden (Katten burg)
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 0,6 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 72% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, rh R 7% Fe 67% Uitkomst
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss dar
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
31
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Noord
Banne Zuid
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2014.
= In 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied beoordeeld als niet proportioneel. Destijds
werd beoordeeld dat de politie- en CCTR-cijfers, gezien de omvang van het gebied, relatief
laag waren. Ook het percentage geënquêteerden dat aangaf slachtoffer te zijn geweest van
overlast of criminaliteit in het gebied was lager dan gemiddeld.
= _Na de evaluatie van 2017 is de omvang van het cameragebied verkleind en er is op basis van
aanvullende informatie over problematiek in het gebied besloten het cameratoezicht te
verlengen. "°
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
gebied positiever dan gemiddeld.
positiever positiever Hd negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
10 zie voor aanvullende informatie het document Plaatsingsbesluit cameratoezicht Banne Centrum, gemeente
Amsterdam, te raadplegen via https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/veiligheid/bekendmakingen/.
32
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
80
60
Uitkomst
40
20 ontwikkeling
ü | mn! positiever dan
-20 -10,6% gemiddeld
"40 -27,8%
-60
-öo
-100
Banne Zuid Noord
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 1,0 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 92% A >
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 16% RN 5% Fe 78% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatiever
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss am
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
33
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Buikslotermeerplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2010.
= In 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied als proportioneel beoordeeld op basis van de
politie- en CCTR-cijfers.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
e ade)
positiever negatiever ij negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
34
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug *16-jul 17 — aug *18-jul “1g (%6)
1
8o
Go :
40 ECE
20 antwikkeling
En | mmm positiever dan
_ “10,6% emiddeld
40 -26,5% ’ E
-Go
-Bo
-100
Buikslotermeerplein hoord
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
Pe 5 Ed 1,6 Bie alan ens
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
i), 93%
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit Mening cameratoezicht
5 20% R 5% Ee 77% Uitkomst
voelt zich onveilig werd slachtoffer van ‚ ‚
. . OO is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
5 an
2
& Ssi
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
35
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Buiksloterweg/Pont
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2013.
= In 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied proportioneel bevonden op basis van politie-
en CCTR-cijfers.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort
het gebied negatiever dan gemiddeld.
negatiever positiever | negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
36
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
Go
o Uitkomst
id 18,5%
20 | ontwikkeling
ze negatiever dan
"10,6% gemiddeld
40
-6Go
-Bo
-100
Buiksloterweg/Pont hlaord
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 1,5 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 93% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, 29% R 17% Fe 46% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
B Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
37
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
NDSM-terrein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 9 mei 2019.
= __ Dit cameraproject is ten tijde van de huidige evaluatie te kort operationeel om een
concluderende vergelijking te maken met andere gebieden en het stadsdeel. Hieronder
wordt de stand van zaken op basis van de beschikbare gegevens weergegeven.
38
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
indicatoren
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '17-jul '18 — aug "18-jul '1g (aantallen)
50 2017-2018
55 — 2018-2010
20
35
30
25
20
10 Se ee ZZ
5 start cameratoezicht: mei 2019
a
aug sep akt now dec jan feb mrt apr mei jun jul
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
KD se
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten
ú), 23% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
) 23% KP Er 76%
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit
Overlastscore
E
& Ssi
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
39
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
West
Jan Evertsenstraat/Mercatorplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: mei 2017.
= In 2017 was dit cameraproject te kort operationeel om te worden beoordeeld op
proportionaliteit.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
e ade)
positiever negatiever ij negatiever
| Politiecijfers | | e ccrecifen | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
40
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Ba
Ga
40 Uitkomst
20
a ontwikkeling
-20 mn 57% positiever dan
-40 -28,8% gemiddeld
-60
-Ha
-100
Jan Evertsenstraat) West
Mercatorplein
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 4,2 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 56% A ”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, aks R 86% Fe 73% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
BS sia
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
41
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Karel Doormanplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2013.
= In 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied als niet proportioneel beoordeeld. Gezien de
omvang van het gebied waren er relatief veel politieregistraties, maar het percentage
slachtofferschappen was laag, evenals het aantal CCTR-registraties. Daarnaast waren de
onveiligheidsgevoelens van bewoners/bezoekers lager dan gemiddeld en was de perceptie
van het cameratoezicht negatiever dan gemiddeld.
= Het lage aantal CCTR-registraties in 2017 lag mogelijk aan de kwaliteit van de camera’s en/of
camerabeelden. Daarom is besloten een extra mobiele camera te plaatsen. Daarnaast is op
basis van aanvullende informatie over problematiek in het gebied besloten het
cameratoezicht te verlengen.’
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
gebied negatiever dan gemiddeld.
negatiever negatiever Hd positiever
| Politiecijfers | | e ccrecifen | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
1 zie voor aanvullende informatie het document Verlenging plaatsingsduur cameratoezicht Karel Doormanplein,
gemeente Amsterdam, te raadplegen via https://www.amsterdam.nl/wonen-
leefomgeving/veiligheid/bekendmakingen/.
42
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
Ga
40 Uitkomst
2 ontwikkeling
| negatiever dan
- 1,200
20 ú 13,7% gemiddeld
40
-Ga
-8a
-100
Karel Doormanplein West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P Fn Ed 1,7 Oa Sel e
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 86% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
B) 25% Á 4% Er 60% EN
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
1
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
43
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Nieuw-west
Abraham Staalmanplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2004.
= Inde evaluatie van 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied niet proportioneel bevonden:
het aantal politieregistraties en het aandeel slachtofferschap waren gemiddeld en er waren
weinig CCTR-registraties.
= _Nade evaluatie van 2017 zijn de camera's in het gebied verplaatst in verband met
verplaatsing van de problematiek. Daarnaast is op basis van aanvullende informatie over
problematiek in het gebied besloten het cameratoezicht te verlengen"?
= Door de recente wijzigingen in het gebied (posities van de camera’s) wordt op de volgende
pagina enkel de stand van zaken op basis van de beschikbare gegevens weergegeven en
wordt er over dit gebied geen concluderende vergelijking gemaakt met andere gebieden/het
stadsdeel.
12 zie voor aanvullende informatie het document Verlenging plaatsingsduur cameratoezicht Abraham Staalmanplein,
gemeente Amsterdam, te raadplegen via https://www.amsterdam.nl/wonen-
leefomgeving/veiligheid/bekendmakingen/.
bh
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
indicatoren
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten jan '17-dec '17 — aug '18-jul ‘19 (%)
100
8o
Go
40
20
ke]
20 | |
-40 -26,5% -21,7%
-6o
-8o
100
Staalmanplein Nieuw-West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
SE
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten
B, e | A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit Mening cameratoezicht
B s5% || Krom Em oov
voelt zich onveilig werd slachtoffer van is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit
Overlastscore
5 an
1
B Set ia
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
45
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Burgemeestersbuurt
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2013.
= In 2017 werd het cameratoezicht als proportioneel beoordeeld op basis van de subjectieve
veiligheid in het gebied.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
e mj
positiever negatiever ij negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
46
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
Go
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
° EN EN positiever dan
20 emiddeld
40 -29,00t "21,3% 3
-60
-Bo
-100
Burgemeestersbuurt Nieuw-West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P Fn Ed 3,9 Oa Sel e
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 90% A ”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 32% RN 12% Fe 84% Uitkomst
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
s Ssi
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
47
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Delflandplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2002.
= In 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied proportioneel bevonden op basis van politie-
en CCTR-cijfers.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van alle drie de indicatoren (CCTR-cijfers, enquêteresultaten en procentuele
ontwikkeling van de politiecijfers) scoort het gebied negatiever dan gemiddeld.
mj
negatiever negatiever ij negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
48
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Ba
Ga
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
ze mn! EN negatiever dan
40 -11,2%% -21,3% gemiddeld
-6o
-Bo
-100
Delflandplein Nieuw-West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 4,9 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 90% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 38% RN 9% Fe 76% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
49
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Lambertus Zijlplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2015.
= Het cameratoezicht was volgens de evaluatie in 2017 proportioneel op basis van politie- en
CCTR-registraties.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
ti mj
positiever negatiever ij negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
50
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
80
Go
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
° EN | positiever dan
20 iddeld
-40 -26,4% -21,3% gaens
Î
-60
-Ba
-100
Lambertus Zijlplein Nieuw-West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 2,8 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 85% A >
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, se R 7% Fe go% Uitkomst
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
s Ssi
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
51
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Osdorpplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2012
= Het cameratoezicht was in dit gebied proportioneel in 2017 op basis van de subjectieve
veiligheid.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van alle drie de indicatoren (CCTR-cijfers, enquêteresultaten en procentuele
ontwikkeling van de politiecijfers) scoort het gebied negatiever dan gemiddeld.
ade)
negatiever negatiever ij negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
52
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
do
Go
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
ze nn EN negatiever dan
40 -15,3% 21,3% gemiddeld
-Ga
-8o
-1a0
Osdorpplein Nieuw-West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 3,2 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 91% A ==”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, Et R 5% Fe 93% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
1
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
53
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Overtoomseveld/August Allebeplein
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: december 2017.
= Vanwege de korte duur van het cameraproject in 2017 is destijds enkel een nulmeting
uitgevoerd naar de subjectieve veiligheid in het gebied en is er geen afweging gemaakt over
de proportionaliteit van de camera's in het gebied.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
gebied positiever dan gemiddeld.
positiever positiever | negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
54
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
bo .
40 Uitkomst
20 . .
o ontwikkeling
-20 | mn positiever dan
4D -26,2% 21,3% gemiddeld
-60
-8o
-100
Overtoomse veld; AA- Nieuw-West
plein
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 1,6 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 80% A
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 16% RN 5% Fe go% Uitkomst
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
55
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Wildemanbuurt/Osdorperban
Gebiedsbeschrijving
= In april 2018 is in dit gebied gestart met cameratoezicht in de vorm van één mobiele camera.
Sinds november 2018 zijn er vaste camera’s in het gebied."
= _ Dit gebied is niet eerder geëvalveerd.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
gebied positiever dan gemiddeld.
positiever positiever pj negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
1 Bij de analyse van de CCTR-gegevens is vitgegaan van het gebied als operationeel gedurende negen maanden van
het evaluatiejaar. Incidenten geregistreerd vóór 1 november 2018 zijn niet meegenomen in de analyse.
56
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten mei '17-apr '18 — aug *18-jul’1g (%)
100
8o
ae) rn
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
Ô positiever dan
"20 gemiddeld
-40 18,0%
-60
-8a
72,7%
-100 ul
Wildermanbuurt Nieuw-West
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 1,4 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
0
ú), 79% A >
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, 2, R 5% Fe go% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
57
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Oost
Dapperbuurt
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: augustus 2017.
= Vanwege de korte duur van het cameraproject in 2017 is destijds enkel een nulmeting
uitgevoerd naar de politieregistraties in het gebied en naar de subjectieve veiligheid. Eris
toen geen afweging gemaakt over de proportionaliteit van de camera’s in het gebied.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de scoort het gebied positiever
dan gemiddeld.
positiever positiever | negatiever
| Politiecijfers | | e ccrecifen | | * Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
58
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
Ga
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
a positiever dan
20 gemiddeld
-40 -24,5%
-Ga 37,0%
-8a
-100
Dapperbuurt Oost
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 3,4 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 79% A >
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 19% RN 15% Fe 72% Uitkomst
De Geek is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
BS sia
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
59
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Indische Buurt
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2004.
= In 2017 werd het cameratoezicht proportioneel bevonden op basis van politie- en CCTR-
registraties en op basis van het percentage geënquêteerden dat slachtoffer was geweest van
criminaliteit of overlast.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van alle indicatoren (CCTR-cijfers, enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling
van de politiecijfers) scoort het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever positiever | positiever
| Politiecijfers | | e ecrcfer | | e Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
60
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
8o
6o Uitkomst
40
20 ontwikkeling
0 En EN positiever dan
20 "
gemiddeld
-40 -24,5%%
En 35,6% 45
-Bo
-100
Indische Buurt Oost
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 3,2 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
0
ú), 79% A >
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, kek R 6% Fe 58% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss dim
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
61
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Zuidoost
Amsterdamse Poort (ArenApoort)
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: sinds 2010 zijn er camera’s in het gebied Amsterdamse Poort. Sinds
half november 2018 is het gebied uitgebreid met de ArenA Boulevard. De naam van het
cameraproject is toen veranderd in ArenApoort. De daadwerkelijke vitbreiding van het
gebied door het plaatsen van extra camera’s vond echter in het voorjaar van 2019 plaats.
Daarom wordt in de huidige evaluatie het voormalige cameragebied Amsterdamse Poort
geëvalveerd en is het gebied ArenA Boulevard in de politiecijfers, CCTR-cijfers en enquête
achterwege gelaten in de afweging. Voor de ArenA Boulevard worden ter informatie wel
enkele cijfers weergegeven.
= In 2017 werd het cameratoezicht in Amsterdamse Poort proportioneel bevonden op basis
van politie- en CCTR-registraties.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
cameragebied volgens de voormalige gebiedsafbakening (alleen Amsterdamse Poort)
negatiever dan gemiddeld.
negatiever negatiever | positiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
62
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
do
bo Uitkomst
40
20 0,68% ontwikkeling
9 Ol negatiever dan
-20 .
- emiddeld
-40 14,7% g
-6Go
-Bo
-100
Amsterdamse Poort Zuidoost
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 3,5 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
q) ie
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 20% R 1% Fe 82% Bid ens
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
1
& Ss dta
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
63
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Cijfers ArenA Boulevard
Politieregistraties ArenA Boulevard, aug '17-jul ‘18 — aug '18-jul '19
aantal
110
100
90 —-2017-2018
80 —=2018-2019
70
60
50
40
30
20
10
0
aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei _ jun jul
CCTR-registraties ArenA Boulevard
= __ Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand: 1,4
= Aandeel doorgemelde incidenten: 83%
= __ Aandeel prioritaire incidenten: 50%
64
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Ganzenpoort
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2005.
= In 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied als proportioneel beoordeeld op basis van
politie- en CCTR-registraties.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van alle indicatoren (CCTR-cijfers, enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling
van de politiecijfers) scoort het gebied negatiever dan gemiddeld.
mj
negatiever negatiever ij negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
65
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug *16-jul 17 — aug *18-jul “1g (%6)
100
8o
Go :
40 ECE
20 8,3% antwikkeling
Je | negatiever dan
40 -14,7%% gemiddeld
-6a
-8a
-100
Ganzenpoort Zuidoost
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
Pe 5 Ed 2,7 Bie alan ens
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
G) ue
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit Mening cameratoezicht
5 1, R 4% Ee 76% Uitkomst
voelt zich onveilig werd slachtoffer van ‚ ‚
. . OO is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
B an
& Ss ia”
me s
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
66
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Gein/Wisseloord
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: oktober 2017.
= Inde evaluatie van 2017 is geen afweging gemaakt om de proportionaliteit te beoordelen,
omdat er toen nog geen cameratoezicht in het gebied was. Wel is er toen een nulmeting
gedaan naar de subjectieve veiligheid in het gebied.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van alle indicatoren (CCTR-cijfers, enquêteresultaten en de procentuele ontwikkeling
van de politiecijfers) scoort het gebied positiever dan gemiddeld.
positiever positiever | positiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort positiever dan gemiddeld
67
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
8o
60 rn
40 Uitkomst
20 ontwikkeling
0 positiever dan
-40 -14,7%% gemiddeld
ER -50,0%
-100
Gein Wisseloord Zuidoost
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 2,7 Uitkomst
scores positiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 75% A >
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
5 14% RN 1% Fe 85% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss dar
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
68
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Holendrecht
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2010.
= Inde evaluatie van 2017 werd het cameratoezicht in dit gebied als proportioneel beoordeeld
op basis van de CCTR-registraties en subjectieve veiligheid.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
positiever negatiever | negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
69
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
8o
bo Uitkomst
40
20 ontwikkeling
oe EN |_______T| positiever dan
7 14.7 gemiddeld
-40 =25, 40 dd
-6o
-8a
-100
Holendrecht Zuidoost
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 2,2 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 82% A >”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, EL R 5% Fe 83% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss dim
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
70
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Zuid
De Pijp
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: voor 2013 (exacte startperiode niet achterhaald).
= In 2017 was het cameratoezicht in dit gebied volgens de evaluatie proportioneel op basis van
politie- en CCTR-registraties.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de procentuele ontwikkeling van de politiecijfers scoort het
gebied negatiever dan gemiddeld.
negatiever negatiever dS positiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
71
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
80
50
Uitkomst
40
20 14,0% 8 N
5 En ontwikkeling
negatiever dan
-20 -3,8% ‚
40 gemiddeld
-6a
-öa
-100
De Pijp Zuid
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 4,6 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
(IJ, 23% A =”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
0
@, 9 En R 5% Fe 72% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss am
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
72
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Diamantbuurt
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: 2011.
=__In 2017 werd het cameratoezicht niet proportioneel bevonden. Er waren relatief weinig
CCTR-registraties in verhouding tot het aantal camera’s, de subjectieve veiligheid was er
beter dan gemiddeld en de perceptie van geënquêteerden op cameratoezicht was er
negatiever dan gemiddeld.
= __Nade evaluatie van 2017 is het cameragebied gewijzigd en er is op basis van aanvullende
informatie over problematiek in het gebied besloten het cameratoezicht te verlengen. '*
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
positiever negatiever pí negatiever
| e Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | e Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
14 zie voor aanvullende informatie het document Plaatsingsbesluit cameratoezicht Diamantbuurt, gemeente Amsterdam,
te raadplegen via https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/veiligheid/bekendmakingen/.
73
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
ga
Ga -
40 Uitkomst
28 ontwikkeling
CTI Q_——=—=TTTT nnn ee
positiever dan
"20 8,9% 3,8% gemiddeld
40
-6a
-8a
-100
Diamantbuurt Zuid
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P 5 Ed 1,6 Uitkomst
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
q) In
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, 1 R 14 Fe 67% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit .
scores negatieve
Overlastscore dan gemiddeld
8 Zin
2
s Ssi
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
74
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Van Woustraat
Gebiedsbeschrijving
= Start cameratoezicht: mei 2017.
= In 2017 was het cameratoezicht te kort operationeel om een afweging te maken omtrent de
proportionaliteit. Er heeft enkel een nulmeting plaatsgevonden van de politie- en CCTR-
registraties en van de subjectieve veiligheid.
Uitkomst afwegingsinstrument 2019
Op basis van de CCTR-cijfers en de enquêteresultaten scoort het gebied negatiever dan
gemiddeld.
e ade)
positiever negatiever ij negatiever
| Politiecijfers | | e CCTR-cijfers | | * Enquêtes |
Het gebied scoort negatiever dan gemiddeld
75
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
Afweging per indicator
Politiecijfers
Ontwikkeling aantal incidenten aug '16-jul '17 — aug *18-jul ‘ag (%)
100
Bo
60 Uitkomst
40
20 ontwikkeling
O ee
positiever dan
20 mn 3,8% den
En 33,7%
-äo
100
Van Woustraat Zuid
CCTR-cijfers
Gemiddeld aantal incidenten per camera per maand
P Fn Ed 37 Oa Sel e
scores negatiever
Aandeel doorgemelde incidenten Aandeel prioritaire incidenten dan gemiddeld
ú), 98% A ”
Enquêtes
eiligheidsbeleving Slachtoffer criminaliteit MMening cameratoezicht
@, 1 R 7% Fe 67% Uitkomst
woelt zich onveilig werd slachtoffer van : :
. . Oe is voor cameratoezicht
in het gebied criminaliteit er
scores positiever
Overlastscore dan gemiddeld
B
& Ss am
ms ®
Legenda cijfers CCTR en enquête
groen = positievere score dan gemiddeld
zwart= gemiddelde score
rood = negatievere score dan gemiddeld
76
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Centrale evaluatie cameratoezicht
77
Bezoekadres:
n Oudezijds Voorburgwal 300
1012 GL Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek ï ij Postbus 658
1000 AR Amsterdam
www.ois.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 78 | train |
Kenmerken en trends in het gebruik
ee .
van XTC, cocaïne en cannabis
Deze factsheet is onderdeel van de
voortgangsrapportage van het programma
Weerbaar Amsterdam/Drugscriminaliteit en
geeft inzicht in kenmerken van drugsgebruik-
ers en de trends in het gebruik van XTC,
cocaïne en cannabis in Amsterdam. Daarnaast
geeft de factsheet inzicht in het bewustzijn
van Amsterdammers over de maatschappelijke
gevolgen van het drugsgebruik.
XTC Ze cocaïne cannabis
Bevolking ®
2016 | 2020 2016| 2020 2016/2020
18-64 jarigen, afgelopen jaar 14% | 12% 18-64 jarigen, afgelopen jaar 9% | 10% 18-64 jarigen, afgelopen jaar 21%| 22%
18-64 jarigen, afgelopen maand 5%| 2% 18-64 jarigen, afgelopen maand 4%| 4% MM 18-64 jarigen, afgelopen maand 11%| 11%
De
date date date
UP 2019| 2020 |2021 MVP 2019| 2020 | 2021 RUP 2019/2020| 2021
18+, afgelopen jaar 3,4% [3,1% [3,1% 18+, afgelopen jaar 1,9% [1,6% [2,0% 18+, afgelopen jaar 7,2%1[7,8% [8,0%
18+, afgelopen maand 1,2%|[0,8% [1,0% 18+,afgelopen maand 0,8% [0,5% [0,8% 18+, afgelopen maand 4,9% [4,9% [5,1%
© XTC Ea cocaïne « cannabis
te te ate
upde 2016 | 2021 Mess 2016 | 2021 RuPS 2016 | 2021
$ _MBO-studenten, laatste jaar 15% | 9% MBO-studenten, laatste jaar 6% | 3% MBO-studenten, laatste jaar 34% 131%
EN, MBO studenten. laatste maand 7%| 3% MBO-studenten, laatste maand 3% | 2% MBO-studenten, laatste maand 22% [20%
se jeugdzorg 16+, laatste jaar 18% jeugdzorg 16+, laatste jaar 5% jeugdzorg 16+, laatste jaar 50%
„AG jeugdzorg 16+, laatste maand nb? jeugdzorg 16+, laatste maand nb: jeugdzorg 16+, laatste maand 42%
„A
ps tweede klas, laatste maand nb? tweede klas, laatste maand 0,9%
vierde klas, laatste maand 0,3% vierde klas, laatste maand 7,5%
Voortgezet Onderwijs Voortgezet Onderwijs
2 jonge cafébezoekers, laatste jaar 48% jonge cafébezoekers, laatste jaar 38% jonge cafébezoekers, laatste jaar 52%
Piere cafébezoekers, laatste maand 26% jonge cafébezoekers, laatste maand 22% jonge cafébezoekers, laatste maand 27%
NL
. festivalgangers, laatste jaar 66% festivalgangers, laatste jaar 39% festivalgangers, laatste jaar 64%
Apresevlaangen laatste maand 48% festivalgangers, laatste maand 26% festivalgangers, laatste maand 43%
Ê P scholieren, laatste maand 4% scholieren, laatste maand 4% scholieren, laatste maand 24%
Á 5e/6e klas havo en vwo 5e/6e klas havo en vwo 5e/6e klas havo en vwo
Drugs in het riool ® XTC Ana cocaïne cannabis
Het gebruik van XTC en cocaïne Geschat gebruik MDMA (XTC) per etmaal Geschat gebruik cocaïne per etmaal Geschat gebruik THC (cannabis) per etmaal
nam toe in 2022. Het gebruik van (mg per 1.000 inwoners!) (mg per 1.000 inwoners!) (mg per 1.000 inwoners!)
cannabis is iets afgenomen ten date
ub
opzichte van 2021. ®© Ea bovengrens!
©® 8534 8423
6238
5841
5284 5471
3049 3225 3327 3736 5216 0e
1160 1822 2608 ondergrens 8
973 90g 1156
Eje K 5 5 5 - 5 2 3
ALS 2018 2019 2020 2021 2022 2018 2019 2020 2021 2022 2018 2019 2020 2021 2022
Bij deze weergave zijn twee kanttekeningen op zijn plaats: “De uitscheiding is onder meer afhankelijk
- Het gaat om monsters uit de Rioolwaterzuiveringsinstallatie Amsterdam-West. Dit betreft van de ervaring van de gebruiker en de
niet al het afvalwater van Amsterdam en bevat deels afvalwater van omliggende gemeenten. frequentie van gebruik. Om deze variatie
- De weergave per 1.000 inwoners maakt vergelijking met andere steden mogelijk, maar bij weer te geven is gebruik gemaakt van
de omrekening naar het gebruik per 1.000 inwoners is het niet mogelijk om ook rekening twee omrekeningsfactoren. Omdat roken
gehouden met het aandeel gebruikers onder toeristen en andere bezoekers van de stad. de meest gebruikte manier is van consum-
Het afvalwater van deze groep (potentiële) gebruikers zit uiteraard wel in de monsters. eren,
2 Het gemiddelde van drie metingen (maart, april en juli 2020). is de omrekeningsfactor voor roken
3 In 2021 is de methode voor de omrekening naar het aandeel inwoners aangepast.
ee Kd Í
Bewustzijn van Amsterdammers over de maatschappelijke gevolgen
. . .
van het gebruik van XTC, cocaïne en cannabis
nieu .
In een meting onder respondenten van de Mate waarin men EE ) 2022
Veiligheidsmonitor worden Amsterdammers drugsgebruik 9
jaarlijks gevraagd naar hun mening over de - XTC EE | 2021
. e acceptabel vindt
mate waarin ze drugsgebruik acceptabel bron:
vinden, ze de drugsgebruiker verantwoor- VM 2022 Respondenten die de drugs EE | 2022
delijk houden voor de samenhangende zelf wel eens gebruikt hebben, Ps .
criminaliteit en de mate waarin ze zich zorgen vinden het gebruik meer Ara CoOCaIne EE | 2021
maken daarover. Ean acceptabel dan mensen die de
Ms drugs niet hebben gebruikt. EE | 2022
Naast de resultaten van de meting van 2022, Ep Ook vinden recente gebruikers .
zijn ook de resultaten van 2021 weergegeven. (gebruik in het afgelopen jaar) cannabis EE | 2021
ey het gebruik meer acceptabel acceptabel onacceptabel
In totaal hebben 4796 Amsterdammers dan niet-recente gebruikers.
van 15 jaar en ouder de vragenlijst ingevuld. Alle respondenten vinden het
De steekproef bevat minder drugsgebrui- gebruik van cocaïne minder De acceptatie ligt lager in de
kers dan in ander Amsterdams (gezond- acceptabel dan het gebruik van stadsdelen Nieuw-West,
heids)onderzoek . XTC en cannabis. Zuidoost, Noord en Weesp.
weleens afgelopen jaar
2022 2021 2022 2021 meu
XTC 17%[19%| 7%[ 5% Mate waarin men vindt EE | 2022
cocaïne [13%[14%| 4%[ 5% dat de gebruiker ook DN
cannabis| 38%} 41% |12%)12% verantwoordelijkheid €) XTC N=:
draagt voor de criminali- EE ì | 2022
teit die samenhangt met _® …
bron: de drugs dna cocaïne NN (EEN 202:
VM 2022 . .
Respondenten die de drugs nooit EE ) 2022
TN hebben gebruikt, vinden de
we verantwoordelijkheid van de can nabis EE ) 2021
… . CS gebruiker het grootst. Hoe recenter
Bewustzijn over relatie tussen Ee men drugs heeft gebruikt, hoe . ‚
. ee. ind d bruik k gebruiker gebruiker
drugsgebruik en criminaliteit ey minder men de gebruiker oo helemaal geen volledige
tst bii cocaïne verantwoordelijk acht voor de verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid
groo J criminaliteit die gepaard gaat met
de d .
Amsterdammers lijken het meest bewust van e orugs
de gevolgen van gebruik van cocaïne: de Voor alle typen drugs geldt dat
acceptatie is lager, de verantwoordelijkheid bewoners uit Weesp gebruikers het
wordt eerder bij de gebruiker neergelegd en meest verantwoordelijk achten
de mate waarin men zich zorgen maakt over voor de criminaliteit rondom drugs.
de samenhangende criminaliteit is het grootst.
nieu
Oordeel over verantwoordelijkheid Mate waarin men 9 2022 ERM eeen antwoord
verbonden aan acceptatie en zorgen zich zorgen maakt ® mmm heel veel
om de criminaliteit 2021 MEE ee emis.n
. . _ Fimi mel Ô 20 40 60 80 160 ==niet weinig, niet veel
Hoe minder drugsgebruik wordt geaccep mm weinig
teerd, hoe meer verantwoordelijkheid bij de bron: rondom drugs 2022 ET mn mmmheel weinig
gebruiker wordt gelegd. Pe
VM 2022 De mate waarin bewoners zich Ann 2021 |T TMN |
Hoe meer men zich zorgen maakt over de zorgen maken verschilt per 0 20 A40 60 80 160
criminaliteit rondom drugsgebruik, hoe meer Ban stadsdeel en daarbinnen ook per
verantwoordelijkheid bij de gebruiker wordt We type drugs. De verschillen zijn te 2022 EN
m
gelegd. klein om tot een eenduidig beeld
les PO 2021 BE ER
Het beeld over het bewustzijn is stabiel, er is “ 0 20 40 60 80 100
nagenoeg geen verschil tussen 2021 en 2022. Over het algemeen geldt dat recentere
De meting van 2022 bevat ook resultaten van . . .
. . drugsgebruikers zich minder zorgen maken
de inwoners uit Weesp, welke 5 procent van sas
. over de criminaliteit rondom drugs.
het totaal uitmaakt.
Hoe hoger de leeftijd, Vrouwen staan kritischer Amsterdammers met maximaal
hoe lager de acceptatie, tegenover drugsgebruik een mbo-1 opleiding houden
hoe meer zorgen er zijn dan mannen: ze vinden gebruikers minder vaak verant-
e over drugscriminaliteit en drugsgebruik minder woordelijk (voor de criminaliteit
® hoe meer men vindt dat acceptabel en ze leggen ® die samenhangt met XTC en
gebruikers van drugs ook © 3 relatief vaak de verant- cocaïnegebruik) in vergelijking
& verantwoordelijkheid woordelijkheid neer bij AEN” met Amsterdammers met een
dragen. A P, de gebruiker. mbo-2 t/m 4* of een hbo/wo-
í | \ opleiding. Daarnaast vinden
Amsterdammers met maximaal
een mbo-1 opleiding drugsge-
bruik het minst acceptabel.
*Tot deze groep behoren ook
Amsterdammers met een havo- of
vwo-diploma.
Colofon Bronnen
Uitgave: Actiecentrum Veiligheid en Zorg AGM Amsterdamse Gezondheidsmonitor, GGD Amsterdam
Contact: Amstel 1, 1011 PN Amsterdam NDM Nationale Drug Monitor, editie 2023
http://www.amsterdam.nl/acvz Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag
JGM Jeugd en genotmiddelen, GGD Amsterdam
GM Genotmiddelenmonitor, GGD Amsterdam
maart 2023 . . . en . .
Antenne Jellinek Preventie/UVA, Bonger Instituut voor Criminologie
KWR Water Research Instituut
VM Veiligheidsmonitor Amsterdam, gemeente Amsterdam, O&S
| Factsheet | 2 | train |
|
Bezo, 5
x Gemeente Ree |
Am ste rd am 1011 PN Amsterdam
2x Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020 |
2 amsterdam.nl |
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum g november 2016 ‚
Onskenmerk 2016/5821
Uw kenmerk
Behandeld door OOV
Kopie aan
Bijlage
Onderwerp Uw raadsadres van 6 augustus en uw mail van 9 augustus 2016
Geachte heer |
Namens de Stichting Moedige Moeders Nederland stuurde v een raadsadres d.d. 6 augustus 2016
en een mail d.d. 9 augustus 2016, waarin uv uw zorgen vit over de gevolgen het gedoogbeleid in |
Amsterdam voor de gezondheid van met name de jeugd. U houdt voorts een pleidooi voor |
afschaffing van het gedogen. |
Allereerst is de keuze voor het gedoogbeleid een landelijke aangelegenheid. Amsterdam heeft |
zich aan de Opiumwet te houden. Dat betekent dat Amsterdam slechts in beperkte mate vrij is om |
lokaal maatwerk toe te passen op het gebied van softdrugs.
Ondanks dat ik vw betrokkenheid bij dit onderwerp zeer waardeer, deel ik uw zorg niet. Hoewel
het gedoogbeleid nadelen kent, werkt het gedoogbeleid goed voor de scheiding van de |
harddrugsmarkt en de softdrugsmarkt. Als de verkoop van kleine hoeveelheden softdrugs in
coffeeshops aän volwassenen zou worden verboden, zou dat straathandel in de hand werken,
waardoor de harddrugsmarkt zich met die van de softdrugs kan vermengen. Bovendien is controle |
op leeftijd op straat niet aanwezig. |
Het voordeel van coffeeshops is dat strikte naleving van de gedoogcriteria wordt gevraagd en
daarop ook strikt wordt gehandhaafd. Jongeren worden zo veel mogelijk beschermd door ze niet
in de coffeeshops toe te laten en door de zichtbaarheid van gebruik voor hen te minimaliseren |
(door bijvoorbeeld invoeren afstandscriterium t.o.v. scholen en blowverboden op schoolpleinen en |
speelplaatsen). Ook zorgt Amsterdam voor uitgebreide voorlichting aan jongeren op scholen.
Een routebeschrijving vindt u op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 9 november 2016
. Kenmerk
Pagina 2 van 2 |
|
|
|
Zoals v aangeeft, heeft een groep bestuurders van verscheidene gemeenten (waaronder |
Amsterdam) een werkgroep opgericht om alternatieven voor het huidige gedoogbeleid te
onderzoeken. Het is echter niet zo dat Amsterdam zelf bezig is met plannen voor het reguleren of
legaliseren van de hennepteelt. |
|
5 ki 5 |
Ik dank u voor uw brief en ikhoop u met mijn antwoord voldoende te hebben geïnformeerd.
|
Met vriendelijke groet, |
' Í
z75 |
|
4 E.E. van der Laan
Burgemeester van Amsterdam
|
|
Í
|
|
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 10 mei 2023
Ingekomen onder nummer _ 195
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Van Renssen, Minderhoud, Aslami, Alberts en
Broersen inzake Panel van woningzoekenden voor woningbouwplan
Onderwerp
Woningbouwplan 2023-2028
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het Woningbouwplan;
Overwegende dat:
-__Het Woningbouwplan 2022-2028 een basis legt voor de nieuwbouw van woningen in onze
stad;
-__Ersprake is van grote woningnood, voor allerlei typen betaalbare woningen en alle soor-
ten woningzoekenden, jong, oud en alles daar tussenin;
-__Het woningbouwplan juist uitgaat van betaalbaar bouwen en het bouwen van een goede
mig
-__ Daarbij wordt juist ook ingezet op doorstroming , ook daarom is het goed om te weten
wat Amsterdammers verwachten van de nieuwbouw.
Verzoekt het college:
- Een panel te vormen van woningzoekenden en bewoners met het verzoek op het woningbouw-
plan te reflecteren;
- Hierbij verschillende bewoners en woningzoekenden uit alle wijken en voor alle typen woningen
te betrekken;
- Met de reflecties en overwegingen van het panel rekening te houden bij de uitvoering van het
woningbouwplan;
- Het voorstel voor de samenstelling van het panel uiterlijk juli 2023 aan de raad voor te leggen en
over de resultaten uiterlijk juni 2024 aan de raad te rapporteren
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Indieners,
N.A. van Renssen
B.M.H. Minderhoud
A.S. Aslami
R. Alberts
J. Broersen
| Motie | 2 | discard |
Bezoekadres
Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Postbus 202 Sector Griffier
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
Fax 020 552 4433
www.centrum.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
F.B. de Wit
Nieuwe Prinsengracht 47
1018 EG Amsterdam
Datum 22 februari 2008
Ons kenmerk 2008-396
Behandeld door Mechtild Rietveld
Rechtstreekse nummer 020 552 4371
Onderwerp Uw raadsadres van 18 januari 2008
Geachte heer De Wit
De deelraad heeft op 31 januari jl. besloten dat dit antwoord op uw brief van 18 januari jl.
aan de commissie Algemene Zaken ter kennis zal worden gebracht. Dat zal gebeuren
voor de vergadering van die commissie van 12 maart a.s.
Uw eerste raadsadres (van 1 oktober 2007) ging o.a. over de overdracht van uw woning
naar woningbouwcorporatie De Key. Tevens ging uw brief van 1 oktober over de ‘kloof
tussen burger en bestuur’. U vroeg zich met name af waarom de raad de raadsadressen
niet zelf beantwoordt, maar dat door het dagelijks bestuur laat doen. De raad laat dat
meestal doen omdat het dagelijks bestuur het uitvoerend orgaan is van de raad. Op 4
oktober 2007 heeft de deelraad zijn dagelijks bestuur gevraagd het antwoord te maken.
Deze is op 6 november 2007 naar u gestuurd. Tevens nodigde de voorzitter van het
dagelijks bestuur, Mw. Iping, u uit voor een gesprek, doch daarop bent u niet ingegaan.
Het antwoord van 6 november 2007 is ook in de commissie Algemene Zaken op 12
december 2007 aan de orde geweest. De griffie heeft aan u tevoren bericht gestuurd dat
het in de commissie zou komen en heeft aangegeven dat u zich kon melden om in te
spreken. U bent niet geweest, voorzover ik weet. De commissie stemde in met het
antwoord en gaf de opdracht u te berichten dat de deelraad het voornemen heeft om de
afhandeling van raadsadressen te verbeteren. Er is een werkgroep ‘carrousel’ die
verbeter-voorstellen gaat doen uiterlijk medio 2008. Dit bericht was nog niet naar u
verstuurd, maar inmiddels stuurde u een 3° brief, die van 18 januari 2008. U was niet
tevreden over het antwoord van 6 november 2007 op uw brief van 1 oktober.
Voor wat betreft het ene deel van uw raadsadres van 1 oktober 2007 (de overdracht van
uw woning) houdt Mw. Iping zich nog steeds aanbevolen voor een gesprek. U kunt
hiervoor contact opnemen met mw. Schutte, tel. 552 4723.
Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
22 februari 2008 Gemeente Amsterdam
2008-396 Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
Voor wat betreft het andere deel van uw raadsadres: Inderdaad moet de afhandeling van
raadsadressen beter. Dus ik begrijp uw brief van 18 januari (en 1 oktober 2007) heel goed.
Ik hoop, mêt u, dat de afhandeling van raadadressen beter zal worden en ook de
communicatie tussen de deelraad en de bewoners en ondernemers in de binnenstad.
Als u over dit antwoord wilt inspreken in de commissie Algemene Zaken van 12 maart a.s.
kunt u zich wenden tot de Griffie, Mw. Carry Tan A Kiam, tel. 552 4366 of
raadsgriffie @ centrum.amsterdam.nl
Met vriendelijke groeten,
Sarien Zijlstra
Voorzitter deelraad Centrum
2
| Raadsadres | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 73
Ingekomen onder Z
Ingekomen op woensdag 22 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma, Kreuger, Van Soest en Yilmaz inzake de Agenda
Autoluw (onderzoek ondergrondse parkeergarages)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 31).
Overwegende dat:
— het college de ambitie heeft om het autogebruik in de stad fors te beperken;
— hetcollege dit mede doet met het oog op de drukte in de stad en de schaarse
ruimte;
— geparkeerde auto's niet ten goede komen aan het zicht op de monumentale
binnenstad;
— bewoners van het centrum wel een auto moeten kunnen blijven houden;
— ondergrondse parkeergarages ervoor kunnen zorgen dat parkeerplaatsen
bovengronds kunnen worden opgeheven, zonder te raken aan het recht van
Amsterdammers om een auto te bezitten
— het vorige college onderzoek heeft gedaan naar 8 mogelijke ondergrondse
parkeergarages, hetgeen overwegend positieve resultaten opleverde
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Voortbouwend op het onderzoek van het vorige college te inventariseren waar nieuwe
ondergrondse parkeergarages zouden kunnen worden gerealiseerd, met als doel
bovengronds parkeerplaatsen op te heffen.
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
K.M. Kreuger
W. van Soest
N. Yilmaz
1
| Motie | 1 | discard |
VN2023-025934 Gemeenteraad
Grond en X Gemeente RAAD
Ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
Portefeuille Grond en Ontwikkeling
Agendapunt 6
Datum besluit 5 december 2023
Onderwerp
Vaststellen van de investeringsnota De Venser in stadsdeel Zuidoost en het beschikbaar stellen van
krediet
De gemeenteraad van Amsterdam besluit
1. Vaststellen van de investeringsnota De Venser, een coproductie van gemeente en erfpachter
Stadgenoot, met als belangrijke elementen:
* Woningbouwopgave d.m.v. verdichting in de verdeling 40-40-20
e Toevoeging van circa 550 woningen
* Maatschappelijke en commerciële voorzieningen
* Integraal ontwerp openbare ruimte van plangebied en omliggende buurt
* Integrale aanpak waarbij de huidige kavel aansluiting vindt op omliggende buurt
* Duurzaamheid volgens huidig beleid
* Autoluwe benadering van het parkeervraagstuk
* Planningen fasering
2. Kennis te nemen van het positieve advies van het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuidoost, om
de investeringsnota met stedenbouwkundig plan, nota van beantwoording en financiële paragraaf
door te geleiden naar het College van B&W en de Gemeenteraad.
3. Kennis te nemen van de Nota van Beantwoording Inspraak De Venser. Naar aanleiding van 73
inspraakreacties is het plan op belangrijke delen aangepast en meer in lijn gebracht met wensen en
belangen van omwonenden. Met als belangrijkste aanpassingen
* Het verlagen en verschuiven van bouwblokken
* Het aanpassen of verleggen van verkeersroutes en ontsluiting van het gebied
4. Kennis te nemen van de GEHEIME financiële paragraaf, behorende bij investeringsnota De Venser,
met als belangrijkste punten:
* Het negatief saldo van de grondexploitatie 28227 van € 2,3 miljoen op netto contante
waarde per 01-01-2023, waarvoor een voorziening getroffen zal worden in de Voorziening
Plantekorten in het Vereveningsfonds (VEF).
e Het beschikbaar stellen van een krediet op basis van het investeringsniveau in de
grondexploitatie 28227 onder het regime van het Vereveningsfonds ten bedrage van € 10,2
miljoen nominaal op prijspeil 01-01-2023.
e De grondexploitatiegrens zoals opgenomen in paragraaf 2.2 van de financiële paragraaf.
e Een doorlooptijd van grondexploitatie 28227 van 12 jaar, hoger dan de in het Besluit Begroting
en Verantwoording (BBV) vastgestelde richttermijn van 10 jaar, omdat er na 10 jaar nog
significante kosten worden verwachten ten gevolge van de fasering in bouw en sloop.
e De uitkomsten van de GEHEIME financiële risicoanalyse, welke onlosmakelijk verbonden zijn
met de grondexploitatie
Gegenereerd: vl.21 1
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Grond en % Amsterdam RAAD
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
5. Inte stemmen met de grondexploitatie 28227 De Venser welke een negatief resultaat kent van
€ 2,3 miljoen op netto contante waarde per 01-01-2023. De totale investeringen zijn begroot op €
10,2 miljoen nominaal op prijspeil 01-01-2023. Voor het negatieve resultaat van de grondexploitatie
wordt een voorziening getroffen in de Voorziening Plantekorten van het Vereveningsfonds.
6. Het beschikbaar stellen van een krediet op basis van het investeringsniveau in de grondexploitatie
28227 onder het regime van het Vereveningsfonds ten bedrage van € 10,2 miljoen nominaal op
prijspeil 01-01-2023.
7. Kennis te nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 87 van de gemeentewet is
opgelegd op de GEHEIM financiële paragraaf De Venser. Dit in verband met de belangen genoemd
in artikel 5.1, tweede lid onder b van de Wet open overheid. De geheimhouding wordt opgelegd tot
uiterlijk 31 december 2039, 5 jaar na de geplande oplevering van het plan, of tot het moment waarop
de raad besluit deze op te heffen.
Wettelijke grondslag
Artikel 189, eerste lid jo artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 5, eerste tot en met
derde lid van de Gewijzigde financiële verordening Amsterdam 2023. Voor alle taken en activiteiten
brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede
de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. De raad stelt bij verordening de
uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting
van de financiële organisatie vast. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting of een
begrotingswijziging.
Artikel 87 Gemeentewet. De raad, het college, de burgemeester en een commissie als bedoeld in
hoofdstuk V kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de
Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij
dat orgaan berust.
Bestuurlijke achtergrond
Principenota Venserpolder, vastgesteld door College van B&W in december 2020. Hierin is De
Venser opgenomen als kans voor het toevoegen van extra woningen en voorzieningen en een impuls
te geven aan de buurt.
In mei 2022 is het concept stedenbouwkundig plan vrijgegeven voor inspraak door het College van
B&W.
Onderbouwing besluit
Ad 1. Vaststellen van de investeringsnota De Venser
De huidige Venser is een woonzorgcentrum van Stadgenoot in de Venserpolder in stadsdeel
Zuidoost. Stadgenoot verhuurt als erfpachter van de kavel het zorgdeel met 154 zorgwoningen
aan Amstelring. Daarnaast verhuurt Stadgenoot 154 sociale huur aanleunwoningen die deel
uitmaken van het complex. Stadgenoot heeft besloten tot gefaseerde sloop en nieuwbouw van het
woonzorgcentrum en de aanleunwoningen, aangevuld met circa 550 extra woningen. De openbare
ruimte van de kavel (die ontstaat omdat deze deels teruggaat naar de gemeente) en de omliggende
Gegenereerd: vl.21 2
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Grond en % Amsterdam RAAD
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
buurt is integraal meegenomen in het ontwerp. Zo kan de huidige gesloten kavel getransformeerd
worden in een nieuwe buurt, die verbonden is met de omliggende buurt.
* Woningbouwopgave
Het woningbouwprogramma omvat circa 70.000 m2 BVO met daarin circa zoo woningen en 150
zorgwoningen in het woonzorgcentrum. De verdeling over de segmenten sociaal — middelduur —
vrije sector is 40-40-20. De woninggroottes zijn gemiddeld 55 m2 in het sociale segment, 58 m2
in het middensegment en 72 m2 in het vrije segment. Het middensegment bestaat volledig uit
huurwoningen, waarnaar een grote vraag is in de stad.
Door middel van dit woningaanbod wordt een bijdrage geleverd aan de specifieke vraag van zowel
de wijk als de stad Amsterdam als geheel. De Venserpolder bestaat nu voor een groot deel uit sociale
woningbouw. Door het toevoegen van betaalbare woningen in andere segmenten wordt bewoners
uit de wijk de kans geboden door te groeien zonder de wijk te hoeven verlaten. Hierdoor kunnen
starters aanspraak maken op hun eerste woning. Daarnaast biedt het, ook gezien de koppeling met
woonzorgcentrum De Venser en de nieuwe voorzieningen een kans voor senioren die nu veelal in
bestaande wooncomplexen in de Venserpolder wonen waar geen lift beschikbaar is.
e Voorzieningen
In het plan is 2500 m2 aan voorzieningen voorzien, waarvan 1200 m2 in het woonzorgcentrum
en 1300 m2 verdeeld over de andere bouwblokken. Dit creëert een actieve plint die vanaf de
entree aan de Noordzijde via het centrale plein naar de zuidkant van het gebied leidt. Vanuit de
gemeente zal er een buurtkamer gerealiseerd worden in het woonzorgcentrum. Ook is daar ruimte
voor kleine voorzieningen als een kapper of winkel, die zowel gericht is op de bewoners van het
woonzorgcentrum als de omliggende buurt.
* Ontwerp openbare ruimte
Het ontwerp zorgt voor het openen van de in de in huidige situatie gesloten kavel van De Venser. De
verbinding met de bestaande buurt wordt aan alle zijden gezocht met nieuwe routes voor fietsers en
voetgangers. Het centrale plein vormt het hart van de nieuwe buurt. Op de groene verbindingen met
de omliggende buurt en langs het water aan de zuidzijde ontstaan nieuwe openbare verblijfsruimtes
die vitnodigen tot ontmoeting.
Het plangebied en het ontwerp openbare ruimte omhelst een groter gebied dan de kavel van De
Venser zelf. Om verschillende redenen is een groter gebied meegenomen. Dit geeft kans tot een
integraal ontwerp op het gebied van groen, verkeersstromen en parkeren. Door de verdichting op de
kavel zelf is het noodzakelijk om uit te wijken naar omliggend gebied om een deel van de groennorm
en bomencompensatie op te vangen waaraan volgens Amsterdams beleid moet worden voldaan.
Dit is voorwaardelijk voor de uitvoerbaarheid van het plan. Tegelijkertijd zorgt dit voor een kans voor
de omliggende buurt, die autoluwer en groener wordt. Over het parkeren later meer.
Het omliggende gedeelte van de Venserpolder is op straatniveau erg versteend, met veel ruimte
voor de auto. Door het uitrollen van bomen en groen wordt het leefklimaat en de kwaliteit van de
openbare ruimte ook in een deel van de bestaande buurt verbeterd. Meer groen zorgt voor een
betere luchtkwaliteit en minder hittestress. Door slim te ontwerpen en zichtlijnen op ooghoogte te
behouden kan groen worden toegevoegd zonder inbreuk te doen op het gevoel van veiligheid en
ogen op straat. Uitgangspunt van het ontwerp is om een groene zoom te creëren rondom het gehele
plangebied. Hierdoor wordt een duidelijke groenstructuur toegevoegd.
Door de verdichting van de kavel moet er een significant aantal bomen gekapt worden. De
compensatie zal zowel op de kavel zelf als daarbuiten plaatsvinden. De hoofdbomenstructuur,
die vlak langs de kavel loopt, blijft behouden. Hiervoor wordt door Stadgenoot een
Gegenereerd: vl.21 3
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Grond en % Amsterdam RAAD
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
bomenbeschermingsplan opgesteld. Ook wordt er een bomencompensatieplan opgesteld,
waarvoor al een eerste verkenning is gedaan. Daaruit blijkt dat er kansen liggen om waardevolle
en beeldbepalende bomen te behouden of verplaatsen. Verder zullen er veel nieuwe bomen
worden geplant, deels in een groter dan standaard voorgeschreven formaat. Daarnaast wordt er
ook aandacht besteed aan groeiplaatsverbetering, zodat bestaande en nieuwe bomen beter en
gezonder uit kunnen groeien en daarmee meer bladvolume toevoegen.
Een ander element van het ontwerp zijn de verkeersstromen. Eris gekozen om voetgangers en
met name fietsers veiligere en verbeterde routes te geven en de auto minder dominant te maken.
Vlak langs en door het gebied lopen twee belangrijke fietsroutes die onderdeel zijn van het Plusnet
Fiets. Het Strandvlietpad wordt in het plan daarom opgewaardeerd tot fietsstraat of fietsvriendelijke
straat, met bijbehorende inrichting.
Op de overgangen tussen het projectgebied en de bestaande buurt worden sport- en
spelvoorzieningen toegevoegd voor verschillende doelgroepen die vitdagen tot bewegen. Deze
voorzieningen zijn gericht op zowel de bestaande als de nieuwe buurt.
Een deel van de buitenruimte wordt ingevuld door collectieve buitenruimtes van de woonblokken.
Deze zijn niet openbaar toegankelijk.
Door de keuze te maken de buurt autoluwer te maken en de fietser en voetganger meer ruimte te
geven en het vergroenen van de stenige openbare ruimte sluit het plan aan bij de koers Amsterdam
Maakt Ruimte.
Om de haalbaarheid van beheer van het nieuwe ontwerp te borgen is al in vroeg stadium van
planvorming afstemming gezocht middels het BAP en beheertoetsoverleg.
* Integrale aanpak
Binnen de kaders van gebiedsontwikkeling en grondexploitatieregels is gezocht naar verbinding
met de omliggende buurt op verschillende thema's. De ambitie is om geen opzichzelfstaande
nieuwe buurt te creëren, maar deze te integreren en verbinden met de bestaande buurt, zodat waar
mogelijk zoveel mogelijk meerwaarde wordt gecreëerd voor mensen die nv in de omgeving wonen,
werken en zich bewegen in de openbare ruimte. Deze verbinding is gezocht in onder andere het
woningaanbod, het toevoegen van bomen en groen, nieuwe commerciële en maatschappelijke
voorzieningen, betere (fiets)routes, nieuwe ruimte voor verblijven en ontmoeten en nieuwe sport-
en spelvoorzieningen.
* Duurzaamheid
Het plan moet voldoen aan het Amsterdamse beleid op het gebied van energie, circulariteit,
klimaatadaptatie, natuurinclusiviteit, sociale duurzaamheid en mobiliteit. Vanwege de haalbaarheid
en betaalbaarheid is het plan op sommige onderdelen gericht op de minimale eisen uit dat beleid.
Bij vitwerking van het energiesysteem worden tenminste de volgende varianten afgewogen:
- Hybride WKO in combinatie met 70% stadsverwarming Vattenfall
- WKO met eigen regeneratie, bijvoorbeeld met PVT-panelen
- Hybride WKO in combinatie met restwarme datacenters Zuidoost
Dit betekent dat niet vaststaat dat de volledige warmtevoorziening van begin af aan geleverd zal
worden door lage temperatuurbronnen. Wel zal deze in elk geval moeten voldoen aan de BENG-
norm.
Gegenereerd: vl.21 4
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Grond en % Amsterdam RAA D
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
De basis van het energieconcept voor De Venser voor de warmte en koudevoorziening is
bodemenergie. Vanuit één of meerdere bodembronnen wordt op een energie efficiënte
wijze warmte geproduceerd met warmtepompen en kan koude direct geleverd worden vit de
bodembronnen. Aanvullend op bodemenergie zijn er verschillende technologieën en strategieën
om de vereiste warmte- en koudebalans in de bodem te waarborgen. Om tot een definitieve keuze
te komen is ‘Duurzaam, tenzij het vitgangspunt. Naast duurzaamheid worden factoren zoals
gebouwen en omgevingsbeperkingen, beschikbaarheid van technologieën, betrouwbaarheid en
betaalbaarheid ook afgewogen. Daarnaast spelen ook de ontwikkelkenmerken van de verschillende
kwadranten een rol.
* Parkeren
In het ontwerp is gezocht naar de juiste balans tussen voldoende parkeerplaatsen in de pieksituatie
en het vergroenen en autoluwer maken van de buurt en het verbeteren van fietsroutes, zonder
overlast van zoekverkeer te veroorzaken. Dit heeft geleid tot een verschuiving van parkeerplaatsen,
waarbij per saldo parkeerplaatsen verdwijnen in de buurt. Omdat er sprake is van betaald parkeren
en een vergunninggebied is door monitoring en parkeerdrukmeting gebleken dat er voldoende
ruimte is voor het opheffen van parkeerplaatsen. Dit resulteert in het opheffen van parkeerplaatsen,
het verplaatsen van parkeerplaatsen, het aanpassen van haaks parkeren naar parallel parkeren
en in het toevoegen van parkeren op de kavel zelf voor bezoekers van de nieuwe woningen en
voorzieningen.
Hierbij moet worden opgemerkt dat In Zuidoost een breder probleem speelt dat tijdens grote
evenementen in onder andere de Johan Cruijff Arena en Ziggo Dome een overloop ontstaat van
parkeerders naar omliggende buurten. Dat speelt ook in dit gedeelte van de Venserpolder. Dit
probleem zal zoveel mogelijk opgelost moeten worden door bezoekers te stimuleren om te parkeren
in de garages van het evenementengebied. Er bestaat geen parkeerregime dat actief onderscheid
kan maken tussen herkomst van parkeerders in het openbaar gebied.
Voor de sociale en middeldure huurwoningen worden geen parkeerplaatsen op eigen terrein
aangelegd. Wel worden er parkeergarages aangelegd voor personeel van het woonzorgcentrum en
bewoners van de vrije sector woningen.
Alle woonblokken bevatten interne stallingen voor fietsen en scooters volgens de daarvoor geldende
normen. Daarnaast worden er parkeergelegenheid voor fietsen aangelegd voor bezoekers in de
openbare ruimte.
* Planningen fasering
Om ervoor te zorgen dat de huidige bewoners in 1 beweging kunnen verhuizen naar de nieuwbouw
heeft Stadgenoot ervoor gekozen gefaseerd te bouwen en slopen. Eerst wordt een deel van de
nieuwe aanleunwoningen gebouwd. Daarna wordt een deel van het huidige woonzorgcentrum
gesloopt, om vervolgens de rest van het nieuwe woonzorgcentrum te kunnen bouwen. Daarna
kan het restant gesloopt worden. Dit vormt samen Fase 1 van het plan. Fase 2 omvat de andere
bouwblokken, die eveneens gefaseerd gebouwd zullen worden.
Volgens de huidige planning start de bouw in 2025 en loopt deze door tot in 2032. In het vervolg van
de planvorming wordt verder uitgewerkt hoe en wanneer de openbare ruimte, eventueel gefaseerd,
door de gemeente aangelegd zal worden.
Ad 2. Kennis te nemen van het positieve advies van het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel
Zuidoost
Gegenereerd: vl 21 5
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Grond en % Amsterdam RAAD
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
Op 7 november 2023 adviseerde het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuidoost positief over de
investeringsnota De Venser.
Ad 3. Kennis te nemen van de nota van beantwoording Inspraak De Venser
Het College van B&W heeft het concept stedenbouwkundig plan De Venser vrijgegeven voor
inspraak. Het plan heeft vervolgens ter inzage gelegen van 16 mei 2022 tot 26 juni 2022. In die
periode konden bewoners, belanghebbenden en geïnteresseerden een inspraakreactie indienen.
Alle inspraakreacties en beantwoording zijn gebundeld in de nota van beantwoording en zijn voor
zover mogelijk verwerkt in het definitieve stedenbouwkundige plan. Voor meer informatie hierover
zie het kopje participatie en de investeringsnota.
Ad 4, 5 en 6. Kennis te nemen van de GEHEIME financiële paragraaf, behorende bij
investeringsnota De Venser, daarmee in te stemmen en de grondexploitatie vast te stellen
De totale geraamde kosten bedragen € 10,2 miljoen en de opbrengsten bedragen € 8,4 miljoen.
Daarmee bestaat er een negatief saldo van grondexploitatie 28227 van € 2,3 miljoen op netto
contante waarde per 01-01-2023.
Buiten de grondexploitatie is aanvullende dekking mogelijk vanuit de WBI-subsidie. Uit deze
financieringsbron kan € 1,5 miljoen aan het project worden toegerekend.
Voor het resterende negatieve resultaat van de grondexploitatie zal een voorziening getroffen
worden in de Voorziening Plantekorten in het Vereveningsfonds (VEF). Hierover bestaat afstemming
met het Financieel Adviesteam (FAT).
De periode waarin de kosten en opbrengsten worden gerealiseerd bedraagt 12 jaar vanaf het
moment dat de grondexploitatie is geopend. Dit vanwege de fasering van sloop en bouw zoals
genoemd onder het kopje planning en fasering.
Middels de investeringsnota en financiële paragraaf De Venser wordt de gemeenteraad gevraagd
een krediet te verstrekken op basis van het investeringsniveau in de grondexploitatie 28227
onder het regime van het Vereveningsfonds ten bedrage van € 10,2 miljoen nominaal op prijspeil
01-01-2023.
Ten aanzien van het tekort van de grex kan gesteld worden dat er sprake is van een zodanige
toevoeging van een aantal woningen in het gebied dat dit zijn weerslag heeft op de direct
omringende buitenruimte. De omringende openbare buitenruimte moet goed aansluiten op de
schaal van de ontwikkeling en voorziet tevens in de benodigde groencompensatie. Daarnaast
waren er sowieso een aantal ingrepen in het openbaar gebied noodzakelijk zoals de aanleg van een
fietspad.
Dus vanwege het belang van het realiseren van zoveel extra woningen en omdat de investeringen
buiten de GREX (mede) worden gedekt vit de WBI vinden wij het verantwoord dat er sprake is van
een (kleine) negatieve GREX.
Theoretisch kan het tekort lager uitvallen als de aanpak van de openbare ruimte buiten het kavel
van Stadgenoot niet wordt meegenomen. Ten opzicht van het concept SP is hierbij in het definitieve
SP al gekort {teruggebracht. Verder afkalving maakt het SP minder sterk, vertraagd het proces
en zorgt voor een andere boodschap naar de buurt. Daarnaast wordt dan niet voldaan aan de
bomencompensatie en sport- en groennorm, gezien de omvang daarvan fysiek niet past op de kavel
van Stadgenoot zelf.
Gegenereerd: vl.21 6
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Grond en % Amsterdam RAAD
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
Ad 7. Kennis te nemen van de geheimhouding
Door de openbaarheid van de ‘Financiële paragraaf Investeringsnota De Venser' kunnen de
financiële belangen van de gemeente worden geschaad. De geheimhouding volgt op grond van
belangen genoemd in artikel 5.2, tweede lid onder b van de Wet open overheid. Door openbaarheid
van de gegevens uit de bijlagen kunnen de financiële belangen van de gemeente worden geschaad.
Het belang van openbaarheid weegt daar niet tegenop. Het betreft aanbestedingsgevoelige
informatie. De financiële paragrafen zijn standaard geheim vanwege de vertrouwelijke informatie
over kosten en opbrengsten.
Financiële onderbouwing
Investeringsvoorstel
Tabel 1: Basisgegevens investering
|Afschrijvingstermijn (jaar) | 0 |
|MiP nummer | |
Consequenties gedekt? Ja
Overige toelichting
Dekking gedeeltelijk vanuit de grondexploitatie. De totale geraamde opbrengsten bedragen € 8,4
miljoen. Daarmee bestaat er een negatief saldo van grondexploitatie 28227 van € 2,3 miljoen op
netto contante waarde per 01-01-2023.
Buiten de grondexploitatie is aanvullende dekking mogelijk vanuit de WBI-subsidie. Uit deze
financieringsbron kan € 1,5 miljoen aan het project worden toegerekend.
Voor het resterende negatieve resultaat van de grondexploitatie zal een voorziening getroffen
worden in de Voorziening Plantekorten in het Vereveningsfonds (VEF). Hierover bestaat
afstemming met het Financieel Adviesteam (FAT).
De conclusie is dat er financiële consequenties zijn die worden gedekt in de begroting door middel
van een voorziening in het vereveningsfonds en bijdrage vit de WBI subsidie.
Conclusie
De genoemde beslispunten in de voordracht hebben wel financiële consequenties en deze zijn
reeds geraamd in de begroting (100% dekking).
Geheimhouding
Op de GEHEIM financiële paragraaf De Venser is geheimhouding opgelegd op grond van artikel 87
van de Gemeentewet. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel 5.1, tweede lid onder b
van de Wet open overheid. Door openbaarheid van de gegevens uit de bijlagen kunnen de financiële
belangen van de gemeente worden geschaad. Het belang van openbaarheid weegt daar niet
Gegenereerd: vl.21 7
VN2023-025934 % Gemeente Gemeenteraad
Gronden x Amsterdam RAAD
Ontwikkeling %
Voordracht voor de raadsvergadering van 24 januari 2024
tegenop. Het betreft aanbestedingsgevoelige informatie. De financiële paragrafen zijn standaard
geheim vanwege de vertrouwelijke informatie over kosten en opbrengsten.
De geheimhouding wordt opgelegd tot uiterlijk 31 december 2039, 5 jaar na de geplande oplevering
van het plan, of tot het moment waarop de raad besluit deze op te heffen.
Welke stukken treft v aan
AD2023-091657 1. Definitief stedenbouwkundig plan De Venser. pdf (pdf)
AD2023-091658 2. Bijlagen definitief stedenbouwkundig plan De Venser.pdf (pdf)
AD2023-091659 3. Nota van Beantwoording De Venser (anoniem).pdf (pdf)
AD2023-093264 5. Stadsdeel Zuidoost Voordracht met uitslag.pdf (pdf)
AD2023-091660 GEHEIM - 4. GEHEIM Financiele Paragraaf De Venser.pdf (pdf)
AD2023-091647 Gemeenteraad Voordracht (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Heleen Hof (G& O), h.hof@®amsterdam.nl, 06 14 26 79 11
Gegenereerd: vl.21 8
| Voordracht | 8 | train |
x Gemee nte Besluit van de vergadering van het Algemeen Bestuur van
x Amsterdam 25 december 2015
X Oost
Jaar 2014
Registratienummer Z-15-22342/ INT-15-06696
Onderwerp: Plan van aanpak actualisatie bestemmingsplannen 2015-2018
Het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie Oost,
Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 10 november 2015
Overwegende dat,
De Wet ruimtelijke ordening verplicht tot het herzien van bestemmingsplannen in een 10-
jarige cyclus;
Op basis van actuele bestemmingsplannen het vorderen van leges voor bouwplannen
mogelijk is;
Door het herzien van bestemmingsplannen eenduidige en vniforme bestemmingsplannen
ontstaan;
Gelet op de,
Wet ruimtelijke ordening;
Verordening op de Bestuurscommissies;
Besluit:
1. Het Plan van aanpak Actualisatie Bestemmingsplannen 2015-2018 vast te stellen.
Het algemeen bestuur van de Bestuurscommissie Oost
Liane Pielanen, Ivar Manvel,
secretaris voorzitter
Afschrift: Robbert Leenstra, [email protected]
*ZOO1FS5SF6AB7 «
| Besluit | 1 | test |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam Beantwoording schriftelijke vragen
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 15 oktober 2021
Portefeuille(s) Personeel & Organisatie en Diversiteit
Portefeuillehouder(s): _ Touria Meliani, Rutger Groot Wassink
Behandeld door Directie P&O, [email protected])
Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid La Rose inzake
zwangerschapsdiscriminatie op de werkvloer.
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 1 december 2020 heeft het college schriftelijke vragen ontvangen van het lid La Rose (PvdA)
inzake zwangerschapsdiscriminatie op de werkvloer. Onderstaand treft u de beantwoording van
deze vragen aan.
Toelichting door de vragenstellers
Twee op de vijf Nederlandse vrouwen heeft op haar werk te maken met
zwangerschapsdiscriminatie. Zo meldt het College voor de Rechten van de Mens in het dagblad
Trouw van de afgelopen week. Vooroordelen blijken vaak de boosdoener. Of het nu gaat om
afwijzingen tijdens een sollicitatiegesprek of een contract dat toch niet wordt verlengd,
zwangerschapsdiscriminatie op het werk blijft voor veel vrouwen een onverminderd groot
probleem. Nog altijd wordt één op de vijf vrouwen bij sollicitaties afgewezen, bij één op de tien
werd expliciet gezegd dat de zwangerschap aan de afwijzing ten grondslag lag. Bijna de helft van
alle ondervraagde vrouwen met een tijdelijk contract kreeg geen verlenging of een vast contract
vanwege hun zwangerschap of een pasgeboren kind. Een kwart van de vrouwen loopt zo
promoties, salarisverhogingen, bonussen en scholing mis, of heeft problemen met afspraken over
zwangerschapsverlof en de terugkeer op het werk. Sommige vrouwen zeggen een achterstand in
hun carrière te hebben opgelopen. Als het aan Vakbond FNV ligt, gaat de overheid strenger
controleren op deze vorm van discriminatie. “Werkgevers kunnen er nu te makkelijk mee
wegkomen zolang ze niet worden geconfronteerd met de consequenties van hun handelen”, zegt
de bond in Trouw. De fractie van de PvdA Amsterdam vindt de bovenstaande constateringen
zorgelijk en niet passen in onze huidige samenleving. Gezien het vorenstaande stelt
ondergetekende, namens de fractie van PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde
voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester
en wethouders:
Het college kan de gestelde vragen als volgt beantwoorden.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 15 oktober 2021
Pagina 2 van 4
1. Is het college bekend met dit bericht uit het dagblad Trouw en zo ja, heeft het college
informatie of zwangerschapsdiscriminatie ook in Amsterdam voorkomt?
Ja, het college is bekend met het bericht. Het college betreurt dat zwangerschapsdiscriminatie
ook in Amsterdam voorkomt. In 2019 kwamen 32 meldingen van arbeidsmarktdiscriminatie bij
Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (MDRA) binnen op grond van geslacht. In 2020 waren
dat 79 meldingen op grond van geslacht. Er zitten meldingen tussen met discriminatiegronden
rondom zwangerschap en moederschap. In 2020 waren er 8 meldingen die specifiek gingen over
discriminatie op grond van zwangerschap en moederschap. Uiteraard zal niet iedereen de
discriminatie melden dus precieze aantallen zijn niet bekend.
2. Heeft het college informatie waaruit blijkt dat dit ook binnen de eigen gemeentelijke
organisatie voorkomt?
Net als bij het MDRA geldt ook voor de gemeentelijke organisatie dat niet iedereen discriminatie
meldt. Bij Bureau Integriteit zijn geen meldingen van zwangerschapsdiscriminatie gedaan. Wel
hebben wij bij navraag begrepen dat zwangerschapsdiscriminatie een aantal keer aan de orde is
geweest in gesprekken van medewerkers met vertrouwenspersonen. Omdat deze gesprekken
uiteraard van vertrouwelijke aard zijn, heeft het college hierover geen verdere informatie. Wel
roept het college vertrouwenspersonen op om, indien mogelijk sprake is van discriminatie,
medewerkers te adviseren en bij te staan indien zij hiervan melding willen maken, zodat
onderzoek kan worden gedaan. Vertrouwenspersonen kunnen meedenken, informeren,
adviseren, steunen en begeleiden.
3. Deelt het college de mening dat dit een groot punt van zorg is en dat de gemeente hierin
een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft, ook als werkgever?
Het college verafschuwt alle vormen van arbeidsmarktdiscriminatie en vindt dus ook
zwangerschapsdiscriminatie, onacceptabel. Daarom voert de gemeente Amsterdam met andere
werkgevers een breed programma tegen arbeidsmarktdiscriminatie vit. Het college vindt dat de
gemeente een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en een voorbeeldfunctie vervult. De
gemeente als werkgever, is een belangrijk deel van de aanpak.
4. Gezien de uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens, deelt het college de
mening dat de aannames en vooroordelen bij werkgevers over zwangere vrouwen, met name
dat ze minder productief of ambitieus zouden zijn, misplaatst zijn?
Ja, het college deelt de mening dat de aannames over zwangere vrouwen, dat zij minder
productief of ambitieus zijn, misplaatst zijn.
5. Deelt het college het standpunt van vakbond FNV dat er in voorkomende gevallen strenger
op deze vorm van discriminatie moet worden opgetreden?
Het college stelt voorop dat er altijd moet worden opgetreden in geval van discriminatie en niet
alleen in de vorm van zwangerschapsdiscriminatie. Het college bekijkt hoe we in onze aanpak
kunnen aansluiten bij de extra acties van het Rijk.
Een voorbeeld is om toezicht en handhaving op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie te
versterken. In het Regeerakkoord is afgesproken dat aandacht wordt gegeven aan het bestrijden
van discriminatie in sollicitatieprocedures met een stevige handhavende rol voor de Inspectie
SZW. Het wetsvoorstel ‘Wet Toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie’ geeft invulling aan
deze afspraak uit het Regeerakkoord. Dit wetsvoorstel voorziet in de verplichting voor werkgevers
om te beschikken over een werkwijze voor objectieve werving en selectie. De Inspectie SZW krijgt
daarbij de bevoegdheid om hierop toe te zien.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 15 oktober 2021
Pagina 3 van 4
In 2021 is samen met het College Rechten van de Mens en het ministerie van OCW, een
bijeenkomst georganiseerd met deskundigen en stakeholders die in contact staan met zwangere
vrouwen en jonge moeders, gericht op gezamenlijke en effectieve communicatie over
zwangerschapsdiscriminatie. Daarnaast start het Rijk in 2021 een brede
bewustwordingscampagne, die zich ook richt op werkgevers en op vrouwen in relatie tot
zwangerschapsdiscriminatie.
Overigens lost dit harder optreden het probleem niet op, omdat maar weinig meldingen tot een
zaak leiden (zie beantwoording vraag 1 en 2). Het is belangrijk om goede voorlichting aan
werknemers én werkgevers te geven over de rechten van werknemers. Het stimuleren van
werknemers in het melden kan er toe leiden dat er onderzoek wordt verricht en indien nodig
opgetreden kan worden. Het college zet zich in voor het voorkomen van discriminatie en werkt
aan een inclusieve gemeentelijke organisatie.
6. Zijn medewerkers binnen de gemeente Amsterdam als werkgever voldoende opgeleid en
toegerust om met deze problematiek om te gaan?
Zo nee, wat is het college van plan hieraan te doen?
Op 23 juni 2020 is de bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit (2020 — 2023) vastgesteld door het
college. Om bewustzijn over diversiteit en inclusie te stimuleren ontwikkelen we vanuit de
bestuursopdracht trainingen en instrumentarium. Trainingen op gebied van bias en
intersectionaliteit maken onderdeel vit van dit aanbod.
Daarnaast zet de bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit in op inclusieve werving en selectie. De
diverse samenstelling van de selectiecommissies en de trainingen van selectiecommissies op bias
zijn middelen waarmee het college de medewerkers opleidt om met deze problematiek om te
gaan.
7. Is het college voornemens om aanvullende maatregelen te nemen, zoals gesprekken aan te
gaan met werkgevers in Amsterdam, met name in de communicatie en voorlichting over de
misplaatste aannames over zwangere vrouwen?
Het college maakt graag gebruik van de inzichten die landelijk worden opgedaan in 2021 (zie
beantwoording vraag 5) en neemt dit op in het aanbod van het platform ‘Amsterdam Divers en
Inclusief’ dat gericht is op werkgevers. In communicatie in het kader van de Aanpak
arbeidsmarktdiscriminatie neemt de gemeente dit onderwerp op als één van de vormen van
discriminatie. De gemeente start vooralsnog geen aparte voorlichting over misplaatste aannames
over zwangere vrouwen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 15 oktober 2021
Pagina 4 van 4
8. Heeft het college zicht op het feit of en zo ja hoe er binnen de G4 op dit vlak wordt
samengewerkt? En zijn daar eventueel verbeterpunten? Zo ja, is het college bereid daarin te
onderzoeken welke maatregelen mogelijk gezamenlijk getroffen kunnen worden?
Op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie is er overleg tussen G4 en het ministerie van SZW.
Op het gebied van zwangerschapsdiscriminatie is er geen gezamenlijke aanpak. Het college
bekijkt ook hierin hoe we in onze aanpak kunnen aansluiten bij initiatieven en acties van het
Rijk(zie beantwoording vraag 5).
Wij verwachten u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Touria Meliani
Wethouder Personeel & Organisatie
Rutger Groot Wassink
Wethouder Diversiteit
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
> < Gemeente
x Amsterdam
Voortgangsrapportage particuliere
transformaties stadsdelen 2021 en 2022
Inhoudsopgave
1. Inleiding … eenen eeereenerenvereenenenreenerenverenveneenenenvenerenverenerenveneeneneevenverenveneenenenevenverenvereneneeenene vereren 3
2. Particuliere transformaties. nnnnennnernnerennerenen eenen ennenenerenerenen venen enneneneennerenerennenennenenerenerenven ennen enne renee
2.1 Organisatie binnen stadsdelen voor particuliere transformaties … …………nneneneenenneeneenennenneeneenenenneeeeneeeneeveneene de
2.2 Definitie particuliere transformaties … … nennen enereneenereneneneenerenenenvenerenenen eenen eenen venen eenenvenereene venen eene rene
2.3 Knelpunten particuliere transformaties stadsdelen … nnee eenenneenennenneenensensenvenveneenenveneevenvenvenene 5
2.4 Particuliere transformaties en de realisatie van woningen … …….….nnunnnnneneneneneeeneeneneeneeveneneeeeveneeeneeenene 5
3. Stadsdeel Centrum … nnee enen eeereenerenverenneneenenenvenveeneneevenverenven eenen eenvenerenverenveneenenenevenverenverenvenenenvne renee renven J
3.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Centrum …….nunonnnnrnenennnnennenenennsenneneennenvenevennenvenesennenveeevenvneenneennvenvenevenneenneneenn 7
3.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Centrum 2021.….…..nonennennenneenennennenneneeneneeeeeevenenen Ö
3-3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Centrum 2022.……..…nnnennernneeneeenerneeeneneneenrenenenvenerenenene @
4. Stadsdeel Noord … nnen ennereeensereeeneereeeneer eener venenneer vennen venveenvenveer vennen vendere ververs verver eenvern verver eenver vennen AL
4.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Noord nn nnoonensenneeenersenennenenenenenneneenseeeneeeennenveneennenvenenennenvenevenveevenevenveeevenenen AL
4.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Noord 2021 … nonnen eeneenvenreneeneeneeeeneenvenvenveneeneenvene AL
4.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Noord 2022 …….….noenenenneenennennennenneeneeneneeveneeeeeen 12
5. Stadsdeel Oost … nnee nnrenerennerenneneneeenerenvervenerenenennenennvenerenerenveneenenenevenverenveneenenenevenverenverenveneeeenene venen 13
5.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Oost … nnee eneeenerenvereeveneeneneeerenverenveneenenenevenverenveneeenenevenverenvenen 13
5.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Oost 2021.……...nnnenennenennenneeneeneeneneeneneneeeeeeenveeenvenne Ll
5.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Oost 2022 …….….nnnnnnnnenenenneeenenenennereneneneenreneneneenerenenene Ll
6. Stadsdeel Zuidoost … nnen eenneereeneer vennen eenverseneenveer vennen vennen eneneereneneereneneer teeven eeeveer vennen eeneerveeneer eeen 17
6.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Zuidoost … on onnenonennerreereneneeenvenenenveeenenenenenennenenenenenveneeneeevenvenveeevenevenveervenener 17
6.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuidoost 2021 … …...nenneneeneenenneenennenneeneeneeneeeneeeneene 17
6.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuidoost 2022 … nee ennennennennennenneenenneeeneeeeen. 18
7. Stadsdeel Zuid … … eenen eenrennerenverennen een vereenenennvenereneneneneeneeenerenverenvenenven ene venverenvenenveneeenenerenvereevenen 1)
7.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Zuid … ……….nnneorneneeneerrnenee reen enenenennenenenvernvenenenenennenenenenenvenenenevenenevenvereveneenverevenenr 1)
7-2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuid 2021 … nnn onneooonernenreneenenensenenseneenerenenvenenenervenern: 20
7.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuid 2022 ……..…….nn nennen eener enenen eenen enenen eenen enenen vereren 2b
8. Stadsdeel West …… nnee enen eeerenverenvenvenverenvenenneneerenverenveneenenenevenverenveneneneenvenverenverenveneeeneverenverenen 2)
8.1 Ontwikkelingen Stadsdeel West …….….…nnsnnaorennenserrsenneensenrennenveneensnennenenvennenvenenennenveenvenenenvereveneveneenven enen. 2)
8.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel West 2021 ……….….nonennennennennennennennenneenveneeneneneeeenenn: 30
8.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel West 2022 ……….….…nnnnennerneeeneneneenereneneneenrenereneene eenen 31
g. Stadsdeel Nieuw-West... nennen eenreeeerenverennenenenenevenenevenerenerenveneenenenevenverenveneenenenevenverenvenenvenenenene verven 33
9.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Nieuw-West … nnen enneeenerennerenneneeneneerenverenveneenenensvenverenveneenenenevenverenvenennt 33
9.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Nieuw-West 2021 … nennen ener venereneeeeeneneneree 33
9.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Nieuw-West 2022 … nnee enerevenereneneneenen eere 35
10. Weesp .…..nnnnnnnnnnenenerennerenserenvenenervenerennerensenennenensrennerensenensenensenennvenenseeenerenvenenvenennenenevenerennenenvenennenenevenvereneneneenenren 37
10.1 Ontwikkelingen Weesp … … … nnn nneeenerennerenneneenenenerenvervenverenvereneneeneneverenvereeenennenenevenvereeveneeveneenververenne 37
10.2 Stand van zaken particuliere transformaties Weesp 2022 …………..nnnnnenenenennenenneeeeeeneneneeneeenveeeneevenveeveeeene 37
2
1. Inleiding
De gemeente Amsterdam is volop in ontwikkeling. De stad blijft aantrekkelijk voor bewoners en
ondernemers. Amsterdam groeit sinds 2012 met gemiddeld tienduizend mensen per jaar hetgeen
impact heeft op de woningmarkt. Daarnaast is het voor ontwikkelaars, investeerders en corporaties
aantrekkelijk om een ontwikkelpositie te hebben in de gemeente Amsterdam. Er is nog steeds sprake
van een goed vestigingsklimaat. De vraag naar woningen, kantoren en bedrijven is groot. Er wordt
daarom hard gewerkt aan de bouw van woningen, kantoren, commerciële functies en maatschappelijke
voorzieningen om aan de vraag te voldoen.
Woningbouw is binnen de bouwsector een van de meest conjunctuur- en rentegevoelige sectoren.
Momenteel is er sprake van onzekere marktomstandigheden door de gestegen rente, hoge bouwkosten
en hoge inflatiecijfers waardoor de transformatieprojecten onder druk komen te staan. Het gevolg
hiervan is dat woningbouwprojecten vertragen. Bij ieder project komt het aan op inzet, behendigheid en
doorzettingsvermogen.
In het ‘Amsterdams coalitieakkoord 2022-2026’ wordt uitgegaan van het langjarig bouwen van 7.500
woningen, waarbij 40% sociaal, 40% middensegment en 20% vrije sector het uitgangspunt blijft. In 2022
zijn er maar liefst 8.400 woningen in aanbouw genomen. Gezien de onzekere tijd is dit een zeer goed
resultaat.
In het recent verschenen Woningbouwplan 2022-2028 wordt breed inzicht gegeven in de achtergrond,
de ontwikkelingen, het huidige nieuwbouwbeleid en de lopende afspraken met partijen. Alle acties en
voorstellen in het Woningbouwplan hebben als doel om de woningbouwproductie te stimuleren en
daarmee doorstroming te bevorderen.
In de voortgangsrapportage particuliere transformaties stadsdelen wordt gerapporteerd over de
voortgang van de woningbouw die wordt gerealiseerd middels particuliere transformaties.
In deze rapportage wordt ingegaan op de particuliere transformaties in de stadsdelen, dat wil zeggen
transformatieprojecten waarbij er sprake is van solitaire projecten die in de stadsdelen plaatsvinden.
Onder deze particuliere transformatie wordt het volgende verstaan: een functiewijziging middels
gebouwtransformatie of sloop/nieuwbouw. De projecten waarvoor de gemeente op gebiedsniveau,
middels een principe-, project- en/of investeringsbesluit, het programmatisch kader vaststelt, vallen niet
onder de particuliere transformaties en worden in deze rapportage dan ook buiten beschouwing gelaten.
In deze rapportage wordt per stadsdeel inzicht gegeven in de voortgang van de particuliere
transformatie-initiatieven voor de kalenderjaren 2021en 2022.
3
2. Particuliere transformaties
2.1 Organisatie binnen stadsdelen voor particuliere transformaties
De stedelijke transformatiegebieden worden aangestuurd door team GO van de directie Grond en
Ontwikkeling. De overige particuliere transformatie-initiatieven vallen onder de verantwoordelijkheid
van de stadsdelen, elk met hun eigen aanpak en structuur. Voor elk stadsdeel geldt dat er meerdere
complexe transformatie-initiatieven van particuliere vastgoedeigenaren zijn. Hieronder valt gehele of
gedeeltelijke (fysieke) transformatie, inclusief sloop/nieuwbouw, grotere gebouwen (o.a. kantoren en
zorgvastgoed) naar andere functies en/of volumes, niet passend binnen het bestemmingsplan, waarbij
sprake is van een bestuurlijke en politieke gevoeligheid, én vaak een relatief grote complexiteit.
Het gaat om initiatieven die niet direct een vergunningstraject in kunnen, maar om maatwerk vragen.
Het stadsdeel onderzoekt de wenselijkheid van het initiatief, waarbij zij inzet op de realisatie van
gemeentelijke beleidsdoelstellingen, initiatiefnemers één aanspreekpunt biedt en initiatieven door
stadsdeelorganisatie, procedure, regels en vergunningen heen leidt.
Omdat de systematiek van aanpak en de organisatiestructuur per stadsdeel verschilt, is getracht een
korte uiteenzetting te schetsen van de verschillende structuren:
e Stadsdeel Zuid en West lijken qua organisatiestructuur op elkaar. Een stadsdeel
transformatieteam, wordt door de diverse directies in haar transformatie initiatief begeleid.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Integrale Adviestafel (LAT) om vanuit verschillende
disciplines een afgewogen advies voor complexe transformatie-initiatieven te geven.
e Stadsdeel Oost werkt op dezelfde manier als de stadsdelen Zuid en West, maar heeft (nog)
geen formeel transformatieteam. Een vaste groep medewerkers uit de Gebiedspool begeleidt in
dit stadsdeel de transformatie-initiatieven. De regie hiervan ligt bij de ambtelijk opdrachtgever.
e Stadsdeel Noord beoordeelt alle stedenbouwkundige initiatieven op de Integrale Adviestafel
(AT). Dit met het doel om vanuit verschillende disciplines een integraal advies te geven voor het
vervolg van het proces. Indien het initiatief past binnen de definitie van het stedelijke
transformatieteam “Projecten die niet onder een groter transformatiegebied vallen, meer dan 10
woningen (in het geval van woningbouw), gebouwtransformatie en sloop-nieuwbouw”, dan wordt
het initiatief geheel begeleid door een ambtelijk opdrachtgever van het stadsdeel. Deze stelt
dan een projectteam samen om het initiatief inhoudelijk te begeleiden.
e Stadsdeel Zuidoost is verantwoordelijk voor fase 1 van het transformatietraject, daarna wordt
het overgedragen aan Team GO van Grond & Ontwikkeling. De ambtelijk opdrachtgever
begeleidt dit eerste traject.
e _Instadsdeel Centrum ligt de verantwoordelijkheid van een transformatie-initiatief bij de
gebiedsmanager, die dit doorzet aan de gebiedsmakelaar van het specifieke gebied. Wanneer
een opgave zeer complex is, wordt deze ondergebracht bij de ambtelijk opdrachtgever en wordt
advies van de Integrale Adviestafel gevraagd.
e _Voorstadsdeel Nieuw-West valt de verantwoordelijkheid voor transformatie-initiatieven onder
het team Gebiedsontwikkeling. Voor de efficiëntie wordt een plan vanaf de verkenningsfase
door hen beoordeeld en begeleid.
2.2 Definitie particuliere transformaties
In de gemeente Amsterdam kunnen transformaties plaatsvinden in de stedelijke ontwikkelings- en
transformatiegebieden en bij projecten die zich niet in de stedelijke ontwikkelings- en
transformatiegebieden bevinden. Bij de laatste categorie gaat het om transformaties van een
individueel gebouw op initiatief van de erfpachter/eigenaar. Dit worden in deze voortgangsrapportage
de particuliere transformaties genoemd.
4
Indien de erfpachter/eigenaar (hierna: initiatiefnemer) een individueel gebouw wil transformeren, dan
neemt de initiatiefnemer contact op met het betreffende stadsdeel van het gebied waar het gebouw
zich bevindt. Om de transformatie mogelijk te maken, worden er drie fasen doorlopen die in het
Stappenplan Transformatie zijn benoemd. De eerste fase betreft de initiatieffase waarbij de
initiatiefnemer en het stadsdeel het initiatief gaan verkennen. Indien er overeenstemming is bereikt over
de ruimtelijke plannen en het programma, dan wordt de intentieovereenkomst ondertekend. In de
planvormingsfase wordt het schetsontwerp opgesteld en getoetst. Ook worden er afspraken gemaakt
over de grondprijzen. De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst (de afsprakenbrief). In de
laatste fase, de vitwerkingsfase, worden achtereenvolgens het voorlopig ontwerp en het definitief
ontwerp opgemaakt en getoetst waarna, indien sprake is van erfpacht, de erfpachtovereenkomst tot
wijziging tussen de gemeente en erfpachter wordt gesloten
De erfpachter/eigenaar en het stadsdeel werken tijdens het gehele proces nauw samen om de
transformatie mogelijk te maken. Er wordt gezamenlijk onderzocht naar de verschillende mogelijkheden
die passen binnen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke kaders en de geldende beleidsregels.
De particuliere transformaties kunnen worden bewerkstelligd middels een functiewijziging, een
gebouwtransformatie en sloop/nieuwbouw.
2.3 Knelpunten particuliere transformaties stadsdelen
Mede door de gestegen rente, hoge bouwkosten en hoge inflatiecijfers is er momenteel sprake van een
onzekere marktsituatie. Dit heeft tot gevolg dat er vertraging optreedt bij de particuliere
transformatieprojecten.
Door het personeelstekort bij de gemeente is er minder capaciteit beschikbaar om transformaties
mogelijk te maken. Met name bij de stadsdelen is het probleem groot. Op dit moment worden de
transformatieprojecten waarbij de gemeente reeds in gesprek is met de erfpachter/eigenaar grotendeels
voortgezet. Bij de nieuwe initiatieven wordt door de gemeente afgewogen welk transformatieproject
prioriteit heeft. Voor de afweging wordt gekeken naar het programma, de capaciteit en wat de
gemeente voor ogen heeft voor het realiseren van een complete stad.
2.4 Particuliere transformaties en de realisatie van de woningen
Bij de meeste particuliere transformaties wordt er woningbouw gerealiseerd. In totaal heeft met de
particuliere transformatie initiatieven in de stadsdelen, de start bouw van 27 transformatieprojecten in
2022 plaatsgevonden. Dit zal leiden tot circa 854 woningen. In de stadsdelen zijn nog eens 72
transformatie-initiatieven in voorbereiding met een potentie van nagenoeg 3.000 woningen. De
binnenstedelijke transformatieprojecten dragen hiermee significant bij aan de woningbouwproductie in
Amsterdam en aan een kwalitatieve verbetering van bepaalde buurten.
In deze voortgangsrapportage wordt er per stadsdeel een overzicht gegeven van de particuliere
transformaties. De transformatieprojecten zijn ingedeeld in drie fasen: opgeleverd, in uitvoering en in
onderzoek/in voorbereiding. In de tabellen zijn de drie fasen visueel als volgt verduidelijkt: de projecten
die opgeleverd zijn, zijn donkergroen weergegeven, de projecten die in vitvoering zijn, zijn lichtgroen
weergegeven en de projecten die in onderzoek/in voorbereiding zijn, zijn oranje weergegeven.
In de onderstaande tabellen wordt de voortgang voor de kalenderjaren 2021 en 2022 weergegeven van
het aantal projecten per stadsdeel en het aantal woningen dat daarmee wordt/is gerealiseerd. Er is
1 Het Stappenplan transformatie kan worden opgevraagd bij Cengiz Caglar ([email protected]).
5
gekozen om de projecten van de kalenderjaren 2021 en 2022 in twee separate tabellen per stadsdeel
weer te geven. Dit omdat een transformatieproject in 2021 een andere status kan hebben dan in 2022.
Van een aantal projecten is nog niet bekend hoeveel woningen er worden gerealiseerd. Deze projecten
zijn wel in de tabellen verwerkt, maar het aantal woningen niet. Ook de particuliere transformatie-
projecten die in de loop van 2022 in de grondexploitatie zijn overgegaan, zijn niet in de onderstaande
tabellen opgenomen.
Pe FASE: IN UITVOERING
Stadsdeel* Transformatie |Aantal
projecten in woningen in
uitvoering uitvoering
A
oP
KC
me
A
* Voor Weesp is er geen informatie beschikbaar.
Ee FASE: IN UITVOERING
Stadsdeel Transformatie |Aantal
projecten in woningen in
uitvoering uitvoering
mot PT
See
a CA
me
FC A A
mee
A
KO
6
3. Stadsdeel Centrum
3.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Centrum
Stadsdeel Centrum is met haar oude (grachten-)panden bij uitstek een stadsdeel waar veel
transformaties plaatsvinden. Er zijn 12 lopende transformatieprojecten. Door de transformatieprojecten
die in 2021 en 2022 zijn opgeleverd, zijn er 354 woningen gerealiseerd. Met de huidige transformaties in
uitvoering en nieuwe initiatieven kunnen tenminste 280 woningen worden gerealiseerd.
In Stadsdeel Centrum is er een groot aantal monumentale panden aanwezig. Bij de transformaties van
deze panden kunnen vertragingen optreden vanwege de beperkte verbouwingsmogelijkheden vanwege
de monumentale status. Soms worden panden tijdens het transformatieproces aangewezen tot
gemeentelijk monument of Rijksmonument.
Ook is de stapeling van bestaande functies in de omgeving regelmatig een beperking van de
transformatiemogelijkheden. Bijvoorbeeld als de combinatie van woningbouw met bestaande elektra
onderstations en een benzinestation wordt onderzocht.
Een groot transformatieproject in Centrum is de herontwikkeling van het voormalige fabrieksterrein op
Oostenburg. Het gebied is (nagenoeg) één groot bouwterrein. De woningproductie is in verschillende
kavels opgedeeld en per kavel is de voortgang goed zichtbaar. De bouw van Kavel 3 is in 2022 gestart,
inclusief het herstel van het casco van de Werkspoorhal. De eerste twee bouwblokken in kavel 4/5 zijn
opgeleverd en hier zijn de eerste bewoners in de woningen getrokken.
Een andere initiatiefnemer voor een transformatie aan het Zeeburgerpad is terughoudend om de
ontwikkeling op dit moment voort te zetten vanwege de onzekere tijd. Dit vraagt nog verder
voorbereiding.
Niet vallend binnen het kader van dit rapport maar wellicht toch noemenswaardig is het
Uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad waarvoor sinds 1 janvari 2021 een team is aangesteld.
Inzetten op meer woningen in de binnenstad is een van de opgaven van het Uitvoeringsprogramma. Een
deelproject wat hieronder valt is Wonen boven Winkels. Het uitvoeringsprogramma wil dit programma
uitbreiden. Een dilemma dat hierbij ontstaat, is de ontsluiting van de boven de winkel gelegen woningen
via steegjes of via andere panden. Het vraagt dan bereidwilligheid van naburige vastgoedeigenaren om
mee te werken. Ook is de wens winkeletages om te zetten naar woningen. Hierbij is de lastige opgave de
bestemmingswijziging. Per jaar levert dit deelproject ca. 4o tot 50 woningen op. In 2022 is het project op
het Koningsplein genomineerd voor de Zuiderkerkprijs (Geurt Brinkgreve bokaal).
7
3.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Centrum 2021
woningen
Koningsplein 4-16, Van winkels en 29 vrije sector Fase 2 opgeleverd in 2022.
Herengracht 437 en | winkelsopslag naar woningen en Fase 1 opgeleverd 2018.
Singel winkels met woningen. winkels.
Sarphatistraat 92 Van kantoor naar 16 middensegment | In uitvoering: start bouw
woningen. en sociale 2021, oplevering ca. 2022.
huurwoningen.
Sint Jacob Plantage | Van verpleeghuis naar 325 woningen voor | In uitvoering: start bouw
middenlaan 52 woningen middels sloop/- | ouderen. 2019, oplevering ca. 2022.
nieuwbouw.
Scheepswerf King Van scheepswerf naar 60 sociale Omgevingsvergunning
William Hoogte woningen. huurwoningen. afgegeven start bouw in
Kadijk 14,5B 2022.
Rokin 73 Van leegstand naar g woningen. Omgevingsvergunning
wonen (boven winkel). afgegeven start bouw in
2022.
Nieuwe Foeliestraat | Van supermarkt naar 40 vrije sector koop- | Vergunning is afgegeven.
- Rapenburg woningen. huur. Prognose start bouw is
2022.
Walenweeshuis Van Frans Cultureel N.v.t. Aanvraag
Vijzelgracht 2a Centrum naar omgevingsvergunning
kantoorverzamelgebouw loopt. Start bouw 2023.
730 woningen. loopt sinds 2014.
Zeeburgerpad (nabij | Van bedrijvenstrook naar | Nog onbekend. Onderzoek: Ruimtelijk
molen) Woningbouw en kader is vastgesteld.
aanvullende functies. Er Voortgang is onzeker.
ligt een SPvE met
randvoorwaarden voor
herontwikkeling.
Oudebrugsteeg NV | 20 middensegment De ambitie is 20 In voorbereiding. Start aan
Zeedijk woningen en de middensegment de zijde van de Heffer.
diversiteit van het woningen.
horeca- en winkelaanbod
wordt verbeterd in het
kader van de Aanpak
Binnenstad.
Ruijterkade 6 Kamer | Kantoor wordt ingrijpend | N.v.t. Start VO.
van koophandel verbouwd en volume
vergroot.
g5 eenheden wonen | In centrum zijn er 95 95 woningen, met In 2022 wordt door het
boven winkels potentiele name in de vrije transformatieteam
wooneenheden te sector en waar centrum actief ingezet om
realiseren voor wonen mogelijk in particulieren te bewegen
boven winkels en middelsegment. deze potentiele eenheden
bedrijven. daadwerkelijk aan de
8
la
voegen.
Foeliedwarsstraat Voormalige 40 woningen voor Naar verwachting wordt in
67 onderwijslocatie van de studenten, 2022 de
UvA transformeren naar | promovendien omgevingsvergunning
woningbouw. jonge leerkrachten | aanvraag ingediend.
in de sociale en Startverbouw 2023.
middensegment.
Nieuwe Gemeentelijke kantoren | 35 sociale woningen | Ontwikkeling vertraagd
Uilenburgerstraat omzetten naar (ouderenwoningen). | door realisatie Liander
woningbouw. onderstation.
Van Gendthallen Transformatie van 4 woningen. Vergunning-verlening in
Rijksmonument in 2022.
kantoor, bedrijfsunits en
4 woningen.
3.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Centrum 2022
woningen
Sint Jacob Plantage | Van verpleeghuis naar 325 woningen voor | Opgeleverd in 2022.
Middenlaan 52 woningen middels sloop/- | ouderen.
nieuwbouw.
Koningsplein 4-16, Van winkels en 29 vrije sector Opgeleverd in 2022.
Herengracht 437 en | winkelsopslag naar woningen en
Singel winkels met woningen. winkels.
Sarphatistraat 92 Van kantoor naar 16 middensegment | In uitvoering: start bouw
woningen. en sociale 2021, oplevering ca. 2022.
huurwoningen.
Scheepswerf King Van scheepswerf naar 60 sociale Omgevingsvergunning
William Hoogte woningen. huurwoningen. verleend in 2022. Start
Kadijk 145B bouw in 2023.
Walenweeshuis Van Frans Cultureel N.v.t. Aanvraag
Vijzelgracht 2a Centrum naar Omgevingsvergunning
kantoorverzamelgebouw. loopt. Start bouw in 2023.
- Rapenburg woningen. huur. Prognose start bouw is
2023.
Van Gendthallen Bedrijfspand naar 6 woningen Vergunning is verleend.
Oostenburg kantoren en wonen. waarvan 4 Start bouw in 2023.
middensegment,
12000 m2, kantoor
1500 m2,
bedrijfsruimte 5500
m2 museum, 700
m2 retail. 1000 m2
horeca en 2200 m2
parkeren.
6)
naar woningbouw.
Foeliedwarsstraat 67 | Voormalige 40 woningen voor Naar verwachting wordt in
onderwijslocatie van de studenten, 2022 de
UvA transformeren naar | promovendien omgevingsvergunning
woningbouw. jonge leerkrachten | aanvraag ingediend. Start
in de sociale en verbouw 2023.
middensegment.
Zeeburgerpad (nabij | Van bedrijvenstrook naar | Nog onbekend. Onderzoek: Ruimtelijk
molen) Woningbouw en kader is vastgesteld.
aanvullende functies. Er Ontwikkelingen onzeker.
ligt een SPvE met
randvoorwaarden voor
herontwikkeling.
Oudebrugsteeg NV | 20 middensegment De ambitie is 20 Voorbereiding. Start aan
Zeedijk woningen en de middensegment de zijde van de Heffer.
diversiteit van het woningen.
horeca- en winkelaanbod
wordt verbeterd in het
kader van de Aanpak
Binnenstad.
Ruijterkade 6 Kamer | Kantoor wordt ingrijpend | Kantoren. Start VO.
van koophandel verbouwd en volume
vergroot.
g5 eenheden wonen | In centrum zijn er 95 95 woningen, met In 2022 wordt door het
boven winkels potentiële name in de vrije transformatieteam
wooneenheden te sector en waar centrum actief ingezet om
realiseren voor wonen mogelijk in particulieren te bewegen
boven winkels en middensegment. deze potentiële eenheden
bedrijven. daadwerkelijk aan de
woonvoorraad toe te
voegen.
Nieuwe Gemeentelijke kantoren | 35 sociale woningen | Ontwikkeling vertraagd
Uilenburgerstraat omzetten naar ouderenhuisvesting. | door realisatie Liander
woningbouw. onderstation.
10
4. Stadsdeel Noord
4-1 Ontwikkelingen Stadsdeel Noord
In Stadsdeel Noord zijn er veel plannen om woningbouw te realiseren. Zo zijn er grote
gebiedsontwikkelingen, zoals Buiksloterham, Hamerkwartier, Buikslotermeerplein, De Banne en NDSM.
Stadsdeel Noord groeit in rap tempo in populariteit en dat is naast de transformatiegebieden terug te
zien in het aantal initiatieven van particuliere erfpachters en eigenaren. Veel transformatieprojecten
bevinden zich nog in een vroeg stadium waardoor het programma of de planning nog onduidelijk is.
Een aantal van deze startende transformatietrajecten ondervindt problemen door de monumentale
status en/of de maatschappelijke bestemming. De Salvatorkerk is aangewezen als gemeentelijk
monument en heeft maatschappelijke voorziening als bestemming. Dit beperkt de mogelijkheden tot
transformatie. In de initiatieffase worden de mogelijkheden voor deze locatie onderzocht.
Daarnaast is er een aantal particuliere bouwinitiatieven dat nog in onderzoek is. Van deze projecten is op
dit moment niet duidelijk in hoeverre de ontwikkelingen ruimtelijk inpasbaar en wenselijk zijn en
hoeveel woningen toegevoegd kunnen worden. Deze initiatieven zijn niet op deze lijsten opgenomen.
4-2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Noord 2021
woningen
Landsmeerderdijk138 | Van jachthaven naar | 18 woningen. In voorbereiding: loopt
woningen en sinds 2014.
maatschappelijke Bestemmingsplan en
voorziening. omgevingsvergunning in
voorbereiding.
woningen. 40-20. start O2 2022
Salvatorkerk Van kerk naar wonen. | Nog onbekend. In onderzoek, wachten op
Ontwikkeling is capaciteit.
passend binnen
Principenota De
Kleine Wereld
(ontwikkelbuurt).
Emir Sultan Moskee Van moskee naar Nog onbekend. In onderzoek, wachten op
woningen en capaciteit.
maatschappelijke
voorzieningen
middels sloop/-
nieuwbouw.
11
4-3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Noord 2022
woningen
Landsmeerderdijk138 | Van jachthaven naar | 18 woningen. In voorbereiding: loopt
woningen en sinds 2014.
maatschappelijke Bestemmingsplan en
voorziening. omgevingsvergunning in
voorbereiding.
Knelpunt is bezwaar van de
naast gelegen scheepswerf
op onderzoeksvraag van
omgevingsdienst.
Statenjachtstraat Van apotheek naar ca. 8o woningen, 40- | Participatie loopt nog door
woningen. 40-20. in 2023. Het project is
overgenomen door Team
GO Noord als onderdeel
van de vastgestelde
principenota Banne.
Salvatorkerk Van kerk naar Nog onbekend. Het project is in 2022
woningen. Ontwikkeling is overgenomen door Team
passend binnen GO Noord als onderdeel
Principenota De van de vastgestelde
Kleine Wereld principenota De Kleine
(ontwikkelbuurt). Wereld.
Emir Sultan Moskee Van moskee naar Nog onbekend. In onderzoek, wachten op
woningen en capaciteit.
maatschappelijke
voorzieningen
middels sloop/-
nieuwbouw.
340 afgerond.
Zunderdorp / Landje | Bouw vanwoningen. | 16 woningen. In onderzoek. De concept
Hoeve aan Achterlaan omgevingsvergunning is
1 aangevraagd. Het knelpunt
is participatie met het
dorp.
12
5. Stadsdeel Oost
5.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Oost
In Stadsdeel Oost wordt gewerkt aan een aantal grote gebiedsontwikkelingsprojecten, zoals
Weespertrekvaart, Kauwgomballenkwartier, Cruguius, IJburg en het Zeeburgereiland. Met deze
projecten worden veel woningen, voorzieningen en een aantrekkelijke openbare ruimte aan de stad
toegevoegd.
Middels kleinschaligere, particuliere transformaties wordt daarnaast beoogd in de bestaande stad de
komende jaren circa 616 woningen te realiseren. Dit is exclusief g2 short-stay appartementen. Een
aantal particuliere bouwinitiatieven is daarnaast nog in onderzoek of in een zeer vroege initiatieffase.
Van deze projecten is op dit moment niet duidelijk in hoeverre de ontwikkeling ruimtelijk inpasbaar en
wenselijk is, of hoeveel woningen toegevoegd kunnen worden. Deze initiatieven zijn dan ook niet op
deze lijsten opgenomen.
De particuliere transformaties kennen met regelmaat vitdagingen. Voorschriften met betrekking tot het
type woningen, welstandsrichtlijnen en beleid rondom maatschappelijke voorzieningen en behoud
Kleinschalige Bedrijfsruimten zijn met name voor kleine ontwikkelaars soms moeilijk inpasbaar en
beïnvloeden de financiële haalbaarheid. Oost heeft regelmatig te maken uitgebreide procedures waarbij
participatie van belanghebbenden een grote rol speelt. Dit alles maakt dat er vaak veel tijd en
afstemming in deze transformatieprojecten gaat zitten en dat projecten soms stagneren, bijvoorbeeld
door negatief welstandsadvies. Ook het inpasbaar maken van verschillende functies binnen een pand
zorgt regelmatig voor langdurige processen. Wat verder opvalt is dat bij kleine ontwikkelingen i.v.m. de
financiële haalbaarheid vaak een afwijking op het 40-40-20 woningbouwbeleid wordt aangevraagd.
In Oost komt het ook regelmatig voor dat er binnen een klein gebied tegelijkertijd meerdere
transformaties in gang worden gezet. Hiervan is bijvoorbeeld sprake aan de Ringdijk, het Zeeburgerpad
en de Zeeburgerdijk. Wanneer de verschillende initiatieven op tijd in beeld zijn proberen we deze
integraal te benaderen en samenhang tussen de projecten te zoeken. Door verschillende
omstandigheden blijkt dat vaak wel ingewikkeld. Een integrale aanpak vraagt meer capaciteit en
betekent vaak een langduriger proces. Voor het Bedrijventerrein Zeeburgerpad zijn diverse particuliere
transformaties in voorbereiding waarbij we nu in samenwerking met G&O de eerste stappen zetten om
dit op te pakken als een gebiedsontwikkeling. Voor de Zeeburgerdijk was aanvankelijk een
gemeenschappelijke intentie onderschreven door gemeente, commerciële partijen en het Leger des
Heils. Helaas moest het Leger des Heils zich terugtrekken uit de ontwikkeling, waardoor meer solitair
gerichte projecten ontstonden op o.a. Zeeburgerdijk 209-2011 en Zeeburgerdijk 265.
In totaal gaat het in Oost dus om 21 transformatieprojecten in concrete uitvoering of voorbereiding
waarmee circa 616 woningen en 92 short-stay appartementen worden toegevoegd.
13
5.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Oost 2021
Kamerlingh Van kantoor naar woningen. 32 woningen: 5 sociaal, 6 Uitvoeringsfase,
Onneslaan 1 middensegment en 21 vrije afsprakenbrief 2021
sector woningen en 3 ateliers. | getekend: oplevering
verwacht Q1 2023.
Ringdijk 6,7 en | Van magazijn en deels wonen 11 sociale huurwoningen. Uitvoeringsfase,
8 naar geheel wonen. uitvoering 2023.
Middenweg Van hoveniersbedrijf naar 98 middensegmentwoningen |In voorbereiding
395 woningen. en 1 horeca-1 voorziening.
Kamerlingh Van bedrijfsruimte naar 6 middensegment huur, 4 dure | Omgevingsvergunning
Onneslaan 4o {woningen (met behoud van huur verleend. Realisatie
commerciële plint). 2023.
Vrolikstraat Omzetting van BOG naar wonen. | 9 sociale huur Afronding
453 transformatie rond
april 2023.
Robert Van tijdelijke broedplaats 44 woonruimten, waarvan 30 | Planvormingsfase,
Kochplantsoen | (voorheen Mentrum-locatie sociale woonruimten voor afsprakenbrief 2023
19 GGZ) naar ca. 44 huurwoningen. | ouderen, 4 sociale
woonruimten en 10
middensegmenthuurwoningen
voor ouderen.
Valentijnkade |Van wonen en bedrijfsruimte Van 55 woningen met Planvormingsfase
4-18 naar verdichtingslocatie van bedrijfsruimten naar 77
wonen met handhaving woningen met
bedrijfsruimte. bedrijfsruimten.
5.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Oost 2022
Kamerlingh Van kantoor naar woningen. 32 woningen: 5 sociaal, 6 Uitvoeringsfase,
Onneslaan 1 middensegment en 21 vrije afsprakenbrief 2021
sector woningen en 3 ateliers. | getekend: oplevering
verwacht Q1 2023.
Ringdijk 6,7 en | Van magazijn en deels wonen 11 sociale huurwoningen. Uitvoeringsfase,
8 naar geheel wonen. uitvoering 2023.
Tugelaweg Renovatie, waarbij de Toevoeging: 27 woningen. Uitvoeringsfase,
blok 2 zolderverdieping, nu bergingen uitvoering 2023.
getransformeerd worden naar
woningen.
14
Middenweg Van hoveniersbedrijf naar 98 middensegmentwoningen |In voorbereiding.
395 woningen. en 1 horeca-1 voorziening.
Kamerlingh Van bedrijfsruimte naar 6 middensegment huur, 4 dure | Omgevingsvergunning
Onneslaan 4o {woningen (met behoud van huur. verleend. Realisatie
commerciële plint). 2023.
Vrolikstraat Omzetting van BOG naar wonen. | 9 sociale huur. Afronding
453 transformatie rond
april 2023.
Robert Van tijdelijke broedplaats 44 woonruimten, waarvan 30 | Planvormingsfase,
Kochplantsoen | (voorheen Mentrum-locatie sociale woonruimten voor afsprakenbrief 2023.
19 GGZ) naar ca 44 huurwoningen. [ouderen, 4 sociale
woonruimten en 10
middensegmenthuurwoningen
voor ouderen.
Valentijnkade |Van wonen en bedrijfsruimte Van 55 woningen met Initiatieffase.
4-18 naar verdichtingslocatie van bedrijfsruimten naar mogelijk
wonen met handhaving 55 woningen en extra
bedrijfsruimte. woningen in het
middensegment huur met
bedrijfsruimten.
Maria Van KPN centrale naar short- g2 short-stay woningen. Aanvraag
Austriastraat |stay. omgevingsvergunning
961 is gedaan maar wordt
aangehouden.
Momenteel nog geen
zicht op realisatie.
Zeeburgerpad |Van bedrijventerrein naar 13 woningen, 5 sociaal, 5 Planvorming, geen
37 woningen. middensegment en 3 vrije afsprakenbrief.
sector.
Zeeburgerpad {Bedrijventerrein naar gemengde [ca 80 woningen: 32 sociaal, 32 | Uitwerkingsfase, DO
38-44 bestemming. middelhuur, 16 dure huur, 710 | nov 22, afsprakenbrief
m2 bvo commerciële ruimte. _|getekend jan 22.
Zeeburgerpad | Bedrijventerrein naar wonen. g woningen. Planvorming.
45
Zeeburgerpad {Bedrijventerrein naar wonen. 9 woningen. Planvorming.
46
Zeeburgerpad | Bedrijventerrein naargemengde | 100 sociale Uitwerkingsfase
47-49 bestemming. studentenwoningen DUWO Vergevorderd VO,
met beperkt lichte horeca |. afsprakenbrief O1
2023.
Zeeburgerpad [Broedplaats naar wonen. 30 sociale ouderenwoningen _|{Planvormingsfase.
51-53 SGN.
15
Zeeburgerpad {Bedrijventerrein naar wonen. 12 woningen. Planvorming.
74-76
Zeeburgerpad | Sloop/nieuwbouw t.b.v. sociaal- \LdH, 1075 m2 bedrijfsruimte Planvormingsfase.
103-105 maatschappelijke bestemming _{enca39oom2 sociaal
Leger de heils. maatschappelijk t.b.v.
daklozenopvang.
Eikenweg 29 |Van club naar woningen. Initiatieffase
Balistraat 104 |Van gemengde N.t.b. Initiatieffase
doeleinden-bestemming
naar een ntb bestemming
met wonen.
Zeeburgerdijk |Van opslagruimte en AVP 68 middensegment- Planvormingsfase:
209-211 tot een gebouw, huurwoningen, 13 dure vergunning
bestaande uit huurwoningen, 150-200 M2 aangevraagd,
bedrijfsruimte en 81 commerciële ruimte. afsprakenbrief O1
huurwoningen. Ser
Zeeburgerdijk | Herontwikkeling van 29 ruime sociale Planvormingsfase,
265 opslagruimte tot huurwoningen, 150 m2 aangevraagd
commerciële ruimte en commerciële ruimte. vergunning, verwacht
sociale huurwoningen. afsprakenbrief O2
2023.
16
6. Stadsdeel Zuidoost
6.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Zuidoost
In Stadsdeel Zuidoost vinden er op grote schaal gebiedsontwikkelingen plaats, zoals Amstel IIl en ArenA
Poort. De particuliere transformaties komen in Stadsdeel Zuidoost minder vaak voor.
De oorzaken voor de huidige particuliere transformaties in het stadsdeel zijn te zoeken op demografisch
vlak: veelal door (lokale) vergrijzing is er behoefte aan andere voorzieningen en woonvormen. Naast de
twee hieronder vermelde transformaties is de volgende ontwikkeling in de Venserpolder
noemenswaardig in het kader van deze rapportage. In de Principenota Venserpolder is deze locatie
benoemd als kansrijk. Winkelcentrum Venserpolder heeft een lokaal karakter en een buurtfunctie voor
de dagelijkse boodschappen. De uitstraling en veiligheidsperceptie moet worden verbeterd. Er wordt
hier onderzocht met stakeholders hoe deze twee aspecten geoptimaliseerd kunnen worden. De
Foodstrip, onderdeel van het winkelcentrum en in bezit van een particuliere eigenaar, voorziet in een
bovenlokale functie maar kent een zeer matige uitstraling. Deze locatie biedt kansen voor transformatie
waarmee de ruimtelijke uitstraling kan worden verbeterd en enkele woningen toegevoegd. In de wijk
Nellestein onderzoekt de gemeente samen met erfpachter Ymere en huurder Amsta de mogelijkheden
voor de transformatie van een voormalig verzorgingstehuis Nellestein naar woningen, een zorgcomplex
en voorzieningen. Eris in de wijk veel behoefte aan woningen voor doelgroepen en voorzieningen.
6.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuidoost 2021
woningen
Kelbergen 189 Van maatschappelijke 30 woningen: 18 In voorbereiding.
voorziening naar woningen. | sociale huur, 12
Het betreft ook een middensegment.
verbetering van de
openbare ruimte rondom
het nieuwe gebouw.
Nellestein /Lopikhof a | Van verouderd verpleeg-en | Ca. 135 woningen In onderzoek.
verzorgingstehuis naar (sociaal en
modern woon-zorgcentrum | middeldure huur); 100
met ruimte voor de zorgunits.
bestaande functies, alsmede
extra sociale woningbouw
en middeldure huur.
Venserpolder Winkelcentrum en Foodstrip | Onbekend. In onderzoek.
worden getransformeerd
naar (commerciële)
voorzieningen. De Foodstrip
wordt uitgebreid en er
worden woningen aan
toegevoegd.
17
6.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuidoost 2022
woningen
Kelbergen 189 Van maatschappelijke 30 woningen: 18 In voorbereiding.
voorziening naar sociale huur en 12
woningen. Het betreft ook | middensegment.
een verbetering van de
openbare ruimte.
Nellestein /Lopikhof 1 | Van verouderd verpleeg- Ca. 135 woningen In onderzoek.
en verzorgingstehuis naar | (sociale huur en
modern woon- middelduur); 100
zorgcentrum met ruimte zorgunits.
voor de bestaande
functies, alsmede extra
sociale woningbouw (circa
135 woningen) en
voorzieningen.
Venserpolder Winkelcentrum en Onbekend. In onderzoek.
Foodstrip worden
getransformeerd naar
(commerciële)
voorzieningen en er
worden woningen
toegevoegd.
EPC Reigersbos EPC verkoopt vastgoed. Onbekend. In onderzoek.
Haalbaarheidsstudie in
uitvoering met nieuwe
koper. Transformatie
d.m.v. sloop{nieuwbouw
en deels verbouw.
18
7. Stadsdeel Zuid
7-1 Ontwikkelingen Stadsdeel Zuid
Het Transformatieteam is op dit moment betrokken bij circa 35 transformatieprojecten binnen het
stadsdeel Zuid. Het aantal transformatieprojecten is een momentopname en ontwikkelt zich
voortdurend. De transformatieprojecten zijn voor stadsdeel Zuid een belangrijk middel om te voldoen
aan de doelen vit de Woonagenda 2025; in dit deel van de stad is het transformeren van bestaande
gebouwen, zoals kantoren naar woningen, de enige manier om de woningvoorraad uit te breiden.
In 2022 is het woningbouwproject Buitenveldertselaan 78 opgeleverd met 100 middeldure
huurwoningen en 148 vrije sector huurwoningen. Ook is in 2022 de omgevingsvergunning in twee
woningbouwprojecten in de Trompenburg afgegeven: Trompenburg 4-10 met 13 toe te voegen
woningen en Trompenburg 12-18 waar 7 middeldure huurwoningen en 13 sociale huurwoningen voor
senioren worden toegevoegd.
Ontwikkelingen Stadsdeel Zuid:
-_ Uitbreiding kantoorruimte: veel kantoren moeten hun pand verduurzamen om te mogen verhuren.
Hierdoor lopen er meerdere projecten waar kantooreigenaren het bruto vloeroppervlakte van de
kantoorruimten willen uitbreiden: De Klencke 4,-6 (Officia II), Zwaansvliet 1-3 en Parnassusweg 101
(bruggebouw). Bij De Klencke 4-6 heeft het transformatieteam de eigenaar gevraagd de bestaande
ROC-TOP te herhuisvesten, zodat er in de toekomst naast kantoor ook ruimte voor
onderwijshuisvesting blijft. De inzet bij de beoogde uitbreiding van Parnassusweg 101 is de
openbare ruimte rond het gebouw te herinrichten.
-_ Behoefte aan ouderenhuisvesting: in Zuid wonen relatief veel senioren waardoor de vraag naar
ouderenhuisvesting groot is. Een aantal voormalig zorginstellingen is of wordt getransformeerd
naar nieuwe gebouwen. Er lopen meerdere transformatieprojecten waarbij wonen en zorg een grote
rol spelen, waaronder Moermond{/Duinkerk, Vreugdehof (De Klencke 111), de Elisabeth Otter Knoll
Stichting (Loowaard 57-155) en het Rivierenhuis (President Kennedylaan 17-677). In afstemming met
het Programma Ouderenhuisvesting probeert het transformatieteam bij initiatiefnemers aandacht
te vragen voor het belang van ouderenhuisvesting.
-_ Uitbreiding woningvoorraad Buitenveldert: de mogelijkheden tot woningbouwverdichting van
Buitenveldert worden sterkt beperkt door het Luchthavenindelingsbesluit (LIB). Binnen LIB-zones
kunnen per project namelijk maximaal 25 woningen worden toegevoegd. Daarnaast wordt door de
40-40-20 segmentering uit de Woonagenda 2025 voor eigenaren een vitdaging hun businesscase
rond te krijgen. De behoefte/noodzaak om de verdichtingsmogelijkheden in Buitenveldert te
onderzoeken blijft, met als doel Buitenveldert levendig en leefbaar te houden en tegelijk het
economisch draagvlak onder ontwikkelaars te vergroten. Het dagelijks bestuur heeft haar prioriteit
gemaakt om te onderzoeken wat er mogelijk is om de woningvoorraad uit te breiden in
Buitenveldert. In 2023 worden er sessies door het stadsdeel in samenwerking met R&D Zuid
georganiseerd om te onderzoeken waar uitbreiding mogelijk is.
-_ Samenwerking stadsdeel Zuid met Zuidas: het ontwikkelgebied Zuidas wordt steeds zichtbaarder
als onderdeel van het gebied Zuid. De verbinding tussen deze twee gebiedsdelen kan worden
versterkt. Ook de directie Zuidas heeft aangegeven dat de verbinding met Buitenveldert Noord
sterker moet worden. Om deze samenwerking te verbeteren wordt door het transformatieteam
onderzocht of het mogelijk is om zorgwoningen op het gebied Ravel toe te voegen zodat de kavel
Vreugdehof kan worden ingezet om woningbouw in Buitenveldert Noord toe te voegen.
19
7-2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuid 2021
woningen
Lassusstraat 2 naar woningen met sectorwoningen
maatschappelijke plint. waor ouderen.
Scheldeplein 1-3-5 | Van bankkantoor naar g woningen vrije In uitvoering, start
woningen (optopping). sector. bouw 2020.
Buitenveldertselaan | Van winkel (Bruynzeellocatie) | 248 woningen: 100 In uitvoering. Start
78 naar woningen commerciële | middensegmenten | bouw 2019, indicatie
plint en ondergronds 148 vrije oplevering 2022.
parkeren. sector. Detailhandel
in de plint.
Tolstraat 75 Van wonen naar 1.600 m2 bvo Lopend / in
maatschappelijk. maatschappelijk (12 | voorbereiding.
zorgwoningen)
Logeerhuis voor
tijdelijke zorgvraag.
Trompenburgstraat | Van detailhandel (Praxis) naar | 1.000 m? bvo Lopend {in
12-18 hofje met 11 woningen, plus detailhandel, voorbereiding.
toevoeging extra bouwlaag 18 sociale
met 7 woningen. Overige huurwoningen voor
invulling plint wordt senioren.
onderzocht. Onderzoek naar
variant totale
sloop-nieuwbouw vs.
renovatie loopt.
Van Ostadestraat Van voormalig 26 sociale huur, Lopend / in
341 brandweerkazerne/ waarvan 16 met voorbereiding.
St. stallingsgarage naar zorgindicatie.
Willibrordusstraat (zorg)woningen.
43À
De Klencke 111 Van woonzorgcentrum 4.500 m? bvo Lopend/in
Vreugdehof maatschappelijken | voorbereiding.
(maatschappelijk) naar 325 zorg)woningen
zelfstandige voor 65+'ers (27.000
ouderenwoningen (65+) bvo).
middels sloop/-nieuwbouw.
Sprake van gronduitruil.
A.J. Ernststraat 199 | Van kantoor naar woningen ca. 60 jongeren In voorbereiding.
met maatschappelijke plint woningen (25-35
en gemeenschappelijk jaar).
dakvlak.
20
Daniël Van kantoor naar woningen 14 sociaal, 46 vrije In voorbereiding.
Stalpertstraat 1 - middels sloop/-nieuwbouw. sector.
Qvellijnstraat
Ruloffstraat 5 kantoor.
Karperstraat 5 Van kantoor naar woningen. 12 vrije sector In onderzoek, wachten
woningen. op ontwikkeling
Havenstraatterrein.
Surinameplein 33- Van wonen, maatschappelijk | 55 sociale huur, 150 | In onderzoek:
59 en commercieel, naar wonen | middensegmenten | Klokkenhof en leeszaal
met commercieel. 55 vrije sector en aangewezen als
1.720 m? bvo monument,
commercieel. bezwaarprocedure
loopt.
Merckenburg 1-3 Transformatie middels sloop- | 795 m? bvo In onderzoek.
[nieuwbouw van maatschappelijk en
maatschappelijk naar maximaal 25
maatschappelijk in midden segment
combinatie met wonen. woningen.
Van Transformatie van 2.050 m? bvo Oriëntatie naar
Boshuizenstraat Pelgrimskerk naar woningen. | Maatschappelijk, 25 | mogelijkheden
560 vrije vanwege
sectorwoningen. maatschappelijke
bestemming.
Van Eeghenstraat Transformatie kantoor naar 6 vrije sector Lopend / in
70-72 woningen. woningen. voorbereiding:
aanvraag
omgevingsvergunning.
Amsteldijk 216-217 | Van kantoor naar woningen Nog onbekend. In onderzoek.
Woningbouwplan
onzeker geworden
door vaststelling
gebiedsvisie MLK-
park. Verschillende
scenario’s
(renovatie,
verplaatsing
kantoor) worden
onderzocht.
Parnassusweg 101- | Opdikking bruggebouw en Huidig: 13500 m2 In onderzoek.
Vitrum onderste bouwlagen (+1.8 m) | kantoor Gewenst:
t.b.v. vitbreiding kantoor. 16000 m2 kantoor
Uitbreiding zuidelijke koppen. | en 950 m2
Transparante plint met plintfuncties.
horeca en (eventueel)
maatschappelijke
(buurt)voorzieningen.
21
Pieter de Bouwdeel A en C zijn Huidig: 2800 m2 Conceptaanvraag.
Hoochstraat 59 — gesloopt, en bouwdeel Ben D | maatschappelijk
MLA gerenoveerd. Het Gewenst: 3800 ma
nieuwbouwplan is eindelijk maatschappelijk.
door de CRK. Wacht op
positief R&D-advies.
Van Eeghenstraat Transformatie kantoorpand Huidig: 2400 m2 Aanvraag
70-72 naar luxe appartementen commercieel; omgevingsvergunning.
(sloop-nieuwbouw). Gewenst: 2400 m2
Parkeerplaatsen achtertuin wonen (6
worden wegbestemd. appartementen).
Trompenburgstraat | Eenlaagse optopping met213 | Huidig: 4400 m2 Conceptaanvraag.
4-10 vrije sectorwoningen + wonen
uitbreiding achterzijde (8 Gewenst: 6800 m2
middensegment). wonen.
Vergroening binnenterrein en
opwaardering plint.
Van Ostadestr. 341/ | Vml. Brandweerkazerne Huidig: 250 m2 Omgevingsvergunning
St. Willibrordusstr. | wordtgetransformeerd naar | maatschappelijk verleend,
43ÀA -lambe 26 sociale huurwoningen, Gewenst: 350 m2 bezwaarprocedure
waarvan 16 zorgwoningen wonen, 560 m2 loopt.
voor jongeren van het project | maatschappelijk.
lambe.
Amstelveenseweg | Joods Hospice Immanvel wil | Huidig 2e verd: 107 | Conceptaanvraag.
665 -JHI 2e verdieping uitbreiden met | m2
1 zorgwoning en Gewenst 2e verd.:
gemeenschappelijke 187 m2.
woonkamer.
Buitenveldertselaan | Uitbreiding kantoor en Huidig: „100 m2 Aanvraag
158 commerciële functies in de Gewenst: 4600 m2. | omgevingsvergunning.
plint.
Loowaard 57-155- | Tweelaagse optopping vande | Huidig: 3350 m2 Aanvraag
EOKS westvleugel van wonen omgevingsvergunning.
woonzorgcentrum EOKS, Gewenst: 5ooo ma
met in totaal 18 ruime wonen.
appartementen (gem. 93 m2),
specifiek voor echtparen.
Apollolaan 171 Transformatie Huidig: 7200 BVO Vergunning
sloop/nieuwbouw. kantoor; Gewenst: verleend/Nazorg.
7400 BVO kantoor. Sloop in september
2021 begonnen.
Geplande oplevering
medio 2023.
Frans van Transformatie naar wonenen | Gerealiseerd: 18 Vergunning
Mierisstraat 90-94 | bedrijfskantoor in de plint. woningen vrije verleend/Nazorg.
sector en 300 BVO Oplevering Q2 2022.
kantoor.
22
Hobbemakade 31/ | Sloop/nieuwbouw van pand. | Gerealiseerd: 28 Vergunning
Pieter de Hoochstr. woningen vrije verleend/Nazorg.
11 — KPN-gebouw sector en 2-laags Oplevering O1 2022.
parkeergarage.
Museumplein 4 Horecaf/terras op BG en Huidig: 600 BVO Vergunning
kelder. Kleinschalig cultureel | commercieel verleend{/nazorg.
ontmoetingscentrum op 1e Gewenst: 600 BVO
t/m 3e verdieping. horeca.
PC Hooftstraat 5-11 | Vergroting Huidig: 14880 m2 Vergunning
detailhandelsfunctie op BG kantoor + verleend{/nazorg.
en kelder. detailhandel
Gewenst: 2330 m2
kantoor +
detailhandel.
Valeriusplein 9 / Transformatie naar Gerealiseerd: 30 Vergunning
Lassusstraat 2 - ouderenwoningen met woningen vrije verleend{/nazorg.
Valeriuskliniek maatschappelijke plint. sector.
Ferdinand Bolstraat | Realisatie zorgwoningen. Gerealiseerd: 32 Vergunning verleend.
190-192 Geen transformatie; vrije sector
transformatieteam wel zorgwoningen.
betrokken.
Ferdinand Bolstraat | Gebouwrenovatie, met focus | Huidig: gooo m2 Vergunning verleend
321 - D'Oude Raai op zwaardere zorgvraag. maatschappelijk; en deels
Buurtfunctie in plint en Gerealiseerd: 9200 | conceptaanvraag.
verwijdering ventweg aan m2
voorzijde. Gerealiseerd in maatschappelijk.
januari 2021.
Karel du Transformatie vml. Gerealiseerd: 77 Vergunning
Jardinstraat 61-67 stadsdeelkantoor naar middenhuvur verleend/Nazorg.
middensegment huur met woningen met 6o0o | Oplevering november
maatschappelijke plint. BVO 2022.
maatschappelijk.
Scheldeplein 1-5 — Tweelaagse optopping metg | Gerealiseerd: 9 Vergunning
Knijn Bowling appartementen. Beoogde woningen vrije verleend{/nazorg.
sportschool in uitgebreide sector.
kelder. Parkeervoorzieningen
worden onderzocht.
23
7-3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Zuid 2022
woningen
Buitenveldertselaan | Van winkel (Bruynzeellocatie) | 248 woningen: 200 | In uitvoering. Start
78 naar woningen commerciële | middensegmenten | bouw 2019,
plint en ondergronds 148 vrije opgeleverd 2022.
parkeren. Ek _
Detailhandel in de
plint.
Scheldeplein 1-3-5 Van bankkantoor naar g woningen vrije In uitvoering,
woningen (optopping). sector. Opgeleverd 2022.
Surinameplein 33-59 | Van wonen, maatschappelijk | Huidig: 80oo m2 Planvorming.
- Klokkenhof en commercieel, naar wonen | wonen (170 sociale
met commercieel. huur), 4000 ma
maatschappelijk en
1600 m2
commercieel
Gewenst: 23140 M2
BVO wonen (144-
76-48) en 1720 m2
BVO commercieel.
Parnassusweg 101- | Opdikking bruggebouw en Huidig: 13500 m2 Conceptaanvraag.
Vitrum onderste bouwlagen (+1.8 m) | kantoor
t.b.v. vitbreiding kantoor. Gewenst: 16000 m2
Uitbreiding zuidelijke koppen. | kantooren 950 m2
Transparante plint met plintfuncties.
horeca en (eventueel)
maatschappelijke
(buurt)voorzieningen.
Van Boshuizenstraat | Sloop-nieuwbouw. Plan voor | Huidig: 1600 m2 Planvorming.
560 —Pelgrimskerk {JCC en verkleinde maatschappelijk
Pelgrimskerk in Gewenst: 6000 m2
maatschappelijke plint, plus wonen, 2000 M2
25 vrije sector woningen en maatschappelijk.
parkeergarage.
Pieter de Bouwdeel A en C zijn Huidig: 2800 m2 Aanvraag
Hoochstraat 59 — gesloopt, en bouwdeel Ben D | maatschappelijk omgevingsvergunning.
MLA gerenoveerd. Gewenst: 3800 m2
maatschappelijk.
Van Eeghenstraat Transformatie kantoorpand _ | Huidig: 2400 m2 Aanvraag
70-72 naar luxe appartementen commercieel; omgevingsvergunning.
(sloop-nieuwbouw). Gewenst: 24,00 m2
Parkeerplaatsen achtertuin wen
worden wegbestemd. appartementen).
94-98 naar luxe appartementen commercieel;
Gewenst 1607 m2
24
(sloop-nieuwbouw). wonen (5
Parkeerplaatsen achtertuin appartementen en
worden wegbestemd. 424 m2 parkeren.
Van Ostadestr. 341/ | Vml. Brandweerkazerne Huidig: 250 m2 Omgevingsvergunning
St. Willibrordusstr. wordt getransformeerd naar | maatschappelijk verleend,
43A - lambe 26 sociale huurwoningen, Gewenst: 350 ma bezwaarprocedure
waarvan 16 zorgwoningen wellen 590 m2 loopt.
maatschappelijk.
voor jongeren van het project
lambe.
Bartholomeus Na afketsen van opties Huidig: Gemengd- | Conceptaanvraag.
Ruloffstraat 5 woningbouw en 1. Gewenst:
stallingsgarage onderzoekt Kantoor.
eigenaar mogelijkheid voor
transformatie Oude
Renaultgarage naar kantoor.
ÂJ Ernststraat 199 Transformatie kantoor naar Huidig: 1200 ma Conceptaanvraag.
middensegment-woningen kantoor
voor jonge doelgroep (25-35 | Gewenst: 4500 m2
jaar). Gedeelde plint voor wonen (64
bewoners en buurt, incl. EE 350 M2
plintfuncties.
werkplekken en horeca.
Amstelveenseweg Joods Hospice Immanuel wil | Huidig 2e verd: 107 | Conceptaanvraag.
665 - JHI 2e verdieping uitbreiden met | M2
1 zorgwoning en Gewenst ze verd.:
gemeenschappelijke en
woonkamer. Huidig plan
wordt aangepast naar
brandveiligheidseisen.
De Klencke 111 - Transformatie (sloop- Huidig: onbekend _ | Planvorming.
Vreugdehof nieuwbouw) van Gewenst: 44000
woonzorgcentrum BVO wonen (min.
Vreugdehof tot zelfstandige | 325 weldinsjsu) an
(ouderen)woningen en 13000 _
maatschappelijk
zorgeenheden. (210 zorgunits,
plint).
Nieuwe Herlaer 2 - Sloop van middengelegen Huidig: 22000 BVO | Oriëntatie.
Buitenhof voorzieningenblok. maatschappelijk;
Toevoeging groene Gewenst: n.n.b.
binnentuin en 3-laags blokje
aan straatzijde, met
horecafterras,
dagbesteding/recreatiervimte
en buurt-/culturele
voorzieningen.
Merckenburg 1-3 Sloop-nieuwbouw. Huidig: 300 BVO Planvorming.
Opwaardering van maatschappelijk;
maatschappelijke plint incl. Gewenst: 1500 BVO
synagoge en toevoeging van | Wonen (23
middensegment
25
SE me
woningen. BVO
maatschappelijk.
Zwaansvliet 1-3 Optopping van bestaande Huidig: 4500 m2 Planvorming.
kantoorgebouw met 2 lagen. | kantoor
Verplaatsing hoofdentreeen | Gewenst: 6300 m2
entree fietsenkelder. EE
Benodigde aanpassing
openbare ruimte.
President Grootschalige renovatie met | Huidig: 12.300 m2 _{ Planvorming.
Kennedylaan 17-677 | toevoeging van wonen
—Rivierenhuis middensegment woningen en | Gewenst: 13.300
maatschappelijke m2 Wonen, 170 Ma
es maatschappelijk.
Moermond/Duinkerk | Renovatie/sloop van 188 Huidig: 188 Planvorming.
woningen. Mogelijk huurwoningen
transformatie van de garages | 16 parkeerboxen
en zolderverdieping naar Ì BOG LS
wonen. Nieuw: 60
woningen
toevoegen.
Loowaard 57-155 - Tweelaagse optopping vande | Huidig: 3350 m2 Aanvraag
EOKS westvleugel van Si omgevingsvergunning.
woonzorgcentrum EOKS, Gewenst: 5000 m2
met in totaal 18 ruime wonen.
appartementen (gem. 93 m2),
specifiek voor echtparen.
Apollolaan 171 Transformatie Huidig: 7200 BVO | Vergunning
sloop{/nieuwbouw. Sloop in kantoor; Gewenst: verleend/Nazorg.
september 2021 begonnen. 7400 BVO kantoor.
Geplande oplevering medio
2023.
Frans van Transformatie naar wonenen | Gerealiseerd: 18 Vergunning
Mierisstraat 90-94 bedrijfskantoor in de plint. woningen vrije verleend/Nazorg.
sectoren 3ooBVÒ | Oplevering Q2 2022.
kantoor.
Pieter de Hoochstr. woningen vrije verleend/Nazorg.
11 — KPN-gebouw sector en 2-laags Oplevering Q1 2022.
parkeergarage.
Trompenburgstraat | Sloop-nieuwbouw van Praxis, | Huidig: 3000 m2 Vergunning
12-18 toevoeging 12-14 detailhandel; verleend/Nazorg.
ouderenwoningen op Gewenst: 1000 m2
vrijgekomen binnenterrein detailhandel, 1300
BVO wonen (14,
plus extra bouwlaag met sociaal, 7
le middenhuur).
Trompenburgstraat | Eenlaagse optopping met13 | Huidig: 4400 m2 Vergunning
4-10 vrije sectorwoningen + wonen verleend/Nazorg.
uitbreiding achterzijde (8 Gewenst: 6800 ma
middensegment). wonen.
26
nn
opwaardering plint.
Museumplein 4 Horeca/terras op BG en Huidig: 600 BVO Vergunning
kelder. Kleinschalig cultureel | commercieel verleend{/nazorg.
ontmoetingscentrum op 1e Gewenst: 600 BVO
t/m 3e verdieping. horeca.
detailhandelsfunctie op BG kantoor + verleend/nazorg.
en kelder. detailhandel
Gewenst: 2330 m2
kantoor +
detailhandel.
Valeriusplein 9 / Transformatie naar Gerealiseerd: 30 Vergunning
Lassusstraat 2 - ouderenwoningen met woningen vrije verleend/nazorg.
Valeriuskliniek maatschappelijke plint. sector.
Ferdinand Bolstraat | Initiatiefnemer realiseert Gerealiseerd: 32 Vergunning
190-192 zorgwoningen. Geen vrije sector verleend/Nazorg.
transformatie; zorgwoningen.
transformatieteam wel
betrokken.
Ferdinand Bolstraat | Gebouwrenovatie, met focus | Huidig: gooo m2 Vergunning
321 - D'Oude Raai op zwaardere zorgvraag. maatschappelijk; verleend/Nazorg.
Buurtfunctie in plint en Gerealiseerd: 9200
verwijdering ventweg aan mz _
voorzijde. Gerealiseerd in es
janvari 2021.
Karel du Jardinstraat | Transformatie vml. Gerealiseerd: 77 Vergunning
61-67 stadsdeelkantoor naar middenhvur verleend/Nazorg.
middensegment huur met woningen met 600 | Oplevering november
maatschappelijke plint. BVO > 2022.
maatschappelijk.
Scheldeplein 1-5 — Tweelaagse optopping metg | Gerealiseerd: 9 Vergunning
Knijn Bowling appartementen. Beoogde woningen vrije verleend/nazorg.
sportschool in uitgebreide sector.
kelder. Parkeervoorzieningen
worden onderzocht.
Emmastraat 40-42 — | Het OLVG wil op deze locatie | Huidig: 750 ma (Weigering) aanvraag
Jan van uitbreiden met 800 m2 Gewenst: 1600 m2. | omgevingsvergunning.
Goyenkliniek zorgfunctie. Echter, maar
klein deel van gevraagde
uitbreiding heeft functie zorg;
grootste deel heeft functie
kantoor/zakelijke
dienstverlening.
Buitenveldertselaan | Uitbreiding kantoor en Huidig: 4100 m2 Vergunning
158 commerciële functies in de Gewenst: 4600 m2. | verleend/Nazorg.
plint.
Tolstraat 75 Transformatie woonfunctie Huidig: 1600 m2 Vergunning
naar tijdelijke (logeer)opvang | kantoor; Gewenst verleend/Nazorg.
voor zorgbehoevende (ze fase): 580 m2
27
28
8. Stadsdeel West
8.1 Ontwikkelingen Stadsdeel West
Stadsdeel West is in 2021 en 2022 betrokken bij ca. 20 transformatieprojecten. Een deel van deze
transformatieprojecten is inmiddels opgeleverd. De opgeleverde projecten hebben in 2021 en 2022 255
woningen opgeleverd. De projecten die in uitvoering, in voorbereiding of in onderzoek zijn kunnen nog
ca. 205 woningen opleveren. Daarnaast is er een aantal particuliere bouwinitiatieven dat nog in
onderzoek is. Van deze projecten is op dit moment niet duidelijk in hoeverre de ontwikkelingen
ruimtelijk inpasbaar en wenselijk zijn en hoeveel woningen toegevoegd kunnen worden. Deze
initiatieven zijn niet op deze lijsten opgenomen.
Een aantal van de particuliere bouwinitiatieven betreft geen volledige functiewijziging naar wonen. Deze
projecten ondervinden wel een transformatie van erfpacht naar andere functies of een combinatie van
wonen met andere functies. De projecten omvatten bijvoorbeeld de projecten optopping Borstblok (47
middensegment woningen), Schimmelstraat 69-79 (38 sociale huurwoningen voor ouderen), Filips van
Almondestraat 15 (20 marktwoningen), De Houten Leeuw (circa 5o sociale huurwoningen voor jongeren)
en Piggelmee 4 (9 woningen).
Soms kiest een eigenaar er na een periode van onderzoek voor af te zien van transformatie naar wonen,
om een eenvoudiger functie passend binnen het bestemmingsplan te realiseren. Dit is bijvoorbeeld het
geval geweest bij het Tettenrode-gebouw aan de Willem de Zwijgerlaan en de voormalige
Magdalenakapel aan de Spaarndammerstraat 460.
Al deze complexe particuliere bouwinitiatieven, met veel ruimtelijke impact voor de omgeving, worden
door het hetzelfde ‘Transformatieteam West’ begeleid.
De transformatie van het voormalig bedrijfsverzamelgebouw op de hoek van de Donker Curtiusstraat en
Van Hallstraat is eind 2021 opgeleverd. Inmiddels wonen er 168 studenten en promovendi. In de plint zijn
bedrijfsruimtes gerealiseerd. Voor dit project is een intensief participatietraject doorlopen. Tijdens de
participatie bleek dat omwonenden bang waren voor overlast. In het definitieve ontwerp zijn
oplossingen verwerkt om deze overlast te beperken. Er zijn bijvoorbeeld geen balkons en dakterras
gerealiseerd, de gevel is aangepast en er is een inpandige fietsenstalling gemaakt. Deze oplossingen
hebben de zorgen bij de meeste omwonenden kunnen wegnemen.
Pi WINS EEE 1 u AN On
_ú | Engen WELL Pi ei inj
FE pe L a Er EN nn \ RED ir k Í Liana:
| a TI ES rin Pe en ii ka | Heh ' RE
a. a Kiele A k p í Pe bn Sk
3 8 ele off er
DC van Hall: voormalig bedrijfsverzamelgebouw naar woningen voor promovendi en
studenten (foto: Lieven de Key)
29
Een ander transformatieproject, het Tetterodegebouw aan de Willem de Zwijgerlaan, is in 2022
afgerond, maar met een andere programma-transformatie dan eerder werd voorzien. De eigenaar heeft
in 2021 afgezien van transformatie naar wonen. Inmiddels is in het complex een padelbanencentrum
gerealiseerd, wat binnen het bestemmingsplan past.
8.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel West 2021
woningen
825 huurwoningen.
wonen. marktwoningen. 2021.
marktwoningen. 2021.
Donker Curtius/van Van bedrijfsgebouw naar | 168 sociale Opgeleverd december
Hallstraat studentenwoningen. huurwoningen 2021.
voor studenten.
Krommertstraat 10 woningen. marktwoningen. oplevering ca. 2023.
EE bam
Hallstraat 51) huurwoningen.
Gillis van Optoppen met woningen | 9 marktwoningen. | In uitvoering: oplevering
Ledenberchstraat 110 en omzetten van wonen ca. 2022.
naar kantoor.
_______
ca. 2022.
Filips van Van KPN gebouw naar 20 In voorbereiding:
Almondestraat 15 woningen. marktwoningen. Omgevingsvergunning
verleend, start bouw ca
2022, oplevering ca.
2023.
Schimmelstraat 69-79 Van wonen en 38 sociale In voorbereiding,
bedrijfsruimte naar huurwoningen afsprakenbrief is
wonen. voor ouderen. ondertekend. Start 2022,
oplevering ca. 2023.
voor jongeren. huurwoningen 2022, oplevering ca.
voor jongeren. 2024.
huurwoningen. 2023, oplevering ca.
2024.
Optoppen borstblok Laag woningen 47 middeldure In voorbereiding: start
optoppen op bestaande | huurwoningen. 2023, oplevering ca.
bouw. 2024.
Velserweg 28-32 Van bedrijfsruimte en 5 woningen. In onderzoek,
wonen naar wonen. omgevingsvergunning is
ingediend in juli 2021.
Start ca. 2022.
30
117 en wonen naar wonen. 2022.
Postjesweg 97 Optoppen woningenop | 16 middeldure In onderzoek: start ca.
het dak van een huurwoningen. 2023.
supermarkt.
J.P. Braak stuk grond N.t.b. In onderzoek: in
Heijestraat/Borgerstraat | (voorheen wonen) naar afwachting van juridische
hotel of wonen.” procedures.
8.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel West 2022
woningen
Zwijgerlaan 334/338
woningen. huurwoningen. 2022.
Jan Evertsenstraat18/ | Van bioscoop naar 28 Opgeleverd december
plint.
Lanoyhofje (Van Van zolderruimte naar 13 sociale In vitvoering:
Hallstraat 51) woningen voor jongeren. huurwoningen oplevering Q1 2023.
voor jongeren.
Gillis van Optoppen met woningen 9 In vitvoering:
Ledenberchstraat 110 en omzetten van wonen marktwoningen. | oplevering ca. Q3 2023.
naar kantoor.
A
marktwoningen. | oplevering ca 2023.
117 en wonen naar wonen. marktwoningen. | oplevering ca Q2 2023.
Filips van Van KPNtelecomcentrale | 20 In voorbereiding:
Almondestraat 15 naar woningen. marktwoningen. | Omgevingsvergunning
is verleend. Start 2023,
oplevering ca. 2024.
Velserweg 28-32 Van bedrijfsruimte en 5 woningen. In voorbereiding.
wonen naar wonen. Omgevingsvergunning
is verleend in maart
2022. Start ca. 2023.
Schimmelstraat 69-79 Van wonen en 38 sociale In voorbereiding.
bedrijfsruimte naar wonen. | huurwoningen omgevingsvergunning
voor ouderen. verleend in september
2022. Start 2023,
oplevering ca. 2024.
2 Deze omschrijving betreft de stand van zaken van eind 2022. Op het moment van publiceren van deze
voortgangsrapportage is bekend dat er een vergunning is verleend voor de realisatie van een long-stay hotel.
31
De Houten Leeuw* Van maatschappelijk 56 sociale In voorbereiding.
wonen naar woningen voor | huurwoningen Afsprakenbrief is
jongeren. voor jongeren. getekend,
omgevingsvergunning
is ingediend, Start 2023,
oplevering ca. 2024.
Optoppen borstblok? Laag woningen optoppen | 47 middeldure In voorbereiding.
op bestaande bouw. huurwoningen. Afsprakenbrief is
ondertekend in januari
2022, omgevings-
vergunning is
ingediend. Start 2023,
oplevering ca. 2024.
Piggelmee 4* Van leegstand/tijdelijke g middeldure In voorbereiding.
invulling naar wonen. huurwoningen. Omgevingsvergunning
is ingediend. Start
2024, oplevering ca.
2025.
J.P. Braak stuk grond N.t.b. In onderzoek: in
Heijestraat/Borgerstraat | (voorheen wonen) naar afwachting van
hotel of wonen. juridische procedures.
Spaarndammerstraat Gemengd naar gemengd N.v.t. In onderzoek: start ca
460 (voormalige of sport. 2023
Magdalenakapel)
straat — nieuwbouw grond naar wonen. onzeker (Initiatief).
(Vervallen) woningen. huurwoningen. negatieve uitkomst.
1 Dit project is reeds overgegaan in de grondexploitatie en behoort niet meer tot de particuliere
transformatieprojecten. Voor de volledigheid is het project wel opgenomen in het overzicht van 2022.
3 Dit project is reeds overgegaan in de grondexploitatie en behoort niet meer tot de particuliere
transformatieprojecten. Voor de volledigheid is het project wel opgenomen in het overzicht van 2022.
4 Dit project is reeds overgegaan in de grondexploitatie en behoort niet meer tot de particuliere
transformatieprojecten. Voor de volledigheid is het project wel opgenomen in het overzicht van 2022.
> Deze omschrijving betreft de stand van zaken van eind 2022. Op het moment van publiceren van deze
voortgangsrapportage is bekend dat er een vergunning is verleend voor de realisatie van een long-stay hotel.
32
g. Stadsdeel Nieuw-West
g.1 Ontwikkelingen Stadsdeel Nieuw-West
In Stadsdeel Nieuw-West vinden er op grote schaal gebiedsontwikkelingen plaats, zoals Sloterdijk en de
Ringzone-West. Naast de transformaties in de gebiedsontwikkelingen vinden er ook veel particuliere
transformaties plaats. De huidige particuliere transformaties die in vitvoering en in voorbereiding zijn,
kunnen circa 1.054 woningen opleveren. Elk transformatieproject kent haar eigen problematiek,
afhankelijk van grondeigendom, erfpachtcontract, beoogd programma, milieu-eisen,
beleggingsconstructies, gemeentelijk beleid, nieuwe (toegevoegde) gemeentelijke ambities en
participatie.
g.2 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Nieuw-West 2021
woningen
Osdorper Ban 1- 33° | Van kantoor naar 134 middensegment- | In uitvoering, start bouw
woningen middels sloop- | huurwoningenen 34 | in 2021. Eind 2021
Inieuwbouw vrije sector onderdeel geworden van
huurwoningen. Grondexploitatie en dus
niet meer onderdeel
particuliere
transformaties.
Engelmanstraat 1 woningen middels sloop- | woningen. mei 2020, indicatie
nieuwbouw oplevering medio 2022.
Baden Powellweg Van kantoor naar Aantal woningen nog | In voorbereiding /
305 woningen niet bekend. onderzoek.
Programma
40/40/20, 3.430 M2
kantoor en 275 m2
bedrijfsruimte.
Thorn Prikker / Jan Van kantoor naar 66 appartementen: In voorbereiding /
Tooropstraat woningen middels sloop- | 25 sociale huur, 27 onderzoek.
[nieuwbouw middensegment,
14vrije sector met
gooo bvo
bedrijfsruimte
waarvan ca. 600 m2
go commercieel.
Riekerhof Renovatie zorgcomplex | Bestaand: 136 In voorbereiding /
met gedeeltelijk behoud | intramurale onderzoek.
intramurale zorgwoningen.
zorgwoningen en het Nieuw: 146
woningen, waarvan
$ Dit project is eind 2021 overgegaan in de grondexploitatie en behoort niet meer tot de particuliere
transformatieprojecten. Voor de volledigheid is het project wel opgenomen in het overzicht van 2021.
33
toevoegen van 80 intramurale
seniorenwoningen zorgwoningen en 66
middeldure
huurwoningen voor
senioren
Ottho Van broedplaats en Totaal 382 In voorbereiding. Eind
Heldringstraat 1-57 kantoren naarwoningen | appartementen en 2021 zijn de aktes
en commercieel/horeca | commerciële ruimte | gepasseerd. Januari 2022
(o.a. in gemeentelijk inclusief horeca. start sloop. Mei 2022 start
monument), inclusief 215 vrije sector, 96 bouwwerkzaamheden.
openbaar plein, middels | middensegment, 71
sloop-/nieuwbouw. sociale huur.
Pieter Calandlaan 5- | Van kantoor naar 83 vrije sector In voorbereiding: plan
7 woningen middels sloop- | woningen. aangehouden, start bouw
[nieuwbouw onzeker, verwachting
eind 2021.
Nachtwachtlaan Van terrein met 55.000 m2 bvo voor In voorbereiding.
20/Ringparklocatie | kantoorgebouw en kantoor- en/of
parkeervoorziening naar | hotelontwikkeling,
2 nieuwe gebouwen een mogelijke
(hotel en/of kantoor) en broedplaatsfunctie in
openbaar maken vande | combinatie met
buitenruimte publiekstoegankelijke
functies.
Sonsbeeckstraat 6 gebouw naar woningen (30-40-30 verdeling).
Anton Verkenning renovatie / Sloop / renovatie van | In verkenning.
Waldorpstraat sloop-nieuwbouw van 2 | 134 woningen. Bouw
woongebouwen in van 195 woningen:
afstemming met 134 sociale huur, 61
bewoners en gemeente. | middensegment.
5o% voor terugkeerders
en toevoeging van
woningen door een extra
haaks gebouw.
7 Dit project is in 2021 overgegaan in de grondexploitatie en behoort niet meer tot de particuliere
transformatieprojecten. Voor de volledigheid is het project wel opgenomen in het overzicht van 2021.
34
9.3 Stand van zaken particuliere transformaties Stadsdeel Nieuw-West 2022
woningen
Reinier Van kantoor naar 149 vrije sector Opgeleverd.
Engelmanstraat 1 woningen middels sloop- | Woningen.
nieuwbouw
Pieter Calandlaan 5- | Van kantoor naar 83 vrije sector In uitvoering. De bouw is
7 woningen middels sloop- | woningen. begin 2023 gestart.
Inieuwbouw.
Baden Powellweg Van kantoor naar Aantal woningen nog | In voorbereiding.
305 woningen. niet bekend.
Programma
40/40/20, 3.430 M2
kantoor en 275 m2
bedrijfsruimte.
Thorn Prikkerstraat | Van kantoor / 7o middeldure Bezig met afronden
[Jan Tooropstraat? | opslagruimte naar huurwoningen en 600 [ afsprakenbrief. Indicatie
woningen middels sloop- | m2 commerciële start bouw O4 2024.
Inieuwbouw functies.
Riekerhof Renovatie zorgcomplex | Bestaand: 136 Bezig met afronden
met gedeeltelijk behoud | intramurale afsprakenbrief. Indicatie
intramurale zorgwoningen. start bouw/renovatie Ò1
zorgwoningen en het Nieuw: 14,6 2024.
toevoegen van woningen, waarvan
seniorenwoningen 80 intramurale
zorgwoningen en 66
middeldure
huurwoningen voor
senioren.
Nachtwachtlaan Van terrein met 55.000 m2 bvo voor In voorbereiding. Fase 1
20o/Ringparklocatie | kantoorgebouw en kantoor- en/of (de renovatie en
parkeervoorziening naar | hotelontwikkeling, uitbreiding bestaande
2 nieuwe gebouwen een mogelijke Ringparkgebouw) is
(hotel en/of kantoor)en | broedplaatsfunctie in | vrijwel afgerond. In april
openbaar maken vande | combinatie met vindt de oplevering
buitenruimte publiekstoegankelijke | plaats. De aanvraag
functies. omgevingsvergunning
fase 2 is ingediend en in
behandeling. Voor fase 3
is begonnen met het
ontwerptraject.
Sonsbeeckstraat 6 gebouw naar woningen (30-40-30 verdeling).
8 Dit project is per 1 januari 2023 overgegaan in de grondexploitatie en behoort niet meer tot de particuliere
transformatieprojecten. Voor de volledigheid is het project wel opgenomen in het overzicht van 2022.
35
36
10. Weesp
10.1 Ontwikkelingen Weesp
In Weesp zijn naar verhouding veel particuliere initiatieven, omdat bijna alle grond in privaat eigendom
is. Veel locaties kennen al een lange voorbereidingstijd. De overgang van gemeente Weesp naar
Amsterdam en het opstarten van het stadsgebied Weesp heeft op een aantal punten voor vertraging
gezorgd. In 2023 zullen diverse projecten weer naar een volgende fase gaan. Er is in Weesp grote
behoefte aan betaalbare woningen in het lagere of middensegment. Dit in aanvulling op de grote
gebiedsontwikkeling in Weespersluis, waar veel grondgebonden woningen in het duurdere segment
worden gerealiseerd. Middels (nog af te sluiten) anterieure overeenkomsten wordt hierop gestuurd.
Voor de grote locatie Van Houten Industriepark (Cacaokwartier) is nog overleg tussen gemeente en
ontwikkelaar over het programma. De gemeenteraad van Weesp heeft een ruimtelijk kader vastgelegd.
In afwachting daarvan wordt een deel van de kantoren gebruikt als opvang voor Oekraïners.
10.2 Stand van zaken particuliere transformaties Weesp 2022
woningen
Hofdame van Weesp Sloop 30 koop, 16 huur Bouw is gestart.
kantoorgebouw, appartementen. Oplevering 2024.
realisatie
nieuwbouwwoningen
37
| Onderzoeksrapport | 37 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 26 juni 2023
Portefeuille(s) Deelnemingen AEB, Afval & Duurzaamheid en Financiën
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig, Zita Pels en Hester van Buren
Behandeld door DMC-Deelnemingen, [email protected]
Onderwerp Beantwoording vragen cie FKD 22 juni mbt Vervolgbesluit AEB
Geachte leden van de gemeenteraad,
Afgelopen donderdag, 22 juni 2023, is in de commissie FKD met vitnodiging van de leden van
commissie DC het voorgenomen besluit van het college behandeld om AEB te verkopen. De
betreffende raadsvoordracht ligt deze week voor wensen en bedenkingen voor in uw raad.
In heb vw commissie toegezegd voor de raadsbehandeling van 28 juni terug te komen op een
aantal zaken. Voor de volledigheid heb ik in de brief ook de toezeggingen met een langere
doorlooptijd opgenomen.
Daarnaast stuur ik u het 13 juni 2023 door de Autoriteit Consument en Markt gepubliceerde
definitieve besluit op. Dit bevat de toelichting op het ACM-besluit, met als voornaamste
gevolg dat bij een nieuwe verkoopprocedure afvalverwerkers die actief zijn in het westen van
Nederland (AVR en Attero) niet in aanmerking komen.
Borging publiek belang - betaalbaarheid
Ik heb u toegezegd voor de volgende raadsbehandeling de commissie per brief te informeren
over de manier waarop het publieke belang bij verkoop geborgd gaat worden, in het bijzonder
de betaalbaarheid van warmte en de afvalstoffenheffing voor inwoners.
De betaalbaarheid is voor het college uiteraard ook een belangrijk publiek belang. Het is
echter belangrijk om hierbij een onderscheid te maken tussen de verkoop van AEB en de
inkoopprocedure van een afvalcontract. De afvalstoffenheffing voor inwoners hangt direct
samen met dat afvalcontract. De gemeente heeft nu een afvalcontract met AEB en dat loopt
nog drie jaar. Die termijn is drie jaar, om als gemeente voldoende tijd te hebben om de nieuwe
plaatsing van het afvalcontract te verzekeren.
Na afloop van het huidige contract met AEB kan de gemeente het afval niet meer aan AEB
gunnen via een zogenaamde inbesteding. Inbesteden mag alleen indien een onderneming
voor minimaal 80 procent in overheidshanden is. De gemeente zal daarom een nieuwe
procedure moeten opzetten om het contract opnieuw onder te brengen.
Hoe de kosten van het nieuwe afvalcontract uitvallen is afhankelijk van de keuzes die de
gemeente maakt in de nieuwe uitvraag en de marktomstandigheden op dat moment. Ik kan u
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 26 juni 2023
Pagina 2 van 4
namens mijn collega Pels toezeggen dat betaalbaarheid zwaar zal wegen in deze nieuwe
aanbesteding.
Het college heeft de betaalbaarheid van de afvalverwerking ook meegewogen in de
verschillende scenario’s die zijn uitgewerkt voor de toekomst van AEB. De centrale vraag is
dan of de betaalbaarheid beïnvloed wordt door de keuze voor een bepaald scenario. De
conclusie is dat er een risico is dat de verwerking van afval na verkoop duurder kan worden.
Maar dat is zeker geen gegeven en ook mogelijk in publieke scenario's.
Gesprek Ministerie van Binnenlandse Zaken - Screening
Ik heb u toegezegd in gesprek te gaan met het Ministerie van Binnenlandse Zaken in relatie tot
de screening van potentiële kopers van AEB. Dit gesprek zal rond de zomer plaatsvinden in de
aanloop van het verkoopproces en de uitkomsten zullen worden meegenomen in de
uitwerking van de verkoopvoorwaarden die worden gehanteerd in het verkoopproces.
Tijdlijn verkoopproces
Ik heb u toegezegd een tijdlijn te sturen van het verkoopproces (inclusief planning
besluitvorming SI). Deze ontvangt u in deze brief.
Eerst zal het college een finaal besluit gaan nemen, dit na het doorlopen van de wensen en
bedenkinken procedure in de raad. De verwachting is dat het college dit voor aanvang van het
zomerreces zal doen. Van dat besluit zal nog geen definitief besluit tot vitnemen van de SI
onderdeel zijn, omdat de uitwerking van de voorwaarden waaronder uitname Sl kan
plaatsvinden meer tijd in beslag zal nemen.
Als het college besluit tot een verkoopproces voor AEB zullen na het besluit de
voorbereidingen aanvangen. De gemeente zal samen met de verkoopadviseurs en de
onderneming het precieze verkoopproces gaan vormgeven en de daarvoor benodigde
onderzoeken laten uitvoeren. Een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen is het goed
inzichtelijk maken voor kandidaat kopers hoe de onderneming er precies voorstaat en dat
waar dat toegevoegde waarde heeft ook extern laten valideren. Dit proces neemt in de regel
enkele maanden in beslag. Omdat er twee jaar geleden eenzelfde traject is doorlopen kan het
nu mogelijk sneller. Dit is ook voor de onderneming een belastende periode, dus er moet
samen met de directie van AEB gezocht worden naar een goede balans tussen snelheid en wat
de onderneming aan kan. Voordat het verkoopproces kan aanvangen moeten de
voorbereidingen in voldoende mate zijn afgerond. Ik kan v daarbij aangeven dat de inzet van
het college telkens is zowel een zorgvuldig proces te voeren als de onderneming AEB niet
onnodig lang in onzekerheid te laten.
Als onderdeel van de voorbereiding op de verkoop zal tegelijk de vitwerking van de vitname
van de Sl in de komende periode vorm krijgen. Ook deze moet in voldoende mate zijn
afgerond voordat het verkoopproces kan aanvangen. Het college zal het voorgenomen besluit
over de uitname Sl aan uw raad voorleggen, voor de start van het verkoopproces.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 26 juni 2023
Pagina 3 van 4
Wanneer de onderneming er klaar voor is, de voorbereidingen zijn afgerond en de
marktomstandigheden het toelaten kan het verkoopproces aanvangen. Dit zal gebeuren met
een aankondiging in breed verspreide media en gerichte vitnodiging van partijen die interesse
hebben getoond door onze verkoopadviseur. De huidige inschatting is dat de verkoop niet
voor eind november 2023 zal aanvangen. Dit kan ook op een later moment zijn.
Na aanvang duurt een verkoopproces naar schatting zes tot negen maanden. De verwachting
is dat er geen of geen langdurige toets door de ACM nodig zal zijn. Dit is uiteraard afhankelijk
van welke kandidaat koper er aan het einde uitrolt.
Overige toezeggingen
Lange termijn strategie AEB
De commissie heeft verzocht om de lange termijn strategie van AEB te delen met de raad.
AEB heeft de afgelopen jaren geen ruimte gehad om een hernieuwede strategie te maken. Dit
omdat de focus achtereenvolgens lag op het op orde brengen van de basis van de
onderneming, een verkoopproces en daarna een periode van anderhalf jaar waarin de
voorwaardelijke verkoop aan AVR daar geen ruimte voor bood.
In die tijd is de kern van de visie blijven staan: toegroeien naar een duurzaam energie- en
grondstoffenbedrijf. Waar bij is gekomen dat CO2 afvang en opslag daar onlosmakelijk
onderdeel van is. AEB is nu de vrijheid daar na het ACM-besluit wel toe is ontstaan bezig een
hernieuwde strategie vorm te geven. Het college zal deze als deze na de zomer gereed is delen
met de raad.
Gesprekken Rijk over marktordening afval en grondstoffen
Wethouder Pels heeft uw commissie toegezegd u op hoogte te houden van gesprekken met
Rijk over het wegnemen van de meest vervuilende overcapaciteit van verbranding in
Nederland en de marktordening voor teruggewonnen materialen uit afval.
Plannen voor extra duurzaamheidinvesteringen
Wethouder Pels zal u ook meenemen in de nog op te stellen plannen voor extra
duurzaamheidsinvesteringen door de gemeente. Daarvoor wil het college vit de
verkoopopbrengst een substantieel bedrag inzetten.
Publicatie definitieve ACM-besluit
In de bijlage treft u het finale besluit dat gepubliceerd is door de ACM op 13 juni 2023.*
De samenvatting van de ACM zelf is:
‘Dat als de overname door zou gaan, er een te machtig bedrijf zou ontstaan. Dat leidt tot
hogere prijzen voor het verwerken van huishoudelijk afval en voor het verwerken van licht
verontreinigd gevaarlijk afval. Gemeenten en inzamelaars berekenen die prijsstijging door aan
1 https:/fwww.acm.nl{nl{publicaties/avr-mag-aeb-niet-overnemen-concentratiebesluit
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 26 juni 2023
Pagina 4 van 4
hun inwoners en klanten. AVR en AEB zouden samen veruit het grootste afval
verwerkingsbedrijf van Nederland worden. De verwerkingscapaciteit van de twee partijen
samen is ruim twee keer zo groot als de nummer 2. Samen zouden de partijen voor
huishoudelijk afval in het westen van Nederland een marktaandeel van meer dan 60% krijgen.”
Het college maakt een andere analyse. En overweegt met AVR in beroep te gaan tegen het
besluit. Dit besluit is nog niet genomen. Hoewel het college de analyse die onder het besluit
van de ACM ligt niet deelt, geeft het besluit op zich wel inzicht in hoe de ACM de markt ziet.
Dit kan voor een aankomend verkoopproces ook juist van waarde zijn.
Het college is in de loop van het ACM proces kritisch geweest op een aantal van de conclusies
van de ACM in het besluit. In het besluit wordt met name onvoldoende aangetoond waarom
het wegvallen van AEB tot gevolg zou hebben dat de concurrentie op de aanbestedingsmarkt
significant zal worden belemmerd. AEB heeft immers nauwelijks een bestaande aanwezigheid
op die aanbestedingsmarkt. Daarbij is de ACM voorbarig vitgegaan van een scenario dat AEB
ook bij een verbod van de verkoop aan AVR opnieuw verkocht zou gaan worden. Dat besluit
wast ten tijde van het besluit van de ACM echter nog niet genomen. Het college overweegt
met AVR in beroep te gaan tegen het besluit. Dit besluit is nog niet genomen.
Hoewel het college de analyse die onder het besluit van de ACM ligt dus niet deelt, geeft het
besluit op zich wel inzicht in hoe de ACM de markt ziet. Dit kan voor een aankomend
verkoopproces ook juist van waarde zijn.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Deelnemingen — AEB
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 129
Datum akkoord 9 maart 2015
Publicatiedatum 11 maart 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer D.F. Boutkan van
5 februari 2015 inzake het opleggen van een bestuurlijke boete voor het te laat
doorgeven van een adreswijziging.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In Het Parool van 4 februari 2015 stond een bericht over het opleggen van een
bestuurlijke boete aan Amsterdammers die te laat hun adreswijziging bij verhuizing
doorgeven aan de gemeente Amsterdam. Het zou gaan om een bedrag tussen de
240 en 325 euro en het gaat om een proef van tussen de 1 juni en 30 november.
De fractie van de PvdA Amsterdam is geschrokken van de hoogte van het bedrag,
zeker voor Amsterdammers die in een slechte financiële situatie verkeren. Bovendien
is een verhuizing al een kostbare aangelegenheid. Vanzelfsprekend moeten
Amsterdammers voldoen aan hun administratieve verplichtingen, de vraag is echter
of de hoogte van de “verhuisboete” in verhouding staat tot waar het om gaat: het
vergeten door te geven van je adreswijziging.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 5 februari 2015, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Klopt de berichtgeving hierover in het Parool?
Antwoord:
De berichtgeving is erg summier. Een boete komt pas aan de orde als de
betrokkene blijft weigeren zijn nieuwe woonadres door te geven nadat de
gemeente hem er schriftelijk op heeft gewezen dat hij verplicht is dit alsnog te
doen. Hieraan gaat een onderzoek vooraf.
De ervaring leert dat meeste burgers (alsnog) aangifte van verhuizing doen.
Alleen de mensen die niet reageren of geen (juiste) informatie geven over hun
adres krijgen een boete.
De nieuwe werkwijze is nog niet bestuurlijk vastgesteld. Tot en met 17 maart
2015 kunnen burgers inspreken. Alle informatie is te vinden op
www.amsterdam.nl/basisregistratiepersonen. Daarna volgt verdere bestuurlijke
besluitvorming.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing Lo Gemeenteblad R
Datum 11 maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 5 februari 2015
2. Kan het college aangeven hoeveel Amsterdammers op dit moment de termijn van
het doorgeven van de adreswijziging overschrijden en welke kosten hieraan
verbonden zijn voor de gemeente Amsterdam?
Antwoord:
Het is niet bekend hoeveel Amsterdammers niet binnen de aangiftetermijn van
uiterlijk vijf dagen na de verhuizing hun verhuizing doorgeven. In de Conceptnota
Beleidsregels bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen (BRP) staat dat in
2013 23.500 onderzoeken zijn gedaan omdat twijfel was ontstaan of de
adresregistratie (nog) juist was. Dit leidde alsnog tot 11.122 (48%) te late
aangiften, en 12.378 (52%) besluiten tot ‘onbekend adres’. In totaal worden de
personeels- en organisatiekosten bij Burgerzaken Amsterdam — Basisregistratie,
Dienstverlening en stadsdelen — berekend op 1.5 miljoen euro per jaar.
3. Waar is de hoogte van de bestuurlijke boete op gebaseerd? En waarom is
gekozen voor dit bedrag?
Antwoord:
De hoogte van de boete is bepaald door de wetgever die rekening heeft
gehouden met de boetes die in andere wetgeving voor vergelijkbare gevallen
wordt gehanteerd. De bestuurlijke boete komt in de plaats van de strafrechtelijke
sanctie die eerder mogelijk was, namelijk hechtenis van maximaal 1 maand of
geldboete van € 4.050. Het openbaar ministerie heeft nooit een zaak voor de
rechter gebracht. In ‘zware’ gevallen bestaat nog wel de mogelijkheid om aangifte
te doen bij justitie wegens valsheid in geschrifte.
4. Hoe wil het college omgaan met het opleggen van een bestuurlijke boete aan
Amsterdammers die dit vanwege hun slechte financiële situatie niet kunnen
betalen?
Antwoord:
Het innen van de boete wordt uitgevoerd door de afdeling incasso van
Belastingen, op basis van de gemeentelijke regels voor inning van vorderingen.
Bij het opleggen van de boete wordt rekening gehouden met de bijzondere
omstandigheden van het geval, zoals verwoord in de Conceptnota beleidsregels
bestuurlijke boete Wet BRP in paragraaf 3.1.2. Als de gemeente tijdens het
onderzoek bekend raakt met de financiële problemen, zal de gemeente de burger
aansporen om aan zijn verplichting te voldoen en hem wijzen op de mogelijkheid
van (schuld)hulpverlening.
5. Hoe wil het college vaststellen of er sprake is van kwade opzet? In de proef is
immers voorzien dat in dit geval een hogere boete wordt opgelegd.
Antwoord:
Aan een burger kan een hogere boete worden opgelegd als aannemelijk is dat hij
bewust geen juiste informatie geeft over zijn adres of bewust geen aangifte doet.
Dit is bij voorbeeld aannemelijk als uit adresonderzoek kan worden vastgesteld
dat iemand niet meer woont op het adres, maar, zelfs als hij wordt geconfronteerd
met deze informatie, zonder nader en/of overtuigend bewijs te leveren, blijft
aangeven dat hij nog steeds woont op dit adres.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing Lo Gemeenteblad
Datum 11 maart 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 5 februari 2015
6. In het bericht wordt gesproken over een proef. Welke criteria zijn vastgelegd om
te bepalen of de proef een succes is?
Antwoord:
Tijdens de pilot legt de gemeente de bestuurlijke boete op in een beperkt aantal
soorten van niet-nakoming van wettelijk verplichtingen van de burger.
Tijdens de pilot wordt de uitvoering getest en geëvalueerd. De criteria die voor
de evaluatie van de pilot bepaald worden, zijn gericht op het verbeteren van het
proces en de werking van de communicatie om de burger te bewegen op tijd
aangifte te doen, inclusief een effectmeting op de aangiftebereidheid van
de burger in relatie tot de kwaliteit van de BRP.
7. Heeft het college kennisgenomen van de werkwijze van de Rotterdamse
woningcorporaties waarbij de corporaties de adreswijziging regelen?
Hoe beoordeelt het college deze werkwijze? Kan dit ook in Amsterdam worden
toegepast?
Antwoord:
Deze werkwijze bestaat in Amsterdam al sinds 2004 en functioneert goed.
8. Op welke manier gaat het college de voorlichting aan Amsterdammers hierover
inrichten? Welke kosten zijn hieraan verbonden?
Antwoord:
De voorlichting is tweeledig. Algemene voorlichting aan alle Amsterdammers en
specifieke voorlichting aan Amsterdammers bij wie de juistheid van gegevens
wordt onderzocht.
Bij de start van de pilot begint de algemene voorlichting, met publiciteit in lokale
en gemeentelijke dag-/weekbladen, spotjes en berichtgeving in social media en
op gemeentelijke websites. Verder worden de huidige voorlichtingsfolder, -poster
en -website aangepast. Daarnaast wordt er gewerkt aan een toolkit voor
vertegenwoordigers van de doelgroep, zoals notarissen, advocaten,
huurdersverenigingen, makelaars, corporaties, woonbond en Amsterdams
Steunpunt Wonen, zodat zij hiermee hun relaties over het nieuwe beleid kunnen
informeren.
De specifieke voorlichting vindt plaats tijdens het adresonderzoek. In de brieven
wordt zowel verwezen naar de verplichtingen als ook aangegeven dat er een
boete opgelegd kan worden als niet aan de verplichtingen wordt voldaan.
Daarnaast wordt de voorlichtingsfolder met de eerste brief meegestuurd en
verwezen naar informatie op de website. In de vervolgbrieven wordt steeds
verwezen naar de informatie op de website.
De kosten van de campagnemiddelen zijn geraamd op 26.000 euro. Daarnaast
bedragen de structurele kosten van voorlichting jaarlijks 16.700 euro.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | test |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 11 november 2021
Ingekomen onder nummer 773
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Ernsting, Vink, Miedema en Boomsma inzake Vaststel-
len van de vitvoeringsstandaard Bruggen en Kademuren
Onderwerp
Vaststellen van de uitvoeringsstandaard Bruggen en Kademuren, de raad in positie houden
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Vaststellen van de uitvoeringsstandaard Bruggen en Kademuren
Overwegende dat:
— _ Het programma kades en bruggen langjarig en over meerdere collegeperiodes aan het werk
moet om de kades en bruggen en andere waterbouwkundige constructies klaar te maken voor
de toekomst, hetgeen een grote opgave betekent.
Constaterende dat:
— De voorliggende standaardisering inhoudt dat, om snelheid te maken, raad, college, stadsdeel
en formele inspraak op afstand komen te staan.
Voorts overwegende dat:
— de impact van de werkzaamheden groot is; zowel bij de tijdelijke maatregelen als bij de defini-
tieve werkzaamheden;
— er bij onder meer kademuurvervanging nog veel discussie bestaat en zal blijven bestaan over
de gebruikte technieken, gevolgen voor de omgeving en bomen, de functionaliteit van de
openbare ruimte, zoals nieuwe of juist behoud van bestaande bomen, groen en verkeers- en
verblijffuncties;
— de gemeenteraad in het kader van de enquête Noord/Zuidlijn met de ‘motie-Van Pinxteren’
heeft besloten bij grote risicovolle en technisch complexe projecten een klein deel van het
budget zelfstandig te kunnen benutten voor onafhankelijke toetsing van collegevoorstellen.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Spreekt uit
Dat het belangrijk is om als gemeenteraad, namens de Amsterdammers, dichtbij zo'n grote en im-
pactvolle opgave als deze in onze stad betrokken te blijven, zonder de voortgang te belemmeren
En verzoekt het college van burgemeester en wethouders
1. de gemeenteraad beter in positie te brengen om zowel te kunnen sturen in keuzes die nog
moeten worden gemaakt als het college te controleren op de uitvoering;
2. de (volgende) raad daartoe de mogelijkheid te bieden om uit de raad een begeleidingscommis-
sie in te stellen met een eigen budget uit het overkoepelende budget conform de motie-
Van Pinxteren, om onafhankelijke expertise te kunnen laten uitvoeren alsmede om vanuit de
raad met het programma het gesprek te blijven voeren en gebruik te maken van experts die
daar aanwezig zijn.
Indieners
Z.D. Ernsting
B.L. Vink
A.J. Miedema
D.T. Boomsma
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer SV 10
Datum indiening 3 december 2020
Datum akkoord 13 januari 2021
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Ceder inzake plannen voor een stripclub
in Zuidoost
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
In het Parool stond recentelijk een artikel over een nieuw te openen stripclub in
Amsterdam Zuidoost. Hustle Diamonds zou kennelijk in 2021 als eerste stripclub in de
Bijlmer openen en audities willen houden. Inmiddels hebben verschillende bewoners,
ouders en het dagelijks bestuur Zuidoost aangegeven zorgen te hebben over de
aankondiging en mogelijke opening van een stripclub. De fractie van de ChristenUnie deelt
die mening. De fractie van de ChristenUnie ziet veel liever een nieuwe debatclub,
zwemclub of voetbalclub in plaats van een stripclub verschijnen in Amsterdam Zuidoost.
Het stadsdeel Zuidoost heeft inmiddels navraag gedaan en stelt niet bekend te zijn met
een vergunningsaanvraag voor een stripclub in Zuidoost. En ook al zou deze er zijn, acht
het dagelijks bestuur Zuidoost een stripclub niet passend.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Ceder, namens de fractie van de ChristenUnie, op
grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met de interviews van Hustle Diamonds in het Parool? Zijn
deze plannen bij het college bekend?
Antwoord:
De gemeente was niet bekend met deze plannen; er is geen
exploitatievergunningaanvraag ingediend. Na de berichtgeving in het Parool is
contact opgenomen met de initiatiefnemer en uitgelegd dat een stripclub in de APV
valt onder ‘seksinrichting’ (vertoningen van erotische aard) en vergunningplichtig is
(artikel 3.74 APV), een stripclub niet past binnen de bestemming van het ArenaPoort
gebied en Amstel II, en een exploitatievergunning niet kan worden verleend als er
geen seksinrichting is bestemd in het bestemmingsplan (artikel 3.3 APV).
Hierbij geldt dat ontheffingen van het bestemmingsplan door stadsdelen in de regel
niet worden verleend voor seksinrichtingen, gezien het gemeentelijk beleid om in
bestemmingsplannen uitsluitend de reeds bestaande prostitutiebedrijven en
seksinrichtingen te bestemmen (Nota prostitutiebeleid d.d. 7 september 2000).
1 https://www.parool.nl/amsterdam/stripclub-geleid-door-vrouwen-opent-in-de-bijlmer-bo8oasbc/
1
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
emmer So var 2021 Schriftelijke vragen, dinsdag 17 november 2020
2. Acht het college een stripclub in Zuidoost een verrijking voor het stadsdeel?
Antwoord:
Het vigerend beleid is dat in de gehele stad het aantal bestemmingen voor
prostitutiebedrijven en seksinrichtingen niet wordt uitgebreid. Het DB van het
stadsdeel Zuidoost heeft conform bestemmingsplan en beleid aangekondigd dat zij
geen ontheffing van het bestemmingsplan wil verlenen voor deze stripclub.
3. Kan het college aangeven of er inmiddels een vergunningsaanvraag is gedaan en of
deze is verleend?
Antwoord:
Zie vraag 1.
4. Hoe weegt het college de uitspraak van het DB van het stadsdeel Zuidoost? Kan het
college verzekeren dat er geen stripclubs zowel nu maar ook in de toekomst, zullen
verschijnen in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost?
Antwoord:
Het DB van het stadsdeel Zuidoost heeft conform bestemmingsplan en beleid
aangegeven dat zij geen ontheffing van het bestemmingsplan zal willen verlenen
voor deze stripclub.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
o
<0
kT Je Global Handwashing Day Fact Sheet
Global Handwashing Day (GHD) is a global advoeacy day dedicated to increasing awareness about the
importance of hand hygiene, especially through handwashing with soap, and triggering lasting change from the
policy-level to community-driven action. The 2020 GHD theme is ‘Hand Hygiene for All, a call to action to make
hand hygiene a reality for all. This theme aligns with the new Hand Hygiene for All Initiative led by the WHO and
UNICEF.
The current COVID-19 pandemic has highlighted the critical role hand hygiene plays in disease transmission. The
theme reminds us of the need to take immediate action on hand hygiene across all public and private settings to
respond and control the COVID-19 pandemic. Hand hygiene must become everybody's business. It also reminds us
of the need to build on the current momentum to make hand hygiene a mainstay in public health interventions
beyond the pandemic and create a culture of hand hygiene. This fact sheet provides an overview on what this
year's theme means for handwashing advocacy and programming.
Hand hygiene impacts health and COVID-19.
Handwashing with soap can help reduce the transmission of a range of diseases:
® Handwashing can reduce diarrheal diseases by 30% to 48%.
e Handwashing can reduce acute respiratory infections by 20%.
e Handwashing plays an important role in reducing the transmission of outbreak-related pathogens such as
cholera, Ebola, shigellosis, SARS and hepatitis E.
e Hand hygiene is protective against healthcare-associated infections and reduces the spread of
antimicrobial resistance.
e Hand hygiene may contribute to the reduction of Neglected Tropical Diseases.
Handwashing is also key in the fight against COVID-19. Handwashing with soap destroys the outer membrane of
the virus and thereby inactivates it. One study found that regular handwashing with soap can reduce the
likelihood of COVID-19 infection by 36%.
Ï e le
Hand Hygiene for All' in the COVID-19 response.
Making hand hygiene available and accessible for all requires a multi-faceted, society-wide approach. First,
this means an urgent need for improvement in access to sustainable hand hygiene services (handwashing
facilities, regular water supply, soap or alcohol based handrub [ABHR]). Second, behavior change interventions
should address the full range of drivers to support optimal hand hygiene behavior. And finally, components such
as policy, coordination, regulation and financing which underpin hand hygiene services and behavior change
need to be strengthened.
Global Handwashing Day 2020 U
Global Handwashing Day Fact Sheet
Improving access to hand hygiene facilities, soap and water
For people to be able to practice hand hygiene, they need hand hygiene facilities that are conveniently
located and easy to use. People are more likely to wash their hands if they have soap and water present near
the handwashing facility.
The Joint Monitoring Program (JMP) run by UNICEF and WHO define a ‘basic handwashing facility’ as the
‘availability of a handwashing facility on the premises with soap and water’. This includes ‘fixed’ handwashing
facilities such as sinks with taps or buckets with taps or tippy-taps, or ‘mobile’ facilities, such as jugs or basins
designated for handwashing. Soap includes bar soap, liquid soap, powder detergent and soapy water but does
not include ash, soil, sand or other handwashing agents.
Hand hygiene access within households
e 60% of the world's population has access to a basic handwashing facility.
e Many high-income nations have almost universal coverage of basic handwashing facilities, yet in the world's
least developed countries only 28% of people in have access to basic handwashing facilities.
e In 42 of the 78 countries which the JMP has data for, less than half of the population have a basic
handwashing facility at home.
e Currently, there are 17 countries where more than 10 million people lack handwashing facilities.
e Only 47% of basic handwashing facilities are ‘fixed’. This is a problem because people are much less likely to
keep soap and water at ‘mobile’ handwashing facilities and may therefore wash their hands less frequently.
e The availability of soap and water at handwashing facilities varies substantially. In Ethiopia, for example
only 0.1% of households had soap and water at the handwashing facility where as in Iraq 91% of people had
these items available.
e In some counties, whole districts, or regions may have lower access to handwashing facilities. For example,
only 12% of households in the Kuntaur Region of the Gambia have access to basic handwashing facilities
while in the West Region 68% of people have such facilities.
e We have made limited progress on closing the gap in hygiene access between urban and rural populations,
with only 34% of people in rural areas having access to a basic handwashing facility. In rural areas of Sierra
Leone people are 24% less likely to have access to soap and 11% more likely to have insufficient water than
those in urban regions.
e There are also ineguities within populations. For example, in 51 out of 82 countries with disaggregated JMP
data, basic handwashing coverage among the richest wealth quintile was at least twice as high as
coverage among the poorest quintile. In Nepal, 95% of people in the richest wealth quintile have a basic
handwashing facility, while only 38% of people in the poorest wealth quintile do. Vulnerable groups such as
people with disabilities, older people, displaced populations and indigenous populations also typically
have reduced hygiene access and may have increased hygiene needs.
e In 120 countries, we do not have any reliable information about access to handwashing facilities. The
COVID-19 pandemic provides a unique opportunity for actors to track and document infrastructural
improvements.
Global Handwashing Day Fact Sheet
Hand hygiene access in public places
During the COVID-19 pandemic, the WHO released new recommendations and guidelines stipulating that
hygiene facilities should be established at the entrance to all publie and private commercial buildings (for
use on entry and exit), at all major transport hubs (such as bus and train stations, airports, and seaports) and
at markets, shops, places of worship, health care facilities and schools. Prior to the pandemic, hand hygiene
facilities in public places had not been a priority for governments or the private sector. We do not have any
global data on the availability of hand hygiene facilities in public locations. Despite the lack of prior learning
on publie handwashing facilities, the COVID-19 pandemic has sparked a wealth of local-level innovations,
particularly in the area of “touch free’ handwashing facilities to minimize cross-contamination. Resources
have been developed to pull together these emerging innovations and aid actors in the construction of
handwashing stations in public locations.
Hand hygiene access in health care facilities
e The JMP's definition of a ‘basic handwashing facility’ in a health care setting is “functional hand hygiene
facility (with water and soap and/or alcohol-based hand rub available) at points of care, and within five
metres of the toilet’.
e We lack data about the availability of handwashing facilities in health care settings. For example, only 16
countries have data on the availability of handwashing facilities at toilets in health care facilities and only
55 countries have data on handwashing facilities at points of care.
e 68% of health care facilities globally had basic hand hygiene facilities at points of care.
e Data from 54 low and middle income countries showed that 35% of health care facilities do not have water
and soap available for handwashing.
e There are inequities within countries and between levels of health care. For example, in sub-Saharan
Africa, 84% of hospitals had hand hygiene facilities at points of care but among lower level health facilities
this fell to 64%.
Hand hygience access in schools
e Only 57% of the world's schools provide ‘basic handwashing facilities’ for their students. This means that 818
million students currently have nowhere to wash their hands. In some countries, like Yemen, coverage is
much poorer, with 84% of schools providing no handwashing facilities for students.40
e Many schools have handwashing facilities, but soap and water are frequently unavailable. In India, for
example, 5% of schools report their main water source to be from students bringing their own water to
school.
e Access to basic handwashing facilities is typically higher in secondary schools than primary schools and
higher in urban schools compared to rural schools.
/
Improving Hand Hygiene Behaviors
Having access to handwashing facilities, soap and water is an important first step but this needs to be
complemented with actions to change handwashing behavior at an individual and societal level so that
handwashing becomes a long-term habit and a norm. Below we highlight some evidence-based recommendations
for changing handwashing behavior.
e Hygiene promotion is one of the most cost effective public | a RSS re Gê f \
health interventions in general and for COVID-19 prevention. B Ves jr Ben pe
However, this does not mean that it is easy or cheap to B E enen Nr
implement. Hygiene promotion should not be thought of as a Ì E ! ee Le
one-off event but rather an adaptive process that gets revised E rl ‚0 T
and adjusted in order to support sustained change. ie kN ij ch ij
e |t is valuable for people to know the health benefits of es rj ij 4
handwashing, how to wash their hands and the critical Be jes! a | |
times it should be practiced. However, programs that focus RE eN RO li
only on hygiene education typically do not achieve behavior E Pe: ‚l atb AN RAK ie
change. This is because most people know about handwashing pam ark AN GS Ee
and because hygiene behavior is influenced by a range of Be ei | nd ON a der
determinants. Re / RP If Re 8
___ | AE AN |
e Try changing the physical environment to cue and enable ni ie À | ie A SIP, |
handwashing behavior. For example, a study in Bangladesh ‚ 4 OU WE A if se c
showed that painting footprints on the path between the toilet Le el Td ERNA pn ( ani 5
and the handwashing facility increased handwashing behavior Mig ef NÌ je ' és 2
by 64% in schools. Another study in a displacement camp found el Pe libs: | pe 5
that putting toys in soap made handwashing more fun for VE ed / k =
children and made them 4 times more likely to wash their hands | B 5 | 5 F à
with soap. E ad ne 5
e Handwashing behaviors naturally increase during outbreaks, but work should be done to ensure
sustainable behavior long-term. When people are suddenly flooded with information about a new pathogen
and subseguently experience fear, they perceive that they are at risk, and see social norms changing to adapt to
the pandemic. Unfortunately, the effect of outbreaks on hygiene behavior is short-lived. As fear subsides or if the
outbreak becomes endemic and normalized, hygiene behavior will decline too. The key role of response agencies
is to learn about the priorities for local populations, enable handwashing behavior (e.g. through infrastructure and
products) and motivate practice by positioning it as the ‘right thing to do’. Yet, during outbreaks, actors often
compromise on the program design process in order to respond quickly. This can result in populations often
becoming disengaged and bored with hygiene promotion programs because they don’t seem relevant to their
experiences of the pandemic. Rapid assessments or even short periods of learning from communities are critical
for developing acceptable, relevant and context-adapted programs. During crises, it is also particularly important
to share information between actors and to learn from and engage populations throughout the project design
and implementation.
Global Handwashing Day Fact Sheet
Multi-sectoral coordination
No one actor or agency can make hand hygiene for all a reality by themselves. ‘Hand Hygiene for All is a call
for coordination and collaboration across sectors. The COVID-19 pandemic has shown that preventing the
spread of infectious diseases is not just the task of the Ministry of Health. To keep everyone healthy, everyone
has a role to play. For hand hygiene, this ranges from employers and school principals, to innovators and
government ministries, to communities themselves.
Previous outbreaks have highlighted that effective coordination and collaboration mechanisms can lead to
reduced disease transmission — of course where coordination is lacking, outbreaks may be prolonged,
secondary socio-economic impacts may be more severe, and misconceptions are likely to be more common.
lt is key that national governments take the lead in establishing mechanisms for coordination, however this
can often be complemented by other structures. For example, the Global WASH Cluster developed guidance
for coordinating COVID-19 preventative programming and the Global Handwashing Partnership outlined a
process for establishing national handwashing coalitions to ensure that traditional and new actors were
collaborating as part of the response.
Coordination and collaboration are necessary to ensure all COVID-19 hygiene initiatives are reaching all of
the population. It is also key to ensuring the sustainability and cost effectiveness of programming. For
example, hand hygiene facilities need to be regularly maintained, restocked, refilled and cleaned to enable
hand hygiene. For this, the right policies and plans, institutional arrangements, capacity development,
financing and monitoring need to be in place.
Hand Hygiene for All’ beyond the COVID-19 response: Rebuilding and
reimagining hand hygiene EEE GN a
This year's Global Handwashing Day calls on RRS er À\ dl
countries to celebrate hand hygiene as a Re ai Ag PD af
central part of their COVID-19 response and at ken Kr
the same time start planning to create the ri 5 f Wy en
future. Once the immediate crisis is over, ken! @ WE 4 4
rebuilding better than before means that 4 ER 44
countries will need to strengthen their hygiene _ | EA
systems. This will help them to control COVID- iP E 2
19, prevent other new emerging diseases, and hilps 2
fight against long term challenges like o pi 4 5 . |E
diarrheal diseases. IS 8 3
‚Ò
Global Handwashing Day Fact Sheet
Systems change, policy, planning and financing
COVID-19 has reminded decision makers about the importance of hand hygiene, but systems may need to be
reimagined to sustain a culture of hand hygiene. This may include structural reforms within governments and
institutions; enhancing the institutional, regulatory and legal foundations for hygiene access and hygiene
promotion; implementing inclusive hygiene programming at scale, integrating hygiene programming across
various sectors; and monitoring and enforcing hygiene requirements in public and private commercial
settings, including schools and health care facilities.
Building back better after the pandemic means planning for structural reforms to fill the gaps in the legal
and regulatory frameworks, policies, capacities, resourcing and monitoring as well as developing and/or
improving programming to ensure supply and demand for hand hygiene at scale and for all.
At the moment, hand hygiene is often overlooked within national policies and planning documents in
comparison to water and sanitation. Hygiene has also been historically underfunded. Currently hygiene
comprises just 6% of national budgets for water, sanitation and hygiene (WASH). Financial planning remains
poor with only 9% of countries having costed national hygiene plans that are sufficiently funded and only 10%
of countries having sufficient human resources to implement these plans. Data on handwashing facilities is
sorely lacking and almost 60% of countries do not have national targets to meet basic handwashing facility
coverage.
This year's Global Handwashing Day calls on countries to develop roadmaps for hygiene. These will allow
governments and partners to leverage the current momentum around COVID-19 and hand hygiene and
translate this into hygiene becoming a mainstay of public health programming. More detailed technical and
step-by-step guidance to develop multisectoral roadmaps will be available around Global Handwashing Day
2020.
Evidence and learning
In the last 20 years, there has been an increasing amount of research on handwashing and hygiene behavior
change. However, there are still important gaps in our understanding. For example, we do not have good
evidence about the conditions required for soap to remove and inactivate certain pathogens. We don’t know
that much about soap alternative products like handwashing with ash. We lack agreement on the
determinants of handwashing behavior, what the key ingredients are for successful interventions, and we
still lack reliable methods for measuring hygiene behavior effectively. Hygiene programs are often only
monitored for a short period of time so we still know relatively little about sustaining hygiene behavior
change. The Hand Hygiene for All initiative aims to strengthen monitoring and evaluation processes for hygiene,
promote learning across cultures and contexts, and shape the future research agenda.
Er Learn More
Visit the Global Handwashing Day website for more Global Handwashing Day resources. For a full list of
references for this fact sheet, visit here. To learn more about the WHO/UNICEF-led Hand Hygiene for All
initiative in which this years Global Handwashing Day theme is based on, visit here.
| Factsheet | 6 | train |
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode
(artikel 57) op overheidsinstanties
er 5 en a f les ‚0 en pt 7 D B | L de Í
AR rEererran Cereen
20809
eindrapport
6 april 2021
| Inhoudsopgave
V Voorwoord as easesvenenseseenenseneenveneseenenneneenenneseenenneneensenssorseenenneveenennsseenennennenenarvernensverneenvsernennvenemeenven I
1 Inleiding … …..nssnsenvennvernervensoervorssersoersenvsonsennvensensvennenssesoersonrsonseonsennensaenneesnenosenoeevorsoorsoorsensenvenneenee À
1.1 Achtergrond van de opdracht … eenen ennvennvenseensereneenveenenensenerene rene venseeevenne D
1.2 Probleemstelling, onderzoeksvragen en -activiteiten … naeve vennen ennen neenneenve ren Ó
1.3 Leeswijzer … nonnen vene ennvennven sven seenveren vene rene rene ennvennvensvenveenseenveenveenveenvenveeneveneeenvneen Ì
2 Wet- en regelgeving ……..esveensenersnerservenseorsoorsenrsenseonsensenssenoerveervorsoorsoorsenveonsennvensensaenneesnerveroerveererse
2.1 Inleiding nennen eene nenrennvennvenneenvereneenerenerenernnvennvennvennereneenveenveenvennvenneenerenereenvenn Ö
2.2 Europese regelgeving … nue senen vennvennvenseenserse rene renerennvenvennven sven veenveenveenveenerenvenerenerenenenn Ö
2.3 Nationale wet- en regelgeving en beleid … nanne enenenne onse enve enen envenneene rene rene vens Ó
23.1 _Telecommunicatiewet … nnn senneeonnnnerneerennvenneerenneerneerennen verve ennerenneeennevenneeenne venen Ó
2.3.2 Nationaal Antennebeleid… anneer enne erenerenneevenevenneerenevenereenevennereenveennn | Ì
2.4 Gemeentelijk beleid en regelgeving …… ………….….nnnnnanennennvennnenneenve onse enee sneren vene venevenvennvennvenven. 12
3 Bestuurlijke consequenties … ns srsoorsenssonsenns sonen veonensersoorsenveonsennensaenseersersseroervorsoorsoorsenssnseeneense ÍÁ
3.1 Inleiding nennen neense onse enveeneennerneerenvennvenneenveenveenveenveenerenvene rene venveenvennvennvenveernee 1À
3.2 Noodzakelijke werkzaamheden als gevolg van de Telecomcode (artikel 57) ……….…..…….…….…. 14
3.3 Extra noodzakelijke werkzaamheden en fasering van werkzaamheden … … … 16
3.4 Aanvullende werkzaamheden rondom de komst van kleine antennes … nennen ven. 18
34.1 Opstellen van nieuw of aanpassen van bestaand beleid … …… … nnen. 18
34.2 Inventarisatie van infrastructuur … ann onneneoenvennereennvenneerensvennervennvenneevennvennens ZÓ
34.3 Organisatorische en procesmatige veranderingen … nnen anneer 2Ì
3.5 Afbakening tussen werkzaamheden die wel en niet als direct noodzakelijke activiteiten
voortvloeien uit Telecomcode.………… anno nenne ee onnvennerrennrennervenneevenevennvennervennvennereenneennnnr OÙ
3.6 Inrichting van de openbare ruimte … nnen neven enne eneneneene rene renereneeeevennvenseenveenververneeen 23
4 Oplossingsrichtingen financiële consequenties … even ssvenvensevenvensnvenvenensenvensnvenvensnvenvenensenveerner 2D
4.1 Inleiding … nnee nenneeennerenneeennerenneeevenvennerrennerrneerenneneneeerenneenveeennerrnneeenevenneeennnvenn ZO
4.2 Vergoedingssystematiek … enn onnnnennee enne reneerenneerneerennerveneeennerenneeennerrnneeensevennneenverenn ZO
4.3 Oplossingsrichtingen voor geringere impact op overheidsinstanties … ennen enn 28
5 Samenvatting en conclusies … ….nsersoorsenssonsennenssennsernensersoersenveonsennenseerseerserssenoervorsoorsoorsensennsenneense 3Û
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 2
V Voorwoord
Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aanbieders van bijbeho-
rende faciliteiten (hierna exploitanten) hebben op grond van artikel 57 van de Telecomcode recht op toe-
gang tot openbare gebouwen en andere publieke infrastructuur. Dit biedt hen de mogelijkheid om small
cells (kleine antennes) op deze infrastructuur te plaatsen ten behoeve van openbare, draadloze communica-
tienetwerken. Small cells zijn draadloze toegangspunten met een klein bereik die zorgen voor een betere
dekking en hogere capaciteit op een specifieke locatie. Het is nog onduidelijk hoeveel small cells zullen
worden uitgerold! Hier wordt nog nader onderzoek naar gedaan. De resultaten worden eind 2020 verwacht.
Overheidsinstanties dienen in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot medegebruik van
publieke gebouwen en infrastructuur voor het plaatsen van small cells op overheidsinfrastructuur. In be-
paalde situaties hoeft een dergelijk verzoek niet te worden gehonoreerd, bijvoorbeeld omdat dit technisch
niet mogelijk is. Daarnaast kan een vergunning worden verlangd wanneer er sprake is van een verzoek tot
medegebruik voor de plaatsing van een small cell op/aan een monument. Het voorliggende onderzoek is
erop gericht om de bestuurlijke en financiële consequenties in kaart te brengen van de verplichtingen die
voor overheidsinstanties voortvloeien uit de Telecomcode (artikel 57).
We bedanken alle gemeenten, telecomproviders, experts op het gebied van telecommunicatie en overige
betrokkenen voor hun medewerking aan het onderzoek? Ook zijn we dank verschuldigd aan de leden van
de begeleidingscommissie — bestaande uit vertegenwoordigers van de VNG, het ministerie van Economi-
sche Zaken en Klimaat en twee gemeenten — voor het meedenken over de opzet van het onderzoek en het
duiden van de uitkomsten.
J.L. Straatmeijer MSc dr. J.C. van Rij
Regioplan Beleidsonderzoek Cebeon
1__https-/www overalsnelinternet.nl/documenten/publicaties/2020/01/24/factsheet-wat-betekent-de-komst-van-5g-voor-uw-gemeente
2 _Het onderzoek is uitgevoerd in de periode april-juli 2020.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 3
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 4
1 Inleiding
1.1 Achtergrond van de opdracht
Ten behoeve van de uitrol van kleine antennes met een laag vermogen en klein bereik voor snelle, openbare
mobiele communicatienetwerken voorziet de Telecomcode (artikel 57), in een recht voor exploitanten op
toegang — in geval van een redelijk verzoek hiertoe — tot openbare gebouwen en andere publieke infrastruc-
tuur (zoals lichtmasten en verkeerslichten). Deze verplichting ziet alleen toe op de plaatsing van kleine
antennes met een bepaalde omvang — die is bepaald middels een door de EU vastgestelde uitvoeringsver-
ordening’ — een laag vermogen en klein bereik op deze infrastructuur.
De verplichting wordt geïmplementeerd via een herziening van de Telecommunicatiewet. Het hiertoe op-
gestelde wetsvoorstel is in 2019 openbaar geconsulteerd. Deze consultatie heeft veel reacties van gemeen-
ten opgeleverd. Bij gemeenten leefden er vragen en zorgen over de impact van de verplichting om in te
stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten voor medegebruik van publieke infrastructuur.
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft Cebeon en Regioplan daarom gevraagd
om de bestuurlijke en financiële consequenties voor overheidsinstanties* van artikel 57 van de Telecomcode
nu in kaart te brengen.
Op grond van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen moeten Europese beleidsvoornemens worden be-
oordeeld op bestuurlijke en financiële consequenties (artikel 6 en 9). Dit is conform artikel 2 van de Finan-
ciële-verhoudingswet (1997):
“Indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten
door provincies of gemeenten, wordt in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met
redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging
voor de provincies of gemeenten zijn. ”
doel van de opdracht
Het onderzoek heeft als doel om inzicht te geven in:
e de bestuurlijke consequenties van de verplichting uit de Telecomcode (artikel 57) voor overheidsin-
stanties (met name gemeenten) om in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot mede-
gebruik van publieke gebouwen en infrastructuur voor het plaatsen van small cells op overheidsinfra-
structuur;
e de financiële consequenties van de verplichting voor overheidsinstanties (met name gemeenten) om in
te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten voor medegebruik van overheidsinfrastructuur;
e _oplossingsrichtingen met het oog op een zo gering mogelijke impact op overheidsinstanties (met name
gemeenten) van de genoemde verplichtingen gemoeid met artikel 57 van de Telecomcode.
Bij de uitvraag naar de bestuurlijke en financiële consequenties waarmee overheidsinstanties te maken krij-
gen als gevolg van de Telecomcode (artikel 57) is de focus gelegd op gemeenten.
3 _Zie: https //eur-lex europa. eu/legal-content/NL/TXT/HTML/? uri=CELEX%3A32018L19728from=nl
4 In het onderzoek gaat dit om gemeenten, provincies en waterschappen.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 5
1.2 Probleemstelling, onderzoeksvragen en -activiteiten
De centrale onderzoeksvraag luidt:
Wat zijn de bestuurlijke en financiële consequenties van de verplichting uit de Telecomcode (artikel 57)
voor overheidsinstanties om in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot medegebruik van
overheidsinfrastructuur en tot het plaatsen van small cells op deze infrastructuur?
Deze centrale vraag is uitgesplitst in de volgende deelvragen:
bestuurlijke consequenties
1. Welke organisatorische en procesveranderingen en overige werkzaamheden moeten overheidsinstan-
ties doorvoeren om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 57 van de Telecomcode?
2. In hoeverre moeten overheidsinstanties een inventarisatie maken van de beschikbare en geschikte fy-
sieke infrastructuur? In hoeverre is dergelijke informatie al beschikbaar of moet deze nog gegenereerd
worden/bij elkaar gebracht worden?
3. Welke overheidsinfrastructuur staat (op globaal niveau) onder zeggenschap van overheidsinstanties®?
4. Wat betekenen de aan de Telecomcode (artikel 57) verbonden verplichtingen voor de sturingsmoge-
lijkheden van overheidsinstanties op de inrichting van de openbare ruimte en welke gevolgen heeft dat
voor het beheer van de eigen publieke infrastructuur?
5. Welke veranderingen zijn er bij overheidsinstanties nodig in ICT en processen?
financiële consequenties
6. Hoe kunnen overheidsinstanties invulling geven aan een vergoedingssystematiek voor het medege-
bruik van hun infrastructuur door exploitanten? Hoe kunnen zij de kosten die zij noodzakelijkerwijs
maken om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 57 van de Telecomcode dekken (conform artí-
kel 2 van de Financiële-verhoudingswet; zie hierboven)?
7. Zijn er mogelijk belemmeringen bij de uitvoering van een dergelijke vergoedingssystematiek?
8. Welke technische wijzigingen en investeringen mogen van een gemeente gevraagd worden om infra-
structuur geschikt te maken? En mogen deze investeringen en beheer in rekening worden gebracht bij
de telecomproviders®?
onderzoeksactiviteiten
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden hebben we, als aanvulling op een literatuurstudie (o.a. bestude-
ring van de Telecomcode, (herziening van de) Telecommunicatiewet, beleidsnota's), input verkregen (via
interviews en schriftelijke beantwoording van een vragenlijst) van vertegenwoordigers van vijftien gemeen-
ten, de P10, een provincie, twee telecomproviders, andere betrokken experts en partijen, waaronder het
Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen (GPKL) en twee partijen met kritiek op small cells. We hebben
tevens een expertbijeenkomst georganiseerd waaraan vertegenwoordigers deelnamen van het Antennebu-
reau, het GPKL, Stichting Openbare Verlichting Nederland en een gemeente.
De voor de interviews opgestelde vragenlijsten en het programma van de expertbijeenkomst zijn afgestemd
met de opdrachtgever en de begeleidingscommissie van het onderzoek.” Verder is bij de selectie van res-
ponsgemeenten rekening gehouden met omvang (aantal inwoners), stedelijkheid, een spreiding over de
provincies en de mate waarin de gemeenten ervaring hebben met small cells.
5 __Deze begeleidingscommissie bestond uit vertegenwoordigers van het ministerie van EZK, de VNG en twee gemeenten. Tevens hebben het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Monet en het Antennebureau input gegeven op de eerste onderzoeksbevindingen.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 6
1.3 Leeswijzer
In het vervolg van dit rapport gaan we achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:
e achtergrond over de voor de plaatsing van small cells relevante wet- en regelgeving (hoofdstuk 2);
e _onderzoeksresultaten met betrekking tot de bestuurlijke consequenties voor overheidsinstanties
(hoofdstuk 3);
e _ resultaten met betrekking tot financiële consequenties voor overheidsinstanties en oplossingsrichtingen
voor een zo gering mogelijke impact op overheidsinstanties (hoofdstuk 4);
e een samenvatting en conclusies waarin wordt teruggegrepen op de centrale onderzoeksvraag en de
belangrijkste uitkomsten van het onderzoek (hoofdstuk 5).
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 7
2 Wet-en regelgeving
2.1 Inleiding
Op Europees, nationaal en gemeentelijk niveau zijn er regels voor de plaatsing van antennes. Dit hoofdstuk
gaat in op relevante regelgeving voor de plaatsing van (kleine) antennes op overheidsinfrastructuur.
2.2 Europese regelgeving
De Europese Unie (EU) bepaalt grotendeels de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. In
Nederland ís de telecommunicatieregelgeving dan ook grotendeels gebaseerd op de Europese richtlijnen.
In december 2018 is richtlijn 2018/1972 tot herziening van het regelgevende kader voor elektronische com-
municatienetwerken en diensten, ook wel de Telecomcode genoemd, vastgesteld. De Telecomcode bevat
gemeenschappelijke EU-regels en -doelstellingen voor de regulering van de telecomsector en uitrol van
small cells. In dit kader voorziet de Telecomcode (artikel 57) aanbieders van openbare elektronische com-
municatienetwerken en -diensten en aanbieders van bijbehorende faciliteiten in een recht op toegang — bij
een redelijk verzoek hiertoe — tot openbare gebouwen en andere overheidsinfrastructuur voor de implemen-
tatie van small cells (kleine antennes) op deze infrastructuur. De Telecommunicatiewet wordt herzien om
de aangepaste Europese regelgeving hierin te integreren. Het wetsvoorstel is in 2020 naar de Raad van State
gegaan en treedt naar verwachting medio 2021 in werking.
Europese uitvoeringsverordening draadloze toegangspunten met klein bereik
De Europese Commissie heeft in juni 2020 een uitvoeringsverordening vastgesteld waarin de fysieke en
technische eigenschappen van draadloze toegangspunten met klein bereik (small cells) worden gedefini-
eerd. In EU-verordening 2020/1070 staan de kenmerken van small cells waarvan de implementatie op
(overheids)infrastructuur in elk geval (omgevings)vergunningsvrij is. Dit geldt per 21 december 2020.
Volgens deze verordening is de plaatsing van een small cell vergunningsvrij als deze:
e _ valt binnen installatieklasse EÔ (maximaal effectief isotroop uitgestraald vermogen (EIRP) enkele mil-
liwatt), installatieklasse E2 (EIRP < 2 watt) of installatieklasse E10 (EIRP < 10 watt);
e én volledig is geïntegreerd in de draagconstructie;
e _ óf het zichtbare deel is niet groter dan 30 liter in omvang.” Voor installatieklasse E10 gelden daarnaast
eisen voor de plaatsingshoogte (2,2 meter plaatsingshoogte en indoor minimale plafondhoogte van 4
meter en outdoor 2,2 meter).
Tevens worden met de verordening aanvullende algemene (plaatsings-)eisen gesteld (o.a. wat betreft de
installatieklasse bij plaatsing van meerdere antennes op één locatie, aan binnenruimten gestelde eisen bij
de plaatsing van E10 small cells) en specifieke eisen aan de visuele inpasbaarheid van small cells (o.a. kleur
en vorm).®
Bij implementatie op/aan monumenten, in beschermde stads- of dorpsgezichten en bij natuurgebieden heb-
ben overheidsinstanties de bevoegdheid om een vergunning te verlangen (zie paragraaf 2.3). Voor antennes
8 __ Zie: https://eur-lex europa. eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX%3A32020R10708from=EN
7_De afmetingen van een small cell zijn niet vastgelegd in lengtematen. Een fictieve small cell van 40x30x25 cm heeft een volume van 30 liter.
8 _Zie hiervoor ook: https://www_antennebureau.nl/documenten/brochures/2020/juli/3/factsheet-lokaal-beleid-kleine-antennes.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 8
en small cells die buiten de verordening vallen (andere installatieklasse dan hierboven vermeld) geldt de
bestaande regelgeving voor antenneplaatsing (zie 2.3).
2.3 Nationale wet- en regelgeving en beleid
2.3.1 Telecommunicatiewet
In de Telecommunicatiewet zijn regels opgenomen over het aanbieden van openbare telecommunicatie-
infrastructuur en vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.” Daarnaast bevat de Telecommuni-
catiewet een gedoogregime voor de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen ten dien-
ste van openbare elektronische communicatienetwerken.
De Telecommunicatiewet is gebaseerd op Europese regelgeving en wordt momenteel door middel van een
wetsvoorstel herzien om de Telecomcode te implementeren. Dit wetsvoorstel faciliteert de exploitanten
door de implementatie van small cells te vergemakkelijken. We gaan hieronder in op voor de implementatie
van small cells relevante aanpassingen.
herziening Telecommunicatiewet: redelijk verzoek tot medegebruik publieke infrastructuur
Volgens de herziening van de Telecommunicatiewet dienen overheidsinstanties te voldoen aan redelijke
verzoeken tot medegebruik van publieke infrastructuur voor de implementatie van small cells op deze in-
frastructuur. Het gaat hierbij om infrastructuur die onder zeggenschap staat van een overheidsinstantie. Het
kan voorkomen dat het eigendom van bepaalde infrastructuur is overgedragen aan een marktpartij. In dat
geval zal er veelal geen sprake zijn van infrastructuur die onder zeggenschap staat van een overheidsinstan-
tie.
Er kan alleen om medegebruik worden gevraagd van de zogenoemde passieve elementen of passieve on-
derdelen van publieke infrastructuur (bijvoorbeeld gebouwen of straatmeubilair). Actieve elementen of ac-
tieve onderdelen van publieke infrastructuur, zoals busbanen, tramrails en rijbanen van de openbare weg
vallen niet onder het begrip ‘publieke infrastructuur’. Ook fysieke geleidingsdraden en ongebruikte glas-
vezels zijn actieve elementen en daarmee geen “publieke infrastructuur’ tn de zin van het nieuwe wetsvoor-
stel.
In beginsel dient een overheidsinstantie in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten. De aan-
bieder dient een verzoek tot medegebruik te voorzien van een deugdelijke onderbouwing en daarbij aan te
geven waarom er medegebruik gevraagd wordt van publieke infrastructuur. Daarbij dient de aanbieder te
motiveren waarom medegebruik vanuit netwerktechnisch oogpunt nodig is en in het geval van de noodzaak
van het medegebruik voor het verbinden van de small cell met een backbonenetwerk, waarom dit noodza-
kelijk is. Tevens mag van aanbieders worden verwacht dat zij in eerste instantie kijken naar de mogelijkheid
tot hergebruik van eigen, dan wel op grond van artikel 5a.3, tweede lid, van de Telecommunicatiewet,
medegebruik van antenne-opstelpunten van andere aanbieders, ter implementatie van een small cell.
9__ Zie: https://wetten overheid.nl/BWBRO009950/2020-03-01
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 9
Overheden kunnen voorwaarden stellen aan exploitanten omtrent het medegebruik! Deze voorwaarden
dienen billijk, redelijk, transparant en niet discriminerend te zijn en moeten openbaar worden gemaakt. Het
gaat dan bijvoorbeeld om de vergoeding die voor het medegebruik wordt gevraagd. Dit houdt bijvoorbeeld
in dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe de prijs tot stand is gekomen en uit welke elementen die bestaat
en dat de kosten in een redelijke verhouding moeten staan tot de prijs. Ook kan de overheidsinstantie als
voorwaarde de verplichting opleggen aan de aanbieder om de infrastructuur waarvoor medegebruik wordt
gevraagd ook daadwerkelijk in gebruik te nemen. Een overheidsinstantie hoeft niet te voldoen aan een
verzoek tot medegebruik wanneer de exploitant niet akkoord gaat met de voorwaarden die zij aan het me-
degebruik stelt.
Het wetsvoorstel voorziet in een (kostendekkende) administratieve vergoeding voor de afhandeling van
verzoeken tot medegebruik voor de implementatie van small cells. Voor het daadwerkelijke medegebruik
van publieke infrastructuur kunnen overheidsinstanties een marktconforme vergoeding vragen aan exploi-
tanten.
herziening Telecommunicatiewet: weigeringsgronden verzoeken tot medegebruik
Volgens het wetsvoorstel kan een verzoek tot medegebruik van overheidsinfrastructuur voor de implemen-
tatie van small cells uitsluitend worden geweigerd op objectieve, transparante en evenredige gronden. On-
der een grond kan in ieder geval worden verstaan:
e de publieke infrastructuur is technisch niet geschikt voor toegangspunten met klein bereik!!;
e de publieke infrastructuur is niet noodzakelijk voor de verbinding van toegangspunten met klein bereik
met een backbonenetwerk;
e redenen van veiligheid;
e redenen van integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken of van kritieke nationale
infrastructuur;
e een risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer an-
dere diensten via dezelfde infrastructuur worden verstrekt.
Tot slot laten de verplichtingen die voor overheidsinstanties voortvloeien uit de Telecomcode andere wet-
geving die van toepassing is op het plaatsen van antennes onverlet, zoals de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012, de Erfgoedwet, de Wet na-
tuurbescherming, en bijbehorende stelsels van vergunningen, ontheffingen of andere toestemmingen, als-
mede lokale regelgeving (zoals betreffende de ruimtelijke ordening). Hiermee heeft de overheidsinstantie
instrumenten in handen om eisen te stellen aan de plaatsing van small cells. Dergelijke instrumenten zijn
alleen van toepassing bij situaties die vallen onder de uitzonderingsbepalingen in artikel 57 van de Tele-
comcode, dus waar het verlangen van een vergunning wel van toepassing kan zijn.
herziening Telecommunicatiewet: colocatie en gedeeld gebruik
In het wetsvoorstel is de mogelijkheid voor bevoegde instanties opgenomen om exploitanten in voorko-
mende gevallen gedeeld gebruik of colocatie op te leggen.” De begrippen colocatie en gedeeld gebruik
komen voor een deel met elkaar overeen. Daarbij is gedeeld gebruik het overkoepelende begrip en colocatie
een bepaalde vorm van gedeeld gebruik. Onder colocatie wordt het delen van een bepaalde ruimte of locatie
verstaan, bijvoorbeeld het delen van een antenne-opstelpunt. Er zijn ook andere vormen van gedeeld
10 Zowel het instemmen met medegebruik als het weigeren van medegebruik heeft een privaatrechtelijk karakter. Partijen moeten het medege-
bruik nadrukkelijk met elkaar overeenkomen en sluiten daarmee een overeenkomst in de zin van artikel 213 van boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek.
11 Van overheidsinstanties wordt niet verwacht dat zij de infrastructuur technisch geschikt maken.
12__De hiertoe in de Telecomcode (artikel 44) opgenomen voorziening wordt geïmplementeerd via een nieuw hoofdstuk (5B) van de Telecommu-
nicatiewet.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 40
gebruik die in meer of mindere mate zien op het delen van het netwerk zelf. Zo kan gedeeld gebruik ook
zien op het delen van netwerkelementen en zou een bevoegde instantie, voor zover technisch mogelijk,
kunnen voorschrijven om elementen van een small cell te delen. Hiermee kan de impact op het straatbeeld
als gevolg van een toename van small cells beperkt blijven. Tevens ziet de bevoegdheid niet alleen op small
cells, maar ook op andere netwerkelementen en op zowel bovengrondse als ondergrondse bijbehorende
faciliteiten. Dit betekent bijvoorbeeld dat een bevoegde instantie een exploitant kan opleggen om gebruik
te maken van een al aanwezige mantelbuis bij het aanleggen van een netwerk, waardoor graaf werkzaam-
heden tot een minimum kunnen worden beperkt.
Aan het opleggen van colocatie of gedeeld gebruik zijn evenwel voorwaarden verbonden. Zo dient er een
openbare raadpleging te worden doorlopen waarbij alle belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun
standpunten in te brengen. Verder kan colocatie en gedeeld gebruik alleen worden opgelegd in specifieke
gebieden. Hierbij kan worden gedacht aan gebieden waar er sprake is van congestie in de ondergrond of
aan drukke binnensteden waarbij plaatsing van small cells kan leiden tot verrommeling van het straatbeeld.
Ten slotte dient de oplegging van colocatie of gedeeld gebruik te worden gemotiveerd vanuit de in de
nieuwe wettekst opgesomde doelstellingen, waaronder de bescherming van het milieu of planologische of
stedenbouwkundige doelstellingen.
De bovengenoemde regelgeving ten aanzien van wanneer een verzoek tot medegebruik redelijk is en wan-
neer dit kan worden geweigerd en de sturingsinstrumenten die overheidsinstanties hierbij kunnen inzetten
laten onverlet dat gemeenten mogelijk specifiek beleid dienen op te stellen over hoe om te gaan met ver-
zoeken tot medegebruik. In hoofdstuk 3 gaan we hier verder op in.
2.3.2 Nationaal Antennebeleid
In Nederland zijn de uitgangspunten voor de plaatsing van antennes vastgelegd in het Nationaal Antenne-
beleid.!* Dit beleid is erop gericht om — binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en vei-
ligheid — randvoorwaarden te scheppen die een snelle en zorgvuldige plaatsing van antennes mogelijk ma-
ken. Het beleid bevat ook uitgangspunten omtrent omgevingsvergunningen voor de plaatsing van antennes.
Overheidsinstanties mogen voor de plaatsing van small cells die vallen binnen de ín paragraaf 2.2 beschre-
ven uitvoeringsverordening geen individuele vergunningplicht of andere (strengere) eisen opleggen dan in
deze verordening. Small cells die niet aan de in de verordening gedefinieerde kenmerken voldoen, vallen
onder het reguliere plaatsingsregime. Verder kan een vergunning worden verlangd in geval van antenne-
plaatsing bij/op monumenten, in rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten en bij natuurgebieden. Dit blijft
onveranderd van toepassing, ook voor small cells die qua kenmerken binnen de verordening zouden vallen.
omgevingsvergunningsplicht en vrijstelling hiervan voor antennes die buiten de verordening vallen
De Nederlandse regelgeving omtrent antenneplaatsing (anders dan nieuwe EU-regelgeving inzake art. 57
en de toepassing van de EU verordening) maakt onderscheid tussen twee antenne-installatiegroottes: an-
tennes-installaties tot vijf meter hoogte en antenne-installaties hoger dan vijf meter. Deze hoogte wordt
gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie!* of, indien bevestigd aan een gebouw, gemeten vanaf het
snijvlak met het dak.
13 Zie: https://wwwantennebureau.nl/documenten/beleidsnotas/201 8/januari/26/nationaal-antennebeleid-2000
Een antenne-installatie betreft het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bij-
behorende bevestigingsconstructie.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 11
Voor de plaatsing van antenne-installaties hoger dan vijf meter is een omgevingsvergunning benodigd.
Hierbij dient het proces voor het aanvragen van een omgevingsvergunning te worden doorlopen, waarbij
de aanvraag kan worden getoetst aan een bestemmingsplan.
Antenne-installaties tot vijf meter hoogte zijn vergunningsvrij. Dat betekent dat telecomproviders deze in
principe zonder toestemming van overheidsinstanties kunnen plaatsen.” Uitzondering is wanneer de an-
tenne-installatie bijvoorbeeld aan een monument of binnen een rijksbeschermd dorps- of stadsgezicht ge-
plaatst wordt. In dergelijke gevallen gelden de regels van de Wabo en de Erfgoedwet.
2.4 Gemeentelijk beleid en regelgeving
De meeste in dit onderzoek benaderde gemeenten hebben momenteel geen specifiek voorkeursbeleid voor
de plaatsing van vergunningsvrije antennes (overigens hebben veel gemeenten ook geen specifiek beleid
voor vergunningsplichtige antennes). In de perceptie van een aantal van de benaderde gemeenten is het
lastig om, buiten de door de EU vastgestelde uitvoeringsverordening, de herziening van de Telecommuni-
catiewet en de in het Antenneconvenant gestelde regels en afspraken om, aanvullende en bindende voor-
waarden te stellen aan de plaatsing van vergunningsvrije antennes.
Feitelijk is het echter zo dat de in 2.3 genoemde gemeentelijke instrumenten (Wabo, Erfgoedwet) niet wor-
den ingeperkt door de Telecomcode. Hiermee kunnen gemeenten in voorkomende gevallen nadere regels
stellen ten aanzien van de plaatsing van small cells. Verder hebben overheidsinstanties, met de implemen-
tatie van de nieuwe wetgeving, de mogelijkheid om in voorkomende gevallen en voor zover technisch
mogelijk, colocatie of gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld ge-
bruik van eigendom op te leggen.
Daarnaast kunnen gemeenten algemene uitgangspunten, al dan niet verwoord in een antennebeleid en/of
andere beleidsplannen/nota’s, hanteren bij de afhandeling van verzoeken tot medegebruik van infrastruc-
tuur voor de plaatsing van vergunningsvrije antennes. Zo kunnen zij telecomproviders verzoeken om an-
tennes zoveel als mogelijk buiten het zicht en/of onzichtbaar in bestaande bouwwerken te verwerken, zon-
der dat deze bouwwerken hier nadelen van ondervinden en waarbij plaatsing op bestaande antennemasten
of andere bestaande bouwwerken zoals hoogspanningsmasten, lichtmasten en verkeersportalen de voorkeur
heeft. Telecomproviders zijn echter niet gebonden aan voorwaarden aanvullend op de geldende wet- en
regelgeving (zie ook 2.3.1) op het gebied van de plaatsing van omgevingsvergunningsvrije antennes. €
Gemeenten kunnen aanvullend beleid voeren om de plaatsing van vergunningsvrije small cells ordentelijk
te laten verlopen. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld bepaalde gebieden en/of overheidsinfrastructuur hier-
binnen aantrekkelijk maken voor de plaatsing van small cells en hierbij een goede samenwerking tussen
gemeenten en de telecomproviders onderling stimuleren. Hoofdstuk 3 gaat verder in op welke overwegin-
gen gemeenten hierbij hebben.
Tot slot, operators geven aan dat de huidige uitvoeringspraktijk de afgelopen jaren in goed overleg is vorm-
gegeven. Dit wordt bevestigd door gemeenten. Gemeenten zijn gewend om in goed overleg met operators
afspraken te maken. Zo zijn al bijna twee decennia de afspraken uit het door het Rijk, gemeenten en opera-
tors getekende Antenneconvenant van kracht, waaronder operators (vergunningsvrije) antenne-installaties
plaatsen. Tevens proberen gemeenten in overleg bij te sturen door bepaalde plekken (zoals winkelstraten)
15__ Wel zijn er in dit kader afspraken gemaakt tussen de overheid en de telecomsector, die zijn opgenomen in het Antenneconvenant.
16 Hierbij moet worden opgemerkt dat de overheid als eigenaar wel eisen kan stellen. Een mogelijke voorwaarde is bijvoorbeeld dat als gemeen-
ten de infrastructuur verplicht beschikbaar moeten stellen, de telecomaanbieders hun infrastructuur moeten verwijderen/verhangen als de
gemeente een gegronde reden voor het beëindigen/wijzigen van het contract heeft.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 12
extra aantrekkelijk te maken. Of, door met gemeentelijke beheersplannen te voorkomen dat wegen meer-
dere keren (onnodig) worden opengebroken.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 13
3 Bestuurlijke consequenties
3.1 Inleiding
Om te voldoen aan de verplichtingen die de Telecomcode met zich meebrengt, moeten overheidsinstanties
diverse werkzaamheden verrichten. Dit kunnen nieuwe werkzaamheden zijn, maar het kan ook betrekking
hebben op (een intensivering van) bestaande werkzaamheden. Paragraaf 3.2 gaat in op activiteiten die als
direct noodzakelijke werkzaamheden voortvloeien uit artikel 57 van de Telecomcode. In welke mate over-
heidsinstanties te maken krijgen met extra noodzakelijke werkzaamheden!’ — ofwel nieuwe werkzaamhe-
den, dan wel een intensivering van bestaande werkzaamheden — bespreken we in paragraaf 3.3.
Tijdens onze gesprekken met overheidsinstanties zijn tevens aanvullende werkzaamheden benoemd die
gemeenten mogelijk willen ondernemen als gevolg van de komst van small cells, zoals het voeren van
proactief en faciliterend beleid naar exploitanten toe en het technisch geschikt maken van overheidsassets.
Dit betreft (grotendeels) werkzaamheden die in principe vanuit de Telecomcode (artikel 57) niet als nood-
zakelijk uit te voeren werkzaamheden voortvloeien. Wij beschrijven deze door gemeenten benoemde aan-
vullende werkzaamheden in paragraaf 3.4. In paragraaf 3.5 gaan we in op de afbakening tussen werkzaam-
heden die vanuit de Telecomcode wel en niet als door overheidsinstanties noodzakelijk uit te voeren werk-
zaamheden voortvloeien. We besluiten met een paragraaf over de sturingsmogelijkheden op de inrichting
van de openbare ruimte.
We merken op dat telecomproviders in de komende jaren niet verwachten in grote aantallen small cells te
zullen plaatsen en dat dit in eerste instantie zal gebeuren op specifieke locaties waar een grotere capaci-
teitsbehoefte wordt verwacht (stationsplein, drukke winkelstraten et cetera). Het ministerie laat onderzoek
uitvoeren naar het verwachte aantal ‘conventionele’ antenne-installaties (macro sites) en antennes voor
small cells in de komende jaren.!®
Bij de uitvraag naar werkzaamheden die er op overheidsinstanties afkomen als gevolg van de Telecomcode
(artikel 57) is de focus gelegd op gemeenten. Eventuele aanpalende werkzaamheden, zoals de coördinatie
van ondergrondse werkzaamheden, vallen buiten de scope van artikel 57 van de Telecomcode en worden
daarom niet in dit rapport behandeld.
3.2 Noodzakelijke werkzaamheden als gevolg van de Telecomcode (artikel 57)
Overheidsinstanties dienen in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot medegebruik van
overheidsinfrastructuur voor de implementatie van small cells op deze infrastructuur.!° Om dergelijke ver-
zoeken in ontvangst te kunnen nemen, te toetsen, hierover besluiten te nemen en om hierover te communi-
ceren met de providers dienen overheidsinstanties de volgende werkzaamheden te verrichten:
e het in behandeling nemen van een verzoek tot medegebruik. Gemeenten kunnen zelf beslissen hoe zij
verzoeken in behandeling nemen, via bijvoorbeeld een loket of een specifiek e-mailadres;
7 Artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet spreekt over een ‘wijziging van activiteiten en taken’ in dit onderzoek vatten we dit samen onder
het begrip ‘werkzaamheden’.
18 __De resultaten worden in april 2021 verwacht en zullen onder meer worden gedeeld via www.overalsnelinternet.nl.
19___Bij de uitvraag is de focus gelegd op telecomproviders.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 14
e het openbaar maken van door overheidsinstanties gestelde billijke, redelijke, transparante en niet dis-
criminerende voorwaarden, bijvoorbeeld omtrent de vergoeding® die zij in rekening willen brengen
voor medegebruik van infrastructuur. Overigens is het vaststellen van voorwaarden niet verplicht. Het
openbaar maken (via bijvoorbeeld een (gemeente-)website) van eventuele voorwaarden is wel ver-
plicht;
e het toetsen van verzoeken tot medegebruik: het verzoek moet worden getoetst op redelijkheid, waarbij
de deugdelijke onderbouwing van de exploitant, de door de gemeente gestelde voorwaarden, de in de
herziene Telecommunicatiewet opgenomen weigeringsgronden en de eisen uit de EU-verordening
2020/1070 in acht worden genomen. Tevens moet worden bezien of andere bestaande wetgeving (zoals
de Erfgoedwet) omtrent de implementatie van small cells van toepassing is. In een dergelijk geval kan
een omgevingsvergunning benodigd zijn;
e het nemen van een besluit over het ingediende verzoek tot medegebruik: aan de hand van de voorge-
noemde toetsing dient het besluit, voorzien van motivatie, te worden gecommuniceerd aan de exploi-
tant die het verzoek heeft ingediend;
e indien een vergunning is benodigd, dient het proces voor het aanvragen van een omgevingsvergunning
te worden doorlopen”! Vergunningaanvragen en -verleningen worden openbaar gepubliceerd in ge-
meentelijke en provinciale publicatiebladen en in waterschapsbladen. Tevens gebeurt dit via bijvoor-
beeld huis-aan-huisbladen en/of de websites van decentrale overheden;
e in geval van een positief besluit moet een (privaatrechtelijke) overeenkomst worden gesloten met de
telecomprovider.
Om verzoeken tot medegebruik te toetsen en besluiten hierover te nemen, moeten toetsingsprocedures wor-
den vormgegeven, of bestaande procedures omtrent verzoeken moeten worden aangepast. Dit is beter mo-
gelijk wanneer er meer bekend is over wanneer publieke infrastructuur technisch geschikt is voor plaatsing
(en dus wanneer een verzoek wel/niet redelijk is).
Daar waar overheidsinstanties bevoegd zijn om een vergunning te verlangen voor de plaatsingen van small
cells, bijvoorbeeld wanneer de Erfgoedwet of andere relevante wetgeving van toepassing is (zie hoofdstuk
2), zijn overheidsinstanties verplicht hierover te communiceren/publiceren (zie hierboven), waardoor be-
langhebbenden op de hoogte van de (beoogde) small cell plaatsing kunnen zijn en bezwaar kunnen maken.
Bij vergunningsvrije plaatsingen hebben overheidsinstanties geen communicatieplicht.”
Exploitanten kunnen bezwaar aantekenen indien een verzoek tot medegebruik is afgewezen, terwijl anderen
(o.a. omwonenden, ondernemers) mogelijk bezwaar hebben over de locatie van small cells, al dan niet
vanuit een esthetisch oogpunt of vanwege vragen over gepercipieerde gezondheidsrisico’s.” Hierbij moet
worden opgemerkt dat inwoners en/of ondernemers vaak niet op de hoogte zijn van vergunningsvrije plaat-
singen (omdat er geen communicatieplicht is).
2 Het vaststellen van (marktconforme) tarieven zien wij niet als een verplichting die direct voortvloeit uit de Telecomcode (artikel 57). Wel kunnen
investeringen in de vaststelling (o.a. berekeningen, onderhandelingen) hiervan worden verwerkt in de tariefstelling. Uit welke componenten
de tarieven zijn opgebouwd, hoe overheidsinstanties kosten kunnen verhalen en op welke partij bespreken we in hoofdstuk 4.
2_Na indiening van de vergunningaanvraag wordt deze openbaar bekendgemaakt door het Bevoegd Gezag (BG). Binnen 8 weken (of verlengd
tot 14 weken) wordt een beslissing door het BG genomen en via een beschikking bekendgemaakt, waarna een bezwaartermijn ingaat (zie
verderop). Indien er geen bezwaar is, of indien deze (en een eventueel (hoger) beroep) wordt afgewezen, is de vergunning onherroepelijk.
2__Overigens kan een gemeente ervoor kiezen om alle verzoeken tot medegebruik te publiceren, ook met het oog op transparantie.
2 Ter voorkoming van dergelijke gezondheidsrisico's zijn er blootstellingslimieten gesteld aan de straling van antennes. Elk openbaar draadloos
en mobiel communicatienetwerk, ook met smalls cells, moet voldoen aan internationaal gestelde blootstellingslimieten. Volgens de gezond-
heidsexperts van het RIVM en de Gezondheidsraad, die zich baseren op internationale wetenschappelijk literatuur, is er geen bewijs voor
nadelige effecten op de gezondheid bij stralingsniveaus onder de blootstellingslimieten. Het Agentschap Telecom doet regelmatig metingen
op verschillende plekken in Nederland of deze limieten niet worden overschreden. Volgens de stichtingen Eerlijk over Straling en Elektrohy-
persensitiviteit is er ook onderzoek dat een verband tussen straling van antennes (ook bij stralingsniveaus onder de genoemde blootstellings-
limieten) en negatieve gezondheidseffecten aantoont, maar dat door de overheid niet als zodanig wordt erkend. Volgens deze stichtingen zou
de communicatie van de overheid zich tevens moeten toespitsen op de volgens hen mogelijke gezondheidsrisico’s van small cells.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 15
Op grond van bovengenoemde gevallen waar er sprake is van een bezwaarschrift, gaat het om de proces-
matige afhandeling van een bezwaarschrift en de beslissing omtrent het bezwaar en eventueel beroep (wel
of niet gegrond) te voorzien van motivatie.
Communicatie en voorlichting naar inwoners is een overheidstaak. Het ís aannemelijk dat plaatsingen van
small cells kunnen leiden tot vragen bij inwoners en ondernemers. Overheidsinstanties zijn verplicht om
dergelijke vragen in behandeling te nemen, waardoor artikel 57 verplichtingen voor overheidsinstanties op
het gebied van communicatie en voorlichting met zich meebrengt. Hierbij kan gedacht worden aan de vol-
gende noodzakelijke werkzaamheden:
e _ voorlichting en het beantwoorden van burgervragen over small cells (bijvoorbeeld technische moge-
lijkheden, limieten voor de blootstelling aan elektromagnetische straling). Waar mogelijk verwijzen
gemeenten naar landelijke instanties zoals het Antennebureau;
e in behandeling nemen van meldingen openbare ruimte met betrekking tot small cells (voornamelijk
schademeldingen en/of klachten over verstoring straatbeeld/horizonvervuiling).
Gemeenten krijgen tevens te maken met andersoortige uitvoerende werkzaamheden en hierbij behorende
lasten. Denk bijvoorbeeld aan (ondersteuning bij) ondergrondse werkzaamheden en overige onderhouds-
werkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden vallen buiten de scope van artikel 57 van de Telecomcode en
worden daarom niet in dit rapport behandeld.
3.3 Extra noodzakelijke werkzaamheden en fasering van werkzaamheden
De vorige paragraaf beschreef de directe wijziging van werkzaamheden die voor overheden noodzakelij-
kerwijs voortvloeien vanuit de Telecomcode (artikel 57). Deze paragraaf beschrijft welke van deze werk-
zaamheden extra en nieuw zijn, welke extra maar niet nieuw zijn en welke werkzaamheden overheden al
verrichten (en die dus niet extra zijn).
Telecomproviders kunnen ook op dit moment een verzoek tot medegebruik indienen voor de plaatsing van
(kleine) antennes op publieke infrastructuur. Een dergelijk verzoek moet door de gemeente in behandeling
worden genomen, maar vóór de komst van artikel 57 van de Telecomcode hoefden gemeenten een dergelijk
verzoek niet via een formele procedure te honoreren omdat hiertoe geen door wetgeving ingegeven ver-
plichting was. Omdat er nu een verplichting komt op grond van de Telecomcode is het mogelijk dat er meer
verzoeken tot medegebruik van exploitanten komen. Artikel 57 stelt extra voorwaarden waaraan gemeenten
dienen te voldoen in geval van verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor de implementatie van
kleine antennes. Artikel 57 introduceert daarmee een nieuw en verplicht gesteld afwegingskader waarbij
gemeenten minder beleidsvrijheid hebben dan zonder artikel 57.
extra en nieuwe noodzakelijke werkzaamheden
e _overheidsinstanties hebben doorgaans ervaring met de vormgeving van toetsingsprocedures omtrent
verzoeken voor medegebruik van infrastructuur voor de plaatsing van antennes. Zij zijn echter onbe-
kend met de technische specificaties van small cells en met de voor de plaatsing hiervan te stellen eisen
aan infrastructuur. Om toetsingsprocedures te vormen, dan wel aan te passen, zullen zij zich in de
bijbehorende materie moeten verdiepen;
e _overheidsinstanties hebben ervaring met het opstellen van privaatrechtelijke overeenkomsten, maar om
hierbij rekening te houden met alle facetten van medegebruik van overheidsinfrastructuur voor de
plaatsing van small cells is nieuw.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 16
extra, maar niet nieuwe noodzakelijke werkzaamheden
e het openbaar maken van voorwaarden voor medegebruik van publieke infrastructuur en de communi-
catie over besluiten omtrent verzoeken voor de plaatsing van antennes zijn voor overheidsinstanties
geen onbekende werkzaamheden. Met de komst van antennes voor eerdere generaties mobiele com-
municatie zijn reeds processen ingericht waarmee de genoemde activiteiten worden doorlopen. Wel
moeten overheidsinstanties, waar relevant, bestaande processen aanpassen aan de afhandeling van ver-
zoeken tot medegebruik van publieke infrastructuur en de hierbij behorende nieuwe regelgeving voor
de implementatie van small cells (zie hoofdstuk 2);
e _ook voor de afhandeling van bezwaar- en beroepschriften hebben overheidsinstanties bestaande pro-
cedures, die moeten worden aangepast aan de Telecomcode (artikel 57). Hierbij kan bijvoorbeeld wor-
den gedacht aan het inpassen van voorwaarden voor medegebruik en weigeringsgronden in de bij de
afhandeling van bezwaar- en beroepschriften behorende processen;
e _ voorhet in behandeling nemen van meldingen van burgers en bedrijven met betrekking tot de openbare
ruimte hebben overheidsinstanties reeds processen ingericht, die moeten worden aangepast aan mel-
dingen met betrekking tot small cells.
Alle hierboven vermelde werkzaamheden zijn in principe eenmalige werkzaamheden.
werkzaamheden die overheidsinstanties al verrichten
e _ voorlichting over small cells gebeurt al op landelijk niveau. Informatie over de kenmerken?“ en impli-
caties van small cells kan worden geraadpleegd via het Antennebureau. Decentrale overheden moeten
op deze informatie worden gewezen, zodat zij hiernaar kunnen verwijzen en/of deze informatie op
eigen websites over kunnen nemen.
Opgemerkt moet worden dat de verwachte impact van de implementatie van small cells in een gemeente
verschillend kan zijn tussen kleine, middelgrote en grote gemeenten. Zo hebben grote (stedelijke) gemeen-
ten vaak meer ervaring met de plaatsing van kleine antennes in hun gemeente en hierbij behorende beleids-
matige werkzaamheden dan kleine gemeenten. In bepaalde gevallen hebben grote gemeenten in dit kader
bijvoorbeeld reeds relevant beleid en beschikken zij over gemeentemedewerkers met relevante kennis en
ervaring. Bij kleine gemeenten is dit volgens respondenten minder vaak het geval. Dit betekent dat kleine
gemeenten mogelijk een grotere tijdsinvestering moeten doen in de bovengenoemde noodzakelijke werk-
zaamheden en dat de (beleidsmatige) impact van small cells voor kleine gemeenten mogelijk groter is. Wel
verwachten telecomproviders dat een grootschalige uitrol van small cells in de komende jaren niet aan de
orde zal zijn, waardoor de belasting voor kleinere (niet-toeristische) gemeenten de komende periode mini-
maal zal zijn. Men is vooralsnog voornamelijk van plan small cells uit te rollen in grotere (stedelijke) ge-
meenten en dan op specifieke (drukke) locaties.
fasering van werkzaamheden
Waar sommige werkzaamheden op de kortere termijn moeten plaatsvinden, moeten andere werkzaamheden
op een later moment gedurende de daadwerkelijke invoering van small cells worden verricht.
Zo is het noodzakelijk voor gemeenten om vóór de uitrol van small cells in hun gemeente zo veel mogelijk
de procedures te hebben vormgegeven omtrent het in ontvangst nemen en honoreren, dan wel weigeren,
van verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor de implementatie van small cells. Dit betekent dat
gemeenten op de kortere termijn werk hebben aan het opstellen en openbaar maken van voorwaarden (zoals
te hanteren marktconforme tarieven) voor medegebruik en eventueel aan de vormgeving van toetsingspro-
cedures. Tevens kan het lonen om in een vroeg stadium (voorbereidend) werk te verrichten voor het
24 __https:-//www antennebureau.nl/actueel/(nieuws/2020/juli/3/factsheet-lokaal-beleid-kleine-antennes
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 417
opstellen van met exploitanten af te sluiten privaatrechtelijke overeenkomsten. Tot slot kan voorlichting
over de komst van small cells nodig zijn, waarvoor gemeenten zich tijdig moeten verdiepen in de relevante
materie. Binnen de werkgroep “digitale connectiviteit’ werkt momenteel een aantal gemeenten met onder-
steuning van de VNG, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Antennebureau, aan de
ontwikkeling van producten (o.a. voorbeeldnota’s, handreikingen, modelcontracten en/of informatiemate-
riaal) die gemeenten kunnen gebruiken bij de uitvoering van de voorgenoemde werkzaamheden
Werkzaamheden omtrent het daadwerkelijk in ontvangst nemen van verzoeken tot medegebruik, de toetsing
hiervan en het communiceren van beslissingen hierover volgen direct na/op het moment van uitrol van
small cells in een gemeente. Ook de afhandeling van bezwaar- en beroepschriften volgt na de daadwerke-
lijke uitrol van small cells. Het loont voor gemeenten echter wellicht om van tevoren tijd te investeren in
hoe zij bezwaar- en beroepschriften wensen af te handelen (lijn van woordvoering, verwijzing naar voor-
waarden et cetera).
Zoals opgemerkt in paragraaf 3.1, verwachten telecomproviders niet op korte termijn een grootschalige
uitrol van small cells. Omdat er pas van een vergoeding sprake kan zijn na het moment dat telecomproviders
een verzoek tot medegebruik indienen (en al dan niet een marktconforme vergoeding overeenkomen), wordt
van gemeenten dus feitelijk verwacht dat zij een deel van de voorbereidende werkzaamheden voor de komst
van small cells voorfinancieren.
In de volgende paragraaf bespreken we door gemeenten benoemde werkzaamheden aanvullend op de in
paragrafen 3.2 en 3.3 beschreven noodzakelijke werkzaamheden. Ook voor dergelijke werkzaamheden kan
gelden dat gemeenten deze mogelijk deels dienen te verrichten vóór de uitrol van small cells en dat zij
hieraan kosten hebben.
3.4 Aanvullende werkzaamheden rondom de komst van kleine antennes
Deze paragraaf beschrijft de door de geïnterviewde gemeenten benoemde aanvullende werkzaamheden die
zij al dan niet willen uitvoeren als gevolg van de komst van small cells. Dit betreft (grotendeels) werkzaam-
heden die in principe vanuit de Telecomcode (artikel 57) niet voortvloeien als door overheidsinstanties
noodzakelijk uit voeren werkzaamheden.
3.4.1 Opstellen van nieuw of aanpassen van bestaand beleid
merendeel gemeenten op dit moment geen actief antennebeleid
Bij verzoeken om (mede)gebruik van infrastructuur voor de plaatsing van antennes reageren de door ons
benaderde gemeenten hier momenteel veelal ad hoc op, zonder een gestroomlijnd beleidsproces te doorlo-
pen. Indien er wel een formeel vastgesteld antennebeleid is, dan is dit in bepaalde gevallen verouderd. De
komst van small cells betekent voor sommige gemeenten dat zij hierop beleid willen gaan vormgeven en
voeren. Dit ís in principe geen directe verplichting vanuit artikel 57. Het staat gemeenten vrij om aanvragen
ad hoc te blijven beoordelen. Hierbij dien te worden opgemerkt dat voorwaarden voor (mede)gebruik wel
dienen te worden geopenbaard (zie 3.2).
25 ___https-//www overalsnelinternet.nl/actueel/nieuwsbrieven/nieuwsbrief-digitale-connectiviteit-voor-gemeenten/2020/4
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 18
overwogen beleid op small cells loopt uiteen: proactief of volgend, wel of niet faciliterend
Sommige gemeenten willen zich proactief opstellen bij de plaatsing van small cells in hun gemeente en
hier zoveel als mogelijk bijsturen. Er zijn echter ook gemeenten die vooralsnog niet van plan zijn zich actief
voor te bereiden op de plaatsing van small cells. Zij wachten de uitrol door exploitanten af, en volgen verder
beleidsmatig andere gemeenten die koplopers zijn op het gebied van telecommunicatie en overwegen even-
tueel om zich aan te sluiten bij gemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Sommige gemeenten overwegen om telecomproviders (sterk) te faciliteren bij de uitrol van small cells.
Gemeenten kunnen bijvoorbeeld bepaalde gebieden (al dan niet in overleg met lokale ondernemers en/of
winkeliersverenigingen) aantrekkelijk maken voor telecomproviders. Een overweging hierbij is om speci-
fieke gemeentelijke assets technisch geschikt te maken en de kosten hiervan (deels) te dragen. Sommige
gemeenten overwegen te investeren in de aanleg van een glasvezelnetwerk (al dan niet in partnerschap met
providers). Een alternatieve overweging van sommige gemeenten is om telecomproviders de plaatsing van
small cells in bepaalde gebieden te bemoeilijken, bijvoorbeeld door aanvullende en strikte randvoorwaar-
den te stellen (bescherming tegen wildgroei antennes, zie volgende passage).
Dit alles dient er mede toe om sturing te behouden op de (gecentreerde) locatie van antennes, bijvoorbeeld
in gebieden waar veel mensen samenkomen en dus mogelijk relatief veel small cells benodigd zijn (stads-
centra, stations, sportstadions). Het kan echter ook dienen om bepaalde locaties waar minder mensen sa-
menkomen (denk aan buitengebieden) aantrekkelijk te maken voor providers.
Gemeenten die een proactief beleid beogen, zijn in bepaalde gevallen van plan om dit formeel vast te leggen
in bijvoorbeeld een beleidsnota, visiedocumenten en eventueel een aangepast bestemmingsplan. Indien der-
gelijke beleidsdocumentatie al bestaat, willen zij deze aanpassen op de plannen omtrent de omgang met
small cells. Overigens zijn de meeste geïnterviewde gemeenten die beleid willen ontwikkelen hier nog niet
ver mee. De bij hen ten tijde van de uitvoering van dit onderzoek heersende onzekerheid over de impact
van small cells (o.a. te verwachten aantal antennes, technische specificaties small cells) draagt eraan bij dat
gemeenten nog niet precies weten welk beleid zij moeten gaan voeren.
vaststellen aanvullende randvoorwaarden
Sommige gemeenten hebben behoefte om aanvullende voorwaarden te stellen aan de inpassing van small
cells in de openbare ruimte, om de druk hierop te beheersen. Dergelijke voorwaarden kunnen in de hierbo-
ven benoemde beleidsdocumentatie worden opgenomen. Hierbij merken we op dat gemeenten vanuit de
nieuwe (Europese) wet- en regelgeving niet onnodig de implementatie van small cells mogen beperken en
in moet stemmen met redelijke verzoeken tot medegebruik van geschikte publieke infrastructuur.
Sommige gemeenten willen bijvoorbeeld aanvullende voorwaarden stellen aan de materiaal- en kleurkeuze
van small cells.®* Dit met als doel om small cells zoveel mogelijk onzichtbaar te verwerken in de infrastruc-
tuur. Een andere aanvullende voorwaarde kan zijn om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande bebou-
wing en om restricties op te leggen aan het apart bouwen van antenne-opstelpunten. Sommige gemeenten
overwegen tevens om bepaalde gebieden als geprefereerde locatie voor small cells aan te wijzen. In dit
kader zouden zij specifieke locatiegebonden plaatsingsvoorwaarden willen opstellen.
organiseren draagvlak voor small cells
Het organiseren van draagvlak voor de plaatsing van antennes, bijvoorbeeld via informatiebijeenkomsten
en inloopavonden, is momenteel grotendeels belegd bij de telecomproviders. Sommige gemeenten zijn
echter voornemens om actief deel te nemen aan dergelijke activiteiten. Dit kan ertoe dienen om grip te
2% _ Voor telecomproviders geldt volgens de EU-verordening een post-notificatieplicht voor de plaatsing van de small cell-antennes. Gemeenten
zijn het bevoegd gezag voor de beoordeling of voldaan wordt aan de stedenbouwkundige en visuele eisen in de verordening.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 19
houden op de uitrol van small cells. Er is soms bij gemeenten een angst voor wildgroei (die volgens tele-
comproviders overigens onterecht is). Andere gemeenten zien actieve deelname juist als een kans om am-
bities op het gebied van digitale connectiviteit te realiseren samen met providers en geïnteresseerde burgers.
3.4.2 Inventarisatie van infrastructuur
Gemeenten zijn vanuit de Telecomcode (artikel 57) niet verplicht om een inventarisatie te maken van in-
frastructuur waarop small cells geplaatst zouden kunnen worden. Zo doen gemeenten dat nu in de regel ook
niet voor opstelpunten voor de plaatsing van conventionele (macro) antennes. Het is in beginsel aan de
initiatiefnemers (telecomproviders) om geschikte locaties te identificeren en te achterhalen wie de eigenaar
is. Het staat de gemeente vrij om zelf het voortouw te nemen.
gemeenten hebben doorgaans goed zicht op hun eigen infrastructuur
Het merendeel van de benaderde gemeenten heeft de eigen infrastructuur goed in beeld. Zo beschikt de
gemeentelijke vastgoedafdeling veelal over een overzicht van gemeentelijke gebouwen. Daarnaast hebben
meerdere gemeenten een asset manager in dienst met zicht op: het type assets binnen de gemeente (licht-
masten, verkeerslichten, bushokjes etc), de locatie hiervan en het zeggenschap hierover.
Sommige gemeenten geven aan dat zij, vanwege hun gedegen zicht op de gemeentelijke infrastructuur, in
principe de aangewezen partij zijn om een inventarisatie op geschiktheid voor medegebruik uit te voeren.
Dit mede omdat ze regie willen houden over waar antennes worden geplaatst.
samenstellen register met voor small cells geschikte overheidsinfrastructuur
Sommige gemeenten stellen voor om een openbaar register samen te (laten) stellen met voor small cells
beschikbare en geschikte infrastructuur. Exploitanten zouden dit register kunnen raadplegen bij de uitrol
van small cells. Bij het samenstellen van een register kan de Basisregistratie Grootschalige Topografie
(BGT) een hulpmiddel zijn.” De BGT is een digitale kaart van Nederland waarop o.a. gebouwen, wegen,
terreinen en spoorlijnen zijn vastgelegd. Overheden zijn ingevolge de Wet grootschalige basistopografie
verplicht om de BGT bij te houden zodat aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken
en -diensten en aanbieders van bijbehorende faciliteiten aan de hand van actuele informatie kunnen bepalen
of zij gebruik willen maken van beschikbare publieke infrastructuur.
register beperken tot infrastructuur waarover gemeenten directe zeggenschap hebben
Volgens de gesproken gemeenten is het voor telecomproviders voor de hand liggend om verzoeken tot
medegebruik in te dienen met betrekking tot infrastructuur waar de gemeente directe zeggenschap over
heeft. Uit verkennende gesprekken tussen gemeenten en marktpartijen die overheidsinfrastructuur of assets
beheren (zoals abri’s; zie hieronder) blijkt namelijk dat deze partijen een verdienmodel willen hanteren bij
plaatsing van antennes op hun assets. Gemeenten zijn vooralsnog niet voornemens om lopende contracten
met marktpartijen open te breken om hierin voorwaarden voor de plaatsing van small cells te integreren.
Wel overwegen gemeenten bij de onderhandelingen voor vernieuwde contracten hierover afspraken te ma-
ken.
De benaderde gemeenten hebben geen zeggenschap over bushokjes en reclamezuilen (abri's); deze zijn in
handen van marktpartijen zoals JCDeceaux en RET. Volgens de respondenten geldt dit voor het merendeel
7_ Zie: https://www_geobasisregistraties.nl/basisregistraties/grootschalige-topografie
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 20
van de gemeenten. Verder staan assets zoals lichtmasten en straatmeubilair soms wel onder zeggenschap
van de gemeenten en zijn dergelijke assets in andere gevallen overgedragen aan marktpartijen.
Volgens de meeste benaderde gemeenten is er genoeg infrastructuur — anders dan abri’s en (niet smart)
lichtmasten — waar de gemeente zeggenschap over heeft en die mogelijk geschikt is voor medegebruik en
de implementatie van small cells. In dit kader wordt voornamelijk gedoeld op het implementeren van small
cells in/op gemeentelijke gebouwen. In een register met voor small cells geschikte overheidsinfrastructuur
zouden volgens gemeenten dan ook voornamelijk gebouwen moeten worden opgenomen.
3.4.3 Organisatorische en procesmatige veranderingen
Het staat gemeenten vrij hoe ze de uit hoofde van artikel 5/7 van de Telecomcode wijziging van de werk-
zaamheden aangaande lokaal telecommunicatiebeleid organisatorisch en procesmatig vormgeven. We gaan
hieronder in op hoe enkele benaderde gemeenten dit beogen te doen.
organisatorische veranderingen: van uitbreiding bestaande takenpakketten tot herindeling afdelingen
Sommige gemeenten willen naar de toekomst toe inzetten op een (vergaande) herindeling van taken en
verantwoordelijkheden van voorheen niet (intensief) samenwerkende gemeentelijke afdelingen (vastgoed,
bodem/ondergrond, openbare ruimte, economie). Dit mede om plaatsingsvoorwaarden te kunnen vormen
en verzoeken tot medegebruik van infrastructuur in dit kader te toetsen. Ook voor het vaststellen van markt-
conforme tarieven zijn in hun ogen de verschillende (beleidsmatige) invalshoeken van meerdere afdelingen
benodigd.
Om de uitrol van small cells in goede banen te leiden, zien sommige gemeenten de noodzaak om een toe-
gewijd projectteam samen te stellen, waarin de benodigde kennis van verschillende afdelingen samenkomt.
Dit team zou tevens proactief de samenwerking met providers opzoeken, mede om de locatie van small
cells af te stemmen. Een dergelijk team dient te worden aangestuurd door een (apart aangestelde) coördi-
nator.
Andere gemeenten zijn voornemens om enkel een coördinator voor de plaatsing van small cells aan te
wijzen of aan te stellen, die de verschillende hierbij betrokken gemeentelijke afdelingen verbindt. Tot slot
voorzien weer andere gemeenten dat de bovengenoemde verantwoordelijkheden van een coördinator wor-
den toegevoegd aan het bestaande takenpakket van één ambtenaar (met ook andere verantwoordelijkheden
en prioriteiten). Het ontbreekt deze gemeenten aan middelen (en met name de prioritering daarvan) voor
een aparte/extra aanstelling van een coördinator en volgens sommige gemeenten is dat ook niet nodig.
De gemeenten waarmee gesproken is die een herindeling van afdelingen en/of aanstelling van een aparte
coördinator voorzien, zijn veelal voornemens proactief beleid te voeren ten aanzien van de implementatie
van small cells in hun gemeente, terwijl gemeenten die dit niet van plan zijn een meer volgend beleid
verwachten. Wel zijn de gemeenten het erover eens dat de rol van een coördinator een zwaardere senior-
functie betreft, met kennis en ervaring op het gebied van technologie, economie en beheer van vastgoed en
openbare ruimte.
veranderingen processen
Meerdere gemeenten geven aan bestaande processen aan te moeten passen als gevolg van de nieuwe wet-
en regelgeving, maar verwachten hierbij geen substantiële proceswijzigingen. Hier speelt mee dat bij het
merendeel van de verzoeken tot medegebruik van overheidsinfrastructuur vermoedelijk geen vergunning
benodigd is (tenzij het verzoek bijvoorbeeld in strijd is met de Erfgoedwet) en processen daardoor relatief
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 21
eenvoudig worden doorlopen. Gemeenten die voornemens zijn om een projectteam samen te stellen (zie
hierboven) dat de uitrol van small cells beoogt te begeleiden voorzien wel belangrijke procesveranderingen.
Een voornemen is bijvoorbeeld om een beoordelingscommissie te installeren voor de toetsing van ver-
zoeken tot medegebruik op de geldende voorwaarden en weigeringsgronden. Tevens zijn zij wellicht van
plan om een uitgebreid participatieproces in te richten, waarbij inwoners, ondernemers en providers proac-
tief worden benaderd om de implicaties van de implementatie van small cells door te spreken.
aanpassingen aan ICT
Gemeenten die processen omtrent verzoeken tot (mede)gebruik van infrastructuur (van aanvraag/melding
tot verlenen van toestemming voor medegebruik en plaatsing antenne) hebben geautomatiseerd streven
ernaar om ook de afhandeling van verzoeken tot medegebruik voor de implementatie van small cells te
automatiseren. Het merendeel van de benaderde gemeenten verwacht echter geen grote wijzigingen aan de
eigen ICT.
extra voorlichtingsactiviteiten
Meerdere gemeenten willen voorlichtingsmateriaal samenstellen (zoals e-brochures, factsheets, lijst van
antwoorden op veel gestelde vragen) om de implicaties van de invoering van small cells nader toe te lichten
aan inwoners. Sommige gemeenten willen inwoners proactief informeren over plannen t.a.v. de uitrol van
small cells binnen de gemeente, via informatiebijeenkomsten, de gemeentewebsite en andere kanalen. Dit
ook om inwoners te informeren over de vergunningsvrije plaatsing van small cells, waartoe overheidsin-
stanties momenteel en ook met de inwerkingtreding van artikel 57 van de Telecomcode niet verplicht zijn
te communiceren.
Sommige gemeenten zetten in dit kader in op de extra aanstelling van een vast aanspreekpunt, omdat zij op
dit moment niet over de personele capaciteit beschikken om de voorgenomen voorlichtingsactiviteiten uit
te voeren. Veel gemeenten zien een toename in het aantal door inwoners gestelde vragen over small cells.
In dit kader moet worden opgemerkt dat het, ook zonder artikel 57, aannemelijk is dat kleine antennes hun
opwachting maken. Daarom is ook dit geen activiteit die voortvloeit uit artikel 57. Een verplichting tot
aanvullende voorlichting staat ook niet in dat artikel vermeld. Een dergelijk aanspreekpunt zou dan ook de
vragen van burgers en van bedrijven kunnen beantwoorden. Hierbij merken we op dat gemeenten zich voor
voorlichtingsactiviteiten over antennes en vragen over small cells ook kunnen wenden tot het Antennebu-
reau.
geïntensiveerd contact met Europese en landelijke instanties
Meerdere gemeenten onderhouden (geïntensiveerd) contact met Europese en landelijke instanties (Euro-
pese Commissie, Antennebureau, VNG, Monet) en telecomproviders ter afstemming van de uitrol van small
cells. Bovendien onderhouden sommige gemeenten onderling contact, om de samenwerking op te zoeken
en om kennis te delen omtrent de omgang met antennes.
3.5 Afbakening tussen werkzaamheden die wel en niet als direct noodzakelijke activi-
teiten voortvloeien uit Telecomcode
De in paragraaf 3.2 opgenomen werkzaamheden vloeien uit de Telecomecode (artikel 57) voort als direct
noodzakelijke activiteiten. Dit ofwel omdat de werkzaamheden zo zijn opgenomen in de herziening van de
Telecommunicatiewet, ofwel omdat dergelijke werkzaamheden overheidstaken zijn en deze noodzakelij-
kerwijs voortvloeien uit de verplichting om onder voorwaarden in te stemmen met redelijke verzoeken tot
medegebruik.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 22
Het merendeel van de in paragraaf 3.4 beschreven werkzaamheden betreft in principe activiteiten waartoe
gemeenten vanuit de Telecomcode (artikel 57) niet noodzakelijk zijn en die zij doen vanuit eigen beleids-
keuzes en ambities. Zo staat het gemeenten vrij om een proactief beleid te voeren en om hierbij exploitanten
te faciliteren, maar de Telecomcode schrijft dit niet voor. Ook een inventarisatie van infrastructuur op ge-
schiktheid voor small cells ís volgens de Telecomcode geen overheidsverplichting.
Van het opstellen van een beleidsnota die toeziet op een proactieve benadering jegens exploitanten en de
uitrol van small cells, kan ook worden gesteld dat dit tot de eigen beleidskeuzes van overheidsinstanties
behoort. Minder evident zijn aanpassingen aan bestaande beleidsdocumentatie om hierin de beoogde pro-
cessen en omgang met redelijke verzoeken tot medegebruik op te nemen. De Telecomcode schrijft over-
heidsinstanties voor om verzoeken tot medegebruik van overheidsinfrastructuur af te handelen, maar in de
code is niet opgenomen of overheden hun beleidsdocumentatie hierop moeten aanpassen.
Waar gemeenten een aanstelling voorzien van een toegewijd projectteam dat zich proactief bezighoudt met
de uitrol van small cells en 5G in hun gemeenten, kan worden gesteld dat dit een eigen keuze is. Daar waar
bepaalde procesveranderingen, zoals een intensievere samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen, vol-
gens sommige gemeenten benodigd zijn om tot een gedegen toetsing van verzoeken tot medegebruik te
komen, is discussie mogelijk over de mate waarin wijzigingen van werkzaamheden voortvloeien uit de
Telecomcode. Hierbij kan worden opgemerkt dat gemeenten ook zonder de Telecomcode (artikel 57) te
maken zouden hebben met verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor de plaatsing van small cells.
Artikel 57 legt gemeenten echter de verplichting op om deze verzoeken af te handelen, waarvoor zij moge-
lijk procesmatige veranderingen moeten doorvoeren.
Welke kosten overheidsinstanties kunnen verhalen op welke partij en met welk instrument beschrijven we
in hoofdstuk 4.
3.6 Inrichting van de openbare ruimte
De in deze paragraaf genoemde voorbeelden bieden mogelijkheden voor overheidsinstanties om grip te
houden op de inrichting van de openbare ruimte bij de plaatsing van antennes en small cells voor mobiele
communicatie. Ook het voeren van proactief beleid ter bevordering van (zie 3.4.1) en de inventarisatie van
(zie 3.4.2) geschikte infrastructuur voor de implementatie van small cells kan hieraan bijdragen.
Wabo en Erfgoedwet
Gemeenten met een rijksbeschermd dorps- of stadsgezicht en/of afzonderlijke monumenten, verwachten de
plaatsing van small cells goed te kunnen blijven sturen via de Wabo en Erfgoedwet. Via een erfgoedveror-
dening kan een gemeente een omgevingsvergunningplicht instellen voor plaatsing van antennes op monu-
menten. De Erfgoedwet biedt geen algemeen kader voor plaatsing van small cells.
colocatie en gedeeld
Artikel 44 van de Telecomcode stelt gemeenten in staat om exploitanten in voorkomende gevallen colocatie
van antenneopstelpunten en gedeeld gebruik van netwerkelementen, zoals het delen van elementen van een
small cell, op te leggen (zie hoofdstuk 2). Gemeenten kunnen dit instrument inzetten om aan te sturen op
een ordentelijke plaatsing van antennes en zodoende de druk op de openbare ruimte beheersbaar te houden.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 23
plaatsingsplangesprek
Het plaatsingsplangesprek met telecomproviders (zie hoofdstuk 2) is ook een instrument om enige sturing
te geven aan de plaatsing van antennes. Afspraken in dit kader worden beschreven in het Antenneconvenant
en ten tijde van het opstellen van dit rapport, wordt bezien of en hoe het plaatsingsplan kan worden geac-
tualiseerd ten aanzien van de voorziene plaatsing van small cells.
omgevingsvisie en antennebeleid
In aanloop naar de nieuwe Omgevingswet kunnen gemeenten in een omgevingsplan aandacht besteden aan
digitale infrastructuur en dit doorvertalen naar antennebeleid.? In een omgevingsplan kunnen locaties voor
bepaalde toepassingen, waaronder small cells, worden bestemd waardoor implementatie van small cells in
die gebieden kan worden bevorderd.
28 _ Zie https://www overalsnelinternet.nl/documenten/{rapporten/2019/04/1 1/antennes-5g-en-welstand
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 24
4 __Oplossingsrichtingen financiële consequenties
41 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op instrumenten die overheidsinstanties kunnen inzetten om de kosten te dekken die
zij maken als gevolg van de vanuit de Telecomcode (artikel 57) voor hen noodzakelijke werkzaamheden
(paragraaf 4.2). Overheidsinstanties kunnen in principe alle noodzakelijke werkzaamheden uit hoofde van
artikel 57 verhalen op de initiatiefnemers door middel van leges en marktconforme tarieven. Daarbij moeten
gemeenten wel opletten dat zij alle kostenaspecten meenemen in de berekening van de tarieven. Tot slot
wordt in paragraaf 4.3 ingegaan op oplossingsrichtingen om de impact op overheidsinstanties te beperken.
4.2 Vergoedingssystematiek
op exploitanten te verhalen kosten via leges
Overheidsinstanties kunnen exploitanten een administratieve vergoeding vragen voor de afhandeling van
een verzoek tot medegebruik van overheidsinfrastructuur voor de implementatie van small cells . Hiermee
wordt gedoeld op het ín ontvangst nemen, toetsen en nemen van een besluit over een verzoek tot medege-
bruik. Wanneer voor een verzoek tot medegebruik een vergunning is benodigd, gelden de reeds bestaande
ambtelijke processen en vergoedingssystematieken.
Voor de afhandeling van verzoeken tot medegebruik kunnen kostendekkende leges worden geheven op
basis van urenbesteding en hieraan verbonden ambtelijke kosten. Overheidsinstanties hebben voldoende
ervaring met het vaststellen hiervan.
Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie kan worden afgeleid dat de volgende vijf kostencomponenten
verhaald kunnen worden door middel van leges.” Dit betreft de directe kostencomponenten:
1. personeelskosten;
2. huisvestingskosten;
3. specifieke automatiseringskosten;
4. materiële kosten;
5. overhead (die verband heeft met de dienstverlening).
Daarnaast zijn er indirecte kosten. Met indirecte kosten worden enkel die kosten bedoeld die op geen enkele
wijze in verband te brengen zijn met de betreffende dienstverlening. ® Indirecte kosten kunnen (behoudens
in de handleiding genoemde uitzonderingen) niet worden verhaald. Dergelijke kosten zullen anderszins
moeten worden gedekt (bijvoorbeeld door marktconforme tarieven of de algemene uitkering).
Het betreft de volgende indirecte kostencomponenten:
1. beleidsvoorbereiding en algemene inspraakprocedures;
2. handhaving, toezicht en controle (behoudens eerste controle);
3. bezwaar- en beroepsprocedures.
9 __ Zie Handreiking Kostentoerekening Heffingen, rechten en tarieven (oktober 2014).
3% Zie ook memorie van toelichting bij ‘Wijziging van de Gemeentewet op het stuk der belastingen’. Daar is opgemerkt: “De door de gemeente
door te berekenen kosten dienen uitsluitend te bestaan uit de directe kosten inclusief een redelijke opslag voor overhead. De indirecte kosten
dienen buiten beschouwing te blijven’
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 25
marktconforme vergoedingen voor medegebruik infrastructuur
Als een overheid instemt met medegebruik, dienen voor de plaatsing van small cells de nodigde werkzaam-
heden te worden verricht (o.a. aanpassingen aan infrastructuur, toegang verlenen tot gebouwen/assets, on-
derhoud). Overheidsinstanties zijn vanuit de Telecomecode niet (financieel) verantwoordelijk voor de ge-
noemde werkzaamheden. Het ligt dus in de rede dat de hiermee gepaard gaande kosten worden verhaald op
dan wel direct voor rekening zijn van exploitanten.
Met medegebruik is enerzijds een tijdsbesteding door ambtenaren gemoeid, bijvoorbeeld wanneer toegang
tot overheidsinfrastructuur moet worden verleend op het moment van plaatsing (en eventueel onderhoud)
van small cells. Anderzijds hebben overheidsinstanties mogelijk materiële kosten, bijvoorbeeld wanneer
infrastructuur sneller slijt na de plaatsing van antennes en eerder moet worden vervangen. Tot slot is er de
marktconforme vergoeding voor het medegebruik (“de huur van de locatie’) en eventuele andere vergoe-
dingen (bijv. voor verbruik van elektriciteit).
Voor het verhalen van tijdsinvesteringen door ambtenaren kan worden geput uit (openbaar raadpleegbare)
overheidstarieven.”! Overheidsinstanties dienen daarnaast alle overige met medegebruik gemoeide (mate-
riële) kosten en vergoedingen zo goed als mogelijk in kaart te brengen en deze te verwerken in marktcon-
forme tarieven. Waar mogelijk wordt hierbij rekening gehouden met alle mogelijke (toekomstige) kosten.
Ten slotte dienen overheidsinstanties rekening te houden met eventuele nadere regels over de hoogte van
de vergoeding voor medegebruik die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen worden ge-
steld.”
Eventuele ondergrondse werkzaamheden voor de aansluiting van small cells op het core netwerk van een
exploitant en hierbij behorende kosten worden afgedekt vanuit een ander artikel in de Telecomcode en
vallen als zodanig buiten de scope van dit onderzoek.
Overheidsinstanties hebben bij de vaststelling van marktconforme tarieven op dit moment nog te maken
met onzekerheden. Zo is een inschatting van het aantal plaatsingen van small cells per gemeente nu nog
moeilijk te maken, waardoor het nu nog lastig kan zijn om een tarief per geplaatste small cell vast te stellen
waarmee alle mogelijke (toekomstige) kosten worden gedekt.” Ook omdat de precieze technische specifi-
caties van small cells ten tijde van de uitvoering van dit onderzoek nog niet bekend waren en het dus niet
zeker is welke aanpassingen aan infrastructuur benodigd zijn, kunnen nog niet alle mogelijke kostenposten
op dit gebied in kaart worden gebracht. Deze laatste kostenpost kunnen gemeenten eventueel wel volledig
verhalen door afspraken te maken over prijzen op basis van nacalculatie en/of door de werkzaamheden
direct al voor rekening van exploitanten te laten uitvoeren. Een gemeente is vanuit de wet namelijk niet
gehouden om infrastructuur geschikt te maken voor de plaatsing van small cells.
verhalen kosten andere noodzakelijke werkzaamheden
In principe kunnen alle noodzakelijke werkzaamheden uit hoofde van artikel 5/7 door lokale overheden
worden verhaald op de initiatiefnemers door middel van leges en marktconforme tarieven. Daarbij moeten
gemeenten wel opletten dat zij alle kostenaspecten meenemen in de berekening van de tarieven.
Communicatie en voorlichting over de plaatsing van small cells naar inwoners en ondernemers toe is een
taak van decentrale overheden. Dergelijke kosten kunnen niet via leges worden verhaald. Het ligt dan ook
%__Zie bijvoorbeeld: https://kennisopenbaarbestuur.nl/media/256325/handleiding-overheidstarieven-2020 pdf
® Artikel 5c.2 lid 3.
% __Het ministerie van EZK heeft in 2020 een onderzoek uitgezet voor een inschatting voor de ontwikkeling van het aantal antennes, waaronder
ook small cells. De resultaten worden in 2021 verwacht en zullen onder meer worden gedeeld via www overalsnelinternet.nl.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 26
in de rede om deze kosten in de marktconforme tarieven voor het medegebruik van infrastructuur op te
nemen.
De tijdsinvestering gemoeid met het opstellen van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen overheids-
instanties en telecomproviders kan eveneens worden verhaald via marktconforme tarieven. We doelen hier-
mee op het aanpassen van een modelovereenkomst (zie 3.3) aan de specifieke afspraken met de individuele
exploitanten.
Ook de kosten voor bijvoorbeeld het afhandelen van bezwaarschriften van exploitanten op afgewezen ver-
zoeken tot medegebruik kunnen via marktconforme tarieven (afgesloten met exploitanten waarvan het ver-
zoek wel is gehonoreerd) worden verhaald door in de kostprijs voor medegebruik ruimte te reserveren voor
de afhandeling van dergelijke bezwaarschriften. Op voorhand valt echter niet te stellen hoe vaak het voor-
komt dat verzoeken tot medegebruik worden afgewezen en hierop bezwaar wordt ingediend. Indien over-
heidsinstanties een substantiële tijdsinvestering moeten doen in de afhandeling van dergelijke bezwaar-
schriften, dan kunnen die in de kostprijs voor medegebruiken worden meegenomen en jaarlijks worden
bijgesteld.
Ook de werkzaamheden benodigd voor de aanpassing van organisatorische processen en het openbaar ma-
ken van voorwaarden voor medegebruik kunnen worden meegenomen in marktconforme tarieven. Een on-
derbouwde inschatting van hiermee gemoeide (tijds-)investeringen is op dit moment nog niet te geven. Het
verdient aanbeveling dit in de eerste uitrol te monitoren. Indien kosten exceptioneel stijgen, lijkt het redelijk
om met exploitanten in overleg te gaan.
kosten niet noodzakelijke werkzaamheden
Het staat overheidsinstanties vrij om faciliterend beleid jegens exploitanten te voeren, bijvoorbeeld door
proactief de samenwerking met de exploitanten op te zoeken, om bepaalde gebieden aantrekkelijk te maken
voor de uitrol van small cells en/of door zelf een inventarisatie van infrastructuur op geschiktheid uit te
voeren. Hiertoe zijn gemeenten niet verplicht vanuit de Telecomcode en zij dienen zelf manieren te vinden
om dit te bekostigen, hetzij via inning van marktconforme vergoedingen bij de exploitanten, hetzij via
gemeentelijke belastingen en/of eigen investeringen.
Wel moet in dit kader worden opgepast voor verstoringen op de markt; alle telecomproviders dient dezelfde
dienstverlening te worden geboden. Overheidsinstanties kunnen niet de commerciële belangen van speci-
fieke partijen ondersteunen.
Tot slot kunnen overheidsinstanties ervoor kiezen om de marktconforme tarieven zo vast te stellen dat
eventuele tijdsinvesteringen benodigd voor de vaststelling van de hoogte van deze tarieven (o.a. berekenin-
gen, overleg, onderhandelingen) worden ‘terugverdiend’ +* Hetzelfde geldt voor de tijdsinvestering in het
vaststellen van bijvoorbeeld een modelovereenkomst, met standaard afspraken tussen overheidsinstanties
en exploitanten.
Zoals aangegeven in hoofdstuk 3, hebben gemeenten kosten aan voorbereidende werkzaamheden voor de
komst van small cells. Op termijn kunnen deze kosten via (marktconforme) vergoedingen worden terug-
verdiend. Omdat telecomproviders niet verwachten om op korte termijn grote aantallen small cells uit te
rollen, betekent dit dat gemeenten rekening moeten houden met het voorfinancieren van bepaalde werk-
zaamheden.
$#% _ Daarbij rekening houdend met de mogelijk vast te stellen regels over de hoogte van de vergoeding voor medegebruik via een algemene
maatregel van bestuur.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 27
4,3 Oplossingsrichtingen voor geringere impact op overheidsinstanties
Voor de input voor deze paragraaf zijn stakeholders geïnterviewd. De hieronder opgenomen oplossings-
richtingen moeten gelezen worden als een niet-uitputtende lijst aan suggesties. Elk van de ideeën hieronder
dient nog te worden gewogen op basis van maatschappelijke kosten en baten. De genoemde oplossings-
richtingen vloeien vanuit de Telecomcode (artikel 57) niet voort als noodzakelijk te ondernemen werk-
zaamheden/activiteiten of op te stellen handreikingen.
Vrijwel alle benaderde gemeenten, telecomproviders en andere betrokkenen hebben behoefte aan coördi-
natie en afspraken op landelijk niveau. In dit kader wordt veelal gewezen op een mogelijk samenwerkings-
platform, waaraan bijvoorbeeld de VNG, het ministerie van EZK, de telecomproviders (al dan niet verte-
genwoordigd door Monet), het Antennebureau en andere betrokken partijen zoals het GPKL deelnemen.
Een dergelijk samenwerkingsplatform kan als doel hebben om de uitrol van small cells op landelijk niveau
te coördineren, de samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen te stimuleren en om gezamen-
lijke afspraken te maken. Tevens zou binnen het platform de behoefte aan handreikingen en standaard tools
kunnen worden besproken. Door op landelijk niveau afspraken te maken en tools aan te reiken, kan de druk
op de individuele decentrale overheidsinstanties worden verlaagd.
De volgende thema’s worden benoemd waarbij landelijke coördinatie wordt gewenst:
e een landelijke woordvoeringslijn met betrekking tot aan small cells gerelateerde vraagstukken (de ver-
wachte impact en technische mogelijkheden, ruimtelijke inpassing van small cells en gezondheid).
Dergelijke informatie valt te vinden op Rijkswebsites zoals die van het ministerie van EZK, Agent-
schap Telecom, het Antennebureau en het Kennisplatform EMV, maar gemeenten en burgers weten de
weg hiernaartoe niet altijd te vinden;
e verdere duiding bij de interpretatie van de Telecommunicatiewet” en afbakening van criteria voor een
redelijk verzoek voor medegebruik en weigeringsgronden hierbij. Dit is beter mogelijk naar mate er
meer duidelijkheid is over het uiterlijk en de technische specificaties van small cells en de uitwerking
hiervan in de praktijk.
De volgende handreikingen/tools op landelijk niveau worden benoemd waaraan overheidsinstanties be-
hoefte hebben:
e _modelcontracten en opstalrechtovereenkomsten tussen overheidsinstanties en exploitanten (met afspra-
ken over o.a. aansprakelijkheid, schade, betalingen, hersteltermijnen bij schade, verplaatsen en buiten-
werking stellen van assets);
e _ marktconform tarievenmodel, o.a. naar type infrastructuur/assets en regio (kostprijsberekeningen);
e _ handleiding over geschiktheid infrastructuur/assets en over benodigde werkzaamheden voor plaatsing
small cells;
e handreiking toetsingskader verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor de plaatsing van small
cells hierop;
e _eriseen voorbeeldnota voor gemeentelijk antennebeleid.** Deze wordt door het Antennebureau aan-
gepast aan small cells zodat gemeenten deze kunnen gebruiken bij hun beleidsvorming.
Samenwerking tussen de overheid en telecomproviders (ook onderling) is wenselijk bij het volgende:
e beheersing van druk op de openbare ruimte: tegengaan van wildgroei aan antennes, door sturing op
gecentreerde, gedeelde en door gemeenten geprefereerde antennelocaties. Een mogelijkheid hierbij is
5 _ De nieuwe wet biedt mogelijkheden om in het belang van een goede uitvoering van artikel 57 nadere regelingen via AMvB's vast te stellen.
Hierbij kunnen aan de Autoriteit Consument en Markt taken worden opgedragen en bevoegdheden worden verleend.
% _ Zie: https://www antennebureau.nl/documenten/beleidsnotas/2019/september/6/voorbeeldnota-gemeentelijk-antennebeleid
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 28
om de telecomproviders om een plaatsingsplan voor small cells te vragen, bijvoorbeeld met de ge-
plande uitrol per (stedelijk) gebied, dat wordt afgestemd met gemeenten;
e _ beheersing van druk op de ondergrond: in de Nederlandse grond ligt volgens het GPKL een veelheid
aan bekabeling, leidingen en andere netwerken. Waar mogelijk moet worden aangestuurd op gebruik
van gedeelde en bestaande voorzieningen ter beheersing van de druk op de ondergrond;
e afspraken over het niet onnodig vaak opbreken en onderhouden van infrastructuur. Waar mogelijk
plannen overheidsinstanties en telecomproviders werkzaamheden gezamenlijk in.
Voor de bovengenoemde punten is niet alleen samenwerking nodig tussen gemeenten en telecomproviders,
maar ook (en vooral) tussen de telecomproviders onderling. Dit vergt coördinatie met telecomproviders en
bereidheid van providers om hieraan mee te werken.
Zaak is om vóór de daadwerkelijke uitrol van small cells te werken aan de samenstelling van een platform
en om de eerste thema’s voor samenwerking te agenderen. Hiervoor is inmiddels een werkgroep opgericht,
waarin een aantal gemeenten met ondersteuning van de VNG, het ministerie van Economische Zaken en
Klimaat en het Antennebureau, samenwerken aan de ontwikkeling van producten (o.a. voorbeeldnota’s,
handreikingen, modelcontracten en/of informatiemateriaal) en werken aan afspraken om de uitrol van small
cells op een soepele wijze te laten verlopen.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 20
5 Samenvatting en conclusies
Het onderzoek had als doel om inzicht te geven in:
e de bestuurlijke consequenties van de verplichting uit de Telecomcode (artikel 57) voor overheidsin-
stanties (met name gemeenten) om in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot mede-
gebruik van publieke gebouwen en infrastructuur voor het plaatsen van small cells op overheidsinfra-
structuur;
e de financiële consequenties van de verplichting voor overheidsinstanties (met name gemeenten) om in
te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten voor medegebruik van overheidsinfrastructuur;
e _oplossingsrichtingen met het oog op een zo gering mogelijke impact op overheidsinstanties (met name
gemeenten) van de genoemde verplichtingen gemoeid met artikel 57 van de Telecomcode.
De centrale onderzoeksvraag luidde:
Wat zijn de bestuurlijke en financiële consequenties van de verplichting uit de Telecomcode (artikel 57)
voor overheidsinstanties om in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot medegebruik van
overheidsinfrastructuur en tot het plaatsen van small cells op deze infrastructuur?
Deze onderzoeksvraag is beantwoord door een bestudering van relevante regelgeving (herziende Telecom-
wet, Memorie van Toelichting en de Telecomcode) alsmede een uitvraag onder met name gemeenten naar
de bestuurlijke en financiële consequenties in de praktijk als gevolg van veranderende regelgeving.
herziening Telecommunicatiewet: redelijk verzoek tot medegebruik publieke infrastructuur
Volgens de (huidige) herziening van de Telecommunicatiewet (die nog niet door de Eerste en Tweede
Kamer is aangenomen) dienen overheidsinstanties te voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van
publieke infrastructuur voor de implementatie van small cells op deze infrastructuur. Het gaat hierbij om
infrastructuur die onder zeggenschap staat van een overheidsinstantie. De weigeringsgronden worden in de
herziende Telecommunicatiewet en Memorie van Toelichting nader toegelicht.
noodzakelijke werkzaamheden voor overheidsinstanties
Overheidsinstanties dienen in te stemmen met redelijke verzoeken van exploitanten tot medegebruik van
overheidsinfrastructuur voor de implementatie van small cells op deze infrastructuur. Om dergelijke ver-
zoeken in ontvangst te kunnen nemen, te toetsen, hierover besluiten te nemen en om hierover te communi-
ceren met de providers dienen overheidsinstanties verschillende werkzaamheden te verrichten: van het in
behandeling nemen van een verzoek tot en met het afsluiten van een (privaatrechtelijke) overeenkomst met
de exploitant. Sommige werkzaamheden zullen op de kortere termijn plaatsvinden, terwijl andere werk-
zaamheden op een later moment gedurende de daadwerkelijke invoering van small cells worden verricht.
Op dit moment is nog niet exact aan te geven wanneer en in welke mate gemeenten met verzoeken te maken
krijgen. Telecomproviders geven desgevraagd aan niet op korte termijn een grootschalige uitrol van small
cells in gemeenten te verwachten.
financiële consequenties voor decentrale overheden
Conform artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet (1997) dienen de bestuurlijke en financiële conse-
quenties van beleidsvoornemens te worden beoordeeld:
“Indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten
door provincies of gemeenten, wordt in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 30
redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging
voor de provincies of gemeenten zijn.”
Het voorliggende onderzoek dient als onderbouwing van de bestuurlijke en financiële consequenties. Het
onderzoek laat zien dat er een wijziging van de taken en activiteiten van decentrale overheden is te ver-
wachten. Tevens laat het onderzoek zien dat het redelijk is de financiële consequenties hiervan in rekening
te brengen bij de initiatiefnemers.’ Dit kan via marktconforme tarieven en in sommige gevallen leges.
Het wetsvoorstel voorziet in een (kostendekkende) administratieve vergoeding voor de afhandeling van
verzoeken tot medegebruik voor de implementatie van small cells. Voor het daadwerkelijke medegebruik
van publieke infrastructuur kunnen overheidsinstanties een marktconforme vergoeding vragen aan exploi-
tanten.
Als een overheid instemt met medegebruik, dienen voor de plaatsing van small cells de nodigde werkzaam-
heden te worden verricht (o.a. aanpassingen aan infrastructuur, toegang verlenen tot gebouwen/assets, on-
derhoud). Overheidsinstanties zijn vanuit de Telecomcode niet (financieel) verantwoordelijk voor de ge-
noemde werkzaamheden. Deze en eventuele overige met medegebruik gemoeide (materiële) kosten en ver-
goedingen kunnen worden verwerkt in marktconforme tarieven.
Het is belangrijk dat alle kosten in beeld zijn zodat een marktconforme vergoeding kan worden gevraagd
voor het medegebruik. Sommige gemeente zullen ervoor kiezen niet alle kosten hierin mee te nemen omdat
zij de uitrol van snelle mobiele connectiviteit, waaronder 5G, ook zien als een investering (en onderdeel
van het economisch beleid — hetgeen ook past in gemeentelijke autonomie) van de gemeente. Het is raad-
zaam de verschillende werkzaamheden te monitoren. Met name ten aanzien van het voortraject (communi-
catie en informatie) alsmede beroep en bezwaar bestaan bij gemeenten onzekerheden.
oplossingsrichtingen
Hierbij is het wenselijk dat de VNG en het Rijk gemeenten verder ondersteunen met instrumenten zoals
modelcontracten, handleidingen, toetsingskader en voorbeeldnota’s voor antennebeleid. Nadere afstem-
ming tussen overheden en exploitanten is wenselijk om een uitrol van small cells op lokaal niveau succesvol
te laten verlopen.
3_Zie ook het advies van Raad voor de Financiële verhoudingen (2017). Eerst de politiek, dan de techniek.
Onderzoek naar de impact van de Telecomcode (artikel 57) op overheidsinstanties 31
| Onderzoeksrapport | 31 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 19 juli 2023
Ingekomen onder nummer 463
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Alberts stop de verkoop en liberalisatie van sociale huur
Onderwerp Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over
Overwegende dat:
- De wachttijd voor een sociale huurwoning met gemiddeld 13 jaar nog altijd extreem
lang is in Amsterdam;
- Ook voor de groeiende groep ‘kwetsbaren’ als daklozen en mensen met een medische
urgentie niet altijd een sociale huurwoning beschikbaar is;
- Er tevens een groot tekort is aan rolstoelwoningen en toegankelijke benedenwoningen;
- Woningcorporaties alleen al vorig jaar 868 sociale huurwoningen hebben verkocht en 287
sociale huurwoningen hebben geliberaliseerd tot dure vrije sector huur;
- Er dus jaarlijks rond de 1000 woningen vit de sociale voorraad verdwijnen in tijden van
ernstige woningnood;
- De sociale huurvoorraad in Amsterdam sneller groeit wanneer er een stop komt op de
verkoop en liberalisatie van sociale huur;
- Het verdwijnen van de verhuurdersheffing corporaties nieuwe financiële
armslag en mogelijkheden geeft om de woningnood te bestrijden.
- De Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting nog steeds uitgaat van een nee, tenzij beleid;
- Dit in de praktijk nog geen definitieve stop van de verkoop betekent;
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
- In de prestatieafspraken met corporaties expliciet vast te leggen dat er geen
sociale huurwoningen meer geliberaliseerd of verkocht mogen worden;
Indieners,
R. Alberts
| Motie | 2 | test |
Evaluation Only. Created with Aspose.Pdf. Copyright 2002-2014 Aspose Pty Ltd.
Van:
Verzonden: zondag 21 augustus 2016 20:39
Aan: Luchtkwaliteit DIVV
CC: Info gemeenteraad
Onderwerp: Milieuzone
Geachte mevrouw, meneer,
Naar aanleiding van de brief die u mij op 5 juli 2016 stuurde, heb ik telefonisch contact
opgenomen met het telefoonnummer 14020. Een meneer vertelde mij dat de
milieuzone voor scooters alleen voor het centrum wordt ingesteld. Volledig
gerustgesteld werd dit telefoongesprek beëindigd, want mijn scooter wordt niet
gebruikt in het centrum.
Nu blijkt dat de informatie die ik telefonisch kreeg onjuist is, want ook stadsdeel
Zuidoost gaat een milieuzone worden.
Buiten het feit dat de aan mij gegeven informatie onjuist is, ben ik niet blij en dat is erg
zacht uitgedrukt.
De Vespa die ik eind 2005 voor € 2.650,- kocht van geld dat ik van mijn moeder erfde
heeft nog geen 1000 km gereden. Nu gaat u mij vertellen dat ik mijn Vespa, die een
hoge emotionele waarde heeft moet verkopen. Gewoon, omdat iemand verzonnen
heeft dat ik over een poosje niet meer op mijn scooter mag rijden in mijn stad, in mijn
buurt en naar mijn werk in Weesp.
De brief die ik ontving wordt beëindigd met de mededeling dat de inhoud van de brief
vervelend kan zijn en dat ik tijd heb voor het zoeken naar een alternatief. Voor
ontheffing kom ik niet in aanmerking.
Graag hoor ik van u welke alternatieven u zelf hebt bedacht en hoe u mij gaat helpen
om dit alternatief te bekostigen.
Ik ben best bereid om mee te werken aan en mee te denken over een schoner milieu,
maar het bij mij neerleggen van een (financieel) probleem omdat de gemeente
Amsterdam iets heeft bedacht is wel erg kort door de bocht.
Uw reactie zie ik graag tegemoet.
Met vriendelijke groet,
| Raadsadres | 1 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 8 maart 2022
Portefeuille(s) Ruimtelijke Ordening en Duurzaamheid en circulaire economie
Portefeuillehouder(s): Marieke van Doorninck
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid, [email protected])
Onderwerp Ontwikkelingskader EVA 2035
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college v over het volgende.
Aanleiding
De groei van de stad en de opgave om Amsterdam klimaatneutraal te maken in 2050 hebben een
grote impact op de elektriciteitsvoorziening van de stad. Studies laten zien dat de huidige
vermogensvraag (1000 MW) 3 tot 4 keer zo hoog wordt in 2050. De grootste groei wordt in de
komende 10 à 15 jaar verwacht. Eris echter in bepaalde delen van de stad al congestie
afgekondigd. Congestie betekent dat nieuwe grootverbruik (GV) aansluitingen fysiek nog wel
aangesloten zullen worden, maar dat er geen transport (levering) over kan plaatsvinden. Ook
bestaande grootverbruikers die hun transportcapaciteit willen vergroten zullen hiervoor geen
toestemming krijgen. Dit maakt de uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk zeer urgent.
Daarom is in december 2021 de Taskforce Congestie gestart bestaande uit de netbeheerders
TenneT en Liander, Port of Amsterdam en de gemeente Amsterdam. Deze Taskforce ontwikkelt
onder andere een dashboard betreffende de capaciteit van alle onderstations in de gemeente, in
relatie tot ontwikkelingen in de stad. Daarnaast geeft het dashboard weer wat de invloed van de
maatregelen die de Taskforce voorstelt is op de vraag naar en aanbod van elektriciteit.
Ook op provinciaal niveau is er sinds eind 2021 een Taskforce opgezet. De provincie Noord-
Holland, netbeheerders Liander en TenneT en gemeenten (waaronder Amsterdam) gaan samen
aan de slag om zo snel mogelijk netuitbreidingen te realiseren en in de tussentijd slimme
oplossingen te vinden om het elektriciteitsnet efficiënter te gebruiken. De provincie en gemeenten
gaan samen met de netbeheerders kijken hoe zij het beste kunnen bepalen welke netuitbreidingen
het belangrijkste zijn. Een aantal onderstations van Tennet in de regio zijn randvoorwaardelijk
voor het verzwaren van het netwerk van Amsterdam.
Voor het structureel verzwaren van het netwerk heeft de gemeente Amsterdam samen met de
netbeheerders Liander en TenneT het Ontwikkelingskader Elektriciteitsvoorziening Amsterdam
(EVA) 2035 opgesteld als richtinggevend ruimtelijk kader voor de noodzakelijke uitbreiding van de
hoofd elektriciteitsinfrastructuur in Amsterdam, voor de middellange termijn.
De opgave en het ruimtelijk kader
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 maart 2022
Pagina 2 van 3
In het Ontwikkelingskader EVA 2035 is de opgave vastgesteld om 12 van de 23 bestaande
Amsterdamse onderstations uit te breiden (en te vernieuwen). Het betreft 11 uit te breiden Liander
onderstations en 1 vit te breiden solitaire TenneT onderstation aan de Klaprozenweg.
Daarnaast dienen er 29 nieuwe onderstations in Amsterdam te worden gerealiseerd, op
(vooralsnog) 23 locaties. Het betreft 6 nieuwe locaties met een Liander én een TenneT
onderstation op dezelfde locatie, 11 locaties met alleen een nieuw solitair Liander onderstation en
6 locaties met alleen een nieuw solitaire TenneT onderstation.
In totaal betreft het daarmee in totaal 41 uit te breiden en nieuwe onderstations in de gemeente
Amsterdam. Bij elke uitbreiding of nieuw onderstation worden ook tientallen nieuwe laag-
{midden- en hoogspanningskabelverbindingen gerealiseerd. De ruimtelijke impact op de boven-
en ondergrond is aanzienlijk.
Voor de meeste uit te breiden onderstations en nieuwe locaties lopen onderzoeken, in
samenwerking met de betreffende stadsdelen of projectgroepen van de diverse
gebiedsontwikkelingen. Deze (locatie)onderzoeken bevinden zich in diverse stadia. Soms nog heel
prematuur (bijvoorbeeld in Zuidoost), en bij een enkele locatie voor nieuwe onderstations ligt de
definitieve locatie vast (zoals bijv. op Zeeburgereiland). Daarom is in het Ontwikkelingskader EVA
2035 voor de geambieerde nieuwe onderstations onderscheid gemaakt tussen definitieve locaties,
voorkeurslocaties (zeer kansrijk, maar nog niet bestuurlijk vastgesteld) en zoeklocaties (serieus in
beeld, maar nader onderzoek en besluitvorming volgt nog). Zie ook de kaart ‘ontwikkelingskader
EVA 2035’ in de hoofdstukken 4 en 5 van het document.
Advies en consultatieperiode
In de periode van 6 december 2021 tot en met 31 januari 2022 is het concept Ontwikkelingskader
EVA 2035 is alle zeven stadsdelen besproken en hebben de dagelijks besturen een eindadvies
geformuleerd. Daarnaast is het document ter consultatie aangeboden aan de Port of Amsterdam
en de netbeheerders Tennet en Liander. Alle adviezen en het resultaat van de consultatieronde
zijn terug te vinden in bijlage 2.
Alle stadsdelen zien en voelen de urgentie voor het verzwaren van het elektriciteitsnetwerk. Zij
onderschrijven dan ook de opgave die in het Ontwikkelingskader wordt geschetst. Er wordt wel
nadrukkelijk gevraagd om een goede ruimtelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast
wordt aangedrongen op zorgvuldige communicatie en participatie naar de omwonenden, ook in
relatie tot gezondheid. Verder verzoeken de stadsdelen om een realistische planning die inzage
geeft in fasering en prioritering van de uit te breiden en nieuw te realiseren onderstations met
bijbehorende kabelverbindingen. Ook de netbeheerders onderschrijven dit punt. Eris dan ook een
planning van Liander aan het kader toegevoegd. De planning van TenneT volgt later als het zijn
investeringsplan heeft vastgesteld.
De reactie van de Port of Amsterdam beperkt zich tot het aangeven van de relatie tussen de
Cluster Energie Strategie Noordzeekanaalgebied en het Ontwikkelingskader EVA 2035.
Participatie/Communicatie
Voor het programma EVA wordt samen met TenneT, Liander en Port of Amsterdam een stedelijke
communicatiestrategie ontwikkeld. Deze richt zich op Amsterdammers, bedrijven en instellingen.
In de strategie zal veel aandacht zijn voor de aanleiding voor het programma EVA en de noodzaak
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 maart 2022
Pagina 3 van 3
van de huidige aanpak. Benadrukt zal worden dat het verzwaren van het net en het inzetten op
innovatie en flexibilisering voorwaardelijk zijn voor onder meer de groei van de stad en de
energietransitie. Ook de aanpak van de congestieproblematiek door de Taskforce maakt deel uit
van de strategie.
Daarnaast worden de projecten in de stad ondersteund vanuit het stedelijke communicatieteam.
Zodat de deelprojecten gebruik kunnen maken van dezelfde content, basisverhalen en een toolkit
die bruikbaar is in de lokale situatie.
Participatie en inspraak vinden plaats in de stadsdelen en haven rond de verschillende uit te
breiden en nieuwe onderstations. Afhankelijk van de lokale situatie wordt de ruimte bepaald
waarbinnen bewoners in de directe omgeving mee kunnen praten over de projecten. De
projectteams worden hierbij ondersteund door het stedelijke communicatieteam.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Ee
SP zi
NE, eee
Marieke van Doorninck
Wethouder Ruimtelijke Ordening en Duurzaamheid
Bijlagen
1. Ontwikkelingskader EVA 2035
2. Notitie van Beantwoording en Wijzigingen
3. Bijlage 1 (adviezen stadsdelen en reacties Tennet en Liander)
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1564
Datum indiening 1 oktober 2019
Datum akkoord 7 oktober 2019
Publicatiedatum 8 oktober 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Dantzig inzake het inzetkader voor
de pilot bodycams.
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting door vragensteller:
In de raadscommissie Algemene Zaken van 5 september 2019 heeft de fractie van
D66 aangegeven de vragen die zij hebben over het inzetkader bodycams schriftelijk
in te dienen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Dantzig, namens de fractie van D66,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Kan aan de werkinstructie worden toegevoegd dat niet alleen wordt vermeld dat
de bodycam aan staat, maar dat daarbij ook wordt vermeld dat beelden
via mijnamsterdam.nl kunnen worden opgevraagd?
Antwoord:
Alle beeldmaterialen, die door burgers kunnen worden opgevraagd, lopen
volgens dezelfde procedure, via het loket Persoonsgegevens Amsterdam,
https://www.amsterdam.nl/privacy/loket/. Beelden van bodycams vormen hierop
geen uitzondering. Op dit moment is het nog niet mogelijk om de aanvraag via
Mijn Amsterdam te doen.
Handhavers geven aan burgers een kaartje af met een URL voor meer informatie
over de bodycam en voor het opvragen van de beelden.
2. Kan aan de instructie worden toegevoegd dat als de handhaver meent geweld te
moeten gebruiken, dat dan eerst de bodycam wordt aangezet?
Antwoord:
Dit is al in de instructie opgenomen. De bodycam moet de-escalerend werken.
De handhaver attendeert de burger op de bodycam, past deze zijn gedrag
niet aan dan drukt de handhaver op de record knop.
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ober 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 1 oktober 2019
3. Kunnen er beelden van de bodycam worden gewist als die nog niet aan het
einde van de dienst is teruggezet in het dockstation (aangezien dan pas de
beelden worden geüpload)?
Antwoord:
Nee, de handhaver kan nooit zelf de beelden wissen.
4. Met “de beelden veiligstellen” wordt bedoeld dat ze langer worden bewaard dan
28 dagen. Kan dan per route van veiligstellen worden uitgelegd wat het punt is
waarop de beelden alsnog worden vernietigd? (Er staat alleen “totdat het incident
is opgelost”)
Antwoord:
De vernietigingstermijn van de beelden na veiligstellen i.v.m. uitleesverzoek is als
volgt:
1) De politie of het OM vordert de beelden vanwege een strafrechtelijk
onderzoek (artikel 126 nda Wetboek van Strafvordering). De beelden worden
vernietigd zodra ze zijn overgedragen aan de politie. Vanaf dat moment vallen
de gegevens immers onder de Wet politiegegevens, en zijn ze niet meer
noodzakelijk voor de gemeente Amsterdam.
2) Een betrokkene (een burger of een handhaver) verzoekt om inzage van de
beelden: totdat op het inzageverzoek is beslist en de wettelijke bezwaar- en
beroepstermijn ten aanzien van dat besluit is verstrekken, d.w.z. zeggen
ongeveer 2 keer 6 weken. (Met een paar dagen speling i.v.m. de verzend- en
ontvangstheorie t.a.v. bezwaar- en beroepschriften).
5. Wie zijn de uitlezers als het niet om een strafrechtelijke vordering gaat?
Antwoord:
Dit zijn door de directeur THOR geautoriseerde en aangestelde personen (het
betreft hier twee personen). Zij hebben een boa bevoegdheid. Zij horen ook de
portofoons op de meldkamer uit.
6. Wie beslist of een uitleesverzoek van een handhaver slaagt?
Antwoord:
De directeur THOR beslist aan de hand van de kaders van de Algemene
Verordening Gegevensbescherming en na juridisch advies te hebben
ingewonnen. In principe zal er inzage worden verleend. Maar het kan onder
bepaalde omstandigheden zo zijn dat aan een handhaver tijdelijk geen inzage
kan worden verleend, omdat een weigeringsgrond in de AVG van toepassing is.
Bij een aangifte wordt eerst overlegd met de politie, omdat er een (tijdelijke)
weigeringsgrond voor inzage kan bestaan. Namelijk, indien een (tijdelijke)
weigering bijvoorbeeld noodzakelijk en evenredig is, ter waarborging van het
onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ober 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 1 oktober 2019
7. Wie beslist of een uitleesverzoek van een burger slaagt?
Antwoord:
Zie voorgaande vraag. De kaders van de Algemene Verordening
Gegevensbescherming zijn hierbij leidend.
8. Wanneer een handhaver via een GIR een uitleesverzoek doet, wat is dan het
criterium op basis waarvan het verzoek kan worden gehonoreerd? Of is het zo
dat een verzoek automatisch leidt tot uitlezen?
Antwoord:
Met alleen een GIR melding kan een handhaver geen verzoek indienen voor
het veiligstellen van beelden. Wel kan een handhaver, als hij/zij naast een
GIR melding, aangifte heeft gedaan omdat hij/zij bijvoorbeeld mishandeld is
door een burger, een verzoek indienen voor het veiligstellen van de beelden.
De politie kan dan, ter ondersteuning van de aangifte, de bodycambeelden
opvragen.
Verder kan een handhaver, net als een burger, een verzoek indienen om zijn
of haar beelden te bekijken. Ook hier zijn de kaders van de Algemene
Verordening Gegevensbescherming leidend. Zie vraag of een uitleesverzoek
van een handhaver slaagt.
9. Wanneer een burger (bijvoorbeeld via een klachtenprocedure) een
uitleesverzoek doet, wat is dan het criterium op basis waarvan het verzoek
kan worden gehonoreerd? Of is het zo dat een verzoek automatisch leidt tot
uitlezen?
Antwoord:
De kaders van de Algemene Verordening Gegevensbescherming zijn leidend.
Een verzoek van burger of handhaver die op de beelden te zien (of te horen)
zijn, wordt in beginsel gehonoreerd. Tenzij zwaarwegende
uitzonderingsgronden van toepassing zijn zoals genoemd in Algemene
Verordening Gegevensbescherming en de daarop gebaseerde
“Werkinstructie informatieverstrekking en rechten betrokkenen bij de
verwerking van persoonsgegevens door de gemeente Amsterdam”.
Bijvoorbeeld vanwege een onderzoek naar strafbare feiten.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1259
Datum indiening 21 augustus 2018
Datum akkoord 15 november 2018
Publicatiedatum 16 november 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest van inzake afpersing van en
door tieners in Zuidoost.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Tieners in Zuidoost persen op grote schaal leeftijdgenoten af van geld, telefoons en
kleding. Lang zag de overheid niets: Wie aangifte doet, wordt ernstig bedreigd.
Vermoedelijk vele tientallen kinderen die in Amsterdam-Zuidoost wonen of naar
school gaan, zijn de afgelopen jaren slachtoffer geworden van afpersingen door
leeftijdgenoten. Onder dreiging van geweld, waarbij ook messen, stroomstootwapens
en vuurwapens zijn getoond, staan de slachtoffers telefoons, merkkleding en geld af.
Dat gebeurt veelal bij scholen, op straat, bij metrostations, bij de doorgangen onder
de flats en in de trapportalen. De daders van de afpersingen zijn heel jong, veelal
tussen de 14 en 20 jaar en werken in wisselende groepjes samen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van
de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met het artikel ‘Tieners persen op grote schaal af in
Zuidoost’ uit het Parool van 18 augustus 2018.
Antwoord:
Ja.
2. Watis de omvang van de afpersingen in Zuidoost?
Antwoord:
We hebben op dit moment geen zicht op de daadwerkelijke omvang van het
probleem. Dat komt mede omdat slachtoffers en getuigen geen aangifte durven
doen of melding durven te maken uit angst voor represailles. Bij politie en justitie
zijn op dit moment enkele tientallen gevallen bekend.
' https://www.parool.nl/amsterdam/tieners-persen-op-grote-schaal-af-in-zuidoost-a4603118/
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng eo Gemeenteblad
Datum 16 november 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 21 augustus 2018
3. Watis de aard van de afpersingen in Zuidoost?
Antwoord:
Afpersingen zijn per definitie een ernstig delict. De aard van de afpersingen
verschilt. Soms gaan afpersingen gepaard met verbale dreiging, soms onder
geweld en soms onder dreiging van een (nep)wapen. Het gaat voornamelijk om
het ontvreemden van geldbedragen, kleding en telefoons. Om hier een beter
beeld van te krijgen, is er door de recherche onderzoek gedaan naar de ‘plaatsen
delict’ die bekend zijn en de manier waarop de afpersingen plaatshebben.
Ook zijn slachtoffers van afpersingen vrijwillig geïnterviewd om meer zicht te
krijgen op de aard van het probleem en de wijze waarop we slachtoffers kunnen
helpen. Er is een enquête verspreid gericht op schoolgaande jeugd van Zuidoost
waarin wordt gevraagd of ze zelf wel eens zijn afgeperst of getuige zijn geweest
van afpersingen. Een aantal respondenten bevestigt dit beeld.
4. Spelen dit soort afpersingen door tieners ook in andere stadsdelen?
Zo ja, wat is de aard en omvang daarvan?
Antwoord:
Ja, er komen ook signalen uit andere delen van de stad dat afpersen onder
tieners plaatsvindt, maar er is momenteel geen goed zicht op de aard en omvang
van de problematiek in andere stadsdelen.
5. Is het college het met de Partij van de Ouderen eens dat de indruk ontstaat dat de
volgende generatie zware geweldsplegers klaargestoomd wordt onder onze eigen
jeugd? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
In sommige gevallen kan daar sprake van zijn. Wanneer een jongere afperst, kan
dat één van de voorspellers zijn voor later grensoverschrijdend gedrag en
eventueel een voorstadium van zware geweldspleging. De recherche ziet
gevallen waarin jongeren doorgroeien in hun criminele gedrag.
6. Hoe gaat het college de afpersingen aanpakken?
Antwoord:
De ernstige signalen zijn aanleiding om fors in te zetten op deze problematiek.
Daarbij wordt aangesloten op de bestaande structuur van politie, OM, jeugdhulp,
AcVZ en coördinatoren Jeugd en Veiligheid in de stadsdelen waarmee problemen
op het gebied van jeugd worden gesignaleerd en aangepakt. Maar deze
complexe problematiek vraagt wel om de ontwikkeling van een nieuwe
gezamenlijke visie en innovatieve of slim toegepaste interventies. Uitgangspunt
is dat slachtoffers moeten worden geholpen en daders de consequenties van hun
gedrag moeten ervaren. Daarbij zij aangetekend dat deze problematiek zich niet
gemakkelijk laat vatten en oplossen.
De aanpak wordt in nabijheid van de betrokkenen en hun omgeving
georganiseerd. De burgerkracht is essentieel. Een aantal ouders heeft zich
georganiseerd in de Zuidoost Safety Movement. Zij zijn een belangrijke
bondgenoot waarmee intensief wordt samengewerkt om het taboe van ‘snitchen’
(verraden) te doorbreken, om elkaar te ondersteunen en aan te moedigen om te
melden of aangifte te doen.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng eo Gemeenteblad
Datum 16 november 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 21 augustus 2018
De volgende maatregelen worden ingezet:
— Vaste aanspreekpunten bij de politie. Zij zijn bereikbaar voor advies en
eventuele aangifte. Er wordt samen met de aangewezen zaaksofficieren per
geval bekeken hoe een slachtoffer het beste geholpen kan worden en hoe de
aangifte eruit kan zien. Dit kan bijvoorbeeld deels geanonimiseerd gebeuren.
— Eris een vast contactpersoon voor slachtoffers die aangifte hebben gedaan,
zodat zorg, veiligheid en sociale interventies op elkaar aansluiten en zij
geholpen worden.
— Eerder inschakelen van zorg bij een eerste signaal van afpersing, ook als er
geen aangifte wordt gedaan. Ambitie is om een bij een eerste signaal al te
bekijken welke zorg er nodig is, zodat psychische problematiek wordt
voorkomen en de kans op daderschap afneemt.
— Op de fysieke plekken die naar voren komen uit de diverse analyses (de
enquête onder jongeren en de analyse van de recherche) wordt waar nodig
ingegrepen, bijvoorbeeld door bosschages te snoeien. Ook wordt er
binnenkort geschouwd in de buurt voor verbetering van een aantal plekken.
— Erwordt een extra koppel Straatcoaches ingezet met een specifieke opdracht
voor deze problematiek. Ze zullen zichtbaar aanwezig zijn op risicolocaties en
tijden.
— Eris een groepsaanpak in het gebied Gaasperdam waar deze problematiek
ook zichtbaar is. Er wordt ingezet op de aanpak van individuen en op het
netwerk. Ook wordt er op ingezet om nieuwe aanwas te ontmoedigen door de
preventie te versterken, o.a. door een extra veldwerker van Streetcornerwork
in te zetten die in samenwerking met partners en sleutelfiguren in de wijk
jongeren een alternatief probeert te bieden.
7. Hoe gaat het college de raad op de hoogte houden van de vorderingen van de
aanpak, indien nodig vertrouwelijk?
Antwoord:
De aanpak die nu ontwikkeld wordt in Zuidoost wordt ook meegenomen in de
uitwerking van de portefeuille preventie jeugdcriminaliteit die in het
coalitieakkoord is benoemd. In de stukken die in dat kader gemaakt worden en
naar gemeenteraad worden gestuurd zal ook aandacht worden besteed aan de
voortgang van deze aanpak van afpersingen. Bij belangrijke ontwikkelingen zullen
wij u zo nodig apart informeren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 506
Publicatiedatum 17 mei 2019
Ingekomen onder AM’
Ingekomen op donderdag 9 mei 2019
Behandeld op donderdag 9 mei 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden N.T. Bakker en Boutkan inzake de Nota Varen deel 1
(uitgifte passagiersvaarvergunningen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Nota Varen deel 1 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 447).
Overwegende dat:
— De gemeenteraad van Amsterdam meerdere malen heeft uitgesproken veel
waarde te hechten aan het beschermen van het historisch erfgoed:
— Het van groot belang is om historische schepen als varend erfgoed te behouden
voor de stad.
— In de voorgestelde indeling in segmenten binnen het vergunningplafond ten
minste 35 plekken zijn gereserveerd voor historische schepen.
— Dit aantal is gebaseerd op een minimale inschatting door de gemeente van het
huidige aantal vergunde vaartuigen dat naar verwachting zal voldoen aan de
criteria die worden gesteld aan een historisch vaartuig in het door de gemeente
nog vast te stellen toetskader.
— De Europese wetgeving een open markt vereist waarbij iedere aanvrager, ook
een nieuwe toetreder, mee kan dingen en huidige vergunninghouders niet
bevoordeeld mogen worden
— Het met het oog op bovenstaande wenselijk is om te streven naar een ruimhartig
aantal vergunningen voor historische vaartuigen, in plaats van het ten minste
gelijk houden daarvan.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij de uitgifte van passagiersvaarvergunningen het beschikbare aantal vergunningen
dat met voorrang wordt verloot onder historische schepen, te verdubbelen van
35 naar 70. Daarmee neemt het totale aantal vergunningen in het segment historisch
en beeldbepalend toe met 35 tot 110 vergunningen. De restruimte
neemt hiermee af met 35 tot een totaal van 70 vergunningen.
De leden van de gemeenteraad
N.T. Bakker
D.F. Boutkan
1
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1630
Ingekomen op 15 oktober 2019
Ingekomen in raadscommissie ZJS
Te behandelen op 6/7 november 2019
Onderwerp
Motie van het lid Boomsma inzake de Begroting 2020 (Beschikbaarheid Wmo-
hulpmiddelen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2020.
Constaterende dat:
— Hulpmiddelen voor mensen met een beperking deels verstrekt worden vanuit de
wet maatschappelijke ondersteuning;
— Hettelevisieprogramma BNN VARA Kassa op 12 oktober 2019 een zwartboek
heeft gepubliceerd en een uitzending heeft gewijd aan de problemen bij levering,
klachtenafhandeling en reparaties van Wmo-hulpmiddelen;
— Op 26 april 2019 door Panteia voor de gemeente Amsterdam het concept-rapport
3-meting 2018 'KT° Hulpmiddelen Gemeente Amsterdam’ werd gepubliceerd;
— Uit het rapport naar voren kwam dat er ook in Amsterdam verschillen zijn tussen
leveranciers van Wmo-hulpmiddelen in levertijd, klantenservice en reparaties;
Overwegende dat:
— Mensen met een beperking vaak sterk afhankelijk zijn van het verstrekte
hulpmiddel;
— Een vertraging bij levering of reparatie van hulpmiddelen een beperking kan
vormen voor participatie, bijvoorbeeld contacten met anderen en dagelijkse
activiteiten.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Op grond van de bevindingen van Panteia en overige signalen uit de samenleving in
gesprek te gaan met Wmo-hulpmiddelenleveranciers over problemen met
levertermijnen, klachtenafhandeling en reparatietermijnen, teneinde de problemen zo
spoedig en zo goed mogelijk op te lossen en daarover te rapporteren aan de raad.
Het lid van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
4
| Motie | 1 | discard |
he Tauw
Notitie
Contactpersoon
Veldwerkf
Datum 11 juni 2013 í
Kenmerk N002-1217145AIH-aao-VO1-NL
Monitoring broedvogels Mystic Garden Festival
1.1 Aanleiding
In opdracht van Faul Productions bv heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van |
natuurwetgeving voor het Mystic Garden Festival in het Sloterpark te Amsterdam. Dit onderzoek
is opgenomen in de rapportage ‘Natuurtoets Mystic Garden Festival’ met kenmerk RO01-
1217145AIH-mfv-VO3-NL. Uit dit onderzoek bleek dat een aantal maatregelen nodig waren om - |
negatieve effecten op broedvogels te voorkomen. Deze maatregelen bestonden hoofdzakelijk uit |
het afschermen van broedbiotoop van vogels waaronder de blauwe reiger kolonie met een
broedpaar lepelaars. Naast deze maatregelen heeft Dienst Regelingen verzocht om een
monitoring van de reigerkolonie met lepelaarsnest, drie dagen na het festival. In deze notitie
worden de resultaten van de monitoring weergegeven.
1.2 Monitoring Broedvogels
De monitoring is in overeenstemming met de voorwaarde van Dienst Regelingen uitgevoerd op 4 |
juni, drie dagen na het festival. Dienst Regelingen heeft alleen een monitoring van de |
reigerkolonie met lepelaarsnest als voorwaarde gesteld. Tijdens de monitoring hebben wij echter
ook andere broedende vogels op het festivalterrein geïnventariseerd. Hierbij is de
broedvogelinventarisatie uit de natuurtoets als uitgangspunt genomen. Er is gekeken of de toen
: aanwezige nesten met broedende vogels nog steeds aanwezig zijn. De bevindingen van alle
bezoeken zijn per nest opgenomen in een tabel! en een kaart.
Tevens zijn tijdens het festival bij de reigerkolonie en de dichtstbijzijnde bosrand geluidmetingen |
uitgevoerd (zie ook notitie geluidmetingen, Tauw 2013).
Onderstaand wordt een toelichting op de resultaten gegeven.
1.3 Geluidmetingen
Tijdens de duur van het festival zijn geluidniveaus gemeten ter hoogte van de reigerkolonie
tussen de 72 dB (A) en 78 dB (A) en nabij de bosrand tussen de 72 dB (A) en 76 dB (A).
Opgemerkt dient te worden dat tijdens het festival de reigers en lepelaars op het nest zijn blijven
zitten. .
Monitoring broedvogels Mystic Garden Festival Sloterpark 13
Kenmerk N002-1217145AIH-aao-VO1-NL
1,4 Resultaten broedvogels
Drie dagen na het festival zijn twee paar broedende lepelaars in de reigerkolonie aangetroffen. In
de reigerkolonie met ongeveer 60 nesten van blauwe reigers waren de meeste nesten bezet. De
futen en meerkoeten (waargenomen tijdens de eerdere inventarisatie) zijn eveneens nog
broedend of met jong op hun nesten waargenomen. De volledige resultaten staan op
onderstaande kaart en tabel weergegeven. :
we El er aidan 1e ES Fuut: 1 op nest |
OE AN BE ed EE TN, |
A Ô DA ee Re AN Aat # RAE EN Ne , B Ì o RER 3 |
Kn d En mn ie 8 Dee En SR an 3 EA . , 4
Ra eg Ì ; re Pan 0 Es ij ki 7 AE. Ì
Cn : on 5 herbe .
En E NE j a De @ eerkoët: 2 nest aan het bouwen
ge De 5 R EE ZE E Fuut: Â.op nest ‚
It Om |
OMR AKE AN: eigerkolanie, a
D ke id EN rie este nesten RR |
B mn EA RN bezet met Jongen. KA De |
OER Ke hek
ben : EN Reep elaars op nest NN NDE
BR Oe RE
en Ed
VUE
8 ZE ON Ë \Aeerkoet: 1 op nest
eN EN EE ir uut: 1 op nest 7 ‘
Kaart met waarneming broedende vogels op 4 juni, drie dagen na het festival ;
„aart met waarneming 'roerende Voges DHT TSN; DOS POSEES PS
243 Monitoring broedvogels Mystic Garden Festival Sloterpark
Sy Tauw
Kenmerk N002-1217145AIH-aao-VO1-NL
Tabel Resultaten monitoring broedvogels 4 juni
Soort GPS coördinaten Aantal _ Opmerking
2 bezette nesten; 1 paar constant elkaar aan het
poetsen, broed gedrag; bij 2de paar zat een beest í
Lepelaar 115.693 __ 486.597 4 ____ bijna altijd laag (ei of jong daaronder?) |
Blauwereiger 115.693 ______486.597___60__ Ongeveer 60 nesten, de meeste nesten zijn bezet _
Havik 5742 486292 1 zingend enen
Boomvalk ____115,693 486.597 __2__… foeragerend boven kolonie
Buizerd 115693 486.597 1 baltsend boven kolonie |
Grote bonte |
specht 115.693 486597 ___1 ___afentoeinbuurtgehoord
Meerkoet ___ 115.778 486315 1 opnest_____ nee
Fuut__M5778 486315 1 Opnet__ |
Fuut 16009 486.767 ____1 ___ _opnest_________ nee
Meerkoet ____ 116.009 ___486.767 _2_____nestaan het bouwen
Fuut 116009 ____ 486936 ___1 ___ op nest geeneieren
Meerkoet ___116.009 486.936 __3 ___2meteenjonkie |
Tijdens de monitoring zijn de vogels die voor en tijdens het festival aan het broeden waren nog
steeds broedend op het nest aangetroffen. De mogelijke beperking van de communicatieafstand
of het mogelijke schrikeffect door het geluid van het festival heeft geen direct effect gehad op
broedende vogels, althans niet in de zin dat broedende vogels het nest verlieten. Dezelfde
conclusie kan getrokken worden voor verstoring door menselijke activiteiten tijdens het festival.
Niet geheel kan worden uitgesloten dat enige verhoging is opgetreden van stress. Dit kan middels
monitoring echter niet worden vastgesteld. Aangezien de vogels drie dagen na het festival op hun
nest aanwezig waren heeft een mogelijke verhoging van stress niet geleid tot verstoring van |
broedende vogels zoals bedoeld in de Flora- en faunawet.
1.5 Conclusie
Op basis van aanwijzingen van Dienst Regelingen is drie dagen na het festival een monitoring
uitgevoerd. Uit deze monitoring worden de volgende conclusies getrokken:
e De gemonitorde broedvogels hebben het nest niet verlaten
e De Flora- en faunawet is niet overtreden :
Monitoring broedvogels Mystic Garden Festival Sloterpark 33
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> Gemeente Amsterdam
Dienst Ruimtelijke Ordening
Memo
Aan Wethouder Van Poelgeest
Van Sebastiaan Jacobs
Doorkiesnummer 0610108030
E-mail [email protected]
Datum 10 januari 2012
Onderwerp overzicht kosten Windenergie Amsterdam
Geachte heer Van Poelgeest,
Hieronder treft u het overzicht aan van de uitgegeven en verplichtte kosten die in het
kader van de ontwikkeling van windmolens door de centrale stad zijn gemaakt. Deze
kosten zijn ten laste van het ‘80% deel van het Amsterdams InvesteringsFonds, pijler
Klimaat, Duurzaamheid en Luchtkwaliteit’ gebracht, conform het besluit van de
gemeenteraad dd 14 november 2011 (eerste bestedingsvoorstel Amsterdams
InvesteringsFonds, pijler Klimaat, Duurzaamheid en Luchtkwaliteit).
Deze memo zal als bijlage bij de vragen van de dhr. Piek (VVD Amsterdam) van
dd 21 december 2012 worden meegestuurd aan de Raad.
Overzicht kosten Windenergie Amsterdam 2011 en 2012 (in Euro's)
Activiteit Verplichtingen _____kosten|
Communicatie burgers, bedrijven en
overheden 250.000
|Programmamanagement___| __|__300.000
Bestuurlijke en juridische adviezen en EO 150.000
Voorbereiding gebiedsontwikkeling | 50.000
Milieu Effectrapportage Oe 250.000
[Windvisie | ______| _150.000
AN 11500
Verplichting stadsdeel Noord 375.000| |
Besteed stadsdeel Noord | 140.000
Totaal besteed ___________| _€41.290.000
Totaal inclusief verplicht | €1.500.000
| Agenda | 1 | train |
5 !
Bezoekadres
x Gemeente maas
Äm ste rd am 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
x amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam .
Aan Stichting Burgercomité Nederland
T.a.v. de heer Willem Spaans |
4 NEr N40 |
ULL ( Í
Datum | Z1 Det. 2010 |
Ons kenmerk 5, | verzonden 9 pede ld Lg
Uw kenmerk _
Behandeld door
Kopie aan
Bijlage
Onderwerp __ Volksreferendum buiten de Kieswet |
Geachte heer Spaans, |
|
|
Op 26 oktober 2018 heeft u aan de gemeenteraad een raadsadres gestuurd van Stichting |
Burgercomité Nederland (SBCNL). U heeft deze brief aan alle gemeenten in Nederland verstuurd. | |
Hierin wordt door de stichting aangegeven dat zij een ‘Volksreferendum buiten de Kieswet’ willen |
organiseren op dezelfde dag als de gecombineerde verkiezingen van de Provinciale Staten en |
Waterschappen op 20 maart 2019. Tijdens dit Volksreferendum zou de burger middels een Ja/Nee |
vraag worden geconsulteerd naar “de zorgen rond de klimaatverschuiving en de gedachte |
energietransitie”. SBCNL zou de kiezers direct na het verlaten van het stemlokaal willen bevragen. |
In het raadsadres vraagt SBCNL de volgende medewerking van gemeenten:
=__ Het beschikbaar stellen van een tafel met stoel in het gebouw waar de stemlokalen zijn
gevestigd.
=De vrijwilligers die het Volksreferendum uitvoeren dezelfde verzorging en faciliteiten te
bieden als de reguliere stembureauleden. |
»__De voorzitter van het reguliere stembureau te verzoeken een oogje in het zeil te houden |
op de gang van zaken van het Volksreferendum. |
mn __ Te faciliteren in de vorm van lokale publiciteit, kopiëren van stemformulieren en een |
stemkliko (stembus).
In reactie op uw verzoek heeft het informatiepunt Verkiezingen van de Kiesraad en het ministerie
van Binnenlandse Zaken (BZK) aan de gemeenten het volgende gemeld: |
"Op grond van de Kieswet mag een dergelijk Volksreferendum niet tegelijkertijd met een
stemming op grond van de Kieswet in het stemlokaal plaatsvinden.
=__ Buiten het stemlokaal is een dergelijk Volksreferendum in theorie mogelijk, maar: |
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 2 van 2
e Te allen tijde moet voorkomen worden dat zich bij het stemlokaal
omstandigheden voordoen die de behoorlijke voortgang van de zitting van het
stembureau onmogelijk maken (art. J 35 —J 38 Kieswet).
e Het moet voor kiezers te allen tijde duidelijk zijn welke stemmingen er door de
overheid worden georganiseerd, wat deze inhouden en hoe deze verlopen.
e _ Van de voorzitter van het reguliere stembureau kan niet gevraagd worden om
“een oogje in het zeil te houden” op de gang van zaken buiten het stemlokaal,
zoals verzocht wordt. Dit zou teveel beslag leggen op de werkzaamheden van de
voorzitter voor de officiële stemmingen.
Om bovengenoemde redenen adviseert de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) om
geen medewerking vanuit gemeenten te verlenen aan het voorgestelde Volksreferendum.
Wij hebben besloten het advies van het Informatiepunt Verkiezingen en de NVVB te volgen. Dit
betekent dat de gemeente Amsterdam de door u gevraagde medewerking niet kan verlenen aan
het initiatief van het Volksreferendum buiten de Kieswet. |
|
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. |
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
ia en 7 De
Femke Halse Wil Rutten | |
burgembEester waarnemend gemeentesecretaris |
|
|
Î
| Raadsadres | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Raadsnotulen
Jaar 2016
Afdeling 2
Vergaderdatum 30 november 2016
Publicatiedatum 14 december 2016
Avondzitting op woensdag 30 november 2016
Voorzitter: mr. Van der Laan, burgemeester, alsmede de raadsleden de heer Ünver en de
heer Vroege, plaatsvervangend voorzitters.
Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
Verslaglegging: de heer Seelen.
Voorzitter: de heer Ünver
De VOORZITTER heropent om 19.35 uur de ’s middags geschorste vergadering.
18
Kennisnemen van de najaarsnota 2016 en vaststellen van de begrotingsmutatie
behorende bij de najaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1584)
Bij dit agendapunt worden de ingekomen stukken nrs. 38, 42 en 43 betrokken.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Roosma.
Mevrouw ROOSMA: De najaarsnota is geen verdeelmoment. Dat zegt de
wethouder in elk geval. De raad is het daarmee eens. Het is geen verdeelmoment. De
vraag is wat het dan wel is, want het zou een beleidsmatig document moeten zijn waarin
we inhoudelijk kunnen bijsturen. In de laatste maand van het jaar is dat natuurlijk
ingewikkeld. De fractie van GroenLinks heeft daar alle begrip voor, maar bijsturen zou
natuurlijk wel moeten kunnen, want anders is de functie van de najaarsnota een beetje
twijfelachtig. We moeten er natuurlijk wel iets over zeggen. Ik wil dan ook zeker een aantal
inhoudelijke opmerkingen maken. Wat mij betreft kunnen we die ook meenemen naar
2017.
Allereerst iets over Slagvaardige overheid. In de najaarsnota staat mooi dat alle
bezuinigingen in het kader van Slagvaardige overheid worden gehaald. Dat verhult
natuurlijk een beetje dat een deel van de begroting op stelposten staat. Ik mag niet meer
zeggen dat de halve begroting op stelposten staat, want ik weet ook wel dat dat niet zo is.
Ik weet echter ook niet hoeveel van de begroting op stelposten staat, want het overzicht
ervan zou ik nog van de wethouder krijgen. Ik ben er zeer benieuwd naar. Niet in de
laatste plaats omdat al die stelposten die onder andere gelieerd zijn aan Slagvaardige
overheid, maar ook aan gap 1 en gap 2 en alle andere bezuinigingen op inkoop,
implicaties zullen hebben voor het beleid en het beleid echt zullen raken. Ik heb daarvan
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
één voorbeeld gezien bij het programmaonderdeel Werk. Daar staat nog 12 miljoen euro
op een stelpost. Dat is 10% van het beïnvloedbare budget voor werk en re-integratie. Dat
is echt heel veel. 10% van het beleidsinhoudelijke budget voor werk en re-integratie. Dat
geld moeten we nog bezuinigen. We weten nog niet hoe we dat gaan doen, maar we
moeten dat nog doen. Als dat bij andere begrotingsonderdelen ook het geval is, dan wil ik
dat weten en dan moet de raad dat weten. Het zijn immers harde bezuinigingen. Het is
heel mooi dat de coalitie geld uitdeelt en dat we weten waar we allemaal geld aan gaan
uitgeven, maar als we nog 10% op het werkbudget bezuinigen dan wil ik dat weten. Ik
vind het heel belangrijk dat daar snel inzicht in komt.
Dan de bedrijfsvoering, want daar zijn ook flinke overschrijdingen. Die zijn in elk
geval voorspeld of geprognosticeerd. Dat toont aan dat de bezuinigingen die zogenaamd
een slagvaardiger overheid moesten realiseren voorlopig nog niet heel veel
slagvaardigheid creëren. Het lijkt een beetje een rommelbezuiniging te worden die op
stelposten wordt weggezet, waarbij wordt beweerd dat de bezuinigingen op Slagvaardige
overheid gehaald worden. Ondertussen zijn er echter overal overschrijdingen, bij
financiële onderdelen, bij de bedrijfsvoering en staat er nog van alles op stelposten.
Dan iets over de inhoud van de programma’s. Ik kan het niet laten om dan eerst
iets te zeggen over de parkeerinkomsten. De wethouder schrijft dat er 10 miljoen euro
extra parkeerinkomsten zijn en zegt dat dit te danken is aan een betere handhaving. In de
najaarsnota staat echter dat de oorzaak van de stijging is gelegen in een toenemend
aantal keren bezoekersparkeren. Dat is ook niet gek, want we hebben de afgelopen jaren
natuurlijk de bezoekerstarieven voor parkeren niet nominaal gecompenseerd. Het zou
goed kunnen dat Eric zijn euro inmiddels binnen heeft. Dat is heel knap gedaan,
sluipenderwijs, maar we moeten toch eens nagaan of de prijselasticiteit van de
bezoekerstarieven nog wel oké is, zeker als we zomaar 10 miljoen euro extra
binnenhalen.
Dan de onderschrijding bij Zorg. Jaar op jaar zijn daar onderschrijdingen en voor
mij zijn de oorzaken daarvan nog steeds niet duidelijk. Dat heeft wethouder Van der Burg
misschien iets minder goed gedaan. Er zijn al jarenlang onderschrijdingen bij Zorg en we
krijgen er niet echt grip op. Als we geld overhouden bij de jaarrekening, dan gaan we daar
wat GroenLinks betreft geen rotonde voor aanleggen, zoals ze in Oosterhout hebben
gedaan. Het is ook jammer dat de extra coalitiemiddelen voor nachtopvang — de coalitie
had daarvoor 2 miljoen euro uitgetrokken — ook over zijn. Die vallen ook in het
rekeningresultaat. Het is leuk dat we dat geld in de winteropvang steken, maar het is
jammer dat er geen extra plekken voor daklozen zijn gerealiseerd.
Dan de heer Vliegenthart. De meeste opmerkingen heb ik voor de heer
Vliegenthart. Ten eerste de onderbesteding bij de perspectiefbanen. Die hebben nu
800.000 euro gekost en er zijn 13 mensen aan het werk. Er waren 450 banen beloofd, er
zijn 13 mensen aan het werk en de kosten bedragen 800.000 euro. Volgens mij kunnen
we constateren dat dit beleid mislukt is. De wethouder heeft in feite ook geconcludeerd
dat de perspectiefbanen mislukt zijn. Welke conclusies trekt hij hieruit voor de
Werkbrigade? Het verschil tussen de perspectiefbanen en de Werkbrigade is volgens mij
niet heel erg groot. Welke doelstellingen gaan we daar realiseren”?
Dan de overschrijding op de bijstandsmiddelen. Dat is heel begrijpelijk vanwege
het aantal statushouders. Het is heel cynisch dat allerlei mensen met een beperking
vanwege de Participatiewet geen Wajonguitkering krijgen, maar linea recta naar de
bijstand worden gestuurd. Dat is cynisch en ernstig. Daar kan de wethouder weliswaar
niet heel veel aan doen, maar ik wil hem wel vragen hoeveel er gecompenseerd wordt
vanwege het bestuursakkoord Asiel. Die vraag is nog niet beantwoord. Uit de brief die de
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
wethouder stuurde, maak ik op dat het structurele tekort als gevolg van het verdeelmodel
nog niet is opgelost. Er is een tekort van 20 tot 25 miljoen euro op de bijstandsmiddelen.
Dat structurele tekort is niet opgelost. Er staat wel heel leuk dat we dat tekort dekken uit
de egalisatiereserve en dat dit tot en met 2019 gemakkelijk kan. Ik heb het uitgerekend en
dat klopt. In 2019 zit er nog ongeveer 10 miljoen euro in. Misschien zelfs minder. De
wethouder schudt ‘nee’, maar ik ben dan wel benieuwd hoeveel geld er dan wel in zit. Het
structurele tekort van 20 tot 25 miljoen euro is niet opgelost. Wat gaan we na 2019 doen?
Dat is ook een vraag aan de wethouder Financiën.
Ten slotte Pantar. Daar heb ik ook een ongemakkelijk gevoel bij. We gaan nog
discussiëren over de toekomst van Pantar, maar laat ik in elk geval zeggen dat wij vinden
dat de medewerkers die via de SW bij Pantar werken gewoon moeten kunnen blijven
werken. Zij moeten hun baan houden. Zij moeten in de SW blijven. Sterker nog: eigenlijk
moeten we veel meer inzetten op beschut werken, want we weten dat daar behoefte aan
is en dat lukt nu niet. Pantar als bedrijf moet wel zorgen dat het zijn zaken op orde krijgt.
Pantar als bedrijf is voor ons niet heilig. Wat heilig is, is dat de medewerkers in de SW hun
baan houden. Pantar als bedrijf is niet heilig. We zullen instemmen met deze najaarsnota.
Er komt nog een motie, maar dit wil ik alvast gezegd hebben over dit onderwerp.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Deze najaarsnota is leesbaarder dan die van vorig jaar en
bevat prachtige foto’s. Ik bedoel dat niet cynisch, want de foto’s zijn echt heel erg goed.
Een medewerkster van de heer Kock heeft deze foto's gemaakt en dat doet ze echt goed.
Cijfermatig is dit stuk echter heel moeilijk te doorgronden. Daar is dus zeker nog
verbetering mogelijk. Een van de redenen dat de nota moeilijk te doorgronden is, komt
omdat er een begrotingswijziging bij zit. Dat levert enig onbegrip op. Hoe zit dat precies?
Wat betekent dit voor de invloed van de raad? Ik heb er in de commissie veel vragen over
gesteld. De najaarsnota geeft een prognose van hoe we er financieel voorstaan ten
opzichte van de begroting, maar met een begrotingswijziging wijzigen we juist de
begroting. Wat is dan het gevolg voor de jaarrekening? We hebben er een brief over
gehad. Dank daarvoor. Daaruit kan ik opmaken dat straks bij de jaarrekening het bedrag
van de begrotingsmutatie van bijna 50 miljoen euro nog zichtbaar is en dat we een
integrale afweging ervoor kunnen maken. Dat is voor mijn fractie heel erg belangrijk. Ik
hoop dat de wethouder dit kan bevestigen. Ik vind het — een beetje in lijn met de motie die
we eerder hebben ingediend over de jaarrekening — ook belangrijk dat de
onderbouwingen die nu zijn gegeven voor de oorzaken van de afwijkingen, ook voor de
begrotingswijziging, zichtbaar zijn.
Er is ook veel onduidelijkheid over de bedrijfsvoeringsbudgetten. Er worden grote
risico’s gerapporteerd waarmee grote bedragen zijn gemoeid. Hoe groot zijn de risico's
dat die risico’s zich voor zullen doen? In hoeverre hebben deze risico's te maken met
bezuinigingsoperaties als Slagvaardige overheid en Inkoop? Mevrouw Roosma maakte
daar ook al een opmerking over. Ik wil ook een opmerking maken over de stelposten waar
mevrouw Roosma net ook over sprak. De wethouder schrijft dat het hier om posten gaat
die onder andere worden gebruikt voor opgelegde, maar nog niet uitgewerkte
besparingen. U weet dat ik heel vaak vraag om beter inzicht in die opgelegde
besparingen, want het zicht van de raad hierop is op zijn zachtst gezegd belabberd. Ik ga
er daarom een beetje van uit dat die stelposten te maken hebben met bijvoorbeeld
Slagvaardige overheid en Inkoop. Kan de wethouder dit bevestigen? Het zal niet alleen
het geval zijn, maar ik wil er graag inzicht in hebben. Er komt een lijst en ik hoop dat die
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
snel komt en niet pas in het eerste kwartaal van 2017, maar het liefst nog voor het
kerstreces. Ik hoop dat dat mogelijk is.
Dan de inhoud, de zorg. De meest opvallende onderschrijding is toch wel die van
17 miljoen euro bij Zorg. Het is bizar dat landelijk steeds gepraat wordt over bezuinigingen
op de zorg en dat we in Amsterdam jaar na jaar geld overhouden. Dat begint een beetje
een trend te worden. Het is een beetje voorspelbaar dat wethouder Van der Burg geld
overhoudt. Deels valt daar wel iets op af te dingen. De wethouder heeft nog een paar
maanden de tijd, maar er zijn ook onderbestedingen op posten waarop we meer willen
doen. Laten we kwetsbare Amsterdammers wijzen op hun rechten. Laten we ervoor
zorgen dat we voor dagbesteding, ambulante begeleiding en kortdurend verblijf het geld
ook echt uitgeven. Mijn collega Poorter zei het al in de commissie: wij willen de wethouder
vooral uitdagen, aanmoedigen en een beetje opjagen om het geld voor zorg ook echt aan
zorg uit te geven. We zullen hier vast bij de jaarrekening nog op terugkomen en we hopen
natuurlijk dat het saldo dan nul is.
In de Raadscommissie voor Bouwen en Wonen is ook gesproken over niet-
bestede gelden voor wijkaanpak. Ook daarvan hopen we dat de wethouder dit geld met
gezwinde spoed gaat uitgeven, want ook hier hopen we geen onderbesteding meer te
zien bij de jaarrekening.
Dan nog iets over P&O. Ik begin met de externe inhuur, want mijn fractie heeft al
heel lang kritiek op de omvang van de externe inhuur. De post inhuur wordt ook dit jaar
weer met 100 miljoen euro overschreden ten opzichte van de begroting. Nu al. Wij vinden
dat het college onvoldoende controle uitoefent op de inhuur. Een voorbeeld vormen de
uitzendkrachten. Daarvoor is 49,5 miljoen euro begroot en op de eindrekening over 2016
staat 138,3 miljoen euro. Zoals u weet, wil mijn fractie de flexibele schil juist terugdringen.
Structureel werk verdient een vast contract. Dat is beter voor de mensen en beter voor de
organisatie.
Dan het protocol Externe inhuur. We vinden het goed dat managers toestemming
moeten vragen voor verlenging van tijdelijke inhuur conform de Boutkannorm. Het is nog
te vroeg om de balans op te maken en te concluderen of het goed werkt, maar we vinden
het een slecht teken dat er steeds weer verlenging aangevraagd moet worden. Ook hier
weer de vraag: is hier geen sprake van structureel werk dat een vast contract verdient?
Tot slot het verzuim. Het verzuim in de organisatie bedraagt 5,9% en dat is
schrikbarend hoog ten opzichte van de norm van 38%. We zien dat enkele
organisatieonderdelen er nog slechter uitspringen, zoals Dienstverlening en Informatie
met 7% en de stadsdeelorganisaties met 6,6%. We roepen het college op om echt vaart
te maken met het terugdringen van dit verzuim.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
Mevrouw POOT: Laat ik beginnen met complimenten. Dat deed mevrouw De
Heer net ook al. Van mevrouw Roosma weet ik het niet meer. Ik wil beginnen met
complimenten. Ik vind oprecht dat er heel veel verbeteringen zijn gerealiseerd in deze
najaarsnota. Dat betreft echt meer dan alleen de foto's. Wij zien echt dat er hard aan
gewerkt is. De redengevende verklaringen zijn veel beter. Alles is overzichtelijker. We zijn
dus op de goede weg. Complimenten aan iedereen die ermee bezig is geweest. We zien
echt dat de financiën beter op orde komen.
U snapt echter ook dat er altijd reden is om toch nog verbeteringen te vragen en
we hebben ook nog zorgen. Bijvoorbeeld over de begrotingswijzigingen. We snappen wat
de wethouder ons schreef in de brief die hij stuurde. Toch denken wij dat het fijn zou zijn
4
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
als dat in een volgend p&c-product nog net iets duidelijker is. Wat zijn de budgetneutrale
wijzigingen? Waarom de ene wijziging wel en de andere wijziging niet? De reserves
vormen een ander punt waar wij moeite mee hebben. In de commissie bespraken we al
dat er toch nog steeds meer reserves komen en dat het daarmee ingewikkeld wordt om
goed te snappen wat de uitputting is en waarom. Ik denk niet dat de wethouder daar à la
minute een sluitend antwoord op kan geven, maar misschien is het goed om dat toch bij
de evaluatie te betrekken.
Als laatste mijn stokpaardje: het tijdstip. 30 november is geen datum waarop we
nog daadwerkelijk bij kunnen sturen terwijl wij oprecht vinden dat de najaarsnota daarvoor
bedoeld is. U hoort ook een aantal leden van deze raad wijzen op de verschillende
onderbestedingen. Dat was echter eind augustus. We hebben geen idee hoe dat op dit
moment is. Wij pleiten er daarom opnieuw voor om ervoor te zorgen dat we de
najaarsnota sneller bespreken.
Inhoudelijk vinden wij de bijdrage aan Pantar op dit moment het grootste pijnpunt.
2,3 miljoen euro die noodzakelijkerwijs verwerkt is in de najaarsnota, op basis van — ik
zeg het nog maar een keer — de bedelbrief die ons ongeveer vier weken geleden, ook al
echt aan het eind van het jaar, bereikte. We hebben er lang over getwijfeld. We hebben
lang getwijfeld of we akkoord zouden moeten gaan met deze extra bijdrage voor Pantar.
Deels omdat wij ons echt afvragen of dit financieel prudent is om nu de onderbesteding
die we hebben te gebruiken om het gat bij Pantar te dichten. Ik weet niet of dat echt
prudent is. Deels ook omdat we het eigenlijk gewoon een fout signaal vinden. Er is een
bedelbrief waarin om geld wordt gevraagd en dat geven we dan. Dat vinden wij een fout
signaal. Aan de andere kant vinden ook wij dat medewerkers van Pantar niet de dupe
mogen worden van dit beleid en — ik kan niet anders dan het zo te zeggen — het niet heel
goede management daar. Wij zullen dus akkoord gaan met deze extra bijdrage voor
Pantar, maar we willen er wel een aantal voorwaarden aan stellen om duidelijk te maken
dat wij dit heel serieus opnemen en dat dit niet nog een keer moet voorkomen. Ik denk dat
de heer Guldemond daar zo meteen in een motie meer over zal zeggen. Wij vinden dat
we de 2,3 miljoen euro beschikbaar kunnen stellen als er daadwerkelijk tegenover staat
dat Pantar ons gaat vertellen hoe het dit probleem in 2017, dus nog voordat we een keuze
maken uit de scenario’s, wil oplossen. Wij willen daar heel regelmatig over op de hoogte
gehouden worden. Wij vinden dat noodzakelijk omdat wij nu dit bedrag beschikbaar
stellen.
(De heer KWINT: Die scenario's dienen er toch voor om tot een soort
toekomstbestendige variant van Pantar te komen? Dat impliceert toch dat
er, als we niet voor een van die scenario’s kiezen, geen
toekomstbestendig scenario komt, hoe het management van Pantar de
problemen ook oplost? Hoe wilt u dat Pantar dit probleem oplost voordat
wij over de scenario’s gesproken hebben?)
Heel eenvoudig. Ik wil dat Pantar een begroting voorlegt en zich daar netjes aan
houdt. Dat is de afgelopen jaren in ieder geval niet gebeurd. Ik weet niet hoe u
ertegenaan kijkt, maar ik verwacht niet dat, als wij op 7 december over de scenario’s
spreken, op 1 januari 2017 een van die scenario’s ook in werking treedt.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Guldemond.
De heer GULDEMOND: Zoals ik in de Raadscommissie voor Financiën al heb
gezegd, waren er in mijn fractie veel positieve geluiden over de kwaliteit van deze
najaarsnota. Als p&c-instrument is ze buitengewoon bruikbaar, inzichtelijk, met goede
5
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
verklaringen voor afwijkingen en op diverse plaatsen de notie dat bezien moet worden of
de afwijking een structureel karakter heeft. U begrijpt dat wij als onderwijspartij dat lerende
element zeer positief vinden. Vanaf deze plaats wil ik dan ook graag namens mijn fractie
de complimenten geven voor de stappen die zijn gezet om dit stuk en daarmee ook
andere p&c-instrumenten bruikbaarder te maken voor de raad. Juist vanwege die
progressie durf ik het nu aan om alvast een volgende stip op de horizon te zetten. Wat
zou het immers mooi zijn als we de najaarsnota in de toekomst al voor de begroting van
het volgende jaar kunnen behandelen. Dan kunnen we de inzichten in de uitvoering van
het lopende jaar betrekken bij de afweging over de begroting van het komende jaar. In de
commissie hebben we hier ook al even over gesproken en geconstateerd dat dit voorlopig
niet haalbaar is. De wethouder liet ook weten dat zo’n leermoment ook al beschikbaar is
bij de jaarrekening en de voorjaarsnota. Leergierig als wij zijn, zou het voor D66 het
streven moeten zijn om op een bepaald moment de sprong te maken en de najaarsnota
voor de begroting te behandelen, al was het maar om te voorkomen dat we na de
behandeling van de begroting alweer de technische vragen over de najaarsnota moeten
inleveren. Dat is echter meer een particulier probleempje.
Over de inhoud wil ik namens mijn fractie slechts drie onderwerpen aanhalen, die
overigens in het geheel niets met elkaar te maken hebben. Het gaat over de
dierplaagbeheersing, de waterrecreatie en Pantar. Ik zal beginnen met de
dierplaagbeheersing. In de najaarsnota lezen we dat er een reorganisatie bij de
dierplaagbeheersing aanstaande is, waarbij het lijkt alsof er in de toekomst minder inzet
zal zijn. We zullen er in 2017 waarschijnlijk meer over horen, maar mijn fractie vraagt zich
af of een verminderde inzet daar een verstandige keuze is. De signalen die ons bereiken
duiden er in elk geval op dat er meer ratten in Amsterdam zijn en dat er ook meer ratten
zichtbaar zijn. Dat kan potentiële gezondheidsrisico's met zich meebrengen dus
intensivering leek ons logischer. We willen het college daarom vragen om de raad een
keuze voor te leggen ten aanzien van eventuele scenario's voor de reorganisatie bij de
dierplaagbeheersing, waarbij we zowel inzicht krijgen in de kosten als in de effecten van
de verschillende scenario's.
Dan de waterrecreatie. Daar hebben we gisteren nog een brief over ontvangen in
de dagmail naar aanleiding van een vraag die ik erover had in de commissie. Die geeft
een goed inzicht van de besteding van de 1 miljoen euro die gereserveerd is voor
waterrecreatie in 2016. In 2016 zal dat geld niet meer besteed worden en we nemen het
mee naar 2017. Tegelijkertijd schreef de wethouder dat er nog een bedrag van ongeveer
300.000 euro is dat nog een besteding moet krijgen. Wij hebben eerder al onze zorgen
geuit over de handhaving op het water, vooral vanwege het toenemend gebruik van het
water door pleziervaart en dergelijke. We hebben ook eerder in de commissie
geconstateerd dat er in stadsdeel Centrum minder op het water gehandhaafd wordt. In dat
licht willen we het college vragen om bij de besteding van die 300.000 euro nadrukkelijk
de optie van inzet voor handhaving op het water in overweging te nemen.
(Mevrouw POOT: Ik had ook gezien dat er nog 300.000 euro over was.
Mijn partij heeft samen met uw partij en nog meer partijen een prachtig
initiatiefvoorstel ingediend voor zwemmen op het Marineterrein. Zou dat
geen geweldige besteding voor dat geld zijn? Dat voorstel heeft uw partij
samen met mijn partij ingediend.)
Dat kan ongetwijfeld ook een heel nuttige besteding zijn, maar ik zei net dat de
handhaving op het water voor ons ook een heel nuttige besteding is. Handhaving zou de
VVD volgens mij ook moeten aanspreken. Volgens mij hoort u mij ook aan het college
vragen om dat als een heel serieuze optie te beschouwen.
6
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
(Mevrouw POOT: Dat snap ik. Laten we er dan op uitkomen dat we, zoals
dat gebruikelijk is, de verschillende opties van de wethouder krijgen en
daarna een keuze maken.)
Dat is volgens mij precies wat we gaan doen. Het college schrijft dat het nog een
voorstel zal doen voor de nadere invulling van dat geld en ik vraag om de mogelijkheid
van handhaving op het water daarbij serieus in acht te nemen.
Dan het hoofdstuk Pantar. In de krant hebben we verschillende citaten van de
wethouder mogen lezen over de toekomst van Pantar. Die deden mij erg veel denken aan
een citaat uit een populaire serie, namelijk ‘Winter is coming’. Hoe helpen wij Pantar de
winter door? Dat sluit ook goed aan bij het gevoel dat we erbij hebben. Er zijn al langer
financiële problemen bij Pantar en de gemeente moet bijpassen. Al langer hebben
verschillende fracties bij verschillende gelegenheden daar aandacht voor gevraagd en de
wethouder aangespoord om aan te sturen op verbetering van het resultaat. Er zijn ook
verschillende plannen gemaakt. Het resultaat is echter nog steeds dat ons gevraagd
wordt om een extra bijdrage. Als we terugkijken naar de afgelopen jaren, dan zien we dat
er stappen zijn gezet. Er zijn verbeteringen gerealiseerd, er is een aantal reorganisaties in
gang gezet, maar terwijl de wethouder bij de jaarrekening 2014, toen ik hem ernaar vroeg,
nog optimistisch was over de toekomst, stelt hij nu in feite onomwonden dat er structureel
geld bij moet. Voor D66 staat buiten kijf dat Pantar een belangrijke voorziening is om
mensen deel te kunnen laten nemen aan de samenleving. D66 is ook zeker bereid om
daar de benodigde middelen voor beschikbaar te stellen. Dat ontslaat ons echter niet van
de plicht om Pantar kritisch te volgen en toe te zien op een doelmatige inzet van publieke
middelen. Met de enquête financiële functie in het achterhoofd heeft D66 het gevoel dat
de gemeente daar iets heeft laten liggen. Bij de jaarrekening 2014 hebben we gesproken
over het tekort. Toen zei de wethouder dat we voor de zomer van 2015
toekomstscenario's zouden ontvangen. Die bespreken we de komende weken. In de
voorjaarsnota 2016 hebben we 1,1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een
reorganisatie die niet is gerealiseerd en nu als voordeel heeft dat we dat geld kunnen
inzetten voor dit tekort. Zo zijn er nog een paar andere dingen waardoor mijn fractie het
gevoel heeft dat we er niet volledig bovenop hebben gezeten. Of in ieder geval dat de
stappen die afgesproken waren of aangekondigd of beloofd waren niet allemaal zijn
gezet. Ik denk dat u snapt waar mijn déjà vu-gevoel na de enquête financiële functie
vandaan komt. In de brief van 23 november schrijft de wethouder aan ons dat de
gemeente als verbonden partij de situatie niet voldoende heeft doorgrond. Dat sluit voor
mijn gevoel ook aan bij het beeld dat wij ervan hebben. Daarom hebben wij nu samen met
de VVD — mevrouw Poot kondigde het al aan — een motie waarin we het college oproepen
om heel snel met Pantar concrete acties te ondernemen om het resultaat te verbeteren.
(De heer BOUTKAN: U noemde twee keer de enquête financiële functie.
Kunt u uitleggen wat de relatie is tussen de enquête financiële functie en
wat wij op dit moment doen bij Pantar?)
Ja, mijnheer Boutkan, dat kan ik zeker. In de enquête financiële functie hebben
we geconstateerd dat er jaar in, jaar uit zorgen waren bij de raad over onze eigen
financiële functie, dat er nagenoeg jaar in, jaar uit verbeteringen waren beloofd en dat er
ook verbeteringen zijn afgesproken en dat we nagenoeg jaar in, jaar uit die
verbeterplannen uit het zicht zijn verloren. Dat ze in ieder geval niet volledig afgerond zijn.
Als u vraagt of hier precies hetzelfde aan de hand is, dan wil ik dat niet zeggen. De les die
we bij de enquête hebben geleerd, is dat de raad, als we afspraken maken over
verbeteringen, erbovenop moet zitten en dat we ook controleren of de afspraken
7
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
uitgevoerd worden en dat de resultaten worden teruyggemeld. Die les wil ik graag
gebruiken om ook hiernaar te kijken.
(De heer BOUTKAN: Dan kunnen we elkaar misschien wel vinden, want
een van de lessen van de financiële enquête was inderdaad het gebrek
aan bestuurlijke aandacht. De vraag is dan: is er op dit moment bij Pantar
ook sprake van een gebrek aan bestuurlijke aandacht?)
Ik moet daarvoor even vooruitblikken naar wat ik er verder nog over had willen
zeggen. Dat is wel het gevoel dat wij hebben. Dat we er niet zodanig bovenop zitten als
we erbovenop zouden moeten zitten. Ik wil nog een voorbeeld aanhalen. Dat haal ik uit
het stuk dat u ongetwijfeld ook hebt gezien, Evaluatie financiering 2014. Daarin wordt
verwezen naar een evaluatie van de reorganisaties die eind 2015 zou zijn beloofd en die
we zomer 2016 nog steeds niet hebben ontvangen.
(De heer BOUTKAN: Op dit moment zijn we bezig met het
verbetertraject. U weet ook dat we daar op 6 en 7 december met elkaar
over gaan praten. Is dat volgens u onvoldoende om die bestuurlijke
aandacht af te dekken?)
Uw vraag loopt een beetje vooruit op wat ik nog verder had willen zeggen. We
gaan de toekomstscenario’s bespreken. Dat is belangrijk en we moeten dat goed doen.
Dat zal echter niet van vandaag op morgen tot verbetering leiden. We mogen op basis
van de nu bekende cijfers van Pantar verwachten dat er in 2017 en misschien ook nog in
2018 een aanzienlijk tekort zal zijn of dat er in ieder geval een extra bijdrage van de
gemeente nodig is. Waar wij graag op willen aansturen, is om dat tekort zo klein mogelijk
te maken. Daarom vragen we om extra actie.
(Mevrouw ROOSMA: De heer Guldemond maakt een vergelijking met de
enquête. Dat is een stevige vergelijking. Welke consequenties verbindt u
eraan als het Pantar niet lukt om zijn zaken op orde te krijgen?)
Het is heel makkelijk om te verwijzen naar de politieke les dat we nooit antwoord
moeten geven op een als-danvraag. Ik zal er toch iets op zeggen. Ik zei net al dat we het
belangrijk vinden dat er een voorziening blijft voor mensen die dat nodig hebben. Ik zeg
ook dat wij best bereid zijn om daar de middelen voor beschikbaar te stellen die daarvoor
nodig zijn. Ik constateer ook dat we al een aantal jaren in deze samenstelling, maar
volgens mij gold dat ook in de vorige periode, zorgen hebben over het beheer en de
financiën van Pantar en dat het ondanks alle voornemens die we afspreken toch niet lukt
om de financiën beheersbaar te krijgen. Elke keer volgt er, meer of minder verwacht, aan
het eind van het jaar de vraag of de gemeente kan bijpassen.
(De heer KWINT: Ik snap best dat er zorgen zijn bij D66. Wat verandert
uw motie daaraan?)
Wij willen met deze motie uitstralen dat we, terugkijkend, van mening zijn dat er
meer inzet en meer aandacht nodig is en dat we er meer bovenop moeten zitten. Met
deze motie wil ik ook onze verontrusting uitspreken over wat er tot nu toe gerealiseerd is
ten opzichte van wat we hebben afgesproken.
(De heer KWINT: Nu doet de heer Guldemond alsof D66 plotseling
bedacht heeft dat het heel veel zal helpen als we er meer aandacht aan
besteden. Er komt een motie die vraagt om concrete acties om de
resultaten te verbeteren. Ik mag toch hopen dat de wethouder dat zelf ook
bedacht heeft. Ik kreeg de stellige indruk dat dat was wat de mensen in
die bankjes daar de hele dag aan het doen zijn of in ieder geval proberen
te doen. Twijfelt de heer Guldemond daaraan?)
8
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Ik constateer met u dat we in de voorjaarsnota 2016 1,1 miljoen euro beschikbaar
hebben gesteld om een reorganisatie in gang te zetten die binnen twee à drie jaar een
positieve businesscase zou hebben en dat we eind 2016 dat hele bedrag nog beschikbaar
hebben om een bijdrage aan Pantar te geven. Met andere woorden: hoewel we met
elkaar een aantal acties hebben afgesproken om het resultaat te verbeteren, is dat nog
niet gerealiseerd.
(De heer KWINT: En uw oplossing daarvoor is om meer concrete acties
af te spreken.)
Ja. Ik verwacht nu van de wethouder op korte termijn een plan om de tekorten
zoveel als mogelijk is te beperken. Ik ben daar ook realistisch in. Ik ga er niet meteen van
uit dat het lukt om het tekort tot nul te reduceren. We gaan ook over de toekomst van
Pantar spreken. Ik geloof zomaar dat de wethouder gelijk heeft en dat er structureel geld
bij moet, maar ik vind wel dat we de plicht hebben om het tekort zoveel als mogelijk is te
bepreken. Het is immers publiek geld.
(De heer BOUTKAN: Ik verbaas me hier toch een beetje over. Volgens
mij voelt iedereen de plicht om die tekorten zoveel mogelijk terug te
dringen. Daar zijn we nota bene al meer dan een jaar over in gesprek,
met de commissie en met de wethouder. Ik verbaas me een beetje omdat
u hier probeert te pretenderen dat de anderen dat niet willen.)
Dan wil ik dat idee meteen wegnemen, want dat is geenszins wat ik wil uitstralen.
Ik constateer dat we er inderdaad al een lange tijd met elkaar over in gesprek zijn, dat we
volgens mij allemaal hetzelfde willen, maar dat het op de een of andere manier toch niet
lukt.
(De heer BOUTKAN: Wat is dan uw alternatief? Is uw alternatief een
motie? Of komt u op 6 en 7 december ook over de brug om echt mee te
praten over de toekomst van Pantar?)
Dat zijn volgens mij twee verschillende dingen. We moeten het hebben over de
toekomst, maar 2017 begint al veel eerder dan we die toekomstscenario's gerealiseerd
kunnen hebben.
(Mevrouw POOT: Ik beluister de discussie en wil de heer Guldemond
vragen of hij het met de VVD eens is dat het een heel gebruikelijke
werkwijze is om, als we ergens achter komen waarvan we denken: dit is
niet goed gegaan, tegen elkaar te zeggen: dan gaan we nu een plan
maken, we gaan dat monitoren en er regelmatig over laten rapporteren.
Bent u het met mij eens dat dat een heel gebruikelijke werkwijze is?)
Aangezien wij de motie samen indienen, mag het duidelijk zijn dat wij die
gedachte allebei zijn toegedaan. Dank u wel voor deze reddingsboei.
(Mevrouw ROOSMA: De heer Guldemond concludeert terecht dat het nog
niet gelukt is en dat we moeten nagaan hoe we er nu wel grip op krijgen.
Wat vindt u er echter van dat het het afgelopen jaar niet gelukt is? We
bekijken dit al een paar jaar. Hoe kan het dat het volgens u niet gelukt is?)
Ik heb u in verschillende passages laten zien dat ik denk dat we er aandacht voor
hebben, dat we afspraken hebben gemaakt, maar dat die afspraken niet worden
nagekomen in het tempo dat we hebben afgesproken. Daarom is ons voorstel: we gaan
op korte termijn een plan maken met daarin een aantal heel concrete acties en willen we
ook zien wanneer die gerealiseerd worden en willen we dat ook monitoren zodat we er
ook bovenop kunnen zitten.
(Mevrouw ROOSMA: Als ik vooruitkijk, dan ben ik dat zeer met u eens,
maar wat concludeert u terugkijkend naar hoe het gegaan is? Is de raad
9
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
daarvoor verantwoordelijk of de wethouder? Hebben we het de afgelopen
jaren goed gedaan met Pantar?)
Het zal u misschien niet zijn opgevallen, maar ik heb heel bewust gezegd dat we
daar als gemeente iets hebben laten liggen.
Via het beantwoorden van verschillende interrupties heb ik kriskras al grotendeels
mijn verdere betoog gehouden. Ik wil de motie indienen en er nog wel bij aantekenen dat
we bereid zijn om de 2,3 miljoen euro die voor 2016 is gevraagd beschikbaar te stellen.
Het staat buiten kijf dat de mensen die nu bij Pantar aan het werk zijn goed betaald
mogen worden en een toekomst mogen hebben, maar wat ons betreft zijn de afspraken
die we willen maken voorwaardelijk aan het beschikbaar stellen van dat budget.
(De heer KWINT: De vooronderstelling van de door D66 ingediende motie
is dat er — zonder daar overigens een persoonlijk verwijt van te maken —
niet genoeg aandacht van de gemeente was waardoor de problemen
konden voortbestaan. Kan het zijn dat wij er juist door de extra aandacht
achter gekomen zijn dat de problemen veel groter waren dan we
jarenlang gedacht hebben en dat dit voorstel het paard enigszins achter
de wagen spant?)
Dat denk ik niet. Ik heb ook geconstateerd dat het laatste plan, waarin een aantal
aannames stond over uitstroom en wat dat voor het financiële resultaat zou betekenen,
veel te optimistische aannames bevatte. Als ik de brief van de wethouder van
23 november goed begrijp, dan schrijft hij daarin ook dat de gemeente misschien niet
genoeg doorgevraagd heeft bij Pantar. Dat is iets wat ik nu meer wil doen.
(De heer KWINT: De reden dat wij het bij de najaarsnota over de
toekomst van Pantar hebben, is dat we na het vaststellen van het plan
geconstateerd hebben dat die scenario’s te positief waren. Dat is een
rechtstreeks gevolg van de toegenomen aandacht waarvan u zegt dat die
er te weinig was. Wat u zegt, kan niet allebei kloppen.)
Dan begrijp ik de vraag niet goed. Ik zeg dat we er al een tijd mee bezig zijn,
steeds allemaal uitspreken dat we willen dat de tekorten verminderen en dat we ook nog
steeds vinden dat Pantar een belangrijke voorziening is en dat we die graag overeind
willen houden. We maken allerlei afspraken met Pantar en toch komen we niet op het
punt waar we hadden verwacht nu te zijn. Dan Klopt uw constatering dat we er nu veel
aandacht voor hebben en nadenken over de toekomst, maar die toekomstscenario’s
zullen niet per 1 januari 2017 gerealiseerd zijn. We blijven dan nog met de oude situatie
zitten. Ik wil graag dat we een paar slimme acties ondernemen uit de verschillende
plannen die soms deels en soms niet gerealiseerd zijn om het tekort zoveel als mogelijk is
te beperken.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
580 Motie van de raadsleden Verheul, Guldemond en Poot inzake de
najaarsnota (verontrusting over financiële situatie Stichting Pantar) (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1627).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__aan het verlenen van de bijdrage ad 2,3 miljoen euro als voorwaarde te
verbinden dat Pantar binnen zes weken een plan presenteert om in 2017
tekorten zoveel als mogelijk is te beperken, mede in het licht van de discussie
over de toekomt van Pantar;
10
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
- Pantar in het plan in ieder geval aandacht te laten besteden aan de
kostenstructuur en de mogelijkheden om deze gunstiger in te richten;
- inzichtelijk te maken in welke mate het volledig invulling geven aan de
voorgenomen 16 miljoen euro inkoop bij Pantar kan bijdragen aan het
verbeteren van het resultaat van Pantar;
-_ in het plan SMART doelstellingen te formuleren waardoor voor de
gemeenteraad goed inzichtelijk wordt welke resultaten wanneer in 2017
gerealiseerd worden;
- de Raadscommissie voor Werk en Economie periodiek te rapporteren over de
realisatie van de in het plan aangekondigde maatregelen en de effecten
daarvan op het verwachte exploitatietekort.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Deze najaarsnota toont veel goede bedoelingen van de
wethouder Financiën. De presentatie is verbeterd en overzichtelijker. Een compliment
daarvoor. Ze toont echter ook duidelijk aan dat een aantal dingen nog steeds in het
stadium van bedoelingen verkeert en nog niet of niet voldoende is gerealiseerd. Met name
het op orde brengen van de financiën van de stadsdelen en de verhouding daarvan met
de financiën van de centrale stad verkeert na meer dan twee jaar van dit college nog in
het stadium dat wij willen kenschetsen als enigszins teleurstellend. Ik heb er in de
commissie een aantal aanvullende vragen over gesteld en ik moet zeggen dat ik niet heel
tevreden was over de beantwoording in de brief van gistermiddag. Volgens mij gaat
financiën ook over optellen en aftrekken en dan krijgen we zinnen als: “Deze risico’s
houden voor een groot deel verband met de afhechting van de organisatorische
ontwikkelingen in complexe dossiers waar er een relatie is tussen stadsdelen en het
mobiliteitsfonds en het vereveningsfonds.” Ik vind dergelijke zinnen relatief weinig
informatiewaarde bevatten. Ik vind dat de wethouder het helemaal bont maakt bij de
verklaring van wat volgens mij een overduidelijke fout is bij de toelichting op pagina 126.
Die toelichting sluit niet aan bij de cijfers in het overzicht terwijl dat toch usance is in
najaarsnota’s. In de brief staat dan dat het niet klopt omdat er wordt gesaldeerd of dat er
mutaties zijn terwijl dat ook weer elders staat. Volgens mij klopt dat gewoon niet. U kunt
natuurlijk een fout maken, maar volgens mij moet die dan gewoon worden hersteld.
Nu een heel ander onderwerp. Op 1 januari van het afgelopen jaar is de
vennootschapsbelasting voor overheidsondernemingen ingevoerd. In de najaarsnota staat
dat het nieuwe BBV mede is ingegeven door de komst van die vpb. Alle gemeenten in
Nederland moeten grondexploitaties op een gelijksoortige manier gaan behandelen om
een goed onderscheid te kunnen maken tussen wat vpb-plichtig is en wat niet vpb-plichtig
is. Daar wringt voor Amsterdam natuurlijk de schoen omdat Amsterdam de enige
gemeente in Nederland is die bij de grondexploitatie nog steeds voortdurende erfpacht
kent, de melkkoe van onze stad. Het oorspronkelijke doel waarbij de grondprijs gespreid
betaald wordt, kunnen we beschouwen als een vorm van financiering, maar vooral in de
tweede en derde termijn maakt de gemeente veel winst. Dat is structureel winstgevend en
ik denk dus dat kans tamelijk groot is dat de Belastingdienst het gaat beschouwen als
ondernemingsactiviteiten en dat we er gewoon vpb over moeten betalen. Dat lijkt mij een
heel slechte zaak, want dat legt nog meer druk op ons om inkomsten uit erfpacht te
genereren. Het vormt echter ook een mogelijke tegenvaller voor de gemeentelijke
11
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
financiën omdat dit al per 1 januari 2016 in zou gaan. Wij maken ons daar grote zorgen
over. Ik heb ook een motie om het college te vragen de raad hier nader over te
informeren.
Tot slot het financiële beheer van het gebiedsgericht werken. Dat verloopt
allesbehalve soepel. Er is een enorme overschrijding bij de post bestuur en ondersteuning
van de stadsdelen van 35%. Er is waarschijnlijk 8 miljoen euro meer uitgegeven dan
begroot. Volgens mij had dat na ruim tweeënhalf jaar toch op orde moeten zijn. Ik wil
daarom een motie indienen om het college op te dragen daar strenger op te letten. De
post gebiedsgericht werken van het programmaonderdeel Bestuur en ondersteuning moet
onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van het college gebracht worden.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
59e Motie van het raadslid Boomsma inzake de najaarsnota (financieel beheer
door de stadsdelen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1628).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Het beheer van de post gebiedsgericht werken van het programmaonderdeel
Bestuur en ondersteuning onder directe verantwoordelijkheid te brengen van het college.
60° Motie van het raadslid Boomsma inzake de najaarsnota (consequenties
mogelijke vennootschapsbelasting over erfpacht) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1629).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
De raad per brief of notitie nader te informeren over de consequenties en risico’s
van een mogelijke beslissing van de Belastingdienst om vpb te gaan heffen op de
erfpachtinkomsten van de gemeente Amsterdam.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kock.
Wethouder KOCK: Geachte raadsleden, dank voor de complimenten die in de
raad niet door iedereen geuit zijn, maar wel in de commissie. Dat telt ook. Dank daarvoor.
Ik heb de complimenten overgebracht. Het klopt dat het allemaal nog niet perfect is. De
najaarsnota is altijd iets lastiger en iets technischer dan de begroting of de voorjaarsnota.
Het is inherent aan die producten dat er een veel grotere politieke en beleidsmatige
component in zit en dat de najaarsnota, maar ook de rekening, iets technischer is. Dat
gezegd hebbend, ben ik het met u eens dat een groot deel van de redengevende
verklaringen en de soms heel mooi gecomponeerde, maar wel erg lange en lastig te
vatten zinnen die ook ik twee keer moet lezen en me dan nog afvraag of ik snap wat er
staat — het antwoord is dan ‘ja’, maar ik moet er toch even over nadenken — beter moeten.
Dat zal overigens nog wel even duren, maar we hebben een slag gemaakt en dat is ook
iets waard.
12
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
De timing van de najaarsnota en de wens om die eerder te hebben zodat u kunt
bijsturen. Daar hebben we in de commissie over gepraat. Ik wil er twee dingen over
zeggen. We gaan wat mij betreft in deze collegeperiode niet sleutelen aan de p&c-cyclus.
We sleutelen namelijk tamelijk veel in de financiële kolom. Dat gaat allemaal tamelijk
goed, maar het is niet makkelijk en soms doet het pijn en dan praten we er hier heel lang
over. Dat moeten we niet gaan verbouwen. Tegen de heer Guldemond zeg ik dat ik de
wens snap om de najaarsnota voor de begroting te hebben. Ik weet overigens niet of er
überhaupt grote gemeenten zijn die dat stadium van financiële verfijning bereikt hebben,
maar ons zal het op korte termijn zeker niet lukken, al was het alleen maar omdat we dan
over een 6-maandsrapportage praten die parallel loopt met het reces. Alleen al om die
reden moeten we dat niet doen.
(De heer GULDEMOND: Ik ben het met u eens, wethouder, dat het op
korte termijn en zeker in deze collegeperiode niet realiseerbaar is. Dat
vraag ik ook niet van u. Denkt u dat het ooit in de toekomst, als we nog
een flink aantal stappen hebben gezet, wel technisch haalbaar is?)
Het moet zeker haalbaar zijn om de najaarsnota eerder te publiceren, al was het
alleen maar omdat we de financiële operatie op een gegeven moment gaan uniformeren.
Dat zal ook helpen. Elke verbetering die we aanbrengen leidt ertoe dat we dit soort
financiële rapportages makkelijker, met minder werk, efficiënter en met minder stress
kunnen maken. Daardoor kan het allemaal iets sneller gaan. Of we de najaarsnota ooit
voor de begroting kunnen uitbrengen, weet ik niet, want ik denk dat we dan over een 6-
maandsrapportage praten en die loopt per definitie parallel met de begroting. Ik weet
überhaupt niet of dat praktisch is. Dat ze eerder gemaakt kan worden en dat we daardoor
ook eerder op bestuurlijk niveau inzicht hebben, moet zeker kunnen. Ik hecht er wel aan
om te vertellen dat de najaarsnota onder andere voor u een bestuurlijk sturingsinstrument
is, maar dat is slechts één rol. Ik hoop dat u dat niet als een affront opvat. Het is slechts
één rol. Een andere rol van de najaarsnota is dat ze een ijkpunt is voor ambtelijke sturing
en die vindt al vanaf de zomer plaats, want dat is het moment waarop de aanlevering
plaatsvindt. Vanaf begin september ontstaat inzicht in de organisatie en wordt er
gestuurd. Dat is ook een nut. Het tweede doel van de najaarsnota is natuurlijk om een
doorkijkje te bieden naar de jaarrekening, een voorspelling. Ik zou zelfs kunnen zeggen
dat die voorspelling beter is naarmate we die later in het jaar doen. We moeten daar dus
een goede balans in vinden.
(Mevrouw POOT: Dit zei de wethouder ook in de commissie en toen heb
ik hem ook al gezegd dat ik niet van de school ben om dan maar een
halfjaarrapportage te maken. Als wij deze nota echter eerder bespreken,
dan zouden we bijvoorbeeld bij onderbestedingen nog over
intensiveringen kunnen praten. Ik snap dat u zegt dat dit ambtelijk van
belang is, maar ik vind dit ook politiek van groot belang. Ik hoop dat u dat
met mij eens bent.)
Ik ben het volledig met u eens, al zal het van onderwerp tot onderwerp verschillen
in hoeverre het realistisch is om nog te intensiveren in de laatste drie maanden van het
jaar. In de laatste twee maanden zal het bijna nergens kunnen, maar het is nog maar de
vraag waar het wel kan als we de najaarsnota vier weken eerder hebben. Inzicht op
bestuurlijk niveau in de stand van zaken in het lopende jaar kunnen we niet vroeg genoeg
hebben. Dat ben ik helemaal met u eens.
Dan de vragen. Ik begin met de vragen van mevrouw Roosma. Zij had heel veel
vragen aan de heer Vliegenthart. Die zal hij allemaal beantwoorden. U hebt één vraag ook
deels aan mij gericht, ongetwijfeld omdat de heer Vliegenthart en ik samen met collega’s
13
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
deze week een brief hebben gestuurd aan de gewaardeerde staatssecretaris over het
verdeelmodel in de bijstand. Dat was een heel net en beleefd briefje waarin staat dat er
geen hout klopt van dat verdeelmodel en of ze daar iets aan wil doen. De heer
Vliegenthart heeft daar nog scherpere woorden voor gebruikt, maar die zal hij misschien
zelf herhalen. Er wordt over gesproken. Voor 2016 moeten we het ermee doen en is het
tekort 25 miljoen euro. Voor 2017 vragen wij met klem aan de staatssecretaris om het
verdeelmodel te repareren. Er worden continu gesprekken over gevoerd. Ook in de
Kamer zijn er vragen over gesteld. We moeten afwachten wat ze gaat doen voor 2017 en
of ze het model gaat repareren. We weten wel dat er in de begroting ongeveer 15 miljoen
euro bij is gedaan. Er is een aanzienlijke egalisatiereserve voor het I-deel. In dat opzicht is
er in financieel opzicht op dit moment geen druk. Op een gegeven moment moeten we
echter de balans opmaken en ons een oordeel vormen over het verdeelmodel en over de
vraag of het nog veranderd wordt. Dat is echter meer iets voor de voorjaarsnota dan voor
nu.
(Mevrouw ROOSMA: Dat wilde ik net vragen aan de wethouder. Wanneer
is dat aan de orde? U verwacht nog enkele verbeteringen. Dat heb ik ook
gelezen in de brief. Er komt echter ook nog een nadeel aan van
4,5 miljoen euro. Ik heb er een hard hoofd in dat u 20 miljoen euro
terugkrijgt in het verdeelmodel. Ik heb begrepen dat dat het verschil is
tussen de 35 miljoen euro tekort en de 15 miljoen euro die al structureel in
de begroting is opgenomen. De voorjaarsnota is dan volgens mij het
moment om dat te repareren. Die gaat immers over 2018 en het zou heel
zuur zijn als die reparatie naar de volgende periode wordt verschoven.
Dan hebben we een structureel tekort een volle periode voor ons
uitgeschoven en zegt u: een nieuw college moet dit oplossen terwijl de
egalisatiereserve dan bijna leeg is.)
We moeten niet wachten met bijsturen totdat de egalisatiereserve op nul staat.
Dat is niet de bedoeling. Dat is te laat. Overigens is dat de komende jaren niet het geval
als we niets doen, want ik geloof dat er nog 80 miljoen euro in zit. Dit moment is echter te
vroeg, want we weten nog niet wat het resultaat is van 2016 en we weten nog niet wat de
staatssecretaris gaat doen. Volgend jaar zijn er verkiezingen en misschien komt er dan
een kabinet met een staatssecretaris die ook heel goed is, maar misschien iets meer
geneigd om dit te repareren. Nogmaals: de voorjaarsnota is een heel goed moment om
ernaar te kijken.
(Mevrouw ROOSMA: Dan heb ik een specifieke vraag. Komt er in de
voorjaarsnota een voorstel met betrekking tot het verdeelmodel van de
bijstandsmiddelen en hoe we daar structureel een oplossing voor zoeken,
ook al is het slechts voor een deel?)
Dat weet ik nog niet, want nogmaals: ik weet niet wat het daadwerkelijke tekort
over 2016 is. In de najaarsnota staat een voorspelling. Ik weet ook niet wat de
staatssecretaris gaat doen en er komt ook nog een nieuw kabinet. Dat hoop ik althans.
Dat moeten we dus afwachten. Dat het onderwerp in de voorjaarsnota terugkomt, zelfs als
we besluiten om nog even niet structureel bij te plussen, spreekt voor zich. Het onderwerp
komt hoe dan ook terug. Wat er precies in het voorstel zal staan, hoort u dan.
(Mevrouw ROOSMA: Ik snap dat de wethouder niet gedetailleerd kan
ingaan op de grootte van het structurele tekort. Is hij het wel met mij eens
dat het onfatsoenlijk is om een groot structureel tekort door te schuiven
naar de volgende periode terwijl we weten dat de egalisatiereserve in
2019 leeg raakt?)
14
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Dat heb ik net al gezegd. Als we wachten totdat de egalisatiereserve op nul staat,
dan weten we zeker dat het fout gaat. Dat is dus veel te laat. Ik weet niet wat het juiste
moment is. Ik weet ook niet wat we er bij de voorjaarsnota over gaan zeggen, want dat
hangt af van de staatssecretaris. Ik weet niet wat ze dit weekend tegen de wethouder zal
zeggen, want ik geloof dat hij haar dan weer spreekt. Dat hoort u bij de voorjaarsnota. We
komen er zeker uitgebreid op terug.
Mevrouw De Heer stelde een vraag waar we ook in de commissie over gepraat
hebben. Ik vind het een terechte vraag. Wat betekenen al die mutaties voor het
uiteindelijke resultaat en voor het vermogen van de raad om dat te bestemmen? Het
antwoord is: helemaal niets, om twee redenen. In de commissie hebben die ook
besproken. De eerste reden is dat het gros van de mutaties in dit voorstel neutraal is en
sowieso niets betekent voor het saldo. Een aantal mutaties is onvermijdelijk. Daarom zijn
het ook mutaties. Als ze niet onvermijdelijk zijn maar een projectie, een verwachting of
een risico, dan worden ze niet gemuteerd in de begroting, maar staan ze in de
voorspelling. Een aantal mutaties heeft wel een saldo-effect. In dit geval zijn het overigens
vooral mutaties met een positief saldo-effect. Die worden gemuteerd, maar ook dat
betekent niets voor het resultaat, want we muteren alleen als het zeker is dat de wijziging
zich voordoet. Ik zie u denken: dat kan allemaal wel waar wezen, maar betekent het dat
we nu al iets doen waardoor we bij de rekening of bij de voorjaarsnota beperkt worden”?
Nee, want bij de rekening bestemt u pas. Het zou zomaar kunnen gebeuren dat de raad
besluit om bij de rekening een deel van de vrijgevallen rentebaten voor schuldreductie te
bestemmen. Ik zou dat zelf een goed idee vinden. Dan nog hebt u de mogelijkheid om er
bij de voorjaarsnota spijt van te hebben en die post anders te bestemmen. U hebt nog alle
mogelijkheden om hiermee aan de slag te gaan.
(Mevrouw DE HEER: Dank u wel, wethouder, voor deze mooie uitleg. Die
stelt mij gerust. In aansluiting op de eerdere vraag van mevrouw Poot
hoop ik wel dat dit in de volgende najaarsnota iets duidelijker wordt. Nu is
het heel ondoorzichtig. Het verschil tussen een post met wel een saldo-
effect en een post zonder saldo-effect is nu niet goed zichtbaar voor ons.
Dat vind ik een beetje problematisch.)
Dat ben ik met u eens. Dat moet duidelijker zijn. Ik vond zelf bij het lezen van de
najaarsnota dat niet altijd meteen duidelijk was wat een mutatie is en wat geprojecteerd
wordt. Ook dat moet beter. Bij deze najaarsnota waren er wel veel meer neutrale mutaties
dan voorheen. Dat is op zich positief, want het betekent dat we steeds meer ophalen en
steeds beter zaken kunnen rechtzetten.
Mevrouw De Heer stelde ook een vraag over stelposten. Dat lijstje krijgt u in
januari. Voor 2016 zijn er geen stelposten, want dat is allemaal toebedeeld. Voor
Slagvaardige overheid is 20 miljoen euro zeer gedetailleerd, regel voor regel toebedeeld.
Daar zijn geen stelposten. Voor 2017 staat er geloof ik nog een klein bedrag op een
centrale stelpost voor groen en openbare ruimte. Dat wordt toebedeeld. Voor 2016 speelt
dit niet. U krijgt in januari een geactualiseerd overzicht.
(Mevrouw ROOSMA: Er zijn geen centrale stelposten meer voor
Slagvaardige overheid, maar bij de programmaonderdelen zijn er wel
toebedeelde budgetten die afgeleid zijn van de bezuinigingen op
Slagvaardige overheid en die wel op een stelpost staan. Die hebben ook
beleidsimplicaties. Ik ben heel blij dat we een lijst met stelposten krijgen,
maar ik wil ook graag weten welke gevolgen dit heeft voor wat de
gemeente doet. Bij Werk bijvoorbeeld betekent 10% een bezuiniging op
re-integratie en werk.)
15
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
Nogmaals: u krijgt de centrale stelposten op het niveau van de producten. Daar
gaat het college over. U gaat over de programmaonderdelen. U krijgt de centrale
stelposten. Er stonden dingen op stelposten. Er staan er nog een paar op een centrale
stelpost, onder andere nader te verdelen lasten voor Slagvaardige overheid. Ik gaf net het
voorbeeld. Dat overzicht krijgt u en dan kunt u zeggen wat u daarvan vindt. Voor 2016 zijn
die posten er niet.
(Mevrouw ROOSMA: Ik snap dat er geen overzicht bij zit van de invulling
van die stelposten. Ik wil wel graag weten op welke termijn we weten wat
de invulling van die stelposten betekent. Snapt u wat ik bedoel?)
Misschien wel, misschien niet. Ik kijk naar de centrale stelposten bij de
concerncontroller. Die waren er en er zijn er nog een paar over. Op programmaniveau,
bijvoorbeeld Groen en Openbare Ruimte, staat als gevolg van Slagvaardige overheid ook
nog een kleine post. Er zijn er ongetwijfeld meer. Er zijn ook nog stelposten van Eén stad,
één opgave, heel oude stelposten die we al vier jaar meeslepen. Dat soort posten is er.
Die krijgt u te zien. Stel dat er een taakstelling is bij een bepaalde dienst, waarbij er
bezuinigd moet worden op schrijfmiddelen, dan meten ze niet of ze dat op potloden of op
pennen doen. Dat zetten ze dan tijdelijk op een stelpost schrijfmiddelen. Dat kan. Ik wil er
wel naar kijken, maar dat is denk ik iets te gedesaggregeerd.
(Mevrouw ROOSMA: Ik ben blij dat de wethouder een voorbeeld geeft. Ik
zou dan willen weten wanneer we besluiten of er op potloden of op
pennen wordt bezuinigd. Snapt u?)
Nee, dat snap ik absoluut niet. Dat is echt een ambtelijke kwestie. Als u zegt dat
het implicaties heeft voor het beleid, dan is dat iets anders. Dat zal bij pennen of potloden
niet het geval zijn. In dat geval wordt u daar via de vakwethouder over bericht. Absoluut.
(Mevrouw ROOSMA: Het gaat natuurlijk niet over die potloden en
pennen. Het gaat mij om de beleidsimplicaties. Ik wil weten wanneer ik
van de vakwethouder te horen krijg hoe die post wordt ingevuld. Dat is mij
nu volstrekt niet duidelijk. Bij Werk ben ik er toevallig achter gekomen
omdat ik een keer heb doorgevraagd. Ik wil het ook bij alle andere
portefeuilles weten.)
Dat is een terechte vraag. De p&c-producten, dus de voorjaarsnota en de
begroting, zijn de momenten waarop u geïnformeerd wordt over het invullen van
taakstellingen en de implicaties die dat eventueel heeft. Niet elk besluit over het invullen
ervan heeft een relevante beleidsimplicatie. Als het implicaties heeft, dan wordt u er daar
over geïnformeerd. En u krijgt een overzicht van de stelposten van mij.
(Mevrouw DE HEER: Dit prikkelt natuurlijk een beetje. Ik vraag vaak naar
de inzichtelijkheid van Slagvaardige overheid en Inkoop. Wat ik nu uit
deze discussie begrijp, is dat, als er bij een rve een bezuiniging op inkoop
is, men dat daar op een stelpost kan zetten. Dat kan invloed hebben op
het beleid, maar dat zien we dus niet. U zegt dat dit bij de p&c-producten
terugkomt, maar daar zie ik dat niet.)
Wat u ziet is een begroting op het niveau van programmaonderdelen, want daar
gaat u over en daar besluit u over. Wat u ook te zien Krijgt omdat we dat in Amsterdam al
heel lang doen als dienstverlening, is de productraming. Daar gaat u niet over. Overigens
bepaal ik dat niet, maar dat staat nu eenmaal in de Gemeentewet. Die productraming
krijgt u ook te zien. Als er op die niveaus stelposten staan, dan krijgt u dat ook te zien.
Overigens wordt er heel duidelijk gestuurd op het niet voortslepen van die stelposten. We
hebben als regel: zo snel mogelijk invullen en er niet te lang mee wachten. Soms is het
onvermijdelijk om iets even op een stelpost te zetten omdat we moeten uitzoeken op
16
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
welke kostensoort we het moeten boeken. Op dat niveau krijgt u het allemaal te zien. Wat
dat, ook indachtig de motie van mevrouw De Heer van een half jaar geleden, concreet
betekent voor de invulling van de bezuinigingen, krijgt u bij de reguliere rapportages te
zien, hetzij bij een p&c-product, hetzij in een rapportage Werk of in andere inhoudelijke
rapportages. Van mij krijgt u rapportages over de taakstellingen bij de rve Financiën. Daar
praten we regelmatig in de commissie over. Daar wordt u geïnformeerd. Dat over het
onderwerp stelposten.
Mevrouw Poot heeft ook iets gezegd over de hoeveelheid mutaties. Daar heb ik
op gereageerd en ik ben het met u eens dat het allemaal veel is en dat het nog
inzichtelijker kan. Waarom sommige wel en sommige niet? Daarvoor moeten we nog een
slag maken in de najaarsnota. De basisregel is: we muteren op het moment dat het
budgetneutraal is en aan de regels voldoet. Er is een uitgebreide regeling Budgetbeheer,
een groot pak papier met allemaal regeltjes voor tussen welke posten ambtelijk
geschoven mag worden. We mogen niet schuiven tussen loonkosten en
programmagelden. We mogen wel schuiven binnen posten. Daar zijn allerlei regels voor
in de regeling Budgetbeheer. Dat is allemaal heel ambtelijk en heel technisch, ver onder
het beleidsniveau waarop u beslist. Als mutaties budgetneutraal zijn en voldoen aan de
regels, dan kan het. Verder muteren we als er sprake is van een absolute zekerheid. Dat
moet ook, want als we de begroting niet aanpassen terwijl we al wel weten dat de
uitkomst anders zal zijn, dan zal de accountant later zeggen dat we de uitgave niet
rechtmatig gedaan hebben. Dat is dus ook belangrijk. We muteren niet als er een risico
gerapporteerd wordt. Het zou kunnen dat er een tekort is bij stadsdelen en
bedrijfsvoering. Dat is een serieus risico dat we rapporteren in de najaarsnota. We nemen
dat ook mee in het geprojecteerde rekeningresultaat, maar we passen de begroting niet
aan, want we moeten bijsturen. Dat is op hoofdlijnen het uitgangspunt. Ik kom zo nog
terug op de heer Boomsma en zijn vraag over de bestuurscommissies en op zijn motie.
Mevrouw Poot had net een gesprek met de heer Guldemond over waterrecreatie
en handhaving en de besteding van 300.000 euro. Volgens mij is de meest veilige optie
voor mij als ik toezeg dat ik de verschillende aanwendingsmogelijkheden voor die
300.000 euro in een brief opschrijf. Dan kunt u er samen met de heer Guldemond over
van gedachten wisselen in de commissie. Ik zal daar heel goed naar luisteren.
(Mevrouw POOT: Net als de heer Guldemond wensen heeft, heb ik die
natuurlijk ook. Het viel mij op dat er in de najaarsnota wel gesproken werd
over de realisatie van extra zwemplekken, maar net niet op de plek waar
wij een initiatiefvoorstel voor hadden aangenomen. Viel u dat ook op?)
Ja. Volgens mij is dat het beste antwoord.
(Mevrouw POOT: Weet u ook waarom niet?)
Nee, mevrouw Poot, dat weet ik niet. Volgens mij heb ik recent een brief gestuurd
aan de commissie over dat initiatiefvoorstel. We zijn daar naar aan het kijken. We zijn er
positief over, maar u weet dat het gaat om het Marineterrein. Dat is niet heel eenvoudig,
want wij gaan daar niet alleen over. We zijn samen met het Rijk beheerder van dat terrein
totdat het wordt overgedragen. Wij kunnen dus niet alleen bepalen wat daar wel en niet
mag. Er zijn heel veel partijen die interesse hebben voor het gebruik van dat terrein, al
dan niet tijdelijk. Dat is de stand van zaken. We kunnen er in de commissie nog een keer
over praten, want het onderwerp waterrecreatie en zwemplekken komt regelmatig terug.
(Mevrouw DE HEER: Ik zou het heel erg mooi vinden als u in uw
voorstellen extra aandacht wilt besteden aan de handhaving op het water.
Ik hoop dat u mij goed hebt gehoord.)
17
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
Dat zal ik doen. Ik zal ook extra aandacht besteden aan de mogelijkheid om het
geld voor zwemplekken te bestemmen. Dan ga ik geboeid luisteren naar het gesprek dat
u daarover in de commissie voert. We komen er vast samen uit. Wat kunnen we immers
allemaal doen met 300.000 euro? Best veel.
Ten slotte de heer Boomsma met een motie. Ik heb al iets gezegd over de
duidelijkheid van sommige zaken in de najaarsnota. Het voorbeeld dat u gaf op pagina
126 is een goed voorbeeld van hoe we iets onduidelijk kunnen opschrijven. Ik heb in de
brief uitgelegd hoe het zit, maar de tekst die in de brief stond, had gewoon in de
najaarsnota moeten staan, want dan was het duidelijk geweest. Er is natuurlijk geen
sprake van een fout, maar het staat wel buitengewoon knullig opgeschreven. Dat is een
mooi voorbeeld van hoe we verwarring kunnen scheppen als we iets niet duidelijk
opschrijven, als er geen verband is tussen de tabel en de tekst. Dat is een mooie casus
om mee te nemen.
Uw motie gaat over iets anders. Motie nr. 1628 gaat over de stadsdelen. De
stadsdelen hebben risico’s gerapporteerd, mogelijke overschrijdingen. Dat geeft een heel
divers beeld. Voor een deel betreft het de bedrijfsvoering, maar er zijn ook hogere kosten
voor aansprakelijkheidsverzekeringen gerapporteerd en ook iets in het jeugddomein. Het
bood een heel divers beeld. We moeten zien in hoeverre de risico’s zich voordoen. Het
zijn reêle risico's, want ze zijn gerapporteerd, anders hadden we ze niet opgenomen. We
nemen er daarom goede nota van. Ik heb met Zuidoost een gesprek gevoerd om een
toelichting te krijgen. Bij de jaarrekening blijkt of de risico's zich echt voor hebben gedaan.
Dan zullen we moeten nagaan in hoeverre dit een daadwerkelijk probleem is geweest. Op
dat moment blijkt ook of het meerjarige implicaties heeft. Het kan ook iets incidenteels
zijn. Dat blijkt op dat moment. Op dit moment weten we dat gewoon niet. We weten niet of
het zich voor zal doen en we weten niet of het meerjarige implicaties heeft. We weten wel
dat ze een aanzienlijk bedrag gerapporteerd hebben. Daarom kijken we er ook heel
serieus naar en zitten we erbovenop. Bij de begroting is er een motie ingediend die vraagt
om uit te zoeken wat er aan de hand is met de posten bestuur en ondersteuning bij de
stadsdelen, want dat biedt een heel divers beeld. Het is een mooi voorbeeld van iets wat
heel vervelend is en waar we verdraaid serieus naar kijken, namelijk gerapporteerde
overschrijdingen bij de stadsdelen. Deels is het echter ook een reflectie van iets positiefs,
namelijk dat al dat soort dingen nu naar boven komen. We zien nu dat er in het ene
stadsdeel tien keer zoveel voor bestuur en ondersteuning staat dan in het andere
stadsdeel. Daar geven ze natuurlijk niet tien keer zoveel uit aan bestuur en
ondersteuning. Daar gaan we althans even van uit. Het is dus positief dat dat allemaal
boven water komt, maar die motie wordt uitgevoerd. We zoeken dat uit en daar wordt u
sowieso nog apart over gerapporteerd.
(De heer BOOMSMA: Juist op de post bestuur en ondersteuning zou het
toch heel duidelijk moeten zijn of zo'n risico zich inderdaad voordoet
omdat het gaat om salarissen die gewoon betaald moeten worden.)
Nee, dat is niet altijd duidelijk. Zelfs als al duidelijk is wat het is, dan kunnen we
zeggen: het is een risico, stuur maar bij. Dat wil nog niet zeggen dat we de begroting
moeten aanpassen. Ik zou zeggen: integendeel. Ga maar bijsturen. Verder biedt wat er
gerapporteerd is een heel divers beeld. Dat heeft ook te maken met heel ingewikkelde
zaken als een ingeboekte post op een taakstelling die misschien niet gerealiseerd kan
worden omdat ze gedekt wordt uit een fonds en dus niet ten goede komt aan de
algemene middelen. Dat is het voorbeeld dat ik in de brief genoemd heb. Ik wil het niet
bagatelliseren, maar het is ‘maar’ een najaarsnota. Pas bij de rekening weten we wat er
echt gaat gebeuren. Het is goed dat het gerapporteerd is. Het biedt een divers beeld. We
18
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
zitten erbovenop, zowel ambtelijk als bestuurlijk, en bij de rekening zien we wat er precies
aan de hand is en dan bezien we of het iets betekent voor het financieel beheer en of het
een meerjarige doorwerking heeft. Dat komt weer terug bij de voorjaarsnota.
(Mevrouw POOT: Ik vind de motie van de heer Boomsma heel
sympathiek. Hij wil een post onder verzwaard toezicht stellen. Ik begrijp
wel dat u zegt dat we bij de jaarrekening nog moeten zien wat het
oplevert. Stel dat er bij de jaarrekening sprake is van het niet goed
beheren van deze post. Hebben we dan überhaupt dan nog de
mogelijkheid dat het college deze post naar zich toe trekt?)
Een paar dingen. Ik denk dat het goed is dat we hier even bij stilstaan, want het is
een risico en een belangrijk punt. Wat we niet moeten doen, is op basis van een
gerapporteerde mogelijke overschrijding naar allerlei zware interventiemiddelen grijpen.
Dat is precies wat we niet moeten doen, want in deze fase — een stadsdeel rapporteert
een risico — moeten we er via het gebruikelijke instrumentarium, via de gebruikelijke
control aandacht aan geven, bovenop zitten, gesprekken voeren en blijven monitoren en
zeggen: stuur maar bij. Pas als we zeker weten dat het risico zich voor heeft gedaan,
weten we ook wat de daadwerkelijke oorzaak is van de overschrijdingen. Op dat moment
weten we pas of we goede gronden hebben om verzwaard toezicht in te stellen, want pas
op dat moment weten we waardoor de overschrijding komt. Misschien is de oorzaak dat er
een eenmalige gebeurtenis is geweest, een eenmalige overschrijding en dan is verzwaard
toezicht niet van toepassing. Misschien mankeert er iets aan de control en aan het
financieel toezicht en dan is verzwaard toezicht wel van toepassing. Dat kunnen we nu
echt nog niet zeggen. Een tussenrapportage als dit is daar absoluut niet het moment voor.
Bij de jaarrekening weten we wat er daadwerkelijk gebeurd is. Hebben we dan nog de
mogelijkheid om naar deze specifieke kwestie te kijken via control of via andere
mechanismen? Natuurlijk hebben we die. We kunnen allerlei dingen doen. We kunnen
een incidentele audit uitvoeren als het gaat om een specifiek probleem dat we nader
willen bekijken. We kunnen naar het toezichtsinstrumentarium grijpen. We kunnen van
alles doen. Ik vind het veel te vroeg om dat op dit moment in te zetten, maar het kan
zeker. We kunnen ongetwijfeld het toezichtsinstrumentarium gebruiken voor een
onderdeel van het budget van een organisatieonderdeel, maar of het praktisch is, weet ik
niet. In dat stadium zijn we ook nog niet. We zijn nu in het stadium van goed opletten,
gesprekken blijven voeren, het reguliere controlinstrumentarium dat goed is ingericht,
gebruiken. Bij de jaarrekening zou dit zomaar de eerste pagina kunnen zijn die ik opensla.
Dan kijken we er opnieuw naar. Daarom is deze motie te vroeg en te zwaar. Dat moeten
we echt niet doen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Vliegenthart.
Wethouder VLIEGENTHART: Er is een aantal vragen aan mij gesteld en ook bij
mij komt mevrouw Roosma de eer toe dat zij de meeste ervan heeft gesteld. Allereerst de
perspectiefbanen. Dit wordt een beetje een bekende riedel. Mevrouw Roosma zegt dat er
450 beloofd waren. De wethouder zegt dan keurig terug: dat stond in het eerste plan, niet
in het tweede plan. Het waren er 100. Mevrouw Roosma heeft haar conclusie al
getrokken, namelijk dat de perspectiefbanen zijn mislukt. Deze wethouder zegt: we gaan
eerst de perspectiefbanen evalueren, kijken hoe het loopt. We grijpen alles aan in de strijd
tegen de werkloosheid. Daarna gaan we met elkaar in gesprek. We zijn het erover eens
dat het aantal nog niet zo hoog is als we allebei graag zouden willen. Verder noemt ze de
800.000 euro die de perspectiefbanen hebben gekost. Dat geld was ook voor de
19
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
leerstages. Ik heb de indruk dat we dit regelmatig bespreken en dat we niet veel nieuws
tegen elkaar zeggen.
(Mevrouw ROOSMA: De conclusies bespreken we met elkaar. De
wethouder kijkt er misschien iets anders tegenaan dan ik. De vraag is
echter: wat leren we hiervan voor de Werkbrigade waarvan u hebt gezegd
dat die bijna hetzelfde is, maar net ietsje anders? Hopelijk gaat het aantal
mensen daar niet van 450 naar 13. Daarom zijn we er zo fel op dat
daarvoor duidelijke doelstellingen komen.)
Ook dat hebben we volgens mij besproken. Op een abstract niveau zijn beide
vormen hetzelfde. Het gaat allebei om loonkostensubsidie, maar de doelgroep is anders
en de aard van de werkzaamheden is anders. Er zijn wel degelijk grote verschillen tussen
de perspectiefbanen en de Werkbrigade. Het lijkt mij wijs om in het kader van onze
gemeenschappelijke inspanningen om de werkloosheid in deze stad te lijf te gaan eerst
ons instrumentarium te gebruiken, na te gaan hoe het werkt en het goed te evalueren
voordat we er de predicaten ‘mislukt’ of ‘geslaagd’ op plakken. Uiteindelijk gaat het erom
dat we in staat zijn om mensen aan het werk te helpen. Dat probeer ik dag in, dag uit te
doen. Alle instrumenten die helpen, gebruik ik en alle instrumenten die niet helpen,
passen we aan. Dat doen we ook met de perspectiefbanen. We gaan eerst eens kijken
hoe het werkt. We gaan evalueren en daarna gaan we daarover praten. Dat lijkt mij een
zinvolle manier van beleid formuleren en beleid uitrollen over deze stad. Niet door te
roepen: mislukt. Uw fractievoorzitter vraagt tegelijkertijd waarom de Werkbrigade nog niet
structureel gefinancierd is. Het is van tweeën één. Of we gaan rustig kijken hoe dingen
werken. Of we gaan het meteen structureel maken. Laten we dat doen op de tijden
waarop het hier aan de orde is en dit niet bij elk begrotingsmoment bespreken, want daar
schieten we volgens mij niet veel mee op.
(Mevrouw ROOSMA: Uiteindelijk hebben de wethouder en ik dezelfde
doelen. We moeten zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen.
Daarom is het ook zo zonde dat er een onderbesteding van 600.000 euro
is bij de perspectiefbanen. U trekt alvast 5 miljoen euro uit in 2017 en
5 miljoen euro in 2018 voor de Werkbrigade. Ik zie het verschil nog niet.
Het gaat om andere werkzaamheden, maar als we nog niet weten
waarom de perspectiefbanen niet lukken, waarom trekken we dan zo veel
geld uit? Ik ben bang dat ik hier over een jaar weer sta bij de najaarsnota
2017 en onderbestedingen bij de Werkbrigade constateer. Dat is
doodzonde. We moeten ervoor zorgen dat we het geld goed inzetten.
Daar gaat het om.)
Ik ben het met mevrouw Roosma eens dat we het geld goed moeten inzetten en
dat we goed moeten nagaan of we het geld nuttig inzetten. Ik zeg opnieuw tegen
mevrouw Roosma dat er fundamentele verschillen zijn tussen de perspectiefbanen en de
Werkbrigade. Die hebben niet alleen te maken met de aard van de werkzaamheden, maar
ook met de aard van de mensen die het werk doen. Perspectiefbanen zijn voor mensen
iets meer aan de bovenkant — trede 3 — van de re-integratiebegrippen terwijl de
Werkbrigade meer is voor mensen die langdurig aan de kant hebben gestaan. Een
andere doelgroep en ander werk. Het is goed om te kijken wat de overeenkomsten zijn en
daarvan te leren, maar tegelijkertijd ook goed in ogenschouw te houden dat er wel
degelijk fundamentele verschillen zijn. Dat we met nieuw beleid beginnen en er dan in het
eerste jaar geld aan overhouden, daar maak ik mij net zoveel zorgen over als u. Die neem
ik ter harte. Ik wil ook niet te krap begroten en de begroting overschrijden, want dan staat
u hier ook weer. Ik probeer realistisch te begroten. U kunt uw hoofd schudden en zeggen
20
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
dat u het niet erg zou vinden als deze wethouder overschrijdt, maar ik vind dat ik er als
wethouder voor moet zorgen dat ik ongeveer uitkom met mijn middelen. Ik hoop dat u dat
ook vindt.
(Mevrouw ROOSMA: De wethouder zegt dat de perspectiefbanen toch
echt anders zijn dan de Werkbrigade. Dat wil ik graag zien. Welke lessen
trekken we uit de perspectiefbanen voor de Werkbrigade, want na vier
jaar experimenteren moeten we ook lessen trekken? Is de wethouder dat
met mij eens? En kan ik een overzicht krijgen van de verschillen en van
wat we leren van de perspectiefbanen?)
Volgens mij heb ik tegen mevrouw Roosma al gezegd dat ik aan OIS heb
gevraagd om de eerste ervaringen met de perspectiefbanen in het eerste jaar te
evalueren. Ik stel voor om dat met elkaar te bespreken als de evaluatie af is. Dan kunnen
we de inzichten die de rapportage oplevert over de perspectiefbanen gebruiken om na te
gaan of we met de Werkbrigade op het goede spoor zitten. Ik heb u toegezegd dat ik in
februari met een voortgangsrapportage kom over de gang van zaken tot nu toe. Volgens
mij is dat het geëigende moment om daar het gesprek over te voeren. Dan is het wijs om
wederzijds van elkaar te leren, maar ook om de dingen te doen op de manier die we van
tevoren gepland hebben. Dat brengt rust en zorgt ervoor dat we nieuw instrumentarium tot
wasdom kunnen laten komen.
Mevrouw Roosma stelde ook een vraag over de compensatie van de
statushouders. In 2017 krijgen we een compensatie voor de statushouders die in de
eerste helft van 2016 zijn ingestroomd. Degenen die in de tweede helft zijn ingestroomd,
zijn automatisch al opgenomen in het verdeelmodel. Daarnaast biedt het Rijk een lening
aan om eventuele tekorten te financieren. Daar maakt de gemeente Amsterdam geen
gebruik van omdat wij op dit moment zowel uit de algemene middelen als de
egalisatiereserve in staat zijn om tekorten te dekken.
U vroeg ook hoe het precies zit met het verdeelmodel. Het verdeelmodel voor
2017 is in oktober bekendgemaakt, net na het verschijnen van de rijksbegroting. Er is
afgesproken dat wij met elkaar in gesprek zouden gaan over manieren om het
verdeelmodel voor de komende jaren te verbeteren. U en ik stellen allebei vast dat het
verdeelmodel inadequaat is om het aantal bijstandsgerechtigden in de grote steden
daadwerkelijk te kunnen schatten. Daar is in het verdeelmodel aandacht aan besteed,
maar onvoldoende. Dat stellen niet alleen de heer Kock en ik vast, maar ook onze
collega’s in Rotterdam, Utrecht en Den Haag. We zullen daar dan ook met elkaar over in
gesprek moeten blijven gaan. Ik heb het in de krant vanmorgen enigszins onparlementair
‘klooien’ genoemd. We zijn bezig met een model dat voor heel veel gemeenten misschien
goed werkt, maar voor de G4 echt niet. Ik vind dat de staatssecretaris de plicht heeft om
dat aan te passen. Deze gemeente moet geen geld uit de algemene middelen vrijmaken
opdat wij onze bijstandsuitkeringen kunnen betalen, maar wij moeten genoeg geld uit Den
Haag krijgen om onze wettelijke taak om de bijstandsuitkeringen te betalen ook
daadwerkelijk te kunnen vervullen. Daar zijn mevrouw Roosma en ik het over eens.
Mevrouw Roosma en ik zijn het wellicht ook nog eens over het feit dat de prikkelwerking in
het model misschien ongewenst is. Ook al zouden we echter de prikkelwerking gewenst
achten, dan is het op zijn minst opmerkelijk dat zowel Amsterdam als Rotterdam, met
diametraal ander beleid, tot dezelfde uitkomsten komen, namelijk grote tekorten. Het is
weinig mensen gelukt in dit land, maar wanneer collega Struijvenberg en ik zij aan zij
staan en allebei hetzelfde probleem weten te lokaliseren, dan moet er toch echt iets mis
zijn met de berekeningen van de staatssecretaris.
21
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
(Mevrouw ROOSMA: Ik ben het met de wethouder eens dat het
verdeelmodel niet goed is. Hij heeft daar ook een uitstekende brief over
geschreven en dat prima toegelicht. Is de wethouder het met mij eens dat
het evenmin wenselijk is dat wij al een paar jaar een structureel tekort met
ons meeslepen en straks naar de volgende periode overhevelen? Dat kan
toch ook niet?)
Nee, met die taxatie van mevrouw Roosma ben ik het niet eens. Als dit zich
manifesteert zoals het er nu naar uitziet, dan putten wij voor het eerst uit de
egalisatiereserve. Dat komt ook omdat dit college bij zijn aantreden structureel geld heeft
vrijgemaakt om de tekorten aan te vullen waarvan u en ik wisten dat ze zouden komen.
Dan geldt dat we enigszins rust moeten betrachten. We hebben die egalisatiereserve
opgebouwd in tijden waarin we meer kregen dan we daadwerkelijk nodig hadden. Dat we
dan in tijden waarin we minder krijgen dan we nodig hebben eerst de egalisatiereserve
aanspreken, lijkt mij niet meer dan logisch en geen reden tot grote paniek. Ik ben aan het
werk om ervoor te zorgen dat er een verdeelmodel komt dat recht doet aan de grote
steden. Ik ben ervan overtuigd dat voor of na de verkiezingen het inzicht in Den Haag zal
doorbreken dat er voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht iets in het model zit
wat niet klopt met de werkelijkheid. Dan kunt u zeggen dat ik de werkelijkheid moet
aanpassen aan het model, maar het lijkt mij wijs om het model aan te passen aan de
werkelijkheid.
(Mevrouw ROOSMA: Als de werkelijkheid betekent dat wij een tekort
hebben van 20 miljoen euro structureel, put de wethouder dat geld dan
eindeloos uit de egalisatiereserve en schuift hij het door naar de volgende
periode of stelt hij bij de voorjaarsnota een structurele oplossing voor?)
Bij de voorjaarsnota kennen we het model voor 2018 nog niet. Daarnaast hebben
we de maatregelen genomen die we nodig vonden bij het aantreden van dit college door
uit de algemene middelen structureel geld vrij te maken voor de bijstandsuitkeringen. Ik
ga met collega Kock overleggen wat nu wijs is, maar ik kan mij niet voorstellen dat ik dat
bij de voorjaarsnota al laat landen.
(De VOORZITTER: Wethouder, hebt u al een preadvies gegeven op
motie nr. 1627?)
Nee.
(Mevrouw ROOSMA: Als wij in 2018 geen maatregelen nemen, dan zegt
u dus tegen een volgende coalitie: los maar een structureel tekort op. Het
betekent ook dat de egalisatiereserve in 2020 leeg is. Vindt u dat netjes?)
In weerwil van wat u zegt, is de egalisatiereserve bij lange na niet leeg als dit
college het bestuur aan zijn opvolger overdraagt. Dat is het moment om daar goed naar te
kijken. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het niet wijs is om beleid van het Rijk, waarvan
de gemeente vindt dat het gecompenseerd moet worden, al te ruimhartig van tevoren te
compenseren. Dat was u ook met ons eens bij de discussie over bed, bad en brood.
(Mevrouw ROOSMA: Dit is toch het perfecte voorbeeld dat laat zien dat
we helemaal niet op het Rijk aankunnen en dat wij opdraaien voor de
tekorten bij bed, bad en brood zoals we straks ook opdraaien voor de
tekorten als gevolg van het verdeelmodel waarvan u wel kunt hopen dat
het goed komt, waar ik vind het niet netjes als u zegt dat het een
probleem is voor de volgende coalitie. Zoek het maar uit met een tekort
van 20 miljoen euro structureel.)
Ook dat is niet juist, want dat zou suggereren dat wij uit de gemeentelijke
begroting op geen enkele wijze iets zouden doen aan de tekorten die wij op dit moment
22
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
zien. Het tegendeel is waar. In de algemene middelen is geld gereserveerd voor tekorten
in de bijstand. Dat hebben we in de jaren dat wij hier zitten nog niet nodig gehad. We
gaan nu voor de eerste keer die middelen volledig uitputten en we zullen een beroep
moeten doen op de egalisatiereserve. Er zijn structureel 15 miljoen euro gemeentelijke
middelen om eventuele tekorten op de bijstand af te dekken. Het zou vreemd zijn als ik
zou zeggen: aan de ene kant vind ik dat dit door Den Haag moet worden gecompenseerd
en aan de andere kant ga ik ongelooflijke buffers opbouwen die misschien bij een vrijval
aan het eind van het jaar terugkomen omdat het geld niet uitgegeven is aan dingen die wij
belangrijk vinden. Dan komt het erop aan dat we dat doen als het nodig is. Dat punt zie ik
nu nog niet omdat ik er alle vertrouwen in heb dat de redelijkheid uiteindelijk ook in Den
Haag doordringt.
Dan een aantal vragen over Pantar. Ik ben het met alle sprekers eens. Ik vond dat
de heer Guldemond het adequaat formuleerde: winter is coming. Ik denk dat hij daar gelijk
in heeft. Het gaat erom de komende tijd Pantar door de winter te helpen. Niet omdat
Pantar ons heilig is, maar omdat de mensen in de SW ons ongelooflijk na aan het hart
liggen. Ik was afgelopen maandag op Kriekenoord en het bericht dat de vorige week in de
krant heeft gestaan, is daar hard ingeslagen. Mensen maken zich zorgen over hun baan,
maken zich zorgen over hun pensioen. Ik heb hun verhalen gehoord en ik heb hen ook
verteld dat de hele gemeenteraad pal staat voor de SW. Ik hoor dat vandaag ook en daar
ben ik echt blij mee. Dat is een boodschap die in Diemen, maar ook overal waar mensen
van Pantar dag in, dag uit aan het werk zijn gehoord moet worden. Deze gemeente,
college, raad en stad staan pal voor de mensen die in de SW zitten. Daarom is het
belangrijk dat wij in de najaarsnota dat geld vrijmaken voor Pantar. Tegen mevrouw Poot
zou ik willen zeggen: wat de raad van beheer van Pantar in de brief vraagt, is substantieel
hoger dan het bedrag dat het college nu vrijmaakt. Juist om datgene waar u zo voor
huivert, namelijk dat verkeerde signaal, niet te geven, maar wel datgene te doen wat nu
nodig is om in de toekomst de scenario’s open te laten en het raadsdebat zijn beslag te
laten krijgen op 6 en op 7 december. Ik ben het met de heer Guldemond eens dat we dan
nog geen scenario zullen hebben dat we gevalideerd gekozen hebben. We zullen dat over
de jaarwisseling heen moeten tillen en dan is het belangrijk dat we een no regret-besluit
nemen dat ervoor zorgt dat het geld daadwerkelijk beschikbaar is en dat we niet
geconfronteerd worden met een sluiting. Als ik de raad goed beluister, dan denk ik dat
iedereen het daarmee eens is.
Dan de vraag hoe we ervoor zorgen dat we er zo bovenop blijven zitten dat we in
staat zijn om daadwerkelijk te kunnen blijven sturen en ook daadwerkelijk invulling te
kunnen geven aan onze wettelijke plicht om de SW in stand te houden. Daartoe is ook
een motie ingediend. Die motie vraagt om frequent te rapporteren en om inzicht te geven
in de begroting. Ik wil u de volgende drie elementen meegeven. Ik wil namens de raad de
voorzitter van de raad van beheer vragen om de begroting van Pantar voor 2017 te
komen toelichten in de Raadscommissie voor Werk en Economie en dus naast zijn
bezoek op 7 december ook de begroting van Pantar in de commissie te agenderen met
uitnodiging van de voorzitter van de raad van beheer. Dan kunt u met hem het gesprek
voeren en kunt u de vragen die de heer Guldemond terecht stelde ook daar in alle
omvang wegen.
Als tweede heb ik de ACAM verzocht om na te gaan hoe het beheer van Pantar
en de relatie als verbonden partij vorm en inhoud gegeven kan worden als we de
afspraken in DOA Il over hoe wij omgaan met stichtingen die op afstand van de gemeente
staan in acht nemen. Ik doe dat samen met Deelnemingen. Ik heb er regelmatig overleg
over met collega Ollongren. Ik doe dat in nauwe samenspraak met collega Kock van
23
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Financiën. Ik kan mij voorstellen dat ik namens u vraag wat binnen de huidige relatie als
verbonden partij gedaan kan worden om dichter te komen bij wat u graag wilt. Ik kan mij
daarbij voorstellen dat ik de rapportages die ik op dit moment van Pantar krijg in de 4-, 8-
en 12-maandsrapportage die ik aan de gemeenteraad stuur laat landen waardoor u
regelmatig wordt geïnformeerd. Ik zie mevrouw Poot haar hoofd schudden.
(Mevrouw POOT: Ik schud mijn hoofd omdat dat in ieder geval voor mij
onvoldoende is. Het toelichten van het jaarplan lijkt mij een heel goed
idee. Doorgaans ligt er ook een plan ten grondslag aan een jaarplan. Het
lijkt mij dan ook helemaal niet moeilijk om Pantar via u te vragen daarover
te rapporteren. Sterker nog: dat lijkt mij heel reëel aangezien wij
2,3 miljoen euro beschikbaar stellen. Bent u dat met mij eens?)
(De VOORZITTER: Voor ik het woord geef aan de wethouder moet ik u
vertellen dat de spreektijd van het college al een tijd geleden op was. Ik
wil u vragen om enige vaart te maken.)
Ik zal mijn uiterste best doen, maar ik dit onderwerp bezit de nodige zwaarte. Het
gaat hier om een substantiële stichting waar wij in Amsterdam een relatie mee hebben.
Maar ik ga mijn best doen. Nee, zeg ik tegen mevrouw Poot, dat past op dit moment niet
bij de manier waarop wij met stichtingen op afstand omgaan. De directie is
verantwoordelijk en rapporteert aan de raad van beheer. We hebben dat met opzet buiten
de rechtstreekse invloed van de wethouder en de raad vormgegeven. Ik kan overwegen
om de ACAM ook te vragen onder welke voorwaarden dit wel zou kunnen. Dan gaan we
echter sleutelen aan het governancemodel dat we op dit moment hebben. Ik zie niet hoe
dat binnen dit governancemodel heel eenvoudig en logisch te organiseren is, buiten wat ik
u zojuist heb uitgelegd hoe ik dat op grond van mijn verantwoordelijkheid als wethouder
en als hoeder van de wettelijke taak om de SW in deze stad in te richten vorm en inhoud
kan geven.
(Mevrouw POOT: Ik begrijp heel goed hoe dat formeel geregeld is, maar
volgens mij praten we hier over een toch tamelijk uitzonderlijke situatie en
lijkt het mij heel reëel dat de raad dit gewoon kan vragen.)
Ja, dit is een uitzonderlijke situatie. Of u het kunt vragen, moet u zelf beslissen. Ik
vind het echter ook belangrijk dat we juist in dit soort situaties rolvast blijven. De
gemeenteraad heeft gekozen voor een stichting op afstand. U hebt ervoor gekozen om
het governancemodel op de huidige manier in te richten. Ik zou het vreemd vinden als we
die rolvastheid nu loslaten. Ik wil er dan ook voor pleiten om die rolvastheid vast te
houden. Ik ben het wel met u eens dat we wel moeten bespreken of deze rolverdeling
toekomstbestendig is. We zouden de ACAM kunnen vragen om dat eens te onderzoeken,
maar gedurende het spel moeten we de regels niet veranderen en als we de regels
veranderen, dan moeten we dat duidelijk en transparant doen in een proces waarin de
hele gemeenteraad zich de consequenties ervan ten volle bewust is. Daar ben ik huiverig
voor. Ik begrijp heel goed dat u geïnformeerd wilt worden, maar ik vind het ook belangrijk
om, juist in de situatie waarin we nu zitten, de rolverdeling in stand te houden tot we die
willens en wetens wijzigen.
(Mevrouw POOT: Ik denk dat de wethouder en ik het hierover niet eens
worden omdat ik oprecht denk dat wij gekozen hebben voor een
verbonden partij die haar financiën goed op orde heeft. Dat blijkt helaas
niet het geval te zijn. Ik denk dat wij het gewoon niet eens worden.)
(De heer GULDEMOND: Ik vind de suggestie van de wethouder om de
ACAM te vragen naar het governancemodel te kijken heel interessant. Wij
willen dat graag steunen. Ik heb er nog wel een vraag bij. Op welke
24
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
termijn verwacht u dat een andere governancestructuur gerealiseerd kan
worden? Wij hebben namelijk het idee dat we op tamelijk korte termijn
aan de slag moeten gaan.)
De ACAM bepaalt natuurlijk zijn eigen agenda, maar ik zou kunnen vragen om dat
rapport voor eind januari gereed te hebben en het ook aan uw commissie aan te bieden.
We kunnen er dan nog voor de voorjaarsnota over van gedachten wisselen omdat dat het
volgende moment is waarin we richtinggevende keuzes kunnen maken. U kunt het dan
ten volle meewegen bij de inhoudelijke afweging die u moet maken over de toekomst van
Pantar. Ik hoop dat de ACAM daartoe bereid is, want ik ben daarvan afhankelijk. Ik hoop
dat dat haalbaar is en ik ga mijn best doen om dat ook voor elkaar te krijgen.
(De heer GULDEMOND: Als ik u goed begrijp, dan betekent dit dat we er
in 2017 waarschijnlijk nog geen profijt van zullen hebben.)
Ik denk dat het reëel is om te zeggen dat we dat in 2017 niet halen. Met in het
achterhoofd wat u zei — winter is coming — denk ik dat het van belang is dat we ons eerst
winterklaar maken en de winterbanden onder de auto leggen en dan pas de weg opgaan.
Ik denk dat het ACAM-rapport ons daarbij kan helpen. Neemt u me niet kwalijk dat ik nu
GroenLinks volledig op de kast heb gejaagd. Ik zal nadenken over de wintermetafoor die
ik de volgende keer gebruik.
Met die drie elementen, aan de ene kant de vraag om de begroting actief aan de
gemeenteraad te presenteren in aanwezigheid van de voorzitter van de raad van beheer
en ook de plannen te presenteren en daarnaast ervoor te zorgen dat er in de 4-, 8- en 12-
maandsrapportages wordt gerapporteerd over de gang van zaken blijven we in lijn met de
gemeentelijke rapportagecyclus. Dat is goed. Het is een van de dingen die we uit de
enquêtecommissie konden leren. Het is inmers belangrijk om systematisch te doen wat
we van plan zijn te doen. Daarnaast vragen we de ACAM om nog eens te onderzoeken
welke mogelijkheden er buiten de huidige governance zijn om er meer en anders grip op
te krijgen. Ik denk dat dat tegemoetkomt aan de essentie van uw motie. Als u daar
genoegen mee neemt, dan wil ik u in overweging geven om de motie in te trekken. Ik zie
dat er nog een aantal vragen is.
(De VOORZITTER: Ik wil graag dat u uw betoog afrondt, want dit punt
moet echt voortvarender behandeld worden.)
Dan wil ik nog één laatste opmerking maken over de sturing. Ik spreek op dit
moment om de zes weken met de raad van beheer. Ik ben het met de heer Guldemond
eens dat we de afgelopen tijd hebben geconstateerd dat de weg die Pantar moet afleggen
langer is dan we eind 2014 dachten. Dit komt deels door externe ontwikkelingen — denk
aan de invoering van de Participatiewet — en deels door het niet helemaal realiseren van
sommige doelstellingen terwijl ander doelstellingen sneller zijn gerealiseerd. Dat ben ik
met de heer Guldemond eens, maar ik denk wel dat we de weg duidelijker in beeld
hebben gekregen. Dat is randvoorwaardelijk om er daadwerkelijk voor te kunnen zorgen
dat de mensen in de SW in deze stad nu en ook in de toekomst een waardevolle bijdrage
kunnen leveren. Dat is de analyse zoals ik haar zie, ook in uw discussie met de
raadsleden over de vraag hoe het komt dat we nu hier staan en niet ergens anders.
Ik heb de motie al gepreadviseerd door drie dingen toe te zeggen aan de raad. Ik
hoop dat daarmee de motie overbodig is geworden.
(Mevrouw POOT: Voor mij is het duidelijk geworden dat er meer geld naar
Pantar toe moet. In de brief van de wethouder lees ik de volgende zin:
“We kunnen nu constateren dat een deel van de aannames van Pantar in
2014 te ambitieus is geweest en dat de gemeente als verbonden partij de
situatie niet voldoende heeft doorgrond.” Als we het hebben over ‘de
25
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
gemeente’ dan voel ook ik mijzelf als gemeenteraadslid aangesproken.
Dat is voor mij de reden dat mijn partij in elk geval de motie zal
handhaven.)
(De heer GULDEMOND: Mevrouw Poot richt zich al op het punt waar ik
nog een vraag over wil stellen. Ik hoor de wethouder drie dingen zeggen
die ik zou kunnen interpreteren als datgene wat wij ook in de motie
vragen. Ik mis nog wel een antwoord op de vraag of wij als gemeente
voldoende kritisch zijn over wat Pantar ons aanreikt. Kunt u ons daarin
nog tegemoetkomen?)
Ik kan me voorstellen dat we de bevindingen in de eerste lijn van de control,
datgene wat er bij de businesscontroller Werk gebeurt, en in de tweede lijn van de control,
die op dit moment door de Directie Middelen en Control wordt gecoördineerd, meenemen
bij wat we aan u rapporteren. U krijgt dan duidelijk zicht op wat de gemeente aan validatie
doet om datgene wat Pantar via mij aan u stuurt op waarde te kunnen schatten zodat u
een duiding krijgt.
(Mevrouw ROOSMA: Ik denk dat het voorstel van de wethouder — om de
ACAM te vragen de governancestructuur te onderzoeken — terecht is.
Waarom gebeurt dit echter nu pas? Nu er een motie ligt, komt dit voorstel
op tafel. Waarom is dit niet eerder bedacht?)
Dat verzoek aan de ACAM ligt er al. De ACAM is op dit moment bezig om te
onderzoeken hoe de governance onder DOA II functioneert. U hebt van mij een aantal
producten gekregen die voortvloeien uit het rapport van BDO uit 2015 waarin
geconstateerd is dat Pantar van ver kwam, maar nog een lange weg te gaan had en dat
het aan inzicht ontbrak om richtinggevende besluiten te nemen. Daar zijn we het
afgelopen jaar mee bezig geweest. We hebben daarin al een flinke weg afgelegd. Het
ACAM-rapport past daarin. Ik denk dus dat er wel degelijk beweging is en dat we
voortdurend verder gaan.
(Mevrouw ROOSMA: Of u had dit al gevraagd en we gingen dit al doen,
of u doet nu een toezegging. Het is één van de twee.)
Nee. Ik heb een onderzoek gevraagd naar de stand van zaken van DOA Il en de
relatie met verbonden partijen die we nu hebben. Ik zeg u toe dat we de scope van het
onderzoek uitbreiden. We gaan over de grenzen heen kijken, niet alleen naar hoe het
huidige model functioneert in relatie tot wat wij met deelnemingen hebben bedacht, maar
ook of het veranderd moet worden. Welke adviezen geeft de ACAM om dat op een
andere manier voor de relatie tussen beide verbonden partijen vorm en inhoud te geven”?
Ik proef namelijk dat er in de raad onvrede heerst over de manier waarop de relatie met
verbonden partijen nu vorm en inhoud krijgt. Dat hoor ik van de heer Guldemond, dat hoor
ik van mevrouw Poot en dat hoor ik ook van mevrouw Roosma. Als die zorg zo breed
gedeeld wordt in de raad, dan lijkt het mij heel goed om aan de ACAM te vragen om daar
ook nog eens zijn licht op te laten schijnen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Burg.
Wethouder VAN DER BURG: Drie punten. Allereerst rattenbestrijding. Ik heb
vanochtend in de commissie al uitgelegd dat dit niet gaat om een bijdrage van de
gemeente, maar om de B-taken, de bijdragen die anderen betalen, particuliere bedrijven
die de dienst inhuren. Daarvoor is de reorganisatie nodig. Wij hebben bij de voorjaarsnota
200.000 euro extra uitgetrokken voor rattenbestrijding. Volgens mij is de vraag van de
heer Guldemond vanochtend in de commissie al behandeld en zijn we er al uit.
26
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Als tweede erfpacht. Kortheidshalve lijkt de suggestie van het CDA, of ze nu in
een motie verwoord is of via een toezegging van mij, een goede suggestie. Als dit soort
problemen zich zou voordoen, dan heeft dat effect op onze begroting. Ik heb nog slechts
een derde punt, maar zelfs over rattenbestrijding gaan we nog een uur praten.
(De heer GULDEMOND: Ik was er vanmorgen niet bij in de commissie en
ik zie mevrouw Kaya heel moeilijk kijken. Dat is een signaal dat ik heel
precies moet vragen wat u nu zegt over de dierplaagbestrijding. Wij
maken ons zorgen dat we de inzet verminderen. Hoor ik u nu zeggen dat
we dat niet doen?)
Nee, wij vergroten de inzet. Dat hebben we geregeld bij de voorjaarsnota van
2016. Het bedrag dat u ziet staan, slaat niet op onze inzet, maar op de B-taken. De GGD
levert ook rattenbestrijdingsactiviteiten ten behoeve van particulieren en die kopen minder
in bij de GGD. Wij intensiveren.
Tot slot punt 3, geld over in de zorg. Er ontstond net een mooie discussie tussen
collega Vliegenthart en raadslid Roosma. Wij houden inderdaad geld over, maar dat komt
voornamelijk door het incidentele geld dat de coalitie er in de afgelopen tijd bij heeft
gelegd. Dat geld hebt u gespaard, mevrouw Roosma, samen met de heer Poorter en de
vorige coalitie. Dat geld geeft deze coalitie nu uit. Structureel hebben wij te maken met
een stevige inkomstendaling als gevolg van de bezuinigingen door het Rijk. Als de
incidentele gelden wegvallen, dan ontstaat er een probleem. Ik heb mevrouw Roosma net
horen zeggen dat we altijd een structureel dekkende begroting moeten voorstellen.
(Mevrouw ROOSMA: Ik voer deze discussie al zes jaar met de
wethouder. Als we zes jaar zogenaamd incidenteel geld over hebben, dan
denk ik dat er misschien toch iets structureels aan de hand is.)
Nee, dat is niet waar, mevrouw Roosma. In de eerste vier jaar dat wij met elkaar
debatteerden, steunde u de bezuinigingen. Daar heeft GroenLinks elke keer voor
gestemd. Dat weet ik heel zeker. Toen steunde u de voorstellen. Daarmee hebt u
gespaard voor deze periode. De huidige coalitie heeft daar dankbaar gebruik van
gemaakt, want het gespaarde geld zetten we nu in om de bezuinigingen van het Rijk
langzamer te laten landen. Vervolgens zien we dat de bezuinigingen van het Rijk ook nog
eens een neerwaarts effect hebben op de vraag. Ik heb u in de commissie al verteld dat
het mij zou verbazen als wij 17 miljoen maal 12/8“® over zouden houden. Ik ga ervan uit
dat we minder overhouden omdat we nog hebben geïntensiveerd in de periode september
tot en met december.
Er is nog een punt aangehaald door mevrouw De Heer. Geld dat aan het eind van
het jaar overblijft, gaat via de jaarrekening naar de algemene middelen en wordt door u
verdeeld bij de voorjaarsnota. Dat is conform de begrotingsregels die u hebt afgesproken
en ik houd mij aan afspraken.
(Mevrouw DE HEER: Ik dacht dat u nog iets zou zeggen over de groepen
die ik noemde. Bij kortdurend verblijf, dagbesteding en ambulante
ondersteuning zijn onbedoelde onderbestedingen. Die worden niet
veroorzaakt door bezuinigingen van het Rijk. Gaat u dat geld nog
uitgeven?)
Nee. We hebben gezien dat de vraag op een aantal punten daalt. U zegt dat dat
niet te maken heeft met de bezuinigingen van het Rijk. Dat wens ik te bestrijden. Voor een
groot deel heeft het er wel mee te maken. Op één punt niet en dat is de verfoeilijke
dienstencheque die wij door minister Asscher door onze strot geduwd hebben gekregen
en die niet blijkt te werken. Wij zeggen al twee jaar dat die niet werkt, maar we moesten
het geld toch besteden. Dat geld gaan we nu besteden via het experiment van
27
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
huishouden met begeleiding. Daar bleef geld over. Dat wilden we niet, maar het werd
door onze strot geduwd. Bij hulp bij het huishouden is het wel degelijk een gevolg van
minder geld uit Den Haag. Het totaal van de begroting moet sluitend zijn. Als wij de extra
coalitiemiddelen weghalen uit de begroting, dan hebben we structureel een probleem als
we een aantal zaken structureel intensiveren. Daarom zetten wij op een aantal punten in
op intensivering waarmee we incidenteel en structureel binnen de begroting blijven. Ik heb
u beloofd dat u aan het eind van het jaar van mij geen jaarrekening krijgt waarin u 12/8ste
maal 17 miljoen euro als bedrag ziet staan dat over is, maar minder dan 17 miljoen euro.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Litjens.
Wethouder LITJENS: Ik heb voor de najaarsnota een annotatie van 22 pagina’s
meegekregen. Nee. Op de vragen van mevrouw De Heer over P&O en externe inhuur zou
ik kortheidshalve kunnen verwijzen naar de antwoorden die ik in de commissie op precies
dezelfde vragen heb gegeven, maar dat zou te weinig eer zijn voor al het werk dat de
commissie in dit onderwerp steekt en wij trouwens ook. Een van de opmerkingen van
mevrouw De Heer was dat de externe inhuur is verdubbeld. De vraag is ten opzichte
waarvan. In de commissie heb ik al uitgelegd dat bij de jaarrekening 2015 de totale
inhuurkosten 206,3 miljoen euro bedroegen en dat de verwachting voor het eind van dit
jaar 204 miljoen euro is. Dat betekent dat de externe inhuur met 2,3 miljoen euro zou
dalen. Ten aanzien van het verschil met het bedrag dat in de begroting staat voor externe
inhuur klopt het inderdaad. Dat was vorig jaar ook zo. We hebben dat uitgebreid
besproken in de commissie. Ik heb toen gezegd dat het inderdaad gaat om een afwijking
van wat er als externe inhuur geprojecteerd is, 97,9 miljoen euro. De overige ruwweg
100 miljoen euro is voor externe inhuur die in programma’s en projectkosten zit. Dat is
geen overschrijding van het budget. Ik denk dat het goed is om dat te vermelden. We zien
een afname van 2,3 miljoen euro aan het eind van het jaar, maar dat eind moet nog
komen. Winter is coming hebben we net echter gehoord.
De tweede vraag ging over de afwijkingen op het protocol Externe inhuur. Dat
klopt. Het zijn er inderdaad een heleboel. Ik denk dat er meer verlengd zou zijn als we dat
protocol niet hadden gehad. Wij merken dat er een disciplinerende werking van uitgaat en
dat er op rve-niveau gescreend wordt wat echt nodig is en wat niet nodig is. We
constateren ook dat in de afgelopen periode al meer dan 250 mensen in vaste dienst zijn
aangenomen en dat het ook de bedoeling is om dat aantal te verhogen. Wij zijn niet voor
niets bezig met een bestuursopdracht Flexwerken waarin we dit soort dingen duidelijk
proberen te maken. Hoe kunnen we met zo min mogelijk inhuur en zo veel mogelijk vaste
arbeid het werk gedaan krijgen? Dat betekent wel dat er van die vaste arbeid een
bepaalde flexibele inzet verwacht wordt. Het gesprek daarover zullen we in de komende
tijd moeten voeren met de or en de bonden. Ik ben ervan overtuigd dat we aan het eind
van volgend jaar een mooiere situatie hebben dan we ooit in de afgelopen tien jaar
hebben gehad.
(De heer GULDEMOND: Mag ik verzoeken om een korte schorsing?)
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Guldemond.
28
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
De heer GULDEMOND: Ik had een schorsing gevraagd naar aanleiding van het
preadvies van de wethouder op onze motie nr. 1627 waarin hij een aantal voorstellen
heeft gedaan om tegemoet te komen aan de motie. U hebt gezien dat wij overleg hebben
gehad en wij willen de motie graag handhaven. Ik kan er nog bij vertellen dat wij het prima
vinden om afspraken te maken over het periodiek rapporteren op basis van het plan dat
we zullen ontvangen.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een
stemverklaring.
De heer BOOMSMA: Ik wil mijn motie nr. 1628 over het financieel beheer door de
stadsdelen intrekken. Ik dank de wethouder voor de beantwoording. Ik vind nog steeds
dat we bij de najaarsnota zouden moeten kunnen sturen, maar we komen er nog op terug
bij de jaarrekening. Motie nr. 1629 over mogelijke consequenties vennootschapsbelasting
over erfpacht. Ik neem genoegen met de toezegging van de wethouder dus die motie trek
ik ook in.
De motie-Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1628) en de motie-Boomsma
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1629), ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van
behandeling meer uit.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boutkan voor een stemverklaring.
De heer BOUTKAN (stemverklaring): Ik wil een stemverklaring afleggen over
motie nr. 1627. Wij zullen niet voor die motie stemmen omdat wij van mening zijn dat er
op dit moment al een flink verbetertraject aan de gang is bij Pantar, ook voor het
governancemodel. Wij zijn wel blij met de extra toezeggingen van de wethouder, met
name over de aanwezigheid van de heer De Waal om de begroting te komen toelichten.
We gaan met vertrouwen het debat in december in de commissie tegemoet.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kwint voor een stemverklaring.
De heer KWINT (stemverklaring): Wij zullen ook tegen motie nr. 1627 stemmen
omdat wij het een slecht geformuleerde manier vinden om een signaal te geven wat we
ook op een andere manier kunnen doen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een stemverklaring.
Mevrouw POOT (stemverklaring): Wij vinden het heel gebruikelijk om, als er iets
misgaat, een plan te maken. We hebben de wethouder goed beluisterd, maar op basis
van zijn toezeggingen spreken we er niet eerder over dan half juni. Wij vinden dat echt te
laat.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Guldemond voor een
stemverklaring.
29
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotul
2016 aadsnotuien
De heer GULDEMOND (stemverklaring): Ik wil een korte stemverklaring afleggen
over motie nr. 1627. We zullen haar handhaven en ook steunen, maar we zijn wel
enigszins gerustgesteld over de beweging die de wethouder maakt. We hebben er dan
ook vertrouwen in dat we er samen uitkomen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1584).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1584) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1584)
met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Verheul, Guldemond en Poot
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1627).
De motie-Verheul, Guldemond en Poot (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1627) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Verheul, Guldemond en Poot
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1627) is aangenomen met de stemmen van GroenLinks, de
VVD, het CDA, de Partij voor de Dieren en D66 voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1584 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
19
Kennisnemen van de beantwoording raadsadres inzake ontheffing voor fietsers
met een beperking in de Amsterdamse Waterleidingduinen (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1585)
Bij dit agendapunt wordt ingekomen stuk nr. 34 betrokken.
Voorzitter: de heer Vroege
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Aangezien ik nog zeven minuten heb en ook nog
enkele andere punten wil bespreken, zal ik zeer kort zijn. Dank voor het terugfluiten van
Waternet op dit punt. Het is echter zorgelijk dat Waternet bedrijfsbeslissingen neemt die
voorbehouden zijn aan de raad en het college. Als de schrijver van het raadsadres niet zo
volhardend was geweest, dan waren tweehonderd mensen met een beperking gedupeerd
door Waternet omdat dat bedrijf besloot dat deze mensen niet meer de
Waterleidingduinen in mochten. Wethouder, u hebt de brief gestuurd, maar wilt u
Waternet er nogmaals op aanspreken dat het geen eigen beleid mag maken? Kan de
wethouder toezeggen dat deze mensen ook hun ontheffing krijgen? Voor zover onze
informatie reikt, hebben zij nog niets van Waternet mogen vernemen.
30
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kock.
Wethouder KOCK: Wat de laatste vraag betreft: zeker. Dat staat ook in de brief.
Het besluit wordt teruggedraaid en voor 1 januari krijgen deze mensen hun ontheffing
terug. Ik praat vaak met Waternet, maar ook daarvoor geldt dat het een zelfstandige, op
afstand geplaatste stichting is die uiteraard op heel veel punten geen beleid mag maken,
daar praten we hier over, maar wel zelfstandig besluiten mag nemen. Het besluit dat in dit
geval genomen is, valt voor zover ik weet binnen het mandaat. Waternet mocht het besluit
dus nemen. Het is daarna prima om er in de commissie over te praten en Waternet
vervolgens te verzoeken om het terug te draaien als de commissie er anders over denkt.
De discussie wordt gesloten.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1585 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
22
Kennisnemen van het programma onderwijshuisvesting voortgezet en
(voortgezet) speciaal onderwijs 2017 en beschikbaar stellen van krediet voor de
opgenomen voorzieningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1588)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Moorman.
Mevrouw MOORMAN: In de commissie hebben we niet gepraat over het
onderwerp dat ik hier wil aansnijden, want toen we het hadden over de
onderwijshuisvestingsplannen voor 2017 voor het voortgezet onderwijs heb ik vooral
aandacht gevraagd voor het ICA, het Islamitisch College Amsterdam. Ik heb heel veel
zorgen over de kwaliteit die geboden wordt door het bestuur dat eerder al een islamitische
middelbare school in Amsterdam is begonnen. Dat is niet goed afgelopen. Ook de
staatssecretaris wil er geen financiering aan geven omdat hij zich zorgen maakt over de
kwaliteit. We hebben dat in de commissie besproken en we zijn het er allemaal over eens.
Daar wil ik hier niet verder op ingaan, maar ik wil nog wel benadrukken dat we dat goed
zullen volgen.
Ik wil een ander punt aankaarten waar ik op stuitte door een kabinetbrief die wij
gisteren in de bus ontvingen. Dat brengt mij in een ingewikkelde situatie, want ik wil er iets
over zeggen, maar ik kan er niets over zeggen. Daarom stel ik een aantal vragen aan de
wethouder die misschien voor het publiek enigszins omfloerst overkomen, maar dat komt
omdat ik hier de wet niet mag overtreden en niet mag citeren uit brieven die kabinet zijn.
Ik probeer dus binnen de marges te blijven.
Wij kregen een brief die gerelateerd is aan het onderwijshuisvestingsplan over de
internationale school waarin staat dat er een nieuwe investering gedaan wordt in die
school die ook in het OHP staat. Nu zie ik daar een bedrag staan. Ik zal niet zeggen hoe
groot het is, want dat kan ik niet zeggen, maar het is een bedrag dat ik niet terugzie in het
OHP. Hoe kan het dat ik dat niet terugzie, als er in de brief wel wordt verwezen naar dat
bedrag? Wat besluit de raad over dit onderwijshuisvestingsplan? Wordt daarmee ook het
investeringsplan voor deze internationale school goedgekeurd?
Ik zie ook dat het een groot bedrag is. Het is ook groter dan wij normaal
gesproken voor scholen uitgeven. Waarom is dat en waarom is dat kabinet? Waarom
31
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
kunnen we er niet gewoon openlijk met elkaar over spreken? Kan de wethouder daar
antwoord op geven? Kunt u verduidelijken waarom deze school daarvoor meer geld nodig
heeft? Daar laat ik het voorlopig even bij.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flentge.
De heer FLENTGE: Ik zal waarschijnlijk op dezelfde rustige en ingetogen toon
praten als mevrouw Moorman omdat we niet mogen citeren uit een brief. In hoeverre
nemen we hier geen besluit over internationaal onderwijs, maar gaan we nog uitvoerig in
debat in de commissie en waarschijnlijk ook in de raad en weten we zeker dat het besluit
hier over het onderwijshuisvestingsplan niet al een toekomstig investeringsbesluit betreft
voor de scholen waar mevrouw Moorman zo knap naar verwijst zonder één citaat uit de
stukken die kabinet zijn?
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groot Wassink.
De heer GROOT WASSINK: Ook bij de fractie van GroenLinks heerst verbazing
over het niet kunnen rijmen van verschillende getallen in de brief die kabinet is en de
stukken over onderwijshuisvesting. Mevrouw Moorman zei dat goed. Ik heb er met collega
Blom uitvoering naar gekeken en het lukt ons niet om dat te rijmen. Hoe werkt dat
precies? De heer Flentge vraagt welk besluit we nu nemen, wat de consequenties zijn en
wat de materiële gevolgen ervan zijn. Wat is het verdere pad? Ik weet niet hoe ik dit moet
omschrijven. Misschien moeten we er toch een besloten bespreking over hebben omdat ik
zeer veel vragen heb over de reden dat dit kabinet is. U kunt niet licht iets kabinet
verklaren. Als ik de argumenten erbij lees, dan heb ik er mijn twijfels bij. Wethouder, licht
alstublieft toe wat we hier precies kunnen bespreken of niet? Anders heb ik behoefte aan
een kabinetsessie. Of ik wil duidelijk weten wanneer we er wel over besluiten. Wat er
vandaag voorligt en wat er kabinet voorligt, roept bij onze fractie buitengewoon veel
vragen op.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim.
Wethouder KUKENHEIM: Ik had even overleg omdat ik net als mevrouw
Moorman voorzichtig wil zijn om in te gaan op een stuk dat kabinet is, al vind ik wel dat we
het in de raad moeten bespreken. Ik heb het niet voor niets aangeleverd. Ik ga u dus iets
zeggen en zodra u op de details wilt ingaan, dan zal ik u moeten verzoeken om daar een
oplossing voor te vinden, nu dan wel in de commissie van aankomende donderdag.
Ik snap goed dat u vraagt: hoe zit dat? Donderdag gaan we met elkaar een
gesprek voeren en u wilt dat gesprek zo kunnen voeren dat u, wat u daar ook besluit, of u
akkoord gaat met het voorstel van het college of dat iets heel anders wilt, niet met
gebonden handen staat omdat we vandaag iets anders besluiten. Dat is niet het geval. U
ziet het onderwerp waar we het over hebben niet in detail terug in de besluitvorming hier
zoals u dat bij andere onderwerpen wel ziet. Ik ben bang dat ik het zo omfloerst moet
zeggen. Ik hoop dat u dat geruststelt, anders zou ik het u ook niet aanbieden. Als u wilt
dat ik meer toelicht, dan voel ik me comfortabeler om dat te doen in een besloten
vergadering.
(De VOORZITTER: Ik zie een aantal mensen naar de microfoon lopen.
Misschien kunt u ook vertellen of u er behoefte aan hebt om in deze
32
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
vergadering kabinet verder te spreken. We doen dat dan aan het eind van
de vergadering.)
(De heer GROOT WASSINK: Ik denk dat er twee smaken zijn. Ofwel we
nemen vandaag geen besluit en dan kan het besloten deel verzet worden
naar de commissie. Dat zou dan logisch zijn. Of er is behoefte aan een
besloten bespreking. Misschien is het beter om dat in de commissie te
doen, maar dat heeft complicaties voor het voorstel dat nu voorligt.)
(De VOORZITTER: Wethouder, hebt u er bezwaar tegen om de
besluitvorming uit te stellen tot de volgende raadsvergadering met
tussendoor nog een commissievergadering?)
Het stuk dat voorligt, is nogal veelomvattend. Het zou mijn voorkeur hebben dat
de raad erover besluit omdat het voor heel veel scholen veel consequenties heeft. Ik denk
dat ik heel goed kan uitleggen waarom de raad dit kan besluiten los van het stuk waar we
aankomende donderdag over praten. Ik zou daar het liefst een poging toe doen en als
daar een besloten deel van deze vergadering voor nodig is, dan heb ik daar geen
bezwaar tegen. U gaat echter over de vergaderorde van deze raad, dus ik wil daar
bescheiden in zijn.
(De heer GROOT WASSINK: Ik waardeer de beantwoording. Omdat er
gisteren informatie is gegeven die kabinet is en die in relatie staat tot wat
nu op de agenda staat, worstel ik daar toch mee. Ik vraag andere fracties
hoe zij hiernaar kijken.)
(Mevrouw MOORMAN: Ik vind het heel complex. Ik merk dat ik wil weten
waar ik nu precies mee instem, waarbij ik het vermoeden heb dat ik dan
de grenzen van de vertrouwelijkheid overschrijd. Ik voel me verschrikkelijk
geremd in het stellen van de vragen. Dat maakt het heel complex.)
(De VOORZITTER: Zal ik u een ordevoorstel doen? Aan het eind van de
vergadering blijven we kort besloten bij elkaar zitten en dan legt de
wethouder uit waarom we vandaag een besluit kunnen nemen. Als we
dan concluderen dat we niet over kunnen gaan tot besluitvorming, dan
doen we dat over drie weken en wordt er verder gepraat in de commissie.
Als u ervan overtuigd bent dat we los van het kabinetgedeelte wel een
besluit kunnen nemen, dan gaan we daarna weer in het openbaar verder
om de besluitvorming vanavond af te ronden.)
De heer TOONK: Mag ik een ander ordevoorstel doen en niet nu al te
besluiten dat we straks besloten verder praten? Ik wil u voorstellen om de
behandeling van dit agendapunt even te schorsen en verder te gaan met
de volgende agendapunten. Buiten de microfoon kunnen we dit even
afstemmen. Als daaruit een ordevoorstel komt, dan kunnen daarover
stemmen.)
(De VOORZITTER: U stelt voor om dit agendapunt te schorsen waarna
de woordvoerders even met elkaar overleggen om een werkbaar model te
verzinnen. U brengt dat dan later in als ordevoorstel dat we dan ter
stemming voorleggen. Kunt u allemaal instemmen met dit ordevoorstel
van de heer Toonk? Ik zie iedereen knikken.
De verdere behandeling van dit agendapunt wordt even aangehouden.
33
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
25A
Actualiteit van het lid Van Lammeren inzake de eerste onderzoeksresultaten over
kankerverwekkende stoffen in kunstgraskorrels (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1611)
Bij dit agendapunt wordt ingekomen stuk nr. 44 betrokken.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Toen ik in april dit jaar een vraag stelde omdat wij
blijkbaar 20.000 kg rubbergranulaat per jaar het Amsterdamse milieu in helpen,
vermoedde ik nog niet dat dat nog een staartje zou krijgen. Zoals iedereen inmiddels
weet, zijn deze rubberkorrels in ieder geval verdacht. Wat is er aan de hand? We hebben
in Amsterdam bijna 130 kunstgrasvelden, zo lees ik in de antwoorden op mijn vragen uit
april. Die zijn eigendom van de gemeente. Ze zijn van ons. Niet van de sportclubs, maar
van ons. Op 60 of 78 velden — dat is een beetje onduidelijk, want in november zei het
college dat er 78 velden worden ingestrooid met deze rubberkorrels en in april zei u dat
het er 60 zijn, het zijn er in ieder geval meerdere tientallen — worden
rubbergranulaatkorrels gebruikt. Dat zijn gemalen autobanden. Ze zijn in opspraak
geraakt en iedereen zal inmiddels de uitzending van Zembla gezien hebben. Deze korrels
bevatten kankerverwekkende stoffen. De vraag is alleen wat het effect is op mensen en
voornamelijk op kinderen die op die velden spelen. Elke ouder zal het herkennen, ik heb
ook een zoontje dat hockeyt, maar het kan ook voetballen zijn: thuis liggen al die korrels.
Die kinderen komen ermee in aanraking. Ik ben ervan op de hoogte dat het RIVM op dit
moment een onderzoekt doet om na te gaan wat de mogelijke gezondheidsschade zou
kunnen zijn.
Afgelopen zondag echter — dat is de reden van deze actualiteit — zegt een
toxicoloog, de heer Van den Berg van de Universiteit Utrecht, dat we dit spul als
consumentengoed moeten beschouwen. In dat geval is de hoeveelheid
kankerverwekkende stoffen in deze korrels twaalf keer zo hoog als is toegestaan voor een
kind. Ondertussen zegt de heer Löwers, een hematoloog van de Erasmus Universiteit: als
we niet ingrijpen, dan gokken we met de gezondheid van kinderen. Dat is de reden dat ik
deze gemeenteraad en dit college oproep om nu actie te ondernemen in ieder geval totdat
het rapport van het RIVM er is. We hebben namelijk, zeker als eigenaar van deze velden,
een voorzorgsprincipe: bij twijfel niet doen. Als het over Amsterdamse kinderen gaat: bij
twijfel al helemaal niet doen. Dit zou wel eens geld kunnen kosten, veel geld kunnen
kosten. Ondertussen hebben we ook nog kinderen die we graag willen laten sporten. We
moeten hier dus slim mee omgaan. Daarom vraag ik aan dit college om niet te wachten
op het RIVM-rapport en zo spoedig mogelijk met de sportclubs in contact te treden om te
bekijken hoe we het sporten op deze velden tot een minimum kunnen beperken. Om
tegemoet te komen aan de zorgen, wellicht de terechte zorgen, van alle Amsterdammers
en speciaal aan die van de ouders, maar ook om te voorkomen dat we later zeggen:
hadden we maar. Dat is mijn eerste motie.
De tweede motie vraagt om nu al een plan te maken zodat we geen tijd verliezen
als uit het RIVM-rapport blijkt dat de korrels inderdaad zo schadelijk zijn als sommige
mensen beweren. Een plan om zo snel mogelijk van deze velden af te komen. Voor het
milieu, maar zeker voor de kinderen.
Daarnaast wil ik dat er geen nieuwe velden worden aangelegd. In april bleek uit
de beantwoording dat er nog dertien van dit soort velden zouden worden aangelegd. Dat
wil ik helemaal niet. Er zijn alternatieve velden. We kunnen biologische korrels gebruiken.
34
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
Ik weet niet of we de huidige korrels er gewoon uit kunnen zuigen en er biologische
korrels voor terug kunnen plaatsen. Ik ben geen kunstgrasspecialist. Ik ben alleen enorm
bezorgd en ik denk helaas terecht. Daarom heb ik op dit moment twee moties en zal ik zo
meteen bij het sportplan de derde motie indienen waarin ik oproep om geen nieuwe
velden met deze korrels aan te leggen.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
618 Motie van het raadslid Van Lammeren inzake onderzoeksresultaten over
kankerverwekkende stoffen in kunstgraskorrels (minimaliseer spelen op rubbergranulaat)
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1632).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Met sportverenigingen in overleg te treden en een plan op te stellen zodat er zo
min mogelijk op velden met rubbergranulaat gespeeld wordt, in elk geval totdat er
duidelijkheid is over de gezondheidsrisico’s van rubbergranulaat door het RIVM.
62° Motie van het raadslid Van Lammeren inzake onderzoeksresultaten over
kankerverwekkende stoffen in kunstgraskorrels (vervang velden met rubbergranulaat)
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1633).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Alvast een plan op te stellen om de kunstgrasvelden die ingestrooid zijn met
rubbergranulaat zo snel mogelijk met andere korrels in te strooien dan wel de velden te
vervangen zodat er geen tijd verloren wordt als uit het RIVM-onderzoek blijkt dat
rubbergranulaat schadelijk is voor de gezondheid.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kayar.
De heer KAYAR: Amsterdam telt in totaal 78 voetbalvelden met kunstgras waar
het probleem zich kan voordoen. Duizenden mensen wachten op de uitslag van het
onderzoek. Het RIVM doet nu een landelijk onderzoek dat in januari pas gepubliceerd
wordt. Het onderzoek moet wat ons betreft snel en zorgvuldig worden uitgevoerd. Nu is er
heel veel onzekerheid ontstaan bij veel clubs en vooral ook bij de ouders. Hierdoor kan
zelfs de voortgang van de competities in gevaar komen. Eén ding mag glashelder zijn. De
gemeente mag absoluut geen risico nemen met de veiligheid en de gezondheid van onze
inwoners. Ik ben daarom zeer blij dat we allemaal bereid zijn om onze
verantwoordelijkheid te nemen, met inbegrip van onze wethouder, voor de zojuist
genoemde punten. Als straks de kunstgrasvelden of de korrels vervangen moeten
worden, dan moet het beleid absoluut gericht zijn op gelijke kansen en op het voorkomen
van een tweedeling in de stad tussen clubs. Zoals u weet, heeft Ajax naar aanleiding van
dit nieuws meteen zijn eigen maatregelen genomen en de velden vervangen omdat het
een kapitaalkrachtige club is. Er moet één beleid zijn dat voor alle verenigingen geldt,
onder regie van de wethouder. Is de wethouder het hiermee eens?
Wat gaat er daarnaast concreet nog meer gebeuren? Is het volgens de wethouder
nog verantwoord om de kinderen op de betreffende velden te laten voetballen?
35
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom.
De heer BLOM: In de afgelopen tijd is er veel onrust ontstaan in de sportwereld in
heel Nederland. Ook GroenLinks maakt zich zorgen vanwege de mogelijke negatieve
effecten op de gezondheid van de gebruikers van kunststofsportvelden. Het definitieve
rapport volgt nog, maar GroenLinks is van mening dat er in Amsterdam meteen een einde
moet komen aan het gebruik van rubbergranulaat. De huidige maatschappelijke discussie
richt zich met name op de mogelijke gezondheidsrisico’s, maar er is al een evident
duidelijk negatief effect op het milieu. Jaarlijks wordt er op een Amsterdams sportveld
500 kg rubbergranulaat uitgestrooid. In heel Amsterdam komt dat neer op 39.000 kg
rubbergranulaat dat in het milieu verdwijnt. Dat alleen al is voor GroenLinks reden om te
zeggen: laten we zo snel mogelijk inzetten op het gebruik van duurzaam materiaal als
kokos en kurk. Kan de wethouder daar een reactie op geven?
Daarnaast steunen we in ieder geval het voorstel van de heer Van Lammeren
voor een plan van aanpak.
De VOORZITTER: Dames en heren op de tribune, ik moet u verzoeken om niet te
klappen. Conform ons reglement van orde wordt u niet geacht blijken van goed- dan wel
afkeuring te geven. Ik moet u daarom vragen om u in te houden.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Dantzig.
De heer VAN DANTZIG: Ik maak me zorgen, want naast al die kinderen die
wekelijks voetballen, voetbal ik ook al jaren op kunstgras en met mijn voetbalstijl heb ik
heel veel tussen die zwarte korreltjes gelegen. Ik begrijp daarom de zorgen en ik begrijp
ook de ouders op de tribune. De berichten klinken niet goed. De uitzending van Zembla
was ronduit verontrustend. Het onderzoek van de fabrikanten zorgt er niet voor dat ik dit
weekend met een volledig gerust gevoel ga voetballen. Naast dat ik wil weten wat er aan
de hand is, wil ik ook een gedegen onderzoek, hoe eerder, hoe beter wat mij betreft. We
zijn terecht ongerust, maar ik denk ook dat er geen reden is voor paniek. Gisteren zijn er
mondelinge vragen gesteld in de Tweede Kamer. Daar zei staatssecretaris Dijksma
terecht dat iedereen en ook alle kinderen dit weekend kunnen voetballen. Ik hoor die
bevestiging ook nog graag van de wethouder.
Het kan ook zijn dat we op stel en sprong actie moeten ondernemen en dan
moeten we klaar zijn en moet er een noodplan liggen. Ik heb daar vooral vragen over. Ik
hoop dat de wethouder die kan beantwoorden. Sommige ervan mogen ook schriftelijk
worden beantwoord.
Over hoeveel velden gaat het precies?
Maakt het iets uit hoe oud een veld is?
Wat gaat het kosten als we die straks allemaal moeten vervangen”?
Hoe snel kunnen ze vervangen worden als we dat in heel Nederland moeten
doen?
Zijn er al gesprekken met leveranciers over het vervangen van die korrels? Als we
al die kilo's weg moeten halen en nieuwe neer moeten leggen, dan kan ik me voorstellen
dat dit niet van vandaag op morgen gebeurd is.
Gaat de gemeente hier zelf mee aan de slag? Dit is in heel Nederland een
probleem dus ik kan me voorstellen dat we met andere gemeenten afspraken maken,
bijvoorbeeld om kortingen te bedingen bij de leveranciers. Of wachten we op de plannen
van het Rijk dat denk ik ook een rol heeft?
36
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Worden er nu velden zonder rubber aangelegd”?
(De heer VAN LAMMEREN: Het kost 23 miljoen euro. Dat stond namelijk
in de antwoorden op de vragen die ik in april gesteld heb. Het gaat om 60
of 78 velden, afhankelijk van het antwoord van het college dat u gelooft.
Het aantal ligt ergens tussen 60 en 78. Ik heb een andere vraag aan u. U
zegt dat we dit misschien met andere gemeenten moeten aanpakken. Als
dat vertragend werkt, vindt u dat dan nog steeds? Of vindt u dat we,
conform mijn motie, nu een plan moeten maken en met de verschillende
clubs en sportorganisaties in gesprek moeten gaan om, totdat we
duidelijkheid hebben, het risico zo klein mogelijk te maken?)
Volgens mij hoort u van mij een glasheldere oproep om zo snel mogelijk aan de
slag te gaan. Als Amsterdammer geloof ik ook dat we op een eiland wonen, maar in de
rest van Nederland is dit ook een probleem. Als dat het geval is, dan is het niet gek om in
G4-verband, in G7-verband of met het Rijk te gaan overleggen hoe we dit oplossen. Let
wel: er komt straks een RIVM-onderzoek en als het erg tegenzit, dan moeten in heel
Nederland die velden vervangen worden. Dan zou ik ook graag zien dat Amsterdam
vooraan zit, maar dat is misschien niet helemaal reëel, mijnheer Van Lammeren.
(De heer VAN LAMMEREN: Dat is het wel. Als wij nu actie ondernemen,
dan zijn we in ieder geval een van de eerste. Als we op het RIVM wachten
en inderdaad al die sportvelden in heel Nederland op de schop moeten,
dan hebben we wellicht een ander probleem. Daarom stel ik ook voor om
nu te onderzoeken wat we kunnen doen. Laten we hopen dat het niet al te
erg is, maar we hebben dan in ieder geval de plannen gereed. Ik krijg het
idee dat u eerst met de G4 wilt overleggen.)
Het antwoord is ‘nee’. Laten we het RIVM-onderzoek afwachten en laten we ons
voorbereiden op het ergste. Ik hoor straks graag van de wethouder of dat kan. Ik pas
ervoor om te zeggen dat Amsterdam de enige gemeente is met dit probleem.
Ik was bezig met mijn vragen. Leggen we nieuwe velden tegenwoordig zonder
rubber aan? Ik neem aan dat we voor kurkkorrels kunnen kiezen. Ik heb in de aanloop
hiernaartoe even rondgebeld en het schijnt dat ze biologisch afbreekbaar zijn. Ik ben
benieuwd of dat kan. Wat is het verschil in kosten als we die nu aanleggen?
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kwint.
De heer KWINT: Ik pretendeer geenszins origineel te zijn als ik zeg dat ook wij
erg geschrokken zijn van de verhalen over de mogelijke gezondheidseffecten van de
rubberkorrels op de kunstgrasvelden. Dat is een heel ernstige zaak en ik kan me dan ook
aansluiten bij iedereen die zegt dat we nu alvast moeten nadenken over de mogelijke
consequenties van het RIVM-onderzoek. In aanvulling daarop wil ik wel zeggen dat ik
begrepen heb dat het RIVM heeft aangekondigd dat het onderzoek nog voor de kerst
afgerond is. Het is vandaag 30 november dus dat betekent dat wij over drie weken een
onderzoek kunnen verwachten. Dat betekent niet dat de wethouder daarop moet wachten.
Het lijkt mij heel verstandig dat de gemeente nu alvast in kaart brengt wat de mogelijke
scenario’s zijn, mochten de resultaten van het onderzoek heel erg ongunstig zijn. Dat is
de voornaamste oproep die ik aan de wethouder wil doen. Ga nu alvast nadenken over
wat er gebeurt als het tegenvalt en zorg ervoor dat wij in opperste staat van paraatheid
zijn als het RIVM-onderzoek afgerond is.
(De heer VAN LAMMEREN: Wat vindt u ervan om nu al met de
sportclubs in gesprek te gaan om na te gaan of we met een
37
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
roulatiesysteem kunnen gaan werken? Misschien dat er een wedstrijd
uitvalt, maar op die manier zorgen we ervoor dat, totdat er duidelijkheid is
en dat is over drie weken, maar misschien duurt het langer, kinderen zo
min mogelijk in contact komen met deze rubberkorrels.)
Gisteren is er gezegd dat het onderzoek over drie weken afgerond is. Ik heb
weinig reden om te veronderstellen dat het misschien langer zal duren. Voorlopig ga ik
ervan uit dat het dan afgerond is. Ik vroeg de wethouder net om alvast een plan te maken
en zich voor te bereiden. Eerlijk gezegd denk ik dat het gezien de speelschema's en de
hoeveelheid velden de facto onmogelijk is om alle wedstrijden op regulier gras te houden,
hoezeer mijn sporthart dat ook betreurt. Ik vind het prima als de wethouder dat als
onderdeel van het maken van een plan ziet. Ik denk, anders dan u, niet dat we daarmee
het probleem helemaal oplossen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Yesilgöz-Zegerius.
Mevrouw YESILGÖZ-ZEGERIUS: Er is al het nodige gezegd. Ook wij hebben
heel veel appjes en telefoontjes ontvangen van bezorgde ouders en bezorgde sporters.
Alles samenvattend zou ik willen zeggen dat het belangrijk is dat er snel duidelijkheid
komt, dat we graag van de wethouder willen weten hoe het proces er uitziet tot het RIVM-
onderzoek klaar is en daarna zodat iedereen weet waar we aan toe zijn. Vervolgens is het
natuurlijk belangrijk dat we er duidelijk over communiceren. Dat zijn we in Amsterdam ook
gewend met dit soort zaken die groot uit kunnen pakken. Hoe gaan we dat doen zodat wij
mensen met vragen kunnen doorverwijzen? Misschien is daar al een plan voor, misschien
komt dat later. Het is fijn als de wethouder daarop in kan gaan. Mocht het zo zijn dat alle
velden vervangen moeten worden, dan willen wij daar graag een overzichtelijk plan voor
hebben zodat we dat allemaal weten. Ik denk dat die duidelijkheid ons allemaal tot op
zekere hoogte gerust zal stellen zodat we weten waar we aan toe zijn en dat ook de
woordvoerders Sport weten wat er van ons wordt verwacht als er nog stappen
ondernomen worden. Dat horen wij graag van de wethouder.
De VOORZITTER: Ik moet de wethouder Sport vragen om zo kort en bondig
mogelijk te reageren gezien het gebrek aan spreektijd van het college.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Burg.
Wethouder VAN DER BURG: We hebben een serieus probleem, los van het
rapport van het RIVM. Dat heeft inderdaad beloofd dat het rapport nog voor de kerst zal
verschijnen. We kunnen nu een heel technische discussie gaan voeren. Gaat het hier om
consumentengoederen en moeten de normen daarvoor gelden of moeten er andere
normen gelden? Ik vind de discussie daarover prima, maar we zien dat er in ieder geval,
los van de uitkomst van het RIVM-rapport, een enorm gebrek aan vertrouwen is in het
huidige concept van velden met rubbergranulaat. Zelfs als het RIVM met een
‘geruststellend’ rapport komt, zijn er twee redenen om vanaf heden niet meer te werken
met rubbergranulaat. De eerste is dat, ook als het een ‘geruststellend’ rapport is, de
mensen hier op de tribune en thuis niet automatisch denken: oké, we gaan over tot de
orde van de dag. We hebben in ieder geval een vertrouwensprobleem. De tweede reden
is — laat ik daar ook geen misverstand over laten bestaan — net door de heer Blom
genoemd, maar in het verleden ook aangekaart door de heer Van Lammeren. Zelfs als
het rapport geruststellend is als het gaat om het inademen, dan komt er in ieder geval een
38
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
heleboel spul in het milieu. In het kader van ons duurzaamheidsbeleid vind ik het ook
daarom niet kunnen. Wat het college betreft komen er, wat de uitkomsten ook zijn,
sowieso geen nieuwe rubbergranulaatvelden bij. Dat is de eerste stap.
(De heer VAN LAMMEREN: Dat is een terechte opmerking. In april
antwoordde het college nog dat er 13 velden bij zouden komen, maar die
zijn nu van de baan. Prachtig. Bedraagt het aantal velden nu 60 of 78,
want daar zit nogal wat licht tussen? Of zijn er sinds april 18 velden
aangelegd, want dat zou ik een verontrustend signaal vinden, zeker
omdat u nu zegt dat u geen nieuwe velden wilt? In april was al bekend dat
er 20.000 kg plastic in het milieu terechtkomt.)
Het zijn 78 velden. U noemde een ander getal. U sprak over een groter getal aan
kunstgrasvelden. Het probleem van het rubbergranulaat speelt bij voetbalvelden. Bij
hockeyvelden hebben we er geen last van, want bij hockey gaat het om zandvelden of
watervelden. Het specifieke probleem van het rubbergranulaat is een
voetbalveldvraagstuk.
(De heer VAN LAMMEREN: Een onderzoek met n=1 is altijd gevaarlijk.
Kom een keer op vrijdag na de hockeytraining van mijn zoontje bij mij in
de keuken kijken. Dat is daadwerkelijk rubbergranulaat en hij speelt
gewoon in Amstelveen bij Pinoké Amsterdam. Daar liggen allemaal dit
soort velden.)
Afgezien van dit punt kom ik graag een keer kijken bij Pinoké. Ik zei al: wat het
college betreft en als ik de raad goed beluister, dan heb ik daar een raadsmeerderheid
voor, komen er geen nieuwe velden bij met rubbergranulaat. De gemeenteraad heeft in
een aantal besluiten besloten om extra velden aan te leggen en dat betekent dus dat die
velden met een andere samenstelling moeten worden aangelegd. Dan kunt u denken aan
kokos of aan kurk. U kunt ook nog denken aan kunststofrubber, maar daarbij speelt het
duurzaamheidsargument in ieder geval een rol. Mijn voorkeur gaat dus uit naar kokos en
kurk. Als er nieuwe velden bij komen, als we die vanaf nu bestellen en we hebben er nog
een paar in de planning zitten, dan worden ze met kurk of kokos aangelegd en als het
anders is, dan kom ik bij u terug. Ik ben inmiddels iets deskundiger dan een tijdje geleden,
maar weet niet alles tot in detail. Dat is één.
Twee: De huidige 78 velden. Naar aanleiding van de berichten van de NOS en
naar aanleiding van de VACO, de bandenbranche die nu klaagt, maar die de
berichtgeving over zichzelf heeft afgeroepen door de manier waarop ze dit heeft gedaan
dus die moet sowieso niet zeuren, heeft het RIVM nogmaals bekendgemaakt dat het voor
de kerst met zijn rapport komt en mensen adviseert om te blijven sporten. Het RIVM geeft
het advies om na het sporten te douchen. Dat is wat het RIVM nu als advies geeft. De
Nederlandse gemeenten, niet alle 389, maar wel het overgrote deel van de Nederlandse
gemeenten, kiest dat als uitgangspunt. Het is ook het uitgangspunt van het Rijk. Ook wij
volgen tot nader order de lijn van het RIVM. Nader order is: als het rapport er ligt.
Dan zijn er twee mogelijkheden. Het is zodanig geruststellend dat wij beginnen
met het stappenproces van nieuwe velden niet met rubber en oude velden vervangen op
het moment dat ze in hun cyclisch vervangingsproces zitten. Dat is de ene mogelijkheid.
De andere mogelijkheid is dat het rapport niet geruststellend genoeg is. Dan moeten we
overgaan tot versnelde actie. Dat gaat dan om 23 miljoen euro, u had het bedrag goed.
Als we ze aan het einde van de cyclus vervangen, dan zit dat gewoon in onze financiële
systemen. Als we ze versneld vervangen, dan kost ons dat 23 miljoen euro. Natuurlijk is
dat een financieel vraagstukje, maar wat mij betreft is dat geen enkel probleem. Waarom
niet? Op het moment dat wij van het Rijk te horen krijgen: dit is onveilig, dan zijn het
39
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
onvermijdelijke kosten en moeten we het probleem oplossen. Natuurlijk is geld altijd een
vraagstuk, maar geld is in dit opzicht voor u en voor mij dan geen probleem. We moeten
dat met elkaar maar regelen.
Er is wel een ander probleem. Dat andere probleem is dat wij in Amsterdam 78
velden hebben, maar dat het in Nederland om 2000 velden gaat. Tot nu toe zeggen de
mensen die erover aan het nadenken zijn, want we zijn al bezig met het plan waar u in
een van de moties om vraagt, dat de industrie die dit maakt niet in staat is om op korte
termijn die 2000 velden te vervangen. Ze missen daarvoor gewoon de capaciteit. We
kunnen dan meerdere dingen doen. We kunnen de korrels ertussenuit zuigen en we doen
er dan andere dingen in. Dat is een mogelijkheid. Of we moeten overgaan tot vervanging
van velden. Dat wordt nu allemaal op een rij gezet, want dat heeft te maken met
veldentechniek en daar heb ik onvoldoende verstand van. Er is dus een
capaciteitsvraagstuk, nog afgezien van het financiële aspect, maar daarover zijn u en ik
het eens.
(De heer VAN LAMMEREN: Per jaar komt er van alle sportvelden
1 miljoen kg kunststof in het milieu terecht. Wanneer weet u wat het kost
om dat rubber eruit te halen en te vervangen? Dat vind ik namelijk een
heel interessante optie. Kunnen we dat al eerder doen? Sporten is
belangrijk, maar dat moet wel op een gezonde manier kunnen.)
Ik zei u al dat het 23 miljoen euro kost als we het nu zouden doen, ook al zouden
we alleen vanwege de duurzaamheidsaspecten alle velden vervangen. Als we alle 68
velden zouden vervangen — stel dat dat kan — dan kost ons dat 23 miljoen euro. Als we
het aan het einde van de cyclus doen niet. Dat heeft te maken met afschrijvingstermijnen
et cetera. Ik wil echter nogmaals benadrukken dat, als het gaat om een
veiligheidsvraagstuk, geld geen probleem is. Dat is slechts een probleem als het niet om
een veiligheidsvraagstuk gaat.
(De heer VAN LAMMEREN: Dan heb ik mij niet duidelijk uitgedrukt. Ik
zeg niet dat we alle velden nu meteen moeten vervangen. Het eruit
zuigen van de rubberkorrels en het terugstorten van kokos of kurk kost
geen 23 miljoen euro. Mijn vraag is: is dat technisch mogelijk en wanneer
is dat duidelijk?)
Laat ik dat voor u op een rijtje zetten, want u hebt volgens mij minder aan gokken
dan aan feiten. Laat ik u een dagmailbrief sturen waarin ik daar specifiek op inga.
Wij zijn nu bezig met een plan van aanpak in het geval van slecht nieuws omdat
bij het plan van aanpak bij minder slecht nieuws tot goed nieuws we in ieder geval als
uitgangspunt kiezen dat we voor kokos of kurk kiezen en niet voor rubbergranulaat. Dan
hebben we dus geen specifiek plan van aanpak nodig, tenzij we kiezen voor de lijn die u
net voorstelde en waarvan ik heb gezegd dat ik u de informatie zal geven.
(Mevrouw VAN SOEST: Zouden de bandenfabrikanten eventueel
aansprakelijk gesteld kunnen worden?)
Ik denk het niet omdat het hier niet gaat om de vraag wat er in die korrels zit,
maar om de vraag of ze hiervoor gebruikt kunnen worden. Dat heeft weer te maken met
de vraag of het gaat om consumentengoederen, want daarvoor geldt een andere norm.
Daar wil ik een beetje van wegblijven, want dat wordt al snel technisch en dan begin ik er
minder verstand van te krijgen. Er wordt dan altijd het voorbeeld van de fopspeen
genoemd. Die hebben kleine kinderen de hele dag in hun mond en daar sabbelen ze op.
Dat is ook de bedoeling van zo'n ding. Daar gelden zwaardere normen voor. Dat
voorbeeld wordt altijd gebruikt, maar dat vind ik een slecht voorbeeld. Het gaat ook om
lichtere producten. Ik zeg niet dat ik daarvoor kies, maar ik zie het de VACO wel doen,
40
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
mijnheer Van Lammeren. Er is in ieder geval een verschil tussen normen die gelden voor
producten die men geacht wordt in de mond te nemen of aan de mond te zetten of waarbij
dat risico heel groot is en goederen waarvoor dat niet geldt. De vraag is nu of die
strengere normen moeten gelden. De VACO, de bandenindustrie, zegt: nee. Ik denk dat
die op basis van de huidige regelgeving niet aansprakelijk te stellen is omdat ze geleverd
heeft wat ze moest leveren.
(Mevrouw VAN SOEST: Stel dat uit het onderzoek blijkt dat er
kankerverwekkende stoffen in zitten. Dan zouden we hen toch
aansprakelijk kunnen stellen omdat zij de gezondheid in gevaar
brengen?)
(De VOORZITTER: Volgens mij is dat dezelfde vraag die u net gesteld
hebt. Graag kort en bondig, wethouder.)
Ik geloof dat de afkorting KFC'’s is. Dat die KFC's erin zitten. Dat staat voor kool,
waterstof en nog iets. Er zitten inderdaad PAK's in en ik geloof dat de Latijnse afkorting
ervan KFC is. In ieder geval staat niet ter discussie dat die stof erin zit. Dat zei men twee,
vier, zes of acht jaar geleden ook al. Met de uitzending van Zembla is het allemaal
begonnen en daaruit bleek dat het spul te veel uitdampte en dat het niet goed is als het
spul in de mond komt. Dat het spul erin zat, wisten we, want dat het in autobanden zat —
daar zijn de meeste velden van gemaakt — wisten we ook. Overigens zijn er ook velden
met gecoate korrels en dan geldt dat weer niet. In de reguliere rubbergranulaatvelden
geldt het wel.
(De VOORZITTER: Wethouder, gaat u in de richting van de preadviezen
en een afronding?)
Daarom is de discussie over rubbergranulaat voor de toekomst gevoerd en gaat
het alleen nog over het hier en nu. Wat mij betreft is dat afhankelijk van het RIVM. Wij
bereiden in ieder geval de scenario’s voor. De heer Kwint heeft gelijk. Wij kunnen niet
terug naar grasvelden. Waarom niet? Omdat men op kunstvelden, hoe ze ook
samengesteld zijn, veel meer kan spelen dan op grasvelden. Als wij terug moeten naar
grasvelden, dan moeten we de capaciteit in de stad enorm vergroten. Dan praat ik niet
zozeer over geld, maar over het aantal vierkante meters. Die hebben we niet omdat we
ook nog andere dingen kwijt moeten in de stad. Woningen, kantoren, scholen et cetera.
Terug naar gras is dus geen optie. Een andere vorm van kunstgras is wel een optie.
Dan de moties. Alvast een plan op te stellen om de kunstgrasvelden die
ingestrooid zijn zo snel mogelijk met andere korrels in te strooien. Daar zijn wij mee bezig,
want we stellen een plan op zodat we klaar zijn als het RIVM-rapport uitkomt. Dat is motie
nr. 1633.
Motie nr. 1632 vraagt om met sportverenigingen in overleg te treden. Daar kan ik
niet tegen zijn, dus daar zeg ik meteen ‘ja’ tegen. Er is wel een probleempje. Dat heeft de
heer Kwint ook al benoemd. De intensiteit van het bespelen van die velden is zodanig dat
we daar niet uitkomen dan door 78 maal X wedstrijden per weekend te laten vervallen.
Dan grijp ik terug op het RIVM dat zegt dat er op dit moment gewoon op gespeeld kan
worden.
(De VOORZITTER: Van beide moties zegt u dat er geen bezwaar is tegen
aanneming?)
Weet u, een krijgt een positief advies en ten aanzien van de tweede motie ben ik
er niet tegen om in gesprek te gaan met verenigingen. Ik merk ook dat de ene vereniging
er anders op reageert dan de andere vereniging. Bij sommige verenigingen is het als
thema minder aan de orde en bij andere is dat meer het geval. Ik vind dat wij de taak
hebben om in gesprek te gaan, ook al is het slechts met één vereniging of één team plus
41
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
ouders. Ik ben over beide voorstellen positief. Mijn enige verwachtingsmanagement is:
verwacht er niet te veel van in de zin dat we dit makkelijk kunnen oplossen. Natuurlijk
moeten we in gesprek gaan met clubs waarvoor het echt een probleem vormt.
(De heer VAN LAMMEREN: We hebben geen tweede termijn, maar dit is
wel ontzettend belangrijk. Er is nog een ander probleem met die banden.
Er komen namelijk steeds meer goedkope importbanden uit China die een
andere samenstelling hebben. Het vermoeden is dat het aantal PAK's dat
daarin zit vele malen groter is, dus de korrel van nu is misschien niet de
korrel van de toekomst. Neemt u dat mee. Verder zegt u dat u komt met
een overzicht van de kosten om de korrels uit de velden te zuigen en iets
anders terug te plaatsen. Wanneer is dat? Ik reken namelijk mee en ik wil
dat zo snel mogelijk afhandelen. Of kunt u toezeggen dat we er gewoon
mee beginnen als het haalbaar is? Mijn zegen hebt u. Mijn derde punt is
de reden van deze actualiteit. Ik hoor steeds: we wachten op het RIVM. U
gaat met de sportclubs in gesprek. Dat vind ik heel prettig. Voor mij
hoeven niet alle wedstrijden door te gaan. Dat is misschien het verschil.
Kunnen we wedstrijden afgelasten, al moet dat in overleg met de
sportclubs? We hebben een voorzorgsprincipe. Totdat we meer zeker
weten, moeten we het aantal contacten minimaliseren. Er bestaat sociale
druk van ouders om mee te doen aan het spel en misschien kunnen we
wel de wedstrijden door laten gaan en de trainingen beperken. Het gaat
slecht om vier weken. Laten we alles doen om die kinderen te
beschermen.)
(De VOORZITTER: Dat was een uitgebreid kort en bondig. Drie concrete
vragen, wethouder.)
Ik sta even na te denken over de vraag wanneer de winterstop ingaat. Volgens mij
gaat die over drie weekenden in. Over drie weken moet ook het RIVM-rapport er zijn.
Zelfs als het RIVM-rapport er is en wat de uitkomst ook is, dit is geen proces van weken.
Dit is zelfs geen proces van maanden. Dit gaat flink veel tijd kosten omdat we in het
ergste scenario die 78 velden in Amsterdam zouden moeten vervangen of die 2000
velden in Nederland. Afgelasten doet in beginsel de KNVB. Daar moeten we dus ook mee
gaan praten. Ik zeg niet dat ik het niet doe, maar ik zeg het maar even. Wij gaan praten
met clubs die ons laten weten dat zij problemen hebben. Een aantal clubs heeft al
aangegeven daar behoefte aan te hebben dus die gesprekken gaan we beginnen.
Volgende week krijgt u de informatie waarom u vroeg. Ik kan niet vooruitlopen op een
besluit van u. Ik denk weliswaar dat geld voor u en voor mij geen probleem zal zijn op het
moment dat er een noodsituatie is en het RIVM zegt dat de velden vervangen moeten
worden. In alle gevallen is het de bevoegdheid van de raad om geld beschikbaar te stellen
en niet de bevoegdheid van het college. In dat geval vinden we wel een weg, maar dat
speelt pas een rol zodra er sprake is van een alarmerend rapport van het RIVM. Dan geldt
namelijk: onvermijdelijk et cetera en kan ik ook naar de wethouder Financiën stappen en
zeggen dat er sprake is van een ‘crisissituatie’. Dat is niet aan de orde als het RIVM een
geruststellend rapport naar buiten brengt. Dan komt wel uw duurzaamheidsargument naar
voren, maar dat is geen kwestie van onvermijdelijkheid, maar betreft een keuze.
(De VOORZITTER: Wethouder, mag ik u vragen om niet te vaak in
herhalingen te vervallen?)
(De heer VAN DANTZIG: Ik had een vraag gesteld over het grotere
verband. Hoe gaan we met andere gemeenten optrekken in de
42
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
gesprekken met het Rijk? Ik zou het in elk geval van belang vinden dat de
wethouder er nu iets over zegt, maar dit ook bij zijn plan betrekt.)
De Nederlandse Vereniging Sport en Gemeenten is hier al mee bezig. Uiteindelijk
zal dit ook een kwestie voor de VNG worden. Waarom? Ik weet niet of het om alle
gemeenten in Nederland gaat, er zullen misschien ook gemeenten zijn waar ze geen
kunstgras hebben. Het gaat wel over tweeduizend velden in heel Nederland en dus over
honderden miljoenen euro's. En het gaat om een enorm logistiek proces. Dat moeten we
in VNG-verband aanpakken. Om twee redenen. Ten eerste herhaal ik iets wat de heer
Kayar net zei. De solidariteit die we sowieso moeten hebben om te voorkomen dat
degenen met geld het makkelijker regelen dan degenen zonder geld. Ten tweede moeten
we ook geen gevecht krijgen waarbij Amsterdam met ellebogenwerk voor Rotterdam
probeert te kruipen. Of dat wij een kleine gemeente wegdrukken omdat wij toevallig 78
velden in de aanbieding hebben. Volgens mij moeten we ook daarin een soort solidariteit
betrachten en het met alle gemeenten oplossen.
(De heer KWINT: Ik ben in mijn eerste termijn een vraag vergeten te
stellen. In de vorige commissievergadering heeft mijn collega Duijndam
gevraagd naar de gevolgen van rubberen ondergronden op speelplaatsen
waar dezelfde materialen in zitten. U hebt toen gezegd dat dit niet
betrokken kon worden bij het RIVM-onderzoek omdat dat al bezig was.
Dat is volstrekt logisch. U wilde er wel zelf naar kijken. Hebt u enig idee
wanneer we daar meer over weten?)
Nee, op dit moment hebben we dat nog niet. We hebben daar niet te maken met
dezelfde korrelstructuur die we hebben bij rubbergranulaat op kunstgrasvelden. Er zijn wel
andere punten aan de orde. We wachten nu eerst het RIVM-rapport over de sportvelden
af omdat daar de korrels liggen die een andersoortige vorm van contact opleveren. Die
dingen kunnen mensen in hun mond krijgen. Op een speelveld is dat een stuk lastiger. De
uitkomsten van het RIVM nemen we mee in ons eigen onderzoek. Het RIVM beperkt zich
tot het rubbergranulaat op de sportvelden.
(De heer VAN LAMMEREN: Er is een vraag nog niet beantwoord. Zijn het
60 of 78 velden?)
78
(De heer VAN LAMMEREN: In april was er nog sprake van 60 velden en
nu zijn het er 78. Zijn er inmiddels 18 velden aangelegd?)
Er zijn dit jaar geen 18 nieuwe velden aangelegd. De telling van vorige week
kwam uit op 78 velden. Het zijn er in ieder geval geen 60, maar 78.
(De heer VAN LAMMEREN: Weet u of er bij het RIVM-onderzoek
rekening wordt gehouden met de import van veel goedkopere banden en
dat de korrel van nu misschien niet de korrel van de toekomst is? Is dat bij
dat onderzoek betrokken? Zo nee, wilt u het RIVM dan vragen om dat wel
te doen?)
Of het erbij betrokken is, weet ik niet. Ik weet wel dat het heel sterk afhangt van
het soort banden dat gebruikt wordt. Winterbandenkorrels zijn bijvoorbeeld minder slecht
dan zomerbandenkorrels en oude bandenkorrels zijn weer beter dan jonge bandenkorrels.
Goedkope Chinese bandenkorrels leveren ook weer een ander risico op. Het maakt dus
sterk uit waar we naar kijken. Volgens mij onderzoekt het RIVM wat er nu ligt. Ik vind dat
we in de toekomst sowieso geen gebruik meer moeten maken van rubbergranulaat en
dan maakt het ook niet uit of de banden uit China, Korea of Duitsland komen. Als we ze
niet gebruiken, dan gebruiken we ze niet.
43
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotul
2016 aadsnotuien
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
stemverklaring.
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Ik stem natuurlijk voor mijn eigen
moties. Ik had wel gehoopt dat we ondanks alle toezeggingen — dank daarvoor — nog net
iets meer vaart maken, want ik proef enige aarzeling.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Dantzig voor een
stemverklaring.
De heer VAN DANTZIG (stemverklaring): Mijn fractie zal motie nr. 1632 niet
steunen. We steunen de intentie van de wethouder om in gesprek te gaan met de clubs
en zo min mogelijk spelen op rubberkorrels gaat in tegen het advies van het RIVM.
Daarom willen wij eerst het rapport afwachten voordat er actie wordt ondernomen zodat
kinderen nu nog kunnen sporten. Motie nr. 1633 zullen we steunen omdat de wethouder
het gevraagde al heeft toegezegd. De motie is dan een ondersteuning daarvan.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Yesilgöz-Zegerius voor een
stemverklaring.
Mevrouw YESILGÖZ-ZEGERIUS (stemverklaring): De VVD kan zich aansluiten
bij de woorden van de heer Van Dantzig van D66.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1632).
De motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1632) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1632) is verworpen met de stemmen van de PvdA, GroenLinks, de Partij van de
Ouderen en de Partij voor de Dieren voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1633).
De motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1633) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1633) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van agendapunt 22.
44
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november R
2016 aadsnotulen
22
Kennisnemen van het programma onderwijshuisvesting voortgezet en
(voortgezet) speciaal onderwijs 2017 en beschikbaar stellen van krediet voor de
opgenomen voorzieningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1588)
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat de wethouder Onderwijs een toelichting
wil geven. Zij gaat in ieder geval iets zeggen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim.
Wethouder KUKENHEIM: Het is voor de raad belangrijk om te weten dat het
besluit dat vandaag genomen wordt over de onderwijshuisvestingsplannen geen
onomkeerbaar besluit betekent voor de besluitvorming die volgende maand volgt en
waarover we komende donderdag in de commissie de eerste bespreking hebben in een
besloten vergadering. Ik kan er nog iets aan toevoegen. De raadsleden hebben vragen
gesteld over bedragen. Ik zal een briefje opstellen waarin ik dat zal toelichten. Ik zal ook
een toelichting geven op de kabinetstatus van de stukken voor de commissie op
donderdag.
De VOORZITTER: Begrijp ik hieruit dat we wat u betreft over kunnen gaan tot
besluitvorming? Daarna is het woord nog aan de raad. Kunnen wij overgaan tot
besluitvorming?
(Mevrouw MOORMAN: Fijn dat de voorzitter zich corrigeert en daarmee
rechtdoet aan het dualistisch stelsel. Met deze uitleg van de wethouder en
de toezegging dat we er volgende week op terugkomen, met een extra
toelichting en door kritisch te bezien wat wel en niet kabinet besproken
moet worden, zijn wij blij. Wat ons betreft kunnen we nu tot besluitvorming
overgaan. De Partij van de Arbeid zal dan voor het OHP stemmen.)
De wethouder had de voordracht ook kunnen aanhouden of intrekken. Daarom
vroeg ik het ook aan haar.
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1588).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1588) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1588)
met algemene stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1588 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
25
Vaststellen van de Sportvisie 2025, als vervolg op het Sportplan 2013-2016
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1592)
45
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Dantzig.
De heer VAN DANTZIG: Laat ik beginnen met een compliment aan de
ambtenaren en de wethouder, want de sportvisie is een hartstikke mooi stuk waarmee we
de sport echt verder brengen. Een groot winstpunt is dat er eindelijk aandacht is voor
sportvelden bij gebiedsontwikkeling zodat we de wachtlijsten niet achteraf hoeven aan te
pakken, maar we vooraf voorkomen dat er wachtlijsten ontstaan. Om daadwerkelijk te
zorgen voor minder wachtlijsten moeten we nog een stukje verdergaan dan de
voorgestelde hoofdsportstructuur en de door de Sportraad voorgestelde ruimtelijke
sportnorm invoeren. Ik heb dan ook een amendement, samen met de SP, de VVD en de
Pvd waarin staat dat de wethouder deze norm in de eerste helft van 2017 zal
ontwikkelen en aan de raad zal voorleggen. Ik wil de wethouder daarbij nog meegeven
dat het belangrijk is om bij de uitwerking ook duidelijkheid te krijgen over
uitzonderingscriteria. Ouderen sporten nu eenmaal minder op een voetbalveld en
studenten gaan vaak naar de sportschool. Ik denk dat het belangrijk is om dat erbij te
betrekken. Ik wil ook graag duidelijkheid hebben over de exacte financiële impact per
afweging, want wij realiseren ons allemaal dat sport geld kost. Hoe wordt het straks
betaald? Uit welk potje wordt het gefinancierd? Ik begrijp ook dat het
sportaccommodatiefonds zal veranderen. Dat hoor ik graag bij de uitwerking.
Verder wil ik nog iets zeggen over nieuwe sportparken die er komen. Wat mij
betreft komen sportparken weer in de wijk, net als vroeger, en gaan we ze ook meteen
multifunctioneel gebruiken, met een verzamelgebouw, wellicht in de buurt van scholen.
Het zou in ieder geval doodzonde zijn als die sportparken straks overdag leegstaan.
Ik wil nog een motie aankondigen, over de snelgroeiende trend van bootcamps.
Het is te gek dat er zo veel mensen sporten, maar steeds vaker trainen bootcampers op
kinderspeelplaatsen en gebruiken ze de bankjes om op te zitten. Als klap op de vuurpijl
was er laatst toen het regende een bokstraining onder de overkapping van het Stedelijk
Museum. We merken dat bootcampers anderen in de weg zitten omdat er te weinig ruimte
is. Daarom dien ik een motie in om snel bootcampplekken te creëren op lege plekken als
verkeerspleinen, lege veldjes en bijvoorbeeld ook op daken van lege parkeergarages.
Volgens mij kunnen we deze velden ook in overleg met de aanbieders licht aanpassen.
Bijvoorbeeld met een opslagbox voor spullen of een goed rek waaraan mensen hun
oefeningen kunnen doen. Ik ga ervan uit dat we allereerst kijken naar degenen die er hun
geld mee verdienen, dus de aanbieders, of dit voor een maatschappelijk tarief verhuren.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie en het volgende amendement
zijn ingekomen:
63° Motie van het raadslid Van Dantzig inzake de sportvisie (plek voor
bootcamps) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1630).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__op zoek te gaan naar locaties die sportaanbieders kunnen gebruiken voor hun
bootcamplessen;
-__ deze locaties overzichtelijk aan te prijzen bij de sportaanbieders;
- in overleg met de sportaanbieders kleine aanpassingen aan te brengen ter
bevordering van de veiligheid of gebruiksvriendelijkheid.
46
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotul
2016 aadsnotuien
64° Amendement van de raadsleden Van Dantzig, Kwint, Yesilgöz-Zegerius
en Kayar inzake de sportvisie (ruimtelijke sportnorm) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1631).
Besluit:
Op pagina 9 onder het kopje Planologie: naar een hoofdsport- en
beweegstructuur, als eerste bullet toe te voegen:
‘Amsterdam gaat een ruimtelijke sportnorm opnemen als onderdeel van het
strategiebesluit met als doel voldoende ruimte voor sport en bewegen te borgen in
(nieuwe) ontwikkelgebieden. Deze ruimtelijke sportnorm wordt in de eerste helft van 2017
ontwikkeld en aan de raad voorgelegd.”
De motie en het amendement maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kwint.
De heer KWINT: Ik zal het erg kort houden aangezien de wethouder in de
commissie al meer dan genoeg complimenten gekregen heeft. Dit is een heel goede
sportvisie. Wat er nog ontbrak, was een ruimtelijke sportnorm. We hebben de afgelopen
jaren vaak gepraat over de snelle uitbreiding van Amsterdam. Onze stad is populair. Er
komen heel veel huizen bij, er wordt flink ontwikkeld en het risico bestaat dan dat we
onvoldoende ruimte om te bewegen verankeren in de ruimtelijke plannen. Momenteel
hebben wij een wethouder Sport die in zijn vrije tijd soms ook iets met ruimtelijke ordening
doet. Daarom maken we ons daar niet extreem veel zorgen over, maar aangezien dit een
plan tot 2025 is, leek het ons verstandig om dit ook in de sportvisie te verankeren.
Daarom hebben D66 en wij het initiatief genomen om de sportnorm ook in de visie te
verankeren. Dan is het volgens mij een uitstekend stuk waarmee we vooruit kunnen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kayar.
De heer KAYAR: Ik zal het ook kort en bondig houden aangezien we dit
onderwerp uitvoerig in de commissie hebben besproken. Het kan echter geen kwaad als
ik nogmaals mijn waardering uitspreek voor de wethouder en de ambtenaren voor deze
geweldige en complete sportvisie. Ik heb gepleit voor vitale sportverenigingen en extra
inzet voor kinderen en jongeren uit minimagezinnen en voor sporttoestellen in de
openbare ruimte. Ik ben dan ook hartstikke blij met de toezegging van de wethouder op
dat gebied.
Wat het amendement betreft sluit ik mij volledig aan bij de woorden van zowel de
heer Kwint als mijn collega Van Dantzig. Extra inzet kan absoluut geen kwaad en wat mij
betreft mag het glashelder zijn: zonder sport kunnen we niet bouwen. Ik wens de
wethouder heel veel succes bij de uitvoering van de sportvisie.
De VOORZITTER: We gaan luisteren naar de reactie en de preadviezen van de
wethouder Sport en Recreatie, de heer Van der Burg, die iets zachter gaat spreken.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Burg.
Wethouder VAN DER BURG: Ja, want de kijkers thuis hadden daar commentaar
op, dus dat zal ik ook doen. Dit is geen grap. Langs veel kanten kwamen er berichten
binnen dat ik te hard sprak. Ik doe alles voor de kiezer.
47
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november R
2016 aadsnotulen
Ik ben het niet eens met de SP dat ik genoeg complimenten heb gekregen. Je
krijgt nooit genoeg complimenten. Los daarvan ben ik het wel eens met uw beide
voorstellen. U zit weliswaar fout, mijnheer Kwint, als u zegt dat deze wethouder taken
combineert, maar dat de sportvisie tot 2025 loopt. U hebt in Het Parool kunnen lezen dat
ik tot mijn 80“ wethouder wil blijven. Dat is 2045. Dat gaat dus goed. Toch lijkt het mij
goed om deze twee voorstellen aan te nemen. In het betoog van de heer Kayar kwam
naar voren dat we geen stad kunnen bouwen zonder woningen, maar we kunnen geen
woningen bouwen zonder scholen. Zo kunnen we ook geen stad bouwen zonder
zorginstellingen, sportinstellingen et cetera. Die combinatie moet er zijn. Ik heb u al verteld
wat we tot 2025 doen. De 50.000 woningen die er dan extra zijn, betekent dat er 17
voetbalvelden, 9 hockeyvelden, 40 tennisvelden en 10 sporthallen bij moeten komen. We
hebben dus nog een uitdaging voor ons. Beide voorstellen krijgen een positief preadvies.
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Van Dantzig, Kwint, Yesilgöz-
Zegerius en Kayar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1631).
Het amendement-Van Dantzig, Kwint, Yesilgöz-Zegerius en Kayar
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1631) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat het amendement-Van Dantzig, Kwint, Yesilgöz-
Zegerius en Kayar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1631) met algemene stemmen is
aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1592).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1592) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1592)
met algemene stemmen is aangenomen waarbij het raadslid Van Lammeren niet heeft
meegestemd.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Dantzig (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1630).
De motie-Van Dantzig (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1630) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Van Dantzig (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1630) met algemene stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1592 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met
inachtneming van de daarin als gevolg van aanneming van het amendement-Van Dantzig,
Kwint, Yesilgöz-Zegerius en Kayar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1631) aangebrachte
wijzigingen.
48
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
27
Vaststellen van het bestemmingsplan Zelfbouwkavels Cor Hermusstraat
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1595)
De VOORZITTER: De heer Boomsma is door zijn spreektijd heen en zal heel kort
en bondig het woord voeren.
(De heer ÜNVER: Kunnen wij een eindtijd afspreken?)
Dat kan. Hebt u een voorstel voor een eindtijd?
(De heer ÜNVER: 00.00 uur.)
(De heer NUIJENS: Is dat een eindtijd waarbij aangenomen wordt dat we
dan morgen niet terugkomen of met als aanname dat we dan wél
terugkomen?)
(De heer ÜNVER: Eindtijd 00.00 uur met als aanname dat alle punten zijn
afgehandeld.)
(De heer NUIJENS: Ik ga er verder niet over, maar ik wilde het even
weten.)
Het is een inspanningsverplichting van alle 45 collega's om de vergadering voor
00.00 uur afgerond te hebben. Het woord is heel kort en bondig aan de heer Boomsma.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: We hebben in de commissie uitvoerig gesproken over de
minimale afstand tussen de woningen. Het is de vurige wens van de bewoners daar dat
die op minimaal 10 m wordt gezet, net als bij de andere huizen in die buurt. De bewoners
konden niet bij het stadsdeel inspreken omdat het onderwerp daar niet was geagendeerd.
Er stond bovendien een fout in de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Dat werd ook
toegegeven in de nota van beantwoording. Er is voor het CDA geen enkele reden om
deze wens niet te honoreren. Daarom heb ik een amendement om de kavel iets op te
schuiven zodat die minimale afstand gewaarborgd is.
(De heer NUIJENS: Mijnheer Boomsma, dank voor de moeite die u hebt
genomen om het amendement op te stellen. Ik heb de inspreker in de
commissie ook gehoord. Meestal denk ik, en u waarschijnlijk ook, dat we
een reden hebben om iets te doen. Dit is niet zomaar ontstaan. Is er in uw
vooroverleg gebleken wat die reden zou kunnen zijn?)
Er stond iets over in de nota van beantwoording. Daarin stonden geen inhoudelijk
argumenten om niet tegemoet te komen aan die wens. Er stond alleen: we kunnen het
ook anders doen. Wij maken net een andere afweging.
De VOORZITTER deelt mee dat het volgende amendement is ingekomen:
65° Amendement van het raadslid Boomsma inzake bestemmingsplan
Zelfbouwkavels Cor Hermusstraat (minimale afstand tussen huizen 10 m) (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1634).
Besluit:
De verbeelding van bestemmingsplan Zelfbouwkavels Cor Hermusstraat te
wijzigen in de zin dat beide bouwvlakken met 1,5 m worden verschoven richting de Louis
49
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Bouwmeesterstraat en de oostelijke grens tussen de bestemming Wonen en Groen met
1 m richting de Louis Bouwmeesterstraat wordt verplaatst conform bijgevoegde tekening.
Het bestemmingsplan Zelfbouwkavels Cor Hermusstraat aldus gewijzigd vast te
stellen.
Het amendement maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Nuijens.
De heer NUIJENS: Ik vind het wel mooi dat we hier over 1 m Amsterdam praten
omdat zich een burger heeft gemeld die het idee had dat haar belang impliciet was
afgewogen of niet was afgewogen. Ik vind dat ergens wel mooi. De reden dat we er hier
over praten, is ook omdat de betreffende mevrouw niet heeft kunnen inspreken in de
bestuurscommissie Nieuw-West, want daar mogen mensen niet inspreken over iets wat
niet gepiept is en dus niet op de agenda is gezet. In beginsel ben ik geneigd om het met
de heer Boomsma eens te zijn, maar ik wil wel graag van de wethouder weten wat de
reden hiervan is geweest. Is er sprake van een omissie? In dat geval moeten we dat
technisch corrigeren. We gaan niet iemands rechten afnemen of iemand benadelen als
we daar geen reden voor hebben. Ik denk echter dat er een reden geweest moet zijn. Is
het eerlijk om iedereen 10 cm af te pakken? Moeten we dan de hele procedure overdoen?
Of kunnen we doen wat de heer Boomsma voorstelt? Of kost dat 1 m groen of iets anders
van dien aard? Ik wil graag weten welke belangen hier tegenover elkaar staan en wat het
aannemen van het amendement van de heer Boomsma kost. Daarvan zal ik ons
standpunt laten afhangen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Burg.
Wethouder VAN DER BURG: Het betreft hier geen omissie. Het db van het
stadsdeel heeft besloten dat de privacyschending van de betreffende mevrouw — het gaat
om inkijk — dusdanig beperkt is dat dit een goed voorstel is. Vervolgens heeft het ab
besloten om dit niet te piepen. Er is dus geen sprake van een omissie, maar van een
keuze. Verder zou het voorstel van de heer Boomsma betekenen dat de kavels iets
opschuiven. Dat kost 1 m groen. Het is echter een keuze. Strikt formeel zou ik negatief
moeten zijn over het amendement, ook al gaat het slechts om 1 m. Die meter is niet
interessant, want in de commissie heb ik al gezegd dat de heer Boomsma dit via een
amendement kon regelen en dat ik hem zelfs wilde helpen bij het voorbereiden van het
amendement omdat het nogal technisch is. Echter, als ik nu het advies van het stadsdeel
niet zou volgen, dan vervalt het argument dat ik de afgelopen tweeënhalf jaar heb gebruikt
en dat ik ook het komend jaar gebruik. Wij hebben steeds gezegd dat wij slechts
marginaal toetsen of men een besluit kan nemen. Op zich doet het er dan niet toe of het
gaat om 1 m of om 20 m extra bebouwen of om iets anders. Normaal gesproken volgen
wij de lijn van het stadsdeel. Het gaat hier slechts om 1 m, maar eigenlijk gaat het om een
principe, want wat is het verschil tussen 1 m en 20 m?
(De heer NUIJENS: In beide gevallen is het de vraag of een belang
expliciet is afgewogen, impliciet is afgewogen of niet is afgewogen. Ik heb
dit ook in de commissie betoogd. Daarover wilde ik zekerheid hebben en
als ik de wethouder goed begrijp, dan heeft het db van Nieuw-West een
nadrukkelijke afweging gemaakt en dit individuele belang ondergeschikt
50
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
laten zijn aan het collectieve belang van die 1 m groen. Het ab van Nieuw-
West heeft daar impliciet mee ingestemd door niet te piepen.)
Het antwoord daarop is ‘ja’, want mevrouw heeft ook een zienswijze ingediend.
Daarop heeft het db besloten om niet tegemoet te komen aan die zienswijze. Uw vraag
kan ik dus alleen met ‘a’ beantwoorden. De heer Boomsma is niet van de lijn van
GroenLinks, D66 en PvdA. Hij wil altijd meer dan alleen marginaal toetsen. Dat is zijn
goed recht op grond van de wet. Ik hoor echter wel te zeggen wat ik altijd zeg. Kan het
stadsdeel dit doen? Ja, het stadsdeel kan dit doen, overtreedt hiermee geen regels en
dan geleid ik dit door naar u en beslist u.
(De VOORZITTER: Wat was uw preadvies? Of heb ik niet goed opgelet?)
Zoals ik al zei, moet dat negatief zijn omdat het de lijn van het college is dat wij
marginaal toetsen aan de vraag of het stadsdeel dit besluit had kunnen nemen binnen de
geldende beleidsregels. Zo ja, dan geleiden wij dit ongewijzigd door naar u, conform de
lijn die de meerderheid van de raad wil.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Osselaer voor een
stemverklaring.
De heer VAN OSSELAER (stemverklaring): Wij volgen met enige pijn in het hart
het preadvies van de wethouder. Wij willen wel gezegd hebben dat we het geen goede
gang van zaken vinden dat in het betreffende stadsdeel niet kan worden ingesproken als
het onderwerp niet is geagendeerd. We vinden dat echter niet zwaar genoeg wegen om
nu het voorstel te amenderen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Nuijens voor een stemverklaring.
De heer NUIJENS (stemverklaring): Ook al hebben wij veel sympathie voor het
amendement van de heer Boomsma, wij zullen de voordracht van het college steunen en
het amendement erop niet omdat wij de indruk hebben dat het belang van mevrouw wel is
afgewogen en wij het eens zijn met de afweging dat publiek groen in dit geval zwaarder
weegt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer voor een
stemverklaring.
Mevrouw DE HEER (stemverklaring): In het kader van de marginale toetsing
zullen wij tegen dit amendement stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Dijk.
De heer DIJK (stemverklaring): Wij begrijpen wat de wethouder zegt. Omdat er
geen inspraakmogelijkheid was, zullen wij toch voor dit amendement stemmen. Wij zullen
sowieso voor de voordracht stemmen, ook al wordt het amendement niet aangenomen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
stemverklaring.
51
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Publiek groen is ontzettend
belangrijk. Daarom zullen we het amendement van het CDA niet steunen.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Boomsma (Gemeenteblad afd.
1, nr. 1634).
Het amendement-Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1634) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat het amendement-Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1634) is verworpen met de stemmen van de VVD en het CDA voor.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1595)
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1595) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1595)
met algemene stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1595 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
28
Vaststellen van het bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp (Gemeenteblad afd.
1, nr. 1596)
Voorzitter: de heer Ünver
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Dijk.
De heer DIJK: Net is al gezegd dat het opstellen van bestemmingsplannen
primair een verantwoordelijkheid is van de stadsdelen. Zo ligt er een
voorontwerpbestemmingsplan voor De Pijp waarin, zoals gebruikelijk in een
bestemmingsplan, een rijtje uitsluitingen staat. Naast de automatenhal, de belwinkel, het
geldwisselkantoor, de seksinrichting, de smartshop en de massagesalon is daarin ook de
shishalounge opgenomen. Dat is een uitwerking van het bestuursakkoord in Zuid waarin
handhaving op deze lounges is opgenomen. Daarnaast hebben we grootstedelijke
projecten. Bestemmingsplannen daarvoor worden door de centrale stad opgesteld. Het
bestemmingsplan dat voorligt, is zo'n grootstedelijk bestemmingsplan. Het gaat over een
heel klein deel van De Pijp. De rest van De Pijp valt onder het
voorontwerpbestemmingsplan waar ik net op doelde. In het voorliggende
bestemmingsplan staan in het rijtje uitsluitingen dezelfde bestemmingen, behalve de
shishalounges. Omdat beide bestemmingsplannen een nauwe verwantschap met elkaar
vertonen, heb ik een amendement om de shishalounges op te nemen in het rijtje
uitsluitingen zodat straks voor de hele Pijp hetzelfde beleid geldt.
(De heer VINK: Ik wil het goed begrijpen. U gebruikt nu een
voorontwerpbestemmingsplan dat nog niet is vastgesteld, dat nog niet
52
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
vigeert en dat nog niet besproken is in het algemeen bestuur van Zuid als
basis om een ander bestemmingsplan aan te passen. Begrijp ik dat
goed?)
Dat klopt. Dit onderdeel van het voorontwerpbestemmingsplan is gebaseerd op
het bestuursakkoord. Dat vinden wij zwaarwegend. Het bestemmingsplan dat nu voorligt,
geldt straks voor tien jaar. Als het bestemmingsplan De Pijp wordt aangenomen, dan
hebben we te maken met een mismatch als er niet in staat dat de shishalounges worden
uitgesloten.
(De heer VINK: Ik hoor nu dat de partij van de ondernemers een aantal
ondernemers wil beperken en dat wil doen via het bestemmingsplan. Kunt
u mij nog eens uitleggen waarom u die beperkingen wilt opnemen?)
Hierin wordt een bestuursakkoord in Zuid uitgewerkt. Een bestuursakkoord van
D66, VVD en de PvdA. Daarin staat dat men gaat handhaven op onder andere
shishalounges, maar ook op massagesalons. Het bestuur van Zuid kiest voor dit middel
en zet dat in het bestemmingsplan. Dan geldt wat ik net al zei. Daar gaat stadsdeel Zuid
over. Het enige wat ik hiermee wil doen, is dit gelijktrekken met het kleine onderdeel waar
wij primair over gaan.
(De heer VINK: De heer Dijk zegt ‘handhaven’. Handhaven doen we
normaal gesproken niet via ruimtelijke plannen, maar via maatregelen
voor openbare orde en veiligheid. Wat is de reden dat u hier wilt sturen
via het ruimtelijke beleid?)
In een bestemmingsplan staan altijd uitsluitingen. Er staan ook massagesalons,
automatenhallen en seksinrichtingen bij. Daar kan dit prima bij. We hebben de
shishalounges ook aan de orde gesteld via schriftelijke vragen in verband met mogelijke
criminele activiteiten daar. In OOV wordt daar nog over gesproken. Wij wachten op de
antwoorden. U weet dus hoe wij over deze zaken denken.
De VOORZITTER deelt mee dat het volgende amendement is ingekomen:
66° Amendement van het raadslid Dijk inzake bestemmingsplan
Noord/Zuidlijn De Pijp (uitsluiten van shishalounges) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1635).
Besluit:
-__in het voorliggende bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp onder artikel 17.2
Gebruiksverbod (pagina 44 van de Regels en toelichting) lid b als volgt te
wijzigen: ‘als automatenhal, belwinkel, geldwisselkantoor, shishalounge,
seksinrichting, smartshop en massagesalon’;
-__het bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp verder dienovereenkomstig aan
te passen.
Het amendement maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Ik wil eigenlijk een vraag stellen aan de burgemeester, maar
die is er niet. Ik hoop daarom dat wethouder Van der Burg in zijn plaats antwoord kan
geven op mijn vraag. De heer Vink stipte het al even aan in zijn interruptie: is het wel of
niet willen toestaan van een shishalounge niet veel meer een kwestie van openbare orde
en veiligheid? Wij vinden het een beetje vreemd om dit hier in een bestemmingsplan te
53
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
regelen in plaats van breder te kijken naar problemen die er eventueel met shishalounges
kunnen optreden.
(De heer DIJK: Geldt dat voor mevrouw De Heer ook voor de ander trits
zaken die we uitsluiten?)
Ik vind het een beetje raar. Seksinrichtingen vergelijken met shishalounges vind ik
erg ver gaan. Zo ver wil ik niet gaan, want daarmee zeggen we dat alle shishalounges
fout zijn. Dat kan misschien best, maar dat is vooral een taak voor Openbare Orde en
Veiligheid. We moeten dit niet in een bestemmingsplan uitsluiten.
(De heer DIJK: Ik kan me uit een vorige periode nog herinneren dat het
om massagesalons ging en dat de PvdA juist voorstelde om een
paraplubestemmingsplan op te stellen om massagesalons te verbieden. Ik
heb nog een andere vraag. Wat vindt u van de marginale toets die zo
meteen gedaan wordt op het bestemmingsplan voor De Pijp waarin
shishalounges wel worden uitgesloten?)
Mijnheer Dijk, daarom stel ik ook de vraag aan de burgemeester, die er niet is, of
dit niet meer iets is voor Openbare Orde en Veiligheid. Misschien is het antwoord wel
‘nee’ en moet dit via het bestemmingsplan. Dan weeg ik dat mee in mijn oordeel over uw
amendement. Daarom stel ik deze vraag.
De VOORZITTER: Mijnheer Nuijens, ik moet u helaas verzoeken om het kort te
houden.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Nuijens.
De heer NUIJENS: Ik ben een beetje verbaasd over de verbazing. Ik zou hier ook
liever geëigende instrumenten voor zien, maar er zijn allerlei gebieden waar we op grond
van oververtegenwoordiging of op grond van het feit dat een stapeling van functies samen
in ruimtelijke zin tot openbare orde- en veiligheidsproblemen kan leiden waar we het
bestemmingsplan gewoon op deze manier inzetten. Als ik meer tijd had, dan zou ik er
allerlei voorbeelden van kunnen noemen. Wat mij betreft voegen we er in Centrum ook
nog de ijssalons aan toe. Ik heb daar niet heel veel moeite mee. Ik vind het wel heel
vreemd dat de heer Dijk in wezen vooruitloopt op het marginaal toetsen van iets wat nog
niet behandeld is in de bestuurscommissie Zuid. Dat vind ik een omdraaiing van de
volgorde. Ik wil daarom van het college weten wat het wil. Wilt u de shishalounges
uitsluiten? Dan moet u hier een voordracht voorleggen waarin u dat doet. Dat sluit ook
aan bij de ruimtelijke wensen van Zuid. Het is vreemd om dat niet te doen. Om het op
deze manier via de raad te doen terwijl Zuid dit nog moet behandelen vind ik niet in
overeenstemming met de manier waarop wij met bestuurscommissies proberen om te
gaan.
(De heer VINK: Met dat laatste ben ik het zeer eens. U begon echter te
zeggen: ik heb tal van voorbeelden. Ik ben geneigd om dan te zeggen:
noem er eens drie. Vooruit twee. Vooruit, noem er één.)
Dan noem ik er drie. Massagesalons in West, seksinrichtingen in heel 1012 en op
een deel op de Wallen. In West ook seksinrichtingen. Volgens mij ook nog
seksinrichtingen aan de Hobbemakade. Wat mij betreft voegen we er ijssalons en andere
zaken die dusdanig ruimtelijk oververtegenwoordigd zijn dat we met recht kunnen zeggen
dat ze een ruimtelijk probleem beginnen te vormen aan toe. Dan is het geen
détournement de pouvoir om die eraan toe te voegen. Het is nu eenmaal het instrument
dat we hebben. Laten we dat dan maar inzetten.
54
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
(De heer VINK: Dan is mijn vraag of u vindt dat er te veel shishalounges
zijn. Volgens mij zijn er nu nul in het betreffende gebied.)
Daar heb ik een heel eenvoudig antwoord op. Ik heb geen enkel idee, mijnheer
Vink. Ik heb de vraag ook nog nooit gesteld. Ik heb twee vragen gesteld. Wat vindt de
bestuurscommissie Zuid van de ruimtelijke ontwikkeling in het gebied waar zij over gaat?
Wat is de wens van het college van Amsterdam ten aanzien van een bestemmingsplan
dat het hier voorlegt? Verder heb ik keine blasse Ahnung hoeveel shishalounges er zijn in
dat gebied.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Burg.
Wethouder VAN DER BURG: Dit voorstel verschilt van het vorige voorstel omdat
het hier een grootstedelijk voorstel betreft. Dat betekent dat u, los van wat u in cultureel
opzicht vindt, hier in ieder geval de volledige afweging moet maken. Dat is het verschil
met het voorstel van zo-even waar een bestuurscommissie een besluit over genomen
heeft. Hier gaat u er echt helemaal over. In ons voorstel stond dit voorstel niet. Naar
aanleiding van vragen van de VVD hebben wij aan het db van het stadsdeel gevraagd wat
zijn mening is. De heer Capel heeft laten weten dat hij het fijn zou vinden als dit element
er wel in kwam omdat men dit ook in de rest van het stadsdeel heeft gedaan en dan zou
dit grootstedelijk gebied erbuiten vallen. Mijn reactie was dat het procesmatig handig zou
zijn om dat via een amendement te doen, want anders krijgen we weer perikelen met
Andreas. Het is aan u om hierover te oordelen. Het is wel gebruikelijk om dit soort keuzes
te maken. Niet alleen wordt dit element in het amendement toegevoegd aan een categorie
ondernemers die ook uitgesloten wordt — massagesalons, seksbedrijven et cetera — en is
het inderdaad waar wat de heer Nuijens zegt. We kunnen er ook ijssalons aan toevoegen.
Dat is een veelgehoorde opmerking in een ander stadsdeel. Een bestemmingsplan is ook
bedoeld om niet alleen ondernemers te beperken, maar we beperken alle gebruikers van
een gebied met een bestemmingsplan door te stellen: dit mag wel en dit mag niet. Zeker
als het gaat om uitsluitingszaken is het ook bedoeld om te beperken. Als u ondernemers
niet wilt beperken, dan moet u alle onderdelen schrappen. Dat wilt u niet, dus dan is de
vraag: deze categorie wel of deze categorie niet.
Wat is het standpunt van het college? Wij hebben het niet voorgesteld. Het is een
wens van het db, want de heer Nuijens heeft gelijk en dat is door de heer Dijk bevestigd.
Het gaat hier om een beleidslijn van het db voor het omliggende bestemmingsplan dat
nog niet is vastgesteld in het ab.
(De heer VINK: Zijn er, los van dit beleidsvoornemen in Zuid, andere
bestemmingsplannen waarin specifiek dit soort beperkingen worden
gesteld aan shishalounges? Zo ja, hoeveel zijn dat er in Amsterdam?
Kunt u ons daar een indruk van geven?)
Ik heb geen idee, of keine blasse Ahnung moet ik zeggen als ik GroenLinks goed
begrijp. Ik weet het niet. Ik meen ook dat mevrouw De Heer vroeg of dit het enige
instrument is. Ik ga niet namens de burgemeester spreken. Ten eerste omdat ik zijn
standpunt niet ken. Ten tweede: Als de burgemeester hierover spreekt, dan doet hij dat
niet als lid van het college, maar als zelfstandig orgaan. Ik kan dus niet namens de
burgemeester spreken. Zodra in het bestemmingsplan staat dat het mag, dan kan de
burgemeester niet handhaven op het gegeven dat het niet mag, want het mag dan wel.
De burgemeester kan wel handhaven op het gebied van de openbare orde, want dat kan
ook als er een shishalounge is waar zaken gebeuren die het daglicht niet verdragen en
die de openbare orde aantasten. Het Openbaar Ministerie kan handhaven op strafbare
55
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
feiten zoals het dat ook bij u en mij thuis kan. De burgemeester kan dus wel ingrijpen als
de openbare orde in het geding is en het Openbaar Ministerie kan ingrijpen als er
strafbare feiten plaatsvinden.
(De heer VINK: Het lijstje dat er nu in staat, eventueel aangevuld met het
punt van de heer Dijk, is dat ingegeven op grond van ruimtelijke
overwegingen, op grond van de samenstelling van het winkelapparaat of
op grond van de openbare orde en veiligheid? Wat is het oordeel van de
wethouder daarover?)
Ik kan geen ruimtelijke overwegingen bedenken waarom een massagesalon niet
mag op deze plek. Ik zou dat wel kunnen bedenken in bijvoorbeeld landelijk Noord. Het is
een ruimtelijke overweging om daar geen massagesalons toe te staan of andere
bedrijfsmatige activiteiten, niet zijnde boeren. Wij sturen echter wel op het aanbod van
diensten en — ik zit te bedenken hoe ik massagesalons moet omschrijven — producten die
geleverd worden door middenstanders. Ik weet zo gauw geen mooie omschrijving. Dan
wordt er een rem gezet op bijvoorbeeld seksbedrijven. Die willen we niet overal in de stad
hebben. Hetzelfde geldt voor massagesalons omdat ook daar elementen aan de orde zijn
die we niet altijd op alle plekken gepast vinden.
(De heer VINK: De heer Van der Burg neemt een aantal keren het woord
‘massagesalons’ in de mond. Betekent dat ook dat een massagesalon
met stoommassages en gezichtsbehandelingen ook uitgesloten is in dit
gebied? En waarom is dat?)
Als een massagesalon niet mag, dan mag er dus op die plek niet gemasseerd
worden. Correctie: er mag dan niet commercieel gemasseerd worden.
(De VOORZITTER: Ik wil langzamerhand toe naar een afronding van dit
debat.)
(De heer NUIJENS: Ik ook, voorzitter. Ik sta toch voor een dilemma. U
zegt dat het college de shishalounges niet heeft voorgesteld, maar het
college heeft ook geen bezwaar tegen het amendement van de heer Dijk.
Ik ben gevoelig voor zijn argument dat dit tien jaar geldt als we dit plan
ongewijzigd vaststellen. Als dit een echte wens is van het college,
waarom moet het dan via een amendement? Of beveelt u de raad warm
aan om dit amendement aan te nemen? Dat is een ander preadvies,
wethouder.)
Het amendement is louter procesmatig. Als het college een voorstel aan de raad
wijzigt, dan geldt daarvoor een veel langduriger proces dan als de raad zegt: wij hebben
alles overwogen, wij hebben alle meningen erbij betrokken en wij besluiten nu om het
voorstel aan te passen. Daarom zei ik dat het voor de hand ligt om, als u dit wilt, niet het
proces opnieuw te doorlopen. Als wij namelijk een gewijzigd programma voorleggen, dan
moeten we dat alle stadia laten doorlopen. Het college heeft hierbij geen nadrukkelijke
wens, want als wij die nadrukkelijke wens hadden gehad, dan hadden we dit erin
opgenomen. Ik heb wel begrepen dat het een wens is van de stadsdeelvoorzitter. Die is
medegedeeld en op basis daarvan heeft de heer Dijk gehandeld.
(Mevrouw DE HEER: Mag ik een korte schorsing aanvragen? Ik weet dat
het laat is.)
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
56
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotul
2016 aadsnotuien
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Ik heb het volgende verzoek. Voor ons en ook voor D66 is
het belangrijk om te horen wat de burgemeester hiervan vindt. Daarom willen we
verzoeken of we in de volgende raadsvergadering de burgemeester hierover kunnen
bevragen en er dan over kunnen stemmen.
De VOORZITTER: Wethouder, kunt u verduidelijken of dit wel of geen gevolgen
heeft voor de stad?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Burg.
Wethouder VAN DER BURG: Ik denk dat het kan.
De VOORZITTER: Geachte leden van de raad, kunt u zich uitspreken over het
ordevoorstel? GroenLinks is voor. D66?
(De heer VINK: Het is een gezamenlijk voorstel van D66 en de PvdA.
Voor dus.)
Wat vindt de rest van de raad. De VVD?
(De heer NUIJENS: Wij gaan akkoord met dit voorstel.)
(De heer VAN LAMMEREN: Misschien is het alternatief dat u de
burgemeester belt om hiernaartoe te komen.)
Vrienden, ik constateer dat het ordevoorstel is aangenomen.
De stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1596) en het
amendement-Dijk (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1635) wordt uitgesteld tot de
raadsvergadering op 21 en 22 december.
32
Kennisnemen van het conceptvervoerplan GVB 2018 en vaststellen van de
reactie van de gemeente Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1600)
Bij dit agendapunt wordt ingekomen stuk nr. 45 betrokken.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege.
De heer VROEGE: 22 juli 2018 wordt een belangrijke en ingrijpende dag voor het
Amsterdamse ov. De meeste aandacht zal die dag ongetwijfeld uitgaan naar de
ingebruikneming van de Noord/Zuidlijn, maar de echte uitdaging ligt niet in de tunnel
ervan, maar bovengronds. Trams en bussen krijgen nieuwe nummers, rijden nieuwe
routes en op nieuw tijden, ook langs nieuwe haltes. Niet alleen in de stad, maar in de hele
regio, van Kudelstaart tot Volendam. Vanaf deze plek wil ik graag het
Gemeentevervoerbedrijf een compliment geven voor dit lange proces waarin we nu
halverwege zijn, vooral voor de manier waarop het tot op heden met de stad en de
reizigers is omgegaan: open en transparant. Het Gemeentevervoerbedrijf heeft zich de
laatste jaren ontwikkeld van een gesloten gemeentelijke dienst naar een modern
vervoerbedrijf. Een volgende logische stap is wat mij betreft dan ook dat het mee gaat
doen aan de openbare aanbesteding als de huidige concessie afloopt.
57
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
Het Vervoerplan 2018 dat nu voorligt, wordt voor veel reizigers flink wennen, maar
ongetwijfeld zullen de meesten na enkele dagen hun weg kunnen vinden. Dit wordt
moeilijker voor kwetsbare reizigers zoals ouderen die misschien makkelijker in het
aanvullend openbaar vervoer zullen stappen, reizigers met een beperking en met name
een fysieke beperking en Amsterdammers die laag- of ongeletterd zijn. Hoewel het
Gemeentevervoerbedrijf en de stadsregio primair verantwoordelijk zijn voor de
communicatie heeft de raad een zorgplicht voor deze kwetsbare Amsterdammers.
Daartoe heb ik een motie die door bijna alle fracties in deze raad is ondertekend.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
67° Motie van de raadsleden Vroege, Alberts, Boldewijn, Ernsting, Van Soest
en Torn inzake conceptvervoerplan GVB (kwetsbare reizigersgroepen in het openbaar
vervoer) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1636).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__in samenwerking met de Stadsregio Amsterdam en het GVB zorg te dragen
voor goede begeleiding van deze kwetsbare reizigers tijdens de gehele
transitieperiode;
- in het bijzonder aandacht te schenken aan begrijpelijke en adequate
communicatie richting deze groepen met betrekking tot veranderingen die
gaan plaatsvinden.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
Mevrouw ALBERTS: Ik heb een heel uitgebreide verhandeling voorbereid. Ik
denk dat iedereen daar op heeft zitten wachten. Ik kan er heel lang over praten, maar dat
was ik niet van plan. Er is keihard gewerkt aan het vervoerplan dat we gezien hebben.
Daar krijgen de opstellers alle krediet voor. Wij hebben echter grote zorgen over het
vervoerplan en de effecten ervan op de stad. Ik heb daar het volgende over te melden.
Aan de stadsdelen is gevraagd wat hun mening is over wat daar gebeurt. Ze
hebben ook allemaal een advies uitgebracht. Sommige heel grondig en andere iets
oppervlakkiger. Juist de stadsdelen hebben als de ogen en oren van de stad hun
stinkende best gedaan om advies te geven. Straks sturen wij een adviesbrief aan de
stadsregio waar een paar losse blaadjes bij zitten. Dat zijn dan de adviezen. Ik wil via een
amendement voorstellen om het volgende in de tekst op te nemen: “Gezien de
gedetailleerde adviezen van de stadsdelen, voortkomen uit de ogen- en orenfunctie die de
bestuurscommissies in de stadsdelen vervullen, verzoeken wij u zoveel mogelijk van deze
adviezen over te nemen in de definitieve versie van het vervoerplan.” Ik had er eerst
‘onverkort’ staan, maar toen dacht ik dat u dat vast doodeng vindt. Ik zou het op prijs
stellen als dat amendement door de hele raad wordt aangenomen.
De VOORZITTER deelt mee dat het volgende amendement is ingekomen:
68° Amendement dan het raadslid Alberts inzake conceptvervoerplan GVB
(neem advies stadsdelen serieus) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1637).
58
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
Besluit:
Op de laatste pagina: ‘De stadsdelen hebben afzonderlijk gereageerd op het
conceptvervoerplan. Bijgaand sturen wij u deze gebundelde reacties als bijlage mee.’
Te wijzigen in: ‘De stadsdelen hebben afzonderlijk gereageerd op het
conceptvervoerplan. Bijgaand sturen wij u deze gebundelde reacties als bijlage mee.
Gezien de gedetailleerde adviezen van de stadsdelen, voortkomend uit de ogen- en
orenfunctie die de bestuurscommissies in de stadsdelen vervullen, verzoeken wij u zoveel
mogelijk van deze adviezen over te nemen in de definitieve versie van het vervoersplan.’
Het amendement maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boldewijn.
De heer BOLDEWIJN: Allereerst willen wij onze waardering uitspreken voor de
inspanningen van het Gemeentevervoerbedrijf om zoveel mogelijk partijen te betrekken bij
de totstandkoming van het vervoerplan. Wij hebben er kennis van genomen en we
kunnen ons vinden in de reactie erop van de gemeente. Zoals u weet, vormen de
lijnennetvisie en de concessie-eisen de kaders van dit vervoerplan. Wij hebben slechts
een adviserende rol. Daarna heeft het db van de stadsregioraad een belangrijke rol, want
die neemt het definitieve besluit. Het openbaar vervoer staat flink onder druk terwijl het
verkeer in onze stad vastloopt en de subsidie voor het openbaar vervoer in tien jaar tijd
terugloopt van 100 miljoen euro naar 36 miljoen euro in 2024. We kunnen dat ook merken
aan de minder strenge handhaving van de kaders voor de vervoerplannen. Ik noem het
gegeven dat er meer trams gaan rijden door de Leidsestraat. Er gaan daar meer trams
rijden dan is afgesproken. Het college vindt dat acceptabel. Ik vraag mij af of dit niet ten
koste gaat van het voornemen van het college om meer ruimte te creëren voor fietsers en
voetgangers. Ik wil ook graag van de wethouder weten waar de grens ligt.
Een ander punt dat ons zorgen baart, is het kruispunt Stadhouderskade-
Hobbemastraat waar meer trams gaan rijden in een heel krap deel van de stad. We
hebben die zorgt omdat er niet echt een keus gemaakt wordt voor het ov ten faveure van
de auto. We vragen ons af wanneer de wethouder zo ver is om die keuze te maken, want
de auto’s in onze binnenstad staan meer stil dan ze rijden.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
69° Motie van het raadslid Boldewijn inzake conceptvervoerplan GVB
(stadspashouders) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1638).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij het GVB en andere vervoerders erop aan te dringen samen (voordat de
nieuwe dienstregeling ingaat) tot een oplossing te komen zodat stadspashouders ook
gebruik kunnen maken van het streekvervoer in Amsterdam.
70° Motie van het raadslid Boldewijn inzake conceptvervoerplan GVB (geen
onnodig lange overstaptijden) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1639).
59
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij de vervoerders aan te dringen op een adequate afstemming van de
dienstregeling van tram, bus en metro zodat de overstaptijden niet onnodig hoog oplopen
in de nieuwe situatie.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Gezien onze afspraak en de spreektijd moet ik de heer
Ernsting verzoeken om het kort te houden, overigens met pijn in mijn hart.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ernsting.
De heer ERNSTING: Dat zal ik doen. Ik zou hier namelijk ook uren over kunnen
praten, want er verandert heel veel in het ov. Dat is al door eerdere sprekers gezegd. We
praten er ook veel over, hier, in de commissie, in de stadsregioraad, bij
ouderenadviesraden, in wijkcentra en ook in stadsdelen is er veel over gesproken, al
jarenlang. Twee belangrijke oorzaken voor het veranderen van het ov-systeem zijn
natuurlijk de ingebruikname van de Noord/Zuidlijn op 22 juli 2018 en, zoals de heer
Boldewijn net al zei, het teruglopen van de exploitatiesubsidie en dus ook de noodzaak
voor het Gemeentevervoerbedrijf om op een andere manier zijn producten en diensten
aan te bieden. Het belangrijkste kader voor mij is de belofte van oud-wethouder Wiebes:
meer reizigers voor minder geld. Gegeven de subsidie meer reizigers gaan vervoeren in
het ov-systeem. Wat GroenLinks betreft komen die extra reizigers voornamelijk uit de auto
en zal er een verschuiving plaatsvinden van het autoverkeer naar het
openbaarvervoersysteem. Ik heb een motie om die doelstelling mee te nemen en te
monitoren en te evalueren.
Daarnaast heb ik een tweede motie over het overstappen. Er zal immers veel
meer overgestapt moeten worden van het ene vervoermiddel naar het andere
vervoermiddel, met name van de Noord/Zuidlijn op trams. De openbare ruimte moet daar
ook op ingericht worden en dat is de verantwoordelijkheid van deze gemeente. Er zullen
grote stromen reizigers op metrostation Noord en op metrostation Zuid op trams en
bussen overstappen, net als op het Weesperplein en op het Weteringcircuit. Dat moet
toegankelijk, veilig, snel en comfortabel gebeuren. Ik heb een motie om dat goed geregeld
te hebben voor 22 juli 2018.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
71° Motie van de raadsleden Ernsting, Boldewijn en Vroege inzake
conceptvervoerplan GVB (veilig, snel, toegankelijk en comfortabel overstappen)
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1640).
Besluit:
Het college te verzoeken:
- een prioriteitenlijst te maken van stations en haltes waar grote aantallen
reizigers zullen gaan overstappen;
- deze locaties en de directe omgeving zodanig te herinrichten dat deze
optimaal geschikt zijn om snel, toegankelijk, veilig en comfortabel over te
stappen voor grote groepen mensen, met en zonder beperking;
60
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
- deze werkzaamheden prioriteit te geven in budgettering en uitvoering zodat
ze gereed zijn voor 22 juli 2018.
72° Motie van de raadsleden Ernsting en Vroege inzake conceptvervoerplan
GVB (doelstellingen ov-beleid) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1641).
Spreekt uit:
Doelstelling van ov-beleid moet óók zijn dat meer mensen het ov verkiezen boven
de auto en dus tot een meetbare verschuiving in de modal split leiden.
Verzoekt het college:
Deze doelstelling en de verschuiving in de modal split tussen ov en auto mee te
nemen in monitoring en evaluatie van het nieuwe vervoerplan.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Ik moet ook de heer Van Lammeren verzoeken om het kort te
houden.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Ik besef dat ik één minuut in de min sta. Wij gaan niet
over hoe het ov wordt ingericht. Daar gaat de stadsregio over. Wij gaan wel over het goed
informeren van Amsterdammers. In de commissie is gezegd dat het
Gemeentevervoerbedrijf dat moet doen, maar daar ben ik het niet mee eens. Het gaat wel
over het openbaar vervoer van de Amsterdammer. Daarom wil ik actief communiceren
wat er allemaal verandert. Er verandert namelijk nogal wat. Ik heb een motie en een
amendement. Een om actief te informeren zodat de Amsterdammer weet waar hij aan toe
is. De ander vraagt om te monitoren in hoeverre de Amsterdammer van deze
veranderingen op de hoogte is zodat we achteraf niet allerlei klachten krijgen met alle
gevolgen van dien.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie en het volgende amendement
zijn ingekomen:
73° Motie van het raadslid Van Lammeren inzake conceptvervoerplan GVB
(Amsterdammers goed en tijdig informeren) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1642).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__per direct en waar mogelijk via alle gemeentelijke communicatiekanalen
duidelijk te maken dat het ov-lijnennet in Amsterdam vanaf 22 juli 2018
ingrijpend verandert en hoe de meest recente informatie hierover verkrijgbaar
is;
-___minstens eenmaal per halfjaar te onderzoeken in hoeverre Amsterdammers
op de hoogte zijn van het feit dat er ingrijpende veranderingen aankomen en
van de gevolgen van deze veranderingen voor hun reissituatie;
- de resultaten van voornoemd onderzoek te presenteren bij de voorjaarsnota
2017, de najaarsnota 2017 en de voorjaarsnota 2018.
61
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
74° Amendement van het raadslid Van Lammeren inzake conceptvervoerplan
GVB (goede en tijdige informatievoorziening) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1643).
Besluit:
Op pagina 9 van de bestuurlijke reactie op het conceptvervoerplan GVB 2018 toe
te voegen onder punt 5:
‘6. Goede en tijdige informatievoorziening aan de reizigers
Gezien de ingrijpende veranderingen in het ov-lijnennet is het goed en tijdig
informeren van bestaande en toekomstige reizigers een belangrijk aandachtspunt. Veel
Amsterdammers zullen geraakt worden door de wijzigingen in het lijnennet. Daarom
worden wij graag actief betrokken bij (de planvorming voor) het informeren van reizigers’
De motie en het amendement maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Ik moet ook de heer Boomsma verzoeken om het kort te
houden.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Met de Noord/Zuidlijn gaat het hele netwerk flink op de
schop. Dat is een historische ontwikkeling. Het Gemeentevervoerbedrijf heeft een goed
doortimmerd plan opgesteld, met een gedegen onderbouwing. Ook de stadsdelen zijn er
grotendeels positief over. Voor sommige mensen leidt het tot meer overstappen en ook al
winnen ze daarmee tijd, het kan vervelend zijn. Ik vind daarom ook dat de overstap zo
goed en comfortabel mogelijk geregeld moet worden. In de commissie heb ik vragen
gesteld over de bussen. Ik vind het goed dat reizigers in regionale bussen ertoe worden
bewogen om over te stappen op de metro zodat de bussen niet de stad in hoeven te
rijden. Dat ging over Noord. Ik heb ook vragen gesteld over bussen die uit de zuidelijke
regio komen. Die rijden door naar de Appeltjesmarkt. Zijn er nog andere kansen om het
aantal bussen dat door de stad rijdt verder terug te dringen en ervoor te zorgen dat
reizigers vaker kunnen overstappen op de metro en de tram?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Litjens.
Wethouder LITJENS: Het voordeel van aan het eind van de vergadering zitten, is
dat de woordvoerders Verkeer en Vervoer gewend zijn om hun bijdragen kort en bondig te
houden. Dat scheelt iedereen uiteindelijk een heleboel tijd. Dat is fijn.
De heer Boldewijn zei al dat het vervoerplan van het Gemeentevervoerbedrijf niet
alleen het vervoerplan van het Gemeentevervoerbedrijf, maar ook van EBS in de
noordelijke regio’s. De vervoerplannen zijn het sluitstuk van een proces dat al langer
gaande is. Het is begonnen bij het vaststellen van de lijnennetvisie. Nu ligt er een
zienswijze van de gemeente Amsterdam. Ik zal kortheidshalve vooral op de moties ingaan
en kort op een aantal opmerkingen dat gemaakt is.
De heer Vroege zei dat het in de transitieperiode, maar ook voorafgaand aan de
22ste juli 2018, ontzettend belangrijk is dat er goed gecommuniceerd wordt. Hij heeft
daartoe ook een motie ingediend, met name voor kwetsbare reizigers. Begrijpelijke en
adequate communicatie richting deze groepen. Hij richt zich met name op specifieke
groepen reizigers, ouderen, mensen met een fysieke beperking en laaggeletterden.
Gisteren hebben wij een vergadering van de stadsregioraad gehad waarin ik heb
62
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
uitgelegd dat communicatie over de wijzigingen in eerste instantie de verantwoordelijkheid
van de vervoerder is, in dit geval het Gemeentevervoerbedrijf. Gezien de omvangrijke en
ingrijpende wijzigingen zie ik ook een rol voor de gemeente Amsterdam om naar de eigen
inwoners duidelijk te maken wat die wijzigingen zijn en om zelf alle zeilen bij te zetten. Ik
kan motie nr. 1636 dan ook positief preadviseren.
Mevrouw Alberts heeft haar zorgen uitgesproken. Dat heeft ze niet alleen hier
gedaan, maar dat heeft ze ook gisteren in de regioraad gedaan. Een van de punten waar
mevrouw Alberts nu met name over spreekt, betreft de adviezen van de
bestuurscommissies. Ze noemde dat net enkele losse blaadjes. Dat zijn het niet, dat kan
ik u verzekeren. U kunt er zeker van zijn dat de adviezen van de bestuurscommissies die
bij ons zijn binnengekomen inmiddels ook bij de stadsregio zijn beland en ook bij de
vervoerders. De vervoerders zijn al enige tijd bezig om ervoor te zorgen dat ze met deze
adviezen en met de adviezen van de Reizigersadviesraad en nog een heleboel andere
organisaties bekijken of dat moet leiden tot wijziging of bijstelling van de
conceptvervoerplannen in een definitief vervoerplan. In de brief die nu voorligt en waarvan
u wordt gevraagd er kennis van te nemen, hebben wij een aantal zaken overgenomen.
Bijvoorbeeld opmerkingen van de bestuurscommissie Noord over stadspashouders met
een GVB-kaart die zo dadelijk wellicht geen toegang meer hebben tot GVB-ov in
Oostzanerwerf en Kadoelen, maar alleen tot streekvervoer, om ervoor te zorgen dat daar
oog voor is. Vragen van stadsdeel Oost over de ontsluiting en bediening van
ontwikkelingsgebied Cruquius. Dat zijn heel specifieke zaken. Daarnaast een aantal
zaken die gemeentebreed van toepassing zijn. Die hebben we keurig overgenomen. Een
paar andere zaken hebben we niet overgenomen. Daar hebben we bewust voor gekozen
omdat het zaken zijn die binnen de concessie passen en ook binnen de kaders die de
heer Boldewijn net noemde, de lijnennetvisie en de concessies, en het de taak van de
vervoerder is om te besluiten om daar wel of niet iets mee te doen. Ik wil graag het
oordeel over het amendement nr. 1637 aan de raad overlaten. Dan zullen we zo dadelijk
zien of de wens van mevrouw Alberts uitkomt en er unaniem voor het amendement wordt
gestemd.
De heer Boldewijn heeft goed uiteengezet wat de rollen en bevoegdheden van de
verschillende spelers zijn. Hij wees erop dat er op grond van het conceptvervoerplan van
het Gemeentevervoerbedrijf meer trams door de Leidsestraat rijden dan was afgesproken
in de lijnennetvisie. Dat klopt ook. We hebben kennisgenomen van de uitleg die het
Gemeentevervoerbedrijf daarbij heeft gegeven en geconstateerd dat er in de huidige
situatie weinig mogelijkheden zijn om dat bij te stellen naar het gewenste percentage. Ik
heb laten weten dat ik graag wil dat er een onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheid
om trams een andere route te laten rijden dan door de Leidsestraat. Ik doel daarbij met
name op de route Raadhuisstraat-Rozengracht-Marnixstraat. U weet dat met name op het
tracé Raadhuisstraat-Rozengracht nogal wat moet gebeuren, ook aan bruggen. Dat is niet
zomaar geregeld. Met de stadsregio en met het Gemeentevervoerbedrijf is afgesproken
om dat de komende tijd gaan onderzoeken. Ik denk dat de kans tamelijk groot is dat het
dagelijks bestuur van de stadsregio deze afwijking ten opzichte van het lijnennet
accepteert met in het achterhoofd de wetenschap dat onderzocht wordt hoe wel tot een
aanmerkelijke verlaging van het aantal trams in de Leidsestraat gekomen kan worden om
daarmee inderdaad meer ruimte voor de fietser en de voetganger te creëren. Dat
capaciteitsprobleem doet zich ook voor op de Stadhouderskade-Hobbemastraat. In de
brief staat dat dit een kruising is die ons zorgen baart omdat daar het aantal overstekende
trams en bussen groot is. Zoals het zich nu laat aanzien denken wij dat dit aantal hoger is
dan de capaciteit van die kruising toelaat. De Reizigersadviesraad denkt daar anders over
63
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
en denkt dat het wel kan. De reden dat wij dit naar voren hebben gebracht, is dat het voor
ons echt een aandachtspunt is. Wellicht leiden de opmerkingen die we hier hebben
gemaakt tot een wijziging of een bijstelling van het vervoerplan op dat punt. Als dat niet
het geval is, dan gaan wij ervan uit dat het Gemeentevervoerbedrijf in het definitieve
vervoerplan duidelijk maakt op welke manier deze kruising regelbaar blijft. Dat zal voor het
db aanleiding moeten zijn om te besluiten of dit een acceptabele situatie is of niet.
Motie nr. 1638 van de heer Boldewijn vraagt om er bij het Gemeentevervoerbedrijf
en andere vervoerders op aan te dringen dat zij, voordat de nieuwe dienstregeling ingaat,
tot een oplossing komen waardoor stadspashouders ook gebruik kunnen maken van het
streekvervoer in Amsterdam. Die motie kan ik positief preadviseren. Het lijkt ons heel
belangrijk dat stadspashouders niet worden geraakt door het feit dat bijvoorbeeld de tram
uit de De Lairessestraat gaat en ze niet meer op de tram van het Gemeentevervoerbedrijf
kunnen stappen, maar in de huidige situatie op een bus van Connexxion stappen. In de
huidige situatie kunnen ze geen gebruik maken van de stadspas. Dat is niet de bedoeling.
We zullen het overleg daarover zelf entameren. We zullen vragen of de stadsregio het
gesprek daarover met de vervoerders wil voeren, maar we kunnen ons wel voorstellen dat
de rekening die daarvoor aan de verschillende vervoerders betaald moet worden voor een
deel bij de gemeente Amsterdam terecht zal komen. Daar zullen we u te zijner tijd over
informeren.
Motie nr. 1639, bij de vervoerders aandringen op een adequate afstemming van
de dienstregeling van tram-, bus- en metrovervoer zodat de overstaptijden niet onnodig
oplopen in de nieuwe situatie. Ik zou kunnen zeggen dat de motie overbodig is, want een
vervoerder aan wie we dit nog moeten uitleggen, doet misschien een rondje in de
concessie mee, maar daarna niet meer. Dit is voor een vervoerder gesneden koek. lets is
echter niet snel overbodig en als steun in de rug heb ik er geen bezwaar tegen om dat
gesprek nog eens actief te voeren. Ik kan dus een positief preadvies op nr. 1639 geven.
Motie nr. 1640 van de raadsleden Ernstig cum suis over veilig, snel, toegankelijk
en comfortabel overstappen. De heer Ernstig zei: meer reizigers, minder geld. We
constateren in ieder geval dat er bij het Gemeentevervoerbedrijf een reizigersgroei heeft
plaatsgevonden. De oorzaken daarvan zijn divers en zullen ongetwijfeld ook te maken
hebben met meer toeristen en met meer mensen die hier komen wonen, het succes van
de stad dat uiteraard ook zijn keerzijde kent. Eén ding is ook zeker: in de afgelopen jaren
is dat steeds met minder geld gepaard gegaan. De heer Wiebes heeft dus voor de
afgelopen jaren gelijk gekregen. We hopen dat hij dat ook in de jaren erna krijgt. Het zou
immers mooi zijn als we meer openbaar vervoer kunnen bieden voor minder geld.
Motie nr. 1640 die het college vraagt om een prioriteitenlijst te maken van stations
en haltes waar grote aantallen reizigers zullen overstappen en die optimaal her in te
richten opdat daar ook comfortabel, veilig en snel overgestapt kan worden. Dat zullen wij
ter hand nemen. Ik kan die motie positief preadviseren. Het lijkt me wel goed om te
zeggen dat we dat in samenspraak met de vervoerders en de stadsregio zullen doen,
maar dat weet de heer Ernsting heel goed.
Een motie van de heer Ernsting cum suis om de doelstelling om meer mensen in
het ov te krijgen en de verschuiving in de modal split tussen ov en auto op te nemen in de
monitoring en de evaluatie van het nieuwe vervoerplan. Daar lijkt mij geen enkel bezwaar
tegen te zijn. Dus ook motie nr. 1641 krijgt een positief preadvies.
Dan de heer Van Lammeren over de communicatie. Hij vraagt in een motie om
Amsterdammers goed en tijdig te informeren en per direct en waar mogelijk via alle
gemeentelijke communicatiekanalen duidelijk te maken dat het ov-lijnennet ingrijpend
verandert en minstens eenmaal per jaar onderzoek te doen. Ik heb zojuist gezegd dat ik,
64
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum Jo revember Raadsnotulen
ondanks het feit dat de verantwoordelijkheid voor de communicatie bij de vervoerders ligt,
daarbij een rol zie voor de gemeente zelf. Dat we alle kanalen die ons ter beschikking
staan zullen gebruiken, lijkt mij ook vanzelfsprekend. Het tweede dictum vraagt om
minstens eenmaal per halfjaar te onderzoeken in hoeverre Amsterdammers op de hoogte
zijn van het feit dat er ingrijpende veranderingen aankomen en de resultaten bij de
voorjaarsnota 2017, de najaarsnota 2017 en de voorjaarsnota 2018 te presenteren. Dat
wil ik echt negatief preadviseren. Het is echt een brug te ver om dat in zo’n vroeg stadium
te doen, waarin ik vermoed dat zelfs de vervoerders nog niet begonnen zijn met
informeren en communiceren. Over het eerste dictum ben ik heel positief. Dat heb ik
zojuist al een paar keer toegezegd. Over het tweede en derde dictum ben ik negatief.
Motie nr. 1642 krijgt dus geen positief preadvies.
Amendement nr. 1643 van de heer Van Lammeren. Veel Amsterdammers zullen
geraakt worden door de wijzigingen in het lijnennet. Daarom worden wij graag actief
betrokken bij de planvorming voor het informeren van reizigers. Daar heb ik geen bezwaar
tegen. Het lijkt mij prima om dit erin op te nemen.
(De heer VAN LAMMEREN: Nog even over motie nr. 1642 die u negatief
preadviseerde. Bent u wel van plan om het minimaal één keer te
onderzoeken en misschien niet nu al, maar bijvoorbeeld een paar
maanden voordat de wijziging ingaat?)
Het lijkt mij verstandig om eerst te beginnen met goed te communiceren en om
alles op communiceren en informeren te zetten in plaats van uitgebreid te onderzoeken of
inwoners weten wat er allemaal gaat gebeuren. Volgens mij is het verstandig om de
communicatie goed op gang te brengen en om de stadsregio te laten weten dat wij graag
bij de planvorming betrokken willen worden. Wat dat betreft staat er geen woord Spaans
in amendement nr. 1643. Dat geldt niet voor motie nr. 1642.
(De heer VAN LAMMEREN: Dat is duidelijk. Ik overvraag misschien met
het aantal keren. We gaan communiceren. Dat zegt u ook ruimhartig toe.
Hulde. Ik ben het ook volledig met u eens dat het Gemeentevervoerbedrijf
daarin de primaire rol heeft. Ik wil alleen voorkomen dat we erachter
komen dat de Amsterdammer het toch niet goed doorheeft. Wilt u dat in
elk geval één keer onderzoeken voordat de wijziging ingaat?)
We houden het in de gaten. We zijn niet van gisteren, maar een onderzoek dat we
bij een bureau uitzetten en daarover rapporteren aan de raad op een moment in de p&c-
cyclus vind ik erg gortig. Dit zijn dingen die we gewoon goed in de gaten moeten houden
en goed moeten regelen.
(De heer VAN LAMMEREN: Dank u wel, wethouder. Ik ken u als een
man van uw woord. Daarmee wil ik motie nr. 1642 intrekken. Het aantal
keren is een beetje te veel. Ik help u er tegen die tijd aan herinneren als ik
in het college zit.)
Heel graag. Het is altijd goed om daaraan herinnerd te worden. We hebben wel
over monitoring en evaluatie gesproken, met name om na te gaan wat er vanaf 22 juli
2018 boven de grond gebeurt. Niet alleen onder de grond met de Noord/Zuidlijn, wat ook
een stevige klus is, maar ook boven de grond. Dat gaan we na een jaar evalueren.
De heer Boomsma heeft nog gevraagd naar de mogelijkheden om het aantal
bussen terug te dringen. We hebben daar al een aantal afspraken over gemaakt in het
kader van de lijnennetvisie. We hebben verschillende varianten onderzocht. Een variant
die we aan de noordkant hebben onderzocht, was om alle bussen te laten aantakken op
de stations Noord en Noorderpark van de Noord/Zuidlijn. Wij constateerden dat dat voor
verschillende groepen reizigers een te groot reistijdverlies betekende. Dat is de reden dat
65
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
we maatwerkoplossingen hebben gekozen en voor 70/30 hebben gekozen: 70%
aantakken van alle bussen en 30% niet. Aan de zuidkant takt een deel van de bussen aan
op station Zuid. Een ander deel rijdt niet meer door naar Centraal, maar naar de
Appeltjesmarkt. Dat is om de bestemming Leidseplein voor met name de 170-bundel uit
het zuiden goed bereikbaar te houden. Er zijn verschillende mogelijkheden, maar hier op
dit moment van afwijken, betekent ook een streep door de afspraken die we in het kader
van de lijnennetvisie hebben gemaakt. Die lijnennetvisie is een tamelijk harde afspraak.
Welke mogelijkheden zijn er verder? Dat is eigenlijk heel eenvoudig. De gemeenteraad
van Amsterdam zou hypothetisch kunnen zeggen: wij willen geen bussen meer door de
IJ-tunnel. Als u dat besluit, dan is het duidelijk. Dan is er geen andere mogelijkheid meer
voor bussen uit het noorden van de regio dan aantakken op de Noord/Zuidlijn. Het is
echter de vraag of die mogelijkheid in het noorden van de regio in dank wordt afgenomen.
De VOORZITTER: Wethouder, mijn complimenten voor de manier waarop u de
preadvisering hebt gedaan.
De motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1642), ingetrokken zijnde,
maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege voor een stemverklaring.
De heer VROEGE (stemverklaring): De raad gaat niet over het vaststellen van het
vervoerplan, maar met deze moties en amendementen nemen we wel onze maximale
verantwoordelijkheid. Daarom zal ik mijn fractie adviseren om voor alle moties en
amendementen te stemmen.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Alberts (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1637).
Het amendement-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1637) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat het amendement-Alberts (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1637) is aangenomen met de stemmen van de VVD en het CDA tegen.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Van Lammeren
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1643).
Het amendement-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1643) wordt bij zitten
en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat heet amendement-Van Lammeren
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1643) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1600).
66
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotul
2016 aadsnotuien
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1600) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1600)
is aangenomen met de stem van de Partij voor de Dieren tegen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Vroege, Alberts, Boldewijn, Ernsting,
Van Soest en Torn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1636).
De motie-Vroege, Alberts, Boldewijn, Ernsting, Van Soest en Torn (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1636) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Vroege, Alberts, Boldewijn, Ernsting,
Van Soest en Torn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1636) met algemene stemmen is
aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Boldewijn (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1638).
De motie-Boldewijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1638) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Boldewijn (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1638) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Boldewijn (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1639).
De motie-Boldewijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1639) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Boldewijn (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1639) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Ernsting, Boldewijn en Vroege
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1640).
De motie-Ernsting, Boldewijn en Vroege (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1640) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Ernsting, Boldewijn en Vroege
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1640) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Ernsting en Vroege (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1641).
De motie-Ernsting en Vroege (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1641) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
67
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
De VOORZITTER constateert dat de motie-Ernsting en Vroege (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1641) is aangenomen met de stemmen van de VVD en het CDA tegen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1600 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met
inachtneming van de daarin als gevolg van aanneming van het amendement-Alberts
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1637) en het amendement-Van Lammeren (Gemeenteblad afd.
1, nr. 1643) aangebrachte wijzigingen.
33
Intrekken van de Verordening parkeerbelastingen 2016 en vaststellen van de
Verordening parkeerbelastingen 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1601)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege.
De heer VROEGE: Als ik de enige spreker ben, dan kan ik volstaan met een
stemverklaring en slik ik mijn vragen in en stel die in de commissie.
De VOORZITTER: Het aanbod van de heer Vroege is dat we dit met een
stemverklaring kunnen afhandelen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege voor een stemverklaring.
De heer VROEGE (stemverklaring): Met dankzegging aan het college voor het
aanpassen van de voordracht, want nu is ook het intrekken van de derde
parkeervergunning in Buitenveldert op termijn geregeld, kunnen wij instemmen met deze
voordracht.
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1601 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de stemverklaring van het raadslid Vroege.
34
Stemmen over het amendement Beprijzen van verkeer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1473) en de voordracht over de zienswijze op de strategische visie mobiliteit voor de
Amsterdamse regio (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1441)
Aan de orde is de stemming over het amendement-Van Lammeren
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1473).
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boldewijn voor een
stemverklaring.
De heer BOLDEWIJN (stemverklaring): De vorige keer hebben wij tegen het
amendement gestemd, niet omdat wij principieel tegen waren, maar wij vonden dat
beprijsd rijden thuishoort in Den Haag. Bij nader inzien kan Amsterdam het voorstel van
de heer Van Lammeren steunen. Daarom zullen wij het amendement steunen.
68
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november
2016 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Torn voor een stemverklaring.
De heer TORN (stemverklaring): Het ziet er nu naar uit dat het amendement wordt
aangenomen. Als dat daadwerkelijk gebeurt, dan zullen wij tegen de voordracht stemmen.
Het amendement-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1473) wordt bij zitten
en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat het amendement-Van Lammeren
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1473) is aangenomen met de stemmen van de SP, de VVD en
het CDA tegen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1441).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1441) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1441)
is aangenomen met de stemmen van de VVD en de SP tegen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1441 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met
inachtneming van de daarin als gevolg van aanneming van het amendement-Van
Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1474), het amendement-Boldewijn (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1475), het amendement-Vink (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1476) en het
amendement-Vink (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1477) in de raadsvergadering van
9 november 2016, alsmede aanneming van het amendement-Van Lammeren
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1473) aangebrachte wijzigingen en met inachtneming van de
stemverklaringen van de raadsleden Boldewijn en Torn.
De VOORZITTER: Geachte leden van de raad, hiermee zijn we aan het eind
gekomen van de raadsvergadering. Ik sluit hierbij de vergadering.
De VOORZITTER sluit de vergadering om 00.20 uur.
69
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
INDEX
1441 Stemmen over het amendement Beprijzen van verkeer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1473) en de voordracht over de zienswijze op de strategische visie mobiliteit voor de
Amsterdamse regiO … nonnen vennen ennneerenennenerenenverreneneerenvenveerrvennveeeevenneeee en Ô}
1473 Stemmen over het amendement Beprijzen van verkeer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1473) en de voordracht over de zienswijze op de strategische visie mobiliteit voor de
Amsterdamse regiO … nonnen vennen ennneerenennenerenenverreneneerenvenveerrvennveeeevenneeee en Ô}
1584 Kennisnemen van de najaarsnota 2016 en vaststellen van de begrotingsmutatie
behorende bij de najaarsnota 2016 … nennen ennnenenennneeeenenneeneenenneeeen ennen Î
1585 Kennisnemen van de beantwoording raadsadres inzake ontheffing voor fietsers
met een beperking in de Amsterdamse Waterleidingduinen … … nonnen 30
1588 Kennisnemen van het programma onderwijshuisvesting voortgezet en (voortgezet)
speciaal onderwijs 2017 en beschikbaar stellen van krediet voor de opgenomen
voorzieningen … nnen ennnnnnene eener enen ennennnee nennen eenenennene eeen vereen O1, 45
1592 Vaststellen van de Sportvisie 2025, als vervolg op het Sportplan 2013-2016 …….46
1595 Vaststellen van het bestemmingsplan Zelfbouwkavels Cor Hermusstraat … … …… 49
1596 Vaststellen van het bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp … 03
1600 Kennisnemen van het conceptvervoerplan GVB 2018 en vaststellen van de reactie
van de gemeente Amsterdam … …… nnen erv enneneevennnenerv ennen eeennenerevennenerr ennen DÛ
1601 Intrekken van de Verordening parkeerbelastingen 2016 en vaststellen van de
Verordening parkeerbelastingen 2017 … nnn ennnnerenenneeerenenneereevenneerenennveerevene ner ÔO
1611 Actualiteit van het lid Van Lammeren inzake de eerste onderzoeksresultaten over
kankerverwekkende stoffen in kunstgraskorrels … nnee ennen eeenene erven Od
1627 Motie van de raadsleden Verheul, Guldemond en Poot inzake de najaarsnota
(verontrusting over financiële situatie Stichting Pantar) … … nnen nnen eene 10
1628 Motie van het raadslid Boomsma inzake de najaarsnota (financieel beheer door de
stadsdelen) … … … nnen eenneerenne en eeneeenneers eneen sneerenneenenerenneerenveren anneer enne nnee ennn Î
1629 Motie van het raadslid Boomsma inzake de najaarsnota (consequenties mogelijke
vennootschapsbelasting over erfpacht) … nanne enneensnerreneeenennerenneereneen venne 12
1630 Motie van het raadslid Van Dantzig inzake de sportvisie (plek voor bootcamps) … 47
1631 Amendement van de raadsleden Van Dantzig, Kwint, Yesilgöz-Zegerius en Kayar
inzake de sportvisie (ruimtelijke sportnorm) …… nnen venneeennerr eneen eenen 7
1632 Motie van het raadslid Van Lammeren inzake onderzoeksresultaten over
kankerverwekkende stoffen in kunstgraskorrels (minimaliseer spelen op
rubbergranulaat) … … nnn nnen eenneeenneen nennen eneerenneenennerrnneerenerenennerenenen eneen eneen eren OO
1633 Motie van het raadslid Van Lammeren inzake onderzoeksresultaten over
kankerverwekkende stoffen in kunstgraskorrels (vervang velden met rubbergranulaat)
1634 Amendement van het raadslid Boomsma inzake bestemmingsplan Zelfbouwkavels
Cor Hermusstraat (minimale afstand tussen huizen 10 m) … nn nnee neee DO
1635 Amendement van het raadslid Dijk inzake bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp
(uitsluiten van shishalounges) … … nnn nnn ennnernenneenenereneer sneren enneeneen vereen veer nen OÂ
1636 Motie van de raadsleden Vroege, Alberts, Boldewijn, Ernsting, Van Soest en Torn
inzake conceptvervoerplan GVB (kwetsbare reizigersgroepen in het openbaar vervoer)
1637 Amendement dan het raadslid Alberts inzake conceptvervoerplan GVB (neem
advies stadsdelen serieus) … nnen enneeenneer eneen eeneeenneer nennen eneenenveen ennen enen OO
70
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 november Raadsnotulen
2016
1638 Motie van het raadslid Boldewijn inzake conceptvervoerplan GVB
(stadspashouders) … … nnn eennerennerenenneneneeen eneen ennereneenenneernnnerenene ener rennen OÛ
1639 Motie van het raadslid Boldewijn inzake conceptvervoerplan GVB (geen onnodig
lange overstaptijden) … … … nnee onneeenneenenneen ennen enneer enne nennnereneenveneennner renee ener enne ee OÛ
1640 Motie van de raadsleden Ernsting, Boldewijn en Vroege inzake conceptvervoerplan
GVB (veilig, snel, toegankelijk en comfortabel overstappen) … aanne ennen. Ô1
1641 Motie van de raadsleden Ernsting en Vroege inzake conceptvervoerplan GVB
(doelstellingen ov-beleid) … nonnen onnneeresonneeeren serveer eneen en venveeern serveren err ÖÎ
1642 Motie van het raadslid Van Lammeren inzake conceptvervoerplan GVB
(Amsterdammers goed en tijdig informeren) … nnee ennenenneer eene ennnereneeen eene Ö2
1643 Amendement van het raadslid Van Lammeren inzake conceptvervoerplan GVB
(goede en tijdige informatievoorziening) … nnn nnnnnnnnonnnernsensneen ennen en ensen enen Ó2
71
| Raadsnotulen | 71 | train |
1.1 Formulier raadsadres
Naam
Uw bericht
Betreft: Red de krullevaar - een postzegelparkje in Amsterdam Noord
Geachte raadsleden,
wij groeien maar het groen mag niet minder worden. Wij zouden de
groenste, mooiste grote stad van de wereld zouden moeten willen
worden. Daarom deze noodkreet uit de marge, kort voor de ring, uit
Amsterdam Noord, waar een oase van groen en rust nog bestaat en
moet blijven bestaan voor de toekomstige gebruikers. Wij vechten als
buurt tegen een gepland fietspad met verlichting door het park en ook
tegen het geforceerd ‘herinrichten’ van het parkje. Het fiets te gast
beleid’ brengt onrust en onveiligheid voor de mensen en dieren van
het park. Wij kunnen hier nog het maanlicht zien en de boomklever
om maar een te noemen. Het parkje kent zoveel vogelsoorten dat wij
elk moment een fotograaf van National Geografic zouden kunnen
verwachten. Dat gaat veranderen. Het parkje moet ‘heringericht’
worden en de gemeente heeft een wat lelijke foto op de website staan
die haaks tegenover de echte schoonheid van het parkje staat. Het is
een postzegelparkje dat jullie bescherming nodig heeft. Wij voelen
ons niet gehoord in de opgerichte werkgroep van stadsdeel Noord, zo
worden e-mails niet beantwoord en hebben wij het gevoel dat alles al
besproken is. Wij hebben daarom een enquête en een
handtekeningenlijst gemaakt, die wij graag komen aanbieden met de
actiegroep ‘Geen breuk door Buiksloterbreekpark'. Het is geen
belangengroep, het enige belang is de rust en het groen, de kans op
maneschijn en diverse vogelsoorten en de hoop dat hier in Noord
deze oase van groen en rust voor iedereen mag blijven bestaan. Wij
hebben de afgelopen weken verschillende doelgroepen
aangesproken, van de bewoners van het bejaardenhuis, hardlopers
en hangjongeren, hondenbezitters en gezinnen met jonge kinderen
die door het park naar de crêche lopen, vrouwen en mannen die van
rust en groen genieten, kinderen en ouderen, allemaal willen zij dat
het park zo blijft als het is. Het is mooi zo. Het hoeft niet ‘heringericht’
te worden. Velen hebben onze enquête ingevuld waar duidelijk naar
voren kwam dat de mens van de natuur geniet en dat verlichting en
een fietspad niet gewenst is. Een enkeling wil wel een fietspad, maar
uit eigenbelang omdat dan het bestaande fietsterrein ontlast wordt,
dat langs hun huis gaat. Een enkeling roept ‘het park is onveilig’, maar
de meerderheid vindt dit niet. Stadsdeel luistert helaas alleen naar de
minderheid van een, twee mensen. De rest wijst op al bestaande
fietspaden die voldoende zijn. Een ‘noord-zuid verbinding! van nieuwe
wijken kan ook om het park heen gaan, zonder problemen en met
maar een minuut ! vertraging. Wat kunnen wij nog anders doen dan
het nieuwe groene bestuur oproepen om dit stukje Amsterdam groen
te houden en te beschermen waar het kan? Mijn zoon is zoals velen
in de buurt opgegroeid in het park en nu moeten er speltoestellen
komen, waar toch speelplaatsen ooit kwamen waar geen groen meer
was. Het mag niet zo zijn, dat groen vervangen wordt door
speelgelegenheden waar wij toch allemaal weten dat buiten creatief
vrij spelen een luxe is geworden, zonder speltoestellen en
avontuurlijke routes. Het parkje is avontuurlijk genoeg, houden zo,
behouden voor mens en dier, flora en fauna, voor een groener
wordend Amsterdam. Met vriendelijke groene en rustige groeten,
BEN en zoon MN 6 jaar. een fietspad, zijn ze gek geworden?)
beschermer uit de actiegroep ‘Geen breuk door de
Buiksloterbreekpark '. Bescherm lief nieuw bestuur, bescherm en
maak uit het Buiksloterbreekpark geen Vondelpark of aangeharkt
parkje. Wij hebben allemaal meer rust nodig in een groeiende stad.
Laat het wild en donker, groen en rustig zoals het is, voor insecten,
vogels en alle andere dieren, misschien zelfs een krullevaar.
Graag bieden wij onze handtekeningenlijst aan iemand aan, wie zou
dat kunnen zijn die voor groen behoud staat in de stad?
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering gen 10 november 2022
Ingekomen onder nummer 323
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Koyuncu inzake Begroting 2023
Onderwerp
Versneld ruimte creëren voor woningbouw in het IJmeer
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2023
Constaterende dat:
— _Ereen chronisch tekort is aan woningen;
— Inde komende jaren flink gebouwd moet worden om Amsterdammers te kunnen huisvesten;
— _Ermeerdere eilanden gerealiseerd zijn of worden in de komende jaren in het IJmeergebied;
— _ Ondanks de realisatie van de huidig geplande projecten er een tekort zal blijven aan wonin-
gen.
Overwegende dat:
— _Erreeds plannen zijn om in het IJmeer nieuwe eilanden te realiseren;
— _Erruimte is voor verdere nieuwe bouwgrond naast de bestaande plannen in het IJmeergebied.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om versneld nieuwe bouwgrond te realiseren in het IJ-
meergebied en hierover terug te rapporteren aan de raad.
Indiener
S. Koyuncu
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1325
Publicatiedatum 4 december 2015
Ingekomen onder Y
Ingekomen op woensdag 25 november 2015
Behandeld op woensdag 25 november 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Shahsavari-Jansen en Van Soest inzake de Hoofdlijnen Kunst en
Cultuur 2017-2020 (cultuurparticipatie door ouderen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2017-2020
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1269).
Overwegende dat:
— de cultuurparticipatie op latere leeftijd afneemt en dat culturele instellingen,
welzijnsorganisaties en zorgcentra niet als vanzelfsprekend aanbod voor ouderen
hebben;
— de cultuurparticipatie door ouderen van groot maatschappelijk belang is en
bijdraagt aan actief burgerschap;
— bij het stimuleren hiervan naast culturele en kunstzinnige, ook andere aspecten
een rol spelen, zoals bijvoorbeeld de soms beperkte mobiliteit, de vraag naar
middagprogrammering of de gevoelde aarzeling bij sommige ouderen om zich
aan te melden;
— samenwerking en netwerkvorming tussen de verschillende sectoren (cultuur,
welzijn en zorg) van belang is voor de realisatie van aanbod voor deze groeiende
doelgroep;
— zeker van overheidswege gesubsidieerde kunst- en cultuurinstellingen verwacht
mag worden dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen door
Amsterdammers die niet op eigen kracht kunnen delen in de Amsterdamse
culturele rijkdom, zoals bijvoorbeeld ouderen, daar toch toe in staat te stellen;
— _op Rijksniveau er reeds een convenant is gesloten om de cultuurparticipatie door
ouderen bevorderen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
als onderdeel van het Kunstenplan 2017-2020, met een aantal relevante partijen
afspraken te maken met als doel de cultuurparticipatie doorouderen te bevorderen.
De leden van de gemeenteraad
M.D. Shahsavari-Jansen
W. van Soest
1
2
| Motie | 2 | discard |
VN2021-012575 X Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, F EF D
Economie Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van 20 mei 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Economische Zaken
Agendapunt 3
Datum besluit 20 april 2021
Onderwerp
Kennisnemen van nieuwe financiële instrumenten ten behoeve van bevordering economisch herstel
De commissie wordt gevraagd
kennis te nemen van de raadsinformatiebrief met informatie over een tweetal financiele
instrumenten die zich richten op het financieren en ondersteunen van het economisch herstel in de
stad.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Lid 2: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad
verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.
Lid 2: Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft
Lid 3: Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen,
tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang
Bestuurlijke achtergrond
In het Economisch herstel- en investeringsplan 2021-2024 (HIP), (B&W besluit 24, november 2020
en besproken in de raad op 10 maart 2021), staan uiteenlopende maatregelen genoemddie zich
richten op het financieren en ondersteunen van het economisch herstel in de stad. Twee daarvan
vroegen nog om nadere uitwerking, te weten de aanvulling van deSubsidieregeling Economische
structuur- en arbeidsmarktversterking met verbijzonderde COVID-paragraaf’ en het ‘aanjaaggeld’
voor investering in duurzame groeisectoren(zie HIP‚p. 6).
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.l 1
VN2021-012575 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
Economie % Amsterdam ‚ ‚ ‚ ‚
% Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
Voordracht voor de Commissie FED van 20 mei 2021
Ter kennisneming
AD2021-044997 Commissie FED Voordracht (pdf)
AD2021-045054 Raadsinformatiebrief HIP.pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Economische Zaken, Didier Manjoero, d.manjoero@&amsterdam.nl 06 3010 3514
Gegenereerd: vl.l 2
| Voordracht | 2 | train |
Stadhuis Amstel 1 4 Gemeente Amsterdam
1011 PN Amsterdam Raadsgriffie
Postbus 202 % M LW
1000 AE Amsterdam %
INSPREKERS DIGITAAL
Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water van donderdag 25 maart 2021.
Inspreekmoment Publiek
Omschrijving Naam, aanhef Op persoonlijke titel of
van het onderwerp namens welke organisatie
2b. Amsterdam Autoluw De heer Renooy Persoonlijke titel
2b. Idem De heer Jaasma Dorpsraad Sloten Oud
Osdorp
2b. Actualiteit van de leden Mevrouw A.C.M. Voorzitter AGG - Stichting
Kreuger (JA21) en Van den Wesseling - van der Aktie Gezondheid
Heuvel (CU) inzake de Kleij Gaasperdammerweg
chaotisch verlopen loting voor (AGG)
de passagiersvaart
Water
3. Vaststellen van de Elfde De heer Heijn E-boats
verordening tot wijziging van
de Verordening op het
binnenwater 2010 (Vob).
3. Idem De heer Van Riet VRA (verenigde Rederijen
Amsterdam)
De heer Buwalda Amsterdam Boat Events
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
5. Concept projectnota De heer Santhagens |Buro Santen Co
Schinkelkwartier: Een nieuwe
brug over de Schinkel, ter
hoogte van de Laan der
Hesperiden
De heer Kappers Groene Schinkel Groep
6. Raadsbrief en nieuwsbrief Mevrouw Van Nierop | Comité Westelijke
oranje loper Grachtengordel.nl
6. ldem Mevrouw Tobinski Green Revolution
Foundation
7. Autoluw Sloten en Nieuw De heer Makkes Persoonlijke titel
Sloten
| Actualiteit | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 307
Publicatiedatum 21 maart 2018
Ingekomen onder F
Ingekomen op woensdag 14 maart 2018
Behandeld op woensdag 14 maart 2018
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Ernsting, Boldewijn en Alberts inzake een parkeervrije
Frans Halsbuurt.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de bespreking van het 1:1 opheffingsregime voor
de Albert Cuyp/Boerenwetering Garage (Gemeenteblad afd. 1, nr. 279).
Constaterende dat:
— vijf jaar geleden (19 december 2012) de toenmalige stadsdeelraad Zuid besloten
heeft tot de bouw onder de boerenwetering van een buurtparkeergarage met
600 parkeerplaatsen die vooral bedoeld is voor het verbeteren van de
leefbaarheid in de Frans Halsbuurt;
— erop dit moment 600 parkeerplaatsen op straat zijn in de Frans Halsbuurt;
— bij een keuze voor een opheffingsnorm van 1:1 waarbij evenveel parkeerplaatsen
op straat opgeheven worden als er in de Boerenweteringgarage komen er geen
parkeerplaatsen meer op straat zijn en dit een unieke kans betekent om van de
Frans Halsbuurt een parkeervrije buurt te maken.
Voorts overwegende dat:
— een parkeervrije buurt sterk bijdraagt aan het beleidsstreven veilige en leefbare
buurten te maken waar de “auto te gast” is, de luchtkwaliteit sterk verbetert, het
veilig wandelen en fietsen is, er ruimte is voor groen, fietsenrekken en
speelplekken en ruimte voor elektrische deelauto's op straat of in de garage; het
herinrichtingsplan voor de Frans Halsbuurt uitgaat van het opheffen van slechts
273 van de 600 parkeerplaatsen op straat;
— betrokken bewoners en ondernemers uit de Frans Halsbuurt aandringen op het
autovrij maken van de Frans Halsbuurt;
— het wenselijk is het herinrichtingsplan te herzien waarbij als uitgangspunt dient te
gelden het realiseren van een parkeervrije buurt waar de ‘auto te gast’ is met
voldoende ruimte om te laden en te lossen en parkeerplaatsen voor
gehandicapten;
— de geplande uitvoeringstermijn van de herinrichting vijf jaar is en dit veel te lang is
en aanzienlijk bekort moet worden;
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 307 Motie
Datum 21 maart 2018
— de voorbereidingen voor de aanbesteding van dit plan in een vergevorderd
stadium zijn maar de aanbesteding nog niet definitief gegund is en zonder
financieel risico van een schadeclaim ingetrokken kan worden in verband met de
gewijzigde behoefte van de gemeente.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Bij de ingebruikstelling van de Boerenwetering/Albert Cuypgarage een
opheffingsnorm van 1:1 in te stellen voor de Frans Halsbuurt;
2. Gelijk met de ingebruikstelling van de garage in de Frans Halsbuurt (tijdelijke)
maatregelen te nemen waarbij 600 langparkeerplaatsen op straat worden
opgeheven maar wel ruimte blijft voor parkeerplaatsen voor gehandicapten en
voldoende kortparkeerplaatsen voor laden en lossen;
3. De aanbestedingsprocedure voor de herinrichting van de Frans Halsbuurt te
stoppen c.q. de eventuele voorlopige gunning in te trekken;
4, Als uitgangspunt voor de herinrichting van de Frans Halsbuurt te kiezen voor het
opheffen van alle parkeerplaatsen op straat en de buurt in te richten als
parkeervrije buurt waar de “auto te gast” is;
5. Met inachtneming van bovengenoemd uitgangspunt het komende half jaar in een
deugdelijk inspraakproces samen met ondernemers en bewoners uit de Frans
Halsbuurt een nieuw herinrichtingsplan voor de buurt te maken waarbij een korte
uitvoeringstermijn uitgangspunt is.
De leden van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
H.B. Boldewijn
R. Alberts
2
| Motie | 2 | train |
> < en ee Raadsinformatiebrief
msterdam
j | ste a Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 8 november 2022
Portefeuilles) Openbare orde en veiligheid
Portefeuillehouder(s): Femke Halsema
Behandeld door Directie Openbare orde en veiligheid ([email protected])
Onderwerp Afdoening toezegging over demonstraties bij een abortuskliniek vit de
commissievergadering van 29 september jl.
Geachte leden van de gemeenteraad,
In vw vergadering van 29 september 2022 heb ik op een vraag van raadslid Rooderkerk (D66)
toegezegd u nader te informeren over de mogelijkheden om het betogingsrecht voor
demonstraties tegen de abortuskliniek in Amsterdam verder te beperken. De toezegging betreft
het onderzoeken of een grotere afstand tussen demonstratie en kliniek mogelijk is. Middels deze
brief informeer ik uv over deze juridische mogelijkheden en de feitelijke situatie omtrent de
demonstratie, die ik, zoals toegezegd, ook zelf bezocht heb.
Botsing van grondrechten
De anti-abortusdemonstraties betreffen een ingewikkeld en gevoelig vraagstuk. De vrijheid van
meningsuiting en de vrijheid van betoging zijn fundamentele rechten. Er geldt een positieve
verplichting om demonstraties mogelijk ook wanneer het gaat om een voor de meerderheid
onwelgevallige mening of wanneer uitingen choquerend, verontrustend of kwetsend zijn. Het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt daarbij nadrukkelijk de verplichting dat
een demonstratie moet kunnen plaatsvinden binnen zicht- en gehoorafstand van de locatie waar
tegen de demonstratie zich richt. Ik trek me tegelijkertijd het belang aan van vrouwen die de
abortuskliniek bezoeken. In Nederland is abortus bijna vier decennia met goede redenen wettelijk
toegestaan. Het is van groot belang dit recht op abortus te beschermen.
ledere vrouw heeft het recht op de keuze wel of geen ouder te worden en iedere vrouw moet te allen
tijde veilig, vrijelijk en ongestoord een abortuskliniek kunnen betreden. Ook burgers onderling
dienen dit grondrecht - vanwege de horizontale werking ervan - te respecteren. In verdragsstaten
waar abortus is toegestaan mag de wetgever volgens het EHRM abortus dan ook niet te beperken.”
Het is ook niet aan demonstranten om daarvoor een drempel op te werpen.
Er is daarmee sprake van een botsing van grondrechten. Het mag niet zo zijn dat een persoon die
medisch advies en/of een medische behandeling nodig, zich op enig moment onvoldoende vrij voelt
om dit te doen. Onder geen beding mogen vrouwen zich onveilig voelen wanneer zij een
abortuskliniek bezoeken. Daarbij geldt dat bezoekers die een zeer persoonlijke medische beslissing
+ EHRM 20 maart 2007, ECLI:CE:ECHR:2007:0320JUDo00541003, r.0. 116 (Tysigc/Polen).
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022
Pagina 2 van 3
moeten nemen kwetsbaar kunnen zijn. Het al dan niet afbreken van een zwangerschap is
onlosmakelijk verbonden met de individuele autonomie van de vrouw en deze keuzes behoren niet
tot het publieke domein.
Bevoegdheid
Als burgemeester zijn mij bevoegdheden toegekend op basis van de Wet openbare manifestaties.
Deze wet stelt mij echter slechts in staat voorschriften te stellen ter bescherming van de
gezondheid, in het belang van het verkeer en ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden.
Voorschriften mogen onder geen beding betrekking hebben op de inhoud. Ik kan en wil niet buiten
dit kader treden, ook niet bij abortuskliniekdemonstraties.
Voor het aanwenden van de bevoegdheid is telkens een actuele situationele beoordeling relevant.
ledere kennisgeving wordt op basis van de beschikbare informatie door de driehoekspartners
gewogen en beoordeeld. Per demonstratie wordt opnieuw bepaald of eventueel maatregelen
noodzakelijk zijn. leder denkbaar voorschrift moet — ongeacht ingrijpendheid - in bovenstaand
wettelijk kader passen. Het demonstratierecht mag in ieder geval niet worden ingeperkt omdat een
politieke meerderheid de boodschap op een bepaalde plek ongewenst acht.
Informatiebeeld
In Amsterdam wordt eens per maand een aantal uur door anti-abortusdemonstranten
gedemonstreerd bij de abortuskliniek. Deze demonstraties worden actief gemonitord. Bij elke
demonstratie is de politie ter plaatse en is er contact tussen politie en organisator. Uit overleg tussen
politie en organisator komen op dit moment geen noemenswaardige ongeregeldheden naar boven.
Daarnaast is er al enige tijd voorafgaand aan iedere demonstratie contact tussen gemeente en de
directie van de abortuskliniek, en ook hieruit blijkt niet dat er wanordelijkheden plaatsvinden. Het
laatste incident dat zich heeft voorgedaan rondom dergelijke demonstraties dateert van vóór 2020.
Daarmee strookt het beeld, waarbij sprake zou zijn van het blokkeren van de toegang en het
nalopen en naroepen van abortuskliniekbezoekers, niet met de actuele situatie in Amsterdam.
Tijdens mijn recente bezoek heb ik kunnen spreken met de demonstranten, mensen die ageerden
tegen de demonstratie, de directie van de abortuskliniek en de aanwezige politie. Bovenstaand
beeld werd tijdens dit bezoek bevestigd. Ik verwijs u naar het artikel dat hierover is geschreven in
Het Parool.*
Veilige doorgang
In het geval van demonstraties bij de abortuskliniek in Amsterdam wordt de overzijde van de straat
doorgaans aangewezen als demonstratielocatie, zodat de demonstranten op afstand (ongeveer 17
meter) gebruik kunnen maken van hun demonstratierecht. Het precieze aantal meters is daarbij niet
leidend. Ik zal bij toekomstige demonstraties bezien of in het bijzonder de situering van de
fietsenstalling - mede gebruikt door de kliniekbezoekers - noopt tot het verleggen van de
demonstratielocatie naar een verder gelegen locatie. Daarbij speelt mee dat deze specifieke
demonstraties samenvallen met de ochtendspits en het op dat moment buitengewoon druk is op
het aangrenzende fietspad.
2 https://www.parool.nl/amsterdam/burgemeester-halsema-bij-demonstranten-tegen-abortus-oke-
jullie-zijn-pro-life-maar-waarom-staat-u-hier-b30757370/.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022
Pagina 3 van 3
Verdergaande beperking kent risico’s. Als de rechter zich buigt over een demonstratievoorschrift, is
de eerste vraag of ik überhaupt bevoegd was een voorschrift te stellen. Er moet dan altijd sprake
zijn van een geschaad belang vanuit de Wet openbare manifestaties. Indien de rechter oordeelt dat
dit onvoldoende is onderbouwd, had helemaal geen voorschrift gesteld mogen worden, dus
mogelijk ook de huidige bufferzone niet.
Nader onderzoek
De gemeente is in goed contact met andere gemeenten en het Rijk inzake demonstraties bij
abortusklinieken. Van belang hierbij is dat de gedragingen van demonstranten maar ook de ligging
van de klinieken per gemeente verschillen. Ik verwijs naar het jurisprudentieoverzicht in de bijlage
bij deze brief, waarbij ook in wordt gegaan op de in de Raad genoemde voorbeelden uit het
buitenland. Samen met de Rijksuniversiteit Groningen blijven we de rechtsontwikkeling in binnen-
en buitenland op dit gebied nauwlettend volgen.
Het is van groot belang dat het faciliteren van het demonstratierecht niet leidt tot een situatie
waarbij vrouwen enige drempel voelen tot toegang tot zorg, maar dit vervolgens niet melden. De
abortuskliniek heb ik daarom gevraagd om dit te melden. Voorkomen moet worden dat signalen
van bezoekers van de abortuskliniek mij bijvoorbeeld uit schaamtegevoel niet bereiken, terwijl die
wel aanwezig zijn. De directie van de abortuskliniek heeft inmiddels ingestemd om een dergelijk
aanvullend onderzoek uit te voeren. Ik zeg v toe zodra de uitkomst van dit onderzoek bekend is u
hierover nader te informeren. Als dit onderzoek hiertoe aanleiding geeft, zal ik uiteraard
aanvullende maatregelen nemen.
Ik hoop v hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
FFT 7 -
/
Femke Halsema
Burgemeester
Een routebeschrijving vindt uv op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
De module Samenspraak start om 19.30 uur. De leden van de bestuurscommissie
ontvangen u graag in de Burgerzaal en zijn uw gesprekspartner. U kunt vrij inspreken
over onderwerpen die niet op de agenda staan en in gesprek gaan met de leden van
de bestuurscommissie. U kunt zich tot 24 uur voor aanvang van de vergadering
aanmelden via [email protected] of telefoonnummer 020 25
29 924 o.v.v. uw naam en het onderwerp waarover u wilt inspreken. De module Debat
start uiterlijk om 21.00 uur. Indien de Samenspraak eerder is afgerond, zal het Debat
ook eerder beginnen. De leden van de bestuurscommissie voeren het politieke debat.
Wilt U uw mening geven over een geagendeerd onderwerp? Dan bent u van harte
welkom om in te spreken. U kunt zich tot 24 uur voor aanvang van de vergadering
aanmelden via [email protected] of telefoonnummer 020 25
29 924 o.v.v. uw naam en het onderwerp waarover u wilt inspreken.
Agenda
Datum 13-09-2017
Aanvang 19:30
Locatie Burgerzaal, stadsdeel
Samenspraak
De starttijd van de avond is 19.30 uur. De leden van de bestuurscommissie ontvangen u hiervoor graag in het
stadsdeelhuis en zijn uw gesprekspartner. De Samenspraak kan tot uiterlijk 21.00 uur duren. U kunt daarbij vrij
inspreken over onderwerpen die niet op de agenda staan en in gesprek gaan met de leden van de
bestuurscommissie. U kunt zich tot 24 uur voor aanvang van de vergadering aanmelden via
[email protected] of telefoonnummer 020 25 29 924 o.v.v. uw naam en het onderwerp
waarover u wilt inspreken.
1. Opening
2. Vrij inspreken over niet geagendeerde onderwerpen
3. Sluiting
Debat
Let op: De starttijd van het Debat is uiterlijk 21.00 uur. Indien de Samenspraak eerder is afgerond, zal het Debat
ook eerder beginnen. De leden van de bestuurscommissie voeren het politieke debat om een oordeel te vormen
over onderwerpen waarover ze later een besluit nemen. Wilt u uw mening geven over onderwerpen die op de
agenda staan? Dan bent u van harte welkom om in te spreken in het stadsdeelhuis. U kunt zich tot 24 uur voor
aanvang van de vergadering aanmelden via [email protected] of telefoonnummer 020
25 29 924 o.v.v. uw naam en het onderwerp waarover u wilt inspreken.
1. Opening
2. Mededelingen
3. Vaststellen agenda
4. Vaststellen Verslag
5. Toezeggingen Debat en Besluitvorming
6. Procedurevoorstellen
7. Terugkoppeling module Onderzoek en Bijeenkomstenkalender
8. Adviesbrief Stedenbouwkundig Plan Elzenhagen Zuid
1. Dhr. P. Hettema (ELZO) inzake Adviesbrief SP Elzenhagen
2. Dhr. K. Alberts (ELZO) Adviesbrief SP Elzenhagen
3. Mevr. B. Alberts (ANT) inzake Adviesbrief SP Elzenhagen
4. Dhr. H van den Berg (ANGSAW) Inzake Adviesbrief SP Elzenhagen
5. Mevr. G. de Vries Adviesbrief SP Elzenhagen
6. Dhr. P. de Jager Adviesbrief SP Elzenhagen
Tweede termijn
Schorsing
9. Adviesbrief Ontwikkelstrategie Haven - Stad
10. Vaststellen van het Voorlopig Ontwerp en de Nota van Beantwoording Inspraakreacties Koopvaardersplantsoen
11. Adviesbrief Concept Kantorenstrategie 2017
Tweede termijn
12, Advies Hoofdlijnenbesluit Bestuurlijk Stelsel Gemeente Amsterdam
13. Adviesbrief Concept Detailhandelbeleid
14. Adviesbrief Stedelijk Kader voor Particuliere Transformatie naar Woningen
15. Adviesbrief Concept Ontwerp Bestemmingsplan Jachthavens
16. Rondvraag en Sluiting
| Agenda | 3 | discard |
Gemeente
X Amsterdam
% Zuidoost
Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost
Datum : donderdag 10 juni 2021
Aanvang : 19.00 UUr
Locatie : video vergaderen
Voorzitter : Wim van der Kamp
Secretaris : Pilar Torres Barrera
Agenda
1. Opening en vaststellen agenda 19.00
2. Mededelingen 19.05
3. Vaststellen (concept) Besluitenlijst 27 mei 2021 19.10
4. Ingekomen stukken 19.15
5. Bewoners aan het woord 19.20
BESPREEKPUNTEN
Gevraagde adviezen
6. a. Wijzigingsvoorstellen Huisvestingsverordening per 1 januari 2022 (bespreken) 19.30
Ongevraagde adviezen
b. Vaccinatieoproep in duidelijke taal — A. Wehkamp (vaststellen) 19.50
c. Investeer in aanpak laaggeletterdheid van Zuidoost — A. Wehkamp (vaststellen) 20.10
7. Rondvraag en Sluiting 20:20
Stukken ter kennisname
e _Toezeggingenlijst
| Agenda | 1 | train |
xX Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
4
Stadsdeelcommissievergadering
Agenda
Datum 08-02-2023
Aanvang 19:30
Locatie President Kennedylaan 923 - commissiezaal (begane grond)
1. Opening en vaststelling agenda
2. Vaststellen conceptverslag vergadering 25 januari 2023
3. Algemene inspraak
4. Actualiteiten en mededelingen
4a. Proces update Bart Vink inzake erotisch centrum
5. Vergroening Stadsdeel Zuid
5a. Motie ingebracht door lid Limburg (CDA) en lid Toot (GroenLinks)
inzake streefcijfers geveltuinen
5b. Motie ingebracht door lid Limburg (CDA), lid Toot (GroenLinks), lid
Mulder (VVD) en lid Hirsch (PvdA) inzake behoud bedreigde geveltuinen
5c. Motie ingebracht door de leden Toot (GroenLinks), Limburg (CDA),
Hirsch (PvdA) en Beving (B5OPlus) inzake vergroening bij openleggen
stoep, fietspad en straat
6. Adviesaanvragen
ba. Concept meerjarige gebiedsopgaven 2023-2026 (toelichting op het
1
xX Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
&
ingediende advies; reactie vanuit het dagelijks bestuur)
Gb. Adviesaanvraag ontwerp-paraplubestemmingsplan darkstores en
ruimtelijk afwegingskader flitsbezorging vanuit darkstores
(termijndatum 9 februari 2023)
6c. Adviesaanvraag voorontwerpbestemmingsplan Zuidas Parnas Fred
Roeskestraat 55 (termijndatum 13 februari 2023)
6c1. Mondelinge vragen leden Hirsch (PvdA) en Altena (GroenLinks)
inzake verdeling woningbouw Zuidas, actueeel en toekomstig (deze
vragen worden schriftelijk beantwoord)
6c?. Mondelinge vragen lid Van Leeuwen (D66) inzake de woningbouw
en de leefbaarheid op de Zuidas (worden schriftelijke beantwoord)
6d. Adviesaanvraag voorontwerpwijziging Omgevingsplan Amsterdam
(termijndatum 22 februari 2023)
6d1. Mondelinge vragen van het lid Van Leeuwen (D66) inzake
Omgevingsplan (deze vragen worden schriftelijke beantwoord)
7. Mondelinge vragen aan het Dagelijks Bestuur
8. Vergaderschema, overzichten van schriftelijke vragen, toezeggingen, moties en
(on)gevraagde adviezen
9. Rondvraag
10. Sluiting
11. Ter kennisname
2
xX Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
4
11a. Overzicht beantwoorde vragen SD door DB
11b. Afgehandelde moties
3
| Agenda | 3 | discard |
VN2021-022600 Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Onderwijs jeugd en x Gemeente M LW
zorg % Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Zorg
Agendapunt 21
Datum besluit 17 juni 2021
Onderwerp
Kennisnemen van de deelrapportage cliëntervaringsonderzoek Aanvullend Openbaar Vervoer
De commissie wordt gevraagd
Kennis nemen van de deelresultaten van het verplichte cliëntervaringsonderzoek 2020 in het kader
van de Wmo op het onderdeel Aanvullend Openbaar Vervoer.
Wettelijke grondslag
Artikel 160 lid 1 onder a Gemeentewet in samenhang met artikel 2.5.1. en 2.5.2 Wet
maatschappelijke ondersteuning verplicht gemeenten om een cliëntervaringsonderzoek uit te
(laten) voeren en door het college te worden vastgesteld.
Bestuurlijke achtergrond
De uitkomsten van het dit jaar (2021) vitgevoerde onderzoek laten een minder positiefbeeld zien ten
opzichte van het voorgaande jaar. Hieronder wordt de wijze waarop er is onderzocht uitgelegd en
volgt er een uiteenzetting van de resultaten.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vraagt van het college dat het onderzoekt hoe
cliënten de kwaliteit van de ondersteuning op basis van de Wmo ervaren en om de uitkomsten
daarvan jaarlijks voor 1 juli te publiceren (Wmo, artikel 2.5.1).
Het onderzoek
Sinds de invoering van de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht om jaarlijks een onderzoekuit te
voeren naar de ervaringen van de cliënten. De vitkomsten daarvan worden gebruikt ter verbetering
van het beleid en de uitvoering ervan. De wet bepaalt dat gemeenten de uitkomsten van de
onderzoeken jaarlijks doorgeven aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Voorafgaand daaraan moet het college instemmen met de te verstrekken informatie.
De uitvoering
Voor de uitvoering van het onderzoek is een instructie ontwikkeld door het ministerie van
Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten(VNG).
Het onderzoek is telkens vitgevoerd onder deelpopulaties, gekoppeld aan de verschillende
voorzieningen. Eén van de deelpopulaties betreft cliënten die gebruik maken van het AOV. Voor het
onderzoek AOV zijn steekproeven uitgevoerd onder 1.263 cliënten in Amsterdam.
De vragenlijst
De vragenlijst is dit jaar opgebouwd uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel zijn de vragen vanuit
het Ministerie van VWS; een set van 20 stellingen en een open vraag. De stellingen/vragen gaan
over:
e De ervaring met de toegang;
e De kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning;
Het ervaren effect op de zelfredzaamheid.
Gegenereerd: vl.13 1
VN2021-022600 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Onderwijs jeugden 9 Amsterdam M LW
zorg %
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Voorheen waren deze vragen verplicht. Sinds dit jaar kunnen gemeenten zelf bepalen welke
vragen er gesteld worden. De gemeente heeft voor dit jaar er voor gekozen nog gebruik te blijven
maken van de vragen om de vergelijking met voorgaande jaren te kunnen maken. Het tweede
onderdeel van de vragenlijst gaat over de ervaringen met ondersteuning in tijden van corona. Door
de coronapandemie hebben de gemeente en vervoersleveranciers aanpassingen moeten maken
in hun dienstverlening. Omdat dit de ervaringen van cliënt heeft kunnen beïnvloeden is er voor
gekozen om extra vragen toe te voegen aan het standaard onderzoek om vitkomsten beter te
kunnen duiden.
De respons
Het responspercentage van deze doelgroep is 21.4% (270 ingevulde vragenlijsten) en ligt daarmee
fors lager (34,1%) dan vorig jaar. De reden hiervoor kan zijn dat vanwege de coronapandemie er
minder gebruik is gemaakt van het AOV en dat er daarom minder motivatie is om deel te nemen
aan het onderzoek. Het betrouwbaarheidsniveau ligt daardoor dan ook lager dan beoogd. Het
is gebruikelijk om een betrouwbaarheidsniveauvan 95% na te streven. Maar ook go% wordt
wel gehanteerd. Bij het deelonderzoek AOV is op basis van de respons en de populatie het
betrouwbaarheidsniveau 90,1%. Het is in dit geval in mindere mate representatief dus verschillen
kunnen iets meer op toeval berusten.
De uitkomsten
Uit het onderzoek (bijlage 1) blijkt dat de cliëntervaringen op het deelonderwerp AOV over
het algemeen (tussen de 2% en 7 %) minder positief zijn in vergelijking met vorig jaar. Hoewel
het betrevrenswaardig is dat de cliënten minder positief zijn, komen de cijfers nergens als
“onvoldoende” naar voren. Dit is te zien aan het feit dat respondenten het bij de categorie “contact
met de gemeente/vervoersleverancier” gemiddeld genomen voor 83 procent (helemaal) eens” zijn
met de stellingen, dat respondenten het bij de categorie“kwaliteit van de ondersteuning” gemiddeld
genomen voor 81 procent “(helemaal) eens” zijn met de stellingen en dat respondenten het bij de
categorie “effect van de ondersteuning” gemiddeld genomen voor 80 procent “(helemaal) eens” zijn
met de stellingen. Wat dit betreft kunnen de vitkomsten, in een jaar vol uitdagingen door corona, als
positief bestempeld worden.
Uit de vragen die gaan over de ondersteuning in tijden van corona valt op dat er cliënten zijn die
geen- veel minder of iets minder gebruik hebben gemaakt van het AOV (82%). Dit is in lijn met het
beeld dat de gemeente van de leveranciers heeft gekregen tijdens de pandemie.
* Voor een aantal mensen was het niet of minder kunnen reizen een groot probleem (22%).
* 75 Procent van de cliënten had begrip voor de aanpassingen die de vervoersleveranciers hebben
moeten doen.
* 75 procent vond dat er goed uitleg werd gegeven over de manier waarop devervoersleverancier
veilig heeft kunnen werken tijdens hun werkzaamheden.
e 29 procent van de cliënten heeft in deze periode meer gebruik gemaakt van mantelzorg.
Via de open tekstvakken zijn zowel positieve als negatieve opmerkingen ontvangen. In positieve
zin gaat het vooral om algemene tevredenheid en dankbaarheid. Negatieve opmerkingen hebben
onder meer te maken met ervaringen op het gebied onveilige gevoelens in verband met corona en
onvriendelijkheid van de chauffeur. In de rapportage zijn citaten toegevoegd ter illustratie.
De wet bepaalt dat gemeenten de vitkomsten van de onderzoeken jaarlijks doorgeven aan het
Ministerie van VWS. De deadline is wettelijk vastgesteld op 1 juli 2021. Op 29 juni 2021 heeft het
college ingestemd met de aanlevering van het totale Wmo onderzoek en zijn de gegevens op 30 juni
2021 doorgegeven aan VWS.
Gegenereerd: vl.13 2
VN2021-022600 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Onderwijs jeugden 9 Amsterdam
zorg %
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Wat doen we met de resultaten?
De resultaten van het onderzoek worden net als voorgaand jaar met interne en externe partners
gedeeld zoals de Wmo adviesraad en zorgprofessionals. Het dient als gespreksonderwerp in de
contractgesprekken met leveranciers. De stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van
de dienst- en zorgverlening is een belangrijk onderwerp dat vitgebreid aan de orde komt. De
resultaten van dit cliëntervaringsonderzoek worden na het verschijnen ervan op het eerstvolgende
contractgesprek geagendeerd en besproken. Het geeft een goede kapstok om de kwaliteitsaspecten
van de dienst- en zorgverlening door tespreken.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
Bijlage 1 Amsterdam - Rapport Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2021 -
AD2021-084217
Aanvullend Openbaar Vervoer - DH-2605-1054.pdf (pdf)
AD2021-084216 [commissie MLW Voordracht (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OJZD, Cora Weeda, 06-51422831, [email protected]
Gegenereerd: vl.13 3
| Voordracht | 3 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Raadsnotulen
Jaar 2019
Afdeling 2
Vergaderdatum 9 oktober 2019
Publicatiedatum 30 oktober 2019
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 9 OKTOBER 2019
Aanwezig: de leden mevrouw Bakker (PvdD), de heer Bakker (SP), de heer
Biemond (PvdA), mevrouw Bloemberg-lssa (PvdD), de heer Boomsma (CDA), mevrouw
Bosman (D66), de heer Boutkan (PvdA), de heer Ceder (CU), de heer Van Dantzig (D66),
de heer Ernsting (GroenLinks), de heer Flentge (SP), mevrouw De Fockert (GroenLinks),
mevrouw De Grave-Verkerk (VVD), de heer Groen (GroenLinks), mevrouw Grooten
(GroenLinks), de heer Hammelburg (D66), mevrouw De Heer (PvdA), mevrouw De Jong
(GroenLinks), de heer Karaman (GroenLinks), mevrouw Kat (D66), mevrouw Kilig
(DENK), de heer Kreuger (Forum voor Democratie), mevrouw El Ksaihi (D66), de heer
Van Lammeren (Partij voor de Dieren), mevrouw Martens (VVD), mevrouw Marttin (VVD),
de heer Mbarki (PvdA), mevrouw Nadif (GroenLinks), mevrouw Nanninga (Forum voor
Democratie), mevrouw Naoum Néhmé (VVD), mevrouw Poot (VVD), mevrouw Van
Renssen (GroenLinks), mevrouw Rooderkerk (D66), mevrouw Roosma (GroenLinks),
mevrouw La Rose (PvdA), de heer Van Schijndel (Forum voor Democratie), mevrouw
Simons (BIJ1), mevrouw Van Soest (PvdO), de heer Taimounti (DENK), mevrouw
Temmink (SP), de heer Torn (VVD), de heer Vroege (D66) en de heer Yilmaz (DENK)
Afwezig: de heer Blom (GroenLinks) en mevrouw Timman (D66)
Aanwezig: burgemeester mevrouw Halsema (Openbare Orde en Veiligheid,
Algemene Zaken, Integraal Veiligheidsbeleid, Juridische Zaken, Internationale
Samenwerking, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken,
Communicatie), de wethouders mevrouw Dijksma (Water, Verkeer, Vervoer en
Luchtkwaliteit en stadsdeel Zuid), mevrouw Van Doorninck (Duurzaamheid en Circulaire
Economie, Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Energietransitie en stadsdeel Oost), de
heer Groot Wassink (Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering (inclusief
Bestuurlijk Stelsel), Coördinatie Bedrijfsvoering, Inkoop, Sociale Zaken, Vluchtelingen en
Ongedocumenteerden), de heer Ivens (Bouwen en Wonen, Openbare Ruimte en Groen,
Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Reiniging en stadsdeel Noord), mevrouw Kukenheim
(Zorg, Jeugd(zorg), Mbo-agenda, Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt,
Preventie Jeugdceriminaliteit, Sport en Recreatie, Ouderen en stadsdeel West) mevrouw
Meliani (Kunst en Cultuur, Monumenten en Erfgoed, ICT en Digitale Stad,
Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Gemeentelijk Vastgoed en stadsdeel Nieuw-
West), mevrouw Moorman (Onderwijs, Volwasseneneducatie, Laaggeletterdheid en
Inburgering, Voorschool, Kinderopvang en Naschoolse voorzieningen, Armoede en
Schuldhulpverlening en stadsdeel Zuidoost)
Afwezig: -
4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Middagzitting op woensdag 9 oktober 2019
Voorzitter: mevrouw F. Halsema, burgemeester
Plaatsvervangend voorzitters: de raadsleden de heer Torn en de heer Groen
Raadsgriffier. mevrouw Houtman
Verslaglegging: mevrouw Van de Belt (Notuleerservice Nederland)
De VOORZITTER opent de vergadering om 13.05 uur.
VOORZITTER: Ik open de gemeenteraad van Amsterdam en ik heet u allen
welkom op deze raadsvergadering die naar verwachting uit drie of vier dagdelen zal
bestaan.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een voorstel van
orde.
De heer BOOMSMA: Hoewel hoogst ongebruikelijk wil ik voorstellen nu te
schorsen omdat ik nog met collega’s in gesprek wil over de orde van deze vergadering.
De VOORZITTER: Zo'n bericht had mij al bereikt. Ik stel voor dat we een uur
schorsen. Wat ik begrijp is dat het fractievoorzittersoverleg over de orde van de
vergadering nog wel enige tijd in beslag kan nemen. Of denken mensen dat het korter
kan? Dan schors ik tot 14.00 uur.
De VOORZITTER schorst de vergadering tot 14.00 uur.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
1.
Mededelingen
De VOORZITTER: Mevrouw Timman is vandaag en morgen afwezig vanwege
persoonlijke omstandigheden.
Wethouder Van Doorninck is donderdag 10 oktober 2019 afwezig in verband met
het bijwonen van het Klimaatcongres van de C40 in Kopenhagen.
Wethouder Kukenheim is donderdagmiddag van 14.15 uur tot 17.45 uur afwezig
in verband met het begeleiden van Z.M. Willem-Alexander en Z.M. Felipe van Spanje bij
het openen va de Rembrandt-Vélazqueztentoonstelling over Nederlandse en Spaanse
Meesters in het Rijksmuseum.
Mocht er op donderdagavond 10 oktober 2019 worden vergaderd, dan ben ik zelf
afwezig in verband met een bijeenkomst over de toekomst van de binnenstad in Berlage.
Voorts is er een bericht van overlijden van oud-raadslid mevrouw A.A.M. Simon
ontvangen.
Op 20 september is oud-raadslid Agnes Simon overleden op 78-jarige leeftijd. Zij
zat voor het CDA vanaf 1978 acht jaar lang in de raad en beijverde zich voor
monumentenzorg bijvoorbeeld door te verhoeden dat de kerk De Posthoorn aan de
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Haarlemmerstraat zou worden gesloopt zoals uiteindelijk na haar raadslidmaatschap niet
is gebeurd. Zij was nauw betrokken bij problemen met migranten van wie ze er velen
persoonlijk kende. Haar persoonlijke betrokkenheid nam alle mogelijke vormen aan, ook
buiten de raad, tot op het culinaire vlak toe. Ze was initiatiefneemster tot de oprichting van
de Vriendenkring van de Noord-Afrikaanse keuken. Bij haar afscheid memoreerde zij dat
voor haar de omgangsvormen in de raad een openbaring waren, want, zo zei ze, wat las
je in de kranten? Jan Schaefer heeft fel uitgehaald naar die en die en dan was ik er zelf bij
geweest en inderdaad, goddank waren er verschillen van mening, maar we konden altijd
met elkaar een pilsje drinken. Tot slot wenste zij Amsterdam beleid toe dat de veiligheid
bevordert en de vuilheid en het vandalisme met kracht ter hand neemt. Wij gedenken
Agnes Simon met eerbied en genegenheid.
Ik verzoek u te gaan staan en enige momenten stilte in acht te nemen.
2.
Vaststellen van de notulen van de raadsvergadering op 8 en 9 september 2019
Conform besloten
3.
Vaststellen agenda
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat wethouder Dijksma een opmerking van de
orde wil doen.
Wethouder DIJKSMA: Dat wil ik inderdaad. Zoals u weet, staat op de agenda een
spoeddebat over het AEB naar aanleiding van een brief die wij afgelopen vrijdag hebben
gestuurd. Er zit ook een deel kabinet bij omdat een deel van de besluitvorming kabinet is
voorgelegd. Ik wil u voorstellen dat deel wat in de kabinetsvoordracht zit, maar wel
openbaar kan worden om de openbaarheid van de besluitvorming te dienen, dat alsnog te
doen. Ik heb begrepen en ik heb dat even nagevraagd, dat het zou moeten lukken om een
nieuwe voordracht, een openbaar deel van de voordracht, gereed te hebben voor het
avonddeel van deze vergadering. Daarmee hoeven we in ieder geval een stuk van de
besluitvorming niet achter gesloten deuren te doen. Dat kan ook. Voor een deel zitten in
de brief voldoende aanknopingspunten, maar dan krijgt u dat erbij. Dus dan blijft een deel
van de raadsvoordracht kabinet en een deel wordt openbaar en dat leveren we dan als
nieuw stuk aan. Hoe dat technisch gaat, ik kijk even naar de griffier, daar moeten we dan
maar uitkomen. Dat krijgt u vóór het avonddeel.
De VOORZITTER: Is er behoefte om hierop te reageren? Het woord is aan
mevrouw Roosma.
Mevrouw ROOSMA: Ik wil het college danken dat dit kan en dat dit op korte
termijn kan zodat de raad het debat zoveel mogelijk in openbaarheid kan voeren. Ik zou
willen voorstellen om dat inderdaad aan de agenda toe te voegen op een moment dat het
iedereen past. Ik denk dat het logischer is dat morgen te doen zodat iedereen er kennis
van kan nemen en dat we dan morgen dat debat voeren.
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
Mevrouw POOT: Eerst even een verhelderende vraag. Betekent het dan dat we in
de openbaarheid een besluit kunnen nemen of dat we toch nog, want dat begreep ik niet
helemaal, in beslotenheid ook een besluit moeten nemen? Dat begreep ik nog niet
helemaal.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Dijksma.
Wethouder DIJKSMA: Dat is een heel terechte vraag. Waar het ons om te doen
is, is dat het besluit in openbaarheid kan plaatsvinden. Sommige achtergrondinformatie
die u misschien wilt meewegen bij uw besluit moet vanwege de bedrijfsgevoeligheid wel
kabinet blijven. Maar het besluit zelf en het voorstel voor het besluit wordt daarmee
openbaar. Ik hoop dat ik daarmee tegemoetkom aan wat minimaal nodig is.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Volgens mij hoor ik een voorstel van mijn collega en
ik wil daar een ander voorstel tegenoverstellen. Ja, we moeten dat punt behandelen. Dat
is evident. Gezien de zorgvuldigheid en de grootte van het stuk zou mijn voorkeur uitgaan
naar een extra raadsvergadering op vrijdag en dan het liefst vrijdagavond zodat we dat
stuk goed tot ons kunnen nemen, eventueel vrijdag advies kunnen vragen en eventueel
een technische sessie kunnen houden om vrijdagavond een besluit te kunnen nemen. Dat
zou het voorstel van de Partij voor de Dieren zijn.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nanninga.
Mevrouw NANNINGA: Forum voor Democratie was de hoofdindiener van de
actualiteit. Om dat samen te behandelen lijkt mij productief en efficiënt. Ik wil nog wel
even aantekenen dat ik het schandalig vind dat we op maandag een zo belangrijk stuk
krijgen waarvan we op zo korte termijn iets moeten vinden en waarbij er zulke belangen
op het spel staan. Ik vind het onverantwoord want we kunnen ons nu niet goed
voorbereiden. Zelfs vrijdag betekent veel te weinig tijd om hiermee verantwoord om te
gaan. Een betreurenswaardige gang van zaken. Ik sluit me aan bij de woorden van
collega Van Lammeren.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons.
Mevrouw SIMONS: Wordt er straks gestemd over beide voorstellen?
De VOORZITTER: Als het niet anders kan wel. Het kan ook zijn dat u er gewoon
uitkomt.
Ik wil eerst even die raadsleden langsgaan die nog niet aan het woord zijn
geweest. Het woord is aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij in openbaarheid
een besluit nemen over het Afval Energie Bedrijf. Dat deel van het voorstel van de
wethouder steun ik zeer. Ik denk ook wel dat het belangrijk is dat we ons gedegen kunnen
4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
voorbereiden en ik heb zeker behoefte aan een technische sessie voor de behandeling.
Er komt nogal wat bij kijken. Ik denk dat het wat dat betreft de voorkeur heeft om dan een
extra vergadering in te lassen en dat te doen op vrijdag.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Roosma.
Mevrouw ROOSMA: Ik wil alleen zeggen dat ik me op zich heel goed kan vinden
in het voorstel van de heer Van Lammeren en mevrouw Nanninga en de heer Boomsma
om een extra raadsvergadering in te lassen. Dat kan wat de fractie van GroenLinks betreft
heel goed ook op vrijdagmiddag of vrijdagavond. Ik vind het echter wel belangrijk dat dan
alle fracties daar aanwezig zijn omdat het volgens mij niet goed is het debat te voeren met
een aantal fracties afwezig. Wat GroenLinks betreft is er geen belemmering.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
Mevrouw POOT: Ik stelde net alleen een technische vraag. Ik ben blij dat er een
openbare voordracht komt. Ik vind het enorm belangrijk dat we ons goed kunnen
voorbereiden. Het is nogal een onderwerp dat we hier te bespreken hebben. Ik wil graag
een technische sessie en het liefst behandelen wij het ordentelijk in een extra
raadsvergadering waarbij ik net als mevrouw Roosma ook wel voel dat het wel belangrijk
is dat alle partijen daarbij aanwezig kunnen zijn.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Gezien het onderwerp dat er speelt en het belang van de
voordracht die we overigens nog niet hebben, zou ik het goed willen voorbereiden. Ik
moet opmerken dat we het raadsbesluit nog niet hebben, dus u vraagt mij in te stemmen
met een voordracht waarvan ik nog niet weet wat de grootte daarvan is en wat er in staat.
1lk zou daarvoor graag de tijd hebben. Vrijdag kan ik niet aanwezig zijn, dus dat is wat mij
betreft lastig. Om het donderdag al te behandelen vind ik nog ingewikkelder omdat ik
vanwege het kabinetgedeelte geen gelegenheid heb gehad de inhoud met derden te
kunnen delen. Ik merk op dat het gewoon kan, maar wat mij betreft niet morgen. Vrijdag
zou kunnen, maar dan kan ik niet en dan misschien toch een derde voorstel om een
andere raadsvergadering in de loop van volgende week uit te schrijven.
De VOORZITTER: Dat is om de zaak verder te vereenvoudigen. Het woord is aan
de heer Van Dantzig.
De heer VAN DANTZIG: Ik heb GroenLinks, het CDA en ook de VVD goed
gehoord. Ondanks dat ik echt vind dat dit op donderdagavond kan worden behandeld,
aangezien het voor raadsleden zeer wel mogelijk is kabinetstukken in te zien, ben ik van
mening dat we op zoek moeten naar een compromis en als dat vrijdagmiddag of -avond
is, dan zal de D66-fractie alles in het werk zetten om te kijken of ze hier aanwezig kan zijn.
Daar zal een hoop voor moeten sneuvelen. Maar als er kleine of eenpersoonsfracties zijn
die op dat moment hun agenda niet kunnen vrijmaken, dan denk ik dat de terugvaloptie
donderdag is.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons.
5
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Mevrouw SIMONS: Ik sluit mij geheel aan bij de woorden van collega Ceder. Ik
moet aangeven dat ik vanwege zware privéomstandigheden vrijdag niet aanwezig kan
zijn, dus dat betekent een terugval naar de donderdag waarbij ik wil aantekenen dat we
daar ernstig bezwaar tegen hebben vanwege de korte voorbereidingstermijn die dan nog
overblijft en omdat er behoefte is aan een goede, technische sessie.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
De heer MBARKI: In het kader van de volledigheid, want alle argumenten zijn al
uitgewisseld, geldt voor de fractie van de PvdA hetzelfde. Het is belangrijk dat we dit
weloverwogen doen. Het is een belangrijk besluit en wat ons betreft is de voltallige raad
dan ook aanwezig. Dus als het een vrijdag zou zijn waarbij iedereen aanwezig kan zijn,
graag, maar ik hoor al dat een aantal partijen niet aanwezig kan zijn. Dan blijft de
donderdag over. Dat moeten we dan zo maar even in stemming brengen of we moeten er
gewoon uitkomen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti.
De heer TAIMOUNTI: Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Geder. Ik vind
dat het rommelig is gegaan en ik vind het ook jammer dat de aanlevering van de
documenten zo laat is, maar nog wel het compliment dat zo wordt ingezet op aanlevering
van de stukken voor het einde van de vergadering. Wij zouden graag vrijdag willen
overleggen, maar feitelijk is het zo dat wij die dag niet kunnen. Dat betekent dus dat onze
fractie niet aanwezig zal zijn. Wij zullen niet tegenstemmen als het de vrijdagmiddag
wordt, maar wij zijn er niet bij aanwezig.
De VOORZITTER: Ik vind het wel ingewikkeld worden. Dat vindt u waarschijnlijk
ook. Ik hoor de meeste stemmen voor de vrijdag en tegelijkertijd moeten we ook
vaststellen dat er één raadslid is die wegens zwaarwegende persoonlijke omstandigheden
dan niet aanwezig kan zijn. Ik vind het niet chic om het dan op vrijdag te doen. Ik zou
willen voorstellen dat het dan op donderdag plaatsvindt, op donderdagavond.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Ik hoor uw argumentatie en ik vind ook dat bij zo'n
belangrijk besluit elke partij aanwezig moet zijn. Het ingewikkelde is dat het inderdaad
gaat over een stuk dat we nog niet kennen. Ik hoor mensen over geheime stukken zeggen
dat ze er helemaal niets van weten. Dus dan stel ik voor dat we het naar volgende week
verschuiven. Ja, ik hoor uw overweging en die is helemaal terecht. Ik zou graag van de
wethouder horen of we met volgende week de procedure in gevaar brengen. Dat is
natuurlijk ook nog iets waarmee we rekening moeten houden.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Dijksma.
Wethouder DIJKSMA: Het is niet zo dat we met een nieuw soort raadsvoordracht
komen die u niet kent. Het is alleen zo dat we openbaar maken wat openbaar kan worden
om de openbare besluitvorming maximaal een kans te geven. Dat is wat u dan krijgt. Als
het goed is, hebben de mensen die het stuk kabinet aangeboden hebben gekregen,
6
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
daarvan wel kennis kunnen nemen. Het zal ook niet opeens een ander voorstel worden. Ik
hecht er wel aan dat te zeggen, anders krijgen we een misverstand.
En natuurlijk willen we het liefst zo snel mogelijk duidelijkheid hebben, liever deze
week dan later. Uiteindelijk gaat u over uw orde en daarover kan ik niet een dringende
uitspraak doen. Het is alleen wel belangrijk dat u snel een uitspraak doet en dat de
onduidelijkheid niet lang voortduurt. Dat zult u begrijpen. Dat is ook in het belang van het
bedrijf.
De VOORZITTER: Het lijkt mij ook niet in het belang van ons als raad om verder
over kabinetstukken hier te spreken. Ik zou daarvan af willen zien. Ik zou eigenlijk gewoon
donderdagavond in stemming willen brengen. Dan kunnen we vaststellen of dat een
meerderheid heeft of niet. Heeft het dat niet, dan is er het alternatief van volgende week.
Voordat ik in stemming wil brengen of er donderdagavond kan worden vergaderd, is er de
mogelijkheid daarover een stemverklaring af te leggen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een stemverklaring.
Mevrouw POOT (stemverklaring): Wij vinden het belangrijk dat iedereen erbij kan
zijn. Ik vind het belangrijk dat de partijen die nu zeggen dat ze op vrijdag niet kunnen, bij
dit debat kunnen zijn. Het liefst zou ik de vergadering zo ver weg tillen, dat dat ook
daadwerkelijk kan. Lukt dat niet, en ik begrijp dat dat nu het voorstel is, dan zullen wij
onder protest, maar toch akkoord gaan met donderdagavond.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest voor een
stemverklaring.
Mevrouw VAN SOEST (stemverklaring): Met stomme verbazing zit ik hier alles
aan te horen. Het is een collegebesluit dat we weer onmiddellijk voor onze neus krijgen.
Wij zijn een eenmansfractie en wij moeten ons weer helemaal schikken in wat het college
ons voorstelt. We hebben met zijn allen voorgesteld om het eventueel maandagavond te
doen met alle fractievoorzitters. Dan zijn alle partijen aanwezig en het wordt gewoon
weggestemd. Ik kan er niet mee leven.
De VOORZITTER: Ik moet u eraan herinneren dat wat wordt besproken in het
fractievoorzittersoverleg, aan het fractievoorzittersoverleg is.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder voor een stemverklaring.
De heer CEDER (stemverklaring): Mij moet van het hart dat we gaan stemmen
over een voordracht die nu nog niet bestaat. Die krijgen we in de loop van vanavond. Ik
wil de gelegenheid hebben om het met de fractie te bespreken. Het gaat om een heel
belangrijk punt en het is niet de eerste keer dat we over dit punt vergaderen. Ik wil
daarvoor gewoon de tijd kunnen nemen. Ik snap dat het goed is als alle partijen erbij zijn,
maar ik vind morgenavond gezien wat er ligt, onacceptabel.
De VOORZITTER: We leggen nu een stemverklaring af en dat betekent geen
heropening van de discussie, ook al begrijp ik heel goed dat u daaraan behoefte heeft.
Het gaat alleen om een stemverklaring en ik heb daaruit begrepen dat u grote bezwaren
heeft tegen de donderdagavond.
7
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De heer CEDER: Ik zou toch het voorstel voor vrijdag in stemming willen laten
brengen.
De VOORZITTER: Ik breng eerst donderdag in stemming en daarna vrijdag. Dat
heeft niet mijn voorkeur om in stemming te brengen, en dat zeg ik maar even heel
nadrukkelijk, omdat er een raadslid is dat om zwaarwegende persoonlijke redenen niet
aanwezig kan zijn. Ik denk dat we elkaar daarin ruimte moeten geven.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nanninga voor een
stemverklaring.
Mevrouw NANNINGA (stemverklaring): Forum voor Democratie vindt
donderdagavond onverantwoord gezien de vrijwel absente voorbereidingstijd die ons is
gegund. Wij zullen uit overwegingen tactisch voorstemmen omdat vrijdag echt geen optie
is in verband met de afwezigheid van BIJ1. Dat willen wij niet op ons geweten hebben.
Wel zijn wij voorstander van de maandagavond. Alle partijen hebben dan fractieoverleg
en zijn dan gewoon beschikbaar. Daar kan ook iedereen bij zijn.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti voor een
stemverklaring.
De heer TAIMOUNTI (stemverklaring): Ik wilde eigenlijk dat laatste punt
aandragen. Ik wil graag die maandagavond in stemming brengen.
De VOORZITTER: Nu veronderstel ik als we donderdagavond in stemming
brengen, we maandagavond dan ook in stemming brengen. Ik wil het best omkeren. Als
donderdagavond geen meerderheid heeft, dan gaat het natuurlijk naar de maandagavond.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti.
De heer TAIMOUNTI: Het simpele argument daarvoor is dat vrijdag geen optie is,
donderdag te kort dag is en dan wil ik eerst in stemming brengen of er wel een
meerderheid is voor de maandag.
De VOORZITTER: Ik vind het uitstekend. Ik neem aan dat we hiermee aan het
einde van de stemverklaringen zijn gekomen en dan breng ik in stemming de
maandagavond.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
stemverklaring.
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Ik zal voortaan wat duidelijker
aangeven dat ik een stemverklaring wil afleggen in de hoop dat u mij ziet. Ik vind het
voorstel van de heer Taimounti goed, want ik wil geen raadsleden uitsluiten die vanwege
zwaarwegende persoonlijke omstandigheden niet aanwezig kunnen zijn. De
donderdagavond is echt op te korte termijn. Daarom steun ik het voorstel van
maandagavond. Anders zouden we het morgen doen en dat vind ik heel erg.
8
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een stemverklaring.
Mevrouw POOT (stemverklaring): Excuses, voorzitter, want we brengen nu iets
anders in stemming. Ik wil toch nog een keer een stemverklaring afleggen. U hoorde dat
wij het belangrijk vinden de tijd te nemen. Als maandag een optie is, dan kiezen wij voor
de maandag. Mocht blijken dat maandag toch geen optie is, u weet, dan zullen wij
stemmen voor de donderdag.
De VOORZITTER: Ik denk dat het verstandig is dat we nu gaan stemmen. Wie
stemt er voor behandeling op de maandagavond”?
Voor behandeling op maandagavond stemmen de fracties van DENK, de
ChristenUnie, de Partij van de Ouderen, de VVD, Forum voor Democratie, het CDA, de
Partij voor de Dieren en BIJ
Daarmee is het voorstel verworpen en dat betekent dat het debat plaatsvindt op
donderdagavond.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Dan toch even een vraag over die technische sessie.
Betekent het dat we nog een technische sessie kunnen organiseren op
donderdagochtend?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Dijksma.
Wethouder DIJKSMA: Als het donderdag wordt, eerder dan gedacht, zeg ik erbij,
dan ga ik mijn uiterste best doen dat mogelijk te maken. Daar heeft u gewoon recht op.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Om het beste ervan te maken zou ik eigenlijk willen
kijken hoe snel wij geheimhouding op een stuk waarvan ik niet ga zeggen waarover dat
gaat, kunnen opheffen, zodat ik zo snel mogelijk juridisch advies kan inwinnen.
De VOORZITTER: De geheime raadsvoordracht wordt teruggetrokken. Dat
gebeurt op dit moment. U zult zo snel mogelijk uw stuk krijgen. Ik denk dat de boodschap
heel helder is en dat u dat heel snel wilt. De wethouder heeft dat ook gehoord.
Dan stel ik voor dat we nu de agenda doorlopen om te zien of er agendapunten
zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
Conform besloten.
4.
Ingekomen stukken
1° Brief van wethouder Groot Wassink van 16 september 2019 inzake
afhandeling motie 913.18 van de leden Blom en Vroege over LHBTI+-
gemeenschapsopbouw.
9
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Besloten wordt dit punt te agenderen voor de raadscommissie Kunst, Diversiteit
en Democratisering van 29 oktober 2019 ter bespreking.
Gewijzigd op verzoek van mevrouw De Fockert.
22 Brief van wethouder Van Doorninck van 24 september 2019 inzake
afhandeling motie 1140.18 van het lid Bloemberg-lssa over de betekenis van de WHO-
aanbevelingen voor vliegtuiggeluid voor de bouwplannen.
Besloten wordt dit punt te agenderen voor de raadscommissie Ruimtelijke
Ordening van 30 oktober 2019 ter bespreking.
Gewijzigd op verzoek van mevrouw Bloemberg-lssa.
3° Brief van wethouder Dijksma van 17 september 2019 inzake afhandeling
motie 79.19 van de leden Ernsting, Boutkan en Vroege over een beter fietspad op de
ODE-brug en de Oostertoegang.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
4° Brief van wethouder Kukenheim van 5 september 2019 inzake
afhandeling motie 495.19 van de leden La Rose, Grooten, Ceder, Kilig, Simons en El
Ksaihi over de groeiende problematiek van huiselijk geweld.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
5° Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling
motie 773.19 van het lid AL. Bakker over het ontmoedigen van het gebruik van
duivennetten op balkons.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
6° Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling
motie 781.19 van de leden Nadif en Kilig over vergroenen rondom zorginstellingen.
Besloten wordt de brief te agenderen voor de raadscommissie Wonen en Bouwen
van 30 oktober 2019 ter bespreking.
Gewijzigd op verzoek van mevrouw Nadif.
7 Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling
motie 875.19 van het lid A.L. Bakker over de huisvesting van vleermuizen.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
8° Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling
motie 1259.19 van het lid A.L. Bakker over groenslingers in smalle straten.
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
10
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
ge Brief van wethouder Moorman van 27 september 2019 inzake de sluiting
van basisschool 16e Montessori.
Besloten wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 29,
Actualiteit van het lid Yilmaz inzake de sluiting van een basisschool in Zuidoost.
10° Brief van Milieudefensie van 17 september 2019 inzake de aanbieding
van de nota ‘Lokale zaken in het geding door CETA'’, het vrijhandels- en
investeringsverdrag GETA tussen de EU en Canada.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
11° Brief van Provincie Noord-Holland van 12 september 2019 inzake de
aanbieding van het jaarverslag Interbestuurlijk Toezicht 2018.
Besloten wordt dit jaarverslag voor kennisgeving aan te nemen.
12° Raadsadres van TIW-Survivors van 11 september 2019 inzake hun
reactie op het rapport Honkbal en Hockey in de regio Diemen, Amsterdam Oost en
Zuidoost - een verkenning naar de (on)mogelijkheden.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Zorg, Jeugdsport en Sport.
13° Raadsadres van een burger van 12 september 2019 inzake het verlenen
van een gemeentelijke monumentenstatus aan het werfterrein Hoogte Kadijk 145B.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
De bijlagen liggen ter visie bij de raadsgriffie.
14° Raadsadres van een lid van de gemeenteraad van Zwolle van
15 september 2019 inzake pensioenzorgen.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
15° Raadsadres van een burger van 14 september 2019 inzake een reactie
op de ophef rond het wapen in de ambtswoning.
Besloten wordt dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
16° Raadsadres van een burger van 15 september 2019 inzake het afglijden
naar de verworvenheden van 100 jaar geleden.
Besloten is dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
11
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
17 Raadsadres van een burger van 15 september 2019 inzake het niet meer
publiceren van horecavergunningen en aanvragen bij de Omgevingsdienst.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
18° Raadsadres van een burger van 15 september 2019 inzake een reactie
op het incident met de zoon van de burgemeester.
Besloten wordt dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
19° Raadsadres van een burger van 17 september 2019 inzake het verzoek
om sluiting van de taxistandplaatsen naast de Beurs van Berlage aan de Oudebrugsteeg.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid.
20° Raadsadres van een burger van 17 september 2019 inzake de opmerking
dat het incident met de burgemeester geen voorbeeld is voor de misdaadbestrijding in
Amsterdam.
Besloten wordt dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
21° Raadsadres van een burger van 18 september 2019 inzake een melding
over geluidsoverlast.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Kunst, Diversiteit en Democratisering.
22° Raadsadres van een burger van 18 september 2019 inzake plannen voor
de sluiting van het politiebureau aan de Van Leijenberghlaan voor opvang van
asielzoekers.
Besloten wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van
agendapunt 27, Instemmen met een krediet om Van Leijenberghlaan 11 in te zetten voor
24-uursopvang ongedocumenteerden.
23° Raadsadres van een burger van 19 september 2019 inzake mogelijke
opties voor het oplossen van de problemen bij het AEB.
Besloten wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de door het college
van burgemeester en wethouders in te dienen voorstellen ter zake.
24° Raadsadres van een burger van 17 september 2019 inzake het verzoek
om het onderwerp Joodse Erfpachttegoeden niet te agenderen voor de raadsvergadering
van 9 oktober vanwege Jom Kippoer.
12
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Besloten wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van
agendapunt 34, Verlenen van subsidie op basis van de Subsidieverordening Joodse
Erfpachtgoederen.
25° Brief van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden van 19 september
2019 inzake de aanbieding van de zomerbrief 2019 van de Nederlandse Vereniging voor
Raadsleden.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
26° Raadsadres van een burger van 21 september 2019 inzake het ontslaan
van gemeenteambtenaren die drugs gebruiken in het kader van het project Top 600.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
27° Raadsadres van Let's Talk About Tech van 23 september 2019 inzake de
internetconsultatie betreffende het Wetsvoorstel Implementatie Telecomcode en de
gezondheidseffecten van de uitrol van 5G.
Besloten wordt dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
28° Raadsadres van een burger van 13 september 2019 inzake wijziging van
de straatnaam de Dom van der Laanstraat.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
29° Raadsadres van GEO Attero B.V. van 18 september 2019 inzake een
oproep tot het organiseren van een competitief verkoopproces voor het AEB.
Besloten wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de door het college
van burgemeester en wethouders in te dienen voorstellen ter zake.
30° Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 19 september 2019 inzake de
aanbieding van het rapport ‘Bruikbaarheid van indicatoren’ - deelonderzoek 2: verwijderen
van drijf- en grofvuil.
Besloten wordt dit rapport voor kennisgeving aan te nemen.
31° Raadsadres van een burger van 22 en 24 september 2019 inzake het
verzoek aan de gemeenteraad om een aantal vragen bestemd voor de burgemeester
door haar te laten beantwoorden.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
13
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
32° Afschrift van een brief van Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis B.V. gericht
aan het college van burgemeester en wethouders, van 24 september 2019 inzake het
verzoek op grond van artikel 7:4 lid 2 AWB om verstrekking van de beoordeling van de
aanpassingen door de Centrale Verkeerscommissie.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
33° Raadsadres van Ondernemersvereniging Oudezijds Achterburgwal van
16 september 2019 inzake het beleid betreffende de rondleidingen in het Wallengebied.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Financiën en Economische Zaken en de raadscommissie
Algemene Zaken.
34° Raadsadres van Ondernemersvereniging Oudezijds Achterburgwal van
11 september 2019 inzake een politiebureau in het Wallengebied.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
35° Raadsadres van twee burgers van 11 september 2019 inzake bezwaar
tegen de omgevingsvergunning voor een hotel op de Geldersekade dat in strijd is met het
vastgestelde hotelbeleid.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
36° Brief van de Onderwijsraad van 17 september 2019 inzake de aanbieding
van het werkprogramma 2020 van de Onderwijsraad.
Besloten wordt dit programma voor kennisgeving aan te nemen.
37° Raadsadres van een burger van 25 september 2019 inzake de plannen
van het lid Simons over zwarte piet.
Besloten wordt dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
38° Raadsadres van een burger van 25 september 2019 inzake een aantal
ideeën voor de politiek over onder andere het klimaat.
Besloten wordt dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
39° Brief van het lid Mbarki, fractievoorzitter van de PvdA, van 24 september
2019 inzake het terugtreden van het duolid Bast per 23 september 2019.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
14
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
40° Brief van het lid Hammelburg, vicevoorzitter van de fractie van D66, van
3 oktober 2019 inzake terugtreding van het lid Vroege als lid van de raadscommissie
Ruimtelijke Ordening en benoeming van het duolid Hofland als lid van de
raadscommissies Algemene Zaken en Ruimtelijke Ordening.
Besloten wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt BA,
Benoemen van een lid in de raadscommissies Algemene Zaken en Ruimtelijke Ordening.
41° Brief van het college van burgemeester en wethouders van 1 oktober
2019 inzake de tijdelijke waarneming van de portefeuilles Verkeer en Vervoer, Water en
Luchtkwaliteit van wethouder Dijksma gedurende haar zwangerschapsverlof.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
42° Brief van wethouder Groot Wassink van 1 oktober 2019 inzake
afhandeling motie 1147.18 van het lid Grooten over het opstarten van een pilot telematica
binnen het gemeentelijk wagenpark.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
43° Brief van wethouder Ivens van 3 oktober 2019 inzake afhandeling motie
471.19 van de leden Naoum Néhmé, Poot en Flentge over een veiligheidscheck bij
nieuwbouw van studentenwoningen en motie 1042.19 van de leden Naoum Néhmé en
Boomsma over het criterium ‘veiligheid’ in het volgende woningbouwproductieplan.
Besloten is de brief te agenderen voor de raadscommissie Wonen en Bouwen van
30 oktober 2019 ter bespreking.
Gewijzigd op verzoek van mevrouw Naoum Néhmé.
44° Brief van wethouder Kukenheim van 24 september 2019 inzake
afhandeling motie 1304.19 van het lid Van Soest over het ondersteunen van huisartsen bij
het vinden van praktijkruimte.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
45° Brief van wethouder Dijksma van 1 oktober 2019 inzake afhandeling
motie 1315.19 van de leden N.T. Bakker en Ernsting en motie 1316.19 van het lid
N.T. Bakker over het programma Smart Mobility 2019-2025.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
46° Raadsadres van een burger van 24 september 2019 inzake uitplaatsing
van het AEB vanuit het oogpunt van de volksgezondheid.
Besloten wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de door het college
van burgemeester en wethouders in te dienen voorstellen ter zake.
15
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
47° Raadsadres van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse
Binnenstad van 23 september 2019 inzake de gebrekkige publicatie van aanvragen en
besluiten van omgevingsvergunningen.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken en naar de leden van de raadscommissie
Ruimtelijke Ordening.
Gewijzigd op verzoek van mevrouw Kat.
48° Raadsadres van een burger van 26 september 2019 inzake
geluidsoverlast door de klokken van de Westertoren in de nacht.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
49° Raadsadressen van een aantal burgers van 19 september 2019 inzake
het stoppen van de ontwikkeling van een bedrijvenpark in Lutkemeerpolder en
ondersteuning van zorgboerderij De Boterbloem.
Besloten wordt deze raadsadressen in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
50° Brief van drs. K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, van 25 september 2019 inzake openbaarmaking van de nevenfuncties
en neveninkomsten van burgemeester en wethouders.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
51° Raadsadres van MailDB, Spotta en KVGO, brancheverenigingen voor
reclamedrukwerk, van 30 september 2019 inzake het beraden op cassatie bij de Hoge
Raad over de invoering van een opt-in-systeem met betrekking tot de bezorging van
ongeadresseerd reclamedrukwerk.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
52° Raadsadres van een burger van 3 oktober 2019 inzake het verzoek om
de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed advies te vragen over de aanwijzing van een
bouwproject binnen de Singelgracht van Amsterdam als beschermd stadsgezicht.
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
16
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
53° Afschrift van een brief van het college van burgemeester en wethouders
van Bergen op Zoom, gericht aan de leden van de vaste Tweede Kamercommissie
Financiën, van 3 oktober 2019 inzake de door de gemeenteraad van Bergen op Zoom
aangenomen motie over uitbreiding van gemeentelijk belastinggebied.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
54° Geheim.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
De brief ligt voor de raadsleden ter inzage bij de raadsgriffie.
55° Brief van de burgemeester van 4 oktober 2019 inzake de reactie op de
plannen voor blokkades door Extinction Rebellion op maandagochtend 7 oktober 2019.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
56° Brief van het college van burgemeester en wethouders van 4 oktober
2019 inzake de stand van zaken rond AEB Holding N.V.
Besloten wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 16A,
Actualiteit van de leden Nanninga, Boomsma, Ceder, Taimounti, Van Soest en Poot
inzake het Afval Energie Bedrijf.
57° Brief van wethouder Kukenheim van 24 september 2019 inzake
afhandeling motie 943.19 van de leden Van Renssen en Groen over het concept-
Kantorenplan 2019-2026 betreffende de aanduiding stedelijk werkmilieu.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
58° Brief van wethouder Groot Wassink van 1 oktober 2019 inzake
afhandeling motie 1240.19 van het lid De Heer over multidisciplinaire aanpak voor
Nuggers en de stand van zaken van de uitvoering van motie 898.18 van de leden De
Heer en Karaman over betere aansluiting van formele en informele hulp ten behoeve van
arbeidsparticipatie van vrouwen.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
59° Raadsadres van de Hiswa Vereniging, het Koninklijk Nederlands
Watersportverbond en het Nautisch Samenwerkingsverband Amsterdam van 3 oktober
2019 inzake hun klacht dat de inbreng van de waterrecreatiesector onvoldoende is
meegenomen in de Nota Varen 2.
Besloten wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van de
Nota Varen 2.
60° Afschrift van een brief van een burger gericht aan de burgemeester van
6 oktober 2019 inzake het behoud van de bomen op de Rozengracht.
17
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 R
aadsnotulen
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
61° Brief van wethouder Moorman van 7 oktober 2019 inzake de sluiting van
basisscholen in relatie tot het lerarentekort in aansluiting op haar brief van 27 september
2019 over de sluiting van de basisschool de 16°° Montessori Gaasperdam.
Besloten wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 29,
Actualiteit van het lid Yilmaz inzake de sluiting van een basisschool in Zuidoost.
62° Afschrift van een brief van het lid Van Schijndel van 4 oktober 2019
gericht aan wethouder Dijksma inzake de stand van zaken rond het Afval Energie Bedrijf.
Besloten wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 16A,
Actualiteit van de leden Nanninga, Boomsma, Ceder, Taimounti, Van Soest en Poot
inzake het Afval Energie Bedrijf.
63° Brief van wethouder Moorman van 7 oktober 2019 inzake de afhandeling
van motie 1241.19 van het lid De Heer over de onlinemodule voor armoedevoorzieningen.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
64° Brief van wethouder Kukenheim van 8 oktober 2019 inzake afhandeling
van de gedane toezeggingen in de raadscommissie Financiën en Economische Zaken
van 3 oktober 2019 tijdens de bespreking van het Amsterdams Ondernemers Programma
Besloten wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 13,
Instemmen met het Amsterdams Ondernemers Programma 2019-2022 Naar een sterke
buurteconomie.
65° Brief van burgemeester Halsema van 24 september 2019 inzake
publicatie van declaraties van collegeleden.
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
66° Brief van wethouder Groot Wassink van 17 september 2019 inzake
afhandeling motie 1164.18 van de leden Yilmaz en Ceder over invoeren van
buurtreferenda zodat bewoners daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
67° Brief van wethouder Ivens van 8 oktober 2019 inzake afhandeling motie
792.19 van de leden Rooderker, A.L. Bakker, Nadif, Boomsma en Kilig over Tiny forests
(minibossen) in Amsterdam.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
68° Brief van wethouder Ivens van 8 oktober 2019 inzake afhandeling motie
1260.19 van de leden Nadif, Rooderkerk, De Heer, Flentge en Kili over de waardering
voor groen.
18
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
69° Brief van wethouder Van Doorninck van 8 oktober 2019 inzake
afhandeling motie 1310.19 van het lid Bloemberg-lssa over het jaarverslag Technische
Adviescommissie Hoofdgroenstructuur 2019 betreffende aanbeveling 6, nieuw
handhavingsbeleid Wabo.
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
5.
Mondelingevragenuur
Dit punt wordt even aangehouden.
Doorgelaten zijn de vragen van het lid Ceder inzake de ontruiming van de
Vluchtmaat; de vragen van het lid Boomsma inzake de demonstratie maandagochtend
7 oktober en daarbij gevoegd de vragen van het lid Simons; de vragen van het lid Simons
over de berichtgeving in de media over de situatie van dak- en thuislozen.
5A.
Benoemen van een lid in de raadscommissies Algemene Zaken en Ruimtelijke
Ordening
Dit punt wordt even aangehouden.
6.
Ontslag verlenen aan de eerste plaatsvervangend raadsgriffier van de
gemeenteraad van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1541)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1541 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
7.
Kennisnemen van het collegebesluit inzake het adviesrapport Bouwstenen voor
de nieuwe strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1532)
Dit punt wordt even aangehouden.
8.
Vaststellen van het bestemmingsplan De Pijp 2018 1° herziening (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1533)
Dit punt is gehamerd.
19
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1533 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
9,
Vaststellen van het bestemmingsplan Zuidelijke Pontaanlanding (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1535)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest voor een
stemverklaring.
Mevrouw VAN SOEST (stemverklaring): Wij worden geacht te hebben
tegengestemd.
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1535 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
10.
Vaststellen van het bestemmingsplan Groot Waterloo (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1537)
Dit punt wordt even aangehouden.
11.
Kennisnemen van de Startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam 2050 en
kennisnemen van de reactie op motie 892 van raadslid Groen inzake de Begroting 2019
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1536)
Dit punt wordt even aangehouden.
12.
Instemmen met het aanvullende uitvoeringskrediet voor de herprofilering
Haarlemmerweg (N200) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1539)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1539 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
13.
Instemmen met het Amsterdams Ondernemers Programma 2019-2022 Naar een
sterke buurteconomie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1427)
Dit punt wordt even aangehouden.
14.
20
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 R
aadsnotulen
Kennisnemen van de financiële jaarstukken van het Centraal Nautisch Beheer
Noordzeekanaal en verklaren dat het in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze over
te brengen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1429)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1429 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
15.
Vaststellen van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1523)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1523 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
16.
Kennisnemen van het onderzoek ‘Subsidieregeling vereniging buitensport-
accommodaties’ van de rekenkamer en het overnemen van de aanbevelingen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1511)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1511 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
16A.
Actualiteit van de leden Nanninga, Boomsma, Geder, Taimounti, Van Soest e Poot inzake
het Afval Energie Bedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1560)
Dit punt wordt gevoegd met de voordracht die vanavond naar de raad komt.
Dit punt wordt aangehouden tot donderdagavond 19.30 uur.
16B.
Actualiteit van het lid Yilmaz inzake corruptie binnen de taxibranche op Schiphol
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1561)
Dit punt wordt behandeld in de raadscommissie.
Dit agendapunt is afgevoerd.
21
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
17.
Uiten van wensen en bedenkingen ten aanzien van de conceptbeleidsregels voor
het omzetten exploitatievergunningen passagiersvaart, de conceptwijziging van de
Regeling op het binnenwater 2019 en het welstandsbeleid Passagiersvaart Segment
Historisch en/of Beeldbepalende vaartuigen Amsterdam 2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1513)
Dit agendapunt is afgevoerd.
18.
Wijzigen van de Verordening op het binnenwater 2010 en de Verordening
Bestuurlijke Boetes Overlast in de Openbare Ruimte, ter implementatie van regels voor
exploitatievergunningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1512)
Dit agendapunt is afgevoerd.
19.
Instemmen met de zienswijze op het Ontwerp Programma van Eisen concessie
Zaanstreek-Waterland 2022 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1514)
Dit punt wordt even aangehouden.
20.
Beschikbaar stellen van een aanvullend krediet voor de aanschaf van vijf nieuwe
Noordzeekanaalveren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1515)
Dit punt wordt even aangehouden.
21.
Kennisnemen van het actieplan bruggen en kademuren (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1516)
Dit punt wordt even aangehouden.
22.
Instemmen met het afgeven van een positieve zienswijze aan de Vervoerregio
over de concept-Programmabegroting 2020-2023 en concept-Investeringsagenda
Mobiliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1517)
Dit punt wordt even aangehouden.
23.
Instemmen met een aanvulling op het advies inzake de aanwijzing lokale omroep
2019-2024 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1518)
Dit punt wordt even aangehouden.
22
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
24.
Kennisnemen van het onderzoek Leges bij vergunningaanvragen van de
rekenkamer en het overnemen van de aanbevelingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1519)
Dit punt wordt even aangehouden.
25.
Instemmen met het initiatiefvoorstel Jaarlijkse mensenrechtenscan begint bij
rechten van Amsterdamse kinderen van de leden Hammelburg, Roosma, Simons, La
Rose en Bloemberg en het voormalig raadslid Van der Burg en kennisnemen van de
bestuurlijke reactie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1422)
Dit punt wordt even aangehouden.
26.
Instemmen met de nota Regenboogbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1425)
Dit punt wordt even aangehouden.
27.
Instemmen met het krediet om Van Leijenberghlaan 11 in te zetten voor 24-
uursopvang ongedocumenteerden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1522)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nanninga voor een
stemverklaring.
Mevrouw NANNINGA (stemverklaring): Het zal niemand verbazen dat Forum voor
Democratie wordt geacht tegen te hebben gestemd en dat komt vanuit onze tenen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een stemverklaring.
Mevrouw POOT (stemverklaring): Wij vinden dit de wereld op zijn kop. Het college
wil mensen van wie de rechter heeft gezegd dat ze niet in Nederland mogen blijven,
onderdak verschaffen, maar heeft geen geld voor daklozen die rechtmatig in Nederland
zijn. Daarom stemmen wij tegen deze voordracht.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest voor een
stemverklaring.
Mevrouw VAN SOEST (stemverklaring): Wij worden ook geacht te hebben
tegengestemd.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een
stemverklaring.
De heer BOOMSMA (stemverklaring): Wij ook.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
stemverklaring.
23
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Wij worden geacht enorm voor te
hebben gestemd.
De VOORZITTER: Dat is redelijk ongebruikelijk, maar ook dat is genoteerd.
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1522 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
28.
Instemmen met de concept-akte van statutenwijziging voor het
samenwerkingsbestuur voor de stichting die ontstaat na de bestuurlijke fusie van de
stichting Sirius en stichting Bijzonderwijs (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1524)
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman om hierover een
mededeling te doen.
Wethouder MOORMAN: Naar aanleiding van de vragen die zijn gesteld in de
raadscommissie ben ik nogmaals in overleg gegaan met het bestuur en het bestuur met
de raad van toezicht. Een aantal aanpassingen is gedaan aan de statuten om tegemoet te
komen aan de opmerkingen die zijn gemaakt in de raadscommissie. Ik zou u heel graag
die nieuwe statuten willen voorleggen. Daar is ook een brief bij die dat nog toelicht. Als u
dat goed vindt, dan stuur ik u dat zo snel mogelijk toe.
Ik begrijp dat er wat onduidelijkheid is of ik het wel of niet wil behandelen. Ja, ik
wil het heel graag behandelen. Uitstel is eigenlijk niet mogelijk want dit fusietraject gaat nu
in gang. Ik denk dat het goed is als u kennisneemt en spreekt over de aangepaste
statuten want het is weinig zinvol over de niet-aangepaste statuten te spreken.
De VOORZITTER: Dat betekent dat u nieuwe statuten krijgt toegestuurd met het
verzoek van de wethouder om het wel gedurende deze raadsvergadering te behandelen.
Dat betekent wat mij betreft wel dat het naar achteren verschuift als u daarmee akkoord
gaat zodat u tijd heeft om deze even goed te zien.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flentge.
De heer FLENTGE: Los van de inhoudelijke opmerking over de fusie die nodig is,
wil ik de wethouder wel vragen wanneer die nieuwe statuten er dan zijn. Ik moet namelijk
mijn amendement aanpassen want ik moet nieuwe statuten amenderen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
Mevrouw POOT: Ik vind het toch wel redelijk problematisch om gedurende een
raadsvergadering te horen dat er nieuwe statuten zijn waarmee we zouden moeten
instemmen. Dat vind ik echt problematisch. Ik snap echt wel wat de wethouder zegt, maar
voor mij is dit een brug te ver en ik zou willen voorstellen het punt af te voeren en naar de
volgende raad te brengen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
24
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De heer MBARKI: Naar mijn weten zijn de statuten aangepast op verzoek van de
raad. Er waren namelijk verzoeken in de commissie om hiernaar te kijken. Volgens mij
worden ze niet zodanig aangepast dat we heel nieuwe statuten krijgen. Wij hebben
daarover contact gehad in de commissie. Ik zou willen voorstellen dat we het eerst lezen
en als het zodanig anders is, dat we dan dit soort uitspraken doen. Volgens mij is het nu
zaak het eerst te lezen en dan te beoordelen wat we kunnen doen. De heer Flentge heeft
al aangekondigd een amendement in te dienen en die kans wil ik hem niet ontnemen.
De VOORZITTER: Ik zou willen zeggen dat de heer Mbarki daar misschien een
aardig compromisvoorstel formuleert en dat is het volgende: De statuten worden u
onmiddellijk toegestuurd. Bij de opening van bijvoorbeeld morgenmiddag pols ik even of u
voldoende tijd heeft gehad om dat tot u te nemen en of u in staat bent om dan
bijvoorbeeld donderdagmiddag daarover te vergaderen. Is dat niet het geval, dan kunt u
alsnog besluiten het punt af te voeren en naar de volgende vergadering te brengen. Gaat
u daarmee akkoord”?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman.
Wethouder MOORMAN: Dank aan de raad dat we deze tussenstap maken. Ik
verzoek de raad dat ik het direct aan u stuur, zodat u er eerder kennis van kunt nemen in
plaats van wachten op de dagmail. Het ligt nu klaar. Dan heeft u wat extra mail vandaag,
maar ik denk dat het prettiger voor u is als u er zo snel mogelijk kennis van kunt nemen.
Dit punt wordt even aangehouden.
29.
Actualiteit van het lid Yilmaz inzake de sluiting van een basisschool in Zuidoost
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1525)
Dit punt wordt even aangehouden.
30.
Kennisnemen van de Uitwerkingsagenda: 'Op weg naar de nieuwe Amsterdamse
aanpak inburgering’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1526)
Dit punt wordt even aangehouden.
31.
Vastellen van de Amsterdamse Agenda Armoede en Schulden 2019-2022
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1527)
Dit punt wordt even aangehouden.
32.
Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel Verzorgingshuizen nieuwe stijl van
het lid Van Soest en kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het oorspronkelijke
voorstel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1529)
Dit punt wordt even aangehouden.
25
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
33.
Kennisnemen van de reactie op motie nr. 359.17 van het lid Van Lammeren
inzake Stedelijk Handhavingsprogramma 2017-2018 (opvolging meldingen
dierenmishandeling) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1530)
Dit punt wordt even aangehouden.
34.
Verlenen van subsidie op basis van de Subsidieverordening Joodse
Erfpachttegoeden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1520)
Dit punt wordt even aangehouden.
35.
Bekrachtigen van de geheimhouding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1521)
Dit punt wordt even aangehouden.
35A.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1558)
Dit punt wordt even aangehouden.
36.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1510)
Dit punt wordt even aangehouden.
37.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1528)
Dit punt wordt even aangehouden.
38.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1531)
Dit punt wordt even aangehouden.
39.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1534)
Dit punt wordt even aangehouden.
40.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1538)
Dit punt wordt even aangehouden.
26
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
a.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1540)
Dit punt wordt even aangehouden.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Roosma voor een punt van orde.
Mevrouw ROOSMA: Het lijkt mij goed om een eindtijd voor de middag af te
spreken. Het is nu al wat later.
De VOORZITTER: Ik ga uit van de gewone eindtijden die we hanteren zodat
iedereen tijd heeft wat te eten en voor kinderen te zorgen. Dan stoppen we tussen
17.15 uur en 17.30 uur en dan hervatten we de vergadering om 19.30 uur vanavond.
5.
Mondelingevragenuur
Vragen van het lid Ceder inzake de ontruiming van de Vluchtmaat waardoor 30
mensen op straat belanden
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Op 1 oktober is de Vluchtmaat ontruimd. Hierdoor kwamen er
enkele tientallen ongedocumenteerden waarvan er velen op de wachtlijst staan voor
gemeentelijke opvang voor ongedocumenteerden, op straat te staan. Er is namelijk geen
noodopvang beschikbaar gesteld voor deze groep, hoewel een grote groep op de
wachtlijst staat om door de gemeente te worden meegenomen in het 24-
uursopvangtraject. Dit zorgt ervoor dat ze op straat slapen. Er is een aantal
vrijwilligersorganisaties, er zijn betrokken burgers en kerken hard aan de slag gegaan om
te kijken of er voor velen opvang kan worden geboden. Hoewel de ChristenUnie
waardering heeft voor deze burgers, hebben wij toch een paar vragen aan de wethouder,
namelijk hoeveel van de ontruimden uit de Vluchtmaat op de wachtlijst staan om te
worden opgenomen in de 24-uursopvang. Daarnaast hebben wij een vraag. Kan de
wethouder aangeven waarom er voor deze groep nog geen noodopvang beschikbaar is
gesteld? Tot slot vraag ik mij af niet alleen voor deze groep, maar ook voor toekomstige
mensen die mogelijk op straat belanden welke rol de gemeente voor zich ziet zolang de
24-uursopvang nog niet optimaal en volledig functioneert zodat wij ervoor kunnen zorgen
nu de winter er aankomt, dat iedereen onder humanitaire basisvoorwaarden onderdak
heeft.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink voor de
beantwoording van de vragen.
Wethouder GROOT WASSINK: In antwoord op de vragen van de heer Geder kan
ik zeggen dat de Vluchtmaat een op zichzelf staande voorziening was voor de mensen die
daar woonden met instemming van de eigenaar. Zij hebben aan het begin van de zomer
al te horen gekregen dat het pand van de Vluchtmaat zou ophouden, dat het gesloopt zou
27
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
worden. En natuurlijk, ik snap best dat u zich daarover zorgen maakt. Een deel van de
mensen hebben wij al kunnen onderbrengen en we hebben bedden beschikbaar gesteld
omdat we dachten dat we daarmee in de ergste nood konden voorzien voor mensen die
inderdaad op de wachtlijst stonden. Maar de groep wil graag bij elkaar blijven en dat
maakt het wel ingewikkeld. In die zin is daarvan geen gebruik gemaakt. Eigenlijk zegt u:
zou er geen noodopvang moeten zijn voor mensen die op de wachtlijst staan? Dat is
ingewikkeld omdat wij nu zeer dicht zitten al bij het aantal plekken zoals afgesproken in
het coalitieakkoord, 477 van de 500. Als u zegt: ‘er moet een noodvoorziening komen
voor iedereen op de wachtlijst, dan staan er nu 150 mensen op de wachtlijst. Dat
betekent de facto dat je een bed-bad-broodvoorziening naast de 24-uursopvang mogelijk
zou maken en daarvoor ontbreken gewoon de middelen. Dat is op dit moment dus niet
mogelijk. Dus ja, wij proberen erg ons best te doen om deze mensen uiteindelijk in ons
programma te laten landen, maar wij kunnen nu niet een noodopvang voor deze groep
oprichten. Als je voor deze groep een noodopvang zou oprichten, dan zul je dat ook voor
andere mensen op de wachtlijst moeten doen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder voor een vervolgvraag.
De heer CEDER: Dank, wethouder, voor de concrete antwoorden. Betekent dit
concreet dat de gemeente voor deze mensen naast de bedden die u heeft aangegeven,
geen oplossing heeft en dat u eigenlijk aangeeft dat zij het zelf moeten zien uit te zoeken
omdat het ingewikkeld is en omdat er geen middelen zijn om dat te regelen?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink.
Wethouder GROOT WASSINK: Het is in die zin niet anders dan dat het altijd is
geweest. Je hebt een bepaalde capaciteit aan opvang. Wij hebben in vergelijking met het
verleden de opvangcapaciteit voor deze groep vergroot tot 500. Zoals er ook in het
verleden wachtlijsten waren waarbij mensen moesten wachten voordat ze in de opvang
konden, is dat ook nu zo. Het verschil met de 24-uursopvang en de bed-bad-voorziening
zoals we die in het verleden hadden, is dat wij nu beogen er doorstroming in te krijgen
zodat de wachtlijst uiteindelijk oplost. Dat is waarnaar wij streven.
Voorzitter: de heer Torn
Vragen van het lid Boomsma inzake de demonstratie van maandagochtend
waarbij de Stadhouderskade werd geblokkeerd en vragen van het lid Simons inzake het
hardhandige politieoptreden en het beknotten van de persvrijheid
Gevoegd met de
Vragen van het lid Simons inzake het hardhandig politieoptreden tijdens de acties
van Extinction Rebellion en het beknotten van de persvrijheid bij een actie van Extinction
Rebellion bij het ABN-AMRO-kantoor
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
28
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De heer BOOMSMA: Welkom op de publieke tribune. In Amsterdam koesteren wij de
vrijheid van demonstratie en dat mensen van nature willen beschermen, kan ik als
ecoloog en als CDA'er alleen maar aanmoedigen, maar dat betekent niet dat je een week
lang een belangrijke verkeersader mag blokkeren of met andere ondemocratische
dwangmiddelen je wil kunt opleggen aan het bestuur, ook al ben je nog zo bang voor de
toekomst en al ben je nog zo overtuigd van je eigen goede bedoelingen. Complimenten
aan de burgemeester voor het feit dat zij die blokkade heeft verboden. ledereen moet zich
aan de wet houden want anders wordt het een chaos. Maar toch een aantal vragen. Ten
eerste: Kan de burgemeester misschien ingaan op de beslissingen die zijn genomen en
de afwegingen rondom de arrestaties en op het noodbevel? Ik vind het heel goed dat de
blokkade zonder al te veel geweld is beëindigd, maar het heeft wel een hele dag geduurd.
Had dat niet eerder gekund? Waarom was men hierop niet voorbereid? Het was toch van
tevoren aangekondigd. Ten tweede: Ik las dat de politie mensen een voor een
arresteerde, maar op een gegeven moment is ze daarmee gestopt omdat de justitiële
keten dat niet meer aan zou kunnen. Dat lijkt mij een heel slechte reden om te stoppen
met arresteren. Dus hoe zit dat en hoeveel politiemensen zijn hier überhaupt mee bezig
geweest? Ten derde: Zijn de mensen die weigerden te vertrekken 's middags met bussen
naar het Havengebied gebracht? En zo ja, waarom? Klopt het dat iedereen die weigerde
gehoor te geven aan de politie, is gearresteerd of slechts een deel? Welke mensen zijn
dan gearresteerd en eventueel beboet en welke niet en wat is het verschil dat daarin is
gemaakt? Ten vierde: Klopt het dat sommige activisten de blokkades daarna verder
hebben voortgezet op de Dam en op de Stadhouderskade en elders en zijn de
verantwoordelijken daarvoor ook aangehouden? Welke sancties kunnen zij verwachten?
Misschien kan de burgemeester dit nader toelichten in een brief als het nu wat veel wordt.
En tot slot dan, is de burgemeester het met de CDA-fractie eens dat het een slechte zaak
is als mensen de wet overtreden om hun punt te maken en kan zij bevestigen dat
eventuele vervolgacties waarbij de wet wordt overtreden, zo snel mogelijk worden
beëindigd?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording van de vragen.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou de heer Boomsma willen danken voor zijn
vragen want het stelt mij in de gelegenheid even iets uit te leggen. De meest wezenlijke
vraag die de heer Boomsma stelt, is eigenlijk dat het een slechte zaak is als mensen de
wet overtreden. Daaraan moet paal en perk worden gesteld. Ik zou voorafgaand een
opmerking, een korte uiteenzetting willen geven over het wezen van de burgerlijke
ongehoorzaamheid. Dat is namelijk waarover we hier spreken. Burgerlijke
ongehoorzaamheid is midden jaren zeventig gedefinieerd door professor Kees Schuit en
is bij mijn weten in die definitie nooit meer bestreden. Zoals de heer Schuit het destijds
formuleerde: burgerlijke ongehoorzaamheid is in essentie een politiek protest. Dat richt
zich dus tegen de beslissingen van de staat of het nalaten van die beslissingen. Bij
burgerlijke ongehoorzaamheid moet het gaan om gewetensvol en geweldloos protest.
Actievoerders moeten weloverwogen en openlijk te werk gaan en ze moeten bereid zijn
om zich aan arrestatie en bestraffing bloot te stellen en ook de juridische consequenties
van hun handelen te dragen. In dat geval is er sprake van burgerlijke ongehoorzaamheid
omdat ze dan weliswaar de gestelde regels overtreden, maar ze blijven zich voegen naar
de kaders van de rechtspraak om zich te willen onderwerpen aan straf. Daarmee
onderscheidt het zich heel nadrukkelijk van criminele ongehoorzaamheid. Criminele
29
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
ongehoorzaamheid is bijvoorbeeld stenen gooien naar de politie of het afsteken van
zwaar en verboden vuurwerk. Je zou kunnen zeggen dat de acties van de boeren in Den
Haag uit het boekje van de burgerlijke ongehoorzaamheid komen en dat geldt ook voor de
acties van Extinction Rebellion. Wil dat nu zeggen dat je het daarmee laat lopen? Nee.
Men is ongehoorzaam, dus daartegen moeten we optreden en dat is dan ook wat wij
hebben gedaan. Zoals u wellicht merkt, is sinds mijn komst het beleid enigszins
aangescherpt. Dat doen we omdat we lessen hebben getrokken uit het verleden. Een
aantal jaren geleden heeft het kunnen gebeuren dat Occupy bijna een half jaar een klein
deel van de stad bezet hield. Zo heeft het ook kunnen gebeuren dat bijvoorbeeld de
bezetting van een deel van de universiteit meer dan een maand duurde. Toen ik aantrad,
heb ik besloten dat er niet meer kon worden gekampeerd en dat bezettingen niet lang
konden duren. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de ontruiming van het
P.C. Hoofthuis nog op dezelfde dag heeft plaatsgevonden. De redenen voor die
aanscherping zijn de volgende. De druk op de publieke ruimte is enorm toegenomen in
Amsterdam. Het aantal demonstraties is de afgelopen jaren bijna verdubbeld. Dat geeft
problemen van beheersing en brengt grote risico's van wanordelijkheden met zich mee en
dat wordt nog eens versterkt door de grote capaciteitsproblemen die wij hebben. Bij
burgerlijke ongehoorzaamheid gaat het er ook altijd om dat je proportioneel en zorgvuldig
optreedt.
U heeft mij een groot aantal vragen gesteld. De brief waarin wij eigenlijk heel
nauwgezet nalopen hoe en waarom wij zo hebben gehandeld, is in feite gereed en die
kan ik vanmiddag met de dagmail naar u toe zenden waardoor u ook gewoon van stap tot
stap kunt zien hoe wij hebben gehandeld. Ik heb afgelopen vrijdag de bezetting van de
openbare ruimte voor het Rijksmuseum verboden. Vervolgens hebben we in de driehoek
afgesproken hoe we zouden reageren en we hebben precies gereageerd volgens de
afspraken die wij hebben gemaakt en die in scenario's waren vastgelegd. Wij konden niet
zelf de openbare ruimte preventief blokkeren. Dat zou namelijk wel gek zijn als je
tegelijkertijd bezwaar aantekent tegen de blokkades van anderen. Dus het moest eerst
plaatsvinden. Omdat het om een politiek protest ging en om burgerlijke
ongehoorzaamheid, wil je proportioneel, gefaseerd en de-escalerend optreden. Er was
geen risico en dat betekent dat je geen geweldsmiddelen inzet. Wij hebben iedereen
persoonlijk willen aanspreken en dat is ook gebeurd. Vanaf het moment dat het kruispunt
werd geblokkeerd, is de politie gaan optreden: in gesprek en met aanhoudingen. Dat
hebben wij de hele dag willen voortzetten. Voor mij was het cruciaal dat het niet de nacht
kon ingaan. Dus ik wilde dat het kruispunt in de loop van de dag weer vrij zou zijn
waardoor het verkeer zijn weg kon vinden. Waarom wilde ik dat rustig doen? Omdat je
anders bij duizend mensen veel zwaarder geweld zou moeten gebruiken. Daartoe was
geen enkele aanleiding, dat is niet proportioneel en dat zou ik op geen enkele manier
verantwoord hebben gevonden. Dus wij hebben gekozen voor aanhouding per individu en
daarna, nadat wij het signaal hadden gekregen van het Openbaar Ministerie, hebben we
inderdaad bestuurlijk moeten verplaatsen. Ik moet zelf zeggen dat ik dat niet goed vond,
maar het kon niet anders. Na meer dan honderd arrestaties zat alles verstopt.
Politieagenten moeten verhoren, mensen gaan vervolgens de molen in, dat kost tijd en op
een gegeven moment zit alles vol en je wilt ook dat er mensen beschikbaar blijven voor
misdaadbestrijding.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een vervolgvraag.
30
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De heer BOOMSMA: Met de verscherping die de burgemeester heeft
aangekondigd, kan ik zeker instemmen. Dat lijkt mij een heel goede zaak. Over haar
betoog over burgerlijke ongehoorzaamheid heb ik nog wel een paar vragen. Dat zal wel
niet allemaal nu kunnen, maar volgens mij is dat geen categorie in de wet. Er zullen
allerlei gradaties zijn tussen burgerlijke en criminele ongehoorzaamheid, maar feit is dat
mensen de wet overtreden en dat ze moeten worden geconfronteerd met de
consequenties daarvan. De burgemeester zegt inderdaad: de justitiële keten zat nu
eenmaal vol. Ik denk dat we ons in het vervolg moeten voorbereiden op dit soort acties
zodat dat niet meer doorslaggevend kan zijn. Dat lijkt mij een slechte zaak want dan toont
de rechtsstaat zich toch machteloos op zo’n moment. Ik had nog een laatste vraag
gesteld en misschien kan de burgemeester die nog beantwoorden, namelijk of zij bereid is
bij volgende acties, burgerlijke ongehoorzaamheid of niet, de acties te beëindigen als de
wet wordt overtreden.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Er komt nog een uitgebreide brief. Voor alle
duidelijkheid: vanaf het moment dat de blokkade plaatsvond, zijn wij gaan handelen, zijn
wij gaan handelen zoals in de driehoek was afgesproken omdat er inderdaad
overtredingen plaatsvonden en dat mag niet. Dat bedoelde ik te zeggen. Er mag niet
worden overtreden, ook niet in dit geval. Voor de proportionaliteit van de reactie is wel van
belang of het om een politiek protest gaat of om een misdaad en dat zult u toch met mij
eens zijn. Dat wil niet zeggen dat je niet optreedt, je treedt op en dat hebben wij ook
gedaan. Alleen, je zet niet een waterkanon in op mensen die op straat zitten. Dat doe je
niet in een democratische rechtsstaat. Dus je doet het zorgvuldig, een voor een en dat is
ook in een goede sfeer gebeurd. Maar de regels werden overtreden en daarop is
gehandeld. Wij hadden het voorbereid. Er zijn meer dan negentig mensen aangehouden.
Dat is ruimschoots. Ik vind, en daarover wil ik in de driehoek in gesprek en met het
Openbaar Ministerie, dat wij in dit soort situaties langer individueel moeten kunnen
aanhouden. Dat vind ik eigenlijk de beste weg. Dus ik was er ook niet heel tevreden over
dat we bestuurlijk moesten gaan verplaatsen. Maar laten u en ik elkaar ook niet voor de
gek houden, want u weet ook dat er met de capaciteit die we in Amsterdam hebben zowel
op het terrein van de politie als op het terrein van Justitie altijd een moment aanbreekt dat
het justitieel apparaat verstopt raakt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons voor de volgende
vragen.
Mevrouw SIMONS: Ook ik ben blij dat de heer Boomsma dit onderwerp op de
agenda heeft gezet en daarmee de burgemeester in de gelegenheid heeft gesteld om in
ieder geval nog eens het belang op het recht van demonstratie te benadrukken en hoe
daarmee dan dient te worden omgegaan. De afgelopen week waren ongeveer duizend
mensen van allerlei pluimage aanwezig om actie te voeren, om vreedzaam actie te
voeren en om gebruik te maken van hun burgerlijke ongehoorzaamheid om
klimaatmaatregelen af te dwingen. De burgemeester heeft zojuist de vergelijking gemaakt
met de legitimiteit van het boerenprotest eerder in Den Haag in vergelijking met het
protest van de klimaatactivisten van Extinction Rebellion, maar daar houdt de vergelijking
wel op want in het optreden door de politie valt wel degelijk een groot verschil waar te
nemen. Veel actievoerders hebben ervaren dat de politie escalerend heeft gereageerd op
31
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
de protesten in eerste instantie door haar gigantische aanwezigheid en bovendien
mogelijk ook een aantal keer door illegaal te handelen. Wij hebben daarom een aantal
vragen.
Staande op de schouders van reuzen verwijzen naar woorden van gelijke
strekking die de burgemeester heeft gesproken en verwijzend naar het bijkans heilige
recht op demonstratie, is een van de vragen van BIJ1 waarom er niet volgens goed
Amsterdams gebruik in eerste instantie in gesprek is gegaan met de demonstranten op
het moment dat zij gebruikmaakten van hun recht op burgerlijke ongehoorzaamheid. De
tweede vraag gaat over het ontzeggen van water en eten van de demonstranten. Ook
demonstranten die demonstreren tijdens een demonstratie waarvan de gemeente van
tevoren heeft aangegeven er niet blij mee te zijn, hebben nog steeds recht op eten en
drinken. Toch heeft de politie jerrycans met water omgeschopt en de toevoer van flessen
water en soep naar de blokkade op de Stadhouderkade actief tegengehouden. Ik hoor
graag van de burgemeester hoe dit innumane handelen door de politie tot stand is
gekomen. Niet alleen de actievoerders van Extinction Rebellion zijn in hun rechten
geschonden, maar ook journalisten zijn beknopt in hun persvrijheid tijdens de blokkade.
Bij het hoofdkantoor van de ABN-AMRO heeft de politie met ME-busjes het zicht op de
demonstranten ontnomen waardoor journalisten vervolgens de toegang tot de
demonstratie is ontzegd. Ook daarover zou ik graag iets meer willen horen van de
burgemeester.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording van de vragen.
Burgemeester HALSEMA: U heeft volstrekt gelijk dat er een recht op
demonstratie is, maar er is geen recht op blokkeren. Dat is verboden. Het is dus ook niet
zo dat mensen daar een recht uitoefenden. Mensen overtraden daar de regels en
mochten daar niet zijn. Toen mensen besloten daar toch te zijn, is er opgetreden. Er is
gefaseerd, proportioneel en rustig opgetreden, maar het kon iets anders. Mensen
moesten daar weg want ze overtraden de regels die wij hadden aangekondigd en
vastgesteld. U zegt, en ik neem daar eigenlijk wel aanstoot aan, dat het optreden van de
politie illegaal, escalerend en inhumaan was. Als dat het geval is, moet u echt met heel
concrete voorbeelden komen, want dan doe ik altijd onderzoek. Maar als het alleen
suggesties en insinuaties zijn die niet hard gemaakt kunnen worden, dan denk ik dat we
die uitspraken niet over de politie moeten doen. Ik heb de hele dag mee gekeken naar het
optreden van de politie. Ik ben ook nog op het politiebureau geweest. Ik heb gezien hoe
men persoon voor persoon verplaatste en ik heb op geen enkel moment innumaan
optreden gezien. Hadden mensen recht op eten en drinken? Ja, natuurlijk, alleen mocht
men daar niet zijn. Dus daar zat natuurlijk wel een probleem. Mensen werden opgetild en
verplaatst. Dan de opmerking die u maakte over de journalisten. Ik heb dat ook gehoord
over gistermiddag bij de ABN-AMRO. Dat heb ik op dezelfde manier als de dag daarvoor
bij het Rijksmuseum, even aangezien. Er is met hen gepraat en toen men weigerde om
weg te gaan en de deur bleef blokkeren, is er opgetreden. Bij dat optreden heeft de politie
een werkterrein voor zichzelf willen creëren om te vermijden dat er een nieuwe aanwas
zou zijn bij de blokkade door er busjes voor te zetten en dat heeft ertoe geleid dat ook
journalisten even geen vrij zicht hebben gehad. Toen wij daarachter kwamen, hebben we
onmiddellijk contact gezocht met de uitvoerend commandant en de leiding van de politie
en dat is meteen gecorrigeerd omdat dat niet de bedoeling was. Journalisten moesten wat
32
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
mij betreft en wat de driehoek betreft telkens vrij zicht hebben. Als dat even niet is
gebeurd, dan was het niet de bedoeling.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw SIMONS: Dank voor de toelichting met betrekking tot de journalisten.
Activisten hebben het handelen van de politie wel degelijk als innumaan ervaren omdat ze
geen eten en drinken hadden. Dat is hun ervaring. Ik begrijp dat u daaraan aanstoot
neemt, burgemeester, maar toch is mijn vraag hoe de burgemeester in het vervolg met dit
soort vreedzame protesten omgaat.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Om met dat laatste te beginnen. Op het moment dat er
sprake is van blokkades op de openbare weg waarbij ook nog eens de aankondiging is
dat die langer gaat duren, ga ik daarmee op exact dezelfde manier om en zal ook de
driehoek daarmee op exact dezelfde manier omgaan als op maandag is gebeurd. Dan ten
aanzien van eten en drinken, dat verbaast mij. Ik heb zelf op beeld gezien dat mensen
niet alleen muziek aan het maken waren, maar ook aan het eten en drinken waren zoals
er in het Vondelpark ook nog is gegeten en gedronken. Maar daar hebben wij wel
verboden om tentjes neer te zetten. Dus ik ben echt heel erg verbaasd hierdoor. Als er
echt serieuze signalen zijn over slecht gedrag van de politie, dan wil ik het graag horen,
maar ik zou hier toch echt gezegd willen hebben dat ik gisteren en maandag met grote
trots naar het gedrag van de politie heb gekeken. Ik heb gezien dat er buitengewoon
vriendelijk, gefaseerd, proportioneel is opgetreden terwijl tegelijkertijd de wet werd
gehandhaafd.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
vervolgvraag.
De heer VAN LAMMEREN: Ik hoor de burgemeester dat zeggen over de politie
en dat wil ik eigenlijk ook zeggen over de demonstranten en over hoe keurig zij opkomen
voor hun zaak. Ik heb een andere vraag. We kunnen het hier over het recht van
demonstreren hebben dat bijkans heilig is en ik vind één afsluiting wel kunnen voor de
goede zaak, maar ik heb een andere vraag aan de burgemeester en aan het college:
Heeft u iets geleerd van deze demonstratie en bereiken we een doel? Dan heb ik het niet
over demonstraties en het strafrecht, maar dan heb ik het over het doel van een mooier,
schoner, klimaatvriendelijker Amsterdam en onze planeet.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Wat ik heb geleerd van deze demonstratie is dat in
Amsterdam de rechtsstaat in werking is op een manier die past bij de traditie van
Amsterdam. Het optreden van de politie was dienovereenkomstig. De doelen van een
demonstratie zijn niet aan mij. Ik wil mij daar verre van houden want de volgende keer
demonstreert Rechts in Verzet of een andere organisatie. Voor mij gelden dan precies
dezelfde criteria bij optreden en niet de inhoud van een demonstratie. Daar ga ik niet over.
Daar wens ik niet over te gaan.
33
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw POOT: Het demonstratierecht is bijkans heilig, zeer heilig wat ons
betreft, maar blokkeren niet. Blokkeren is gewoon echt verboden en dat is niet voor niets
verboden. Daar heb ik een vraag over, want het kan gevaar opleveren voor de openbare
orde en veiligheid, bijvoorbeeld voor hulpdiensten. Mijn eerste vraag is of er problemen
zijn geweest met hulpdiensten en of daarmee van tevoren rekening was gehouden. Mijn
tweede vraag, dit in het achterhoofd houdende, is hoe de burgemeester de lengte van de
blokkade beoordeelt die toch eigenlijk een hele dag heeft geduurd. Mijn derde vraag, ook
weer met dit in het achterhoofd, is of de burgemeester kan toezeggen dat aan nieuwe
blokkadeacties zo snel mogelijk een eind wordt gemaakt.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Laat ik met een slag om de arm aangeven dat ik niets
heb gehoord over problemen met hulpdiensten. Maar ik wil dat even precies nagaan.
Mocht er iets anders blijken, dan laat ik u dat apart weten. Heeft het niet lang geduurd?
De afweging die je maakt, is die tussen proportionaliteit en snelheid. Voor mij is het heel
belangrijk dat wanneer mensen vreedzaam op straat zitten en waarbij geen geweld wordt
gebruikt, het optreden proportioneel is. Wil je mensen verwijderen, dan kost dat tijd. Wat ik
steeds heel belangrijk heb gevonden, is dat het ophield voordat het donker werd en niet
de nacht inging. En dat is gelukt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nanninga voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw NANNINGA: Wij hebben eerder vragen gesteld aan de burgemeester
over Extinction Rebellion en over opstoppingen. Die heeft toen terecht gezegd: bij een
manifestatie kan wat verkeersoverlast zitten. Het recht op demonstratie hebben we.
Prima. Begrijpen we. Als er een grote menigte rondloopt, kan het verkeer daarvan hinder
ondervinden. Het gebrek aan politiecapaciteit is helaas ook een feit. Daaraan kan de
burgemeester op dit moment ook niet zo veel doen. Daardoor werden de
klimaatextremisten veelal zonder boete heengezonden. Ze hadden namelijk tegen de
regels in geen ID-bewijs op zak, maar niemand had tijd om dat uit te zoeken. Dat
begrijpen we. Om de illegale blokkade op te heffen met een waterkanon had ons
overigens best wel gepast geleken. Dat lost meteen het gebrek aan drinkwater op dat
mevrouw Simons schetste. En natuurlijk richt je niet op vreedzame mensen, maar
erboven. Met een nat pak wordt het snel koud en dan taait men wel af. Onze vraag: is
burgerlijke ongehoorzaamheid een geldige reden om de regels te negeren en is het een
idee om voortaan in te grijpen voordat een blokkade zich vormt? Dan is het punt gemaakt;
dan is er een demonstratie geweest; dan is er geen regel overtreden en dan is er geen
overlast.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Ik wil een paar dingen aan de orde stellen. Ik geloof
dat een van de allerbelangrijkste fundamenten van de rechtsstaat is dat er eerst een regel
34
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
moet worden overtreden voordat er wordt ingegrepen. Als u voorstelt dat er preventief
moet worden opgetreden voordat mensen iets fouts hebben gedaan, dan verschillen wij
daar echt volledig van mening. Dat zegt u eigenlijk. U wilt dat er preventief wordt
geopereerd. U heeft ook voorgesteld dat het waterkanon wordt ingezet. U zou kunnen
weten van Juventus dat wij dat niet voor niets hebben laten onderzoeken. Het is een
zwaar middel. Ik vind dat je geen geweldsmiddel inzet tegenover mensen die op straat
zitten. Als u dat wel wilt, dan verschillen we daarover echt van mening. Blokkades worden
niet toegestaan met die kanttekening erbij dat we in de stad accepteren dat elke
demonstratie het gewone verkeer even kan blokkeren. Op het moment dat je
demonstreert en je loopt door de Vijzelstraat, dan blokkeer je even het verkeer. Dat kan,
maar dat is kort. Dit was een blokkade die dagen zou gaan duren. Dat betekent dat die
onacceptabel was. Daarmee werd een regel overtreden en laat ik het nog eens zeggen,
burgerlijke ongehoorzaamheid richt zich op politiek protest. De mensen die burgerlijk
ongehoorzaam zijn, blijven zich voegen naar de regels van de rechtsstaat omdat zij zich
onderwerpen aan opsporing en vervolging. Dat is in dit geval ook gebeurd. Daarmee is
het burgerlijke ongehoorzaamheid, maar het is niet toegestaan door het gezag, door de
driehoek. Wij hebben dan ook gehandeld. We hebben het niet geaccepteerd.
De VOORZITTER: Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van deze ronde
mondelinge vragen.
Voorzitter: burgemeester Halsema
Vragen van het lid Simons inzake de berichtgeving in de media over de situatie
van dak- en thuislozen in Amsterdam
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons.
Mevrouw SIMONS: Op 4 oktober schrijven AT5 en Het Parool dat bewoners van
twee Leger des Heilslocaties afgelopen woensdag bericht hebben gekregen waarin staat
dat er een maximumtermijn is van drie maanden voor dak- en thuislozen met
psychiatrische en verslavingsproblematiek en tegelijkertijd wordt in de verklaring van het
Leger des Heils en de gemeente gezegd dat mensen niet zomaar op straat worden gezet.
Hierover hebben we een aantal vragen.
Wat kunnen mensen die nu uit de opvang worden gezet van de gemeente
verwachten? Wanneer worden zij op straat gezet en wanneer niet? En waar kunnen zij
heen? Hoe rijmt de wethouder de stelling van Dennis Lahey, directeur MDHG, dat er 250
extra plekken nodig zijn om ervoor te zorgen dat er niemand meer op straat slaapt met de
zorgplicht die de gemeente heeft? En welke mogelijkheden ziet de wethouder om alsnog
van deze maximumtermijn af te zien? Hoe denkt de wethouder er bijvoorbeeld over om in
plaats van een maximumtermijn een uitbreiding van alle voorzieningen in te stellen zodat
er daadwerkelijk in onze stad niemand op straat hoeft te slapen?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim voor de
beantwoording van de vragen.
35
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Wethouder KUKENHEIM: Ik maak me, en dat heb ik eerder gezegd, zorgen over
alle dak- en thuislozen en de ontwikkelingen in onze stad en dat is ook waarom we
afgelopen juli een taskforce hebben ingesteld om met alle aanbieders, maar ik praat ook
met de cliëntorganisaties, te praten over welke maatregelen we nu kunnen nemen om
ervoor te zorgen dat we veel beter kunnen zorgen voor mensen in de stad die geen dak
boven hun hoofd hebben. Dat is een hele variatie aan maatregelen, van uitbreiden van
capaciteit tot regels anders invullen. Ik ben in overleg met mijn collega-wethouder Ivens
die op de woonportefeuille stuurt. Een van de zaken waarover wij met elkaar hebben
gesproken, is dat het op dit moment staand beleid is dat de nachtopvang is bedoeld voor
zes weken. Dat wordt op dit moment helemaal niet gehandhaafd. Wat we in de taskforce
hebben afgesproken, en dat is een gezamenlijke afspraak geweest, is of we niet voor
nieuwe bewoners kunnen kijken naar wat nu eigenlijk de termijn is die logisch is en die
tegemoet zou komen aan de noodzaak om de doorstroming in de nachtopvang in gang te
zetten. Wij willen graag dat de nachtopvang ook plek heeft voor mensen die heel
kwetsbaar zijn, die in crisis verkeren en die echt acuut van straat af moeten. Dus wij
hebben gekeken: Laten we voor nieuwe bewoners, dus niet de zittende bewoners, maar
nieuwe bewoners, kijken naar een maximaal verblijf van drie maande. Dus niet sowieso,
maar wel kijken of de randvoorwaarden op orde zijn. Briefadressen, schulden, een
zorgvraag die ondervangen moet zijn. Dus dat is wel wat genuanceerd. En vervolgens
verbinden we die mensen ook echt aan een trajecthouder om te kijken welke
vervolgstappen nodig zijn. Dat is dus echt een ander verhaal in nuance dan in de brief die
is opgesteld aan de bewoners en de cliënten van Zuiderburgh en Gastenburgh. Ik begrijp
heel goed dat als je die brief koud voor je neus krijgt en je zit daar en je leest hem, je
behoorlijk schrikt. Gelukkig schrok ook het Leger des Heils daar een beetje van en er is
een informatiebijeenkomst gehouden om juist die nuance met alle bewoners door te
nemen. Dit is een van de zaken die we nu met elkaar bespreken in die taskforce. Er is
een hele serie zaken waarop wij nu sturen en die zal ik u deze week als dat nog lukt
opsturen. Dus dan kunt u allemaal goed volgen wat er uit die taskforce komt. Dan heeft u
daar een wat completer beeld bij.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons voor een vervolgvraag.
Mevrouw SIMONS: Dank voor deze antwoorden waaruit blijkt dat er best een
gapend gat zit tussen wat de intentie is en waaraan heel hard wordt gewerkt met de
taskforse en de beleving van de mensen die het treft. Het feit blijft dat er mensen zijn die
op korte termijn de opvang daar moeten verlaten zonder dat zij zicht hebben op hoe dan
verder. Dus ik wil toch heel graag weten waar deze mensen naartoe moeten. Ik ben blij
dat het Leger des Heils aan de bel heeft getrokken en de nuance heeft kunnen
aanbrengen, maar er staan straks mensen op straat. Dat blijft staan. Wat kan de
gemeente voor deze mensen betekenen?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim.
Wethouder KUKENHEIM: Ik heb, denk ik, in mijn beantwoording aangegeven dat
het gaat om meer sturen op de termijnen, maar ook op de randvoorwaarden die daarvoor
nodig zijn bij mensen, want je wilt niet dat mensen worden opgevangen zonder dat er iets
met hen gebeurt. Dit gaat echt om de nieuwe bewoners. Dat is, denk ik, belangrijk. Ik
denk dat de vraagsteller volkomen gelijk heeft dat je laat zien hoe urgent het is dat we nu
met elkaar aan de slag gaan. Dus dat deel ik volledig. Daarom zal ik u ook zo snel
mogelijk volledig informeren over de maatregelen die er aankomen.
36
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flentge voor een aanvullende
vraag.
De heer FLENTGE: De maatregel is dat na drie maanden mensen een bepaalde
opvang gaan verlaten terwijl die mensen niet het netwerk om zich heen hebben om
vervolgens opvang te krijgen en dan vallen ze letterlijk tussen de wal en het schip. Dan
staan we met zijn allen te kijken naar mensen die letterlijk op straat staan. Dan is de vraag
aan de wethouder: wat is haar voornemen om te doen met die mensen die straks op
straat komen te staan en niet direct een plek hebben in welke omvang dan ook of niet een
plek hebben in hun netwerk? Wat is het doel van de wethouder de komende maanden ten
opzichte van deze mensen?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim.
Wethouder KUKENHEIM: De heer Flentge snijdt een heel belangrijk punt aan.
Een deel van het antwoord is natuurlijk maatwerk. Wat ik bijvoorbeeld altijd
hartverscheurend vind, is dat je heel hard met bepaalde mensen werkt om dingen op orde
te krijgen, maar omdat we geen doorstroom hebben in de keten, vallen mensen dan weer
terug. Onze vervolgplekken laten zo lang op zich wachten, bijvoorbeeld de wachtlijsten
voor de maatschappelijke opvang. Daarom willen we in die nachtopvang een groot aantal
plekken juist vrijhouden voor de mensen die op die wachtlijst staan. Vervolgens is het zo
dat we de mensen met wie we hiernaar gaan kijken, de nieuwe bewoners zijn en we
willen natuurlijk tegelijkertijd een stap maken richting de doorontwikkeling van de
winteropvang. Dat en ook de andere maatregelen uit de taskforce die we hebben
opgericht, komen wel samen en die zullen voor een deel het antwoord moeten geven op
de vraag die is gesteld, namelijk: waar kunnen mensen die niet direct een plek vinden in
die nachtopvang dan nog wel terecht? En dat verschilt per individueel geval nog een
beetje. Ik denk dat het ons heel erg gaat helpen om daarvan een veel scherper beeld
krijgen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Jong voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw DE JONG: Dank voor deze uitleg, want mensen die nu in de opvang
zitten, hebben dus niets te vrezen. Ik denk dat het belangrijk is dat te benadrukken. Zij
worden niet uitgezet. Daarbij is het dan wel de vraag waarom het Leger des Heils deze
brief op deze manier heeft verstuurd. Het heeft daarmee heel veel onrust veroorzaakt. De
huidige bewoners kregen een brief dat ze binnen drie maanden weg moesten, wat dus
helemaal niet het geval is. Dus dat is vraag 1. Mijn tweede vraag is een vraag die daaraan
gerelateerd is. Het aantal daklozen is verdubbeld, maar hoe zit het eigenlijk met het
budget dat wij vanuit het Rijk krijgen? Ik zou de wethouder willen vragen of zij in kaart kan
brengen hoeveel budget de gemeente kreeg voor de opvang van dak- en thuislozen in
2009 en hoeveel budget de gemeente nu ontvangt.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim.
Wethouder KUKENHEIM: De eerste vraag is heel belangrijk want daarbij zie je
dat wanneer je iets te snel, te kort door de bocht communiceert, je heel veel onrust
veroorzaakt. Het gaat om fundamentele zaken voor mensen, namelijk een dak boven hun
37
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
hoofd. Daarover hebben we dus daarna goed gesproken met het Leger des Heils. Ik denk
dat het Leger des Heils het ook vervelend vindt dat het op deze manier is gelopen. Verder
kan ik natuurlijk niet in hun besluitvorming treden. We delen wel dat communicatie heel
belangrijk is juist in dit dossier.
Dan uw vraag hoe het financiële beeld zich heeft ontwikkeld en met name dan het
aandeel van het Rijk daarin. Als u het goed vindt, zou ik dat schriftelijk willen afdoen
omdat het handiger is dan budgetten nu opsommen tot aan 2019. Ik zeg u toe dat ik daar
schriftelijk op terugkom.
De VOORZITTER: Dan beëindigen we hiermee de mondelinge vragen.
5A.
Benoemen van een lid in de raadscommissies Algemene Zaken en Ruimtelijke
Ordening
De VOORZITTER: We gaan zo over tot benoeming van een lid in de
raadscommissies Algemene Zaken en Ruimtelijke Ordening en daarvoor nodig ik
mevrouw De Fockert, mevrouw Marttin en de heer Yilmaz uit om het bureau van
stemopneming te vormen. Dan gaan we nu schorsen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER: Wij hadden net even de gong moeten laten gaan voordat de
briefjes werden ingevuld, maar dat zijn wij vergeten waardoor niet alle leden hebben
gestemd, maar we hebben er meer dan voldoende om tot een uitslag te komen.
Benoemd tot lid van de raadscommissie Algemene Zaken:
de heer R.P. Hofland met 39 stemmen voor.
Benoemd tot lid van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening:
de heer R.P. Hofland met 39 stemmen voor.
7.
Kennisnemen van het collegebesluit inzake het adviesrapport Bouwstenen voor
de nieuwe strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1532)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons.
Mevrouw SIMONS: Graag wil onze fractie de wethouder en haar team
complimenteren met het vele werk dat in de Circulairstrategie is gestoken. Een economie
die zich binnen de grenzen van onze planeet afspeelt, dat is een ambitie die BIJ1 van
harte ondersteunt. Wij denken dat het bittere noodzaak is en wij kunnen ons dan ook
vinden in de zeventien richtingen die de wethouder voorstelt. Hoewel de ambities
concreter zijn uitgewerkt, zijn ze onder de streep precies hetzelfde als die van Den Haag:
38
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
circulair in 2050 en dat is wat ons betreft simpelweg te laat. Waar een geleidelijke transitie
naar een circulaire economie eerder nog mogelijk was, dwingen de biodiversiteitcrisis en
de klimaatcrisis ons tot snellere actie en daarom willen wij een motie indienen om de
mogelijkheden hiervan te onderzoeken.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
70° Motie van het lid Simons inzake doelstellingen nieuwe strategie Circulaire
Economie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1569)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken welke ontwikkelrichtingen eerder kunnen worden uitgevoerd
dan in de huidige planning en over de mogelijkheden en kosten hiervan terug
te rapporteren aan de raad;
- de mogelijkheden te onderzoeken om Amsterdam reeds in 2030 en niet pas
in 2050 circulair te maken;
- het Rijk hiervoor om de benodigde (aanvullende financiële) middelen te
vragen;
- de resultaten mee te nemen in de nieuwe strategie Circulaire Economie.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Ten eerste wil ik mij aansluiten bij de motie van mijn
collega van BIJ1 om te kijken waar het sneller kan. Earth Overshoot Day was dit jaar al in
juli en dat betekent dus dat eigenlijk alles wat de aarde kan opbrengen, in juli op was. En
dat betekent dat we vanaf juli eigenlijk op een groen krediet aan het werken zijn wat niet
bestaat. We hebben 10 miljard mensen te voeden; we gaan naar 12 miljard en misschien
worden het er wel 13 miljard. Dat betekent dat wij steeds zuiniger moeten worden met
onze grondstoffen. Het college onderschrijft dat ook en komt met een soort routekaart hoe
we het beter kunnen doen. Het gaat heel veel zaken onderzoeken, zeventien actiepunten.
De wethouder neemt voedsel daarin mee. Daarmee ben ik heel blij. Ooit hebben wij de
Voedselvisie aangenomen op initiatief van de Partij voor de Dieren en dat is in het vorige
college wat naar de achtergrond weggezakt, zeg maar gewoon genegeerd. Dat komt nu
weer op de agenda. Ik heb wethouder Ivens deze zomer al met een bericht voorbij zien
komen dat hij naar de eiwittransitie wil kijken en dat is heel verstandig. Momenteel liggen
er nog geen echte concrete acties voor; er wordt heel veel onderzocht. Ook de recycling.
65% van de grondstoffen, meen ik, in 2035 — ik doe het even uit mijn hoofd. Die ambitie
heb ik eerder gezien. Het was toen zelfs 66% in 2020 als ambitie in het vorige college. Die
is helaas voor ons allemaal mislukt. Dus de ambitie is goed. De inzet is goed. Op een
andere manier kijken naar de economie is goed. Economische groei niet automatisch zien
als oplossing voor onze problemen is heel goed. Ik dank de wethouder er ook voor dat zij
de raad daarin meeneemt. De vraag blijft natuurlijk hoe we dit in concrete acties gaan
omzetten en ik verwacht daar vandaag geen antwoord op want het staat al in het stuk.
Daarmee komt u nog naar de gemeenteraad. Hoe sneller, hoe beter. En nogmaals, het is
juist de uitvoering waarbij ik wel wat zorgen heb. Helaas moet ik af en toe in deze
gemeenteraad constateren dat we voorop willen lopen qua duurzaamheid, dat we voor de
planeet willen zorgen, dat we voor de Amsterdammer willen zorgen, maar dat er toch te
vaak naar het economisch belang wordt gekeken. Eigenlijk is de oproep aan u,
39
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
raadsleden: als het stuk er ligt, denk dan aan de planeet en niet aan uw portemonnee.
Wethouder, ga zo door.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nadit.
Mevrouw NADIF: Er is eigenlijk al heel veel gezegd over dit document. Het zijn de
bouwstenen dus het uiteindelijke document komt nog. Wat ik heel erg mooi vind, is dat wij
in Amsterdam als eerste stad in de wereld gaan beginnen met een donuteconomie. En
omdat wij de eerste zijn, denk ik dat het heel erg belangrijk is dat wij daarin een
internationale samenwerking aangaan zodat we van elkaar kunnen leren en zodat we de
kennis die we daarbij opdoen als stad als het gaat om circulaire economie, kunnen
overdragen naar andere steden. Dus ik was eigenlijk heel erg benieuwd naar hoe de
wethouder daarnaar kijkt en of daarin mogelijkheden zijn.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Doorninck voor de
beantwoording van de vragen en de preadvisering van de motie.
Wethouder VAN DOORNINCK: Dank aan de raadsleden die hebben ingesproken
en dank ook voor de complimenten hiervoor. Het is een heel spannende zaak die wij
ingaan. Een circulaire agenda is vrij logisch, maar om die daadwerkelijk via de donut te
doen en daarin alles mee te nemen zodat we binnen de grenzen van onze planeet blijven
zowel op sociaal terrein als op ecologisch terrein, dat is inderdaad nieuw en dat is een
spannend traject dat we ingaan. Ik denk dat daarin de grootste omslag is daar waar wij
gewend zijn af en toe circulaire dingen te doen, wij nu alles circulair willen doen. Dat is
een wezenlijk verschil. Het lijkt alsof het een zin is die je anders uitspreekt, maar het is
een wezenlijk verschil. Daar zijn wij heel erg naar op zoek en daarom is het ook een
agenda die niet alleen van deze wethouder is, maar van het hele college. Ik ga met dit
verhaal natuurlijk langs al mijn collega's en ik ben hen ook al langs geweest met de vraag:
wat doet u? Wethouder Groot Wassink heeft bijvoorbeeld ook al getekend voor circulair
inkopen. Dat is een belangrijk element om ervoor te zorgen dat je de economie
daadwerkelijk circulair maakt. Als je bij elke inkoop zegt dat je alleen nog maar producten
wilt die circulair zijn, die hergebruikt kunnen worden, dan geef je ook een incentive aan de
markt en op die manier kunnen ook het economisch belang, mijnheer Van Lammeren, en
het ecologisch belang veel dichter bij elkaar komen. Dat is uiteindelijk waarnaar wij
zoeken. U vraagt ervoor te zorgen dat concrete acties daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Zo zal de strategie ook worden opgezet, maar wij zullen onszelf er steeds aan moeten
herinneren dat we het telkens in de praktijk moeten brengen. Dus ik ben blij dat u de
collega's oproept daarop goed te blijven letten.
Mevrouw Nadif vroeg hoe het zit met de internationale samenwerking. Ik denk
doordat we met Kate Haworth hierin samenwerken en bijvoorbeeld ook met andere
instellingen, dat die internationale samenwerking er is. Ik was eigenlijk van plan morgen
naar Kopenhagen te gaan naar de Summit van de C40 om daarover te praten, maar we
hebben morgen een belangrijk debat over het AEB hier, dus daar wil ik bij zijn. Ik moet mij
dus helaas door iemand anders laten vertegenwoordigen, maar Amsterdam zal daar
aanwezig zijn en zal dat gesprek daar gaan voeren.
Dan even naar de punten van mevrouw Simons. U vraagt of wij niet veel
ambitieuzer kunnen zijn. Wij zoeken natuurlijk de randen van de ambitie en wat er
mogelijk is en waarmee we rekening moeten houden zodat we niet in ons eentje in de
wereld staan. Wij hebben het idee dat we dat met deze strategie doen. Die zien we
natuurlijk pas in het volgende jaar. In het eerste kwartaal hopen we met de strategie te
40
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
kunnen komen dus op dat moment kunt u ook wat beter meten hoe ambitieus we zijn. U
vraagt eigenlijk al of wij nu in een keer twintig jaar inhalen, namelijk of we het niet in 2030
kunnen doen. Wij onderzoeken voortdurend hoe ambitieus wij kunnen zijn en welke
dingen we naar voren kunnen halen. Ik had het net even over inkoop. Daarin zijn we al
ambitieuzer dan bijvoorbeeld door het Rijk wordt voorgeschreven. Dus per ontwikkelde
richting zullen wij dat blijven onderzoeken, maar ik kan u niet toezeggen — en dat ga ik
ook niet doen want dan ga ik falen en dat doe ik niet graag, zeker niet als ik het van
tevoren zie aankomen — dat wij in een keer twintig jaar kunnen inhalen. Dus circulair in
2030, ik zou het heel graag willen, daarop ga ik me niet laten vastpinnen. Ik deel uw
ambitie zoveel mogelijk, maar ik kan uw motie niet positief preadviseren, want ik kan echt
niet beloven dat we dat gaan halen. Ik kan nu wel zeggen dat wij voortdurend
onderzoeken wat er mogelijk is om dingen sneller te doen en wij enthousiasmeren onze
partners daarin om daaraan mee te doen. Maar u stelt het echt te scherp.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1532).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1532) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1532)
is aangenomen met de stemmen van Forum voor Democratie en BIJ tegen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1569).
De motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1569) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1569) is verworpen met de stemmen van Forum voor Democratie, BIJ1 en de Partij van
de Ouderen voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1532 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
10.
Vaststellen van het bestemmingsplan Groot Waterloo (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1537)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bloemberg-lssa.
Mevrouw BLOEMBERG-ISSA: Het bestemmingsplan Groot Waterloo, daar gaat
het nu over. Er zijn meerdere zienswijzen vanuit de bewoners binnengekomen over dit
bestemmingsplan. Die hebben onder andere aandacht gevraagd voor de geluidsoverlast
in hun buurt en voor de luchtkwaliteit. Daarmee hebben ze echt punten die ons zorgen
41
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
baren, want het speelt natuurlijk al een hele tijd dat de bewoners daar in de herrie en in de
vieze lucht zitten. Ook voor dit bestemmingsplan zijn er luchtonderzoeken en
geluidsonderzoeken uitgevoerd en wij willen dat hiervoor echt aandacht is. Wat er
gebeurt, is dat plannen dikwijls worden gestapeld. Dat zie je eigenlijk door de hele stad.
Er worden verschillende plannen opgezet in de stad om te bouwen, om dingen uit te
breiden, om meer verkeer toe te laten en de optelsom daarvan is dat de luchtkwaliteit
daardoor gewoon nog slechter kan worden. De Partij voor de Dieren vindt dat er op dat
gebied te weinig gebeurt, op het gebied van de luchtkwaliteit, en de hoofdroutes worden
niet aangepakt. De Partij voor de Dieren staat voor een gezonde leefomgeving voor mens
en dier. Het uitgangspunt bij dit bestemmingsplan is eigenlijk het huidige plan, dus wij
vinden het jammer dat daarbij niet de kans is gepakt voor meer vergroening en een
gezondere leefomgeving. Ik heb het natuurwaardenonderzoek uitgebreid bestudeerd. Er
woont een gierzwaluw in het gebied en ik ben er erg van geschrokken dat er maar één
zoogdier op de grond leeft. Dat zegt echt iets over het groen in deze buurt. Het is een
enorm versteende buurt waar heel veel auto’s doorheen rijden. Dus ik heb met verbazing
gelezen dat wij hier zo mee omgaan. Het is duidelijk dat vergroening echt noodzakelijk is
ook om de leefomgeving van de bewoners te verbeteren. We zien in deze gemeenteraad
dat er bij elke raad wel weer groen verdwijnt en de Partij voor de Dieren vindt het heel
belangrijk dat er juist meer groen bijkomt voor een leefbare planeet. Daarvoor heb ik een
motie. Ik zou ook heel graag moties willen indienen voor de luchtkwaliteit, voor
geluidsoverlast. Wij hebben dit in de raadscommissie Ruimtelijke Ordening ook
aangekaart want de bewoners zijn het spuugzat wat er op dit vlak allemaal! gebeurt. Het is
duidelijk dat die moties het niet zullen halen, maar wij zullen hiervoor aandacht blijven
vragen, ook in de raadscommissie die gaat over geluid en luchtkwaliteit. Wij zullen erop
blijven hameren dat het moet verbeteren, dat de hoofdroutes moeten worden aangepakt
voor vooral de bewoners want die hebben gewoon recht op een goede leefomgeving.
(De heer ERNSTING: Ik vroeg mij af of de vertegenwoordiger van de
Partij voor de Dieren het Actieplan Amsterdam Autoluw heeft gelezen dat
vorige week is uitgekomen en waarin bijvoorbeeld vooruitgelopen wordt
op een proef in de Weesperstraat. Dat zou het natuurlijk prima doen voor
de luchtkwaliteit en de geluidsoverlast in die buurt. Is dat dan geen beter
moment om hierover te spreken dan bij dit bestemmingsplan?)
Ik hoor dit eigenlijk altijd van de coalitiepartijen. Als wij dit bij een
bestemmingsplan aankaarten, dan wordt er altijd verwezen naar een andere
raadscommissie waarin weliswaar het onderwerp en het beleid worden besproken, maar
dit is juist een mooie plek waar we lokaal gaan kijken wat er in een gebied gebeurt. In dit
gebied spelen grote problemen op het gebied van luchtkwaliteit en in het Actieplan
Amsterdam Autoluw heb ik niet gezien dat de hoofdroutes flink worden aangepakt zodat
de bewoners daarvan profijt ondervinden.
(De heer ERNSTING: Ik hoop toch de Partij voor de Dieren wat vaker te
zien bij de raadscommissie die over luchtkwaliteit en mobiliteit gaat, twee
onderwerpen die nauw met elkaar samenhangen en ik merk dat we daarin
dan misschien wel samen kunnen optrekken. Daarmee ben ik erg
gelukkig.)
Ik ben blij te horen dat GroenLinks samen met ons wil optrekken. De volgende
raadsvergadering gaan we stemmen over een initiatiefvoorstel van mij om scholen op
gezonde plekken te plaatsen waar er niet allemaal auto’s langsrijden, dus ik hoop van
harte dat GroenLinks daarmee ook kan instemmen.
Goed, ik ga verder over mijn motie. De motie is bedoeld om de buurt te vergroten
en daarmee hoop ik automatisch het verkeer daar te kunnen verminderen en enerzijds
42
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
namens de gemeente de buurt te vergroenen in de openbare inrichting en anderzijds ook
te kijken of bewoners en bedrijven mogelijkheden zien voor vergroening en de regelingen
die daarvoor zijn onder de aandacht te brengen. Daarbij is het natuurlijk wel de bedoeling
dat het allemaal in samenspraak met de bewoners gaat. Ik wil nog wel opmerken dat ik de
kaart heb bekeken en ik ben er echt van geschrokken dat het meeste groen in dit gebied
eigenlijk allemaal uit De Tuinen komt.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
71° Motie van het lid Bloemberg-lssa inzake het vaststellen van het
bestemmingsplan Groot Waterloo (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1570)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- bij de inrichting van het beheer van de openbare ruimte het plangebied te
vergroenen door meer inheemse boom-, struik- en plantensoorten toe te
passen;
- groene daken, groene muren en geveltuinen in dit gebied extra te stimuleren
bijvoorbeeld via aandacht voor mogelijkheden van bewoners hiervoor in de
gemeentekrant Amsterdam.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Doorninck voor de
beantwoording van de vragen en de preadvisering van de motie.
Wethouder VAN DOORNINCK: Mevrouw Bloemberg-Issa snijdt een aantal heel
belangrijke punten aan. Die hebben wij in de raadscommissie ook besproken. Nu zegt zij
zelf dat ze niet wil worden verwezen naar een andere raadscommissie, maar als het om
bestemmingsplannen gaat, moet ik daarin wel formalistisch zijn. Een bestemmingsplan is
gewoon een wettelijk instrument en daarin kan ik geen andere dingen aanbrengen dan er
in een bestemmingsplan horen. Ik ben het helemaal met u eens dat vergroening heel
belangrijk is, maar ik kan dat niet in een bestemmingsplan regelen omdat het daar dus
niet hoort. Ik kan u wel meegeven dat er juist bij dit plangebied en dan met name de
Valkenburgerstraat, heel veel ideeën zijn over de vergroening. Het is misschien fijn om te
horen dat het niet alleen de gemeente is die dat doet, maar het is juist een samenwerking
vanuit het Knowledge Mile Park die in 2016 is gestart en dat heel erg bezig is bij de route
vanaf de Wibautstraat naar de Weesperstraat en naar de Valkenburgerstraat vergroening
toe te gaan passen en dat gaat samen met de bedrijven die daar zitten, met de bewoners
die daar zijn. Dus er zijn grote ideeën over de wijze waarop dat daar kan worden
vergroend en op sommige plekken gebeurt dat ook al. De gemeente neemt daarin een
heel duidelijke eigen rol van zowel aanjager, adviseur als inspirator. We zijn daar dus juist
met bedrijven en met bewoners en voor een deel met de universiteiten bezig om dat stuk
te vergroenen. De Valkenburgerstraat is daarvan een belangrijk onderdeel. Ik kan de
motie niet positief preadviseren omdat het niet bij het bestemmingsplan hoort, maar ik zal
zeker nog eens bij het Knowledge Mile Park en de Knowledge Green Mile nog eens
aankaarten dat we de Valkenburgerstraat niet moeten vergeten. Dat is immers een
belangrijk punt waar vergroening ook echt nodig is. Ik herken uw blik op die weg waarvan
u zegt: het is daar wel heel stenig. Uiteindelijk willen we de stad, ook die binnenstad,
overal groener hebben.
43
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
Dan kunnen we gaan stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest voor een
stemverklaring.
Mevrouw VAN SOEST (stemverklaring): Wegens gebrek aan transparantie
stemmen wij tegen dit voorstel.
De VOORZITTER: Waarvan akte.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1537).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1537) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1537
is aangenomen met de stemmen van de Partij voor de Dieren en de Partij van de
Ouderen tegen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Renssen voor een
stemverklaring.
Mevrouw VAN RENSSEN (stemverklaring): Het is een sympathiek voorstel, maar
ik heb begrepen dat er juist heel veel geveltuinen in deze buurt zijn en dat er heel veel
lieve bewoners zijn die goed voor het groen zorgen. Daarom zijn we heel blij dat de
tuinen, de binnentuinen worden beschermd met dit bestemmingsplan. Wij zullen dus
tegen de motie stemmen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1570).
De motie-Bloemberg-Issa (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1570} wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd.
1, nr. 1570) is verworpen met de stemmen van het CDA, Partij van de Ouderen, BIJ1 en
de Partij voor de Dieren voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1537 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
11.
Kennisnemen van de Startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam 2050 en
kennisnemen van de reactie op motie 892 van raadslid Groen inzake de Begroting 2019
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1536)
44
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Naoum Néhmé.
Mevrouw NAOUM NEÉHME: Voorzitter, ik heb dit ogenschijnlijk buitengewoon
technische stuk op de raadsagenda gezet omdat ik vond dat het college er op een
oneigenlijke manier politiek mee bedrijft terwijl het de basis hoort te leggen voor een van
de meest ingrijpende operaties op ruimtelijkeordeningsgebied sinds misschien de Tweede
Wereldoorlog. De Startnotitie Omgevingsvisie is volgens mij niet bedoeld om een
verklaring te zijn van het coalitieakkoord, maar om de contouren te schetsen van het
verhaal van Amsterdam voor de komende veertig, vijftig, zestig jaar. Dat betekent
simpelweg ook dat toekomstige stadsbesturen ermee moeten kunnen werken en dat de
opvolgers van wethouder Van Doorninck, ook al zijn ze van de VVD, het CDA of hopelijk
ook een keer van de Partij voor de Dieren, ermee moeten kunnen werken. Daarom zijn de
passages over woningbouw wat mij betreft eenzijdig en dus niet goed. Amsterdam moet
niet alleen voor de lage inkomens bouwen, maar ook andere inkomensgroepen
mogelijkheden bieden. Middeninkomens horen daarom expliciet te worden genoemd in
deze startnotitie want dat is juist de groep die wij willen het faciliteren.
(Mevrouw VAN RENSSEN: Bent u zich ervan bewust dat het een
discussiestuk betreft waarover we nu spreken en dat de aard daarvan
slechts is om de discussie in de stad aan te zwengelen en wat dat betreft
is het toch uitstekend gelukt?)
Als het is bedoeld om uit te dagen, dan heeft het mij in zekere zin uitgedaagd.
Dus als dat het doel is, dan is het gelukt. Maar volgens mij dient het een ander doel. Het
is volgens mij bedoeld om de hoofdlijnen te schetsen van de trends die wij zien en de kant
die Amsterdam op moet richting 2050 en als dat het is en je houdt rekening met de brede
prognoses waarmee Amsterdam rekening moet houden zoals vergrijzing, de trek naar de
stad en een hoger aandeel middeninkomens in onze stad, dan vind ik het stuk eenzijdig
ook al zou het een aanzet moeten zijn voor een discussie. Dat geldt met name als je
aandacht hebt voor de lage inkomens en bijvoorbeeld bij de woningen alleen de
huurwoningen noemt en iets als betaalbare koopwoningen volledig buiten de notitie houdt.
(Mevrouw VAN RENSSEN: Ik lees het toch anders. Allereerst is het een
aanzet voor een discussie niet alleen met de stad, maar ook met de regio
en bijvoorbeeld de MRA. Maar u heeft toch ook dat stuk gelezen en ik
neem aan dat u toen niet uw eenzijdige bril had opgezet toen u dat stuk
las, dat we bijvoorbeeld grotere woningen willen hebben in de stad
Amsterdam. Heeft u dat wel gelezen?)
Ja, dat heb ik gelezen. Ik heb ook niet gezegd dat dat punt miste in de notitie.
Los van de lage inkomens die expliciet worden genoemd, vind ik het raar dat de
startnotitie net doet alsof deze stad alleen maar behoefte heeft aan huurwoningen.
Volgens mij hebben we juist ook behoefte aan betaalbare koopwoningen. En laat ik nu
over deze twee punten, dus dat we de middeninkomens expliciet noemen in de startnotitie
en betaalbare koopwoningen ook noemen, twee moties indienen mede namens de PvdA,
de Partij voor de Dieren, de Partij van de Ouderen, het GDA, DENK en de ChristenUnie.
De wethouder heeft natuurlijk gesprekken gevoerd in de stad om op te halen wat
er in de stad leeft als het gaat om de Omgevingswet en het viel mij op dat in het gesprek
met de vrouwen in Nieuw-West zij zich beklaagden over het feit dat hun partners steeds
meer parkeerproblemen ervaren omdat er steeds vaker en meer parkeerplaatsen worden
weggehaald. Omdat ik niet bij dat gesprek was, wil ik de wethouder vragen hoe zij deze
vrouwen heeft uitgelegd dat zij daarvan natuurlijk groot voorstander is, van het weghalen
van parkeerplaatsen.
45
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
72° Motie van de leden Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-Issa, Roosma,
Van Soest, Kili en Ceder inzake gezinnen en huishoudens, Omgevingsvisie Amsterdam
2050 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1571)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_ de Startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam 2050 op pagina 11 als volgt te
amenderen waarbij de woorden ‘en midden’ worden toegevoegd aan de
volgende zin:
‘Gezinnen en huishoudens met een lager inkomen vinden moeilijk een plek in
de stad of vertrekken weer vaker naar de regio’ zodat de nieuwe zin wordt:
‘Gezinnen en huishoudens met een lager en middeninkomen vinden moeilijk
een plek in de stad of vertrekken weer vaker naar de regio”
73° Motie van de leden Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-lssa, Van Soest,
Boomsma, Kilig en Ceder inzake een evenwichtige woningmarkt, Omgevingsvisie
Amsterdam 2050 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1572)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_ de Startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam 2050 op pagina 32 als volgt te
amenderen waarbij de woorden ‘Ook betaalbare koopwoningen zijn van
toegevoegde waarde voor een evenwichtige woningmarkt worden
toegevoegd aan de volgende zin: ‘Amsterdam houdt vast aan de inzet op
vooral sociale en middeldure huurwoningen’;
- de nieuwe zin zal hierdoor luiden: ‘Amsterdam houdt vast aan de inzet op
vooral sociale en middeldure huurwoningen. Ook betaalbare koopwoningen
zijn van toegevoegde waarde voor een evenwichtige woningmarkt.”
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bloemberg-lssa.
Mevrouw BLOEMBERG-ISSA: Dit gaat over de Startnotitie Omgevingsvisie en
we hebben het hierover al vaak gehad en we zullen het hierover de komende tijd nog
vaak gaan hebben. Het is inmers een belangrijk document. De wethouder heeft in de
commissie in september bevestigd dat ook via diverse organisaties het groen verder wordt
betrokken bij de beleidsvorming en dat deze Omgevingsvisie absoluut niet beleidsneutraal
zal zijn. Dank daarvoor want wij hopen dat het echt een groene Omgevingsvisie wordt en
wij willen hiervoor uiteraard input blijven leveren. Groen, klimaatbestendigheid,
regenbestendigheid, toekomstbestendigheid, dat vinden wij enorm belangrijk. En
toekomstbestendigheid betekent ook rekening houden met alle bewoners in Amsterdam,
mens en dier. Om dat een plek te laten krijgen in de Omgevingsvisie dien ik hiervoor een
motie in.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
46
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
74° Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake de Startnotitie Omgevingsvisie
Amsterdam 2050 (Dierenwelzijn), (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1573)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ mogelijkheden te bekijken hoe dierenwelzijn ook een plek kan krijgen in de
Omgevingsvisie.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Renssen.
Mevrouw VAN RENSSEN: Voor ons ligt de Startnotitie Omgevingsvisie, een
belangrijk moment in het proces om te komen tot een Omgevingsvisie voor Amsterdam.
Belangrijke waarden die al worden genoemd en die GroenLinks ook zeker onderschrijft,
zijn rechtvaardigheid, duurzaamheid en democratisering. Met de afdoening van onze
motie in november vorig jaar is toegezegd dat inzichten uit andere beleidsterreinen zoals
de nota Duurzaam Landschap, de agenda Autoluw en de stedelijke Groenvisie, landen in
de Omgevingsvisie maar ook andersom, dat die inzichten uit deze visie landen in deze
beleidsnotities. Ik spreek dan ook de verwachting uit dat deze Omgevingsvisie niet op
zichzelf staat, maar constant zal leiden tot verbeteringen, tot aanpassingen en tot een
integrale afweging op alle beleidsterreinen. Vijf onderwerpen zijn genoemd en nogmaals,
ik benadruk het discussiedeel van deze startnotitie, dat gaat van klimaatbestendig,
economisch vitaal, bereikbaar, betaalbaar en ook gezond en veilig. Persoonlijk heb ik ook
nog wel wat wensen, maar daarvoor is het nu niet het moment. In de Omgevingsvisie gaat
het niet alleen maar over x-woningen hier en een boom daar, wel een fietspad, wel een
parkeerplaats of juist geen parkeerplaats of een winkel. Wat mij betreft gaat het om de
hoofdlijnen van de ontwikkeling, het gebruik en het beheer, de bescherming en het
behoud, maar vooral om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dat is een nobel
streven. De Omgevingsvisie is dan ook het belangrijkste instrument van de raad, althans
een van de belangrijkste instrumenten. Daarom hoop ik ook dat de gesprekken in deze
raad over de visie zullen leiden tot een constructief gesprek over het gebruik en over het
beheer en de ontwikkeling van Amsterdam zodat we kunnen komen tot een raadsbreed
gedragen visie voor het Amsterdam dat wij zouden willen. Dat Ajax wint, dat kunnen wij
niet regelen in deze visie, maar wel hoe mensen naar hun werk gaan, waar de scholen
staan en waar men op adem kan komen in bijvoorbeeld het groen. Dat verdient dan ook
onze volledige aandacht in het toekomstige proces.
(Mevrouw NAOUM NÉHMEÉ: Ik herhaal de vraag die ik aan de wethouder
heb gesteld. GroenLinks vindt democratisering belangrijk, maar misschien
weet mevrouw Van Renssen ook dat in de gesprekken die de wethouder
heeft gevoerd in de stad de vrouwen in Nieuw-West zich beklagen over
het parkeerbeleid van de gemeente en over het feit dat er steeds vaker
parkeerplaatsen worden weggehaald. Hoe vindt u nu eigenlijk gezien de
ambities van Groenlinks voor de Omgevingswet en gezien het feit dat u
democratisering en inspraak belangrijk vindt dat die democratisering op
dit concrete punt tot uiting zou moeten komen?)
Precies zoals ik aangaf. Ik wil naar een integrale afweging op alle beleidsterreinen
voor het behoud, het beheer en de ontwikkeling van Amsterdam en dat gaat natuurlijk
vaak over de toekomst, maar ook over wat wij nu willen behouden en beheren. Dat kan op
sommige momenten een afweging zijn die niet altijd leuk wordt gevonden waardoor
gebruikers van de openbare ruimte zoals in dit geval mensen in Nieuw-West die hun auto
47
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
willen parkeren. Maar het is onderdeel van de integrale afweging en de visie moet
daarvoor uiteindelijk de basis bieden. Dus niet om die parkeerplaats weg te halen, maar
wel om te komen tot het Amsterdam waar we naartoe willen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Ik ben zeker bereid om kennis te nemen van het besluit van
het college om deze startnotitie op te stellen, maar het college stelt ook een heel
fundamentele vraag, namelijk wat voor stad wij willen zijn. Die vraag wordt opgeworpen
en dan zegt het college dat het om dat gesprek te structureren, vijf kernopgaven heeft
benoemd. Amsterdam klimaatbestendig en Amsterdam klimaatneutraal, Amsterdam
inclusief en betaalbaar, Amsterdam leefbaar en bereikbaar, Amsterdam economisch vitaal
en circulair en Amsterdam gezond en veilig. Dat lijken mij belangrijke kernopgaven, maar
de belangrijkste kernopgave zit er eigenlijk nog niet in. Dat heb ik ook in de
raadscommissie gezegd. De belangrijkste kernopgave gaat over wat het betekent om een
stad te zijn. Wat maakt het nu heel specifiek dat dit kleine stukje van de planeet is wat
Amsterdammers als hun thuis kunnen ervaren? Dan gaat het ook over schoonheid. Het is
nu eenmaal zo dat onze soort, homo sapiens, in staat is deze planeet als zijn thuis te
ervaren en dan gaat het ook om die kwaliteit specifiek voor dieren, voor Amsterdam.
Volgens mij is de belangrijkste kernopgave het behouden en versterken van de
schoonheid van onze omgeving. Dat wil ik toch gezegd hebben. Ik zal niet proberen te
amenderen want het betreft een startnotitie van het college, maar wij zullen in het vervolg
hierop zeker nog terugkomen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Doorninck voor de
beantwoording van de vragen en de preadvisering van de moties.
Wethouder VAN DOORNINCGK: Inderdaad, dit is het begin van een heel erg groot
en belangrijk document. Mevrouw Naoum Néhmé vond dit al het meest ingrijpende sinds
de Tweede Wereldoorlog, maar ik denk dat zij daarover iets groter denkt dan ik. Het is wel
het begin van een belangrijke discussie met de stad. Er staat: ‘wat voor stad willen wij
zijn?’, en ik denk dat het erom gaat: wat voor stad willen wij worden? Als stad ben je
voortdurend in beweging en ben je voortdurend aan het veranderen en dat hoort ook bij
een mooie stad. Ik ga in op de woorden van de heer Boomsma want daarmee ben ik het
heel erg eens. Op het moment dat je in verandering bent — en dat ben je altijd, maar de
ene keer gaat het sneller dan de andere keer en op dit moment zijn wij een stad die heel
snel in verandering is — is het heel belangrijk dat je vasthoudt aan een aantal
kernkwaliteiten en dat je die erkent en dat je die ziet, die schoonheid, en die vertaal ik dan
even in ruimtelijke kwaliteit. Want schoonheid is iets waarover je discussies kunt hebben,
maar ruimtelijke kwaliteit is gemakkelijker te bespreken. Die schoonheid in die ruimtelijke
kwaliteit van de stad en wat ons bindt in die stad die wil je behouden en versterken. Dat
lijkt mij heel erg belangrijk. Ik denk dat je alleen maar aan de toekomst van een stad kunt
bouwen op de bouwstenen en de historie die zijn gemaakt. Ik denk dat dat ook een
onderdeel is van het gesprek dat wij met de stad willen gaan voeren: wat wil je behouden,
wat wil je veranderen en waarop wil je voortbouwen? Behouden kan soms ook zijn alsof je
er een hek omheen zet. Ik denk dat je vaak wilt voortbouwen op die kwaliteit, niet per
definitie altijd alsof het een museumstuk zou zijn. Maar ook dat is onderdeel van de
discussie die wij met elkaar voeren. Mevrouw Naoum Néhmé heeft het idee dat hier al
enorme politieke piketpalen worden geslagen, terwijl wij juist zo op zoek zijn om de grote
opgaven waarvoor wij als stad staan, te benoemen en daarover met elkaar in gesprek te
48
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
gaan zonder dat we per definitie de uitkomsten daarvan al in beton hebben gegoten
omdat het onderdeel is van de vele gesprekken die we gaan voeren. Maar uiteindelijk ziet
u natuurlijk wel dat bepaalde ideeën zoals die hier in het college leven, natuurlijk hun weg
vinden in een Omgevingsvisie. Daarmee zullen zeker degenen die na ons komen, kunnen
werken. Ik geloof dat wethouder Van der Burg prima heeft gewerkt met de Structuurvisie
die door wethouder Van Poelgeest is opgezet en op die manier werk je gezamenlijk aan
grotere documenten in de stad. Dat zal bij deze Omgevingsvisie niet anders zijn. Het is
ook zo dat een Omgevingsvisie anders dan een Structuurvisie iets is waarbij vaak wordt
gekeken of we nog op de goede weg zitten. Dus wat dat betreft is er ruimte om aan te
werken voor komende stadsbesturen.
Mevrouw Naoum Néhmé heeft twee moties ingediend waarvan ik onmiddellijk kan
zeggen: dat lijkt me hartstikke goed, laten we dat meenemen. Dat lijkt me geen enkel
probleem. Dan heeft u een vraag over hoe het gesprek was met de vrouwen uit Nieuw-
West. Naar aanleiding van dat gesprek zijn we met een groep begonnen, Women make
the city, juist om met vrouwen die in het algemeen hun stem niet zo heel erg laten horen,
vaker bij elkaar te komen. Daarna zijn we bij elkaar gekomen in Zuidoost met vrouwen uit
Zuidoost, Noord en Nieuw-West zodat we vaker met vrouwen die niet zo erg gewend zijn
om mee te praten over dit soort grote zaken het gesprek aangaan. Toen we het hadden
over parkeren, zei ik dat dat nu precies een van de dingen is die we moeten bespreken in
het kader van zo’n Omgevingsvisie. Want waar kies je voor in een sterk verdichte stad?
Het viel mij op toen wij verder in dat gesprek kwamen na het parkeren en we het hadden
over de keuze in die schaarse ruimte voor een kinderspeelplaats of een parkeerplaats,
toen begon het opeens te schuiven. En dat is natuurlijk heerlijk in zo'n discussie dat een
heleboel vrouwen toen zeiden: doe mij dan toch maar die kinderspeelplaats en dan maar
geen parkeerplaats. Dat is natuurlijk juist wat interessant is als je die dynamieken bij
elkaar brengt. Ik hoop dan ook dat we veel van dit soort gesprekken gaan voeren en dat
zijn misschien ook gesprekken die uitkomen bij zaken die minder mijn voorkeur dragen.
Dus dat is absoluut een belangrijk onderdeel van wat wij gaan doen.
Dan de bijdrage van mevrouw Bloemberg-lssa. Zij had het over
toekomstbestendigheid van de stad. Daar gaat het natuurlijk om. U ziet ook in de vijf
verschillende kernopgaven die werden benoemd dat wij het altijd heel erg over de
weerbaarheid en de toekomstbestendigheid van de stad hebben en u heeft helemaal
gelijk, daarbij moeten we ook kijken wat dat betekent voor de dieren. Daarbij gaat het
natuurlijk vooral om de leefomgeving van dieren en dat gaan we meenemen. Dat is ook
onderdeel van de Omgevingsvisie.
Mevrouw Van Renssen vindt het heel erg belangrijk, en daarin heeft ze helemaal
gelijk, dat er echt een integrale benadering is. Daarom ook komen die andere visies in de
Omgevingsvisie terecht. We leren ook van wat we daar al hebben. We zijn er al wat
langer mee bezig dus dan kan wat we daarvan geleerd hebben, goed in die
Omgevingsvisie terechtkomen. Integraliteit zal zich ook voordoen doordat we met andere
gemeenten uit de MRA spreken over hoe hun Omgevingsvisies en die van Amsterdam
elkaar niet bijten en waar ze elkaar ontmoeten. Dus integraliteit zoeken wij op heel veel
punten. Dat gaan we absoluut doen.
Ik denk dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord en dus positief preadviseer op
alle ingediende moties.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
49
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 R
aadsnotulen
Dan kunnen we gaan stemmen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-
Issa, Roosma, Van Soest, Kilig en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr.1571).
De motie-Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-Issa, Roosma, Van Soest, Kilig en
Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1571) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-
Issa, Roosma, Van Soest, Kilig en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1571) is aangenomen
met de stemmen van BIJ1 tegen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-
Issa, Van Soest, Boomsma, Kilig en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1572).
De motie-Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-lssa, Van Soest, Boomsma, Kilig
en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1572) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-
Issa, Van Soest, Boomsma, Kilig en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1572) is
aangenomen met de stemmen van BIJ1 tegen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1573).
De motie-Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd. 1, nr.1573) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd.
1, nr. 15/73) met algemene stemmen is aangenomen.
De raad heeft kennisgenomen van de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1536).
13.
Instemmen met het Amsterdams Ondernemers Programma 2019-2022 Naar een
sterke buurteconomie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1427)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Martens.
Mevrouw MARTENS: Ik zal gelijk met de deur in huis vallen: Voor de VVD is het
plan dat hier ligt ondermaats en het toont weinig ambitie. Laat ik vooropstellen dat mijn
partij van mening is dat elke ondernemer serieus moet worden genomen en aandacht
verdient, zo ook de kleinere ondernemers in de buurt en die verdienen terecht een plek in
dit programma. Maar het ondernemen van de ene ondernemer betekent niet dat de
andere ondernemer niet meer wordt meegenomen in de visie of het project. En dat is nu
net het gevoel dat ik krijg als ik dit programma lees.
Een ander punt. Waarmee mijn partij moeite heeft, is het feit dat er in dit stuk
veelal wordt gesproken over ondernemers en wat een ideaalbeeld zou zijn qua verdeling
50
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
van ondernemers. Neem nu paragraaf 2.5. Dat is de bestuurdersopdracht Ontwikkeling in
de buurten en daar staat letterlijk in de eerste zin: “De 32 ontwikkelbuurten … Daarbij
werken wij samen met bewoners, corporaties en overige betrokkenen.” Nu vind ik een
stuk dat gaat over ondernemers waarin de ondernemer niet eens terugkomt met de uitleg
waarom wij bepaalde plannen aanpakken, nogal vreemd. Dus mijn vraag aan de
wethouder is: waar staan de ondernemers en moffelt u die dan weg onder ‘overige
betrokkenen’? Dat zou heel gek zijn dus ik zou daarop graag antwoord krijgen van de
wethouder.
Ik zou graag terug willen naar de woorden waarmee ik begon en dat is dat de
VVD het grote plaatje mist, een visie op ondernemen in de breedste zin van het woord.
Daarbij denk je aan veiligheid, bereikbaarheid, werkgelegenheid. Dat zijn essentiële
punten. Ook missen wij in het stuk erkenning, erkenning voor ondernemers die
vooroplopen op het gebied van verduurzamen van een onderneming en het creëren van
werkgelegenheid juist in buurten waar dit hard nodig is. Neem Nieuw-West, Zuidoost. Wat
de VVD graag zou terugzien in dit plan, is de erkenning van ondernemers die dit wel doen
zonder hulp van de gemeente. Ondernemers die graag erkend willen worden voor al het
werk dat zij verrichten. Waar kleine ondernemers in de buurt zorgen voor saamhorigheid
en cohesie, dragen die grotere en gevestigde ondernemers bij aan het creëren van
werkgelegenheid. Zo zouden wij graag terugzien hoe het college de ambities van deze
ondernemers om mensen aan het werk krijgen, zou faciliteren. We kunnen denken aan
het vraagstuk hoe wij ervoor gaan zorgen dat mensen die buiten de ring wonen juist in de
gebieden waar het werkloosheidspercentage hoog ligt, aanspraak kunnen maken op al
die succesvolle ondernemers binnen de ring en kunnen meegenieten van de banen.
(De heer N.T. BAKKER: We hebben deze discussie eigenlijk ook al in de
raadscommissie gevoerd, maar ik mis bij u een beetje een visie op de
buurteconomie. U komt met heel vrijblijvende opmerkingen. U zegt dat we
het moeten verbreden en u komt even met wat duurzaamheid. Dat zijn
dan nu uw belangrijke punten voor de versterking van een buurteconomie.
Ik ken u als VVD die het altijd heeft over de ondernemer, maar dan zegt u
opeens iets heel geks, namelijk dat die ondernemer erkenning moet
krijgen van de overheid. Dat is toch geheel tegen uw liberale
gedachtegoed in?)
Ik ben heel blij dat u deze vraag stelt. Volgens mij ben ik hier niet om een visie te
verkondigen, maar volgens mij debuteren we hier vandaag over de visie van het college
die voorligt. Wat ik probeer aan te geven in mijn betoog is namelijk dat ik het ontzettend
jammer vind dat de focus volledig ligt op een buurteconomie die ook belangrijk is, maar
die voldoende aandacht krijgt in dit plan. Ik heb niets tegen de visie op de buurteconomie,
maar we missen de visie op de rest van de ondernemers in Amsterdam. Ondernemers die
zorgen voor die 40.000 banen die we nodig hebben om al die mensen aan het werk
krijgen. Hoteleigenaren die de meest duurzame hotels van de hele wereld aan het
implementeren zijn. Dat komt allemaal niet terug en dat is de reden waarom ik dit
aanhaal.
(De heer N.T. BAKKER: Nou, ik ben ontzettend blij dat u op deze wijze
een punt aanstipt dat toch heel belangrijk is voor de buurteconomie naast
hotelketens die hier bij wijze van spreken op een heel vrije manier die
buurteconomie juist aan het wegdrukken zijn middels
vrijhandelsverdragen als CETA of vrijhandelsverdragen als de Europese
Dienstenrichtlijn die juist die grote ketens de mogelijkheid bieden om die
buurteconomie weg te drukken. Wat is daarop uw visie? Daarmee hebben
we als Amsterdamse ondernemers juist te maken. Amsterdamse
51
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
ondernemers klagen over vastgoedontwikkelaars, internationale
vastgoedontwikkelaars die de hele buurteconomie juist wegdrukken. Dus
de kleine supermarkten, de kleine kruidenier. Dus wat is uw mening
daarover?)
Nogmaals dank voor deze ontzettend prettige vraag, want die licht ik uiteraard
graag toe. Het feit dat wij de focus hebben op een buurteconomie vind ik ontzettend sterk.
Ik vind dat wij er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat deze mensen daar
kunnen blijven zitten. U verwart alleen twee dingen. Het zijn niet de kruideniers op de
hoek die zorgen dat tienduizend mensen uit Zuidoost aan het werk gaan. Het zijn
hoteleigenaren, de iets grotere ondernemers die hun nek durven uitsteken. Neemt u het
voorbeeld van de ArenA. De directeur van de ArenA creëert nu zelfstandig fulltime banen
in samenwerking met andere hotels om ervoor te zorgen dat je niet een gedeelde
arbeidsovereenkomst kunt aanbieden maar fulltime arbeidsovereenkomsten. En dat is
exact wat ik mis in dit stuk.
(Mevrouw NADIF: The World Economic Forum heeft aangekondigd dat
Nederland nummer 1 is in Europa, nummer 4 van de wereld qua
concurrerende economie. Waar komt deze zorg vandaan dat al die grote
ketens, al die grote bedrijven, die innoverende bedrijven zozeer de hulp
nodig zouden hebben van de gemeente Amsterdam, terwijl het juist die
kleine ondernemers zijn die onze hulp nodig hebben?)
Ik kan echt niet anders zeggen dan dat ik ontzettend blij ben met al deze vragen.
Nogmaals, u raakt bijna blind voor het feit dat ik over grote ondernemers begin. U vergeet
alles wat ik aanhaal en dat is namelijk dat ik een stuk mis. Het gaat er niet om dat ik niet
voor de kleine ondernemer ben, ik ben ontzettend voor de kleine ondernemer, maar ik mis
het feit dat wij niet de kans aangrijpen die deze wat grotere ondernemingen met zich
meebrengen om al die mensen aan het werk te krijgen. En als ik mijn betoog kan
afmaken, dan kom ik inderdaad zoals de SP al verzocht, met een visie op wat wij zouden
kunnen doen. Nogmaals, ik ben niet tegen kleine ondernemers. Ik ben, de VVD is
ontzettend voor elke vorm van ondernemen. Volgens mij zijn wij tegen het invoeren van
de precariobelasting en dat is nu ook op deze tafel gekomen. Dus als we het hebben over
wie er nu echt voor de ondernemers is, dan kan GroenLinks dat niet zeggen.
(Mevrouw NADIF: Dan ben ik het toch met u oneens. U praat erover dat
wij bepaalde ondernemers vergeten, maar wij investeren daar geld in, wij
werken met hen samen via de retailloods, via de stadsloods, via al deze
punten die in dit document staan. Dus ik vraag mij opnieuw af: waar komt
deze zorg vandaan van de VVD?)
Snap ik. En als ik mijn betoog kan afmaken, dan hoort u wellicht waar die zorg ligt
en ik geloof zelfs dat wij daarop elkaar kunnen vinden.
Wat ik mis, is een iets grotere visie op dit vraagstuk. Dat is namelijk over hoe we
kunnen zorgen dat we voor het relatief hoge percentage werkloosheid in wijken als
Nieuw-West en Zuidoost gebruik kunnen maken van de economische successen die wij
hebben binnen de ring. Waarop ik een visie mis, is bijvoorbeeld het veiligheidsvraagstuk.
Dat speelt een grote rol. Dames die bijvoorbeeld in de huishouding werken van grote
hotels moeten ‘s avonds terug naar bijvoorbeeld Zuidoost. Ik heb die dames gesproken.
Zij vinden het moeilijk een baan aan te nemen omdat ze zich niet veilig genoeg voelen om
zichzelf richting Zuidoost te begeven. En een alternatief om daar te komen is er niet, want
er rijden geen nachtmetro’s of -trams. Wat ik hoop, en ik hoop dat ik daar ook andere
partijen aan mijn zijde kan vinden, is dat wij verder durven kijken om ervoor te zorgen dat
de wijken buiten het centrum beter aansluiting vinden op de successen die we hebben
binnen de ring en om ervoor te zorgen dat iedereen kan genieten van de werkgelegenheid
52
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
die we op dit moment aan het creëren zijn. Dat is een visie die ik mis en ik weet zeker dat
we nog een heleboel andere dingen kunnen vinden, maar voor mij is dit een belangrijke
basis.
Ondanks het feit dat mijn partij van mening is dat de wethouder goed op weg is,
vinden wij het onvoldoende en we hadden gehoopt dat het een iets breder stuk zou zijn.
Wij zullen dus tegenstemmen.
(De heer N.T. BAKKER: Ik verbaas mij wel een beetje over die
opmerkingen aangaande de infrastructuur, want heeft u de Agenda
Autoluw gelezen over de nachtmetro's?)
Die heb ik zeker gelezen. Daar staat dat we een pilot gaan doen en dan met
name in het weekend. Maar de banen zijn natuurlijk niet alleen in het weekend, dus ik
hoop dat ze die pilot beter kunnen inzetten.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest.
Mevrouw VAN SOEST: Op zich ligt hier een prima agenda voor, maar toch moet
mij het een en ander van het hart. Ondernemers zijn doorgaans zeer slimme mensen die
gewoon willen doen waarin ze goed zijn: ondernemen. Ze zitten helemaal niet te wachten
op inbreng van welke overheid dan ook. Het enige waaraan ze behoefte hebben, is steun
van de gemeente. De ondernemers en de kleine middenstand vormen de ruggengraat
van onze stad, maar door diezelfde gemeente komen de kleine ondernemers onder druk
te staan. Om even wat te noemen: ze worden gestraft met het schrappen van tienduizend
parkeerplaatsen en parkeertarieven waarvoor je bijna een tweede hypotheek moet
afsluiten terwijl zij voldoende betaalbare parkeerplekken keihard nodig hebben voor hun
klanten. De exorbitante huren jagende zelfstandige ondernemers de stad uit.
Goudzoekers en investeerders nemen de panden over en laten die liever leegstaan dan
dat ze een betaalbare huur vragen waardoor een ondernemer zijn geld kan verdienen. En
als klap op de vuurpijl wordt er ook nog geopperd een belasting op buitenreclame en het
tonen van menukaarten te gaan heffen. Waar eindigt dit? Is het college het met ons eens
dat we agenda's kunnen maken totdat we een ons wegen, maar dat de zojuist genoemde
aspecten cruciaal zijn voor het ondernemersklimaat in onze stad”?
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nadif.
Mevrouw NADIF: Allereerst wil ik de wethouder, het college en de ambtenaren
bedanken voor dit document. Ik heb alsnog wat aandachtspunten en ik zal beginnen met
wat ik al eerder heb gezegd. Nederland staat nummer 1 in Europa op dit moment als
concurrerende economie, maar wat betekent dat voor onze sociale verhoudingen en voor
onze maatschappij en voor ons als stad? Je ziet dat de verschillen tussen rijk en arm
steeds groter worden. Het lijkt mij heel erg belangrijk dat wij als raad kritisch gaan kijken
naar hoe we omgaan met de invloed van deze bedrijven, deze aantrekkende economie en
de verstedelijking van onze economie. Dat mis ik in dit stuk en daarom ben ik ook blij met
de brief die de wethouder ons heeft toegestuurd. Zodra de nieuwe wethouder er is,
kunnen we dit debat voortzetten. Dat wil ik wel even hebben gezegd. Ik ben blij met de
concrete maatregelen om de buurteconomie te versterken. Dat vind ik heel erg belangrijk.
Daarbij gaat het vooral om de kleine, lokale ondernemer hier in Amsterdam. We hebben
het net gehad over een circulaire economie en ik mis wel dat dit wordt doorgevoerd in dit
Amsterdamse ondernemersprogramma. Dat had ik wel mooi gevonden. Verder vond ik
dat er wel heel veel aandacht was voor starters. Kijk bijvoorbeeld naar de regel over
mensen uit de kunst- en cultuursector. Die mogen maximaal drie jaar actief zijn en dan
53
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
kunnen ze er aanspraak op maken. Ik vroeg me af of daar nog ruimte zit, want het gaat
niet alleen om starters en scale-ups maar ook om de ondernemer die het zwaar heeft die
wij moeten ondersteunen.
Verder heb ik een motie die gaat over de effecten van gentrificatie in Amsterdam.
We zien dat heel veel buurten de laatste tijd zijn veranderd en dat komt door de
veranderende samenstelling en dat ging gepaard met de prijsopdrijvende effecten van de
woningen. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde type winkels en horeca naar deze buurten
trokken. Maar in hoeverre hebben ze aansluiting bij de oude bewoners? Verder zien we
ook dat steeds meer bestaande lokale ondernemers onder druk staan en moeite hebben
met aansluiting vinden bij nieuwe bewoners. Daarom vind ik het belangrijk dat we hiervoor
ook ruimte maken en dat ondernemers aanspraak kunnen maken op een budget om te
kijken hoe ze aansluiting kunnen vinden bij de veranderde samenstelling in de stad.
Daarom dienen wij samen met de PvdA, de SP en D66 een motie in die daarvoor zou
moeten zorgen.
(Mevrouw MARTENS: Ik ben ontzettend blij te horen dat u zich zorgen
maakt om de kleine ondernemers en waar het woord gentrification bij
betrokken is. Wij staan allebei iets anders in de wedstrijd of dat goed of
slecht is. Maar even over die kleine ondernemers. Hoe ziet GroenLinks
eigenlijk de verhouding tussen het verhogen van belastingen voor deze
bedrijven zoals het invoeren van reclamebelasting en ervoor zorgen dat
die mensen hun hoofd boven water kunnen houden?)
Als het gaat over reclamebelasting, dan is de vercommercialisering van de
openbare ruimte niet iets waarvoor GroenLinks staat. Dus ik denk niet dat dat per se iets
is waarvan wij zeggen dat het de economie versterkt. Het zijn toch de grote ketens en de
grote bedrijven die daarvan gebruikmaken en die vertegenwoordigen niet de cultuur en
het karakter van de stad. Dus in dat opzicht ben ik het niet met u eens.
(Mevrouw MARTENS: Neem nu de Jan van Galenstraat. Dat is natuurlijk
een winkelstraat met een overkapping en dan is het vrij moeilijk om te
laten zien wat voor kleine onderneming je daar bent en wat je verkoopt.
GroenLinks gelooft dat het neerzetten van een bord of een prullenbak met
een leuk logo erop niet nodig is en bijdraagt aan de vercommercialisering
van de stad en niet nodig is voor die ondernemer om ervoor te zorgen dat
die maandelijkse geld kan verdienen?)
Nee, hier worden twee dingen door elkaar gehaald. De zichtbaarheid van de
ondernemer. Als we het echt hebben over de vercommercialisering van de openbare
ruimte, dan hebben we het over de grote bewegende reclameborden, de bizarre
overname die we in de stad zien van de reclame van deze ketens. Is dat echt iets dat past
bij onze stad? Nee, daar ben ik het echt niet mee eens.
(Mevrouw MARTENS: Dan ben ik toch wel heel benieuwd of GroenLinks
eigenlijk weet wat er allemaal valt onder die wet. Zelfs kleine borden,
bankjes, prullenbakken. Dus kleine ondernemers worden nu belast. Ik ga
ervan uit dat u dat dus niet weet want u ziet vercommercialisering als iets
groots en iets heel ergs. Maar u bent volgens mij een Amsterdamse dus u
weet ook dat het ene bankje, dat ene prullenbakje echt niet een bijdrage
gaat leveren aan de vercommercialisering van de stad.)
Als ik geen Amsterdamse was geweest, dan had ik hier niet gezeten. Dat gezegd
hebbende, nee. Dan hebben we het over de grote posters in de grote reclame-uitingen.
Die zijn veel duurder en daarop zal de belasting dus veel hoger zijn. Wat we zien, zijn ook
juist die kleine borden en daar zit natuurlijk ook gewoon belasting op. Dat hoort er ook bij.
D4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Ik vind het ook heel belangrijk. Maar de belasting wordt steeds hoger naarmate die
uitingen groter worden en dat vind ik alleen maar positief. Daar sta ik zeker achter.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
75° Motie van de leden Nadit, Biemond, N.T. Bakker en Kat inzake effecten
gentrificatie in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1574)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- in het innovatiebudget ruimte te geven aan ondernemers om aansluiting te
vinden bij de veranderende samenstelling van de stad.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti.
De heer TAIMOUNTI: Ondernemerschap, een onderwerp naar mijn hart. Ik vind
dat heel belangrijk. Als zelfstandig ondernemer vind ik dat we hierover goede besluiten
moeten nemen. Dus ik ben blij met de voorstellen die er liggen, wel met een aantal mitsen
en maren. Mevrouw Nadif heeft het gehad over die regeldruk, de belastingen, precario,
borden waarvoor ondernemers moeten betalen, prullenbakken, bankjes. Ik snap dat
allemaal wel en ik begrijp ook dat we de grote partijen daarmee moeten pakken want die
verdienen daar het meest aan. Ik heb ook al vaker gezegd in deze raad dat het grootste
probleem voor die kleine kruidenier, voor die kleine ondernemer juist die grote concerns
zijn. Die verkopen gigantisch veel, maar ze zijn tegelijkertijd ook grote werkgevers. Dus ik
snap het betoog van mevrouw Martens ook. Het is echt een dilemma waarmee we zitten.
Het is voor kleine ondernemers vrijwel onmogelijk zich hier te vestigen in de stad want de
huren zijn gigantisch. Ik heb meermaals al gevraagd, ook via een motie of er een
mogelijkheid is om te onderzoeken of we daarmee iets kunnen, of we dat kunnen
reguleren, maar die mogelijkheid is er helaas niet. Ik heb de oplossing ook niet. We
moeten er met zijn allen goed over nadenken. Het is praktisch onmogelijk voor een kleine
kruidenier of een groentezaak om een zaak binnen de ring in het centrum te hebben. Dat
is gewoon niet te doen. Je ziet die trend zich verder ontwikkelen in de buitengebieden.
Ook in de buitengebieden worden gigantische huren gevraagd voor heel kleine aantal
vierkante meters.
(De heer N.T. BAKKER: Meestal vinden we elkaar als het gaat om grote
ketens. Wij hebben uw motie ook gesteund, omdat het een heel goede
motie was. Maar nu brengt u daar toch een andere nuance in. U toont
begrip voor wat mevrouw Martens zei, Wat is nu eigenlijk uw standpunt?)
Mijn standpunt is helder. Als wij een heel cleane discussie willen voeren over
ondernemerschap dan moeten we een aantal factoren daarin meenemen. We praten ook
over werkgeverschap. Er zijn heel veel mensen die hun baan daaraan overhouden. Dat
mogen we niet vergeten. En daarin snap ik het betoog van mevrouw Martens. Maar mijn
hart ligt natuurlijk bij de kleine ondernemer. Ik ben voor het mkb. Het feit blijft dat die
kleine ondernemers zich heel moeilijk kunnen vestigen in onze stad en moeten
concurreren met die grote concerns.
(De heer N.T. BAKKER: Als u nu het Hudsondebacle ziet, Loetje wordt
overgekocht door een grote investeerder, wat is dan uw mening? Wat
vindt u daarvan?)
55
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Volgens mij is mijn mening heel helder. U vindt mij aan uw zijde als het gaat om
die grote concerns die gigantisch veel vierkante meters opslokken en dat wel kunnen
betalen. Ik heb vaker gezegd dat dat niet echt over diversiteit gaat. Niemand heeft
volgens mij zeven H&M'’s nodig. U vindt mij daar aan uw zijde. Maar ik ben ook wel
realistisch. Het is voor die kleine kruidenier heel erg lastig om zich te kunnen vestigen in
het centrum en dat heeft te maken met een aantal factoren waarop wij blijkbaar geen
invloed hebben. Met een aantal moties zal ik daarop straks terugkomen om te proberen
daarin wat beweging te krijgen. Maar ik snap het betoog van mevrouw Martens zeker. Het
zijn tevens ook grote werkgevers en dat mogen we ook niet vergeten.
Dan terug naar het onderwerp. Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat die kleine
ondernemer succesvol kan zijn? Hoe kunnen we de leegstand tegengaan? Ik heb vaker
het woord leegstand gebruikt en dan werd er gezegd: dat is niet waar, er is heel weinig
leegstand. Dat klopt. Kijk je sec naar cijfers, dan betekent het dat aan het eind van een
jaar vaak door tijdelijke contracten de zaken zijn opgevuld en dan lijkt het op papier alsof
we heel weinig leegstand hebben. Maar als je als ondernemer of als Amsterdammer de
straat op gaat, dan kun je in verschillende straten en met name in het centrum gewoon
zien dat er gigantisch veel panden leegstaan die zo nu en dan door een tijdelijke winkel
worden opgevuld, maar het zet geen zoden aan de dijk. Als we gaan kijken in gebieden in
Noord, winkelcentrum De Poort, het Osdorpplein, dan staan er heel veel winkels leeg en
de simpele reden daarvoor is dat mensen het niet kunnen betalen. We hebben een aantal
ideeën om leegstand tegen te gaan en daarvoor dienen we straks een aantal moties in.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
76° Motie van de leden Taimounti, Ceder en Kreuger inzake het uitbreiden
van freezones naar uitstervende winkelgebieden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1575)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken hoe freezones optimaal actief kunnen worden ingezet in
winkelgebieden die te kampen hebben met leegstand zoals die in de
omgeving van het Osdorpplein, Plein '40-'45, Boven *t IJ en Amsterdamse
Port;
- vervolgens de uitkomsten hiervan zo spoedig mogelijk te rapporteren aan de
raad.
77° Motie van de leden Taimounti, Ceder en Kreuger inzake het bieden van
mogelijkheden voor pop-up stores tegen de leegstand in winkelgebieden (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1576)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken hoe pop-up stores kunnen worden gebruikt om leegstand in
uitstervende winkelgebieden te verminderen met de inzet van vastgoed in
beheer van de gemeente en wooncorporaties (ter aanvulling op het
bestaande aanbod);
-__ vervolgens om dit zo spoedig mogelijk te rapporteren aan de raad.
78° Motie van de leden Taimounti, Kreuger, Ceder, Boomsma en Martens
inzake het versnellen van de aanvragen van vergunningen voor ondernemers
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1577)
56
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken hoe de aanvragen van vergunningen voor ondernemers
aanzienlijk kunnen worden versneld om daarmee de kosten voor de
ondernemer te verminderen en het mkb-klimaat van Amsterdam te
verbeteren.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Bakker.
De heer N.T. BAKKER: Mevrouw Martens was ontzettend blij met al die
interrupties van ons want daardoor kon zij haar mening duidelijker maken, maar ze gaf
precies het juiste, liberale, kapitalistische standpunt over het precario weer. Waarvan
momenteel zo ontzettend veel Amsterdammers last hebben, is die vercommercialisering
van de openbare ruimte. Dat is de reden dat we die precario invoeren. En dat is super
belangrijk, dus dat we bepaalde grenzen stellen aan de vercommercialisering van de
openbare ruimte. Ondernemers hebben daar zelf ook enorm veel last van. Momenteel is
het inderdaad een groot probleem dat grote ondernemingen op dit moment de ruimte
overnemen van kleine ondernemingen. Daarom is deze buurteconomienota zo goed. De
buurt als schaal van de toekomst. De buurt als een mogelijkheid om de economie te laten
floreren. Zoals u weet, is het mkb de grote banenmotor. Zeker voor mensen die minder
toegang hebben tot de arbeidsmarkt is het mkb de grote banenmotor. Net zoals het
socialisme de motor is van de geschiedenis, is het mkb de grote banenmotor. Dat is zo
belangrijk om te zien. En wat zien we nu op globaal niveau, op internationaal niveau?
Daar zie je dat vrijhandelscontracten zoals GETA heel gevaarlijk zijn. Milieudefensie heeft
een brief geschreven dat als een raadsadres op deze agenda staat. Dat is de
mogelijkheid voor grote bedrijven om deze markt op te denderen, om deze buurt volledig
omver te trekken. Daar zijn zij nu gewoon mee bezig. Het is net als bij de Dienstenrichtlijn
waarbij we merken dat de lokale economieën daar enorme last van ondervinden. Ik ben
zo ontzettend blij, mevrouw Martens, dat u hier dit ontzettend neoliberale betoog houdt,
terwijl de OESO zegt dat we af moeten van dat neoliberalisme. Maar u bent gewoon een
oerconservatieve partij die dat neoliberalisme gewoon in gang blijft houden. Dus we zijn
ontzettend blij met uw betoog en om dat te vieren dat u nog zo'n oerconservatieve liberale
partij bent, hebben wij drie prachtige moties, namelijk een motie die in aansluiting op het
betoog van de heer Taimounti die heeft geprobeerd met een motie een grote keten aan te
pakken, om dat nader te specificeren. In dat hele neoliberale land Amerika, in San
Francisco is men bezig grote ketens te weren. Dat zijn grote ketens. In San Francisco zien
ze dat de buurteconomie zwaar wordt aangetast door die grote ketens. Dus wij hebben
een motie waarmee we de wethouder oproepen die regeling die in San Francisco opgeld
doet, namelijk dat je ketens met meer dan twaalf bedrijven gewoon niet toelaat op de
markt — en wij willen dat niet alleen in het centrum, maar in heel Amsterdam laten
uitzoeken. Dus ik dien deze motie hierbij in.
Daarnaast vragen wij de wethouder om het opkrikken van aanbestedingen van de
gemeente te gaan realiseren waardoor de kleine ondernemers oftewel de buurteconomen
kunnen inhaken op die aanbestedingen zodat het niet alleen maar heel grote partijen zijn.
En in de derde plaats hebben wij in de commissie al aangegeven dat kleine ondernemers
verzekeringen via de VGA kunnen regelen. In die zin geloven wij dat we de
buurteconomie, de schaal van de toekomst, kunnen versterken. Ik hoop dat u deze moties
allemaal zult steunen.
D7
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER: Wegens andere verplichtingen moet ik nu weg; de heer Groen
zal mij vervangen.
Voorzitter: de heer Groen
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
79° Motie van het lid N.T. Bakker inzake verzekeringen kleine ondernemers
via VGA (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1578)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken hoe de gemeente goedkope zorg-, rechtsbijstands- en
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aan kleine ondernemers kan aanbieden
via VGA;
- de gemeenteraad over de uitkomst van dit onderzoek te informeren.
80° Motie van het lid N.T. Bakker inzake opknippen aanbestedingen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1579)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken om waar mogelijk aanbestedingen op te knippen zodat kleine
ondernemers makkelijker kunnen meedingen naar gemeentelijke opdrachten.
81° Motie van het lid N.T. Bakker inzake stimuleren van de buurteconomie en
divers winkelaanbod (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1580)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_ te onderzoeken op welke manieren Amsterdam in de toekomst grote ketens
uit de stad kan weren en daarbij onder andere kijkend naar de mogelijkheden
van vergunningplicht;
- deze toe te passen in gebieden in de stad waar verschraling van het
winkelaanbod op de loer ligt.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Biemond.
De heer BIEMOND: Nu in de hele wereld een heroriëntatie plaatsvindt op ons
economisch model en in steeds meer kringen wordt beseft dat bedrijven niet als enig doel
hebben waarde voor de aandeelhouder te creëren, is het goed dat er een plan van het
college ligt met als uitgangspunt dat onze economie meer is dan de glanzende torens van
de Zuidas. Fijn om dat te kunnen zeggen. In het coalitieakkoord is afgesproken meer
nadruk te leggen op de buurteconomie en daarvan is dit Amsterdams
Ondernemingsprogramma de uitvoering. En dat is nodig, want Amsterdams ondernemers
verdienen onze steun. Ik wil met uw welnemen graag twee perspectieven toevoegen aan
het plan.
Het eerste is het perspectief van de ondernemer als werkgever, want ons
economisch beleid bepaalt deels welke werkgelegenheid in de stad wordt gecreëerd en
58
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
op dit moment lijkt er alleen ruimte voor bedrijven waarin er een zo min mogelijk aantal
vierkante meters per werknemer nodig is. Amsterdam richt zich bij de acquisitie van
bedrijven in het bijzonder op de zakelijke dienstverlening en de life science en
healthsector. Uit de economische verkenningen in 2019 blijkt ook dat de groei van de
werkgelegenheid vooral uit die sectoren komt en dat betekent een eenzijdige groei van
banen voor hoogopgeleiden. De banen voor praktisch en gemiddeld opgeleiden groeien
minder hard. Om die reden vragen wij in het kader van het OP om aandacht voor de
maakindustrie, voor het behoud van de ambachten in de stad. En dan denk ik niet alleen
aan de timmerman, aan de edelsmid, maar ook aan de stomerij, de slager en de
schoenmaker. Ik heb daar een motie voor.
Een ander perspectief dat ik wil toevoegen, is dat van de schaalgrootte en de
marketingkracht, want ons Amsterdams mkb, dat is al een paar keer gememoreerd, staat
onder druk van de internationale onlineplatformeconomie. Dat doet ook iets met de
mogelijkheden van onze lokale Amsterdams ondernemers. Dat is gewoon de
economische realiteit. Wij willen graag dat wordt onderzocht of de buurteconomie kan
worden verstevigd door lokale schaalvergroting, door samenbundeling, bijvoorbeeld door
het mkb te stimuleren een coöperatieverband te organiseren. Dat schept mogelijkheden
voor gezamenlijke inkoop, onderhandeling over huurprijzen, gebiedsmarketing en het
levert vooral ook een duurzame vorm van ondernemingen voor en door Amsterdammers
op. En ook daarvoor heb ik een motie.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
79° Motie van de leden Biemond, N.T. Bakker en Nadif inzake coöperatief
ondernemen in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1581)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- mogelijkheden te verkennen hoe coöperatief ondernemen in de stad versterkt
en uitgebreid kan worden;
-__ mogelijkheden te verkennen hoe de financiering van coöperaties kan worden
ondersteund;
-__de uitkomsten hiervan terug te koppelen aan de raad.
80° Motie van de leden Biemond, N.T. Bakker, Nadif en Kat inzake
Amsterdamse ambacht- en arbeidsmarkt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1582)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__een plan voor het behoud van de Amsterdamse ambachten- en maakindustrie
te ontwikkelen;
- hierin de gedachten en de wensen van Amsterdamse ambachtslieden en
makers mee te nemen.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim voor de
beantwoording van de vragen en de preadvisering van de moties.
Wethouder KUKENHEIM: Dank dat ik vandaag het Ondernemersplan mag
verdedigen. Ik heb het plan natuurlijk in mijn schoot geworpen gekregen en ik vind het
een hartstikke goed plan. Er is veel gesproken over grote meeslepende visies die het
59
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
college zou moeten hebben en ik denk dat het juist wel verfrissend is en heel erg naar de
wens van veel ondernemers om met een plan te komen dat vooral een instrumentarium
biedt waarmee je aan de slag kunt. Als er één ding is dat ik in mijn tijd als
stadsdeelbestuurder Economische zaken heb geleerd, is het dat ondernemers niet over
visies willen praten, maar vooral over het maatwerk in hun straat. Wat mag daar wel, wat
mag daar niet, waar kun je parkeren en hoe hoog zijn de belastingen? En dat zijn
inderdaad heel relevante beleidsterreinen ook voor ondernemers. Mevrouw Van Soest
heeft daarvan een punt gemaakt en daarin heeft zij groot gelijk. Dat lossen we echter niet
allemaal op in een groot en meeslepend plan en ik denk dat dat ook terecht is, want je
moet het belang van ondernemers altijd meewegen, ook op het moment dat je praat over
een leefbare stad in het ruimtelijk domein of wanneer het gaat om het verkeer. Dat is voor
mij zo vanzelfsprekend. Eerder werd er, geloof ik, geciteerd uit, of een referentie gemaakt
door de VVD aan de ontwikkelbuurten. Het is vanzelfsprekend dat ondernemers daarin
een belangrijke rol hebben en mocht u daaraan twijfelen, dan zeg ik u dat nu meteen want
ik deel dat natuurlijk met u. Het klopt dat dit geen groots en meeslepend plan is, maar het
is bedoeld om aan de praktische ondernemer tegemoet te komen. Daarvoor is dit een
plan geworden waarin een groot aantal instrumenten zit waarmee je gewoon meteen aan
de slag kunt. En je kunt gewoon meteen geld gebruiken om het zelf te doen. Eerder werd
gezegd, ik geloof door de VVD, dat ondernemers helemaal niet zitten te wachten op wat
de overheid vindt. Mevrouw Van Soest zei er ook al iets over. Dat ben ik met u eens, maar
het is natuurlijk wel zo dat je soms het collectief nodig hebt op het moment dat je vorm wilt
geven aan je eigen business, aan je eigen straat. En dan zie je vaak dat het wel helpt als
de gemeente zegt: als u met zijn alle plannen maakt — en die moet u zelf maken, want u
weet dat namelijk het beste — dan kunnen wij u daarbij wel helpen bijvoorbeeld met
straatmanagement et cetera en dat is wat u terugziet.
Kortom, ik vind dit een heel ambitieus plan dat heel erg tegemoetkomt aan de
visie dat ondernemers goed weten wat goed is voor hun eigen omgeving, voor hun eigen
bedrijf en zij krijgen de instrumenten van de stad om daaraan vorm te geven. Dat is wat u
ziet. En in de raadscommissie was er best wel goede discussie waarbij de heer Biemond
en anderen zeiden: dit gaat eigenlijk heel erg over de buurteconomie. Dat is ook de keuze
die we hebben gemaakt, daar ligt de focus. Maar u zei: hoe zit het met al die andere
dingen? Daarvoor hebben wij u de brief gestuurd en ik denk dat u daarin heel mooi
opgesomd krijgt binnen welke context dit staat in het beleid van Amsterdam. Er is al
beleid gericht op meer internationale bedrijven, op grote bedrijven. Daarvoor brak
mevrouw Martens een lans. Voor internationaal georiënteerde start-ups. Dat is allemaal
belangrijk. Maar in dit plan hebben we de juiste focus gelegd op het mkb. Daarvoor
hebben wij ook veel steun vanuit de branche voor het geval u daaraan twijfelt en in al die
andere plannen, en dat ziet u terug in die brief, hebben we andere belangen gedekt. Ik
denk dat het totaal echt een mooi programma is. Ik kan me voorstellen dat u dat in de
commissie nodig had en daarom hebben we dat nagestuurd.
Als ik dan ga naar de betogen van de verschillende leden, dan denk ik dat we in
tegenstelling tot wat mevrouw Martens bedoelde, een heel erg hands-onbeleid hebben
waarmee ondernemers meteen uit de voeten kunnen omdat het uitermate erkenning geeft
aan de wijze waarop zij werken: geef ons meteen iets waarmee we aan de slag kunnen,
instrumenten die ons in onze eigen kracht zetten. Ik denk dat ondernemers daarvan goed
gebruik kunnen maken.
Ik heb graag de steun van een ondernemerspartij als de VVD, dus ik vind het
jammer dat u dat niet erkent. Ik zou u willen uitdagen om met ons samen te werken en
ons concrete voorstellen te doen om te kijken of we die niet verder kunnen brengen.
60
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
(Mevrouw MARTENS: Dank voor het antwoord. U gaf net in uw antwoord
een zin aan die voor mijn partij heel typisch is in dit beleidsstuk. U zei: “Ik
denk dat ondernemers dit goed kunnen gebruiken.” Mijn vraag is in
hoeverre ondernemers hierbij echt betrokken zijn en in hoeverre we weten
wat deze ondernemers nu daadwerkelijk nodig hebben. Dat is mijn zorg
en die zorg probeerde ik te uiten. We praten veel over ondernemers, maar
wat we met ondernemers bespreken, komt niet echt terug.)
Dat is toch typisch, want ik zag bij de stukken een hele briefwisseling tussen de
branche en mijn voorganger, voormalig wethouder Kock, waaruit blijkt dat er juist heel erg
veel is gesproken over wat we hier wel doen en wat we hier niet doen. Als ik zeg ‘ik denk’,
dan is dat kennelijk een manier van uitdrukken van mij, maar ik heb gewoon
geconstateerd dat dat contact er wel is geweest en dat er in nauw overleg met
ondernemers is gewerkt aan het instrumentarium. Daarnaast is dat ook mijn eigen
ervaring als bestuurder op dit terrein juist als je het hebt over buurteconomie. De
instrumenten die we opsommen, zijn immers juist bedoeld voor ondernemers die zelf aan
de slag moeten en die zijn helemaal niet vanuit een visie geschreven dat wij weten wat
goed voor u is waarbij we het allemaal invullen. Dat is niet het type maakbaarheidsdenken
waarvan de lokale economie opknapt. Ik denk dat juist mensen in de buurt die vaak goed
zien wat er gebeurt in die buurt, in hun branche, in hun business, in hun kracht moeten
zijn om daaraan een mooie wending te geven als zij dat willen. Dus ik ben van mening dat
dit echt een stuk is waarmee mensen goed uit de voeten kunnen. Ik zou u willen aanraden
ons daarin te steunen. Dat hoop ik echt want dan kunnen de instrumenten worden
ingezet. Nogmaals, als u zegt dat u inhoudelijk nog iets mist, dan werk ik graag met u
samen om dat te bereiken. Die voorstellen zie ik dan eventueel wel tegemoet.
Dan is er een aantal voorstellen gedaan door verschillende leden. Ik zal ze even
in willekeurige volgorde doorlopen. De heer Taimounti heeft een motie over freezones, nr.
15/5, opgesteld en die vraagt — en dat hoort een beetje bij het debat dat wij over
freezones hebben gehad in de commissie — dat instrument niet totaal buiten te zetten,
maar te onderzoeken of het toch soms niet van pas kan komen. Ik ben het met u eens.
Het is denk ik niet een standaard instrument dat je jaarlijks uit de kast moet trekken want
je moet er voorzichtig mee zijn. De regels die je loslaat in het ene gebied, u noemt
bijvoorbeeld het Osdorpplein, dat zijn misschien niet de regels die je wilt loslaten in het
Centrum. Dus dat is echt maatwerk. Het kan volgens de APV en als u mij toestaat, want u
vraagt mij dat te onderzoeken, om vooral te kijken daar waar dat extra maatwerk oplevert,
dan kan ik deze motie positief preadviseren. Dat zou ik willen terugkoppelen bij de
rapportage van dit Ondernemersplan dat we u voor de zomer willen leveren.
De heer Taimounti heeft met motie nr. 15/76 ook een mooie motie over pop-up
stores. De strekking van die motie is dat je wilt dat pop-up stores juist het economische
gebied in het geheel versterken, maar niet de economische kracht die er misschien al is,
te ondermijnen. Dat uitgangspunt ben ik natuurlijk volledig met u eens. U begrijpt ook dat
wij wat betreft die pop-up stores op twee manier kunnen sturen. Je kunt er iets mee
binnen een bestemmingsplan, maar je kunt er met name iets mee op het moment dat je
zelf bezit hebt. Nu hebben wij niet heel veel bezit in winkels, maar corporaties weer iets
meer. Ik denk dat het goed is dat wij wat betreft ons eigen bezit met die corporaties of
andere mensen die dat in bezit hebben, in gesprek gaan om ervoor te zorgen dat het niet
een kwestie is van ondermijning, maar om ervoor te zorgen dat het een kwestie is van
versterking. Als ik uw motie zo mag uitleggen, dan kan ik de motie van een positief
preadvies voorzien.
De heer Taimounti heeft ook de motie nr. 1577 ingediend. Dat is een goede motie,
omdat ik het er natuurlijk mee eens ben, maar ik ben dan wel aan het denken wat ik
61
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
daarop kan leveren. In die hele vergunningverlening zitten de beperkingen. Het is wel
interessant dat vooral het Ondernemersprogramma ook een focus had, maar die lag veel
meer op dienstverlening. Dus daar zie je dat er behoorlijke slagen zijn gemaakt om juist
heel erg veel regels die niet nodig zijn, te versimpelen en er zijn ontzettend veel
versnellingen doorgevoerd. Ik snap wel hoe vervelend dat is en met name de termijnen
van vergunningen. Je ziet dat de nieuwe Omgevingswet eigenlijk al vraagt alle
vergunningen korter te maken, acht weken, en dan zal ik u eerlijk zeggen dat dat voor de
gemeente Amsterdam nog best lastig is om waar te maken. Daar kan ik niet in de context
van deze motie opeens iets scherper op toezeggen, dat begrijpt u. En met horeca is het al
helemaal ingewikkeld want we vragen daar soms best veel van ondernemers en dat doen
we ook omdat ze dat belangrijk vinden voor de stad. Zeker op het gebied van financiering
hebben wij soms documenten nodig ook omdat we daarop Bibobtesten willen uitvoeren.
En u weet ook dat dat belangrijk is. Over dat laatste zijn we wel met de horeca in gesprek.
Daar ben ik het dus eens met de uitspraak dat je het ondernemers zo gemakkelijk
mogelijk moet maken, maar ik vind het lastig om wat nieuws te verzinnen naast alle
dingen die we al doen en die we gedaan hebben.
(De heer TAIMOUNTI: Waarom het hier met name gaat, en dat heb ik in
de overwegingen en constateringen gezet, is dat je bij de voorwaarden
voor vergunningverlening altijd een huurcontract moet aandragen. In de
praktijk gebeurt het dat een ondernemer al een 5+5-huurcontract moet
tekenen en daarmee continu kosten maakt en dan nog moet wachten in
de hoop dat hij die vergunning gaat krijgen. Dat kunnen we zeggen: ‘dat is
een ondernemersrisico’, maar we hebben net een heel mooi betoog
gehoord over die mkb'er en voor hen is dit praktisch onmogelijk. Dus als
we de motie zo kunnen vertalen dat we kunnen onderzoeken hoe we dat
proces iets kunnen vergemakkelijken voor ondernemers omdat ze anders
gelijk aan een huurcontract vastzitten van 5+5.)
U gaat nu best wel gedetailleerd in op de vraag of je al een gesloten huurcontract
al dan niet moet kunnen overleggen om een proces te versnellen. Ik zal u heel eerlijk
zeggen dat ik die mate van detaillering niet paraat heb. Dan zeg ik: zullen we deze motie
nu niet in stemming brengen, maar zullen we nog eens een keer apart over dat beeld het
gesprek aangaan misschien in het kader van de Omgevingswet of misschien in het kader
van een ander beleid dat we in de commissie Economische Zaken bespreken? Als ik puur
focus op het verzoek, dan vraagt u eigenlijk om vergunningen voor ondernemers
aanzienlijk versneld te leveren. Alhoewel ik natuurlijk deel dat we dat zo snel mogelijk
moeten doen, zie ik niet wat we aanzienlijk kunnen versnellen ten opzichte van heel veel
dingen die we al hebben gedaan en ten opzichte van met name de discussie die nu
tussen ons en de horecaondernemers speelt, waarmee wij natuurlijk juist in gesprek zijn
omdat we aan de ene kant een zo goed mogelijke dienstverlening willen, maar aan de
andere kant ook gewoon onze checks op orde willen hebben. Daar zitten ook gewoon
heel veel leefbaarheidsgedachten achter.
(De heer TAIMOUNTI: Ik snap het helemaal, wethouder, maar waarom
het mij hier gaat, en dan praat ik vanuit een stukje praktijk en dan snap ik
dat het gedetailleerd is, dan is het in de praktijk zo dat het voor een
ondernemer maandenlang kan duren terwijl in de tussentijd alle kosten
zich opstapelen. Mijn vraag is of we kunnen onderzoeken hoe we dat
proces kunnen versnellen en hoe we het voor deze specifieke groep,
horecaondernemers, beter kunnen maken en hoe we tegelijkertijd tot
ideeën kunnen komen om niet terwijl je in een vergunningsprocedure zit,
tegelijkertijd met allerlei kosten te worden geconfronteerd. Dat is nu de
62
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
praktijk en daar haken heel veel ondernemers af die aan dat mooie plan
van straks juist heel veel hebben.)
Ik wil niet in herhaling vervallen. Wat ik kan doen, is voor u op een rijtje zetten hoe
wij het zo goed mogelijk doen in de dienstverlening voor ondernemers. Ik kan daarmee
niet garanderen dat er een aanzienlijke versnelling bereikt kan worden door alle dingen
die ik zojuist heb genoemd. Maar als u deze motie in stemming brengt en de motie zou
het halen, dan zou ik het op die manier gaan uitvoeren en dan kunnen we aan de hand
van mijn verslag daarvan misschien het gesprek verder voeren. Dan laat ik het oordeel
van die motie aan de raad. Ik heb in ieder geval aangegeven met welke mitsen en maren
ik eventuele uitvoering ter hand zal nemen.
Mevrouw Van Soest heeft natuurlijk gelijk dat ondernemers zich afvragen hoe het
zit met parkeren. Dat parkeerbeleid hebben we natuurlijk ook om de bereikbaarheid van
de stad goed te garanderen en dat is ook weer in het belang van de ondernemers.
Belastingen, sommigen in deze zaal betalen die juichend, maar anderen niet en zeker niet
een bepaald bedrag. Dat blijft altijd wel een onderwerp van gesprek, maar ik denk dat het
instrumentarium dat we hier voorstellen, in ieder geval en zeker op buurtniveau mensen
ontzettend kan versterken. Ik raad u aan daarnaar goed kijken.
Mevrouw Nadif heeft een aantal mooie dingen gezegd. Ze zei dat het zo mooi zou
zijn als er iets meer circulair in zou staan. Dat is wel een paar keer genoemd. Wat ik wel
leuk vind is dat je met dit instrumentarium die visie heel erg kunt ondersteunen. Net vorige
week is in stadsdeel West een initiatief ontplooid, het Ware Westen, waarbij ondernemers
van kledingwinkels en met name tweedehandskledingwinkels en duurzame
kledingwinkels zich hebben verenigd om een soort route voor hun klanten te maken om
duurzaam te kunnen shoppen. Ik noem het even als voorbeeld waarbij je juist met dit
instrumentarium een heel circulaire gedachte ondersteunt die het heel praktisch maakt
voor ondernemers. Ik denk dat dat heel goed is. Verder ben ik het met uw constatering
eens dat zowel starters als bestaande ondernemers in een buurteconomie belangrijk zijn
en ondersteund moeten worden en ik herken ook wel het punt dat u maakt over
gentrification. Dat brengt vaak een buurteconomie op straatniveau even in disbalans en
dan is de vraag hoe je daarmee omgaat. Dat vraagt in elke buurt een ander type
maatwerk. Soms komt het doordat wij de Noord/Zuidlijn door een straat te leggen en dan
moet je weer anders nadenken hoe je daarmee omgaat dan op het moment dat er
bijvoorbeeld sprake is van enorme verdichting. Ik vind het goed om meer in kaart te
brengen hoe we ons instrumentarium daarop toepassen en vanuit die gedachte kan ik uw
motie 1574 voorzien van een positief preadvies.
Dan het betoog van de heer Bakker. Dank voor de steun. De heer Bakker zei het
natuurlijk heel goed: ik denk dat de tijd nu rijp is om juist weer terug te gaan naar de
mkb'ers en de buurteconomie nadat we juist veel aandacht hebben gehad voor een aantal
andere fronten richting internationaal en vandaar ook de uitspraak in dit coalitieakkoord en
in dit plan. U vraagt in uw moties een aantal dingen. Ten eerste maakt u zich zorgen over
die enorme ketens en u zegt: kunnen we daaraan niet wat doen? lemand zei me dat u al
eerder een motie heeft ingediend, namelijk motie 664.18 en daarmee verwijst U meen ik
naar het beleid in San Francisco waar onderzocht is hoe je nu veel meer kunt sturen op
die grote ketens. Ik denk dat dat goed is om te doen en volgens mij is dat onderzoek nu in
afronding. Dat komt naar u toe. Ik zou willen voorstellen dat onderzoek met het college te
bespreken. Ik heb het idee dat we aan de hand van dat onderzoek het gesprek beter
kunnen voeren dan nu weer een nieuwe motie.
U zegt eigenlijk, ik vind het belangrijk dat ook kleine ondernemers, kleine mkb’ers
kunnen meedoen met aanbestedingen. Dat ben ik volmondig met u eens en het college
ook. Wat niet kan, is wat u in uw motie zegt als het gaat om de kavels opknippen. Dat
63
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
mag gewoon niet. Omdat we het in de geest van uw motie wel belangrijk vinden dat het
mkb kan meedoen, hebben we wel al eerder beleid gemaakt dat wel mag: een soort
voorkeursbeleid voor het mkb en regionale bedrijven met aanbestedingen voor een
beperkt bedrag tussen 50.000 en 220.000 euro waarbij juist wel een minimum van twee
mkb-bedrijven worden uitgenodigd om in te schrijven. Daarnaast hebben we ook in ons
beleid gezet dat we combinaties mogelijk maken van hoofdaannemers en
onderaannemerschap bij inschrijvingen. Kortom, deze motie is niet uitvoerbaar omdat we
daarmee direct in strijd zijn met het splitsingsverbod. Dat staat in artikel 2.14 van de
Aanbestedingswet 2012. Ik deel wel de geest, namelijk ervoor zorgen dat kleine
ondernemers kunnen meekomen. Ik verwees u naar het beleid dat we hebben opgesteld
om precies dat mogelijk te maken. Dat ging over motie nr. 1579.
Tot slot heeft de heer Bakker nog een terechte zorg uitgesproken, namelijk
zzp'ers die hard aan het werk zijn, maar niet altijd in staat zijn hun sociale voorzieningen
goed te organiseren. Dat is ook duur. Kunnen we dat niet in collectief verband doen?
Daarvoor zijn natuurlijk verschillende producten in de markt. Ook de VGA zou interessant
zijn. We zijn op dit moment onderzoek aan het doen. Sterker nog, dat is heel recent
afgerond, ik meen eind september. Dat komt gewoon naar u toe. Dus ik zou u willen
vragen deze motie nu niet in te dienen en met ons dat onderzoek te bespreken en aan de
hand daarvan te kijken welke actie daarop volgt. Nogmaals, de geest van uw motie en de
zorg die u daarvoor hebt, die herken ik heel erg.
Dan heeft de heer Biemond twee moties ingediend. Motie N ging over de
maakindustrie en de ambachten. Ik vind dat eigenlijk heel erg leuk omdat hij aandacht
vraagt voor inderdaad een bepaald type detailhandel, de makers, en dat kan in een stad
best wel onder druk staan. Eigenlijk vraagt deze motie mij aanvullend te kijken naar wat
we kunnen doen en dat vind ik een goed idee. Dus die voer ik graag uit. Daarop krijgt u
een positief preadvies.
En dan heeft de heer Biemond aangegeven, en daarover hebben we ook een
gesprek gehad in de commissie, het belangrijk te vinden dat we coöperatief optrekken
ondersteunen. En ook daarmee ben ik het eens. We hebben in het beleid zelf daarover al
het een en ander gezegd. Er is op dit moment ook onderzoek gaande om te kijken wat dat
nu zou kunnen opleveren. Ik vind het een goed idee dat allemaal samen te brengen en
misschien nog met een verdiepende slag. Ik vind dat zo belangrijk, zo lees ik u, en daar
wil ik nog wel wat meer van weten. Dat is een goed idee dus dat kan ik namens het
college ook ondersteunen.
Daarmee heb ik volgens mij alle moties gepreadviseerd en alle vragen
beantwoord.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer N.T. Bakker.
De heer N.T. BAKKER: Met deze woorden van de wethouder kunnen wij alle drie
onze moties intrekken.
De motie-N.T. Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1578) ingetrokken zijnde, maakt
geen deel meer uit van de beraadslaging.
De motie-N.T. Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1579) ingetrokken zijnde, maakt
geen deel meer uit van de beraadslaging.
De motie-N.T. Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1580) ingetrokken zijnde, maakt
geen deel meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval.
64
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 R
aadsnotulen
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1427).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1427) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1427)
is aangenomen met de stemmen van de VVD en Forum voor Democratie tegen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nadif, Biemond, N.T. Bakker en Kat
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1574).
De motie-Nadif, Biemond, N.T. Bakker en Kat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1574)
wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nadif, Biemond, N.T. Bakker en Kat
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1574) is aangenomen met de stemmen van DENK, de PvdA,
GroenLinks, de SP, D66 voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Taimounti, Ceder en Kreuger
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1575).
De motie-Taimounti, Ceder en Kreuger (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1575) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Taimounti, Ceder en Kreuger
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1575) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Taimounti, Ceder en Kreuger
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1576).
De motie-Taimounti, Ceder en Kreuger (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1576) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Taimounti, Ceder en Kreuger
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1576) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie- Taimounti, Ceder, Kreuger, Boomsma
en Martens (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1577).
De motie-Taimounti, Ceder en Kreuger (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1577) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Taimounti, Ceder en Kreuger
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1577) is aangenomen met de stemmen van BIJ1 tegen.
65
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Aan de orde is de stemming over de motie-Biemond, N.T. Bakker en Nadif
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1581).
De motie-Biemond, N.T. Bakker en Nadif (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1581) wordt
bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Biemond, N.T. Bakker en Nadif
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1581) is aangenomen met de stemmen van de VVD, Forum
voor Democratie en de Partij van de Ouderen tegen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Biemond, N.T. Bakker, Nadif en Kat
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1582).
De motie-Biemond, N.T. Bakker, Nadif en Kat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1582)
wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Biemond, N.T. Bakker, Nadif en Kat
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1582) met algemene stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 1427 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
De VOORZITTER: Dan is hiermee een einde gekomen aan het middagdeel van
deze raadsvergadering. Ik schors de vergadering tot 19.30 uur.
66
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
INDEX
1427 Instemmen met het Amsterdams Ondernemers Programma 2019-2022 Naar een
sterke buurteconomi@ …….…...nnnanannnnenen neee ennenneeeeen enen ennenneeeeenenenenneneren enen enneeenen DÛ
1429 Kennisnemen van de financiële jaarstukken van het Centraal Nautisch Beheer
Noordzeekanaal en verklaren dat het in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze
OCH 0 |
1511 Kennisnemen van het onderzoek ‘Subsidieregeling vereniging buitensport-
accommodaties’ van de rekenkamer en het overnemen van de aanbevelingen … … …21
1522 Instemmen met het krediet om Van Leijenberghlaan 11 in te zetten voor 24-
uursopvang ongedocumenteerden … nnn onnnneerenneneerennnervenseervennenervennennnennn ÊÓ
1523 Vaststellen van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 ….21
1532 Kennisnemen van het collegebesluit inzake het adviesrapport Bouwstenen voor de
nieuwe strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 nnee nennen enneee eneen O8
1533 Vaststellen van het bestemmingsplan De Pijp 2018 1° herziening … … 19
1535 Vaststellen van het bestemmingsplan Zuidelijke Pontaanlanding … … … …… 20
1536 Kennisnemen van de Startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam 2050 en
kennisnemen van de reactie op motie 892 van raadslid Groen inzake de Begroting 2019
1537 Vaststellen van het bestemmingsplan Groot Waterloo … … nennen eenen dd
1539 Instemmen met het aanvullende uitvoeringskrediet voor de herprofilering
Haarlemmerweg (N200) nnee eneen er enneeeenenneneenenneervenseeervenneenveennene renner 2
1541 Ontslag verlenen aan de eerste plaatsvervangend raadsgriffier van de
gemeenteraad van Amsterdam … …… nanne eneen enneeeenenneerenenverenenneerevenneer eenen | À
1569 Motie van het lid Simons inzake doelstellingen nieuwe strategie Circulaire
Economi®@ nnen enneneneen ene eenennennserrnen en enennnnne nennen enennennne nennen eenen neren
1570 Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake het vaststellen van het bestemmingsplan
Groot Waterloo. nanne oronerenonnenerenonneeren anneer ensneerenanvenrensnenvenssnvern ensen  3
1571 Motie van de leden Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-Issa, Roosma, Van
Soest, Kilig en Ceder inzake gezinnen en huishoudens, Omgevingsvisie Amsterdam
1572 Motie van de leden Naoum Néhmé, De Heer, Bloemberg-lssa, Van Soest,
Boomsma, Kilig en Ceder inzake een evenwichtige woningmarkt, Omgevingsvisie
Amsterdam 2050... ennenennnren eer enennenneeeeenenenennenneeenen enen ennennner vee enenenneneneen en 4 O
1573 Motie van het lid Bloemberg-lssa inzake de startnotitie Omgevingsvisie Amsterdam
2050 (Dierenwelzijn) …… … ennen ennnnee en ennverenenneeeenenneeeenenneeeenenneenveenneeenennnen en f
1574 Motie van de leden Nadif, Biemond, N.T. Bakker en Kat inzake effecten
gentrificatie in Amsterdam … …… nennen ennen enneerenenneereneneerenenneereevenvere vennen OD
1575 Motie van de leden Taimounti, Ceder en Kreuger inzake het uitbreiden van
freezones naar uitstervende winkelgebieden … … nnn ennen eneen enneere vereren DO
1576 Motie van de leden Taimounti, Ceder en Kreuger inzake het bieden van
mogelijkheden voor pop-up stores tegen de leegstand in winkelgebieden … … … 56
1577 Motie van de leden Taimounti, Kreuger, Ceder, Boomsma en Martens inzake het
versnellen van de aanvragen van vergunningen voor ondernemers … … … 96
1578 Motie van het lid N.T. Bakker inzake verzekeringen kleine ondernemers via VGA 58
1579 Motie van het lid N.T. Bakker inzake opknippen aanbestedingen … … …… 58
67
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
1580 Motie van het lid N.T. Bakker inzake stimuleren van de buurteconomie en divers
winkelaanbod … … nnen nnen eerenennnereen venen ennenene neer enenennennne nennen eene nenne nennen enen nennne ee DÛ
1581 Motie van de leden Biemond, N.T. Bakker en Nadif inzake coöperatief ondernemen
in Amsterdam … … nnn onnneneneeneeenennenneer serre enennennne nennen enennennnernen enne veneneer eneen nen DÛ
1582 Motie van de leden Biemond, N.T. Bakker, Nadif en Kat inzake Amsterdamse
ambacht- en arbeidsmarkt … … nennen een enneneneer enen ennenene nennen enennneneneen enen DO
Afschrift van een brief van een burger gericht aan de burgemeester van 6 oktober 2019
inzake het behoud van de bomen op de Rozengracht … nnee eneen 1 7
Afschrift van een brief van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op
Zoom, gericht aan de leden van de vaste Tweede Kamercommissie Financiën, van
3 oktober 2019 inzake de door de gemeenteraad van Bergen op Zoom aangenomen
motie over uitbreiding van gemeentelijk belastinggebied … … … …… nnn 1 7
Afschrift van een brief van het lid Van Schijndel van 4 oktober 2019 gericht aan wethouder
Dijksma inzake de stand van zaken rond het Afval Energie Bedrijf … …… … … … 18
Afschrift van een brief van Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis B.V. gericht aan het college
van burgemeester en wethouders, van 24 september 2019 inzake het verzoek op grond
van artikel 7:4 lid 2 Awb om verstrekking van de beoordeling van de aanpassingen door
de Centrale Verkeerscommissi® anne onneen en onneenen sensoren senverensneerrsenneereennveernnnn |Á
Brief van burgemeester Halsema van 24 september 2019 inzake publicatie van
declaraties van collegeleden …… nnen eneerenenneerenenneerenenneerenenenee evene eerrenn 1 Ö
Brief van de burgemeester van 4 oktober 2019 inzake de reactie op de plannen voor
blokkades door Extinction Rebellion op maandagochtend 7 oktober 2019.….……….……………………..17
Brief van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden van 19 september 2019 inzake de
aanbieding van de zomerbrief 2019 van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden
Brief van de Onderwijsraad van 17 september 2019 inzake de aanbieding van het
werkprogramma 2020 van de Onderwijsraad … …… nnen ennen eneen eneen eeen 1À
Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 19 september 2019 inzake de aanbieding van
het rapport ‘Bruikbaarheid van indicatoren’ - deelonderzoek 2: verwijderen van drijf- en
grofvuil anneer er enerenenneerenvenneerenenverenenveerenenveerrvennnveenenveerevenveeevenneen | Ô
Brief van drs. K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van
25 september 2019 inzake openbaarmaking van de nevenfuncties en neveninkomsten
van burgemeester en wethouders … … nnn eneen er ennneeerenneeeenenneeerrenneenneennneer 1
Brief van het college van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2019 inzake de
tijdelijke waarneming van de portefeuilles Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
van wethouder Dijksma gedurende haar zwangerschapsverlof … … 15
Brief van het college van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2019 inzake de
stand van zaken rond AEB Holding N.V. … nnen enneeeerenneeeerenneeerrennnnernennn | f
Brief van het lid Hammelburg, vicevoorzitter van de fractie van D66, van 3 oktober 2019
inzake terugtreding van het lid Vroege als lid van de raadscommissie Ruimtelijke
Ordening en benoeming van het duolid Hofland als lid van de raadscommissies
Algemene Zaken en Ruimtelijke Ordening … nnen eneen eneen eener 1D
Brief van het lid Mbarki, fractievoorzitter van de PvdA, van 24 september 2019 inzake het
terugtreden van het duolid Bast per 23 september 2019 … nnen ennen 14
Brief van Milieudefensie van 17 september 2019 inzake de aanbieding van de nota
‘Lokale zaken in het geding door GETA’, het vrijhandels- en investeringsverdrag CETA
tussen de EU en Canada …… nnn nennen anneer ennereneerenneen eneen eeeenneere neren ener nneenenen | Á
Brief van Provincie Noord-Holland van 12 september 2019 inzake de aanbieding van het
jaarverslag Interbestuurlijk Toezicht 2018 … … nnen eenen eneneeneenene | Î
68
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Brief van wethouder Van Doorninck van 8 oktober 2019 inzake afhandeling motie 1310.19
van het lid Bloemberg-lssa over het jaarverslag Technische Adviescommissie
Hoofdgroenstructuur 2019 betreffende aanbeveling 6, nieuw handhavingsbeleid Wabo
Brief van wethouder Dijksma van 1 oktober 2019 inzake afhandeling motie 1315.19 van
de leden N.T. Bakker en Ernsting en motie 1316.19 van het lid N.T. Bakker over het
programma Smart Mobility 2019-2025 … nnn nnen eneen ennernneereneen eneen |D
Brief van wethouder Dijksma van 17 september 2019 inzake afhandeling motie 79.19 van
de leden Ernsting, Boutkan en Vroege over een beter fietspad op de ODE-brug en de
Oostertoegang … nnn nnee onee enneee eenen ennen eeneerenneen eneen snereneen eneen enernnnn eneen enne rnnnee ennen | Ô
Brief van wethouder Groot Wassink van 1 oktober 2019 inzake afhandeling motie 1147.18
van het lid Grooten over het opstarten van een pilot telematica binnen het gemeentelijk
wagenpark … annen ennen enneeverenneereevenneeernenneeeenenneeernenneeervennveee venne vernenneenenn ern |D
Brief van wethouder Groot Wassink van 1 oktober 2019 inzake afhandeling motie 1240.19
van het lid De Heer over multidisciplinaire aanpak voor Nuggers en de stand van zaken
van de uitvoering van motie 898.18 van de leden De Heer en Karaman over betere
aansluiting van formele en informele hulp ten behoeve van arbeidsparticipatie van
VFOUW@N nnen eenen nennen nennen vennen eneneneneneneneneneneneneneneneneneneeenenenenenenenenenenenenenen | Â
Brief van wethouder Groot Wassink van 16 september 2019 inzake afhandeling motie
913.18 van de leden Blom en Vroege over Ihbti-gemeenschapsopbouw … … 9
Brief van wethouder Groot Wassink van 17 september 2019 inzake afhandeling motie
1164.18 van de leden Yilmaz en Ceder over invoeren van buurtreferenda zodat
bewoners daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen … nnee 18
Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling motie 1259.19 van
het lid A.L. Bakker over groenslingers in smalle straten. … nnn ennen ennen enne 10
Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling motie 773.19 van
het lid A.L. Bakker over het ontmoedigen van het gebruik van duivennetten op balkons
Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling motie 781.19 van
de leden Nadif en Kilig over vergroenen rondom zorginstellingen … … 10
Brief van wethouder Ivens van 24 september 2019 inzake afhandeling motie 875.19 van
het lid A.L. Bakker over de huisvesting van vleermuizen … nennen eenen 10
Brief van wethouder vens van 3 oktober 2019 inzake afhandeling motie 477.19 van de
leden Naoum Néhmé, Poot en Flentge over een veiligheidscheck bij nieuwbouw van
studentenwoningen en motie 1042.19 van de leden Naoum Néhmé en Boomsma over
het criterium ‘veiligheid’ in het volgende woningbouwproductieplan …… … … 15
Brief van wethouder Ivens van 8 oktober 2019 inzake afhandeling motie 1260.19 van de
leden Nadif, Rooderkerk, De Heer, Flentge en Kilig over de waardering voor groen…..18
Brief van wethouder Ivens van 8 oktober 2019 inzake afhandeling motie 792.19 van de
leden Rooderker, A.L. Bakker, Nadif, Boomsma en Kilig over Tiny forests (minibossen)
in Amsterdam … … nnn onennneneenrernennennene nennen enennennne nere enenennennneenen enen venene neer enennennenen 1
Brief van wethouder Kukenheim van 24 september 2019 inzake afhandeling motie
1304.19 van het lid Van Soest over het ondersteunen van huisartsen bij het vinden van
praktijkruimte … nnee nennen enneerenenneerenenveerenenveerenenvervenenneenenenve eenen |D
Brief van wethouder Kukenheim van 24 september 2019 inzake afhandeling motie 943.19
van de leden Van Renssen en Groen over het concept-Kantorenplan 2019-2026
betreffende de aanduiding stedelijk werkmilieu … … … nnen eneen eneen | 4
69
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Brief van wethouder Kukenheim van 5 september 2019 inzake afhandeling motie 495.19
van de leden La Rose, Grooten, Ceder, Kilig, Simons en El Ksaihi over de groeiende
problematiek van huiselijk geweld … …… nnn eenen enne ereneee eenen reren enen 1 Ô
Brief van wethouder Kukenheim van 8 oktober 2019 inzake afhandeling van de gedane
toezeggingen in de raadscommissie Financiën en Economische Zaken van 3 oktober
2019 tijdens de bespreking van het Amsterdams Ondernemers Programma..…….…….…..18
Brief van wethouder Moorman van 27 september 2019 inzake de sluiting van basisschool
16e Montessori ……… nnen eenn ennenenenenenenseneneneer en enennennne neer enenenneenneneen eeen ennen | Î
Brief van wethouder Moorman van 7 oktober 2019 inzake de afhandeling van motie
1241.19 van het lid De Heer over de onlinemodule voor armoedevoorzieningen…………18
Brief van wethouder Moorman van 7 oktober 2019 inzake de sluiting van basisscholen in
relatie tot het lerarentekort in aansluiting op haar brief van 27 september 2019 over de
sluiting van de basisschool de 16°° Montessori Gaasperdam … nnn. 18
Brief van wethouder Van Doorninck van 24 september 2019 inzake afhandeling motie
1140.18 van het lid Bloemberg-lssa over de betekenis van de WHO-aanbevelingen
voor vliegtuiggeluid voor de bouwplannen nnn ennen ennen ennenernenneeerr eenen 1
EE
Raadsadres van 2 burgers van 11 september 2019 inzake bezwaar tegen de
omgevingsvergunning voor een hotel op de Geldersekade dat in strijd is met het
vastgestelde hotelbeleid … ennen ennenervennenervenneeereenneenveennenenennnnennn 1 À
Raadsadres van CEO Attero B.V. van 18 september 2019 inzake een oproep tot het
organiseren van een competitief verkoopproces voor het AEB... 13
Raadsadres van de Hiswa Vereniging, het Koninklijk Nederlands Watersportverbond en
het Nautisch Samenwerkingsverband Amsterdam van 3 oktober 2019 inzake hun klacht
dat de inbreng van de waterrecreatiesector onvoldoende is meegenomen in de Nota
Varen 2e enenennnenneerenenennennenene reen enenennnnnereenenenennennnverenenenennnneer ennen | f
Raadsadres van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad van
23 september 2019 inzake de gebrekkige publicatie van aanvragen en besluiten van
omgevingsvergunningen … nnee ennverevenneerenenneerenenneerenenveereneneneervenne eenen | Ô
Raadsadres van een burger van 12 september 2019 inzake het verlenen van een
gemeentelijke monumentenstatus aan het werfterrein Hoogte Kadijk 145B … … … 11
Raadsadres van een burger van 13 september 2019 inzake wijziging van de straatnaam
de Dom van der Laanstraat … nonnen nennneenen enen ennennseeren enen eenennneeren verven | Ô
Raadsadres van een burger van 14 september 2019 inzake een reactie op de ophef rond
het wapen in de ambtswoning … … nnen eneen enneereneneee eneen evene rnene veen enennenee | Î
Raadsadres van een burger van 15 september 2019 inzake een reactie op het incident
met de zoon van de burgemeester …… nnen ennen ennenervenneervennenervennnnnenennenr |
Raadsadres van een burger van 15 september 2019 inzake het afglijden naar de
verworvenheden van 100 jaar geleden … nennen ennneenenneerrenneneenennenee eneen | Î
Raadsadres van een burger van 15 september 2019 inzake het niet meer publiceren van
horecavergunningen en aanvragen bij de Omgevingsdienst … … nnn nnen 12
Raadsadres van een burger van 17 september 2019 inzake de opmerking dat het incident
met de burgemeester geen voorbeeld is voor de misdaadbestrijding in Amsterdam …12
Raadsadres van een burger van 17 september 2019 inzake het verzoek om het
onderwerp Joodse Erfpachttegoeden niet te agenderen voor de raadsvergadering van
9 oktober vanwege Jom Kippoer … nnn enneerenenervenenverrenenvern vennen |
Raadsadres van een burger van 17 september 2019 inzake het verzoek om sluiting van
de taxistandplaatsen naast de Beurs van Berlage aan de Oudebrugsteeg … 12
70
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 9 oktober 2019 Raadsnotulen
Raadsadres van een burger van 18 september 2019 inzake een melding over
geluidsoverlast … … anneer ennenerenennveren enne eeeveneerenenvervenvenerenenneerrvenneerrvenn |
Raadsadres van een burger van 18 september 2019 inzake plannen voor de sluiting van
het politiebureau aan de Van Leijenberghlaan voor opvang van asielzoekers … 12
Raadsadres van een burger van 19 september 2019 inzake mogelijke opties voor het
oplossen van de problemen bij het AEB … nnen enneerenenneerenenneereneeenee enen |
Raadsadres van een burger van 21 september 2019 inzake het ontslaan van
gemeenteambtenaren die drugs gebruiken in het kader van het project Top 600 .….…..13
Raadsadres van een burger van 22 en 24 september 2019 inzake het verzoek aan de
gemeenteraad om een aantal vragen bestemd voor de burgemeester door haar te laten
beantwoorden … nnee ennnne serre enn enneneseenenenenennene neer enenennenene nennen enenneneneen enen | Ô
Raadsadres van een burger van 24 september 2019 inzake uitplaatsing van het AEB
vanuit het oogpunt van de volksgezondheid... nnn ennen enneneerenneneer enen 1D
Raadsadres van een burger van 25 september 2019 inzake de plannen van het lid
Simons over zwarte pi@t… nanne nennen ennnerenneer eneen enereneerene nennen eneee neen enen nnen | Á
Raadsadres van een burger van 25 september 2019 inzake een aantal ideeën voor de
politiek over onder andere het klimaat … … nnn ennen enneeeenennvereneneeere nevera 1À
Raadsadres van een burger van 26 september 2019 inzake geluidsoverlast door de
klokken van de Westertoren in de nacht... nnen eneneneneer enen enneneeeeeee enen |
Raadsadres van een burger van 3 oktober 2019 inzake het verzoek om de Rijksdienst
voor Cultureel Erfgoed advies te vragen over de aanwijzing van een bouwproject
binnen de Singelgracht van Amsterdam als beschermd stadsgezicht … …… … 16
Raadsadres van een lid van de gemeenteraad van Zwolle van 15 september 2019 inzake
pensioenzorgen … nnen ennnneer enne eerenennverenenneerenenveerenenveee evene eeevenveeervenne nerven | Á
Raadsadres van Let's Talk About Tech van 23 september 2019 inzake de
internetconsultatie betreffende het Wetsvoorstel Implementatie Telecomcode en de
gezondheidseffecten van de uitrol van BG … nn nnn eneen eneen eneen | Ö
Raadsadres van MailDB, Spotta en KVGO, brancheverenigingen voor reclamedrukwerk,
van 30 september 2019 inzake het beraden op cassatie bij de Hoge Raad over de
invoering van een opt-in-systeem met betrekking tot de bezorging van ongeadresseerd
reclamedrukwerk … nnen eerenennner eeens enennennee vereen enennennnernenenenenene neer eeennenene nen 1 Ô
Raadsadres van Ondernemersvereniging Oudezijds Achterburgwal van 11 september
2019 inzake een politiebureau in het Wallengebied … … nnen ennen 14
Raadsadres van Ondernemersvereniging Oudezijds Achterburgwal van 16 september
2019 inzake het beleid betreffende de rondleidingen in het Wallengebied … … 14
Raadsadres van TIW-Survivors van 11 september 2019 inzake hun reactie op het rapport
Honkbal en Hockey in de regio Diemen, Amsterdam Oost en Zuidoost - een verkenning
naar de (on)mogelijkheden … … nnn nnee enne eeenenvereenenve evene | À
Raadsadressen van een aantal burgers van 19 september 2019 inzake het stoppen van
de ontwikkeling van een bedrijvenpark in Lutkemeerpolder en ondersteuning van
zorgboerderij De Boterbloem … … nnen onneerenenneererenneerenennverenenneeren ennen evene eeeren | Ô
71
| Raadsnotulen | 71 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 893
Datum akkoord college van b&w van 28 juni 2016
Publicatiedatum 12 juli 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot van 18 mei 2016 inzake de
brandbrief van het Team Opsporing over de aanpak van uitkeringsfraude.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Op 18 mei 2016 ontving de gemeenteraad een brandbrief van het Team Opsporing,
dat zich richt op het bestrijden van onder meer uitkeringsfraude, waarin zij aangeven
zich ernstige zorgen te maken over een aangekondigde bezuiniging van € 1 miljoen
binnen de afdeling handhaving van het cluster Werk, Participatie en Inkomen (WPI).
Uit de brief blijkt dat er een risico bestaat dat het Team Opsporing ‘gehalveerd’ zal
worden. Het risico bestaat dat het een krimp van de afdeling van minstens 10 fte
betreft, aldus de brandbrief.
De fractie van de VVD vindt de brief van het Team Opsporing een zorgelijk signaal.
Uit oogpunt van het bewaren van draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid
binnen Amsterdam is het van het grootste belang dat uitkeringsfraude wordt
voorkomen en bestraft. Daarvoor is een goed functionerend en uitgerust
opsporingsapparaat binnen het cluster WPI noodzakelijk.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Heeft het college kennisgenomen van de brandbrief van het Team
Opsporing?
Antwoord:
Het college heeft kennisgenomen van de brandbrief van het Team Opsporing.
2. Hoe beoordeelt het college de brief en de geuite zorgen?
Antwoord:
Het college begrijpt dat een voorgenomen verlaging van de formatie sociaal
rechercheurs binnen Werk, Inkomen en Participatie (WPI) heeft geleid tot onrust
binnen het Team Opsporing van de afdeling Handhaving Werk en Inkomen
(HWI). Uit het oogpunt van het bewaren van draagvlak voor het stelsel van
sociale zekerheid binnen Amsterdam is het van groot belang dat uitkeringsfraude
wordt voorkomen en passend wordt gesanctioneerd.
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing oa Gemeenteblad
Datum 12 juli 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 18 mei 2016
Een verminderde inzet op handhaving binnen de strafrechtelijke keten betekent
echter niet dat de aanpak van bijstandsfraude in Amsterdam minder aandacht
krijgt.
Het betekent wel dat HWI prioriteiten moet gaan stellen op het gebied van de
aanpak van bijstandsfraude. Dat past binnen het beleid van ons college dat
gericht is op een andere, doelmatigere aanpak waarbij repressieve interventies
alleen worden ingezet waar het frauderisico hoog is en bestuurlijke handhaving
van uitkeringsfraude een belangrijke(re) rol speelt.
In Amsterdam wordt bij de handhaving op bijstandsfraude uitgegaan van
proportionele, informatiegestuurde handhaving waarbij door middel van het
toepassen van inzichten uit de gedragswetenschap in de eerste plaats wordt
ingezet op preventie (assistance and compliance) met als doel mensen te helpen
zich aan de regels te kunnen houden. Repressieve interventies kunnen dan
worden ingezet waar de risico’s op fraude het grootst zijn.
Daarmee volgt HWI onder meer de visie op de stedelijke handhaving zoals die is
geformuleerd binnen het programma 1 Stad 1 Opgave. HWI stelt daartoe jaarlijks
een handhavingsuitvoeringsplan op dat onderdeel is van het jaarlijks bestuurlijk
vastgestelde Stedelijke Handhavingsprogramma. Ook werkt de afdeling intensief
samen met het stedelijk programma “Gedragsbeïnvloeding, een andere kijk op
handhaving”.
Binnen de handhaving op bijstandsfraude wordt onderscheid gemaakt tussen
bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. De
bestuursrechtelijke handhaving richt zich op de controle van de bij WPI bekende
gegevens van de belanghebbende. Dit gebeurt alleen in die gevallen waarin een
concreet vermoeden bestaat dat die gegevens feitelijk anders zijn dan bekend. Er
vindt dan een interventie plaats die gericht is op het borgen en zo nodig herstellen
van de rechtmatigheid van de uitkering. In die gevallen waarin het recht op
uitkering niet langer bestaat, wordt het recht op uitkering beëindigd en wordt het
teveel betaalde bedrag teruggevorderd. Als de omstandigheden daarom vragen,
wordt een bestuurlijke boete opgelegd.
Strafrechtelijke handhaving richt zich op het opsporen van grotere bijstands-
fraude, vaak in samenwerking met andere handhavende of toezichthoudende
partijen in de strafrechtelijke handhavingsketen. Anders dan bij bestuurs-
rechtelijke handhaving, waarvoor de bevoegdheid in de Participatiewet is
geregeld, is bij strafrechtelijke handhaving ook de inzet vereist van het Openbaar
Ministerie en de rechtsprekende macht. Onder meer de capaciteit die dit van de
verschillende partijen in de keten vergt, heeft de afgelopen jaren tot een landelijke
versterking van de inzet op de bestuursrechtelijke handhaving geleid ten opzichte
van de inzet binnen de strafrechtelijke handhavingsketen. Zo ook in Amsterdam.
Het versterken van de bestuursrechtelijke aanpak van bijstandsfraude is in januari
2013 ingezet met de inwerkingtreding van de Wet aanscherping Handhaving en
sanctiebeleid SZWwetgeving (de zogenaamde Fraudewet). Met de Fraudewet wil
de wetgever onder meer een verruiming van de mogelijkheden van gemeenten
om geconstateerde misbruik van bijstandsuitkeringen bestuursrechtelijk af te
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neeing oa Gemeenteblad R
Datum 12 juli 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 18 mei 2016
doen (zonder de inzet van strafrechtelijk handhavingsinstrumenten maar in de
vorm van een bestuurlijke boete). De aangiftegrens is daarom verhoogd van
€ 10.000 naar € 50.000. Dit heeft geleid tot een aanmerkelijke daling van het
aantal zaken en het totaalbedrag aan opgespoorde fraude via de strafrechtelijke
keten. Per 1 januari 2013 heeft het OM van het parket Amsterdam haar prognose
gereduceerd van 150 naar 50 processen verbaal per jaar. Deze prognose blijft
ook voor 2016 gehandhaafd.
Een reductie van de inzet van voor de aanpak van bijstandsfraude in Amsterdam
is daarom te billijken.
De afgelopen periode is in kaart gebracht welke consequenties de afname van
het aantal zaken heeft voor een doelmatige inzet van de sociale recherche als
onderdeel van de keten van preventie en handhaving. Het OM heeft aangegeven
met name behoefte te hebben aan ‘opsporingscapaciteit die er toe doet’:
capaciteit die gericht is op complexe fraudezaken ten gevolge van verzwegen
samenwoning en zwarte inkomsten.
Met het OM is overeengekomen het aantal jaarlijks aan te leveren processen
verbaal te verlagen van 150 naar 50. In een recent overleg heeft het OM bij HWI
aangegeven dat dit in lijn is met door hen gemaakt afspraken met de Rechtbank.
Op basis van ervaringen binnen de nieuwe wet en na overleg met het OM is
besloten de bestaande formatie met 10 fte te reduceren. Dit is in lijn met de
capaciteit die het OM heeft voor het afdoen van strafrechtelijk opgespoorde
bijstandsfraude. Daarnaast blijft binnen de formatie ruimte voor de sociale
recherche om haar rol te vervullen bij complexe bestuursrechtelijke zaken, haar
consultfunctie voor handhavingspecialisten en deelname aan projecten.
Ook bij andere gemeenten heeft de inwerkingtreding van de Fraudewet geleid tot
een herijking van de aanpak van uitkeringsfraude. Zo streven bijvoorbeeld de
gemeenten Utrecht, Den Haag en Rotterdam (samen met Amsterdam onderdeel
van de G4) alle naar een capaciteit sociaal rechercheur van tussen de 3 en
6 FTE.
3. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat het onwenselijk is
indien de Amsterdamse fraudeaanpak op het gebied van sociale zekerheid
aan slagkracht gaat inboeten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college hecht veel waarde aan een slagvaardige en doelmatige aanpak van
bijstandsfraude. Rechtmatige verdeling van sociale voorzieningen zoals
bijstandsuitkeringen zorgen er voor dat het draagvlak hiervoor in de samenleving
in stand wordt gehouden.
Door een herijking van de formatie sociale recherche houdt het college middelen
ter beschikking voor het voorkomen van fraude. Capaciteit voor het opsporen en
sanctioneren ervan blijft doelmatig ingezet worden binnen de context van de
huidige wet- en regelgeving en de stedelijk visie op handhaving. De opsporing
van bijstandsfraude blijft bovendien voldoen aan de verwachtingen van het OM.
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 2u 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 18 mei 2016
Zo blijft er voor Amsterdammers die zich willens en wetens niet aan de regels
houden en misbruik maken van sociale voorzieningen, een stevige bestuurs- en
strafrechtelijk repressief handhavingsinstrument bestaan dat intervenieert om de
rechtmatigheid te herstellen en zo nodig proportioneel te sanctioneren.
4. Kan het college garanderen dat met de komende reorganisatie de
fraudebestrijding even effectief blijft? Hoe monitort het college dit? Hoe is
dit zichtbaar voor de raad”?
Antwoord:
Het ingezette beleid voor fraudebestrijding is er op gericht om binnen de kaders
van de daarvoor beschikbare menskracht en middelen het tegengaan van fraude
zo effectief mogelijk vorm te geven.
Door middel van het voortdurend meten van het resultaat van de onderzoeken
naar uitkeringsfraude en de incasso op daardoor ontstane vorderingen wordt de
effectiviteit van de handhaving wekelijks in beeld gebracht. Dit vraagt echter om
een genuanceerde blik. Indien fraude wordt vastgesteld en het benadelings-
bedrag wordt teruggevorderd, is dit direct te vertalen naar concrete financiële
resultaten. Wanneer op basis van een concreet vermoeden van onrechtmatigheid
blijkt dat er géén sprake is van misbruik en dat de uitkering rechtmatig wordt
verstrekt, is er enkel een maatschappelijk effect (want de rechtmatige
verstrekking van publieke middelen is vastgesteld). Dit laat zich minder makkelijk
vertalen in een concrete opbrengst maar kan wel effectief zijn. Ook preventieve
maatregelen laten zich niet vertalen in een concrete opbrengst maar preventie is
wel van cruciaal belang.
5. Is het college bereid, een indicator in de maandrapportage WPI op te nemen
die de effectiviteit van de fraudebestrijding laat zien?
Antwoord:
Indicatoren met betrekking tot de effectiviteit van de fraudebestrijding maken al
onderdeel uit van de maandrapportage WPI.
6. Is het college bereid, zo snel mogelijk in gesprek te gaan met het Team
Opsporing om recht te doen aan de door hen geuite zorgen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Wethouder Vliegenthart zal in lijn met de beantwoording van deze vragen
reageren op de in de brief geuite zorgen. Daarnaast is de directie van WPI en het
management van HWI nog in gesprek met het Team Opsporing om in overleg
met dit team invulling te geven aan de reductie en de resterende opgave binnen
de strafrechtelijke handhavingsketen.
4
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 2u 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 18 mei 2016
7. Is het college voorts bereid, in gesprek te gaan met het Team Opsporing om
te bekijken in hoeverre de door hun geuite op- en aanmerkingen ten aanzien
van het huidige fraudebeleid reden geven tot aanpassing van het beleid?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Samen met de directie van WPI en het management van HWI zal met het team
worden onderzocht op welke wijze een effectieve rol kan worden ontwikkeld voor
de strafrechtelijke opsporing van uitkeringsfraude binnen HWI, rekening houdend
met de veranderopgave van de afdeling Handhaving Werk en Inkomen en de
landelijke ontwikkelingen rondom de strafrechtelijke aanpak van bijstandsfraude.
Daarbij zal ook worden stilgestaan bij de personele consequenties.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering 7 juni 2023
Ingekomen onder nummer 310
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Wijnants inzake parkeervergunning voor bewoners die
garage gebruiken als fietsenstalling.
Onderwerp
Parkeervergunning voor bewoners die garage gebruiken als fietsenstalling.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2023 en de Par-
keerverordening 2013 aangaande uitbreiding betaald parkeren in Zuidoost en Nieuw-West.
Overwegende dat:
-_ Stadsdeel Nieuw-West relatief veel woningen kent die beschikken over een kleine garage;
-_ Het in deze garages vaak niet mogelijk is om een auto én een (elektrische) fiets te parke-
ren;
-_ Veel bewoners aangeven het buiten stallen van een dure (elektrische) fiets onveilig te vin-
den;
-_Het gebruik van de (elektrische) fiets als vervanging van de auto op middellange afstan-
den moet worden gestimuleerd;
-__Stadsdeelcommissie Nieuw-West in een vrijwel vnaniem aangenomen motie adviseert
om aan bewoners met een kleine garage die deze gebruiken als fietsenstalling, een extra
parkeervergunning toe te staan;
-__Stadsgebied Weesp bovenstaande regeling al hanteert.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Om de vrijwel vnaniem aangenomen motie van stadsdeelcommissie Nieuw-West over te nemen,
welke adviseert om aan bewoners die hun kleine garage gebruiken als fietsenschuur ook de keuze
te geven één of twee parkeervergunningen aan te vragen.
Indiener,
D.P.B. Wijnants
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 2 december 2021
Ingekomen onder nummer 812
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Vroege, Ernsting en Marttin inzake onderzoek
mogelijkheid tot vitzonderen van gebieden voor E-steps en andere LEV's
Onderwerp
Onderzoek mogelijkheid tot vitzonderen van gebieden voor E-steps en andere LEV's
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over agp 32 Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling
van de motie van het lid Vroege van D66 over e-bikes VN2021-030863.
Constaterende dat:
— De wetgever voornemens is per 1-1-2023 E-Steps en andere LEV's en exoten toe te laten als
wettig verkeersmiddel;
— _Op dit moment al veel bijzondere bromfietsen zijn toegelaten;
Overwegende dat:
— Amsterdam een fietsstad is, waar ruimte voor fietser en voetganger schaars is;
— _Inveel andere Europese steden, zonder fietscultuur, de deel e-step veelvuldig aanwezig is in
het straatbeeld;
— Deze vervoersmiddelen ook uitnodigen om gebruikt te worden in voetgangersgebieden en op
stoep.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Te onderzoeken dan wel bij wetgever te bepleiten om de lokale wegbeheerder mogelijkheid te ge-
ven om straten of gebieden uit te zonderen.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Indieners
J.S.A. Vroege
Z.D. Ernsting
A.A.M. Marttin
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1453
Publicatiedatum 24 december 2015
Ingekomen onder Al
Ingekomen op donderdag 17 december 2015
Behandeld op donderdag 17 december 2015
Status Ingetrokken
Onderwerp
Amendement van het lid Blom inzake de beleidsbrief ‘Burgerschap in het onderwijs’.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de beleidsbrief ‘Burgerschap in het onderwijs’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1401).
Overwegende dat:
— de gemeente een ambitieuze en weerbare Amsterdamse samenleving wil
bevorderen;
— de gemeente het vermogen van specifiek kinderen en jongeren wil versterken om
op een positieve manier onderdeel uit te maken van de Amsterdamse
samenleving;
— _ spanningen in de samenleving hun weerslag in de klas hebben en tot discussie
kunnen leiden;
— maatregelen uit de beleidsbrief Burgerschap in het onderwijs’ de ambities van de
gemeente ondersteunen en de maatschappelijke spanningen bespreekbaar
maken en verminderen;
— in hetkader van gedeelde geschiedenis en de actuele discussie omtrent
het koloniaal en slavernijverleden van de stad Amsterdam, dit thema ook
een speciaal project verdient.
Besluit:
— onder paragraaf 3.2 Incidentele subsidies aan instellingen, een vierde project toe
te voegen; koloniaal en slavernijverleden. Ook een project over dit actuele thema
draagt op een positieve manier bij aan de interculturele dialoog, wederzijds begrip
en tolerantie bij de Amsterdamse scholieren;
— voor dit project € 33.000 (extra) te reserveren binnen de activiteit 2370 stedelijk
primair onderwijs.
Het lid van de gemeenteraad
S.R.H. Blom
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente
Amsterdam
ì $ Motie
Datum raadsvergadering 12 oktober 2023
Ingekomen onder 551
nummer
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Van Renssen, Wehkamp, Minderhoud, Havelaar en
Kabamba inzake beleid vitgebreide procedure uitwerken
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Reparatieverordening verordening stadsdelen en stadsgebied
Amsterdam 2022 en de delegatie van raadsbevoegdheden aan de stadsdelen naar aanleiding van
het advies van de Rijksuniversiteit Groningen;
Overwegende dat,
e Op bepaalde omgevingsvergunningen voor afwijken van het omgevingsplan, de
uitgebreide procedure van toepassing kan worden verklaard;
e Hetcollege dit heeft gemandateerd aan het DB, volgens de bijlagen 2 en 3 bij de
Reparatieverordening;
e Eerder metde raad is besproken dat bij bindend advies door de raad — zo mogelijk de
uitgebreide procedure van toepassing zou worden verklaard;
e Bij het mandaat geen duidelijk stedelijke kader is gegeven over de uitleg van de
voorwaarden voor het van toepassing verklaren van deze procedure;
e _Ermeergevallen kunnen zijn waarop het nuttig is de vitgebreide procedure van
toepassing te verklaren;
e _ Voorkomen moet worden dat stadsdelen allemaal een andere kader hanteren voor
invulling van deze gemandateerde bevoegdheid;
e Hierover mogelijk meer duidelijkheid zal komen in het Vergunningenbeleid Fysieke
Leefomgeving;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Bij het VTH beleid Fysieke Leefomgeving de lijn vit te werken op over wanneer de uitgebreide
procedure zou moeten worden toegepast en hoe de criteria daarvoor kunnen worden ingevuld.
Indiener(s),
N.A. van Renssen
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 1
J. Wehkamp
B.M.H. Minderhoud
R.B. Havelaar
C.K.E. Kabamba
| Motie | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 53
Ingekomen onder F
Ingekomen op woensdag 22 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Ernsting, N.T. Bakker en Boutkan inzake de Agenda Autoluw
(Oostertoegang integraal doen met Kattenburgerstraat-maatregelen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 31).
Overwegende dat:
— De verkeerssituatie bij de Oostertoegang in de spits onhoudbaar begint te worden
vanwege de grote aantallen fietsers, voetgangers en auto's en de ongelukkige
inrichting waarbij er door fietsers maar liefst vier keer een autoweg moet worden
overgestoken om vanaf de Geldersekade de pont te bereiken;
— Invoering van eenrichtingsverkeer op de ODE-brug hiervoor een oplossing kan
zijn, hetgeen ook positieve gevolgen heeft voor de verkeersaantallen op de Prins
Hendrikkade, maar grote negatieve invloed heeft op de verkeersaantallen in de
Kattenburgerstraat en de Piet Heinkade;
— De raad op 30 september 2015 een motie van het lid Ernsting heeft aangenomen
waarin wordt verzocht om le onderzoeken of een alternatieve fietsroute bij de
ODE-brug is te maken waarbij het fietspad van het deel Onder de spoorbrug aan
de andere kant van de rijweg en de pilaren wordt gesitueerd, boven het water’.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Nogmaals te bekijken of de optie voor de situering van het fietspad bij de
Oostertoegang boven het water een realiseerbare optie is of niet;
2. Eventuele andere maatregelen die gevolgen hebben voor andere straten pas te
nemen als voor die andere straten zodanige maatregelen worden meegenomen
dat de negatieve bijeffecten zo klein mogelijk worden gemaakt.
De leden van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
N.T. Bakker
D.F. Boutkan
1
| Motie | 1 | train |
+ eerste helft 2017
TAXI? 7
( } Gd nr TNEn GE :
| n _ O
) | En am
Er worden jaarlijks drie onderzoeken uitgevoerd door Onderzoek, Weigering van een rit is één van de vijf grootste Van 2013 - 2015 nam het percentage ritweigeringen
Informatie en Statistiek (OIS): 59 | ergernissen op de taximarkt. Wanneer een chauffeur wegens (volgens de chauffeur) te korte rit af (van
1. Imago-onderzoek: een steekproef onder alle Amsterdammers;, 6,1 73 een rit weigert en dit wordt geconstateerd, dan wordt 17% naar 7%). In 2016 is een stijging naar 8%
2. Panelonderzoek: onderzoek onder regelmatige taxigebruikers; De Ó7 er een Rapport van Bevindingen (RvB) opgemaakt (Taxipanel). Bij de mysteryguestonderzoeken van Ee
3. Mysteryguestonderzoek: geïnstrueerde enquêteurs maken ritten vanaf 5,4 58 door de dienst Handhaving en Toezicht (H+T). H+T was in 2016 bij 2% sprake van (poging tot) ed
vooraf bepaalde taxistandplaatsen. De betreffende TTO is dan verplicht om een ritweigering, bij het mysteryguestonderzoek van OIS 7
maatregel conform hun protocol op te leggen en bij 1%. In het Imago-onderzoek is geen aandacht 8
Alle weergegeven cijfers zijn exclusief Schiphol. hierover binnen twee weken te rapporteren aan de besteed aan ritweigering.
gemeente.
De mysteryguests hebben geen waardering uitgesproken voor de branche als 59 69
geheel en hun waardering voor de laatst gemaakte rit is buiten beschouwing 5,8 60
gebleven omdat die niet representatief is. 5,9 67
5,8 61
De waardering voor de branche als geheel is in 2016 onvoldoende. Tussen 2013 en
2015 was dit nog een krappe voldoende. Wanneer de waardering wordt gelinkt aan
of de laatste rit een opstap- of een bestelde rit was, ontstaat een groot verschil.
Was de laatste rit een opstaprit, dan geeft slechts 43% een voldoende voor
de branche als geheel. Was de laatste een bestelde rit, dan geeft 61% een 58 62 de» tr
voldoende (Amsterdammers). Het gemiddelde rapportcijfer is respectievelijk een 6,3 78 ©
4,9 (laatste rit opstaprit) en een 5,8 (laatste rit was bestelde rit) in 2016. 5,9 62 ve
4,9 43 mn
Bij dit rapportcijfer spelen niet alleen de eigen ervaringen mee; ook de publieke (€ 4
opinie en berichten in de media spelen een rol. In 2016 is ‘taxi’ herhaaldelijk A
negatief in het nieuws geweest: ronselen op Schiphol, oplichting en intimidatie,
ritweigering, aanrijdingen met (vooral) fietsers, toenemende overlast op en
rondom (illegale) standplaatsen. A ® Wanneer een passagier ontevreden is over een gemaakte rit, kan hij of zij
een klacht indienen bij het Landelijk Klachtenmeldpunt (www.taxiklacht.nl).
5 Deze deelt informatie over de ingekomen klachten met de gemeente En
{) O 4 Amsterdam. Daarnaast komen er soms rechtstreeks klachten binnen bij de 58
4 gemeente Amsterdam. Deze laatste komen vooral van omwonenden van 30
_ (illegale) standplaatsen en betreffen door chauffeurs veroorzaakte overlast; 81
daarbij moet worden aangetekend dat het niet alleen TTO-chauffeurs 54
De waardering van de klant voor de laatst gemaakte rit is het criterium betreft. 8
dat in de Jaarrekening wordt gehanteerd als indicator voor de kwaliteit van
de opstapmarkt. 88 87 Van de klachten die zijn gecategoriseerd, is het volgende bekend:
91 86 m Professionaliteit en herkenbaarheid: 19 klachten, meeste over
De weergegeven cijfers zijn exclusief Schiphol. 94 90 omrijden (15 klachten);
82 87 m Gedrag op en omgeving standplaats: 58 klachten, 55 over hinder
In 2014 en 2015 nam de kwaliteit op de opstapmarkt voorzichtig toe. omgeving standplaats; E
In 2016 is de kwaliteit echter behoorlijk afgenomen. m Ritweigering: 30 klachten, 20 over ritweigering, 9 over het 13
Streven is dat maximaal 5% van de ritten op de opstapmarkt met een belemmeren van een vrije keuze door taxichauffeurs, 1 over ronselen;
onvoldoende wordt gewaardeerd. Dat wordt niet gehaald: van de = Veiligheid: 81 klachten, bijna de helft over bejegening derden,
Amsterdammers algemeen is in 2016 30% ontevreden over de rit op de 31 over rijgedrag, 8 over bedreigingen;
opstapmarkt en van de panelleden 22%. Vooral bij ritten die vanaf de m In rekening brengen ritprijs: 54 klachten, 32 over het tarief.
standplaats worden gemaakt is de afname van het aantal voldoendes groot. nn nn
92 97 85
93 95 22
93
85
B 86
90 81
9% 84
70 79
|
v
©
À Gn IE)
4 he ON mn Ö 6 5
DP —_—_
In 2016 is het aantal taxistandplaatsen iets afgenomen: OO OO Het aantal TTO-aangesloten chauffeurs is in 2016 gegroeid met ca. 5% 3202 o o
1. de standplaats Gerard Dou gesloten wegens overlast voor de omgeving; tot 4.125 op 31 december 2016 en naar 4.147 op 31 juli 2017. Een veel 3642
2. de standplaats Orlyplein opgeheven wegens ruimtegebrek a.g.v. groei grotere groei zit in 2016 vooral in het aantal chauffeurs op de markt 3927
touringcarfunctie (deze standplaats wordt in 2017 weer in gebruik genomen voor besteld vervoer met ca. 60% tot 1.261 op 31 december 2016 naar 4125
als de internationale lijndiensten elders gaan halteren); 1.363 op 1 juli 2017. Vooral de taximarkt die middels apps besteld kan 4147
3. de standplaats Cultuurpark Haarlemmerweg (4 plekken) is opgeheven EE worden is in opmars. De markt voor besteld vervoer is overigens groter
wegens infrequent gebruik; 69 85 dan het aantal chauffeurs dat een zelfstandige lijnbusbaanontheffing
4. Herengracht 433 en Singel 460, Muntplein 6 (alledrie 1 plek, dubbelgebruik 65 (LBO) heeft. Deze ontheffing is niet noodzakelijk om op de bel- en | 19
met overdag laden en lossen en in de avond en nacht taxistandplaats) zijn 65 ER] contractmarkt taxidiensten in Amsterdam aan te bieden; een landelijke 76
opgeheven wegens de verkeersmaatregelen omgeving Muntplein (VOM). chauffeurskaart is genoeg. Hoeveel chauffeurs er zonder zelfstandige 84
lijnbusbaanontheffing op de bel- en contractmarkt werkzaam zijn is 512
Het aantal taxiplekken op de standplaatsen is ongeveer gelijk gebleven: ca. niet bekend. 230 |
370 permanente plekken en ca. 109 plekken binnen venstertijden (nachtelijk).
Voor de landelijke chauffeurskaart is de ondernemersvergunning niet
Het gebruik door de klant van de standplaatsen voor opstapritten loopt langer verplicht; het is dus makkelijker om taxichauffeur te worden. 585
terug (zie Gebruik standplaatsen door de klant). Tellingen hoe taxi's van de 8 92 Het aantal chauffeurs dat op de bel- en contractmarkt werkzaam is, is niet 668
standplaats vertrekken, laten hetzelfde zien: steeds vaker vertrekken taxi's leeg, 71 29 bekend, het aantal chauffeurs met een zelfstandige LBO is gegroeid 758
naar aangenomen wordt om een bestelde rit uit te voeren). 38 52 van 758 naar 1.261. 1261
163
Het hier gepresenteerde onderzoek is in februari 2017 herhaald en daarin is 4 36 Het aantal ingetrokken Taxxxivergunningen is flink gestegen. Dit heeft
geconstateerd dat het gebruik van de standplaatsen door passagiers verder is 75 25 er mee te maken dat sinds 2016 de ingetrokken Taxoxivergunningen
teruggelopen van ca. 50% naar ca. 30% van het totaal aantal taxiritten. Be d worden geregistreerd van chauffeurs die niet meer voldoen aan de 75 |
59 41 toelatingseisen. Indien de chauffeur weer voldoet aan de toelatingseisen, 208
Percentueel vertrekken van veel standplaatsen de meeste taxi's zonder klanten. 43 57 dan wordt een nieuwe Taxxxivergunning uitgegeven. Bae
In absolute aantallen vertrekken van de meeste standplaatsen niet veel taxi's: 33 67 486
bijvoorbeeld vanaf de standplaats Frederiksplein vertrokken op het drukste 65 35 2
moment 19 taxi's in een uur, vanaf Zuidplein 14 en vanaf Westmarkt 11. Het 30 70
gemiddelde voor deze standplaatsen is resp. 10, 6 en 7 taxi's per uur, waarvan 47 53
slechts een enkele taxi mét passagier vertrekt. Stations en uitgaansgebieden
in de weekendnachten (Centraal Station, Leidseplein, Nieuwmarkt, ArenA,
Rembrandtplein) vormen een uitzondering, daar vertrekt het merendeel van
de taxi's met passagier. ai ai
P ate 8
mo, í In 2016 is er één TTO bijgekomen.
/ A3
dd In de tweede helft van 2016 is het handhavingstraject voor drie TTO's 12 En
geïntensiveerd. Dat heeft in de eerste helft van 2017 geleid tot intrekking 7 2
. . van de TTO-vergunning van My Taxi Centrale, STA en MTA. Gemeente E
De manier waarop men aangeeft hoe men de laatste keer een taxi heeft heeft vergunning MTA ingetrokken vanwege te weinig aangesloten B |
genomen, bevestigt wat de cijfers over het gebruik van de standplaatsen oe 9 9 gen „weg 9 aang
. . chauffeurs. De TTO-vergunning AMS is op verzoek van de TTO
ook laten zien: het belang van de opstapmarkt voor de taxiklant, en ingetrokken.
daarmee van de standplaatsen, neemt af. Ca. 60% van de taxiritten wordt 5 8
vooraf besteld. 12 22 En 1 De meeste chauffeurs van deze 4 TTO's zijn voor een andere 1
Ook uit dit onderzoek blijkt het belang voor de opstapmarkt van de 17 2 54 dl =| TTO gaan rijden. 8
standplaatsen bij de grote stations en voor de uitgaansgebieden tijdens 5 5 En 5 In 2017 zijn er (tot en met juli) twee TTO-vergunningsaanvragen A
de uitgaansnachten. bi k
innengekomen.
De pop-upstandplaats Rembrandtplein verwerkt in de uitgaansnachten
gemiddeld 40 opstapritten per uur; de standplaats Leidseplein op 16 24 60
piekmomenten ca. 160 per uur. Het aandeel taxigebruikers dat een taxi 12 22 66
aanhoudt op straat blijft ongeveer gelijk. 12 21 57
10 18 72
© ® ®
SN S ò
‚ 4 K O5 ZE ï k
De TTO is primair verantwoordelijk voor het toezien op de gedragingen van de 843 Er worden twee soorten mysteryguestonderzoeken uitgevoerd: door
chauffeurs en het opleggen van maatregelen als de chauffeur zich misdraagt. 955 OIS, dat vooral gericht is op de beleving van de rit door de klant, en
Dit hebben zij in een (privaatrechtelijke) overeenkomst vastgelegd. Over de 873 door H+T, dat vooral gericht is op of de chauffeur zich aan de regels 45 55
maatregelen die TTO opleggen naar aanleiding van RvB van de “Gouden 5” 585 | houdt die zijn vastgelegd in de Taxiverordening en die zijn doorvertaald 45 55 |
moeten de TTO's rapporteren aan de gemeente. De “Gouden 5” zijn: in de protocollen van de TTO's. =
1. Ritweigering 34 66
2. Hinder omgeving standplaats 140 De herkenbaarheid van de chauffeur is slecht; met andere woorden:
3. Niet opvolgen aanwijzing ambtenaar Zea voor de klant is de chauffeur meestal anoniem. 5
4. Niet hanteren van het wettelijk tarief 428
5. Overschrijding van het maximaal aantal taxi's op de standplaats. 260 Uit de mysteryguestonderzoeken van OIS blijkt dat het ritbewijs
nauwelijks bruikbaar is als identificatiemiddel: in 2016 treft slechts 34%
RvB's kunnen door de dienst H+T en door de politie worden geschreven. van de passagiers een chauffeur die uit zichzelf een ritbewijs aanbiedt
In 2016 waren dat er 873. Dat is minder dan in 2015, maar dat zegt niets en daarvan is slechts 78% volledig. Dat betekent dat slechts 27% van de 62 E 28
over hoe het gaat op de taximarkt. Naast deze RvB's kunnen TTO's zelf ook passagiers, die over het algemeen niet weet dat hij een bon kan vragen, 69 12 7 _12 |
constateringen van overtredingen door de chauffeurs doen en daar sancties achteraf nog kan achterhalen in welke taxi hij of zij zat. 78 9 4 9
voor opleggen. Dit aantal is niet bekend. Bij het mysteryguestonderzoek van H+T treft 16% van de passagiers
een chauffeur aan die uit zichzelf een ritbewijs aanbiedt. Daarvan is niet
De politie heeft in 2016, 486 lijnbusbaanontheffingen/Taxxxiraamkaarten bijgehouden welk percentage daarvan volledig is. Dit percentage is nog
ingenomen wegens overtredingen op de lijnbusbaan. Deze chauffeurs zijn aanzienlijk lager dan van het mysteryguestonderzoek van OIS. Ee
voor een bepaalde periode geschorst. Dat is een toename ten opzichte van Reden daarvoor kan zijn, dat H+T ook ritten in de uitgaansavonden
2015 van bijna 25%. en -nachten heeft gemaakt, en OIS niet. Ook heeft H+T meer ritten in
het centrum gereden dan OIS. De indruk bestaat dat de kans dat de
Overige cijfers betreffende handhaving in het kort: chauffeur een incidentele passagier treft een rol speelt bij het gedrag
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft 294 inspecties uitgevoerd van de chauffeur en/of bij welke chauffeurs vanaf welke locaties rijden. 16 nn
(2015: 159) waarvan 45% in orde was (2015: 15%). Strafrechtelijke vervolgingen
7 stuks. 59 63 5
16 82 21 8
10 76 15
5 72 2e
L
n
©
©
I_d
Het CBR constateert dat het aantal verstrekte certificaten voor medegebruik
lijnbusbaan hoog blijft: 828, 12% meer dan in 215. Examenkandidaten
moeten sinds 2015 meer opleidingsuren volgen voordat ze examen mogen
doen. Het slagingspercentage blijft echter onverminderd laag: zo’n
40% slaagt voor het Taxi Amsterdam Praktijkexamen (TAP). Kandidaten
leggen vaak meerdere keren het examen af om het toch te halen.
Dit certificaat is nodig om voor een ontheffing voor medegebruik van 743
de lijnbusbaan (gekoppeld aan een Taxxxivergunning óf zelfstandig) in 828
aanmerking te komen.
Het aantal elektrische taxi's neemt zichtbaar toe door de inzet van
maatregelen uit het taxi convenant ‘schone taxi's voor Amsterdam’, met 250
als doelstelling alle taxi's uitstootvrij in 2025. 280
Maatregelen uit het convenant zijn o.a. dat per januari 2018 de milieuzone 286 Bronvermelding:
taxi wordt ingevoerd en de taxistandplaatsen Centraal Station en Leidseplein 1. Imago Amsterdamse taxi's 2016, 7e meting, Onderzoek, Informatie en 5. Maandrapportages examens CBR
exclusief toegankelijk zijn voor schone taxi's. Deze maatregelen hebben direct Statistiek, januari 2017 6. Klachtenoverzicht Taxiteam 2016
invloed op de groei van schone taxi's. 2. Panel Taxigebruikers, 8e meting, Onderzoek, Informatie en Statistiek, 7. Tellingen taxistandplaatsen 2107; 2e onderzoek naar het gebruik van
Tot 2021 geldt voor schoon, groengas en uitstootvrij. Na 2021 geldt schoon januari 2017 een aantal taxistandplaatsen in Amsterdam, Onderzoek, Informatie en
= uitstootvrij. Om de elektrische taxi's te faciliteren wordt ook het (snel) 3. 5e mysteryguestonderzoek Amsterdamse taxi's, december 2016, Statistiek, maart 2017
laadnetwerk uitgebreid. Onderzoek, Informatie en Statistiek 8. Rapport Advies verschoning Taxistandplaats Leidseplein, HvA juni 2017
4. Overzicht resultaten mysteryguestonderzoeken dienst Handhaving en
Toezicht, backoffice Taxiteam, gemeente Amsterdam
| Onderzoeksrapport | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 367
Datum akkoord 24 april 2014
Publicatiedatum 30 april 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden de heer M.F. Poorter en
mevrouw |. Saadi van 8 april 2014 inzake de sluiting van 14 vestigingen van
buitenschoolse opvang in Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstellers:
Het Parool van 1 april 2014 meldde de sluiting van 14 vestigingen van buitenschoolse
opvang (hierna te noemen: bso-locaties) in Amsterdam. Het gaat om locaties van
welzijnsbedrijf IJsterk. Volgens het bedrijf is buitenschoolse opvang niet rendabel en
moeten zij zich specialiseren in dagopvang. Met de sluiting verliezen meet dan
80 werknemers hun baan en moeten de ouders van duizend kinderen op zoek naar
een andere locatie. Volgens welzijnsbedrijf IJsterk zullen enkele bso’s worden
overgenomen.
De fractie van de PvdA Amsterdam maakt zich zorgen om deze ontwikkeling.
Voldoende kinderopvang is belangrijk voor emancipatie en diversiteit in de stad, het
maakt mogelijk dat man én vrouw kunnen werken. Bovendien is het van
onmiskenbaar maatschappelijk belang dat voor alle kinderen van werkende ouders
een veilige, constante en kwalitatief goede opvang beschikbaar is. Daarnaast is
iedere school, sinds de motie Van Aartsen/Bos uit 2005, verplicht om opvang aan te
bieden. Dat mogen scholen zelf doen of door een samenwerking met een organisatie
aan te gaan. Met de dreigende sluiting van 14 bso-locaties, is het de vraag of, en, zo
ja, welke Amsterdamse scholen niet meer aan deze verplichting kunnen voldoen.
Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 8 april 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Is het college bekend met de sluiting van 14 bso-locaties in Amsterdam? Kan het
college aangeven wat de actuele stand van zaken rondom eventuele overnames
is?
Antwoord:
Ja, het college is bekend met het besluit van IJsterk om in september 2014 14
bso-locaties te sluiten.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Seeing 67 Gemeenteblad
Datum 30 april 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 8 april 2014
Stand van zaken overname:
Sinds de bekendmaking is IJsterk volop in gesprek met organisaties die interesse
hebben om locaties over te nemen. Sommigen hebben zich gemeld voor
overname van alle bso’s. Op basis van deze interesse is IJsterk positief over de
kansen dat in ieder geval een aantal bso’s door andere organisaties wordt
voortgezet. Hoe sneller er duidelijkheid is, des te groter de kans dat locaties open
blijven en dat de huidige en vertrouwde beroepskrachten en de kinderen er
blijven. Dat is aantrekkelijk voor zowel ouders en kinderen als voor de
overnemende partij.
Verdere proces:
Geïnteresseerde partijen zijn verzocht voor Pasen hun voorstel bij IJsterk in te
dienen. Aan de hand daarvan maakt IJsterk een selectie. Met die partijen, die het
beste aansluiten bij de belangen van ouders, medewerkers en scholen,
onderhandelt IJsterk vervolgens om komen tot een overname. IJsterk streeft naar
een intentieverklaring met eventuele overnamepartners vóór 1 mei, met
definitieve besluitvorming over de overname uiterlijk 1 juni.
Bij de besluitvorming over de overname betrekt IJsterk de oudercommissies, de
Ondernemingsraad en de betreffende schooldirecteuren c.q. schoolbesturen.
2. Heeft de mogelijke sluiting van 14 bso-locaties volgens het college gevolgen voor
de plicht van scholen om opvang aan te bieden? Zo ja, welke scholen moeten nu
op een andere manier opvang aanbieden?
Antwoord:
Nee, de sluiting laat onverlet dat scholen, indien ouders daar behoefte aan
hebben, de plicht hebben om te organiseren dat er bij de school buitenschoolse
opvang is. Scholen richten daartoe zelf een rechtspersoon op, die in het kader
van de Wet kinderopvang buitenschoolse opvang aanbiedt, of scholen maken
afspraken met een of meer kinderopvangorganisaties die de opvang afstemmen
op de schooltijden, vakanties en studiedagen.
3. Is het college van mening dat het een taak van de gemeente is om scholen te
ondersteunen in het aanbieden van buitenschoolse opvang?
Antwoord:
Nee, het is de wettelijke plicht (art. 45.2 Wet op het Primair Onderwijs) van
scholen om buitenschools opvang te organiseren, als ouders daar behoefte aan
hebben. In bijna alle gevallen maken scholen daarover afspraken met een of
meerdere kinderopvangorganisaties. Het is gebleken dat scholen uitstekend in
staat zijn om samenwerkingspartners te zoeken voor uitvoering van deze taak.
De gemeente ziet het wel als taak om goed te anticiperen op de overname.
Bij tijdige melding van een overname kan een kinderopvangvoorziening gewoon
in exploitatie blijven en wordt de opvang voortgezet. De gemeente is daarom
actief aangehaakt bij de ontwikkelingen rond de overname van IJsterk bso's.
Hierdoor kan de gemeente zorgen voor een soepel registratieproces en kunnen
zowel de oude als de nieuwe houder daarbij begeleid worden.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Naeing 67 Gemeenteblad
ummer = =. . .
Datum 30 april 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 8 april 2014
4. Iser volgens het college genoeg capaciteit voor buitenschoolse opvang in de hele
stad, nu 14 locaties verdwijnen? Is het college bereid hiervan een overzicht te
verstrekken?
Antwoord:
Er zijn momenteel niet of nauwelijks wachtlijsten in de kinderopvang, dat duidt
erop dat er voldoende capaciteit is. Het college is bereid om een overzicht te
verstrekken van het aantal kindplaatsen in de buitenschoolse opvang. Dat zegt
echter nog niets over het gebruik van kinderopvang. Dit kan sterk verschillen
tussen en binnen stadsdelen, zowel in aantallen kinderen als in afgenomen uren.
Gezien de ligging van de locaties van deze bso's en het grote aantal
geïnteresseerde overnamekandidaten, lijkt het uitgesloten dat er in september
14 bso's verdwijnen. Er is zelfs een kans dat alle 14 bso’s open blijven. Ook waar
geen overname plaats vindt, hoeft dit niet tot problemen te leiden, omdat er
voldoende alternatieven in de buurt zijn. Bijvoorbeeld opvang bij andere
kinderopvangorganisaties waar de school al mee samenwerkt.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | val |
en mal Rn: L hi \ in
Dr gaa B ne Nd (EE en
1e 5 nn ra en Ee
MEE it st, (rt {Tink Ke 8 Jeen ee) ie e | | TN
\ Erf 3 se ai IL EIL en | EN h Ver zi ef
ED ae kr LR Nen A TE NJi Á Ì
JAmsterdand.. | gil IND TS
Hete 4 er WAT
Oo A we DE et
wt ij IN ed MT Ep Ale eee
Ber aak, Sn ne
u |R Wa de Sannen n\t Ne heet
Hi PE et Le | e — \ d î À | ä a* en _
Ik ARS DAE SCHEERT AME EL 5 |
Tas a \EAN Mi A nm un
Wil ik Te CSN a W, OA À Kl BORNE
A ER bel „zine DA A EEDE ve,
Vld PP AD EC OO N Ee A
Ma VUB NON reerd
WSE, 5 Sk El em lee
1 Ee TTN | y-
ij (agv) ele er A, VEE Ie
- f] Ees J ET, Lt in iN En
Nt Ee apnlekkl:
al | En: u ai JINN BE ee Ed
en mi na Kan nun de Beke
4 BR Ä seo orn) EP É
OL eenn ee
È en EE p. El EN EEN ' menen — hr P3
pa h Ll Ree Li EN Tk =
Nen gen :
Rn rij ed 8 ie ER] ER Ì er! ag =P Ë
PSE ee Nee pa SD nen TM
ele ed Ee a
og ere LLL (Te. ee
DNA PA A OEE nennen oetan kihi ralen len. je
« BET opk A Biodien eK - ’ i zh _—_ _— rid dl
Et Wann Rien tee vise
| ERR EE BEAAEKI Th À 5
nd U he Ni
Evaluatie Wijkteam
Ijkteams en
ie
PA fe / nin iÀ EE sn] a
(DM 5 | BR 7e
14 = : wk ie ne ET Ur 9 ú
ENE te de ol :
Dik IN ee, Ts AT Pe Pt
AD a WA A Kk Û
ed é al Kef
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
In opdracht van: OJZ
Projectnummer: 15294
Ellen Lindeman Lisa Goudsblom
Anne Huijzer, Maurice Hendriks Nina Holaind, Patricia Jaspers
Christa de Geus & Anne Louise Schotel (UU i.s.m. EUR)
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0333
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam www.ois.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, oktober 2016
Foto voorzijde: Uitzicht Westertoren, fotograaf Cecile Obertop (2014)
2
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Inhoud
Samenvatting van de resultaten 5
Inleiding 12
1 Bekendheid van wijkteams bij de Amsterdammers 15
1.1 Ouder- en Kindteams 15
1.2 Wijkzorg 1/7
2 Algemene schets wijkteams: de cliënten 21
2.1 Ouder- en Kindteams 21
2.2 Wijkzorg 25
2.3 Activering 31
2.4 Samen DOEN teams 36
3 Algemene schets wijkteams: de professionals 43
3.1 Ouder- en Kindteams 43
3.2 Wijkzorgnetwerken 46
3.3 Activeringsteams 46
3.4 Samen DOEN teams 47
4 Mechanismen en randvoorwaarden volgens medewerkers wijkteams 50
4.1 Outreachend werken en vroegtijdig ingrijpen 51
4.2 Multidisciplinaire teams 53
4.3 Vraaggericht werken 54
4.4 Inzetten op eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht 55
4.5 1 huishouden, 1 plan, 1 regie 55
4.6 Vindbaarheid 57
4.7 Juiste doelgroep 58
4.8 Competente professionals en goede samenwerking binnen teams 60
4.9 Kennis en gebruik aanbod informele organisaties 64
4.10 Goede afstemming met externen 67
4.11 Mening over het zorgstelsel in Amsterdam en slotopmerkingen 71
5 Onderlinge samenwerking wijkteams 74
5.1 Samenwerking met Ouder- en Kindteams 75
5.1.1 Wie werkt er samen met Ouder- en Kindteams 75
5.1.2 Overdracht 76
5.1.3 Beoordeling van de samenwerking met Ouder- en Kindteams 77
5.2 Samenwerking met wijkzorgnetwerken 79
3
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
5.2.1 Wie werkt er samen met de wijkzorgnetwerken 79
5.2.2 Overdracht 79
5.2.3 Beoordeling van de samenwerking met de wijkzorgnetwerken 80
5.3 Samenwerking met activeringsteams 81
5.3.1 Wie werkt er samen met activeringsteams 81
5.3.2 Overdracht 81
5.3.3 Beoordeling van de samenwerking met de activeringsteams 82
5.4 Samenwerking met Samen DOEN teams 83
5.4.1 Wie werkt er samen met Samen DOEN teams 83
5.4.2 Overdracht 83
5.4.3 Beoordeling van de samenwerking met de Samen-DOEN-teams 85
6 Externe betrokkenen over samenwerking met wijkteams 87
6.1 Samenwerking met Ouder- en Kindteams 89
6.2 Samenwerking met wijkzorg(netwerken) 90
6.3 Samenwerking met activeringsteams 90
6.4 Samenwerking met Samen DOEN teams 91
6.5 Mening over het zorgstelsel in Amsterdam en slotopmerkingen 92
7 Waardering van cliënten 93
7.1 Ouder- en Kindteams 93
7.2 Wijkzorg 9/
7.3 Activeringsteams 104
7.4 Samen DOEN teams 111
Bijlage Omschrijving wijkteams en veronderstelde mechanismen en randvoorwaarden 115
4
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Samenvatting van de resultaten
Bekendheid van wijkteams onder Amsterdammers
In eerdere onderzoeken (april 2016) peilde OIS de bekendheid van de Ouder- en Kindteams! en
van Wijkzorg®. Daaruit blijkt dat 16% van alle geënquêteerde Amsterdammers en 29% van de
ouders onder hen weet wat een Ouder- en Kindteam is. Vier van de tien Amsterdammers (39%)
zijn bekend met de term ‘Wijkzorg’ en ruim een kwart (27%) met de term ‘zorg en ondersteuning
in de wijk’. Zes van de tien geven aan te weten waar ze terecht kunnen voor vragen rondom zorg
en ondersteuning in de wijk. Het meest genoemd worden de huisarts, het stadsdeel, Huis van de
Buurt of activiteitencentrum in de buurt en via een zoekmachine op internet.
Globale schets van de wijkteams
Kenmerken van cliënten in de wijkteams (volgens registraties)
Uit registratiegegevens (RIS OKT jeugdhulp, periode jan. t/m febr. 2016) blijkt dat ruin 7.000
cliënten jeugdhulp van de Ouder- en Kindteams ontvangen. De cliënten jeugdhulp kwamen daar
het vaakst terecht via school. Bij de jeugdhulp wordt vrijwel altijd gewerkt met één regisseur per
cliënt (bij 98% van de cliënten). Wanneer er sprake is van meerdere trajecten bij een cliënt geldt
dat voor zeven van de tien cliënten. Behalve jeugdhulp bieden Ouder- en Kindteams
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en opvoed- en opgroeiondersteuning ten behoeve van de
doelgroep van circa 150.000 0-18 jarigen. Dit betreft ongeveer 60% van de activiteiten van de
teams.
In totaal staan (januari 2016) ruim 14.000 Amsterdammers geregistreerd als cliënt bij een vorm
van Wijkzorg, 2% van alle Amsterdammers van 18 jaar en ouder. Het grootste deel is op eigen
initiatief daar terecht gekomen, gevolgd door een verwijzing van een GGZ-instelling. Van de
cliënten met langdurige zorg heeft 84% een ondersteuningsplan. Bij twee derde van de cliënten
is op vijf of meer (van de 11 ZRM-) domeinen sprake van beperkte zelfredzaamheid, het vaakst
op de gebieden dagbesteding en maatschappelijke participatie.
De activeringsteams bieden (juli 2016) hulp aan circa 32.000 Amsterdammers zonder werk en
met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (37% valt in trede 1 en 63% in trede 2). De
gemiddelde leeftijd ligt op 49 jaar, meer dan de helft is ouder dan 45 jaar. De klanten zijn het
vaakst alleenstaand en ruim de helft is laagopgeleid. Voor zover bekend, is bij een derde sprake
van een beperkte zelfredzaamheid op vijf of meer domeinen, het vaakst op financiën, daarna
dagbesteding en maatschappelijke participatie. Elf procent van alle activeringsklanten (3.643
klanten) volgt een traject, 8% bij trede 1 en 14% bij trede 2.
Het totale bereik van de Samen DOEN teams bestaat in 2015 uit ruim 3.400 huishoudens. Ruim
de helft (circa 1.800 huishoudens) ontvangt actieve ondersteuning. De cliënten zijn het meest via
professionele derden (44%), Jeugdbescherming Regio Amsterdam (16%) of WPI (9%) daar
terecht gekomen. Bij twee derde gaat het om een huishouden met kinderen. Bij zes van de tien
cliënten is sprake van een beperkte zelfredzaamheid op vijf of meer domeinen, het vaakst op het
' OIS, Gemeente Amsterdam. 1-meting Ouder- en Kindteams. April 2016.
2 OIS, Gemeente Amsterdam. Wijkzorg of Zorg en ondersteuning in de wijk. Juli 2016.
5
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
gebied van inkomen en/of toeleiding naar werk en dagbesteding. Bij vrijwel alle cliënten van
Samen DOEN is een plan van aanpak opgesteld.
Kenmerken professionals in wijkteams (volgens registraties)
Er zijn 716 medewerkers bij de Ouder- en Kindteams inclusief de Jeugdgezondheidszorg® (totaal
504,5 fte). De meest voorkomende functie binnen de teams zijn Ouder- en Kindadviseur,
jeugdverpleegkundige, jeugdarts en jeugdpsycholoog. Jeugdhulp bij de Ouder- en Kindteams
wordt gegeven door hulpverleners uit verschillende moederorganisaties zoals Altra, Spirit,
Combiwel en MEE.
Het is niet precies bekend hoeveel mensen er zijn aangesloten bij de wijkzorgnetwerken. Op basis
van gegevens uit het registratiesysteem RIS wordt het aantal professionals dat klanthouder is
(d.w.z. de hulpverlener die de vaste contactpersoon is voor de cliënt bij een ondersteuningsplan)
geschat op tenminste duizend. Het aantal betrokkenen bij wijkzorgnetwerken ligt in praktijk
aanzienlijk hoger, omdat niet iedereen optreedt als klanthouder.
Bij de activeringsteams werken 164 klantmanagers (151,8 fte). Zij hebben een gemiddelde
caseload van 241 klanten. Daarnaast werken er nog per stadsdeel één teammanager en één
stadsdeeladviseur.
In de Samen DOEN teams werken 158 generalisten (115,9 fte). Zij komen uit veel verschillende
organisaties, zoals Altra, Leger des Heils, MEE, Spirit en HVO-Querido. Daarnaast werken er nog
9 teamleiders en 16 teamassistenten (totaal 21,94 fte).
Mechanismen en randvoorwaarden volgens medewerkers wijkteams
In een enquête (in de periode half mei-half juli 2016) is nagegaan hoe er volgens de medewerkers
(n=567) in de verschillende wijkteams/-zorgnetwerken wordt gewerkt.
Ovutreachend werken
Over het algemeen vindt de meerderheid van de werkenden in de wijkteams dat er outreachend
gewerkt wordt, maar de meerderheid vindt ook dat het bereiken van cliënten lastig is. Van een
snellere doorverwijzing als gevolg van werken in wijkteams is, met vitzondering van de
klantmanagers, een minderheid overtuigd.
Multidisciplinaire teams
Veel medewerkers zijn positief over het werken in multidisciplinaire teams, maar veel menen dat
nog niet alle benodigde disciplines aanwezig zijn in het eigen team. Medewerkers van de Samen
DOEN teams zijn het vaakst positief over het multidisciplinair werken en menen ook het vaakst
dat er nog benodigde disciplines ontbreken.
Vraaggericht werken
De meeste medewerkers van de wijkteams werken vraaggericht doordat ze cliënten naar
geprobeerde oplossingen vragen. In de wijkzorgnetwerken is het minder gebruikelijk dan in de
andere teams. Negen van de tien medewerkers van de activerings- en Samen DOEN teams
maken een volledige vraaganalyse en zeven van de tien van de wijkzorgnetwerken en Ouder- en
Kindteams.
3 Het betreft voorlopige cijfers voor de Jeugdgezondheidszorg (1-10-2016).
6
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
inzetten op eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht
Negen van de tien medewerkers zoeken actief naar de eigen kracht van hun cliënten, vaak ook
via het netwerk van de cliënt. Zes tot zeven van de tien gaan samen met de cliënt op zoek naar
een netwerk als dat er volgens de cliënt niet is. Een groot deel van de medewerkers meent dat er
doelgroepen zijn waarbij het niet lukt hen in eigen kracht te zetten of te activeren, het vaakst bij
de activeringsteams (76%, Samen Doen teams 69%, Ouder- en Kindteams 59% en
wijkzorgnetwerken 61%). Het gaat daarbij vaak om zorgmijders, multiproblematiek, GGZ
(geestelijke gezondheidszorg), verslaving en LVB-ers (mensen met een licht verstandelijke
beperking).
1 huishouden, 1 plan, 1 regie
Binnen de Samen DOEN teams wordt volgens de daarin werkende professionals het vaakst op
de manier van 1 huishouden, 1 plan, 1 regie gewerkt. Het is het minst vaak het geval in de
activeringsteams. De Ouder- en Kindteams en wijkzorgnetwerken vallen daar tussenin.
Vindbaarheid
Zes van de tien medewerkers van de wijkzorgnetwerk menen dat het netwerk goed bekend is in
de wijk en vier van de tien medewerkers van de Ouder- en Kindteams en van de Samen DOEN
teams. In het laatste geval betreft het bekendheid bij professionals en organisaties. Elf procent
meent dat Samen DOEN niet goed bekend is bij hen. Er zijn veel tips gegeven om de bekendheid
te vergroten onder andere via de media en via netwerken en overleggen. Ook een vaste plek in
de wijk zal helpen.
Juiste doelgroep en schaalgrootte
De professionals van Samen DOEN werken vrijwel alleen met cliënten met meervoudige
problemen, maar ook bij de andere teams komt dat vaak voor. Onvoldoende zelfredzaamheid
komt volgens de professionals bij rond zes van de tien cliënten van Samen DOEN (66%) en van
de wijkzorgnetwerken (60%) voor en veel minder vaak bij de Ouder- en Kindteams (32%).
Verstandelijke beperkingen komen minder vaak voor, het vaakst bij de Samen DOEN- teams.
Rond de helft van de respondenten meent dater bepaalde doelgroepen zijn die met de huidige
werkwijze van de eigen organisatie niet worden bereikt. Hierbij gaat het om zorgmijders, LVB-
ers, GGZ-cliënten, jongeren, (eenzame) (allochtone) ouderen, dak- en thuislozen en verslaafden.
Als mogelijke oplossingen hiervoor zijn genoemd: betere samenwerking met specialisten, meer
outreachend werken, betere signalering en via informele netwerken/buren.
Op de vraag of het gebiedsniveau waarop de wijkteams werken toereikend zijn, weet rond de
helft van de respondenten geen antwoord te geven. De respondenten van activering en van
Samen DOEN zijn het vaakst positief over de huidige schaalgrootte. Bij de activeringsteams
vindt men de schaal vaker te groot dan te klein. Bij de Ouder- en Kindteams en bij de
wijkzorgnetwerken vindt men het eerder te klein (voor sommige doelgroepen zoals
multiprobleem, GGZ, LVB). In de stadsdelen Centrum, Noord en (in mindere mate) Nieuw-West
vindt men de schaal vaker voor sommige doelgroepen te groot dan gemiddeld.
Competentie professionals en samenwerking in team
De meerderheid van de respondenten zijn positief over het werken in wijkteams, de Samen
DOEN teams het vaakst. Wel menen twee tot drie van de tien niet aan alle eisen te kunnen
voldoen die als gevolg van de invoering van de wijkteams worden gesteld. Ook kan men niet
altijd hulp bieden aan specifieke doelgroepen (GGZ, LVB, somatisch) en probleemdomeinen
7
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
(vooral wonen en financiën) maar weet men meestal wel hulp daarvoor te vinden. De
medewerkers van de Samen DOEN teams zijn daarin het beste zelf in staat.
De drie type zorgteams geven gemiddeld een 7,7 voor de samenwerking binnen het eigen team,
de activeringsteams geven een 7,4. De klantmanagers geven ook vaker een onvoldoende
hiervoor. Dat komt naar voren bij alle aspecten. De respondenten van Samen DOEN zijn het
vaakst positief over de samenwerking binnen het team.
Kennis en gebruik informele organisaties
Zes van de tien respondenten van de wijkzorgnetwerken en van Samen DOEN menen dat zij een
goed beeld hebben van het informele zorgaanbod dat er is in de wijk. Bij de activeringsteams en
de Ouder- en Kindteams geldt dat voor bijna de helft (beide 45%).
Bij activering en bij Wijkzorg wordt het vaakst gebruik gemaakt van dit aanbod en bij de Ouder-
en Kindteams het minst vaak.
Binnen de wijkzorgnetwerken en Samen DOEN vindt men het het vaakst een risico om bepaalde
zorg- en hulptaken over te laten aan informele organisaties en mantelzorgers (resp. 48% en
43%). De klantmanagers zien dat risico minder en de meningen van de Ouder- en Kindteams zijn
hierover verdeeld. Als toelichting wordt dat het voor bepaalde kwetsbare doelgroepen niet
geschikt is (GGZ, multiprobleem, ouderen, dementie, autisme, LVB) en vragen zij om aandacht
voor begeleiding, een goede taakverdeling en voorkoming van overbelasting van mantelzorgers.
Samenwerking met externen
De wijkteams/-netwerken geven de samenwerking met partijen/organisaties buiten de
6 / teams/netwerken gemiddeld een 6,7 als rapportcijfer. De activeringsteams zijn hierover iets
d positiever dan de andere professionals, zij geven een 7,0 (overige teams elk 6,7). De
respondenten van de wijkzorgnetwerken geven vaker een onvoldoende.
Bij de wijkzorgnetwerken noemt men de volgende problemen: bereikbaarheid, communicatie,
lange wachtlijsten, geen/weinig terugkoppeling, te weinig contact/overleg, geen goede
organisatie van Wijkzorg (bij wie moet je voor wat zijn).
De Ouder- en Kindteams vinden het volgende minder goed gaan: bereikbaarheid, onbekendheid
met elkaar, afstemming en terugkoppeling (structureel overleg nodig), onduidelijkheid over
rollen en regie (te veel taken bij Ouder- en Kindteam) en lange wachttijden/-lijsten (o.a. GGZ).
De klantmanagers noemen als punten die minder goed gaan: terugkoppeling, communicatie,
afstemming en overlegmomenten, verschillende contactpersonen, van elkaars
activiteiten/expertise weten.
Samen DOEN teams noemen als mindere punten: lange wachtlijsten (vooral GGZ), andere
belangen of verwachtingen, moeilijk bereikbaar, bureaucratie (cliënt wordt van kastje naar de
muur gestuurd), contactgegevens en expertises geen duidelijke afspraken, Samen DOEN is niet
goed bekend in de wijkstructuren, men zit te veel op privacy waardoor het moeilijk
samenwerken is.
Samenwerking tussen wijkteams
De mate waarin de teams/netwerken met elkaar samenwerken verschilt (zie tabel 1). Er is de
meeste samenwerking met de Samen DOEN teams. Vooral veel professionals van de Ouder- en
Kindteams en de Samen DOEN teams werken samen.
8
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 1 Samenwerking per type team*
Werkt ____okT WZ No SD
KY 00 KA!
met:
OKT - 22% 6% 89%
WZ 34% - 20% 59%
ACT 21% 43% - 79%
SD 95% 51% 43% -
“OKT = Ouder- en Kindteam, WZ = wijkzorgnetwerk, ACT = activeringsteam, SD = Samen DOEN team
De samenwerking met elk team of netwerk wordt door de werkenden in de teams gemiddeld
beoordeeld met een rapportcijfer tussen de 6,5 en de 7,0, dus een ruime voldoende. Er wordt
vaker een onvoldoende voor de samenwerking met de Samen DOEN teams gegeven (14%) dan
voor de samenwerking met de andere teams (3% ACT, 7% bij WZ en OKT). Ook zijn er
onderlinge verschillen tussen de teams in de gemiddeld gegeven rapportcijfers voor
samenwerking met de anderen (zie tabel 2).
Tabel 2 Gemiddelde rapportcijfers over samenwerking per type team *
KLE Over: ey NPA Xe Sj)
OKT - 6,4 (n=32) 5,7 (n=6) 6,5 (n=152)
WZ 6,8 (n=61) - 6, 8 (n=32) 6,7 (n=111)
ACT 7,2 {n=5) 6,5 (n=14) - 6,2 (n=27)
SD 7, 2 (n=55) 6, 6 (n=22) 7, 0 (n=24) -
gemiddeld: 7,0 (n=121) 6, 5 (n=68) 6, 8 (n=62) 6,6 (n=290)
“OKT = Ouder- en Kindteam, WZ = wijkzorgnetwerk, ACT = activeringsteam, SD = Samen DOEN team
Volgens diegenen die in de teams werken gaat er al veel goed in de overdracht en afstemming
tussen de teams en het netwerk, maar men geeft ook suggesties ter verbetering. Men weet
elkaar meestal te vinden en het onderlinge contact is redelijk. Daar waar de teams een locatie
delen, vindt er nog makkelijker overleg plaats. Op dit gebied zouden volgens de leden van de
teams nog stappen gezet kunnen worden als er gebruik gemaakt zou worden van compatibele
registratiesystemen van cliënten en er per team in de wijk een vast contactpersoon aangesteld
zou worden. Ook valt er nog veel te winnen op het gebied van de onderlinge taakverdeling
tussen de teams en het netwerk. Vooral over de vraag welk team of netwerk welk type
problematiek behandelt bestaan onduidelijkheden en onrealistische verwachtingen. Hierdoor is
vooral de overdracht van cliënten met meervoudige problematiek niet optimaal en is de
werkdruk voor sommige teams te hoog.
Mening over functioneren zorgstelsel
Aan de medewerkers van de Ouder-en Kindteams, de wijkzorgnetwerken en Samen DOEN is gevraagd:
“Wat vindt u van het functioneren van het huidige zorgstelsel in Amsterdam, in de zin of iedereen die
hulp nodig heeft de juiste hulp krijgt?” Ruim een kwart (27%) vindt het goed functioneren en 15% vindt
het slecht functioneren. De rest is neutraal hierover (51% ‘niet goed, niet slecht’) of gaf geen mening
9
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
(8%). De professionals van de Ouder- en Kindteams zijn vaker positief over het functioneren van het
zorgstelsel dan de anderen.
Externe betrokkenen over samenwerking met wijkteams
In een enquête (in de periode half mei-half juli 2016) onder mensen die samenwerken met
wijkteams/-zorgnetwerken maar er niet zelf in werkzaam zijn (n=59), is nagegaan hoe deze
samenwerking verloopt.
De respondenten die samenwerken met de wijkteams/-zorgnetwerken geven de samenwerking
gemiddeld een 6,8, een ruime voldoende. Het meest gegeven rapportcijfer is een 7, maar voor de
samenwerking met de Ouder- en Kindteams wordt ook vaak een 8 of juist een 5 gegeven. Het
gemiddelde rapportcijfer ligt daar iets lager dan bij de andere teams, namelijk op een 6,6.
Er worden in het algemeen weinig onvoldoendes gegeven maar wel worden er voor alle teams
problemen in de samenwerking aangegeven en verbeterpunten genoemd. De problemen in de
samenwerking zijn vaak gelegen in het nog onbekend zijn met elkaar en elkaars taken en
verantwoordelijkheden gebrek aan afstemming daarin. Er is niet zo vaak overleg met de teams,
meestal maar een paar keer per jaar.
De genoemde verbeterpunten aan de samenwerking met de Ouder- en Kindteams gaan het
vaakst over meer structureel overleg en verder over kortere lijnen en warmere overdracht van
cliënten, betere terugkoppeling, meer kennis van elkaars werk en doelstellingen, meer
uitwisseling.
Als verbeterpunten voor de samenwerking met de wijkzorgnetwerken komen naar voren:
duidelijker beeld van wie erin zitten en wat zij doen, meer uitwisseling en terugkoppeling, meer
persoonlijk contact, gezamenlijke casuïstiek.
Verbeterpunten bij de samenwerking met de activeringsteams: betere samenwerking door meer
contact te hebben (meer overleg), (meer) kennis uitwisselen, kortere lijnen, warme overdracht,
vaste vorm voor doorverwijzing bedenken, procesafspraken maken.
Als punten voor verbetering in de samenwerking met de Samen DOEN teams zijn genoemd:
meer (structureel) overleg, sneller contact, toegankelijker (m.b.v. website en korter
aanmeldformulier), korte(re) lijnen en warme overdracht.
Externe betrokkenen wijkteams over functioneren zorgstelsel
Ook de externe betrokkenen is naar hun mening gevraagd over het functioneren van het zorgstelsel in
Amsterdam, in de zin dat iedereen die hulp nodig heeft de juiste hulp krijgt. Zij zijn hier minder vaak
positief over dan de medewerkers van de wijkteams: 1/% vindt het goed functioneren en 22% slecht.
De rest vindt is neutraal hierover (46%) of gaf geen mening (15%).
De waardering van cliënten
Uit een eerder vitgevoerd onderzoek (maart 2016) onder cliënten jeugdhulp van de Ouder- en
Kindteams’ blijkt dat zowel de ouders (n=185) als de jongeren (n=162) tevreden zijn over de
ontvangen jeugdhulp van het Ouder- en Kindteam. Zij geven de hulp gemiddeld 4,2 sterren van
de maximaal te geven 5 sterren. Zij zijn in het algemeen ook tevreden over de samenwerking
met andere hulpverleners, hoewel een deel daar geen zicht op heeft. Driekwart van de ouders en
twee derde (64%) van de jongeren meent dat beslissingen samen met hen worden genomen.
* Gemeente Amsterdam — Stichting Alexander . CliëntErvaringsMonitor Zorg voor Jeugd 2015, Amsterdamse jongeren en
ouders/verzorgers over hun ervaring met Jeugdhulp. Hoofdstuk 3: Uitkomsten OKT's.. Maart 2016.
10
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Rond zeven van de tien jongeren en ouders vinden dat zij door de hulp beter de problemen
kunnen oplossen en zes van de tien jongeren kunnen door de hulp (iets) beter voor zichzelf
opkomen.
Uit de enquêtes onder cliënten van Wijkzorg (n=91) blijkt dat zij het vaakst via hun huisarts met
Wijkzorg in aanraking komen. Vier van de tien zien hun hulpverlener wekelijks. Zij vinden dat zij
d goed geholpen worden door de hulpverlener en geven de zorg gemiddeld een 8,1.
Vaak kunnen zij terecht bij één contactpersoon, 9% vindt dat niet het geval. Driekwart vindt dat
de hulp/begeleiding goed bij hen past, 4% vindt van niet. Zes van de tien krijgen de zorg die ze
willen hebben, 13% vindt dit een beetje en 7% vindt van niet. De communicatie met de
hulpverlener wordt goed beoordeeld, slechts een heel klein deel vindt dat de hulpverlener slecht
luistert, niet goed overlegt met hen en zich niet aan de afspraken houdt.
Volgens zes van de tien vraagt de hulpverlener altijd naar hun wensen, bij 14% gebeurt dat
zelden of nooit. Bij bijna de helft van de cliënten heeft de hulpverlener gevraagd naar wat zij zelf
of hun omgeving kunnen doen.
Een derde van de cliënten (34%) meent dat hun hulpverlener hen heeft verteld over het aanbod
van informele organisaties, 30% maakt gebruik van informele organisaties zoals vrijwilligers-
organisaties en buurtcentra, waar zij eerst geen gebruik van maakten.
De geënquêteerde klanten van de activeringsteams die het afgelopen half jaar contact hebben
gehad met hun klantmanager (n=856) gaven gemiddeld een 7,5 voor de begeleiding. Veertien
d procent gaf een onvoldoende.
Zeven van de tien van hen vinden dat zij goed geholpen worden door hun klantmanager, 10%
van vindt van niet. lets minder dan de helft (45%) heeft de begeleiding zoals hij/zij die graag wilt
hebben, een kwart (26%) een beetje het geval is en 12% heeft niet de gewenste begeleiding.
Het contact verloopt volgens twee derde van de respondenten via één contactpersoon.
Bij driekwart vraagt de klantmanager vaak naar wat hij/zij zelf aan activiteiten kan doen. Bijna
twee derde van hen is het hier mee eens, 5% niet.
Bijna de helft (45%) vindt dat de klantmanager hen heeft geholpen met het vinden van een
activiteit en 13% meent van niet. Vier van de tien vinden dat de hulp hen heeft geholpen om
meer zelf te kunnen, 15% vindt van niet. Ruim een derde (36%) kreeg begeleiding om iets in de
wijk te doen op vrijwillige basis (45% niet en 20% weet het niet).
De geënquêteerde cliënten van de Samen DOEN teams (n=77) hebben het vaakst tweewekelijks
(35%) of wekelijks (29%) contact met de hulpverlener. Als algemeen oordeel voor de hulp werd
d gemiddeld een 8,4 gegeven.
Bijna alle respondenten vinden dat hun hulpverlener planmatig werkt en de afspraken nakomt.
Negen van de tien menen dat ze bij één hulpverlener terecht kunnen. Indien van toepassing,
vinden negen van de tien de overdracht van de ene naar de andere hulpverlener goed gaan.
Zeven van de tien krijgen de gewenste hulp, drie van de tien een beetje. Acht van de tien menen
dat er meestal of altijd naar hun wensen wordt gevraagd door de hulpverlener.
Driekwart van de respondenten gaf aan dat de hulpverlener heeft gevraagd wat de cliënt zelf kan
doen in zijn omgeving, 20% meent van niet. Acht procent is het er niet mee eens dat zij ook zelf
iets moeten doen.
Zeven van de tien respondenten hebben van de hulpverlener informatie gehad over het aanbod
van informele organisaties. Maar een klein deel maakt gebruik van informele hulp: 5% krijgt hulp
van vrijwilligers en 1% mantelzorg.
11
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Inleiding
Per1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor nieuwe taken op het gebied van werk,
zorg, ondersteuning en jeugd. Het gaat daarbij om de uitbreiding van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo), de stelselherziening in de jeugdzorg en de invoering van de
participatiewet. De decentralisatie van deze nieuwe taken naar de gemeenten gaat gepaard met
kortingen op de gemeentelijke budgetten. De taak van de gemeente is om de nieuwe taken met
minder middelen beter te organiseren. Om dit te bewerkstelligen dient er ook een verandering
plaats te vinden in de manier van ondersteuning aan burgers. Het vitgangspunt is dat burgers
een eigen verantwoordelijkheid hebben en allereerst hun eigen kracht moeten inzetten als er
problemen zijn. Dit betekent dat professionals op een andere manier moeten gaan werken,
waarbij zij zelf niet problemen aanpakken, maar ondersteuning bieden zodat mensen zoveel
mogelijk zelf hun eigen problemen aanpakken.
Om deze doelen te bereiken heeft de gemeente Amsterdam gekozen om te investeren in sociale
netwerken en informele zorg en ondersteuning. Vier type wijkorganisaties met een verschillende
doelgroep en teamsamenstelling leveren de zorg en ondersteuning: Ouder- en Kindteams (OKT),
wijkzorgnetwerken (WZ), activeringsteams (ACT) en Samen DOEN teams (SD). Zie voor een
nadere omschrijving van deze typen wijkorganisaties de bijlage. Bij deze wijkgerichte aanpak
wordt uitgegaan van 22 gebieden in Amsterdam met gemiddeld ongeveer 40.000
Amsterdammers.
Aan onafhankelijk bureau Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) is de opdracht gegeven een
evalvatieonderzoek uit te voeren naar de werkwijze van de wijkteams. Het doel van dit
onderzoek is om vanuit het perspectief van de Amsterdammers en de professionals een eerste
beeld te krijgen van het functioneren van de Amsterdamse wijkteams en hun onderlinge
samenhang. Op grond van deze evaluatie kan de werkwijze van de teams zo nodig worden
aangepast en verbeterd.
Onderzoeksvragen
Om de doelen te bereiken wordt vanuit de wijkgerichte teams en netwerken volgens een aantal
mechanismen gewerkt en dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan. De
veronderstelling is dat deze mechanismen werkzaam zijn wanneer zij correct worden toegepast
op de daarvoor bestemde doelgroep, en daardoor uiteindelijk leiden tot de gewenste doelen.
De algemene onderzoeksvraag luidt:
e Wordende veronderstelde mechanismen goed toegepast en wordt aan de
randvoorwaarden voldaan in de wijkteams{netwerken?
Het gaat daarbij om de volgende veronderstelde mechanismen:
e _Ovtreachend werken en vroegtijdig ingrijpen
e _Multidisciplinaire teams: aanwezigheid en meerwaarde van meerdere disciplines binnen
wijkteam/netwerk
e Eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht: inzet van eigen kracht en netwerk cliënt
e 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur
12
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
e Netwerkvorming: samenwerking met (informele en formele) partijen buiten team
e Vraaggestuurde zorg: vanuit cliënten en hun netwerk
Randvoorwaarden:
e Juiste doelgroep: bereiken van juiste doelgroepen op juiste schaalniveau
e Goede afstemming en overdracht van cliënten tussen teams/netwerken
e Goede samenwerking: binnen en buiten teams
e _Competente professionals: goed kunnen werken in de teams
e Vindbaarheid: bekendheid teams in de wijken (bij cliënten en professionals)
® _ Aanbod informele zorg en ondersteuning: bekendheid en gebruik ervan
In de bijlage wordt een nadere omschrijving van deze veronderstelde mechanismen en
randvoorwaarden gegeven.
Opzet onderzoek
Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag voor de verschillende wijkteams en -netwerken
in de 22 gebieden zijn de volgende onderzoeksmethoden gebruikt:
e Vragenlijst onder Amsterdammers over de bekendheid van OKT’s en Wijkzorg (eerder
uitgevoerd onderzoek door OIS)
e Inventarisatie van professionals binnen wijkteams
e Inventarisatie van cliënten van wijkteams (analyse van gegevens vit RIS OKT, RIS
Wijkzorg, RIS Samen DOEN en Raak)
e Vragenlijst onder medewerkers van de wijkteams en netwerken
e Vragenlijst onder medewerkers die samenwerken met de wijkteams en netwerken
e Vragenlijst onder cliënten van de wijkteams en netwerken
De evaluatie is dus gebaseerd op enerzijds registratiegegevens van de verschillende wijkteams
en anderzijds op veldwerk onder de betrokkenen bij de wijkteams. In het eerste geval gaat het
om registratiegegevens van de cliënten waaruit informatie wordt gehaald over de doelgroep en
de manier van werken van de wijkteams{netwerken. Daarnaast zijn er bestanden beschikbaar
over de achtergrondgegevens van werkenden in de teams.
Het veldwerk bestond uit enquêtes onder diegenen die werken in de wijkteams/wijkzorg-
netwerken, onder professionals/informele organisaties die samenwerken met de wijkteams/-
zorgnetwerken en onder Amsterdammers die ervaringen hebben met de wijkteams. Het
veldwerk vond plaats in de periode half mei tot half augustus 2016. In eerdere onderzoeken van
OIS (april 2016) zijn enquêtes onder Amsterdammers gehouden om de bekendheid van de
Ouder- en Kindteams en Wijkzorg te peilen (randvoorwaarde vindbaarheid).
Bij de enquêtes is gebruik gemaakt van verschillende enquêtemethodes al naar gelang de
doelgroep en de beschikbaarheid van (het type) contactgegevens (zie nu volgende figuur). De
precieze opzet en het verloop van het onderzoek komen aan het begin van de betreffende
hoofdstukken aan de orde.
13
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2. Gebruikte enquêtemethodes per doelgroep
eonline * online “online e online
m mn
etelefonisch eschriftelijk
eface to face (deel
Samen DOEN)
leden teams alde cliënten A'dammers
hulpverleners
De opzet van het onderzoek en de vragenlijsten zijn besproken met een wetenschappelijke
klankbordgroep (bestaande uit experts op dit terrein vanuit o.a. de GGD, UvA, VUmc) en met
een groep van vertegenwoordigers uit de praktijk (o.a. vertegenwoordigers van Cliëntenbelang
Amsterdam en van welzijnsorganisaties). Verder zijn de opzet, de voortgang en resultaten van
het onderzoek regelmatig besproken met het gemeentelijke platform samenwerking Wijkteams.
Opzet rapport
Hoofdstuk 1 gaat in op de bekendheid van bepaalde wijkteams, namelijk de Ouder- en
Kindteams en de wijkzorgnetwerken, bij de Amsterdammers.
De volgende twee hoofdstukken geven een algemene schets van de wijkteams vanuit
registratiegegevens: wie komen er en wie zijn er werkzaam en (indien geregistreerd) hoe wordt
er gewerkt? Hoofdstuk 2 gaat over de cliënten en hoofdstuk 3 over de professionals in de
wijkteams.
De hoofdstukken 4 en 5 beschrijven de resultaten van de enquêtes onder diegenen die
werkzaam zijn in de wijkteams. Het gaat dan om de veronderstelde mechanismen en
randvoorwaarden waarbij hoofdstuk 5 specifiek ingaat op de samenwerking tussen de teams.
Hoofdstuk 6 behandelt de resultaten van de mening van diegenen die samenwerken met de
verschillende wijkteams maar er niet zelf in werkzaam zijn.
In hoofdstuk 7 worden de resultaten van de enquêtes onder de cliënten/klanten van de
wijkteams besproken.
Aan het begin van dit rapport staat een samenvatting van de resultaten.
14
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
1 Bekendheid van wijkteams bij de
Amsterdammers
Een essentiële randvoorwaarden voor het goed kunnen functioneren van wijkteams en
wijkzorgnetwerken is dat Amsterdammers deze weten te vinden (vindbaarheid). Dit is in eerdere
onderzoeken van OIS nagegaan voor de Ouder- en Kindteams en voor de zorg en ondersteuning
in de wijk (Wijkzorg).
1.1 Ouder- en Kindteams
Samengevat
Uit eerder onderzoek van OIS (april 2016) blijkt dat 16% van de Amsterdammers in het algemeen
en 29% van de Amsterdamse ouders weet wat een Ouder- en Kindteam is.
Drie van de tien ouders kennen Ouder- en Kindteam
In april 2016 is door OIS een onderzoek uitgevoerd naar de naamsbekendheid van de Ouder- en
Kindteams onder Amsterdammers.” Eris een telefonische enquête uitgevoerd onder een
aselect groep van ruim 1.200 Amsterdammers van 18 jaar en ouder.
Van alle ondervraagde Amsterdammers weet 16% wat een Ouder- en Kindteam is. Dat is iets
meer dan tijdens een eerdere meting in 2015, toen 13% aangaf te weten wat een Ouder- en
Kindteam is. Drie van de tien Amsterdammers met kinderen tot en met 23 jaar (29%) weten wat
een Ouder- en Kindteam is. Daarmee is de naamsbekendheid onder ouders licht gestegen (2015:
22%). De naamsbekendheid is vooral toegenomen onder Amsterdammers met kinderen in de
leeftijd van 5-9 jaar en in de leeftijd van 15-18 jaar.
° zie rapportage OIS, 1-meting Ouder- en Kindteams. April 2016.
15
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 1.1 Aandeel Amsterdammers dat weet wat een Ouder- en Kindteam is, 2015 en 2016 (procenten)
13
21
heeft geen kinderen mms
m o-meting
heeftkinderen) vans oor
reftkinderen) van 5 joor Wer
heeft kind(eren) van 24 jaar e.o. On %
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45
bron: OIS/ 1-meting Ouder- en Kindteams
Ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd (4-11 jaar) weten het vaakst wat een Ouder- en
Kindteam is (38%). Moeders zijn hiervan beter op de hoogte dan vaders (resp. 40% tegenover
13%). Ook middelbaar- en hoogopgeleide ouders weten vaker dan gemiddeld wat een Ouder- en
Kindteam is (respectievelijk 31% en 33%).
Vaak hebben zij van het Ouder- en Kindteam gehoord via het werk (18% van die OKT kennen) of
via school (18%) of de media (14%). Verder worden nog genoemd het consultatiebureau en het
Ouder- en Kindcentrum en zijn er een aantal ouders die het Ouder- en Kindteam uit eigen
ervaring kennen.
In stadsdeel Noord weten de ouders het vaakst wat een Ouder- en Kindteam is (45%), in Zuid
(15%) het minst vaak. In stadsdeel Oost is de naamsbekendheid het meest toegenomen en ook
in de stadsdelen Noord, Centrum en Zuidoost zien we een toename. In stadsdeel Zuid is juist een
afname te zien.”
8 Tijdens de O-meting wist 26% wat een Ouder- en Kindteam is, tijdens de 1-meting 15%. Het is onduidelijk
waardoor dit komt. Er zijn namelijk niet minder hoogopgeleiden, vrouwen of ouders met jonge kinderen dan
gemiddeld geënquêteerd in dit stadsdeel.
16
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 1.2 Aandeel Amsterdammers met kinderen t/m 23 jaar dat weet wat een Ouder- en Kindteam is, naar
achtergrondkenmerken (procenten)
middenopgeleid
m o-meting
B 1-meting
west
Nieuw-West
Zuidoost We %
0 10 20 30 40 50
bron: OIS/ 1-meting Ouder- en Kindteams
Drie procent van de ondervraagde ouders met kinderen t/m 23 jaar zegt in het gezin jeugdhulp of
opvoedingsondersteuning te krijgen. Van de ouders die dit niet krijgen, zeggen acht van de tien
(81%) deze wel te kunnen vinden wanneer het nodig zou zijn. Dat is toegenomen ten opzichte
van de O-meting in 2015 (70%).
Zesenvijftig procent van de Amsterdammers met kinderen weten dat zij terecht kunnen bij een
Ouder- en Kindadviseur. Ook dat is toegenomen ten opzichte van de meting in 2015 (toen 46%).
De grootste toename zien we bij ouders met kinderen van 15-18 jaar (van 44% naar 59%) en bij
ouders met kinderen van 5-9 jaar (van 52% naar 6/%).
1.2 Wijkzorg
Samengevat
Uit eerder onderzoek van OIS (april 2016) blijkt dat vier van de tien Amsterdammers (39%)
bekend zijn met de term ‘Wijkzorg’ en ruim een kwart (27%) met de term ‘zorg en
ondersteuning in de wijk’. Zes van de tien Amsterdammers zeggen te weten waar ze terecht
kunnen met vragen rondom zorg en ondersteuning in de wijk.
Vier van de tien Amsterdammers kennen term Wijkzorg
In april 2016 is door OIS een onderzoek uitgevoerd naar de mening van Amsterdammers over de
verschillende termen die de gemeente gebruikt voor Wijkzorg, namelijk ‘Wijkzorg' en de term
17
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
‘Hulp en ondersteuning in de wijk’.” Voor dit onderzoek hebben ruim1.200 Amsterdammers een
enquête ingevuld. In deze enquête is ook gevraagd naar de bekendheid van deze termen en of
men weet waar men in de wijk terecht kan voor hulp en ondersteuning.
De term Wijkzorg is bekend bij 39% van de geënquêteerde Amsterdammers. De term Zorg en
ondersteuning in de wijk bij 27%.
Opgesplitst naar achtergrondkenmerken blijkt dat Amsterdammers van niet-westerse herkomst
vaker de term Wijkzorg kennen dan overige bevolkingsgroepen, maar de term ‘Zorg en
ondersteuning in de wijk’ juist minder vaak (zie figuur 1.3). Beide termen zijn veel vaker bekend
onder Amsterdammers van 50 jaar of ouder dan onder jongere leeftijdsgroepen.
Figuur 1.3 Aandeel dat gehoord heeft van ‘Wijkzorg’ en van ‘zorg en ondersteuning in de wijk’, 2016
(procenten)
%
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0 ij ,
9, A . & z S 6 &
o, a, re KN Ka , on, Von 0, 3 D o, Se, Ve
0, “og “%, “a CC Do,
os a O8 %
%, Ae, B wijkzorg zorg en ondersteuning in de wijk Da. GN
2,
bron: OIS/ Wijkzorg of Zorg en ondersteuning in de wijk
Bijna vier van de tien weten niet waar te zijn met vragen rondom Wijkzorg
Op de vraag of men weet waar men moet zijn voor vragen over zorg en ondersteuning in de wijk
geeft 38% aan dat niet te weten. Onder Amsterdammers van Nederlandse herkomst is dat met
40% vergelijkbaar, maar onder hen van niet-Nederlandse afkomst is dat aandeel 29%; onder
laagopgeleiden is het aandeel 47%. In de stadsdelen Centrum, Nieuw-West en Noord ligt het
aandeel dat niet weet waar ze terecht kunnen hoger dan gemiddeld (zie tabel 4). Bijna de helft
van de mannen (46%) geeft aan niet te weten waar naar toe te moeten met vragen rondom
Wijkzorg, terwijl dat onder vrouwen 31% is.
7 Zie rapportage OIS, Wijkzorg of Zorg en ondersteuning in de wijk. Juli 2016.
18
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 1.4 Aandeel dat niet weet waar hij of zij naar toe moet voor zorg of ondersteuning, 2016 (procenten)
|
Centrum AA
West 34
Nieuw-West 44
Zuid 37
Oost 33
Noord 43
Zuidoost 36
autochtonen 40
westerse allochtonen 33
niet-westerse allochtonen 29
laag 47
midden 38
hoog 38
man 46
vrouw 31
tot en met 39 jaar 32
40 tot en met 49 jaar 39
50 tot en met 64 jaar 42
65 jaar en ouder 37
LB
bron: OIS/ Wijkzorg of Zorg en ondersteuning in de wijk
Huisarts en stadsdeel meest genoemd als bron van kennis over zorg in de wijk
Zes van de tien weten wel een bron te noemen waar ze terecht kunnen voor vragen over zorg of
ondersteuning in de wijk. De huisarts wordt daarbij het meest genoemd: 15% noemt de huisarts
als directe bron waar je moet zijn voor zorg of ondersteuning in de wijk en 5% vraagt het via de
huisarts (zie tabel 1.5). Het stadsdeel(kantoor) wordt eveneens door 15% genoemd. Huis van de
Buurt of activiteitencentra in de buurt en zoeken op internet worden ook relatief vaak genoemd.
Enkelen noemen de WMO helpdesk, wijkkrant, Cordaan, GGD, Ouder- en Kindcentrum en het
Sociaal Loket.
19
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 1.5 Genoemde instanties waar je volgens de respondenten moet zijn voor zorg en ondersteuning in de
wijk, 2016 (procenten, meerdere antwoorden mogelijk)
bij mijn huisarts 15
het stadsdeel / stadsdeelkantoor /stadsdeelraad 15
Huis van de Buurt of activiteitencentra in de buurt (vroegere buurthuizen/-centra) 15
via Google / internetzoekmachine 9
via de website van de gemeente 8
via mijn huisarts 5
Gezondheidscentrum/zorgcentrum 3
telefoonnummer van de gemeente (14020) 3
Wijkzorg/zorg en ondersteuning in de wijk 3
maatschappelijk werk 2
bij de Wmo helpdesk 2
informele netwerk 2
Wijkkrant 1
sociaal wijkteam 1
Cordaan (Thuiszorg, huiselijke hulp) 1
het sociaal loket 1
GGD 1
Ouder- en Kindcentrum 0
(de cliëntondersteuner van) MEE 0
anders 6
geen antwoord 3
bron: OIS/ Wijkzorg of Zorg en ondersteuning in de wijk
Hierna is in de vragenlijst aangeven dat Amsterdammers met vragen terecht kunnen bij het
Sociaal Wijkteam, het Sociaal Loket, of bij de cliëntondersteuner van MEE in de wijk. Ook wordt
aangegeven dat men terecht kan bij een zorginstelling in de wijk, de WMO Helpdesk of bij de
gemeente via het telefoonnummer van de gemeente 14020. Vervolgens is gevraagd aan de
respondenten of zij wel eens met vragen over zorg in de wijk naar een van deze instellingen zijn
gegaan. Veertien procent heeft aangegeven dat dat zij dat gedaan hebben. Onder 65-plussers is
dat aandeel 19%.
20
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
2 Algemene schets wijkteams: de cliënten
In dit hoofdstuk wordt op basis van registratiegegevens van cliënten van de wijkteams (RIS OKT
jeugdhulp, RIS Wijkzorg, RIS Samen DOEN en RAAK voor de activeringsklanten) een beeld
geschetst van het aantal cliënten en de achtergrondkenmerken van deze cliënten.
Daarnaast zijn de gegevens uit de registratiesystemen gebruikt om de volgende veronderstelde
mechanismen en randvoorwaarden in kaart te brengen:
e Juiste doelgroep
Per wijkteam een overzicht van de doelgroep en (indien bekend) met welke problemen
zij bij de wijkteams/netwerken terecht komen (aan de hand van de
Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM)).®
e Eigen krachten eigen verantwoordelijkheid
Voor de Samen DOEN teams wordt geregistreerd of er een eigen kracht traject is
ingezet en op welk thema.”
e _Outreachend werken
Bij de wijkzorgnetwerken en Samen DOEN teams wordt geregistreerd hoe de cliënten
daar terecht zijn gekomen. Dit geeft een indicatie van het outreached werken.
© _1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur
Voor de Ouder- en Kindteams wordt geregistreerd hoeveel regisseurs er bij één cliënt
betrokken zijn. Voor de wijkzorgnetwerken wordt geregistreerd of er een
ondersteuningsplan is en of de cliënt heeft ingestemd met het opgestelde plan. Ook dit
geeft een indicatie wat betreft “1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur”.
Zo mogelijk zijn de aspecten opgesplitst voor de 22 gebieden.
2.1 Ouder- en Kindteams
Samengevat
Van veruit de meeste van de 7.002 cliënten van de Ouder- en Kindteams die jeugdhulp krijgen
(periode jan. t/m feb. 2016) staat geregistreerd dat ze daar via school terecht kwamen. Er wordt
vrijwel altijd gewerkt met één regisseur per cliënt (bij 98% van de cliënten). Wanneer er sprake is
van meerdere trajecten bij een cliënt geldt dat voor zeven van de tien cliënten. Behalve
jeugdhulp bieden Ouder- en Kindteams Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en opvoed- en
opgroeiondersteuning ten behoeve van de doelgroep van circa 150.000 0-18 jarigen. Dit betreft
ongeveer 60% van de activiteiten van de teams. De nu volgende cijfers hebben alleen betrekking
op jeugdhulp en zijn afkomstig uit het RIS-registratiesysteem.
® De basis-ZRM bestaat uit 11 domeinen: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke
gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, Activiteiten Dagelijks Leven, sociaal netwerk, maatschappelijke
participatie en justitie.
? Voor wat betreft de Ouder- en Kindteams wordt dit in RIS niet goed bijgehouden en vormt RIS dan ook geen
betrouwbare bron om hiervan een beeld te krijgen.
21
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Aantal cliënten
In totaal zijner 7.002 cliënten die jeugdhulp krijgen bij de Ouder- en Kindteams (periode jan. t/m
febr. 2016). De nu volgende tabel geeft weer in welke gebieden de cliënten wonen. Veel cliënten
wonen in stadsdeel Noord (meest Oud Noord) en Nieuw-West. De jeugdhulp wordt gegeven
vanuit verschillende OKT wijkteams en vanuit vier OKT VO-teams en een OKT MBO-team (zie
paragraaf 3.1).
Tabel 2.1 Aantal cliënten jeugdhulp Ouder- en Kindteams per woongebied, periode jan. t/m febr. 2016 (op
basis van postcode cliënt, aantallen en procenten)
cliënten in de 22 jeugd 0-18 jr**
woongebied cliënt EE Nella enn gebieden**
C Oost 123 2,3 2,5
C West 106 1,9 2,3
NW Slotermeer / Geuzenveld 402 74 3,8
NW Slotervaart 231 4,2 3,0
NW Osdorp 352 6,5 4,2
NW De Aker 138 2,5 2,3
N Oud Noord 394 7,2 7,7
N Oost 280 5,1 4,2
N West 422 7,7 5,1
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 322 5,9 4,1
O IJburg / Zeeburgereiland 192 3,5 2,6
O Oud Oost 227 4,2 4,4
O Watergraafsmeer 155 2,8 2,9
W Westerpark 200 3,7 3,8
W Bos en Lommer 299 5,5 4,7
W Oud-West / de Baarsjes 294 5,4 2,8
Z Noord West / Midden 145 2,7 1,5
Z De Pijp / Rivierenbuurt 198 3,6 2,4
Z Buitenveldert 74 1,4 2,3
ZO Bijlmer Centrum 263 4,8 51
ZO Bijlmer Oost 233 4,3 3,9
ZO Gaasperdam / Driemond 405 7,4 5,7
totaal in 22 gebieden 5,455 100 3,7
woongebied cliënt onbekend 1.015
postcode van buiten Amsterdam 532*
totaal 7.002
“voornamelijk cliënten uit MBO-team en VO-teams bron: RIS OKT/bewerking OIS
**indien woongebied bekend
22
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Leeftijd
De gemiddelde leeftijd van de cliënten van de Ouder- en Kindteams die jeugdhulp krijgen ligt op
12,1 jaar. Twaalf procent van de cliënten is O t/m 5 jaar, 25% 6 t/m 10 jaar en 27% 11 t/m 15 jaar
(fiquur 2.2). Bos en Lommer en Centrum Oost hebben het grootste aandeel 0 t/m 5 jarigen (beide
25%), De Aker het grootste aandeel 16 t/m 20 jarigen (37%).
Figuur 2.2 Leeftijdsverdeling cliënten jeugdhulp Ouder- en Kindteams (procenten)
1% 9% mot/m si
5% =6t/miojr
Bai t/masjr
22% E16 t/m 20 jr
E21it/m2s5jr
m 26 jren ouder
DV onbekend
bron: RIS OKT/bewerking OIS
Type gezinnen
De meeste cliënten die jeugdhulp krijgen wonen in een kerngezin (twee ouders en kind(eren),
39%) of eenoudergezin (31%, figuur 2.3). Vijf procent woont in een samengesteld gezin. In
Zuidoost gaat het relatief vaak om eenoudergezinnen, in Bijlmer Oost wonen relatief veel
cliënten in een pleeggezin (4%).
Figuur 2.3 Type gezinnen cliënten jeugdhulp Ouder- en Kindteams (procenten)
= kerngezin
17%
= eenoudergezin
2% B samengesteld gezin
2% :
5% m pleeggezin
m zelfstandig wonend
manders
onbekend
bron: RIS OKT/bewerking OIS
Aantal regisseurs per cliënt
Vrijwel alle cliënten jeugdhulp bij de Ouder- en Kindteams hebben één regisseur (98%, tabel 2.4).
Alle cliënten die één traject volgen, hebben ook één regisseur. Van de 409 cliënten die meerdere
trajecten volgen, heeft 68% één regisseur en voor 32% staan meerdere regisseurs geregistreerd.
23
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 2.4 Aantal cliënten jeugdhulp Ouder- en Kindteams met één of meerdere regisseurs en één of
meerdere trajecten*, per gebied (op basis van postcode cliënt)
meerdere trajecten
1 traject Lg) Ile in N leeg ld
woongebied cliënt NEST d KIST Ig ESS % 1 regisseur
C Oost 107 10 5 96
C West 100 1 3 97
NW Slotermeer / Geuzenveld 378 19 4 99
NW Slotervaart 224 1 6 97
NW Osdorp 334 12 6 98
NW De Aker 135 2 1 99
N Oud Noord 356 20 15 96
N Oost 263 7 8 97
N West 394 15 11 97
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 293 25 3 99
O IJburg / Zeeburgereiland 184 4 4 98
O Oud Oost 207 18 2 99
O Watergraafsmeer 142 7 6 96
W Westerpark 185 11 4 98
W Bos en Lommer 263 23 13 96
W Oud-West / de Baarsjes 278 13 4 gg
Z Noord West / Midden 139 3 3 98
Z De Pijp / Rivierenbuurt 184 5 7 96
Z Buitenveldert 71 2 1 99
ZO Bijlmer Centrum 255 7 1 100
ZO Bijlmer Oost 224 5 4 98
ZO Gaasperdam / Driemond 383 14 8 98
onbekend woongebied 926 46 11 99
woongebied buiten Amsterdam 523 7 2 100
totaal 6.548 277 132 98
*voor 45 cliënten is dit niet bekend bron: RIS OKT/bewerking OIS
Vindbaarheid
Verreweg de meeste cliënten jeugdhulp zijn volgens de registratie via school daar terecht
gekomen (3.042, zie fiquur 2.5, 44% van totaal). Dat geldt uiteraard het meest voor de cliënten in
het OKT MBO-team en de OKT VO-teams. Daarna komt op eigen initiatief het meest voor ( 861
cliënten, 12%), daarna via een wijkteam (690, 10%) of via GGD /consultatiebureau/OKC (484,
7%). Van 1.265 cliënten (18%) is niet geregistreerd hoe zij bij de jeugdhulp van een Ouder- en
Kindteam terecht zijn gekomen.
Cliënten die in Centrum, Bos en Lommer of Slotervaart wonen, komen relatief vaak binnen via
de GGD/consultatiebureau/OKC en cliënten vit Noord Oost relatief vaak via psychische
hulpverlening. Cliënten die wonen in Bijlmer Oost komen relatief vaak bij de jeugdhulp terecht
via instanties zoals Veilig Thuis en het Leger des Heils.
24
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.5 Hoe is de cliënt jeugdhulp bij het Ouder- en Kindteam binnengekomen?* (aantal cliënten)
school
eigen initiatief | 861
ander of eigen wijkteam | 690
GGD/Cons. bureau/ OKC MN s
Veilig Th./WSG/Leger des H/RvdK BM >38
huisarts E 78
psychisch hulpverlening Ï 62
MEE Io:
overige hulpverleners I 40
andere instelling | 27
kinderdagverblijf/Voorschool | 22
maatschappelijk werk | 19
medisch hulpverlening | 9
opvoedpoli | 7
overig Ï 52
onbekend 1265
o 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500
* categorisering door OIS bron: RIS OKT/bewerking OIS
2.2 Wijkzorg
Samengevat
In totaal hebben ruim 14 duizend Amsterdammers een openstaand dossier bij Wijkzorg
(peildatum 14-1-2016), 2% van alle Amsterdammers van 18 jaar en ouder. Het grootste deel is op
eigen initiatief bij Wijkzorg terecht gekomen, gevolgd door een verwijzing van een behandelaar
van een GGZ- instelling. Van de cliënten met langdurige zorg heeft 84% een ondersteuningsplan.
Bij twee derde van de cliënten Wijkzorg is op vijf of meer domeinen sprake van beperkte
zelfredzaamheid, het vaakst op de domeinen dagbesteding en maatschappelijke participatie.
Aantal cliënten
In totaal hebben 14.278 cliënten een openstaand dossier bij Wijkzorg (tabel 2.8). Dit is 2,1% van
alle Amsterdammers van 18 jaar en ouder. In Oud Noord en West in stadsdeel Noord heeft 2,9%
van de Amsterdammers Wijkzorg.
25
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 2.6 Aantal cliënten Wijkzorg met een openstaand dossier en in vergelijking met de bevolking van 18
jaar en ouder, januari 2016 (aantallen en procenten)
aantal openstaande Amsterdammers dossiers t.o.v
openstaande dossiers van 18 jaar en Amsterdammers
dossiers _ t.o.v. totaal ouder 18+
C Oost 590 4 38.008 1,6
C West 555 4 38.911 1,4
NW Slotermeer / Geuzenveld 770 5 34.265 2,2
NW Slotervaart 491 3 29.998 1,6
NW Osdorp 762 5 30.225 2,5
NW De Aker 246 2 22.572 1,1
N Oud Noord 639 4 21.736 2,9
N Oost 466 3 22.207 2,1
N West 853 6 28.954 2,9
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 690 5 33.628 2,1
O IJburg / Zeeburgereiland 233 2 15.196 1,5
O Oud Oost 683 5 29.666 2,3
O Watergraafsmeer 367 3 28.135 1,3
W Westerpark B44 4 30.892 1,8
W Bos en Lommer 514 4 28.699 1,8
W Oud-West / de Baarsjes 1.109 8 62.441 1,8
Z Noord West / Midden 553 4 44.940 1,2
Z De Pijp / Rivierenbuurt 885 6 56.482 1,6
Z Buitenveldert 322 2 20.751 1,6
ZO Bijlmer Centrum 449 3 19.255 2,3
ZO Bijlmer Oost 572 4 21.326 2,7
ZO Gaasperdam / Driemond 751 5 27.330 2,7
onbekend/buiten beschouwing 1.234 9 181 nvt.
totaal 14.278 100 685.798 2,1
bron: OJZ/bewerking OIS
Ondersteuningsplan
Voor de wijkzorgnetwerken is in kaart gebracht of er een ondersteuningsplan is en of de cliënt
heeft ingestemd met het opgestelde plan. Dit geeft een indicatie wat betreft 1 huishouden, 1
plan, 1 regisseur’. Hierbij is gekeken naar alle cliënten met een openstaand dossier en waarbij
sprake is van langdurige zorg. Van al deze cliënten heeft 84% een ondersteuningsplan (figuur
2.7). In Centrum hebben cliënten het minst vaak een ondersteuningsplan (67%), in Oud Oost en
Westerpark het vaakst (beide 97%).
26
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.7 Aandeel cliënten langdurige Wijkzorg met een ondersteuningsplan, per gebied (procenten)
COost nn
Cwest E
NW Slotermeer / Geuzenveld
NW Slotervaart
worp
Nw De Aker
N Oud Noord
Noot
Nwest nn
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied
O IJburg / Zeeburgereiland
ooud oost
O Watergraafsmeer
w Westerpark
W Bosen Lommer
W Oud-West / de Baarsjes
Z Noord West / Midden
Z De Pijp / Rivierenbuurt
ZBuitenveldert
ZO Bijlmer Centrum
ZO Bijlmer Oost
ZO Gaasperdam, Driemond 9
eneensenwen gemiddelde = 84% o 20 40 60 80 100
bron: OJZ/ bewerking OIS
Als er een ondersteuningsplan wordt opgesteld, kan ervoor gekozen worden een snapshot van
dit plan te maken. Onder een snapshot wordt een uitdraai van het ondersteuningsplan verstaan
die aan de cliënt getoond kan worden. Gemiddeld heeft 38% van de cliënten met een
ondersteuningsplan een snapshot (figuur 2.8). In gebied West in stadsdeel Centrum heeft 29%
van deze cliënten een snapshot, in Oud Oost 47%.
Aan de cliënten kan vervolgens gevraagd worden of zij akkoord gaan met het
ondersteuningsplan. Er is onvoldoende informatie om in kaart te brengen hoeveel cliënten
akkoord zijn gegaan ten tijde van dit onderzoek.
27
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.8 Aandeel cliënten langdurige Wijkzorg met een snapshot van het ondersteuningsplan per gebied
(procenten)
con MH:
west NO:
NW Slotermeer / Geuzenveld
NW Slotervaart
NW Osdorp
Nw De Aker EN :
N Oud Noord
Noot
Nwest EN
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied ee
O IJburg / Zeeburgereiland NN MD:
O Oud Oost
O Watergraafsmeer
W Westerpark
W Bosen Lommer
W Oud-West/ de Baarsjes GN :
Z Noord West/ Midden
ZDe Pijp / Rivierenbuurt
ZBuitenveldert
ZO Bijlmer Centrum WN :
ZO Bijlmer Oost
ZO Gaasperdam / Driemond NN : %
eneennenwen gemiddelde = 38% o 20 40 60 80 100
bron: OJZ/ bewerking OIS
Type verwijzers
Het outreachend werken is ook een indicatie wat betreft ‘1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur’. Om
in kaart te brengen hoe cliënten binnen komen bij Wijkzorg, is er gekeken naar de geregistreerde
verwijzers van de cliënten. '° Van de cliënten is het grootste deel op eigen initiatief bij Wijkzorg
terecht gekomen, maar ook een verwijzing van een behandelaar van een GGZ-instelling komt
vaak voor (tabel 2.9).
10 Voor slechts 27% (n=3.562) van alle cliënten is dit gespecificeerd. Voor de overige 9.670 cliënten staat als verwijzer
‘anders’ geregistreerd.
28
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 2.9 Geregistreerde type verwijzers bij cliënten Wijkzorg (n=3.562, procenten)
op eigen initiatief van cliënt 29
(behandelaar) GGZ-instelling 22
andere zorgaanbieder 12
huisarts 10
andere maatschappelijke dienstverlening 9
mantelzorger 7
ziekenhuis 4
WPI 3
Loket Zorg en Samenleven 2
andere woonbegeleider 2
Meldpunt Zorg & Overlast 1
buurthuis 0,4
totaal 100
bron: OJZ/bewerking OIS
Beperkte zelfredzaamheid
Met de Zelfredzaamheid Matrix (ZRM) wordt op een vijfpuntschaal gemeten hoe zelfredzaam
iemand is en op welke domeinen sprake is van beperkingen in zelfredzaamheid. Er is sprake van
een beperkte zelfredzaamheid als iemand op een domein een score van 1-3 heeft. Bij twee derde
van de cliënten Wijkzorg is op vijf of meer domeinen sprake van beperkte zelfredzaamheid
(figuur 2.10). Bij 1% is er op geen enkel domein sprake van een beperkte zelfredzaamheid.
Figuur 2.10 Cliënten Wijkzorg met beperkte zelfredzaamheid (score van 1-3 op ZRM) naar aantal domeinen
(11 domeinen, procenten)
o domeinen
A 046% 1 domein
2 domeinen
23 domeinen
14% m4 domeinen
19% B 5 domeinen
21% 6 domeinen
2 7domeinen
m8 domeinen
m9 domeinen of meer
bron: OJZ/bewerking OIS
Gemiddeld hebben cliënten Wijkzorg op 5,2 domeinen een beperkte zelfredzaamheid en het
varieert per gebied van gemiddeld 4,6 (Noord West) tot 5,5 (Slotermeer/Geuzenveld, Bos en
Lommer, zie figuur 2.11).
29
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.11 Gemiddeld aantal domeinen waarop er sprake is van beperkte zelfredzaamheid bij cliënten
Wijkzorg, per gebied (op 11 domeinen ZRM)
6
5 BAE ES L RA KE E72 En
513 ep] Np 535,2 En en EE 53 5:3 EN EE
„or 47
4
3
2
1
0 H
bh 2 EL a ev et LA Ee Let eo 0 5E LE EE Le ®
ENEN
vO Tg OE8ZSzZezeELs ES GESsEE ese >
2 6 z 5 & oe 6 dS Set EE 5
Vv —= z 0 2 e c VO OV - z A
sa 22 ez2o ns se 5ES tT
zE z 3 8 3e SEE anE SE
Vv ZZ El u fo A 3 5 ZN 5 N 5
U N 2 5 a a Ee)
E vt = z 2 Oo ET Oo u
u G 2 Oo DT 2 w N D
Pad Aij 2 2 A 5
© Dv 2 ON 5
2 es 2 N Wv
2 o 8 2
bron: OJZ/bewerking OIS
Het meest komen beperkingen van de zelfredzaamheid voor op dagbesteding en
maatschappelijke participatie (fig. 2.12). Maar ook op de domeinen sociaal netwerk, geestelijke
gezondheid, Activiteiten Dagelijks Leven en financiën komen vaak beperkingen in
zelfredzaamheid voor. Beperkingen op deze domeinen zullen negatief van invloed zijn op andere
domeinen zoals dagbesteding en maatschappelijke participatie.
30
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.12 Aantal cliënten Wijkzorg met beperkte zelfredzaamheid naar 11 ZRM-domeinen
lichamelijke gezondheid En
huiselijke relaties EN
huisvesting |
verslaving EN
justitie mn
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000
bron: OJZ/bewerking OIS
2.3 Activering
Samengevat
De activeringsteams bieden hulp aan circa 32.000 Amsterdammers zonder werk en met een
grote afstand tot de arbeidsmarkt (peildatum 12-7-2016). Daarvan valt 37% in trede 1 en 63% in
trede 2. De gemiddelde leeftijd ligt op 49 jaar, meer dan de helft is ouder dan 45 jaar. De klanten
zijn het vaakst alleenstaand en ruim de helft is laagopgeleid. Voor zover bekend, is bij een derde
sprake van een beperkte zelfredzaamheid op 5 of meer domeinen, het vaakst op financiën,
daarna dagbesteding en maatschappelijke participatie. Elf procent van alle activeringsklanten
(3.643 klanten) volgt een traject, 8% bij trede 1 en 14% bij trede 2.
Aantal klanten
De activeringsteams bieden hulp en ondersteuning aan bijna 32.000 Amsterdammers. Van alle
klanten behoort 37% tot trede 1 (11.709 klanten) en 63% tot trede 2 (20.256 klanten).
In tabel 2.13 is de verdeling van hen over de 22 gebieden weergeven. De meeste klanten komen
uit stadsdeel Nieuw-West.
31
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 2.13 Aantal klanten activeringsteams per gebied, juli 2016 (aantallen en procenten)
C Oost 349 645 994 3
C West 409 697 1.106 3
NW Slotermeer / Geuzenveld 850 1.658 2.508 8
NW Slotervaart 572 1.008 1.580 5
NW Osdorp 562 1.158 1.720 5
NW De Aker 191 225 416 1
N Oud Noord 556 958 1.514 5
N Oost 360 985 1.345 4
N West 638 835 1.473 5
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 720 986 1.706 5
O IJburg / Zeeburgereiland 214 295 509 2
O Oud Oost 586 1.197 1.783 6
O Watergraafsmeer 327 413 740 2
W Westerpark 788 873 1.661 5
W Bos en Lommer 604 1.235 1.839 6
W Oud-West / de Baarsjes 1.022 1.497 2.519 8
Z Noord West / Midden 294 567 861 3
Z De Pijp / Rivierenbuurt 785 1.420 2.205 7
Z Buitenveldert 155 212 367 1
ZO Bijlmer Centrum 531 1.140 1.671 5
ZO Bijlmer Oost 585 1.140 1.725 5
ZO Gaasperdam / Driemond 611 1.112 1.723 5
totaal 11.709 20.256 31.965 100
bron: WPl/bewerking OIS
Leeftijd
De gemiddelde leeftijd van de klanten van de activeringteams ligt op 49 jaar. Meer dan de helft is
ouder dan 45 jaar, ongeveer een kwart is tussen de 36 en 45 jaar en 14% is 35 jaar of jonger. In
trede 1 ligt de gemiddelde leeftijd iets hoger (51 jaar) dan in trede 2 (48 jaar). Van de klanten in
trede 1 is 29% onder de 46 jaar, tegenover 42% in trede 2. In trede 1 ligt het aandeel 56-65
jarigen hoger (38% tegenover 27%). In stadsdeel Centrum zijn de klanten iets ouder dan
gemiddeld, in Noord en Nieuw-West iets jonger dan gemiddeld.
Figuur 2.14 Leeftijdsverdeling klanten activeringsteams (procenten)
14% .
0 B 27-35 jaar
= 36-45 jaar
2 46-55 jaar
ne m 56-65 jaar
bron: WPl/bewerking OIS
32
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Huishoudenssamenstelling
De meeste klanten van de activeringteams zijn alleenstaand (44%, figuur 2.15). Van een kwart is
de huishoudenssamenstelling onbekend. Er zijn relatief weinig die samenwonen met een partner
en geen kinderen hebben (3%). In stadsdeel Centrum is een groter aandeel alleenstaand (62%),
in Zuidoost gaat het relatief vaak om alleenstaande ouders (29%).
Figuur 2.15 Huishoudenssamenstelling klanten activeringsteams (procenten)
B alleenstaande
Q,
a = alleenstaande ouder
n= 31.965 me paar met kinderen
/ B paar zonder kinderen
onbekend
bron: WPI/bewerking OIS
Opleidingsniveau
Ruim de helft van de klanten van de activeringsteams is laagopgeleid (56%). Gemiddeld in
Amsterdam is ongeveer een kwart laagopgeleid. Een vijfde (22%) van de klanten is middelbaar
opgeleid en 14% hoogopgeleid en van 9% is geen opleiding bekend. Het opleidingsniveau
verschilt per gebied (figuur 2.16): in stadsdeel Centrum zijn relatief veel hoogopgeleiden, zo is in
Centrum West 32% van de cliënten hoogopgeleid. In stadsdeel Zuid zien we nagenoeg hetzelfde
beeld. In Zuidoost en Nieuw-West zijn de cliënten het vaakst laagopgeleid.
33
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.16 Opleidingsniveau klanten activeringsteams per gebied (procenten)
COost nn
CWest nn
NW Slotermeer / Geuzenveld mn
NW Slotervaart mm
NWOsdorp el
NW De Aker mn
N Oud Noord mn
N Oost mn
NWest mn
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied nn
OlJburg/ Zeeburgereiland mn
O Oud Oost nn
O Watergraafsmeer mn
W Westerpark nn
W Bosen Lommer mn
W Oud-West / de Baarsjes nn
Z Noord West / Midden mn nn
Z De Pijp / Rivierenbuurt nn
Z Buitenveldert nn
ZO Bijlmer Centrum mn
ZO Bijlmer Oost mm
ZO Gaasperdam / Driemond mn
totaal 22 9 %
0 20 40 60 80 100
B laagopgeleid middelbaar opgeleid m hoogopgeleid onbekend
bron: WPl/bewerking OIS
Beperkte zelfredzaamheid
Van 14.281 klanten zijn alle 11 domeinen van de ZRM ingevuld (45% van alle klanten). '° Bij een
derde van hen is er sprake van een beperkte zelfredzaamheid op 5 of meer domeinen (figuur
2.17). Bij 3% is er op geen enkel domein sprake van beperkte zelfredzaamheid.
Figuur 2.17 Aandeel ZRM-metingen klanten activering met een score van 1-3 naar aantal domeinen
(procenten)
3%
8% o domeinen
ELP zantal 16% 1 domein
ZRM- 2 domeinen
metingen: 2 3domeinen
14.281 m4 domeinen
Q,
ak EB 5 of meer domeinen
bron: WPl/bewerking OIS
u Onder laagopgeleid wordt verstaan: basisniveau, geen basisopleiding, LO (on)voltooid, MAVO (on)voltooid,
VBO/VMBO (on)voltooid, VSO (on)voltooid en lbo{mavo-niveau (BVS).
Onder middelbaar opgeleid wordt verstaan: HAVO (on)voltooid, MBO, MBO (on)voltooid, VWO (on)voltooid en
mbo/havo/vwo-niveau (BVS).
Onder hoogopgeleid wordt verstaan: HBO (on)voltooid en WO (on)voltooid.
12 Bij 54% van de klanten is geen enkel domein van de ZRM ingevuld (17.240) en bij 1% is een deel van de domeinen
ingevuld (444 cliënten). In gebied Noord Oost is slechts bij 12% van de cliënten een volledig ingevulde ZRM
aanwezig. In Bijlmer Oost het vaakst (60%). De ZRM bestaat hier uit 11 domeinen.
34
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Gemiddeld is er bij klanten op 3,8 domeinen sprake van een beperkte zelfredzaamheid (figuur
2.18). Bij klanten in Watergraafsmeer is op gemiddeld 4,6 domeinen sprake van een beperkte
zelfredzaamheid, in Buitenveldert op gemiddeld 2,4 domeinen.
Figuur 2.18 Gemiddeld aantal domeinen waarop er sprake is van beperkte zelfredzaamheid van
activeringsklanten, per gebied
6
5
4 A ai (AE)
4,03, oM 0 lk OE Ao ERS hm Ae id EN ej DE:
3 EA 3,3 37 ERS El de 3,6 èn EWA ER) ES Ed
2 en
1
0 nj
EE:
NEER EEEN
VU YsÓE8SzZzeELB EES ss sE Ee
5 8 z 3 o 5 oo 8 5 Je 5 2 5 0E 5
Vv 5 z o e= 2 Ee U gg evtE >
TD ZZ Z 2 2 Oo a v IJ u 2 > Lv a T
= 2 z 3 © 25 8 Es EeE os
v Z B © To A 0 Do ZN EE N 8
u N z 2 a a 2
E En 2 5 8 à o 3
ET g 2 Ö D S w N De
5 S 2 Ö N @ ®
u EE 2 z N WY
3 oo 8
bron: WPlfbewerking OIS
Er is het vaakst sprake van beperkte zelfredzaamheid op het domein financiën (12.089 klanten,
figuur 2.19). Ook op de domeinen dagbesteding en maatschappelijke participatie zijn er veel
klanten met een beperkte zelfredzaamheid (respectievelijk 11.699 en 9.091 klanten).
Figuur 2.19 Aantal activeringsklanten met beperkte zelfredzaamheid naar domeinen
financiën mm
dagbesteding
maatschappelijke participatie
sociaal netwerk
geestelijke gezondheid
lichamelijke gezondheid
activiteiten dagelijks leven
huiselijke relaties GN
huisvesting MN
verslaving EM
justitie Ml
0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 14.000
bron: WPlfbewerking OIS
Trajecten
Elf procent van alle activeringsklanten volgt een traject, dat komt neer op 3.643 klanten. In trede
2 gaat het om 14% van de klanten, in trede 1 om 8%. Er is hierin veel verschil tussen de gebieden
(fiquur 2.20). Zo volgt 35% van de klanten uit IJburg/Zeeburgereiland een traject en 4% uit
Buitenveldert.
35
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.20 Aandeel activeringsklanten dat een traject volgt per gebied (procenten)
Coos
cwest
NW Slotermeer / Geuzenvel GN :
NW Slotervaart
NW Osdorp mmm :
NW De Aker
NOudNoord EN MW:
NOost mn
NNwest :
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied GN :
O IJburg / Zeeburgereiland
ooudoo EN MD:
O Watergraafsmeer EN .
W Westerpark :
W Bosen Lommer :
W Oud-West / de Baarsjes :
Z Noord West / Midden
ZDePijp/ Rivierenbuurt
Z Buitenveldert MN :
ZO Bijlmer Centrum :
ZO Bijlmer Oost EN :
ZO Gaasperdam / Driemond %
venvenvvers gemiddelde =11% o 10 20 30 40
bron: WPl/bewerking OIS
2.4 Samen DOEN teams
Samengevat
Het totale bereik van de Samen DOEN teams bestaat in 2015 vit 3.412 huishoudens. Hiervan
ontvangt ruim de helft actieve ondersteuning, namelijk 1.814 huishoudens. Daarnaast wordt er
bij 330 huishoudens nog de vinger aan de pols gehouden en zijn er 1.268 dossiers afgesloten in
2015.
Van alle in 2015 ingestroomde huishoudens zijn de meest via professionele derden toegeleid
(44%), daarnaast ook via Jeugdbescherming Regio Amsterdam (16%) en via WPI en via leden van
het buurtteam (beide 9%). Bij twee derde gaat het om een huishouden met kinderen. De helft
van de cliënten is tussen de 19 en 65 jaar oud, 29% is jonger dan 12 jaar.
Bij zes van de tien is sprake van een beperkte zelfredzaamheid op vijf of meer domeinen, het
vaakst op het gebied van inkomen en/of toeleiding naar werk en dagbesteding.
Bij de meeste huishoudens heeft een regiecheck plaatsgevonden (95% van totaal) en is een plan
van aanpak opgesteld (96% van totaal). Van alle plannen van aanpak heeft 49% ‘acties teamlid’,
42% ‘acties eigen kracht’ en 9% ‘acties professionele derden’.
Bereik cliënten
Het totale bereik van de Samen DOEN teams bestaat uit 3.412 huishoudens (figuur 2.21).
Hiervan staat ruim de helft geregistreerd als ‘actief in beheer’, namelijk 1.814 huishoudens. Met
‘actief in beheer’ wordt bedoeld dat zij nog (actief) ondersteund worden. In 2015 zijner 1.268
36
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
dossiers afgesloten en 330 zijn geregistreerd onder de term ‘passief in beheer’. ‘Passief in beheer”
betekent dat de vinger aan de pols wordt gehouden. De situatie is dan weliswaar gestabiliseerd
maar vanwege mogelijke terugval wordt er contact gehouden en waar nodig (weer)
ondersteund.
Figuur 2.21 Totaal bereik van Samen DOEN in 2015, aantal huishoudens
1.268
37%
totaal .
B actief
aanta 1.814 .
huishoudens: 53% passief
3.412 afgesloten
330
10%
bron: OJZ/bewerking OIS
Er zijn grote verschillen in het bereik van Samen DOEN tussen de gebieden (zie figuur 2.22).
Stadsdeel Nieuw-West heeft het grootste bereik: 747 huishoudens. Het grootste gedeelte
hiervan bevindt zich in Slotermeer{/Geuzenveld (337 huishoudens). Wel is een groot deel van de
dossiers in Slotermeer/Geuzenveld in 2015 afgesloten, namelijk 187 huishoudens. Ook in
Zuidoost (660 huishoudens) en West (500 huishoudens) is het bereik groot. In de stadsdelen
Noord en Centrum is het bereik het kleinst, respectievelijk 303 en 188 huishoudens.
Figuur 2.22 Totaal bereik van Samen DOEN teams per gebied (aantal huishoudens)
Oost
west
Westerpark
Bosen Lommer w_ n
Oud-West / de Baarsjes W_
Slotermeer / Geuzenveld NW
Osdorp NW
De Aker NW
Slotervaart NW
Noord West / Midden Z GN
Buitenveldert
De Pijp {Rivierenbuurt 2
Oud Oost
Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 0
Watergraafsmeer Oo MN
IJburg / Zeeburgereiland GM
west
Oud Noord N Gn
Oost
Bijlmer Centrum ZO nn
Bijlmer Oost ZO
Gaasperdam / Driemond Zo nn
B actief passief = afgesloten o 50 100 150 200 250 300 350
bron: OJZ/bewerking OIS
37
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Huishoudens met kinderen
In 2015 zijn er 1.603 huishoudens ingestroomd. Hiervan waren er 1.055 huishoudens met
kinderen, dat komt neer op 66%. Per gebied verschilt het aandeel huishoudens met kinderen (zie
figuur 2.23). In stadsdeel Centrum zijn er relatief weinig huishoudens met kinderen die vallen
onder de Samen DOEN teams. Op IJburg/Zeeburgereiland is dit aandeel het grootst, hier betreft
91% van de huishoudens die in 2015 zijn ingestroomd huishoudens met kinderen.
Figuur 2.23 Aandeel huishoudens met kinderen van de instroom Samen DOEN teams in 2015 (procenten)
Oost E
West :
Westerpark Wm :
Bosen Lommer We :
Oud-West /de Baarsjes Wm :
Slotermeer / Geuzenveld NW mn
Osdorp NW :
De Aker NW nn
Slotervaart NW
Noord West /Midden Zn
Buitenveldert 2
De Pijp / Rivierenbuurt 2
Oud oost:
Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 0
Watergraafsmeer On :
IJburg / Zeeburgereiland 0
West Nm
Oud Noord Nn
Oost Nn
Bijlmer Centrum ZO mm
Bijlmer Oost Zn
Gaasperdam/ Driemond ZO %
o 20 40 60 ’ 80 100
zrenvenne gemiddelde = 66%
bron: OJZ/bewerking OIS
Leeftijd cliënten
Het grootste gedeelte van de cliënten van de Samen DOEN teams zijn tussen de 19 en 65 jaar
(fiquur 2.24). Van de 4.178 cliënten is de helft tussen de 19 en 65 jaar oud. Ook zijn er veel
cliënten jonger dan 12 jaar (29%). In stadsdeel Zuidoost zijn er relatief veel cliënten jonger dan
12 jaar (34%) in stadsdeel Centrum juist relatief weinig (22%). Relatief weinig cliënten zijn 66 jaar
of ouder (2%). In stadsdeel Centrum is dit aandeel met 5% het grootst.
Figuur 2.24 Leeftijd cliënten Samen DOEN teams naar stadsdeel, 2015 (procenten)
40
E12 jaar en jonger
=13-18 jaar
n=4.178 m9 - 65 jaar
m66 jaar e.o.
onbekend
bron: OJZ/bewerking OIS
38
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Beperkte zelfredzaamheid
In 2015 zijn er bij 1.34/ cliënten van Samen DOEN complete 0-metingen van de ZRM
afgenomen. Hiervan is bij 58% op vijf of meer domeinen sprake van een score van 1-3, dat wil
zeggen een beperkte zelfredzaamheid (figuur 2.25). In stadsdeel Zuid ligt dit aandeel het hoogst
(67%) en in Nieuw-West het laagst (53%).
Figuur 2.25 Aandeel O-metingen ZRM cliënten Samen DOEN teams met een score van 1-3 naar aantal
domeinen, 2015 (procenten)
n o domeinen
6%
9% 1 domeinen
aantal ‚
complete 2 domeinen
ENA O-metingen: 23 domeinen
1.347 13% m4 domeinen
EH 5 of meer domeinen
bron: OJZ/bewerking OIS
Gemiddeld is er op 4,9 domeinen sprake van een beperkte zelfredzaamheid (figuur 2.26). In de
stadsdelen West en Zuid liggen deze gemiddeldes met 5,2 het hoogst en in Nieuw-west en
Zuidoost met 4,7 het laagst.
Figuur 2.26 Gemiddeld aantal domeinen cliënten Samen DOEN teams waarop er sprake is van beperkte
zelfredzaamheid naar stadsdelen, 2015 (procenten)
6
4 B PN] A) Ee Ee 52 52 A)
2
0
Nieuw- Zuidoost Centrum Noord Oost West Zuid totaal
West
bron: OJZ/bewerking OIS
Bij 1.059 (de meeste cliënten) is er sprake van een beperkte zelfredzaamheid op het gebied van
inkomen en/of toeleiding naar werk (figuur 2.27). Ook is er op het gebied van dagbesteding vaak
sprake van een beperkte zelfredzaamheid (1.000 cliënten). Op de domeinen verslaving en justitie
is er het minst sprake van een beperkte zelfredzaamheid, respectievelijk bij 159 en 136 cliënten.
39
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 2.27 Aantal cliënten Samen DOEN teams met beperkte zelfredzaamheid naar domeinen, 2015
(procenten)
inkomen / toeleiding naar werk mm
dagbesteding
gezinsrelaties
maatschapelijke participatie
sociaal netwerk
geestelijke gezondheid
huisvesting
ADL-vaardigheden
fysieke gezondheid
verslaving mn
justitie %
o 200 400 600 800 1000 1200
bron: OJZ/bewerking OIS
Regiecheck
Bij de meeste huishoudens heeft een regiecheck plaatsgevonden (95%, figuur 2.28). In stadsdeel
Noord heeft er het minst vaak een regiecheck plaatsgevonden, dit is te zien in alle drie de
gebieden binnen het stadsdeel. In stadsdeel Oost hebben huishoudens het vaakst een
regiecheck gehad.
Figuur 2.28 Aandeel huishoudens Samen DOEN teams waarbij van het totaal bereik een regiecheck heeft
plaatsgevonden (procenten)
ost
West
westerpark
Bosen Lommer w_
Oud-West / de Baarsjes WD
Slotermeer / Geuzenveld NW
Osdorp NW
De Aker NW:
Slotervaart Nw
Noord West / Midden ZN:
Buitenveldert 2
De Pijp / Rivierenbuurt 2
Oud Oost
Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 0
Watergraafsmeer Om
IJburg / Zeeburgereiland
West Nm :
Oud Noord Nn :
Oost Nn :
Bijlmer Centrum ZO
Bijlmer oost Zo
Gaasperdam / Driemond ZO
6 8
veneneene gemiddelde = 95% o 20 40 0 o 100
bron: OJZ/bewerking OIS
Wijze van toeleiding
Van alle 1.603 huishoudens die in 2015 bij Samen DOEN zijn ingestroomd, is 44% via
professionele derden daar terecht gekomen (figuur 2.29). Zestien procent is via
40
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Jeugdbescherming Regio Amsterdam toegeleid, 9% via WPI en eveneens 9% via leden van het
buurtteam.
Huishoudens uit stadsdeel Centrum stromen relatief minder vaak in via professionele derden
(24%), maar relatief vaak via WPI (21%) en leden van het buurtteam (25%). Huishoudens uit
stadsdeel Noord stromen relatief vaak in via een Ouder- en Kindteam (10%).
Figuur 2.29 Wijze van toeleiding van huishoudens Samen DOEN teams in 2015 (procenten)
2% 1% 1% 0,2% 4%
3% m professionele derden
m Jeugdbescherming Regio Amsterdam
E00 = WPI
nn = leden buurtteam
NAA Mm Ouder- en Kindteam
m Veilig Thuis
m zelfmelding
IJ B breed sociaal loket
74 m William Schrikker Groep
/ = afschalen
J Em Wijkzorgteams
onbekend
bron: OJZ/bewerking OIS
Acties plannen van aanpak
In totaal hebben 3.2/4 huishoudens bij de Samen DOEN teams een plan van aanpak. Dat is 96%
van het totaal. Van alle plannen van aanpak heeft 49% ‘acties teamlid’, 42% ‘acties eigen kracht’
en 9% ‘acties professionele derden’ (figuur 2.30). In Nieuw-West bestaan de plannen van aanpak
het vaakst uit ‘acties teamlid’ (59%), in Centrum het vaakst vit ‘acties eigen kracht’ (50%).
Figuur 2.30 Plannen van aanpak Samen DOEN teams naar verschillende acties per stadsdeel (procenten)
Wes 9
zuid 9
0 20 40 60 80 100
m acties eigen kracht = acties teamlid acties professionele derden
bron: OJZ/bewerking OIS
Van alle acties ‘professionele derden’ is 61% in uitvoering, 31% behaald en 8% stopgezet (figuur
2.31). Bij de andere acties zien we ongeveer hetzelfde patroon. Zo is van alle ‘acties eigen kracht’
41
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
58% in vitvoering, 31% behaald en 11% stopgezet. Tot slot is van alle ‘acties teamlid’ 55% in
uitvoering, 3/% behaald en 9% stopgezet.
Figuur 2.31 Status acties van plannen van aanpak Samen DOEN teams (procenten)
acties professionele jn 8
derden
%
0 20 40 60 80 100
Em in uitvoering = behaald B stopgezet
bron: OJZ/bewerking OIS
42
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
3 Algemene schets wijkteams: de
professionals
Om een beeld te krijgen van de samenstelling van de wijkteams is aan de wijkteams gevraagd
om per team een inventarisatie te maken van de geregistreerde professionals binnen het team.
Per teamlid is nagevraagd welke functie/achtergrond het teamlid heeft en het aantal fte dat het
teamlid werkzaam is binnen het wijkteam of —netwerk. Een dergelijk overzicht is niet
beschikbaar voor de wijkzorgnetwerken omdat daar uitsluitend de hoeveelheden zorg en
ondersteuning worden ingekocht en geen afspraken worden gemaakt over de hoeveel fte die
nodig is om die zorg en ondersteuning te leveren.
Samengevat
Er zijn 716 medewerkers bij de Ouder- en Kindteams inclusief de Jeugdgezondheidszorg° (totaal
504,5,fte). De meest voorkomende functie in de teams zijn Ouder- en Kindadviseur,
jeugdverpleegkundige, jeugdarts en jeugdpsycholoog. De jeugdhulp wordt verleend vanuit
verschillende moederorganisaties, waaronder Altra, Spirit, Combiwel en MEE.
Bij de activeringsteams werken 164 klantmanagers (151,8 fte). Zij hebben een gemiddelde
caseload van 241 klanten. Daarnaast werkt er per stadsdeel een teammanager en een
stadsdeeladviseur. In de Samen DOEN teams werken 158 generalisten (115,9 fte's). Zij komen
uit veel verschillende organisaties, zoals Altra, Leger des Heils, MEE, Spirit en HVO-Querido.
Daarnaast werken er nog 1 teamleider per stadsdeel en 1 tot en met 3 teamassistenten per
stadsdeel.
Het is niet precies bekend hoeveel mensen er binnen de wijkzorgnetwerken werkzaam zijn. Op
basis van gegevens uit het registratiesysteem RIS wordt het aantal professionals dat binnen
Wijkzorg klanthouder is geschat op tenminste duizend.“ Het aantal betrokkenen bij
wijkzorgnetwerken ligt in praktijk aanzienlijk hoger omdat niet iedereen optreedt als
klanthouder.
3.1 Ouder- en Kindteams
In de Ouder- en Kindteams, inclusief de Jeugdgezondheidszorg, werken in totaal 716
medewerkers. Het gaat in totaal om 504,5 fte. De verdeling over de verschillende teams is in de
nu volgende tabel weergegeven.
19 het betreft voorlopige cijfers over de Jeugdgezondheidszorg.
14 De klanthouder is de hulpverlener die de vaste contactpersoon is voor de cliënt en die samen met de cliënt de
regie over het hele ondersteuningsproces houdt.
43
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 3.1 Professionals per Ouder- en Kindteam, incl. Jeugdgezondheidszorg*, peildatum 1-10-2016 (fte
en procenten)
aantal fte iS
C Oost 10,4 2,1
C West 12,3 2,4
NW Slotermeer / Geuzenveld 29,5 5,8
NW Slotervaart 22,0 4,4
NW Osdorp 23,1 4,6
NW De Aker 13,5 2,7
N Oud Noord 15,6 3,1
N Oost 19,3 3,8
N West 18,2 3,6
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 21,8 4,3
O IJburg / Zeeburgereiland 17,2 3,4
O Oud Oost 15,3 3,0
O Watergraafsmeer 12,0 2,4
W Westerpark 13,1 2,6
W Bos en Lommer 20,4 4,0
W Oud-West / de Baarsjes 28,7 5,7
Z Noord West / Midden 17,3 3,4
Z De Pijp / Rivierenbuurt 16,0 3,2
Z Buitenveldert 10,7 2,1
ZO Bijlmer Centrum 17,5 3,5
ZO Bijlmer Oost 19,5 3,9
ZO Gaasperdam / Driemond 22,9 4,5
VO Centrum & Zuid 27,3 5,4
VO Noord 10,8 2,1
VO Oost & Zuidoost 17,6 3,5
VO West & Nieuw West 20,5 4,1
MBO 32,4 6,4
totaal 504,5 100,0
* Het betreft voorlopige cijfers over de Jeugdgezondheidszorg. bron: OKT, bewerking OIS
De meest voorkomende functie van de professionals in de Ouder- en Kindteams (inclusief
Jeugdgezondheidszorg) is Ouder- en Kindadviseur, inclusief de jeugdverpleegkundige, daarna
volgen de jeugdartsen en jeugdpsychologen (zie nu volgende tabel).
Ah
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 3.2 Functies professionals in Ouder- en Kindteams, incl. Jeugdgezondheidszorg*, peildatum 1-10-
2016 (in aantallen, fte en procenten)
professionals % van totaal aantal fte Leers: EIN
Ouder- en kindadviseur 277 38,7 220,1 43,6
Ouder- en kindadviseur/ jeugdverpleegkundige 140 19,6 93,3 18,5
(Jeugd)arts 108 15,1 59,4 11,8
Jeugdpsycholoog 77 10,8 54,2 10,7
Assistent Ouder- en Kindteam 42 5,9 28,4 5,6
Teamleider Ouder- en Kindteam 13 1,8 12,9 2,6
Management assistent 13 1,8 8,7 1,7
Jeugdadviseur 26 3,6 19,0 3,8
Teamleider JGZ 7 1,0 3,7 0,7
Doktersassistent 13 1,8 4,8 1,0
totaal 716 100,0 504,5 100,0
* Het betreft voorlopige cijfers over de Jeugdgezondheidszorg. bron: OKT, bewerking OIS
Jeugdhulp binnen de Ouder- en Kindteams wordt gegeven door hulpverleners vanuit
verschillende moederorganisaties waaronder Altra, Spirit, Combiwel en MEE (zie tabel 3.3).
Tabel 3.3 Moederorganisaties en inzet hulpverleners in jeugdhulp Ouder- en Kindteams, stand van zaken
augustus 2016(infte) ______
Altra 78,6
Spirit 53,1
Combiwel 24,7
MEE Amstel en Zaan 19,5
SAG 18,9
de Bascule 18,0
Het ABC 11,8
Swazoom 11,3
SIPI 11,2
Dynamo 10,0
SEZO 7,2
Sensa Zorg 6,2
Opvoedpoli 5,4
Doras 5,3
Arkin 4,7
Cordaan 4,7
GGZ Ingeest 3,9
Ons Tweede Thuis 2,0
Leger des Heils 1,5
Lijn5 0,7
‘t Kabouterhuis 0,0*
totaal 298,6
*Dit is een momentopname, vanaf oktober 2016 leveren zij weer een medewerker. bron: OKT, bewerking OIS
45
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
3.2 Wijkzorgnetwerken
Binnen de wijkzorgnetwerken stellen onder andere huisartsen, wijkverpleegkundigen,
verzorgenden, (woon)begeleiders, cliëntondersteuners en maatschappelijk werkers, in overleg
met degene die de zorg en ondersteuning nodig heeft, zorg en ondersteuning op maat samen.
Vanuit de gemeente gaat het om ambulante ondersteuning '® en dagbesteding °. Huishoudelijke
hulp staat vooralsnog los van de werkwijze van Wijkzorg, maar professionals kunnen
Amsterdammers wel doorverwijzen naar de leverancier van huishoudelijke hulp. (Zie verder de
omschrijving in de bijlage.)
De zorg en ondersteuning vanuit de wijkzorgnetwerken is er voor volwassenen met een
beperking in zelfredzaamheid door een lichamelijk, zintuigelijk, cognitieve, verstandelijke of
psychiatrische beperking of een combinatie daarvan die thuis wonen. Amsterdammers kunnen
zich voor Wijkzorg melden bij één van de verschillende zorgprofessionals of bijvoorbeeld via het
Sociaal Loket.
Het is niet precies bekend hoeveel mensen er zijn aangesloten bij de wijkzorgnetwerken omdat
er uitsluitend hoeveelheden zorg en ondersteuning worden ingekocht en er geen afspraken
worden gemaakt over hoeveel fte nodig is om die zorg en ondersteuning te leveren. Op basis van
gegevens uit het registratiesysteem RIS wordt het aantal professionals dat klanthouder” is,
geschat op tenminste duizend. Het aantal betrokkenen bij wijkzorgnetwerken ligt in praktijk
aanzienlijk hoger, omdat niet iedereen optreedt als klanthouder.
3.3 Activeringsteams
In de activeringsteams zijn 164 klantmanagers werkzaam, samen goed voor 151,8 fte's. Samen
hebben de klantmanagers een caseload van ruim 33 duizend klanten, gemiddeld 241 per
klantmanager (zie nu volgende tabellen). Daarnaast heeft elk team een teammanager en een
stadsdeeladviseur (met vitzondering van team Centrum).
19 Binnen ambulante ondersteuning worden de volgende producten onderscheiden: 1. Informatie en Advies, 2.
Vraagverheldering, 3. Kortdurende hulpverlening, 4. Vinger aan de pols contact, 5. Licht intensieve ondersteuning, 6.
Matig intensieve ondersteuning, en 7. Hoog intensieve ondersteuning.
16 Binnen dagbesteding worden de volgende producten onderscheiden: 1. Specialistische dagbesteding met laag
intensieve begeleiding, 2. Specialistische dagbesteding met hoog intensieve begeleiding, en 3. Arbeidsmatige
dagbesteding.
17 De klanthouder is de hulpverlener die de vaste contactpersoon is voor de cliënt en die samen met de cliënt de regie
over het hele ondersteuningsproces houdt.
46
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 3.4 Functies en caseload van professionals in activeringsteams (aantallen)
totaal caseload gem. caseload
UT Tortel ledn it klanten klanten
klantmanager (k.m.)* 164 151,8 33.298 241**
stadsdeeladviseur (niet voor Centrum) 6 5,5 - -
stagiair 1 0,9 116
teammanager 7 5,8 - n
totaal 178 164,0 33,414
* waarvan 13 extern en 2 detachering
“excl. de 26 klantmanagers zonder caseload klanten (gedetacheerd, tijdelijke andere
functie/project, langdurig ziek, zwangerschapsverlof)
bron: WPI, bewerking OIS
In het team in Nieuw-West werken de meeste klantmanagers, daarna team Centrum (zie nu
volgende tabel). In team Noord werken de minste klantmanagers en zij hebben ook de laagste
gemiddelde caseload aan klanten. De range aan gemiddelde caseload varieert sterk van 197 in
Noord tot 294 in Centrum.
Tabel 3.5 Aantal klantmanagers (k.m.)en caseload per team (aantal en fte)
totaal caseload gem. caseload
IS} aantal personen fte klanten klanten per k.m.*
Team 1 (Centrum) 29 27,1 6.459 294
Team 2 (West) 18 16,9 3.518 220
Team 3 (Nieuw-West) 32 30,4 6.308 234
Team 4 (Zuid) 21 18,7 4.551 228
Team 5 (Oost) 25 22,6 4,975 226
Team 6 (Noord) 15 13,5 2.163 197
Team 7 (Zuidoost) 24 22,6 5.324 266
totaal 164 151,8 33.298 241
bron: WPI, bewerking OIS
3.4 Samen DOEN teams
Er werken 158 generalisten in de Samen DOEN teams, voor 115,9 fte's in totaal. Zij komen vit
veel verschillende organisaties, zoals Altra, MEE, Spirit, Leger des Heils en HVO-Overido (zie nu
volgende tabel).
47
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 3.6 Moederorganisaties en aantal medewerkers (generalisten) bij Samen DOEN (aantal, fte en
procenten)
professionals professionals aantal fte % van totaal fte
Altra 35 22,2 30,1 25,9
MEE Amstel en Zaan 22 13,9 18,0 15,6
Spirit 18 11,4 15,8 13,6
Leger des Heils 21 13,3 11,3 9,8
HVO-Querido 16 10,1 10,7 9,2
Sensazorg 5 3,2 4,6 3,9
ABC 5 3,2 3,6 3,1
Puur Zuid 5 3,2 3,2 2,7
Sezo 4 2,5 3,2 2,8
Cordaan 5 3,2 2,5 2,2
MaDi Zuidoost 4 2,5 2,4 2,1
Doras 3 1,9 2,3 2,0
Lijn 5 3 1,9 2,0 1,7
Dynamo 3 1,9 1,8 1,6
Amstelring 3 1,9 1,6 1,3
Centram 2 1,3 1,3 1,1
Volksbond 1 0,6 0,5 0,4
Osira/Amstelring 1 0,6 0,4 0,4
Streetcornerwork 1 0,6 0,4 0,4
Combiwel 1 0,6 0,2 0,2
totaal 158 100 115,9 100,0
bron: Samen DOEN, bewerking OIS
In de nu volgende tabel is het aantal generalisten per gebied aangegeven. In de Bijlmer,
Gaasperdam, Slotervaart en Bos en Lommer werken de meeste generalisten.
48
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 3.7 Medewerkers per team (generalisten) bij Samen DOEN (aantal, fte en procenten)
professionals professionals aantal fte % van totaal fte
C Oost 5 3,2 3 2,6
C West 4 2,5 2,9 2,5
NW Slotermeer / Geuzenveld 8 5,1 6,1 5,3
NW Slotervaart 13 8,2 9 7,8
NW Osdorp 7 4,4 5,4 4,6
NW De Aker 4 2,5 3 2,6
N Oud Noord 6 3,8 4,4 3,8
N Oost 5 3,2 3,6 3,1
N West 6 3,8 4,6 4
O Indische Buurt / Oostelijk Havengebied 9 5,7 7,6 6,6
O IJburg / Zeeburgereiland 2 1,3 0,9 0,8
O Oud Oost 7 4,4 4,9 4,2
O Watergraafsmeer 6 3,8 4,1 3,5
W Westerpark 7 4,4 5,3 4,6
W Bos en Lommer 11 7 8,8 7,6
W Oud-West / de Baarsjes 6 3,8 4,3 3,7
Z Noord West / Midden 4 2,5 2,9 2,5
Z De Pijp / Rivierenbuurt 8 5,1 5,9 5,1
Z Buitenveldert 4 2,5 2,4 2,1
ZO Bijlmer Centrum 13 8,2 10,3 8,9
ZO Bijlmer Oost 10 6,3 7,5 6,5
ZO Gaasperdam / Driemond 13 8,2 9 7,8
totaal 158 100 115,9 100,0
bron: Samen DOEN, bewerking OIS
Naast de generalisten vit de verschillende moederorganisaties zijn er nog 9 teamleiders en 16
teamassistenten werkzaam bij de Samen Doen teams, samen voor 21,94 fte. Het gaat om 6
teamleiders verbonden aan stadsdelen, waarvan 1 in twee stadsdelen, en 3 teamleiders die
werken in de hele stad en zich richten op de leervragen vanuit de teams. Dat is gezamenlijk 8,88
fte aan teamleiders en 13,06 fte aan teamassistenten.
49
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
4 Mechanismen en randvoorwaarden volgens
medewerkers wijkteams
Opzet onderzoek
Er is een online vragenlijst vitgezet onder alle professionals in de wijkteams en netwerken. Deze
is door middel van een link in een e-mail verstuurd naar de professionals waarvan een e-
mailadres bekend was. Voor de werkenden in de wijkzorgnetwerken waren geen
contactgegevens beschikbaar. Om hen te benaderen is gebruik gemaakt van oproepen in
nieuwsbrieven en oproepen via contactpersonen in de wijken. '° Het veldwerk vond plaats in de
periode half mei tot half juli 2016.
Vragenlijst
Voor de vragenlijst is grotendeels gebruik gemaakt van een (aangepaste) vragenlijst van het
onderzoek van prof. dr. Bram Steijn van de Erasmus Universiteit (EUR) die opgesteld was voor
medewerkers van de Ouder- en Kindteams. Die vragenlijst beslaat een groot aantal onderdelen
van de veronderstelde mechanismes en randvoorwaarden en de vragen zijn grotendeels ook van
toepassing op de overige wijkteams en op de wijkzorgnetwerken. Op de veronderstelde
mechanismes en randvoorwaarden waar nog weinig of geen antwoorden kunnen worden
gegeven op basis van dit onderzoek, zijn aanvullende vragen geformuleerd. Ook zijn sommige
vragen in overleg met de EUR aangepast. Bij elk onderdeel is daarnaast gevraagd worden naar
de goede punten, knelpunten en verbeterpunten.
De respondenten
In totaal hebben 567 personen die werken in een wijkteam of wijkzorgnetwerk de vragenlijst
ingevuld die als volgt verdeeld zijn over de verschillende type teams/netwerken:
e _Bijde Ouder- en Kindteams hebben 212 van de 701 benaderde professionals meegedaan
aan het onderzoek (respons van 30%). Bijna twee derde van hen zijn Ouder- en
Kindadviseur/jeugdadviseur (65%) en twee van de tien zijn jeugdpsycholoog (19%).
Overige genoemde functies zijn jeugdartsen (9%), jeugdverpleegkundigen OKA (7%) en
enkele doktersassistenten en leidinggevenden. Zij komen het vaakst vit een organisatie
van jeugdhulpverlening (39%), daarna maatschappelijke dienstverlening (21%),
jeugdgezondheidszorg (o.a. GGD, 17%), GGZ-jeugdhulp (12%) en jeugdhulp LVB (7%,
3% overig of geen opgave).
1Be, is op verschillende manieren contact met leden van de wijkzorgnetwerken gezocht: via oproepen in nieuwsbrief
ELA, nieuwsbrief Wegwijs in de Wmo/Wijkzorg en via de kwartiermakers Wijkzorg, gebiedsmanagers en
gebiedscoordinatoren. Deze stuurden de oproep met de link naar de vragenlijst door aan professionals en informele
organisaties in de wijkzorgnetwerken of leverden ons e-mailadressen van leden uit deze netwerken (totaal 1.265,
meest vit Oost, Zuidoost en Zuid, klein deel Noord en de overige stadsdelen stuurden het door aan hun contacten).
Het is inherent aan de wijkzorgnetwerken dat de (potentiële) respondenten zelf definiëren of ze verbonden zijn aan een
wijkzorgnetwerk en wat ze als in- en externe partners van/in deze netwerken zien.
50
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
e De 248 professionals van de wijkzorgnetwerken die de vragenlijst invulden komen het
vaakst vit een organisatie van zorgaanbieders/thuiszorg (27%), daarna welzijns-
fvrijwilligersorganisaties (17%), maatschappelijke dienstverlening (13%),
cliëntondersteuning (10%), GGZ (8%) en huisartsenzorg (4%).
e Vande activeringsteams vulden 42 van de 168 aangeschreven klantmanagers de
vragenlijst in (25% respons).
e Vande Samen DOEN teams hebben 65 van de 175 benaderde generalisten de vragenlijst
ingevuld (37% respons). Zij komen het vaakst uit de jeugdhulpverlening (35%) en de
zorgverlening (29%) en wat minder vaak vit LVB (17%) en maatschappelijke
dienstverlening (14%, 5% overig).
De respondenten zijn werkzaam in elk van de 22 gebieden, variërend van 10 tot en met 43 per
gebied. De verdeling over de stadsdelen varieert sterk: van in totaal 35 respondenten (Centrum)
tot en met 118 respondenten (Oost, zie nu volgende tabel). Deze aantallen zijn te klein om harde
uitspraken over verschillen over te doen. Eventuele gevonden verschillen tussen stadsdelen zijn
dan ook indicatief.
Tabel 4.1 Verdeling over de stadsdelen van de respondenten werkenden in wijkteams/wijkzorgnetwerken
(aantallen en procenten)
OKT N74 NG SD aantal procenten
Centrum 10 12 6 7 35 6
West 25 13 9 6 53 9
Nieuw-West 42 10 5 15 72 13
Zuid 26 52 7 5 90 16
Oost 29 76 2 11 118 21
Noord 37 18 5 5 65 11
Zuidoost 23 60 8 16 107 19
onbekend/anders 20 7 0 0 27 5
totaal 212 248 42 65 567 100
In de nu volgende paragrafen worden de resultaten voor de verschillende veronderstelde
mechanismen en randvoorwaarden weergegeven. Het gaat hierbij dus om de menig van de
werkenden in de wijkteams, hoe zij vinden dat er gewerkt wordt in de teams.
4.1 Outreachend werken en vroegtijdig ingrijpen
Samengevat
Over het algemeen vindt de meerderheid van de werkenden in de wijkteams dat er outreachend
gewerkt wordt, maar de meerderheid vindt ook dat het bereiken van cliënten lastig is. Van een
snellere doorverwijzing als gevolg van werken in wijkteams is, met uitzondering van de
klantmanagers, een minderheid overtuigd.
Cliënten sneller geholpen en verwezen
Bij alle type wijkteams, met vitzondering van de wijkzorgnetwerken, vindt de meerderheid dat
het werken in wijkteams ervoor zorgt dat cliënten sneller geholpen kunnen worden dan in het
51
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
verleden (zie nu volgende figuur). De professionals van de Ouder- en Kindteams zijn het vaakst
hiermee eens (71%), daarna die van de Samen DOEN teams (65%) en van activeringsteams
(57%) en de werkenden in de wijkzorgnetwerken zijn het hiermee het minst vaak eens (46%).
Professionals in het stadsdeel West zijn het vaker met deze stelling eens dan professionals in de
andere stadsdelen. Ook in Noord en Nieuw-West zijn ze het er vaker mee eens dan gemiddeld. In
Centrum zijn ze het vaker hiermee oneens.
Figuur 4.2 Antwoorden op de stelling ‘Het werken in wijkteams zorgt ervoor dat cliënten sneller geholpen
kunnen worden dan in het verleden’ (procenten)
Ouder- en
Kindteam
B helemaal mee eens
= mee eens
Wijkzorgnetwerk
neutraal
B helemaal mee oneens
Samen DOEN-
%
a 20 40 60 8o 100
De stelling “Het werken in wijkteams zorgt ervoor dat cliënten sneller een verwijzing krijgen naar
specialistische zorg indien die noodzakelijk wordt geacht” wordt het vaakst onderschreven door
de klantmanagers (62% is het eens) en in mindere mate door de leden van de Ouder- en
Kindteams (45%) en van wijkzorgnetwerken (41%).
Cliënten beter bereikt
Zes van de tien professionals binnen de Ouder- en Kindteams en in de wijkzorgnetwerken zijn
het eens met de stelling: “Door contacten tussen formele en informele organisaties in de wijk
worden Amsterdammers die een zorg- of ondersteuningsbehoefte hebben eerder bereikt door
zorgprofessionals”. Professionals in Centrum zijn het relatief vaak oneens met de stelling over
contacten tussen formele en informele organisaties.
Ook zes van de tien zijn het eens met de stelling “Het benaderen van potentiële cliënten die niet
zelfstandig bij het wijkteam terecht komen is lastig.” Professionals van Centrum en West zijn het
hiermee relatief vaak eens en in Noord juist vaker dan gemiddeld oneens.
52
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
4.2 Multidisciplinaire teams
Samengevat
Veel medewerkers zijn positief over het werken in multidisciplinaire teams, maar veel menen dat
nog niet alle benodigde disciplines aanwezig zijn in het eigen team. Medewerkers van de Samen
DOEN teams zijn het vaakst positief over het multidisciplinair werken en menen ook het vaakst
dat er nog benodigde disciplines ontbreken.
Waardering voor werken in wijkteams
Het werken in wijkteams wordt door de medewerkers van de wijkteams gemiddeld met een
ruime voldoende beoordeeld. De Samen DOEN- en Ouder- en Kindteams zijn iets positiever
hierover (gemiddelde resp. 7,3 en 7,2) dan de wijkzorgnetwerken (6,4). Van deze laatst
genoemde groep geeft een vijfde deel een onvoldoende, wat ruim twee keer zo vaak is als bij de
andere professionals.
Professionals uit de stadsdelen West en Nieuw-West zijn iets positiever dan gemiddeld (beide
gemiddeld 7,3 t.o. 6,8 gemiddeld).
Figuur 4.3 Gegeven rapportcijfers voor het werken in wijkteams (procenten)
ee | CR
Ei H2
23 Bá4
WZ (gem. 6,4)
E5 76
m7 m8
En Be
%
0 20 40 60 80 100
Negen van de tien medewerkers van Samen DOEN (92%) vinden dat zij door het werken in een
wijkteam makkelijker in contact treden met andere disciplines. Dat geldt voor acht van de tien
medewerkers van Ouder- en Kindteams (83%) en de wijkzorgnetwerken (77%).
Acht van de tien medewerkers van Samen DOEN zijn het eens met de stelling “Door het werken
in een wijkteam weet ik beter wanneer ik andere disciplines moet inschakelen” en zes van de tien
van wijkzorgnetwerken (62%) en Ouder- en Kindteams (59%). Professionals in West zijn het
vaakst positief hierover.
53
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Medewerkers uit de wijkzorgnetwerken zijn het vaker eens met de stelling “De multidisciplinaire
teams zorgen er niet voor dat ik cliënten beter kan helpen” (21%) dan de andere teams (OKT
11%, SD 14%).
Ontbrekende benodigde disciplines
Zes van de tien medewerkers van Samen DOEN (59%) menen dat niet alle benodigde disciplines
binnen het team aanwezig zijn, zij noemden het vaakst (onvoldoende) GGZ/psychiatrie (15x
genoemd), enkelen noemden jeugdzorg, jeugdpsycholoog, JBRA, jeugdconsvulent, WPI,
verslavingskennis/Jellinek, woningbouw/huisvesting, belastingdienst, wijkverpleging, justitiële
kennis, politie, reclassering, Leger des Heils, de Raad, Veilig Thuis, Blijf Groep,
schuldhulpverlening, SKJ.
In de andere wijkteams/netwerken vindt men minder vaak dat er benodigde disciplines binnen
het team/netwerk ontbreken. Bij het Ouder- en Kindteam mist (39%) volgens meerdere
respondenten: (te weinig) jeugdpsychologen (8x genoemd), kinderpsychiater (8x), LVB kennis
(7x), maatschappelijk werk (5x), preventiewerkers (5x), systeem en relatietherapeuten (3%),
orthopedagogen (3x), JBRA (3x), jmh (2x), te weinig OKA/Turkse OKA (2x), schuldhulpverlening
(2x). Bij de wijkzorgnetwerken mist men (34%) veruit het vaakst huisartsen (23x genoemd),
daarna psychiaters/GGZ (9%) en informele/vrijwilligersorganisaties (9x genoemd).
4.3 Vraaggericht werken
Samengevat
De meeste medewerkers van de wijkteams werken vraaggericht doordat ze cliënten naar
geprobeerde oplossingen vragen. In de wijkzorgnetwerken is het minder gebruikelijk dan in de
andere teams. Negen van de tien medewerkers van de activerings- en Samen DOEN teams
maken een volledige vraaganalyse en zeven van de tien van de wijkzorgnetwerken en Ouder- en
Kindteams.
Acht tot negen van de tien respondenten geven aan dat ze aan cliënten vragen welke
oplossingen voor hun problemen ze in het verleden al geprobeerd hebben. Bij de Wijkzorg wordt
het iets minder gedaan dan bij de overige teams (83%), bij de Ouder- en Kindteams juist het
vaakst (93%, 88% ACT, 89% SD).
Ook nemen veel medewerkers de tijd voor een volledige vraaganalyse waarbij problemen op alle
levensdomeinen in kaart worden gebracht. Dat is minder gebruikelijk bij de wijkzorgnetwerken
(70%) en de Ouder- en Kindteams (68%) dan bij de activeringsteams (95%) en bij Samen DOEN
(91%). Dit zal samenhangen met verschillen in instructies rond het hanteren van de ZRM. Bij de
Ouder- en Kindteams wordt de ZRM niet (verplicht) gebruikt, bij de activeringsteams en de
Samen Doen teams verplicht en op alle domeinen, en bij de wijkzorgnetwerken wel verplicht,
maar niet op alle domeinen.
54
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
b.4 Inzetten op eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht
Samengevat
Negen van de tien medewerkers zoeken actief naar de eigen kracht van hun cliënten, vaak ook
via het netwerk van de cliënt. Zes tot zeven van de tien gaan samen met de cliënt op zoek naar
een netwerk als dat er volgens de cliënt niet is. Een groot deel van de medewerkers meent dat er
doelgroepen zijn waarbij het niet lukt hen in eigen kracht te zetten of te activeren, het vaakst bij
de activeringsteams (ACT 76%, SD 69%, OKT 59%, WZ 61%). Het gaat daarbij vaak om
zorgmijders, multiproblematiek, GGZ, verslaving en LVB.
Op zoek naar eigen kracht en netwerk
Voor alle type wijkteams/wijkzorgnetwerken geldt dat negen van de tien respondenten bij de
cliënten actief zoeken naar waar hun kracht ligt en wat hun mogelijkheden en hulpbronnen zijn.
Zes tot zeven van de tien medewerkers zorgen ervoor dat ze met een cliënt actief op zoek gaan
naar een netwerk als ze in eerste instantie zeggen geen netwerk te hebben (70% WZ, 69% SD,
66% OKT, 62% ACT). Acht tot negen van de tien zorgen ervoor dat ze van cliënten zo nodig
weten hoe hun persoonlijk netwerk eruit ziet (SD 92%, OKT 86%, WZ 84%).
Klantmanagers vinden vaker dat ze niet voldoende toegerust zijn om klanten in hun eigen kracht
te zetten dan de andere professionals menen over hun cliënten; een vijfde deel van hen deelt die
mening (19%, t.o. 3% SD, 5% OKT en 9% ACT).
Doelgroepen moeilijk in eigen kracht te zetten
Driekwart van de klantmanagers (76%) meent dat er doelgroepen zijn waarbij het niet lukt om
hen in eigen kracht te zetten (door te activeren). Bij Samen DOEN menen zeven van de tien dat
in eigen kracht zetten bij bepaalde doelgroepen niet lukt (69%). Bij de Ouder- en Kindteams en
wijkzorgnetwerken is dat veel minder vaak het geval (resp. 59% en 61%).
De medewerkers van de Ouder- en Kindteams noemen als doelgroepen waarbij het niet goed
lukt om ze in hun eigen kracht te zetten vaak verslaafden, LVB-ers, bij multiproblematiek en
zorgmijders.
Medewerkers van wijkzorgnetwerken noemen vooral: zorgmijders, GGZ,
(dementerende/kwetsbare) ouderen, verslaafden, LVB-ers, alleenstaande (ouderen).
Klantmanagers noemen: medische{psychische problemen, verslaving, ongemotiveerden/niet-
willers, multiproblematiek, LVB, eenzamen, met weinig geld, oudere migranten,
taalachterstand, 5/-65 jarigen.
Samen DOEN medewerkers noemen vooral mensen met psychiatrische problemen, LVB en
verslaafden, maar ook zorgmijders, probleemontkenners, jongeren, illegalen, vluchtelingen,
eenzamen, bij ernstige schulden.
4.5 1 huishouden, 1 plan, 1 regie
Samengevat
Binnen de Samen DOEN teams wordt het vaakst op de manier van 1 huishouden, 1 plan, 1 regie
wordt gewerkt en bij de activeringsteams het minst vaak. De andere twee vallen daar tussenin.
Regie en monitoring
55
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
De Samen DOEN teams zijn volgens eigen zeggen goed op de hoogte van de andere
hulpverleners die hun cliënten zien. Zo zijn negen van de tien professionals in deze teams het
eens met de stelling 'Ik weet met welke andere hulpverleners mijn cliënt/klant contact heeft
(zoals op school, de huisarts, medisch specialist of externe psycholoog).' Onder de andere teams
geldt dat voor zes tot zeven van de tien professionals: activeringsteam 64%, wijkzorgnetwerken
68%, en Ouder- en Kindteams 71%.
De voortgang die cliënten boeken bij het oplossen van hun problemen wordt door acht van de
tien (82%) Samen DOEN professionals nauwkeurig gemonitord. De andere teams, vooral
activering, geven minder vaak aan dat ze dit monitoren, maar wel een meerderheid (55%
activering, 6/% OKT, 66% WZ).
De klantmanagers zijn het het minst vaak eens met de stelling ‘Samen met mijn cliënt/klant
maak ik een plan om het hulptraject zo kort mogelijk te houden.” (31%). Zij geven vaak een
neutraal antwoord bij deze stelling of zijn het ermee oneens (45% neutraal en 21% oneens). De
andere teams stemmen wel vaak met deze stelling in (65% SD, 62% OKT, 50% WZ).
Regie behouden
Zes van de tien professionals van de Ouder- en Kindteams (63%) en van de Samen DOEN teams
(60%) lukt het om bij opschaling van zorg de regie te houden als dat nodig is. De helft van de
respondenten vit de wijkzorgnetwerken (51%) geeft aan dat dat lukt en een relatief groot deel
geeft aan dat het niet van toepassing is (14%).
Volgens de overgrote meerderheid van de professionals bij Samen DOEN (86%) is binnen het
team duidelijk wie de regie heeft op de hulp en ondersteuning van een cliënt. Bij de overige
teams geldt dat voor een kleinere meerderheid (OKT 62%, WZ 55% en act 52%).De
respondenten van de wijkzorgnetwerken geven relatief vaak aan dat dit niet van toepassing is
(10%).
Figuur 4.4 Antwoorden op de stelling ‘Binnen het team is het duidelijk wie de regie heeft op de hulp en
ondersteuning van een cliënt/klant over vw manier van werken (procenten)
m helemaal mee eens
7 B LL oraal
neutraal
m mee oneens
B helemaal mee oneens
ACT 1 m weet niet
m niet van toepassing
%
o 20 40 60 80 100
56
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
4.6 Vindbaarheid
Samengevat
Zes van de tien medewerkers van de wijkzorgnetwerk menen dat het netwerk goed bekend is in
de wijk en vier van de tien medewerkers van de Ouder- en Kindteams en van de Samen DOEN
teams. In het laatste geval betreft het bekendheid bij professionals en organisaties. Elf procent
meent dat Samen DOEN niet goed bekend is bij hen. Er zijn veel tips gegeven om de bekendheid
te vergroten onder andere via de media en via netwerken en overleggen. Ook een vaste plek in
de wijk zal helpen.
Wijkzorgnetwerken
De respondenten van de wijkzorgnetwerken menen het vaakst dat hun netwerk goed bekend is
in de wijk, namelijk zes van de tien van hen (58%). Zes procent meent dat het (zeer) slecht
bekend is (zie nu volgende figuur).
Om de bekendheid van de wijkzorgnetwerken te verbeteren gaven zij de volgende suggesties:
netwerken, contacten leggen (met sleutelfiguren), naar (netwerk-) bijeenkomsten in de wijk
gaan, door huisartsen meer hier over te vertellen, artikel in wijkbladen, brochures/flyers, website,
deelname aan wijktafels vergroten, 1 centrale plek/fysiek punt in de wijk, via de huisarts en
gezondheidsinstellingen, beter teamprofiel{duidelijker taakomschrijving, betere communicatie
vanuit gemeente/wijk(teams), via huizen van de wijk.
Figuur 4.5 In hoeverre denkt u dat uw team/netwerk bekend is in de wijk? (procenten)*
ij | Ï
m zeer goed
= goed
WZ niet goed, niet slecht
m slecht
m zeer slecht
m weet niet, geen
antwoord
SD
%
o 20 40 60 80 100
*voor Samen DOEN luidde de vraag: “In hoeverre denkt v dat vw team bekend is bij professionals en organisaties
in de wijk?”
Ovuder- en Kindteams
Medewerkers van de Ouder- en Kindteams menen minder vaak dat hun team goed bekend is in
de wijk: vier van de tien van hen (43%). Zes procent vindt dat het team slecht bekend is. Als tips
57
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
om de bekendheid in de wijk te vergroten gaven zij: meer zichtbaar zijn, fysieke locatie in de
wijk, meer contacten met sleutelfiguren in de wijk/netwerk opbouwen, aansluiten bij activiteiten
in de wijk en wijkoverleggen, OKT ambassadeurs in de wijken introduceren, meer promoten bij
(en betere samenwerking met) huisartsen, scholen, maatschappelijk werk, informele
organisaties en de POH GGZ-ers (d.m.v. folders, posters en presentaties), betere bekendheid
geven aan takenpakket OKT, meer gebruik maken van sociale media, meer adverteren in
buurtbladen, open dagen houden, “het heeft tijd nodig”.
Samen DOEN teams
Vier van de tien medewerkers van Samen DOEN (38%) menen dat hun team goed bekend is in
de wijk bij professionals en organisaties in de wijk. Elf procent meent dat het team slecht bekend
is bij professionals en organisaties in de wijk.
Als verbeterpunten worden genoemd: door de naam Samen Doen meer bekendheid te geven,
nog zichtbaarder in de wijk, vaste plek in de wijk/eigen kantoor (met naam erop en op
briefpapier), meer PR (wijkbladen e.d), huisartsen, wijkzorgnetwerk en OKC benaderen, betere
folder (huidige is te algemeen), meer folders, spotjes (AT5 e.d), verduidelijken wat de doelgroep
en werkwijze is (bijv. d.m.v. presentaties in de buurt, vertellen wat wij doen (bijv. via ex-cliënten
in media), de gemeente moet hier meer bekendheid aan geven, betere sociale kaart.
Er zijn grote verschillen tussen de stadsdelen: professionals in West en Noord menen het vaakst
dat het team/netwerk goedbekend is in de wijk, die in Zuidoost relatief vaak dat het slecht
bekend is.
4.7 Juiste doelgroep
Samengevat
De professionals van Samen DOEN werken vrijwel alleen met cliënten met meervoudige
problemen, maar ook bij de andere teams komt dat vaak voor. Onvoldoende zelfredzaamheid
komt bij rond zes van de tien cliënten van Samen DOEN (66%) en van de wijkzorgnetwerken
(60%) voor en bij de Ouder- en Kindteams bij drie van de tien (32%). Verstandelijke beperkingen
komen minder vaak voor, het vaakst bij de Samen DOEN- teams.
Rond de helft van de respondenten meent dater bepaalde doelgroepen zijn die met de huidige
werkwijze van de eigen organisatie niet worden bereikt. Hierbij worden genoemd: zorgmijders,
LVB-ers, GGZ-cliënten, jongeren, (eenzame) (allochtone) ouderen, dak- en thuislozen en
verslaafden. Als mogelijke oplossingen zijn o.a. genoemd: betere samenwerking met
specialisten, meer outreachend werken, betere signalering en via informele netwerken/buren.
Op de vraag of het gebiedsniveau waarop de wijkteams werken toereikend zijn weet rond de
helft van de respondenten geen antwoord te geven. De respondenten van activering en van
Samen DOEN zijn het vaakst positief over de schaalgrootte. Bij de activeringsteams vindt men
de schaal vaker te groot dan te klein. Bij de Ouder- en Kindteams en bij de wijkzorgnetwerken
vindt men het eerder te klein (voor sommige doelgroepen zoals multiprobleem, GGZ, LVB). In de
stadsdelen Centrum, Noord en (in mindere mate) Nieuw-West vindt men de schaal vaker voor
sommige doelgroepen te groot dan gemiddeld.
58
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Voorkomen specifieke doelgroepen
De professionals van Samen DOEN werken vrijwel alleen met cliënten met meervoudige
problemen, maar ook bij de wijkzorgnetwerken, de Ouder- en Kindteams en activering komt dat
vaak voor (zie nu volgende tabel).
Ruim zes van de tien cliënten van Samen DOEN (66%) en van de wijkzorgnetwerken (60%) zijn
volgens de professionals onvoldoende zelfredzaam. Bij de Ouder- en Kindteams komt dat veel
minder vaak voor (32%).
Bij rond een derde van de Samen DOEN cliënten is een verstandelijke beperking vastgesteld en
bij een zelfde deel hebben de professionals een vermoeden van een verstandelijke beperking. Bij
de Ouder- en Kindteams geldt dat voor beide groepen voor circa twee van de tien cliënten.
De professionals in Zuidoost en Nieuw-West geven gemiddeld een hoger percentage cliënten
aan waarbij sprake is van meervoudige problemen dan professionals in West en Centrum. In
Zuidoost en Nieuw-West komen verstandelijke beperkingen volgens de professionals relatief
vaak voor en in Zuid en Centrum juist minder vaak.
Tabel 4.6 Inschatting van voorkomen bepaalde doelgroepen (procenten)
Welk percentage van uw {cliënten/klanten} heeft volgens u meervoudige
problemen? 59 74 60 93
Hoeveel procent van uw cliënten is volgens u onvoldoende zelfredzaam? 32 60 - 66
Bij hoeveel procent van uw cliënten (de jeugdigen en ouders die u begeleidt
dan wel verwijst naar specialistische jeugdhulp) is een verstandelijke
beperking vastgesteld? 17 - - 32
En bij hoeveel procent van uw cliënten heeft u een vermoeden van een
verstandelijke beperking? 20 - - 34
Niet-bereikte doelgroepen
Rond de helft van de respondenten meent dater bepaalde doelgroepen zijn die met de huidige
werkwijze van de eigen organisatie niet worden bereikt (56% WZ, 48% SD en 44% OKT). Tien
procent meent dat er geen groepen zijn die niet worden bereikt en vier van de tien gaven geen
antwoord.
De professionals noemen daarbij de volgende doelgroepen: zorgmijders, LVB-ers, GGZ-cliënten,
jongeren (met schulden, in het speciaal onderwijs of die niet naar school gaan), (eenzame)
ouderen, allochtone ouderen, eenzamen, cliënten zonder verblijfsvergunning, dak- en
thuislozen, verslaafden.
Driekwart van diegenen die bepaalde niet-bereikte doelgroepen noemen, noemt een mogelijke
oplossing hiervoor. Als mogelijke oplossingen zijn o.a. genoemd: betere samenwerking met
specialisten, GGZ e.d, meer outreachend werken, meer voorlichting geven, meer de wijk in,
bemoeizorg/drang, casemanager inzetten, betere signalering, meer in kaart brengen, meer tijd
in steken, via de huisarts, via informele netwerken/buren.
Schaalgrootte gebiedsgericht werken
Op de vraag of het gebiedsniveau waarop de wijkteams werken toereikend zijn weet rond de
helft van de respondenten geen antwoord te geven (zie nu volgende tabel). De respondenten
van activering en van Samen DOEN zijn het vaakst positief over de schaalgrootte (voor alle
doelgroepen). Een klein deel vindt het gebiedsniveau niet passend. Bij de activeringsteams vindt
59
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
men de schaal vaker te groot dan te klein. Bij de Ouder- en Kindteams en bij de
wijkzorgnetwerken vindt men het eerder te klein (voor sommige doelgroepen) dan te groot.
In de stadsdelen Centrum, Noord en (in mindere mate) Nieuw-West vindt men de schaal vaker
voor sommige doelgroepen te groot dan gemiddeld.
Tabel 4.7 Mening over gebiedsniveau waarop ze werkzaam zijn (procenten*)
Schaalgrootte is goed (voor alle doelgroepen) 30 34 45 43
Weet niet, geen antwoord 53 45 36 43
Te klein voor sommige doelgroepen 11 9 - 3
Te groot voor sommige doelgroepen 4 7 - 3
Te klein voor allen 2 4 2 0
Te groot voor allen 0 1 17 0
*meerdere antwoorden mogelijk bij OKT, WZ en SD
Bij de Ouder- en Kindteams vindt men het te klein voor de volgende doelgroepen:
e LVB
e jongeren in het speciaal onderwijs (veel leerlingen van buiten de stad)
e jonge kinderen of juist jongeren (VO),
e _multiprobleemgezinnen, privépraktijken
e ouders die groepstrainingen willen volgen
e preventie (vraag groter dan capaciteit).
Zij achten het te groot voor o.a. huiselijk geweld (“In een straat is meer bekend dan in een wijk”).
Bij de wijkzorgnetwerken vinden sommige het gebiedsniveau te klein voor GGZ, psychiatrische
problemen (5x genoemd) en LVB (3x genoemd). Daarnaast zijn nog genoemd: verslaving, dak-
en thuislozen, mensen die goed zelfstandig kunnen reizen door de stad, multiprobleem
gezinnen, maatwerk/specialistische voorzieningen buiten de wijk.
Diegenen die het juist te groot vinden, noemden daarbij ook de doelgroepen GGZ en LVB en
daarnaast nog o.a. kwetsbare/eenzame ouderen.
4.8 Competente professionals en goede samenwerking binnen teams
Samengevat
De meerderheid van de respondenten zijn positief over het werken in wijkteams, de Samen
DOEN teams het vaakst. Wel menen twee tot drie van de tien niet aan alle eisen te kunnen
voldoen die als gevolg van de invoering van de wijkteams worden gesteld. Ook kan men niet
altijd hulp bieden aan specifieke doelgroepen (GGZ, LVB, somatisch) en probleemdomeinen
(vooral wonen en financiën) maar weet men meestal wel hulp daarvoor te vinden. De Samen
DOEN teams zijn daarin het beste zelf in staat.
De zorgteams geven gemiddeld een 7,7 voor de samenwerking binnen het eigen team, de
activeringsteams geven een 7,4. De klantmanagers geven ook vaker een onvoldoende hiervoor.
Dat komt naar voren bij alle aspecten. De respondenten van Samen DOEN zijn het vaakst
positief over de samenwerking binnen het team.
60
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Werkwijze wijkteams
De meerderheid van de respondenten zijn het niet eens met de stelling ‘Ik denk dat ik als gevolg
van het werken in wijkteams mijn werk minder goed zal kunnen doen’. Zij zijn dus positief over
het werken in wijkteams. Dat geldt voor driekwart voor de Samen DOEN teams (74%), twee
derde van de Ouder- en Kindteams (65%) en ongeveer de helft van de activeringsteams (55%) en
de wijkzorgnetwerken (52%).
Over de stelling ‘Ik ben niet in staat om aan alle eisen te voldoen die na de invoering van de
wijkteams aan me worden gesteld’ zijn de meningen sterk verdeeld. Vier tot vijf respondenten
zijn het oneens met deze stelling (36% WZ, 41% ACT, 46% OKT, 52% SD) en twee tot drie van de
respondenten (20% WZ, 25% SD, 26% OKT, 31% ACT) zijn het ermee eens.
Twee tot drie van de tien respondenten (WZ 22%, OKT 26%, ACT 29%) geven aan dat cliënten
wel eens teruggestuurd worden door de organisatie naar wie zij ze hebben doorverwezen. Bij
activering komt dat het vaakst voor. Ongeveer een even groot deel geeft aan hier geen zicht op
te hebben en 16% van de respondenten van de wijkzorgnetwerken verwijst niet door.
Of cliënten wel eens doorverwezen worden naar een andere organisatie nadat
zorg/ondersteuning is geboden is bij een kwart niet bekend. Vier van de tien respondenten geven
aan dat dat wel eens voorkomt, respondenten van de Ouder- en Kindteams geven dat het vaakst
aan (62%, WZ 38%, ACT 19%). Dit kan verklaard worden vit de opdracht van de Ouder- en
Kindteams; zij functioneren als verwijzers voor het stelsel en zien veel jeugdigen die komen voor
verlenging van specialistische jeugdhulp.
Omgang met specifieke doelgroepen
Zes van de tien respondenten van OKT, wijkzorgnetwerken en Samen DOEN geven aan goede
begeleiding te kunnen bieden aan mensen met psychische beperkingen (zie nu volgende figuur).
Vier van de tien klantmanagers menen dat ze deze mensen activering of begeleiding kunnen
bieden.
Vier van de tien respondenten van de Ouder-en Kindteams, wijkzorgnetwerken en
activeringsteams kunnen zorg/ondersteuning bieden aan cliënten met een verstandelijke
beperkingen en zes van de tien van de Samen DOEN teams. Cliënten met somatische
beperkingen kunnen (logischerwijs) vanuit de wijkzorgnetwerken betere zorg/begeleiding
krijgen dan bij de overige wijkteams. '°
19 De relatieve lage score voor het kunnen bieden van zorg aan cliënten met somatische beperkingen of problemen op
lichamelijk gebied onder de respondenten van de Ouder- en Kindteams zou kunnen komen doordat onder de
respondenten relatief minder jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen vertegenwoordigd zijn dan in de totale
populatie van professionals binnen de OKT's.
61
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 4.8 In welke mate kunt u uw cliënten met de volgende beperkingen zorg, ondersteuning of
begeleiding bieden?* (procenten)
verstandelijk
or Mn ln
vz en
o Mn
‚ mn m zeer goed
somatische m goed
on Rn EEN B nietgoeg, niet slecht
mmm ese:
Tm MN reee sec:
oM _
psychische mnvt
ont min
vz == mn
AT === _E
DE mel
0 20 40 60 80 100
“voor activering luidde de vraag: “In welke mate kunt v uw klanten met de volgende beperkingen activering of
begeleiding bieden?”
Aanpak van verschillende probleemterreinen
Voor de Ouder- en Kindteams is over 19 domeinen gevraagd in welke mate men die problemen
van cliënten zelfstandig kan aanpakken (zie nu volgende figuur). Bij de respondenten van de
Ouder- en Kindteams ligt de meeste expertise op het vlak van opvoeding, opgroeien, emotionele
en sociale ontwikkeling en veiligheid. Duidelijk minder expertise is er op de terreinen wonen,
financiën, middelen gebruik, zwangerschap, lichamelijk, werkgericht en geweld. Voor de meeste
van deze terreinen geeft men aan dat er wel iemand anders in het team is waarbij men terecht
kan voor vragen. Dat geldt minder vaak voor bij problemen op het terrein van wonen, middelen
en werk. Deze uitkomsten zijn in lijn met de opdracht van de Ouder- en Kindteams.°®
20 Zie voetnoot 19.
62
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 4.9 Voor OKT: In welke mate kunt u de onderstaande problemen van uw cliënten zelfstandig
aanpakken? (procenten)
psych. jeugd MM === mT
werkgericht Bo en
lichamelijk Me en
eefstij Me un
financien me Ee
wonen We NN ooo
middelengebruik B MO.
. seksueel Mn nn niet goed, niet slecht
huis. geweld Pen nl En
geweld buiten huis REN men Rn OP
opvoeding Nn Mere
emotionele ontw. MMM weet niet
sociale ontw. MN ee EE
relatie volw. Me EN
zwangerschap en
opgroeivragen MMM ===
gezond gewicht MMM === en
veiligheid MMM mn %
0 20 40 60 80 100
Bij de overige teams/netwerken gaven gemiddeld zes van de tien aan dat zij cliënten met de
genoemde problemen op de terreinen ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen), sociale
netwerken, maatschappelijke participatie en dagbesteding goed zelfstandig kunnen aanpakken.
Twee van de tien kunnen problemen met justitie, huisvesting of verslaving goed zelfstandig
aanpakken. En voor de overige problemen (lichamelijke gezondheid, GGZ, huiselijke relaties,
financiën) gaven vier van de tien aan dat goed zelfstandig te kunnen aanpakken.
Wanneer men een probleem niet zelfstandig kan aanpakken, kan men meestal wel bij iemand
anders in het team terecht. Dat geldt echter in mindere mate voor problemen op het terrein van
huisvesting, justitie, verslaving en lichamelijke gezondheid.
De professionals van Samen DOEN geven vaker dan de professionals uit de activeringsteams en
de wijkzorgnetwerken aan dat ze goed zelfstandig problemen kunnen aanpakken op het gebied
van huiselijke relaties, ADL, sociale netwerken, dagbesteding en justitie. De professionals van
Samen DOEN geven vaker aan dat ze slecht huisvestingsproblemen zelfstandig kunnen
aanpakken dan de andere professionals.
Problemen rond justitie en verslaving en financiële problemen zijn vaak niet van toepassing bij
de wijkzorgnetwerken en zij kunnen juist wel goed omgaan met problemen op het gebied van
lichamelijke gezondheid.
De professionals van de activeringsteams geven vaker dan de andere professionals aan dat ze
problemen rond maatschappelijke participatie goed zelfstandig kunnen aanpakken en GGZ-
problemen juist minder vaak.
Aan de professionals van Samen DOEN (n=65) is gevraagd in hoeverre zij de meerwaarde zien
van de ondersteuning door Samen DOEN aan huishoudens op verschillende leefdomeinen
(wonen, schulden, jeugdhulp, werk, enz). Zeven van de tien van hen (68%) zien hierin veel
meerwaarde, drie van de tien (28%) een redelijke meerwaarde en 5% ziet weinig meerwaarde.
63
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Vier van de tien respondenten van Samen DOEN (42%) vinden dat de gemeentelijke aansturing
van de teams en de verbondenheid met gemeentelijke domeinen (zoals wonen en werk) hierbij
een rol speelt. Een iets kleiner deel (3/%) vindt dat het in geringe mate een rol speelt, 12%
meent van niet en 9% weet het niet.
Samenwerking binnen eigen team
De Ouder- en Kindteams en de Samen DOEN teams geven gemiddeld een 7,7 voor de
V / samenwerking binnen het eigen team, de activeringsteams geven een 7,4. Een kwart van de
d klantmanagers (24%) geeft een 6 of lager, terwijl dat onder de respondenten van de andere
teams veel minder vaak voorkomt (9-14%).
Informatie-vitwisseling
De respondenten in de Samen DOEN teams geven vaker dan de anderen aan dat in het team de
inhoud van het werk regelmatig besproken wordt (94%), klantmanagers het minst vaak (74%,
WZ 79%, OKT 86%).
Zeven van de tien wijkteamleden menen dat de teamleden veel informatie over het werk
uitwisselen, onder de klantmanagers zelfs acht van de tien. De klantmanagers menen
daarentegen minder vaak dan de anderen dat de teamleden regelmatig dingen zeggen waardoor
zij nieuwe ideeën krijgen (52% t.o. 80% onder SD, 72% OKT en 70% WZ).
Team cohesie
De team cohesie ligt onder de klantmanagers van de activeringsteams lager dan onder de andere
teams. Zo zijn zij het minder vaak eens met de volgende stellingen: ‘Ons team vormt een
eenheid om onze cliënten zo goed mogelijk te ondersteunen’ en ‘Onze teamleden praten
openlijk over ieders verantwoordelijkheid om onze cliënten zo goed mogelijk te ondersteunen’
(bij beide 55% tegenover 66-73% bij de andere teams/netwerken).
Team autonomie
De team autonomie ligt het hoogst onder de leden van de Samen DOEN teams en daarna de
Ovuder- en Kindteams. De wijkzorgnetwerken en activeringsteams blijven hier iets op achter.
Maar ook bij hen zijn zeven van de tien respondenten het eens met de stellingen over autonomie
in het team.
Leiderschap
Volgens de respondenten uit de wijkzorgnetwerken is hier minder sprake van sprake van
aanmoediging door een teamleider dan volgens de respondenten in de wijkteams. Rond de helft
van hen is het eens met de stellingen over zijn/haar teamleider tegenover zes tot ruim zeven van
de tien respondenten van de overige teams. Een verklaring hier voor kan het model van een
wijkzorgnetwerk zijn, waar immers geen teamleider bestaat
4.9 Kennis en gebruik aanbod informele organisaties
Samengevat
Zes van de tien respondenten van de wijkzorgnetwerken en van Samen DOEN menen dat zij een
goed beeld hebben van het informele zorgaanbod dat er is in de wijk. Bij de activeringsteams en
de Ouder- en Kindteams geldt dat voor bijna de helft (beide 45%). Bij activering en bij Wijkzorg
wordt het vaakst gebruik gemaakt van dit aanbod en bij de Ouder-en Kindteams het minst vaak.
De respondenten uit de wijkzorgnetwerken en Samen DOEN vinden het het vaakst een risico om
bepaalde zorg- en hulptaken over te laten aan informele organisaties en mantelzorgers (resp.
64
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
48% en 43%). De professionals van de activeringsteams zien dat risico minder en de meningen
van de Ouder- en Kindteams zijn hierover verdeeld.
Als toelichting op het een risico noemen de professionals van de wijkzorgnetwerken vaak dat het
voor bepaalde kwetsbare doelgroepen niet geschikt is (GGZ, multiprobleem, ouderen, dementie,
autisme, LVB) en vragen om aandacht voor begeleiding, een goede taakverdeling en
voorkoming van overbelasting van mantelzorgers.
Kennis van informele aanbod
Zes van de tien respondenten van de wijkzorgnetwerken (61%) en van Samen DOEN (60%)
menen dat zij een goed beeld hebben van het informele zorgaanbod dat er is in de wijk. Bij de
activeringsteams en de Ouder- en Kindteams geldt dat voor bijna de helft (beide 45%).
Gebruik maken van informele aanbod
Bij activering en bij Wijkzorg wordt het vaakst gebruik gemaakt van dit aanbod en bij de Ouder-
en Kindteams het minst vaak (zie de nu volgende figuur).
In de stadsdelen Oost en Noord geeft men vaker aan een goed beeld te hebben van de informele
organisaties in de wijk, in Zuidoost juist minder vaak. Professionals in Centrum en West geven
relatief vaak aan dat ze zelden of nooit gebruik maken van het informele zorg-/participatie
aanbod in de wijk. Dit terwijl ze minder vaak aangeven het een risico te vinden om deze inte
schakelen dan de professionals in de andere stadsdelen.
Figuur 4.10 In hoeverre maakt u gebruik van het aanbod van informele organisaties en mantelzorgers bij uw
zorg, hulp of begeleidingstrajecten?* (procenten)
7 | |
m altijd
WZ
e bijna altijd
soms
= zelden
ACT
B nooit
m weet niet, geen
antwoord
7 | |
%
0 20 40 60 80 100
*voor activering luidde de vraag: “In hoeverre maaktu gebruik van het aanbod van informele organisaties bij uw
activerings-/participatietrajecten?”
Taken overlaten aan informele organisaties en mantelzorgers
65
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
De respondenten uit de wijkzorgnetwerken vinden het het vaakst een risico om bepaalde zorg-
en hulptaken over te laten aan informele organisaties en mantelzorgers: bijna de helft van hen
(48%, zie nu volgende figuur). Ook professionals van Samen DOEN hebben vaak die mening
(43%). De professionals van de activeringsteams zijn het juist vaak hier mee oneens (38%
oneens) en de meningen van de Ouder- en Kindteams zijn meer verdeeld (33% eens en 25%
oneens).
Figuur 4.11 Mening over ‘Ik vind het een risico om bepaalde zorg- en hulptaken over te laten aan informele
organisaties en mantelzorgers.’ * (procenten)
7 | |
B helemaal mee eens
WZ
= mee eens
neutraal
a mee oneens
ACT
m helemaal mee oneens
weet niet, geen
antwoord
SD
%
o 20 40 60 80 100
* Voor de activeringsteams luidde de stelling: Ik vind het een risico om bepaalde activerings-/participatie taken
overte laten aan informele organisaties.
Als toelichting op het een risico noemen de professionals van de wijkzorgnetwerken vaak dat het
voor bepaalde kwetsbare doelgroepen niet geschikt is (GGZ, multiprobleem, ouderen, dementie,
autisme, LVB). Ook noemen zij: professionele opleiding/kennis voor nodig, geen
(kwaliteits)controle mogelijk, continuïteit van vrijwilligers is belangrijk en die is er niet altijd,
geen goede begeleiding van vrijwilligers vormt risico, veiligheid cliënt en mantelzorger staat
voorop, risico op overbelasting mantelzorgers, er is onvoldoende contact tussen formeel en
informeel hierdoor bestaat het risico dat de cliënt niet tijdig wordt overgedragen naar juist
formeel of informele zorg, bepaalde (zorg)taken zijn hier voor niet geschikt of geen goede
vrijwilligers voor te vinden.
Professionals van Samen DOEN noemen dat: de veiligheid van kinderen voorop staat,
mantelzorgers kwetsbaar zijn (te grote belasting voor hen), deze mensen ook begeleid moeten
worden, stabiliteit en regelmaat in de hulp belangrijk is (kunnen de informele organisaties niet
altijd bieden), hangt van problematiek af, het gaat vaak om complexe problemen (schulden, Top
600) waar specialistische kennis voor nodig is.
66
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Binnen de Ouder- en Kindteam wordt genoemd: afhankelijk van de hulpvraag, niet geschikt voor
complexe problematiek (GGZ, meerdere/langdurige problemen, kindermishandeling), informele
organisaties kunnen wel aanvullende ondersteunende rol spelen, goed overleg en duidelijke
taakverdeling tussen formeel en informeel nodig en monitoring door professional, het risico op
onderdiagnostiek ( psychische -en lichamelijke aandoeningen die niet (herkent worden), er is
een risico op meerdere gebieden: mantelzorgers kunnen overbelast raken, wat zwaar is voor
zowel de mantelzorger als de cliënt, de continuïteit van de zorg is niet altijd gewaarborgd en er is
kans op ongelijkwaardigheid binnen de relatie.
Professionals van activeringsteams noemen als toelichting op de risico’s: rechten en plichten van
de WWB-uitkering en de Participatiewet zijn niet altijd duidelijk voor informele organisaties,
geen kwaliteitsgaranties/controles, niet te monitoren, commerciële belangen van deze
organisaties, niet voldoende kennis over re-integreren aanwezig en over gesprekstechnieken,
klant wil één aanspreekpunt.
4.10 Goede afstemming met externen
Samengevat
De wijkteams/-netwerken geven de samenwerking met partijen/organisaties buiten de
teams/netwerken gemiddeld een ruime voldoende (6,7). De activeringsteams zijn hierover iets
positiever dan de andere professionals, zij geven een 7,0 (overige teams elk 6,7). De
respondenten van de wijkzorgnetwerken geven vaker een onvoldoende (17% t.o. SD 10%, OKT
4%, ACT 3%).
De Ouder- en Kindteams vinden het volgende minder goed gaan in de samenwerking met
externen: bereikbaarheid, onbekendheid met elkaar, afstemming en terugkoppeling (structureel
overleg nodig), onduidelijkheid over rollen en regie (te veel taken bij OKT) en lange wachtlijsten/-
tijden (o.a. GGZ).
Bij de wijkzorgnetwerken is genoemd: bereikbaarheid, communicatie, lange wachtlijsten,
geen/weinig terugkoppeling, te weinig contact/overleg, geen goede organisatie van Wijkzorg (bij
wie moet je voor wat zijn).
De klantmanagers noemen als punten die minder goed gaan: terugkoppeling, communicatie,
afstemming en overlegmomenten, verschillende contactpersonen, van elkaars
activiteiten/expertise weten.
Samen DOEN teams noemen als mindere punten: lange wachtlijsten (vooral GGZ), andere
belangen of verwachtingen, moeilijk bereikbaar, bureaucratie (cliënt wordt van kastje naar de
muur gestuurd), contactgegevens en expertises geen duidelijke afspraken, SD is niet goed
bekend in de wijkstructuren, men zit te veel op privacy waardoor het moeilijk samenwerken is.
In de vragenlijst voor medewerkers van de wijkteams/wijkzorgnetwerken is een blok vragen voorgelegd
over de samenwerking met externen. Dat werd als volgt geïntroduceerd: “Nu volgen een aantal vragen
over hoe de samenwerking verloopt tussen partijen/organisaties buiten het team. Het gaat daarbij niet
om samenwerking met andere wijkteams/-netwerken, dat komt later aan de orde.”
Algemeen oordeel over samenwerken met externen
De wijkteams/-netwerken geven de samenwerking met partijen/organisaties buiten de
6, / teams/netwerken gemiddeld een 6,7 als rapportcijfer en een 7 is het meest gegeven
67
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
rapportcijfer. De respondenten vit de activeringsteams zijn hierover iets positiever dan de
andere professionals, zij geven een 7,0 (overige teams elk 6,7). De respondenten van de
wijkzorgnetwerken geven vaker een onvoldoende voor de samenwerking met externen (17%)
dan de andere teams (SD 10%, OKT 4%, ACT 3%).
De respondenten in Zuidoost geven vaker een onvoldoende voor deze samenwerking en die in
Nieuw-West en West juist minder vaak dan gemiddeld.
Vanuit Ouder- en Kindteams
Aan de professionals die de samenwerking met externen een lager cijfer dan een 7 gaven, is
gevraagd naar wat er minder goed gaat in de samenwerking. De respondenten van de Ouder- en
Kindteams wijzen daarbij op: bereikbaarheid, communicatie, coördinatie, afstemming en
terugkoppeling, te veel taken en verantwoording bij OKT neergelegd (“Sommige scholen stellen
eisen aan OKT, wat niet passend is. Zaken die worden 'afgeschaald' van specialistische zorg naar
OKT, maar nog niet bij ons bekend zijn, worden soms mét zorgen, maar zonder goede
overdracht naar OKT gestuurd”), onduidelijkheid over rollen en regie, lange wachtlijsten/-tijden
(o.a. GGZ), te weinig tijd om contacten te onderhouden, structureel overleg nodig,
onbekendheid met elkaar.
Zij werken veruit het meest samen met scholen en zijn hier ook het positiefst over (zie
onderstaande tabel). Bij specialistische hulp worden Bascule, Altra en GGZ het vaakst genoemd
en daarnaast nog door enkelen de opvoedpoli, psychologen, GGD, jeugdhulp, Spirit,
Kabouterhuis, kinderarts, Carehouse. Bij ‘anders namelijk’ zijn o.a. de volgende externe
organisaties genoemd: JBRA, Veilig Thuis, jeugd- en jongerenwerk, GGZ/JGZ, verloskundigen,
vrijwilligers, creatieve therapeut, buddy's, Humanitas, Streetcorner, sportactiviteiten/-fonds,
KIES.
De samenwerking wordt gemiddeld rond de 7 beoordeeld en door een klein deel als
onvoldoende (zie nu volgende tabel). Drie tot 8% geeft de samenwerking een onvoldoende.
Tabel 4.12 Samenwerking van professionals Ouder- en Kindteams met genoemde externe partijen (n=192)
Elaa lala rapportcijfer _ % onvoldoende
scholen 93 7,4 3
huisartsen 28 6,9 7
kinderopvang/voorscholen 36 7,1 3
specialistische hulp, namelijk 60 7,1 6
anders, namelijk 19 7,3 8
Vanuit wijkzorgnetwerken
Vanuit de wijkzorgnetwerken wordt gewezen op de volgende punten die minder goed gaan in de
samenwerking met externen®: bereikbaarheid, communicatie, laat reageren, lange wachtlijsten,
geen/weinig terugkoppeling, te weinig contact/overleg, geen goede organisatie van Wijkzorg in
de betreffende wijk, niet duidelijk bij wie je voor wat moet zijn.
21 Het is inherent aan de wijkzorgnetwerken dat de respondenten zelf definiëren wat ze als externe partners van
deze netwerken zien en wat als interne partners.
68
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Zij werken het vaakst samen met maatschappelijk werk, huisartsen en Cordaan. Maar ook
wijkverpleging, burennetwerken en Huis van de Buurt worden vaak genoemd in de top 5
waarmee men het vaakst samenwerkt (zie nu volgende tabel). Bij ‘anders namelijk’ is o.a.
genoemd: Buurtzorg, CIVIC, Dynamo, Doras, Markant, Post Oost, Evean, Humanitas, MEE,
Mentrum, HVO-Querido, wijktafels, buurthuizen, Buurtbel, coördinatoren Wijkservicepunten,
Thuiszorg/Emile, Vangnet en Advies, GGZ.
De samenwerking met de genoemde organisaties wordt gemiddeld rond de 7-7,5 beoordeeld en
maar weinig als onvoldoende. De samenwerking met maatschappelijk werk krijgt van 9% een
onvoldoende.
Tabel 4.13 Samenwerking van professionals wijkzorgnetwerken met genoemde externe partijen (n=248,
max. 5 waarmee men het meest samenwerkt)
samenwerking rapportcijfer _% onvoldoende
Cordaan 46 7,2 7
Amsta 13 71 8
Amstelkring 13 7,0 7
Regenbooggroep 24 7,5 0
Burennetwerk 31 7,6 3
Huis van de Buurt 29 7,5 0
Maatschappelijk werk 55 7,1 9
Wijkverpleging 39 7,4 2
huisartsen 59 7,2 6
anders, namelijk 36 7,8 5
Vanuit activeringsteams
De klantmanagers noemen als punten die minder goed gaan: terugkoppeling, communicatie,
afstemming en overlegmomenten, verschillende contactpersonen, van elkaars
activiteiten/expertise weten (“Medewerkers van organisaties blijven nog teveel op hun eigen
"eiland" hebben teveel de focus op hun eigen specialisme en hebben te weinig hulpvragen aan
andere netwerkpartners.”).
Zij werken het vaakst samen met buurt- en wijkcentra en maatschappelijke dienstverlening,
maar ook het Sociaal Loket, de Regenbooggroep en vrijwilligersorganisaties worden vaak
genoemd in de top 5 waarmee men het vaakst samenwerkt (zie nu volgende tabel). Als
vrijwilligersorganisaties worden VCA, VENZO en de Vrijwilligerscentrale door meerdere
respondenten genoemd. Bij anders namelijk o.a. : ABC, SHV, psychiaters, politie, Jellinek,
Buurtwerkkamer, taalaanbieders, Post Oost, Leger des Heils.
De klantmanagers geven gemiddeld een 7 tot /,5 voor de samenwerking met de verschillende
type organisaties. Er wordt voor veel organisaties geen onvoldoende gegeven, maar voor
samenwerking met vrijwilligersorganisaties geeft 7% een onvoldoende.
69
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 4.14 Samenwerking van professionals activeringsteams met genoemde externe partijen (n=42, max. 5
waarmee men het meest samenwerkt)
samenwerking rapportcijfer _% onvoldoende
buurt-/wijkcentrum 79 7,2 3
maatschappelijke 4
dienstverlening 74 7,1
huisarts(en) 5 8,0 (n=1) 0
MEE 29 7,6 0
Regenbooggroep 41 7,6 0
Sociaal Loket 55 7,4 0
Rode Kruis - - 7
buurtinitiatieven (burenhulp, 0
burennetwerk), 24 7,0
vrijwilligersorganisatie(s), 7
namelijk 41 7,0
anders, namelijk 26 7,7 0
Vanuit Samen DOEN teams
Samen DOEN respondenten noemen als mindere punten aan de samenwerking met externe
partijen: lange wachtlijsten (vooral GGZ), andere belangen of verwachtingen, moeilijk
bereikbaar, bureaucratie (cliënt wordt van kastje naar de muur gestuurd), contactgegevens en
expertises niet goed bekend, geen duidelijke afspraken, SD is niet goed bekend in de
wijkstructuren, men zit te veel op privacy waardoor het moeilijk samenwerken is. Of zoals een
professional het formuleerde: “ledereen hanteert eigen regels, criteria, toelatingseisen, intake
procedures, wil opnieuw informatie die al bekend is, enzovoort. Daardoor is regie functie een
wassen neus. Klanten moeten toch bij elke organisatie opnieuw in de rij staan en worden
opnieuw beoordeeld, toegelaten of afgewezen. Hier gaat heel veel geld, tijd en energie inzitten
en het werkt zelden bemoedigend voor de klant. Het tegenovergestelde van eigen kracht wordt
hierdoor in werking gezet en gehouden.”
Vrijwel alle respondenten van de Samen DOEN teams werken het vaakst samen met
schuldhulpverlening, maar ook de GGD, huisartsen en woningbouwvereniging komen in de top 5 voor
(zie nu volgende tabel). Als informele zorg worden het vaakst Maatjes, Burennetwerk en Homestart
genoemd. Bij ‘anders namelijk’ wordt o.a. genoemd: JBRA, WPI, GZ, jeugdbescherming, Steunpunt
wonen, Leger des Heils, Spirit.
De gemiddelde rapportcijfers liggen vaak rond de 7 en voor de Voedselbank en informele zorg op een
7,7. Er wordt in het algemeen niet vaak een onvoldoende gegeven, het vaakst bij de samenwerking met
de GGD (12%).
70
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 4.15 Samenwerking van professionals Samen DOEN teams met externen (n=65, max. 5 waarmee men
het meest samenwerkt)
samenwerking rapportcijfer _% onvoldoende
huisartsen 49 7,1 3
schuldhulpverlening, 97 7,0 6
GGD 54 6,9 12
woningbouwvereniging 43 7,1 4
Meldpunt Zorg en Overlast 23 7,1 0
wijkagent{en) 26 7,3 6
Volksbond/Regenbooggroep 11 7,3 0
Voedselbank 31 7,7 0
informele zorg namelijk 26 7,7 6
anders, namelijk 34 7,2 9
4.11 Mening over het zorgstelsel in Amsterdam en slotopmerkingen
Aan de professionals in de zorg (dus niet de klantmanagers), is aan het eind van de vragenlijst de
volgende extra vraag voorgelegd: Wat vindt u van het functioneren van het huidige zorgstelsel in
Amsterdam, in de zin of iedereen die hulp nodig heeft de juiste hulp krijgt?
De helft is neutraal hierover (51% ‘niet goed, niet slecht’) en ruim een kwart vindt het goed (27%)
functioneren. Vijftien procent vindt het slecht functioneren en 8% gaf geen oordeel hierover.
De professionals van de Ouder- en Kindteams zijn vaker positief over het functioneren van het
zorgstelsel dan de andere professionals (zie nu volgende figuur). Respondenten uit stadsdeel West zijn
het vaakst positief over dit functioneren en die uit Zuid geven relatief vaak geen mening hierover
(“weet niet/geen antwoord”).
71
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 4.16 Wat vindt u van het functioneren van het huidige zorgstelsel in Amsterdam, in de zin of iedereen die
hulp nodig heeft de juiste hulp krijgt (procenten)
ij LD Ì
m zeer goed
m goed
WZ niet goed, niet slecht
m slecht
m zeer slecht
weet niet, geen
SD antwoord
%
o 20 40 60 80 100
Tot slot is gevraagd: “Wilt u verder nog iets kwijt over de wijkteams/-netwerken dat nog niet aan
de orde is geweest?” Hierbij werden zeer diverse opmerkingen gemaakt (zie aparte bijlage)
waaronder:
Over Ouder- en Kindteams:
e "Er wordt veel verwacht terwijl er weinig gefaciliteerd wordt (of te laat). Het ontbreken
van (ingerichte) onderzoekskamers, materialen en vooral ook een zorgadministratie
leidt tot een nog hogere werkdruk dan dat er al is. Tevens wordt er teveel verwacht
gezien het aantal mensen werkzaam in een wijkteam. Hierdoor kun je niet de kwaliteit
bieden die je zou willen bieden en merk je bij de werknemers een oplopende werkdruk
welke terug te zien is in zowel kwaliteit van geboden hulp als eigen gezondheid van
werknemers. Tot slot vind ik de combinatie van onze rol als zowel inhoudelijk
hulpverlener als verwijzer/beschikker een zeer moeizame die de samenwerkingsrelatie
met cliënten en scholen in de weg staat/kan staan.”
Over wijkzorgnetwerken:
e _“Hetheefttijd nodig dat de wijkteams goed ingebed raken in de werkwijze. Dit lukt
steeds beter. Schakelteams helpen. Ook helpt het wanneer de aanpak een poosje het
zelfde blijft zodat het netwerk tijd heeft elkaar goed te leren kennen en de werkwijze
met elkaar te bestendigen. Het is zeer positief dat de lijnen zo kort zijn en dat de
verbinding tussen formele en informele zorg/ hulpverlening en tussen zorg en welzijn
steeds beter wordt mede door het oprichten van de wijkzorgnetwerken/teams.”
Over activeringsteams:
e “Een nauwer overleg en preciezere afstemming van (te ontwikkelen) aanbod nadat de
klantengroepen binnen het WPI helderder in kaart zijn is aan te bevelen.”
72
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
e “Ik vind dat ik prima samenwerk met de partners waar ik tot nu toe contact mee heb.
Het zou beter kunnen, maar dat heeft te maken met de hoge caseload die we hebben.”
Over Samen DOEN teams:
e “Afstemming tussen wijkzorgteams en SD-teams moet beter.”
e “Huisvesting is een groot probleem hierdoor stagneert de hulpverlening. Ook het
contact met de afdeling woonvoorziening vind ik erg slecht. “ Huisvestingsproblemen
werden door meerdere respondenten genoemd.
73
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
5 Onderlinge samenwerking wijkteams
Met het invoeren van de nieuwe wijk-zorg-structuur in de vorm van de verschillende wijkteams
hoopt de Gemeente Amsterdam veel verschillende hulp- en ondersteuningsvragen van
Amsterdammers te kunnen bedienen. De Ouder- en Kindteams (OKT-teams), Samen DOEN
teams (SD-teams) en wijkzorgnetwerken zijn multidisciplinair; elk team bestaat vit hulpverleners
met een eigen discipline. Het idee is om van elkaars expertise te leren en samen te werken. Door
het werken vanuit multidisciplinaire teams wordt vanuit een integrale aanpak gewerkt, waardoor
zorgprofessionals niet langs elkaar heen werken en de ondersteuning effectief kan worden
ingezet. Bovendien werken de wijkteams samen met andere (in)formele organisaties en
netwerken in de wijk. Door contact te hebben met de verschillende organisaties in de wijk weten
de leden van de wijkteams welk aanbod aanwezig is en kan zorg en ondersteuning beter op
elkaar worden afgestemd. Een overlap in doelgroep tussen de wijkteams is niet te voorkomen en
in sommige gevallen ook wenselijk (veel gezinnen binnen de doelgroep van de wijkteams
ervaren multiproblematiek). Dit onderstreept het belang van onderling contact tussen de teams
en tussen de teams en het (in)formele netwerk van organisaties in de wijk.
Omdat een goede samenwerking tussen de teams een essentiële randvoorwaarde voor het
behalen van de doelen is, is hier in dit onderzoek vitgebreid naar gevraagd en worden de
resultaten in dit aparte hoofdstuk beschreven. Er zal worden ingegaan op de mate van
samenwerking, verschillen in werkwijze, overdracht en verbeterpunten per team/netwerk. De
gegevens zijn afkomstig van enquêtes onder de medewerkers van de wijkteams. Het betreft voor
een groot deel kwalitatieve analyses van open antwoorden (verschillen in werkwijze en
verbeterpunten) die uitgevoerd zijn door studenten van de Universiteit Utrecht in samenwerking
met de Erasmus Universiteit.
Resultaten samengevat
De teams verschillen sterk in de mate waarin met elkaar wordt samengewerkt en hoe vaak er
overleg plaatsvindt (zie tabel 5.1). Samen DOEN en de Ouder- en Kindteams werken het meest
intensief samen.
De samenwerking met elk team of netwerk wordt door de werkenden in de teams gemiddeld
beoordeeld met een cijfer tussen de 6,5 en de 7,0, dus een ruime voldoende. Er wordt wat vaker
een onvoldoende voor de samenwerking met de Samen DOEN teams gegevens (14%) dan voor
de samenwerking met de andere teams (3% ACT, 7% bij WZ en OKT). Ook zijn er onderlinge
verschillen tussen de teams in de gemiddeld gegeven rapportcijfers voor samenwerking met de
anderen (zie nu volgende tabel).
74
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Tabel 5.1 Gemiddelde rapportcijfers over samenwerking per type team
OKT - 6,4 (n=32) 5,7 (n=6) 6,5 (n=152)
WZ 6,8 (n=61) - 6, 8 (n=32) 6,7 (n=111)
ACT 7,2 {n=5) 6,5 (n=14) - 6,2 (n=27)
SD 7, 2 (n=55) 6, 6 (n=22) 7, 0 (n=24) -
Gemiddeld: 7,0 (n=121) 6, 5 (n=68) 6, 8 (n=62) 6,6 (n=290)
Uit het onderzoek blijkt ook dat er volgens diegenen die in de teams werken al veel goed gaat in
de overdracht en afstemming tussen de teams en het netwerk, maar men geeft ook suggesties
ter verbetering. Men weet elkaar meestal te vinden en het onderlinge contact is redelijk. Daar
waar de teams een locatie delen, vindt er nog makkelijker overleg plaats. Op dit gebied zouden
volgens de leden van de teams nog stappen gezet kunnen worden als er gebruik gemaakt zou
worden van compatibele reqistratiesystemen van cliënten en er per team in de wijk een vast
contactpersoon aangesteld zou worden. Ook valt er nog veel te winnen op het gebied van de
onderlinge taakverdeling tussen de teams en het netwerk. Vooral over de vraag welk team of
netwerk welk type problematiek behandelt bestaan onduidelijkheden en onrealistische
verwachtingen. Hierdoor is vooral de overdracht van cliënten met meervoudige problematiek
niet optimaal en is de werkdruk voor sommige teams te hoog.
5.1 Samenwerking met Ouder- en Kindteams
51.1 Wie werkt er samen met Ouder- en Kindteams
Vrijwel alle medewerkers van de Samen DOEN teams (95%) geven aan samen te werken met de
Ouder- en Kindteams. Ook hebben veel van hen minimaal maandelijks overleg (68%).
Een derde van de respondenten van de wijkzorgnetwerk (34%) en twee van de tien (21%) van de
activeringsteams werken samen met een Ouder- en Kindteam. Van diegenen die met de OKT’s
samenwerken, hebben vier van de tien van de wijkzorgnetwerken (39%) minimaal één keer per
maand overleg en van de activeringsteams één op de negen (11%).
Tabel 5.1 Samenwerking per type team (percentage en tussen haakjes aantal respondenten)
Werkt ___okT WZ No SD
KY 00 KA!
met:
OKT - 22% (46) 6% (13) 89% (189)
WZ 34% (84) - 20% (50) 59% (145)
ACT 21% (9) 43% (18) - 79% (33)
SD 95% (62) 51% (33) 43% (28) -
75
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
5.1.2 Overdracht
Verschillen in werkwijze
Ongeveer 1 a 2 op de tien personen van die met het OKT samenwerken (SD:23%, ACT: 11%,
WZ:17%) geeft aan dat er verschillen in werkwijze tussen het eigen team en een Ouder- en
Kindteam zijn die leiden tot problemen in de overdracht.
Leden van de Samen DOEN teams, activeringsteams en de wijkzorgnetwerken geven aan dat
deze problemen op de volgende terreinen liggen:
"Onduidelijkheid tussen teams over welke rol een team heeft in een gezin.
"Onduidelijkheid over de zwaarte van problematiek die het Ouder- en Kindteam op kan
pakken.
Overdracht van cliënten
Een klein gedeelte van de medewerkers van de Samen DOEN teams, van de activeringsteams en
van de wijkzorgnetwerken (1 op de 10) stelt dat er bepaalde cliënten zijn waarbij het niet lukt om
deze over te dragen aan medewerkers van een Ouder- en Kindteam. Het gaat dan bijvoorbeeld
om cliënten met multiproblematiek of huisvestingsvraagstukken (cliënten zonder adres) en
zorgmijders. De cliënten waarbij het niet lukt om ze over te dragen aan een Ouder- en Kindteam,
worden vervolgens doorverwezen naar hulpverlening buiten de wijkteams of er wordt in
samenwerking met een Ouder- en Kindteam hulp verleend.
Eén op de tien medewerkers van de wijkzorgnetwerken (9%) en de Samen DOEN teams (10%)
krijgt weleens cliënten via het Ouder- en Kindteam overgedragen, die volgens hen niet
thuishoren in hun netwerk of team. Voor het WZ-netwerk varieert dit van vier keer per maand
tot minder dan één keer per jaar. Voor het Samen DOEN team varieert dit van drie keer per
maand tot minder vaak dan één keer per jaar. Als een dergelijke situatie zich voordoet vindt er
meestal opschaling of doorverwijzing buiten de wijkteams plaats. In enkele gevallen wordt de
cliënt teruggestuurd naar het Ouder-Kindteam, of wordt er in samenwerking met het Ouder-
Kindteam hulp verleend.
Overdracht van informatie
Veertig procent van de andere teams die wel eens met een Ouder- en Kind-team samenwerkt,
vindt de overdracht van informatie vanuit het Ouder- en Kindteam goed gaan. Zes procent
noemt de overdracht vanuit het Ouder- en Kindteam slecht of zeer slecht (zie onderstaande
figuur, de bovenste balk). Bij twee van de tien (17%) respondenten die samenwerken met een
Ouder- en Kindteam is er geen sprake van overdracht via de Ouder-en Kindteams. Laten we deze
buiten beschouwing, dan geven zes van de tien het oordeel (zeer) goed’ en 7% zeer) slecht’.
76
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 5.3 Beoordeling van overdracht (“In hoeverre krijgt u voldoende informatie over cliënten die worden
overgedragen via < team/netwerk x>?”) (procenten)
| ee
m goed
= niet goed, niet slecht
vanuit WZ (n=79)
e= slecht
m zeer slecht
vanuit ACT (n=68) weet niet, geen
antwoord
niet van toepassing,
geen overdracht
%
0 10 20 30 40 50 60 70 80 go 100
De klantmanagers zijn het minst vaak positief over de informatieoverdracht vanuit het Ouder- en
Kindteam. Geen enkele klantmanager (n=9) noemt de informatieoverdracht goed of zeer goed.
Voor de klantmanagers blijkt het niet altijd duidelijk wie de regie houdt over deze cliënten. Voor
de wijkzorgnetwerken en de Samen DOEN teams is het meestal wel duidelijk wie de regie houdt
over cliënten nadat (een deel van) het hulp- en ondersteuningstraject wordt overgedragen aan
een Ouder- en Kindteam.
5.1.3 Beoordeling van de samenwerking met Ouder- en Kindteams
Er gaat volgens de leden van de wijkzorgnetwerken en de activerings- en Samen DOEN teams al
‚A 0) veel goed in de afstemming en overdracht met de Ouder- en Kindteams. Zij geven de
samenwerking met de Ouder- en Kindteams dan ook gemiddeld een rapportcijfer van 7.
Bijna de helft geeft een 7 als rapportcijfer. Zeven procent geeft een onvoldoende.
De professionals uit de wijkzorgnetwerken geven gemiddeld een iets lager rapportcijfer voor de
samenwerking met de Ouder- en Kindteams dan de andere professionals (6,8, de andere teams
beide gemiddeld 7,2).
De bereidheid tot samenwerking en de welwillendheid van de leden van de Ouder- en Kindteams
worden gewaardeerd. Er vindt op laagdrempelige wijze overleg plaats en er is regelmatig direct
contact met de Ouder- en Kindteams. Ook noemen veel leden van de activerings- en Samen
11
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
DOEN teams de gedeelde locatie met de Ouder- en Kindteams als een belangrijke factor die het
overleg en de overdracht gemakkelijker maakt.
Verbeterpunten
De respondenten van de wijkzorgnetwerken en de activerings- en Samen DOEN teams geven
ook een aantal punten aan waarop de overdracht en afstemming met de Ouder- en Kindteams
verbeterd zou kunnen worden:
= Gezamenlijk registratiesysteem
Wanneer twee teams één gezin behandelen is een gezamenlijk registratiesysteem wenselijk,
zodat beide teams gemakkelijk informatie kunnen delen.
= Aanstelling van een vast contactpersoon
Hoewel er laagdrempelig contact en overleg mogelijk is tussen de Ouder- en Kindteams, de
wijkzorgnetwerken en de activerings- en Samen DOEN teams, berust dit vaak op individuele
contacten tussen verschillende teamleden. Het aanstellen van een vast contactpersoon per
team zou het delen van informatie, contacten en aanbod en de overdracht van cliënten
kunnen versoepelen. Dit laatste wordt door meerdere respondenten van de
wijkzorgnetwerken genoemd.
= Taakverdeling en overdracht
Leden van de wijkzorgnetwerken en de Samen DOEN teams geven aan dat er in de overdracht
naar de Ouder- en Kindteams sprake kan zijn van verschil van mening over de zwaarte van de
problematiek van cliënten die door Ouder- en Kindteams opgepakt zouden moeten worden.
Eris behoefte aan een duidelijke afbakening van taken en afspraken over het op- en afschalen
van hulp naar bijvoorbeeld de Samen DOEN teams.
= Verwachtingsmanagement en werkdruk
Bij het maken van duidelijke afspraken over taakverdeling en overdracht hoort volgens veel
leden van de wijkzorgnetwerken en de activerings- en Samen DOEN teams ook het managen
van verwachtingen. Een medewerker van een Samen DOEN team geeft aan dat de
verwachtingen over de capaciteiten van de Ouder- en Kindteams soms onrealistisch zijn. Ook
merken leden van andere teams op dat de Ouder- en Kindteams een hoge werkdruk hebben
waardoor zij niet altijd aan de verwachtingen van andere teams kunnen voldoen.
78
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
5.2 Samenwerking met wijkzorgnetwerken
5.2.1 Wie werkt er samen met de wijkzorgnetwerken
Uit het onderzoek blijkt dat medewerkers van de Ouder- en Kindteams, activeringsteams en de
Samen DOEN teams regelmatig overleg hebben met medewerkers van de wijkzorgnetwerken.
Professionals van de Samen DOEN teams werken het vaakst samen met wijkzorgnetwerken en
hebben het vaakst regelmatig overleg. De helft van hen werkt samen met wijkzorgnetwerken, bij
de activeringsteams geldt dat voor vier van de tien (43%) en bij de Ouder- en Kindteams voor
twee van de tien (22%).
Van de respondenten van de Ouder- en Kindteams en de activeringsteams die samenwerken
met de wijkzorgnetwerken zeggen rond de 4 van de 10 minimaal één keer in de maand overleg
te hebben met de wijkzorgnetwerken (resp. 39% en 44%). Bij de Samen DOEN teams zegt
ongeveer de helft van diegenen die samenwerken met wijkzorgnetwerken dat zij minimaal één
keer in de maand overleg hebben met hen (55%).
5.2.2 Overdracht
Verschillen in werkwijze
Een vijfde van de leden van de Ouder- en Kindteams en een kleiner gedeelte van de leden van de
Samen DOEN teams en de activeringsteams geeft aan dat er problemen voorkomen in de
overdracht als gevolg van verschillen in de werkwijze met de wijkzorgnetwerken.
Leden van de SD-, OKT- en activeringsteams geven aan dat deze problemen in overdracht als
gevolg van verschillen in werkwijze vooral op het gebied van de onderlinge taakverdeling ligt.
Het is bij de SD- en Ouder- en Kindteams niet altijd duidelijk wie er in de wijk aangesloten zijn bij
de wijkzorgnetwerken en wat hun taken precies zijn. Vooral wanneer taken overlappen met die
van de SD- en Ouder- en Kindteams bemoeilijkt dit de onderlinge afsternming.
Overdracht van cliënten
Een tiende van de medewerkers van de Samen DOEN teams en een derde van de medewerkers
van de Ouder- en Kindteams en activeringsteams stelt dat het soms het geval is dat er een
bepaalde cliënt is waarbij het niet lukt om deze over te dragen aan de wijkzorgnetwerken.
Daarbij gaat het vooral om cliënten met meervoudige en/of psychische problematiek. Deze
cliënten worden dan bij de OKT- en Samen DOEN teams in de eigen caseload gehouden of
doorverwezen naar hulpverlening buiten de wijkteams.
Ongeveer een vijfde van de medewerkers van de Ouder- en Kindteams (17%) en 3% van de
medewerkers van de Samen DOEN teams krijgt weleens cliënten via de wijkzorgnetwerken
overgedragen, die volgens hen niet thuishoren in hun netwerk of team. Bij de Ouder- en
Kindteams gaat het dan om jongeren die bijna 18 jaar zijn. In andere gevallen gaat het om
cliënten met huisvestingsproblematiek of noodzaak voor schuldhulpverlening. Deze cliënten
worden dan binnen de wijkteams opgepakt of doorverwezen naar hulpverlening buiten de
79
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
wijkteams. Medewerkers van de Ouder- en Kindteams hebben deze ervaring variërend van 3
keer per maand tot 8 keer per jaar.
Informatieoverdracht
De informatieoverdracht vanuit de wijkzorgnetwerken en de overige teams verloopt redelijk
goed: 30% van de leden van andere teams vindt de informatieoverdracht (zeer) goed. Zes
procent vindt de informatieoverdracht slecht (zie figuur 5.3, tweede balk van boven).
Twee van de tien professionals die met de wijkzorgnetwerken samenwerken, geven aan dat er
geen sprake is van overdracht van cliënten bij de wijkzorgnetwerken. Laten we hen buiten
beschouwing, dan vinden vier van de tien professionals de overdracht van de wijkzorgnetwerken
goed en 8% vindt de informatieoverdracht slecht.
5.2.3 Beoordeling van de samenwerking met de wijkzorgnetwerken
De leden van de Samen DOEN-, Ouder- en Kind- en activeringsteams geven de samenwerking
met de wijkzorgnetwerken gemiddeld een 6,5. De helft geeft een 7 en een iets kleiner deel een 6.
Zeven procent geeft een onvoldoende voor de samenwerking.
Het gemiddelde oordeel vanuit de verschillende type teams over deze samenwerking verschilt
nauwelijks van elkaar (OKT 6,4, ACT 6,5 en SD 6,6).
Verbeterpunten
Zij geven wel aan dat op dit punt nog veel verbeterd kan worden:
e Erisbehoefte aan meer kennismaking en uitwisseling van informatie over de werkwijze
van de verschillende teams.
e _Ookiserinde afstemming en overdracht naar en met de wijkzorgnetwerken nog sprake
van onduidelijkheid in de onderlinge taakverdeling.
e Erisbehoefte aan meer inzicht in elkaars werkzaamheden vanuit de OKT- en Samen
DOEN teams. Vooral de taken van de Samen DOEN teams lijken nog weleens te
overlappen met die van de wijkzorgnetwerken.
80
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
5.3 Samenwerking met activeringsteams
53.1 Wie werkt er samen met activeringsteams
Uit het onderzoek blijkt dat er niet zo vaak met de activeringsteams wordt samengewerkt als
met de andere teams/netwerken. Vanuit Samen DOEN wordt het vaakst met een
activeringsteam samengewerkt, door vier van de tien respondenten (43%), en zij hebben ook
regelmatig overleg (57% minimaal maandelijks). Eén op de vijf respondenten van de
wijkzorgnetwerken werkt samen met activeringsteams en vier van de tien van hen hebben
minimaal maandelijks overleg. De Ouder- en Kindteams hebben het minst vaak contact met de
activeringsteams: 6% werkt met de activeringsteams samen en 15% van hen heeft minimaal
maandelijks overleg met hen.
5.3.2 Overdracht
Verschillen in werkwijze
Ongeveer een vijfde van de leden van de wijkzorgnetwerken en de Samen DOEN teams (WZ:
22%, SD: 14%) geeft aan dat er problemen voorkomen in de overdracht als gevolg van
verschillen in de werkwijze met de activeringsteams. Tussen de Ouder- en Kindteams en de
activeringsteams komt geen overdracht voor.
Leden van de SD-teams en de wijkzorgnetwerken geven aan dat de problemen als gevolg van
verschillen in werkwijze met de activeringsteams vooral op de volgende gebieden liggen:
= Prioritering hoofdtaak
Bij de activeringsteams ligt de nadruk op activering en participatie, waar de andere teams en
de wijkzorgnetwerken meer vraag gestuurd werken.
= Nadruk op privacy
De activeringsteams bewaken volgens een aantal leden van de Ouder- en Kindteams, Samen
DOEN teams en de wijkzorgnetwerken de privacy van hun cliënten streng. Dit bemoeilijkt
volgens hen de overdracht en wekt gevoelens van wantrouwen bij hen op.
Overdracht van cliënten
Een kwart van de leden van de wijkzorgnetwerken en minder dan een tiende van de leden van de
Samen DOEN- teams stelt dat er bepaalde cliënten zijn waarbij het niet lukt om deze over te
81
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
dragen aan het activeringsteam. Het gaat dan vooral om cliënten met psychische problemen en
cliënten met een weerstand tegen hulpverlening. Een klein aantal leden van de Samen DOEN
teams en de wijkzorgnetwerken geven aan dat deze cliënten dan thuis komen te zitten en geen
adequate hulp krijgen. Medewerkers van de Ouder- en Kindteams ervaren deze problemen niet.
Circa één op de tien medewerkers van de Ouder-en Kindteams (13%) en de wijkzorgnetwerken
(8%) en een op de vijf medewerkers van de Samen DOEN teams (21%) krijgt met enige
regelmaat cliënten via het activeringsteam overgedragen die volgens hen niet thuishoren in hun
netwerk of team. Het gaat volgens hen dan uitsluitend om cliënten met meervoudige
problematiek die niet goed zelfredzaam kunnen worden. Deze cliënten worden meestal
doorverwezen naar hulpverleningsinstanties zoals de GGZ buiten de wijkteams.
Informatieoverdracht
Over de informatieoverdracht van cliënten vanuit de activeringsteams hebben de professionals
vanuit de overige teams geen uitgesproken mening. Een kwart van de professionals die met een
activeringsteam samenwerken, vindt het goed gaan en 2% slecht. Bij 13% is geen sprake van
overdracht. Laten we hen buiten beschouwing, dan vinden we nog geen uitgesproken meningen:
de helft vindt de informatieoverdracht ‘niet goed/niet slecht’ en drie van de tien goed.
5.3.3 Beoordeling van de samenwerking met de activeringsteams
Hoewel er weinig overdracht en afstemming plaatsvindt naar en vanuit de activeringsteams,
wordt in de gevallen dat er samenwerking is het onderlinge, informele contact aangestipt als iets
dat goed gaat. Ook de terugkoppeling na het overdragen van een cliënt gaat goed. De
medewerkers van de Ouder- en Kindteams, de Samen DOEN teams en de wijkzorgnetwerken
geven de samenwerking met de activeringsteams een rapportcijfer van een 6,8. De helft van de
respondenten geeft een 7 voor deze samenwerking en 3% een onvoldoende.
De weinige respondenten van de Ouder- en Kindteams die samenwerken met de
activeringsteams geven gemiddeld een lager rapportcijfer voor deze samenwerking dan de
andere professionals (5,7 n=6, wijkzorgnetwerken 6,8 en Samen DOEN 7,0).
Verbeterpunten
Op een aantal punten zou er volgens de leden van de wijkzorgnetwerken en de OKT- en Samen
DOEN teams nog verbetering plaats kunnen vinden in de samenwerking met de
activeringsteams:
= Warme overdracht, cliënt centraal
Leden van de wijkzorgnetwerken geven aan dat zij na de overdracht naar een activeringsteam
graag een warmere overdracht en een intensievere begeleiding gedurende het gehele traject
zouden zien. Deze opmerkingen sluiten ook aan bij het hierboven beschreven verschil in
werkwijze tussen de teams waarbij de prioritering meer bottum-up in plaats van top-down zou
kunnen zijn bij de activeringsteams waarbij de behoeften van de cliënt centraal staan.
82
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
= Structurele samenwerking
Hoewel er vaak al sprake is van goed contact tussen de activeringsteams en de andere teams
en de wijkzorgnetwerken, geven zij aan meer behoefte te hebben een versteviging van dit
contact door middel van structureel overleg.
= Kennisuitwisseling
Leden van de OKT- en Samen DOEN teams en de wijkzorgnetwerken geven aan dat er soms
bij de activeringsteams te weinig kennis is over de werkwijze, doelgroep en aanbod dat zij
bieden.
5.4 Samenwerking met Samen DOEN teams
54.1 Wie werkt er samen met Samen DOEN teams
Uit het onderzoek blijkt dat medewerkers van de Ouder- en Kindteams, activeringsteams en de
wijkzorgnetwerken regelmatig overleg hebben met medewerkers van de Samen DOEN teams.
Negentig procent van de OKT-teams, 60% van de leden van een wijkzorgnetwerk en 80% van de
leden van de activeringsteams hebben contact met leden van de Samen Doen-teams. Van
diegenen die contact hebben van de Ouder- en Kindteams en de activeringsteams hebben 5 van
de 10 leden minimaal één keer per maand overleg en van bij de wijkzorgnetwerken geldt dat
voor 4 van de 10.
5.4.2 Overdracht
Verschillen in werkwijze
Ongeveer een kwart van de Ouder- en Kindteams, van de activeringsteams en de
wijkzorgnetwerken (OKT: 27%, ACT: 27%, WZ:21%) geeft aan dat er soms problemen ontstaan
in de overdracht als gevolg van verschillen in de werkwijze met de Samen DOEN teams.
Leden van Ouder- en Kind-, activeringsteams en de wijkzorgnetwerken geven aan dat de
verschillen in werkwijze met de Samen DOEN teams vooral op de volgende gebieden liggen:
= Onduidelijke taakverdeling en overdracht
Eris bij de wijkteams en de wijkzorgnetwerken onduidelijkheid over welke teams welk type
problematiek behoren te behandelen. Bij de Ouder- en Kindteams en de wijkzorgnetwerken
bestaat de verwachting dat de Samen DOEN teams zwaardere en complexere gevallen aan
83
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
zullen nemen. Over de zwaarte van de problematiek ontstaat dan verschil van mening tussen
het Samen DOEN team en de andere teams en de wijkzorgnetwerken, die de overdracht van
cliënten met meervoudige problematiek bemoeilijkt. Het is soms onduidelijk welke cliënten bij
welk team in aanmerking komen.
= Wijze van aanmelding
De procedure van de Samen DOEN teams om een cliënt bij hen aan te melden wordt door een
aantal leden van de wijkzorgnetwerken en de Ouder- en Kindteams als bureaucratisch en
ingewikkeld ervaren, wat de overdracht vertraagd en bemoeilijkt.
= Verschillende registratiesystemen
De verschillende registratiesystemen waarmee de Samen DOEN teams en de Ouder- en
Kindteams en de wijkzorgnetwerken werken bemoeilijken de overdracht. De kans bestaat dat
informatie verloren gaat en men als het ware langs elkaar heen werkt.
Overdracht van cliënten
Een derde van de medewerkers van de Ouder- en Kindteams, van de activeringsteams en de
wijkzorgnetwerken stelt dat het soms het geval is dat er een bepaalde cliënt is waarbij het niet
lukt om deze over te dragen aan het Samen DOEN team.
Het gaat dan vooral om cliënten waarbij de zwaarte van de problematiek bij de verschillende
teams ter discussie staat. Leden van de Ouder- en Kind- en activeringsteams en de
wijkzorgnetwerken geven aan dat cliënten die zij wegens multiproblematiek willen overdragen
aan de Samen DOEN teams door hen worden geweigerd, omdat de problematiek door het
Samen DOEN team dan toch als enkelvoudig wordt beschouwd.
Ook geven de leden van de Ouder- en Kindteams en de wijkzorgnetwerken aan dat de
overdracht van cliënten met een weerstand tegen hulpverlening en cliënten met
huisvestingsproblematiek moeilijk is.
De cliënten waarvan het niet lukt om ze over te dragen aan een Samen DOEN team, worden
vervolgens meestal doorverwezen naar hulpverlening buiten de wijkteams. Ook geven veel OKT-
leden aan deze cliënten onder hun eigen hoede te houden. Een klein gedeelte van deze cliënten
ontvangt volgens de leden van de andere teams en de wijkzorgnetwerken geen adequate hulp.
Eén op de tien medewerkers van de wijkzorgnetwerken (14%) en de Ouder- en Kindteams (16%)
krijgt weleens cliënten via het Samen DOEN team overgedragen, die volgens hen niet thuishoren
in hun netwerk of team. Dit komt voor de wijkzorgnetwerken variërend van drie keer per maand
tot minder vaak dan één keer per jaar voor. Voor de Ouder- en Kindteams varieert dit van één
keer per maand tot minder vaak dan één keer per jaar voor. Het gaat in deze gevallen om
cliënten met meervoudige of multiproblematiek of in het specifieke geval van overdracht naar de
Ouder- en Kindteams om gezinnen waarbij een kind is betrokken. Deze cliënten worden vaak
doorverwezen binnen de wijkteams of er wordt gezamenlijk hulpverleent.
84
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Overdracht van informatie
Vier van de tien respondenten die met Samen DOEN samenwerken, vinden de
informatieoverdracht (zeer) goed gaan en 8% (zeer) slecht (zie figuur 5.3, onderste balk). Twee
van de tien geven aan dat er geen sprake is van overdracht. Wanneer we deze groep buiten
beschouwing laten, verandert het beeld niet: 45% vindt de informatieoverdracht goed en 10%
slecht.
54.3 Beoordeling van de samenwerking met de Samen-DOEN-teams
De leden van de wijkzorgnetwerken en de activerings- en Ouder- en Kindteams geven de
samenwerking met de Samen DOEN teams gemiddeld een rapportcijfer van een 6.6.
Het vaakst wordt een 7 gegeven, 14% geeft een onvoldoende voor de samenwerking.
De klantmanagers van de activeringsteams geven gemiddeld een iets lager cijfer voor deze
samenwerking dan de professionals van de overige teams (6,2, wijkzorgnetwerken 6,7 en OKT
6,5).
Een groot gedeelte van de wijkzorgnetwerken en de activerings- en Ouder- en Kindteams geeft
aan dat het persoonlijke, directe contact met de leden van de Samen DOEN teams erg goed is.
Een gedeelde locatie wordt hierbij vaak genoemd als een bevorderende factor. De Samen DOEN
teams worden ook beschreven als erg goed bereikbaar waardoor er vaak een goede en vlotte
overdracht van cliënten met enkelvoudige problematiek plaats kan vinden.
Verbeterpunten
Er worden door de leden van de wijkzorgnetwerken en de activerings- en Ouder- en Kindteams
ook een aantal punten genoemd waarop de overdracht en afstemming met de Samen DOEN
teams verbeterd zou kunnen worden:
= Gezamenlijk registratiesysteem, gedeelde locatie en gezamenlijk overleg
Eris bij een aantal leden van de wijkzorgnetwerken en de Ouder- en Kindteams behoefte aan
een meer structurele vorm van samenwerking met de Samen DOEN teams. Dit zou volgens
hen de vorm kunnen krijgen van het aansluiten bij de casuiïstiekbesprekingen van het andere
team om inzicht te krijgen in elkaars werkzaamheden en aanvullend aanbod te kunnen
leveren. Een gezamenlijk registratiesysteemn zou bovendien de als bureaucratisch ervaren
wijze van het aanmelden van een cliënt bij de Samen DOEN teams kunnen versoepelen.
= Taakverdeling, criteria voor aanmelding
Een van de meest genoemde verbeterpunten bij de leden van de wijkzorgnetwerken en de
Ouder- en Kindteams in de bespreking van de afstemming en overdracht naar de Samen
DOEN teams was de criteria die door de Samen DOEN teams gehandhaafd worden. Leden
van de wijkzorgnetwerken en het Ouder- en Kindteam geven bijvoorbeeld aan dat voordat
een cliënt in aanmerking kan komen voor overdracht naar een Samen DOEN team, hij of zij
eerst aan een aantal voorwaarden moet voldoen, waarvan meervoudige problematiek de
belangrijkste is. Over de vraag of de problematiek enkel- of meervoudig is ontstaat dan bij de
85
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
overdracht discussie, met als gevolg een hogere werkdruk wanneer een cliënt niet
overgedragen kan worden of dat de cliënt geen adequate zorg ontvangt;
= Uitwisseling van kennis en informatie
Vanuit de Ouder- en Kindteams en de wijkzorgnetwerken wordt de behoefte aan meer
uitwisseling van informatie en kennis vitgesproken. Zij geven aan dat informatie over de
werkwijze van het Samen DOEN team, de casuïstiek van gedeelde cliënten en informatie over
de capaciteit en kennis van de teams onderling meer gedeeld zou moeten worden.
86
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
6 Externe betrokkenen over samenwerking
met wijkteams
Resultaten samengevat
De respondenten die samenwerken met de wijkteams/-zorgnetwerken (n=59) geven de
samenwerking gemiddeld een 6,8, een ruime voldoende. Het meest gegeven rapportcijfer is een
7, maar voor de samenwerking met de Ouder- en Kindteams wordt ook vaak een 8 of juist een 5
gegeven. Het gemiddelde rapportcijfer ligt daar iets lager dan bij de andere teams, namelijk op
een 6,6 (tegenover 6,8 bij de andere teams). Er worden in het algemeen weinig onvoldoendes
gegeven, maar wel worden er problemen in de samenwerking aangegeven en verbeterpunten
genoemd.
De problemen in de samenwerking zijn vaak gelegen in het nog onbekend zijn met elkaar en
elkaars taken en verantwoordelijkheden gebrek aan afstemming daarin. Eris niet zo vaak
overleg met de teams, meestal maar een paar keer per jaar.
De genoemde verbeterpunten aan de samenwerking met de Ouder- en Kindteams gaan het
vaakst over meer structureel overleg en verder over kortere lijnen en warmere overdracht van
cliënten, betere terugkoppeling, meer kennis van elkaars werk en doelstellingen, meer
uitwisseling.
Als verbeterpunten voor de samenwerking met de wijkzorgnetwerken komen naar voren:
duidelijker beeld van wie erin zitten en wat zij doen, meer uitwisseling en terugkoppeling, meer
persoonlijk contact, gezamenlijke casuïstiek.
Verbeterpunten bij activering: betere samenwerking door meer contact te hebben (meer
overleg), (meer) kennis uitwisselen, kortere lijnen, warme overdracht, vaste vorm voor
doorverwijzing bedenken, procesafspraken maken.
Als punten voor verbetering in de samenwerking met Samen DOEN zijn genoemd: meer
(structureel) overleg, sneller contact, toegankelijker (m.b.v. website en korter
aanmeldformulier), korte(re) lijnen en warme overdracht.
Opzet onderzoek
Om na te gaan hoe mensen van buiten de wijkteams/wijkzorgnetwerken de samenwerking met
deze professionals in de wijk ervaren is (in de periode half mei-half juli 2016) een enquête
gehouden onder de externen die met hen samenwerken. Het gaat daarbij om zowel
professionele organisaties als informele organisaties.
De teamleiders van de activeringsteams en van de Samen DOEN teams hebben contact-
gegevens doorgegeven van externen waar zij veel mee samenwerken. Deze mensen zijn
benaderd met het verzoek om een vragenlijst in te vullen. Het ging om 81 contactpersonen van
de activeringsteams en 95 van de Samen DOEN teams.
87
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Voor de Ouder- en Kindteams en de wijkzorgnetwerk waren dergelijke gegevens niet
beschikbaar. Om die mensen te bereiken zijn oproepen geplaatst via nieuwsbrieven en
contactpersonen in de wijken.”
In totaal zijn door OIS 619 rechtstreekse mails verstuurd met daarin de link naar de vragenlijst.
59 mensen hebben de vragenlijst ingevuld.
Vragenlijst
De online vragenlijst had betrekking op de samenwerking met de drie type wijkteams en de
wijkzorgnetwerken. Eris gevraagd per type wijkteam{netwerk naar het doorsturen van mensen,
de terugkoppeling, kennis van elkaars aanbod, vertrouwen in elkaars expertise en problemen in
de samenwerking en verbeterpunten.
Kenmerken respondenten
Eén op de vijf respondenten betrof een vrijwilligersorganisatie, zoals een buurvrouwennetwerk,
een Stadsdorp, een bewonersraad, een vrijwilliger bij een moskee, een buurtverzorgster, een
hulplijn, buren(hulp)organisaties, een wijkopbouworgaan en een cliëntenadviesraad.
Daarnaast ging het om professionals van maatschappelijke dienstverlening, van de gemeente,
van het stadsdeel, en huisartsen, andere zorgaanbieders, vertegenwoordigers van MEE, van
schuldhulpverlening en van een woningbouwvereniging (zie nu volgende tabel). Bij de gemeente
betrof het professionals van de RVE’s OJZ, Participatie en activering, WPI, Sociaal Loket en
gemeente in het algemeen. Onder “anders namelijk” zijn o.a. nog genoemd: GGZ, jeugdzorg,
jeugdbescherming, jongerenwerk, kerkelijke organisatie, Leger des Heils en welzijnsorganisatie.
De respondenten vit informele organisaties werken het meest samen met de wijkzorgnetwerken
(geldt voor twee derde van hen). Ambtenaren werken met al de vier typen
wijkteams/wijkzorgnetwerken ongeveer even vaak samen.
Tabel 6.1 Organisaties waar respondenten uitafkomstigzijn __________
vrijwilligersorganisatie 11 19
maatschappelijke dienstverlening (Combiwel,
Dynamo, SIPI, Sezo, Swazoom, Doras e.d.) 8 14
gemeente 8 14
stadsdeel 7 12
huisartsenpraktijk 2 3
zorgaanbieder/thuiszorg 2 3
MEE 2 3
schuldhulpverlening 1 2
woningbouwvereniging 1 2
anders, namelijk 16 27
wil niet zeggen 1 2
totaal 59 100
22 Om die te bereiken en ook specifiek op zoek te gaan naar vrijwilligers(organisaties) en informele netwerken
die met de teams te maken hebben, zijn oproepen om mee te werken aan het onderzoek verspreid via
nieuwsbrieven, websites en via de gebiedsmanagers. De gebiedsmanagers hebben de oproep en link naar de
vragenlijst doorgestuurd aan de doelgroep en sommige hebben ons contactgegevens verstrekt.
88
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
6.1 Samenwerking met Ouder- en Kindteams
Bijna de helft van de respondenten (46%, 27 personen) werkt wel eens samen met een Ouder- en
Kindteams. Het gaat hier het vaakst om mensen die bij het stadsdeel of de gemeente werken
(LOX genoemd), maar ook vanuit jeugd-/jongerenwerk (5x), GGZ (3x), maatschappelijke
dienstverlening, MEE, vrijwilligersorganisatie (elk 2x genoemd), welzijnsorganisatie zonder
maatschappelijke dienstverlening en thuiszorg (elk 1x en 1 onbekend). Alle stadsdelen zijn onder
deze respondenten vertegenwoordigd.
Van diegenen die contact hebben, heeft ruim de helft minder vaak dan maandelijks overleg met
een Ouder- en Kindteam, vaak 4 of 6 keer in het jaar. Daarna komt maandelijks of tweewekelijks
het vaakst voor. Een klein deel (7%) heeft nooit overleg.
Zij geven de samenwerking met de Ouder- en Kindteams gemiddeld een ruime voldoende, een
6,6. Het vaakst wordt een 8 of een 5 als rapportcijfer gegeven. Daarnaast geven enkelen een 6 of
een 7.
Een vijfde deel (6 personen) geeft aan dat er zich in de samenwerking problemen hebben
voorgedaan. Het gaat daarbij om onduidelijkheden over verantwoordelijkheden (wie is wanneer
waarvoor verantwoordelijk), miscommunicatie of moeilijk contact kunnen krijgen met
teamleider, niet goed vindbaar zijn voor Ouder- en Kindadviseur (OKA), tijdgebrek bij OKA en
beperkte kennis of geen aansluiting bij doelgroep (J&V, 12+).
De genoemde verbeterpunten gaan het vaakst over meer structureel overleg en verder over
kortere lijnen en warmere overdracht van cliënten, betere terugkoppeling, meer kennis van
elkaars werk en doelstellingen, meer uitwisseling.
Doorverwijzen
De helft meent dat ze ‘niet goed en niet slecht’ op de hoogte zijn van wat het Ouder- en
Kindteam te bieden heeft. lets minder groot deel is goed op de hoogte en een klein deel slecht of
weet het niet.
Zeven dan de tien weten met welk type problemen zij mensen kunnen doorsturen naar een
Ovuder- en Kindteam. De rest is neutraal over de stelling (“Ik weet met welke type problemen ik
mensen kan doorsturen naar het Ouder- en Kindteam”) of is het ermee oneens of weet het niet.
De helft stuurt weleens mensen door naar het Ouder- en Kindteam. Vaak gaat het om 3 tot 10
keer per jaar of maandelijks. De meerderheid heeft er vertrouwen in dat ze daar goed worden
geholpen, niemand heeft daar geen vertrouwen in. Over die doorgestuurde mensen ontvangt de
helft zelden of nooit terugkoppeling. Zij hadden die terugkoppeling vaak wel gewild.
Bijna de helft vindt dat ze (ruim) voldoende worden betrokken bij de zorg, ondersteuning of
begeleiding. Een even groot deel vindt het onvoldoende of weet het niet.
De helft vindt dat het Ouder- en Kindteam een (ruim) voldoende bijdrage levert aan het oplossen
van problemen in het gebied waar men werkt. Een iets kleiner deel kan of wil dit niet beoordelen
eneen heel klein deel vindt dat de bijdrage onvoldoende is.
89
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
6.2 Samenwerking met wijkzorg(netwerken)
Zeven van de tien respondenten werken wel eens samen met een wijkzorgnetwerk (n=43).
Het vaakst heeft men minder vaak dan maandelijks overleg, het meest 4 tot 6 keer per jaar.
Daarna komt maandelijks het vaakst voor.
Diegenen die met de wijkzorgnetwerken samenwerken (van buiten de wijkteams) geven hun
samenwerking met een wijkzorgnetwerk gemiddeld een 6,8. Het vaakst wordt een 7 gegeven en
een klein deel geeft een onvoldoende.
Vijf respondenten (12%) geven aan dat er zich in deze samenwerking problemen hebben
voorgedaan. Het gaat daarbij om: vraag van cliënt niet of te laat opgepakt, onbekendheid van
de wijkzorgnetwerken en toegang tot Wijkzorg (‘waar moet je voor wat zijn”, “cliënt met
complexe problematiek komt niet snel genoeg op de juiste plek”), ontbrekende terugkoppeling,
niet genoeg ruimte voor burgerinitiatieven.
Als verbeterpunten voor de samenwerking worden vaak punten op de volgende gebieden
genoemd: duidelijker beeld van wie erin zitten en wat zij doen, meer uitwisseling en
terugkoppeling, meer persoonlijk contact, gezamenlijke casuïstiek (bijvoorbeeld “Meer concrete
samenwerking tussen formele en informele organisaties, bijvoorbeeld gezamenlijk casus
bespreking. Maar ook het elkaar informeren over gezamenlijke cliënten (informeel en formeel)
en elkaar als gelijkwaardige partner zien”).
Zes van de tien zijn volgens eigen zeggen (zeer) goed op de hoogte van wie er in de
wijkzorgnetwerken zitten. Twaalf procent is (zeer) slecht op de hoogte en de rest meent ‘niet
goed, niet slecht’,
6.3 Samenwerking met activeringsteams
Bijna de helft van de respondenten werkt wel eens samen met een activeringsteam (n=2/).
Maandelijks overleg of minder vaak (vaak om de maand) komen het vaakst voor. Een iets kleiner
deel heeft nooit overleg of juist wekelijks of vaker.
Zij geven de samenwerking een activeringsteam gemiddeld een 6,8. Bijna de helft van hen geeft
een 7 als rapportcijfer en een op de tien geeft een onvoldoende.
Eén op de negen respondenten (3 personen) geeft aan dat er problemen zijn in de
samenwerking, namelijk: samenwerking met Huis van de Wijk is niet tot stand gekomen als
vooraf bedacht, moeizame relatie met de teammanager (inzake aanmeldingen
activeringsaanbod en terugkoppeling), lastiger dan verwacht om de activeringsopdracht te
kunnen vitvoeren in de wijken.
De samenwerking kan volgens de respondenten verbeterd worden door meer contact met elkaar
te hebben, elkaar en elkaars kennis leren, (meer) kennis uitwisselen, meer overleg, kortere lijnen,
warme overdracht, vaste vorm voor doorverwijzing bedenken, procesafspraken maken.
Doorverwijzen
90
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Vier van de tien respondenten die wel eens met een activeringsteam samenwerken geven aan
(zeer) goed op de hoogte te zijn van het aanbod van dat team. Twee van de tien zijn (zeer) slecht
op de hoogte.
Zes van de tien weten met welke problemen ze mensen kunnen doorsturen naar een
activeringsteam. Een klein deel (1 respondent) is het oneens met de onderliggende stelling “Ik
weet met welke type problemen ik mensen kan doorsturen naar het activeringsteam”.
Een derde deel stuurt wel eens mensen door naar een activeringsteam (n=9). De frequentie
varieert sterk; van meer dan wekelijks tot een keer per jaar.
Minder dan de helft van hen heeft er vertrouwen in dat al ze mensen doorsturen dat ze dan ook
goed geholpen worden. Niet iedereen krijgt een terugkoppeling over de doorgestuurde klant.
Diegenen die terugkoppeling krijgen, vinden dat wel voldoende. De persoon die nooit
terugkoppeling krijgt, zou dat wel willen.
Men heeft vaak geen duidelijk zicht op in hoeverre het activeringsteam een bijdrage levert aan
het oplossen van problemen in het werkgebied; een derde weet het niet en eveneens een derde
vindt het ‘niet voldoende, niet onvoldoende’. Een wat kleiner deel vindt het voldoende en een
respondent vindt het onvoldoende.
6.4 Samenwerking met Samen DOEN teams
Ruim de helft van de respondenten werkt wel eens samen met een Samen DOEN team (n=33).
Minder dan maandelijks overleg komt het vaakst voor, variërend van 1 tot 6 keer per jaar.
Voor de samenwerking met Samen DOEN geeft men een gemiddeld een 6,8. Een 7 wordt het
vaakst gegeven. Een op de tien geeft een onvoldoende.
Drie van de tien geven aan problemen te ondervinden in de samenwerking, namelijk:
onduidelijkheid over doorverwijzing en afbakening doelgroep (“Ik vond dat een klant bij Samen
DOEN hoorde, zij vonden van niet omdat het niet complex genoeg was”), onduidelijkheid over
verantwoordelijkheid (“SD heeft regiefunctie maar voert deze niet altijd uit”),
afstemmingsproblemen (“waardoor langs elkaar heen gewerkt werd), vertraging in
samenwerking, aanmelden kon alleen online, moeilijk om de J&V doelgroep te laten instromen,
vraag van klant niet opgepakt, kennisniveau van GGZ laag bij SD.
Als punten voor verbetering zijn genoemd: meer (structureel) overleg, sneller contact,
toegankelijker (bijv. Betere bereikbaarheid voor externe instanties. Er is geen website waar je
informatie kan vinden over de Samen DOEN teams. Het aanmeldformulier is lang en groot,
wordt vaak teruggestuurd en duurt erg lang om in te vullen”), korte(re) lijnen en warme
overdracht.
Doorverwijzen
Zes van de tien respondenten die wel eens met Samen DOEN samenwerken geven aan (zeer)
goed op de hoogte te zijn van het aanbod van dat team. Twee van de tien zijn slecht op de
hoogte of weten het niet. Rond driekwart weet met welke problemen ze mensen kunnen
doorsturen naar Samen DOEN.
91
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
De helft stuurt wel eens mensen door naar Samen DOEN (n=16). Vaak is dat maandelijks of een
paar keer per jaar. Elf van de 16 hebben er vertrouwen in dat deze mensen goed geholpen
worden.
Ruim de helft van de doorverwijzers krijgt (bijna) altijd terugkoppeling hiervan tegenover een
kwart die dat zelden of nooit krijgt. Van diegenen die terugkoppeling krijgen, vindt een kwart dat
ze dat onvoldoende krijgen. Diegene die nooit een terugkoppeling krijgt, vindt het wel
noodzakelijk om dat altijd te krijgen.
Zes van de tien vinden dat Samen DOEN een bijdrage leveren aan het oplossen van problemen in
het gebied waar zij zelf werkzaam zijn. Een klein deel (2 personen) vindt dat Samen DOEN
onvoldoende een bijdrage levert. Twee van de tien hebben hier geen zicht op.
6.5 Mening over het zorgstelsel in Amsterdam en slotopmerkingen
Tot slot is gevraagd “Wat vindt u van het functioneren van het huidige zorgstelsel in Amsterdam,
in de zin of iedereen die hulp nodig heeft, de juiste hulp krijgt?”. Bijna de helft vindt het ‘niet
goed, niet slecht’ en 15% geeft geen mening. De rest heeft wel een uitgesproken mening: 22%
vindt het slecht en 17% goed. Ze zijn dus minder positief over het functioneren van het
zorgstelsel dan de medewerkers van de wijkteams (15% ‘slecht’ en 27% ‘goed’).
Vier van de tien respondenten (n=25) hadden aan het eind van de vragenlijst nog opmerkingen,
bijvoorbeeld:
e “De gemeente zou meer regie kunnen nemen in het opdrachtgeverschap. Samen met
betrokken organisaties werken aan een toekomstvisie en hierin de leiding nemen ….…”
e “De mantelzorger wordt te veel belast. … De casemanager dementie staat onder druk;
verdwijnt deel van de ondersteuning mantelzorger. *
e “Het kost tijd dan men elkaar weet te vinden … Mijn advies; vul elkaar aan en ken elkaars
sterke kanten.”
e “De zorg dient meer over een lange periode gewaarborgd te worden. Jaarlijkse
aanbestedingen afschaffen.”
e “Het systeem is nog niet op orde er vallen veel bewoners tussen wal en schip, er wordt
van achter het bureau re gemakkelijk gedacht; dat lost de buurt (de buur) wel op.
Kortdurend lukt nog wel, maar voor langere duur niet.
e “Samenwerking formeel en informeel zou veel beter moeten, dat zou de mensen in de
wijken zeer ten goede komen.”
92
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
7 Waardering van cliënten
Om de mening van de cliënten van de verschillende wijkteams/wijkzorgnetwerken over het
functioneren daarvan te peilen is (in de periode eind mei-half augustus 2016) een enquête
uitgezet. Op welke manier dat is gedaan komt bij de verschillende paragrafen aan bod. Onder de
cliënten van de Ouder- en Kindteams was al eerder een onderzoek uitgevoerd en zij hebben dan
ook niet een enquête voor dit onderzoek ontvangen. De voor dit onderzoek van belang zijnde
resultaten van dat eerdere onderzoek worden in de eerste paragraaf beschreven.
De vragenlijst van dit onderzoek voor de cliënten Wijkzorg, de activeringsklanten en de cliënten
van de Samen DOEN teams ging (indien van toepassing op dat team) over de mate van contact
met de betreffende hulpverlener, het oordeel over de hulpverlener, planmatig werken, de
overdracht en samenwerking tussen verschillende hulpverleners, de passendheid van de hulp, de
eventuele wachttijd, het geboden aanbod aan informele zorg/hulp/activering en het gebruik
daarvan en het vraaggericht werken en het stimuleren van eigen kracht.
7.1 Ouder- en Kindteams
Resultaten samengevat
Uit een eerder vitgevoerd onderzoek (maart 2016) blijkt dat zowel de ouders (n=185) als de
jongeren (n=162) tevreden zijn over de ontvangen jeugdhulp van het Ouder- en Kindteam. Zij
geven de hulp gemiddeld 4,2 sterren van de maximaal te geven 5 sterren. Zij zijn in het algemeen
ook tevreden over de samenwerking met andere hulpverleners, hoewel een deel daar geen zicht
op heeft. Driekwart van de ouders en twee derde (64%) van de jongeren meent dat beslissingen
samen met hen worden genomen. Rond zeven van de tien jongeren en ouders vinden dat zij door
de hulp beter de problemen kunnen oplossen en zes van de tien jongeren kunnen door de hulp
(iets) beter voor zichzelf opkomen.
Opzet CliëntErvaringsMonitor
Voor de Ouder- en Kindteams is in dit kader geen apart onderzoek door OIS uitgevoerd. De
informatie voor deze paragraaf is gehaald uit de resultaten uit de CliëntErvaringsMonitor Zorg
voor Jeugd 2015 (maart 2016). Daarin staat een apart hoofdstuk over de resultaten van
Amsterdamse cliënten jeugdhulp van de Ouder- en Kindteams.®® Voor dat onderzoek is een
vragenlijst vitgezet onder zowel ouders/verzorgers als onder jongeren. Dit onderzoek is niet
opgezet om de randvoorwaarden en de werkingsmechanismen van de wijkteams te meten en is
dan ook niet vergelijkbaar met de vragen die wij aan de cliënten stelden. Maar uit de resultaten
kunnen wel globale uitspraken worden gedaan over de algemene tevredenheid, planmatig
werken (samenwerking van de hulpverleners), vraaggericht werken en eigen kracht.
23 CliëntErvaringsMonitor Zorg voor Jeugd 2015, Amsterdamse jongeren en ouders/verzorgers over hun ervaring met
Jeugdhulp. Hoofdstuk 3: Vitkomsten OKT's. Gemeente Amsterdam — Stichting Alexander, 2016.
93
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Achtergrondkenmerken respondenten
In totaal hebben 185 ouders/verzorgers de vragenlijst ingevuld, meest moeders (84%). Bijna
zestig procent van hen is hoogopgeleid (HBO/WO). Het ging bij hen relatief vaak om korte zorg
(44% korter dan 3 maanden en 27% tussen de 3 en 6 maanden). Daarnaast hebben in totaal 162
jongeren de vragenlijst ingevuld. De leeftijd van de jongeren varieerden van 9 tot 25 jaar,
gemiddeld 15 jaar. Van dit aantal jongeren is bijna tweede meisje (65%).
Deze aantallen zijn te klein om de resultaten op te splitsen naar de 22 gebieden waar de OKT’s
werkzaam zijn. Sommige gebieden zijn niet vertegenwoordigd en anderen zijn met 1 tot
maximaal 23 respondenten vertegenwoordigd.
Algemene tevredenheid
De ouders geven vaak 4 of 5 sterren (beide 42%), van de maximaal 5 te geven sterren, voor hun
tevredenheid met de hulp van het OKT. Gemiddeld krijgen de OKT’s 4,2 sterren. Twee procent
geeft een heel lage score van 1 of 2 sterren en 15% geeft 3 sterren.
De jongeren zijn nog vaker positief: de helft gaf 5 sterren (51%) en ruim een derde 4 sterren
(35%). Drie procent gaf een heel lage score van 1 of 2 sterren en 11% gaf 3 sterren. Gemiddeld
worden 4,3 sterren gegeven.
Het meest tevreden zijn de ouders over de ontvangen hulp voor hun kind. Zij noemen daarbij
bijvoorbeeld de deskundigheid van de hulpverlener, de prettige nazorg en de goede
ondersteuning. Ook de jongeren zijn positief over de hulp, zij geven bijvoorbeeld aan dat zij goed
worden begrepen door de hulpverlener en dat ze vriendelijk en professioneel zijn.
Als verbeterpunten komt soms bij de jongeren naar voren dat de wachtlijsten voor het krijgen
van hulp te lang zijn en dat zij vaker een gesprek willen met de hulpverlener. Een paar ouders
geven aan dat de communicatie en bereikbaarheid beter kan en dat het soms lang duurt voordat
de hulp daadwerkelijk wordt ingezet.
Samenwerking tussen hulpverleners
De ouders en jongeren is de volgende stelling voorgelegd: “De verschillende hulpverleners
werken goed samen om mij te kunnen helpen.” Zeven van de tien ouders en jongeren menen dat
dit vaak of altijd het geval is. Van de ouders meent 5% dat dat soms of nooit gebeurt, van de
jongeren 9% (zie nu volgende fiquur). Laten we de respondenten buiten beschouwing die
aangaven dat het niet van toepassing is, dan menen negen van de tien dat er altijd of vaak goed
wordt samengewerkt door de hulpverleners.
94
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.1 Mening over de stelling “De verschillende hulpverleners werken goed samen om mij {mij en mijn
kind te kunnen helpen” (procenten)
0 HN
B altijd (4) m vaak (3)
BE soms (2) B nooit (1)
jongeren (gem. 3,5)
en.v.t.
%
o 10 20 30 40 50 60 70 80 90 _ 100
bron: CliëntErvaringsMonitor Zorg voor Jeugd 2015 {bewerking OIS
Vraaggericht werken
Driekwart van de ouders meent dat de beslissingen over de hulp altijd samen met hen genomen
worden. Bij de jongeren geldt dat voor bijna twee derde van hen (64%).
Eigen kracht
In de CliëntErvaringsMonitor zijn verschillende vragen gesteld die te maken hebben met de
eigen kracht van de cliënten. Zeven van de tien ouders en jongeren menen dat zij altijd of vaak
door de hulp hun problemen beter kunnen oplossen (zie nu volgende figuur). Bijna niemand
meent dat dat nooit het geval is.
95
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.2 Reactie op de stelling “Door de hulp kan ik beter mijn problemen oplossen” (procenten)
0 B |
Baltijd(4) = vaak (3)
=soms(2) B nooit (1)
jongeren (gem. 3,0)
nvt.
%
o 10 20 30 40 5o 60 7o 80 go 100
bron: CliëntErvaringsMonitor Zorg voor Jeugd 2015 {bewerking OIS
Zes van de tien jongeren en bijna de helft van de ouders (46%) menen dat zij door de hulp (veel)
beter voor zichzelf kunnen opkomen (zie nu volgende figuur). Vier van de tien ouders (38%)
menen dat dat niet van toepassing op hun is en 12% van de jongeren. Ruim een kwart van de
jongeren (27%) meent dat het hetzelfde is gebleven.
Figuur 7.3 Reactie op de stelling “Door de hulp kan ik beter voor mezelf opkomen” (procenten)
ouders (gem. 4,1)
m veel beter (5)
m beetje beter (4)
= hetzelfde gebleven (3)
= beetje slechter (2)
. B veel slechter (1)
jongeren (gem. 4,0)
en.v.t.
%
o 10 20 30 40 50 60 7o 80 go 100
bron: CliëntErvaringsMonitor Zorg voor Jeugd 2015 /bewerking OIS
96
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
7.2 Wijkzorg
Resultaten samengevat
Amsterdammers die Wijkzorg ontvangen (n=91) komen het vaakst via hun huisarts met Wijkzorg
in aanraking. Vier van de tien zien hun hulpverlener wekelijks. Zij vinden dat zij goed geholpen
worden door de hulpverlener en geven de zorg gemiddeld een 8,1.
Vaak kunnen zij terecht bij één contactpersoon, 9% vindt dat niet het geval. Driekwart vindt dat
de hulp goed bij hen past, 4% vindt van niet. Zes van de tien krijgen de zorg die ze willen hebben,
13% vindt dit een beetje en 7% vindt van niet. De communicatie met de hulpverlener wordt goed
beoordeeld, slechts een heel klein deel vindt dat de hulpverlener slecht luistert, niet goed
overlegt met hen en zich niet aan de afspraken houdt.
Volgens zes van de tien vraagt de hulpverlener altijd naar hun wensen, bij 14% gebeurt dat
zelden of nooit. Bij bijna de helft van de cliënten heeft de hulpverlener gevraagd naar wat zij zelf
of hun omgeving kunnen doen.
Een derde van de cliënten (34%) meent dat hun hulpverlener hen heeft verteld over het aanbod
van informele organisaties, 30% maakt gebruik van informele organisaties zoals vrijwilligers-
organisaties en buurtcentra, waar zij eerst geen gebruik van maakten.
Opzet onderzoek
Er is op verschillende manieren getracht om cliënten van Wijkzorg te bereiken en te vragen om
mee te werken aan het onderzoek:
e Via oproepen van Cliëntenbelang Amsterdam , kwartiermakers Wijkzorg en hulpverleners en
bij bijeenkomsten van cliënten en hulpverleners en via de website van Stadsdorpen. Op deze
wijze zijn 190 schriftelijke vragenlijsten ter verspreiding verzonden waarvan er 14 zijn
ingevuld, een respons van 7%.
e Als tweede zijn via OJZ 250 schriftelijke vragenlijsten verstuurd naar cliënten dagbesteding
en ambulante ondersteuning (met een ondersteuningsgplan) die de afgelopen 6 maanden
contact hebben gehad met een hulpverlener van Wijkzorg. Daarvan zijn 32 ingevulde
vragenlijst teruggekomen, een respons van 13%.
e bestand met AO/DB klanten (dagbesteding en maatwerk (met een zorgplan)),
De totale respons van alle schriftelijk verzonden vragenlijst bedraagt 10% (46 v.d. 440).
e _ Als derde is een willekeurige groep van ruim 100 Amsterdammers telefonisch benaderd met
het verzoek mee te werken aan het onderzoek. In totaal is bij 43 mensen die behoren tot de
doelgroep (cliënten Wijkzorg) de telefonische enquête afgenomen.
In totaal hebben ga cliënten Wijkzorg de vragenlijst ingevuld. Dit is niet genoeg om uitspraken te
kunnen doen over de wijkzorgnetwerken per gebied maar wel toereikend om een globaal beeld
te schetsen hoe de cliënten de Wijkzorg ervaren.
Achtergrondkenmerken respondenten
Aan het onderzoek naar de ervaring van Amsterdammers met verschillende vormen van zorg in
de wijk en ondersteuning (Wijkzorg) deden 91 respondenten mee met een gemiddelde leeftijd
van 61 jaar. De minimum leeftijd is 23 jaar, maximum leeftijd 94 jaar. Het betrof iets meer
mannen (52%) dan vrouwen (48%).
Van deze respondenten is 32% laag opgeleid of ongeschoold, 23% middelbaar geschoold, 35%
hoog opgeleid en 8% anders geschoold.
97
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Zeven van de tien respondenten hebben een Nederlandse herkomst, 8% een overige westerse
herkomst, 7% Surinaamse herkomst, 3% had een Antilliaanse herkomst en 1% had een
Marokkaanse herkomst en van 10% was de herkomst overig niet-westers.
Contact met de hulpverlener
De respondenten is gevraagd welke vormen van hulp en ondersteuning zij krijgen in hun wijk.
Van de respondenten ziet 30% zijn hulpverlener meer dan 1 keer per week, 8% ziet zijn
hulpverlener wekelijks, 4% tweewekelijks, 3% 1 keer in de drie weken, 13% maandelijks en 35%
minder dan maandelijks.
Er wordt gebruik gemaakt van verschillende typen Wijkzorg. De respondenten hebben het
vaakst met Wijkzorg te maken doordat ze contact hebben met hun huisarts, dat geldt voor bijna
twee derde (64%) van de respondenten. Bijna een kwart (23%) had contact met een
wijkverpleegkundige. Verder had men contact met een maatschappelijk werker,
cliëntondersteuner, woonbegeleider en vrijwilliger (zie nu volgende tabel). Onder “anders
namelijk” werd voornamelijk ziekenhuis genoemd, en een enkele keer Leger des Heils,
buurtcoördinator, consultatiebureau, dagbesteding, fysiotherapeut, GGZ, DAC, NAH, Mentrum,
Jellinek, tandarts, mantelzorgers, Doras, Dynamo, wijkcentrum.
Vaak is sprake van contact met meerdere hulpverleners van Wijkzorg. Zo hebben zes van de tien
respondenten naast contact met de huisarts ook Wijkzorg van een of meerdere andere
hulpverleners (59%, 41% heeft alleen contact met huisarts). Een derde deel (34%) heeft
daarentegen geen contact met de huisarts maar wel met een of meerdere andere hulpverleners
van Wijkzorg.
Tabel 7.4 Aandeel respondenten dat hulp krijgt van genoemde hulpverlener (meer antwoorden mogelijk,
procenten)
A
huisarts 64
wijkverpleegkundige 23
maatschappelijk werker 14
cliëntondersteuner 9
woonbegeleider 6
vrijwilligers 4
anders 19
Wijze van toeleiding
De respondenten is gevraagd hoe zij bij hun hulpverlener terecht waren gekomen. Ruim een
kwart weet het niet meer of wilde het niet invullen. Daarna werd het vaakst genoemd dat dat via
de huisarts of via een andere hulpverlener was (zie onderstaande tabel). Bij een andere
hulpverlener ging het om: Mentrum, MEE, Jellinek, psycholoog, maatschappelijk werk,
ziekenhuis, maatschappelijke opvang, Profor, geneeskundige dienst.
Daarnaast werd door enkelen de website van de gemeente genoemd, via een ander wijkteam,
via de klantmanager of via het sociaal loket. Bij “anders namelijk” werd ziekenhuis, GGD en via
zichzelf het vaakst genoemd en daarnaast door enkele respondenten: advocaat, Leger Des Heils,
gemeente, MEE, politie, psycholoog, buurthuis, familie/fvoogd, Atos, Kinderbescherming,
98
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
consultatiebureau, Spirit, DWI, GGZ „Jeugdzorg, maatschappelijk werk, OKC, Samen Doen,
schuldhulpsanering, SEZO, sociaal pedagogische dienst, stichting ALTRA, Veilig Thuis,
woningbouwvereniging.
Tabel 7.5 Hoe bent u bij de hulpverlener terechtgekomen (in percentages van totale aantal respondenten)?
via de website van de gemeente 2
via de huisarts 24
via het Sociaal Loket 1
via mijn klantmanager 1
via een ander wijkteam 2
via een andere hulpverlener 14
anders namelijk 29
weet niet (meer), geen antwoord 26
Wachttijden
De respondenten is gevraagd hoe lang het duurde voor zij hulp ontvingen sinds de eerste keer
dat zij daar om vroegen. Drie van de tien respondenten (29%) zeiden dat dit binnen een week
gebeurde, 8% gaf aan dat dit langer dan een week, maar minder dan een maand duurde (4
personen zeiden 2 weken, 2 personen zeiden 3 weken, 1 persoon zei 4 weken). Voor 11% duurde
het een maand of langer. De overige respondenten wisten het niet meer of hebben geen
antwoord gegeven.
Figuur 7.6 Wachttijden voor passende ondersteuning of zorg (procenten)
Hoe lang duurde het B binnen een week
voordat u passende we tussen 1 en 4 weken
ondersteuning of zorg
ontving (sinds de een maand of langer
eerste keer dat u = niet van toepassing
daarom vroeg)? % — weet ik niet meer
0 20 40 60 80 100
Algemeen oordeel
De respondenten is gevraagd een rapportcijfer te geven voor de ontvangen Wijkzorg. Er werd
Ee 1 door slechts één respondent een onvoldoende gegeven. Het gemiddelde rapportcijfer dat werd
d gegeven was een 8,1 (minimum 5, maximum 10). Het cijfer 8 en werd het vaakst gegeven. Er
werden geen verschillen gevonden in beoordeling tussen de verschillende typen hulpverleners.
99
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.7 Gegeven rapportcijfers voor de hulpverleners (procenten)
%
60
50
40
30
20
EN
5 6 7 8 9 10
Over het algemeen worden de hulpverleners goed beoordeeld, zo geven de meeste
respondenten (84%) aan dat zij vinden dat de hulpverlener hen goed helpt, tegenover 6% die het
oneens is met deze stelling (zie nu volgende figuur).
1 contactpersoon, overdracht en plan van aanpak
Zes van de tien Wijkzorg cliënten (62%) geven aan dat ze bij één contactpersoon terecht kunnen
voor hun vragen, 9% is het hiermee oneens, op de overige deelnemers was deze vraag niet van
toepassing. Laten we deze laatste groep buiten beschouwing dan meent rond driekwart dat ze
altijd bij één contactpersoon terechtkunnen.
Bijna de helft (45%) van de cliënten meent dat de overdracht van de ene naar de andere
contactpersoon goed gaat, 3% was het oneens met de stelling hierover en 40% gaf geen
mening. Als we deze laatste groep buiten beschouwing laten, dan vindt de meerderheid dat
verschillende organisaties goed met elkaar samenwerken om hen te helpen.
Volgens de helft van de respondenten is er tijdens de gesprekken een plan opgesteld om de
problemen/vragen die zij hebben aan te pakken, tegenover 4% die zegt dat dit niet is gebeurd.
De rest weet het niet of zegt dat het niet van toepassing is.
Figuur 7.8 Algemene beoordeling hulpverleners (procenten)
Ik word goed geholpen door mijn hulpverlener EN N
Ik heb één contactpersoon bij wie ik terecht kan ER NN m helemaal mee eens
met mijn vragen e mee eens
De overdracht van de ene naar de andere NN |
contactpersoon voor mijn hulp gaat goed neutraal
De verschillende organisaties werken goed samen NN ND m mee oneens
om mij (en/of mijn kind) te helpen
Tijdens de gesprekken is een plan ongesteld om de EN e niet van toepassing
problemen/vragen die ik heb aan te pakken On
weet ik niet
De hulp/begeleiding past goed bij mij EN Ï
niet ingevuld
De hulp/begeleiding heeft mij geholpen meer zelf NN B
te kunnen %
0 20 40 60 80 100
100
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Zorg op maat
Driekwart van de respondenten geeft aan dat de hulp/begeleiding goed bij hen past, 4% is het
oneens met deze stelling, 8% reageert neutraal en op 14% is deze situatie niet van toepassing.
Zes van de tien van de respondenten (63%) geven aan dat de zorg of ondersteuning die zij
krijgen is zoals ze zorg graag willen hebben, zie onderstaande figuur. Dertien procent geeft aan
dat dit een beetje het geval is en voor /% van de respondenten is dit helemaal niet het geval. De
overige respondenten (17%) wisten het niet of hebben de vraag niet beantwoord.
Figuur 7.9 Oordeel over zorg op maat (procenten)
Is de zorg of mja, helemaal
ondersteuning = een beetje
5 ze 2 EB zn
de hulp of zorg .
die v graag wilt = weet niet/geen antwoorc
hebben? niet ingevuld
%
0 20 40 60 80 100
Communicatie met hulpverlener
De respondenten beoordelen hun hulpverlener overwegend goed op stellingen met betrekking
tot communicatie (zie nu volgende figuur).
Voor zes van de tien (60%) is overleg met mantelzorgers of familie niet van toepassing. Wanneer
deze cliënten buiten beschouwing worden gelaten, zijn de overige respondenten het
overwegend eens met dat er goed wordt overlegd met familie en hulpverleners. Ook op de
andere onderdelen wordt communicatie met de hulpverlener goed beoordeeld, slechts een heel
klein aandeel respondenten vindt dat de hulpverlener slecht luistert, niet goed overlegt met hen
en zich niet aan de afspraken houdt.
Figuur 7.10 Beoordeling communicatie met hulpverlener (procenten)
Vindt v dat de hulpverlener goed EN OO |
naar u luistert? m heel goed
Vindtu dat de hulpverlener goed =goed
met u overlegt over de hulp of EN OO IJ niet goed, niet slecht
ondersteuning die u krijgt? e slecht
In hoeverre wordt er met uw N |L m heel slecht
familie/mantelzorgers overlegd? » niet van toepassing
Houdt de hulpverlener zich aan EN 1 weet niet/geen antwoord
afspraken?
%
0 20 40 60 80 100
Vraaggericht werken
De respondenten is gevraagd hoe zij de manier waarop beslissingen over zorg en ondersteuning
worden gemaakt vinden ( zie onderstaande figuur). Zes van de tien menen dat de hulpverlener
101
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
hen altijd of meestal naar hun wensen vraagt, 15% zegt dat dit soms wel, soms niet gebeurt en
14% geeft aan dat dit zelden of nooit gebeurt.
Zeven van de tien menen dat beslissingen over zorg en ondersteuning altijd of meestal samen
met hen worden genomen, 8% zegt dat dit soms wel, soms niet gebeurt en 6% geeft aan dat dit
zelden of nooit gebeurt.
Voor een kwart geldt dat familie of mantelzorgers altijd of meestal worden betrokken bij het
bepalen van zorg en ondersteuning, 3% gaf aan dat het soms wel, soms niet gebeurt en 15% dat
dit zelden of nooit gebeurt. De antwoorden op deze stelling zijn overwegend positief wanneer de
respondenten op wie de situatie niet van toepassing is (50%) buiten beschouwing worden
gelaten.
Figuur 7.11 Vraaggericht werken (procenten)
Vraagt de hulpverlener uit zichzelf . _
naar uw wensen? mja, altijd
mja, meestal
Worden beslissingen over de zorg soms wel, soms niet
en ondersteuning samen met u = nee, zelden
genomen? B nee, nooit
Wordt uw familie (of andere e niet van toepassing
mogelijke mantelzorgers) weet niet/geen antwoord
betrokken bij het bepalen van de
benodigde zorg of ondersteuning? %
0 20 40 60 80 100
Aanzetten tot activiteiten en eigen kracht
Er wordt van de hulpverleners verwacht dat zij cliënten stimuleren om ook zelf iets te doen. lets
minder dan de helft van de respondenten geeft aan dat de hulpverlener hen heeft gevraagd wat
zij zelf of hun omgeving kan doen, zie nu volgende figuur. Volgens bijna de helft (46%) is hiernaar
gevraagd door de hulpverlener. Een derde meent dat hun hulpverlener dit niet gevraagd had aan
hen en de overigen wisten het niet of gaven geen antwoord op de stelling.
Figuur 7.12 Gevraagd naar eigen rol en rol netwerk (procenten)
Is door de hulpverlener mja
gevraagd wat u zelf of m nee
uw omgeving (familie, .
vrienden, buren, weet niet/geen antwoorc
mantelzorgers, niet ingevuld
vrijwilligers) kunt doen? %
0 20 40 60 80 100
Aan de respondenten die ja hebben geantwoord op bovenstaande stelling is gevraagd wat zij er
van vinden dat zij ook zelf iets moeten doen. Zes van de tien personen (60%) zijn het (helemaal)
eens dat zij of hun omgeving zelf ook iets moet doen, 9% gaf aan het hier (helemaal) mee
102
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
oneens te zijn. De overige respondenten reageerden neutraal (19%) of gaven geen antwoord
(13%).
Bijna de helft meent dat er afspraken zijn gemaakt over wat hij/zij of hun omgeving zelf kan
doen, 40% gaf aan dat hier geen afspraken over zijn gemaakt en 17% wist het niet of gaf geen
antwoord. Van hen die aangaven dat er afspraken zijn gemaakt, gaf 30% aan dat dit altijd lukt,
26% meestal, 1/% soms wel/soms niet en voor 26% was dit niet van toepassing of had de vraag
niet beantwoord.
Vier van de tien respondenten vinden dat de hulp/begeleiding hen heeft geholpen meer zelf te
kunnen, 7% vindt van niet, 12% reageert neutraal en de overigen (36%) vonden deze vraag niet
van toepassing op hun situatie. De cliënten op wie de situatie wel van toepassing is, zijn het
overwegend eens met deze stelling.
Informele organisaties en mantelzorg
Een derde van de cliënten (34%) meent dat hun hulpverlener hen heeft verteld over het aanbod
van informele organisaties, 43% gaf aan dat dit niet het geval was en de overige respondenten
(25%) wisten het niet of gaven geen antwoord.
Dertig procent maakt gebruik van informele organisaties zoals vrijwilligersorganisaties en
buurtcentra, waar zij eerst geen gebruik van maakten. Voor 65% was dat dit niet het geval en de
overige 7% wist het niet of gaf geen antwoord.
Figuur 7.13 Stellingen met betrekking tot informele organisaties (procenten)
Heeft de medewerker van wie u hulp
krijgt u verteld over het aanbod van
informele organisaties, zoals .
vrijwilligersorganisaties, buurtcentra En mja
en dergelijken? E nee
Maakt u gebruik van informele weet niet/geen antwoord
vrijwilligersorganisaties,
buurtcentra) waar u eerst geen
gebruik van maakte? %
0 20 40 60 80 100
Acht procent van de cliënten van Wijkzorg krijgt hulp of ondersteuning van een vrijwilliger en
19% van een mantelzorger. Bijna driekwart (73%) gaf aan geen hulp of ondersteuning te krijgen
van een vrijwilliger of een mantelzorger.
Opmerkingen van cliënten
De respondenten hadden de mogelijkheid om aan het eind van de vragenlijst nog opmerkingen
te geven. Dit werd gedaan door 19 personen (21% van het totaal). Een deel van de opmerkingen
ging over de vragenlijst namelijk dat het lastig was om in te vullen (te globaal, het verschilt voor
verschillende hulpverleners, te moeilijk voor respondent). Daarnaast werden enkele
verbeterpunten voor Wijkzorg genoemd:
103
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
e _ “Opmerkelijk is dat als je iets extra's vraagt, bijvoorbeeld de vuilniszak buitenzetten
(van 3 hoog) dit vrijwel altijd wordt afgedaan wordt met “dit mogen we niet”. Soms
doen mensen het wel! Opmerkelijk: zijn de regels zo strak? lets meer flexibiliteit s.v.p.”
e _“Hulpaanvragen duren te lang, bijvoorbeeld dagbesteding duurt maanden.”
e _ “Als je nooit om hulp hebt gevraagd, val je mi. buiten alle mogelijkheden. Het zou toch
mogelijk moeten zijn om mensen boven de 90 te bezoeken om polshoogte te nemen.”
7.3 Activeringsteams
Resultaten samengevat
De geënquêteerde activeringsklanten die het afgelopen half jaar contact hebben gehad met hun
klantmanager (n=856) gaven gemiddeld een 7,5 voor de begeleiding. Veertien procent gaf een
onvoldoende.
Zeven van de tien vinden dat zij goed geholpen worden door hun klantmanager, 10% van vindt
van niet. lets minder dan de helft (45%) heeft de begeleiding zoals hij/zij die graag wilt hebben,
een kwart (26%) een beetje het geval is en 12% heeft niet de gewenste begeleiding.
Het contact verloopt volgens twee derde van de respondenten via één contactpersoon.
Bij driekwart vraagt de klantmanager vaak naar wat hij/zij zelf aan activiteiten kan doen. Bijna
twee derde van hen is het hier mee eens, 5% niet.
Bijna de helft (45%) vindt dat de klantmanager hen heeft geholpen met het vinden van een
activiteit en 13% meent van niet. Vier van de tien vinden dat de hulp hen heeft geholpen om
meer zelf te kunnen, 15% vindt van niet. Ruim een derde (36%) kreeg begeleiding om iets in de
wijk te doen op vrijwillige basis (45% niet en 20% weet het niet).
Opzet onderzoek
Om de mening van de klanten van de activeringsteams te peilen zijn de klanten uit deze
doelgroep benaderd die de afgelopen 6 maanden contact hebben gehad met hun klantmanager.
Het gaat daarbij niet alleen om een gesprek, het kan ook om een verstuurde brief gaan.
Alle klanten van wie een e-mailadres bekend was (n=/7.087) hebben van OIS een e-mail gekregen
met daarin een vitnodiging om mee te doen aan het onderzoek en een link naar de online
vragenlijst. Naderhand is nog een herinneringsmail gestuurd. Uiteindelijk hebben 806 klanten de
online vragenlijst ingevuld, een respons van 11%°*. Daarnaast zijn nog klanten van wie geen e-
mailadres bekend was telefonisch benaderd om minimaal 100 klanten per stadsdeel te hebben.
Bij deze klanten zijn nog 50 telefonische enquêtes afgenomen (respons 10%).
24 955 van de 7087 e-mails (13%) kwamen retour vanwege een niet-kloppend e-mailadres of langdurige afwezigheid
van de geadresseerde.
104
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Achtergrondkenmerken respondenten
Aan het onderzoek deden 856 activeringsklanten mee met een gemiddelde leeftijd van 47 jaar
(minimum leeftijd 23 jaar, maximum leeftijd 65 jaar). Het betrof iets meer vrouwen dan mannen
(54% vrouw, 43% man, 2% onbekend).
Van deze respondenten was 29% laag of ongeschoold, 27% middelbaar geschoold, 26% hoog
opgeleid en 17% anders geschoold.
Bijna de helft van de respondenten is van niet-westerse herkomst (46%). Binnen deze groep was
13% Surinaams, 3% Antilliaans, 4% Turks, 9% Marokkaans en 17% overig niet-westers. 34% van
de respondenten is van Nederlandse herkomst en 16% is van overige westerse herkomst. Van
5% van de respondenten was de afkomst niet bekend.
Mate van contact met klantmanager
Voor het invullen van de vragenlijst zijn klanten benaderd die de afgelopen 6 maanden contact
hebben gehad met hun klantmanager. Zes van de tien van de respondenten (57%) hebben
minder vaak dan maandelijks contact met hun klantmanager. Vaak gaat het om 1 of 2 keer per
jaar (33% van totaal). Achttien procent heeft maandelijks contact, 4% één keer in de drie weken,
2% tweewekelijks, 2% wekelijks en 1% vaker dan één keer per week (zie nu volgende fiquur).
Figuur 7.14 Frequentie contact met klantmanager (procenten, onder klanten die volgens registratie
afgelopen 6 maanden contact hebben gehad)
meer dan 1 keer per week I
wekelijks
tweewekelijks E
1keer inde drie weken nm
weet niet, geen antwoord | %
o 10 20 30 40 50 60
Algemeen oordeel
Negen van de tien klanten (87%) gaven de begeleiding door hun klantmanager een voldoende
V B als rapportcijfer. Het vaakst is een 8 gegeven. Het gemiddelde rapportcijfer was 7,5, met een
d minimum score van 1 en een maximum score van 10. Veertien procent geeft een onvoldoende.
Gemiddeld gaven vrouwen (7,7) een iets hoger cijfer dan mannen (7,4) aan de klantmanagers.
Klanten in Centrum gaven gemiddeld het hoogste cijfer (8,0), gevolgd door Nieuw-West (7,8),
West (7,7), Zuid (7,6), Oost (7,3), Noord (7,1) en Zuidoost (7,1).
105
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.15 Gegeven rapportcijfers voor de klantmanager (procenten)
30 %
25
20
15
10
|
‚NE == nm
1 2 3 b 5 6 7 8 9 10
Acht van de tien respondenten (79%) geven aan dat de klantmanager goed (41%) tot heel goed
(39%) naar hen luistert, 8% vindt dat de klantmanager (heel) slecht luistert en de rest is neutraal
of gaf geen mening hierover (15%).
Zeven van de tien klanten vinden dat zij goed geholpen worden door hun klantmanager (36%
helemaal mee eens, 33% mee eens op de stelling). Tien procent vindt van niet (4% mee oneens,
6% helemaal mee oneens) en de rest is neutraal (16% neutraal, 2% wist het niet). De groep
respondenten die hun klantmanager één keer per twee weken zien zijn het sterkst met deze
stelling eens, maar de overige groepen waren het ook overwegend eens met de stelling. De
respondenten die hun klantmanager vaker dat één keer per week zien bleken het minst tevreden
(zie nu volgende figuur).
Figuur 7.16 Antwoord op de stelling: “Ik word goed geholpen door mijn klantmanager” naar frequentie
contact met klantmanager (procenten)
= mee eens
Weewekelijks | neutraal
skeerindedrieveer ME EM eee oneers
‚ _ e niet van toepassing
minaer vaa an maandelijks mn weet ik niet
0 20 40 60 80 100
De klanten in Centrum en Nieuw-West zijn het vaakst positief over de hulp van de klantmanager
en in Zuidoost het minst vaak. In Oost (14%) en Zuidoost (13%) is het percentage respondenten
die vonden dat zij niet goed of helemaal niet goed geholpen werden het grootst (tegenover 9%
gemiddeld).
106
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.17 Antwoord op de stelling: “Ik word goed geholpen door mijn klantmanager” per stadsdeel
(procenten)
err mn MB orciemaalmee eens
Neve NOOT OM om meecers
or NO ee
vent Meme
nn mn On
weet ik niet
zudoost Nn EENS «
0 20 40 60 80 100
lets minder dan de helft (45%) heeft de begeleiding zoals hij/zij die graag wilt hebben. Een kwart
(26%) vindt dat dit een beetje het geval is en 12% is het hier niet mee eens (17% heeft geen
antwoord gegeven of wist dit niet).
Planmatig werken
De helft van de respondenten (5/%) geeft aan dat de klantmanager een plan heeft opgesteld om
problemen/vragen die zij hebben aan te pakken. Het overgrote deel van de respondenten (77%)
geeft aan dat zijn klantmanager zich aan gemaakte afspraken houdt.
Het contact dient via één persoon te lopen, twee derde (65%) geeft aan dat dit het geval is (31%
helemaal mee eens/34% eens). Zie nu volgende grafiek voor de verdeling van de antwoorden op
bijbehorende vragen.
Figuur 7.18 Antwoorden op stellingen met betrekking tot planmatig werken (procenten)
Tijdens de gesprekken is een plan
opgesteld om de problemen/vragen m helemaal mee eens
die ik heb aan te pakken = mee eens
. Neutraal
De klantmanger houdt zich aan de Em mee oneens
afspraken
B helemaal mee oneens
e niet van toepassing
Ik heb één contactpersoon bij wie ik tik niet
terecht kan met mijn vragen weet nie
%
0 20 40 60 80 100
Vraaggericht werken, aanzetten tot activiteiten en eigen kracht
Het is de bedoeling dat klantmanagers hun klanten stimuleren om zelf actie te ondernemen en
beslissingen te nemen en te werken vanuit de vraag en eigen kracht van de klant. De
activeringsklanten is gevraagd hoe zij dit ervaren. Driekwart van hen geeft aan dat de
klantmanager vaak vraagt wat hij/zij zelf aan activiteiten kan doen. Bijna twee derde (64%) van
de mensen die zijn aangezet om zelf activiteiten te ondernemen is het hier mee eens. Vijf
procent is het hier niet mee eens en de rest is neutraal (24%) of weet het niet (7%). Meestal zijn
10/7
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
hier dan ook afspraken over gemaakt (71%, 15% niet, 14% weet het niet) en lukt het wel om
zich hieraan te houden (42% altijd, 36% meestal, 14% soms wel, soms niet, 1% zelden/nooit).
Figuur 7.19 Aanzetten tot activiteiten (procenten)
Is door de klantmanager mja
gevraagd wat u zelf aan m nee
activiteiten kunt doen? 56 weet niet/geen antwoord
0 20 40 60 80 100
Zes van de tien respondenten vinden dat de klantmanager (heel) goed (62%) met hen overlegt
om een activiteit voor hen te vinden. Acht procent vindt het (heel) slecht (13% niet goed/{niet
slecht, en 18% gaf geen antwoord).
Een even groot deel meent dat de beslissingen (meestal of altijd) samen met hen worden
genomen en een zelfde deel meent dat de klantmanager (meestal of altijd) uit zichzelf vraagt
naar hun wensen (zie nu volgende figuur).
Figuur 7.20 Vraaggericht werken (procenten)
Neemt de klantmanager mja, altijd
samen met u beslissingen over .
de begeleiding en activering = ja, meestal
voor U? soms wel, soms niet
B nee, zelden
Vraagt de klantmanager uit m nee, nooit
zichzelf naar u wensen? 1
weet niet/geen antwoord
0 20 40 60 80 100
Bijna de helft vindt dat de klantmanager hen heeft geholpen met het vinden van een activiteit
(20% helemaal mee eens, 25% mee eens). Dertien procent meent van niet (25% antwoordde
neutraal op de stelling en 17% gaf geen antwoord). De klanten in Nieuw-West gaven het vaakst
aan dat de klantmanager hen helpt met het vinden van een activiteit (60%), in Zuid het minst
vaak (34%).
108
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.21 Antwoord op de stelling: “De klantmanager helpt mij om een activiteit te vinden” per stadsdeel
(procenten)
Nieuw-west mn
neutraal
nn oneens
west | overie
zuid mn
Zuidoost nn %
o 20 40 60 80 100
Vier van de tien respondenten zijn het eens zijn met de stelling dat de hulp/begeleiding hen heeft
geholpen om meer zelf te kunnen (20% helemaal eens, 21% mee eens). Vijftien procent meent
van niet de rest gaf geen oordeel. Vooral in Nieuw-West (48%) vinden ze dat de hulp/begeleiding
hen heeft geholpen om meer zelf te kunnen (zie nu volgende figuur voor de overige verdeling per
stadsdeel).
Figuur 7.22 Antwoord op de stelling: “De hulp/begeleiding heeft mij geholpen meer zelf te kunnen” per
stadsdeel (procenten)
Nieuw-West
Noord |
mja
oost mee
west weet niet/geen antwoord
zi
Zuidoost %
0 20 40 60 80 100
Lang niet elke klant heeft volgens eigen zegge begeleiding gekregen om iets in de wijk te doen
op vrijwillige basis: dat geldt voor 36% (45% niet, 20% weet het niet). De klanten in Oost (40%)
en Zuidoost (40%) gaven het vaakst aan dat zij begeleiding kregen om iets te doen op vrijwillige
basis. In Zuid (52%) en Nieuw-West (50%) was het percentage dat daarin geen begeleiding had
gekregen het grootst (zie nu volgende figuur).
109
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.23 Antwoord op de stelling: “Heeft u begeleiding gekregen om iets in de wijk te doen op vrijwillige
basis?” (procenten)
ceno
Nieuw-west
Noord mj
ot mee
West | weet niet/geen antwoord
zi
Zuidoost %
0 20 40 60 80 100
Opmerkingen van klanten
De respondenten kregen de mogelijkheid om aan het eind van de vragenlijst nog een opmerking
te plaatsen, dit is gedaan door 190 mensen (22% van totaal). Een korte samenvatting van de
opmerkingen (alle open antwoorden zijn in de aparte bijlage te vinden):
Over de klantmanager:
e Sommige respondenten geven aan dat hun klantmanager slecht te bereiken is en niet
terugbelt. Ook wordt opgemerkt dat er maar weinig contact is.
e Sommige respondenten geven aan dat hun klantmanager vaak wisselt en dit wordt
ervaren als onprettig. Dit wordt ook niet altijd gecommuniceerd.
e Het zou wenselijk zijn als klantmanagers kennis zouden hebben van psychische en
fysieke problemen, zodat dit kan worden meegenomen in de planning van activiteiten.
Er zijn respondenten die dit missen bij hun klantmanager, maar anderen geven aan dit
juist al aanwezig is bij hun klantmanager en dat dit heel goed werkt. Ook gaf iemand
aan het niet terecht te vinden dat je wanneer je psychische problemen of een chronische
ziekte hebt er toch dwang door de klantmanager wordt vitgeoefend.
e Erwordt niet altijd rekening gehouden met huidig vrijwilligerswerk en/of mantelzorg.
e Mensen missen het aanbod van cursussen/opleidingen, zoals een professionele
sollicitatietraining, een computercursus, omscholing, re-integratie en opleiding op hoog
niveau in plaats van laag niveau.
e Ruimte voor eigen plan en aanpak wordt als fijn beschouwd.
e _Primabegeleiding.
Verder werden de volgende suggesties gegeven:
e _WPI zou werkzoekenden bij een vitzendbureau kunnen introduceren, dit ontbreekt op
dit moment.
e Mensen die wat ouder zijn matchen met klantmanagers op leeftijd.
110
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
7.4 Samen DOEN teams
Resultaten samengevat
De geënquêteerde cliënten van de Samen DOEN teams (n=77) hebben het vaakst tweewekelijks
(35%) of wekelijks (29%) contact met de hulpverlener. Als algemeen oordeel voor de hulp werd
gemiddeld een 8,4 gegeven.
Bijna alle respondenten vinden dat hun hulpverlener planmatig werkt en de afspraken nakomt.
Negen van de tien menen dat ze bij één hulpverlener terecht kunnen voor hun vragen. Indien van
toepassing, vinden negen van de tien de overdracht van de ene naar de andere hulpverlener
goed gaan.
Zeven van de tien krijgen de gewenste hulp, drie van de tien een beetje. Acht van de tien menen
dat er meestal of altijd naar hun wensen wordt gevraagd door de hulpverlener.
Driekwart van de respondenten gaf aan dat de hulpverlener heeft gevraagd wat de cliënt zelf kan
doen in zijn omgeving, 20% meende van niet. Acht procent is het er niet mee eens dat zij ook
zelf iets moeten doen.
Zeven van de tien respondenten hebben van de hulpverlener informatie gehad over het aanbod
van informele organisaties. Maar een klein deel maakt gebruik van informele hulp: 5% krijgt hulp
van vrijwilligers en 1% mantelzorg.
Opzet onderzoek
De generalisten van de verschillende teams hebben aan cliënten gevraagd of zij mee willen doen
aan het onderzoek. Zij hebben aan OIS de contactgegevens van 104 cliënten doorgegeven die
mee willen werken aan het onderzoek. Het betreft dus geen willekeurige steekproefselectie en
benadering van de Samen DOEN cliënten wat de resultaten van dit onderzoek kan beïnvloeden.
Het kan zijn dat het hier geschetste beeld positiever is dan in werkelijkheid.
Deze cliënten zijn telefonisch door enquêteurs benaderd om de vragenlijst telefonisch af te
nemen of desgewenst een afspraak voor een ‘face to face’ afname te maken. Een deel van de
opgegeven cliënten was niet te bereiken of wilde alsnog niet meedoen. Uiteindelijk hebben 77
cliënten van de Samen DOEN teams de vragenlijst in gevuld (75 telefonisch, 2 in een ‘face to
face’ interview).
Achtergrondkenmerken respondenten
Van de respondenten is de meerderheid vrouw (64%, 36% man). De gemiddelde leeftijd is 44
jaar. Een derde van de respondenten is on-/laag geschoold, drie op de tien respondenten is
middelbaar geschoold en één op de tien hoog geschoold.
Bijna de helft van de respondenten is van niet-westerse afkomst (21% Surinaams, 16% Turks, 8%
Marokkaans, 1% Antilliaans, 14% overig niet-westers), drie op de tien respondenten is van
Nederlandse afkomst en 9% van de respondent is van overige westerse afkomst.
Van de respondenten komt 12% uit stadsdeel Centrum, 20% uit West, 31% uit Nieuw-West, 8%
uit Zuid, 12% uit Oost, 3% vit Noord en 3% uit Zuidoost (van 4% was het stadsdeel niet bekend).
Mate van contact met hulpverlener
Het vaakst is er tweewekelijks (35%) of wekelijks (29%) contact met de hulpverlener. Verder
heeft 17% meer dan één keer per week contact, 8% één keer in de drie weken, 8% maandelijks,
en 1% minder vaak dan maandelijks (3% wist het niet of heeft geen antwoord gegeven).
111
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Algemeen oordeel
Gemiddelde is een 8,4 als rapportcijfer gegeven, met een minimumscore van 2 en een
a A maximumscore van 10. Bijna alle respondenten (96%) gaven hun hulpverlener een voldoende, de
d cijfers 8 en 9 werden het vaakst gegeven.
Respondenten in Zuidoost gaven gemiddeld het hoogste cijfer (9,5, n=2), gevolgd door Noord
(9,0 n=2), Oost (8,7, n=9), Centrum (8,6, n=9), West (8,3, n=15), Zuid (8,3, n=6) en Nieuw-West
(8,2, n=24). Voor de beoordeling van de hulpverleners maakt het weinig uit hoe vaak zij contact
hebben met hun hulpverlener.
Planmatig werken en overdracht
De cliënten is gevraagd of zij vinden dat hun hulpverlener planmatig werkt en de afspraken
nakomt, of overdracht van informatie goed gaat bij wisseling van contactpersonen en of er één
contactpersoon is bij wie de respondenten terecht kunnen. Op deze onderdelen werden de
hulpverleners goed beoordeeld, vooral over het nakomen van afspraken door de hulpverlener.
Bijna iedereen (95%) vindt dat de hulpverlener zich aan de afspraken houdt, een klein deel vindt
het niet goed/niet slecht (1%) of slecht (3%). Negen van de tien respondenten menen dat ze bij
één hulpverlener terecht kunnen voor hun vragen (zie nu volgende figuur).
Zes van de tien vinden dat de overdracht van de ene naar de andere hulpverlener goed gaat, een
klein deel vindt van niet, en de overige weten het niet of geven aan dat het niet voor hen van
toepassing is. Laten we de respondenten buiten beschouwing voor wie het niet van toepassing
is, dan vinden negen van de tien de overdracht goed gaan.
Figuur 7.24 Mening over stellingen over planmatig werken (procenten)
De overdracht van de ene
naar de andere m helemaal mee eens
contactpersoon voor mijn NE OO | Em mee eens
hulp gaat goed
Neutraal
Ik heb één hulpverlener bij ME OO Em mee oneens
wie ik terecht kan voor mijn weet niet/niet van toepassing
vragen
%
0 20 40 60 80 100
Vraaggericht werken
De cliënten is gevraagd in hoeverre zij vinden dat de hulpverlener vraaggericht werkt en
aanstuurt op de eigen kracht van de cliënt. Zeven van de tien krijgen de zorg en ondersteuning
die zij graag willen hebben, tegenover bijna drie van de tien die dit een beetje het geval vonden,
en 1% die dat niet vond.
Bijna iedereen (95%) gaf aan dat de hulpverlener goed met hen overlegt over de hulp en
ondersteuning die zij krijgen, tegenover 3% neutraal en 1% die zegt dit niet goed gebeurt.
Negen van de tien respondenten gaven aan dat de beslissingen over zorg altijd (78%) of meestal
(12%) met hen samen wordt genomen, 4% gaf aan dat dit soms wel en soms niet gebeurt en 4%
gaf aan dat dit zelfden of nooit gebeurt. Acht van de tien menen dat er meestal of altijd naar hun
wensen wordt gevraagd door de hulpverlener (zie nu volgende figuur).
112
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.25 Mening over stellingen over vraaggericht werken (procenten)
Vraagt de . „
hulpverlener vit mja, altijd
zichzelf naar uw e= ja, meestal
wensen? soms wel, soms niet
Worden beslissingen m nee, zelden
over de zorg en E nee, nooit
ondersteuning samen weet niet/geen antwoord
metu genomen? %
0 20 40 60 80 100
Eigen kracht
Driekwart van de respondenten gaf aan dat de hulpverlener heeft gevraagd wat de cliënt zelf kan
doen in zijn omgeving, 20% gaf aan dat de hulpverlener dit niet gevraagd heeft en 5% heeft deze
vraag niet beantwoord.
Zeven van de tien respondenten geven aan dat zij het eens zijn met dat zijzelf of hun omgeving
ook iets moeten doen, naast de hulp van de hulpverlener. 16% reageert neutraal op deze stelling
en 8% geeft aan dat zij het hier niet mee eens zijn.
Driekwart geeft aan dat hierover afspraken met hen zijn gemaakt, 16% geeft aan dat hierover
geen afspraken zijn gemaakt en 10% wist het niet of gaf geen antwoord op deze stelling. Van de
respondenten die aangaven dat er afspraken met hen over waren gemaakt, gaf 30% aan dat het
hen altijd lukt om deze afspraken na te komen, 23% gaf aan dat dit meestal lukt, 16% soms
wel/soms niet en 5% zelden.
Ook over de overige stellingen over werken vanuit eigen kracht is de meerderheid positief (zie nu
volgende figuur).
Figuur 7.26 Mening over stellingen over werken vanuit eigen kracht (procenten)
De hulp/begeleiding past
goed bij mij B helemaal mee eens
= mee eens
De hulp/begeleiding Neutraal
heeft mij geholpen meer Em mee oneens
zelf te kunnen
B helemaal mee oneens
In hoeverre bent u het er weet niet/niet van toepassing
mee eens dat u zelf of uw
omgeving ook iets… %
0 20 40 60 80 100
Informele hulp
Zeven van de tien respondenten hebben van de hulpverlener informatie gehad over het aanbod
van informele organisaties (zie nu volgende figuur). Maar een klein deel maakt gebruik van
informele hulp: 5% krijgt hulp van vrijwilligers en 1% mantelzorg.
113
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Figuur 7.27 Mening over stelling over aanbod informele organisaties (procenten)
Heeft de medewerker van wie u hulp ER mja
krijgt u verteld over het aanbod van
informele organisaties, zoals m nee
vrijwilligersorganisaties, buurtcentra weet niet/geen antwoord
en dergelijke?
%
0 20 40 60 80 100
Slotopmerkingen van cliënten
De respondenten kregen de mogelijkheid om aan het eind nog een opmerking toe te voegen, dit
werd gedaan door 22 mensen (28% van het totaal). De opmerkingen waren overwegend positief.
Van de deelnemers die hier iets hebben opgemerkt over zijn/haar hulpverlener gaat het bij twee
derde om iets positiefs (bijvoorbeeld: “zij is gewoon een toppertje”, “ik word goed geholpen”,
“het heeft deuren voor mij geopend”) en een derde noemde een negatief punt (bijvoorbeeld over
de bereikbaarheid en de kennis). Hieronder een greep uit de opmerkingen die werden gemaakt:
Positieve elementen:
e “Alleen datik het getroffen heb met een ontzettend bijzondere persoon.”
e _ “Ik vind dat ik wel goed ben geholpen door de mensen van Samen Doen.”
e “Ja, ikbenheel tevreden met Samen Doen en het heeft veel deuren voor me geopend.”
e _ “De hulpverlener doet heel veel voor ons, en luistert. En ze doet onderzoek voor ons.
We zijn heel blij met haar.”
e _“Hetisfijn dat er meerdere instanties samenwerken, zodat er niet steeds een nieuw
traject moet worden gestart.”
Verbeterpunten:
e “Soms zijn de hulpverleners haastig en willen door naar de volgende afspraak, waardoor
een vur niet vol gemaakt wordt.”
e _“Ikwacht nog op veel dingen die in gang gezet moeten worden. Ik heb geen huis en al
drie jaar deze begeleider.”
e “Samen Doen had eerder geadviseerd kunnen worden. Er zit gewoon veel tijd tussen je
probleem en hulpverlening, daarom zijn een hoop dingen bij mij thuis geëscaleerd. Pas
toen Samen Doen bij mij thuis kwam, zijn er stappen gezet.”
e “Met alleen praten lost het niet op.”
e “Hulpverleners zouden wat bredere kennis moeten hebben, behalve veel te weten over
één onderwerp.”
e “Ik zou graag een overzicht willen hebben van alle mogelijkheden qua ondersteuning op
professioneel gebied”.
114
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Bijlage Omschrijving wijkteams en
veronderstelde mechanismen en
randvoorwaarden
Wijkteams:
Ovuder- en Kindteams
Sinds 1 janvari 2015 is het jeugdstelsel gewijzigd: taken vanuit de landelijke overheid zijn naar
gemeenten gegaan. Daarom zijn in Amsterdam de Ouder- en Kindteams opgericht die klaar
staan voor alle gezinnen met kinderen. De teams bestaan vit ouder- en kindadviseurs,
jeugdartsen, jeugdpsychologen, jeugdverpleegkundigen en assistenten. Deze zijn afkomstig vit
allerlei organisaties op het gebied van jeugdhulp en welzijn. Ook is de gehele
jeugdgezondheidszorg opgenomen in de Ouder- en Kindteams.
Amsterdammers kunnen met vragen of zorgen over opgroeien en opvoeden terecht bij deze
teams. Ze ondersteunen ouders om hun kinderen gezond te laten opgroeien en zich optimaal te
ontwikkelen en bieden hulp op het gebied van opvoeden en opgroeien. De ouder- en
kindadviseur is het eerste aanspreekpunt binnen het Ouder- en Kindteam, zij houden ook
speekuren op school en kunnen waar nodig specialistische hulp inschakelen.
Wijkzorgnetwerken
Binnen de wijkzorgnetwerken stellen onder andere huisartsen, wijkverpleegkundigen,
verzorgenden, (woon)begeleiders, cliëntondersteuners en maatschappelijk werkers, in overleg
met degene die de zorg en ondersteuning nodig heeft, zorg en ondersteuning op maat samen.
Vanuit de gemeente gaat het om ambulante ondersteuning” en dagbesteding®®. Huishoudelijke
hulp staat vooralsnog los van de werkwijze van Wijkzorg, maar professionals kunnen
Amsterdammers wel doorverwijzen naar de leverancier van huishoudelijke hulp. Wijkzorg is er
voor volwassenen met beperking in zelfredzaamheid door een lichamelijk, zintuigelijk, cognitieve,
verstandelijke of psychiatrische beperking of een combinatie daarvan die thuis wonen.
Amsterdammers kunnen zich voor Wijkzorg melden bij één van de verschillende
zorgprofessionals. Voor Amsterdammers die deze zorgprofessionals niet goed kunnen vinden is
er het Sociaal Loket. Verder is er een digitale kaart gemaakt met contactgegevens van een of
meerdere organisaties. Als het gaat om de diensten vanuit de gemeente, wordt door een door de
gemeente gecontracteerde professional een vraagverhelderings- of intakegesprek gehouden
met de Amsterdammer. Deze professional mag in geval van algemene voorzieningen zelf
beslissen welke zorg nodig is. Voor maatwerkvoorzieningen moet een indicatie gesteld worden.
28 Binnen ambulante ondersteuning worden de volgende producten onderscheiden: 1. Informatie en Advies, 2.
Vraagverheldering, 3. Kortdurende hulpverlening, 4. Vinger aan de pols contact, 5. Licht intensieve ondersteuning, 6.
Matig intensieve ondersteuning, en 7. Hoog intensieve ondersteuning.
26 Binnen dagbesteding worden de volgende producten onderscheiden: 1. Specialistische dagbesteding met laag
intensieve begeleiding, 2. Specialistische dagbesteding met hoog intensieve begeleiding, en 3. Arbeidsmatige
dagbesteding.
115
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Indicatieverzoeken worden ingediend bij de MO-zaak (sinds 1 april 2016 is dat het Indicatie
Advies Bureau IAB). Dit is een indicatieorgaan dat onafhankelijk advies geeft aan de gemeente.
Activeringsteams
De activeringsteams bieden hulp aan Amsterdammers zonder werk en met een grote afstand tot
de arbeidsmarkt.” Het gaat hierbij om activering richting duurzame dagbesteding (in de wijk of
in de vorm van vrijwilligerswerk) en doorverwijzing naar zorg. Het activeringsteam bestaan vit
klantmanagers vanuit WPI. Het grootste programma van de activeringsteams is ‘Meedoen
Werkt’ waarin het continuüm van dagbesteding naar werk wordt vormgegeven. Het
activeringsteam kan Amsterdammers direct doorverwijzen naar de Wmo dagvoorzieningen
zonder tussenkomst van een zorgprofessional in de wijkzorgnetwerken. De activeringsteams zijn
werkzaam in de zeven stadsloketten, en daarnaast zijn ze houden gesprekken (geen intake) op
verschillende plekken in het gebied (1 tot 3 locaties per gebied).
Samen DOEN teams
Samen DOEN teams bieden hulp aan kwetsbare huishoudens met en zonder kinderen waarbij
sprake is van zware/complexe problemen om meerdere levensgebieden. Het gaat hier om de
leefdomeinen van de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM): financiën, dagbesteding, huisvesting,
huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten
dagelijks leven, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Kenmerk is dat de
huishoudens verminderd zelfredzaam zijn, niet in een crisissituatie verkeren en er geen sprake is
van behoefte aan chronische of zeer langdurige ondersteuning en zorg. De doelstelling is een
stabiele en uiteindelijk duurzame structurele verbetering in de levenssituatie te bewerkstelligen.
De Samen DOEN teams zijn al sinds 2011. In eerste instantie betrof het eerstelijnszorg. In het
nieuwe stelsel is de hulp die Samen DOEN teams verlenen tweedelijnszorg, wat inhoudt dat de
andere wijkgerichte teams en netwerken huishoudens met problemen op meerdere
leefdomeinen en beperkte zelfredzaamheid kunnen doorverwijzen. Samen DOEN teams
bestaan uit jeugdhulpverleners, maatschappelijk werkers, verzorgenden, gedragsdeskundigen
en teamleden met kennis van schuldhulpverlening en psychiatrie. Samen DOEN teams hebben
een vast locatie in de gebieden, maar hier kunnen Amsterdammers zich niet aanmelden. In
toenemende mate delen de Samen DOEN teams huisvesting met OKT. De teams hebben ook
een verwijsfunctie naar specialistisch aanbod.
Veronderstelde mechanismen:
Ovutreachend werken en vroegtijdig ingrijpen
Alle eerstelijns teams maken gebruik van een outreachende werkwijze. Zorgprofessionals gaan
zelf actief op zoek naar hulpbehoevende Amsterdammers. Daarvoor zijn zij laagdrempelig
aanwezig in de wijk, bijvoorbeeld bij scholen, kinderopvang, huizen van de wijk. Sommige
Amsterdammers kunnen een drempel ervaren om zelf naar een organisatie te stappen voor zorg
of zijn zich niet (volledig) bewust van de problemen die er bestaan. Door outreachend te werken
kan deze doelgroep worden bereikt. Daarnaast kan deze werkwijze er potentieel voor zorgen dat
problemen in een vroeg stadium worden gesignaleerd. Door problemen in een vroeg stadium te
27 get gaat om werkzoekenden op de treden 1 (mensen die niet beschikbaar zijn voor en geheel ontheven zijn van
arbeidsverplichtingen en participatie) en 2 (klanten die nog niet bemiddelbaar zijn op arbeid, maar wel deel kunnen
nemen aan een traject gericht op participatie
116
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
signaleren kan er ingegrepen worden wanneer de problemen nog relatief klein zijn. Het idee is
dat door het aanbieden van lichte ondersteuning in een vroeg stadium uiteindelijk minder
specialistische hulp nodig is. In het koersbesluit Om het kind wordt dit verwoord als kleine
problemen klein houden.
Multidisciplinaire teams
Amsterdammers kunnen met veel verschillende hulpvragen terecht bij de wijkgerichte teams en
netwerken. Om Amsterdammers te kunnen helpen zijn de ouder- en kindteams,
wijkzorgnetwerken en Samen DOEN teams multidisciplinair: de teams bestaan uit hulpverleners
uit verschillende discipline met elk hun eigen expertise en specialisme. De teamleden uit de
ouder- en kindteams en Samen DOEN teams werken als generalist — ze ondersteunen op alle
gebieden waar problemen voordoen — maar binnen het team specifiek deskundig op één bepaald
gebied. Het idee is dat de teamleden gebruik maken van elkaars expertise, elkaar adviseren en
met elkaar meedenken, oftewel dat er een lerende omgeving ontstaat. Binnen de
wijkzorgnetwerken werkt elke zorgprofessional vanuit zijn of haar eigen discipline. Binnen de
wijkzorgnetwerken kennen de zorgprofessionals elkaar en weten welke zorg zij kunnen bieden
om gezamenlijk tot zorg op maat te komen. Ook binnen de wijkzorgnetwerken is het idee om
van elkaars expertise te leren en met elkaar samen te werken. Door het werken vanuit
multidisciplinaire teams wordt vanuit een integrale aanpak gewerkt, waardoor zorgprofessionals
niet langs elkaar werken en de ondersteuning efficiënt kan worden ingezet (geen dubbele en/of
onnodige trajecten).
Eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht
Binnen alle wijkgerichte teams en netwerken staat de eigen kracht en eigen verantwoordelijk
centraal. Het uitgangspunt is dat Amsterdammers een eigen verantwoordelijk hebben en
allereerst hun eigen kracht proberen in te zetten als er problemen zijn. Door Amsterdammers te
stimuleren en te ondersteunen om in hun eigen kracht te staan en eigen verantwoordelijkheid te
nemen bij problemen worden zij meer zelfredzaam. Het idee hierachter is dat Amsterdammers
deze verworven eigen kracht in kunnen zetten bij andere problemen die zich voor kunnen doen,
waardoor zij viteindelijk minder (vaak) een beroep doen op professionele zorg en ondersteuning.
Hierdoor wordt het oplossend vermogen van de samenleving vergroot. Binnen alle wijkgerichte
teams en netwerken wordt allereerst gezocht naar een oplossing binnen de eigenlijk
mogelijkheden van de Amsterdammer en het eigen sociale netwerk. De professionals moeten
daarbij niet zelf problemen aanpakken, maar zorgen dat mensen zelf hun eigen problemen
aanpakken (in eigen kracht zetten). Een belangrijk aspect hierbij is naast het inzetten van de
eigen kracht van de Amsterdammer en het sociale netwerk ook aan te sluiten bij de informele
initiatieven in de wijk.
Netwerkvorming
De wijkgerichte teams en netwerken werken samen met andere (in)formele organisaties en
netwerken in de wijk. Binnen de wijk wordt de activiteiten van verschillende organisaties en
netwerken in kaart gebracht. Door contact te hebben met verschillende (in)formele organisaties
en netwerken weten zorgprofessionals welk aanbod aanwezig is in de wijk en kunnen
zorgprofessionals dit aanbod effectiever inzetten en de zorg en ondersteuning beter op elkaar
worden afgestemd. Ook kan het doorverwijzen van Amsterdammers naar informele organisaties
en netwerken voorkomen worden dat (onnodig) gebruik wordt gemaakt van professionele zorg
en ondersteuning.
117
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
1 huishouden, 1 plan, 1 regie
Alle wijkgerichte teams en netwerken werken vanuit het principe 1 huishouden, 1 plan, 1 regie.
Deze werkwijze hangt samen met de multidisciplinaire werkwijze, waarbij er met een generalist
wordt gewerkt. Samen met de Amsterdammer wordt er een ondersteuningsplan opgesteld, dat
zowel de informele als formele ondersteuning betreft. In alle wijkgerichte teams en netwerken
heeft één zorgprofessional de regie en houdt overzicht over alle verleende zorg, waardoor een
integrale aanpak ontstaat waarbij de zorg goed is afgestemd op de zorgvraag van de
Amsterdammer. Doordat er één zorgprofessional de regie heeft en overzicht houdt op de
geleverde ondersteuning, vinden er minder overdrachtsmomenten plaats. Het zijn juist de
overdrachtsmomenten waar met de afstemming mis kan gaan, waardoor er dubbelingen in zorg
en ondersteuning kunnen ontstaan of mensen niet de juiste zorg of ondersteuning krijgen.
Vraaggestuurde zorg
Het mechanisme vraaggestuurde zorg is gekoppeld aan het mechanisme eigen
verantwoordelijkheid en eigen kracht. Vraaggestuurde zorg bekent dat professionals op een
andere manier moeten gaan werken, waarbij zij zelf niet problemen aanpakken, maar
ondersteuning bieden zodat mensen zoveel mogelijk zelf hun eigen problemen aanpakken.
Vraaggestuurde zorg in een zorgverlening met het perspectief van de Amsterdammer als
vertrekpunt, waarbij door een gelijkwaardige interactie tussen Amsterdammer en professional,
de vraag van de Amsterdam via overleg en onderhandeling leidt tot een (voor de
Amsterdammer) passend aanbod. De rol van de Amsterdammer verandert van consument tot
producent en van passief naar actief. Deze aanpak geeft ook meer ruimte voor professionals.
De werking van de veronderstelde mechanismes (outreachend werken, multidisciplinaire teams,
inzetten op eigen kracht, 1 huishouden 1 plan 1 regisseur, netwerkvorming) is afhankelijk van
een aantal randvoorwaarden. Voor de werking van de mechanismes van de wijkgerichte teams
en netwerken gaat het om de volgende randvoorwaarden:
Juiste doelgroep
Voor een goede werking van de veronderstelde mechanismes is het belangrijk dat de
wijkgerichte teams en netwerken de juiste doelgroep bereiken en vooral dat de gehele
doelgroep wordt bereikt. Voor de Ouder- en Kindteams zijn dit jeugdigen en gezinnen die
problemen hebben met opvoed- en opgroeiproblemen en jeugdigen met sociaal-emotionele
problemen. Bij activeringteams gaat het om Amsterdammers met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt, en bij wijkzorgorganisaties gaat om volwassenen met een beperking of chronische
aandoening. Bij de Samen DOEN teams gaat het om kwetsbare huishoudens met problemen op
meerdere leefdomeinen met complexe, domein overstijgende problematiek.
Daarnaast is het van belang dat bij overlap van de doelgroepen bij de verschillende wijkgerichte
teams en netwerken de zorg goed afgestemd wordt, er goed samengewerkt wordt en duidelijk is
wie de regie houdt.
118
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Evaluatie Wijkteams en wijkzorgnetwerken
Goede afstemming en overdracht tussen wijkgerichte teams en netwerken
Een overlap in doelgroep tussen de verschillende wijkgerichte teams en netwerken is niet te
voorkomen en is in een aantal gevallen ook wenselijk (bijv. gezin met opvoedproblemen waarvan
een van de ouders geen werk heeft en een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt). Het is
daarbij wel van belang dat er een goede afstemming is van de geleverde zorg en ondersteuning
tussen de teams, zodat er een integrale aanpak is van problemen. Daarnaast kan het voorkomen
dat de regie moet worden overgedragen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij jeugdigen die de
leeftijd van 18 jaar bereiken. Zij zullen moeten worden overgedragen aan de wijkzorgnetwerken.
Een goede afstemming en overdracht zijn van essentieel belang.
Goede samenwerking (binnen team en binnen de wijk)
Er moet een goede samenwerking bestaan tussen de verschillende zorgprofessionals binnen het
team, maar ook binnen de wijk met andere (in)formele organisaties en netwerken. Binnen de
multidisciplinaire teams moet gebruikt worden gemaakt van elkaars expertise en elkaars
netwerk. Zorgprofessionals moeten elkaar kunnen vinden en van elkaar kunnen leren. Het
principe van ‘over de schouder meekijken’ is van belang, en vraagt van zorgprofessionals veel
openheid en vertrouwen in elkaar. Ook goede samenwerking met andere (in)formele organisatie
en netwerken is essentieel om de zorg en ondersteuning goed af te stemmen. Het is belangrijk
dat men binnen het netwerk weet wie welke zorg- en ondersteuning bied en dat men elkaar in de
wijk weet te vinden waar dit nodig is.
Competente professionals (die als generalist kunnen werken)
Voor het uitvoeren van het mechanisme 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur is het van belang dat
de zorgprofessional die de regiefunctie heeft in staat is om een goede probleemanalyse te
maken. Deze zorgprofessional moet over voldoende kennis beschikken en moet weten wanneer
hij/zij andere professionals moet inschakelen. Zonder competente professionals bestaat het
risico dat Amsterdammers niet de zorg krijgen die zij nodig hebben. Voor generalisten in de
teams is het belangrijk om voldoende ervaring op te bouwen met de algemene zorg en
ondersteuning vanuit de wijkgerichte teams en netwerken. Indien bepaalde doelgroepen en/of
vormen van zorg en ondersteuning niet voldoende aanwezig zijn binnen wijkgerichte teams en
netwerken kan dit mogelijk ten koste gaan van de kwaliteit van de verleende zorg en
ondersteuning.
Vindbaarheid van wijkgerichte teams en netwerken
De wijkgerichte teams en netwerken hebben een outreachende werkwijze, waarbij zij
laagdrempelig aanwezig zijn in de wijk. Eerstelijns zorgprofessionals gaan daarbij actief op zoek
naar Amsterdammers die behoefte kunnen hebben aan zorg en ondersteuning. Maar daarnaast
is het ook belangrijk dat Amsterdammers zelf de weg naar de verschillende wijkgerichte teams
en netwerken en betreffende zorg en ondersteuning weten te vinden. Als Amsterdammers niet
weten waar zij terecht kunnen met vragen, bestaat het risico dat alsnog Amsterdammers niet de
juiste zorg en ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben.
119
Xx
Xx
%
| Onderzoeksrapport | 120 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1480
Publicatiedatum 27 september 2019
Ingekomen onder s
Ingekomen op donderdag 19 september 2019
Behandeld op donderdag 19 september 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Boomsma inzake de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in
het onderwijs’ (rechten en plichten van burgerschap)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1431).
Overwegende dat:
— de brief van het college stelt dat burgerschap gaat over het maatschappelijk
functioneren van mensen en over de verhouding tussen individuen, autoriteiten
en instituties;
— burgerschap niet alleen rechten, maar ook plichten en verantwoordelijkheden met
zich meebrengt, die minstens zoveel aandacht verdienen;
— wanneer wij van Amsterdammers verwachten dat zij verantwoordelijkheid nemen
voor de stad, het helpt als zij trots zijn op de stad en op haar geschiedenis.
Besluit:
Bij beslispunt 1 “onder kernpijlers bij deze ambitie”, toe te voegen (in vet):
— zelfrealisatie: kinderen kunnen zich optimaal ontwikkelen, ongeacht hun
achtergrond;
— ontmoeting: kinderen gaan samen naar school en ontmoeten elkaar;
— inleving: kinderen kunnen zich verplaatsen in anderen;
— Verantwoordelijkheidsbesef: kinderen leren over de rechten en plichten van
het burgerschap van Amsterdam, en over de verbondenheid tussen vrijheid
en verantwoordelijkheid.
Het lid van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
VN2023-007552 N% Gemeente Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten WV
Wonen en Erfgoed
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie WV van 22 maart 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Volkshuisvesting
Woningbouw (20)
Agendapunt 2
Datum besluit 21 februari 2023, college van B&W
Onderwerp
Afhandeling motie 522 versterken positie bewoner Wildemanbuurt
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van bijgaande raadsinformatiebrief over de afhandeling van de motie 522 van 30
november 2022 van leden Renssen c.s. van Groenlinks ‘positie bewoners Wildemanbuurt’.
Wettelijke grondslag
e Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80.
* Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college
gevoerde bestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van
zijn taak nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer
leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang
(lid 3).
Bestuurlijke achtergrond
e Inde Tijdelijke Algemene Raadscommissie (TAR) van 29 juni 2022 is gevraagd om een
collegereactie op het ongevraagd advies Wildemanbuurt ‘versterk positie bewoners
Wildemanbuurt' van de stadsdeelcommissie Nieuw-West.
« Bij de behandeling van de collegereactie op het ongevraagd advies Wildemanbuurt 30
november 2022 is de motie 522 ‘versterk positie bewoners Wildemanbuurt’ ingediend door de
leden van Renssen, Heinhuis en Aslami van Groenlinks.
* Op 31 januari 2023 vond er een technische sessie plaats voor raadsleden en de
stadsdeelcommissie leden om het proces van de stedelijke vernieuwing in de Wildemanbuurt
verder toe te lichten.
Reden bespreking
n.v.t
Uitkomsten extern advies
n.v.t
Geheimhouding
n.v.t
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.14 1
VN2023-007552 % Gemeente Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten
Wonen % Amsterdam
% en Erfgoed
Voordracht voor de Commissie WV van 22 maart 2023
Ter kennisneming
n.v.t
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, Motie 522 van de leden van Renssen, Heinhuis en Aslami.
Welke stukken treft v aan?
Bijl 1 Motie 522 van de leden van Renssen c.s positie bewoners
AD2023-019122 ‚
Wildemanbuurt.docx (msw22)
AD2023-018980 Commissie WV Voordracht (pdf)
Raadsinformatiebrief afhandeling motie 522 leden van Renssen c.s inzake
AD2023-019119 In ‚
positie bewoners Wildemanbuurt.pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Wonen. Mirte Verouden, m.verouden@®amsterdam.nl (06-4,9767306).
Gegenereerd: vl.14 2
| Voordracht | 2 | train |
4 len Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum juli 2023
Portefeuille(s) Jeugd
Portefeuillehouder(s): Wethouder Marjolein Moorman
Behandeld door [email protected] ; [email protected])
Onderwerp Afdoening motie o5g van de leden Abdi en van der Veen inzake verloop van
wachtlijsten in kaart brengen in het kader van de aankomende bezuinigingen
(termijnagendanummer TA2023-000089.
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 25 januari 2023 heeft uw raad bij de behandeling van
agendapunt 26 over specialistische jeugdhulp motie 59 aangenomen. Deze heeft als onderwerp
Voor een betere jeugdzorg en is ingediend door de leden Abdi en van der Veen.
In de motie wordt het college verzocht om:
het verloop van wachtlijsten als gevolg van de bezuinigingen op jeugdzorg als gevolg van de
hervormingsagenda periodiek in kaart te brengen en te delen met de Raad.
Graag licht ik hier toe hoe het college uitvoering geeft aan deze motie en u op termijn periodiek
geïnformeerd zult worden over het verloop van de wachtlijsten in de jeugdzorg. In de
Voorjaarsnota die u binnenkort bespreekt is voorgesteld om vanaf 2024 jaarlijks € 4, miljoen toe te
voegen voor de uitgaven op jeugdzorg en eenmalig € 10 miljoen toe te voegen om de wachtlijsten
terug te dringen. Dit als tegenwicht voor de bezuinigingen die opgelegd worden vanuit het Rijk in
het kader van de hervomingsagenda.
Met deze middelen wordt de aanpak wachtenden, die ruim een jaar geleden gestart is, verbreed
en versneld. Dit is van belang omdat er een toename lijkt te zijn in het aantal wachtenden. We
zetten structurele verbeteringen in gang door breder naar de (volwassen) problematiek te kijken
en de samenwerking tussen hulpverleners, lokale teams en andere verwijzers, anders te
organiseren. Deze houden in:
-_ We hanteren triage en prioritering voor de meest kwetsbare groep kinderen.
-__ We gebruiken een doorbraakaanpak bij de meest complexe casussen.
-__ We verbreden de aanpak gericht op de wachtenden jeugdigen met een maatregel, naar
älle wachtenden en naar de hele stad
Na de zomer wordt u nader geïnformeerd over de aanpak wachtenden en hoe de middelen vit de
Voorjaarsnota worden ingezet. Het effect van de aanpak en de versnelling hierop wordt door
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum juli 2023
Pagina 2 van 2
middel van een dashboard gevolgd. Zodra dit dashboard gereed is wordt dit periodiek met u
gedeeld. De verwachting is dat een eerste overzicht beschikbaar is in het derde kwartaal van 2023.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
TU
Marjolein Moorman
Wethouder Jeugd
Bijlage
1. motie o5g — voor een betere jeugdzorg
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1545
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 9 november 2016
Ingekomen onder BH’
Behandeld op 10 november 2016
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Groot Wassink, Boomsma, Moorman, Peters, Guldemond en
Van Soest inzake de Begroting 2017 (red Het Landje).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Overwegende dat:
— het voortbestaan van het zogenoemde Het Landje onder druk staat door het
voorstel van Nieuw-West in het kader van de vastgoedtaakstelling;
— het stadsbestuur in overleg is met de bestuurscommissie Nieuw-West om te
bezien of Het Landje behouden kan worden;
— deze onduidelijkheid ongewenst is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
met Nieuw-West in gesprek te gaan om samen tot een oplossing te komen
Het Landje te behouden.
De leden van de gemeenteraad
B.R. Groot Wassink
D.T., Boomsma
M. Moorman
D.W.S. Peters
P.V. Guldemond
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
Groen gearceerd is nieuw toegevoegd op de termijnagenda
Overzicht agendapunten per vergadering:
2019 16-jan| - Nota varen 1 Henk Grotendorst
- Presentatie Waterlandse Melkschuit Floor van Dusseldorp
-Bestedingsvoorstel sociale basis Liesbeth de Laat
- OAIS Banne Zuid en Tuindorp Oostzaan Diederik Starreveld
- Ongevraagd advies ADM Nicoline van der Torre
- Presentatie Woningbouw en bevolking (staat Ingrid van Zelm
van Noord)
sociale basis in Amsterdam (Stedelijk Kader) Menke
Beb
fb
A
mt
tap)
ap
Bme
mil
UM
U
LM
SSP
__8sep|____
EE
OL
4de
Bef
Nog niet ingeplande onderwerpen:
Jaar [Datum _|Onderwerp [Trekker |
n.n.b. n.n.b. Ongevraagd advies evaluatie invoering nieuw Gebiedsvertegen-woordigers
A
n.n.b. n.n.b. Ongevraagd advies evaluatie invoering nieuwe Dennis Overweg/ Peter
TD pee pn
n.n.b. n.n.b. Groenvoorziening Wijbe Langeveld, Fatin
DD
n.n.b. n.n.b. Participatie Nicoline van der Torre, Canan
A
n.n.b. n.n.b. Ombuigen van negatief naar positief gedrag van [Elijah Alvares
A
n.n.b. n.n.b. Gevaarlijke kruispunten in NoordWest
n.n.b. n.n.b. Bereikbaarheid Frans Rein Jurrema, Canan
A 5
Fatin Bouali
een beperking
OE
informatieavonden
13-mrt[Technische presentatie over stedelijk proces Ruud Dreijer
rondom honorering infrastructurele prioriteiten
2019
ETL 1-r4eT LCR
Jaar [Datum _|Onderwerp [Trekker |
nnb. [nnb. |OnyFriends ||
nnb. [nnb |sbhaven
PN
Verzoek van commissie in vergadering 14 november
2018
Na bespreking monitor, najaar 2018; de heer Theo
van Gestel ([email protected]) wordt graag op de
hoogte gehouden over de planning.
Bewoner die hierbij betrokken wil worden: Camiel
Ledderhof en Rebecca Kloosterman
[email protected]
Voorgesteld in SDC 14 nov 2018
Verzoek gedaan op eerste technische sessie Javabrug
Bijzonderheden
Voorlopig uitgesteld
Verzoek gedaan op technische informatiesessie
| Agenda | 4 | discard |
En ES Ll kl np
Ad Rak ek REA, Ae
en d pO
â Na Ef EE ed
Nn NS Mn end
ES BA RER
ENT | Kn ee BOER RS Brome
EN Ee EE En Ji tE 2 ie Die GE Et
ES In an ERN GE ie EA EE
ER OE RO EON
N EEEN RE A Ken AA AO
Ee EES De ) EE el
en mn AE \
NR NOP S
SSS Î 1 NS 4, at An De E Ns
Y ne KS 4 \
SE i Centraal NR td
Se = \, he: | ed
SS LEL, VD 4 :
SS 5 | Î En
AS KL ES |
> m ee - En =S
NRE 8 5 | : | eS ET
PO en A En. N R ' Se — ef
EE E ; ; ! En [Wan stes Dn — Ul
PN $ DS ® | —_—_ In WAA ' Rl LES
a RER A t 5 dé an anni. An ms len. nT
EE a e ä NV | d | n 5 Wi vl | Nn TS
pend AIR EEN NS 5 en Ik Ih =
DEs ARE En à SS \ il lil | hie
kend ) Ee: En , |
Eert f hi \ ê or A |
ed À De E- ° AN \
En m9 \ NO |
re kN Mr î n
en LE: ONW gn \ EN Dm >” SS \
haan 3 AR oe & f | PE; Î En
Te 8 Ke n : 4 EW | of
Tae Ee : p= ne r- ‘ ee
it EE Eee \ EE LN mi
SE TN NE IN LN | EN
Erg NRN OON. ï Ô | ge È
Ae NE | e en
e : Í ij EN JI HT Í
Mr: É d H id / f il e u
r | } G | | EE hi If
LURE \ B |
/ ‘ B ef Í —_—_ KE \ hai dn IN Á if me |
Klad | =H MINE
J RS N= | \ | | le |
Ô — ë Vm S DBE 4E = hanen: | Dn BERT | en
ed ee Steden { ENEN AN
Eén Zei a b de
= kh - en els. y L A | | Í |
De = mn | |
zi Ee TWO ö | |) 5
En arte ele VL B |
Ei as lanen ri Ek ij 5
Ef OET BEE CSM
ee A mi
el nquête buitenreclame
Ein Gan Rs
5 HORN nde Een
je E Pe hee EE
- REE NO ne EE
À Ee En
rif EE EE AA SEN eben nr ERA DES
zn a DE ERE RNN
se en Sr Ep KORN nd SE ORDE p
„ B zin Ek viel Gerin EE Re
ED iel nde ng EEND En AE gee eed
TEE EDE NENDE
Ee NERO Eerd en A EE pd
d NER EAT AE CDD Rl tn Nr:
et Ere oe res Ean fenldd EREN Rd Aten ede re
A Kn € 4 E Re d N IEN EER HEEE el ) ; he ie
per’ RBAK En et el AS RR EES
B 8 HN RE par: en Rt OD Tree
en p k j Le be OE wed on Ned, ne Dele ELS he Ee reen dt EEE
g SS 3 2 Te LE PN kk PEER aat) eed ijd Ait pr
Ee EE te nd TnT AN te 4 ER È
gr el , 2 Pe î é < td a / hy En rn ’ Pe ne gen
B) © - 5 15 PRK ze ennn Een
nen e ì Le vie baeri 4 Tt iens
In opdracht van: Verkeer en Openbare Ruimte
Projectnummer: 22217
Auteurs: Bart Sleutjes, Willem Bosveld
E-mailadres: [email protected]
Bezoekadres: Weesperstraat 113-117
Telefoon: 020 251 0333
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
onderzoek.amsterdam.nl
Amsterdam, november 2022
Foto voorzijde: Van Woustraat, fotograaf Edwin van Eis (2019)
2
Inhoud
Samenvatting en conclusie 4
Inleiding 7
1 Hoeveelheid buitenreclame in Amsterdam 8
1.1 Buitenreclame wordt vaak gezien 8
1.2 Abri's worden het vaakst gezien 8
2 Gepastheid buitenreclame 10
2.1 Abri’s passen in openbare ruimte 10
2.2 Mupi’s passen op bedrijventerreinen en in winkelstraten 11
2.3 Stilstaand digitaal beeld wisselend ervaren 12
2.4 Lichtmastreclame passend voor bedrijventerreinen 13
2.5 Driehoeksborden volgens helft passend op bedrijventerreinen 15
2.6 Posterframes passen bij bedrijventerreinen en winkelstraten 16
2.7 Stoepborden het meest passend in winkelstraten 17
3 Mening over reclame in de openbare ruimte 19
3.1 Vier op de tien hebben last van reclame in de openbare ruimte 19
3.2 Behoefte aan minder buitenreclame geldt voor de meeste vormen 20
3.3 Vooral online kansspelen geen passend onderwerp gevonden 21
Bijlage 1 Uitleg vormen buitenreclame 24
Bijlage 2 Vragenlijst 26
Bijlage 3 Tabellen en figuren per stadsdeel 32
3
Samenvatting en conclusie
Buitenreclame of reclame in de openbare ruimte maakt onderdeel uit van de straten, pleinen en
parken in Amsterdam. Marktpartijen die gebruik willen maken van reclame in de openbare
ruimte zorgen voor een inkomstenbron voor de gemeente. In het kader van het Actieplan
Buitenreclame wil Verkeer en Openbare Ruimte van Gemeente Amsterdam graag weten wat
Amsterdammers vinden van de hoeveelheid buitenreclame en hoe zij tegen verschillende
soorten buitenreclame aankijken. O&S heeft hier in 2020 een enquêteonderzoek naar
uitgevoerd, en dit is in 2022 herhaald. Aan dit onderzoek deden 1.209 Amsterdammers mee.
Hoeveelheid buitenreclame in Amsterdam
-__ Bijna driekwart van de Amsterdammers ziet vaak reclame buiten, in de openbare ruimte
(72%; 2020: /5%). Daarnaast ziet 21% regelmatig reclame, gelijk aan 2020.
-_ Abri’s, reclame aan gevels, reclame op ov, voerfvaartuigen, en mupi’s worden het vaakst
gezien.
-__Reclamemasten, billboards, vlaggen, banieren, beachflags en spandoeken, en
lichtmastreclame worden het minst vaak gezien (figuur S1).
-__ De meeste vormen van buitenreclame worden vooral gezien in stadsdelen binnen de
ring, met name in Centrum.
Figuur S1 Kunt vu voor de onderstaande vormen van reclame aangeven hoe vaak u deze ziet in de openbare
ruimte? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
totaal buitenreclame
abri
reclame aan gevels OE
eclame opov,voerhvaartuigen MN
mots ME
stoepborden (winkeluitstalling) 6 2
posterrames 5:
driehoeksborden rond (lantaarn)palen 10 3
ichtmastreclame 8
vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken 8 1
bilboards zo
reclamemasten as %
Evaak mregelmatig msoms zelden nooit _ weet niet, geen antwoord
4
Gepastheid buitenreclame
-__Abri’s worden als enige vorm van buitenreclame door een meerderheid passend
gevonden: 61% (2020: 56%).
-__ Vormen van reclame die relatief vaak niet passend worden gevonden zijn
reclamemasten (56%), billboards (47%) en stoepborden (winkeluitstallingen) (43%).
-__ Ten opzichte van 2020 wordt lichtmastreclame vaker passend gevonden (30%, was
17%), en reclame op ov, voer/vaartuigen vaker niet passend gevonden (39%, 2020: 32%)
(figuur S2).
Figuur S2 In hoeverre vindt v de verschillende vormen van reclame passen in de openbare ruimte? (%)
(n=1.209)
0 20 40 60 80 100
mpassend __ neutraal Eniet passend weet niet, geen antwoord
-_ Winkelstraten en bedrijventerreinen worden overwegend als passende locaties gezien
voor mupi’s, lichtmastreclame, driehoeksborden en posterframes.
-__Parken, woonwijken en langs grote autowegen worden overwegend als niet passende
locaties gezien voor alle vormen van buitenreclame.
-__ Stadsstraten worden overwegend als passende locaties gezien voor lichtmastreclame en
posterframes.
-___Stoepborden worden alleen overwegend passend gevonden in winkelstraten.
Mening over reclame in de openbare ruimte
-__De meningen over reclame in de openbare ruimte zijn verdeeld. Vier op de tien zegt
vaak (19%) of regelmatig (20%) last te hebben van reclame in de openbare ruimte,
terwijl ruim een kwart zelden (18%) of nooit (8%) last zegt te hebben.
5
-__Ten opzichte van 2020 is het aandeel bewoners dat zelden of nooit last heeft
buitenreclame gedaald van 31% naar 26%. Het aandeel dat vaak of regelmatig last heeft
is gelijk gebleven (39%).
-__De meeste last hebben bewoners van reclameborden op de stoep die de doorgang
belemmeren, of reclame die afleidt van het verkeer (bijvoorbeeld mupi’s). Ook wordt
aangegeven dat er
-__ Voorde meeste reclamevormen geldt dat er behoefte is aan minder reclame; enkel voor
abri’s wordt de hoeveelheid overwegend als precies goed ervaren. Vooral stoepborden
en reclamemasten zien Amsterdammers liever helemaal niet (figuur S3).
Figuur S3 Wat vindt u van de hoeveelheid reclame in de openbare ruimte? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
stoepborden (winkeluitstalling) Se Oz nn:
stond: } 20 ON: 2 50e
niet erg vinden
reclameaangevels | 18 40 OR precies goed
reclame op ov, voer/vaartuigen B zo O2
= iets minder zou
driehoeksborden rond (lantaarn)palen Ba mn. ik niet erg vinden
vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken B 2 3 nn. m lever helemaal
nie
mupi's a 6 en: weet niet, geen
lichtmastreclame B 2 0 mn. antwoord
osram B 5 En,
ot mmm
Bewoners is gevraagd in hoeverre zij reclame voor een aantal onderwerpen passend vinden in de
openbare ruimte:
-_ Vooral online kansspelen (93%), handel in cryptovaluta (85%), ongezonde
voedingsmiddelen voor kinderen tot 17 jaar (80%) en promotie van producten
(bijvoorbeeld kleding) afkomstig vit moderne slavernij (79%) worden vaak als niet
passende reclameonderwerpen beschouwd.
Bewoners konden ook zelf onderwerpen aandragen die zij passend of niet passend vinden voor
reclame in de openbare ruimte:
-_ Als passende onderwerpen werden vaker genoemd: kunst en cultuur, goede doelen en
gezonde leefstijl.
-__ Als niet passende onderwerpen werden vaker genoemd: alcohol, roken, ongezonde
voeding in het algemeen, ondergoed, seksueel getinte reclames, auto’s en vlees.
6
Inleiding
Buitenreclame of reclame in de openbare ruimte maakt onderdeel uit van de straten, pleinen en
parken in Amsterdam. Marktpartijen die gebruik willen maken van reclame in de openbare
ruimte zorgen voor een inkomstenbron voor de gemeente. Er zijn veel verschillende soorten en
maten buitenreclame, zoals reclamepanelen bij haltes voor het openbaar vervoer, posters die
aan gevels hangen of borden aan lantaarnpalen. In het kader van het Actieplan Buitenreclame
wil Verkeer en Openbare Ruimte van Gemeente Amsterdam graag weten wat Amsterdammers
vinden van de hoeveelheid buitenreclame en hoe zij tegen verschillende soorten buitenreclame
aankijken. O&S is in 2020 gevraagd daarvoor een onderzoek uit te voeren. In samenwerking met
de opdrachtgever is een korte vragenlijst ontwikkeld die is voorgelegd aan het bewonerspanel
van O&S.
Dat onderzoek is nu herhaald, met grotendeels dezelfde vragenlijst en enkele toevoegingen.
Wederom is de enquête uitgezet binnen het bewonerspanel van O&S, waarbinnen bewoners uit
alle stadsdelen meedoen. Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat jongeren,
laagopgeleiden en Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond
ondervertegenwoordigd zijn in het panel. Dit heeft mogelijk invloed op de resultaten.
Respons
In totaal hebben 1.209 respondenten de vragenlijst ingevuld, een respons van 43%. Van de
respondenten is 5/% man en 41% vrouw. Driekwart van de respondenten is hoogopgeleid (76%),
6% is laagopgeleid. Uitgesplitst naar leeftijd is 6% van de respondenten 20-34 jaar, 16% 35-49
jaar, 35% 50-64 jaar en 43% 65 jaar en ouder. De onderzoekspopulatie is evenredig verdeeld over
de stadsdelen, enkel Weesp is met 1% ondervertegenwoordigd (figuur 1). Bij vitsplitsingen naar
stadsdeel wordt Weesp vanwege het kleine aantal respondenten (10) niet meegenomen.
Figuur 1 Responsoverzicht (%)
OQ 57% man eg * 6% 20-34 jaar 14% Centrum
DG 41% vrouw En 16% 45-49 jaar 15% West
2% onbekend 35% 50-64 jaar 15% Nieuw-West
43% 65 jaar en ouder 14% Zuid
15% Oost
_—= 6% laagopgeleid 13% Noord
© 16% middelbaar opgeleid 1% Weesp
ST _ 76% hoogopgeleid 13% Zuidoost
7
1 Hoeveelheid buitenreclame in Amsterdam
Aan Amsterdammers is gevraagd hoe vaak zij reclame buiten in de openbare ruimte zien. Dit
hoofdstuk gaat in op verschillende vormen van buitenreclame in Amsterdam.
1.1 Buitenreclame wordt vaak gezien
Bijna driekwart van de Amsterdammers ziet vaak reclame buiten, in de openbare ruimte (72%).
Daarnaast ziet 21% regelmatig reclame (figuur 1.1). Bij de vorige meting in 2020 ging het om
respectievelijk /5% en 21%. Slechts 1% ziet zelden reclame in de openbare ruimte, gelijk aan
2020.
Figuur 1.1 Hoe vaak ziet u in Amsterdam reclame buiten, in de openbare ruimte? (%) (n=1.209)
%
0 20 40 60 80 100
B vaak mregelmatig msoms — zelden — weetniet, geen antwoord
bron: O&S
Het aandeel van de Amsterdammers dat aangeeft vaak buitenreclame te zien, is het hoogst in
Centrum (81%) en Oost (79%). Bewoners van Zuidoost (58%) zien het minst vaak reclame
buiten, in de openbare ruimte. Hoogopgeleiden (74%) zien vaker buitenreclame dan lager
opgeleiden (63%). Het aandeel dat vaak buitenreclame ziet neemt ook af met leeftijd: jongeren
(20-34 jaar) zien het vaakst buitenreclame (81%), ouderen (65+) het minst vaak (68%).
1.2 Abri's worden het vaakst gezien
Aan Amsterdammers is gevraagd hoe vaak zij verschillende vormen van buitenreclame zien in de
openbare ruimte. Zie bijlage 1 voor een beschrijving van de verschillende vormen van
buitenreclame.
Amsterdammers zien het vaakst abri's: 68% van de respondenten ziet deze vorm van reclame
vaak en 24% regelmatig. Ook reclame op gevels (59% vaak), reclame op ov, voer- en vaartuigen
(54%) en mupi’s (51%) worden door meer dan de helft van de respondenten vaak gezien.
Vormen van reclame die minder vaak worden gezien zijn reclamemasten, billboards, vlaggen,
banieren, beachflags en spandoeken, en lichtmastreclame. Respectievelijk 13%, 25%, 29% en
30% ziet deze vormen vaak (figuur 1.2). Ten opzichte van de vorige meting in 2020 wordt vooral
reclame aan gevels vaker gezien (toen 51% vaak).
8
Figuur 1.2 Kunt u voor de onderstaande vormen van reclame aangeven hoe vaak u deze ziet in de openbare
ruimte? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
abri's
stoepborden (winkeluistting) BNN se 6:
pesterframes 5:
driehoeksborden rond (lantaarn)palen 10 3
vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken 8 1
gllboards zo:
Bvaak mregelmatig msoms «zelden nooit _ weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Over het algemeen wordt buitenreclame het vaakst gezien onder bewoners binnen de ring
(Centrum, Oost, West, Zuid), vooral in stadsdeel Centrum. Dit geldt voor mupi’s, abri's, reclame
op ov, posterframes, vlaggen, banieren en beachflags, en driehoeksborden. In Nieuw-West en
Zuidoost worden de meeste vormen van buitenreclame het minst vaak gezien. Uitzonderingen
zijn er ook. Zo worden reclamemasten het vaakst gezien in Noord en Zuidoost en het minst vaak
in Centrum en West. Daarnaast worden stoepborden het vaakst gezien door de bewoners van
Noord.
Ook zijn er verschillen naar leeftijd in hoe vaak bepaalde reclamevormen worden gezien. De
leeftijdsgroepen 20-34 jaar en 35-49 jaar zien relatief vaak mupi’s, abri’s, driehoeksborden en
posterframes. De groep 65+ ziet deze reclamevormen juist relatief weinig. Jongeren (20-34 jaar)
zien relatief weinig reclamemasten, billboards, stoepborden en vlaggen, banieren en beachflags.
Ouderen (65+) zien juist relatief vaak stoepborden. Verschillen naar opleidingsniveau bestaan
ook. Zo worden alle reclamevormen, behalve reclamemasten en stoepborden, minder vaak
gezien door bewoners met een lager opleidingsniveau.
9
2 Gepastheid buitenreclame
Amsterdammers is gevraagd in hoeverre zij bepaalde vormen van buitenreclame passend vinden
in de openbare ruimte.
2.1 Abri’s passen in openbare ruimte
Abri's worden als enige vorm van buitenreclame door een meerderheid passend gevonden: 61%.
Dat was ook bij de vorige meting in 2020 al zo (toen 56%). Een op de tien respondenten vindt
deze reclamevorm niet passend. Vormen van reclame die relatief vaak niet passend worden
gevonden zijn reclamemasten (56%), billboards (47%) en stoepborden (winkeluitstallingen)
(43%). Ten opzichte van 2020 wordt lichtmastreclame vaker passend gevonden (30%, was 17%),
en reclame op ov, voer/vaartuigen vaker niet passend gevonden (39%, 2020: 32%). Ook reclame
aan gevels, mupi’s, vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken, billboards en driehoeksborden
worden sinds 2020 minder vaak als passend voor de openbare ruimte gezien.
Figuur 2.1 In hoeverre vindt u de verschillende vormen van reclame passen in de openbare ruimte? (%)
(n=1.209)
0 20 40 60 80 100
driehoeksborden rond (lantaarn)palen REEN
Epassend __ neutraal WE niet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Uitgesplitst naar stadsdeel valt op dat de bewoners van Centrum vrijwel alle vormen van
buitenreclame relatief vaker als niet passend voor de openbare ruimte beoordelen. Alleen abri’s
10
vinden zij vaker wel passend. Bewoners van Noord vinden reclamemasten, billboards en
lichtmastreclame vaker niet passend en vlaggen, banieren, beachflags en spandoeken vaker wel
passend. Respondenten vit Zuid vinden billboards, stoepborden en vlaggen, banieren,
beachflags en spandoeken vaker niet passend. Inwoners van Nieuw-West vinden abri’s, reclame
op ov en reclame op gevels vaker passend. Respondenten vit West vinden driehoeksborden en
stoepborden vaker passend en bewoners van Oost vinden posterframes en vlaggen, banieren,
beachflags en spandoeken vaker passend. Bewoners van Zuidoost vinden vlaggen, banieren,
beachflags en spandoeken vaker passend.
Ook zijn er verschillen naar leeftijdscategorie. Jongeren van 20 tot 34 jaar vinden veel
reclamevormen vaker passend dan gemiddeld. Dat geldt voor lichtmastreclame, mupi’s, abri's,
driehoeksborden, posterframes, stoepborden, vlaggen, banieren, beachflags en spandoeken, en
reclame op gevels. Daarentegen vinden zij reclamemasten, billboards en reclame op ov vaker
niet passend. Ook bewoners tussen 35 en 49 jaar vinden alle reclamevormen, met uitzondering
van billboards, vaker dan gemiddeld passend voor de openbare ruimte. Inwoners tussen 50 en 64
jaar vinden reclame op ov vaker passend. Ouderen (65 jaar en ouder) vinden reclame op ov,
driehoeksborden, stoepborden, vlaggen, banieren, beachflags en spandoeken, en reclame op
gevels vaker dan gemiddeld niet passend.
Verschillen naar opleidingsniveau zijn beperkt. Wel vinden middelbaar opgeleiden relatief vaak
reclamemasten en billboards passend in de openbare ruimte. Laagopgeleiden vinden relatief
vaker reclame op ov voerfvaartuigen een passende reclamevorm.
2.2 Mupi’'s passen op bedrijventerreinen en in winkelstraten
r ed en 4 id B Mupi's zijn vrijstaande infopanelen van 2 vierkante
en DN id MM meter waarop aan beide kanten reclame getoond
md Licht aan! Uk ’ EN L Ln N wordt. Amsterdammers vinden mupi’s het best
„4 gnl en z TEATER zen iS ze passen bij bedrijventerreinen of winkelstraten (figuur
Jak sb en laan 2.2). Respectievelijk 43% en 42% vindt mupi’s een
Een li mk passende vorm van reclame voor deze locaties. Bijna
Ect enn eN: mn | een derde vindt mupi’s passend in stadsstraten (32%),
mi E me Maar een grotere groep (36%) vindt mupi’s daar niet
e mn Nn passend. De meerderheid van de Amsterdammers
ge nn en vindt mupi’s niet passen in parken (83%), in
ke woonwijken (60%) en langs grote autowegen (56%).
Ten opzichte van 2020 worden mupi’s vaker passend
gevonden op bedrijventerreinen (was 37%).
11
Figuur 2.2 Kunt v voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre v mupi's daar een passende vorm van
reclame vindt? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
ngsgroteavtowegen EM OE
voonwijer EM
mpassend __ neutraal Eniet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Er zijn een aantal verschillen tussen stadsdelen. Bewoners van Centrum vinden mupi’s vaker niet
passend in stadsstraten, winkelstraten, parken en pleinen. Inwoners van West vinden mupi’s
vaker passend in woonwijken, stadsstraten en op pleinen. Bewoners van Nieuw-West vinden
deze vorm van reclame vaker passend op bedrijventerreinen. Bewoners van Noord zien
woonwijken en langs grote autowegen vaker als niet passende locaties voor mupi’s. Bewoners
van Zuidoost vinden deze reclamevorm vaker niet passend langs grote autowegen, maar juist
vaker passend in winkelstraten.
Ook zijn er verschillen naar leeftijd en opleidingsniveau. Jongeren (20-34 jaar) vinden mupi’s
vaker passend langs grote autowegen, in stadsstraten en op pleinen, en vaker niet passend op
bedrijventerreinen en in woonwijken. Bewoners tussen 35 en 49 jaar vinden mupi’s vaker
passend langs grote autowegen en in stadsstraten, maar vaker niet passend in woonwijken.
Laagopgeleiden vinden mupi’s relatief vaker passend op bedrijventerreinen, in woonwijken, in
stadsstraten, in winkelstraten, in parken en op pleinen.
2.3 Stilstaand digitaal beeld wisselend ervaren
Sinds september 2020 geldt een verbod op bewegende, full motion, reclamebeelden op digitale
schermen (mupi’s). Een niet bewegend beeld betekent dat het volledig moet stilstaan, er geen
sprake is van animated stills, verandering van kleur of intermitteren, en het niet vaker dan één
keer per zes seconden van beeld wisselt. Dit geldt alleen voor in de openbare ruimte. In metro-
en treinstations mogen wel bewegende beelden worden vertoond. Dit stilstaande digitale beeld
wordt wisselend ervaren door Amsterdammers: 36% vindt dit een passende vorm van reclame,
maar ook 29% vindt deze vorm niet passend (figuur 2.3). Een op de drie Amsterdammers is
neutraal (33%).
12
Bewoners van West en Nieuw-West, jongeren (20-34 jaar) en middelbaar opgeleiden vinden
stilstaand digitaal beeld vaker dan gemiddeld passend. Respondenten uit Centrum vinden deze
reclamevorm juist vaker niet passend.
Figuur 2.3 Kunt u zeggen in hoeverre u stilstaand digitaal beeld een passende vorm van reclame vindt? (%)
(n=1.209)
0 20 40 60 80 100
KEN EN
%o
m passend __ neutraal mniet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
2.4 Lichtmastreclame passend voor bedrijventerreinen
TS LR Lichtmastreclame zijn reclameobjecten (bijvoorbeeld een bord)
mr te - ih 8 ,
a IE Er- van 0,7 m? aan tram-, en lichtmasten op 4,5 meter hoogte. Twee
‚ ied ket «derde van de Amsterdammers vindt deze vorm van reclame
, GEER UA As …. . . .
Zl, mdk st passend op bedrijventerreinen (66%) en de helft in winkelstraten
& ( = 7 hal . . .
Ee ï CI denn. ee El (50%). Daarnaast vindt 3/% lichtmastreclame passend in
hek " CN „if stadsstraten, maar een bijna even grote groep vindt dit op deze
en KE, Iep locatie niet passend. Lichtmastreclame wordt het vaakst als niet
ie d  « hj Ws passend gezien in parken (86%), in woonwijken (52%) en langs
B L mhkdeR grote autowegen (50%). Ten opzichte van de vorige meting in
Se ak k Er _2020 wordt lichtmastreclame algemeen vaker passend
En 5 Keir TRH gevonden. Dat geldt het duidelijkst voor winkelstraten (was
zp PI Rus 35%), bedrijventerreinen (was 58%), stadsstraten (2020: 29%) en
ES NEN 0 ijken (2020: 9%).
nn 3 Rd woonwijken (2020: 9%)
13
Figuur 2.4 Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u lichtmastreclame daar een
passende vorm van reclame vindt? (%) (n=1. 209)
0 20 40 60 80 100
winkelstraten
Em passend _ neutraal mniet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Bewoners van Centrum vinden lichtmastreclame vaker niet passend in woonwijken,
stadsstraten, winkelstraten, langs grote autowegen en op pleinen. Inwoners van Nieuw-West
vinden deze reclamevorm vaker passend in woonwijken en winkelstraten. Bewoners van Oost
vinden lichtmastreclame vaker passend langs grote autowegen en in stadsstraten en juist vaker
niet passend op pleinen. Inwoners van Zuidoost vinden lichtmastreclame vaker niet passend in
stadsstraten. Bewoners van West vinden lichtmastreclame vaker passend in stadsstraten.
Respondenten vit Noord vinden lichtmastreclame vaker niet passend in stadsstraten.
Er zijn ook verschillen naar leeftijd en opleidingsniveau. Jongeren (20-34 jaar) vinden
lichtmastreclame vaker passend op bedrijventerreinen, langs autowegen, in stadsstraten en in
winkelstraten. Zij vinden deze reclamevorm juist vaker niet passend in woonwijken en op
pleinen. Amsterdammers tussen 35 en 49 jaar oud vinden lichtmastreclame relatief vaak passend
langs grote autowegen, en vaker niet passend in woonwijken, in stadsstraten, in winkelstraten
en op pleinen. Bewoners tussen 50 en 64 jaar oud vinden lichtmastreclame relatief vaker niet
passend in stadsstraten, winkelstraten en op pleinen. Ouderen (65 en ouder) vinden
lichtmastreclame relatief vaak niet passend in stadsstraten. Lager opgeleiden vinden
lichtmastreclame vaker passend in woonwijken, winkelstraten en op pleinen.
14
2.5 Driehoeksborden volgens helft passend op bedrijventerreinen
7, Ke En k Driehoeksborden zijn twee of drie borden in AO
úh _ WE _ formaat waarop reclame getoond wordt, die laag
“ A KM stee | afl hangen aande licht- en trammasten. De helft van
| Ì , de Amsterdammers vindt deze reclamevorm
8 4 iS passend op bedrijventerreinen (50%). Ruim vier op
B, : Ï th ve es de tien Amsterdammers vindt deze vorm van
1 if Fi r ef | . .
kj s | 7 . 5 " reclame passend in winkelstraten (42%). Over
eid | j en stadsstraten zijn de meningen verdeeld: 33% vindt
NR | EN driehoeksborden hier passend, maar ook 34% niet
8 k | AST passend. De locaties die het vaakst als niet passend
E , : N worden beschouwd om driehoeksborden te
PV _, 5 3 plaatsen zijn parken (83%), woonwijken (65%) en
= af 5 EE Wee langs grote autowegen (63%) (figuur 2.5). Sinds
mn PAT | 2020 worden driehoeksborden vaker passend
gevonden op bedrijventerreinen (was 41%).
Figuur 2.5 Kunt v voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u driehoeksborden daar een
passende vorm van reclame vindt? (%) (n=1. 209)
0 20 40 60 80 100
stadsstraten 33 EVA |
Em passend _ neutraal WE niet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Bewoners van Centrum vinden driehoeksborden vaker niet passend in stadsstraten,
winkelstraten en op pleinen. Respondenten vit West vinden deze reclamevorm relatief vaak
passend langs grote autowegen en in stadsstraten. Ook bewoners van Oost vinden
driehoeksborden relatief vaak passend in stadsstraten. Inwoners van Zuid vinden deze vorm van
reclame vaker niet passend in winkelstraten en bewoners van Zuidoost langs grote autowegen.
Er zijn ook verschillen wanneer wordt uitgesplitst naar leeftijd en opleidingsniveau. Jongeren
(20-34 jaar) vinden driehoeksborden relatief vaker passend langs grote autowegen, in
stadsstraten, in winkelstraten, in parken en op pleinen, en juist vaker niet passend in
15
woonwijken. Bewoners tussen 35 en 49 jaar vinden deze vorm van reclame relatief vaak passend
langs grote autowegen en in stadsstraten, en vaker niet passend in woonwijken. Ouderen (65
jaar en ouder) vinden driehoeksborden vaker niet passend langs grote autowegen. Lager
opgeleiden vinden driehoeksborden wat vaker passend in woonwijken en in parken.
2.6 Posterframes passen bij bedrijventerreinen en winkelstraten
vds et Posterframes zijn lijsten (AO/A1
ee vlakken)metreclameposters op
ee EN en mg Elektriciteitskasten. Amsterdammers
ee GN Meret î Ee Moco RK vinden deze vorm van reclame het
# | TEGEN ELKAAR ml AK | beste passen op bedrijventerreinen
NR Mees MM | 7, PB 5e, in winkelstraten (50%) en in
Kn AN PN 96) In parken,
SH ov | Of anker FS stadsstraten (40%). In parken, langs
KARERINA mm 5 A el warhol-kiws. Koons ® Al je . …
KAREN EE Er nj vanag 8 grote autowegen en in woonwijken
ce EN eN Kiten -
me ed ze wordt deze reclamevorm het minst
ES NN graag gezien: respectievelijk 81%, 60%
hers EEE en 46% vindt posterframes hier niet
AAM | dE passend (figuur 2.6). Ten opzichte van
2020 worden posterframes vaker
passend gevonden op bedrijventerreinen (2020: 45%) en in winkelstraten (was 45%).
Figuur 2.6 Kunt v voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u posterframes daar een passende
vorm van reclame vindt? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
bedrijventerrein EN OV EN:
winkelstraten
stadsstraten
pleinen
parken EJ EE
Em passend _ neutraal WE niet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Bewoners van Centrum vinden posterframes vaker niet passend in woonwijken en op pleinen.
Inwoners van West vinden posterframes juist vaker passend in woonwijken en ook in
stadsstraten. Respondenten uit Nieuw-West vinden deze vorm van reclame vaker passend op
16
bedrijventerreinen en respondenten van Oost vaker langs grote autowegen. Inwoners van Noord
zien posterframes vaker als niet passend in stadsstraten.
Daarnaast zijn er verschillen naar leeftijd. Jongeren (20-34 jaar) vinden posterframes vaker
passend langs grote autowegen, in stadsstraten, in winkelstraten, in parken en op pleinen.
Bewoners tussen 35 en 49 jaar oud vinden deze reclamevorm vaker passend op
bedrijventerreinen, langs grote autowegen en op pleinen. Ouderen (65 jaar en ouder) vinden
posterframes vaker niet passend langs grote autowegen en in parken. Verder zijn er verschillen
naar opleidingsniveau: laag- en midden opgeleiden vinden posterframes vaker passend in
woonwijken, terwijl laagopgeleiden deze reclamevorm juist minder graag zien in stadsstraten.
2.7 Stoepborden het meest passend in winkelstraten
Hin î 8 LE Een stoepbord is een reclamebord direct voor een winkel.
kpn | EN Á emmen Een winkel mag maximaal twee borden hebben en per
ae hk ) In mn Ee gebied kan dit aantal nog verlaagd zijn. Deze
hf Á Á B reclamevorm wordt het meest passend bevonden in
a, Ú ú Ed winkelstraten (46%), al vindt ook 35% van de
mn AN | RS A Ne . .
ä k di A er Amsterdammers stoepborden hier niet passend. Ook op
| K lj el is wi Ne, | ARR bedrijventerreinen (33%) en in woonwijken met winkels
ON Áe | E k Be ol (EE (29%) worden stoepborden relatief vaak passend
Em FRN Eel AM .
RN } ä Een 8 Ik gevonden, maar een grotere groep vindt deze vorm van
| mn em mt TN Et en . . .
a nnn zij Ge reclame hier niet passend. Amsterdammers zien
Î E nnn Dstoe pborden het minst graag in parken, op pleinen en in
Ze en en stadsstraten. Respectievelijk 91%, 69% en 64% vindt
stoepborden hier niet passend (figuur 2.7).
Figuur 2.7 Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u stoepborden (winkeluitstallingen)
daar een passende vorm van reclame vindt? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
winkelstraten 46 35
%
B passend _ neutraal mniet passend weet niet, geen antwoord “*°
bron: O&S
17
Bewoners van Centrum en Zuid vinden stoepborden vaker niet passend in stadsstraten, in
winkelstraten en op pleinen. Daarnaast vinden respondenten vit Zuid deze reclamevorm ook
vaker niet passend in woonwijken met winkels. Inwoners van West vinden stoepborden vaker
passend in stadsstraten en winkelstraten, en bewoners van Oost eveneens in winkelstraten.
Er zijn meerdere verschillen op basis van leeftijd. Ouderen (65 en ouder) vinden stoepborden
vaker niet passend in winkelstraten, terwijl alle andere leeftijdscategorieën deze reclamevorm
hier juist vaker dan gemiddeld passend vinden. Daarnaast zien ouderen stoepborden minder
graag in woonwijken met winkels en in stadsstraten. Jongeren (20-34 jaar) vinden stoepborden
verder relatief vaker passend in woonwijken met winkels en minder vaak passend op
bedrijventerreinen. Respondenten tussen 35 en 49 jaar vinden stoepborden verder relatief vaak
passend op bedrijventerreinen, in woonwijken met winkels, in stadsstraten en op pleinen. Op
basis van opleidingsniveau valt alleen op dat laagopgeleiden woonwijken met winkels relatief
vaker een passende locatie vinden voor stoepborden.
18
3 Mening over reclame in de openbare ruimte
Aan Amsterdammers is gevraagd wat zij vinden van de hoeveelheid reclame in de openbare
ruimte en in hoeverre zij hier last van hebben.
3.1 Vier op de tien hebben last van reclame in de openbare ruimte
De meningen over reclame in de openbare ruimte zijn verdeeld. Vier op de tien zegt vaak (19%)
of regelmatig (20%) last te hebben van reclame in de openbare ruimte, terwijl ruim een kwart
zelden (18%) of nooit (8%) last zegt te hebben (figuur 3.1). Ten opzichte van 2020 is het aandeel
bewoners dat zelden of nooit last heeft buitenreclame gedaald van 31% naar 26%. Het aandeel
dat vaak of regelmatig last heeft is gelijk gebleven (39%). Ruim een derde heeft soms last van
reclame (35%), meer dan in 2020 (toen 29%).
Bewoners van Centrum en Zuid geven relatief vaak aan dat zij vaak of regelmatig last hebben
van buitenreclame. Bewoners van West, Nieuw-West en Zuidoost geven juist minder vaak dan
gemiddeld aan dat zij vaak of regelmatig last hiervan hebben. Ook bewoners in de
leeftijdsgroepen 20-35 jaar en 35-49 jaar, en laag- en midden opgeleiden geven minder vaak aan
dat zij vaak of regelmatig last hebben van buitenreclame.
Figuur 3.1 In hoeverre heeft u last van reclame in de openbare ruimte? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
%o
Bvaak mregelmatig — soms mzelden E nooit — weetniet, geen antwoord
bron: O&S
Wanneer wordt gevraagd van welke reclamevormen men op welke plek last heeft, valt op dat
men zich vooral stoort aan (stoep)borden die in de weg staan en de doorgang voor voetgangers
belemmeren. Ook wordt relatief vaak genoemd dat reclame afleidend is voor het verkeer of het
zicht ontneemt. Vooral bewegende reclame wordt in dit opzicht vaak als storend ervaren. Verder
wordt reclame vaak gezien als lelijk, en een aantal bewoners vindt vooral dat er te veel reclame
is. Ook zijn er meerdere bewoners die van alle vormen van reclame last hebben (figuur 3.2).
19
Figuur 3.2 Kunt utoelichten van welke vorm reclame en op welke plek u last heeft? (%) (n=894)
langs soes
afleiden mupi's
mensen staat aandacht
winkels staa n last dear
stoepborden parken plekken grote
openbareWaar zicht belemmeren
alles Voetgangers beeld teveel
reliikk straat
storend lelijk orden vere …
ë meer t druk door Sla
ruimte ER
andere doorgang SOMS
b trams d d & zoals geen
ewegenade verkeer vooral
stoepen
reclameborden straatbeeld minder
winkelstraten vormen
bron: O&S
3.2 Behoefte aan minder buitenreclame geldt voor de meeste vormen
Van de meeste reclamevormen ziet een meerderheid van de respondenten dat hier minder van
komt of dat het helemaal verdwijnt. Vooral stoepborden (43%) en reclamemasten (42%) zien
relatief veel bewoners graag helemaal verdwijnen. Reclame aan gevels (40%) en billboards (37%)
zouden volgens relatief veel bewoners wat minder mogen. Alleen van abri’s vindt een
meerderheid dat het precies goed is (58%) of dat er zelfs wat meer bij zou mogen (8%). Ook van
posterframes (39%) en lichtmastreclame (38%) vinden bewoners relatief vaak dat het aantal
precies goed is (figuur 3.3). Ook in 2020 werden stoepborden, billboards, reclamemasten en
reclame aan gevels het vaakst genoemd als reclamevormen waarvan men liever minder zag.
Over lichtmastreclame zijn bewoners positiever gaan denken: in 2020 mocht deze reclamevorm
van 65% wat minder, twee jaar later ziet 53% deze vorm liever minder of helemaal niet.
20
Figuur 3.3 Wat vindt u van de hoeveelheid reclame in de openbare ruimte? (%) (n=21.209)
0 20 40 60 80 100
stoepborden (winkeluitstalling) Se Oz nn:
nlboerds f 20 TN eee
niet erg vinden
reclameaangevels | 18 40 MR ee
eclame pou voerhaartwigen BJ zo nn:
= iets minder zou
driehoeksborden rond (lantaarn)palen Ba mn. ik niet erg vinden
vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken B oo zz mn: m liever helemaal
niet
mos} za {36 MB nier, geen
ichmastecame B 3 ON, rte
osram B 5 nn,
oc 6 mmm «
bron: O&S
Bewoners van Centrum (55% en Zuid (52%) zien het vaakst stoepborden liever helemaal niet.
Bewoners van Noord (52%), Oost (49%), Centrum en Zuid (beiden 48%) zien het vaakst
reclamemasten liever helemaal niet. Het aandeel bewoners dat stoepborden het liefst helemaal
ziet verdwijnen neemt toe met leeftijd: dit vindt 25% van de 20 tot 34-jarigen en 54% van de 65-
plussers. Ouderen (65 jaar en ouder) zien ook alle andere reclamevormen vaker het liefst
helemaal verdwijnen vergeleken met andere leeftijdscategorieën. Hoogopgeleiden zien het
vaakst reclamemasten (48%) en billboards (40%) liever helemaal verdwijnen.
3.3 Vooral online kansspelen geen passend onderwerp gevonden
De inhoud van reclame moet voldoen aan de Nederlandse Reclame Code en aan het
Beleidskader Buitenreclame van de gemeente Amsterdam. Tabak en alcohol zijn bijvoorbeeld al
verboden als reclameonderwerp. Bewoners is gevraagd in hoeverre zij reclame voor een aantal
onderwerpen passend vinden in de openbare ruimte. Vooral online kansspelen (93%), handel in
cryptovaluta (85%), ongezonde voedingsmiddelen voor kinderen tot 17 jaar (80%) en promotie
van producten (bijvoorbeeld kleding) afkomstig uit moderne slavernij (79%) worden vaak als niet
passende onderwerpen beschouwd. Ook van goedkope lange afstandsvliegreizen, fossiele
brandstoffen en snelle bezorgdiensten vindt minstens twee derde van de bewoners dat reclame
hiervoor niet passend is in de openbare ruimte (figuur 3.4).
21
Figuur 3.4 Kunt v voor de onderstaande onderwerpen aangeven in hoeverre u reclame hiervoor passend
vindt in de openbare ruimte? (%) (n=1.209)
0 20 40 60 80 100
seren ger
kinderen tot 17 jaar
promotie van producten (bijvoorbeeld NN
kleding) afkomstig vit moderne slavernij 4
mpassend __ neutraal Eniet passend weet niet, geen antwoord
bron: O&S
Bewoners van Zuid vinden het vaakst online kansspelen ongepast als reclameonderwerp (98%).
Bewoners van Oost (88%) en West (86%) vinden ongezonde voeding voor kinderen tot 17 jaar
het vaakst niet passend. Daarnaast zijn er enkele opvallende verschillen naar leeftijd. Het
aandeel bewoners dat fossiele brandstoffen een ongepast onderwerp vindt neemt af met
leeftijd: 84% van de 20-34-jarigen vindt dit ongepast, tegenover 68% van de 65-plussers. Bij
snelle bezorgdiensten is dit andersom: 5/% van de jongeren (20-34 jaar) vindt dit ongepast,
tegenover 74% van de ouderen (65 jaar en ouder). Ook opleidingsniveau leidt tot verschillen.
Ongezonde voeding voor kinderen tot 17 jaar wordt vaker door hoogopgeleiden ongepast
gevonden (85%) dan door laagopgeleiden (70%). Een vergelijkbaar patroon zien we bij fossiele
brandstoffen: 73% van de hoogopgeleiden vindt dit ongepast, tegenover 54% van de
laagopgeleiden. Ook snelle bezorgdiensten en goedkope lange afstandsvliegreizen worden
relatief vaker ongepast gevonden door hoogopgeleiden.
Bewoners konden ook zelf onderwerpen aandragen die zij passend of niet passend vinden voor
reclame in de openbare ruimte. Als passende onderwerpen werden vaker genoemd: kunst en
cultuur, goede doelen en gezonde leefstijl (figuur 3.5). Als niet passende onderwerpen werden
vaker genoemd: alcohol, roken, ongezonde voeding in het algemeen, ondergoed, seksueel
getinte reclames, auto’s en vlees (figuur 3.6).
22
Figuur 3.5 Onderwerpen waarvoor reclame in de openbare ruimte als passend wordt ervaren (n=1.209)
Seend fi Organisaties
Inrormaue
lokale Loen
gezond doelen Geen ze
activiteiten muziek promotie
pers veiligheid bijv nieuwe
ku nst Gemeentelijke sport
levensmiddelen, voeding aanbod voorstellingen
It openbaar
cultu rele GU U U [staa cultureel
p ei Gezonde reklame
tegen gaan events zaken positieve
lers biens
Voedselbank VOOrlichting winkels
concertentheater Goede
evenementen _
tentoonstellingen
ondersteunende
bron: O&S
Figuur 3.6 Onderwerpen waarvoor reclame in de openbare ruimte als niet passend wordt ervaren (n=1.209)
alle ore bedrijven
dranken
producten bijvoorbeeld milieu
Hebei ta nengezond
alleen partijen Gokken
mensen Promotie artikelen __ zuivel
volwassenen A Roken hel
i voedin schadelijke
SUV's En 9 geen korte algemeen
waar á 8
Al cohólVlees wier lingerie
ondergoed vrouwen alles ongezonde
ì e ing . rams
autos andere sigaretten fastfood
uitingen VOedingsmiddelen
informatie politieke drank
afbeeldingen tabak
ger bron: O&S
23
Bijlage 1 Uitleg vormen buitenreclame
Reclamemasten Billboards Abri's Mupi's
EA | WEN WR 5 BP EE
I gesn Be ne Fans Ee a Kl ik 4 LEE. E i 5 fr ke Tr
er Ed N EE nn hed ERK ed dn
is: | | Re a on Ee ee re
A … | E he head | dant be Be in Tr TA KEA) == il
| nk Ne BS = ze k fe TE ied sl \ AN: pech, En
| | Er ie B ken IE pg eel En
akte Ma Ne 4 kad za
LAT ET ve ee mmm Al EM en
MEL et en EE
u i a RE ne HT
Vlaggen, banieren, Reclame op ov, voer- of Driehoeksborden rond Posterframes in de
beachflags, spandoeken vaartuigen (lantaarn)palen openbare ruimte
iE : EN T En isen el zi ai rn ‚ES Ì
ER el MR ark. Ef PET Ke HE
ij: Ti 5 Ed gedi AT ee a ee hie (G
Stoepborden Lichtmastreclame
(winkeluïtstallingen) Reclame aan gevels
a | tk El mn IMO} i a -
NE | W ie iid 4 Di r / li ME ni
RN } ij 7 af N fj A
0 Br ‚ Itt 5 ze fl ne NT.
ae el á Sl t| Er nde | é
8 yrs ri sv Ie: : kn la Pz 8 ï I En kn Ee |
mn En Duk A ben ei KR Kk En id Ed
en Ban: WE Eh NEN DO RT an ú
Reclamemasten
Masten van 20 meter of hoger met schermen van ca. 100 m? waarop reclame getoond wordt.
Billboards
Panelen groter dan 6 m? waarop reclame getoond wordt.
Abri’s
Wachtruimtes bij ov-haltes met verlichte displays van 2 m? waarop reclame getoond wordt.
Mupi's
Vrijstaand infopaneel van 2 m? waar aan beide kanten reclame getoond wordt
Vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken
Reclame op een verticale vlag, vaak met ronde bovenkant in een standaard.
24
Driehoeksborden rond (lantaarn)palen
Reclame in 2 of 3 vlakken in AO formaat die laag hangen aan de licht- en trammasten.
Posterframes
Reclame in frames/lijsten (AO/A1 vlakken) op elektriciteitskasten.
Stoepborden (winkeluitstallingen)
Reclame op bijvoorbeeld borden die op de stoep staan
Lichtmastreclame
Reclameobject (bijvoorbeeld een bord) van 0,7 m2 aan tram-, en lichtmasten op 4,5 meter
hoogte.
Reclame aan gevels
Reclameruimte (inclusief vlag e.d.) op/aan gevel, meestal van een winkelpand.
25
Bijlage 2 Vragenlijst
1. Hoe vaak ziet u in Amsterdam reclame buiten, in de openbare ruimte?
a. vaak
b. regelmatig
c. soms
d. zelden
e. nooit
f. weetniet, geen antwoord
2. Kunt u voorde onderstaande vormen van reclame aangeven hoe vaak u deze ziet in
de openbare ruimte?
vaak regelmatig soms zelden nooit weet niet,
geen
antwoord
reclamemasten
LJ LJ L L L L
billboards TJ TJ TI TI 0 TI
lichtmastreclame 0 TJ TI TI TI TI
mupi’s 0 0 u u u u
abri’s 0 0 0 T 0 0
reclame op ov,
voertuigen of 0 0 T T T T
vaartuigen
driehoeksborden
rond LJ LJ L L L L
(lantaarn)palen
posterframes m a T T T 0
stoepborden
(winkeluitstalling) H H D D D D
vlaggen,
banieren,
m m Ll Ll Ll Ll
beachflags,
spandoeken
reclame aan
LJ LJ L L L L
gevels
3. In hoeverre vindt u de verschillende vormen van reclame passen in de openbare
ruimte?
26
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
reclamemasten
L L L LJ
billboards o T T O
lichtmastreclame TI TI TI 0
mupi’s 0 0 u 0
abri's 0 0 ml 0
reclame op ov,
voertuigen of 0 0 0 0
vaartuigen
driehoeksborden rond
(lantaarn)palen Hd Hd Hd e
posterframes 0 0 0 0
stoepborden
(winkeluitstalling) Hd D D H
vlaggen, banieren,
beachflags, T T T 0
spandoeken
reclame aan gevels 0 0 0 0
4. Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven In hoeverre u mupi’s daar een
passende vorm van reclame vindt? Mupi’s zijn vrijstaande infopanelen van 2 m? waarop
aan beide kanten reclame getoond wordt.
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
bedrijventerrein 0 0 0 0
woonwijken 0 0 0 0
langs grote autowegen 0 0 0 0
stadsstraten 0 O 0 0
winkelstraten 0 0 0 0
parken O 0 TD 0
pleinen 0 TO T 0
27
5. Sinds september 2020 geldt een verbod op bewegende, full motion, reclamebeelden
op digitale schermen (mupi’s). Een niet bewegend beeld betekent dat het volledig
moet stilstaan, er geen sprake is van animated stills, verandering van kleur of
intermitteren, en het niet vaker dan 1x per 6 seconden van beeld wisselt. Dit geldt alleen
voor in de openbare ruimte. In metro- en treinstations mogen wel bewegende beelden
worden vertoond.
Kunt v aangeven in hoeverre u stilstaand digitaal beeld een passende vorm van
reclame vindt?
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
L L LJ L
6. Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u lichtmastreclame daar
een passende vorm van reclame vindt? Lichtmastreclame zijn reclameobjecten
(bijvoorbeeld een bord) van 0,7 m? aan tram-, en lichtmasten op 4,5 meter hoogte.
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
bedrijventerrein 0 0 0 m
woonwijken O 0 0 0
langs grote autowegen 0 0 0 0
stadsstraten 0 O 0 T
winkelstraten O 0 T 0
parken O 0 TD 0
pleinen 0 TO T 0
7. Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u driehoeksborden daar
een passende vorm van reclame vindt? Driehoeksborden zijn 2 of 3 borden in AO
formaat waarop reclame getoond wordt die laag hangen aan de licht- en trammasten.
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
bedrijventerrein 0 O O 0
woonwijken O 0 TD 0
langs grote autowegen 0 O O O
stadsstraten 0 O 0 T
winkelstraten O 0 T 0
parken TI TI TI mm)
pleinen 0 TO T 0
28
8. Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven in hoeverre u posterframes daar een
passende vorm van reclame vindt? Posterframes zijn lijsten (AO/A1 vlakken) met
reclameposters op elektriciteitskasten.
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
bedrijventerrein 0 0 O TO
woonwijken 0 TO T TO
langs grote autowegen 0 0 u u
stadsstraten 0 o T u
winkelstraten 0 T T T
parken O O 0 0
pleinen 0 o T 0
9. Kunt u voor de onderstaande locaties aangeven In hoeverre u stoepborden
(winkeluitstalling) daar een passende vorm van reclame vindt? Een stoepbord is een
reclamebord direct voor een winkel. Een winkel mag maximaal 2 borden hebben en per
gebied kan dit aantal nog verlaagd zijn.
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
bedrijventerrein 0 0 0 0
woonwijken met winkels TI TJ 0 0
stadsstraten 0 0 0 0
winkelstraten O 0 T TO
parken O 0 TD 0
pleinen 0 TO T 0
10. In hoeverre heeft u last van reclame in de openbare ruimte?
a. vaak
b. regelmatig
c. soms
d. zelden
e. nooit
f. weetniet, geen antwoord
vraag stellen indien vraag 10 = vaak/regelmatig/soms
11. Kunt u toelichten van welke vorm reclame en op welke plek u last heeft?
(open vraag)
29
12. Wat vindt u van de hoeveelheid reclame in de openbare ruimte?
iets meer preciesgoed iets minder liever weet niet,
zou ik niet zou ik niet helemaal geen
erg vinden erg vinden niet antwoord
reclamemasten
LJ L L L L
billboards TO 0 0 0 0
lichtmastreclame T 0 0 0 u
mupi's 0 0 0 0 0
abri’s u 0 0 0 0
reclame op ov,
voertuigen of 0 0 0 0 0
vaartuigen
driehoeksborden
rond 0D 0 0 DO DO
(lantaarn)palen
posterframes mn! T 0 0 0
stoepborden
(winkeluitstalling) H D D D D
vlaggen,
banieren,
beachflags, D D D D D
spandoeken
reclame aan
gevels D D D D D
30
13. De inhoud van reclame moet voldoen aan de Nederlandse Reclame Code en aan het
Beleidskader Buitenreclame van de gemeente Amsterdam. Kunt u voor de
onderstaande onderwerpen aangeven in hoeverre u reclame hiervoor passend vindt
in de openbare ruimte?
passend neutraal niet passend weet niet, geen
antwoord
ongezonde voedingsmiddelen 0 TI TI TI
voor kinderen tot 17 jaar
fossiele brandstoffen 0 O 0 0
snelle bezorgdiensten 0 TI TI TI
handel in cryptovaluta TI TI TI TI
online kansspelen 0 mm) mm) mm)
goedkope lange 0 O O O
afstandsvliegreizen
promotie van producten TI TI TI TI
(bijvoorbeeld kleding) afkomstig
vit moderne slavernij
anders … 0 0 mm) mm)
anders … O 0 TO TJ
anders … O 0 TO TJ
31
Bijlage 3 Figuren en tabellen per stadsdeel
Figuur 1 Hoe vaak ziet u in Amsterdam reclame buiten, in de openbare ruimte? Per stadsdeel (%)
0 20 40 60 80 100
Yo
B vaak mregelmatig =soms zelden weet niet, geen antwoord
Figuur 2 In hoeverre heeft ulast van reclame in de openbare ruimte? Per stadsdeel (%)
0 20 40 60 80 100
west
Nieuw-West
zuid
Noord
Weesp” 10
Zuidoost %
Bvaak mregelmatig soms wzelden mnooit _ weetniet, geen antwoord
“Weesp telt 10 respondenten
32
Kunt vu voor de onderstaande vormen van reclame aangeven hoe vaak u deze ziet in de
openbare ruimte? Per stadsdeel (%)
Tabel 1 Reclamemasten
ia
antwoord
Centrum 9 22 38 25 4 2
West 9 23 37 25 4 2
Nieuw-West 15 27 33 20 4 1
Zuid 17 27 36 17 3 1
Oost 9 26 39 25 1 1
Noord 16 31 35 14 4 1
Weesp” 10 30 10 40 10 0
Zuidoost 13 31 31 20 3 2
Tabel 2 Billboards
ia
antwoord
Centrum 30 37 20 14 0 0
West 25 39 28 5 1 2
Nieuw-West 24 33 29 12 2 1
Zuid 25 40 22 9 3 2
Oost 21 34 26 14 2 3
Noord 29 39 24 7 2 0
Weesp” 30 20 20 20 10 0
Zuidoost 24 32 29 11 2 1
Tabel 3 Lichtmastreclame
ia
antwoord
Centrum 41 33 20 5 1 1
West 29 34 25 10 1 1
Nieuw-West 28 29 29 10 2 2
Zuid 32 39 21 5 2 1
Oost 32 40 22 6 0 1
Noord 32 32 24 8 3 1
Weesp” 30 20 20 20 10 0
Zuidoost 18 35 28 13 6 1
33
Tabel 4 Mupi's
ia
antwoord
Centrum 62 29 7 1 0 1
West 61 28 8 2 0 1
Nieuw-West 41 33 16 7 1 2
Zuid 52 31 12 4 1 1
Oost 56 29 11 2 1 1
Noord 48 27 18 4 3 1
Weesp” 20 30 30 0 20 0
Zuidoost 35 32 17 8 4 3
Tabel 5 Abri's
ia
antwoord
Centrum 74 22 3 1 0 0
West 74 19 6 1 0 1
Nieuw-West 62 25 8 3 1 1
Zuid 72 21 6 1 0 0
Oost 78 18 3 2 0 0
Noord 68 24 5 3 1 0
Weesp” 50 40 0 0 10 0
Zuidoost 49 35 11 2 3 0
Tabel 6 Reclame op ov, voer/vaartuigen
ia
antwoord
Centrum 69 25 5 2 0 0
West 61 29 7 2 0 1
Nieuw-West 52 30 13 3 1 1
Zuid 57 33 8 1 0 1
Oost 64 26 8 2 1 0
Noord 46 35 12 5 2 1
Weesp” 30 10 50 0 10 0
Zuidoost 30 35 23 8 3 1
34
Tabel 7 Driehoeksborden
ia
antwoord
Centrum 51 34 11 5 1 0
West 41 27 18 10 1 2
Nieuw-West 23 27 29 14 6 1
Zuid 36 32 19 7 4 2
Oost 40 30 20 8 2 1
Noord 30 30 25 9 4 2
Weesp” 20 10 30 20 10 10
Zuidoost 18 32 25 17 4 3
vaak regelmatig soms zelden nooit Fire)
antwoord
Centrum 54 27 14 5 0 1
West 44 31 18 5 1 1
Nieuw-West 32 27 25 14 1 2
Zuid 42 25 24 6 2 1
Oost 43 26 20 7 2 2
Noord 37 30 21 10 2 1
Weesp* 30 40 20 10 0 0
Zuidoost 23 32 25 19 1 1
Tabel 9 Stoepborden (winkeluitstallingen)
ia
antwoord
Centrum 48 33 14 5 1 1
West 46 30 17 5 2 1
Nieuw-West 44 32 16 6 1 2
Zuid 48 26 18 5 4 0
Oost 43 26 20 10 1 0
Noord 52 27 16 4 1 0
Weesp” 40 20 20 0 20 0
Zuidoost 34 30 22 10 3 1
35
Tabel 10 Vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken
iel IL
antwoord
Centrum 44 28 22 6 1 0
West 26 35 29 7 1 1
Nieuw-West 23 33 28 13 2 2
Zuid 35 35 20 9 2 0
Oost 28 37 27 7 1 0
Noord 32 33 28 6 1 0
Weesp” 30 20 40 10 0 0
Zuidoost 17 39 30 11 3 1
Tabel 11 Reclame aan gevels
iel IL
antwoord
Centrum 70 22 7 1 0 0
West 58 29 9 2 1 1
Nieuw-West 55 25 14 4 1 1
Zuid 59 29 9 3 0 1
Oost 64 23 10 2 1 0
Noord 64 26 7 2 2 0
Weesp” 50 20 20 0 10 0
Zuidoost 42 35 16 6 1 0
“Weesp telt 10 respondenten
In hoeverre vindt u de verschillende vormen van reclame passen in de openbare ruimte? Per
stadsdeel (%)
Tabel 12 Reclamemasten
9 iel IL
passend neutraal en Fire)
Centrum 6 31 59 3
West 14 27 58 1
Nieuw-West 14 32 52 2
Zuid 10 30 57 3
Oost 10 33 55 3
Noord 14 24 61 2
Weesp” 0 70 30 0
Zuidoost 11 37 49 3
36
Tabel 13 Billboards
f Vl
antwoord
Centrum 11 31 58 1
West 11 37 D1 1
Nieuw-West 17 41 40 2
Zuid 16 32 D1 1
Oost 11 42 44 3
Noord 14 32 50 4
Weesp* 10 60 30 0
Zuidoost 15 46 37 3
Tabel 14 Lichtmastreclame
f Vl
antwoord
Centrum 22 41 36 2
West 33 40 26 1
Nieuw-West 34 50 16 1
Zuid 30 41 29 1
Oost 34 45 19 2
Noord 25 40 32 3
Weesp” 30 50 20 0
Zuidoost 30 42 25 3
Tabel 15 Mupi’s
f Vl
antwoord
Centrum 27 32 41 1
West 34 37 29 1
Nieuw-West 32 43 23 3
Zuid 32 38 30 0
Oost 31 43 24 2
Noord 29 37 32 3
Weesp” 20 40 40 0
Zuidoost 26 48 24 2
37
Tabel 16 Abri’s
niet Viel nll
passend neutraal Fte
passend
antwoord
Centrum 56 26 17 1
West 65 27 8 0
Nieuw-West 69 23 8 1
Zuid 56 31 13 0
Oost 65 28 7 1
Noord 57 35 7 1
Weesp” 50 40 10 0
Zuidoost 56 30 12 1
Tabel 17 Reclame op ov, voer/vaartuigen
niet Viel nll
passend neutraal Fte
passend
antwoord
Centrum 28 24 48 0
West 33 30 36 1
Nieuw-West 41 27 31 1
Zuid 30 27 43 0
Oost 35 28 37 0
Noord 24 35 38 3
Weesp* 30 40 30 0
Zuidoost 30 27 42 1
Tabel 18 Driehoeksborden
niet Viel nll
passend neutraal Fte
passend
antwoord
Centrum 27 35 38 1
West 32 41 25 2
Nieuw-West 28 39 30 3
Zuid 27 36 36 1
Oost 30 34 34 2
Noord 24 42 33 2
Weesp” 10 50 30 10
Zuidoost 18 45 32 4
38
Tabel 19 Posterframes
9 Vieille
niet
passend neutraal Feel)
passend
antwoord
Centrum 39 37 23 2
West 41 41 17 1
Nieuw-West 43 41 15 2
Zuid 31 46 20 3
Oost 48 35 14 3
Noord 37 42 18 3
Weesp* 20 50 30 0
Zuidoost 35 41 19 5
Tabel 20 Stoepborden (winkeluitstallingen)
en ii ll
passend neutraal Fte
passend
antwoord
Centrum 19 27 52 2
West 30 25 44 1
Nieuw-West 27 31 41 2
Zuid 18 28 54 1
Oost 28 35 37 1
Noord 28 32 37 3
Weesp* 10 30 60 0
Zuidoost 26 35 37 2
Tabel 21 Vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken
en ii ll
passend neutraal Fte
passend
antwoord
Centrum 27 33 40 1
West 33 41 25 1
Nieuw-West 22 49 28 2
Zuid 24 37 38 1
Oost 34 46 19 1
Noord 37 36 25 2
Weesp* 30 50 20 0
Zuidoost 18 48 31 3
39
Tabel 22 Reclame op gevels
9 Viel nll
KS
ey: illa le) neutraal F-All0l
passend
antwoord
Centrum 20 33 47 1
West 25 34 40 1
Nieuw-West 30 36 34 1
Zuid 22 35 42 1
Oost 21 42 35 2
Noord 25 36 38 2
Weesp* 10 50 40 0
Zuidoost 26 35 37 1
Wat vindt u van de hoeveelheid reclame in de openbare ruimte? Per
stadsdeel (%)
Tabel 23 Reclamemasten
[Tre (5 9
} 9 9 IE ISle
Port LS lo ld=telf =S minder
9 Ee helemaal
ae 4 goed zouikniet 5
} 8 als
vinden erg vinden
Centrum 3 20 25 44
West 7 19 28 37
Nieuw-West 3 25 25 41
Zuid 5 16 28 45
Oost 5 16 25 44
Noord 7 11 27 49
Weesp* 0 0 70 30
Zuidoost 4 18 32 38
Tabel 24 Billboards
[Tre (5 9
8 9 9 IE ISle
Port LS lo ld=telf =S minder
5 ne helemaal
ae 4 goed zouikniet S
} 9 als
vinden erg vinden
Centrum 2 18 31 46
West 2 22 37 35
Nieuw-West 3 23 36 34
Zuid 2 18 39 39
Oost 2 22 35 34
Noord 3 15 38 40
Weesp* 0 0 70 30
Zuidoost 3 23 43 29
40
Tabel 25 Lichtmastreclame
Ranie (5 9 9
S 9 9 ETT Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B: helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 2 33 31 31 2
West 10 38 28 22 3
Nieuw-West 7 45 25 17 6
Zuid 5 34 30 29 2
Oost 5 44 30 15 6
Noord 4 32 32 28 4
Weesp* 0 30 50 20 0
Zuidoost 8 39 30 18 4
Tabel 26 Mupi’s
Ranie (5 9 9
S 9 9 ETT Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B: helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 2 26 32 38 1
West 6 31 40 22 2
Nieuw-West 2 38 33 22 5
Zuid 4 30 31 33 2
Oost 1 34 39 21 4
Noord 4 27 36 28 6
Weesp* 0 20 40 40 0
Zuidoost 4 31 39 22 4
Tabel 27 Abri’s
Ranie (5 9 9
S 9 9 ETT Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 ne helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 5 56 16 21 1
West 7 65 15 11 2
Nieuw-West 7 66 14 11 3
Zuid 9 49 21 19 2
Oost 8 65 18 6 3
Noord 9 50 27 12 3
Weesp* 0 60 30 10 0
Zuidoost 10 56 16 17 2
41
Tabel 28 Reclame op ov, voer/vaartuigen
Ranie (5 9 9
S 9 9 EAA Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B: helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 5 29 23 43 1
West 14 31 20 32 3
Nieuw-West 14 33 23 27 3
Zuid 9 25 23 41 2
Oost 11 31 21 34 3
Noord 6 29 28 35 3
Weesp* 0 30 10 60 0
Zuidoost 10 30 18 39 4
Tabel 29 Driehoeksborden
Ranie (5 9 9
S 9 9 EAA Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B: helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 1 36 27 35 1
West 10 30 37 22 2
Nieuw-West 3 35 29 27 6
Zuid 6 26 34 32 2
Oost 5 35 33 24 4
Noord 4 27 36 27 7
Weesp* 0 30 40 30 0
Zuidoost 3 29 32 31 5
Tabel 30 Posterframes
Ranie (5 9 9
S 9 9 EAA Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 ne helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 5 47 23 25 1
West 10 42 31 13 3
Nieuw-West 7 45 29 15 4
Zuid 8 31 35 24 2
Oost 11 38 32 12 7
Noord 8 34 32 20 6
Weesp* 0 40 40 20 0
Zuidoost 8 37 34 18 4
42
Tabel 31 (winkeluitstallingen)
Ranie (5 9 9
} 9 9 ETT Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B: helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 3 16 26 54 1
West 3 17 41 39 1
Nieuw-West 3 25 29 39 4
Zuid 2 9 35 51 2
Oost 2 22 33 37 7
Noord 6 20 36 35 3
Weesp* 0 10 20 70 0
Zuidoost 1 20 34 43 2
Tabel 32 Vlaggen, banieren, beachflags, spandoeken
Ranie (5 9 9
} 9 9 ETT Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
j S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 6 27 30 35 2
West 8 33 30 26 3
Nieuw-West 6 27 35 25 8
Zuid 4 25 34 35 2
Oost 11 35 29 16 9
Noord 7 30 38 20 6
Weesp* 0 40 30 30 0
Zuidoost 3 27 32 33 5
Tabel 33 Reclame aan gevels
Ranie (5 9 9
} 9 9 ETT Ln
Port LS lo ld=telf =S minder
9 B: helemaal Fetch)
ali: goed zouik niet /
} S Ta LEL La LA Zeeg
vinden erg vinden
Centrum 1 13 40 44 1
West 5 19 42 33 2
Nieuw-West 4 20 40 33 3
Zuid 1 13 43 41 1
Oost 3 18 44 32 3
Noord 4 17 40 36 3
Weesp* 0 0 40 60 0
Zuidoost 4 27 32 34 2
* Weesp telt 10 respondenten
43
x
x
| Onderzoeksrapport | 44 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 79
Publicatiedatum 20 februari 2015
Ingekomen onder K
Ingekomen op 11 februari 2015
Behandeld op 11 februari 2015
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Roosma en de heer Poorter inzake de Nadere
regels en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2015
(maatschappelijke opvang — regiobinding).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Nadere regels en het Financieel besluit
maatschappelijke ondersteuning 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 51);
Constaterende dat:
-__ regiobinding niet langer een wettelijke grondslag heeft in de nieuwe Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), maar er wordt gekeken naar waar de
cliënt de meeste kans heeft op een succesvol traject;
- het College in de Nadere regels maatschappelijke opvang voorstelt om
regiobinding op te nemen als één van de drie aspecten op basis waarvan de kans
op succesvol traject bepaald wordt;
- bij regiobinding wordt gekeken naar inschrijving in de Gemeentelijke
Basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA) en als een cliënt niet
ingeschreven is, moet de cliënt op een andere wijze ‘aantonen’ dat hij/zij van
de afgelopen 3 jaar 2 jaar in Amsterdam verbleef;
Overwegende dat:
- uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat deze eis van regiobinding er de
afgelopen jaren toe heeft geleid dat daklozen tussen de wal en het schip vielen;
- __ belangenbehartigers aangeven dat het aantonen dat iemand de afgelopen 3 jaar
2 jaar in Amsterdam verbleef een effect heeft op de gepercipieerde
toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang: mensen wachten op straat
totdat ze aan de eis van regiobinding voldoen;
- het daarom niet wenselijk is om de eis dat iemand in de afgelopen drie jaar, twee
jaar in Amsterdam moet hebben verbleven op te nemen in de Nadere regels;
-__een check op inschrijving in het GBA kan volstaan, mits inschrijving in het GBA
minder zwaar meetelt dan de aspecten van zorgkader en sociale binding,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 79 Motie
Datum 20 februari 2015
Draagt het college van burgemeester en wethouders op:
— op pagina 37 uit de Nadere Regels Maatschappelijke Ondersteuning 2015 te
schrappen: “Indien het GBA geen uitkomst biedt moet de cliënt aantonen dat hij/zij
in de afgelopen drie jaar twee jaar in Amsterdam verbleef (bijvoorbeeld middels
brieven van officiële instanties/bankafschriften/justitieel verleden, contacten met
hulpverleners)”;
— op pagina 27 de Nadere Regels Maatschappelijke Ondersteuning 2015 te wijzigen,
opdat regiobinding aan de hand van het GBA kan worden gecontroleerd, maar
minder zwaar meeweegt dan de aspecten van het zorgkader en het sociale
netwerk.
De leden van de gemeenteraad,
F. Roosma
M.F. Poorter
2
| Motie | 2 | val |
nien023909 X Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S EF D
erk, Participatie : : "
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
en Inkomen
D Amsterdam Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 22 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Volwasseneneducatie, Laaggeletterdheid en Inburgering
Agendapunt 8
Datum besluit
Onderwerp
Afdoening toezegging inzake studeren met behoud van uitkering aan mboz2
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief van wethouder Groot Wassink ter afdoening van
de toezegging in de commissie SED van 12 juli 2023 over de mogelijkheid van het volgen van een
schakeltraject op mbo-niveau 2 met behoud van uitkering
Wettelijke grondslag
Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet
Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren.
Art 169 Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak
nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3).
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de commissie SED van 12 juli 2023 heeft wethouder Groot Wassink
n.a.v. agendapunt “Kennisnemen van de raadsinformatiebrief Uitvoering van het nieuwe
inburgeringsstelsel Nr. VN2023-016077” op verzoek van raadslid Yemane (GroenLinks) toegezegd de
mogelijkheid voor het volgen van een schakeltraject op mbo-niveau 2 met behoud van uitkering te
onderzoeken.
Reden bespreking
Fractie van Groenlinks wil deze brief graag in de commissie bespreken omdat wij het belangrijk
vinden om hierover met de Wethouder in gesprek te gaan.
Uitkomsten extern advies
Geheimhouding
Uitgenodigde andere raadscommissies
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.6 1
VN2023-023909 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie,
Werk, Participatie 9 Amsterdam -
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
en Inkomen %
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 22 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Ja, toezegging SED datum 12-07-2023 [nieuwe inburgeringsstelsel: mbo2 met behoud van uitkering
TA2022-000155]
Welke stukken treft v aan?
Afdoening toezegging TA2023-000842 studeren met behoud van uitkering
AD2023-082803
mbo-2.pdf (pdf)
AD2023-082804 Commissie SED (a) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
WPI, Marieke Boel, 0639270451, m.boel@&amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.6 2
| Voordracht | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering 9 november 2022
Ingekomen onder nummer 427 accent
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake de Begroting 2023
(Vieren van verbondenheid)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2023,
Overwegende dat,
- Het goed is om de verbondenheid van de verschillende delen van ons land, Aruba,
Bonaire, Curacao, Nederland, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten, en ook de
banden met voormalige delen van ons land, te versterken en te vieren;
-_Het CDA in samenwerking met de Arubaanse Volkspartij (AVP — Aruba), de
Democratic Party (DP - Sint-Eustatius) en de Union Patriotiko Boneriano (UPB —
Bonaire) een initiatief heeft opgesteld om die verbondenheid op 15 december
nadrukkelijker te vieren;
-_Het belangrijk is om aandacht te besteden aan het belang van trans-Atlantische
gemeenschappelijkheid binnen ons koninkrijk, en ook aan de culturele uitwisseling
van Europese Nederlanders en Caribische Nederlanders binnen onze samenleving;
- Het college deelt de mening dat het belangrijk is in te zetten op deze verbondenheid,
Verzoekt het College:
Een ambtswoninggesprek te organiseren met als doel te onderzoeken welke wensen leven en
kansen bestaan om vanuit de gemeente Amsterdam de banden met de niet-Europese delen
van Nederland te verstevigen, en de vitkomsten te betrekken bij de verdere organisatie van
de viering van Amsterdam 750 jaar
Indiener(s),
D.T. Boomsma
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1453
Datum akkoord 3 november 2016
Publicatiedatum 4 november 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Blom van 11 oktober 2016 inzake
het gebruik van rubbergranulaat op kunstgras sportvelden.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Woensdagavond 5 oktober 2016 bracht het programma Zembla een uitzending,
getiteld: ‘Gevaarlijk spel’, over de mogelijke schadelijkheid van het rubbergranulaat
op 90% van de Nederlandse kunstgras sportvelden. Volgens Zembla gaan overheden
er al jarenlang van uit dat van schadelijkheid voor de volksgezondheid geen sprake
is, op basis van een studie in opdracht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM). Over de validiteit van deze studie valt het een en ander te zeggen en
zelfs binnen het RIVM zijn stemmen opgegaan dat daar vragen bij te stellen zijn.
Daarnaast leek er in 2015 een nieuwe Europese norm voor kankerverwekkende
stoffen in rubber te komen, maar dankzij een succesvolle lobby van de
branchevereniging van bandenfabrikanten valt rubber tot minstens 2017 niet onder
die norm. Als de norm al wel zou gelden, zou het gehalte schadelijke stoffen in de
granulaten veel te hoog zijn. Het gaat daarbij onder andere om zink, lood, benzeen en
PAK's.
Een door Zembla geïnterviewde toxicoloog adviseert kinderen niet langer te laten
spelen op deze kunstgrasvelden, tot definitief duidelijkheid is over de relatie tussen
onder andere lymfeklierkanker en leukemie, en het rubbergranulaat waar kinderen en
volwassenen week in week uit op spelen.
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), die zelf onlangs nog een
kunstgrasveld heeft laten aanleggen met het duurdere, maar ook veiligere kurk in
combinatie met kokos, wil graag nieuw onderzoek naar de gevolgen voor de
volksgezondheid van rubbergranulaat op de Nederlandse kunstgras sportvelden.
Graag ontvangt ondergetekende van het college een uiteenzetting naar aanleiding
van de zorgwekkende bevindingen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Blom, namens de fractie van Groenlinks,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer We ember 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 oktober 2016
1. Heeft het college kennisgenomen van de uitzending van Zembla van 5 oktober
2016, getiteld: ‘Gevaarlijk spel? Wat is de reactie van het college op deze
uitzending en de hieraan gerelateerde berichtgeving in de media?
Antwoord:
Het college heeft kennisgenomen van de uitzending en is zich bewust van de
onrust die door berichtgeving in de media is ontstaan bij voetballers en ouders
van voetballende kinderen.
Het college heeft, naar aanleiding van deze uitzending, er bij het RIVM en bij
het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op aangedrongen om nader
onderzoek te doen naar de gezondheidsrisico’s van het rubbergranulaat voor
sporters.
2. Behoren de Amsterdamse kunstgras sportvelden tot de 90% in Nederland waar
het veld bestrooid is met rubbergranulaat?
Antwoord:
In Amsterdam liggen 78 kunstgrasvelden die met rubbergranulaat zijn bestrooid.
3. In de Amsterdamse sportwereld is er veel onrust ontstaan. Er zijn veel vragen bij
ouders en sporters. Op welke wijze staat de gemeente hen bij?
Antwoord:
De gemeente heeft een schriftelijke reactie op de uitzending van Zembla op haar
website geplaatst. De medewerkers van het centrale telefoonnummer van de
gemeente Amsterdam zijn op de hoogte gebracht van de laatste stand van zaken
zodat zij de vragen van Amsterdammers goed konden beantwoorden. De
gemeente heeft gezorgd voor extra inzet bij het Sportpunt. En de medewerkers
van de sportvelden zijn goed geïnformeerd zodat zij vragen van Amsterdammers
konden beantwoorden.
Toelichting door vragensteller:
Minister Edith Schippers (Sport) heeft het RIVM opdracht gegeven opnieuw te
onderzoeken of de rubberkorrels op kunstgrasvelden de gezondheid kunnen
schaden. Het onderzoek moet nog voor het einde van 2016 klaar zijn.
4. Welke acties is het college voornemens te nemen in de looptijd van het
onderzoek? Op welke wijze is er overleg tussen het Ministerie van Sport en
het RIVM?
Antwoord:
Het college volgt het advies van VSG, RIVM en KNVB en wacht de resultaten van
het onderzoek van het RIVM af. Wel bereid ze zich voor op mogelijke
ontwikkelingen in de toekomst.
Gezien de verschillende milieu- en gezondheidsdiscussies van de afgelopen jaren
verwacht de gemeente Amsterdam dat er vanuit de markt de komende jaren een
ruim aanbod aan nieuwe soorten kunstgrasvelden zal ontstaan.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer We ember 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 oktober 2016
De gemeente wil dan ook ervaring opdoen met het ontwikkelen, exploiteren en
beheren van meer verschillende soorten kunstgras. De komende jaren zal
daardoor meer differentiatie ontstaan in het aanbod aan kunstgrasvelden op
de Amsterdamse sportparken.
Als eerste stap daarin is in oktober 2016 een nieuw kunstgrasveld op sportpark
Spieringhorn ingestrooid met kurk. Dit is een natuurproduct waarvan geen
schadelijke effecten zijn te verwachten.
5. Waar in Amsterdam staan de komende jaren aanleg van nieuwe kunstgras
sportvelden in de planning?
Antwoord:
Op vrijwel alle sportparken worden de komende jaren of nieuwe kunstgrasvelden
aangelegd of bestaande kunstgrasvelden vervangen voor nieuwe. Het gaat
daarbij om een gemiddeld aantal van 10 per jaar.
6. Indien het onderzoek van het RIVM uitwijst dat rubbergranulaat toch
gezondheidsrisico’s met zich meebrengt moeten de velden worden aangepast.
Kan het college een uiteenzetting geven van de mogelijke financiële
consequenties’?
Antwoord:
De kosten voor vervanging van een veld worden geraamd op € 300.000. Voor
78 velden houdt dit een investeringsbedrag in van ruim € 23 miljoen. Het precieze
bedrag is afhankelijk van het tijdspad, hoe sneller we velden moeten vervangen,
hoe duurder het zal worden, met name omdat de bestaande velden vervroegd
moeten worden afgeschreven. Ook is het onduidelijk welke invloed de uitkomst
van het RIVM op de marktprijs zal hebben. Daarnaast is de beschikbaarheid van
alternatieve materialen, plus de standaard die de KNVB zal hanteren van invloed.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
101 gevestigd in het Aalsmeerder Veerhuis
Vereniging Sloterkade 21 - 1058 HE Amsterdam
: Telefoon 020 6172735, Fax 020 8509202
Vrienden van Email [email protected]
Website http://www.amsterdamsebinnenstad.nl
de Amsterdamse Bankrekening NL67 INGB 000 1775 369
Binnenstad
Aan: Dagelijks bestuur
van stadsdeel centrum
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
PER POST
Betreft: VVAB over tijdelijke terrasuitbreiding
Ons kenmerk: 20200515terrassen
Amsterdam, 15 mei 2020
Geachte leden van het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum,
Binnen het kader van de noodverordening wil het gemeentebestuur meewerken aan ‘het vergroten
van bestaande terrassen’ op locaties met veel ruimte, zodat ‘een deel van de reguliere capaciteit’ van
de horeca behouden kan blijven (Menukaart tijdelijke maatregelen OR, 8 mei 2020, pag. 64).
Een van de eerste initiatieven die hierop anticiperen is die van de Nieuwmarktondernemers. Hun
voorstel om op de Nieuwmarkt één groot gedeeld terras te maken, waar ook de cafés zonder buiten-
ruimte van meeprofiteren, blijkt enthousiast te zijn ontvangen door de burgemeester, maar ook veel
kritiek op te roepen. Reden voor de VVAB om over de mogelijkheid van tijdelijke terrasuitbreiding in
stad en stadsdeel een standpunt in te nemen.
De VVAB, die sinds jaar en dag opkomt voor de leefbaarheid in de binnenstad, ziet zich voor een seri-
eus dilemma geplaatst. Enerzijds horen horeca-terrassen bij een levendige stad en voorzien deze in
een behoefte. Wie snakt niet naar een drankje in de buitenlucht, zeker na versoepeling van de Coro-
na-maatregelen. Anderzijds dragen terrassen bij aan de drukte en onbalans, met vaak extreme over-
last in de buurten, waardoor de leefbaarheid voor met name de bewoners al jaren ver onder de maat
is. Het is niet voor niets dat de VVAB en diverse actiegroepen in de buurt al langer pleiten voor aan-
scherping van het horeca- en terrassenbeleid en een restrictiever vergunningenbeleid, als één van de
maatregelen om de balans in de binnenstad te herstellen. Ruim baan voor terrassen, ook als die een
‘tijdelijk’ karakter dragen, staat daarmee op gespannen voet.
Natuurlijk vindt de VVAB het belangrijk dat de horeca-sector, die door de Corona-maatregelen stevig
wordt geraakt, zich redelijkerwijs kan herstellen, maar dan wel op een wijze die past in een toekomst-
scenario waarin deze branche in Amsterdam in omvang wordt teruggedrongen. Er is immers al lang
sprake van onbalans.
Àls strikt tijdelijke, aan een einddatum gebonden maatregel, zou de VVAB kunnen leven met een op
de 1.5 m Corona-norm afgestemde uitbreiding van vergund terrasoppervlak op plekken die zo ruim
zijn dat de voetgangers daar geen enkele last van ondervinden en het straatbeeld niet door de horeca
wordt overheerst. Zo lenen brugvleugels zich niet voor uitbreiding en is het ook geen goed idee om op
zoek te gaan naar nieuwe ruimte voor horeca op straat, pleinen, kades en op het water, waardoor
normaal gebruik van de openbare ruimte, zoals wandelen, verpozen en genieten van het stads-
schoon, in de knel komt.
De idee om kleine horeca (veelal zonder terrassen) te laten meeprofiteren van tijdelijke herstelplannen
spreekt aan, maar dan moet die ‘horeca-solidariteit’ wel vorm krijgen binnen de nu vergunde horeca-
ruimte (inclusief genoemde tijdelijke terrasuitbreiding) en dus niet door openbare ruimte te annexeren
voor nieuwe terrassen.
Mocht het stadsdeelbestuur, c.q. het stadsbestuur, onverhoopt aansturen op het tijdelijk centreren van
horeca op de Nieuwmarkt en/of andere pleinen en nieuwe plekken willen aanwijzen voor horecater-
rassen op kades, pontons, parkeervakken en straten - wat wij sterk ontraden - dan moeten de terras-
Doelstelling:
Het behoud en herstel van de historische bebouwing en stedenbouwkundige structuur; het handhaven van het historisch ka-
rakter, het bevorderen van het stedenschoon en het verbeteren van het stadsgezicht; het bevorderen van de kwaliteit - waar-
onder de openbare toegankelijkheid - van de openbare ruimte, het water en het stedelijk groen inbegrepen; het bevorderen
van een goed woon-, werk- en verblijfsklimaat.
sen langs de huizen verdwijnen zodat de aan het oog onttrokken onderpuien weer zichtbaar worden
en de stoepen volledig ter beschikking komen van voetgangers en wandelaars.
Balans in beleid en maatregelen en behoud van draagvlak, blijven ook in crisistijd een vereiste. Dat
brengt met zich mee dat 1) tijdelijke uitbreiding van vergunde horeca-terrassen in de hele stad ‘gelijk-
tijdig’ moet plaatsvinden, zodat de aanzuigende werking van de horeca in de binnenstad en de daar-
mee verbonden niet-noodzakelijke verkeersbewegingen worden tegengegaan, 2) geen afspraken met
de horeca worden gemaakt buiten de betrokken buurten om en 3) het voldoen aan voorwaarden en de
tijdelijkheid van de terrasuitbreiding juridisch moeten kunnen worden afgedwongen.
Tenslotte merken wij op dat deze tijd zich bij uitstek leent voor verdere verdieping en uitwerking van de
visie op de binnenstad, waartoe Zef Hemel eerder een aanzet heeft gegeven. Herbezinning op het
gebruik van de openbare ruimte zal naar ons inzicht moeten uitmonden in een geringer commercieel
beslag op die ruimte en in versterking van het openbare karakter daarvan.
De VVAB roept het stads(deel)bestuur op ervoor zorg te dragen dat de verrassende kwaliteiten van
een minder drukke stad behouden en beleefbaar blijven. Dat is ook de beste garantie voor transitie
naar een toekomstige, meer leefbare stad, waar Amsterdammers zich thuis voelen en kwaliteitstoe-
risme de norm is.
Het bestuur van de VVAB
Met vriendelijke groet,
Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad,
De Hr
Rogier Noyon Fred Kramer
voorzitter secretaris
Gc: College van burgemeester en wethouders, Postbus 202
De fracties van de gemeenteraad
| Raadsadres | 2 | train |
AAM
n _
ni
Ì Ri:
i Ezi pe” ee ki: hk
ee re a :
LA A En
| er RE
lm rid |
nn e
E ha, EE _ 5 rj ee
dt fi hs . Ne, ma
| hee: 2: ard
en Banen & 3 u f
N A HE AH P :
„4 p Pan i ir: q
EE eN AN
E. a e 1 en ti a ie —
Nl Fl En E u ee gr e k ke |
Ì a dn g me ek 1 kh
En / IN
PAPE n '
kf EE kj af
k in
en me
” : ne
er rr anr wie
EF f Í \
| ar / ú | Ï Á
Pi 4 Rt gen : |
Wera ú
kh Pa Fr Î
bn Ee É 5
AF ME 1
rr ik En Ke pe ee
EE NE _…
RK ng an
F4 jp ke A ia
Tm)
ed = nt) kn
r mannen Ä 1 $
e ir Pe i di
En An Elf
Pasi hes ea
7 jm d \ re E N IJ
Î sE : 1 Kes netbe
_ EL . at … Ii T an fd Pk} mn Ì _N ed En
s Ù eN at Ed en - ip Fm e E \ Ee)
ie / gn i EL L ot W, | __ | RE
: d ke & Pr 4 / TIK ATi Aid he Ei FP dn
ek il nd
% _ Je 4 Pi | | me A ee 1 kú / ij i
EE td INS VE
il LIAM IN ZA2
VSN a LMES
\ B in | 8 Tel 3 ed | L e ä
er \ A EN EA
NNS …… ° ee nd
Mi, er : ke | en | .
PA, Ll K | NR
a henze in en En
ee an ne |
Ds Sn ; |
ed: li) Ee en hed Be
ah fd an Mi en
A 8 ‚n ; n pe a mn
E Ke | En of
\ = |’ Tk
d \ N En
|
' GR
Ei Á | :
Eee EAN |
e A: =
Inhoud
1 Voorwoord 6
2 Inleiding 8
2.1 Betekenis en totstandkoming van het Actieplan EJ
2.2 Samenvatting Ks]
2.3 Leeswijzer 9
3 Proces totstandkoming Actieplan 10
3.1 Prioritering 10
31.1 Programmatisch handhaven 10
3.1.2 Inventarisatie en prioritering 10
31.3 Onvoorziene ontwikkelingen uh
3.2 Handhavingstaken van specialistische teams 11
3.3 Uitwerking handhavingsprioriteiten in de inzetplannen ID
3.4 Evaluatie en monitoring 11
Á Handhavingsprioriteiten per thema 12
4.1 Stedelijke handhavingsprioriteiten pW
41.1 Overlast personen up)
41.2 Jeugdoverlast 12
41.3 Afval en milieu u
41.4 Overlast van horeca en coffeeshops un
41.5 Verkeer 14
41.6 Evenementen 15
41.7 Ondermijning 15
4.2 Lokale prioriteiten 16
4.2.1 Bouw/Werken in de openbare ruimte 16
4.2.2 Overlast op en rondom het water 16
4.2.3 Recreatie overlast bij en rondom water 16
4.2.4 Vercommercialisering van de openbare ruimte en graffiti 16
4.2.5 Overlast rond markten 18
ANRA eel EE 18
4.2.7 Objecten in de openbare ruimte 18
4.3 Geen Prioriteit 18
4,31 Dierenwelzijn en -overlast 18
4.4 Schematische weergave handhavingsprioriteiten 2022 Ke)
5 Handhavingstaken specialistische teams 20
5.1 Team Snelle Interventies (TSI) 20
opn De ED; 20
5.1.2 Motorhandhaving (relatie met thema Verkeer) 21
51.3 Bruggen en kademuren a
5.2 Team Boa Binnen 21
5.21 Kwaliteitscontrole, CityControl 21
5.2.2 Camerahandhaving a
5.2.3 Digitaal Opkoop Register (relatie met thema Ondermijning) 22
5.3 Openbaar vervoer py]
5.4 Team Fietsparkeren 22
5.5 Nautisch Team (relatie met thema overlast op en rondom het water) 23
5.6 Wegsleep 23
5.7 Toezichtpalet yy
5.71 Boa's in opleiding (BIO’s) 24
5.7.2 Coaches openbare ruimte (o.a. fietscoaches) 24
5.7.3 Gastvrouwen/gastheren Wy!
5.7.4 Team toezichthouders bij plaatsingen 24
5.8 Meldkamer en kaskantoor 24
5.8.1 Cameratoezicht Ruimte (CCTR) 24
5.8.2 Meldingen en regie 25
5.8.3 Kaskantoor 25
5.8.4 Verzinkbare palen 25
6 Ontwikkelingen in 2022 26
Vooruitblik op 2023 vj
Bijlage 1 Organisatiemodel THOR 28 m
Bijlage 2 Verdeling formatie operatie THOR 30 nm
Voor u ligt het Actieplan Handhaving Openbare Ruimte op het gebied van woon-werkverkeer, maken de
2023, een plan dat jaarlijks wordt opgesteld en toelicht concurrentiestrijd op de arbeidsmarkt voor THOR op
welke prioriteiten met voorrang in Amsterdam worden dit moment extra moeilijk. Met een hoge werkdruk
opgepakt door de directie Toezicht en Handhaving onder de medewerkers als gevolg, van wie in de
Openbare Ruimte (THOR). Veel Amsterdammers, afgelopen coronajaren al vaak het uiterste is gevraagd.
bezoekers en ondernemers begaan kleine overtredin- Ook andere issues zoals de toenemende verharding
gen die voor grote ergernissen, praktische problemen van de samenleving, de discussie en onzekerheid over
of een onveilig gevoel bij anderen zorgen. Soms het al dan niet uitrusten van boa’s met de korte wapen-
bewust maar vaak ook onbewust. In de komende jaren stok en bijvoorbeeld zorgen bij medewerkers over de
neemt het aantal bewoners en bezoekers verder toe. hoge inflatie en de eigen financiële huishouding,
Hoe meer mensen, des te meer meningen over hoe de zorgen hierbij voor extra uitdagingen op het gebied
openbare ruimte gebruikt mag worden. Dit kan soms van de mentale en fysieke gezondheid van veel
botsen met elkaar. Wat de één als gezelligheid ervaart, medewerkers.
ervaart een ander als overlast. In onze samenleving
verwachten we dat mensen zich aan de regels houden Vanwege de veelheid aan opgaven en grenzen aan de
en daar onderling met elkaar uitkomen. Maar dit lukt beschikbare capaciteit, zijn er voor 2023 samen met
niet iedereen altijd. ketenpartners en stadsdelen weloverwogen keuzes
geprioriteerd in dit Actieplan Handhaving Openbare
De leefbaarheid komt in sommige buurten steeds meer Ruimte 2023: wat kunnen we oppakken, wat moeten
onder druk te staan. De vraag om handhaving is en we laten liggen. Op dit participatieproces met haar
blijft daardoor onverminderd groot. Het Rijk, de stad ketenpartners kijkt THOR met veel waardering terug.
en de stadsdelen leggen veel opgaven neer bij de Dagelijks besturen, stadsdeelcommissieleden en
THOR. Opgaven waar THOR het liefst allemaal mee aan ambtenaren van verschillende gemeentelijke directies
de slag gaat, maar de beschikbare capaciteit maakt dit zoals V&OR, A&G, OOV en Stadswerken hebben met
niet mogelijk. Na de coronacrisis, die gelukkig achter hun betrokkenheid en input een zeer waardevolle
ons ligt maar die nog dagelijks doorwerkt op het werk bijdrage geleverd aan dit Actieplan. Daarnaast zijn er
van onze handhavers, werd THOR afgelopen jaar met ook suggesties aangedragen om de werkwijze van
nieuwe uitdagingen geconfronteerd. prioritering te verbeteren. Samen met hen gaan we in
2023 in gesprek hoe we het proces kunnen verbeteren
Ondanks alle tijd en aandacht die THOR investeert in en de uitdagingen waarvoor we staan zo effectief en
het werven en zelf opleiden van nieuwe medewerkers, efficiënt mogelijk kunnen aanpakken.
verhindert de krapte op de arbeidsmarkt de beoogde
uitbreiding van de handhavingscapaciteit. Factoren als Femke Halsema
het gebrek aan betaalbare huisvesting en vraagstukken Burgemeester Amsterdam
ei Tt de D der ES rm ha L et ae ain ii
Nt 2E We ik LEE EE if Sa eN at he ET e
bii reek Rr EPONE PE dei
ar rd NE ER Dee eert ded Fl
he: Me inner NRE PE er
ARE ne EE Es
Ee ft toade & Felle Ed ej ie! EERE met
Rr WA ON DE MEE &
Re RE TENEN
EA er Et je id he rn
a aa h fe ee HR É ET Ee ME AE
E En Er gee Ee NE ie EE ek, i- le. Ee ett 1 rk % BE } ke,
ahent E EN he TT , re EA en gehe Er Fl Ra a pe “nit ELT on, de,
NS Ate iT Lr alt Tre Eg
En en Re ae
Te ie LT ee
ka nn LP + pe i Ee; Men Ke er DEE Ee, ei) "ek
ape EE
Tk Ee AS Eh | rl, Ed 3 3 t ee ee Eed Kk ” Ee Att hal, 5
E- k ie [! . fl ns El 5 Ei Pen
fr r mie a el e te =| Ï re Ek ” 4 8 Ee Ee Ù Ea
De Nn Î en le en gj Eg ih etf Een Ee ij
kk et Ì EJ er H nt, E nd Er 8 # 4 ET in sne ik zie
EN Elie AKE: li We ater NG tE, Be
ier Ng te Me Ee OE
eb oe ze Ee AEL NT EN te den a,”
er ANN af if ef Ren ik ed Abe de
KEN Ber lef En En: pn
ph Ee kk kn en _ DN - r re Là Le EN Le] Ee ' id
} ea rn sd Eea TE. nj 5. FE Bee 3 je NL 7. E : Te ade
8 f ee Le TE ee ak bn sd k : hi Ei à iele”! a B E
PR NE hele Pa ie Ar ERE it k nd Te Ferf geer, brt
‚ ee An De ï re rn mk re
ak Den ee dp d F. ie. Ee F hut ff il l- 8 zn hed
EN NR NE fen 4 ERN ee
EAN ree Ae EE ne Ee Ln mr
Ne aid EEN, ges B
en Cl pat DN lr ce U : et Ko 3 EK be
en eid te en d E |: |= RP 5 er AE , El F
EEG | Bn Nn RE ES
VERE le En } ki ed ee AREN E 4 NON de
br 5 , | i Kr zn ri is Kele h, ï } An 4 rn in e
h 8 hl AE „ie zE Er fi sn F h nt 3 Ee Î ei it - A í Es E it k Er
Rn EEE Ee ek:
AE m kt Re : LE iN En
Ei mn Lln " rrd ik Jen |
| oe mn = ‚ Ei en
: ger} a : ak 1 E - EM in KP
Tkn ak | l N e | 5 ek P: Be Bg
b ERN ee If ! Dm, = e Ter
Pad at fl | eed ‚ Fr L$ De ed er
£ ï Ke” td AE \ Ni Ki 5 le mn E ù KE - r Dee ”
Tt AE Ne L dd ER atd Us /
: 5 à | hd E' Pi 1]
: 5 P id hr kn Hr De f | gk d â mn k / 1
et BE ban K ge OO — AE ee Le ee "
F es / nn en E
: el nn k €
Sp 7 a el 5 | j be
a d Pe E |
De | Ë
È
B up mr” E -
pr en ne - m
: E Ge al 3 t P
pek ee ô DE
me ee Ten E F7
: ve eens oe 7, 3 rn
ee PE ee Ù 7 F :
ie Les err an in Ee : bert et ser
Ene EA ngen LE !
dn pr heej ï : en Kut Bit He ri ï
NL Ean nete en ne ee am
ee nn TER dn Ae FA
Be B A Ve IE err WE en Ten Ae Er AE Med Sn
TE er Ee Ae Et Ee
Tet TEE ES ee fe zg ee A ee ee Ae re ne 5 N
gk pete ker Le Aen en RT Wen at rea >
lij Ee ea A ed zie Br En er en Ee ee Ae , rn
EP er een, A kde Tr ef erk Ee
REE Ene Ee ed En enn » \ ke
EET ETE ee de RET de ah f ;
pred ee et ee erheen rn en
ee eN EE
re Oe et eere dere ee ee :
En ah Then B et ee nel gtn Bee ee, ! kr
Ee EO EN IE zà
ET gen de [ne ee EL e ” En :
eee Ee el ene Meen lenen Ì
en En me ee SP ea EE ee tee et :
RE ei rn RE el Et at EC een E
Ee ned nd nere
Ee eene en De ah ee VL dE! :
an re Te En ed ie Ed ee rn Pa
Met elkaar maken we de stad Amsterdam. Alles wat we digitalisering, het gebruik van real-time dashboards en
doen, doen we voor Amsterdammers. De groei van het informatiegestuurd handhaven spelen daarbij een
aantal inwoners zet zich onverminderd voort en het belangrijke rol. THOR, haar ketenpartners en het
inwonertal nadert de 1 miljoen. Daarnaast kan Amster- I-domein gaan komend jaar intensiever samenwerken
dam jaarlijks rekenen op miljoenen bezoekers uit op gezamenlijke opgaven en de ontwikkeling van
binnen- en buitenland die gebruik maken van de hulpmiddelen, technologische innovatie en het ontslui-
openbare ruimte. De directie Toezicht Handhaving ten van data.
Openbare Ruimte (THOR) heeft tot taak bij te dragen
aan een leefbare, veilige en schone openbare ruimte Verder neemt de druk op de handhavingsorganisatie
waardoor het prettig samenleven is in de stad. Proble- toe omdat de politie zich steeds meer richt op haar
men in de openbare ruimte waar burgers, bezoekers kerntaken en specialisaties waar met handhaving werd
en ondernemers het meeste last van hebben, worden samengewerkt zijn beëindigd (team Veiligheid Open-
in nauwe samenwerking met stadsdelen en directies baar Vervoer). Een ander aandachtspunt is de veilig-
aangepakt. Dit gebeurt innovatief en flexibel, samen heid van de handhavers op straat. Ondanks dat hand-
met meerdere partners. havers in principe niet ingezet worden in gevaarlijke
situaties, leert de ervaring dat ze alsnog onverwacht
De gemeente heeft 80 handhavingstaken in de open- geconfronteerd kunnen worden met agressief gedrag
bare ruimte. Deze kunnen met de huidige capaciteit en waarbij de omstandigheden niet toelaten dat de
middelen niet allemaal worden uitgevoerd. De afgelo- handhaver een stap terug kan doen.
pen jaren was handhaving druk met het toezicht op de
coronamaatregelen. Nu de coronamaatregelen zijn Gezien de gelimiteerde handhavingscapaciteit moet
afgezwakt en de samenleving weer terug is naar binnen deze taken en thema’s geprioriteerd worden. In
normaal zal opnieuw goed gekeken moeten worden het Actieplan Handhaving staat hoe deze prioritering
wat de stad nodig heeft en wat THOR kan bieden. Een tot stand komt en in welke handhavingsinzet de
aantal ontwikkelingen zorgt er voor dat er toenemende prioritering concreet resulteert. Dit is in samenspraak
druk op handhaving is. Het wordt steeds drukker in de gebeurd met de verschillende directies en de Dagelijks
stad, met Amsterdammers die meer op pad gaan en Besturen van de stadsdelen. Het actieplan wordt door
met de toeristen die in grote hoeveelheden de stad het college van B&W vastgesteld en ter kennisname
weer weten te vinden. Daarnaast groeit Amsterdam en geagendeerd in de raadscommissie Algemene Zaken.
zijn er gebiedsontwikkelingen gaande met nieuwe Vervolgens gaat THOR er in overleg met de stadsdelen
wijken. Hierdoor worden de opgaven gerelateerd aan mee aan de slag, want het Actieplan wordt per gebied
een leefbare, veilige en schone stad steeds groter en vertaald naar de fijnmazige inzetplannen: welke
veelzijdiger. Deze opgaven leiden tot toenemende handhavingscapaciteit wordt in een specifiek gebied
vraag naar handhaving als instrument om beleid van op de geprioriteerde thema’s ingezet. In de inzetplan-
gemeentelijke onderdelen en ketenpartners te realise- nen kunnen de stadsdelen binnen de handhavingsprio-
ren. Het vraagt om een flexibele organisatie waar riteiten hun accenten leggen. Daarbij wordt rekening
steeds meer gebruik wordt gemaakt van slimme gehouden met de tijdens de inventarisatie aangegeven
technologie en nieuwe innovatieve werkwijzen. Data, aandachtspunten.
2.2 Samenvatting 2.3 Leeswijzer
Het actieplan van THOR draagt bij aan de prioritering In hoofdstuk 3 van het actieplan wordt het proces van
van de beschikbare handhavingscapaciteit, het actie- totstandkoming van het actieplan nader toegelicht.
plan gaat niet over de capaciteitsverdeling per stads-
deel. In hoofdstuk 4 worden de handhavingsprioriteiten van
THOR opgesomd en is per thema beschreven wat de
Samenvattend is de inzet van THOR in 2023 als volgt: problematiek is die als prioriteit wordt aangemerkt.
1. De stedelijke handhavingsprioriteiten die voor alle
teams in de gebieden van THOR gelden: In hoofdstuk 5 worden de handhavingstaken van de
m Overlast personen specialistische teams beschreven.
m Jeugdoverlast
m Afvalen milieu In hoofdstuk 6 worden ontwikkelingen nader
m Verkeer toegelicht.
m Overlast rond horecazaken en coffeeshops
m Evenementen
m Ondermijning
2. Lokale prioriteiten (die in één of enkele stadsdelen
zijn benoemd)
m Bouw/werken en objecten in de openbare ruimte
m Overlast op/bij water — recreatie overlast bij en
rondom water
m Vercommercialisering
= Markten
m Vuurwerkoverlast
3. De belangrijkste specialistische taken van THOR
die door aparte teams in de hele stad en Weesp
worden uitgevoerd:
m Taxi
m Openbaar vervoer
m Wegsleep
= Nautische taken en overlast op het water
9
3.1.1 Programmatisch handhaven 3.1.2 Inventarisatie en prioritering
Goede handhaving verloopt volgens een gedegen THOR heeft opnieuw geïnventariseerd welke
plan. Dit noemen we binnen het handhavingsdomein handhavingsprioriteiten aanpassing behoeven en/of
ook wel programmatische handhaving. waar de accenten dienen te liggen. Dit is gedaan in
overleg met de zeven stadsdelen en stadsdeelgebied
Programmatische handhaving is cyclisch, integraal, Weesp (ambtelijk en bestuurlijk), en een aantal
transparant, duidelijk en informatie gestuurd. Grofweg directies: Openbare Orde en Veiligheid (OOV), Verkeer
80% van de handhavingscapaciteit zetten we & Openbare Ruimte (V&OR), Afval & Grondstoffen
programmatisch inen 20% gebruiken we voor onder (A&G) en Stadswerken. In de inzetplannen worden de
andere calamiteiten, heterdaadsituaties en adviezen van de stadsdelen opgenomen, evenals de
handhavingsverzoeken. door de directies ingebrachte aandachtspunten.
In de openbare ruimte onderscheiden we circa 80 Het toekennen van prioriteit aan een handhavings-
handhavingstaken die in samenspraak met stadsdelen thema betekent dat:
en directies zijn verdeeld over 14 verschillende Dit handhavingsthema voorrang krijgt ten opzichte
hoofdthema’s. Niet alles kan worden aangepakt en van de niet-geprioriteerde thema’s. Dit houdt in dat
keuzes zijn nodig. Bij het bepalen van de keuze kijken we proactief toezicht organiseren. Deze thema’s
we naar wat de grootste problemen zijn, waar men het handhaven we programmatisch en we reserveren
meeste last van heeft, welke risico’s er mee spelen en specifiek bestaande capaciteit voor de handhaving
de impact die de gemaakte keuze heeft ten opzichte ervan.
van niet gemaakte keuzes. Het doel van dit actieplan is Handhavers blijven daarnaast optreden bij thema’s
om inzichtelijk te maken op welke handhavingsthema’s die geen prioriteit krijgen. Dit zal echter doorgaans
de handhavingsinzet van THOR voor het jaar 2023 zich reactief zijn, bijvoorbeeld op basis van structurele
concentreert. meldingen of in heterdaadsituaties.
In 2021 was door prioriteitstelling aan de handhaving Bij signalen en meldingen beoordelen we of direct
van de Noodverordening Covid-19 niet voldoende ingrijpen noodzakelijk is. Mocht dat niet het geval zijn,
capaciteit beschikbaar om uitvoering te geven aan de dan informeren we betrokkenen daarover. De signalen
in het actieplan benoemde prioriteiten. In de eerste en meldingen gebruiken we om de informatiepositie
maanden van 2022 zijn de coronamaatregelen komen over de problematiek op te bouwen. Deze informatie
te vervallen, waardoor er weer aandacht kon worden kan (op termijn) alsnog aanleiding zijn om handhavend
gegeven en capaciteit beschikbaar kwam voor de op te treden.
uitvoering van de reguliere handhavingsprioriteiten.
De verwachting is dat in 2023 de uitvoering kan
worden voortgezet.
3.1.3 Onvoorziene ontwikkelingen 3.3 Uitwerking handhavingsprioriteiten
Het kan gebeuren dat zich in de loop van het jaar in de inzetplannen
onvoorziene ontwikkelingen voordoen en dat er
structureel of substantieel moet worden afgeweken De stedelijke en lokale prioriteiten vertalen we in de
van het actieplan, met gevolgen voor de inzet- inzetplannen die THOR in samenspraak met de stads-
capaciteit dan wel de te behalen resultaten in een delen en de directies opstelt. In de inzetplannen
gebied. Voor tussentijdse bijstellingen die beperkt zijn bepalen we waar er handhavingscapaciteit wordt
in omvang is met de partners afgesproken korte lijnen ingezet. Dat verschilt per plaats, tijd en thema en
te bewandelen en ambtelijk af te stemmen. Dat blijkt duiden we in een inzetplan met een richtinggevend
heel goed te werken, we weten elkaar goed te vinden. percentage.
Voor grote aanvullende verzoeken geldt dat we deze
op de bestuurlijke tafel bespreken zoals bij het overleg Voor het vertalen van het bestuurlijk vastgestelde
tussen burgemeester en de stadsdeelvoorzitters. De actieplan naar de gebied specifieke inzetplannen
burgemeester neemt het uiteindelijke besluit over de formuleert en monitort THOR de handhavingsopgave in
inzet van THOR. samenspraak met de stadsdelen en directies. Dit
gebeurt onder meer aan de hand van gesprekken
Voor nieuw beleid waarin een handhavingscomponent tussen THOR en de afzonderlijke stadsdelen. Het is
is opgenomen, is de afspraak om een handhavings- nadrukkelijk de bedoeling om in de gesprekken met
paragraaf op te nemen. Deze paragraaf geeft inzicht in de stadsdelen terug te kijken op de afgelopen periode
de reikwijdte, budget, capaciteit en prioriteit met en de daarin behaalde resultaten. Ook kijken we
betrekking tot de handhaving. Uitgangspunt is dat vooruit naar wat binnen de gestelde prioriteiten in het
nieuw beleid niet eerder wordt vastgesteld dan actieplan moet worden aangepakt.
wanneer voldoende uitvoeringscapaciteit is geregeld.
Daarbij bestaan twee mogelijkheden, namelijk her-
prioritering binnen de bestaande handhavings- 3.4 Evaluatie en monitoring
capaciteit of uitbreiding daarvan.
Om te kunnen beoordelen of THOR de afgesproken
doelen bereikt en de activiteiten conform het actieplan
3.2 Handhavingstaken van uitvoert, is inzicht nodig in de kwaliteit en de resultaten
specialistische teams van de uitgevoerde toezichts- en handhavings-
activiteiten. Een belangrijke uitdaging is het kunnen
THOR voert ook een aantal handhavingstaken uit met meten van de omvang van de opgave en het effect van
specialistische teams. Deze teams hebben een vaste toezicht en handhaving. Immers, het aantal meldingen
taak op basis van andere beleidskeuzes, zoals de inzet van bewoners en ondernemers zegt niet alleen iets
van het Nautisch Team op grond van de Nota Varen. Het over de opgave, maar ook iets over de meldings-
Nautisch Team levert bijvoorbeeld een belangrijke bereidheid. Op dezelfde wijze zegt het aantal
bijdrage aan de bestrijding van overlast te water. Bij het waarnemingen en sancties niet alleen iets over de
al dan niet prioriteren van het handhavingsthema opgave, maar ook iets over de inzet van de handhavers. m
verkeer is het bijvoorbeeld van belang om te weten THOR is in gesprek en zal waar
wat de opgave van het specialistische team Wegsleep mogelijk in 2023 samen met
is. Het Team Snelle Interventies (TSI) wordt onder stadsdelen en directies resultaat- me
andere ingezet op de stedelijke handhavings- indicatoren ontwikkelen.
prioriteiten op plaatsen waar de problemen het grootst Hierdoor kunnen we het effect
zijn. De teams en hun taken worden beschreven in van de handhavingsinzet beter m
hoofdstuk 5. meten. Voor de kwartaal-
gesprekken is een monitor
beschikbaar, die we ook m
met de stadsdeel-
besturen delen. n
11
Een gemeente heeft ongeveer 80 handhavingstaken in de openbare ruimte.
Deze zijn in Amsterdam gerubriceerd naar 14 thema’s. In dit hoofdstuk zijn
deze thema’s omschreven en onderverdeeld in stedelijke prioriteit, lokale
prioriteit en geen prioriteit. Verder worden de prioriteiten van de stadsdelen
aangegeven. Aan het eind van het hoofdstuk is alles samengevat in een schema.
Sinds 2022 nemen we stedelijke recreatie ook als
onderdeel van overlast personen op. Hier doelen we
In 2023 krijgen de volgende handhavingsthema’s op overlast voor de omgeving door recreatie bij mooi
stedelijk prioriteit: weer in de zomermaanden. Deze overlast doet zich
Overlast personen onder meer voor op locaties die geen officiële
Jeugdoverlast recreatieplek zijn maar dit zijn geworden door ruimte-
Afval en Milieu gebrek en overlast in parken. In bepaalde delen van
Overlast van horeca en coffeeshops de stad constateren we een sterk toenemende overlast
Verkeer van daklozen (De Pijp en Oud Zuid), overmatig drank-
Evenementen gebruik en geluidsoverlast (parken). Er bestaat een
Ondermijning stedelijke brede integrale aanpak om de overlast van
dak- en thuislozen tegen te gaan.
Voor de stedelijke prioriteiten gebruiken we zowel de
gebiedsinzet en waar nodig de capaciteit van het Team 4.1.2 Jeugdoverlast
Snelle Interventies. Alle stadsdelen en de directie OOV geven prioriteit aan
deze handhavingstaak. Deze continueren we daarom
4.1.1 Overlast personen als stedelijke prioriteit. De gedragingen die onder de
Net als vorig jaar geven alle stadsdelen en de directie noemer jeugdoverlast geschaard kunnen worden,
Openbare Orde en Veiligheid (OOV) prioriteit aan deze behoren voor een belangrijk deel bij de andere
handhavingstaak. Deze continueren we daarom als thema’s voor toezicht en handhaving openbare ruimte,
stedelijke prioriteit. De overlast van personen is zeer met name ‘overlast personen’. Jeugdoverlast beschrij-
divers. Het gaat meestal om overtredingen van de ven we toch apart, omdat jongeren vaak specifieke
Algemene Plaatselijke Verordening zoals: overlast veroorzaken, zoals groepsvorming, lawaai rond
Wildplassen of -poepen hangplekken en het uitdagen van omwonenden en
Slapen op of aan de weg autoriteiten. Daarnaast wijkt de aanpak van overlast van
Hinderlijk gebruik van drank jongeren vaak af van de aanpak van overlast van
Verward en hinderlijk gedrag in de openbare ruimte volwassenen. Jeugdoverlast vraagt om een keten-
of bij gebouwen gerichte aanpak, waarin domeinen zoals handhaving,
Straatintimidatie politie, zorg en onderwijs betrokken zijn. Jeugdoverlast
Vandalisme kan ook leiden tot openbare orde problematiek.
Geluidsoverlast in de openbare ruimte (niet te Sleutelfiguren uit een buurt, zoals buurtvaders en
verwarren met geluid afkomstig uit horeca)
Bedelarij
& af |
Man. \
nn | EN ur
CE Ee IN | tk:
re nn Re
Te Ei u Û Ï | En Omen. h d a
CEN SC) MR
Elk
mm Ì
-moeders kunnen een belangrijke rol spelen bij de handhaving willen we aan de grote groep Amsterdam-
jeugdoverlastaanpak en het vergroten van veiligheid mers die het wel goed doen, laten zien dat we serieus
op straat. De ervaringen van de boa’s, mede in relatie werk maken van het opsporen van de afvalovertreders
tot hun veiligheid en de opmerkingen hierover vanuit en sanctionerend optreden om hen te doen stoppen.
de stadsdelen, zijn aanleiding voor THOR om haar rol
rond dit handhavingsthema verder uit te werken. 4.1.4 Overlast van horeca en coffeeshops
Alle stadsdelen en de directie OOV geven prioriteit aan
Stadsdeel Zuid geeft aan dat hinderlijke overlast van dit thema. Horecaoverlast is een breed begrip en kent
hangjongeren rondom de Zuidas en winkelcentrum vele verschijningsvormen. Binnen dit thema richten we
Rooswijck is toegenomen. Jeugdoverlast met verhar- ons op overlast in de openbare ruimte veroorzaakt
ding en criminaliteit vindt plaats in de Diamantbuurt en door gedrag van bezoekers van horecazaken en
de Burgemeester Tellegenbuurt. Team Zuid van THOR is coffeeshops (inclusief shishalounges). Dit betreft
in aanvulling op de reguliere handhaving betrokken bij bijvoorbeeld luidruchtige bezoekers die naar huis of
plan van aanpak op deze problematiek. Stadsgebied een ander café gaan, wildplassen en overlast van
Weesp ziet bij de aanpak van overlast door jongeren groepen rokende en drinkende bezoekers nabij
ook een rol voor het sociaal domein waarbij gemeente- woningen. THOR neemt deel aan een projectgroep
lijke diensten samen optrekken. onder aansturing van de afdelingen Vergunning,
Toezicht en Handhaving (VTH) van de stadsdelen om
4.1.3 Afval en milieu de aanbevelingen van een onderzoeksrapport over
Alle stadsdelen en ook de directies A&G en Stads- horecatoezicht nader vorm te geven. Het terugdringen
werken geven prioriteit aan deze handhavingstaak. van overlast bij horeca en coffeeshops nemen we mee
Hierdoor worden ook de doelen van het college van in de projectgroep en binnen de THOR taakstelling.
B&W zoals benoemd in het coalitieakkoord met deze
prioriteit gediend. Dit thema continueren we als 4.1.5 Verkeer
stedelijke prioriteit waarbij het gaat om de aanpak van Alle stadsdelen en de directie V&OR geven prioriteit
de overlast van afval in Amsterdam, veroorzaakt door aan dit thema. Amsterdam is een drukke stad met veel
bijvoorbeeld het verkeerd aanbieden van huis-, verkeersgebruikers. Het thema splitsen we in twee
bedrijfs- en ander afval met als doel: het tegengaan sub-thema's: verkeersveiligheid en verkeersoverlast. Bij
van bijplaatsingen bij afvalcontainers, zwerfafval, verkeersveiligheid gaat het veelal om overtredingen
autowrakken op de openbare weg, dumpingen van van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens
klein chemisch afval en asbest in de openbare ruimte (RVV) en de Algemene plaatselijke verordening (APV),
en verontreiniging van de openbare weg. gerelateerd aan bijvoorbeeld:
m Betreden van de 7,5 ton zone door zwaar
In een schone en groene omgeving is het prettiger (vracht)verkeer
wonen, werken en leven. Afvaldumpingen en zwerf- m Tijdelijke verkeersmaatregelen en RVV-ontheffingen
afval zijn van invloed op de leefbaarheid en kunnen m Maximale fietsparkeerduur
gevaar opleveren voor bewoners en het milieu. Daar- m Milieuzonering
mn naast kan het verkeerd aanbieden van afval leiden tot m Programma luchtkwaliteit
ongedierte, er is veel overlast van ratten, verkeers- m Programma autoluw
onveiligheid en hoge reinigingskosten. Schade aan het m Snorfiets op de rijbaan/helmplicht
ml openbaar groen beïnvloedt het straatbeeld en het
veiligheidsgevoel op een negatieve manier. Het op een Verkeersoverlast komt in vele vormen voor, zoals stank,
goede manier omgaan met afval draagt bovendien bij lawaai, vervuiling, trillingen, omvang, gewicht, beperk-
mn aan duurzaamheid in Amsterdam. De aanpak van te doorgang, drukte, opstoppingen, rondrijdende
fietswrakken en bootwrakken valt buiten dit thema taxi's, enzovoort. De typen parkeerproblemen zijn in
(zie inzet specialistische teams). alle gebieden in Amsterdam nagenoeg gelijk. Er wordt
mn foutgeparkeerd op hoeken van straten, trottoirs,
Sanctionerend optreden blijft noodzakelijk. Een grote fietsstroken, bij scholen, in blauwe zones, op laad- en
groep bewoners en bedrijven houdt zich helaas nog loshavens, op invalideparkeerplaatsen en oplaadplaat-
mn niet aan de afvalregels. Vanwege gemak, onwil of het sen voor elektrische auto’s en autodeelplaatsen.
ontduiken van de afvalregels. Op basis van het coalitie-
akkoord onderzoeken we hogere boetes en een Binnen het thema verkeersoverlast richt de gemeente
getrapt boetesysteem. zich op voertuigen zoals auto’s, touringcars, motoren,
vrachtwagens, campers, aanhangwagens, snorfietsen,
In Nieuw-West krijgt de Aanpak hotspots Schoon Heel bromfietsen, brommobielen, (elektrische) fietsen en
Veilig in 2023 verdere focus. Met informatiegestuurde speed pedelecs, en bijzondere voertuigen, zoals
14
8 Ee Ei her 3 4 he TE en get eel
B Mind eN eden MC rt Ee RE oo
ER en k er He Rr an B
Ï „kt var EE } Ee bt en ee Tet
il Ee s in 5 | Le f Pe er Ee af?
KT Ee Oe UE SON BE Td
zi 4 pe EN P , Eea je
AE Tr
[ iik IE Rr d dr iN | gn 1
F Ni p ì P 4 ET pe di: in
12 / | hd EA
Ee a Br h
Ee ne ® k i
ze nr j d A A pn
En ps ì E E_ £ el
er , 5, EF
segways, groepsfietsen en fiets- en paardentaxi’s. Maar De inzet bepalen we op basis van de ervaringen en
ook is er aandacht voor het gebruik en verhuur van evaluaties van voorgaande jaren, alsmede de actua-
elektrische voertuigen (E-scooters, E-bikes, E-steps) liteit. De hinder en overlast betreft onder andere
door scholieren en toeristen dat toeneemt. parkeeroverlast, openbare dronkenschap, wildplassen,
achterlaten van afval, illegale kaartverkoop en aan-
De fiets is cruciaal in het leefbaar en bereikbaar hou- bieden van diensten op of aan de openbare weg. Het
den van Amsterdam. Het gebruik van de fiets leidt ook kan ook om drukte gaan waarbij behoefte is aan
tot een grote vraag naar fietsparkeervoorzieningen. crowdmanagement waarbij we samenwerken met
Het is daarom belangrijk om de fietsparkeercapaciteit andere gemeentelijke onderdelen. Allemaal overtre-
op peil te houden en wrakken die plek innemen te dingen die ook onder andere handhavingsthema's
verwijderen. Daarnaast zijn fietscoaches actief om kunnen vallen, maar die (toch) onder het aparte thema
onder andere te wijzen op het juist stallen van fietsen. Evenementen zijn geschaard, omdat de handhavings-
inzet gepland is en vooraf wordt afgestemd (o.a. in sub
Bovenstaande handhavingstaken worden vooral vijfhoek) met de ketenpartners van VTH en veiligheids-
uitgevoerd door specialistische teams en zijn daarmee coördinatoren, het Stedelijk Evenementenbureau, OOV,
een gegeven. De prioritering in dit actieplan is wel politie en de organisatoren. m
relevant voor de handhaving van de gebiedsteams, die
vooral gericht is op de handhaving van parkeeroverlast 4.1.7 Ondermijning
en blauwe zones. Ondermijning is de vermenging van de onderwereld m
met de bovenwereld. Het is een maatschappelijk
4.1.6 Evenementen probleem waar veel (zware) criminaliteit onder valt.
Grootschalige evenementen hebben een stadsdeel Het beïnvloedt negatief de veiligheid, de leefbaarheid m
overschrijdend karakter en zijn daardoor stedelijke in wijken en buurten, financieel-economische structu-
prioriteit. Deze keuze wordt door alle stadsdelen en ren en maatschappelijke voorzieningen. Ook tast het
OOV onderschreven. Binnen dit thema richt THOR zich onze democratie en gezagsstructuren aan. Dit hoeft m
ook op de aanpak van hinder en overlast in de omge- niet altijd crimineel te zijn, maar het is wel in ernstige
ving van de evenementenlocaties (ook op het water). mate ontwrichtend.
Dit betreft zowel de locaties van de circa 1.000 vergun- m
de evenementen, als de grootschalige bijeenkomst- Ondermijning merken we met inachtneming van een
gebouwen zoals de Arena, de Ziggo Dome, AFAS Live, beperkte rol van THOR als stedelijke handhavings-
de RAI en het Olympisch Stadion. Grootschalige prioriteit aan. In het kader van ondermijning voert
evenementen komen vaak jaarlijks terug, ook in parken THOR controles uit op het digitaal opkoopregister
zoals het Westpark waarbij inzet en handhaving vanuit (DOR). Dit gebeurt door een specialistisch team (zie
THOR gewenst is ten behoeve van de leefbaarheid. hoofdstuk 5.6.3). Ook in 2023 gaan we daar mee door.
15
De rol die THOR zou kunnen vervullen is signaleren van De stadsdelen Zuid, Noord, Centrum, Oost en stads-
vermoeden van ondermijning. Wij zijn immers continue deelgebied Weesp benoemden dit als lokale prioriteit.
in de stad aanwezig. In 2022 hebben we onderzocht of Stadsdeel Noord benoemt dit thema als prioriteit voor
deze rol met betrekking tot ondermijning gewenst is. 2023 om, na een rustige zomer in 2022, ook de volgen-
Immers, de inzet van THOR betreft de leefbaarheid en de zomer rustig te kunnen laten verlopen. Daarnaast
de veiligheid van handhavers mag niet in het geding benoemt VTH de overlast op water gericht op vaartui-
komen. Bij een signalerende rol van THOR hoort dat de gen. Zo heeft THOR een rol in het signaleren, lichten en
handhavers daarvoor opgeleid en toegerust zijn. Denk afvoeren van gezonken voertuigen, het controleren van
hierbij aan het goed kunnen muteren van een waar- liggeld en het handhaven op verkeerd afmeren.
neming zodat deze bij de juist partij terecht komt. In
2022 onderzochten we met een specialistische groep 4.2.3 Recreatie overlast bij en rondom water
handhavers deze mogelijkheid en testten we wat er In het Actieplan Handhaving Openbare Ruimte 2022
nodig is. In 2023 bepalen we of we dit breder uitzetten was stedelijke recreatie opgenomen als onderdeel van
binnen THOR. de stedelijke handhavingsprioriteit ‘Overlast personen’.
Hier wordt gedoeld op overlast voor de omgeving
door recreatie bij mooi weer, waarbij de piek in de
4.2 Lokale prioriteiten zomermaanden ligt. Deze overlast doet zich hoofd-
zakelijk voor op locaties in de woonomgeving die geen
4.2.1 Bouw/Werken in de openbare ruimte officiële recreatieplek zijn. Tijdens warme zomer-
Dit thema heeft betrekking op (bouw-)werkzaamheden periodes hebben we afgelopen jaren het gebruik van
in de openbare ruimte (WIOR) en door bouwwerk- recreatieplekken aan het water sterk zien toenemen.
zaamheden veroorzaakte hinder in de openbare Het water en de oevers zijn onmisbaar als plek om te
ruimte. Voorheen werden alleen wegwerkzaamheden ontspannen en af te koelen. Denk aan de Bogortuin,
en graafwerkzaamheden die een WIOR-vergunning Marineterrein, Park Somerlust en Schinkeleiland. Op
behoeven onder dit thema geschaard. Verkeershinder, deze locaties recreëren mensen niet alleen áán het
objecten in de openbare ruimte vielen onder andere water (barbecueën, picknicken, zonnen, etc.), er wordt
thema’s. Omdat veel stadsdelen bouw gerelateerde ook veel gezwommen waardoor er gevaarlijke situaties
overlast als een thema noemden, is Bouw/WIOR nu als ontstaan met kruisend verkeer; zwemmers en boten.
één handhavingsthema benoemd. De overlast zit in de
hoeveelheid bouwprojecten waarbij de vergunning- Stadsdelen Oost en Nieuw-West benoemen specifiek
voorschriften niet worden nageleefd. Door dichte de seizoensgebonden zwem- en recreatieoverlast en
bebouwing en hoge bevolkingsdichtheid is de druk op stellen voor de stedelijke sturing en aanpak voort te
de openbare ruimte groot. Het niet naleven van de zetten. Hierbij valt te denken aan preventieve inzet van
voorschriften veroorzaakt al snel hinder, irritatie en hosts/toezichthouders zodat de lokale schaarse
overlast. Naast THOR hebben de afdelingen bouw van capaciteit van handhaving niet of in veel mindere mate
de stadsdelen ook een rol in de handhaving. aangesproken hoeft te worden.
mi De stadsdelen Centrum, Zuid, Noord, West en 4.2.4 Vercommercialisering van de openbare ruimte
stadsdeelgebied Weesp hebben Bouw/Werken in de en graffiti
openbare ruimte als lokale prioriteit genoemd. Zuid- Voorheen werden alleen wildplakken, graffiti, flyeren
mn oost heeft Bouw/Werken in de openbare ruimte als en ongeoorloofde reclame als thema benoemd.
lokale prioriteit in 2023 laten vervallen ten gunste van Diensten aanbieden, rondleidingen, klanten de zaak
onder andere overlast personen. inlokken en dergelijke overlast gevende commerciële
mi activiteiten werden onder andere thema’s geschaard
4.2.2 Overlast op en bij het water (met name: overlast personen). Veel van deze overlast
De handhavingstaak rond dit thema wordt in belang- kan ook onder de noemer ‘vercommercialisering van
mi rijke mate uitgevoerd door het specialistische Team de openbare ruimte’ worden ondergebracht en
Nautisch Toezicht en Handhaving. In het hoofdstuk daarom is dit samengevoegd tot één handhavings-
Handhavingstaken Specialistische Teams gaan we hier thema. Op dit thema werken we nauw samen met de
mi verder op in. Binnen dit thema richt THOR zich vooral afdeling Schoon van Stadswerken. Onder dit thema
op geluidsoverlast van bezoekers op het water en aan vallen ook rondleidingen.
de kades (integrale aanpak), op overlast door het
werven van klanten voor rondvaartboten en andere Stadsdeel Centrum heeft dit als prioriteit genoemd.
toeristische attracties op en rondom het water.
16
TTA Pe see r AR 100
A | A e
7 - en : bn kt | f 4 a
ei | Ì OT pi | E Ns, 4 il rn ni
ï 4 Wia D U ek ä
PN Diet, vee. lk NE
ek r Î ER E Mates …l f
mn nl 4 A | WE etek SM. Ld
5 sl OR Ei hr aa IN Ad en:
Je KR 5 If A mee Kl > EN E Ie kb
| El A | dh LIE: A8
À IN Ki Ns A Me
Ts ER / ja P NE
Kas U ei jl dad VN em mn ok | PE:
Ds , df E NE
a Hi OE \ eh
- OO A Dl E
Te k N TT == É U RO | 8
KL Tm IEN TN ded
Vn oe PN
SP pn. Ade gr
j Te ee /
. en EE Í
mm |
| i TT ve # ä Ë
| re | EEE
4 HON
ze Ee ALLE '
|F ARNE ;
hee | | T Pean ú r Î zi : | |
pe Pa - Ä A
ben mi 0, © an E_ an A
fr 3 EN _ ú adr
| mi a L' En mi
in 5 LN ee. ik \ | a Ì ik
RA \ Sn Ä rt!
rd , „Aa IE Re Ei ï | { |
Net Reens. U
Ee re nk mn 5 d Ee Ad pven
| Ee de I
Der zi En od |
tt 5 ki EE
De ® zi Nel ”
ob IR s ie B n\t
EN nâ Aa
Ar r K-
N IR î
hen
| fi
a A
ET Ö
4.2.5 Overlast rond markten 4.2.7 Objecten in de openbare ruimte
Binnen dit thema richten we ons niet op het toezicht en Bewoners en ondernemers hebben toestemming nodig
de handhaving van de marktverordening. Afdeling voor het plaatsen van een container, mobiel toilet,
Markten voert het toezicht op de markt uit tijdens de uitstalling, reclamebord of ander object op straat,
markttijden. De aanpak van THOR beperkt zich tijdens stoep of een parkeervak. THOR richt zich binnen dit
de markttijden tot de aanpak van overlast zoals fietsen thema op de aanpak van illegaal en/of hinderlijk
op de markt, (bedrijfs)afval buiten het marktterrein, geplaatste objecten.
parkeren door bezoekers en marktkoopmannen in de
omgeving van de markt en op laad- en losplekken. Stadsdelen Centrum, West en stadsdeelgebied Weesp
hebben hier prioriteit aan toegekend.
De stadsdelen Noord, West en Oost en stadsdeel-
gebied Weesp hebben hier prioriteit aan toegekend.
4.3 Geen Prioriteit
4.2.6 Vuurwerkoverlast
Sinds 2020 werkt Amsterdam aan een meerjarige 4.3.1 Dierenwelzijn en -overlast
aanpak om de viering van de jaarwisseling feestelijker Het gebiedsteam Noord benoemt het handhaven op
mn en veiliger te maken voor haar inwoners en bezoekers, loslopende honden, maar benoemt dierenwelzijn/
met veel minder incidenten en overlast door (consu- overlast niet als prioriteit gezien de afweging met de
menten-)vuurwerk. De raad heeft in maart 2021 andere prioriteiten. Ook Zuid benoemt het niet als
ingestemd met een lokaal afsteekverbod voor consu- prioriteit vanwege de afweging met andere prioriteiten
mentenvuurwerk. Daarnaast spant de gemeente zich in maar geeft aan dat er overlast is door honden die
om vieringen te organiseren om Amsterdammers een loslopen in parken en groenstroken langs wateren.
mn alternatief te bieden voor het afsteken van vuurwerk.
Een landelijk verbod op consumentenvuurwerk blijft Omdat deze problematiek niet als prioriteit is aange-
vooralsnog uit. Dit legt een extra druk op het Amster- merkt, treden we op dit thema alleen in heterdaad-
mn damse afsteekverbod en een fors beslag op de capaci- situaties op. Het handhaven op hondenoverlast kan
teit van de politie en THOR. Het is de afgelopen jaren door THOR wel worden meegenomen in haar reguliere
niet haalbaar gebleken om structureel voldoende werkzaamheden.
mn capaciteit beschikbaar te krijgen om effectief te zijn in
het handhaven van het verbod. THOR onderzoekt de
mogelijkheden om in de maand december samen met
de politie gecoördineerde acties uit te voeren.
Stadsdelen West en stadsdeelgebied Weesp hebben
hier prioriteit aan toegekend.
18
4.4 Schematische weergave handhavingsprioriteiten 2022
De beschikbare capaciteit per stadsdeel zetten we in West vraagt om te kijken naar meer specifiek gerichte
op de stedelijke prioriteiten en de lokale prioriteiten. inzet (intensiever en langduriger) op een paar onder-
De stedelijke prioriteiten voeren we in alle stadsdelen werpen, in plaats van de inzet te verspreiden op alle
uit. Dat heeft onder andere te maken met het stadsdeel prioriteiten. Ook vraagt West om meer analyse en
overstijgende aspect van de problematiek. Daarmee advies te betrekken bij de prioritering: analyse van
voorkomen we verdringing en verplaatsing van het de wijken vanuit handhaving, gebied en veiligheid.
probleem. De specifieke aandachtspunten van de
stadsdelen inzake de stedelijke prioriteiten werken
we uit in de inzetplannen.
Zuid benadrukt dat de drukte- en leefbaarheids-
problematiek het gevolg is van de aantrekkingskracht
van de centrumgebieden (Museumkwartier, Oude Pijp
en Vondelpark) aan de noordzijde van Zuid als ook de
overloop uit de binnenstad.
West Nieuw- Zuid Zuidoost Oost Noord Centrum Weesp/
West Driemond
Stedelijke prioriteit
Overlast personen X X X X X X X X
Jeugdoverlast X X X X X X X X
Afval en milieu X X X X X X X X
Horeca/coffeeshops X X X X X X X X
Verkeer X X X X X X X X
Evenementen X X X X X x X X
Ondermijning X X X X X X X X m
Lokale prioriteit
Bouw/werken in o.r. X X X X X m
Overlast op/bij water X X X X X m
Recreatie overlast bij
X X
en rondom water m
Vercommercialisering X
Markten X X X X mr
Vuurwerkoverlast X X
Objecten in o.r. X X X
19
THOR voert een aantal handhavingstaken uit met specialistische teams. Deze teams
hebben een vaste taak, waarbij we prioriteren op basis van andere beleidskeuzes.
Hoewel we de hoofdtaak van deze teams niet jaarlijks
herijken in het actieplan, zijn de activiteiten van deze
teams hiervoor wel relevant: Het Team Snelle Interventies (TSI) heeft tot taak om, in
aanvulling op de gebiedsgebonden en specialistische
Omdat zij vaak onderdeel zijn van te prioriteren inzet, te zorgen voor projectmatige interventies en
handhavingsthema’s. acties in de stad daar waar de opgave en actualiteit dat
Als bijvoorbeeld de onderwerpen Verkeer of vragen. Het takenpakket en bevoegdheden van TSI zijn
Ondermijning geen prioriteit zouden krijgen in het integraal en gelijk aan dat van de gebiedsteams. De
actieplan, dan is het relevant om te weten dat er een informatie rondom deze inzet en prioriteiten komt
team Taxi/Zwaar verkeer en een team Digitaal onder andere uit de (kwartaal)gesprekken met stads-
Opkoop Register (ter voorkoming van heling) delen en de directies.
bestaat, dat doorgaat met handhaven.
Omdat er sprake is van samenhangende hand- Daarnaast heeft TSI een aantal eigen stedelijke thema’s
havingsthema’s. zoals op dit moment de handhaving op taxi's en de
Bijvoorbeeld: het bestaan van handhavers in het controle op zwaar verkeer in het kader van het pro-
openbaar vervoer (Domein 4) kan van invloed zijn gramma Bruggen en Kademuren. Voor deze stedelijke
op de handhavingsbehoefte in het aangrenzende thema’s zijn er vaste afspraken over de inzet gemaakt.
handhavingsthema Overlast Personen. Domein 4 Daarna geldt als hoogste prioriteit dat TSI de inzet in
handhavers hebben alleen ‘overlast personen’ gebieden aanvult als deze onder een bepaalde bezet-
rondom het OV als taakgebied. tingsnorm uitkomt. Dit om te garanderen dat de hand-
Omdat het soms (toch) wenselijk is om binnen de havers in de gebieden veilig naar buiten kunnen en er
vastgestelde hoofdtaak extra richting te geven aan aandacht is voor de gestelde prioriteiten. In samen-
de activiteiten van het specialistische team. werking met de collega’s uit het gebied wordt de
De aandacht van het Taxi/motorteam was vorige overgebleven capaciteit ingezet op de in de gebieden
jaren vooral gericht op snorfietsen en taxi’s. Op dit geldende geprioriteerde thema’s. Dit gebeurt op basis
moment zetten we dit team ook projectmatig in op van informatie uit verschillende bronnen.
het zware verkeer dat het centrum inrijdt. Dit ter
bescherming van de bruggen en kademuren in het 5.1.1 Taxi
centrum. Een aantal TSI handhavers is gespecialiseerd in het
thema taxi. Zij handhaven met name de naleving van de
Hierna volgt een opsomming van de specialistische taxiverordening en voeren naast de dagelijkse regu-
teams en hun taken. liere controles, zeer regelmatig diverse integrale
controles uit samen met ketenpartners zoals politie,
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en
uitkeringsinstanties.
ä : be 4 re
| | drs
mT 5 af
rr | | : 4 h
p ad E | | Pe AS dS lt if
Mi f en F
ä DE en en Í EA pe
U MATT _ Pa
Te Pe PN 0
Momenteel wordt er gewerkt aan nieuw taxibeleid. Dit 5.2 Team Boa Binnen (o.a. voor hand-
wordt vermoedelijk in de tweede helft van 2023 inge- havingstaken met camerabeelden)
voerd. Vooruitlopend hierop wordt de pilot Oudezijde
geïnitieerd. In deze pilot starten we in lijn met het Dit team is deels ondersteunend aan andere THOR-
nieuwe beleid rondom het Waterlooplein/Nieuwmarkt, onderdelen. De werkzaamheden van het team vinden
met het testen van het weren en selectief toegang zowel binnen als buiten plaats. Het team controleert
geven van taxi's. Mede op basis van de pilotresultaten onder meer of alle bonnen juist en compleet worden
wordt in 2023 gestart met de inzet van kenteken- doorgestuurd naar de invorderingsinstanties
camera’s op hotspotzones en het verminderen van de (kwaliteitscontrole).
taxioverlast in onder andere de Leidsepleinbuurt.
Daarnaast voert dit team een aantal specialistische
De taakstelling en prioriteiten met betrekking tot dit handhavingstaken uit aan de hand van camerabeelden
thema zijn tot stand gekomen in overleg met V&OR en van kentekencamera’s, inclusief de maandelijkse
het bestuur. schouw ten behoeve van het CVOM (camera hand-
having). Binnen het team controleren handhavers ook
5.1.2 Motorhandhaving (relatie met thema Verkeer) het Digitaal Opkopers Register. De vierde taak van dit
Dagelijks zijn er zo’n vier handhavers op de motor in de team is het beheer, administreren en de eventuele
stad actief. Zij zijn voornamelijk inzetbaar voor acties verkoop van weggesleepte voertuigen. Daarbij hoort
rondom verkeer. De belangrijkste thema’s hierbij zijn ook het beheer van de hal waar we weggesleepte
de handhaving op taxi, snor- en bromfiets en zwaar voertuigen stationeren.
verkeer. Handhaving heeft verder geen bevoegdheden
rondom rijdend verkeer. De motorhandhaving is er 5.2.1 Kwaliteitscontrole, CityControl m
eveneens voor de veiligheid van de andere collega’s. Het team controleert het sanctionerend optreden
Door hun wendbaarheid en snelheid kunnen zij snel ter (bonnen) van alle boa's bij THOR. De kwaliteitseisen van
plaatse zijn om assistentie te verlenen. de Belastingdienst en Centraal Justitieel Incasso me
Bureau (CJIB) zijn hierbij leidend. In 2023 starten we
5.1.3 Bruggen en kademuren met het controleren van waarnemingen in het kader
Vanwege het behoud van de kwetsbare bruggen en van het verbeteren van de kwaliteit van de informatie m
kademuren in de binnenstad zijn door het Programma gestuurde handhaving.
Bruggen en Kademuren, project Zone zwaar verkeer,
de regels voor (handhaving van) de 7,5t-zone in het 5.2.2 Camerahandhaving m
centrum aangescherpt. TSI richt zich met een aantal Er bestaat een brede behoefte en urgentie om beleids-
motorhandhavers op de naleving van de regels en de doelstellingen voor de leefbaarheid met betrekking tot
strengere ontheffingsvoorschriften. Hoewel de pilot verkeer, digitaal te gaan handhaven, waarbij we de m
camerahandhaving op zwaar verkeer nog geëvalueerd privacy van bewoners, ondernemers en bezoekers in
moet worden, is de indruk dat de naleving van de acht nemen. Met het basisnetwerk kentekencamera’s
aangescherpte regels met de inzet van de kenteken- handhaven we op grote opgaven zoals de milieuzones,
camera’s flink is verbeterd. Dit blijkt uit de afname van autoluwe stad, zwaar verkeer en in de nabije toekomst
het aantal geflitste voertuigen dat zonder ontheffing ook op touringcars, helmplicht en logistiek.
de 7,5t-zone inrijdt.
21
5.2.2.1 Milieuzones om heling te voorkomen. Behalve het uitvoeren van de
THOR heeft met Verkeer en Openbare Ruimte (V&OR) kerntaak van het DOR-team, namelijk uitvoering van
en Ruimte en Duurzaamheid (R&D) een samenwer- registercontroles (zowel digitaal als fysiek), is prioriteit
kingsverband wat de Milieuzone betreft. R&D is gegeven aan ondermijningsdoelstellingen in de vorm
beleidsverantwoordelijk en financier. THOR en V&OR van het doorgeven van signalen van ondermijning.
zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. Naast het uitvoeren van reguliere controles door de
stad bij alle handelaren in tweedehandsgoederen,
Langs de A10 hangen ruim 70 kentekencamera’s levert het team inzet in de Ondermijningsbrigade
waarmee de milieuzones voor diesel (vrachtauto’s, (flexibele uren) en in de stadsdelen (soms gezamenlijk
touringcars, OV-bussen) worden gehandhaafd. De optreden met de politie).
bestaande milieuzone wordt in het kader van het
vastgestelde Actieplan Schone Lucht de komende
periode stapsgewijs uitgebreid. 5.3 Openbaar vervoer
5.2.2.2 Zwaar verkeer Het team Veiligheid Openbaar Vervoer van THOR (VOV)
THOR heeft een periode het verbod van zwaar verkeer zorgt samen met de verschillende ketenpartners voor
(zwaarder dan 3,5 ton) in de Piet Hein Tunnel gehand- een sociaal veilig openbaar vervoer. Jaarlijks wordt een
haafd aan de hand van camerabeelden. Er zijn op dit monitor Sociale Veiligheid OV en een evaluatie/
moment geen kentekencamera’s meer in de Piet inzetplan opgesteld. De evaluatie/inzetplan wordt ter
Heintunnel. De Piet Heintunnel valt nu weer onder instemming aan de burgemeester voorgelegd en de
handhaving van de reguliere milieuzone. De camera- wethouder Verkeer en Vervoer krijgt het plan ter
handhaving op zwaar verkeer (7,5 ton) is in het najaar kennisname.
2022 ondergebracht bij team BOA binnen.
Het team Veiligheid Openbaar Vervoer werkt volgens
5.2.2.3 Autoluwe stad een informatie gestuurde aanpak. Daarbij werken we
In het derde kwartaal van 2022 is er gestart met de via gezamenlijk overleg, informatiedeling en evaluatie
Pilot Autoluwe Munt. Het doel is de overlast in bepaal- intensief samen met andere partners in het OV domein.
de gebieden in het centrum die veroorzaakt wordt Criminaliteit gaan we tegen door op risicolocaties en
door rondjes rijdend verkeer (waaronder taxi's), vooral tijden aanwezig te zijn. Sinds januari 2022 heeft THOR
tijdens de weekendnachten tegen te gaan. In het de coördinatietaken van de politie binnen het VOV-
tweede of derde kwartaal van 2023 wordt gestart met team overgenomen. Eind 2022 volgt een evaluatie
de Pilot Oudezijde. Met deze pilot probeert de hiervan.
gemeente de verkeersoverlast in de oude binnenstad
(Lastage, Nieuwmarkt en Zuidelijke Burgwallen) tegen
te gaan met de plaatsing van 12 camera’s. 5.4 Team Fietsparkeren
5.2.2.4 Snorfiets op de rijbaan/helmplicht De (e-)fiets is cruciaal voor het leefbaar en bereikbaar
mn Sinds eind 2021 registreren kentekencamera’s in de houden van Amsterdam. In vergelijking met andere
stad of snor- en bromfietsen op de rijbaan rijden. vervoermiddelen in de stad is de fiets gezond, goed-
Overtreders krijgen een boete thuisgestuurd. Naast koop en schoon. Bewoners, ondernemers en bezoekers
ml vaste kentekencamera’s zijn ook verplaatsbare came- van Amsterdam omarmen dit vervoermiddel dan ook
ra's geactiveerd. Eind 2022 vindt er een evaluatie van massaal en de gemeente ondersteunt dit. Van de
deze proef plaats en bepalen we of we de camera- verplaatsingen binnen de Ring wordt meer dan 50%
mn handhaving op de snorfiets continueren. met de fiets afgelegd.
Vanaf 1 januari 2023 gaat de landelijke helmplicht voor Het toegenomen gebruik van de fiets leidt tot een
mn snorfietsers in. Momenteel wordt verkend of camera- grotere vraag naar fietsparkeervoorzieningen. Deze
handhaving voor brom/snor is toegestaan als middel worden daarom in de woonbuurten, ov-knooppunten
om de helmdracht te constateren. en in winkelgebieden bijgebouwd. Ook nieuwe
mn ontwikkelingen, zoals flitsbezorging en darkstores
5.2.3 Digitaal Opkoop Register (relatie met thema zorgen voor meer fietsparkeerdrukte waar niet altijd
Ondermijning) genoeg ruimte voor is. Amsterdam wil op een kosten-
Dit THOR team ziet toe op de naleving van artikel 2.28 effectieve wijze de beschikbare fietsparkeercapaciteit
en 2.29 van de Algemene Plaatselijke Verordening. verhogen, met oog voor andere gebruikers van de
Deze artikelen verplichten handelaren onder meer tot openbare ruimte. Dit begint met het goed benutten
het registreren van bepaalde opgekochte goederen van de bestaande fietsvoorzieningen.
22
| \
E | Î
dn Ee 4
' 8 x | Ë Ee el f fn Te Tr
_n Ean n= .
De en sf Et B == : hl
ik AT ME nd en
- E den Ln nd a
VEN, ee
: Tal | ten ld Pi E N aad N ze Mi
Ee Der Nist
De = er A En
Het Team Fietsparkeren dat valt onder Specialisme Jaarlijks maken we een inzetplan water dat we afstem-
Buiten, zet zich in om het aantal ongebruikte (en te lang men met het programma Varen. Dit inzetplan water
geparkeerde) fietsen dat de bestaande fietsvoorzie- leggen we ter instemming aan de burgemeester voor.
ningen en de openbare ruimte (handhaving 6 weken- De wethouder Verkeer en Vervoer ontvangt het plan
regel) bezet houdt tot een minimum te beperken. De ter kennisname.
kosten voor het verwijderen van wrakken, verwaarloos-
de en ongebruikte fietsen zijn namelijk veel lager dan De prioriteiten van het team Nautisch zijn in 2023:
die voor het bijplaatsen van (extra) fietsnietjes. Zolang m Toezicht op vlot en veilig scheepvaart verkeer.
voor handhavingsinzet capaciteitsuitbreiding niet m Handhaven op geluid en snelheid.
nodig is, besparen we daarmee geld en wordt er geen m Controle op binnenhavengeld.
extra druk gelegd op de openbare ruimte. m Vrijmaken van kades en oevers.
m Handhaven op illegale passagiersvaart en
Activiteiten: aanbieden daarvan.
m Verwijderen van fietswrakken, verwaarloosde, m Handhaving op specifieke overlastlocaties m
ongebruikte en foutgeparkeerde fietsen. op het water.
m Afhandelen van meldingen van bewoners. m Handhaving 12+-maatregel (overlast van grote
m Voorkomen dichtslibben rekken. groepen in boten). me
m Faciliteren actieve fietsers.
m Inzetfietscoaches op drukke locaties.
5.6 Wegsleep m
5.5 Nautisch Team (relatie met thema Het team Wegsleep werkt aan de hand van een priori-
overlast op en rondom het water) teitenlijst die een aantal jaren geleden met (stadsdeel) m
bestuurders is afgestemd. Als er veel behoefte is aan
Sinds 31 december 2019 is het team Nautisch Toezicht verslepingen en er prioriteit moet worden toegekend,
en Handhaving onderdeel van THOR (Specialismen dan hanteert het team de volgende vastgestelde m
Buiten). De reguliere taken betreffen zowel de nauti- criteria (in volgorde van belangrijkheid):
sche vaarregels op het water (vlot en veilig gebruik van m Vrijmaken invalidenparkeerplaatsen.
de vaarweg) als de aanpak van overlast op het water. m Calamiteiten.
De aanpak van overlast op het water gebeurt in samen- m Evenementen.
werking met de THOR-handhavers op de wal als ook de m Markten (vrijmaken t.b.v. opbouw kramen e.d.)
ketenpartners. m Tijdelijke verkeersmaatregelen.
23
m Vrijmaken: stopverboden en vergunninghouders- afwijkingen in de openbare ruimte. Dit kunnen signalen
plaatsen (autodeelplaatsen, artsenplaatsen e.d.) zijn van zeer verschillende aard. Dit kan van een
m Vrijmaken elektrische oplaadplaatsen, laad- en losliggende stoeptegel tot overlast door jongeren zijn.
losplaatsen en taxistandplaatsen.
m Vrijmaken openbaar vervoersroutes. De gastvrouw/heer draagt bij aan de leefbaarheid in de
m Verwijderen wegens belemmering bushalte, buurt door niet alleen te observeren maar ook te
kruispunt of uitrit. luisteren naar de signalen die uit de wijk komen en
= Slepen in opdracht van belastingdienst of Bond van deze te rapporteren.
Verzekeraars (m.n. veiligstellen van gestolen
voertuigen). 5.7.4 Team toezichthouders bijplaatsingen
m Wegslepen wegens grote openstaande (parkeer-) Voor de afvalproblematiek rond huiselijk afval is
belastingschuld. bestuurlijk gekozen voor een integrale aanpak: de
Aanpak Bijplaatsingen (ABP). Ook THOR maakt voor wat
betreft de handhaving deel uit van deze aanpak. Met
5.7 Toezichtpalet de Aanpak Bijplaatsingen zorgen we ervoor dat de
basis op orde is. Verder informeren we de Amsterdam-
In 2022 is gestart met de op- en inrichting van een mer over de afvalregels, laten we locaties schoon
nieuwe afdeling Toezichtpalet die we toevoegen aan achter en plegen we interventies en publieks-
de operatie van THOR. Deze afdeling draagt bij aan de campagnes om gedragsverandering en buurtgerichte
opgave om de stad leefbaar, veilig en schoon te betrokkenheid bij een schone straat te bewerk-
houden voor iedereen in Amsterdam. Als onderdeel stelligen. In 2022 is besloten de Aanpak Bijplaatsingen
van THOR is de afdeling verantwoordelijk voor het (inclusief de inzet van toezichthouders afval) structu-
opleiden van boa’s en het uitvoeren van diverse reel en duurzaam te borgen in de organisatie. Er is
toezichthoudende taken in de openbare ruimte. hiervoor een speciaal team gevormd van toezicht-
houders.
5.7.1 Boa’s in opleiding (BIO'’s)
De BIO's leiden we in 6 tot 9 maanden op tot volwaar-
dig en gecertificeerde boa's. Dagelijks leren de BIO’s, 5,8 Meldkamer en kaskantoor
naast hun (theoretische) opleiding, in de praktijk wat
het vak behelst. Hiertoe worden zij door senioren en De meldkamer is cruciaal en levert een bijdrage aan
begeleiders meegenomen de stad in en/of lopen zij het informatie gestuurd handhaven. Tevens vervult de
mee met de bestaande teams. Deze praktijkperiode meldkamer de communicatie met de handhavers op
betekent tevens een uitgebreid inwerkproces waarin straat en met de politie.
wordt geleerd te observeren, te rapporteren en
handelend op te treden. Dit team vervult een belangrijke ondersteunende taak
voor andere THOR onderdelen.
5.7.2 Coaches openbare ruimte (o.a. fietscoaches)
mn De coaches attenderen proactief op de fietsparkeerre- 5.8.1 Cameratoezicht Ruimte (CCTR)
gels en verwijzen naar de juiste stallingsplekken. Zij zijn De taak van team Centrale Cameratoezicht Ruimte
zichtbaar aanwezig om te zorgen voor een fietsvrije (CCTR) is het real-time bekijken van camerabeelden
ml omgeving om hiermee gevaarlijke situaties te voorko- van de ruim 200 gemeentelijke openbare orde came-
men en voetgangers zoveel mogelijk ruimte te geven. ra’'s. Zij hebben als taak overtredingen waar te nemen
Op de Wallen en het Rembrandtplein zijn daarnaast en indien noodzakelijk (direct) actie te ondernemen
mn ook hosts actief. De hosts en de coaches worden in de door via de meldkamer van politie of handhaving inzet
praktijk ook vaak benaderd door bezoekers die om te vragen. Daarnaast is het hun taak om mee te kijken
informatie over de omgeving vragen. Zowel de hosts als veiligheidsbackup voor zowel politie als collega’s
mn als de coaches hebben daarnaast een signalerende rol van THOR. De medewerkers werken vanuit een ruimte
richting handhaving en de politie. op locatie bij de politie. CCTR is een belangrijke
ondersteuner en schakel in de operatie van handhaving
mn 5.7.3 Gastvrouwen/gastheren en politie. De burgemeester stelt de cameragebieden
De gastvrouwen/heren werken opgavegericht en vast en besluit over eventuele bijplaatsingen van
dragen door te signaleren en te registreren, bij aan camera’s. De inhoud van de opdracht die bij een
efficiënte en informatie gestuurde handhaving. De cameragebied hoort, komt tot stand in samenspraak
functie gastvrouw/heer openbare ruimte is een met OOV, het stadsdeel en THOR.
additionele functie ter aanvulling van de handhavings-
keten. De gastvrouwen/heren signaleren en registreren
24
5.8.2 Meldingen en regie 5.8.4 Verzinkbare palen
De belangrijkste taak van de meldkamer is het waar- De ruim 100 verzinkbare palen in de stad hebben een
borgen van de veiligheid van de handhavers buiten. De anti-terreur functie of dienen voor het afsluiten van de
meldkamer staat continu in contact met de handhavers weg. Door ze te laten verzinken krijgen hulpdiensten
en kunnen extra versterking inschakelen van zowel en onderhoudsprofessionals te allen tijde toegang tot
collega handhavers als de politie. Daarnaast wordt afgeschermde gebieden. De bediening door de
vanuit de meldkamer de regie gevoerd op de inzet bij meldkamer gebeurt alleen in geval van nood of bij het
grote evenementen als Koningsdag, Pride en Oud en niet goed functioneren van transponders of herkenning
Nieuw. Ook verzoeken voor het wegslepen van voertui- van de voertuigen.
gen en andere meldingen door burgers worden via het
Actie Service Center (ASC) en de meldkamer uitgezet
bij de handhavers.
5.8.3 Kaskantoor
Het kaskantoor doet 24/7 de afhandeling van de
betalingen en het retourneren van weggesleepte auto's
aan burgers en ondernemers.
PN MN An
DV vd ee
et IN ij: rn oe MA
eN Em Ë È Ei “el | En n
tra Á ä 8
eN | ’ Ln 4 ED be L ‚| / DA
ri PR Vk Dee 5
Ee
it enn |
ne | ej
u E pe
e Ì
= We he : - En ze d
ie Ln b {
Ee en - A Ws kn PIE.
zel en Ke Nm
EE | _, Pe
, zi
Wia. E
b he
ni
25
Een flink aantal taken kon ondanks de corona-invloed begin 2022
verder uitgewerkt worden en zal ook in 2023 aandacht krijgen.
In dit hoofdstuk staan de belangrijkste ontwikkelingen.
Nadat Weesp in 2019 ambtelijk is gefuseerd met In 2021 is samen met Rotterdam en Breda een pilot
Amsterdam, werd Weesp bij de gemeentelijke gestart waarbij aan boa's in domein I bevoegdheden
herindeling in 2022 Weesp een stadsgebied van worden toegekend voor handhaving op de gehele
Amsterdam. straattaximarkt met betrekking tot een aantal
Handhavingscapaciteit blijft — over de gehele linie taxi-specifieke feitcodes. Deze pilot loopt door
— een aandachtspunt. We zijn met een minimale tot eind 2023.
capaciteit vaker in staat acties uit te voeren op De pilot korte wapenstok is per 1 juli 2022
straat, in het openbaar vervoer en op het water. beëindigd. Het WODC heeft in opdracht van het
Maar we zijn niet permanent aanwezig: op piek- Ministerie van Justitie en Veiligheid de pilot
momenten (nachten, weekenden) lukt dit nog niet. geëvalueerd. Gekeken wordt of de Amsterdamse
De voorbereiding en afstemming van de boa's in domein 1 situationeel met de korte
inzetplannen zijn in 2022 verder uitgewerkt, wapenstok kunnen worden uitgerust.
waardoor THOR steeds gerichter haar capaciteit kan Het handhavingsvraagstuk op de 30km/u in de stad
inzetten op de juiste tijdstippen en locaties en kan zoals vastgesteld door de raad in 2021 ligt bij de
nagaan welk effect hiermee wordt bereikt. In 2023 politie. Handhaving dient vooral plaats te vinden
wordt gewerkt aan een verdere ontwikkeling van de door de inzet van techniek. Gelet op de ervaring
monitoring en verantwoording van de met cameratoepassing wordt deze mogelijkheid
handhavingsinzet, zodat we dit mee kunnen nemen verkend door V&OR, THOR, politie en (CV)OM.
in gesprekken met collega-directies en stadsdelen Flitsbezorging vanuit zogenaamde darkstores is in
als ook in toekomstige actieplannen. relatief korte tijd opgekomen in Amsterdam. Op
Er wordt meer technologie ingezet, mede vanwege verschillende overlastaspecten die hierdoor zijn
de schaarste aan boa’s en de verhoogde pakkans. ontstaan wordt gehandhaafd.
In 2022 is gestart met de op- en inrichting van een
nieuwe afdeling Toezichtpalet.
Er wordt continue gewerkt aan de opgave voor
THOR, de stadsdelen en OOV om handhaving in de
openbare ruimte een goede plek te laten krijgen in
de lokale netwerken en structuren van de gebieden.
Vooruitblik op 2023
m THOR gaat meer opgavegericht werken in nieuwe m In 2022 zijn we in de stadsdelen Centrum en Oost
roosters waardoor er meer capaciteit kan worden gestart met een pilot om eigen arrestanten te
ingezet op de piekmomenten zoals in de vervoeren naar het cellencomplex. De verwachting
weekenden en ‘s avonds. is dat onze medewerkers door kortere aanrijtijden
m THOR zal ook in 2023 verder invulling geven aan minder lang op straat hoeven te wachten waardoor
haar rol bij het thema Jeugdoverlast en de zij veiliger en efficiënter kunnen werken. In het
bestuursopdracht Jeugd en Veiligheid. Met name voorjaar van 2023 evalueren we de pilot en
vanuit welke rol THOR het effectiefst een bijdrage besluiten we of en op welke wijze we het eigen
kan leveren. vervoer als vaste werkwijze gaan invoeren.
m Waarwe in 2022 meer extern zijn gaan m Met onze Taskforce Werving zetten we ook in 2023
communiceren over onze successen en de behaalde vol in op het werven van nieuwe medewerkers.
resultaten, gaan we dit in 2023 voortzetten. Signalen m De zichtbare en signalerende rol van THOR blijft
uit de maatschappij gaan we nog nadrukkelijker gewenst.
meenemen in de uitwerking van ons handelen.
ki
Î Le] EE ded EN |
| pa ks
Es £ er md
es 5 /, eh
Te KT d Î Si
rs $ 4 B Ve 5
En end ol nn Le
Bed. | Te OE CN
, ie dl Ï E ze Û
4 hi K ge E Pl en nm 5 E 1 E
GL \ en ,} ml. he per Ì
ne md 5 hen, Oo ne / a ú ee -
1 EE B ‚ k LN -, d £ El
| Pi x ie) a
. 5 1 E her ak r
- Te An Pa ie Rr Ai
| À TE Pi Ee u
E ei r en Fe Md Î He
= . L | Ô nn ME Lj
= en Et — | d Nn eh -
_ cl L Ì E ' “ De nd i ” s 2 k rr
en NJ NT :
ne NRE lid ; | En
neer ar pe 1 Ur ia re ke Lr men | enteren
ee mii E df nn, En a den EE he
a eeeh Elen L B = ma a - _ ee
A eggen ee
Geen Er eere er
EE ee
27
Operatie Ontwikkeling, Innovatie &
(692,8) Ondersteuning
EE
Gebieden Team Snelle afer 0 Toezichtpalet NN (eXe}
WASE) interventies (TSI) Buiten (44) Innovatie, Ondersteuning
en Specialismen (199) Projecten Operatie
Ean) en Advies (50)
(151,6) (37)
District 1 T.S.I. Vv.OV. GVGH PIA en BDA Proces-
(82,8) inclusief taxi- en (80) (3) (23) uitvoering en
- Centrum (82,8) motorteam ondersteuning
(76,1) Wegsleep Coaches Informatie- (25)
District 2 (35) (2) management
(75,6) Meldkamer (14) Planning en
- West (29,6) (41) Fietsparkeren Toezicht- beheer
- Nieuw-West (48) houders en ABP Ondersteuning
(46) Boa Binnen (36) Operatie
(17) Nautisch (25)
District 3 (36) BIO
(76,8) Cameratoezicht (3)
- Zuid (43,5) (17,5)
- Zuidoost (27,5)
- Weesp (5,8)
District 4
(63)
- Oost (33) {
- Noord (30) nr
SA
Aantallen zijn formatie fte per 1 januari 2023 Ef
28
el AE en ei A E Ee Î de
1e En rn 4 2e mi rin A Sed ï d
RIE ë EE 8 En A ks Jes
_ Alea RD É RE PS
f E B. del A lk f $ \ Bs ef ï kp HE
| ET op
y r 5 ie e rd rd # ed À IN Pri Es ee a ki
E / r RE 5 Sn Read 0 kg | B, en fe hi Es Ee
| à n en be A et # 5 g Hz Nd
ï f >, ed rs Ï É : $ [ 4 ER
| Eden En mn ii WE: Baha
; EA ad = Tr ll q [ram Dn L Ër 2% g í fe,
Fan gr Ln Ts 5 = neig gn if AN f rl
7 hl ba ET wi : D ef hin End ee vn a L a
_ ee Ks TUN ge_ NER Fe lr ett. EP
ij PT] _ d ad ed we _ Pe pe : Ik als A LE] ed weg f mre
ie h4 L r ed | a 4 TARN PE ING h
hs 1 1 1 Lil Ee pr Rn: z zt F u
= | an nn ‚ a n zn Ie
SR
i N | Fl er WE |
| Jr j_ En 2 ä _e |
. Pa E € Pd i ad P | p 2
= Fr jr Ì % lj
Et \ la , pe d el î RE/ 2 ' 2 Pe
es È N en 4 NY id 8 E,
Pe nf . i Ee À Jd
f 1 | RN ee / À VLA |
er ei Fi F | pe 5 LE . hi ' F7
JÂ ENE Br Af | | 1 Di, Se men |
# en Es | F ie i ä
‚” Fr; De . a & Ke # Pr p F Ër
KEN, RAL rs Ee] LD / EN, KN 6
5 EK ge 8 An ZN! If p Ss Ô |
ze Ft eN ap Zar TAN N
EEN N EZ Li Me À
Ek: hr ie dr Et Te
1 Pk. kde ï :
hee ke . 7 Ì k dr ed le he |
Ef f rl zn 1 el RE dl le
Ee —_ n = zal 1 , a = dl i
ed bl ae: E IE / u
& AN | NE .
Pee 7 en LES ee
ojo
Did |
PSN
< Centrum
S
© e
Ke ®
) ver ke
ES KG
S= Ld
nd Oostien 8,
% Camera! _ pn
fe toezicht v>
(77) )
a BoalBinnen En
&
Lon
u
an Meldkamer, WIEStEN
NieuwsWest
NEudúsch
Veiligheid Zufiel em Zavfieloest
OpenbaarlVervoen
(VOV)
Ky ES MV Í &
AS 8 [ELEN hah
9,
LN
MGE
%
30
LLL A
| Onderzoeksrapport | 32 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1399
Publicatiedatum 15 november 2017
Ingekomen onder AV
Ingekomen op donderdag 9 november 2017
Behandeld op donderdag 9 november 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Ernsting, Moorman en Duijndam inzake de ontwikkelingen bij
het Stedelijk Museum.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Ernsting en Moorman inzake
de crisis bij het Stedelijk Museum (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1362).
Constaterende dat:
— grote ophef is ontstaan over de ‘governance! van het Stedelijk Museum en
mogelijke belangenverstrengeling;
— de twee directeuren kort na elkaar zijn opgestapt en de voorzitter van de Raad
van Toezicht zijn functie heeft moeten neerleggen vanwege het aanvaarden van
een Ministerschap in het nieuwe kabinet.
Overwegende dat:
— het Stedelijk Museum een bijzondere positie inneemt in relatie tot de gemeente
omdat deze instelling een vaste collectie beheert van de gemeente en het
Museum tot voor kort een stedelijke dienst was;
— het Stedelijk Museum een instelling is die voor een groot deel met publieke
middelen wordt gefinancierd en transparantie daarom extra belangrijk is;
— het college in een brief aangeeft dat, gezien de ontwikkelingen, het college nu zelf
opdrachtgever wordt van twee onderzoeken naar de governance en de naleving
van de WNT en de adviesvraag aan de Kunstraad naar de toekomstige positie
van het Stedelijk Museum;
— het van groot belang is zowel deze onderzoeken snel te starten als de raad
gedurende het proces te blijven informeren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. In de verschillende onderzoeken de volgende vragen in ieder geval (maar niet
uitsluitend) te adresseren:
a. hoe heeft het Stedelijk Museum voor deze casus relevante criteria voor
gemeentelijke subsidie nageleefd en hoe is dit getoetst?
b. hoe heeft de Governance Code Cultuur gefunctioneerd bij het Stedelijk; hoe is
getoetst of deze code is nageleefd en voldoet die toetsing?
c. hoe functioneert het RvT-model en is dit model voor het Stedelijk Museum in
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1399 Motie
Datum 15 november
2017
een internationale kunstmarkt het meest wenselijke model?
d. hoe kan een grotere transparantie van zowel directie/bestuur als Raad van
Toezicht bevorderd worden?
e. hoe kunnen de verschillende waarden (artistieke, publieke en
maatschappelijke) die bij het Stedelijk Museum samen komen, beter geborgd
worden?
2. De uiteindelijke onderzoeksopdrachten ter kennisname te sturen naar
de raadscommissie Jeugd en Cultuur.
De leden van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
M. Moorman
P.J.M. Duijndam
2
| Actualiteit | 2 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1474
Datum indiening 9 oktober 2020
Datum akkoord college van b&w van 17 november 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid El Ksaihi inzake de toeslagenaffaire bij
de Belastingdienst.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
De toeslagenaffaire heeft ertoe geleid dat veel gezinnen in financiële problemen zijn
gekomen. De enorme belastingschulden leidden ertoe dat veel gezinnen jarenlang
leefden in financiële onzekerheid. De fraudejacht die de belastingdienst uitvoerde was
totaal ontspoord. Topambtenaren gaven medewerkers ruim baan bij het opsporen
van zogenaamde fraudeurs. Ouders werden hierdoor onterecht als fraudeur
bestempeld met grote financiële gevolgen. Ouders kregen niet de mogelijkheid voor
een betalingsregeling en veel rechtszaken tegen de Belastingdienst volgden. De
toeslagenaffaire is inmiddels geschikt maar het leed bij gezinnen is daarmee nog niet
opgelost. Gemeentes springen waar nodig bij om gedupeerde ouders te
ondersteunen!. De nieuwe lijst met aantal gedupeerden is zojuist vrij gekomen en
daaruit blijkt dat Amsterdam (1671) in absolute aantallen na Rotterdam (3001) en Den
Haag (1910), de meeste gedupeerden telt. De gemeente moet ondanks de krappe
financiële ruimte die het op dit moment heeft er alles aan doen om deze groep
mensen zo goed mogelijk te helpen. Juist in deze lastige economische tijden moet de
gemeente deze gezinnen erdoorheen helpen. Alleen dan kan het financiële maar
vooral ook het emotionele leed dat deze gezinnen hebben ervaren enigszins worden
verzacht.
Gezien het vorenstaande heeft het lid El Ksaihi, namens de fractie van D66, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Is het college bekend met de nieuwe cijfers die zojuist bekend zijn gemaakt?
Antwoord:
Ja, het college is bekend met deze cijfers.
1 https://www.rtnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/51851 80/toeslagenaffaire-gemeenten-
boos-belastingdienst-van-huffelen-vng
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng Vers Gemeenteblad
Datum 47 november 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 9 oktober 2020
2. Wat gaat het college met deze cijfers doen, zijn hiervoor al concrete plannen voor
ontwikkeld?
Antwoord:
Het college vindt de situatie van alle gezinnen die in de problemen zijn geraakt
zeer zorgelijk. Temeer omdat het bij de gedupeerden vaak niet alleen (meer) gaat
om een schuld bij de Belastingdienst, maar er meer (betalings-)problemen
kunnen spelen. Voor wie in de problemen is geraakt, is compensatie niet altijd
voldoende. Er kunnen bijvoorbeeld problemen ontstaan zijn rondom huisvesting,
schulden, inkomen, zorg en de opvoeding van kinderen. Daarom is het college dit
voorjaar in gesprek gegaan met de staatssecretaris Toeslagen om te
onderzoeken op welke manier de gemeente deze gezinnen kan ondersteunen in
de mogelijk bredere hulpvraag. Deze gesprekken hebben geleid tot deelname
aan een eerste pilot afgelopen voorjaar, samen met gemeenten Rotterdam en
Tilburg?
Na afronding van de pilot is de staatssecretaris in gesprek gegaan met de VNG
om tot afspraken te komen over de ondersteuning die gemeenten gedupeerde
ouders kunnen bieden in de Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag. Op 28
september 2020 is een akkoord over het plan van aanpak bereikt. De
samenwerkingsafspraken vindt u in bijlage 1. Het uitgangspunt van de aanpak is
dat gedupeerde ouders door de Belastingdienst persoonlijk geattendeerd worden
op de mogelijkheid om hulp te krijgen bij de gemeente en als ze dit willen, direct
in contact gebracht worden met een hulpverlener vanuit de gemeente. De
gemeenten zorgen vervolgens dat de ouders de hulp krijgen die nodig is, op alle
verschillende leefdomeinen. De gemeente Amsterdam zal bij de uitvoering van dit
plan een actieve rol spelen en de gedupeerde ouders die daar behoefte aan
hebben, ondersteunen waar mogelijk.
3. Hoe groot is het budget momenteel dat beschikbaar is voor deze groep
gedupeerden?
Antwoord:
De VNG en de staatssecretaris zijn overeengekomen dat de Belastingdienst alle
hulpactiviteiten voor gedupeerde ouders vergoedt die zijn toe te schrijven aan de
toeslagenproblematiek. Dit betekent dat alle aanvullende begeleidings- en
dienstverleningskosten van de gemeenten op de vijf leefgebieden
(schuldhulpverlening, wonen, zorg, gezin en werk) worden vergoed. Gemeenten
ontvangen hiervoor een financiële bijdrage van 11 miljoen euro van het Ministerie
van Financiën. De verdeling over de gemeenten wordt de komende tijd nader
bezien met de VNG.
De kosten voor hulpactiviteiten die niet toe te schrijven zijn aan de
toeslagenproblematiek, vergoedt de gemeente vanuit de beschikbare middelen
voor de benodigde hulpverlening vanuit de gemeente.
2 Het college heeft u over deze gesprekken en de pilot geïnformeerd in reactie op schriftelijke
vragen van het lid Ceder (376.20) en het lid Simons (799.20).
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer vember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 9 oktober 2020
4. Zijn er al huishoudens die al om hulp hebben gevraagd bij gemeentelijke
instanties?
Antwoord:
Amsterdammers met (geld}problemen kunnen terecht bij de maatschappelijke
dienstverlening in Amsterdam. Er wordt niet apart bijgehouden welke hulpvragen
(ook) te maken hebben met de toeslagenaffaire.
Wel hebben we al enige ervaring met ouders die door de Belastingdienst naar de
gemeente zijn doorverwezen, vanuit de pilot in het voorjaar en in incidentele
gevallen.
De pilot betrof 47 ouders uit Amsterdam, Rotterdam en Tilburg, gedupeerd in de
CAF-11 zaak. 15 van deze ouders zijn woonachtig in Amsterdam. In de pilot is
een aanpak ontwikkeld om deze ouders het aanbod te doen om in contact te
komen met een hulpverlener van de gemeente, zodat deze de ondersteuning kan
bieden die nodig is in de situatie van de ouder. De Belastingdienst kan ouders
desgewenst direct (telefonisch) doorverbinden. In de pilot bleek dat ouders het fijn
vinden om hun verhaal te kunnen delen, zowel met de Belastingdienst als met de
gemeente. In enkele gevallen is de betrokken gemeente een hulptraject gestart.
Ook waren er ouders die aangaven geen behoefte (meer) te hebben aan
ondersteuning of die later zelf contact op wilden nemen.
Na afronding van de pilot heeft de gemeente Amsterdam in incidentele gevallen
ondersteuning geboden aan ouders, na doorverwijzing door de Belastingdienst.
Dit ging om ouders in een acute probleemsituatie of om Amsterdamse ouders die
een persoonlijk gesprek met de staatssecretaris aangevraagd hebben. Op
verzoek van de staatssecretaris hebben deze gesprekken op een locatie van de
maatschappelijke dienstverlening in Amsterdam plaatsgevonden, waarna ouders
ook het aanbod kregen direct verder te praten met een (schuld)hulpverlener. Van
dit aanbod hebben vier gedupeerde ouders gebruik gemaakt. Eind november en
begin december heeft de staatssecretaris nieuwe gesprekken gepland met
ouders in Amsterdam.
5. Zoja, zijn dit dan vooral gezinnen uit een bepaalde sociaaleconomische groep”?
Antwoord:
In de pilot en in de incidentele gevallen zijn geen achtergrondkenmerken van
ouders bijgehouden. Dit is daarom niet bekend.
6. Op welke manier staat de gemeente deze huishoudens bij, is dit zowel op
financieel als op emotioneel vlak?
Antwoord:
Ja. De gemeente biedt ondersteuning op de vijf leefgebieden
(schuldhulpverlening, wonen, zorg, gezin en werk). In de pilot hebben we gezien
dat er ook ouders zijn die geen hulp willen of nodig hebben van de gemeente. In
veel gevallen hebben zij het wel erg op prijs gesteld dat ze hun verhaal kwijt
konden. Ook dit kan een passende en waardevolle vorm van ondersteuning zijn.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer vember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 9 oktober 2020
7. Is de gemeente van plan om de hulp voor deze huishoudens verder uit te
breiden?
Antwoord:
Het uitgangspunt voor de aanpak die de VNG en de staatssecretaris Toeslagen
overeen zijn gekomen, is dat de ouders van de gemeente alle hulp krijgen die
nodig is. Dit uitgangspunt onderschrijft het college en Amsterdamse ouders
kunnen dus rekenen op ondersteuning van de gemeente bij hun brede hulpvraag
op alle leefdomeinen. Het college is hierin wel afhankelijk van de Belastingdienst.
Met de VNG is aandacht gevraagd voor een aantal zorgen die hierbij leven. Die
zorgen gaan onder andere over de voortgang van de hersteloperatie. Het tempo
waarin de Belastingdienst ouders compensatie biedt, is van groot belang voor een
effectieve hulp door de gemeente.
8. Reserveert het college extra financiële ruimte om deze huishoudens te
ondersteunen?
Antwoord:
Nee, het college verwacht dat de ondersteuning plaats kan vinden vanuit de
vergoeding van het Ministerie Financiën voor alle hulpactiviteiten die zijn toe te
schrijven aan de toeslagenproblematiek en eventueel aanvullend binnen de
beschikbare middelen voor de benodigde hulpverlening vanuit de gemeente.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1135
Behandeld op 30 september 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma en Marttín inzake de Agenda Touringcar 2020-2025
(Efficiënt ontheffingensysteem).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Touringcar 2020-2025,
Overwegende dat:
- Touringcars die binnen de S100 kinderen, mensen met een beperking en
ouderen naar culturele of educatieve instellingen vervoeren onder ‘strikte
voorwaarden’ een ontheffing kunnen krijgen in het voorgestelde beleid;
- De exacte voorwaarden en procedures voor het verkrijgen van deze
ontheffing nog moet worden bepaald;
- De wens voor terughoudendheid bij ontheffingen enerzijds begrijpelijk is maar
aanvragers tegelijkertijd veel baat hebben bij een duidelijk, efficiënt en
gebruikersvriendelijke manier van aanvragen;
- De wens voor terughoudendheid bij ontheffingen enerzijds begrijpelijk is maar
aanvragers tegelijkertijd veel baat hebben bij stelsel waarbij aanvragen
efficiënt, duidelijk en gebruiksvriendelijk is en zo min mogelijk tijd kost;
- De behoeften van aanvragers van een ontheffing uiteen kunnen lopen,
aangezien sommige organisaties al enkele maanden van te voren een
vervoerschema hebben, terwijl andere aanbieders minder goed kunnen
inplannen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij het opzetten van het ontheffingensysteem te streven naar een zo eenvoudig en
efficiënt mogelijk systeem dat:
— _zo min mogelijk tijdrovend is voor de aanvragers
— de mogelijkheid bevat om zowel op lange als op de korte termijn een ontheffing te
geven/krijgen;
=— het mogelijk maakt om meerdere ontheffingen per aanvraag te krijgen, zodat niet
voor elke rit een aparte ontheffing hoeft te worden aangevraagd;
=— ontheffingen kunnen worden verstrekt voor een langere periode.
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
A. Marttín
2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 141
Publicatiedatum 28 februari 2014
Ingekomen onder J
Ingekomen op woensdag 12 februari 2014
Behandeld op woensdag 12 februari 2014
Status Ingetrokken
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Winsemius, de heer Molenaar en de heer
Bouwmeester inzake het uitvoeringsbesluit Rokin (instellen van een 30 km/h-zone
voor het gemotoriseerd verkeer).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 17 december 2013 tot vaststellen van het uitvoeringsbesluit Rokin op
basis van het definitief ontwerp, onderdeel van de Rode Loper (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 46);
Constaterende dat:
— een 30 km/h-zone op het Rokin voor een veiligere verkeerssituatie zorgt;
— er geen belemmeringen zijn voor een 30 km/h-zone op het Rokin aangaande
doorstroming en luchtkwaliteit;
— de stadsdeelraad van het stadsdeel Centrum heeft aangedrongen op een
30 km/h-zone op het Rokin;
Overwegende dat de aanrijtijden van de hulpdiensten binnen de normen moeten
blijven,
Besluit:
in ontwerpbesluit nr. 46 van 2014, aan beslispunt 1, een lid k toe te voegen, luidende
als volgt:
“k.
— het Rokin, het gedeelte tussen de Munt en de Dam, in te stellen als 30 km/h-zone
voor het gemotoriseerde verkeer;
— bijde inrichting van de trambaan en de vormgeving van de drempels rekening te
houden met de aanrijtijden van de hulpdiensten;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 141 A d t
Datum _ 28februari2014 “mendemen
indien geen afdoende oplossing wordt gevonden voor de aanrijtijden van
de hulpdiensten de uitvoering van dit amendement wederom te bespreken met
de raad.”
De leden van de gemeenteraad,
R. Winsemius
F.M. Molenaar
G.J. Bouwmeester
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel West
Stadsdeelcommissie West
Datum Aanvang Locatie
07-04-2020 19:45 Vergaderen op afstand
kunt u dit mailen naar [email protected] en of bellen met 06-51250957. De
vergadering is vanaf 8 april 2020 terug te luisteren op deze site.
Stadsdeelcommissie West
Op Afstand - via NotuCall
Tijd 19:46 - 21:20
19:45 1 Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten
20:00 2 Stadsdeelcommissie: Corona
20:15 3 Dagelijks Bestuur: Stedelijke Adviesaanvraag Hemelwaterverondering
20:35 4 Dagelijks Bestuur: Budgeten voor buurtinitiatieven
20:55 5 Dagelijks Bestuur: Stedelijke Advieaanvraag Voorontwerp wijzigingsplan Food Center
Amsterdam — 2e wijziging
21:15 6 Rondvraag
21:20
1
X Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel West
Stadsdeelcommissie West
Agenda
Datum 07-04-2020
Aanvang 19:46
Locatie Op Afstand - via NotuCall
1 Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten
Starttijd 19:45
Eindtijd 20:00
2 Stadsdeelcommissie: Corona
Starttijd 20:00
Eindtijd 20:15
Oordeelvormend
Portefeuillehouder: Fenna Ulichki
3 Dagelijks Bestuur: Stedelijke Adviesaanvraag Hemelwaterverondering
Starttijd 20:15
Eindtijd 20:35
Oordeelvormend
Portefeuillehouder: Melanie van der Horst
4 Dagelijks Bestuur: Budgeten voor buurtinitiatieven
Starttijd 20:35
Eindtijd 20:55
Oordeelvormend
Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel
2
X Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel West
5 Dagelijks Bestuur: Stedelijke Advieaanvraag Voorontwerp wijzigingsplan Food Center
Amsterdam — 2e wijziging
Starttijd 20:55
Eindtijd 21:15
Oordeelvormend
Portefeuillehouder: Melanie van der Horst
6 Rondvraag
Starttijd 21:15
Eindtijd 21:20
3
| Agenda | 3 | train |
gave | DEE
Ctass.code | Ó 1-2 GE
5 5 |
Onw.Catum Î J JN 10u
Mw Alexandra van Huffelen iin
Algemeen directeur GVB panne
Arlandaweg 106 Gonesp.Nl | 20 \prooBse
1043 HP Amsterdam ik dien PLAAR |
| ancHier EXEMPLAAR.
en Amsterdam, 10-6-2017
Betreft: oproep voor een Rookvrij Openbaar Vervoer |
Geachte Mw van Huffelen, |
Met het ‘Amsterdams Rookalarm’ zetten tal van organisaties, waaronder GGD en de Huisartsenkring
Amsterdam zich actief In om waar mogelijk het roken te ontmoedigen in onze stad, Daarmee streven we |
naar een ‘rookvrij generatie’, een generatie kinderen die vrij van rook kan opgroeien. Immers, ‘zien
roken doet roken’.
Het GVB doet het nodige aan tabaksontmoediging. Maar er zijn nog enkele belangrijke verbeteringen
mogelijk, Met deze brief wil ik u oproepen de volgende stappen te zetten:
1. De veerponten over het IJ kennen een rookverbod op het achterdek en in de overdekte ruimtes.
Op het voordek en bij de aanlegsteigers mag wel worden gerookt, De dagelijks vele honderden
scholieren die de pont nemen naar school in de stad of in Noord worden hieraan blootgesteld,
Maak van de veerponten en het gebied bij de aanlegsteigers een rookvrije zone |
\ 2. Roken mag niet in de tram of bus, maar wel bij de haltes. Wij zouden graag zien dat in
Amsterdam ook alle haltes rookvrij worden, zoals dat bijvoorbeeld in Rotterdam gebeurd (RET).
In Nederland sterven jaarlijks zo'n 20.000 mensen door tabaksverslaving en enkele duizenden mensen |
aan meeroken, Wekelijks raken honderden kinderen verslaafd aan het roken.
leder jaar is op 31 mei de ‘Wereld Niet Roken’ dag. Vanuit de medische zorg heeft dit jaar geleid tot een
intentieverklaring om ook de zorg zoveel mogelijk rookvrij te krijgen.
AT5 maakte afgelopen week een rapportage over alle initiatieven in de stad, Amsterdam Rookvrij deed |
daarbij een oproep aan de gemeente om meer openbare ruimte rookvrij te maken (oa OBA, speeltuinen,
kinderboerderijen). Het zou een mooie stap zijn als het GVB voor 31 mei 2018 de veerponten en haltes
van Amsterdam allemaal rookvrij maakt!
Uiteraard ben Ik bereid om eea toe te lichten en u nader te informeren. Hopende op een positieve |
reactie,
Met vriendelijke groet,
Cc
=__ Eric van der Burg, wethouder zorg Amsterdam
=__{lona Statlus Muller, huisarts, projectleider Amsterdam Rookvrij!
=__Mark Vlaar, buurtmanager Amsterdam-Noord (gezonde aanpak jeugd)
=__ Loek Leenen, GGD Amsterdam
=__Annemarein Schaap, GGD Amsterdam
= __Safira Quik, Astelijnamsterdam |
Í |
|
Informatie website GVB |
Reisregels Veren | |
De volgende regels gelden op de veerponten. |
> |
Rook niet [|
U mag niet roken in de overdekte ruimtes van onze veren. ||
F Roken mag alleen op het achterdek, | |
f ||
| nez |
| |
Informatie website RET | |
er |
== == MENU Waar zoek je noar? ' |
Niet roken |
Roken is In stations, voertuigen en bij de haltes niet toegestaan; dus ook geen e-sigaret. Rook je toch? Dan riskeer je een boete van minimaal € 90,00, |
|
Achtergrondinformatie: Amsterdam Rookvrij |
http://www.rookvrijegeneratie.nl/ |
https://www.amsterdamfm.nl/amsterdam-rookvrij/
https://amsterdam-almere.lhv.nl/dappere-dokters/rookalarm-amsterdam
|
|
| Raadsadres | 2 | train |
Jaarrapportage
Uitvoeringsprogramma
2022 Amsterdam
nn ae nme == ds
CmgeYingsaienst
noordzeekanaalgebied
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Inhoud
1 Inleiding …….....nnansn enen seenennenenenanrennensennsnneansenenensnannnanvennenennnnennenennnnnnnanvennenennnnennanvennensnnnvennnn D
2 De Programma's anno onenenennnne sene nnenenenanrennensennnnnnanennenensnsnnnanrennenennnsennanvennenensnvennenennnsennnrennn D
2.1 Programma Milieu …… una anon evene eenseenrenenensn enen eneeven nerve ensen ders enen enen neren veneennerensevee vee vnnenne ennen D
2.2 Programma BOUW... sanne eenrenereneeenne enen enenveerener enen eneen vens eneenneennennnenve eveedee veen vneenenverveennen 1
2.3 Programma bodem... nennen enerenneeenneneenneenneeenneneeneeenneneennvervnneenneneennenvne vennen ennn 1Ö
2.4 _Randvoorwaardelijk en programma-overstijgend … nn anneer sereeneneennen ennen eennve eneen
Pagina 2 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
1 Inleiding
In het Noordzeekanaalgebied wordt het steeds drukker: meer industrie, meer mobiliteit en een forse
woningbouwopgave. Al deze ontwikkelingen hebben een impact op de kwaliteit van de leefomgeving.
Bewoners, werkgevers, werknemers en recreanten: iedereen heeft er baat bij dat de regio veilig en leefbaar is
en blijft. Daarin heeft ieder een eigen verantwoordelijkheid, ook binnen de overheid. De Omgevingsdienst
Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft als belangrijkste taak het veilig en leefbaar houden van de
leefomgeving, in opdracht van acht gemeenten en drie provincies.
De OD NZKG staat voor een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving: een mooie missie in een dynamisch
gebied waar veel verschillende en soms tegenstrijdige belangen spelen. De schaarse capaciteit en snelheid
waarmee veranderingen op ons afkomen vragen om scherpe keuzes. Keuzes over waar wij onze inzet
behouden op het bestaande kwaliteitsniveau en keuzes waar wij onze inzet op willen intensiveren en innoveren.
Wij staan hierbij voor de inhoudelijke opgaven op het gebied van klimaat, milieu-gerelateerde gezondheid, en
transformatie gebieden. Belangrijk voor ons hierbij is versterking van ons instrumentarium op het vakgebied
vergunning verlenen, toezicht houden, handhaven en adviseren. Uitgangspunt is dat we omgevingsgericht
werken en in dialoog met de omgeving, waarbij we op basis van onze deskundigheid onafhankelijk de VTH-
taken uitvoeren. Afgelopen jaar hebben wij een meldingenapp geïntroduceerd, waarbij het heel laagdrempelig
is geworden om klachten aan ons door te geven. Hiermee krijgen wij als organisatie een goed beeld van wat er
in de omgeving speelt, waardoor wij in staat zijn om goed gebiedsgericht te werken.
Als OD NZKG voeren wij namens de gemeente Amsterdam wettelijke taken uit op het gebied van milieu, bouw
en bodem. Naast deze taken adviseren we de gemeente Amsterdam op deze thema’s. Onze werkzaamheden
worden elk jaar opgetekend in een uitvoeringsprogramma. De verplichting tot het vaststellen van een
uitvoeringsprogramma volgt uit artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze rapportage gaat over het
jaar 2022 en geeft inzicht in de wijze waarop de OD NZKG uitvoering heeft gegeven aan de
Uitvoeringsovereenkomst van 2022 (UVO 2022). In 2022 is een evaluatie opgesteld om in kaart te brengen
welke knelpunten in wet- en regelgeving en beleid er zijn die maken dat wij de omgeving minder dan gewenst
kunnen beschermen. Hiermee geven wij in 2022 invulling aan de beleidscyclus (big8)
Financiële verantwoording op hoofdlijnen
De realisatie van € 20.131.160 ligt lager dan initiële begroting van de UVO 2022 van € 22.215.481
(2.084.321K). Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een tegenvallend aanbod bij het programma
bouw. Dit heeft te maken met de terugloop in het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning Bouw.
Daarnaast zagen we ook bij het programma bodem een iets achterblijvend aanbod van aanvragen.
Pagina 3 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
î een ee GOE EE A
Financiën 2022 Begroot (€) Realisatie (€) EJV HI (€)
Begroot (€)
2.115.179 | 1.806.864] _ -308.315 | 2.015.242
1.845.232 | 1352352| -492880| 1.767.453
3.633.211 | 3.757.001 123.790 | 3.516.312
7.593.622 | 6.916.217] -677.405| 7.299.007
Regie |
1.510.514 | 1.556.620 46.115 | 1.683.577
7.982612| 6.365.908| -1.616.704| 7.509.276
2.139.816 | 2.269.901 130.085 |_ 2.256.098
11.632.942 | 10.192.438 | -1.440.504 | 11.448.951
Randvoorwaardelijk nn
Programma overstijgend 458638 492,211 33.573 608.075
Randvoorwaardelijk 2.105.606 | __ 2.105.622 2.105.622
Randvoorwaardelijk totaal 2.564,244 2.597.833 33.580 2.713.697
Subtotaal 21.790.808 | 19.706.487 | -2.084.321 | 21.461.655
Programmabudget Bouw 290.000 290.000 o| 290.000
Programmabudget Milieu 109.673 109.673 ol 109.673
Programmabudget Randvoorwaarde 25.000 25.000 | 25.000
Eindtotaal | _______22.215.481| 20.131160| -2.084.321| 21.886.328
Pagina 4 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
r
2 De Programma's
2.1 Programma Milieu
Door de uitvoering van de wettelijke VTH-taken voor milieu zorgt de OD NZKG dat bedrijfsprocessen kunnen
worden gevoerd met een aanvaardbaar risico voor het milieu. Hiermee borgen wij dat, ondanks de
aanwezigheid van de bedrijfsmatige activiteiten, onze leefomgeving schoon en leefbaar blijft, veilig is en we de
landelijke ambities tegen klimaatverandering volgen. Activiteiten vinden energiezuinig plaats en we dwingen
besparingen af. De OD NZKG behandelt de meldingen of vergunningaanvragen. Toezicht op de bedrijven vindt
periodiek plaats. Bij de controles wordt gebruik gemaakt van een systematische aanpak, op basis van de
verleende vergunningen of digitale checklists van Algemene Maatregelen van Bestuur. Hiermee is ook de
inhoudelijke kwaliteit van het toezicht gewaarborgd en navolgbaar.
Belangrijkste ontwikkelingen
Vergunningverlening & regulering
Vergunningen zijn een instrument voor normering van milieubelastende activiteiten, waardoor de kans op
overlast en veiligheidsrisico’s wordt beperkt. De gecombineerde jaarlijkse werklast wordt bepaald door
vergunningaanvragen van bedrijven (de zogenaamde autonome vraag) en actualisatie van vergunningen als
gevolg van de doorwerking van technologische ontwikkelingen, gewijzigde wetenschappelijke inzichten, ‘level
playing field’, de politiek-maatschappelijke agenda, nieuwe wet- en regelgeving en (wereldwijde) ongevallen en
incidenten e.a.
Bij vergunningverlening is er al langere tijd sprake van een hoge werklast met betrekking tot de autonome
vraag. De hoge autonome vraag in combinatie met een krappe arbeidsmarkt zorgt ervoor dat de actualisatie
van vergunningen een aandachtspunt blijft. In 2022 kwam ook het vraaggestuurde werk onder druk te staan,
waardoor in bepaalde gevallen de doorlooptijden toenamen. De OD NZKG werkt aan een voorstel hoe hiermee
om te gaan.
In 2022 is bij de behandeling van vergunningaanvragen de aandacht voor een zo groot mogelijke bescherming
van onze leefomgeving toegenomen. Er is een pilot scherper vergunnen gestart (in 2022 nog voor de provincie
Noord-Holland) welke op gestructureerde wijze inzicht geeft in wat er nodig is om dit in de werkwijze te
verankeren. Uitvloeisel hiervan is dat ook in andere vergunningentrajecten gestreefd wordt naar zo laag
mogelijke normering in de vergunning.
Programmatisch actualiseren
Vanwege de groei in het aantal aangevraagde vergunningen, was er in 2022 nauwelijks capaciteit voor
programmatisch actualiseren. Daar waar ruimte was, zijn actualisaties wel opgepakt.
In onderstaande tabel een overzicht van het begrootte en gerealiseerde aantal omgevingsvergunningen en
meldingen milieu en overige vergunningen.
Pagina 5 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Omgevingsvergunningen en meldingen Begroting aas aen
gerealiseerd openstaand
[Waarvan actualisaties | 2% | __ 8 | 6
Actualisatietoetsen_______________ | 0 |W | 0 |
Toezicht & Handhaving
Toezicht en handhaving hebben tot doel het vergroten van de milieukwaliteit en veiligheid van de fysieke
leefomgeving, door het verbeteren van het naleefgedrag met betrekking tot milieuregels binnen de inrichtingen
en bij activiteiten. Er wordt bij toezicht gebruik gemaakt van een palet van instrumenten. Het uitvoeren van
controles is daar slechts één van. De OD NZKG werkt informatie- en risicogestuurd.
In het kader van samenwerking in de regio wordt steeds meer gebiedsgericht gewerkt bij meldingen van
overlast. Onder andere door bewoners eerder, meer en sneller erbij te betrekken. In dat kader is een nieuwe
meldingenapp gelanceerd en gebiedsgerichte benadering in meerdere gebieden ingezet.
Bedrijven zijn op basis van milieueffect ingedeeld in risicovolle bedrijven (Brzo en RIE4) of Branches. De
bedrijven worden beoordeeld op verschillende thema’s: externe veiligheid, brandveiligheid, energiebesparing,
afval, afvalwater, lucht, geur, geluid/licht, bodembescherming etc.
Bij de risicovolle (Brzo en RIE4) bedrijven worden de genoemde thema’s op maat beoordeeld. Bij
geconstateerde overtreding(en) zal inzet van handhaving plaatsvinden op basis van het meest geschikte
instrument afhankelijk van de score langs de Tafel van 11 (het landelijk integraal afwegingskader voor beleid
en handhaving).
In 2022 is een grote stap gemaakt in automatisering van de risicobenadering en prioriteitstelling binnen de
branches. De analyse van milieubelang, naleefgedrag en bezoekfrequentie is geautomatiseerd. Toezichthouders
evalueren de resultaten en plannen hun controles in op basis van deze prioritering.
Als uit analyse blijkt dat preventief toezicht het meest succesvolle middel is om recidive te voorkomen, geniet
dat de voorkeur. In 2022 is de focus gericht op het achterhalen van de bronoorzaak van het niet naleven. Er
zijn pilots uitgevoerd waarbij we inzetten op het bereiken van een gedragsverandering bij bedrijven.
In onderstaande tabel is het naleefpercentage per branche aangegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op alle
controles binnen het werkgebied van de OD NZKG.
Pagina 6 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Controles zonder Controles met Totaal Naleef
Branche j 5
overtreding * overtreding* controles* percentage
Afvalsector 80 57) 137) _ 58%)
Beton, asfalt en puïnbrekers | 14 6} 20} 70%)
[Chemische sector (inclusief kunststof) | 3 9} 40} 91%)
[Metalectro______——————— | 66 _29} 95] 69%)
Eindtotaal 4585 754 2339 |
Toelichting:
“Aard van controles ís integraal en digitaal
BIGS: Brandveiligheid Industrie Gevaarlijke Stoffen
Branche onbekend: deze bedrijven zijn bezocht. Tijdens controle wordt uitgezocht onder welke branche de
onderneming valt. Op het moment van rapporteren was dit onderzoek nog niet afgerond en is de branche van
het bedrijf “onbekend”
Overig: is een bedrijf niet aan een branche toe te kennen en valt het onder “overig”
Vooruitlopend op het nieuwe energieteam zijn de energiebesparingscontroles grotendeels los uitgevoerd van de
integrale controles. De resultaten van de controles zijn beschreven in de paragraaf energiebesparing. In 2022
zijn er in totaal 1938 controles uitgevoerd, waarvan 1082 thema controles. Hierbij gaat het om 793 thema
controles gericht op energiebesparing. In 2022 is aanvankelijk alvast voorgesorteerd op het Provinciaal
Energieakkoord en zijn de aantallen controles energiebesparing geïntensiveerd qua aantallen. Omdat de
subsidie aanvraag pas eind 2022 rond is gekomen worden er pas vanaf 2023 en verder controles onder het
Provinciale Energieakkoord uitgevoerd.
MET) etl Geen overtreding Aantal nn
Milieucontroles Begroting uitgevoerde overtreding geconstateerd uitgevoerde g
controles geconstateerd Ki hercontroles a
[1e Controle voorgaande jaren_|_____— | 3%TDH|OO302DO|
[wvthemacontrole | ___0 | 1082 | 78 | 68% | 32 | 247 |
wv digitaal toezicht |___ | 2 | 5 | 75% | 4 | 4 |
Pagina 7 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Aantal Waarvan hadde 5 ask Bij
8 8 PLL) uitgevoerde
Wabo controles Begroting uitgevoerde FT 5 hercontrole
5 overtreding hercontrole 8
Rote Tu Lg CEE overtreding % 5 in orde
EEE
risicovollere RIE-bedrijven
[waarvan fysiek | ss ja | 2 | s% | 2 | 2 |
[Waarvan administratief __ | 2 2 | a | s% | oo | oo |
[waarvan intensief | 0 | 0 | 0 | | 0 | oo |
(ntensieve) Handhaving
Wanneer nodig wordt het instrument handhaving ingezet. In onderstaande tabel is te zien hoe vaak dit
instrument is toegepast. Bij herhaaldelijke overtredingen passen wij bestuurlijke of strafrechtelijke handhaving
toe. Bij Intensieve Handhaving wordt er aandacht besteed aan bedrijven, waar de reguliere
handhavingsinstrumenten niet tot het gewenste naleefgedrag leiden. Deze dossiers kenmerken zich, naast een
slecht naleefgedrag, vaak door verhoogde bestuurlijke aandacht en aandacht van de pers en in enkele gevallen
ook de omwonenden. In 2022 waren er voor de gemeente Amsterdam geen bedrijven die onder intensieve
handhaving stonden.
e ET ET
Overtreding Gedoog-
Handhaving Sn onder onder A
beëindigd schikking
dwangsom bestuursdwang
[Handhaving | 4 {70 | 6
Zienswijzebrief______ | 9 |
Conceptdwangsom A
Conceptbestuursdwang_|___ O0 ||
Waarschuwingsbrief__|__ 7d
Stadsgebied Weesp
Sinds 1 april 2022 maakt stadsgebied Weesp onderdeel uit de gemeente Weesp. De OD NZKG heeft met ingang
van 1 januari 2022 de taken voor stadsgebied Weesp overgenomen van de Omgevingsdienst Flevoland Gooi en
Vechtstreek (OFGV). In 2022 is veel tijd besteed aan het opschonen van het bedrijvenbestand en het
overzetten van de relevante informatie over de bedrijven vanuit de deels nog fysieke dossiers en vanuit de
digitaal overgedragen informatie vanuit de OFGV. Per 1 september 2022 zijn circa 380 bedrijven toegevoegd
aan het bedrijvenbestand van de OD NZKG.
Energiebesparing
Energiebesparing is belangrijk om Nederland vóór 2050 energieneutraal te maken. In het Nationaal
Energieakkoord (SER) zijn afspraken gemaakt over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid.
Gemeenten en omgevingsdiensten zetten zich volop in om bedrijven te stimuleren om energiebesparende
maatregelen te nemen. Dat is in veel gevallen een wettelijke verplichting.
Pagina 8 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
De gemeente Amsterdam heeft hier de afgelopen jaren een grote ambitie in getoond, waarbij de OD NZKG als
partner een aandeel levert aan de verduurzaming en energiebesparing.
De energietransitie in onze regio gaat steeds meer aandacht vragen van de vergunningverlening, toezicht- en
handhavingstaken. Deze toename van aandacht komt door de politieke prioriteit, de nieuwe wet- en
regelgeving en de extra intensiveringsbudgetten die hiervoor beschikbaar komen. Om dit in goede banen te
leiden zal er een OD NZKG energiebesparingsteam ingericht worden met als doel kennisbundeling en
versnippering te voorkomen van o.a. bouwtaken (Label C), milieutaken (Energiebesparingsplicht) en Waterwet
taken ten behoeve van openbodem energiesystemen (WKO).
De focus van het toezicht is ook dit jaar gericht op het daadwerkelijk doorvoeren van de energiebesparende
maatregelen. De inzet lag in dat verband in 2022 op het uitvoeren van 500 controles voor energiebesparing. Dit
zijn de controles in het kader van de Urgendagelden 2020 (VUE gelden), reguliere integrale controles en extra
inzet voor de gemeente Amsterdam. De vorm die hiervoor is gekozen werd gedurende het eerste kwartaal van
2022 mede bepaald door de beperkingen die er waren op grond van de coronacrisis, Vanaf april 2022 was het
weer volledig mogelijk om bedrijven te bezoeken en de energiebesparende maatregelen op locatie te
controleren.
Eind 2022 heeft de gemeente Amsterdam subsidie behorende bij het Energiebesparingsakkoord Noord-
Hollandse bedrijven bij de provincie Noord-Holland aangevraagd en toegekend gekregen. Dit betekent dat de
werkzaamheden die de OD NZKG binnen het akkoord gaat uitvoeren, waaronder de inventarisatie van de nog
onbekende bedrijven en de uitbreiding van het aantal controles, van start gaan in 2023.
Er zijn tot nu toe bij 1.296 groot- en middelgrootgebruikers afspraken gemaakt over te nemen
energiemaatregelen en zijn er in dezelfde periode bij 959 groot- en middelgrootgebruikers maatregelen
gerealiseerd of is er voldoende voortgang over de te nemen maatregelen.
Er is daarbij een mooie tendens te zien in de afname van het aantal bedrijven waarmee afspraken zijn gemaakt
en de toename van het aantal bedrijven waar goede voortgang zit in het treffen van maatregelen of de
maatregelen volledig zijn doorgevoerd. De verwachting is dat deze trend zich de komende jaren voortzet zodat,
in overeenstemming met het Provinciale Energieakkoord, de nu bekende bedrijven eind 2026 alle maatregelen
hebben getroffen.
In 2022 zijn er 7/93 controles uitgevoerd gericht op energiebesparing. Hierbij hebben 452 controles
plaatsgevonden op basis van de VUE (Versterkte uitvoering energiebesparings- en informatieplicht) gelden en
zijn er ruim 100 thema controles uitgevoerd op basis van de extra gelden. De overige controles zijn
gefinancierd vanuit het reguliere output budget. In verband met de start van het nieuwe Energieteam worden
de controles op energiebesparing grotendeels los uitgevoerd van de integrale controles. In de branches
“Gebouwen” en “Zorg” was energie nog wel onderdeel van de integrale controle. Hierbij wordt onder andere
meegenomen of er voortgang is in het nemen van maatregelen en of de melding informatieplicht is gedaan.
Informatieplicht
Per juli 2019 is de informatieplicht van toepassing geworden, waarbij alle groot en middelgroot gebruikers (niet
vergunningplichtig) melding moeten doen van hun gebruik en de genomen maatregelen. Dit heeft, dankzij het
verplichte karakter, een positief effect op het maken van afspraken met energie relevante bedrijven. Uit de
cijfers van 2022 blijkt dat dit effect nog steeds doorzet.
Pagina 9 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Sinds vorig jaar wordt het handhavingstraject ingezet bij de meldingsplichtige bedrijven die nog geen melding
hebben gedaan. Daarnaast wordt er ingezet op het daadwerkelijk doorvoeren van de energiebesparende
maatregelen.
Stand van zaken Stand van zaken
Meldingen Informatieplicht 31-12-2021 31-12-2022
[Melding ontvangen maar nog rietbeoordeeld |___ 0 | 0 |
doorgezonden aan de gemeente
Totaal 288 | 2999 |
De VUE gelden vanuit het Rijk zijn ook in 2022 toebedeeld en ingezet op het controleren van de
informatieplicht. In overleg met de gemeente Amsterdam had de OD NZKG als prioritaire branches daarbij de
supermarkten en de kantoren aangemerkt.
Energiebesparingsakkoord Noord-Hollandse bedrijven
In 2022 heeft de gemeente Amsterdam het Energiebesparingsakkoord Noord-Hollandse bedrijven, opgesteld
door de provincie Noord-Holland, ondertekend om de aanpak verder te intensiveren. Dit is een belangrijke stap
om de ambities te kunnen versnellen. Het akkoord richt zich op zowel de wettelijke taken als op stimulering. De
gemeente Amsterdam heeft daarbij een groot deel van de taken die volgen uit het energieakkoord bij de OD
NZKG belegd. De door de OD NZKG uit te voeren taken zijn inzichtelijk gemaakt in een planningstool waarmee
de gemeente het jaarlijkse budget dat beschikbaar komt vanuit het akkoord voor de planperiode kan toedelen
aan zowel toezicht en handhavingstaken als aan stimulering. De gemeente wordt door de OD NZKG
geadviseerd bij het plannen van de uitvoeringstaken.
In 2022 is de subsidie aanvraag voorbereid en eind 2022 is deze door de gemeente Amsterdam aangevraagd
en toegekend. Dit betekent dat de daadwerkelijke uitvoering van het Energieakkoord plaats zal gaan vinden
vanaf 2023. De provincie Noord-Holland heeft daarbij aangegeven dat de termijn van het akkoord een jaar
opschuift. Dat betekent dat de planperiode van het akkoord tot eind 2026 doorloopt.
Klimaatroute
De gemeente Amsterdam stimuleerde in 2022 bedrijven om de eigen verantwoordelijkheid voor
energiebesparende maatregelen in te laten vullen met het aanbod van de Klimaatroute. In Amsterdam zijn er
eind 2022 102 bedrijven met een besparingsverplichting die hiervan gebruik maken. Met de gemeente is
afgesproken dat deze bedrijven over de periode dat de bedrijven worden begeleid door de Klimaatroute (1 jaar
na de energiescan) geen prioriteit krijgen bij de controles. Voor Stadsgebied Weesp geldt daarnaast nog dat er
met 18 bedrijven soortgelijke afspraken zijn gemaakt in samenwerking met Energie Partners. Ook hier geldt dat
deze bedrijven niet de eerste prioriteit krijgen bij de controles.
Energielabel C kantoorgebouwen
Per 2023 moeten alle kantoren aan het energielabel C voldoen. Dit betekent dat elk kantoorgebouw met een
vloeroppervlakte van meer dan 100 m2 minimaal energielabel C moet hebben. Het pand mag niet meer als
Pagina 10 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
kantoor functioneren, indien het op 1 januari 2023 niet voldoet aan energielabel C. Deze verplichting staat in
het Bouwbesluit 2012.
Het is van groot belang dat bedrijven bekend gemaakt worden met de label C plicht maar evenzo belangrijk dat
ze beseffen dat de gemeente hierop gaat toezien. Deze boodschap wordt in samenwerking met de gemeente
en in aanloop naar 2023 krachtig gecommuniceerd. In 2021 en 2022 zijn alle eigenaren en huurders van de
kantoorgebouwen aangeschreven over de label C verplichting per 1 januari 2023. Daarbij worden de effecten
hiervan op het meldingsgedrag gemeten om vanaf 2023 zo goed mogelijk voorbereid de fase van handhaving
te kunnen starten.
Voor 2022 lag wederom de nadruk op communicatie over de verplichting uiterlijk eind 2022 het kantoor van
een label te voorzien. Ook werd onderzoek verricht naar de ‘niet gemelde’ kantoren zodat er meer inzicht
ontstaat in het aantal relevante kantoren. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een goed overzicht van de
opgave waarmee in 2023 het daadwerkelijke toezicht van start kan gaan.
Energie keuringsverplichting klimaatinstallatie EPBD II
Op 10 maart 2020 is een keuringsverplichting voor ketels en airco's opgenomen in het Bouwbesluit. De
keuringsverplichting — die volgt uit Europese wetgeving - geldt voor installaties groter dan 70 kW en betreft de
volledige klimaatinstallatie in gebouwen.
De energiekeuring kan in belangrijke mate bijdragen aan het realiseren van de CO» doelstellingen.
Tekortkomingen in het energiezuinig afstellen/inregelen van installaties leiden nu al tot forse energieverliezen,
en maken het daarnaast lastiger om duurzame bronnen goed in te zetten: zonder goede afstelling/inregeling
van installaties functioneren deze installaties vaak minder goed en worden verwachte energiebesparingen
onvoldoende gehaald. De keuringen zijn erop gericht dat de installaties energiezuinig blijven functioneren.
De keuringsverplichting kende nog een overgangsperiode tot maart 2022. Tijdens die overgangsperiode was
het loket waar de keuringen worden afgemeld (SCIOS) nog niet optimaal beschikbaar.
De OD NZKG heeft de gesignaleerde knelpunten bij het SCIOS loket in samenwerking met de VNG aan de orde
gesteld bij het ministerie van BZK. Pas in juni 2022 was het mogelijk om data binnen te halen.
Medio juli 2022 concludeerde de VNG — op basis van de evaluatie EPBD vanuit het Rijk - dat de EPBD
verplichting op dat moment niet goed te handhaven was, dat vanuit het land werd aangegeven dat de
keuringen niet effectief zijn en dat er wordt gewerkt aan een alternatieve aanpak. Deze alternatieve aanpak is
in concept gedeeld, maar (nog) niet definitief gemaakt. De alternatieve aanpak richt zich daarbij op stimuleren
en controleren wat meer tijd en inzet zal vragen van de uitvoerende instantie. De OD NZKG onderzoekt in dat
kader een eigen alternatieve aanpak voor 2023, Onderdeel daarvan is:
e _Handhavingsteksten beschikbaar maken voor de toezichthouders;
e De airco's zijn niet eerder gekeurd en de installaties moeten komende jaren aangeschreven en
geregistreerd worden;
e _ Aandacht vragen voor inregeling van installaties en de beschikbare data van een controle te benutten
bij het toezicht op de energiebesparingsplicht.
Gelet op het bovenstaande is er in 2022 minder inzet gepleegd op de daadwerkelijke controles. Wel is de OD
NZKG bezig om een integraal dashboard te ontwikkelen waar alle beschikbare energiegegevens per bedrijf ten
behoeve van wetgeving samengevoegd wordt; een energieportfolio. Externe data — zoals label C, EPBD, BAG —
Pagina 11 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
zijn daarbij in de tweede helft van 2022 ingeladen in ons zaaksysteem en gekoppeld met de inrichtingen. Ook
in 2023 gaan wij door met deze ontwikkeling.
Milieuadvisering
De OD NZKG adviseert de gemeente Amsterdam op het gebied van milieu bij de ontwikkeling en implementatie
van lokaal beleid. Wij adviseren en ondersteunen beleidsmedewerkers en bestuurders. Daarnaast
beantwoorden wij vragen op ambtelijk en bestuurlijk niveau. De advisering heeft betrekking op de thema’s
externe veiligheid (omgevingsveiligheid), geluid en trillingen, lucht/geur, stikstofdepositie en duurzaamheid
(circulaire economie, energietransitie, klimaatadaptatie, ecologie en natuurherstel). Aanvragen om advies
betreffen reguliere adviesvragen en vragen ingegeven door de actualiteit en nieuw beleid. De hoeveelheid
aanvragen is niet van tevoren bekend. Diverse projecten voeren wij uit onder regie.
In 2022 heeft de OD NZKG met diverse gespecialiseerde adviezen een bijdrage geleverd aan ruimtelijke
projecten en concrete vergunningprocedures waarbij de VTH taken door de stadsdelen worden uitgevoerd,
Opvallend is de significante toename van de vraag naar gespecialiseerde adviezen op het gebied van geluid en
stikstofdepositie. Deze toename houdt verband met de complexe vraagstukken rond het inpassen van
woonfuncties in gebieden die sterk zijn belast door de aanwezigheid van bedrijvigheid en vervoersfuncties.
Daarbij speelt de stikstofproblematiek mede door de instabiele regelgeving ook voor Amsterdam een steeds
grotere rol. De OD NZKG levert een bijdrage aan het provinciale programma Stikstof door inbreng van kennis
en expertise in het regionale VTH-overleg en het geven van richting aan de uitvoering en beleid voor de VTH
uitvoering. De focus voor de OD NZKG komt daarbij steeds meer te liggen op de effecten van de
stikstofdepositie door industriële activiteiten en het scherper aan de wind te varen bij de uitvoering van de VTH
taken voor het terugdringen van emissies van stikstof die leiden tot stikstofdepositie.
Het inpassen van alle urgente transities zoals de energie- en circulaire transitie en de woningbouwopgave in
een sterk stedelijk en belast gebied als Amsterdam waar ook het bodem en waterstelsel zijn grenzen kent, is
een complexe puzzel. De OD NZKG levert ondersteuning aan het regionale programma Energietransitie door
inbreng van kennis voor onderzoeken naar de fysieke- en milieuruimte voor de benodigde infrastructuur. Ook
wordt kennis geleverd bij de versnellingstafel waterstof en de versnellingstafel infrastructuur voor elektriciteit.
De OD NZKG neemt deel aan de werkgroep Westpoort waar in regionaal verband wordt onderzocht welke
ruimte er nodig is voor de externe veiligheidscontouren die verband zullen houden met de beoogde transities.
De OD NZKG neemt eveneens deel aan de werkgroep Ruimte en Leefbaarheid van de Nationale Omgevingsvisie
Extra gericht op een gebiedsuitwerking van de nationale omgevingsvisie en tevens inzicht in wat de regio nodig
heeft van het Rijk (Nationale Omgevingsvisie, beleid en wettelijk instrumentarium) voor een duurzame
gebiedsuitwerking met behoud van een gezonde en veilige leefomgeving.
De OD NZKG heeft diverse expertiseadviezen geleverd voor ruimtelijke en vergunning vraagstukken in relatie
tot het programma Havenstad, het ontwikkelen van het hamerkwartier, het gebied rond het Foodcenter
Amsterdam en de gebiedsontwikkeling Zuidas (o.a. Verdi, Tripolis).
In het kader van de komst van de Omgevingswet en de ontwikkeling van het Omgevingsplan heeft de OD
NZKG deelgenomen aan diverse ateliers en adviezen uitgebracht over beleid en de mogelijkheden tot vertaling
daarvan naar de voorschriften in het Omgevingsplan en de bruidschatregels.
Pagina 12 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Ook is er een bijdrage geleverd aan het programma Circulaire Economie door inbreng van kennis en expertise
vanuit de uitvoering in landelijke gremia en het verder ontwikkelen van handreikingen voor de
uitvoeringspraktijk. Er zijn in samenwerking met het Havenbedrijf Amsterdam meerdere bijeenkomsten
georganiseerd waarin bedrijven zijn geïnformeerd over de mogelijkheden voor het verkrijgen van toestemming
voor het uitvoeren van experimenten gericht op het sluiten van de grondstofketen. Inzichten met betrekking tot
kansen en dilemma's zijn daarbij geadresseerd en benut in het landelijke netwerk gericht op het realiseren van
de benodigde bouwstenen voor een Circulaire Economie. Verder is ingezet op het ontwikkelen van aanvullende
voorschriften voor een circulaire vergunning met het oog op het uitvoeren van pilots in 2023. Daarnaast zijn
diverse vragen met betrekking tot afval en grondstoffengebruik behandeld.
Op het thema Lucht in relatie tot de ambities van het Schone Luchtakkoord en het thema Zeer Zorgwekkende
Stoffen is de ondersteuning met advies en bij landelijke trajecten geïntensiveerd. Door scherper aan de wind te
varen bij vergunningverlening en tevens kritische gesprekken met bedrijven te voeren over de inzet op
verduurzaming stimuleert de OD NZKG het terugdringen van emissies naar lucht en water. Knelpunten in
landelijke wetgeving en beleid zijn met een brief geagendeerd bij het Rijk.
Voor het thema Water is geïnvesteerd in het opbouwen van gespecialiseerde kennis met betrekking tot lozingen
en watergebruik door bedrijven. Daarnaast is een pilot versterkt toezicht op indirecte lozingen uitgevoerd
hetgeen scherper zicht geeft op wat nodig is in de uitvoering om een bijdrage te kunnen leveren aan de
wateropgave.
Er is een toenemende regionale vraag naar de specifieke milieuexpertise van de OD NZKG. Deze vraag zal naar
verwachting toenemen. De OD NZKG investeert pro actief op de versterking van de eigen capaciteit om aan de
vraag naar milieuadvies te kunnen blijven voldoen. In 2022 stond deze beschikbaarheid van de gevraagde
expertise sterk onder druk met als gevolg dat de inzet op het product milieuadvies lager lag dan geraamd in de
UVO.
Financiële verantwoording
In het output pakket is sprake van een stijging als gevolg van een toename van het bedrijvenbestand. Deze
toename is grotendeels het gevolg van de toevoeging van de bedrijven uit stadsgebied Weesp. In 2022 is onder
de regiepost milieu het bedrijvenbestand vanuit de OFGV geactualiseerd. Na het afschalen van de
coronamaatregelen in 2022 is veelvuldig evenement advies gevraagd aan de OD NZKG. Voor milieuadvies is de
realisatie iets achtergebleven. Dit werd veroorzaakt doordat we minder capaciteit beschikbaar hebben om aan
de grote hoeveelheid milieuadvies vragen te voldoen.
EE EERE
Milieu output Begroot (€) Realisatie (€) Begroot (€)
[Rie Overig Regulering &Toezicht(M&L4M&I) | 82819) 82819) - |
|Vuurwerkbesl, RBML, Sportmotoren Reg & Toezicht _|_________ || |
Eindtotaal _______3633211| 3757.001| 123.790 |
Pagina 13 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
. Milieu output wordt afgerekend op basis van het bedrijvenbestand met peildatum 1 september 2022. De begrote omzet is gebaseerd
op het bedrijvenbestand met peildatum 1 september 2021. De gerealiseerde omzet is op basis van het bedrijvenbestand per 31 mei
2022.
EE EERE
1 EPN TA Begroot (€) Realisatie (€) Begroot (€)
BrzoRegie 57228 - | _ -5228|
Eindtotaal__________________|______2139815| 2.269.901| 130.086 |
2.2 Programma bouw
Het programma bouw heeft als doelstelling bij te dragen aan de grote, complexe bouwopgaven in de regio en
onaanvaardbare risico’s, vooral op het gebied van veiligheid en gezondheid, af te kunnen vangen. Voor het
verlenen van omgevingsvergunningen, behandelen van meldingen, toezicht en de handhaving op bouw en
sloop in realisatie- en gebruiksfase is per bouwactiviteit een toetsingsniveau vastgesteld met een oplopende
intensiteit per categorie.
Door de uitvoering van de wettelijke VTH-taken voor bouw, gebruik en sloop zorgt de OD NZKG dat
bouwwerken veilig (brandveilig en constructief), gezond, bruikbaar en energiezuinig worden gebouwd. De
bouwtaken zijn volledig vraag gestuurd. De OD NZKG behandelt de vergunningaanvragen. De werkvoorraad
voor bouwtoezicht is vooral afhankelijk van de verleende bouwvergunningen. In 2022 zijn de onderstaande
aanvragen ontvangen.
Ontvangen voor 2022
5 Ontvangen
Aanvragen bouwvergunningen maar afgehandeld of Eer Totaal
openstaand in 2022
Vanaf het moment van de daadwerkelijke start van de bouw voeren we controles uit. Bij de controles gebruiken
we een systematische aanpak, op basis van digitale checklisten. Hiermee is ook de inhoudelijke kwaliteit van het
toezicht gewaarborgd en navolgbaar.
Daarnaast voeren wij wettelijke taken, zoals Label C, uit voor alle opdrachtgevers. Andere thema’s zoals de
ontwikkeling van de regelgeving rondom Wet kwaliteitsborging (Wkb), circulaire economie en energietransitie
bereiden wij voor/voeren wij uit in overleg met de opdrachtgevers. Ook zetten we in op uitvoering van
complexe projecten zoals bruggen en kademuren. Daarnaast adviseren we enkele opdrachtgevers op het
gebied van duurzaamheid inzake Bijna Energie-Neutrale Gebouwen (BENG)/Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC)
en Milieuprestatie Voor Gebouwen (MPG).
Pagina 14 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Woningbouwopgave
De ruimtelijke inpassing van de woningbouw in druk bezette gebieden in Amsterdam is vaak complex. Dit heeft
ook z'n effect op de inzet vanuit vergunningverlening, maar ook zeker vanuit milieuadvies op de aanvragen
zoals bijvoorbeeld Eleven Square in het ArenaPoort gebied, tegenover de Johan Cruijff Arena (J.C. ArenA) en
naast AFAS Live. De OD NZKG kwam tot een negatief oordeel inzake de geluidsbelasting. Het college van B&W
heeft in een bredere belangenafweging, waarbij vooral de woningbouwcrisis veel gewicht op de schaal legde, in
maart 2022 toch ingestemd met de geluidbelasting op de gevel van de woningen in het project Eleven Square.
Asbest
In 2022 zijn we gestart met Landelijk Asbest Volg Systeem (LAVS)-gestuurd afhandelen van
asbestsloopmeldingen en het handhaven op overtreders. De gemeente Amsterdam heeft op 1 juli 2022 de
asbesttaken grotendeels overdragen aan de OD NZKG, hiervoor is een overdrachtsproces ingericht. Op 1
oktober 2022 zijn alle taken overgedragen. In 2022 zijn nog te weinig ervaringscijfers opgedaan om een goed
beeld te kunnen vormen omtrent het naleefgedrag. Dit zal in 2023 wel mogelijk zijn. De OD heeft op een aantal
locaties steekproefsgewijs controles uitgevoerd. Hierbij zijn op twee locaties handhavingstrajecten opgestart.
Het betreft hier slopen zonder de daartoe benodigde sloopmelding.
Op basis van de eerste ervaringscijfers uit 2022 blijkt dat het aantal ingediende meldingen is achtergebleven bij
de door de gemeente Amsterdam gegeven prognose.
ae ee Sloopmeldingen Sloopmeldingen Sloopmeldingen
met asbest zonder asbest totaal
Nog in behandeling ___| 0 {0 | 0
Akkoordnatoetsing | 680 | 25 | 705
Nietakkoordnatoetsing | ___ WB | 8 | 2%
[Niet voor ODNZKG 202
Brandveiligheid
Eigenaars en gebruikers voelen zich verantwoordelijk voor de brandveiligheid van hun gebouw. Het gewenste
maatschappelijk effect van de aanpak brandveilig gebruik is het waarborgen van een brandveilig woon-, werk
en verblijfsklimaat. Hoofddoel is het risico van brand bij bestaande (risicovolle) gebouwen te verminderen door
de kans op brand te reduceren en de gevolgen van brand te beperken. Resultaat van de activiteiten moet zijn
dat gebouwen voldoen aan de wettelijke voorschriften op het gebied van brandveiligheid. Objecten in het kader
van brandveilig gebruik kunnen gebouwen zijn, maar ook delen daarvan. Als în een groter gebouw meerdere
functies gehuisvest zijn, kan het zijn dat voor specifieke delen van het gebouw soms strengere eisen gelden.
Soms zijn alleen die onderdelen meldingsplichtig.
Pagina 15 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Melding brandveiliggebruik kik
in 2022
Noginbehandeling | 6
Akkoordnatoetsing | 49
Ingetrokken | 0
In 2022 zijn de brandveiligheidscontroles weer ingepland en volgens begroting uitgevoerd.
Er zijn 308 controles uitgevoerd waarbij op 74 locaties (24%) een of meerdere overtredingen zijn
geconstateerd, Naar aanleiding van deze constateringen zijn er waarschuwingsbrieven verstuurd. Na het
uitvoeren van een hercontrole is gebleken dat deze overtredingen zijn beëindigd.
In onderstaande tabel staan de aantallen uitgevoerde controles brandveiligheid.
Aantal
Prioritering brandveilig gebruik uitgevoerde
controles
308
Categorie 1- Controlefrequentie: 2xperjaar | ____90
Categorie 2- Controlefreguentie: 1xperjaar | 64 |
Categorie 3-Controlefreguentie: 1xper2jaar | ____90
Advies Constructieve veiligheid
Binnen het team Constructieve Veiligheid is sprake van een structureel capaciteitsprobleem. De beperkte
capaciteit binnen het team wordt zoveel mogelijk op de meest risicovolle en innovatieve dossiers ingezet.
Gelijktijdig is het aanbod van werk groot. Vanwege de ondercapaciteit wordt door het team Constructieve
Veiligheid vooruitlopend op de Wkb gewerkt op een lager toetsingsniveau, hierbij wordt altijd minimaal het
Aangepaste Adequate Niveau toegepast. Wij maken gebruik van het op- afschalen binnen het beleid bij
deelgoedkeuringen.
Het team Constructieve veiligheid heeft in Amsterdam actief deelgenomen aan de nieuwe tijdelijke werkvorm
voor de gemeente Amsterdam, de regietafel plus voor evenementen. Uit de evaluatie is gebleken dat deze
werkvorm geen meerwaarde heeft voor het leveren van advies op de constructieve veiligheid. Daarom hanteren
wij weer de normale adviestermijn van twee weken zonder actieve/vaste deelname aan de regietafel.
Pagina 16 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Projecten
Programma Aanpak Wegtunnel Amsterdam Arenatunnel
Eind 2021 en begin 2022 speelde de vluchtveiligheid in de Arenatunnel. De uitrijstrook van Parkeergarage Arena
P1, die in de noordelijke tunnelbuis uitkomt, kon tijdens de afsluiting met een gedoogbesluit van de OD NZKG
(namens college van B&W) in gebruik blijven. Na diverse onderzoeken zijn er in de Arenatunnel vluchtdeuren
geplaatst en is de tunnel op 1 juni 2022 aantoonbaar veilig heropend.
Piet Heintunnel
In het voorjaar van 2022 is het vooroverleg over het openstellingstraject van de Piet Heintunnel met de OD
NZKG gestart. De informatie verstrekking door programma- en tunnelbeheerorganisatie aan de OD NZKG is
goed verlopen en dilemma's zijn tijdig besproken en waar nodig bestuurlijk gemaakt. Medio oktober 2022 is de
aanvraag openstellingsvergunning ingediend. De planning voor aanvulling van alle noodzakelijke
indieningsvereisten en openstelling is een aantal malen bijgesteld. Onder andere in verband met het oplossen
van bevindingen uit (her-)testen. Nadat de laatste veiligheidsdocumentatie op 10 januari 2023 was aangeleverd
heeft de OD NZKG geconcludeerd dat er voldoende waarborgen zijn voor het veilig openstellen van de Piet
Heintunnel voor het wegverkeer. De openstellingsvergunning is op 17 januari 2023 verleend.
Programma Zuidasdok (ZAD)
De uitvoering van het werk voor de nieuwe Brittenpassage is in volle gang. Er wordt ook al gewerkt aan de
vernieuwing van de Minervapassage. De OD NZKG heeft in 2022 de focus gelegd op de veiligheid voor de
omgeving tijdens de uitvoering. Met name aandacht en verbetering voor het aantoonbaar veilig hijsen en
funderen wanneer dit met een maatwerkoplossing gebeurt in plaats van het afzetten van veiligheidszones. Dit
heeft geleid tot meer veiligheidsbewustzijn bij alle partijen (opdrachtgever, opdrachtnemer en
spoorbeheerders). Het gaat om bewustwording van risico’s voor de veiligheid van omgeving/ publiek en hoe
risico’s te voorkomen/beheersen. In 2022 is ook het overleg gestart over hijsveiligheid bij de aanleg van de
tunnel.
Daarnaast is hinder door bouwlawaai een belangrijk thema. Vooral in de Prinses Irenebuurt ervaren bewoners,
mede door de jarenlange bouwactiviteiten in het Zuidas-gebied, geluidsoverlast. De uitdaging voor de toekomst
is veilig en zo stil mogelijk te werken en als OD NZKG daar continue aandacht voor hebben en met de
opdrachtgever de branche te motiveren tot innovatie.
Financiële verantwoording
De realisatie van het programma Bouw is 2,1 miljoen lager dan begroot. De kleinere vergunningaanvragen
zoals BOM Al en A2 zijn achter gebleven ten opzichte van de prognose alsmede de vergunningaanvragen voor
verbouw. Als gevolg van de arbeidsmarktproblematiek kan er minder advies constructieve veiligheid worden
geleverd. Verder is het gevolg te zien van de latere overdracht en het minder grote aanbod van asbesttaken.
Voor EPBD zijn in 2022 minder uren gemaakt omdat er minder inzet was op daadwerkelijke controles, zie
verder de paragraaf energiebesparing keuringsverplichting klimaatinstallatie EPBD III programma milieu voor
een uitbereide toelichting. Voor het programma bruggen en kademuren is aanzienlijk minder geleverd als
gevolg van een bijstelling op de planning vanuit de gemeente Amsterdam.
Pagina 17 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Capaciteit bouw
Belangrijk bestuurlijk vastgesteld uitgangspunt voor 2022 is dat de OD NZKG de inhuurcapaciteit binnen het
werkveld Bouw op korte termijn niet heeft afgebouwd. De terugloop van vergunningaanvragen loopt namelijk
met vertraging door op de capaciteitsinzet, immers lopende aanvragen moeten nog worden afgehandeld.
Het werkveld bouw kent een aanzienlijke flexibele schil die ingericht is om makkelijk af te kunnen schalen
wanneer het werkaanbod terugloopt. Echter, in dit tijdsgewricht van grote schaarste op de arbeidsmarkt
gecombineerd met een urgente opgave op het gebied van woningbouw en complexe projecten in het kader van
bijvoorbeeld de energietransitie is het risico groot dat de afgeschaalde capaciteit niet meer beschikbaar is
wanneer alsnog weer nodig. Een situatie vergelijkbaar met het ‘Schiphol effect’. De OD NZKG onderschrijft de
keuze de flexibele schil niet af te bouwen vanuit het belang in de toekomst voldoende robuust ingericht te zijn
om de complexe opgaven in het Noordzeekanaalgebied aan te kunnen.
Realisatie vs
Bouw output Begroot (€) Realisatie (€) Begroot (€)
Eindtotaal | ________1845233| 1352352| -492.881
Te TAA Begroot (€) Realisatie (€) EJV HJ (€)
De grond onder onze voeten is letterlijk de basis waarop wij wonen, werken, spelen, ons verplaatsen en ons
voedsel verbouwen. Het is een belangrijke bron voor grondstoffen: zand, grind, cement en drinkwater. We
gebruiken de bodem ook voor energieopslag en -distributie. Op onze bodem moeten we dus zuinig zijn, maar
dat zijn we vaak niet: we dumpen afval, lozen afvalwater, gebruiken bestrijdingsmiddelen en wijzigen de
temperatuur van het grondwater. Door de eeuwen heen is de bodem in Nederland op veel plekken, bewust of
onbewust, vervuild. De uitvoering van de wettelijke VTH-taken draagt bij aan een schonere en gezondere
bodem.
Pagina 18 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Pà 5
al en he
Straar ?
EN
Pad aaah nT
“A.
pee het
De grote woningbouwopgave levert veel bodemverplaatsingen op. Ook voor de energietransitie heeft de
ondergrond een spilfunctie: als bron van warmte, voor opslag van (zomer)warmte en (winter)koude en voor
distributie van energie. Bodem en ondergrond vormen een belangrijke schakel in de integrale aanpak van al
deze vraagstukken. Bodem levert de noodzakelijke inzet van expertise voor de versnelling daarvan.
Terugblik en ontwikkelingen
In 2022 heeft de OD NZKG vanuit het programma Bodem een bijdrage geleverd aan verschillende
beleidsbijdragen waaronder woningbouw, gezond leefklimaat, energiebesparing en -transitie, klimaatadaptatie
en circulaire economie.
Pilot Regionaal Schakelpunt (RSP)
De trend is dat er veel meer aandacht is voor de bodem, in bredere zin. Ruimte is schaars en bodem wordt
meer en meer gezien als integraal onderdeel van de grotere maatschappelijke RO/woningbouwopgaven. De
kennis over de bodem, in de vorm van een kennisinfrastructuur, wordt landelijk door OD NL als project
ontwikkeld en opgepakt. De regio Noordzeekanaalgebied is samen met de provincie en gemeenten een pilot
gestart met als doel te komen tot een regionaal kennisschakelpunt op het gebied van bodem. De pilot is in
2022 uitgewerkt en uitgevoerd. Zo is er een eerste opzet van de RSP website gemaakt en zijn diverse webinars
georganiseerd voor ambtenaren in heel Noord-Holland. De evaluatie vindt begin 2023 plaats.
Bodemadvies
Binnen Bodemadvies is een grote inzet gepleegd op de voorbereiding van taken onder de Omgevingswet, zoals
het opstellen van het bodembeleidskader en maatwerkvoorschriften onder de Omgevingswet. In regioverband
is besproken hoe de grondwatertaken onder de Omgevingswet verdeeld kunnen worden over de decentrale
overheden. Dit krijgt in 2023 een vervolg.
In 2021 is een visie opgesteld voor het Bodem Informatie Systeem (BIS) en een projectvoorstel geschreven,
met als doel om de overgang naar de Omgevingswet in het BIS te actualiseren en aan te passen aan de nieuwe
wet. Dit is relevant voor alle gemeenten in de regio en de provincie evenals voor de bureaus die actuele
informatie over de bodem willen ontvangen. Er is een (externe) projectleider aangetrokken die fase la van het
project, de pilotfase, heeft begeleid. In deze fase is o.a. een invoerprotocol gemaakt, voorbereidingen getroffen
voor de aanpassing van de rapportagemodule van het BIS en het door ontwikkelen van de signaalkaart bodem.
Kwaliteitsverbetering Bodemínformatiesysteem
Op dit moment zijn er meerdere partijen die data invoeren in het Bodeminformatiesysteem (NAZCA).
De controle op de data-invoer is beperkt en niet structureel. Dit moet worden geprofessionaliseerd om ervoor
te zorgen dat er met betrouwbare en gevalideerde bodemdata wordt gewerkt.
Pagina 19 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Er is contact gezocht met een externe partij met jarenlange ervaring op het gebied van data-analyse en
foutcontrole op BIS-datasets. Een eerste scan is gedaan.
Er zijn vervolgafspraken gemaakt over de verdere professionalisering van de data-controle. Dit is gekoppeld aan
fase 1b van het project voor het actualiseren van het BIS aan de Omgevingswet.
Een aantal voorbeelden uit de praktijk
Sanering terrein AGA-gas
In Amsterdam Noord is in 2022 gestart met fase 1 van de bodemsanering het Buiksloterhamterrein. Het betreft
het saneren van een omvangrijke verontreiniging. Vanaf 1913 produceerde de NV Elektro Zuur- en
Waterstoffabriek waterstofgas, zuurstofgas en acetyleen voor gebruik bij las- en snijwerk op scheepswerven,
machinefabrieken en dergelijke. Vanaf 1937 tot aan verkoop van de fabriek in 1969 werd er ook
trichloorethyleen geproduceerd (naar het schijnt een van de grootste producenten van Nederland). In 1969
nam AGA Nederland BV de fabriek over voor het produceren en opslaan van acetyleen en andere gassen. Rond
2000 vertrok AGA Nederland van de locatie, waarna de locatie braak kwam te liggen. In 2005 zijn alle
bedrijfsgebouwen gesloopt en begon de gemeente plannen te maken voor herontwikkeling
Het doel van de sanering is het wegnemen van de bron van de verontreiniging in de landbodem om verdere
verspreiding te minimaliseren. Bij de ontgraving komt zeer sterk verontreinigde grond vrij. Deze grond wordt
direct afgevoerd naar een erkend verwerker. Na het zoveel mogelijk aanvullen van de ontgravingsput met
grond vanuit de sanering en de afvoer van eventueel resterende grond is de eerste fase van de sanering
gereed. Het graafwerk van de bronzone is in een tent uitgevoerd om zoveel mogelijk uitdamping naar de
omgeving te voorkomen. Dit soort saneringen worden zelden in Nederland uitgevoerd.
Na afloop van de sanering wordt in het evaluatieverslag aangegeven welke nazorgmaatregelen en
gebruiksbeperkingen noodzakelijk zijn. De nazorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen worden verder
beschreven in een nazorgplan dat tegelijk met het evaluatieverslag wordt ingediend.
Project Afbouw Spoedlocaties Amsterdam (PASA)
Het project PASA is in 2015 van start gegaan en is in 2022 volledig afgerond en had als doel het onderzoeken,
saneren en in beheer brengen van de zogenaamde spoedlocaties. Denk hierbij aan locaties waar voorheen
bijvoorbeeld chemische wasserijen waren gevestigd of locaties met verontreiniging bodemlood. Een deel van de
locaties is opgespoord op basis van historisch onderzoek uit de beeldbank van het Stadsarchief, Het ging
uiteindelijk om ruim 300 locaties die onderzocht, waar nodig gesaneerd en in beheer gebracht zijn.
Pagina 20 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Financiële verantwoording
Ten opzichte van de begroting heeft het programma Bodem 308k minder opbrengsten ten opzichte van de
begroting.
Het nadelig resultaat komt met name door een terugloop in aanvragen/meldingen op de outputproducten. Dit
zijn met name de meldingen Wet bodem bescherming (Wbb).
Het aantal uren dat aan regieproducten is besteed is wel toegenomen. Dit is het gevolg van een aantal grote en
complexe saneringen, zoals het AGA-terrein, EVOS, de Houthavens en de Oranje Loper. Daarnaast zijn meer
uren besteed aan het zaakgebonden advies. Bij de 6-maands rapportage zijn de uren naar boven bijgesteld als
gevolg van de noodzakelijke opschoningsactie van de dossiers stadsgebied Weesp.
Realisatie vs
Bodem output Begroot (€) Realisatie (€) Begroot (€)
|Bodemtoepassing gemiddelde impact_____|__________2359| | __1359|
GE EERE
Bodem regie Begroot (€) Realisatie (€) Begroot (€)
Aantal % bezocht
Bodem Aantal Aantal Aantal veld }
S VTHUP product locaties afgeronde
categorie ontvangen afgekeurd controles
bezocht werken
Ala __|BodemsaneringGrootenComplex_| 0 | oo | 76 | 5 | 46% |
Ab |Bodemsaneringzwareimpact____| 4 | o | 4 | u | 3% |
A2 __|Bodemtoepassingzwareimpact | 9 | oo | 2 | 9 | 56% |
[B1___|Bodemsaneringgroteimpact_ | 43 | o | mw | 86 | 6% |
Bia _____|Bodemsaneringwijzigng | 38 | oo | 3 | 4 | 10% |
D2 _|Bodemtoepassingbeperkteimpact | 282 | 2 | wo | 9% | 38% |
EL _____|Bodemsaneringlichteimpact | 2566 | 26 | a | oo | 0%
E2 _|Bodemtoepassinglichteimpact_ | 26 | 2 | 52 | 48 | 1% |
[Regie IH Le |oo ju | u | 60% |
Regie ____|Intensieve Handhaving | 0 | o } u | u | 6% |
[Regie ____|Ketentoezicht_ | 0 | oo | u | u | 6% |
[Regie ___ [Surveillance eo |oo | u | m2 | 60% |
Pagina 21 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
2.4 Randvoorwaardelijk en programma-overstijgend
In dit programma zitten randvoorwaardelijke producten die voor elke opdrachtgever noodzakelijk zijn. Het gaat
om werkzaamheden voor accountmanagement, informatieanalyse, procesondersteuning en risicobeheersing
zoals de consignatiedienst en de implementatie van nieuwe wet- en regelgeving. De opdrachtgevers betalen
voor deze producten jaarlijks een vast bedrag. Daarnaast is een aantal programma-overstijgende producten
opgenomen: Bibob, Omgevingswet (specifiek voor opdrachtgever Amsterdam zoals advies op het
Omgevingsplan) en Verweer in Bezwaar en beroep. Deze producten worden op regiebasis afgerekend per
opdrachtgever.
Randvoorwaardelijk
Inzet informatie analisten (risicobeheersing)
Bij de OD NZKG beschikken we over veel interessante en betrouwbare data. Het team Informatieanalyse kijkt of
er patronen zijn in data en maakt de vertaalslag van nieuwe technieken naar concrete toepassingen. Data van
externe bronnen gecombineerd met eigen data leiden tot nuttig toepasbare informatie in de dagelijkse
uitvoeringspraktijk. Het doel is om uiteindelijk naar een data-gedreven organisatie te gaan. Het programma
“data-gedreven werken” is hierbij een belangrijke pijler. In 2022 zijn er meerdere “projecten” opgeleverd die
ertoe hebben geleid dat de OD NZKG betere keuzes heeft kunnen maken in de uitvoering, waardoor er
efficiënter en effectiever kan worden gewerkt.
Eén van de belangrijkste projecten die in 2022 is gestart is de Risicoprioritering Branches. Dit dashboard biedt
inzicht in bedrijven met slecht naleefgedrag, de meeste milieu-impact en de noodzakelijke bezoekfrequentie. Op
basis daarvan genereert het dashboard een lijst van bedrijven die met prioriteit gecontroleerd moeten worden.
Toezichthouders plannen in 2023 hun controles in op basis van deze prioritering. In 2023 wordt het resultaat
van de prioritering getoetst aan het risicobeeld van toezichthouders om het dashboard te optimaliseren. Dit is
een mooie stap naar data-gedreven werken.
Wob/Woo en actieve openbaarmaking (procesondersteuning)
Binnen het randvoorwaardelijk pakket heeft een belangrijke wijziging plaatsgevonden in het product
Procesondersteuning, namelijk de aanpassing van Wob naar Wet open overheid. Met ingang van 1 mei 2022 is
de Woo in werking getreden. Een belangrijk verschil met de Wob is dat de Woo naast informatieverstrekking op
verzoek (passief) overheidsorganisaties ook verplicht zelf informatie gefaseerd openbaar te maken (actief).
Mede hierdoor is de Woo een belangrijke stap naar een open overheid, Vanuit het Rijk zijn middelen ter
beschikking gesteld aan de gemeenten om de Woo te implementeren.
Het aantal Woo-verzoeken blijft hoog. Ondermeer voor de bouwplannen voor de voormalige scheepswerf aan
de Hoogte Kadijk, de Richtlijn Bouwlawaai, geluidsoverlast van een schip in o.a. de Alaskahaven, EVOS en Zeer
Zorgwekkende Stoffen rapporten van de asfaltcentrales zijn Woo-verzoeken ingediend.
Vanwege de complexiteit en omvang van de vragen is ook in 2022 veel meer capaciteit ingezet dan begroot via
het randvoorwaardelijke pakket. Het Woo-proces is arbeidsintensief, omdat er ook zogenoemd ‘handwerk’ bij
komt kijken, zoals het beoordelen van stukken op de geheimhoudingsgronden in de Woo en de grote
hoeveelheid stukken die op verzoek openbaar worden gemaakt. Een deel van deze werkzaamheden hebben we
kunnen ondervangen door robotisering. Daarnaast wordt extra inzet gepleegd op de implementatie van de
Pagina 22 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Woo, deze vereist een actieve openbaarmaking van bestuursorganen. De implementatie zal enkele jaren duren,
conform de planning vanuit het Rijk.
Financiële verantwoording
Deze tabel geeft een overzicht van de randvoorwaardelijke producten die voor alle opdrachtgevers noodzakelijk
zijn. Voor deze producten wordt een vast bedrag per opdachtgever begroot en in rekening gebracht. Dit bedrag
is naar rato van de omvang van het takenpakket van de opdrachtgever.
| Randvoorwaardelijk Begroot (€)
Programmaoverstijgend
Bibob
In 2022 is binnen de gemeente Amsterdam uniform beleid ontwikkeld met betrekking tot Bibob. De OD NZKG is
gevraagd om ditzelfde beleid te hanteren. Dit vergt afstemming met de opdrachtgever en zal wellicht
veranderingen meebrengen voor ons werkproces. De realisatie van de uren in 2022 is achtergebleven op de
prognose omdat sprake was van onvoorziene omstandigheden voor wat betreft capaciteit. De bezetting bij de
Bibobdesk is sinds eind 2022 op voldoende sterkte en er vindt een inhaalslag plaats op de werkzaamheden die
niet uitgevoerd zijn.
Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging
De algemene voorbereiding op de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging wordt verantwoord in het
product Nieuwe wet- en regelgeving. De inzet voor specifieke opdrachtgevers wordt individueel begroot en
verantwoord in het programma-overstijgende product Omgevingswet.
De OD NZKG is in 2022 voortvarend gestart met de laatste voorbereidingen (zoals opleidingen voor alle
medewerkers) voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, die în eerste instantie nog voorzien was op 1
juli 2022 en later op 1 januari 2023. Inmiddels is de inwerkingtreding op 1 januari 2024 vastgesteld.
In 2022 is met alle opdrachtgevers gesproken over de gevolgen van de Omgevingswet voor het takenpakket,
onder meer omdat taken worden gedecentraliseerd naar gemeenten en omdat het basistakenpakket wijzigt.
Voor de gemeente Amsterdam betekent de Omgevingswet dat de OD NZKG extra taken moet gaan uitvoeren
op het gebied van geothermie, grondwater, ontgrondingen en gesloten bodemenergiesystemen. Het Algemeen
Bestuur van de OD NZKG heeft in 2022 een Producten- en dienstencatalogus voor onder de Omgevingswet
(PDC-Ow) vastgesteld en een methodiek voor begroten, afrekenen en valideren na inwerkingtreding. Ook is een
handelingskader opgesteld voor het handelen onder de Wet kwaliteitsborging.
Omgevingswet
De OD NZKG heeft input geleverd op het omgevingsplan van de gemeente Amsterdam door het meeschrijven
van de milieuregels. Ook op de thema's externe veiligheid, bodem, geluid en bouw is input geleverd,
Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is de steunpilaar voor de implementatie van de Omgevingswet. In
2023 zijn de behandeldiensten ingesteld. Dat betekent dat de OD NZKG toekomstige aanvragen rechtstreeks
kan ontvangen. In 2023 zal verder worden gegaan met ketentesten en het koppelen van systemen. Het DSO
blijkt nog heel veel aanvulling (informatie en vergunningcheckers) te behoeven door het Rijk, provincie,
Pagina 23 van 25
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
gemeenten en waterschappen. Pas dan is te zien of de juiste informatie naar voren komt en of deze begrijpelijk
is, Vooralsnog moeten we ervan uitgaan dat na inwerkingtreding aanvankelijk nog veel informatie zal ontbreken
of niet goed ontsloten zal zijn.
Ook is gesproken over de herinvoering van leges voor milieuvergunningen, een extra inkomstenbron voor
gemeenten en provincies. We gaan gezamenlijk uit van de landelijke modelverordening. We hebben een
heffingsgrondslag bepaald en een in den lande breed gedragen tarieventabel aangereikt met daarbij enige
nuanceringen.
Verweer ín Bezwaar en beroep
De steeds intensievere menging van functies, de steeds mondigere en beter opgeleide inwoners, de
toenemende aandacht van de pers en de toenemende juridisering bij procedures dragen bij aan een
toenemend aantal bezwaar- en beroepzaken dat de OD NZKG behandelt. Er is tevens sprake van een toename
van complexe bezwaar- en beroepzaken. Bij een groot deel van de bezwaar en beroepzaken wordt door de OD
NZKG in overleg met de opdrachtgever gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘informele aanpak’, Hierop wordt
door de OD NZKG succesvol ingezet.
In het werkveld Bouw zien we een toename van bezwaar- en beroepzaken bij de gemeente Amsterdam.
In 2022 zijn door de OD NZKG 23 bezwaar- en beroepsschriften ontvangen. Hiervan zijn er inmiddels 19
afgerond. In 8 zaken was het bezwaar of (hoger) beroep ongegrond en is het besluit in stand gelaten. Bij 1
zaak is het beroep gegrond verklaard. De overige zaken betroffen de resultaten afwijzing van voorlopige
voorziening, niet-ontvankelijkheid van bezwaar, intrekking van bezwaar, beroep en voorlopige voorziening of
waarbij het bestreden besluit gewijzigd is. De zaken hadden betrekking op onder andere het ADM terrein, het
Pontsteigergebouw en het Olympisch Stadion.
Programma overstijgend Begroot (€) Realisatie (€) EJV HJ (€)
71.733 38.691 15.581
Omgevingswet 209.138 152.672 209.140
Verweer in bezwaar en beroep 177.767 300.848 383.354
458.638| __492211| 608.075
Pagina 24 van 25
En PD
CmgeVingsaienst
noordzeekanaalgebied
| Onderzoeksrapport | 25 | train |
Gemeente Bezoekadres
Plein'‘40'451
Am ste rdam 1064 SW Amsterdam
N ieuw-West Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
> < Nieuwwest.amsterdam.nl
Vergadering Bestuurscommissie
Datum 23 november 2016
Decos nummer 2016/INT/1400
Onderwerp Beleidskader Verlichting, inspraak en consultatie
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West
Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van 21 juni 2016 |
Besluit
Het College van B&W van Amsterdam met bijgevoegde brief te adviseren over het beleidskader |
verlichting.
J a —— 2 > —— Ì an es
deheer H.J.M. Wink ee A. Baâdoud
ze sdeelsecretaris Tvoorzitter |
|
|
|
€ G emeente Bezoekadres
Plein ',0'451
Amste rda m 1064 SW Amsterdam
€ N ieuw-West Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
€ amsterdam.nl
Retouradres Postbus 2003, 1000 CA Amsterdam
Gemeente Amsterdam
College van B&W
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM
Datum 23-11-2016
Ons kenmerk 2016/UIT/8907
Uw kenmerk V&OR/UIT/2016003467
Behandeld door M. Oppers, Gebiedspool en H. Akkerman, RVE V&OR
06 -23146432, [email protected]
Onderwerp Beleidskader Verlichting, inspraak en consultatie (behandelend ambtenaar A.J.
Oudshoorn, H. Akkerman, beide RVE V&OR)
Geacht college van B&W,
Op 4 oktober 2016 heeft vw College het Beleidskader Verlichting vrijgegeven voor inspraak. In uw
brief van 10 oktober 2016 vraagt u het Algemeen Bestuur van Nieuw-West om advies te geven op
dit concept Beleidskader Verlichting. In deze brief volgt de reactie van de bestuurscommissie van
Nieuw-West. We doen dat aan de hand van de vier adviesvragen die u in de brief stelt:
1. _ Kan de bestuurscommissie zich vinden in het leveren van verlichting met als uitgangspunt
“licht op maat”, waarbij het lichtniveau en het type verlichting worden afgestemd op de |
locatie, het moment en de omstandigheden? |
2. Draagt het geformuleerde beleid voldoende bij aan het borgen van de verkeersveiligheid, de |
sociale veiligheid en een positieve sfeer en beleving in de Amsterdamse openbare ruimte? |
3. _ Kan de bestuurscommissie zich — vanuit de “licht op maat” gedachte — vinden in het |
voornemen om in de nabije toekomst “slimme LED”-verlichting toe te passen en daarmee het |
lichtniveau te verlagen (dimmen) of te verhogen (ontdimmen/calamiteitenverlichting),
naarmate de locatie en de omstandigheden daarom vragen?
4. _ Mist u nog iets in het concept Beleidskader Verlichting?
De bestuurscommissie complimenteert het College van B&W met een helder en positief
beleidskader. Wel zijn er enkele vragen en opmerkingen over het document, die in deze brief naar
voren worden gebracht.
Antwoord 1
“Licht op maat” is een logische en belangrijk stap in het verduurzamen van Amsterdam. De
bestuurscommissie heeft enkele vragen:
e _ Wie bepaalt waar minder licht (en in welke mate dan?) aanvaardbaar is, bijvoorbeeld in
groengebieden?
e Wat zijn de mogelijkheden voor innovatieve oplossingen, bijvoorbeeld dynamische
verlichting of lichtpunten in het asfalt? Bestaat er de mogelijkheid in de nabije toekomst
lantaarns te gebruiken die zelf hun eigen energie opwekken door zonne-energie?
Gemeente Amsterdam Datum 23-11-2016
Kenmerk 2016/UIT/8907
Pagina 2 van3
e _ Hoe verhoudt zich de wens van duurzaamheid en innovatie tot de beperkingen die ontstaan in
materiaalkeuze door Puccini?
Antwoord 2
Nieuw-West vindt dat duidelijker kan worden aangegeven aan welke aspecten het College van B&W
prioriteit geeft. Naar onze mening moet veiligheid de belangrijkste reden zijn voor keuzes over
verlichting. Duurzaamheid en natuurwaarde zijn ook belangrijk, maar komen op de tweede plaats.
De bestuurscommissie is blij met het voornemen van het college om ook buiten het centrum te
werken aan het aanlichten van gebouwen, om de beleving van de openbare ruimte en daarmee de
aantrekkelijkheid van de stad te vergroten. Graag denkt de bestuurscommissie mee over realisatie
van dit voornemen.
Het aanlichten is in beheer van de bestuurscommissie. Als er meer markante bouwwerken worden
aangelicht, zal het beheer- en onderhoudsbudget moeten worden verhoogd.
De bestuurscommissie is tevreden met de aandacht voor de sociale veiligheid van de
onderdoorgangen van de A10. Naast aanpassen van verlichting kan hier ook aanpassing van
materiaal (gebruik van witte verf, reflectoren in bestrating) positief werken.
Daarnaast ziet de bestuurscommissie ook graag extra aandacht voor andere locaties waar sprake |
is van sociale onveiligheid, zoals het Joop Woortmanplein en De Ducaat. Extra felle (dynamische) |
verlichting of slimme verlichting in de vorm van ‘meelopend licht’ is hier wenselijk om de sociale |
veiligheid te vergroten. |
Antwoord 3
Ja, zie antwoord a.
Het is een goede zaak dat de gemeente de komende vijf jaar gaat inventariseren welke
lichtbronnen er ’s nachts branden (en waarom ze branden) en bewoners, bedrijven en sportclubs
gaat stimuleren lichthinder en lichtvervuiling te beperken. In dit kader is het met name van belang
te kijken naar slimmere en duurzamere verlichting van nu sterk verlichte sportcomplexen. Nieuw-
West denkt graag mee over de totstandkoming van deze inventarisatie.
Antwoord 4
Nieuw-West mist de volgende zaken in het document:
e Inde Agenda Groen, de Agenda Duurzaamheid en andere kaderstellende documenten wordt
een samenvatting in beeld gegeven. Deze tekening, met de belangrijkste vitgangspunten in
beeld, maken een beleidsstuk toegankelijk en leesbaar voor een groter publiek.
e In het financiële hoofdstuk is naar onze mening onvoldoende rekening gehouden met
gebiedsgerichte wensen en aanpassingen. Mochten aanpassingen in verlichting nodig blijken,
vanuit sociale veiligheid of verkeersveiligheid, dan is hiervoor aanvullend budget nodig, omdat
aanpassingen volgens het beleidskader alleen betaald worden uit het project (dat er dan niet is)
of bij technisch noodzakelijke vervanging.
e _ Hetterugverdieneffect van de LED-transitie zit naar onze mening nu onvoldoende verwerkt in
het stuk. Daarmee is ook onvoldoende belicht wat er met deze baten aan extra maatregelen
kan worden gefinancierd, bijvoorbeeld meer slimme straatverlichting.
e _ Graag ziet Nieuw-West in het beleidskader een strategie over de werkwijze bij uitvallen of
wijzigen van verlichting. Deze mutaties worden op dit moment te langzaam verwerkt en dat
kan leiden tot onwenselijk onveilige situaties.
2
Gemeente Amsterdam Datum 23-11-2016
Kenmerk 2016/UIT/8907
Pagina 3 van 3
e _Procesafspraken worden vastgelegd in een implementatieplan, dat in samenwerking met de
stadsdelen wordt opgesteld. Wat zijn deze procesafspraken?
Nieuw-West ziet graag vw inhoudelijke reactie tegemoet.
Met vriendelijke groet,
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Nieuw-West, |
er ) |
dë rH.J.M. Wink 5 _de heer A. Baâdoud-—_— |
stadSdeelsecretaris voorzitter |
3
| Besluit | 4 | train |
N Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
# Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1377
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Veldhuyzen inzake de Begroting 2021 (Amsterdams Initiatief
Huisvesting Kwetsbare Groepen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021 (Amsterdams Initiatief Huisvesting
Kwetsbare Groepen).
Constaterende dat:
- Er een dak- en thuislozen crisis gaande is in Amsterdam;
-__ Alle voorzieningen voor dak- en thuislozen vol zitten;
- Er sprake is van wachtlijsten die op kunnen lopen tot twee jaar;
-__ Het aantal plekken in de noodopvang gezinnen wordt beperkt terwijl er in de
toekomst juist meer opvangplekken voor gezinnen nodig zijn;
- De doorstroom uit verschillende voorzieningen voor kwetsbare groepen zeer
moeizaam verloopt;
-__Het woningcorporaties niet lukt om het afgesproken aantal woningen voor het
Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen op te leveren;
- Er meer sociale huurwoningen nodig zijn om de doorstroom uit verschillende
voorzieningen voor kwetsbare groepen te bevorderen;
- Sociale huurwoningen aan de lopende band worden verkocht.
Overwegende dat:
- De dak- en thuislozen crisis in feite een huisvestingscrisis is;
-_ Onderdak een basisrecht is dat Amsterdam moet waarborgen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-___Met woningcorporaties in gesprek te gaan om het verdwijnen van woningen uit de
voorraad sociale huur zoveel mogelijk te voorkomen;
- Geld te lenen om sociale huurwoningen die worden verkocht door
woningcorporaties op te kopen met het doel om kwetsbare groepen te huisvesten
in deze woningen via een nieuw Amsterdams Initiatief Huisvesting Kwetsbare
Groepen dat wordt gekoppeld aan het Programma Huisvesting Kwetsbare
Groepen;
- De woningen die hiermee worden opgeleverd niet op te tellen bij het aantal
woningen dat woningcorporaties opleveren voor het Programma Huisvesting
1
Kwetsbare Groepen, waardoor het Amsterdams Initiatief Huisvesting Kwetsbare
Groepen zorgt voor een stijging in het totaal aantal woningen dat beschikbaar is
voor de huisvesting van kwetsbare groepen.
Het lid van de gemeenteraad
J.A. Veldhuyzen
2
| Motie | 2 | discard |
Integraal
Ao}
Akkoord
Dit is een uitgave van
Actiz
De Nederlandse ggz
Federatie Medisch Specialisten
InEen
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
Nederlandse Zorgautoriteit
Patiëntenfederatie Nederland
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
Zelfstandige Klinieken Nederland
Zorginstituut Nederland
Zorgthuisnl
Zorgverzekeraars Nederland
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
versie 1.0
September 2022
2 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Integraal Zorgakkoord
Samen werken aan gezonde zorg
Inhoud
| Inleiding Integraal Zorgakkoord — het moet en kan beter, anders lopen we vast vil
2 Waar gaan we naartoe: passende zorg en ondersteuning, samen met de patiënt,
op de juiste plek en met de nadruk op gezondheid KJ
E Afspraken: wat gaan we doen de komende jaren? 9
3.1 Passende zorg: waardegedreven - samen met de patiënt, pakket en kwaliteit iP
3.2 Regionale samenwerking 13
3.21 Algemeen 13
3.2.2 Samenwerking in de acute zorg 13
3.2.3 Toekomstbestendig zorglandschap door concentratie en spreiding 13
3.3 Versterking organisatie eerstelijnszorg RT:l
3.4 Samenwerking sociaal domein, huisartsenzorg en ggz RT:l
3.5 Gezond leven en preventie nT
3.6 Arbeidsmarkt en ontzorgen zorgprofessionals RT:l
Ed Digitalisering en gegevensuitwisseling 15
3.8 Contractering u
4 Financiën RIS
4.1 Algemeen rd
411 Algemene uitgangspunten 17
4.1.2 Financiële afspraken rd
41.3 Macrobeheersing en omgang met overschrijdingen 18
4.2 Inzet transformatiemiddelen 18
g.2.1 Algemene afspraken 18
4.2.2 Inzettransformatiemiddelen via VWS 19
4.2.3 Inzet transformatiemiddelen via zorgverzekeraars 20
5} Monitoring 22
5) Zicht op de voortgang EX4l
se) Leren en verbeteren tijdens de uitvoering EX4l
5.3 Effecten op de gezondheid van mensen en de financiële en personele houdbaarheid van het zorgsysteem 24
6 Governance EL
7 Evaluatiemoment 27
WERKAGENDA 29
Onderdeel A. Passende zorg: Waardegedreven - samen met de patiënt, pakket en kwaliteit 30
Onderdeel B. Regionale samenwerking - algemeen 43
Onderdeel C. Regionale samenwerking — samenwerking in de acute zorg 49
Onderdeel D. Regionale samenwerking — toekomstbestendig zorglandschap door concentratie en spreiding Se)
Onderdeel E. Versterking organisatie eerstelijnszorg 63
Onderdeel F._ Samenwerking sociaal domein, huisartsenzorg en ggz 7o
Onderdeel G. Gezond leven en preventie 80
Onderdeel H. Arbeidsmarkt en ontzorgen zorgprofessionals el
Onderdeel |l. Digitalisering en gegevensuitwisseling g2
Onderdeel J. Contractering fers}
Onderdeel K. Financiën 105
Onderdeel L. Monitoring hd
4 == > Integraal Zorgakkoord 2022 | 3
Inleiding
Integraal
Zorgakkoord
Het moet en kan beter,
anders lopen we vast
Ae 4 ZD
Gezondheid is voor iedereen belangrijk. Het helpt mensen Onvoldoende samenwerking tussen domeinen
om een goed leven te leiden, zelf en met elkaar. Wanneer de Voor veel Nederlanders is gezondheid een bepalende factor
gezondheid wankelt, wil iedereen kunnen rekenen op goede, voor hun geluk en de mate waarin zij kunnen meedoen in de
toegankelijke en betaalbare zorg en ondersteuning op basis van maatschappij en zelfredzaam kunnen zijn. Roken, overgewicht,
de (para)medische, verpleegkundige en gemeentelijke expertise. alcoholgebruik, te weinig bewegen en een slechte mentale
Die zorg staat echter toenemend onder druk. Als we niets doen, gezondheid hebben een grote impact op de ziektelast en
dreigt de zorg vast te lopen. We moeten daarom aan de slag. zorgvraag. Ongezond gedrag (in een ongezonde leefomgeving)
De zorgsector, de politiek en de samenleving als geheel; alleen is verantwoordelijk voor bijna zo procent van de ziektelast.
samen kunnen we de zorg toekomstbestendig maken. Daarom is het van belang om gezonde keuzes te stimuleren en
ongezonde keuzes te ontmoedigen. Prijsmaatregelen zijn hierbij
De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk voorwaardelijk voor een effectieve aanpak en om voldoende
De vraag naar zorg stijgt sneller dan het aanbod. We leven effect te sorteren vanuit een lokale aanpak.
langer en er zijn daardoor steeds meer ouderen ten opzichte Naast de inzet op een gezonde leefstijl is het ook van belang
van het aantal werkenden. Ook het aantal chronisch zieken en om aandacht te hebben voor inzet op mentale gezondheids-
mensen met meerdere aandoeningen neemt toe. Juist ook in vaardigheden en achterliggende oorzaken van gezondheids-
de zorg komen we handen tekort. Die tendens bestaat al langer, achterstanden zoals schulden, eenzaamheid, huisvesting en een
maar werd tijdens de coronacrisis extra zichtbaar. ongezonde leefomgeving. Gemeenten zijn — gezien hun brede
verantwoordelijkheid in het sociale en preventieve domein —
In alle zorgsectoren zien we nu de spanning tussen vraag goed in staat om passende en integrale ondersteuning en zorg
en aanbod toenemen: de druk op de eerste lijn is buitenge- te bieden aan (kwetsbare) mensen en de sociale basis, waar-
woon hoog, in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de onder mantelzorgers. Om tot een effectieve aanpak te komen
medisch-specialistische zorg (msz) bestaan voor meerdere is het van belang dat de medische, de verpleegkundige en de
behandelingen lange wachttijden, er zijn tekorten aan zorgpro- gemeentelijke sociale expertise goed worden benut.
fessionals en door piekbelasting en volle verpleegafdelingen
moeten spoedeisende-hulpafdelingen steeds vaker tijdelijk Niet alle vraagstukken vragen om een medisch antwoord. Het
sluiten. Ook gemeenten ervaren grote uitdagingen in het bieden Nederlandse systeem rondom ondersteuning en zorg kent
van passende ondersteuning voor kwetsbare mensen. Deze verschillende stelsels met verschillende vormen van bekostiging
problemen hebben als gevolg dat zorgprofessionals overbe- en een verschillend wetgevend kader. Dit zorgt voor versnip-
last raken en dat mensen niet altijd (tijdig) de juiste zorg en pering van ondersteuning en zorg en leidt soms tot moeizame
ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Dat heeft negatieve samenwerking tussen (zorg)aanbieders uit verschillende (zorg)
impact op hun kwaliteit van leven, functioneren en participe- sectoren. Om de maatschappij leefbaar te houden, en mensen
ren en leidt tot uitval van mensen die essentieel zijn voor het waar nodig te ondersteunen bij hun sociale leven, gezondheid,
functioneren van onze maatschappij. participatie en omgang met hun gezondheid en kwetsbaar-
heid, is het essentieel dat er een goede verbinding is tussen
Daarnaast is de fysieke en mentale gezondheid en de sociale de medische expertise (artsen), de verpleegkundige expertise
basis van mensen helaas nog te vaak afhankelijk van de plaats (verzorgenden en verpleegkundigen) en de gemeentelijk
waar hun wieg heeft gestaan, waar ze zijn opgegroeid, waar ze sociale expertise (o.a. sociaal werkers en medewerkers publieke
wonen en welke opleiding en baan ze hebben. De sociaalecono- gezondheidszorg) en dat zij in staat worden gesteld om over de
mische positie van mensen kan eraan bijdragen dat zij minder grenzen van wetten en deelsystemen (waaronder de zorgverze-
gezond (kunnen) leven of minder participeren, waardoor zij keringswet) samen te werken.
fysieke of psychische klachten krijgen. Mensen in een sociaaleco-
nomisch kwetsbare positie en mensen met een (verstandelijke) De kwaliteit van de zorg staat onder druk
beperking hebben niet altijd goede toegang tot zorg, omdat ze Nederland heeft een hoogstaande gezondheidszorg, met een
te maken hebben met een stapeling van (complexe) problema- breed en fijnmazig aanbod en uitstekend gekwalificeerde en
tiek, of omdat ze de weg in het zorgsysteem niet kennen of een betrokken zorgprofessionals. Maar niet alle zorg die wordt gele-
beperkte sociale basis hebben. Zij hebben vaak de meeste last verd is aantoonbaar effectief. Sterker, zorg waarvan is aange-
van de juridische en financiële schotten in ons systeem van zorg toond dat deze niet effectief is, wordt in de praktijk soms toch
en ondersteuning. De zorg en ondersteuning zijn daarmee in de geleverd. Dat is niet goed voor de cliënt of patiënt. We zien ook
praktijk niet voor iedereen even toegankelijk. Ook de uitkomsten dat de ons omringende landen het bij bepaalde aandoeningen
voor mensen in termen van kwaliteit van leven, gezondheid, echt beter doen dan wij. Gegeven onze gunstige uitgangspositie
welzijn en levensverwachting, verschillen. in termen van budget, infrastructuur en geografie kan en moet
de zorg in Nederland nog beter; we hebben de middelen om tot
de internationale top te behoren, maar dreigen — als we geen
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 5
actie nemen — naar de middenmoot te zakken. Consequentie jaar 20401 op de q werknemers in de zorg moeten werken.
hiervan is dat de mantelzorger ook extra belast wordt en uitvalt Dat is niet haalbaar. We willen daarom: op de 6 werknemers in
o.a. op de werkvloer. de zorg als uitgangspunt houden. We zullen dus met grofweg
hetzelfde aantal mensen aan de groeiende zorgvraag moeten
Zorgprofessionals staan onder druk voldoen. Ook dat vraagt om verandering.
Professionals die werken in de zorg, doen dat met veel kennis
van zaken, professionaliteit en een grote motivatie, dat werd Kortom, de ambitie is om de zorg voor iedereen toeganke-
nog eens extra duidelijk door hun enorme inzet tijdens de lijk, kwalitatief goed en betaalbaar te houden.
coronacrisis. Ze doen dat werk steeds vaker onder zware We willen anders (meer gericht op gezondheid en wat we kun-
omstandigheden. In de zorg is de werkdruk hoog en de uitval nen, minder op ziekte); we moeten anders (arbeidsmarktkrapte,
groot. Ook ervaren sommige zorgprofessionals een gebrek complexiteit, kwaliteit en uitgaven) en we kunnen anders
aan vertrouwen, gebrek aan waardering, is er te veel regeldruk (zie ook de goede voorbeelden later in het volgende hoofdstuk).
en administratieve rompslomp, te weinig autonomie bij de Dit kan door de volgende opgaven centraal te stellen:
invulling van het dagelijkse werk en in sommige gevallen zelfs
een onveilige werkomgeving. Dat drukt op het werkplezier en * _ Waarborgen van een gelijke toegang tot zorg van goede
leidt tot een vicieuze cirkel van meer ziekteverzuim (veel hoger kwaliteit voor alle groepen in de samenleving, zodat men-
dan in andere sectoren) en meer mensen die de zorg verlaten, sen tijdig de zorg krijgen die ze nodig hebben. Daarbij is het
waardoor de arbeidsmarktkrapte en de werkdruk nog verder van belang rekening te houden met de (culturele en soci-
toenemen. Een voorbeeld hiervan is dat huisartsen in de afgelo- aaleconomische) diversiteit van de bevolking en voldoende
pen periode hebben aangegeven dat de werkdruk te hoog is en keuzevrijheid te respecteren.
dat ze te weinig tijd te hebben voor de patiënt. * Inzetten op gezondheid en welzijn door middel van (wijk-
gerichte) preventie en ondersteuning, zodat mensen zo
Ook de zorg heeft een opgave om te verduurzamen gezond en vitaal mogelijk zijn en zorgvragen worden voor-
De komende jaren zal de zorgvraag fors toenemen ook als komen of minder zwaar worden. Daarbij gaat het zowel
gevolg van klimaatverandering. We krijgen meer en andersoor- om het bevorderen van een gezonde leefstijl en mentale
tige gezondheidsproblemen, zoals meer last van hittestress, gezondheidsvaardigheden in een gezonde leefomgeving
allergieën en luchtwegklachten, met bijbehorende stijgende als om het versterken van de sociale omgeving en zelfred-
druk op de zorg. De zorgsector draagt zelf ook bij aan milieuver- zaamheid van mensen. Ondersteuning vanuit het sociaal en
vuiling en klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande publiek domein en het aanpakken van niet-zorggerelateerde
gezondheidsschade voor mensen. De zorgsector kan (en moet) vraagstukken zijn hierbij van groot belang. Gemeenten
daarom een bijdrage leveren aan het tegengaan hiervan. vervullen hierin een essentiële rol.
Dat besef leeft breed bij partijen in de zorg. *__ Afremmen van medicalisering: niet elke hulpvraag is een
zorgvraag en niet bij elke zorgvraag past een medisch
Meer geld is niet de oplossing antwoord. Vroege signalering en waar nodig een brede
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en snelle probleemverheldering zijn essentieel om bij een
becijferde het in 2021: als we niet in actie komen verdrie- hulpvraag de juiste vorm van ondersteuning te bepalen.
voudigen tussen nu en 2060 onze zorguitgaven. We geven nu Dat kan zorg zijn, maar ook hulp in het sociale (welzijns-)
al 13% van ons nationale inkomen uit aan zorg en welzijn. domein, lotgenoten, (beweeg)aanbod in het publieke
Zonder maatregelen stijgt dit naar 19-21%. Dat is niet realis- domein of een combinatie.
tisch en bovendien niet wenselijk: we hebben als samenleving * _ Optimaal inzetten van de beschikbare capaciteit die we
immers ook nog andere grote uitdagingen die noodzakelijke hebben, zonder verspilling van de tijd en energie van
voorwaarden vormen voor de kwaliteit van leven van iedereen mensen en geld.
in Nederland. Daar zijn ook (veel) mensen en is veel geld voor * _ Verminderen van de administratieve lasten om zorgprofes-
nodig: klimaat, veiligheid, onderwijs, wonen, etc. We besteden sionals te ontlasten.
nu al meer geld aan zorg dan aan begrotingen van de ministe- * _ Behouden van de beschikbare zorgprofessionals door het
ries van Onderwijs, Defensie en Justitie en Veiligheid bij elkaar. werkplezier te vergroten, creëren van zeggenschap van
We blijven de komende jaren meer geld uitgeven aan de zorg, zorgprofessionals over strategie, beleid en uitvoering van
maar die stijging moet minder snel gaan om de zorg ook straks de zorg (shared governance), te werken vanuit vertrouwen
betaalbaar te houden. in plaats van wantrouwen, aandacht te hebben voor een
veilige werkomgeving en de fysieke en mentale gezondheid
Meer geld lost bovendien niet de arbeidstekorten in de van zorgprofessionals, de uitstroom van zorgprofessionals
zorg op. Nu al werkt in Nederland volgens de WRR1 op de 6 te verminderen en blijvende aandacht te hebben voor
werknemers in de zorg. Als we doorgaan zoals nu, zou in het nieuwe (zij-)instroom.
6 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
* Inzetten op elektronische gegevensuitwisseling als essen- Het werkprogramma van de VNG wordt betrokken bij
tiële randvoorwaarde voor goede en veilige zorg voor de de bestaande werkstructuur tussen zorgverzekeraars en
patiënt/cliënt. gemeenten, de (bestuurlijke) overleggen die hierover tussen
* _ Verder verbeteren van de uitkomsten van zorg door beter VNG, ZN en VWS al plaatsvinden en de (bestuurlijke) afspra-
samen te werken ondersteund door een goed werkende ken die al zijn gemaakt over het toewerken naar een regio-
(digitale) infrastructuur en door bewezen innovaties snel en nale preventie infrastructuur. In een addendum bij zowel het
effectief op te schalen en zorg die niet (meer) passend is af IZA als GALA worden hierover nadere bestuurlijke afspraken
te schalen. gemaakt. Zie hierover verder de thematekst gezond leven
* _ Gericht ondersteunen of vervangen van schaarse capaciteit en preventie (onderdeel G van de werkagenda).
aan zorgmedewerkers door technologische toepassingen
(eHealth) waardoor mensen zelf meer regie hebben over
hun gezondheid.
* Inzetten op zorg met laagst mogelijke impact op
klimaat, milieu en leefomgeving. Dat vraagt om ‘groene Samenhang met andere trajecten vanuit het ministerie
en klimaatneutrale zorg’ met minimale uitstoot van van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
broeikasgassen en impact op de leefomgeving, geleverd Om samen de benodigde veranderingen te realiseren in
met oog voor spaarzaam en circulair gebruik van de samenleving in brede zin en in de zorg in het bijzonder,
grondstoffen en materialen. onderschrijft het kabinet het belang om gezondheid te
verankeren in alle beleidsterreinen. Op het gebied van VWS
Met de afspraken in dit Integraal Zorgakkoord (IZA) willen de zet het kabinet daarom naast het IZA deze kabinetsperiode
ondertekenaars invulling geven aan deze ambitie en opgaven. onder meer in op:
Dit akkoord tussen de bij het IZA betrokken partijen bestaat * _ Het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). Het doel
uit zeven hoofdstukken en een werkagenda. De focus van dit van het GALA is om de beweging naar mentale en
akkoord ligt op de zorg die onder de Zorgverzekeringswet valt, fysieke gezondheid en preventie met gemeenten kracht
waarbij waar relevant ook de langdurige zorg, ondersteuning bij te zetten.
(Wmo), inzet op publieke gezondheid en het bredere sociaal * Het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor
domein wordt betrokken. Ouderen (WOZO). Het WOZO-programma draagt bij
aan een brede maatschappelijke beweging en de tran-
sitie in wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen.
Werkprogramma inzet gemeenten WOZO zet in op een gemeenschappelijke opgave met
Gemeenten hebben een belangrijke rol om de doelstellin- veldpartijen; het lange termijn perspectief en een expli-
gen van het Integraal Zorgakkoord te kunnen realiseren. ciete norm: zelfstandig als het kan, thuis als het kan en
Gemeenten hebben een (wettelijke) taak in het bieden digitaal als het kan.
van passende ondersteuning in de zelfredzaamheid van «Het programma ‘Toekomstbestendige Arbeidsmarkt
mensen en het bevorderen van een gezond en actief Zorg; Samen anders leren en werken’ (TAZ). De inzet
leven. Daarmee leveren gemeenten ook een belangrijke van TAZ gaat langs de lijnen ‘ruimte voor het vergroten
bijdrage aan het realiseren van een gezonde samenleving van werkplezier’, ‘ruimte voor zorgmedewerkers om
en het voorkomen of uitstellen dat mensen ziek worden. te leren en zich te blijven ontwikkelen’ en ‘ruimte voor
E zodoende in het beperken van de instroom in (duurdere) nieuwe werkvormen’.
zorgvoorzieningen in de curatieve zorg. Met gemeenten * _ De Green Deal Duurzame Zorg 3.0. In de Green Deal
worden in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) worden doelstellingen en afspraken opgenomen
gezondheidsdoelen en doelen voor de sociale basis gefor- waarmee de zorgsector toewerkt naar een onomkeer-
muleerd en acties afgesproken. bare transformatie naar zorg en ondersteuning met
minimale impact op klimaat en milieu.
De komende maanden zal de VNG, in afstemming met VWS * __ De Hervormingsagenda Jeugd (HA). Deze bevat een
en de andere partijen bij het Integraal Zorgakkoord, een pakket aan maatregelen om de jeugdzorg te verbeteren
werkprogramma opstellen, waarin wordt uitgewerkt op en het stelsel houdbaar te maken. Rijk en gemeen-
welke wijze gemeenten concreet invulling kunnen geven ten werken hier samen aan met cliëntenorganisaties,
aan hun rol en wat hiervoor randvoorwaardelijk nodig is. professionals, en aanbieders van jeugdzorg. Streven is
De doelstellingen van het Integraal Zorgakkoord dienen om de agenda eind van dit jaar vast te stellen voor de
daarbij als vertrekpunt. Tevens wordt een verbinding gelegd periode 2023-2028.
met de doelen en activiteiten uit het GALA en kunnen
concrete afspraken hierin bestuurlijk worden verankerd.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 7
Waar gaan
we naartoe
Passende zorg en ondersteuning,
Sold aa Ao ROTO Lal
ONRI RON ANG
met de nadruk
op gezondheid
8 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 == >
De ondertekenende partijen willen volop en in de breedte van Daarnaast is passende zorg alleen te realiseren met voldoende
alle aspecten en terreinen van de zorg inzetten op passende zorgprofessionals, die met plezier aan het werk zijn én blijven in de
zorg. Passende zorg is waardegedreven, komt samen met en zorgsector.
rondom de patiënt tot stand, vindt plaats op de juiste plek en
gaat over gezondheid in plaats van ziekte. Om de groeiende * _ Passende zorg vindt plaats in een prettige en goede werk-
zorgvraag te kunnen opvangen, moet deze passen binnen de omgeving voor zorgprofessionals.
beschikbare mensen en middelen. Passende zorg is daarmee ook
arbeidsbesparende zorg. Partijen streven daarmee te voorko- Samen vormen deze vijf principes de basis van dit akkoord.
men dat het nodig is om ‘harde’ pakketmaatregelen te nemen, Ze geven richting bij de uitwerking ervan.
zoals het niet meer uit de basisverzekering vergoeden van
bepaalde vormen van zorg, ongeacht de indicatie of mate van Vanuit het kader passende zorg spreken partijen af dat ieder
effectiviteit van zorg. vanuit diens taak en verantwoordelijkheid de volgende uit-
gangspunten hanteert:
De beweging richting passende zorg is al langer in gang gezet
en er lopen al veel mooie programma’s en initiatieven waar met 1. Passende zorg moet waarde toevoegen aan de gezond-
veel energie en motivatie aan gewerkt wordt. Partijen consta- heid van mensen tegen een proportionele inzet van
teren echter ook dat er nog veel te winnen valt, met name als middelen, personeel en grondstoffen (en is dus ‘groen en
het gaat om congruent samenwerken en het laten landen van klimaatneutraal’).
kennis en inzichten op de werkvloer. Om de zorg met elkaar 2. Passende zorg is zorg waarvan op basis van de stand
toegankelijk te houden, is een brede transformatie nodig waar van de wetenschap en praktijk aannemelijk is dat het op
alle partijen vol op inzetten. ledere partij heeft zijn rol, taak of groepsniveau effectief en doelmatig is.
verantwoordelijkheid voor passende zorg. De Rijksoverheid 3. Passende zorg geeft specifieke aandacht aan mensen met
stelt de (wettelijke) kaders op voor pakketbeslissingen, maakt gezondheidsachterstanden.
indien nodig pakketkeuzes en voert de regie op de transforma- 4. Passende zorg komt tot stand in een gezamenlijk besluit-
tie en communicatie hierover en monitort de voortgang op het vormingsproces met en rondom de patiënt/cliënt.
bereiken van de maatschappelijke doelen. Zorgaanbieders en 5. In het gezamenlijke besluitvormingsproces van passende
zorgprofessionals zijn verantwoordelijk voor implementatie van zorg worden ook passende antwoorden van buiten de zorg
passende zorg en monitoring van de uitvoering in de praktijk, besproken.
de zorgverzekeraars voor de contractering en uitvoering van 6. In het gezamenlijke besluitvormingsproces van pas-
de verzekering en het ondersteunen van de transformatie, en sende zorg is gerichte aandacht voor mensen met
toezichthouders motiveren en controleren. gezondheidsachterstanden.
7. Passende zorg begint bij zelfzorg en informele zorg. Pas als
Het recent verschenen Kader Passende Zorg’ beschrijft wat dit onvoldoende bijdraagt, sluit formele zorg aan.
er moet gebeuren om de zorg toekomstbestendig te maken. 8. Passende zorg vindt dichtbij plaats als het kan, en verder
De ondertekenaars van dit Integraal Zorgakkoord sluiten zich aan weg als het moet vanwege kwaliteitseisen of doelmatige
bij de ambitieuze missie uit het Kader Passende Zorg: “In 2040 inzet van dure infrastructuur en/of schaars personeel.
draagt de zorg optimaal bij aan het gezond (samen)leven van alle g. Passende zorg vindt digitaal plaats als het kan en fysiek als
mensen in Nederland, in het besef dat daarvoor verhoudings- het moet.
gewijs niet meer mensen en middelen beschikbaar zijn dan nu 10. Passende zorg vergt (digitale en technologische) innovaties
en dat dit gepaard moet gaan met de laagst mogelijke impact die bijdragen aan de maatschappelijke missie om zorg
op klimaat en milieu.” In lijn met datzelfde Kader Passende Zorg mensgericht, houdbaar en duurzaam te maken.
werken we met de vier principes van passende zorg: 11. Passende zorg gaat niet alleen over biomedische aspecten
van gezondheid, maar ook over andere levensterreinen.
* _ Passende zorg is waardegedreven (dat betekent dat zorg 12. Passende zorg is niet alleen een individueel zorgantwoord
op de eerste plaats effectief is, voldoet aan de stand van op gezondheidsvragen, maar verhoudt zich ook tot het
wetenschap & praktijk en meerwaarde heeft voor de collectief versterken van veerkracht en het voorkomen van
patiënt, met daarnaast een doelmatige inzet van mensen, gezondheidsvragen.
middelen en materialen).
* _ Passende zorg komt samen met en gezamenlijk rondom
de patiënt tot stand, ondersteund door informatie passend Passende zorg en duurzame zorg
bij de vaardigheden van de patiënt. De beweging die we maken naar passende zorg en het ver-
* _ Passende zorg is de Juiste Zorg op de Juiste Plek. duurzamen van de zorg liggen in elkaars verlengde en over-
* _ Passende zorg gaat over gezondheid in plaats van lappen elkaar ook deels. Met de inzet op het voorkomen
over ziekte. van zorg, op het leveren van de juiste zorg op de juiste plek,
op het afremmen van medicalisering, op gepast gebruik, op
1_Kader Passende Zorg | Rapport | Rijksoverheid.nl
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | g
meer gebruik van digitale/hybride zorg e.d. wordt tevens organisaties Cosis, GGZ Drenthe en VNN de krachten om
bijgedragen aan het leveren van zorg met zo min mogelijk te komen tot geïntegreerde zorg en begeleiding voor deze
impact op klimaat, milieu en leefomgeving. Immers de kwetsbare groep. De korte lijnen binnen de teams, en met
meest duurzame vorm van zorg is het voorkomen van zorg samenwerkingspartners, cliënten en naasten zorgen ervoor
en het niet leveren van niet-zinnige zorg (gepast gebruik). dat medewerkers meer voor cliënten kunnen betekenen
Daarna volgt zorg die dichterbij huis of thuis kan worden en dat cliënten zich meer gezien voelen en de voordelen
geleverd, met mindere of lichtere behandelwijzen of ervaren van één loket. In de proeftuinfase is gebleken
digitaal/hybride. Dit draagt allemaal bij aan zorg die minder dat deze samenwerking bijdraagt aan de participatie en
milieubelastend is, onder meer door minder gebruik van zelfredzaamheid van cliënten. Door de positieve resultaten
medische gebruiksmaterialen, minder energieverbruik en is Optimaal Leven sinds 1 januari 2022 onderdeel gemaakt
minder reisbewegingen van patiënten, medewerkers en van de reguliere zorg.
toeleveranciers. Passende Zorg geleverd op de juiste plek
met oog voor milieu- en klimaatimpact ís duurzame zorg. Hartzorg dichtbij huis
Voor grotere ingrepen moeten hartpatiënten vaak naar een
In toenemende mate zijn professionals zich bewust dat zorg ziekenhuis dat verder weg is. Terwijl ze zelf het liefst dicht
en ondersteuning impact hebben op het klimaat en milieu bij huis worden geholpen. Dat is voor hun familie ook veel
en dat dit vraagt om te kijken naar de manier waarop die prettiger. Alle ziekenhuizen in Groningen en Drenthe werken
zorg en ondersteuning geleverd wordt. In het coalitieak- daarom samen in HartNet Noord Nederland. Een grotere
koord is afgesproken dat in 2030 een minimale CO2-reduc- ingreep wordt gedaan door een specialist in het Universitair
tie is van 55% t.o.v. 1990, waarbij het beleid zicht richt op Medisch Centrum Groningen (UMCG) en de patiënt kan na
60% CO2 reductie, en klimaatneutraal in 2050. CO2 reductie de ingreep herstellen in zijn vertrouwde ziekenhuis dichtbij
is één van de vijf pijlers van de Green Deal Duurzame Zorg huis. Voor controles kan hij bij zijn eigen cardioloog of bij de
3.0. De ondertekenaars van het IZA erkennen de maat- huisarts terecht. En daar varen hartpatiënten wel bij.
schappelijke verantwoordelijkheid om verduurzaming zo
snel en efficiënt mogelijk te bewerkstelligen — iedere partij Samenwerken aan beter bewegen
vanuit zijn eigen rol, verantwoordelijkheid en mogelijkheden. Beweging is belangrijk om fysiek en mentaal gezond
In het IZA is duurzaamheid daarom een toets-criterium bij te blijven. Toch hebben steeds meer mensen beweeg-
elke transitie. Inhoudelijke afspraken over de uitvoering en klachten. Wanneer klachten niet worden behandeld,
financiering van verdere verduurzaming van de zorg krijgen kunnen chronische aandoeningen ontstaan zoals hart- en
een plek in de Green Deal Duurzame Zorg 3.0. en maken vaatziekten, diabetes en depressie. Om mensen met
daarom verder geen onderdeel uit van het IZA. De minister beweegklachten effectief te helpen bij het voorkomen of
van VWS is in gesprek met de minister van EZK om de zorg behandelen van klachten is het Beweeghuis gestart; een
mee te laten lopen in de programma’s die vanuit EZK lopen regionaal zorgnetwerk in Maastricht-Heuvelland. In het
op het gebied van verduurzaming, waarbij tevens wordt netwerk werken medisch specialisten van het Maastricht
voorzien in financiering van de verduurzaming. Universitair Medisch Centrum+, huisartsen, fysiotherapeu-
ten en beweegcoaches intensief samen om behandelingen
zo persoonlijk en passend mogelijk te maken. Daarnaast
verzamelt en analyseert het netwerkgegevens over diagnos-
tiek en behandeling. Hiermee ontwikkelen zij nieuwe kennis
Vier voorbeelden van passende zorg en inzichten. De nieuwe inzichten worden gedeeld tijdens
Om de opgaven die voor ons liggen aan te pakken, willen scholingsbijeenkomsten, zodat alle professionals effectief
en moeten we de zorg anders en beter organiseren. Op tal werken volgens de laatste wetenschappelijke inzichten.
van plaatsen in ons land zien we al hoe het anders kan.
Zo zien we intensievere samenwerking in de regio, zien Ouderenzorg
we meer samenwerking tussen de eerste en tweede lijn en Onder het mom ‘Eenvoudig als het kan, bijzonder als het moet’
zijn er goede lokale initiatieven gericht op samenwerking werken huisartsen, het ziekenhuis, VVT-instellingen en de
tussen de zorg en het sociaal domein. We noemen hier vier gemeente Maastricht samen om de zorg voor ouderen in
inspirerende voorbeelden. Maastricht en het Heuvelland beter stroomlijnen. Hiertoe
zijn tal van interventies uitgewerkt. Van een zorgprogramma
Geïntegreerde aanpak psychische problemen Complexe zorg voor ouderen, een VVT-coördinatie- en
Hulp voor mensen met langdurige psychische problemen expertisepunt, videoconsultatie ouderenzorg, de inzet van
vergt maatwerk, maar is nog vaak versnipperd. In de een wijkverpleegkundige op de HAP tot de ontwikkeling van
samenwerking ‘Optimaal Leven’ bundelen Drentse een expertisecentrum kortdurende ouderenzorg. Dit alles
gemeenten, twee grote zorgverzekeraars en de zorg- met als doel geen ouderen (onnodig) lang in het ziekenhuis.
10 | Integraal Zorgakkoord zo22 4 = >
Afspraken
Wat gaan we doen
de komende jaren?
4 == > Nett VZold- leet Aer EAD
Kiezen voor passende zorg vraagt om fundamentele veranderin- * __De werkagenda is dynamisch: op basis van de monitoring
gen. Die verandering gaan we niet binnen een paar jaar of binnen zal indien nodig worden bijgestuurd om de doelen te
één kabinetsperiode realiseren. De richting waarvoor we in het realiseren. Mogelijk moeten toch scherpere keuzes worden
IZA kiezen is daarom niet alleen bepalend voor ons denken, han- gemaakt om de inhoudelijke doelen te bereiken binnen
delen en doen tijdens de loop van het akkoord, maar ook voor de de afgesproken financiële randvoorwaarden. Het is dan
langere termijn. Tegelijkertijd moeten we vandaag beginnen. aan de overheid en de politiek om deze keuzes te maken.
VWS brengt in overleg met partijen in beeld aan wat voor
Kiezen voor passende zorg en ondersteuning vraagt ook om keuzes dan gedacht kan worden. De overheid heeft een
scherpe keuzes en goede randvoorwaarden. Dit wordt onder- verantwoordelijkheid om die keuzes te verdedigen en
schreven door tal van rapporten die de afgelopen jaren zijn heeft de primaire verantwoordelijkheid op terrein van
verschenen, zoals het rapport van de Taskforce ‘De juiste zorg pakketbeheer. De IZA partijen hebben, afhankelijk van hun
op de juiste plek’, het WRR-rapport ‘Kiezen voor houdbare zorg. rol in het zorgveld, een belangrijke rol in het kweken van
Mensen, middelen maatschappelijk draagvlak’, de SER-verken- begrip voor het collectieve belang van het maken van deze
ning ‘Zorg voor de Toekomst’, de discussienota ‘Zorg voor de keuzes in de samenleving.
toekomst’ van VWS en het adviesrapport ‘Samenwerken aan * Erzijn budgettaire kaders vastgelegd waarbinnen deze
passende zorg: de toekomst is nú’ van de Nederlandse Zorg- werkagenda moet worden uitgevoerd. Het is op dit
autoriteit (NZa) en het Zorginstituut. Deze rapporten laten zien moment nog onvoldoende scherp gekwantificeerd in
dat passende zorg iets van ons allemaal vraagt: van patiënten, hoeverre de budgettaire kaders realiseerbaar zijn met de
zorgprofessionals, zorgaanbieders, zorginkopers en de over- maatregelen die uitgewerkt zijn in de inhoudelijke the-
heid. Elk met zijn eigen verantwoordelijkheid. ma’s. De komende periode zal deze kwantificering worden
uitgewerkt.
Commitment op een werkagenda
De ondertekende IZA partijen onderkennen het belang van de De beoogde verandering is uitgewerkt in inhoudelijke thema’s
omslag naar passende zorg en ondersteunen de doelen die en meer algemene thema’s. Zie ook hiernaast staand schema.
worden gesteld. Verandering is dringend nodig om de kwaliteit, Hieronder gaan we in op de thema’s waarlangs we dit akkoord
toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg te behouden en uitwerken en waarbinnen we de afspraken maken die voor de
te verbeteren. De IZA partijen maken in dit akkoord afspraken komende vier jaar de verandering in gang zetten.
om de hierboven beschreven transitie te realiseren. In totaliteit
is het een werkagenda waar we ons aan verbinden. We zullen Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van de verschillende onder-
de voortgang en haalbaarheid regulier toetsen. Die werkagenda delen. De volledige teksten zijn te vinden in de werkagenda.
heeft een aantal kenmerken:
* _ Partijen verwachten dat de uitvoering van de werkagenda
ervoor zorgt dat de noodzakelijke veranderingen in de
zorg tot stand komen. Dit zal niet vanzelf gaan. Alle zeilen
moeten worden bijgezet. De werkagenda vraagt inzet en
commitment van alle partijen.
* _ De werkagenda is niet vrijblijvend maar vraagt dat ieder
zijn verantwoordelijkheid neemt.
* De werkagenda moet worden gemonitord op zowel de
voortgang van de afgesproken activiteiten als op het
realiseren van de beoogde verbeteringen van de kwaliteit,
toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Zie ook
hoofdstuk 5.
* _ De werkagenda is ambitieus. Dit zal de komende tijd goed
georganiseerd moeten worden, waarbij oog is voor de
haalbaarheid, waaronder de impact op de administratieve
lastendruk en de (juridische) uitvoerbaarheid van alle plan-
nen. Onderdeel van de IZA plannen kan zijn dat overheden
zich, waar nodig, inspannen om wet- en regelgeving aan te
passen.
12 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Kwaliteit
Toegankelijkheid Á\ Betaalbaarheid
Passende zorg: waardegedreven - samen met de patiënt, pakket, kwaliteit (3.1)
Principes Kaders Passende zorg
Regionale samenwerking (3.2)
Passende zorg is
waardegedreven Samenwerking in de acute zorg (3.2.2)
Passende zorg komt samen Toekomstbestendig zorglandschap door concentratie en spreiding (3.2.3)
met en gezamenlijk rondom
de patiënt tot stand Versterking organisatie eerstelijnszorg (3.3)
Passende zorg vindt plaats Samenwerking sociaal domein, huisartsenzorg en ggz (3.4)
eens Gezond leven en preventie (3.5)
Passende zorg gaat over gezondheid Arbeidsmarkt Digitalisering Contractering Inzet
in plaats van ziekte en ontzorgen en gegevens- (3.8) transformatie-
professionals uitwisseling middelen
De zorg wordt verleend in (3.6) (3.7) (4.2)
3.1 Passende zorg: waardegedreven = zij concrete regioplannen opstellen. Zo organiseren zij de nodige
samen met de patiënt, pakket transformaties met als doel de integrale gezondheidszorg in de
en kwaliteit regio te waarborgen. Partijen spreken af criteria op te stellen
Passende zorg is waardegedreven. Dat betekent dat zorg op de voor regiobeelden en regioplannen. Partijen zijn door middel
eerste plaats effectief is, voldoet aan de stand van wetenschap van mandaat vertegenwoordigd. Indien zij er niet uitkomen
& praktijk en meerwaarde heeft voor de patiënt, met daarnaast bespreken zij dat in het bestuurlijke IZA-kwartaaloverleg
een doelmatige inzet van mensen, middelen en materialen. en kunnen zij, zoals dat nu ook kan, escaleren naar de NZa.
De overheid verbindt zich tot een aantal randvoorwaarden,
In onderdeel A van de werkagenda worden de afspraken zoals het oplossen van knelpunten zoals bekostiging, het
die gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven. (financieel) ondersteunen van (domeinoverstijgende) samen-
De afspraken zien op de volgende zaken: werkingsverbanden en het beschikbaar stellen van basisdata
* _ Algemene afspraken en regioanalyses.
* _ Pakketbeheer en passende zorgpraktijken
* _ Passende zorg in uitvoering - cyclus van gepast gebruik In onderdeel B van de werkagenda worden de afspraken die
* _ Continue leer- en verbetercyclus door zorgprofessionals gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven.
en patiënten
* _ Voortzetting en integrale resultaatgerichte aanpak van 3.2.2 Samenwerking in de acute zorg
programma’s/projecten De kwaliteit en toegankelijkheid van de acute zorg staan onder
* _ Naar een beheersbaar en efficiënt kwaliteitsregistratie- druk. Om met de beperkt beschikbare mensen en middelen de
landschap toegankelijkheid en kwaliteit van zorg te kunnen blijven borgen,
* _ Uitkomstinformatie die er voor de patiënt toe doet maken we afspraken over het voorkomen van acute zorg,
* _ Dure geneesmiddelen zorgcoördinatie en triage, kwaliteit van acute zorg, differen-
* __Risicoverevening tiatie, concentratie en spreiding, samenwerken in de keten,
* _ Randvoorwaarden ROAZ-plannen, delen van informatie en bekostiging.
32 Regionale samenwerking In onderdeel Cvan de werkagenda worden de afspraken die
3.2.1 Algemeen gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven. Daarbij
Passende zorg is de Juiste Zorg op de Juiste Plek. IZA-partijen worden ook maatregelen beschreven die de continuïteit en
maken afspraken over samenwerking in de regio. Partijen kwaliteit van de Avond, Nacht en Weekendzorg waarborgen.
maken regiobeelden (per zorgkantoorregio) op basis waarvan
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 13
3.2.3 Toekomstbestendig zorglandschap 3.4 Samenwerking sociaal domein,
door concentratie en spreiding huisa rtsenzorg en ggz
Om toekomstbestendige medisch specialistische zorg te organi- Het aantal mensen met psychische klachten dat een beroep
seren willen de partijen gezamenlijk de kwaliteit en continuïteit doet op ondersteuning bij gemeenten, de huisartsenzorg en/
van de zorg voor de patiënt verder verbeteren, de transparantie of de ggz stijgt al jaren. Dit zet deze voorzieningen in combi-
daarover verhogen, het innoverend vermogen bevorderen en natie met een schaarste aan personeel onder hoge druk. Van-
de samenwerking in netwerken en, in en tussen goed opgeleide wege lange wachttijden zijn huisartsen lang verantwoordelijk
teams waarborgen, zodat voor het toenemend aantal patiënten voor mensen met een complexe ggz-hulpvraag. Professionals
de beste zorg geboden blijft worden met de beste kwaliteit, in het sociaal domein ervaren een toename van het aantal
doelmatigheid en doeltreffendheid. Het gaat daarbij om zowel mensen met complexe problematiek dat geen of geen tijdige
diagnostiek, behandeling, nazorg als palliatieve zorg. behandeling kan krijgen. Tegelijkertijd zien we dat de ggz zich
Om dit te bereiken, moeten partijen meer dan ooit samenwer- nog te vaak direct richt op behandeling van psychische klach-
ken. De ontwikkelingen in diagnostiek en behandelingen gaan ten, die voortkomen uit problemen op andere levensgebie-
zo snel dat het van belang is om de kennis en expertise van den. Ook is het in de praktijk vaak moeilijk om snel de juiste
zorg verder vorm te geven, meer te specialiseren/differentiëren expertise te organiseren. Een van de oorzaken hiervan is dat
en te concentreren, evenals de samenwerking in netwerken te de samenwerking in de driehoek sociaal domein — huisarts/
bevorderen. Doel is om door verdere concentratie de kwaliteit POH - ggz nog niet altijd en overal optimaal verloopt.
van zorg te verhogen en de toegankelijkheid van zorg te borgen
door schaars personeel en dure infrastructuur optimaal in te In onderdeel F van de werkagenda worden de afspraken
zetten. Ook spreiding van planbare zorg vraagt om samenwer- die gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven.
king binnen zorgnetwerken en tussen ziekenhuizen, UMC's, De afspraken zien op de volgende zaken:
zelfstandige behandelcentra en zorgverzekeraars. * _ Versterken sociale basis
« _ Verbeteren samenwerking tussen sociaal domein,
In onderdeel D van de werkagenda worden de afspraken die huisartsenzorg en ggz-zorg
gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven. * _ Wettelijke en financiële mogelijkheden domein-
overstijgende samenwerking
33 Versterking organisatie
eerstelijnszorg 3.5 Gezond leven en preventie
Als gevolg van de vergrijzing, de beweging naar passende zorg Gezondheid is een breed begrip. Het betreft het fysieke, mentale
en omdat mensen langer thuis blijven wonen, zullen steeds én maatschappelijk welzijn van mensen en wordt beïnvloed
meer mensen voor complexere zorgvragen een beroep doen door de leefomgeving, leefstijl, (mentale) gezondheidsvaar-
op eerstelijnszorg. De eerstelijnszorg is grotendeels klein- digheden, sociale netwerk en de mate waarin iemand mee kan
schalig en monodisciplinair georganiseerd. Patiënten hebben doen in de samenleving. Een gezonde leefstijl met aandacht voor
daardoor ook vaak te maken met meerdere zorgaanbieders. een gezonde leefomgeving, vanaf het prille begin van het leven,
De huidige structuur van de eerstelijnszorg betekent tegelij- moet onderdeel uitmaken van het dagelijks leven van burgers.
kertijd dat er veel op individuele zorgverleners aankomt en zij Als daarbij ondersteuning nodig is, is het publieke of sociale
steeds minder met zorgverlening en steeds meer met randza- domein daarvoor de eerstaangewezen plek. De bijdrage vanuit
ken bezig zijn. De huisarts staat als spil van die eerstelijnszorg de Zvw-verzekerde zorg ligt op geïndiceerde preventie (mensen
onder grote druk, net als de (eerstelijns) zorgverleners waar met verhoogd risico op ziekte), zorggerelateerde preventie, het
hij mee samenwerkt. Met de afspraken werken we toe naar versterken van gezondheidsvaardigheden en zelfzorg, leefstijl
een eerstelijnszorg die blijvend beschikbaar en toegankelijk is als (onderdeel van de) behandeling en de verbinding met de
voor iedereen. gemeentelijke domeinen. Hierop inzetten draagt bij aan het
kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar houden van de zorg.
In onderdeel E van de werkagenda worden de afspraken die
gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven. De afspra- In onderdeel G van de werkagenda worden de afspraken voor
ken zien op de volgende zaken: dit thema uitgebreid beschreven. De afspraken gaan over:
« _ Visie en plan van aanpak * _ Ketenafspraken preventie en leefstijl
« _ Optimaal benutten van beschikbare personele capaciteit * _ Afspraken vanuit of in het Zvw-domein
en expertise * _ Randvoorwaarden, zoals health in all policies
* _ Meer tijd voor de patiënt
* _ Organiseren en samenwerken
«Inhoud en kwaliteit van zorg
* _ Beschikbaarheid en inzet van financiële middelen
14 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 = >
3.6 Arbeidsmarkt en ontzorgen 38 Contractering
zorgprofessionals Het grootste deel van de zorg binnen de Zorgverzekeringswet
De krapte op de arbeidsmarkt stelt de zorg voor een grote uit- wordt concurrentieel ingekocht en individueel gecontracteerd.
daging. Een houdbare arbeidsmarkt vraagt brede inzet om met Dat is en blijft het uitgangspunt van ons zorgstelsel. De contract-
minder meer personeel aan de zorgvraag te voldoen. Met de relatie is van belang voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders
afspraken onder dit thema wordt ingezet op het vergroten van om de transformaties naar passende zorg te realiseren.
werkplezier en het behoud van zorgprofessionals die de sleutel Om de contractrelatie te verbeteren, spreken we af dat we
vormen tot een toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige zorg. het contracteerproces verbeteren en dat we de prikkels tot
Op het gebied van zingeving en de daarmee samenhangende contractering vergroten. Voor impactvolle transformaties
bevlogenheid van medewerkers scoort de zorg al uitstekend. is het bovendien nodig dat zorgverzekeraars gelijkgericht
Op andere gebieden moet het verbeteren. contracteren.
Hierover worden in dit thema ook afspraken gemaakt.
In onderdeel H van de werkagenda worden de afspraken
die gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven. In onderdeel J van de werkagenda worden de afspraken
Zij gaan over: die gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven.
* _ Professionele ruimte Zij gaan over:
* _ Goed werkgeverschap/dialoog voor behoud en * _ Verbetering contracteerproces
inzetbaarheid « _ Gelijkgerichte contractering bij
* _ Vermindering regeldruk “impactvolle transformaties”
* _ Bevorderen aantrekkelijkheid werken in loondienst *__ Sturingsmogelijkheden door contractering
* _ Sociale en technologische innovaties « __Doorvertaling loon- en prijsbijstelling
* _ Opleiden en begeleidingscapaciteit
« Eén financieel arrangement vanuit TAZ
* Ruimte voor arbeidsvoorwaardenontwikkeling in
de tarieven
3.7 Digitalisering en
gegevensuitwisseling
Elektronische gegevensuitwisseling draagt bij aan goede en
veilige zorg voor de patiënt/cliënt, verlicht de werkdruk van
zorgverleners en is een essentiële randvoorwaarde om de
andere doelen uit het IZA te behalen. Om optimaal gebruik te
maken van patiëntgegevens moeten deze goed beschikbaar,
bereikbaar en voor primair en secundair gebruik herbruikbaar
zijn voor andere zorgverleners in het netwerk van de patiënt en
de patiënt zelf via een Persoonlijke Gezondheidsomgeving.
Partijen in het IZA werken onder regie van VWS aan het weg-
nemen van knelpunten om ervoor te zorgen dat elektronische
gegevensuitwisseling de standaard wordt. Het belang van
privacy en gegevensbescherming wordt altijd meegewogen.
Passende zorg betekent steeds vaker ook hybride zorg: een
mix van digitaal en fysiek aangeboden zorg en ondersteuning
van gezondheid, waar mogelijk gepersonaliseerd en op maat.
Uitgangspunten hierbij zijn: zelf als het kan, thuis als het kan en
digitaal als het kan. Partijen werken samen aan brede opschaling
en toepassing van hybride zorg.
In onderdeel | van de werkagenda worden de afspraken die
gemaakt zijn voor dit thema uitgebreid beschreven.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 15
|
4.1 Algemeen 412 Financiële afspraken
41.1 Algemene uitgangspunten
a. Het macrokader voor de Zvw is € 54,8 miljard in 2022 a. Financiële kaders
(bruto), inclusief loon- en prijsbijstelling 2022. De maat- In de tabel onderaan deze pagina staan voor de jaren 2019-
regelen uit het coalitieakkoord leiden per saldo tot een 2022 de uitgaven op basis van de actuele inzichten (stand
jaarlijkse ruimte voor volumegroei van € 0,8 miljard in 2023, medio 2022). Voor 2022 betreft het een voorlopige jaar-
oplopend tot € 2,9 miljard in 2026. raming op basis van 2 kwartalen. Voor de jaren 2023-2026
b. Het macrokader voor de Zvw wordt doorvertaald in een laat deze tabel de beschikbare macrokaders zien op basis
beschikbaar financieel kader per sector. van de afspraken in het IZA (in prijspeil 2022, exclusief loon-
c. De financiële afspraken in het IZA betreffen de volgende en prijsbijstellingen in de jaren 2023-2026)? Deze tabel is
sectoren: medisch-specialistische zorg (MSZ), geestelijke exclusief de transformatie- en investeringsmiddelen (totaal
gezondheidszorg (GGZ), wijkverpleging, huisartsenzorg, € 2,8 miljard in de jaren 2023-2027).
multidisciplinaire zorg (MDZ), Eerstelijnsverblijf (ELV),
Geriatrische Revalidatiezorg (GRZ) en geneeskundige zorg b. De afgesproken gemiddelde beschikbare volumegroei
voor specifieke patiëntgroepen (GZSP). (verwerkt in onderstaande tabel), is per sector als volgt:
d. Centrale uitgangspunten bij de financiële afspraken zijn:
i._De beschikbare (volume)groei per sector sluit aan bij
de beleidsmatige beweging en doelen uit dit akkoord.
Dit leidt tot minder groei in de tweedelijnszorg (MSZ en MSZ 10% 0,8 04% 0,0%
GGZ) en meer groei in de eerstelijnszorg (Huisartsen- Ee ECC ACEC ACCES
zorg, MDZ, Wijkverpleging, ELV, GRZ en GZSP). Wijkverpleging 20% | 24% | 30% | 5,5%
il. Erzijn vanuit het coalitieakkoord tijdelijke transforma- Huisartsenzorg 2,0% 2,0% 3,0% 3,5%
tiemiddelen van in totaal £ 2,8 miljard beschikbaar om MDZ | 2,0% | 3,0% | 4,0% | 5,0%
de transformatie te ondersteunen. Daarnaast zijn er
vanuit het coalitieakkoord specifieke investeringsmid- Dit betreffen landelijke maximum groeipercentages op het
delen beschikbaar. macrokader per sector en laat onverlet keuzes die worden
ii. Aanvullend zijn bij het coalitieakkoord aparte envelop- gemaakt in de onderhandelingen tussen individuele zorg-
pen beschikbaar gesteld, waaronder voor standaar- verzekeraars en zorgaanbieders waarbij sprake kan zijn van
disatie gegevensuitwisseling (£1 miljard in periode differentiatie.
2023-2026).
iv. Goed werkgeverschap en arbeidsmarktvraagstukken Voor de sector ELV/GRZ/GZSP zijn geen groeipercentages
vragen om een adequate/marktconforme loonontwik- afgesproken, maar vinden partijen het wenselijk dat ook in deze
keling voor personeel in de zorg. Alle partijen zijn van sectoren een ruime groei mogelijk is. De groeiruimte voor deze
mening dat de loonontwikkeling door zorgaanbieders sector wordt jaarlijks eenzijdig door VWS bepaald (voor 2023
moet kunnen worden betaald. Binnen de gestelde gaat het om circa 3%).
financiële kaders is de overheidsbijdrage in de arbeids-
kostenontwikkeling (OVA) leidend.
v. In 2024 vindt een tussentijds evaluatiemoment plaats.
2019 | popo) 2021 | rope rie) 2024 | 2025 rop)
MSZ 23.598 24.652 25.859 26.369 26.201 26.468 26.578 26.579
GGZ* | 3.976 | 4.340 | 2973 4.625 4.620 4.658 4.655 4.674
Wijkverpleging | 3.521 | 3.446 | 3.339 3.269 3.802 3.870 3.973 4.100
Huisartsenzorg | 3.074 | 3.286 3.437 3.579 3.689 3.716 3.890 4.026
MDZ | 604 | 662 698 715 759 782 813 853
Totaal (Macrokader IZA) EU NAE) Eieneie) 36.306 38.557 39.071 39.553 39.909 40.232
* De GGZ laat in 2021 een eenmalige schadelastdip zien in verband met de invoering van het Zorgprestatiemodel.
2_Pandemische paraatheid is geen onderdeel van de genoemde kaders. Uitzonde-
ring hierop is de opschaling tot 1150 IC-bedden, deze is onderdeel van het kader
MSZ (zie onderdeel K). Over dit onderwerp wordt nog separaat gesproken.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 17
c. Hetstartniveau van de macrokaders per sector is meerja- financiële middelen. Dit betreft zowel zorguitgaven als
rig bijgesteld op basis van actuele inzichten over het gere- coalitieakkoordenveloppen.
aliseerde uitgavenniveau in recente jaren (reeds verwerkt
in bovenstaande tabel) 5. 41.3 Macrobeheersing en omgang
d. Voor de partijen die deelnemen aan het IZA zijn in aan- met overschrijdingen
vulling op de beschikbare kaders transformatiemiddelen
en specifieke investeringsmiddelen beschikbaar (€ 2,8 Algemeen
miljard totaal in 2023-2027). Een van de uitgangspunten a. Indien onverhoopt het afgesproken financiële kader van
hierbij zal zijn het gelijkgericht inzetten bij impactvolle een individuele sector wordt overschreden, treden be-
transformaties van transitiegelden door zorgverzekeraars trokken partijen hierover in overleg, waarbij gekeken zal
op basis van criteria die van tevoren zijn opgesteld door worden naar de aard en oorzaak van de overschrijding.
IZA-partijen. Ander uitgangspunt is dat niet bestede b. Bij een eventuele overschrijding wordt ook bezien of er
transformatiemiddelen in een jaar die aan het Zvw-kader op totaalniveau sprake is van een overschrijding van het
zijn toegevoegd beschikbaar blijven voor de transitie mits macrokader IZA. Als het totale macrokader IZA, zoals op-
dit doelmatig en doeltreffend is. Daarnaast is afgespro- genomen in paragraaf 4.1.2, lid a van deze afspraken, niet
ken dat niet bestede transformatiemiddelen niet in de is overschreden kan dit aanleiding voor VWS zijn om geen
reserves van zorgverzekeraars terecht komen, de zoge- maatregelen te nemen.
naamde ‘use-it-or-lose-it’-afspraak. Ten aanzien van de c. Partijen kunnen in overleg treden over kader- of tarief-
transformatiemiddelen gaat het om in totaal € 2,8 miljard kortingen. VWS kan maatregelen nemen om de
waarover aanvullend de volgende afspraken zijn gemaakt: overschrijding te redresseren waaronder via inzet van het
« _ Van deze € 2,8 miljard is 50% (€ 1,4 miljard) geoor- macrobeheersinstrument.
merkt beschikbaar voor de sectoren MSZ, GGZ, d. Partijen volgen de lopende discussies over de forensische zorg
Wijkverpleging, Huisartsenzorg en MDZ naar rato en de gevolgen daarvan voor de budgettaire kaders van de
van omvang van de sector. Dit leidt tot de volgende Zorgverzekeringswet.
verdeling: MSZ € 940 miljoen, GGZ €160 miljoen,
huisartsenzorg en MDZ €160 miljoen, wijkverpleging 4.2 Inzet transformatiemiddelen
€140 miljoen. Vanuit de transformatiemiddelen MSZ 4.2.1 Algemene afspraken
is in de periode 2023-2026 €100 miljoen beschikbaar IZA-partijen maken de volgende algemene afspraken over de
voor de programma’s Topzorg, Citrien en Doelmatig- inzet van transformatiemiddelen:
heidsonderzoek. Vanuit de transformatiemiddelen * _ Algemeen uitgangspunt: Transformatiemiddelen worden,
MSZ is tevens in totaal € 4,4 miljoen aan tijdelijke de naam zegt het al, ingezet om de noodzakelijke zorg-
middelen beschikbaar voor vervolgontwikkeling transformatie naar arbeidsbesparende, passende zorg
MSZ-vervolgopleiding (€ 1,1 miljoen per jaar). te realiseren en/of te versnellen. Transformatiemiddelen
* _Deresterende transformatiemiddelen (€ 1,4 miljard) zijn niet bedoeld om de scherpe kantjes af te halen van de
zijn beschikbaar voor alle partijen voor plannen die besparingsopdracht die in het IZA voor de verschillende
bijdragen aan de doelstellingen van het IZA. Van dit sectoren is afgesproken; deze besparingsopdracht moet
deel is € go miljoen geoormerkt beschikbaar voor de worden gerealiseerd door de maatregelen en transforma-
sector eerstelijnsverblijf/geriatrische revalidatiezorg. ties zelf. De inzet van transformatiemiddelen is incidenteel,
Onder alle partijen horen ook partijen uit het soci- voor een bepaalde periode van maximaal 5 jaar, en dus
aal domein voor zover die onderdeel uitmaken van niet structureel. Voor transformatiemiddelen geldt als
IZA-transformatieplannen. Tevens is uit dit deel van uitgangspunt “use it or lose it”; niet ingezette transfor-
de transformatiemiddelen in totaal maximaal € 48 matiemiddelen komen dus niet ten goede aan het eigen
miljoen beschikbaar uit voor het onderzoekspro- vermogen van de zorgverzekeraars of zorgaanbieders.
gramma V&V met focus op passende zorg, arbeids- Het inzetten van transformatiemiddelen is één van de
besparende interventies, technologie en behoud van instrumenten om de noodzakelijke zorgtransformaties te
zorgprofessionals, alsmede voor het ontwikkelen van bevorderen. Het uitgeven van transformatiemiddelen is
richtlijnen en kwaliteitsstandaarden door V&VN i.s.m. geen doel op zich.
relevante partijen voor alle Zvw-sectoren. * _ Verdeling transformatiemiddelen over sectoren: Om te borgen
dat de verschillende sectoren de noodzakelijke transfor-
e. Alle afspraken die in het kader van IZA worden gemaakt maties kunnen inzetten, spreken de IZA-partijen af dat
dienen te passen binnen de in het IZA beschreven 50% van de transformatiemiddelen voor zorgsectoren zijn
5 Dit leidt tot de volgende structurele bijstellingen: opwaarts bijstellen kader MSZ
(€ 200 miljoen) en GGZ (€ 180 miljoen) en neerwaarts bijstellen wijkverpleging
€ 600 miljoen, huisartsenzorg (€ 80 miljoen) en MDZ (€ 20 miljoen).
18 | Integraal Zorgakkoord zo22 4 = >
geoormerkt naar rato van hun gebudgetteerde omzet in 4.2.2 Inzet transformatiemiddelen via VWS
2023. Alle aan een sector toe te rekenen transformatiemid- Ten aanzien van de inzet van transformatiemiddelen wordt een
delen tellen mee in deze 50%, ongeacht of die transforma- onderscheid gemaakt tussen de inzet via de begroting van VWS
tiemiddelen via VWS of via zorgverzekeraars of anderszins en via zorgverzekeraars (macrokader voor de zorginkoop).
worden betaald aan de betrokken zorgaanbieders. Als de
beschikbare transformatiemiddelen in een bepaalde sector De transformatiemiddelen worden grotendeels toegekend via
niet wordt uitgeput, komen deze beschikbaar voor andere de zorgverzekeraars. Daarvan kan worden afgeweken als finan-
sectoren. ciering via VWS logischer is (in de vorm van subsidie, opdracht,
* _ Beweging van onderop en bovenaf: Met de transformatiemid- inzet van VWS-uitvoeringsorganisaties e.d). Uitgangspunt
delen kunnen individuele, lokale, regionale of landelijke is dat een zeer substantieel deel van de transformatiemid-
initiatieven worden ondersteund die bijdragen aan de delen via zorgverzekeraars loopt en een beperkt deel via de
verwezenlijking van de inhoudelijke doelen en financi- VWS-begroting. Exacte bedragen worden jaarlijks uiterlijk in Q2
ele opgave van het IZA. Dit zal veelal zijn met inzet van met IZA-partijen vastgesteld voor financiële verwerking in de
transformatiemiddelen via zorgverzekeraars op basis van VWS-begroting van het jaar t+1. De uitputting van alle trans-
specifieke transformatieplannen. Transformatie- formatiemiddelen is onderwerp van gesprek in de bestuurlijke
middelen zijn ook beschikbaar voor (landelijke) activiteiten IZA-kwartaaloverleggen.
zoals die zijn vastgelegd in de IZA-themateksten.
Hierover wordt besloten tijdens de bestuurlijke IZA- Op basis van de bestuurlijke afspraken (zie onderdeel K) wordt
kwartaaloverleggen. bij VWS-begroting 2023 een specifiek, geoormerkt deel van de
* _ Geen geoormerkt transformatiebudget per regio of thema: transformatiemiddelen direct toegewezen voor uitvoering via
Het is niet wenselijk om het landelijk beschikbare budget de VWS-begroting (zie tabel). Dit betreft € 22,2 miljoen in 2023,
op voorhand te verdelen naar regio’s of thema’s. De trans- oplopend tot £ 25,0 miljoen in 2026.
formatieplannen zelf zijn immers leidend. Het kan dus
zijn dat er in een bepaalde regio meer urgentie en budget Reeds toegekende transformatiemiddelen, via VWS-begroting
nodig is om een transformatie te effectueren dan in andere
regio’s. Datzelfde geldt voor de verschillende transforma- 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026
tiethema’s. Daarnaast kunnen bepaalde transformaties Zelfzorgmiddelen 2,5 3,5 5,0 6,0
ook landelijk aangestuurd worden. (o.a. Thuisarts)
* Landelijke monitoring transformatiemiddelen: Onderdeel van Overbruggingskrediet 2,2 0,5 0,5
de landelijke monitoring van transformatieplannen is gegevensuitwisseling
dat wordt gekeken naar de (onder)benutting en verde- huisartsen
ling van transformatiemiddelen per sector, regio en/of Nationale 1,5 2,0 2,0 2,0
thema. Door deze monitoring is er voldoende ruimte voor onderzoeksagenda
bijsturing, mochten bepaalde regio’s, sectoren of thema’s en 13,0 13,0 13,0 13,0
onterecht onvoldoende aandacht krijgen. De inzet van Flankerend beleid 3,0 4,0 4,0 4,0
transformatiemiddelen maakt deel uit van de IZA-kwar-
taalmonitor. De NZa publiceert deze informatie steeds Totaal ce Ee | 5 Se
uiterlijk twee weken voor het bestuurlijke I1ZA-kwartaal-
overleg.
* Toezicht op inzet transformatiemiddelen: Vanwege het ontbre- In aanvulling op deze toegekende transformatiemiddelen is
ken van de gewone concurrentiële doelmatigheidsprikkel afgesproken dat transformatiemiddelen worden ingezet voor
tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars bij besteding medisch specialistische vervolgopleidingen, doelmatigheids-
van transformatiemiddelen ontwikkelt de NZa extra toe- onderzoek in het msz domein, en een onderzoeksprogramma
zichtwaarborgen. VWS, NZa en Zorginstituut werken voor verpleging en verzorging.
1 januari 2023 een proces voor toezicht op rechtmatige en
doelmatige besteding van de transformatiemiddelen uit, De verwachting is dat de uitgaven in 2023 beperkter zullen zijn
in overleg met ZN en andere IZA- partijen. Om bureaucra- dan in latere jaren voor de VWS-begroting 2023 is geraamd:
tie en vertragingen te voorkomen gaat het dan met name € 280 miljoen als zorguitgaven onder het UPZ en £ 22,2 miljoen
om toetsing achteraf en niet om goedkeuring vooraf. Ditis via de VWS-begroting. De resterende transformatiemiddelen
uiteraard ook onderwerp van gesprek tijdens de bestuur- uit 2023 blijven beschikbaar voor de transformatie.
lijke IZA-kwartaaloverleggen.
4 Exclusief verhoging van € 52 miljoen naar € 100 miljoen in periode 2023-2026,
die ook is bedoeld voor doelmatigheidsonderzoek in het msz-domein (zie par.
4.1.2, onderd, sub i).
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 19
De komende maanden moet op basis van nadere uitwerking 2. Beoordeling transformatieplan en aanvraag trans-
door de thematafels duidelijk worden of en in hoeverre er formatiemiddelen: De betrokken zorgverzekeraar(s)
andere (landelijke) initiatieven zijn waarvoor bij voorbaat beoordelen een transformatieplan en de aanvraag van
financiering vanuit VWS aangewezen is. Uiterlijk in het eerste transformatiemiddelen op basis van het “Beoordelings-
kwartaal 2023 moet hierover duidelijkheid bestaan. kader impactvolle zorgtransformaties”. Wanneer het
transformatieplan voldoet aan de voorwaarden uit het
VWS communiceert richting IZA-partijen voor 1 november “Beoordelingskader impactvolle zorgtransformaties”
2022 een proces voor toewijzing voor het transitiegeld via de en de inzet van transformatiemiddelen zijn goedge-
VWS-begroting met toewijzingscriteria, rekening houdend met keurd door de betrokken marktleider zorgverzekeraars,
de afspraken die IZA-partijen hebben gemaakt over inzet van informeren zij de aanvragende zorgaanbieders en de
transformatiemiddelen via zorgverzekeraars en met regels voor andere zorgverzekeraars over de uitkomsten van de be-
de rechtmatige verstrekking van middelen. oordeling. Vervolgens stellen alle zorgverzekeraars hun
“fair share” van de transformatiemiddelen beschikbaar,
4.2.3 Inzet transformatiemiddelen via zorgverzekeraars zonder een aanvullende inhoudelijke beoordeling.
Voor een groot deel van de noodzakelijke transformaties Op die manier kunnen de transformatiemiddelen laag-
geldt dat deze kunnen en zullen worden vormgegeven binnen drempelig en zonder onnodige administratieve lasten
reguliere contractafspraken, zonder de inzet van aanvullende worden ingezet. In het onderdeel Contractering wordt
transformatiemiddelen. Wanneer de transformatie echter niet, het bijbehorende toezicht op dit proces beschreven.
of niet snel genoeg, mogelijk is binnen reguliere contract- 3. Betaling: Betaling is gekoppeld aan het behalen van
afspraken, kan de inzet van transformatiemiddelen door overeengekomen resultaten of overeengekomen
zorgverzekeraars noodzakelijk zijn. Daarover maken we onder- inspanningen. Hierover worden namens de zorg-
staande afspraken. verzekeraars afspraken gemaakt door de zorg-
verzekeraar(s) met de bij het transformatieplan
* _ Gerichte inzet transformatiemiddelen: Transformatiemiddelen betrokken zorgaanbieder(s).
worden door zorgverzekeraars gericht ingezet bij trans- g. Monitoring: De betrokken zorgverzekeraars monitoren
formaties. Daarmee wordt voorkomen dat de transfor- de resultaten die gekoppeld zijn aan de toekenning van
matiemiddelen worden besteed waar dat niet leidt tot de transformatiemiddelen in het desbetreffende trans-
wezenlijke transformatie. Inzet van transformatiemiddelen formatieplan. Er is een bestuurlijk overleg IZA dat
dient gekoppeld te zijn aan een transformatieplan voor eventueel benut kan worden voor escalatie.
een impactvolle transformatie, zoals beschreven in het * Ingaan nieuwe werkwijze: De bovenstaande werkwijze
onderdeel Contractering. Transformatieplannen kunnen op ten aanzien van de inzet van transformatiemiddelen
ieder moment worden ingediend, er hoeft niet te worden door zorgverzekeraars gaat gelden per 1 januari 2023.
gewacht op een grote verzameling plannen voordat de Transformatieplannen die al lopen dan wel voor 1 januari
beoordeling plaats vindt. De plannen worden direct beoor- 2023 starten, kunnen in aanmerking komen voor trans-
deeld of ze worden aangemerkt als ‘“impactvolle transfor- formatiemiddelen in het kader van het IZA, als zij bij (her)
matie’. leder transformatieplan wordt op eigen merites beoordeling aan de gestelde voorwaarden voor “impact-
beoordeeld, in samenhang met beschikbare regiobeelden volle transformaties” voldoen.
en regioplannen. Partijen houden daarbij uiteraard wel * Technische uitvoering transformatiemiddelen: IZA-partijen
rekening met de overeengekomen financiële kaders per spreken af dat de inzet van transformatiemiddelen op
sector en over de jaren. Dat wordt tijdens de bestuurlijke een zo eenvoudig mogelijke en transparante wijze dient
IZA-kwartaaloverleggen besproken, mede op basis van plaats te vinden, die niet mag leiden tot aantasting van de
informatie van de NZa en zorgverzekeraars. onderlinge concurrentieposities tussen zorgverzekeraars en
*__ Stappen: De IZA-partijen spreken af om voor de inzet van daarmee tot premieverschillen voor de individuele verze-
transformatiemiddelen onderstaande stappen te hanteren: kerden. Voor de technische uitvoering is er een onderscheid
1. _Iransformatieplan inclusief aanvraag transformatie- in twee fasen:
middelen: Indien er sprake is van een verzoek tot inzet -_In 2023, en indien noodzakelijk ook in 2024, vindt de
van transformatiemiddelen, bevat het ingediende inzet van transformatiemiddelen plaats door continu-
transformatieplan een onderbouwde aanvraag voor ering van de bestaande werkwijze. De transformatie-
transformatiemiddelen en geeft voor zover mogelijk middelen worden daarom voor 2023 toegevoegd aan
de samenhang met een regioplan aan. Voor indiening het macro-prestatiebedrag en hierbij via het somati-
vindt een zelftoets plaats op de criteria van het sche en ggz risicovereveningsmodel verdeeld over de
‘Beoordelingskader impactvolle zorgtransformaties’ zorgverzekeraars. Via hernieuwde prijsafspraken tussen
(zie onderdeel J. Contractering). zorgverzekeraars en zorgaanbieders komen deze trans-
20 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
formatiemiddelen vervolgens terecht bij zorgaanbie-
ders die deel uitmaken van een gehonoreerd transfor-
matieplan. Deze werkwijze heeft niet de voorkeur, maar
biedt VWS, Zorginstituut, NZa en Zorgverzekeraars
Nederland de tijd om onderstaande voorkeursvariant
zo spoedig mogelijk uit te werken en juridisch mogelijk
te maken. VWS neemt daarbij het initiatief.
-_ Vanaf 2024 of 2025: De voorkeursvariant is dat betaling
van transformatiemiddelen gebeurt op basis van een
aparte (lump sum) prestatie, geboekt als zogenaamde
vaste kosten component onder het UPZ/Macropres-
tatiebedrag. Daarmee zijn de uitgegeven transforma-
tiemiddelen ook goed te monitoren, zodat eventuele
landelijke over- of onderschrijdingen snel zichtbaar zijn.
Deze route borgt de concurrentieneutraliteit, bevordert
transparantie, voorziet met nacalculatie in het ‘use-it-
or-lose-it’ principe en is daarmee het meest effectief
en eenvoudig.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 21
PELL
es:
Met dit akkoord willen we een grote impact hebben op de Daarbij gaat het onder meer om de uitputting van de financiële
zorg, en merkbare resultaten behalen voor iedere inwoner kaders en de transformatiebudgetten en ontwikkelingen op het
van Nederland. Daarvoor is monitoring nodig. De monitor gebied van de personele houdbaarheid.
moet zowel richting geven aan de agenda van de bestuurlijke Daartoe zal de financiële monitor van de uitgaven vier keer per
overleggen als aan de samenleving kunnen verantwoorden dat jaar door het Zorginstituut Nederland worden geactualiseerd;
de IZA leidt tot merkbare verbeteringen op de korte en middel- de NZa zal vier keer per jaar inzicht geven in de uitputting van
lange termijn. Voor deze beide functies van de monitor heeft een de transformatiegelden® en VWS zal vier keer per jaar op het
doelgroepenbenadering een duidelijke meerwaarde. Enerzijds niveau van output een update geven van de stand van zaken
maakt het concreet wat de uitvoering van afspraken betekent m.b.t. de afspraken op het terrein van de arbeidsmarkt.
voor de zorgverlening aan patiënten; anderzijds geeft het een Daarnaast zullen in het kader van de afspraken onder de
focus op het realiseren van de (middel)lange termijndoelen voor afzonderlijke thema's nog separate onderwerpen gemonitord
een aantal grote doelgroepen waardoor de impact van het IZA worden. Deze volgen uit de specifieke themabijlagen. In de
duidelijk wordt niet alleen voor de patiënt maar ook voor het analysefase kunnen deze thema's nog verder worden aange-
zorgpersoneel en de financiën. vuld met andere doelen en indicatoren zoals bijvoorbeeld over
wachtlijsten. De doelgroepenbenadering is hierbij een middel
Het monitoren heeft doelen op verschillende niveaus: om de voortgang meer concreet te maken.
1. Zicht houden op de voortgang van planvorming en
uitvoering van de afspraken en plannen: het niveau van Bij de monitor van de outcome ligt de focus op wat alle inspan-
procesafspraken. ningen vanuit het IZA ons opleveren en in hoeverre de IZA-af-
2. Lerenen verbeteren tijdens de uitvoering van de afspraken spraken ons dichter bij onze (lange termijn-) doelen brengen
en plannen door tijdig bij te sturen waar nodig is: het niveau op het gebied van de maatschappelijke doelen, kwaliteit en
van output. toegankelijkheid.
3. Volgen wat de effecten zijn van alle inspanningen op de
gezondheid van mensen en de financiële en personele In onderstaand figuur zijn deze doelen weergegeven in een
houdbaarheid van het zorgsysteem op de (middel)lange schematisch proces van alle IZA-activiteiten met hun effecten.
termijn: het niveau van outcome. We onderscheiden afspraken over inspanningen (IZA afspraken,
uitwerkingsafspraken en opstellen transformatieplannen), de
De monitor van de procesafspraken volgt min of meer auto- uitvoering daarvan, de gewenste output (dat wat volgens alle
matisch uit de afspraken die in het kader van het IZA-akkoord afspraken in het IZA en in de transformatieplannen uitgevoerd
zijn gemaakt. Deze zullen worden vastgelegd en bewaakt in een of gemaakt wordt) en outcomes (het beoogde effect van de
overkoepelend programmaplan. output en de uitkomsten voor de samenleving waar het ons uit-
eindelijk om gaat: een gezonde samenleving en een houdbaar
De monitor van de output volgt de randvoordwaarden en zorgsysteem)é.
streefdoelen die ten grondslag liggen aan het IZA-akkoord.
zicht op de voortgang verantwoording aan de samenleving
+ Bijvoorbeeld * Bijvoorbeeld + Bijvoorbeeld
leefstijlinter- minder kwets- lagere ziekte-
ventie wordt bare ouderen last hart- en
aangeboden onnodig op SEH vaatziekten
leren en verbeteren tijdens de uitvoering
5 _De technische inrichting hiervan moet door de NZa nog worden vormgegeven.
Uitgangspunt van de NZa daarbij is dat er zo min mogelijk extra administratie
lasten zullen worden toegevoegd.
5 _Outcomes kunnen proximaal of distaal zijn; proximale uitkomsten staan
dichter in verbinding tot acties dan distale outcomes. Distale outcomes zijn ook
moeilijker direct te beïnvloeden omdat daar heel veel factoren van invloed op zijn
(denk aan ziektelast of gezonde levensjaren).
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 23
De afspraken per thema en de acties die daaruit voortvloeien Het betreft:
hebben als uiteindelijk doel om de lange termijn doelstellingen *__ mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden (1 op de 3
te bereiken. De doelgroepbenadering helpt om de inzet te Nederlanders, 36,4%) heeft beperkte gezondheidsvaardig-
richten op daar waar de noodzaak of impact het grootst is. heden);
* _ ouderen met een kwetsbare gezondheid;
51 Zicht op de voortgang en een aantal patiëntgroepen die veel zorg vragen zoals mensen
Vanaf het moment van ondertekening is het nodig om zicht met;
te hebben op de voortgang. In het begin zal gekeken worden *__psychische klachten (circa 1,4 miljoen mensen met een
naar de inspanningen en mate van uitwerking van de plannen. psychische stoornis in 2019);
Daarna verschuift de focus naar de uitvoering: in hoeverre * (risico op) kanker (circa 125.000 nieuwe kankerdiagnoses
worden de plannen ook ten uitvoer gebracht en wordt de per jaar);
output volgens planning opgeleverd? Hiervoor zal een mijlpalen * (risico op) hart- en vaatziekten (circa 1,9 miljoen mensen
planning worden opgesteld. met hart- en vaatziekten).
D2 Leren en verbeteren Om deze concrete resultaten voor verschillende doelgroepen te
tijdens de uitvoering halen zal iedere medewerker in de zorg de komende jaren hard
Om tijdens de looptijd van het IZA een zo goed mogelijk nodig zijn. Gezonde en gelukkige medewerkers zijn daarmee
resultaat neer te zetten, willen de partijen samen leren en essentieel. We moeten onze zorgprofessionals daarom gezond
verbeteren. De partijen spreken af om regelmatig kennis en en gemotiveerd houden zodat zij duurzaam inzetbaar zijn, met
ervaring uit te wisselen tussen regio’s en op landelijk niveau. ruimte voor werkplezier en ontwikkeling. Ook hiervoor zullen
Monitoring van de uitvoering en de output en het spiegelen outcomedoelen worden geformuleerd.
van de voortgang aan partijen is noodzakelijk om dit gesprek
goed te kunnen voeren en te kunnen bijsturen waar nodig. In bijlage L is een nadere uitwerking te vinden van de doel-
Leren en verbeteren kan plaatsvinden op verschillende niveaus groepen en wordt een voorstel gedaan voor de beoogde
(landelijk, regionaal, bilateraal) en op basis van diverse bronnen resultaten per doelgroep. De doelgroepen en resultaten zullen
— voorbeelden, cijfers, verhalen of benchmarks. de komende tijd verder worden uitgewerkt in overleg met
alle betrokken partijen. Een toets op de haalbaarheid van
5.3 Effecten op de gezondheid de resultaten (reality check’) is onderdeel van deze nadere
van mensen en de financiële uitwerking. Daarbij zal er ruimte zijn voor hoe we gaan meten,
en personele houdbaarheid of er doelgroepen moeten worden toegevoegd, of de beoogde
van het zorgsysteem resultaten nog moeten worden aangepast en hoe we de
We moeten ons straks kunnen verantwoorden aan de samen- beoogde resultaten interpreteren in de bestuurlijke overleggen.
leving: wat hebben alle inspanningen vanuit het IZA opgele- Belangrijk daarbij is dat de outcomes een directe relatie hebben
verd? Hoe weten we of de IZA-afspraken ons dichter bij onze met de afspraken zoals die op de verschillende thematafels
(lange termijn-) doelen brengen? Met dit akkoord willen we zijn gemaakt. Soms zal het lastig zijn om al in 2026 voor de
merkbare resultaten behalen voor iedere inwoner van Neder- doelgroep een merkbare verandering teweeg te brengen; in dat
land. Focus is belangrijk bij doorvoeren van veranderingen; we geval moet in ieder geval al wel de beweging is ingezet.
kunnen immers niet alles tegelijk veranderen voor iedereen.
Door te focussen op concrete resultaten voor een aantal grote
doelgroepen waarvoor de maatschappelijke impact het grootst
is, kunnen we goed meten of we op de goede weg zijn en waar
nodig plannen bijstellen. Voor de maatschappelijke verant-
woording willen we een aantal outcomes kunnen monitoren.
De doelgroepen zijn gekozen op basis van het WRR-rapport
‘Kiezen voor houdbare zorg’ (2021), waarbij er ruimte is voor
het toevoegen van extra doelgroepen. De doelgroepen dekken
een groot deel af van het zorggebruik in Nederland. De ver-
onderstelling is dat goede resultaten voor deze doelgroepen
een goede indicatie zijn voor de toegankelijkheid, kwaliteit en
betaalbaarheid over de volle breedte van de zorg.
2q| Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Governance
Me
4 == > DNV Ne ENE
Het IZA legt de basis voor een beweging naar passende zorg * _ Als bij de uitwerking verschil van inzicht ontstaat dan
in de komende jaren. Samenwerking tussen alle partijen is de zal onder leiding van VWS en samen met de relevante
sleutel naar succes. Bij het opstellen van het IZA zijn door 14 toezichthouders dit besproken worden. Indien nodig wordt
partijen afspraken gemaakt over de uitwerking. Het is essen- een bestuurlijk overleg met de verantwoordelijke bewinds-
tieel dat bij de uitwerking die intensieve samenwerking wordt persoon van VWS georganiseerd.
gecontinueerd. In de governance van het IZA moet dit ook terug * _ De Tweede Kamer zal ook regulier worden geïnformeerd
komen. Dit temeer daar op diverse onderdelen nog verdere over de voortgang van de uitwerking van het IZA.
concretisering van de afspraken nodig is. De voortgang van de * Ten aanzien van de inzet van de transformatiemiddelen
uitwerking moet worden gemonitord. Hieronder wordt nader zullen de NZa, ZN en VWS regulier overleg hebben over de
ingegaan op de monitoring. De monitoring van het geheel kan voortgang.
ook worden gebruikt om te leren en tussentijds bij te sturen. * _ Daarnaast hebben NZa en het Zorginstituut hun regulie-
Escalatie is nodig als afspraken niet worden nagekomen of de re taken ten aanzien van kwaliteit, toegankelijkheid en
voortgang onvoldoende is. betaalbaarheid van zorg. Vanuit die rollen zullen zij toezien
op de effectiviteit van de door partijen in het IZA gemaakte
Bij de governance gaat het enerzijds om wie waarvoor verant- afspraken.
woordelijk en afrekenbaar is; niet op de outcome wel op de out-
put. Anderzijds gaat het om het evalueren en leren; uitgevoerde
acties kunnen immers ook niet tot gewenste uitkomst leidt.
Onderdeel van de governance is om duidelijkheid te hebben
over wat de gevolgen zijn als er op output-niveau een afspraak
niet is nagekomen.
In het eerste bestuurlijke overleg zal worden afgestemd, voor
elk niveau, waar de monitor over moet gaan. De periode daarna
wordt gebruikt om tot uitgewerkt en bruikbaar monitoring-
systeem te komen inclusief een o-meting en voorstel voor de
streefwaarden. Hierbij hoort ook de inrichting van de bijbe-
horende governance. Op 1 april 2023 wordt deze analysefase
afgerond met een breed gedragen voorstel dat kan worden
gebruikt voor besluitvorming. Het programmateam heeft hierin
het voortouw; commitment, inzet en eigenaarschap van de ver-
schillende thema’s zijn noodzakelijk om tijdig tot de beoogde
resultaten te komen. Het programmateam maakt een actielijst
wie wat moet doen.
De IZA partijen spreken ten aanzien van de governance het
volgende af:
* _ Onder regie van het ministerie van VWS zal een program-
mateam worden opgezet dat de voortgang bewaakt.
Doel van het programmateam is om, eventueel met externe
ondersteuning, de uitwerking van het IZA aan te jagen, de
inspanningen te volgen en waar nodig bij te sturen.
* _ Elk kwartaal zal er een bestuurlijk overleg IZA worden geor-
ganiseerd. Op die dag zal in het licht van de transformatie
naar passende zorg een inhoudelijk onderwerp worden
besproken. Ook zal op die dag de voortgang worden
besproken aan de hand van een monitor van de afspraken
en de outcome monitoring van Zorginstituut, NZa en VWS.
Partijen kunnen elkaar aanspreken over het niet nakomen
van afspraken of knelpunten die moeten worden opgelost.
Ook kan op basis van de monitor worden bijgestuurd.
* _ De bestuurdersdag zal door het programmateam worden
voorbereid in samenwerking met een aantal veldpartijen.
26 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Evaluatiemoment
4 == > DNV Neeter À
De looptijd van het Integraal Zorgakkoord is 2023 t/m 2026.
De IZA-partijen zetten zich maximaal in om de doelen en
plannen uit het IZA te realiseren en bespreken elk kwartaal de
voortgang in het bestuurlijk overleg IZA. Partijen van het IZA
spreken daarnaast met elkaar af dat er in 2024, boven op het
kwartaal overleggen, een tussentijds evaluatiemoment plaats-
vindt (mid-term review).
Bij de evaluatie worden verschillende onderdelen betrokken:
* _ Een eerste voorlopig beeld van de financiële realisatie-
cijfers over 2023.
* _ Een beeld welke inspanningen partijen hebben gepleegd en
in hoeverre de afspraken in het IZA worden nagekomen.
* Een overzicht welke concrete transformatieplannen zijn
ingediend en gehonoreerd voor de transformatiemiddelen.
* Het beeld over in hoeverre zorgverzekeraars in staat zijn
om aan hun zorgplicht voor hun verzekerden te voldoen.
Op basis van de evaluatie wordt uiterlijk 1 juni 2024 in een
BO een besluit genomen over het eventueel bijsturen van
de gemaakte financiële en inhoudelijke afspraken in het IZA.
De totale taakstelling staat daarbij niet ter discussie. Hierbij zijn
een aantal opties mogelijk voor de jaren 2025 en 2026. Als blijkt
dat de gewenste transitie niet voldoende plaats vindt dan wordt
ingezet op a) het alsnog verder aanscherpen en intensivering
van inhoudelijke afspraken in het IZA; en b) gewijzigde inzet
van transformatiemiddelen. We zetten erop in om met deze
twee opties eventueel benodigde aanpassingen af te spreken.
Als terugvaloptie kan ook bezien worden of er c) verschuiven
van de groeiruimte tussen IZA-sectoren (macro-budget-
neutraal) moeten plaats vinden; en d) of er aanpassingen
van het basisniveau per 2025 (bij significant afwijkend beeld
op basis van realisatiecijfers) nodig zijn.
Op basis van de uitkomsten van de evaluatie (uitgevoerd
door een onafhankelijke partij) zal VWS, na consultatie van de
IZA-partijen, hierover een besluit nemen. De bewijslast over
de inspanningen om de inhoudelijke doelen en besparingen te
realiseren ligt bij de betreffende partijen: aanbieders, verzeke-
raars en uiteraard ook VWS. Mochten de afspraken het uit het
IZA aantoonbaar niet leiden tot de beoogde besparingen, dan
neemt VWS het initiatief voor overleg en besluitvorming over
aanvullende besparingsvoorstellen. Hierbij wordt een onafhan-
kelijke partij betrokken. Randvoorwaarde bij deze afspraak is
dat alle partijen commitment uitspreken en maximale inspan-
ning leveren om uitvoering te geven aan de beoogde transfor-
matie uit te voeren en bij te dragen aan de IZA doelen. Over de
precieze vormgeving van de evaluatie zullen partijen nadere
afspraken maken en vastleggen in het bestuurlijk overleg IZA.
28 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Werkagenda
4 == > DNV NeR ENE
am patiënt/cliënt. Daarbij prevaleren arbeidsbesparende inter-
on venties boven arbeidsintensieve interventies. En er wordt
Ei ingezet op het versterken van de regie en het eigen netwerk
van mensen en het gepast inzetten van interventies uit het
welzijnsdomein, door zorg aan te sluiten op de individuele
O n d e rd ee | ÀA. situatie van mensen: wat willen mensen, wat kunnen
mensen, wat past bij mensen. Dat leidt tot een partnership
Pa sse n d e Zo rg: tussen welzijnsdomein, zorgaanbieder, zorgprofessional
en patiënt tijdens behandeling en herstel waardoor minder
Waa rd eged reven me vaak een vraag met een medisch antwoord hoeft te worden
° eo opgelost.
samen met de patient, 4. Voortzetting en integratie van met elkaar samenhangende
° e programma’s (zoals Zorgevaluaties & Gepast Gebruik,
pa kket en kwa | ite It Juiste Zorg op de Juiste Plek, Uitkomstgerichte Zorg, Samen
Beslissen, Tijd voor Verbinding, etc.) die deze beweging
De overheid en veldpartijen willen duidelijke keuzes gaan ma- ondersteunen, versnellen en verder brengen.
ken door volop en in de breedte van alle aspecten en terreinen 5. ‘Groene en klimaatneutrale zorg’ met laagst mogelijk
van de zorg in te zetten op passende zorg. Passende zorg is uitstoot van broeikasgassen en impact op de leefomgeving,
waarde gedreven, dat betekent allereerst dat zorg in de eerste geleverd met oog voor spaarzaam en circulair gebruik van
plaats effectief is, voldoet aan de stand van wetenschap & grondstoffen en materialen;
praktijk en meerwaarde heeft voor de patiënt, met daarnaast 6. Een heldere rolverdeling:
een doelmatige inzet van mensen, middelen en materialen. * __ VWS: stelt de (wettelijke) kaders op, neemt indien nodig
Zorg wordt geleverd op basis van professionele richtlijnen en pakketmaatregelen, werkt een aantal scenario’s uit voor
kwaliteitsstandaarden, en deze zijn opgesteld op basis van de (pakket)maatregelen, voor het geval de financiële opga-
uitgangspunten van het Kader passende zorg. Passende zorg ve niet gehaald gaat worden, monitort de voortgang op
komt samen met en gezamenlijk rondom de patiënt tot stand, de maatschappelijke doelen, is verantwoordelijk voor
ondersteund door informatie passend bij de vaardigheden van de noodzakelijke politieke ruggensteun en neemt regie
de patiënt (Samen Beslissen). Passende zorg is ook de juiste in de communicatie met de samenleving.
zorg op de juiste plek. En passende zorg gaat over gezondheid * __ Zorgverleners en zorgaanbieders zijn verantwoordelijk
in plaats van over ziekte. Daarnaast is passende zorg óók zorg voor operationalisering, implementatie en monitoring
met zo min mogelijk impact op klimaat- en milieu. En passende van de implementatie in de praktijk, door passende zorg
zorg kan alleen worden vormgegeven in een prettige en goede aan te bieden. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk
werkomgeving voor zorgprofessionals. voor de contractering van passende zorg en uitvoering
van de verzekering.
Partijen geven met de hieronder weergegeven afspraken nader * __Patiënten/cliënten willen zorg die past bij hun persoon-
invulling aan de hierboven beschreven transitie naar passende lijke situatie en beslissen mee over de zorg die ze krijgen
zorg. en willen op de hoogte zijn van de voor- en nadelen van
de verschillende opties. Patiëntenorganisaties zorgen
1. Passende zorg - algemeen er onder andere voor dat patiënten worden geholpen
De beweging richting passende zorg is al langer in gang gezet met het uitspreken wat voor hen relevant is, door
en er lopen al veel mooie programma’s en initiatieven. Partijen het ontwikkelen van methoden en instrumenten die
constateren echter ook dat er nog veel te winnen valt. Om de daarbij helpen.
zorg met elkaar in de toekomst ook toegankelijk te houden is * _ Uitvoeringsorganisaties en toezichthouders:
een echte transformatie nodig waar alle partijen vanuit ieders i._Zorginstituut Nederland: Het Zorginstituut heeft de
taak of verantwoordelijkheid volop op inzet. Deze transformatie wettelijke taak van onafhankelijk pakketbeheerder,
richting passende zorg draait om: waarin zij de minister adviseert over de benodigde
1. Te leveren zorg die op de eerste plaats effectief is en voldoet maatregelen ten aanzien van het verzekerde pakket
aan de stand van wetenschap en praktijk. en voor aanbieders en verzekeraars de inhoud van
2. Daarnaast is deze zorg doelmatig en gaat in tijd, plaats en het verzekerd pakket eenduidig uitlegt. Vanuit die
inhoud uit van de behoefte of situatie van de patiënt/cliënt. rol adviseert het Zorginstituut de minister over de
3. Het toegankelijk houden van zorg. Dit betekent zelfstandig te nemen concrete pakket- en (de-jimplementatie-
als het kan, in de eigen omgeving als het kan en digitaal als maatregelen met het oog op passende zorg.
het kan. Fysiek contact blijft waar dit noodzakelijk is voor de Het Zorginstituut heeft in opdracht van VWS het
30 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Kader passende zorg ontwikkeld dat als uitgangs- 2. Pakketbeheer
punt dient voor de te verlenen zorg, in het bijzonder De vraag naar zorg neemt toe, terwijl de krapte op de arbeids-
die uit de basisverzekering. Het geeft richting aan de markt ervoor zorgt dat er grenzen zijn aan de beschikbaarheid
beweging en geeft inzicht in de rollen en verant- van personeel om de zorg te leveren. De afgelopen jaren is hier-
woordelijkheden. Het geeft daarmee richting aan de bij het pakket verder uitgebreid. De groeiende zorgvraag zorgt
levering van zorg en is leidend voor de professionele voor uitdagingen bij het beschikbaar en betaalbaar houden van
richtlijnen, voor de contractering door zorgver- de zorg.
zekeraars van impactvolle passende zorg en voor
toezicht en handhaving. Het Kader is dynamisch en Om de toegankelijkheid en kwaliteit te borgen onderkennen
past zich aan bij voortschrijdende inzichten in wis- partijen de noodzaak van de verbetering van het pakketbeheer
selwerking met de praktijk. Het Zorginstituut zorgt om passende zorg te realiseren. In lijn met het WRR rapport
ervoor dat het Kader toepasbaar blijft in de praktijk. moeten er scherpe keuzes gemaakt worden welke zorg valt
Het Zorginstituut neemt het initiatief om samen onder het basispakket en welke zorg niet langer vergoed wordt.
met de betrokken veldpartijen het Kader verder te Beschikbare zorgprofessionals en zorgfaciliteiten worden daar-
concretiseren voor1 januari 2023, zodat het onder door ingezet voor het bieden van passende zorg die op de eerste
meer voor richtlijnontwikkeling, de inrichting van plaats effectief is, voldoet aan de stand van wetenschap en prak-
passende praktijken, de contractering voor 2024 als tijk en meerwaarde voor de patiënt heeft en tevens past binnen
ook binnen de lopende programma’s kan worden de daarvoor beschikbare middelen (financieel en personeel).
gehanteerd. Het Zorginstituut voert de procesregie
als de hoeder van de cyclus van passende zorg. Pakketbeheer gaat over aanspraak op zorg en is daarmee de
ii. Nederlands Zorgautoriteit: De NZa zet zich in op het basis voor passende zorg. Passende zorg omvat echter ook de
ontwikkelen van passende bekostiging van zorg. Het afspraken tussen partijen over hoe de zorg binnen het pakket
is belangrijk dat financiële prikkels passende zorg wordt georganiseerd en ingezet. Het Zorginstituut heeft een
ondersteunen. De prikkels liggen nu vooral nog bij onafhankelijke rol in het bepalen van de aanspraak. In deze
interventies en te weinig bij bijvoorbeeld gezamen- paragraaf gaat het over afspraken ter versterking van het pak-
lijke besluitvorming. De NZa sluit daarbij nauw aan ketbeheer, ook binnen het open pakket. Om met pakketbeheer
op het pakketbeheer van het Zorginstituut. De NZa bij te dragen aan het realiseren van de maatschappelijke opgave
werkt hiervoor samen met het Zorginstituut aan een binnen het IZA wordt ingezet op het volgende:
werkwijze die gericht is op het stimuleren van pas-
sende zorg en het afbouwen van niet passende zorg, a. Wat is passende zorg in relatie tot pakketbeheer
ook in de bekostiging (inclusief betaaltitels). Dit pro- Alle partijen onderschrijven de bedoeling dat zorg die niet of
ces wordt samen met aanbieders en verzekeraars onvoldoende bijdraagt uit het pakket gaat en om waarde-
vormgegeven, zodanig dat van een eerste versie volle zorg te behouden. Uitgangspunt voor pakketwaardig-
gebruik kan worden gemaakt in de contractering heid is dat zorg op de eerste plaats effectief is en voldoet
voor 2024. Daarnaast richt de NZa haar toezicht zo aan de stand van wetenschap en praktijk. Daarnaast geldt
in dat het bijdraagt aan passende zorg en gebruikt dat zorg digitaal wordt geleverd als dat kan, arbeidsbespa-
als leidraad hiervoor het Kader passende zorg. rende interventies waar mogelijk voor gaan op arbeidsin-
ii. Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd: De IG) draagt tensieve interventies. Fysieke zorg blijft bestaan waar dit
bij aan het bevorderen van een actieve leercultuur noodzakelijk is voor de patiënt/cliënt.
gericht op passende zorg mede aan de hand van b. Verbeteren en verbreden toets basispakket
het Kader passende zorg. Ook werkt de IG) uit hoe * _ De toets op het basispakket wordt verbeterd en ver-
passende zorg via hun toezichtsrol versterkt kan breed in lijn met het kader passende zorg. VWS maakt
worden daar waar de cultuurverandering onvol- kort na de zomer, maar uiterlijk 1 januari 2023, duidelijk
doende van de grond komt. welke stappen moeten worden gezet om passende zorg
in het pakketbeheer de norm te laten zijn.
* _ Daarbij maakt VWS de inhoudelijke invulling van de
verbetering en verbreding van de toets op het basispak-
ket concreet met normerende criteria voor toelating tot
het basispakket, en omschrijft VWS de rol- en taakver-
deling in overleg met alle bij de toets op het basispakket
betrokken partijen.
* _ Bij het verbeteren van de toets op het basispakket
wordt verduidelijkt op basis van welke inhoudelijke
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 31
criteria de pakketwaardigheid van zorg wordt getoetst. daarmee versneld. Daarbij heeft het Zorginstituut ook
Hierbij wordt ook gekeken op basis van welke uitkomst- in het bijzonder aandacht voor de wijkverpleging en de
maten effectiviteit wordt vastgesteld. betekenis van het uitgangspunt “zelfstandig als het kan”
* _ Bijhet verbreden van de toets wordt bezien welke zorg (nadere invulling van het in de regelgeving verankerde
getoetst wordt en op welk moment dit gebeurt. criterium dat je redelijkerwijs op zorg moet zijn aange-
* _ Uitgangspunt is dat meer zorg getoetst wordt. Omdat wezen).
niet alle zorg tegelijkertijd getoetst kan worden, worden
er selectiecriteria ontwikkeld voor te toetsen (bestaan- d. Uitvoering van het pakketbeheer
de of nieuwe) zorg en wordt door het Zorginstituut, Pakketuitspraken worden specifieker over welke zorg, op
in overleg met partijen, een agenda opgesteld. Doel is welke manier, voor welke (sub)indicatie effectief is. Dit kan
zorg te selecteren met grote impact (grote ziektelast, in toenemende mate gevolgen hebben voor de organisatie
grote arbeidsinzet, veel praktijkvariatie, groot financieel en kwaliteit van zorg. De toetsing kan leiden tot de conclu-
beslag en klimaat- en milieu-impact). sie dat zorg niet (meer) of niet meer in deze situatie tot het
* _ Als de voor toetsing geselecteerde zorg niet aantoon- basispakket behoort. Het Zorginstituut maakt dit kenbaar.
baar voldoet aan stand van wetenschap en praktijk en Als deze zorg al wordt geleverd wordt deze zorg binnen
daarbinnen doelmatigheid, is uitstroom van die zorg in een vastgestelde termijn gedeïmplementeerd (niet langer
beginsel van toepassing. geleverd/vergoed) door veldpartijen. De toetsing kan ook
* Indien de uitkomst van de toetsing is dat de zorg aanne- leiden tot de conclusie dat er onzekerheid is over de (mate
melijk effectief lijkt maar er onzekerheid is rond de mate van) effectiviteit en daarmee pakketwaardigheid. Afhanke-
van effectiviteit of doelmatigheid, kan bestaande en lijk van de mate van onzekerheid, kan zorg voor een vooraf
nieuwe potentieel passende zorg voor een beperkte tijd te bepalen periode vergoed blijven vanuit het basispakket.
worden vergoed met de voorwaarde dat er onderzoek Tijdens deze periode vindt onderzoek plaats waarmee de
plaatsvindt. vraag wordt beantwoord en een conclusie getrokken wordt
* _Kennisontwikkeling over effectiviteit en doelmatigheid of de zorg pakketwaardig is. Het Zorginstituut maakt
wordt gestimuleerd door meer samenhang aan te bren- afspraken met de wetenschappelijke en beroepsvereni-
gen in subsidieprogramma’s voor onderzoek. Via de gingen, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten-
transformatiegelden wordt doelmatigheidsonderzoek organisaties over welke onderbouwing nodig is en wat dit
geïntensiveerd als verbreding van het Topzorg program- vraagt aan inzet van alle betrokkenen. Bij het verstrijken
ma. Het traject van verbetering en verbreding van de van de afgesproken termijn zal het Zorginstituut vanuit zijn
toets op het basispakket wordt in verbinding met de onafhankelijke positie onverwijld duiden of op basis van
betrokken veldpartijen opgezet en uitgevoerd. de beschikbare informatie zorg al dan niet aantoonbaar
effectief is en van meerwaarde voor de patiënt/cliënt.
c. Agendering
* _ Pakketbeheer vraagt inzet van overheid en veldpartijen. e. Rollen en verantwoordelijkheden t.a.v. de cyclus van
Agenderen komt zowel vanuit de overheid (risicoge- gepaste zorg pakket beheer
richt) als vanuit het veld. Rekening houdend met ieders De toets op het basispakket wordt per 1 januari 2023
formele rol en verantwoordelijkheid, stelt het Zorginsti- verbeterd en verbreed in lijn met het Kader passende zorg.
tuut met input van partijen een agenda van onderwer- Alle zorgpartijen nemen ook t.bv. pakketbeheer nadrukke-
pen voor (cyclisch) pakketbeheer vast, deze is uiterlijk lijk hun verantwoordelijkheid, elk vanuit hun eigen rol:
1juli 2023 gereed. Deze agenda over aanspraak (het . VWS:
WAT) wordt gekoppeld aan een bredere agenda gericht VWS is verantwoordelijk voor de (wettelijke) kaders van
op passende zorg (het HOE en WAAR) zie afspraak 3b. het pakketbeheer. VWS is er ook voor verantwoordelijk
Voor de medisch specialistische zorg wordt daarbij de voor de politieke agendering en sondering bij (moeilijke)
ZE&GG- agenda betrokken. Tevens maakt het Zorginsti- pakketbeslissingen. De volgende acties worden in ieder
tuut, met in achtneming van zijn onafhankelijke positie, geval ingezet:
afspraken met de wetenschappelijke en beroepsvereni- * _ VWS stuurt in het najaar van 2022 een Kamerbrief
gingen, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiën- over de verbetering en verbreding van de toets op
tenorganisaties, over hun betrokkenheid bij duiding het basispakket. Daarmee agendeert VWS pakket-
van bewijs in kader van (cyclisch) pakketbeheer, en het beheer politiek. In 2023 wordt dit met partijen nader
gebruik van duidingen die reeds hebben plaatsgevon- geconcretiseerd en de aanpassing van wet- en
den in het kader van (modulaire)richtlijnontwikkeling. regelgeving voorbereid. Hierbij werkt VWS uit welke
Hierdoor worden doublures geschrapt, administratieve normerende keuzes en criteria gelden ten aanzien
last verminderd, het beoordelingsproces efficiënter en van de afbakening van het verzekerd pakket, om
32 | Integraal Zorgakkoord zo22 4 = >
passende zorg in het pakket de norm te laten zijn. concreet mogelijk aan welke zorg wel, niet of onder
Dit geldt zowel voor toelating tot én uitstroom uit uitsluitend onder bepaalde leveringsvoorwaarden
het basispakket. tot het verzekerd pakket behoort.
* _ VWS formuleert in 2023 ook een opdracht aan het * _ Wetenschappelijke- en beroepsverenigingen:
Zorginstituut om zijn rol in de verbeterde en de * Het inzichtelijk maken van de onderbouwing
verbrede toets op het basispakket vorm te geven. van en de bewijslast voor passende zorg ligt bij
* _ Tevens maakt VWS uiterlijk 1 maart 2023 de inhou- de wetenschappelijke- en beroepsverenigingen.
delijke en wettelijke invulling van de verbetering Deze onderbouwing wordt gebruikt voor het
en verbreding van de toets op het basispakket opstellen van richtlijnen. Omdat Passende zorg een
concreet, inclusief de rol van het Zorginstituut, en breed perspectief heeft, waar ook de organisatie
borgt de uitvoerbaarheid daarvan. Onderdeel van van zorg onderdeel van is, zoals weergegeven in de
de uitwerking is ook hoe om te gaan met lopende 12 uitgangspunten worden patiëntorganisaties en
behandelingen indien er sprake is van uitstroom uit relevante zorgaanbieders betrokken bij de opstel-
het basispakket. ling van richtlijnen.
* VWS werkt voor 1 januari 2023 samen met de * _ Waar zorg is geprioriteerd voor onderzoek, zijn de
betrokken veldpartijen (Zorginstituut, zorgverzeke- onderzoekers, onderzoeksinstellingen en zorgaan-
raars, zorgaanbieders, wetenschappelijke verenigin- bieders verantwoordelijk voor correcte en tijdige
gen, beroepsgroepen en patiëntenorganisaties) uit opzet en uitvoering van het onderzoek en het
hoe kennis uit bestaande programma’s (o.a. ZEGGG, monitoren en transparantie verlenen aan andere
UZ, JZOJP) over passende zorg samengebracht en |ZA-partijen. Zorginstellingen geven ruimte voor
ontsloten kan worden ten behoeve van het zetten dit onderzoek en steunen implementatie van de
van stappen richting passende zorg bij de inkoop gevonden inzichten.
2024 en hoe dit gekoppeld wordt aan passende * _ Zorgaanbieders/zorgverleners:
zorgpraktijken. * _ Zetten zich maximaal in om (doelmatigheids)
* _ Ten slotte werkt VWS, in lijn met de doelstellingen onderzoek uit te voeren en patiënten te includeren
onder afspraak 1 in deze paragraaf, geformuleerd en ten behoeve van evaluatieonderzoek.
in lijn met de verbetering en verbreding van de toets * _ Op het gebied van richtlijnontwikkeling zorgen
op het basispakket aan de (herinrichting van het zij voor inbreng betreffende organisatorische en
landschap voor onderzoek dat de pakketvraag kan financiële consequenties.
beantwoorden en/of gepast gebruik bevordert. * _ Het voortvarend en transparant implementeren
* _ Zorginstituut Nederland: van passende zorg beslissingen en het de-imple-
* _Het Zorginstituut is als onafhankelijke partij me- menteren van niet passende zorg.
deverantwoordelijk voor het pakketbeheer in het * _ Zorgverzekeraars:
algemeen belang: voor de methodiek van beoor- * _ Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de
delen en het doen van uitspraken bij geschillen. Het rechtmatige uitvoering van de zorgverzekering.
Zorginstituut concentreert zich op de uitvoering Zorgverzekeraars toetsen (risicogericht) in de
van de opdrachten die VWS geeft op basis van het uitvoering of zorg voldoet aan de pakketcriteria
coalitieakkoord en IZA ten behoeve van realisatie en passende zorg beslissingen, waaronder stand
van de maatschappelijke opgaven voor zowel de van wetenschap en praktijk en (kosten)effectiviteit
korte als de lange termijn. Het Zorginstituut beheert en sturen hierop in de contractering en afspraken
daarvoor normatief, proactief en gestructureerd het met zorgaanbieders.
basispakket, mede op basis van de principes van * _ Tevens kunnen zij een signaalfunctie vervullen rich-
passende zorg. ting het Zorginstituut in het kader van het
* __ Het Zorginstituut zal daarbij in de toekomst vaker pakketbeheer. Zorgverzekeraars kunnen dat
uitspraken doen over de pakketwaardigheid, individueel aangeven aan het Zorginstituut.
waaronder de effectiviteit en het voldoen aan het Voor specifieke onderwerpen kunnen zorgverzeke-
criterium stand van de wetenschap en praktijk als raars samen ook een Zorg Advies Traject doorlopen
de normerende criteria die VWS in het kader van en dat zo nodig bij het Zorginstituut agenderen
het verbeteren en verbreden van de toets op het voor duiding ten behoeve van pakketbeheer.
basispakket in 2023 formuleert. * _ Op het gebied van richtlijnontwikkeling zorgen
* _ Het Zorginstituut draagt te allen tijde zorg voor door zij voor inbreng betreffende organisatorische en
zorgverzekeraars en zorgaanbieders uitvoerbare financiële consequenties.
pakketuitspraken. Het Zorginstituut geeft daarbij zo
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 33
* __Patiëntenorganisaties: De prioriteringscriteria die hierbij gebruikt worden, sluiten
* _ De transitie naar passende zorg vergt een gelijk- aan op de uit te werken selectiecriteria voor de verbetering
waardige positie van de patiënt. Dit betekent een en verbreding van de toets op het basispakket. De prio-
omslag van ‘zorgen voor mensen’ naar ‘zorgen met riteringscriteria worden nog uitgewerkt door partijen en
mensen’, waarbij preventie, gezondheid en kwali- betreffen in ieder geval: grote ziektelast, grote arbeidsinzet,
teit van leven centraal staat. Voor de ontwikkeling veel praktijkvariatie, groot financieel beslag en klimaat- en
naar patiënt/cliëntgerichte passende zorg, en dus milieu-impact. Deadline voor deze agenda is 1 juli 2023.
ook bij het (toekomstig) pakketbeheer, hebben pa- Het Zorginstituut agendeert ook zelfstandig, via signa-
tiënt- en cliëntvertegenwoordigers een belangrijke lementen passende zorg, welke vraagstukken opgepakt
positie als volwaardige gesprekpartners. Ze bren- moeten worden om te komen tot passende zorg. De eerste
gen behoeften, verwachtingen en ervaringen van signalementen worden gepubliceerd voor eind 2022.
patiënten in en werken mee aan monitoring van c. Bij geprioriteerde kennisvragen, spreken partijen steeds af wat
het perspectief van de patiënt in de zorg. Patiën- een redelijke termijn is waarbinnen deze vraag in het kader van
tenorganisaties hebben ook een rol bij het aangaan onderzoek beantwoord dient te worden en committeren zich
van het gesprek over gezond gedrag en in de be- daarvoor aan de uitvoering van het benodigde onderzoek en
wustwording bij patiënten van schaarste (arbeid/ voor de inclusie van patiënten. Inclusie bij evaluatieonderzoek
financieel) in de zorg en dat niet bij alle zorgvragen wordt door de bij ZE&GG betrokken partijen gestimuleerd
een medisch antwoord het best passend is. En ook door een benchmark op te zetten over inclusiepercentages
dat het iets kan betekenen voor de manier waarop waar partijen zich aan committeren en actief aan bijdragen.
de zorg wordt geleverd (bijvoorbeeld digitaal i.p.v. Indien de uitkomst van toetsing is dat het de zorg aannemelijk
fysiek, of in het sociaal domein in plaats van het effectief lijkt maar er onzekerheid is rond de mate van effec-
medisch domein). tiviteit of doelmatigheid, kan zorg worden vergoed met de
voorwaarden dat er onderzoek plaatsvindt. Deelname aan dit
3. Passende zorg in uitvoering — onderzoek wordt gestimuleerd en daarbij kunnen mogelijke
cyclus van gepast gebruik aanvullende voorwaarden gesteld worden rekening houdend
a. We hanteren de cyclus van gepast gebruik (agenderen, eva- met bestaande ethische en juridische kaders en eventuele
lueren/duiden, implementeren resultaten, monitoren) als medische uitsluitingsgronden voor deelname aan onderzoek.
continue motor voor het concretiseren van Passende Zorg. d. Onderzoek naar deze kennisvragen en doelmatigheidson-
Bij de toepassing van de cyclus in de praktijk staat patiënt- derzoek wordt gestimuleerd middels onderzoeksprogram-
gerichte zorg centraal, waarbij rekening wordt gehouden ma's. Deze programma's leveren brandstof voor de hele
met de complexiteit van de zorgvraag en patiënt specifieke cyclus van passende zorg. Een voorbeeld van een dergelijk
factoren. We continueren en versterken de werkwijze van programma is het Topzorg programma, waarvoor een deel
ZE&GG voor de MSZ onder de governance van de hierbij van de transformatiegelden wordt gealloceerd.
betrokken partijen. We verbreden hierbij naar de onderwer- e. Om passende verpleging en verzorging te faciliteren voor
pen Digitale en hybride Zorg en Organisatie van Zorg (JZOJP) alle sectoren (wijk, huisartsenzorg, GGZ, MSZ en MDZ) en
zodat de transformatie naar passende digitale zorg en zorg administratieve lasten te verlagen, spreken partijen af dat
op de juiste plek versneld kan worden. Gelijktijdigheid een inhaalslag gemaakt wordt in kennisontwikkeling en
van de bewegingen is hierbij een aandachtspunt (als zorg daaruit voortvloeiend in de ontwikkeling en implementatie
verplaatst van bijvoorbeeld het ziekenhuis naar de huisarts, van verpleegkundige kwaliteitsstandaarden, richtlijnen,
moet die daar wel voor geëquipeerd zijn). Partijen hanteren en protocollen.
de cyclus van gepast gebruik in alle sectoren die onder de f. Partijen spreken af dat (de)implementatie in principe bin-
zorgverzekeringswet kunnen vallen, zo nodig toegespitst nen 1 jaar tot aantoonbaar resultaat leidt, waarbij partijen
op het ontwikkelstadium van die specifieke sector en waar een andere redelijke termijn afspreken als dat meer passend
nodig sectoroverstijgend en met een programma-aanpak is. De afspraken behelzen ook de reële termijn van aanpas-
die goed aansluit bij de kennisvragen uit die sector. Deadline sing van de richtlijnen en aanpassing van de vergoedingen/
voor geconcretiseerde afspraken over het verbreden van betaaltitels. Voor de volledige (de)implementatie spreken
deze cyclus en een bijbehorende werkagenda is 1 maart partijen steeds een redelijke termijn af.
2023. VWS is trekker en bewaakt de deadline. g. Ten behoeve van implementatie en monitoring wordt door
b. Het Zorginstituut komt in samenspraak met veldpartijen partijen gezamenlijk spiegelinformatie opgesteld die trans-
per sector met een reguliere agenda voor kennisvragen en parant is voor aanbieders, verzekeraars, toezichthouders
implementatievraagstukken in het open pakket (aanspraak: en zorggebruikers. Daarvoor wordt een infrastructuur voor
WAT) en passende zorg (afspraken: HOE en WAAR), zie ook spiegelinformatie ingericht onder regie van VWS (zie punt
afspraak 2c, die maatschappelijk het meest impactvol zijn. 13C en 13d).
34 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
h. Aansluitend hierop en bij het uitblijven van voldoende beslag en waar bekend ook klimaat- en milieu-impact.
resultaat zullen overheidspartijen op basis van dezelfde De beroepsgroepen betrekken hierbij ook zorgaanbieders,
hierboven genoemde criteria onderwerpen van zorg in verband met hun expertise en verantwoordelijkheid
selecteren voor toetsing op de criteria van het basispakket. voor de organisatie van zorg en realisatie binnen de finan-
VWS neemt de vraag wanneer er sprake is van uitblijven van ciële kaders, en patiëntenorganisaties, in verband met
voldoende resultaat en de daarvoor geldende criteria, in hun ervaringsdeskundigheid op het terrein van specifieke
overleg met het Zorginstituut, mee in de uitwerking van het aandoeningen. Dit is een cyclisch proces. 1 Juli 2023 liggen
verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket. de werkprogramma's van de verschillende richtlijn-ma-
kende partijen er. Inzichtelijk moet worden gemaakt
4. _Continueleer- en verbetercyclus hoe passende zorg is verwerkt in de cyclische kalender.
door zorgprofessionals en patiënten Daarbij vindt vanuit de richtlijn makende organisaties een
a. Voor het toepassen van passende zorg in de praktijk goede dialoog plaats met de betrokken IZA-partijen over
(waardegedreven, op de juiste plek en op basis van samen een juiste aansluiting op de IZA-prioriteiten.
beslissen), is een continu leer- en verbetercyclus door d. Aanvullend worden hulpmiddelen ingezet om toepassing in
zorgprofessionals, zorgaanbieders en voor patiënten de praktijk te realiseren en het samen beslissen te onder-
noodzakelijk. steunen voor de zorgverlener en de patiënt.
b. De verschillende zorgaanbieders, beroepsgroepen en e. Om de cyclus rond te maken worden bij voorkeur vanuit
patiënten hanteren met elkaar een continu leer- en verbe- registraties waarvan de nut en noodzaak is getoetst en
tercyclus waarbij passende zorg volgens de laatste (weten- wordt onderschreven continu data beschikbaar gemaakt
schappelijke) inzichten centraal staat. Het gaat daarbij zowel voor zorgverleners, patiënten, zorgaanbieders, zorgverze-
om de kwaliteit van diagnose en de gezamenlijke besluit- keraars en overheidspartijen om vanuit maatschappelijk
vorming (de goede dingen doen) alsook de kwaliteit van perspectief kennishiaten in kaart te brengen, te agenderen,
de interventie (de dingen goed doen). De kwaliteit van de te evalueren/duiden, de inzichten vervolgens te (de-)imple-
interventies wordt mede beoordeeld vanuit het patiëntper- menteren en resultaten ten aanzien van passende zorg te
spectief door transparantie per zorgaanbieder en vakgroep monitoren.
aan patiënten en verzekeraars, zoals de Patient Reported f. Patiënten en zorgverleners gebruiken keuze-/uitkomstinfor-
Outcome Measures (PROM's), Patient Reported Experience matie en hulpmiddelen die hen helpen in de vraag of zorg
Measures (PREM'’s) en kwaliteit van leven, en het maat- nodig is en bij het “Samen Beslissen” over de beste zorg
schappelijke perspectief op toegankelijkheid en betaal- voor die patiënt in zijn persoonlijke situatie en context.
baarheid. Dit gebeurt vanuit registraties waarvan de nut en g. Zorgverleners verzamelen en registreren, waar relevant,
noodzaak is getoetst (conform de afgesproken governance) op systematische wijze gegevens over de kwaliteit van
en wordt onderschreven waarin de (generieke) PROM's zorg om allereerst continu leren en verbeteren op lokaal
en PREM'’s zijn meegenomen, maar ook aan de hand van niveau (bv huisartsen en ziekenhuizen), regionaal niveau en
aanvullende brondata (zie ook het thema digitalisering) landelijk niveau mogelijk te maken. Binnen de GGZ gebeurt
zoals Vektis, DHD (Dutch Hospital Data) in relatie tot onder dit o.a. aan de hand van zorgvraagtypering.
andere de kwaliteitsregistraties, Elektronisch voorschrijven h. Om passende verpleging en verzorging te faciliteren voor
(EVS) en Palga, zodat kwaliteitsgegevens in samenhang alle sectoren (wijk, huisartsenzorg, GGZ, msz, mdz) en
kunnen worden beoordeeld tot (kosten)effectiviteit en administratieve lasten te verlagen, spreken partijen af dat
doelmatigheid. Deze leer- en verbetercyclus is afhankelijk een inhaalslag gemaakt wordt in kennisontwikkeling en
van de aard van de sector en de focus en ontwikkeling van daaruit voortvloeiend in de ontwikkeling en implementatie
het kwaliteitsbeleid daarbinnen kan verschillen. van verpleegkundige kwaliteitsstandaarden, richtlijnen
c. De inzichten over passende zorg worden beschreven in en protocollen. Hierbij ligt de focus op passende zorg zo
kwaliteitsstandaarden en professionele richtlijnen, waar het dicht mogelijk bij huis, op arbeidsbesparende interventies,
patiëntperspectief integraal onderdeel van is, en worden inzet van technologie en behoud van zorgprofessionals.
waar nodig versneld (modulair) geactualiseerd. Ook zal voor Implementatie vindt vervolgens plaats via leernetwerken/
verpleegkundigen specifiek financiële ruimte gemaakt wor- leerwerkplaatsen en/of zorginnovatiecentra en door het
den om deze ontwikkeling te ondersteunen. Gedurende de opleiden van implementatiecoaches.
looptijd van het IZA worden afspraken gemaakt over struc- i. Zorgverleners, patiënten, zorgaanbieders en zorgverze-
turele financiering van verpleegkundige richtlijnen en kwa- keraars maken afspraken welke informatie zinvol is om
liteitsstandaarden. De prioriteringscriteria welke (module structureel transparant te maken. Dit met als vertrekpunt
van de) richtlijn als eerste wordt geactualiseerd betreffen de landelijke transparantiekalender. Zorgaanbieders maken
in ieder geval grote ziektelast, grote arbeidsinzet, veel dit begrijpelijk beschikbaar voor patiënten om te kunnen
praktijkvariatie, organisatorische impact, groot financieel gebruiken bij de keuze voor een zorgaanbieder en bij de
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 35
keuze voor een behandeling. Dit met als vertrekpunt de 6. Naar een beheersbaar en efficiënt
landelijke transparantiekalender. Zorgaanbieders maken kwaliteitsregistratielandschap
deze informatie beschikbaar voor verzekeraars om op basis Partijen zetten het traject om toe te werken naar een beheers-
van passende zorg te kunnen inkopen. Hierover worden baar en efficiënt kwaliteitsregistratielandschap met kracht door
met zorgaanbieders heldere afspraken gemaakt. Partijen (onder procesregie van het Zorginstituut en de inhoudelijk regie
monitoren gezamenlijk de impact van de transformatie van governancecommissies). Daarnaast wordt gewerkt aan
(implementatie en de-implementatie). aansluiting van de registraties voor dure geneesmiddelen bij
j. Voor het beschikbaar zijn van de continue leer- en verbeter- de governance voor kwaliteitsregistraties, evenals de landelijke
cyclus is de tijdige realisatie van de benodigde voorwaarden kwaliteitsregistraties van niet-msz zorgsectoren rekening hou-
voor gegevensuitwisseling ten behoeve van passende zorg. dend met de specifieke bijzonderheden van die sectoren.
Zorgaanbieders zullen de implementatie van deze voor-
waarden in hun instellingen met prioriteit vormgeven, VWS 7. Uitkomsten/Uitkomstinformatie die
zal via de afspraken over gegevensuitwisseling en ICT de er voor de patiënt toe doen/doet
randvoorwaarden scheppen. De resultaten hiervan liggen a. Waardegedreven zorg betekent dat uitkomsten die voor
op het kritische pad van de feitelijke realisatie van passende de patiënt het beste zijn een centrale rol hebben. Inzicht
zorg. Zie voor concrete afspraken hierover het thema in uitkomsten (zoals PROM's en PREM'’s) over de gehele
Digitalisering en gegevensuitwisseling. zorgketen heen, is van groot belang voor het Samen
Beslissen van patiënten en hun zorgverleners, voor het leren
5, Voortzetting en integrale en verbeteren door zorgprofessionals, zorgverzekeraars
resultaatgerichte aanpak van en zorgorganisaties, voor de keuze tussen zorgaanbieders
programma’s door patiënten en cliënten voor een zorgaanbieder en voor
a. De ontwikkeling richting passende zorg komt tot stand waardegedreven zorginkoop door zorgverzekeraars. Dit
door programma’s? uit vorige Hoofdlijnen Akkoorden en belang onderschrijven de betrokken partijen.
binnen de sectoren of individuele contracten: deze zijn dus b. We continueren en versterken het programma Uitkomstge-
reeds in gang gezet. De programma’s worden geïntegreerd richte Zorg voor de MSZ waarbij de gezamenlijke gover-
opgepakt. De doelstellingen van deze programma's en de nance efficiënter wordt en gericht is op implementatie in
inzet daarop, zijn onverminderd van belang en worden de praktijk en transparantie. We stellen daarbij haalbare
waar nodig methodisch geharmoniseerd en resultaatgericht doelen op basis van de lessons learned en werken door aan
aangescherpt. wat mogelijk is aan implementatie, zolang de ICT technische
b. Partijen stimuleren en bestendigen de programma’s en belemmeringen niet zijn opgelost. Het oplossen van ICT
zorgen ervoor dat deze waar nodig worden gestroomlijnd belemmeringen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid,
en resultaatgericht aangescherpt. Daarbij wordt gefocust waar nodig onder regie van VWS. Uitgangspunt is dat de
op opschaling, implementatie en doorontwikkeling en waar administratieve lasten niet toenemen. Zie hiervoor het
aan de orde de-implementatie. thema Digitalisering en gegevensuitwisseling.
c. Van belang is synergie, focus en gelijkgerichtheid van pro- c. Partijen verbreden op basis van de lessons learned de inzet
gramma’s, waarbij de besturing zorgt voor beweeglijkheid op uitkomstgerichte zorg naar andere sectoren, te beginnen
en voortgang (klein en passend). Daartoe maken partijen met de paramedische zorg per 1 januari 2023. Verbreding
afspraken over de afstemming tussen deze programma’s wordt toegespitst op het ontwikkelstadium van die speci-
voor wat betreft doelstellingen en aanpak en eventueel (tij- fieke sectoren en zet waar mogelijk in op het beschikbaar
delijk) stoppen van onderdelen. Ook onderzoeken partijen krijgen van uitkomstinformatie (zoals patiëntrelevante
de mogelijkheden en toepasbaarheid en verbreding van uitkomsten, PROMS en/of PREMS) over de keten heen.
programma’s naar andere sectoren. De programma’s wor- d. De ggz werkt verder aan het vergroten van de transparantie
den geïntegreerd opgepakt. Dit betekent dat we niet langer en het verschaffen van uitkomstinformatie. In het komende
versnipperd in allerlei programma’s thema’s in de zorg jaar ontwikkelen we een realistisch tijdpad via de door-
oppakken, maar focus aanbrengen en daar integraal aan ontwikkeling van zorgvraagtypering en CQI waarlangs we
werken. Partijen zullen de programma’s van de afgelopen onder de juiste randvoorwaarden (privacy ed.) deze ambitie
jaren evalueren. Partijen inventariseren/identificeren voor kunnen invullen, met als deadline voor beide doorontwik-
1 januari 2023 doublures in activiteiten en overleggen die kelingen 1 januari 2025.
geschrapt kunnen worden om daar in 2023 uitvoering aan e. Zorgaanbieders in alle sectoren hebben uitkomstgericht
te geven. Onder regie van VWS formuleren partijen doelen werken (het werken met uitkomsten van zorg zoals PROMS,
en tijdslijnen. PREMS, medische uitkomsten) in de zorgverlening, in de
spreekkamer bij Samen Beslissen en bij kwaliteitsverbete-
EE ring in 2025 geïmplementeerd in de dagelijkse praktijk.
7_Ditbetreft onder andere de volgende programma's: Tijd voor verbinding,
Uitkomstgerichte Zorg, Samen Beslissen, Juiste Zorg op de Juiste Plek,
Zorgevaluatie en Gepast Gebruik, Leren en verbeteren met datagestuurde dialoog
voor passende zorg en Rwaliteitstransparantie, Rwaliteitsstandaarden GGZ.
36 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
f. Samen beslissen is in 2025 ingebed in de gehele zorg en Bij de midtermreview zal daarom ook worden gekeken naar de
dus alle domeinen. Advance Care Planning is daarvan een kostenontwikkeling dure geneesmiddelen.
belangrijk onderdeel.
g. Partijen in de msz maken uitkomstinformatie transparant Verbeteren pakketbeheer dure geneesmiddelen
beschikbaar. Daarbij is het de ambitie dat in 2025 voor 50% a. Partijen (ZN, NVZ, NFU, FMS, Patiëntenfederatie) hebben
van de ziektelast gerealiseerd te hebben. behoefte aan een sterkere regie door het Zorginstituut en
h. Waar geen uitkomstmaten haalbaar zijn, zijn zorgaanbie- VWS bij de toelating van geneesmiddelen tot het pakket:
ders zo transparant mogelijk via proces en/of structuurin- * __ VWS verkent hoe het huidige pakketbeheer en de
dicatoren of kwaliteit audits. In die situaties ontwikkelen beheerste instroom verbeterd kan worden met oog op
partijen een realistisch tijdpad waarlangs ze onder de juiste betaalbaarheid en toegankelijkheid van dure genees-
randvoorwaarden deze ambitie kunnen invullen. Rand- middelen in de medische specialistische zorg. Deze
voorwaarde voor het beschikbaar zijn van deze informatie maatregelen vormen een aanvulling op de bestaande
is de tijdige realisatie van de benodigde voorwaarden voor maatregel uit het coalitieakkoord om de (financië-
gegevensuitwisseling ten behoeve van uitkomstgericht le) criteria voor de toepassing van de sluis voor dure
werken. Zie voor concrete afspraken hierover het thema geneesmiddelen aan te passen.® Zo wordt gekeken naar
Digitalisering en gegevensuitwisseling. eerder gedane onderzoeken met betrekking tot pak-
ketbeheer en beheerste instroom en naar ervaringen in
8. Dure Geneesmiddelen het buitenland. In afstemming met partijen in Q1 2023
Dure geneesmiddelen met een bewezen toegevoegde waarde geeft VWS als input voor een Kamerbrief op hoofdlijnen
kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de gezondheid aan wat voor type maatregelen zij voor ogen heeft, en
van patiënten. Partijen willen dat deze middelen snel op de in hoeverre dit een aanpassing van het wettelijk kader
markt komen tegen een reële prijs, als duidelijk is dat deze behoeft. Deze verkenning en besluitvorming met be-
effectief zijn en voor welke groep patiënten deze gepast ingezet trekking tot deze maatregelen wordt, in consultatie met
kunnen worden. Tegelijkertijd zien we dat de betaalbaarheid de genoemde partijen, afgerond in de periode waarvoor
en daarmee de toegankelijkheid van deze geneesmiddelen de afspraken gelden. Daarbij is de inzet dat eventuele
onder grote druk staan. Door de komst van nieuwe middelen, aanpassingen die uitgevoerd kunnen worden binnen
de hoge prijzen en het groeiend aantal patiënten leggen de het bestaande wettelijk kader nog binnen de komende
uitgaven aan dure geneesmiddelen een steeds groter beslag op vier jaar aantoonbaar bijdragen aan de ombuigingen
de budgetten. Daarnaast vraagt de ontwikkeling van persona- van de geraamde kostengroei voor (dure) geneesmid-
lized medicine om steeds meer specialistische kennis van de delen, zoals ATMP's.
voorschrijvers, waarvan niet verwacht kan worden dat deze * Partijen hebben de ambitie om dure geneesmiddelen na
overal kan worden opgebouwd. Partijen maken zich zorgen over pakkettoelating periodiek te laten herbeoordelen. Dit
de verdringing van reguliere zorg door de kostenontwikkeling wordt in 2023 met de partijen, VWS en het Zorginstituut
van de dure geneesmiddelen. verder uitgewerkt als onderdeel van het traject verbete-
ren en verbreden van de toets op het basispakket.
In de periode van het IZA willen we het pakketbeheer van * _ Om passende zorg in het pakket de norm te laten zijn,
dure geneesmiddelen merkbaar verbeteren. Ook zetten we in beziet VWS in het kader van het verbeteren en verbre-
deze periode in op de rol van wetenschappelijke verenigingen, den toets op het basispakket of het wettelijk criterium
wetenschappelijk onderzoek, het verbeteren van de inkoop en effectiviteit aangevuld kan worden met een criterium
op het verbeteren van de gepast gebruik afspraken voor dure kosteneffectiviteit.
geneesmiddelen. Om te bezien of deze maatregelen afdoende * Partijen vinden het van belang dat het financieel risico
zijn verkennen partijen of het mogelijk is om regulier zicht te van dure geneesmiddelen waarover onzekerheid
krijgen op de toekomstige kostengroei voor geneesmiddelen. bestaat m.b.t. de effectiviteit na pakkettoelating zoveel
Voor enkele afspraken geldt dat deze al in bovenstaande para- mogelijk bij fabrikanten wordt belegd. Daartoe zal
grafen zijn genoemd, maar vanwege het zwaarwegende belang het Zorginstituut gevraagd worden om, voordat een
van dure geneesmiddelen opnieuw terugkomen in deze afspra- geneesmiddel is opgenomen in het basispakket, in zijn
ken. We beogen met deze afspraken de kostengroei van dure advisering aan VWS extra aandacht te besteden aan
geneesmiddelen af te remmen en daarmee de beschikbaarheid middelen waarbij de onzekerheid over (kosten -jeffecti-
en toegankelijkheid van dure geneesmiddelen en de kwaliteit viteit niet is afgedekt.
van de medische specialistische zorg beter te waarborgen.
8 _Om de doorlooptijd van de sluis voor dure geneesmiddelen niet op te laten lopen,
wordt met de uitbreiding van de sluis aanvullende beoordelings- en onderhandel-
capaciteit bij het Zorginstituut en VWS georganiseerd,
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 37
Aanpak en maatregelen voor realiseren maatschappelijk over de mogelijkheden beschikken om de effectiviteit van
aanvaardbare prijzen aan nieuwe middelen de middelen te toetsen. Dit is van belang wanneer concen-
b. Bij de instroom van nieuwe middelen en nieuwe indicaties tratie - onderbouwd met evidence - tot betere uitkomsten
van bestaande middelen wordt de rol van geneesmiddel- van zorg leidt, of wanneer concentratie schaalvoordelen
commissies van de wetenschappelijke verenigingen bij de biedt. In andere gevallen is het wenselijk om de zorg zoveel
plaatsbepaling van het geneesmiddel binnen het Neder- mogelijk lokaal te laten plaatsvinden, ondersteund door
landse behandellandschap versterkt. De FMS maakt afspra- kennis- en behandelcentra in de regio.
ken met ZN, Zorginstituut, VWS en de Patiëntenfederatie
over het proces van plaatsbepalingen door wetenschappe- Gepast gebruik van dure geneesmiddelen: agendering,
lijke verenigingen. Bij het opstellen van een plaatsbepaling onderzoek, implementatie en evaluatie
wordt, waar mogelijk, over gepast gebruik en doelmatig- g. Vanuit (een deel van) de partijen van het Landelijk Overleg
heidsonderzoek geadviseerd. En een partij kwaliteitscriteria Dure Geneesmiddelen (FMS, Patiëntenfederatie, NZa, NVZ,
opstelt, wordt dit in gezamenlijkheid met de betrokken NFU en ZN, ZKN en het Zorginstituut) wordt een werkgroep
partijen vastgesteld. opgericht die gaat werken aan een gestructureerde aanpak
c. Momenteel wordt door de FMS samen met de wetenschap- van gepast gebruik van dure geneesmiddelen in samenhang
pelijke verenigingen een structuur en methodiek ingericht met het programma ZE&GG. 1 februari 2023 ligt hiervoor
voor het afgeven van beoordelingen en plaatsbepalingen een plan van aanpak. Hieronder vallen de volgende acties:
van geneesmiddelen. Dit traject wordt ondersteund door * In de praktijk blijkt dat kennis over initiatieven rond ge-
een subsidie van VWS. Partijen spreken met elkaar af dat past gebruik van geneesmiddelen versnipperd is en dat
structurele borging van deze geneesmiddelencommissies de kansen voor gepast gebruik onvoldoende worden
van de wetenschappelijke verenigingen gewenst en nood- benut. Het is zaak dat praktijkvariatie in de toepassing
zakelijk is. Na afronding van de VWS subsidie en uiterlijk in van gepast gebruik initiatieven tussen ziekenhuizen en
2024 zal daarom de financiering van deze geneesmiddelen- UMC's nauwgezet wordt gemonitord en wordt geduid
commissies een plek krijgt binnen het MSZ-kader, als dat door zorgprofessionals. Verder is het zaak dat gepast
juridisch en financieel mogelijk blijkt. VWS onderzoekt of en gebruik minder vrijblijvend wordt en succesvolle trajec-
op welke wijze daartoe een structureel geoormerkt bedrag ten landelijk worden overgenomen. Gepast gebruik kan
toegevoegd kan worden aan het MSZ-kader. plaatsvinden bij alle ziektegebieden. Gepast gebruik kan
d. VWS, ziekenhuizen, UMC's en zorgverzekeraars ontwikke- doelmatige inzet van geneesmiddelengebruik bevorde-
len, in afstemming met de FMS, nieuwe inkoopconcepten ren. Doelmatigheidspotentieel ligt vooral in de hemato-
waarbij het financiële risico van onvoldoende effectiviteit logie, oncologische zorg en chronische immuunziekten.>
wordt gelegd bij de fabrikant en passen deze toe. Voorbeel- * Partijen voeren de landelijke vervolgacties uit die gefor-
den hiervan zijn pay for performance, Drug Access Protocol muleerd zijn vanuit het Programma Gepast Gebruik Dure
en een lager instaptarief zolang de meerwaarde van een Geneesmiddelen, als onderdeel van de voortzetting,
geneesmiddel in de praktijk onvoldoende is aangetoond. focus en vereenvoudiging van programma’s/projecten
We willen met elkaar proberen om duidelijke onderhande- zoals eerder genoemd. Partijen geven eveneens invulling
lingslijnen ten opzichte van de farmaceutische industrie te aan de acties die bij instroom van nieuwe geneesmidde-
ontwikkelen die tot lagere prijzen leiden. len door het Zorginstituut wordt geadviseerd.
e. VWS, ziekenhuizen, UMC's en zorgverzekeraars nemen * _ Partijen werken een aanpak uit voor gepast gebruik van
maatregelen gericht op het realiseren van redelijke en dure geneesmiddelen die aansluit en samen optrekt
maatschappelijk aanvaardbare prijzen en het beter laten met de cyclus voor gepast gebruik van het Programma
functioneren van het systeem van het ontwikkelen en ZE&GG. Hierbij worden kansrijke gepast gebruik inter-
vermarkten van dure geneesmiddelen en stemmen deze venties voor dure geneesmiddelen geagendeerd, wordt
af in consultatie met partijen. Vanwege het internationale op een gestructureerde wijze onderzoek gedaan naar
karakter van de ontwikkeling en vermarkting van genees- deze interventies, worden bewezen effectieve inter-
middelen is samenwerking nodig op Europees niveau. venties breed in de praktijk geïmplementeerd en wordt
Nederland stelt zich actief op in internationale discussies geëvalueerd in hoeverre implementatie heeft plaatsge-
die moeten bijdragen aan duurzame betaalbaarheid van vonden. Dit alles om te zorgen dat de interventies daad-
geneesmiddelen. Partijen werken met VWS samen om te werkelijk in praktijk bij de patiënt worden toegepast.
bezien welke additionele maatregelen nationaal kunnen Daarbij is oog voor mogelijke implementatie-barrières
worden genomen in aanvulling op de Europese inzet. en worden deze waar mogelijk beslecht. Deze afspra-
f. _Zorgwordtversterktdoorte sturen op meer netwerkvorming ken worden uitgevoerd in lijn met de doelstellingen
en indien nodig concentratie in een beperkt aantal specia- onder “Passende zorg in uitvoering - cyclus van gepast
listische centra die voldoende patiënten behandelen en die gebruik”.
9 _SiRM kostenprognose dure geneesmiddelen.
38 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 = >
* In ieder ziekenhuis en UMC zal vanaf Q2 2023 een voor passende zorg kan ontstaan; verbetering hiervan zal
PDCA-cyclus actief zijn waarbij aantoonbaar de landelijk tevens onderwerp zijn van vervolgonderzoek.
bekende interventies zijn geanalyseerd, implementa- *_ Knelpunten en oplossingen met betrekking tot de transitie
tie is voorbereid en uitvoering wordt gemonitord op naar passende zorg en regionale samenwerking liggen ook
kwaliteit, (kosten)effectiviteit, doelmatigheid en trans- buiten de risicoverevening (zie andere paragrafen IZA). Ook
parantie voor patiënten, verzekerden en verzekeraars kunnen oplossingen om eventuele ongewenste nevenef-
zodat implementatie kan worden versneld middels de fecten in de verevening m.b.t. transitie naar passende zorg
contractering. Deze maatregel wordt in de werkgroep te voorkomen buiten de verevening liggen.
gepast gebruik nader uitgewerkt.
Vanuit voorgaande spreken partijen concreet af:
h. Gepast gebruik interventies; financiering en contractering a. Alle partijen erkennen en herkennen dat de doelstelling
* _ De werkgroep, zoals benoemd onder punt g, zal kijken naar van de risicoverevening is om te zorgen voor een gelijk
een optimaal gebruik van bestaande financieringsstromen speelveld tussen verzekeraars, zodat verzekeraars met een
(o.a. Treatmeds/ZonMw) voor gepast gebruik onderzoek relatief ongezonde verzekerdenpopulatie door de voor-
met specifieke focus op bijv. oncologische zorg en de chro- spelbaar hogere kosten van zorg niet op achterstand staan
nische immuunziekten. ten opzichte van verzekeraars met een relatief gezonde
* _ Bij bewezen gepast gebruik interventies van door zorg- populatie, en daarmee het voorkomen van prikkels tot
verzekeraars gezamenlijk geaccordeerde en gefinancierde risicoselectie. Alle partijen erkennen en herkennen dat de
interventies zal er sprake zijn van gelijkgericht inkopen door bedoeling is dat verzekeraars zich richten in de inkoop van
zorgverzekeraars waarbij contractvorm en prijs bilateraal kwalitatief goed, toegankelijke en betaalbare zorg, en zich
blijven. Zorgverzekeraars bezien de wenselijkheid van het niet richten op bepaalde subpopulaties van verzekerden
gezamenlijk inkopen van gepast gebruik interventies die in puur omdat de risicoverevening voor zo’n subgroep niet of
(relatief) kleine patiëntgroepen onderzocht zijn. nog niet perfect genoeg is.
b. Alle partijen zijn van mening dat de kwaliteit van de Neder-
Het beoogd resultaat van deze acties is dat uiterlijk in 2026 landse risicoverevening zeer hoog is. Alle partijen zijn des-
gepast gebruik van dure geneesmiddelen integraal onderdeel alniettemin ook van mening dat verdere verbetering van de
is van het reguliere zorgproces (cyclus van gepast gebruik). risicoverevening wenselijk en noodzakelijk is om de energie
Aanvullend op de bovengenoemde gepast gebruik afspraken van en prikkels voor zorgverzekeraars scherp te richten op
hebben partijen de mogelijkheid om gepaste zorg ook bilateraal de zorginkoop van goede, passende en doelmatige zorg.
overeen te komen, met als doel om aanjaagfunctie te creëren c. Alle partijen zijn ervan overtuigd dat de belangrijkste
voor landelijk opschaalbare projecten. verbeteringsopgave is om ondercompensatie op ongezonde
verzekerden en overcompensatie op gezonde verzekerden
g. Risicoverevening substantieel te verminderen, zowel vanuit het perspectief
* _ Derisicoverevening heeft als doel het creëren van een gelijk van het gelijke speelveld en het voorkomen van prikkels
speelveld en het voorkomen van prikkels tot risicoselectie. tot risicoselectie, als vanuit het besef dat zo’n verminde-
Het is wenselijk en noodzakelijk om de risicoverevening ring de prikkels tot inkoop van passende zorg, preventie
verder te verbeteren. en regionale samenwerking versterkt. Partijen steunen
«VWS, het Zorginstituut en zorgverzekeraars onderzoeken daarom vol de onderzoeksagenda risicoverevening zoals
jaarlijks verbeteringen van de risicoverevening, waardoor bekrachtigd door de Minister van VWS, bestuurders van ZN
het doel van de risicoverevening beter bereikt wordt, en en zorgverzekeraars en de bestuurder van het Zorginstituut
waardoor preventie en passende zorg wordt bevorderd in het Bestuurlijk Overleg Risicoverevening van 1 september
(c.q. niet wordt ontmoedigd) zonder dat dat ten koste gaat 2022 en publiek gemaakt in de Kamerbrief van 13 septem-
van de verevenende werking. Een betere verevening van ber 2022°°.
ongezonde verzekerden (en spiegelbeeldig van gezonde d. Alle partijen zijn er ook van overtuigd dat het wenselijk is
verzekerden) versterkt de gelijkheid van het speelveld en om daar waar in de uitwerking van het risicoverevenings-
voorkomt risicoselectie, en het versterkt tegelijkertijd de model concrete belemmeringen voor inzet op specifieke
prikkels tot passende zorg en regionale samenwerking, en concrete paden van passende zorg blijken, onderzoek
omdat ongezonde verzekerden vanuit het perspectief van gedaan wordt naar de mogelijkheden om deze belemme-
verzekeraars aantrekkelijker zijn geworden. Daarnaast blijkt ringen gericht vanuit het huidige risicovereveningsmodel
uit recent onderzoek van het Zorginstituut dat in enkele te adresseren. Het onderzoek in opdracht van Zorginstituut
gevallen vanuit de huidige vormgeving van het risicove- Nederland is daarbij het vertrekpunt Het zwaartepunt van
reveningsmodel (door het werken met modelkenmerken het onderzoeksprogramma risicoverevening ligt volgens
op basis van zorgdeclaratiegegevens) een belemmering alle partijen echter bij de opgave genoemd in punt c:
1e Definitieve Besluitvorming Risicoverevening 2023 | Kamerbrief | Rijksoverheid.nl.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 39
het verbeteren van de compensatie voor gezonde en c. _Randvoorwaarde voor het beschikbaar zijn van deze infor-
ongezonde verzekerden. matie is de tijdige realisatie van de benodigde voorwaarden
e. Alle partijen beseffen dat verbeteringen ook van nieuwe voor gegevensuitwisseling. Zie voor concrete afspraken
typen modelaanpassingen zullen moeten komen, omdat voor de realisatie van de voorwaarden voor gegevens
klassieke risicovereveningsoplossingen inmiddels benut vastlegging, uitwisseling, beschikbaarheid en secundair
zijn. Alle partijen erkennen daarmee, dat nieuwe oplossin- hergebruik van data het digitalisering en gegevensuitwisse-
gen ook met risico’s en onzekerheden gepaard gaan, en ling (zie onderdeel I).
committeren zich aan de bereidheid om zulke risico’s en d. Verbeteren sturingsmogelijkheden van verzekeraars op
onzekerheden, na gedegen onderzoek en voor zover binnen ongecontracteerde zorg, zie ook bredere discussie over
de grenzen van de wet en de grenzen van het redelijke en contractering.
haalbare, te accepteren.
f. Voorts zijn alle partijen ervan overtuigd dat nieuwe Randvoorwaarden
bronnen van data die voorspellend zijn voor de toekom-
stige zorgkosten van verzekerden zeer welkom zijn, zeker 11. Bijd rage aan de financiële en
naarmate die data dichter aansluiten bij de gezondheid van maatschappelijke opgave
de verzekerde en minder een weerslag zijn van de behan- In het financiële hoofdstuk is omschreven hoe het Integraal
deling van de verzekerde. Data die dicht bij gezondheid Zorgakkoord in zijn geheel bijdraagt aan de financiële opgave.
aansluiten zijn immers minder gevoelig voor het risico dat De afspraken over de inzet op de transitie naar passende zorg
vanuit de risicoverevening belemmeringen op de prikkels dragen bij aan de maatschappelijke en financiële opgave uit het
tot passende zorg zouden uitgaan. Integraal Zorgakkoord.
VWS werkt in samenspraak met het veld uiterlijk 1 juli 2023
10. Kwaliteit en transparantie in de ggz een aantal scenario’s uit voor het geval de financiële opgave
De ggz in Nederland is van hoog niveau, maar het kan beter. niet gehaald gaat worden. Onderdeel van deze scenario’s is een
Door meer inzicht te krijgen in zorgopbrengsten en kwaliteit en overzicht van welke (pakket)maatregelen er in dat geval moeten
effectiviteit van behandeling kunnen we de zorg aan patiënten worden genomen.
verder verbeteren, zodat:
* _ Patiënten kunnen rekenen op goede zorg. 12. Communicatie en Dialoog
* _ Zorgverzekeraars meer gericht kunnen inkopen. Het is essentieel dat de dialoog met burger en professional
* __ Behandelaren meer inzicht krijgen in wat werkt (en wat niet) over de noodzakelijke veranderingen in de zorg zo snel als
en hun beroepspraktijk kunnen verbeteren. mogelijk wordt opgestart. Onderdeel daarvan is in ieder geval
de boodschap dat de veranderingen in de zorg, de urgentie die
Afspraken daarbij hoort en het feit dat partijen alle zeilen bijzetten om de
toegankelijkheid zo veel en zo lang mogelijk te borgen, maar
a. Eris versnelling nodig in het transparant maken van dat nadere maatregelen niet uitgesloten kunnen worden VWS
kwaliteitsgegevens in de ggz. Partijen gaan onder neemt in het najaar van 2022 initiatief om, samen met de
procesbegeleiding van het Zorginstituut werken aan meer IZA-partijen, een communicatiestrategie over passende zorg op
uitkomstinformatie ten behoeve van toezicht, samen te zetten. Onderdeel daarvan is een aanpak voor communicatie
beslissen, leren en verbeteren en voor ondersteuning richting burger en de zorgprofessional.
van zorgverzekeraars bij het contracteren van de juiste
zorgaanbieder middels kwalitatieve en kwantitatieve De overige IZA-partijen streven naar congruentie in hun commu-
uitkomstindicatoren. nicatie-uitingen met deze communicatiestrategie. VWS zorgt
b. De ggz werkt verder aan het vergroten van de transpa- daarnaast ook voor de noodzakelijke politieke sondering.
rantie en het verschaffen van uitkomstinformatie. In het
komende jaar ontwikkelen we een realistisch tijdpadviade 13. Inzicht in de toepassing van
doorontwikkeling van zorgvraagtypering en CQ! waarlangs passende zorg
we onder de juiste randvoorwaarden (privacy ed.) deze a. Passende zorg praktijken: De transformatie naar passende
ambitie kunnen invullen, met als deadline voor beide zorg betekent inzetten op de zorgvraag, het zorgaanbod
doorontwikkelingen 1-1-2025. Informatie is nodig voor (waaronder pakketbeheer) en hoe de zorg in de praktijk
het maken van keuzes voor passende zorg. In afstemming georganiseerd is. Voor de beweging naar passende zorg
tussen professionals, aanbieders en verzekeraars wordt is daarmee niet alleen van belang te kijken naar of zorg
bekeken welke exacte dataset per 1-1-2025 ter beschikking effectief en van goede kwaliteit is, maar juist ook inzicht te
gesteld wordt gesteld aan patiënten en verzekeraars en op Krijgen in organisatie van zorg: dit samen vormt passende
welke manier dat gebeurt. zorgpraktijken. Om de transformatie te versnellen, is het
40 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
van belang om gezamenlijk, in dialoog met alle partijen, 14. Meervoudig gebruik op basis
inzicht te krijgen in hoe de zorg passend wordt georga- van een malige vastlegging
niseerd en deze praktijken via het Zorginstituut breder (zie ook thema digitalisering en
kenbaar te maken. In de dialoog is het Kader passende zorg gegevensuitwisseling)
leidend, waarna het Zorginstituut de passende praktijken a. Randvoorwaarde is het realiseren van meervoudig gebruik
kan vaststellen. De vastgestelde passende zorg praktijken op basis van eenmalige vastlegging en informatie- en data
zijn vervolgens de basis voor contractering en praktijk; uitwisseling voor meerdere doeleinden mogelijk wordt.
niet-passende zorg praktijken worden gedeïmplemen- Zo wordt grote registratielast voorkomen.
teerd. Door passende zorg praktijken van overheidswege b. Partijen geven, onder regie en participatie van VWS, uitvoe-
te erkennen en kenbaar te maken welke zorgaanbieders ring aan de inventarisatie en het oplossen van technisch/
deze praktijken toepassen worden zorgprofessionals en juridische/financiële belemmeringen voor vastleggen,
zorgaanbieders gestimuleerd passende zorg te leveren uitwisselen, ontsluiten en gebruik van gegevens (op basis
en voorlopers beloond, worden zorgverzekeraars en van data van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars
aanbieders beter in positie gebracht om de beweging naar en eventueel andere databronnen zoals CBS) ten behoeve
passende zorg via contractering af te dwingen. En patiën- van 1) leren en verbeteren, 2} zorguitkomsten en keuze-in-
ten kunnen erop vertrouwen dat de overheid erop toeziet formatie voor patiënten, 3) zorginkoop, 4) verantwoording,
dat het werken aan een financieel en personeel houdbaar 5) wetenschappelijk onderzoek, 6) pakketcyclus, 7) gepast
stelsel niet ten koste gaat van de kwaliteit en toegankelijk- gebruik en 8) benchmarks of spiegelinformatie. Zie voor de
heid van zorg. concrete afspraken op het terrein van secundair datagebruik
b. Goede informatie is cruciaal om de transformatie in het thema Digitalisering en gegevensuitwisseling.
beweging te krijgen én te houden. Om op basis van een
kortcyclische leer- en verbetercyclus gericht te kunnen wer-__ 15. Commitment en gelijkgerichtheid
ken aan passende zorg, is inzicht in uitkomsten, waaronder a. Hetrealiseren van de beoogde transformatie naar passende
kwaliteit, (kosten)effectiviteit, en doelmatigheid van zorg zorg vraagt om commitment van zowel zorgaanbieders als
van doorslaggevend belang. Dit is belangrijk voor patiënten zorgprofessionals en patiëntenorganisaties voor lastige
en zorgprofessionals om goede keuzes te kunnen maken portfoliokeuzes die te maken hebben met verstevigen van
in de behandeling, voor zorgaanbieders om zorgprocessen de (regionale) samenwerking over ketens heen, met meer
beter in te richten, voor zorgverzekeraars om te kunnen regie op kwaliteit, toegankelijkheid en met spreiding en
sturen op passende zorg in de contractering en voor de NZa concentratie van zorg.
en de IG) in hun toezichthoudende rol. b. Zorgaanbieders handelen gelijkgericht, zowel onderling als
c. Daarom wordt ten behoeve van de implementatie en intern. In de MSZ is het een gezamenlijke verantwoordelijk-
monitoring van passende zorg, in aanvulling op de moni- heid van het ziekenhuis en alle zorgprofessionals, waaron-
toring rondom de impactvolle transformaties, uniforme der medisch specialisten om gelijkgericht te werken aan de
spiegelinformatie opgesteld en op aanbiederniveau beoogde transformatie. Het ziekenhuisbestuur ontwikkelt
transparant gemaakt voor aanbieders, zorgprofessionals, in gezamenlijkheid met (een gemandateerde afvaardiging
patiënten en verzekeraars. Deze spiegelinformatie omvat van) de besturen (voor zover lokaal aanwezig) van de Coö-
tenminste kwalitatieve en administratieve gegevens die peratie Medisch Specialisten, de Vereniging Medische Staf,
inzicht opleveren over kosten(effectiviteit) in relatie tot het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) en de Vereniging
kwaliteit en doelmatigheid. Deze spiegelinfrastructuur Medisch Specialisten in Dienstverband de visie, strategie en
komt tot stand in samenwerking tussen de relevante par- beleid van het ziekenhuis ten aanzien van het realiseren van
tijen (beroepsgroepen, Zorginstituut, patiënten, zorgver- de beoogde transformatie naar Passende zorg en Gepast
zekeraars en zorgaanbieders). Spiegelinformatie heeft als Gebruik. Gegeven de professionele verantwoordelijkheid
doel leren om te verbeteren, beter inkopen, monitoren en van de medisch specialisten in het kader van de Wet op de
sturen op voortgang op de maatschappelijke doelen. Voor geneeskundige behandelovereenkomst en de verantwoor-
de transformatie is ook inzicht in de organisatie en inrich- delijkheid van de raad van bestuur in het kader van de Wet
ting van zorg nodig. Hiervoor is inzicht nodig in praktijken kwaliteit, klachten en geschillen zorg wordt transparant met
waarvan vastgesteld kan worden dat het passende zorg is elkaar samengewerkt aan het afstemmen van het beleid
zodat deze normerend gaan werken voor de uitvoering en gericht op die strategische doelen. Dit moet leiden tot een
contractering. gezamenlijk commitment van raad van bestuur en medisch
d. Onder regie van VWS, spreken IZA-partijen af om per1 juli specialisten die te maken hebben met Passende Zorg,
2023 een infrastructuur voor spiegelinformatie op te zetten Gepast gebruik, het verstevigen van de regionale samen-
die ondersteunt bij de monitoring van passende zorg. werking over ketens heen, met meer gezamenlijke regie op
kwaliteit en spreiding & concentratie van zorg.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 41
Belangrijke randvoorwaarde om gelijkgericht te kunnen d. De kwaliteitsgelden om in samenwerking tussen zorgpro-
samenwerken is het behouden/organiseren van één fessionals en patiënten te werken aan de continu leer- en
overlegtafel tussen raad van bestuur met een gemandateerde verbetercyclus, en keuze-ondersteuning voor de patiënt
vertegenwoordiging van alle medisch specialisten. gericht op passende zorg in de praktijk zijn door VWS
structureel geborgd’? De maatschappelijke opgaven en
De afspraken tussen ziekenhuis en zorgverzekeraars worden publieke kaders zijn leidend bij de prioritering van de inzet
door vertaald in de afspraken tussen ziekenhuis en MSB, waar- van kwaliteitsgelden.
bij de financiële prikkels en stuurindicatoren van het interne e. Voor1 maart 2023 zijn afspraken gemaakt over de nood-
verdeelmodel hiermee in lijn moeten liggen alsmede met de zakelijke (structurele) financiering en bekostiging van de
gezamenlijke visie en strategie. Het MSB is hierover transparant gevraagde investeringen en inspanningen die noodzakelijk
naar de raad van bestuur. zijn hetgeen bij randvoorwaarde 11 staat beschreven (meer-
voudig gebruik op basis van eenmalige vastlegging) en wie
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Federatie daarbij een verantwoordelijkheid heeft in financiële zin.
Medisch Specialisten werken dit najaar gezamenlijk aan een f. _Er komt vanuit de transformatiemiddelen aanvullende
handreiking ‘Gelijkgerichtheid’. financiering beschikbaar voor grote doelmatigheidsstudies
die tijdens de studieduur de investering al terug verdienen
De NZa monitort de ontwikkeling naar passende zorg en door lagere zorgkosten in een van de studiegroepen. Deze
bestuurbaarheid van de ziekenhuizen. Conform het Regeer- zullen na brede implementatie (bij positieve studieresulta-
akkoord moet op dat vlak binnen twee jaar (2023-2024) ten) substantieel bijdragen aan het ombuigen van de groei
aanzienlijke en aantoonbare verbetering optreden. in de MSZ, met name bij de kosten aan geneesmiddelen.
16. Financiële middelen
a. De specifieke programma’s zoals Uitkomstgerichte Zorg
en ZEGGG die bijdragen aan passende zorg worden door
VWS voorzien van voldoende financiële middelen. Partijen
voorzien gezamenlijk in een adequate governance.
b. VWS zorgt, onder voorbehoud van de haalbaarheid en
wenselijkheid, dat in het kader van onderzoek potentieel
(meer) passende zorg gericht gefinancierd kan worden
(bij deelnemende instellingen voor deelnemende patiënten)
ten behoeve van pakketbeheer. VWS streeft ernaar een
eerste ontwerp van de evt. benodigde regelgeving gereed
te hebben in het voorjaar 2023.
c. De financiële middelen van de huidige financiers (m.n. VWS
en zorginstellingen) van MSZ-kwaliteitsregistraties worden
vanaf januari 2023 bij de getoetste registraties overgehe-
veld naar Zorgverzekeraars Nederland als centrale financier,
conform de afspraken met betrekking tot de centrale
financiering van het Kwaliteitsregistratielandschap". Op die
manier kan de maatschappelijke business case die ten
grondslag ligt aan het streven naar grotere doelmatigheid
en synergie in de processen van kwaliteitsregistraties en
hun dataverwerkers worden bereikt en dubbele en ondoel-
matige financiering worden voorkomen. Nog moet worden
bepaald hoe Regie op Registers (RoR op DGM) aansluit bij
de governance en financiering zoals bepaald in Rapport
Keuzenkamp. Vervolgens moet de vraag beantwoord wor-
den hoe de financiering wordt geborgd. Dit geldt ook voor
landelijke kwaliteitsregistraties van niet-msz-sectoren.
1 Overeenkomstig het eindrapport van de kwartiermaker gaat het om 70% en @ Zie hiervoor de VWS-begroting.
100%, maar deze percentages zijn nog onder voorbehoud van nadere invulling.
Ook zuilen partijen de rol van ZN als financier evalueren en op basis daarvan
opnieuw kijken naar het principiële besluit van financiering van kwaliteitsregi-
straties door zorgverzekeraars.
q2 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
zij zowel individueel, als met elkaar in diverse professio-
Es nele netwerken en samenwerkingsverbanden in lokale,
> Ei regionale of landelijke werkgebieden van langdurige en/of
curatieve zorg, basiszorg en steeds in verbinding met het
gemeentelijk domein.
Onderd eel B. c. _Zorgpartijen spreken af om de samenwerking in de regio te
e e bevorderen. Dit begint met het goed in kaart brengen van
Regio na | e Sad menwe rki ng mn de feitelijke situatie in een zogenaamd “regiobeeld”. De
toenemende druk op de toegankelijkheid van zorg door de
d Ige meen mismatch tussen zorgvraag en zorgaanbod is daarbij het
grootste punt van aandacht. Partijen hebben afgesproken
om voor het opstellen van regiobeelden de schaal van de
Eén van de basisprincipes van passende zorg is de Juiste Zorg op zorgkantoorregio te hanteren. Op basis van het regiobeeld
de Juiste Plek. Daarbij gaat het om het voorkomen van zorg, wordt door de regionale zorgpartijen een “regioplan” opge-
het verplaatsen van zorg (dichterbij mensen thuis waar dat kan, steld. Onder regionale zorgpartijen worden steeds alle voor
verder weg als dat moet) en het vervangen van zorg door andere de samenwerking relevant geachte partijen verstaan, dus
(effectievere en/of efficiëntere) vormen, zoals digitale en hybride bijvoorbeeld inclusief relevante UMC's, welzijn, gemeenten
zorg. Doel van de beweging is integrale gezondheidszorg te patiëntenorganisaties etc. In dit plan is inzichtelijk wat de
bereiken waarin de inwoner en patiënt centraal gesteld is. prioritaire regio-opgaven zijn. Dit kan bijvoorbeeld gaan
over specifieke doelgroepen als kwetsbare ouderen, maar
Voor het organiseren van de Juiste Zorg op de Juiste Plek voor ook over onderwerpen als het borgen van voldoende speci-
mensen in Nederland is regionale en lokale samenwerking alistische (GGZ) zorg. Daarnaast bevatten de regioplannen
nodig. Niet alleen binnen het zorgdomein, maar ook tussen het afspraken over hoe partijen deze regio-opgaven gecom-
gemeentelijk domein en het zorgdomein is samenwerking van mitteerd gaan aanpakken en wie daarbij betrokken zijn.
belang om de gezondheid en welzijn van mensen te bevorderen d. Hetregiobeeld en de regioplannen zijn geen doel op zich,
en (zwaardere) zorg te voorkomen. Samenwerken is noodzake- maar een instrument dat zorgpartijen in de regio helpt om
lijk, maar complex; het vraagt van zorgpartijen en de overheid op een onderbouwde en gedragen wijze te komen tot een
om verder te kijken dan hun individuele belangen, te staan voor gerichte en afgestemde aanpak van de transformatieop-
moeilijke keuzes in het afbakenen en toekomstbestendig orga- gaven in de regio. Deze transformaties kunnen vervolgens
niseren van zorg. Regionale samenwerking is niet de panacee regionaal, lokaal of individueel zijn. Het borgen van de
voor alle opgaven in de zorg; het vraagt ook het patiëntbelang toegankelijkheid staat daarbij voorop; niet de besparings-
uitdrukkelijk mee te nemen; het kan bijdragen, met hele stevige doelstelling. De regioplannen worden opgebouwd vanuit
dwarsverbanden naar andere elementen als passende zorg, regionaal perspectief op basis van de landelijke afspraken
digitalisering en arbeidsmarkt. IZA-partijen maken de onder- in het IZA, GALA en WOZO-programma. Het opstellen van
staande afspraken over regionale samenwerking. regiobeelden en regioplannen gebeurt zonder nieuwe
(overheids)bestuurslagen te creëren.
e. Decentraal worden waar nodig specifieke transformatie-
1. Algemene afspraken plannen gemaakt tussen de zorgpartijen die de daadwer-
a. Een ander perspectief op zorg waarbij gezondheid en kelijke zorgtransformatie moeten realiseren. Deze kunnen
leefstijl centraal staat, in combinatie met het borgen van de verschillen per doelstelling, ziektebeeld, doelgroep en/of
toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van oude- (deel van de) regio. Daarbij wordt de juiste balans gezocht
renzorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg tussen wat lokaal en regionaal en landelijk moet worden
(voor zover relevant vanuit Zvw perspectief), chronische georganiseerd. Het opstellen van transformatieplannen
zorg, basis medisch specialistische zorg én de hiermee ver- is dus maatwerk, waarbij wordt voortgeborduurd op de
bonden preventie-inzet binnen het gemeentelijk domein, bestaande plannen, initiatieven en natuurlijke samenwer-
bepalen grotendeels de transformatie-opgave waar kingsverbanden. Specifieke transformatieplannen kunnen
zorgpartijen in de regio voor staan. Onnodige regionale ook los van het regiobeeld en regioplan tot stand komen,
regie of regionale sturing op de electieve patiënt die niet of al gemaakt zijn voordat er een regioplan is. Urgentie is
tot doelmatigheid leidt moet voorkomen worden. leidend; er is dus niet altijd sprake van een vaste volg-
b. Zorgpartijen zetten in op het organiseren van passende ordelijkheid. Uiteraard dient daarbij te worden geborgd
en integrale zorg in het regionale verzorgingsgebied. dat dergelijke transformatieplannen niet in tegenspraak
Daarbij verbinden zorgpartijen zich aan het uitvoeren zijn met de afspraken die in de regioplannen of elders
van noodzakelijke transformaties in de regio. Dat doen zijn gemaakt.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 43
f. Vanuit het bestaande traject van ZN, VNG en VWS dat 2. Regiobeeld: Eind Q2 2023 heeft elke regio het regio-
gericht is op het realiseren van een regionale preventie-in- beeld indien nodig herijkt. Het regiobeeld geeft inzicht
frastructuur zal worden uitgewerkt hoe de lokale situatie in enerzijds de capaciteit en prestaties van de gezond-
binnen gemeenten op het terrein van preventie en het heidszorg in de regio en anderzijds de prognoses en
sociaal domein een plek krijgt in de regiobeelden en regio- ontwikkelingen in zorgbehoefte en andere relevante
plannen en hoe de inhoudelijke afspraken uit het IZA mede aspecten van inwoners. Het ministerie van VWS en de
in relatie tot het GALA kunnen worden uitgevoerd. Per NZa faciliteren de regio's waar nodig en wenselijk met
gemeente/regio kan op basis van het regiobeeld verschillen datasets, waaronder regioanalyses en data over de
welke inzet wordt gekozen (regionaal maatwerk). regionale arbeidsmarkt, waarin voor de regio relevante
data toegankelijk is en transparant wordt gemaakt.
2. Opstellen regiobeelden Daarnaast levert VWS eind 2022 in overleg met de
en regioplannen Autoriteit Persoonsgegevens en de Autoriteit Con-
a. IZA-partijen maken heldere afspraken over de tot- sument en Markt een analyse op van de knelpunten
standkoming van regiobeelden en regioplannen. Op die en oplossingsrichtingen voor het uitwisselen van de
manier beschikken de regionale zorgpartijen over een noodzakelijke data en eind Q1 2023 een plan voor de
model waarop ze kunnen terugvallen als het niet lukt om aanpassing van wet- en regelgeving, voor zover nodig.
voldoende voortgang te realiseren ten aanzien van de 3. Regioplannen:
transformatieopgaven. Het doel is om de transforma- * _ De regionale zorgpartijen bepalen op basis van
tieopgaven uit het IZA, verbijzonderd voor de regionale het regiobeeld wat de belangrijkste opgaven in de
context, effectief te realiseren. Regiobeelden en regiop- regio zijn. Hierbij wordt nadrukkelijk focus aange-
lannen zijn slechts een middel. Partijen zijn aanspreekbaar bracht; het streven is om te komen tot niet meer
op het realiseren van het doel (de transformatieopgaven dan een beperkt aantal opgaven die met prioriteit
en bijbehorende resultaatafspraken); ze worden niet moeten worden aangepakt.
afgerekend op het middel (maken van beelden, afspraken * _ Voor deze regio opgaven maken zorgpartijen
het installeren van governance). afspraken in regioplannen, met daarin tenminste
b. Het opstellen van regiobeelden en regioplannen gebeurt in welke partijen met welke oplossingen aan de slag
drie stappen: gaan en op welke schaal, op welke (meetbare)
1. Criteria: Zorgverzekeraars, gemeenten, zorgaanbie- resultaatafspraken daarbij wordt gestuurd (werk-
ders, zorgprofessionals, vertegenwoordigers vanuit agenda's) en hoe de voortgang inzichtelijk wordt
burgerperspectief (waaronder patiëntperspectief) en gemaakt.
de overheid stellen in gezamenlijkheid criteria op voor * _ De regionale zorgpartijen committeren zich aan
de regiobeelden en -plannen, gebaseerd op goede deze afspraken; deze zijn dus niet vrijblijvend.
voorbeelden uit de praktijk. Hierbij zijn niet alleen Zorgverzekeraars en gemeenten houden hier reke-
algemene, maar ook cruciale, categorale zorgaanbie- ning mee in hun inkoop.
ders vertegenwoordigd. Er is specifiek oog voor het * _ Deze regioplannen kunnen een deel van de zorg-
betrekken van zowel kleinere, als nieuwe en innova- kantoorregio bestrijken of groter dan de zorgkan-
tieve zorgaanbieders. De criteria worden getoetst bij toorregio zijn.
de achterban. De overheid neemt hiertoe het initiatief * _ Partijen streven inhoudelijke congruentie tussen
en komt uiterlijk 14 oktober 2022 met een proces- voor de regio relevante regioplannen en op elkaar
voorstel hiervoor. Deze criteria gaan onder meer over aansluitende processen na, met name voor wat
beschikbare data, welke onderwerpen aan bod moeten betreft acute zorg plannen en transitieplannen.
komen en de wijze waarop de regiobeelden en -plan- Partijen die bij meer van deze plannen betrokken
nen transparant worden gemaakt. De criteria strekken zijn delen actief de informatie waar mogelijk en
zich ook uit over hoe een sterke koppeling met het houden het grotere geheel in ogenschouw.
gemeentelijk domein kan worden gemaakt, waaronder * _ Zorgverzekeraars signaleren indien de regio-
ondersteuning bij werk, wonen en inkomen. Partijen plannen en andere thematische plannen, zoals
spreken af deze criteria eind Qq 2022 bestuurlijk vast ROAZ-plan en het transformatieplan inhoudelijk
te stellen. Deze criteria vertalen zich in het beleidska- conflicterend zijn en de processen daarrond niet
der regionale samenwerking. Indien de veldpartijen gecoördineerd zijn.
hier niet (tijdig) in onderling overleg uitkomen, wordt c. Proces en verantwoordelijkheden: Elke regio draagt zorg
dit besproken in het bestuurlijk overleg IZA dat elk voor het opstellen van het regiobeeld en regio-
kwartaal plaatsvindt. Verlenging van deze deadline kan plannen. Zorgverzekeraars, zorgprofessionals, zorg-
alleen door de Minister van VWS gegeven worden. aanbieders en gemeenten hebben daarbij een gedeelde
44 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
verantwoordelijkheid, elk vanuit hun eigen rol. Zij betrek- tot plannen te komen. Hierbij zijn niet alleen algemene,
ken steeds het inwoner- en patientperspectief. maar ook betrokken, categorale zorgaanbieders verte-
* __ Het initiatief tot het opstellen van regiobeelden en genwoordigd. Bijzondere aandacht in dit proces verdient
regioplannen wordt genomen door de marktleider de inbreng van burgers en patiënten. Om dit effectief te
zorgverzekeraar in de betreffende zorgkantoor- realiseren zal gebruik gemaakt worden van de versterking
regio samen met de door de gemeenten in de van de infrastructuur voor patiëntvertegenwoordiging in
regio aangewezen gemeente. Samen maken zij de regio, die met de extra intensivering voor de patiën-
een procesvoorstel en planning en betrekken tenorganisaties gerealiseerd zal gaan worden. Rondom
hierbij de relevante regionale zorgpartijen en specifieke transformatieplannen of netwerken wordt
gemeenten. Zij vervullen een aanjagende rol en daarentegen gewerkt met kleinere groepjes van natuurlijke
dragen zorg voor en zijn aanspreekbaar op de partners die daadwerkelijk met elkaar de transformatie
totstandkoming van door de regionale zorgpartijen voor elkaar moeten krijgen.
gedragen afspraken die voldoende concreet zijn c. Voor het opstellen van het regiobeeld en regioplan realise-
om de regionale knelpunten in de zorg duurzaam ren zorgpartijen in onderlinge samenspraak een werkbare
op te lossen én zorginhoudelijk en organisatorisch organisatie waarin partijen zorgbreed en verbindend zijn
uitvoerbaar zijn. Daarbij wordt ook gekeken naar gerepresenteerd. In veel regio’s bestaat reeds een dergelijk
de consequenties voor profielen van instellingen samenwerkingsverband. Daarom wordt gewerkt vanuit en
in relatie tot een samenhangend, toegankelijk voortgebouwd op bestaande structuren. Ook gemeenten
regionaal zorgaanbod. zijn hierin vertegenwoordigd en hebben onderling een
* _ Wanneer, naar de mening van regionale zorgpartijen, duidelijke mandaatstructuur afgesproken. In plaats van
zij in gezamenlijkheid niet voor 1 januari 2024 nieuwe bestuurslagen streven partijen naar shared gover-
komen tot regioafspraken die voldoende scherp nance voor wat betreft de totstandkoming en uitvoering
zijn om de transformatieopgaven voor elkaar te van regioplannen.
krijgen, kunnen zij dat voorleggen aan de NZa. d. Zorgverzekeraars, zorgprofessionals en zorgaanbieders
(zie hieronder onder randvoorwaarden sk.) benutten de ruimte binnen de bekostigingssystematiek
* _ Zorgverzekeraars, gemeenten, zorgaanbieders om afspraken te maken over passende zorg en de transfor-
en burger- en patiëntorganisaties behouden de matie van zorg, waar nodig passend bij de regioplannen.
ruimte om aanvullende transformatieafspraken, Zorgverzekeraars en gemeenten werken gelijkgericht
netwerken en initiatieven voor te stellen; ook over aan de grote transformatieopgaven in de regio, in nauwe
zaken die niet in de regioplannen staan. samenspraak met de regionale zorgpartijen. Dat betekent
dat zij via hun individuele inkoopafspraken dezelfde bewe-
3. Organisatie van de regionale ging stimuleren. Daarbij is passende ruimte voor kleine
samenwerking aanbieders, innovatieve spelers en nieuwe toetreders die
a. Zorgaanbieders, zorgverzekeraars, patiëntvertegenwoor- dezelfde transformatieopgaven in de regio nastreven.
digers en gemeenten werken samen aan de grote trans- Zie de tekst over Contractering voor de afspraken hierover.
formatieopgaven in de regio, vanuit het perspectief van de e. Zorgverzekeraars en gemeenten stemmen hun inkoop-
patiënt en vanuit de opdracht om samen integrale en pas- beleid af op regioplannen en houden hier rekening mee in
sende zorg te bewerkstelligen. De IZA-partijen erkennen hun inkoop. Aan de kant van de zorgverzekeraars zijn de
het belang van de samenhang tussen het zorgdomein, het twee marktleider zorgverzekeraars in een regio aanspreek-
sociaal domein en de publieke gezondheid. De VNG heeft baar op het transformatieproces (in de regio en voor de
commitment uitgesproken om op dit punt regionaal niveau verschillende onderwerpen) en om te zorgen dat er regie
bij te dragen aan de regiobeelden en regioplannen en laat is; waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van (bestaande)
zich daarbij ondersteunen door de GGD als kennispartner. samenwerkingsstructuren van de regionale zorgpartijen.
b. Het opstellen/herijken van regiobeelden en regioplannen Zorgverzekeraars zien te allen tijde toe op een samenhan-
gebeurt gezamenlijk door een afvaardiging van rele- gende set van afspraken met de verschillende zorgaan-
vante zorgaanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten. bieders en over de verschillende zorgsectoren heen.
Vervolgens toetsen deze partijen het bij hun achterban, Daarbij wordt ook gekeken naar de samenhang tussen
waaronder informele zorg, patiëntvertegenwoordigers (o.a. de regioplannen en andere afspraken zoals bijvoorbeeld
cliëntenraden), zorgprofessionals, andere medewerkers de ROAZ-plannen of regio-overstijgend arbeidsmarkt
en gemeenteraden. Op deze manier wordt het perspectief beleid. Bij maatschappelijke gevoelige keuzes is actieve
van de gehele zorgketen geborgd, inclusief gemeentelijk en zichtbare ruggensteun van de overheid (vooral VWS)
domein en patiëntperspectief. Daarbij wordt gewerkt met randvoorwaardelijk.
mandatering om te voorkomen dat de groep te groot is om
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 45
4. Specifieke transformatieplannen in (domeinoverstijgende) regionale samenwerkingsver-
a. In de praktijk ligt het zwaartepunt bij het maken van speci- banden, in het bijzonder waar dat raakt aan regels over
fieke, praktische transformatieplannen tussen zorgaanbie- privacy, bekostiging en mededinging in concrete gevallen.
ders, zorgprofessionals. zorgverzekeraars gemeenten. Het Zorgaanbieders en zorgprofessionals krijgen de ruimte
maken van dergelijke afspraken gebeurt vanzelfsprekend al; en worden gefaciliteerd om onderling samen te werken
de afgelopen jaren is er bovendien sterk geïnvesteerd in de en de organisatiekracht te versterken. De overheid neemt
samenwerking tussen zorgpartijen. De afzonderlijke trans- initiatief om samen met zorgpartijen uit te werken welke
formatieplannen geven samen invulling aan het aanpakken interventies kunnen bijdragen om dit te stimuleren.
van de (belangrijkste) transformatieopgaven, welke al dan Samenwerking tussen zorgpartijen en de gemeentelijke
niet benoemd zijn in de regioplannen. domeinen met het oog op investeren in gezondheid vraagt
b. De transformatieplannen sluiten aan bij de praktijk ook voor verzekeraars om een passende bekostigingswijze.
doordat ze op de juiste schaal gemaakt worden, met de De afspraken daarover zijn opgenomen in onderdeel G.
juiste betrokken partijen, passend bij de eerder genoemde Gezond leven en preventie.
niveaus van samenwerking. Deze afspraken worden e. Nieuwe vormen van bekostiging: VWS stelt een werkgroep
decentraal, op het bijpassende niveau gemaakt tussen de met relevante partijen in die met voorstellen komt met
betrokken zorgpartijen. Die ruimte voor maatwerk moet er oplossingen voor de knelpunten in ‘domeinoverstijgende
blijven; knellende centrale kaders, landelijke blauwdrukken bekostiging’. Uitgangspunt is dat vervolgens gezamenlijk
of verantwoordingseisen zijn onwenselijk. Doordat afspra- wordt toegewerkt naar nieuwe, toepasbare vormen van
ken de juiste maatvoering hebben, passen ze dus precies bij domeinoverstijgende bekostiging. Deze werkgroep defini-
de gewenste transformatie of verandering. eert de scope van de knelpunten die worden verstaan onder
‘domeinoverstijgende bekostiging’ en werkt in ieder geval
5. Randvoorwaarden voor regionale oplossingen uit voor: (i.) financieren van zowel betalingen
samenwerking als investeringen alsook het verdelen van baten die in een
|ZA-Partijen spreken af dat wordt voorzien in de noodzakelijke ander domein vallen in het algemeen en (ii) multidisci-
randvoorwaarden om de zorgtransformatie in de regio voor plinair overleg, coördinatie, levensloopregeling, medica-
elkaar te krijgen. De voor regionale samenwerking noodza- tieadvies ggz en indien nodig respectievelijk voor zo ver
kelijke randvoorwaarde van elektronische gegevensuitwis- nog niet geregeld voor verkennend gesprek en consultatie
seling wordt behandeld in het hoofdstuk Digitalisering en (ii) projectleiders samenwerkingsorganisaties en andere
gegevensuitwisseling. indirecte kosten en (iv.) indirecte tijd door medewerkers
a. Transformatiemiddelen: Om de betrokken zorgpartijen van zorgaanbieders en welzijnsorganisaties in het bijzon-
in staat te stellen om zorgtransformaties in de regio en de der. Uitgangspunt voor de werkgroep is om domeinover-
beweging naar passende zorg te realiseren, kan tijdelijke stijgende bekostiging zoveel mogelijk aan te laten sluiten
extra financiering in de vorm van transformatiemiddelen bij de bestaande kaders van de betrokken zorgaanbieder(s).
nodig zijn. De transformatiemiddelen worden ingezet waar Voor de GGZ betekent dat zoveel mogelijk aansluiten bij
ze het meest bijdragen aan de gewenste zorgtransformatie de systematiek van het zorgprestatiemodel. Het doel moet
of waar ze gericht kunnen helpen bij het wegnemen van zijn om domeinoverstijgende bekostiging in de uitvoer te
belemmeringen. Dit kan ook bovenregionaal zijn. Deze versimpelen (dus met weinig/ minder lasten) en zoveel
middelen worden ingezet via zorgverzekeraars op basis mogelijk zekerheid en duidelijkheid te geven over bekos-
van goede business cases voor transformatieplannen van tiging. De werkgroep hanteert een tijdpad zodanig dat de
individuele of verbanden van veldpartijen. Zie paragraaf 4.2 contractering van 2024 hierop kan worden aangepast.
over de toekenning van transformatiemiddelen. f. _Btw-vrijstelling: Een groot deel van de prestaties die door
b. Risicoverevening: Een van de noodzakelijke randvoor- zorginstellingen worden verricht, is vrijgesteld voor de
waarden om zorgtransformaties in de regio voor elkaar Btw; dat geldt echter niet voor alle prestaties. Afgesproken
te krijgen is een goed functionerende risicoverevening. wordt dat VWS in overleg met andere departementen
Zie onderdeel A, paragraaf 9, voor de afspraken hierover. onderzoekt of het mogelijk is om alle samenwerking
c. _Sturingsinstrumenten: De overheid biedt zorgverzekeraars tussen zorgaanbieders vrij te stellen van Btw. Een
de juiste instrumenten om ongecontracteerde zorgaanbie- uitzondering hierop is het inhuren van personeel via
ders te laten committeren aan de noodzakelijke transfor- detacheringbureaus.
matieafspraken. Zie de tekst over Contractering voor de g. Experimenteermogelijkheden: De overheid geeft ruimte
afspraken hierover. voor experimenten van (domeinoverstijgende) regionale
d. Samenwerking faciliteren: De overheid faciliteert samenwerkingsverbanden door middel van heldere
(regionale) samenwerking door het inventariseren, criteria. Dit betreft (domeinoverstijgende) gezondheids-
toetsen en oplossen van knelpunten bij de organisatie zorg die bijdraagt aan de gezondheid en functioneren van
46 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
mensen en het toegankelijk houden van zorg door het regio. De regio’s kunnen daarbij aangeven welke kennison-
voorkomen, verplaatsen (dichter bij huis) en/of vervangen dersteuning zij nodig hebben; bijvoorbeeld informatie over
van zorg. De overheid definieert de criteria waaronder zij good practices en opschaling daarvan, ondersteuning bij
uitzicht geeft op structurele bekostiging van initiatieven na het koppelen en gebruik van data, uitleg van bekostigings-
de experimenteerfase, voor zover initiatieven doelmatig mogelijkheden en mededingingsaspecten. De overheid
zijn, en maakt hier afspraken over met zorgverzekeraars kan waar nodig ook gericht financiële ondersteuning
en gemeenten als financiers. Dit geldt ook voor effectieve inzetten. Deze verschillende vormen van ondersteuning
oplossingen buiten het medische domein zoals zelfhulp- vanuit de overheid zijn beschikbaar op het moment dat
groepen, welzijn op recept en schuldhulp. De overheid de regio’s starten met het herijken van de regiobeelden en
werkt deze criteria in een beleidskader regionale samen- regioplannen (vanaf 1 januari 2023). Ook via zorgverzeke-
werking uit, inclusief de uitwerking van de bekostiging raars kunnen waar nodig transformatiemiddelen worden
tijdens de experimenteerfase en daarna. ingezet om de regionale organisatiekracht te versterken
h. Regionale systeemfuncties: Binnen de zorg zijn een aantal gedurende het transformatieproces. IZA partijen borgen
functies die uitsluitend op bovenlokaal, regionaal niveau dat de regiobeelden en regioplannen netto niet leiden
kunnen worden georganiseerd. Systeemfuncties kennen tot extra administratieve lasten bij zorgprofessionals of
de eigenschappen dat zij alleen doelmatig bovenlokaal of zorgaanbieders. De overheid stelt (basis-)data beschikbaar
regionaal niveau georganiseerd kunnen worden, samen- ten behoeve van het maken van regiobeelden en regiop-
hangt met een aparte organisatie van zorg voor bijvoor- lan, alsmede regioanalyses en haar beschikbare gegevens
beeld een voorziening of infrastructuur, deze functie niet over de regionale arbeidsmarkt. Tot slot kunnen regionale
door alle aanbieders georganiseerd hoeft te worden en dat partijen aansluiten op de reeds opgezette Werkstructuur
het bovenlokaal of regionaal organiseren van de functie ZN/VNG en gebruik maken van de informatie die volgt uit
van wezenlijk belang voor het lokaal goed functioneren de Gemeentezorgspiegel.
van een vorm van zorg, welzijn of preventie is. Systeem- j. Platform kennisuitwisseling: Het bestaande platform
functies zijn dus gericht op het onderhouden van een van het Programma de Juiste Zorg op de Juiste Plek wordt
netwerk, infrastructuur en organisatie om de zorglevering verbreed om tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars,
heen en zijn niet individueel toewijsbaar. Hiermee is een gemeenten, vertegenwoordigers vanuit burgerperspectief,
systeemfunctie vooral een regionale organisatievorm en overheid en wetenschap expertise, kennis en ervaring uit te
geen individuele zorgfunctie, die door een zorgaanbieder wisselen. Bijvoorbeeld ten aanzien van de transformatie en
wordt geleverd. Dit betreft enerzijds functies die gericht organisatie van zorg. Dit omvat ook het borgen van inbreng
zijn op coördinatie van zorg; zoals zorgcoördinatie in de kennis, vertegenwoordigers vanuit burgerperspectief. Het
acute zorg of ELV-coördinatiepunt. Anderzijds betreft het platform is van en voor de veldpartijen en overheid samen
functies die qua schaal alleen doelmatig kunnen worden en zal niet leiden tot dwingende participatie of aanvullende
georganiseerd op regionaal niveau; zoals onplanbare verantwoording.
nachtzorg, regionale ambulancevoorziening en huisart- k. Monitoring: De NZa kan indien zij daartoe verzocht wordt
senposten. Voor dergelijke ‘systeemfuncties’ geldt dat of indien zij dat nodig acht wegens te weinig voortgang
er sprake is van een regionale voorziening waarvan de toetsten of in bepaalde zorgkantoorregio’s de regionale
beschikbaarheid moet zijn geborgd. Deze functies vragen zorgpartijen in gezamenlijkheid voor 1 januari 2024
een bijpassend inkoopmodel, waarin geborgd is dat deze gekomen zijn tot regioafspraken die voldoende scherp
functies congruent en kostendekkend wordt ingekocht; zijn om de transformatieopgaven voor elkaar te krijgen op
zowel inhoudelijk (kwaliteit, vormgeving, toegankelijkheid) basis van de criteria die zijn opgesteld voor de regiobeelden
alsook financieel (doelmatig). Het is niet uit te sluiten en regioplannen. De NZa kan daartoe data verzamelen en
dat bepaalde systeemfuncties landelijk moeten worden analyseren en inzichtelijk maken of regio’s daadwerkelijk
ingekocht. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders en overheid de juiste problemen in samenhang oppakken en oplossen.
spreken af in 2023 gezamenlijk in kaart te brengen welke De NZa zal, passend bij haar wettelijke taken, in overleg
functies onder deze definitie vallen en afspraken te maken met het ministerie van VWS, faciliteren en aanjagen of een
over het regionaal organiseren hiervan, gekoppeld aan bemiddelende rol spelen als regio’s achterblijven. Dit volgt
transparante, kostendekkende en meest passende wijze uiteraard op een eventuele bespreking in het bestuurlijke
van inkoop. Als blijkt dat de realisatie van systeemfuncties IZA-kwartaaloverleg.
binnen de bestaande kaders van wet- en regelgeving niet
goed tot stand komt, zal VWS onderzoeken of aanpassing
van wet- en regelgeving noodzakelijk en mogelijk is.
i. Ondersteunen regionale organisatiekracht: De overheid
faciliteert regionale zorgpartijen bij het samenwerken in de
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 47
6. Regionale samenwerking in de 88Z + _ Waar nodig nemen partijen maatregelen om in de contrac-
tering beter gebruik te maken van de mogelijkheden die het
In iedere regio wordt voldoende (zeer) complexe psychische ZPM hiervoor biedt.
zorg ingekocht en deze wordt passend bekostigd. * _ Waar nodig zal de NZa bekijken hoe het zpm kan worden
aangepast om de prikkels en mogelijkheden voor partijen
Doel om tot goede afspraken te komen te versterken.
Het zorgprestatiemodel draagt bij aan minder administratieve * _ De Zorgvraagtypering wordt verder doorontwikkeld en
lasten voor behandelaren en ondersteunende afdelingen, een adequaat toegepast door zorgaanbieders en zorgverzeke-
begrijpelijke factuur voor de patiënt en reële tarieven voor raars om zo steeds scherper te krijgen hoe de kostenver-
geleverde zorg. Met de invoering kunnen declaraties veel deling tussen ggz voor mensen met een (relatief) lichte en
sneller worden verstuurd en verwerkt dan voorheen, waarmee (relatief) zware zorgvraag zich ontwikkelt. Dit raakt ook de
ook veel sneller inzicht ontstaat in de ontwikkeling van de ggz afspraak over kwaliteit en transparantie.
zorgkosten en tevens via de zorgvraagtypering en de settingen * _ Uitgangspunt is dat de behandeling van hoog gespeciali
wordt ook bijgedragen aan een betere totstandkoming van seerde zorg wordt bekostigd vanuit het bestaande Zvw-
zorginhoudelijke match tussen zorgvraag en -aanbod. kader (gevat in het ZPM).
Hierdoor ontstaat waardevolle sturingsinformatie die partijen * _ Om toteen goede inrichting van het hoog gespecialiseerd
houvast geeft bij het maken van contractafspraken. zorg aanbod te komen dienen 2 aspecten nader uitgewerkt
te worden:
Partijen maken in de contractering optimaal gebruik van de -_ Opstellen visie op concentratie en spreiding van de zorg.
mogelijkheden die het zorgprestatiemodel (ZPM) biedt om een Wat zijn de indicatiecriteria voor deze zorg, aan welke
passende vergoeding af te spreken voor (zware en/of complexe) criteria dient het zorgaanbod te voldoen en wat is de
multidisciplinaire zorg. Als het ZPM en de contractafspraken omvang en spreiding die dit zorgaanbod moet hebben.
tussen partijen onverhoopt toch onvoldoende bijdragen aan Deze uitwerking dient in samenhang met afspraak 2
een passende vergoeding van zorg voor patiënten met de opgepakt te worden.
zwaarste zorgvraag, dan worden deze hierop aangepast, met als * _ Specifiek voor topggz wordt eind Q1 2023 een besluit
doel dat: genomen (afgewogen tegen andere prioriteiten en
* _eriniedere regio voldoende aanbod is van multidisciplinaire inhoudelijke wenselijkheid) of en hoe dit bekostigd zal
(zwaardere) zorg. worden. Technisch is een schuif mogelijk van premiekader
*__en patiënten in iedere regio toegang hebben tot deze zorg. ggz naar begroting VWS, maar moet wel ingepast worden
binnen het beschikbare kader. Het voorstel dat eerder door
Partijen maken hiertoe de volgende afspraken: veldpartijen naar VWS is gestuurd, is het vertrekpunt voor
* In het kader van de invoering van het ZPM monitort de inhoudelijke afweging.
de NZa de effecten, hierin zal ook aandacht zijn voor * _ Uitgangspunt is hoe dan ook dat bekostiging van top ggz
de toereikendheid van de bekostiging van ‘zwaardere’ plaats zal vinden vanuit het staande kader.
multidisciplinaire zorg.
* Partijen vinden het van eminent belang dat tarifering en Zorgvraagtypering
contractering van deze doelgroepen in het ZPM voldoende 2022 en 2023 worden gebruikt voor een verdere dooront-
mogelijk is. Dat betekent dat de zorg voldoende dekkend wikkeling ten aanzien van het Zorgprestatiemodel en de
wordt bekostigd en gecontracteerd. Daarmee kan een zorgvraagtypering en het formaliseren van het proces van
motiverende werkomgeving worden vorm gegeven voor ‘samen beslissen’.
de professionals.
* _ Eventuele aanpassingen in het ZPM worden nu eerst
geobjectiveerd binnen het bestaande overleg tussen NZa,
ZN en deNLggz.
* _ De NZa zal ook bekijken in hoeverre zorgaanbieders en
zorgverzekeraars gebruik maken van de mogelijkheden die
het ZPM biedt om een passende vergoeding voor complexe,
multidisciplinaire ggz (af te spreken zijn (bijvoorbeeld
separate afspraken maken over outreachende en hoog-
specialistische ggz en waar nodig gebruik maken van het
max-max tarief).
48 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
het voorkomen van acute zorg en het stimuleren van het
8 maatschappelijk debat hierover. In de acute zorgketen moet
( vergaand worden samengewerkt om te zorgen dat iedereen
aA spoedzorg van goede kwaliteit krijgt, de in-, door- en uitstroom
van patiënten binnen de keten te stroomlijnen, de juiste zorg op
O n d e rd ee | C. de juiste plek en het juiste moment te leveren, zwaardere zorg(-
e e vragen) waar mogelijk te voorkomen en het daarbij optimaal
Regio na | e Sad menwe rki ng inzetten van bijvoorbeeld digitale zorg. Voor de inrichting van
e het acute zorglandschap worden er duidelijke keuzes gemaakt
_ Sd menwe rki ng ten aanzien van de inzet van schaars personeel en concentratie
e van faciliteiten, waarbij het borgen van de toegankelijkheid
I n d e acute Zo rg van de acute zorg een belangrijke randvoorwaarde is. Belang-
rijke randvoorwaarden om deze veranderopgave te realiseren
moeten zijn ingevuld. Het Kwaliteitskader Spoedzorgketen met
Alle mensen in Nederland moeten erop kunnen rekenen dat landelijke afspraken over de organisatie van en eisen aan de
wanneer zij een spoedzorgvraag hebben, zij tijdig toegang acute zorgketen vormt een belangrijke leidraad.
krijgen tot de juiste zorg, op de juiste plek, van goede kwaliteit.
Daarbij gaat het zowel om het bredere begrip van acute zorg, Om de acute zorg toekomstbestendig te maken, hebben de
waarmee zorg als antwoord op een vanuit de beleving van de betrokken IZA-partijen onderstaande afspraken gemaakt.
patiënt acute zorgvraag wordt bedoeld, en het smallere begrip
van acute zorg dat zorg betreft die zo spoedig mogelijk, maar in 1. Voorkomen van acute zo rg
ieder geval binnen enkele minuten tot enkele uren, moet wor- a. Partijen spreken af om het voorkomen van acute zorg een
den verleend om overlijden of onomkeerbare gezondheidsscha- prioriteit te maken in hun beleid. Dit betreft onder meer het
de als gevolg van een acute levensbedreigende aandoening of inzetten op goede voorlichting, preventie en vroegsignale-
een ongeval te voorkomen. Een beperkt deel van de acute zorg ring, advance care planning, het borgen en versterken van
valt in de categorie levensbedreigende en/of complexe acute goede samenwerking tussen eerstelijn inclusief wijkver-
zorg die in een gespecialiseerd centrum dient plaats te vinden pleging, ouderenzorg, GGZ, jeugdzorg en sociaal domein.
en waarvoor geldt: zo lang, zo intensief en zo veraf als het moet. Digitale hulpmiddelen kunnen daarbij een belangrijke rol
De meeste acute zorg kan op een locatie dicht bij de patiënt of spelen. Deze aspecten komen terug in andere hoofdstukken
zelfs in de thuissituatie worden gegeven; daarbij geldt: zo kort van het IZA alsook afspraken tussen zorgpartijen.
en zo nabij als het kan. Het borgen van de toegankelijkheid tot b. Een belangrijk deel van de spoedzorgvragen kan ook
en kwaliteit van acute zorg is een belangrijke maatschappelijke thuis of in de eerste lijn geadresseerd worden, door een
opgave voor alle partijen in de acute zorgketen. wijkverpleegkundige, verloskundige, huisarts, specialist
ouderengeneeskunde, revalidatiearts, verpleegkundig
De toegankelijkheid van de acute zorg staat onder druk; vooral specialist, jeugdverpleegkundige, iemand van een ambulant
op piekmomenten en buiten kantoortijden is de capaciteit geriatrisch team of professional uit het sociaal domein.
regelmatig ontoereikend. Dat komt door structurele krapte op Daarbij is waar van toepassing ook aandacht voor de
de arbeidsmarkt in combinatie met een stijgende zorgvraag en sociale situatie, eventuele multimorbiditeit en combinatie-
hogere verwachtingen van patiënten over het altijd beschik- problematiek. Deze zorg thuis is in het bijzonder relevant
baar zijn van zorg. Daarbij speelt bovendien de toenemende voor mentaal kwetsbare doelgroepen en ouderen met
complexiteit van een deel van de spoedzorgvraag als gevolg een kwetsbare gezondheid. Zo kan (zwaardere) acute zorg
van multi-morbiditeit en domeinoverstijgende problematiek. worden voorkomen.
Ook wachttijden bij de planbare zorg spelen een rol. Het acute c. Voor mensen waarbij multiproblematiek speelt en die te
zorglandschap moet binnen enkele jaren ingrijpend transforme- vaak een appél doen op de acute zorg via de meldkamer
ren, om met de beperkte beschikbare mensen en middelen de ambulancezorg, huisartsenpost of SEH, wordt door betere
toegankelijkheid en kwaliteit van zorg voor elke Nederlander te samenwerking tussen partijen in de regio ingezet op snel-
kunnen blijven garanderen. Afwachten is geen optie. lere toeleiding naar passende hulp; hetzij binnen de zorg,
hetzij daarbuiten. Hierover zijn concrete afspraken gemaakt
Passende acute zorg is ketenzorg die past bij de regionale in de IZA-onderdelen ‘Versterking organisatie basiszorg’ en
context. Daarbij zijn afstemming en samenwerking nodig om te ‘Samenwerking sociaal domein-huisartsenzorg-ggz’.
zorgen voor een sluitend netwerk van spoedzorgvoorzieningen d. Zoals beschreven in het IZA-onderdeel ‘Digitalisering en
in elke regio, met een passend aanbod voor de verschillende gegevensuitwisseling’ wordt vanuit de medisch speci-
patiëntgroepen. De komende jaren wordt actief ingezet op alistische zorg ingezet op telemonitoring van patiënten
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 49
met chronische ziekten als hartfalen en COPD, waardoor subsidie beschikbaar. Na besluitvorming over de inrichting
verslechtering tijdig kan worden herkend en behandeld. van zorgcoördinatie wordt deze regionaal geïmplemen-
e. Gepast gebruik van spoedzorg moet zoveel mogelijk teerd, met als doel landelijk dekkende zorgcoördinatie;
worden gestimuleerd. Partijen dragen ieder actief bij aan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk met ingang van
goede informatievoorziening aan patiënten over verwach- 1januari 2025.
tingen ten aanzien van acute zorg en met welke zorgvraag d. De overeenkomst met LNAZ voor inzicht in capaciteit
patiënten waar terecht kunnen (een niet-medische zorg- en patiëntenspreiding is verlengd voor de periode tot
vraag hoort niet in medisch domein thuis). Het Ministerie 1juli 2023. VWS neemt in overleg met de betrokken zorg-
van VWS heeft daarin een faciliterende rol en stelt budget partijen initiatief om te voorzien in een structurele inbed-
beschikbaar om dit verder vorm te geven. ding van deze regionale en landelijke functies in regelgeving
f. Een belangrijk deel van de spoedzorgvragen betreft en bekostiging voor na deze periode. Met het oog op de
patiënten met een onderliggende (chronische) aandoening. gewijzigde rol van het LNAZ wordt, aansluitend op de
Het gaat bijvoorbeeld om patiënten met complicaties van afspraken in het IZA, door betrokken partijen in samen-
een oncologische behandeling of patiënten met toene- spraak met VWS overlegd over een aangepaste governance
mende benauwdheidsklachten bij COPD met comorbidi- van het LNAZ waar mogelijk met ingang van 1 januari 2023.
teit. Om de al dan niet ongedifferentieerde en vaak meer
complexe spoedzorgvragen van deze patiënten effectief, 3. Kwaliteit van acute zorg
tijdig en passend te kunnen behandelen en verergering a. Partijen spreken af dat het huidige Kwaliteitskader Spoed-
van de acute situatie te voorkomen, is het van belang dat zorgketen overal is geïmplementeerd op basis van de reeds
relevante medische informatie over hun onderliggende vastgestelde deadlines. De voortgang van de implementatie
aandoening(en) beschikbaar is in de acute setting en om wordt gemonitord binnen de Landelijke Spoedzorgtafel.
deze patiënten waar mogelijk zorg te verlenen vanuit hen Voorts werken organisaties van zorgaanbieders, professio-
bekende behandelaren/ instellingen. nals, patiënten en zorgverzekeraars, verenigd in de Lande-
g. Bovenstaande beleidsmaatregelen moeten onder meer lijke Spoedzorgtafel, aan verdere doorontwikkeling van het
resulteren in een afname van het percentage kwetsbare Kwaliteitskader. Het is van belang om bij volgende versies
ouderen en patiënten met GGZ-problematiek op de SEH en ook andere partijen zoals de acute psychiatrie, spoedei-
van het aantal SEH-bezoeken van patiënten met hartfalen sende farmaceutische zorg, de acute verpleegkundige zorg
en COPD. aan huis en de geriatrische en medisch specialistische revali-
datie gefaseerd te betrekken. LNAZ en het Zorginstituut
2. Zorgcoördinatie en triage nemen hierbij een coördinerende en faciliterende rol.
a. ledere patiënt is uniek en iedere patiënt heeft een unieke
(spoed)zorgvraag. Het is van belang om te zorgen dat 4. Differentiatie, concentratie en
iedere patiënt goede informatie en een zo passend mogelijk spreiding
zorgaanbod krijgt. a. Inde verschillende ROAZ-regio's wordt bij alle ketenpart-
b. Zorgcoördinatie draagt bij aan betere samenwerking binnen ners in kaart gebracht hoe de samenwerking in de gehele
de acute zorgketen, zodat iedereen de juiste acute zorg acute zorgketen kan worden verstevigd, hoe het schaarse
op de juiste plek krijgt en de doorstroom goed verloopt. personeel en de dure faciliteiten optimaal kunnen wor-
Daarvoor is nodig: den ingezet, om zo de toegankelijkheid en kwaliteit van
* _ Eenduidige toegang voor acute zorgvragen; de acute zorg binnen de regio voor de lange termijn te
* _ Goede, eenduidige, multidisciplinaire triage; borgen. Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat
* Inzicht in beschikbare capaciteit en beschikbaarheid personeel op de SEH in de nacht ook beschikbaar moet zijn
relevante medische gegevens; voor patiënten in de kliniek en personeel niet zomaar bereid
* _ Doorgeleiding naar het meest passende zorgaanbod; is in een verder gelegen ziekenhuis of UMC te gaan werken.
* Regie op vervolgzorg. Daarbij wordt ook gekeken naar de differentiatie, concen-
c. _LNAZ, AZN, ZN, InEen en ActiZ werken op basis van de tratie en spreiding van acute zorgvoorzieningen binnen de
opdrachtbrief van de minister van VWS dd. 10 mei 2022 regio, zoals huisartsenposten, SEH’s, acute verloskunde,
scenario’s uit voor bovengenoemde aspecten van zorg- acute GGZ, ELV, farmaceutische spoedzorg en wijkverple-
coördinatie in onderlinge samenhang, en in overleg met ging voor spoedzorgvragen. De gevolgen voor de ambu-
relevante partijen zoals organisaties van zorgaanbieders, lancezorg worden hierbij betrokken. Hiervoor wordt door
waaronder de NVZ, NFU professionele netwerken en het ROAZ een zorgvuldige ketenimpactanalyse uitgevoerd,
beroepsorganisaties, uitgaande van zorgcoördinatie per inclusief cascade-effecten, waarbij alle stakeholders inclu-
ROAZ-regio of subregio daarvan. Deze scenario’s zijn voor sief inwoners worden betrokken. Daarbij dient nadrukkelijk
de zomer van 2023 gereed. VWS stelt voor deze uitwerking aandacht te zijn voor de effecten op de continuïteit van
50 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
acute zorg en de samenhang met concentratie en spreiding aan intensieve samenwerking en gezamenlijke faciliteiten
van niet-acute zorg. In die context wordt ook gekeken naar (balie, triage, personeelsruimte) op spoedpleinen dan wel
de gevolgen voor het profiel van academische, topklinische, integrale spoedposten tussen huisartsenposten, SEH's,
algemene en categorale ziekenhuizen en de continuïteit farmaceutische spoedzorg, ambulancezorg en waar mogelijk
van de bedrijfsvoering; dit kan een reden zijn voor de inzet onplanbare wijkverpleging en acute ggz. Partijen delen
van transformatiemiddelen conform de algemene afspra- daarbij kennis op het gebied van effectieve vernieuwingen
ken in het IZA-hoofdstuk ‘Financiële randvoorwaarden’. en slimme oplossingen die bijdragen aan de houdbaarheid
Tevens worden de uiteindelijke totale kosten in ogenschouw van de acute zorg (opschalen best practices cq. valorisatie).
genomen; de structurele besparingen door efficiënte inzet LNAZ en zorgverzekeraars spelen daarbij een stimulerende rol.
zorginfrastructuur moeten opwegen tegen tijdelijke inzet Er wordt aangesloten bij huidige regionale ontwikkelingen en
transformatiemiddelen. Zorgverzekeraars ondersteunen/ afspraken. Wat goed werkt wordt voortgezet en uitgebouwd.
stimuleren deze ontwikkeling. b. De noodzaak en het belang van het behoud van huisart-
b. Partijen conformeren zich aan het vervangen van de senzorg voor patiënten in de avond, nacht en weekenden
45-minutennorm voor bereikbaarheid van SEH’s en acute wordt door alle partijen onderkend en zij zijn bereid om
verloskunde door een bredere set (kwaliteits)normen hier vanuit de onderlinge samenwerking aan bij te dragen.
met een gedifferentieerde normstelling ten aanzien van Om Nederlanders van deze zorg te kunnen blijven voorzien,
tijdkritische aandoeningen. De 45-minutennorm is een dragen de LHV, InEen en Zorgverzekeraars Nederland een
spreidingsnorm, gebaseerd op de bestaande spreiding van oplossing aan voor een betere, meer evenwichtige verdeling
ziekenhuizen en UMC's toen de norm in 2002 werd geïn- van de ANW diensten onder alle huisartsen per 2023
troduceerd. De norm is niet medisch onderbouwd. Sinds de (praktijkhouders, huisartsen in loondienst en waarnemers/
introductie van de norm hebben de acute zorg, waaronder ZZP). Het door de huisartsen opgestelde Actieplan Werkdruk
zeker ook de ambulancezorg en de traumazorg (met de in de ANW vormt hiervoor het vertrekpunt. InEen en de LHV
inzet van mobiele medische teams), zich sterk ontwikkeld. werken dit actieplan in overleg met ZN nader uit en stellen
De nieuwe normen worden zo goed mogelijk medisch - teneinde uniformiteit in de uitvoering te bereiken - een
onderbouwd. In het verlengde daarvan moet ook gekeken leidraad voor de HDS'en en de aangesloten huisartsen en
worden naar de effecten op de rest van het acute zorgland- een landelijke modelovereenkomst op waarin de verant-
schap zoals de huisartsenposten, regionale ambulance- woordelijkheidsverdeling tussen HDS, praktijkhouders en
voorziening en acute GGZ. Deze aanpassing is noodzakelijk niet-praktijkhouders wordt vastgesteld.
om meer ruimte te bieden voor optimale inrichting van
het acute zorglandschap met het oog op goede kwaliteit In aanvulling vraagt VWS de NZa om (in overleg met
van zorg voor iedereen. VWS komt uiterlijk eind 2022 met partijen) het ANW-tarief voor huisartsen te herijken en te
een procesvoorstel over te zetten stappen om de 45-minu- differentiëren. Het streven is om het herijkte en gediffe-
tennorm te vervangen, in nauwe samenspraak met alle rentieerde NZa-tarief per 1 januari 2023 in te voeren. De
betrokken veldpartijen. toepassing van dat herijkte, gedifferentieerde tarief treedt
c. Zorgaanbieders en zorgprofessionals maken concrete voor een HDS in werking als regionaal een adequate verde-
afspraken om ervoor te zorgen dat alle multitraumapati- ling van diensten tussen alle huisartsen is overeengekomen
enten (Injury Severity Score (ISS) >15) worden behandeld in In lijn met het herijkte honorarium dient zo nodig ook het
een level 1 traumacentrum, met de gestelde regionale norm maximum budget van de HDS te worden aangepast.
van 90% als absolute ondergrens. Het Zorginstituut komt in
samenspraak met de direct betrokken zorgpartijen uiterlijk Voorwaarde voor akkoord geven op een tariefsverhoging
in Q1 2023 met een advies hoe de implementatie van en -differentiatie door de zorgverzekeraar wordt gebaseerd
deze bestaande norm kan worden bevorderd. Alle level 1 op het door de betreffende HDS aangeleverde implemen-
traumacentra dienen te voldoen aan de minimumnorm van tatieplan en daadwerkelijke uitvoering van dit plan. Dit plan
240 patiënten per locatie per jaar; locaties die niet voldoen is gebaseerd op het Actieplan Werkdruk in de ANW en de
mogen vanaf 1 januari 2024 geen multitraumazorg meer leidraad en treedt uiterlijk drie maanden na het akkoord
leveren. De IG) ziet hierop toe. van de zorgverzekeraar in werking, waarbij ten minste is
voldaan aan de volgende landelijke uitgangspunten:
5. Samenwerken in de keten «_ Sluitende dekking voor alle benodigde diensten;
a. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars zetten in op het inten- * _ Afspraken over een evenwichtige en solidaire
siveren van het gebruik van gezamenlijke acute zorgvoor- verdeling van de diensten over de binnen de regio
zieningen door verschillende partijen in de keten, waardoor werkzame huisartsen (praktijkhouders, loondienst en
de beschikbare (zorg)professionals slim worden ingezet en waarnemers/ZZP), rekening houdend met het effect
samenwerking in de keten wordt gestimuleerd. Denk hierbij van deze afspraken op andere/naastgelegen regio’s;
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 51
* _ Tarieven die voor alle dienstdoende huisartsen in de taak in het voorkomen van oneigenlijke instroom in de
regio gelijkelijk van toepassing zijn, waarbij ook wat aan acute zorg door te zorgen voor goede voorzieningen en
zzp'ers wordt betaald niet hoger mag zijn dan het NZa ondersteuning bij sociale problematiek. Partijen spreken af
tarief. om deze samenwerking in de regio’s te bevorderen en te
Bovenstaande afspraken en de regionale maatregelen zorgen voor de juiste randvoorwaarden, zoals zorgcoördi-
kunnen ook landelijke aanpassingen vragen in wet- en natie, beschikbaarheid van medische gegevens, contrac-
regelgeving. Indien uit een juridische toetsing blijkt dat deze tering en bekostiging. Op deze manier kan het percentage
nodig zijn, onderzoekt VWS de mogelijkheden daartoe. kwetsbare ouderen en patiënten met GGZ-problematiek
op de huisartsenpost en SEH afnemen, waardoor deze
Zorgverzekeraars en HDS'en monitoren periodiek de reali- worden ontlast.
satie het implementatieplan. Als gedurende het jaar blijkt e. De implementatie van de generieke module acute
dat er problemen ontstaan bij de effectuering en uitvoering psychiatrie (GMAP) wordt voortgezet. Deze generieke
van de goedkeurde plannen, treden betrokken partijen in module beschrijft de benodigde inhoud en organisatie van
overleg. Dit kan leiden tot herijking van afspraken. hulpverlening voor personen (alle leeftijdscategorieën) in
een crisissituatie, over wie het vermoeden bestaat dat zij
Daarnaast dient de HDS inzichtelijk te maken welke acties een acute psychische stoornis hebben (inclusief versla-
de HDS onderneemt om het beroep op de HAP te ver- vingsproblematiek). Het streven is dat de GMAP in 2024 in
minderen (in ieder geval voor onnodige spoedvragen die alle 28 regio’s volledig is geïmplementeerd.
op een regulier tijdstip kunnen worden beoordeeld), in f. Acute verloskunde kan het beste integraal worden bezien
aanvulling op (landelijke) activiteiten zoals publiekscam- en in samenhang worden geleverd en gefinancierd, zeker
pagnes van de overheid en andere partijen, en hoe middels met oog op de uitdagingen van capaciteit en beschik-
Thuisarts/online een deel van de spoedvragen kan worden baarheid die ook de geboortezorgsector kent. Dit vraagt
afgevangen. om intensieve samenwerking in de geboortezorgketen.
Dit vindt plaats binnen de regionale netwerken van Verlos-
Als bovengenoemde aanpak eind 2023 niet tot de gewenste kundig Samenwerkingsverbanden (VSV's), waarin zowel de
effecten leidt, onderneemt VWS passende maatregelen op eerstelijnsverloskundigen, kraamzorgorganisaties als zie-
basis van de uitkomsten van de verkenning zoals benoemd kenhuizen en UMC's vertegenwoordigd zijn (soms verenigd
in afspraak vier van de bijlage H Arbeidsmarkt en ontzorgen in een Integrale Geboortezorg Organisatie), als ook tussen
zorgprofessionals. Daarnaast onderzoekt VWS met partijen VSV's in een regio. In het ROAZ vindt overleg plaats om de
welke verdergaande maatregelen mogelijk zijn om het benodigde geboortezorg in een regio te coördineren en de
onnodige beroep op de HAP terug te dringen. beschikbare capaciteit zo optimaal mogelijk in te zetten.
c. Partijen onderzoeken in 2023 welke oorzaken ten grondslag 6. ROAZ en ROAZ-plan
liggen aan de piekbelasting van de SEH en welke maatre- a. Voorde acute zorg spelen specifieke vraagstukken rondom
gelen genomen kunnen worden. NVZ en NFU nemen het regionale samenwerking. Ketenpartners in acute zorg
voortouw bij dit onderzoek, in afstemming met de andere zoals huisartsen, huisartsenposten, ziekenhuizen, UMC's,
betrokken partijen. Partijen spreken af om op basis van regionale ambulancevoorzieningen, wijkverpleging,
de uitkomsten van dit onderzoek gezamenlijk concrete verloskundigen, GGZ, VVT, GHOR en GGD zijn samen met
maatregelen te nemen om de piekbelasting op SEH's te de zorgverzekeraars verbonden in het ROAZ. (Wanneer in
verminderen. deze tekst wordt gesproken over het ROAZ, wordt daarmee
d. Samenwerking in de ANW-uren tussen SEH's binnen de dit samenwerkingsverband van ketenpartners bedoeld; niet
regio en tussen SEH’s en huisartsenposten zal worden het ROAZ-bureau.)
onderzocht binnen de ROAZ-en. Differentiatie en con- b. Partijen zullen op basis van de IZA afspraken overleggen
centratie van acute zorgfaciliteiten zoals SEH's, huisart- over verantwoordelijkheden, bevoegdheden en governance
senposten en klinische verloskunde betekent dat het nog van en binnen het ROAZ op basis van de AMvB acute zorg,
belangrijker wordt om de samenwerking met de andere met het oog op aanpassingen per 1 januari 2023. Daarbij
onderdelen van de acute zorgketen zoals Regionale wordt ook meegenomen hoe de betrokkenheid van de
Ambulance Voorziening, GGZ, ELV, geriatrische revalida- zorgprofessionals (vanwege de medisch inhoudelijke
tiezorg, verloskundige zorg en (onplanbare) wijkzorg te aspecten van het organiseren van acute zorg(keten) en het
organiseren, om te zorgen voor een goede spreiding en het bewaken van de inhoudelijke samenhang en uitvoerbaar-
beschikbaar blijven van voorzieningen dichtbij de patiënt heid van acute zorg en aanpalende zorg in capaciteit en
en passend bij de acute zorgvraag van de verschillende expertise) en het patiënten perspectief binnen het ROAZ
patiëntengroepen. Gemeenten hebben ook een belangrijke kunnen worden geborgd.
52 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
c. Elk ROAZ stelt een plan van aanpak op voor acute zorg in de de contractering. In het ROAZ-plan komen in ieder
regio. Waar nodig kan een ROAZ-regio nog onderverdeeld geval de volgende elementen terug: het verstevigen
zijn in subregio’s. Het ROAZ-plan komt tot stand op basis van de samenwerking in de gehele acute zorgketen,
van drie stappen: (sub) regionale zorgcoördinatie, verhogen kwaliteit
1. Criteria: Zorgverzekeraars, zorgaanbieders, zorgprofes- en naleven kwaliteitsnormen die betrekking hebben
sionals en vertegenwoordigers vanuit het burgerper- op de keten, differentiatie, concentratie (o.a. multi-
spectief (waaronder het patiëntenperspectief), LNAZ en traumazorg) en spreiding (van basis acute zorg) en
de overheid stellen in gezamenlijkheid criteria op voor gezamenlijke voorzieningen in de keten (zoals een
het ROAZ-beeld en ROAZ-plan. De overheid neemt hier- spoedplein/integrale spoedpost). De ROAZ-plannen
toe het initiatief en komt uiterlijk 14 oktober 2022 met moeten worden gekoppeld aan concrete te behalen
een procesvoorstel hiervoor. Deze criteria gaan over resultaten, bijvoorbeeld het aantal kwetsbare
beschikbare data, welke onderwerpen aan bod moeten ouderen op de SEH.
komen en de wijze waarop de ROAZ-beelden en Het is een regionaal plan op maat, waardoor de aan-
ROAZ-plannen transparant worden gemaakt. De criteria pak per ROAZ of subregio’s kan verschillen voor wat
worden uiterlijk eind Qq 2022 bestuurlijk vastgesteld. betreft de focus en tijdspad van eventuele trans-
2. ROAZ-beeld: Eind Q2 2023 heeft elke ROAZ-regio een formatie van de inrichting van de acute zorgketen.
ROAZ-beeld opgesteld. Een ROAZ-beeld geeft ten minste De regioplannen behelzen nadrukkelijk afspraken op
inzicht in regionale acute zorgvraag en zorgaanbod, hoofdlijnen en betreft de prioritaire regio-opgaven.
patiëntenstromen, de arbeidsmarkt en (10-jaars) Specifieke afspraken worden dan ook decentraal
prognoses. Hierbij wordt ook expliciet inzicht gegeven tussen zorgpartijen gemaakt in verschillende specifieke
in specifieke expertisegebieden van zorgaanbieders en transformatieplannen.
volumes in relatie tot kwaliteitsnormen. Het Ministerie d. Proces en verantwoordelijkheden: Elk ROAZ draagt
van VWS faciliteert de ROAZ-en waar nodig en zorg voor het opstellen van het ROAZ-plan. De ROAZ-voor-
wenselijk met datasets waarin voor het ROAZ relevante zitter en de marktleider zorgverzekeraars hebben daarbij
data toegankelijk is en transparant wordt gemaakt. een duale verantwoordelijkheid, elk vanuit hun respec-
Daarnaast zal VWS zich er in overleg met de Autoriteit tievelijke rol.
Persoonsgegevens en de Autoriteit Consument * _ Het initiatief tot het opstellen van het ROAZ-beeld en
en Markt voor inspannen het uitwisselen van de ROAZ-plan wordt genomen door de marktleider zorg-
noodzakelijke data mogelijk te maken en waar nodig verzekeraars samen met de ROAZ-voorzitter. Samen
wet- en regelgeving hiervoor aan te passen. maken zij een procesvoorstel en planning voor de tot-
3. ROAZ-plan: Eind Q4q 2023 heeft elke ROAZ-regio een standkoming van het ROAZ-plan in hun regio en leggen
ROAZ-plan geformuleerd op basis van het ROAZ-beeld, dit ter goedkeuring voor aan het ROAZ. Zij vervullen een
het Kwaliteitskader Spoedzorgketen en andere in dit aanjagende rol en dragen zorg voor en zijn aanspreek-
document genoemde uitgangspunten, waarbij urgentie baar op de totstandkoming van een plan met door het
van de regionale knelpunten op het gebied van toegan- ROAZ gedragen afspraken die voldoende concreet zijn
kelijkheid en kwaliteit leidend is. Het ROAZ-plan bestaat om de regionale knelpunten in de acute zorg duurzaam
uit twee delen: op te lossen én uitvoerbaar zijn. Zorgaanbieders in de
i. _ROAZ-opgaven: De ROAZ-partijen bepalen wat de acute zorgketen zijn er verantwoordelijk voor om hier-
belangrijkste transformatieopgaven in de regio zijn over zorginhoudelijke, organisatorische en financiële
om de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit afspraken te maken met zorgverzekeraars. Van alle
van de acute zorg duurzaam te borgen. Hierbij ROAZ-partijen mag een actieve rol worden verwacht
wordt nadrukkelijk focus aangebracht; het streven is in de totstandkoming van het ROAZ-plan. Het is van
om te komen tot niet meer dan een handvol opga- belang dat de ROAZ-bureaus voldoende capaciteit
ven die met prioriteit moeten worden aangepakt. krijgen om het opstellen van de ROAZ-plannen te
il. ROAZ-afspraken: Voor de prioritaire regio-opgaven faciliteren. De ROAZ-en worden bij het opstellen van
maken zorgpartijen afspraken welke partijen met het ROAZ-plan ondersteund door onder meer het LNAZ,
welke oplossingen aan de slag gaan en op welke Zorgverzekeraars Nederland en de overheid; bijvoor-
schaal, op welke (meetbare) resultaatafspraken beeld op het gebied van data, kennisuitwisseling en
daarbij wordt gestuurd (werkagenda) en hoe de randvoorwaarden zoals wet- en regelgeving.
voortgang inzichtelijk wordt gemaakt. Deze alge- * _ De ROAZ-partijen beoordelen gezamenlijk of het
mene afspraken zijn transparant. De regionale zorg- ROAZ-plan voldoende concreet is, in lijn is met de
partijen committeren zich aan deze afspraken; deze uitgangspunten van het IZA en voldoende bijdraagt aan
zijn dus niet vrijblijvend en worden meegenomen in het duurzaam oplossen van de regionale knelpunten
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 53
in de acute zorg. Het ROAZ plan wordt daarvoor ook e. Specifieke transformatieplannen: Ook voor de acute
ter consultatie voorgelegd aan patiëntenorganisaties. zorg geldt dat de daadwerkelijke transformatie gebeurt op
Daarbij wordt ook gekeken naar de consequenties van basis van specifieke transformatieplannen in lijn met de
het ROAZ-plan voor profielen van ziekenhuizen in rela- ROAZ-plannen. Deze plannen worden decentraal, op het
tie tot een samenhangend regionaal zorgaanbod, mede bijpassende niveau gemaakt tussen de betrokken acute
in het verlengde van de regioplannen op zorgkantoor- zorgpartijen. (Zie ook Onderdeel B. Regionale samenwer-
regioniveau en de Acute GGZ-regio’s. Waar nodig kan king - algemeen.)
het ROAZ-plan vervolgens worden aangescherpt.
* Het ROAZ-plan wordt na vaststelling als basis gebruikt 1. Data-uitwisseling en
voor (inkoop)afspraken tussen individuele zorgaan- capaciteitsinformatie
bieders en zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben a. Inzicht in de (benodigde en beschikbare) capaciteit van de
altijd de ruimte om met individuele zorgaanbieders gehele (regionale) acute zorgketen is noodzakelijk voor
aanvullende transformatieafspraken te maken in de zorgcoördinatie en het optimaal inrichten van de regionale
individuele contractering; ook over zaken die niet in het acute zorg. Artificial Intelligence kan bijdragen aan het
ROAZ-plan staan, waarbij het borgen van de kwaliteit beter voorspellen van benodigde capaciteit. Regionaal
en toegankelijkheid van de acute zorg en de geboorte- wordt vastgesteld wat de gedifferentieerde minimale
zorg een belangrijke randvoorwaarde is. Zorgverzeke- benodigde acute zorgcapaciteit is, als een van de uitgangs-
raars kopen de acute zorg in op individuele basis; waar punten voor de ROAZ-afspraken. Dit betreft in ieder geval
nodig gelijkgericht op basis van landelijke kaders voor SEH-capaciteit, acute verloskunde, huisartsenpost en acute
kwaliteit en de noodzakelijke transformaties binnen de GGZ. Het ROAZ is verantwoordelijk voor het vaststellen
acute zorg in de regio, zoals beschreven in de desbe- van deze capaciteit in nauw overleg met de desbetreffende
treffende transformatieplannenS. Waar nodig worden zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Relevante zorgaan-
door zorgverzekeraars hierbij flankerende (financiële) bieders waaronder aanbieders van ELV en acute WLZ-zorg
afspraken gemaakt om de transformatie te realiseren sluiten aan bij het Landelijk Platform Zorgcoördinatie (LPZ)
en de toegankelijkheid van zorg en de continuïteit te en delen verplicht de noodzakelijke capaciteitsinformatie.
borgen. (Zie ook hoofdstuk 4.2 Inzet transformatiemid- Partijen spreken af om voor de wijkverpleging verder te
delen.) Teneinde de toegankelijkheid van acute zorg te inventariseren welke elementen in het LPZ moeten terug-
borgen, spreken partijen af dat gecontracteerde capa- komen op een praktisch uitvoerbare manier; dit betreft in
citeit niet tussentijds kan worden afgeschaald zonder ieder geval onplanbare wijkverpleging en ‘herkenbaar &
afstemming in ROAZ-verband en goedkeuring van de aanspreekbaar wijkverpleging’.
betrokken zorgverzekeraars en in lijn met de besluitvor- b. VWS stelt in 2023 en 2024 middelen beschikbaar voor
mingsprocedure in de AMvB acute zorg. een vervolg van het programma Met Spoed Beschikbaar
* __ Wanneer de ROAZ-zorgpartijen in gezamenlijkheid met het oog op de verdere implementatie van de Richtlijn
niet voor 1 januari 2024 komen tot een ROAZ-plan met Gegevensuitwisseling huisarts — huisartsenpost — ambu-
afspraken die voldoende scherp zijn om de transforma- lancedienst — afdeling spoedeisende hulp (hierna: Richtlijn
tieopgaven voor elkaar te krijgen, treden zorgverzeke- Gegevensuitwisseling Acute zorg). De uitwisseling van (een
raars in overleg met betreffende zorgaanbieders over selectie van) de uitwisselingen uit de Richtlijn Gegevens-
aanvullende maatregelen als dat nodig is om vanuit hun uitwisseling Acute zorg zal in 2023 op de Meerjarenagenda
zorgplicht de toegankelijkheid en kwaliteit van acute van de Wegiz worden geplaatst, in welk kader op initiatief
zorg in de regio te borgen. van VWS zal worden onderzocht of de gegevensuit-
* Het opstellen van de ROAZ-plannen moet niet leiden tot wisseling aangewezen wordt, zodat er een wettelijke
vertraging. Als de toegankelijkheid en/of kwaliteit van verplichting komt op de elektronische uitwisseling van de
zorg in het gedrang komt, worden direct maatregelen gegevens. Een wetsvoorstel m.b.t. het zonder toestemming
getroffen. Ook met het uitwisselen en door zorgpartijen uitwisselen van patiëntgegevens in geval van acute zorg
implementeren van best practices die in lijn zijn met de wordt voorbereid en zal rond de zomer van 2023 worden
beweging naar passende acute zorg, hoeft niet te wor- ingediend bij het parlement. Partijen nemen onder leiding
den gewacht op het vaststellen van de ROAZ-plannen. van het Nictiz het initiatief om de reikwijdte van de Richtlijn
Gegevensuitwisseling Acute zorg uit te breiden met het oog
op effectieve zorgcoördinatie.
5_Transformatieplannen worden hier in brede zin bedoeld, o.a. ROAZ-plannen,
regioplannen en individuele contractafspraken.
54 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
8. Bekostiging
a. Acute zorg heeft een spoedeisend karakter, wordt geken-
merkt door piek- en dalbelasting en kan op elk moment
nodig zijn. Tegelijkertijd is de benodigde capaciteit goed
planbaar. De fysieke en personele infrastructuur en capaci-
teit moet op orde en beschikbaar zijn, ongeacht het aantal
patiënten. Dit vraagt om een goede spreiding van beschik-
bare voorzieningen, goede samenwerking in de acute
zorgketen en optimale inzet van schaars personeel. De wijze
van bekostiging en inkoop van acute zorg moet de juiste
beweging stimuleren en effectieve sturing hierop mogelijk
maken. Partijen spreken daarover het volgende af:
« _ VWS zal de NZa opdracht geven om met alle zorg-
partijen aan tafel kansen en knelpunten rondom de
bekostiging van acute zorg verder in kaart te brengen.
Daarbij geldt: geld volgt inhoud. Oftewel bekostiging
op basis van gezamenlijk door partijen vastgestelde
functionele specificaties die voor de acute zorg van
belang zijn. Het onderzoek wordt eind 2023 opgele-
verd; parallel aan de inhoudelijke ROAZ-afspraken,
in verband met eerdergenoemde koppeling van
inhoud en bekostiging. Uiteindelijk is het aan de NZa
om eventuele aanpassing van de bekostiging vast te
stellen, op basis van de kaders door het Ministerie van
vws.
* _ Eventuele veranderingen in de wijze van bekostiging
en inkoop stimuleren de door partijen onderkende
noodzakelijk herinrichting van het acute zorgland-
schap en mogen daar geen beperkingen voor opwer-
pen. Huisartsen-inschrijftarieven zijn geen onderdeel
van acute zorg financiering.
« Er wordt onderscheid gemaakt tussen bekostiging via
het reguliere zorginkoopproces en eventuele tijdelijke
financiële afspraken om de transformatie te realiseren
en de toegankelijkheid van zorg en de continuïteit te
borgen gedurende het transformatieproces.
« _ De huidige beschikbaarheidbijdrage voor SEH's en
acute verloskunde is gebaseerd op de 45-minuten-
norm. Bij vervanging van de 45-minutennorm door
kwaliteitsnormen voor tijdkritische aandoeningen
wordt ook gekeken wat de gevolgen zijn voor deze
beschikbaarheidsbijdragen die zijn bedoeld om de be-
schikbaarheid van SEH’s en acute verloskundige zorg
te borgen. VWS en de NZa zullen in overleg met de
betrokken zorgpartijen deze gevolgen onderzoeken,
zodat waar nodig tijdig mitigerende afspraken worden
gemaakt.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 55
blijft nodig, maar de geschetste ontwikkelingen vragen om een
heroriëntatie op hoe we de zorg in ons land hebben georgani-
seerd en ingericht. Wanneer op plekken zorg moet worden op-
of afgeschaald moet mogelijk herverdeling plaatsvinden met
andere aanbieders in de regio. De concentratie en spreidings-
opgave is een onderdeel van de gehele set aan opgaves die
O n d e rd ee | D. nodig zijn binnen het zorglandschap zoals deze ook beschreven
e e zijn in andere hoofdstukken in dit akkoord. Voor concentratie
Regio na | e Sd menwe rki ng van zorg wordt (in eerste instantie) gekeken naar zorg op het
e terrein van de brede oncologische zorg (inclusief diagnostiek en
me toe ko mstbestend Ig palliatieve zorg), de zorg rond hart- en vaatziekten en bepaalde
vormen van acute zorg. Aanpassing van volumenormen
Zo rgla ndscha DP d oor dienen in samenhang te worden bezien met de afspraken in dit
e e ge Integrale Zorgakkoord over acute zorg, deze zijn nevengeschikt
concentratieenspreiding aan enaar
Daarnaast wordt er ook gekeken naar de zorg voor patiënten
De zorg is in ontwikkeling. We krijgen steeds beter inzicht met een zeldzame aandoening: welke zorg dient binnen de door
in ziekteprocessen en de mogelijkheden voor de patiënt op VWS erkende expertisecentra te worden geleverd, welke zorg
het gebied van diagnostiek en behandeling breiden zich uit. kan ook lokaal worden geleverd maar met kennis- en expertise
Ook komt er steeds meer data en informatie over de uitkomsten uitwisseling vanuit het door VWS erkende expertisecentrum en
van behandelingen. Hierdoor kunnen aandoeningen beter en wat moet er nog worden ingericht om dat te kunnen realiseren.
specifieker worden gediagnosticeerd en patiënten gerichter Dit vanuit het belang van de juiste zorg op de juiste plek en
worden behandeld. Dit leidt tot kwalitatief betere zorg voor vanuit de samenhang en schaalvoordelen voor kwaliteit en
de patiënt maar stelt ook meer eisen aan de expertise van kennisontwikkeling. Dit gebeurt in aansluiting op de trajecten
zorgprofessionals. en werkprocessen die hiervoor al zijn ingericht.
Om toekomstbestendige medisch specialistische zorg te organi- Verdere concentratie van zorg zal er toe leiden dat er meer diffe-
seren willen de partijen gezamenlijk de kwaliteit en continuïteit rentiatie ontstaat. Ziekenhuizen, UMC's en klinieken zullen zich
van de zorg voor de patiënt verder verbeteren, de transparantie daarbij toeleggen en profileren op de onderdelen waar zij goed
daarover verhogen, het innoverend vermogen bevorderen en in zijn en specifieke expertise in hebben ontwikkeld. Ontwik-
de samenwerking in en tussen goed opgeleide teams waarbor- keling, bundeling en deling van kennis en kunde, transparantie
gen. De ontwikkelingen in diagnostiek en behandelingen gaan over de resultaten en samenwerking en netwerkvorming op
zo snel dat het zowel nodig is om kennis en expertise verder zowel regionaal niveau als op landelijk en internationaal niveau
vorm te geven, te specialiseren/differentiëren en te concen- zijn essentieel bij deze beweging. Dit binnen de context van de
treren, alsmede samenwerking in netwerken te bevorderen. uitdagingen op de arbeidsmarkt waarin alle zorgprofessionals
Dit vraagt een behoorlijke aanpassing van de organisatie van nodig zijn. De samenhangende bewegingen van concentratie
zorg. Passende zorg betekent ook het passend organiseren enerzijds en spreiding anderzijds zijn niet nieuw en ze zijn ook
van de zorg. Om dit te bereiken moeten partijen meer dan ooit al gaande, maar ze vragen wel om een versnelling gezien eerder
samenwerken. geschetste ontwikkelingen. Spreiding van planbare zorg is in het
belang van de toegankelijkheid van de zorg nu en de komende
Concentreren van zorg is geen doel op zich. Het is een instru- jaren, dit vraagt om samenwerking binnen zorgnetwerken en
ment om passende zorg van goede kwaliteit voor de patiënten tussen ziekenhuizen, UMC's, zelfstandige behandelcentra en
te bevorderen, de houdbaarheid van het zorglandschap — ook zorgverzekeraars.
op de langere termijn — te borgen en om de professionele inzet
van de zorgprofessionals en middelen zo effectief mogelijkinte Concentratie kan betekenen dat de patiënt verder moet
richten. Tegelijkertijd gaat het ook om spreiding: zorg die vaak reizen om de kwalitatief best mogelijke zorg te krijgen en/of
voorkomt en laagcomplex is, moet voor iedereen dicht(er)bij dat expertise met de patiënt meebeweegt waar dat mogelijk
beschikbaar zijn. Het uitgangspunt daarbij is “nabij als het kan, en zinvol is, om zo de kwalitatief best mogelijke zorg voor
veraf als het moet”, met oog voor samenhangend zorgaanbod de patiënt te bereiken. Concentratie van zorg maakt verder-
voor de patiënt, het voorkomen van versnippering en waarbij gaande samenwerking en het aanbieden van zorg in netwerken
de patiënt uiteraard ook de vrijheid heeft om te kiezen voor (shared care) van belang, om de voor- en nazorg dichtbij: te
een zorgaanbieder veraf. Alle beschikbare zorgcapaciteit is en
14 _[n ziekenhuizen zonder voor die aandoening gespecialiseerde differentiatie
te organiseren.
56 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
organiseren wanneer bijvoorbeeld chirurgische interventies en Deze selectie zal verdeeld worden over de eerste en de
complexe diagnostiek zijn geconcentreerd. tweede tranche met het oog op een snelle en succesvolle
implementatie van de ambitie.
Om de beweging naar een optimale balans in het zorgland-
schap middels concentratie en spreiding van zorg te versnellen, Het aangrijpingspunt voor volumenormen is een zorgin-
is regie en sturing nodig en dient te worden voorzien in een terventie die aangeboden wordt binnen de context van
aantal randvoorwaarden die ook aan de orde komen in andere een zorgnetwerk gericht op een specifieke patiëntengroep,
hoofdstukken in dit akkoord zoals bijvoorbeeld digitalisering, uitgevoerd door een vaste groep zorgprofessionals vanuit
gegevensuitwisseling en bekostiging. Daarover maken partijen het netwerk op een (1) specifieke locatie.
afspraken in de rest van dit hoofdstuk. Verder zal VWS met de
veldpartijen een gezamenlijk traject starten om afspraken te Betrokken zorgaanbieders en professionals zorgen waar
maken over in elk geval de volgende aspecten: gepast voor een evenwichtige verdeling van zorg en zorg-
* _ De verdere ontwikkeling van de kwaliteit van de zorg en interventies in het netwerk (gegeven het hanteren van
de transparantie daarover (inclusief de verhoging van de de volumenormen). Het versterken en versnellen van de
volumenormen alsmede gerichter inkoopbeleid door de organische beweging die reeds bestaat, is uitgangspunt.
verzekeraars);
* _ De (doorontwikkeling van netwerk, - en expertzorg op b. De vastgestelde normen door de Ronde Tafel zijn bin-
zowel regionaal, landelijk niveau als internationaal niveau; dend. Waar behulpzaam, wordt uitgegaan van lopende
* __ De implementatie, met tussentijds ruimte voor evaluatie, trajecten en programma’s. Dit met als achterliggend doel
van expertiseconsulten voor zeldzame aandoeningen; om voor het toenemend aantal patiënten de beste zorg
* __ De ondersteuning van de beoogde concentratiebewegingen te kunnen (blijven) bieden met de beste kwaliteit en de
via de transformatiemiddelen. toegankelijkheid te borgen door schaars personeel en dure
infrastructuur optimaal in te zetten. Het gaat daarbij om
Inzet middel concentratie van zorg en zowel diagnostiek, behandeling, nazorg en palliatieve zorg.
(door)ontwikkeling netwerk,- en expertzorg Bij verregaande medische ontwikkelingen, specialisatie en
Om de beweging rondom concentratie van zorg te versnellen toenemende personalisering van zorg, draagt concentratie
en netwerkzorg te versterken, is meer regie en sturing nodig. van zorg en samenwerking in netwerken ertoe bij dat elke
Daarbij wordt gekozen voor een stapsgewijze aanpak in de patiënt, ongeacht de plaats waar deze het zorgtraject start
vorm van tranches, waarbij wordt gekeken naar waar de de beste zorg zal krijgen.
grootste voordelen zijn te verwachten zoals t.a.v. kwaliteit, Hierbij wordt voor de interventies als uitgangspunt geno-
patiënten aantallen en samenwerkingsmogelijkheden. Voor de men dat de volumenorm in de eerste tranche op een rich-
eerste tranche en tweede tranche wordt in elk geval ingezet op tinggevende norm van 50 tot 100 ingrepen per locatie per
de hoogcomplexe oncologische zorg en vaatchirurgie’ waarbij jaar wordt gesteld (waar relevant wordt een hogere norm
wordt gekeken naar zowel de zorg die landelijk georganiseerd gesteld). Het aangrijpingspunt voor volumenormen is een
moet worden, als de zorg waar regionale sturing en regie nodig zorginterventie die aangeboden wordt binnen de context
is. Daarover maken partijen onderstaande afspraken, van een zorgnetwerk gericht op een specifieke patiënten-
a. De huidige bestaande volume normen moeten worden groep, uitgevoerd door een vaste groep zorgprofessionals
nageleefd en gehandhaafd. VWS gaat het Zorginstituut vanuit het netwerk op een (1) specifieke locatie.
verzoeken om een Ronde Tafeloverleg in te richten die in Daarnaast moet deze norm ook gezien worden in relatie
overleg met de veldpartijen (FMS, NVZ, NFU, ZN en (aan- met het gehele zorgtraject (voor- en nazorg, de diagnostiek
doening-specifiek) ZKN) en in verplichte samenspraak met en palliatieve zorg) en kan deze norm, waar wenselijk, ook
de desbetreffende patiëntenorganisatie(s) op een zorgvul- bij deze onderdelen van toepassing zijn.
dige wijze komt tot het vaststellen van hogere volume- c. Erzijn situaties waarin (beredeneerd) afwijken van deze
normen voor zorginterventies in de eerste tranche en tweede volumenorm mogelijk wordt, in principe beperkt tot:
tranche en de versterking van samenwerking in netwerken. 1. Voor specifieke interventies liggen de bestaande volume-
De ambitie is te komen tot 15- 20 zorginterventies in 2 tran- normen al hoger dan 100 en/of zal verdere verhoging
ches. De Ronde Tafel zal - puttend uit de interventies zoals van de volumenormen wenselijk zijn om de kwaliteit te
genoemd in voetnoot 14 - een realistische selectie maken verhogen en het zorgproces te optimaliseren.
van interventies die in aanmerking komen voor de rich- 2. Als het Ronde Tafeloverleg op wetenschappelijke wijze
tinggevende volumenormen van 5o tot 100. Er zal regulier aantoont dat het aanhouden van een richtinggevende
toetsing op haalbaarheid en uitvoerbaarheid plaatsvinden. volumenorm van 50 tot 100 ten koste gaat van de kwali-
teit van zorg.
15 Interventies genoemd in het normeringsrapport van Soncos en genoemde
interventies vaatchirurgie in de normering Chirurgische Behandelingen 9.0
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 57
3. Als de totale patiëntaantallen op jaarbasis zo klein zijn deze interventies te organiseren. Dit gebeurt op basis van
dat een richtinggevende volumenorm van 50 tot 100 specifieke transformatieplannen zoals beschreven in de
nooit gehaald kan worden, ongeacht het aantal instel- IZA-hoofdstukken Regionale samenwerking en
lingen dat die zorg biedt. Contractering. Met als aanvulling dat de bijzondere com-
d. Partijen zetten zich in om de netwerkzorg te optimali- plexe situatie van een patiënt, kan leiden tot een inciden-
seren, waarbij aandacht is voor variatie tussen regio’s tele uitzondering.
op gebied van populatie-, gezondheidsproblematiek en h. Daar waar vanuit toegankelijkheid concentratie al wordt
indicaties. Sommige vraagstukken zullen om oplossingen ingezet in gezamenlijkheid en brede gedragenheid van
vragen waarbij over de grenzen van de huidige regionale de betrokken partijen naar aanleiding van regioplannen,
samenwerkingen moet worden gekeken. In een netwerk hoeft niet gewacht te worden op het resultaat van de
wordt op basis van diverse uitkomstmaten vastgesteld Ronde Tafel.
hoe de beste passende zorg vormgegeven wordt. Concen- i_ Wanneer op plekken zorg moet worden op- of afgeschaald
tratie van zorg is een van de middelen om dit te bereiken. moet mogelijk herverdeling plaatsvinden met andere
Voor de genoemde aandoeningen in de eerste tranche aanbieders in de regio. Er moet daarom aandacht zijn
wordt ingezet op het vaststellen van normen op basis voor de mogelijke algemene gevolgen ten aanzien van de
van uitkomstmaten en op de transparantie hiervan. Ook continuïteit en de profielen van ziekenhuizen, shared care,
uitkomstmaten zoals mortaliteit, complicaties en kwaliteit beschikbaarheid van kennis en kunde en opleidingsaspec-
van leven zijn van belang. Ruimte voor maatwerk naar in- ten. Zorgverzekeraars gaan daarom in de verschillende
dicatie is van belang in verband met de heterogeniteit van regio’s proactief het gesprek aan over transformatie in
ziektebeelden en bijpassende expertise en infrastructurele de regio, waaronder concentratie en spreiding van zorg.
voorzieningen. Bijvoorbeeld differentiatie per tumortype. Gezien de huidige zorgvraag en de te verwachte zorgvraag
e. Het Ronde Tafeloverleg gaat zoveel mogelijk uit van in de toekomst is het uitgangspunt - als deze afspraken
bestaande kennis en lopende trajecten. Bronnen daarvoor gevolgd worden - dat alle personele zorgcapaciteit nodig
zijn de uitkomsten uit wetenschappelijk onderzoek, blijft. Inzicht in o.a. profielkeuzes van de ziekenhuizen
kennisinstituten, op basis van registraties en daaruit helpt hierin.
voortvloeiende informatie van wetenschappelijke j. Mocht het verder aanscherpen van volumenormen en
verenigingen die vaak al inzicht hebben in aandachts- de implementatie hiervan niet van de grond komen, dan
gebieden, de Europese Referentienetwerken voor zeldzame wordt bekeken of landelijke sturing via bijvoorbeeld het in-
aandoeningen en het Zorginstituut. Vaststelling van zetten van doorzettingsmacht of het inzetten of aanpassen
de volumenormen, inclusief eventuele onderbouwde van wet- en regelgeving nodig is. VWS zal dit de komende
afwijkingen van de richtinggevend norm van 5o tot 100 periode verder onderzoeken.
ingrepen per locatie per jaar, voor de interventies in de k. Vanaf 2024 wordt gestart met een tweede tranche. Partijen
eerste tranche is uiterlijk 1 januari 2024 gereed. selecteren onder leiding van het Zorginstituut nieuwe in-
f. De NZa wordt gevraagd om, in afstemming met de Ronde terventies waarvoor de volumenormen worden verhoogd,
Tafel, in kaart te brengen in welke instellingen deze ingre- waarbij ook weer als uitgangspunt een richtinggevende
pen thans worden uitgevoerd, wat de bijbehorende volu- norm van 50 tot 100 ingrepen per locatie per jaar wordt
mes zijn en wat verhoging van de volumenormen betekent aangehouden. Bij deze selectie geldt het uitgangspunt dat
in termen van concentratie. De NZa levert de resultaten er een substantiële impact te verwachten moet zijn; daarbij
hiervan uiterlijk eind 2023 op. Dit kan als verrijkende input wordt breed gekeken naar de mogelijke interventies die
op de regiobeelden gezien worden. De NZa zal tevens in deze tranche worden opgenomen. Vaststelling van de
de voortgang van de beweging naar toekomstbestendig volumenormen voor de interventies in de tweede tranche,
medisch zorglandschap meenemen in een nieuwe monitor, inclusief eventuele onderbouwde afwijkingen van de rich-
waarbij de inhoud van de monitor per jaar verschilt en tinggevende norm van 50 tot 100 ingrepen per locatie per
aansluit bij de informatiebehoefte van het veld om bewe- jaar, is uiterlijk 1 januari 2026 gereed. Contractering door
ging van concentratie en spreiding te genereren. Voor de verzekeraars en toezien op de opvolging van normen door
kinderhartchirurgie binnen UMC's wordt in dit kader reeds toezichthouders vindt plaats per 1 januari 2028.
een impactanalyse uitgevoerd door de NZa. | Verdere intensivering van deze beweging gebeurt in de
g. Zorgverzekeraars geven deze normen, zoals vastgesteld derde tranche vanaf 2026. Bij de selectie van interventies
door de Ronde Tafel onder voorzitterschap van het Zorg- geldt het uitgangspunt dat er een substantiële impact te
instituut, in ieder geval een plek in de contracten per verwachten moet zijn; daarbij wordt breed gekeken naar
1 januari 2026 en toezichthouders zien toe op opvolging de mogelijke interventies die in deze tranche worden
van deze normen per 1 januari 2026. Op deze manier heb- opgenomen.
ben de veldpartijen voldoende tijd om de concentratie van
58 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
m. Spreiding van planbare zorg is in het belang van de zijn eerder van toepassing. Zorgverzekeraars zijn daarbij
toegankelijkheid van de zorg nu en de komende jaren. vanuit hun zorgplicht verantwoordelijk voor het borgen
De wettelijke zorgplicht is daarbij het vertrekpunt. van een passend integraal zorgaanbod en samenhangend
Daarom maken de partijen de volgende afspraken: zorglandschap in de regio en tussen regio’s; zorgaanbie-
* _ Partijen werken samen om de kwaliteit, actualiteit ders ondersteunen hierbij door maximaal transparant te
en transparantie van de data over wachttijden te zijn over de (kwalitatieve en kwantitatieve) resultaten en
verbeteren. uitkomsten van hun zorgverlening.
* _ Ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra met c. Door concentratie en spreiding van zorg zal de komende
wachttijden boven de treeknorm zoeken actief naar jaren meer differentiatie tussen ziekenhuizen en UMC's
oplossingen om wachtlijsten te verkorten. ontstaan, met verschillen in zorgportfolio. Dit leidt ertoe
* __De zorginkoop door zorgverzekeraars is aantoonbaar dat ziekenhuizen de komende jaren in meer of mindere
gericht op het optimaal benutten van de beschikbare mate te maken krijgen met verschuivingen in het zorgaan-
zorgcapaciteit voor planbare zorg in relatie tot de bod. Het is van groot belang om voor deze verschuivingen
zorgplicht. Daar waar wachtlijsten boven de treeknorm van tevoren een concreet transformatieplan te maken en
zijn, zoeken de zorgverzekeraar en de betreffende een impactanalyse uit te voeren. De zorgverzekeraar(s) en
zorgaanbieder actief naar oplossingen om de wachtlijst de grootste aanbieder in de regio nemen het initiatief tot
te verkorten. Zij informeren hierover IGJ en NZa. IGJ en het opstellen van het transformatieplan en impactanalyse
NZa monitoren in welke mate deze inspanningen leiden en met betrokkenheid van de betrokken zorgaanbieders,
tot het verbeteren van de toegankelijkheid en continuï- (oncologische) zorgnetwerken, zorgprofessionals en
teit van zorg. patiënten opgesteld. Doel van de impactanalyse is om op
* _ Partijen zetten zich in op een betere informatievoor- verschillende onderdelen systematisch in kaart te brengen
ziening richting patiënten over de mogelijkheid van in welke mate en op welke manier concentratie van zorg de
zorgbemiddeling, zowel via de zorgaanbieders als de patiënt en de betrokken zorgprofessionals, zorgaanbieders
zorgverzekeraars. en zorgnetwerken raakt en te beoordelen of deze impact
maatschappelijk gezien wenselijk is. Ook is het van belang
Besluitvorming om bij het maken van keuzes in concentratie en spreiding
Bij besluitvorming over de inzet van het middel concentratie rekening te houden met zorg geleverd door andere
van zorg wordt onderscheid gemaakt tussen zorg op landelijk ketenpartners zoals klinieken (ZBC’s), tijdelijk verblijf en
(en internationaal) niveau en concentratie van zorg binnen de gespecialiseerde en acute wijkverpleging. Het transforma-
regionale context: tieplan en de impactanalyse worden aangeleverd aan de
a. VWS is eindverantwoordelijk voor de besluitvorming NZa. De NZa monitort op de publieke belangen en werkt
en coördinatie ten aanzien van concentratie van laag- daar waar het past binnen de verschillende rollen, samen
volume hoogcomplexe zorg op landelijk (en internatio- met de IGJ en het Zorginstituut en kan aanbevelingen doen.
naal) niveau, voor zover de veldpartijen hier zelf niet uitko- Dat is met name aan de orde bij inpactvolle transforma-
men. Het vergunningensysteem van de WBMV kan hierbij ties. De NZa gebruikt de inzichten uit de impactanalyse die
als uiterste middel worden ingezet. Het uitgangspunt hier op dit moment wordt uitgevoerd naar concentratie voor
is dat laagvolume hoogcomplexe zorg geconcentreerd interventies bij mensen met een aangeboren hartafwijking
wordt uitgevoerd. In dit kader zal verkend moeten worden om te komen tot een werkwijze voor het maken van een
wat de concentratie betekent voor de taakuitvoering door impactanalyse en de beoordeling daarvan.
de ACM. d. Alle partijen spannen zich in om de maatschappij er
b. Besluitvorming ten aanzien van concentratie van hoog- van te doordringen dat onze zorgcapaciteit eindig is.
volume al dan niet hoogcomplexe zorg vindt plaats in Het zorglandschap moet anders ingericht worden en
de regionale context in nieuwe of bestaande netwerken. hierbij maken we keuzes over concentratie en spreiding
De gestelde volumenormen spelen hierbij een belangrijke van zorg. VWS vervult hierin een leidende rol.
rol evenals doelmatigheid overwegingen. Hierbij dient
ook gekeken te worden welke (complexe) zorg bij elkaar Randvoorwaarden
hoort om die waar mogelijk bij elkaar te concentreren. a. Netwerkzorg: Bij concentratie van zorg is samenwer-
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken hierover king in netwerken (shared care) belangrijk. Dat betekent
afspraken binnen de reguliere zorginkoop. Er is voldoende dat voor- en nazorg en delen van de behandeling waar
schaal nodig om hier afspraken over te kunnen maken. mogelijk dichtbij en met inzet van digitale zorg zoals
Het niveau van de zorgkantoorregio zal vaak te klein zijn. beeldbellen en telemonitoring, thuis, wordt georgani-
Andere niveaus zoals het ROAZ niveau, als grote eenheid seerd als interventies zijn geconcentreerd. Tevens is het
in de regio in samenspel met de oncologische netwerken, essentieel voor samenwerking t.a.v. klinisch onderzoek
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 59
(zie boven). Een duidelijk zorgpad met heldere uitleg deze informatie relevant om de juiste zorg op de juiste
aan patiënten is benodigd met heldere afspraken over plek te kunnen inkopen.
hoofdbehandelaarschap en casemanagement. Optimaal b. Verschuiving medisch specialistische basiszorg: Tegen-
functionerende netwerken in de regio zijn randvoor- over de concentratie van hoogcomplexe zorg staat, dat
waardelijk om de concentratie van zorg tot een succes te UMC's, en topklinische ziekenhuizen, zich minder richten
maken. Bij de organisatie netwerkzorg en MDO’s hebben op medisch specialistische basiszorg (laagcomplexe zorg/
de verschillende expertisecentra een belangrijke initiëren- niet-topreferente zorg). Vanuit het brede perspectief
de en ondersteunende rol. Door samenwerkingsafspraken van passende zorg wordt daarbij door het Zorginstituut
wordt klinisch onderzoek zo georganiseerd dat patiënten verdiepend onderzoek gedaan naar basiszorg in UMC's
hiervoor niet onnodig worden verwezen en waar mogelijk en topklinische ziekenhuizen. Op basis van deze verdie-
in een ziekenhuis of kliniek in hun eigen omgeving worden ping zal een richtinggevende normering (kwantitatief of
behandeld. De onderzoeksinfrastructuur van de UMC's kwalitatief) worden ontwikkeld, gericht op de spreiding
wordt zo ook optimaal benut voor de regio. Om netwerk- van basiszorg. Dit betreft onder andere het punt dat
zorg te bevorderen, dienen onderstaande randvoorwaar- patiëntenzorg die in beginsel kan worden beschouwd als
den te zijn ingevuld: laagcomplex niet-topreferent, uit oogpunt van onder-
* _ Digitale gegevensuitwisseling: Om dit optimaal te zoek, opleiding en/of mogelijke toekomstige innovatie
organiseren is digitale gegevensuitwisseling randvoor- plaatsvindt in een UMC of topklinische instelling. UMC's
waardelijk. Daarbij is het nodig dat de mogelijkheden en topklinische ziekenhuizen blijven zich hierbij inzetten
worden uitgebreid om hoogcomplexe en zeldzame om door samenwerkingsafspraken klinisch onderzoek,
diagnoses gestandaardiseerd toe te voegen in de opleiding en innovatie zo te organiseren dat patiënten
EPD-systemen, zodat er meer inzicht ontstaat in hiervoor niet onnodig worden verwezen en waar moge-
waar welke behandelingen worden uitgevoerd en de lijk in hun eigen ziekenhuis of kliniek worden behandeld.
afspraken gemonitord kunnen worden. De onderzoeksinfrastructuur van de UMC's wordt zo ook
* _ Passende bekostiging: Bekostiging is volgend op de optimaal benut met de regio. De NZa zal in afstemming
inhoud. NZa onderzoekt de doorontwikkeling van met de veldpartijen bezien op welk moment nieuwe in-
DBC-systematiek. Mochten door veranderingen in het zichten over de ontwikkeling van basiszorg in de UMC's en
zorglandschap de huidige bekostiging belemmerend ziekenhuizen in de nieuwe monitor MSZ kunnen worden
werken, dan worden de regels hierop aangepast. opgenomen. Op basis hiervan kunnen eventuele knelpun-
Ook financiële afspraken rondom netwerkzorg (shared ten worden gesignaleerd en vervolgens worden opgepakt.
care) moeten worden geoptimaliseerd. Netwerkzorg c. Faciliteren transformatie: Voor de periode 2023 tot en
wordt gefaciliteerd door de ontwikkeling van het met 2026 zijn door het kabinet transformatiemiddelen
expertiseconsult. In 2023 wordt met het ‘expertise vrijgemaakt om de concentratie en spreiding van zorg te
advies voor zeldzame aandoeningen’ een eerste stap realiseren en gedurende dit proces de beweging van de
gezet om ziekenhuizen en UMC's beter gebruik te instellingen naar een toekomstbestendig profiel te facili-
laten maken van elkaars expertise. Met het expertise teren gericht op het borgen van de toegankelijkheid van
advies komt er een prestatie beschikbaar waarmee zorg en het beantwoorden van de transformatieopgave.
zorgverleners advies kunnen inwinnen een door VWS De transformatiemiddelen zijn nodig om de transforma-
erkend expertise centrum voor zeldzame aandoenin- tie in de regio te realiseren zoals voor de daadwerkelijke
gen. Doel hiermee is om patiënten sneller te diagnos- concentratie (inclusief effecten op de bedrijfsvoering van
ticeren, zoveel mogelijk dichtbij huis te behandelen en ontvangende en afbouwende zorgaanbieders) en het
kennisoverdracht te faciliteren. In 2024 bekijkt de NZa ontwikkelen van shared care in zorgnetwerken welke
in hoeverre het expertiseconsult uitgebreid kan wor- samen een duurzame oplossing creëren. Dit in lijn met het
den voor andere vormen van expertise, onder andere transformatieplan.
de brede oncologische zorg.
« _Kwaliteitsinformatie: De patiënt moet inzicht hebben _ Inzicht in en borgen van voldoende (boven)
in de kwaliteit van de zorg zodat op basis hiervanook regionale capaciteit, voorzieningen en
een keuze gemaakt kan worden. Maximaal inzicht en infrastructuur voor cruciale GGZ zorg
transparantie van kwaliteitsinformatie is ook nodig Doel is om zicht te krijgen op de benodigde capaciteit, voor-
zodat de patiënt goede informatie heeft waar hij of zieningen en infrastructuur van (boven) regionaal cruciaal
zij terecht kan voor zowel voor- als natraject als voor zorgaanbod, passend bij de zorgvraag van de patiënt. Aan de
zowel de diagnostiek, interventie en behandeling hand van regiobeelden waarin de totale behoefte aan zorgvraag
om evaluatie van de kwaliteit van de zorg in de keten wordt weergegeven, bepalen verzekeraars en aanbieders welke
mogelijk te maken. Ook voor de zorgverzekeraars is onderdelen van het aanbod aan zorg cruciaal is in de regio en
60 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
borgen partijen dat het noodzakelijke zorgaanbod regionaal en afspraken over de cruciale zorg en b) het monitoren van
bovenregionaal passend en doelmatig wordt georganiseerd. deze afspraken.
Voor de (boven)regionale en landelijke noodzakelijke geachte
capaciteit worden afspraken gemaakt, zodat: In deze handreiking willen partijen de volgende aspecten
* _ Patiënten die een complexe zorgvraag hebben kunnen uitwerken:
blijven rekenen op goede en passende zorg. * _ Bepalen wat we verstaan we onder cruciale zorg.
* _ Op regionaal niveau voldoende cruciaal klinisch en * _ Bepalen hoe we de cruciale zorg vanuit het perspectief
ambulant aanbod beschikbaar is. van de zorgvraag én het zorgaanbod transparant
* _ Op landelijk niveau de hoog specialistische zorg voldoende kunnen maken.
beschikbaar is, doelmatig georganiseerd wordt en * _ Bepalen welke (deel van de) cruciale zorg aangemerkt
voldoende verspreid over het land. kan worden als regionale zorg en welk (deel) als
*__ Kennis en kunde voor behandeling van dergelijke aandoe- bovenregionaal en welke functies zijn alleen landelijk
ningen behouden blijft en breed beschikbaar zijn (ook voor (dus enkelvoudig) beschikbaar.
professionals van andere instellingen).
De handreiking wordt opgesteld en vastgesteld met betrokken-
Partijen maken hiertoe de volgende afspraken: heid van de beroepsverenigingen en MIND.
Voorbereidende Fase tot uiterlijk 1 januari 2023: Uitvoeringsfase regionaal zorgaanbod (vanaf 2023):
Om regionaal tot een goed gesprek te komen over het borgen * _ Op basis van de kaders in de handreiking wordt in de
van cruciale ggz-capaciteit is belangrijk dat er een breed gedra- vorm van een regiobeeld in kaart gebracht wat de zorg-
gen definitie ontwikkeld wordt van het begrip cruciale zorg. vraag en het zorgaanbod van de cruciale zorg in de regio
Om tot een zorgvuldige invullingen van dit begrip te komen is. Hierbij is er ruimte voor regionale verschillen op basis
wordt er eerst regionaal geïnventariseerd welke capaciteit in de van de zorgvraagbehoefte in die regio.
regio als cruciaal wordt beschouwd. Dat kan leiden tot verschil- * _ De twee (waar nodig drie) grootste verzekeraars nemen
lende uitkomsten per regio, gezien het feit dat zowel zorgvraag namens alle verzekeraars deel aan het regionale overleg
als zorgaanbod niet gelijk over de regio's verdeeld zijn. en gezamenlijk worden de ontwikkelingen in de zorgvraag
Anderzijds vinden partijen het belangrijk om wel een aantal en het zorgaanbod besproken (gemiddelde opnameduur,
landelijke kaders mee te geven aan de regio’s om mee te nemen enz.) en vertaald naar een regiobeeld waarin de gewenste
in de inventarisatie en monitoring, gezien het belang van inrichting van het zorglandschap wordt beschreven.
voldoende capaciteit voor bepaalde zorg. De inventarisatie en « __ De uitkomsten van het regionale overleg (vastgelegd in
monitoring wordt uitgevoerd door de reeds bestaande regio- het regiobeeld) worden door de zorgverzekeraars gevolgd
tafels voor de wachttijden-. In deze inventarisatie worden in in de individuele zorginkoop.
ieder geval de volgende zorg meegenomen: * _ Deze regiobeelden worden per regio vastgesteld door
* __ Klinische specialistische ggz (regionaal) in het kader van verzekeraars, aanbieders en gemeenten en landelijk
WVGGZ (inclusief eventuele MPU of PAAZ/PUK in regio) bekend gemaakt.
* _ Eventuele HIC en KIB-voorzieningen
* _ Klinische en ambulante specialistische ggz: hoog com- Uitvoeringsfase boven regionaal en landelijk (uniek voorkomend)
plex-laag volume zorg (voor bijzondere doelgroepen, zorgaanbod:
die regionaal door éen of zeer weinig partijen worden * _Op basis van de kaders in de handreiking is er een
aangeboden) overzicht van het bovenregionale (uniek voorkomende)
* _ Beveiligde klinische zorg (niveau 2,3,4), (regionaal en aanbod en wordt transparant wat de benodigde cruciale
bovenregionaal) GGZ-functies zijn.
« __ Bovenregionale ambulante en klinische hoog specia- « _ Voorde bespreking van het bovenregionale en landelijk
listische zorg uniek voorkomende zorg dient een landelijke tafel gecreëerd
* _ Bovenstaande is inclusief 18- 18+, jongvolwassenen te worden (= aansluiten bij de landelijke stuurgroep wacht-
en volwassenen. tijden) om te bepalen wat het noodzakelijke zorgaanbod
moet zijn en waar deze het beste georganiseerd moet
De regiobeelden worden vervolgens landelijk verzameld; worden. Deze landelijke tafel wordt geadviseerd door de
daarmee vindt ook een toets plaats op voldoende reeds bestaande acht bovenregionale casuïstiek-
beschikbaarheid van bovenregionale voorzieningen. Op grond tafels voor hoogcomplexe zorg (mede op basis van de
van deze inventarisatie werken zorgaanbieders, verzekeraars hoeveelheid behandelde casuïstiek door deze tafels).
en gemeenten (op landelijk niveau) een handreiking uit die De uitkomsten van dit overleg zullen in ZN-verband door
door partijen gebruikt kan worden voor a) het maken van de gezamenlijke zorgverzekeraars besproken worden.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 61
* _ Bij akkoord zullen de uitkomsten van deze afstemming
door verzekeraars vertaald worden naar de individuele
inkoop.
* _ Als er halverwege het jaar een urgente situatie ontstaat
door mutaties op de bovenregionale cruciale functies
(nadat zowel aanbieders als verzekeraars hun plichten zijn
na gekomen), dan wordt dit tijdig besproken op regionaal
en/of landelijk niveau.
62 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
verstandelijk gehandicapten, eerstelijnsverblijf en geriatrische
revalidatie”,
É Goede zorg aan (kwetsbare) mensen vraagt er om dat er
voldoende zorgverleners zijn, die voldoende tijd hebben voor
O nd e rd eel E. hun patiënten, die elkaar in de wijk kennen, weten wat ze aan
° ° ° elkaar hebben en elkaar helpen. Huisartsen en andere eerste-
Ve rste rki ng orga n l satie lijns zorgverleners die in elke wijk aanwezig zijn, zijn dan samen
EE 16 in staat om hun populatie te kennen en een groot deel van de
ee rstel IJ NSZO rg veelvoorkomende zorgvragen op te lossen. Wanneer het nodig
is, moet gemakkelijk en laagdrempelig de aanvullende expertise
Opgave voor de eerstelijnszorg van een specialist ouderengeneeskunde, van een arts VG, uit
De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk. Dat plaatst de ggz of uit medisch specialistische zorg kunnen worden
ook de eerstelijnszorg voor urgente vraagstukken. Borging van ingeschakeld. Wanneer een kwetsbare oudere tijdelijk niet thuis
houdbaarheid van het stelsel begint bij het toekomstbestendig kan zijn moet snel en eenvoudig een bed te vinden zijn voor een
maken, organiseerbaar houden van de eerste lijn; met behoud tijdelijke opname voor herstel of revalidatie.
van de laagdrempelige en snelle toegang en de hoge kwaliteit
van eerstelijnszorg die we in Nederland gewend zijn. De eerstelijnszorg heeft ook een rol bij het dichten van de
gezondheidskloof, met name in het herkennen en signaleren
Als gevolg van de vergrijzing, de beweging naar passende zorg van factoren die kunnen leiden tot zowel onder- als overbe-
en omdat mensen langer thuis blijven wonen, zullen steeds handeling: kwetsbaarheid door leefomstandigheden, armoede,
meer mensen voor complexere zorgvragen een beroep doen op taalproblemen, een verminderd vermogen tot het voeren
eerstelijnszorg: de zorg van huisartsen, apothekers, paramedici, van regie en/of mindere gezondheidsvaardigheden. Voor
wijkverpleging, specialisten ouderengeneeskunde, artsen voor patiënten die kwetsbaar zijn door hun sociaal-economische
16 Deze tekst is opgesteld door PEN, LHV InEen, VEVN, Zorgthuisnl, Actiz, ZN en 7_Ookgeboortezorg en mondzorg zijn belangrijke vormen van eerstelijnszorg.
VWS, met consultatie van KNGF, PPN, KNMP Verenso, NVAVG, FMS, NVZ, VNG, Inhoudelijke afspraken daarover vallen echter niet binnen de scope van dit thema.
Zorginstituut, NZa en IG).
o5=iak
zorgverleners Farmaceutische
eerstelijnszorg p4elg “3
RAE LSP
Paramedici KODA AET
nderdee!
\zA-0 werking vaal
oe nuisars ” sot nd
STOEP \NC deren,
Huisartsenzorg & 2 Wozo,
1&
cr
5
58
S 2
55
NE
T
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 63
omstandigheden is samenwerking tussen het medisch domein disciplines waar de huisarts veel mee samenwerkt bestaat
en het sociaal en publiek domein essentieel om tot echte oplos- schaarste (zoals wijkverpleging, specialist ouderengenees-
singen voor zorgen en vragen te komen. kunde, arts VG, ggz-professionals). Het aanbod van andere
grote beroepsgroepen om de werklast te delen wordt
De opgave om meer zorg te kunnen blijven verlenen aan een beperkt benut (zoals paramedici en apothekers).
hoger aantal kwetsbare patiënten betekent, gegeven de gren- * _ Wet-en regelgeving stimuleren een beter georganiseer-
zen aan de groei van menskracht, ook een opgave om gezond- de eerstelijnszorg niet voldoende. Budgettaire kaders en
heidsproblemen te voorkomen en om (eenvoudige) zorgvragen bekostiging van de eerstelijnszorg verschillen per beroep
slimmer te beantwoorden. Dit vooral door in te zetten op en/of zorgaanbod en bevatten prikkels voor productie in
preventie, en door het bieden van meer mogelijkheden voor plaats van samenwerking. De prikkels in het financierings-
patiënten om zelf antwoorden op hun vragen over gezondheid systeem van de Zvw zijn vooral gericht op het realiseren
en zorg op te zoeken, met aandacht voor de rol en mogelijk- van doelmatigheid en kostenreductie van de individuele
heden van mantelzorgers, met duidelijkheid voor patiënten sectoren en (nog) niet voldoende op kwaliteit en samen-
bij welke zorgverlener ze het beste kunnen aankloppen voor hang van zorg. De wettelijke kaders maken een grote groei
hun vraag en mogelijk met een passende doorverwijzing van van het aantal zorgaanbieders mogelijk. Een veelheid aan
patiënten vóórdat zij in de spreekkamer zitten. (kleine) aanbieders (bijvoorbeeld in de wijkverpleging en de
paramedie) leidt tot problemen in de organiseerbaarheid
Dit beeld van goede zorg vraagt ook om meer ruimte voor de pro- van samenwerking.
fessional en de patiënt om samen te beslissen welke zorgkeuzes * _ De inkoop geschiedt gesegmenteerd, in het verlengde van
optimaal bijdragen aan gezondheid en kwaliteit van leven. Profes- de budgettaire kaders, en stuurt onvoldoende op samen-
sionals moeten hierbij worden ondersteund en ontzorgd en in hang en samenwerking in wijk en regio.
hun dagelijkse samenwerking met collega professionals worden * _ Voor eerstelijnszorg zijn in de afgelopen jaren waardevolle
gefaciliteerd door onderliggende samenwerkingsafspraken op kennis- en kwaliteitsprogramma’s gestart, maar er zijn geen
wijk-, regio- en landelijk niveau, zowel binnen de eerstelijnszorg structurele middelen voor onderzoek of voor ontwikkeling
als met andere deelsectoren en domeinen. In de ontwikkeling van kwaliteitsstandaarden voor alle beroepsgroepen. Ook
van ondersteuning en samenwerking, en de juiste randvoor- zijn de mogelijkheden voor dataverzameling en -analyse
waarden daarvoor, moet structureel worden geïnvesteerd. suboptimaal. Dit zorgt voor een ongelijke startpositie van
beroepen bij de doorontwikkeling van vakmanschap en het
1. Belemmeringen voldoen aan de eisen van passende zorg.
* _ De eerstelijnszorg is grotendeels kleinschalig en monodis-
ciplinair georganiseerd. Dat betekent dat patiënten die zorg Ondanks al deze belemmeringen zien we in regio's en binnen
nodig hebben van meerdere professionals daardoor ook beroepsgroepen mooie voorbeelden die laten zien hoe samen-
vaak te maken hebben met meerdere zorgaanbieders. Het werking en organisatie op lokaal niveau en regionaal niveau
delen van informatie en het voeren van regie om integrale, leiden tot betere zorg en meer werkplezier. Dat inspireert ons
afgestemde zorg te ontvangen rust daarbij nog te vaak en bij ons toekomstbeeld. Daarvoor willen wij aan het werk en met
te veel op de schouders van (kwetsbare) patiënten en hun leiderschap goede keuzes maken.
naasten en dit is voor veel mensen niet te realiseren.
* __ De huidige structuur van de eerstelijnszorg betekent tegelij 2. Ambitie
kertijd dat er veel op individuele zorgverleners aankomt. Zij Wij willen werken aan een eerstelijnszorg:
moeten zelf hun praktijkvoering organiseren, ICT-systemen * die blijvend beschikbaar en toegankelijk is voor iedereen
inkopen, innovaties implementeren en afspraken maken * __ waar schaarse personele capaciteit efficiënt wordt ingezet
met andere zorgaanbieders en met zorginkopers. Dit leidt * die begrijpelijk en goed vindbaar is voor alle patiënten
ertoe dat zorgverleners steeds minder met zorgverlening en * die zorg biedt die gericht is op het verhogen van gezondheid
steeds meer met randzaken bezig zijn. en kwaliteit van leven
* _ De eerstelijnszorg is voor andere partijen die willen bij- * _ waar patiënten snel door de juiste hulpverlener worden
dragen aan betere organisatie van zorg en juiste zorg op gezien en waar zorgverleners voldoende tijd hebben voor
de juiste plaats (ziekenhuizen, UMC's, ggz-aanbieders, ge- de patiënt
meentes, zorgverzekeraars) niet altijd goed aanspreekbaar. * _ waar extra aandacht is voor mensen met grotere gezond-
Ook het optimaal inzetten van beschikbare menskracht in heidsrisico’s en verminderde gezondheidsvaardigheden
de eerstelijnszorg lukt niet goed genoeg. De huisarts staat * _ waar mensen met een verminderd vermogen tot het voeren
als spil van de zorg onder grote druk. In verschillende regio's van eigen regie in beeld zijn en geholpen worden
is de druk al zo hoog dat patiënten er niet altijd in slagen * _ waar patiënten en naasten samen met professionals beslis-
om zich in te schrijven bij een huisartsenpraktijk. Ook bij sen over de juiste zorg en ondersteuning en vooruitdenken
64 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
wanneer dat nodig is (Advance Care Planning) van en toegang tot zorg voor patiënten, elektronische gege-
* die integrale, afgestemde zorg van hoge kwaliteit biedt aan vensuitwisseling, coördinatie van zorg, organisatievormen,
mensen met een complexe zorgvraag en daarop aanspreek- realiseren van (regionaal) commitment op samenwerkings-
baar is afspraken en huisvesting.
* die per beroepsgroep en gezamenlijk goed is georganiseerd c. Bij deze visie hoort een gezamenlijk plan van aanpak tot
op lokaal en regionaal niveau 2026. Het plan bevat resultaatafspraken over concrete
* diein staat is om effectief samen te werken met andere doelen en mijlpalen, de taken en activiteiten die daartoe in
deelsectoren en domeinen en in staat is om afspraken te elke regio verricht moeten worden, inclusief afspraken over
maken over zorg in de regio waar zorgverleners met plezier de verantwoordelijkheidsverdeling, inzet van middelen,
werken monitoring en een escalatiemodel. In het plan worden de
* __ waar samenwerken de norm is en dit ondersteund wordt kaders vastgelegd waarmee regionale en lokale partijen
door regelgeving, bekostiging en inkoop op regio- en wijkniveau uitvoering kunnen geven aan het
* _ waar zorgverleners worden ondersteund op het gebied van versterken van de organisatie van de eerste lijn.
o.a. bedrijfsvoering, ICT en innovaties d. Voor het einde van 2022 brengt VWS samen met de NZa,
* _ waar patiënten (digitaal) toegang hebben tot hun eigen het Zorginstituut en de IG), en met input van partijen, de
gegevens en gebruik kunnen maken van digitale diensten knelpunten in kaart op het gebied van (sectoroverstij-
van de eerstelijnszorg gende) samenwerking en netwerkvorming in aanspraken,
* _ waar zorgverleners digitaal vaardig zijn en actief digitale bekostiging en andere wet- en regelgeving. Indien nodig
vormen van zorg aan patiënten aanbieden wordt in het kader van mededinging de ACM betrokken en
* _ waar beschikbare budgetten doelmatig en doeltreffend in het kader van privacywetging de Autoriteit Persoons-
worden benut. gegevens. Er zal worden onderzocht hoe de aanspraken
en bekostiging kunnen worden aangepast om meer te
3e Afspraken prikkelen tot passende zorg en tot samenwerking en
1. Visie en plan van aanpak samenhang in de wijk en regio. Ook het recht van patiënten
a. Voor het einde van 2022 werken Patiëntenfederatie, LHV, op afgestemde zorg en/of een norm voor samenwerking
InEen, ZN, Actiz, V&VN, Zorgthuisnl samen met KNMP, zijn onderwerp van aandacht. Ook de uitkomsten van deze
KNGF, PPN, Verenso, NVAVG en de VNG de bovenstaande analyse worden verwerkt in het plan van aanpak.
ambities verder uit tot een visie op de eerstelijnszorg van e. VWS onderzoekt met partijen of een andere vormgeving
2030. Daarbij worden de FMS, NVZ en VGN actief betrokken. van multidisciplinaire zorg binnen de financiële kaders
Ook VWS, de NZa, het Zorginstituut en de IGJ zullen worden van de eerstelijnszorg bijdraagt aan het realiseren van de
betrokken. Hiervoor wordt onder leiding van VWS een visie. Bijvoorbeeld doordat zorgverzekeraars via de inkoop
proces ingericht dat start in september 2022. De visie zet beter kunnen sturen op versterking van de organisatie van
de gewenste inhoud en beschikbaarheid van zorg centraal. de eerstelijnszorg. Afhankelijk van de uitkomsten van dit
Organisatie en bekostiging moeten daarbij ondersteunen. onderzoek, treft VWS voorbereidingen om de vormgeving
Bij de ontwikkeling van de visie wordt gebruikgemaakt van van de budgettaire kaders te wijzigen. VWS maakt over het
data-analyses over zorgvraagontwikkeling'®, inzichten uit tijdpad afspraken met betrokken partijen.
experimenten en innovaties, ontwikkeling van beroeps- De uitvoering van het plan van aanpak leidt ertoe dat er
capaciteit en van kennis en expertise van zorgverleners tussen 2023 en 2026 in elke regio in Nederland voortvarend
en patiënten. gewerkt wordt aan de realisatie van de visie op de eerste-
b. Thema’s die in de visie worden geadresseerd zijn gericht lijnszorg van 2030 en er op basis van resultaatafspraken
op de kwaliteit van zorg en behandeling voor de patiënt, concrete stappen worden gezet. In elke regio staat de
generalistisch waar het kan en specialistisch waar het moet. inzet en uitvoering in verbinding met het voorwerk dat
We geven speciale aandacht aan, op werkplezier en ruimte al is gedaan. Denk aan de bouwstenen voor regionale
voor professionaliteit van zorgverleners, samenwerking organisatie van Hechte Huisartsenzorg, de herkenbare en
binnen en over de domeinen en aan en op de houdbaarheid aanspreekbare teams wijkverpleging en de ontwikkeling
en toegankelijkheid van de eerstelijnszorg. van de organisatiegraad in de paramedie en farmaceutische
Nader uit te werken thema’s zijn in ieder geval: beheersen zorg. De regioplannen en regiobeelden voor de eerste lijn
van instroom, en optimaliseren van doorstroom en zijn congruent met de bredere regiobeelden die worden
uitstroom van patiënten, poortwachtersfunctie, digitaal en ontwikkeld (thema regionale samenwerking).
hybride werken, (opschaling van het) gebruik van zorgtech- Burgers/patiënten worden bij de planontwikkeling
nologie, taakdelegatie en taakherschikking, efficiënte en betrokken. Zorgverzekeraars kopen de eerstelijnszorg
effectieve tijdsbesteding van zorgprofessionals, ontzorgen in regionale en lokale samenhang in, in lijn met de ge-
van professionals, inzichtelijkheid van de beschikbaarheid maakte afspraken in de regio. Zorgverzekeraars maken
B _De NZa biedt hierbij ondersteuning.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 65
duidelijk hoe en onder welke voorwaarden zij de inkoop van het IZA. Ook kan ‘onnodige’ huisartsenzorg worden
van toekomstbestendige eerstelijnszorg structureel en vermeden als er betere doorverwijzing is naar het sociaal
in lijn met de visie gaan vormgeven. domein, welzijnswerk in de wijk en zelfzorg beter tot stand
komt. Tegelijkertijd kan het helpen de werkdruk in de
In het licht van de nadere concretisering en uitwerking van huisartsenzorg te verlagen en het werkplezier te verhogen.
de visie en het plan van aanpak maken partijen al de onder- Bovendien leidt het tot meer tevredenheid bij de patiënten.
staande afspraken. In het plan van aanpak worden hierover Bij de totstandkoming van MTVP gaat het om een combina-
concrete resultaatafspraken gemaakt. Uitgangspunt is dat tie van maatregelen, zoals meer inzet van extra FTE huisarts
deze bijdragen aan de hier geformuleerde ambities ten aanzien of ander personeel, taakherschikking, optimalisatie van de
de eerstelijnszorg. praktijkvoering, vermindering van administratieve lasten,
samenwerking met andere zorgprofessionals en met het
2. Over het optimaal benutten van beschikbare personele sociaal domein en digitalisering. Over al deze onderwerpen
capaciteit en expertise worden in dit akkoord afspraken gemaakt. Vormgeving
Met een toenemende zorgvraag en een krappe arbeidsmarkt, ervan kan per praktijk en regio verschillen maar mag niet
zal de beschikbare capaciteit in de eerstelijnszorg optimaal leiden tot verschillen in het basisaanbod voor patiënten.
benut moeten worden. Hierbij richten we ons zowel op het LHV, InEen, ZN en VWS spreken af de komende jaren de
verminderen van (onnodige) instroom, het verbeteren van de implementatie van MTVP in de huisartsenpraktijk en betref-
doorstroom als op het slimmer inzetten van de in de eerste lijn fende huisartsenregio’s verder op te schalen:
beschikbare professionals: * _ De door VWS beschikbaar gestelde groei van de kaders
a. Goede digitale tools kunnen mensen helpen om in te huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg in de perio-
schatten of het nodig is om een beroep te doen op zorg en de 2023-2026 en daarnaast de specifiek beschikbaar
ondersteunen daarnaast Samen Beslissen. Daarom zetten gestelde middelen vanuit het coalitieakkoord voor
partijen in op de doorontwikkeling en stevigere inbedding MTVP en (sectorale) transitiemiddelen, bieden partijen
in het zorglandschap van digitale (zelfzorg)middelen, zoals voldoende financiële ruimte om structureel voor alle
thuisarts.nl en apotheek.nl of andere ehealth-applicaties. huisartsenpraktijken en in alle regio’s MTVP te reali-
Zo wordt onnodig beroep op eerstelijnszorg voorkomen. seren.
Er zijn financiële middelen binnen het IZA beschikbaar * _ Uit de middelen voor het coalitieakkoord voor ‘meer
en VWS maakt over de voorwaarden waaronder deze tijd voor huisartsen’ wordt het aantal opleidingsplek-
middelen ingezet kunnen worden in 2022 afspraken met ken voor huisartsen per 2023 met een ingroeimodel
onder andere NHG, FMS, Patiëntenfederatie en ZN. Ook verhoogd. In gesprek met zowel opleiders als LHV
zal waar nodig worden afgestemd met de VNG om de bespreekt VWS hoe en in welk tempo dit te realise-
verbinding met het gemeentelijk domein te leggen. De ren is en hoe een goede verdeling over het land kan
afspraken gaan in ieder geval in op de governancestruc- worden geborgd. Daarbovenop wordt in de periode
tuur, cofinanciering en samenwerking met private partijen. 2023-2025 een tijdelijke impuls gegeven om het aantal
Voorwaarde is dat de digitale middelen gepast gebruik van opleidingsplekken voor verpleegkundig specialisten en
zorg bevorderen. physician assistants in de huisartsenzorg te verhogen.
b. Het water staat huisartsen en hun medewerkers aan De verwachting is dat hiermee in de komende drie
de lippen. VWS, zorgverzekeraars en huisartsenpartijen jaar extra werkplekken kunnen worden gerealiseerd.
zien de urgentie om de werkdruk op korte termijn te Streven is dat deze extra opgeleide professionals
verlichten. Dat vraagt een andere organisatie van de zorg, bijdragen aan meer tijd voor de huisarts én de patiënt
waarover in deze en andere paragrafen afspraken worden in de huisartsenpraktijk.
gemaakt. Binnen de huisartsenzorg moeten instroom en * __ Huisartsen, regionale huisartsenorganisaties (RHO's) en
doorstroom geoptimaliseerd worden. Huisartsen moeten zorgverzekeraars spreken af dat de beschikbare budget-
ruimte in hun hoofd en in hun agenda hebben om de zorg taire ruimte wordt ingezet voor de realisatie van MTVP
voor hun patiënten goed te organiseren; het praktijkhou- in de huisartsenpraktijk en ondersteuning van de RHO
derschap moet aantrekkelijk blijven. Alle partijen zien in dit daarbij, met als doel om voor alle 17 miljoen Nederlan-
kader het belang van Meer Tijd Voor de Patiënt (MTVP) in ders passende tijd te organiseren. Dat moet uiterlijk in
de huisartsenpraktijk om de huisartsenzorg toekomstbe- vier jaar bereikt zijn. Per jaar komt MTVP beschikbaar
stendig te houden. Meer tijd voor patiënten in het spreek- voor in ieder geval 4,3 miljoen ingeschreven patiënten
uur en de praktijk is een middel waarmee verwijzingen (ION). Alle zorgverzekeraars bieden MTVP aan in de
naar de 2° lijn, medicatie en diagnostiek beperkt kunnen contractering voor 2023. Bekostiging van de huisartsen-
worden en de kwaliteit van zorg kan verbeteren. Het is praktijk gaat in 2023 via het $3 segment. Bekostiging
daarmee in lijn met passende zorg en de doelstellingen van de RHO gaat vanaf 2023 via de O&l afspraken.
66 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
* _ Groeimodel: De afspraak is dat huisartsenpraktijken en tussenstap gezet in de bekostiging. De NZa betrekt de
RHO’s kunnen starten mits zij voldoen aan een aantal op te stellen leidraad en de uitkomsten van het versnel-
voorwaarden. Die voorwaarden zijn zodanig gefor- lingstraject bij haar advies.
muleerd dat ze een minimale horde vormen voor de « _ De huisartsenpraktijken krijgen zo de garantie dat er
praktijken die vanaf 2023 aan de slag willen en kunnen, continuïteit is in de afspraken, zodat zij de benodigde
maar wel zodanig dat de inzet van extra middelen ook investeringen en verplichtingen voor langere termijn
daadwerkelijk tot extra tijd in de spreekkamer leidt. Het kunnen aangaan.
gaat hierbij om daadwerkelijk meer tijd in de praktijk, * _ VWS vraagt de NZa om landelijke partijen te onder-
een lerende omgeving middels intervisie en een regio- steunen bij het in kaart brengen van de ontwikkelingen
nale aanpak met ondersteuning door de RHO. Daar- rondom MTVP en de implementatie van de leidraad
naast committeert de huisartsenpraktijk en de RHO zich gedurende de looptijd van dit akkoord. Op deze wijze
aan het implementeren van een leidraad die eind 2022 kunnen partijen monitoren of de gewenste ontwikkelin-
wordt opgeleverd. Praktijken die starten met MTVP gen daadwerkelijk plaatsvinden.
moeten zich in lijn met die leidraad de komende jaren * _ Met deze afspraken creëren bovengenoemde partijen
doorontwikkelen. een vliegwiel voor MTVP om de huisartsenzorg overeind
* _ LHV, InEen en ZN leveren eind 2022 deze uitgebreide te houden.
leidraad voor de verdere uitbouw van MTVP c. Aanvullend onderzoeken partijen de mogelijkheden om de
in de huisartsenzorg. Hierin wordt beschreven beschikbare capaciteit van andere zorgverleners in de eerste
welke mogelijkheden, knelpunten, successen, lijn optimaal te benutten om de stijgende zorgvraag op te
randvoorwaarden en openstaande vragen er zijn en vangen en beschikbare competenties beter te benutten.
welke verantwoordelijkheden hierbij horen. Hierbij d. Partijen onderzoeken de betere inzet van de expertise
worden de inzichten uit het huidige versnellingstraject van het apothekersteam, op een manier en de plaats die
MTVP (uitgevoerd i.h.k.v. het hoofdlijnenakkoord aansluit bij richtlijnen en bij de behoeften van patiënten.
huisartsenzorg 2019-2022) ook meegenomen. e. De LHV, KNMP, ZN, de Patiëntenfederatie en VWS werken
* _ Partijen maken regionale afspraken over de monitoring uit wat er nodig is om het apothekersteam in staat te stellen
van de beoogde effecten. de huisarts te ontlasten door het optimaliseren van de
*_LHV, InEen en ZN spreken af dat de implementatie en farmaceutische zorgfunctie. Zij maken over bovenstaande
financiering van MTVP op deze wijze vanaf 1 januari punten aanvullende afspraken in het voorjaar van 2023 via
2023 plaatsvindt bij huisartsenpraktijken en regio- het Bestuurlijk Overleg Extramurale Farmaceutische zorg.
nale huisartsenorganisaties die dit willen en kunnen. f. Activiteiten rondom de rol van paramedische disciplines
Zorgverzekeraars zullen daartoe initiatieven die voldoen in substitutie, preventie, triage en diagnostiek, waaronder
aan de uitgangspunten en randvoorwaarden honoreren het actieprogramma en het opzetten van een kennis- en
in de contractering. Huisartsen(organisaties) die hierbij implementatiecentrum, worden voortgezet. Hierbij worden
hulp nodig hebben kunnen een beroep doen op externe andere disciplines, zoals huisartsen en tweedelijns zorg-
ondersteuning bij die bureaus die aantoonbaar ervaring verleners, betrokken.
hebben en bewezen deskundig zijn met implementatie g. De pilot directe doorverwijzing vanuit de fysiotherapeut
MTVP, om in overleg met de betreffende zorgverzekeraar wordt, op voorwaarde van een positieve papieren pilot
tot een goede invulling te komen. Voor deze onder- in 2022, in 2023 in de praktijk getoetst. Hierover worden
steuning kan gebruik worden gemaakt van de middelen afspraken gemaakt tussen KNGF, PPN, ZN, Patiëntenfedera-
die voor de eerstelijns- en huisartsenzorg beschikbaar tie, FMS (NOV), LHV, InEen en VWS.
worden gesteld in dit akkoord. h. Voorde medisch-generalistische zorg aan mensen met een
*__Om de implementatie van MTVP te vereenvoudigen, verstandelijke beperking op het snijvlak van Zvw en Wlz
verzoekt VWS de NZa voor 1 juli 2023 met een advies werken LHV, VGN, NVAVG, V&VN en ZN verder in het ver-
te komen hoe MTVP via de bekostiging en regelgeving lengde van het convenant Randvoorwaarden en facilitering
voor huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg maximaal van medisch-generalistische zorg voor mensen met een
gefaciliteerd kan worden. De NZa zal dit advies afstem- beperking.
men met partijen die bij de reguliere beleidscyclus van i. Voorde medisch-generalistische zorg aan kwetsbare oude-
de NZa zijn betrokken. Doel is om eventuele wijzigingen ren thuis en in woon-zorgsettings, op het snijvlak van Zvw
in de bekostiging te laten meelopen in de beleidscyclus en Wlz, maken LHV, InEen, Verenso en de Patiëntenfederatie
voor 2024. Daarmee wordt de structurele bekostiging een beschrijving van de gewenste kwaliteit van zorg. Deze
en de contractering van MTVP maximaal gefaciliteerd. partijen leggen vervolgens samen met ActiZ, Zorgthuisnl,
Indien wijzigingen nodig zijn die meer tijd vergen, wordt V&VN en ZN in een convenant vast welke randvoorwaarden
in overleg met partijen in 2024 al een betekenisvolle en facilitering hiervoor gerealiseerd worden. VWS stimuleert
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 67
en faciliteert de totstandkoming van de benodigde is om de coördinatie vorm te geven, dit is een van de
afspraken. Doel van deze aanpak is dat er niet-vrijblijvende regionale zorgpartijen in nauwe afstemming met de
afspraken worden gemaakt hoe de 24/7 beschikbaarheid (marktleider) zorgverzekeraars. Deze uitwerking wordt
van medisch-generalistische zorg voor kwetsbare mensen afgestemd met ontwikkelingen in de (coördinatie van)
thuis, in een geclusterde woonvorm en in een instelling ANW-zorg in de Wlz en het voornemen om een vereen-
(regionaal) kan worden geborgd en dat op langere termijn voudiging aan te brengen in de betaaltitels voor tijdelijk
de bestaande ongelijkheid en onduidelijkheid tussen men- verblijf (WOZO).
sen op een plek met- en zonder behandeling verdwijnt. * _ Bij de verdere vormgeving wordt onderzocht of combi-
j. In beide trajecten wordt gewerkt aan passende antwoor- natie van coördinatie (sub)acute zorg en aanspreekbare
den op vraagstukken rond de verantwoordelijkheid van en herkenbare wijkverpleging mogelijk en/of wenselijk
iedere professional bij multidisciplinaire samenwerking, is. Voor de zomer van 2023 dient hier helderheid over
eindverantwoordelijkheid, regiebehandelaarschap en de te zijn. Vaststaat dat bij de inrichting van de coördina-
beschikbaarheid van de expertise van de SO en arts VG bij tie, in welke vorm dan ook, dat te allen tijde inzicht is
acute zorgvragen. in de capaciteitsinformatie van verblijfsfuncties voor
k. In de komende jaren wordt geïnvesteerd in het opleiden patiënt en professional, welke met de relevante partijen
en behouden van verzorgenden, verpleegkundigen en gedeeld wordt.
verpleegkundig specialisten in de wijk. Samen met het * _In deze doorontwikkeling wordt eveneens gewerkt aan
capaciteitsorgaan wordt geraamd hoeveel verzorgenden, het opstellen van samenwerkingsafspraken om te ko-
verpleegkundigen en VS nodig zijn om de groeiende zorg- men tot herkenbare en aanspreekbare teams in de wijk
vraag in de wijk op te vangen en worden loopbaanpaden conform de landelijke vastgestelde ‘leidraad herkenbare
ontwikkeld. Er wordt een extra impuls gegeven aan initieel en aanspreekbare wijkverpleging’. Hiermee wordt onder
opleiden voor de wijkverpleging. andere de onderlinge afstemming en coördinatie ver-
beterd en overzicht gecreëerd over wie welke capaciteit
3. Over organiseren en samenwerken en specialismes beschikbaar heeft zodat voor cliënten,
a. Lopende inzet op versterking van de organisatiegraad zorgaanbieders, gemeenten en zorgverzekeraars duide-
binnen de verschillende beroepsgroepen op wijk- en lijk is wie ze kunnen benaderen voor de wijkverpleging.
regioniveau wordt voortgezet, waaronder de afspraken * _ Zorgcoördinatie vraagt om een bijpassend inkoopmo-
rondom de herkenbare en aanspreekbare teams binnen de del, waarin geborgd is dat deze functies effectief en
wijkverpleging en versterking van de organisatiegraad in kostendekkend worden ingekocht; zowel inhoudelijk
de paramedische zorg en farmaceutische zorg. Een impuls (kwaliteit, vormgeving en toegankelijkheid) als ook
hiervoor blijft ook in de komende jaren nog nodig. Voor de financieel doelmatig. Als blijkt dat de realisatie van deze
doorontwikkeling van de organisatiegraad van de parame- coördinatie binnen de bestaande kaders van wet- en
dische zorg worden bestaande netwerken versterkt en uit- regelgeving niet goed tot stand komt, zal VWS onder-
gebreid. Aanspreekpunten per beroepsgroep zijn onmisbare zoeken of aanpassing van wet- en regelgeving noodza-
bouwstenen om te komen tot een betere totale organisatie kelijk en mogelijk is.
van de eerstelijnszorg als geheel. Hierover worden afspra- c. VWS, ZN, LHV en InEen en de VNG spannen zich in om
ken gemaakt tussen KNGF, PPN, ZN, Patiëntenfederatie, voor de zomer van 2023 tot werkbare afspraken en een
Actiz, Zorgthuisnl, V&VN, InEen, LHV en VWS. handreiking te komen over het oplossen van huisvestings-
b. Inde beweging naar Passende zorg dienen de patiënt- problematiek van huisartspraktijken en gezondheidscentra,
stromen zo optimaal mogelijk te worden vormgegeven. waar betaalbare huisvesting niet beschikbaar is, de
Een betere doorstroom in de keten is hiervoor essentieel. bestaande huisvesting inadequaat is of nieuwe voorzieningen
Regionale coördinatie kan hieraan een bijdrage leveren. nodig zijn om de visie op de eerste lijn te realiseren.
Daarom spreken partijen af dat regionale coördinatie
van (sub)acute zorg en herkenbaar en aanspreekbare 4. Over inhoud en kwaliteit van zorg
wijkverpleging verder wordt uitgebouwd. Vanuit de VVT zijn a. Hettraject ‘passende aanspraak fysiotherapie en oefen-
in de meeste regio’s regionale coördinatiefuncties opgezet therapie’ wordt voortgezet. In het verlengde van de
voor tijdelijk verblijf in de vorm van eerstelijnsverblijf. doelgroepen en doelen van dit IZA (of WOZO) kan er ook
In enkele regio’s is de scope verbreed met ook crisiszorg, aandacht nodig zijn voor de verzekerde aanspraken van
Covid (na)zorg, Wlz respijtzorg en acute wijkverpleging. andere paramedische beroepsgroepen.
*_In samenwerking tussen ziekenhuis, huisartsenzorg en b. De Handreiking Kwetsbare Ouderen Thuis wordt breed
VVT worden deze coördinatiefuncties doorontwikkeld geïmplementeerd. Binnen het WOZO is ruimte voor imple-
tenzij regionale andere afspraken worden gemaakt. mentatieondersteuning tot 2026. Via Versterking organisatie
In de regio wordt bepaald welke partij aanspreekbaar eerstelijnszorg werken we aan de randvoorwaarden voor
68 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
structurele borging, waaronder bekostiging van afstemming beroep doen op middelen, met name voor inzet van mens-
en coördinatie. Het advies dat de NZa hierover in het najaar kracht. Ook wordt via het stimuleringsprogramma inzet van
van 2022 zal uitbrengen vormt de basis voor verdere stappen. expertise rond organisatie en samenwerking beschikbaar
c. De Handreiking Netwerksamenwerking en gezamenlijk gesteld. De uitwerking van programmaonderdelen en
indiceren in de wijk wordt breed geïmplementeerd. V&VN, subsidievoorwaarden sluit aan bij de ontwikkeling van de
VNG, ZN en VWS stimuleren en faciliteren vanuit landelijk visie en het plan van aanpak en loopt parallel.
niveau de lokale implementatie en werken aan de realisatie b. Een deel van deze beschikbare middelen kunnen ingezet
van randvoorwaarden voor borging in de praktijk. worden voor flankerende opdrachten die nodig zijn om het
d. Goede voorbeelden van zorg op het snijvlak van de eerste plan van aanpak 2026 op te stellen en uit te voeren.
en tweede lijn worden de norm en leiden daardoor tot c. VWS stelt — zoals beschreven in onderdeel K. Financiën
resultaatafspraken met betrekking tot brede implemen- - naast incidentele middelen via de budgettaire kaders
tatie. LHV, FMS, V&VN, LHV, FMS, NFU, NVZ en ZN zetten 2023-2026 (waaronder huisartsenzorg en multidisciplinaire
zich de komende jaren in op bredere implementatie van zorg) voldoende financiële ruimte ter beschikking voor de
goede voorbeelden van zorg op het snijvlak van eerste en uitvoering van de beoogde plannen en samenwerkings-
tweede lijn (anderhalvelijnszorg, JZOJP). Ook Revalidatie afspraken in alle regio’s.
Nederland wordt hierbij betrokken. Partijen maken hiervoor
een gezamenlijk plan dat uiterlijk in het voorjaar van 2023
wordt vastgesteld door alle betrokken partijen. Hiervoor
wordt onder leiding van VWS (en NZa) een proces ingericht.
Ook bij dit onderwerp wordt een analyse gedaan van de rol
van regelgeving en financiering bij het borgen en opschalen
van goede voorbeelden.
e. Delopende programma’s voor onderzoek en kwaliteit-
sontwikkeling in de eerstelijnszorg krijgen een passend
vervolg tot 2026. Dit vervolg zal worden afgestemd met de
relevante beroepsgroepen, ZN en patiëntenorganisaties.
f. VWS onderzoekt, in overleg met betrokken partijen, of
en zo ja, hoe investeringen in onderzoek en kwaliteit
daarna structureel geborgd en versterkt kunnen wor-
den. We versterken daarbij ook de samenhang tussen
deelprogramma’s.
g. Binnen de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg
2019-2022 is het programma ‘Digitale gegevensuitwisseling
Paramedische zorg’ opgezet. Partijen zijn het erover eens
om dit programma uitte voeren. Indien binnen het IZA
voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, kan dit
programma gerealiseerd worden.
h. Met de LHV, InEen, ZN en VNG en andere relevante partijen
worden afspraken gemaakt ter versterking van samenwer-
king en samenhang tussen de eerstelijnszorg en het sociaal
domein, zoals bijvoorbeeld door ‘Welzijn op recept’.
5. Beschikbaarheid en inzet van financiële middelen
Partijen, zoals huisartsenzorgorganisaties en andere eerstelijns-
zorgorganisaties, dienen over voldoende financiële middelen en
menskracht te beschikken om beoogde plannen en samenwer-
kingsafspraken ten uitvoer te brengen. Het gaat hierbij zowel
om tijdelijke als structurele middelen.
a. Binnen het IZA zijn tot en met 2026 middelen beschikbaar
voor een stimuleringsprogramma voor de (door)ontwikke-
ling van samenwerking en organisatie in de eerstelijnszorg.
Het stimuleringsprogramma gaat op 1 januari 2023 van
start. Via het stimuleringsprogramma kan elke regio een
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 69
2 het land zien we reeds wat een goede samenwerking binnen
deze driehoek kan opleveren. We zien echter ook dat deze
samenwerking veel vraagt van partijen en dat het systeem niet
altijd stimulerend werkt.
O nd e rd eel F. De gezamenlijke opgave is dus om de ondersteuning en zorg
e ° voor mensen met psychische klachten anders en beter te
Sa me nwe rki ng SoClaa | organiseren (dichtbij, digitaal waar het kan, via zelfhulpmodules
e e tenzij, zo vroeg mogelijk en in samenhang) zodat we ook in
d O Mm e I n, h u I Sd rtse NZO rg de toekomst kwalitatief goede ondersteuning en zorg kunnen
blijven verlenen. Dit vraagt een betere domeinoverstijgende
e n 8gz samenwerking tussen het sociaal domein, huisartsenzorg en
de ggz, en in verbinding met wijkverpleging, ziekenhuizen en
UMC's, waardoor mensen eerder passende ondersteuning en
Veel mensen krijgen ergens in hun leven te maken met zorg kunnen ontvangen. Hierbij moet ook oog zijn voor een
psychische klachten. Deze klachten kunnen ontstaan door stevige ‘sociale basis’: niet altijd is professionele ondersteuning
(combinaties van) veel factoren zoals genetische aanleg, grote of zorg immers het meest passende antwoord op een hulp-
levensgebeurtenissen, gezinsproblematiek, het hebben van vraag. Bij deze opgave spelen gemeenten - gezien hun brede
schulden, problemen met wonen en dagbesteding en — in de verantwoordelijkheid in het sociale- en preventieve domein —
afgelopen jaren - de effecten van de coronacrisis. In sommige een belangrijke rol.”
gevallen hebben mensen met psychische klachten hulp nodig.
Zij doen daarvoor een beroep op ondersteuning en zorg in het Afspraken
sociaal domein, de huisartsenzorg en de ggz. Het aantal
patiënten dat een beroep doet op voorzieningen binnen het 1. Versterken sociaal domein
sociaal domein, de praktijkondersteuner ggz van de huisarts en sociale basis
en/of de basis- of specialistische ggz stijgt — met uitzondering Bij een hulpvraag kijken we naar de mogelijkheden van een-
van ‘coronajaar’ 2020 — al jaren.'9 ieder, waarbij de regie over het eigen leven centraal staat. Dit
doen we met behulp van het netwerk van naasten en professio-
De toenemende vraag in combinatie met een schaarste aan nals en met inzet van de mogelijkheden die er zijn in de wijk en
personeel zet de ondersteuning en zorg aan mensen met digitaal in e-communities. In nauwe samenwerking met zorg-
psychische klachten vanuit het sociaal domein, huisarts en ggz en welzijnsorganisaties en in directe verbinding met de huisarts.
onder hoge druk. De instroom, doorstroom en uitstroom in a. We ontwikkelen en implementeren een passende lokale
de specialistische ggz loopt niet soepel. Een van de effecten (waar nodig regionale) werkwijze die zorg en welzijn ver-
hiervan is dat er lange wachttijden bestaan voor de specia- bindt voor mensen met psychische klachten in de komende
listische ggz, waardoor huisartsen lang verantwoordelijk zijn 5 jaar. Hierbij wordt voortgebouwd op de bestaande werk-
voor mensen met een complexe ggz-hulpvraag. Professionals structuur tussen de VNG en ZN. Voorbeelden van interven-
in het sociaal domein ervaren een toename van mensen met ties die regionaal ingezet kunnen worden zijn: Welzijn op
complexe problematiek die niet of niet tijdig in behandeling Recept 2.0, Welzijn op consult, Wally, Regionale cliënten-
kunnen komen. Dit is niet bevorderlijk voor de hulpvrager, noch organisaties in de ggz.
voor de kwaliteit van zorg en het werkplezier en de werkdruk b. We maken de afspraak om in de komende 5 jaar te komen
van professionals. Tegelijkertijd zien we dat de ggz zich nog tot een landelijk dekkend netwerk:
te vaak direct richt op behandeling van psychische klachten, * _ van laagdrempelige steunpunten zoals herstel- en
die voortkomen uit problemen op andere levensgebieden die zelfregiecentra waar iedere inwoner, met name mensen
(deels) ook buiten de ggz opgepakt kunnen worden. Ook is het met EPA, toegang tot heeft: gerund door vrijwilligers en
in de praktijk vaak moeilijk om — bijvoorbeeld bij de triage — snel ervaringsdeskundigen, ondersteund door sociaalwer-
de juiste expertise te organiseren. Kortom: er is nog lang niet in kers en in verbinding met ggz-professionals. Met een
alle gevallen sprake van de juiste zorg of ondersteuning op de link/ aanspreekpunt naar huisartsen. Voor de inloop-
juiste plek. Een van de oorzaken hiervan is dat de samenwerking voorzieningen worden IZA investeringsmiddelen aan
in de driehoek sociaal domein — huisarts/POH-ggz — ggz nog gemeenten toegekend en aan de voorzetting van het
niet altijd en overal optimaal verloopt. Op sommige plekken in landelijke stimuleringsprogramma Regie in de Regio.
Voor de opzet kan ook een beroep gedaan worden op
ee de sector overstijgende-transitiemiddelen conform
'9_ Stijging gebruik voorzieningen binnen sociaal domein tot en met 2019, maar niet beschreven werkwijze van deze transformatiemiddelen.
alle kwetsbare groepen zijn goed in beeld | Nieuwsbericht | Sociaal en Cultureel
Planbureau (scp.nl).
zo Kerncijfers ggz | Geestelijke gezondheidszorg (ggz) en forensische zorg (fz) | a
Nederlandse Zorgautoriteit (nza.nl). “1 Zie ook: Propositie 'De winst van het sociaal domein! | VNG.
70 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
* _ van digitale lotgenotengroepen (e-communities) ondersteunings- en/of zorgvraag én het opzetten van regionale
In het begeleidende proces zijn de volgende actoren be- duurzame structurele samenwerkingsvormen.
trokken: VWS, VNG, SWN, MIND, i.s.m. deNLggz, ZN, LHV,
InEen. Monitoring en governance van de afspraken wordt Door een betere samenwerking tussen huisarts, ggz en sociaal
ontwikkeld vanuit de nader uit te werken werkagenda so- domein ervaart de cliënt dat zijn/haar hulpvraag sneller op de
ciaal domein-ggz, in aansluiting op de monitor psychische juiste plek opgepakt en wordt onnodige instroom in de ggz
problematiek. Bij de uitwerking van deze afspraken wordt voorkomen. Professionals ervaren minder werkdruk door een
aangesloten bij het IZA thema preventie en leefstijl. duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en meer werkplezier,
omdat zij snel en laagdrempelig de juiste expertise kunnen
2. Het verbeteren van de samen- inschakelen. Ook in zorg- en ondersteuningstrajecten blijft de
werking tussen sociaal domein, eigen regie van de inwoner uitgangspunt.
huisartsenzorg en ggz-zorg
Door een aantal in het IZA genoemde maatregelen moeten de In de samenwerkingsafspraken die regionaal worden
wachtlijsten en wachttijden in de GGZ fors dalen. Daarvoor is gemaakt, wordt vastgelegd hoe en wanneer de domeinen
een aantal concrete maatregelen afgesproken tussen enkele elkaar consulteren (ook rondom een individuele client) en
partijen. van elkaars expertise gebruik kunnen maken. Daarmee is dan
o.a. direct contact mogelijk met behandelaren van patiënten
Daarnaast is op tal van onderwerpen een sterke samenwerking door huisartsen. Voorbeelden: mentale gezondheidscentra
tussen sociaal domein en GGZ-zorg noodzakelijk. van Breburg, GEM-initiatieven in Deventer en Doetinchem,
netwerkpsychiatrie.
De GGZ en de gemeenten hebben in aanvulling op het IZA een
grote en bredere gezamenlijke maatschappelijke opdracht/ Het vormgeven van mentale gezondheidscentra (werktitel) zal
doelstelling te vervullen ten behoeve van: een sterke basis geven aan de veranderingen én is essentieel om
a. een mentale gezonde en vitale samenleving te kunnen komen tot aanvaardbare wachtlijsten in de GGZ.
b. de hulp en ondersteuning aan kwetsbare inwoners in de
gemeente én Dat doen we op hoofdlijnen door:
c. hetsamen zorgen voor de veiligheid van de inwoners van
de gemeente in de driehoek van gemeente-GGZ-politie/ a. In 2023 en 2024 wordt vanuit de huidige ervaringen en
justitie. verder bouwend toegewerkt naar een zo uniform mogelij-
ke en na behoefte regionaal ingevulde passende werk-
Daarbij is er vanwege de relatie met de jeugdwet, de Wmo wijze (en organisatie), gericht op samenwerking tussen
en andere sociaal domein wetten een groot aantal andere huisartsenzorg, ggz zorg en sociaal domein bij triage en
onderwerpen tussen de GGZ-zorg en het sociaal domein waarin samenwerking tijdens en na zorg- en ondersteunings-
verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. trajecten. Dit wordt ondersteund d.m.v. een leernetwerk
in samenwerking met partijen, door ondersteuning van
Gemeenten en de ggz vinden het van belang de thema’s voor AKWA ggz.
de komende periode te benoemen en vast te leggen in een b. Zo borgen we duurzame samenwerkingsafspraken tussen
voorlopige werkagenda. huisartsenorganisaties, ggz organisaties en het sociaal
Hiervoor wordt op korte termijn maar uiterlijk eind eerste domein.
kwartaal 2023 een werkagenda opgesteld, waarbij wordt c. Per 2025 wordt de binnen AKWA ontwikkelde (uniforme)
aangesloten op de reeds bestaande ontwikkelagenda werkwijze toegepast in alle regio’s. Daarbij is de ambitie
toegankelijkheid en wachttijden GGZ. dat de patiënt binnen 1-2 weken wordt gezien voor het
verkennend gesprek. De huisarts blijft de verwijzer.
We maken in de komende tijd afspraken aan de hand van een d. De inhoud van— en de route ná het verkennende intake-
groeimodel, over het voeren van verkennende gesprekken door gesprek geldt niet voor alle verwijzingen. Dit is voorlopig
goed opgeleide professionals waarbij er wordt afgewogen of nader ingevuld In de nadere uitwerking van het verken-
GGZ zorg of inzet van sociaal domein nodig is , het inzetten nend gesprek wordt bekeken welke elementen uit de
van consultatie & overleg tussen de domeinen voor individuele herstel-ondersteunende intake worden samengebracht.
cliënten, digitalisering en e-gegevensuitwisseling, het samen
begeleiden van burgers met ernstige psychische aandoeningen, Deze opzet en werkwijze is verder uitgewerkt in de onder-
voldoende (veilige) huisvesting (in relatie tot het WOZO) voor staande tekst over de afspraken met betrekking tot mentale
kwetsbare burgers met ernstige psychische aandoeningen, gezondheidscentra en regionale wachtlijsten.
samenwerking gedurende een traject van een cliënt met een
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 71
Het is een groei- en leermodel waarbij we met behulp van in het kader van huisartsgeneeskundige zorg. De POH is
AKWA samen ontdekken wat de beste resultaten geeft rekening huisartsenzorg en daarmee blijft het kwaliteitskader POH-
houdend met de lokale en regionale omstandigheden. GGZ van de huisartsen. De GGZ deelt kennis en kunde met
De werkwijze wordt ontwikkeld door zorgaanbieders, zorgver- de LHV over de ontwikkelingen en nood-
zekeraars, het sociaal domein, een vertegenwoordiging van zakelijke afstemming.
patiënten en professionals.
Uitgangspunten bij de uitwerking van het verkennend gesprek:
a. Organiseren van bereikbaarheid buiten kantooruren voor * er is geen eigen risico voor de patiënt als hij/zij niet wordt
betere patiëntenzorg, ter voorkoming van crisis en ter doorverwezen naar de tweedelijns ggz
ontlasting van de huisartsenposten. * _ verbeteren van gezondheid en mentale weerbaarheid
* zo snel mogelijk passende zorg en/of ondersteuning
De huisartsenposten worden in ANW-uren geconfronteerd voor client
met personen met niet-acute psychische klachten of met « _ bekostiging, inkoop en verantwoording worden zo een-
naasten die zich ernstig zorgen maken. Een huisarts kan voudig mogelijk ingericht; uitgangspunt is dat dit niet leidt
dan niet direct een beroep doen op de ggz, aangezien de tot een toename van administratieve lasten en zoveel
crisisdienst zich richt op acute psychiatrie. Terwijl juist een mogelijk op regioniveau wordt georganiseerd. De huisarts
kort consult (telefonisch) met zowel de persoon als zijn is verwijzer en aanvrager naar het verkennend gesprek en
naasten ervoor kan zorgen dat de situatie niet verergert. behoudt de regie over de patiënt
« __ het verkennend gesprek komt ten goede aan de patiënt en
De regievoerder in de regio voor acute ggz (om aansluiting verlicht de druk in de hele keten
tussen niet-acute en acuut goed te bewaren) organiseert * draagt bij aan verminderen van de instroom in de ggz
zorginhoudelijke bereikbaarheid in de ANW-uren voor be- «de kerninstellingen hebben de regie voor het opzetten van
staande patiënten (niet acuut) en hun naasten en nieuwe het verkennend gesprek in samenwerking met de huisart-
mensen met psychische klachten (via huisarts) in overleg/ sen en sociaal domein. Zij werken tevens samen met de
samenwerking met de HAP. De zorginhoudelijke bereik- ggz aanbieders in de regio
baarheid kan bijv. via een telefonische hulplijn georgani-
seerd worden. Bij patiënten die in behandeling zijn bij de Partijen verwachten dat de inzet van professionals die het
ggz instelling gaat het om de-escaleren en ondersteuning verkennend gesprek voeren grotendeels via het ggz-kader en
van de naasten. Bij personen met psychische klachten sociaal domein kunnen worden gefinancierd. Daar waar (tijde-
die niet bekend zijn (via huisarts of via meldpunt sociaal lijke) fnanciering/bekostiging via het huisartsenkader nodig is
domein) gaat het om een vorm van ruggenspraak voor de voor snelle implementatie, worden hiervoor tijdelijke algemene
huisarts of sociaal domein, eerste contact van patiënt met transitiemiddelen uit het IZA ingezet tot kan worden aangeslo-
de ggz en de-escalatie van de problematiek. Hierin zijn ten op het traject van de domein overstijgende betaaltitel.
verschillende modellen mogelijk afhankelijk van organisa-
tie en wensen in de regio. De zorginhoudelijke bereikbaar- Om bovenstaande uitgangspunten te realiseren wordt het
heid in ANW-uren wordt op een doelmatige en efficiënte proces als volgt vormgegeven:
wijze georganiseerd, aansluitend bij al bestaande infra-
structuren (zoals de crisisdienst). Deze ANW inzet naast de 1. Het veld beschrijft (in een kwaliteitsstandaard of
reeds bestaande bereikbaarheid in werkdagen resulteert samenwerkingsafspraak) met behulp van het leernetwerk
in een 24 uurs bereikbaarheid van de ggz instelling voor AKWA GGZ, NHG en samen met de VNG - een inhoudelijke
de huisartsen. uniforme werkwijze.
2. Veldpartijen onderzoeken met de NZA en VWS hoe het
Onderzocht wordt welke modellen er zijn en wat de verkennend gesprek via de bestaande bekostiging of
kosten zijn van een dergelijke functie met de wens om dit via een domeinoverstijgende betaaltitel kan worden
te bekostigen onafhankelijk van het geleverde volume. gefinancierd. Met als uitgangspunt dat er geen eigen risico
We streven ernaar dat deze functie in alle regio’s per 2024 geldt voor de patiënt bij geen verwijzing naar tweedelijns
is geregeld. ggz. Waar nodig wordt parallel advies gevraagd aan het
Zorginstituut en zorgt VWS voor de benodigde ruimte
b. Per 2024 verhogen van het maximumaantal uren poh-ggz in wet- en regelgeving als deze contrair zijn aan de
(ta uur) per normpraktijk in segment 1 van de beleidsregel uitgangspunten? Parallel wordt aangesloten bij het
huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg ten behoeve van traject domeinoverstijgende betaaltitel, zoals in het IZA
netwerkzorg en het inzetten van e-health modules, beide is opgenomen. Deadline: voor de zomer van 2023.
2e Partijen verwachten vooral vraagstukken rondom het verkennend gesprek voor
patiënten waarbij geen doorverwijzing naar de ggz plaatsvindt.
72 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 = >
3. Het veld zorgt na realisatie van (een) betaaltitel(s) voor Afspraak:
de juiste randvoorwaarden (congruente contractering, Nieuwe vormen van bekostiging van domeinoverstijgende
registratie, controle, verantwoording — in lijn met de samenwerking vragen om (IZA-brede) bestuurlijke besluit-
uitgangspunten van het thema regionale samenwerking). vorming. VWS ondersteunt de ambitie om domeinoverstij-
Hierbij worden dezelfde uitgangspunten toegepast als bij gende samenwerking te intensiveren. Daartoe stelt VWS een
het traject van de bekostiging van de consultatiefunctie werkgroep met relevante partijen in die met voorstellen komt
sociaal domein. met oplossingen voor de knelpunten in ‘domeinoverstijgende
bekostiging’. Uitgangspunt is dat vervolgens gezamenlijk wordt
Kerninstellingen, huisartsen en sociaal domein zijn voor toegewerkt naar nieuwe, toepasbare vormen van domein-
bovenstaande afspraken primair aan zet. Zonder commitment overstijgende bekostiging. Hierbij valt te denken aan indirecte
van VNG/gemeenten zullen de samenwerkingsafspraken zich tijd door (medewerkers van) zorgaanbieders bij domeinover-
vooral beperken tot de huisartsenzorg en ggz. Het uitwerken stijgende samenwerking en investeren dan wel bekostigen
van bekostigingsvraagstukken bij domeinoverstijgende van het ene domein in het andere domein. Deze werkgroep
samenwerking zal dan beperkt kunnen plaatsvinden. definieert de scope van de knelpunten die worden verstaan
onder ‘domeinoverstijgende bekostiging’ en werkt in ieder
Daarnaast zijn de volgende actoren betrokken in begeleiding geval oplossingen uit voor: (i.) financieren van zowel betalingen
van het proces: deNLggz, ZN, VNG, LHV, InEen, MIND, SWN, als investeringen alsook het verdelen van baten die in een
VWS i.s.m. beroepsgroepen (ggz). Waar relevant wordt afstem- ander domein vallen in het algemeen en (ii) consultatie, mdo,
ming gezocht met de hervormingsagenda jeugd. Monitoring verkennend gesprek, coördinatie en medicatieadvies ggz (Îii.)
van deze afspraken wordt jaarlijks in kaart gebracht, waarbij projectleiders samenwerkingsorganisaties en andere indirecte
gekeken wordt of verandering tot stand komt en welk effect kosten en (iv.) indirecte tijd door medewerkers van zorgaan-
wordt ervaren. Deze uitkomsten worden besproken in volgende bieders en welzijnsorganisaties in het bijzonder. Uitgangspunt
bestuurlijke ggz-overleggen. Ook de governance van deze voor de werkgroep is om domeinoverstijgende bekostiging
afspraken wordt nog nader vormgegeven. zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande kaders van de
betrokken zorgaanbieder(s). Voor de GGZ betekent dat zoveel
3. Wettelijke en financiële moge- mogelijk aansluiten bij de ZPM systematiek. Het doel moet zijn
lijkheden domeinoverstijgende om domeinoverstijgende bekostiging in de uitvoer te ver-
samenwerking simpelen (dus met weinig/ minder lasten) en zoveel mogelijk
Bij de samenwerking tussen sociaal domein, huisartsenzorg zekerheid en duidelijkheid te geven over bekostiging. De werk-
en ggz is van belang dat inzichtelijk wordt gemaakt voor welke groep volgt een tijdpad zodanig dat de contractering van 2024
taken welke bekostiging (passende betaaltitels) nodig is, in hierop kan worden aangepast.
aanvulling op het traject dat voor de consultatiefunctie reeds is
opgestart. Nieuwe vormen van bekostiging van domeinover- Primair moeten VWS i.s.m. NZa, het Zorginstituut, ZN en VNG
stijgende samenwerking vragen om (IZA-brede) bestuurlijke hiervoor zorgdragen.
besluitvorming. Projecten als de consultatiefunctie ggz voor het
sociaal domein, de coördinatiefunctie en bekostiging van de
levensloopaanpak voor beveiligde zorg worden hierin mee-
genomen. Voor de consultatiefunctie wordt toegewerkt naar
een aparte declarabele prestatie voor de consultatiefunctie per
2024. In de komende maanden worden deze randvoorwaarden
verder uitgewerkt. Wenselijke datum inwerkingtreding van
eventuele nieuwe vormen van domeinoverstijgende bekosti-
ging is 1-1-2024 (afhankelijk van eventuele wetswijzigingen en
doorlooptijden van behandeling in het parlement).
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 73
Afspraak Mentale gezondheidscentra en regionale wachtlijsten
Doel Toegankelijkheid verbeteren en wachttijden verminderen door een andere ordening en
betere samenwerking binnen en met de ggz en zorgen voor voldoende capaciteit zodat:
* _ Alleen die personen GGZ zorg ontvangen die dit echt nodig hebben en mensen die
andere hulp nodig hebben die ook snel krijgen;
* patiënten bij een goede invoering van het IZA een intake en behandeling binnen de
treeknorm krijgen;
* de beschikbare ggz capaciteit in de regio optimaal wordt benut;
* __ dubbelingen op de wachtlijst worden voorkomen;
*__ mensen die niet (meer) een zorgbehoefte hebben niet meer op de wachtlijst staan;
« __ We beschikken over kwalitatief goede, éénduidige, wachtlijsten op regionaal niveau.
Randvoorwaardelijk De in het Integraal Zorgakkoord opgenomen afspraken over samenwerking tussen sociaal
domein, huisartsen en ggz en over digitalisering zijn randvoorwaardelijk voor het slagen
van onderstaande afspraken over het terugdringen van de wachtlijst en de gemiddelde
wachttijden.
Afspraken We zetten de huidige wachttijdenaanpak met de transfertafels en de huidige aanpak met
overlegtafels landelijke hoogcomplexe zorg en de doorzettingsmacht voort.
Aanvullend hierop maken we onderstaande afspraken door een werkwijze te introduceren
die meer dan 50.000 patiënten” op een andere manier zorg kan leveren en/of een ander
antwoord kan geven op de zorgvraag en zo een zeer grote bijdrage levert aan de verlaging
van de wachtlijsten.
Dit door een combinatie van:
1. het organiseren van mentale gezondheidscentra met daarbinnen:
a. het voeren van verkennende gesprekken
b. het kunnen doorzetten en warm overdragen naar de betreffende GGZ aanbieders
en indien van toepassing organiseren van Wmo-aanvragen.
c. het beheerst kunnen overnemen van de behandelverantwoordelijkheid van
de huisartsen voor de patiënten die op de wachtlijst staan (grote ontlasting
van de huisarts) en komt ten goede aan de patiënt en de samenwerking in de
gehele keten.
d. het hebben van een kwantitatief maar vooral kwalitatief goede wachtlijst in
deze (sub)regio
Inrichting mentale gezondheidscentra in elke regio:
In de regio worden mentale gezondheidscentra opgezet. De term mentale gezondheidscentra
is een werktitel en mag per regio onder een andere naam functioneren en deels andere
functionaliteiten hebben.
Vormgeving op basis van een aantal criteria. (nader uit te werken)
Uitvoering door één of samenwerkende partijen, in samenspraak en afstemming zorgverzeke-
raars, huisartsen en gemeenten. Het ligt voor de hand dat de regievoerder hierin het voortouw
neemt, maar andere vormgeving is mogelijk. Er is ruimte voor andere aanbieders om aante
sluiten bij het netwerk dat is opgezet door de initiatiefnemer(s).
23 Uitgaande van 517.000 pt., ongeveer 10%(minimaal) verwijzing naar sociaal domein.
74 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Afspraak Mentale gezondheidscentra en regionale wachtlijsten
1. Het organiseren van de verkennende gesprekken valt onder de regie en uitvoering
van de houder van het mentale gezondheidscentrum in de regio(zorgkantoorregio).
Deze werken samen met de andere aanbieders in de regio & andere aanbieders
nemen desgewenst ook deel aan het voeren van de verkennende gesprekken.
In de komende jaren wordt in het tempo zoals voorgaand beschreven de regionale
samenwerking met de gemeenten en professionals verder vormgegeven waar het
gaat om de inrichting en taakverdeling van het verkennend gesprek.
De centra werken met name voor de door de huisarts veronderstelde (complexere)
CMD groepen en proberen de sociale en GGZ problematiek te scheiden. Vanaf 2025
wordt het verkennende gesprek door de ggz-professional(s) (zoveel mogelijk samen
met een ervaringsdeskundige) het uitgangspunt voor een (voorgenomen) verwijzing
van patiënten met ggz problematiek én problemen op andere levensdomeinen door
de huisarts naar de ggz.
De huisarts beoordeelt of het verkennend gesprek van meerwaarde is.
Bij cliënten met evidente (nagenoeg) digitale monodisciplinaire ggz-vraag, bij ouderen,
jeugd, heraanmeldingen, cruciale functies en bij (sub) acute zorg verwijst de huisarts direct
naar de juiste behandelaar.
In het leernetwerk van Akwa wordt gekeken naar succesvolle werkwijzen, voor welke doel-
groepen dit verkennend gesprek meerwaarde heeft, en die worden benut voor de verdere
ontwikkeling.
Uitgangspunten:
* _ Patiënten mogen zelf ook keuze maken voor een aanbieder.
«Huisartsen kunnen indien dit wenselijk is altijd zelf een keuze maken om rechtstreeks
te verwijzen naar de GGZ of naar de gemeente (als dit voor de huisarts helder is).
2. Er wordt in dat verkennend gesprek vanuit verschillende invalshoeken naar de
patiënt en zijn zorgvraag gekeken. Daarbij is de ambitie dat de patiënt door de ggz
professional binnen één week wordt gezien.
De huisarts blijft de verwijzer en gedurende het verkennende gesprek valt de patiënt
onder de verantwoordelijkheid van de huisarts.
De uitkomst van het verkennend gesprek kan zijn dat er:
* __ Wmo ondersteuning, arbeidstoeleiding enz. nodig is. De patiënt wordt hiernaartoe
begeleid en verder weer overgedragen aan de huisarts.(blijft in zorg bij de huisarts)
* _ Eris alleen ggz zorg nodig of combinatie van GGZ- zorg en hulp uit het sociaal domein
dan is het streven dat binnen vier weken[2] de behandelverantwoordelijkheid voor de
client door de ontvangende instelling (kerninstelling, andere instelling of vrijgevestigde)
overgenomen van de huisarts (ook als er nog geen intake heeft plaatsgevonden). Dat is
een belangrijke verbetering t.ov. De huidige situatie waar de huisarts langdurig verant-
woordelijk blijft als de patiënt moet wachten.
* _ De behandelende GGZ-organisatie is afhankelijk van de uitkomst van het verkennende
gesprek, de hoeveelheid ingekochte zorg voor verzekeraars, de actuele wachtlijsten van
aanbieders, de afspraken op transfertafels en de voorkeur voor de patiënt. Uitgangspunt
is intake en behandeling binnen de Treek-normen.
Voor het verkennend gesprek geldt — als geen verwijzing naar de ggz plaatsvindt — geen eigen
risico.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 75
Afspraak Mentale gezondheidscentra en regionale wachtlijsten
Verwijzing na het verkennend gesprek:
1. _Ciënten die na het verkennend gesprek een traject binnen de ggz behoeven, worden in
eerste instantie verwezen naar de organisatie die de best passende zorg biedt in relatie tot
de hulpvraag, indien er meerdere aanbieders daarvoor zijn, dan (uiteraard) naar degene
met de kortste wachttijd;
2. Bij doorverwijzing naar de multidisciplinaire zorg Is het uitgangspunt dat patiënten In eerste
instantie worden doorverwezen naar passende behandelplaatsen waar de treeknorm voor
intake en behandeling niet wordt overschreden, bij voorkeur in de regio;
3. Als alle aanbieders de treeknorm voor intake en behandeling overschrijden wordt de
patiënt geplaatst naar de zorgverlener van zijn of haar keuze.
Wachtlijsten:
Er is op regioniveau een wachtlijstoverzicht.
Die is opgebouwd uit de kwalitatieve en kwantitatieve wachtlijsten van de mentale gezond-
heidscentra en wachtlijsten op stedelijk niveau.
Onder kwalitatief wordt bedoeld dat specifieke zorgvragen/doelgroepen zichtbaar zijn.
Deze wordt in samenhang aan de transfertafels besproken.
* _ De huisarts beoordeelt bij de verwijzing welke aanbieders welke wachtlijsten heeft en
neemt dit samen met de patiënt mee bij de keuze voor de verwijzing.
Als de gekozen aanbieder (zorginstellingen en vrijgevestigde praktijken) de treeknorm voor
intake en behandeling overschrijdt adviseert de huisarts de patiënt contact op te nemen
met het zorgbemiddelingsloket van de zorgverzekeraar. Na de zorgbemiddeling verwijst
de huisarts de patiënt naar de geadviseerde en door de patiënt gekozen zorgaanbieder.
Alle aanbieders, instellingen en vrijgevestigden, worden verplicht hun wachtlijst op
te geven aan de NZA® en als er geen wachtlijst is hoeveel patiënten kunnen worden
aangemeld de komende maand.
* _ Aanbieders worden aangespoord hun wachtlijsten steeds actueel te houden binnen
de grenzen van redelijkheid. (dat is tenminste 2x per jaar contact met patiënten op de
wachtlijst).
* _Erworden maatregelen genomen om inzicht te krijgen hoeveel mensen er dubbel op
wachtlijsten staan. (zie project n.av. IZA — door VWS).
« _ Patiënten hebben het recht om wel bij meerdere zorgaanbieders aangemeld te staan voor
dezelfde zorgvraag.
* _ Op deze manier is per regio een actueel overzicht van wachtenden en wachttijden (samen-
gevoegde wachtlijsten). Dit inzicht is cruciaal om de wachttijden aan te kunnen pakken
omdat op deze manier duidelijk wordt waar actie moet worden ondernomen.
De wachttijden zijn inzichtelijk voor de patiënt en de voorkeur van de patiënt is leidend.
(Deze werkwijze wordt de komende jaren ingevoerd. Tot die tijd blijven de lopende werkwijzen
om wachtlijsten te verlagen onverminderd van kracht)
24 Er wordt nog nader bekeken of NZa deze rol kan vervullen.
76 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Afspraak Mentale gezondheidscentra en regionale wachtlijsten
Monitoring en escalatiemogelijkheden:
Risico van bovenstaande werkwijze is dat sommige kerninstellingen meer dan gemiddeld naar
zichzelf zouden verwijzen en andere partijen hier problemen meer hebben.
Een ander risico is juist dat een deel van de aanbieders onvoldoende meedoet waardoor het
maximale resultaat niet wordt behaald.
Monitoring:
Om de resultaten te volgen per regio & om te bezien of ongewenste effecten optreden spreken
we het volgende af
Alle aanbieders rapporteren aan de regionale transfertafel op tenminste drie aspecten:
* Omvang van de wachtlijst en de wachttijd en maatregelen die worden genomen de
wachttijd te verlagen.
*__ Aantallen doorverwijzingen naar de verschillende aanbieders in de regio via het mentaal
gezondheidscentrum en transfertafel.
* __ Mate van deelname door de aanbieders in de regio aan de verkennende gesprekken en aan
de transfertafel.
Mogelijke stappen bij niet goed functioneren:
De volgende stappen zetten we als een dergelijke situatie zich zou voordoen
1. aanbieders rapporteren steeds regionaal en de transfertafels rapporteren aan de stuur-
groep wachttijden.
2. _alser vragen zijn van partijen in de regio over de verwijsstroom in aantallen patiënten
over deze doelgroep en daarmee mogelijke markt beïnvloeding dan wordt dat door de
3 verzekeraars besproken met partijen.
3. erworden afspraken gemaakt over verbeteringen.
q. verzekeraars kunnen anders contracteren en het hiermee desgewenst de situatie in de
regio beïnvloeden.
5. als de maatregelen onder 3. en q. onvoldoende zijn dan kan er een onderzoek in de regio
door de verzekeraars worden gedaan.
6. alsde verbeteringen naar aanleiding van dit onderzoek onvoldoende zijn kan daarna door
verzekeraars aan de toezichthouders — NZa (m.b.t zorgplicht, als doelgroepen niet worden
bediend) en IG) -worden gevraagd om onderzoek te doen teneinde een oordeel te kunnen
vellen.
7. indien bovenstaande stappen tot onvoldoende wijzing van de situatie leidt kan de
organisatie van het verkennende gesprek voor die regio in handen van een onafhankelijke
organisatie worden gegeven.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 77
Afspraak Mentale gezondheidscentra en regionale wachtlijsten
Borging opzet:
* __Eenextern bureau wordt gevraagd een aantal uitvoeringsmodaliteiten op te leveren om
de onafhankelijkheid van het inzicht en doorstroom(verwijzingen) te borgen.
* __ Hierbij moet het bureau ook advies moeten geven hoe te komen tot objectieve cijfers
over landelijke en regionale wachtlijsten (unieke patiënten) en wachttijden en de wijze
waarop hierop gerapporteerd kan worden aan stuurgroep wachttijden en bestuurlijk
overleg wachttijden. De werkwijze moet vooral de regio faciliteren de juiste maatregelen te
kunnen doen.
* _Transitiemiddelen op dit gebied worden toegekend door de verzekeraars op basis van de
beschreven uitvoeringsmodaliteiten voor sectorspecieke en algemene transitiemiddelen.
*___Privacy-bestendige gegevensdeling wordt geborgd, gebaseerd op de werkwijzen van de
huidige transfertafels.
*_ Samen met AKWA wordt een traject in gezet met een aantal aanbieders, zorgverzekeraars,
het sociaal domein, een vertegenwoordiging van patiënten en professionals, om
een werkwijze te ontwikkelen voor de verkennende gesprekken en de mentale
gezondheidscentra op basis van de genoemde functionaliteiten. Deze te ontwikkelen
modaliteit geldt voor alle aanbieders.
* Toezichthouders (IG) en NZa) zien er actief op toe dat aanbieders en zorgverzekeraars de
afgesproken instrumenten inzetten en regionale samenwerking vormgeven om actief
wachtlijstenbeheer te voeren.
* _ De voortgang van de afspraken wordt besproken in het periodiek BO wachttijden.
Hybride zorg in de ggz
De afgelopen jaren zijn er, onder andere door COVID, veel goede ervaringen opgedaan met hybride zorgvormen. Voor een deel
van de doelgroepen is een (nagenoeg) geheel digitale behandeling effectief. Partijen onderschrijven de kansen die e-health biedt
voor de ggz-zorg en de noodzaak om hieraan een stevige impuls te geven in het kader van passende zorg en het voldoen aan de
toegankelijkheid van de GGZ voor alle doelgroepen. Voor alle groepen in de GGZ willen we de komende jaren verdere stappen
zetten om de inzet uit te breiden. De opbrengst is om hiermee meer patiënten te behandelen met dezelfde behandelcapaciteit in
in ieder geval de monodisciplinaire zorg (dit betreft zowel de instellingen als de vrijgevestigden).
Uitgangspunt hierbij is meer regie van de patiënt in zijn behandeling, frequenter (kortdurend) contact daar waar wenselijk én
zorgen voor passende zorg, waardoor de wachtlijsten in de GGZ structureel kunnen worden verlaagd.
Partijen maken hiertoe de volgende afspraken:
Om de wachtlijsten te verminderen moeten er extra mensen worden behandeld in deze groepen met de huidige capaciteit aan
professionals die werkzaam voor deze patientgroepen. Hierdoor moet zo’n 6% van de behandelcapaciteit vrijgespeeld worden.
Het is aan de professionals zelf dit vorm te geven. Gezien de ervaringen die zijn opgedaan met digitale interventies wordt er
gestreefd naar zoveel mogelijk hybride werkvormen waar dit passend is voor de patiënt.
Dit kan op onder andere de volgende manieren:
1. meer inzet van digitale middelen (telefonie-beeldbellen)
2. meer inzet van E-health modules
3. meer inzet van integrale E-health behandelingen (grotendeels digitaal)
Mocht de doelstelling niet via de weg van meer digitale zorg ingezet worden, dan zal extra moeten worden ingezet op de andere
interventies, bijvoorbeeld de inzet van groepsbehandelingen en het verkorten van de behandelduur, zodat we meer patiënten
behandelen die op de wachtlijst staan en voldoende capaciteit houden om mensen met een zwaardere zorgvraag te voorzien
van goede zorg.
78 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 = >
Daar waar zorgaanbieders en zorgverzekeraars samen niet tot overeenstemming kunnen komen, kunnen zij Zorginstituut
Nederland vragen om advies of een duiding. Zorgstandaarden kunnen bij het Zorginstituut worden ingediend voor opname in
het Register en zorgpraktijken kunnen t.z.t. door hen worden vermeld worden in het overzicht met passende zorgpraktijken.
Daarnaast zal VWS in gesprek gaan met de NZa met als doel om te komen tot aparte prestaties en tarieven voor digitale zorg
(met bijvoorbeeld aparte prestatiecodes, zodat aparte contractafspraken gemaakt kunnen worden, die zichtbaar worden in de
declaraties). Daarnaast zal met de NZa besproken worden welke concrete controlemogelijkheden geboden kunnen worden aan
zorgverzekeraars om niet passende zorg niet te vergoeden, met name gericht op ongecontracteerde zorg.
Proces en gehanteerde uitgangspunten
«In samenwerking tussen professionals, patiëntenvereniging, aanbieders en verzekeraars worden voor clusters van
patiëntengroepen ranges en richtingen bepaald in welke mate inzet van digitale mogelijkheden er zijn. Een voorstel
daartoe volgt uiterlijk eind Q1 2023.
* _ Dit gebeurt in twee clusters van patiëntgroepen:
* te starten binnen de mono-disciplinaire zorg & de daarbij aanwezige zorgvraagtyperingen. We starten hier, en maken
gebruik van de onderzoeken die er al zijn omtrent de uitkomsten en kwaliteit van deze zorg. We zetten deze handelswijze
in bij voldoende redzame personen. (taalvaardigheid, intelligentie en interpersoonlijke aspecten kunnen belemmerende
factoren zijn
* _ Daarnaast definiëren we ook bij de multidisciplinaire, outreachende en klinische zorg en de daarbij behorende zorg-
vraagtyperingende mogelijkheden omtrent de inzet van digitale zorg.
« _ We maken op de doelgroep (intelligentie, taalvaardigheid en interpersoonlijke aspecten) toegesneden toepassingen
zodat het digitale aanbod passend bij de cliënt en zijn wensen en vermogens wordt aangeboden. Het is van belang dat
cliënt en behandelaar samen beslissen over de inzet van deze mogelijkheden ook gezien de stand van de wetenschap
en praktijk.
« __ Ook voor de overige groepen in de GGZ worden er stapsgewijs methodes ontwikkeld en elementen van behandeling en
begeleiding die digitaal kunnen worden aangeboden.
« _ De kwaliteit van zorg wordt door partijen nauwgezet gemonitord en geanalyseerd, zodat een cyclus van met elkaar leren
en verbeteren plaats vindt. De reeds bestaande cliëntwaarderingen en uitkomstmetingen over digitale zorg worden
daarbij gebruikt. De uitkomsten van dit proces worden verankerd in de zorgstandaarden waarbij de kennis zoveel
mogelijk wordt gedeeld tussen partijen.
Daarnaast is het noodzakelijk dat we:
« Investeren in digitale vaardigheden van zorgprofessionals en integreren in de opleidingen en trainingen.
* Investeren in ondersteuningsmodules voor de patiënt en zijn naasten.
« Investeren in de ontwikkeling van digitale zorg inclusief e-health modules en de organisatie van de geboden digitale zorg
volgens de Akwa-zorgstandaarden voor e-health.
«Instrumenten (door)ontwikkelen om deze zorg inclusief aan te kunnen bieden (d.w.z. voor mensen met een visuele,
auditieve, verstandelijke of andere beperking die het gebruik van digitale ggz-zorg zou kunnen belemmeren).
« _ Best practices over reeds bestaande organisatie en uitvoering van digitale ggz-zorg verzamelen en verspreiden onder
ggz-aanbieders.
Deze afspraken worden bij verdere uitwerking van het IZA voor sectorale GGZ deel in lijn gebracht met de integrale afspraken
over hybride zorg, met een nadere verbijzondering voor het GGZ domein.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 79
© van gemeenten op het terrein van volkshuisvesting belangrijk.
Dit alles in combinatie met beleidsvorming en maatregelen in
het bredere sociaal domein (o.a. bestaanszekerheid en opvoed-
ondersteuning/jeugdhulp). Daarmee kunnen gemeenten een
® belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen of uitstellen
dat mensen ziek worden, vereenzamen of mentale klachten
O n d e rd ee | G e ontwikkelen, en het beperken van de instroom in (duurdere)
e zorgvoorzieningen, waaronder de curatieve GGZ. Om deze
Gezond leve n e n D reve nti e beweging naar de voorkant kracht bij te zetten maken VWS en
gemeenten afspraken in het Gezond en Actief Leven Akkoord
Er is een brede roep om een beweging naar ‘de voorkant’ (GALA) over gezondheidsdoelen en de inzet hierop.
waarin een gezonde samenleving centraal staat.
Een gezonde samenleving waarin de eerste duizend dagen Vanuit de Zvw-verzekerde zorg en het IZA wordt geïnvesteerd
van een kind garant staan voor een kansrijke start, met een in de inzet op geïndiceerde preventie (mensen met verhoogd
veerkrachtige jeugd, een gezonde beroepsbevolking en vitale risico op ziekte), zorg gerelateerde preventie (patiënten), het
ouderen die zo lang mogelijk zelfredzaam zijn. En waarin versterken van gezondheidsvaardigheden en zelfzorg, leefstijl
gezondheidsachterstanden worden teruggedrongen. als (onderdeel van de) behandeling en de verbinding met de
Gezondheid is meer dan de afwezigheid van ziekte of andere gemeentelijke domeinen via een (regionale) preventie-infra-
lichamelijke gebreken. Armoede, schulden, problemen rondom structuur. Op basis van het regiobeeld maken gemeenten en
huisvesting, eenzaamheid, werkloosheid, een beperking, zorgpartijen maken hierbij samenwerkingsafspraken in regio-
een lage opleiding of de kwaliteit en de inrichting van de plannen waarin het zorgdomein en het sociale- en gezond-
leefomgeving hebben allemaal invloed op hoe gezond je bent heidsdomein in samenhang worden bezien teneinde mensen
en hoe gezond je je voelt. Het bevorderen van gezondheid gezond te houden en de instroom in de zorg te beperken.
en preventie strekt dan ook verder dan het zorgdomein, Hierbij wordt voortgebouwd op de bestaande werkstructuur
waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de gemeente. tussen gemeenten en zorgverzekeraars en de coalities en
Dat vraagt om een sterk en kabinetsbreed beleid op het terrein afspraken die door gemeenten zijn gemaakt met de lokale
van gezond leven en preventie en een aanpak waarin rijk, preventieakkoorden en sportakkoorden in de afgelopen jaren.
gemeenten en zorgpartijen als ook bedrijfsleven en andere
partijen samenwerken. 1]. Ketenafspra ken
Partijen willen bijdragen aan een (mentaal en fysiek) gezonde
De ondertekenende partijen, voelen zich er gezamenlijk voor en sociale samenleving door gelijkgericht te werken aan
verantwoordelijk om mensen met een gezondheidsklacht, preventie en gezond leven. Zij streven naar een goede, soepele
psychische of sociale kwetsbaarheid, aandoening of ziekte, samenwerking over de domeinen heen, tussen de financiers
te helpen op een zo gezond mogelijke wijze te laten leven en (gemeenten en zorgverzekeraars) en maken daartoe de
daarbij gezondheidsachterstanden terug te dringen. volgende afspraken.
De overheid is aan zet voor het realiseren van een gezonde 1. (Regionale) preventie-infrastructuur
leefomgeving. Het belang van gezondheid moet op veel domei- a. Preventieve interventies staan nooit op zichzelf, maar
nen waar rijk en gemeenten beleid voor maken mee worden moeten landen in een stevige (regionale) infrastructuur die
genomen (health in all policies). En inwoners geven zelf invulling is gericht op bescherming en bevordering van gezondheid.
aan een zo gezond mogelijk bestaan. Indien daarbij ondersteu- Zorgverzekeraars en gemeenten maken daarom aan de
ning nodig is, is het publieke of sociale domein daarvoor de hand van een regiobeeld en -plan (met regionale gezond-
eerstaangewezen plek. heidsdoelen) zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 januari
Gemeenten zijn — gezien hun brede verantwoordelijkheid in het 2025 niet-vrijblijvende regionale samenwerkingsafspraken
sociale en preventieve domein — goed in staat om passende en over gezondheidsbevordering van de populatie als geheel
integrale ondersteuning en zorg te bieden aan of organiseren en specifiek voor risicogroepen (bijvoorbeeld mensen
voor (kwetsbare) mensen. Het gaat dan om beleid en aanpak- met beperkte gezondheidsvaardigheden, met psychische
ken op diverse onderwerpen; denk aan gezondheidsachter- kwetsbaarheid, ouderen met valrisico, mensen met een
standen, mentale gezondheid, aandacht voor leefstijl in een gok-, drugs- of alcoholverslaving, kinderen en volwassenen
gezonde leefomgeving, de sociale basis (o.a. vrijwilligerswerk, met overgewicht) en patiënten.
mantelzorgondersteuning en de aanpak van eenzaamheid) en b. Hetregiobeeld en -plan en de regionale samenwerkings-
maatwerkvoorzieningen in de ondersteuning van zelfredzaam- afspraken worden gemaakt op basis van de bestaande
heid. Met name voor ouderen (en hun mantelzorgers) is de rol werkstructuur tussen zorgverzekeraars en gemeenten.
80 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Hierbij worden de GGD, de (thuiszorg)zorg- en welzijnsaan- versnelling van het huidige duidingsproces van preventieve
bieders en professionals uit het sociale en publieke domein en leefstijlinterventies. Tevens krijgt het Zorginstituut extra
betrokken. Tevens worden de regionale preventiecoalities, capaciteit.
patiënten-, cliënten- en naastenorganisaties en kennis-
instellingen zoals Topfit, Health Hub Utrecht, Preventie 2. Netwerkstructuur professionals
Overleg Groningen, Slimmer Leven Brainport Regio en de a. Zo snel als mogelijk, maar uiterlijk 1 januari 2025 richten de
Friese Preventieaanpak benut. Er is aandacht voor de inzet partijen een regionale netwerkstructuur in waarin professio-
van e-health en anonieme hulplijnen, bijvoorbeeld ter nals uit de gemeentelijke domeinen en zorgprofessionals
versterking van zelfhulp en gezondheidsvaardigheden en in de eerste, tweede en derde lijn samenwerken. Deze
ter vervanging van face to face contact. structuur sluit aan bij de in te richten regionale preventie-
c. Over de (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden van infrastructuur en kan ook wijkgericht worden uitgevoerd.
gemeenten en zorgverzekeraars ten aanzien van de (regio- b. Binnen deze netwerkstructuur worden mensen uit risico-
nale) preventie infrastructuur, worden uiterlijk 15 december groepen en patiënten op leefstijl geïdentificeerd en waar
2022 in een addendum bij zowel het IZA als het GALA nodig toe geleid naar passende leefstijlinterventies en
nadere bestuurlijke afspraken gemaakt. Hierbij wordt ook andere preventieve interventies, waaronder op het terrein
het (concept)}werkprogramma van VNG met daarin de inzet van mentale gezondheid.
van gemeenten (zie kader in koptekst) betrokken. c. De preventieve of leefstijlinterventie vindt voor zover
d. Daarnaast richten zorgverzekeraars en gemeenten met mogelijk buiten de zorg plaats (eigen regie, initiatieven
ingang van1 januari 2024 in ieder geval de volgende vanuit de patiënten-, cliënten- en naastenbeweging en/of
ketenaanpakken in: Kansrijke start, valpreventie bij gebruik maken van gemeentelijk aanbod). Als de preven-
ouderen, aanpak overgewicht en obesitas bij kinderen, tieve (leefstijljinterventie (deels) binnen de zorg wordt
de gecombineerde leefstijlinterventie bij overgewicht van aangeboden, vindt dit zo laagdrempelig mogelijk plaats:
volwassenen en welzijn op recept. Hierover worden uiterlijk eerstelijn waar het kan, tweede en/of derdelijn waar het
15 december 2022 in een addendum bij zowel het IZA als moet. De interventie wordt zoveel als mogelijk in de wijk
het GALA nadere bestuurlijke afspraken gemaakt. VWS en van de patiënt aangeboden.
NZa zijn verantwoordelijk voor de daarvoor benodigde d. Zorgverzekeraars, gemeenten, eerste, tweede en derdelijns-
tijdige aanpassing van de relevante regelgeving. Duidingen zorgaanbieders, inclusief ggz-aanbieders, patiënten-, cliën-
van het Zorginstituut zijn randvoorwaardelijk voor het ten- en naastenorganisaties, en andere relevante partijen,
kunnen maken van nadere bestuurlijke afspraken en het maken hierover gezamenlijk afspraken. Zij spreken daarbij
tijdig inrichten van de ketenaanpakken. Voor valpreventie, af wie verantwoordelijk is voor de structurele inbedding.
de gecombineerde leefstijlinterventie bij overgewicht van
volwassenen en de aanpak overgewicht kinderen zijn al 3. Kennisontwikkeling
duidingen beschikbaar. Het Zorginstituut is bereid om in a. De bestaande regionale kennisfunctie en innovatie- en
de aanloop naar het te sluiten addendum bij gesprekken organisatiekracht van de UMC's op het gebied van pre-
tussen gemeenten en zorgverzekeraars aanwezig te zijn om ventie in de zorg en leefstijl wordt versterkt en benut door
deze duidingen toe te lichten en verantwoordelijkheden te het brede zorgveld en waar passend ook door het sociaal
verhelderen. Het Zorginstituut kan op verzoek ook welzijn domein in de regio. Ook (topklinische) ziekenhuizen en
op recept en kansrijke start duiden. GGZ-instellingen pakken waar mogelijk deze rol op.
e. VWS jaagt de implementatie van de genoemde keten- b. De kennisfunctie van de GGD-en wordt versterkt, zodat
aanpakken aan door het organiseren van landelijke zij gemeenten inhoudelijk kunnen ondersteunen bij het
implementatie-overleggen en financiert de landelijke en ontwikkelen van hun aanpak.
regionale monitoring van de invoering en het effect van de c. Erwordt gestreefd naar optimale samenwerking tussen
genoemde netwerkaanpakken. In 2023 wordt de moni- en afstemming met de hierboven genoemde partijen
toring verder vormgegeven, mede op basis van diverse om de kennis, ervaring en kracht in de regio te benutten.
bestaande monitors. Hierbij worden bestaande kenniscoalities zoals Lifestyle-
f. _Om de uniformiteit en effectiviteit van het aanbod van gHealth, PON, Alliantie Voeding in de Zorg, Vereniging Arts
(nieuwe) ketenaanpakken ter bevordering van de gezond- en Leefstijl, de patiënt-, cliënt- en naastenorganisaties,
heid te verbeteren, adviseert het Zorginstituut tevens op (ggz)-aanbieders in de eerste, tweede en derde lijn,
verzoek van zowel gemeente als zorgverzekeraar welke ziekenhuizen en zelfstandige klinieken betrokken.
onderdelen van een ketenaanpak onder verantwoordelijk- d. Erwordt geïnvesteerd in kennisbevordering en data-
heid vallen van de zorgverzekeraar (verzekerde zorg), en verzameling op nationaal en regionaal niveau om met
welke niet (bijv. sociaal/publiek domein). Daarnaast komt gemeenten en partners tot een (meer) effectieve inzet
het Zorginstituut uiterlijk 1 juli 2023 met een voorstel voor van preventieve interventies te komen.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 81
4. Passende bekostiging bovengenoemde doelstelling) te creëren en borgt dat
a. Samenwerking tussen zorgpartijen en de gemeentelijke binnen zijn eigen achterban.
domeinen met het oog op investeren in gezondheid vraagt b. Partijen betrekken daarbij:
om passende bekostiging. Wat betreft de zorg gaat het om: * _ De regiovisies op basis van de regiobeelden en de
* _Project- en coördinatiekosten van de preferente opgaven die daaruit voor hen voortvloeien.
zorgverzekeraar die gepaard gaan met het opstellen * _ De gezondheidsdoelen zoals opgenomen in het Preven-
van een regionaal plan met gemeenten ten aanzien van tieakkoord en de VWS-missies voor het Missiegedreven
preventie en gezondheidsbevordering; Topsectoren- en Innovatiebeleid? op het terrein van:
* __Project- en coördinatiekosten van zorgprofessionals/ * Rookvrije generatie, kansrijke start, overgewicht
zorgaanbieders die gepaard gaan met de netwerkstruc- en obesitas, alcoholgebruik, gezonde voeding
tuur (bijvoorbeeld leefstijlzorgloketten) en het regionaal richtlijnen en beweegrichtlijnen, mentaal gezonde
en lokaal implementeren van ketenaanpakken gericht generatie;
op gezondheid; * _ Leven in goede gezondheid en terugdringen
* __ Hetin regionaal verband samen met gemeenten expe- gezondheidsverschillen tussen de laagste en
rimenteren met kansrijke aanpakken op het grensvlak hoogste sociaaleconomische groepen (30%),
van het medische en publiek/sociale domein. afname ziektelast als gevolg van ongezonde leefstijl
b. VWS en ZN werken uiterlijk1 december 2022, met en leefomgeving.
betrokkenheid van VNG een voorstel uit voor een passende * _ De volgende aanvullende meer specifieke doelen:
bekostigingswijze (zowel voor de korte als langere termijn), * _In 2030 is het aantal mensen dat professionele
voortbouwend op de (bestuurlijke) overleggen die hierover hulp zoekt voor psychische klachten substantieel
al hebben plaatsgevonden. Hierbij wordt ook gekeken naar verminderd.
de benutting van de O&l-middelen die onder meer bedoeld * _ Voor mentale gezondheid worden in 2022
zijn voor domeinoverstijgende samenwerking in de eerste- gezondheidsdoelen geformuleerd in overleg met
lijn en worden voorstellen gedaan voor het wegnemen van veldpartijen op basis van het plan van aanpak
eventuele wettelijke belemmeringen. ‘mentale gezondheid: van ons allemaal’.
c. Wat betreft project- en coördinatiekosten voor gemeenten c. VWS stelt per 1 januari 2023 meerjarig middelen beschik-
(en GGD'en), maakt VWS separaat bestuurlijke afspraken baar voor de uitvoering van een nader te vormen brede
met gemeenten. leefstijlcoalitie, met als doel om nationaal en regionaal regie
te voeren op de inzet op gezondheid binnen en vanuit het
2. Afspraken vanuit of in Zvw-domein (pijlers: data en kennis, onderwijs, richtlijnen,
het Zvw-domein onderzoek, implementatie en opschaling, monitoring en
Partijen die werkzaam zijn in het Zvw-domein streven ernaar patiënt).
dat uiterlijk 1 januari 2025 de inzet op gezonde leefstijl integraal
onderdeel uitmaakt van de reguliere zorg voor mensen met 2. Onderzoek
een gezondheidsklacht, aandoening of ziekte (risicogroepen a. Het Zorginstituut werkt op basis van de verbeterde pakket-
en patiënten). Inzet op gezonde leefstijl wordt hierbij ruim criteria voor (kostenjeffectiviteit uit wat er nodig is om
opgevat. Dit omvat onder meer (de screening op) leefstijl, leefstijlinterventies binnen de Zvw te kunnen beoordelen.
fysieke en mentale kwetsbaarheid in de spreekkamer en achter Deze uitwerking is in de loop van 2023 gereed. Het beoor-
de voordeur en het verwijzen naar, aanbieden van, advisering delingskader sluit aan op de verbeterde en verbrede toets
over en/of wijzen op effectieve leefstijlinterventies- en pro- op het basispakket. Ook voor leefstijlinterventies wordt
gramma's, passende welzijnsactiviteiten en schuldhulp, brede daardoor beter bekend welke informatie nodig is om te
gezondheidsconcepten, gezonde voeding, mentale gezond- voldoen aan de pakketcriteria. Doel is dat dat ook leidt tot
heidsvaardigheden, stressreductie, emotieregulatie en coping een snellere opname (onder voorwaarden) van effectieve
bij stress en voldoende slaap (en kan zowel digitaal, hybride als leefstijlinterventies in het basispakket.
fysiek plaatsvinden). Van belang is dat zorgprofessionals met b. Per1juli 2023 houdt het RIVM, in afstemming met het
een brede blik naar de patiënt kijken, met aandacht voor de wijk Zorginstituut, een overzicht bij van effectieve leefstijl -
waarin de patiënt woont en de sociale basis. Partijen maken interventies binnen de Zvw.
daartoe de volgende afspraken. c. Met betrokkenheid van de brede leefstijlcoalitie komt er
een gecoördineerde landelijke onderzoeksagenda leefstijl-
1. Inzet en veranderopgave algemeen geneeskunde voor preventieve (leefstijljinterventies en
a. Elke partij beschrijft uiterlijk 1 juli 2023 welke inzet en bestaand (lokaal en regionaal) onderzoek wordt met elkaar
veranderopgave voor hem/haar specifiek nodig is om de in verbinding gebracht. Hierbij zal de link gelegd worden
gewenste beweging naar inzet op gezondheid (waaronder met Zorgevaluatie en Gepast Gebruik (ZE&GG).
25 Missies voor het topsectoren- en innovatiebeleid | Publicatie | Rijksoverheid.nl.
82 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
3. Richtlijnen en onderwijs gedragsverandering. Patiënten-, cliënten- en naasten-
a. Partijen verantwoordelijk voor richtlijnontwikkeling dragen organisaties en zorgprofessionals hebben hierin een
ervoor zorg dat het uitgangspunt van leefstijl (in de brede stevige rol. Uiterlijk 1 januari 2024 is betrouwbare
zin van het woord) als (onderdeel van de) behandeling - informatie over bewezen effectieve interventies voor
wanneer bewezen van meerwaarde -, zo snel mogelijk patiënten breed toegankelijk.
onderdeel is van (de herziening of ontwikkeling van) b. Peri januari 2030 wordt het voedingsaanbod voor
kwaliteitsstandaarden en professionele richtlijnen. Hierbij patiënten, cliënten en bewoners van instellingen verstrekt
wordt rekening gehouden met gezondheidsvaardigheden. op basis van de richtlijn eetomgevingen van het Voedings-
Inzichtelijk moet zijn welke gezondheidsdoelen met de centrum (tenzij om medische redenen een alternatief
inzet van leefstijl in de behandeling worden nagestreefd dieet aan de orde is), en hierbij wordt rekening gehouden
(biologisch/fysiologisch, maar ook op gebied van kwaliteit met geloofs- of levensovertuigingen m.b.t. eten.
van leven, het sociale netwerk, mentale gezondheid, c. Sport en bewegen is onderdeel van het preventiebeleid.
functioneren/inzetbaarheid, minder medicatiegebruik, Daarbij gaat het om goede en voor iedereen bereikbare
uitstel van zwaardere zorg etc.). sportvoorzieningen, en de mogelijkheid om met anderen
b. Inde behandelrichtlijnen wordt beschreven wanneer de te sporten.
inzet van (en verwijzing naar) leefstijlinterventies effectief
is. Denk hierbij aan prehabilitatieprogramma’s als onder- 5. Financiële prikkel zorgprofessionals en
deel van het behandelplan bij een operatie en aan een zorgverzekeraars
voedingsinterventie in de behandeling van Diabetes Type Zorgverzekeraars zorgen voor passende afspraken in de
2. Daarbij vindt de leefstijlinterventie zo laagdrempelig contractering met zorgaanbieders, zodat zorgaanbieders een
mogelijk plaats: met steun van lotgenoten, in het publieke stevige financiële prikkel hebben om in te zetten op gezond-
en/of sociale domein waar dit kan, en in de eerste lijn of in heid, duurdere vormen van zorg te voorkomen (bijv. voorkomen
de tweede of derde lijn waar noodzakelijk (met behulp van doorverwijzing naar 2° lijn en substitutie van zorg naar de 1° of
e-health waar mogelijk). 1,5° lijn) en de verbinding te leggen met zorgprofessionals uit
c. Richtlijnen van zorgprofessionals waarin aandacht voor het sociaal en publiek domein. De ruimte binnen de huidige
gezonde leefstijl al beschreven staat, worden zo spoedig bekostigingssystematiek wordt hierbij door zorgverzekeraars en
mogelijk in de praktijk toegepast. Zover als mogelijk worden zorgaanbieders beter benut.
leefstijladviezen in richtlijnen ook geharmoniseerd, omdat a. Indien de huidige bekostiging van de NZa leidt tot knelpun-
de adviezen deels generiek zijn. ten om te komen tot meer passende afspraken, past zij de
d. Per1 januari 2024 komt het uitgangspunt van leefstijl als huidige bekostigingsmogelijkheden waar kan en nodig aan.
(onderdeel van de) behandeling - wanneer bewezen van b. Goede voorbeelden in contractering en bekostiging worden
meerwaarde -, in elke zorgopleiding en bijscholing (mbo, gedeeld door de NZa en ZN, zodat opschaling makkelijker
hbo, universiteit, opleiding basisarts en specialist) aan de en beter te realiseren is.
orde. Het bijscholen van zittende professionals krijgt hierbij c. VWS en de NZa kijken op welke wijze bekostiging op basis
extra aandacht, als ook de leefstijl en gezondheid van van uitkomsten mogelijk kan worden gemaakt en verken-
zorgprofessionals zelf. De respectievelijke beroepsgroepen/ nen de mogelijkheden om daarbij gezondheidsdoelen te
opleidingen definiëren een minimale competentieset op dit betrekken.
vlak. d. Randvoorwaarde voor de transformatie naar passende zorg
e. In de opleidingen tot arts, verpleegkundige en verpleegkun- (en preventie) is een goed functionerende risicoverevening.
dig specialist zitten eindtermen op het gebied van leefstijl, Zie de paragraaf hierover in paragraaf 9 van onderdeel A.
preventie en positieve gezondheid verweven in de com- Passende zorg: waardegedreven — samen met de patiënt,
petenties. De komende jaren worden deze competenties pakket en kwaliteit.
uitgerold over de diverse opleidingen.
f. Waar relevant worden in de curricula ervaringsdeskundi- 3e Randvoorwaarden
gen ingezet om hun inzichten te delen op het gebied van a. Gemeenten, de zorgpartijen en VWS vinden het van groot
preventie, gezonde leefstijl en gezondheidsvaardigheden. belang dat in eerste instantie vooral buiten het domein
van de Zvw-zorg gewerkt wordt aan het voorkomen van
4. Patiënten gezondheidsproblemen door vanuit breed maatschappelijk
a. Patiënten zijn — ook binnen het kader van hun perspectief gezamenlijk te werken aan gezondheid. VWS
behandeling - goed geïnformeerd over de meerwaarde heeft een inspanningsverplichting om andere departemen-
van een gezonde leefstijl bij hun klacht, aandoening ten gezondheidsbevordering mee te laten nemen in de
of ziekte, en de behandelopties die hierbij horen en overwegingen voor beleidskeuzes. Het gaat daarbij in elk
worden gestimuleerd tot en ondersteund bij de gewenste geval om:
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 83
* _ Gezondheidsdoelstellingen ook een plek geven in lan-
delijk, regionaal en lokaal overheidsbeleid, in landelijke
doelstellingen en bestuurlijke afspraken. Naast zorg en
welzijn, speelt dit met name op de domeinen leef- en
woonomgeving, sociale omgeving, werkomgeving,
industrie en onderwijs (health in all policies).
* __ Het terugdringen van gezondheidsachterstanden.
* _ Zorg- en ondersteuningsvragen zo veel als mogelijk
demedicaliseren en buiten de zorg van een passend
antwoord voorzien, waaronder binnen de gemeentelijke
domeinen.
b. Om de inzet op gezondheid vanuit en binnen de Zvw-
verzekerde zorg effectief te laten zijn, gelden de volgende
randvoorwaarden:
* Inzet op gezondheid en de sociale basis vraagt om een
integrale aanpak zowel binnen het domein van de Zvw
als tussen het domein van de Zvw en de gemeentelijke
domeinen. De arbocuratieve zorg kan hieraan een be-
langrijke bijdrage leveren. Aansluiten bij de leefwereld,
sociale context en drijfveren van mensen over gezond-
heid is hierbij van belang.
* _ Versteviging van het gemeentelijke gezondheids-, on-
dersteunings- en welzijnsaanbod en aansluiting hiervan
op het Zvw-domein (o.a. gemeentelijke sociale kaart), is
daarom een randvoorwaarde om effectieve preventieke-
tens over de domeinen neer te kunnen zetten.
* _ Daarvoor is een stevige preventie-infrastructuur (binnen
het domein van de Zvw en tussen het domein van
de Zvw en de gemeentelijke domeinen) op regionaal
niveau, ook wat betreft kennis en data, noodzake-
lijk. Passende financiering voor regionale project- en
coördinatiekosten van gemeenten, zorgverzekeraars en
zorgprofessionals maakt daar onderdeel van uit.
* _ Bekostiging op basis van uitkomsten voor de
gezondheid wordt mogelijk gemaakt en de mogelijkheid
om daarbij gezondheidsdoelen te betrekken wordt
nader verkend.
* _ Eris kennis over en een overzicht van welke specifieke
preventieve interventies in de Nederlandse context
gezondheidswinst opleveren, en waar acties nodig zijn
om die potentiële gezondheidswinst te realiseren.
* In de opleiding van elke zorgprofessional en de
richtlijnen is aandacht voor preventie, gezondheids-
bevordering en gezondheidsvaardigheden. Ook is
aandacht voor hoe (fysieke, sociale en mentale) leefstijl
het ontstaan en beloop van ziekten beïnvloedt en hoe
leefstijlinterventies ziekteprocessen kunnen afremmen
en eventueel kunnen omkeren.
* _ ledere stakeholder pakt zijn rol om de veranderopgave
te realiseren en maakt expliciet welke bijdrage hij
daaraan gaat leveren. ledere stakeholder heeft
daarbij oog voor het belang van het verkleinen van
de gezondheidsachterstanden.
84 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
(ENNE 5. Hetrelatief grote aantal kleine contracten dat onder meer
samenhangt met de roostering en de wensen en mogelijk-
an heden om werk en privé te combineren.
Alle partijen aangesloten bij het IZA beogen invulling te geven
aan de maatschappelijke opgave om met minder groei van het
O nd e rd eel H e aantal zorgverleners aan de toekomstige zorgvraag te kunnen
Arbeidsmarkt vanen
Enerzijds doen partijen dit door breed in te zetten op het ver-
en ontzo rgen lagen van de zorgvraag (onder andere door preventie; zelfzorg;
e inzet informele zorg; zorgvraag verminderende innovaties) en
Zo rep rofessio na | S de transitie naar passende zorg waarbij passende digitale- en
hybride zorg voorliggend is en prevaleert boven arbeidsin-
tensieve zorg. Deze elementen komen elders in het integraal
zorgakkoord terug.
In de zorg werken kwalitatief goede en betrokken professionals.
Zij vormen het kapitaal van de zorg. Hen willen we binden en Om aan de zorgvraag te kunnen voldoen en om de professi-
boeien. Dat doen we breed met het programma Toekomst- onele ruimte van professionals te kunnen vergroten zetten
bestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) en daar bovenop partijen anderzijds in op het verlagen van de groei van de
meer specifiek met afspraken zoals opgenomen in dit Integraal arbeidsvraag binnen de zorg door efficiënter te werken en meer
Zorg Akkoord (IZA). uren werken te stimuleren, alsmede het arbeidsaanbod op peil
te houden onder meer door het opleiden van voldoende nieuwe
De uitdaging medewerkers. Dit is ook waar dit IZA-thema ‘Arbeidsmarkt en
De zorg staat voor een grote uitdaging. Enerzijds blijft de zorg- ontzorgen van zorgprofessionals zich op richt.
vraag stijgen en anderzijds is er sprake van een brede arbeids-
marktkrapte. Op dit moment werkt al ongeveer een op de zes Bij deze brede inzet moet steeds ook het langere termijn-
werknemers in Nederland in de zorg. Wanneer we niets doen perspectief in ogenschouw worden gehouden. De voorziene
loopt dit aandeel op tot ongeveer een op de vier in 20go. Het is ontwikkelingen vragen nu immers om investeringen om op de
irreëel te veronderstellen dat het beroep van de zorg op de langere termijn aan de zorgvraag te kunnen voldoen, maar die
Nederlandse arbeidsmarkt of in de collectieve middelen in deze alvorens ze gaan renderen tijdelijk een krapte verhogend effect
mate kan oplopen. We staan als samenleving immers ook nog kunnen hebben.
voor andere grote uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld
klimaat, veiligheid, onderwijs en wonen. Deze uitdaging vraagt VWS en zorgpartijen onderschrijven mede in het licht van de
om een brede arbeidsmarktaanpak langs meerdere sporen. krapte op de arbeidsmarkt de urgentie van de aanbevelingen uit
het SER-advies “Aan de slag voor de zorg; een actieagenda voor
Door de krapte op de arbeidsmarkt kunnen zorgverleners de zorgarbeidsmarkt” ten aanzien van het overbruggen van de
makkelijk buiten de sector aan de slag. Ook zal de vergrijzing geconstateerde achterstand in de beloning ten opzichte van
bijdragen aan een grotere uitstroom en moet er voor nieuwe de markt en ten aanzien van de versterking van zeggenschap,
aanwas geconcurreerd worden op een krappe arbeidsmarkt. waardering en verantwoordelijkheid van zorgmedewerkers
Daarom is het nodig dat de zorg een aantrekkelijke sector is en in de instellingen waar zij werken. Dit vraagt van alle partijen
blijft om in te werken. Op het gebied van zingeving en de daar- binnen deze IZA periode een voort te zetten aandacht voor de
mee samenhangende bevlogenheid van medewerkers scoort de implementatie van deze aanbevelingen. De voortgang van de
zorg al uitstekend. Op andere gebieden moet de zorg echter nog implementatie van de IZA-afspraken zal worden gemonitord en
een been bij trekken. Tot deze gebieden behoren onder meer: zo nodig uiterlijk bij de Mid Term Review van het IZA tot nadere
1. Hette grote aantal uren dat aan onnodig administratief afspraken leiden.
werk besteed wordt.
2. Hette geringe aantal ontwikkel-/loopbaanpaden. Randvoorwaarde
3. Het gebrek aan ervaren tijd en ruimte voor opleiding, Naast het verhogen van het inzetbare arbeidsaanbod en een
ontwikkeling en ontplooiing. forse reductie van de groei van de zorgvraag ontkomen we er
4. Nogte beperkte zeggenschap van de zorgprofessional t.a.v. niet aan dat de samenleving beter moet worden voorbereid
procesmatige en strategische keuzes binnen de organisatie op schaarste in de zorg en de noodzaak tot het maken van
rondom het gehele zorgproces. keuzes. Verder zal de politiek op basis van de te verwachten
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 85
gezondheidswinst scherpere keuzes in de zorg moeten maken werkgeverschap ook essentieel om de inzetbaarheid van
en moet het uitvoerend vermogen om beter te kiezen in de zorg personeel te optimaliseren, zowel voor de zorgverlener als voor
worden versterkt. de werkgever. Onderstaande afspraken zijn een aanvulling op
hetgeen wordt gedaan via TAZ.
Afspraken
Om het werkplezier en behoud van zorgverleners te vergroten
Uitgangspunt bij de afspraken: schenken zorgaanbieders in doorlopende dialoog met hun
* _ Zorgprofessionals krijgen vertrouwen, professionele medewerkers expliciet aandacht aan scholing- en loopbaan-
ruimte en autonomie opdat zij hun cruciale rol bij de mogelijkheden, hersteltijd, de werk-privébalans en betrok-
transformatieopgave kunnen vervullen. kenheid bij strategie, beleid en uitvoering. Met het oog op
* _ Zorgprofessionals krijgen en houden standaard ruimte om het vergroten van de inzetbaarheid van zorgpersoneel worden
zeggenschap uit te kunnen oefenen over de inhoud van het medewerkers in deze dialoog aangemoedigd om meer uren
werk en ontwikkelingen die voor hun vak belangrijk zijn te werken. De macro-uitkomst hiervan is dat het gemiddelde
(wat) en de omstandigheden waaronder dit wordt uitge- aantal werkuren stijgt.
voerd (hoe) in elke fase van (beleids)ontwikkeling, op elk or-
ganisatieniveau en in elk relevant samenwerkingsverband. Zorgaanbieders zorgen dat leidinggevenden voldoende toege-
*__In navolging van het actieplan herstel en zeggenschap dat rust zijn in informatie, kennis en vaardigheden om gesprekken
naar aanleiding van de motie Ellemeet is opgesteld zal in het over deze onderwerpen te voeren. Tot slot wordt het gesprek
kader van het programma TAZ ook deze kabinetsperiode gevoerd over verhoging van de in de cao’s in zorg en welzijn
worden geïnvesteerd in het bevorderen van zeggenschap. opgenomen leeftijdgrens bij de vrijstelling voor het draaien
van anw-diensten, bijvoorbeeld door deze te koppelen aan
1. Professionele ruimte de ontwikkeling van de pensioenleeftijd. De afspraken hierover
Professionele ruimte betekent dat medewerkers in de zorg op in cao’s zullen worden gemonitord.
drie niveaus, individueel, team en organisatie, de noodzakelijke
tijd en ruimte hebben voor zaken als zeggenschap, reflectie, 3e Vermindering regeldruk
interprofessionele samenwerking, loopbaanperspectief en voor Het is belangrijk om de administratieve lasten en regeldruk fors
scholing en ontwikkeling ten behoeve van professie en kwaliteit te reduceren. Alle initiatieven van de afgelopen jaren hebben
van zorg. Deze ruimte is, gecombineerd met goed werkgever- tot een te beperkt resultaat geleid. Daarom kiezen we in dit IZA
schap, noodzakelijk voor het aantrekkelijk houden van de voor een steviger aanpak en ambitie. We gaan bij de vraag of
sector, werkplezier en behoud personeel, voor innovatie en en zo ja hoe nieuwe regels noodzakelijk zijn, zwaarder gewicht
verduurzaming en voor goede kwaliteit en continuïteit van zorg. hechten aan de stem van zorgverleners die verantwoording
afleggen of anderszins in de praktijk de gevolgen van de regel
Met het oog op de transitie naar arbeidsbesparende passende ondervinden, en minder aan de partijen die verantwoording
zorg krijgen medewerkers ruimte om deze transitie mee vorm vragen. Alle ‘regelmakers’ in de brede zin van het woord (VWS,
te geven en om zich te ontwikkelen opdat ze zich deze transitie zorgverzekeraars, toezichthouders, werkgevers, branche- en
eigen maken en het volle potentieel van zowel de transitie als beroepsverenigingen) gaan per direct alle nieuwe regelgeving
de professional benut kan worden. toetsen aan het uitgangspunt ‘zinnig en radicaal simpel’. Zinnig
is wat bijdraagt aan betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwali-
In de uitwerking betekent dit dat zorginkopers tijdelijk trans- teit van zorg. Radicaal simpel betekent dat we voor de profes-
formatiemiddelen beschikbaar stellen aan instellingen die aan sional zo eenvoudig mogelijke oplossingen kiezen die bijdragen
deze transitie bijdragen, waarmee professionele ruimte wordt aan professionele autonomie, vakmanschap en werkplezier.
gecreëerd ten behoeve van deze transitie. Is het niet zinnig en niet radicaal simpel, dan moet het terug
naar de tekentafel óf doen we het niet. Ook bestaande regels,
Met het oog op een lange termijn oplossing, zegt VWS toe met registraties, verplichtingen, procedures etc. nemen we op deze
de NZa te verkennen in hoeverre het mogelijk is om indirecte manier onder de loep. Met deze aanpak wordt een reductie
kosten, via kostprijsonderzoeken, bij de bepaling van kost- van administratieve tijdsbesteding gerealiseerd die deze in lijn
prijzen te betrekken. Deze verkenning moet uiterlijk 1-1-2024 brengt met het niveau dat zorgverleners zelf acceptabel achten.
gereed zijn.
Deze werkwijze brengt met zich mee dat vóór het invoeren
2, Goed werkgeverschap/dialoog voor van nieuwe regels (in de brede zin van het woord) waarvan een
behoud en duurzame inzetbaarheid substantiële negatieve impact op de ervaren regeldruk verwacht
Goed (regionaal) werkgeverschap is van cruciaal belang voor mag worden in een klankbordgroep met een representatief
werkplezier en behoud van zorgverleners. Daarnaast is goed aandeel van praktiserend zorg- en beleidsprofessionals uit de
86 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
sector van de Nederlandse gezondheidszorg waar de regel op ICT-systemen, waaronder EPD's en ECD'’s. De tekst in het
van toepassing is gesproken wordt over de uitvoerbaarheid thema digitalisering en gegevensuitwisseling gaat hier
en werkbaarheid in de praktijk. Bij het in kaart brengen van de nader op in.
ingeschatte gevolgen voor de regeldruk worden deze naast in
euro's ook uitgedrukt in tijdsbesteding (aantal potentiële zorg- 4. Bevorderen aa ntrekkelijkheid
uren) zodat inzichtelijk wordt hoe groot de werkelijke kosten werken in loondienst
zijn van in te voeren regels. Ook voor bestaande regels wordt Het belangrijkste aangrijpingsinstrument om zorgverleners in
dit de toetssteen om de proportionaliteit te beoordelen. (vaste) loondienst te laten werken ligt in het zo aantrekkelijk
mogelijk maken van werken in loondienst en van het zo aan-
Nader uitgesplitst per partij betekent dit: trekkelijk mogelijk maken van praktijkhouderschap, ook voor de
a. VWS zorgt dat regeldruk als gevolg van (nieuwe) wet- en meer ondernemende zorgverleners en/of de zorgverleners die
regelgeving en (nieuw) beleid zo beperkt mogelijk blijft, en hechten aan meer regie over de invulling van de werkweek. Via
dit wordt opgesteld met de werkbaarheid in de praktijk als regionaal gezamenlijk werkgeverschap kan voor ondernemende
nadrukkelijk en voorwaardelijk uitgangspunt; werknemers meer ruimte worden gecreëerd voor flexibel
b. Branche- en beroepsverenigingen kijken kritisch naar de en afwisselend werk. Ook met de afspraken 1, 2 en 3 zetten
regeldruk die zij veroorzaken, bijvoorbeeld door richtlijnen werkgevers in op het aantrekkelijker maken van werknemer-
of kwaliteitseisen, en beperken deze tot het strikt nood- schap.°* Tot slot is behoud van zorgpersoneel en het bevorderen
zakelijke minimum; van werkplezier één van de drie programmalijnen binnen het
c. _Branche- en beroepsverenigingen brengen bij hun achter- programma TAZ. Via het programma TAZ wordt ondermeer
ban goede voorbeelden, behaalde resultaten en beschik- ingezet op het vergroten van de professionele autonomie en
bare ondersteuningsmogelijkheden onder de aandacht; zeggenschap en een gezonde, groene en veilige werkomgeving.
d. Toezichthouders kijken kritisch naar de regeldruk die
samenhangt met- of als gevolg van- de uitvoering van Naast het zo aantrekkelijk mogelijk maken van werken in
hun toezichtstaken; loondienst door goed werkgeverschap, spreken partijen af dat
e. Zorginkopers (zorgverzekeraars, zorgkantoren, gemeenten) schijnzelfstandigheid wordt vermeden. Bij inhuur van zzp'ers
kijken kritisch naar de regeldruk die zij veroorzaken in het geldt het uitgangspunt dat zij een evenredig deel aan systeem-
kader van de inkoop en verantwoording, en beperken verantwoordelijkheden op zich nemen tegen reële tarieven,
deze tot het strikt noodzakelijke minimum, o.a. door zoals het draaien van ANW-diensten wanneer dat gebruikelijk
harmonisering van de eisen die zij stellen; is bij eenzelfde functie in loondienst. Dit uitgangspunt hanteren
f. Werkgevers gaan aan de slag met de vermindering zorgverzekeraars ook bij de inkoop van vrijgevestigden.
van regeldruk waarvan de oorsprong binnen de eigen
organisatie ligt; Concreet worden hiervoor de volgende acties afgesproken:
g. VWS ondersteunt met het programma [OntjRegel de Zorg a. Regionale werkgeversorganisaties, zorginkopers en VWS
door het ter beschikking stellen van instrumenten waarmee zetten actief in op regionaal werkgeverschap (flexibele schil
zorgaanbieders zelf regionaal en lokaal met de verminde- in loondienst) en een moderner arbeidscontract dat werk-
ring van regeldruk aan de slag kunnen. nemers meer mogelijkheden biedt om meer regie te voeren
over vormgeving van werk en werktijden om zo het werken
In 2025 is de tijdsbesteding aan administratieve werkzaam- in loondienst aantrekkelijker te maken.
heden in alle sectoren met 5%-punt (bij een go-urige werkweek b. Werkgevers en zzp-brancheorganisaties zorgen voor ver-
is dat 2 uur minder per week) gedaald ten opzichte van 2020. hoogde bewustwording over verantwoordelijkheden en de
De met deze afspraak vrijgespeelde tijd komt beschikbaar voor (financiële) gevolgen van het zzp-schap.
het vergroten van de beschikbare professionele ruimte (zie c. _Brancheorganisaties stellen duidelijke kaders op over de inzet
afspraak 1). Deze afspraak draagt tevens bij aan een substantiële van zzp'ers en nemen daarmee een rol in het voorkomen van
verhoging van het werkplezier. schijnzelfstandigheid. Brancheorganisaties vormen op grond
van deze kaders een eerste essentiële functie in het handelen
Randvoorwaardelijk voor het realiseren van deze afspraak zijn: conform de wet DBA en het voorkomen van schijnzelfstan-
* _ Een cultuuromslag naar het ‘durven loslaten’ van externe digheid door hun leden aan deze kaders te committeren.
en interne regels. Dit vraagt meer samenwerking tussen
externe partijen en zorgbestuurders. EE
*_ Scherpe afspraken in het thema digitalisering en gegevens- 26 Het praktijkhouderschap in de huisartsenzorg, persoonsgericht en dichtbij
uitwisseling over bijvoorbeeld eenmalige registratie patiënten, moet aantrekkelijker gemaakt worden zodat de stap daarnaartoe meer
voor (sectoroverstijgend) meervoudig gebruik en over en makkelijker wordt gezet. De maatregelen in het IZA moeten daartoe bijdragen.
de gebruiksvriendelijkheid en uitwisselbaarheid tussen Daarbij is het belangrijk dat ook het waarnemerschap in zzp-vorm mogelijk is en
een volwaardige manier om het huisartsenvak uit te oefenen. Zonder waarnemers
is het onmogelijk om de huisartsenzorg toegankelijk te houden en het is voor
huisartsen in hun carrière belangrijk om deze mogelijkheid te hebben.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 87
d. Binnen alle branches in zorg en welzijn zijn per 1-1-2024 Uitgangspunten voor het plan
werkafspraken gemaakt waarin de verantwoordelijkheden a. Toten met 2025 wordt via een menukaart de implemen-
tussen medewerkers in loondienst en zzp'ers helder en tatie van in de praktijk gebleken effectieve werkvormen
eerlijk verdeeld zijn, o.a. rondom ANW-diensten, scholing en innovaties, bijvoorbeeld zoals gedefinieerd door het
en beloning. nog op te richten landelijk Kenniscentrum, en zolang dit
*__ Hierbij wordt waar dit kan een koppeling gelegd met de nog niet actief is, wordt het ZN Kenniscentrum Digitale
eisen zoals deze conform cao's al voor werknemers gel- zorg/vliegwielcoalitie, gestimuleerd. De eerste versie
den. Bepalingen voor zzp'ers mogen hiervan maximaal van deze menukaart wordt eind 2022 opgeleverd zodat
een nader vast te stellen — in redelijke verhouding tot zorgaanbieders deze tijdig kunnen betrekken in de uit-
hun ondernemerschap staande — ‘bandbreedte’ afwij- werking van hun transformatieplannen. Vervolgens wordt
ken. In overleg met zzp-koepels wordt de reikwijdte van de menukaart iedere ieder half jaar geüpdate door het
de ‘CAO-bepalingen’ vergroot naar zzp'ers. nog op te richten landelijk kenniscentrum digitale zorg.
* _ De governancecode zorg zal hierop worden aangepast. De transformatiemiddelen via zorgverzekeraars worden
e. Beroepsverenigingen vertalen de gemaakte afspraken ingezet om deze innovaties breed te kunnen uitrollen en
over gelijke verdeling van verantwoordelijkheden, zoals implementeren.
de ANW-diensten, op passende wijze naar hun “interne b. Deze innovaties dienen vanaf 2025 te gaan renderen en
richtlijnen’. tot een positieve business case te leiden, in de zin dat
f. VWS start een verkenning naar eventueel benodigde veran- het bijdraagt aan het kunnen voldoen aan de zorgvraag
kering van bovenstaande uitgangspunten in wet- en regel- en/of het vergroten van de professionele ruimte van
geving. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de Wtza en professionals.
de kwaliteitsregisters voor verschillende beroepsgroepen. In c. Erwordt door zorgaanbieders blijvend geïnvesteerd in het
overleg met ACM en SZW zal ook de mogelijkheid worden ontwikkelen en implementeren van nieuwe werkvormen
onderzocht van koppeling van zzp-tarieven aan CAO-lonen waarbij de zorgprofessional altijd inspraak heeft en ruimte
indien de onderhandelingsmacht in belangrijke mate bij en tijd krijgt om transformaties van zorg te laten slagen.
zzp'ers ligt (net zoals zzp'ers bij beperkte onderhandelings- d. Beroepsprofielen, opleidingsprofielen en functieprofielen
macht gezamenlijk een koppeling met CAO-lonen mogen worden voor 1 januari 2025 toekomstbestendig gemaakt
afdwingen). Tot slot zullen mogelijke perverse gedragsef- en gemeenschappelijk uitgelijnd, zodat competenties
fecten in ogenschouw worden genomen - zoals een vlucht aansluiten bij de zorgvraagontwikkeling en anders
naar ongecontracteerde zorg — en maatregelen om dit werken. Dit zowel in het kader van leven lang ontwikkelen
tegen te gaan. De brede verkenning wordt uiterlijk 1-1-2024 als voor de inzetbaarheid van zorgprofessionals.
opgeleverd. Zorgverleners denken hierbij mee.
g. De acties onder c toten met f houden verband met elkaar. e. Randvoorwaarde is dat de burger erop moet worden
Partijen overleggen periodiek met elkaar om de acties op voorbereid dat andere manieren van werken maken dat
elkaar af te stemmen. de zorg anders wordt en dat je bijvoorbeeld op minder
gebruikelijke tijden of langs digitale weg geholpen wordt.
B, Sociale en technologische innovaties f. Verzekeraars stellen een leidraad op ten behoeve van
Partijen onderschrijven de noodzaak van het breed uitrollen en het organiseren van meer inhoudelijke congruentie in
implementeren van gebleken effectieve innovaties. Daarbij is de inkoop en de bijbehorende voorwaarden, waar het
het lange termijn streven erop gericht om langs de lijn van gaat om de inzet van sociale en technologische innova-
passende zorg als norm arbeidsbesparende innovaties te ties als deze bijdraagt aan de maatschappelijke opgave.
betrekken bij de verbetering en verbreding van de toets op De contractering(svorm) en prijsstelling an sich is aan de
het basispakket. individuele zorgverzekeraar en de zorgaanbieder(s).
g. Draagvlak en betrokkenheid van zorgprofessionals bij
Vooruitlopend op het betrekken van arbeidsbesparende inno- andere manieren van werken zijn randvoorwaardelijk.
vaties in de verbetering en verbreding van de toets op het basis- h. Zorgopleidingen zorgen voor voldoende aandacht voor
pakket, hanteren partijen voor de periode t/m uiterlijk 2024 een (sectoroverstijgende) innovatieve werkvormen en digitale
(nader te bepalen) overzicht van bewezen effectieve (sociale en vaardigheden en mogelijkheden voorkomen van zorg.
technologische), arbeidsbesparende innovaties, die zorgaanbie- i. Er worden uiterlijk Q2 2023 nadere concrete afspraken
ders betrekken in hun transformatieplannen zoals omschreven gemaakt om zorg te dragen dat bekwame professionals
onder ‘inzet transformatiemiddelen via zorgverzekeraars’, goed inzetbaar zijn. Flexibele inzet, taakherschikking en
De regionale werkgeversorganisaties zoals landelijke verenigd in jobcrafting zijn mogelijke vormen, waarbij het uitgangs-
Regioplus worden op de transformatieplannen aangesloten. punt is dat stabiele basisberoepen leiden tot langdurig
behoud en inzetbaarheid in meerdere zorgsectoren.
88 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
6. Opleiden en begeleidingscapaciteit Partijen spreken af dat er voor de sector zorg en welzijn één
Naast werken aan behoud dient de instroom van zorgprofes- financieel arrangement komt vanuit het programma TAZ,
sionals op peil te blijven om de uitstroom van medewerkers gericht op regionale samenwerking op de terreinen van leven
— onder meer door pensionering — op te kunnen vangen. In dat lang ontwikkelen, innovatieve werkvormen en behoud. VWS
kader spreken partijen het volgende af: betrekt veldpartijen bij de vormgeving hiervan. Bijkomende
a. Onder de voorwaarde dat er voldoende financiële mid- winst van één financieel arrangement is dat de administratieve
delen beschikbaar zijn volgt VWS de voorkeursvariant uit lasten beperkt kunnen worden.
het advies van het Capaciteitsorgaan ten aanzien van de De regelingen en middelen van (opvolger van) sectorplanplus
centraal bekostigde opleidingen. (circa € 100 miljoen per jaar), stagefonds (€ 116 miljoen per
b. Daar waar sprake is van achterblijvende instroom ten jaar) en KIPZ-middelen (€ 209 miljoen per jaar) zullen in dit ene
opzichte van het advies van het Capaciteitsorgaan zorgen financiële arrangement opgaan, waarbij de middelen vanuit
werkgevers voor een opschalingsplan waarmee de instroom KIPZ beschikbaar zullen blijven voor de medische specialistische
in deze opleidingen tussen nu en 2025 wordt verhoogd tot zorg en de overige middelen ten goede komen aan de rest van
het geadviseerde niveau. Waar nodig worden daarvoor de sector. Toevoeging van de KIPZ-middelen vindt per 1-1-24
opleidingsmiddelen anders ingezet. plaats.
c. Partijen maken werk van flexibel en modulair opleiden, Er vindt een verkenning plaats van een kostendekkende
met als doel dat de inrichting van de opleidingen aan blijft vergoeding voor stagebegeleiding via een beschikbaarheids-
sluiten op de continu veranderende zorgvraag en samenle- bijdrage. De overheveling van de middelen van het stagefonds
ving. Specifiek voor de verpleegkundige vervolgopleidingen hangt samen met de uitkomst van deze verkenning. Mocht deze
geldt dat VWS samen met de NZa, NFU, NVZ, V&VN en CZO verkenning uitwijzen dat een kostendekkende beschikbaar-
verkent of de bekostiging via beschikbaarheidsbijdragen heidsbijdrage mogelijk is dan zal hiertoe worden overgegaan
per 2024 aangesloten kan worden op de recent aangepaste en zullen de Stagefonds middelen toegevoegd worden aan het
modulaire inrichting van de opleidingen. De middelen financiële arrangement en primair voor de niet MSZ-sectoren
hiervoor worden uit het budgettair kader afgezonderd. beschikbaar komen.
d. Partijen spreken af dat er een kostendekkende vergoeding
voor stagebegeleiding komt via de beschikbaarheidsbij- 8. Ruimte voor arbeidsvoorwaarden-
drage. Daartoe verkent VWS met de NZa de route waarlangs ontwikkeling in de tarieven
deze vergoeding uitgekeerd kan worden. Per 1-1-2024 is Waardering en de aantrekkelijkheid van werken in de zorg is
deze verkenning afgerond. De benodigde middelen hiervoor van vele facetten afhankelijk, zoals voldoende zeggenschap en
zullen via een kostprijsonderzoek worden vastgesteld en bij autonomie van een professional, voldoende scholings- en loop-
een positieve uitkomst van de verkenning uit het budgettair baanmogelijkheden. Ook arbeidsvoorwaarden spelen hierin een
kader afgezonderd. belangrijke rol. Zie ook de passage over loon- en prijsbijstelling
e. Om de bekendheid van studenten met verschillende werk- in onderdeel J contractering.
velden te vergroten zetten partijen zich in om medio 2023
vanuit gezamenlijk regionaal werkgeverschap met een plan g. Gelijkmatig verdelen werkdruk
te komen om bredere stages en co-schappen - ook in het en optimaal inzetten personeel
extramurale domein - te stimuleren. inde S8Z
7. Eénfinancieel arrangement Doel
vanuit TAZ Overal in de economie, en dus ook in de zorg, zien we (oplo-
De arbeidsmarkt in de zorg is in hoofdzaak een regionale markt. pende) arbeidsmarkttekorten en toenemende verschillen tussen
Domeinoverstijgende samenwerking in de regio is dan ook zzp'ers en personeel in loondienst. Tegelijkertijd weten we dat
essentieel voor een succesvolle aanpak van de arbeidsmarktuit- zorgverleners een ding gemeenschappelijk hebben; de wens om
dagingen waar we met zijn allen voor staan. Het beschikbare de beste zorg aan mensen te geven. Daar horen ook bepaalde
budget voor arbeidsmarktbeleid zal daartoe integraal worden gedeelde taken en verantwoordelijkheden bij. We willen deze
bezien, opdat een generiek instrumentarium beschikbaar verschillen verkleinen en personeel (specifiek hbo en mbo
komt dat ondersteunend is aan de noodzakelijke transitie naar geschoolden) effectiever inzetten, zodat:
anders werken in de regio, behoud van werknemers en leven * _ Er voldoende beschikbaarheid van personeel is en blijft.
lang ontwikkelen. Nu is het zo dat er meerdere en soms ook * _ Onderscheid tussen zzp'ers en personeel in loondienst
sectorale subsidieregelingen zijn die voor een deel ook inhou- verminderd wordt.
delijk overlappen. Denk aan het sectorplanplus, stagefonds en
Kwaliteitsimpuls Ziekenhuizen (KIPZ).
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 89
Afspraken: (GMAP aanbieder) zal alle beschikbare psychiaters
* _ Vereenvoudiging, uniformering en flexibilisering van de in de desbetreffende regio bij elkaar brengen en een
beroepenstructuur (BIG) en opleidingenstructuur waar- beroep op hen doen om het knelpunt in de bezetting
door efficiënter wordt opgeleid en meer flexibiliteit komt op te lossen.
in de inzet van behandelaren. De eventuele meerkosten als * _ Hierbij wordt gebruik gemaakt voor de beschik-
gevolg hiervan worden binnen het kader ggz opgevangen. baarheid en verspreiding van regionale oplossingen
«Commitment van het veld om serieus werk te gaan en werkwijzen, zodat iedere regio binnen de brede
maken van taakherschikking, in de zin van dat taken IZA-afspraken m.b.t. ANW-diensten, passende maat-
worden toevertrouwd breed in de organisatie op basis regelen kan nemen gebaseerd op best practices.
van competenties en bekwaamheid in plaats van enkel * _ Deregionale maatregelen kunnen ook landelijk
het opleidingsniveau. aanpassingen vragen (bijvoorbeeld CAO, regelgeving
* _ De toenemende zorgvraag kan niet blijvend worden bezoldiging crisisdienst), indien dit het geval is zal dit
opvangen met steeds meer mensen vanwege de krappe tussen betrokken partijen besproken moeten worden.
arbeidsmarkt: onderbenutting van de opleidingsplekken Natuurlijk rekening moet daarbij rekening worden
voor klinisch psychologen wordt aangepakt, er wordt voor gehouden met de afspraken in de cao en de situatie
de Gz-psychologen volgens de beschikbaarheidsbijdrage van zzp-ers en zgp-ers.
en niet boven de raming van het Capaciteitsorgaan * __Naast het zo aantrekkelijk mogelijk maken van werken in
opgeleid. loondienst door goed werkgeverschap, spreken partijen af
* _ Wat betreft het realiseren van de ANW diensten geldt dat bij de inhuur van zzp'ers als voorwaarde wordt gesteld
het volgende: dat zij ook anw-diensten draaien wanneer dat gebruikelijk
* Het goed kunnen bemensen met psychiaters van is bij eenzelfde functie in loondienst. Daarnaast verkent
de acute dienst is een cruciale functie in de GGZ. de NZa op korte termijn of tarieven voor inhuur van zzp'ers
De situatie per regio is verschillend. vastgesteld kunnen worden en zo ja, op het niveau van
* _ De organisatie van de crisisdienst is conform de GMAP de prestaties van onderlinge dienstverlening. Als onderlinge
neergelegd en een verantwoordelijkheid van de kern afspraken niet lukt zullen wettelijke verankering of andere
ggz instelling in een regio. mogelijkheden worden verkend. Via regionaal gezamenlijk
*_ Conform de GMAP (generieke module acute psychi- werkgeverschap kan aan ondernemende werknemers meer
atrie) zijn de aanbieders in een regio samen verant- ruimte worden gecreëerd voor flexibel en afwisselend werk.
woordelijk voor het organiseren van de uitvoering van * _ We vragen de belastingdienst om nadrukkelijk onderzoek te
de GMAP en neemt elke ketenpartij zijn rol en verant- doen naar schijnzelfstandigheid in de ggz.
woordelijkheid op zich zoals beschreven in de GMAP. * Om de doelstellingen voor de GGZ genoemd in dit akkoord
* Het bureau Berenschot doet momenteel onderzoek te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat we beschikken
naar mogelijkheden om de werkwijze te verbeteren over een zo breed mogelijk palet aan werknemers. Dit geldt
ook in het licht van de schaarse beschikbaarheid van voor de gecontracteerde instellingen met ook klinische
psychiaters. voorzieningen.
« _ We vragen de belastingdienst onderzoek te doen naar « _ Verzekeraars, dNLggz de NZA beoordelen op basis van de
schijnzelfstandigheid van ZZP-ers; daarmee kan het weging van de onderzochte knelpunten, of en op welke
zzpschap onder druk komen te staan. wijze verbreding van het bestaande arbeidspotentieel
« _ Mede op basis van een onafhankelijk rapport zullen kan worden vormgegeven. Hierin wordt meegenomen
de NVvP en dNLggz via de kerninstellingen in de het in balans houden van voldoende capaciteit in het
regio ervoor zorgen dat er duidelijke afspraken sociaal domein alsmede benodigde capaciteit in de GGZ.
worden gemaakt die passen bij de regionale situatie. De inzet van deze medewerkers kan alleen plaatsvinden
Deze afspraken leiden ertoe dat de groep psychiaters binnen multi-disciplinaire teams onder leiding van de
die in de betreffende regio werkzaam is zodanig regiebehandelaar om de kwaliteit voldoende te borgen.
kan worden ingezet dat de continuïteit van de *__ Hierbij zal er o.a. worden gekeken naar mogelijkheden in
ANW diensten te allen tijde is geborgd. Voor zover de beroepentabel en/of de contractering in combinatie met
noodzakelijk worden ook de andere relevante daarna verantwoording via horizontaal toezicht/gepast
beroepsbeoefenaren in dit proces betrokken. gebruik. Voor ervaringsdeskundigen niveau 3 en q wordt
«In aanvulling hierop spreken partijen af dat, in geval gekeken of dit versneld kan plaatsvinden op basis van
er in een regio een langdurige onderbezetting bestaat bestaande beroepsprofielen.
in de bezetting van de ANW diensten er onverwijld
gezocht wordt naar een oplossing. De kerninstelling
go | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
Monitoring
De effecten van de inzet op dit thema wordt gemeten via
een aantal indicatoren. Hierbij geldt dat er geen één op één
relatie te leggen is tussen een afzonderlijke afspraak en de
uitkomst van een indicator. De ontwikkeling van deze set aan
indicatoren geven echter wel een beeld van of de inzet van
partijen voldoende resultaat oplevert of dat bijgestuurd moet
worden. Wanneer de indicatoren aanleiding geven tot bijsturen
treden partijen hierover in overleg. Daarbij zullen externe
omstandigheden zoals een opleving van corona of andere
omstandigheden die de ondertekenaars van dit akkoord niet
kunnen beïnvloeden in ogenschouw worden genomen en
zal veeleer naar relatieve ontwikkelingen op de indicatoren
worden gekeken.
Indicatoren:
1. _Hetuitstroompercentage uit de sector zorg en welzijn
exclusief pensionering.
2. Ontwikkeling van het aandeel zzp'ers werkzaam in zorg en
welzijn.
3. Ziekteverzuim.
4. Vacaturegraad.
5. Werktevredenheid.
6. Deeltijdfactor.
7. Indicatoren in het kader van de monitor zeggenschap.
8. Aansluiting opleidingsinspanningen op de ramingen van het
Capaciteitsorgaan.
Er is hierbij gekozen voor gegevens die reeds worden gemeten
zodat dit niet tot extra administratieve lasten voor aanbieders/
professionals leidt.
Naast de monitoring via de bovengenoemde indicatoren zal ook
afspraak 8 (het volledig door vertalen van de ova in de tarieven)
worden gemonitord.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 91
1. Elektronische gegevensuitwisseling is de standaard in
de zorg.
9 a. Om continuïteit van zorg aan de patiënt te kunnen borgen
of te kunnen starten zijn in 2025 alle kerngegevens
uiterlijk binnen 2q uur na registratie beschikbaar voor elke
zorgverlener met een behandelrelatie, ongeacht het tijd-
stip en de plek waarop de patiënt geholpen moet worden.
Onderd eel |. b. De kerngegevens betreffen de EU-patiëntsamenvatting
ee e e (inclusief medicatiegegevens), labuitslagen, beelden,
D Igita | se FI ng e n verslagen en (verpleegkundige) zorgplannen die nodig
e e e zijn voor het verlenen van netwerkzorg. Er is sprake
gegevensu twi ssel I ng van eenheid van taal: de gehanteerde kerngegevens
betekenen in alle sectoren hetzelfde.
2. Inwoners van Nederland hebben in 2025 digitaal
Het bieden van passende zorg en een focus op gezondheid vra- toegang tot en de beschikking over hun eigen
gen om het goed en veilig kunnen delen van informatie, in het zorggegevens.
gehele netwerk van zorgprofessionals en van de patiënt /diënt. a. Zij kunnen zo desgewenst meer eigen regie nemen op
Passende zorg, arbeidsbesparing, betaalbaarheid, duurzame hun gezondheid en zorg en invulling geven aan het
toegankelijkheid en verduurzaming van de zorgsector vragen samen beslissen met hun zorgverlener. Dit draagt bij
om een versnelling in digitalisering. Actie is nodig om de (ICT-) aan goede toegankelijke zorg en kan zorgverleners
basis op orde te brengen. In de uitwerking van het Integraal ontlasten.
Zorgakkoord maken partijen een prioritering in urgentie, tijds- b. In 2025 beschikken alle inwoners die dat willen over
planning en passend bij de beschikbare middelen, waaronder de een gebruiksvriendelijke en goed gevulde persoonlijke
incidentele middelen die het coalitieakkoord beschikbaar stelt. gezondheidsomgeving (PGO) die van meerwaarde is in
het zorgproces en voor iedereen begrijpelijke informatie
Gegevensuitwisseling”” draagt bij aan goede en veilige zorg bevat.
voor de patiënt/cliënt en is een essentiële randvoorwaarde om 3. Om de zorg toegankelijk, kwalitatief en betaalbaar te
andere doelen uit het IZA en het programma WOZO te kunnen houden is transformatie nodig naar hybride zorg.
behalen. Uiteraard zal het belang van gegevensbescherming a. In 2026 leidt de inzet van hybride zorg tot aantoon-
niet uit het oog worden verloren. Standaardisatie van baar anders werken en het verlagen van de werkdruk
gegevensuitwisseling leidt tot passende zorg, zorgt voor minder van de zorgverleners met toegankelijkheids- en
administratieve lasten, minder fouten bij de overdracht en kwaliteitsbehoud.
draagt bij aan secundair gebruik. Dit levert op termijn een b. Veldpartijen (herontwerpen de zorgpaden en
besparing in de zorguitgaven op. -processen en zorgen voor afschaling en aanpassing
van bestaande traditionele werkwijze en processen.
Passende zorg betekent steeds vaker hybride zorg. In dit akkoord Overheidspartijen faciliteren waar nodig deze
verstaan we onder hybride zorg: de waar mogelijk gepersonali- transformatie ook bij implementatie.
seerde maatwerk/mix van digitaal en fysiek aangeboden zorg en c. Sectoren onderzoeken welke zorgpaden geschikt zijn
ondersteuning van gezondheid. Uitgangspunten hierbij zijn: zelf voor digitale en/of hybride zorg. Van deze geschikte
als het kan, thuis als het kan en digitaal als het kan. zorg komt 70% digitaal of hybride beschikbaar. Van alle
Voor zowel de zorgverleners als de patiënt is dit in veel gevallen zorg die hybride wordt aangeboden, streven we naar
een efficiëntere manier van zorg verlenen die de kwaliteit van een inclusie van c.q. het gebruik door minimaal 50%
leven, de kwaliteit van zorg kan vergroten en bijdraagt aan het van de patiëntenpopulatie waarvoor de hybride zorg-
verduurzamen van de zorg (Green Deal Duurzame Zorg). paden geschikt zijn. Hiertoe worden sectorale afspraken
gemaakt.
1. Doelstellingen d. Veldpartijen zorgen dat de hybride zorg toegankelijk is
We regelen dat alle zorgverleners en patiënten/cliënten digitaal voor mensen en bevorderen inclusiviteit van deze zorg.
kunnen beschikken over de juiste informatie op de juiste plek Overheidspartijen faciliteren deze ontwikkeling.
op het juiste moment zodat passende zorg op een veilige 4q. Data wordt digitaal, eenduidig en gestandaardiseerd
manier gegeven kan worden. geregistreerd in het zorgproces en beschikbaar gesteld
voor diverse secundaire doelen,
a 28 Niet in het primaire proces van zorgverlening aan individuele patiënten.
27_In het wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg is ‘uitwisselen’ Secundaire doelen zijn o.a. wetenschappelijk toepast onderzoek, zorginkoop,
gedefinieerd als ‘delen of benaderen’ van gegevens. zorgcoördinatie, kwaliteitsevaluatie, procesverbeteringen, gepersonaliseerde
zorg, management- en stuurinformatie, (medtech) innovaties in de breedste zin
van het woord (waaronder Al-toepassingen).
ga | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
a. Uitgangspunt is dat administratieve lasten in het opera- de Meerjarenagenda ICT-portfolio zorg door de leveranciers
tionele proces laag worden gehouden en op onderdelen of het veld niet worden behaald.
zelfs verlaagd kunnen worden. f. VWS onderzoekt of zorgaanbieders en ICT-leveranciers
b. Om hergebruik voor secundaire doelen van gegevens verplicht kunnen worden om te werken met landelijke
te ondersteunen, worden bestaande knelpunten waar infrastructuurnetwerken, gemeenschappelijke
mogelijk weggenomen, met behoud van bescherming voorzieningen, open en bevraagbare bronsystemen waarin
van de data van de burger en de zeggenschap daar- de API-strategie en ZIB-compliance geborgd zijn en gebruik
over en rekenend houdend met proportionaliteit en wordt gemaakt van de FAIR-dataprincipes. Dit onderzoek
doelbinding. wordt uiterlijk in Q1 van 2023 opgeleverd. Het bijbehorende
financieringsmodel volgt in Q2 2023. Dit vraagt mogelijk
2. Afspraken financiële compensatie van reeds gedane investeringen die
1. Elektronische gegevensuitwisseling is de standaard niet (meer) in de doelarchitectuur passen.
in de zorg
Zorgdata landelijk en sectoroverstijgend elektronisch uit- B. Standaardisatie
wisselen is de nieuwe standaard. Gegevens moeten op een Gegevens kunnen enkel in het systeem van een andere zorg-
eenvoudige en op een veilige wijze toegankelijk zijn voor zowel verlener hergebruikt worden wanneer de techniek gestandaar-
de behandelende zorgverlener(s) als de persoon op wie de diseerd is en dezelfde taal gebruikt wordt om patiëntgegevens
informatie betrekking heeft. uit te wisselen. Het wetsvoorstel Elektronische gegevensuit-
wisseling in de zorg (Wegiz) stelt het elektronisch uitwisselen
A. Regie op gegevensuitwisseling via een landelijk dekkend van gegevens tussen zorgverleners voor specifieke gegeven-
netwerk van ICT-infrastructuren en -systemen suitwisselingen onderling verplicht. Eerst maakt VWS samen
a. Onder regie van VWS komt er in 2022 een nationale visie en met sector(en) en leveranciers de benodigde afspraken over
strategie over elektronische gegevensuitwisseling in de zorg standaarden voor taal en techniek, daarna gaat de wettelijke
voor primaire en secundaire processen met betrokkenheid verplichting in.
van het veld. Relevante partijen®® buiten het Informatie- a. Gegevens worden eenmalig geregistreerd en sectorover-
beraad Zorg worden actief betrokken. stijgend meervoudig gebruikt om administratieve lasten te
b. Deze visie en strategie moet leiden tot databeschikbaar- verminderen. Dit vereist een verandering in de werkproces-
heid en eenheid van taal en techniek, middels landelijk sen van zorgprofessionals en ondersteunende systemen.
interoperabel ict-infrastructuurnetwerken, invulling van b. Bij het uitwisselen van gegevens en het ontwikkelen van
generieke functies, een landelijke set aan interoperabele nieuwe informatiestandaarden wordt, waar mogelijk,
afsprakenstelsels en een landelijke ict-architectuur. Dit geldt gebruik gemaakt van (open) internationale informatie-
voor zowel primair als secundair gebruik met oog voor de standaarden. Dit komt de interoperabiliteit en daarmee
verschillen tussen zorgsectoren. kwaliteit van zorg ten goede en helpt tegen verdere vendor
c. In 2023 wordt gestart met de opzet van een landelijke lock-in.
organisatie? onder verantwoordelijkheid van VWS gericht c. De gestandaardiseerde (open) API-strategie van Nictiz
op de ondersteuning van zorgaanbieders en leveranciers bij wordt in 2022 door VWS vastgesteld in samenspraak met
de implementatie van landelijke infrastructuur en eenheid het veld en leveranciers, en is leidend in de wijze van open-
van taal voor zowel primair als secundair gebruik. Het uit- stelling van systemen.
gangspunt is dat implementaties sectoraal georganiseerd d. Het Informatieberaad Zorg laat in 2023 in kaart brengen
worden met landelijke ondersteuning. De rol en taken van welke gegevenssets aanpassing behoeven of aanvullend
deze organisatie worden uitgewerkt in de nationale visie nodig zijn om de doelgroepen zoals benoemd in dit akkoord
en strategie. de juiste zorg op de juiste plaats op het juiste moment met
d. In navolging van de “Meerjarenagenda elektronische de juiste informatie te bieden.
gegevensuitwisseling in de zorg”, komt er een “Meerjarena-
genda ICT-portfolio zorg”. Sectoren vertalen deze landelijke vws:
meerjarenagenda naar een sectorale ontwikkelkalender en e. Stimuleert de doorontwikkeling van informatiestandaarden
organiseren sectorale vraagarticulatie richting leveranciers en belegt gedurende de IZA-periode het houderschap van
waar nodig gesteund door de landelijke organisatie. Onder- informatiestandaarden. Hiermee ontstaat een interoperabel
deel van deze vraagarticulatie is zorgen voor een gebrui- stelsel van standaarden dat als basis dient voor het herge-
kersvriendelijk systeem dat het zorgproces ondersteunt. bruik van zorgdata voor zowel primair als secundair gebruik.
e. VWS onderzoekt in 2023 welke stappen het ministerie kan f. Per prioritaire gegevensuitwisseling op de Meerjarenagenda
nemen indien implementatietermijnen zoals vastgesteld in Wegiz laat VWS de implementatiekosten in beeld brengen
29 Zoals en niet beperkt tot ict-leveranciers, Health-Rt, het programma uitkomstge-
richte zorg en gebruikersverenigingen.
30 In lijn met een ‘nationaal agentschap’ conform het OESO-rapport (2022):
Naar een geïntegreerd Gezondheidsinformatiesysteem in Nederland,
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 93
inclusief de incidentele en structurele kostenverdeling wordt vervolgens toegepast op de 6 voornoemde gene-
tussen sectoren. Vervolgens bepaalt VWS onder welke voor- rieke functies.
waarden dit compensatie behoeft. Dit kan zijn in de vorm * _ Aan de hand van het afwegingskader per functie te
van stimuleringsregelingen, implementatieprogramma’s bepalen of en in welke mate een wettelijke verplichting
en/of financiering. mogelijk en uitvoerbaar is.
g. De gegevensuitwisselingen medicatie- en toediengegevens; * _Hetstandaardiseren van afspraken over de invulling
laboratoriumgegevens bijvoorbeeld voor medicatie; en van generieke functies tussen zorgaanbieders en
contra-indicatie en overgevoeligheden worden door VWS tussen zorgaanbieders en leveranciers. Ten minste door
prioritair gemaakt? het laten opstellen van NEN-normen voor specifieke
h. Een selectie van de gegevensuitwisselingen uit de Richtlijn generieke functies en eventueel te verankeren in wet-
Gegevensuitwisseling Acute zorg wordt door VWS in 2023 en regelgeving. Te starten met de functies identificatie,
aan de Meerjarenagenda Wegiz toegevoegd en tevens authenticatie, toestemming en lokalisatie. Deze NEN-
prioritair gemaakt indien aan alle vereiste voorwaarden normen zijn in 2023 gereed.
is voldaan. b. Zorgaanbieders verbinden zich aan de door VWS en in
i_ VWS onderzoekt op welke wijze de Wegiz kan bijdragen aan afstemming met het Informatieberaad Zorg vastgestelde
doelstelling 1, in het bijzonder voor de benodigde gegeven- oplossingen voor de 6 generieke functies (zoals Mitz en
suitwisselingen voor de in doelstelling 1a en 1b benoemde ZORG-AB) en implementeren deze uiterlijk 2025 met hun
kerngegevens. leveranciers ter ondersteuning van hun zorgprocessen.
Over de implementatietermijnen worden sectorale afspra-
Het veld: ken gemaakt, rekening houdend met de lopende landelijke
j. Werkt aan het sectoroverstijgend bruikbaar maken en het programma’s.
ZIB-compliant implementeren van de overeengekomen c. Erworden geen nieuwe of andere (sectorale, lokale of
kerngegevens. regionale) oplossingen en/of landelijke afspraken voor deze
k. Om interoperabiliteit te bereiken moeten alle zorg- generieke functies door zorgaanbieders en leveranciers
aanbieders en leveranciers in 2025 minimaal de informatie ontwikkeld of geïmplementeerd.
in de onder de doelstelling 1 benoemde kerngegevens d. Uiterlijk in de eerste helft van 2025 kan de zorgidentiteit van
kunnen uitwisselen, waarbij uitwisseling van ZIBs via de zorgverleners uit het UZI-register worden opgehaald met
FHIR-standaard plaatsvindt. verschillende erkende inlogmiddelen. Het register kan breed
|. _Hetveld verbindt zich aan tijdige implementatie van de worden ingezet voor identificatie en authenticatie in de
prioritaire gegevensuitwisselingen onder de Wegiz (Basis- zorg, ook voor niet BIG-geregistreerde zorgprofessionals.
gegevensset zorg, beelduitwisseling, e-overdracht, alle
uitwisselingen in relatie tot medicatieoverdracht en acute D. Toestemming voor het delen van gegevens en privacy
zorg) conform de planning in de Meerjarenagenda Wegiz. a. VWS bereidt een wetsaanpassing voor waardoor het
Onderdeel van deze afspraken is de uitwerking van kwali- mogelijk wordt om voor de acute zorg gegevens zonder
teits- en informatiestandaarden, deelname aan specifieke toestemming beschikbaar te stellen via een elektronisch
normeringstrajecten en implementatie. uitwisselingssysteem, tenzij de patiënt of cliënt bezwaar
m. Het veld voegt een informatieparagraaf toe aan de heeft (opt-out), De ambitie is om deze wetsaanpassing in
kwaliteitsstandaard spoedzorgketen. Dit is uiterlijk 2022 2023 aan de Tweede Kamer aan te bieden.
gereed en vormt het sluitstuk van de implementatie van het b. Complete en goede elektronische overdracht van medica-
programma ‘Met spoed beschikbaar’. tiegegevens kan menselijk leed door vermijdbare medi-
catiefouten en ziekenhuisopnamen voorkomen. Partijen
C. Generieke functies in het IZA spannen zich maximaal in om het delen van
Uiterlijk in 2025 zijn de 6 generieke functies lokalisatie, medicatiegegevens, conform de doelen van het programma
identificatie, authenticatie, autorisatie, toestemming medicatie-overdracht, voor 2025 te verbeteren.
en adressering ingevuld met afsprakendiensten en/of c. Mede daarom levert VWS begin 2023 een beleidsvisie op
voorzieningen. Deze zijn sectoroverstijgend beschikbaar en inzake de herijking van de grondslagen en voorwaarden die
worden in de praktijk gebruikt. met het oog op gegevensbescherming worden gesteld aan
a. VWS neemt regie op de realisatie van de invulling van deze gegevensuitwisseling in de zorg. Dit is inclusief de opties om
generieke functies en doet dit door: de toestemming voor het delen van medicatiegegevens te
* __ Het in 2022 opleveren van een afwegingskader om te vergemakkelijken, waaronder een opt-out.
bepalen welke mate en vorm van overheidssturing op d. In 202g is het faxgebruik van de zorginstellingen met 90%
de invulling van generieke functies nodig is. Dit kader gereduceerd en in 2025 kan volledig afscheid worden
51 De huidige geprioriteerde gegevensuitwisselingen zijn Beelduitwisseling, 32 En voor Nuts kan gaan gelden.
Basisgegevensset Zorg, E-overdracht en digitaal receptenverkeer.
94 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
genomen van het gebruik van de fax voor communicatie wanneer dat met alternatieve maatregelen niet mogelijk
in de zorg. De zorgaanbieders worden hierbij ondersteund blijkt te zijn.
door het programma Faexit, dat wordt bekostigd door de d. Het veld committeert zich aan actieve deelname aan de uit-
Zorgverzekeraars Nederland. werking van de visie op PGO's en hoe deze van meerwaarde
e. Om de informatiebeveiliging verder te verbeteren neemt kunnen zijn voor zorgverleners en patiënten in het zorg-
VWS het initiatief om voor 2025: proces. Eind 2022 ligt er een door het veld en leveranciers
* _ Zorgaanbieders te ondersteunen bij de naleving gedragen visie, waaruit onder meer duidelijk wordt hoe
van NEN7510 door implementatietools beschikbaar PGO's en portalen zo goed mogelijk op elkaar aansluiten.
te maken. e. Het veld committeert zich aan ontsluiting naar en uitwis-
* _ Het veld, waaronder huisartsen, apotheken, tandartsen, seling met PGO’s conform de gezamenlijk opgestelde visie.
ambulancezorg, VVT sector en gehandicaptensector te De PGO-alliantie participeert samen met leveranciers actief
stimuleren met aansluiting op het expertisecentrum in optimalisatie, implementatie en doorontwikkeling van
voor cybersecurity Z-CERT en hen daarbij (financieel) te de uitwisseling met PGO'’s via het MedMij afsprakenstelsel
ondersteunen. om de gewenste meerwaarde in het (netwerk)zorgproces te
f. VWS ondersteunt zorgaanbieders die binnen het bereik van realiseren.
de NIB2-richtlijn® vallen bij het implementeren, maakt hier f. _Het veld maakt het delen van digitale gegevens en gebruik
financiële middelen voor beschikbaar en zal in samenspraak van toepassingen in de PGO’s onderdeel van het zorgproces
met het veld bijvoorbeeld actieplannen, implementatietools daar waar patiënten en zorgverleners hiermee geholpen zijn.
of kennisproducten ontwikkelen. g. VWS brengt in 2022 kaart hoe de vrijblijvendheid van
g. Hetveld voldoet voor 2025 aan de wettelijke eisen met gegevensontsluiting naar PGO's weggenomen kan worden,
betrekking tot de eigen informatieveiligheid en naleving om (ook na afloop van de VIPP-subsidieprogramma'’s) te
van de geldende NEN-normen en overige wettelijke komen tot goed gevulde PGO'’s voor inwoners.
verplichtingen zoals die uit de Wet beveiliging netwerk- en
informatiesystemen ten gevolge van de implementatie van 3. Om de zorg toegankelijk, kwalitatief en betaalbaar te
de NIBz-richtlijn. houden is transformatie nodig naar hybride zorg
a. Partijen creëren een gelijkwaardige informatiepositie die
2. Inwoners van Nederland hebben in 2025 digitaal een doelmatige inzet van zorg en schaars beschikbaar
toegang tot en de beschikking over hun eigen personeel bevordert, met behoud van kwaliteit.
zorggegevens b. Partijen communiceren op basis van een communicatie-
Toegankelijkheid en begrijpelijkheid van informatie voor de plan/kalender doorlopend samen pro-actief naar patiënten/
patiënt, cliënt of burger is, naast goede uitwisseling tussen burgers, mantelzorgers en zorgprofessionals over het
zorgverleners, een vanzelfsprekend onderdeel van de verdere gebruik van hybride zorg, met aandacht voor het bevorde-
ontwikkeling van elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. ren van eigen regie en zelfredzaamheid en het verminderen
a. VWS ondersteunt de sectorale aansluiting op PGO's en van beperkte gezondheidsvaardigheden.
faciliteert de komende jaren de communicatie over PGO's c. Partijen starten in de tweede helft van 2022 met het maken
aan zowel patiënten als zorgverleners. van afspraken voor de werkwijze van prioriteren, evalueren
b. VWS is voornemens om een deel van de middelen uit het (passend bewijs) en implementeren van hybride zorg aan
coalitieakkoord vrij te maken voor PGO's en om ook de de hand van het zorgtransformatiemodel van het kennis-
komende jaren bij te dragen aan ondersteuning van burgers centrum digitale zorg (patiëntvertegenwoordigers, zorg-
bij het gebruik van PGO'’s, de verdere ontwikkeling van professionals, zorgaanbieders en zorgverzekeraars).
gegevensuitwisseling via het MedMij afsprakenstelsel en d. Partijen werken vanaf 2023 gezamenlijk aan praktische
het op orde brengen van de basiszaken die geregeld moeten handvatten en afspraken die bijdragen aan een positief
zijn voor goede gegevensuitwisseling en het creëren van innovatie- en transformatie-ecosysteem, samen met
meerwaarde voor burgers/patiënten. kennisinstellingen en (andere) publieke en private partijen.
c. VWS bereidt aanpassing van wet- en regelgeving voor die Daarvoor benutten zij bestaande initiatieven en methodie-
nodig is om PGO’s gebruiksvriendelijk, kosteneffectief kenen brengen die onder een nog samen vorm te geven
en conform een gezond business model te kunnen laten inclusieve governance structuur.
werken, waarmee ook rekening gehouden wordt met e. Zorgaanbieders gebruiken bewezen telebegeleiding als
eventuele lidstaat-verplichtingen voortvloeiend uit de vorm van hybride zorg, die de eigen regie van patiën-
EHDS. Dit omvat minimaal het onderzoeken van de moge- ten en/of de kwaliteit van leven verhoogt. En onnodige
lijkheid om PGO'’s toe te staan het BSN te verwerken, opdat fysieke bezoeken en/of opnames voorkomt in lijn met
de gebruiksvriendelijkheid geoptimaliseerd kan worden de doelstelling.
55 De Europese Netwerk- en Informatiebeveiliging richtlijn (NIB2) wijst zestien 34 Zoals de Vliegwielcoalitie.
sectoren aan met essentiële en belangrijke entiteiten.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 95
f. Teneinde goede kwaliteit en efficiënte inzet van en/of gezamenlijk) inhoudelijke passende afspraken over
zorgprofessionals te realiseren maken zorgaanbieders aanbod en inzet van gebruiksvriendelijke hybride zorg.
in overleg met zorgprofessionals met zorgverzekeraars En maken afspraken hoe de benodigde transformatie te
afspraken over het werken met (medische/verpleegkundige) realiseren.
servicecentra voor het leveren van (sectoroverstijgende) d. Partijen zorgen ervoor dat de vraag wordt opgelost hoe om
digitale zorg en diensten. Hierbij kunnen zorgverleners en te gaan met toepassingen die gezondheid bevorderen maar
patiënten inbreng leveren op zorginhoudelijke aspecten. die geen directe link met de Zvw hebben, bijvoorbeeld in
Patiënten en hun vertegenwoordigers, zorgaanbieders, het kader van preventie. Dit geldt ook voor PGO’s.
zorgverleners, zorgverzekeraars en andere partijen, e. Partijen zorgen voor passende financiering van evaluatie
identificeren de goede voorbeelden van hybride zorg en van passende hybride zorg.
werken gezamenlijk mee aan de adoptie van deze zorg.
g. Partijen ontwikkelen en gebruiken vanaf 2023 een geza- B. Hybride zorg en richtlijnen/kwaliteitsstandaarden
menlijke ondersteuningsstructuur aanvullend op het a. Wetenschappelijke en beroepsverenigingen en andere par-
zorgtransformatiemodel (VWS, systeem- en veldpartijen). tijen bevorderen dat professionals handvatten krijgen voor
* _ De ondersteuningsstructuur is t.b.v. congruentie van passende inzet van hybride zorg in lijn met bestaande kwali-
landelijk beleid op het vlak van passende hybride zorg teitstandaarden/richtlijnen. Hierbij wordt voortgebouwd op
en bevordert ‘proudly copied from/by’ opschaling bin- leidraden, informatiekaarten en andere ondersteunings-
nen zorgorganisaties en in netwerken en voor de sector materiaal die voor specifieke specialismen of in generieke
logische (regionale) samenwerkingsverbanden. Er komt zin reeds ontwikkeld zijn.
een vindplek, gebruik makend van wat er is, evt. per b. Vanaf 2025 wordt de te ontwikkelen module digitale en
sector, van goede voorbeelden van hybride zorg om te hybride zorg, mits gedragen door partijen, gehanteerd door
kunnen worden hergebruikt. beroepsverenigingen bij herziening van bestaande, of ont-
* _ Onderdeel van de ondersteuningsstructuur is een in wikkeling van nieuwe, richtlijnen en kwaliteitsstandaarden.
2022 startende gezamenlijke verkenning van wat er
nodig is om informatie te ontsluiten naar patiënten over C. Digitale en veranderkundige vaardigheden
welke vormen van digitale diensten bij welke zorgaan- a. Veldpartijen zorgen dat de hybride zorg toegankelijk is voor
bieder beschikbaar zijn. Dit omvat zowel zorginhoude- mensen en bevorderen inclusiviteit van deze zorg. Hierbij is
lijke (incl. de herontworpen zorgpaden; zie doelstelling het uitgangspunt ‘digitaal als het kan’ en beslissen patiënt
3b) als ondersteunende diensten. en zorgverlener samen over of de zorg inderdaad digitaal/
* _ Vanaf 2023 maken VWS, systeem- en veldpartijen hybride kan worden geleverd gegeven de specifieke situatie
jaarlijkse afspraken over transformatie van zorgproces- van de patiënt.
sen die daarvoor geschikt zijn waarbij hybride zorg het b. Per 2025 vormen veranderkundige en digitale vaardigheden
uitgangspunt is. een integraal onderdeel van het onderwijs voor zorg en
* _De ondersteuningsstructuur zorgt voor het oplossen welzijn en zorgen werkgevers ervoor dat deze een integraal
van systeemknelpunten, zoals aangedragen door het onderdeel van een leven lang ontwikkelen van medewer-
kenniscentrum digitale zorg. kers zijn. Het verhogen van de digitale vaardigheden kan
* _ Partijen werken mee aan tijdige herzieningen van gefinancierd worden uit de algemene transitiemiddelen.
bestaande toetsingskaders voor het borgen van kwa- c. Partijen informeren burgers/patiënten/cliënten hierover
liteit veiligheid, privacy, toezicht en handhaving en ge- en betrekken hen bij de communicatie, het aanbod en de
bruiken deze in de hybride zorgprocessen/toepassingen. inzet en hebben daarbij aandacht voor gebruikersvriende-
lijkheid in het algemeen en specifiek voor mensen met lage
A. Bekostiging/financiering van hybride zorg gezondheids- en digitale vaardigheden. Om te bevorderen
a. Hetleveren van hybride zorg vraagt (voor)investeringen en dat burgers, cliënten, en patiënten mee kunnen gaan in de
daarnaast een passende financieringssystematiek doorver- toenemende digitalisering van gezondheidszorg wordt voor
taald in de contracten met zorgaanbieders, waarbij de prik- hen ondersteuningsmateriaal ontwikkeld en vanaf 2025
kels gericht zijn op een zo efficiënt mogelijke zorgverlening. aangeboden.
b. Per 2025 zijn er in de Zvw (en Wlz) daar waar mogelijk en
wenselijk passende prikkels en meer ruimte voor inzet 4. Data worden digitaal, eenduidig en gestandaardiseerd
en gebruik van hybride zorg inclusief een stimulans voor geregistreerd in het zorgproces en beschikbaar gesteld
samenwerking en coördinatie van domeinoverstijgende voor diverse secundaire doelen
hybride zorg. a. Afspraken over hergebruik van gegevens voor secundaire
c. Zorgverzekeraars, zorgkantorenengemeentenmakenuiterlijk doelen, geregistreerd in het primair zorgproces worden
in 2025 in alle contracten met zorgaanbieders (individueel expliciet meegenomen in de nationale visie en strategie
96 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
voor gegevensuitwisseling in de zorg. Een gedeelde definitie
van secundair data gebruik is hier onderdeel van. Hierbij
worden bestaande initiatieven en organisaties betrokken.
* _ VWS borgt hierbij de aansluiting op de primaire
gegevensuitwisselingstrajecten, door dit expliciet bij de
nog in te stellen landelijke organisatie te beleggen.
* _ Het veld implementeert zowel technisch en organisa-
torisch de gezamenlijke opgestelde strategie met
inachtneming van bescherming van de data van de
burger en diens zeggenschap hierover.
* _ Zorgverzekeraars en -aanbieders stellen gegevens
beschikbaar voor hergebruik door gelegitimeerde
gebruikers die op hun beurt de conclusies geaggregeerd
beschikbaar stellen.
* _ Hiertoe worden uiterlijk in de eerste helft van 2023 sec-
toroverstijgend en per sector afspraken gemaakt zoals
eenheid van taal en techniek ten behoeve van eenmali-
ge registratie voor meervoudig gebruik.
b. Voor hergebruik voor secundaire doeleinden geldt het
uitgangspunt dat administratieve lasten in het operationele
proces laag worden gehouden.
* __Erworden vooraf afspraken gemaakt om data te
registreren op een effectieve en efficiënte manier ter
voorkoming van extra / losse registraties.
* _ Het veld zorgt ervoor dat data beschikbaar is bij de bron
waarop partijen data kunnen opvragen/ophalen om
te voorzien in informatiebehoefte voor verschillende
toepassingen volgens de afspraken die voor de zomer
van 2023 daarvoor gemaakt moeten worden. Om data
beschikbaar te stellen voor secundair gebruik zullen
kosten gemaakt worden. Partijen zullen daarvoor
nadere financiering afspreken.
c. Om hergebruik voor secundaire doelen van gegevens te
ondersteunen, tracht VWS bestaande knelpunten weg te
nemen, o.a. door wettelijke grondslagen te creëren en/
of bestaande aan te passen of te verduidelijken. Hierbij is
het uitgangspunt dat de bescherming van de data van de
burger en de zeggenschap daarover voorop staat, rekenend
houdend met proportionaliteit en doelbinding.
* _In 2023 wordt een start gemaakt met het weghalen van
knelpunten voor het delen van de gegevens beginnend
bij limieten in het gebruik van BSN.
* Indien wetgeving noodzakelijk is, zet VWS zich in om
maart 2023 de noodzakelijke inventarisaties en een plan
van aanpak gereed te hebben voor de voorbereiding
van het wetsvoorstel.
* __ Kennis en bewustzijn over de waarde van gezondheids-
data en het delen ervan voor secundaire doeleinden is
er nog nauwelijks bij burgers, patiënten en patiënten-
organisaties. Ondertekende partijen hebben de inspan-
ningsverplichting om het kennis- en bewustzijnsniveau
te verhogen en leveren in 2023 een plan van aanpak op.
55 Gebruikers die voldoen aan alle internationale en nationale wettelijke verplichtingen.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 97
streven. Dit betreft met name de noodzakelijke impact-
ES volle transformaties naar passende zorg. De afspraken
| —_— over gelijkgerichte contractering zijn in dit hoofdstuk
uitgewerkt. Zorgpartijen dienen ook binnen hun eigen
8 organisatie gelijkgerichtheid te realiseren.
* Daarnaast zorgt competitie voor dynamiek, flexibiliteit
en veranderkracht. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars
O n d e rd ee | J e geven hier onder meer invulling aan in hun individuele
e contractafspraken. Zo kunnen zorgaanbieders en zorgver-
Co ntra cte FI ng zekeraars aan patiënten respectievelijk verzekerden een
onderscheidende keuze bieden, worden innovatie en ver-
andering gestimuleerd en maatwerk mogelijk gemaakt.
Om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg duurzaam
te borgen, maken zorgpartijen in het IZA afspraken over zowel Het grootste deel van de zorg binnen de Zorgverzekeringswet
de inhoudelijke transformatie naar passende zorg als desamen- wordt concurrentieel ingekocht en individueel gecontracteerd.
hangende financiële kaders. Afspraken in de overige thematek- Dat is en blijft het uitgangspunt binnen ons zorgstelsel. In dit
sten vormen de basis voor deze transformatie. Deze tekst gaat hoofdstuk ligt de nadruk echter op gelijkgerichtheid in contrac-
over het vertalen van die afspraken in de contractering van zorg. _ tering bij de impactvolle transformaties naar passende zorg,
omdat hier in het kader van het IZA nieuwe afspraken over
Zorgaanbieders en zorgprofessionals (verder: de zorgaanbieders) worden gemaakt.
en zorgverzekeraars nemen samen verantwoordelijkheid om
deze transformatieopgave te realiseren, binnen de beschik- Passende zorg vraagt om een bijpassende wisselwerking
bare financiële kaders. Daarbij zullen zij de ruimte binnen de tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Het gezamenlijk
bekostigingssystematiek benutten om afspraken te maken; werken aan de totstandkoming van transformatieplannen en
deze krijgen hun uiteindelijke vorm in de contractering tussen het realiseren van de noodzakelijke transformatie zal meer
zorgaanbieders en zorgverzekeraars. centraal staan. Dat heeft ook implicaties voor het contracteer-
proces en het inzetten van transformatiemiddelen. Zo zetten
Landelijke afspraken over de maximaal beschikbare financiële zorgverzekeraars als onderdeel van de IZA-afspraken een stap
ruimte laten onverlet dat contractering tussen zorgverzekeraar naar meer gelijkgerichtheid bij impactvolle transformaties.
en zorgaanbieder erg belangrijk is in het streven naar passende Ook zorgaanbieders zetten een stap; door zich te committeren
zorg. Individuele contractafspraken worden gemaakt tussen aan de impactvolle transformaties en hierop aanspreekbaar te
zorgaanbieders en zorgverzekeraars; deze worden gemaakt op zijn in de contractering. De NZa heeft als toezichthouder een
basis van passende zorg, de reële zorgvraag en andere aspecten belangrijke rol om erop toe te zien dat voldoende zorg wordt
van de lokale situatie. Dat houdt in dat contracterende partijen ingekocht waarbij gestuurd wordt op passende zorg. De ACM
actief inzetten op kwaliteit, toegankelijkheid door beperken kan als toezichthouder uit eigen beweging of op verzoek van
volumegroei, arbeidsbesparende maatregelen en passende derden gemaakte contractafspraken tegen het licht houden en
zorg conform de doelstellingen van het IZA. Dat betekent dat toetsen aan de mededingingsregels.
— via de contractering — de volumegroei in sommige gevallen
hoger kan zijn dan het genoemde landelijke groeipercentage 1. Verbetering contracteerproces
en in andere gevallen juist lager. Met zorgaanbieders die zich Een adequaat contracteerproces is een belangrijke voorwaarde
aan contractering onttrekken kunnen dergelijke afspraken niet voor goede afspraken over de transitie naar passende zorg.
worden gemaakt. Het moet voor zowel zorgverzekeraars en zorgaanbieders de
voorkeursoptie zijn om een contract met elkaar af te sluiten.
Het samenspel tussen patiënten/verzekerden, zorgaanbieders Zorgverzekeraars en zorgaanbieders zetten zich daarom in op
en zorgverzekeraars is de kern van ons zorgstelsel, waarbij de een continue verbetering van het contracteerproces. Zij zullen
overheid aan zet is om de juiste randvoorwaarden te creëren. daarvoor de volgende verbeteringen doorvoeren:
In het Nederlandse zorgstelsel is er ruimte voor zowel competi- « _ Voor verzekerden is het van belang dat zij tijdig weten of
tie als gelijkgerichtheid: aanbieders gecontracteerd zijn of niet. Zorgverzekeraars
« _Op een aantal onderwerpen is gelijkgerichtheid functio- en zorgaanbieders zetten zich gezamenlijk in om het in-
neel en noodzakelijk om de doelstellingen van het IZA te koopproces jaarlijks vóór 12 november af te ronden en om
kunnen realiseren. Met gelijkgerichtheid wordt bedoeld meer inzicht te geven in de kwaliteit van de geleverde zorg.
dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars in hun individuele * _ Zorgverzekeraars maken jaarlijks voor 12 november trans-
handelen en in contractafspraken dezelfde beweging na- parant met wie zij een contract hebben afgesloten.
98 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
* _ Zorgaanbieders maken jaarlijks voor 12 november trans- van zorg, het zichtbaar slim organiseren van zorg en sociaal
parant met welke zorgverzekeraars zij voor welke polissen domein, professionele meetbare kwaliteit en arbeidsbespa-
een contract hebben. In IZA-verband wordt het initiatief rende maatregelen.
genomen om dit tot stand te brengen.
* _ IZA-partijen organiseren samen een voorlichtingspro- Samenwerking en focus op passende zorg stellen andere eisen
gramma dat er op gericht is verzekerden voor te lichten aan de wijkverpleging. Dat kan alleen als daar in de contrac-
over de financiële risico’s van niet-gecontracteerde zorg. tering voldoende ruimte, middelen en randvoorwaarden voor
In de voorlichting wordt gefocust op situaties en locaties zijn. Zorgverzekeraars gaan daar samen met de zorgaanbieders
waar dit risico zich vooral voor kan doen, zoals bij verwij- die dat willen en kunnen op in zetten en hen in deze beweging
zers en tijdens het overstapseizoen. ondersteunen in de contractering. Waar nodig kunnen ook de
* _ Zorgverzekeraars dragen door een verbetering van het transformatiegelden daartoe worden ingezet. Alleen zo kan de
contracteerproces bij aan een vermindering van adminis- wijkverpleging haar essentiële rol in de enorme opgave in de
tratieve lasten (vereenvoudigen van inkoopvoorwaarden) zorg voor thuiswonende ouderen en chronisch zieken vervullen
en een betere bereikbaarheid voor interactie over de in- en de beweging van tweede- naar eerstelijnszorg en van eerste-
koop(processen), ook voor kleinere zorgaanbieders. Hier- lijnszorg naar zelfzorg en sociaal domein goed vormgeven.
toe werken zij aan een verbeterplan dat zij in het tweede De huidige personeelstekorten vragen om bredere maatschap-
kwartaal van 2023 opleveren. Ook binnen het Programma pelijke discussie over welke ondersteuning thuis mogelijk is,
Regeldruk zijn hierover afspraken gemaakt. Onderzocht om toegang tot noodzakelijke zorg voor iedereen in Nederland
wordt of wijkverpleging hierbij als prioriteit kan gelden. beschikbaar te houden. Partijen spreken af bovenstaande
« _ Daarnaast zijn zorgverzekeraars transparant over hun in- punten nader uit te werken in een gezamenlijke werkagenda
koopbeleid (waaronder de bereikbaarheid voor interactie via een door externe partij begeleid proces. De agenda kent de
over de inkoopprocessen) en hun inkoopprocedures. hieronder genoemde onderwerpen die we gezamenlijk gaan
« _ Voor zorgaanbieders geldt dat zij transparant zijn over hun uitwerken. Daarbij zullen we maximaal gebruik maken van
gelijkgerichtheid binnen de hele zorgketen. In het geval lopende initiatieven en al bestaande rapporten. Doelstelling
van ziekenhuizen geldt dat inclusief de afspraken met is om deze zaken voortvarend op te pakken zodat tijdens de
het Medisch Specialisten Bedrijf (MSB) in het ziekenhuis. midtermreview op onderstaande punten significante voortgang
Daarnaast committeren ook aanbieders zich aan een zichtbaar is.
continue verbetering van hun rol in het contracteer-proces
en de tijdlijnen die bij een zorgvuldig proces passen. De volgende onderwerpen maken in ieder geval deel uit van de
« _ Het Ministerie van VWS levert daarom in het tweede werkagenda:
kwartaal van 2023, in samenspraak met zorgaanbieders * Inzetten op passende zorg (zelf als het kan, digitaal als het
en zorgverzekeraars, maar ook in overleg met ACM en kan, doen wat nodig is, verplaatsen van zorg).
NZa, een verkenning op welke mogelijkheden en nood- « _ Werkplezier in de wijkverpleging vergroten door aantrek-
zaak er momenteel zijn voor kleinere aanbieders (bijvoor- kelijk maken van het vak (goed werkgeverschap, tijd voor
beeld wijkzorg, ggz, klinieken en huisartsen) om gezamen- nascholing en intercollegiale toetsing).
lijk op te trekken in het contracteerproces en hoe dit kan * _ Ontwikkeling van een systematiek en / of model om tot
worden vereenvoudigd. objectivering en onderbouwing van de kosten in de wijk-
verpleging te komen ter ondersteuning van de individuele
2. Contractering en wijkverpleging contractering.
Zorgverzekeraars bevestigen dat er geïnvesteerd moet worden * _ Andere financiering voor het opleiden van BBl'ers /
in de wijkverpleging, ook om de doelstellingen van het IZA zij-instromers (zie concept Berenschot rapport).
haalbaar te maken. Daarmee willen we ook het werken in de *__ Aanpakken van de regeldruk.
wijkverpleging aantrekkelijker maken. * _ Arbeidsbesparend werken stimuleren (goede voorbeelden
De inzet op doelmatigheid in de wijkverpleging heeft geleid tot delen, opschalen en versnellen).
een stijging van het aantal cliënten waaraan zorg is geleverd, de * _ Samenwerking en coördinatie in de wijk stimuleren
wijkverpleging zorgt er daarmee voor dat steeds meer mensen (onplanbare nachtzorg en herkenbaar en aanspreekbaar
verantwoord thuis kunnen blijven tegen relatief lage kosten. team conform eerdere afspraken).
Echter is de sector inmiddels kwetsbaar, mede door het grote * _ Meer aandacht voor preventie, ziekenhuis-verplaatste zorg,
personeelstekort wat potentieel alleen maar groter wordt. positieve gezondheid, re-ablement: meer tijd voor meer
Alle partijen moeten daarom investeren in de wijkverpleging. cliënten in de wijk.
Zorgverzekeraars, zorgaanbieders en professionals gaan
samenwerken aan het versterkingsprogramma Passende
Wijkverpleging en zetten hierbij gezamenlijk in op verplaatsing
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 99
3e Gelijkgerichte contractering bij kelijke zorgtransformaties geen sprake kan zijn. Zorgver-
‘“impactvolle transformaties’ zekeraars investeren de komende jaren nog nadrukkelijker
Om de zorg toegankelijk en van goede kwaliteit te krijgen en capaciteit en financiële middelen in hun aanjagende rol bij
houden, ook naar de toekomst, is op specifieke onderdelen een het identificeren van knelpunten en mogelijkheden in het
transformatie nodig. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt optimaal inzetten van zorgcapaciteit; de regio-beelden en
tussen ‘“impactvolle transformaties’ en ‘overige transformaties’. -plannen vormen daarvoor de basis voor zover die reeds
De indeling in deze twee categorieën wordt bepaald door de bij- vorm hebben gekregen. Zorgverzekeraars zorgen voor
drage die de verandering levert aan het realiseren van passende het stimuleren en faciliteren van de totstandkoming en
zorg. Dit onderscheid is belangrijk, omdat zorgverzekeraars en opschaling van transformatieplannen, in samenspraak met
zorgaanbieders afspreken ten aanzien van impactvolle transfor- zorgpartijen (waaronder vaak de huisartsen).
maties gelijkgericht te handelen. * _ Gelijkgerichtheid: De IZA-partijen spreken af om verder-
* Criteria voor impactvolle transformaties: Een transformatie gaande stappen te zetten om gelijkgerichtheid te creëren
wordt aangemerkt als impactvol als er sprake is van een bij impactvolle transformaties, om de meeste impact te
substantiële impact op: maken en hun gezamenlijke implementatiekracht daarop
a. het zorggebruik in de Zorgverzekeringswet te richten. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders handelen
b. inzet van personeel bij impactvolle transformaties gelijkgericht. Tegelijkertijd
c. regionale herverdelingsvraagstukken (profielkeuzes) is en blijft individuele contractering het uitgangspunt van
en/of het zorgstelsel. Gelijkgerichtheid in de contractering houdt
d. omvang van het zorgvastgoed, waarbij inpact een daarom in dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders in hun
relatief begrip is en in relatie staat tot de omvang van individuele contracten dezelfde transformatiebeweging
de zorgaanbieder nastreven en dat ze daar tijdens het transformatieproces
Een impactvolle transformatie kan ook een totaalafspraak proactief op sturen. Deze verdergaande gelijkgerichtheid
betreffen over een pakket van verschillende kleinere initiatieven geldt niet voor overige transformaties. Daarvoor blijft de
en zorginnovaties, mits dit maar voldoende bijdraagt aan de reguliere werkwijze gelden, die uitgaat van het initiatief
IZA-doelen en in lijn is met de IZA-afspraken, en daarnaast van van zorgaanbieders en een vrijwillige individuele keuze van
voldoende implementatiekracht is voorzien. zorgverzekeraars om te volgen.
Ook voor zorgaanbieders geldt dat zij waar nodig gelijk-
In het verlengde van het IZA ligt de focus bij inpactvolle gericht werken aan impactvolle transformaties; zowel
transformaties primair op de toegankelijkheid van kwali- ten opzichte van andere zorgaanbieders als binnen hun
tatief goede zorg voor de patiënt- dus op passende zorg eigen organisatie (bijvoorbeeld tussen het ziekenhuis en
en arbeidsbesparende maatregelen, omdat het borgen van het MSB). Het is van belang dat wanneer zorgaanbieders
de kwaliteit en de mismatch tussen vraag en aanbod de over impactvolle transformaties afspraken maken met
belangrijkste opgaven zijn waar de zorg zich de komende hun marktleider zorgverzekeraars, zij ook soortgelijke
jaren mee ziet geconfronteerd. Arbeidsbesparende maat- afspraken maken met de zorgverzekeraars met een kleiner
regelen betreffen onder meer het voorkomen van (zwaar- marktaandeel.
dere) zorg, coördinatie en samenwerking binnen de * _ Mededinging: Bij het samen werken aan impactvolle
basiszorg en acute zorg, digitalisering, een op het type transformaties geldt dat de afspraken tussen de betrokken
zorgvraag afgestemde organisatie en concentratie van zorg. zorgpartijen binnen de kaders van de bepalingen in de
Het belang van de patiënt speelt daarmee een hoofdrol. Mededingingswet moeten passen en dat zij zich hiervan
* _ Transformatieplannen: Voor een impactvolle transformatie rekenschap geven. VWS gaat in gesprek met de ACM
wordt altijd een specifiek transformatieplan opgesteld; op en NZa om de ingezette beweging met het IZA zoveel
de juiste schaal (individueel, lokaal, regionaal of landelijk) mogelijk ruimte te geven binnen de wettelijke kaders.
door de partijen die de zorgtransformatie daadwerkelijk Zorgpartijen kunnen afhankelijk van hun eigen inschat-
gaan realiseren. Die schaal kan zijn: één zorgaanbieder, een ting van de situatie ervoor kiezen om de procedureregels
groep van zorgaanbieders of een samenwerkingsverband. van de beleidsregel JZOJP * te volgen en/of een reguliere
Hierbij wordt voortgebouwd op de goede initiatieven self-assessment uit te voeren.
en ervaringen die de afgelopen jaren zijn ontstaan. * _ Beoordeling transformatieplannen: Transformatieplannen
Deze plannen zijn in lijn met de regio-beelden en -plannen voor impactvolle transformaties voldoen aan de onder-
voor zover die er al zijn, en houden rekening met andere staande voorwaarden:
partijen die door de desbetreffende zorgtransformatie 1. Erissprake van een gedeelde urgentie bij de benodigde
worden geraakt. partijen (waaronder vaak de huisartsen);
De urgentie van de opgaven waar de zorg voor staat, 2. Eriseen positieve (maatschappelijke) businesscase
maakt dat van vrijblijvendheid ten aanzien van de noodza- waaruit blijkt op welke wijze de inspanningen gaan
36 ACM Beleidsregel over afspraken in het kader van de beweging “De juiste zorg op
de juiste plek” (2019).
100 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
bijdragen aan passende zorg voor de in het IZA handelen alle zorgverzekeraars gelijkgericht ten aanzien
genoemde doelgroepen en resultaten; van dit transformatieplan. Dat betekent dat zij vanuit
3. Erligteen transformatieplan met duidelijke doelen en de strategische doelen en bijbehorende aanpak het
SMART-geformuleerde resultaten, een onderbouwing transformatieplan ondersteunen in lijn met hun markt-
van de te nemen stappen, verantwoordelijkheden van positie bij de desbetreffende aanbieder(s) en in hun
partijen en een tijdplanning. Deze plannen zijn in lijn individuele contractafspraken vergelijkbare prikkels of
met de regio-beelden en -plannen voor zover die reeds stimulans aanbrengen om de transformatie maximaal
vorm hebben gekregen. aan te jagen. Meerjarige impactvolle transformaties
4. Eriseen zorgvuldige impactanalyse gedaan voor de zullen daarom in beginsel worden vormgegeven in een
voorzienbare effecten van het transformatieplan op meerjarig contract, mits dat het best stimulerend is voor
bedrijfsvoering, personeel en infrastructuur/vastgoed de transformatie.
én de rest van de zorgketen, waarbij het plan wordt * Kritische beoordeling is nodig om te zorgen dat de tijd,
bezien in een bredere context, waaronder regionale en energie en eventuele financiële middelen van zorgpar-
landelijke afspraken. tijen worden ingezet op de plannen die een substantiële
5. Executiekracht en gelijkgerichtheid tussen en binnen impact èn een grote kans van slagen hebben.
de bij het transformatieplan betrokken zorgpartijen ten * In bovengenoemd proces kunnen de grootste twee
aanzien van het transformatieplan zijn (aantoonbaar) zorgverzekeraars namens de andere zorgverzekeraars
georganiseerd en er is commitment op de consequen- beslissingen nemen over het impactvolle transformatie-
ties van de transformatie op hun organisatie; plan. Daarmee kan er sprake zijn van verminderde con-
6. Dein het transformatieplan geformuleerde resultaten currentiekrachten. Extra aandacht voor de bescherming
voor de transformatie worden binnen vijf jaar behaald. van de belangen van patiënten en burgers te borgen is
7. Hettransformatieplan is ‘mededingingsproof’ 7. daarom op zijn plaats. VWS werkt hiervoor met de NZa,
« _ Beoordelingsproces van impactvolle transformaties: andere overheidspartijen, patiëntenorganisaties en
Het opstellen van een transformatieplan voor impact- ZN aan het verstevigen van een toetsing op de borging
volle transformaties en de beoordeling daarvan dient een van de publieke belangen wanneer besluiten volgens
eenvoudig proces te zijn zonder onnodige administratieve bovengenoemd proces genomen worden. De wijze
lasten. Als een transformatie niet voldoet aan het criterium waarop dit wordt vormgegeven (invulling van rollen,
impactvol, dan is het aan de individuele zorgverzekeraars verantwoordelijkheden en te hanteren criteria) wordt
om het plan te beoordelen en daar in de lokale gesprekken gezamenlijk nog uitgewerkt. Uitgangspunt bij die toet-
afspraken over te maken zorgaanbieder. sing is dat deze zo min mogelijk vertraging oplevert bij
* _ De beoordeling van transformatieplannen gebeurt maatschappelijk wenselijke plannen en zoveel mogelijk
aan de hand van een uniform “Beoordelingskader aansluit bij de bestaande toezichtspraktijk.
impactvolle zorgtransformaties” met bovengenoemde * _ Eventuele toetsing op publieke belangen: Het is daarbij
randvoorwaarden als basis. Dit kader is publiekelijk nadrukkelijk niet de bedoeling dat er na de beoordeling van
beschikbaar voor alle zorgpartijen. Op die manier is er het transformatieplan door de zorgverzekeraars, nogmaals
sprake van een eenduidig, transparant proces en “level een toetsing plaatsvindt of het ingediende plan wel kwali-
playing field” voor alle zorgpartijen. De IZA-partijen ficeert als een impactvolle transformatie. Die beoordeling
stellen dit beoordelingskader in het vierde kwartaal van door de zorgverzekeraars wordt dus niet overgedaan.
2022 samen op, zodat het voor 1 januari 2023 bestuurlijk De NZa kan indien nodig en in samenwerking met genoem-
kan worden geaccordeerd en vastgesteld. VWS, Zorg- de partijen toetsen op de publieke belangen. Deze toetsing,
verzekeraars Nederland en de andere overheidspartijen, die achteraf plaats kan vinden, heeft enkel als doel een
coördineren het opstellen van het beoordelingskader. uiterste noodremprocedure te zijn in het geval dat er twijfel
* _ De partijen die een transformatieplan opstellen, voeren is over voldoende borging van de publieke belangen.
voor indiening een self-assessment uit of het transfor- * __ Monitoring en bijstelling: De twee marktleider zorgverze-
matieplan aan alle voorwaarden voldoet. Een ingediend keraars monitoren samen met de betrokken aanbieder(s)
plan wordt door de twee betrokken marktleider zorg- de resultaten ten aanzien van de in het transformatieplan
verzekeraars namens alle zorgverzekeraars beoordeeld. gestelde doelen en sturen waar nodig bij in overleg met
Indien het transformatieplan aan alle voorwaarden de betrokken zorgaanbieder(s). Gedurende het transfor-
voldoet, informeren de marktleider zorgverzekeraars matieproces werken zorgverzekeraars en zorgaanbieders
de andere zorgverzekeraars actief en transparant dat als betrokken partners nauw samen bij het monitoren en
het een ‘“impactvolle’ transformatie betreft. Vervolgens bij het adresseren van knelpunten bij de implementatie en
onvoorziene neveneffecten van de transformatie.
37 Dat de voordelen opwegen tegen de nadelen, dat de voordelen niet met minder
concurrentiebeperkende maatregelen behaald kunnen worden, dat de
concurrentiebeperkende elementen noodzakelijk zijn en dat de afspraken
niet langer gelden dan stikt noodzakelijk voor de te behalen voordelen.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 101
* _ Landelijke monitoring: Er wordt door zorgverzekeraars pu- c. Zoals in paragraaf 1 van dit hoofdstuk aangegeven zetten
bliekelijk transparant gemaakt welke transformatieplan- zorgverzekeraars en zorgaanbieders in op een continue
nen voor impactvolle transformaties zijn goedgekeurd, verbetering van het contracteerproces om de contractering
met als doel navolging van goede plannen te stimuleren. zo goed mogelijk te laten verlopen, zoals het verhogen
De publieke informatie betreft een beknopt overzicht van van de toegankelijkheid van het contracteerproces, het
de doelen, de betrokken zorgpartijen en contactinforma- verminderen van administratieve lasten, transparantie
tie. Op deze manier wordt geborgd dat de publiekelijk over inkoopbeleid, gelijkgerichtheid en de wenselijkheid
beschikbare informatie geen extra administratieve lasten en mogelijkheid van meerjarenafspraken.
met zich meebrengt en dat deze geen bedrijfsgevoelige d. De lZA-partijen vinden het van groot belang dat patiënten
informatie van zorgaanbieders of zorgverzekeraars bevat. voldoende keuzemogelijkheden hebben bij het kiezen van
Via Zorgverzekeraars Nederland monitoren zorgverzeke- een zorgaanbieder en dat zij voldoende inzicht hebben
raars de algemene voortgang van de zorgtransformaties in de kwaliteit van de zorg bij de verschillende zorgver-
op landelijk niveau. Daarnaast wordt dit vanuit onafhan- leners. Zorgverzekeraars spannen zich daarom in om
kelijk extern perspectief ook in kaart gebracht door de een gevarieerd zorgaanbod te contracteren en ook met
NZa. Dit gebeurt ieder kwartaal, en de resultaten worden nieuwe innovatieve zorgaanbieders over contractering te
besproken in het bestuurlijke IZA-kwartaaloverleg. De NZa spreken. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiënten-
kan gericht toetsen of bij bepaalde transformatieplannen organisaties maken samen proactief informatie over de
voor impactvolle transformaties voldoende gelijkgericht kwaliteit van het zorgaanbod beschikbaar. Tegelijkertijd
wordt gehandeld door zowel zorgverzekeraars als zorg- onderkennen de IZA-partijen dat door de mismatch tussen
aanbieders. De uitvoeringsmogelijkheden hiervan hangen zorgaanbod en toenemende zorgvraag zonder maatrege-
af van het gekozen mechanisme voor inzet van de trans- len de toegankelijkheid van zorg en daarmee de keuzevrij-
formatiemiddelen (zoals of er een aparte prestatie komt) heid in het gedrang komen. De keuzevrijheid van de een
en de uitwerking van bovengenoemde publieke toetsing. mag namelijk niet ten koste gaan van de beschikbaarheid
Eventueel kan er als onderdeel van de landelijke monito- van zorg voor een ander. Dat maakt sterkere sturing op
ring een evaluatie worden uitgevoerd. passende zorg noodzakelijk. Daarbij geldt als voorwaar-
De monitoring mag niet leiden tot een toename van de de dat de patiënt voldoende keuze heeft uit zorgaanbod
administratieve lasten en kan daarom eventueel geprio- (behandelaren of instellingen of digitale zorg) binnen een
riteerd worden boven andere reeds bestaande monitors. voor de behandeling redelijke reisafstand. Als patiënten
Als uit de monitor blijkt dat de transformatieplannen gebruik maken van niet-gecontracteerde zorgaanbieders
onvoldoende tot stand komen, zal dit in het periodieke kunnen zij te maken krijgen met eigen betalingen, omdat
bestuurlijke overleg worden besproken. de vergoeding uit hoofde van hun zorgverzekering voor
deze zorgaanbieders lager is dan voor gecontracteerde
4. Sturingsmogelijkheden door zorgaanbieders.
contractering e. Zorgaanbieders die werken aan passende zorg en de daar-
a. Contractering moet bijdragen aan de doelstellingen van voor noodzakelijke transformaties verdienen een “level play-
het IZA. De IZA-partijen zetten in op passende zorg, op ing field” en intensieve ondersteuning door zorgverzekeraars
toegankelijkheid, goede kwaliteit en doelmatigheid van bij het uitrollen van de passende zorgagenda. Het is in hun
de zorg. Dat betekent dat goede praktijken en uitkomsten belang - en in het belang van patiënten en maatschappij
voor de patiënt een centrale rol hebben en dat in de con- - dat andere zorgaanbieders en zorgverzekeraars zich niet
tractering hierop wordt gestuurd. Datzelfde geldt voor de onttrekken aan de transformatie naar passende zorg.
transformatie naar passende zorg. f. _Hetis belangrijk dat zorgverzekeraars middels de contrac-
b. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk aangegeven, vraagt tering zorgaanbieders stimuleren en waar nodig sturen
passende zorg om een bijpassende wisselwerking tussen om zo snel mogelijk de noodzakelijke transformatie naar
zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Het gezamenlijk wer- passende zorg te maken. Contractering is bovendien een
ken aan de totstandkoming van transformatieplannen en belangrijk instrument om het leveren van kwalitatief
het realiseren van de noodzakelijke transformatie zal meer goede en betaalbare zorg voor de patiënt te stimuleren,
centraal staan. Dat heeft ook implicaties voor het contrac- samenwerking tussen zorgaanbieders te bevorderen en
teerproces en het inzetten van transformatiemiddelen. afspraken te maken over de toegankelijkheid van zorg. In
Zo zetten zorgverzekeraars als onderdeel van de IZA-af- de huidige uitvoering van het stelsel is het voor sommige
spraken een stap naar meer gelijkgerichtheid bij inpact- zorgaanbieders te makkelijk of aantrekkelijk om ervoor
volle transformaties. Ook zorgaanbieders zetten een stap; te kiezen niet te contracteren met zorgverzekeraars.
door zich te committeren aan de impactvolle transforma- Niet-gecontracteerde zorgaanbieders zijn niet of minder
ties en hierop aanspreekbaar te zijn in de contractering. goed aanspreekbaar op gelijkgerichte en gecommitteerde
102 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
betrokkenheid die nodig is om de transitie naar passen- Dit wordt meegenomen in de uitwerking van de maatrege-
de zorg daadwerkelijk voor elkaar te krijgen. Ook kan de len door VWS. Voorts dienen zorgverzekeraars voldoende
keuze om niet-gecontracteerde zorg aan te bieden leiden gevarieerd aanbod aan zorgaanbieders te contracteren
tot een te grote versnippering van het zorgaanbod en kan om aan hun zorgplicht richting hun verzekerden te kunnen
dit de transformatie naar passende zorg belemmeren. voldoen.
Tegelijkertijd is het van belang dat nieuwe/innovatie- i._Vooriedere verzekerde geldt op grond van de zorgverzeke-
ve zorgaanbieders kunnen toetreden tot de markt; een ringswet dat acute zorg altijd vergoed wordt, ook als deze
beperkt percentage niet-gecontracteerde zorg is daarom geleverd wordt door een niet-gecontracteerde zorgaan-
geen bezwaar. bieder. De zorgplicht van de zorgverzekeraar brengt met
g. Hetis belangrijk dat zorgverzekeraars waar nodig hun zich mee dat deze voldoende zorg dient te contracteren
“countervailing power” via de contractering kunnen uitoe- voor zijn verzekerden met een naturapolis, waardoor deze
fenen. De IZA-partijen spreken daarom af om aanvullende verzekerden altijd verzekerd zijn van een adequate vergoe-
maatregelen te nemen waarmee zorgverzekeraars beter ding voor zorg waar zij op aangewezen zijn. IZA-partijen
kunnen sturen op de contractering. De volgende twee spreken af dat ook nieuwe behandelingen van als hoog-
maatregelen worden daarvoor uitgewerkt, welke in onder- complex benoemde derdelijnszorg (op basis van een nader
linge samenhang worden bezien: vast te stellen limitatieve lijst) altijd worden vergoed,
1. Offerte bij niet-gecontracteerde zorg: Om te voorkomen mits voldaan is aan de minimale kwaliteitseisen; het gaat
dat patiënten geconfronteerd worden met (hoge) zorg- daarbij om de periode tot deze in de inkoopgesprekken in
kosten doordat zij onbewust voor een niet-gecontrac- de contractering kunnen worden opgenomen. IZA-partijen
teerde zorgaanbieder kiezen, is goede informatievoor- vinden het van belang dat deze vormen van zorg te allen
ziening hierover richting de patiënt van groot belang. tijde toegankelijk te zijn voor verzekerden, onafhankelijk
In dat kader onderzoekt de NZa in overleg met de van de polis. Dit betekent zowel aan de kant van zorgaan-
betrokken zorgpartijen en VWS de mogelijkheden om bieder als aan de kant van verzekeraar een verplichting om
niet-gecontracteerde zorgaanbieders te verplichten om deze toegankelijkheid in heldere afspraken vast te leggen
patiënten vooraf schriftelijk een offerte te sturen met in de contracten.
daarin de behandeling en de bijbehorende kosten die j. Partijen spreken af om te monitoren hoe de contractering
door de patiënt moeten worden voldaan. De behande- gericht op de transformatie naar passende zorg verloopt;
ling kan pas starten nadat de patiënt akkoord is gegaan in deze monitor wordt ingegaan op de rol van de zorg-
met de offerte. verzekeraars en zorgaanbieders bij het zorginkoopproces
2. Verlagen van de vergoeding van niet-gecontracteerde en op de keuzemogelijkheden voor verzekerden. Partijen
zorg: Ook deze maatregel wordt uitgewerkt voor 1 juni spreken daarnaast af om te monitoren hoe het aandeel
2023 door het Ministerie van VWS met consultatie niet-gecontracteerde zorg zich ontwikkelt en wat de
zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties en zorgaanbie- effecten daarvan zijn. De uitkomsten van deze monitors
ders. Huisartsenzorg zal worden uitgezonderd van deze worden besproken tussen de relevante bestuurlijke par-
maatregel, zodat iedere verzekerde altijd zijn eigen huis- tijen, waarbij wordt nagegaan of de afspraken voldoende
arts zal kunnen kiezen. Ook geldt een uitzondering voor worden nagekomen. Over de aanvullende maatregelen
als hoogcomplex benoemde derdelijnszorg die geleverd (zie onder g) spreken IZA-partijen af om goed te moni-
wordt in Universitair Medisch Centra. Bij de verlaging toren of deze maatregelen na invoering tot onvoorziene
van de vergoeding zal het zogenaamde ‘hinderpaal- neveneffecten leiden en om waar nodig tijdig in onderling
criterium’ in acht worden genomen. De vergoeding mag overleg mitigerende maatregelen te treffen.
ingevolge artikel 13 Zvw niet zo laag zijn dat het voor k. Voor andere elementen die randvoorwaardelijk zijn voor
verzekerden met een naturapolis een feitelijke hinder- meer sturing door zorgverzekeraars op passende zorg:
paal vormt gebruik te maken van niet-gecontacteerde zie onderdeel A.
zorgaanbieders. Dat neemt niet weg dat, met inacht-
neming van het hinderpaalcriterium, de vergoeding 5. Doorvertaling loon- en prijsbijstelling
zodanig wordt verlaagd dat deze een stimulans is voor VWS indexeert de macrokaders jaarlijks op basis van ramingen
verzekerden met een naturapolis om gebruik te maken van het Centraal Planbureau (CPB). Om werkgevers in staat te
van gecontracteerde zorg en voor zorgaanbieders om stellen marktconforme arbeidsvoorwaardenontwikkeling bin-
contracten aan te gaan met zorgverzekeraars voor de nen cao’s af te spreken, spreken partijen af dat zorgverzekeraars
verlening van zorg. de OVA (overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling)
h. Voor alle twee de maatregelen geldt dat er voldoende volledig - en zonder korting — doorvertalen in de prijzen en
keuzemogelijkheden voor de verzekerde moeten blijven én contracten. Generieke doelmatigheidskortingen op deze mid-
genoeg ruimte voor nieuwe, innovatieve zorgaanbieders. delen zijn daarbij niet aan de orde. Ook voor de gereguleerde
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 103
segmenten zijn deze afspraken van toepassing. De NZa werkt de
technische uitwerking daarvan uit.
In de lokale onderhandelingen vormt de prijsontwikkeling (op
basis van de CPB-ramingen) het vertrekpunt in samenhang met
aspecten als productiviteits- en doelmatigheidswinst, effecten
van passende zorg, volumeontwikkeling, historische prijs-
verschillen, specifieke lokale omstandigheden en de mogelijk-
heden om hier gezamenlijk verbetering op te boeken.
Partijen motiveren naar elkaar hun voorstellen en maken
inzichtelijk hoe elementen als doelmatigheidsverbeteringen,
opslagen of in het IZA gecommitteerde volumeontwikkelingen
worden gehanteerd.
Partijen verkennen hoe de indexatie die van toepassing is op
het kader identiek wordt toegepast in de NZa-tarieven van
het A-segment. In deze verkenning wordt betrokken hoe deze
indexering zich verhoudt tot het tijdstip van bekendmaking van
de tarieven.
104 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
3. Wijkverpleging: neerwaarts bijstellen kader met
€ 600 miljoen.
4. Huisartsenzorg: neerwaarts bijstellen kader met
€80 miljoen.
5. MDZ: neerwaarts bijstellen kader met € 20 miljoen.
b. De afgesproken gemiddelde beschikbare volumegroei,
exclusief de indexatie voor loon- en prijsbijstelling, is per
Onderdeel K. sector als volgt:
e e ce
Financiën 2023 2024 2025 rio pis)
MSZ 1,0% 0,8% 0,4% 0,0%
. GGZ 1,0% 0,8% 0,6% 0,4%
1. _ Algemene uitgangspunten Ì o o o o
a. Het totale macrokader voor de Zvw is € 54,8 miljard Wijkverpleging oh en 0
in 2022 (bruto), inclusief loon- en prijsbijstelling 2022. Huisartsenzorg 20 | ZA | 40% | 5,5%
De maatregelen uit het coalitieakkoord leiden per MDZ 2,0% 3,0% 4,0% 2,0%
saldo tot een jaarlijkse ruimte voor volumegroei van
€ 0,8 miljard in 2023, oplopend tot € 2,9 miljard in 2026. Dit betreffen landelijke maximum groeipercentages en laat
b. Het macrokader voor de Zvw wordt doorvertaald in een onverlet keuzes die worden gemaakt in de onderhandelingen
beschikbaar financieel kader per sector. tussen individuele zorgverzekeraars en zorgaanbieders waarbij
c. De financiële afspraken betreffen de volgende sectoren: sprake kan zijn van differentiatie.
MSZ, GGZ, wijkverpleging, huisartsenzorg, MDZ, ELV, GRZ Voor de sector ELV/GRZ/GZSP zijn geen groeipercentages
en GZSP. Tezamen ca. 70% van de Zvw-uitgaven in 2022. afgesproken, maar hebben partijen uitgesproken dat het
d. Centrale uitgangspunten bij de financiële afspraken zijn: wenselijk is dat ook in deze sector een ruime groei mogelijk is.
1. De beschikbare (volume)groei per sector sluit aan bij De groeiruimte voor deze sector wordt jaarlijks eenzijdig door
de beleidsmatige beweging en doelen uit dit akkoord. VWS bepaald (voor 2023 gaat het om circa 3%).
Waaronder leveren van passende zorg op de juiste plek. c. De beschikbare macrokaders per sector, exclusief indexatie
Dit leidt tot minder groei in de tweedelijnszorg (MSZ, voor loon- en prijsontwikkeling in de komende jaren, zijn
GGZ) en meer groei in de eerstelijnszorg (wijkverpleging, daarmee als volgt (bedragen x £1 miljoen)”:
huisartsenzorg, MDZ, ELV, GRZ en GZSP).
2. Erzijn vanuit het coalitieakkoord tijdelijke transforma- RTE evet 2023 2024 2025 pV1ad
tiemiddelen van in totaal € 2,8 miljard beschikbaar om PNIL
de transformatie te ondersteunen. Daarnaast zijn er MSZ 26.201 | 26468 \ 26.578 | 26.579
vanuit het coalitieakkoord specifieke investeringsmid- GGZ 4620 \ 4658\ 4655 | a67a
delen beschikbaar. Wijkverpleging 3.802 3.870 3.973 4.100
3. Aanvullend zijn bij het coalitieakkoord aparte envelop-
pen beschikbaar gesteld, waaronder voor standaar- Huisartsenzorg 5683 | 3776) 580) 4026
disatie gegevensuitwisseling (€ 1 miljard in periode MDZ 759 782 815 853
2023-2026). Totaal (Macrokader IZA) 39.071 39.553 39.909 40.232
2. Financiële afspraken Deze beschikbare kaders zijn exclusief eventuele toekom-
Financiële kaders stige technische mutaties. De komende jaren kan er sprake
In paragraaf 6 van dit onderdeel is een overzicht opgeno- zijn van mutaties als gevolg van wijzigingen in aanspraken
men van de beschikbare middelen en budgettaire kaders en bekostiging die niet van invloed zijn op de afspraken
per IZA-sector. De bedragen uit deze budgettaire bijlage zijn uit een IZA, maar wel kunnen leiden tot aanpassing van de
leidend. Ze zijn gebaseerd op de volgende financiële afspraken: meerjarenreeks.
a. Hetstartniveau van de macrokaders per sector wordt
meerjarig bijgesteld op basis van actuele inzichten over het d. Voor de partijen die deelnemen aan het IZA zijn in
gerealiseerde uitgavenniveau in recente jaren. Dit leidt tot aanvulling op de beschikbare kaders investeringsmid-
de volgende structurele bijstellingen: delen en transformatiemiddelen beschikbaar. Bij de
1. _MSZ: opwaarts bijstellen kader met € 200 miljoen.
2. GGZ: opwaarts bijstellen kader met £180 miljoen. ee
38 Pandemische paraatheid is geen onderdeel van de genoemde kaders.
Uitzondering hierop is de opschaling tot 1150 IC bedden, deze is onderdeel
van het kader MSZ (zie onderdeel ga in deze bijlage).
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 105
transformatiemiddelen gaat het om in totaal € 2,8 miljard? c. Partijen kunnen in overleg treden over kader- of tarief-
waarover de volgende afspraken zijn gemaakt: kortingen. VWS kan maatregelen nemen om de over-
1. Van deze € 2,8 miljard is 50% (€ 1,4 miljard) geoormerkt schrijding te redresseren waaronder via inzet van het
beschikbaar voor de sectoren MSZ, GGZ, wijkverpleging, macrobeheersinstrument.
huisartsenzorg en MDZ naar rato van omvang sector
ten behoeve van plannen die bijdragen aan de doelstel- 4. Sectorspecifieke afspraken
lingen van het IZA. Dit leidt tot de volgende verdeling: 1. MSZ
MSZ £ 940 miljoen, GGZ € 160 miljoen, wijkverpleging a. Meerjarige bijstelling kader
€ 140 miljoen, huisartsenzorg en MDZ £160 miljoen. Op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in
Vanuit de transformatiemiddelen MSZ is in de periode recente jaren wordt het kader MSZ structureel verhoogd
2023-2026 € 100 miljoen beschikbaar voor de program- met € 200 miljoen. Van deze € 200 miljoen is € 35 miljoen
ma's Topzorg en Citrien en Doelmatigheidsonderzoek. bedoeld om eventuele meerkosten van ic-opschaling tot
Tevens is in totaal € 4,4 miljoen aan tijdelijke middelen 1150 bedden te bekostigen.
beschikbaar uit transformatiemiddelen MSZ-specifieke b. Dure geneesmiddelen
deel voor vervolgontwikkeling msz vervolgopleiding Partijen constateren dat de intramurale dure geneesmid-
(£ 1,1 miljoen per jaar). delen al jarenlang worden gekenmerkt door een hoge
2. Deresterende transformatiemiddelen (€ 1,4 miljard) uitgavengroei. Om comfort te bieden dat ziekenhuizen
zijn beschikbaar voor alle partijen, voor plannen die deze groei kunnen blijven opvangen binnen de afgesproken
bijdragen aan de doelstellingen van het IZA. Van dit deel macrokaders maken partijen de volgende afspraken:
is in totaal € go miljoen geoormerkt beschikbaar voor * Om de groei te beperken hebben partijen een samen-
de sector ELV/GRZ/GZSP. Onder alle partijen horen ook hangend pakket aan maatregelen afgesproken in
partijen uit het sociaal domein voor zover die onder- onderdeel A paragraaf 8. Betrokken partijen hebben
deel uitmaken van IZA-transformatieplannen. Tevens de ambitie om in de looptijd van het IZA resultaten
is uit dit deel van de transformatiemiddelen in totaal te boeken op het verbeteren van het pakketbeheer
maximaal € 48 miljoen beschikbaar voor het onder- en de beheerste instroom van dure geneesmiddelen.
zoeksprogramma V&V met focus op passende zorg, Daarnaast wordt vanuit de transformatiemiddelen,
arbeidsbesparende interventies, technologie en behoud geïnvesteerd in doelmatigheidsstudies.
van zorgprofessionals, alsmede voor het ontwikkelen * _ Verder zetten we in op het handhaven en intensiveren
van richtlijnen en kwaliteitsstandaarden door V&VN van bestaand beleid, waaronder prijsonderhandelingen
i.s.m. relevante partijen voor alle Zvw-sectoren. (zie onder andere de maatregel doelmatige inkoop
e. Alle afspraken die in het kader van IZA worden gemaakt geneesmiddelen en medische technologie uit het coali-
dienen te passen binnen de in het IZA beschreven tieakkoord). Hiermee draagt VWS bij aan de beheersing
financiële middelen. Dit betreft zowel zorguitgaven als van de uitgaven aan dure geneesmiddelen.
coalitieakkoord-enveloppen. * _Alserin de jaren 2023 en 2024 een overschrijding van
het kader MSZ is én de groei van dure geneesmiddelen
3. __Macrobeheersing en omgang met boven de 7% komt, zal VWS de mbi-afrekening van
overschrijdingen dat jaar corrigeren voor 50% over het deel van de groei
a. Indien onverhoopt het afgesproken financiële kader van boven de 7%.
een individuele sector wordt overschreden, treden partijen * _ Alserin de jaren 2025 en 2026 een overschrijding van
hierover in overleg, waarbij gekeken zal worden naar de het kader MSZ is én de groei van dure geneesmiddelen
aard en oorzaak van de overschrijding. boven de 5% komt, zal VWS de mbi-afrekening van dat
b. Bij een eventuele overschrijding wordt ook bezien of er jaar corrigeren voor 50% over het deel boven de 5%.
op totaalniveau sprake is van een overschrijding van het * In alle jaren geldt dat over een eventuele resterende
macrokader IZA. Indien het totale macrokader IZA, zoals overschrijding reguliere mbi-besluitvorming plaats-
opgenomen in paragraaf 2, lid c van onderdeel K, niet is vindt op basis van de afspraken in paragraaf 3 in dit
overschreden kan dit aanleiding voor VWS zijn geen maat- onderdeel.
regelen te nemen. c. _Kwaliteitsgelden MSZ
De financiering van de kwaliteitsgelden MSZ (de zoge-
noemde SKMS gelden), in 2008 ontstaan uit inhouding op
het medisch specialistisch honorarium, loopt thans via het
39 Deze € 2,8 miljard bestaat uit de ‘transformatiemiddelen IZA en middelen voor Programma kwaliteitsgelden van ZonMw. Dit programma
juiste zorg op de juiste plek’ uit het coalitieakkoord. Van deze € 2,8 miljard valt
€ 380 miljoen in 2027, dus buiten de IZA-periode.
Deze € 380 miljoen is beschikbaar in het IZA voor transitieplannen.
106 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
is onlangs verlengd tot en met 2023. Partijen spreken af dat 2. Huisartsenzorg en Multidisciplinaire Zorg
de huidige kwaliteitsmiddelen MSZ binnen dit programma a. Meerjarige bijstelling kader
geoormerkt en geïndexeerd*” beschikbaar blijven voor de Op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in
SKMS in de periode t/m 2026. De gelden zullen bijdragen recente jaren wordt het kader Huisartsenzorg en MDZ struc-
aan de doelstellingen van het integraal Zorgakkoord en tureel verlaagd met € 100 miljoen, waarvan € 80 miljoen uit
wordt gewaarborgd middels de jaarlijkse kaderbrief van de het kader huisartsenzorg en € 20 miljoen uit het kader MDZ.
SKMS. b. Meer tijd voor de patiënt
d. Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuizen (KlPZ) Om te investeren in een toekomstbestendige huisartsen-
De huidige Subsidieregeling KIPZ wordt in de huidige vorm zorg maken de beoogde groei van de kaders huisartsenzorg
voortgezet in 2023. Na 2023 zal deze regeling opgaan in een en multidisciplinaire zorg en daarnaast de specifiek beschik-
nieuwe VWS-brede regeling op het gebied van arbeids- baar gestelde middelen vanuit het coalitieakkoord voor
markt en opleiden. Binnen de nieuw op te zetten regeling MTVP (de envelop ‘meer tijd voor huisartsen’, zie paragraaf
zullen de bestaande KIPZ-middelen geoormerkt beschik- 6 van dit onderdeel) en (sectorale) transformatiemiddelen
baar blijven voor de MSZ, onder meer ten behoeve van het het mogelijk om te investeren in MTVP in alle regio’s.
opleiden en ontwikkelen van medewerkers in de MSZ. c. ANW
e. Topzorg, Citrien en Doelmatigheidsonderzoek VWS verzoekt de NZa om, in overleg met de partijen, het
De komende periode wordt onderzocht op welke wijze ANW-tarief voor huisartsen te herijken en te differentiëren
programma’s doorgang kunnen vinden. In de periode en dit in werking te laten treden per 2023. Voorwaarde is
2023 t/m 2026 is € 25 miljoen per jaar beschikbaar uit de dat partijen werken aan een oplossing voor een betere en
sectorspecifieke, geoormerkte transformatiemiddelen MSZ. eerlijkere verdeling van de ANW-diensten onder huisartsen
Voorwaarde voor continuering en dekking is dat de opzet per 2023 (zowel praktijkhouders als waarnemers/ZZP).
van het programma aansluit bij de inhoudelijke, domein- d. Versterking organisatie eerstelijnszorg
overstijgende doelen van het IZA. Om de organisatie van de eerstelijnszorg te versterken die-
f._Vervolgontwikkeling msz-opleiding nen partijen, zoals eerstelijnszorgorganisaties, te beschik-
Voor de continuering van vervolgontwikkeling medisch ken over voldoende financiële middelen en menskracht om
specialistische vervolgopleiding (vervolg HLA-afspraken beoogde plannen en samenwerkingsafspraken ten uitvoer
MSZ 2019-2022) is in totaal € 4,4 miljoen beschikbaar te brengen. De door VWS beschikbaar gestelde groei van de
voor de periode 2023-2026 (£ 1,1 miljoen per jaar) uit de kaders huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg en daar-
sectorspecifieke transformatiemiddelen MSZ. naast de specifiek beschikbaar gestelde middelen vanuit
g. Overschrijdingen eerdere jaren (2018-2022) het coalitieakkoord voor de versterking organisatiegraad
Het HLA-kader MSZ is in 2018 overschreden met £ 182 basiszorg bieden partijen voldoende financiële ruimte om
miljoen. Ook in 2021 is op basis van de huidige inzichten een hierover in alle regio’s afspraken te maken.
overschrijding zichtbaar (exclusief uitgaven aan prestaties e. Huisvesting
meerkosten en continuïteitsbijdragen covid). Partijen Per 2025 stelt de NZa nieuwe (maximum)tarieven vast op
spreken af dat ten aanzien van deze overschrijdingen het basis van kostenonderzoek, waarin ook huisvestingskosten
mbi in 2018 en 2021 niet zal worden ingezet. Voor het zijn verdisconteerd. Individuele verzekeraars en aanbieders
jaar 2022 gelden de afspraken uit het bestuurlijk akkoord kunnen maatwerkafspraken maken in 2023/2024.
MSZ 2019 t/m 2022. Indien onverhoopt het afgesproken f. Digitale (zelf)zorghulpmiddelen
macrokader 2022 wordt overschreden, treden partijen Inzet VWS is dat middelen voor de (door)ontwikkeling
hierover in overleg, waarbij gekeken zal worden naar de van digitale hulpmiddelen zoals Thuisarts.nl voor 50%
aard en oorzaak van de overschrijding. Partijen kunnen dan worden gefinancierd uit de envelop passende zorg.
in overleg treden over kader- of tariefkortingen. VWS kan De resterende 50% wordt gefinancierd uit de (sectorale)
maatregelen nemen om de overschrijding te redresseren transformatiemiddelen.
via het macrobeheersinstrument. g. Tijdelijke middelen gegevensuitwisseling
h. Technische mutaties Besluitvorming over de middelen in het coalitieakkoord
Het kader MSZ is inclusief enkele technische mutaties. voor gegevensuitwisseling vindt plaats bij de voorjaars-
Concreet betreft dit middelen voor voorwaardelijke besluitvorming 2023. Om een aantal projecten omtrent
toelating en overheveling van middelen met betrekking gegevensuitwisseling in de huisartsenzorg niet stil te laten
tot de beschikbaarheidbijdrage academische zorg en vallen in Q1/Q2 2023 stelt VWS middelen ter beschikking
beschikbaarheidbijdragen SEH en acute verloskunde. (£ 3 miljoen incidenteel in 2023), voor een deel gedekt uit
de sectorale transformatiemiddelen.
40 Voor indexering van subsidies geldt het algemene voorbehoud dat deze indexerings-
middelen in financiële besluitvorming kabinet ter beschikking worden gesteld,
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 107
h. Vormgeving kader multidisciplinaire zorg de overschrijding. Partijen kunnen dan in overleg treden
VWS onderzoekt met partijen of een andere vormgeving over kader- of tariefkortingen. VWS kan maatregelen
van multidisciplinaire zorg binnen de financiële kaders van nemen om de overschrijding te redresseren via het
de eerstelijnszorg bijdraagt aan het realiseren van de visie macrobeheersinstrument.
op de eerstelijnszorg. Afhankelijk van de uitkomsten van dit e. Wachtlijsten GGZ
onderzoek, treft VWS voorbereidingen om de vormgeving Voor de extra uitgaven ten behoeve van het wegwerken
van de budgettaire kaders te wijzigen. VWS maakt over het van wachtlijsten in de GGZ wordt in totaal eenmalig € 60
tijdspad afspraken met betrokken partijen. miljoen toegevoegd aan het macrokader GGZ. Het macro-
i. _Kwaliteitsgelden huisartsenzorg kader GGZ wordt hiertoe opgehoogd met € 30 miljoen in
Partijen spreken af dat de huidige kwaliteitsgelden voor 2023 en £ 30 miljoen in 2024.
de huisartsenzorg (£ 3,3 miljoen) geoormerkt beschikbaar
blijven gedurende de IZA-periode. De inzet van de mid- 4. Wijkverpleging
delen wordt gericht op de doelstellingen van het Integraal a. Meerjarige bijstelling kader
Zorgakkoord. Op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in
recente jaren wordt het kader Wijkverpleging structureel
3. GGZ verlaagd met € 600 miljoen.
a. Meerjarige bijstelling kader b. SOW-regeling middelen
Op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in In de jaren 2020-2022 is het kader met £ 60 miljoen ver-
recente jaren wordt het kader GGZ structureel opgehoogd laagd ten behoeve van de SOW (subsidieregeling onder-
met £ 180 miljoen. Inhoudelijke aanleidingen daartoe zijn steuning wijkverpleging via de begroting). Deze middelen
een groter beroep op de GGZ (voornamelijk in de basis- zijn vanaf 2023 weer beschikbaar in het kader (reeds
GGZ) en zwaardere en complexere zorg in de specialistische verwerkt in sectortabel in de bijlage). In het coalitieakkoord
GGZ. Voorgaande trends worden mogelijk nog versterkt zijn ten behoeve van een opleidingsakkoord VVT in deze
door COVID. Daarnaast is er sprake van aanvullende kabinetsperiode tijdelijk middelen gealloceerd die voor
kosten in het kader (bijv. implementatie GMAP, instroom een belangrijk deel ten goede komt aan de wijkverpleging:
patiënten uit de forensische zorg, implementatie keten- 3X£50 miljoen. Structurele borging van de nog nader te
veldnormaanpak en technische overheveling in verband bepalen opleidingsstructuur zou kunnen worden bereikt
met innovatieve prestaties GGZ). met bovenstaande £ 60 miljoen.
b. Op dit moment vindt onderzoek plaats naar de financiële c. Kwaliteitsgelden wijkverpleging
effecten van de Wvggz en heeft de Dienst Justitiële Inrich- De financiering van kwaliteit (wetenschappelijk onder-
tingen aangekondigd mogelijk om te moeten buigen op zoek, kwaliteitsrichtlijnen en indicatoren kwaliteitskader
forensische zorg. Partijen vinden het van belang dat deze wijkverpleging) loopt thans via een ZonMw Programma
ontwikkelingen nauwlettend gevolgd worden. en via VWS-subsidies aan de stuurgroep kwaliteitskader.
c. Kwaliteitsgelden GGZ De kwaliteitsgelden (€ 5 miljoen per jaar) voor de borging
In de vorige HLA-periode is € 14,4 miljoen structureel uit van kwaliteit in de wijkverpleging blijven beschikbaar gedu-
het ggz-kader aangewend ten behoeve van subsidies en rende IZA periode. De inzet van de middelen worden gericht
opdrachten via de VWS-begroting en projecten via ZonMw. op de doelstellingen van het Integraal Zorgakkoord.
€ 7,9 miljoen van de € 14,4 miljoen blijft beschikbaar via d. Onderzoeksprogramma V&V
ZonMw voor kwaliteitsprojecten. De inzet van deze mid- Uit de transformatiemiddelen komt in totaal maximaal
delen wordt gericht op de doelstellingen van het integraal € 48 miljoen beschikbaar voor het onderzoeksprogramma
zorgakkoord. De overige middelen van de € 14,4 miljoen V&V met focus op passende zorg, arbeidsbesparende
blijven op de VWS-begroting aangewend voor de kwaliteit, interventies, technologie en behoud van zorgprofessionals,
toegankelijkheid en betaalbaarheid van de GGZ-zorg en alsmede voor het ontwikkelen van richtlijnen en kwaliteits-
ondersteuning van het zorgstelsel. standaarden door V&VN i.s.m. relevante partijen voor alle
d. Overschrijdingen 2020, 2021 en 2022 Zvw-sectoren.
Het HLA-kader GGZ laat in 2020 en 2021, op basis van
voorlopige cijfers, forse overschrijdingen zien. Partijen 5. Overig
spreken af dat ten aanzien van deze overschrijdingen het a. Toezichthouders
mbi niet zal worden ingezet. Voor het jaar 2022 gelden de De organisatorische, personele en financiële consequenties
afspraken uit het bestuurlijk akkoord GGZ 2019 t/m 2022. van het IZA voor de toezichthouders IGJ en NZa worden
Indien onverhoopt het afgesproken macrokader 2022 bezien inclusief uitvoeringskosten. Dit wordt meegenomen
wordt overschreden, treden partijen hierover in overleg, in de jaarplannen en begroting van IGJ en NZa.
waarbij gekeken zal worden naar de aard en oorzaak van
108 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
b. Patiëntenorganisaties De verdeling van de transformatiemiddelen over de jaren
* _VWSstelt vanaf 2024 structureel € 25 miljoen per jaar heen is afhankelijk van de in te dienen transformatie-
extra beschikbaar voor het versterken van de patiënten- plannen en daarom nog niet bekend. Met het oog op de
beweging. De middelen zullen o.a. beschikbaar worden VWS-begroting 2023 is de aanname gehanteerd dat — in
gesteld voor een herijking van het beleidskader met het verband met de aanloop naar besluitvorming en feite-
oog op een uitbreiding van de instellingssubsidie voor lijke uitvoering van transformatieplannen — de uitgaven
patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organi- in 2023 beperkter dan in latere jaren zullen zijn: € 280
saties). Daarnaast zullen de middelen worden ingezet miljoen als zorguitgaven onder het UPZ en € 22,2 miljoen
voor een intensivering van professionele ondersteuning via de VWS-begroting.
van pg-organisaties, een versterking van de stem van b. Envelop Standaardisatie gegevensuitwisseling
de patiënt op regionaal niveau en de bevordering van Over de beschikbare middelen voor gegevensuitwisseling
gezondheidsvaardigheden. Daarnaast kunnen pati- wordt door het kabinet besloten bij de voorjaarsbesluit-
entenorganisaties (en hun koepels (MIND, leder(in), vorming 2023; deze wordt openbaar bij de voorjaarsnota
Patiëntenfederatie NL) ook aanspraak maken op de 2023.
transformatiemiddelen met concrete transitieplannen c. Envelop Versterking organisatiegraad basiszorg
die bijdragen aan de IZA-doelen en de besparingen. Over de beschikbare middelen voor versterking
* __ De kwaliteitsgelden voor de Patiëntenfederatie (de organisatiegraad basiszorg wordt door het kabinet
SKP-gelden) lopen thans via een ZonMw-program- besloten bij augustusbesluitvorming 2022; deze wordt
ma. Partijen spreken af dat deze gelden geoormerkt openbaar bij de miljoenennota 2023. Uitgangspunt is dat
beschikbaar blijven gedurende de IZA-periode. De inzet de middelen breed inzetbaar zijn binnen de eerstelijn.
van de middelen wordt gericht op de doelstellingen van d. Envelop Meer tijd voor huisartsen
het Integraal Zorgakkoord. Over de beschikbare middelen voor meer tijd voor
huisartsen wordt door het kabinet besloten bij de
5. Transformatiemiddelen, overige voorjaarsbesluitvorming 2023; deze wordt openbaar bij
enveloppen en middelen voor de voorjaarsnota 2023. Reeds €12 miljoen is beschikbaar
gemeenten om bij te dragen aan voor extra opleiden.
IZA-doelen e. Envelop Passende zorg als norm
a. Transformatiemiddelen (envelop IZA transitie en envelop JZOJP) Over de beschikbare middelen voor passende zorg als
In de periode 2023-2027 is er in totaal € 2,8 miljard aan norm wordt door het kabinet besloten bij de augustus-
transformatiemiddelen beschikbaar voor het IZA. Partijen besluitvorming 2022 en voorjaarsbesluitvorming 2023;
spreken af dat voor sectoren MSZ, GGZ, wijkverpleging en deze wordt openbaar bij de miljoenennota 2023 resp.
huisartsenzorg en MDZ 50% (€ 1,4 miljard) beschikbaar voorjaarsnota 2023.
is voor sectorspecifieke transitieplannen gekoppeld aan f. _ Valpreventie bij 65-plussers
IZA-doelen o.bv. omvang deelkaders”. Daarnaast is 50% Over de beschikbare middelen voor valpreventie bij
van het totale transformatiemiddelen beschikbaar voor 65-plussers wordt door het kabinet besloten bij augustus-
IZA-doelen (ook € 1,4 miljard). Besteding van het transitie- besluitvorming 2022; deze wordt openbaar bij de
geld is altijd op basis van concrete, tijdelijke transitieplan- miljoenennota 2023.
nen, via de zorginkoop van verzekeraars (centraal alleen g. Investeringsmiddelen gemeenten
indien noodzakelijk). Het is ook beschikbaar voor partijen Om de doelen van het IZA te realiseren zijn de gemeen-
uit het sociaal domein voor zover die onderdeel uitmaken ten een belangrijke partij. Voor gemeenten is jaarlijks
van IZA-transformatieplannen. Belangrijkste criteria voor maximaal € 150 miljoen structureel beschikbaar voor
het transitiegeld is de bijdrage aan de IZA-doelen en bespa- concrete plannen om de IZA-doelen te verwezenlijken,
ringen uit het coalitieakkoord. Met het IZA worden nadere mits gemeenten zich committeren aan het IZA. Er moeten
afspraken gemaakt over de governance van de allocatie nog afspraken worden gemaakt over de inzet van deze
van het transitiegeld en de daadwerkelijke besteding. Dit middelen en de manier waarop gemeenten aanspraak
wordt momenteel nader uitgewerkt door VWS in overleg kunnen doen op deze € 150 miljoen. De periode tot en
met IZA-partijen. Een van de uitgangspunten hierbij zal zijn met december 2022 wordt gebruikt voor het concretiseren
het gelijkgericht inzetten van transitiegelden door zorgver- van de afspraken. Hierbij moeten de afspraken zowel
zekeraars op basis criteria die van tevoren zijn opgesteld financieel en uitvoeringstechnisch haalbaar zijn voor
door IZA-partijen. Ander uitgangspunt is dat niet bestede gemeenten. Daarbij is samenhang met andere vraag-
transformatiemiddelen in een jaar die aan het Zvw kader stukken, waaronder het GALA en het abonnementstarief.
zijn toegevoegd beschikbaar blijven voor de transitie mits De doelen en activiteiten uit het GALA sluiten grotendeels
dit doelmatig en doeltreffend is. aan op de doelstellingen in IZA, dus afspraken over de
“Naar rato van startniveau 2023.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 109
uitvoering en de inzet van de beschikbare middelen zullen Tabel - Structurele financiële ruimte voor gemeenten voor doelen uit
waar nodig en mogelijk in samenhang worden bekeken. IZA en GALA op gebied van gezondheid, preventie en sociale basis en
In de tabel hieronder wordt inzichtelijk gemaakt welke voor vermindering druk op Wmo- voorzieningen.
middelen gemeenten de komende jaren krijgen om de
uitvoering van de afspraken in IZA en GALA te realiseren. De IZA budget € 150 miljoen
(financiële) afspraken worden meegenomen in de voor- GALA /SPUK bewegen, sport gezondheid €180 miljoen
jaarsbesluitvorming 2023 waarmee de middelen voor 2023
vanaf juni vrijkomen. Daarnaast kunnen gemeenten als Totaal voor gemeenten vanaf 2023 € 330 miljoen
partner in samenwerkingsverbanden ook aanspraak maken structureel
op IZA-transformatiemiddelen. Vermindering druk op Wmo- voorzieningen €110 miljoen
h. Aanpak druk op beschikbaarheid Wmo-voorzieningen EN PETIT
De ‘aanzuigende werking’ van het abonnementstarief structureel
Wmo brengt hogere kosten voor gemeenten met zich
mee dan waar bij de invoering van het abonnementstarief
in ramingen van VWS van werd uitgegaan. Met name de Naast bovengenoemde posten zijn binnen het coalitieakkoord
gemeentelijke uitgaven aan huishoudelijke hulp nemen onder andere ook middelen ter beschikking gesteld voor het
meer toe dan destijds werd verwacht. De beschikbaarheid preventieakkoord, opleidingsakkoord en volksziektes.
van Wmo-voorzieningen is daardoor onder druk komen
te staan.
Daarom zal VWS voor gemeenten structurele financiële
ruimte creëren om deze druk op de Wmo-voorzieningen
te beperken. Op basis van de monitor abonnementstarief
is gekeken in welke mate de aanzuigende werking van het
abonnementstarief (in termen van kosten voor gemeenten)
in de structurele situatie groter is dan waar bij de invoering
van werd uitgegaan. Op basis van de laatst verschenen
monitor abonnementstarief worden deze (structurele)
meerkosten nu geraamd op 110 miljoen euro.
VWS committeert zich eraan om structurele financiële
ruimte voor gemeenten te creëren ter grootte van dit
bedrag van 110 miljoen euro. Hiertoe zullen financiële
maatregelen worden uitgewerkt die per 2025 ingaan.
Waar nodig worden deze maatregelen ook aan het parle-
ment voorgelegd ter instemming.
110 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 = >
6. IZA-kaders 2023-2026 per sector
1. MSZ
bedragen x € 1 miljoen 2023 pops n 2025 2026
1 | stand begroting 2022 24.864 24.873 24.876 24.877
2 | tranche loon- en prijsbijstelling 2022 923 923 923 923
3 | stand in prijspeil 2022 25.787 25.796 25.800 25.801
4 | ophogen startniveau 200 | 200 | 200 | 200
5 | nieuwe basisstand 25.987 25.996 26.000 26.001
6 | volumegroei totaal 259 470 576 576
wv. groei 2023 (1,0%) 259 | 260 | 260 | 260
wv. groei 2024. (0,8%) 210 210 210
wv. groei 2025 (0,4%) 106 106
w‚v. groei 2026 (0%) | | Ie
7 | kader MSZ in prijspeil 2022 26.246 26.466 26.576 26.577
8 | schuif beschikbaarheidbijdragen SEH en AV -50
9 | voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg 2 | |
10 | overheveling consultatiefunctie vanuit BBAZ 2 2 2 2
11 | kader MSZ in prijspeil 2022 inclusief technische mutaties 26.201 26.468 26.578 26.579
2. GGZ
bedragen x € 1 miljoen 2023 pops n 2025 2026
1 | stand begroting 2022 4.204 4.204 4.204 4.204
2 | tranche loon- en prijsbijstelling 2022 163 163 163 163
3 | stand in prijspeil 2022 4.366 4.366 4.366 4.366
4 | ophogen startniveau | 180 | 180 | 180 | 180
5 | nieuwe basisstand 4,546 4,546 4,546 4,546
6 | volumegroei totaal 44 82 109 128
wv. groei 2023 (1,0%) | aa | 45 | 45 | 45
wv. groei 2024. (0,8%) 36 36 36
wv. groei 2025 (0,6%) 28 28
wv. groei 2026 (0,4%) | | | | 19
7 \ wachtlijsten GGZ 30 30
8 | kader GGZ in prijspeil 2022 4.620 4.658 4.655 NYS
_
4 _ > Integraal Zorgakkoord 2022 | 11
3. Huisartsenzorg
bedragen x €1 miljoen 2023 2024 2025 2026
1 | stand begroting 2022 3.561 3.561 3.561 3.561
2 | tranche loon- en prijsbijstelling 2022 134 134 134 134
3 | stand in prijspeil 2022 3.695 3.696 3.696 3.696
4 | kader op uitgavenniveau | -80 | -80 | -80 | -80
5 | nieuwe basisstand 3.615 3.616 3.616 3.616
6 | volumegroei totaal 74 161 274 410
w‚v. groei 2023 (2,0%) | 74 | 72 | 72 | 72
w‚v. groei 2024.(2,4%) 89 89 89
w‚v. groei 2025 (3,0%) 113 113
w‚v. groei 2026 (3,5%) | | | | 136
7 | kader huisartsenzorg in prijspeil 2022 EEEN
q. Multidisciplinaire Zorg
1 | stand begroting 2022 738 738 738 | 738
2 | tranche loon- en prijsbijstelling 2022 26 26 26 | 26
3 | stand in prijspeil 2022 764 764 | 764 | 764
4 | kader op uitgavenniveau -20 -20 -20 | -20
5 | nieuwe basisstand 744 744 744 | 744
6 | volumegroei totaal 15 38 | 69 | 110
w‚v. groei 2023 (2,0%) 15 15 15 | 15
w‚v. groei 2024.(3,0%) 23 23 | 23
w‚v. groei 2025 (4,0%) | 31 | 31
wv. groei 2026 (5,0%) 41
7 \ kader MDZ in prijspeil 2022 759 782 813 853
5. Wijkverpleging
bedragen x €1 miljoen 2023 2024 2025 2026
1 | stand begroting 2022 4.156 4.144 4.132 4.121
2 | tranche loon- en prijsbijstelling 2022 161 160 160 159
3 | stand in prijspeil 2022 4.316 4.304 4.292 4.281
4 | kader op uitgavenniveau | -600 | -600 | -600 | -600
5 | nieuwe basisstand 3.716 3.704 3.692 3.681
6 | volumegroei totaal 85 166 281 419
w‚v. groei 2023 (2,0%) | 85 | 74 | 74 | 74
w‚v. groei 2024.(2,4%) 91 91 90
w‚v. groei 2025 (3,0%) 116 116
w‚v. groei 2026 (3,5%) | | | | 139
7 | kader wijkverpleging in prijspeil 2022 |_3802 | 3870 | 3973 | 4100
12 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 = >
2. Mensen met psychische klachten
6 mln (Ca. 1,4 miljoen mensen met een psychische stoornis in 2019).
_—_—_mO WRR: psychische klachten zoals depressie- en angstklachten
veroorzaken nu en in de toekomst veel ziektelast en veel verlies van
gezonde levensjaren.
Onderd eel L. We hebben als samenleving een belangrijke opgave om
e e psychische klachten te voorkomen en om mensen beter om te
M Oo n Ito FI Ng leren gaan met psychische klachten. Soms hoort daarbij een
zorg-antwoord, soms ook niet. Mensen moeten verwezen wor-
Eerste uitwerking van de beoogde effecten op de gezondheid den naar de juiste zorg op de juiste plek. We maken concrete
van mensen en de financiële en personele houdbaarheid van het afspraken om de samenwerking tussen ggz, sociaal domein,
zorgsysteem: de outcomedoelen. WVT-sector en huisartsenzorg te verbeteren en te intensiveren
om passende zorg en ondersteuning te bieden voor mensen
Voor de maatschappelijke verantwoording willen we een met psychische/psychogeriatrische klachten en problemen op
aantal outcomes kunnen monitoren. Daarvoor zijn de volgende meerdere levensdomeinen.
doelgroepen, gebaseerd op het WRR-rapport ‘Kiezen voor
houdbare zorg’ (2021), en de beoogde resultaten gekozen. De maatregelen — inclusief randvoorwaarden — die in het
In deze bijlage wordt een eerste uitwerking gegeven van de IZA worden afgesproken voor de ggz-sector hebben als doel
doelgroepen en wordt een voorstel gedaan voor de beoogde om met de beperkte menskracht op een innovatieve manier
resultaten per doelgroep. Een nadere uitwerking hiervan wordt de kwaliteit van de ggz-zorg verder te verbeteren en de
de komende tijd verder uitgewerkt met de betrokken partijen. wachtlijsten terug te brengen. Deze ambitie is uitgewerkt in
Een toets op de haalbaarheid van de resultaten (‘reality check”) onderstaande doelstellingen. De kwantitatieve invulling van
is onderdeel van deze nadere uitwerking. Daarbij zal er ruimte deze doelstellingen volgt uiterlijk in 2023. Deze doelstellingen
zijn voor hoe we gaan meten, of er doelgroepen moeten wor- zijn onderdeel van het ggz-dashboard dat in 2023 verschijnt,
den toegevoegd, of de beoogde resultaten nog moeten worden het dashboard zal tevens een o-meting bevatten. Naast deze
aangepast en hoe we de beoogde resultaten interpreteren in doelen wordt ook de voortgang bij het realiseren van de
de bestuurlijke overleggen. Uiterlijk op 1 april 2023 wordt een afgesproken maatregelen incl. randvoorwaarden gemonitord.
breed gedragen voorstel opgeleverd dat kan worden gebruikt Komen de afgesproken doelen in gevaar, dan is dit aanleiding
voor besluitvorming. om op bestuurlijk niveau met elkaar in gesprek te treden om te
bespreken welke aanvullende afspraken er nodig zijn.
1. Mensen met beperkte a. Uitkomstdoel wachttijden:
gezondheidsvaardigheden |. het aantal uniek wachtenden in de ggz bedraagt aan
(1 op de 3 Nederlanders (36,4%) heeft beperkte het einde van de looptijd IZA maximaal [aantal], waarbij
gezondheidsvaardigheden). iedereen binnen de Treeknorm zorg ontvangt.
WRR: gezondheidsverschillen nemen niet af, mensen met lage IL. Daarnaast spreken we in aanvulling af dat de gemiddel-
sociaaleconomische status leven korter en hebben een lagere de wachttijd aan het einde van de looptijd van het IZA
gezondheid. Dit begint al bij de geboorte. 5 weken (Één tot twee weken voor aanmeldfase en drie
tot vier weken voor behandelfase) zal bedragen. Dit zal
Sociaaleconomische verschillen in gezondheid zijn groot en gelden voor iedere individuele groep (o.b.v. ordering
zijn in de afgelopen jaren niet afgenomen. Mensen met alleen ZPM) binnen de ggz.
basisonderwijs of vmbo leven bijvoorbeeld gemiddeld 6 jaar NZa zal betrokken zijn bij de monitoring van deze doelstel-
korter en 15 jaar in minder goede ervaren gezondheid dan men- ling, in het verlengde van de monitoring die zij momenteel
sen met een hbo of universitaire opleiding. Aan deze verschillen uitvoeren voor wachttijden ggz op landelijk niveau. Uiterlijk
liggen structurele ongelijkheden ten grondslag, die in sommige in 2023 maken we heldere afspraken over de kwantitatieve
gevallen van generatie op generatie over gaan. De verschillen invulling van deze doelstelling.
worden veroorzaakt door een complex van gedragsfactoren,
psychosociale factoren (zoals chronische stress) en materiële b. Uitkomstdoel laagdrempelige regionale steunpunten en
omstandigheden en ze worden beïnvloed door achterliggende digitale steunpunten:
mechanismen zoals gezondheidsvaardigheden. | _Alle mensen met een psychische hulpvraag, met name
mensen met een ernstige psychiatrische aandoening,
weten in 2025 de weg te vinden en/of worden actief
verwezen naar laagdrempelige regionale steunpunten
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 113
en digitale lotgenootgroepen (i.pv. of naast verwezen te op de langere termijn voorkomen door te werken aan een
worden naar de ggz). Uiterlijk in 2023 maken we heldere gezondere leefstijl. Daarnaast liggen er kansen om de zorg
afspraken over de kwantitatieve invulling van deze voor mensen met kanker te verbeteren, onder andere via
doelstelling. concentratie van zorg en betere zorgnetwerken. Voor mensen
met een zeldzame vorm van kanker is dit nog belangrijker,
c. _Uitkomstdoel digitale zorg: omdat hun zorguitkomsten nog achterblijven bij mensen met
|. Aan alle patiënten, zowel bij de POH-ggz als in de ggz, andere vormen van kanker.
wordt vanaf 2023 actief de mogelijkheid geboden om
digitaal zorg te ontvangen, zoals beschreven in de De criteria waarop we dit gaan monitoren zijn:
generieke module eHealth. In het begin te meten door a. In 2025 maken mensen met een verhoogd risico op kanker
RIVM e-health monitor (opdracht VWS aan RIVM), (en hart- en vaatziekten) door hun leefstijl (roken, meer dan
met als doel om alle vormen van digitale hulp zoals één glas alcohol per dag en/of overgewicht) vaker gebruik
beschreven in het IZA te monitoren”. Op termijn wordt van een leefstijlinterventie.5°5" Uiterlijk in 2023 maken we
bezien of dit inzichtelijk te maken is o.b.v. reguliere heldere afspraken over kwantitatieve doelen.
declaratiedata. b. In 2025 zijn mensen zich meer bewust van het risico op
huidkanker en is het zongedrag veranderd t.o.v. 2023
d. Uitkomstdoel cruciale ggz-zorg: (nulmeting moet nog plaatsvinden)”
|. Eind 2023 is — op basis van de te ontwikkelen regiobeel- c. In 2025 is de praktijkvariatie in kaart gebracht en
den — zowel op regionaal als landelijk niveau in beeld afgenomen.” Uiterlijk in 2023 maken we heldere afspraken
wat de cruciale zorgfuncties zijn, dit mede op basis van over kwantitatieve doelen voor specifieke vormen van
de te ontwikkelen handreiking die duidelijk maakt wat kanker en interventies.
we verstaan onder cruciale zorg en welk aanbod nodig d. In 2025 zijn complicaties en sterfte rondom oncologische
is regionaal/landelijk. Dit in aansluiting op de (inhoude- chirurgie verminderd.” Uiterlijk in 2023 maken we heldere
lijke en proces) afspraken over cruciale zorg. afspraken over kwantitatieve doelen voor specifieke
vormen van kanker en interventies.
3. Mensen met (risico op) kanker e. In 2030 bevindt Nederland zich in de top-3 van Europese
(Ongeveer 125.000 nieuwe kankerdiagnoses per jaar 23). landen met de vijfjaarsoverleving van borstkanker en
WRR: Het aantal mensen met kanker zal naar verwachting stijgen darmkanker.
van 547.000 naar 970.000. In 2040 hebben dan bijna een miljoen f. _De zorguitkomsten voor mensen met eenzelfde vorm van
mensen kanker. kanker worden vergelijkbaar en niet afhankelijk van waar de
(na)zorg plaatsvindt. Uiterlijk in 2023 maken we afspraken
Het aantal mensen met kanker stijgt tussen nu en 2040 van over op welke termijn dit gerealiseerd is voor alle vormen
zo’n 600.000 naar bijna een miljoen. Kanker komt in Neder- van kanker.
land meer voor dan gemiddeld in andere OECD-landen, en
ook de sterfte aan kanker is hoger dan gemiddeld.“ Daarbij
verwacht het RIVM een verviervoudiging van de zorguitgaven
aan kanker.“ Roken veroorzaakt 9% van de totale ziektelast EE
in Nederland en 19% van alle gevallen van kanker. Over- se Verschillende bekostigingsmogelijkheden stoppen-met-rokenzorg: Informa-
gewicht veroorzaakt mogelijk tot wel 20% van alle gevallen tiekaart Aanspraak en bekostiging stoppen-met-rokenzorg - Nederlandse
van kanker. # Daarnaast is 8% van alle gevallen van kanker Zorgautoriteit (overheid.nl}.
in Nederland gerelateerd aan alcohol.#® Zelfs één drankje per st Voorwaarden voor deelname aan gecombineerde leefstijlinterventie: een BM! van
dag verhoogt de kans op kanker al en de kans op kanker stijgt 30 of hoger, ofeen BMI van 25 of hoger in combinatie met diabetes, artrose of
met ieder glas. ® We kunnen dus veel gevallen van kanker slaapapneu of in combinatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten of
diabetes. Zie Meedoen aan de gecombineerde leefstijlinterventie (rivm.nl).
a 52 Advies aan VWS over de inhoud van een voorlichtingscampagne over huidkanker
42 Onder digitale hulp verstaan we telefonie, beeldbellen, zelfhuipmodules en (rivm.nl).
E-health-modules als onderdeel van de behandeling. 55 Voorbeeld: praktijkvariatie in het geven van hormoontherapie bij bestraling
45 Kanker | Leeftijd en geslacht | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl). van matig-risico prostaatkanker is op dit moment gemiddeld genomen 29%,
44 oecd-ilibraryorg. met variatie van 3 tot 73% tussen ziekenhuizen: Grote variatie in toevoegen
95 _Trendscenario VTV2018 (vtv2018.nl) en Zorguitgaven VTV2018 (vtv2018.nl). hormoontherapie bij bestraling matig-risico prostaatkanker (ikní.nl).
46 Methoden (volksgezondheidtoekomstverkenning.nl), Kanker (rokeninfo.nl). 54 Concentratie van complexe ingrepen kan meer dan 200 sterftegevallen vermijden
#1 Obesity and Cancer | The Oncologist | Oxford Academic (oup.com). —SiRM.
48 Sterfte aan alcoholgerelateerde aandoeningen (expertisecentrumalcoholtrimbos.nl). 55 Health Care Quality Indicators : Cancer Care (oecd.org) en Borstkanker:
49 Alcohol en kanker | KWF Kankerbestrijding. 5-jaarsoverleving | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl).
114 | Integraal Zorgakkoord zo22 4 = >
4. Mensen met (risico op) 5. Ouderen met een kwetsbare
hart- en vaatziekten gezondheid
(Ca. 1,9 min. mensen met hart- en vaatziekten). WRR: Het aandeel ouderen groeit (65+ -ers in 2040 26% van de
WRR: Het aantal mensen met hart- en vaatziekten stijgt in 20 jaar tijd bevolking). De kosten van zorg stijgen sterk na het 75° levensjaar.
van 1,9 miljoen naar 3,0 miljoen. In de meeste gevallen gaat het om
chronische aandoeningen. Ouderen met een kwetsbare gezondheid hebben een toegesne-
den zorgaanbod nodig waardoor zij langer veilig in hun eigen
Er zijn steeds meer mensen met een chronische hart- of vaat- omgeving kunnen blijven wonen. Hiervoor is het hele samen-
ziekte, en door leefstijl en door vergrijzing neemt het aantal in spel van zorg en ondersteuning belangrijk: sociaal netwerk,
de komende decennia sterk toe. Hart- en vaatziekten veroor- mantelzorg, sociaal domein, thuiszorg, eerstelijns-, tweedelijns-
zaken ook veel ziekenhuisopnames: elke dag worden ongeveer zorg en verpleeghuiszorg. Digitale oplossingen kunnen mogelijk
640 mensen in het ziekenhuis opgenomen vanwege een hart- helpen. Zorgcoördinatie moet worden versterkt zodat mensen
of vaatziekte.”* Zo'n 9% van de mensen op de SEH komt met de juiste zorg op de juiste plek krijgen en zorgverleners minder
klachten door hart- en vaatziekten? regeldruk ervaren. Acute zorg wordt in netwerken vormgegeven
waar de VVT onderdeel van uitmaakt. Zo worden patiënten met
De criteria waarop we dit gaan monitoren zijn: een zorgvraag (care) zonder medisch specialistische hulpvraag
a. In 2025 maken mensen met een verhoogd risico op hart- en (cure) niet onnodig in het ziekenhuis opgenomen.
vaatziekten (en kanker) door hun leefstijl (roken, meer dan
één glas alcohol per dag en/of overgewicht) vaker gebruik Dat dit nog niet goed gaat, laten opnames op de spoedeisende
van een leefstijlinterventie.>859 Uiterlijk in 2023 maken we hulp (SEH) zien: jaarlijks belanden er 322.000 ouderen
heldere afspraken over kwantitatieve doelen. zonder noodzaak tot medisch specialistische opname op
b. In 2025 hoeft maximaal 10% van de patiënten met hartfalen de SEH. In 2020 waren er ongeveer 1,7 miljoen bezoeken
acuut opgenomen te worden in het ziekenhuis als gevolg aan de SEH, waarvan 333.000 van 75+'ers, en nog eens
van een exacerbatie (een plotseling optredende verslechte- 407.000 van 60-74q-jarigen.** Om dit te verminderen is
ring), t.o.v. zo'n 13% van de patiënten in 2020. een brede aanpak nodig, met preventie, vroeg signalering,
c. In 2025 zijn complicaties en sterfte rondom operaties aan proactieve zorgplanning (Advance Care Planning), en
een vernauwing in de halsslagader (CEA-chirurgie) en aan mogelijk ander zorgaanbod. Zo werken we aan passende
een verwijding van de buikslagader (AAA-chirurgie) afge- zorg op de juiste plek voor kwetsbare ouderen met als doel
nomen.£! Uiterlijk in 2023 maken we heldere afspraken over onder- en overbehandeling te voorkomen en verbetering in
kwantitatieve doelen. zorguitkomsten en patiënttevredenheid.
d. In 2030 is de landelijke ziektelast door hart- en vaatziekten
25% afgenomen t.o.v. 2020.% De criteria waarop we dit gaan monitoren zijn:
a. In 2025 worden 20% minder ouderen met een kwetsbare
gezondheid onnodig opgenomen op de SEH.%5
b. Uiterlijk in 2025 is er voor elke persoon met dementie een
diagnose en behandeling op maat beschikbaar.*
56 Feiten en cijfers hart- en vaatziekten (hartstichting.nf). c._In 2025 zijn ouderen boven de 75 zich bewust van hun
sr Acute zorg | Gebruik | SEH | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl} ideeën over kwaliteit van leven en toekomstige wensen
s8 Verschillende bekostigingsmogelijkheden stoppen-met-rokenzorg: Informa- met betrekking tot behandelen en sterven, door proactieve
tiekaart Aanspraak en bekostiging stoppen-met-rokenzorg - Nederlandse zorgplanning (Advance Care Planning). Uiterlijk in 2023
Zorgautoriteit (overheid.nl) maken we heldere afspraken over een kwantitatief doel.
59 Voorwaarden voor deelname aan gecombineerde leefstijlinterventie: een BM! van
30 of hoger, of een BMI van 25 of hoger in combinatie met diabetes, artrose of
slaapapneu of in combinatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten of ee
diabetes. Zie Meedoen aan de gecombineerde leefstijlinterventie (rivm.nl). ® Jaarlijks ruim 300.000 ouderen vermijdbaar in ziekenhuisbedden | fluent, Meer.
80 _jn 2019 waren er 31.000 ziekenhuisopnamen vanwege hartfalen bij onge- ouderenzorgRennis nodig op de spoedeisende hulp (verenso.nl), Advance Care
weer 240.800 patiënten (schatting 2020). Dat betekent dat bijna 13% van de Planning (transmuralezorg.nl} en Aanbevelingen implementatie (nivel.nl).
patiënten een ziekenhuisopname had vanwege hartfalen. Het aantal patiënten $e Acute zorg | Gebruik | SEH | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl).
stijgt naar verwachting snel vanwege vergrijzing, obesitas en hoge bloeddruk. %5 Jaarlijks ruim 300.000 ouderen vermijdbaar in ziekenhuisbedden | fluent, Meer
Zie Hartfalen | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl). ouderenzorgkennis nodig op de spoedeisende hulp (verenso.nl), Advance Care
&_ Concentratie van complexe ingrepen kan meer dan 200 sterftegevallen vermijden Planning (transmuralezorg.nl) en Aanbevelingen implementatie (nivel.nl).
(sirm.nl). 86 https://www.ijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2020/n/z0/nationale-
é2 Doelstelling van de Dutch CardioVascular Alliance (devalfiance.nl). dementiestrategie-2021-2030.
4 = > Integraal Zorgakkoord 2022 | 115
6. Zorgprofessionals
(Monitoring personele houdbaarheid).
De som van de afspraken onder het IZA moet leiden tot een
minder sterke groei van het aantal werknemers, zodat met een
beroep van de zorg van circa een op zes werknemers in Neder-
land aan de toekomstige zorgvraag invulling kan worden geven.
De ontwikkeling van het aandeel van de zorg in het totaal aantal
werknemers in de gehele Nederlandse economie zal over de tijd
gemonitord worden. Wanneer deze verhouding stijgt tot boven
de een op zes (een verhouding van 1 op 5,9 of groter) zal actie
moeten worden ondernomen door extra inzet op de verschil-
lende thema’s in het IZA. Gezamenlijk moeten deze acties,
mogelijk aangevuld met scherpere keuzes voor wat onder zorg
valt, resulteren in een naar arbeidsmarktevenwicht leidende
zorgvraagverlaging en arbeidsaanbodverhoging.
ledere medewerker in de zorg zal nodig zijn de komende jaren.
Gezonde en gelukkige medewerkers zijn daarmee essentieel.
We moeten onze zorgprofessionals daarom gezond en gemoti-
veerd houden zodat zij duurzaam inzetbaar zijn.
Criteria waarop we dit gaan monitoren staan onder onderdeel
H: arbeidsmarkt en ontzorgen zorgprofessionals.
7- Financiën
De ontwikkeling van de uitgaven binnen de sectoren van het IZA
wordt viermaal per jaar gemonitord via kwartaalrapportages
van het Zorginstituut en de NZa. Indien noodzakelijk worden de
ontwikkelingen besproken in het BO IZA.
De uitgaven van de transformatiemiddelen worden elk kwartaal
gemonitord door de NZa. Indien noodzakelijk worden de ont-
wikkelingen besproken in het Bestuurlijk IZA overleg.
116 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 =
_
4 _ > Integraal Zorgakkoord 2022 | 117
118 | Integraal Zorgakkoord 2zo22 4 _ >
_
_
4 _ > Integraal Zorgakkoord 2022 | 119
120 | Integraal Zorgakkoord 2022 4 _ >
_
_
4 _ > Integraal Zorgakkoord 2022 | 121
| Onderzoeksrapport | 122 | train |
% Gemeente Amsterdam WE
% Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie,
Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
% Gewijzigde agenda, woensdag 11 november 2015
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven
en Gemeentelijke Deelnemingen
Tijd 13:30 tot 17:00 uur
Locatie De Rooszaal
Algemeen
1 __ Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Conceptverslagen van de openbare vergaderingen van de Raadscommissie WE
d.d. 7 en 14 oktober 2015.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWE@raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam WE
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 11 november 2015
Werk, Inkomen en Participatie
11 Advies Concerncontroller voortgangsrapportage Cluster Sociaal (RVE's Werk,
Participatie en Inkomen) Programma borging verbetering Financiële functie,
Najaarsnota 2015 Nr. BD2015-015537
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Wethouder Kock zal bij dit agendapunt aanwezig zijn.
12 Wijzigen Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet met het oog op
de inrichting van Beschut Werk Nr. BD2015-015309
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA).
e _ Uitgesteld in de vergadering van 14.10.2015.
e Was TKN 1 in de vergadering van 16.09.2015.
, Een niet-geanonimiseerde versie ligt ter inzage in de leeskamer raad.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 13.
13 Commissie WE Rapport Beschut werk Nr. BD2015-015308
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA).
e Was TKN 9 in de vergadering van 14.10.2015.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 12.
14 Plan van Aanpak Ouderenwerkloosheid 50+ Nr. BD2015-015306
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het duo-lid Van Brug (PvdO).
e Was TKN 7 in de vergadering van 14.10.2015.
e De commissie ZS is hierbij uitgenodigd.
15 Initiatiefvoorstel Poot en Verheul getiteld “Steun in de rug voor ZZP-ers” Nr.
BD2015-014083
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de indieners.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 16.
16 Kennisnemen van bestuurlijke reactie Initiatiefvoorstel Steun in de rug voor
ZZP'ers Nr. BD2015-011642
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 15.
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en WE
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 11 november 2015
17 Onderzoek naar Bekendheid en bereik minimaregelingen Nr. BD2015-015560
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
18 Resultaat herbeoordelingen Aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten - Regeling tegemoetkoming meerkosten Nr. BD2015-013512
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
19 Afhandeling amendement 992 (2014) van de leden Nuijens (GroenLinks) en
Boutkan (PvdA) over groene werkgelegenheid Nr. BD2015-013599
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Financiën
20 Najaarsnota 2015 Nr. BD2015-016160
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(d.d. 25 november 2015).
3
| Agenda | 3 | train |
Bezoekadres Er Gemeente Amsterdam
Pieter Calandlaan 1 den Ns A 19 & :
1065 KH Amsterdam De Stadsdeel Nieuw-West
Postbus 2003 EA
1000 CA Amslerdam SL
Telefoon 14 020 & >
Fax 020 253 6009 EEN ij
www, hleuwwest.amsterdam.nl u
Retouradres: SNW, Postbus 2003, 1000 GA Amsterdam \
Deelraad Nieuw-West
Postbus 2003
1000 CA AMSTERDAM
Datum 17 april 2013
Ons kenmerk 2013/uit/04787
Behandeld door De heer H. Burgers
Doorkiesnummer 88820
E-mail [email protected]
Onderwerp Stand van zaken Een Stad Een Opgave
Geachte leden van de deelraad,
Met deze brief informeren wij u over de voortgang van het programma Een Stad Een
Opgave (1S10). De brief is als volgt opgebouwd:
= April/mei 2012: de doelstelling van 1S10
- Eén jaar later: de resultaten
- standpunt stadsdelen
= frictiekosten
1. April/mei 2012: doelstelling 1810
Zoals u weet was de opdracht van 1810 (april/mei 2012) besparingen te vinden in de
vorm van sfttcturele bezuinigingen zonder de inwoners van Amsterdam te benadelen. |
Kern daarin is het ontdubbelen en efficiënter werken. In 2015 moet structureel € 121 |
miljoen bespaard zijn: € 31 miljoen jn 2013, € 60 miljoen in 2014 en € 30 miljoen in 2015 |
(cumulatief). Om het proces hanteerbaar te maken zijn in september 2012 17 |
maatregelen (‘zoekrichtingen') geïdentificeerd die daarna verder zijn uitgewerkt.
Nadrukkelijk wordt bij de toedeling van de maatregelen rekening gehouden met
bestaande verhoudingen: stadsdeelfonds (40%) - gemeentefonds (60%).
|
2, Eén jaar later; de resultaten.
Op 27 maart 2013 heeft het Bestuurlijk Team (BT) 1810 een rapportage gestuurd aan de
portefeuillehouders financiën van de stadsdelen (bijlage 1). De verschillende onderzoeken
en analyses hebben in totaal een pakket aan besparingsmogelijkheden opgeleverd van €
119 mlljoen. Dit bedrag is ontstaan door bijstelling van de verwachte besparing van
maatregel 11 (Deelnemingen) met — € 7 miljoen en maatregel 9 (Afval) met — € 0,7
miljoen. Bij maatregelen 12 (Dienstverlening) wordt naar verwachting € 3 miljoen
gerealiseerd in de periode na 2015,
í
|
17 april 2013 Gemeente Amsterdam
Kenmerk 2018/uil/04787 _ Stadsdeel Nieuw-West
Pagina 2 van 4
Ofschoon het afgelopen half jaar veel werk is verzet in de uitwerking van de verschillende
zoekrichtingen is de doelstelling van april 2012 niet gehaald. Dat heeft verschillende
oorzaken.
Ten eerste geldt voor de meeste maatregelen dat ze onvoldoende concreet zijn gemaakt
om ze In de begrotingen van stad en stadsdelen te verwerken. Daardoor worden de
structurele besparingen pas later gerealiseerd: € 25 (i.p.v. 31) miljoen in 201 3, € 40 (l.p.v.
60) miljoen In 2014 en € 54 (i.p.v. 30) miljoen in 2015.
Ten tweede blijkt dat een deel van de besparingen voor 2013 slechts een incidenteel |
karakter heeft. Ook in 2014 zullen de structurele besparingen moeten worden aangevuld
met incidentele besparingen. De oorzaak hiervan is gedeeltelijk te vinden in het feit dat de
bestuurlijke besluiten, reorganisatiebesluiten en uitvoering nog afgewikkeld moet worden,
Dat betekent dat het totaalbedrag aan structurele besparingen verhoogd moet worden
door nieuwe maatregelen toe te voegen en door maatregelen in het Vereveningsfonds.
De dagelijks besturen van de stadsdelen hebben grote moeite met het tussentijds
eenzijdig veranderen van de bestaande financiële spelregels.
Ten derde komen de besparingen in een aantal gevallen ten gunste van reserves, |
voorzieningen en tarieven. Hier gelden strikte voorwaarden ten aanzien van onttrekkingen |
en komen daarmee niet direct terecht In de algemene middelen. Ze dragen daardoor niet
direct bij aan de doelstelling van 1810 (structurele bezuinigingen ten gunste van de
algemene middelen). We spreken hier over een bedrag van tussen de € 51 en € 55
miljoen,
3, Standpunt stadsdelen.
In de bestuursopdracht 1S10 is bepaald dat de besparingen nog tijdens, en binnen de
spelregels van, het huidige bestuurlijk stelsel plaatsvindt. Afhankelijk van de
geïnventariseerde maatregelen zal de toedeling van de besparing tussen stad en
stadsdelen binnen de afspraken worden toegedeeld met als uitgangspunt de gangbare
verdeling binnen het bestuurlijk stelsel (de hiervoor genoemde 40/60).
De analyse van de uitkomsten geeft redelijk inzicht in deze verdeling. En die is
teleurstellend,
Het gaat hierbij zowel om lagere kosten (bezuinigingen) als om hogere opbrengsten. Bij
sommige maatregelen ís de verdeling indicatief omdat nog niet precies bekend is waar de
besparingen zullen vallen. Verder is hierbij nog geen rekening gehouden met de
verrekeningen die ín 2013 al hebben plaatsgevonden ten gunste van de algemene dienst |
van de centrale stad, zoals bijvoorbeeld de uitname van het Stadsdeelfonds (€ 12 miljoen) |
en bij maatregelen 9 (Afval).
|
17 april 2013 Gemeente Amsterdam
Kenmerk 2013/ui/04787 _ Stadsdeel Nieuw-West
Pagina 3 van 4
Maatregel eo [Actuele _[Waarvan…| Waarvan … | Bosparing ©
ERA slsopdracht =|stad Sol ol toegewezen
3 __|Schuldhulpverlening_____[ 2000000 [ 4.200000 | sooooo| ol
OR
9 Amal | _4200000| 760000} 2.050.000
| 10 [Parkeren | 2050000 | ___o} 20s00ooo| |
el
6oe2oae| 0}
13 _ | Personeellarheldsvoorwaarden _| 12.000.000 | 7.700.000} 4.300.000} 0|
14 __|inkeop ________} 2000000 | 1200000| sooo} ol
15 | Huisvesting _______| soooooo| sooo} 0} 0
16 _ | roezichtenhandhaving___} 5.000.000 | z27e2680| 2237320} 0!
eten | aman
|
Uit bovenstaande verdeling blijkt dat de stadsdelen in totaal € 59 miljoen besparen en de
centrale stad (diensten) € 42 miljoen. In de begroting 2018 van de centrale stad is een
taakstelling opgenomen van € 31 miljoen. Hiervan is het aandeel van de stadsdeten van €
12 miljoen reeds sfructureel verwerkt In het stadsdeelfonds, Kortom: de stadsdelen
hebben aanzienlijk meer bespaard en de centrale stad aanzienlijk minder.
De portefeuillehouders financiën van de stadsdelen hebben teleurgesteld gereageerd op
deze tegenvallende opbrengst van 1810. Het dagelijks bestuur deelt deze reactie. In feite
is het programma, in zijn oorspronkelijke opzet, mislukt, De meeste maatregelen zijn niet
concreet genoeg om ze in de begrotingen van stad en stadsdelen te verwerken, Wij
onderschrijven nog steeds het beginsel van samen besparen door ontdubbelen, slimmer
werken en saneren van overmaat aan formatie, Helaas blijkt uit de resultaten dat de
diensten onvoldoende geprikkeld worden om ín eigen vlees te snijden. Nodig is scherpere
sturing vanuit het college van b&w,
Om dit op te lossen stelt het Bestuurlijk Team een gewijzigde verdeelsysternatiek voor.
Dat zou betekenen dat de bestaande 40/60 regeling wordt losgelaten (ten nadele van de
stadsdelen), maar dat is voor het dagelijks bestuur van Nieuw-West en de overige
stadsdelen niet aanvaardbaar. Dit houdt in feite in dat door de houding van de centrale
diensten de rekening bij de stadsdeelbewoners wordt gelegd. Wij houden vast aan de |
eerder gemaakte afspraken dat de opbrengsten worden (her-)verdeeld conform de
huidige spelregels van het bestuurlijk stelsel, Als opbrengsten verrekend worden kan dat
in ieder gevat niet eerder plaatsvinden dan na het opmaken van de jaarrekening 2013.
3
17 april 2013 Gemeente Amsterdam
Kenmerk 2013/ult/04787 _ Stadsdeel Nieuw-West
Pagina 4 van 4
4, Frictiekosten
Om de invoering van de besparingen te realiseren worden frictiekosten gemaakt.
Afgesproken is dat de gemeentelijke onderdelen niet gecompenseerd worden voor loon-
en prijsbijstellingen. De middelen die hierdoor vrijkomen worden toegevoegd aan een
reserve frictiekosten. Op dit moment zijn voor de meeste maatregelen nog geen
uitwerkingen gemaakt van frictiekosten die verbonden zijn met de kosten die samengaan |
met personeelsreductie. Uit een eerste indicatieve opstelling van de verwachte personele
frictiekosten blijkt dat het gereserveerde frictiekostenbudget goed is geraamd, maar ook
dat het in zijn geheel nodig lijkt te zijn.
Wij vertrouwen er op u met bovenstaande naar behoren te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
het dagelijks bestuur van Stadsdeel Nieuw-West en
en ee) me
id LA on TTT
mevfouy J. Goedhart de heer A. Baâdoud ij
…St&dsdeelsecretaris Voorzitter
Í
|
|
|
|
|
4 |
|
| Actualiteit | 4 | val |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.