text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
Bezoekadres 2x Gemeente Rare Am ste rd am 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > 4 amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor | Diergeneeskunde t.a.v. dhr. D.L. Willink Postbus 421 3990 GE HOUTEN Datum 26 juli 2016 Behandeld door S.Alberts, 06 1000 1169, [email protected] Bijlage Diergeneeskunde hoort thuis in afzonderlijke klinieken Onderwerp Raadsadres KNMD over dierenklinieken in winkels (BDA2016/3354) | Geachte heer Willink, Met uw brief aan de gemeenteraad van 3 mei 2016, kenmerk 049435/JB geeft v aan zich zorgen te maken over de trend die u signaleert om binnen tuincentra, bouwmarkten of andere detailhandel als nevenactiviteit een dierenkliniek te exploiteren. U verzoekt de gemeente Amsterdam in het kader van het gelijkheidsbeginsel om detailhandel die als (neven)activiteit een dierenkliniek wil gaan exploiteren aan dezelfde (wettelijke) regels te toetsen als een vrij gevestigde dierenkliniek. Met deze brief beantwoorden wij uw verzoek. Een eventuele vestiging van een dierenkliniek in een tuincentrum, bouwmarkt of andere detailhandel past niet binnen de bestemmingsplannen van de gemeente. Dierenklinieken vallen | niet onder de functie winkel (detailhandel) maar worden gezien als een maatschappelijke functie. | Binnen de functie detailhandel zijn andere functies alleen toegestaan als deze ondergeschikt zijn en ten dienste staan van de hoofdfunctie. Een dierenkliniek staat echter niet ten dienste van een bouwmarkt of tuincentrum en heeft daar ook geen relatie mee. Een dierenkliniek beschouwen we daarom niet zonder meer als nevenactiviteit. Indien een detailhandel als (neven)activiteit een dierenkliniek wil gaan exploiteren zullen wij deze toetsen aan de bestemmingsplanregels en aan dezelfde (wettelijke) regels als een vrij gevestigde dierenkliniek. Gemeente Amsterdam Datum Kenmerk Pagina 2 van 2 Tenslotte willen we u wijzen op de diverse acties die zijn opgenomen in de Amsterdamse Agenda Dieren, waarin onder meer de onwenselijkheid van verkoop van dieren door tuincentra of bouwmarkten aan bod komt. Naar aanleiding van de vaststelling van de Agenda Dieren wordt met de tuincentra hierover een gesprek gepland. Uw signaal over de vestiging van dierenklinieken in tuincentra zal in dat verband worden betrokken in de gesprekken. Wij vertrouwen u hiermee een antwoord te hebben gegeven op uw vraag. Met vriendelijke groet, namens het college van burgemeester en wethouders va sterdam fi / /l | / | (U / \ A / 0 \ /:@ a | z gn | NS mr. A.H.P. , Gils mr. E:E-Vander Laan { | gemeentesecretaris burgemeester | |
Raadsadres
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1254 Datum indiening 25 september 2018 Datum akkoord 14 november 2018 Publicatiedatum 15 november 2018 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Naoum Néhmé inzake de handhavings- en incassoresultaten van woonfraude. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Op 11 september 2018 heeft het college de schriftelijke vragen van het lid Naoum Néhmé van 19 juli 2018 inzake de handhavings- en incassoresultaten van woonfraude beantwoord (zie nr. 727). Naar aanleiding van deze beantwoording heeft de VVD-fractie een aantal nadere vragen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Naoum Néhmé, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen op haar schriftelijke vragen van 19 juli 2018 aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Ten aanzien van het Meldpunt Zoeklicht wordt opgemerkt dat er meerdere verklaringen mogelijk zijn voor de afname van het aantal meldingen. Hoe heeft het aantal meldingen van overlast zich de afgelopen drie jaar ontwikkeld? Is het college met de VVD-fractie eens dat Amsterdammers die overlast ervaren naar manieren zullen zoeken om overlast te melden waardoor het meldpunt automatisch in beeld komt en dit dus geen logische verklaring is? Antwoord: Het Meldpunt Zoeklicht is bedoeld voor het melden van vermoedens van woonfraude. Meldingen van overlast moeten bij de politie worden gedaan. Bij de beantwoording van de vragen 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat hier woonfraude is bedoeld. Het aantal zoeklichtmeldingen is de afgelopen jaren gestegen van 2222 keer in 2015, naar 2606 keer in 2016 en 3245 keer in 2017. In de eerste helft van 2018 is het aantal zoeklichtmeldingen (1394) gedaald ten opzichte van het aantal meldingen in de eerste helft van 2017 (1572). Voor een deel van de Amsterdammers zal aan de orde zijn dat zij zijn gaan zoeken naar een plek om overlast te melden, en zo bij het Meldpunt Zoeklicht uitkomen. Maar voor een ander deel van de melders zal bekendheid met het meldpunt de drempel voor het doen van een melding verlagen. Het college is het dus niet eens met de suggestie van de VVD-fractie dat bekendheid van het meldpunt niet samenhangt met het aantal meldingen. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Tosa Gemeenteblad Datum 15 november 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 25 september 2018 2. Hoe is de informatiegestuurde handhaving (antwoord 2 op vragen d.d. 19 juli 2018) te rijmen met minder meldingen (antwoord 1 op vragen d.d. 19 juli 2018). Betekent dit dat handhaving hierdoor minder zal worden omdat er minder informatie over overlast binnenkomt? Antwoord: Informatiegestuurde handhaving is handhaving naar aanleiding van digitaal toezicht zoals bijvoorbeeld scrapen. Zoals bij de eerdere beantwoording van schriftelijke vragen over dit onderwerp (vraag 3 van 19 juli 2018) al is aangegeven, wordt informatie die voortkomt uit digitaal toezicht verrijkt met gemeentelijke bronnen wat een beeld geeft van woonfraude overtredingen. Deze vorm van handhaving wordt dus juist niet gestuurd door meldingen van het Meldpunt Zoeklicht. Handhaving op grond van zoeklichtmeldingen en informatiegestuurde handhaving zijn twee methodes die naast elkaar (kunnen) worden gebruikt. De conclusie dat wanneer er minder woonfraude meldingen binnenkomen er minder wordt gehandhaafd is dan ook onjuist. 3. Wat wordt bedoeld met de opmerking dat vakantieverhuurders ‘creatiever worden in hun anticipatie op de handhaving’? Kan het college hier concrete voorbeelden van geven? Antwoord: Het college kan hier informatie over delen. Maar door dit te doen in een openbare brief bestaat het risico dat de Amsterdamse handhavingsstrategie wordt ondermijnd. Het college stelt daarom voor om indien de raad behoefte heeft aan deze informatie, deze kabinet te delen. 4. Voor een kwart van de opgelegde boetes die oninbaar zijn is niet meer te achterhalen waarom dat het geval is. Door welke gemeentelijke diensten zijn specifiek deze oninbare boetes opgelegd? Welke werkwijzen zijn daarbij gebruikt? Welke informatie is wel voorhanden over deze oninbare boetes? Antwoord: e Deze boetes zijn opgelegd door de Directie Wonen en haar voorgangers. e Inde afgelopen jaren zijn zowel Wonen als Belastingen bij de boete-inning betrokken geweest, elk met een eigen werkwijze met betrekking tot het registreren van de startinformatie en de informatieverwerking. e Van de oninbare boetes is het boetebedrag bekend en de conclusie dat de boete oninbaar is. 5. In antwoord op vraag 8 van de vragen d.d. 19 juli 2018 schrijft het college dat inzake de incassering van opgelegde boetes met betrekking tot woonfraude ruimte is voor ‘het uitvoeren van een draagkrachtmeting’. Wat houdt een draagkrachtmeting in? Wat zou het effect zijn op de opgelegde boete van een uitkomst van ‘lage draagkracht’? In hoeverre is een opgelegd boetebedrag (op termijn) afhankelijk van het inkomen of vermogen van degene aan wie een boete is opgelegd? 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing Tosa Gemeenteblad ummer - =. . Datum 15 november 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 25 september 2018 Antwoord: e Een draagkrachtmeting is gekoppeld aan het verzoek van een schuldenaar om een betalingsregeling en stelt de termijn van de betalingsregeling dan wel de hoogte van de periodieke aflossingstermijnen vast. e Een lage draagkracht heeft effect op de termijn van afbetaling dan wel op de hoogte van de periodieke aflossingstermijnen. e Het opleggen van een boete is niet inkomens- of vermogensafhankelijk. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 201 Publicatiedatum 22 februari 2019 Ingekomen onder AW Ingekomen op donderdag 14 februari 2019 Behandeld op donderdag 14 februari 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden N.T. Bakker, Kilig en Van Lammeren inzake het uiten van wensen en bedenkingen over de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 (laat de vervuiler betalen) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie inzake het uiten van wensen en bedenkingen over de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 114). Overwegende dat: — De verduurzamingsopgave waar Amsterdam voor staat groot is; — Klimaatrechtvaardigheid een vereiste is om draagvlak te houden voor de energietransitie; Van mening dat: — Vervuilende bedrijfstakken de energietransitie moeten betalen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Onderzoek te doen naar (indirect) vervuilende bedrijven in Amsterdam en de manier waarop zij hun vereiste bijdrage moeten leveren aan de Amsterdamse energietransitie. De leden van de gemeenteraad N.T. Bakker A. Kilig J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 365 Datum indiening 21 november 2019 Datum akkoord 10 maart 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Marttin en Martens inzake de gevolgen van de parkeertariefverdubbeling in de Dapperbuurt Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelsters: Op 14 april 2019 zijn de parkeertarieven in Amsterdam verhoogd. Vlak voor deze verhoging, op 6 april 2019 vond er een grensverschuiving plaats van de toenmalige tariefzone van de Dapperbuurt. Als gevolg van deze grensverschuiving en de daaropvolgende verhoging van de parkeertarieven zijn de parkeerkosten voor in de Dapperbuurt in een korte tijd verdubbeld, namelijk van 3 euro naar 6 euro per uur. De Amsterdamse fractie van de VVD zou graag op basis van cijfers inzichtelijk willen hebben of deze tariefverdubbeling heeft gezorgd voor een mogelijke afname van het aantal bewoners en bezoekers dat per auto de Dapperbuurt bezoekt, bijvoorbeeld om er naar de markt te kunnen gaan. Gezien het vorenstaande hebben de leden Marttin en Martens, beiden namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college op basis van parkeercijfers inzichtelijk maken hoeveel parkeertransacties er dagelijks en maandelijks (indien mogelijk uitgesplitst per dag en per maand) in de Dapperbuurt plaatsvonden in de 12 maanden die voorafgingen aan de tariefverdubbeling? En voor de periode sinds 14 april 2019? Antwoord: Onderstaande grafiek toont het gemiddelde aantal parkeertransacties per werkdag in de Dapperbuurt. Het betreffen de periodes mei tot en met oktober in zowel 2018 als 2019 (voor en na de tariefsverhoging). Het gaat om de transacties gedaan bij parkeerautomaten en via belparkeren (app). 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nmmer aart 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 21 november 2019 transacties per weekdag gemiddelden 2.500 2.000 1.500 1.000 zee m na tariefwijziging 1.161 1342 | 1415 | 1365 | 1551 1.634 197 2. Hoe lang parkeerde een auto gemiddeld in de Dapperbuurt in de periode (12 maanden) voor de tariefverdubbeling? En wat is de gemiddelde tijdsduur van een parkeeractie sinds 14 april 2019 in deze buurt? Antwoord: In de tabel wordt per maand het aantal parkeertransacties en de gemiddelde parkeerduur weergegeven. \____________\transacties parkeerduur (min.) april-18 40.466 94 mei-18 42.306 92 juni-18 46.846 93 juli-18 45.006 92 augustus-18 41.765 89 september-18 42.288 93 oktober-18 45.921 94 november-18 44.438 95 december-18 44.060 92 januari-19 41.249 95 februari-19 39.746 9% maart-19 45.846 95 april-19 40.470 93 mei-19 39.765 77 juni-19 36.995 79 juli-19 39.197 80 augustus-19 37.351 74 september-19 35.390 76 oktober-19 39.364 77 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R weing le Gemeenteblad Datum aar 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 21 november 2019 3. Ontvangt of heeft het college los van de petitie signalen ontvangen die duiden op een afname van het aantal bewoners en bezoekers die per auto de Dapperbuurt bezoeken? Zo ja, welke signalen zijn dit? Antwoord: Nee, het college heeft verder geen signalen ontvangen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1047 Datum indiening 20 december 2019 Datum akkoord 17 september 2020 Publicatiedatum Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Schreuders inzake de aanhoudende onveiligheid op de Spinozacampus Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 18 december 2019 berichtte AT5 over de aanhoudende onveiligheid op de Spinozacampus.* Ondanks eerder aangekondigde maatregelen, is het veiligheidsgevoel van studenten niet verbeterd. Studenten in het artikel spreken over een serie aanrandingen, diefstal en inbraken. Ook verlichting van het complex wordt nog altijd als probleem benoemd. Dit, ondanks het feit dat eerder maatregelen waren aangekondigd om deze te verbeteren. En ondanks het feit dat het college op 22 november 2019 antwoordde dat er sinds de zomer van 2019 geen ernstige incidenten zijn geweest. Gezien het vorenstaande heeft het lid Schreuders, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college een overzicht geven over de veiligheidsincidenten die sinds deze zomer hebben plaatsgevonden op de Spinozacampus, uitgesplitst naar maand en soort vergrijp”? Antwoord: In onderstaande tabellen staat aangegeven hoeveel en welk type incidenten hebben plaatsgevonden op de Spinozacampus sinds de zomer 2019 tot heden. 1 https://www.at5.nl/artikelen/19897 1/studenten-spinozacampus-voelen-zich-al-jaren-onveilig 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Ndeing 1 Gemeenteblad Datum 17 cept ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 20 december 2019 EEC CC Zoet vanndtveetijn |M fd A dd dd df lezderigevemogndidn | U 0 0 0 dd dd dg lesnesnfmwenestie| Hd dd CE CC latnelsaijnfmdasetign |M 0 0 0 Moed OOOjNOOOOIJ CE CE EC CC OK Naast bovengenoemde cijfers zijn er nog twee meldingen geweest van overlast, waarbij een groep jongeren is aangetroffen, hier was geen sprake van een verdachte situatie. Ook was er een melding van geluidsoverlast waarbij studenten buiten een feestje hadden. De politie is bij alle meldingen ter plaatse geweest. In juni is er een incident geweest, waarbij geschoten is. Hierbij is één persoon gewond geraakt. Het slachtoffer betrof een persoon die op bezoek wilde gaan bij een bewoner van het Spinozacampus. De politie heeft de zaak in onderzoek en in het belang van het onderzoek kan de politie niet verder op de zaak ingaan. 2. Hoe beoordeelt het college het effect van de eerder genomen aanvullende maatregelen om de veiligheid te verbeteren? Waarop baseert het college deze beoordeling? Antwoord: Op 22 november 2019 heeft het college in antwoord op raadsvragen (nr 1952) het volgende geschreven over de situatie op de Spinozacampus: “Na de twee schouwen zijn er verschillende maatregelen genomen zoals het repareren van verlichting en hang- en sluitwerk. Politie, handhaving en straatcoaches hebben nadrukkelijk aandacht voor de Spinozacampus tijdens hun surveillancerondes. Gezien het beperkte en stabiele aantal incidenten sindsdien is er op dit moment geen aanleiding voor aanvullende maatregelen of cameratoezicht”. De situatie is sinds 22 november 2019 niet wezenlijk veranderd. De berichtgeving van AT5 is grotendeels gebaseerd op de vroegere situatie. Op uitnodiging van de ASVA is de burgemeester op 20 december 2019 op bezoek geweest op de Spinozacampus en heeft daarbij met bewoners gesproken, waaronder een aantal buitenlandse studenten. De algemene opinie was dat de situatie op de Spinozacampus nu voldoende op orde is, al waren er ook zorgen over de veiligheid maar die richten zich op een veel ruimer gebied zoals de routes naar het Centrum. 3. Hoe beoordeelt het college dat, ondanks de eerder aangekondigde maatregelen om de verlichting in en om het complex te verbeteren, studenten deze nog steeds als onvoldoende en onveilig beoordelen? Antwoord: Zoals in de bovengenoemde beantwoording van de raadsvragen dd 22 november 2019 is gezegd voldoet de verlichting op en rond de Spinozacampus aan de normen. De Richtlijn openbare verlichting (R-OVL) en het Politie-keurmerk Veilig Wonen vormen de basis voor het toetsingskader voor de verlichting van de openbare ruimte 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer 17 cept ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 20 december 2019 als het gaat om veiligheid. Omdat er desondanks nog signalen zijn dat mensen zich onveilig voelen — dit geldt overigens voor meer plekken in Zuidoost en de rest van Amsterdam — gaan we intern onderzoeken hoe dit kan en wat we hier aan kunnen doen. 4. Ziet het college, gezien de aanhoudende roep van studenten om cameratoezicht en de cijfers over de incidenten in het afgelopen half jaar, aanleiding om het standpunt over cameratoezicht op de Spinozacampus — namelijk dat cameratoezicht onvoldoende passend is — te heroverwegen? Graag een toelichting? Antwoord: Wederom verwijst het college naar de antwoorden op de raadsvragen van 22 november 2019, met name het antwoord op vraag 6. De hoeveelheid incidenten sindsdien is vergelijkbaar met het gemiddelde van de maanden ervoor. Daarom vormen de incident-cijfers geen aanleiding voor een ander standpunt. In een grote stad als Amsterdam is het onvermijdelijk dat er sprake kan zijn van verdachte situaties en/of andere incidenten die met veiligheid te maken hebben. Ook in andere stadsdelen komt dit voor. Dit is niet anders dan in andere grote steden. De politie surveilleert regelmatig in de omgeving van het Spinozacampus en ook de wijkagent is regelmatig aanwezig. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 96 Ingekomen onder AW Ingekomen op woensdag 22 januari 2020 Behandeld op donderdag 23 januari 2020 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Kreuger inzake de Agenda Autoluw (schrap geen parkeerplaatsen) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 31). Constaterende dat: — een gedeelte van de Gemeenteraad de wens heeft het vergunningenplafond niet te verlagen; — dit onmogelijk is als er wel parkeerplaatsen worden opgeheven. Overwegende dat: — iedereen, ook mensen met een auto, in Amsterdam moeten kunnen wonen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Het weghalen van 10.000 parkeerplaatsen te schrappen uit de Agenda Autoluw. Het lid van de gemeenteraad K.M. Kreuger 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 137 Publicatiedatum 17 februari 2016 Ingekomen onder R Ingekomen op woensdag 10 februari 2016 Behandeld op woensdag 10 februari 2016 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake het Jaarverslag Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur 2014 (meer tanden voor de TAC). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Jaarverslag Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 90). Constaterende dat: — uit gesprekken met betrokkenen blijkt dat in de planvoorbereiding soms pas in een laat stadium geconstateerd wordt dat een initiatief ook nog in de Hoofdgroenstructuur (HGS) ligt, waardoor de HGS als een struikelblok wordt ervaren; — er per planvoorbereiding niet het besef is in hoeverre andere projectplannen ook de Hoofdgroenstructuur aantasten en hierdoor de indruk kan ontstaan dat een project wel kan in de HGS omdat er genoeg HGS is (de 'salami-blik'). Overwegende dat: — als de HGS bij een initiatief als uitgangspunt wordt genomen de mogelijkheden en onmogelijkheden eerder worden vastgesteld. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — bij de planvorming van initiatieven in een vroeg stadium een verplichte HGS- controle op te nemen; — de uitkomst van de HGS-controle in een vroeg stadium mee te nemen in de planvorming; — de TAC in haar advies standaard een actuele moment opname te laten publiceren van het totaal aan HGS, het totaal aan actuele projecten in de HGS en de aantasting van de HGS als gevolg daarvan. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Veren 00425 N% Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW openbare ruimte N Amsterdam % Voordracht voor de Commissie MLW van 04 maart 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Agendapunt 7 Datum besluit 8 december 2020 Onderwerp Kennisnemen van de evaluatie en aanscherping van het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016-2021 De commissie wordt gevraagd De raadsbrief aan de Raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Water over de aanscherping van het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016 — 2021 (bijlage 2), met als belangrijkste punten: e De scope van het programma uit te breiden met extra maatregelen en door intensivering van bestaande maatregelen die effectief zijn voor verkeersveiligheid, binnen de bestaande beschikbare programmamiddelen. Daarmee vervallen of wijzigen een aantal maatregelen en voegen we een aantal nieuwe maatregelen toe: e De ambitie tot een forse verhoging en versnelling van het aantal uit te voeren black spots en risicolocaties op straat (via aparte besluitvorming in de VJN 2021); * Onderzoek 30 km/u als norm, effecten op verkeersveiligheid; e Nieuwe gedragsmaatregelen gericht op jongeren, ouderen en mogelijk expats / toeristen; * _Continveren en uitbreiden succesvolle doorlopende maatregelen zoals verkeerseducatie, handhaving en campagnes; * Onderbrengen infrastructurele maatregelen verkeersveiligheid (IVM, stadsdeellocaties) in het programma en uitbreiden proactieve participatie Amsterdammers bij aanpak verkeersonveilige locaties; e Uitbreiding monitor met gedragseffecten en risico-indicatoren en het inzetten op open ambulancedata; * Innovatieve maatregelen die de komende twee jaar nog onderzoek vragen maar potentieel grote kansen bieden voor winst op verkeersveiligheid zoals: Intelligente sturing op rijgedrag taxi's, ISA-proef (automatische snelheidsregulering auto’s en/of speed pedelecs), slimme maatregelen vrachtverkeer en dode hoek, light electric vehicles; e Hiermee sluit Amsterdam zich aan bij de ambities van het (landelijk) Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 om een trendbreuk voor verkeersslachtoffers te realiseren en aan te sluiten bij de doelstelling ‘op weg naar o slachtoffers’. e De integratie van het programma Infrastructurele Maatregelen Verkeersveiligheid in het programma MJPV per 1 januari 2021; e De hogere ambitie en intensivering vraagt om extra stedelijke middelen die nu nog niet begroot zijn (naar verwachting 1 miljoen extra). Het benodigde extra bedrag is afhankelijk van de voorwaarden van de Rijkssubsidie voor 2021 en 2022 die momenteel nog niet bekend zijn. Door de Rijkssubsidie SPV kunnen er meer projecten worden uitgevoerd. Daarmee is er sprake van een verhoging van het subsidiabele deel van projecten van 5o naar 75 % waardoor de stedelijke bijdrage lager wordt (25%). e De benodigde extra stedelijke middelen (naar verwachting per saldo 1 miljoen) voor de uitvoering van deze extra maatregelen op straat zullen worden aangevraagd in de Voorjaarsnota 2021 en zijn dus onder voorbehoud van besluitvorming en spelregels van het Stedelijk Mobiliteitsfonds; We starten wel alvast met de voorbereidingen van deze intensivering, door extra projecten voor te bereiden en Rijkssubsidie aan te vragen om meer uitvoering op straat te realiseren in 2021 en 2022. Dit kan binnen de bestaande beschikbare middelen worden gedaan. Voor de uitvoering van Gegenereerd: vl.2 1 VN2021-004325 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Verkeer en % Amsterdam M LW openbare ruimte _ Voordracht voor de Commissie MLW van 04 maart 2021 Ter bespreking en ter kennisneming deze aanscherping op straat wachten we de vaststelling van de Voorjaarsnota 2021 af. Zo kan het programma zonder vertraging ambitieus worden geïntensiveerd. Wettelijke grondslag Artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet: ‘Het college is in ieder geval bevoegd beslissingen van de raad voor te bereiden en vit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast. Artikel 169 Gemeentewet 1. Hetcollege en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. 2. Zijgeven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft. Bestuurlijke achtergrond * Op 14 september 2016 is het Meerjarenplan Verkeersveiligheid (MJPV) 2016-2021 vastgesteld * In oktober 2019 is de monitor Verkeersveiligheid 2019 met de Commissie MLW besproken Reden bespreking Geagendeerd o.v.v. het lid Vroege (D66). Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.2 2 VN2021-004325 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Verkeer en % Amsterdam openbare ruimte _ Voordracht voor de Commissie MLW van 04 maart 2021 Ter bespreking en ter kennisneming AD2021-015407 Bijlage 1 Rapportage tussentijdse Evaluatie en aanscherping MJPV.pdf (pdf) AD2021-015408 Bijlage 2 Notitie Aanscherping MJPV.docx (msw22) AD2021-015410 Commissie MLW (a) Voordracht (pdf) AD2021-015409 Raadsbrief evaluatie en aanscherping MJPV.pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) VOR, Sietze Faber, 06 39279833, [email protected] Gegenereerd: vl.2 3
Voordracht
3
discard
> Gemeente % Amsterdam Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 september 2021 datum B november 2021 versie definitief Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 2 van 24 Inhoudsopgave 1. Inleiding … ….…..eerereneeereevereereever verderen vereenenverenenvendrenrenenereevenenvendveneevendveveenendene 2. Bereik, kenmerken en klanttevredenheid … …… nn eeeenernerdeneeererneenenereerveneeen Ù 3. Actielijn 1: Dienstverlening richting werk in loondienst … … neen 1O 4. _ Actielijn 2: Ondernemersdienstverlening … … un eeeeeereneenerneneenereveneevereeenever en 1À 5. Actielijn 3: De-escalerende dienstverlening … … nennen vereen 1 6. Actielijn 4: Toegang organiseren………….nnnenreereenenerenrenennreneenennveneenereeene verderen 7. Actielijn 5: Proces en organisatie … … nennen vereenvenevenrenenee vereerden 8. _Financiën.…...….….…...nnneneneeerenenrenenevendenreerveenvenrneevendenveerenenveneneevendenreereernenneeeerd 3 9. Vooruitblik … evene eenenenerenvenrenrerenendeneeerneervenreervendeneeerneenvenreerverveneeerne Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 3 van 24 1. Inleiding Actieplan Veerkracht De Coronacrisis heeft de Amsterdamse zelfstandig ondernemers hard geraakt. Meer dan de helft van alle zelfstandigen in Amsterdam heeft een beroep gedaan op de Tozo-regeling (Tijdelijke ondersteuning zelfstandig ondernemers). We hebben de focus bij de crisisdienstverlening in eerste instantie uiteraard op inkomenszekerheid gelegd. Door in te zetten op digitale aanvraagmogelijkheden, te vertrouwen in verklaringen van de aanvrager en door de flexibele inzet en het vakmanschap van de medewerkers, hebben we zelfstandigen en andere Amsterdammers van een inkomen kunnen voorzien tijdens de crisis. Maar door de voortzetting van de coronamaatregelen en onzekere vooruitzichten zagen we medio 2020 al dat er meer nodig was dan alleen het verstrekken van een tijdelijke uitkering. Omdat landelijke wetgeving hier onvoldoende in voorziet hebben we als gemeente zelf het initiatief genomen. Daarom zijn we met de uitvoering van het actieplan Veerkracht gestart om ondernemers te ondersteunen bij de bedrijfsvoering of indien gewenst te helpen een baan in loondienst te vinden. Maar ook om hulp te verlenen bij schulden en uitzicht te geven op een betere financiële positie. We hebben goede eerste resultaten behaald en de klanttevredenheid wekt vertrouwen. Toch zien we ook nog verbeterpunten. De tussenresultaten bieden een goede basis om de aanpak in 2022 voort te zetten. Situatie in Amsterdam Reeds in de zomer 2020 werd duidelijk dat het perspectief voor zelfstandigen en alle Amsterdammers om in het najaar de draad weer volledig op te pakken onzeker was. Vooruitlopend op het opstellen en vast laten stellen van het actieplan Veerkracht was dit aanleiding voor de gemeente om specifieke ondersteuning voor zelfstandigen op te schalen. Het ging met name om de schuldhulpverlening aan zelfstandigen. Bij de start van de uitvoering van het actieplan, eind 2020, stonden we opnieuw aan de vooravond van langdurige beperkende maatregelen. De hele coronaperiode heeft een grote impact gehad op de Amsterdamse economie en op de bestaanszekerheid van Amsterdamse zelfstandig ondernemers. Ten opzichte van andere gemeentes in Nederland is het aantal Tozo-aanvragen in Amsterdam onevenredig groot geweest. In Amsterdam zijn veel zelfstandigen werkzaam in zwaar getroffen branches. Een kwart van de Tozo-ontvangers is werkzaam is in de cultuursector en ook andere door de crisis geraakte sectoren als de taxibranche en de horeca zijn oververtegenwoordigd. Na de eerste versoepelingen in mei en juni 2021 konden sommige sectoren weer (gedeeltelijk) open, maar ook in de periode vanaf april t/m juni 2021 (Tozo 4) hebben nog 16.000 zelfstandigen een beroep op de Tozo moeten doen. In de laatste tranche, van juli t/m september (Tozo b), waren er nog ruim 12.000 toegekende Tozo-uitkeringen. Vanaf oktober stopten de steunmaatregelen volledig en blijft voor zelfstandig ondernemers alleen nog een beroep op de bijstandverlening voor zelfstandigen (Bbz) mogelijk, waar strengere voorwaarden aan vast zitten. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 4 van 24 De situatie waar veel zelfstandigen nog mee te maken hebben staat enigszins in contrast met berichten over de groeiende economie. Uit CBS-data blijkt dat het aantal openstaande vacatures het aantal werklozen op macroniveau overstijgt. Maar zoals na elke crisis blijkt dat, terwijl hoogopgeleiden in kansrijke beroepsgroepen direct profiteren van de herstellende economie, laagopgeleiden en anderen met een meer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt achterblijven. Dit geldt ook voor zelfstandigen. Het is duidelijk dat de crisis voor veel van hen nog niet voorbij is. Rijksvoorzieningen en aanvullende Regionale ondersteuning Bij aankondiging van het derde steunpakket heeft het Rijk aan gemeentes gevraagd om vanaf 2021 in te zetten op de heroriëntatie van zelfstandig ondernemers. Daarmee wordt bedoeld dat in een gesprek wordt gekeken naar mogelijkheden om de koers van het bedrijf te wijzingen of een baan in loondienst te vinden. Hiervoor zijn bij het derde steunpakket in september 2020 extra middelen aangekondigd die in 2021 voornamelijk via de arbeidsmarktregio's beschikbaar zijn gekomen. In Amsterdam zijn we al in 2020 van start gegaan met deze dienstverlening, vooruitlopend op de vaststelling van het actieplan Veerkracht. Ondersteuning werd aanvankelijk geboden op initiatief van de zelfstandige zelf. Nadruk lag en ligt op de eigen wensen en mogelijkheden van door de coronacrisis getroffen zelfstandigen. Toen in de eerste helft van dit jaar duidelijk werd dat het einde van de steunmaatregelen in zicht was, heeft het Rijk gemeentes gevraagd om bij de zelfstandigen die nog Tozo ontvingen nog nadrukkelijker in te zetten op de heroriëntatie en hen erop voor te bereiden dat reguliere regelingen die na de Tozo resteren strengere eisen stellen aan bijvoorbeeld de levensvatbaarheid van het bedrijf (Bbz) of de plicht tot solliciteren (Participatiewet). Als gemeente hebben bij de Tozo-aanvraag aanvullende vragen gesteld die ons in staat stelden zelfstandigen waarvan we vermoeden dat zij ook na het aflopen van de steunmaatregelen nog niet op eigen benen konden staan, actief konden benaderen om ondersteuning te bieden. Ook het Rijk heeft ingezien dat investeringen nodig zijn om door de crisis getroffen zelfstandigen en werkloze Nederlanders te helpen, vooral om mismatchen op de arbeidsmarkt aan te pakken. Dit heeft eind maart 2021 geleid tot de oprichting van Regionale Mobiliteitsteams (RMT's). Met deze aanvullende crisisdienstverlening kunnen mensen die door de coronacrisis geen werk meer hebben geholpen worden aan een baan of hun kansen op werk vergroten. De dienstverlening vanuit het RMT is een aanvulling op de ondernemersondersteuning vanuit Veerkracht. De samenwerking met het RMT is inmiddels op gang gekomen, vooral op het gebied van scholing. Er zijn nog niet veel concrete resultaten te melden omdat de dienstverlening vanuit het RMT daarvoor nog niet lang genoeg loopt. Eerste resultaten Veerkracht Een groot gedeelte van de gesproken ondernemers volgt momenteel nog begeleiding en coaching vanuit Veerkracht, maar we kunnen al wel enige tussentijdse aantallen melden. We hebben Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 5 van 24 inmiddels 3.800! ondernemers gesproken voor een eerste intake en advies, dat is bijna twee keer zoveel als de oorspronkelijke doelstelling. Ongeveer 1.800 gesprekken waren in eerste instantie gericht op het zoeken naar een baan in loondienst. Een groot deel van deze ondernemers wordt momenteel uiteraard nog begeleid, maar meer dan 500 van hen hebben inmiddels aangegeven voldoende perspectief als zelfstandige of als werknemer in loondienst te hebben gevonden. Met 1.600 zelfstandigen is daarnaast een eerste adviesgesprek over het versterken van het bedrijf gevoerd. Zij kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van coaching, workshops en werksessies. Inmiddels is bij ongeveer 750 zelfstandigen deze dienstverlening afgerond. We kunnen niet altijd direct het resultaat van deze begeleiding meten, maar duidelijk is dat deze begeleiding goed gewaardeerd wordt door de deelnemers. 30% van de deelnemers aan het KTO geeft aan het bedrijf te kunnen voortzetten als gevolg van de begeleiding, en een groot deel van de respondenten ziet de toekomst positiever en met vertrouwen tegemoet. We zien daarnaast helaas wel het aantal zelfstandigen met schulden toenemen, ongeveer een kwart van de aanvragers van een Tozo b-uitkering (juli t/m september 2021) heeft aangegeven betaalachterstanden of schulden te hebben. Gelukkig weten we deze Amsterdammers via Veerkracht goed te bereiken. Tot nu toe hebben in totaal ongeveer 1.000 zelfstandigen ondersteuning gekregen via de de-escalatieroute (schuldhulpverlening). De meesten zijn met een adviesgesprek al geholpen, maar zo nodig wordt schuldhulpverlening verleend, via specialistische schuldhulpbureaus of de buurtteams. Vervolg De crisis is nog niet voorbij, Amsterdamse zelfstandigen hebben te maken met zeer onzekere en snel veranderende omstandigheden. Per 1 oktober is er geen steun- en herstelpakket van het kabinet meer in de vorm van TVL, NOW, Tozo en TONK, Daarom is er hard aan gewerkt om de Bbz (besluit bijstandverlening zelfstandigen) uitvoering voor te bereiden en de dienstverlening van Veerkracht in de gesprekken met ondernemers te integreren. We zien na anderhalf jaar steun- en herstelpakket dat veel zelfstandigen nog behoefte aan ondersteuning hebben. Afbouw van de dienstverlening van Veerkracht is voorlopig daarom niet wenselijk. Terwijl de economie enigszins aantrekt, verschuift mogelijk ook de behoefte van ondernemers van crisisdienstverlening naar het creëren van een sterker toekomstperspectief. We maken gebruik van onze ervaringen en van de resultaten uit het klanttevredenheidsonderzoek om de dienstverlening nog te verbeteren. We benutten de mogelijkheden van het RMT om de mismatch op de arbeidsmarkt tegen te gaan, bijvoorbeeld via omscholing. Maar we zullen ook focussen op sterk geraakte branches zoals de cultuursector, bijvoorbeeld via de onlangs opnieuw gestarte begeleiding voor kunstenaars (het Fundament) en via de samenwerking met de werkdesk Cultuur 1 Dit is het aantal unieke zelfstandigen dat dienstverlening heeft ontvangen. Men kan van meerdere diensten gebruik maken (bijvoorbeeld versterken van het bedrijf en schuldhulpverlening). Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 6 van 24 die we hebben opgezet via het Regionaal Werk Centrum (RWC). We blijven ons op alle mogelijke manieren inzetten om Amsterdamse zelfstandigen te helpen sterker uit de crisis te komen. Tussenevaluatie De in 2020 geformuleerde doelstelling van Veerkracht luidt: ‘Ervoor te zorgen dat zelfstandig ondernemers die financieel zijn getroffen door de coronacrisis weer perspectief en bestaanszekerheid krijgen. Dat zij in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, zonder te lijden onder (verborgen) armoede en schuldenproblematiek en dat zij een maximale bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de Amsterdamse economie en werkgelegenheid.” Om deze doelstelling te kunnen bereiken is een programma opgezet met vijf actielijnen. Deze staan uitgewerkt in het actieplan Veerkracht. Het actieplan is op 15 februari 2021 door de gemeenteraad bekrachtigd. Omdat er geen tijd te verliezen was, is eind 2020 al gestart met de uitvoering. In de brief van 18 december 2020 aan de raadscommissie WIO heeft het college toegezegd om na de zomer van 2021 het actieplan tussentijds te evalueren. In voorliggende tussentijdse evaluatie wordt per actielijn omschreven wat de behaalde resultaten zijn. Voor de evaluatie is voornamelijk geput uit twee bronnen: het Dashboard Veerkracht van 13 september 2021 en het Klanttevredenheidsonderzoek (KTO) Veerkracht van augustus 2021. In het dashboard wordt sturingsinformatie weergegeven die iedere week uit de interne systemen wordt opgehaald en ververst. Daarnaast is in juli een KTO uitgezet onder de deelnemers van het programma tot dan toe. Daar is een goede respons op gekomen (26%). Het KTO geeft een goed beeld van wat de deelnemers vinden van het contact met de gemeente over Veerkracht, hoe ze de dienstverlening hebben ervaren en welke suggesties er nog zijn. Deze informatie is in de volgende hoofdstukken verwerkt. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina / van 24 2. Bereik, kenmerken en klanttevredenheid Bereik In totaal zijn sinds de start van Veerkracht zo'n 3.800 unieke ondernemers gesproken voor minimaal één intake of adviesgesprek. Dat is bijna twee keer zoveel als de oorspronkelijke doelstelling. Sommigen konden/wilden na één gesprek zelf weer verder, anderen maakten daarna gebruik van één van de trajecten en instrumenten van Veerkracht. De instroom van ondernemers fluctueert over de maanden. We zien duidelijke pieken bij de start van Veerkracht (oktober/november 2020) en op de momenten dat ondernemers actief benaderd zijn met een uitvraag naar hun ondersteuningsbehoefte. In het aanvraagformulier voor de Tozo b is direct gevraagd of ondernemers aanvullende ondersteuning wilden. De respons daarop was groot. Ook in juli 2021 zien we daarom een piek. Instroom klanten Veerkracht per maand 1000 500 NON 0 202011 202012 202101 202102 202103 202104 202105 202106 202107 202108 Figuur 1 ‘Instroom Klanten Veerkracht maand’ Dashboard Veerkracht 31-08-2021 Stadsdelen In absolute aantallen zijn de ondernemers die gebruik maken van Veerkracht het vaakst woonachtig in de stadsdelen West en Nieuw-West, en het minst in Noord en Zuidoost. Onbekend is of deze ondernemers ook ondernemen in hun eigen stadsdeel of dit elders doen. De verdeling over de stadsdelen is gelijk aan de verdeling bij de Tozo. Aantal unieke klanten Veerkracht per stadsdeel 800 600 400 0 _ West Nieuw-West Zuid Oost Centrum Noord Zuidoost Onbekend Figuur 2 ‘Aantal unieke klanten Veerkracht per stadsdeel’ Dashboard Veerkracht 13-09-2021 Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 8 van 24 Branches De sectoren die het meest vertegenwoordigd zijn onder de klanten van Veerkracht zijn de sectoren Cultuur, Dienstverlening, Taxi/vervoer en Horeca. Dit is vergelijkbaar met de grootste branches bij de Tozo-uitkeringen. De dienstverlening vanuit Veerkracht is deels branchegericht. Zo hebben veel coaches binnen de ondernemersroute specifieke branchekennis, is er een apart ondernemerschapsprogramma voor de cultuursector (Het Fundament), maken we deel uit van de werkdesk Cultuur en is er binnen de loondienstroute een subteam dat zich specifiek richt op taxichauffeurs. In onderstaande figuur zijn het aantal unieke klanten van Veerkracht per branche weergegeven. Aantal unieke klanten Veerkracht per branche 1200 1000 800 600 400 200 | DO EN SS ES ONE ES ÀL TE Ë S $ 5 S KKS Ni © Ni © S &® S Ri S & N dj & ò & EN SSS xö s& 9 RN 5 5 & $ m Loondienstroute Ondernemersroute De-escalatieroute Figuur 3 ‘Aantal unieke klanten Veerkracht per branche’ Dashboard Veerkracht 13-09-2021 Leeftijd In figuur 4 is weergegeven hoe de verdeling over de leeftijdsgroepen verdeeld is. Wat opvalt is dat de groep ondernemers boven de 55 jaar is oververtegenwoordigd. Bij de Tozo maakt deze leeftijdsgroep een kleiner deel uit van de totale populatie. Daarentegen doen de leeftijdsgroepen 26 t/m 30 jaar en 31 t/m 35 jaar in vergelijking met de Tozo juist minder vaak een beroep op de aanvullende dienstverlening vanuit Veerkracht. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 9 van 24 Aantal unieke klanten Veerkracht per leeftijd 800 600 400 B EEEN ‚__ 18t/m25 _ 26t/M30 31t/m35 36t/m40 Alt/m45 _46t/m50 Blt/mbb _56t/m67 Figuur 4 ‘Aantal unieke klanten per leeftijd’ Dashboard Veerkracht 13-09-2021 Klanttevredenheid Gemiddeld geven Klanten de dienstverlening van Veerkracht het cijfer 7,2. Het contact met de medewerkers van de gemeente wordt als positief ervaren en de gegeven informatie is voldoende duidelijk. Van de ondernemers die een 7 of hoger geven noemen de meesten dat dit cijfer het resultaat is van een nuttig aanbod van hulp waarmee echt een verschil gemaakt is. Velen zijn dankbaar voor de hulp bij het overbruggen van een lastige periode en bij het op de rit krijgen van de onderneming. Ook geven de ondernemers aan de helpende hand van de gemeente als een prettig gebaar te ervaren en het aanbod interessant, leerzaam en leuk te vinden. Ondernemers die de dienstverlening van Veerkracht onvoldoende beoordelen geven vooral aan dat ze de ondersteuning als te oppervlakkig hebben ervaren en er onvoldoende maatwerk aan te pas kwam. De details per route zijn in de hoofdstukken verwerkt. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 10 van 24 3. Actielijn 1: Dienstverlening richting werk in loondienst NEEN RESULTAAT 1. Opschalen en toespitsen dienstverlening WAEeleje gfefsWore) golarsto g INSWe [1u Anca WASI IES ES Tale le richting werk ondernemers voor wie een baan in loondienst het beste perspectief biedt ontvangen hierbij de optimale ondersteuning vanuit de gemeente. Ondernemers die door de coronacrisis hun inkomen zagen teruglopen, willen we met Veerkracht verder helpen dan alleen met tijdelijke inkomensondersteuning (Tozo). Dat wil zeggen: deze Amsterdammers moeten zicht hebben of krijgen op een duurzame inkomstenbron. Voor sommige ondernemers is het zoeken van een baan in loondienst de meest logische route, omdat doorgaan met het bedrijf (op korte termijn) onvoldoende perspectief biedt. Deze keuze is vooral aan de ondernemer zelf. Tussenresultaten loondienstroute: o Binnen het programma Veerkracht is team Switch opgericht om de ondernemers die een baan in loondienst zoeken te begeleiden. Het Switch-team bestaat onder andere uit klantbegeleiders en adviseurs van het Werkgeversservicepunt, gespecialiseerd in re-integratie en de doelgroep ondernemers. Ze helpen ondernemers in de zoektocht naar een baan in loondienst. In de praktijk kan dat zowel een fulltime baan als een parttime baan (naast de onderneming) zijn. De begeleiding naar loondienst is zeer divers en flexibel. De hulpvraag verschilt immers van klant tot klant, waardoor we maatwerk moeten kunnen leveren. o Met iedere klant wordt eerst een intakegesprek gevoerd, waarin de behoefte wordt onderzocht. In totaal is er met 1.513 ondernemers een intakegesprek gevoerd over dienstverlening richting werk in loondienst. In het intakegesprek wordt met aandacht voor de persoonlijke situatie van de ondernemer besproken wat de juiste vervolgstap zou kunnen zijn. In figuur bis te zien welk traject deze ondernemers vervolgens hebben gevolgd. Soms leidt het intakegesprek al tot inzichten bij een klant, waardoor hij of zij weer daarna zelf weer verder kan. Aantalingezette instrumenten loondienstroute nak Sitch Begeleiden Werk NN Begeleiden Voorschakel {Scholing mm 66 Begeleiden Hybridetraject EN 51 Figuur 5 ‘Aantal ingezette instrumenten bij loondienstroute’ Dashboard Veerkracht 13-09-2021 Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 11 van 24 o Het intakegesprek kan leiden tot diverse trajecten: = _ Begeleiding naar werk: De inzet wordt voornamelijk gepleegd door de klantmanagers van het Switch-team, die ieder tussen de 60 en de 70 klanten begeleiden. Het omvat daarnaast onder andere het aanbod van het Trainingscentrum Werk. Tot mei 2021 zijn er ruim 400 interventies ingezet, waaronder hulp bij het maken van een goed cv en een Linkedin account, de training Arbeidsmarktverkenning en het programma Nieuwe Kansen. Verder boren we nieuwe netwerken aan en werken we samen met het Werkgeversservicepunt Groot Amsterdam (WSP). Ook het platform HalloWerk speelt een belangrijke rol bij het zoeken en vinden van vacatures. = _ Begeleiding in een voorschakel: In een voorschakel worden deelnemers in een aantal weken klaargestoomd voor een specifieke vacature of werk in een bepaalde branche. =__Omscholing: Als er een mismatch is tussen vacatures en cv's, is omscholing soms een oplossing. We hebben de eerste scholingsverzoeken vanuit Veerkracht gefaciliteerd als uit gesprekken met een ondernemer bleek dat hier behoefte aan was. Inmiddels worden omscholingsverzoeken die bij Veerkracht binnenkomen ingediend bij het Regionaal Mobiliteitsteam (RMT). = _ Hybride traject: Hybride trajecten worden ingezet bij klanten die loondienst en ondernemen willen combineren. Vanuit de ondernemersroute worden zij ondersteunt met het versterken van de onderneming en vanuit de loondienstroute wordt de klant geholpen met het vinden van een parttime baan. o Inmiddels hebben bijna 900 ondernemers een traject bij Switch afgerond. Deze klanten stromen om verschillende redenen uit. Ruim de helft doet dit omdat zij voldoende betaald werk hebben gevonden (in loondienst of als zelfstandige). o De dienstverlening van Switch wordt door klanten gewaardeerd met een 7,2. Klanten geven aan dat zij door de ondersteuning meer vertrouwen in de toekomst hebben en zich positiever voelen. Zie figuur 6. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 12 van 24 Waar heeft de ondersteuning van de gemeente voor u aan bijgedragen? ger Ik heb weer (meer) vertrouwen inde tookomst mm Ik voel me weer positiever mmm Ik kan mijn onderneming (beter) voortzetten Het vinden van een baan in loondienst mmm Het voorkomen vanschulden ÚÚÚ—…ÚÛÊE Ik weet nu beter hoe Ik mijn werkend leven wil inrichten LÚÛÜÛÄL De ondersteuning heeft voor mij nergens aan bijgedragen mm Weet ik niet, geen antwoord Ik kan weer voor mijn eigen inkomen zorgen GE Het oplossen van schulden 0 5 10 15 20 25 30 % VAN RESPONDENTEN SWITCH (N=213) Figuur 6 ‘Toegevoegde waarde ondersteuning loondienstroute’ Resultaten KTO Veerkracht 2021 Als toelichting geeft een klant aan: “Momenteel werk ik bij de GGD via een uitzendbureau. Ik ben 62 jaar en dacht dat ik er nergens meer werk te vinden zou zijn. Doordat ik dit proces nu heb doorlopen weet ik hoe het werkt en daardoor ben ik zelfverzekerder.” Klanten die minder positief zijn merken op dat ze nog altijd in de problemen zitten en de dienstverlening daarbij onvoldoende heeft geholpen: ‘Ik heb het eerste gesprek als positief ervaren. Maar ik ben op dit moment nog geen stap verder.” o In het Klanttevredenheidsonderzoek is ook aan klanten gevraagd op welke manier ze de ondersteuning in de praktijk hebben toegepast. De deelnemers aan Switch geven voornamelijk aan dat ze nieuwe kansen zijn gaan verkennen, zich zijn gaan oriënteren op de arbeidsmarkt en zijn gaan solliciteren. Zie figuur 7. Dat sluit aan bij de doelstelling van Switch. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 13 van 24 Hoe heeft u de aanvullende ondersteuning van de gemeente praktisch kunnen toepassen? Ik ben nieuwe kansen gaan verkennen mm Ik ben mij gaan oriënteren op de arbeidsmarkt Ikben gaan solliciteren ÜÜ Ik heb kritisch bekeken of Ik met mijn bedrijf dor moet nn Ik heb mijn netwark vergroot LÚÚÛÜÛaÛÊÛÊÛÊÛmn <5 pgr Ik heb eens goed naar mijn bedrijfsvoering gekeken {5 Ik heb de ondersteuning niet kunnen toepassen EN 4) Ik heb het nog niet toegepast maar wil dit welgaandoen LÚÛRm © Ik ben op een andere manier klanten gaan benaderen mm Weet ik niet, geen antwoord EN 7 Ik ben overzicht gaan houden over mijn financiën ÚÛm 5 Ik heb een pva gemaakt voor mijn betalingsachterstanden mmm 3 0 5 10 15 20 25 30 35 AANTAL VAN RESPONDENTEN SWITCH (N=213) Figuur / ‘Praktische toepassing loondienstroute’ Resultaten KTO Veerkracht 2021 Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 14 van 24 4. Actielijn 2: Ondernemersdienstverlening NEEN RESULTAAT 2. Opschalen ondernemersdienstverlening Alle door de coronacrisis getroffen zelfstandig ondernemers voor wie het vergroten van de winst uit eigen onderneming het beste perspectief biedt ontvangen hierbij de optimale ondersteuning vanuit de gemeente. Al voor de coronacrisis bood de gemeente kosteloos coaching aan ondernemers die hun bedrijfsvoering en _ondernemersvaardigheden wilden verbeteren. Deze succesvolle? dienstverlening is vanuit Veerkracht opgeschaald en uitgebreid. De coaching wordt uitgevoerd door specialisten die vaak zelf ook zelfstandig ondernemer zijn en zo dus vanuit hun eigen ervaringen andere zelfstandigen helpen en adviseren. Tussenresultaten van de ondernemersroute: o In totaal is er met 1.613 unieke klanten een intakegesprek gevoerd, met als uitgangspunt het vergroten van het inkomen uit de onderneming. Het intakegesprek is een adviesgesprek, waarin een adviseur van de gemeente met de ondernemer in gesprek gaat over het bedrijf en de toekomst. Sommige klanten stromen vervolgens door naar een van de vervolgtrajecten, anderen niet. Inmiddels is bij 739 klanten de dienstverlening afgerond. Bij de overige klanten loopt de ondersteuning door. Zij maken gebruik van coaching, workshops en werksessies. Uit figuur 8 is af te leiden van welke diensten de klanten bij de ondernemersroute gebruik hebben gemaakt. Aantal ingezette instrumenten ondernemersroute Intake/adviesgesprek mmm 5 Verkort coachingstrgjoct Ú orksp 33 Verlengd coachingstraject mm 134 1-op-1 Werksessie B 90 Coachingstraject beeindigen bedrijf 3 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 Figuur 8 ‘Aantal ingezette instrumenten ondernemersroute’ Dashboard Veerkracht 13-09-2021 o Gedurende de crisis is het aanbod met de input van ondernemers zelf aangepast en uitgebreid. Het coachingstraject is bijvoorbeeld verkort naar maximaal zes weken, met mogelijkheid tot verlenging. Daarnaast bleek dat ondernemers behoefte hebben aan 2 In een door onderzoeksbureau Ecorys in 2017 uitgevoerde Maatschappelijke kosten en batenanalyse (MKBA) voor coaching van zelfstandigen zijn de maatschappelijke baten ongeveer vier keer zo hoog ingeschat als de lasten. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 15 van 24 workshops over een specifiek thema. Op de volgende thema's zijn daarom workshops georganiseerd: financiën en financiering, marketing, social media, sales en acquisitie, netwerken en sparren. De laatste uitbreiding van de dienstverlening is de individuele werksessies met trainers van workshops. Tijdens deze afspraak kan meer aandacht worden besteed aan de persoonlijke situatie van de ondernemer. Het aanbod van de workshops wordt steeds aangepast aan de behoefte van de ondernemers en de actualiteit. o We hebben een nieuw platform opgericht met aanbod voor en door ondernemers waar bovenstaande dienstverlening, en meer, vindbaar is. Op het platform Onderneemvaardig (wuvw.onderneemvaardig.nl) bieden ondernemers modules aan, zoals coaching of workshops. Ondernemers kunnen zich hier zelfstandig oriënteren op het aanbod en zich via het platform aanmelden. Wanneer de ondernemer hiervoor in aanmerking komt, worden de kosten voor de workshop of het coachingstraject gedragen door de gemeente. Ook het aanbod van de gemeente staat op dit platform. o Verder zijn er nog andere vormen van ondersteuning ingericht. Een voorbeeld daarvan is het hervatten van ‘Het Fundament’, een supportprogramma specifiek gericht op ondernemers in de creatieve en culturele sector. Voor Het Fundament hadden zich begin augustus al ruim honderd ondernemers aangemeld. o Binnen de Publiek Private Samenwerking (PPS) Oplus wordt gewerkt aan de ontwikkeling van ondernemers, werknemers, werkzoekenden en studenten tot ‘wendbare professionals’. Om je talenten beter te benutten, meer waarde uit je werk te halen, om je loopbaan in eigen hand te nemen en te houden. Daar zijn ondernemende vaardigheden voor nodig. Vaardigheden die je ontwikkelt door scholing (opleiden), door ervaringen te delen (ontmoeten), en door gebruik te maken van kennis (onderzoeken). De partners in Oplus ondersteuners ondernemers — die van vandaag én die van morgen — daarin. Oplus is een samenwerking tussen de gemeente Amsterdam, ROC van Amsterdam-Flevoland, Hogeschool van Amsterdam, ZZP Nederland en ZZP Mokum. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van een intentieverklaring en samenwerkingsovereenkomst hieromtrent. o Uit het Klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat de ondernemersroute de deelnemers heeft geholpen met het aanleren van nieuwe skills, dat het de deelnemers een morele boost heeft gegeven en dat het heeft geleid tot nieuwe inzichten. Zie figuur 9. De dienstverlening in de ondernemersroute krijgt van de klanten gemiddeld een 7,4. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 16 van 24 Waar heeft de ondersteuning van de gemeente voor u aan bijgedragen? Ik kan mijn onderneming (beter) voorzetten ‘Gm Ik voel me weer positiever mmm Ik heb weer (meer) vertrouwen in de toekomst —ÚÛÚ Anger Het voorkomen vanschulden ÚÛÚÛÚÛÚÛmn De ondersteuning heeft voor mij nergens aan bijgedragen ÜÚn Ik weet nu beter hoe Ik mijn werkend leven wil inrichten üÜÚÚÛÚÛn Weet ik niet, geen antwoord Ú_Ú_…ÚÛÈÛÊÛÊÄÊÄkEn Ik kan weer voor mijn eigen inkomen zorgen ÚÛnt Het oplossen van schulden Het vinden van een baan in loondienst mm 0 5 10 15 20 25 30 35 % RESPONDENTEN ONDERNEMERSROUTE (N=385) Figuur 9 ‘Toegevoegde waarde ondernemersroute! Resultaten KTO Veerkracht 2021 Een klant zegt over de toegevoegde waarde van een coach: “De massagemarkt is vanwege onzekere situatie nog steeds niet aangetrokken. Dat geeft mij stress/ financiële zorgen/ onzekerheid. Fijn om te sparren met de coach om in beweging te blijven.” o Verder valt in het KTO op dat veel ondernemers bij de praktische toepassing ook veel antwoorden geven die eerder te verwachten zijn bij de loondienstroute, zoals verkennen van arbeidsmarkt, vacatures en solliciteren. Een coach kan helpen bij het besef dat het zinvol is een andere richting te kiezen. Een andere mogelijke verklaring hiervoor is dat veel deelnemers in de ondernemersroute in branches werken waar hybride vormen van werk vaak voorkomen: de ondernemer wil of heeft naast de onderneming ook een parttimebaan in loondienst. In figuur 10 is weergegeven hoe de ondernemers de ondersteuning praktisch hebben toegepast. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 17 van 24 Hoe heeft u de aanvullende ondersteuning van de gemeente praktisch kunnen toepassen? Ik ben nieuwe kansen gaan verkennen —ÚÚÛÚm Ik ben mij gaan oriënteren op de arbeidsmarkten mm Ik ben gaan solliciteren LGÜÛÜÛÜÛÜÛÜÛ Ik heb kritisch bekeken of Ik met mijn bedrijf door moet ÜÚÜÚÜÚÛÚ Ik heb mijn netwerk vergroot LÜÛÜÛÜÛÜÛÜÛk Anger Ik heb de ondersteuning niet kunnen toepassen mmm Ik heb nog eens goed naar mijn bedrijfsvoering gekeken Weet ik niet, geen antuoord Ik heb het nog niet toegepast maar wil dit wel gaan doen EEE Ik ben overzicht gaan houden over mijn financiën u_ÚÛaÛÛn Ik ben op een andere manier klanten gaan benaderen Ik heb een pva gemaakt voor mijn betalingsachterstanden 0 5 10 15 20 25 30 35 AANTAL RESPONDENTEN ONDERNEMERSROUTE (N=385) Figuur 10 ‘Praktische toepassing ondernemersroute! Resultaten KTO Veerkracht 2021 Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 18 van 24 5. Actielijn 3: De-escalerende dienstverlening 3. Intensiveren de-escalerende Dreigende problematische schulden, dienstverlening werkloosheid van personeel en geestelijke nood bij ondernemers worden tijdig gesignaleerd om escalatie te voorkomen. Daarnaast wordt het bereik van de minimaregelingen onder zelfstandigen vergroot. Vanaf de start van de crisis en de maatregelen verwachtten we een toename van het beroep op schuldhulpverlening door Amsterdamse ondernemers. In 2020 was die toename nog beperkt, maar inmiddels zien we het beroep op schuldhulpverlening en het aantal bedrijfsbeëindigingen wel degelijk toenemen. We verwachten dat het beëindigen van de steunmaatregelen nog voor een extra toename zal zorgen. Financiële problemen en schulden hebben een grote impact op de bedrijfsvoering en het toekomstperspectief van de zelfstandigen en kunnen bovendien mentale klachten met zich meebrengen. We hebben er via de-escalerende dienstverlening zoveel mogelijk op ingezet om belemmeringen weg te nemen. Tussenresultaten van de de-escalatieroute: o Tot nu toe hebben in totaal 1.016 klanten ondersteuning gekregen via de de-escalatieroute. Al deze klanten hebben een intakegesprek gehad. Ook hebben zo'n 100 ondernemers een intakegesprek gehad bij de de-escalatieroute, maar daarna ondersteuning gekregen uit één van de andere routes. De meeste klanten zijn met een eerste intake-/adviesgesprek al geholpen. Bij de overige klanten loopt de-escalerende dienstverlening door, via schuldhulpverlening van het buurtteam of specialistische schuldhulpverlening. In figuur 11 is te zien van welke diensten de klanten gebruik hebben gemaakt. De ervaring leert dat de- escalerende dienstverlening door klanten anders wordt ontvangen dan andere dienstverlening. Veel klanten twijfelen lang over het nemen van initiatief. Vaak zijn klanten na een eerste intake huiverig om gelijk door te gaan met het aanpakken van het probleem. Andere ondernemers zijn juist optimistisch. Zij proberen na een adviesgesprek eerst zelf problemen op te lossen. Vaak komen de klanten later alsnog terug voor een vervolgtraject. De verwachting is dat het beroep op de gespecialiseerde schuldhulpverlening zal toenemen, zeker nu de landelijke steunmaatregelen worden afgebouwd. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 19 van 24 Aantal ingezette instrumenten de-escalatie route ke CC Gepecaliseerdeschuldhuipverlenin T_…ÚÚÚmn O505 Schuldhulpver lening buurtteams (mad) I_…ÚÛÚÛÚkRRnn 715 Ondersteuning bij boekhouding mm 39 Budsetcoaching mp 14 0 200 400 600 800 1000 1200 Figuur 11 ‘Aantal ingezette instrumenten de-escalerende dienstverlening’ Dashboard Veerkracht 13-09-2021 o Vanwege de verwachte toename is in de eerste fase van Veerkracht vooral ingestoken op het opschalen van de dienstverlening. Zo zijn er gesprekken gevoerd met de gespecialiseerde schuldhulpverleningsbureaus over hun capaciteit, is de klantreis geoptimaliseerd (de hele keten van buurtteams, via gemeente, naar schuldhulpverlening) en is de interne capaciteit uitgebreid. Daarmee zijn er meer adviseurs schuldhulpverlening, gericht op ondernemers, beschikbaar voor adviesgesprekken. Daarnaast is er een coachingstraject bij de ondernemersroute ingericht, specifiek gericht op bedrijfsbeëindiging. Verder is Amsterdam aangesloten bij Geldfit Zakelijk, zodat verwijzing van klanten snel en effectief plaatsvindt. o Voor ondersteuning aan ondernemers op het gebied van mentale gezondheid is contact gezocht met de GGD. In samenwerking met de GGD is aan de website www.thriveamsterdam.nl een actiepagina voor ondernemers toegevoegd, zijn er trainingen op het gebied van mentale gezondheid gegeven aan alle betrokken medewerkers met klantcontact, is er voor de medewerkers een routekaart voor mentale ondersteuning ontwikkeld en is er een telefonische hulplijn opgestart in samenwerking met de GGZ. o Daarnaast is extra geïnvesteerd in vroegsignalering. Samen met de buurtteams is de aanpak Vroeg Eropaf nu beter toegespitst op ondernemers. Ondernemers hebben vaak te maken met complexe problematiek, waardoor het zaak is deze klanten door te geleiden naar dedicated teams die daar beter bekend mee zijn. Deze teams kunnen met een nieuw ontwikkelde ‘quick scan voor ondernemers met schulden’ snel de juiste hulp helpen vinden. o Inmiddels is de toename van (dreigende) schuldenproblematiek en bedrijfsbeëindigingen® zichtbaar. Gelukkig wenden veel ondernemers zich tot de gemeente voor hulp. De ondernemers die Tozo Bb ontvangen en hebben aangegeven betalingsachterstanden of schulden te hebben, zijn actief te benaderd en gewezen op de ondersteuning die de gemeente hierbij biedt. Hierdoor zien we het aantal ondernemers met financiële problemen dat contact zoekt met de gemeente de laatste weken toenemen. o Klanten waarderen de de-escalerende dienstverlening gemiddeld met een 6,9. In de toelichting staan uiteenlopende verhalen. Dat is vanzelfsprekend, aangezien de klanten die het betreft zich soms in zeer moeilijke omstandigheden bevinden. $Er zijn in 2020 minder bedrijven failliet gegaan (https://www.cbs.nl{nl-nl/nieuws/2021/02/minder-faillissementen- in-2020). Daarentegen is het aantal bedrijfsbeëindigingen fors toegenomen (https://www.cbs.nl/nl- nl/nieuws/2021/10/20-procent-meer-bedrijven-opgeheven-in-2020). Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 20 van 24 Dan is het glas soms half vol: “Zonder deze hulp had ik uit m’n huis gemoeten, dat risico is nog steeds aanwezig, maar ik heb nu tijd om alsnog een nieuwe klus te vinden. Maar los van het financiële plaatje voelt het ook goed dat je op deze manier uit de brand kan worden geholpen door je gemeente. Het heeft mijn vertrouwen in ‘het systeem’ een flinke boost gegeven.” En soms ook half leeg: ‘Een lening had er voor kunnen zorgen dat ik niet in de schulden was gekomen, het hele voortraject was te omslachtig”. o De bijdrage van de ondersteuning aan klanten van de de-escalatieroute, zoals te zien in figuur 12, is exact zoals deze is beoogd. In figuur 13 is weergegeven hoe ondernemers de ondersteuning praktisch toepassen. We zien dat ze zich vooral zijn gaan bezinnen op hun huidige situatie en gaan nadenken over nieuwe mogelijkheden. Waar heeft de ondersteuning van de gemeente voor u aan bijgedragen? Ik voel me weer positiever nn! Het voorkomen vanschulden Het oplossen vanschulden mm Ik kan weer voor mijn eigen inkomen zorgen LÜÛÜÛÜÛÜÛÜmmmm Ik heb weer (meer) vertrouwen in de toekomst Ik kan mijn onderneming (beter) voortzetten De ondersteuning heeft voor mij nergens aan bijgedragen mmm Ik weet nu beter hoe Ik mijn werkend leven wil inrichten ÚÚÚ—— Anger LL weet Ik niet, geen amiwoord LÜÚÚÚ—_—— Het vinden van een baan in loondienst ÚÚ 0 5 10 15 20 25 30 % VAN RESPONDENTEN DE-ESCALATIEROUTE (N=77) Figuur 12 ‘Toegevoegde waarde de-escalatieroute’ Resultaten KTO Veerkracht 2021 Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 21 van 24 Hoe heeft u de aanvullende ondersteuning van de gemeente praktisch kunnen toepassen? Ik ben nieuwe kansen gaan varken Ik ben mij gaan oriënteren op de arbeidsmarkt en vacatures Ik heb kritisch bekeken of Ik met mijn bedrijf door moet Lm Ik ben gaan sollte rn Ik heb de ondersteuning niet kunnen toepassen ÚÜÛÚÛÊÛÉLE Ik ben nog eens goed naar mijn bedrijfsvoering gaan kijken Angora Ik heb mijn netwerk vergroot Weet ik niet, geen anw dd Ik heb het nog niet toegepast maar wil dit wel gaan doen mm Ik ben op een andere manier klanten gaan benaderen mm Ik heb een pva gemaakt voor mijn betalingsachterstanden Ik ben overzicht gaan houden over mijn financiën 0 5 10 15 20 25 30 AANTAL RESPONDENTEN DE-ESCALATIEROUTE (N=77) Figuur 13 ‘Praktische toepassing de-escalatieroute’ Resultaten KTO Veerkracht 2021 Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 22 van 24 6. Actielijn 4: Toegang organiseren 4. Toegang organiseren Informatie, triage en toegang tot de dienstverlening naar werk in loondienst of vergroten inkomen uit eigen onderneming is ingericht en geoptimaliseerd. De dienstverlening aan zelfstandigen heeft een enorme schaalsprong gemaakt sinds de start van de coronacrisis. Het aantal klanten op jaarbasis is meer dan vertienvoudigd en bovendien is de spreiding van klanten over het jaar anders. Om tegemoet te komen aan deze volumegroei is de capaciteit gericht op zelfstandigen tijdelijk flink uitgebreid. Desondanks moesten er keuzes worden gemaakt. Zo is in de dienstverlening noodgedwongen minder vaak sprake van persoonlijk contact tussen adviseurs en zelfstandigen dan vóór de crisis. Voor de meest zelfredzame zelfstandigen is het platform Onderneemvaardig ingericht. Daar vinden zij ondersteuning en inspiratie waarmee ze direct zelf aan de slag kunnen. Ook de kosteloze dienstverlening van de gemeente is hier te vinden. Ondernemers kunnen dan zelf kiezen wat het beste bij hen past en zich rechtstreeks via het platform aanmelden. Hierdoor kan de capaciteit van WPI en gecontracteerde dienstverleners gericht worden op zelfstandigen die dat het hardst nodig hebben en kunnen zij zoveel mogelijk persoonlijk gesproken worden. Het betreft dan met name zelfstandigen in de de-escalatieroute. In de eerste fase van het programma is hard gewerkt om de toegang zo efficiënt mogelijk te organiseren: alle ondersteuningsaanvragen die binnenkomen worden zo snel mogelijk bekeken en verdeeld over de juiste routes. Door zoveel mogelijk één ingang te gebruiken is het mogelijk om zicht te houden op de informatievoorziening richting de (potentiële) klanten. Soms werd centraal gecommuniceerd, bijvoorbeeld als wachttijden opliepen en ondernemers langer dan eerder toegezegd moesten wachten op contact. Zo kon ook informatie over nieuwe dienstverlening snel worden verspreid. Ook is via de diverse aanvraagformulieren van de Tozo-regeling (Tozo 1 t/m b) contact gezocht met ondernemers waarvan we weten dat hun inkomen ontoereikend is of was, en om te onderzoeken waar hun ondersteuningsbehoefte ligt. Deze informatie is gebruikt om de dienstverlening uit te breiden, en om ondernemers uit te nodigen voor een intake- of adviesgesprek. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 23 van 24 1. Actielijn 5: Proces en organisatie 5. Proces en organisatie IT, informatievoorziening, processen en de programmaorganisatie zijn optimaal ingericht om actielijn 1 t/m 4 te ondersteunen. Vanuit het programmamanagement is een aantal ontwikkelingen ingezet dat indirect ten goede komt aan de dienstverlening aan de klanten van Veerkracht. Zo is de registratie in diverse systemen op één lijn gebracht en vervolgens gebundeld zodat goede monitoring en bijsturing mogelijk is. Daarnaast is gewerkt aan een communicatiestrategie om Amsterdammers met een heldere boodschap naar de dienstverlening toe te leiden. Ook is, zoals eerder vermeld, een klanttevredenheidsonderzoek opgezet en uitgevoerd, zodat de dienstverlening aan de hand van de ervaringen van klanten kan worden aangescherpt en verbeterd. De programmaorganisatie bewaakt de samenhang en voortgang op alle onderdelen in het actieplan Veerkracht. Tot slot heeft het programmamanagement de verantwoording en informatievoorziening aan de directie Werk, de directie Inkomen, bestuur en raad voorbereid, waaronder de besluitvorming in januari en deze evaluatie. 8. Financiën In de Voorjaarsnota 2021 is €7,4 miljoen geraamd voor het programma Veerkracht. De dekking hiertoe komt uit de Egalisatiereserve Inkomensdeel en Conjunctuur. De begroting is bekrachtigd in de gemeenteraad door het vaststellen van het actieplan Veerkracht. Bij de Najaarsnota 2021 hebben we de prognose voor de uitgaven van Veerkracht bijgesteld naar 4,8 miljoen. De belangrijkste bestedingen vinden plaats op het gebied van inzet van personeel voor begeleiding, het aanbieden van trajecten en mogelijkheden voor scholing. Daarmee samenhangend hebben we voorgesteld om de onttrekking ten behoeve van het actieplan Veerkracht met 5,4 miljoen bij te stellen. Enerzijds betreft het hierbij vertraging in de uitvoering, anderzijds worden de activiteiten in 2021 gefinancierd vanuit de reguliere middelen. Door deze bijstelling blijven middelen beschikbaar om het actieplan Veerkracht in 2022 te financieren. Gemeente Amsterdam September 2021 Tussenevaluatie Actieplan Veerkracht 2021-2022 Pagina 24 van 24 9. Vooruitblik Voor de komende periode gelden voor Veerkracht de volgende speerpunten: o Terwijl de economie enigszins aantrekt, verschuift mogelijk ook de behoefte van ondernemers van crisisdienstverlening naar het creëren van een sterker toekomstperspectief. Waar vraag en aanbod op de arbeidsmarkt nog niet goed op elkaar aansluiten, kan om- en bijscholing een belangrijke rol spelen, zowel voor ondernemers die ondernemer willen blijven als voor ondernemers die willen overstappen naar een baan in loondienst. We blijven daarom stevig inzetten op de verbinding met het Regionale Mobiliteitsteam (RMT) en het daar beschikbaar (om)scholingsbudget. o Om klanten duurzaam perspectief te kunnen bieden, is het zaak hen te begeleiden naar een branche waar nu en in de toekomst voldoende kans op werk is. We gaan de omscholingsbudgetten en onze begeleiding daarom nog meer richten op groeisectoren. We zoeken hierbij nadrukkelijk de samenwerking met andere initiatieven en programma's, zoals programma Duurzame stad, duurzame banen en het platform Tomas. o Vanaf 1 oktober stopt de Tozo. Als ondernemers na deze periode nog financiële ondersteuning nodig hebben, kunnen zij Bijstand voor zelfstandigen (Bbz) aanvragen. Mogelijk zal een deel van de ondernemers hiervoor niet in aanmerking komen en een beroep moeten doen op bijstand vanuit de Participatiewet. In de voorbereiding van de transitie van Tozo naar Bbz is meegenomen hoe de dienstverlening van Veerkracht in de gesprekken met ondernemers wordt geïntegreerd. We verwachten dat een groot deel van de doelgroep van Veerkracht straks een Bbz- of bijstandsuitkering ontvangt. Dit brengt ook andere voorwaarden en verplichtingen met zich mee dan tijdens de Tozo. We werken er hard aan om enerzijds goed aan te sluiten bij de reguliere dienstverlening vanuit WPI, en anderzijds maatwerk en onze doelgroepspecifieke aanpak te behouden. o We maken gebruik van onze ervaringen en van de resultaten uit het klanttevredenheidsonderzoek om de dienstverlening nog verder te verbeteren. Eén van de verbeterpunten uit het KTO is de behoefte aan een netwerk voor ondernemers. We willen netwerkvorming tussen ondernemers onderling stimuleren en faciliteren via de stichting ZZP Mokum, bedoeld om leden de verbinding en samenwerking met andere zelfstandigen in Amsterdam te bieden. Stadspashouders kunnen tegen een sterk gereduceerd tarief lid worden. Ook bij de groepstrainingen die we bieden stimuleren we ondernemers na afloop met elkaar in contact te blijven. Verder onderzoeken we de mogelijkheid om projecten die door de crisis tijdelijk op een lager pitje zijn gezet weer op te starten, zoals de Startup Buddy events, waar startende zelfstandigen werden gekoppeld aan ervaren ondernemers. We kunnen verkennen of we dit ook aan gevestigde zelfstandigen kunnen aanbieden.
Onderzoeksrapport
24
train
Stadsdeelcommissie Centrum Agenda Datum 10-01-2023 Aanvang 20:00 Locatie Grote Commissiezaal (Willem Kraanzaal) ' 1. Opening (20:00 uur), vaststellen besluitenlijst * Vaststelling concept-besluitenlijst van 20 december 2022 2. Het woord aan bewoners en ondernemers * Voor informatie over inspraak en aanmelding om in te spreken zie onderaan de agenda. 3. Afdoening ingekomen stukken * Kijk voor de ingekomen stukken onderaan de agenda 4. Mededelingen dagelijks bestuur 5. Concept-advies aan college over maatregelen parkeren - eerste termijn 6. Advies van VVD over spreiding parkeerdruk 7. Evaluatie Buurtbudget en Centrum Begroot - tweede termijn De eerste termijn vond plaats op 20 december jl. Het advies van Bewoners Amsterdam (bijlage 6) is nagezonden per 5 januari jl. Het advies van VVD/GL (bijlage 7) en het advies van D66 (bijlage 8) zijn nagezonden per 9 januari il. 8. Rondvraag en sluiting INGEKOMEN STUKKEN À. Termijnagenda B. Lijst aangenomen adviezen stadsdeelcommissie CG. Adviesaanvraag van college over Concept Strategie Innovatiedistricten De adviestermijn loop af op 8 februari a.s. D. Memo van DB n.a.v. schouw Max Euweplein E. Adviesaanvraag van college over paraplubestemmingsplan Darkstores F. Verklaring van Bewoners Amsterdam over verminderen verkeersdruk Dit stuk is nagezonden per 5 januari jl. G. Beantwoording vragen Groenlinks en VVD over memo afweging ligplaatsen Dijksgracht Oost Dit memo is nagezonden per 5 januari jl. INFORMATIE Locatie en beeldopnamen Deze overlegvergadering van de stadsdeelcommissie Centrum vindt plaats in de Grote Commissiezaal (Willem Kraanzaal) in het stadhuis. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeldopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Aanmelden om in te spreken Inspreken is mogelijk bij het desbetreffende agendapunt, of, als het onderwerp niet op de agenda staat, aan het begin van de vergadering. Mensen die hierover meer informatie willen, of die zich aan willen melden als inspreker kunnen zich per e-mail richten tot de afdeling bestuursondersteuning: [email protected]. Aanmelden om in te spreken kan tot uiterlijk de maandag voor de vergadering tot 14:00 uur.
Agenda
2
val
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 323 Ingekomen onder Ss Ingekomen op woensdag 11 maart 2020 Behandeld op woensdag 11 maart 2020 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Ceder inzake het verwijderen van fietsen door gemeentelijke handhavers (communicatie verbeteren). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over onrechtmatige verwijderde fietsen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 278). Constaterende dat: - _ Burgers niet altijd weten wanneer hun fiets door gemeentelijke handhaving is verwijderd en of dit rechtmatig dan wel onrechtmatig gebeurd is; - __Ditervoor kan zorgen dat men denkt dat zijn of haar fiets gestolen is; Overwegende dat: - Duidelijke communicatie vanuit de gemeente naar de burger belangrijk is; - De eigenaar van de verdwenen fiets dient te weten of de fiets door de gemeente is weggehaald dan wel is gestolen; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Te onderzoeken hoe, nadat de gemeente fietsen op een specifieke plek heeft weggeknipt, de communicatie aldaar verbeterd kan worden zodat burgers weten dat hun fiets niet is gestolen maar door de gemeente is verwijderd. Het lid van de gemeenteraad D.G.M. Ceder 1
Motie
1
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 7 juli 2021 Portefeuille(s) Openbare ruimte Portefeuillehouder(s): _ Marieke van Doorninck Behandeld door Verkeer & Openbare Ruimte, [email protected] Onderwerp Uitvoering motie 1354 van raadslid Boutkan (PvdA) getiteld ‘Lessen uit de Menukaart, anders omgaan met schaarse openbare ruimte’ Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 17 december 2020 heeft uw raad bij de behandeling van het agendapunt ‘Vaststellen van de Begroting 2021’ motie 1354 van raadslid Boutkan van de PvdA aangenomen getiteld ‘Lessen vit de Menukaart, anders omgaan met schaarse openbare ruimte’, via schriftelijke stemming. In de motie wordt het college gevraagd om: 1. De methodiek en ervaringen van de Menukaart te evalveren en met een voorstel te komen welke lessen getrokken en toegepast kunnen worden; 2. De raad hierover te informeren vóór de zomer van 2021. In lijn met deze motie heeft het college een interne evaluatie vitgevoerd, met als doel om lessen te trekken uit de ervaringen uit de coronatijd in het algemeen en uit het proces rondom de Menukaart in het bijzonder. Daaruit volgen lessen die we gebruiken bij toekomstige keuzes over de kaderstelling, de interne samenwerking en de (her)inrichting van schaarse openbare ruimte. 1 De uitgevoerde maatregelen Op 26 oktober heeft het college de verzamelbrief informatie met betrekking tot de herstelfase corona* gedeeld met de gemeenteraad, met als bijlage 2.1 Rapportage tijdelijke maatregelen openbare ruimte 1,5 meter (menukaart)? In dit rapport staat een inhoudelijk overzicht van alle maatregelen die getroffen zijn om de openbare ruimte aan te passen aan de anderhalvemetersamenleving. Het ging onder meer om de invoer van looprichtingen in winkelstraten, het tijdelijk verplaatsen van fietsers naar de rijbaan, het tijdelijk faciliteren van voetgangers op de rijbaan, het verplaatsen van objecten, het tijdelijk anders inrichten van parkeerplaatsen, de invoer van vakantiestraten, het tijdelijk autovrij maken van straten en het treffen van tijdelijke maatregelen bij basisscholen en op en rond de veren. Naast de fysieke ingrepen vit de Menukaart zijn ook veel andere maatregelen getroffen in deze periode om de anderhalvemetersamenleving in goede banen te leiden. In drukke gebieden was + https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9343786/1/Verzamelbrief%2026- 10%2ocollege%2oinformatie%2ombt%2oherstelfase%2ocorona 2https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9343705/1##search=%22Rapportage%2oTijdelijke%2omaatregelen%22 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 2 van8 sprake van crowdmanagement, bijvoorbeeld in de parken en in het Wallengebied. Daarnaast is er via Open Stad in de zomer van 2020 ook ruimte geboden aan initiatieven van bewoners en ondernemers. Zie voor meer informatie de raadsinformatiebrief van 27 mei 20203. 2 Het ruimtegebruik in coronatijd Het is niet goed mogelijk om alle fysieke ingrepen uit de Menukaart op hun effect te beoordelen. Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste heeft het college zich gericht op het zo snel mogelijk treffen van maatregelen om de volksgezondheid, verkeersveiligheid en toegankelijkheid van de stad te waarborgen. Het is daarbij niet de bedoeling geweest om verkeersexperimenten uit te voeren die bruikbaar zouden zijn om andere beleidsdoelen na te streven, zoals die bijvoorbeeld in de Agenda Amsterdam Autoluw zijn verwoord. Daarom ontbreken nulmetingen en kwantitatieve monitoring van de verkeerseffecten. Daarnaast waren de omstandigheden waaronder de menukaartmaatregelen ingevoerd werden uniek. Door de lockdown was er tijdelijk veel minder verkeer en de oplopende besmettingen en sterfgevallen maakten dat de belangenafwegingen anders waren dan in ‘normale tijden’. Dat leidt tot een andere toedeling van openbare ruimte. Ook wordt onder normale omstandigheden meestal gewerkt aan definitieve inrichtingsvormen, waarbij andere belangen en afwegingen spelen dan bij deze tijdelijke aanpassingen. Dit alles maakt dat we het effect van de menukaartmaatregelen niet op maatregelniveau kunnen evalveren. Dat neemt niet weg dat de manier waarop Amsterdammers de stad gebruikt hebben in coronatijd en de wijze waarop maatregelen vit de Menukaart vitgevoerd en ontvangen zijn interessante inzichten heeft opgeleverd, die ook van meerwaarde kunnen zijn in de jaren die voor ons liggen. Deze worden hieronder kort beschreven. Dit nemen we mee bij de doorontwikkeling van ons beleid en in de uitvoering van (herinrichtings)projecten. Het belang van de voetganger en de fietser als basis van ons mobiliteitssysteem Conform de Agenda Amsterdam Autoluw (2020) geven we bij het verdelen van de ruimte prioriteit aan de voetganger en de fietser. Deze modaliteiten zijn immers gezond, schoon, goedkoop en ze nemen weinig ruimte in. In de periode waarin mensen dicht bij huis bleven, meer wandelden en soms het openbaar vervoer meden was dit belang zeer zichtbaar. Afstand houden betekende ook dat voetgangers meer ruimte nodig hadden, waardoor soms objecten zoals fietsenrekken verplaatst moesten worden. Vanuit de angst voor besmetting viel het zeker in de eerste weken ook op hoe druk het kan zijn op smalle fietspaden. En bij het heropenen van de scholen waren maatregelen nodig om meer veilige ruimte te maken voor ouders en kinderen, die bij voorkeur lopend en fietsend naar school komen. We zagen kortom dat een bereikbare stad begint met ruimte voor de fiets en de voetganger. Door Amsterdam verder autoluw te maken vinden we de komende jaren die ruimte; niet tijdelijk maar definitief. 3 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/8788477/1#search=%22open%2ostad%22 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 3 van8 Het belang van verblijfskwaliteit in de woonomgeving In de Visie Openbare Ruimte (2017) wordt de openbare ruimte omschreven als de huiskamer van de stad. In coronatijd werd duidelijk hoe belangrijk die verblijfsfunctie is. Onze straten, pleinen en parken waren de plek waar Amsterdammers sportten toen de verenigingen en sportscholen gesloten waren. Waar kinderen buitenspeelden tussen het thuisonderwijs door. Waar buren elkaar op veilige afstand ontmoetten voor een praatje. Ook bleek dat daar voorzieningen voor nodig zijn. Bijvoorbeeld voldoende afvalbakken om de afgehaalde koffiebekers weg te gooien. Bankjes om even op uit te rusten. Watertappunten die uitkomst bieden bij dorst. En meer openbare toiletten, zeker toen toiletvoorzieningen in horeca tijdelijk geen vitkomst boden. De afgelopen jaren is in beleid en uitvoering steeds meer aandacht voor deze verblijfsfunctie, met de Visie Openbare Ruimte als basis. De coronatijd heeft ons nogmaals laten zien dat we hier ook de komende jaren in moeten blijven investeren. Het belang van een gezonde leefomgeving Tijdens de pandemie werden we ons extra bewust van het belang van een gezonde leefstijlen het tegengaan van overgewicht. En we zagen dat de fysieke leefomgeving daarin een grote rol speelt, bijvoorbeeld door mensen vit te dagen en uit te nodigen om te bewegen. We plukten de vruchten van de stappen die afgelopen jaren op dit vlak gezet zijn, op basis van bijvoorbeeld de Amsterdamse Beweeglogica (2016) en het Inspiratieboek Spelen in de Stadf. En recenter de Amsterdamse Gezondheidslogica (2020) en de keuze om diverse openbare plekken in de stad rookvrij te maken5. Komende jaren zetten we deze lijn door, onder andere op basis van de Agenda Urban Sports 2021-2025 (2021), waarmee we meer sportvoorzieningen realiseren in de openbare ruimte. En met de Groenvisie (2020), als basis om de stad stevig te vergroenen. Zo zorgen we dat de openbare ruimte steeds meer gaat bijdragen aan een gezonde stad. Het belang van echte, integrale keuzes De openbare ruimte in Amsterdam is schaars. Dat is niet nieuw, maar in de coronatijd werd die schaarste nog duidelijker. Amsterdammers gingen naar buiten om te sporten, te ontspannen en elkaar te ontmoeten, omdat dat binnen even niet kon. Tegelijkertijd hadden fietsers en voetgangers behoefte aan meer ruimte, om afstand tot elkaar te houden. En zodra de eerste versoepelingen hun intrede deden werd ook het economisch belang van de openbare ruimte zichtbaar; ondernemers hadden ruimte nodig om de coronamaatregelen na te kunnen leven en zich te herstellen na een periode van sluiting. Hierin hebben we keuzes gemaakt om de schaarse ruimte te verdelen, op basis van de Menukaart, onder onzekere omstandigheden. Paragraaf 3 van deze brief gaat in op dat proces en de gemaakte afwegingen. 4 Inspiratieboek Spelen in de Stad (2019) https://131f4363709c46b8gabbasbc764b38bg.objectstore.eu/hior/Documenten/Inspiratieboek%20oSpelen%2oin%2ode%2ostad %20(2019).pdf 5 Inrichtingsprincipes Rookvrije Zones (2020) https://131f4363709c46b8gabbasbc764b38bg.objectstore.eu/hior/Documenten/Inrichtingsprincipes%2orookvrije%20zones%2o( 2020).pdf Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 4 van 8 Uit deze tijd nemen we mee dat we ook de komende jaren stevige keuzes moeten maken op straat- en gebiedsniveau. Een stoep die vol staat met terrassen kan immers niet gebruikt worden door voetgangers. Maar door de verkeersfunctie van straten voor de auto en waar nodig ook voor de fiets te verminderen kunnen economie, verblijf en toegankelijkheid naast elkaar blijven bestaan. En daar waar de fiets tijdelijk naar de rijbaan verplaatst werd zagen we dat voldoende wegbreedte een vereiste is, maar vooral dat de fiets het primaat moet hebben boven de auto om van fietsstraten een succes te maken. Dat pleit voor het doorzetten van onze autoluwe ambities. In grote projecten worden deze belangen integraal gewogen in de Nota van Uitgangspunten (NvU). Daar moeten de politieke keuzes omtrent de ruimtetoedeling gemaakt worden. We zullen deze keuzes ook komende jaren blijven voorleggen aan de gemeenteraad via de NvU's, op basis van de vastgestelde visies en kaders. 3 Evaluatie van het proces Bij het opstellen en het vitvoeren van de Menukaart is op een andere wijze gewerkt dan we normaal doen. Dit aangepaste werkproces is geëvalueerd naar aanleiding van deze motie. In deze paragraaf staan we stil bij het proces. Dat levert interessante inzichten op over hoe we als gemeente kunnen samenwerken bij het verdelen van de schaarse ruimte. De aangepaste werkwijze rondom de Menukaart bestaat uit een aantal samenhangende aspecten, namelijk: e _ Een andere manier van kaderstelling dan het traditionele beleidskader; * _ Een proces gericht op een snelle besluitvorming en uitvoering; e _ Meer mogelijkheden voor lokale invulling (zowel ambtelijk als bestuurlijk) op stadsdeelniveau; * Inhoudelijke belangenafweging afgemeten aan de inhoudelijke doelstellingen van de Menukaart. De evaluatie van dit proces is intern vitgevoegd. Relevante stukken zijn geraadpleegd en er zijn interviews gehouden met betrokken ambtenaren bij directies en stadsdeelorganisaties. Op grond daarvan zijn onderstaande inzichten geformuleerd. 3-1 De context Ten eerste is het van belang om stil te staan bij de bijzondere context waarin de Menukaart werd opgesteld en de veranderende omstandigheden daarna. In maart en april van 2020 bestond er veel onduidelijkheid over de besmettingsgraad van het virus en liepen de ziekenhuisopnames en de sterfgevallen snel op. In de media verschenen simulaties waarin het virus als een “wolk! rondom een besmette persoon hing. Een besmet persoon zou in het verkeer en de openbare ruimte mogelijk veel anderen kunnen besmetten. Met deze urgentie in het achterhoofd werd in enkele weken tijd de Menukaart gemaakt, die het college op 8 mei 2020 vaststelde. In mei versoepelde het landelijk beleid. Zwaar getroffen horecabedrijven wilden hun terrassen openen, waarbij extra ruimte nodig was om de anderhalvemeterregels na te leven. En ondanks dat niet precies bekend is op welke wijze besmettingen plaatsvonden, leek het schrikbeeld van besmettingen bij het passeren in de buitenlucht mee te vallen. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 5 van8 Juist in deze periode van optimisme en gunstige besmettingscijfers werden veel van de maatregelen vit de Menukaart voorbereid en vitgevoerd. Door de veranderende context veranderde ook de belangenafweging omtrent de maatregelen. Die context maakte dat de keuzes die in de praktijk gemaakt zijn niet altijd één op één binnen de kaders vit de Menukaart passen. 3.2 Wijze van kaderstelling In tegenstelling tot veel andere beleidsdocumenten werd in de Menukaart niet voorgeschreven welke maatregelen waar getroffen moesten worden. De Menukaart bood een palet aan mogelijkheden, met bijbehorende risico’s en een aantal randvoorwaarden. Vervolgens kon lokaal - binnen een gebied of project- beoordeeld worden welke maatregelen nodig waren om de anderhalvemetersamenleving te faciliteren. Deze opzet maakte dat de Menukaart zeer snel kon worden opgesteld en vastgesteld en dat er relatief veel vrijheid was in de vitvoering. 3.3 Het proces richting uitvoering Op 15 mei 2020 werd het interne document Toetsing en uitvoering van 1,5 metermaatregelen m.b.t. de openbare ruimte en het verkeer (hierna Toetsingskader) vastgesteld. Hierin staat stapsgewijs beschreven hoe besluiten over menukaartmaatregelen werden genomen en hoe de uitvoering georganiseerd werd. De takenlijst van de Verordening op het lokaal bestuur hebben de Dagelijks Besturen (DB's) van de stadsdelen was daarin grotendeels® leidend voor de rolverdeling tussen de DB's en het college. Dit leidde tot twee hoofdprocessen die in het vervolg van deze paragraaf beschouwd worden: e _Eenlokaal proces op stadsdeelniveau met besluitvorming door het DB; e Eenstedelijk proces waarbij het college het besluit nam. 3.3.1 Het lokale proces De stadsdelen werkten in coronatijd via integrale gebiedstafels. Hier werden medewerkers en soms externe partijen uitgenodigd om maatregelen te bespreken, met alle relevante expertises en adviseurs aan tafel. Dit bleek een efficiënte en effectieve manier van werken, om de volgende redenen: e De Menukaart gaf veel mogelijkheden om zelf maatregelen te kiezen die aansloten op de lokale situatie. Dit leidde tot veel creativiteit en energie. Bovendien waren adviseurs vanuit de directies vaker vertegenwoordigd in de stadsdelen. Het zorgde voor onderling vertrouwen en daarmee voor groei van het interne netwerk. e Ook bestuurlijk bestond er binnen het palet van de Menukaart meer bewegingsvrijheid om maatregelen te kiezen voor de aanpak van lokale problemen. Bij terugkerende problemen werd lokaal, na overleg met het DB, steeds gekozen voor gelijksoortige oplossingen. Dit leidde tot steeds snellere besluitvorming. e De stadsdelen konden voor advies over het beleid vit de Menukaart snel terecht bij een speciaal hiervoor ingericht adviesteam met expertise op het vlak van verkeer en openbare ruimte. Dit leidde tot snelle en scherpe collegiale advisering, waardoor stadsdelen sneller tot besluitvorming konden komen. $ In afwijking van de Verordening op het lokaal bestuur gold dat het DB niet besluit over menukaartmaatregelen op het Plusnet Fiets, Hoofdnet Auto en Hoofdnet OV. Deze keuze werd gemaakt om vanuit het belang om stedelijk regie te houden op de robuustheid van het netwerk en daarmee de bereikbaarheid van de stad te garanderen. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 6 van 8 De betrokken ambtenaren uit de stadsdeelorganisaties gaven aan dat deze bewegingsvrijheid en de intensievere samenwerking met directies als positief werd ervaren, zeker gezien de steeds veranderende context van de coronacrisis. Tegelijkertijd gaven zij aan dat ruimte voor lokaal maatwerk in beleid altijd nodig is, maar dat deze ervaring geen aanleiding geeft om de lokale vrijheid binnen bestaande beleidskaders te vergroten. Inhoudelijke belangenafweging; een illustratie aan de hand van de terrassen Terrasuitbreidingen (maatregel E3) vormden de grootste groep maatregelen die de stadsdeelbesturen namen op basis van de Menukaart en de later vastgestelde regels omtrent tijdelijke terrasuitbreidingen. Deze terrasuitbreidingen zijn illustratief voor het proces dat hier boven beschreven is; afwegingen over het al dan niet toestaan van een terrasuitbreiding werden gemaakt op basis van een integrale belangenafweging in het gebied, indien nodig met advies vanuit de directies, waarbij vaak lokaal maatwerk werd toegepast. In de zomer van 2020 ging het om ruim duizend vergunde terrasuitbreidingen. Een aantal medewerkers van de betrokken directies geeft aan dat de maatvoeringen en voorschriften uit de Menukaart ten aanzien van deze terrasuitbreidingen in de praktijk niet altijd zijn toegepast. Eén van de redenen die betrokkenen hiervoor noemden, was de afname van angst voor besmetting in de openbare ruimte naarmate meer bekend werd over de verspreiding van het virus. Daardoor kwamen de economische belangen van bijvoorbeeld horecaondernemers zwaarder te wegen. Daarnaast bestond er na de lockdown een grote behoefte om elkaar weer te ontmoeten. Het terras in de buitenlucht bood daarvoor een relatief veilige omgeving. Ook de Ombudsman constateerde in de rapportage Eindrapportage bemiddeling tijdelijke terrasuitbreiding (24 augustus 2020)” dat het bestuurlijk vastgestelde beleid niet altijd werd nageleefd. De Ombudsman geeft aan dat het opgestelde beleid en de daadwerkelijke toepassing in concrete situaties niet overeen kwamen bij het gebruiken van parkeerplaatsen, het meewegen van de wensen van de buurtbewoners en de breedte van de doorloop op de stoep. De gemeente heeft daarmee verwachtingen gewekt die in de praktijk niet werden nagekomen. In een aantal gevallen leidden de terrasuitbreidingen tot overlast, waarbij de Ombudsman heeft bemiddeld tussen ondernemer en omgeving. Deze participatie en bemiddeling door de Ombudsman is uitgebreid geëvalveerd in het eerdergenoemde rapport van de Ombudsman. De ervaringen waren positief en het college heeft in de brief aan de gemeenteraad van 28 september 2020® aangegeven deze wijze van bemiddeling voort te zetten. 3.3-2 Het stedelijk proces Maatregelen met een grote impact op het stedelijk mobiliteitsnetwerk, of die zeer complex zijn, werden niet lokaal maar stedelijk voorbereid en uitgevoerd. Het college nam hierover de besluiten. In de praktijk is daarbij op stedelijk niveau vooral veel energie gestoken in het voorbereiden van de maatregel fietser naar de rijbaan (maatregel F2). Het vastgestelde Toetsingskader voor de coronatijd beoogde een zeer kort proces om dit soort complexe maatregelen voor te bereiden, af te stemmen en uit te voeren. In de praktijk liep het echter anders. Uit de evaluatie blijkt dat men uiteindelijk grotendeels heeft vastgehouden aan het 7 https://www.ombudsmanmetropool.nl/uploaded files/article/Eindrapportage terrasbemiddeling def.pdf 8 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9218228/1#search=%22open%2ostad%22 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 7 van8 reguliere proces voor dit soort maatregelen, met afstemming in meerdere gremia, maar dan in een versneld tempo. Betrokken ambtenaren geven aan dat het continu schipperen was tussen enerzijds voldoende snelheid en anderzijds voldoende zorgvuldigheid. Dit heeft geleid tot een langere voorbereidingstijd dan bij het opstellen van de Menukaart beoogd was en minder tempo in de uitvoering. Inhoudelijke belangenafweging; een illustratie aan de hand van ‘fiets naar de rijbaan’ De maatregel ‘Fiets naar de rijbaan’ vit de Meukaart is op stedelijk niveau ambitieus opgepakt. Er is verkend of het mogelijk was om in combinatie met een 30 km/uur-regime de fietsers naar de rijbaan te verplaatsen op alle locaties waar de snorfiets nu de rijbaan gebruikt. Een programma van deze omvang bleek echter onuitvoerbaar. Vervolgens werd stadsdelen gevraagd om de grootste knelpunten aan te wijzen. De knelpunten zijn beoordeeld door experts op het vlak van verkeersontwerp, verkeersveiligheid, openbare ruimte en fietsbeleid. Ook daarbij was de veranderende context van de coronacrisis een belangrijke factor; het autoverkeer nam weer toe en de angst voor besmettingen in het verkeer nam af. Dat maakte dat de doelen die in de Menukaart beoogd waren met de maatregel (meer ruimte voor fietsers om elkaar te passeren, meer ruimte voor voetgangers door ook op het fietspad te lopen en daarmee minder besmettingen in het verkeer) in een andere context kwamen te staan. Uiteindelijk is de maatregel in zes straten uitgevoerd. Bij de Rijnstraat is de maatregel kort na de uitvoering teruggedraaid, op grond van klachten en observaties van de verkeerssituatie. Ook bij de J.P. Heijestraat is de maatregel tussentijds stopgezet. Terugkijkend zien we dat het eindresultaat is dat de fietser slechts in een beperkt aantal straten daadwerkelijk naar de rijbaan kon worden verplaatst. En dat dit niet overal een succes was. Daar waar de fietser wel naar de rijbaan ging, bleek dat voetgangers ook weinig gebruik maakten van het vrijgekomen fietspad. Gedragsdeskundigen binnen de gemeente vermoeden dat dit te maken heeft met het feit dat je als voetganger geleerd hebt om niet over dat rode fietspad te lopen. Gedragsdeskundigen geven aan dat mensen hun gedrag vaak alleen bij extremere omstandigheden aanpassen. Toen bleek dat het besmettingsrisico waarschijnlijk minder groot was dan verwacht, was dit mogelijk niet ingrijpend genoeg om voetgangers ander gedrag te laten vertonen. 4 Wat we kunnen leren voor de toekomst Beleidskaders en lokale invulling Complexe vraagstukken over ruimtetoedeling en ruimtelijke inrichting laten zich niet altijd vatten in vastomlijnde kaders. Soms kan de functie van beleid zijn om de belangenafweging te duiden, met een omschrijving van de voor- en nadelen. De Menukaart was daarvan een goed voorbeeld. Op die manier kan vervolgens lokaal de uiteindelijke afweging op de juiste wijze gemaakt worden binnen een gebied of project. Deze ‘afwegingskaders’ zullen we blijven inzetten. Het geeft ruimte voor lokale invulling en keuzes op projectniveau. Een voorbeeld is het Afwegingskader Fietsstraten, Fietspaden & Fietsstroken. Heldere grenzen aan maatwerk Tegelijkertijd laten deze evaluatie en ook het rapport van de Ombudsman over de terrasuitbreidingen zien dat de gemeente zich in de coronatijd niet altijd aan haar eigen beleid heeft gehouden. De veranderende context was daarin een belangrijke factor. Hieruit nemen we als Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 juli 2021 Pagina 8 van 8 college mee dat bij het bieden van ruimte voor lokaal maatwerk in beleid ook altijd duidelijk moet zijn hoe deze ruimte begrensd is. Hierdoor kunnen Amsterdammers erop vertrouwen dat de gemeente binnen de eigen kaders opereert. Versterking van de advisering om de juiste keuzes te maken Het verdelingsvraagstuk van schaarse ruimte is complex. Niet altijd is het mogelijk om alle beleidsdoelstellingen in één straat te realiseren: er moeten keuzes gemaakt worden, zoals we dat ook gedaan hebben in de coronatijd. Dat vraagt om een integrale afweging van belangen, op basis waarvan scherpe keuzes gemaakt kunnen worden. Het lokale proces zoals dat gevoerd is bij de uitvoering van de Menukaart werkte daarbij efficiënt en snel door de aanwezigheid van relevante adviseurs aan één tafel en de korte lijnen naar het bestuur van de stadsdelen. Het reguliere proces om de schaarse ruimte te verdelen bij herinrichtingen is op dit moment juist meer gericht op verschillende momenten van toetsing, met diverse gremia die deelbelangen vertegenwoordigen. De ervaringen rondom de Menukaart leren ons dat het proces effectiever verloopt wanneer ingezet wordt op integraliteit. En om scherpe keuzes te kunnen maken is het belangrijk dat die integrale advisering vroeg in het proces plaatsvindt, via de NvU. Momenteel wordt onderzocht of het reguliere werkproces, met verplichte advisering vanuit de Commissie Puccinimethode, de Centrale Verkeerscommissie en de Werkgroep Verkeerslichten Amsterdam, op dit vlak verbeterd kan worden. Dat wil zeggen: efficiënt, resultaatgericht en integraal. Het college neemt bovenstaande lessen ter harte en beschouwt de motie daarmee als uitgevoerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, TE SN) \en ‚ 7 zij DO Uv Cn BELLE Marieke van Doorninck Waarnemend wethouder openbare ruimte
Motie
8
discard
5 Amsterdam Ì SV Opdrachtgeven ed en inkopen a . a met invloed o Wat kunnen opdrachtgevers en ondernemers doen voor Amsterdam? Wat staat waar! ® Het inkoopbeleid van Amsterdam bestaat uit 2 delen. Deel 1 beschrijft wat Amsterdam belangrijk vindt bij de inkoop. Op welke wijze de inkoop van de gemeente kan bijdragen aan de ontwikkeling van de stad. Je leest welke maatschappelijke thema’s Amsterdam belangrijk vindt. Wat deze maatschappelijke ambities betekenen voor de inkoop en hoe het in de praktijk is toegepast. î Deel 2 geeft aan binnen welke kaders en deli he ek Amsterdamse inkoopregels dit gebeurd. be ALAS Amsterdam hanteert strikte integriteitregels, X volgt de Aanbestedingswet en heeft op 4 sommige terreinen aanvullend beleid. De Xx Amsterdamse inkooporganisatie koopt volgens o deze regels diensten, leveringen en werken in. 8 yv 8 . , 8 Innovatie Regionaal Sociaal Uitgangs- e en mkb punten & E an Algemeen 8 ® ASL kader en 3 5 ”. * beginselen 2 k 2 END DON en inkopen met invloed Wat vindt Amsterdam belangrijk bij de inkoop? Hoe kan de inkoop van de gemeente bijdragen aan de ontwikkeling van de stad? Hoe kun jij daarbij helpen? Dit document is voor opdrachtgevers, ondernemers en inkopers. 8 2,8 miljard 8 Als grootste gemeente van Nederland koopt 6 5 Amsterdam jaarlijks voor ruim € 2,8 miljard Amsterdam koopt 5 in bij vele ondernemingen en organisaties. 1 En Ï = Daarmee kunnen wij een verschil maken en jaarlij ks voor ruim 8 dat willen wij ook. Met onze inkopen kunnen rlr nm’ 5 we bovendien een inspiratie zijn voor kleine € 2,8 miljard In. î en middelgrote gemeenten. GB : Voorwoord 3 END DON “In elke aanbesteding krijgt opgaven. De komende drie jaren bouwen . het maatschappelijke effect, we verder aan structurele verbeteringen, via Coal itieakkoord ontwikkelopgaven. Deze ontwikkelopgaven ; : daar waar het past, een betreffen onder meer verdere invoering : (2022-2026) prominente plek’ van categoriemanagement, verstevigen van contractmanagement, het optimaliseren : : en digitaliseren van het ketenproces : In ‘Opdrachtgeven en inkopen : Sociale en duurzame stad inkoopbehoefte tot en met betalen en het :_met invloed’ staan 6 belangrijke Amsterdam wil ervoor zorgen dat het in onze investeren in voldoende capaciteit en kwaliteit Amsterdamse beleidsthema’s. : stad prettig leven is en blijft, voor iedereen van de inkoopdienstverlening. Uitgangspunt: :_Het biedt een overzicht voor die hier woont, werkt en op bezoek komt. in elke aanbesteding krijgt, daar waar het past, opdrachtgevers en ondernemingen. De : Een stad waarin we het verleden koesteren het maatschappelijke effect een prominente thema’s komen uit het coalitieakkoord en de blik op de toekomst richten. Waar plek. Daarmee is het toevoegen van maat- : ‘Amsterdams akkoord’. ; ruimte is voor diversiteit en eigen(wijs)heid schappelijke waarde geen bijzaak meer, maar en waar we ervoor zorgen dat iedereen kan een doel bij elke inkoop. Doelmatig, rechtmatig Beanoosensssesessenvenensanvessnsnsesensenvenensnnvvseen meekomen. Waar creativiteit, innovatie en en integer handelen van zowel Amsterdam ondernemerschap bijdragen aan welvaart en als haar opdrachtnemers zijn daarbij een welzijn van ons allemaal. Zo bouwen we samen randvoorwaarde. aan een sociale en duurzame stad. Dat is de kern van het coalitieakkoord uit 2022. Zover Meer met inkoop is het nog niet. Amsterdam staat voor grote In dit document leest u op welke wijze Aln opgaven. Denk aan de klimaatverandering en de Amsterdamse inkooporganisatie is ® de energietransitie. Denk ook aan het circulair georganiseerd en welke kaders Amsterdam WW maken van de economie en aan het bieden hanteert. Daarnaast ziet u welke 6 maat- o van banen voor mensen die moeilijk zelf aan schappelijke thema’s Amsterdam belangrijk 8 het werk komen. vindt. Afhankelijk van de opdracht en het 8 inkooptraject maakt Amsterdam hier een keuze 5 … in volgens het 'pas toe of leg uit’ principe. 5 Maatschappelijk effect Daarmee is inkoop een krachtig instrument = Eind 2022 heeft Amsterdam het Manifest om een duurzame, innovatieve en sociale 8 Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven ontwikkeling te stimuleren in onze mooie stad. 3 en Inkopen (MVOI) getekend. ‘Opdrachtgeven à en inkopen met invloed’ laat zien hoe Hester van Buren : Amsterdam kan bijdragen aan deze grote wethouder inkoop a Voorwoord 4 END DON Hoe ziet de inkoop van sf e e 9 ee Amsterdam er in 2025 uit? = | ‘Categoriemanagement: . . - alleen ga je sneller, samen De Amsterdamse inkooporganisatie ontwikkelt zich . , . . . kom je verder continu. Hoe kan het inkoopstelsel zo effectief en 30 efficiënt mogelijk ingericht worden? Amsterdam ® Q we aan de voorkant meer tijd om onze heeft een start gemaakt met het gemeente td B Ea inkoopbehoeften meerjarig en met oog voor . . de markt te beschouwen, om van daaruit onze breed invoeren van categoriemanagement. d koers per categorie te bepalen. Categoriemanagement gaat over slim inkopen, eene Op dit moment kent de gemeente over het efficiënt koppelen van de vraag van de Amsterdam de volgende inkoopcategorieën: stad aan het aanbod van de markt. In het fysieke domein is met succes al ervaring opgedaan met » groen g opg 2 Verhardingen categoriemanagement. 3 _Straatmeubilair A Verkeersregelinstallaties & verkeerinstallatiesystemen 5 Met categoriemanagement koppelen we Vanuit de afspraken in het categorieplan 5 Openbare verlichting 8 de inkoopbehoeften van de stad aan het vinden de aanbestedingen plaats. Als we 6 Civiele constructies 6 aanbod van de leveranciers. Niet per opdracht vanuit een categorie inkopen, dan kan dit 7 Tunnels 5 maar waar mogelijk per categorie. In een voor meerdere organisatieonderdelen zijn. 8 Afval & grondstoffen 5 categorieplan leggen we vast waar we nu Daarmee bundelen we onze behoeftes en 9 Ingenieursdiensten 5 staan met de huidige contracten en waar we treden naar de markt toe als één Amsterdam. 10 Utiliteitsbouw (in ontwikkeling) 8 naartoe willen groeien. Ook bepalen we in 11 Water (in ontwikkeling) - welke mate we de maatschappelijke doelen Samenwerken tussen de verschillende actoren 12 Sportterreinen en -accommodaties 5 van Amsterdam meewegen voor de categorie, (adviseurs beleidsthema’s, gemeentelijke (in ontwikkeling) : opdrachtgevers en inkoop) is daarbij de 13 Personele inzet (in ontwikkeling) 8 sleutel tot het succes. Samen investeren 14 Schoonmaak (in ontwikkeling) 5 nn aen PH Amsterdam En en Oe d\- AN ll \ Top 6 © EE rn fe <Bk- - a > EN : . Ne SS ASR ae % 5 @ $ Ï d sb > se Ea 0 0 am amp Duurzaam Gezond Inclusie en Innovatie Regionaal Sociaal Diversiteit en mkb Ö Bijdrage Gezondheids- Een organisatie Samen zoeken Nog meer Meer kansen 8 leveren aan een winst voor alle waar de naar slimme bedrijvigheid voor kwetsbare 8 duurzame stad Amsterdammers Amsterdammer _ oplossingen in en om Amsterdammers 3 en medewerkers zich in herkent Amsterdam 8 3 6 nn " nn tE ' . =_ EE AAM pe helt 7 ij | Ea , rd A, ij Hi a m je F er | rv An A UN 4 N Le ad a AN Ì ah Ds nd n sh | 1 ke IM en p / fi , D 3 EE, | Pi _ AR: We Rire NAT … « AS ere Er … Rn N ' î zr Pe 14 ti aa. “ » * 8 / = a . f id Î de ” ek b Ee Nl pe NE Ke ol fs f E 4 Pad 4 AT ee al « Pú n ee Pen e AE ‚Ae / 4 1, u di A ES et K | / ki’ Did z i KET AN Ee 1 , npe 8 ez nei 5 pa 4 s l en ' ' d DGN ee ' L AN " EE …. ! \ t Es k pr ei B # P D alie Seg ik 0D oe Pike U u Wi a ® r _V t Dd e i d Er ne PE IR DT 4 he | Hi kk Pd ns. \e ik ik fi n ' „ | | n, me e ®, . n nld pe f K\ N | + ap ee Vaer Y Ni vers 0 FE. 8 4 : je p Ì Ezi AM KN k En A N ) 2 Pe A ed * À SA IN j È iN | À 5 ee hell 5 iN Re Nl be A NS | | B \ À | ed | L A ED ke D P: ] k E Dj Bijdrage leveren aan een duurzame stad Visie van Amsterdam Wat betekent dit voor Amsterdam heeft grote ambities als het gaat de In koop? om de duurzaamheid. Niet alleen voor de err: . stad, maar ook voor de eigen organisatie. In De gemeente wil via de inkoop opdracht- Klimaatverandering 2030 wil Amsterdam een volledig duurzame gevers stimuleren en ondernemers de behoort tot de gemeentelijke organisatie zijn. Amsterdam mogelijkheid bieden om duurzame . . heeft vijf klimaatdoelen: producten, werken en diensten te leveren. allerg rootste uitdagingen Zo kan elke opdracht, elke aanbesteding in de geschiedenis van de 1 Maximaal energiezuinig en elk contract een bijdrage leveren aan . 2 Uitstootvrij een duurzame stad. De gemeente daagt mensheid. De afgelopen 3 COz-neutraal opdrachtgevers en ondernemers uit om jaren zijn er flinke stappen A Circulair het verschil te maken. .. 5 _Klimaatadaptie gezet maar we zijn er nog lang niet.’ | ‘Duurzame oplossingen 3 krijgen de voorkeur’ 3 Duurzaam 8 nn Concrete dg inkoopdoelen Amsterdam 100% — De 1. Maximaal energiezuinig betekent dat we wi Circulair energieverbruik voorkomen waar mogelijk _— en maximaal inzetten op energiezuinige apparatuur. De maximale energiereductie P/N Uitstootvrij betreft het netto energieresultaat (kWh). Het gaat dus ook om de opwek van duurzame __ energie. ® CO‚-neutraal 2. Uitstootvrij betekent dat we gebruik maken De van voertuigen, (stationaire) machines of Klimaat- ©, — (mobiele) werktuigen zonder uitlaatemissie 50% adaptatie van broeikasgassen, verontreinigende gassen en deeltjes. Openbaar vervoer wordt ook gezien als Uitstootvrij. E JE f a _— 5 ë ® En 8 . ® “Een dienst, product of _ Rn 2 ee 0% he AAA 5 werk draagt bij aan een ° 3 . . 3 klimaatbestendige stad” 2022 2025 2030 B 5 â Duurzaam 9 nn 3. COz-neutraal betekent dat broeikasgassen 4. Circulair betekent dat een levering, dienst 5, Klimaatadaptief is dat een dienst, product zijn vermeden of gecompenseerd. of werk leidt tot een minimale toepassing of werk bijdraagt aan een klimaatbestendige a. Een dienst is CO‚-neutraal als minimaal van nieuwe materialen (en fossiele energie), stad. Bijvoorbeeld zonder dat er schade scopes 1 en 2 zoals gedefinieerd in zowel in het ontwerp- en productieproces als ontstaat, bijdragen aan de ambitie om 60 mm de CO‚-Prestatieladder van Stichting bij het gebruik van de diensten, producten regenwater per uur te kunnen verwerken. Klimaatvriendelijk Aanbesteden en en werken. Een levering of werk wordt ook Denk ook aan hittereductie en aan het Ondernemen (SKAO) zijn en vermeden of als circulair gezien als het maximaal inzet zorgen voor extra hemelwaterinfiltratie om gecompenseerd, op een lange levensduur en hoogwaardige grondwater bij droogteknelpunten in de stad b. Een levering of werk is CO-neutraal als herbruikbaarheid van het product of de aan te vullen. de hoeveelheid relevante broeikasgassen materialen. in COz-equivalenten is bepaald volgens de methodiek van SKAO, en vermeden of gecompenseerd waar nodig. Het gaat om de netto uitstoot (ton COx(eg.)) van de volledige levenscyclus, Ae N » «RD ®: / ze dese eeesescsceceeseseeeescseencesecencsecseeesesseesescscesceesesceneseseseee eee e . ° ® " .ee « . Ean :__COz-prijs als gunningscriterium : \ man, mn B ° nt - e a a, : De COz-uitstoot van een dienst, product : mees | SS nn, s_of werk kan in Euro worden uitgedrukt. De : | | ° . . ° 9 : aanbieder met de laagste COz-uitstoot kan : dd = Ë daardoor een fictieve korting krijgen. Zo ; _) | | | 8 kunnen de kosten van COz-uitstoot meewegen : te, Ld s B 5 als gunningscriterium. De mogelijkheden ; ’ il ms | | | 5 ‘van true pricing, waar meerdere criteria : | | | = : meewegen in het bepalen van de prijs, : 8 : worden onderzocht. : ge | | | ® 3 5 : ®D : 3 TEN We / 8 | a Duurzaam 10 A ER EE Men Ee, rp ei | ze re . EE ed 5 seh Ek Ae dl t Erg 1 |} WE | Ke 7) kl: Perl fs : pe: in br È ij Ô ER / Praktijkvoorbeeld if | Krk reet HE 7 We SA ui f Á Fil Oe Zo wordt de stad Duurzaam ; 2 ie ; Bee E OER KID : j sr ik: WED arr heh, A de en dj Î . ME rr NN) __toekomstbestendig ER 48 rn WE ER ch N- / {en klimaatadaptief DR IN kig 2 ERN 4 p MADE A Vi Eb; td Or, (Nrd P/N NR Teff Inkooptraject En Ì ES Ek Nn if, PE it ne EN vig il > Christina Ottersberg gebruikt We hebben aannemers geselecteerd Rn 4 Wi wi A Û er We EM ES tal k Î de samenwerkingsovereenkomst op verschillende plannen die zijn EE 4 a ig KE ì ed Ng fi hj AR id | \ ï EN verhardingen om Amsterdam ingeleverd: slim en schoon werken, L 1e E Em zi u KE: ids wit IR ie ie f toekomstbestendig te maken. innovatieve asfaltmengsel en samen- rj ar CE ies ef Ki Lr Sf” ze e | fi werking, en prijs speelde geen rol. … bel ie . rl n° on NE anti Wat Zelf ben ik betrokken geweest bij de 5 an me De z P, KL Ü EN Ee mt | De gemeente Amsterdam is altijd beoordeling van de plannen over EN / eer (EN 4 Er el Bin, rin Li op zoek naar nieuwe innovaties. De samenwerking. We werken nu voor le En Rn en R-\ Vm & gemeente wil in 2050 dat de stad een periode van 4 tot 6 jaar met S Ek \ hee 0$ _klimaatadaptief en circulair is. Om dat 13 aannemers verdeeld over E : pan P LN jj 7u al and i te bereiken, moet je nu beginnen om verschillende percelen in Amsterdam : É mn ii id EO te weten wat werkt en wat niet. In (Samenwerkingsovereenkomst ee pen r EL msnnen: We 2020 is de Kromme Mijdrechtstraat Verhardingen). F 8 We Ek vervangen, een straat in de Rivieren- 8 ds RK buurt. De Kromme Mijdrecht is een Impact IJ, en | Ô R pilotproject waar we onderzoek Jazeker! De straat is nu ingericht met id r ë __… WM _doen naar waterbergend vermogen, een circulaire en klimaatadaptieve Le beheer en onderhoud. In deze straat bestrating. d / bes e maken we bijvoorbeeld gebruik van dese Ee Te waterdoorlatende en circulaire stenen _ Tip A et ater ge NE op een circulaire fundering. Daarmee Verzin niet alles zelf maar werk samen zeg Ee At Eer Bd k ontlasten we het riool bij extreme met ondernemingen. Samen kun je sal ed À Nt 5 ____ neerslag. Bovendien gebruiken we het bepalen wat het meest logisch is om de àl ij: Ate. Aal S 8 overtollige water voor de bomen in te doen. Met elkaar kun je tot de en Ne, ' en td N voe de straat. meest duurzame oplossingen komen. 11 | mn 4 en rj] EE vÂe} Wo rdt fe [= En pbl d +4 as catering duurzaam ® en gezond . _® - d Dl # ed | ee > Carlien Kruithof en hoe de sociale impact vergroot kon Lr - ì u . “ En Astrid Koopman werkten worden. Via eisen en wensen is al KL PA 4 | : à aan de aanbesteding voor een dat beleid vertaald naar de uitvoering. de mn We f a Ad nieuwe cateraar. Denk aan op alle locaties standaard h p, een zo gezond mogelijk assortiment kJ L/ EL voor dezelfde prijs. En, afhankelijk 3 £ 4 Het ging om een aanbesteding van de bezoekers uitbreiden van fr 4 Lal voor 3 onderdelen: de exploitatie dat assortiment. _ F e k van de bedrijfsrestaurants, | ' | automatenvoorzieningen en het Impact _… / verzorgen van banqueting services. Door uitgebreid en zorgvuldig met ü Vanuit de politiek moesten we alle betrokken partijen af te stemmen DT Wig mnd heeg rekening houden met verschillende kwam er een duidelijk plan. We & an eg _ Eisen waaronder duurzaam, sociaal hebben nu een goede leverancier die D, MN / 7 En S _ en een gezond aanbod. smaakvolle en betaalbare catering hi Ea pr Den eN Re Ns n aanbiedt op kantoorlocaties en _ en en = Nn à Inkooptraject werven. En waarbij de catering : DE E va Am ee - n Door OEL: EU belangen en duurzaam, sociaal en gezond is. mi rj mn ns en. wensen is met verschillende experts | ' ee binnen de gemeente gesproken. Zo Tip pe he dn pr pe ad heeft de GGD geadviseerd op het Wees helder en transparant in je thema gezondheid. Green Office eisen aan de toekomstig leverancier. Panndadanddd deed dat voor duurzaamheid. Laat je daarbij adviseren door de Collega's van Bureau Social Return en experts binnen je organisatie. de Sociaal Werkkoepel dachten mee ed | | LMA Vr IR / / K } dif hk AAN je ee ha \ | 4 | Pl EE ie Adr Í en : ke 4 Ä 1 Ue Kaz WV Ae, AN 0 Î " Gé 4 E Î Ee ©) 7 4 As hj Ì 5, de A id Pe ‚… là ND K keke Ee s T BN ik / WN hj he - ì Kd 5 s À rd ke iN “a } P, En 4 ee) , 5 ä * B Á / } p ed , ii ij Ì P / ke BN \ | ER | ' hed en pr ih / / ks " È j | F, | AAP WY B R = Se Rs B ee | Üa ni eis Ea | Ri a. _i WR zend en Di ( Rn wr ae! | Etn er À Rr i \ À ne Real We 5 ' Lj n re Ps cd Ee Le et , k ) NN en | Gezondheidswinst voor alle Amsterdammers Visie van Amsterdam Wat betekent dit :_ Preventiebeleid Amsterdam wil dat alle Amsterdammers voor de inkoop . : van Amsterdam ; gelijke kansen hebben om in goede ; : gezondheid te leven. Het aanpakken van De gemeente wil via de inkoop ‘Amsterdam stimuleert een gezonde en : ongelijkheid in gezondheid heeft prioriteit. opdrachtgevers en ondernemers stimuleren ‘actieve leefstijl voor Amsterdammers. De : Hoe kunnen alle Amsterdammers gezond om bij te dragen aan een gezonde stad. focus ligt op de thema’s: rookvrij, gezonde ; opgroeien en langer in goede gezondheid Een stad waar alle Amsterdammers gezond : voeding, voldoende beweging, een gezond leven? Gezondheid is een breed begrip kunnen opgroeien en leven. : buitenmilieu (luchtkwaliteit en geluid) : en verbonden met thema’s als onderwijs, *__en verbinding met de buurt, Een goed : huisvesting, armoede, sociale zekerheid, ingerichte leefomgeving kan bijdragen aan ; welzijn, sport & bewegen, voedselvoorziening “een gezondere levensstijl en een betere en leefomgeving. ® : gezondheid. > : 8 a À ë ‘Alle Amsterdammers 8 hebben recht op gelijke 3 . A gezondheidskansen’ 8 : 5 © â Gezond 14 nn Gezonde leefomgeving Gebiedsgericht : Een omgeving die zowel aanzet tot bewegen Amsterdam pakt gezondheid gebiedsgericht ; :__maar ook stimuleert contact te leggen in de aan. Veel oplossingen van gezondheids- : buurt, zorgt juist voor een betere gezondheid. problemen vragen om inzet vanuit ; 6 . . . :_De fysieke inrichting van de stad draagt bij diverse sectoren. Dat betekent dat in ; De fysieke inrichting ‘aan gezondheid, maar kan ook leiden tot het gezondheidsbeleid nadrukkelijk de ; van de stad draagt ziekte. Slechte luchtkwaliteit leidt tot schade verbinding wordt gemaakt met andere ; ve es -_aan de luchtwegen. sectoren zoals ruimtelijke ordening, veiligheid, : bij aan gezondheid economie, onderwijs, sport, sociale zaken en ; ; milieu. Andersom kan gezondheid ook een : bijdrage leveren aan de doelstellingen van ; ; andere beleidsthema’s: gezonde kinderen ; kunnen beter leren, gezonde mensen kunnen _ : : eerder dan ongezonde mensen aan het werk, ® © Ld o (d 4 0 Nan 5 ë ® U é ® 5 Rh ® 3 Ó Oo 5 â Gezond 15 EP ” Tr E u TE Ae | | hed P N | Í _ Hand 4 EJ t | À Li Ee 4 Mer” E : Ee _ Pi wi oe LRE ND | ns =) : \ Fa | e a d ke 3 ij | BA ae p 7 CR — MW EN ROA LEN | k el R > = ed ee MP 8 A of PE RN - il OER SEAN n £ ” DR f E RN ed x se _— he Ö Ak EN TN Be lt E aen / A ad / ; (Le KRAAIEN VTE LNE } Fz NRE Bor re. A CAD Là n Nen ' ä INS, a Denn > ECA Áe den À de jen P, 7 di Re ag PA ER d p de WE Dansen A 5 NM OO AE de = HE el 5 0 js onp = ne RE GRE HAR p ON | 5 4 ae Ap 4 / EE Pl n Û | a Rn Je hd | k | / Ed p= | Î gl ij! r Ls r / | , jl . | E- F; | Î 7, d Kr 4 mad Û pn fi zi Dn NR Pan, / Ki | 8 ( Pd! Ted e Û Bl NO | Zea À Ô . id EA El Ie Ee Li Kn n _ - n _ 7 De Ì be | | | mm 5 4 n : | | Eg | | md in 5 hk 7 Ì 7 L Rr i Er nen Rn Ze Ee Ee nn ee En ë E } EE 5 pr dl Eni l # - ee nn Emi ve bn \ P En LS $ % Ee hs Ë e # pi sk / FIE En nn een, \ Dee - —__ zn ==! r en, Eee) EE ___ ia -Ì En A Lee 4 7 ij 4 er » ! ae Ed 5 == 5 es ln pn Dn Ee ze ; / e— / zt Z h _ 5 ee rim ml n Ee En 3 ad ne ï Eee an ee 2 nn - S z 5 a ‚ # Ë en == a = 5 _ - 8 el g ed eer _ Es B À 5 zE p 5 - mmm E ae Inclusie en diversiteit VD Een organisatie waar de Amsterdammer zich in herkent. % Visie van Amsterdam Wat betekent dit :_ Amsterdamse aanpak e 2 : . e . ; De gemeente Amsterdam streeft naar voor de inkoop . ; interne inclusie en : een inclusieve werkcultuur waarin : diversiteit iedereen zichzelf kan zijn en zich gehoord De gemeente wil via inkoop ondernemers ; : en gewaardeerd voelt. En we streven stimuleren bij te dragen aan een inclusieve : De gemeente Amsterdam wil inclusie naar een divers medewerkersbestand en diverse organisatie en samenleving. ‘en diversiteit de norm maken binnen : dat een goede afspiegeling is van de We vragen ondernemers na te denken ‘de gemeentelijke organisatie. Daarbij is ; Amsterdamse beroepsbevolking. Een over inclusie en diversiteit binnen de een inclusieve werkcultuur een absolute ; divers medewerkersbestand helpt ons om opdrachten, maar ook binnen hun eigen : voorwaarde voor een duurzaam en divers : beter contact met de stad te hebben en organisatie. medewerkersbestand. We werken daarom ; maakt dat we een scherper oog krijgen ‘tegelijkertijd aan een inclusieve werkcultuur : voor de uiteenlopende behoeftes van onze en aan een meer divers medewerkersbestand. : inwoners. * Daarbij staan 5 thema's centraal: ; : : £_1 Sociale veiligheid ‘Een inclusieve cultuur ee . : 2 _Toegankelijkheidsagenda i © is een voorwaarde ® © Ì 3 _Representativiteit Ë . SA L twikkel : 8 voor een diverse eren en DES en të . es ® % ® ; 5 Maatwerk via actieplannen > : 2 organisatie. Bovonsvevenseerenseeevnnsevvenverennvervnnvrrvnnsverenvevene B 8 5 8 5 3 3 5 © â Inclusie en diversiteit 17 nn : Amsterdamse aanpak % - Aan de thema’s sociale veiligheid, 2 Toegankelijkheidsagenda 3 _Representativiteit . :_ toegankelijkheid en een representatief Met de toegankelijkheidsagenda willen we Het medewerkersbestand moet een betere ; ‘_medewerkersbestand werken we de toegang tot de gemeentelijke organisatie afspiegeling zijn van de Amsterdamse ; bijvoorbeeld op de volgende manier: structureel verbeteren voor deze collega’s beroepsbevolking. Onze werving en selectie ; ; met een (niet) zichtbare beperking en/of is inclusief. We hanteren voorkeursbeleid : ‘ 1 Sociale veiligheid chronische ziekte. We willen dat niemand en gebruiken streefcijfers voor groepen ; In een sociaal veilige werkomgeving voelen zich belemmerd voelt bij het werk. We willen die onvoldoende vertegenwoordigd zijn. : : collega's zich beschermd en veilig genoeg om dat alle collega’s zich kunnen ontwikkelen We zorgen ervoor dat alle medewerkers : hun mening of feedback te geven en vragen en gelijkwaardig bejegend worden. Zodat mogelijkheden krijgen om zich te ontwikkelen : ‘te stellen. Ze durven fouten te maken en met iedereen gelijke kansen heeft en we niemand en werken we aan een betere doorstroming : :_nieuwete ideeën te komen. Een voorwaarde buiten sluiten. naar andere en hogere functies, : * voor een sociaal veilige organisatie is een : inclusieve en gelijkwaardige werkomgeving ; * waarin iedereen de ruimte heeft zichzelf te :_ zijn en zich gehoord en gewaardeerd voelt. : ® B © © A ‘0, <= 0 ® yv | © & Á 8 8 Ld 5 5 0 5 3 3 5 : 8 a. Inclusie en diversiteit 18 Ln ie — mer et — ps er Reg ES A Ps af ES | GE te Ze Pr | p Sg 4, 5 a ee Á Ie © Ken an & ss. d Dd es Ee AS 5 Pens se Ü Innovatie 0 Samen werken aan slimme oplossingen . „® ° : e e Visie van Amsterdam Wat betekent dit :_Innovatiebeleid i ? : van Amsterdam Amsterdam wil de stad klaarmaken voor de voor de inkoop . : : toekomst en voorkomen dat de toekomst Vernieuwen kan Amsterdam niet alleen. : ons overkomt. De gemeente wil de De gemeente wil via inkoopprocedures *_ Samen met bewoners, maatschappelijke dienstverlening versnellen en verbeteren en ondernemers (van klein tot groot) : initiatieven, ondernemers, kennisinstellingen : een gemeente zijn die toonaangevend en stimuleren om samen te werken aan de ‘_en vele andere partners kunnen we het toekomstbestendig is. Daarom werken we aan opgaven van de stad. We werken graag :_ verschil maken. Zowel op lokaal als nationaal : vernieuwende oplossingen, technologische met innovatieve samenwerkingspartners ‘en internationaal niveau. Om een verandering mogelijkheden en nieuwe methodes. Door en betrekken vroegtijdig ondernemers bij : in gang te zetten, wil de gemeente nietalleen : het slim inzetten van technologie ontstaan een inkooptraject. Met innovatiegerichte ‘het grote inkoopvolume van Amsterdam als innovatieve ideeën die helpen om de inkoopprocedures daagt de gemeente : vliegwiel gebruiken. Amsterdam kijktook hoe : uitdagingen van Amsterdam op te lossen. ondernemers uit om samen te innoveren. De _: we de methodes van samenwerken kunnen Technologische vernieuwing gebeurt op gemeente gebruikt niet alleen traditionele ‘verbeteren en door ontwikkelen. > : vele terreinen: connectiviteit, mobiliteit, kanalen zoals Tenderned maar ook sociale Benononoenensenensenensevenseveneevenervenenvenenvenenvenene duurzaamheid, circulaire economie, media en eigen beheerde platformen om gezondheid, educatie, democratisering en meer ondernemers te bereiken. o energie & klimaat. - Ind 8 ce G : \ _ ë 6 . ® . …. 5 > md î Met innovatieve ideeën nr & - 8 5 : à % 5 kunnen we de stad ES OO} ö : : ® klaarmaken voor EC Î 4 Sj 3 , : À 2. de toekomst be wreeveedre 5 k Innovatie 20 pe : Amsterdamse aanpak = = Samenwerking we zoveel mogelijk functioneel uitvragen. = Opschalen mogelijk maken Via intensieve samenwerking, gedeelde Ook willen we de hoeveelheid eisen tot We stimuleren nieuwe en creatieve : ambities en waarden ontwikkelt het noodzakelijke minimale beperken. Het manieren van inkopen en aanbesteden : Amsterdam nieuwe oplossingen. Denk uitvragen van een vastomlijnd product om goede oplossingen snel breder in te ; aan gelijkwaardige samenwerking met of dienst en gedetailleerde set eisen kunnen zetten. : partners. proberen wij te verminderen. Als gemeente ; willen we meer waarde gedreven = Duidelijke communicatie ; = Bundelen innoveren. Elke opdracht en aanbesteding is ; Amsterdam innoveert missie gedreven geschreven in helder Amsterdams: prettig ; en bundelt de behoeften, expertise = Experimenteren leesbaar met zo min mogelijk juridisch of : én het innovatiebudget. Dit creëert Met pilots kunnen we op kleine schaal ambtelijk taalgebruik. : innovatieruimte en bespaart tijd en geld. experimenteren en leren. Op die manier kunnen we testen of een oplossing past = Actief naar de markt ; ‘ _= Behoefte en waarden centraal voordat dit op grotere schaal wordt Alle innovatie opdrachten worden nog beter Voor zo maximaal mogelijke vernieuwing uitgerold. Soms passen we de techniek van toegankelijk gemaakt voor de hele markt. ; : en creativiteit van de ondernemers, willen kort cyclisch werken toe. ed Innovatiepartners.nl Dit is het Berevreneneenennennnennneneneennnnenenrenvneenveneneneenennenvneennnnenveneneneeneenenvneenennenenneneneenennenenennnnnen £_platform voor ondernemers die : o : samen willen werken met publieke _: ® X 8 : en maatschappelijke organisaties : B *__aan innovatie. Inkoopprocessen : ej 5 zijn op dit platform toegankelijk, : e. 5 ooos kS =N 3 ; : Ed Innovatie 21 nn | jn NE Pe BA ER ï Gn sn ne ll Ee 1 á El B dE Ee — en Em At NL OER druk op het water in 8 Sl El da Ni ve Ri] CAN ï ar HL ij / ML ir” il _ KAN l 1 ij MR Amsterdam ad dd AAN WE TA E Tg \ B û 5 KS Eh As Se : A A NN Kk 15 jr en Ï d ie: Et ESk RIN NEE Nr Gn Tn 2 4 7 Ene he Anes 4, B h SN j NS ‚ rd zi G ! Wh ed rd kn 4 a En eer en t MN en Me. ET A 7E Pr re a we are nn 6 =' BANGS u S Vd ve Ban ik 5 } SRT Se E NES er PA RV m5 Ee ® n Rn Ik: ee EA RE er Keek == he WS ES Ans Me 40 SE ne ai if «| E IE n ik Vb ee mn A ik I= ‚IN Wi Ë | al mals hes 6 IE Rr en nt EE SS es sr ge en een a nn NR EN RAR en ea IR A WE En 7 5 | Ee RN Es ê Ee 7 ze De | Dn de stad zitten: wat Sa sh Bg An : Er iN mr nn zie de DE SN, Pa Resa * Ee WE mh En 5 B med en Vi br En PS, Wi jat j me ee) | KE ms 3 517 3 ine ra Al rd É eN a S | B Á IÁSEE EE E Aum PE | Dn ri El ES ed Ei de IR Ms | À ler | if KR \ | DE |E A P Al ES A ” Ke MER: \ EAN É rs af en E 5 nn | : e = \ de 1 {\ EL e= Î 3 Í % | nn df en L ER 4 | ee ‘ pir D ns Á > à A e 5 3 mr = — L E \ Ä N vo rit, 2 DE ; Zee Ed 3 EL E Î | | he \ 2 rs he : E 4 Ji d DE, Tr À d \ L \ k han. Poe AN ne nt EE | L s R's o ‚ 7 Hs Get ZE ES | ee NR \ en 5 LZS un | \ SC PO oe Gs Erma == F 4 A. en DEI | ik N f Wk B Oe ER ailes MW/ ze 0 ef BA re WE % Ee GN We ME Ee „ . P Re ee, p : / DD e kT = nn : E En in à W a TN En > “ ik Een MR NE ERS mk ú kN E P £ ee je î | z p af“ er nn A mn DN , Ji L : - : n eh 7 P/ 47 Á Ln u de ad ‘ ns { if | SE ) IN ER = Fi 5 À 5 5 . E hl $ \ E ESS, „ \ { d ba pd E nd } 4 . 3 : ze S E LE ) ‘ Ar ER ' _ u en b Ë k î wee is En RN L Tan : IS,  4 mm en E b Ee : 5 5 kn es - adm en A a nl en en pn ATL e Pan Ld Regionaal en mkb Nog meer bedrijvigheid in en om Amsterdam Visie van Amsterdam Wat betekent dit Amsterdam behoort tot de internationale voor de inkoop? top van aantrekkelijke en concurrerende 6 regio’s in Europa. We willen dit behouden De gemeente wil via de inkoop het midden- Amsterdam zorgt goed en versterken. Ondernemingen in en om en kleinbedrijf in en om Amsterdam voor de circa 71.000 Amsterdam leveren hier een grote bijdrage stimuleren. Daarom worden regionale en . : aan. Ook een sterke economie draagt bij mkb-bedrijven gericht uitgenodigd om ondernemingen in en aan de leefbaarheid, veiligheid, identiteit samen te werken. om de stad’ en sociale cohesie in de buurt. Wanneer het goed gaat met de ondernemers in een straat of gebied straalt dit af op hun omgeving. Amsterdam zorgt goed voor de circa 133.000 maman Bn a, ondernemingen in en om de stad. Daarom man, man, man besteedt de gemeente hier ook met haar inkoop extra aandacht aan. 8 a ä a 5 ® 8 ® 3 3 î 5 8 Regionaal en mkb 24 nn ge Joa revensororerneverssererseneorserserennorrsrverenvrsrsrvversersrrrreeen bar : : Oo . : e : e ° 6 e : Aanpak in Amsterdam ‘De gemeente draagt Metropoolregio direct bij aan de Amsterdam : Als grootste gemeente van Nederland : . ‘verstrekt Amsterdam diverse opdrachten. ; bed rijvigheid en Amsterdam werkt actief samen in de regio : Van catering tot groenvoorziening, van ; leefbaarheid van en neemt deel aan de Metropoolregio ‘__inburgeringscursussen tot uitzendkrachten ; , Amsterdam: het samenwerkingsverband :_en van bruggen tot jeugdhulp. de stad van de provincies Noord-Holland en ; : Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio ‘_= Europese aanbesteding Amsterdam. Elke gemeente en deelregio ‘Een aantal van deze opdrachten besteden ; brengt eigen kwaliteiten in die het totaal ‘we verplicht Europees aan. Hierbij besteden versterken. Doel: het versterken van de : we specifiek aandacht aan de mogelijkheden : Metropoolregio Amsterdam als internationale ‘_ voor mkb-bedrijven om zich in te schrijven. : economische topregio met een hoge kwaliteit Bijvoorbeeld met een verdeling van de : van leven. -_opdracht in percelen of het bieden van ; mogelijkheid om als combinatie in te : :_schrijven. : schrijven : B : : A :_= Onderhandse opdrachten ; R : Voor onderhandse opdrachten hanteert : *__Amsterdam een speciale werkwijze voor ; inkopers en opdrachtgevers. Dit doen we : : door gericht twee regionale (MRA) en twee : ® : mkb-bedrijven om een offerte te vragen. ‘Met het gunnen van een opdracht aan een : ® ‘regionaal of mkb-bedrijf draagt Amsterdam ® 5 direct bij aan de bedrijvigheid en daarmee ; 5 ‘leefbaarheid van de stad. : 8 . 2 ® 3 2 © 8 Regionaal en mkb 25 Zo wordt de Regionaal en mkb | | Si, Amsterdamse | | hs lucht schoner |E RE partner aan tafel bij de gemeente. | W AIN EN Ì We werden gezien als expert. | TN : N Gelijkwaardig dus. In 2016 kwam de : EN Li Bf di : > Eric Sens deed mee opdracht op de markt. We hebben 8 | ei Ki DN aad aan een aanbesteding overleg gehad met twee verhuis- ian { Di | à over verhuizingen. bedrijven en hebben de krachten a | | eh | U [Eese = gebundeld. Terugkijkend was dat | | | } 4 fe hà Wat de beste zet die we ooit hebben ed he IJ hs bj | ’ IS __We hebben meegedaan aan de gedaan: samenwerken met bedrij- = fe en, Ia Û ij dj ce En == aanbesteding van de gemeente ven die eigenlijk je concurrent zijn. BE, ) | DA Arn EEE BO {I{((|!, Amsterdam voor verhuizingen, Het heeft ons, naast een goed Lins Ll I EL RER Hit samen met twee andere contract, ook veel besparingen GR „a J =. AE B: 5 verhuisbedrijven. In 2014 zijn opgeleverd. | £ eee AEEMMTS Ewe getriggerd door de agenda mp ef: is Li Ja is Luchtkwaliteit van de gemeente. Impact LAN Eel nk Ka en REE Eel We beseften dat de stad op slot Jazeker! In 2020 hebben we bijna B Ksara KG IN e hen de | } __zou gaan voor verbrandings- alle verhuizingen 100% elektrisch NE __ ee j AS 7 Rd motoren. Dan kun je twee dingen kunnen doen. Elektrisch rijden is het ap Cil a MA O1 | __doen: je ertegen verzetten of mooiste stukje rijden dat er is. Het is NE Í Ef A EE A En meebewegen. Het was crisistijd niet alleen schoon, je hebt ook nog 0 B PD | f eaf {maar wij hebben een heel dure amper kosten voor onderhoud. BI® … _ 6 / ES nn elektrische vrachtwagen A | aangeschaft en zijn 100% voor Tip | duurzaam gegaan. Bereid je goed voor. Gebruik en hm! ee een aanbestedingsexpert: de =N en ST ' Se en Nes En nn Se > En ee we en Inkooptraject aanbestedingswereld is bijzonder es ie 3 NEEN on Ke rat en En B EE Het inkoopproces was een complex. Stel ook vragen aan = en Tan NNS an se, En ee ee =S verkwikkend bad. We zaten als de gemeente. Zoek uit wat ze EEN EN NG A Nr en van je verwachten. EA) ES A ee 26 Ei # id P P ei pr Pd k Ed ke : F à + n ed £ es me | A n u So 4 Are Rn m pe pe hi re ” RE en mn ki ad kn add in DRIE ENsA . pe EE re in de e wk EERE RE EG Ae me Ee , Ee, FR PEN? ede 0 5 EN RE Ei gen. . Em [A ns: EP se GE Ee EE a ank Ve - Ei eere a Aat en | at | | nn Re mee — hi ï Il Re Ee | EE Een ee LE Ö ner NS If Ee mnd PY | | KE AE Of RT ge ide dn hl | a | nn eN en Ee. | = En B: Nl _ " RE SRE ij Ei Ee E d | _N e EN 4 RES” RD Re Li L | IE Es | Nn … _E 4 E Ë Re hen Er À 5 u pe le ej” D ed DL Bt ‘NE Û | te MN TE, ) he kl == ke PN Ilie ha Oe De ne Ile Mi —e rr E et ed er SEN Ee & / a Nn Í ri N ef 8, a en Td | | ij # ki Ben | - ri Wi ee SE fi EE SE u le Ti 5 In ET RIE ES =d =—EENEL ll Teer ï A et rl KIT | | TES s mn ee: ik Van sl KL En W.| lp \ ALLE MI Í Á RT] NN OE iten 4 mn Zar Ee gen 0 | EK: hi nt B == mep | [LE en or ee mijt B | | U | T | l ij Erie PEN ALT Rn a Ne Mr 5 al van MS Re ee B fi 3 EN & ei bk | Ì La, | di Î be ae Ai ler HE En Ti ij IE ij | Nr A Ô á ï T Ì | | q NE | a MN Te HE ei IPS Air KK | | p: in Ï | | eet jj PE | 8 5 = Nee ine NJ NES Ee D, nt ki TN | EAN ek ES ansi [eN he IN Nes NT ne ei EN nn En s vn MER ie Bird NE me ln 7d ee Epe en Tear ms fs _ 8 ee ee: pel If Vi If Whe jn | TT Te cho eh e [ Rn. ed Rr oe ak Wen es 5 ne | El fn = =| | n n De nn Nn mi en p Pe 5 mt Ee Le heer rn cis B 3 6 8 Ei en. EE er on nnen ee EE Ee 8 ed nn a 5 ener SE 2 ee ee En et dr ee ‚ / PP ej ' ee E en ed en a et : : en en DP d r 5 ee 5 ee Û me ee es _ = ï Re Edin 7 or ne. ze en te = 7 Eee : id EG B inr N pe - N pe Ee Dn El a en ln } DE __ A _ 2 ee RE en Ennn RE : ' Sociaal av Meer kansen voor kwetsbare Amsterdammers ® . Visie van Amsterdam Wat betekent dit Sociaal inkopen . Amsterdam wil een sociale, barmhartige stad voor de inkoop? Social return is het opnemen van sociale zijn voor alle Amsterdammers. Daarnaast wil voorwaarden bij aanbestedingen. Amsterdam misstanden op het gebied van Amsterdam vraagt opdrachtgevers, Uitgangspunt is minimaal 5% sociale arbeidsomstandigheden, mensenrechten en ondernemers en organisaties om een sociale winst. Het daadwerkelijke percentage milieu in de keten zoveel mogelijk voorkomen. bijdrage te leveren aan de stad en kansen te social return is maatwerk en komt met een geven aan kwetsbare Amsterdammers. Er zijn advies van Bureau Social Return tot stand. , . . , tal van mogelijkheden om iets te betekenen Doel: arbeidsparticipatie bevorderen en Sociale firma’s laten voor Amsterdam en haar bewoners. Waar werkgelegenheid creëren voor mensen zien dat sociaal mogelijk passen we de Internationale Sociale met een afstand tot de arbeidsmarkt. Social Voorwaarden toe. return gaat ook over de maatschappelijke ondernemen loont relevantie van projecten of ondernemingen. in Amsterdam’ Dan wordt sociale waarde voor kwetsbare ® a groepen in de samenleving op het gebied van werk, participatie, gezondheid en onderwijs toegevoegd: sociale impact. o 0 a ® De primaire focus ligt op sociaal en inclusief 8 opdrachtgeverschap. Social return is 5 een instrument dat meer is dan alleen 5 het opnemen van een percentage van = u de opdrachtwaarde in een contract. Een 8 mm percentage heeft alleen waarde als de 3 voorspelde sociale meerwaarde in de praktijk 5 ook tot stand komt. Bijvoorbeeld werk voor : social return doelgroepen en sociaal inkopen â bij door de gemeente erkende sociale firma’s. Sociaal 28 nn gernenennenvenvenvenennentenvenrenennenvenveneenenvende Amsterdamse Aanpak : : Bureau Social Return van de gemeente _ ; Amsterdam adviseert ondernemers, = Eerst Pantar = Erkende Amsterdamse sociale firma’s : :_ opdrachtgevers en inkopers. Voor de * Pantar is het sociale werkleerbedrijf voor Dat je in Amsterdam sociaal kunt ondernemen, _: Leidraad Sociaal Opdrachtgeverschap Amsterdam en Diemen waar ruim 3.000 bewijzen de circa 70 erkende sociale firma’s ; *__en meer informatie: * medewerkers werken, veelal met een in de stad. Sociale firma’s zijn bedrijven die ; klik hier voor de Leidraad arbeidsbeperking. Pantar biedt een scala aan zich richten op zowel bedrijfseconomische : * of voor de mail: * diensten aan op het gebied van onderhoud continuïteit als op het creëren van ; [email protected] en schoonmaak, parkeerbeheer, digitalisering, werkplekken en dagbesteding voor : iovvunvevssneevsnveessnvevsnverrsvervenvervsveevsveer ed POStbezorging, verpakken van goederen, Amsterdammers met een afstand tot de kledingsortering, interieurbeplanting, transport arbeidsmarkt. Sociale firma’s halen minstens ; ‘__en logistiek, groenonderhoud en reiniging van 50% van de totale inkomsten uit de verkoop : de openbare ruimte. Is er samenwerking met van producten en diensten. Amsterdamse : : __Pantar mogelijk, dan heeft dat de voorkeur sociale firma’s leveren diensten in tal van : vanwege een uitsluitend recht. sectoren schoonmaak, horeca, administratie, : . . : OQ communicatie en ICT. : Sociaal inkopen bononenvenen MF venenveneenenvenennenvenenvensnnenvenenvenvenenvenvenenveneevenvenenvenvenenveneenenvenenve Sociaal inkopen is een middel om rn , economische activiteiten te verbinden aan s ZEER ", o sociale doelstellingen die we als gemeente f ST Oene) ï nastreven. Het gaat om doelen op het f rr ; EEE 5 e, 2 gebied van werk, participatie, inkomen, Z _ ; £ KN ® 2 armoedebestrijding, zorg, gezondheid, f MN 4 Ï 5 O 5 onderwijs, inclusie en diversiteit. Ò _E jm 1 B 7 5 9 m—_ 5 Â- ff | EPI EN a. Sociaal 29 nn d 3 oaf ki 7 pn r Fm kh \ \ P ® $ hy Men É sl Ee am Áo pi Hi 7 se te an ia $ ee | 8 | kere) LN v mi: g 5 ck DENN, if Re =À \ Nn ' 1e en Kak 30 eze Yp dn ambities concreet? je © Als Amsterdam willen wij het goede àl 4 î voorbeeld geven door verder te werken Dr aan een sociale en duurzame stad en gemeentelijke organisatie. Het ambitieweb is een instrument voor verbinding om de ambitie(s) concreet maken. De opdrachtgever, adviseur beleidsthema, inkoper en contractmanager gaan op een gestructureerde Het ambitieweb helpt om: o . . . . th te struct 8 manier met elkaar in gesprek. De uitkomst de opgave per thema fe structureren 5 = impactniveau te identificeren 3 is een web waarin in een oogopslag is te = doelen transparant en zoveel als mogelijk 5 ® zien wat de ambities zijn bij de verschillende meetbaar te maken 2 . ‚ . . n= hetgesprek te ondersteunen 5 beleidsthema's. En als er een inkoopcategorie = focus aan te brengen in het categorieplan 8 . ® is, dan worden ambities ook besproken met CJ) en het inkoopproces 3 de markt. 3 B 8 31 END DON Welke uitgangspunten en inkoopregels pn ed hanteert de Amsterdamse amp inkooporganisatie? Welke uitgangspunten en inkoopregels hanteert De e e e inkooporganisatie? as Dit deel biedt handvatten voor inkopers en opdrachtgevers. Een inkoper koopt volgens deze uitgangspunten en regels | werken, diensten en leveringen in. Het geeft daarnaast vanessa inzicht en informatie over de werkwijze van de Amsterdamse . oe . : Aanbesteden inkooporganisatie voor ondernemers. Op transparante wijze : : geven we optimaal invulling aan de inkoopbehoefte van :_Onder aanbesteden verstaan we de io d uitnodiging aan twee of meer ondernemers : B Amsterdam. :_om deel te nemen aan een procedure, met ; 8 * als doel het doen van een aanbod (offerte) 5 Bij inkoop wordt gemeenschapsgeld ingezet. inkoopregels. Afhankelijk van de opdracht voor de uitvoering van een opdracht. ; 5 Amsterdam heeft de verantwoordelijkheid proberen we zo veel als mogelijk ‘Aanbesteden maakt dus onderdeel uit van = om dat op een doelmatige, rechtmatige maatschappelijke meerwaarde te creëren : _hetinkoopproces en heeft betrekkingopde 8 en integere wijze te doen. Dit gebeurt bij de inkoop. In de volgende hoofdstukken : wijze waarop de inkoper de (externe) markt : 3 door het volgen van de regels van de worden de economische, juridische en : benadert en tot een afspraak met een partij ‘8 Aanbestedingswet 2012 en de Amsterdamse organisatorische uitgangspunten beschreven. : of meerdere partijen komt. : : . . ® Uitgangspunten 33 nn Uit gangspunten Integer handelen Integriteit staat binnen Amsterdam hoog op de agenda. Van een ambtenaar en bestuurder a wordt verwacht dat hij/zij zich integer gedraagt. Uitgangspunt voor de gemeente ap is dat er alleen zaken worden gedaan met GC) partijen die integer zijn. De gemeente el wil daarmee bijvoorbeeld ook criminele beïnvloeding voorkomen. De uitkomsten van de screening of het Bi- bob-advies kunnen ertoe leiden dat een Integriteit kent verschillende dimensies. Beleidsregel Integriteit en ondernemer wordt uitgesloten op basis van Voor inkoop is dat: Overeenkomsten en de wet Bibob de verplichte en/of facultatieve uitsluitings- = De integriteit van de gemeente als één De Beleidsregel Integriteit en Overeen- gronden. Ook kunnen extra afspraken in de aanbestedende dienst. Deze focust zich op komsten (BIO) biedt een algemeen kader overeenkomst worden opgenomen. het belang van de Amsterdamse burger en voor het meewegen van integriteit bij heeft specifiek aandacht voor de belangen privaatrechtelijke rechtshandelingen (zoals Screeningsunit van zowel de opdrachtnemer als de eigen overeenkomsten) en de daarvoor nodige Specialisten van de Screeningsunit van organisatie; screening en toetsing. Op alle opdrachten Bureau Integriteit adviseren opdrachtgevers o = De integriteit van de Amsterdamse inkoper. van de gemeente Amsterdam is de BIO van en inkopers bij integriteitsindicaties en 8 Deze wordt gewaarborgd door het interne toepassing. De gemeente geeft uitvoering voeren waar van toepassing een dieper 8 integriteitsbeleid van Amsterdam; aan de BIO en de wet Bibob door een vorm gaande screening uit. Meer informatie over 5 = De integriteit van een potentiële van screening uit te voeren op een potentiële de BIO en het screeningsproces binnen dit 5 opdrachtnemer. Deze is gewaarborgd in opdrachtnemer. Dit kan een basale toets door kader is te vinden op de website: https:// = het onderstaande integriteitsbeleid en inkoop zijn of een dieper gaande screening. www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/ 8 is gericht op risico gestuurd onderzoek Ultiem kan de gemeente advies vragen bij het volg-beleid/veiligheid/integer-handelen/ 3 binnen het inkoopproces. Landelijk Bureau Bibob. beleidsstukken-bio/ 5 = < 8 Uitgangspunten 34 nn Economische uitgangspunten Raming van de opdracht Drempelbedragen Amsterdam koopt in op basis van een goed De gemeente Amsterdam heeft de vrijheid een inkooptraject dan gelden afhankelijk van onderbouwde en objectieve voorafgaande om zelf zorg te dragen voor haar taken. Zij de opdrachtwaarde de volgende drempel- schriftelijke raming van de opdracht. De maakt daarbij de keuze om taken zelf uit bedragen. Voor onderstaand schema geldt raming is ook van belang om de financiële te voeren, met partijen samen te werken of dat het is toegestaan een inkoopprocedure haalbaarheid van de opdracht te bepalen. ultiem om in te kopen. Kiest Amsterdam voor van een hogere orde te kiezen. De gemeente wil immers niet het risico lopen dat zij verplichtingen aangaat die zij niet kan nakomen. Diensten / leveringen Sociale en andere Werken specifieke diensten Waarde van de opdracht (exclusief btw) Europees aanbesteden 2€ 215.000 z€ 750.000 2€ 5.382.000 (drempels 2022-2023)* en) Openbaar aanbesteden of aanbesteden 2€ 1.500.000 — € 5.382.000 met voorafgaande selectie Meervoudig onderhands, op basis 2€ 50.000 —€ 215.000 2€ 175.000 —€ 750.000 2€ 150.000 — € 1.500.000 A van minimaal drie offertes 8 5 5 Enkelvoudig onderhands, op basis 2€ 50.000 —€ 150.000 8 C van minimaal een bestek** 8 Enkelvoudig onderhands, op basis € 0-—€ 50.000 € 0-—€ 50.000 € 0-—€ 50.000 3 van een offerte gebaseerd op minimaal 3 een mondelinge opdrachtformulering 5 î * De Europese drempels worden voor een periode van 2 jaar vastgesteld : *k De directeur Lead Buyer kan in bijzondere situaties toestemming geven om niet de meervoudig onderhandse procedure, maar de enkel- 2 voudige onderhandse procedure toe te passen, mits de noodzaak hiervoor gemotiveerd is. Deze bevoegdheid geldt niet voor opdracht- verlening voor externe inzet/inhuur (zzp'-er of detacheringsovereenkomsten). Het is aan het college om hierover een besluit te nemen. Uitgangspunten 35 Al r [ gemeen kader en beginselen Juridisch kader Mandaat en volmacht Amsterdam leeft de relevante wet- en De inkopers van Amsterdam kopen in onder regelgeving na. De meest relevante het mandaat van het Bevoegdhedenbesluit a regelgeving die van toepassing is op de ambtelijke organisatie Amsterdam. De Amsterdamse opdrachten volgt uit: gemeente wil alleen verbintenissen ap = Aanbestedingswet 2012 en verplichtingen aangaan op basis GC = Europese wet- en regelgeving (o.a. van rechtsgeldige besluitvorming en Aanbestedingsrichtlijnen) civielrechtelijke vertegenwoordiging. = Burgerlijk Wetboek = Gemeentewet Inkoopsamenwerking waarbinnen de opdrachtgever een beslissing = Gids Proportionaliteit Het uitgangspunt is dat Amsterdam inkoopt neemt om wel of niet over te gaan tot een = Aanbestedingsreglement Werken (ARW voor de burgers, bedrijven, bezoekers of inkoopsamenwerking, is door het college 2016) de eigen organisatie, Het organiseren van vastgesteld in de notitie Samen Inkopen. inkooptrajecten voor andere organisaties is Beginselen van het aanbestedingsrecht geen taak van de gemeente. Maar Amsterdam Samenwerkingsverbanden / alleenrechten Amsterdam neemt bij haar inkopen de kan wel een belang hebben bij andere Amsterdam heeft alleenrechten gevestigd volgende algemene beginselen van het organisaties en meer specifiek de wijze (ook wel uitsluitend recht). Dit houdt in dat aanbestedingsrecht in acht: waarop die organisatie inkoopt. Bijvoorbeeld een aantal ondernemingen een uitsluitend o = gelijke behandeling als die organisatie belast is met het uitvoeren recht heeft om voor de gemeente Amsterdam 8 = _non-discriminatie van een gemeentelijke taak. Daarnaast kan een dienst te mogen verrichten of een 8 = transparantie het wenselijk zijn dat Amsterdam samenwerkt activiteit mogen uitvoeren. Voorbeelden 5 = proportionaliteit (evenredigheid) met andere publieke partners, zoals andere zijn het GVB voor oeververbindingen, Pantar 5 = wederzijdse erkenning (het toelaten van gemeentes, provincies of bijvoorbeeld de Amsterdam voor sociale werkvoorziening of = ondernemers uit andere lidstaten) Vervoerregio Amsterdam. Het afwegingskader Waternet voor binnenwaterbeheer. 8 cl k Algemeen kader en beginselen 36 nn inkooptrajecten zoveel mogelijk beperken. Contractuele voorwaarden Bij paritair vastgestelde voorwaarden Dit doet zij door het zoveel als mogelijk In de aanbestedingsdocumenten is een (voorwaarden die gezamenlijk tot stand uniformeren van inkoopdocumenten en eenduidig contractueel kader opgenomen. zijn gekomen) worden deze Amsterdamse contracten, maar ook door het stellen van Algemene voorwaarden vormen daarbij een voorwaarden op de opdracht van toepassing proportionele eisen en criteria en een efficiënt bruikbaar hulpmiddel en zijn onderdeel van verklaard. Daarbij kan de gemeente in inkoopproces. het contract. In beginsel past Amsterdam de bepaalde gevallen gemotiveerd afwijken. volgende sets voorwaarden toe: Mocht dit zo zijn, dan is dat opgenomen in Mededinging en commerciële belangen = Algemene Inkoopvoorwaarden voor de aanbestedingsdocumenten. Algemene De gemeente Amsterdam bevordert leveringen en diensten van de gemeente voorwaarden van ondernemers worden in mededinging. Geïnteresseerde ondernemers Amsterdam beginsel afgewezen. moeten een gelijke kans krijgen om = Gemeentelijke inkoopvoorwaarden bij IT een opdracht gegund te krijgen. Door (GIBIT) van de gemeente Amsterdam Klachtenregeling objectief, transparant, proportioneel en = Uniforme administratieve voorwaarden Voor klachten kent Amsterdam een klachten- non-discriminerend te handelen, bevordert (UAV en UAV-GC) procedure. In de aanbestedingsdocumenten Amsterdam mededinging. Dit draagt bij = Bepalingen Amsterdam voor architecten wordt duidelijk opgenomen hoe een klacht aan het in standhouden van een gezonde en adviseursdiensten (gebaseerd op DNR kan worden ingediend en op welke wijze de marktwerking (ook op de lange termijn). De 2011) gemeente de klacht zal behandelen. gemeente betrekt in haar inkoopproces geen o = Contractbepalingen voor rechtvaardig ondernemers die de mededinging vervalsen. 8 gebruik Algoritmische toepassingen Geschillen 8 Amsterdam heeft gekozen eventuele geschillen 5 rond aanbestedingen (precontractuele fase) 5 voor te leggen aan de bevoegde rechter te JP = A Amsterdam. Ditzelfde geldt voor geschillen 8 tijdens de contractuele fase. f 3 ® Beperken administratieve lasten : De gemeente wil de administratieve last van a Algemeen kader en beginselen 37 nn Specifieke inkoopregels Domein aanvullend beleid college om hierover een besluit te nemen. De raamovereenkomsten niet aan een tijdelijke De Lead Buyer kan in bijzondere situaties Lead Buyer kan in afstemming met Concern capaciteitsvraag kan worden voldaan, toestemming geven om af te wijken van de Inkoop en Strategie domein specifiek beleid publiceert Amsterdam haar opdracht op het voorgeschreven inkoopprocedures onder vaststellen, platform Externe Inzet. Detacheringsbureaus de Europese drempelbedragen, mits de en zzp-ers kunnen zich vooraf aanmelden voor noodzaak hiervoor gemotiveerd is. Deze Externe inzet dit platform en meedingen naar een opdracht. bevoegdheid geldt niet voor opdracht- Amsterdam hanteert voor de inzet van verlening voor externe inzet/inhuur (zzp'-er of externen strikte richtlijnen. Het Vacatureloket detacheringsovereenkomsten). Het is aan het voert deze richtlijnen uit. Als intern en vanuit / n © ann \ ua. am o 0 a yv 5 & ® 5 ® © | © |© 8 0 a . 3 ° ., 3 dd Í | hl I 5 Wm 2 ams” ä a. Uitgangspunten 38 De Amsterdamse ® ink rganisati ooporganisatie Het organisatiemodel van de inkoop- te nemen en gemeentebrede (raam) organisatie is gebaseerd op gecoördineerde overeenkomsten te sluiten. Lees hier meer inkoop. Daarbij is Concern Inkoop en over hoe de gemeente Amsterdam werkt. Strategie van de directie Financiën en Inkoop stelselverantwoordelijk voor het Opdrachtgeverschap en rolverdeling en faciliteert het proces, opdrachtgevers inkoopbeleid, het stellen van kaders en (door) Het inkoopstelsel staat in dienst van tekenen de overeenkomsten met ontwikkeling van de inkooporganisatie. Ook de belangen van burgers, bedrijven en ondernemers. De ambtelijk opdracht- ondersteunt Concern Inkoop en Strategie bezoekers. Hierbij bepalen de ambtelijk gever is eindverantwoordelijk voor de de gespecialiseerde inkoopteams, Lead opdrachtgevers, rekening houdend met inkoop. Contractmanagers beheren de Buyers genoemd en adviseert zij bestuur de gemeentelijke en maatschappelijke contractafspraken en voorwaarden. en management. De Lead Buyers fysiek, doelstellingen, wat op basis van hun eisen sociaal, ICT en interne diensten dragen een en wensen ingekocht wordt. Adviseurs van Bestuurlijke verantwoordelijkheid inkoopverantwoordelijkheid in het verlengde de maatschappelijke thema’s ondersteunen Gelijk aan het opdrachtgeverschap is de van hun takenpakket. Zij zijn gepositioneerd hierbij hoe een thema zo ambitieus en bestuurlijke verantwoordelijkheid voor in de lijn onder een directie maar werken realistisch mogelijk kan worden opgenomen. inkoop op eenzelfde manier vormgegeven. stadsbreed. De Lead Buyers treden naar Inkoop neemt de gunningsbeslissingen De portefeuillehouder Coördinatie Inkoop buiten toe als onderdeel van de gemeente is in het college verantwoordelijk voor de Amsterdam. Lead Buyers zetten namens inrichting en werking van het inkoopstelsel. o de aanbestedende dienst Amsterdam ©, De vakwethouders zijn verantwoordelijk voor 8 inkooptrajecten in de markt. Zij hebben ese, wat en hoe er daadwerkelijk wordt 8 de bevoegdheid om gunningsbeslissingen en ‚ ingekocht door de opdrachtgevers. 5 De rolverdeling tijdens het inkoopproces 8 ziet er als volgt uit: 3 ==} Z 8 Inkoopvoorbereiding Specificeren Selecteren Contracteren Bestellen Gebruiken en bewaken 3 5 8 : Algemeen kader en beginselen 39 nn Colofon Opdrachtgeven en inkopen met invloed is een uitgave van de gemeente Amsterdam, directie Financiën en Inkoop en is vastgesteld door het college van B en Versie 1, 1 maart 2023 W. Eventuele technische wijzigingen en/of met een rechtstreekse werking van de Europese Unie worden door Concern Inkoop en Strategie verwerkt. Deze Gemeente Amsterdam / Concern uitgave van Opdrachtgeven en inkopen met invloed Inkoop en Strategie wordt op zowel internet als intranet met begeleidende Amstel 1 / Postbus 202 communicatie gepubliceerd. Deze uitgave mag door 1000 AE Amsterdam publieke organisaties worden overgenomen met E-mail [email protected] bronvermelding. Td o le} Is) EN © xl Z Ö
Onderzoeksrapport
40
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 28 juni 2023 Ingekomen onder nummer 381 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Wijnants, Koyuncu, Kreuger, Boomsma, Kabamba en Van Schijndel inzake de knip in de Weesperstraat Onderwerp Ook afgelopen periode onderdeel van evaluatie knip Weesperstraat Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Weesperknip Constaterende dat: -__De periode sinds de start van de knip in de Weesperstraat en bijbehorende straten geken- merkt is door grote verkeersdrukte in heel de stad; Overwegende dat: -_De formele evaluatie van de knip pas van start gaat met verkeersmetingen twee weken voor het einde van de knip; -_ Hierdoor belangrijke informatie over de knip en de impact daarvan gemist wordt Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -__ Bij de evaluatie van de knip Weesperstraat en bijbehorende straten niet alleen de resulta- ten van de verkeersmeting twee weken voor het einde te betrekken, maar tevens hierin mee te nemen de verkeersdrukte en impact die ontstond in de afgelopen periode na 12 juni. En gaat over tot de orde van de dag; Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Indiener(s), D.P.B. Wijnants S. Koyuncu K.M. Kreuger D.T. Boomsma C.K.E. Kabamba A.H.J.W. van Schijndel
Motie
2
discard
ad vs AHSIAS IOA! Ì Amsterdam, 23/11/2013, van: Ton Elfferich, Tt 4 Ö NO Jon | Geachte leden van de stadsdeelraad Amsterdam Oost, fj rn a Naar aanleiding van de politieke avond op 19 november j.l. in uw stadsdeel kantoor , richt ik mij tot u met het volgende raadsadres betreffende erfpacht voor waonbootbewoners: | Ik verzoek de stadsdeelraad van Amsterdam-Oost raad te overwegen woonbootbewoners budgettair neutraal en op vrijwillige basis een erfpacht contract aan te bieden ter vervanging van het huidig ligplaatsvergunning en precariosysteem. In tegenstelling tot de conclusie van de avond dat hiervoor geen urgente behoefte bestaat onder woonboot bewoners, meen ik dat dit, mits onder de juiste | voorwaarden wordt gedaan, wel op een vrij grote belangstelling van waterbewoners kan rekenen. | Dat dit niet voldoende tot uitdrukking komt, wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de onzekerheden | en verwarring die bestaan en deze avond zijn blijven bestaan.lk dien dit adres in op persoonlijke titel, | omdat dat op korte termijn niet anders kan. Wel baseer ik deze mening op het feit dat bewoners op het Zeeburgerpad hierover al veel eerder hebben gediscussieerd. Via een enquete hebben wij toen | kunnen vaststellen dat een meerderheid voor erfpacht was, wederom mits onder redelijke | voorwaarden. Hoewel dit resultaat is verouderd, merkte ik op de politieke avond dat daarvoor nog | steeds bij velen een opmerkelijke belangstelling bestaat. | Overigens hebben wij dit bij herhaling aan het Zeeburgse stadsdeel bestuur laten weten, maar daar is nooit op ingegaan. Maar nu hebben wij in Raadsbesprekingen (over ons bestemmingsplan) stadsdeel wethouder Reuten horen opmerken dat erfpacht op basis van vrijwilligheid wel bespreekbaar was en is dit vervolgd in deze politieke avond. Dit motiveert mij tot dit Raadsadres. Hieronder een schets onder welke voorwaarden onzekerheden en weerstanden kunnen worden weggenomen. | Voorwaarden 1. Budgettair neutraal | Dit is noodzakelijk omdat anders de waarde van woonboten daalt, en de belangen van de bewoners die hierin hebben geïnvesteerd worden geschaad. Dit wordt ook al onderkend in het oorspronkelijk plan (zie: “erfpacht uitgifte van waterpercelen voor woonboten, Gem. Grondbedrijf, april 2001”blz 16, etc) De looptijd dient daarbij lang te zijn omdat anders toekomstige effecten de waarde alsnog aantasten. Echter is wellicht redelijk de looptijd van het erfpacht contract lager te stellen dan de gebruikelijke 50 jaar. De waterbewoner blijven netto hetzelfde betalen als nu, maar de canon kan hoger zijn vanwege fiscaal voordeel. Voor bewoners die aantoonbaar onvoldoende voordeel hebben van fiscale aftrek, kan wellicht in | een subsidie regeling worden voorzien. 2. Looptijd In het eerder genoemde —budgettair neutrale- voorstel was sprake van een termijn van 50 : jaar. Dat zou een voordeel kunnen inhouden voor de woonboot bewoner, omdat mogelijk de " hypotheeklasten bij erfpacht zouden kunnen dalen- met als gevolg een waarde stijging. Daarom was er oorspronkelijk sprake van een antispeculatie beding. Om veel discussie over dit onderwerp te voorkomen stel ik voor de looptijd van de eerste erfpacht termijn te verkorten tot 40 jaar. Het kan dan worden vergeleken met een erfpacht contract dat zou zijn ingegaan in 2003, conform de oorspronkelijke plannen van Amsterdam. Het genoemde antispeculatie beding kan dan als inmiddels verlopen worden beschouwd. Hypotheek lasten | vermindering zal waarschijnlijk niet op korte termijn gebeuren. De opslag hangt volgens de banken ook, en misschien voornamelijk, samen met het roerend karakter van woonschepen. In het huidig klimaat zal het lang duren voordat banken willen mee werken aan een verlaging van die opslag. | 3. Vrijwillig Erfpacht kan juridisch niet worden afgedwongen. Een ligplaatsvergunning kan ook niet | worden ingetrokken of worden geweigerd op grond van al of niet aanvaarden van een erfpacht overeenkomst. De huidige bewoner kan er wel voor kiezen om een erfpacht overeenkomst vrijwillig aan te gaan, die dan uit die aard wel wordt overgedragen aan een toekomstige koper. Dat ondervangt een belangrijke bezwaar bij de eerdere poging tot | erfpacht invoering betrof het gedwongen karakter. Al of niet terecht had men het gevoel in | : een zeer nadelige financiële situatie te worden gedwongen. De bezwaren van Amsterdam tegen meerdere systemen naast elkaar (erfpacht/precario) zijn inmiddels achterhaald: beide systemen komen tegenwoordig voor. Langs deze weg kan op den duur het precario systeem verdwijnen, mits dit voldoende aantrekkelijk wordt gemaakt. | . 4. AB2000 | Voor zover ik kan zien kunnen de algemene bepalingen AB2000 onverkort worden toegepast. Er kan naar woonbootdetails worden gekeken, wanneer er een principe overeenstemming is. 5. Bijzondere bepalingen Om discrepantie tussen contract voorwaarden, bestemmingsplannen en beleid tegen te gaan | dienen in de bijzondere bepalingen gebruik en toegestaan bouwvolume, ook bij vervanging | en of verbouwing, opgenomen te worden overeenkomstig aan het op dit moment geldend | samenstel van vergunning, bestemmingsplan en beleidsbepalingen. Het zal duidelijk zijn dat anders het budgettair neutrale karakter alsnog zou worden aangetast. Als naast het erfpacht contract een ligplaats vergunning neg nodig is, moet deze ook bij overdracht te worden gegarandeerd als verder aan deze bijzondere bepalingen ís voldaan. Voordelen Amsterdam 1. Grotere uniformiteit regelingen | 2. Hogere bijdrage | 3. Geschikt voor overgang naar nieuw systeem | Op het eerste gezicht kan het lijken of het nieuw voorgestelde erfpacht systeem gemakkelijk | kan worden toegepast voor woonboten. Maar ook daar zal een overgang regeling nodig zijn. Dit is dan gecompliceerder dan het lijkt: de woonlasten opbouw voor woonboot bewoners | wijkt behoorlijk af van dat wat op de wal gebruikelijk is. Vooral hypotheeklasten en | onderhoud zijn aanzienlijk hoger, maar ook verzekeringen, kosten van riool pompen en | andere speciale voorzieningen. Dit zou eigenlijk in een residuele grondwaarde | verdisconteerd dienen te worden. Verder is nog sterker dan op de wal de waarde samen | hangend met onderhoud en woningverbetering, die veelal in eigen beheer en met eigen | werkzaamheid wordt gerealiseerd. Omdat woonboten onderling sterk verschillen, kan ook (buurt) grondquote moeilijk een billijke oplossing bieden. Door eerst een ruime termijn te gunnen onder vergelijkbare omstandigheden als op de wal, zullen die verschillen op de duur verminderen en is er gelegenheid om geleidelijk te kiezen voor minder onderhoud intensieve woonboten. Een budgettair neutrale overgang via het oude systeem is eenvoudiger en ook gelijkwaardig aan de wal, waar bewoners ook hun lopende contracten kunnen uitzitten. Een speciale regeling voor slechts kleine groep kan dan vermeden worden. Voordelen bewoners | 1. Meer zekerheid 2. Gelijkwaardiger 3, Onderhoud lonend 4. Overdraagbaarheid duidelijker | | | Financiële details Ik heb gemerkt dat veel mensen de indruk de woonboot precario veel lager is dan wat mensen voor erfpacht betalen. Dat is niet zo, die indruk ontstaat vooral door een onjuiste vergelijking met de | situaties waarin op nieuwe grond/ligplaats een nieuwe woning wordt gerealiseerd. Bij een overgang naar van een bestaande ligpfaats naar erfpacht gaat het net als bij erfpacht herzieningen om reeds in gebruik zijnde situaties, en horen dus vergelijkbare depreciaties van de grond/ligplaatswaarde. Bij herzieningen doet Amsterdam een aanbod, gebaseerd op de residuele grondwaarde en een depreciatie factor. Residuele waarde bepaling zou moeten worden gerelateerd aan bestaande voor nieuwe ligplaatsen. Deze komen aan het Zeeburgerpad niet voor. Voor de weinig voorkomende nieuwe ligplaatsen elders in Zeeburg zijn er zulke verschillende financiële voorwaarden vastgesteld, dat er geen touw aan vast te knopen lijkt. Er is een alternatieve, meer realistische, methode. Valgens een rapport van de Amsterdamse Rekenkamer blijkt ongeveer de helft van de aanbiedingen niet te worden geaccepteerd, en wordt de situatie door externe experts individueel gewaardeerd. Het overgrote deel van de aanbiedingen blijkt dan aanzienlijk te hoog. Vaak wordt de reële waarde | bepaald via een grondquote gerelateerde benadering. (Zie rapport Amsterdamse rekenkamer). Het | zal moeilijk zijn om een standaard grondgquote vast te stellen voor woonboten, omdat de onderlinge | verschillen, zelfs in de zelfde buurt, zo groot zijn. Toch kan de meest gebruikelijke grondquote wel | gebruikt worden voor een ruwe schatting om enig inzicht te krijgen: | Schatting (in gebruik zijnde) grond/ligplaatswaarde/m2= d* Og *W =330-396 £/m2 , waarin: d=60%; een depreciatie wegens in gebruik zijn en gebonden aan monopolie van Amsterdam Qg=0,22; de meest gebruikte verhouding tussen grondwaarde en totale (verkoop)waarde. W=2500-3000€/m2; (tamelijk veel voorkomende komende richtwaardes voor woonboten inclusief | ligplaats, er zijn echter veel afwijkingen) | Normale Canan a 3% is dan bruto 9.90-11.88€/m2 en na fiscale aftrek (42%) netto 5.74-6,39 €/m2. Budgettair neutrale canon bruto 8.62 €/m2 =netto 5€/m2= precario. Budgettaire neutraliteit in dit voorbeeld betekent dat de bewoner misschien 15-38% minder betaalt | dan op het eerste gezicht zou moeten. Maar waarschijnlijk zal verdiscontering van de hogere woonlasten bij woonlasten teiden tot een lagere grondquote. De verkorting van de looptijd zal dit | verschil verder verkleinen tot een geringe, zo niet negatieve waarde. Voor Amsterdam is er wel een duidelijk voordeel van ca. (8.62€/5€=) 72 %! Als men iets eerlijker wil delen kan de fiscale aftrek wat bescheidener worden verdisconteerd, Bovendien is dit hoofdpijn dossier dan eindelijk en vrij gemakkelijk te regelen. Als men bedenkt dat het slechts om ca, 1% van de erfpacht contracten gaat is dat best belangrijk. Voor verdere toelichting of discussie houd ik mij graag beschikbaar, Dank voor uw aandacht, Ton Eifferich |
Raadsadres
3
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1105 Publicatiedatum 13 november 2015 Ingekomen op 28 oktober 2015 Ingekomen in brede raadscommissie FIN Behandeld op 4/5 november 2015 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Roosma inzake de Begroting 2016 (geen wachtlijsten voor zorg). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2016; Overwegende dat: — het college eerder heeft toegezegd de wachtlijsten in de zorg te monitoren; — het wenselijk is dat de raad op de geijkte P&C-momenten inzicht heeft in de wachtlijsten in de zorg, voor voorzieningen als dagbesteding, ambulante begeleiding, kortdurend verblijf, cliëntondersteuning, hulp bij huishouden, maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — een periodieke monitor op te stellen voor wachttijden en wachtlijsten in de zorg; — voor elke vorm van WMO-zorg daarin mee te nemen: e de wachttijden van hulpvraag tot keukentafelgesprek/aanvraag; e de wachttijden van meldingen tot beschikkingen; e de wachttijden van vastgestelde noodzaak tot daadwerkelijke hulp/ ondersteuning; e de wachttijden op een voorkeursplek bij een andere aanbieder; e de eventuele lengte van wachtlijsten (aantal mensen dat wacht); — ook op te nemen: e welke opties er zijn om eventuele wachttijden (buiten de afgesproken termijnen) en wachtlijsten terug te dringen, en wat daar de kosten van zijn; e welke eventuele alternatieve tijdelijke vormen van zorg geboden kunnen worden. Het lid van de gemeenteraad F. Roosma 1
Motie
1
discard
Gemeente Bezoekadres Amsterdam Amstel 1011 PN Amsterdam > 4 Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad Datum 26 september 2017 Ons kenmerk _ V&OR/UIT/2017004311 Uw kenmerk Behandeld door J. van Buuren, V&OR - BJIM, [email protected] Kopie aan Bijlage Moties 493, 710, 723, 742, 743 EN 745 Onderwerp Afhandeling van zes moties (493, 710, 723, 742, 743 en 745) die zijn ingediend bij de voorjaarsnota 2017 Geachte leden van de raad, Bij het vaststellen van de voorjaarsnota in de raadsvergadering van 20 juli 2017, zijn een aantal | moties aangenomen. Hieronder vindt v een gebundelde reactie van het college op onderstaande moties: 493 Versnellen LED (Groen en Bosman) 710 Modernisering taxihandhaving (Torn) 723 Extra verstedelijkingsruimte door afwaardering van wegen (Vink) 742 Voor een bereikbaar Westpoortgebied (Alberts) 743 Met taxi's van de P&R (Boomsma) | 745 Warmte winnen uit funderingspalen van kademuren (Groen) Versnellen LED (493; Groen en Bosman) Met deze motie wordt het college verzocht: e Het tempo waarin straatverlichting wordt vervangen door LED op te voeren naar ten minste 20% per jaar; e Uiterlijk bij de begroting 2018 aan de raad een voorstel te doen voor het realiseren van deze versnelde LED-transitie in de openbare verlichting; e _ Daarbij vit te gaan van vervanging van alle lampen en armaturen waarvoor een geschikt LED-alternatief bestaat; e Indien noodzakelijk aan de raad bij de begroting 2018 voorstellen te doen voor aangepaste investeringskredieten; Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 26 september 2017 Ons kenmerk V&OR/UIT/2017004311 Pagina 2 van 5 e Bij de begroting 2018 tevens inzicht te bieden in de eventuele (structurele) begrotingsruimte die ontstaat als gevolg van lagere exploitatielasten na de vervanging door LED. Het college geeft hier als volgt vitvoering aan: In vervolg op de brief van wethouder Verkeer en Vervoer aan de raadscommissie ID van 10 juli 2017 ziet het college ruimte om in te zetten op het minimaal 20% per jaar vervangen van conventionele armaturen van de openbare verlichting waarvoor een geschikt LED-alternatief bestaat, waar uw raad in motie 2017/493 om vraagt, nu de raad met het goedkeuren van de begroting 2017 heeft ingestemd met het afschrijven van alle onderdelen van de openbare verlichting in het kader van de balansverkorting. Het succes van de operatie in die termijn is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van materialen bij de leveranciers en capaciteit bij aannemers; mochten er knelpunten ontstaan op dat punt, dan zal het college de raad daarover informeren. Het college verwacht uiterlijk bij de behandeling van begroting 2018 aan de raad een voorstel te kunnen doen voor het realiseren van deze versnelde LED-transitie in de openbare verlichting, indien nodig in combinatie met aangepaste investeringskredieten. Het college verwacht dan tevens inzicht te kunnen bieden in de (structurele) begrotingsruimte die op de langere termijn ontstaat als gevolg van lagere exploitatielasten na de vervanging door LED. Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan Modernisering taxihandhaving (710; Torn) Met deze motie wordt het college verzocht: e Te onderzoeken hoe verschillende databases van de gemeente, TTO's, de ILT en vervoerbemiddelaars aan elkaar kunnen worden gekoppeld, zodat het mogelijk wordt om door middel van het scannen van kentekens te controleren of taxi's en taxichauffeurs aan gestelde eisen voldoen. Het college geeft hier als volgt vitvoering aan: De voorbereidingen zijn gestart om te verkennen of de inrichting van een proeftuin, zoals beschreven in de motie op korte termijn realiseerbaar is. Hiervoor is afstemming geweest met IL&T, politie en Handhaving en Toezicht. Bijzondere aandachtspunten daarbij zijn de wet bescherming persoonsgegevens en aansluitingsproblemen van computer applicaties van verschillende organisaties. Momenteel wordt gekeken naar de mogelijkheden die moderne technologie ons biedt om beter en effectiever samen te werken, informatie te delen met onze handhavingspartners om daarmee het toezicht en de handhaving op de taxi branche te optimaliseren. Het college zal u informeren over de resultaten hiervan, deze worden verwacht rond de jaarwisseling. Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Gemeente Amsterdam Datum 26 september 2017 Ons kenmerk V&OR/UIT/2017004311 Pagina 3 van 5 Extra verstedelijkingsruimte door afwaardering van wegen (723; Vink) Met deze motie wordt het college verzocht: e _vaartte maken met de vergroting van de ruimte voor nieuwe verstedelijking door samen met betrokkenen wegen af te waarderen; e dit najaar inzicht te geven in de locaties en wegen waar het college op inzet; e daarbij aan te geven welke knelpunten spelen bij die locaties; e daarbij in elk geval in te gaan op locaties op of nabij de Nieuwe Utrechtseweg / A2 en de A10-oost, inclusief de aansluitingen sa11, s112 en 5113. Het college geeft hier als volgt vitvoering aan: In het kader van Ruimte voor de Stad zijn er een aantal moties ingediend ter vergroting van de potentiële planvoorraad bij Koers 2025. Deze mogelijkheden zijn het afgelopen jaar nader verkend. Dit najaar wordt de gemeenteraad geïnformeerd over de mogelijkheden voor verdere verdichting in de stad. Hierin zijn ook de mogelijkheden op en rondom het Rijks- en hoofdwegennet meegenomen. Voorstel is om de inhoudelijke behandeling van deze motie mee te nemen bij de behandeling van de Tussenrapportage Koers waarin ook de moties Koers worden besproken (verwachting 22 november in Cie RO). De verwachting is dat hierbij ook vervolgacties worden aangekondigd die in lijn zijn met de inzet van deze motie. Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Voor een bereikbaar Westpoortgebied (742; Alberts) Met deze motie wordt het college verzocht: e _Inoverlegte treden met de Vervoerregio, het GVB, bedrijven en andere belanghebbenden uit het gebied om te onderzoeken of het Westpoort gebied beter bereikbaar is te maken met openbaar vervoer. Eén van de mogelijkheden zou kunnen zijn om de nu al bestaande particuliere pendeldiensten samen te voegen en openbaar te maken naar voorbeeld van de Gelderlandpleinlijn. Het college geeft hier als volgt uitvoering aan: Het overleg met de Vervoerregio is gestart. . De Vervoerregio streeft naar een betere benutting van het bestaande net en wil lijn 82 van Connexxion (vanaf 3 september 382 die rijdt van Amsterdam Sloterdijk via Westpoot naar IJmuiden met een frequentie van 4x/uur overdag en 6x/vur in de spits) verbeteren door haltes beter bereikbaar te maken en eventueel een halte toe te voegen. De Vervoerregio participeert ook in een programma over het versterken van de logistieke positie van de regio. Een van de acties is het verbeteren van de bereikbaarheid van werklocaties, waaronder het havengebied. Er wordt nu gewerkt aan een inventarisatie. Over de vitkomst daarvan en de eventueel daaraan te verbinden maatregelen wordt u te zijner tijd geïnformeerd. Gemeente Amsterdam Datum 26 september 2017 Ons kenmerk V&OR/UIT/2017004311 Pagina 4 van 5 Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Met taxi's van de P&R (743; Boomsma) Met deze motie wordt het college verzocht: e Bijde nieuwe P&R strategie ook te onderzoeken en inventariseren of, en zo ja welke, het wenselijk is om P&R-voorzieningen aantrekkelijker te maken als alternatief voor parkeren in delen van de stad waar ruimte schaars is en de druk op de openbare ruimte hoog, door het faciliteren van extra standplaatsen voor (kleine, elektrische) taxi's; e Daarbij tevens te bezien of het mogelijk is om de inzet van elektrische taxi's daar op andere manieren te reguleren en stimuleren. Het college geeft hier als volgt uitvoering aan: Het college is voornemens in het eerste kwartaal van 2018 de P&R-strategie aan de raad aan te bieden. Hierin zal ook gekeken worden of, en zo ja, hoe elektrische taxi's tegen het goedkope P&R tarief gebruikt kunnen worden als vervoermiddel om het centrum te bereiken. Voorwaarde hiervoor is wel dat de Alternatieve Centrum Check (ACC) operationeel is. Met de ACC hoeven parkeerders niet meer per se gebruik te maken van een OV-chipkaart om aan te tonen dat ze in het centrum zijn geweest. Een bezoek aan het centrum is voorwaardelijk voor het goedkopere dagtarief van een P&R. Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Warmte winnen uit funderingspalen van kademuren (745; Groen) : Met deze motie wordt het college verzocht: e Te onderzoeken of bij onderhoud of vervanging van kademuren in Amsterdam funderingspalen kunnen worden toegepast die het mogelijk maken warmte te winnen; e Te inventariseren waar in Amsterdam er de komende vijf jaar kademuren worden vervangen waar dergelijke warmtewisselaars in funderingspalen als pilot kunnen worden toegepast, en welke partijen die warmte willen afnemen; e Een voorstel te doen om de kosten hiervoor te dekken uit de ‘versnellingsmiddelen duurzaamheid. Het college geeft hier als volgt uitvoering aan: ‘Groene palen’ is een nieuw concept, dat alleen bij funderingspalen van Amsterdamse gebouwen is toegepast. Omdat ‘Groene Palen’ nog niet eerder zijn gebruikt bij kademuren is tijd nodig voor een verkennend onderzoek naar onder andere de technische haalbaarheid en een onderzoek naar de | bestemming van de opgewekte warmte. Daarnaast moet het verkennend onderzoek worden uitgevoerd door zowel een interne als een externe partijen met de juiste expertise. Ook voor de opdrachtformulering met daarin het proces, de eisen en kaders van het onderzoek is tijd nodig. Hiervoor is een vooronderzoek nodig en meerdere overleggen om de juiste vraagstelling te Gemeente Amsterdam Datum 26 september 2017 Ons kenmerk V&OR/UIT/2017004311 Pagina 5 van 5 bepalen. Er wordt gestreefd om de opdracht begin 4° kwartaal van 2017 neer te leggen bij de | opdrachtnemer, het walmurenteam van het Ingenieursbureau. Indien het duurzame concept kan worden toegepast, wordt gezocht naar een geschikt project om een pilot vit te voeren. Ons streven is om de resultaten van het onderzoek, alsook informatie over een mogelijke pilot uiterlijk in het derde kwartaal 2018 aan vw raadscommissie voor te leggen. De kosten van het onderzoek kunnen worden gedekt vit programma kademuren Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Het collegé van burgemeester en wethouders van Amer, ) B en En an j ee, bf C 5 5 mr. EXE. vaf def L end F-AcH-P- ven Gils mes / P burgemeester, {_gemeentesecretaris Bezoekadres 2x Gemeente Ae PN Amsterda Amsterdam hinne Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de Amsterdamse Gemeenteraad Datum 27 aUgUstus 2019 Ons kenmerk _V&OR/UIT/2018004685 Uw kenmerk Behandeld door Jan-Willem Sluyters, [email protected], 06 - 1296 3312 Kopie aan Bijlage Onderwerp Afhandeling motie 2017/493 LED-transitie Geachte leden van raad, Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de LED-transitie naar aanleiding van de daartoe bij de Voorjaarsnota 2017 aangenomen motie. Bij de Voorjaarsnota 2017 is motie 493 (Groen en Bosman) aangenomen waarin het college wordt opgedragen: — Het tempo waarin straatverlichting wordt vervangen door LED op te voeren naar ten minste 20% per jaar; — Uiterlijk bij de begroting 2018 aan de raad een voorstel te doen voor het realiseren van deze versnelde LED-transitie in de openbare verlichting; — Daarbij vit te gaan van vervanging van alle lampen en armaturen waarvoor een geschikt LED- alternatief bestaat; — Indien noodzakelijk aan de raad bij de begroting 2018 voorstellen te doen voor aangepaste investeringskredieten; — Bij de begroting 2018 tevens inzicht te bieden in de eventuele (structurele) begrotingsruimte die ontstaat als gevolg van lagere exploitatielasten na de vervanging door LED. Vertraging bij de uitvoering van de opdracht De LED-transitie is complex en organisatorisch en financieel omvangrijk. Uitvoering ervan vraagt om een grondige voorbereiding, adequate aansturing en robuuste organisatie. In eerste instantie was daarvan geen sprake; de organisatie voor deze opgave was niet op orde en er was veel tijd nodig om te komen tot een slimme aanpak, onder de noemer ‘kansen voor de stad’. Gevolg daarvan is onder meer dat de afdoening van de motie is vertraagd. Inmiddels zijn aansturing en organisatie grotendeels op orde gebracht en het onderzoek naar de verschillende LED-scenario’s (‘kansen voor de stad’) wordt de komende maanden voorzien van een Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 27 augustus 2019 Ons kenmerk V&OR/UIT/2018004685 Pagina 2 van 3 advies en bestuurlijk voorgelegd. Ondanks de aanloopproblemen verwacht het college, hoewel niet in het jaarlijkse vervangingstempo van 20% per jaar zoals in de motie genoemd, alsnog de LED-transitie van de straatverlichting binnen vijf jaar af te kunnen ronden. Context Gewoonlijk wordt openbare verlichting in ongeveer 20 jaar afgeschreven en daarna vervangen. Met het oog op de verduurzaming van de stad is met het vaststellen van de begroting 2018 door de gemeenteraad op 20 en za juni 2017 het besluit genomen de openbare verlichting volledig af te schrijven. Daarbij is bovengenoemde motie aangenomen die het mogelijk maakt de uitstoot van CO, versneld te reduceren. De kosten voor het vervroegd afschrijven van conventionele armaturen in het kader van de versnelde LED-transitie waren immers al betaald door de afschrijving van de - gehele openbare verlichting om de schuldpositie van de gemeente te verkleinen. De verwachting is dat de gemeente de opdracht in vijf jaar kan vitvoeren, onder voorbehoud van de aanwezigheid van voldoende materialen en capaciteit bij aannemers. De opgave De openbare verlichting in Amsterdam bestaat vit ongeveer 150.000 openbare- verlichtingsbronnen in verschillende verschijningsvormen: in lantaarnpalen en aan (‘uithouders’ aan) gevels, aan overspanningen boven straten en in onderdoorgangen. Intussen zijn er voor veel armaturen LED-alternatieven beschikbaar. Het project volgt twee sporen: 1. de eenvoudige LED-transitie die al loopt en als eerste wordt aangepakt (globaal 85.000 lampen, waarvan ca. 78.000 met vervanging van alleen de lampen en 7.000 met vervanging van zowel lamp als armatuur), 2. complexe LED-transitie waarvan de voorbereiding meer tijd kost vanwege de complexiteit en de noodzaak voor een apart inkooptraject (globaal 25.000 armaturen). Via bestaande vervangingsprogramma's en openbare-ruimteprojecten zijn 35.000 lichtpunten (categorie ‘eenvoudig’) tot nu toe omgezet naar LED. Dat wordt versneld verder vitgevoerd. Kansen voor de stad Vanwege de omvang (zowel qua hoeveelheden als financieel) en de complexiteit van de opgave is ervoor gekozen te starten met een onderzoek naar de optimale aanpak van de LED-transitie. Voor het onderzoek is een aantal thema’s benoemd en is per thema in kaart gebracht welke oplossingen hieruit voort kunnen vloeien. Die thema's draaien om duurzaamheid, uniformering & werkprocessen en mogelijkheden voor combinatie met andere functionaliteiten van de openbare verlichting. Dat laatste gaat over dimbaarheid van lampen, digitale terugmelding van kapotte lampen en ‘digitale stopcontacten! voor nieuwe technologische toepassingen. Per thema is dat gedaan in drie ambitieniveaus (‘brons!, ‘zilver! en ‘goud’), waarbij de effecten op de CO‚-uitstoot en de kosten zijn berekend. Dat onderzoek heeft de naam ‘Kansen voor de stad’ gekregen. Het onderzoek is gestart in het voorjaar van 2018 en is uitgevoerd door een combinatie van twee externe bureaus. Het onderzoeksrapport wordt de komende maanden afgerond. Op basis van het rapport wordt door dezelfde bureaus een aantal realistische, samenhangende scenario’s uitgewerkt, gebaseerd op met name de CO,-effecten en de kosten. Deze worden in de Gemeente Amsterdam Datum 23 augustus 2019 Ons kenmerk V&OR/UIT/2018004685 Pagina 3 van 3 | tweede helft van 2019 in de vorm van een advies en een voorstel ter besluitvorming bestuurlijk voorgelegd. Financiële aspecten Op basis van de beschikbare informatie worden de kosten voor de eenvoudige LED-transitie van 85.000 armaturen vanuit reguliere onderhoudsbudgetten gedekt. In de verdere voorbereiding worden de oplossingen en in het verlengde daarvan de kosten voor de complexe LED-transitie van ca 25.000 armaturen verkend en financieel doorgerekend. Op basis van de gekozen oplossingen zullen financiële ramingen worden opgesteld, waarmee de financiële omvang van de gehele operatie duidelijk zal worden. Waar dat aan de orde is, zullen in het kader van de begrotingscyclus financiële voorstellen worden gedaan. Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders. Co TD ee a NN en Sharon A:M-Dijksma Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Motie
8
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 993 Datum akkoord 27 juli 2017 Publicatiedatum 28 juli 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Ernsting en Torn van 13 maart 2017 inzake het omzeilen van taxicontroles en -handhaving. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: De afgelopen dagen verschenen er verontrustende berichten in de media over misleiding door Uber’. Uit de berichten blijkt volgens onder andere The New York Times? dat Uber inspecties onmogelijk heeft gemaakt door controlerende en handhavende autoriteiten een schaduw-app voor te houden. Het was voor inspecteurs die moesten controleren of Uber zich aan wetten en richtlijnen hield dankzij die schaduw-app, lastig of zelfs onmogelijk om een rit te krijgen. Uber identificeerde inspecteurs aan de hand van creditcard-gegevens. Ook in Nederland zou Uber van deze ‘technologie’ gebruikgemaakt hebben. De fracties van Groen Links en VVD zijn geschrokken van deze berichten en zijn van mening dat deze handelswijze niet door de beugel kan. Goedwillende partijen op de taximarkt en consumenten zijn hier de dupe van. Gezien het vorenstaande hebben de leden Ernsting en Torn, respectievelijk namens de fracties van GroenLinks en VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met de beschuldigingen uit de berichten? Klopt het dat deze ook in Amsterdam zijn voorgekomen? Antwoord: Ja, het college is bekend met de berichtgeving. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is belast met de handhaving van de taxi bel- en bestelmarkt waar ook Uber onder valt. ILT geeft aan bekend te zijn met deze schaduw-app van Uber en dat het gebruik van deze schaduw-app plaats vond in meerdere gemeenten in Nederland, waaronder in Amsterdam. ILT heeft hierop de handhavingsstrategie aangepast, mede omdat het via de app lastig bleek om een rit te boeken. Op de aangepaste handhavingsstrategie kan ILT verder niet reageren. 1 https://www.nytimes.com/2017/03/03/technology/uber-greyball-program-evade- authorities.html? r=2 2 http://www.nu.nl/apps/4513122/uber-schotelde-wetshandhavers-schaduw-app-voor.html 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer Ze ui 2017 Schriftelijke vragen, maandag 13 maart 2017 2. Is het college, met de fracties van GroenLinks en de VVD, van mening dat de door Uber gebezigde werkwijze is te kwalificeren als misleiding? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ja. Het college deelt de mening van de ILT dat het gebruik van een schaduw-app onwenselijk is en de handhaving bemoeilijkt. 3. Waren er voor deze berichten ook al signalen dat Uber handhaving via deze of andere manieren probeerde te omzeilen of te bemoeilijken? Zo ja, op welke wijze en gebeurde dat ook in Amsterdam? Hoe is het college daar mee omgegaan? Antwoord: ILT was voor deze berichtgeving bekend met deze praktijken. ILT heeft op een gegeven moment de strategie aangepast. 4. Is het college bereid, de directie van Uber de zorgen van de gemeente over te brengen en aan te geven dat er voor dergelijke praktijken in Amsterdam geen plaats is? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Bij een eerst volgende gelegenheid zal het college Uber hierop wijzen. Maar zoals gezegd valt de handhaving van Uber onder de verantwoordelijkheid van ILT aangezien Uber op de bel- en bestelmarkt haar diensten aanbiedt. Het college is in overleg met ILT over de ontwikkelingen en handhaving in deze deelmarkt. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
x Gemeente Amsterdam Gemeenteraad x Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 430accent Ingekomen op woensdag 22 april 2020 Behandeld op woensdag 22 april 2020 Status Aangenomen via schriftelijke stemming op 28 april 2020 ORDEN Motie van de leden lid Yilmaz, Ceder en Simons inzake aanpak Coronavirus (onderzoek naar de achterstand van leerlingen) “Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie inzake de actualiteit aanpak Coronacrisis. Constaterende dat: -__Veelleerlingen met niet meer de normale les kunnen volgen; -__ Leerlingen met een achterstand nog meer moeite kunnen hebben met de nieuwe vorm van onderwijs vanwege de coronacrisis. Overwegende dat: - Leerlingen de nieuwe vorm van onderwijs vanwege corona een uitdaging vinden; - Deze nieuwe vorm van onderwijs voor leerlingen met een bestaande achterstand een gevaar kan zijn voor het opbouwen van een grotere achterstand; - Op deze manier een grote achterstand kan ontstaan die nog zwaarder valt voor leerlingen die al een achterstand hebben. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Te kijken op welke manier eventuele achterstanden zoveel mogelijk kunnen worden ingelopen buiten de reguliere schooltijden om alvorens met het volgende leerjaar te beginnen. 2. De raad hierover tijdig te informeren. De leden van de gemeenteraad N. Yilmaz D.G.M. Ceder S.H. Simons 1
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 535 Datum akkoord 14 augustus 2014 Publicatiedatum 20 augustus 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw D. Yesilgöz-Zegerius van 21 juli 2014 inzake het rapport van de Rekenkamer over het beheer van sporthallen en sportparken. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster. Wat de fractie van de VVD betreft komt er een einde aan het tekort aan sportaccommodaties in de stad. Dit kan enerzijds door het creëren van nieuwe accommodaties maar anderzijds ook door het beter en efficiënter beheren en exploiteren van de bestaande voorzieningen. Sportaccommodaties in Amsterdam worden geëxploiteerd door de stadsdelen, niet- commerciële en commerciële partijen. Uit onderzoek van Rekenkamer Amsterdam kwam naar voren dat er veel onduidelijkheid bestaat bij de stadsdelen over de kosten en opbrengsten van de sportaccommodaties. Tevens ontbreken vaak gegevens over bezoekersaantallen, is er een gebrekkige registratie van verhuurde uren van de locaties en zijn gegevens vaak versnipperd over diverse instanties. Ook bij andere exploitanten is de informatie niet beter. De fractie van VVD Amsterdam is van mening dat centraal beheer van sportaccommodaties orde in de chaos kan scheppen waardoor er meer Amsterdammers naar tevredenheid kunnen sporten. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 21 juli 2014, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Welke concrete maatregelen worden momenteel door bestuurscommissies genomen om de basale zaken in orde te maken en ervoor te zorgen dat er duidelijkheid ontstaat over de kosten, opbrengsten, kwaliteit van het beheer, de exploitatie van sportaccommodaties en gedeelde kengetallen? Welke rol speelt de centrale stad hierbij? Antwoord: Het College heeft op 4 maart 2014, op basis van vooronderzoek, besloten tot een bestuurlijke opdracht Herinrichting Sport. Dit is een opdracht van zowel de stadsdelen als van het College. Het project Herinrichting Sport geeft onder meer adviezen over het beheer, de exploitatie en de kwaliteit van de sportaccommodaties. Bij dit advies wordt ook het rapport van de Rekenkamer 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 20 aucustus 2014 Schriftelijke vragen, maandag 21 juli 2014 “Beheer van sporthallen en Sportpakken” betrokken. De intentie is om samen met de stadsdelen de informatievoorziening, data-analyse en de kwaliteit van het beheer op eenduidige manier gezamenlijk op te pakken. Het doel van de Herinrichting Sport is om de exploitatie en beheer van de sportaccommodaties doelmatiger en doeltreffender te organiseren. Dit is een omvangrijke operatie. Het advies Herinrichting Sport zal eind 2014 ter besluitvorming aan de gemeenteraad worden voorgelegd. 2. Kan het college van burgemeester en wethouders aangeven op welke wijze het beheer en de exploitatie van sportaccommodaties de komende jaren vorm zal worden gegeven? Antwoord: Ook dit onderwerp is onderdeel van het advies Herinrichting Sport dat eind 2014 aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Het college verwijst u ook naar het antwoord op vraag 1. 3. In het Coalitieakkoord 2014-2018 wordt £ 20 miljoen incidenteel geoormerkt voor het Sportaccommodatiefonds. Kan het college aangeven waar de prioriteiten liggen voor het fonds en door wie eventueel nieuw gecreëerde sportaccommodaties worden beheerd en geëxploiteerd? Antwoord: Conform het programakkoord wordt prioriteit gegeven aan die delen van de stad waar een tekort is aan sportfaciliteiten, zoals IJburg. Voor sportvelden bijvoorbeeld geldt dat met name tvoor ennis en hockey de druk nog steeds groot is. De inzet van de middelen uit het fonds wordt gebruikt voor uitbreiding van aantal velden, omzetting van velden (bijvoorbeeld van voetbal naar hockey) of verplaatsing van accommodaties omdat bijvoorbeeld bij voetbal naast tekorten ook overschotten in de stad te zien zijn. Daarnaast is voor de binnensport (sporthallen en gymzalen) is de inzet intensivering van het gebruik van bestaande voorzieningen en op buurtniveau realiseren van kwalitatief goede sportvoorzieningen. De nieuwe sportaccommodaties worden beheerd en geëxploiteerd conform de adviezen uit de Herinrichting Sport. Eind 2014 zal een bestedingsvoorstel voor het sportaccommodatiefonds aan uw raad worden voorgelegd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
x Gemeente Amsterdam F EZ % Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven % Gewijzigde agenda, donderdag 4 oktober 2018 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie FEZ d.d. 13 september 2018. e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieFEZ@raadsgriffie. amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam F FE Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Gewijzigde agenda, donderdag 4 oktober 2018 Financiën 11 jaarrapportage Ombudsman Metropool Amsterdam 2017 inzake Belastingen Nr. BD2018-011524 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Biemond (PvdA). e _ WasTKN2 inde vergadering van 13-09-2018. Economische Zaken 12 Beantwoording twee raadsadressen over het afremmen van toerisme in het centrum Nr. BD2018-011525 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). e _WasTKN5 inde vergadering van 13-09-2018. 13 Raadsbrief ter afdoening van de motie over het ontwerpen van een Engelstalige informatiefolder. Nr. BD2018-011303 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. Lucht- en Zeehaven 14 Afhandeling van moties 965 en 966 inzake het ADM-terrein en kennisnemen van de uitkomst van enkele juridische procedures over de toekomst. Nr. BD2018- 010291 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. TOEGEVOEGD AGENDAPUNT Financiën 15 Lidmaatschap van AmCham Nr. BD2018-011945 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van de leden Roosma (GL) en Bakker (SP). 2
Agenda
2
train
% Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 2056 Datum indiening 24 september 2019 Datum akkoord 16 december 2019 Publicatiedatum 17 december 2019 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake incidenten en overlast rondom een forensisch centrum in Noord. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Uit een reportage van AT5 blijkt dat er in de directe woonomgeving van een forensisch centrum in Noord sprake is van een hoge frequentie van ernstige incidenten, waaronder huisvredebreuk, agressie, bedreigingen, diefstal en vandalisme, door de probleemjongeren die zijn ondergebracht in dit centrum.’ De fractie van de VVD wil dat het opvangcentrum op deze locatie sluit en dat het college zich hiervoor inspant. Ook moet het college wat de fractie van de VVD betreft snel (aanvullende) maatregelen nemen om de veiligheid van omwonenden te waarborgen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Vindt het college net als de fractie van de VVD de aard en de omvang van deze incidenten zo ernstig dat het opvangcentrum snel moet worden gesloten op deze locatie? Zo ja, welke mogelijkheden ziet het college hiertoe? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Tijdens de bespreking in de raadscommissie ZJS van 15 oktober 2019 hebben de wethouder en commissieleden aangegeven zich zorgen te maken over de (omgang met) incidenten bij het Forensisch Centrum (FC). De indruk is dat de protocollen in het FC en de afspraken met de omwonenden niet worden nagekomen. Omdat de gemeente geen inkooprelatie heeft met het FC zijn de sturingsmogelijkheden op de te verlenen zorg beperkt. Zoals toegezegd heeft de wethouder Jeugd nogmaals bij de inspectie aangedrongen op een bezoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De inspectie doet onafhankelijk onderzoek. Daarnaast heeft het college de inspectie verzocht het bezoekrapport vervroegd te delen. Zodra hier meer over bekend is, wordt u hierover geïnformeerd. 1 https://www.at5.nl/artikelen/196950/buurt-slaat-alarm-om-forensisch-centrum-na-vele-incidenten 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng Jose Gemeenteblad R Datum 17 december 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 24 september 2019 Het college zet momenteel een procesregisseur uit de Treiteraanpak in om tussen FC en omwonenden concrete en toetsbare afspraken te realiseren, die de overlast moeten tegengaan en het wederzijds vertrouwen verbeteren. De komende tijd vinden daartoe afzonderlijke gesprekken plaats. Voor toepassing van de sluitingsbevoegdheden van de burgemeester in het kader van een openbare ordeverstoring geeft de situatie vooralsnog geen aanleiding. 2. Wil het college helpen bij het zoeken naar een nieuwe locatie voor dit centrum? Wat is de reden dat het stadsdeel Noord nog niet is gelukt dit centrum te sluiten? Antwoord: Onderzoek door het college heeft uitgewezen dat het Forensisch Centrum in de huidige opzet en met het aantal bewoners tijdens het onderzoek (2 bewoners)” niet in strijd is met het bestemmingsplan en de huisvestingsverordening. Er kan pas worden gehandhaafd wanneer het maximaal toegestane aantal inwonende personen (2 bewoners) wordt overschreden. 3. Kan het college toelichten of er sprake was van een vrijwillige verhuizing van dit opvangcentrum? En, indien dit het geval is, waarom deze geplande verhuizing tot nu toe geen doorgang heeft kunnen vinden? Kan het college deze verhuizing helpen bespoedigen? Antwoord: In januari 2019 zijn er mondelinge afspraken gemaakt met het FC over verplaatsing van het centrum naar elders. Men was voornemens om uiterlijk per 15 februari 2019 vrijwillig te vertrekken. Op deze mondelinge afspraak is het FC teruggekomen. De reden hiervoor is niet bekend. Het vinden van andere huisvesting is binnen de grenzen van bestemmingsplannen en de huisvestigingsverordening de verantwoordelijkheid van het Forensisch Centrum. Het college staat in dat kader open voor voorstellen. 4. Wil het college aangeven of er na 24 september 2019 vervolggesprekken tussen het stadsdeel en het opvangcentrum hebben plaatsgevonden? En zo ja, wat is de gespreksuitkomst? Antwoord: Sinds de vestiging van het FC in de Bosrankstraat eind 2018 is regelmatig contact geweest tussen het FC en diverse afdelingen van de gemeente over het beperken van de overlast, de wenselijkheid van het centrum in de straat en het handhavingsverzoek van de buurtbewoners. Naar aanleiding van diverse incidenten en de brandbrief van de omwonenden heeft op 26 september 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen de voorzitter van het dagelijks bestuur en het FC. Ook heeft de voorzitter van het dagelijks bestuur gesproken met een afvaardiging van buurtbewoners. Het FC heeft eveneens toegezegd om in het belang van een leefbare straat mee te werken aan een bewonersavond, bereikbaar te willen zijn voor omwonenden en ieder incident voortaan te melden bij het stadsdeel. De uitkomst van de bewonersbijeenkomst van 13 november 2019 is dat er te weinig draagvlak in de buurt is om op dit moment een ? Inmiddels woont nog maar 1 cliënt in het FC. 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 20 ember 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 24 september 2019 begeleidingscommissie te starten. Omwonenden geven aan geen vertrouwen te hebben dat het FC afspraken nu wel zal nakomen. Onder antwoord op vraag 1 is beschreven op welke manier het college met de procesregisseur wil bijdragen aan herstel van vertrouwen en het tegengaan van overlast. 5. Verwacht het college dat het aantal incidenten en de overlast toeneemt en de sociale controle afneemt nu het eerder donker wordt? Antwoord: Aangezien de incidenten met name in en rond het centrum plaatsvinden, en met name op plekken die goed verlicht zijn, verwacht het college niet dat het eerder donker worden een factor is die zorgt voor meer incidenten. 6. Vanaf hoe laat zijn de opgevangen jongeren verplicht om binnen te blijven? Antwoord: Vanaf 23:00 uur. 7. Kan het college als tijdelijke maatregel ter voorkoming van de overlast in gesprek treden met het forensisch centrum over het vervroegen van de avondklok voor de jongeren? Antwoord: Dit is onderwerp van de gesprekken die de procesregisseur voert over afspraken die bijdragen aan het herstel van vertrouwen en het tegengaan van overlast. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat diverse incidenten vaak overdag en in het centrum plaatsvonden. 8. Geven de incidenten volgens het college aanleiding om cameratoezicht in te stellen in de omgeving? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Er is geen aanleiding voor inzet cameratoezicht. De incidenten zijn niet van dien aard dat ze voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. 9. Iser sprake van extra surveillance door de politie in de omgeving? Antwoord: Eris een AOL (aandacht op locatie) op het adres, dat wil zeggen dat de locatie aandacht krijgt in de reguliere surveillanceronde. Bovendien heeft de wijkagent extra aandacht voor en goed contact met de omwonenden en het FC. 10. Wil het college binnen de gemeente een vast contactpersoon aanstellen, waar omwonenden terecht kunnen met vragen en met meldingen van incidenten? Antwoord: De gebiedsmakelaar van stadsdeel Noord fungeert al enige tijd als aanspreekpunt namens de gemeente. Daarnaast is een procesregisseur in gesprek met een afvaardiging van de omwonenden en het Forensisch Centrum. 3 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R weing Jose Gemeenteblad ummer - -. . Datum 17 december 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 24 september 2019 Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 4
Schriftelijke Vraag
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 119 Datum akkoord 8 februari 2017 Publicatiedatum 9 februari 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest van 11 januari 2017 inzake het uithollen van het openbaar vervoer in Nieuw-West. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De fractie van de Partij van de Ouderen in de Amsterdamse gemeenteraad vindt het onacceptabel dat het openbaar vervoer in de stad steeds verder wordt uitgekleed. De Rekenkamer vroeg zich in haar rapport ‘Openbaar Vervoer’ al af of er wel voldoende rekening wordt gehouden met Amsterdammers die minder mobiel zijn’. Met het schrappen van de populaire lijn 14 krijgt het openbaar vervoer in Amsterdam dé zoveelste klap. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht ‘Zoveelste klap voor openbaar vervoer in Nieuw-West’ 02 Antwoord: Ja, dat is bekend. 2. Kan het college duiden waarom zij het laat gebeuren dat het openbaar vervoer in Nieuw-West (een stadsdeel dat met 152.000 inwoners groter is dan steden als Arnhem of Maastricht), door het schrappen van de populaire lijn 14, zoveel geweld wordt aangedaan? Graag een gedetailleerd antwoord, onder andere over de bereikbaarheid die onder druk komt te staan en het onnodig veel overstappen. Antwoord: De gemeente Amsterdam is eigenaar en beheerder van de OV-infrastructuur in de stad. De Vervoerregio Amsterdam is opdrachtgever voor de concessie Amsterdam en is de verantwoordelijke partij voor het beoordelen van de vervoerplannen van het GVB aan het Programma van Eisen. Binnen die eisen (die er op toezien dat het OV in alle delen van de stad goed bereikbaar is) mag GVB zelf bepalen hoe de routes van tram- en buslijnen moeten lopen. Op 6 december 2016 zijn de vervoerplannen voor 2018 besproken in de regioraad. Uiteindelijk is het vervoerplan op15 december 2016 vastgesteld. Zoveelste klap voor openbaar vervoer in Nieuw-West’, De Telegraaf, 11 januari 2018. 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer prva 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 11 januari 2017 Onderdeel van het vastgestelde vervoerplan is dat lijn 14 wordt geschrapt. Het GVB heeft op haar website kort de argumentatie uiteengezet voor de situatie rond tramlijn 14. Inmiddels heeft het GVB via verschillende kanalen kritische opmerkingen van een groep bewoners uit de omgeving van de Burgemeester de Vlugtlaan in Nieuw- West ontvangen. Het GVB zal op 24 februari 2017 in het buurthuis Bos en Lommer een toelichting geven op haar plannen, en specifiek over lijn 14. Daarnaast zal portefeuillehouder Litjens ook in gesprek gaan met bewoners. Deze afspraak wordt nog gepland. Met de komst van de Noord/Zuidlijn zullen reizigers zich op een andere manier door het OV-netwerk gaan verplaatsen dan nu. Daarom wordt het tram- en busnetwerk aangepast op de nieuwe reispatronen. Vanuit de omgeving van de Burgemeester De Vlugtlaan in Nieuw-West rijden nu drie GVB-lijnen richting het centrum: bus 21 naar Centraal Station, tram 14 naar Dam en tram 7 naar Leidseplein. Deze lijnen zijn niet druk bezet. Om het netwerk efficiënter in te richten kiest het GVB ervoor om tramlijn 14 te schrappen. Dit betekent dat bus 21 en tram 7 overblijven. Maar ook tramlijn 13 is een alternatief om bijvoorbeeld naar het centrum van Amsterdam te reizen. Beide tramlijnen gaan in de nieuwe plannen ook iets frequenter rijden. Met deze invulling van het netwerk voldoet het GVB zoals gezegd aan het Programma van Eisen en blijft het OV goed bereikbaar. Toelichting door vragenstelster: De actie ‘Tram 14 Mot Blijfe' heeft nu al 1.300 handtekeningen verzameld; de aanvoerster van het protest, mevrouw Shirley Brandels, stelt dat bovendien nog maar weinig mensen weten dat de lijn volgend jaar gaat verdwijnen. 3. Hoe gaat het college om met deze protesten vanuit de burgerij? Antwoord: Zoals het GVB ook in haar eigen reactie toelicht, zal het de uitvoering van het nieuwe vervoerplan goed monitoren. Hierover blijft het college in gesprek met de Vervoerregio. Toelichting door vragenstelster: Vervoersdeskundigen stellen dat het bus- en tramnetwerk in Amsterdam wordt uitgekleed om te voorkomen dat de Noord/Zuidlijn straks te weinig reizigers heeft. 4. Het college laat prestige toch niet boven de belangen van reizigers profileren? Zo neen, is het college dan bereid om er binnen de Stadsregio op aan te dringen dat de verschraling van het OV in Amsterdam een halt wordt toegeroepen en dat lijn 14 in tact blijft? Antwoord: Het belang van de reiziger (i.c. een goede bereikbaarheid van het OV) wordt geborgd door de concessievoorwaarden en het Programma van Eisen die door de Vervoerregio worden opgesteld en waarop een vervoerplan wordt getoetst. 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R weing Lo Gemeenteblad ummer - =: . : Datum 9 februari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 11 januari 2017 De gemeenteraad is adviseur van de concessie en kan vanuit die rol de Vervoerregio adviseren over de concessie. U kunt uw vragen over het opheffen van tramlijn 14 ook via de regioraad adresseren (waar ze zoals gezegd ook al besproken zijn). Deze beantwoording van uw vragen is afgestemd met de Vervoerregio en het GVB. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
val
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 534 Publicatiedatum 28 juli 2017 Ingekomen op 15 juni 2017 Ingekomen in raadscommissie AZ Behandeld op 20 juli 2017 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Poot en Vink inzake de Voorjaarsnota 2017 (regeling voor bedreigde ondernemingen). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446). Overwegende dat: — Amsterdam een relatief groot aantal ondernemingen kent met een herkenbare eigen religieuze, levensbeschouwelijke of culturele grondslag en identiteit, zoals Joodse ondernemingen in onder meer de Kastelenstraat; — Deze ondernemers te maken hebben met een structureel dreigingsbeeld gerelateerd aan hun identiteit en karakter: — Het beveiligingsniveau van deze ondernemers achterloopt op dat van bedreigde religieuze en maatschappelijke instellingen; — Voor ondernemers een beroep op de bestaande regeling voor bedreigde religieuze of maatschappelijke instellingen niet mogelijk is; — Desondanks door de betrokken partijen een bijdrage in het nemen van beveiligingsmaatregelen wordt gevraagd. Voorts overwegende dat: — Niet alleen alle bewoners en bezoekers, maar ook alle ondernemers van onze stad zich veilig moeten voelen om zichtbaar zichzelf te kunnen zijn. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Een regeling te ontwikkelen waarbij ondernemingen met een religieuze, culturele of levensbeschouwelijke grondslag die te maken hebben met een structureel dreigingsbeeld gerelateerd aan hun identiteit en karakter, ondersteuning kunnen krijgen voor het nemen van beveiligingsmaatregelen; 2. Deze regeling zo vorm te geven dat de aanvrager van de regeling het aangevraagde bedrag voor beveiligingsmaatregelen met eigen middelen moet evenaren; 3. Deze regeling voor 2018 te dekken door € 100.000 uit de stelpost “Ontwikkelingen tussen Voorjaarsnota en Begroting" te onttrekken; 4. Een plan van aanpak voor deze regeling bij de Begroting 2018 aan de gemeenteraad voor te leggen. 1 De leden van de gemeenteraad M.C.G. Poot B.L. Vink 2
Motie
2
discard
Agenda van de Commissie Kunst, Sport en Zorg van 18 september 2013 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Commissie Kunst, Sport en Zorg Datum: woensdag 18 september 2013 Aanvang: 19:30 uur Locatie: Zaal 0239 expertmeeting “Decentralisaties en de gevolgen voor de zorg in Amster- dam” Aanleiding Aanleiding voor deze expertmeeting is het Koersbesluit van het college van Burge- meester en Wethouders waarin de visie van het college is geformuleerd op de zorg in Amsterdam na de afronding van de decentralisaties. De raadsleden gaan tijdens de expertmeeting met deskundigen in gesprek over een drietal specifieke onderwer- pen: dagbesteding, mantelzorg en wijkgerichte zorg. 1
Agenda
1
discard
x Gemeente Amsterdam R. % Gemeenteraad % Motie Jaar 2021 Nummer 224 Behandeld op 31 maart/1 april 2021 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 6 april 2021 Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake de Concept Omgevingsvisie (schoonheid van de stad koesteren, versterken, vergroten) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de ontwerp-Omgevingsvisie Amsterdam 2050. Overwegende dat: — Schoonheid de kracht van Amsterdam is; -— Schoonheid maakt dat onze soort, homo sapiens, dit schitterende stukje van onze planeet als een thuis kan ervaren; -— de Schoonheid van de stad verbindt, verheft, en verleidt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: In de Omgevingsvisie als prominente doelstelling te verwerken om de schoonheid van de stad en omgeving te koesteren, beschermen, versterken en vergroten. Het lid van de gemeenteraad D.T. Boomsma 1
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1662 Behandeld op 16 en 17 december 2020 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 21 december 2020 Onderwerp Motie van het lid De Jong inzake onderzoek naar wijkindeling Amsterdam. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Huisvestingsverordening 2021; Constaterende dat op basis van de Huisvestingsverordening 2020 quota zijn ingesteld voor het aantal vergunningen voor woningdelen per wijk; Overwegende dat het aantal mogelijke vergunningen per wijk sterk verschilt doordat het aantal woningen per wijk sterk verschilt, variërend van enkele vergunningen per wijk tot wel meer dan 250 vergunningen in wijken in Zuidoost en Nieuw-West, met een uitschieter naar een wijkguotum van 519 in Bijlmer-Oost; Overwegende dat hierdoor alsnog sterke concentratie van woningdelen binnen een wijk kan optreden en dat ook gebeurt, blijkt uit signalen uit deze stadsdelen; Overwegende dat het quotum van 5% dan niet helpt om te voorkomen dat in buurten heel veel verkamering is, waardoor leefbaarheid ondanks het quotum alsnog onderdruk kan komen te staan; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Een onderzoek te starten naar de wijkindeling en in hoeverre deze adequaat is voor bijvoorbeeld het instellen een quotum, daarbij te bezien of hier maatwerk kan worden toegepast als hierdoor beleidsdoelen niet worden gehaald en de resultaten voor de behandeling van de Huisvestingsverordening 2022 met de raad te delen. Het lid van de gemeenteraad D.S. de Jong 1
Motie
1
discard
> < en ee Raadsinformatiebrief | msterdam Afdoening toezegging Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 10 december 2021 Portefeuilles) Openbare Orde en Veiligheid Portefeuillehouder(s): Femke Halsema Behandeld door OOV, [email protected] Onderwerp Afdoening toezegging TA2021-000276 uit de commissievergadering van 18 februari 2021 Geachte leden van de gemeenteraad, In vw vergadering van 18 februari 2021 heb ik op een vraag van raadslid Flentge (SP) toegezegd v nader te informeren over de subsidieverstrekkingen door de gemeente Amsterdam aan Turkse organisaties die gefinancierd of gesponsord worden van vit Turkije. Deze toezegging is gedaan tijdens de behandeling van een actualiteit over een gelekte concept memo van de NTCV over radicalisering onder Turkse Nederlanders? In dat kader stelde de heer Flentge de vraag of er sprake is van subsidies vanuit de gemeente aan Turkse organisaties die gefinancierd of gesponsord worden door Turkije. Nu is het voor de gemeente niet mogelijk om te achterhalen welke organisaties vanuit Turkije worden gefinancierd of gesponsord, afgezien van het alom bekende voorbeeld van de organisatie Diyanet waarbij de imams worden betaald door de Turkse overheid. De gemeente weet wel aan welke organisaties zij zelf subsidie verstrekt. Dit wordt ook actief openbaargemaakt via de Subsidieregister van de gemeente Amsterdam. Naar aanleiding van de vraag van de heer Flentge is de gehele lijst van subsidieverstrekkingen van 2020 en tot en met 3 december 2021 doorzocht om te zien of er ‘Turkse’ organisaties op staan. De term ‘Turkse! organisaties is hierbij ruim geïnterpreteerd, namelijk alle (vaak Nederlandse) organisaties waarbij de Turkse identiteit vit de naam blijkt of algemeen bekend is ên alle organisaties die aangeven activiteiten te organiseren voor mensen met Turkse wortels. Het is niet met zekerheid te zeggen dat met deze zoekslag alle voor de raadsvraag relevante organisaties zijn geïdentificeerd, maar het overzicht verschaft wel duidelijkheid over de vraag welke bekende ‘Turkse’ organisaties subsidie hebben ontvangen. * In juli 2021 is de definitieve notitie “Islamitische radicalisering onder Turkse Nederlanders” verschenen. Deze notitie is te vinden op de website van de NCTV https://www.nctv.nl/binaries{nctv/documenten/rapporten{/2021/07/08/fislamitische-radicalisering- onder-turkse- nederlanders/NCTV Islamistische+radicalisering+onder+Turkse+Nederlanders julit2021.pdf Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 10 december 2021 Pagina 2 van 2 Uit de analyse blijkt dat de gemeente Amsterdam in 2020 in totaal 5850 subsidies heeft waarvan 10 subsidies aan 7 ‘Turkse’ organisaties. In het register van 2021 zijn tot 3 december 4028 subsidies geregistreerd waarvan 9 aan 6 ‘Turkse’ organisaties. Het gaat om de volgende organisaties: Stichting Samenwonen -Samenleven, de Stichting RAST - Nederlands-Turks Theater Atelier, de Turks-Nederlandse Vriendschapsstichting Kumbet, Stichting Anatolië, HTIB Vereniging van Arbeiders uit Turkije in Nederland, Stichting TISCC en de Vereniging van Vrouwen afkomstig uit Turkije in Amsterdam. Deze organisaties worden meestal incidenteel gesubsidieerd vanuit de Sociale basis van de stadsdelen. Het gaat om allerlei maatschappelijke activiteiten, vaak gericht op mensen met een Turkse achtergrond zoals: voorlichting over dementie onder de Nederlands-Turkse bewoners, dialoogbijeenkomsten, steungroep mantelzorgers, voedselpakketten Transvaalbuurt, spreekuur vrouwen en meisjes, bespreekbaar maken taboeonderwerpen, themabijeenkomsten over eenzaamheid, etc. Het gemiddelde subsidiebedrag in de afgelopen twee jaar was iets minder dan € 10.000,- per ontvanger. Voor de precieze activiteiten en bedragen verwijs ik naar het Subsidieregister?. Zoals eerder gezegd heeft de gemeente geen wetenschap of deze organisaties ook geld vanuit Turkije ontvangen — iets wat overigens gewoon is toegestaan. In de subsidieverordening zijn verschillende waarborgen opgenomen om te voorkomen dat subsidies worden verstrekt aan organisaties die “doelen nastreven, activiteiten ontplooien of handelingen verrichten die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde”. Het beginsel van scheiding van kerk en staat voorkomt dat de gemeente subsidie verstrekt voor religieuze activiteiten. Indien er signalen zijn dat er mogelijk sprake is van oneigenlijk gebruik van subsidies wordt dit onderzocht en worden zo nodig maatregelen genomen. Dit geldt voor alle organisaties die subsidie ontvangen. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, De burgemeester van Amsterdam, / ) Femke Halsema ? Het subsidieregister van de gemeente Amsterdam is te bereiken via deze link: https://subsidie-feiten.amsterdam.nl/
Brief
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Raadsagenda, woensdag 13 juni 2007 De Burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de Gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 13 juni 2007 13.00 uur en, zo nodig, 19.30 uur Locatie Raadzaal, Stadhuis Algemeen 1 Mededelingen. 2 Notulen van de raadsvergadering op 23 mei 2007. 3 Vaststelling van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. 5 Mondeling vragenuurtje. Ruimtelijke Ordening 6 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 8 mei 2007 inzake voorbereidingsbesluit partiële herziening Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam (AUP) en bestemmingsplan Buitengebied Diemen ten behoeve van de tweede fase IJburg. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 235) Grondzaken 7 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 8 mei 2007 inzake voorbereidingskrediet sportpark Riekerhaven, stadsdeel Slotervaart. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 236) 8 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 8 mei 2007 tot instemming herziene grondexploitatie Westergasfabrieksterrein. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 237) Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 9 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 22 mei 2007 tot beschikbaarstelling van een krediet voor vervanging van verkeersregelinstallaties (VRI's) van de Amstelveenlijn in Amstelveen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 238) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Raadsagenda, woensdag 13 juni 2007 Volkshuisvesting 10 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 24 april 2007 tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van artikel 3.2.8.d van de Huisvestingsverordening 2003. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 239) 11 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 24 april 2007 tot intrekking Huisvestingsverordening 2003 en vaststelling Huisvestingverordening 2007 in het kader van het splitsingsbeleid. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 240) Deelnemingen en Inkoop 12 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 8 mei 2007 inzake oprichting NV Hoog Rendement Centrale. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 241) Algemene Zaken 13 Voordracht van het Presidium van 23 mei 2007 inzake vaststelling van het Jaarverslag 2006 Raadsgriffie Gemeente Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 242) Bestuurlijk Stelsel 14 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 15 mei 2007 tot kennisneming van de ontwerpbegroting 2008 van het samenwerkingsverband Regio Randstad. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 243) 15 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 15 mei 2007 tot kennisneming van de ontwerpbegroting 2008 van Stadsregio Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 244) Financiën 16A Voordracht van de Rekeningencommissie inzake de jaarrekening 2006. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 245) 16B Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders inzake reactie op het verslag van de Rekeningencommissie jaarrekening 2006 Wordt nagezonden 16C Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 10 april 2007 tot kennisneming van het jaarverslag 2006 en vaststelling jaarrekening over 2006. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 246) 16D Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling rekeningen stadsdelen 2006. (Gemeenteblad afd. 1, nr 249) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Raadsagenda, woensdag 13 juni 2007 Educatie 17 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 13 maart 2007 tot wijziging verordening op de stadsdelen in verband met openbaar (voortgezet) speciaal onderwijs. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 247) Ingekomen stukken 1 Schrijven van de heer/mevr. L. Verbeek, portefeuillehouder Openbaar Vervoer en Financiën van Stadsregio Amsterdam van 14 mei 2007 inzake toelichting activiteiten en resultaten Openbaar Vervoer 2006-2007. Voorgesteld wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen en in handen te stellen van de Commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur c.a. 2 _Raadsadres van de heer H. van Heezick van 3 mei 2007 inzake potentiële straatterreur door Marrokkaanse jongeren. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van de Burgemeester te stellen ter afdoening. 3 Raadsadres van mevr. G. Schat van 9 mei 2007 inzake verkeersveiligheid van de 80-km-zone op de A10 west met betrekking tot het vrachtverkeer. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 4 Raadsadres van de heer L.W. Verhoef van 8 mei 2007 inzake jaarrekening 2006 van de gemeente Amsterdam. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven. 5 Raadsadres van de heer E‚ Nazarski, directeur Amnesty International Nederland van 2 mei 2007 inzake Amnesty publicatie betreffende lokaal antidiscriminatiebeleid. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Raadsagenda, woensdag 13 juni 2007 6 Raadsadres van de heer O.M. van Os van donderdag 26 april 2007 inzake rijgedrag van taxis en overleg met Taxi Advies Orgaan. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 7 Schrijven van de heer dr. V.L. Eiff, directeur Rekenkamer Amsterdam van 23 mei 2007 inzake quick scan jaarstukken 2006 Gemeente Amsterdam. Voorgesteld wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. 8 Raadsadres van de heer F.J.W. van Blokland, directeur van IVBN van 15 mei 2007 inzake motie-Gazic c.s. met betrekking tot aanpak van leegstaande kantoorpanden bijvoorbeeld door middel van leegstandsbelasting. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 9 Raadsadres van de heer M. van Es van 20 mei 2007 inzake regeling met betrekking tot toewijzing van sociale huurwoningen en woningen voor medisch- geïndiceerden. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 10 Schrijven van de heer H.J.l.M. de Rooij, hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van 13 april 2007 inzake onderzoeksrapport naar de klachtbehandeling bij de Politie. Voorgesteld wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. 11 Raadsadres van de heer A.M. Terlingen van 7 mei 2007 inzake kapitaalverlies ten aanzien van het stadion en transferium Amsterdam ArenA. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 12 Schrijven van mevr. E. Huiting, secretaris van Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied van 23 mei 2007 inzake aanbieding van de conceptbegroting 2008 en conceptjaarrekening 2006 van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied. Voorgesteld wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. 13 Raadsadres van mevr. F. Windhorst, namens Bestuurlijk Overleg Stadsdelen van 16 mei 2007 inzake agenda's van de diverse portefeuillehoudersoverleggen van de stadsdeelraden. Voorgesteld wordt, dit door te geleiden naar de desbetreffende raadscommissies. 4 Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad Raadsagenda, woensdag 13 juni 2007 14 Verslag ACAM inzake de controle van de jaarrekening 2006 van de gemeente Amsterdam. Voorgesteld wordt, dit verslag te betrekken bij agendapunten 16A tot en met 16D inzake jaarrekening en jaarverslag. 5
Agenda
5
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 16 juni 2021 Ingekomen onder nummer 486 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Kilig, Veldhuyzen en Warmerdam inzake het betrekken van instellingen die enigszins sceptisch staan tegenover het coronabeleid en/of vaccinatie Onderwerp Betrek vooral ook de instellingen die enigszins sceptisch staan tegenover het coronabeleid en/of vaccinatie. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over verhoging van de vaccinatiegraad voor COVID-19 onder Amsterdam- mers, in het bijzonder zij met een migratie-achtergrond Constaterende dat: — het HELIUS-onderzoek aantoont dat de incidentie van corona groter is bij groepen met een migratieachtergrond; — de noodzaak van coronamaatregelen en/of vaccinatie onvoldoende duidelijk is bij groepen Amsterdammers; Overwegende dat: — we ervan mogen vitgaan dat instellingen die al een relatie hebben met de gemeente reeds doordrongen zijn van de noodzaak van de coronamaatregelen en vaccinatie; — met name instellingen die enigszins sceptisch staan tegenover de coronamaatregelen en vac- cinatie dienen te worden overtuigd van de noodzaak van die maatregelen en de voor- en na- delen van wel of niet vaccineren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Met name de instellingen, die enigszins sceptisch staan tegenover het vaccinatiebeleid en het co- ronabeleid in het algemeen, te benaderen en hen proberen te betrekken bij de voorlichting- en vaccinatiestrategie door met hen een dialoog aan te gaan om hen te overtuigen van de noodzaak en zin van de coronamaatregelen en vaccinatie. En daarover te rapporteren aan de raad. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Indiener A. Kris J.A. Veldhuyzen S. Warmerdam
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 426 Publicatiedatum 20 juni 2014 Ingekomen onder C Ingekomen op woensdag 11 juni 2014 Behandeld op woensdag 11 juni 2014 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van de raadsleden de heer Guldemond, de heer J.P. Kwint, mevrouw Poot en mevrouw De Heer inzake de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam (bestemmingsvoorstel Nieuwe Reserve EK voetbal 2020). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de jaarrekening 2013 van de gemeente Amsterdam (Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 396); Overwegende dat: — de raad op 23 april 2014 de motie van het raadslid de heer Van Dantzig, medeondertekend door de raadsleden mevrouw Yesilgöz-Zegerius, de heer Poorter en mevrouw Roosma, heeft aangenomen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 364), waarmee hij uitspreekt dat gezien het structurele karakter van het aantrekken van sportevenementen, het zuiverder zou zijn om een structureel budget beschikbaar te stellen ter dekking van de kosten van dergelijke evenementen; — de raad in de motie van de heer Dantzig c.s. heeft gevraagd om het instellen van een reserve ‘sportevenementen’; — het instellen van een nieuwe bestemmingsreserve “Nieuwe Reserve EK voetbal 2020" niet overeenstemt met de motie van de heer Dantzig c.s, Besluit: toe te voegen aan beslispunt 4, de volgende passage: “Met dien verstande dat de in te stellen reserve “EK Voetbal 2020” onder paragraaf 2.4 ‘Voorstellen voor resultaatbestemming per programma’ van de jaarrekening 2013 op blz. 24 te wijzigen van: 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 426 A d é Datum __ 20 juni 2014 mendemen “Nieuwe reserve EK voetbal 2020” naar: “Reserve sportevenementen”. De leden van de gemeenteraad, P.V. Guldemond J.P. Kwint M.C.G. Poot À.C. de Heer 2
Motie
2
discard
G emeente Bezoekadres Plein'40'45 1 Amsterdam 1064 SW Amsterdam Nieuw-West Postbus 2003 1000 CA Amsterdam Telefoon 14020 2x Nieuwwest.amsterdam.nl Vergadering Bestuurscommissie Datum 14 september 2016 Decos nummer 2016/int/868 Onderwerp Wijziging Mandaatregister AB naar DB n.a.v. veegbesluit college Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van 12 juli 2016 Besluit 1. Het mandaatregister 13 april 2016 (vastgesteld 25 mei 2016) behorend bij het mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur van 24 maart 2014, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 mei 2016, in te trekken en het mandaatregister 14 september 2016 conform de bijlage bij dit besluit vast te stellen; 2. Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op de dag na bekendmaking daarvan, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2016, met uitzondering van de wijzigingen betreffende de Erfgoedverordening die terugwerken tot en met 1 januari 2016. de heer H.J.M. Wink de heer A. Baâdoud stadsdeelsecretaris voorzitter
Besluit
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1040 Publicatiedatum 5 augustus 2016 Ingekomen op 14 juli 2016 Ingekomen onder CH’ Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Paternotte, Peters en Groot Wassink inzake uitbreiding van de bed-, bad- en broodvoorziening naar 24-uursopvang conform het ‘Gronings model’. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Groot Wassink, Moorman, Peters en Paternotte inzake de verblijfsomstandigheden van uitgeprocedeerde vluchtelingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 891). Overwegende dat: — de gemeente Amsterdam in november 2014 de bed-, bad- en broodvoorziening (BBB) heeft geopend voor ongedocumenteerden, met 135 opvangplekken; — de gemeente middels het Programma Vreemdelingen ook 24-uursopvang biedt aan ongedocumenteerden die medisch kwetsbaar zijn. Voor sommigen is deze opvang per 1 juli 2016 geëindigd, of eindigt deze opvang in augustus of september. Deze mensen worden door de gemeente vanaf 1 juli 2016 verwezen naar de BBB en/of de vrijnheidbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel; — de VBL heeft om verschillende redenen bij in ieder geval 26 mensen de opvang geweigerd; — veel van deze mensen zijn, ook volgens de GGD, te kwetsbaar om in de BBB te verblijven, vanwege medische als wel psychiatrische problematiek. Voorts overwegende dat: — de staatsecretaris van Veiligheid & Justitie verantwoordelijk is voor de opvang van vreemdelingen zonder verblijfspapieren conform de uitspraak van de Raad van State op 26 november 2015; — totdat er een bestuursakkoord is gesloten, Amsterdam de kosten van de bed-, bad- en broodopvang voorfinanciert, maar deze ook vallen onder de verantwoordelijkheid van de staatsecretaris. Er is 20 miljoen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het bestuursakkoord in de rijksbegroting 2016; — het bestuursakkoord in de nabije toekomst niet lijkt te komen maar zolang het rijk haar verantwoordelijkheid niet neemt, Amsterdam wil voorkomen dat mensen noodgedwongen op straat worden gezet; 1 — in verschillende grote steden de bed, bad en broodvoorziening op een andere manier is vormgegeven, zoals het ‘Groningse model’, dat bestaat uit 24-uurs- opvang met medische zorg, maatschappelijk werk, juridische spreekuren, activerende begeleiding, zonder vastgestelde termijnen, maar met individueel maatwerk; — de kosten van het Gronings model aanzienlijk lager liggen dan in Amsterdam, terwijl de opvang in Groningen meer biedt en voor meer uitstroom zorgt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. te onderzoeken of het wenselijk is, de Amsterdamse bed-, bad- en broodvoorziening om te vormen naar een 24-uursopvang conform het Gronings model met medische zorg, maatschappelijk werk, juridische spreekuren, activerende begeleiding, zonder vastgestelde termijnen, maar individueel maatwerk en waar gewerkt kan worden aan genezing, juridisch perspectief en/of terugkeer: 2. voor de financiering van de opvang aanspraak te maken op de gelden die daarvoor door het Rijk zijn gereserveerd; 3. hierover terugkoppeling te geven aan de gemeenteraad in september 2016. De leden van de gemeenteraad J.M. Paternotte D.W.S. Peters B.R. Groot Wassink 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Schriftelijke vragen Jaar 2021 Nummer SV 51 Datum indiening 12 januari 2021 Datum akkoord 23 februari 2021 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Martens inzake schuldhulpverlening en coaching voor zelfstandig ondernemers Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De verlenging van de lockdown met ten minste drie weken heeft naar verwachting zware economische gevolgen. Ook, of zelfs met name, voor zelfstandig ondernemers. Ook zonder deze verlenging van de coronamaatregelen wordt er rekening gehouden met een grote golf zelfstandigen die zich de komende periode tot de gemeente zullen wenden voor financiële hulp of schuldhulpverlening. Uit onderzoeksjournalistiek van het programma Pointer blijkt dat in veel gemeenten de schuldhulpverlening voor zelfstandig ondernemers te wensen overlaat, omdat deze gemeenten niet de expertise hebben die nodig is voor deze specifieke groep ondernemers, die zich voorheen nooit of amper wendde tot gemeenten voor hulp. Volgens het onderzoek van het programma heeft tweederde van de gemeenten de schuldhulpverlening voor deze groep niet op orde. Contact met gemeenten verloopt vaak niet goed. Ook de bereikbaarheid laat in veel gemeenten te wensen over.” De Amsterdamse fractie van de VVD wil graag weten hoe de schuldhulpverlening in Amsterdam is geregeld en of het college signalen of klachten heeft ontvangen van ondernemers die zich niet geholpen voelen door de gemeente Amsterdam. De fractie van de VVD vindt het belangrijk dat de gemeente zo snel mogelijk hulp biedt, om een verslechtering van de financiële en sociale omstandigheden voor zelfstandig ondernemers te voorkomen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Martens, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Hoeveel zelfstandig ondernemers hebben zich sinds vit vitbreken van de coronacrisis tot de gemeente gewend voor schuldhulp? En hoeveel voor coaching? Antwoord: Van januari 2020 t/m december 2020 zijn er 498 schuldhulpverleningstrajecten voor ondernemers gestart. 1 https:/{pointer.kro-nerv.nl{schuldhulpverlening-ondernemers-slecht-geregeld-in-tweederde- van-nederlandse-gemeenten-heb-je 1 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Nummer SV51 Gemeenteraad Datum 23 februari 2021 Schriftelijke vragen Van januari 2020 t/m december 2020 hebben 160 zelfstandige ondernemers zich tot de gemeente gewend voor coaching, waarvan het overgrote deel in de afgelopen maanden. 2. Iserde afgelopen maanden een toename te zien in het aantal zzp'ers dat bij de gemeente vraagt om schuldhulp of coaching? Antwoord: Ja: er is een lichte toename te zien in het aantal schuldhulpverleningsaanvragen en forse toename van het aantal meldingen voor coaching (september 2020 t/m november 2020 gemiddeld 14 aanvragen en december 2020 t/m februari 2021 gemiddeld 57 aanvragen) De toename van coachingsaanvragen is gerealiseerd vanuit het programma Veerkracht door de externe coaching en praktijkbegeleiding van ondernemers op te schalen en een verkort coachingstraject tevens te introduceren om ondernemers snel te kunnen helpen met de heroriëntatie op hun toekomst. 3. Inseptember 2020 heeft het college de schuldhulpverlening voor zzp'ers verdubbeld. Per stadsdeel zijn twee medewerkers ingezet die zich volledig toeleggen op schuldhulp of coaching voor ondernemers. Is deze extra ambtelijke capaciteit voldoende om aan de vraag te voldoen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoeveel capaciteit is er extra nodig? Antwoord: Ja, de capaciteit is momenteel voldoende. De opschaling heeft plaatsgevonden om de voorziene toename op te vangen. We zien wel een toename, maar nog niet zo groot als verwacht. 4. Heeft het college de indruk dat zzp'ers zich in een vroeger stadium tot de gemeente wenden tot hulp? Zo ja, waar blijkt dit vit? Zo nee, ziet het college mogelijkheden om de tijd tussen het ontstaan van financiële problemen en de hulpaanvraag te verkorten? Antwoord: Nee, die indruk heeft het college niet. Uit de contacten met zzp'ers en gegevens die bekend zijn vanwege de verstrekking van de Tozo-uitkeringen en Tozo- kredieten, blijkt dat veel zzp'ers lang wachten met het aanvragen van schuldhulpverlening. Daarom wijzen medewerkers deze klanten op de mogelijkheid om hulp te krijgen bij problematische schulden. Het college wil zelfstandigen tijdig perspectief en ondersteuning bieden wanneer sprake is van problematische schulden en/of een verlies van inkomsten. Daarom heeft het college de vroegsignalering voor zelfstandigen geïntensiveerd. De groep zelfstandigen die een Tozo uitkering ontvangt of heeft ontvangen wordt actief benaderd. Deze aanpak is beschreven In het actieplan Veerkracht dat op 10 februari in de raad is vastgesteld. Ook zetten we de campagne Sterker ondernemen in. 5. Hoeveel ambtenaren zijn er momenteel werkzaam in het team zelfstandigen? Antwoord: Normaliter werken er 30 ambtenaren in het team zelfstandigen. In verband met de coronacrisis is dat aantal verdubbeld naar 60 ambtenaren waarvan vijf ambtenaren gespecialiseerd zijn in schuldhulpverlening. Daarnaast werken we buiten de gemeente nauw samen met ongeveer 16 schuldhulpverleners zelfstandigen bij de MaDi's en werken we met twee gespecialiseerde schuldhulpverleningsbureaus. 2 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Nummer SV51 Gemeenteraad Datum 23 februari 2021 Schriftelijke vragen 6. Verwacht het college, net als het onderzoek van het programma Pointer, dat de komende maanden meer zzp'ers bij de gemeente zullen aankloppen voor schuldhulp of coaching? Zo ja, verwacht het college deze hulp te kunnen bieden met de huidige ambtelijke capaciteit? Of is er een extra opschaling nodig? Antwoord: Ja, het college verwacht een toename in het aantal zzp'ers dat zich bij de gemeente meldt met schulden. Echter hoe groot die toename precies gaat zijn, is nu nog onduidelijk. De capaciteit is momenteel voldoende en ook voorbereid op de verwachte toename. In het actieplan Veerkracht is geregeld dat, indien nodig, we verder kunnen opschalen. 7. Zijn er cijfers/percentages bekend van het aantal schuldhulpaanvragen van zzp'ers dat in behandeling is genomen en het aantal dat is afgewezen? En voor coaching? Antwoord: Van januari 2020 t/m december 2020 zijn er 368 schuldhulpaanvragen in behandeling genomen. Van januari 2020 t/m december 2020 zijn er 160 coaching aanvragen in behandeling genomen. Bij het team zelfstandigen zijn er tot op heden geen afwijzingen voor schuldhulpaanvragen, dit geldt ook voor de coaching aanvragen. 8. Om welke reden(en) zijn schuldhulpaanvragen of verzoeken voor coaching zoal afgewezen? Antwoord: We wijzen aanvragen schuldhulpaanvragen eigenlijk nooit af, elke aanvraag wordt inhoudelijk bekeken en voorzien van passend advies. Coaching aanvragen kunnen in theorie afgewezen worden als een ondernemer geen Tozo 1 of 2 heeft ontvangen of nu de Tozo 3 ontvangt of niet aan de armoedecriteria voldoet. g. Eerderkwamen de zeer zorgwekkende signalen binnen dat de coronacrisis bij veel ondernemers tot wanhoop en een stijging in het aantal zelfmoordgedachtes leidt? Wat zijn de inspanningen van de gemeente om dit te voorkomen? Antwoord: In het programma Veerkracht is er een de-escalatie route ingericht op het voorkomen of wegnemen van problematische schulden en/of geestelijk nood. Ondernemers die hiermee te maken hebben worden met voorrang geïdentificeerd en geholpen. Eind 2020 hebben de medewerkers van de Tozo organisatie die het contact onderhouden met de ondernemers reeds een training suïcide preventie gevolgd van de GGD. Dit zal in 2021 worden uitgebreid naar de adviseurs die gesprekken zullen voeren met getroffen ondernemers. 10. Heeft de gemeente zicht op de zzp'ers die - om wat voor reden dan ook - worden afgewezen voor schuldhulpaanvragen en/of coaching, in het bijzonder met betrekking tot de mentale gezondheid? Zo ja, op wat voor manier? Antwoord: In principe wordt op grond van mentale gezondheid schuldhulpaanvragen en/of coaching aanvragen niet afgewezen. Op het moment dat schuldhulp nog niet mogelijk is wordt met behulp van o.a. de MaDi’s onderzocht welke alternatieve hulp alvast ingezet kan worden. De Madi's pakken hulpvragen erg breed op met het doel dat schuldhulpverlening op een later moment alsnog mogelijk is. 2 https://www.bnr.nl/nieuws/ondernemen/10428147/meer-wanhopige-ondernemers- zoeken-hulp-bij-113-zelfmoordpreventie 3 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Nummer SV51 Gemeenteraad Datum 23 februari 2021 Schriftelijke vragen 11. Wat kan het college zeggen over de bereikbaarheid van de gemeente als het gaat over schuldhulp aan zelfstandigheden? Zijn er klachten of signalen die duiden op een gebrekkige bereikbaarheid? Zijn er cijfers over gemiddelde wacht- en reactietijden bekend? Antwoord: Er zijn op dit moment geen klachten bekend over gebrekkige bereikbaarheid. Ondernemers die vragen hebben over schuldhulpverlening worden via het CCA direct doorverbonden met een adviseur schuldhulpverlening. Binnen twee weken wordt er contact opgenomen met ondernemers en vindt er een eerste intakegesprek plaats. 12. Hebben zzp'ers die schuldhulp of coaching krijgen of aanvragen contact met een vast contactpersoon of via algemene communicatiekanalen? Antwoord: Schuldhulpverlening voor zelfstandigen gebeurt in samenwerking tussen drie partijen: de gemeente, de MaDi's en de gespecialiseerde schudhulpverleningskantoren. Afhankelijk van de zwaarte van de problematiek wordt in het schuldhulpverleningsproces snel een inschatting gemaakt welke van deze drie partijen de klant gaat helpen. In de regel melden zzp'ers zich bij de MaDi's en worden zij vervolgens, indien noodzakelijk, doorverwezen naar de gemeente of een van de gespecialiseerde schuldhulpverleningskantoren. In alle gevallen heeft de zzp'er een vaste contactpersoon. 13. Wat kan het college zeggen over de zzp'ers die (schuld)hulp vragen? Welke branches komen het vaakst voor? Welke leeftijdsklassen het vaakst? Zijn het vooral startende zzp'ers, gevestigde ondernemers, 60+, of stoppende ondernemers? Antwoord: De branches Dienstverlening, taxi en horeca zijn door de uitbraak van corona het hardst getroffen. Deze branches zien we nu ook het vaakst terug in de schuldhulpaanvragen. De meest getroffen leeftijdsklasse is die van 31-50 jaar. Dit zijn met name gevestigde ondernemers. 14. Wat voor regelingen worden er zoal getroffen met de zzp'ers die zich melden voor schuldhulpverlening? Antwoord: Dit hangt af van de hulpvraag. Naast coaching kunnen ondernemers hulp ontvangen bij budgetbegeleiding, het op orde brengen van het inkomen, stabiliseren van schulden, het treffen van betalingsregelingen (indien mogelijk). Ook is hulp mogelijk om te komen tot een minnelijke schuldregeling met behulp van een saneringskrediet of spaarbemiddeling. 15. Hoe vaak is er sinds het begin van de coronacrisis een beroep gedaan op minnelijke schuldregelingen? Antwoord: Sinds het begin van de coronacrisis zijn er 256 doorverwijzingen geweest naar gespecialiseerde schuldhulpverlening voor ondernemers. 4 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Nummer 2 Gemeenteraad Datum 23 februari 2021 Schriftelijke vragen 16. In hoeverre gebruikt de gemeente online spreekuren en digitale hulp als het gaat om schuldhulpverlening en financiële hulp/coaching voor ondernemers? Dit in het kader van het op 25 november 2019 aangenomen initiatiefvoorstel ‘Laagdrempelige hulp voor Amsterdammers in nood’. Antwoord: Uitgangspunt is bij schuldhulpverlening en coaching in direct contact te staan met de klant, omdat schuldhulpverlening voor de klant vaak emoties meebrengt en omdat bij coaching in groepsverband het gesprek beter op gang komt. Echter hebben de Madi's al snel na de eerste corona golf coronaproof spreekkamers en inloopspreekuren ingericht om persoonlijk contact alsnog mogelijk te maken. Tegelijkertijd vinden er zowel bij de gemeente, de Madi's en de gespecialiseerde schuldhulpbureaus ook digitale intakegesprekken plaats en worden klanten vaker via de telefoon gesproken. Dit college is zich bewust dat digitale dienstverlening juist nu kan bijdragen aan een efficiëntere werkwijze en kan helpen om capaciteit vrij te spelen om hulpverlening in te zetten waar dat het hardst nodig is. Zo zorgt dit college ook op andere manieren voor extra aanbod van laagdrempelige ondersteuning Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 5
Schriftelijke Vraag
5
discard
VN2021-020444 Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Stadsdeel oost % Gemeente Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging WB % Amsterdam ' ' Voordracht voor de Commissie WB van 08 september 2021 Ter kennisneming Portefeuille Openbare Ruimte en Groen Agendapunt 10 Datum besluit n.v.t. n.v.t. Onderwerp Kennisnemen van de beantwoording raadsadres plannen voor een groenere Wibautstraat De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van de beantwoording van het raadsadres plannen voor een groenere Wibautstraat Wettelijke grondslag Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, artikel 55, lid 3. Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. Artikel 169 gemeentewet. Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond Op 25-05-2019 heeft een bewoner een brief gestuurd aan de gemeenteraad. Op 29-05-2019 heeft de gemeenteraad besloten de afhandeling van de brief in handen te stellen van het college van B en W met een afschrift aan de raadscommissie. Reden bespreking n.v.t. Uitkomsten extern advies n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Hiermee wordt raadsadres TA2019-000739 afgedaan Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.12 1 VN2021-020444 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, W B Stadsdeel oost % Amsterdam ‚ „ ‚ % Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Voordracht voor de Commissie WB van 08 september 2021 Ter kennisneming AD2021-074892 Brief Beantwoording Raadsadres vergroenen Wibautstraat (pdf) AD2021-074878 Commissie WB Voordracht (pdf) NIET PUBLICEREN Brief Beantwoording Raadsadres vergroenen AD2021-074891 ‚ Wibautstraat (pdf) NIET PUBLICEREN Raadsadres plannen voor een groenere Wibautstraat AD2021-074890 (msw12) AD2021-074889 Raadsadres plannen voor een groenere Wibautstraat (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Carla van der Linden, c.van.der.linden@®amsterdam.nl, 06 2957 1286 Gegenereerd: vl.12 2
Voordracht
2
discard
Gemeente Amsterdam Bestuurscommissie Oost Voordracht en besluit D B = AB Registratienummer Z-16-31348 / INT-17-11272 Afdeling Gebiedspool Onderwerp Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning Portefeuille Ruimtelijke ordening DB lid Thijs Reuten Gebied Stadsdeel Oost Datum DB 21 maart 2017 Datum AB voorbereidend 11 april 2017 Datum AB besluitvormend 18 april 2017 Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Mirjam Verheul 06 5754 2264 [email protected] *ZO0055CS5D7D2# Paginas van 5 Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: 1. de “Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning” voor te leggen aan het Algemeen Bestuur voor vaststelling. Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: besluiten wordt gepubliceerd 2. inte stemmen met de “Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning”. Ondertekening burgemeester en wethouders, namens hen, het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, Sjoukje Alta, Ivar Manuel, secretaris voorzitter Pagina 2 van 5 Bevoegdheid Het Algemeen Bestuur is bevoegd om de “Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning” vast te stellen. Bestuurlijke achtergrond Beleidsregels buitenplanse afwijkingen omgevingsvergunning (2013) Het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie Oost is bevoegd om voor aanvragen omgevingsvergunning, waarvoor door middel van een afwijking vergunning verleend moet worden, nadere regels op te stellen. Hiertoe zijn de “Beleidsregels buitenplanse afwijkingen omgevingsvergunning” opgesteld, welke op 27 juni 2013 van kracht zijn geworden. De “Beleidsregels buitenplanse afwijkingen omgevingsvergunning” zijn destijds opgesteld, om voor relatief kleine bouwplannen, de zogenaamde ‘kruimelgevallen’ zoals dakopbouwen en dakterrassen, onder voorwaarden extra verblijfsruimte te creëren en het woongenot te vergroten. De voorwaarden zijn opgenomen om de privacy, de licht- en luchttoetreding en de bezonning van omwonenden te waarborgen en om het gevelbeeld en het daklandschap niet in onevenredige mate aan te tasten. Herziening van de beleidsregels De huidige beleidsregels kunnen op basis van de uitvoeringspraktijk op verschillende punten worden verduidelijkt en verbeterd. Op 24 mei 2016 heeft een parallelle sessie plaatsgevonden om te polsen welke richting het AB wil geven aan de herziening van de beleidsregels. Tijdens de parallelle sessie is een voorstel gepresenteerd voor een aantal mogelijke inhoudelijke wijzigingen. De aanwezige AB leden hebben aangegeven positief te staan tegenover dit voorstel. Schriftelijke vragen D66 De fractie van D66 heeft op 25 januari 2016 een aantal schriftelijke vragen gesteld inzake Woninguitbreidingen Indische Buurt. Deze raken deels aan de beleidsregels. D66 ontving signalen van drie gezinnen die concrete plannen hebben voor woninguitbreiding, maar te horen hebben gekregen dat dit wegens de huidige regels niet mogelijk is, o.a. op de locatie Madurastraat 68-70. Het ging o.a. om de vraag of de ‘Beleidsregels buitenplanse afwijkingen omgevingsvergunning’ kunnen worden bijgesteld om zo grotere woningen voor gezinnen mogelijk te maken. Het Dagelijks Bestuur heeft de schriftelijke vragen op 10 februari 2016 beantwoord. Naar aanleiding hiervan heeft een gesprek met de betrokkenen plaatsgevonden en is deze casus nader onderzocht. Uiteindelijk heeft dit niet geleid tot een aanpassing van de zichtbaarheidsregel voor woonpanden in de Indische buurt, om het gevelbeeld te behouden en geen ongewenste precedenten te scheppen. Onderbouwing besluit Beoogde effecten Inhoudelijke wijzigingen De inhoudelijke wijzigingen hebben betrekking op de zichtbaarheidsregel. e De zichtbaarheidsregel wordt op een andere manier gemeten bij panden langs een spoortalud, op een T-splitsing en langs kades op IJburg, zodat dakopbouwen en dakterrassen op deze locaties kunnen worden gerealiseerd binnen de beleidsregels. e De zichtbaarheidsregel komt te vervallen bij panden met schijnkappen aan pleinen. Het daklandschap wordt voldoende beschermd door de 15 graden regel en de regel dat de aansluiting van de dakuitbouw niet zichtbaar mag zijn. e De zichtbaarheidsregel komt tevens te vervallen bij panden in de John Napierstraat Pagina 3 van 5 en Edward Masseystraat Steigereiland (IJburg), conform DB besluit augustus 2015. e Bij grote losstaande panden in naoorlogse gebieden op bedrijventerreinen, in het Science Park en aan de Wibautstraat kan vaak niet aan de zichtbaarheidsregel worden voldaan vanwege een breed straatprofiel. Om de transformatie van voormalige kantoor- en bedrijfspanden naar wonen te vergemakkelijken, geldt de zichtbaarheidsregel hier niet. e De belangrijkste tekstuele wijzigingen t.o.v. de “Beleidsregels buitenplanse afwijkingen omgevingsvergunning” (2013) zijn geel gemarkeerd op verzoek van de aanwezige AB leden tijdens de parallelle sessie. Gewijzigde titel In de “Beleidsregels buitenplanse afwijkingen omgevingsvergunning” (2013) is reeds opgenomen dat de regels, naast te dienen afwegingskader voor buitenplanse afwijkingen, ook gelden als afwegingskader voor binnenplanse afwijkingen, indien in het bestemmingsplan geen stedenbouwkundige toetsingscriteria zijn opgenomen. Op deze wijze worden soortgelijke aanvragen op een gelijke wijze behandeld. Om deze reden is het logisch om bij de herziening de titel van het beleidsdocument te wijzigen in “Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning”. Argumenten De “beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning vormen na vaststelling het actuele toetsingskader om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Risico's / Neveneffecten N.v.t. Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau N.v.t. Financiën Nvt. Communicatie N.v.t. Overige Nvt. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Nee Indien ja, dekking aanwezig? Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting De vaststelling van de “Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning” heeft geen financiële gevolgen. Voorlichting en communicatie Opnemen in besluitenlijst www.amsterdam.nl/bekendmakingen. Pagina 4 van 5 Uitkomsten inspraak De “Concept-beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning” zijn ter inzage gelegd voor een periode van zes weken. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) De “Concept-beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning” zijn ter inzage gelegd voor een periode van zes weken. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Geheimhouding Einde geheimhouding N.v.t. Stukken Meegestuurd Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning van 18 april 2017 Ter inzage gelegd Parafen Manager Portefeuillehouder Justus Vermeulen Thijs Reuten Besluit dagelijks bestuur Conform. Pagina 5 van 5
Besluit
5
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 700 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen op 1 juli 2015 Ingekomen onder AK Behandeld op 2 juli 2015 Uitslag verworpen Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Van Soest inzake de Voorjaarsnota 2015 (schrappen 1012-project). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379); Constaterende dat: — de gemeente Amsterdam reeds vele miljoenen heeft uitgegeven aan het opkopen van hoerenpanden en dat er volgens twee onafhankelijke onderzoeksbureaus, ondanks geldgebrek, door de gemeente nog steeds 36 miljoen euro is gereserveerd voor het uitkeren van planschade; — Overwegende dat: — de haalbaarheid van dit project in twee vernietigende rapporten van deze onderzoeksbureaus sterk in twijfel wordt getrokken; — het enerzijds keihard bezuinigen op organisaties die het sociale leven in Amsterdam bevorderen niet is te rijmen met het verrijken van pandeigenaren en/of bordeelhouders anderzijds. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: direct te stoppen met het opkopen van bordelen en met de hierbij vrijkomende gelden de voorgenomen bezuinigingen in het geheel ongedaan te maken dan wel zoveel als mogelijk te verzachten. Het lid van de gemeenteraad, W. van Soest 1
Motie
1
discard
Termijnagenda 2013 stadsdeel Zuid SL TA = Ter Advisering aan de deelraad TB = Ter Bespreking TK = Ter Kennisgeving TV = Ter Vaststelling Nr. \Agenda Onderwerp Portefeuill Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad | Soort [reden uitstel en ehouder Commissie, datum behandel behandelijopmerkingen _{___ Pecember LL Cie Uitkomst 1e fase onderzoek naar nieuwe theater SK 3-dec-13 nvt Archiefterrein (geagendeerd door cie op 5/11) 151 [cie Pilot preventie + svz stedelijke implementatie EdV 1-okt-13 3-dec-13 TK SL nvt Reden utistel: Implementatie jongerenschuldhulpverleniong loopt nu, maar nog niet concreet in de loop van oktober meer duidelijk. 161 [Cie Doorontwikkeling jeugdschuldhulpverlening EdV 3e kw. 2013| 3-dec-13 TK SL nvt Reden vertraging: geen nieuwe beleids- ontwikkelingen. In juli evaluaties stages en in aug. tussenevaluatie jeugd werkt in Zuid. 1 2 Nr. \Agenda Onderwerp Portefeuill Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad | Soort [reden uitstel en ehouder Commissie, datum behandel behandelijopmerkingen 160/ |Cie Bredeschool stand van zaken en Jan van der Heijdenhuis: [SK 3e kw. 2013} 3-dec-13 TK SL nvt Reden vertraging: tgv 120 beheer en exploitatieovereenkomst + voortgangsbrief mutaties in het pand moet samenwerking worden vastgesteld en de exploitatie financieel moet verder worden doorgerekend. Is samengevoegd met stand van zaken brede school. | ___enuerifebruar 2014 nn 148/Cie Volwasseneducatie: stand van zaken EdV 5-nov-13 1-jan-14 TK SL nvt Het wachten is op de besluitvorming taalwijzer en ontwikkeling loketten. 150 [cie Svz Breed sociaal loket MK 1-okt-13 TK SL nvt Het wachten is op het onderzoerk van Price Waterhouse en Cooper 3 4
Agenda
4
discard
x Gemeente Amsterdam W E % Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen % Gewijzigde agenda, woensdag 26 oktober 2016 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Tijd 13:30 tot 17:00 uur en indien nodig van 19:30 tot 22:30 uur Locatie De Rooszaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslagen van de openbare en besloten vergadering van de Raadscommissie WE d.d. 21.09.2016 en het conceptverslag van de vergadering van 12.10.2016. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWE @raadsgriffie.amsterdam.nl , _Hetbesloten verslag is naar de leden gestuurd. 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 26 oktober 2016 Deelnemingen 11 Opvolging herijking: Kennisnemen onderzoek herijking RAI Nr. BD2016-014911 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 9 november 2016). e _ De kabinetbijlage is naar de leden gestuurd. e Terinzage stukken (kabinet) liggen in de kluis bij de griffie. 12 Alliander NV: herijking vooronderzoek Nr. BD2016-013300 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Lucht- en Zeehaven 13 Export van giftige brandstoffen vanuit Amsterdam naar Afrika Nr. BD2016- 014876 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Groen (GL). Economie 14 Vaststellen van de tarieventabellen 2017 behorende bij de Heffingsverordening markt- en staanplaatsgelden 2016 Nr. BD2016-012604 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 9 november 2016). 15 Brugwachtershuisjes, beantwoording schriftelijke vragen Bakker SP Nr. BD2016- 014200 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). 16 Kennisnemen van de 2e Voortgangsrapportage Actieplan Innovatief Vakmanschap, september 2016 Nr. BD2016-013586 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De commissie JC is hierbij uitgenodigd. Onderwijs 17 Kennisnemen van Voortgangsrapportage Aanpak Jeugdwerkloosheid januari-juni 2016 Nr. BD2016-014568 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De commissie JC is hierbij uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 26 oktober 2016 Werk, Participatie en Inkomen 18 Advies concerncontroller voortgangsrapportage Cluster Sociaal (RVE's Werk, Participatie, Inkomen) programma borging verbetering financiële functie, Voorjaarsnota 2016 Nr. BD2016-014644 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De wethouders Kukenheim en Kock zullen bij de behandeling van dit punt aanwezig zijn. e _ Dit onderwerp wordt aan het begin van de vergadering, na het algemene deel, besproken. 19 Koersbesluit MO, schuldhulpverlening Nr. BD2016-013626 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Roosma (GL). e _ Uitgesteld in de vergadering van 21.09.2016. 20 Ontwikkeling formatie en inzet sociale recherche door Handgaving Werk en Inkomen Nr. BD2016-012412 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Poot (VVD). 21 Initiatiefvoorstel van het lid Poot (VVD) getiteld; “Ondernemerschap in de zorg werkt". Nr. BD2016-012539 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Poot (VVD). e _ Gevoegd behandelen met agendapunt 22, 22 Kennisnemen van bestuurlijke reactie initiatiefvoorstel Ondernemerschap in de zorg werkt Nr. BD2016-009989 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Gevoegd behandelen met agendapunt 21, 23 Uitwerking en start van Amsterdamse werkbrigade Nr. BD2016-013278 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 24 Vaststellen van het vernieuwde Suwinet-informatiebeveiligingsbeleid Nr. BD2016- 014729 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Kabinetstukken liggen ter inzage in de kluis bij de griffie. 3 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 26 oktober 2016 25 Verzoek Pantar om financiële steun en uitgangspunten voor ontwerp van toekomstige infrastructuur voor sociaal werk in Amsterdam Nr. BD2016-014669 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN Economie 26 ADM terrein, recente ontwikkelingen. Nr. BD2016-015308 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). 27 CETA, protestactie. Nr. BD2016-015310 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Groot Wassink (GL). 4
Agenda
4
discard
> < gemeente Raadsinformatiebrief | msterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 20 april 2021 Portefeuille(s) Openbare Ruimte en Groen Portefeuillehouder(s): Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid; Bestuurszaken R&D; Bestuurszaken.RD @®amsterdam.nl Onderwerp Afdoening motie 1647 inzake Groenvisie 2020-2050 (verticaal groen) van het lid N.T. Bakker van de (SP) Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 16/17 december heeft uw raad bij de behandeling van agendapunt 36 ‘Vaststellen Groenvisie 2020-2050 de motie 1647 van lid N.T. Bakker inzake Groenvisie 2020-2050 (verticaal groen) aangenomen, waarin het college gevraagd wordt om 1. De mogelijkheden om op meerdere plekken in de stad samen met betrokken partijen verticaal groen aan te brengen en te onderzoeken; 2. Een concreet voorstel te doen om in meerdere geschikte wijken/buurten in de stad aan de slag te gaan met verticaal groen; 3. Enhieroverte rapporteren aan de raad. Het College geeft als volgt vitvoering aan de motie: Ad 1. 1. De mogelijkheden om op meerdere plekken in de stad samen met betrokken partijen verticaal groen aan te brengen en te onderzoeken; In het kader van de Groenvisie is de meest wenselijke vorm van verticaal groen een inheemse klimplant die in de volle grond staat en met of zonder klimhulp langs een gevel aan de straatkant groeit. Voordeel van deze groeivorm vanuit de grond is dat planten kunnen uitgroeien tot grote exemplaren die minder gevoelig zijn bij droogte en kou. Inheemse beplanting in de volle grond groeit namelijk veel duurzamer dan planten in potten of hangsystemen die ook nog duurder zijn in aanleg en onderhoud. Bovendien fungeert onverhard groen en inheemse beplanting als voedselbron en levensruimte voor insecten en vogels. Tot nu toe wordt in ontwerpen en in de bouwsector beperkt rekening gehouden met natuurinclusief bouwen en verticaal groen. Deze manier van vergroenen lijkt in de theorie heel eenvoudig maar is in de Amsterdamse praktijk bij de verschillende vastgoedeigenaren nog niet vanzelfsprekend en daarom ook niet in organisatiestructuren, planvoorbereidingen, financiële begrotingen of het jaarlijkse onderhoud opgenomen. In het kader van deze motie is het dan ook de bedoeling om in 2021 in samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke directies, Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 20 april 2021 Pagina 2 van 3 woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars en bedrijven in gesprek te gaan en uit te zoeken op welke strategische plekken in de stad en op welke manier deze “eenvoudige” manier van verticaal groen het beste geïmplementeerd kan worden in de dagelijkse praktijk. De insteek is om op korte termijn een werkwijze te vinden waarbij verticaal groen voor de verschillende vastgoedeigenaren haalbaar is in aanleg en beheer. De vitdaging ligt dan ook meer in de organisatie van het beheer en de structurele financiering ervan dan in het incidentiele aanleg. Ad2. Een concreet voorstel te doen om in meerdere geschikte wijken/buurten in de stad aan de slag te gaan met verticaal groen; In de vastgestelde Groenvisie en in de concept omgevingsvisie is een kaart met groene straten gepubliceerd, die op lange termijn de verschillende ecologische gebieden in de stad met elkaar zullen verbinden. De bedoeling is om deze straten stapsgewijs tot 2050 te transformeren in groene straten met verschillende groene maatregelen. Een beoogde groene maatregel is verticaal groen waarbij klimplanten de kans krijgen om uit te groeien tot grote exemplaren die in de volle grond staan en toegang krijgen tot het grondwater. Gevelgroen in de vorm van klimplanten is trouwens niet nieuw in Amsterdam. Particulieren die zelf in het pand wonen planten al eeuwen klimplanten in de volle grond langs hun gevel omdat zij de sierplanten aan hun gevel mooi vinden en omdat deze planten op zomerse dagen voor een aangenamer klimaat in de achterliggende ruimte en op straat zorgen. De vernieuwing ligt erin om verschillende vastgoedeigenaren in de stad en ontwerpers van gebouwen en de openbare ruimte zover te krijgen om verticaal groen op te nemen in hun portefeuille en hun dagelijkse werkzaamheden. Bovendien dient er ook rekening gehouden te worden met ruimte in de ondergrond. Op dit moment liggen er vaak nog kabels en leidingen langs de gevel, die niet zomaar verplaatst kunnen worden. In het kader van het groene handboek en de komst van de nieuwe Werken in de openbare ruimte (WIOR) wordt ook met groen in de toekomst nog beter rekening gehouden. In 2021 komt het college met een concreet voorstel waarbij: 1) particuliere eigenaren d.m.v. bewustwording en subsidies geënthousiasmeerd worden om overal in de stad gevelgroen aan hun eigen gevel toe te passen. 2) het college uitzoekt welke gemeentelijke panden in de groene straten liggen en vervolgens een plan van aanpak opstelt wat nodig is om verticaal groen aan te leggen en te beheren. 3) het college uitzoekt in hoeverre de in de motie omschreven nieuwbouwwijken (het Bajeskwartier, Buiksloterham en Amstel Ill verticaal groen toegepast kan worden. 4) het college in de ontwikkelbuurten vitzoekt waar straten d.m.v. verticaal groen vergroend kunnen worden. De insteek is dan ook om in 2021 in gesprek te gaan met woningbouwcorporaties en winkeliers en hen middels subsidie te laten experimenteren met verticaal groen en het beheer ervan. Ad 3 En hierover te rapporteren aan de raad. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 20 april 2021 Pagina 3 van 3 Over de voortgang van de uitvoering van de motie informeren wij uv medio 2022. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Sg Laurens Ivens Wethouder Openbare ruimte en Groen Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
3
discard
VN2023-015963 N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA Wer Farticipate Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en % Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening Zorg en Maatschappelijke Ontwikkeling (4,7) Agendapunt 19 Datum besluit 20 september 2022 Onderwerp Aanvullende informatie bij raadsbrief Versterking dienstverlening aan kwetsbare Amsterdammers door inzet extra rijksmiddelen’ (POK-middelen) De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief met aanvullende informatie bij de raadsbrief van 28 september 2022 over de versterking van dienstverlening aan kwetsbare Amsterdammers door inzet extra rijksmiddelen, waarin het college de raadsleden informeert dat: e hetdeel van de middelen voor de ombudsfunctie door een omissie niet beschikbaar gesteld is aan de Ombudsman Metropool Amsterdam; e het college deze omissie inmiddels hersteld heeft en afspraken heeft gemaakt met de ombudsman over de wijze waarop de middelen alsnog op de juiste plek terecht komen. Wettelijke grondslag * Artikel 169 van de Gemeentewet: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2); zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3). Bestuurlijke achtergrond Op 28 september 2022 heeft het college v per brief geïnformeerd (VN2022-031552) over de wijze waarop Amsterdam de komende jaren de extra middelen inzet die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld naar aanleiding van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK). Deze extra gelden hebben tot doel om de dienstverlening aan kwetsbare Amsterdammers te versterken. Om te zorgen dat we naast de ondersteuning van gedupeerde ouders ook kwetsbare inwoners over de gehele linie beter kunnen helpen. Uw raad heeft recent vragen gesteld over de gelden voor de ombudsfunctie. In deze brief informeert het college v aanvullend over het deel van de middelen dat voor de ombudsfunctie beschikbaar is gesteld. Reden bespreking O.v.v. het lid Yemane (GL) Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.3 1 VN2023-015963 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ZA Werk, Participatie _%$ Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoed en Inkomen % aatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Nvt. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nvt. Welke stukken treft v aan? AD2023-051865 Commissie OZA (1) Voordracht (pdf) Raadsbrief Aanvullende informatie bij raadsbrief ‘Versterking AD2023-051864 dienstverlening aan kwetsbare Amsterdammers door inzet extra rijksmiddelen! (odf) Ter Inzage Registratienr. | Naam | Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) WPI, Merel Louter, 0610980860, [email protected] Gegenereerd: vl.3 2
Voordracht
2
val
X Gemeente Gemeenteraad RAAD % Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 11 november 2021 Ingekomen onder nummer 775 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Nanninga inzake de Begroting 2022 (Geen Huis op Drijfzand) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de beraadslaging over de Begroting 2022, Overwegende dat: -_ het college heeft besloten de baten uit het erfpachtstelsel mee te nemen in het berekenen van de netto schuldquote; -__ het erfpachtstelsel volgens een onafhankelijk rapport van PWC niet voldoende consumentenbescherming biedt, niet transparant is, niet eerlijk en niet doelmatig; -_dit fundamentele vragen oproept over het erfpachtstelsel en de houdbaarheid ervan; -_het onverstandig is om bij de berekening van onze schuld uit te gaan van een stelsel waarvan de houdbaarheid zeer discutabel is, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in afwachting van de discussies over het erfpachtstelsel de baten van het stelsel niet mee te nemen bij de berekening van de netto schuldquote. Indiener A. Nanninga
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 23 december 2021 Ingekomen onder nummer 891 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Flentge, Nadif en Kuiper inzake geen steun aan lobbybrief Onderwerp Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de MRA als lobbyplatform Overwegende dat: — _ onder het manifest vestigingskimaat van lobbyclub VNO-NCW de handtekeningen staan van de MRA en Amsterdam Economic Board; — in dit manifest wordt opgeroepen dat er ‘ontwikkelruimte moet zijn voor Schiphol als multi- modaal vervoersknooppunt (…). Een spoedig besluit over Lelystad Airport is daarbij gewenst. Zo gaat Schiphol bijdragen aan het herstel van de Nederlandse economie én blijven we werken aan het verdienvermogen van Nederland”; — inhet door de raad aangenomen coalitieakkoord staat “Vanuit klimaatoogpunt, veiligheid, overlast en volksgezondheid is groei van Schiphol onwenselijk”; — _ deze handtekening alle schijn heeft van steun voor de Schiphollobby die niet in overeenstem- ming is met een democratisch genomen besluit door de gemeenteraad. Constaterende dat er tevens wordt gepleit voor lagere belastingen voor buitenlandse bedrijven wat ook geen democratische legitimering kent door de gemeenteraad van Amsterdam. Spreekt uit Dat de ondertekening door de MRA en de Amsterdam Economic Board niet wordt ondersteund door de gemeenteraad van Amsterdam. Indieners E.A. Flentge |. Nadif T. Kuiper
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 932 Datum akkoord 24 oktober 2014 Publicatiedatum 29 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.M. Paternotte van 14 februari 2013 inzake gereguleerde wietteelt in de gemeente Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding van vragensteller. Op 16 maart 2011 is een motie van het raadslid de heer Bouwmeester door de gemeenteraad van Amsterdam aangenomen (Gemeenteblad 2011, afd. 1, nr. 241) waarin onder andere wordt gevraagd om bij het kabinet aan te dringen op adequate maatregelen tegen de zogenoemde achterdeurproblematiek, waaronder voor de bestaande situatie bijvoorbeeld extra opsporingscapaciteit of onderzoek naar mogelijkheden voor regulering van de achterdeur. Door verschillende gemeenten in Nederland (onder andere Utrecht, Eindhoven, Rotterdam en Tilburg) is de wens geuit om de mogelijkheden voor gereguleerde gemeentelijke wietteelt te onderzoeken en mogelijk te maken. In de Tweede Kamer heeft het kamerlid Hilkens, namens de PvdA, zich onlangs uitgesproken voor nieuw beleid waarbij door de gemeente gereguleerde wietteelt wordt toegestaan. Op verzoek van de fractie van D66 wordt hierover binnenkort verder gesproken in de Tweede Kamer. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie komt met een brief waarin alle mogelijkheden op een rij worden gezet en daarbij wordt ook gekeken naar experimenten die in het buitenland lopen met legale wietteelt. D66 Amsterdam is gezien de huidige ontwikkelingen benieuwd naar de inspanningen van het college met betrekking tot het verzoek van de motie-Bouwmeester om adequate maatregelen te treffen tegen de zogenoemde achterdeurproblematiek. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 14 februari 2013, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer oe oktober 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 14 februari 2013 1. Kan het college aangeven wat voor inspanningen zij heeft geleverd om in lijn met de motie-Bouwmeester in Den Haag aan te dringen op adequate maatregelen tegen de zogenoemde achterdeurproblematiek? 2. Deelt het college de mening van de D66-fractie dat door de gemeente gereguleerde wietteelt een oplossing zou kunnen zijn voor de achterdeurproblematiek? Zo ja, is het college bereid dit standpunt richting Den Haag uit te dragen? Zo nee, waarom ziet het college gereguleerde wietteelt niet als mogelijke oplossing voor de aanpak van de achterdeurproblematiek? 3. Is het college het met de vraagsteller eens dat Amsterdam er baat bij heeft snel de achterdeur te kunnen gaan reguleren? Zo ja, wil het college dan ook bij het rijk aanbieden als een van de eerste steden met gereguleerde wietteelt te gaan werken? Antwoord vragen 1, 2 en 3. Met excuses voor de vertraagde beantwoording daarover het volgende: Amsterdam heeft in februari 2014 het Manifest Joint Regulation ondertekend, waarmee de gemeente zich heeft aangesloten bij de grote ‘coffeeshopgemeenten’ om bij de Minister van Veiligheid en Justitie te pleiten voor ruimte om wietteelt te reguleren en de wenselijkheid en mogelijkheden daartoe te onderzoeken. In lijn met het collegeakkoord is de burgemeester denkrichtingen aan het verkennen en gaat hij hierover uitgebreid in gesprek met de driehoekspartners. In de eerste maanden van 2015 komt de burgemeester hierop terug. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1487 Publicatiedatum 23 november 2016 Ingekomen onder BF Ingekomen op donderdag 10 november 2016 Behandeld op donderdag 10 november 2016 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Van den Berg en Ernsting inzake het Kunstenplan 2017-2020 [nieuwe regels van het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Kunstenplan 2017-2020 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1418). Constaterende dat: — met de systeemwijziging in de Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2017-2020 de politiek op afstand is geplaatst bij individuele subsidietoekenningen; — het om één Kunstenplan gaat, inclusief de instellingen, vallende onder het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Overwegende dat: — met de stelselwijziging de gemeenteraad haar zeggenschap houdt over het inhoudelijk cultuurbeleid en de wijze waarop de gemeente Amsterdam omgaat om de cultuursector als geheel; — in de regelingen van het AFK het cultuurbeleid vorm krijgt en die regelingen randvoorwaardelijk zijn voor de Amsterdamse instellingen; — de nieuwe regelingen van het AFK op tijd worden behandeld en vastgesteld, ruim voor dat instellingen hun aanvraag indienen bij het AFK. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: regels van het AFK die worden gewijzigd of nieuw worden geïntroduceerd altijd worden geagendeerd in de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Kunst en Cultuur c.a. niet als terkennisnamestuk worden afgedaan. De leden van de gemeenteraad P.J.M. van den Berg Z.D. Ernsting 4
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 482 Publicatiedatum 6 juni 2018 Ingekomen onder C Ingekomen op woensdag 30 mei 2018 Behandeld op woensdag 30 mei 2018 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Taimounti inzake het coalitieakkoord 2018-2022 “Een nieuwe lente en een nieuw geluid”. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2018-2022, getiteld: “Een nieuwe lente en een nieuw geluid” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 456). Overwegende dat: — In het coalitieakkoord op blz. 11 als voorstel is opgenomen om de mbo-agenda door te pakken; — Het nieuwe college discriminatie wil tegengaan; — De fractie van DENK Amsterdam de aanpak van stagemarktdiscriminatie vindt — ontbreken in de formulering van de mbo-agenda. Besluit: In het coalitieakkoord 2018-2022: Het volgende onder de kop 'Vervolgonderwijs, volwasseneducatie en aansluiting arbeidsmarkt’ (blz. 11): — We gaan door met de mbo-agenda. We realiseren meer stages, leerwerkplekken en traineeships voor mbo-leerlingen, in de eerste plaats bij de gemeente zelf. te wijzigen in: — We gaan door met de mbo-agenda. We realiseren meer stages, leerwerkplekken en traineeships voor mbo-leerlingen, in de eerste plaats bij de gemeente zelf. We pakken stagemarktdiscriminatie hard aan door naming & shaming van discriminerende bedrijven en organisaties. Het lid van de gemeenteraad, M. Taimounti 1
Motie
1
discard
VN2023-008028 N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA Zo Jeugd en % Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 29 maart 2023 Ter kennisneming Portefeuille Publieke Gezondheid en Preventie Agendapunt A Datum besluit Het college van B&W heeft in december 2020 de opdracht gegeven om te komen tot Amsterdam atum beslur - Vitaal & Gezond. Onderwerp Raadsbrief Amsterdam Vitaal & Gezond: terugblik 22 - vooruitblik 23 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over Amsterdam Vitaal en Gezond met daarin een terugblik op 2022 en een vooruitblik naar 2023. Wettelijke grondslag Gemeentewet Artikel 169. Bestuurlijke achtergrond Het college van B&W heeft in december 2020 de opdracht gegeven om te komen tot Amsterdam Vitaal & Gezond. AV&G is de structuur waarbinnen in Amsterdam het door de VNG ondertekende Integraal Zorg Akkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) concreet worden uitgewerkt. Amsterdam Vitaal & Gezond is een belangrijke pijler onder de aanpak gericht op het toegankelijk en betaalbaar houden van het stelsel van zorg en welzijn in Amsterdam. De voortgang is van groot belang en de commissie moet hier over geïnformeerd worden zodat zij haar controlerende taken kan uitoefenen. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies AV&G is een bestuurlijke samenwerking tussen Gemeente, Zilveren Kruis, de Sigra, de Elaa en Cliëntenbelang Amsterdam. Alle partners hebben zich langjarig gecommitteerd aan een gezamenlijke inzet op betaalbare, toegankelijke zorg en welzijn door middel van de transitie naar passende zorg en de inzet op preventie. De AV&G partners willen u in deze brief informeren over de voortgang in 2022. Daarnaast wordt vooruitgeblikt naar 2023 en de lokale vitwerking van IZA en GALA vanuit de AV&G structuur. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Gegenereerd: vl.24 1 VN2023-008028 __ $% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ZA Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam - oe: - Zorg % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 29 maart 2023 Ter kennisneming Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nvt. Welke stukken treft v aan? Commissie OZA Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief Amsterdam Vitaal en Gezond stand van zaken 22 en AD2023-022027 vooruitblikDEF 23 getekend MM_. pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) OJZD/Beleid Jeugd en Zorg Marieke Boele van Hensbroek (programmamanager AV&G) 06 57 59 23 95 Jet de Waij (adviseur zorg) o6 5336 22 oo Gegenereerd: vl.24 2
Voordracht
2
train
€ Gemeente Amsterdam Centrum Pvblicaties Stadsdeelbestuur 2014 Algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum Besluiten > 4 16 december 2014 - 3 Besluit over De vijf gebiedsjaarplannen 2015 Toelichting te vinden in Publicaties Stadsdeelbestuur 2014, Bestuurskalender, besluitvormende AB-vergadering 16 december 2014, bij agendapunt 3 De bestuurscommissie Centrum heeft het volgende besluit genomen: De bestuurscommissie, Besluit: In te stemmen met de gebiedsjaarplannen 2015. Suze Duinkerke secretaris Boudewijn Oranje voorzitter Verschenen op 17 december 2014
Besluit
1
train
MN N% Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S EF D nderwijs, Jeugd en ‚ ‚ " Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, Zorg D Amsterdam Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 13 september 2023 Ter advisering aan de raad Portefeuille Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden en Vluchtelingen) Agendapunt 3 Datum besluit College van B en W a1 juli 2023 Onderwerp Vaststellen Versterking Aanpak Dakloosheid (2023-2026) De commissie wordt gevraagd De raad te adviseren de raadsvoordracht Versterking Aanpak Dakloosheid (2023-2026) vast te stellen. Wettelijke grondslag e Artikel 2.1.2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: De gemeenteraad stelt periodiek een plan vast met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. e Participatiewet e Huisvestingsverordening e Artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet: het college is bevoegd om beslissingen van de raad voor te bereiden. e Artikel 108 jo. artikel 147, tweede lid Gemeentewet: De raad bepaalt de kaders en stelt deze vast. Bestuurlijke achtergrond Deze Versterking Aanpak Dakloosheid is een aanvulling op de Aanpak Dakloosheid Een nieuwe start (2021-2025) en daarmee een uitwerking van het voornemen om de aanpak dakloosheid te verstevigen vit het Amsterdams Akkoord. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de Amsterdamse bijdrage aan het Nationaal Actieplan Dakloosheid en het Plan van aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers. Reden bespreking De commissie wordt gevraagd de raad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht over het vaststellen van de Versterking Aanpak Dakloosheid (2023-2026). Uitkomsten extern advies In het opstellen van dit plan is samengewerkt met primaire betrokken partijen: cliëntorganisaties, belangenbehartigers, zorgaanbieders, de buurtteams, veldpartijen rond ongedocumenteerden en EU-burgers en betrokken gemeentelijke directies, waaronder de GGD, Wonen en Werk Participatie en Inkomen (WPI). Dit document bevat de hoofdlijnen, die in het najaar verder worden uitgewerkt met deze partners. Bij de aanpak rond specifieke doelgroepen wordt ook een bredere groep van relevante organisaties betrokken, waaronder woningcorporaties, het Rode Kruis en het Wereldhuis. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Gegenereerd: vl.18 1 VN2023-018363 %X Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, E D Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam ‚ . - Zorg % Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 13 september 2023 Ter advisering aan de raad Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Met deze Versterking aanpak Dakloosheid wordt invulling gegeven aan de moties: 1. Dakloos in Amsterdam: feiten, cijfers en oplossingen van de leden Van der Veen, c.s, nr. o29 2. LHBTI-zorgpad MOBW van de leden Bons, Van der Veen, Broersen, Abdi en Aslami. nr „116 3. Opvang voor dak- en thuisloze LHBTIO+-personen van de leden Van der Veen, , Abdi, Aslami, Bons en Broersen. nr. 109 Welke stukken treft v aan? AD2023-061894 o1. Programmaplan Versterking aanpak dakloosheid 2023-2026.pdf (pdf) o2. Bijlage 1 bij het programmaplan Eindevaluatie AD2023-061896 ‚ WinteropvangWKR_2022_2023.pdf (pdf) AD2023-062448 03. Raadsvoordracht plan van aanpak dakloosheid. pdf (pdf) AD2023-061888 Commissie SED Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Onderwijs, Jeugd, Zorg en Diversiteit, afdeling Beleid - Zorg, Hester Borsboom, 06-22590293, [email protected] Gegenereerd: vl.18 2
Voordracht
2
train
Ie iel het he ed Ee ee dr Ng Ee ee SE Ben EN he Ln Rh ete TA BEE Od Ne f En | h de aje De EP Ben ted sf ec Ee ER rek a IN ne ERE EE ee eg Or it ERE PRIN Aje eK e em. [Ve EER Ne a za GN NN ENEN er ie . \ KD rs NE WREE ER Ee ae Me EEEN es id ee Bastens Ik 4 Re ie ENE En Ee Ad Te ese MANIE MA 4 me Oy EN En eef ES EE en et khen fe rhhed Nr les: ef Ee EL ae KEEN \ Pd | en En ; RE Ki Lens Et Kel EN ES ies eso Eget Lr 1E ee Pepe eri rn. ek (IAN f dn mste am PE Ed RE re Ke HA ee NN et É î € EQ Pt Aen ARG DE nr EN en ee A SEL ES onee et Pehnt hen TER re RR ed ne je « Folgens Bn ë Are ‚ EEn el 5 Ee ZE 5 dee ar en , 5 Rin baki I ' | u IER ET Zien Hel Ee 4 ELINT: EE SEE NG RE ne rt Be EE É Et L u nn a Gey tk a £ RS rn ie EN A Een dn in eN 06 Lr: ERR EE EE sd ee DANS 5 EE Si En ek EES / be | Ma) ais TY ah Ei Berden rE (sE pe Ei zi fat, 4 VR er ES erf > ke | | Ì Ee a Sh eg Ll LE Ennn en, aha etn ae el Rt tek er IJ ee PM | a Eb FI ed a a Le de : ed al Re Re eN ' EAE 8 a 5 is 7 es de Een EE, OE a ded Sk Ee ze ; | En fi = ie Ee - Ì EP eh EN Ei eN NA de en OER F3 Bud ae ne Re Esther en Peke fi | TL El | RE kl | ET TN Er ar II IN > er Ri de Sl 2 ERIN s ged BINT: OET ee ae NTL in NM an samm ect ee Reen ra We | An Ii nik Ì k ip iN AE || ab ee! zb za Ee err ARE ee E hen ten et Fe dl Lj E Ee 5 Ä B: 1 ik HE ur äf Ke Û Sf ied PS va ARD en gen | rk k MA e El Ne he KRANSEN EIS Aen wiee _ hi 5 BREN AOT E23 EA lar fj Í EN rd. ee e= | Aen le fi RE nj: PA PN De oe mit gn Eer NE £ Ei E mai | ED an! a | LAN En E ne 0 3 5 Et Aer 2 RE oee En EE met bd it { jr rid: A NE De De Ee me Me Wi lek tn 3 jn Erf 3 | ( A U gie \ sl ment: e pn AT à . RE ie Ì GA re a zr | oh temen St MS V& rie sn es Rie eens el si 2 DK : en rvd Kil ee 5, pe | x Er 4 ze ge zon rl E- vi az Ë Sd | el A at EE (ihr Ei Eede ERAF mn wid A ee d \ a El Ee de B Ee EE et ie ‚ it U ee ee 5 Á En ne : e wi ee Bee : = 5 IE pee En ne e= | EI ij gn ” er B EN EE Ee | oe 8 r Ed E k RN fi. } eek ef kee | t Ea fl BK lr Ke. d | ARES dS nm Ed | Ú PM Ó Wil if. il 4 6 II Ki Cl (4 % Ë 4 Kr le ME 1 Sl tel P Sf Ë AA REE IN RTRA CRM | Ki AME els Ae ge , Nn NPS Lik si ij ij Ú A NM: f eee dd bf ‚| Kl he PSS FL r E SJ L Á Pon oe 0 PEN: ZEN (ND Ú ee kl Ree rk Od i To Ä 1 eds ‚NUR ZE ATM EE EE a Wid EEE AE dd ne | Fe | \ it nt el | Zi IR: A REK OE en l Ad De Mi d DAS ere dà PJ mi MOAT ZA TER ROER ARE ER IE EN PR ne ON on VAA HN JEN RB AN OW B A dg De ND Oe DS, 7 en P/R EN OD Ae A | RE « EE ET il NTM SO DAAR EEN BZ Cd DNS / | mA Ont OAD ZAORE 4 NE AES NNT Ci Ed | DE be | | Ì { a NME a SAT Joa NI RE £ GO # | fa / Ô AR CAEN C RM ci ES Tg , ‚ | E | L, | L | | A A 40 4 , op ed ND Sg Er B A 8 A) IE E | \ KORE A HAA ACE ONE ge te Ed PARSE Do Sal fj | | | | Ó 4 4 Zi CED ER Ws ) ie el PE SF PE Bi ed ES ES tl IJ! Vi | ie ij 1 Zan OR OL GD SA Be Ag Ed KR De . MZ Al A 1 P hee GEK we Ea | RK mer fen et IDP OEP 7 PT EO Tee zi md > en. | | oe Un r mri — Ii PE EN, Aen PA ADE PZ 1e by Lr Bir Se EE 6 f ER N EN [ | PE 8 AEN vie De 4 | 5 4 PZ ü ld { El Dr 4 m Î f - ij N l \ A m { brl bi dl E EE Add ze / | er Ef Wi, NE zij F7 l ef al = TA LEL BREE RR í VR HE Zed A 4 5d k | (ep rd Ì | IE ee Lams ij n Te EERE al en HE Fl : iks ij a RN | 4 E ce 8 HH | L fl b fl | ER | ge he he Fa er ND nm Hd 0 IE SIE í ok Bi | E en Tie E BRE k EN DIE IE î (8 Zi Ee _ ET NM KO NS | lk Ik 0 EN | A JN | Mk RN ei En H TN u | Ä IN , di ü E: Á ij 1 Ca | Ei ER ee IJe 4 \ 8 Ì ì Nt EE 1 en cle ij J eN, Í ) ad aa Pi, EEEN TTR Û 1 MEW ME AA | ded SL Ee B wad 5, zi Be EN EE E NIE EN eren Ee | mn | vl i je | tet | Ä } ij hi PS 4 E RR IE nn MS | LEM mn Ei JX NE DE UN e oek F3 Se if zoer Be Re Û | r si AAD En VE | te LS TE ed a |: rj af en KB | | Tee Jk me EN en 2 ze ON, L q Es â Re n == gp ak Ln ZE Ee 1d „il zn Ü Ke DAK BA nb D TE Te KT je EG wmheenkanee mlse rh | eng \ El ne EE Zane PED PE EENS en i 0 Cen BRAS fz 1 WS bren zee É Ed SE ee wd di „| be Dees di Ten L & of | Res ERE | ENE Bozi F Ë ee Ë ee RT 7 AV Er E Ee Alde ee B. he dra ij Pe : ki 4 Ee le TEE | EEN es Bs \ al > rn bd er ee ih (EE Ù | We í RE é ä % td Be mi! as ee dk Ee Er Un IE on AE an Eik U TEER Me B SEE en ed ke | A A Ais { Ka : Ï k a if LE | | ä eh Y El es ER ee EP Rd Ze ET SEN Eel AA dt OE me PKR HE: ; de Me Sj ne AM A Nn Rieks EE EN nr, Na Beale Ul Re A me B ee el RE le ne En En ii R TEE: Ei | 5 f | rs é ze | 4 RN ach N= si CA | ett, A EE ed EE eed N RS et RR We hl ED. Bh in elen OA ed en Ee Ee tg JEN rn Eel RN ee ile ve Platek sed: El Kl resp Ee El Dee 0 | Î RSE OO en en dafhe E koog ns A erde pe tt A ate SE hes EN dts zr Bs En me de id te MN Oe PT | ATTER E MRE ER (5 A NM | KEE Be EERE TS d pe Te Sf ANN 2-5 EE dk EE EEN KEE il ij DR id Aen rt ren LT | AN / NB Ei tek RAE EE Le ek £ nt vS el en P hl FEN ET a EER IE TEE In and | ER me jl ne Te EN A LI Hp EE km en Anet va: be EEE te nan ee pa KE Ì a Pe 5 a eer Pezen nd î ET Sn A EEE ee oss 4 p ME Ee El RE PE Dee EEE EE En Nd Ee ERN Sf Rh Ar EA EE En DEE End e RO B VAER k Bs | Lon PIE A hj td et De Ae ev en en EE | EN EN L A (in Aeid Es El Ee À Ee erb Are u ae ie Ered . ° et et AN Ah Den ze Ee ED re IE Ee ij Rens EE ie SE se ZAG EET 1 TAR Rn nT EE Ee rn in wa fi eli: Ml ei, hi Ne jer Gie di R BENN AE ee er en a EE Se ij nT Se _ ef We en Men er Ek alle: get k ei Oe Ee DEE bed En £ en H oep e= EE Ee Ne 5 ep | N Pe Died rd da de E 6 Ir A , EA RR X Je e bek Ee EE 2 AE HE KE RENE ENNE EE ee RE , AN Een EER en ES ee iS de ME RP ARE een ER ei ae Te EEE In me B it Ei me ER EN ed TE Den EE En ne RE Er he an id Tet En Ee en en et RR Bik En AE gr 5 PE EE OE En re es KR ET ii ei en ME DT, as Pe na Ben | E en oe EE ee il nd ee eed * En ern ld EE Ar. et Sede ae & Mi e ne Ee rt es en Eee dd de ef den en Kal rd pe Kit HE Ee d eh 2e ZE ss EEn Kaon EE . Een en aha ij SE met NA, Pe, pr pet IE PRA ee zin: De Aj Bm ERE EER TE Ten en ee ai TARN Rele ri LN nn ie nt et ee Te EET KN ; EE Ie Ee Nl he Ee en ne en El En Sen GN Ee Een me En ee IE 48 d ? ps % en en ee rn Ee "in A wo cad der Nen Pe et 0, Tr E En ee me ee En tr ij EL gn Gie ej! nn nde EE Se LM tes nn ee hade eme tk, En ei en ee El : TE en = BS et kn Á Ee En kf BER TO EE ee gE de le ° me g zi _— amer * En en _ mee S Ten L eN nn Wise. ien hat e EET x a Ee nk En ED en Dn k > smd Ee ee EE ne Neede 3 x% x% x% Amsterdam | Agenda . Amsterdam maakt ruimte Autoluw 0 Voorwoord 10 ) 1 Een leefbare en toegankelijke stad 14 1.1 Ruimte maken om ruimte te geven nn À O 1.2 Hoofddoelen: meer ruimte voor een leefbare en toegankelijke stad 19 2 Perspectief op een leefbare en toegankelijke stad in 2040 22 en 3 Meer schone en actieve verplaatsingen 28 3.2 Maatregelen die we [XE] nemen (t/m 2022) en voorbereiden voor t/m 2025) 31 nn 3.2.1 Maatregelen openbaar vervoer nn SÎ 3.2.2 Maatregelen voetgangers 56 3.2.3 Maatregelen fietsers ee 37 A Ruimte maken door minder autoritten 40 4.2 Maatregelen die we [XP nemen (t/m 2022) en voorbereiden voor (Ym 2025) 42 4.2.1 Netwerkmaatregelen 42 4.2.2 Gedragsmaatregelen ee Â9 4.2.3 Maatregelen stadslogistiek ee DÛ 5 Ruimte maken door minder autoparkeren 56 5.2 Maatregelen die we [XM nemen (t/m 2022) en voorbereiden voor (t/m 2025) 59 5.2.1 Maatregelen autoparkeren ee 5.2.2 Maatregelen deelmobiliteit en P+R ee ÓÎ 6 Prettige openbare ruimte 66 6.1 Stadshart ee Ó 6.2 Grachtengordel ee O8 6.3 (Gemengde) woonbuurten ee ÓP 6.4 Stadsstraten nd 6.5 Hoofdroutes auto ee 3 6.6 De nieuwe stad (stedelijke ontwikkelgebieden) 2 6.7 Werkgebieden ee 1 Ó 7 Organisatie, communicatie en financiën 78 7.1 Organisatie van de uitvoering van de Agenda Amsterdam Autoluw 78 7.2 Communicatie ee ÖÔ 7.3 Financiering van de Agenda Amsterdam Autoluw ee 9Û Bijlage 1 Maatregelenoverzicht 82 Bij deze agenda horen drie losse documenten als bijlage: A. Het gesprek met de stad B. Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad C. Afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken Een leefbare en toegankelijke stad in cijfers TEN Keuze vervoermiddel Amsterdam Keuze vervoermiddel Amsterdam Mobiliteitsgedrag van bewoners en bezoekers: Tussen 2005-2008 en 2017 Bewoners ° 2% a 2% a e zj je 5 +6% -8% a Dl — 4 Van 29 > 35% Van 27 > 19% D ritten op de fiets ritten met de auto 19%  vanveveenvensversenenenenvnervverrversesveeneennenvvervververvenvenenervvereverrsverevennversvenvvnver È Erde Ch = Gò 4% Gd m o o Gs > Verplaatsingen van/naar/binnen > Verplaatsingen van/naar/binnen En 4 5 El 4 0 5 19% Amsterdam per vervoermiddel Amsterdam per vervoermiddel door bewoners per werkdag door bezoekers per werkdag Van 36 > 40% Van 56 > 46% ritten met het OV ritten met de auto 2017 2017 Ruimtebeslag per modaliteit Aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte Aantallen x 1.000 5 km/uur a Gj À ok | LN @ 29 @ |C zijne zijn? 1 jn 13 f 47 @ 50 km/uur 15 km/uur 50 km/uur 1,4 passagiers 40 passagiers 50 km/uur 20 passagiers Ga Fiscale plekken (betaald parkeren) 4 12 Ei Niet-fiscale plekken (gratis parkeren) ús) ús) |_De stad wordt drukker stad wordt drukker Het aantal mensen dat in Amsterdam werkt Sterke groei bevolking Amsterdam Ontwikkeling aantal inwoners in procenten Groei toerisme zet door 16673 naar 863.000 inwoners in 2019 in Nederland en de Vervoerregio Amsterdam 45.609 . 527 545 ; ; 14% Ì 7 1 5 13.983 510 È i 475 483 485 493 È 1054 | ® paal : ; g, 11.262 863 : : 1 1 %o oon ; ; 10.564 768 E ; 0 9.725 9.748 EE | 7% © Ed Ò 5% | 4% 0 4% it OQ e 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 —_—— 2000 2010 2018 2019 2040 Vervoerregio Amsterdam Rest van Nederland 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 >Aantal werkzame personen in Amsterdam (x 1.000), 2012-2019 die meer dan 12 uur per week werken > Inwonersaantal Amsterdam > Aantal hotelovernachtingen (x 1.000), 1970-2019, op 1 januari (x 1.000) L] 1997 - 2007 B 2007-2017 2010-2017 p 1} De ruimte is steeds schaarser We gebruiken de ruimte al efficiënter | gebruiken de ruimte al efficiënter Bevolkingsdichtheid Amsterdam Gemiddeld aantal auto's per huishouden Percentage autobezit naar aantal personen in huishouden In 2019 waren er 5.239 inwoners per km? An 6.000 1,2} j os) 5.239 5 . NJ dd / | > y 5,000 LD £ 0 0,9) Ml le jd / 0 28% N \ 4.000 8 O® © » 3.000 4n 1 2 3 4 5 of meer 2.000 el 0,7 EW 1.000 4 | 1 2% 105 LS -7% +147% + 16/0 EE 2019 PA 11 Autobezit is al laag oo 0 id 10 in Amsterdam Aantal Amsterdammers in het Aantal Amsterdammers in bezit van 1 of meer auto's Aantal deelauto's het bezit van een fiets Periode 2003 - 2017 Periode 2015 - 2017 Periode 2003 - 2017 | Fijne openbare ruimte | openbare ruimte Bij welke omstandigheden zou u zich vaker te voet door de stad verplaatsen? ©, ERN le) 26% © 23% © ES | se Ï Ì ë Ln Bij meer ruimte Bij mooiere Als er minder Bij veiligere, op de stoepen wandelroutes scheefliggende comfortabelere om te lopen (bijv. meer groen) tegels zijn stoepen Een straat bestaat vaak uit de stoep, parkeervakken o voor fiets en auto en de rijbaan. 5 % Op sommige plekken in Amsterdam is de ruimte beperkt. Waarvoor zou er volgens u meer ruimte moeten worden gereserveerd? 5 17% 27% BB Meer ruimte voor voetgangers EB Meer ruimte voor autoparkeren BE Meer ruimte voor fietsparkeren EN Meer ruimte voor de rijbaan EB Meer ruimte voor bomen/groen ú NA Ik vind het goed zoals het nu is ed 4% L] Weet niet, geen antwoord © 9 1% le) 31% CD (TTET Try td ’ nd Bean .. ARE mr ne : . . en a Sn Ì L 4 aen , k Lik Ly Dg lj PN dr df eV EN ij pr Ort MaM ABM PP 4. ix her h ì | S | oh MN \ d ' d 5 AN | \ ( kh ye, U 4 ‘ I Nad d BR OST „ Á | an ‚ î Í \ 1 [ d 4 p | : Td D j 8 # i àl N b KID ij, | Al N\ N 5 NAD, / en N BEER ZD OAN / y B IBS {, | | EPT hr oer hl ‚A | NES En | _ nd _ ®, P 4 ij In ta - mn 8 # | h T _ i | RR | Tm pe © dn * he . „ P'] D s : F El Ì e ú Le JE nt Dd pe « … & gen ee tarn ts 0 8 An re dl ( _ ad ke ne de Head ed 1 ET a : | s 8 F ze - er Ee Ä L - Ns . er, je k . dt. . k an JA e Zf ir 4 ef : et | . d 5 kj had - Jt ” _ yv An 3 EL had 25, e WE 4 As ls Jk | | | hs fj ' 5 4 10 ‘We hebben scherpe keuzes gemaakt, die nodig zijn in een stad als Meer lucht, meer ruimte Amsterdam die groeit en een bereikbare stad. en bloeit en die steeds Die ambities hebben drukker wordt met meer woners, forenzen en we met de Agenda 2 ° ke. > Lorenzen © . ezoekers. Amsterdam Autoluw die voor u ligt. We willen ruimte maken voor voetgangers, fietsers en spelende kinderen en stellen ons ten doel de | | | | De auto is op sommige momenten voor veel mensen van autoritten door slimme logistiek, een aantal kwaliteit van de openba re nog onmisbaar. Deze agenda is erop gericht om nieuwe ‘knips’ op plekken waar dat nodig is, ruimte . Amsterdammers en bezoekers van de stad steeds maken door parkeerplekken weg te halen en het ruimte te verh ogen en vaker te laten kiezen voor een alternatief en om de herinrichten van sommige buurten behoren tot het beperkte openbare ruimte optimaal te gebruiken. In maatregelenpakket. Een aantal van die maatregelen g roener te ma ken. De deze agenda hebben we scherpe keuzes gemaakt, kunnen we al op korte termijn invoeren, anderen op de . …. die nodig zijn in een stad als Amsterdam die groeit en langere termijn, maar allen dragen ze bij aan de doelen nad ru k ligt daa rbij op bloeit en die steeds drukker wordt met meer bewoners, die we hebben; een stad die voor alle Amsterdammers 7 forenzen en bezoekers. Deze keuzes krijgen vorm in 27 en bezoekers betaalbaar, bereikbaar en toegankelijk autos va nwege hun grote maatregelen, die deels voortkomen uit de intensieve blijft. Bij de concrete uitwerking van projecten blijven . …… . gesprekken die we hebben gevoerd met de stad en de we in gesprek met bewoners, ondernemers en andere ruimtelij ke Impact. Maar regio. Denk aan meer en betaalbaar OV, vrij reizen voor belanghebbenden over de uitvoering van deze agenda . kinderen in het weekend en op woensdagmiddagen, en de beoogde doelen. < dat bete kent niet dat we uitbreiding van het aantal hoogwaardige OV-lijnen en 1 ee meer mogelijkheden rondom het delen van auto’s en Sharon Dijksma tegen auto Ss ZIJ n. andere vervoermiddelen. Maar ook het verminderen Wethouder Verkeer en Vervoer Agenda Amsterdam Autoluw | Voorwoord 11 Amsterdam groeit… Y. . E meer banen in de stad Schonere lucht, edelijke logistie minder geluidshinder Meer ruimte ® 4 . A In 2032 zijn er | In 2040 zijn er Meer ruimte | 8 | | TG | Sára woringen Ì | | | : RD i ; : SJ 9 ; : | meer toeristen | el 5e, | | schone a whe | | | | | hie | | ij | pred, = 40 At, Fihr dT me & | DRT hal PELI a C ©" "e nh Om Om eee; nl Yi Ye ee __@Ï mn Ah mn R B á Ten Kd en Aitemtel 'e Orsa es & r hb hhh ho Á L A &/ m5 a WS e Gie „jj ome Or e Bte! Är Te me _ûÌ JSS SNS, TA Beda Á s HS Nr At Omis dl Ho „ … maar blijft leefbaar en toegankelijk Dd | , Brel pe | KEE LOKAAL NG Î > POG Ee Je af | KOL sel Zj EN | ek p (Oude Turfmarkt) ee PAANS £ Im De MÓT EE afte il gee ij ff f 0 HE ater ORE en WED 4 7 id 5 “ Er 5 Ld EPE! Ì l AN ML : ge | gi Pr end os pr | || as | a gai | ' gi Elf NDP as Ik en | alsa : 3 eran R D Rd abe If A ed ze Npe ar | : Î % E ET | ht AM zi É Ln AN BEE AES EN a he ) | Er _ à mmm INS (NN KT « a Be: - ee Er nen ek u ES d en Ne | EA ala in me er A and ene A ITE 1 in kee eee en |RT kT 4 En Ip A Arnd rf ot: k ET ni RE en Nn geerd Bekina, dt Ee k r en ei za sb | | ET ne br: Mi ä =| ‚B je ; EE 7 ee ra eis ei 8 dl | Li = L N | SR ii EE ie Ì , EE 8 s à kt her. mi ble En ad le me Î _ ij 3 Gl HI pn IL | a lk ke il 1E Sr ks ren pe EER im eer dn Sf k heli cre: DL j _ TT 5 E u = Ek 0e LE ET IT em TE | UR: EA, al en Tm Kr if en af AL f Á | ef Ee Ee T ‚an P- | Es en Ì _ k = = en EE — E En Ti es NA à ì NS En A 4 ik Bs bel lä ’ C Ë | 5 a sl 1 IN | | 8 en | | NN NN PN Nn | S lele k im EN & 8 | TANN Ee de RI NE EE kf 8 EE REG E En iS 5e KIRA NO ne ee SAE a eee ES ee, en ks \ ee 4 E LS: ijn ve Wi ha KN NE: ade ANN fien Ed je / A si he nn Gede _ BRE Ee EN kj B Sn NEEN Se ze Ek den d Á Pe ee ee de INNS AN En SRE PRS AN EN f ii & be EE RNNSND SE nl ig RATE IT? im, en ze Ì eci | € k N ke 5 Es Ein ZN iN B, | | j | es ) oi î | | &r: | Re EI ma IS ASS Nn | EL NL ml Enk pm | DE ik 8 Re te : ar mT Ô 3 r. ES | sn | NT Pate EA NE 4 en En Ten =en En EE he Ei (dl Ne ek Ee ek nd En k nn 5 Nami Eh Ef D = EE ns AT LS EREN Se TS ER nn eff N EE Een en wp en . 5 he eN an an en en en nen En Ì DE ij | ; î En EN EEND Dn | En ed ee Ee bk BAN, NAR SK NRE EISER EN NN Ee f Tm e EAA NONNEN EREN ES | WN) | s | à A EAN SEN kN RR BENE NEN RN Re EN ee is ’ Ei - E ASA ì \k \ N N \ EN \ AN EN 8 RRS it EN ne Ren en EE 5 ER Een En : - | EAN AN ARS N RIS SSS AEN OR AN SER SE NN EA AN NSE ANN EN AN IEN RON EES SS B NN NN NN ih ERIN AIN SMM SS MW Pie BONA ANR EN NN SN ee nn N k | \ NN OE RD, NN NEN RENS NN NE t k | T k 1.1 Ruimte maken om ruimte te geven Amsterdam en de regio zijn ongekend populair Elk jaar komen er meer inwoners, bezoekers, woningen en arbeidsplaatsen bij in Amsterdam. De stad groeit tot 2032 door naar ruim één miljoen inwoners. De economische groei in de Metropoolregio Amsterdam Eb (MRA) ligt zowel boven het landelijk gemiddelde als | 4 Th, . ket …. . . BE tiel gm ze EE boven dat van de grootstedelijke regio’s in de Europese mhd nne pe Ee Unie! In de MRA zijn plannen voor 290.000 extra 5 É EH Et = B woningen tot 2040. Daarnaast stijgt volgens de nieuwste „Ik LE ad LTE r prognoses het aantal banen in de MRA tot 2040 met dl Eke ere TELE BEELEN 9 Ì í ie beses at ongeveer 30%. Elk jaar komen er bovendien naar Ek se Ela EE ed an verwachting zo'n 4% meer toeristen naar Amsterdam? mn en EE H e — Ì en en Dit onderstreept dat Amsterdam nationaal en E ‚ nd garen nent _— al mente el mn . . . . . … . 3 = EE 5 } 3 BE Ee, internationaal erg in trek is. De stad is en blijft populair En EE El tE | nn uE als plek waar mensen, creativiteit, kapitaal, bedrijvigheid : NE en, É en voorzieningen samenkomen. Dit maakt Amsterdam __ RE SL En == en de regio zo aantrekkelijk voor bewoners, bedrijven hal E Í jad en bezoekers. aa “n ER © k q ka D af Li me E, ì Ee Ù je ä k pr h ne dn u ne Fn bie. he En ee wi 5 ik ä Es En, : ron el 1 Bron: Economische verkenningen MRA 2019 3 Bamba. 7 te: an 2 Bron: Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (2018) 14 Hoewel bezoekers aan Amsterdam vaker voor het OV kiezen, verplaatst toch © . nog 52% zich met de auto. > Figuur 1 Meeste forenzen uit Zaanstad en Almere, groei vanuit Utrecht en Haarlem Bron: Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid 2019 Steeds meer verplaatsingen in stad en regio Met meer mensen in de stad en de regio neemt ook het aantal verplaatsingen toe. We zien dat het openbaar Purmerend Purmerend . ir Rr vervoer populairder wordt en dat het drukker wordt op de fiets- en voetpaden. Ook het aantal autoritten zal VTS E zonder ingrepen verder stijgen. In combinatie met de 7 Nn Nn bouwambitie moet flink en blijvend worden geïnvesteerd 17 19 10% in de stedelijke en regionale bereikbaarheid. 5 Het autobezit per huishouden in Amsterdam daalt acu EMA Diemen Diem en ligt ver onder het gemiddelde in Nederland. Bijna Led 30% van de autobezitters gebruikt de auto maar één KL Na . 3 … . VER Amersfoort Amersfoort keer per week of nog minder.* Tegelijkertijd is de auto lv veruit het belangrijkste vervoermiddel voor bewoners ‘s-Gravenhage ‘s-Gravenhage en bezoekers voor verplaatsingen van en naar de stad. 520% Van de Amsterdammers gebruikt 58% de auto voor verplaatsingen naar de regio. Hoewel bezoekers aan Amsterdam vaker voor het OV kiezen, verplaatst toch nog 52% zich met de auto. Hierbij gaat het voor een groot deel om mensen die in Amsterdam werken. Meer Dagelijks aantal forenzen (x 1.000) in top 10 Groei dagelijks aantal forenzen 2016 ten dan de helft van de banen in Amsterdam wordt ingevuld forenzensteden van Amsterdam, 2016 opzichte van 2006 door mensen uit andere gemeenten.” De stedelijke logistiek vormt een levensader voor de 3 Bron: Panel Openbare Ruimte en Mobiliteit (V&OR, 2017, 2018) 4 Bron: Regionale Thermometer Mobiliteit (Vervoerregio Amsterdam, 2017) Agenda Amsterdam Autoluw | H1 15 e= Eenleefbare en toegankelijke stad > Figuur 2 Het aantal inwoners in Amsterdam tot 2030 > Figuur 3 Aantal vrachtauto’s in de stad stijgt weer > Figuur 4 Verplaatsingen van en naar Amsterdam gaan nog vaak met de auto Aantal inwoners 5.800 5.900 5.700 5.500 5.400 5.400 Bewoners (%) 1.200.000 lat: 30 6 1 1.000.000 d ant Bezoekers (%) 800.000 400.000 B Auto EOV Fiets IN Brom-/snorfiets Lopen B Overig 200.000 jaar 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Amsterdam groeit door naar ruim 1 miljoen Totaal aantal geregistreerde vrachtauto- Verplaatsingen vanuit/naar/buiten Amsterdam inwoners passages in het milieuzonegebied (gebied (2017) binnen de ring A10, ten zuiden van het IJ) gemiddelde per dag, per jaar stad en blijft groeien: de bevoorrading van winkels stadsdeelgesprekken.” Ook andere ontwikkelingen en op de Prins Hendrikkade is doorgaand autoverkeer en horeca, bouwlogistiek, het ophalen en verwerken vragen om veranderingen in het gebruik van de stad, verdwenen. Dat biedt de mogelijkheid om de openbare van afval, serviceverkeer en pakketbezorging. Online zoals het onderhoud van de bruggen en kademuren, en ruimte anders in te richten. In 2019 ruilen we al winkelen is populair: 96% van alle Nederlanders van de energietransitie. minimaal 1.000 parkeerplaatsen in voor fietsparkeren, 15 jaar en ouder heeft in 2018 iets online besteld. groen en meer ruimte op de stoep. We breiden de Amsterdam blijkt goed in staat om zich aan te passen laadinfrastructuur voor elektrische auto's flink uit en Meer ruimte in een drukkere stad aan veranderende omstandigheden. In 1992 stemde werken aan een fietsvriendelijkere stad en een goed De wensen van inwoners, ondernemers en bezoekers een meerderheid van de inwoners voor een autoluwe OV-aanbod. Bij stadsuitbreidingen grijpen we meteen veranderen. Verblijven, ontmoeten en ontspannen binnenstad. Grote delen van stadsdeel Centrum de kans aan om de openbare ruimte leefbaar en gebeurt meer in de openbare ruimte. Inwoners zijn nu autoluw(er). Op dit moment zitten we in een toegankelijk in te richten en de rol van de auto zoveel willen meer groen in hun straat, zo blijkt uit de stroomversnelling. Op het Muntplein, in de Paleisstraat mogelijk te beperken. 5 Bron: stadsdeelgesprekken Agenda Amsterdam Autoluw (februari-mei 2019) 16 - hd De kaart geeft een indicatie van de druk en op de openbare ruimte en PE] SY daarmee de urgentie voor kn 2 EA \ A / autoluw. Voor verschillende / Be Í | ú voorzieningen is gekeken waar APPELS R nf 2 A \ Ez Re 0 er behoefte is aan ruimte. ee, EEN 5 jd ‚ Hoe hoger de druk op de pj J\ Re RS (S/4 ne NS / SS rad openbare ruimte, hoe lichter N / RS ; MEE Wa RE A, O7 Pine / hj ( een straat is weergegeven. Am en DE SP SLS aN ke Gekeken is naar ruimte ha Nd P ne IES dE 3 / voor: voetgangers, fietsers, Ei v, MN Je B RN Ae fietsparkeren, openbaar | j ie E B: / ps \ Pie at En vervoer, toegankelijke 5 a EE N à NS Ts U Ben eN EN ON haltes, doorstroming | 3 \ | Te zB, > WET 5 4 0 RA auto, voorzieningen (zoals gen r En RIE EE AEG Í TSE ï RENT m GD, vuilcontainers), spelen, nt B zhar Se mb Í en A NS hi Ee NN at smalle grachten, ruimtelijke 3 if an Ue le Kine lk waker Tae, E s . pit Han LS 4 lien RON | ENG en kwaliteit, bomen en Ne 7 Be Us ams in : INE WENS Rn rainproofmaatregelen. TETE Ee os Nr in Ee tt ae Ni es en 2 PE ZA AN { NE EN ens Kee HE RODE RIN: ST B NN ‚2 NA AAD 25e AN eh CES IAS ee 4 f Biet AN UIN en ZEE a ES 8 TA gj Nine na ne zn AE ANNET ES te / 1 UN ENE Ee ZE REI 4 3 ré sé e s et Ù 8 d Rn nt It We es A) Nn ZS zen ak …_ rr 5 L S ZH D PES, a js lame pn ei al A Pe INEE Ne EA a | : De ij . EAS ee en | N : s 4 EU NE U DEE EE ANN ANGER ROSA ide Uien enen ET Nie EEA en | NN =| 5 EE el SONS SN DN N Se "ja 7 ra ér, En mn ze prc Ô ee ie vl er mj mn Cdn vam min en WS DS A Dn Nn í ä EN enn LN VAS WENS Sta At EREN ' : ASA ee ALAN # ee n= Em } T K:: WS etl Ni WES AN H En TT Ef Ea Ee S PAH 5 EEE | | Een, SE Me pr 4 len ec 4 Past B N : En Pata) A NR / SAS Ze e A dk d Agenda Amsterdam Autoluw | H1 17 e= Eenleefbare en toegankelijke stad TL > Figuur 6 Het ruimtebeslag per vervoerwijze verschilt. Onderstaand figuur laat de actuele berekening zien o.b.v. de gemiddelde lengte, oppervlakte en snelheid van het voertuig, gedeeld door het gemiddeld aantal inzittenden (en/of door het aantal voertuigen dat naast elkaar kan rijden). úò db zr  TH 2 2 1 2 50 km/uur 1,4 passagiers 50 km/uur 50 km/uur 15 km/uur 20 passagiers | 40 passagiers 5 km/uur Met de Agenda Amsterdam Autoluw trekken we deze Samen met inwoners, bezoekers, ondernemers, De agenda bevat gerichte lijn door. Het Uitvoeringsprogramma Autoluw richten belangenorganisaties en partners als Rijk, provincies, we flexibel in om te kunnen inspelen op de nieuwste Vervoerregio Amsterdam, buurgemeenten, en concrete maatregelen ontwikkelingen. De agenda bevat gerichte en concrete mobiliteitsaanbieders en belangenorganisaties maatregelen voor op straat en voor innovatieve maken we werk van een leefbare en toegankelijke voor op straat en voor experimenten. Daarnaast agendeert de agenda stad voor onze generatie en die van onze kinderen. 1 1 ï belangrijke thema's om aan te werken. We laten zien In novatieve experimenten ° wat we im (t/m 2022), (t/m 2025) en (t/m 2040) doen, voortbouwend op wat al is bereikt. 18 1.2 Hoofddoelen: meer ruimte Í ì | voor een leefbare en © toegankelijke stad N Meer ruimte voor verblijfsfuncties De Agenda Amsterdam Autoluw kent vijf doelen: En 8 Inclusieve stad 4 Schonere lucht, minder geluidshinder | 2 en verkeersveiliger Meer ruimte voor voorzieningen GVD KB Meer ruimte voor auto-alternatieven en Amsterdam Autoluw Agenda Amsterdam Autoluw | H1 19 e= Eenleefbare en toegankelijke stad Enk eN En É mi É zn 5 Ù kb — | 2 era LAAT fi \ td det == ne S : En tr Ti | ik ! en it | II en Re be Wm © | \ Nt a tn Ag es vam: ER HES! LLL dn Js mo Be 5 ej if an Jb Kl PR TZ 3 # ed fl bf & f fe 6 5 z) 8 el Eos irl Aes, AE helf Mens ba er E En mn’ EDE ADN li ne NOS Za elk, fi | de al Za, kn | ER AS tn Kr == EET. a 4 Lene Foam nf N il Ln MEN Ì Ki Kk | a kl! ee À IK id Eek ve De AT 4 EEE EN Pe NR ek pn n Fe sle En B 0 me Mel ——— / Ì EE ER Ard. | é B Ee ten 2 sE Lm 3 / be EAO EE BRT « hd Ke à ha NN \ 4 Ed Pp PEETERS VERVOERCENTRALE De he 3 UN jer Aen Ti N eN Ì B k el ke Ee hea EE MT Na Ke am IEN ee RES en EK en OR [of aad Le el be HI PIN HA Met ee en df Sl Sia he gp ne | a Bn pe nee Sn A ek | pe: a Ts hid Zg O meer ruimte voor prettig verblijven O meer ruimte voor voorzieningen: O meer ruimte voor auto-alternatieven: in de stad: groen, speelvoorzieningen schone afvalinzameling, voldoende brede trottoirs, fietspaden en en ontspannen en nette fietsparkeerplekken en laden fietsstraten, openbaar vervoer en en lossen deelmobiliteit De openbare ruimte is de woonkamer van de Een stad functioneert voor een belangrijk deel Amsterdam sorteert voor op een toekomst met meer Amsterdammer, maar ook het visitekaartje van de dankzij allerlei onmisbare voorzieningen op straat: lopen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit. stad voor bezoekers. Er is plek voor ontspanning en ondergrondse afvalcontainers, parkeerplekken voor Stoepen worden breder en fietsers krijgen meer ontmoeting. Dit vraagt letterlijk om meer vrije ruimte om fietsen en scooters, oplaadpalen voor elektrische ruimte dankzij mooie, sociaal veilige en comfortabele even te kunnen zitten of een eindje te lopen. Dat geldt voertuigen en laad- en losplekken. Dit draagt bij aan een fietsroutes. Ook maken we het openbaar vervoer voor mensen die goed ter been zijn en voor mensen rustig en aantrekkelijk straatbeeld en een aangename aantrekkelijker. Er komt ruimte voor meer deelauto's in met een beperking. Daar hoort aantrekkelijk groen openbare ruimte. We benutten kansen om meer ruimte de buurt en voor deelfietsen bij OV-haltes. Dit vraagt bij. Hiervoor geldt geen ‘one-size-fits-all-aanpak. De te maken voor stadslogistiek, met oplossingen die de ook om aantrekkelijke hubs en P+R's, waar bewoners wensen en opgaven verschillen per gebied. In overleg logistiek én de stad op weg helpen. Dit kan zowel over en bezoekers moeiteloos overstappen op een ander met bewoners en ondernemers kiezen we voor elk land als over water. vervoermiddel. Ook regionaal gaan we hiermee aan gebied een passende inrichting. de slag. Er is een schaalsprong in het OV nodig om de verwachte groei in het woon-werkverkeer van stad en regio op te vangen. Regionale fietsroutes dragen ook bij aan een betere bereikbaarheid van stad en regio. Bewoners en werkgevers worden gestimuleerd om hun mobiliteitskeuzes en -gedrag aan te passen. Zo maken we samen de overgang naar duurzame mobiliteit. 20 en en ee LN IK é el U EE KN re De ee Se ER te n hel ae ij ï kh | Nee Ea KE IN ef ed ; E BE a ea er Ï H | iN Ee ee 7 mn mn Dn al | | | A Hi | EN ge \ 5 ek en a Nene (NLA Dn SE mal ae | A Nm TD NT od Î \ ; En nn a Ge | Ilie. 3 EE 0 me MP | En | Î AEN Mr ed | A a hs SMIS ANN ER A IN Ae peen = re er KN WS A NE Ei / a ee INE 5 7 er n ze ss K er zj À 7 geen mi ke É ki: É k f 5 EZ E , JN et AEN en e ge Nn ER N B pn We! í r en KL Tg q er: dee Ee 5 i elis Hú OP schonere lucht, minder geluidshinder, O inclusieve stad We werken aan een stad verkeersveiliger ied waar iedereen van A naar B kan komen: mensen De lucht in de stad wordt schoner. Toch zijn er nog Een toegankelijke stad betekent dat iedereen mee kan î knelpunten als we kijken naar de Europese richtlijnen. doen. Gesprekken in de stad maken duidelijk dat dit van met een beperki ng, g rote Amsterdam heeft de ambitie om te voldoen aan de wezenlijk belang is. We werken daarom aan een stad gezinnen mensen met een strengere normen van de Wereldgezondheidsorganisatie waar iedereen van A naar B kan komen: mensen met een 7 (WHO). In de stad vinden gesprekken plaats over beperking, grote gezinnen, mensen met royaal budget royaal budget of met een het Actieplan Schone Lucht, met maatregelen om of met een kleine beurs. De stad moet bereikbaar e de luchtkwaliteit te verbeteren. Minder verkeer op blijven voor werknemers en zzp'ers die voor hun werk klei ne beu rs. fossiele brandstoffen zorgt voor schonere lucht en niet zonder voertuig (met of zonder gereedschap) minder geluidsoverlast. Bij de (her)inrichting van straten kunnen. We streven naar meer alternatieven voor de richten we ons op de kwetsbare verkeersdeelnemers auto, een betaalbare reis, meer obstakelvrije ruimte en (fietsers en voetgangers). We kiezen vaker voor meer ruimte voor (slimmere) logistiek. Zo kan iedereen lagere maximumsnelheden. Zo verbeteren we de profiteren van de autoluwe stad. < verkeersveiligheid in de stad. |H1 21 ® Perspectief op een leefbare en © © toegankelijke stad © In 2040 Dit hoofdstuk is een schets van het wensbeeld voor 2040 (EYED) voor verschillende gebieden van Amsterdam. We hebben hiervoor dankbaar gebruikgemaakt van de opbrengst uit gesprekken met bewoners, ondernemers en kennisinstellingen. | ea rn en mé de. . . ee dh ME tee lr eeen nn ern. 1,1 miljoen inwoners in een ruim ln td EEE AM er ri NEL Ek se or Amsterdam Ee Sd ef TE ie e, ò ER le er En e Ee A L - ee en ee en In 2040 heeft Amsterdam bijna 1,1 miljoen inwoners. Re ne ER ne att Ds & dl 5 er Stad en regio vormen een aaneengesloten geheel. 5 En ie al Va de gf k = B - De bezoeker uit de regio komt gemakkelijk met Een te ee Er ee 5 de. je Ee sm is OV en fiets in de stad voor werk en voorzieningen. Lat de Ö re id el Ed iin Ee az a Met Mobility-as-a-Service (MaaS) kan de reiziger EE BE | eaf hef ed Ë je Ee ka se, iik vooraf of op het moment zelf een (multimodale) reis sw Bs ge atd se Tt . ee E es Pad Eed rn ts : plannen. De Amsterdammer komt vaker in de regio AP u fn df ptn , En Sn ee zE nl Ea K FE om te ontspannen in de fraaie recreatiegebieden. tr Î Pd de _— e el We : re En id er ES Het openbaar vervoer biedt veel snelle en k ee eers Ree : 5 5 Ë É PS Cs „De P. Mn k | : rechtstreekse verbindingen tussen stadsdelen en nf Br a ee MR rd De ne Ed t d io. O LH di ne be a Ed dn EN a ET, ussen stad en regio. Op een aanta oogwaardig- Ee B in À e Ee ie openbaarvervoerverbindingen (HOV) reis je met rn : ef En he „ nd ad Ed e zelfrijdende voertuigen. Ook ‘s nachts rijdt er OV. De ln ee am: kn ee en ze ad ri regionale snelfietsroutes zijn enorm populair. Het zijn De di hi he nd er he B veelal groene, fraaie en autoluwe routes. De nieuwste je pe, : Ra 5 Nn. _ a Ea En generatie e-bikes en speed pedelecs zorgt ervoor dat Le el . N KE ne fietsritjes van 10-25 kilometer heel gebruikelijk zijn. In de ek î in.” Ë stad zelf is de ruimte voor de fiets verder toegenomen, à ie zodat deze schone en efficiënte manier van verplaatsen Ei: 5 ns = nog aantrekkelijker is geworden. En Een mi Overstappen gaat soepel. De laatste kilometers naar de Sn. 5 bestemming gaan gemakkelijk. De beschikbaarheid van nn OV-fietsen en ander kleinschalig, uitstootvrij vervoer op hubs en OV-knooppunten helpt daarbij. Het openbaar vervoer kan de extra reizigers verwerken. Afspraken van het autoverkeer konden ook hoofdroutes als en is de leefbaarheid verbeterd. Eerdere maatregelen met grote werkgevers en onderwijsinstellingen over de Weesperstraat, de Valkenburgerstraat en de voor minder en schoner verkeer helpen daarbij. Meer flexibele werk- en schooltijden hebben effect gehad. Stadhouderskade autoluwer worden ingericht. Er zijn groen maakt de stad klimaatbestendig, op hete zomerse Spitsdrukte is een stuk minder geworden door gespreide knips in het Plusnet en Hoofdnet Auto! bijgekomen. dagen en bij stevige regenbuien. mobiliteit. Hierdoor is ruimte ontstaan om stadsstraten Ook langs de andere hoofdroutes is oversteken veiliger en woonbuurten autoluw in te richten. Met ‘betalen De A10 functioneert als stedelijke verdeelring. voor gebruik’ kiezen minder mensen vanzelfsprekend 1 _De onderstreepte teksten in dit hoofdstuk verwijzen naar de De snelwegring van A5 en A9 is een aantrekkelijke voor een rit met de auto. Door de verdere afname > onderzoeksrichtingen uit het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente alternatieve route langs de stad. Dankzij een netwerk en een nieuw geluid (2018) Agenda Amsterdam Autoluw | H2 23 Perspectief op een leefbare en toegankelijke stad in 2040 AR ij NE Ie er Tere in om Pe tk: f À EE et eg Ae ade er eo ES, Ei: Te JE it oe AE 5 Tel Ane Pal DV EK en re OM GK dn ae Bs ER nr LE Ne rd an en 3 BE - ne En et 7 ú kak, Ë Aen zen dn ET RE ME 3 ard ARS EN er Ld Ent d ee BSS 4 e= k. Bt EAR ne EN Re at iN en 1 ds KE ee ge ij hi EN ae z n ee e Es a KA Pei zl ú TE RANT A A NE . a PEN eN E ik À ‚ He san Tam a Ed h it k Ee k NRE 8 al K k ee dri 3 ä = van hubs in de regio, aan de rand van de stad en in de . Á 4 M alie En JN ee ERA d 4 BS Tere DE Arn j 8 Ë Eee % ü buurten gaan goederen gebundeld en efficiënt de stad EE ar p tt En Ed in en uit ES Er et al ee ede . : Ek cn Pe ke IE: DN Ee 1 _ it U k jm N Rl, Ker f Te | it ijn ee. Di ° ' Rae Qua reistijd en gemak zijn lopen, fietsen en het OV or ne is t dt ze Ee A, Rete OE POES Se veel aantrekkelijker dan autorijden. Door de lage Sn nn Len Ed | se : Ee Le Ei eN, Pae À lk ri ee Er Eg f ve 3 d rl maximumsnelheid en de royale inrichting in veel straten RK Bn gtt en Mee en ED Tr zelf ni Tp Nen . ‚ Je 5 l he Ren Ee ik, 8 Ep e J ME 5 er valt er lopend of fietsend volop te genieten van de oh et M RT En EE Ede z, ee i Ee omgeving. Een flink deel van de auto’s in de stad rijdt td et en A dn a …X Ade ar =E B et En hade he B ie NN, Mh zakelijk: logistiek, taxivervoer of groepsvervoer. Met É E 5 | Hi ik ST he En ie AE Pe ade dl Kl EN deze sectoren zijn duidelijke afspraken over waar ze tE el ERE nes Ee Es nt —r . n . es | 8 EM ai ET ed : ke wel en niet en op welk tijdstip kunnen komen. Voor de 4 b WES Pp Ô / 4 ns hed Be ed d ne logistiek zijn deze afspraken met de hele keten gemaakt: | js Ei, De NE ï B l 3 a % Tieler Er « t if ; rr 8 Í - =| van leverancier tot ontvanger. Een beperkt aantal taxi's Et 4 RiS an ze i ! i Nt ie el Ik Ik l - ft EE F 8 „| kan nog overal komen voor een geboekte rit. Dit is e ER Ur: e_ KA Ae 4 Hà ek ak AN rh Kd ” NS : | EE ij F ook belangrijk voor mensen die slecht ter been zijn. Ir hi à ek nk, ETEN ú emee ze de dl, en LN Elektrische touringcars halteren op aangewezen locaties a r hek nl eek EE ES E { En: 8 ‚ zn : Dr Û | Wh SE mA — NEA 7 langs de hoofdroutes en parkeren op logische locaties. 4 EE hi É 8 1 … fj EM me ed jE- ne (ee De zelfrijdende auto is op de snelweg een succes, maar B Ih 5 me 8 nn 3 é heeft in de stad juist minder ruimte gekregen vanwege k E ê Er ed nn ml ii het ruimtebeslag. Dankzij nieuwe veiligheidssystemen, ze « SET D EE 5 nn zoals intelligente snelheidsbegrenzers, zijn auto’s in de zr, | h Ee We : Eed Fi _ eh! stad wel veiliger voor voetgangers en fietsers, _ Pe rd er Dankzij de verschuiving van ‘bezit naar gebruik! is EE ee minder ruimte nodig voor stilstaande voertuigen. Dat ; = . 5 5 - - er nu veel meer ‘on demand’-diensten zijn, vormt een : E d Ee e re nieuwe uitdaging. Dit concurreert met het openbaar ME a vervoer. Waar het OV heel efficiënt is qua ruimtegebruik, zijn deze individuele ritten dat minder. Het blijft zoeken naar de gulden middenweg. voorzieningen dichtbij zijn, verplaatsen veel mensen initiatieven zorgen voor goede verbindingen met OV- zich lopend of op de fiets. Nieuwe woningen en extra knooppunten. Op strategische locaties zijn buurthubs De naoorlogse wijken hebben een groen karakter. bedrijvigheid hebben ertoe geleid dat het openbaar ingericht met allerlei vormen van deelmobiliteit. In Tegelijk zijn er meer woningen en kantoren gebouwd. vervoer sneller en vaker rijdt. Daar maken bewoners sommige gevallen is dat gekoppeld aan het openbaar De openbare ruimte is levendig, met meer winkels en dankbaar gebruik van. De verbindingen met de regio zijn vervoer. Het autobezit is afgenomen. voorzieningen in de buurt. Doordat veel functies en nog beter dan twintig jaar geleden. Kleinschalige MaaS- Stadsstraten als de Ceintuurbaan, de Van Woustraat 24 nn OE Ann mm EE), Impressie Hogehilweg . . EE AN _ a Op strategische locaties ME IE OE me), Nn . e . en EN B 1e mar Em zijn buurthubs ingericht PE EEn on. lm TT . ENNE TWIN Lr en « Bee met allerlei vormen van a Ni: ij Enn rd | ele . TN En ran) VEER nn en MN deelmobiliteit. EE on Je TI TT ee jn Pe: <a tE EIO IT] sa Ee EN 71 en de Kinkerstraat doen hun naam eer aan: het zijn „ii LOEWE Lil nt ET TMNT EEN là levendige straten in de stad. Er is ruimte voor wandelen, zgn eg arn BE Ed Said HA IT fietsen, ruimte voor groen en ruimte om te winkelen. PU ME d Ts HT En nd Le d EE Vv ii ie 1 TE mn Wed MCE SE eel parkeerplekken zijn verdwenen. De auto is te gast. ne ries. U MTI Ee SE Ea Het verkeer is gemengd. De lage snelheid maakt deze en PE rt Ee EK ne straten veilig en aangenaam. De lucht is er schoon. q Nl ns en ar tatei: To en ERIN id, u y 1 Nar Grote vrachtauto’s en touringcars komen er bij hoge err r dm LOE a | MN ennn - puk En _ ER uitzondering. De logistiek voor deze straten is anders eng … ' — ms U ED En a I | IN En U Eee Kel dan vroeger: er komen nu vooral kleinere voertuigen. E--g 7 zi SIN Eek MINT es un Ei Ed IF 2 8 En ed | | e, ie — En : ie Ee E ar rn | Dal mal Het stadshart is groener en heeft meer ruimte voor Kammer , me ; 5 nne NT Ed ens EN ü dE E iem u wi Td voetgangers, fietsers en OV. Stilstaande auto’s bepalen Oe te el e OEL AN 7 Me hl MT 5 | rn rde | niet langer het straatbeeld. Er is veel speelruimte, er zijn Wmger rn mn IEN A IME Aal MK u har ve INE 1 volop (nuts)voorzieningen, zoals bankjes en laadpalen. ; ed Un ï Se =| ren nmmr T° jn 155 Lopen is populair dankzij de brede en obstakelvrije z ET B Td Ten me ide Ni Ee KE nn Set trottoirs. In het stadshart zijn bepaalde delen beperkt EM ien en ET _ , KT T d toegankelijk voor rijdend (elektrisch) verkeer. A 8 AE ï rs rj ee NT IL har Eris op de grachtengordel, Unesco Werelderfgoed, Kr OE a | en aes zl Er veel minder ruimte voor de auto. Wandelen is er ast EE Te _ _ ind En aangenaam. De grachten zijn populaire, autoluwe routes zenne sE L hbf Ln voor de fiets. Ook sporters maken dankbaar gebruik van ii JE In % Dr Tak NN, deze fijne omgeving. Voor de bewoners en bezoekers is |, id &é N er een keur aan deelmobiliteit beschikbaar. Op het water is veel recreatief verkeer. Via de overslagpunten op de kades komt bouw- en afvallogistiek over het water. de nabije stadsstraten hubs voor pakketbezorging. Het altijd klaar op een van de buurthubs. Bezoekers die met Met meer groen en speelruimte zijn de woonbuurten aantal bezorgritten in deze wijken is nu veel lager. de auto komen, parkeren meestal op afstand in een van uitgegroeid tot aaneengesloten gebieden, waar het de P+R's in stad en regio. De laatste kilometers leggen prettig lopen en fietsen is. Ruimte voor afvalinzameling De nieuwe wijken, zoals IJburg 2, Haven-Stad en de zij af met mobiliteitsconcepten via een MaaS-platform, en fietsparkeren zorgt voor een rustig straatbeeld. Noordelijke IJ-oever zijn naadloos in de bestaande waarbij fiets en OV de voorkeur hebben. Ook voor de Het aantal auto’s voor de deur daalt jaarlijks. Kinderen stad gevoegd. Overal kan veilig en comfortabel bedrijven in deze gebieden is een ruime mobiliteitsmix kunnen gewoon op straat spelen. Veel autobezitters worden gefietst. Voetgangers kunnen lopen op ruime beschikbaar. Over de logistieke opgave is vanaf het parkeren hun auto goedkoop aan de rand van de stad of voetpaden. Het autobezit is laag dankzij het royale begin van het ontwerp goed nagedacht, zodat die zowel in een parkeergarage even verderop. Dat biedt ruimte mobiliteitsaanbod. OV is van groot belang en daarom tijdens de bouw als na oplevering soepel verloopt en voor de parkeerluwe woonbuurten. Voor elke wijk zijn in sinds de oplevering al beschikbaar. Deelmobiliteit staat de overlast beperkt is. Agenda Amsterdam Autoluw | H2 25 Q\ _ Perspectief op een leefbare en toegankelijke stad in 2040 T df Lm en EK. een flexibele agenda voor een mmm veranderende toekomst | Het beeld is voor velen waarschijnlijk een mmm = aanlokkelijk perspectief. De weg daarnaartoe is echter Ad id onzeker. We weten niet hoe de toekomst er precies uit gaat zien. Innovaties kunnen ineens heel andere eisen … Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 3 stellen aan wat nodig is voor de stad. Maatschappelijke ontwikkelingen zijn lastig te voorspellen. Steden openbare ruimte actieve verplaatsingen staan wereldwijd voor grote opgaven rond de thema’s klimaat, mobiliteit, inclusiviteit, veiligheid, economie en gezondheid. De maatregelen in deze agenda dragen bij aan een leefbare stad, maar hebben wellicht ook te onvoorziene effecten. Het is belangrijk om rekening te e houden met zaken als sociaaleconomische tweedeling in relatie tot mobiliteit. We blijven monitoren of we met de goede dingen bezig zijn. Als het nodig is, verzetten we de bakens. Wezeren al flinke stappen om het perspectief van een (P] eefbare en toegankelijke stad voor 2040 te bereiken. Met wat Am (2019-2022) kan, zijn we aan de slag. __ e We werken aan wat Edel (2023-2025) mogelijk is. PS We bereiden ons voor op wat (2026-2040) Pe mogelijk wordt. Met de maatregelen in hoofdstuk Lj ) 3 tot en met 5 wordt duidelijk hoe dit vergezicht dichterbij komt. Hoofdstuk 6 bevat de gebiedsgerichte uitgangspunten voor een goed ingerichte openbare ruimte. < Minder stilstaande Minder rijdende auto’s auto’s samenhang hoofdstukken Agenda Amsterdam Autoluw 26 he N X Bn AN in Ei en k en | ‚ Gen 5 k Î ad) / 5 A : &, sr À 0 L x In LN n “ MK hi: ta PR A, î e. Ea < ma fl kn j # Fe B sans == 1 Hi Ui 4 B - j ú Mi 4 > | ii en … e ai Lt id Ii à ns # bb e ' f 4 nn hi » k ed d p ° 4 EO EN A Js EB 4 eet IK 3 EK ‚ 5 ENE MIAT Dn En k A Bn et : W nes E me NEN % 4 / 3 OA d EN U nn dk ME 4 e | US SEM ME k Net Dar p k ke Hi PS ZAG < : En Er n - AE : E : er 4 Lif if CE a F Ben G e” et nl Ì pl e e a AN en en jn TE AN dn S F je Ha = E nn, L a Pd Ì Ef 8 NN aid NE ; 5 Te D ha f DN En E B mn Ee ds % t F Er Ee Ê : kl mee ee Eed 1,6 eN B Je be B vid k h ar Kn at Á > ee MS RE | | ER : ks Bs te PEN IN iet. Pon „kk F PEN. E E | pf d sg . ' « a ee im d- ld : N % ee 5 t 4 5 - he p Rn L Î e RA Ee ART B k s \ il Rn ied PE io (me ef er NEA IN | | &, 5 ) Ger drin 5 ee \ ik 2 ke 5 Ei a an Ik ER ken AEN | \ ‘ ES atd ol PA. Ni, | , - | Pi f Kd Ss - . 4 - p d Er EA, … * X- # ' ef Mi a | ni Spr ha N N ke B hk en Es : | …_d n - 5 ht } re NN n - ” 4 kent Man — Pet „ M 5 x | rk a = nd A Í Bi de „Ì > Di "A : 8 slan _ - ij | ES 5 : 4 ij n 2, es et _ p 3 . ee 2 1 sea k è j. 3 FE ) : E r Ä ne al - - ( ) en actieve erplaatsingen In grote delen van Amsterdam is het nu al gemakkelijk om de fiets te pakken of om met het openbaar vervoer te gaan. Voor deze schone, gezonde verplaatsingen is fysieke ruimte nodig. Frequent en vlot openbaar vervoer, fijne wandelpaden en goede fietsroutes horen bij een autoluwe stad. Steeds meer bewoners en bezoekers kiezen al voor lopen, fietsen en het openbaar vervoer. Deze trend zet naar verwachting flink door. 28 > Figuur 9 Keuze vervoersmiddel per stadsdeel, % van alle verplaatsingen > Figuur 10 Aantal banen per hectare per buurt, 2017 door bewoners op een gemiddelde werkdag (2016/2017) 50% EE geen data 32% 60% URN 13% VIN 5 43% @ dd HB 16% ve Nn 5 25% an % 54% E @ HH Je @ dd U ©, ST EZ EA 0-1 en EE zE 5 mm ov @ dd E lk mmm 50 {150 mm 150-30 = mm > 300 @ dd U Samen met de Vervoerregio Amsterdam zetten we al 3.1 Ambitie voor (2040) bus- en tramverbindingen de kern vormen. Het hele stevig in op regionale fietsverbindingen en een betere netwerk heeft een kwaliteitssprong gemaakt. Op het betrouwbaarheid voor het openbaar vervoer, onder In 2040 is Amsterdam optimaal ingericht voor spoor van en naar Amsterdam rijden voertuigen in andere met de Investeringsagenda Mobiliteit. Als voetgangers, fietsers en het openbaar vervoer. hoge frequentie met korte stoptijden. Knooppunten en gemeente ondersteunen we deze verandering door er Voetgangers hebben veel obstakelvrije routes tot hun hubs zijn uitstekend toegerust op het verwerken van letterlijk meer ruimte voor te maken. beschikking. Op fietsstraten mengt het verkeer zich op grote groepen reizigers die afhankelijk van de locatie een veilige manier. De openbare ruimte is aantrekkelijk kunnen kiezen uit verschillende mobiliteitsoplossingen, ingericht voor langzaam verkeer en er is voldoende zoals deelfietsen en andere vormen van kleinschalig ruimte voor groen. Het openbaar vervoer rijdt op de schoon vervoer voor de laatste kilometers. Met gemak veelgebruikte lijnen ongehinderd en betrouwbaar af reizen van deur tot deur via Mobility as a Service is een en aan. Een betrouwbare oost-westverbinding voor aangename keuze voor reizen in stad en regio. Hiermee het OV is een enorme verbetering. Er is een optimaal stimuleren we dat mensen zich zoveel mogelijk op een geïntegreerd regionaal en stedelijk OV-net gerealiseerd, actieve manier verplaatsen. waarvan hoogfrequente trein-, metro- en hoogwaardige Agenda Amsterdam Autoluw | H3 29 Meer schone en actieve verplaatsingen IT mn Sil EAX EEN wy ET Te q= en Ë | BEAN tl KE Î Jee id d EE afl TE HEET en EN IDE 0 Een st 5: Ee a h EN Á A B 7 A EA on u EE en il cd Kh A N Ki ET Î Ô Be } Ek En an, en Ih i | |: \ \ | \ LE ë gene E Et ll AE ES td | KAR KOER HRS vj nT Ik | IR EN Ak a me en pn d Kk ONE. / KS Ik his hi ' [ 5 K EL P- | H | Ki (MA == EEEN B ks | I= OEREN RET E | PS jl ER ik URE MANE F 5 rj KAS, nn, se) med an Ee | 8 | | Oe En INS / BEN Ee T = ie En ie en A ij | en Int. “al NK Ne B Á bl … ee Ee NE NA cp. Nr /, nn B UM e= tE De, AAE: Ë IE ki Ent 4 ‚5 Ss | mn ne: Ti 4 oe ï mi BEN | d Ja } lj } Ad aj pi En ES je zE ke Mn ij hk | 4 1 Se CH A5 BE MS 4 U en « - in 5 DA Wij E id d zp ee ln A Ar AT ee ee 8 | | | SE AN Re: Z WI Lr Be zE he U 4 US Ent EN ER this & z Ed nk et il EN Oa) CS NEN a S __ El IE | HA IN ij ne Aak ee mh Wet hem Me ee Rn, Ut 4 RE En IER + NIKA L bien, rien Ee pep DE rt RS EIN ee EE - ED: Cene efo en Ne Br te BL ‘ Is AE EE ee ans ed DSE) ti ij ’ 7 he eral aken DEN Kn Eed | ] wil Jehrs Sealeikonan OO DER A == BE IE u zhe Te ETL En Í = EL | en LL RE Ned ea fare inn Rees E el te eee — ' El ee | Hi en ted sitte ie Arp EE ep 4 3 6 md pe m5 en | emee ON Ì £ Ee EN nd | 7 | mn Nl | AL E 5 _ End ke (ie me a de j, pere ner ER EN Si HE en Ô i 7 k Í NE mn. RN — en en Ee PEP TEN | | EN pn Ë fi E | = q En, / n . Ed ne | El À dl er in n= Es 8 1 he, E : Ke Dak el pe Mn nd en dn OR Pi EE Ih Nd Pe ál U A ORE ene \ Ì al ne a EE A E en mee = “Es WASS Ae =5 5 Ee Ee : =s Nn be ee ee Ee d sp KE Ne en — à Gen AN 0 Fik El À nn Pte en > el di Se 5 En ese ze BEI! e a ON == : e ee Er CL ie: Ee : en hek D 1E mn a ee en = nn En sn Lal aen En Ees rs Jl ZEE iS er ce E En er er: …t : u DER Ee BE Er tel LEL Es E ed er Ee ne te Ze ie NT en hr en nn Een EE nn MT eee en je Ee MET ed eed LEE 5 ET Ee nn en 5 Me RE en es, - A “ Tag en A 8 TE 5 nn LOE Rr EE nd Frenk EEE : TT ES SG men EN Er EE BE pm ef Ee 30 Noord/Zuidlijn station Noorderpark, Amsterdam Noord nd E el a a en Ee es En 3.2 Maatregelen die we [NJ nemen orn SSS : e An En EE eeen Nn (t/m 2022) en voorbereiden voor ME Pt He En ee sj ee EEE Eee Pr j Pr bi Ao B en Ie ri E 5 lt EN e SEINEN (t/m 2025) ee. NER ne Nn If NI PEEN PT 3 E 7 ; F Bi tE De EE Te RPT EST me, A arme eee Set en ee Bant : AL AE an 0 DT rn ene ee 3.2.1 Maatregelen openbaar vervoer EE Een ERE Weids | AVE Ree. ee In een autoluwe stad is het openbaar vervoer de meest en te Remen E EN eN ER EO ee se voor de hand liggende vervoerwijze voor veel reizen ad | Sa EN in ze en EI Eg sen ' . . . 4 N mr E al EE en 3 EE NE 3 ha mi: en Ë / over de (middel)lange afstand. In een inclusieve stad als Mn el a nne E eh te es Kes fm Ni opd | rn Nen Amsterdam draagt het openbaar vervoer ertoe bij dat ben Pi, ie en.) ee: dep T sm _____R x f N a Sine PE Re - en a =S 5 Ô iedereen kan blijven meedoen. Veel reizigers maken al BAE send Tm an E tE ee kl s eetl en mn , , , etn Te EE mn 7 „ Ee CL Es gebruik van het OV en het gebruik neemt al jaren sterk Eeen Ee B gee en ar ER le D7 E … en ih ser toe. Met de toename van inwoners, banen en toerisme Be ee Led al K Ml Bn j Fe . . . . AA dirar RR ME ERE el Ar » h T E De SA zet die groei door, zeker in een autoluwe stad. Dit stelt Ket 2e MO RE KA Besl En 5 den Amsterdam en de regio de komende decennia voor een RE A TE A Ve eh: De, == Mn Et flinke opgave. EV ORE EE a PN E: : PERES On OER Ke NE TA U Rn De capaciteit van het netwerk knelt nu al op meer ‚COIN 2 Rnd JEE haet oe A Tia Me Bas. EL ane br Er Dn n RT er ETD ed fe AS 4 sr Belien nd NL Ge , Welt Er ze ES ha verbindingen. Met de Noord/Zuidlijn s een belangrijke ONE ee ae, Ter He kwaliteitssprong gemaakt, waar veel nieuwe en OEL PL 0 OA EAN Er na SAN Le NE EN et bestaande reizigers van profiteren. De komende jaren zijn meer verbeteringen gepland, zoals de Aantrekkelijk alternatief voor de auto Maatregel 1 tramverbinding naar Amstelveen/Uithoorn, de IJ-tram, Een regionale schaalsprong in de vorm van Spoorboekloos reizen invoeren in het die in capaciteit en route meegroeit met IJburg, en hoogwaardige OV-verbindingen komt er niet op korte stedelijk OV (FrequentNet) de maatregelen die ProRail neemt in het Programma termijn. Het Amsterdamse OV is van hoge kwaliteit, f - Dm BE « [ETEN Hoogfrequent Spoor. maar we willen ook op korte termijn verbeteringen doorvoeren. Daar is nu al behoefte aan. In een autoluwe en De groei van Amsterdam vraagt om een volgende stad is OV een inclusief, aantrekkelijk alternatief voor ambitieuze schaalsprong. Juist door de groeiende de auto. We maken daar samen met de Vervoerregio Als de bus, tram of metro vaak rijdt, hoef je nooit lang onderlinge afhankelijkheid van stad en regio is dit steeds Amsterdam, GVB en streekvervoerders werk van met de op de halte te wachten en je reis in veel gevallen niet meer een regionale opgave. Dat vraagt gezamenlijke volgende maatregelen: meer te plannen. Een overstap missen door vertraging is investeringen van het Rijk, provincies, gemeenten, straks nauwelijks een obstakel omdat een volgende rit al Vervoerregio Amsterdam en vervoerders. Op de langere in aantocht is. Het stedelijke OV-netwerk van Amsterdam termijn zetten regio en gemeente onder andere in op de kent al op veel routes een hoge frequentie. Metro-, uitbreiding van het metronetwerk. tram- en hoogwaardige buslijnen gaan samen het Agenda Amsterdam Autoluw | H3 31 €) Meer schone en actieve verplaatsingen E Als het OV Toevoegen van nieuwe OV-verbindingen (concreet voorstel volgt in 2020) vaker gaat ben je sneller op je bestemming Nu PS … ay # & iP ® PaÀ 4 N Onna GQ)" 0 w Y iP ® P gl , Reu ® AL XK Hud I ® 1 Amsterdamse FrequentNet vormen. Deze lijnen rijden I » dagelijks van 's ochtends vroeg tot ‘s avonds laat met > - een hoge frequentie. Behalve voor reizen binnen de stad Ï S 3 speelt dit netwerk een belangrijke rol in het voor- en 1 # # A natransport van reizigers van en naar de regio. ® = ” We verhogen de frequentie op belangrijke verbindingen 4 nn 4 waar deze nu nog niet spoorboekloos is. Op korte 4 termijn starten we met een pilot op een aantal lijnen. , , Bij gebleken succes breiden we deze aanpak uit. We 4, / zetten daarvoor in op de oost-westverbindingen, S , snellere overstappen op belangrijke knooppunten en op S Le busverbindingen om de binnenstad heen (zogenaamde k ® tangenten). De exacte invulling van deze uitbreidingen ® op korte en op lange termijn wordt begin 2020 bekend. Daarbij is ook aandacht voor de relaties met de regio, als antwoord op de toenemende verbondenheid tussen ® Station stad en regio. Maatregel 2 de regio met de Amsterdamse OV-poorten Amstel, Om het regionale vervoer per OV verder te stimuleren Slimme nieuwe verbindingen toevoegen Sloterdijk, Zuid en Bijlmer, P+R locaties en hubs. Welke gaan we in overleg met de vervoerbedrijven, waaronder Km & ontbrekende schakels precies worden toegevoegd, NS en hun opdrachtgevers, om het dubbele opstaptarief wordt uitgewerkt in een vervolgstudie die in het eerste af te schaffen. Nu is het nog zo dat bij een overstap mmm kwartaal van 2020 gereed is. Denk hierbij bijvoorbeeld twee keer een opstaptarief moet worden betaald. aan de reismogelijkheden tussen IJburg en station Zuid Spoor en metro vormen de ruggengraat van het of tussen Noord en station Sloterdijk. We onderzoeken Amsterdamse OV-systeem. Op korte termijn voegen we de mogelijkheden voor innovatieve vervoervormen, aan dit systeem een aantal slimme nieuwe verbindingen zoals een bussysteem met tramkwaliteit. toe met snelle busverbindingen. Het gaat om wezenlijke Op lange termijn ontstaat met het doortrekken van reizigersstromen van gebieden buiten de ring A10 en de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en het sluiten van 32 Eg == NARE TI EA d Î EE ennen Sl PN —. di id En dl EE ne nn Ì Ee | ipdat. IJ Etn s pn wd je a Kd E Ï hae = } ha, B al En Ui | al ; Kl IE EE F4 hath at sl ee ed et es li u! bl nh KE NH u si De ek HS 1 ES EE zi E arts EEn ï B 5 ee ed II Wi, Ì a! út TE í "ifs ad Pal En aad te hm" ; Be ij hin el T Fe il ge Un en 4 ei LN | Ee l 1 | a | E 4 ij dl ak. tat! ri E ri dl EA et nn veen en Kl ij E-ink ee ni ne ek E de mi nn ee EN EE AE 0 ie ee fn : Rop : | Er me RD EE nde ME td N ar L ee ae gr” " mn | Tinanlinke 1e 40 Ee in Deen 7 B En ú EN Hi A El Fl ER …_ 5 1 EE A iin il D | md 4 nn . ar en a H r 1 pra) En Ht 5 Ì - u d r | . | mas | i | Ì a, ad At Í ri bi” ed ll E Hi Ì | ' Paik Pe | Ì f EN, | el q | P P. Pd | | As ak ; £ 6 Te | Í s Ì | Î | | 1 he Eke et AN E: he id | IE == -- ri. En : Zr Wi „5 Er ú mmm mn Î H hema - Le Í IL es ba Ns 8 | Pi Ps LL mn Ln en 5 vS a r Er Smid D/ NE el | J se EE Pad bi ir end | | ‘ a s 2 Pi # L ii ; a RO EN | ‘ ee er P FP. di r Ed | mr Ì ee / REET SS \ Rf | pp me m Pd F le El E Meen Ei L Ln 4 PO 1 k Ni rt | 5 p ef p | x de Ringlijn naar Amsterdam Centraal ruimte op het spoor, worden nieuwe woningbouwlocaties ontsloten Ruimte creëren voor OV met betere OV uitbreiden in de avond en nacht: en kan de impact van de auto in de bestaande stad doorstroming en toegankelijke haltes pilot nachtmetro [NN worden verminderd. Naast de inzet op deze twee nieuwe metroverbindingen, streven we ook naar Nm & een oost-westverbinding van metrokwaliteit. We richten ons op stapsgewijze verbeteringen aan de oost-westverbindingen per tram door het vergroten Door het aantal parkeerplaatsen te verminderen maken We starten met een pilot nachtmetro. Dit gaat een van de capaciteit en het versnellen met OV- we ruimte om op meer plekken bus- en tramhaltes serieus alternatief vormen voor de auto in een stad doorstromingsmaatregelen. beter toegankelijk te maken voor mensen met een waar 24/7 activiteit is. We rijden langer door in de fysieke beperking. Het tempo waarin dit gebeurt, gaat nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag. omhoog. Waar mogelijk verbeteren we de snelheid en Mogelijk kan er een experiment gestart worden met een betrouwbaarheid van het OV door bij herinrichtingen langere weekendexploitatietijd van tram 26 naar IJburg. meer vrijliggende bus- en trambanen te realiseren, Nachtelijk OV draagt ook bij aan de vermindering de verkeerscirculatie aan te passen en door de van taxioverlast in en rondom uitgaansgebieden. verkeerslichtregeling op kruispunten aan te passen. Dit zorgt voor een verbetering van de leefbaarheid Er valt snel resultaat te boeken door dit met voorrang (geluid, luchtkwaliteit en overlast) in de avond en de toe te passen op de beoogde FrequentNet-routes. nachtelijke uren. |H3 33 Meer schone en actieve verplaatsingen T An 1 eN hed | | | Ja en en NY ' | ==, Pe - N eol Á Ed ; NS h (d el l | A 2 | 4 De Ga Ee @ F eenden he Pd : 8 ne ij EN me an A ed de ï : en ne | . . … | 5 de 8; / Ed ik RTE OV financieel aantrekkelijker maken ee, WN lar OC dl > el WN I Ì …_- kk er A € 0 ° 4 Ad fe tnt 8 Kids Vrij Amsterdam; woensdagmiddag en in het PF, k Bs, A sr ' weekend gratis met het OV reizen voor kinderen ' as a as ( «5 B, ‘| t/m 11 jaar RM] 8 PA 17e laos Be #: ' 0 : & Kinderen vinden het leuk om met het openbaar Á. k 45 ‚0 PE 5 es d/, \ ee vervoer te reizen. We willen het voor gezinnen fj Ei De e | | aantrekkelijker maken om met het OV te reizen. Met p 4 / He, 6 | E Í het Kids Vrij Amsterdam-kaartje maken we reizen met EN k rf a ls A - Pe . . . he / ® w n Ke | kinderen in het OV goedkoper. Met dit abonnement A. 44 4 90/4 \ Ik í mogen kinderen tot en met elf jaar binnen Î Es 4 if Ï Amsterdam gratis met een volwassene meereizen. k fe + \ 4 il Om te voorkomen dat kinderen de fiets laten staan Te - f pr / ht a =| / voor dagelijkse ritjes in de buurt, geldt vrij reizen Al 8 nn E sv a VW EE ai alleen op woensdagmiddag en in het weekend. | Kd JA Î d … Ee | We monitoren jaarlijks het gebruik en de effecten E eht AS ( 4 Ee pe - van deze maatregel zodat we indien nodig kunnen | DA Eg p d 4 en bijsturen. e / es chaam p LEN F à | Tl \ Nan A e vt ad an | { | i Combi-tickets voor grote publiekstrekkers Nu | ir er ’ w it mr | F Samen met de twintig grootste Amsterdamse Jp KN F \ ú mn attracties (waaronder grote festivals) en vervoerders ' ) Ld ee Ù | sn an maken we aantrekkelijke combitickets voor toegang man, 4 Mb fe | 4 , # en OV. Zo stimuleren we mensen die nu nog 5 a Pii li goedkope uitrijdkaarten voor de auto kiezen, met ee Ee L Ee het OV te reizen. We ontmoedigen de verstrekki nnn 17 ” z 8 e ° eizen e ontmoedigen 3 verstrekking _ / N L 8 . van goedkope arrangementen met de auto, tenzij er 7 Í i EE ha eh e “ an 40 Û kmi ik emmen een P+R-aanbod in zit. 34 LN ie E47 Ï nn OO} za ‚ / | REN | TE Ei JW 2 et | | Re ci | 1 | fi Ir | | d Ë 5 B sk 5 Ff Ei N ej ee EE 5 1 Pl we " mr 8 Jd lj _D Dr B Zn, 0 NN 1F% Á | | PP 8 | Kl , Pp Ip ke dl leverhe | Nees Bn 4 | Rele jl Wk IN — Een goed getimede Mennes 5 en IE A, IN ENE probeeraanbieding met 4E fe DE | e EE 5 5, de en ! F4 ad Ni he LE | gratis of goedkoper OV EK N P in ij IE Em . Vé . . EE ef \ | j_ = B oe Ll Fn | is dé manier om nieuw bd k Va | | =d : : ae k g / Ze Vamp WET GR sj reisged rag te stimuleren. 2 | ERS ee Oo Ee ii ij anco: MORS Se KJERKENDE \EF NDE Dem Si En | en KEEN ee veers vern ZERS | an B AE EN En se i enk ' en Í js … enn =n E E mn nn = nk B DEE 7 Eh Ï a - Ez on NE 5 En a \ L nm | jn | | ne d d hmm an - Dr Eed neel EE Of 5 et Ii een: 1 pj if Ï ï re wi ne Í / í ES (4 "5 LS » | Lj | Kn ES : Eee Dn a Oe eN Oron Boer EN | £ lk £ Probeeraanbod op verandermomenten ee A De , SEE: Km en ® SS Eee IT ! / Een verhuizing, een andere baan of een wijziging in vervoer als aanvulling op het reguliere openbaar vervoer. de gezinssamenstelling vormen uitgelezen momenten Subsidie en loket kleinschalig Dit soort initiatieven zorgt niet alleen voor een betere om gewoontes te veranderen. Een goed getimede buurtvervoer Km dekking van het openbaar vervoer, maar vergroot probeeraanbieding met gratis of goedkoper OV is dé ook de sociale verbondenheid met de buurt. Met een manier om nieuw reisgedrag te stimuleren. We maken opstartsubsidie voor nieuwe buurtinitiatieven zetten we een pakket van probeeraanbiedingen gericht op: in op het vergroten van het aanbod, vooral in gebieden Momenten dat het mobiliteitspatroon van mensen De meeste Amsterdammers verplaatsen zich lopend waar dat nog niet bestaat. We bieden initiatiefnemers verandert: nieuwe baan, verhuizen, gezinsuitbreiding of fietsend in hun wijk. Maar als lopen en fietsen lastig een loket waar ze met vragen terechtkunnen en dat of pensioen; is, is er niet altijd een alternatief voorhanden. Het bekendheid geeft aan de initiatieven. Uit verschillende Veranderende situaties: invoeren van betaald OV is soms wat ver weg. Dit heeft ermee te maken stadsdeelgesprekken kwam naar voren dat er onder parkeren of grote wegwerkzaamheden, de dat een grote bus met een vaste dienstregeling niet bewoners grote behoefte is aan meer van dit introductie van een nieuwe OV-lijn, de bouw van een overal kriskras door de wijk kan. Daarom stimuleren we kleinschalige openbaar vervoer. nieuwe stadswijk of de opening van nieuwe haltes. initiatieven voor kleinschalig buurtgericht openbaar |H3 35 cr) Meer schone en actieve verplaatsingen Top-15 stadsstraten T met voetgangersknelpunten De straten die we in ieder geval gaan bekijken, zijn: 1. Admiraal de Ruijterweg Po 2. Beethovenstraat 3.2.2 Maatregelen voetgangers o © © © 3. Damstraat > Oude Hoogstraat > }O Nieuwe Hoogstraat ledereen is op enig moment voetganger. Of je nu het laatste stukje van de auto naar huis loopt, met @ _ de rolstoel van de OV-halte naar je bestemming gaat o 4. Haarlemmerdijk > Haarlemmerstraat of de hele route te voet aflegt. Het is daarom een O © EE basisvereiste dat het voetgangersnetwerk op orde is. 5, Haarlemmermeerstraat Met de Agenda Amsterdam Autoluw creëren we daar ® de ruimte voor. Naast de bijdrage die alle lopende of OQ ® © _ geplande herinrichtingsprojecten leveren aan het belang 6. Jan Pieter Heijestraat van voetgangers, komen er in de Agenda Amsterdam ee Autoluw enkele specifieke maatregelen bij. 7. Kinkerstraat Maatregel 8 Maatregel 9 8. Linnaeusstraat > Middenweg Voetgangersvoorzieningen verbeteren Top 15 van (stads)straten met En op basis van het beleidskader Ruimte voetgangersknelpunten aanpakken [NB 9 Oranje toper (Raadhuisstraat > Rozengracht > voor de Voetganger Lm De Clercgstraat > Jan Evertsenstraat) In de top 15 van (stads)straten met te weinig 10. Ring Oud West/Oud Zuid: Bilderdijkstraat > Met het beleidskader Ruimte voor de Voetganger voetgangersruimte bekijken we met welke maatregelen Van Baerlestraat > Roelof Hartstraat > Ceintuurbaan borgen we dat bij herinrichtingen minimaal 1,80 meter op korte termijn snel resultaat kan worden geboekt. Het vrije doorloopruimte voor voetgangers komt. Waar gaat hierbij niet om een complete herinrichting, maar . _ het druk is, willen we meer ruimte voor de voetganger om kleinere ingrepen die we in overleg met bewoners 11. Rode Loper (Damrak > Rokin > Vijzelstraat > realiseren. Het kader biedt daarvoor handvatten, en ondernemers bedenken en uitvoeren. Hierbij valt Ferdinand Bolstraat) afhankelijk van het aantal voetgangers. Het beleidskader te denken aan het verplaatsen van straatmeubilair, is naar verwachting eind 2019 gereed. een fietsenrek op een parkeervak en afspraken over 12. Sint Antoniesbreestraat uitstallingen van winkels. De top 15 telt ook een aantal recent ingerichte straten waar verbrede stoepen TE opnieuw dreigen te worden ingenomen door allerlei 13. Tweede Nassaustraat > Van Limburg Stirumstraat objecten, zoals reclameborden. In overleg met de stadsdelen passen we de lijst aan 14. Van Woustraat > Rijnstraat (vervangen/uitbreiden van knelpunten) als blijkt dat er knelpunten zijn die qua problematiek vergelijkbaar zijn TE met de locaties uit de top-15. 15. Zeilstraat > Hoofddorpweg 36 Figuur is een schematische weergave van het gebied dat vanuit de metro te df % voet (gestippeld) of A î } met de fiets bereikt El Ne 4 À kan worden. in de Re . ; petgat nadere uitwerking 7 5 ï 4 van deze maatregel 3.2.3 Maatregelen fietsers ï ’ ET EOD } AANEEN 5 % ND welke metrostations De fiets is bij uitstek het vervoermiddel dat past bij : . ì en uitbreiding mogelijk is Amsterdam: relatief snel, uitstootvrij en met beperkt mi S zo ï ruimtebeslag. Niet alleen in de stad, maar ook van en ï EE: ï 1/2 k naar de stad wordt de fiets belangrijker. r ï 3 . k In de stad bestaat in veel straten het grootste deel van î . : ï 5 6 i het verkeer uit fietsers. Vooral in stadsstraten als de : ï À . ; Ceintuurbaan, de Kinkerstraat en de Marnixstraat zijn À ’ ; ' EN DA fietsers in de meerderheid. Bij verschillende lopende en ï tE (lk ene Ke: o : geplande projecten wordt al gewerkt aan meer ruimte se Sf iel . B he s en comfort voor de fietser. De maatregelen uit deze et Ee EN: En agenda bieden kansen om de ruimte en het comfort KN rn, tet d er, NC Ten, voor fietsers verder te vergroten en de ontwikkeling Te incl . Ei o ke te versnellen. Zo streven we naast de fietsring op de nn. d ne binnenring (Sarphatistraat-Weteringschans-Marnixstraat) Ki . et, 2 ie naar een tweede fietsring van de Frederik Hendrikstraat ee . k Ne KA via de Ceintuurbaan tot en met de Amstel. Hiervoor Maatregel 10 he 4 3 ° " is het nodig dat de hoeveelheid autoverkeer op deze Deelfietsen bij metrostations Im \ ' x Ss . 8 route afneemt. AD El Het programma Fiets werkt aan de uitvoering van het 7 o . % Meerjarenplan Fiets 2017-2022. De doelen van het De OV-fiets is een enorm populair vervoermiddel Ke ' E programma Fiets liggen in lijn met die van deze agenda. om het laatste stuk van de trein naar werk of winkels a Het grote en groeiende aantal fietsers en fietsritten in af te leggen. We gaan het aanbod vergroten door ® Metrostation … . 7 . vvesvee Bereikbaar per voet Amsterdam maakt een autoluwe stad mogelijk en de ook deelfietsen bij verschillende Amsterdamse —— Bereikbaar per fiets Agenda Amsterdam Autoluw draagt weer bij aan de metrostations te plaatsen. De fiets speelt een doelen van het Meerjarenplan Fiets. In deze agenda grote rol in het voor- en natransport naar openbaar zetten we daarbovenop in op de volgende maatregelen: vervoer. Vooral in het voortransport is die rol aanzienlijk. In het natransport wordt deze potentie nog niet volledig benut, terwijl het de deur-tot-deurreistijd aanzienlijk de uitwerking kijken we ook bij welke andere grote kan verbeteren en concurrerender kan laten zijn met OV-knooppunten deelfietsen een aantrekkelijke de auto. Dit geldt vooral voor werkgebieden die niet optie voor reizigers kunnen zijn. We verkennen daarbij direct naast metro- of treinstations liggen, zoals bij de mogelijkheid om op sommige OV-knooppunten Sloterdijk Westpoort, Amstel II en Riekerpolder. In elektrische deelfietsen aan te bieden. Agenda Amsterdam Autoluw | H3 37 IEEE TRE Meer schone en actieve verplaatsingen : =s : hea kn Ri er ef „ve he T Ee À he ej Li LE ne md EE 6 Es » El ‚ ne EEP NOPE ER d Peke p 0e DE Va Pd 8 ek B | Ts < 0 OMEN VAE CA tn _ Figuur 15 „| ’ le Ik # in „ Kn k. Rag 4 A5 NR Phr en EE Ik > F Pk | _ Bron: Panel Openbare Ruimte en Mobiliteit Amsterdam (2019) ie TR: Nl, Te VEREEN BE er . - n ' KR Pe wit - == . Nee, en de fietsstraten die er 9% f 1 , r eN psi à - : nu zijn zouden moeten verdwijnen it „ re Nee, maar de huidige 13 Na en Fr _ kr ne . … % s | Í fietsstraten kunnen zo blijven Fi Et km 8 Ja, er zouden meer 70% el ied rd dna vs _ fietsstraten moeten komen 2 E i ën if KR PE ed ha a ee P_ \ Weet niet, geen mening 9% id ' a. nd b Ì he EN ‚ae mn kid de ' hd KE | ' A. n dn MW El n oN - D =Ì ee The md Ee; re v IN a _t Ed ' za 8 me si” _ E ha mn Notitie Afwegingen bij Amsterdamse on L , enne E fietsstraten, fietspaden & fietsstroken pa : _ ge TE toepassen [NM - á » Als gevolg van de afname van autoverkeer en de A Te _ sn — _ afwaardering van wegen van 50 km/uur naar 30 km/uur Ee td ee ontstaat op steeds meer plekken de mogelijkheid om de in PE inrichting van de wegen te veranderen ten gunste van wi) - Oz fietsers. Zo is de Sarphatistraat veranderd in een veel gebruikte en gewaardeerde fietsstraat. Bij verschillende ' andere straten — zie ook maatregel 12 — zijn kansen voor man | een zelfde soort kwaliteitssprong voor fietsers. In het EN len Afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstrok DN fwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken 7 R ER en (zie bijlage C) staat aangegeven welke inrichtingsvormen | AN aa (waaronder inrichting als fietsstraat) mogelijk en gewenst : UN OE en EE zijn voor fietsroutes in 30 km/uur-straten. < men: in En ES À f Sn, DN 38 mr : ’ | herhaling J PT IW . Je\W EP Af d 2010 G N Af f : Ei „ en ouder = Rr an dl / 7 en N 75 = milieuzone) hade lt En e T PE „ 2 ks h mn md ‚x \ / Pe F f | NN N k El im pan ed ki ; An) L dt, | ’ Í nr Te En / NK " u en ij \ i En | hl zld P AA Ì ed rk \ à Be A Dl In Ì * 8 heel nn mn | di k Ee ea dit id > á Ë © > 2 5 p EY N Bis nt | | B Ee Je U _ nde UE dek Ea bo Ì > A har == Te rh : d ke ze ik | Xe 5 _ TGA ME Er zl ne â EN / ii Zn Î 5 Ld \ VE EA! | tt EN ij / In Pp , KL / ' 4 en | kk pr | Ruimte maken door minder autoritten as > Figuur 16 Verdeling hoeveelheid gemotoriseerd > Figuur 1/ Aantal autoverplaatsingen door verkeer naar categorie! (november 2016) binnen Amsterdammers op een gemiddelde weekdag milieuzonegebied naar motief en afstandsklasse 100% — 200.000 90% 180.000 TT 80% — 160.000 70% — 140.000 _—_— 60% — 120.000 50% Overig 100.000 ma Touringcar 40% 80.000 CJ bus CJ anders 30% 60.000 ER vrachtauto es sociaal recreatief 20% bestelbus 40.000 mm winkelen 10% ma taxi 20.000 mm onderwijs 0% mm personenauto 0 mm werk Volume voertuigen 0 tot 5 km B tot 20 km 20 km of meer Zo verbeteren de leefbaarheid en toegankelijkheid ruimte voor het OV. Hierbij werken we toe naar een S100-verdeelring (Stadhouderskade-Nassaukade) is van de stad. Er is nog een wereld te winnen, zeker op stad waar grote aaneengesloten gebieden het domein geen hoofdroute meer, maar een mooie, levendige kortere ritten (tot en met vijf kilometer). Een kwart van zijn van voetgangers, fietsers en OV. De auto komt straat. De A10 heeft de rol van verdeelring voor de de autoverplaatsingen valt hieronder. nog steeds in de stad, maar uit de inrichting van de stad overgenomen. De gebieden daarbinnen zijn het weg blijkt dat deze op meer plekken te gast is. De domein van voetgangers, fietsers en OV. De auto is er succesvolle autoluw-aanpak in het centrum van de te gast. We blijven alert op de effecten in de stad om 4.1 Ambitie voor [Ed (2040) voorgaande jaren rollen we verder uit in de stad. de bereikbaarheid voor verschillende doelgroepen en nood- en hulpdiensten op peil te houden. Meer aaneengesloten verblijfsgebieden In 2040 hebben de autohoofdroutes in de stad een In een leefbare en toegankelijke stad verplaatsen leefbaarheidsimpuls gekregen. Zo is het oostelijk deel voetgangers en fietsers zich gemakkelijk en is er meer van de binnenstad een stuk prettiger geworden. De 1 Resultaten gewogen naar omvang van voertuigen (m?) Agenda Amsterdam Autoluw | H4 41 ee SS maken door minder autoritten T > Figuur 18 Ooit was de auto overal dominant. Nu is de rol van de auto op steeds meer plekken minder groot. De openbare ruimte is beter ingericht en de luchtkwaliteit, het oversteken en de verkeersveiligheid zijn verbeterd. De ambitie is om deze gebieden meer aaneengesloten te maken. Hiervoor is het nodig het autoverkeer verder te verminderen. TE & + e . . Ne. ®, re va eN RA R « BÀ Ln MIA pe en hd an SE Owen. Wik. Wilh . se . e» °, 8 < ©e ee a | EN d % | A 0 8 YI „es Ne GEEIN HERAS GDS OS NS (rs We @ Qs te © 5 & « e & ’ ket ’ er TS Oe NS dr PÁ dr ‘VW . De ee … AS 2 2) „ep en) verkeerssoort verdwijnt of als er efficiënter 4.2 Maatregelen die we nemen Maatregel 12 wordt omgegaan met de ruimte. Dit kunnen we geg (t/m 2022) en voorbereiden voor Meer ruimte creëren in (stads)straten doen door verkeerssoorten te mengen. Als de auto (t/m 2025) voor fietsers en voetgangers meerijdt met de tram of als de fiets en de auto van Km 8 dezelfde weg gebruikmaken, ontstaat er meer ruimte. ú We kunnen dit echter pas doen als de hoeveelheid 4.2.1 Netwerkmaatregelen en auto’s in een straat laag genoeg is. Te veel auto’s zijn niet comfortabel voor de fietsers en hinderen het Stadsstraten zijn bij uitstek straten waar de verkeers- en openbaar vervoer te veel. Om auto's en fietsers te verblijfsfunctie met elkaar concurreren om ruimte. Vaak mengen moet de snelheid maximaal 30 km/uur zijn. heeft de auto er veel ruimte en is de ruimte voor fietsers, Dit draagt hoe dan ook bij aan de verkeersveiligheid voetgangers en ruimte voor zaken als groen en bankjes en aan het beeld dat de auto te gast is in een straat. beperkt. We werken er de komende jaren stapsgewijs Maar ook hier geldt dat de snelheid pas omlaag aan dat stadsstraten prettigere straten worden om te kan als de hoeveelheid verkeer laag genoeg is. Bij lopen en te fietsen. te veel auto’s komen er meer opstoppingen en gaat de leefbaarheid juist achteruit. In deze gevallen Ruimte creëren in stadsstraten is niet gemakkelijk. Deze kunnen circulatiemaatregelen de hoeveelheid straten zijn vaak smal en er gaan meestal veel soorten autoverkeer verminderen. Hierbij valt te denken aan verkeer doorheen. Ruimte maken kan pas als er een eenrichtingsverkeer invoeren, zijstraten deels afsluiten 42 ST 1. Admiraal De Ruijterweg verkeersintensiteit waar op korte ENEN RE 2. Arent Janszoon Ernststraat-Midden 3. Jan Pieter Heijestraat 4. Jan Tooropstraat / Postjesweg 5. Marathonweg 6. Oostelijke Handelskade Ö 7. Tussen Meer Ù \ mn 8. Tweede Nassaustraat / Van Limburg Stirumstraat 9) 9. Vlaardingenlaan / Overschiestraat am of een knip maken in een straat. Bij een We nemen daarom de komende tijd de volgende B) In straten waar de intensiteit relatief hoog is (> 5.000 snelheidsverlaging houden we goed in de gaten stappen: motorvoertuigen/etmaal) onderzoeken we welke welke effecten dit heeft op onder andere OV en A) In straten waar de intensiteit nu al relatief laag is circulatiemaatregelen op kortere en langere termijn nood- en hulpdiensten. (< 5.000 motorvoertuigen/etmaal) kijken we welke haalbaar zijn Nu] & Ee Hierbij kijken we naar maatregelen we op korte termijn mn kunnen verschillende maatregelen, zoals eenrichtingsverkeer, nemen. Deze straten staan in figuur 19. zijstraten (deels) afsluiten of een knip maken in Agenda Amsterdam Autoluw | H4 43 sf Ruimte maken door minder autoritten Mobiliteitsplan Gebieden waar we anelieck TL á S gaan doen naar de verkeerscirculatie lavenstad/Sloterdijken (42) Mobiliteitsplan Cluster 1 Middenweg / Linneausstraat Noord Cluster 2: Van Woustraat / Ceintuurbaan el O Oe Á B { x Cluster 3: _Hoofddorppleinbuurt-Zeilstraat / Les Koninginneweg / Overtoomse Sluis N\ NAS) NV eenn, TZ Zi @ „AN ve KO 5) Mobiliteitsplan Cluster 4: Jan Evertsenstraat / De Clercgstraat / ï \ Ne NZ Zeeburgereiland - IJburg Kinkerstraat \ W / o ® Se Mobiliteitsplan rr NN \ ZA Ee Cluster 5: _Westertoegang / Haarlemmer Nieuw-West Leif, \5 zeen N Houttuinen / Van Diemenstraat / OQ © ; x | SK @ Nt Marnixstraat Noord k Ue “Oo KS & D OO NEL he / SN =e Ss , Cluster 6: _Oostertoegang / Prins Hendrikkade / end Kattenburgerstraat Cluster 7: _ Leidseplein /Museumplein-Paulus Potterstraat / Hobbemakade Cluster 8: Weesperstraat / Valkenburgerstraat TT Mobiliteitsplan Cluster 9: _ Mobiliteitsplan Nieuw-West Zuidoostflank Cluster 10: Mobiliteitsplan Noord de kosten van dergelijke omkeerbare maatregelen © TT dragen bij aan de afweging dit al dan niet te doen. Cluster 11: Mobiliteitsplan Zuidoostflank In figuur 20 staan de gebieden die we onder de Dn loep nemen. Cluster 12: Mobiliteitsplan Havenstad / Sloterdijken In alle gevallen geldt dat we goed kijken naar de TT C) Als laatste stap kijken we welke mogelijkheden er baten van een maatregel. Een snelheidsverlaging Cluster 13: Mobiliteitsplan Zeeburgereiland - IJburg zijn om ook de hoofdroutes (S-wegen en Plusnet of circulatiemaatregel moet leiden tot meer TT Auto) aantrekkelijker en leefbaarder te maken. Dit ruimte of verbetering van de leefbaarheid en zijn de routes die voorlopig nog een belangrijke de verkeersveiligheid. Ook de samenhang verbindende rol hebben binnen het netwerk. tussen maatregelen is van belang. Net als bij een straat. We kijken naar een groter gebied om Beperkende maatregelen leiden er vaak tot grote wegwerkzaamheden kunnen niet alle maatregelen negatieve effecten in andere straten met aanvullende baten voor de directe omgeving, maar zorgen ook zomaar worden uitgevoerd. Er is altijd een check nodig maatregelen te verzachten of te voorkomen. In voor veel overlast in andere delen van het netwerk. van de onderlinge en gezamenlijke effecten. Dit kan sommige gevallen is het denkbaar dat een ingreep Een stevige afname van het totale autoverkeer is via onderzoek of soms via een pilot. Uiteindelijk kan dit met omkeerbare maatregelen wordt getest. Hierbij nodig om hier Ea & maatregelen te betekenen dat een maatregel die voor het ene gebied is het van belang dat de eventuele baten van de kunnen nemen. Met de maatregelen uit deze goed uitpakt, alsnog wordt aangepast omdat er in een ingreep ook in de praktijk te zien kunnen zijn. Ook agenda werken we daar stap voor stap naartoe. ander gebied mogelijk negatieve effecten zijn. 44 VER : SS REE ideen, k __ Ferdinand Bolstraat ter hoogte Er RA 8 Ed ee É ket arn RR fe Ear da \ Y, _van de Albert Cuypstraat Ae, iN k, E de e 5 | A 2 5 d Er N E Ee el d p A is dj | | Ee s B E It RE af a Mail li Ad NE In BA Maatregel 13 | ETT 1% ei A OP (inj ENE ai | ip } | Vi : : Bei OK EE Ie A DA AN id || eee Pilot knip Weesperstraat [NM EE Ede a EE | amat 4 [| Bek À me eet CE EN © REE Os Men ij Rd ) Ee emi n rd! in reen Et es Voor maatregelen op de hoofdroutes is het nodig dat TE Wp mm zi dn HS ek de Sa KEN Rn Bi-R |} lala <5 a de hoeveelheid verkeer op die routes substantieel jn aA Re per KO ef a 48 Erk kc | A | 4 a bi vermindert. Met het huidige instrumentarium lopen we ki rn Le Ee A WE be RR Ef fr EN lk: A 8 5 fi Ehh tegen de grenzen aan. Tegelijkertijd willen we aan de 4 En Î EP We En Sk Te slag met zaken die we al kunnen doen. m: n en =S En B mr ee Ee he ht EN ee B ee ng on ee Het tegengaan van doorgaand autoverkeer op de ed 5 en Ees El ee route Weesperstraat-Valkenburgerstraat lijkt Nu] niet ai / A È En me a haalbaar zonder negatieve effecten elders in de stad. mn | 4 Á 5 We zien echter het belang van deze ingreep voor langzaam verkeer en voor de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling van de hele oostelijke Maatregel 14 binnenstad. Daarom bereiden we een pilot voor om in Intelligente toegang invoeren Nm Mobiliteitsplannen de Weesperstraat voor een aaneengesloten periode (van Voor Noord, Nieuw-West, Havenstad/ een of meerdere weken) een knip aan te brengen. wm . Sloterdijken en de Zuidoostflank stellen we We brengen de volgende zaken in kaart: integrale mobiliteitsplannen op. Daarnaast m Verkeerskundige effecten (niet alleen voor de De pilot Oudezijde met verkeersmaatregelen (2018) komt er een update van het mobiliteitsplan Zee- Weesperstraat, maar voor de gehele Wibautas); heeft de overlast van autoverkeer (en vooral taxi's) 's burgereiland — IJburg. Hiermee spelen we in op wat doet het verkeer, waar gaat het heen, welke nachts in de weekenden aanzienlijk verminderd. Het de verdere verdichting van deze gebieden, de knelpunten ontstaan er, wat betekent dit voor de weren van doorgaand verkeer is effectief gebleken. toenemende groei in de regio, de bereikbaar- mogelijkheden voor logistiek in de stad? Uit de evaluatie blijkt echter ook dat heid van evenementen en de wens om dit te m Baten; wat is er mogelijk met de ruimte, welke bestemmingsverkeer (bewoners, ondernemers en combineren met een autoluwe stad. We kijken dynamiek ontstaat er? bezoekers van bewoners) last heeft van de afsluiting hierbij integraal naar plannen voor fiets, OV en m Draagvlak bij omwonenden, gebruikers, leveranciers met paaltjes. We verbeteren de aanpak door dit auto, in combinatie met de gebiedsontwikke- en ondernemers. slimmer te organiseren, zoals bij de camerahandhaving lingen in de komende jaren. Het Mobiliteitsplan m Praktische uitvoerbaarheid. bij het Muntplein. Fysieke afsluitingen vervangen geeft uitwerking aan het thema autoluw en Voordat de pilot start, komt er een nieuw we waar mogelijk door camerasystemen of andere maakt duidelijk welke maatregelen we wanneer kentekenonderzoek in het gebied om de huidige oplossingen waarvoor geen fysieke afsluiting nodig moeten nemen voor leefbare en toegankelijke verkeersstromen in kaart te brengen. We gebruiken dit is. We gaan op een slimme manier toegang verlenen gebieden. Het gaat hierbij nadrukkelijk ook om onderzoek en de input van bewoners, ondernemers en en verkeersstromen digitaal managen om onnodig de aanpak van verkeersonveiligheid en sluipver- leveranciers om de pilot vorm te geven. We houden (doorgaand) verkeer te weren. keer. Het gaat dan om straten zoals de Sloter- qua planning rekening met het onderhoud aan de Piet Zo kunnen we verkeer reguleren of toegang verlenen weg, IJdoornlaan en de Cornelis Douwesweg. u Heintunnel en de werkzaamheden aan onder andere de voor bepaalde locaties, voor bepaalde doelgroepen aansluiting S114, zodat er voldoende alternatieven zijn. en op bepaalde tijden. We noemen dit intelligente Agenda Amsterdam Autoluw | H4 45 ee SS maken door minder autoritten A ha P a Me een | | e le Tt ME | Maatregel 15 En KO (ea 1 1 ALE IE AR ä id E — beterbed ' Hoogwaardige fietsverbinding ES ies ap eee ELN oostelijk Pontplein - Meester Er 8 Sl . A dek TEN men Visserplein realiseren en herinrichting NR ee he Sl ä $ a, A br ET ee JN ke Kattenburgerstraat NM ne 4 |: BEN Ege ae Neer mmm a is Pa EE rd f tt ES En — A. Ue me ze | ee | US € gi 8 DE Bm pes ö PT Ra Ú 3 | We hebben het voornemen om ruimte te creëren _ en DD & 5 ERS s neen Li Ae E en ij voor twee hoogwaardige fietsverbindingen, van ed IA RS in NE ei Ne es oostelijk Pontplein tot Meester Visserplein en re en els s van Kattenburgerstraat tot voorbij het Centraal ER Ee Ee nee EE Station, door de autocirculatie aan te passen. Door eN - e en eenrichtingsverkeer voor de auto in te voeren op de EE Dn Oostertoegang, vanaf de Prins Hendrikkade tot aan de en 5 De Ruijterkade in noordelijke richting, ontstaat er ruimte ee voor een aantrekkelijke en veilige fietsroute aan de as : 5 oostzijde van de Oostertoegang. Met een gedwongen À ad ; rechtsaf vanaf de Geldersekade naar de Prins Hendrikkade weren we doorgaand autoverkeer door de Nieuwmarktbuurt/Lastage en wordt de oversteek voor 4 de fiets van Oostertoegang richting de Geldersekade e en andersom sterk versimpeld en verkeersveiliger. Met deze twee circulatiemaatregelen kunnen we een hoogwaardige fietsverbinding realiseren van het dit onvoldoende effect heeft, komen er aanvullende Een pilot biedt mogelijk ruimte voor innovatieve oostelijk Pontplein naar het Meester Visserplein. Dit is eisen. Zo onderzoeken we of we kunnen eisen dat een mobiliteitsoplossingen die nu nog niet mogelijk wenselijk omdat deze fietsroute nu al overbelast is en de chauffeur een bestelde rit heeft. Dit leidt tot minder lege zijn. Amsterdam richt zich hierbij nadrukkelijk op druk op deze route naar verwachting toeneemt vanwege taxi's die rondjes rijden. Als deze aanpak succesvol is, samenwerking in de regio en met de G4. Samenwerking de verplaatsing van het IJpleinveer naar het oosten. kunnen we de gebieden en tijden verder uitbreiden. kan ervoor zorgen dat maatregelen uit deze agenda eerder worden uitgevoerd. Bijkomend voordeel van eenrichtingsverkeer op de Pilot betalen naar gebruik Oostertoegang is dat het doorgaand verkeer van de ‘Betalen naar gebruik’ staat met het Deltaplan Mobiliteit De Ruijtertunnel naar de IJtunnel/Valkenburgerstraat van de Mobiliteitsalliantie en het Klimaatakkoord in Den niet meer via de Oostertoegang kan rijden. Dit Haag op de agenda. Als het kabinet hier verder invulling verkeer moet rijden via de Piet Heinkade en de aan geeft, is een pilot in Amsterdam bespreekbaar. Kattenburgerstraat. Daarmee neemt de hoeveelheid 46 4 lj RN en | Ee NS Een ET í | | a eer Kn LSA 4 Ih AW HH zi 7 lj ins Hendri = Na nennen PATGRE ELS Aser rit | verkeer op de Prins Hendrikkade met meer dan ne 5 EN Nae Et én | di n 4 | tid DE Ei 30% af. Dit is momenteel een van de grootste ij ie JE iS 1 En nn Re Kef | | ee | il luchtkwaliteitsknelpunten van de stad. Ook ontstaat er klad Y has hj Ì kn | he rj 4 I Ne Er u 4 dankzij de circulatiemaatregelen en een herinrichtin Ke B: kh jr Ì ' | ek. MA Ae de j i atregelen en een 9 Seg aak It, ik o} TD Mb ST | van dit deel van de Prins Hendrikkade ruimte voor een L RI lj De 0 Er if Pa 5 pl il hoogwaardig tweerichtingenfietspad aan de zuidzijde B | ee Rn ke hj ( U di | D= zt nl | van de straat, een goede doorstroming van de bus en ES rd 5 rek ten je L en fj k / | pe WE 4 een aantrekkelijke inrichting van de kade. Ee cil : ae == ran KE 7 * | Î Kil | ed | ; Ie en EEL eel IJ Als gevolg van circulatiemaatregelen bij de a hi Ui B et | dj HEL E Oostertoegang, ontstaat een toename van verkeer op == ki din ha 5 î ij hac Re OND rn k IL LE - PE EDE ij | de Piet Heinkade en de Kattenburgerstraat (+30%). nf | | ij Rn B út t hj Shell EN e een ei, Met een klein aantal zeer beperkte maatregelen kan ABE 5: | á at ee - Slee Tei zm” AT Ì | dit extra verkeer op de Piet Heinkade verwerkt worden. pe 5 E | de PE al: VINE CE PE : ie Ee Op de Kattenburgerstraat nemen we maatregelen om nt É pen Fy af Ait HO WAA ol A de effecten van het extra verkeer op de luchtkwaliteit —_ Ned bj: | Ni AE CSE ag u Pr EE met en het geluid te beperken. We gaan de straat zo Pe a = 2 E22 ES. kn DE 5 Eid ek en inrichten dat deze minder uitnodigt tot te hard rijden. AE \ EO ee nd == We denken daarbij aan het substantieel opschuiven van Ë | SAR en mi de rijoaan weg van de gevels richting het Marineterrein meen __ en het verlagen en versmallen van de rijbaan. Bij deze enn _ : herinrichting zetten we in op het versterken van het groene karakter van de straat. Ook kiezen we voor verbetering van de fiets- en voetpaden, onder andere Van Woustraat neemt het verkeer ter plekke af met ruim door het aanleggen van een tweerichtingenfietspad Verkeersluwe noordelijke Van Woustraat 70% (oplopend tot al het verkeer op de knip) en maken aan de zuiezijee, aans iiene op jet vereer genoemde en een betere OV-bereikbaarheid van we van de Van Woustreal een anvedeke saat oekomstige tweerichtingenfietspad langs de Prins …. . waar mensen graag verblijven. Door de tramhaltes o Hendrikkade. Hiermee ontstaat ben hoogwaardige de oostelijke Albert Cuyp realiseren Lm het Westeinde te verplaatsen naar de locatie van de ° fietsverbinding helemaal van de Kattenburgerstraat knip (tussen de Stadhouderskade en de Hemonylaan), tot voorbij het Centraal Station met aansluiting op de verbeteren we de OV-bereikbaarheid aan de oostkant Haarlemmer Houttuinen. Het meest noordelijke deel van de Van Woustraat is van de Albert Cuypmarkt. Een knip in de Van Woustraat een onaantrekkelijke, onveilige en drukke stadsstraat. leidt naar verwachting tot meer verkeer op de Over deze maatregel en de voorgenomen De straat heeft een belangrijke netwerkfunctie in het Stadhouderskade en de Amsteldijk (ca. 10 tot 15%). Met verkeerscirculatiemaatregelen vindt nog aparte Plusnet Fiets. Om die reden heeft de raad tot een knip verschillende doorstromings- en circulatiemaatregelen besluitvorming plaats. in het noordelijk deel van de Van Woustraat besloten. verbeteren we de doorstroming op deze wegen, zodat Met een knip voor het autoverkeer in de noordelijke we de negatieve effecten zoveel mogelijk beperken. |H4 47 ee SS maken door minder autoritten 5 e Impressie van de geplande brug e over het Westerkanaal naar de ee Haarlemmer Houttuinen 1 Ï de a f e „ E = u EE ae. IE de ‚ij == en ti ONEK sn ek À = Te ad ED ek he Kn E Ì ae ai bi be, g le he ENA Aan her | ” a Er mn ach IN 4 TR N di il EN WE Pe Eb en EO vele _ L , 4 je À « li ï 5 zein id ij d nd D p_) mm IJ bm B. en, ed gen mn & ee =t ma bn 7 ae dà, IR ee mn En zl Ì ï ú f , \ Ee, N in EE ne ‚ ve | f fj L É re in dl Ds DP 1 eN PO aen Ld = PO Mk B PP kh. Me 8 3 4 Maatregel 17 plannen gaan we met een beperkt aantal gerichte de centrumring s100 (Westerdoksdijk, Van Diemenstraat Fietsroute Haarlemmer Houttuinen autocirculatiemaatregelen het doorgaand verkeer en Houtmankade) waar de hoeveelheid verkeer met - - o a: nog autoluwer Km op de Haarlemmer Houttuinen weren. Het gaat om circa 40% zal toenemen. Deze toename leidt niet tot een eenrichtingsverkeer richting het oosten op de nieuwe overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit en met wm brug over de Korte Prinsengracht, eenrichtingsverkeer een beperkt aantal aanpassingen aan de kruisingen op richting het zuiden op de Westerdokskade en de de centrumring kan dit extra verkeer worden verwerkt. Het viaduct over de Haarlemmer Houttuinen Westertoegang. Daarmee neemt de hoeveelheid We zetten erop in om de circulatiemaatregelen op maakt plaats voor een gelijkvloerse kruising met autoverkeer op deze route met bijna 60% af. Dit leidt de Haarlemmer Houttuinen en de aanpassingen op de Korte Prinsengracht. Er komt een doorgaande tot ruimte voor het mengen van auto en OV (waardoor de centrumring s100 zo snel mogelijk - bij voorkeur al fietsverbinding van Amsterdam Centraal naar stadsdeel de hoeveelheid asfalt kan worden gehalveerd), een voor de geplande herinrichting van de Haarlemmer West. Hierdoor vermindert het fietsverkeer op de nog aantrekkelijkere fietsroute, veiliger oversteken, Houttuinen - te realiseren. Dit biedt mogelijkheden de Haarlemmerstraat en de Haarlemmerdijk. De route meer groen en een autoluwere uitstraling. Met deze maatregelen zo nodig verder te optimaliseren. kan de Haarlemmer Houttuinen veranderen in een maatregelen neemt ook de hoeveelheid autoverkeer op autoluwe, verkeersveilige, open en groene woon- en de Marnixstraat Noord substantieel af, met een meer Over deze maatregel en de voorgenomen verblijfsruimte. Uit onderzoek is gebleken dat hiervoor leefbare Marnixstraat en betere doorstroming voor OV verkeerscirculatiemaatregelen vindt nog aparte nodig is dat de hoeveelheid verkeer op de Haarlemmer als belangrijkste baten. Het doorgaand verkeer zal door besluitvorming plaats. Houttuinen afneemt. Bovenop de reeds aangekondigde deze circulatiemaatregelen gebruik moeten maken van 48 Maatregel 18 4.2.2 Gedragsmaatregelen Met werkgevers gaan we in gesprek over flexibele Alle woonstraten tot verblijfsgebieden mobiliteitsbudgetten, aantrekkelijke e-bikeregelingen maken Km & en vermindering van het aantal leaseauto’s en mn Maatregel 19 parkeerplaatsen. Hierbij kijken we of we, mogelijk in en Gedragsmaatregelen voor een een pilot, duurzame mobiliteit kunnen stimuleren via - - En efficiëntere benutting van het netwerk fiscale regelingen. Vanuit Smart Mobility werken we Veel woonstraten zijn al als verblijfsgebied ingericht, Km daarnaast aan betere bereikbaarheid voor professionals inclusief een 30 km/uur-zone. Waar dit nog niet het in maatschappelijke organisaties, zoals medewerkers in geval is en 50 km/uur nog de norm is, passen we dit ee het onderwijs en de zorg. Alternatieven voor de eigen bij groot onderhoud aan conform het landelijk beleid auto, zoals e-bikes, worden samen met de sector en Duurzaam Veilig. Dit geldt ook voor die gebieden die al De Amsterdamse regio heeft een goed netwerk voor werknemers getest tijdens kleinschalige experimenten. wel 30 km/uur zijn, maar waar de inrichting nog niet is OV, auto en fiets, maar er ontstaat een probleem afgestemd op de maximumsnelheid. Waar nodig geven als iedereen tegelijkertijd op weg gaat. We nemen we voorrang aan deze gebieden, ook omdat dit mogelijk maatregelen om de pieken in de mobiliteit te verkleinen. sluipverkeer vermindert. Een beperkte daling van het aantal verplaatsingen op het drukste moment maakt de stad al veel beter bereikbaar. Samen met betrokken netwerkorganisaties als . ORAM, Breikers en andere publieke partners, zoals Alternatieven voor de Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio e Amsterdam, gaan we aan de slag met een de eigen auto, zoals samenhangende werkgeversaanpak. We vormen een . kopgroep van de twintig grootste werkgevers in de e-bi kes, WoO rden samen regio, die zich willen inzetten voor verduurzaming van hun mobiliteit. Hierbij betrekken we ook de grote met de sector en deze onderwijsinstellingen van Amsterdam. De gemeente professiona Is getest neemt als werkgever het voortouw richting het eigen … . . personeel. We delen best practices en ontwikkelen tijdens klei nschal Ige samen slimme mobiliteitsconcepten. Een bredere uitrol e van MaaS Zuidas is de eerste daarvan. experimenten. Agenda Amsterdam Autoluw | H4 49 ee SS maken door minder autoritten T Logistiek is cruciaal voor het functioneren van de . groeiende stad, maar ee „a KA ie e 6 f_e f_e | [ heeft veel impact op A eoÌe © if e de leefbaarheid. AAN mmm mn, JC Agenda Taxi als ze daarbij afhankelijk zijn van vervoer per auto. Onderdeel daarvan is dat het Aanvullend De taxi is een belangrijke aanvullende Openbaar Vervoer (AOV) dicht bij de ingang vervoersvorm in de stad. De taxi is vooral een van een pand kan komen, ook als dat pand zich belangrijk alternatief als of waar het OV niet in een voetgangersgebied bevindt. 4.2.3 Maatregelen stadslogistiek rijdt. Taxi's zorgen in de binnenstad en rond evenementenlocaties op drukke momenten We doen onderzoek naar de belangrijkste Logistiek is cruciaal voor het functioneren van de ook voor overlast. Met de voor 2019 geplande taxiroutes en in-en uitstap locaties in de stad. groeiende stad, maar heeft veel impact op de Agenda Taxi nemen we daarom maatregelen We maken nieuwe taxistandplaatsbeleid dat leefbaarheid. Ongeveer een op de acht voertuigen om de voordelen van taxivervoer te behouden zoveel mogelijk aansluit op de belangen van de binnen de ring A10 is een vrachtwagen of bestelauto. en de overlast zoveel mogelijk te beperken. stad en haar inwoners en bezoekers en de wensen Daarnaast is logistiek verkeer verantwoordelijk voor een uit de branche. Er zullen een aantal ‘klassieke’ groot deel van de uitstoot van stikstofoxide, fijnstof, Bij alle maatregelen wegen we continu de taxistandplaatsen overblijven bij de stations en roet en CO. Goederenvervoer heeft bovendien een privileges voor taxi's: hoe zorgen we ervoor een beperkt aantal andere locaties. We willen aanzienlijke impact op de infrastructuur in de stad. dat de taxi een alternatief is voor de auto verder flexibele standplaatsen (pop-up) aanwijzen Bruggen en kademuren worden extra belast door zonder dat dit tot te veel overlast leidt? Sommige om mensen gemakkelijk in- en uit te laten zwaar verkeer en door opslag van bouwmaterialen autovrije delen van de stad blijven toegankelijk stappen. We gaan gebruik maken van intelligente op de kades. Dat de logistieke bevoorrading van voor taxi's om mensen van straathoek tot toegangssystemen om het gewenste en de stad de gemoederen bezighoudt, bleek ook uit straathoek te brengen. Per locatie wegen we af noodzakelijke taxivervoer en doelgroepenvervoer de enorme aandacht die dit onderwerp kreeg in de wat meer voordelen biedt: een autovrij/autoluw in autoluwe en autovrije gebieden te kunnen stadsgesprekken. Amsterdammers ervaren veel overlast gebied of de doorstroming van de taxi. borgen, zonder de leefbaarheid aan te tasten. van vrachtwagens en bestelauto's in de stad en veel Ten slotte willen we een aantal bufferlocaties mensen ervaren vrachtwagens als onveilig. Tegelijkertijd We zorgen ervoor dat mensen met een beperking aanwijzen waar taxi's kunnen wachten op kopen we steeds meer online en worden we steeds altijd hun bestemming kunnen bereiken, ook besteld taxiwerk. m veeleisender. 50 EE WEN A Fi ET. | hi au HE an RE RN CER Ee ng ie Jen Ken ai | nl LE B Hi ed EE NE RE NRE An EE er: OE EN EVE Ree r k t | Er. Eerd Tr J er En Printen 1 hi E] | | EAT: iris r ä Ï El hen UE rr dirt Oe BE EME if | EA 0 l mi 06 i Ak lea A | Ï HE CIE ee a Si ij BN a 5d EN be ene ME B | a eht men wak Ù Se ml | ï | nr ne E nn d | En Ij he » , ET oe End Een Hotel arai 8 4 Ee Le en È Bf | His Ï | ä ES AR Í BE ET d ek | EE En k Ì Ik man ‚u 8 | EE K an mee bl rd et Nee B ef NI Ï 4 EN pe —_—_ —_—_ En Bme MEO ek Rn ebltele del aa me, dt. e B = ee nee |d ee En; mand _ 5 EE 5. te ienke 8 ee B hm tt DE en Ee ENE „um AE EO ME 5 We nd te Ï 3 nik: ee _—E ee Agenda Touringcar bad 5 EMED Al En } A Din ler: | AE en ee en WE ji dM En BS ze (A Ten Pa es TE Zh an ME 1) ) - 7 Áiheai: CM nnn Pe NA UE nn Ee NDE Kd \ Ee 7 an jef BEES da en TE Er en OO en rs Sn Er , = nn pi Pe ne == Dn Ke Et En En De Deen mm sterdam am ee Ene es zt er md bn mn ee ne ne ee er DE nnn nn ennn EE rens en KE Om de stad in de toekomst voldoende te kunnen kans aan om de logistiek direct goed te regelen bevoorraden is het zaak dat stedelijke logistiek schoner, en daarvan jaren profijt te hebben, zoals dat in de lichter en efficiënter wordt. De ambitie is een uitstootvrij bestaande stad niet kan. De logistieke stromen worden gebied voor bestel- en vrachtwagens binnen de bij gebiedsontwikkeling integraal onderdeel van ring A10 in 2025. De uitvoering van deze ambitie is het ontwerp. onderdeel van het Actieplan Schone Lucht. Samen met het programma logistiek en de branche wordt gewerkt Vanuit de gemeente is continu gerichte aandacht aan het uitvoeren van deze ambitie. nodig voor de specifieke dynamiek van de logistieke sector. Samenwerking met partijen uit de logistieke Gewichtsbeperking van voertuigen is een belangrijk keten en met kennisinstellingen is een randvoorwaarde element van het Actieplan bruggen en kademuren. om tot gedragen maatregelen te komen. Samen Stedelijke logistiek efficiënter maken is onderdeel van komen we steeds meer te weten over hoe logistiek in de Agenda Amsterdam Autoluw, omdat logistieke de stad functioneert. Dit is hard nodig omdat zowel stromen net als andere verkeersstromen gebruikmaken de ontwikkelingen van vervoersconcepten als de u van dezelfde beperkte publieke ruimte. Er is een ontwikkelingen op het gebied van data en bestelgedrag sterke link met de geplande hubs bij de stad en in de bijzonder snel gaan. regio. Bij gebiedsontwikkeling dient zich de unieke Agenda Amsterdam Autoluw | H4 51 Ruimte maken door minder autoritten MT NOP me Pr. Ee En Kk af el} Ke - än Ï ! | r | emee EAN mi | ICA Fr | Teef er be fr if Ae del ard ENG | dg | RE ij Ì | sk On ad A lt TND LP ä pn EE | ie n NK Ee 1de 11 Eeken | | ET e MES ids AND sE | ne Ù k NL er lede WE En MN E ai ERI n Rs ade mt d U EI f if Î í ij henk lak | ue - inr mr MN ï 5 eren ARRA | mj® Eek I ei Ee = kel IK nn Erpe deet B te oee Í rn mt 1 ek: Lul el Es _ Bin TC al Lam aard is dt. H An | | [ mn - ia LE En een | Fik en : E kr er En | IE TE Dee - EE we |R | | | IN in m BN al nn, ei TT od De Ze zen S mn en _ a is ! ie ed en Nr E ER Te bs e | Dn — Es EE IE AK ER n__n Ze ee IEEE eend A el 7 . _ ee RE kn } n OTE th KT RT tee oplaadpunten voor (grote) voertuigen en pick-up- bereikbaarheid. Naast het Smart Mobility Lab op het Maatregelen nemen voor points voor pakketten. Waar logische combinaties Stadionplein gaat het om de volgende gebieden: efficiëntere stadslogistiek mogelijk zijn tussen de overstap van personen en m Langs A10 kleinschalige logistiek (pick-up-points) benutten we m Oost: langs A1 de kansen. Hubs voor overslag en voor personen m Zuidoost: tussen A2 en spoor Amsterdam-Utrecht liggen niet noodzakelijkerwijs op dezelfde locatie, m Zuidwest: langs A4 Voor stedelijke logistiek nemen we de volgende maar combinaties zijn denkbaar. Ook maken we m West: langs A5 maatregelen: kleinere eBuurthubs mogelijk. We clusteren vanuit m Noord: langs A7 en A10 bij de afslagen het programma Smart Mobility het aanbod van Doorontwikkeling hubstrategie Nu | elektrische deelmobiliteit (fiets, bakfiets, scooter, Actualiseren regelgeving De groeiende stad krijgt te maken met grotere auto en dergelijke). mobiliteitsstromen, zowel voor goederen als Gewichtsbeperking stilstaand en rijdend voor personen. Tegelijkertijd vraagt de stedelijke Locaties voor hubs materieel mn maat van Amsterdam om kleinere, lichtere en De komende periode bekijken we met de regio Om de bruggen en kademuren zoveel mogelijk te efficiënte voertuigen. De komende jaren vraagt welke locaties geschikt zijn voor logistieke hubs ontlasten en ervoor te zorgen dat het achterstallig dit om logische schakelpunten voor overstap en en personenhubs, eventueel in het kader van onderhoud niet (snel) verder oploopt, is in het overslag, in combinatie met voorzieningen zoals het gebiedsprogramma Samen bouwen aan Actieplan bruggen en kademuren opgenomen dat 52 De hub als integrale oplossing we het huidige beleid van de 7,5 ton zone herijken. Uitgangspunten hierbij zijn dat van 7,5 ton tot 45 ton alleen nog een ontheffing wordt uitgegeven in A4 els combinatie met een routetoets. Boven de 45 ton lente Ri worden geen ontheffingen meer verleend. Hierbij vervallen de vrachtroutes waar nu geen ontheffing voor nodig is. Deze komen pas weer beschikbaar HUB © als de constructies geschikt zijn voor het beoogde Touringcar Ek gebruik. We bekijken met de verschillende branches, buffer stalling EN zoals logistiek en touringcar wat de effecten hiervan zijn. Kiss & ride 5 Daarnaast onderzoeken we vanuit stedelijke hen logistiek en het programma Bruggen en kademuren maatregelen die de belasting van bruggen en kademuren door stilstaand zwaar materiaal of materieel beperken. Hierbij valt te denken aan bouwkranen of zakken zand die opgeslagen worden op een kade. De ontheffingen die daarvoor moeten worden aangevraagd, zoals de Tijdelijke Verkeersmaatregel en de Objectvergunning, zijn op dit moment niet gewichtsafhankelijk. Daardoor kan schade aan de kade ontstaan of kan een kade zelfs lossen. Venstertijden helpen de bevoorrading waarop een partij de bestelde goederen wil instorten. We bekijken of we deze regelingen wel van een gebied te reguleren. Vaak gaat het om ontvangen. Optimalisering van venstertijden vergt gewichtsafhankelijk kunnen maken. individuele laad- en losplekken, soms om hele bewustwording van het logistieke proces, een straten. De venstertijden kunnen verschillen integrale blik op de verkeersstromen in de stad en Ook bekijken we vanuit het programma Bruggen en per stadsdeel en per gebied, en zijn vaak in de de bereidheid om bestelgedrag aan te passen. We kademuren of de 7,5 ton zone de beste manier is om ochtend. Omdat de stad drukker wordt, botsen gaan samen met vervoerders en de winkeliers de het gewicht van rijdend verkeer te beperken of dat de venstertijden in toenemende mate met pieken gebieden onderzoeken om te komen tot betere dit anders kan, bijvoorbeeld met een beperking op in het verkeer, zoals de ochtendspits voor fietsers. venstertijden. aslast. Nieuw beleid zal voor een groter geografisch De gemeente bepaalt de venstertijden, terwijl gebied dan alleen stadsdeel Centrum gelden. ondernemers in de betreffende gebieden bepalen Beleveringskaart ontwikkelen Nu | wanneer ze iets bezorgd willen hebben. Dit is niet We ontwikkelen een dynamische beleveringskaart Optimalisatie van venstertijden Nu | efficiënt voor vervoerders, die moeten zorgen dat voor de stad. Deze kaart geeft een integraal beeld In verschillende gebieden in Amsterdam zijn ze binnen de venstertijden een gebied in rijden van de toegang voor logistiek tot de stad, en van de zogeheten venstertijden ingesteld voor laden en en vervolgens moeten wachten tot het moment ruimte en voorzieningen voor logistiek in de stad. Er Agenda Amsterdam Autoluw | H4 53 ee SS maken door minder autoritten > Figuur 22 Logistiek zorgt ervoor dat de stad blijft functioneren 30% en het stimuleren van bouwlogistiek over water. We Bo, werken samen met Waternet, Port of Amsterdam, Bouw- . gerelateerd 2 Oo, TNO, aannemers en watertransporteurs in het e project Amsterdam Vaart!, waarin bouwprojecten ne 4 B over het water worden bevoorraad. Amsterdam Retail 9 groothandel % Vaart! wordt uitgebreid naar de regio. Daarnaast 11% maken we ons sterk voor een bredere toepassing Dienst % 3 van bouwlogistieke gunningscriteria. Ook zijn we verlening Yo in gesprek met gebieden in ontwikkeling over het gebruik van multimodale bouwhubs. Na de bouwfase Pakket- . . e . kunnen die worden gebruikt om bijvoorbeeld afval bezorging Afval- . 7 over water af te voeren. In bredere zin onderzoeken verwerking we samen met het programma Varen en de logistieke branche wat de mogelijkheden zijn om meer —ì goederen over het water in plaats van over de weg \ Rl Je , te vervoeren. Ha mf MR wa Lm K Lj e « j \ ee e® ij . : B ba EA PT Î C) Gebiedsgerichte maatregelen Jo \: Mr om un ee ee Aanpak logistieke hotspots Am Dagelijks 25.000 bestelauto's en 6.000 vrachtauto’s binnen de ring Op sommige locaties, zoals de Ferdinand Bolstraat, A10. 15% van het verkeer is logistiek. is de druk op de openbare ruimte onaanvaardbaar groot. Dit heeft meerdere oorzaken, en oplossingen zijn altijd maatwerk. We helpen stadsdelen met kennis en expertise, zodat ze met de lokale komt eerst een kaart op basis van de huidige situatie Opschalen maatregelen voor bouwlogistiek Nu | stakeholders tot oplossingen kunnen komen in en regelgeving, die vervolgens wordt aangepast aan Bouwlogistiek is de grootste logistieke stroom verschillende gebieden waar zich problemen rondom nieuwe regels en beleid. Daarbij valt te denken aan in de stad en heeft ook de meeste impact op de logistiek voordoen. de zero-emissiezone voor vrachtverkeer die vanaf leefbaarheid van de stad. De gemeente speelt 2025 geldt, aan laadinfrastructuur of aan hubs in de een belangrijke rol bij veel bouwprojecten, als Meer multifunctionele servicestroken waar regio, aan de rand van de stad en in de verschillende vergunningverlener of als opdrachtgever van werken. geladen en gelost kan worden LM & Er buurten. Zo ontstaat er een duidelijk beeld over waar De afgelopen jaren heeft Amsterdam al verschillende Door een deel van de openbare ruimte in te richten welke voertuigen onder welke voorwaarden (zoals instrumenten ontwikkeld om te sturen op slimme voor flexibel gebruik, bijvoorbeeld voor logistiek of gewicht, tijd) mogen rijden, laden en lossen. en schone bouwlogistiek. Voorbeelden daarvan zijn touringcars, ontstaat er meer ruimte om snel te laden bouwlogistieke gunningscriteria bij aanbestedingen en te lossen. We onderzoeken hoe we oneigenlijk 54. de en oee \ TA alde FUL ‚ Es nn | El Ber S $ | Ai 4 À ij /l ij / een R EE zl en 8 Ni h Kad di Asked lt ESS vem een EARN AD IN KTA U VIA nn ins Aon l Ri E | SE a 5 GR | 5 \ N T Ö pe iet En . Eis ER VN EA UF L en zl E Tm | Er re En me NEN AAR 7 K A # 1 ik Ô En Te mm jee As AUD. NWO en n | ES j En OS NH | 19 Zn , , … ek Ei Ber ede ( \ Ar: ed gebruik van deze plekken kunnen tegengaan. Hierbij Tae ! ms | maden UN \ f-N /D A Ee wordt rekening gehouden met prikkels voor schone = ï MT En Pe SC Gs D eN A en stille voertuigen. We hebben specifieke aandacht N E 5 ed EE a ON „5 f f voor serviceverkeer dat bijvoorbeeld apparatuur ER En Ì bef op locatie nodig heeft. We inventariseren welke mn EE Ld EL, problemen (en oplossingen) daar nu voor zijn. GE ES Experimenten me / | pe lis Experimenten horecab ding FM | > | xperimenten horecabevoorrading EN sl Na bouwlogistiek is horeca de tweede stroom qua 4) R | We omvang en impact. Uit recent onderzoek van de E Ü \ ON, alsa Fr an . . À L Ö e ë | Î \! | Vn | md (| Hogeschool van Amsterdam blijkt dat de regio eed ; | | VINT ID EO © l Se nieten afstevent op een verkeersinfarct als de belevering [5 ij Ik, (a ed E Teil van horeca niet efficiënter wordt. Het bestelgedrag ks ze | 83 WN mar ORNE A [ van horecagelegenheden is daar een belangrijke Bs sl | me nde sleutel voor. Geen gebied is hetzelfde en daarom is | ne il maatwerk nodig. We beginnen met gebieden waar Me . . "5 5 = veel overlast is, zoals de Ferdinand Bolstraat, en eN Î n . . IJ BEN en Ta _ gebieden waar grote infrastructurele werken zijn, ee ete nd zoals bij de Raadhuisstraat. Samen met de branche 5 El DE en de Hogeschool van Amsterdam onderzoeken we ne EES PRATT TELT TEE LOIL LELLI ELLEELLE LEL LL Ld LIL hoe de horeca slimmer en efficiënter kan worden Í mm 4 = Ee er Re pr beleverd, bijvoorbeeld door te bundelen aan de rand P 4 dl Ta van een gebied of door verschillende leveranciers P 4 id i : mn | es samen te laten werken in het logistieke proces. Hé & Pa E l he ) Experimenteren met LEVV (licht-elektrische Ä pg Te E vrachtvoertuig) Am 4 We gaan samen met de branche en - kennisinstellingen experimenteren met LEVV's. LEVV's - kunnen maximaal 10-15% van de bestelautoritten AE vervangen. Dit vormt een goede oplossing voor 8 = == erodne 5 A = ge Es |H4 55 © Ruimte maken ® door minder autoparkeren Ongeveer 11%! van de Amsterdamse openbare ruimte wordt in beslag genomen door Figuur 23 geparkeerde auto's. In een hf 2 stad die drukker wordt, m we wringt dat steeds meer. Ay 3D Auto's staan het grootste 4x d Pie deel van de dag stil. Ruim Á dl ISR & 40% van de auto's van lt bewoners komt op een willekeurige dag niet van dennen à zijn plek. nn Ar 56 KEEN De enen En EEE hen, EE AEN Pi EE Ged GIL KE ed NTS RV HE Bere Cn ; ine RER Pe 3 Rin | PAS Se Na DAE ed RF 8 Ar ne GEE RD REU rn Jel er 5 ea KK EI AR H- den DN ARE Ee SON Mien ee AOILEES et TE RE GEE Ai die AAE En p e IAR) dE RE Ee — EN SN pl É rr Dar ROT hee as En Î RE nn Pt AD rt LA Ld A Oe Ot A RS RE en rl En gaa Ane” Nt en de ONE a TR ee } Ee Ri F ‚1 Ed | EE Ae 4 NA 5 - themed hike et NR || 0 IJ OR Bn 5 Een GE Ke Zelf en 2 m. nis Kr ic HAN Ae 7 nl OE | Jaan E NEA ik ERE Aen Ee TEN  me EE EN Pi tael $ ds Al u ze RAS SR ml PEAT _ nerds WE Tr ANR BET MN | e ln SS KA RE weten RACET Den OR U ij Td NIN OO Ti 1 ie repen t 5 nn ER _ nd eel Dn TE | zi ” TE es ia AAE ke EL Rn Ek s den = aer — F Pe rt Ee MR MOE TEER 0 ame Peren re Kom EO ee NER OE See BNN id . k ag EE a — ren Le HS . Ë Es SE ee EN en gt SI Nl OMRAN K n ef E, EE Ne On - e ge | ed ui Eel vl EN Rt Kee En LIN en On ma A ed AMER Pr | Ë KI EE rd rw mn a. Te enn MANE a hin pe Ee tn 5 zi de , nl mn, En ij zn pe kleen en 5 en es A en en ze Ee Er: nde Dect En, ë e Es TRE A nf gp Fes EE en ER ed en gn Na u | dom ne Dn Ee ee NE NEN en Ter aen sem OK TN en Ee ei Re en BE nt NER Re Eier. if n 3 Ce me GE Ge DE oc AN nn, N) We kunnen de ruimte veel beter gebruiken. We nemen 5.1 Ambitie voor [EME (2040) zo handig. Voor mensen die niet zonder auto kunnen, maatregelen om de vraag naar parkeerplaatsen af te zoals mensen met een fysieke beperking, is in de stad nu laten nemen. Dit biedt de mogelijkheid om t/m 2025 Meer dan vijftig jaar geleden stonden de Nieuwmarkt juist voldoende ruimte om de auto te parkeren. 10.000 parkeerplaatsen weg te halen. We bieden meer en het Haarlemmerplein vol met geparkeerde auto's. parkeren op afstand aan (in garages en bij P+R's) en Dat is nu bijna niet meer voor te stellen. Zo is het in We gaan aan de slag met deze ambities. Hierbij werken maken deelmobiliteit aantrekkelijker. Zo creëren we 2040 waarschijnlijk ook onvoorstelbaar dat er ooit zoveel we niet toe naar een vast eindbeeld. We kijken telkens of meer ruimte voor een prettige en leefbare omgeving. auto’s als nu in de openbare ruimte hebben gestaan. het weghalen van parkeerplaatsen daadwerkelijk ruimte In de binnenstad nemen auto’s nu nog schaarse ruimte oplevert, en we monitoren de effecten. Parkeerplaatsen in, langs kades en op de grachten. Ook in stadsstraten worden altijd pas weggehaald als dit daadwerkelijk staan vaak nog aan beide zijden auto’s geparkeerd. baten in de openbare ruimte oplevert. Per project wordt Tegelijkertijd leidt gebrek aan ruimte tot onveilige dit afgewogen. We geven sturing aan de opgave voor situaties of slechte toegankelijkheid. In veel (smalle) de periode t/m 2025 door de volgende ambities vast te woonstraten is de auto beeldbepalend en leidt deze tot leggen bij het opheffen van parkeerplaatsen: ruimtegebrek op de stoep. We nemen nu maatregelen m Een parkeerluw stadshart (tussen Singel en om ervoor te zorgen dat deze gebieden in 2040 veel Oudeschans). De druk op het stadshart is hoog. ruimer aanvoelen. Parkeren gebeurt meer uit het Ruimte voor voetgangers, fietsers, openbaar vervoer zicht, onder de grond of op afstand. Door het brede en laden en lossen is hier hard nodig. vervoersaanbod is het voor veel stedelingen mogelijk m Op weg naar parkeervrije stadsstraten. In zonder auto in de stad te wonen of de auto slechts stadsstraten is het zoeken naar de balans tussen sporadisch te gebruiken. Op afstand parkeren is dan wel verblijven en verplaatsen. Hoe minder objecten, hoe Agenda Amsterdam Autoluw | H5 57 Lf) Ruimte maken door minder autoparkeren TE ET RA Bet: / beter de balans. Parkeerplaatsen weghalen zorgt B nk? voor meer doorloopruimte en verblijfsruimte. Meer 54 Se 3 laad-en losvoorzieningen en fietsparkeervakken zijn fi nadrukkelijk wel mogelijk, omdat deze flexibel zijn ksa en in gebruik. 7 / X LN de, r - Pi ii m Op weg naar parkeervrije smalle kades in de stad je A} 4 5 (tot 7 meter breed). Vanwege de beperkte ruimte In E Pyt Ess la op deze kades is het weghalen van parkeerplaatsen El TD Pé vaak een goede maatregel om de situatie voor is id a =— 5 Ì Bs Zl sp voetgangers en fietsers te verbeteren. We pakken EN Zane en NK Sl Ig \ SN Ü [ # a { deze ambitie stapsgewijs aan omdat het weghalen dr: 5 mj ES Mara eeen IL UD NEN LN sf FN é an lm! Ns “l ie / zate 1 eer Efe ie: van alle parkeerplaatsen langs de smalle kades een SAT: rr. ik vene IEM NS LT ann nn WEES: | F ij hen es ndr = grote impact zal hebben op de omliggende buurten. de | EE el B DA € vl” A S% Jg en m Verminderen parkeerplaatsen langs grachten jj Ns, ER Ni, :À NRZ yy rs, mn ien i jk nn UNE SPAN N A lu e Ef En en kades. Langs grachten en waterpartijen in het | Ë (ZR he ij WEA Me ij k ee / , bs AN 5 Vn = er. En Unesco-gebied vervangen we schuinparkeren door Al Ee \\ NER ze) 5 SE | keren. We creë keervrije rakk eet en PE DIN SZ MEE angsparkeren. We creëren parkeervrije rakken waar Be! Ë UT NSE KE . . . r on CE len : ES - nr : AE dit voor meer ruimte en een fraaier straatbeeld zorgt. pe Ne vn me) We Ë knel NAS Ed NE ERN KE ek Ee Em ENT m Parkeerluwe woonbuurten. Doel is meer ruimte 58 SN Dr 1 ls Ki, EK B Ee rd ZA En : LE e ALES 2 EE AS voor groen, spelen en andere (buurt)voorzieningen SS ak A Bn Ls OEE EN eN RA DG NEN dn ef, eert | ee = EEEN re \ zn ne r\&, n= Ze De Lie EN Ez: asil iel L 3 EN ne, Da EE EN RS | ARES PIESNEN 1/1 ea Na TNB : ij, Sem UE ND) IJ NE ne te BEER Ll NR aen BERN | ak rh ude L de 58 _ Figuur 24 5.2 Maatregelen die we INE] nemen (t/m 2022) en voorbereiden voor Minder auto’s op straat Sn (t/m 2025) ay {0 NGE 5.2.1 Maatregelen autoparkeren Bewoners stimuleren om meer inpandig SO EN iN te parkeren im de a \ Stap voor stap en met oog voor de verschillende Op dit moment stelt de gemeente ruim 4100 ass ek belangen in de buurten halen we parkeerplaatsen weg. parkeerplaatsen in garages beschikbaar aan Pac We nemen maatregelen om te voorkomen dat er grote vergunninghouders (deels in commerciële, deels in À parkeerproblemen ontstaan en bieden alternatieven gemeentelijke garages). Niet alle garages worden ze voor autobezitters om op een andere locatie te al optimaal gebruikt. We nemen maatregelen EE EN parkeren. Op voorhand is het moeilijk te zeggen waar om dit te verbeteren, onder andere door de ES ze RD precies parkeerplaatsen worden opgeheven. De in uitnodigingsgebieden voor de garages te evalueren Te de vorige paragraaf genoemde gebieden vormen en de bekendheid van de maatregel te vergroten. ie ee een richtlijn. De uiteindelijke locaties zijn echter ook Ee EE afhankelijk van andere factoren, zoals de programmering Optimaal benutten van de bestaande ES Se Se van herinrichtingsprojecten in de stad. De snelheid parkeercapaciteit in garages Am & me NS 4 he waarmee ambities worden ingevuld, is afhankelijk van Naast inhuur van onbenutte parkeercapaciteit zijn we NR 8 84 PR het succes van de doorgevoerde maatregelen. Als constant op zoek naar kansen om parkeercapaciteit OI eN een garage niet of minder snel benut kan worden voor in het centrumgebied te verwerven. Eigendom kan S4 REN vergunninghouders, betekent dit dat er alternatieven in een aantal gevallen meerwaarde hebben ten v ee moeten komen of dat we projecten moeten opzichte van een inhuurconstructie. Op korte termijn es herprioriteren. zetten we in op aankoop van garage Centrum. Door TE de onbenutte capaciteit in deze garage te gebruiken voor vergunninghouders creëren we direct ruimte in het westelijk stadshart om parkeerplaatsen op te heffen. Daarnaast onderzoeken we of we het p aandeel vergunninghouders in onze eigen garages SN AE a kunnen verhogen. DANE NN \ NE eel je a |H5 59 Ruimte maken door minder autoparkeren bk =d | Ii nn r T NN ke EE | __ Am Ei En | Minder nieuwe parkeervergunningen E (LTA, maatregel gestart medio 2019) min RR ' SOCOM mm —_— mn fi ï | ik EN a: SS Ee | | Ì ; 4 | 5 ME u zl Het aantal parkeervergunningen in de stad neemt af. on LE eN nd EN AN IME sl dk De vergunningenplafonds (het maximaal aantal uit te De A Je 5 - id | sd N geven parkeervergunningen per gebied) zijn in heel en Tr | © ie a: Pe ip de stad verlaagd tot het aantal parkeervergunningen | Ps af B Ii hi dat op 1 juli 2019 is uitgegeven. Dit doen we om ; s ian | k ij | e EL een toename van het aantal parkeervergunningen te fm EE DME EE i | y : ee er NT Î DN Ee Dd ns’ > me voorkomen. Daarnaast worden de vergunningenplafonds ae EDES B 4) me > Dd jn ï EO in die gebieden waar de openbare ruimte schaars is, i: ee, te { nme gen al geleidelijk verlaagd met in beginsel gelijke halfjaarlijkse rosbhedi-vn kn ge ee EO ent ens al gr stappen. Bestaande parkeervergunningen worden Dn DO Ze — DO rr N niet ingetrokken, maar we laten de wachtlijst voor een WE 2 : OO ge j p parkeervergunning langzaam oplopen. Tot en met 2025 5 B a zp Pr Ü f leidt dit tot 9500 minder parkeervergunningen in de MN en Ti sr RI AK | ze stad en de ruimte om 7000 parkeerplaatsen weg te E 7 pe b ji lr d j Ie If halen. De komende jaren worden de effecten van deze en Ds ERNIE ved LE maatregel gemonitord, zodat vraag en aanbod in balans blijven. Op basis van een evaluatie in 2020 bepalen we of aanpassing van de maatregel wenselijk is en breed er ruimte voor dit soort invullingen. Bij herinrichtingen gedragen wordt. Ook bekijken we of het nodig is de Uitvoeringsbudget kleinschalige en/of wordt de vrijgekomen ruimte herverdeeld, in overleg grenzen van vergunninggebieden aan te passen. tijdelijke maatregelen Nu met bewoners en ondernemers. Ook buurten waar herinrichting nog op zich laat wachten, willen we op korte termijn laten profiteren van de autoluwe stad. Er komt budget voor kleinschalige tijdelijke (tot 5 jaar) of Tijdens de stadsdeelgesprekken hebben we veel semipermanente (>5 jaar) maatregelen in woonbuurten. goede, kleinschalige lokale ideeën gehoord om Hierbij werken we samen met de gebiedsteams. De woonbuurten leefbaarder te maken. Dit varieert van mogelijkheden zijn divers: bijvoorbeeld een zandbak in meer fietsparkeren tot het plaatsen van moestuinbakken, plaats van een parkeervak, tijdelijke groene parklets (een en van eBuurthubs tot extra ontmoetingsruimte. Nu tijdelijke groenvoorziening op een parkeerplaats), een de vraag naar autoparkeerplaatsen afneemt, ontstaat rijtje fietsenrekken of picknicktafels. 60 ï EN EN EE an PE; ne Ee TEE NT mn Di EE AE RENE A nn En EN TN te Ri hts 5) ie Do BEE Té | mm Te p E , tn EA Nn Ke et | gm se ee Zere in EE NE mn sn EN 3 d sj Rt rat ET an en | je AE pn £ { : \ pe VN n == Uit: an ‚le Ed ONE rm NE | Pe EE 4 3 „r . | | 5 1} Er A v Er Ne EN Le Mi TTS MS REE il ke Em Á L ln en ETE Û 4 ne IN P rr zen 4, fl T k ff a rd } an Ea | SN he EEN Pag ej tl la d Á # PS 5 gn „Ne p=: Bert | Ee | — Á \ Re AN je me AN À n =e IC El ks EN 3 ij /, ir n el E Pe ij en = AN J ä ‚ Ì 0 hek ve ii el E ! - ef | kt Alken be 7 | B ed Jd = Ei 4 ne \ ee Ln mm | A oi wd ì _ dn | | jn ij AE z Wes / A _ ü } k | / Eh. Be já | [ Le F EN | in eN VE MN | U af vn ban and A 4 ar zi Ln el bh 1 Kl Ze Ame; : Mh a | Et Z a ei We JN nn NN Eens / MR M/S bk A DE Ed Ne, ES E 5 d ii Hd sl LI Li A mt en PA ke h/ : NS —ú E be ed : E É EE. De - EN j y foe dn gn. , p b me MEP 7 hl. h_ 8 7 ë dei ee et É es - ee ze = en “ E ES p Ja K f et) | , Nrd . En e kh Hi N KE EET x bn Ee EE 5 5 Ee RE Wp Td TO 4 EN A a ORO pf Sne es Eeen A 4 e 5 rd: kN EEN ge = ne > A Li hi Ll d nde zn ee Die ied 4 En , ed ° > rf p = kh. 8 kh. mm E È ; een 5 Nn Pp NN - „ ek hen ne en U, P > e \ A F7 Shete Ze nn ze AK dE Se Ar ZNA E Ee df Ë n er : nel rn me h if . IE 4 | nl & Ee Zen SP in ek A en 5.2.2 Ee Gs PN P mr cn LE Tk ne Maatregel 26 Mi | 24 M 25 Beter en aantrekkelijker aanbod van aatrege aatrege ‚ deelauto’s realiseren Eenduidige parkeerregels Een visie en beleid op LEV's opstellen wm . We zetten in op het verlagen van de tarieven voor De afgelopen decennia zijn veel maatregelen genomen deelauto’s en stimuleren een stadsbreed aanbod van om parkeeroverlast in de stad terug te dringen. Het vele Bewoners en bedrijven verplaatsen zich steeds vaker deelauto’s. Zo worden deze auto’s voor meer mensen maatwerk heeft ertoe geleid dat er veel verschillende met Light Electric Vehicles (LEV's). Dit zijn kleine, lichte een aantrekkelijk alternatief. Daarnaast komen er maatregelen zijn, voor verschillende doelgroepen. elektrische voertuigen, zoals brom- en snorfietsen, eBuurthubs in verschillende wijken om lokaal het gebruik Het parkeerbeleid in de stad is daarmee niet altijd brommobielen (zoals Biro's) en bakfietsen. Zowel van elektrische deelmodaliteiten te promoten. Voor even overzichtelijk. We bekijken welke maatregelen voor personenvervoer als voor logistiek kunnen deze deelmobiliteit zetten we in op de volgende acties: aangepast kunnen worden om het parkeerbeleid te voertuigen zorgen voor minder ruimtegebruik. Met de vereenvoudigen, en komen in 2020 met een voorstel. opkomst van deze voertuigen staan we voor de opgave A) Lagere tarieven voor deelauto om duidelijkheid te geven over hoe we er als stad mee De kosten van een deelauto worden vaak genoemd om willen gaan. Hoewel LEV's schoner en efficiënter als reden om niet over te stappen. We willen met zijn dan auto’s, nemen ze nog steeds veel ruimte in. Ze aanbieders afspraken maken over lagere leges- en vragen ook om een andere manier van ordenen van de vergunningstarieven, op voorwaarde dat zij de ruimte. We komen in 2020 met een visie op rijdende en besparing als korting doorrekenen aan hun klanten. stilstaande LEV's. Agenda Amsterdam Autoluw | H5 61 Lf) Ruimte maken door minder autoparkeren mnd Ee Ten, Mi LT jar wenn ee enn zijden NONE eek 0] HE NE Autodate Ee al Ne EE NE ik 0 B) Uitbreiden deelauto’s in de hele stad (zoals an : Ce en es hee OE Zuidoost, Nieuw-West en Noord) ESSE HERE kh he ei e heli Kl Be Be ' NE : SN é Als het netwerk van deelauto’s in de hele stad d Ee 5 he àl ) 5 E Ek We | ® e wordt uitgebreid, wordt de deelauto voor meer LN J RE id í EAT : dad rd autobezitters een interessant alternatief. Dit geldt E el Ú N | Ke vi ne mn: n ij | TE EE zeker voor gebieden waar nog weinig deelauto's at neer 5 a Bes Der —d 3, ks P ak De là % Ô 5 Ne 5 staan, wat voor autobezitters vaak een obstakel | Ws) gn ek Ll B Hate L hed Bt. 8 / pn a mn vormt om voor autodelen te kiezen. In overleg met _ k fi aanbieders bespreken we wat er nodig is om het ze» O greenwheels 5 En 4 | ' aanbod in deze gebieden uit te breiden. A e) 5 e 3 d C) Eén loket voor autodeelinitiatieven im De o le } © ! Amsterdammers nemen geregeld zelf het initiatief Ee, r\, voor meer duurzame mobiliteit in hun buurt. Ze kijken daarbij vaker naar particulier autodelen: 5 ee k 4 samen met buren, vrienden of via een platform een en nen ze ii. auto delen om kosten en ruimte te besparen. Het is men niet altijd duidelijk wat hier precies bij komt kijken. Ook voor verenigingen van eigenaars (VVE's) of voor woningcorporaties is het niet altijd duidelijk Maatregel 27 hoe persoonlijke parkeerplaatsen kunnen worden P+R beter benutten en uitbreiden vervangen door gedeelde plekken. Amsterdam Monitoren effecten van zet een loket op waar dergelijke initiatiefnemers _______________————————————————— autodelen terechtkunnen met vragen, voor hulp en (start-)subsidies. In 1996 is het eerste transferium geopend bij de Autodelen heeft een positief imago. Amsterdam Arena. Inmiddels zijn er 4.400 P+R plekken Tegelijkertijd bestaat de kans dat beschikbaar en is het aantal gebruikers flink gegroeid. met autodelen het aantal autoritten Jaarlijks wordt ongeveer 550.000 keer gebruik gemaakt in de stad juist toeneemt. Met een van een P+R door meer dan 1 miljoen mensen. Het monitoringprogramma gaan we bijhouden P+R concept is in 2012 aangepast. Sindsdien is het welke effecten maatregelen in de parkeertarief € 1 per 24 uur bij alle P+R locaties (inrijden stad hebben, zodat tijdig kan worden na 10 uur). bijgestuurd. m 62 Amsterdammers nemen Hoewel we bezoekers vooral willen verleiden om dicht B) Van P+R naar een multifunctioneel overstappunt: e ee e bij hun woning over te stappen op het OV, zoeken we vergunninghouders uit het centrumgebied op P+R geregeld zelf het initiatief wel naar uitbreiding van de P+R-plekken in en rondom mi d Amsterdam. Hiermee spelen we in op de toekomst We creëren de mogelijkheid voor vergunninghouders voor meer uurzame waar in de binnenstad steeds minder ruimte zal zijn in en rond het centrum om op de P+R te parkeren. 1 14 1 voor voertuigen met groot ruimtebeslag. We nemen de We gaan experimenteren met een korting op het mobiliteit In h un bu u rt. volgende maatregelen: vergunningentarief, die oploopt naarmate er vaker Ze kij ken daa rbij va ker op een P+R wordt geparkeerd. Daarnaast kijken we . . of er andere doelgroepen in aanmerking kunnen naar pa rticulier autodelen . A) Uitrollen regionaal P+R-beleid Nu | & komen. Met GVB maken we afspraken over voordelig Voor een goede bereikbaarheid in de regio openbaar vervoer tussen de woning en de P+R. Om Amsterdam is het gunstig als er meer mogelijkheden meerdere doelgroepen te bereiken passen we de zijn om van de auto over te stappen op een ander informatievoorziening over P+R aan. vervoermiddel (meer ketenverplaatsingen). P+R De meeste P+R's staan in de weekenden en op voor een (vroege) overstap van auto naar trein of We gaan experimenteren met het aanbieden feestdagen vol, maar nog nooit waren alle P+R's bus hoort daarbij. Daarom streven we naar een van deelauto’s op P+R's voor reizen de stad uit. tegelijkertijd vol. P+R's worden vooral gebruikt door sterker P+R-netwerk in de regio. We gaan samen Nieuwe doelgroepen en andere vormen van bezoekers van Amsterdam, die daarmee wel voor extra met de regio bestaande plekken beter benutten vervoer maken van de P+R een multifunctioneel verkeersdruk op de Ring A10 zorgen. 's Nachts en door en waar nodig het aantal plekken uitbreiden. Ook overstappunt: een hub, voor zowel stad-in de week zijn er nog veel P+R-plekken beschikbaar. streven we samen met de regionale partners naar (bezoekers) als stad-uit (bewoners). Toeristen, P+R heeft een bescheiden effect op de verkeers- en een samenhangend en eenduidig P+R-concept. Dit dagjesmensen, uitgaanspubliek, werkforenzen parkeerdruk in het centrumgebied: 0,1% minder verkeer helpt om de snelwegen in de regio te ontlasten. en bedrijfsbezoekers kunnen nog steeds terecht en 1-2% lagere parkeerdruk, maar in bepaalde buurten We werken toe naar een systeem met een logische op een Amsterdamse P+R. Zij betalen op termijn kan het wel een verschil maken. tariefopbouw (verder van de stad, lager tarief). een in stappen verhoogd tarief in een logische regionale tariefopbouw. We streven naar een effectievere benutting van de Uit recent onderzoek in opdracht van de provincie kostbare P+R-ruimte rondom OV-knooppunten. We Noord-Holland, het Rijk en de regiogemeenten zoeken naar een optimale benutting 24 uur per dag, (programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid), C) Uitbreiden P+R zeven dagen in de week, met een maximaal effect op blijkt dat de ruim 50 P+R's in de regio rond de parkeerdruk in het centrum en de verkeersdruk in Amsterdam bij trein- en busstations (ca. 12.000 Uitbreiden bestaande locaties Amsterdam en de regio. Er moet een aantrekkelijk en plekken) doorgaans druk gebruikt worden. We creëren extra plekken op bestaande locaties. samenhangend regionaal P+R aanbod komen. We willen Ongeveer de helft van de parkeerders gebruikt De bestaande en succesvolle P+R Noord (nu 442 meerdere doelgroepen gebruik laten maken van de P+R met overstap naar trein of bus en een andere plekken) bij station Noord van de Noord/Zuidlijn P+R's, gaan onderzoeken welk aanbod daarbij past en eindbestemming. De overige parkeerders hebben krijgt er zo'n 700 plekken bij in een parkeergebouw. wat het effect is op de bezetting van de P+R's en op de hun eindbestemming ter plekke en maken bij hun Op de korte termijn wordt de toenemende parkeerdruk in het centrumgebied. reis geen gebruik van het openbaar vervoer. drukte op deze P+R verlicht door slecht benutte Agenda Amsterdam Autoluw | H5 63 Lf) Ruimte maken door minder autoparkeren T parkeerplekken in de dichtbij gelegen Bomengarage (IJdoornlaan) in te zetten. @ ® Bij P+R Zeeburg (600 auto- en 20 touringcarplekken) @ is vergroten ook een mogelijkheid, maar deze @® P+R verhuist vanwege de gebiedsontwikkeling op ® hd 0) ® Zeeburgereiland eerst naar een parkeergebouw op @ @ een nieuwe locatie dichter bij de A10, achter het ® tankstation in de Bedrijvenstrook. In 2020 wordt een @® deel van de plekken daar al naartoe verplaatst op rt: - . ® een tijdelijk terrein. Daarna wordt op basis van het >) gebruik verdere uitbreiding overwogen. Nieuwe P+R-locaties @ ®@ We zoeken nieuwe locaties voor P+R in de stad. ® © @ Locaties die in aanmerking komen, zijn onder meer @ ® ® © Gaasperplas langs de A9 bij het metrostation (tot 0) @ 2014 fungeerde dit al als P+R), in de buurt van het ® ®@ @ Coenplein bij de A8/A10 (snelle busverbinding) @ @ en langs Anderlechtlaan/Qude Haagseweg bij de @ Od © A4 (snelle busverbinding en in toekomst mogelijk @ ® ®@ © metro). Ook kijken we, in het kader geplande 1) ) werkzaamheden aan de A10 Zuid, naar mogelijk ® interessante locaties in de regio, zoals nabij Schiphol, ®@ @ Breukelen en Badhoevedorp. ® © @ D) Nien naar uitbreiden P+R-kortingsgebied ® ® ® Het P+R-kortingsgebied wordt beperkt uitgebreid, ) gericht op de drukste gebieden van de stad. De P+R © is bedoeld om de drukste gebieden van Amsterdam ) @ te ontlasten, niet om meer forenzenverkeer met de auto naar Amsterdam te faciliteren. Als het kortingsgebied te dicht bij de P+R komt te liggen, bestaat de kans dat de P+R een garage voor EN nabijgelegen bedrijven wordt. Dit risico zullen we afwegen bij de uitbreiding van het gebied. < 64. NEF MT , Ì me ‘ re ma nde 4 È ® we Zij de ed | oen Per - ie Ì mmm nT - ® ® @ 8 … $ ad e 1 r en TT | 5 | [ | FO ú k d e ri wed ef 5 Ö Ì =E8 Bie EE EN idd f B a! a : ' Ba Prettige openbare ruimte , Ei 5 # Ri 3 He ee ard En | Ï 1 Ii ET mT a a ET T 1 vn EON SEL TE Er. RE Hel rt Ëte ies ks 12 joo es a + a 8 Ne Gn en al ie rel NT | Ae ï k Am 4 a, ie EN RAE En A | arn “ In F3 Ke rn Oe Ez Ta a Zo ah t rr ï ; d a kn 1 ij ef EA Ì % ER Tt \ Ge be be | | li | u \ \ J ng, TR ILL en | AEN msi ETET 2 _m : Er at ed | | en | ü 7 ip 4 : f 8 ef Eet Le ehs El | FS | ‘ Î / a En Jij i ar à ed Mel BEE het ; Hi | 5 EN il mai A As BA hi : | | £ Ee 4 Eej Le 4 p= EEE À EN _ FR | A MEE er | | | — ” =| He We ï | | Î E Ie Mi | | al EN ENE eN Pes Nl iki. PS De ey | ab IS, LEET Cl zE nes ® A « hr En | Re D EN 5 gr ne ik € K Ô Ee kl ARS \ B a! f Pp: rl Nrd # N a …N 3 EE Zal ee sb 7e Ek 5 A Mes Bene ES di Y [4 Dal L le Ure NN B ek! A en SN n| nn . In dit hoofdstuk zetten we de uitgangspunten voor de en | 4 B Vâ Sk E ee MO verschillende gebieden op een rij. Het is een uitsnede == SE ed Ì ER 3 = En en Sal NR van het boekje ‘Inrichtingsprincipes voor een autoluwe en _P Ô a SS stad’ dat is opgesteld ten behoeve van de Agenda Te nn } RS Ef ee LJ B Amsterdam Autoluw. De inrichtingsprincipes geven de En ee ke he nn en Ee En ee ns mogelijkheden om in projecten samen met bewoners en EE ee en Een ondernemers tot een goede inrichting te komen. 6.1 Stadshart Uitgangspunten Dit doen we door: m Rijdende en geparkeerde auto’s maken ruimte m Parkeren op straat gefaseerd op te heffen. In het In het stadshart is de ruimte beperkt en de druk op voor voetgangers, fietsers en verblijfsfuncties. stadshart is de ambitie om straten waar mogelijk de openbare ruimte zeer hoog. Verbetering van de m Doorstroming van het OV en fiets blijft parkeervrij te maken; leefbaarheid en toegankelijkheid is hier de grootste gewaarborgd en wordt waar mogelijk verbeterd. m Straten te herinrichten met hoogwaardige opgave. We geven prioriteit aan verblijfsruimte en m Er komt meer ruimte voor laden/lossen en materialen en meer groen, waarbij de pleinen actieve verplaatsingen. parkeren van fietsen, scooters, kleine elektrische verbijzonderd worden en een eigen karakter voertuigen en deelmobiliteit. Hiermee worden de krijgen; stoepen beter toegankelijk. m Doorgaand autoverkeer te weren met circulatiemaatregelen, intelligente toegang en/of autovrije deelgebieden. Agenda Amsterdam Autoluw | H6 67 NQ Prettige openbare ruimte ee nn me Et VCS EE AAPS N zhe \ lt Jt En 0 Ee e \ Kd Doet A He 5 el Ee ZE 4 ln A a Ne Eee TS las x ii da SN / Rt an: pd NE a ln iK Ai me | A nn Ee RS / Ber GEN fn tn Á aes EN 0 ; ed er mi re gf | En BE As Ee if | ë EE nk en nt A Ee oe COELAN it mt 1/5 dn e \// > EA dien ennn 7 Pl ne E Ff es ij id; EE tg eed IT | Ml na a Eene Ì ind U if en Le PET Aq hel We PE r | U brrr ete KR ne LE Ali bende an ee er VB ERE ee aan am TT NE BN To /A Ak Hee E Ne Mt Hee BNR /£ , An LN emme Ì 8 4 NA ’ enn Ë 2 6.2 Grachtengordel Uitgangspunten Dat doen we door: De grachtengordel is Unesco Werelderfgoed. We gaan m De grachten dienen goed en toegankelijk te zijn, m Instandhouding van de kades: we voeren zorgvuldig om met dit gebied. De opgave is om op ook voor mensen met een beperking en ouders herstelwerkzaamheden uit en verminderen de grachten de toegankelijkheid te verbeteren en de met kinderwagens. Daarom krijgt voldoende, waar nodig tijdelijk de belasting van de kades. esthetische waarde ervan te vergroten. Tegelijkertijd veilige en obstakelvrije voetgangersruimte Kadeherstel en herinrichting van de openbare speelt hier de problematiek van kwetsbare kades en prioriteit. ruimte gaan hand in hand; bruggen. Voor de straten zonder gracht in dit gebied m Er komt meer ruimte voor laden en lossen en m Omzetting van schuin- naar langsparkeren, gelden uitgangspunten van paragraaf 6.3. voor het parkeren van fietsen, scooters en kleine gecombineerd met het gespreid opheffen van elektrische voertuigen. parkeervakken; m Deelmobiliteit wordt toegevoegd als alternatief m Zeer smalle kades (tot 7 meter) waar mogelijk voor autobezit. parkeervrij te maken bij herprofileringen; m Parkeren maakt gedeeltelijk plaats voor m Doorgaand autoverkeer (waar nodig) te weren, nutsvoorzieningen, waaronder afvalcontainers en met circulatie-ingrepen of intelligente toegang; elektrische laadpalen. m Op de middellange termijn een aantal rakken m De ruimtelijke kwaliteit van de grachten wordt langs hoofdgrachten volledig parkeervrij te verbeterd door het zicht op het water te maken; herstellen en waar mogelijk de ruimte langs het m Alserop termijn meer (parkeer)ruimte vrijkomt, water vrij te laten. ook ruimte langs het water vrij te laten. Daarmee komt het uitzicht op het water vrij en wordt de verblijfskwaliteit vergroot. 68 a Ee ‘ 4 7 d , + ee ESE En | | | , J ANS + " Ki e de a: Ì ej AR EN | 5 MA) si dl VIN ee ù AX 7 Khan E Es | 8 | fe ú F4 ’ \ AK hae 4 : | | B S ee: (> nk U 9 “A 1 AE Ì in 4 y % N Nt Zi => kl 7 | | Y i Ô S pT 5 EN RE. $ 08 mn \ | 2 F , kt Sd B ijle | k B | ZZ w Vn egg bewegtosr |RT | 7 4 An ; Rij i : Te! Ar / erpen Nar é | kN 4 ORR eis / bij groen é Î | Î LT 2 N \ =d e, } Kn ï Le F el Í | | E Ne eee LV == gE / Fia’ eed — à EN RE, 4 AAE a @ Ee ed … , And ; lassen voor j- ee A # \ k \ Ë Dent pn iej B =n hs Verein Gent! jÀs ï ‘ n AE Hi Ml nn, ek i > sé 8 EDS Ee ENE E 6-20-1100 en À Nx k NEN DEL A Thed iP, Hi nl atb A 7 N | "5 5 en A er me EI k oe EI hi Mit A 8 = dd B | , 6.3 oa ee je a PN, Ted \ ij LE A Re 3 | : En k4 Es Es en UE Alen DT EE Pre amet e 8 in À Gemengde woonbuurten zijn de buurten rondom het ne be pi ES SE OT Ae 8 Ee I eed nk Er centrum, die zich de afgelopen vijftien jaar kenmerken af DE. Ë gee, BAE ER sie 3 IS a bt ge Ey door een sterke toestroom van een gemiddeld ENKA en kak C ol sia | —_ K en + Dr, 5 4 | \ p hoogopgeleide bevolking met een stedelijke en Î Ki ä Ede 1 pe Ak | E ì uithuizige levensstijl. Dit gaat gepaard met de komst Ee An . f rd 5 , | Al | EE, _ et van nieuwe detailhandel en horeca in bestaande ER A re MAREN REN En A ik, 8 As Ent ini: \ bl 3 ze stadsstraten, maar ook steeds vaker in woonbuurten nn Eire ef Û dr Ze A VIN ef Pd a — zoals de Pijp, de Jordaan, de Indische Buurt en Oud- EN SES it RL Ae ee 7e Jp ri |K rg | f : West. De afwisseling tussen rust en reuring staat soms RIEN Cf SL on . . | | Er d | ' iN 5 onder druk door de vestiging van publieksfuncties | \ | et H ang Ae \ had Ki al } in woonstraten. De focus ligt in deze gemengde Sl ; f Ì VR E EE woonbuurten op meer ruimte om prettig te kunnen Et Ef | En RR N Ee 3 verblijven, ruimte voor voetgangers en fietsers en het « 1 jg . i - dl 5 pn =d verbeteren van buurtgroen. Maar ook op ruimte voor 2 . 8 A, eg \ laden en lossen, om bevoorrading te faciliteren. OR EN 5 Pan A , ET AE EE Eh De ruimtelijke druk op de (gemengde) woonbuurten neemt in eerste instantie toe, omdat statische functies (parkeren, deelmobiliteit, oplaadvoorzieningen, etc.) gedeeltelijk vanuit de stadsstraten naar de buurten verplaatsen. Op de stadsstraten is deze ruimte het hardst nodig om de toenemende verkeers- en verblijfsdruk op te vangen. Zodra het effect van autoverminderende maatregelen zichtbaar wordt en Agenda Amsterdam Autoluw | H6 69 NQ Prettige openbare ruimte T de parkeerdruk afneemt, kunnen we op grotere schaal aanpassingen doen in het profiel van woonstraten. Uitgangspunten Dat doen we door: m Voetgangers, fietsers en de verblijfsfunctie staan m Parkeerplekken op te heffen met tijdelijke De ambitie voor gemengde woonbuurten en in woonbuurten centraal. inrichtingsvormen, vooruitlopend op een woonbuurten is vrijwel gelijk. Wat sterk zal verschillen, m Wie bij zijn voordeur móet zijn met de auto, toekomstige herinrichting; zijn de uiteindelijke maatregelen; de inrichting kan erbij (Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV), m Parkeerplaatsen verspreid op te heffen voor van vrijgekomen ruimte en de snelheid waarmee bewoners met een beperking, etc.). deelmobiliteit, fietsparkeren en laden/lossen, veranderingen worden doorgevoerd. De druk is m Erkomen bredere stoepen, met ruimte om te waardoor er meer vrije ruimte op de stoep bij gemengde woonbuurten groter, waardoor de verblijven en elkaar te ontmoeten. ontstaat; noodzaak van meer ruimte zich hier eerder en sterker zal =m Meer ruimte voor laden/lossen en parkeren van m Waar mogelijk geconcentreerd parkeerplaatsen manifesteren. Ook vraagt functiemenging vaak om een fietsen, scooters en kleine elektrische voertuigen op te heffen voor meer ruimte voor voetgangers, andere indeling van de openbare ruimte, bijvoorbeeld draagt bij aan de bereikbaarheid van de spelen en groen; om terrassen, logistiek en fietsparkeren voor bezoekers woonbuurten en verbetert de toegankelijkheid. m De snelheid voor (auto)verkeer in woonbuurten te te faciliteren. =m In woonbuurten moet deelmobiliteit volop beperken tot maximaal 30 km/uur; beschikbaar zijn als alternatief voor (auto)bezit. m Waar mogelijk en gewenst straten parkeer- of m We maken ruimte voor afwisselende en autovrij te maken. Delen van de buurt kunnen uitdagende speelvoorzieningen met meerwaarde worden omgevormd tot fiets/voetgangersgebied op buurtniveau. of voetgangersgebied; m We maken ruimte voor ‘goed groen’: groen = Op buurtniveau de prioriteiten goed op elkaar af dat voldoende maat heeft, goed ingepast te stemmen, zodat aanpassingen in de straat ook wordt en bijdraagt aan de leefbaarheid, op buurtniveau meerwaarde hebben. We maken klimaatbestendigheid en biodiversiteit. én vullen de ruimte samen met de bewoners en m Vermindering van het aantal autoparkeerplaatsen ondernemers; biedt ruimte voor betere nutsvoorzieningen, zoals m Hubs voor deelmobiliteit te realiseren, zodat afvalcontainers, schakelkasten en verdeelstations. bewoners kunnen overstappen van (auto)bezit Deze zijn onmisbaar voor de leefbaarheid in de naar gebruik; buurten. m Het aantal parkeervergunningen te verminderen m Statische functies, zoals fietsparkeren voor en autoparkeren op afstand te stimuleren, omwonenden, worden - voor zover mogelijk bijvoorbeeld in parkeergarages of op een P+R. - vanuit de stadsstraten opgevangen in de woonbuurten. Bij voorkeur op de koppen van de straten. 70 ie y — ES En id 8 ad ik ds il, nr F ï DGA De | rn, DMI 4 En med / EN | Ze Lel ES Á Á ml e / % en ; pn tn tk, Per B. 8 DE 4 4 b N | nj ä 5 se 5 best ï en Babs pe Pp pr Li e N ; ER dn en | P4 | Ô q RR enn pel de A B rn anp . ed LE RE Ens GB kg Ei TAS Sd =en. == e, Mdk oe ke p Í IJ | GRE: 5 oi rr AAA 5 is ij E Ke Ee h ig de ee , Be d I 7 d A \ 5 Et nele ze et a DE sd Baden Ten W / Á p RK ZA} A SANNE: 7 | 4N A Bamm Áo a TUR EN De TN Jan en Teds VE, bed } p a An { Ü | ij) El Re On vee AM ZED eh UE EA AE | ij I Ï 1 Alf » | Lj et me} kj Ten RTE Td | TE el B Íi 6.4 Stad Br LEET Ol KN tee ‚4 stadsstraten IS ä dd en ge ed 0 IE OE Ba AS u rE ei Ki d ES en E i Npe | Lee : ki U iT IT 1 OL hÀ NES ER ii, RN: k maen Een stadsstraat is een straat met een belangrijke [ TI AE lij 1 ham : 3 Ì ei B 3 ì | , Ll AID ber en ess economisch-maatschappelijke functie op verschillende 8 It ú 1 We lä 1 iN WE en _ SEN es Jt In pe Ll eee EE schaalniveaus. Stadsstraten liggen altijd in intensief Te en pel ë ol En TLK ht on 4 | et EE e= bebouwd gebied. Stadsstraten zijn door hun verblijfs- en mn en sp eg TE M r Ke TE len Ti ld e . … . n SAN AAL IL Ee E „ A a, le. Wekt ku cal | Ë H Ae E verkeersfunctie een belangrijke schakel in het netwerk. In MRV 4 aje ET Rn Mi oe et | Ek | zE. de plinten van een stadsstraat zijn tal van voorzieningen meis Ee Te el sn | LS Á ke Tân ke a A en op straat is het relatief druk. Stadsstraten zijn KO ET ie 2 Sor nl el = Î mn Is es Dj L ke cn lins 3 doorgaans lange(re) straten, zoals de Kinkerstraat in f ee 8 À iK Pee e Td en West, de Linnaeusstraat in Oost, de Ferdinand Bolstraat pe ed ie _ Eene == mn en == in Zuid en de Nieuwezijds Voorburgwal in Centrum. en en U : In veel stadsstraten is de ruimte voor voetgangers 5 ge mn En _— En en fietsers te beperkt, als gevolg van de stapeling ene ne 7 dr Ee pmm ee an van functies. Door laden en lossen, fietsparkeren Pi 8 en ie Be nn en obstakels nemen de doorloopruimte en de toegankelijkheid verder af. In de stadsstraten maken … , we daarom ruimte voor voetgangers, fietsers en OV. Stadsstraten hebben een verblijfs- en een Stadsstraten worden zoveel mogelijk vrijgemaakt van e ee autoparkeren. verkeersfunctie(s) en zijn daarmee een belangrijke schakel in het netwerk. Agenda Amsterdam Autoluw | H6 71 NQ Prettige openbare ruimte T De verblijfskwaliteit wordt verbeterd door de stadsstraten hoogwaardig in te richten. Waar mogelijk Uitgangspunten Dit doen we door: voegen we groen toe, waarbij ontbrekende schakels in m Prioriteit voor voetgangers, fietsers, openbaar m Stadsstraten parkeervrij te maken bij de hoofdbomenstructuur worden hersteld. Daarmee vervoer en verblijfsfuncties. herinrichtingen, als die ruimte nodig is voor versterken we de groenstructuur. m Autoverkeer blijft welkom. We onderzoeken andere functies (groen, voetgangers, openbaar per situatie of vermindering van autoverkeer vervoer, fietsers, etc); meerwaarde heeft om bijvoorbeeld verkeer te m Waar mogelijk modaliteiten te mengen (fiets/auto mengen. of auto/tram) en de snelheid te verlagen (30 km/ m Ruimte voor laden/lossen en fietsparkeren in uur); vakken. m De beschikbare ruimte flexibel in te richten m Zo min mogelijk statische functies, zoals (bijvoorbeeld de combinatie fietsparkeren/ laden afvalcontainers in smalle stadsstraten. en lossen); =m Zo min mogelijk deelconcepten en oplaadpunten m In nieuwe profielen meer ruimte te maken voor voor voertuigen langs stadsstraten. voetgangers; m _Stadsstraten functioneren als minihub voor m Logistiek beter te faciliteren, met goede laad/los- e aanliggende buurten; pakketjes worden hier voorzieningen; Stadsstraten functioneren 20 pere Ee: | bezorgd en door bewoners afgehaald. m De verblijfskwaliteit te verhogen door mooie als minihub voor m Bij stadsstraten die ook hoofdroute zijn (Plusnet materialen te gebruiken en groen toe te voegen; . Auto of S-route, zie 6.5), is voorlopig de functie m Statische functies zoveel mogelijk te verplaatsen aan | IGG en de bu urte n; voor het autoverkeer zwaarwegend. naar de zijstraten of de achterliggende buurten. pakketjes worden hier bezorgd en door bewoners afgehaald. 72 me A % B el IN 6 3 / OO + bne enten = _ Vi OE E 5 E) hj Een 8 il Lj en ml m_E pmen” ef; T Se n E ie an de SAAS ’ jn En ge ee B a ; ee %. un dE en rn er ig EE Tr) 120 el mame ” | 4 enen _ú ha Me , À NR / See, ee eff Ee er en : ae Trad Ll SEN PN SEN iP he En re et OE oes LT se Me enig mf rn mn — Dl A | \ IJ ee A DE, dl il ren en en 7 En. \ 3 Ae 4 Li Tr 68 ir ar en DE nd „ ej EL, ä " De lele De Se Mk AE MD st On rn DE gg Neta X en EE 5 Û hr nj el ol en Kin I & Sante ii > Ad PA TN rader AN mr pe en ek we ND - te SNN An 6.5 Hoofdroutes auto Rn nk il ayn ee : = 8 Een ì lk Sm | nt A mn Or Autoluw i kwesti impel | het Kramti sf NR ges eer Ade utoluw is geen kwestie van simpelweg al he BA | ie ke NRE 1E E autoverkeer uit de stad weren. We verminderen onl vat ah 55 td e en. der eden DE ae: An : Á het autoverkeer zorgvuldig en geleidelijk. Elke E dek PE EE rn Ee en Ie a . . . . EE il | EA in d Te ee iT en F il : stap is erop gericht om de bereikbaarheid van de mm: re Pe eee hae en Ee Ee | stad te waarborgen. In eerste instantie weren we mer ER 4 5 ns ® Ee Ee ek ' hiken. n doorgaand verkeer zoveel mogelijk van de kleinere ee Red Re - 5 ee B NS. wegen. Dit betekent dat het autoverkeer meer wordt RE P. de En EE ANN NE 5 | KE geconcentreerd op de hoofdroutes (Plusnet Auto en De EG , : a ga Ln De £ he en, in Le bis 3 5 S-routes). Hier dient een goede doorstroming van het EH TRE 3 ge a EE \ kn ee de. SEE verkeer te zijn. Deze aanpak, in 2018 vastgelegd in het k IE ie ei End EEN A Ne et WV Me 4 ei NE beleidskader Verkeersnetten, zetten we voort. El en Kp en | —} Ne NN : Ke LE EE Ed en Op korte termijn wordt het autoverkeer op de Sm nn : Dee Ee EEE zb hoofdwegen drukker, omdat we autoverkeer van de stadsstraten wegleiden. Op de hoofdwegen in het . . centrumgebied, waaronder de S100, ligt een grotere We verminderen het autove rkeer Zorgvu ldig opgave om de leefbaarheid voor omwonenden te e ee e e garanderen. en geleidelijk. Elke stap is erop gericht om de Indien nodig nemen we passende maatregelen om bereikbaarheid van de stad te waarborgen. eventuele effecten op de leefbaarheid te voorkomen of te verzachten. Belangrijke maatregelen op hoofdroutes Agenda Amsterdam Autoluw | H6 73 NQ Prettige openbare ruimte T zijn afstemming van de verkeerslichtenregelingen op de belangrijkste verkeersstromen. Doorstromend verkeer is Uitgangspunten Dat doen we door: beter voor de luchtkwaliteit dan files. Hierbij zullen we m Voorlopig wordt de huidige kwaliteit en capaciteit =m Op korte termijn de capaciteit en doorstroming vaak moeilijke keuzes moeten maken: het is niet altijd van de hoofdroutes minimaal behouden. van bestemmingsverkeer per auto via deze mogelijk om én de doorstroming én de mogelijkheid m Waar nodig — en mogelijk — verhogen we bij hoofdroutes te waarborgen; van oversteken én de prioriteit voor OV te behouden. kruispunten de capaciteit, om autoverkeer uit m Waar mogelijk en waar nodig parkeerplaatsen de wijken en van de stadsstraten te kunnen weg te halen om de doorstroming te verbeteren In een later stadium kijken we of het autoverkeer kan verplaatsen naar de hoofdroutes. of voorzieningen in te passen; worden verminderd met gerichte maatregelen of zelfs m We nemen verzachtende maatregelen =m De luchtkwaliteit te verbeteren, zie Actieplan helemaal kan worden omgeleid. Dit kan plaatselijk om te waarborgen dat de leefbaarheid Schone Lucht (2019); leiden tot een flinke verbetering van de leefbaarheid en en toegankelijkheid (o.a. luchtkwaliteit, m Hetbeperken van de barrièrewerking van de oversteekbaarheid, waardoor mogelijk meer gebieden oversteekbaarheid) rond deze routes niet hoofdroutes; verblijfsgebieden kunnen worden. Hiervoor is het nodig achteruit gaan als autoverkeer naar de m Te onderzoeken of de A10 (een deel van) de dat de totale instroom van het autoverkeer vermindert hoofdroutes wordt verplaatst. functie van de stedelijke hoofdroutes over kan en dat er afspraken zijn over benutting van andere =m Op termijn komt er op hoofdroutes meer ruimte nemen; hoofdwegen. voor fietsers, voetgangers, verblijfskwaliteit en m Halteerplekken voor touringcars op de logistiek. hoofdwegen toe te voegen. m Bij hoofdroutes die ook stadsstraat zijn (zie 6.4), is voorlopig de functie als hoofdroute voor het autoverkeer zwaarwegend. 74 mm OL „Á Ed MS De 5 De Md L b: E ze 8 [ oe L 5 _ « Î à | TE _ £ af 4 A he Ee nae [05 # 7 A ‚> ned hs \ JA m FP Sj 5 b \ C3 Se: 5 4 n OI / 8 . <t ld ie. e GN 5 n _ n ì p pr EE a ie kh 6.6 De nieuwe stad (stedelijke me 1á nn 5 ontwikkelgebieden) mn es In de nieuwe stad is de menselijke maat leidend. De > 5 En en nieuwe bewoners kiezen bewust voor een autoluwe wijk. ns Es : ES Met stedelijke ontwikkelgebieden als Haven-Stad en nn ee IJburg-2 wordt een nieuw type stad toegevoegd, gericht eee en ; op actieve verplaatsingen. Op straat zijn nauwelijks geparkeerde auto’s zichtbaar. De openbare ruimte biedt veel ruimte voor lopen en fietsen, groen en ruimte voor ontmoeten, spelen en ontspannen. Op de verschillende Uitgangspunten Dat doen we door: hubs is er een interessant aanbod aan gedeelde m Hoge bouwdichtheden met in de openbare m Inrichting gericht op een mooie openbare ruimte mobiliteit. ruimte prioriteit voor actieve verplaatsingen om te kunnen ontspannen, recreëren; (voetgangers en fietsers), openbaar vervoer en m Weinig geparkeerde privéauto's op straat; In de nieuwe stad is goed openbaar vervoer, dat aansluit verblijfskwaliteit. m Hubs met onder andere deelmobiliteit, om de op de belangrijke bestemmingen en overstappunten in noodzaak voor autobezit te verkleinen. de stad. De ruimte voor privéauto's is hier zeer schaars. Parkeren op afstand in P+R's is voor bewoners daarom een logische keuze. Ook de logistiek is zoveel mogelijk georganiseerd via hubs, zodat waar mogelijk kleinschalig … . . elektrisch vervoer de wijken ingaat. We benutten zoveel Met stedel IJ ke ontwil kkelgebieden als Haven-Stad en mogelijk het potentieel van bulkvervoer over water. e IJburg-2 wordt een nieuw type stad toegevoegd, gericht op actieve verplaatsingen. Agenda Amsterdam Autoluw | H6 75 NQ Prettige openbare ruimte Ee / PS PSS A | aas | IA NS \ 8 | Ô EE ï î ih | DE É F nt mn Si PS nf | | k 4 tin Û Ï jn 7 OO je ä Á Ek X 7 EG Sie on IE knn me 1 n | IJ NES u Eren. [004 Í 1 hl ann Ee En Nd \ i ei ER 1 TEV RAK MW ] fe ET 7, | Uji ikan zi / Un es Pr i id E on EEn di en me mn jn A nnn VR \ RE - d in (har VEREEN : gd ps i n k Fn E ee ed 2 Á hi ze all 1 k Camp 5 \ neen WALEN me ET | en ins EL At er À Se N | 6.7 Werkgebieden an et sld El Al AE MER TD Ee EES Amsterdam kent binnen en buiten de ring A10 : er ie dan lk ie] ted ER Ge li a NEE RAE A EEE verschillende bedrijven- en kantorenterreinen. Hier is niet alleen de bedrijfsmatige/logistieke functie van belang, maar ook de pendel van personen die er werken. Daar waar de monofunctionele werkgebieden Uitgangspunten Dat doen we door: transformeren naar gemengde woon- en werkgebieden m Werkgebieden zijn onmisbaar voor de economie m De autobereikbaarheid van werkgebieden te is de opgave extra complex. Hier bouwen we een van de stad en moeten per (vrachtjauto goed borgen, zodat bedrijven goed kunnen blijven nieuwe, autoluwe stad, terwijl de bestaande stad moet bereikbaar blijven. functioneren; blijven functioneren. Ook hier geldt dat we streven naar m Werkenden en bezoekers moeten voldoende m Te investeren in de kwaliteit van doorgaande een leefbare en toegankelijke stad. Vanaf het begin alternatieven voor de auto hebben om het fietsverbindingen, zodat bezoekers en hebben we hier daarom een goede mix van schone en werkterrein te bereiken, zoals regionale werknemers sneller de fiets pakken; actieve mobiliteit beschikbaar en is het ruimtegebruik fietsroutes en goed OV. =m Te investeren in oplossingen voor de laatste van de auto geminimaliseerd. m Een aantal bedrijventerreinen transformeert op kilometers, zoals deelfietsen bij metrostations om termijn naar gemengde woon/werkgebieden. werkgebieden beter te ontsluiten; Niet alle bedrijventerreinen transformeren naar De inrichting van de openbare ruimte en de m Bij herinrichtingen te vergroenen, om de gemengde woon- en werkgebieden. Voor die bereikbaarheid moeten daarop aansluiten. kwaliteit, biodiversiteit en klimaatbestendigheid bedrijventerreinen blijft goede bereikbaarheid per van werkgebieden te verbeteren. (vrachtjauto van belang. In de Bedrijvenstrategie 2020- 2030 (volgt eind 2019) wordt uitgewerkt om welke terreinen het gaat. < 76 OD a | Sn Ne | ae [ |_/ | en n | | 1 ER Vn \ Í f ’ 4 ' « N \ | / Pel ir | d | Á | Î Ik ge ein Me | i f \ | | 8 j Dn N | * ij U ë FER he | Ee Kas …) ot Mi Nl / & \ (2 hk 1 RN a , E À p à p en Pe \ „ , eN Pp 7 he ; Zalf RN ' 7 ie , 5 Bj El n en a | d - le NN 8 rn . 8 je Z / N md Ne, J En e PO On ll MA AN EN di Re EL B AAN E, pen $ [ naai re Pr 4 ne EN Ì Pe Ee En, Be, u Ep N s ke 4 4 Lams! ro pt SE ES aM __ EE Re Ee EE br aen hr, Semi ek IA Ei „Wiz al En ei MEL f dr Al i ke, ed 4 4 Er Pe E a Ff, pa n br 7 Li N ATS " ie SE 4 Vd p Was A > kl | en vd > | NN Mid) OW ( ei d eg EAS EN » f PP oe GW ke mre Pf 6 8 ; , | LN Dr a pi EN Ee RN A EP 7, NG Sd Dn WE en he sis . | 1 . el rd k | í | sm 4 ak ‚ - Ee L " * nn, ind d - Ie > dn dked El Beed | ü , n O Isati rganisatie, T icati fi e ee 7.1 Organisatie van de uitvoering van Samenwerking en tempo de Agenda Amsterdam Autoluw Het succes van de Agenda Amsterdam Autoluw staat of valt of met samenwerking en het juiste tempo. Het gesprek met de stad heeft de agenda het fundament De Agenda Amsterdam Autoluw vormt de start van een gegeven om verder op te bouwen. Drie groepen ambitieus programma om meer ruimte te creëren voor belanghebbenden zijn hierbij van belang: (1) bewoners een leefbare en toegankelijke stad. Pilots, projecten en en bedrijven van Amsterdam, (2) overheden en onderzoeken zetten we uit via het lopende programma overheidsorganisaties, en (3) de interne organisatie van Programmatische Uitvoering Maatregelen Autoluw de gemeente. (PUMA), of we brengen ze onder in de lijnorganisatie of bij andere lopende thematische programma's, zoals Bewoners en bedrijven het Meerjarenplan Fiets en het programma Taxi. Parallel De samenwerking met de bewoners en bedrijven aan het opstellen van de agenda zijn we gestart met van Amsterdam is van groot belang. Uit de vele de invoering van een aantal in het coalitieakkoord suggesties die gedaan zijn tijdens het gesprek aangekondigde maatregelen. Zo zijn de parkeertarieven met de stad, komt een grote betrokkenheid naar voor bezoekers verhoogd en zijn we gestart met het voren. Deze betrokkenheid willen we vasthouden in opheffen van parkeerplekken op straat. participatietrajecten, bijvoorbeeld bij de herinrichting van straten en bij lokale initiatieven. De stadsdelen hebben een belangrijke verbindende rol bij deze trajecten en bij de uitvoering van maatregelen. 78 Deze samenwerking geldt uiteraard ook voor de pas later kunnen. Dit houdt de agenda flexibel, bij de gemeentegrenzen. Autoluwe maatregelen en mobiliteitsexperts, vervoerders en vertegenwoordigers waardoor we kunnen bijsturen op basis van draagvlak, het stimuleren van mobiliteitsverandering vergen dus van het bedrijfsleven. ‘Zij zijn graag bereid om mee te onderzoeksresultaten, pilotuitkomsten en politieke afstemming over gemeentegrenzen heen. Dat geldt ook denken en kunnen dan ook een meer actieve rol spelen koerswijzigingen. Onder andere in samenwerking met voor het zien en grijpen van samenwerkingskansen, en bij het bereiken van de doelstellingen’ (zie bijlage Amsterdam Bereikbaar zorgen we voor een geregelde voorkomen dat de maatregel van de ene gemeente tot A, Het gesprek met de stad). In het gesprek hebben afstemming met de vertegenwoordigers door een problemen leidt in de andere gemeente.’ (zie bijlage A, zij aangeven dat ‘er aandacht nodig is voor de wijze Kopgroep mobiliteitsexperts samen te stellen. Het gesprek met de stad). waarop en het tempo waarin we een autoluwe stad bereiken’. Mede hierom hebben we de maatregelen Overheden ingedeeld in im en | Later | Niet alles kan Daarnaast is in het gesprek met de stad benadrukt dat Gemeente tegelijkertijd, maar we houden oog voor kansen om samenwerking tussen de verschillende overheden vooral Er gebeurt bijzonder veel in de stad. Met verschillende zaken te versnellen. We zijn realistisch als maatregelen in de regio belangrijk is. Mobiliteit stopt immers niet (mobiliteits)programma’s werken we aan de stad van morgen. Dit doen we onder andere met de programma’s Luchtkwaliteit, Smart Mobility, Fiets, Varen, Stedelijke Logistiek en het Actieplan bruggen en kademuren. Samen met de Vervoerregio werken we Programmatische aanpak Deze aanpak geldt nadrukkelijk niet alleen onder andere aan de Investeringsagenda Mobiliteit, We gaan door met de programmatische werkwijze voor het gebied binnen de Ring A10 ten de Ontwikkelstrategie Stedelijk OV 2020-2030, waarmee de afgelopen jaren veel succes is zuiden van het IJ, maar juist ook voor de het Regionaal OV Toekomstbeeld en het regionale geboekt. Het programmateam PUMA speelt stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw West. fietsnetwerk. Al deze ontwikkelingen zijn van invloed op een centrale rol bij de uitvoering van de Agenda Ook daar zien we kansen om de openbare de mobiliteit en de openbare ruimte in de stad en de Amsterdam Autoluw. Dit programmateam ruimte te verbeteren. Vanwege de specifieke regio. We bezien de verschillende maatregelen daarom kan snel inspelen op de actualiteit en heeft de opgaven werken we samen met de stadsdelen in samenhang en stemmen de uitvoering ervan goed op volgende kerntaken: aan een passende aanpak. elkaar af. 3. Het programmateam speelt een verbindende 1. Het programmateam is verantwoordelijk voor rol met partners die mede-eigenaar en de uitvoering van verschillende maatregelen, financier zijn van de opgave, maar ook tussen bijvoorbeeld voor het uitvoeren en evalueren de lijnafdelingen en de betrokken diensten en van de pilot Weesperstraat (maatregel 13) stadsdelen onderling. of voor afspraken met de Top 20 grootste 4. Het programmateam zorgt voor behoud van werkgevers over hun bijdrage aan een overzicht en samenhang via coördinatie in de leefbare stad (maatregel 19). besluitvorming en informatievoorziening over 2. Het programmateam faciliteert projecten de autoluwe aanpak. waar nodig door het leveren van coördinatie, 5. Het programmateam rapporteert aan advies, capaciteit of in bepaalde gevallen — het bestuur over de doelstellingen en de indien nodig — een financiële bijdrage. voortgang van de uitvoering. Agenda Amsterdam Autoluw | H7 79 PN En nen Ee Organisatie, communicatie en financiën We | k KS T as E ‚8 Eve lk mee; an he et, ht mn Heh Sne k , in ie 4 nn zene "MND A SEN Zl. Rs Ohad eN. EME Sim NV re EREN Ste RS i A j 8 1 st Ee KE de Pd SEA pee: 7.2 Communicatie Î Ad , B = al SO We Meer lucht, meer ruimte en een bereikbare stad. Ruimte N f p SR 5 voor voetgangers, fietsers en spelende kinderen. N B : A j \ mn Ee Verhogen van de kwaliteit van de openbare ruimte en hi A { We ark meer groen. Maar wat betekent het voor bewoners, « E 7 td r Á q d ondernemers en bezoekers? 8 a 8 5 i ER id | p De 27 maatregelen uit de Agenda komen deels voort uit dl ed Tj d ie | iN sie de intensieve gesprekken die we hebben gevoerd met jk 4 Es re Ee nn Een Î \ E. ) d de stad, experts, en de regio. En ook na vaststelling van Ee nt ne Pak \ de Agenda blijven we bij de concrete uitwerking van ° Ü À - oe if af projecten met veel verschillende mensen in gesprek. De / EN en, ï b nn a Pr manier waarop, de middelen waarmee en de mate van ea zE Gm - J invloed zullen per maatregel verschillen. Het gesprek zal 8 - ab en : 5 in welke vorm het dan ook wordt gevoerd, bijdragen aan WEE en het draagvlak voor de maatregelen en daarmee aan het k gn can gere B behalen van de doelstellingen van deze Agenda. k En ke: De maatregelen in deze Agenda zijn erop gericht om Amsterdammers, ondernemers en bezoekers 7.3 Financiering van de Agenda De uitvoering van de maatregelen in de Agenda van de stad steeds vaker te laten kiezen voor andere Amsterdam Autoluw Amsterdam Autoluw kan grote financiële consequenties duurzamere alternatieven dan de auto. Met de strategie hebben, waarvoor besluitvorming separaat aan van faciliteren, stimuleren en reguleren maken we het De Agenda Amsterdam Autoluw omvat een college of gemeenteraad wordt voorgelegd. De uiteindelijk voor iedereen mogelijk om over te stappen groot aantal maatregelen en kan resulteren in een investeringsopgave richt zich op het uitvoeren van pilots, op duurzame mobiliteit. Belangrijk is dat mensen die investeringsprogramma waar op termijn een orde van het starten van planvorming voor nieuwe projecten, zich zorgen maken, zich gehoord voelen en (h)erkenning grootte van € 500 - € 700 miljoen mee gemoeid is. Dit het stimuleren van lopende initiatieven, zoals de ervaren, en dat mensen die de urgentie herkennen er betreft nieuwe maatregelen, maar ook deels lopend werkgeversaanpak, en de uitrol van de eerste OV- ook vól voor mogen gaan. We kiezen niet voor een werk en genomen investeringsbeslissingen waarvoor al maatregelen. Belangrijk is dat we naast de investeringen stadsbrede oproep of zichtbaarheid, maar kiezen voor middelen beschikbaar zijn. Het gaat hierbij onder andere middelen reserveren voor de dekking van de de gerichte communicatie per maatregel, naar de om middelen in het kader van de Uitvoeringsagenda handhavingskosten, kosten voor beheer en onderhoud deelgroepen en beslismomenten van de verschillende Mobiliteit/Autoluw, het Meerjarenplan Fiets en de en gemeentelijke exploitatiekosten (zoals P+R). Ook maatregelen. We nemen mensen mee in onze Investeringsagenda Mobiliteit (Vervoerregio Amsterdam). een eventuele derving van parkeeropbrengsten of afwegingen en dilemma's. We presenteren niet alleen Daar bovenop is er in het Stedelijk Mobiliteitsfonds voor korting voor autodelers kunnen als structurele kosten de uitkomst, maar maken ze deelgenoot van de weg de periode 2020-2023 een reservering van circa € 40 worden gezien. De financiële samenwerkingsafspraken er naartoe. Dat vergroot het begrip voor onze aanpak miljoen opgenomen om te kunnen starten met de uitrol van het college schrijven namelijk voor dat dekking en de keuze die we maken. We laten Amsterdammers van de kortetermijnmaatregelen A en om te starten gezocht moet worden binnen het bestaande budget en derden aan het woord die bijdragen aan de transitie met onderzoeken en voorbereidingen voor middellange- van het begrotingsprogramma (2. Verkeer, Vervoer naar meer lucht, meer ruimte en een bereikbare stad. en langetermijnmaatregelen ( en ps. en Waterstaat). Per maatregel zal bij de voor te 80 chef ede hk el î re Tere £ IA hi ï 5 mn ne EN ENA IS EUEEN) , Mie MEL an IE) TRE hk zet En Bn Hat (RESRE AIN ER | n A En hel en | Et U IE me ee Î : MEE. REDER Ë ke | Ì Î Ek er Ï oid 1 LL ik, el Ia ) | Ee ed fa hj / Ë Ô bi hl 4 Re leggen uitvoeringsbesluiten bekeken worden hoe en te Ee : il we in de dekking van structurele lasten kunnen 5 á ne, zt er en voorzien. Om op de lange termijn de leefbaarheids- en NS 3 en WN ë jn 9 en toegankelijkheidsambities te kunnen realiseren J Kf > in combinatie met de groeiende stad is er een ee Bik En schaalsprong nodig in het openbaar vervoer en een nieuwe visie op de functie van de ring A10. Bij het OV gaat het dan om nieuwe metroverbindingen, HOV- verbindingen (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) naar de regio en andere regionale schakels. Deze kosten zitten in ieder geval niet in het eerdergenoemde bedrag. Amsterdam kan deze investeringen ook niet alleen We doen nog veel meer in de stad creëren we kansen voor innovatieve mobiliteit. dragen. Naast de parkeerinkomsten van bewoners en De Agenda Amsterdam Autoluw staat niet op zichzelf. Ook starten we pilots die bijdragen aan schonere bezoekers (die in het Stedelijk Mobiliteitsfonds terecht Met de volgende gerelateerde programma's maken en slimmere mobiliteit. We werken aan de komen) kijken we hierbij nadrukkelijk ook naar externe we Amsterdam klaar voor de toekomst. Voor al deze mobiliteitscentrale van de toekomst, die ons in staat bronnen, zoals Publiek-Private samenwerking, de programma's is ruimte nodig. stelt drukte te voorspellen en voorkomen. Vervoerregio Amsterdam, het Rijk en mogelijk ook EU- m Met de Metropool Regio Amsterdam (MRA) en m Het overkoepelende programma Stad in Balans subsidies. Ook kijken we bij maatregelen die bijdragen het Rijk werken we aan het programma Samen 2018-2022 is gericht op een nieuw evenwicht aan gebiedsontwikkeling naar de grondexploitatie/ Bouwen aan Bereikbaarheid, met als doel om tussen leefbaarheid voor bewoners en gastvrijheid Vereveningsfonds. een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat te tegenover bezoekers. behouden. m Het Actieplan bruggen en kademuren omvat een Evaluatie en monitoring m De komende jaren staat de uitvoering van veel grootschalige aanpak van bruggen en kademuren Monitoring maakt integraal onderdeel uit van het werkzaamheden aan de infrastructuur op de agenda. om de veiligheid en functionaliteit ervan te uitvoeringsprogramma Autoluw. In het kader van Met het programma Amsterdam Bereikbaar waarborgen. de parkeermaatregelen houden we het aantal zet Amsterdam zich samen met de regionale m Het programma Fiets zet in op comfortabel opgeheven parkeerplaatsen en de verlaging van het wegbeheerders in om knelpunten in uitvoering te doorfietsen, gemakkelijk fietsparkeren en — met Het vergunningenplafond bij. Ook kijken we wat er gebeurt voorkomen en extra maatregelen te nemen, om de Nieuwe Fietsen — op innovatie en gedrag. Doel is om met de vervoerskeuze van Amsterdammers en bezoekers bereikbaarheid zo goed mogelijk te houden. wereldfietsstad te blijven voor iedereen die fietst in en de autokilometers in de stad, waarbij we streven naar m In het Actieplan Schone Lucht nemen we Amsterdam. een afname van het autogebruik. We houden daarnaast maatregelen die de luchtkwaliteit in de stad m Met het programma Verkeersveiligheid werken we bij hoe de vrijgekomen ruimte wordt ingevuld. verbeteren. De belangrijkste ambitie is dat per 2030 continu aan een verkeersveiligere stad. Bij de uitvoering van de maatregelen voeren we alle mobiliteit volledig uitstootvrij is in de stad. m Het programma Taxi komt met een agenda voor projectevaluaties uit om erachter te komen of de m Het programma Amsterdam Klimaatneutraal is meer grip op een veranderende taximarkt. beoogde effecten daadwerkelijk optreden en of er erop gericht de CO ‚uitstoot in de stad terug te m Het programma Touringcar is erop gericht om geen ongewenste bijeffecten zijn. Op basis hiervan dringen. We willen dat de uitstoot in 2050 95% lager touringcars goed in te passen in de stad en overlast kunnen we de maatregelen in de agenda eventueel is dan in 1990. Mobiliteit is een belangrijke pijler om terug te dringen. bijstellen. We rapporteren jaarlijks over de voortgang deze ambitie te realiseren. m Het programma Varen stelt regels over het gebruik van de uitvoering. m Methet programma Smart Mobility zoeken en van het water en de afmeerlocaties in de stad.< Agenda Amsterdam Autoluw | H7 81 En Maatregelen- overzicht H3 Meer schone en actieve verplaatsingen Spoorboekloos reizen invoeren in het We verhogen de frequentie op een aantal OV-lijnen. Bij gebleken succes breiden we Dm 31 stedelijk OV (FreguentNet) FreguentNet uit. & ‚ , En We onderzoeken welke slimme nieuwe busverbindingen toegevoegd kunnen mn & 32 Slimme nieuwe verbindingen toevoegen ne . . . . worden om reizigersstromen van gebieden buiten de ring A10 en de regio met de Amsterdamse OV-poorten , P+R locaties en hubs te verbinden. 3. Ruimte creëren voor OV met betere We verbeteren de doorstroming voor OV door waar mogelijk vrijliggende bus- en Dm & 33 doorstroming en toegankelijke haltes trambanen te realiseren en door de verkeerscirculatie en verkeerslichten aan te passen. OV uitbreiden in de avond en nacht: pilot Met een pilot onderzoeken we de haalbaarheid van het uitbreiden van OV in de Dm 33 nachtmetro nacht Op de twee drukste trajecten laten we de metro langer rijden in de nachten van vrijdag op zaterdag, en zaterdag op zondag. EN OV financieel aantrekkelijker maken 34 a) Kids Vrij Amsterdam Op woensdagmiddag en in het weekend gratis met het OV reizen voor kinderen t/m Dm 34 11 jaar. IM Combitickets voor grote publiekstrekkers Samen met de grootste attracties en vervoerders creëren we aantrekkelijke combi- Dm 34. tickets voor toegang en OV. Probeeraanbod op verandermomenten We maken een pakket van probeeraanbiedingen gericht op momenten dat het mn 35 mobiliteitspatroon verandert en veranderende situaties in de stad. B Subsidie en loket kleinschalig buurtvervoer Loket en opstartsubsidie voor buurtbusinitiatieven. Dm 35 Voetgangersvoorzieningen verbeteren op We borgen bij herinrichtingen de ruimte voor de voetganger door te streven naar een nm 36 basis van het beleidskader Ruimte voor de vrije doorloopruimte van minimaal 1,80 meter. Voetganger Agenda Amsterdam Autoluw | B1 83 — Maatregelenoverzicht Top 15 van (stads)straten met In overleg met bewoners en ondernemers doen we kleine ingrepen in de top 15 Nu 36 voetgangersknelpunten aanpakken stadsstraten om obstakels te verminderen en de doorloopruimte voor voetgangers te verbeteren. Deelfietsen bij metrostations We gaan deelfietsen bij verschillende metrostations plaatsen, we beginnen bij Nu 37 metrostations met werkgebieden die niet direct naast metrostations liggen. Notitie Afwegingen bij Amsterdamse Met de notitie als uitgangspunt geven we 30 km/uur straten een voor fietsroutes Nm 38 fietsstraten, fietspaden & fietsstroken gewenste inrichting. toepassen H4 Ruimte maken door minder autoritten Meer ruimte creëren in (stads)straten voor We werken er de komende jaren stapsgewijs aan dat stadsstraten prettig worden om Nm 42 fietsers en voetgangers te lopen en te fietsen. 8 a) Meer ruimte in straten waar de intensiteit In straten met een lage auto-intensiteit nemen we maatregelen om de verblijfsruimte Im 42 laag is (< 5.000 motorvoertuigen/etmaal) te verbeteren. PM Gebiedsgerichte aanpak in straten met een We onderzoeken welke haalbare circulatiemaatregelen ingezet kunnen worden om de Nu & 42 intensiteit van > 5.000 motorvoertuigen/ verblijfsruimte te verbeteren. etmaal c) Onderzoek op hoofdroutes We kijken welke mogelijkheden er zijn om de hoofdroutes (S-wegen en Plusnet Auto) & 43 aantrekkelijker en leefbaarder te maken. 13. Pilot knip Weesperstraat We bereiden een pilot voor om in de Weesperstraat voor een aaneengesloten Nm 43 periode (van één of meerdere weken) een knip aan te brengen. Voorafgaand brengen we met een nieuw kentekenonderzoek de huidige verkeersstromen in kaart. Intelligente toegang invoeren We gaan op een slimme manier toegang verlenen en verkeersstromen digitaal Nu 44 managen om onnodig (doorgaand) verkeer te weren. Zo wordt verkeer gereguleerd en kunnen bepaalde doelgroepen voor bepaalde locaties op bepaalde tijden toegang krijgen. 84 Hoogwaardige fietsverbinding oostelijk We gaan een hoogwaardige fietsverbinding aanleggen tussen het oostelijk Pontplein Nm 46 Pontplein - Meester Visserplein realiseren en het Meester Visserplein. Om de hiervoor benodigde ruimte te creëren wordt de en herinrichting Kattenburgerstraat Oostertoegang eenrichtingsverkeer voor auto’s. Doorgaand autoverkeer richting de IJtunnel moet rijden via de Piet Heinkade en de Kattenburgerstraat die, dankzij het herinrichten en verleggen, een stuk leefbaarder wordt. Verkeersluwe noordelijke Van Woustraat We brengen een knip voor autoverkeer aan in de noordelijke Van Woustraat, Nu 47 en een betere OV-bereikbaarheid van de waarmee een aantrekkelijk straat ontstaat waar mensen graag verblijven. De oostelijke oostelijke Albert Cuyp realiseren Albert Cuyp wordt beter bereikbaar voor het OV door de tramhaltes te verplaatsen. 17. Fietsroute Haarlemmer Houttuinen nog Er komt een doorgaande fietsverbinding van Amsterdam Centraal naar stadsdeel Nu 48 autoluwer West. Hierdoor vermindert het fietsverkeer op de Haarlemmerstraat en de Haarlemmerdijk en wordt de Haarlemmer Houttuinen veranderd in een autoluwe, open, aantrekkelijke en groene woon- en verblijfsruimte. Alle woonstraten tot verblijfsgebieden Bij herinrichting of groot onderhoud aan woonstraten waar 50 km/uur gereden wordt Nu & 49 maken de snelheid en inrichting aangepast naar respectievelijk 30 km/uur en verblijfsgebied. Gedragsmaatregelen voor een efficiëntere We ontwikkelen samen met netwerkorganisaties en publieke partners een Nu 49 benutting van het netwerk werkgeversaanpak waarmee we de twintig grootste werkgevers in de regio willen bewegen zich in te zetten voor verduurzaming van hun mobiliteit. Maatregelen nemen voor efficiëntere 52 stadslogistiek a) Doorontwikkeling hubstrategie Ontwikkelen van slimme logistieke schakelpunten, waar mogelijk in combinatie met Nu 52 andere functies. ME Actualiseren regelgeving We actualiseren de regelgeving met betrekking tot logistiek, onder andere door: Im 52 m Gewichtsbeperking stilstaand en rijdend materieel =m Optimalisatie van venstertijden m Beleveringskaart ontwikkelen =m Opschalen maatregelen voor bouwlogistiek el) Gebiedsgerichte maatregelen We nemen de volgende gebiedsgerichte maatregelen: Nu & 54 m Aanpak logistieke hotspots m Meer multifunctionele servicestroken waar geladen en gelost kan worden Agenda Amsterdam Autoluw | B1 85 — Maatregelenoverzicht (a et: 8 Maatregel Toelichting Cina Pagina d) Experimenten We voeren de volgende experimenten uit: Im 55 m Experimenten horecabevoorrading m Experimenteren met LEWV (licht-elektrische vrachtvoertuig) H5 Ruimte maken door minder autoparkeren EN Minder auto’s op straat 59 E)) Bewoners stimuleren om meer inpandig te We nemen maatregelen om bestaande inpandige parkeercapaciteit voor Nu 59 parkeren vergunninghouders nog beter te benutten. JM Optimaal benutten van de bestaande We kijken constant naar kansen voor het verwerven van bestaande garages in het Nu & 59 parkeercapaciteit in garages centrumgebied. Minder nieuwe parkeervergunningen We verminderen het aantal uitgegeven parkeervergunningen in de stad door de nm 60 vergunningenplafonds stapsgewijs te verlagen. 23. Uitvoeringsbudget kleinschalige en/of We stellen uitvoeringsbudgetten beschikbaar voor buurten die wel willen profiteren Im 60 tijdelijke maatregelen van de autoluwe stad, maar nog niet in aanmerking komen voor een herinrichting. Zo kan de ruimte die vrij komt door de afnemende vraag naar autoparkeerplaatsen bijvoorbeeld ten goede komen aan fietsparkeerplekken, groen, extra ontmoetingsruimte, et cetera. Eenduidige parkeerregels We werken in 2020 een voorstel uit om meer eenheid te krijgen in het huidige nm 61 parkeerbeleid. Een visie en beleid op LEV's opstellen Light Electric Vehicles (LEV's) zijn in opkomst. Hierdoor staan we voor de opgave Im 61 duidelijkheid te geven over hoe we er als stad mee om willen gaan. Beter en aantrekkelijker aanbod van 61 deelauto'’s realiseren E)) Lagere tarieven voor deelauto We maken met aanbieders afspraken over lagere leges- en vergunningstarieven, op Nu 61 voorwaarde dat zij de besparing als korting doorrekenen aan hun klanten. b) Uitbreiden deelauto’s in de hele stad (zoals In overleg met aanbieders bespreken we wat er nodig is om het aanbod uit te Nm 62 Zuidoost, Nieuw-West en Noord) breiden naar gebieden waar nu nog geen aanbod is. & 86 el) Eén loket voor autodeelinitiatieven We richten een loket in waar Amsterdammers terechtkunnen voor vragen, hulp en Im 62 (start)subsidies voor duurzame autodeelinitiatieven in hun buurt. a) Uitrollen regionaal P+R-beleid We gaan samen met de regionale partners bestaande plekken beter benutten en Nu & 63 waar nodig uitbreiden. We streven naar een samenhangend en eenduidig P+R- concept. c) Uitbreiden P+R We breiden de P+R-capaciteit in Amsterdam uit, we zetten in op: 63 m Uitbreiden bestaande locaties, zoals P+R Noord m Onderzoek nieuwe P+R-locaties, zoals Gaasperplas Agenda Amsterdam Autoluw | B1 87 RES ben Re IN RA ER NN en ee NE EE 4 e mat 5 Ee tn tn Ali: bb le Ee EM ER en EE Uitgave: Ne 5 En É ; SR 2 5 } Ee no bs A D Gemeente Amsterdam, Verkeer & Openbare Ruimte, SE A AN Aan Ne Se En a 10 december 2019 SE dee ë Tekst en redactie: SEU Ee 5 Gemeente Amsterdam, Verkeer & Openbare Ruimte Ek EE ek So Dn Vormgeving: hi id De E A ee et 4 N É yr Ë DSGN.FRM ee RE Ò Fotografie & afbeeldingen: 6 es ze Fotobank Amsterdam, Ruimte & Duurzaamheid, % j gn 88 | N J 0 Verkeer & Openbare Ruimte & 2 nn WE TEL Meer informatie: eh Ee | B & Gemeente Amsterdam, Verkeer & Openbare Ruimte in En ne NE Postbus 95089 | 1090 HB Amsterdam f E Ì mi ik d AAE telefoon 1402 Te IR | B  Pe www.amsterdam.nl/autoluw ä a je Ni Copyright Verkeer & Openbare Ruimte (V&OR) k vana Aan de inhoud van deze publicatie kunnen geen e rechten worden ontleend. V&OR aanvaardt geen _ d = - - aansprakelijkheid voor onjuistheden/onvolledigheden. ed 5 Ne E7 rn en de en 3 nerd er : nk hie kn Per, order n= ace re , / 78 eN i ef de Pd 4 ge 4 fi Een hi SN rl ed K EE ie BE Te n FO UD EVE NARE b AL À 10 BAS en B, IND NRE eed lm it enn te rd OEE : jl ng RS En A - , En WA ri 7 2 S er Ü: Eid ren DE ie . — TE En en E SEK wrd > rt 5E bd pz À TTN RE 7 Bir sf MA Kd ed bi ne ie, de Oi ii ge Be DE 5 | bar nn: | at: KAN NL el 20 ie oe rr me ee Ted re À r Fr Ae LN a Ee AD En PL dd an EA Le Ne ve Ar ke EL HEE PET Pee lS Td ee BATE ú De Ed TL . Ten EA Wets Is REE A et ri err E. Wi Ee RE eed Vache ed Per Ee Eme dl p end ee RS Tar er: Een ERS: DA A tn ke a B EI LE) Te WE Kr 29 Re Ere dt AST an NEA En, 5 4 dn Ek 14 Je AV Id En ir Eren EE ar EN hel: ir) Rd en eit Ie de 1 rl NEER Fi A Bed A ORE er ä Pj 5 3 PE p Ei ES hee Re et gp al ik hed Te, KAT KN Wire ale EEE Detd anne EEn ar B rt en B En : Aer do Ee Ng AGE N, (hAl AE PAR FA en EEE en kj 3 B se a AEK Hi : 7 eG A ge B PE en eN pre EJ RS AND 5 ES Enk ee Ee BE, a te RAR er gr, Un en Me FN bata ee AND ze EEN ori Arde ee ee er A Bee a NT nn Ed EN B EN EN een tk MEE LN NE nee wen MA A Eer er TEE ee honne Oek ee EN EN Br ar DM er Tir Laet Ed en ha kT di Era Ber TEA! EE En he dn ST vee te Ee en ú Toi oi 4 AE be En, ER AE ee: he FD fl TE at en DE Bn ae EI EN Bd en Re bedel wrd AAE KR ERE, EE Kr denk R TRAE An Ed Ne A fid ES 4, EE nn Bee TEE Gent Ted nd et vk (RS iere ak PNL RDE NEN Et a hr nie” Mo De Ed B ee 5 En en RE HE ON 7 he Wen A AE: fE af bk NE eer De 8 2 it en, er pe eben Ee EO 8% A A PEN EN eN Rn Dn Ot HEB Nee ee A (rijd WE E u Bees rs gf ns Pak, dan A07A ted ES En Ie eeen gen eers ERLE REE î VAAT eg Weld ep EA 0 A A £ EN 1 OV aen BORE EE EP Bn kj a fe ke, ad Pell Rr 4 VVE En Een EEEN Ee ee he en ORE Res ze zn ED oe En f ee En Se Ee Se eer aid net or afval” Pi A EEND rj AUS et Aen 5 ben re Peen En, dr MER RL, AND EEE heen 5 hk Tats A en at oe ART Eee Piene athed Elp Ee / wis Ì | E ke: 4 ei | u : d | en Te epen > ie en A ER hd AN, Bt rs “EE Bed a PE 4 Re EE 4 SK LE En | Se EEn eend eeh PR Ee in NED: ee Ais nek R Rr AR et re Zn de A Ee eel Pe iet nd en vl Zen Bt ern zn A EEN, et (AN A a ee Eee B EINE OE ni MN Op 5 he En Ee Al Ee De de rn SRR Ee SE ES ene EVR Lent: dn pen Mies of ig Re 4 | : Ee es BPA RST Hi EE en, ie nd de | a | en eg eem . iere DE ere 5 d + eel SA Eer ec Bi je RN dre EK Ee Ee Ld Kr) Ee EN RT Ei ee zj an Á EEE ek gr , 5 Ben he Gi Sa RR DEE Ae we e Ce ONE de Wd BTA en en hr Es EE Eee iten ee. re BERN GEE ae Ee Ba ed EE“ 5 Ra AEN a 3 Rn Eee A zet 15 ke En ie: ad REE end EE BS en: RS Ste : en Er Tee B br ; dn ee È hes alan EA EE ARD rr ij Et a el ie en B er Ee ae DEE 18 ERE 2 A EE Te Ë ER a gana ini: EEE DE In et BE de Een, eN ds | B ï [ T de en era A Ee heen ze TR hadi Prent Sr : knee LLL Ki Í 5 ed og Ee, e Te DEE Ea Kn AN PN Ee Sn TE 5 Br Zoe Ee, nr en Wii ef rn : B Een Re A its Ban Bet an Ke En rg KE en A Sns 5 DE TL EN kl LIMES Nl n nd es ee. D EE EE, Eee À AN ei Ee Zee 5 B De AE Ee be | | : | Mi O7 Ti Ee wee EE 5 hin k | HEt Ee ie Kn di Ne Re Ee Ee ha? d El | é N | mii È, RE ren 5 A ina Arle a Rire, Wp Renn af Ed Esra] ee Ee IE en El Î / | 5 Ee. Meel Been: En ST dn ee En Ee En Veens Se LN mi | k AE dee AR han En ee Rn EE rn tE 5 | : kr EK Ed ter Ne Be TK eden PE EED 5 A en halen Ee E ä en EE 5 EI = En TE RE OEE En nn Et Sif Ì A ond Ee e 5 T A Re ee B en Beke Led ed Pi: =n en Eee Eg mg in re tE BENE En ES nnee en SNES Etn kei, Aen NEET 5 Ee Ee B Î Í Sa EE A A TOE BES se jn B en - Res. EE ne TA ba en : i EA She Me Ee Er Ee En: om f 7 ZZ WU a: RR en en es ZE FE Em Be. | RAN Ee sl ä eN NE er pe En PM 5 ae ER d Re eN ï, er ds Gl zie En DN à | Ë hj 2 CT ES dE si, 4d Ce EE: PE mi: ABR | k î 5 sc: RE RME — nen Ei : | | q u En DI A ST > , k u | BE SAI ZN Ee ij ï > \ , en IL A uE Í | / - : o BEN VIP Gt Kf Ee = AEB Ee Fai CE TA ‘ | DE | — ne U RD za el Ô 5 n TRE a > _ E pe EN annen En en ef s zi pn EE KE | 5 = en mn R de 5 ree eli Ei Er ; eN nen —= en en =d A Fe _ : En Ee a _ E en El ol 5 3 gn | _ Ee ee seg LES ee E dein, — | reed Te BE en = —— zee pm ï ane eee Hate EE Ee pee ORDENEN rn Ee ded - — — ie eN eea Leet Re EN badhildede ig oe RET a ne ee : 3 seer NE ER, Er Eea ha an Ae ed LN Re RE et de Me in rs ma k À han PE Hd ie bies de Te es led ere ni EE Raa eh en en p Em 57 7 rt ne Oe Ptmegn e PER EE (EEE RAAS Re AAE EEE AN es EN EN En in Ee = ern mA Rt AAT ED anas Ae HRe rel A Re a en re ee Ee Niet _ ’ ri rene Re NAE RA Ra DAIES Pha a RN AD el seh ar he ok d ns zE js re abt hee de enn eres en se DL AE dn en de en 5 Ee mie = 5 EE asid | . ee en RE DS DN DURA kh SERA SAT BN We GEL en Nd Ne EE ee ak e an on Een in Ee SEA id DM ' Pe Gerin ne me” Ô Ben 4 NEN tate nn ee en E. Ee en RE en EAT St end a == Eis: j - = i B le De dk Ae ê Ed EROS NE ee Ad bad a | B Zn B Se ne ORE BaN ak Ae EN Ra Stare ne Hi Te d 4 il zi En En U AN B, RE ed ON, NAA B el Eer kip EEG ej Ear Dn ER 4 A 5 , Ee Sa 5 ke Ee, VAE, LP aL sE RB 5 kP en B ne A Ae en er : | en en He PON Ee Rn Anet Ve der à EE ED ae Ree NE nde Te ee Se Oes SN É | Te: GE als Ee eene enen Rn AE DN ES me | _ En Bie BAE Boh Ee ze ee AN ENE re Nek rn Aen en | 5 en E. ek ee tn 6 a 5 B le ST RENS CN Pae ú tan A frr : ’ . . AE en. np er LE eeen ann ED tel RENNEN A Se el ee ü _ = 8 ke Bene En ij ie Be See En oe En ARN en A me | Tee Bel te ded Ee Led En de EN Bn RN EED Wi En 4e 4 der TAN ERE en In heei en BN PE NNS RAS È ed / > en ZN Ant EARN gie | | Ee. En hd Ed m | Ke ns 4 5 Nt RA rd ij ma Ee ht k ee N Î ke lee le " eN Ens BET. SN Dee Rn B IN Eler rt SES jp A Hek : 8 5 PC NE EE ON nn WR hi af n= an Pes! 4 Ee: Er Dt De | EE K = 7 Pa tie bi . , p mid: Ì Á : k 8 hf f e } ke fi e Td ij ad ® ®, jer Er É Ted ie GE \ ke kien | be arn \ Dt á el Î : Ë k at Ts En eN TO KCH OAN En ats CE í Kd 8 e RN de 1, RAE Hie A 7 SN ; KEE OT le ke eetl in 4 TR ’ Ader ENEN Oe B se 5 te se L wk PSE > ti î Bt Ab: ef eens Wi he EE Eed — en d k RTE 4 AA TS he Ean 3 dj: i ee ; 5 ek ï Sd en € Ma 4 3 Ü Kel e äf LANE ET, 5 ö PE, AL ee Ee nf é PR RN ‚0 Rik Re oh} Á kn ed f se e Eel | ER Ak ON BR Tur pr er ad EN eed sj Se Pe, Te Tg en zn nt Mi Ee e el ie FP Ô FA À " is [MA Ae le rail ik En Sen iq ri CE ek | Ben Peu DAY, RI PN NE EERE RI Be : af Tan Bied 1 le f 5 f 8 RS Ee Li N En KO N î p : f dt PT k S E EE - een al Ek Lt BN 8 a e a: Tin 5 s a a Lln E , s dT: ny Pp zä EP AA EE: CAE Ee Db a Ge ' AN DE en ô le AE a Bt on Ps BEL | KL RE Dn AE): EE ef De nn ORE AIDE EE NEN j = er „ gr” ad A , ts Ld ROE ee NS ee Oe er 4 Ô hi Ns NEEN, BUL r zE if u ee RAS aten Hi Eis A nt a KE NA \ ; ie er kl wm REE hd Be OOTES s DENS 0 AA Si ER en EE | EL | Nog acht tn gen ed Ä Î nan kee rl Et ef on | ee VETERAAN eh EE it B A Keten Wiene ger ee Rek a À 3 1 td Ek nk a - ú tj KE TE ad we rn } MIE Sct le B 1 4 fh, d me le rn zh | KE ee rm A Nt PN B di NY VERON ke WIS ACTA nn a Leken NE NB Site } As EK PAN RDE Eadie tn dn en en. en nd eek ee IN 5 B Jh B KL r 7 i aldi de rt El : ee Es EEE ee girl ERE AE a Re t zuid PR i 5 en. Ee A Re en / de Ei. ne RN TE en en Rd: | ic a re BORE A DA ANN en và Arti ed Selk (NN B 4 a OR vn Ve Nad Pe AAN Á - ; tri RE et Ee j en N d Er et EE En In den Rn sf : Be Zó ” Pi Red Nr = FE, Ee ee ee El Sn ro SARENA AN et gn Ee sf AIN BE bree rd \ Ee En Ean EEE eed A zi zere KG a ee ai | ee Vl ef. Bied en bt \ A en Ee ET EE A AE jn” Te | fel nt EN 4 ‚n EE ESE LE EP dr E ie rt Ih  KS / a Wte CH ER ET Tk af teel f B Ei ; 8 A Ee er ER AE Nn ET fb \ Enig Een k hr a mie Re zi EE eq - art | | EL / ON NN er | if e* A en Ee TN a ek Ek Till | dek af Í Pans ne NEP Sap - gt 5 ee je B AN Td EER ME ad de ree e 5 A Pi Pinte id ze re Ee EE A vú ' El B 4 | E. 5 EE Be En B RL De È Rd Ee EN ES ne dl nr A ind ES Es EN Peaks EAN | B NE An ER Dd EEL, TT BE eene Ee nd , Er ies Me 'a en ME RER Tere HD MENNE OE 7 EEA 5 STe Ar E 1 sr EEE re Ee NI Eb ZN Rf pee ld À kafe te z 2 Hoen reen dl 4 7 eN en Ù ak De: Ee Wii ij dn = ed nd DR Gr E ik Rs ET er | E B fl Pk ci e riete nd ie à 4 Er ROE | Fed le ER sn er Pe aad RE Í od eet ev Re ITE A Le ben eN A B 8 Ke ee B zr BE re =i ed Gn L ie ils Ens De reen emi ER AT Te N Er ZE ET ge eer Ed 3 “ pt WE aten Tod 3 | s ar Et mtd Een En Be S- ZTAN | d e Be | es PD EE NS Red ] etn en À ei / 4 bert tT de WEE ES Tak Ki 4 kr U ker EL ES nl dert a EN rel rn Ie Ld LJ A 22 las > 5 En ned ee zn RR UG MEE ND [EN hr EA . B OEE IE en nek id ee ME Gi IE id Es ee A En en ie DE An Ld, Ee PE at je EE Tig | eb À i Er ee za net et (Ei MES RCN A HDE TI TAR ke HI Fra À | ke ie ke ant EE Er el Lee | z m rt EAN A d Ligne Sn | Er PE ne 1 ll Bd EE EE Sa AED oe B | ee 2 PA IE: Pe te Ji AE ME Er ir en Ë Er Eô 4 ER ke id d Ei | B: al Pie Ds CN Brel Ki EF re Î Re le, = en G En ed pn ee ie en Eed bre on EEn nds EM : id À id De - ’ 4 ES | Î In de rl ze) ERE e | Pen sE Ai EN ; EE | Br En 5 ee En ke 7 zi £ PN NN er EM 5 EEE den 2 eid NE albe SN EN hi Ee Pien, iest ce / a JA eere k dar EES tE ots MP lend de 5 Er Find ' e k 1 e 5 T ek kalk File Ë à En ee Em …f A Be 5 Pen 4 in d LE a Ene Kd veen Nt me jm en dt EE z _ oe: Ne HERE 0d £ Ô EE nt RE Cee: gps nn Td En ij MN SE | er Fe nd Eee an De ES EN eet Re EEn EE 8 - a S En eren eN At DPA NL EE Ec În ne ee SEE A Ne A ee PN es Ì = | . == A 4 ce aa EO Reet NE ee SR De, DE. it er E en EN 7 A: i A ì NN SE ENE EO a ee LT it et Ee an > Bee md ne | ien | ole GMA OEE ge Ein Ri ORS On Kel ne EN à EE as in en | de VEEN AB dee B OT MGR ENE A LE a rk, zr En zel en in ; en NE we Ne ei RN DE en Een Caf n SS _ en é E ID AE DE Re Baks: PRE rd Ad : ET k Me En En ms e EET. A en ere RER de EE N e pn zE Ken. en ek - en 7 has 2] ee Sj Ee Pl RN Le fe B ee MA ee A E er E in e B Ee ti WEN TA PRL bk a Ed Met EN er fi er Ek A5 er hen ge ==: nm : k ir rt EL A ERE Ei EREN Rn, Re rt nT re en ze : nk _n 0 EE B ed En BE ef Malt pe = E Ten ! - En ang” 5 Nr a Een aje le E. EN EN B E Ee Eeen: 5 LEREN TTI Kn Semen Ten U Eet . es alde en Eeen nd de. er Ë — = E S a DE A : E - Eden BE pe mi EN Ket ; je — en E Ee: DE en ed err s = 7 Ei nm TE = - - me, „ En Pan E gede ma ee r 5 - ZEER Ls mv zh nen In: n en 8 5 E r_n En = sn me . = : — Ee ge EE k En : ee - ee, Se ee. 2 nei nn : r . B Ee HR ij En en en E . en ee heef Emm: in Be en an En ws EES . De p mt he ps _ == a nn Te ged ke: men mn = En Ee en Ee nn i he > ken 5 hes e == k ns ne Be 3d = — 8 _…. nm 5 hm er — ‚ a.
Agenda
90
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Afdoening motie en > < toezeggingen Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 2 februari 2023 Portefeuille(s) Lucht- en zeehaven Portefeuillehouder(s): Hester van Buren Behandeld door Economische Zaken en Cultuur, directie-„[email protected] Onderwerp Afdoening toezeggingen en motie 482dubbelaccent van de leden Alberts (SP) en Nadif (GroenLinks). TA2022-001073 en TA2022-001140. Geachte leden van de gemeenteraad, De wethouder Lucht- en zeehaven heeft toegezegd de raadscommissie Financiën, Kunst en Diversiteit (hierna: FKD) in janvari 2023 per brief te informeren over de lobby richting Europa m.b.t. minder vliegbewegingen en daarbij ook inzicht te geven in de recent verstuurde 'lobbybrief' aan de Europese Unie. De wethouder Economische zaken heeft u in de vergadering van de gemeenteraad van 21 december 2022 bij de behandeling van de Visie Bezoekerseconomie 2035 toegezegd dat er een brief aan u wordt gezonden met daarin beschreven hoe het college probeert invloed te krijgen via de Europese Commissie op budgetvluchten naar en van Schiphol. De wethouder Ruimtelijke ordening heeft v in de vergadering van de gemeenteraad van 21 december 2022 bij de behandeling van het onderzoek zakelijke internationale connectiviteit toegezegd dat het college in een brief aandacht zal geven aan de vormgeving van het aandeelhouderschap richting Schiphol. In de raadscommissie FKD van 24 november 2022 is u toegezegd u te informeren over de sociale dialoogtafel die wordt ingericht op basis van het akkoord dat FNV met Schiphol heeft gesloten. In de vergadering van de gemeenteraad van 9 en 10 november 2022 heeft uw raad bij de behandeling van de Begroting 2023 een motie de leden Alberts (SP) en Nadif (GroenLinks) aangenomen. Door middel van deze brief worden alle toezeggingen en moties afgedaan. Toezegging brief Europese Commissie en toezegging budgetvluchten In de bijlage van deze brief vindt u een position paper van Amsterdam. Deze brief is de zienswijze van Amsterdam op de openbare raadpleging ten behoeve van de wijziging van de Europese Slotverordening, die de komende jaren gaat plaatsvinden. In de brief is het belangrijkste punt dat Amsterdam graag sturingsmogelijkheden ziet in relatie tot een eerlijke prijs voor vliegen Cbudgetvluchten’), ruimte voor wonen, vermindering nachtvluchten, overtoerisme en de bijbehorende leefbaarheidsproblematiek. Amsterdam roept de Europese Commissie op om de aanpassing van de slotverordening te laten bijdragen aan de realisatie van de ambities vit de Europese Green Deal. Zo kan er via sturing op Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 2 februari 2023 Pagina 2 van 3 criteria bij het toewijzen van slots op EU luchthavens een slag worden gemaakt in de richting van een gezonde leefomgeving. Toezegging Sociale Dialoogtafel Schiphol De sociale dialoogtafel is bedoeld om in de gehele luchtvaartsector de problemen die gerelateerd zijn aan de arbeidsomstandigheden van werknemers op de locatie Schiphol in een vroegtijdig stadium te herkennen en te sturen op het oplossen daarvan. Zowel de luchtvaartsector als de vakbeweging zitten aan tafel. De sociaal dialoogtafel zal vermoedelijk begin 2023 van start gaan. Ook in de Maatschappelijke Raad Schiphol, die nu wordt opgericht, krijgt vertegenwoordiging van werknemers een zetel aan tafel van de zogeheten ‘brede maatschappelijke schil’. Toezegging invulling aandeelhouderschap Schiphol Dit onderwerp is besproken tijdens de vergadering van de raadscommissie FKD op 8 september 2022. Dit is als toezegging afgedaan in de brief die op 11 oktober 2022 aan uw raad is verzonden door wethouders Lucht- en zeehaven en Deelnemingen. Op 24 november 2022 is dit onderwerp vervolgens ook besproken in de raadscommissie FKD (agendapunt 11). Kortgezegd staat het college afwijzend ten opzichte van groei in vliegbewegingen vanaf Schiphol. Het college wil krimp van emissies (geluid, vitstoot) over de hele linie ten behoeve van de leefomgeving. Motie 4„82dubbelaccent - Leg vliegverkeer van privéjets aan banden In de vergadering van de gemeenteraad van 9 en 10 november 2022 heeft uw raad bij de behandeling van de Begroting 2023 een motie de leden Alberts (SP) en Nadif (GroenLinks) aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om het gebruik van privéjets te ontmoedigen door bij het Rijk te pleiten voor: 1. het invoeren van een belasting op kerosineverbruik voor privévluchten; 2. privévluchten te laten meetellen bij het maximaal aantal toegestane vliegbewegingen vanaf Schiphol; 3. een onderzoek naar de mogelijkheden om gebruik van privévluchten te verbieden; 4. te onderzoeken hoe binnen de EU belastingvoordelen voor gebruik en bezit van privéjets afgeschaft kunnen worden en zwaarder belast. Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie: 1. Amsterdam pleit voor een eerlijke prijs voor vliegen. Hier valt nadrukkelijk ook een belasting op kerosine onder, voor zowel privéjets als andere type vliegtuigen. In het bijgevoegde position paper en de brief aan de minister is deze oproep ook te lezen. Minister Kaag van Financiën heeft een afschrift van deze brief ontvangen vanwege de focus op het terugdringen van emissies en de ongewenstheid van groei in relatie tot het aandeelhouderschap van Schiphol; 2. Deze oproep is verwerkt in de brief aan minister Harbers van I&W. Deze is bijgevoegd; 3. Verwerkt in hierboven genoemde brief; 4. Inde bijgevoegde brief van Amsterdam aan de Europese Commissie worden nadrukkelijk privéjets genoemd: “Dat betekent ook dat we toe moeten naar een eerlijke prijs voor Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 2 februari 2023 Pagina 3 van 3 vliegen. Een systeem waarin de daadwerkelijke kosten van het vliegen zijn doorberekend, bijvoorbeeld door middel van een tickettax of belasting op kerosine. Daarover moeten op Europees niveau afspraken worden gemaakt, zodat er geen ongelijk speelveld tussen luchthavens wordt gecreëerd. Hier valt wat Amsterdam betreft alle luchtvaart onder, ook privéjets. * Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Hester van Buren Wethouder Lucht- en zeehaven LET OP: de handtekeningen mogen NOOIT op een bladzijde zonder verdere tekst staan. Bijlagen 1. Position Paper Amsterdam aan Europese Commissie 2. Brief aan minister Harbers 3. Motie „28dubbelaccent van de leden Alberts (SP) en Nadif (GroenLinks) Een routebeschrijving vindt uv op amsterdam.nl
Brief
3
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 7 juni 2023 Ingekomen onder nummer 305 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden IJmker, Belkasmi, Schmit, Kabamba, Broersen en Krom inzake Maak burgerberaden toegankelijk en representatief Onderwerp Maak burgerberaden toegankelijk en representatief Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het beleidskader Burgerberaden Constaterende dat: - Het burgerberaad een van de meest vergaande participatie-instrumenten in Amster- dam is, waarbij gelote inwoners opdracht krijgen zich te verdiepen in een onderwerp dat sterk leeft in de lokale samenleving en op basis van dialoog aanbe- velingen te formuleren voor de lokale overheid. -__Het beleidskader zegt “Het streven is dat deelnemers zoveel mogelijk een afspiege- ling zijn van de Amsterdamse samenleving.” -_In de evaluatie van het miniburgerberaad wordt gesteld dat deelnemers wat betreft opleidingsniveau geen goede afspiegeling vormden van de stad. -__ Belangrijk is dat burgerberaden toegankelijk en inclusief worden opgezet en uitgevoerd om zo tot een representatieve afspiegeling te komen? Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_In de startnotitie voorafgaand aan een burgerberaad op te nemen op welke wijze er ook werkvormen worden ingezet waarbij taal geen essentiele rol speelt en aan te sluiten bij de onderzoeken die de UvA uitvoert op dit thema. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 -_ Bij de organisatie van een burgerberaad ervoor te zorgen dat (doven) tolken beschikbaar zijn als dat nodig is en dat elke locatie rolstoeltoegankelijk is. -_ Buurtorganisaties/buurtplatformrechten als hulpmiddel in te zetten om bewoners te betrekken bij het burgerberaad en deze organisaties ook in te zetten wanneer er be- woners al zijn geselecteerd (middels gestratificeerde loting), zodat geselecteerde be- woners terecht kunnen bij deze organisaties voor vragen en advies. Indiener(s), E.C. IJmker M. Belkasmi E.W. Schmit C.K.E. Kabamba J. Broersen J. M. Krom
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1587 Publicatiedatum 16 oktober 2019 Ingekomen onder Ss Ingekomen op woensdag 9 oktober 2019 Behandeld op woensdag 9 oktober 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Vroege en La Rose inzake woningen voor roze ouderen Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nota Regenboogbeleid 2019-2022. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1425). Overwegende dat: — Ersteeds meer openlijk roze ouderen in Amsterdam wonen; — Problemen met eenzaamheid onder deze groep hoog zijn; — Uit onderzoek blijkt dat roze ouderen graag willen samenwonen met lotgenoten; — Er maar zeer beperkt woningen zijn voor roze ouderen (zoals bijvoorbeeld bij de Roze hallen). Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij grote nieuwbouwprojecten ook aandacht te hebben voor woningen voor roze ouderen. De leden van de gemeenteraad J.S.A. Vroege N.V.M. la Rose 4
Motie
1
train
2x 5 te. ie REE Versie 14-09-2023 Gezonde voeding en voldoende bewegen Onderzoek naar de effectiviteit van JUMP-in: een krachtige interventie voor een gezonde gewichtsontwikkeling van basisschoolkinderen. In een uitgebreide studie van 5 jaar is de effectiviteit van het JUMP-in programma onderzocht op meer dan 90 basisscholen in Amsterdam. De resultaten toonden aan dat het programma significant bijdraagt aan een gezondere gewichtsontwikkeling bij kinderen. De volledige implementatie van het programma resulteerde in lagere zBMI-waarden op 10-jarige leeftijd, en een verhoogde kans om binnen een gezondere gewichtscategorie te vallen, in vergelijking met de controlegroep. JUMP-in draagt, mits goed ingevoerd, significant bij aan de complexe uitdaging om de obesitasepidemie een halt toe te roepen. Hoofduitkomsten Conclusies 1. Wanneer uitgevoerd zoals bedoeld draagt JUMP-in in _ Ì- Het JUMP-IN programma biedt voor kinderen een gezonde belangrijke mate bij aan de gezondere basis op een manier die voor scholen goed uitvoerbaar, gewichtsontwikkeling van kinderen. Op scholen waar betaalbaar en acceptabel is. het JUMP-in programma volledig was ingevoerd 2. De studieresultaten bieden vertrouwen in het JUMP-in gedurende de periode 2013-2019 hadden kinderen programma als gezonde basis op school door de lange gemiddeld een significant lagere zBMI-waarde (-0.23) studieduur, de sterke onderzoeksopzet, de studieomvang (+/- dan hun leeftijdsgenoten in de controlegroep, waar 7.000 kinderen), en de representativiteit van de resultaten de zBMI-waarde juist gestaag toenam. Bovendien voor de dagelijkse praktijk door de specifieke focus op hadden ze een bijna anderhalf keer grotere kans om kinderen in een lage sociaal-economische positie. op 10-jarige leeftijd in een gezondere 3. JUMP-in wordt al jarenlang op grote schaal succesvol ingepast gewichtscategorie te vallen (Odds Ratio 1.36). binnen de reguliere school-infrastructuur van Amsterdamse 2. Hoe vollediger het JUMP-in programma werd basisscholen, èn met de gemeentelijke organisatiekosten van uitgevoerd, des te sterker de gevonden effecten slechts € 0,50 per leerling per dag is het bovendien een zeer waren ten aanzien van de gewichtsontwikkeling van betaalbaar programma (geschat o.b.v. interne documentatie kinderen in vergelijking met kinderen van scholen in van de programmakosten in 2019). andere steden. 4. Om de obesitaspandemie een halt toe te roepen, is het nodig 3. Door voeding en bewegen te behandelen als om een effectief scholenprogramma zoals JUMP-in te . , integreren in een bredere aanpak waarin ook de rest van de integrale thema’s versterken ze elkaar en dragen ze . . … . … leefwereld gezond is, zoals het gezin, sterker bij aan de positieve gezondheidseffecten bij . kinderen. de buurt en de 7S ruimte. Sarphati De studie is uitgevoerd door GGD Amsterdam in samenwerking met - De BMI (Body Mass Index) laat zien of je een gezond gewicht hebt in relatie tot je lengte. Omdat amsterdam zzz. _ Sarphati Amsterdam, Amsterdam UMC en drie andere GGD-regio’s. kinderen nog in de groei zijn, kun je niet zomaar het BMI van kinderen met elkaar vergelijken. Ù Amsterdam UMC - De zBMI is een andere BMI-waarde waar ook het geslacht en de leeftijd van het kind in is meegenomen. Hoe hoger de zBMI-waarde hoe ongezonder het gewicht. Over het onderzoek & = ® Het onderzoek vergeleek de lengte- en gewichtsgegevens van kinderen op u Pi 5- en 10-jarige leeftijd van Amsterdamse basisscholen waar het JUMP-in programma werd uitgevoerd met gegevens van kinderen in drie andere grote steden in Nederland zonder vergelijkbaar programma. De belangrijkste uitkomst van het onderzoek was het BMI van de kinderen en 5 TJ in hoeverre dit afweek van een gezond gewicht. Hierbij werd het BMI gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, wat resulteerde in de zZBMI-waarde. Â Be weed fe e 7 Eet „$ drink l/{ gezond Doelgroep Het onderzoek richtte zich op basisscholen in Amsterdam die deelnamen aan het JUMP-in programma in de periode 2013-2019. Het programma werd in 2013 gestart op scholen waar kinderen gemiddeld een hoger BMI hadden dan het landelijk gemiddelde. Dit betekende ook dat praktisch van alle deelnemende scholen de kinderen zich gemiddeld in een sociaaleconomisch zwakke positie bevonden. 2013-2014 al 2018-2019 7 Ce Am Schooljaar ® ® Tijdlijn onderzoek lines el ad En E nn Endt me eo’ Meer informatie over Gezonde School? kijk op www.ggd.amsterdam.nl/gezondeschool Vragen over het onderzoek? Scan de QR-code of neem contact op via [email protected]
Factsheet
2
train
Vergadering stadsdeelcommissie / Inspraakavond Erotisch Centrum Agenda Datum 10-05-2023 Aanvang 19:30 Locatie stadsdeel Wilt u komen inspreken? Aanmelden is vereist. Stuur uw aanmelding naar [email protected] 1. Welkom 2. Vaststellen agenda 3. Vaststellen besluitenlijst 4. ‘Bewoners aan het woord’ over locatieonderzoek erotisch centrum Insprekers: 1. Rick Passenier 2. Joyce Jamila van Loon 3. Wilma van Ankeren 4. Marlein Bong 5. Safiye Akkoc (afgemeld) 6. Lotte Wier 7. Adem Kocak 8. Josee Kuijpers 9. Jolanda Bakker 10. Nathalie van Loon 11. Frank Alsema 12. Jiska Sharon 13. Jasper Goossen 14. Myra Bonatz 15. Hetty Oorbeek 16. Ruth Y van de Vrede - Van den Born 17. Robert van Dormael 18. Hans Straeter 19. Lucinda Hoogewerf 20. Marion Wolff 21. Monique Out 22. Robbie Verdoes (Afgemeld) 23. Joost Strooker 24. Dilara Kivanc 25. Marcel Kuijer 26. Anna den Hartog (afgemeld) 27. Ayse Karaca-Sahingöz Adviesaanvraag 5. Adviesaanvragen en moties ter kennisname 5 Adviesaanvraag concept afvalplannen Stukken volgen op 9 mei 5.2 Adviesaanvraag Voorlopig ontwerp herinrichting Parlevinkerpark en definitief ontwerp buurtkamer (Banne Noord) Vaststelling: 24 mei 53 Adviesaanvraag blauwe zone in de Kabelgaststraat en omgeving 6. Ter kennisname stukken Onderwerpen: 1. Folder over het Zonneplein Overige informatie ter kennisname 7. Termijnagenda 8. Sluiting
Agenda
2
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1589 Datum indiening 10 augustus 2020 Datum akkoord 1 december 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Vroege inzake weigering dragqueens door taxichauffeurs. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: “Afgelopen weekend was het weer raak”, zo staat te lezen in een Facebookbericht van Roze in Blauw.! Het bericht gaat over de zoveelste keer dat een dragqueen geweigerd wordt door een taxichauffeur. Dit keer vond het plaats in het weekend van de Pride, die vanwege de coronacrisis grotendeels online plaatsvond. Het is inmiddels bijna een trieste traditie, dat in het weekend van de Pride, waar Amsterdam de vrijheid van alle seksuele voorkeuren en uitingen viert, dragqueens geweigerd worden door taxichauffeurs. Het weigeren van passagiers die zichtbaar LHBTI-er zijn door TTO-taxi's is een bekend en hardnekkig probleem in Amsterdam. Al sinds 2014 stelt D66 hier schriftelijke vragen over.23% Gezien het vorenstaande heeft het lid Vroege, namens de fractie van D66, op grond van toenmalig artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college aangeven wat er precies is gebeurd in het weekend van de Pride? Antwoord: Via het netwerk Roze In Blauw zijn er twee meldingen binnengekomen van personen die lastig werden gevallen door taxichauffeurs. Er was sprake van beledigingen en dergelijke. Het incident is niet gemeld bij de gemeente, het MDRA of taxiklacht, zodat de volledige toedracht niet bekend is. ‘Roze in Blauw is een landelijk netwerk van de politie met een meldpunt voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (LHBTI+) die te maken krijgen met discriminatie, bedreiging, mishandeling of andere strafbare zaken gerelateerd aan hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit. 2 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/7387244/2/425 19 Schriftelijke%20vragen%20Vroe ge%20inzake%2Oaanhoudende%20misstanden”%20met%20TTO-chauffeurs 3 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/6715686/3#search=%22tto%20chauffeurs%22 4 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/4428756/1/1242 14 schriftelijke vragen Vroege w eigeren dragqueens door taxichauffeurs Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer Le ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 10 augustus 2020 2. Waar vond de weigering precies plaats? Antwoord: De meldingen die bij Roze in Blauw zijn binnengekomen vonden plaats bij het CS. Het is niet bekend waar precies op het CS en of het incident plaatsvond bij het voorbijlopen naar het station of de pont of bij het instappen in de taxi. 3. Is de dader al bekend en zijn er al sancties getroffen? a. Zoja, welke? Antwoord: Een van de melders heeft, na gebeld te hebben met Roze In Blauw (RIB), aan het politiebureau een melding gemaakt. Er is geen aangifte van een strafbaar feit gedaan en er is dus ook geen vervolgonderzoek ingesteld. De andere melder heeft, na gebeld te hebben met Roze In Blauw, ondanks het advies van RIB, verder geen contact met de politie gezocht. 4. Reed deze taxichauffeur voor een toegelaten taxi organisatie (tto)? Antwoord: Deze informatie is bij de politie niet bekend. Het incident is niet gemeld bij de gemeente, het MDRA of taxiklacht, zodat niet na te gaan is om welke chauffeurs het gaat en of zij reden voor een TTO. Toelichting vragensteller: {In juli 2019, naar aanleiding van de weigering van Pride Ambassadeur Jennifer Hoplezz, heeft het Meldpunt Discriminatie en Racisme Amsterdam samen met alle Amsterdamse Toegelaten Taxi Organisaties (TTO's), Uber, ViaVan en Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) samen met de gemeente de intentieverklaring ‘discriminatievrije taximarkt’ getekend.° 5. Watis er met deze intentieverklaring gebeurd”? Antwoord: De ondertekenaars vanuit de branche (TTO’s, Uber en Viavan) hebben conform de intentieverklaring een persoon binnen hun organisatie aangewezen die zorg draagt voor het vergroten van de bewustwording onder de chauffeurs. Deze persoon heeft een educatieve bijeenkomst van het MDRA gevolgd om handvatten te krijgen om de bewustwording onder de chauffeurs te vergroten. Het Meldpunt Discriminatie monitort aan de hand van de binnenkomende klachten de afhandeling van discriminatie binnen de taxi-organisaties. Indien het vermoeden bestaat dat deelnemende organisaties de afspraken niet of slechts ten dele naleven, treedt het Meldpunt Discriminatie met de gemeente in gesprek om strengere regels en aanpak van discriminatie aan te bevelen. 6. Zijn er naar aanleiding van deze intentieverklaring stappen ondernomen door de gemeente Amsterdam? Antwoord: De gemeente is momenteel met het Meldpunt Discriminatie in gesprek over de bekendheid van het meldpunt voor taxiklanten, de ontwikkeling van een voorlichtingsvideo en eventueel educatiemateriaal over discriminatie voor nieuwe 5 https://mdra.nl/intentieverklaring-discriminatievrije-taximarkt-amsterdam/ 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer Le ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 10 augustus 2020 taxichauffeurs. Het Meldpunt Discriminatie, het landelijk meldpunt taxiklacht.nl en de gemeente bespreken de mogelijkheid voor geanonimiseerde informatie uitwisseling tussen de meldpunten ten aanzien van klachten over discriminatie in de taxibranche. 7. Heeft deze intentieverklaring iets opgeleverd? Antwoord: Sinds de ondertekening van de intentieverklaring heeft het Meldpunt Discriminatie op dit terrein een lichte stijging in het aantal meldingen gezien. Wij kunnen op dit moment nog niet vaststellen of deze lichte stijging heeft plaatsgevonden door een toegenomen meldingsbereidheid. Of dat er sprake is van meer discriminatoir gedrag in het taxiverkeer. Door de intentieverklaring zijn partijen zich meer bewust van discriminatie in de straattaximarkt in Amsterdam en willen zij actief samenwerken in de aanpak hiervan. In 2021 zal de intentieverklaring ‘discriminatievrije taximarkt’ worden geëvalueerd, waarna de resultaten met de raad gedeeld zullen worden. Voor deze evaluatie zal ook worden onderzocht wat de oorzaak is van de lichte stijging. 8. Hoeveel meldingen over LHBTI-discriminatie door taxi's zijn sinds 1 aug 2019 gedaan bij politie, taxiklacht.nl, MDRA en andere instanties? Antwoord: Bij het Meldpunt Discriminatie zijn sinds 1 augustus 2019 tien incidenten met taxi's gemeld, waarvan vier LHBTI-discriminatie door taxi's. Taxiklacht.nl heeft één klacht ontvangen over discriminatie (draggueen). Deze informatie is niet zo specifiek door de politie te geven. Er zijn geen meldingen geregistreerd in het gemeentelijke systeem Meldingen Openbare Ruimte en Overlast (SIA) of bij de backoffice taxiteam. 9. Worden er nog altijd mystery guests ingezet om de kwaliteit van de opstapmarkt te monitoren? Zo ja; wat is de uitkomst van dit onderzoek? Antwoord: Ja, daarover bent u geïnformeerd in de recente taximonitor 2019. In 2020 zal geen mystery guest onderzoek plaatsvinden gezien de impact van de corona crisis en het beperkt aantal ritten dat verreden is. De taxinandhaving door de THOR is sinds begin maart gefocust op de naleving van de corona maatregelen voor taxi's. De medewerkers van het taxiteam zijn ook op algemene handhaving ingezet, omdat er door de sterke terugval erg weinig taxi's rijden. Vanaf volgend jaar zullen mystery quests ten behoeve van de taxihandhaving weer worden ingezet. Daarbij zal gekeken worden naar ritweigering, omrijden, te hoge ritprijs en alle vormen van discriminatie. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
Gemeente Bezoekadres el Amstel 1 Amsterdam gaas PN Aansterder > < Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum 12 februari 2019 Ons kenmerk _ V&OR/UIT/2019005666 Uw kenmerk Behandeld door Tom Groot, Verkeer en Openbare Ruimte, [email protected] Kopie aan Bijlage(n) Onderwerp Afdoening motie van het lid Boldewijn inzake de Begroting 2028 (stimulering deelauto'’s) Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief wil ik u informeren over de afdoening van de motie Boldewijn over de stimulering van deelauto’s. De motie verzoekt het college om ‘vóór 1 januari 2018 een plan van aanpak ‘stimulering deelauto’s’ te presenteren aan de raad.” De termijn van 1 januari 2018 is niet gehaald omdat er gewerkt werd aan een agenda autodelen, waarin de stimulering van deelauto’s een voorname plek zou krijgen. De agenda autodelen is geagendeerd voor de commissievergadering Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid van 7 februari en de raadsvergadering van 23 februari. De agenda autodelen biedt een integrale visie op autodelen en stelt zes concrete maatregelen voor om autodelen te stimuleren. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wens van de motie. Het college beschouwt de motie hiermee als afgedaan. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Sharon Dijksma Wethouder Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Motie
1
train
CET ì pr vr _ Amsterdam ef Je Ps : Vn EK ERS AIEE He EN ke î N eN 4 : Ie et | De Eet SE WI ij Î NRD =d À Pa \ eN, > Zr _ E zd É Kn Î WV ee en Ape | pr | D 4 Ë 8 ui d | af * Ë e | | 5 Xh %, en On & iP » 2e Ö A ore de, A! fi: 5 WO EEA Ri Bestuursrapportage 1° helft 2019 Jeugdstelsel Amsterdam Vastgesteld door het college van B&W d.d. 29 oktober 2019 mm Mt NA 77 TE | Zn é Sh hind za EE Fame Ja A Be 4 EP _ EE 5, EE a en en, . dn ed de weeen En me On ln Inhoud Inleiding … nnee eneen enveenenneenenenvenveneveneneenvenveenveneeenvenvenveneveneenvenveenvenveneenvenvennverneeneenee 3 Samenvatting. … nanne eenen vennen enen enen enen enverenvenneennenensvenneenneenneennerveereneeenveenveeeveeenveenveenven Á Infographic … enen veneenvenvenennnenenvenvenerenen verveners eenveneneevenveneeenenvenvenvenenveevenvenvenvenvenvenen 5 Preventie en jeugdhulp OKT … one enenenneenen oneens envenvennvenseeneenvenenenvenvenenenvenvennvenneeneenne Ó Specialistische jeugdhulp … eneen envenvenneeenensen ennen veneenenenveneensvenvervvenvenvenveneene IL Coördinatie en regie op gezinnen … nun nnn eneen erven envenvenveneeenennveneeenvenvenenenvenvennvenveenenen 1 Bijlage 1. Aantal cliënten regionale specialistische jeugdhulp in de 21° helft 2019 … … .…..…… 20 Bijlage 2 Wachttijden regionale specialistische jeugdhulp … eenn eneeneenneennennen. 22 2 Inleiding Achtergrond rapportage cliëntperspectief, een gebiedsanalyse, een Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet G4 vergelijking en de financiën (deze laatste per 1 januari 2015 is de gemeente verant- wordt in de najaarsnota gepresenteerd en woordelijk voor het preventieve jeugdbeleid, toegelicht). de specialistische jeugdhulp en de jeugdbe- . . scherming on jevadreclassering. ik Samenvatting en Infographic In de bestuursrapportages jeugdstelsel Am- op de vonende el leest ve vanen sterdam rapporteert het college tweemaal ng van deze fapportage, Met daarin OE per jaar over de voortgang in het jeugdstelsel belangrijkste bevindingen en conclusies. In aan de gemeenteraad. de daaropvolgende pagina is de Infographic “Jeugdstelsel Amsterdam in cijfers” weerge- Voor uligt de rapportage over de 1° helft geven. Hierop staan de belangrijkste cijfers 2019, waarin we uitvoeringscijfers presente- over de uitvoering en prestaties van het Am- ren over het afgelopen halfjaar. Hierbij ma- sterdamse jeugdstelsel visueel samengevat. ken we (waar mogelijk) de vergelijking met het eerste halfjaar van 2017 en 2018. Zo ont- NB Definitieve cijfers over het eerste halfjaar staat een beeld van mogelijke trends. 2019 worden meegenomen in de jaarcijfers 2019 en verschijnen in de jaarrapportage Opzet rapportage 2019 (deze jaarrapportage wordt in het voor- 3 In deze rapportage behandelen we de uit- jaar van 2020 opgeleverd). voering in het Amsterdamse jeugdstelsel aan … de hand van de volgende driedeling: Bijlagen 1. Preventie en jeugdhulp Ouder- en Kind- In de bijlagen wordt in meer detail gerappor team (OKT) teerd over het aantal jeugdigen met regiona- 2. Specialistische jeugdhulp le specialistische jeugdhulp (per segment, 3. _ Coördinatie en regie op gezinnen profiel en intensiteit) en de wachttijden (per jeugdhulpaanbieder). Naast het gezamenlijke doel van het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen, heeft elk onderdeel zijn eigen opgave. Met preventie en laagdrempelige jeugdhulp vanuit het OKT in de wijk proberen we kleine problemen klein te houden. Met snelle en gerichte inzet van specialistische jeugdhulp waar nodig, streven we naar effectievere en efficiëntere hulp. Daar waar de regie binnen het gezin ontbreekt of zwak is zetten we in op snelle signalering en extra ondersteuning, over de domeinen heen. Het stimuleren van eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen is een rode draad die door het hele jeugdstelsel heen loopt. De halfjaarrapportage is een ingekorte versie van de jaarrapportage. Dit betekent dat er in deze rapportage niet wordt ingaan op het Samenvatting Het eerste halfjaar van 2019 heeft vooral in dersteuning. Een substantiële groep hiervan het teken gestaan van de maatregelen om woont overigens buiten Amsterdam. het beroep op (en de kosten van) de regiona- In de eerste helft van 2019 is flink ingezet om le specialistische jeugdhulp terug te dringen. de Ouder- en Kindteams en gecertificeerde Maar ook de preventie heeft niet stilgestaan, ce gee denk aan de doorstart van het OKT als stich- Instellingen meerte laten verwijzen naar : et : lichtere zorg. Dit is ook gelukt, al vertaalt dit ting. Als het gaat om coördinatie en regie op : : . . Á . zich voor 2019 nog niet door in sterke daling gezinnen is onder andere hard gewerkt aan de kosten van de specialistische ieuad- het samenbrengen van de escalatieroutes. on - <0 Ce Peen ene Jeg ulp. De meeste cliënten zitten immers in Preventie en jeugdhulp Ouder- en zorg op grond van bestaande rechten uit Kindt eerdere jaren. mateam Aan de voorkant van het jeugdstelsel komt In de eerste helft van 2019 zien we opnieuw de preventie steeds beter in beeld. Als ge- een stijging van het aantal jeugdigen in de volg van de doorontwikkeling van de moni- regionale specialistische jeugdhulp, al lijkt de toring van dit aanbod zijn de cijfers over de stijging kleiner dan in 2018. Met de aanbie- jaren heen niet altijd één op één met elkaar ders zijn diverse afspraken gemaakt om de vergelijkbaar. Deze doorontwikkeling biedt stijging te beperken, vooral ook als het gaat steeds meer mogelijkheden voor het maken om de kosten. Ongewenst neveneffect hier- 4 van gezamenlijke analyses waarmee gerich- van is het feit dat de wachttijden stijgen. ter kan worden gestuurd op kwalitatief goed Het aantal jeugdigen met een persoonsge- en wijkgericht aanbod. bonden budget lag in de eerste helft 2019 De jeugdgezondheidszorg heeft nog steeds lager dan voorheen. een hoog bereik, waarbij er steeds meer zorg a , op maat wordt geleverd voor die gezinnen Coördinatie en regie waar meer problemen spelen. Bij de opvoed- Breed kijken welke hulp binnen een gezin en opgroeiondersteuning is ten opzichte van nodig is om het resultaat te behalen is al vorig jaar een stijging van het bereik gereali lange tijd de opdracht en specialisatie van de seerd, mede als gevolg van een intensivering Samen DOEN teams, de gecertificeerde op bestaand en nieuw aanbod. Bij de jeugd- instellingen en de OMPG-aanpak. hulp vanuit het OKT zien we een geringe In de eerste zes maanden van 2019 zijn er daling van het bereik, veroorzaakt door een minder gezinnen door Samen DOEN onder- samenspel van verschillende factoren. Het steund. De instroom van gezinnen ligt al percentage zelf doen, waarbij jeugdhulp enkele jaren lager dan de uitstroom, wat wordt geboden zonder inzet van specialisti- mogelijk verklaard wordt doordat het OKT sche jeugdhulp, blijft hoog. Voor de komen- en andere voorliggende partijen steeds beter de jaren wordt ingezet op een lichte stijging. in staat zijn om gezinnen met meer proble- men zelf te ondersteunen. Ook bij de gecer- Specialistische jeugdhulp tificeerde instellingen zien we opnieuw een In augustus 2018 is het aanbod van specialis- daling in het aantal gezinnen met jeugdbe- tische jeugdhulp op het speciaal onderwijs scherming en —reclassering. De inzet op pro- formeel van start gegaan. Nu ontstaat voor cesmanagement vanuit de OMPG aanpak is het eerst een beeld van dit aanbod over een wederom toegenomen, vooral voor multi- heel schooljaar (2018/2019). Er worden bijna probleemgezinnen die in grotere getalen dan 1.900 leerlingen bereikt met intensieve on- voorheen worden aangemeld door de gecer- tificeerde instellingen. ij | tr D | ' N 1H 1H Z 2017 _ 2018 4 & } Ï | jeugdigen (0-18 jarigen) MEEK:LENR EEN KEN 148078 ere 113.557 (114321 MIM Preventie en jeugdhulp Ouder- en Kindteam 2.010 2,365 Co Begeleiding 0 ® an Trainingen en 8 _e en (A s 11.678 9.732 © 9.323 98,2% GEE 85,5% Bereikpercentage jeugdgezondheidszorg _Opvoed- en opgroeiondersteuning* Jeugdhulp Ouder- en Kindteam ___ %zelf doen Ouder: en Kindteam uigelinger) eht zanvolende proventaf aanbad Pradigen 9-89) zorsj geha vanuit hot Our on Kindtaam (ieugdigen, ouders en gezinnen: geen unieke aantallen) zijn ondersteund/behandeld zonder extra inzet van specialistische jeugdhulp Specialistische jeugdhulp Coördinatie en regie op gezinnen Samen DOEN EKE 27% Ouder- en Kindteam U Specialistische jeugdhulp 211 8 @ Speciaal Onderwij: vR 5 4% Samen DOEN (vanaf Den KRhg sich 37% Huisarts/medisch specialist 600 640 (Preventieve) jeugdbescherming en -reclassering 9, Ei i î Individuele jeugdhulpvoerzieningen PGB EEN 18% Gecertificeerde instellingen jeugdhulp En Eer 2.701 2.513 © 9, 7% 7% PARE tl preventief nge 50% 263 ' Maatregel ij" 50% 3% 2% 4% Veilig Thuis 9.701 5 (O)MPG+ 3% 5% 4% Overige Jeugdigen met wachttijd Individuele jeugdhulpvoorzieningen ZIN* jeugdigen 0-18+: ieke aantal 210 weken) (jeugdigen +: geen unieke aantallen) 193° 252 o mmm Toegangsroute naar de specialistische jeugdhulp (nieuwe instroom) mmm nn * Vanwege wijzigingen in de registratie/monitoring zijn de cijfers over 2017 onvergelijkbaar met 2018/2019 en daarom hier niet opgenomen. ee ti dhulp OKT Een belangrijk doel van het Amsterdamse jeugdstelsel is het voorkomen van pro- blemen en vroegtijdige inzet van ondersteuning en hulp, om zo (zwaardere) vor- men van jeugdhulp te voorkomen. Verwoord in één van de vier transformatiedoe- h len: “Kleine problemen blijven klein”. Een centrale rol hierin is weggelegd voor de 5 en 5 Ouder- en Kindteams (OKT) met jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, ouder- en \ kindadviseurs en jeugdpsychologen. De teams zijn met jeugdgezondheidszorg, informatie en advies, opvoed- en opgroeiondersteuning en jeugdhulp actief in de 22 gebieden, op alle scholen en bij huisartspraktijken. Naast het OKT wordt er van- uit de basisvoorzieningen jeugd (stadsdelen) en het aanvullend preventief aanbod (ook wel Flexibel Preventief Aanbod Jeugd genoemd) ingezet op de preventie voor jeugdigen, ouders en gezinnen. ì 99,1% 98,8% 30.000 NN 100% mmm Jeugdhulp Ouder- en 85,8% 85,5% 50% Kindteam 25.000 * ® 0, 80% Opvoed- en 70% opgroeiondersteuning 20.000 (aanvullend aanbod) 60% Opvoed- en 15.000 50% opgroeiondersteuning 10% (OKT) 10.000 14.933 30% tm Jeugdgezondheidszorg 13.226 o-jarigen 20% 5 5.000 10% mg % Zelf doen o 1.245 1.620 0% (i) 1H 2018 1H 2019 1) De jeugdgezondheidszorg is Jeugd - een onderdeel van het Ouder- en Kind- team Amsterdam en wordt geboden . vanuit de GGD Amsterdam (voor kin- q ezon d h el d SZO rq deren van -9 maanden tot 23 jaar) en de Stichting Amsterdamse Gezondheids- centra (voor kinderen van — 9 maanden tot 4 jaar). Het basispakket jeugdge- zondheidszorg wordt aan elk gezin en iedere jeugdige aangeboden, waarbij in Meer zorg op maat* de nieuwe opdracht meer wordt ge- . . . _ stuurd op zorg op maat voor gezinnen De jeugdgezondheidzorg heeft in de eerste helft van 2019 bijna alle o- en TUT 3-jarigen in Amsterdam bereikt. Het bereik onder o-jarigen lag op 98,8% _ en onder 3-jarigen op 95%. “ De streefnorm van 95% bereik met het pre- Nidi: Kl kde alle gezinnen ll ventief gezondheidsonderzoek wordt voor zowel de o- als de 3-jarigen LGL hide wa: eli il eed gehaald. Wel zien we onder de 3-jarigen een daling in de afgelopen jaren. vrijwel alle jeugdigen in de leeftijd van o . Dn a tot 18 jaar. Zij kunnen op deze manier De verklaring voor deze daling lijkt echter positief. De JGZ heeft in Am- goed gevolgd worden als het gaat om sterdam de opdracht gekregen om meer zorg op maat te gaan leveren. DEET EEE ONT . . . . . : ï Sinds 2018 biedt het basispakket hiervoor ook meer ruimte voor jeugdart- MEERN TE sen en jeugdverpleegkundigen. We zien zowel aan een aantal cijfers als in de vitvoeringspraktijk dat de professionals van de jeugdgezondheidszorg nu meer zorg op maat leveren dan in de vergelijkbare periode vorig jaar. Opvallend Er is een toename in ketensamenwerking, men wijkt meer af van het re- guliere face-to-face-contactmoment, men werkt outreachender en men Het bereik met het basispakket jeugd- stemt de contactmomenten meer af met ouders. gezondheidszorg is nog steeds hoog. Het komende jaar werkt de JGZ aan het ontwikkelen van nieuwe kwali- er: : : ee De norm van 95% wordt voor zowel de 7 teitsindicatoren, die recht doen aan de nieuwe opdracht en het gewijzigd o- als 3-iariaen gehaald beleid, zodat passende sturingsinformatie beschikbaar komt. Voor een 3-jangeng deel zien we de stijging van meer zorg op maat al terug in de huidige cij- î Ne î Jang Zorg op 9 ge € De geringe daling in het bereik wordt fers, zoals het aantal consulten via de digitale chat (bedoeld voor ouders . veroorzaakt doordat er meer zorg op met kinderen tussen o-5 jaar). In de eerste helft van 2019 waren er 2.775 î î oi maat wordt geleverd voor die gezinnen digitale chats (+74% in vergelijking met 2017). Vanuit het Jeugdplatform a 5 ‚ Ik " : . waar meer problemen spelen. Dit zien zijn over deze dienst vorig jaar positieve signalen binnengekomen. B oF ee we in de cijfers terug, in bijvoorbeeld de * Over de uitvoering van het rijksvaccinatieprogramma en de nieuwste cijfers rondom de vaccinatie- epe Vert kde n elen ahh graad wordt apart gerapporteerd. ** Het bereik van de jeugdgezondheidszorg is nooit 100%. Een klein percentage kinderen wordt niet bereikt, maar is wel elders onder zorg. Dit zijn bijv. kinderen bij wie de ouders ervoor kiezen om de jeugdgezondheidszorg, incl. vaccinaties, bij de huisarts te laten doen, of kinderen die (tijdelijk) onder zorg zijn bij andere jeugdgezondheidszorg-organisaties, in andere gemeenten, of bij kinderartsen en andere medisch specialisten. Bereik basispakket jeugdgezondheidszorg Aantal consulten (standaard en zorg op maat)en digitale 160.000 chats 9 . 2.310 100% 99,1% 99,1% 98,8% 140.000 1.593 2.775 98% De 120.000 4 mm o-jarigen 97% 96,5% 96,2% 100.000 m Digitale chats (zorg op oe maat) 6% mmm 3-jarigen 96% Ts 3-Jarig 80.000 95% . Norm o- en 3- 6 : 2 : > 1 8 m Consulten standaard en 94% sar 0.000 Jarigen zorg op maat 93% 40.000 92% 20.000 91% 90% 0 1H 2017 1H 2018 1H 2019 1H 2017 1H 2018 1H 2019 ea ij Jeugdigen of ouders of die ex- . O pvoed - e n tra ondersteuning kunnen gebruiken, T kunnen terecht bij het aanbod opvoed- . en opgroeiondersteuning (O&O) van opgroeion der- KEA De Ouder- en Kindteams geven diverse t 1 O KT trainingen. Deze trainingen gaan bij- S e U n l n q voorbeeld in op zelfvertrouwen en iden- titeit voor kinderen en op sociale vaar- 1.620 jeugdigen en ouders deelgenomen ie nd hk bs " JEugaig g zijn er ook diverse opvoedcursussen Er zijn in de eerste helft van 2019 1.620 jeugdigen en ouders bereikt met wieki dte Acke A bdahehkskiene trainingen (883) en themabijeenkomsten (737). Ouders/verzorgers zijn de cursussen positief opvoeden Triple P. grootste groep deelnemers, daarna volgen kinderen in de basisschoolleef- Ook worden themabijeenkomsten voor tijd en jongeren op het voortgezet onderwijs. Ongeveer 2/3 van alle deel- ouders georganiseerd binnen het op- nemers heeft deelgenomen aan aanbod dat zich richt op het thema Ou- voed- en opgroeiondersteuningsaan- derschap en gezin; 1/3 heeft deelgenomen aan aanbod dat zich richt op vR het thema Psychosociaal functioneren. Het totaal aantal deelnemers is met 30% gestegen in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Dit positieve resultaat is in lijn met de opdracht aan het OKT om meer te in- vesteren in haar preventieve aanbod. Als we verder terugkijken dan zien we dat het aantal jeugdigen en ouders nog niet op het niveau van 2017 zit. jeugdig s nog niet op he 7 Opvallend Toen werden vooral veel ouders bereikt via themabijeenkomsten. Door de nieuwe werkwijze rondom resultaatgericht werken en verwijzen naar de Er zijn in totaal 175 trainingen en the- specialistische jeugdhulp was er in 2018 minder tijd voor de meer preven- mabijeenkomsten georganiseerd, met tieve activiteiten. Ook waren er vorig jaar problemen met het wegvallen een totaal bereik van 1.620 jeugdigen van medewerkers die bevoegd zijn om trainingen te geven. Deze proble- en ouders. Na een grote daling van het 5 men spelen dit jaar een minder grote rol, waardoor het aantal deelnemers bereik van jeugdigen en ouders in 2018 weer is toegenomen. (en een piek in het jaar 2017), is er in het N er eerste halfjaar van 2019 een stijging van In 2019 is een belangrijke prioriteit voor het Ouder- en Kindteam het aan- Ä JJM : 8 : . … 30% gerealiseerd in het aantal deelne- sluiten bij en het stimuleren van netwerken in de wijk. In de praktijk wordt In . oo, . mers. De grootste groep deelnemers hierin nauw samengewerkt met de basisvoorzieningen in de stadsdelen en het aanvullend preventief aanbod O&O. Omdat dit type aanbod geen ade had ed Snep a Yp ge kinderen in de basisschoolleeftijd. onderdeel is van de structurele monitor, maar wel van het dagboekjeson- derzoek, dient hier bij de jaarcijfers goed naar gekeken te worden. De ouder- en kindadviseurs en jeugd- * Dit is geen uniek aantal deelnemers. Bij dit type aanbod worden geen bijzondere persoonsgegevens Aakn hek htt bijna liked gemonitord. Een deelnemer kan vaker voorkomen in de registraties afs die heeft deelgenomen aan van hun directe cliëntgeboden tijd aan meer dan één activiteit. Ditzelfde geldt ook voor het aanvullend preventief aanbod (zie vlg. pagina). ove rige preventieve activiteiten. Een led Niet alleen met trainingen en cursussen worden kinderen, jongeren en ouders bereikt. De inzet op Pr Î EN g ten Pod NARE EEer g overige preventieve activiteiten worden jaarlijks onderzocht met een dagboekjesonderzoek. In de 8 jaarrapportage volgt een toelichting op de nieuwste cijfers vit het dagboekjesonderzoek. IGGIS Aantal jeugdigen, ouders en gezinnen met opvoed- en Verdeling deelnemers naar doelgroep - 1e opgroeiondersteuning halfjaar 2019 1.800 1.600 1.400 1.200 B 4-11 jarigen B Trainingen/cursussen 1.000 ss B 12-17 jarigen 800 600 B ouders/verzorgers Info/advies 400 737 300 54 0 1H 2018 1H 2019 ea ij Jeugdigen, ouders of gezinnen é Aa NVU lend met verhoogde risico’s of beginnende T problemen die extra ondersteuning . nodig hebben kunnen terecht bij het p reve nt | ef aanvullend preventief aanbod opvoed- en opgroeiondersteuning. b d O es O Dit aanbod bestaat uit informatie en d a n O advies, trainingen en cursussen en be- geleiding en richt zich op zes thema’s: . . . . ouderschap en gezin, psychosociaal Monitor In ontwikkeling functioneren, risicojongeren, seksuele In het eerste halfjaar van 2019 hebben 14.993 kinderen, jongeren, ouders weerbaarheid, ntt hd en gezinnen deelgenomen aan het aanvullend preventief aanbod opvoed- RAUERIRGGEIGG el dadels en opgroeiondersteuning (geen vnieke personen). In vergelijking met vorig jaar A Ad ded ed gaat het om een stijging van circa 13%. De stijging wordt mede veroor- ht db zaakt door een intensivering op bestaand en nieuw aanbod, dat zich richt ek op identiteitsversterking van meiden, laagdrempelige opvoeddebatten in Ook is er aanbod voor vrijwilligers en de wijk, ondersteuning van gezinnen door andere gezinnen en voorlich- professionals gericht op deskundig- ting over seksuele weerbaarheid. Anderzijds zijn wijzigingen in de monito- heidsbevordering. ring voor ongeveer de helft van invloed op de stijging van het bereik. De twee grootste groepen deelnemers zijn (aanstaande) ouders en gezin- nen en jongeren in de VO leeftijd (beide ongeveer 4,0%). De overige 20% Opvallend wordt verdeeld over kinderen en jongeren ouder dan 18 jaar. De meeste rn . . . oe. Stijging van het aantal deelnemers, dat deelnemers ontvingen info/advies (65%). Het aantal deelnemers bij trai- } Re . … Sn . wordt verklaard door een intensivering ningen en cursussen (19%) en bij begeleiding (16%) ontloopt elkaar niet ì - . op bestaand en nieuw aanbod en door veel. Per doelgroep valt deze verdeling anders uit. (Aanstaande) ouders en rn 2 e wijzigingen in de monitor. gezinnen ontvangen vooral info/advies en trainingen en cursussen. Kin- 9 deren nemen vooral deel aan trainingen en cursussen, waar jongeren De grootste groep deelnemers zijn voornamelijk worden bereikt met info/advies (vooral digitaal en met voor- _ BEEMBEEULDENLEN GA IER Te lichtingsactiviteiten). Jongeren van 18 jaar en ouder ontvangen vooral zinnen en jongeren in de leeftijd 12 t/m begeleiding binnen het thema Risicojongeren. Omdat de intensiteit van ER trainingen en cursussen en begeleiding hoger ligt dan bij (eenmalige) info- DTR en adviesactiviteiten, ligt het bereik daar in de regel lager. De inzet op men eenlbed vellen in de Ahamels Selle samenwerking tussen aanbieders aanvullend aanbod, OKT en de wijk suele weerbaarheid (29%), Ouderschap moet in de toekomst leiden tot het beter bereiken van doelgroepen. en gezin (28%) en Psychosociaal functi- Daarnaast zijn 1.284 professionals/vrijwilligers bereikt met deskundig- Sink Lrsl Griden aes dl id ae heidsbevordering (niet opgenomen in de grafieken). Dit aanbod richt zich vooral op hk bereikt ak het ks En professionals uit de kinderdagopvang en op aanbieders die hun preventief _ hdt:hldsllg ds uitbreiding en inzet op aanbod toegankelijker willen maken voor moeilijk bereikbare groepen. kelde keld eden Aantal jeugdigen, ouders en gezinnen met opvoed! en Deelnemers ingedeeld naar de 6 thema's van het opgroeiondersteuning aanbod 16.000 Familiegroepsplan 14.000 aas 7% m Ouderschap en gezin 12.000 29% 2.842 m Begeleiding 10.000 2.437 ld Passende kinderdagopvang 8.000 Trainingen/cursussen m Psychosociaal 6.000 N functioneren 726 9 4.000 8.779 é Risico jongeren Infofadvies py) 2.000 m Seksuele weerbaarheid 0 1H 2018 1H 2019 © ® ® ® ij Het Ouder- en Kindteam voert J e U q d h U | p O U d e - naast jeugdgezondheidszorg, informa- tie en advies en opvoed- en opgroeion- . dersteuning, ook (laagdrempelige) en Kindteam BEES Deze jeugdhulp wordt via één van de 27 an teams (22 gebiedsteams, 4 teams voor het voortgezet onderwijs en 1 team voor het middelbaar beroepsonderwijs) 0 . . . . aangeboden en wordt uitgevoerd door 4 % minder jeugdigen met jeugdhulp, hoog en een ouder- en kindadviseur en/of een stabiel percentage zelf doen TA eek In het eerste halfjaar van 2019 hebben 9.310 kinderen, jongeren en ouders Waar nodig wordt tijdig specialistische jeugdhulp vanuit het Ouder- en Kindteam ontvangen. Hiervan zijn er jeugdhulp, Samen DOEN, de jeugdbe- 7.528 tussen 0-18 jaar oud én woonachtig in Amsterdam. Hiermee heeft scherming, de OMPG-aanpak of Veilig het OKT in de eerste helft van dit jaar aan 5,1% van alle Amsterdamse LAER seh jeugdigen 0-18 jaar jeugdhulp geboden. Aan nog eens 1.200 jongeren 18+ is jeugdhulp geboden via de teams van het VO/MBO. In dezelfde periode vorig jaar lag het bereik op 9.732.Dit betekent een daling van 4% in vergelijking met vorig jaar en van 20% in vergelijking met 2017 (hierbij speelt een administratieve opschoning eind 2017 een rol). Het Oo ITN aantal jeugdigen met jeugdhulp ligt weer op het niveau van 2016. De da- Malkisid ling van het bereik lijkt voort te komen uit een samenspel van verschillen- de factoren. Mogelijke factoren zijn de nasleep van de invoering van de Er is aan 9.310 jeugdigen jeugdhulp nieuwe resultaatgerichte werkwijze, de nieuwe manier van verwijzen naar de KOR Rh de specialistische jeugdhulp per 2018 en de verhoogde inzet op preventie, lijking met vorig jaar). Van alle Amster- vooral waar het gaat om de preventieve wijkstructuren. Waar het bereik be hed Ae he 0-18 jaar heeft 5,1% 10 verder is gedaald, zien we het aantal nieuw ingestroomde jeugdigen toe- jeugdhulp vanuit het OKT ontvangen. nemen met 4% naar 2.385 jeugdigen. Dit heeft mogelijk een (licht) opho- gend effect op de bereikcijfers over heel 2019. Het overgrote deel van deze 9.310 ‚ . . jeugdigen zijn in de leeftijd tussen 4-12 Het deel van jeugdigen met jeugdhulp dat geheel binnen het OKT ison- jaar (46%). Daarna volgen jongeren in dersteund, zonder verwijzing naar de specialistische jeugdhulp, lag inde de leeftijd tussen 12 en 17 jaar (31%) en eerste helft van 2019 op 85,5%. Hiermee ligt het op ongeveer hetzelfde 18+ jongeren (13%). percentage als vorig jaar (85,8%) en net boven het percentage uit 2017 0 % . . . een 5 8 (84,1%). In de komende jaren wordt ingezet op een lichte stijging. Door de jaren heen is het percentage * Het OKT hanteert per 2019 een andere (meer accurate) definitie voor ‘zelf doen’. Belangrijkste jeugdigen dat geheel door het OKT zelf aanpassing is dat wordt gekeken naar wat er inde rapportageperiode heeft plaatsgevonden aan wordt geholpen, zonder inzet van spe- zelf doen versus inzet specialistische jeugdhulp, en niet wordt teruggekeken naar wat hierop in mr : Ô voorgaande jaren bij de betreffende jeugdigen is ingezet. cialistische jeugdhulp, le CE Aantal jeugdigen met jeugdhulp OKT, in- en Zelf doen versus inzet specialistische jeugdhulp uitstroom 5 14.000 100% 90% 12000 80% 85,8% 85,5% 0% 84,1% 5,970 5,50 TP 8 | m Clienten waarvoor 10.000 Aant t 70% specialistische 9.732 Jeugeigen me 60% jeugdhulp is ingezet 8.000 9.163 dn jeugdhulp on (in het eerste halfjaar) mm Instroom 50% Clienten die door het 6.000 (nieuwe 40% OKT geheel zelf zijn cliënten) ondersteund (in het 4.000 30% eerste halfjaar) nn — Uitstroom 20% 2.000 10% o 0% 1H2016 1H2017 1H2018 1H2019 1H 2017 1H 2018 1H 2019 Specialistische jeugdhul Wanneer meer intensieve of specialistische jeugdhulp nodig is dan het Ou- der- en Kindeam, Samen DOEN of het aanvullende preventief aanbod kan bieden, wordt specialistische jeugdhulp ingezet. Met uitzondering van het SJSO (zie volgende pagina) is de specialistische jeugdhulp niet vrij toegankelijk (we spreken dan van individuele jeugdhulp- voorzieningen). De toegang kan via verschillende routes verlopen, zoals het OKT, Samen DOEN, huisartsen en gecertificeerde instellingen. Meestal worden individuele jeugdhulpvoorzieningen geboden door gecontracteer- de jeugdhulpaanbieders (de geheten zorg in natura). Een kleine groep ou- ders kiest voor een persoonsgebonden budget. 16.000 14.000 700 12.000 533 10.000 64,0 PGB 8.000 LTA 1 =IBO m Regionaal 6.000 SJSO 4.000 2.000 1.004 24 0 iehelft2018 Heel2018 zehelft 2019 Opgave De grootste opgave voor de komende tijd is om het beroep op de specialistische jeugdhulp bij de (regionaal gecon- tracteerde) jeugdhulpaanbieders terug te dringen. Hierbij moet aan de ene kant de oplossing gezocht worden in een (nog) grotere rol van de lokale teams, het flexibe- le preventief aanbod jeugd en het SJSO om te voorkomen dat regionaal aanbod (langdurig) nodig is. Aan de andere kant is ook de opgave om de aard, duur en effectiviteit van het regionale aanbod te verbeteren. Meer ambulant, minder verblijf. Kortere, effectievere, inventies. Beter betrekken van andere voorzieningen in het sociaal domein als dat nodig is om de inzet van specialistische jeugdhulp korter en effectiever te maken. let! n ij) Leerlingen op het speciaal on- S pecla stische jeugd h U p derwijs hebben naast speciale onder- wijsondersteuning, vaak ook specialis- op het tische jeugdhulp nodig. . d en Om deze jeugdhulp eenvoudig, op Speclaa on EerwiIjs school, te kunnen bieden heeft de ge- meente vanaf 2018 een belangrijk deel van deze jeugdhulp als algemene voor- ziening op de locaties voor speciaal NDE . (basis)onderwijs en praktijkonderwijs Specialistische jeugdhulp op school georganiseerd. Eris voor deze hulp dus In juli 2019 hebben de S5JSO-aanbieders gegevens aangeleverd over de geen formeel toegangsbesluit nodig. leerlingen dat zij ondersteund hebben in schooljaar 2018/2019. Hiermee EMT LTN: ontstaat voor het eerst beeld over een compleet schooljaar. speciaal onderwijs (SJSO) wordt gebo- In schooljaar 2018/2019 werden 1.868 leerlingen op 45 schoollocaties on- den door B hele esse in dersteund door de jeugdhulpverleners van de SJSO-aanbieders. Het gaat hole kid op de locaties heb- om jeugdigen die langere tijd hulp ontvingen op basis van een plan. Over lee dee hd Kee kortdurende interventies en adviesgesprekken zijn geen cijfers (om de administratieve lasten te beperken hoeven instellingen hierover niet te rapporteren). Dit laagdrempelige aanbod is wel een belangrijke meer- waarde van het 5JSO. De SJSO-hulpverleners zijn er in principe voor alle leerlingen op school, en Ole dus niet alleen voor Amsterdamse jeugdigen. Bijna 383 leerlingen (20%) 1.868 leerlingen in het speciaal onder- waren woonachtig in andere gemeenten, met name in Amstelveen, Zaan- wijs ontvingen specialistische jeugd- stad, en Diemen. Amsterdam heeft afspraken gemaakt met de regioge- hulp als algemene voorziening op meenten over de verrekening van de kosten. school. De verwachting was dat met de inzet van het 5JSO het beroep op indivi- î 5 12 duele jeugdhulpvoorzieningen — met name geboden door de regionaal Bef ahhh en ke hbe gecontracteerde jeugdhulpaanbieders — af zou nemen. Deze ontwikkeling javgeligam ele berk weren mat lat wordt nauwgezet gevolgd en is structureel onderwerp van gesprek met de Seems Woont niet m Amster schoolbesturen en binnen de zorgteam op de scholen. Het aantal leer- B lingen op de SJSO locaties dat regionale jeugdhulp ontving stabiliseerde î î 8 zich in de eerste helft van 2019. De gemiddelde kosten van deze trajecten hi ne ve vG Se daalde. In welke mate beide ontwikkelingen zijn toe te schrijven aan de ie se ae ea Ks S inzet van het SJSO is nog niet met zekerheid te zeggen. hahah In het najaar 2019 verschijnen de eerst resultaten van een kwalitatief on- In het najaar 2019 verschijnen de eer- derzoek van het Kohnstamminstituut naar het SJSO. In dit onderzoek is ste resultaten van het Kohnstamm on- o.a. de tevredenheid van scholen met het SJSO onderzocht. derzoek naar het SSJO. Bereik SJSO schooljaar 2018-2019 Gebruik regionale jeugdhulp door SJSO- 1600 leerlingen in 2019 €30.000 1.400 1.400 1.200 25-000 1200 mmm Gemiddelde 1.000 kosten traject 1.000 €20.000 800 800 EN In zorg €15.000 600 mmm Gestart 600 €10.000 400 400 mmm leerlingen met regionale 200 €5.000 200 jeugdhulp 0 €o 0 SÉ AS & & dE NF N \ & N Ò NX TE SS & © SS S & S & € S s dú Der - — ij Niet alle jeugdhulpvoorzienin- ed Toega ng gen zijn vrij toegankelijk. De toegang B tot de ‘individuele jeugdhulpvoorzie- DD . nn ningen’ loopt via de lokale teams (Ou- tot de Ind Ivid vele ja aen en Samen DOEN), de medische verwijzers (huisartsen en J eu qg d h U | pvoo rzie n I n qg en le deka of de gecertifi- ceerde instellingen. In bijzondere gevallen verloopt de toe- . mes gang via Veilig Thuis (namelijk bij Toename lichtere verwijzingen spoed) of de basisscholen (bij enkel- In de eerste helft van 2019 werden ongeveer 6.400 jeugdigen verwezen voudige ernstige dyslexie). naar niet vrij toegankelijke specialistische jeugdhulp. Een groot deel daar- De lokale teams nemen een toegangs- van (circa 1.200 jeugdigen) betrof jeugdigen die ook al in 2018 en eerder gu Taal te d [YeT-NoO duurzame zorg ontvingen. Voor deze jeugdigen heeft de gemeente het achtneming van de Verordening en na- recht op zorg verlengd op aanwijzing van de aanbieder. 5110 EE) Zorg voor de Jeugd PN Wanneer we bovengenoemde verwijzingen buiten beschouwing laten, kan el ahhh EE: eed geconstateerd worden dat er in de eerste helft van 2019 nauwelijks ver- heb AN kie hi bebe schuivingen ten opzichte van 2018 hebben plaatsgevonden als het gaat A bead om de verhoudingen tussen de verschillend toegangsroutes (zie taartdia- grammen hieronder). Artsen, lokale teams) en de gecertificeerde instel- lingen — in die volgorde — zijn nog steeds de belangrijkste verwijzers, ge- Opvallend meten naar het aantal jeugdigen. In het aantal en de aard van de verwijzingen zien we wel veranderingen. Abd be keke Het aantal jeugdigen dat verwezen werd is in de 1° helft 2019 ten opzichte verwijzers is in 2019 niet noemens- van de 1° helft 2018 (met circa 20%) toegenomen. De toename van het waardig gewijzigd. : aantal jeugdigen in zorg is niet in gelijke mate toegenomen. Dit betekent ) dat in 2019 meer jeugdigen zorg ontvingen op basis van een verwijzing in Er werden in de eerste helft van 2019 hetzelfde jaar dan voorheen. Een positieve ontwikkeling is de verschuiving meer beschikkingen voor individuele naar verwijzingen voor lichtere zorg. Waar in de eerste helft van 2018 nog jeugdhulpvoorzieningen afgegeven. de helft van de verwijzingen naar hoogspecialistische jeugdhulp (segment C) was, was dat in de 1° helft 2019 nog maar iets meer dan een derde. De ANNEE AS gemeente heeft de lokale teams en gecertificeerde instellingen ook ge- ROTE NEN stimuleerd om sneller, lichtere hulp in te zetten. nn f van hoogspecialistische jeugdhulp In februari 2019 is de verblijfstafel geïntroduceerd. Verwijzers en aanbie- (segment B in plaat s van segment C). ders die menen dat een jeugdige in een residentiële voorziening opgeno- men dient te worden, leggen hun casus voor aan deze groep experts. De hoop is dat hierdoor vaker voor extra ondersteuning thuis gekozen wordt in plaats van een uithuisplaatsing. Een evaluatie volgt dit najaar. Aandeel In toegang 1e helft 2018, naar aantal 1e helft 2019, naar aantal jeugdigen jeugdigen m Ouder- en Kindteams 2% 4% 5% m Samen DOEN m Huisarts en medisch specialist m Gecertificeerde instellingen = School 2% = Veilig Thuis Overige ee. ij) Voor de uitvoering van de indi- Ind ividuele viduele jeugdhulpvoorzieningen zorg in . . . natura heeft de gemeente Amsterdam jeugd h U | pVvoorzIen l ngen een groot aantal jeugdhulpaanbieders gecontracteerd. u ZO rQ In natu ra Het gaat om 36 instellingen die (hoog)specialistische jeugdhulp (seg- ment B en C) bieden en een groot aan- tal kleinere instellingen, groeps- . ann . praktijken en ZZP-ers die specialis- Lichte stijging aantal clienten tische jeugdhulp (segment B) bieden. In 2018 zijn de kosten van de regionaal ingekochte specialistische jeugd- In bijzondere gevallen wordt ook speci- hulp fors gestegen. Om de kosten beter te beheersen zijn in 2018-2019 Ne AN eten Ke ENT diverse maatregelen doorgevoerd, waaronder het met ingang van 1 januva- EET TTET ri 2019 herzien van de tarieven en herinvoeren van verblijf als aparte zorg- EEEN OE categorie. k 3 betalingsovereenkomsten) en door In de 21° helft van 2019 ontvingen volgens de gemeentelijke administratie jeugdhulpaanbieders in het kader van circa 9.700 Amsterdamse jeugdigen specialistische jeugdhulp van instel- de landelijke raamcontracten (afgeslo- lingen, groepspraktijken en ZZP-ers met een regionaal contract. Dit aan- ten door de VNG). tal ligt 3,8% hoger dan in de 1° helft 2018. Er wordt een verdere stijging verwacht omdat enkele instellingen achterlopen in het doorgeven van hun cliënten aan de gemeente. on Opvallend Veruit de meeste jeugdigen ontvingen ambulante jeugdhulp. Een kleine groep van circa 4% van het totaal aantal jeugdigen dat specialistische er î ind î " jeugdhulp ontvangt maakte gebruik van een residentiële jeugdhulp. De hed todat id Wee meeste jeugdigen ontvingen specialistische jeugdhulp in het kader van le dk hee lk 7 ontwikkelings- en gedragsproblemen (profiel 5), een kleinere groep met zien (in de regel: verlaagd) en is verblijf bijkomende opvoedproblemen (profiel 2) of multiproblematiek in het weer als apart zorgcategorie inge- 4 gezin (profiel 6). Er is lichte verschuiving van segment C naar B te zien. voerd. De wachttijden in de regionale specialistische jeugdhulp zijn in 2019 opge- 8 î î lopen. Waarschijnlijk door het strakker sturen op de budgetten. De cijfers ls re welale en over 2019 zijn echter niet zonder meer te vergelijking met die uit 2018, di e eden bad al ed sdh door de gewijzigde meetmethodiek (zie verder bijlage 2). Alk id eed Naast de regionaal ingekochte specialistische jeugdhulp wordt een klein ART NE NeR CRAEN VEND aantal jeugdigen geholpen vanuit een individuele betalingsovereenkomst ARTE TE UTO TEEN (IBO's) tussen de gemeente en niet gecontracteerde aanbieders of op edelstenen 155 basis van de landelijke VNG-raamcontracten. Het aantal IBO's was stabiel, hk had het gebruik van het landelijk aanbod daalde. bewedhefdenindeniereeient * Zie bijlage 1 voor meer cijfers en een uitleg van de verschillende segmenten, profielen en inten- hulp rai mn 2019 toegenomen. siteiten in de regionale jeugdhulp, vergelijk ook de website zorgomregioamsterdam.nl. Bereik specialistische jeugdhulp ZIN (aantal jeugdigen) Profielen in segment Ben C ze helft 2019 (aandeel naar aantal cliënten) 14.000 3,0% moi 12.000 417% mo u 03 10.000 0,4% 11,5% 1,3% m Landelijk aanbod mo4 8.000 62% mos = Individuele 11% 06 6.000 betalingsovereenkomsten ' ° m Regionale inkoop 97 4.000 08 09 2.000 10 o 11 zehelft2018 heel2018 z1ehelft 2019 Est ij Een kleine groep ouders kiest Individuele ervoor om zelf de regie te voeren over . . de inzet van specialistische jeugdhulp Jeugd h U | pVvoorzIen l ngen middels een persoonsgebonden budget (pgb). PG B De toekenningen van een pgb lopen altijd via de Ouder- en Kindteams Am- sterdam. De uitbetaling van pgb-zorgverleners Minder pgb’s, hogere budgetten efoo)s le de ML ska (SVB). Dit laatste is in de Jeugdwet In de eerste helft van 2019 ontvingen op enige moment 533 jeugdigen vastgelegd. specialistische jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Dit aantal ligt flink (18%) lager dan in de eerste helft van 2018. De daling van het aantal jeugdigen met een pgb vond vooral plaats in 2018. In janvari 2018 waren er nog 606 jeugdigen met een pgb, in janvari 2019 was dit teruggelopen tot 487. De kosten van de persoonsgebonden budgetten zullen naar verwachting in 2019 iets lager vitkomen dan in 2018. De geringe daling van de kosten is opvallend gezien de sterke daling van het aantal cliënten. Verklaring is gelegen in de stijging van de gemiddelde hoogte van de toegekende bud- getten (al sinds begin 2017). De redenen hiervoor zijn divers. Er wordt Opvallend beter gekeken wat nodig is, en per 2018 is de wijze om de hoogte van het budget vast te stellen anders ingericht. Er zal komende tijd een verdere Het aantal jeugdigen met een pgb is analyse gemaakt worden in hoeverre de stijging van de budgetten terecht Nett EET is. De aard van de zorg die ingekocht werd met een persoonsgebonden bud- De gemiddelde hoogte van toegekende D get veranderde in de 1° helft van 2019 niet noemenswaardig. Het overgro- pgb budgetten stijgt sinds 2017. te deel van deze hulp bestaat uit informele zorg (door familie of sociaal netwerk) of praktische ondersteuning door een professionele hulpverle- De pgb's jeugd worden vooral gebruikt ner. om informele zorg te bekostigen. Er lijkt wel een verschuiving in de verdeling over de stad plaats te vinden. Waar in 2015 en 2016 procentueel de meeste pgb's afgeven werden in Amsterdam Oost is in opkomst als het Noord, zijn nu de meeste jeugdigen met een pgb te vinden in Oost. IJburg ee ALAN de A ARES LL was in de eerste helft 2019 het gebied met de meeste pgb's jeugd. Er zul- len gesprekken gevoerd worden met het OKT PGB team en het OKT team in Oost om helder te krijgen waarom daar het grootste aantal pgb's wordt afgegeven. Aantal jeugdigen met een persoonsgebonden budget Aard pgb voorzieningen jeugd ze helft 2019 800 700 700 640 600 533 B Informeel 500 m Ambulant 400 2% = Verblijf 300 B Vervoer m Vóór 2018 200 100 0 1e helft 2018 Heel 2018 ze helft 2019 IN q e A4 ds 4 bee | fe Gezinnen met inzet vanuit Samen DOEN, de jeugdbescherming en -reclassering en de OMPG(+) aanpak Het aantal gezinnen dat Samen DOEN heeft on- dersteund is in de eerste helft van 2019 verder >000 afgenomen in vergelijking met voorgaande jaren. In 85% van alle huishoudens die in het afgelopen 4.500 jaar zijn ondersteund door Samen DOEN ging het om een gezin. 4.000 Ook door de gecertificeerde instellingen (uitvoer- 2.701 ders van de jeugdbescherming en —reclassering) 3-500 2.513 zijn in de eerste helft 2019 gemiddeld minder ge- e 16 zinnen ondersteund. Dit is in lijn met de opdracht 3.000 3 Jeugdbescherming richting de Gl, maar personele krapte speelt hier en -reclassering ook een rol. 2.500 Bij de OMPG(+) aanpak is een forse toename van de inzet op procesmanagement voor multipro- = Samen DOEN p P k Ke) P 7 2.000 gezinnen bleem gezinnen te zien. Vooral meer aanmeldin- gen vanuit de Gl. 1.500 (O)MPG+ aanpak 1.000 500 193 252 278 Opgave ° 1H2017 1H2018 1H2019 De borging van de Samen DOEN aanpak wordt voorbereidt in het kader van de doorontwikkeling sociaal domein. Het komend halfjaar wordt gebruikt om een analyse te doen van de vragen en gezinnen die door Samen DOEN worden opgepakt. Vanuit de doorontwikkeling van de escalatie-aanpakken binnen het sociaal domein worden de eerste stappen gezet om anders en intensiever samen te werken. Aandachtspunt hierin is onder meer het naar voren halen van kennis en kunde met betrekking tot integraal kijken en werken waardoor het primair proces verbeterd wordt en escalaties en stagnaties voorkomen worden. ij) Sommige huishoudens heb- S d Mm e n D O E N ben te maken met complexe problema- tiek op meerdere levensgebieden en hebben daardoor extra ondersteuning nodig om de zorg te coördineren en regie te houden (of terug te krijgen). Deze ondersteuning wordt geboden door de 22 Samen DOEN-teams. é De teams bieden zorgcoördinatie en . . ondersteunen huishoudens — zonder én Verdere daling van het aantal gezinnen dat met kinderen (gezinnen). wordt ondersteund door Samen DOEN En Samen DOEN heeft in het eerste halfjaar 2019 in totaal 1.762 huishoudens khad ld hi nh met kinderen (gezinnen) ondersteund. In vergelijking met dezelfde perio- did ebt hed ahhh de de in 2017 en 2018 gaat het om een gemiddelde daling van ruim 8% per liek jaar. Met een bereik van 1.762 gezinnen is in totaal 1,5 % van alle Amster- damse gezinnen ondersteund is de eerste helft van 2019. De daling wordt veroorzaakt doordat er in de laatste jaren meer gezinnen uitstromen dan dat er nieuwe gezinnen worden aangemeld bij Samen DOEN. Vooral vanuit professionele derden (o.a. wijkagent, huisarts, zorg- instelling, GGD, MADI, reclassering) zijn er minder aanmeldingen van Opvallend gezinnen. Mogelijk is het Ouder- en Kindteam en andere partijen steeds beter in staat om gezinnen met meer problemen zelf te ondersteunen, zonder inzet van Samen DOEN. De aanmeldingen vanuit het Ouder- en Aan 1,5% van alle Amsterdamse gezin- Kindteam zelf blijven met 14% stabiel. Via een gecertificeerde instelling Akela Ad Keke ee (de jeugdbescherming en —reclassering) en Veilig Thuis komt bijna 50% ning geboden. 7 van alle aanmeldingen binnen. De gecertificeerde instellingen melden als / enige partner meer gezinnen aan dan vorig jaar. Dit wordt verklaard door- Het aantal gezinnen dat Samen DOEN dat er wordt samengewerkt om, waar mogelijk, de ondersteuning (eerder ondersteunt neemt in vergelijking met dan voorheen) over te dragen naar Samen DOEN. Bij Veilig Thuis, waarbij voorgaande jaren verder af, gemiddeld hier ook wordt op ingezet, zien we deze stijging nog niet optreden. ARN TETE EEND Hoewel de uitstroom in het eerste halfjaar 2019 gelijk is aan de instroom, zien we door de jaren heen wel een afname bij de uitstroom. Mogelijke In 85% van alle huishoudens die in het reden voor de afgenomen uitstroom is de toegenomen problematiek van afgelopen jaar zijn ondersteund door de gezinnen die worden ondersteund. Samen DOEN ging het om een gezin. *De in deze bestuursrapportage gepresenteerde bereikaantallen over het eerste halfjaar 2017 /2018 Kk lag er Als: Es kle wijken af van eerder geapporteerde aantallen. Dit komt doordat in 2018 de rekenmethode op een geveer 5 procentpunten lager. aantal onderdelen is bijgesteld, zoals het wel/niet meetellen van heraanmeldingen (huishoudens die na afsluiten op een later moment opnieuw instromen). Gezinnen met ondersteuning Samen DOEN Instroom per aanmelder (1e helft 2019) 85% 200 78% 81% ’ 90% B Professionele A en 80% derden 2.000 % . 0% 5% m Gecertificeerde 70 mmm Gezinnen met A instellingen 60% ondersteuning 1.500 14% m Veilig Thuis DO mmm Instroom 40% Ouder- en 1.000 Kindteam Zh mm bitstroom Werk, Participatie soo 20% Inkomen 10% == Aandeel Samen DOEN gezinnen o 0% Overig 1H2017 1H 2018 1H 2019 . ij) De gecertificeerde instellingen J e U q d besc h e dg Ì ì I n q voeren de rechterlijke maatregelen uit in het kader van het jeugdbescher- . mingsrecht (vastgelegd in het Burger- e n - re C | d S se KI n q lijk Wetboek) en het Jeugdstrafrecht nn (vastelegd in het Wetboek strafrecht). De gemeente is op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk voor (de financiering van) de gecertificeerde : . : . instellingen. Amsterdam heeft, in regi- Minder inzet Gl nodig, personeelskrapte blijft gemenrnmhgnmnmnmmegre In de 1° helft van 2019 ontvingen gemiddeld circa 2.200 gezinnen onder- eee steuning vanuit een van de drie gecertificeerde instellingen (GI) in het Deze gecertificeerde instellingen bie- kader van (preventieve) jeugdbescherming of reclassering. Dit is een den in Amsterdam ook preventieve daling (van circa 6%) ten opzichte van de 2° helft 2018. jeugdbescherming. In dat geval voeren De daling is in lijn met de verwachtingen. Vanuit de aanbesteding 2018 is AK Rek stekken Asldebsk de gecertificeerde instellingen gevraagd om extra in te zetten op consul- kb ke he dh besl tatie aan de lokale teams, zodat deze gezinnen langer zelf kunnen bege- bt ekennA Atak leiden, en eerder de begeleiding weer kunnen overnemen na de inzet van dee de gecertificeerde instellingen. Per 1-1-2019 is deel van de gecertificeerde instellingen overgegaan o 0 3 no gegen oP Opvallend nieuw registratiesysteem, trends kunnen iets afwijken door opschoning gegevens. Het gemiddelde aantal gezinnen dat Het werven en behouden van personeel blijft een knelpunt bij de gecertifi- bereikt wordt door de Gl is afgenomen. ceerde instellingen. Nog steeds kampen alle gecontracteerde gecertifi- ceerde instellingen met een tekort aan medewerkers, en daardoor extra De personele krapte en werkdruk bij de 18 belasting van de zittende medewerkers. GI blijft bestaan. In de 1° helft 2019 zijn de kritieke prestatie-indicatoren (KPI's) voor de î Je . . . : : Er wordt extra ingezet op het consulte- gecertificeerde instellingen verder vitgewerkt. Doel is meer zicht te krij- be: Le ren en ondersteunen van de lokale gen op effect, duur en kwaliteit van de ondersteuning door de gecertifi- vr ME : : teams bij gezinnen waar de veiligheid in ceerde instellingen. hd het geding is. De gecertificeerde instellingen hebben aangegeven dat wachttijden in het aanbod specialistische jeugdhulp zorgen voor knelpunten in hun eigen De inspanningen om de kosten in de begeleiding. De problematiek in gezinnen duurt daardoor langer, of ver- specialistische jeugdhulp terugdringen ergert zelfs. In het kader van de KPI's wordt gezocht naar een manier om raakt ook het werk van de Gl. de omvang van dit knelpunt ook feitelijk inzichtelijk te maken. Gemiddeld aantal gezinnen gecertificeerde instellingen 2.500 278 283 2.000 302 1.500 Voogdijmaatregelen = Jeugdreclasseringsmaatregelen m Ondertoezichtstellingen 1.000 m Preventieve jeugdbescherming 500 0 1e helft 2018 2e helft 2018 ze helft 2019 i) De (O)MPG+ aanpak richt zich nn op geëscaleerde problematiek en ge- a) Pp K) stagneerde zorg rond gezinnen. De aanpak is erop gefocust om stagnaties weg te nemen en de hulp opnieuw op gang te brengen. Het stedelijk opererende team levert consulatie voor professionals, proces- management voor (overlastgevende) M . t multiprobleemgezinnen en regelt de eer gezinnen met procesmanagemen toegang en procesmanagement over Het aantal gezinnen waarbij de OMPG+ aanpak inzet heeft gepleegd is in beha hrthnbbebebendn saken hed be de eerste helft van 2019 verder toegenomen. In 2019 ging het om 276 nen die op geen ins likken gezinnen (2018: 252, 2017: 193). aan een passende woning komen en _ waarbij dit een stagnerende factor voor De stijging wordt vrijwel geheel veroorzaakt door de toename van het EEE TTU aantal multiprobleemgezinnen waarvoor procesmanagement wordt ge- boden. De verklaring hiervoor is meerledig. De vernieuwing in de specia- Eee al A nds es listische jeugdhulp lijkt ervoor te hebben gezorgd dat partners in het le Nl KAAL AL KA Kel jeugdstelsel een groter beroep doen op de aanpak bij het vitzoeken en in Rl gang zetten van de juiste hulp. Dit zagen we vorig jaar ook. Ook blijft de inzet op gezinnen met woonproblematiek hoog. De (O)MPG+ aanpak heeft mogelijkheden om complexe (woon)problematiek integraal op te Opvallend pakken. Daarnaast blijft meespelen dat op stadsdeelniveau geen plek is waar complexe en vastgelopen casuïstiek belegd kan worden. De meeste Het beeld wijkt op grote lijnen niet af aanmeldingen voor procesmanagement komen via de gecertificeerde TST instellingen, gemeentelijke diensten en Samen DOEN binnen. Het aantal aanmeldingen vanuit de Gl is daarbij flink toegenomen. De Gl maakt meer Forse toename van aantal multipro- 19 gebruik van de OMPG aanpak, bijvoorbeeld bij noodzakelijke inzet van bleem gezinnen waar de OMPG(+) aan- andere domeinen en problematiek rond inzet van specialistische jeugd- pak procesmanagement voor uitvoert. hulp. Personeelsverloop met als gevolg minder ervaren medewerkers leidt Vooral meer aanmeldingen vanuit de tot extra behoefte aan ondersteuning vanuit de OMPG aanpak. Daarnaast en in TINT heeft de Gl het afgelopen jaar kritisch gekeken naar casuïstiek die al lang onder hun hoede is. Bij zeer complexe en vastgelopen casuïstiek heeft de Minder gezinnen waarover consultvra- OMPG-aanpak hen ondersteund. gen worden gesteld door partners in Het aantal aanvragen voor een woonurgentie MPG is in vergelijking met ET Ke CA lake RSI voorgaande jaren flink afgenomen. De verklaring hiervoor is vooral admi- sultvragen gaat over het shab nistratief van aard. Per 2019 worden hier enkel nog de aanvragen van wonen. Na een opvallende hin ed gezinnen geteld die voldoen aan de instroomcriteria. De gezinnen die niet ik kie steh Like kh voldoen aan de criteria zijn nu opgenomen bij procesmanagement MPG. bijna geen vragen meer binnen. Aantal gezinnen met ondersteuning aanpak OMPG+ Instroom gezinnen met procesmanagement via: 400 Totaal aantal unieke 100% mm —_— mm POV 350 gezinnen 90% Jeugdhulpaanbieders 300 276 Procesmanagement 80% 32% 252 OMPG 70% 0 Politie 250 36% 193 Procesmanagement MPG 60% 200 5 24% B Gemeentelijke 50% diensten Procesmanagement 40% 34% e 150 bewonersovereenkomst nep " Gerenifceerde 0, 33 MPG 30% Instemmngen 100 i s DOEN EI 2 m Aanvragen woonurgentie 20% 38% amen 50 5 28% 22% 58 a 10% OKT o B Consultvragen 0% —_—_ mm 1H2017 1H2018 1H2019 1H2017 1H2018 1H2019 Bijlage 1. Aantal cliënten regionale specialistische jeugdhulp En in de 12° helft 2019 Segment B Profiel Intensief Perspectief Duuzaamlicht Duurzaamzwaar Totaal 01 92 17 1 6 115 02 419 113 50 242 806 03 8 2 7 17 04 153 30 31 178 381 05 1.358 421 145 911 2.766 06 87 12 45 123 260 07 4 4 5 38 51 08 30 9 15 106 156 og 3 2 25 30 10 176 67 10 57 305 11 108 9 117 Totaal 2.407 683 303 1.682 4.915 Segment C Profiel Intensief Perspectief Duurzaamlicht Duurzaammidden Duurzaamzwaar Verblijf Totaal o1 86 39 14 139 ° 02 go 99 41 1 42 273 03 10 26 66 100 04 143 39 42 66 289 05 208 199 144 15 142 683 06 308 41 277 39 215 854 07 1 19 25 43 08 28 4 162 59 158 388 og 1 5 6 10 309 220 33 152 686 11 172 207 323 Verblijf 935 935 Totaal 1.315 837 748 114 854 942 4429 Toelichting De regionaal ingekochte specialistische jeugdhulp is opgedeeld in specialistische jeugdhulp (seg- ment B) en hoogspecialistische jeugdhulp (segment C). Daarnaast vormt ook dyslexiezorg (seg- ment D) een aparte categorie (NB segment A betreft de algemene, lokaal ingekochte, voorzienin- gen). Naast de segmenten wordt in de regionale specialistische jeugdhulp een onderscheid gemaakt naar profielen. Deze profielen zijn een clustering van de ondersteuningsbehoefte van een gezin en de gewenste resultaten, verfijnd naar de karakteristiek van de hulp. Er zijn 11 profielen. De eerste negen duiden de aard van de problematiek (en daarmee ondersteuningsbehoefte) van de jeugdige en het gezin aan. De laatste twee betreffen respectievelijk een specifieke leeftijdsgroep (profiel 10) en hulp in crisissituaties (profiel 11): 1. Jeugdige met psychosociale problemen en problematische relaties tussen ouders. 2. Jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen en ouders die problemen ervaren met opvoeden. 3. Jeugdige met ouders met een ziekte of beperking. 4. Jeugdige met ontwikkelings-, gedrags- en/of psychiatrische problemen met ouders met psy- chi(atrijsche problemen. 5. Jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind factoren (psychiatrisch en/of somatisch). 6. Jeugdige met ontwikkelings-, gedrags- en psychiatrische problemen binnen een multipro- bleemgezin. 7. Jeugdigen met een beneden gemiddelde intelligentie. 8. Jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen met een beneden gemiddelde intelligen- tie. g. Jeugdige met een lichamelijke beperking en niet-aangeboren hersenletsel. 10. Jonge kinderen van 0-6 jaar en hun gezin die gezien hun leeftijd en de complexiteit van de problematiek specifieke kennis, procesdiagnostiek en specifieke ouder/kind interventies be- hoeven. 11. Jeugdige en gezin die in een crisissituatie terecht zijn gekomen. Binnen de profielen worden vijf intensiteiten onderscheiden: perspectief (P), intensief (I), duur- zaam licht (DL), duurzaam midden (DM), en duurzaam zwaar (DZ). Vanaf 1 januari 2019 is verblijf als een aparte categorie (binnen segment C) bedacht. Binnen ver- 21 blijf wordt geen onderscheid gemaakt tussen profielen of intensiteiten. Er zijn wel verschillende vormen van verblijf (ingedeeld naar verblijf 1 tot en met 5). VV Bijlage 2 Wachttijden regionale specialistische jeugdhulp A In de bestuursrapportage jeugdstelsel Amsterdam 2018 is gemeld dat in december 2018 nog 154 jeugdigen langer dan 10 weken op de start van regionale specialistische jeugdhulp aan het wach- ten waren. Dit aantal was opgehaald door een uitvraag bij 32 regionaal gecontracteerde aanbie- ders. In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is er vanaf 2019 voor geko- zen om wachttijden niet langer apart uit te vragen, maar deze te monitoren op basis van het lan- delijke berichtenverkeer dat door alle aanbieders gebruikt wordt.” In totaal waren er bij de regio- naal gecontracteerde instellingen eind augustus 2019 263 trajecten na 10 weken nog niet gestart. Door de veranderde meetwijze is dit aantal niet zonder meer te vergelijken met het aantal cliënten dat in 2018 te lang moest wachten. Desondanks lijkt er wel sprake te zijn van een stijging. Segment B: specialistische jeugdhulp 18 van de regionaal gecontracteerde instellingen hebben in 2019 jeugdhulptrajecten toegewezen gekregen die eind augustus al langer dan 10 weken of langer wachtten op een start zorg in seg- ment B. De GGZ-aanbieder Arkin had de meeste trajecten die te lang ‘open’ stonden. C-aanbieders, voor segment B oen hen Altra 22 Arkin 36 22 Bascule 15 BRight GGZ Jeugd en Gezin Amsterdam 1 Cordaan 3 Familysupporters Amsterdam 3 Groei & Glunder 2 Heerenloo 1 Indaad 1 Leveo care/Carehouse 11 MOC/'t Kabouterhuis 2 Opgroeipraktijk OpvoedpolijCare Express 11 Parnassia 10 Perspectief 1 Spirit 2 Unal zorg 1 Waag 5 Totaal 127 Bron: RMJ rapportagedatum 27/8 * Wachttijd is hierbij gedefinieerd als het aantal dagen tussen de ingangsdatum toewijzing (= datum aanmelding cliënt) en de startdatum zorg. De eerste datum is te vinden in het JW315 en/of JW301 bericht, de tweede datum in het JW305 bericht. Segment C: hoogspecialistische jeugdhulp 21 van de regionaal gecontracteerde instellingen hebben in 2019 jeugdhulptrajecten toegewezen gekregen die eind augustus al langer dan 10 weken of langer wachtten op een start zorg in seg- ment C. De jeugdzorginstellingen Altra en Spirit hadden de meeste trajecten die niet na 10 weken nog gestart waren. C-Aanbieders, voor segment C oen hen Altra 29 Arkin 14 Bascule 14 Cordaan 8 Familysupporters Amsterdam 2 Heerenloo 1 Indaad 2 Leger des Heils Welzijn &Gezondheidszorg 2 Leveo care/Carehouse 3 Lijns 3 MOC/'t Kabouterhuis 12 Ons Tweede Thuis 1 23 OpvoedpolijCare Express 1 Parnassia 2 Prinsenstichting 1 Spirit 32 Timon 1 Unal zorg 1 Viersprong 1 Waag 4 WSP 2 Totaal 136 Bron: RMJ rapportagedatum 27/8
Onderzoeksrapport
23
train
x Gemee nte Besluit van de vergadering van het Algemeen Bestuur van x Amsterdam 25 december 2015 X Oost Jaar 2015 Registratienummer Z-15-22342/ INT-15-06696 Onderwerp: Plan van aanpak actualisatie bestemmingsplannen 2015-2018 Het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie Oost, Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 10 november 2015 Overwegende dat, De Wet ruimtelijke ordening verplicht tot het herzien van bestemmingsplannen in een 10- jarige cyclus; Op basis van actuele bestemmingsplannen het vorderen van leges voor bouwplannen mogelijk is; Door het herzien van bestemmingsplannen eenduidige en vniforme bestemmingsplannen ontstaan; Gelet op de, Wet ruimtelijke ordening; Verordening op de Bestuurscommissies; Besluit: 1. Het Plan van aanpak Actualisatie Bestemmingsplannen 2015-2018 vast te stellen. Het algemeen bestuur van de Bestuurscommissie Oost Liane Pielanen, Ivar Manvel, secretaris voorzitter Afschrift: Robbert Leenstra, [email protected] *ZOO1FS5SF6AB7 «
Besluit
1
train
Bezoekadres > Gemeente Amsterdam Stadhuis, Amstel 1 1011 PN Amsterdam 2 Postbus 202 College van B&W 1000 AE Amsterdam > < Telefoon 020 552 4111 Www.amsterdam.nl Retouradres: B&W, Postbus 202, 1600 AE Amsterdam Mevrouw Els Iping | Dagelijks bestuurder Bouwen, Wonen, Stedelijke Vernieuwing e.v. | Datum 11 maart 2009 | Behandeld door J. N'Daw Doorkiesnummer 5527178 Ons Kenmerk DW.2008/0139 Bijlage Geen Onderwerp Uw raadsadres inzake verkoop sociale huurwoningen / onttrekking zolderbergingen Geachte mevrouw Iping, U heeft op 27 november 2008 de Gemeenteraad een raadsadres gezonden. De Raad heeft uw brief op 17 december 2008 ter afhandeling in handen van B&W gesteld. Tijdens de deelraadvergadering van stadsdeel Centrum op 30 oktober 2008 is een motie van de SP aangenomen over de verkoop van sociale huurwoningen en een motie van Groen Links over de onttrekking van zolderbergingen. Van de matie van de deelraadsleden van de SP over de verkoop van sociale huurwoningen is kennisgenomen. Zoals u zelf al constateert kan deze zienswijze echter niet meer worden betrokken bij de vaststelling van de centraal stedelijke woonvisie “Wonen in de Metropool” omdat deze visie al is vastgesteld. Ook van de motie van de deelraadsleden van Groen Links is kennisgenomen. in anticipatie op de aanname van een nieuw bouwbesluit waarin mogelijk de verplichting tot het creëren van een berging weer verplicht wordt gesteld zal worden onderzocht of het te zijner tijd wenselijk is om het splitsingsbeleid zodanig aan te passen dat zolderruimtes en bergingen niet meer kunnen worden onttrokken aan een woning. De informatiefolder “Splitsen; wat betekent dat voor u als huurder?" moet op korte termijn worden herzien in verband ret de informatie over de Gedragscode Splitsen. Bij de herziening van de informatiefolder zal tevens een stukje over zolderruimtes en bergingen worden opgenomen om de huurders beter te informeren op dit punt. Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders van Amsterdam, 7 / / à 7 drs. H. dè Jong /Mr. M. J. Cohen Secretaris / gemeester Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Watertcoplein
Raadsadres
1
train
4 len Raadsinformatiebrief | Amsterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 22 november 2022 Portefeuille(s) Water Portefeuillehouder(s): _ Melanie van der Horst Behandeld door Programma Varen, [email protected] Onderwerp Afdoening motie 508.19 van het lid Van Lammeren van de PvdD Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 9 mei 2019 heeft uw raad bij de behandeling van Nota Varen deel 1, motie 508 van raadslid Van Lammeren van de PvdD aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om: o Voor het definitief vaststellen van het nieuwe beleid van vergunningverlening en ligplaatstoewijzing een vitgebreide juridische toets te laten plaatsvinden en deze te overleggen met de gemeenteraad. Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie: 1. hetuitvoeringsplan ligplaatsen passagiersvaartuigen is op 22 november 2022 vastgesteld door het college 2. het uitvoeringsplan is uitvoerig juridisch getoetst 3. e@ris door het college geheimhouding opgelegd op de inhoud van de juridische toets Ad 1. het uitvoeringsplan ligplaatsen passagiersvaartuigen is op 22 november 2022 vastgesteld door het college Het uitvoeringsplan beschrijft vraag en aanbod van ligplaatsen voor passagiersvaartuigen. Het systeem voor behoud en verdelen van beschikbare ligplaatsen maakt hier onderdeel van uit. Dit plan is aangekondigd in de Nota Varen deel 2. Ad 2. het uitvoeringsplan is uitvoerig juridisch getoetst De in het plan opgenomen uitgangspunten en de vertaling hiervan naar beleidsregels, zijn voorgelegd aan interne en externe juristen. Op 14 oktober 2022 is door gemeenteadvocaat Pels Rijcken een rapport over eventuele juridische kwetsbaarheden vitgebracht. Dit rapport is als aparte bijlage aan deze brief toegevoegd. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 november 2022 Pagina 2 van 2 Ad 3. er is door het college geheimhouding opgelegd op de inhoud van de juridische toets Openbaarmaking van zelfs maar een deel van de adviezen kan het college schaden in zijn (proces)positie of (lopende) procedures verder compliceren, hetgeen tot vertraging kan leiden bij het aanvragen of verdelen van ligplaatsen voor passagiersvaartuigen. Daarnaast heeft (gedeeltelijke) openbaarmaking van de adviezen een negatief effect op een toekomstige samenwerking met de gemeenteadvocaat en/of andere derden. Om die reden is door het college geheimhouding opgelegd voor onbepaalde tijd. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, } # dg hed Melanie van der Horst Wethouder portefeuille Water Bijlagen 1. 20221014 JuridischAdviesPelsRijcken Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
2
discard
Effecten van grootschalige commerciële evenementen en muziekfestivals in parken en groengebieden op natuurwaarden - review van literatuur x é 5 de ij (it ik H ij 7 ha A PRENTEN BENT LC En En RAE oer a en ER ORI VE A Keb De ate Ts % ZU Epe EED 1) EOD 06 Bea VCM SAID Si Bk 4 | OT RNN enen fi (a AD DANSEN OO 2 Vi) Ak lr fe Rh Are RA Ad WARMAN di ee RC)! | Ei Ee Nd & | re / hohe rg De 5 bed Rn SEN Sjoerd Dirksen & Jim de Fouw Sjoerd Dirksen Ecology research, consultancy & management Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur rapport nr. SjDE 16-01 titel: Effecten van grootschalige commerciële evenementen en muziekfestivals in parken en groengebieden op natuurwaarden - review van literatuur auteurs: S. Dirksen, J. de Fouw status: eindrapport datum: 25 april 2016 opdrachtgever: Gemeente Amsterdam, R. Daalder foto’s voorkaft: met toestemming van AIR overgenomen van www.amsterdamopenair/photos © Sjoerd Dirksen Ecology / Gemeente Amsterdam Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Sjoerd Dirksen Ecology, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Sjoerd Dirksen Ecology research, consultancy & management [email protected] KvK 63444372 2 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur Inhoud 1 Inleiding en vraagstelling. sven sense eeen eenen en eener eneen D 2 Afbakening en achtergrondinformatie … senses ennn eenen nnen. 6 2.1 Typen evenementen ….…....…...nrv ennen ener eneen veneren veren venen eeneven neven verven en ven nen n Ó 2.2 Locaties met natuurwaarden waar evenementen worden gehouden ….…......….....6 2.3 Natuurwaarden van de evenementenlocaties ussen ennen eneen Ó 3 Methoden: welke literatuur is gezocht en waar is dat gedaan? …..….…. 8 4 Welke elementen van evenementen/festivals kunnen effecten op natuurwaarden hebben? nnee venen nenenennnn nennen ennen O 4.1 Geluidverstoring … ensen eenen ennen eneen ee vennen vererven venen venevenvenenveenne Ó 4.2 _Lichtverstoring..……....…..enssv ensen eener en neren vervenen eneen neven vevenve vennen venen en ne Ó 4.3. Verstoring door aanwezigheid mensen en betreding oenen neren 1Ô 5 Literatuur studie — mogelijke effecten incidentele verstoring ….…..….. 11 D.1l Vogels... ennen ennen eener venvenenenen seven venvenen vennen veen evenvenen een 1Ì 5.2 Zoogdieren … nurses vene venen even neven ven venen erneer nennen ÂÌ 5.2.1 Vleermuizen ….…....nennnsnenenneen ennen nevens en seren nnen ennen nnn Í 3 5.2.2 Landzoogdieren..…...…....nnnensnn ennen vennen vennen verveners vennen veen 1À 5.2.3 Insecten ..…......uuussennsserenenneenennnnenennnnven ennn en severe ennen eneen venne 1D 5.2.4 Amfibieën en reptielen … nennen enen vennen neren veren vennen veren 1D 5.2.5 Flora.......uussunensnsnenenennenenennenenenen svenn nnvenennn ner enen severe ennen ennen venne 1D 6 Bespreking en conclusies … uns senen ennen ennn vennen ennen nnn Ì7 7 Literatuur … oenen eneen enveren ennn ennen nnn 19 3 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 4 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 1 Inleiding en vraagstelling In Amsterdam worden veel grootschalige, commerciële evenementen georganiseerd In parken en andere groengebieden. Bekende evenementenlocaties in en rond Amsterdam zijn Gaasperpark, Westerpark, Flevopark, Sloterpark, Amsterdamse Bos, Diemerbos, Twiske en Spaarnwoude. Deze evenementen leiden tot voortdurende maatschappelijke en politieke discussie. In oktober 2015 nam de raad een motie aan waarin wordt gevraagd om het in beeld brengen van de ecologische effecten van evenementen. Door deze effecten In beeld te brengen kan de discussie meer gebaseerd worden op feiten en minder op vermoedens. Het doel van deze studie is in beeld te brengen wat wereldwijd bekend is over de effecten van evenementen met hoge geluidsbelasting (zoals dance festivals) op fauna en flora. Voornaamste middel is onderzoek van literatuur uit binnen- en buitenland. We willen zo exact mogelijk nagaan wat de bekende effecten zijn van evenementen (geluidsbelasting en drukte) in groengebieden op de daar aanwezige fauna en flora. Hierbij is met name bij de fauna een uitsplitsing naar soortgroepen gehanteerd: (broedende) vogels, vleermuizen, landzoogdieren, amfibieën, insecten. Om de literatuurstudie praktisch bruikbaar te maken gaat het niet alleen om een goede weergave van literatuurgegevens, maar ook om de weging daarvan. Niet elke quickscan zal even betrouwbare gegevens opleveren. Van belang is een overzicht van effecten die echt onomstotelijk zijn aangetoond. Als er voldoende onderbouwd is aangetoond dat er geen effecten zijn van bijvoorbeeld geluidsbelasting op een bepaalde soortgroep, dan is dat ook een belangrijk resultaat. De discussie over eventuele effecten van grootschalige evenementen op fauna en flora die in Amsterdam geregeld gevoerd wordt, is gebaat bij een overzicht van feiten en bestaande kennis. Dat maakt het makkelijker om ‘feiten en fictie’ in de discussie te scheiden. Op basis van een korte literatuurstudie kan inzicht verkregen worden in aard, omvang en mate van zekerheid van de veronderstelde effecten. In dit rapport proberen we die informatie te verstrekken. 5 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 2 Afbakening en achtergrondinformatie 2.1 Typen evenementen De evenementen waarvan de effecten onderzocht moeten worden zijn door de Gemeente Amsterdam samengevat als ‘grootschalige, commerciële evenementen’. Daaronder worden, na overleg met de gemeente, voor deze studie de volgende typen evenementen verstaan e _muziek/dance festivals (één of meerdere dagen): hoewel de bezoekersaantallen verschillen kenmerken deze evenementen zich door grote concentraties mensen op een klein oppervlak, zijn er een of meer podia en (vele) andere tijdelijke voorzieningen zoals aanvoerwegen met rijplaten en parkeerruimte, en wordt er gedurende het hele festival geluid van hoge sterkte geproduceerd; e andersoortige festivals: qua verschijningsvorm vergelijkbaar, maar zonder de geluidsproductie van de muziekfestivals: grootschalige markten, theater of andere festivals. Geluid zal er vast geproduceerd worden, maar niet In die sterkte als bij de muziek/dance festivals; e vuurwerkshows, al dan niet als onderdeel van voorgaande festivals of apart ( het vuurwerk bij de Sloterplas op Koningsdag bijvoorbeeld). Uitgesloten zijn bijvoorbeeld tijdelijke campings, alles met gemotoriseerde vehikels (auto/motorcrosses etc.), alle soorten grootschalige sportwedstrijden (hardlopen etc.), evenementen op het water (Sail) en evenementen die niet in het groen plaatsvinden, maar in het stedelijke gebied (zoals de Dam, Museumplein, het NDSM terrein). 2.2 Locaties met natuurwaarden waar evenementen worden gehouden In Amsterdam worden de evenementen waar het om gaat gehouden in parken en andere groengebieden. Dit zijn over het algemeen gebieden die qua omvang en natuurwaarden te zien zijn als kleine natuurgebieden binnen de stadgrenzen. Dit zijn wel gebieden die volledig zijn opengesteld, en dus buiten de festivals ook voor publieksactiviteiten (en daarbij horende verstoring) toegankelijk zijn. Bekende evenementenlocaties zijn Gaasperpark, Westerpark, Flevopark, Sloterpark, Amsterdamse Bos, Diemerbos, Twiske en Spaarnwoude. Twiske en Spaarnwoude liggen buiten de gemeente, maar vallen binnen gemeenschappelijke regelingen waar de gemeente deel van uit maakt. 2.3 Natuurwaarden van de evenementenlocaties Voor de belangrijkste evenementenlocaties is uit de gegevensbestanden van de Gemeente Amsterdam een overzicht van waargenomen (broed-)vogels, zoogdieren en andere fauna gegenereerd. Aan de hand van dit overzicht wordt hier een kort beeld geschetst van kenmerkende waarden in deze parken en groengebieden. Het gaat nadrukkelijk om een globale schets met de nadruk op bijzondere en kenmerkende soorten. Voor meer informatie biedt de website van de gemeente een ingang*. Het Gaasperpark Is een afwisselend gebied, met hoger bos, bosschages, open delen en water met ook rietranden. De lijst van soorten die hier voorkomen is dan ook gevarieerd: blauwe reiger (in een kleine kolonie), vele soorten zangvogels, watervogels als fuut en meerkoet. Maar ook in sommige jaren soorten als havik, ijsvogel, ransuil en wielewaal. 1 https://www.amsterdam.nl/toerisme-vrije-tijd/groen-amsterdam/ 6 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur Zoogdieren als egel, bunzing en eekhoorn worden gemeld, maar ook verschillende soorten vleermuizen waaronder de watervleermuis. In het Flevopark worden veel typische bosvogels vastgesteld: bosuil, boomklever, boomkruiper, verschillende soorten spechten. Ransuil en sperwer passen hier ook bij. Soorten als sprinkhaanzanger, kleine karekiet en bosrietzanger komen voor in delen met lagere en deels nattere begroeiing. Eekhoorn en egel komen ook hier voor, onder de vleermuizen is onder andere de laatvlieger vastgesteld. Het Sloterpark lijkt qua vogel- en dierenbevolking op de voorgaande parken. Bossoorten, maar ook watervogels komen er voor. Broedende blauwe reigers komen in meer Amsterdamse parken voor, maar een lepelaar als broedvogel is natuurlijk bijzonder. Bosuil, buizerd en sperwer worden gemeld, evenals rosse vleermuis en watervleermuis. Het Amsterdamse Bos is het grootste en meest gevarieerde in de lijst van gebieden die hier kort besproken worden. Er delen die alle kenmerken hebben van intensief gebruikt stedelijk groen, en er zijn delen die ook op andere plekken als kern van een natuurgebiedje niet zouden misstaan. Dit betekent overigens ongetwijfeld direct dat belangrijke delen van het Amsterdamse Bos om meerdere redenen ongeschikt zullen zijn voor festivals en evenementen. Kenmerkende en/of voor stedelijk gebied opmerkelijke soorten zijn bijvoorbeeld groene specht, havik, kleine bonte specht, matkop en sprinkhaanzanger. Het Amsterdamse Bos Is binnen de stad van belang voor eekhoorns. In het Diemerbos komen veel van de al voor de andere stadsbossen vermelde soorten voor, maar ook zijn er open delen met weidevogels (grutto, kievit, scholekster) en nattere habitats met soorten als kleine karekiet, rietzanger, rietgors, snor en sprinkhaanzanger. Dit gebied is duidelijk gelegen op de overgang van de stad naar meer open en van oorsprong vochtiger gebieden. 7 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 3 Methoden: welke literatuur is gezocht en waar is dat gedaan? In eerste instantie Is gezocht naar publicaties die gaan over directe, waargenomen en gedocumenteerde effecten van verschillende vormen van evenementen. Dat wil zeggen dat gezocht is naar publicaties waarin geprobeerd is (mogelijke) effecten tijdens en/of na evenementen daadwerkelijk vast te stellen. Dat betekent: onderzoek, waarnemingen en metingen van effecten in het veld. ‘Quick scans’, ‘natuurtoetsen’ of andere documenten waarin alleen op basis van in het gebied aanwezige soorten effecten zijn ingeschat en mitigerende maatregelen voorgesteld, zijn daarom niet In de review betrokken. We zijn er wel de nodige tegen gekomen. Omdat al snel duidelijk werd dat dergelijk onderzoek waarin effecten van evenementen integraal zijn onderzocht schaars is, is ook ingezet op het beschrijven van effecten van de verschillende ‘stressfactoren’ die een evenement in zich heeft (bijvoorbeeld geluid, verlichting, betreding/tijdelijke bebouwing etc.). Van die factoren worden effecten van continue verstoring beschreven als achtergrondinformatie en ‘worst case’. De effecten van incidenteel optreden van deze factoren is voor evenementen van directer belang, en deze worden dan ook uitgebreider beschreven. Ten slotte is een evenement te beschouwen als een optelsom van incidentele verstoring door diverse factoren. Om een compleet beeld te krijgen van wat er bekend is over de effecten van evenementen op flora en fauna is er in de nationale en internationale literatuur gezocht. Allereerst is er in de wetenschappelijke literatuur gezocht via ‘Web of Science’. Ook is gebruik gemaakt van de gebruikelijke zoekmachines om op internet literatuur te vinden: via ‘Google’ en ‘Google scholar’. Uiteraard werden ook de literatuurlijsten van gevonden referenties gescreend op voor de review zinvolle verwijzingen/artikelen. Ten slotte is er als aanvulling er een vraag? gesteld in het wetenschappelijk forum in ‘Researchgate’ om vakgenoten te bereiken. Op die manier is geprobeerd ook ‘grijze literatuur’, verslagen en rapporten, te ontsluiten. Dat leverde een aantal zinnige reacties op en een kleine serie verwijzingen. Toch vermoeden we dat er juist in publicaties die niet via bijvoorbeeld Web of Science vindbaar zijn, met name in andere landen nog wel casestudies kunnen zijn, die wij niet gevonden hebben. 2 Tekst van de op Researchgate gestelde vraag: Effects of short-term disturbances like music festivals on wildlife? For a local council, Iam compiling a literature review on effects of festivals and other large events (people, music, food, cars, fireworks in different combinations and numbers) on nature (mainly birds, bats and mammals on/in the ground). These festivals are often organized in or near areas with natural values (city parks, nature or green areas close to cities). Regular papers can of course be found, but I hope there is ‘grey literature’ on this in different countries: case studies where not only assessments from literature have been made but where effects have been assessed and measured in the field. Suggestions, references, pdf's are welcome! 8 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 4 Welke elementen van evenementen/festivals kunnen effecten op natuurwaarden hebben? 4.1 Geluidverstoring Geluidverstoring door menselijk toedoen kan negatief effect hebben op het gedrag, fysiologie en het voorkomen dieren. Vrij recent zijn er een aantal rapportages verschenen die geluidsverstoring op flora en fauna beschrijven. Hierin wordt duidelijk omschreven wat de effecten zijn van geluidsverstoring op het gedrag van dieren (Kleijn 2008, Krijgsveld et al. 2008). Het moment, de intensiteit en de locatie van de verstoring zijn belangrijke factoren die bepalen of er daadwerkelijk effect is van de verstoring. In algemene zin zijn dieren vaak afhankelijk van geluid voor hun overleving en reproductie. Dat wil zeggen dat geluid belangrijk is bij het vinden van voedsel, het vinden van een partner maar ook het oppikken van signalen wanneer er gevaar dreigt (anti-predatie reactie). De afhankelijkheid van geluid is daarmee sterk afhankelijk van het seizoen. Bijvoorbeeld tijdens het groot brengen van jongen is het vinden van genoeg voedsel in de nabijheid van het nest belangrijk. Buiten het broedseizoen is uitwijken naar een alternatieve locatie om voedsel te zoeken minder problematisch. Maar ook bij het vinden van een partner in het vroege voorjaar wanneer vogels veel meer plaatsgebonden zijn aan hun territorium. Naast timing gedurende het seizoen is ook het moment van de dag of nacht van belang. Vleermuizen zoeken bijvoorbeeld hun voedsel tijdens de schemer na zonsondergang en voor sommige vogels is juist de vroege ochtend van belang. Omdat het moment en de intensiteit van geluidsverstoring bepalend kan zijn of er daadwerkelijk verstoring optreed is er een groot verschil te verwachten tussen het effect van continue verstoring (bijvoorbeeld snelwegen, industrie) en incidentele verstoring (evenementen). De mate van geluidverstoring is waarschijnlijk sterk afhankelijk van de geluidssterkte, frequentieverdeling en de duur maar dit is niet goed onderzocht. Het is dus daarom lastig vast te stellen wat ‘erger’ is of een groter effect heeft, continue- of incidentele verstoring. De bovengenoemde rapportages gaan vooral over de eerste vorm van verstoring en een duidelijk overzicht over de effecten van incidentele verstoring (‘pulse verstoring’) Is vooralsnog niet voorhanden. 4.2 Lichtverstoring Licht en verlichting kan op vogels en zoogdieren in verschillende vormen effecten hebben. Een aantal daarvan zijn soms in detail onderzocht. Bekend zijn de voorbeelden van vogels die ’s nachts op trek zijn en worden verstoord door kunstmatige lichtbronnen (Poot et al. 2008). Vogels raken hun oriëntatie kwijt en er zijn gevallen bekend waarbij vogels gedurende de nacht rondjes blijven cirkelen boven de lichtbron (Alerstam 1990). Een bekend voorbeeld is de lichtverstoring van vuurtorens en offshore platforms. Er zijn gevallen bekend waar duizenden trekvogels rondjes vliegen rond een platform (Alerstam 1990, Bruinzeel et al. 2009). Weidevogels (grutto's) hebben een voorkeur voor nestlocaties verder weg van de lichtbron. Dit wekt de suggestie dat een nest verder van de lichtbron de voorkeur had, maar een effect op het broedsucces kon niet worden aangetoond (Molenaar et al. 2000). Tegelijk is hiervan veel voor evenementen en festivals niet relevant. Deze spelen zich af in het zomerhalfjaar, en worden meestal geheel of grotendeels in daglicht gehouden. Lichtshows e.d. zijn bovendien beperkt tot de aanwezige podia. Wat over blijft is een aanzienlijke uitbreiding van de ‘gewone verlichting’ aangebracht om de tijdelijke inrichting en constructies te verlichten voor de mensen die in schemer of donker aanwezig zijn, het terrein moeten verlaten (publiek) of er werken en bewaken. Die laatste verlichting is meestal wel langer aanwezig dan alleen het evenement zelf, ook tijdens opbouw en afbreken. 9 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur Dergelijke verlichting kan effecten hebben op vogels, vleermuizen en landzoogdieren. De literatuur daarover is voor vogels en landzoogdieren beperkt. Lichtverstoring kan vooral een rol spelen bij vleermuizen. De mate van verstoring is sterk afhankelijk van de soort vleermuis en het moment van de potentiele verstoring. Voor sommige populaties veermuizen is connectiviteit tussen foerageergebieden en tijdelijke verblijven erg belangrijk. En lichtbronnen kunnen potentieel vliegroutes in zo’n netwerk verstoren (Kuijper et al. 2008). 4.3. Verstoring door aanwezigheid mensen en betreding Over de effecten van aanwezigheid van mensen op natuurwaarden is heel veel literatuur te vinden. De aanwezigheid van mensen kan zich op veel manieren uiten: van kortdurende verstoring door korte aanwezigheid tot definitief verdwijnen door continue aanwezigheid of door verandering in of verdwijnen van het habitat van de soort. Voor evenementen en festivals is vooral de aanwezigheid van veel mensen gedurende een periode van een of enkele dagen in de nabijheid van vogels, vleermuizen en andere zoogdieren relevant. De evenementen worden vrijwel altijd zo georganiseerd dat het aanwezige habitat niet verdwijnt, hooguit zijn met name open delen (gras etc.) enige tijd niet voor fauna beschikbaar. Effecten van aanwezigheid verschillen sterk tussen soorten en habitats. De evenementen vinden plaats In parken of parkachtige gebieden in of nabij stedelijk gebied. In z’n algemeenheid zijn dat niet zeer kwetsbare en zeldzame natuurlijke habitats. Ook is er buiten de dagen van evenementen en festivals sprake van menselijke activiteit, op een veel lager niveau. De meest verstoringsgevoelige soorten komen In deze gebieden niet of nauwelijks voor: daarvoor is er al te veel activiteit en meestal ontbreekt hun habitat ook. 10 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 5 Literatuur studie — mogelijke effecten incidentele verstoring In dit hoofdstuk brengen we in beeld wat er in de literatuur bekend is over de effecten van evenementen (o.a. muziek festivals met hoge geluidsbelasting) op fauna en flora. Om het een en ander in een goed kader te zetten bespreken we kort wat het effect is van geluidsverstoring, lichtverstoring en betreding/aanwezigheid van veel mensen op dieren in algemene zin en vervolgens gaan we dieper in op wat er bekend is over de effecten van evenementen en festivals als geheel. Mogelijke effecten op flora worden aan het eind kort besproken. 5.1 Vogels Geluidsverstoring Het is algemeen bekend dat vogels hun zangcapaciteit en gedrag aanpassen in een omgeving met veel geluid door menselijke activiteiten. Koolmezen bijvoorbeeld passen hun zangtoonfrequentie aan aan het lawaai in de stad (Slabbekoorn & Peet 2003, Slabbekoorn & den Boer-Visser 2006). Verschillende studies laten zien dat zowel de dichtheid als de diversiteit aan broedvogels lager is in de buurt van een snelweg en energiecentrales (o.a. Reijnen & Foppen 1994, Kuitunen et al. 1998, Bayne et al. 2008). Vrij recent is vastgesteld dat geluidverstoring direct negatief effect kan hebben op het broedsucces. Bij zebravinken Taeniopygia guttata die experimenteel werden verstoord door geluid (wegverkeer) hadden de eieren een lagere kans van uitkomen en de groei van de kuikens bleef In de eerste twee weken achter ten opzichte van de controlegroep waar geen geluidverstoring plaatsvond (Potvin & Macdougall-Shackleton 2015). In een andere studie naar oven vogels Seiurus aurocapilla werd gevonden dat onder invloed van continue geluidverstoring door industrie (o.a. generatoren) de kans bij het vinden van een partner lager was. De onderzoekers suggereerden dat dit kwam omdat de zang van de mannetjes werd verstoord door het geluid (Habib et al. 2007). Bij huismussen Passer domesticus veranderde het anti-predatie gedrag onder invloed van stadsverkeer. Dat wil zeggen dat de vogels eerder opvlogen In een verstoorde omgeving wat suggereert dat de vogels een verhoogde waakzaamheid hadden (Meillere et al. 2015). De zelfde studie vond men geen effect van geluid op broedsucces. Effecten op vogels in het wild zijn niet altijd direct waarneembaar. Onlangs heeft een studie laten zien dat vogels onder verstoorde omstandigheden meer stresshormonen aanmaken (Blickley et al. 2012, Tarjuelo et al. 2015). Verhoogde stress kan uiteindelijk leiden tot een lagere overleving en verlaagd broedsucces. Maar er zijn ook gevallen bekend waarbij er gewenning optreedt en vogels die in een stedelijke omgeving leven juist minder gevoelig zijn voor stress (Partecke et al. 2006). Over het algemeen gaan bovenstaande voorbeelden over continue dan wel herhaalde geluidsverstoring. Lichtverstoring Literatuur over de effecten van kortdurende felle verlichting (lichtshows), en tijdelijk aanwezige extra ‘straat- en gebouwverlichting’ is niet gevonden. Echter in de casestudies die hierboven onder ‘geluidsverstoring’ worden behandeld wordt niet specifiek onderscheid gemaakt tussen licht en geluid. Tijdens de onderzochte evenementen wordt zowel licht- als geluidversterking gebruikt en het is moeilijk de effecten van elkaar los te koppelen. In principe zou men er vanuit kunnen gaan dat bij de zelfde evenementen waar geen effect van geluid werd waargenomen er ook geen effecten van licht was. Verstoring door aanwezigheid mensen en betreding Over het algemeen zijn vogels verstoringsgevoelig voor fysieke aanwezigheid van mensen, maar dit is erg soortafhankelijk en afhankelijk van de locatie. Vogels in de stad, die gewend zijn aan menselijke aanwezigheid, hebben een kleinere verstoringsafstand dan vogels op het platteland of In natuurgebieden (Krijgsveld et al. 2008). Het is 11 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur mogelijk dat door de aanwezigheid van een evenement sommige foerageer-habitats dicht bij het evenement tijdelijk niet of minder beschikbaar zijn voor bepaalde vogels. Dat zou er toe kunnen leiden dat volwassen vogels verder moeten vliegen voor voedsel voor de jongen wat gepaard kan gaan met een hogere energie uitgave dan normaal. Het is ook mogelijk dat vogels het voeren van de jongen tijdelijk staken. In 2012 zijn tijdens (en na) het Amsterdam Open Air festival gedragsobservaties gedaan aan broedvogels. Tijdens (en na) het festival werd er geen verschil waargenomen In zangcapaciteit (d.w.z. territoriale vogels werden zingend waargenomen). Ook waren er geen aanwijzingen dat vogels hun jongen minder of niet voerden. Tijdens het festival zijn verschillende vogel- soorten waargenomen met voedsel voor jongen (zie voor details: Krijgsveld et al. 2012). Evenementen gaan vaak gepaard met een hogere betredingsdruk van groengebieden dan normaal. Los van de bezoekers die het terrein betreden gaat een evenement, zoals een festival, vaak gepaard met het plaatsen van tenten, podia en catering etc. Over het algemeen geldt dat de betreding en het plaatsen van faciliteiten zich concentreren op plekken die normaliter ook worden betreden. De verstoring door betreding zal zich mogelijk vooral voordoen op de oeverzones, bosschages en extensief beheerde grasranden die als potentieel foerageer- en nesthabitat worden gebruikt door vogels. Zolang deze zones worden afgezet en worden beschermd, d.w.z. als mitigerende maatregel, en aantasting is daardoor onmogelijk gemaakt zal het effect te verwaarlozen zijn (zie Verstoring door evenementen/festivals’). Er zijn ook gevallen waarin betreding en gebruik door mensen gunstig is voor bepaalde soorten. Huig et al. (in press) laten zien dat grote meeuwen na afloop van festivals het terrein veel meer dan ervoor benutten als voedselgebied: ze helpen bij het opruimen en mogelijk zijn bijvoorbeeld wormen makkelijker bereikbaar. Verstoring door evenementen/festivals Over de effecten van incidentele verstoring zoals evenementen is weinig bekend maar er zijn recentelijk een paar studies gepubliceerd die de directe effecten van evenementen hebben vastgesteld. Het festival Amsterdam Open Air is duidelijk een uitzondering waar de mogelijke effecten al een aantal jaren worden gemonitord. Het festival vindt plaats begin juni en daarmee in het broedseizoen van vogels. Tot op heden zijn er geen verstoringseffecten waargenomen op broedvogels (Krijgsveld 2015). De festival organisatie neemt standaard een groot aantal maatregelen om potentiële verstoring te beperken. Bijvoorbeeld de toegang van de bezoekers is beperkt tot het hoofdgebied en - routes, de groenstroken (o.a. bosschages, struiken, rietkragen) werden afgezet met hekken (al dan niet bezeild). De georganiseerde activiteiten vinden niet plaats tijdens de nachtelijke uren en de verlichting werd gedurende de nacht uitgezet of niet op groenstroken gericht (zie voor meer detail bijlage 2 in: Krijgsveld et al. 2014). De organisatie van Fusion of Dance bv heeft het effect van een muziekfestival bij de Wijthmenerplas laten onderzoeken die tijdens de broedperiode plaats vond (19 mei 2012). Ook hier werden geen negatieve effecten op broedvogels geconstateerd (Oudega 2012). Voor beide gevallen geldt dan ook dat er geen overtredingen van de Flora- en faunawet zijn geconstateerd. In Ierland in Dublin werden de effecten van een muziekfestival onderzocht en ook hier werden geen duidelijke effecten vastgesteld op broedvogels en op het gedrag van de vogels In het park (Cawley 2015). De auteur merkt op dat vogels in het park waarschijnlijk gewend zijn aan verstoring in het druk bezochte park en daarmee zou het festival geen zwaardere belasting zijn op de aanwezige vogels (Cawley 2015). In 2010 en 2011 is het effect van een race evenement, TT-Assen, op broedvogels in het nabij gelegen natuurgebied Witterveld onderzocht. Er werden geen verschillen waargenomen in broedterritoria voor en na het evenement, tussen de effectzone en de controlezone en tussen jaren(Henkens et al. 2012). Wel werd er een hogere trefkans van een territorium waargenomen in de effectzone ten opzichte van de controlezone. Dit suggereert op een effect van het evenement: de zangcapaciteit van de vogels was toegenomen (zie voor details: Henkens et al. 2012). Van evenementen waar vuurwerk wordt gebruikt is bekend dat het paniek veroorzaakt bij vogels. Een klassiek 12 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur voorbeeld zijn radar beelden die laten zien dat vogels massaal de lucht in gaan tijdens het vuurwerk met oud en nieuw (Shamoun-Baranes et al. 2011). Of vuurwerk op de lange termijn negatief effect heeft is onduidelijk maar men vermoed wel dat dit soort paniek of opvlieggedrag bij vogels een negatief effect heeft op hun energie voorraad, stress niveau en het immuunsysteem. In 2014 heeft de gemeente Amsterdam de effecten van een vuurwerkshow op Koningsdag laten onderzoeken rond de Sloterplas. Voor en na de vuurwerkshow is een inventarisatie gedaan van broedvogels. Los van de al uitgekomen (uitgevlogen?) broedgevallen werd er geen verschil gevonden in broedvogels (van Dam 2014). Discussie Op basis van bovenstaande casestudies is het moeilijk vast te stellen wat de effecten zijn in algemene zin en of deze er überhaupt zijn. De paar monitoringstudies die zijn uitgevoerd in het broedseizoen vinden geen waarneembare effecten. Vergelijkbare gevallen van incidentele verstoring kunnen wel degelijk leiden tot afname in broedsucces. Bij lammergieren Gypaetus barbatus is waargenomen dat bij toenemende incidentele verstoring het broedsucces afnam. De kans van mislukken van een broedpoging nam toe met de mate van geluidverstoring (Arroyo & Razin 2006). Het ging hier om onder andere jacht, helikopters, bosbouw, wandelaars etc. Bij broedende kleine trap Tetrax tetrax nam de stress toe vooral in de weekenden wanneer menselijke activiteit door jacht toenam. De vogels waren tijdens de weekenden waakzamer en vlogen meer rond. Na het weekend leken de vogel daarvoor te moeten compenseren en foerageerden langer (Tarjuelo et al. 2015). Buiten het broedseizoen laten verschillende studies zien dat incidentele verstoring zoals constructiewerk, vliegtuigen en helikopters gepaard gaat met tijdelijke verstoring en een afname van aantallen vogels in het verstoorde gebied (Koolhaas et al. 1993, Burton et al. 2002, Ravenscroft et al. 2007). Ook hier geldt dat het onduidelijk is of dit op de lange termijn effect heeft. De effecten van continue verstoring zijn bekend en relatief gemakkelijk te onderzoeken. Zoals eerder opgemerkt, het is lastig om effecten van continue verstoring direct te koppelen aan incidentele verstoring. En metingen aan incidentele verstoring zijn lastig te onderzoeken maar er zijn studies die laten zien dat ‘“impulsgeluid’ van helikopters/bosbouw/jacht ook duidelijk effect hebben mits deze met enige regelmaat plaatsvinden. Er zijn dus reden om aan te nemen dat wanneer evenementen regelmatig plaatsvinden op de zelfde locatie er mogelijk ook effecten optreden. 5.2 Zoogdieren De effecten op zoogdieren zijn slecht bekend. Een aantal studies laten zien dat evenementen zoals muziek festivals tijdens het evenement er voor zorgen dat zoogdieren zich anders gedragen. Dat wil zeggen dat zoogdieren zich tijdelijk verplaatsen naar andere locaties maar na het evenement weer terug keren naar de locatie of hun gedrag aanpassen door tijdens de verstoring niet op zoek te gaan naar voedsel (Shirley et al. 2001, Phillips 2016). 5.2.1 Vleermuizen Geluidsverstoring Net als bij vogels speelt geluid een belangrijke rol tijdens het zoeken van voedsel. Vleermuizen maken namelijk gebruik van echolocatie waarbij ze ultrasoon geluid produceren om hun prooi maar ook andere objecten te lokaliseren. Tijdens de broedperiode kunnen vleermuizen gevoeliger zijn voor geluidsverstoring omdat in deze periode ook de jongen moeten worden gevoed. De effecten van geluidsverstoring door menselijke activiteiten zijn echter nog niet goed onderzocht (Russo & Ancillotto 2015). Een laboratorium experiment met vale vleermuizen Myotis myotis liet zien dat geluidsverstoring een negatief effect had op foerageeractiviteiten (Schaub et al. 2008). 13 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur Deze studie suggereerde dat bijvoorbeeld autowegen een negatief effect zouden hebben op vleermuizen. Een andere studie liet zien dat het effect van geluidsverstoring sterk afhangt van de foerageerstrategie. Bijvoorbeeld vleermuissoorten die laag bij de grond foerageerden (mopsvleermuis Barbastella barbastellus) staken de snelweg niet over.Dit in tegenstelling tot soorten die hoger in de lucht naar voedsel zochten en dit wel deden (Bechsteins vleermuis Myotis bechsteinii) (Kerth & Melber 2009). Over het algemeen zijn dit voorbeelden die gaan over continue geluidsverstoring. Lichtverstoring In hoeverre lichtverstoring een rol speelt is sterk afhankelijk van de vleermuissoort. gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis Nyctalus noctula worden juist foeragerend waargenomen bij lichtbronnen (Limpens et al. 2004). Dit in tegenstelling tot Myotis- vleermuissoorten (o.a. meervleermuis Myotis dasycneme, watervleermuis Myotis daubentonii, laatvlieger Eptesicus serotinus) die juist licht mijdend zijn (Limpens et al. 2004) (zie overzicht In: Hille Ris Lambers et al. 2009). Onderzoek naar meervleermuizen liet zien dat kunstmatige lichtbronnen geen effect had op de het aantal vleermuizen maar wel op het foerageergedrag (Kuijper et al. 2008). Het onderzoek toonde wel een afname aan in het aantal ‘vangstbuzzen’ (foerageergeluid) onder invloed van het licht. Dit was een duidelijke indicatie dat de vleermuizen hinder ondervonden van het licht tijdens foerageren (Kuijper et al. 2008). Verstoring evenementen Er zijn een beperkt aantal studies die het effect hebben onderzocht van incidentele geluidsverstoring en lichtverstoring. Uit een Engelse studie blijkt dat vleermuizen hun moment van voedsel zoeken aanpasten aan een muziekfestival dat wil zeggen dat het geproduceerde geluid en licht invloed had op de tijd van foerageren maar niet op het aantal vleermuizen (Shirley et al. 2001). Een soort vergelijkbaar effect werd gevonden tijdens een muziekfestival waar de foerageer intensiteit van verschillende vleermuissoorten afnam (Whitfield & Baker 2004). In 2012 is tijdens het festival Amsterdam Open Air onderzocht of het festival effect had op de foerageeractiviteiten van vleermuizen. Er werd geen effect waargenomen In foerageeractiviteit voor en na het festival (Krijgsveld et al. 2014). Naast de foerageeractiviteit Is ook onderzocht of er effect was kraamkolonies van vleermuizen in de nabije omgeving. Ook hier werd geen verstoringseffect waargenomen (Krijgsveld et al. 2014). In Ierland in Dublin werd eveneens geen effect gevonden op de foerageeractiviteit tijdens een muziekfestival en geen effect op het aantal aanwezige vleermuizen na afloop van het festival (Cawley 2015). Tijdens festivals in Nederland zijn verschillende malen foeragerende gewone dwergvleermuizen Pipistrellus pipistrellus waargenomen. Dit suggereert dat deze vleermuizen zich niks aantrokken van het geluid en licht wat werd geproduceerd door het festival (Hille Ris Lambers et al. 2009). Discussie Net als bij vogels is op basis van bovenstaande casestudies moeilijk vast te stellen wat de effecten zijn in algemene zin en of deze er überhaupt zijn. De paar monitoringstudies die zijn uitgevoerd tijdens een festival laten enigszins tegenstrijdig resultaten zien. Maar het lijkt er op dat de timing van de verstoring van belang is. Bijvoorbeeld wanneer een evenement is afgelopen in de late avond, rond zonsondergang, dan zal dit geen effect hebben op foeragerende vleermuizen die juist rond dit tijdstip in het (schemer)donker actief worden. Ook hier geldt, net als bij vogels, dat het lastig vast te stellen of er effecten zijn van evenementen omdat er maar weinig casestudies zijn waar ook daadwerkelijk onderzoek/monitoring gedaan is. 5.2.2 Landzoogdieren Geluidsverstoring en lichtverstoring Over landzoogdieren en incidentele verstoring is vrij weinig bekend (Kleijn 2008, Hille Ris Lambers et al. 2009). Er zijn voorbeelden van verhoogd waakzaam gedrag onder invloed 14 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur van geluidverstoring bij grondeekhoorns Spermophilus beecheyi. De eekhoorns vertonen een grotere waakzaamheid en bleven dichter bij hun schuilplaatsen op locaties met windturbines, dan in een rustige controle locaties (Rabin et al. 2006). Het gebruik door landzoogdieren van drainagebuizen onder wegen om de passage te bevorderen hing sterk af van de aanwezige geluidsbelasting: bij meer geluid werden deze minder intensief benut (Clevenger et al. 2001) en was sterk soort afhankelijk (zie voor overzicht: Kleijn 2008). Verstoring van evenementen Er zijn twee studies gevonden die het effect van evenementen hebben onderzocht. Een studie In Australië onderzocht het effect van een muziekfestival op de Koala's. Koala's die leven in de nabijheid van een festival verlieten hun territorium. Echter na het festival keerden ze weer terug naar hun territorium en aanvullend onderzoek is nodig om het lange termijn effect vast te stellen (Phillips 2016). Tijdens de oud en nieuw vuurwerk show in Chili verplaatsten zeeleeuwen Otaría flavescens zich naar ander locaties en namen de aantallen af op hun vaste rustplaats (Pedreros et al. 2016). Voor deze studie geld ook dat het lange termijn effect onduidelijk is en is aanvullend onderzoek nodig. Discussie Er is weinig bekend over incidentele verstoring van geluid en licht op landzoogdieren. Het is daarom moeilijk vast te stellen of evenementen direct effect hebben op landzoogdieren. Het is vrijwel zeker dat landzoogdieren zich tijdelijk zullen verplaatsen naar andere locaties maar of deze verplaatsing lange termijn effect heeft op populatie niveau is vooralsnog niet vast te stellen. Binnen de locatie kunnen afzettingen van de groenstroken dienen als tijdelijk rust en schuil plaatst voor kleine zoogdieren (hazen, egels etc.). Er zijn wel een aantal studies gevonden die het effect van geluid en licht hebben onderzocht. Deze studies zijn vooral gedaan onder experimentele omstandigheden met in gevangenschap gehouden dieren. Het gaat dan bijvoorbeeld om honden of ratten die onder laboratorium omstandigheden worden blootgesteld aan geluidsbelasting. Of deze studies direct te vertalen zijn naar dieren In het wild is onduidelijk. 5.2.3 Insecten Over effecten van evenementen/festivals op insecten is geen literatuur gevonden. 5.2.4 Amfibieën en reptielen Over effecten van evenementen/festivals op amfibieën en reptielen is geen literatuur gevonden. 5.2.5 Flora Als er effecten van evenementen/festivals op flora en vegetatie zijn, gaat het om directe effecten: mensen of tijdelijk aanwezige constructies bevinden zich op plekken met soorten of vegetaties die beschermd zijn of die waardevol zijn. Hierover hebben we geen literatuur gevonden. Effectenonderzoek op andere locaties lijkt hier ook niet nodig om de effecten van een evenement/festival vooraf In te schatten. Betreding door grote aantallen mensen of tijdelijke constructies op plaatsen waar zich te beschermen flora/vegetatie bevindt zal zeker leiden tot beschadiging of vernietiging. Een voorbeeld uit de praktijk is Open Air in Amsterdam. Daar is in een rapportage voorafgaand aan het festival geconstateerd dat op beschermde planten zoals Rietorchis mogelijk een effect zou kunnen zijn. Via afrastering als mitigerende maatregel is dit voorkomen(Krijgsveld et al. 2014). 15 ke 3 3 ed ke} c a © £ © Z Nl ed Td 9 & Z — D= st st c st 2 5 8 8 8 © ij ei © NN 5 ua 5 5 IA IA 8 > 5 dd & SAN > et — — — < N ® O ec AS & o v © U ed u 5 Ea NS NS o == 9 Ki 8 Ki 5 dt sn — NN == — Cc „Nun Seg me 8 5 5 Dn 5 DB in ow ® ij vSd PRvE zees Vv 5 Odd » Hd d © E SS N 3 Seu © an S SS te > 8 + o A Ì Vv © 3 e o © 2 v yv w yv w 5 8 U Ss oo 5 os 5 o ves 2 5 > U > > Uv > 2 8 Cc e nv © sax == SS eo 5 A & 5 U & 5 U a yv v o A02 Sc Ss 2 Dots „ap E = 2 = zE zz 5 > = T 2 5 Sc © t & 0 OO 5 5 TZ T 5 & T 5 & Ee © v Ss zogög a Sre<e EZat z G sÖ Á sÖ a & c Û GT 1 Xe VW T ® Xx V d Xn X E U 5 8 © T 8e 8 | z 5e 5 5 D a © a 3 …_ a Cc n N > ij @ © 5 U Vv E IN © T a Oe =x 0 2 :=Â V 5 Vv © 0 Nin GT GT z Ee 5 T 2 cs € = < < & 5 ess ec S 5e 5 B O 5 e 5 e 5 22 o S B U 5 v W < w S w S © 2 Ê 35 5853 à âp ab OE: S 5 52 v os Eut® 5 5 & 8 65 za & za zi 4 = ù nn „ > = > 0 sans vs ® 5 Ys £ E X 2x X LX <t 5 5 ij u 25 en > NN ® & © ® v © ® Vv © >= U 5 ® Do a Pe Á Y, eZ T La Ni Sa ® Z c © Sc > Een ao G V © z 5 s 5 S s 2 8 5 V © v TE £ 5 DD 5 5 ® = et E 4 oï Û 5 ZOT En £ > > > „C „0 c u 8 La 5 SD Ce © CS 2 SS 5 0 n Xe XX Xe XX oo 5 X ö EPS 3e © See 5 5 “ £ 5 “ £ > 3 L 3 TL ox Ara e Ss 3 3 <t N a 2 N a 2 A O AQ == c < ® u u 2 z= > < ez 2 5 5 5 Ù … cz cz @ © ao Dd 5 TE 5 TE „ZE a x OO x Ss - ze s 2E B W Le 0 LL U > W U ® v 2 U v 2 ® U v v w v wv L 2 Ow u ao z © ao z © 8 > ao ap Go ao do & Ss 5 S ao © 5 4 © SS 4 Ss 8 Oo ò o a ò ò 8 s 2 8 5 S= ZZ U < ZZ U U > 5 5 Vv > > 5 a 5e 5 ® © © u © ® on en © 9 0 Lo OD à vS Vw o 2 ov ap o 5 80 Ss € v U VD Sv tv TD u Xx U X Ë ie … © ue … © nn U S o 0 o > 0 O © 8 TD O0 ap v 0 ap © ES 5 22e 2 2 gy ® = =S ao c v c Yv © © >= ee 6 Xx ee 2 z uv PE < == Ve == U Oo ij E U == SD ùv TO == Ee E ao u == Cc v Uv w zv ve n = = 9 = © =S e a Ee c == OZ u > Se UV e > < ® = © ol EEE EEE S es Ze 5 8 5 VEs ZS OEG ge n © © © ao so © = te € a Sn Oez fa Oo z= > Cc Y ce ce S cc >= V = Tc V U u == Vv uwe U == = Se ve de ue UV OV ue te VW E v vw & 5 ae EEn E 3 Vv wv pas vo OE ETE 5 Pe 5 Ze Eee geese - Ee Vv ie = == S == ol ls 5 5E 45 5E 5 5 e5 5 29s5eed ese ve E vvv Euv sE 8 aa & SE Ee SEE Ee 2E zo d= 5 - ot v &o ào bo D E bo do T 2 o © o ào 5 5 WO BT ij 0 0 5 € _ ® v v w v vw w E Vv U VW “tt 5 © © © U ö ö u eee 2e ee 2 2 2e c 2 2e 2 2e 2e 5 n 3 L 2 2 < men a ù 2 … o z 5 - 2 v © u = 228, Ër? dt Se Ean z25ESE 95 E Ez Ee Ste SS2EEES ZES IE 8E EE 8 EE ss mn 52 2 Ee oz 5 u 2 5 2 2 2 2 2 2 = e nh nn en UV wv X c S © ao n 5 5 5 5 5 5 Z 6 u Vv 5 w XXX SP U U n nn u nf nn LQ ee Lt U re 0=vE vw B 0E u U Vv U U Vv U Vv XE E XX XX VELO SS 3 > xX 5 SE 5 SE SE U u u w W 22u VO 25 X u u u Ww u u Ww e 228 se ë DS EE © © KC: © KC: v 2 ö SNN 5 5 U en S= ee N N NN N NN N 5 g 55 8LGE SG ZS 0 5 5 5 35 5 5 3 3 2 u sE E >> EELS © >= 0 Se E E EE E se Ee Ee 5 ao ap eo Dee De en ce ec ad aÖ ao oo 2 ao ao oo 2 s TEE zE Ec SE = S SE ao ao ap 5 E o so 5 5 5 T TE o kel TE T Te s sl 888 ss Ss 88 8 8 88 £ EE 8 n v © 0 xx S= LC ap Loo LL ij 2 Le 9 9 8 ij 5 > > > me VvE ve Vv U u n 5 st 5 g Dh à TE > > > 5 > ss 5 5 5 VIA 0 zi E88 ses Se SS sie OS 48 2 ss SIS 2 8 [225 Ss S5 55 85 5 55 2 ZE SIS 5 5 v Vv V 5 5 v U v U Vv VW AK ® V w So Dl ,jee do 0 > > OD ooo oo Go ao glee ao 8 do z zE Sj& > © 5 S 5 8 8 S s 5 pg dl Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 6 Bespreking en conclusies In het voorgaande Is een overzicht gegeven van wat In de literatuur gevonden is over effecten van evenementen en festivals op natuurwaarden: vogels, vliegende en lopende dieren, flora en vegetatie. Er is In algemene zin In de literatuur veel te vinden over effecten van een grote diversiteit aan verstoringsbronnen op fauna en flora. Evenementen en festivals vallen echter vaak buiten de ‘bandbreedte’ van wat onderzocht is: ze zijn relatief kortdurend en vinden plaats in groengebieden waar sowieso al relatief veel menselijke activiteit is en die niet gezien worden als de meest kwetsbare en waardevolle natuur. In algemene zin is dit vanuit wetenschappelijke zin vaak niet interessant en vindt monitoringsonderzoek alleen plaats op het moment dat daar aanleiding voor is. De laatste jaren blijkt deze aanleiding steeds vaker aanwezig, mede omdat het aantal evenementen aanzienlijk is toegenomen. Gezien de context is het zinvol om op een rij te zetten wat er wèl bekend is, en dat is hierboven gebeurd. Er zijn maar weinig artikelen en rapporten gevonden waarin waarnemingen en metingen in het veld van effecten gerapporteerd worden. Tegelijk Is het zo dat er voor de ‘elementen’ van evenementen en festivals die de mogelijke effecten vooral zullen veroorzaken, wel studies zijn, In andere situaties. Die zijn soms bruikbaar als basis voor een effecten-inschatting. En dat is wat In de praktijk ook lijkt te gebeuren. Uit hoofdstuk 5 is duidelijk geworden dat in de studies die rond festivals en evenementen gedaan zijn, de effecten in het algemeen beperkt of afwezig zijn. Uiteraard is dat in veel gevallen (mede) het gevolg van planning van het evenement (buiten het broedseizoen) en genomen mitigerende maatregelen (bijvoorbeeld: afschermen van de groenstroken). Maar er zijn ook enkele voorbeelden waar wel effecten werden vastgesteld, het ging daarbij om vleermuizen of andere zoogdieren. Tegelijkertijd is de hoeveelheid studies zodanig beperkt dat er niet een algemeen geldende conclusie te trekken is. Dat geldt te meer omdat voor bijvoorbeeld geluid en betreding wel degelijk effecten bekend zijn, zodat festivals en evenementen niet bij voorbaat ‘effect-loos’ zijn. De effecten die, voor festivals en evenementen, daadwerkelijk gemeten zin betreffen vluchtgedrag bij vogels door vuurwerkshows, licht- en geluidhinder voor foeragerende vleermuizen (die daardoor minder gingen foerageren), een tijdelijke afname van resp. koala’s door geluid en zeeleeuwen door vuurwerk. Dit sluit aan op wat uit literatuur over verstoring in het algemeen bekend is. Evenementen en festivals zijn dus niet bij voorbaat zonder effecten op natuurwaarden. Op sommige plaatsen en tijdstippen kunnen vogels en dieren op evenementen en festival-locaties wel degelijk hinder van betekenis ondervinden. Tegelijk zijn er ook voorbeelden van evenementen en festivals die zodanig georganiseerd zijn dat de lokaal voorkomende natuurwaarden niet In het geding kwamen. Omdat goed onderzoek naar effecten schaars is, is per evenement een inschatting vooraf van mogelijke effecten gewenst. Deze literatuur-review vindt zijn oorsprong in een motie die is aangenomen in de gemeenteraad van Amsterdam. De mogelijke effecten van evenementen en festivals zijn geregeld onderwerp van maatschappelijke discussie, en rond het verlenen van vergunningen en ontheffingen lopen de discussies in sommige gevallen hoog op. Deze discussie speelt op meer en meer plekken. Vaak wordt er dan wel in enige vorm ‘natuuronderzoek’ gedaan, maar bijna altijd komt dat niet verder dan het op basis van aanwezige soorten en habitats inschatten van mogelijke effecten en het voorstellen van mitigerende maatregelen. Daadwerkelijk onderzoek wordt veelal niet of nauwelijks gedaan. In dergelijk onderzoek zou door metingen/veldonderzoek voorafgaand, tijdens en na het evenement onderzocht moeten welke effecten er optreden. Dat zijn dan de 17 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur effecten van het evenement inclusief getroffen maatregelen - effecten ook nog uitsplitsen per mitigerende maatregel is vrijwel ondoenlijk. Hierin zou de gemeente wellicht een coördinerende en stimulerende rol kunnen spelen. Organisatoren doen wat ze moeten doen of wat ze zelf vinden dat ze daar bovenop willen doen. De gemeente zou voor onderzoek geschikte evenementen kunnen uitzoeken en daar veldonderzoek kunnen doen of laten doen dat informatie oplevert die breder bruikbaar is dan voor dat ene evenement. Nu wordt er per evenement gekeken, gediscussieerd en geprocedeerd. Een integrale blik lijkt gewenst. Een korte analyse van evenementen, tijdstippen en locaties zou kunnen leiden tot het aanwijzen van die situaties die potentieel het kwetsbaarst lijken. Daaruit zou kunnen volgen waar en wanneer je evenementen het beste kunt houden om de effecten op de natuur te minimaliseren. Het gaat dan om richtlijnen als: mijd het broedseizoen in gebieden waar zeldzamere of kwetsbare soorten voorkomen, kies voor habitats/landschaptypes die in z’n algemeenheid het minst kwetsbaar zijn (beter in parken dan in moerasgebieden), weeg af of na zonsondergang doorgaan verstandig Is in verband met vleermuizen etc. Ook het opstellen van een overzicht met bewezen en/of door experts zinvol geachte mitigerende maatregelen is nuttig: organisatoren hebben dan handvaten om hun evenement zo goed mogelijk in te richten en vergunningverleners een checklist. Er zijn dus zeker mogelijkheden om de discussie die nu verbrokkeld gevoerd wordt verder te helpen. Gezien de toename aan evenementen (vooral muziekfestivals) is een laatste punt waar nog op moet worden gewezen, dat er groengebieden zijn waarin jaarlijks meerdere evenementen/festivals worden georganiseerd. Geleidelijk verandert de impact dan van incidentele verstoring naar meer verspreide of continue verstoring. 18 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur 7 Literatuur Alerstam, T. 1990. Bird migration. Cambridge University Press, Cambridge. Arroyo, B. & M. Razin. 2006. Effect of human activities on bearded vulture behaviour and breeding success in the French Pyrenees. Biological Conservation 128:276-284. Bayne, E. M., L. Habib & S. Boutin. 2008. Impacts of Chronic Anthropogenic Noise from Energy- Sector Activity on Abundance of Songbirds in the Boreal Forest. Conservation Biology 22:1186-1193. Blickley, J. L., K. R. Word, A. H. Krakauer, J. L. Phillips, S. N. Sells, C. C. Taff, J. C. Wingfield & G. L. Patricelli, 2012. Experimental Chronic Noise Is Related to Elevated Fecal Corticosteroid Metabolites in Lekking Male Greater Sage-Grouse (Centrocercus urophasianus). PLoS ONE 7:e50462. Bruinzeel, L. W., J. van Belle & L. Davids. 2009. The impact of conventional illumination of offshore platforms in the North Sea on migration bird populations. Rapport 1227. Altenburg & Wymenga Veenwouden. Burton, N. H. K.‚, M. M. Rehfisch & N. A. Clark. 2002. Impacts of disturbance from construction work on the densities and feeding behavior of waterbirds using the intertidal mudflats of Cardiff Bay, UK. Environmental Management 30:865-871. Cawley, S. 2015. Ecological impact assessment effects of outdoor concerts in 2015 on bats and waterfowl, Marley Perk, Co. Dublin. Clevenger, A. P., B. Chruszcz & K. Gunson. 2001. Drainage culverts as habitat linkages and factors affecting passage by mammals. Journal of Applied Ecology 38:1340-1349. Habib, L., E. M. Bayne & S. Boutin. 2007. Chronic industrial noise affects pairing success and age structure of ovenbirds Seíurus aurocapilla. Journal of Applied Ecology 44:1/7/6-184. Henkens, R., M. Liefting, C. Hallmann & A. van Kleunen. 2012. Storen broedvogels zich aan het geluid van race-evenementen? Effect van de in 2010/2011 op het TT-Circuit Assen gehouden Superbike- en Superleague-evenementen op broedvogels in het Natura 2000- gebied Witterveld. Rapport 2288. Wageningen. Hille Ris Lambers, I., F. L. A. Brekelmans, K. L. Krijgsveld & M. van der Valk. 2009. Effecten van evenementen in Stadspark Schothorst te Amersfoort op beschermde soorten. Oriënterend onderzoek (quick scan) in het kader van de Flora- en faunawet. Rapport 09-085. Bureau Waardenburg bv. Huig, N., R. J. Buiijs & E. Kleyheeg. in press. Summer in the city: behaviour of large qulls visiting an urban area during the breeding season. Bird Study. Kerth, G. & M. Melber. 2009. Species-specific barrier effects of a motorway on the habitat use of two threatened forest-living bat species. Biological Conservation 142:270-279. Kleijn, D. 2008. Effecten van geluid op wilde soorten - implicaties voor soorten betrokken bij de aanwijzing van Natura 2000 gebieden. Rapport 1705. Alterra. Koolhaas, A., A. Dekinga & T. Piersma. 1993. Disturbance of foraging Knots by aircraft in the Dutch Wadden Sea in August-October 1992. Wader study group bulletin 68:20-22. Krijgsveld, K. L. 2015. Broedvogels en Amsterdam Open Air 2015. Notitie 15-068. Bureau Waardenburg bv. Krijgsveld, K. L., D. Emond & D. Beuker. 2014. Ecologische effecten van Amsterdam Open Air 2014. Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet inclusief broedvogel- en vleermuisinventarisatie. Rapport 14-142. Bureau Waardenburg bv. Krijgsveld, K. L., R. J. Jonkvorst & F. van der Vliet. 2012. Effecten van dancefestival Amsterdam Open Air op broedvogels. Rapport 12-115. Bureau Waardenburg bv. Krijgsveld, K. L., R. R. Smit & J. van der Winden. 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport 08-173. Bureau Waardenburg bv. Kuijper, D. P. J., J. Schut, D. van Dullemen, H. Toorman, N. Goossens, J. Ouwehand & H. J. G. A. Limpens. 2008. Experimental evidence of light disturbance along the commuting routes of pond bats (Myotis dasycneme). Lutra 50:37-49. Kuitunen, M., E. Rossi & A. Stenroos. 1998. Do highways influence density of land birds? Environmental Management 22:297-302. Limpens, H. J. G. A, P. Twisk & G. Veembaas. 2004. Met vleermuizen overweg. Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, Delft, Arhem. Meillere, A., F. Brischoux & F. Angelier. 2015. Impact of chronic noise exposure on antipredator behavior: an experiment in breeding house sparrows. Behavioral Ecology 26:569-577. Molenaar, d. J. G., D. A. Jonkers & M. E. Sanders. 2000. Wegverlichting en natuur III: lokale invloed van wegverlichting op een gruttopopulatie. Rapport 064. Alterra, Wageningen. Oudega, H. 2012. Monitoring broedvogels Festival Fusion of Dance. Toetsing aan de Flora- en faunawet Wijthmenerplas, Zwolle 2012. Tauw, Deventer. 19 Dirksen & de Fouw Review effecten evenementen en festivals op natuur Partecke, J., 1. Schwabl & E. Gwinner. 2006. Stress and the city: Urbanization and its effects on the stress physiology in European Blackbirds. Ecology 87:1945-1952. Pedreros, E., M. Sepulveda, J. Gutierrez, P. Carrasco & R. A. Quinones. 2016. Observations of the effect of a New Year's fireworks display on the behavior of the South American sea lion (Otaria flavescens) in a colony of central-south Chile. Marine and Freshwater Behaviour and Physiology 49:127-131. Phillips, S. 2016. Aversive behaviour by koalas (Phascolarctos cinereus) during the course of a music festival in northern New South Wales, Australia. Australian Mammalogy:-. Poot, H., B. J. Ens, H. de Vries, M. A. H. Donners, M. R. Wernand & J. M. Marquenie. 2008. Green Light for Nocturnally Migrating Birds. Ecology and Society 13:14. Potvin, D. A. & S. A. Macdougall-Shackleton. 2015. Traffic Noise Affects Embryo Mortality and Nestling Growth Rates in Captive Zebra Finches. Journal of Experimental Zoology Part a- Ecological Genetics and Physiology 323:/22-/30. Rabin, L. A, R. G. Coss & D. H. Owings. 2006. The effects of wind turbines on antipredator behavior in California ground squirrels (Spermophilus beecheyi). Biological Conservation 131:410-420. Ravenscroft, N., B. Parker, R. Vonk & M. Wright. 2007. Disturbance to waterbirds wintering in the Stour-Orwell estuaries SPA. Wildside Ecology, Suffolk. Reijnen, R. & R. Foppen. 1994. The effcts of car traffic on breeding bird populations in woodlands. 1. Evidence of reduced habitat quality for Willow warblers (Phylloscopus trochilus) breeding close to a highway. Journal of Applied Ecology 31:85-94. Russo, D. & L. Ancillotto. 2015. Sensitivity of bats to urbanization: a review. Mammalian Biology 80:205-212. Schaub, A., J. Ostwald & B. M. Siemers. 2008. Foraging bats avoid noise. Journal of Experimental Biology 211:3174-3180. Shamoun-Baranes, J., A. M. Dokter, H. van Gasteren, E. E. van Loon, H. Leijnse & W. Bouten. 2011. Birds flee en mass from New Year's Eve fireworks. Behavioral Ecology 22:1173- 1177. Shirley, M. D. F., V. L. Armitage, T. L. Barden, M. Gough, P. W. W. Lurz, D. E. Oatway, A. B. South & S. P. Rushton. 2001. Assessing the impact of a music festival on the emergence behaviour of a breeding colony of Daubenton's bats (Myotis daubentonii). Journal of Zoology 254:367-373. Slabbekoorn, H. & A. den Boer-Visser. 2006. Cities change the songs of birds. Current Biology 16:2326-2331. Slabbekoorn, H. & M. Peet. 2003. Ecology: Birds sing at a higher pitch in urban noise - Great tits hit the high notes to ensure that their mating calls are heard above the city's din. Nature 424:267-267. Tarjuelo, R., 1. Barja, M. B. Morales, J. Traba, A. Benitez-Lopez, F. Casas, B. Arroyo, M. P. Delgado & F. Mougeot. 2015. Effects of human activity on physiological and behavioral responses of an endangered steppe bird. Behavioral Ecology 26:828-838. van Dam, B. 2014. Vuurwerkshow Koningsdag 2014 te Sloterpark, Amsterdam. Effecten op broedende vogels en overige soorten. Tauw bv, Utrecht. Whitfield, L. & R. D. Baker. 2004. Report on bat surveys conducted at Claremont Landscape Garden, Esher in July 2004. Surrey Bat Group. 20
Onderzoeksrapport
20
train
> Gemeente Amsterdam Commissieactualiteit voor de Commissie Onderwijs, Zorg en Armoedebestrijd van 18 januari 2023 Portefeuille Onderwijs Agendapunt _ Wordt ingevuld door raadsgriffie Onderwerp Open dagen middelbare scholen Aan de commissie Omdat Amsterdamse basisschoolleerlingen uit groep 8 over twee maanden hun voorkeurslijst met middelbare scholen moeten inleveren, organiseren veel van deze middelbare scholen een open dag in janvari en februari. In het Parool van vrijdag 13 januari stond in het artikel ‘Zelfs de open da- gen zitten soms al vol‘ echter dat sommige open dagen al vol zitten, omdat middelbare scholen een maximumaantal leerlingen toelaat. Hierdoor zijn er Amsterdamse kinderen die niet vooraf- gaand aan het maken van hun keuze enkele scholen kunnen bezoeken. De fracties van Volt en VVD vinden dat alle Amsterdamse kinderen een weloverwogen keuze moe- ten kunnen maken voor de school van hun voorkeur, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de han- delingssnelheid van hun ouders. Een bezoek aan de open dag van een middelbare school is be- langrijk om de sfeer te proeven en een goede keuze te kunnen maken. Onderwijs leidt tot kansen- gelijkheid, maar dan moeten alle Amsterdamse leerlingen wel dezelfde kans krijgen om hun voor- keursscholen te bezoeken. Volt en de VVD willen de gevolgen van deze ontwikkelingen graag be- spreken met de commissie. Reden van spoedeisendheid De Amsterdamse leerlingen uit groep 8 moeten over twee maanden hun voorkeurslijst met Am- sterdamse middelbare scholen aanleveren. Veel middelbare scholen organiseren in januari of fe- bruari open dagen. Vandaar dat een snelle bespreking van dit onderwerp in de commissie van be- lang is. * https://www.parool.nl/amsterdam/open-dagen-amsterdamse-scholen-zitten-soms-al-vol-kinderen-van-niet-hoogopgeleide-ouders- zijn-de-pineut-b374gboe/ Gemeente Amsterdam Datun 18 januari 2023 Pagina 2 van 2 Het lid van de commissie M. von Gerhardt (VVD) M. van Laake (VOLT)
Actualiteit
2
train
GROENLINKSNieuw-West Mondelinge vragen Stadsboerderij Osdorperweg - 5 maart 2015 Tijdens de vergadering van de Bestuurscommissie Nieuw-West op 17 december jl. heeft de fractie van GroenLinks mondelinge vragen gesteld over misstanden op de zogeheten stadsboerderij aan de Osdorperweg. Dit naar aanleiding van berichtgeving op AT5. Inmiddels is er een uitgebreid verslag verschenen in Het Parool van 25 februari jl., dat voornamelijk informatie bevat die ook in de beantwoording op 17 december is gegeven. De beantwoording op 17 december j.l. omvatte onder andere het volgende: 1. Op 23 december was de deadline voor het inleveren van stukken t.b.v. exploitatie- en omgevingsvergunning; 2. De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) meent ‘dat dieren kunnen blijven onder voorwaarde dat een veearts de ondernemer begeleidt bij de verzorging’ en; 3. men zou er vanuit kunnen gaan dat er vanwege een voltooide nieuwe stal de aanwezige dieren een betere behuizing hebben. De actualiteit leert dat: 1. Na 17 december er door het stadsdeel en in overleg met de gemeente een ‘mediationtraject’ aan de bewuste ondernemer is aangeboden; 2. De begeleidende veearts stelt dat er meerdere afspraken niet zijn nagekomen en dat het aangeboden, te formaliseren toezicht, niet is overgenomen door de NVWA; 3. Het probleem lag bij de verwaarloosde dieren en de aandacht daarvoor bij media en instanties. Er zijn kalveren overleden en geauthanaseerd vanwege een salmonella- besmetting, geconstateerd is dat de vereiste quarantaine-maatregelen vervolgens niet in acht zijn genomen. GroenLinks heeft hierover de volgende vragen: 1. Zijn de vergunningaanvragen (deadline 23 december) alsnog ingediend en in behandeling genomen? a. Wat behelst het ‘mediation traject’? Staat dat al/niet in relatie tot het voorgaande? b. Zijn er sancties wanneer dit traject niet of onvoldoende wordt gevolgd? 2. Klopt het dat er nu géén toezicht is door een veearts? Is dat met het NVWA gecommuniceerd en in welke vorm van toezicht is nu voorzien? 3. Klopt het dat er door het niet naleven van quarantaine-maatregelen een potentieel gevaar voor de volksgezondheid heeft kunnen ontstaan? Zou het stadsdeel daarbij enige vorm van verantwoordelijkheid hebben?
Actualiteit
1
train
xX Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2021 Nummer 784 Behandeld op 11 november 2021 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake second opinion over bomenkap Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de beraadslaging over het vitvoerings- en kredietbesluit voor de volledige herinrichting van de Nieuwezijds Voorburgwal Noord. Constaterende dat: — bij herinrichtingsprojecten regelmatig bomen gekapt worden; — dit vaak op protest stuit vanuit de buurt en omwonenden. Overwegende dat: — bomen onmisbaar zijn om urban heating tegen te gaan; — het belang van bomen wederom is onderschreven, ditmaal op de klimaattop van Glasgow; — _ Amsterdammers hechten aan groen in de stad. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: bij herinrichting projecten altijd een second opinion te laten vitvoeren over de levensvatbaarheid van bomen indien Amsterdammers hierom vragen. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren
Motie
1
discard
VN2023-023417 Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkelin Gronden X Gemeente ] 9 9 RO Ontwikkeling X Amsterdam Voordracht voor de Commissie RO van 06 december 2023 Ter kennisneming Portefeuille Grond en Ontwikkeling Agendapunt 6 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Kennisnemen van de resultaten van aanvullend bodemonderzoek naar dioxines rondom de Volgermeerpolder in Amsterdam Noord De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de resultaten van aanvullend bodemonderzoek naar dioxines rondom de Volgermeerpolder in Amsterdam Noord Wettelijke grondslag Artikel 169 Gemeentewet juncto artikel 11 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond In de raadsinformatiebrief van 30 juni 2023 is aangegeven dat de resultaten van aanvullend onderzoek zouden worden gedeeld met de raadscommissie. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Ja, In de raadsinformatiebrief van 30 juni 2023 is aangegeven dat de resultaten van aanvullend onderzoek zouden worden gedeeld met de raadscommissie (geen TAO). Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.12 1 VN2023-023417 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling Grond en % Amsterdam Ontwikkeling % Voordracht voor de Commissie RO van 06 december 2023 Ter kennisneming AD2023-080643 Commissie RO Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief - aanvullend onderzoek naar dioxines AD2023-086344 Volgermeerpolder (4). pdf (pdf) AD2023-086267 bijlage 1_Aanvullend_onderzoek_Dioxines.v2, incl. bijlagen.pdf (pdf) bijlage 2 RIVM_ Risico's veedrenking in relatie tot Dioxine Volgermeerpolder AD2023-080712 Va2.pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) G& O, Ariënne Henstra, 0618531203, [email protected] Gegenereerd: vl.12 2
Voordracht
2
test
4 Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Beantwoording schriftelijke vragen Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 22 februari 2023 Portefeuille(s) Verkeer Portefeuillehouder(s): _ Melanie van der Horst Behandeld door Verkeer & Openbare Ruimte, [email protected] Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Moeskops inzake Bijenkorffile (ZD2023-001265) Geachte leden van de gemeenteraad, Op 3 januari 2023 heeft het college schriftelijke vragen ontvangen van het lid Moeskops van D66 inzake de Bijenkorffile. Onderstaand treft v de beantwoording van deze vragen aan. Toelichting door de vragenstellers De Bijenkorffile, wie kent hem niet. Het is al jaren een begrip in Amsterdam en een doorn in het oog van veel bewoners en ondernemers. Deze week stond er weer een oproep in de krant van het MKB-Amsterdam om wat te doen aan de Bijenkorffile.1 Ondernemers pleiten voor een stop op gemotoriseerd verkeer op korte termijn en een intelligente toegang op lange termijn. De fractie van GroenLinks heeft aangekondigd een debat hier over te willen voeren. Graag wil de fractie van D66 goed geïnformeerd het debat in gaan en daarom stellen wij op voorhand onderstaande vragen. Het college kan de gestelde vragen als volgt beantwoorden. 1. Isde gemeente in gesprek met de eigenaar van de Bijenkorfgarage? Nee. De gemeente is in gesprek met Q-Park, de exploitant van de Bijenkorfgarage. 2. Is de gemeente zelf al voorbereidingen aan het treffen voor een oplossing van de Bijenkorffile? Ja. De gemeente is al langer bezig met onderzoek naar de Bijenkorffile en zoek mogelijke oplossingen daarvoor. Voorwaarde voor de oplossing die voor ogen staat is dat deze kosteneffectief, dringend en dwingend is voor alle partijen. 3. Wat zijn de mogelijke risico’s op planschade en nadeelcompensatie aan de eigenaar van de parkeergarage? Risico's op eventuele planschade en nadeelcompensatie zijn op dit moment nog niet in te schatten. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 februari 2023 Pagina 2 van 2 4. Wat zijn de overige (financiële)consequenties van een (tijdelijk) inrijverbod voor de eigenaar en voor de gemeente? Net als voor mogelijke planschade en nadeelcompensatie geldt ook hier dat dat nog niet in te schatten is. 5. Op welke termijn is het mogelijk om een systeem in te richten waarbij door middel van intelligente toegang parkeerplekken voor de garage van tevoren gereserveerd moeten worden? Dit is onderdeel van het onderzoek en wordt betrokken bij de verdere ontwikkelingen van intelligente toegang waar de raad per brief van 11 januari 2023 van op de hoogte is gesteld. 6. Hoe groot acht het college de kans van slagen van een paaltjessysteem vanaf de Blauwbrug? Is er zicht op een eventueel waterbedeffect? Dit is onderdeel van het onderzoek. 7. Wat zijn complicerende factoren bij het invoeren van een dergelijk toegangssysteem? Het is het voornemen van het college dat de Bijenkorffile op termijn daadwerkelijk tot het verleden behoort. Met name de leefbaarheidseffecten van een dergelijke file passen niet meer bij deze tijd. Er is geen gemakkelijke ‘quick fix? voor dit probleem. We verwachten medio 2023 meer duidelijkheid hierover. Vooruitlopend op een structurele oplossing zal voor het Paasweekend (7 t/m 20 april} een pakket aan maatregelen worden ingezet om de grootste drukte te proberen te dempen. Welke complicerende factoren we daarbij tegenkomen is nog niet te zeggen, net als voor de maatregelen op de langere termijn. Inmiddels heeft het college opdracht gegeven voor maatregelen om, in overleg met bewoners en ondernemers, de file te bestrijden. In een separate raadsinformatiebrief wordt u hierover (vandaag) geïnformeerd. Ik verwacht u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. } # dg hed Melanie van der Horst Wethouder Verkeer Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
train
) Kennisplatform MARJAN DE GRUIJTER . LOTTE HERMANS d Integratie & M.M.V. JOLINE VERLOOVE, SUSAN DE VRIES, ON Samenleving BORA AVRIC EN MARLINDA VAN DER HOFF ' em | BEN 2012) | es Î Pa Bd ED gg A EPE ern EE ), Ke ii | ï * 7 md PA \ »& Jam A 7 ch & Be Ka P À 3 B ’ « Í ed / E/ ” | Bet PN \ K\ \ P k ER P , í hd BR Pt Ea Ve \ Inhoud Conclusies en aanbevelingen … … nnen Ô 1 Inleiding … reren eernenrnenrn eneen 2 De huidige positie van vrouwelijke statushouders in Nederland … nennen eneen Ö 2.1 Achtergrondkenmerken … nonnen nennen eenen eneen eneen eenenenneneeeenen vennen eener Ö 2.2 Inburgering … nonnen eeeenennenenneneneeneneneenenneneneeneneenenenneneeeenen venen eenen eneen eenen Ö 2.3 Gezondheid en welbevinden ….…..nnnnnnnnnennen eneen eenen eenen verevenen eenen Ô 24 Opleidingsniveau en eerdere werkervaring …….n nnee eneen eenen eeen Ô 2.5 Sociale contacten …..nnnnnnnnnnnnrnennen eenen eneneeneneneenenneneneenen eenen veneneeneneeeenennenenneneeeeneent Ô 3 Vrouwelijke statushouders aan het woord … ne 11 3.1 Achtergrond respondentenonderzoekspopulatie ……..….….nnnnnnneneneeeenenneneeenen eenen | Ì 3.2 Stappen richting werk … nnn annen eenen veneenneneeeenenveneenenen eenen | 3 3.3 Hulp(behoefte) nnn onneeneneeneneneeneneneeeneneeneneneeeneneen eneen eenen eenen eenen eeens enen TÔ 3.4 Sociale contacten ….…..nnnnnnnnnnenneneenenveeenenveneenenenveneneneenennen eneen ven eennen veenman veer eeneneeneneneene 2 3.5 Randvoorwaarden voor werk en studie … nonnen enenen eenen eneen eneen 2 4 De ervaringen van klantmanagers … nnn 290 41 Beeld van de doelgroep bij klantmanagers… nnen eneen venen eneen eenen 2D 4.2 Kansen en belemmeringen op de (lokale) arbeidsmarkt … nonnen eenen 27 43 Strategieën en werkwijzen om vrouwelijke statushouders te begeleiden naar werk … 29 4.4 Kansen en belemmeringen in de (lokale) ondersteuningsstructuur … eenn 32 4,5 Aanknopingspunten voor verbetering … nnen eenen vereer veerneeneneeeeneneennenn GÀ Literatuur ……nneneeneeeenennenneneeneeneen erneer event enn venen ennen vervent ven veneenenn eenen eneen eenen JÔ Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I D Conclusies en aanbevelingen In dit rapport doen we verslag van verdiepend onderzoek in drie gemeenten! naar het bevorderen van arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders. We laten vrouwelijke statushouders zelf aan het woord en brengen hiermee in beeld wat hun ambities en verwachtingen zijn als het gaat om werken in Nederland en de wijze waarop zij (hierbij) ondersteund worden in de gemeente. We spraken ook met klantmanagers? en enkele professionals van organisaties die vrouwelijke statushouders begeleiden naar werk of een opleiding en tekenden op welke kansen en belemmeringen zij hierbij zien. Vrouwelijke vluchtelingen met een verblijfsstatus (statushouders) in Nederland vormen een diverse groep. Gemiddeld gaat het om jonge vrouwen, die vaak (kleine) kinderen hebben of nu zwanger zijn, al dan niet met een partner. Deze vrouwen hebben nog een heel arbeidsleven voor zich. Op basis van de literatuur constateren we dat een aantal factoren invloed heeft op de participatie(kansen) in Nederland. Als men nog druk bezig is met een proces van gezinshereniging of de inburgering, is er doorgaans weinig ruimte om zich te oriënteren op leren en werken in Nederland. Ook gezondheidsproblemen kunnen dit in de weg staan. Tot slot hebben veel vrouwelijke statushouders een initieel begrijpelijke grote afstand tot de Nederlandse arbeidsmarkt en ontbreekt het hun vaak aan een ondersteunend netwerk. Uit de interviews die we hebben gehouden komt een beeld naar voren van vrouwelijke statushouders die nog nauwelijks toekomen aan de vraag hoe zij hun eigen toekomst in Nederland zien. Dit komt niet alleen omdat zij nog maar kort in Nederland wonen, maar ook omdat hun aandacht in eerste instantie uitgaat naar de vraag hoe andere gezinsleden — partner en kinderen — een goede start kunnen maken. Met andere woorden, deze vrouwen zijn druk bezig geweest met het op de rit krijgen van het gezin: de kinderen veilig en naar school en de partner (op weg) naar werk. Tegelijkertijd worden deze vrouwen — omdat het gezin doorgaans een bijstandsuitkering ontvangt — aangesproken op hun verplichting om werk te zoeken. Door hun contact met de gemeente kennen zij wel de regels, eisen en bedoeling van de Participatiewet, maar zij weten nog niet hoe zij kunnen gaan participeren, en wat of wie ze daarvoor nodig hebben. Het ontbreekt vrouwelijke statushouders daarbij vaak aan een duidelijk beeld van hun eigen vaardigheden en hoe ze die kunnen aanwenden, en een geloof in eigen kunnen. Klantmanagers van gemeenten zien dat voor een deel van de vrouwen voorlichting en de huidige begeleiding niet genoeg zijn om hen op weg te helpen naar betaald werk. Dit is een gemiste kans, omdat uit de interviews met vrouwelijke statushouders naar voren komt dat zij bijna allemaal willen werken. Sommige vrouwen maken daarbij het voorbehoud dat zij nog willen wachten tot zij beter Nederlands spreken of tot de kinderen wat ouder zijn. Klantmanagers herkennen deze voorbehouden en voegen hieraan toe dat vrouwelijke statushouders niet lijken te beseffen dat de ondersteuning die zij op dit moment krijgen aangeboden om toe te treden tot de arbeidsmarkt, op dat latere moment misschien niet meer beschikbaar zal zijn. Ook constateren klantmanagers dat sommige statushouders, als zij zelf mochten kiezen, er de voorkeur aan zouden geven dat de vrouw thuis blijft (bij de kinderen). Klantmanagers hebben tot taak om bijstandsgerechtigden, waaronder vrouwelijke statushouders, te begeleiden naar werk of scholing. Zij zetten diverse strategieën in om vrouwelijke statushouders naar de arbeidsmarkt te begeleiden. De arbeidsmarkt biedt niet veel kansen voor niet- of lager opgeleide vrouwen 1 _Hetgaat om de gemeenten ‘s-Hertogenbosch, Heerlen en Rotterdam. 2 _Klantmanagers zijn professionals Werken Inkomen in het sociaal domein. Zij hebben tot taak om bijstandsgerechtigden te begeleiden naar werk of scholing. Er zijn diverse benamingen voor deze functie, bijvoorbeeld ‘consulent werk en inkomen’ of ‘re-integratiebegeleider’ Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 8 zonder werkervaring: er is steeds minder ongeschoold werk, en voor het werk dat er is worden vaak mannen gezocht. Vrouwelijke statushouders hebben daarnaast een voorkeur voor werk dat om allerlei redenen op dit moment buiten hun bereik ligt, bijvoorbeeld omdat diploma’s of een hoger taalniveau zijn vereist (in de zorg, werken met kinderen), of doordat het banen zijn die vragen om een flexibele inzet, iets dat zich lastig laat verenigen met de zorg voor kinderen thuis. Ook de wijze waarop de arbeidstoeleiding op dit moment is ingericht, kan vrouwen onbedoeld uitsluiten. Er is veel variatie tussen en binnen gemeenten in de begeleiding van statushouders in het kader van de Participatiewet. Over het algemeen is er in de huidige arbeidstoeleidingstrajecten echter te weinig tijd/ gelegenheid om vrouwen die zich tot op heden nog niet hebben georiënteerd op werk, voor te lichten en hun de gelegenheid te geven hun eigen mogelijkheden en wensen in beeld te brengen. Als een dergelijk proces van voorlichting, activering en empowerment wordt overgeslagen, is begeleiding richting (arbeids) participatie weinig zinvol, omdat de vrouwen zich dan geen eigenaar voelen van het arbeidstoeleidingstraject. Dit heeft tot gevolg dat begeleiding of activiteiten niet aanslaan, dat vrouwen tussentijds uitvallen, of dat zij stoppen zodra hun partner werk vindt en het gezin niet meer afhankelijk is van een uitkering. Trajecten en begeleiding worden in de praktijk soms ook gestopt op initiatief van gemeenten, die niet investeren in de arbeidstoeleiding van niet-uitkeringsgerechtigden. Het vraagstuk van het bevorderen van de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders wordt tot op heden vooral aangevlogen vanuit de Participatiewet: ondersteuning bij het toetreden tot de arbeidsmarkt — al dan niet via een opleiding — staat in het teken van een snelle en duurzame uitstroom uit de uitkering. Voor het vergroten van de participatiekansen van vrouwelijke statushouders blijkt dit echter een te beperkte benadering. In de praktijk blijkt er meer tijd en begeleiding nodig te zijn om deze vrouwen zo toe te rusten dat zij zich geïnformeerd en met zelfvertrouwen kunnen oriënteren op de wijze waarop zij hun leven in Nederland willen inrichten in het algemeen, en op de arbeidsmarkt in het bijzonder. De nieuwe inburgeringswet die naar verwachting in 2021 ingaat, biedt gemeenten veel mogelijkheden om vanuit dit bredere perspectief vrouwelijke statushouders betere kansen op meedoen te bieden. Ondersteuning bij het leren van Nederlands én de toeleiding naar werk komen samen onder regie van de gemeente. Gemeenten gaan met elke inburgeringsplichtige nieuwkomer een intakegesprek voeren. In dit gesprek — en in de afspraken die inburgeraar en gemeente vervolgens samen maken — wordt uitgegaan van een integrale benadering: wat is nodig om succesvol in te burgeren? (Koolmees, 2018). Voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders doen we hieronder een aantal aanbevelingen aan gemeenten, aansluitend bij hun nieuwe regierol in de inburgering. e Maak een analyse van de statushouders die op dit moment in uw gemeente een bijstandsuitkering ontvangen en maak zo inzichtelijk wat de verschillen zijn in onder andere opleidingsniveau en leeftijd én maak daarbij onderscheid in sekse. Monitor ook de verschillen in uitstroom naar onderwijs of werk. Deze analyse is het startpunt van het ontwikkelen van een beleid en praktijk die zowel mannen als vrouwen optimaal bedienen. e Benut de brede intake en het Plan Inburgering en Participatie (PIP) waarin gemeente en inburgeraar bindende afspraken maken over het te volgen inburgeringstraject om vrouwen te informeren over en bewust te maken van de mogelijkheden om te werken. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 4 e Organiseer voor vrouwen zonder opleiding en/of werkervaring trajecten gericht op het in kaart brengen van de eigen vaardigheden en competenties en empowerment, zodat zij gaandeweg een beeld krijgen van en zelfvertrouwen krijgen om zich te oriënteren op scholing of werk. Maak daarbij gebruik van de expertise van maatschappelijke organisaties die ervaring hebben met deze doelgroep en zet rolmodellen in, die vrouwelijke nieuwkomers een concreet beeld kunnen geven van de ontwikkelmogelijkheden die er zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. e Licht echtparen voor over de risico's van kiezen voor volgtijdelijkheid bij participatie en werk (‘de man eerst op de rit, daarna de vrouw”). Neem praktische belemmeringen voor deelname aan trajecten weg (bijvoorbeeld door het faciliteren van kinderopvang of vervoer) en wijs inburgeraars op de tijdelijkheid van de bijzondere ondersteuningskansen in het kader van de inburgering. e Bied ook aan vrouwelijke niet-uitkeringsgerechtigde statushouders ondersteuning bij arbeids- toeleiding en breng dit aanbod bij hen actief onder de aandacht, bijvoorbeeld in het kader van de inburgering, of samen met lokale partners in de wijk. e Ontwikkel een sociale kaart van lokale of regionale voorzieningen en initiatieven die kunnen bijdragen aan de participatie van (vrouwelijke) statushouders. Zoek (hiervoor) actief samenwerking met wijkteams, maatschappelijke initiatieven en migranten- en vluchtelingenorganisaties. e Maak samen met (andere) gemeentelijke diensten en samenwerkingspartners op het terrein van welzijn, gezondheid en maatschappelijke dienstverlening afspraken over rollen en taken bij de ondersteuning van (vrouwelijke) statushouders en kijk daarbij naar alle levensterreinen, niet alleen naar werk. Train klantmanagers om ondersteuningsvragen te herkennen en effectief door te verwijzen naar lokale voorzieningen. e Zet in op de ontwikkeling van een meer gender- en cultuursensitieve houding van klantmanagers, bijvoorbeeld door intervisie waarin casussen worden besproken of door middel van een training. Neem ook het eigen diversiteitsbeleid onder de loep. Een personeelsbestand dat een afspiegeling vormt van de inwoners, draagt bij aan het optimaal bereiken en bedienen van alle burgers.® e Werk aan het wegnemen van eventuele drempels bij werkgevers bij het aannemen van (vrouwelijke) statushouders door bijvoorbeeld kennismakingsbijeenkomsten en bedrijfsbezoeken te organiseren. Ontwikkel met werkgevers (van tekortsectoren) duale trajecten, waarin het leren van en oefenen met Nederlands gecombineerd wordt met (het opdoen van) werk(ervaring). Zorg ervoor dat deze trajecten in de praktijk toegankelijk en aantrekkelijk zijn voor vrouwelijke deelnemers (met een zorgtaak) door bijvoorbeeld aanpassing van de werktijden en de beschikbaarheid van kinderopvang. Ook voor het vergroten van de instroom in en deelname aan opleidingen van vrouwelijke statushouders zijn deze randvoorwaarden belangrijk. 3 In deze KIS-handreiking staan handvatten ter versterking van culturele en etnische diversiteit aan de hand van voorbeelden in gemeenten: www.kis.nl/publicatie/divers-werven-en-selecteren-de-praktijk Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 5 1 Inleiding Kennisplatform Integratie & Samenleving deed de afgelopen jaren onderzoek naar de arbeidstoeleiding van vrouwelijke statushouders (De Gruijter & Razenberg, 2019; Razenberg et al, 2018). Onder arbeidstoeleiding verstaan we alle stappen richting zo regulier mogelijk werk (Razenberg et al, 2018). Uit het onderzoek kwam naar voren dat vrouwelijke statushouders een bijzonder ongunstige arbeidsmarktpositie hebben. Deze blijkt enerzijds te worden veroorzaakt door (achtergrond)kenmerken van de vrouwen zelf: zij hebben vaak geen werkervaring en zijn sterk georiënteerd op de zorg voor het gezin. Maar ook de wijze waarop de arbeidstoeleiding voor statushouders in gemeenten wordt ingezet, draagt bij aan deze ongunstige positie. De arbeidstoeleiding is sterk gericht op een snelle uitstroom uit de bijstand (SER, 2018). Vanuit deze work first- benadering loont het om meer, of eerder te investeren in arbeidstoeleiding van mannelijke statushouders omdat hun vrouwelijke partners een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben (De Gruijter & Razenberg, 2019; Razenberg et al, 2018). Vrouwelijke statushouders profiteren dus minder van ondersteuning, terwijl zij die hard(er) nodig hebben. In dit rapport doen we verslag van verdiepend onderzoek in drie gemeenten.* Met dit onderzoek wilden we vrouwelijke statushouders aan het woord laten en hiermee in beeld brengen wat hun ambities en verwachtingen zijn als het gaat om werken in Nederland en de wijze waarop zij (hierbij) ondersteund worden in de gemeente. We interviewden vijftien vrouwen die recent naar Nederland zijn gevlucht.” Door het verdiepend onderzoek wilden we ook graag meer zicht krijgen op de uitvoeringspraktijk van de arbeidstoeleiding: welke werkwijzen zetten klantmanagers® en andere professionals in om vrouwelijke statushouders op maat te begeleiden en welke uitdagingen komen zij hierbij tegen? Daarom organiseerden we in elke gemeente een groepsgesprek met klantmanagers’ die ervaring hebben met het begeleiden van vrouwelijke statushouders. Tot slot interviewden we in elk van de drie gemeenten twee organisaties die een rol spelen in de ondersteuning van vrouwelijke statushouders (al dan niet in opdracht van de gemeente).® 4 Het gaat om de gemeenten ‘s-Hertogenbosch, Heerlen en Rotterdam. Deze gemeenten nemen deel aan het KIS-project De (arbeids)participatie van vrouwelijke statushouders vergroten door emancipatiesensitieve ondersteuning in gemeenten. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt in drie gemeenten gewerkt aan het verbeteren van de ondersteuning aan vrouwelijke statushouders bij (arbeids)participatie. KIS biedt hierbij ondersteuning en verspreidt de resultaten, zodat alle gemeenten hiervan gebruik kunnen maken. Eind 2019 verschijnt er ook een handreiking voor gemeenten met praktische tools en goede voorbeelden. 5 De vrouwen die we hebben gesproken wonen in de drie genoemde gemeenten en zijn door de gemeente benaderd om mee te doen aan het onderzoek. We hebben gesproken met een diverse groep vrouwen, die naar herkomstland, leeftijd en verblijfsstatus een goede afspiegeling vormt van de groep recente vrouwelijke statushouders in Nederland. Zie hoofdstuk 3 voor meer informatie over de interviews. 6 _Klantmanagers zijn professional Werk en Inkomen in het sociaal domein. Zij hebben tot taak om bijstandsgerechtigden te begeleiden naar werk of scholing. Er zijn diverse benamingen voor deze functie, bijvoorbeeld ‘consulent werk en inkomen’ of ‘re-integratiebegeleider’. 7 _In totaal spraken we zeventien personen, voornamelijk klantmanagers, maar ook enkele re-integratieconsulenten. 8 Het gaat om vertegenwoordigers van Maximina te Roermond, VluchtelingenWerk Zuid-Nederland, Stichting Lemat, VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland, Schoolfirst en PT Creations. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 6 LEESWIJZER In dit rapport kijken we vanuit deze verschillende perspectieven naar de (arbeidsmarkt)positie van vrouwelijke statushouders. In hoofdstuk 2 staan we eerst kort stil bij de achtergrondkenmerken van de groep recente vrouwelijke statushouders in Nederland. In hoofdstuk 3 komen vrouwelijke statushouders zelf aan het woord. Hoofdstuk 4 is gewijd aan het perspectief van de klantmanagers (en andere betrokkenen) bij de ondersteuning en begeleiding van vrouwelijke statushouders richting werk. De conclusies en aanbevelingen op basis van onze bevindingen, staan voor in het rapport. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 7 2 De huidige positie van vrouwelijke statushouders in Nederland De arbeidsmarktpositie van vrouwelijke statushouders die recent naar Nederland kwamen, is zwak (De Gruijter & Razenberg, 2019). Slechts een klein percentage is uit de bijstand naar betaald werk gestroomd. Hun lage arbeidsparticipatie valt enerzijds te wijten aan de (onbewuste) focus van gemeenten op het faciliteren van de uitstroom van ‘kansrijkere’ mannelijke statushouders (zie Razenberg et al, 2018). Anderzijds zijn er persoonlijke belemmeringen die de arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders bemoeilijken. Hoewel de vrouwen in deze groep sterk van elkaar verschillen in achtergrondkenmerken, zijn de belemmeringen waarmee zij te maken hebben vergelijkbaar. In dit hoofdstuk schetsen we een globaal beeld van de huidige leefsituatie van deze vrouwen, waarbij we ingaan op hun achtergrondkenmerken.” 21 ACHTERGRONDKENMERKEN De meeste recente statushouders zijn afkomstig uit Syrië, Eritrea, Irak, Afghanistan of Iran (CBS, 2019a). Van de recente asielzoekers die naar Nederland zijn gekomen, is het overgrote gedeelte tussen de 18 en 35 jaar. Met name de asielzoekers afkomstig uit Eritrea zijn jong: in 2014 en 2015 was meer dan de helft van hen tussen de 12 en 24 jaar oud (CBS, 2019a). Een groot gedeelte van de asielzoekers bestaat dus uit jonge mensen die veelal een gezin hebben of zullen gaan stichten. Eris veel verschil in de huishoudenssamenstelling van deze groep statushouders. Ter illustratie: van de Syrische statushouders is slechts 16 drie jaar na het verlaten van de COA-opvang alleenstaand, waar 52 procent van de Eritrese statushouders alleenstaand is (CBS, 2019b). Ook het percentage ouders in eenouderhuishoudens is lager onder Syrische statushouders (2 procent) dan onder Eritrese statushouders (8 procent). Deze percentages kunnen samenhangen met de mate waarin gezinshereniging onder Syriërs en Eritreeërs plaatsvindt. Hoewel Syriërs veelal succesvoller zijn in het realiseren van gezinsherenigingen dan Eritreeërs, staat voor beide groepen de gezinshereniging centraal in hun leven tijdens de eerste jaren in Nederland (SCP, 2018a; SCP, 2018b). Het uitblijven van een gezinshereniging kan zorgen voor stress en vormt een belemmering bij activiteiten die gericht zijn op participatie, zoals het leren van de Nederlandse taal en de inburgering. 2.2 INBURGERING Van de groep asielzoekers die in 2014 een verblijfsvergunning (en daarmee de inburgeringsplicht) heeft gekregen, heeft 58 procent het inburgeringsexamen gehaald (CBS, 2019c). Slechts 2 procent van de statushouders heeft het termijn van drie jaar overschreden. De rest heeft wegens omstandigheden uitstel, vrijstelling of ontheffing gekregen. Iraniërs (66 procent) en Syriërs (64 procent) slagen het vaakst voor het inburgeringsexamen. Bij Afghanen (50 procent), Eritreeërs (50 procent) en Irakezen (43 procent) liggen de slagingspercentages wat lager. Er zijn geen genderspecifieke cijfers bekend. Voor de groep statushouders die in 2015 een verblijfsvergunning heeft gekregen, geldt dat een kwart het inburgeringsexamen heeft behaald. De rest van deze groep kan het examen nog binnen de gestelde periode van drie jaar afronden. Voor al deze inburgeraars geldt tevens dat zij zelf verantwoordelijk zijn (geweest) voor het kiezen en financieren van een inburgeringscursus. Met het oog op de potentiële boete bij het niet-vervullen van de inburgeringsplicht, richten veel statushouders zich uitsluitend op het examen. Als gevolg daarvan staan statushouders veelal ‘stil’ op het gebied van participatie (Engbersen et al, 2015). Voor de statushouders die 9 Er zijn weinig genderspecifieke gegevens bekend, daarom schetsen we een beeld van (de achtergrondkenmerken van) de totale groep (mannelijke en vrouwelijke) statushouders. Daar waar informatie beschikbaar is over vrouwelijke statushouders, geven we dat aan. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 8 onder het nieuwe inburgeringsstelsel zullen vallen, zijn er meer mogelijkheden om inburgering en (arbeids) participatie parallel te laten lopen. 2.3 GEZONDHEID EN WELBEVINDEN Veel statushouders hebben tijdens hun vlucht traumatische ervaringen opgedaan waardoor zij kampen met mentale klachten (Van den Enden et al, 2018). Naast posttraumatische stressstoornis zijn angstproblemen, depressie en eenzaamheid veelvoorkomend bij vluchtelingen (Gezondheidsraad, 2016). Ook fysieke klachten opgedaan in het land van herkomst of tijdens de vlucht komen regelmatig voor. Deze problemen kunnen een belemmering voor hen vormen bij hun functioneren in het dagelijkse leven. Zo wijst onderzoek uit dat fysieke en mentale klachten de arbeidsparticipatie van statushouders belemmeren (Ruiz & Vargas- Silva, 2017). Hoewel er weinig genderspecifieke informatie beschikbaar is over de gezondheidsbeleving van statushouders, weten we uit onderzoek van het SCP dat Syrische vrouwen aanzienlijk vaker aangeven last te hebben van fysieke klachten bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden dan Syrische mannen (SCP, 2018a). Het is mogelijk dat vrouwelijke statushouders wellicht meer worden belemmerd in hun arbeidsparticipatie door de ervaren gezondheidsklachten dan mannelijke statushouders. 24 OPLEIDINGSNIVEAU EN EERDERE WERKERVARING Ondanks dat er weinig zicht is op het opleidingsniveau van recente vrouwelijke statushouders, valt te constateren dat hun opleidingsniveau divers is. Statushouders afkomstig uit Eritrea hebben veelal een (zeer) laag opleidingsniveau (SCP, 2018b). Dit komt doordat Eritreeërs door de gebrekkige infrastructuur, culturele taboes en de noodzaak om te gaan werken vaak al na het basisonderwijs stoppen met hun opleiding. In tegenstelling tot Eritrese statushouders hebben statushouders uit Iran en Syrië vaak langere tijd onderwijs gevolgd (CBS, 2017). Hoewel er tussen Syrische statushouders onderling ook grote verschillen zijn, toont onderzoek aan dat ongeveer 64 procent van deze groep ten minste het middelbaar onderwijs heeft afgerond (SCP, 2018a). Daarnaast valt op dat er zeer weinig verschil is in het opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen uit Syrië. Er zijn echter wel (grote) verschillen in de werkervaring van mannelijke en vrouwelijke statushouders. Waar mannelijke statushouders veelal hebben gewerkt in hun land van herkomst of zijn opgeleid tot een bepaald beroep, hebben vrouwelijke statushouders vaak weinig tot geen (relevante) werkervaring (De Gruijter & Razenberg, 2019). Dit komt deels door de traditionele rolverdeling in gezinnen waarbij vrouwen het leeuwendeel van de zorg voor het gezin op zich nemen (SCP, 2018a). De geringe werkervaring zorgt voor een zwakkere arbeidsmarktpositie voor vrouwelijke statushouders. 2.5 SOCIALE CONTACTEN Statushouders die hun land van herkomst zijn ontvlucht, hebben vaak een groot deel van hun vrienden, familie en kennissen moeten achterlaten. In Nederland bouwen zij een nieuw bestaan op, en willen zij nieuwe sociale relaties aangaan. Doordat statushouders eerst als asielzoeker in een AZC verblijven en vrij gesegregeerd van de Nederlandse samenleving leven, komen zij eerst veelal uitsluitend in aanraking met mensen uit hun eigen land van herkomst (Bakker, Cheung & Phillimore, 2016). Nadat statushouders zich hebben gevestigd in een gemeente, is er meer ruimte om contacten aan te gaan met Nederlanders (bridging contact). Echter, de taalbarrière, culturele verschillen en de wederzijdse beeldvorming staan regelmatig het aangaan van deze contacten in de weg (SCP 2018a). Er zijn weinig precieze cijfers bekend over de mate waarin statushouders contact hebben met mensen met een Nederlandse achtergrond. Er lijkt een kleinere sociale afstand te zijn tussen Syrische nieuwkomers en gevestigde Nederlanders dan tussen Eritrese nieuwkomers en gevestigde Nederlanders. Daarnaast lijkt er een algemene tendens te zijn dat vrouwen Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I g minder contact hebben met mensen met een Nederlandse achtergrond dan mannen (zie SCP, 2018a; SCP 2018b). Aangezien juist contact met personen met een Nederlandse achtergrond een belangrijke bron van sociaal kapitaal vormt, zou een mindere mate van dit contact kunnen zorgen voor een achtergestelde positie van vrouwelijke statushouders. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 10 3 Vrouwelijke statushouders aan het woord In dit hoofdstuk laten we vrouwelijke statushouders aan het woord over hun verwachtingen en ambities omtrent hun (arbeids)participatie en de door hen ervaren ondersteuning en belemmeringen hierbij. De vrouwen die we hebben gesproken, wonen in de drie gemeenten die aan het onderzoek deelnemen en zijn door de gemeente benaderd om mee te doen aan het onderzoek. We staan hier eerst stil bij de achtergrond van de respondenten en welke stappen richting werk de respondenten (willen) zetten. Daarna beschrijven we de behoefte aan hulp hierbij en de rol van sociale contacten. Tot slot staan we stil bij de randvoorwaarden die de vrouwen noemen om succesvol te kunnen participeren (op de arbeidsmarkt). 3.1 ACHTERGROND RESPONDENTENONDERZOEKSPOPULATIE DIVERSE GROEP We hebben gesproken met een diverse groep vrouwen, !® die een goede afspiegeling vormt van de vrouwelijke statushouders in Nederland. We hebben in totaal met vijftien vrouwen gesproken die in leeftijd varieerden van 21 tot 52 jaar. Het grootste gedeelte van de vrouwen met wie wij spraken is afkomstig uit Syrië (8) of Eritrea (4). Dit komt overeen met de algemene trend van vluchtelingen die naar Nederland komen. De andere vrouwen die wij spraken, waren afkomstig uit Iran, Irak of Somalië. Ongeveer de helft van de vrouwen is als nareiziger naar Nederland gekomen. De rest van de vrouwen kwam tegelijkertijd met hun echtgenoot of alleen (eventueel met kinderen). Met uitzondering van twee vrouwen, woonden alle geïnterviewden sinds 2015 of korter in Nederland. OPLEIDING EN EERDERE WERKERVARING Acht van de vijftien vrouwen die wij spraken, gaven aan een opleiding te hebben afgerond in hun land van herkomst. Voor twee van hen betrof dit een middelbare school, zes volgden een beroepsopleiding. Met de diploma's hiervan kunnen de vrouwen niet direct aan het werk in Nederland. Hierdoor zullen zij eerst in Nederland een opleiding moeten volgen om op hun gewenste niveau en in hun gewenste werkveld aan de slag te kunnen gaan. De meeste vrouwen lijken zich hier bewust van te zijn. “In Syrië is het anders, daar kan ik gewoon werken. Daar heb ik namelijk een landbouwdiploma. Maar hier niet, ik moet precies weten welke opleiding ik moet volgen om een baan te krijgen.” (Vrouw uit Syrië 39 jaar) “Ik zou daar feerdere werkervaring en opleiding] graag weer iets mee doen, maar dat is wel moeilijk. Dan moet ík weer extra opleidingen doen. Misschien weer als klassenassistent, maar ik vind de taal moeilijk. Je moet goed Nederlands spreken om te kunnen werken met kinderen. * (Vrouw uit Syrië, 37 jaar) Overeenkomstig het landelijke beeld, gaven de Eritrese vrouwen die wij spraken aan zeer weinig jaren onderwijs te hebben gevolgd. Geen van hen gaf aan een opleiding te hebben afgerond. Het behalen van een Nederlands diploma lijkt voor deze groep vrouwen ook geen belangrijk doel te zijn. Zij willen voornamelijk zo snel mogelijk kunnen gaan werken. Dit betekent echter niet dat zij zich niet bewust zijn van het belang van diploma's in Nederland. 10 De vrouwen zijn geïnterviewd aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst. Afhankelijk van het taalniveau van de respondent werd het interview afgenomen in het Nederlands, of in de eigen taal (door getrainde interviewers en/ of gebruikmaking van een tolkentelefoon). Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 11 “Het is zeker belangrijk om te werken, maar ik heb in het verleden geen school gehad. Ik werkte op het platteland. Hier in Nederland is het belangrijk om een opleiding te hebben gevolgd als je wil werken. In Nederland hebben veel mensen gestudeerd en daardoor is het land ook ontwikkeld.” (Vrouw uit Eritrea, 49 jaar) Binnen de groep vrouwen die wij hebben gesproken is er veel diversiteit in de werkervaring die zij in hun land van herkomst hebben opgedaan. Acht vrouwen geven aan werkervaring te hebben opgedaan in hun land van herkomst. Drie van hen hebben gewerkt als privédocent of op een school. De overige vijf vrouwen hadden ervaring met laaggeschoold werk. Zij werkten als klassenassistent, oppasser, kok, kapper of op het land. Een aantal vrouwen gaf aan dat ze geen werkervaring hebben, maar huisvrouw zijn geweest. Ongeacht hun eerdere werkervaring, stelden vrijwel alle vrouwen met kinderen dat in het land van herkomst de zorg voor hun kinderen hun voornaamste taak was. HUIDIGE LEEFSITUATIE Vrijwel al de geïnterviewde vrouwen staan aan het begin van hun nieuwe leven in Nederland. De meesten zijn nog bezig met het behalen van hun inburgeringsdiploma. Naast de zorg voor de kinderen en het huishouden valt op dat het studeren voor het inburgeringsexamen vaak hun voornaamste of enige dagbesteding is. Sommigen zitten gelijktijdig in een arbeidstoeleidingtraject of voeren (vrijwilligers)werk uit. Twee van de vijftien vrouwen zijn (ten tijde van het interview) aan het werk en twee andere vrouwen doen vrijwilligerswerk naast hun inburgeringslessen. Zes vrouwen zijn niet bezig met een arbeidstoeleidingstraject. Dit komt deels doordat de vrouwen in een van de deelnemende gemeenten worden begeleid bij hun inburgeringstraject. Voor deze vrouwen wordt er gefocust op het behalen van het inburgeringsexamen, en aan het eind van dat traject komt de arbeidsmarkttoeleiding in beeld. Van de zeven vrouwen die wel in een arbeidstoeleidingstraject zitten, volgen vier vrouwen een traject met extra taallessen, twee vrouwen een traject waarin wordt ingezet op activeringsactiviteiten ter bemiddeling naar de arbeidsmarkt, en volgt één vrouw een beroepsopleiding. || De vrouwen zonder arbeidstoeleidingstraject of werk richten zich uitsluitend op het behalen van hun inburgeringsexamen. Een deel van hen geeft aan het fijn te vinden zich op de inburgering te kunnen richten. Anderen lijken behoefte te hebben aan een meer gevulde en gestructureerde dagindeling: ‘Als ik een opleiding heb, is mijn leven vol. Maar nu ben ik depressief […]. De kinderen zitten zes uur per dag op school; ik heb mijn huishouden gedaan, radio geluisterd, de buurvrouw gegroet… wat dan?’ (Vrouw uit Syrië 31 jaar) Aangezien de meeste vrouwen die we spraken bezig zijn met hun inburgering, is het merendeel nog afhankelijk van de bijstandsuitkering. Van de twee vrouwen die werken is het onduidelijk of zij nog een uitkering ontvangen. De andere dertien vrouwen zitten in de bijstand. Dit komt mede doordat hun echtgenoten vaak ook nog bezig zijn met de inburgering of nog niet voldoende verdienen om (volledig) uit de uitkering te kunnen stromen. In de bijstand zitten kan financiële druk leggen op gezinnen. ‘De uitkering is niet veel en wij zijn met zes thuis. Wij hebben niet veel geld. Omdat ik in Syrië heb gewerkt kan ik niet zonder werk blijven. Dat is moeilijk en het is moeilijk om mensen om geld te vragen.” (Vrouw uit Syrië 43 jaar) 11 De typering van de trajecten is door onszelf gedaan. Het was niet altijd duidelijk wat voor traject de geïnterviewde vrouwen volgden. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 12 In de hierboven beschreven situatie lijkt er een relatie te bestaan tussen de grootte van het gezin en de moeilijke financiële situatie. De gezinsgrootte is daarnaast ook van invloed op de dagbesteding van, met name, de moeders van het gezin. Dit komt doordat de zorg voor de kinderen door Syrische statushouders vooral als een taak voor vrouwen wordt gezien (zie SCP 2018a). Hierdoor kan het hebben van (veel) kinderen veel tijd van de vrouwen in beslag nemen. De negen getrouwde vrouwen die wij spraken, zijn allemaal moeder. De grootte van het gezin hangt samen met de leeftijd van de vrouwen. Vrouwen ouder dan 35 hadden gemiddeld ongeveer vier kinderen, terwijl de vrouwen tussen de 25 en 35 gemiddeld ongeveer drie kinderen hadden. De getrouwde vrouwen onder de 25 jaar hadden een of twee kinderen. Ook vier van de zes alleenstaande vrouwen die wij spraken hadden kinderen. De andere twee hadden geen kinderen (in Nederland). !? 3.2 STAPPEN RICHTING WERK In deze paragraaf bespreken we de plannen en ideeën die de vrouwen formuleren over werken in Nederland. Daarnaast bespreken we (hun ervaring met) het gemeentelijk aanbod waarvan de vrouwen gebruikmaken. Het valt op dat voor veel vrouwen een duidelijk beeld van wat zij in Nederland zouden kunnen (en willen) doen, ontbreekt. Daarnaast lijkt het huidige gemeentelijk aanbod niet altijd goed aan te sluiten bij de wensen van de geïnterviewde vrouwelijke statushouders. BELANG VAN WERK Vrijwel alle vrouwen geven aan dat ze het belangrijk vinden om te gaan werken in Nederland. Zij willen graag een bezigheid buitenshuis. Een aantal vrouwen stelt dat werken hun een belangrijke dag invulling lijkt. Zij geven aan dat het hun fijn lijkt om bezig te kunnen blijven en het huis uit te komen. Daarnaast geven sommige vrouwen aan dat het belangrijk is om te werken om zich zodoende nuttig of gewaardeerd te kunnen voelen. “Werk is belangrijk omdat je het gevoel hebt dat je iets doet. Het leven bestaat niet alleen uit eten, winkelen en naar een park gaan.” (Syrië 43 jaar) ‘Je wordt gewaardeerd als je werkt. Dat je iets doet, iets terugdoet. Vooral als vrouw. Waarom zou de man werken en de vrouw niet? Dat moet toch gelijk zijn?” (Vrouw uit Syrië, 29 jaar) Anderen dragen aan dat zij graag zouden willen werken om zodoende een inkomen te krijgen. Hierbij geven sommige vrouwen aan graag zelfredzaam te willen worden en onafhankelijk te zijn van de bijstand. “Ik denk ook dat werken het belangrijkste is om mee te doen in de samenleving. Ik wil geen last zijn. Wij kunnen zelf geld verdienen. Ja, als ik ziek ben, kan iemand mij helpen. Maar anders kan ik alles. Als je een uitkering krijgt, is er veel bemoetenis. Ik wil gewoon onafhankelijk zijn, zelfstandig.” (Vrouw uit Syrië, 37 jaar) Daarnaast geven enkele vrouwen aan dat een inkomen sociaal contact en het dagelijks leven vergemakkelijkt. 12 Een van de vrouwen met wie wij spraken had twee kinderen die nog in Eritrea woonden. Zij was bezig met het aanvragen van een gezinshereniging. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 13 ‘Als je betaald werk hebt, heb je sociale contacten en meer hetzelfde soort leven als anderen, dan is het makkelijker [om onderdeel te zijn van de Nederlandse samenleving]. Ook omdat je geld hebt. Op een gegeven moment gaat het om geld.” (Vrouw uit Syrië 31 jaar) PLANNEN EN IDEEËN OVER WERK In de eerste periode nadat vrouwelijke statushouders in Nederland zijn aangekomen, heeft nadenken over werk voor velen (logischerwijs) geen prioriteit. Meerdere vrouwen geven aan dat ze in die eerste fase voornamelijk bezig waren met het creëren van een veilige omgeving voor zichzelf (en hun gezin). Interviewer: Had u toen u in Nederland aankwam al een idee over wat u zou willen doen? Respondent: Nee, ik had geen idee. [.] Ik was blij dat het hier veilig is, dat ik rechten heb en mijn mening kan geven. Ik was voor de kinderen blij dat het hier veilig is, voor mij maakt het niet uit, maar voor kinderen is veilig zijn belangrijk. (Vrouw uit Syrië, 37 jaar) Na de eerste periode van gewenning starten (vrouwelijke) statushouders met het opbouwen van hun nieuwe leven in Nederland. Een paar vrouwen benoemen dat er in Nederland voor vrouwen meer vrijheid is om aan het werk te gaan dan in hun land van herkomst. ‘Nu ik hier ben, is alles goed. In Syrië kon ik niet zo veel. Het is hier veel beter. In Syrië kon ik niet alleen met de bus, zonder mijn broers erbij. Ik mocht ook niet werken in Syrië dat mag ik hier wel. Ik heb hier veel meer vrijheid.” (Vrouw uit Syrië, 28 jaar) Hoewel vrijwel alle geïnterviewde vrouwen aangeven de ambitie te hebben om te gaan werken en zelfredzaam te worden in Nederland, hebben zij hier meestal nog geen concrete plannen voor. Sommige vrouwen weten welke richting zij op willen, zoals werken in de zorg of met kinderen, maar concrete stappen over hoe zij in hun gewenste werkveld kunnen komen, zijn er vaak nog niet. Naarmate de vrouwen langer in Nederland verblijven, ontwikkelen hun plannen rondom werk en het volgen van een opleiding. Dit komt mede doordat zij in die periode meer kennis vergaren over hun mogelijkheden, de Nederlandse arbeidsmarkt en de weg daarnaartoe. Interviewer: Had u toen u hier net kwam al een idee wat u graag in Nederland zou willen doen? Respondent: Nee, wij kwamen uit de oorlog. In het begin dachten we ‘in Nederland kunnen we veilig zijn: mijn kinderen, mijn man en ik. We wisten dat we daarna zouden moeten werken om door te gaan, dat is logisch. Maar we wisten niet echt dat we een opleiding moesten doen. Nu beginnen we alles te begrijpen. Als je wilt gaan werken, moet je eerst een opleiding doen of een werkervaringsplaats krijgen. In Nederland zijn er veel regels. (Vrouw uit Syrië, 39 jaar) Ook contact met zowel mensen binnen de eigen etnische kring als met gevestigde Nederlanders, draagt bij aan de kennis en ideeën over werk. “Toen ik hier net kwam, wist ik eigenlijk nog helemaal niets van het land. Je moet sociale contacten hebben om een idee te krijgen van wat je hier kan doen en hoe de dingen lopen. Ook om een idee te krijgen van wat je hier qua werk kunt doen, moet je met meer mensen in contact komen. Door met anderen te praten, kom je achter informatie.” (Vrouw uit Eritrea, 23 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 14 Voor enkele vrouwen leidt een langer verblijf in Nederland juist tot het bijstellen van eerder gemaakte doelen. Het volgen van een opleiding om uiteindelijk in het gewenste veld te kunnen werken, is niet voor iedereen een optie. “Ik dacht dat ik hier in Nederland docent kon worden. Ik heb het nagevraagd bij andere mensen, maar zij gaven aan dat dat niet kon. Ik vroeg het aan Irakese mensen en die zeiden dit. Die mensen waren al langer in Nederland, dus die wisten dat dit niet mogelijk was.” (Vrouw uit Irak, 52 jaar) Sommige vrouwen geven aan dat zij zich bewust zijn van het feit dat ze in Nederland verder zouden kunnen studeren of aan het werk kunnen gaan, maar stellen dat de taalbarrière hen in de eerste oriënterende fase belemmert. “Ik wist dat je je kunt ontwikkelen, maar mijn probleem is de taal. Als je in Nederland komt, moet je de taal leren spreken, maar dat is heel erg moeilijk. Als je de taal niet kent, wordt het ook veel moeilijker om aan het werk te gaan. Ik weet dat het belangrijk is om te gaan werken, maar als ik de taal niet spreek, wordt het moeilijk.” (Vrouw uit Eritrea, 49 jaar) Kortom, door langer in Nederland te verblijven en sociale contacten aan te gaan, ontwikkelen vrouwelijke statushouders ideeën over hun mogelijkheden in Nederland. Een helder en concreet beeld van wat zij zouden kunnen en willen doen in Nederland en welke tussenstappen daarvoor nodig zijn, ontbreekt echter vaak nog. GEMEENTELIJK AANBOD Veel vrouwen benoemen dat hun contactpersoon bij de gemeente behulpzaam en toegankelijk is. Ze ervaren het contact met hun werkconsulent (of klantmanager) veelal als positief en geven aan dat de consulent vaak goed naar hun wensen luistert. “We hebben regelmatig een gesprek, elke drie maanden. Maar als er vragen zijn dan mailen of appen we. Hij [de werkconsulent] reageert en helpt goed. Hij is altijd aan het controleren: hoe gaat het, ben je geslaagd, doe je iets om je leven te verbeteren. Wij doen het goed volgens hem. Verder geeft hij tips. [.] Ik zei tegen mijn contactpersoon dat ik wilde doorstuderen voor ftaalniveaul B2 omdat ik naar de universiteit wil. Hij stimuleerde mij.” (Vrouw uit Syrië, 31 jaar) De hulp die de vrouwen krijgen van hun contactpersonen bij de gemeente lijkt er voornamelijk op gericht te zijn een beeld te vormen van wat vrouwen zouden willen (en kunnen) doen in Nederland. De mate waarin gemeenten betrokken zijn bij de vervolgstappen richting werk, verschilt. Sommige vrouwen ondernemen zelf stappen om (vrijwilligers)werk te kunnen doen, waar andere meer begeleiding van de gemeente nodig hebben. Interviewer: U vertelde dat u vrijwilligerswerk doet, hoe kwam u daarbij? Heeft de gemeente u daarbij geholpen? Respondent: Nee, ik zei tegen [de consulent] dat ik graag vrijwilligerswerk wilde doen. Je hebt zelf tijd om te vinden wat je wilt gaan doen. Als je niet vindt wat je wilt doen, dan helpt ze [de consulent]. Maar ik had het contract met het vrijwilligerswerk zelf geregeld en dat heb ik toen naar haar meegenomen. Ik heb zelf gezocht naar het werk. (Vrouw uit Syrië, 43 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 15 Interviewer: U vertelde dat u een baan heeft bij een restaurant, hoe komt u aan dit werk? Respondent: Ik ben daar gaan vragen met mijn contactpersoon bij de gemeente. Ik heb aangegeven dat ik niet graag thuis wilde zitten. Ik heb gezegd: ‘ik hou van werken en ik hou van koken’. Dat heb ik gezegd tegen de gemeente. Zij luisterde goed en begreep wat ik wilde. Dat was fijn. (Vrouw uit lrak, 52 jaar) Hoewel een deel van de vrouwen (vrijwilligers)werk doet of heeft gedaan, is het leeuwendeel van de vrouwen die wij spraken nog niet concreet buitenshuis actief. Het vrijwilligerswerk dat de gemeente in sommige gevallen voor de vrouwen regelt, sluit niet altijd aan bij de wensen van de vrouwen. Zo willen zij bijvoorbeeld de taal oefenen, terwijl daar in het vrijwilligerswerk in de praktijk weinig ruimte voor is. “Ik heb het ook geprobeerd bij een andere organisatie, waarbij je met ouderen moest omgaan. Ll lk moest alleen maar koffiezetten, maar ik wilde iets actiefs doen: praten met die mensen en leren, bijvoorbeeld over de geschiedenis in Nederland, iets nuttigs.” (Vrouw uit Syrië 31 jaar) 3.3 HULP(BEHOEFTE) In deze paragraaf bespreken we de hulp die de vrouwen aangeven nodig te hebben bij het zetten van stappen richting werk. Daarnaast beschrijven we de hulp die de vrouwelijke statushouders reeds ontvangen en de specifieke kenmerken van deze hulp die zij als aangenaam benoemen. Het valt op dat er veel verschil zit in de (mate van) hulp waar de vrouwelijke statushouders behoefte aan hebben. Sommige vrouwen zijn zelfstandig of worden in hun hulpbehoeftes deels voorzien door familie, buren en vrienden. Anderen hebben meer hulp nodig omdat zij (nog) minder zelfstandig zijn of een kleiner sociaal netwerk hebben. GEBREK AAN WERKORIËNTATIE EN KENNIS OVER (HET VINDEN VAN) WERK Hoewel veel vrouwen gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan, ontbreekt nog vaak een oriëntatie op werk en het besef wat werken precies inhoudt. Daarnaast hebben de vrouwen geen duidelijk beeld van de Nederlandse arbeidsmarkt en hun mogelijkheden daarbinnen. Een aantal geïnterviewden geeft aan weinig kennis te hebben over wat voor werk ze zouden kunnen doen in Nederland: ‘Ik wil eerst kijken wat ik hier kan doen. [.] Ik wil meer leren over de werkcultuur en ervaren wat ik kan: docent Engels, assistent-docent, tolk in een gemeente, buschauffeur. geen idee.” (Vrouw uit Syrië, 31 jaar) Ondanks dat sommige vrouwen aangeven zelfstandig te kijken naar wat voor opleiding of werk zij zouden willen volgen of doen, lijkt er een behoefte te zijn aan meer begeleiding vanuit de gemeente bij deze oriënterende fase. ‘Ja, ik heb hulp nodig, want ik ken de regels niet. Misschien doe ik werk, maar zegt een bedrijf na drie maanden ‘bedankt voor je werk, maar we hebben je service niet nodig’. Dan moet ik terug naar de bijstand. Dus ik vind het beter om het met mijn arbeidscoach of contactpersoon samen te regelen. Want wij kennen de regels niet echt.” (Vrouw uit Syrië, 39 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 16 De behoefte aan meer hulp van contactpersonen bij de gemeente strekt verder dan enkel de oriëntatie op werk. Enige onzekerheid bij de vrouwelijke statushouders over hun kennis en competenties zorgt ervoor dat ze ook in latere fases ondersteuning behoeven. Deels doordat zij de taal soms niet voldoende (denken te) beheersen, geven een paar vrouwen aan hulp bij sollicitaties nodig te hebben. ‘Mijn contactpersoon bij de gemeente hielp mij met het zoeken naar een baan en maakt afspraken voor mij om te gaan solliciteren. Zij is ook meegeweest naar de sollicitatie, dat was heel fijn. Ik kan namelijk nog niet alleen naar zo’n afspraak gaan. Dat zij dan meegaat, geeft mij veel steun.” (Vrouw uit Irak, 52 jaar) BEHOEFTE AAN OEFENEN MET DE NEDERLANDSE TAAL Het gebrek aan situaties waarin zij hun Nederlands in de praktijk kunnen oefenen, vormt voor veel vrouwen een punt van ontevredenheid. Zij geven daarnaast aan dat ze hun begrip van de Nederlandse taal alleen door te oefenen kunnen verbeteren. Er is onder de respondenten een behoefte aan gelegenheden waarbij ze op reguliere basis de taal kunnen oefenen. Interviewer: Hoe kan de inburgering worden verbeterd? Respondent: Een langer traject om meer kans te geven om de taal beter te beheersen. Bijvoorbeeld moet er een plek zijn om meer oefeningen te doen. Twee keer per week is niet genoeg. Ik wil graag het spreken oefenen, maar met wie? (Vrouw uit Iran, 34 jaar) Sommige geïnterviewden geven aan dat ze graag (vrijwilligers)werk zouden willen waarbij ze tegelijkertijd de Nederlandse taal kunnen oefenen. Aangezien het leren van de Nederlandse taal voor veel van de geïnterviewden de prioriteit heeft, lijkt het vooruitzicht van het verbeteren van hun taal een goede motivatie om ergens aan de slag te gaan. Echter, voor een van de respondenten lijkt het verbeteren van de taal niet alleen een motivatie, maar ook een vereiste om vrijwilligerswerk te doen: Interviewer: Kun je me wat meer vertellen over dat vrijwilligerswerk? Respondent: […] In de keuken doe ik huishoudelijke dingen en bakken we brood. Dat brood sorteer ik en verder maak ik de tafels schoon. Ik werk tot half vier, de hele dag. Maar het is de bedoeling dat ik niet alleen blijf hangen in de keuken. Mijn wens is dat mijn Nederlands kan ontwikkelen en dat is hier niet optimaal. Met oude mensen kan ik praten, kletsen en ontwikkelen. Maar dit is niet de manier, ik kom niet verder. (Vrouw uit Eritrea, 31 jaar) Behalve dat vrijwilligerswerk de taalbeheersing van vrouwelijke statushouders kan vergroten, is het een goede manier om ‘bezig te blijven’ of, in een enkel geval, ervoor te zorgen dat ze zich zelfstandiger voelen, zo vertellen sommige vrouwen. Als ze ons niet snel naar werk begeleiden… Misschien is een soort vrijwilligerswerk laten doen een goed idee. Het is goed voor geld en sociale contacten. Toen ik op het AZC als tolk werkte, kreeg ik 15 euro per week. Ik voelde me zelfstandiger. (Vrouw uit Syrië, 31 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 17 GEEN PASSEND AANBOD Voor sommige vrouwen lijkt het huidige gemeentelijke aanbod onvoldoende aan te sluiten bij hun wensen en interessegebieden. De vrouwelijke statushouders die wij hebben gesproken gaven vrijwel unaniem aan in de zorg, met kinderen, of als kapper te willen werken. Uit interviews met klantmanagers blijkt echter dat er juist in die sectoren weinig mogelijkheden zijn voor deze groep. Het gebrek aan passend aanbod kan ervoor zorgen dat deze vrouwen niet aan het werk willen gaan. “Ik zou liever niet thuisblijven. In Syrië misschien wel, maar hier wil ik contact met mensen, mijn Nederlands verbeteren en werken. [.] Ik wil hier werken en moet ook werken. Ik wil contact hebben met mensen en de taal leren. Ik wil graag werken, maar wel het werk dat ik leuk vind om te doen: werken met kinderen. Ik wil niet schoonmaken. [.] Een docent die gaat schoonmaken?! Dat gebeurt in Syrië nooit.” (Vrouw uit Syrië 37 jaar) BESTAANDE HULPBRONNEN Veel van de geïnterviewde vrouwen gaven aan hulp te ontvangen van buren, vrienden en familie. Naast deze hulp uit hun sociale netwerk ontvingen veel vrouwen ook hulp van de gemeente, maatschappelijke organisaties, zoals VluchtelingenWerk, en andere lokale initiatieven. De (mate van) hulp die de geïnterviewden ontvangen, verschilt per persoon. Sommige vrouwen hebben een uitgebreid netwerk en staan tevens in contact met andere organisaties, terwijl andere een summier netwerk hebben en hulporganisaties lastiger kunnen vinden. Het type hulp dat de vrouwen ontvangen, is echter minder divers. Vrijwel alle vrouwen lijken hulp te krijgen bij het lezen van brieven en het leren van de taal. Interviewer: Hebben de mensen bij het wijkplein u geholpen met dingen regelen in Nederland? Respondent: Ja, ze helpen daar met dingen regelen en het lezen van brieven. Dat is eigenlijk ook de reden dat we daarnaartoe gingen. (Vrouw uit Somalië, 50 jaar) Ja, lik zou meer hulp kunnen gebruiken]. Als ik hulp nodig heb met een brief, omdat ik niet precies begrijp waar het over gaat, bijvoorbeeld. Ik heb meer dan één keer hulp aan hen [de gemeente] gevraagd en dat was goed. Zij helpen mij. (Vrouw uit Syrië 21 jaar) Vrouwelijke statushouders die al wat verder zijn in hun inburgering en de taal zelf machtig zijn, hebben logischerwijs minder behoefte aan hulp bij het lezen van brieven of andere taal-gerelateerde zaken. Een aantal vrouwen geeft aan het fijn te vinden dat ze zelfstandiger zijn en minder beroep hoeven te doen op hun sociale contacten. “Toen ik net hier kwam ging ik heel vaak naar mijn buurvrouw toe met een brief, maar nu niet meer. Nu kan ik zelf brieven lezen, maar toen ik hier net kwam, had ik hulp van haar nodig. L.JEerst ging ze veel met mij naar de huisarts of verloskundige, maar nu doe ik dat zelf. Dat is voor mijzelf ook fijn, dat zij zich niet hoeft druk te maken om mij. Zij werkt namelijk ook en heeft weinig tijd.” (Vrouw uit Syrië 37 jaar) In latere fases, nadat de taal al in zekere mate is verworven, is er een andere type hulp nodig. De geïnterviewde vrouwen geven aan hulp nodig te hebben bij het zoeken naar een baan of opleiding. Veel van hen vertellen dat de gemeente hen hierbij helpt of dat zij, wanneer zij klaar zijn om een baan te zoeken, bij de gemeente Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 18 zullen aankloppen. Naast de hulp van de gemeente, geven sommige vrouwen aan van familie en vrienden steun te krijgen bij het zoeken naar werk of een opleiding. ‘Ja, [mijn contacten uit Eritrea helpen mij met dingen regelen in Nederland]. ledereen kan elkaar helpen met ideeën of we geven elkaar advies over hoe we dingen aanpakken. Als je hier nieuw bent dan spreek je de taal niet. De Eritreeërs die de taal wel spreken, helpen natuurlijk in de communicatie met anderen. […] Als ik bij hen aangeef dat ik een opleiding wil doen, dan geven zij mij een bepaalde hoop. Ze geven aan dat het goed ís dat ik een opleiding doe. Door met hen in gesprek te gaan, geven ze mij steun.” (Vrouw uit Eritrea, 23 jaar) Sommige vrouwen lijken bij hun familie, vrienden en kennissen dus steun te vinden om aan het werk te gaan of een opleiding te gaan volgen. Anderen geven echter aan dat hun contacten niet voldoende kennis hebben om hen aan werk te kunnen helpen. “Ik ben met mijn hele familie naar Nederland gekomen. Mijn familieleden hebben ook geen werk; we hebben alleen sociaal contact met elkaar. Mijn familieleden zitten in dezelfde situatie. Dat is moeilijk. Je wilt iets anders, iemand naar boven halen en normaal zijn.” (Vrouw uit Syrië, 31 jaar) Interviewer: Denkt u dat uw familie u kan helpen bij het vinden een baan of opleiding? Of de mensen van de taalschool? Respondent: Ja, twee docenten van mij zijn heel lief. Die hebben mij veel geholpen. Maar familieleden niet, die kunnen dat ook niet. Die hebben niet genoeg informatie. (Vrouw uit Syrië, 21 jaar) Bij het maken van opdrachten voor de taalschool of het wegwijs worden in Nederland kunnen mensen die in dezelfde situatie zitten juist behulpzaam zijn. Interviewer: U kent ook mensen die uit Syrië komen, wonen die ook in de buurt? Respondent: Ja, die mensen wonen ook in de buurt. Dat zijn ook mensen die net met hun inburgering bezig zijn. Interviewer: Praat u met hen ook over de opleiding of inburgeren? Respondent: Ja, soms wel. Als we een vraag hebben of we hebben een opdracht, dan kunnen we dat met elkaar bespreken. We vertellen aan elkaar hoe iets moet. (Vrouw uit Syrië, 27 jaar) Het delen van ervaringen lijkt voor de vrouwelijke statushouders een belangrijke bron van informatie te zijn. Het lijkte erop dat men elkaar onderling graag helpt. Vooral personen die al verder zijn met de inburgering, kunnen vanwege hun ervaringskennis een goede bron van informatie en steun zijn. Interviewer: _ Stel dat u een baan krijgt, zouden uw familieleden dan hulp van u kunnen krijgen? Respondent: Ik kan de werkcultuur uitleggen, hoe het bij mij is gegaan en hoe zij het zouden kunnen doen. Het is goed om van andere mensen ervaringen te horen. In Nederland zijn er hele strenge regels [qua vaardigheden). Eerst moet je werkervaring opdoen, het is ingewikkeld. (Vrouw uit Syrië, 31 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 19 34 SOCIALE CONTACTEN De mate van hulp die de geïnterviewde vrouwelijke statushouders ontvangen, is sterk afhankelijk van hun sociale contacten in Nederland. De sociale contacten van de vrouwen die wij spraken lopen sterk uiteen. Sommige vrouwen hebben zeer weinig tot geen sociale contacten, waar andere een uitgebreid sociaal vangnet lijken te hebben. Het valt op dat vrijwel alle vrouwen graag meer contact zouden willen hebben met mensen met een Nederlandse achtergrond. (Vrijwilligers)werk wordt gezien als een belangrijke ingang tot sociaal contact met Nederlanders. Er is sprake van een lastig te doorbreken vicieuze cirkel waarin vrouwelijke statushouders contact met Nederlanders zoeken om hun taalvaardigheid te verbeteren, maar ervaren dat dit niet goed lukt omdat ze de Nederlandse taal nog niet of onvoldoende beheersen. NADRUK OP CONTACTEN BINNEN DE EIGEN KRING Een groot deel van de geïnterviewde vrouwen heeft contact met familieleden, buren, vrienden of maatschappelijk werkers. Familieleden lijken voor veel vrouwen de belangrijkste bron van sociaal contact te zijn. Sommige vrouwen hebben hun familieleden dichtbij wonen en kunnen hen gemakkelijk bezoeken. Andere vrouwen, wiens familie verder weg of in het land van herkomst woont, geven aan hoofdzakelijk telefonisch contact te hebben met hun familie. Familieleden spelen, vanzelfsprekend, een belangrijke rol in de mate van eenzaamheid die de vrouwen ervaren: “mijn man heeft twee broers hier en die komen soms om met ons te lunchen. Eentje is vijf minuten weg met de bus. Al zijn familie komt om ons te bezoeken, vanuit Amerika, Canada en Londen. Mijn man voelt zich nooit alleen. Maar ik ben wel alleen, mijn familie zit in Syrië” (Vrouw uit Syrië, 43 jaar) Naast familieleden worden buren vaak bestempeld als belangrijk voor het contact dat de geïnterviewde vrouwen hebben. Het verschil in contact met buren is groot. In een paar gevallen geven de vrouwen aan bevriend te zijn met hun buren: “lk heb contact] met mijn buurvrouw, dat is een hele lieve oude vrouw. Zij komt bij mij en dan praten we een beetje en koken we samen. Dat is echt gezellig. Zij is een Nederlandse vrouw.” (Vrouw uit Syrië, 21 jaar) Voor anderen blijkt het lastiger te zijn om diepgaander contact te krijgen met hun buren. Hoewel vrijwel alle vrouwen aangeven hun buren te begroeten, komt een minderheid daadwerkelijk bij hun buren over de vloer. “Ik ken mijn buren niet. Voor het sociale leven is het slecht om in een stad te wonen. Mensen zeggen alleen ‘hoe gaat het? Dan zeg ik: ‘ik wil koffiedrinken en de Nederlandse taal leren’, Maar dan zeggen zij ‘ik heb geen tijd” (Vrouw uit Syrië, 31 jaar) Een kleine meerderheid van de vrouwen geeft aan vrienden te hebben in Nederland. Als vrouwen vriendschappen hebben, is dit voornamelijk met vrouwen met dezelfde etnische achtergrond. Culturele barrières en het ontbreken van taal zijn niet de enige redenen dat de geïnterviewden eerder relaties aangaan met mensen binnen hun eigen kring. Voor het aangaan van relaties met mensen met eenzelfde achtergrond doen zich meer mogelijkheden voor. Zo geven sommige vrouwen aan dat zij vrienden en kennissen hebben ontmoet op hun taalschool of in het AZC. Voor het aangaan van contact met gevestigde Nederlanders doen zich minder mogelijkheden voor, zo stellen de geïnterviewden. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 20 MOEITE MET CONTACT LEGGEN MET NEDERLANDERS De vrouwelijke statushouders die wij spraken, geven unaniem aan graag meer contact te willen hebben met mensen met een Nederlandse achtergrond. Contact met Nederlanders wordt vaak utilitair benaderd: omgaan met Nederlanders kan bijdragen aan hun begrip van de Nederlandse taal en cultuur. ‘Ja, ik zou meer Nederlandse kennissen willen hebben, maar hier spreken zij Nederlands. Als ik meer contact heb met Nederlanders kan ik de taal beter leren spreken. Dan weet ik ook beter hoe het hier gaat in Nederland.” (Vrouw uit Eritrea, 23 jaar) “Ik wil ook geen contact met landgenoten. Ik wil meer van deze maatschappij leren en ik wil meer contact met Nederlanders. Op die manier leer ik de taal.” (Vrouw uit Iran, 34 jaar) Volgens de geïnterviewden vereist contact met Nederlanders echter een zekere beheersing van de Nederlandse taal. Vrijwel alle vrouwen geven aan dat taal de grootste belemmering vormt voor het aangaan van interetnisch contact. Er lijkt dus sprake te zijn van een lastig te doorbreken vicieuze cirkel: voor het leren van de taal is contact met Nederlanders nodig, en voor het aangaan van contact met Nederlanders is een zekere beheersing van het Nederlands nodig. Respondent: [lk wil meer contact hebben [met Nederlanders], want mijn taal is nog niet zo goed. Ik moet contact hebben om mijn taal te verbeteren en mijn leven op te bouwen. [..] Interviewer: Zijn er dingen die je hebt gedaan om contact te zoeken met andere mensen? Respondent: Nee, nu is het te vroeg, ik ben bezig met het leren van de taal. (Vrouw uit Syrië, 21 jaar). Een deel van de respondenten benoemt dat het hebben van (vrijwilligers)werk zou kunnen bijdragen aan zowel hun sociale contacten als hun begrip van de Nederlandse taal. “Ik woon hier al drie jaar en als je werkt dan leer je spreken en luisteren. Nu ben ik al drie jaar een soort van doof, en kan mij niet uitdrukken. Natuurlijk kan je dat wel leren, maar als je zou werken, dan zou dat helpen. Ik ga nu naar school met een aantal Eritreeêërs, ik ga niet vooruit.” (Vrouw uit Eritrea, 32 jaar) (Vrijwilligers)werk wordt gezien als een mogelijkheid om mensen te leren kennen. Hoewel sommigen ook andere mogelijkheden aandragen om gevestigde Nederlanders te ontmoeten (bijvoorbeeld via de school van hun kinderen), lijkt werk voor velen de beste manier om contact te leggen. “Ik had eerst geen contact met Nederlandse mensen, maar nu wel door mijn werk. Dat is fijn, omdat ik de taal goed moet leren. Maar ik spreek hen niet buiten werk om. […] Buiten werk om is het lastig om contact te maken, omdat er weinig mogelijkheden zijn om met Nederlandse mensen te praten. Alleen bij de markt bijvoorbeeld of in de supermarkt kan ik met Nederlandse mensen praten. Dat heb ik wel eens gedaan, dat was fijn.” (Vrouw uit rak, 52 jaar) Sommige respondenten geven aan dat Nederlanders niet altijd welwillend tegenover contact staan. Enkelen vertellen negatieve ervaringen te hebben gehad met het contact met Nederlanders. Meerdere vrouwen benoemen dat de individualistische Nederlandse cultuur het lastiger maakt om contact te leggen met Nederlanders. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 21 Respondent: Het klopt wel [naar buiten gaan brengt contact), maar je krijgt meer contact met Syrische mensen en niet met Nederlandse mensen. Dat is een voordeel, maar ook een nadeel voor de Nederlandse taal. Interviewer: Is dat heel anders dan in Syrië? Respondent: Ja heel anders. Wij zijn meer sociaal. Hier is iedereen op zichzelf. Eigen werk en leven. Maar hier is het beter, daar bemoeit iedereen zich [gelach]. (Vrouw uit Syrië, 29 jaar) De vrouwen die wel contact hebben met mensen met een Nederlandse achtergrond geven vaak aan dat het om contact met oudere mensen gaat. De meesten zijn blij met dit contact omdat het hen in staat stelt om hun taal te oefenen. Daarnaast wordt gezegd dat deze oudere mensen over het algemeen veel tijd voor hen hebben. Een aantal plaatst hierbij wel de opmerking dat deze mensen, gezien hun leeftijd, niet altijd even goed kunnen helpen. ‘Omdat die buurman oud is, drinken wij alleen maar thee en koffie. Hij is niet zo optimaal met de brieven, dat komt omdat hij een oude man is.” (Vrouw uit Eritrea, 31 jaar) interviewer: Denkt u dat uw contacten u kunnen helpen bij bijvoorbeeld het vinden van een baan op opleiding? Respondent: Ikweethet niet. Ik ken niet zoveel mensen, maar mijn man wel, omdat hij in de kerk werkt. Maar ik weet niet of ik daar ook hulp van kan krijgen. Er is nog een vrouw die bij ons langskomt, dat is een beetje de oma van de kinderen [gelach]. Die werkt samen met mijn man, dus misschien kan zij ons helpen. Maar, zij is wel een beetje oud, dus misschien gaat het niet. (Vrouw uit Syrië, 29 jaar) 3.5 RANDVOORWAARDEN VOOR WERK EN STUDIE Voor veel van de geïnterviewde vrouwen is aan het werk gaan of een studie volgen (nog) geen optie. In deze paragraaf bespreken we de randvoorwaarden waaraan volgens hen moet worden voldaan om de uitstroom van vrouwelijke statushouders naar werk of een opleiding te kunnen realiseren. Het valt op dat de vrouwen doordrongen zijn van het belang van werken en daarbij de noodzaak zien om de Nederlandse taal machtig te worden. Een risico hiervan is dat het nog niet beheersen van het Nederlands hen tegenhoudt om nu stappen te zetten. Daarnaast valt op dat de zorg voor de kinderen voor sommige vrouwen een belemmering vormt bij (stappen naar) arbeidsparticipatie. HET BELANG VAN HET LEREN VAN DE NEDERLANDSE TAAL De vrouwen die wij spraken, gaven unaniem aan dat het beheersen van de Nederlandse taal een belangrijke voorwaarde is om aan het werk te kunnen gaan of een opleiding te volgen. De vrouwen benoemden herhaaldelijk dat werken of een opleiding voor hen nu nog niet aan de orde is, omdat zij de taal nog niet voldoende beheersen. Dit komt deels doordat de vrouwen in velden willen werken waarin communicatie cruciaal is: “Van tevoren hoopte ik dat ik zou kunnen werken op een school, maar ik vind het heel moeilijk om de taal te leren. Ik moet op niveau C1 komen om op een school te kunnen werken, dat is hetzelfde als in Syrië. Als je op een school wil werken, moet je wel de taal spreken. [.] De gemeente kan mij helpen, maar ik moet eerst de taal beter leren. Eerst de taal en daarna verder. [.] We doen het stap voor stap.” (Vrouw uit Syrië, 43 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I De Aangezien veel vrouwen een sterke nadruk leggen op eerst het Nederlands machtig worden en daarna aan het werk gaan of een opleiding volgen, dreigt voor sommige het gevaar om te komen stilstaan. In eerder onderzoek wordt gerefereerd aan dit fenomeen als het lock-in-effect: statushouders die bezig zijn met hun taallessen en inburgering zijn minder beschikbaar en zoeken minder naar werk (Martín et al, 2016). Voor de geïnterviewde vrouwen dreigt dit lock-in'-effect ook. Een deel van hen gaf aan zich nog niette oriënteren op werk omdat zij eerst de taal willen beheersen. “Mijn gewenste opleiding is apothekersassistent, maar helaas kon ik dat niet doen in Syrië. Hier kan ik die opleiding misschien wel volgen. Maar daar praat ik niet over, want ik ben nu met de taal bezig. Misschien kan ik dat in de toekomst met mijn contactpersoon of andere mensen bespreken.” (Vrouw uit Syrië, 39 jaar) Interviewer: Praat je met je familie en vrienden wel eens over wat voor werk of opleiding je zou willen doen? Respondent: Ik ben eerst echt nog gefocust op de taal. Taal is de eerste stap. Daarna ga ik denken en praten over een opleiding. (Vrouw uit Syrië, 29 jaar) Hoewel een deel van de vrouwen vrijwilligerswerk ziet als een manier om de taal verder te leren (zie paragraaf 3.3), geven anderen aan eerst de taal beter te willen kennen. Bij een aantal vrouwen lijkt hun focus op taal een gevolg van gesprekken met de gemeente. “In het begin hadden we een andere contactpersoon waar we toen een plan mee hebben gemaakt. Zij praatte over de situatie hier in Nederland. Dat je aan het begin een taalcursus moet volgen en eerst gaat bekijken wat je in Syrië hebt gedaan. Je bespreek wat je denkt en wat je wilt doen. We hebben een plan gemaakt, maar in het begin moet je de taal [leren] en daarna maken we andere afspraken. Ze zeggen ‘eerst de taal leren en dan kijken we verder’” (Vrouw uit Syrië, 39 jaar) ZORG VOOR DE KINDEREN De zorg voor de kinderen is voor veel van de geïnterviewde vrouwen een belangrijke taak. Deels doordat vrouwelijke statushouders uit landen komen waar traditionele rolpatronen gelden, zijn zij vaak verantwoordelijk voor het uitvoeren van de zorgtaken. Enkele vrouwen geven aan dat zij, indien kinderopvang geen optie is, thuis zullen blijven om voor hun kinderen te zorgen. “Het is op zich wel goed om te werken, maar soms lukt het niet met de kinderen. Ik ga bijvoorbeeld drie dagdeten per week naar school en dan blijven ze thuis met hun vader. Maar als ik straks werk heb en hun vader tegelijkertijd ergens heen moet, moet ik verzuimen om te gaan werken omdat ik dan naar hen toe moet gaan. Ik vind het fijn om te werken, maar ik ben verantwoordelijk voor mijn kinderen. Die kunnen niet alleen zijn. Als mijn kinderen de hele week naar de opvang zouden gaan, zou ik wel kunnen werken.” (Vrouw uit Eritrea, 23 jaar) Met name jonge kinderen lijken voor vrouwen een belemmering te vormen om aan het werk te gaan. De geïnterviewde vrouwen stellen allemaal dat zij graag zouden willen werken wanneer hun kinderen oud genoeg zijn om naar school te gaan. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I DE “Ik bespreek wat ik later wil doen, welke belangen ik heb voor de toekomst. Ik heb gezegd dat ik nu kan werken, maar het probleem is dat ik voor mijn dochter moet zorgen. Ik kan alleen in de ochtend werken. Ik moet om half één thuis zijn. De werkconsulent heeft gezegd dat ik misschien volgend jaar kan werken, als mijn dochter naar school gaat. Op school kunnen kinderen namelijk ook overblijven.” (Vrouw uit Syrië 37 jaar) Er is veel verschil in de mate waarin de zorg voor kinderen een belemmering zou vormen bij buitenshuis werken. Sommige vrouwen geven aan dat hun man eveneens voor de kinderen zorgt. Voor deze vrouwen is het minder lastig om buitenshuis bezig te zijn. Interviewer: Als je nu naar Nederlandse les gaat, zitten de kinderen dan op school? Respondent: Ja, maar mijn man zorgt ook voor hen. Zij zijn om half drie klaar op school, maar ik ben op sommige dagen tot vier uur bezig. Soms duurt een stage tot vijf uur. Dan moet mijn man voor hen zorgen en hen brengen en halen, want zij gaan niet zelf naar school. Ik ga nu nog niet naar stage, maar dat moet later wel. (Vrouw uit Syrië, 27 jaar) Daarnaast biedt ook de kinderopvang een mogelijkheid om aan het werk te gaan. Hoewel een enkeling de zorg voor de kinderen zonder hulp van buitenaf op zich lijkt te willen nemen, geven veel vrouwen aan dat ze hun kind(eren) naar de kinderopvang zullen brengen wanneer zij een opleiding volgen of werk hebben. “Ik vind het niet zo erg lom te gaan werken). In Nederland zijn er veel kinderopvangen en zorgen ze heel goed voor de kinderen. Als ik wacht totdat mijn kind groot is, dan zou mijn leven stilstaan. Dan heb ik nog veel jaren. Wat ga ik doen? Thuis zitten? Neel!” (Vrouw uit Syrië, 21 jaar) BEREIKBAARHEID VAN WERK Een paar geïnterviewden benoemen dat sommige werk(ervarings)plekken lastig te bereiken zijn. Wanneer de werkplaats ver van huis is, lastig te bereiken is met het openbaar vervoer en de vrouw niet kan fietsen, kan de ligging van een werkplek een obstakel vormen. “Ik had aan het begin moeite om naar het traject toe te gaan, omdat het vanaf mijn huis een uur lopen was. Ik kan ook niet fietsen, dus vond ik het lastig om daarheen te gaan. Op een gegeven moment was ik gewend aan het lopen en toen vond ik het leuker worden.” (Vrouw uit Eritrea, 49 jaar) “We zijn als een groep ook een keer ergens heen gestuurd om werk te vinden, we zouden op de fiets daarnaartoe gaan. Ik kon niet mee, want ik kon niet fietsen [.].” (Vrouw uit Somalië, 50 jaar) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 24 4 De ervaringen van klantmanagers In dit hoofdstuk staan we stil bij de ervaringen van klantmanagers met de arbeidstoeleiding van vrouwelijke statushouders. Hoe kijken zij aan tegen deze doelgroep en hun perspectieven ten aanzien van werk? Welke kansen en belemmeringen zien zij voor vrouwelijke statushouders op de lokale arbeidsmarkt? Welke strategieën en werkwijzen hanteren Klantmanagers om vrouwelijke statushouders naar werk toe te leiden en in hoeverre is de wijze waarop de arbeidstoeleiding is ingericht daarbij behulpzaam? Tot slot kijken we naar verbeterpunten die klantmanagers aandragen om vrouwelijke statushouders beter te ondersteunen bij het maken van stappen richting werk. In dit hoofdstuk betrekken we ook de resultaten van de aanvullende interviews die we hebben gehouden met professionals van organisaties die betrokken zijn bij het bevorderen van (arbeids)participatie van (vrouwelijke) statushouders. Het gaat om ontmoetingsplaats voor vrouwen Maximina, te Roermond, VluchtelingenWerk Zuid-Nederland, Stichting Lemat, voor Eritrese statushouders, VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland, opleidingstoeleidingsprogramma Schoolfirst en werkgever PT Creations. 41 BEELD VAN DE DOELGROEP BIJ KLANTMANAGERS De geïnterviewde klantmanagers vertellen dat de groep vrouwelijke statushouders uit diverse subgroepen bestaat: jonge, alleenstaande vrouwen, al dan niet met kinderen; vrouwen met een partner (en kinderen); vrouwen met een afgeronde opleiding; analfabeten; en met verschillende houdingen ten opzichte van betaald werken in Nederland. Omdat de recente instroom van vluchtelingen voor een flink deel afkomstig is uit Syrië en Eritrea, maken klantmanagers een vergelijking tussen deze twee groepen, ook omdat deze in hun ervaring sterk van elkaar verschillen. ‘Syrische statushouders zijn veelal mensen die bezig waren met een opleiding. Eritrese vrouwen hebben weinig tot geen scholing gehad. [.…]. In Eritrea hadden ze weinig te zeggen. In de Eritrese doelgroep zijn mannen en vrouwen veel meer gelijk aan elkaar dan bij de Syriërs, omdat ze bijvoorbeeld allebei op het land hebben gewerkt. Maar de Eritrese vrouwen zijn vaker alleenstaand, hun partners zijn in het buitenland of overleden. Eritrese vrouwen zijn vaak meer timide en teruggetrokken, maar dit geldt soms ook voor Syriërs.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Uit bovenstaand citaat is af te leiden dat een generieke vergelijking al gauw mank gaat: uiteraard is ieder mens verschillend. Grosso modo zien klantmanagers dat Syrische vrouwen in het land van herkomst onderwijs hebben genoten, terwijl dit voor Eritrese vrouwen lang niet altijd het geval is. Vrouwen die in het land van herkomst een opleiding hebben afgerond en daar ook hebben gewerkt, willen in Nederland graag ook weer snel aan de slag, zo is de ervaring van klantmanagers. ‘Als ze eenmaal een hoge opleiding hebben genoten, dan blijven ze daarvoor gaan, kinderen of niet. Dat maakt geen verschil. Mensen die al hebben gewerkt zijn ook heel erg bereid om weer te leren, omdat het vooruitzicht dat ze daarna weer kunnen gaan werken, hun heel veel biedt”. (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) En voor jonge vrouwen wiens opleiding door de vlucht is onderbroken, zien klantmanagers mogelijkheden om via het behalen van een Nederlandse startkwalificatie, toe te treden tot de arbeidsmarkt. Voor Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 25 laagopgeleide, of analfabete vrouwen zien klantmanagers minder mogelijkheden om in te stromen in een beroepsopleiding, hoewel een kort traject (al dan niet in combinatie met werken) tot de mogelijkheden kan behoren. In sommige gevallen gaan echter al het beschikbare budget en alle beschikbare tijd in de inburgering zitten. ‘De alleenstaande Eritrese jonge vrouwen in mijn caseload hebben geen opleiding gehad, en hebben vaak een hoop ellende meegemaakt, waardoor ze vaak zwaar getraumatiseerd zijn. Vervolgens komen ze hier en hebben ze veel moeite om de taal te leren, meer dan de Syrische vrouwen. Dat is een lastige groep |]. We beginnen bij hen met alfabetisering en vervolgens gaan ze de inburgering doen. Als ze dat al halen binnen vijf jaar, dan is het budget op. Dus een entreeopleiding is ook geen mogelijkheid. Dat is dan al kansloos om door te gaan.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) De taal blijkt ook een obstakel bij programma's of trainingen gericht op arbeids(marktjoriëntatie die gemeenten hebben ingekocht. “Wij merken dat vrouwen vaak programma's volgen die te moeilijk zijn. Met bijvoorbeeld opdrachten met vragen zoals ‘waar krijg je energie van”. Zij komen dan vervolgens bij ons met de vraag of ze daar NUON of Essent moeten invullen. Die programma's zijn te talig en het niveau ligt te hoog. Bij dit soort programma's denken vrouwen dan vaak dat ze er niet aan mee kunnen doen, omdat ze het te lastig vinden. Ze durven vaak ook niet in hun eentje aan zo'n programma deel te nemen.” (Gesprek met medewerker Maximina) Uitgezonderd de hoger opgeleide vrouwen met werkervaring en een duidelijke beroepsidentiteit, lijken vrouwen met (jonge) kinderen zich over het algemeen niet direct (te willen) oriënteren op de arbeidsmarkt. ‘De achterstand [van vrouwen ten opzichte van mannen] zou ermee te maken kunnen hebben dat vrouwen over het algemeen niet echt weten wat ze willen. We merken in de begeleiding dat vrijwel alle vrouwen nog echt lerend zijn: waar wil ik naartoe qua werk, wat wil ik doen. Het zijn bijvoorbeeld vrouwen zonder arbeidsverleden. Ze worden wel gestimuleerd om te werken, en dat is op zich goed voor hen; maar het zat nooit in hun perceptie.” (Gesprek met medewerker VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland) Ook de verantwoordelijkheid voor de zorgtaken thuis blijkt in de praktijk vaak oriëntatie op de arbeidsmarkt in de weg te staan. “Toch merk ik dat bij de vrouwen vaak geen gevoel van urgentie heerst, dat ze doorhebben: dit is mijn window of opportunity. In mijn caseload zijn veel vrouwen in verwachting en dat heeft prioriteit. In de normen en waarden van hun cultuur staan religie en familie hoog ín het vaandel, bij ons staan arbeidsparticipatie en economische onafhankelijkheid hoog. In Nederland zijn dat voorwaarden voordat je aan een gezin begint. Zij willen zich als de kinderen wat ouder zijn gaan richten op de arbeidsmarkt, echter dan zijn ze waarschijnlijk te oud voor een opleiding en dan zijn ze nog steeds aangewezen op ongeschoolde arbeid. Dat dringt niet tot hen door.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 26 Klantmanagers vertellen dat ze het lastig vinden dat het vaak niet goed lukt om vrouwen (en mannen) ervan te overtuigen dat het ook voor vrouwen belangrijk is om nu stappen richting de arbeidsmarkt te zetten. ‘Als die [vrouwen] in de training horen hoe de werkende Nederlandse maatschappij eruitziet, dan zeggen ze ‘nee dan wacht ik wel totdat mijn jongste naar de middelbare gaat”. Dan kan ik zeggen ja maar jij wilt niet alleen iets, ook Nederland wil wat. Dan moet je die stap maken. Ze willen wel, maar het liefst allemaal tijdens de schooltijden van de kinderen.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Kortom, als vrouwen met jonge kinderen willen werken, dan willen zij dat om hun zorgtaken heen kunnen plannen, zodat zij deze onverkort kunnen blijven uitvoeren. Deze vrouwen staan volgens klantmanagers vaak ook niet open voor kinderopvang, terwijl dit hun de vrijheid zou geven om meer flexibel actief te zijn op de arbeidsmarkt. Overigens zien klantmanagers diversiteit als het gaat om de houding ten opzichte van kinderopvang. ‘Eritreeërs hebben er over het algemeen minder moeite mee hun kinderen naar de opvang te laten gaan. Syriërs staan daar veel minder voor open. Die vinden dat ze hun rol als moeder heel serieus moeten nemen en langer bij hun kinderen moeten zijn. Ze geven in gesprekken vaak aan dat hun man wel gaat werken, maar dat zij thuis willen blijven. Bij deze doelgroep merk je de meeste weerstand.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Volgens klantmanagers leidt de wens dat de vrouw thuis voor de kinderen zorgt er in de praktijk soms toe dat de man sneller (dan verwacht) aan het werk gaat, zodat het gezin niet meer afhankelijk is van de bijstand, en de vrouw niet ‘hoeft’ te werken. ‘Er was best veel weerstand in een gesprek dat ik onlangs had en toen vroeg de vrouw: ‘Wat nou als mijn man gaat werken?’ Ik heb haar gezegd dat ze niet verplicht was om ook te gaan werken. Binnen een maand waren ze uit de uitkering en had zij niets. Dat vinden we zonde, maar je kunt mensen dan niet meer begeleiden of dwingen.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) 4.2 KANSEN EN BELEMMERINGEN OP DE (LOKALE) ARBEIDSMARKT De kansen en belemmeringen die klantmanagers zien bij arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders, hangen niet alleen samen met de achtergrondkenmerken, vaardigheden en oriëntatie van deze vrouwen, maar ook met wat de (lokale) arbeidsmarkt hun te bieden heeft. Voor de vrouwen met een goede opleiding en werkervaring, die een duidelijk beeld hebben van wat zij in Nederland willen gaan doen op het gebied van betaald werk, zien klantmanagers diverse belemmeringen. Deze zijn echter niet genderspecifiek. Met andere woorden: ook mannelijke statushouders hebben te maken met eisen die de arbeidsmarkt stelt ten aanzien van de taalbeheersing en formele, erkende diploma's. En ook voor mannelijke statushouders geldt dat het (voor klantmanagers) vaak moeilijk is om een passende werk(ervarings)plaats te vinden. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 27 ‘Er zouden meer werkervaringsplekken moet zijn voor vrouwen. De hooggeschoolde vrouwen willen wel werkervaring opdoen, maar die zijn heel moeilijk te vinden. Wij kunnen hun niets aanbieden. Dat is bij hoogopgeleide mannen hetzelfde.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Vrouwen zonder opleiding en/of werkervaring zijn net als mannelijke statushouders met dat profiel aangewezen op een lastig segment van de arbeidsmarkt: dat van ongeschoold of laaggeschoold werk, dat in flexibele en kortdurende contracten wordt aangeboden. Wat het voor nieuwkomers lastiger maakt dan vroeger, is dat ook in dit segment eisen worden gesteld aan de taalbeheersing. Instroom in dit segment is hierdoor vaak niet eenvoudig, terwijl dit juist enorm zou bijdragen aan het vergroten van de taalvaardigheid. ‘Bij bijvoorbeeld een zorginstelling worden de vrouwen niet zo snel aangenomen, omdat ze de taal nog niet goed genoeg spreken. Die mogelijkheden zijn er niet echt.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Daarnaast is er in vergelijking met vroeger überhaupt steeds minder ongeschoold werk. “Ik begeleid een groep vrouwen die analfabeet zijn. Dat gaat heel lastig worden, daar ís weinig mogelijk. Daarnaast verdwijnt ook het simpele werk. Dat wordt een grote uitdaging. Voor die vrouwen is er geen aanbod en dat gaat er denk ik ook niet snel komen.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Klantmanagers wijzen erop dat een aantal aspecten van deze arbeidsmarkt voor vrouwen anders uitpakt dan voor mannen. Zo is on- of laaggeschoold werk vaak fysiek zwaar, en daar worden vooral mannen voor gezocht. ‘De arbeidsmarkt is daar ook zo op ingericht. Vacatures zijn vaak voor fysiek werk en het wordt lastig om vrouwen te plaatsen, want daar is minder werk voor.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) “Het werk dat wordt aangeboden voor lager opgeleide mannelijke en vrouwelijke statushouders focust zich toch wel op wat fysiekere arbeid. Dat krijg je vaker als je ongeschoold werk zoekt. Voor vrouwen zit er dan weinig tussen, bijvoorbeeld alleen maar technische banen. De vrouwen hebben daar geen kennis over en affiniteit mee.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Vrouwen zijn vaak aangewezen op het type banen die onvoldoende opleveren om uit de bijstand te komen. “In de schoonmaakwereld wil men geen mensen die langer dan drie uur per dag werken, omdat de productiviteit dan afneemt. Het is zo uitgekiemd dat daar geen carrière mogelijk is. Daarmee kom je niet uit de uitkering. Dat zijn wel vaak de baantjes waar ze naartoe gestuurd worden. Dus dan kan iemand zich met een benchmark op de borst kloppen van ‘kijk ons eens even uitstroom realiseren’, maar dat ís geen uitstroom. Dat is creatief boekhouden. Een beetje misbruik maken van het feit dat zij geen wensen hebben. We zouden hun eigenlijk, naast de taal, bij moeten brengen dat je hier doelen kunt stellen en dat je daar stapje voor stapje naartoe kunt werken.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 28 Bovenstaand citaat laat zien dat niet- of laagopgeleide vrouwen met een bijstandsuitkering niet alleen kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar ook in het contact met de gemeente als het gaat om hun uitkering en de zoektocht naar werk. In paragraaf 4.4 gaan we nader in op de kansen en belemmeringen voor vrouwelijke statushouders in het systeem van arbeidstoeleiding in gemeenten. Veel vrouwelijke statushouders willen een opleiding volgen om betere perspectieven op de arbeidsmarkt te krijgen. ‘Hoewel het behalen van de startkwalificatie voor statushouders onder de 27 verplicht is, hoeven we het verplichtende karakter eigenlijk niet te benoemen. 90 procent wil vanuit hun intrinsieke motivatie naar school gaan. Als ze een keuze zouden moeten maken tussen een uitkering met bijbehorende verplichtingen, of student-zijn, dan kiezen ze voor student-zijn, want ze vinden dit een beter vooruitzicht’ (Gesprek met medewerker Schoolfirst) Vooral werken in de zorgsector lijkt hun een aantrekkelijk perspectief. Diverse klantmanagers vertellen dat zij veel kansen zien in duale trajecten, waarin men tegelijkertijd naar school gaat en werkt. Als de gemeente bereid is te investeren in scholing, dan zijn werkgevers meer geneigd om (vrouwelijke) statushouders aan te nemen. ‘Als er een mogelijkheid is om scholing te volgen, dan probeer ik daarop te sturen. Dat maakt het voor mij ook makkelijker om richting de werkgever te stappen. Werkgevers staan ook vaker open voor werk-schoolcombinaties.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Het werken (in de zorg) vraagt wel veel flexibiliteit, waardoor trajecten toch niet altijd van de grond komen. ‘Als je vrouwelijke statushouders wilt plaatsen in de zorg, dan moeten ze flexibel zijn, maar zij dragen de zorg voor hun kinderen. Dat maakt het lastiger om hen te plaatsen en dan focus je op de man.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) 4.3 STRATEGIEËN EN WERKWIJZEN OM VROUWELIJKE STATUSHOUDERS TE BEGELEIDEN NAAR WERK Klantmanagers hebben tot taak om bijstandsgerechtigden te begeleiden naar werk of scholing. Hoe doen klantmanagers dat als het gaat om vrouwelijke statushouders met een grote afstand tot de Nederlandse arbeidsmarkt? Klantmanagers vertellen dat zij veel aandacht besteden aan voorlichting over (niet) werken in Nederland en de mogelijkheden die er zijn. Maar alleen voorlichten is niet genoeg. Het is belangrijk dat bij de doelgroep een bepaald bewustzijn ontstaat over de reële mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de rol van mannen in het gezin in Nederland. ‘Zij is wat hoger opgeleid, is verpleegkundige geweest. Is bezig met ftaainiveaul B1 en wil B2-niveau gaan doen. Maar wel in haar eigen tempo, want ze hebben vijf kinderen. Toen ging het over dagbesteding: wat doe je dan intussen door de dag, waarom ga je niet naar het taalhuis? En toen zei ze ja ik zit met de kinderen’ maar toen zei ik: je man zit thuis! En toen zag je haar denken: ‘O ja dat kan ook! Mijn man kan ook voor de kinderen zorgen’. […]. Door erover te praten zie je wel echt een kwartje vallen. Wij hebben het [in Nederland] zelf ook nog niet op orde, maar zij al helemaal niet. Door met hen te praten, moet je hun suggesties geven, handreikingen geven van ‘o ja, zo kan het dus ook” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 29 Soms gaan klantmanagers verder dan het geven van suggesties, en zijn zij directief als het erom gaat vrouwen (uit gezinnen) met traditionele rolpatronen kansen op de arbeidsmarkt te bieden. ‘Op een gegeven moment hadden we geregeld dat man en vrouw beiden een werkervaringsplaats hadden. De man had een andere baan gekregen, is naar de werkgever van die vrouw toegestapt en heeft gezegd ‘mijn vrouw komt morgen niet meer werken, ik heb een andere [betaalde] baan’. We hebben hen toen ook opgeroepen en hem een beetje uitgefoeterd en gezegd dat je in Nederland niet naar de werkgever van je vrouw kunt gaan om haar werk op te zeggen. |] Uiteindelijk was toch het resultaat dat ze bleef. Nu werken ze beiden” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) “Het doorbreken van cultuurelementen is het belangrijkste. Dan krijg je de vrouw ook aan het werk en neem je de schaamte weg voor bijvoorbeeld schoonmaakbaantjes. De culturele overtuiging dat de man niet voor de kinderen zorgt, speelt een grote rol. Dat is ook de overtuiging van de man, dat hij daar niet geschikt voor is. Dat is de basis voor het gesprek, en hen op andere gedachten brengen is dan ook erg lastig, dat landt niet. Als de partner uitstroomt, dan kiezen zij toch voor traditionele rolpatronen.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Bovenstaand citaat laat zien dat klantmanagers de ervaring hebben dat het heel lastig is om mensen op andere gedachten te brengen of hun mening te laten bijstellen. Nog lastiger is het als er evidente conflicten zijn tussen partners. Klantmanagers zien dat veel conflicten thuis te maken hebben met opvattingen over de rol van de vrouw binnens- en buitenshuis. “Het valt op dat als vrouwen in Nederland een netwerk hebben dat bestaat uit contacten uithet land van herkomst, een hechte gemeenschap, dat dat veel invloed heeft op hun traditionele normen en waarden. Als dit er niet is, en de vrouwen veel in aanraking komen met de normen en waarden van de Nederlandse samenleving, dan ontstaan er soms problemen in de relationele sfeer, waarbij scheiding het gevolg kan zijn. Dit heeft negatieve gevolgen voor de kinderen.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Klantmanagers hanteren verschillende strategieën om hiermee om te gaan. Ze roepen vrouwen en mannen bijvoorbeeld bewust apart op voor een gesprek. “Ik had een situatie waarbij mijn klant een vrouw was en haar partner niet mijn klant was. Beiden wilden ze een studie volgen, maar hij praatte alleen maar over zichzelf. Na dat gesprek bleek er sprake te zijn van huiselijk geweld en veel problemen. Toen heb ik haar apart gesproken over wat ze kon bereiken zonder hem. Uiteindelijk zijn ze gescheiden. Volgens mij kon hij het niet hebben dat zij wat succesvoller was. Twee jaar later is zij nu echt ingestroomd. Die persoonlijke aandacht is heel belangrijk.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Of klantmanagers kiezen er juist bewust voor om tegelijkertijd met beide partners in gesprek te gaan, om zo beiden te committeren aan een arbeidstoeleidingtraject voor de vrouw. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 30 “Wat voorheen vaak gebeurde, was dat ze samen op gesprek werden uitgenodigd. Dan is de vrouw op de achtergrond en doet zij haar verhaal niet. Dus nu nodig ik hen afzonderlijk van elkaar uit en dan zie je dat de vrouw ook veel ambities heeft. Dat is mooi om te zien. Als ik hen samen uitnodig, gebruik ik het als confrontatie: kijk meneer, zij heeft meer kansen. Soms gaan ze [de mannen] dan harder werken.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Maar af en toe wordt bewust een stapje teruggedaan: om een kwetsbaar gezin niet nog kwetsbaarder te maken, krijgt de vrouw in onderstaand citaat geen ondersteuningsaanbod vanuit de gemeente. “Ik begeleid ook gezinnen waarin de vrouw wél de inburgering haalt en de man niet. Het is alleen jammer dat ze heel vaak aangeven dat ze er voor hun kinderen moeten zijn. Vaak is er met de kinderen ook van alles aan de hand en de man zit wel in een re-integratietraject. Ik zou voor haar ook heel graag wat willen doen, maar ben bang dat als zij parttime werkt dat zij niet meer de opvang is voor de kinderen. Als meneer gaat uitvallen, dan hebben we nog een groter probleem, terwijl je ze eigenlijk alle twee wilt laten uitstromen.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Overigens komt het omgekeerde ook voor: als een vrouwelijke statushouder (veel) meer kans op werk heeft dan haar man, dan kan dit aanleiding zijn om juist te focussen op het creëren van kansen op werk voor háár. “Ik kijk naar hun kansen. Als de man de taal gewoon echt niet leert en hij geen werk gaat vinden, dan focus ikop de vrouw. Dan benadruk ik de kinderen en zeg ik luister, het is belangrijk voor de kinderen om geld te verdienen en dus moet jij gaan werken’. Soms als ze gaan werken, merken ze ook dat ze het leuk vinden.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Bovenstaand citaat laat zien dat de ondersteuning vanuit de gemeente niet vrijblijvend is. Doel is immers dat het gezin niet meer afhankelijk is van een bijstandsuitkering. Klantmanagers kunnen daarom als het moet mensen met enige dwang in beweging krijgen. “Wij vallen altijd terug op de Participatiewet: je hebt heel veel rechten, maar er zijn ook verplichtingen. Negen van de tien keer werken de mensen mee als hun dit wordt verteld. In sommige gevallen is het extreem moeilijk om ze over te krijgen, dan bouwen we het op. Niet direct een traject waarbij ze vier dagen iets moeten doen. Eerst alleen de inburgering en dan een schepje er bovenop: maatwerk. Wij gebruiken niet ‘Participatiewet, maar leggen alles in Jip-en-Janneketaal uit.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Klantmanagers waarderen dat zij in hun werk veel ruimte hebben om op maat ondersteuning aan te bieden. Dat is vaak ook nodig, omdat vrouwelijke (en mannelijke) statushouders veel vragen hebben over het opbouwen van een leven in Nederland. Je moet vaak iets extra's doen om vertrouwen te winnen en obstakels uit de weg te ruimen. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 31 “Je bouwt een band met hen op. Maar we hebben het er ook wel eens over dat je dan voor elke scheet wordt ingeschakeld. Van problemen met de huurbaas tot op het werk iets, of iets met de verzekering. Zij weten niet beter, jij bent hun aanspreekconsulent dus dat vraagt nog wel eens wat meer aandacht dan alleen begeleiding naar werk. Die randvoorwaarden en vragen komen er ook nog eens bij.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Tot slot, sommige klantmanagers met een migratieachtergrond merken dat zij voor (jonge) statushouders een rolmodel zijn. Statushouders zijn geïnteresseerd om te weten hoe klantmanagers zelf hun positie hebben verkregen en welke opleiding zij hiervoor hebben moeten volgen. ‘Bij het jongerenteam zien statushouders ons soms ook meer als voorbeeld. Dan moet je soms uitleggen welk pad je hebt bewandeld. Je kan ze makkelijker vormen op die leeftijd, ze nemen meer van je aan.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) 4.4 _ KANSEN EN BELEMMERINGEN IN DE (LOKALE) ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR De ondersteuning bij arbeidstoeleiding vanuit de gemeenten is sterk gericht op een snelle uitstroom uit de bijstand (SER, 2018). Vanuit deze ‘work first'-benadering loont het om meer, of eerder, te investeren in arbeidstoeleiding van mannelijke statushouders omdat hun vrouwelijke partners een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben (De Gruijter & Razenberg, 2019; Razenberg et al, 2018). We vroegen klantmanagers welke kansen en belemmeringen zij zien in het systeem van arbeidstoeleiding in de gemeente. Klantmanagers herkennen het beeld dat mannelijke statushouders vaak meer (kunnen) profiteren van ondersteuning bij arbeidstoeleiding. Dit heeft niet alleen te maken met minder goede kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt, maar soms ook met het gegeven dat vrouwelijke statushouders nareiziger zijn: hun partner is dan al langer in Nederland en krijgt al ondersteuning bij het zoeken naar werk. ‘Er zijn genoeg vrouwen die goed opgeleid zijn en gewerkt hebben, maar [..] later [naar Nederland| komen [dan hun man], en dan heeft de man al meer kennis. Dan kan het voorkomen dat een man met schoffel-werk uitstroomt, terwijl zijn vrouw, die docent is en een goede opleiding heeft gehad, dan thuis zit. Dat is zonde voor haar en voor Nederland.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Bovenstaand citaat illustreert dat trajecten voor arbeidstoeleiding direct kunnen stoppen zodra het gezin niet meer bijstandsafhankelijk is. In paragraaf 4.1 zagen we al dat klantmanagers de ervaring hebben dat gezinnen zélf acuut het contact met de gemeente hieromtrent verbreken. Maar het komt ook voor dat de gemeente een traject van de niet-uitkeringsgerechtigde partner direct beëindigt, omdat zij geen recht meer heeft op ondersteuning. “Vandaag kreeg ik bericht dat de man van een cliënt van mij kan beginnen met werk, hij krijgt een contract. Dit betekent wel dat zij moet stoppen met waar zij mee bezig is. Dat is een voorbeeld van de focus man en vrouw. De opvang kan dan niet zo makkelijk geregeld worden voor de kinderen, daarnaast stromen ze uit de uitkering, waardoor zij niet meer ín aanmerking komen voor de kinderopvang die wij betaalden, omdat zij geen trajecten meer volgen. Het stopt dan allemaal voor haar.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 7) Dat de begeleiding van een vrouw stopt als haar man werk vindt en het gezin uit de uitkering uitstroomt, heeft daarnaast ook te maken met de tijd die klantmanagers aan een cliënt kunnen besteden. Die is eigenlijk altijd schaars, zodat er keuzes gemaakt moeten worden. “Je hebt een volle caseload. De noodzaak valt weg als mensen uitstromen, dan zijn ze uit beeld.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) “We krijgen op zich de ruimte om maatwerk te leveren. Maar de begrenzing zit hem in de workload. En ook de opdracht hè. Je krijgt wel de vrijheid, maar je hebt toch een opdracht. Wij zitten hier om de wet uit te voeren. Dat wij de ruimte krijgen om te freewheelen is heel erg fijn. Maar je moet uiteindelijk wel bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Vanuit een economisch perspectief voor de korte termijn heeft het voor een gemeente weinig meerwaarde om te investeren in arbeidstoeleiding van personen die geen aanspraak (meer) maken op een uitkering. Dit geldt in nog sterkere mate als men ook nog niet direct klaar is om te gaan werken (arbeidsfit). Klantmanagers zien hierin een risico: niet alleen is het onwaarschijnlijk dat deze groep in de toekomst kan toetreden tot de arbeidsmarkt, ook zullen deze vrouwen op andere fronten lastig kunnen aanhaken bij de samenleving. “Het is jammer dat de vrouw vaak buiten beeld raakt, je verliest de vrouwen in de maatschappij. Wij zetten in op werk, maar de emancipatie en de participatie van de vrouw wordt dan vergeten. Daar maak ik mij zorgen over.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Een klantmanager trekt de vergelijking met de wijze waarop de integratie van vrouwen met een migratieachtergrond in het verleden is verlopen. “Ik denk aan de gastarbeiders, de Marokkanen, mijn moeder. Ik vind het jammer dat zij niet meer naar de samenleving werd toegetrokken. Ik merk dat ze nog steeds blijft hangen in die periode, ze ontwikkelt zich niet. Ik ben bang dat sommige vrouwen ook zo zullen eindigen. Zo zullen ze minder integreren.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Klantmanagers vertellen desgewenst dat ze doen wat ze kunnen om vrouwelijke statushouders — of die bijstandsgerechtigd zijn of niet — door te verwijzen naar organisaties of plaatsen die hen kunnen helpen om meer verbonden te raken met de samenleving, zoals vrijwilligersorganisaties of ontmoetingen voor buurtbewoners in de wijk. Hoewel her en der overzichten bestaan van instellingen op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (sociale kaart’), valt hier nog veel winst te behalen. “Wij zijn nergens op aangesloten, wij kunnen alleen informeel mensen doorverwijzen en zelf in de gaten houden wat het aanbod is. |]. Het is de eigen verantwoordelijkheid van consulenten om dit zelf te regelen.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 8 4.5 _AANKNOPINGSPUNTEN VOOR VERBETERING In de gesprekken met klantmanagers zijn diverse punten benoemd die (arbeids)participatiekansen van vrouwelijke statushouders zouden kunnen vergroten. Allereerst zou er meer tijd en ruimte moeten zijn om vrouwen die zich tot op heden nog niet hebben georiënteerd op werk, voor te lichten en hun de gelegenheid te geven hun eigen mogelijkheden en wensen in beeld te brengen. De Nederlandse context — wat is hier mogelijk en wat wordt er van je gevraagd — is daarbij heel belangrijk. “We moeten meer kijken naar hoe we het beeld kunnen veranderen naar dat ze [man en vrouw] gelijk zijn en allebei kunnen gaan werken. Empowerment is nodig voor vrouwen met voorbeelden uit de Nederlandse maatschappij. Laten zien wat tweeverdieners maandelijks overhouden zou kunnen helpen. [Daar] is nu gewoon te weinig [aandacht voor], of eigenlijk is dat er niet.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) “Het principe binnen de gemeente is: first place, then train. Bij ons is het juist andersom. Wij nemen in de ogen van de gemeente erg veel tijd voor de begeleiding vooraf, voor het ontwikkelen van perspectief bij de statushouders. De gemeente heeft best een punt: mensen ontwikkelen ook door gewoon ergens mee te lopen […]. Maar de werkconsulenten van de gemeente vinden het ook juist goed dat wij meer aandacht hieraan kunnen besteden.” (Gesprek met medewerker VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland) Als een dergelijk proces van voorlichting, activering en empowerment wordt overgeslagen, is begeleiding richting (arbeids)participatie weinig zinvol, omdat men zich dan geen eigenaar voelt van het traject. Hoe vrouwelijke statushouders hierin kunnen worden ondersteund, is maatwerk: sommige zijn gebaat bij een duaal traject met goede begeleiding, terwijl andere vrouwen intensievere ondersteuning nodig hebben om zich te oriënteren op de vraag hoe zij hun leven in Nederland kunnen inrichten. Samenwerking met maatschappelijke organisaties, vrijwilligersorganisaties en het sociaal domein van de gemeente is hierbij onontbeerlijk. “Vaak zijn Eritrese statushouders wantrouwig bij nieuwe dingen. Dus dan zijn wij bij een gesprek met de gemeente en nemen wij hen hiermee naar toe. We nemen hen soms echt bij de hand mee; want vertrouwen is heel erg belangrijk. Warme overdracht noemen ze dat; en dat is bij deze groep heel erg nodig. Dat wij als organisatie er dan bij zijn, dat geeft een signaal dat wat de gemeente aanbiedt helpt bij de integratie. Zo kun je vertrouwen creëren” (Gesprek met medewerker Stichting Lemat) Maatschappelijke organisaties kunnen niet alleen een rol spelen bij het overbruggen van een kloof met de gemeente, maar ook als vraagbaak voor klantmanagers die meer willen weten over de doelgroepen die zij bedienen. “Het nieuwe team statushouders van Werk en Inkomen kreeg allerlei workshops en trainingen, onder andere van Lemat. Ik gaf een workshop aan ongeveer dertig consulenten. Voor hen was het heel handig; om te weten hoe deze statushouders zijn gevormd, en dat consulenten naar ons toe kunnen komen om vragen te stellen.” (Gesprek met medewerker Stichting Lemat) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 34 Daarnaast benadrukken klantmanagers dat vrouwelijke statushouders bij voorkeur in de praktijk kunnen ervaren wat hun mogelijkheden en kansen zijn. “Voordat de vrouwen startten met het traject Schoolfirst, waren ze erg terughoudend. Als ik zie hoe ze nu gegroeid zijn in het traject en hoe goed ze het nu doen. De mindset is veranderd. In het begin vonden de vrouwen het heel eng. Eris dan veel angst voor het onbekende, niet weten wat eraan komt. Zodra ze starten, dan verandert dat. [.] Twee jaar geleden wilden ze niets te maken hebben met kinderopvang. Maar nu ze gestart zijn vinden ze kinderopvang juist heel prettig. Ze hebben meer tijd voor zichzelf en kunnen meer een netwerk opbouwen.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Aanvullend doen klantmanagers de suggestie om vrouwelijke statushouders die al deelnemen aan een traject in te zetten als rolmodellen. Zij zouden aan vrouwen die nog moeten beginnen vanuit hun eigen ervaringen kunnen vertellen wat ze doen en wat dit voor hen betekent. “Misschien kunnen de alleenstaande moeders van Schoolfirst gaan praten met vrouwen die twijfelen over deelname aan Schoolfirst. Ze nemen veel eerder iets aan van iemand die hun beter begrijpt en weet waar ze vandaan komen; een soort buddy's of rolmodellen. Ik kan het ook wel zeggen, maar van mij nemen ze dat minder goed aan. Dat moeten we nog organiseren.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) En als vrouwelijke statushouders zien dat het andere vrouwen is gelukt om aan het werk te gaan, geeft dat vertrouwen dat het hun ook kan lukken. Uiteindelijk moeten we die vrouwen ook sterker maken, dat ze tegen hun man kunnen uiten wat ze zelf willen doen. Wat we soms doen is vrouwen hier uitnodigen die inmiddels een baan hebben gevonden. Zo hadden we een vrouw uitgenodigd die een baan had gevonden bij het outtetcentrum, die kwam vertellen dat zij een baan had. Die vrouw komt dan helemaal trots binnen en dan proberen we ervoor te zorgen dat zij een voorbeeldfunctie krijgt en dat vrouwen tegen haar opkijken. We proberen iedereen op een voetstuk te plaatsen, dat draagt bij aan hun emancipatie en zelfvertrouwen. (Gesprek met medewerker Maximina) Zoals we hierboven al konden lezen, zijn de randvoorwaarden waaronder vrouwen deelnemen aan een traject gericht op scholing of werk, ook belangrijk. Bij zaken als kinderopvang is het ook van belang dat duidelijk is wat het hun zal kosten, aangezien deze vrouwen vaak te maken hebben met precaire financiële omstandigheden. ‘Die kinderen, daar zit een echte bottleneck. [De vrouwen] willen wel, maar wanneer je kinderopvang kunt regelen, is dat vaak niet heel inzichtelijk en zijn mensen vaak onzeker: ‘klopt het allemaal wel wat iemand zegt en wat het kost? Die durven niet vanuit onzekerheid. Ze hebben weinig of geen extra financiën en dan is het vaak ook geen onderwerp.” (Gesprek met medewerker VluchtelingenWerk Zuid-Nederland) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 35 Meer in het algemeen moet er in de begeleiding van vrouwen die willen gaan werken of een opleiding willen volgen aandacht zijn voor bestaanszekerheid van het gezin: alleen als dat op orde is, durft men een volgende stap te zetten. “Ik geloof dat het zonder begeleiding niet lukt met deze club. Er zitten gewoon heel veel stressfactoren op. Als iemand bang is dat zij haar uitkering verliest, [.] dan wordt eigenlijk de hele veiligheid die net ís opgebouwd weer onder hun voeten vandaan getrokken. Je moet ervoor zorgen dat dat niet gebeurt.” (Gesprek met medewerker PT Creations) Als zaken als kinderopvang in de praktijk niet goed geregeld zijn, zullen vrouwen niet deelnemen, of uitvallen. Soms moet men daarvoor buiten de gebaande paden treden. “Het zou ook heel goed zijn om jonge moeders te empoweren of opvang voor hun kinderen te regelen. We hebben nu trajecten waarbij we jonge moeders kunnen aanmelden, maar krijgen soms het bericht dat de aanmelding niet doorgaat omdat het regelen van de kinderopvang niet is gelukt. Dat zou beter moeten gaan. Het komt best eens voor dat de kinderopvang vol is. Ik snap soms goed dat het niet lukt om opvang te regelen, maar dan moet de vraag zijn: wat kunnen we dan doen; hoe komt iemand dan verder?” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Klantmanagers verwachten ook veel van maatregelen die het mogelijk maken om niet-uitkeringsgerechtigde vrouwen (nuggers) te kunnen (blijven) begeleiden. Een praktische manier om dit vorm te geven, is om de relatie tussen de klantmanager en de niet-uitkeringsgerechtigde niet te verbreken, maar cliënten actief in de gelegenheid te stellen om onder begeleiding te blijven. “We hebben nu een nugger-regeling dat we de vrouwen kunnen blijven begeleiden als hun man uitstroomt. Als ze dan nog begeleid willen blijven, kan dat altijd nog. We houden de statushouders drie maanden ‘op naam’, dus als er uitval is binnen drie maanden dan begin je niet bij nul. Zo kunnen we hen ook op de hoogte houden, dat doen we meteen als hun man uitstroomt. Zeker wanneer er al trajecten zijn ingekocht, proberen we ervoor te zorgen dat ze deze afmaken omdat er dan al voor is betaald.” (Groepsgesprek klantmanagers Rotterdam) Klantmanagers zien in het nieuwe inburgeringsstelsel veel aanknopingspunten om vrouwelijke statushouders beter te bedienen. In het nieuwe stelsel komen drie leerroutes, zodat inburgeraars op maat de taal kunnen leren en stappen kunnen zetten richting (arbeids)participatie. Een van de routes is vooral gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid. Sommige klantmanagers vinden dat deze route hun meer mogelijkheden geeft om vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt beter te begeleiden. Andere klantmanagers leggen meer de nadruk op de instroom van vrouwelijke statushouders in een van de twee andere routes (de B1-route en de onderwijsroute voor jonge statushouders). In het nieuwe stelsel wordt uitgegaan van iemands objectieve leerbaarheid bij de keuze van een route naar inburgering en werk. Dit zou ervoor moeten zorgen dat vrouwen meer kansen krijgen op een volwaardig traject, passend bij hun capaciteiten. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 36 “Vrouwen moeten ook naar de B1-route, niet alleen naar de z-route! Het mooie aan de nieuwe wet is dat er een intake komt die bepaalt in welke route ze komen. Daar heb je je aan te conformeren. Of je nou man of vrouw bent en of jij of je man dat wil of niet, dat moet je gewoon doen. Dat schept dan ook helderheid tussen man en vrouw wat hun kansen zijn. Niemand vindt het fijn om toe te geven dat ze niet zo snel vooruit gaan als hun partner. Maar als je de toets van tevoren laat afnemen en weet wat het maximaal haalbare is, dan ís het al duidelijk. Als de man niet kan lezen en schrijven en de vrouw wel, dan liggen daar wel kansen.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) Tot slot valt er ook nog winst te behalen bij werkgevers, zo stellen klantmanagers. Zij hebben de doelgroep vrouwelijke statushouders nog te weinig in beeld. De gemeente moet dan wel werkgevers tegemoetkomen door de statushouders te begeleiden en/of het mogelijk maken dat vrouwen een opleiding volgen. “Werkgevers moeten ook een omslag maken en dan vooral richting vrouwen. Deze werkgever zegt gewoon laat maar eens twee maanden komen, dat Nederlands komt vanzelf wel’. Ouderen en kinderen verstaan anderstaligen toch beter dan wij en die dames doen het heel goed. Die hebben nu een contract. Dat komt doordat de werkgever een knop omzet en zegt: ‘probeer maar’. Maar ik heb de luxe en de tijd om bij die vrouwen die omslag te bewerkstelligen. [.…]. We hebben meer tijd nodig om hen te begeleiden. Maar dat is lastig. Daarom zijn dat soort initiatieven heel erg welkom.” (Groepsgesprek klantmanagers Heerlen) “Wij zouden meer van deze leer-werktrajecten kunnen bieden vanuit de gemeente. Ook meer vanuit de werkgevers. Zo'n zorginstelling zou eigenlijk warm gemaakt moeten worden om een pilot aan te gaan voor vrouwelijke statushouders. Hier moeten wij manieren voor gaan vinden.” (Groepsgesprek klantmanagers Den Bosch) Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 37 Literatuur Bakker, L., Cheung, SY. & Phillimore, J. (2016). The asylum-integration paradox. Comparing asylum support systems and refugee integration in the Netherlands and the UK. International Migration, 54(4), 118-132. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2017). Van opvang naar integratie. Cohortstudie van recente asielmigranten. Den Haag: CBS. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2019a). Asielverzoeken en nareizigers; nationaliteit, geslacht en leeftijd. Geraadpleegd via https://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA= 88102NED Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2019b). Huishoudenssamenstelling na verlaten COA-opvang. Geraadpleegd via https://public.tableau.com/profile/centraal.bureau.voor.de.statistiek#l/vizhome/ Dashboardcohortstudieasiel/Welkom Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2019c). Asiel en integratie. Cohortonderzoek asielzoekers en statushouders 2019. Den Haag: CBS. Enden, T. van den, Winter-Kocak, S. de, Boojink, M. & Gruijter, M. de (2018). Wat werkt bij: Arbeidsparticipatie statushouders. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving. Engbersen, G.B.M., Dagevos, J., Jennissen, R.PW., Bakker, L. & Leerkes, A.S. (2015). Geen tijd verliezen. Van opvang naar integratie van asielmigranten. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Gezondheidsraad (2016). Briefadvies Geestelijke gezondheid van vluchtelingen. Den Haag: Gezondheidsraad. Gruijter, M. de, & Razenberg, |. (2019). Work first, vrouwen later? Arbeidstoeleiding van vrouwelijke statushouders. In: Beleid en Maatschappij, 2019 (46) 1, pp. 7-22. Koolmees, W. (2018, 2 juli). Hoofdlijnen Veranderopgave Inburgering. Kamerbrief]. Geraadpleegd van www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/0//02/ kamerbrief-hoofdlijnen-veranderopgave-inburgering Martín, L, Arcarons, A, Aumüller, J., Bevelander, P, Emilsson, H., Kalantaryan, S., Zorlu, A. (2016). From refugees to workers. Mapping labour-market integration support measures for asylum seekers and refugees in EU member states. Volume Il: Literature review and country case studies. (Vol. |l). Berlin: Bertelmann Stiftung. https://doi. org/10.11586/2016002 Razenberg, |l, Kahmann, M. & Gruijter, M. de (2018). Mind the gap“ Barrières en mogelijkheden voor de arbeidsparticipatie van vluchtelingenvrouwen. Utrecht: Kennisplatform Integratie en Samenleving. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 38 Razenberg, |, Kahmann, M., Gruijter, M. de & Damhuis, E. (2018). Monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding 2018. Het belang van blijvende aandacht voor (stappen naar) werk. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving. Ruiz, |. & Vargas-Silva, C. (2017). Are refugees’ labour market outcomes different from those of other migrants? Evidence from the United Kingdom in the 2005-2007 period. Population, Space and Place, 23(6), e2049. Sociaal-Economische Raad (SER) (2018). Vluchtelingen en Werk. Een nieuwe tussenbalans. Den Haag: SER. Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) (2018a). Syriërs in Nederland. Een studie over de eerste jaren van hun leven in Nederland. Den Haag: SCP. Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) (2018b). Eritrese statushouders in Nederland. Den Haag: SCP. Vrouwelijke statushouders en gemeenten over kansen en belemmeringen bij arbeidstoeleiding I 39 Deze publicatie had niet tot stand kunnen komen zonder de medewerking en openheid van de betrokken vrouwelijke statushouders en medewerkers van de gemeenten Heerlen, Maastricht en Rotterdam. We danken hen daarvoor hartelijk. Financier: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Auteurs: Marjan de Gruijter Lotte Hermans m.m.v. Joline Verloove, Susan de Vries, Bora Avric en Marlinda van der Hoff Ontwerp: Design Effects Foto's: 123RF Uitgave: Kennisplatform Integratie & Samenleving /Movisie Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht T (030) 789 20 009 E [email protected] 1 www.movisie.nl De publicatie kan gedownload worden via de website van Kennisplatform Integratie & Samenleving: www.kis.nl. © Movisie, Utrecht 2019. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij Movisie. Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. The copyright of this publication rests with Movisie. Partial reproduction of the text is allowed, on condition that the source is mentioned. | jerwe ie an kennis en aanpak van ) 4 sociale vraagstukken Jonker MOVISIE Yv Instituut ® a … KENNISPLATFORM INTEGRATIE & SAMENLEVING www. kis.nl nieuwsbrief Twitter » Linkedin Kennisplatform Integratie & Samenleving is een programma van het Verwey-Jonker Instituut en Movisie T0302303260 [email protected] 1 www.kis.nl U
Onderzoeksrapport
40
train
Xx Gemeente Amsterdam J C % Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten % Gewijzigde agenda, donderdag 19 februari 2015 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Tijd 9.00 uur tot 12.30 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur LET OP: OCHTENDDEEL: Diversiteit, Jeugd, Kunst & Cultuur met de agendapunten 11, 12 , 23 en 16 t/m 21 en het AVONDDEEL: Onderwijs met agendapunten 13 t/m 15 en 22. Locatie De Rooszaal, 0239, stadhuis Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie JC d.d. 29 januari 2015 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieJC@raadsgriffie. amsterdam.nl Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Gewijzigde agenda, donderdag 19 februari 2015 5 Termijnagenda, per portefeuille e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren. 6 _Tkn-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Diversiteit (OCHTENDDEEL) 11 Rapport Sociaal en Cultureel Planbureau over ‘Jongeren en seksuele oriëntatie’ Nr. BD2015-001720 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Geagendeerd op verzoek van het raadslid de heer Blom (GrLi). e _ Uitgesteld in de Commissievergadering JC van 29 januari 2015. e Inde Commissievergadering van 29 januari is afgesproken dit als eerste te agenderen. 12 Bestuurlijke reactie op het advies “Divers en Ongedeeld. Waarom Amsterdam zich niet zomaar laat tweedelen” Nr. BD2015-001709 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het raadslid Blom (GrlLi). e Was TKN 9 in de Commissievergadering JC van 29 januari 2015. e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening zijn hierbij uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Gewijzigde agenda, donderdag 19 februari 2015 Onderwijs (AVONDDEEL) 13 Plan Gezonde scholen Amsterdam 2015-2018 Nr. BD2015-001712 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _Deleden van de Raadscommissie voor Infrastructuur en Duurzaamheid zijn hierbij uitgenodigd. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering JC van 29 januari 2015. e Inde Commissievergadering van 29 januari is afgesproken dit vooraan te agenderen. 14 Vaststellen van de Amsterdamse Lerarenagenda primair onderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO) en de bijbehorende voorzieningen Amsterdamse Lerarenbeurs en Scholenbeurs Nr. BD2015-000780 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 11 maart 2015). e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 15. 15 Initiatiefvoorstel raadsleden mevrouw Moorman (PvdA) en de heer Paternotte (D66) HIJ-instromers Nr. BD2014-014262 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de raadsleden Moorman (PvdA) en Paternotte (D66). e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 14. e _Indieners zullen in de commissie aangeven of behandeling in de raad gewenst is. Kunst en Cultuur (OCHTENDDEEL) 16 Verkenning 2014 Amsterdamse Kunstraad Nr. BD2015-001707 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met de agendapunten 17 t/m 20. 3 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Gewijzigde agenda, donderdag 19 februari 2015 17 Bestuurlijke reactie op de Verkenning 2014 van de Amsterdamse Kunstraad Nr. BD2015-001061 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met de agendapunten 16 en 18 t/m 20. 18 Kunst en cultuur in cijfers 2014 Nr. BD2015-000339 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Geagendeerd op verzoek van het raadslid Bouchibti (VVD). e Was TKN 1 in de Commissievergadering JC van 4 december 2015. e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 16 en 17 en 19 en 20. 19 Notitie van de Amsterdamse Podia, verenigd in het Overleg Amsterdamse Theaters Nr. BD2015-001717 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het raadslid Van der Berg (PvdA). e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 16 t/m 18 en 20. 20 Faillissement Africa in the Picture Nr. BD2015-001716 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het raadslid Kwint (SP). e Was TKN 3 in de Commissievergadering van 23 oktober 2014, e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunten 16 t/m 19, 21 Bestuurlijke reactie Rapportage Kwaliteitsraad Basispakket 2014 Nr. BD2015- 001708 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het raadslid Van der Berg (PvdA). e Was TKN 4 in de Commissievergadering JC van 29 januari 2015. e Mettoelichting van de wethouder inzake het ambtswoninggesprek over cultuureducatie van 9 februari 2015. 4 Gemeente Amsterdam J C Raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten Gewijzigde agenda, donderdag 19 februari 2015 Onderwijs (AVONDDEEL) 22 Goedkeuren wijziging statuten van Stichting Openbaar onderwijs aan de Amstel (OOadA) Nr. BD2015-000727 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 11 maart 2015). Jeugd (OCHTENDDEEL) 23 Beantwoording raadsadres continuïteit aanbod van ondersteuning bij probleemscheidingen Nr. BD2015-001710 e Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het raadslid Bouchibti (VVD). e Was TKN 6 in de Commissievergadering JC van 8 januari 2015. e _Deleden van de Raadscommissie voor Zorg en Sport zijn hierbij uitgenodigd. e _ Uitgesteld in de Commissievergadering JC van 29 januari 2015. 5
Agenda
5
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1297 Datum akkoord 25 november 2015 Publicatiedatum 27 november 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren van 20 juli 2015 inzake hotellodges op de eilanden bij de Sloterplas. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Op de website van Het Parool verscheen 19 juli 2015 het bericht dat de gemeente Amsterdam 2,5 miljoen euro investeert om van de Sloterplas een populair stadsmeer te maken. Inmiddels is er al begonnen met het vergroten van het strand. Buurtbewoners weten de plas al jaren te vinden, er komt eind juli een buurtcamping, in augustus is er het Lovelandfestival, in september is er het West Beach filmfestival en in mei en juni 2015 waren er al The Color Run en Mystic Garden. De gemeente wil echter nog meer bezoekers naar de Sloterplas trekken om de drukte te spreiden. In het artikel is onder meer te lezen dat Hotel Buiten voornemens is om “ecologische hutten” neer te zetten waarin mensen kunnen overnachten. De uitbater van het hotel zegt te hopen dat de gemeente de eilandjes in de Sloterplas toegankelijk maakt zodat ook daar overnacht kan worden. Bij hopen blijft het echter niet, want er loopt al een _ crowdfundactie om een café te bouwen dat de spil zal gaan worden van het project. De eilanden zijn nu beperkt toegankelijk en vormen daarmee een rustige broedplek voor veel vogels. Dit jaar wist onder andere een paartje lepelaars de plek te vinden om te broeden en op één van de beoogde eilanden zijn twee jaarrond beschermde haviksnesten aanwezig die al enkele jaren worden gebruikt door een paartje haviken. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 20 juli 2015, namens de fractie van de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing Loor Gemeenteblad R Datum 27 november 2015 Schriftelijke vragen, maandag 20 juli 2015 1. Kan het college bevestigen dat er al een crowdfunding is gestart om een nieuw café te bouwen voor Hotel Buiten, dat de spil zal gaan worden van het project waarbij hotellodges op de eilanden bij de Sloterplas gebouwd worden”? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot het feit dat de eilanden op dit moment niet toegankelijk zijn? Antwoord: Het klopt dat Stichting Hotel Buiten een crowdfundingscampagne is gestart ten behoeve van een permanente vestiging van het café. Dit betreft een initiatief van een particuliere stichting. Deze stichting heeft de wens om uiteindelijk een hotel te worden met slaapmogelijkheden op twee eilanden in de Sloterplas, waarbij zij een nieuwe verbinding tussen deze eilanden en land nastreeft. De twee eilanden zijn momenteel onderdeel van de exploitatie van het Sloterparkbad. De eilanden betreffen gemeentegrond en zijn al jaar en dag beperkt toegankelijk voor bezoeker van het zwembad. 2. Kan het college aangeven of er al onderhandelingen zijn gestart om de eilanden in de Sloterplas toegankelijk te maken voor dit project? Zo ja, hoe verhoudt het “ecologisch” zijn van de te bouwen lodges zich tot het laten overnachten van toeristen op eilanden die tot nu toe een rustige plek waren voor vogels om te broeden en waar zich jaarrond beschermde nesten bevinden? Antwoord: Nee, er zijn geen onderhandelingen gestart over de toegankelijkheid van de twee eilanden waarop het initiatief van Stichting Hotel Buiten betrekking heeft. Wel is er recentelijk een concept aanvraag gedaan voor een vergunning voor lodges op de eilanden. Aan de hand hiervan zijn kritische aandachtspunten meegegeven voor een concretere uitwerking van de plannen. Onder andere op de onderdelen openbaarheid/ontsluiting, parkeren, financiële haalbaarheid en ecologie/landschap. Het gaat hier immers om een locatie die onderdeel uitmaakt van de Hoofdgroen-structuur. In het kader van de uiteindelijke ruimtelijke procedure zal een afweging plaatsvinden op inpasbaarheid c.q. wenselijkheid van een dergelijk initiatief op deze locatie. Een natuurtoets in het kader van de Flora- en faunawetgeving maakt hier onderdeel van uit. Daaruit zal ook blijken in hoeverre (ecologische) lodges zich verhouden tot de aanwezige flora en fauna. 3. Wordt er van het uitgetrokken bedrag van 2,5 miljoen euro om de Sloterplas aantrekkelijker te maken, ook geld geïnvesteerd in groen en een gezonde natuur bij de Sloterplas? Zo ja, hoeveel? Antwoord: De 2,5 miljoen die in de voorjaarsnota vrij is gemaakt voor de Sloterplas is bedoeld om deze versneld te ontwikkelen tot een recreatiegebied voor alle Amsterdammers. Door een aantal maatregelen op het gebied van waterkwaliteit, groen en varen te nemen ontstaat versneld een goede voedingsbodem voor initiateven van derden, wordt bijgedragen aan spreiding van de recreatieve druk en neemt de beleving en het gebruik van water toe. Aan welke maatregelen het geld precies besteed gaat worden en volgens welke verdeelsleutel moet nog nader worden bepaald. De raad is hierover door wethouder Kock nader geïnformeerd via de brief van 21 september 2015. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng Loor Gemeenteblad ummer = …. nn Datum 27 november 2015 Schriftelijke vragen, maandag 20 juli 2015 Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester http://www.parool.nl/parool/nl/4060/AMSTERDAM-NIEUW- WEST /article/detail/4103741/2015/07/19/De-vaak-vergeten-Sloterplas-moet-een-populair- stadsmeer-worden.dhtml ï http://www.dewestkrant.nl/index.php/hotel-buiten-zoekt-investeerders/ 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1240 Datum indiening 24 juli 2020 Datum akkoord college b&w van 3 november 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Vroege inzake partyboten op Rijkswateren binnen Amsterdam Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Amsterdam heeft diverse wateren die onder verantwoordelijkheid van het Rijk of andere instanties vallen, zoals het IJ, de IJhaven, Het Buiten-IJ en het Amsterdam- Rijnkanaal. Op deze wateren wordt er gerecreëerd op diverse manieren; ook zijn er de zogenaamde partyboten die varend, veelal in avond en nacht, dans- en andere feesten faciliteren of organiseren. Voor de fractie van D66, maar ook voor veel Amsterdammers, is het onduidelijk hoe de regels zijn ten aanzien van partyboten en wie hierop toeziet. Gezien het vorenstaande heeft het lid Vroege, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Wat zijn volgens de noodverordening de regels ten aanzien van partyboten op het IJ en andere Rijkswateren binnen de gemeente Amsterdam? Antwoord: Op grond van de noodverordening Covid-19 gelden voorschriften voor passagiersvaartuigen (waaronder partyboten). Divisie Havenmeester Amsterdam volgt de noodverordening van Amsterdam-Amstelland (versie 14 oktober): https://www.amsterdam.nl/nieuws/nieuwsoverzicht/coronavirus/noodverordening-14- oktober/ Op grond van de huidige noodverordening worden partyschepen gekwalificeerd als een eet- en drinkgelegenheid. Schepen met een dergelijke exploitatiewijze mogen geen samenkomsten organiseren. 2. Welke instantie is verantwoordelijk voor handhaving van deze regels? Antwoord: De Veiligheidsregio (de burgemeesters van de aangesloten gemeenten) is verantwoordelijk. In de Noodverordening zijn de volgende instanties/organen met het toezicht op de naleving van de regels uit de noodverordening belast: a. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering; 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Lao Gemeenteblad Datum 3 november 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 24 juli 2020 b. door de voorzitter aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering; c. door de voorzitter aangewezen toezichthouders; d. militairen van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering. De medewerkers van de Divisie Havenmeester van Havenbedrijf Amsterdam houden signaaltoezicht. Dit houdt in dat bij constatering van een overtreding direct de aangewezen toezichthouders worden geïnformeerd. 3. Wat zijn de reguliere regels ten aanzien van partyboten op IJ en andere Rijkswateren? Is er een vergunningsplicht? Antwoord: Reguliere regels Alle vaartuigen (waaronder ook partyboten) die op het IJ varen moeten voldoen aan de technische eisen en staat die bij of krachtens de Binnenvaartwet en de uitvoeringsregelingen aan schepen zijn gesteld; deze dienen over een CvO (certificaat van onderzoek) te beschikken. Er zijn twee soorten certificaten: het CBB, het Communautair Binnenvaartcertificaat voor Binnenschepen en het CvO-R, dit geldt voor schepen die ook op de Rijn varen. Verder moeten de schepen (in feite de schipper), zich houden aan de regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening; de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 (RHN 2019), het Binnenvaartpolitiereglement en de Verordening op het Binnenwater 2010 (Vob 2010), die dienen ter beperking van geluidsoverlast: Artikel 5.5. lid 1 van de APV bepaalt dat het verboden is om toestellen, geluidsapparaten of machines in werking te hebben, of anderszins handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving hinder wordt veroorzaakt of toe te laten dat deze handelingen worden verricht. Artikel 4.3 lid 1 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 bepaalt: dat het college, als naar diens oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van de ordening in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen: a) Een verbod kan opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of; b) Mondeling of schriftelijk aanwijzingen kan geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt. Artikel 2.1.7 (overlast) van de Vob 2010 luidt: 1.Het is verboden met of op een vaartuig of ander object te water geluidsoverlast of hinder voor de omgeving te veroorzaken. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden aan boord van een vaartuig of object anders dan in een ruimte die is afgesloten met een geluidswerende constructie met geluidsapparatuur versterkt geluid voort te brengen. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ember 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 24 juli 2020 3. Het tweede lid is niet van toepassing op het geluid van apparatuur die noodzakelijk is voor navigatie van het vaartuig of object. 4. Degene die de feitelijke leiding voert over een vaartuig of object draagt er zorg voor dat overlasten hinder als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt voorkomen. In de toelichting op artikel 2.1.7. Vob wordt het begrip overlast uitgewerkt. Artikel 2.1.7 Vob geldt volgens de schakelbepaling (art 1.1.2) uit de Vob 2010, ook op het havenwater. Het havenwater is echter in de Regeling op het binnenwater 2020 (regels waarin o.a. specifieke geluidsnormen voor versterkt geluid worden gesteld) uitgesloten. Er gelden op dit moment dus geen specifieke geluidsnormen voor versterkt geluid op partyboten die het havenwater bevaren. Vergunningplicht Voor bijeenkomsten op partyboten is geen evenementvergunning vereist, omdat de activiteit op deze schepen gebruikelijk is (artikel 2.47 van de APV). Momenteel wordt de exploitatievergunningplicht voor passagiersschepen, zoals bedoeld in artikel 2.4.1 van de Verordening op het binnenwater 2010 (zoals geldt op het binnenwater, voor bijvoorbeeld rondvaartboten), op het havenwater niet gehandhaafd. Het college heeft in 2008 besloten deze vergunningplicht voor het havengebied niet te handhaven omdat er toen nauwelijks passagiersschepen waren die exclusief op het havenwater voeren. Op dit moment wordt overwogen of het wenselijk en noodzakelijk is deze vergunningsplicht te gaan handhaven. De raad wordt hierover in de eerste helft van 2021 nader geïnformeerd. Reserveringplicht Indien de schepen ligplaats willen nemen aan een van de ligplaatsen in beheer van Port of Amsterdam, dient er gereserveerd te worden conform de reserveringsregels passagiersvaart; https://www.portofamsterdam.com/sites/default/files/2020- 06/tarieven-reserveringsregeling-havenbedrijf-amsterdam-en-gemeente-zaanstad- 2020.pdf 4. Welke instantie is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving? Antwoord: Voor wat betreft de noodverordening, zie antwoord vraag 2. Het college is verantwoordelijk voor handhaving van en toezicht op de APV. Handhaving van de APV op het Amsterdamse havenwater wordt uitgevoerd door twee politiediensten. Het politie Team Water-Havens, die ook in de grachten vaart met klein snelle boten, en de politie Landelijke Eenheid dienst infrastructuur domein Water-Amsterdam. Zowel de Landelijke Eenheid als Team Water-Havens surveilleren en handhaven op het Noordzeekanaal en Afgesloten-IJ. Het college is verantwoordelijk voor handhaving van en toezicht op de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 en Verordening op het binnenwater 2010. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Lao Gemeenteblad Datum 3 november 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 24 juli 2020 Toezicht op en handhaving van de Havenverordening en een deel van de op de haven betrekking hebbende voorschriften uit de Vob zijn gemandateerd aan de directeur CNB/Havenmeester. Toezicht op, o.a. de bepalingen omtrent het verbod op versterkte muziek in open vaartuigen in havenwater (artikel 2.1.7 Vob) is op dit moment (nog) niet gemandateerd aan de directeur CNB/Havenmeester. Het college besluit op korte termijn over een voorstel het geldende mandaat besluit nautische bevoegdheden met deze bevoegdheid uit te breiden. 5. Waar kunnen Amsterdammers zich melden met klachten? Antwoord: Afhankelijk van het soort klachten dat men van boten ondervindt, kan men bij verschillende instanties terecht. (1) Geluidsoverlast vanaf het water kan bij de gemeente worden doorgegeven via telnr. 14020 (24/7), ook kan een melding worden gedaan via https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/melding-openbare-ruimte-en- overlast/overlast-van-boten-melden/ (2) Geluidsoverlast vanaf het water kan bij de politie worden gemeld via het landelijke meldaummer 0900-8844. (3) Klachten omtrent vaarsnelheid: bij Havenbedrijf Amsterdam, telefonisch en/of via de website van Port of Amsterdam https://www.portofamsterdam.com/nl/contact/klachten De ervaring leert dat burgers bij geluidsoverlast van passagiersschepen ook klagen bij Port of Amsterdam (zie reactie vraag 6) 6. Hoe vaak zijn er bij de diverse instanties klachten (meldingen) over partyboten gedaan vanaf 1 januari 2018 tot heden? Antwoord: Ad 1) De gemeente kan de meldingen n.a.v. ondervonden geluidsoverlast van boten, sinds augustus 2018, vanuit een nieuw registratiesysteem ophalen. Hoewel het systeem de meldingen nauwkeurig registreert, is uit een melding niet altijd te achterhalen of het gaat om overlast vanuit een professionele partyboot, een particuliere sloep die tegen betaling passagiers aan boord heeft of een recreatief pleziervaartuig. Uit de meldingen zijn onderstaande analyses gemaakt. Onderstaand de meldingen over geluidsoverlast waaruit blijkt dat het over een professionele feestboot gaat (totaal over 3 jaar 25 meldingen) 4 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ember 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 24 juli 2020 Aantal meldingen ‘Geluid vanaf het water/partyboten! vanaf aug. 2018, 2019 en tm sept. 2020 7 6 5 E 4 z 2 3 2 1 OSZ 0 apr mei jun jul aug sep okt mmm 018 0 0 0 Ö 2 0 2 mmm} 1 9 1 6 2 3 1 3 0 2020 0 0 0 2 2 1 0 Onderstaand alle meldingen over geluidsoverlast (inclusief bovenstaande) van waarschijnlijk grotere boten/groepen die mogelijk ook feestboot kunnen zijn. (totaal over 3 jaar 111 meldingen) Aantal meldingen 'Geluid vanaf het water/grotere boten’ vanaf aug. 2018, 2019 en tm sept. 2020 25 20 5 Sp S 15 5 10 2 / N 0 mrt apr mei jun jul aug sep okt nov mmm 018 o 0 0 0 0 10 2 4 1 mmm ) OS 1 2 10 17 8 23 6 1 1 2020 0 0 1 6 7 g 2 0 0 Ad 2) Bij de politie komen via verschillende manieren de meldingen binnen. Telefonisch via 0900-8844; via de basisteams/team waterhavens en/of via partners, zoals de gemeente of de Divisie havenmeester (zie antwoord vraag 10). De registratie van geluidsoverlast op het water is niet uitgesplitst en eventueel specifiek gemaakt voor partyschepen. Dit geldt voor de gehele politieregio Amsterdam. De politie kan daarom geen aantallen meldingen over geluidsoverlast veroorzaakt door partyboten opgeven. Ad 3) In 2017 heeft de Divisie Havenmeester (Havenbedrijf Amsterdam), drie klachten ontvangen, in 2018 waren dit er zes en in 2019 heeft DHM, 10 klachten ontvangen waarin melding werd gedaan van overlast door partyschepen. 5 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Lao Gemeenteblad Datum 3 november 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 24 juli 2020 7. Hoe vaak is er handhavend opgetreden door bevoegde instanties ten aanzien van partyboten vanaf 1 januari 2018? Antwoord: De waterpolitie is als enige bevoegd om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast veroorzaakt door partyboten vanaf het havenwater. Exacte aantallen kan de politie niet opgeven (zie reactie vraag 6, Ad 2) Voor vervolging is het nodig dat de geluidsoverlast op heterdaad wordt geconstateerd. In de meeste gevallen is het zo dat wanneer de politie ter plekke komt, de overlast niet meer gaande is of wordt veroorzaakt door evenementen op de wal. In het geval het wel tot een proces-verbaal komt, gaat het Openbaar Ministerie niet altijd over tot vervolging omdat de mate van overlast in hun ogen onvoldoende kan worden bewezen. Klagers die een melding via de gemeente doen, krijgen van de gemeente, in de meeste gevallen de terugkoppeling dat de gemelde situatie is onderzocht, maar dat er helaas niet kon worden opgetreden. Daarbij worden zij opgeroepen de klachten te blijven melden, zodat de handhavers in de toekomst op de betreffende vaarroute kunnen worden ingezet. Port of Amsterdam is niet bevoegd op te treden. Bij klachten of constatering van geluidsoverlast wordt wel met de veroorzakers gesproken. Het gesprek kan worden geapporteerd. De rederij of eigenaar van het partyschip kan ook een brief krijgen waarin dit gedrag als ontoelaatbaar wordt benoemd. 8. Wat zijn de regels ten aanzien van versterkt geluid op partyboten? Wordt hierop gehandhaafd? Door welke instantie? Antwoord: Zie antwoord op vraag 3 en 4. Er zijn op dit moment geen specifieke geluidsnormen voor versterkt geluid op partyboten. De Divisie Havenmeester is bezig beleid en regelgeving op te stellen waarin objectieve geluidsnormen passagiersschepen, waaronder partyboten wordt opgenomen. 9. Heeft college inzicht in hoeveel vaarten van partyboten er, in normale omstandigheden, per jaar in Amsterdam op Rijkswateren zijn? Klopt het beeld dat het aantal vaarten enorm toeneemt? Antwoord: Wanneer een passagiersvaartuig een ligplaats wil innemen in het gebied van Port of Amsterdam moet het een ligplaats reserveren. Dat geldt voor cruiseschepen, schepen van de bruine vloot, rondvaartboten en partyboten. Uit de gegevens over 2018 is te herleiden dat er ongeveer 1650 keer een partyboot is afgemeerd. Port of Amsterdam heeft geen inzicht in doorgaande vaart van partyschepen of schepen die op andere steigers afmeren dan de steigers die in beheer zijn bij Port of Amsterdam. Het aantal dagtochten uitgevoerd oor partyboten lijkt toegenomen in de afgelopen jaren. Reden voor deze aanname is bijvoorbeeld dat één van de bekende rederijen is gegroeid van 2 naar 8 schepen. 6 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ember 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 24 juli 2020 10. Welke rol heeft de havendienst/havenmeester ten aanzien van partyboten op het IJ of andere Rijkswateren binnen de gemeentegrenzen? Antwoord: Port of Amsterdam handhaaft het ligplaats-beleid geënt op de reserveringsregeling. De Divisie Havenmeester (DHM) houdt toezicht op en handhaaft de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de Regionale Havenverordening. Er is signaaltoezicht ten aanzien van wetgeving waarvoor Port of Amsterdam (havenmeester of directeur CNB) geen bevoegd gezag is. DHM heeft 24/7, in de omgeving van Amsterdam, twee patrouilleboten beschikbaar. Bij een melding van geluidsoverlast bij POA (zie antwoord, vraag 5) of bij constatering daarvan wordt de naam van het schip, tijdstip en vaarrichting opgevraagd fachterhaald. Zodra de naam van het schip bekend is, wordt contact opgenomen met de reder van het schip. Deze wordt verzocht zijn schipper op de hoogte te stellen van de melding/constatering en een eind aan de overtreding te maken. Indien dit geen effect sorteert, stuurt de havenmeester een brief aan de reder waarin het gedrag wordt benoemd en de reder wordt meegedeeld dat zijn schip extra in de gaten zal worden gehouden en bij melding of constatering van herhaalde overtreding direct de politie zal worden ingeschakeld. 11. Idem voor Omgevingsdienst (ODNZKG) Antwoord: De ODNZKG heeft geen handhavende rol als het gaat om geluidsoverlast vanuit partyboten. Partyboten worden niet aangemerkt als een ‘inrichting’. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 7
Schriftelijke Vraag
7
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 11 november 2021 Ingekomen onder nummer 790 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Van Renssen en Nadif inzake beleid en regels voor verduurzaming erfgoed Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Erfgoed in een dynamische stad Constaterende dat: — Voor verduurzamen van de bestaande woningvoorraad is aanpassing van de woningen van groot belang. Dit geldt voor isoleren en het aardgasvrij maken; — Voor veel Amsterdamse woningen, die een gemeentelijk of een rijksmonument zijn of die in een beschermd stadsgezicht liggen of beeldbepalend pand zijn, aanpassing is niet zo makke- lijk is, vergunningplichtig en kostbaar. Denk aan het vervangen van een raam (en een kozijn) voor HR++ glas en aanpassingen voor een warmtepomp; — Met het project Duurzaam Erfgoed en het Duurzaam Erfgoedloket al veel is geleerd, maar dit nog moet worden omgezet voor de uitvoeringspraktijk; — De huidige vergunningverlening en beoordeling van aanvragen verschilt per stadsdeel. Overwegende dat: — _ Klimaatverandering moet worden tegengegaan en de verduurzaming van de bestaande voor- raad woningen, zowel van eigenaar-bewoners als van verhuurders, in Amsterdam mogelijk moet worden gemaakt; — Inhet bestaande beleid (bijvoorbeeld het Beleidskader Monumenten) nog onvoldoende aan- dacht wordt besteed aan het doel van verduurzaming en CO2 besparing en uitvoerbaarheid van maatregelen, omdat het doel van dat beleid behoud van de erfgoedwaarden is; — De opgaven in de nieuwe en bestaande stad juist vragen om een integrale afweging; — Het voor Amsterdammers mogelijk moet zijn hun woning aan te passen aan de eisen van wooncomfort en energiebesparing, zodat de energietransitie mogelijk wordt gemaakt en CO2 uitstoot kan worden teruggedrongen. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders — bijhet beoordelen van een bouwplan voor erfgoed, een integrale afweging te maken waarmee behalve het doel van behoud van cultureel erfgoed tevens het doel van verduurzaming, isola- tie en bescherming tegen koude en hitte en de uitvoerbaarheid van maatregelen voor de be- woners wordt gediend; — bijde uitwerking van het omgevingsplan de beoordeling van vergunningaanvragen over de verschillende stadsdelen zoveel mogelijk te standaardiseren en, te onderzoeken welke maat- regelen voor verduurzaming van erfgoed vergunningvrij gemaakt kunnen worden. Indieners N.A. van Renssen |. Nadif
Motie
2
discard
Ì b e AD advocaten MR. J.K.A, van Loo Aangetekend m.h.r. alsmede per gewone post na, R‚ Ripper Burgemeester en wethouders van Amsterdam Mn In M W T.a.v. wethouder de heer F. Ossel tige EL WER ien Postbus 202 EL. FE Biene en n 1000 AE Amsterdam Mit. DRS. TS, CNOSSEN MR. [B Poor MR. D. or pe Hork mm. b. Hreijs MR. A.M. KAPTEIJN Amsterdam …_ 21 maart 2013 Onze referentie: 5970 Uw referentie : Inzake E-mail [email protected] Geachte heer Ossel, Graag wenden wij ons tot u voor het volgende. Ons kantoor vertegenwoordigt een grote groep verontruste woningverhuurders, -delers en - bemiddelaars. Naar aanleiding van de recente uitlatingen in de media over het onderwerp kamergewijze verhuur, hebben zij contact met ons opgenomen teneinde duidelijkheid te verkrijgen over dit onderwerp. Het onderwerp van discussie betreft in hoofdzaak de bewoning van zelfstandige woonruimte in Amsterdam door meer dan twee volwassenen zonder vergunning als bedoeld in artikel 27 van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013. Blijkens een publicatie van Quote (Quotenet, 7 maart 2013) zou u hebben gesteld “dat er vanaf nu streng wordt opgetreden tegen huishoudens van drie of meer personen’. In de publicatie van Foliaweb (12 maart 2013) is daarentegen te lezen dat u zou hebben gesteld dat “de geruchten over woningdelen niet moeten worden geloofd”, en tevens dat u ‘niet van plan bent keurige studenten of andere mensen die een woning delen op straat te zetten”. Deze vormen van bewoning acht u kennelijk wenselijk indien zij geen overlast geven. In dezelfde publicatie is evenwel ook vermeld dat u strenger zal gaan optreden tegen vastgoedbeleggers die zonder vergunning kamers verhuren aan onder andere studenten. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de toepassing van de gemeentelijke regelgeving in de dagelijkse praktijk hebben cliënten hierover navraag gedaan bij de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven van de gemeente. Op 13 maart 2013 is vanuit de Dienst Wonen kennelijk een e-mail verzonden met daarin de navolgende tekst: BEZOEKADRES: POSTADRES: GrBouw “Dre LarreEssE” T +31(o)?o 3ag2030 PoasTBuSs 75727 INFO CULABRE.NI MEMBER OF WARWICK LEGAL NETWORK Dr LAIRESSESTRAAT INC F+31i(o}2o 3052031 lo7o As AMSTERDAM — WWW,LABRE.NI Nn 075 HM AMSTERDAM KvK Nm. 34375394 ( en an en on “(…) dat het delen van een woning met meer dan 2 personen zonder kinderen illegaal is zonder in het bezit te zijn van de verplichte vergunningen, indien u niet wenst over te gaan tot onttrekken, dient U deze onrechtmatige bewoning te beëindigen. Dit betekent dat een deel van de huidige bewoners de woningen zal moeten verlaten op straffe van een dwangsom.” Cliënten hebben aan de hand van deze e-mail moeten vaststellen dat de dagelijkse handhavingspraktijk niet in overeenstemming lijkt te zijn met de nuanceringen die blijkens voornoemde publicaties door u zouden zijn gemaakt. Cliënten verkeren daardoor nog immer in onzekerheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de situatie waarin meer dan twee volwassenen gezamenlijk een zelfstandige woonruimte in Amsterdam bewonen. Om de gewenste duidelijkheid alsnog te verkrijgen leggen wij U namens onze cliënten graag de volgende vragen ter beantwoording voor. 1. Iserte allen tijde sprake van een overtreding van artikel 27 van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013 indien een zelfstandige woonruimte zonder de in deze bepaling genoemde vergunning wordt bewoond door meer dan twee volwassenen? 2. Indien uw antwoord op vraag 1 ontkennend luidt, kunt u aangeven in welke situaties geen sprake is van een dergelijke overtreding? 3. Op uw facebook-pagina stelt u: “huurders hebben geen vergunning nodig, het gaat om verhuurders die huizen verhuren aan 3 of meer personen die los van elkaar in dezelfde woning zitten.” Daarnaast heeft uw woordvoerder, de heer S. Schotte, naar verluid aan De Telegraaf bericht: “als je een woning in gebruik wilt geven aan 3 of meer personen die geen duurzaam huishouden vormen heb je een vergunning nodig voor kamergewijze verhuur”. Maakt het voor de beantwoording van vraag 1 naar uw mening uit of meer dan twee volwassen bewoners een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren? Zo ja, kunt u aangeven wat u onder een dergelijke huishouding verstaat? 4. Volgens het landelijk geldende Bouwbesluit 2012 is de definitie van kamergewijze verhuur als volgt: "niet gemeenschappelijk deel van een woonfunctie waarin zich vijf of meer wooneenheden bevinden”. Een wooneenheid is een deel dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning. U lijkt het ook over kamergewijze verhuur te hebben wanneer er meer dan twee personen een woning delen. Kunt u aangeven of onzelfstandige woonruimte en kamergewijze verhuur hetzelfde is? In het ontkennende geval, kunt u dan het verschil aangeven? d 5. Op uw facebook-pagina stelt u tevens: “We handhaven en controleren op basis van meldingen die we binnen krjigen. Dat zijn meldingen van overlast, vaak ernstige overlast waar veel omwonenden of huurders zelf last van hebben.” 6. Kunt u bevestigen dat bij bewoning van een zelfstandige woonruimte door meer dan twee volwassenen de gemeente Amsterdam inderdaad, zoals in diverse mediaberichten is vermeld, op geen enkele wijze handhavend zal optreden (bijv. door oplegging van boetes, dwangsommen of toepassing bestuursdwang) tegen de betreffende verhuurder en/of bewoners, indien er geen meldingen van overlast zijn gedaan door derden? 7. Wat zijn exact de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning voor het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte? 8. Is er enig maximum verbonden aan de hoeveelheid afgegeven vergunningen (bijvoorbeeld per aanvrager of per gebied)? 9. Wat zijn de kosten voor het verkrijgen van deze vergunning en hoe zijn deze kosten bepaald? 10. Heeft het verkrijgen van deze vergunning naar uw mening civielrechtelijk (in de relatie verhuurder-huurder) nog consequenties en meer in het bijzonder zou het verkrijgen van een dergelijke vergunning naar uw mening inderdaad betekenen dat de verhuurder daarmee van rechtswege gebonden is aan een verhuur volgens “het puntensysteem” voor kamergewijze verhuur (zie reactie raadslid Van der Ree op uw facebook-pagina). Zo ja, kunt u daarvoor de juridische onderbouwing beschrijven? 11. Kunt u aangeven of de gemeente, indien zij meent dat sprake is van een illegale situatie van kamerverhuur, aan de verhuurder(s) en/of huurder(s) direct boetes of dwangsommen zal opleggen, of eerst een waarschuwing zal geven? Wordt door de gemeente daarbij een afweging gemaakt aan de hand van de ter plaatse aangetroffen situatie en zo ja welke criteria hanteert de gemeente bij die afweging? Namens onze cliënten danken wij u bij voorbaat voor schriftelijke beantwoording van deze vragen binnen 14 dagen na heden. Een kopie van deze brief verzonden wij aan de griffie van de gemeenteraad teneinde deze onder de aandacht te brengen van de raadsleden. ogachtend, C.Bo C R. Ridder
Raadsadres
3
val
X Gemeente Amsterdam F EZ % Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven % Gewijzigde agenda, donderdag 12 december 2019 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie FEZ d.d. 21 november 2019 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, [email protected] 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam F FE Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Gewijzigde agenda, donderdag 12 december 2019 Financiën 11 Najaarsnota 2019 Nr. BD2019-007424 e _De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 18 december 2019). 12 Verordening RRB 2020 Nr. BD2019-007073 e _De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 18 december 2019). 13 Verordening OZB 2020 Nr. BD2019-006441 e _De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 18 december 2019). 14 initiatiefvoorstel van d.d. 17-09-2019 van het lid Torn (VVD) getiteld: ‘Opvolging en uitvoering P&C-gerelateerde aanbevelingen uit de Duisenbergrapportages bij de Jaarrekening 2018’ Nr. BD2019-007305 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD). e _ Voorgesteld wordt dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 15. 15 Bestuurlijke reactie op de initiatiefvoorstellen van lid Torn (VVD), De Grave- Verkerk (VVD) en Boomsma (CDA) m.b.t. de aanbevelingen van Methode Duisenberg bij Jaarverslag 2018 Nr. BD2019-00/7/592 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Voorgesteld wordt dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 14. Raadsaangelegenheden 16 Vaststellen van een wijziging van de indeling van de raadscommissies Nr. BD2019-007675 e _De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 18 december 2019). e _ Bij dit agendapunt is een extra bijlage toegevoegd. 2 Gemeente Amsterdam F FE Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Gewijzigde agenda, donderdag 12 december 2019 17 Vaststellen van het programma van eisen voor de accountantscontrole 2020 inclusief het normenkader rechtmatigheid 2020 Nr. BD2019-007565 e _De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 18 december 2019). Lucht- en Zeehaven 18 Afhandeling toezegging van wethouder Economie op 4 oktober 2017 inzake export van hoogzwavelige brandstoffen naar West Afrikaanse landen Nr. BD2019-007026 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Groen (Groenlinks). 19 Kennis nemen van de brief van het college inzake het onderzoek ultrafijn stof rondom Schiphol van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) Nr. BD2019-007673 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Van Lammeren (PvdD). Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit 20 Toetreding Gemeente Amsterdam tot EIT Urban Mobility Nr. BD2019-007674 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). e _ Dit agendapunt is per abuis geagendeerd bij de commissie FEZ e _ Voorgesteld wordt om dit punt te bespreken bij de commissie MLD van 12 december 2019. TOEGEVOEGD AGENDAPUNT Lucht- en Zeehaven 21 Onderzoek van Dr. W.J.J. Manshanden en Drs. L. M. Bus naar de positie van Schiphol en de luchtvaart in Nederland Nr. BD2019-007744 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). 3
Agenda
3
discard
X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel West Stadsdeelcommissie West Agenda Datum 21-12-2021 Aanvang 19:45 Locatie Online Eindtijd 23:35 1 Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten Starttijd 19:45 Eindtijd 20:00 1.1 Actualiteit Openbare veiligheid winkelovervallen in West 1.2 Verkeersituatie bij de Nassaukade m.b.t. de bouw van de Singelgracht parkeergarage 2 Bewoners aan het woord Starttijd 20:00 Eindtijd 20:30 2.1 Stefan Koytek -Basisschool Rosa BoekdrukkerEr komen 3 kinderen inspreken over doeltjes, trampolines en vergroening 3 Gebiedsplannen 2022 Starttijd 20:30 Eindtijd 21:30 4 Dagelijks Bestuur: Terrassenplan De Clercqstraat en Jan Evertsenstraat Starttijd 21:30 Eindtijd 22:00 Oordeelsvormend en Besluitvormend Portefeuille: Carolien de Heer 1 x Gemeente Amsterdam % Stadsdeel West 5 Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag protocollen woonbootverplaatsingen Starttijd 22:00 Eindtijd 22:15 Besluitvormend Portefeuille: Carolien de heer 6 Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag aanwijzingsbevoegdheden Omgevingswet bij de omgevingsvergunning tot afwijking van het omgevingsplan Starttijd 22:15 Eindtijd 22:30 Besluitvormend Portefeuille: Melanie van der Horst 7 Rondvraag Starttijd 23:30 Eindtijd 23:35 2
Actualiteit
2
train
Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwalitert Tweede kwartaal 2017 ERIN Ou DE pi | ON SN Pä ne Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Inhoud Inleiding … ………..nsssssnen erve nnensennnnnnenenee enen seennnnnenensenennennnnsnenrenrenensnnnnnnnenvenvnvvevnnnnnnenreneen  Voortgang Programma Woningkwaliteit … … … …… ……….snss sun o snor eneesenennenenreneeneesenenenreeen 2 Actielijn 1: Handhaven … unne envenvenvenvensveneeenvenvenevenvenvenvenvenvensvenvenvenerenveenvenee À Projecten Handhaving (actielijn 4) … eneen enveneeneveneeen ennen eneenveneenenenveneennvenveeneenee D Nieuwe projecten in voorbereiding … nun ennen enneeeneneenenenveneeneneneneensvenveeneeneenveenvenvenen Inzet uniformering, samenwerking en expertise … nnen even enen venvenvenvenvenveneneenveneneenvenne Ö Actielijnen 2 en 3: Voorkomen verslechtering en stimuleren kwaliteit … nee. 8 Informatie en communicatie …....nn nanne enne venrenneenneernerenneeneernenennneneeennenenenenenenenenneennen eenen erennn Q Experimenten focusaanpak … unne enn eenvenvenneeneeeneenenenvenvennveneensenneenenenveneenvenveneeerveneen eenn 12 Overige projecten … nnn ennen enne enneenneenerenneenvenserenereneeenveenvenenveensvenvvensvenveenvennveren 12 Moties Programma Woningkwaliteit. nano ennen enen eneeen eneen eenveneenenenveneensvenveeneen 13 Begroting ………..nsssuan oo ornrnnersennensnenreereneenenennenenreeneneenensnenensneneesenennnnenvenvenensennnnnnenreneen 13 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Inleiding Op 22 juni 2016 is het Programma Woningkwaliteit door de gemeenteraad vastgesteld. Het is een programma met een looptijd van twee jaren en met als doel om de kwaliteit van de woningen in Amsterdam een impuls te geven door: = het borgen van de wettelijke woningkwaliteit (actielijn 1 Handhaven); "te voorkomen dat de kwaliteit van woningen verslechtert (actielijn 2 Voorkomen) en = aanvullende woningkwaliteit & verduurzaming te stimuleren (actielijn 3 Stimuleren). Voorliggende voortgangsrapportage is de tweede in een reeks van rapportages die vier keer per jaar aan de raadscommissie Wonen en Bouwen gepresenteerd wordt. In de volgende paragrafen wordt teruggeblikt op de acties die in het tweede kwartaal 2017 uitgevoerd zijn en wordt een doorkijk gegeven naar acties voor het derde kwartaal 2017. In de laatste paragraaf is de begroting opgenomen. 1 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Voortgang Programma Woningkwalitert Actielijn 1: Handhaven Handhaven op de wettelijke minimale woningkwaliteit is een taak die in Amsterdam bij de stadsdelen is belegd. Achterstallig onderhoud is voor 2016, 2017 en 2018 aangewezen als stedelijke handhavingsprioriteit. Sinds de start van het Programma Woningkwaliteit worden de stadsdelen ondersteund bij de uitvoering van die prioriteit, ook met het doel te komen tot meer kennis over de woningvoorraad en gedeelde kennis en aanpak voor handhaving. Wonen staat de stadsdelen, vanuit het Programma Woningkwaliteit, bij met een team voor toezicht en handhaving en juridische en beleidsmatige ondersteuning. Dit team neemt ook het voortouw voor verschillende stadsbrede deelprojecten. Projecten Handhaving (actielijn 1) Quick-scan In december 2016 is gestart met het project quick-scan. In dit project inspecteert een team van toezichthouders van Wonen samen met inspecteurs van de stadsdelen visueel, vanaf de straat en bloksgewijs de woningvoorraad. Het doel is om op een eenduidige manier een eerste indruk van de Amsterdamse voorraad te krijgen. Op basis van de inspecties worden de woningen als goed, matig of slecht geclassificeerd. Woningen die als slecht beoordeeld worden, voldoen op het eerste gezicht niet aan het Bouwbesluit. Deze woningen worden in overleg met het stadsdeel en de eigenaar nader onderzocht en zo nodig in een handhavingstraject opgenomen. Stadsdeel Stand van zaken deels uitgevoerd Oost stadsdeel heeft zelf quick-scan gedaan; gegevens worden aan Wonen overgedragen quick-scan voor eind 2017 uitgevoerd quick-scan wordt nog gepland Zuid-Oost quick-scan wordt voor eind 2017 uitgevoerd quick-scan in juli 2017 uitgevoerd Tabel 1 Stand van zaken quick-scan op 1 juli 2017 2 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Resultaten Nieuw- Zuid- Centrum West Noord Oost West Zuid Oost Totaal Goede woningen 3.391 - 43.806 - - - - 47.197 Matige woningen 51 - 150 - - - - 201 Slechte woningen 179 Ee 444 Ee Ee Ee Ee 623 Woningkwaliteit nog niet onderzocht 50.579 64.600 O 65.600 78.200 79.400 39.800 378.179 Totaal aantal woningen 54.200 64.600 44.400 65.600 78.200 79.400 39.800 426.200 Tabel 2 Resultaten quick-scan op 1 juli 2017 Stadsdeel Noord De quick-scan uit het eerste kwartaal heeft tot resultaat gehad dat bijna 450 woningen voorlopig als ‘slecht’ zijn aangemerkt. De verbetering van ruim 350 woningen hiervan is al in voorbereiding. Deze voortgang wordt door het stadsdeel gemonitord. Met stadsdeel Noord is overeengekomen dat Wonen en het stadsdeel samen gefaseerd optreden in de overige 100 dossiers. In het derde kwartaal is begonnen met de 24 ‘slechtste’ panden. Dijkwoningen Uit de quick-scan in Noord kwam een specifiek scheurpatroon bij 54 dijkwoningen naar voren. Of dit daadwerkelijk leidt tot (ernstige) funderingsproblemen moet een funderingsonderzoek uitwijzen. In het derde kwartaal 2017 zal een deelproject funderingen worden voorbereid, waarin bij voorkeur ook een beperkt aantal dijkwoningen, waarbij zorgen bestaan over de fundering, zullen worden meegenomen. Doel is meer inzicht te krijgen in funderingsproblematiek en meer uniformiteit in de aanpak van funderingsproblemen te bewerkstelligen (zie ook pagina 7). Keuringen van installaties De laatste jaren is bij een aantal projecten in de stad gebleken dat er in de bestaande voorraad nog wel wat mis kan zijn met bestaande installaties. In dit project wordt inzicht verkregen in hoeverre het aanbieden van een installatiekeuring een toegevoegde waarde kan zijn voor een goede en veilige woningvoorraad. De aanbesteding is inmiddels afgerond. In juli 2017 is het geselecteerde bedrijf gestart met het keuren van de installaties op de eerste 100 adressen. In de volgende Voortgangsrapportage zal over de resultaten gerapporteerd worden. Bij de keuring ontvangt de bewoner ook informatie over de gevaren van koolmonoxide. Veelplegers Er zijn woningeigenaren en -beheerders die in verschillende stadsdelen actief zijn en die te maken hebben met gemeentelijke inzet in verband met matige of slechte woningkwaliteit. Door de versnipperde informatie ontbreekt het vaak aan een stadsbrede aanpak van deze veelplegers. Het project Veelplegers is nog in de voorbereidende fase en beoogt de kwaliteit van de Amsterdamse woningvoorraad een impuls te geven, veelplegers effectiever aan te pakken en misbruik van de machtspositie van woningeigenaren en/of -beheerders op die manier een halt toe te roepen De inventarisatie is nog niet afgerond. In het derde kwartaal wordt per veelpleger een vooronderzoek gedaan. In het vierde kwartaal wordt vervolgens het bezit opgenomen en een gesprek met de 3 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 eigenaar of beheerder aangegaan om hem te bewegen het achterstallige onderhoud te verhelpen. Desnoods wordt tot handhaving over gegaan. Gelijktijdig is er contact met Utrecht, Rotterdam, Breda en Tilburg over de aanpak van een landelijk opererende huisjesmelker. In oktober voeren de betrokken gemeenten controles uit. Amsterdam neemt hierin het voortouw en maakt hiervoor een draaiboek. Naar aanleiding van de controles wordt het vervolgtraject bepaald. Het vitgangspunt is dat naar aanleiding van de constateringen de gemeenten op de zelfde dag hun aanschrijvingen verzenden. Uitkragende galerijvloeren Naar aanleiding van het instorten van een galerijvloer in Leeuwarden (2011) is op 1 januari 2016 bepaald dat Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) van een specifiek type galerijflats (gebouwd in de periode 1950-1970) verplicht zijn om voor 1 juli 2017 de constructieve veiligheid van overhangende, (ook wel uitkragend genoemd), galerij- of balkonvloeren te laten onderzoeken. Stedelijk is afgesproken dat de stadsdelen de betrokken VvE's hierover informeren en onderzoeksrapporten beoordelen. Eris geïnventariseerd in welke stadsdelen zich flats bevinden die voldoen aan het risicoprofiel: Stadsdeel Aanwezigheid risicoflats Oost In het stadsdeel is één risicoflat; wordt nader onderzocht Centrum Niet aanwezig Zuid In het stadsdeel zijn 41 risicoflats; wordt nader onderzocht. Noord In het stadsdeel is één risicoflat; wordt nader onderzocht West Niet aanwezig Zuid-Oost Niet aanwezig Nieuw- In het stadsdeel zijn 49 risicoflats; wordt nader West onderzocht. Inmiddels 4 rapporten van VvE's ontvangen. Tabel 3 Aanwezigheid risicoflats met vitkragende galerijflatvloeren (peildatum juli 2017) In het derde kwartaal is een werkgroep bestaande uit de stadsdelen Nieuw-West, Oost en Zuid, de Omgevingsdienst en Wonen gestart met het completeren van de inventarisatie en het ondersteunen van de stadsdelen in het beoordelen van de onderzoeksrapporten en eventuele acties die daar uit voortvloeien. Huurcommissiezaken vocht en schimmel Het project vocht en schimmel richt zich op zaken waarin de Huurcommissie geoordeeld heeft dat de eigenaar verantwoordelijk te houden is voor het ontstaan van vocht en schimmel in een woning en daarom een huurverlaging heeft opgelegd. Met het opleggen van een huurverlaging zijn de gebreken echter niet meteen verholpen waardoor de woningkwaliteit geen verbeterslag heeft gemaakt 4 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 In dit project onderzoekt Handhaving op 23 adressen of de gebreken inmiddels verholpen zijn en gaat eventveel tot handhaving over. Hierin is een ‘minnelijke’ lijn gekozen waarin twee huisbezoeken worden gedaan: de eerste alleen in aanwezigheid van de bewoner en het tweede bezoek in aanwezigheid van ook de eigenaar. In dat laatste bezoek wordt gepoogd om met de eigenaren afspraken te maken over herstelwerkzaamheden zonder meteen met een vooraanschrijving te komen. Leidt dit niet tijdig tot het gewenste resultaat dan wordt tot handhaving overgegaan. In de volgende Voortgangsrapportage wordt meer cijfermatig inzicht gegeven in de resultaten tot dan toe. Omdat er geen eenduidig kader bestaat voor het handhaven op gebreken die tot vocht en schimmel leiden, is in de context van dit project een eerste handhavingsstrategie voor dit soort gebreken uitgewerkt die de basis kan vormen voor een meer vitgebreide handhavingsstrategie (zie ook pagina 7). De strategie bestaat er vit dat als het uiteindelijk tot een handhavingstraject leidt, de eigenaar behalve op de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 die gaan over bestaande bouw ook wordt gewezen op de zorgplicht in de Woningwet als het gaat om zaken die het Bouwbesluit niet reguleert, zoals de noodzaak om goed functionerend sanitair te hebben, of indien het pleisterwerk als gevolg van vocht problemen loslaat en het nodig is dit te herstellen. Om te meten of dit project tot resultaten leidt die anders niet gerealiseerd zouden worden, is er ook een controlegroep van Huurcommissiezaken. Na evaluatie van deze aanpak zullen in de toekomst mogelijk ook ander soortige klachten die door de Huurcommissie gegrond zijn verklaard, nagelopen worden op het verhelpen van gebreken. Krotten-top In oktober/november 2016 is bij stadsdelen, WOON en de GGD de oproep gedaan om de ergste ‘krotten! aan te leveren. Dit heeft begin dit jaar geresulteerd in een lijstje van 11 panden. De 11 aangeleverde krotten bevinden zich in West (4), Centrum (3), Zuid (2) en Noord (2). De aangeleverde panden zijn bijvoorbeeld panden waarbij eerdere handhavingstrajecten niet tot gewenste verbetering hebben geleid. In vier dossiers is inmiddels met renovatie gestart; de stadsdelen monitoren de voortgang met betrekking tot deze panden. Er is één voornemen tot invordering uitgegaan nadat de eigenaar de last onder dwangsom heeft laten verbeuren. In vier andere dossiers hebben de desbetreffende stadsdelen na overleg met Wonen de handhaving weer opgepakt. De twee dossiers in Noord worden betrokken bij de follow-up van de quick-scan. Overige aangemelde dossiers Vanuit andere handhavingsprojecten van Wonen, zoals illegale hotels en zoeklicht, komen signalen van vermoedelijk slechte woningkwaliteit die door het Programmateam Woningkwaliteit in overleg met het stadsdeel worden opgepakt. Ook stadsdelen doen in voorkomende gevallen een beroep op de capaciteit van Wonen. In totaal betreft dat op peildatum 1 juli 2017 267 dossiers; bijna 100 meer dan een kwartaal daarvoor. 5 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Werkvoorraad’ Handhaving Bovenstaande projecten leiden in de eerste twee kwartalen van 2017 tot een werkvoorraad van bijna 1.000 woningen. Bron Aantal _ quickscan 623 installaties 40 vocht en Schimmel 40 meldingen (inclusief krottentop) 278 Totaal 981 Tabel 4 werkvoorraad dossiers naar bron per 1 juli 2017 De dossiers die Wonen onder handen heeft (gehad), bevinden zich in verschillende fases. Bovenstaande figuur geeft de herkomst van het dossier weer; onderstaande tabel geeft de fase waarin het dossier zich bevindt. In totaal zijn 981 dossiers binnengekomen. Fase Aantal beginstadium 393 opnamefase 133 vriendelijk overleg fase 358 handhaving rve wonen 8 naar stadsdelen 13 uitstroom 76 totaal 981 Tabel 5 fasering werkvoorraad per 1 juli 2017 De dossiers die tot de categorie ‘beginstadium’ behoren, zijn onder andere de (vermoedelijk) slechte particuliere woningen uit de quick-scan van Noord waar op 1 juli 2017 nog geen nadere opname van was gedaan. Dossiers in de ‘opnamefase' zijn onder andere de gas- en elektrakeuringen en de Huurcommissiezaken vocht en schimmel. Ook de aangemelde dossiers van de stadsdelen Oost en West behoren hiertoe. In het Programma Woningkwaliteit is gekozen voor een lijn waarin voorkomen wordt dat tot een formeel handhavingstraject overgegaan moet worden. Er wordt veel geïnvesteerd in een aanpak waarin in ‘vriendelijk overleg’ de eigenaar bewogen wordt om de geconstateerde gebreken te verhelpen. Op deze manier proberen we een slepend en kostbaar traject van handhaving te voorkomen waarin beide partijen vaak eerder verharden in hun standpunten dan zich coöperatief opstellen. In deze fase bevinden zich (op peildatum 1 juli 2017) bijna 360 dossiers. Een groot deel van deze dossiers komt voort uit de quick-scan in stadsdeel Noord en betreffen vooral het corporatiebezit. * De registratie van de werkvoorraad maakt een verbeterslag door. Vooral bij de start van het programma was het registratiesysteem nog niet goed ingericht waardoor enkele dossiers niet goed zijn geplaatst. Dat wordt nu hersteld; mogelijk leidt dat tot accentverschillen met de volgende rapportages. 6 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Handhaving op woningkwaliteit vergt een lange adem: de gekozen lijn van eerst een vriendelijk traject en als dat niet tot resultaat leidt formele handhaving, kost veel tijd. In de eerste helft van 2017 zijn 76 van de bijna 1.000 dossiers ‘uitgestroomd’. Van deze dossiers is de woningkwaliteit goed gebleken. Het merendeel van de uitstroom bleek al goed te zijn direct na een opname door Wonen. Deze woningen waren bij Wonen gemeld naar aanleiding van een oproep, door stadsdelen of opgevallen in andere projecten, maar de vermoedens van een onvoldoende kwaliteit bleken niet gestaafd te kunnen worden. Van 4 dossiers heeft de interventie van Wonen geleid tot kwaliteitsverbetering. Uitstroom project Woningkwaliteit Aantal Goed (na opname Wonen) 72 Goed (na handhaving Wonen) 4 Totaal 76 Tabel 6 uitstroom dossiers per 2 juli 2017 Nieuwe projecten in voorbereiding Funderingen We bereiden een project Funderingen voor om gezamenlijke kennis te vergroten en tot een uniforme aanpak te komen. Input hiervoor zijn onder andere een specifieke funderingproblematiek van de dijkwoningen in Noord en casussen in andere stadsdelen. Een onderdeel van het project zal de mogelijke inzet van satellietdata zijn. Uitvoering van het project is in het vierde kwartaal voorzien. Splitsingskwaliteit corporatiewoningen In dit project wordt gecontroleerd of de bouwkundige kwaliteit van voormalige corporatiewoningen voldoet aan de kwaliteitseisen die golden ten tijde van de splitsing. Voldoet deze niet en is de termijn waarbinnen de kwaliteit op niveau gebracht moet worden verstreken, dan volgt handhaving. In het derde kwartaal wordt dit voorbereid en in het vierde uitgevoerd (zie ook de paragraaf moties). Achtergevels Over de achtergevel van een woning is vaak, zeker in gesloten bouwblokken, weinig bekend. Daar waar dat wel het geval is, wordt vaak ook duidelijk dat die in een andere staat verkeert dan de voorgevel. In de inspectierichtlijnen wordt daarom de opname van de achtergevel opgenomen; ook als toezichthouders voor bijvoorbeeld vocht- en schimmelklachten een woning bezoeken. De stadsdelen zijn gevraagd om het zelfde te doen en om foto's van achtergevels te verzamelen. Wonen komt daarop met een analyse en een voorstel tot aanpak. 7 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Inzet uniformering, samenwerking en expertise Juridische beleidsvorming Het Bouwbesluit vormt de basis waarop gemeenten kunnen handhaven. Op onderdelen is het Bouwbesluit echter voor verschillende interpretaties vatbaar. De gemeente Amsterdam wil naar een uniform handhavingskader; daarom wordt vanuit het Programma Woningkwaliteit gewerkt aan de verschillende aanschrijfgronden en het in kaart brengen van de daarbij behorende juridische mogelijkheden en risico's. We zijn begonnen met het uitwerken van een handhavingsstrategie voor specifieke vocht en schimmel casussen (zie ook pagina 4 en 5). Deze handhavingsstrategie voor vocht en schimmel is besproken met experts binnen en buiten de gemeente. Na een aantal testcases wordt deze strategie eventueel aangescherpt en indien mogelijk breder toegepast en/of verbreed naar andere thema's. Sinds 2015 zijn gemeenten bevoegd om in het kader van handhaving op woningkwaliteit een bestuurlijke boete op te leggen. De gemeente Amsterdam heeft hier nog geen beleid op ontwikkeld. Om een beeld te kunnen vormen van hoe het sanctiebeleid voor de handhaving op woningkwaliteit in Amsterdam er vit kan komen te zien en welke instrumenten daarvoor het best ingezet kunnen worden, is een begin gemaakt met het inventariseren van het beleid van andere gemeenten. Als gevolg van tijdelijke, onvoorzienbare, onderbezetting is in het tweede kwartaal echter weinig tijd besteed aan het opstellen van sanctiebeleid. Voor het derde kwartaal wordt gezocht naar een tijdelijke oplossing om alsnog invulling te geven aan (de verkenning van) een mogelijk sanctiebeleid. Samenwerking met de stadsdelen Om de samenwerking voor dit specifieke programma op het niveau van de uitvoering meer inhoud te geven, vindt vier keer per jaar de werkgroep Woningkwaliteit plaats. In de afgelopen periode is duidelijk geworden dat de behoefte aan ondersteuning vanuit Wonen en daarmee samenwerking per stadsdeel in de praktijk kan verschillen. Actielijnen 2 en 3: Voorkomen verslechtering en stimuleren kwaliteit Handhaving op panden die onder het minimale kwaliteitsniveau van het Bouwbesluit zakken, is een arbeidsintensief en kostbaar proces dat leidt tot een situatie waarbij eigenaren en gemeente tegen over elkaar komen te staan. Beter is het te zorgen dat het niet zo ver komt. Er wordt daarom ingezet op een commvunicatietraject om eigenaren en huurders te informeren over de noodzaak van woningonderhoud. Om bij te dragen aan woningen waar mensen met plezier wonen zijn, niet alleen de wettelijk afdwingbaar basiskwaliteitseisen van belang, maar speelt ook het comfort -de aanvullende kwaliteit- die de woning biedt een rol. Voor het toekomstig behoud van woningen is bovendien van belang dat woningen worden aangepast aan de huidige verwachtingen ten aanzien van wonen. In de praktijk letten eigenaren en bewoners daarbij in eerste instantie vaak op direct zichtbare zaken zoals een moderne badkamer of keuken. Er zijn echter ook minder zichtbare 8 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 maatregelen die het leefmilieu, woongenot en comfort vergroten en daarmee ook bijdragen aan de toekomstbestendigheid van Amsterdamse woningen. Informatie en communicatie Website Eind 2016 zijn twee pagina's toegevoegd aan de website van de Gemeente Amsterdam: www.amsterdam.nl/woningkwaliteit en www.amsterdam.nl/vve. Deze zijn in het kader van de campagne voor VvE's (zie hieronder) aangevuld en verbeterd en bieden nu een goed overzicht van relevante informatie; ook die door derden wordt aangeboden. Het verbeteren en actualiseren van de website krijgt continu aandacht. Facebookcampagne Door middel van lichtvoetige campagnes op Facebook zijn Amsterdamse Facebook-gebruikers met interesse in huizen, sociale verhuur, woningmarkt of huisvesting geïnformeerd over verschillende onderwerpen op het gebied van woningkwaliteit. De advertenties zijn bedoeld om bewustzijn te creëren en interesse over de onderwerpen aan te wakkeren. Bij iedere advertentie is een webpagina gemaakt met daarin meer informatie en handelingsperspectieven. fase l-Verenigingen van Eigenaren De eerste campagne vanuit het Programma Woningkwaliteit (november 2016 — februari 2017) was er op gericht om Verengingen van Eigenaren (VvE's) te activeren . De campagne bestond uit twee animaties en vijf advertenties op Facebook en sloot af met de door gemeente Amsterdam in het leven geroepen Week van de VvE-vergadering (6 t/m 212 februari). In aanvulling op deze Facebookcampagne is rond de kerst ook nog een filmpje over VvE's op Ats uitgezonden. A . EN Dj ONO im Eene FNS Meerjarenonderhoudsplannen Weet wat je koopt-nieuwe eigenaren ll asl @ Nr - î Ss d Le at En (Brand)veiligheid Isolatie 9 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 ee ERR aje) Ar ug EH \ f ait r_n eli d ee Á ©. N . en Z Ef Vocht en schimmel Overzicht 1 Facebookadvertenties VvE-campagne Gezamenlijk zijn de advertenties door 154.340 unieke Facebookgebruikers bekeken en werd in totaal 10.103 keer doorgeklikt naar de webpagina's. De meest succesvolle advertentie was die over vocht en schimmel. Van de 113.366 mensen die de advertentie zagen, is door 3.165 van hen op de webpagina geklikt. fase Il-Huurders De tweede campagne richtte zich op huurders. In deze campagne is de samenwerking met WOON verder geïntensiveerd. Analoog aan de campagne voor VvE's bestond ook deze campagne vit een At5- filmpje en advertenties op Facebook. De thema's waren vocht&schimmel, koolmonoxide, geluidsoverlast (buren), verduurzaming en de bouwtechnische kwaliteit. Op 3 mei 2017 is de huurderscampagne van start gegaan. Deze campagne, die tot 21 juni 2017 duurde heeft evenals die voor Verenigingen van Eigenaren een flink bereik gehad. Van het filmpje hebben 71.326 (unieke) Amsterdammers minimaal 3 seconden bekeken. De advertenties hebben gezamenlijk 172.376 (unieke) Amsterdammers bereikt. In totaal is 7.378 keer geklikt op de link naar de verschillende webpagina's die speciaal voor deze campagne waren gemaakt. De advertentie over geluidsoverlast en isolatie raakte duidelijk een snaar bij het publiek, die presteerde ruim drie keer zo goed als andere advertenties. Advertentie 2, over vocht- en schimmelproblemen, was een goede tweede. Waar de campagne voor VvE's effectiever was in het aantal kliks, hebben de advertenties in deze campagne veel meer interactie opgeroepen. Het aantal likes, shares en comments was vele malen hoger dan de vorige campagne. WOON heeft de reageerders op de advertentie over vocht en schimmel, die daarvoor in aanmerking kwamen, haar hulp aangeboden. mn amok Hr wap eenn == t Se I an | Wm KM [aaaus] BEER IE | [aan Le | d En: | Ti zn E) || ZN SEL | D nd zi = E mm el re Ei | Û ANB NAA B ETE | _ n or < ENE OO j | Li Vocht en schimmel Geluidsoverlast Koolmonoxide 10 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Len | 5 | ol ËÊ Fe- 1 sb ASD) &) | | | bn q | 4 Bi D _ tt ON TA | ed ___ Al Fl Ayia == ALMA OR 5 nl E. Ip Duurzaamheid Bouwtechnische kwaliteit Overzicht 2 Facebookadvertenties huurderscampagne Actualisatie communicatieplan Het communicatieplan voor het Programma wordt in het derde kwartaal geactualiseerd. Er wordt aansluiting gezocht bij bestaande onderwerpen en andere programma's (bijv. ouderenhuisvesting). Nieuwe producten zijn daarnaast onder andere een folder voor eigenaren van matige panden en een voor huiseigenaren die verbouwplannen hebben om ze te verleiden om net een stapje extra te zetten op het gebied van woningkwaliteit. De Week van de VvE- vergadering krijgt in 2018 meer inhoud en bekendheid. Versterken netwerk Naast de logische samenwerking met de stadsdelen, wordt steeds meer de samenwerking met andere partners gevonden. Vanuit het Programma wordt ingezet op het versterken en uitbreiden van multidisciplinaire netwerken op het gebied van woningkwaliteit, om kansen van samenwerking te verkennen en de kennis te vergroten. In het tweede kwartaal is wat dit betreft ingezet op verschillende kwaliteitsaspecten die sterk met elkaar samenhangen: sociale- en inbraakveiligeid, ventilatie en gezondheid, comfortverhoging, energiebesparing en productontwikkelingen. IWOON is inhoudelijk betrokken geweest bij de campagne voor huurders en is een vaste deelnemer aan de experimenten voor vocht en schimmel en kleine VvE's (zie hieronder). In deze experimenten spelen ook corporaties en VvE-belangenbehartigers een grote rol. De Omgevingsdienst levert een belangrijke bijdrage op het gebied van beleidsvorming en met juridische en technische advisering op individuele dossiers. Met de GGD wordt intensief gewerkt aan projecten op het gebied van vocht en schimmel en binnenkort ook op het gebied van het beheersen van overlast door dieren. Ook is samen met de GGD de samenwerking met het landelijke programma ‘Nederland gezond binnen’ verkend. Via dit programma wordt alle kennis gecoördineerd en verder ontwikkeld voor gezonde woningbouw (bestaand en nieuwbouw). De focus ligt hierbij op luchtkwaliteit, ventilatie, thermisch comfort/gezondheid en op luchtvochtigheid. Op het gebied van veiligheid zijn de contacten binnen de gemeente en daarbuiten aangehaald. Op 15 juni 2017 heeft het miniseminar ‘Samen werken aan veiligheid’ plaatsgevonden. Dit seminar is in initiatief geweest van Zone3 en in samenwerking met de gemeente georganiseerd. Samen met corporaties, huismeesters, veiligheidscoördinatoren van de stadsdelen en de politie is kennis gedeeld en gesproken over het vergroten van de sociale- en inbraakveiligheid. 11 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Om het handelingsperspectief voor gezond wonen te verbeteren is het thema in oktober 2017 geagendeerd bij het netwerk duurzaam VvE Beheer. Experimenten focusaanpak Een focusteam levert met haar aanpak een bijdrage aan de actielijnen 2 en 3 door samen met het Programmateam en in samenwerking met externen zoals WOON, stadsdelen, marktpartijen, belangenbehartigers experimenten te ontwikkelen voor de aanpak van twee hardnekkige problemen: 1. vocht & schimmel (in corporatiewoningen) 2. kleine inactieve Verenigingen van Eigenaren. Vocht en schimmel In het eerste kwartaal van 2017 zijn de resultaten van de innovatielabs (december 2016) over vocht en schimmel uitgewerkt tot een voorstel voor vier experimenten: o Vochtadviesmeter: in augustus worden meters geplaatst in vooraf geselecteerde woningen; vanaf oktober (start vochtig weer) worden de meters op afstand afgelezen en ontvangen bewoners ventilatieadviezen. o Schimmelmediation: in samenwerking met WOON en corporaties is een stappenplan opgesteld. Rond de zomer vindt een aantal testcases plaats, na een evaluatie daarvan volgt een nadere uitwerking. o Combinatie gedrag en techniek: er zijn casussen bij Eigen Haard en De Alliantie geselecteerd en er is een checklist opgesteld. Na opname van de woning worden adviezen gegeven ten aanzien van aanpassing techniek en gedrag. Na zes maanden volgt een evaluatie. o Handhaving na uitspraak huurcommissie: zie op pagina 4 van deze rapportage Kleine VWVE's In het tweede kwartaal 2017 is een aanvang gemaakt met het tweede thema: kleine, inactieve, VvE's. Op 11 en 18 mei 2017 hebben de innovatielabs hiervoor plaatsgevonden. Hieruit zijn drie experimenten voortgekomen: 1. Goed voorlichten van kopers; 2. De effectieve VvE'- campagne; 3. VvE zoekt VvE; het VvE netwerk. De experimenten worden momenteel vitgewerkt; in de volgende Voortgangsrapportage kan hier meer over gerapporteerd worden. Overige projecten Matige panden Bij de quick scan worden niet alleen slechte, maar ook matige panden geregistreerd (bijvoorbeeld circa 140 woningen in Noord). Matige woningen voldoen weliswaar op het eerste gezicht aan het 12 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Bouwbesluit, maar vallen naar verwachting zonder onderhoud op korte termijn terug onder deze minimale grens. De inzet van het programma is ook het ontstaan van nieuwe slechte panden voorkomen. Daarom wordt de komende periode samen met !WWOON een aanpak ontwikkeld om eigenaren en bewoners van matige panden bewust te maken van het noodzakelijk onderhoud. Slooplijst Naar aanleiding van het vaststellen van het Amsterdams Sloopkader is verzocht om de lijst met te slopen panden tegen het licht te houden. Op 8 maart 2017 heeft de commissie Wonen en Bouwen de ‘tussenrapportage slooplijst’ voor kennisgeving aangenomen. Na de zomer 2017 wordt de commissie over de evaluatie van het gebruik van het Amsterdams Sloopkader en de voortgang rond de complexen op de ‘slooplijst’ geïnformeerd. Moties Programma Woningkwaliteit Met betrekking tot het Programma Woningkwaliteit zijn drie moties ingediend. In de raadscommisie Wonen en Bouwen van 24 mei 2017 is de afhandeling van moties 762 en 763 besproken en akkoord bevonden. Deze moties betroffen het informeren over duurzaamheidsmaatregelen bij handhaving en het informeren van VvE’s over duurzame meerjarenonderhoudsplannen en de energielening. In het vierde kwartaal van 2017 wordt de raadscommissie geïnformeerd over de afhandeling van de nog openstaande motie 760 van Van Dantzig (D66), Groen (GL) en Van der Ree (VVD) over het gelijktrekken van de kwaliteitseisen bij splitsen en verkoop voor corporaties en particulieren. Bij de vaststelling van de Woonagenda 2025 op 19 juli 2017 heeft raadslid Van Soest (PvdO) een motie inzake woning-APK ingediend (Motie 954). In deze motie wordt het college van B&W verzocht om te onderzoeken hoe een vrijwillige woning-APK als pilot gestart kan worden in een deel van Amsterdam en de raad over de uitkomsten te informeren. Het college heeft toegezegd een onderzoek naar een vrijwillige woning-APK op te pakken in het Programma Woningkwaliteit. Voor het einde van het jaar wordt de raadscommissie Wonen geïnformeerd over de uitkomst. Begroting Voor de uitvoering van het Programma is gedurende de looptijd van 2016-2018 in totaal een budget van € 3,1 miljoen beschikbaar. In 2016 is circa € 85.000 uitgegeven. Voor 2017-2018 resteert dan ook een bedrag van ruim € 3 miljoen. Binnen het Programma is een onderverdeling gemaakt van de middelen over de jaren. In het tweede kwartaal is er binnen die onderverdeling wat geschoven tussen de begrotingsposten. In 13 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 totaal is € 425.000 gerealloceerd waarbij budget van de begrotingsposten proceskosten en programmaontwikkeling ingezet wordt ten gunste van personeel, onderzoekskosten en communicatie. Met name de post personeelskosten is groter dan in eerste instantie voorzien is als gevolg van tijdelijke inhuur van een jurist, toezichthouder en handhaver. Deze vacatures bleken via de reguliere weg niet te vervullen. Extra onderzoekskosten zijn voorzien voor funderingsonderzoek en het beoordelen van de rapporten die eigenaren van risicoflats De verschuiving binnen de begroting is budgetneutraal en blijft binnen het zelfde product waardoor geen apart besluit nodig is. De aangepaste begroting ziet er als volgt uit: Begroting op hoofdlijnen (in €) Jaar o: Jaar 1: Jaar 2: Totaal 2016 2017 2018 Inzet mensen (capaciteit en deels overhead)” 45.000 960.000 955.000 1.960.000 - waarvan handhaving 45-000 630.000 800.000 1.475.000 Onderzoekskosten handhaving: installatiekeuringen, funderingsonderzoek, advieskosten, etc. 160.000 175.000 335-000 Communicatie: Campagne fase len fase II, WOONkrant, folders, etc. 20.000 85.000 50.000 155.000 Proceskosten Kennisborging en kennisoverdracht 20.000 9.000 60.000 89.000 Programmaontwikkeling: knelpunten, onvoorzien en focusexperimenten 231.000 330.000 561.000 Totaal 85.000 1.445.000 1.570.000 3.100.000 Tabel 7 Begroting op hoofdlijnen in euro's In figuur 4 is inzichtelijk gemaakt dat 60% van de begroting aan handhaving (inclusief personele lasten) wordt besteed. * De personeelskosten zijn een inschatting omdat het team nog niet helemaal compleet is. 14 Gemeente Amsterdam Versie B&W Wonen 26 september 2017 Voortgangsrapportage Programma Woningkwaliteit, tweede kwartaal 2017 Bestedingsdoeleinden B Handhaving _EProgramma breed __@ Programmaontwikkeling Figuur 1 Onderverdeling budget 2017 naar bestedingsdoeleinde. 15
Onderzoeksrapport
17
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 151 Publicatiedatum 24 februari 2017 Ingekomen onder w Ingekomen op donderdag 16 februari 2017 Behandeld op donderdag 16 februari 2017 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Moorman en Nuijens inzake de opnieuw achterblijvende bouw van sociale huurwoningen (de invulling van afspraak 13 van de samenwerkings- afspraken: verkoopstop bij - risico op - minder dan 35% sociale huur in een gebied). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de opnieuw achterblijvende bouw van sociale huurwoningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107). Overwegende dat: — WiA 2015 aangeeft dat in 8 van de 22 gebieden het aandeel sociale huurwoningen minder is dan 35%; — afspraak 39 van de samenwerkingsafspraken de ruimte biedt om nieuwe afspraken te maken over verkoop, bouw en labelstappen; — de wethouder Wonen op 2 maart 2017 met de corporaties spreekt over de invulling van afspraak 13 en afspraak 39. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: binnen afspraak 13 {gemengde wijken} en afspraak 39 van de samenwerkings- afspraken af te spreken dat in alle gebieden met minder dan 35% sociale huur en alle gebieden waar de ondergrens van 35% sociale huur in zicht is, geen sociale huurwoningen meer worden verkocht. De leden van de gemeenteraad M. Moorman J.W. Nuijens 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1501 Publicatiedatum 6 december 2017 Ingekomen onder A Ingekomen op woensdag 29 november 2017 Behandeld op woensdag 29 november 2017 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Groot Wassink, Van Dantzig, Mbarki en Peters inzake tegengaan van etnisch profileren (uitbreiding adviescommissie etnisch profileren). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de wijze van afdoening van motie 587.16 inzake het tegengaan van etnisch profileren door middel van stopformulieren en het voornemen om de motie nu niet uit te voeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1487). Overwegende dat: — De raad samen met het college en de politie zoekt naar instrumenten om etnisch profileren tegen te gaan; — Erwegens (ernstige) uitvoeringsbezwaren bij de minister en politie geen pilot stopformulieren komt; — _Stopformulieren een nuttig instrument zijn om politiecontroles systematisch te monitoren: — Ereen adviescommissie etnisch profileren wordt ingesteld; — Deze adviescommissie naast een onafhankelijk voorzitter bestaat uit vertegenwoordigers uit de driehoek. Draagt het college van burgemeester en wethouders op: 1. De adviescommissie etnisch profileren uit te breiden met ten minste drie externe experts op het onderwerp etnisch profileren; 2. De raad zo spoedig mogelijk over de voortgang te informeren. De leden van de gemeenteraad B.R. Groot Wassink R.H. van Dantzig S. Mbarki D.W.S. Peters 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Zuid Z Agenda van de openbare Commissie Samenleving van 4 oktober 2011 Vergaderdatum dinsdag 4 oktober 2011 Tijd 20:00 23.00 uur Locatie Raadzaal te President Kennedylaan 923 Voorzitter dhr. Eddy Linthorst Griffier mw. M.J. Oosterbaan 1. Presentatie Huisvesting Primair Onderwijs 2. Opening en vaststellen agenda 3. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB 4. Vaststellen verslag van de vergadering van 6 september 2011 5. Toezeggingen en termijnagenda 6. Ondernemen in Zuid (raadsbesluit) 7. Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en voorschoolse educatie (raadsbesluit) 8. Voortgang kwaliteitsaanpak Kinderopvang 9. Besloten gedeelte 10. Sluiting Ter kennisname stukken - In de buurt naar de Basisschool in Zuid - Dienstenovereenkomst Bureau Leerling Plus - Ambitiegesprekken Jong Amsterdam II - Beleidsbrief gedeelde zorg, gedeelde verantwoordelijkheid - Actieplan Jeugdwerkloosheid en start pilot stages Zuid 1 Commissie Samenleving - dinsdag 4 oktober 2011 - Evaluatie Homes-start en lokale MPG aanpak - Onderzoek pilot Jongerenschuldhulpverlening - Het verhaal achter Zuid; het reele Zuid 2
Agenda
2
val
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 16 juni 2021 Ingekomen onder nummer 487 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Naoum Néhmé, A.L. Bakker, Boomsma, Kuiper, Van Soest, Nanninga en Veldhuyzen inzake technische scan naar bouw- kundige staat theater de Meervaart. Onderwerp Technische scan naar bouwkundige staat theater de Meervaart Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Kennisnemen van de locaties nieuwe Meervaart Overwegende dat: — Eroverde locatie waar de nieuwe Meervaart moet komen veel discussie is ontstaan bij bewo- ners, ondernemers, historici en planologen; — De huidige locatie van de Meervaart in de ogen van de VVD de meest geschikte locatie is om ook de nieuwe Meervaart te bouwen; — Deze locatie ook onder de bewoners van Nieuw-West op veel steun kan rekenen; — Erbij het kiezen voor deze locatie wel rekening gehouden moet worden met de staat van de huidige fundering; — Het college zich op het standpunt stelt dat de fundering niet meer toereikend is; — _Eengroot deel van de raad, waaronder de VVD, hier vraagtekens bij zet omdat het huidige ge- bouw in 1999 grondig is gerenoveerd en tot op het skelet is gestript; — Ook bij de voorgestelde kostenscenario's (geheime bijlage) zijn talloze vraagtekens te plaat- sen waarbij de VVD meeweegt dat in andere steden bouwprojecten van kunstinstellingen bijna altijd kostenoverschrijdingen met zich meebrengen en gemeenteraden zich niet tijdig bedienen van onafhankelijke informatie om alle scenario's goed tegen elkaar af te wegen. — _ Het hiervoor belangrijk is dat er een onafhankelijke bouwkundige en financiële scan wordt uit- gevoerd zodat de feiten over dit punt objectief worden onderzocht. Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Een onafhankelijke scan te laten uitvoeren naar de bouwkundige staat van de huidige Meervaart waarin de fundering onder de huidige Meervaart wordt onderzocht en de mate waarin de funde- ring volledig moet worden vervangen om toekomstig gebruik van het gebouw te borgen. In die scan ook een second opinion te laten verrichten op de kostenscenario's (incl. exploitatielasten) van alle vijf de onderzochte locaties zoals ze door het college (in een geheime bijlage) aan de raad wor- den gepresenteerd. Indieners H. Naoum Néhmé A.L. Bakker D.T. Boomsma T. Kuiper W. van Soest A. Nanninga J.A. Veldhuyzen
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 650 Publicatiedatum 16 augustus 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw Van der Velde van 18 juli 2013 inzake gevaar op de weg vanwege hard rijdende fietsers. Amsterdam, 13 augustus 2013 Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster: Ongelukken met wielrenners Op 16 juli 2013 stond in het Algemeen Dagblad een artikel genaamd ‘Racende wielrenners terroriseren fietspaden’. Uit cijfers van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) blijkt dat het aantal doden en gewonden door ongelukken op de fiets toeneemt. Als belangrijke oorzaak wordt het toenemende aantal racefietsers genoemd. Volgens een woordvoerder van VeiligheidNL lopen jaarlijks zo’n 340.000 mensen letsel op door een fietsongeval. Jaarlijks overlijden ongeveer 200 personen als gevolg van een ongeval tijdens het fietsen. De aantallen stijgen al jaren met als oorzaak dichtgeslibde fietspaden en agressief fietsgedrag omdat het aantal fietsers is gestegen naar ruim 13,5 miljoen. Amsterdam Nu heeft Amsterdam een enorm druk fietsersnetwerk en zijn er alleen al in Amsterdam naar schatting ongeveer 881.000 fietsers. Dit aantal is van begin 2012. Ook in Amsterdam vinden regelmatig ongelukken plaats waarbij een wielrenner betrokken is. Op 16 juli 2013 stond er nog een artikel op AT5, getiteld: ‘Wielrenster gewond na val bij Alexanderplein’. Samen met een andere wielrenner wilde zij vanaf de Sarphatistraat het Alexanderplein oversteken. Op dat moment kwam er van rechts een aantal fietsers die het plein over wilde steken in de richting van de Plantage Middenlaan. De wielrenster kwam ten val toen ze de van rechts komende fietsers probeerde te ontwijken. De vrouw is naar het ziekenhuis gebracht. Fietsersbond De Fietsersbond denkt dat resultaat zal worden bereikt op het gebied van de verkeersveiligheid door een oud plan van stal te halen: laat snelle wielrenners op de weg rijden in plaats van op het fietspad. 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam Neng deo Gemeenteblad R Datum 16 augustus 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 18 juli 2013 Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster, namens de fractie van TROTS Amsterdam, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gericht: Inleiding van de beantwoording: e Voorde beantwoording van de onderstaande vragen is contact opgenomen met de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en met VeiligheidNL. — De SWOV meldt dat de formulering in het artikel over ‘Racende wielrenners terroriseren fietspaden’ ongelukkig gekozen is: Het aantal ernstig ongevallen door ongelukken met fietsers is inderdaad gestegen, maar het is onduidelijk of dit te wijten is aan de groei van het aantal wielrenners. Dit is onduidelijk omdat in het Bestand geRegistreerde Ongevallen in Nederland (BRON)' ‘fietsers’ niet worden uitgesplitst naar ‘wielrenners’. — In het Letsel Informatie Systeem (LIS)? van VeiligheidNL zijn gegevens beschikbaar van wielrenners die op de SpoedEisende Hulp (SEH) terecht zijn gekomen. o Uit het LIS kan niet worden opgemaakt hoeveel verkeersslachtoffers wielrenners hebben veroorzaakt. o In het LIS zijn geen geografische locaties beschikbaar van (wielren-) ongevallen. e Bij de beantwoording van de onderstaande vragen is mede gebruikt gemaakt van gegevens voor het jaar 2010. Dit heeft te maken met de verslechterde registratie van verkeersongevallen vanaf 2010. — Meer informatie over de achtergrond hiervan vindt u in de beantwoording van schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw A. van der Velde (Trots op Nederland) van 10 april 2012 inzake te rooskleurige cijfers van het aantal verkeerslachtoffers in Amsterdam (nummer 267, publicatie 11 mei 2012). Vraag 1: Welke cijfers gelden voor Amsterdam? Hoeveel mensen raken jaarlijks gewond door een ongeluk op de fiets? Hoeveel mensen overlijden er jaarlijks als gevolg van een ongeluk op de fiets? Waar in Amsterdam vinden relatief het vaakst dergelijke ongelukken plaats? Hoe vaak is er een wielrenner betrokken bij dergelijke ongevallen? Wat zijn andere veelvoorkomende omstandigheden waaronder dergelijke ongevallen plaatsvinden? ‘pit is het bestand dat wordt opgemaakt door de Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS, Rijkswaterstaat) op basis van informatie die door de politie wordt aangeleverd. In BRON zijn geografische ongevallocaties beschikbaar. ViaNL levert de BRON-gegevens aan de gemeente Amsterdam. 2 In het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL staan slachtoffers geregistreerd die na een ongeval, geweld of automutilatie zijn behandeld op een Spoedeisende Hulp (SEH) afdeling van een selectie van ziekenhuizen in Nederland. Deze ziekenhuizen vormen een representatieve steekproef van ziekenhuizen in Nederland met een continu bezette SEH-afdeling. Dit maakt een schatting van cijfers op nationaal niveau mogelijk. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neng deo Gemeenteblad Datum 16 augustus 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 18 juli 2013 Antwoord op vraag 1 (uitgesplitst in deelvragen): e Hoeveel mensen raken jaarlijks gewond door een ongeluk op de fiets? — In 2009 raakten 536 fietsers ernstig gewond® in Amsterdam (van in totaal 958 ernstig gewonden). Ook op landelijk niveau is meer dan de helft van de ernstig gewonden in het verkeer fietser. e Hoeveel mensen overlijden er jaarlijks als gevolg van een ongeluk op de fiets? — In 2012 overleden 4 fietsers in Amsterdam (van in totaal 15 dodelijke verkeersslachtoffers). Op landelijk niveau is 1 op de 3 dodelijke verkeersslachtoffers fietser. e Waar in Amsterdam vinden relatief het vaakst dergelijke ongelukken plaats? — De meeste ongelukken in Amsterdam vinden plaats op blackspots (gevaarlijke kruispunten) of redroutes (gevaarlijke wegdelen). De locaties zijn weergegeven op pagina 21 van het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2012- 2015. Het is niet bekend waar de meeste ongevallen met wielrenners plaatsvinden (zie ‘inleiding van de beantwoording’). e Hoe vaak is een wielrenner betrokken bij dergelijke ongevallen? — Het is niet bekend hoeveel wielrenners zijn betrokken bij ongevallen in Amsterdam. In 2011 werden in heel Nederland 3700 wielrenners op de SEH behandeld. e Watzijn veelvoorkomende omstandigheden waaronder dergelijke ongevallen plaatsvinden? — Het is niet bekend wat veelvoorkomende omstandigheden zijn waaronder ongevallen met wielrenners plaatsvinden. De SWOV bereidt in samenwerking met o.a. de Wielersportbond NTFU een onderzoek voor om meer inzicht te krijgen in de verkeersveiligheid rondom wielrennen. Dit onderzoek start na de zomer 2013. Vraag 2: Welke mogelijke maatregelen zijn er wat betreft het college te nemen om de grote hoeveelheden ongevallen met fietsers terug te brengen? Hoe kijkt het college aan tegen de oplossing die de Fietsersbond naar voren brengt: het op de weg laten rijden van wielrenners in plaats van op het fietspad? Antwoord op vraag 2 (uitgesplitst in deelvragen): e Welke mogelijke maatregelen zijn er wat betreft het college te nemen om de grote hoeveelheden ongevallen met fietsers terug te brengen? — In het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2012-2015 staan diverse maatregelen beschreven die worden genomen om de ongevallen met fietsers terug te brengen. = Belangrijk vanuit het oogpunt van infrastructuur zijn: 1. Het voorkomen van enkelvoudige ongevallen op het fietspad - het verwijderen of beter inleiden van zoveel mogelijk paaltjes (programma 2 op pagina 29); 3 Een ernstig gewonde heeft een MAIS score van 2 of hoger. Verkeersslachtoffers worden opgedeeld in zes ernstcategorieën (MAIS scores 1 t/m 6): 1. Licht, 2. Matig; 3. Ernstig; 4. Zwaar; 5. Levensgevaarlijk; 6. Maximaal letsel — feitelijk onbehandelbaar. 3 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 6 augustus 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 18 juli 2013 2. Een Duurzaam Veilige inrichting van de infrastructuur: kwetsbare verkeersdeelnemers (fietsers) worden gescheiden van snel en zwaar gemotoriseerd verkeer. Uitgangspunt is dat in 50km/u wegen vrijliggende fietspaden worden aangelegd (bij herinrichting). = Belangrijk vanuit het oogpunt van gedragsbeïnvloeding zijn: 1. De lessenserie ‘Tussen School en Thuis’; 2. Het theoretisch verkeersexamen; 3. Het praktisch verkeersexamen. — Het college ziet naar aanleiding van de cijfers geen reden om meer maatregelen te treffen. e Hoe kijkt het college aan tegen de oplossing van de Fietsersbond om wielrenners op de weg te laten rijden in plaats van op het fietspad? — Het college is zich ervan bewust dat de steeds drukkere fietspaden leiden tot overlast tussen verschillende groepen gebruikers. Voor wat betreft wielrenners speelt dit vooral in recreatieve gebieden en minder in de stad. Wielrenners op de rijbaan laten rijden gaat in tegen de principes van Duurzaam Veilig om kwetsbare verkeersdeelnemers (fietsers) te scheiden van sneller en zwaar gemotoriseerd verkeer. Wielrenners blijven wat het college betreft op de fietspaden rijden. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Â.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
VN2022-008136 idelij issi Directie Openbare > 4 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR Orde en Veiligheid X Amsterdam Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter kennisneming Portefeuille Openbare Orde en Veiligheid Agendapunt 36 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Voortgangsrapportage programma tegen Seksuele Intimidatie en Seksueel Geweld (SISG) 2021 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de Voortgangsrapportage programma tegen Seksuele Intimidatie en Seksueel Geweld 2021. Wettelijke grondslag Artikel 180, eerste, tweede en derde lid, van de Gemeentewet. Bestuurlijke achtergrond Begin 2020 is het programma tegen Seksuele Intimidatie en Seksueel Geweld (SISG) gestart. Met dit programma beoogt het college om seksuele intimidatie en seksueel geweld beter te voorkomen en te bestrijden, slachtoffers effectiever te helpen en Amsterdammers bewuster te maken van het probleem en de hulpmogelijkheden. In 2021 was de urgentie van dit probleem nog onvermin- derd actueel. Zo is de stad dit jaar opgeschrikt door een aantal ernstige incidenten gerelateerd aan (online) seksueel geweld. Voor u ligt de voortgangsrapportage SISG 2021 van het programma SISG. In de voortgangsrapportage worden de inspanningen en resultaten van het tweede programmajaar 2021 beschreven. Ook wordt in deze rapportage een korte vooruitblik gegeven op de prioriteiten en de geplande activiteiten van het programma in 2022. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies De Stuurgroep Veiligheid en Zorg heeft ingestemd met de voortgangsrapportage SISG 2021. In deze Stuurgroep zijn de partners vertegenwoordigd van de netwerkorganisatie Actiecentrum Veiligheid en Zorg. Partners zijn onder meer de gemeente Amsterdam (Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ), Openbare Orde en Veiligheid (OOV), de stadsdelen en Werk, Participatie en Inkomen (WPI)), de GGD, de politie, het Openbaar Ministerie, Reclassering Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Amsterdam. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.8 1 VN2022-008136 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR Directie Openbare 9 Amsterdam Orde en Veiligheid € Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter kennisneming n.v.t. Welke stukken treft v aan? AD2022-028296 1. Raadsinformatiebrief voortgangsrapportage SISG 2021.pdf (pdf) AD2022-028298 2. Voortgangsrapportage SISG 2021. pdf (pdf) AD2022-028297 3. Samenvatting voortgangsrapportage SISG 2021.pdf (pdf) AD2022-028276 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Actiecentrum Veiligheid en Zorg, programma SISG, Nicolien van Weeghel, [email protected], 06-83640592 Gegenereerd: vl.8 2
Voordracht
2
val
2 Gemeente Gemeenteraad RAAD % Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 11 november 2021 Ingekomen onder nummer 780 Status Ingetrokken en vervangen door 780 accent Onderwerp Motie van het lid Nanninga inzake de Begroting 2022 (See it. Say it. Sorted.) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, gehoord de beraadslaging over de Begroting 2022, overwegende dat: -___de NS sinds vorig jaar vanwege het door de coronacrisis verminderde contact tussen reizigers en conducteurs een nummer heeft geopend dat reizigers kunnen sms'en of Whatsappen als zij zich onveilig voelen of overlast ervaren; -__dit echter nauwelijks onder de aandacht van de reiziger wordt gebracht; -_in het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid om de politie te waarschuwen bij onveilige/overlastgevende situaties in het openbaar vervoer al langer bestaat; -__deze mogelijkheid via schermen en omroepen sinds 2018 zeer regelmatig onder de aandacht van de reiziger wordt gebracht? middels een campagne met de slogan ‘See it. Say it. Sorted.'; -__deze campagne in het eerste jaar leidde tot een toename van go procent van het aantal meldingen; -__een dergelijke aanpak het veiligheidsgevoel in het openbaar vervoer in Amsterdam zou kunnen vergroten, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -_ te onderzoeken of de mogelijkheid om reizigers onveilige/overlastgevende situaties te laten melden via sms of Whatsapp kan worden uitgebreid naar het Amsterdamse ov; -__te onderzoeken of deze mogelijkheid via een publiekscampagne regelmatig onder de aandacht kan worden gebracht van reizigers; -__ hiervoor een voorstel te doen aan de raad bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2022. Indiener A. Nanninga 1 If you see something that doesnt look right, please speak to staff, or text British Transport Police on 61016. We'll sort it. See it. Say it. Sorted.
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam AZ % Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en x Raadsaangelegenheden Agenda, donderdag 2 november 2017 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Tijd 13.30 uur tot 17.00 uur Locatie Raadszaal, stadhuis Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 _Tkn-lijst 5 Opening inhoudelijke gedeelte 6 _Inspreekhalfuur Publiek Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur’ geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Agenda, donderdag 2 november 2017 7A Actualiteiten e Actualiteit van het lid Van Lammeren (PvdD) inzake het niet volledig voldoen van een WOB-verzoek omtrent de diversiteitsadviseur van de politie. 7B Actualiteiten Burgemeester 8 Rondvraag Financiën 9 Instemmen met de budgettair neutrale begrotingswijziging 2017 Nr. BD2017- 013075 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad, d.d. 8 en 9 november 2017). 10 De Begroting 2018 Nr. BD2017-013076 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad, d.d. 8 en 9 november 2017). e _Hetbegrotingsboek 2018 is separaat aan alle (duo) raadsleden gezonden. Dienstverlening 11 Intrekken van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2017 en vaststellen van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018 Nr. BD2017-010048 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad, d.d. 8 en 9 november 2017). 2 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Agenda, donderdag 2 november 2017 Algemene Zaken 12 Kennisnemen van de brief aan de gemeenteraad over de taskforce bedrijfsvoering programma radicalisering en polarisatie Nr. BD2017-013077 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _Voorgeteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 13. Openbare Orde en Veiligheid 13 Collegebrieven inzake programma radicalisering en polarisatie Nr. BD2017- 013078 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _Voorgeteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 12. 3
Actualiteit
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 1020 Publicatiedatum 19 november 2014 Ingekomen op 5 november 2014 Ingekomen onder 857’ Behandeld op 6 november 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Yesilgöz-Zegerius, de heer Paternotte en de heer J.P. Kwint inzake de begroting voor 2015 (besteding coalitieakkoord middelen Top1000). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Constaterende dat: — erin het coalitieakkoord ‘Amsterdam is van iedereen’ voor de uitbreiding van de Top600 naar een Top1000 een bedrag van vier keer 2,5 miljoen euro incidenteel is opgenomen ten behoeve van de drie pijlers, te weten; lik-op-stuk (pijler 1), (na)zorg (pijler 2) en de broertjes- en zusjesaanpak (pijler 3), naast de reeds beschikbare middelen voor de Top600; e 2 miljoen euro structureel; e vier keer 2 miljoen euro incidenteel; — elk subject op de Top600-lijst een eigen regisseur heeft, aangeleverd door een van de kernpartners!; — het college 4 december 2014 haar plannen voor de uitbreiding van 600 naar 1000 subjecten, conform het coalitieakkoord, aan de raadscommissie voor Algemene Zaken c.a. ter bespreking zal voorleggen, Overwegende dat: — de uitbreiding van een Top600 naar een Top1000 met behoud van dezelfde aanpak en dezelfde doelgroep, extra beslag zal leggen op de capaciteit met name van de kernpartners die regisseurs leveren; — de extra middelen van vier keer 2,5 miljoen euro die in het coalitieakkoord opgenomen zijn voor deze uitbreiding, niet direct ten gunste van de kernpartners kunnen komen die vanuit andere geldstromen gefinancierd worden; — een knelpunt met betrekking tot beschikbare capaciteit van regisseurs geen belemmering mag vormen voor de uitbreiding naar een Top1000, \ Bestuursdienst, Politie Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen, Bureau Jeugdzorg/ WSG, Stadsdelen, OM, Reclassering (Leger des Heils, Arkin en Reclassering Nederland), GGD, Amstellandgemeenten (Diemen, Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn, Ouder-Amstel) 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1020 Moti Datum 19 november 2014 otie Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in de plannen voor een uitbreiding van 600 naar 1000 subjecten er zorg voor te dragen dat er geen capaciteitsprobleem ontstaat bij de kernpartners aangaande het leveren van de regisseurs en waar mogelijk de volgende bestedingsrichtingen voor de vrijgemaakte middelen te betrekken; — de extra middelen die vrij zijn gemaakt in het coalitieakkoord, te weten vier keer 2,5 miljoen euro, zo in te zetten dat partners die geen financiële ondersteuning kunnen krijgen vanuit deze post doordat de financiële stromen dat niet toelaten, ontlast worden bij het leveren van nieuwe regisseurs; — extra regisseurs ten behoeve van de Top1000 met name te laten leveren door de partners die wel ondersteund kunnen worden met deze extra middelen. De leden van de gemeenteraad, D. Yesilgöz-Zegerius J.M. Paternotte J.P. Kwint 2
Motie
2
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Beantwoording schriftelijke vragen Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 1juni 2022 Portefeuille(s) Portefeuille Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit Portefeuillehouder(s): Egbert de Vries Behandeld door Verkeer en Openbare Ruimte, bestuurlijke. Zaken. [email protected] Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalig lid Yilmaz inzake nog drie gevallen van uitsluiting van moslima's met gezichtsbedekking in het Amsterdamse openbaar vervoer Geachte leden van de gemeenteraad, Op 6 november 2020 heeft het college schriftelijke vragen ontvangen van het lid Yilmaz van DENK inzake nog drie gevallen van uitsluiting van moslima's met gezichtsbedekking in het Amsterdamse openbaar vervoer. Excuses voor de vertraging in de beantwoording van deze schriftelijke vragen. Onderstaand treft v de beantwoording van deze vragen aan. Toelichting door indiener De fractie van DENK is op de hoogte gebracht van een aantal meldingen van nigaabdraagsters die problemen hebben ondervonden in het Amsterdamse openbaar vervoer. De Facebookgroep ‘Tegen Boerkaverbod’ heeft drie meldingen gedeeld van nigaabdraagsters die werden geweerd uit het Amsterdamse openbaar vervoer of negatief zijn bejegend. Op 21 juli 2020 plaatste de groep de volgende melding op hun Facebookpagina: Vandaag is een moslima geweigerd in de tram. Bij binnenkomst van de tram zei de trammedewerker dat ze geen mondkapje droeg, waarop zij aangaf dat zij enkel een gezichtsbedekking droeg. Hierop zei de medewerker dat zij de tram moest verlaten. De moslima gaf aan dat zij contact heeft opgenomen met het GVB alvorens zij gebruikmaakte van het openbaar vervoer, en dat het GVB aangaf dat dit gevraagd moest worden aan het RIVM. Nadat het RIVM gebeld werd, hebben zij aangegeven dat een mondkapje NIET nodig was voor een Moslima die een gezichtsbedekking droeg. Met deze info, plus de info die op de website stond van de RIVM werd zij alsnog verzocht om de tram te verlaten… De tram bleef een tijdje stil staan en passagiers werden boos op de Moslima dat ze “niet zo moeilijk moest lopen doen en gewoon de tram vit moest stappen”. Ondertussen had de trambestuurder de GVB-handhavers gebeld onder t mom van “boete” vitdelen. Uiteindelijk is de Moslima tezamen met de GVB-handhavers de tram gaan verlaten. In dit gesprek kwam naar voren dat de GVB-handhavers partij kozen voor de Moslima. En na een hele vitzoekwerk en gebel met het GVB en RIVM kwamen ze tot de conclusie dat niemand wist hoe hiermee om te gaan. Een van de handhavers gaf nog wat bemoedigende woorden dat ze de strijd niet moest opgeven, gezien deze situatie (mondkapjes gedoe in combinatie met het boerkaverbod) een duidelijke aanval was op de Islam. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 1 juni 2022 Pagina 2 van 4 Op 31 oktober 2020 plaatste de groep de volgende melding op hun Facebook-pagina : Terwijl GVB aangeeft dat het dragen van een gezichtsbedekking is toegestaan (zonder mondkapje eronder), wordt ze geweigerd, vanwege haar gezichtsbedekking in tram 7 richting Bos en Lommer, in Amsterdam West. “Het was afgelopen zaterdag (21 september) vroeg in de ochtend, ik ging naar binnen, werd gelijk vies aangekeken zoals altijd, ik wou een kaartje kopen, zei zij je mag niet mee reizen met dat ding je moet mond kapje hebben. Ik had geen zin in discussie ik stapte vit en ging lopen naar andere halte.” De derde melding werd op 5 november 2020 geplaatst en luidt als volgt : “Heb je wel een mondkapje bij je“ vraagt de trammedewerker van het GVB. Afgelopen zaterdag 31 oktober moest ik een paar haltes met de tram ín Amsterdam. Ik draag zelf een niqab. Het GVB heeft in een mail aangegeven dat het dragen van een niqab voldoende was tijdens het reizen en daaronder geen extra mondkapje nodig was, met andere woorden, de niqab wordt ook gezien als een niet-medisch mondkapje, omdat het de mond en neus bedekt. Die dag stapte ik in tram 7 vanaf J.P. Heijestraat richting Mercatorplein, waarbij één van de trammedewerkers mij al op een hele vieze manier aankeek. Op het moment dat ik plaatsnam vroeg ze mij meerdere malen of ík een mondkapje bij me had. Ik zei tegen haar dat ik geen extra mondkapje bij mij had en mijn nigab een mondkapje was. De trammedewerker was van mening dat mijn niqab geen “niet-medisch-mondkapje” was en wees continu naar een poster waarop aangegeven was dat een sjaal niet is toegestaan en dat dit dus per se “een niet- medisch mondkapje” moest zijn. Ik gaf bij haar aan dat het GVB duidelijk naar buiten heeft gebracht dat een niqab voldoende was, maar zij wou dit, na meerdere malen uit te leggen, niet aannemen van mij. Uiteindelijk heeft ze navraag gedaan bij haar leidinggevende en die heeft mij Alhamdulilah in het gelijk gesteld. Uiteindelijk zei ze dat het GVB het boerkaverbod niet handhaaft, en ik ben mijn reis verder gaan voortzetten. Ik wist op het moment dat ik in de tram zat, in mijn gelijk zou staan als er iets zou gebeuren, maar ik raakte wel geïrriteerd op het moment dat de trammedewerker niet open stond om het gesprek op een normale manier met mij aan te gaan. Uit vorenstaande meldingen wordt duidelijk dat de regels omtrent de mondkapjesplicht en het zogeheten gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding nog steeds niet duidelijk zijn bij de GVB-medewerkers. Ten gevolge hiervan worden nigaabdraagsters nog steeds negatief bejegend of geweerd uit het openbaar vervoer en zijn GVB-medewerkers ook niet zeker hoe zij zich moeten verhouden tot deze wet. De fractie van DENK is van mening dat veiligheid en gastvrijheid de uitgangspunten moeten zijn van het beleid van de gemeentelijke vervoersdienst en is benieuwd wat het beleid van de GVB is aangaande het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding is. Gezien het vorenstaande heeft het voormalig lid Yilmaz op grond van toenmalig artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 1 juni 2022 Pagina 3 van 4 1. Is het college bekend met bovengenoemde twee meldingen? Kan zij aangeven wat er zich precies heeft voorgevallen bij beide incidenten? Is het college c.q. het GVB bereid om contact op te nemen met deze twee vrouwen in kwestie en excuses aan te bieden? Het college heeft kennis genomen van dit bericht. GVB heeft de meldingen ontvangen. Eris door de Klantenservice getracht in contact te komen met de twee vrouwen. Dit is ondanks herhaaldelijk verzoek niet gelukt. Vervolg contact is van belang om de melding goed na te kunnen gaan en bruikbare gegevens boven tafel te krijgen. Zo is het van belang om het moment van reizen te weten, alsmede de route om vervolgens de bestuurder te kunnen achterhalen. Alleen op deze manier kan uitgezocht worden wat er precies is gebeurd. Zowel vanuit het perspectief van de vrouwen als vanuit perspectief van bestuurders. Eris desgevraagd geen aangifte en/of melding bekend bij respectievelijk de politie of het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam. Het college kan het incident daarom niet bevestigen, verder toelichten of duiden. Het college roept de twee vrouwen op alsnog zich te melden bij de instanties. 2. Het GVB heeft eerder aangegeven het zogeheten boerkaverbod niet te zullen handhaven. Kan het GVB aangeven wat hun standpunt is ten aanzien van de Wet gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding en of zij deze wet wel of niet handhaaft? Navraag bij het ministerie van lenW heeft opgeleverd dat het verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding nog steeds van kracht is. Het dragen van een mondkapje is wel toegestaan in verband met de veiligheid van reizigers en personeel. De plicht van GVB is het uitvoeren van openbaar vervoer. Volgens de werkinstructie geldt dat bestuurders reizigers, die zich niet aan deze wet houden, hierop kunnen wijzen en melding kunnen maken aan de verkeersleiding. GVB heeft de richtlijnen naar aanleiding van de schriftelijke vragen nogmaals onder de aandacht gebracht van bestuurders, chauffeurs, conducteurs en varend personeel. 3. Wat zijn de precieze werkinstructies die het GVB heeft doen uitgaan naar haar personeel inzake reizigers met een nigaab en overige (islamitische) kledingstukken? Gezicht bedekkende kleding is vanaf 1 augustus 2019 niet meer toegestaan in de trein, metro, tram en bus. De plicht van GVB is het uitvoeren van openbaar vervoer. Volgens de werkinstructie geldt dat bestuurders reizigers die zich niet aan deze wet houden hierop kunnen wijzen en melding kunnen maken aan de verkeersleiding. Bestuurders hebben niet de bevoegdheid om reizigers met gezicht bedekkende bekleding te dwingen het voertuig te verlaten en dienen hun rit te vervolgen vanwege de vervoersplicht die GVB heeft. 4. Deelt het college c.q. het GVB het standpunt van de fractie van DENK dat vorenstaande meldingen aangeven dat het ov-personeel nog steeds onvoldoende op de hoogte is van de werkinstructies van het GVB inzake gezicht bedekkende kleding? Welke verklaring heeft het college hiervoor? GVB heeft de richtlijnen naar aanleiding van de schriftelijke vragen nogmaals onder de aandacht gebracht van bestuurders, chauffeurs, conducteurs en varend personeel. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 1 juni 2022 Pagina 4 van 4 5. Defractie van DENK heeft het afgelopen jaar meermaals soortgelijke incidenten aangekaart. Wat gaat het college eraan doen om dergelijke incidenten in het vervolg te voorkomen? Het College onderschrijft het belang van aandacht en maatregelen tegen discriminatie en uitsluiting waaronder moslimdiscriminatie. Als onderdeel van de Aanpak Discriminatie is het actie- onderzoek naar moslimdiscriminatie ‘Weerbaar tegen moslimdiscriminatie en hatecrime in Amsterdam’ in februari opgeleverd en gedeeld met de raad (raadsbrief d.d. 17 februari 2022). Het doel van de verschillende actieonderzoeken was om beter zicht te krijgen op waar discriminatie wordt ervaren, wat de achterliggende oorzaken zijn om daar wel of geen melding van te maken en welke interventies nodig zijn om de bestaande aanpak van discriminatie te verbeteren. De basis van deze actieonderzoeken zijn gesprekken met mensen die met discriminatie te maken krijgen. De aanbevelingen zijn verwerkt in de algemene aanpak die het college heeft opgesteld naar aanleiding van de onderzoeken. Speerpunten die uit het actie-onderzoek naar moslimdiscriminatie naar voren komen zijn het bestrijden van discriminatie en vooroordelen in het onderwijs en het vergroten van de meldingsbereidheid. Daarnaast is er specifiek aandacht voor islamofobie in de campagne antidiscriminatie. Het aanpakken van moslimdiscriminatie is niet makkelijk en vergt lange adem. Het actieonderzoek maakt volgens het college duidelijk waarom het belangrijk is hierop onverkort in te blijven zetten. 6. Ishet college c.q. het GVB bereid om in contact te treden met belangengroepen zoals Stichting Meld Islamofobie of Tegen Boerkaverbod zodat zij in het vervolg soortgelijke meldingen direct kunnen aankaarten bij het GVB? Het is voor iedere reiziger mogelijk om een melding te doen bij GVB. Ook Stichting Meld Islamofobie en Tegen Boerkaverbod kunnen deze en soortgelijke meldingen doen bij GVB. De gemeente onderhoud contact met deze belangengroepen en heeft een contactpersoon hiervoor bij GVB. 7. Ishet college c.q. GVB desnoods bereid om een informatieve sessie te organiseren voor GVB-medewerkers om samen met een woordvoerder van moslima’s die gezichtsbedekking dragen (bijvoorbeeld Tegen Boerkaverbod of Hand in hand tegen het nigaabverbod) zodat wederzijds begrip ontstaat om zo uitsluiting en problemen in het vervolg te voorkomen? Het college heeft GVB op deze mogelijkheid gewezen en geadviseerd om hier aandacht aante besteden. Wij verwachten u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Egbert J. de Vries Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Schriftelijke Vraag
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1283 Datum indiening 24 oktober 2018 Datum akkoord 27 november 2018 Publicatiedatum 28 november 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Vroege inzake het ontbreken van trappen bij de Schellingwouderbrug. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De fractie van D66 heeft kennis genomen van de verkeerssituatie rondom de Schellingwouderbrug. Het baart de fractie zorgen dat deze in toenemende mate als onveilig wordt ervaren vanwege de rappe ontwikkeling van Zeeburgereiland en vanwege de toenemende verkeersdrukte voortkomend uit schoolgaande jeugd, bewoners, en woon-werkverkeer. De fractie van D66 is benaderd door omwonenden die aangeven dat zij enorm veel baat zouden hebben bij de aanleg van voetgangerstrappen met een fietsgeul aan de zuidzijde van de Schellingwouderbrug. Aan de noordzijde van de brug, aan de kant van Landmarkt, bestaat zo’n korte en veilige route al. Een dergelijke trap heeft duidelijke voordelen ten aanzien van de verkeersveiligheid voor. Verkeersdeelnemers zijn met zo’n trap korter op de brug en hoeven geen snelverkeer te kruisen. Ook ontstaat er een betere verbinding met Noord: bewoners van Zeeburgereiland kunnen lopend naar Landmarkt en bereiken heel landelijk Noord als recreatieve groenlocatie. De trappen aan de noordzijde van de brug zijn in 2015 vernieuwd. Daarop hebben omwonenden aangegeven dat dergelijke trappen ook aan de “Zeeburgereilandzijde” van de Schellingwouderbrug wenselijk zouden zijn. Deze wens ligt er nog steeds. Met name voor naar schoolgaande kinderen is de huidige situatie gevaarlijk. Deze is contra intuïtief: iedere ochtend en middag rijden mensen daar nu tegen de rijrichting op de fietspaden. Gezien het vorenstaande heeft het lid Vroege, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Herkent het college de huidige situatie, waarbij de Zeeburgereilandzijde van de Schellingwouderbrug geen trappen met fietsgeul van brugdek tot dijk heeft, in tegenstelling tot de overkant en de Amsterdamse brug, als verkeersveiligheids- risico? Zo ja, is het college het eens met omwonenden dat trappen (met fietsgeul) op deze plek noodzakelijk zijn? Antwoord: Ja, er zijn op dit moment geen zogenaamde luie trappen aan deze zijde van de Schellingwouderbrug. De verkeerssituatie op dit deel van de Zuiderzeeweg gaat 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam Neng oes Gemeenteblad R Datum 28 november 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 24 oktober 2018 in de toekomst veranderen ten gunste van de doorstroming en verkeersveiligheid van alle verkeersstromen, dus ook voor fietsers en voetgangers. Op dit moment ligt er een Schetsontwerp voor de nieuwe situatie, waarover de Centrale Verkeerscommissie (CVC) nog een definitief advies moet uitbrengen (naar verwachting in januari 2019, zie bijgevoegde tekening voor schetsontwerp). Er komt een tweede aansluiting van de Sluisbuurt op de Zuiderzeeweg. Deze komt net ten zuiden van de Schellingwouderbrug. Hierbij wordt voorgesteld ook een directe verbinding te realiseren voor doorgaand langzaam verkeer vanuit de Sportheldenbuurt naar deze tweede kruising. Daarnaast wordt een onderdoorgang voor langzaam verkeer onderzocht ter hoogte van de John Blankensteinstraat (in bijgevoegde tekening in de gele cirkel). Hierdoor hoeft langzaam verkeer tussen de Sportheldenbuurt en de Sluisbuurt niet meer over te steken over de Zuiderzeeweg. Door deze maatregelen zijn er straks twee oversteekmogelijkheden op maaiveld én een onderdoorgang. De werkzaamheden aan deze kruisingen, verbindingsdam en onderdoorgang zijn gepland in 2021. Door de extra route voor het langzaam verkeer ter hoogte van de noordelijke aansluiting in combinatie met de onderdoorgang zijn de trappen niet noodzakelijk. Fietsers kunnen zonder over te hoeven steken van en naar de Schellingwouderbrug. Wel is het wenselijk deze trappen te realiseren, zowel aan de Sluisbuurt- als aan de Sportheldenbuurtkant van de Schellingwouderbrug, uit het oogpunt van kortere routes voor voetgangers en fijnmazigheid van doorgaande langzaam verkeerroutes. 2. Is het college het eens met D66 dat de snelle ontwikkeling van Zeeburgereiland (bestaande uit onder andere woningbouw en de aanwezigheid van twee scholen) vraagt om een kritische blik op de verkeersveiligheidssituatie op deze specifieke plek? Antwoord: Ja. Zie de beantwoording van vraag 1. 3. Is het college op de hoogte van het feit dat omwonenden daar al sinds 2015 proberen eenzelfde trap te realiseren als aan noordzijde? Is het college op de hoogte dat in 2016 door de gemeente te kennen is gegeven dat deze trappen inderdaad wenselijk zijn? Antwoord: Ja en ja. 4. Klopt het dat de realisatie van deze trappen bemoeilijkt wordt door het feit dat de brug in bezit is van Rijkswaterstaat? Op welke wijze wordt de realisatie door dit gegeven bemoeilijkt? Welke redenen ziet Rijkswaterstaat om niet mee te werken? In hoeverre is er sprake van dat Amsterdam het beheer van de brug over zou kunnen nemen? Hoe verlopen de gesprekken met Rijkswaterstaat hieromtrent? 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer da vember 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 24 oktober 2018 Antwoord: Nee. De brug is eigendom van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft al eerder aangegeven mee te willen werken aan het construeren van deze extra trappen. Omdat Rijkswaterstaat voornemens is de brug te renoveren heeft de gemeente aanvankelijk gemeend aan te sluiten bij deze renovatie. Nu blijkt dat deze renovatie niet eerder dan 2024 uitgevoerd wordt, onderzoekt de gemeente in nauw overleg met Rijkswaterstaat waar, naar welk ontwerp en wanneer de trappen eerder uitgevoerd kunnen worden. Er zijn nog twee locaties in onderzoek: bij de onderdoorgang tussen Sportheldenbuurt en Sluisbuurt (in bijgevoegde tekening in de gele cirkel) of vanaf de dijk (in bijgevoegde tekening in de rode cirkel). Ook het ontwerp moet nog nader uitgewerkt worden. Een kopie van de luie trappen aan de andere zijde van de Schellingwouderbrug kunnen gedekt worden vanuit de grondexploitatie Sportheldenbuurt. Het overnemen van het beheer van de brug is niet noodzakelijk om de trappen te realiseren. 5. Klopt het dat de eventuele komst van een trap nu gepland staat voor na 2025? Is het college het eens met D66 dat een dergelijk tijdspad verbazing opwekt, zeker gezien de snelle ontwikkeling van het gebied? Hoe beoordeelt het college dit tijdspad”? Antwoord: Nee. De gemeente onderzoekt waar, naar welk ontwerp en wanneer de trappen eerder dan 2024 uitgevoerd kunnen worden. 6. Is het college het met de fractie van D66 eens dat wanneer de verkeersveiligheid significant verbeterd kan worden met een laagdrempelige oplossing als een trap met fietsgeul, dit prioriteit heeft? Op welke manier is zij voornemens hier — op korte termijn — invulling aan te geven? Antwoord: Ja. Zie het antwoord op vraag 5. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 14 december 2021 Portefeuille(s) Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit Wonen, Bouwen, Openbare Ruimte en Groen en Reiniging Portefeuillehouder(s): Egbert de Vries en Jakob Wedemeijer Behandeld door Verkeer & Openbare Ruimte+ (vor@®amsterdam.nl) in samenwerking met Stadswerken ([email protected]) Onderwerp Bestuursopdracht Normkosten Geachte leden van de gemeenteraad, Na het derde jaar programma Stadsbehoud is één ding duidelijk: de instandhouding van de openbare ruimte en het groen in een springlevende en monumentale stad als Amsterdam is een uiterst dynamisch proces. Steeds doen zich nieuwe uitdagingen voor. Met deze brief informeert het college u over de uitkomsten van het onderzoek naar de normkosten voor het beheer en onderhoud van de Openbare Ruimte en Groen als onderdeel van het Programma Stadsbehoud. De opgaven waar we als stad voor staan, lopen uiteen van het wegwerken van achterstallig onderhoud tot het anticiperen op de groei van de stad, klimaatverandering en technologische ontwikkelingen. Een punt dat tot nu toe bij elke begroting en rapportage terugkeert, is het belang van structurele middelen voor de instandhouding van onze stad en eigendommen (assets). In de Begroting 2022 is een eerste stap gezet in het oplossen van de structurele tekorten. Maar mede door de Coronacrisis zijn de budgettekorten voor stadsbehoud fors. Daarom is door het college besloten een bestuursopdracht te geven voor een extern onderzoek naar de minimale benodigde structurele middelen voor beheer en onderhoud (normkosten). Wat zijn normkosten? Normkosten zijn de jaarlijks gemiddelde (eeuwigdurende) theoretische kosten om de openbare ruimte op het ambitieniveau B (Verzorgd) en C (Sober) te kunnen beheren en onderhouden. Het college heeft laten onderzoeken wat het minimale kwaliteitsniveau is waarbij geen achterstallig onderhoud ontstaat en welke middelen tenminste nodig zijn om dit kwaliteitsniveau van de openbare ruimte en groen te behouden. Het Normkostenonderzoek Wij hebben ingenieursbureau Witteveen+Bos opdracht gegeven om de door Amsterdam gehanteerde normkosten voor de instandhouding op niveau C van de openbare ruimte en groen te toetsen. Witteveen+Bos heeft de normkosten voor het dagelijks en groot onderhoud van Civiele Constructies, Groen en Verharding en het domein Schoon onderzocht. De binnen Amsterdam gehanteerde eenheidsprijzen (“van welke standaardkosten voor de maatregelen voor dagelijks en groot onderhoud gaan we uit?”) en frequenties (“met welke regelmaat Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 2 van 5 worden de maatregelen vitgevoerd?”) zijn getoetst. Ook is kritisch gekeken naar het verschil tussen de normkosten voor de instandhouding op niveau C met die voor instandhouding op niveau B. De uitkomsten van het onderzoek geven aan dat de eenheidsprijzen en frequenties die in Amsterdam worden gehanteerd overeenkomen met wat gangbaar is in Nederland. De toets laat geen grote verrassingen en uitschieters zien. De normkosten die Witteveen+Bos heeft getoetst zijn afkomstig uit het onderstaande overzicht: Groen | 383 40) 423| |Groen | 295| 38 333| MS 202 MS WL | MRI 23 | 23 MRE 23 | 23| \Openbareverlichting | 52 | 5,2| |Openbareverlichting | 49) | 49} TUNnels #0 | 40 (Tunnels 40 | 40 Totaal Totaal Tabel 1. Overzicht normkosten Dagelijks Onderhoud (DO) en Groot Onderhoud (GO) voor verzorgingsniveaus B (Verzorgd) en C (Sober), bron: normkostenrapportages versie 4.0 (baseline voorjaar 2021). De afgelopen jaren is in het kader van het Programma Stadsbehoud ingezet op een flinke toename van structurele middelen voor het onderhoud. Voor 2022 is voor groot onderhoud € 15 miljoen gebudgetteerd. Dit jaarlijks vaste bedrag zal tot 2026 stapsgewijs toenemen tot 40 miljoen. Uit tabel 1 is op te maken dat dat bij lange na niet voldoende is om te voorzien in al het groot onderhoud dat jaarlijks benodigd is voor het instandhoudingsniveau ‘sober’. Ook voor het dagelijks onderhoud is het structurele tekort substantieel. In het voorjaar 2022 zullen wij dit structurele tekort financieel inzichtelijk maken. Second opinion Rotterdam We hebben Rotterdamse experts een gevraagd naar second opinion over het onderzoek van Witteveen+Bos. Uit de second opinion komt naar voren dat we in Amsterdam een goede werkmethode hebben om de normkosten te berekenen. Amsterdam loopt hierin voorop en de kennis en expertise wordt goed ingezet om verder te professionaliseren, maar we moeten niet vergeten dat normkosten worden gebaseerd op een theoretische benadering. Hierin is geen sprake van achterstallig onderhoud en juist wel van een gelijkmatige slijtage én verdeling van levensduur van alle onderdelen in de openbare ruimte en groen. In Rotterdam is er daarom enkele jaren geleden voor gekozen om een onderzoek te doen naar de langjarige vervangingsopgave. In deze vervangingsopgave is in beeld gebracht wanneer grote pieken in besteding aan beheer en onderhoud van de stad te voorzien zijn. Een ander inzicht vit de second opinion van Rotterdam is dat Amsterdam met het hanteren van het verzorgingsniveau C balanceert op de kritische grens van het functioneel en veilig houden van de openbare ruimte en het groen. Wij achten het daarom niet realistisch om nog ruimte te zoeken door te besparen op de normkosten. Het opzoeken van een lagere ondergrens levert risico’s op ten Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 3 van 5 aanzien van de veiligheid, leidt tot verdere achterstanden en uiteindelijk tot kapitaalvernietiging. Daarnaast ontstaan er daardoor zelfs direct of indirect kostenopdrijvende effecten: 1. onverwachte en schoksgewijs verlopende investeringen voor het beheer en onderhoud, en de noodzaak om vaker onvoorziene reparatiewerkzaamheden uit te voeren; 2. veiligheid en beschikbaarheid van de assets in de openbare ruimte komt in het geding, waardoor de kans op calamiteiten en incidenten toeneemt, en als gevolg daarvan een toename van financiële claims; 3. een (nog) grotere druk op dagelijks beheer, onderhoud en reiniging van de stad; 4. een sterker fluctuerende behoefte aan ambtelijke capaciteit voor de planning en voorbereiding van beheer en onderhoud; 5. _eensterker fluctuerende behoefte aan marktcapaciteit voor realisatie van het onderhoud, wat in pieken waarschijnlijk een prijsopdrijvend effect heeft. Vervolg De aanbevelingen uit het onderzoek worden betrokken bij een volgende actualisatie van de normenkosten en de bovenstaande constateringen geven reden tot een vervolgonderzoek. Dit vervolgonderzoek moet ertoe leiden dat een betere inschatting kan worden gemaakt van de daadwerkelijk benodigde beheerinspanning voor de komende jaren. Wanneer zijn welke vervangingen en groot onderhoud te voorzien? Hoe vallen deze in de tijd? Wat leert ons dit over de benodigde middelen ten opzichte van de gehanteerde normkosten? Uitkomst van dit vervolgonderzoek moet ook zijn dat er scenario’s kunnen worden ontwikkeld. In deze scenario’s zullen trends en ontwikkelingen, en daarmee samenhangende kansen en risico’s, worden vertaald in alternatieven voor beheer en onderhoud van de stad. Deze scenario's kunnen in het Programma Stadsbehoud worden vertaald in concrete bestedingsvoorstellen en reserveringen. Het spreekt voor zich dat de raad, in het kader van het Programma Stadsbehoud, op de hoogte gehouden zal worden van de uitkomsten van deze opdracht en in de gelegenheid zal worden gesteld de juiste kaders mee te geven voor de te nemen beslissingen in het beheer en onderhoud van de stad. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, B Egbert J. de Vries Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 4 van 5 / Jakob Wedemeijer Wethouder Wonen, Bouwen, Openbare Ruimte en Groen en Reiniging Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 5 van 5 Bijlagen 1. Raadscommissievoordracht 2. Bestuurlijke Presentatie Bestuursopdracht Normkosten 3. Oplegger Rapportages Bestuursopdracht Normkosten h. 127689-21-016.396-rapdo2-Toetsing normkosten gemeente Amsterdam 5. 127689-21-017.180-rapdo2-Ontwikkelingen en effecten (risico’s en kansensessies) 6. Notitie Second Opinion Gemeente Rotterdam 7. Overzicht normkosten Amsterdam, baseline voorjaar 2021 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
5
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 784 Publicatiedatum 1 juli 2016 Ingekomen op 30 juni 2016 Ingekomen in raadscommissie AZ Te behandelen op 13/14 juli 2016 Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake de Voorjaarsnota 2016 (rainbow city network). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449). Overwegende dat: — Amsterdam op diverse aspecten van het LGBTI-beleid vooroploopt, maar altijd nog kan leren van andere steden; — het rainbow cities network hiervoor een zeer nuttig instrument is. Voorts overwegende dat: — Amsterdam in 2016 veel EU-bijeenkomsten heeft mogen hosten in het kader van het EU-voorzitterschap van Nederland; — Amsterdam in 2016 gastheer is van de EuroPride; — Amsterdam trekker is van het rainbow cities network. Constaterende dat: — veel EU-hoofdsteden, waaronder Londen, nog niet zijn aangesloten bij het rainbow city network. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — actief bij alle EU-hoofdsteden die nog niet deelnemen aan het rainbow city network aan te dringen op deelname aan dit netwerk, waarmee zij moeten voldoen aan de voorwaarden die daarbij gelden; — vóór 1 januari 2017 de voortgang en resultaten aan de gemeenteraad te rapporteren. Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam Bestuurscommissie Oost Voordracht en besluit D B = AB Registratienummer Z-16-31580 / INT-16-10499 Afdeling Gebiedspool Onderwerp Vaststelling subsidieplafonds 2017 Portefeuille Subsidies welzijn DB lid Nevin Özütok Gebied n.v.t. Datum DB 30 november 2016 Datum AB voorbereidend 22 november 2016 Datum AB besluitvormend 6 december 2016 Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Jeannette Nijboer [email protected] *ZO0OO03174C88Ax Pagina 1 van5 Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: 1. inte stemmen met de subsidieplafonds 2017 van de subsidieregels: a) basisvoorzieningen in de stadsdelen: i_ Versterken pedagogische dragende samenleving en (talentjontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar) € 3.609.298,- iü _ Versterken vrijwillige inzet en informele netwerken € 1.319.708, ii. _ Activering, participatie en sociale accommodaties € 4.435.282,- iv. Mantelondersteuning € _179.691,- v. Maatschappelijke dienstverlening € 615.222,- b) maatschappelijk initiatief in Oost € 731.867,- c) bewonersinitiatieven in Oost € _148.114,- Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: besluiten wordt gepubliceerd 1. tot vaststelling van de subsidieplafonds 2017 van de subsidieregels: a) basisvoorzieningen in de stadsdelen: i__ Versterken pedagogische dragende samenleving en (talentjontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar) € 3.609.298,- ù _ Versterken vrijwillige inzet en informele netwerken € 1.319.708, ii. __ Activering, participatie en sociale accommodaties € 4.435.282,- iv. Mantelondersteuning € 179.691, v. _ Maatschappelijke dienstverlening € 615.222,- b) maatschappelijk initiatief in Oost € _731.867,- c) bewonersinitiatieven in Oost € _148.114,- Ondertekening Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, Sjoukje Alta, Ivar Manuel, secretaris voorzitter Pagina 2 van 5 Bevoegdheid Het Algemeen Bestuur is in de nieuwe subsidieregels genoemd om jaarlijks de plafonds vast te stellen voor periodieke en eenmalige subsidies. Bestuurlijke achtergrond In de nieuwe subsidieregels basisvoorzieningen in de stadsdelen, subsidieregel bewonersinitiatieven in Oost, subsidieregel Maatschappelijk initiatief in Oost en de subsidieregel gebiedsgebonden kunst- en cultuuractiviteiten in Oost is aangegeven dat de subsidieplafonds door het Algemeen Bestuur worden vastgesteld. Dit gebeurt conform de subsidiestaat die is vastgesteld door de raad bij de begroting 2017 op 10 november jl. In de subsidieplafonds zijn de bezuinigingen voor 2017 op de subsidies ad. € 370.448,- verwerkt. Vervolgens is bij de vaststelling van de begroting 2017 door de raad een nominale verhoging van 0,87% toegekend en verwerkt in de budgetten. De bezuiniging Vastgoed is niet verwerkt daar er nog geen definitieve besluitvorming over is. Onderbouwing besluit Beoogd effect Subsidieaanvragen kunnen tot subsidieplafonds worden gehonoreerd Argumenten De subsidieplafonds 2017 moeten voor aanvang van het subsidiejaar worden vastgesteld en gepubliceerd om open einde regeling te voorkomen Kanttekeningen geen Risico's / Neveneffecten Geen. Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau N.v.t. Financiën Aanlevering Subsidiebudgetten Communicatie Wordt op website gepubliceerd Overige Nvt. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Nee Indien ja, dekking aanwezig? Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting Voorlichting en communicatie Wordt op website gepubliceerd. Pagina 3 van 5 Uitkomsten inspraak Nvt. Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) Nvt. Pagina4 van 5 Geheimhouding N.v.t. Einde geheimhouding Stukken Meegestuurd Memo Ter inzage gelegd N.v.t. Parafen Manager Portefeuillehouder Nadia el Gargouri Nevin Özütok Besluit dagelijks bestuur Pagina 5 van 5
Besluit
5
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Raadsagenda supplement 2, dinsdag 19 en woensdag 20 mei 2020 Datum en tijd dinsdag 19 mei 2020 13.00 en 19.30 uur woensdag 20 mei 2020 13.00 en 19.30 uur Locatie Digitale omgeving TOEGEVOEGDE INGEKOMEN STUKKEN: Ingekomen stukken 63 Brief van de Rekenkamer Metropool Amsterdam van 18 mei 2020 inzake de aanbieding van het jaarverslag 2019 van de gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Metropool Amsterdam. Voorgesteld wordt dit jaarverslag voor kennisgeving aan te nemen. 64 Raadsadres van de Vereniging August Vermeylenbuurt van 17 mei 2020 inzake het verzoek om het addendum op de Structuurvisie Amsterdam 2040 Jan Evertsenstraat -West, deelgebied Tennispark, niet vast te stellen. Voorgesteld wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 20, Vaststellen addendum Structuurvisie Amsterdam 2040 Jan Evertsenstraat-West. 65 Raadsadres van de Wijkraad Zuid-West van 18 mei 2020 inzake verzoek om kwijtschelding van huur voor ondernemers in het Midden- en Kleinbedrijf vanwege de financiële problemen als gevolg van de coronacrisis. Voorgesteld wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8, actualiteit inzake aanpak Coronacrisis, en in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Financiën en Economische Zaken. 66 Afschrift van een brief van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, gericht aan het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum, van 15 mei 2020 inzake de tijdelijke terrasuitbreiding. Voorgesteld wordt deze brief desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8, actualiteit inzake aanpak Coronacrisis. 67 Afschrift van een zienswijze van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, gericht aan het college van burgemeester en wethouders, van 15 mei 2020 inzake aanwijzen van verbodswijken voor vakantieverhuur. Voorgesteld wordt deze zienswijze desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8, actualiteit inzake aanpak Coronacrisis, en in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling. 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Raadsagenda supplement 2, dinsdag 19 en woensdag 20 mei 2020 68 Ledennieuwsbrief VNG nr. 8 van 15 mei 2020 inzake de Coronacrisis. Voorgesteld wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8, actualiteit inzake aanpak Coronacrisis. 69 Brief van wethouder Van Doorninck van 18 mei 2020 inzake de planschaderisico- analyse in verband met het bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt 1° herziening. Voorgesteld wordt deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 18, Vaststellen bestemmingsplan Museumkwartier Valeriusbuurt 1e herziening. 2
Actualiteit
2
train
ee Wd BRE en E ee Et (PEER: a : : \ ES É $ nnn Sne: beenen : _—_— dn er mn: as __ ij ä Li Î ! Gemeente | | pe Kn, et en NE 2% en Ee rn ee Sn = nm : EEn en > De - are ze ne ahd nd arne; T Es en Te = - _ 4 d u e = EE zt gen men me LJ Onderzoek, Informatie en Statistiek : 3 8 En jk EE ee en 2 , Sk ee mn wke a oan A Ee — ee 7 en we = nnen, En EN EE ze ne een en meen Be en ee TE te A É ENE ie == aidan si EE î Rt, En eeen nt Ent EE EE an rf Med Me — en ee a Eet me ii anemie nes wma paer ne D Gemeente Amsterdam n OE Pa Leïe EES Stadsdeel Noord juni 2020 Hoeveel jongeren wonen er in Amsterdam en stadsdeel Noord? Jongeren per wijk (o-26 jaar), stadsdeel Noord en Amsterdam, 2019 (procenten) % In totaal wonen er ruim 272 _ o 7 Sn > duizend jongeren tussen oen 26 > | jaar in Amsterdam. Ruim 32 | duizend wonen in stadsdeel rar De EE 32 Noord. Binnen Noord wonen naar verhouding de meeste jongeren in Noordelijke IJ- L_125-30% EE 35-40% HM 45- 50% 0 oevers West. T30-35% MM 40 45% Noord Amsterdam Hoe ontwikkelt de jonge bevolking de komende 30 jaar? Bevolkingsprognose 2020-2050, stadsdeel Noord naar leeftijdsgroep duizend 10 —— 0-3 jaar 8 Tot 2050 komen er 47 ongeveer 15 duizend 6 8-12 jongeren van 0-26 bij. De groep tussen 18-22 4 — 1317 neemt het meest toe. —_— 18-22 2 23-26 o 2020 2030 2040 2050 Welk deel van de kinderen woont in een eenoudergezin? Jongeren in eenoudergezin , 2019 (procenten) Jongeren in eenoudergezin naar wijk, 2019 (procenten) 2000, Noord-West B 5 8 eh 34 eV} Noord-Oost 0 e 14 L_Jo-7% ES 21-28% 0-3 4-11 12-17 18-22 23-26 L_I7-14% WE 28- 35% Meenouder Etweeouder m zelfstandig, overig 14-22 EN 35 42% 12-17 jarigen wonen het Relatief meeste eenoudergezinnen vaakst in een eenoudergezin. in de tuindorpen Buiksloot en Nieuwendam. 2 D Gemeente Amsterdam D LE B u Factsheet jeugd Ve | | | 8 e |< Ì fe Stadsdeel Noord juni 2020 Hoe staat het met het aandeel jeugdige verdachten? Aandeel verdachte 12-17 jarigen Aandeel verdachte 18-24 jarigen van het aantal jongeren, 2019 van het aantal jongeren, 2019 en rocenten (procenten) han — (p ) P von wl Oa Noord-West Noord-West — | _ ee A +0,4%-punt | [ eN gt Ks Oud-Noord Aro Dy nt | d Ë | À ia OO Da ’ \ k Ne Noord-Oost Oud-Noord SN Oud-Noord A 5 ‚À toename t.o.v. 2018 A W toename t.o.v. 2018 “Noord-Oost … Noord-Oost L0o-2% | J4-6% FS8-10% Li2-4% [16-8% ME >10% Het aandeel jeugdige verdachten (12-24 jaar) is voor het eerst in jaren iets toegenomen. In Noord met 0,1%-punt minder dan gemiddeld in Amsterdam (+0,3%-punt) En met de Top6oo en Top4oo jongeren? 11% van de Top6oo en 24% van de Top4oo jongeren die in Amsterdam woonden, woonden in 2019 in Noord. De Top6oo is een lijst van personen die de afgelopen jaren relatief veel high- van de 202 Top600 van de 229 Top400 impact delicten hebben gepleegd. Jongeren in de Top4oo zijn in jongeren wonen in jongeren wonen in Noord contact geweest met de politie, maar nog niet zo vaak als de Noord veelplegers uit de Top6oo. Door uitstroom bestaan de Top6oo en Top4oo nu vit minder dan 600 en 4oo jongeren. Welk deel van de jongeren voelt zich onveilig of wordt gepest? Aandeel jongeren (15-26 jaar) dat zich wel eens onveilig voelt, 2019 (procenten) % Aandeel jongeren dat slachtoffer is van pesten (2017), 6o of cyberpesten (2017-2018, procenten) eri KARL LEAD 13-14 15-16 15-26 jaar \ Noord 4 1 7 Amsterdam 3 1 5 o ee Amsterdam Noord bron: pesten GGD, cyberpesten OIS Welk deel van de jongeren is slachtoffer van huiselijk geweld? Aandeel jongeren dat slachtoffer is van huiselijk geweld, 2017-2018 (procenten) lichamelijk EES 13-14 15-16 13-14 15-16 jaar Noord 2 1 3 4 Amsterdam 2 2 3 3 3 bron: GGD D Gemeente Amsterdam D un RT Onderwijs Stadsdeel Noord juni 2020 Hoeveel scholen en leerlingen zijn er in Noord? 8.580 kinderen vit Noord gaan naar de A. A. basisschool (schooljaar 2018-2019). 4.455 de En eel ele ch mn jongeren gaan naar het voortgezet onderwijs en 170 naar het speciaal basisscholen middelbare school voor onderwijs. In dit hoofdstuk wordt gekeken scholen speciaal onderwijs naar de woonplaats van het kind. bron: DUO (2018-2019) Welk deel van de kinderen gaat naar de voor- en vroegschoolse educatie (vve)? . . Aandeel kinderen met een vve-indicatie en vve-deelname, 2018-2019 Voor- en vroegschoolse educatie (vve) is he: (procenten) een programma dat er op gericht is om onderwijs- of ontwikkelachterstanden Noord EN bij kinderen van 2 tot 6 jaar te 31 verminderen In Noord hebben meer nn kinderen een vve-indicatie dan in Amsterdam 25 Amsterdam. Kinderen met een indicatie nemen in Noord ongeveer even vaak 0 80% deel aan de wve als in Amsterdam. on B vve-deelname _ vve-indicatie bron: elektronisch loket ve Hoe zit het met de streefniveaus voor lezen, taal en rekenen? Aandeel kinderen dat de streefniveaus haalt, 2018-2019 (procenten) 100 ® De streefniveaus voor lezen, taal en rekenen schrijven voor wat 68 73 = rekenen leerlingen in groep 8 moeten 58 59 . . kunnen. In Noord halen minder leesvaardigheid kinderen de streefniveaus dan taalvaardigheid gemiddeld in Amsterdam. o Noord Amsterdam bron: DUO Op welk niveau wordt er onderwijs gevolgd? Aandeel jongeren naar type voortgezet onderwijs, 2018- 2019 (procenten) Van de leerlingen op het _ _ voortgezet onderwijs m praktijkonderwijs zitten meer jongeren op Noord B ec 23 ag m vmbo het vmbo dan gemiddeld in Amsterdam en minder Amsterdam 8 23 37 havo op het vwo. vwo 0 20 40 60 80 100 % Aandeel jongeren naar type vervolgonderwijs , 2018- 2019 (procenten) Jongeren vit Noord die een m mbo 9 = hbo vaker naar het mbo en minder Amsterdam On 41 wo vaak naar de universiteit dan gemiddeld in Amsterdam. 0 20 40 60 80 100 % bron: CBS, bewerking OIS D Gemeente Amsterdam of 1 DA elle KT a In CoTa a l=In Stadsdeel West juni 2020 Hoeveel jongeren groeien op in een minima huishouden? Aandeel kinderen in een minima huishouden, 2018 (procenten) Noord-West Minimahuishoudens hebben een _ 25 % inkomen tot 120% van het wettelijk _Á sociaal minimum (WSM) en een N vermogen onder de vermogenstoets yr voor de bijstand. In Noord groeien Oud-Noord EE! procentueel meer jongeren op in een mn minima huishouden dan in Amsterdam. | o In Volewijck, IJplein/Vogelbuurt en Noord-Oost Noord Amsterdam Buikslotermeer liggen deze percentages LJ0-7% WE 21-28% = minima langdurig minima het hoogst. C7-14% WM 28-35% WN 2, - 21% MD Geen gegevens beschikbaar bron: IIV/CBS/bewerking OIS Welk deel van de jongeren werkt en hoeveel vur werken zij? Aandeel jongeren dat tenminste Aantal gewerkte uren per week, In Noord werken jongeren van 1 uur per week werkt, 2018 ( procenten) 2018 18-26 vaker dan in Amsterdam. % Zij werken minder vaak fulltime 80% 50 dan gemiddeld in Amsterdam. ie 74 34 31 8 6 9 7 5 7 17 16 @ o Noord Amsterdam Noord Amsterdam bron: CBS en OIS, M14-17 P18-22 23-26jaar <12 1219 20-24 "25-29 M30-35 M>35 yur bewerking OIS Hoeveel jongeren werken of volgen een opleiding? Aandeel actieve jongeren van 15-26 jaar, 2018 (procenten) Jongeren tot 22 zijn in Noord vaker actief Noord-West Onder actieve jongeren vallen dan gemiddeld in Amsterdam. Jongeren __« Noord-Oost - Jong vanaf 23 jaar zijn minder vaak actief dan | Á > alle jongeren die werken, . PO 5 9 het stedelijk gemiddelde. ER onderwijs of een opleiding Ô NN TAR volgen. Op de Noordelijke IJ- 50% RE oevers West en in Elzenhagen B 14-17 TE 5 ligt dit percentage het laagst, 4 m18-22 in Nieuwendammerdijk 30 33 23-26 |82-84% 77186-88% WE 90 - 92% [Buiksloterdijk en Kadoelen T184-86% MW 88-90% MM >92% . 0 _ 2 mm het hoogst Noord Amsterdam bron: CBS, bewerking OIS Welk deel van de jongeren ontvangt een uitkering? Aandeel jongeren van 18-26 jaar met een uitkering, 2018 (procenten) In Noord is het aandeel Arbeidsongeschiktheids jongeren met een gebied bijstandsuitkering AAA EROS La} ETAT Ladd uitkering hoger dan Noord-West 3,3 1,0 3,0 gemiddeld in Oud-Noord 5,3 0,8 2,5 Amsterdam. Noord-Oost 2,9 11 21 Noord 3,8 0,9 2,6 Amsterdam 2,0 0,7 1,4 5 bron: CBS, bewerking OIS D Gemeente Amsterdam % LE n Rn Welzij nen gezond heid Stadsdeel Noord juni 2020 Welk deel van de jongeren wordt bereikt met jeugdhulp? Bereikte jongeren met jeugdhulp per gebied, _ In stadsdeel Noord 1540 0-18 jarigen bereikt d.m.v. jeugdhulp. Dat 2018 (procenten) is 7,6% van het aantal jongeren. In Amsterdam is dit 6,5%. De term jeugdhulp omvat alle vormen van hulp en ondersteuning variërend van licht ambulant tot en met intensieve, zeer gespecialiseerde zorg. Bijvoorbeeld opvoedvragen en jeugd-GGZ. Bereik o-jarigen onder zorg bij JGZ, 2018 (procenten) gebied % Noord-West 99,3 = 6,7% Bijna alle o-jarigen Oud-Noord 97,9 mm 8% worden bereikt Noord-Oost 98,8 mm 8,1% met jeugdgezond- Noord 98.7 heidszorg (JGZ). bron: OKT Amsterdam bron: OKT Amsterdam Iser overlap tussen jeugdvoorzieningen en andere voorzieningen? Overlap tussen verschillende voorzieningen in stadsdeel Noord, 2018 (aantal voorzieningen per huishouden) Ennn Van de huishoudens in stadsdeel Noord maakt „% (N=1590) gebruik van een jeugd-voorziening, in Zorg Amsterdam is dit 3%. In Noord maakt 4% van deze Inkomen 5.980 2.920 Inkomen, jeugd en huishoudens ook gebruik van een zorgvoorziening zorg 210 en 31% van een inkomensvoorziening. 11% van de huishoudens gebruikt naast een jeugd- zowel een eugd Jeugd en zorg 80 inkomens- als een zorgvoorziening. Het domein 1.050 jeugd bestaat vit jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inkomen en jeugd 5go Waar zijn jongeren het meest kwetsbaar? . . Jongeren met kwetsbaarheidsscore De kwetsbaarheidsscore heeft een waarde van o tot 4. Kinderen 3 of 4, 2017 (procenten) met een score van 3 of 4 zijn het meest kwetsbaar. Voor 0-17 zo % jarigen wordt kwetsbaarheid gebaseerd op gezinsinkomen, ) opleidingsniveau van de ouders en het kind, gezondheid van de m Noord ouders en het kind. Bij 18-plussers wordt gekeken naar eigen inkomen, opleidingsniveau en gezondheid. Zie ook: kwetsbare = Amsterdam bewoners in de stadsdelen. Noord is een stadsdeel met relatief veel 0 - : kwetsbare | 0-17 jaar 18-26 jaar jongeren. Jongeren van 0-17 met kwetsbaarheidsscore Jongeren van 18-26 met kwetsbaarheidsscore 3 of 4, 2017 (procenten) 3 of 4, 2017 (procenten) - Noord-West „Noord West Noord-Oost a 5 Noord-Oost EN A, ú Ben TE Ù al In Noord wonen de < 0 24% << Q meest kwetsbare We P/ EI 4-6% jongeren in de B / == 6-8% Oud-Noord Sn Waterlandpleinbuurt Oud-Noord CA mmc 0 aal IJplein/Vogelbuurt d mm 20-12% en IJplein/Vogelbuurt. 4 Geen gegevens beschikbaar No 6 Hoe zit het met het gebruik van genotsmiddelen? Aandeel jongeren in stadsdeel Noord dat rookt, alcohol drinkt, cannabis of XTC gebruikt, naar leeftijd, 2017-2018 (procenten) wekelijks 8 cannabis B 2 cannabis cannabis In stadsdeel Noord hebben + alcohol 19 alcohol | 2 alcohol relatief minder 15-16 cn roken 5 roken © 1 roken jarigen ooit gerookt of alcohol gedronken dan 5 . . . gemiddeld in Amsterdam. 5 cannabis 13 cannabis 4 cannabis B > Alcoholgebruik komt het alcohol 33 alcohol 8 alcohol B > meeste voor. 7 roken 15 roken 5 roken MB 4 bron: GGD Waar komt overgewicht het meeste voor? Aandeel jongeren met overgewicht, inclusief obesitas, 2017-2018 (procenten) 50 % In Noord hebben meer kinderen overgewicht dan gemiddeld in Amsterdam. EE 4 Alleen 15-16 jarigen in 58 3 27 >8 6 Oud-Noord zijn minder vaak 23 52 25 23 2023 te zwaar dan het stedelijk 7 2 gemiddelde. 3 ip 0 bron: GGD 5 jaar 10 jaar 13-14 jaar 15-16 jaar Noord-West Oud-Noord Noord-Oost Noord Amsterdam Hoe zit het met mondgezondheid en mentale gezondheid? Aandeel jongeren dat geen tandartskosten heeft Aandeel jongeren met depressieve klachten, gemaakt, 2018 (procenten) 2017-2018 (procenten) 5 In Noord gaan minder kinderen niet naar de Jongeren in stadsdeel Noord ervaren niet 80 % tandarts dan gemiddeld in Amsterdam. In significant vaker depressieve klachten dan Oud-Noord is het aandeel kinderen dat geen gemiddeld in Amsterdam. Dal tandartskosten maakt het grootst. Geen 66 tandartscontroles, en dus geen kosten, op % jonge leeftijd kunnen een negatief effect 20 % hebben op de mondgezondheid. 12 2 Me mi B. d- 3 0-4jaar 5-8jaar g-12jaar 13-15 jaar 16-17 jaar 13-14 Jaar 15-16 jaar m Amsterdam = Noord Noord Amsterdam bron: CBS, bewerking OIS bron: GGD
Factsheet
7
test
VN2023-021050 X Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA Dienstverlening Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en % Amsterdam | Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 18 oktober 2023 Ter advisering aan de raad Portefeuille Dienstverlening Agendapunt 4 Datum besluit College van B en W 19 september 2023 Onderwerp Vaststellen Legesverordening Amsterdam 2024 De commissie wordt gevraagd De raad te adviseren: 1. de Verordening op de heffing en invordering van leges 2024 (Legesverordening Amsterdam 2024) vast te stellen zoals opgenomen in de bijlage, en kennis te nemen van de toelichting zoals opgenomen in de raadsvoordracht. Wettelijke grondslag e Artikel 216 van de Gemeentewet bevat de bevoegdheid van de gemeenteraad om belastingverordeningen vast te stellen. e Artikel 229 van de Gemeentewet is de wettelijke basis voor de Verordening op de heffing en invordering van leges. Op grond van dit artikel kan een gemeente onder andere rechten heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Onder rechten worden mede verstaan de leges. e De artikelen 2, tweede lid, en 7 van de Paspoortwet bepalen dat een burgemeester of gezaghebber rechten kan heffen voor het verrichten van handelingen ten behoeve van de aanvraag van een reisdocument. e Artikel 156 van de Gemeentewet maakt mogelijk dat de raad de bevoegdheid tot aanpassing van de legesverordening onder strikte voorwaarden kan overdragen. Bestuurlijke achtergrond Het wettelijke vitgangspunt (Gemeentewet) is dat de leges niet meer dan 100% kostendekkend mogen zijn. Een overzicht van de kostendekkendheid van de leges is opgenomen in de begroting in de paragraaf Lokale heffingen. In de commissie Kunst, Democratisering en Diversiteit van 2 juni 2021 is het beleidskader Leges gedeeld met daarin de vitgangspunten en uitleg van de legesverordening en de tarieventabel. Reden bespreking De legesverordening wordt tegelijkertijd met de Begroting behandeld in de raad en voorafgaand besproken in alle betrokken commissies. De behandeling vindt plaats in verschillende commissies omdat de tarieven van de verschillende onderdelen vit de legestabel onder diverse portefeuilles & begrotingsprogramma’s vallen. Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.5 1 VN2023-021050 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA i i msterdam Dienstverlening % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 18 oktober 2023 Ter advisering aan de raad nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Commissie Financiën, Kunst en Diversiteit (FKD) e Leges Ha Informatie, H2 Burgerzaken, H4 Omgevingswet - Specifiek Milieubelastende Activiteiten, paragraaf 6.5 Evenementen en Ha1 Algemene bepalingen e Portefeuilles ‘Dienstverlening’, ‘Evenementen’, ‘Deelnemingen (Omgevingsdienst)' Commissies Ruimtelijke Ordening (RO), Woningbouw en Volkshuisvesting (WV), Duurzaamheid en Circulaire economie (DC) e Leges H3 Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet e Portefeuilles ‘Ruimtelijke Ordening’, ‘Woningbouw’, ‘Volkshuisvesting’ en ‘Duurzaamheid’ Commissie Algemene Zaken (AZ) * Leges H6 (m.u.v. paragraaf 6.4 & 6.5) Horeca, Kansspelen, Prostitutie, Activiteiten op de Openbare Weg, Milieu * Portefeuille ‘Openbare Orde en Veiligheid’ Commissie Sociaal, Economische Zaken en Democratisering (SED) * Leges paragraaf 6.4 Winkeltijdenwet en paragraaf 7.4 Ambulante Handel * Portefeuille ‘Economische Zaken’ Commissie Mobiliteit, Openbare ruimte en Water (MOW) * Leges Hz, paragrafen 7.1-7.3 Vergunningen Openbare Ruimte, H8 Verkeer en Vervoer en Hg Binnenwater * Portefeuilles ‘Openbare Ruimte en Groen’, ‘Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit‘en ‘Water’ Commissie Onderwijs, Zorg en Armoedebestrijding (OZA) e Leges Hio Kinderopvang * Portefeuille ‘Onderwijs’ Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.5 2 VN2023-021050 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ZA Dienstverlening % Amsterdam - oe: - % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 18 oktober 2023 Ter advisering aan de raad AD2023-072208 1. raadsvoordracht leges 2024 voor 8+gnov.pdf (pdf) AD2023-072210 2. Conceptbesluit Legesverordening Amsterdam 2024 1.0.docx (msw22) AD2023-072209 3. Legestabel 2024 met vergelijking tov 2023.pdf (pdf) AD2023-072211 Commissie OZA Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie dienstverlening, Sascha Verstegen, [email protected], 0610323558 Gegenereerd: vl.5 3
Voordracht
3
train
Panteia Research to Progress Research voor Beleid | EIM | NEA | 100 | Stratus | IPM Dr En amen we ee Klantwaarderingsonderzoek hulp bij het huishouden Gemeente Amsterdam - 2019 In opdracht van de gemeente Amsterdam Zoetermeer, 9 januari 2020 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with Panteia. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia. Panteia does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. Inhoudsopgave Samenvatting 5 1 Achtergrond 8 1.1 Wmo 8 1.2 Cliëntwaarderingsonderzoek 8 1.3 De vragenlijst 9 1.4 Veldwerk 9 1.5 Presentatie van de resultaten 10 1.6 Dit rapport 11 2 Gesprek met de aanbieder 13 2.1 Gesprek gehad 13 2.2 Oordeel over het gesprek 14 3 Afsprakenoverzicht 19 3.1 Vastleggen van de afspraken 19 3.2 Afspraken die zijn gemaakt 20 3.3 Reflectie op gemaakte afspraken 21 4 Over de hulp 23 4.1 Enkele logistieke aspecten 23 4.2 Inhoudelijk oordeel 25 5 Eigen mogelijkheden 29 6 Het kantoor van de aanbieder 31 6.1 Controle op de hulp 31 6.2 Vragen, klachten en afhandeling 32 7 Rapportcijfers 35 7.1 De huishoudelijke hulp 35 7.2 De gemaakte afspraken 36 7.3 Het resultaat van de huishoudelijke hulp 36 7.4 Het kantoor van de aanbieder 37 7.5 Aanbevelen? 38 8 Aanbieders vergeleken 39 Bijlage 1 Vragenlijst 41 Bijlage 2 Ordening Aanbieders 47 ge | 3 Samenvatting In opdracht van de gemeente Amsterdam heeft Panteia in november en december 2019 een telefonisch cliëntwaarderingsonderzoek uitgevoerd onder 1.4666 cliënten. Op deze wijze kan het niveau van de dienstverlening, van de 18 gecontracteerde aanbieders van huishoudelijke hulp bewaakt worden en is het mogelijk hierin verbetermogelijkheden te signaleren. Hieronder worden puntsgewijs de opvallendste resultaten van het onderzoek weergegeven. e Het percentage cliënten dat het afgelopen jaar een gesprek heeft gevoerd met de aanbieder om te bekijken welke zorg men nodig heeft, is licht afgenomen ten opzichte van vorig jaar. Van 50% in 2018 naar 48% in 2019. e Inhoudelijk gaat het gesprek over het algemeen over wat de cliënt niet meer zelf kan en dus hulp bij kan gebruiken (52%), wat de afspraken zijn over de hulp (28%) en welke hulp de cliënt graag zou willen hebben (27%). e Cliënten voelen zich tijdens het gesprek over het algemeen serieus genomen en men is het veelal eens met de gemaakte afspraken. e 80% van de cliënten laat weten dat de gemaakte afspraken zijn vastgelegd, 85% van deze groep heeft het afsprakenoverzicht op papier in huis. e Ook tussentijds wordt in 2019 bekeken of de afspraken nog passen bij de situatie. Het percentage dat hierop bevestigend antwoordt is ten opzichte van vorig jaar vrijwel gelijk gebleven (40% in 2019 versus 41% in 2018). e Over de hulp is men onverminderd tevreden, bovendien is 85% ‘meestal’ of ‘altijd’ geholpen met de hulp die zij ontvangen. e Ruim driekwart van de cliënten geeft aan een vaste hulp te hebben. Dit is een afname ten opzichte van een jaar eerder (77% versus 82%). Als er echter een keer een andere hulp komt dan normaal, dan wordt volgens slechts 17% van de respondenten een legitimatiebewijs getoond. e Ruim driekwart van de cliënten wenst vervanging als hun vaste hulp afwezig is (78%). Als we kijken naar deze groep, dan blijkt dat 45% ook altijd vervanging krijgt. 16% krijgt nooit vervanging. In 2018 kreeg 6% nooit een vervanger. e Als de gemaakte afspraken nog eens worden nagelopen en bekeken of deze ook worden nagekomen, dan blijkt dat de afspraken over het algemeen goed nagekomen worden. Met name het toilet wordt in bijna alle gevallen altijd schoongemaakt, en ook het aantal uren dat is afgesproken wordt volgens 84% altijd nagekomen. e De taken die aan de mantelzorgers zijn toebedeeld worden volgens 71% vaak of altijd uitgevoerd. In 2018 lag dit percentage wat hoger. e Het percentage cliënten waarmee gesproken is over hoe zij sommige taken zelf kunnen uitvoeren is wederom 29%. e Als we bekijken welke factoren de tevredenheid over het kantoor van de aanbieder verklaren, dan blijkt dat de telefonische bereikbaarheid van de aanbieder hierin een grote rol vervult. 78% ge | 5 van de cliënten noemt deze bereikbaarheid ‘goed’. In 2018 was dit 82%. e Een derde van de cliënten heeft wel eens een klacht gemeld bij het kantoor van de aanbieder. 57% van de gemelde klachten is opgelost. In 2018 was dit nog 62%. e De rapportcijfers verschuiven niet ten opzichte van 2018. Zo worden de gemaakte afspraken wederom gewaardeerd met een 7,5. De hulp krijgt gemiddeld een 8,0 in 2019. Het kantoor van de aanbieder krijgt net als bij de vorige meting een 7,0 en het resultaat van de huishoudelijke hulp wordt gemiddeld met een 8,0 beoordeeld. Omdat de onderzoeksresultaten ook gebruikt worden om burgers te informeren over het niveau van de dienstverlening van de verschillende aanbieders is een vergelijkend overzicht gemaakt van hoe de verschillende aanbieders scoren op de vragen uit de vragenlijst. ! e Over Stichting Bethel Wonen en Zorg zijn de cliënten het meest tevreden. e Nicon Care - Adonai Zorg scoort zeer goed op de rapportcijfers, maar op de vragen waarin gevraagd wordt naar de inhoud van de dienstverlening komt Nicon Care - Adonai Zorg op de 8e plek. Uiteindelijk komen ze hiermee op de 7e plek terecht. e Voor Subliem zorg geldt het tegenovergestelde. Inhoudelijk scoort deze aanbieder hoog, maar voor de rapportcijfers komen ze op de 9de plek uit. Hiermee nemen ze de 6de positie in in de rangorde. e De twee grootste aanbieders staan op plek 10 en 14. Een verbetering ten opzichte van vorig meetjaar. 1 Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen acht zogenaamde ‘feiten’ vragen en vier rapportcijfers. Voor elke vraag is bekend hoe de verschillende aanbieders hierop scoren. Er geldt voor alle vragen: hoe hoger het percentage of cijfer, hoe beter. Door per vraag de verschillen te berekenen tussen wat een specifieke aanbieder gescoord heeft op een vraag en het gemiddelde over alle Amsterdamse aanbieders tezamen, ontstaat een positieve of negatieve score. Door deze scores bij elkaar op te tellen ontstaat een totaalscore. Om tot een eenduidige rangordening te komen krijgt de totaalscore op de eerste acht vragen in de eindberekening iets meer gewicht (60%) dan de vier rapportcijfers (40%). ’ nd tabel S Ordening van de 18 gecontracteerde Amsterdamse aanbieders Rangorde aanbieder Omvang Plaats acht Plaats vier organisatie ordinale vragen rapportcijfers 1. Stichting Bethel Wonen en Zorg Klein 1 1 2. Aya Thuiszorg Klein 2 5 3. Sara Thuiszorg Middelgroot 6 2 4. Emile Thuiszorg BV Middelgroot 5 4 5. Betsaida Thuiszorg Hbh Klein 4 6 6. Subliem Zorg Klein 3 g 7. Nicon Care - Adonai Zorg Klein 8 3 8. Sigma Zorg B.V. Klein g 7 9, Medicare Groep B.V, Klein 7 12 10. Tzorg Groot 10 11 11. Leven en Zorg Middelgroot 11 10 12. Thuiszorg InHolland Middelgroot 13 8 13. Madeliefje Thuiszorg B.V. Middelgroot 12 16 14, Cordaan Thuisdiensten Groot 14 14 15. Dalazorg Middelgroot 15 13 16, Amsterdam Thuishulp B.V. Middelgroot 17 15 17. Alea Care Klein 16 17 18. Parnassus Middelgroot 18 18 Bron: Panteia ge | 7 1 Achtergrond 1.1 Wmo Mensen die vanwege een lichamelijke of geestelijke beperking hun huishouden niet zelf kunnen doen, kunnen via de gemeente hulp aanvragen. Deze gemeentelijke taak is geregeld in de Wmo, die in 2015 in werking is getreden. Een belangrijk onderdeel van het zorgstelsel is dat cliënten gestimuleerd worden om hulp te zoeken in hun eigen omgeving. Wanneer er daarna nog aanvullende hulp nodig is, wordt deze geleverd door een professionele aanbieder van huishoudelijke hulp. Behalve dat meer wordt gekeken naar wat de cliënt zelf kan doen en wat de omgeving kan bieden, is ook de indicatie voor hulp veranderd. Waar voorheen het aantal uren hulp werd geïndiceerd, gaat het in de gemeente Amsterdam momenteel om een resultaatverplichting. Met andere woorden, vastgesteld moet worden welke hulp een cliënt nodig heeft voor een schoon en leefbaar huis. De gemaakte afspraken tussen de cliënt en de aanbieder worden jaarlijks vastgelegd in een afsprakenoverzicht. Hierin staat concreet welke activiteiten de cliënt zelf uitvoert, welke activiteiten door het netwerk van vrijwilligers wordt uitgevoerd, voor welke activiteiten van een collectieve voorziening gebruik wordt gemaakt, en wat de professionele hulp (aanbieder) gaat doen. In de gemeente Amsterdam kunnen cliënten kiezen uit 18 (door de gemeente) gecontracteerde aanbieders. Met de inwerkingtreding van de Wmo heeft Amsterdam de bekostiging van deze aanbieders veranderd. Aanbieders ontvangen een vast bedrag per cliënt, onafhankelijk van het aantal uur en de zwaarte van de hulpvraag. Het achterliggende idee is dat aanbieders hierdoor geprikkeld worden om de eigen kracht en inzet van de omgeving van de cliënt te stimuleren, waarbij het wel van belang is een vinger aan de pols te houden wat betreft het niveau van dienstverlening. 1.2 Cliëntwaarderingsonderzoek De gemeente Amsterdam wil een cliëntwaarderingsonderzoek uitvoeren om de werkwijze te monitoren, het niveau van de dienstverlening van aanbieders te bewaken en hierin verbetermogelijkheden te signaleren. Ze heeft Panteia, na de eerdere nulmeting in 2015 en de herhalingsmetingen in 2017 en 2018, wederom gevraagd om het onderzoek uit te voeren. Panteia heeft in overleg met de gemeente Amsterdam gekozen voor een telefonische enquête. Aangezien de doelgroep waarop dit onderzoek zich richt grotendeels uit ouderen bestaat, is een enquête via het internet onwenselijk. Een schriftelijke enquête was een optie, echter voor een deel van de doelgroep is het lastig om zich schriftelijk en in het Nederlands uit te drukken. ' Ld In de periode van 11 november tot en met 3 december 2019 zijn 1.466 gesprekken gevoerd met cliënten van de 18 gecontracteerde aanbieders van huishoudelijke hulp in Amsterdam. 1.3 De vragenlijst Voor het onderzoek is dezelfde vragenlijst gebruikt als bij de herhalingsmeting in 2018. Hierin zijn enkele kleine wijzigingen aangebracht om de vragenlijst goed te laten aansluiten op de huidige situatie van de cliënten. De volgende thema’s komen in de vragenlijst aan bod: e Of ereen gesprek is geweest met de aanbieder. e Wat besproken is tijdens het gesprek. e Het afsprakenoverzicht (inclusief de gemaakte afspraken) e Een oordeel over (de uitvoeringscapaciteiten van) de hulp e Effectiviteit Wmo 2015 (eigen kracht en hulp uit de omgeving). e Vragen over (het kantoor van) de aanbieder. e Een rapportcijfer voor de dienstverlening van de hulp, de afspraken en de aanbieder. In bijlage 1 staat de gehele vragenlijst weergegeven. 1.4 Veldwerk Tabel 1, op de volgende pagina, laat zien met hoeveel cliënten er per aanbieder is gesproken. ge | 9 tabel 1 Aantal gesprekken per aanbieder Omvang organisatie Gesprekken 1. Cordaan Thuisdiensten Groot 201 2. Tzorg Groot 199 3. Emile Thuiszorg BV Middelgroot 100 4. Leven en Zorg Middelgroot 100 5. Madeliefje Thuiszorg B.V. Middelgroot 100 6. Sara Thuiszorg Middelgroot 101 7. Thuiszorg InHolland Middelgroot 100 8. Dalazorg Middelgroot 100 9. Parnassus Middelgroot 78 10. Amsterdam Thuishulp B.V. Middelgroot 72 11. Betsaida Thuiszorg Hbh Klein 72 12. Stichting Bethel Wonen en Zorg Klein 47 13. Alea Care Klein 38 14. Sigma Zorg B.V. Klein 38 15. Aya Thuiszorg Klein 34 16. Medicare Groep B.V. Klein 31 17. Subliem Zorg Klein 31 18. Nicon Care - Adonai Zorg Klein 24 Totaal 1.466 Bron: Panteia In Amsterdam worden de 18 aanbieders onderscheiden in twee grote aanbieders (in de tabel ‘groot’) met meer dan 1.000 cliënten, acht middelgrote organisaties met 150 tot 1.000 cliënten (‘middelgroot’) en acht kleine organisaties met minder dan 150 cliënten Cklein’). Het streven was om 200 gesprekken te voeren met de twee grote organisaties, 100 gesprekken met de acht middelgrote organisaties, en 75 gesprekken met de acht kleine organisaties. Indien het aantal cliënten per aanbieder minder dan 100 cliënten betrof, werden 50 gesprekken nagestreefd. Wanneer het steekproefbestand niet over voldoende cliënten per aanbieder beschikte, werd er echter op basis van maximaal haalbare respons gebeld. 1.5 Presentatie van de resultaten Voor deze rapportage is gebruik gemaakt van figuren en tabellen om de resultaten overzichtelijk weer te geven. Daarnaast wordt er een tekstuele toelichting gegeven op de resultaten. Voor de presentatie van de resultaten zijn de vragen indien mogelijk afgezet tegen de uitkomsten van 2018. Hierbij is, net als bij de vorige meting, de antwoordcategorie ‘weet niet’ buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van de scores. Door afronding kan het voorkomen dat percentages soms niet optellen tot 100 procent. 10 age 1.6 Dit rapport Bij het bespreken van de resultaten is de volgorde van de vragenlijst als uitgangspunt genomen. In hoofdstuk 2 staan we stil bij de vragen uit de enquête die gingen over de inhoud van het gesprek met de aanbieder. In hoofdstuk 3 gaan we in op de inhoud van het afsprakenoverzicht. Hoofdstuk 4 behandelt de vragen over de hulp en hoofdstuk 5 gaat over de effectiviteit van de Wmo 2015 met betrekking tot het stimuleren van mantelzorg. In hoofdstuk 6 staat het oordeel over het kantoor van de aanbieder centraal en in hoofdstuk 7 komen de vier rapportcijfers aan bod. Omdat de onderzoeksresultaten ook gebruikt worden om burgers te informeren over het niveau van de dienstverlening van de verschillende aanbieders, worden in de verschillende hoofdstukken uitsplitsingen gemaakt naar de 18 aanbieders. In het laatste hoofdstuk wordt een samenvattende rangorde van de aanbieders weergegeven. Met dit soort kerngetallen over de cliëntwaardering krijgen burgers de beschikking over meer keuze informatie. Op die manier wordt marktwerking optimaal gestimuleerd: burgers kunnen een geïnformeerde keuze maken en aanbieders worden geprikkeld hun dienstverlening zo nodig te verbeteren. ge | 11 2 Gesprek met de aanbieder 2.1 Gesprek gehad De vragenlijst begon met een algemene vraag over het gesprek met de zorgaanbieder. . Heeft u het afgelopen jaar al een gesprek met <aanbieder> gehad om te bekijken welke zorg u in 2019 nodig heeft? In tabel 2 staat het resultaat vermeld op deze vraag. Er is met 725 van de 1.438 respondenten een gesprek geweest met hun aanbieder. Dit correspondeert met 50% en is een lichte stijging ten opzichte van 2018. Vorig jaar was dit nog 48%. tabel 2 Heeft u het afgelopen jaar al een gesprek gehad met de aanbieder? Antwoordcategorieën 2018 2019 Ja 48% 50% Nee 52% 50% Totaal 1.186 1.438 Bron: Panteia Aan de respondenten die aangaven een gesprek te hebben gehad is gevraagd of dit gesprek telefonisch was of bij hen thuis. figuur 1 Was dit gesprek telefonisch of bij u thuis? 5e Telefonisch 15 fo 14% | | | 7 7 7 7 o Thuis 83% | | | | 85% Anders, 2% | | | | namelijk… 2% | | | | 0% 20% 40% 60% 80% 100% "2019 12018 Bron: Panteia Het merendeel geeft aan dat dit gesprek thuis plaatsvond, namelijk 83%. Bij 15% van de respondenten is het gesprek telefonisch gevoerd. De respondenten die ‘anders’ antwoordden hebben ofwel een telefonisch gesprek gehad en vervolgens ook nog thuis, of zijn naar het kantoor van de aanbieder gegaan. . s 2.2 Oordeel over het gesprek De volgende vragen gingen over het gesprek dat gevoerd is met de aanbieder. Met uitzondering van vraag twee zijn deze vragen alleen aan de 725 respondenten gesteld die aangaven een gesprek te hebben gehad met de aanbieder. . Waar heeft u het over gehad in dit gesprek? . Is er afgesproken dat sommige taken door mensen vit uw omgeving uitgevoerd moeten worden? . Stelling 1: “Ik voelde me serieus genomen door de medewerker” . Stelling 2: “Ik had inspraak in de afspraken die gemaakt werden” . Stelling 3: “Ik begrijp dat mijn omgeving ook taken vit moet voeren voor mij” . Stelling 4: “Ik was het tijdens het gesprek eens met de afspraken die we maakten” . Stelling 5: “Nu ik de hulp volgens de nieuwe afspraken krijg, ben ik het eens met de gemaakte afspraken” . Stelling 6: “De afspraken zoals die toen gemaakt zijn, passen nu nog steeds bij mijn situatie” In figuur 1 staan de uitkomsten van de eerste vraag vermeld. Tijdens het interview zijn de antwoorden in eerste instantie niet opgenoemd. Dit is gelijk aan de interviewwijze van vorig jaar. Op deze wijze wordt meer inzicht verkregen in de spontane reactie van de respondenten. Aan de respondenten die geen antwoord konden geven op de vraag zijn de zeven onderwerpen opgenoemd. Omdat men meerdere antwoorden kon geven, tellen de verschillende percentages niet op tot 100%. 14 ge figuur 2 Waar heeft u het over gehad in dit gesprek? (2019: n=725, 2018: n=573) Wat u niet meer (zo goed) kunt en waar u 52% | hulp bij nodig heeft 45% Wat de afspraken nu zijn over de hulp 28 ke EE 27% | | Wat voor hulp u graag zou willen hebben | | 48% | : | 20% Een evaluatie van het afgelopen jaar | 19% | | Wat u zelf kunt en waar u geen hulp bij 17% nodig heeft 28% Verandering in hoe lang of hoe vaak de 9%, | hulp bij u langskomt 16% | Signalen over andere problematiek of 2% | | | ondersteuningsvragen 2% | Wat mensen die u kent (zoals familie, 1, | | | | : : o ï : ï ï vrienden, collega's, buren) voor u kunnen os doen Me | | | 4% | | | Anders 30% | | | 0% 20% 40% 60% 80% 100% "2019 m2018 Bron: Panteia Opvallend is dat de onderwerpen die bij de Wmo 2015 prominent genoemd worden (‘op eigen kracht’ en ‘stimuleren van hulp van de omgeving’) nog steeds minder vaak aan de orde komen dan de standaardonderwerpen: ‘wat voor hulp ik graag zou willen ontvangen’ en ‘welke hulp heb ik nodig’. Dit was de vorige twee metingen ook het geval. Opvallend is wel dat het onderwerp ‘wat voor hulp ik graag zou willen ontvangen’ minder vaak wordt genoemd. Daarnaast is er dit jaar een nieuwe antwoordcategorie toegevoegd, namelijk: ‘wat de afspraken nu zijn over de hulp’. 28% van de cliënten geeft aan hierover gesproken te hebben. Het onderwerp ‘wat andere mensen kunnen doen’ is volgens 1% respondenten in het gesprek aan bod gekomen. Cliënten die het ook nog over andere zaken hebben gehad, geven veelal aan dat de tevredenheid met de huishoudelijke hulp is besproken. De volgende vraag ging in op afspraken die gemaakt zijn over eventuele hulp uit de omgeving van de cliënt. Deze vraag is aan alle respondenten voorgelegd. Tabel 3 laat zien dat in de meeste gesprekken zulke afspraken niet zijn gemaakt (81%). Dit percentage is vrijwel gelijk aan 2018. . | tabel 3 Is er afgesproken dat sommige taken door mensen uit uw omgeving uitgevoerd moeten worden? Antwoordcategorieën 2018 2019 Ja 18% 19% Nee 82% 81% Totaal 1.187 1.451 Bron: Panteia In figuur 2 staan de uitkomsten vermeld van de zes stellingen die gingen over het gevoerde gesprek. De balkjes in figuur 2 tellen niet op tot 100% omdat degenen die ‘neutraal’ hebben geantwoord buiten beschouwing zijn gelaten. Over het algemeen komt uit de figuur een positief beeld naar voren. De meerderheid van de respondenten is het (helemaal) eens met de geformuleerde stellingen? 2 De stelling ik begrijp dat mijn omgeving ook taken uit moet voeren voor mij’ is alleen gesteld aan de respondenten die eerder aangaven een gesprek te hebben gehad met de aanbieder en dat er afspraken zijn gemaakt over eventuele hulp in de omgeving (2019: n=272, 2018: n=211). 16 age figuur 3 Antwoorden op zes stellingen over het gesprek met de aanbieder (2019: n=725 2018: n=573) Ik voelde me serieus genomen A 1) 2019 door de medewerker 2% EA 63% 25% 2018 vR T D 2019 Ik had inspraak in de afspraken î VR " LER die gemaakt werden 2% EN U | 2018 _ _ 2% PE EET 2019 Ik begrijp dat mijn omgeving n ook taken uit moet voeren voor 3% RR EVE go 2018 mij 0, { (j ( Ik was het tijdens het gesprek Wolk Ce 2 2019 eens met de afspraken die we Ô 1% PS Er 2018 maakten | 2% Ro LK WIL 2019 Nu ik de hulp volgens de nieuwe 7 afspraken krijg, ben ik het eens RVA 10% 69% ERI 2018 met de gemaakte afspraken De afspraken zoals die toen 2% RCS A 2019 gemaakt zijn, passen nu nog | 2% MOA 67% 129 2018 steeds bij mijn situatie : î 100% 50% 0% 50% 100% B Helemaal niet mee eens | MNiet mee eens mMee eens __MHelemaal mee eens Bron: Panteia De cliënten die het in het gesprek met de aanbieder hebben afgesproken dat sommige taken door mensen uit de omgeving moeten worden uitgevoerd, begrijpen ten opzichte van vorig jaar vaker dat de omgeving ook taken dient uit te voeren (76%). Verder zijn meer cliënten het helemaal eens met de stellingen ‘Ik voelde me serieus genomen door de medewerker’, ‘Ik was het tijdens het gesprek eens met de afspraken die we maakten’ en ‘Nu ik de hulp volgens de nieuwe afspraken krijg, ben ik het eens met de gemaakte afspraken’. Ook kunnen meer cliënten zich helemaal vinden in de stelling ‘De afspraken zoals die toen gemaakt zijn, passen nu nog steeds bij mijn situatie’. Het gevoel dat men als cliënt inspraak had in de afspraken die gemaakt zijn is juist wat afgenomen. < 7 Schaalconstructie Wanneer de verschillende antwoorden op de stellingen (waarbij de stelling ‘Ik begrijp dat mijn omgeving ook taken uit moet voeren voor mij’, niet is meegenomen vanwege het geringe aantal respondenten) worden gehercodeerd, waarbij de twee positieve antwoorden (helemaal mee eens en mee eens) +1 krijgen, de twee negatieve antwoorden (helemaal mee oneens en mee oneens) -1 en de overige antwoorden (neutraal en weet niet) O0, ontstaat een kwantitatief oordeel over het gevoerde gesprek, dat per respondent kan verschillen en loopt van +5 tot -5?. Uit de analyse blijkt dat men gemiddeld een 3,6 gaf voor het gevoerde gesprek (n=725). In 2018 was dit gemiddeld een 3,5. Over het algemeen is men dus positief te spreken over het gesprek met de aanbieder. Wanneer het gemiddelde wordt afgezet tegen de verschillende aanbieders ontstaat het volgende beeld: aan de bovenkant zitten de aanbieders Sigma Zorg B.V. (4,7; n=18), Stichting Bethel Wonen en Zorg (4,5; n=26) en Aya Thuiszorg (4,4; n=18), aan de onderkant zitten de aanbieders Parnassus (3,0; n=20) en Alea Care (2,8; n=18). De aantallen waarop de gemiddeldes zijn berekend, zijn zo laag dat de verschillen niet statistisch significant zijn. 3 De Cronbach’s alfa beschrijft de betrouwbaarheid van een schaal die uit verschillende items bestaat. De Cronbach’s alfa van deze schaal van vijf stellingen is 0,805. Dit is voldoende om bovenstaande exercitie te rechtvaardigen. 18 age 3 Afsprakenoverzicht 3.1 Vastleggen van de afspraken In de vragenlijst zijn vier vragen gesteld over de afspraken die de aanbieder gemaakt heeft met de cliënt. Deze vragen zijn, met uitzondering van vraag drie, aan alle respondenten gesteld. . Welke afspraken zijn gemaakt over de hulp van uw aanbieder? . Zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in een afsprakenoverzicht (of op papier gezet)? . Heeft u deze afspraken op papier in huis? . Heeft u met uw aanbieder later nog eens bekeken of de gemaakte afspraken nog steeds goed bij u passen? Bij 80% van de respondenten zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in een afsprakenoverzicht. In 2018 was dit 77%. Figuur 3 laat de verschillen zien tussen de gecontracteerd aanbieders in Amsterdam. Niet alle aanbieders zijn in 2018 onderzocht, daarom ontbreekt bij het jaar 2018 een balk in het figuur. Hier zijn geen gegevens voor bekend. Bij Sigma Zorg zijn bij 94% van de cliënten de afspraken vastgelegd in een afsprakenoverzicht. Het percentage cliënten waarbij de afspraken zijn vastgelegd, is net als in 2018 het hoogst bij de kleinere aanbieders. Tzorg is hierbij een opvallende uitzondering. Na een plek in het middensegment vorig jaar, staat deze aanbieder nu op de vierde plek als het gaat om het vastleggen van afspraken. Bij de aanbieders die beide jaren onderzocht zijn, is in bijna alle gevallen een stijging te zien in het percentage vastgelegde afspraken wanneer we naar best scorende aanbieders kijken. Doen we dit voor de laagst scorende aanbieders dan valt op dat deze doorgaans juist minder scoren dan vorig jaar. <° " figuur 4 Zijn deze afspraken vastgelegd in een afsprakenoverzicht (of op papier gezet)? (n=1.353) : = : 34% Sigma Zorg B.V. n=33 (Klein) 86% Stichting Bethel Wonen en Zorg n=45 91% (Klein) | | | B 32% Medicare Groep B.V. n=31 (Klein) 5 Gro _ 7 7 7 7 86% Tzorg n=183 (Groot) 78% Aya Thuiszorg n=34 (Klein) EER : : : ; (27 : : = : EM 85% Betsaida Thuiszorg Hbh n=68 (Klein) | | | | 83% Madeliefje Thuiszorg B.V. n=91 85% (Middelgroot) ‚79% Amsterdam Thuishulp B.V. n=68 81% (Middelgroot) : = : | 80% Sara Thuiszorg n=84 (Middelgroot) | | | 71% = nn 79% Thuiszorg InHolland n=81 (Middelgroot) Mm 84% Cordaan Thuisdiensten n=186 (Groot) hi — : 77% Leven en Zorg n=93 (Middelgroot) 70% z 75% Dalazorg n=83 (Middelgroot) 85% Emile Thuiszorg BV n=88 (Middelgroot) 73% 73% = í 71% Parnassus n=70 (Middelgroot) 76% : _ : 71% Subliem Zorg n=28 (Klein) [ [ [ 75% Nicon Care - Adonai Zorg n=23 (Klein) 70% 939, ï : ï ï 0 _ 62% Alea Care n=34 (Klein) 69% 0% 20% 40% 60% 80% 100% m2019 m2018 Bron: Panteia Van de respondenten die aangaven dat de afspraken zijn vastgelegd in een afsprakenoverzicht, antwoordt 85% dat hij/zij deze afspraken op papier in huis heeft. 3.2 Afspraken die zijn gemaakt figuur 5 laat de afspraken zien die met de huishoudelijke hulp van de aanbieder zijn gemaakt. Te zien is dat alle aspecten van huishoudelijke hulp aan bod komen. Net als bij de vorige twee metingen scoort het aspect ‘afspraken over het vast aantal uur per week dat men komt schoonmaken’ relatief hoog (73%). Ook de afspraken over de schoonmaakwerkzaamheden in de badkamer en het toilet worden, evenals bij de afgelopen metingen, relatief vaak genoemd. 20 age De percentages zijn, afgezien van de afspraken over het vast aantal uren, allemaal lager dan vorig jaar. Hierbij moet worden opgemerkt dat de respondenten niet direct worden geholpen om de afspraken te bedenken. De cliënten worden alleen geholpen door het oplezen van de mogelijke afspraken als men er niet uitkomt. Naast de genoemde aspecten, zijn in de gesprekken nog veel andere huishoudelijke taken besproken: in totaal zijn 194 andere voorbeelden gegeven. De steekwoorden stofzuigen, dweilen en ramen lappen worden hierbij zeer vaak genoemd. Ook de frequentie van de huishoudelijke hulp wordt hier genoemd. figuur 5 Welke afspraken zijn gemaakt? (2019 n=1.466; 2018: n=1.210) Dat ze een vast aantal uren per week 73% komen schoonmaken 70% H 63% De badkamer schoonmaken 73% | 60% Het toilet schoonmaken [ [ [ 69% 60% De woonkamer schoonmaken nn 66% 60% | De keuken schoonmaken 68% 57% De slaapkamer schoonmaken [ [ [ 64% | 8 13% Anders, namelijk… 17% 0% 20% 40% 60% 80% _ 100% "2019 m2018 Bron: Panteia 3.3 Reflectie op gemaakte afspraken Ook later in het traject wordt soms nog eens bekeken of de gemaakte afspraken nog passen bij de nieuwe situatie van de cliënt. 41% van de respondenten weten dat dit inderdaad is gebeurd. Dit komt vrijwel overeen met 2018. . = figuur 6 Heeft u met de aanbieder later nog eens bekeken of de gemaakte afspraken nog steeds goed bij u passen? (2019: n=1.420 2018: n=1.173) | 40% Ja , f 41% : : : ° | Nee 60% | ‚59% 0% 20% 40% 60% 80% 100% m2019 m2018 Bron: Panteia 22 age 4 Over de hulp 4.1 Enkele logistieke aspecten Dit hoofdstuk is opgesplitst in twee onderdelen: allereerst wordt ingegaan op enkele logistieke aspecten van de huishoudelijke hulp. Vervolgens is aan de respondenten gevraagd om een inhoudelijk oordeel te geven. De onderstaande vragen gaan over het logistieke proces en zijn, met uitzondering van vraag twee en drie, aan alle respondenten gesteld. . Heeft u -afgezien van de vakantieperiodes - steeds dezelfde huishoudelijke hulp, of wisselt dat regelmatig? . Als u een nieuwe huishoudelijke hulp heeft, is deze dan goed op de hoogte wat hij/zij bij u moet doen, en wat hij/zij kan verwachten? . Toont de huishoudelijke hulp legitimatie als hij/zij voor het eerst komt? . Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, wilt u dan graag dat er iemand anders komt? . Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, wordt u er dan over geïnformeerd dat er iemand anders komt, als er iemand anders komt? . Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, komt er dan iemand anders? . Komt de huishoudelijke hulp op tijd? . Voelt u zich op uw gemakt als de huishoudelijke hulp komt? In tabel 4 staan de antwoorden vermeld op de eerste vraag. Het blijkt dat, net als in 2018, de overgrote meerderheid van de respondenten steeds dezelfde huishoudelijke hulp heeft. Dit aantal is echter wel iets teruggelopen. 7% van de respondenten heeft wisselende personen als hulp.* tabel 4 Heeft u steeds dezelfde huishoudelijke hulp, of wisselt dat regelmatig? Antwoordcategorieën 2018 2019 Steeds dezelfde hulp (vakanties etc. uitgezonderd) 82% 77% Ik heb al een paar keer gewisseld van vaste hulp 12% 15% Steeds een ander 6% 7% Totaal 1.207 1.463 Bron: Panteia Aan de groep met een wisselende huishoudelijke hulp (n=314) is vervolgens gevraagd of de hulp zijn/haar legitimatie toont als ze voor het eerst bij de respondent komen. Slechts 17% van de respondenten geeft hierop een positief antwoord. In 2018 gaf 19% van de respondenten hierop positief antwoord. 83% laat weten dat de huishoudelijke hulp geen legitimatie toont. 4 Nog eens zestien personen (1%) gaven aan op dit moment geen hulp te ontvangen. … h Op de vraag of de nieuwe hulp goed op de hoogte is van wat er gedaan moet worden, is het antwoord wisselend. Figuur 7 laat zien dat 65% hierop een positief antwoord geeft (waarbij 40% ‘altijd’ en 25% ‘meestal’ antwoordt). 20% van de respondenten geeft aan dat de hulp nooit op de hoogte is van wat er gedaan moet worden. figuur 7 Als u een nieuwe huishoudelijke hulp heeft, is deze dan goed op de hoogte wat hij/zij bij u moet doen, en wat hij/zij kan verwachten? (2019 n=291; 2018: n=203) | 2019 40% VI REEN 20% 2018 39% VE RSA 19% LL 0% 20% 40% 60% 80% 100% m Altijd m Meestal Soms E Nooit Bron: Panteia Aan alle respondenten werd gevraagd of ze graag willen dat er iemand anders komt wanneer de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft. 78% van de respondenten geeft aan ook dan graag hulp te krijgen. Dit percentage ligt hoger dan het aantal personen dat aangeeft dat er ook daadwerkelijk een andere hulp komt. 22% hoeft geen andere hulp te krijgen. Aansluitend is gevraagd of men geïnformeerd wordt indien er een vervanger komt wanneer de vaste huishoudelijke hulp ziek is of op vakantie is. 59% van de respondenten zegt hierover altijd geïnformeerd te worden en nog eens 14% meestal. 11% wordt soms geïnformeerd en 16% vertelt hierover nooit geïnformeerd te worden. Tot slot is gevraagd of er een vervanger komt als de vaste huishoudelijke hulp ziek is of op vakantie is. Als we daarbij alleen kijken naar de cliënten die willen dat er een andere hulp komt, dan blijkt dat in 2019 gesteld kan worden dat er minder vaak vervanging komt dan in 2018. 24 ge figuur 8 Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, komt er dan iemand anders? (2019: n=969, 2018: n=826) | 2019 EIA 20% 19% REI 2018 57% 21% REI CK LL 0% 20% 40% 60% 80% 100% m Altijd m Meestal Soms B Nooit Bron: Panteia Over de twee vragen “Komt de hulp op tijd?” en “Voelt u zich op uw gemak als de hulp komt?” zijn de respondenten zeer positief. Op de eerste vraag geeft 81% aan dat hun hulp altijd op tijd komt en 13% dat dit meestal gebeurt. Dit vrijwel gelijk aan de percentages van vorig jaar. Op de vraag of men zich op hun gemak voelt, geeft 93% van de respondenten een positief antwoord. In 2018 was dit met 95% zelfs nog iets hoger. 4.2 Inhoudelijk oordeel In de vragenlijst is uitgebreid stilgestaan bij wat de hulp betekent voor de respondent. De volgende vragen zijn gesteld: . Stelling 1: “De hulp doet goed zijn/haar werk”. . Stelling 2: “De hulp werkt zelfstandig”. . Stelling 3: “De hulp werkt schoon en hygiënisch”. . Stelling 4: “De hulp is flexibel”. . Is de informatie in het ondersteuningsplan nuttig voor u? . Bent u voldoende geholpen met de huishoudelijke hulp die u krijgt? . Zo nee, waarom bent u (soms) niet voldoende geholpen met de huishoudelijke hulp? . Kunt u per gemaakte afspraak aangeven of dit wordt nagekomen? In figuur 9 zijn de antwoorden op de vier stellingen gegeven. De balkjes in de figuur tellen niet op tot 100% omdat degenen die ‘neutraal’ of ‘weet niet’ hebben geantwoord buiten de figuur blijven. Het blijkt dat men, net als in 2018, zeer te spreken is over de huishoudelijke hulp die het werk uitvoert. Er zijn ten opzichte van vorig jaar zelfs meer cliënten die aangeven het helemaal eens te zijn met de stellingen. . = figuur 8 Antwoorden op de vier stellingen (2019: 1.466, 2018: n=1.210) 4% TTE EEN zei De huishoudelijke hulp doet 4 Pr 2018 goed zijn/haar werk | 4E EEN 2010 De huishoudelijke hulp werkt | zelfstandig KO % 66% INN 2018 KIO % 54% 36% INK) De huishoudelijke hulp werkt | ET e 5 schoon en hygienisch 3% [ONZ Heke VA 2018 4% NET ETM 2010 De huishoudelijke hulp is flexibel | | 3% ENA VERN 2018 100% 50% 0% 50% 100% B Helemaal niet mee eens E Niet mee eens m Mee eens B Helemaal mee eens Bron: Panteia Aan alle respondenten is gevraagd of ze de informatie in het ondersteuningsplan nuttig vinden. 115 personen wisten hierop geen antwoord. Zij zijn bij de berekening buiten beschouwing gelaten. 66% van de respondenten geeft aan deze informatie inderdaad als nuttig te ervaren. 23% vindt de informatie niet nuttig en 11% van de respondenten heeft geen ondersteuningsplan. Tevens is gevraagd of men geholpen is met de huishoudelijke hulp die men krijgt. Het blijkt dat 85% van de respondenten hierover een positief oordeel heeft altijd’ en ‘meestal’ samen). In 2018 was dit eveneens 85%. Ten opzichte van vorig jaar komen de resultaten vrijwel overeen. figuur 10 Bent u geholpen met de huishoudelijke hulp die u krijgt? (2019: n= 1.445, 2018: n=1.202) | 2019 Ekel vyAG 10% 5% 2018 Kiel 26% el CE LL 0% 20% 40% 60% 80% 100% m Altijd m Meestal Soms m Nooit Bron: Panteia Aan de groep respondenten die aangeeft ‘soms’ of ‘nooit’ geholpen te zijn met de huishoudelijke hulp (n=219), werd gevraagd om dit oordeel te verduidelijken. 26 age In figuur 11 staan de redenen weergegeven waarom men onvoldoende geholpen is met de huishoudelijke hulp. Het feit dat de hulp te weinig tijd heeft (53%) is de meest genoemde reden. Deze reden wordt als enige aspect minder vaak genoemd dan in 2018. Zo vond in 2018 nog 39% van de respondenten dat zij te weinig hulp kregen. Dit percentage is in 2019 gestegen naar 42%. Ook is het resultaat van de hulp minder naar tevredenheid dan een jaar eerder (2019: 22%, 2018: 14%). figuur 11 Waarom bent u (soms) niet voldoende geholpen met de huishoudelijke hulp? (2019: n=219, 2018: n=178) De huishoudelijke hulp doet 19% het werk niet goed 117% | | | De huishoudelijke hulp heeft te 53% weinig tijd om alles goed te doen 65% | ee | B 42% | Ik krijg te weinig hulp | | 39% | | Het resultaat is niet voldoende 22% (niet schoon genoeg) 14% | | | 0% 20% 40% 60% 80% 100% "2019 m2018 Bron: Panteia In de laatste tabel van dit hoofdstuk wordt teruggegrepen op de gemaakte afspraken met de aanbieder (zie figuur 5). Aan de respondenten is gevraagd of de gemaakte afspraken ook worden nagekomen. De antwoorden zijn afgezet tegen de antwoorden uit 2018. figuur 12, op de volgende bladzijde, laat een positief beeld zien. In het algemeen kan gezegd worden dat de cliënten tevreden zijn over het nakomen van de gemaakte afspraken. De tevredenheid is in grote lijnen vergelijkbaar met de meting in 2018. En 7 figuur 12 Kunt u per afspraak zeggen of u vindt dat dit nagekomen wordt? EN) Ng 2019: n=873 De woonkamer mmm schoonmaken ÁLS ENTER 2018: n=794 EN NEN 2019: n=867 De keuken schoonmaken LN 74% Esk 2018: n=817 VAN ETA 2019: n=910 De badkamer schoonmaken mmm 75% EN 2018: n=874 ENG EAR 2019: n=820 De slaapkamer mm | schoonmaken 74% Kele 2018: n=775 . EVE kg 2019: n=873 Het toilet schoonmaken eeens ERE ENEN 2018: n=832 Dat ze een vast aantal 84% Big 2019: n=1.068 uren per week komen 82% EZEL 2018: n=840 Tee EE 76% EE 2019: n=187 De overige afspraken mmm 74% SNAAR 2018: n=199 0% 20% 40% 60% 80% 100% m Altijd m Meestal Soms B Nooit Bron: Panteia 28 ge 5 Eigen mogelijkheden Een belangrijk onderdeel van het nieuwe zorgstelsel is dat meer wordt gekeken naar wat cliënten zelf kunnen doen en wat de omgeving kan bieden. In de vragenlijst zijn drie vragen opgenomen die hier expliciet over gingen, te weten: . Sommige taken moeten door u zelf of uw eigen omgeving gedaan worden. Gebeurt dit ook? . Heeft u door de huishoudelijke hulp meer ruimte om andere belangrijke of leuke dingen te doen? . Heeft de huishoudelijke hulp met u gekeken hoe u sommige taken zelf weer uit kan voeren? Aan de cliënten die zeiden dat de aanbieder met hen heeft afgesproken dat sommige taken door mensen in de omgeving moeten worden uitgevoerd, is gevraagd of deze taken ook daadwerkelijk uitgevoerd worden (n=272). 12% laat weten dat deze taken nooit uitgevoerd worden, en nog eens 17% zegt dat dit soms gebeurt. De overige 71% zegt dat dit vaak of zelfs altijd gebeurt. In 2018 antwoordde 6% dat de taken die toebedeeld waren aan de mensen in de omgeving, nooit werden uitgevoerd. Ruim de helft van de cliënten heeft meer ruimte om andere belangrijke en leuke dingen te doen dankzij de hulp (56%). Dit is vergelijkbaar met de resultaten van de vorige meting. Toen liet 50% weten dat dit inderdaad het geval is. De uitkomsten op de laatste vraag laten zien dat de huishoudelijke hulp bij ruim een kwart van de cliënten een belangrijk onderdeel van de nieuwe Wmo onder de aandacht brengt. In 2015 zei nog 19% dat gekeken is hoe de cliënt sommige taken zelf weer kan uitvoeren, in 2017 steeg dit naar 24%. Bij de vorige meting was 29% van mening dat dit besproken is. Dit is in 2019 onveranderd gebleven, ook nu antwoordt 29% met ja. tabel 5 De nieuwe Wmo Aantal Ja Soms Nee Meer ruimte om andere 1.466 2019 56% 10% 34% belangrijke of leuke dingen te 1.210 2018 50% 9% 41% doen Gekeken hoe sommige taken 1.466 2019 29% 71% zelf weer uit kan voeren 1.210 2018 29% 71% Bron: Panteia <° 7 6 Het kantoor van de aanbieder In de vragenlijst zijn vijf vragen gesteld over de aanbieder en het kantoor van de aanbieder, te weten; . Controleert uw aanbieder het werk van uw huishoudelijke hulp wel eens? . Heeft u wel eens een vraag gehad die u aan het kantoor heeft gesteld? . Weet u hoe u het kantoor moet bereiken als u vragen of klachten heeft? . Heeft u wel eens een klacht gehad die u aan het kantoor heeft doorgegeven? . Hebben ze uw klacht toen opgelost/verbeterd? 6.1 Controle op de hulp Tabel 6 laat het resultaat van de vraag “Controleert uw aanbieder het werk van uw huishoudelijke hulp wel eens?” zien. Een kwart van de respondenten geeft aan dat dit gebeurt. tabel 6 Controleert uw aanbieder het werk van uw huishoudelijke hulp wel eens? Antwoordcategorieën 2018 2019 Ja 25% 25% Nee 75% 75% Totaal 1.195 1.429 Bron: Panteia In figuur 13 is een opsplitsing gemaakt naar de verschillende aanbieders. De verschillen tussen de aanbieders zijn groot. Opvallend is dat wederom de kleinste aanbieders het beste scoren op deze vraag. Uiteraard dient bij de kleinere aanbieders wel rekening te worden gehouden met de lagere responsaantallen. De aanbieders in het bovenste segment blijken nagenoeg allemaal vooruit te zijn gegaan ten opzichte van een jaar eerder. Sommigen zelfs met een flinke sprong zoals Medicare Groep en Nicon Care — Adonai Zorg. Stichting Bethel Wonen en Zorg doet een flinke stap terug, maar blijft desondanks wel in de top drie staan. De aanbieders die onderaan het overzicht te vinden zijn, scoren veelal minder goed dan een jaar eerder. Opvallend zijn Sigma Zorg, Thuizorg InHolland en Dalazorg. Zij scoren ten opzichte van vorig jaar een stuk lager. ge | 31 figuur 13 Controleert uw aanbieder het werk van uw huishoudelijke hulp wel eens? (2019: n=1.429, 2018: n=1.195) : _ : T 61% Medicare Groep B.V. n=31 (Klein) 50% i — i 48% Subliem Zorg n=31 (Klein) | H 42% | Stichting Bethel Wonen en Zorg n=44 45% | (Klein) B 62% : _ : M 44% Aya Thuiszorg n=34 (Klein) 32% : : = : Mm 44% Betsaida Thuiszorg Hbh n=71 (Klein) | 32% | | _ 39% | Nicon Care - Adonai Zorg n=23 (Klein) H 23% : - : 34% Sara Thuiszorg n=88 (Middelgroot) 29% - : ME 25% Alea Care n=36 (Klein) 12% | | | OO a EE 24% Emile Thuiszorg BV n=98 (Middelgroot) MN 24% _ B 23% Tzorg n=195 (Groot) NE 22% - : 1 22% Leven en Zorg n=93 (Middelgroot) HN 23% | | Cordaan Thuisdiensten n=197 (Groot) Pri Madeliefje Thuiszorg B.V. n=97 20% | | | (Middelgroot) 17% : = [19% | | Parnassus n=77 (Middelgroot) | 26% | | zoz (Mi 18% Dalazorg n=87 (Middelgroot) 30% : = : 17% | Thuiszorg InHolland n=88 (Middelgroot) 0 ì Ô | 32% : = : 13% Sigma Zorg B.V. n=38 (Klein) | | 46% | Amsterdam Thuishulp B.V. n=70 13% | | | (Middelgroot) 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2019: ja m2018: ja Bron: Panteia 6.2 Vragen, klachten en afhandeling 40% van de respondenten heeft wel eens een vraag gehad die men aan het kantoor heeft gesteld. Als men een vraag heeft, weet 92% hoe zij het kantoor van de aanbieder moeten bereiken. Deze percentages komen nagenoeg overeen met de meting in 2018. 78% noemt de telefonische bereikbaarheid altijd of meestal goed. 13% zegt dat deze soms goed is en tot slot geeft 9% aan dat de telefonische bereikbaarheid nooit goed is. Een derde van de respondenten heeft wel eens een klacht gehad die zij aan het kantoor hebben doorgegeven. Als we dit uitsplitsen naar aanbieder, dan ziet dit er als volgt uit: 32 age figuur 14 Klacht gehad? Opsplitsing naar aanbieder (2019: n=1.434, 2018: n=1.183) Stichting Bethel Wonen en Zorg n=45 4% (Klein) Mm 23% Emile Thuiszorg BV n=897 (Middelgroot) Tae, 7 _ 7 16% Sara Thuiszorg n=100 (Middelgroot) E 23% _ 1 23% Subliem Zorg n=31 (Klein) 8% : : _ : EE 25% Nicon Care - Adonai Zorg n=24 (Klein) | 20% | | | _ 29% | | Aya Thuiszorg n=34 (Klein) 25% : _ : 30% | Medicare Groep B.V. n=30 (Klein) | | 50% | _ . 31% Alea Care n=35 (Klein) 29% = | 32% | Sigma Zorg B.V. n=37 (Klein) | 38% | Thuiszorg InHolland n=97 (Middelgroot) 33% | | 36% : : _ : 33% | Betsaida Thuiszorg Hbh n=69 (Klein) MH 23% | | Cordaan Thuisdiensten n=199 (Groot) 34% | | 36% Madeliefje Thuiszorg B.V. n=98 37% | (Middelgroot) J 40% : Amsterdam Thuishulp B.V. n=70 137% | (Middelgroot) | | _ : 37% | Dalazorg n=88 (Middelgroot) | 20% _ | 41% | | Tzorg n=195 (Groot) | 26% | | _ 44% | Leven en Zorg n=96 (Middelgroot) 54% - : mm 46% | Parnassus n=78 (Middelgroot) | | 40% | 0% 20% 40% 60% 80% _ 100% 2019: ja 2018: ja Bron: Panteia Ook bij deze vraag zijn de verschillen tussen de aanbieders aanzienlijk en variëren van 4% gemelde klachten bij Stichting Bethel Wonen en Zorg tot 46% bij Parnassus. Ook bij Leven en Zorg en Tzorg heeft ruim 40% van de respondenten een klacht gemeld bij het kantoor van de aanbieder. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat voor de kleine aanbieders de resultaten als indicatie gezien moeten worden. Misschien nog wel belangrijker dan óf er een klacht is geweest, is de vraag of de klacht ook is opgelost na het melden hiervan. 57% van de gemelde klachten zijn opgelost, bij 4% is men nog bezig met het oplossen van de klacht, terwijl 38% van de cliënten van mening is dat hun klachten nog niet opgelost zijn. Ten opzichte van vorig jaar is het aantal klachten dat volgens de cliënten niet is opgelost toegenomen. In 2018 lag het aantal onopgeloste klachten nog op 31%. . |= Ook hier hebben we een overzicht per aanbieder gemaakt, waarbij we de aanbieders die minder dan 5 klachten van de betreffende respondenten in behandeling hebben genomen buiten beschouwing hebben gelaten. Aya Thuiszorg heeft vrijwel alle klachten van de respondenten opgelost, terwijl Medicare, Parnassus, Amsterdam Thuishulp en Madeliefje Thuiszorg op het moment van uitvragen minder dan de helft van de klachten hebben opgelost naar mening van de cliënten. figuur 15 Is uw klacht opgelost/verbeterd? (2019: n=455) Ve een Aya Thuiszorg n=10 (Klein) Ker ROS Subliem Zorg n=6 (Klein) EE IVA Leven en Zorg n=42 (Middelgroot) SE 5% 26% Betsaida Thuiszorg Hbh n=22 (Klein) 68% EAS 23% Sigma Zorg B.V. n=12 (Klein) Syár/) 33% Thuiszorg InHolland n=32 (Middelgroot) 66% 6% 28% Sara Thuiszorg n=14 (Middelgroot) er 7% PA Tzorg n=78 (Groot) 60% 6% 33% Dalazorg n=35 (Middelgroot) 57% 43% Emile Thuiszorg BV n=14 (Middelgroot) 57% VA 36% Alea Care n=11 (Klein) 55% 45% Cordaan Thuisdiensten n=67 (Groot) 51% 3% 46% Nicon Care - Adonai Zorg n=6 (Klein) Yol) Elk Madeliefje Thuiszorg B.V. n=36 Imme rammer ren (niddelgoo) Amsterdam Thuishulp B.V. n=25 5 madelroo) Parnassus n=36 (Middelgroot) 42% 3% Ieke Medicare Groep B.V, n=9 (Klein) 33% RN 56% TL 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ja mNog niet, ze zijn daar nog mee bezig mNee, dat hebben ze niet gedaan Bron: Panteia 34 age 7 Rapportcijfers 7.1 De huishoudelijke hulp Het gemiddelde rapportcijfer dat de hulp krijgt is een 8,0 (n=1.444). Dit cijfer is gelijk aan 2018, toen werd de huishoudelijke hulp eveneens met een 8,0 gewaardeerd. 3% van de respondenten waardeert hun huishoudelijke hulp met een onvoldoende (5 of lager), terwijl maar liefst 13% een 10 geeft. De scores verschillen nauwelijks met die van 2018. Wanneer een CHAID-analyse wordt gedaan” over het rapportcijfer over de hulp dan blijkt het volgende: e De cliënten die niet vinden dat de hulp schoon en hygiënisch werkt, of hier neutraal in staan, geven gemiddeld een 6,3 voor de huishoudelijke hulp. Binnen deze groep is de tevredenheid over de hulp wel wat hoger als men zich op zijn gemak voelt wanneer de hulp komt. Het rapportcijfer bedraagt dan een 6,7. Als de hulp echter niet (of neutraal) hygiënisch werkt, en men zich ook niet op zijn gemak voelt, dan daalt het rapportcijfer naar een 5,5. e De cliënten die vinden dat de hulp over het algemeen schoon en hygiënisch werkt (mee eens), geven gemiddeld een 7,9 aan de huishoudelijke hulp. Als de cliënt vervolgens het gevoel heeft dat hij nooit of soms voldoende geholpen is met de ondersteuning, dan geeft hij toch maar een 7,2. Als de cliënt zich meestal wel voldoende ondersteund voelt, dan geeft hij de hulp een 7,7. Degenen die altijd vinden dat zij altijd voldoende ondersteuning ontvangen geven de hulp een 8,1. e De cliënten die vinden dat de hulp zeer schoon en hygiënisch werkt (helemaal mee eens), geven de hulp gemiddeld een 8,6. Wanneer men ook van mening is dat men voldoende is geholpen, dan stijgt dit cijfer naar een 8,8. Een hulp die weliswaar zeer hygiënisch werkt, maar waarmee men niet voldoende is geholpen wordt gemiddeld met een 8,2 beoordeeld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat hygiënisch werken het meest belangrijk is om een hoog rapportcijfer te verkrijgen. Als men met deze hulp ook voldoende geholpen is, dan wordt dat als zeer positief beoordeeld. Mocht een hulp volgens de cliënt minder hygiënisch werken, dan kan toch nog een verschil gemaakt worden door een goed contact te hebben met de cliënt. Voelt de cliënt zich op zijn gemak dan wordt de hulp ruim een punt hoger beoordeeld. » Bij deze analyse wordt met behulp van kruistabellen (en Chi-kwadraat toetsen) gekeken of bepaalde subgroepen van de respondenten anders scoren op het rapportcijfer. Alleen de vragen die leiden tot significante subgroepen worden getoond. In de analyse zijn alle vragen, met uitzondering van de rapportcijfers en de aanbevelingsvraag en de vraag of men tevreden is over de huishoudelijke hulp, meegenomen. De uitkomst van deze analyse geeft weer welke variabelen het beste de tevredenheid over de hulp verklaren. <° ” figuur 16 Verklarende analyse rapportcijfer huishoudelijke hulp veuredenteid | hulp: 8,0 De hulp werkt schoon en hygiënisch Helemaal ne niet Mee eens Helemaal mee eens | ien” | | En | | “ne” | als de huishoudelijke mat de huishoudelijke met de huishoudelijke hulg komt hulp hulp Ja Hee, dat wisselt per hulp Altijd Maastal Soms, nooit Altijd, soms Meestal, nooit OE EE ER EE U EE EE | Bron: Panteia 7.2 De gemaakte afspraken Het gemiddelde rapportcijfer dat men geeft voor de afspraken die zijn gemaakt en de hoeveelheid zorg die men ontvangt is een 7,5 (n=1.401) Dit is wederom gelijk aan 2018, toen men gemiddeld ook een 7,5 op dit onderdeel gaf. In 2019 geeft 10% een vijf of lager. Het percentage tienen dat gegeven wordt is licht gestegen van 9% naar 10%. Wanneer een CHAID-analyse wordt gedaan over het rapportcijfer over de gemaakte afspraken en de hoeveelheid zorg, dan blijkt —-net als in 2018- dat vooral de vraag of men voldoende geholpen is met de huishoudelijke hulp een significante invloed heeft. Degenen die ‘nooit’ antwoordden, gaven de laagste cijfers voor de afspraken en hoeveelheid zorg (gemiddeld een 5,1; n=68). Degenen die ‘altijd’ antwoordden, gaven een 8,1 (n=807). De groep die altijd geholpen is met de hulp, kan vervolgens gesplitst worden in een groep die geen klacht had (zij geven een 8,2), een groep die een klacht had, maar die opgelost is, zij geven een 7,9 en tot slot een groep die een klacht had, maar die (nog) niet opgelost is. Zij geven de gemaakte afspraken een 7,0. Dit onderstreept het belang van het goed oplossen van klachten. 7.3 Het resultaat van de huishoudelijke hulp Bij deze meting is tevens gevraagd welk rapportcijfer de respondenten geven voor het resultaat van de huishoudelijke hulp. Gemiddeld wordt hiervoor een 8,0 gegeven (n=1.436). Het ziet ernaar uit dat de cliënten deze vraag erg vanden lijken op het rapportcijfer voor de huishoudelijke hulp. Vaak wordt hetzelfde rapportcijfer gegeven, en ook de CHAID analyse ziet er nagenoeg hetzelfde uit. Zo wordt ook hier een hoger rapportcijfer gegeven indien de huishoudelijke hulp schoon en hygiënisch werkt. Alle subgroepen op deze vraag kunnen vervolgens gesplitst worden in groepen die wel of niet voldoende geholpen zijn door de huishoudelijke hulp. Hierbij geldt 36 age eveneens dat de cliënten die hierop positief antwoorden een hoger rapportcijfer geven dan de cliënten die hierop ontkennend reageren. 7.4 Het kantoor van de aanbieder Het gemiddelde rapportcijfer dat men geeft voor het kantoor van de aanbieder is een 7,0 (n=1.262). Dit is hetzelfde rapportcijfer als in 2018.De rapportcijfers van de verschillende aanbieders variëren van een 6,3 voor Parnassus tot een 8,2 voor Stichting Bethel Wonen en Zorg. figuur 17 Rapportcijfer kantoor aanbieder (n=1.466) Stichting Bethel Wonen en Zorg } } } mn 8,2 n=47 (Klein) Mm 8,3 Sara Thuiszorg n=101 (Middelgroot) An Emile Thuiszorg BV n=100 7,6 (Middelgroot) 7,8 Sigma Zorg B.V. n=38 (Klein) 75 ‚ _ ‚ Ô Ô Ô 7,5 Aya Thuiszorg n=34 (Klein) “80 Nicon Care - Adonai Zorg n=24 7,5 (Klein) ‚7,9 Thuiszorg InHolland n=100 7,4 (Middelgroot) | | | 7,2 Betsaida Thuiszorg Hbh n=72 (Klein) 6 2 Medicare Groep B.V. n=31 (Klein) RA : _ : 7,0 Subliem Zorg n=31 (Klein) 7,2 _ . À À . 6,9. Dalazorg n=100 (Middelgroot) 65 Alea Care n=38 (Klein) 65, Leven en Zorg n=100 (Middelgroot) 6 6,8 Amsterdam Thuishulp B.V. n=72 6,8 (Middelgroot) Cordaan Thuisdiensten n=201 6,7: (Groot) 6,7 Tzorg n=199 (Groot) | | | 6,6 | : : : 6,8 Madeliefje Thuiszorg B.V. n=100 6,5 | (Middelgroot) 6,5 Parnassus n=78 (Middelgroot) En 0 0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 "2019 m2018 Bron: Panteia Ook voor dit rapportcijfer is een CHAID-analyse gedaan. Hieruit blijkt dat de mate waarin de aanbieder telefonisch goed bereikbaar is van invloed is op het rapportcijfer voor het kantoor. Zo geeft de groep respondenten, die antwoordt dat de aanbieder telefonisch altijd goed bereikbaar is, een 7,/ (n=637). Degenen die aangeven dat de aanbieder . 7 meestal goed bereikbaar is, geven een 6,7. Als een cliënt vindt dat de aanbieder soms goed bereikbaar is dan geven ze een 5,8 en als ze vinden dat dit nooit het geval is dan daalt het rapportcijfer naar 4,9. 7.5 Aanbevelen? De laatste vraag in de enquête ging erover of men hun aanbieder zou aanbevelen bij een ander. In 2019 zou 72% hun aanbieder aanraden aan iemand anders. In 2018 was dit 73%. figuur 18 Zou u de aanbieder aanraden aan iemand anders? (2019: 1.351, 2018: n=1.127) Sara Thuiszorg n=897 (Middelgroot) 24% 92% Stichting Bethel Wonen en Zorg n=43 91% (Klein) _ _ _ _ PO % ile Thui —o1 (Mi | | | mm 38% Emile Thuiszorg BV n=91 (Middelgroot) | 80% = : mm 88% Nicon Care - Adonai Zorg n=24 (Klein) | | | | 80% Aya Thuiszorg n=30 (Klein) 83% _ 79% Sigma Zorg B.V. n=34 (Klein) 87% _ 77% Subliem Zorg n=30 (Klein) 77% Thuiszorg InHolland n=92 (Middelgroot) 76% 78% _ 74% Leven en Zorg n=81 (Middelgroot) | | 55% | = : 72% Medicare Groep B.V. n=29 (Klein) | 80% = 72% Dalazorg n=83 (Middelgroot) [ [ 56% | Amsterdam Thuishulp B.V. n=65 71% (Middelgroot) | | | | _ 70% Tzorg n=176 (Groot) 72% en _ mm 65% Cordaan Thuisdiensten n=192 (Groot) 67% _ : Mm 63% Alea Care n=30 (Klein) | | | 69% Madeliefje Thuiszorg B.V. n=98 62% | (Middelgroot) 69% _ 161% Betsaida Thuiszorg Hbh n=62 (Klein) 67% _ : 49% Parnassus n=/74 (Middelgroot) 68% 0% 20% 40% 60% 80% 100% m2019: ja m2018: ja Bron: Panteia 92% van de cliënten van Sara Thuiszorg die meegedaan hebben aan het onderzoek zouden de aanbieder aanraden aan iemand anders. Ook Stichting Bethel Wonen en Zorg zou door een groot deel van de cliënten aangeraden worden. 38 age 8 Aanbieders vergeleken Omdat de onderzoeksresultaten ook gebruikt worden om burgers te informeren over het niveau van de dienstverlening van de verschillende aanbieders wordt in dit hoofdstuk een vergelijkend overzicht gemaakt van hoe de verschillende aanbieders scoren op de voorgaande vragen. De volgende vragen zijn in deze vergelijking meegenomen: . VO2A: Heeft u dit jaar een gesprek met uw aanbieder gehad? (% gesprekken) . V07: Zijn deze afspraken vastgelegd in een afsprakenoverzicht (of op papier gezet)? (% ja) . V08: Heeft uv met uw aanbieder later nog eens bekeken of de gemaakte afspraken nog steeds goed bij u passen? (% ja) . V13A: Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, komt er dan iemand anders? (% altijd + meestal) maar alleen voor degenen die aangegeven hebben dat ze wel willen dat er iemand anders komt. . V23: Heeft de huishoudelijke hulp met u gekeken hoe u sommige taken zelf weer uit kan voeren? (% ja) . V24: Controleert uw aanbieder het werk van uw huishoudelijke hulp wel eens? (% ja) . V26: Heeft u wel eens een klacht gehad die u aan het kantoor heeft doorgegeven? (% geen klacht gehad) . V27: Hebben ze uw klacht toen opgelost/verbeterd? (% ja + nog niet) . V29: Welk rapportcijfer geeft u uw hulp? . V30: Welk rapportcijfer geeft u voor de afspraken die u heeft gemaakt? . V30A: Welk rapportcijfer geeft u voor het resultaat van de huishoudelijke hulp? . V31: Welk rapportcijfer geeft u het kantoor van uw aanbieder? De bovenste acht vragen bestaan uit zogenaamde ‘feiten’ vragen (“Heeft uw aanbieder [X] gedaan?”). Het zijn allen vragen waaruit een percentage komt. Van elke vraag weten we hoe de verschillende aanbieders hierop scoren. In de analyse is V26 ‘omgekeerd’, met andere woorden het percentage is meegenomen dat men geen klacht had over de betreffende aanbieder. Zo geldt voor alle acht vragen: hoe hoger het percentage, hoe beter. In het vervolg van de analyse, zijn per vraag steeds de verschillen berekend tussen wat een specifieke aanbieder gescoord heeft op een vraag en het gemiddelde over alle Amsterdamse aanbieders tezamen. Zo kan per aanbieder een positief of negatief verschil gescoord worden. Positief wil zeggen dat de aanbieder beter scoort dan het gemiddelde en negatief dat ze minder scoort dan het gemiddelde. De scores op de acht vragen zijn bij elkaar opgeteld tot een totaalscore. Vervolgens is een rangorde van de 18 aanbieders vastgesteld. Hetzelfde is gedaan voor de onderste vier vragen. <° ” De uiteindelijke rangorde staat in tabel 7. Hierbij hebben de antwoorden op de eerste acht vragen in de eindberekening iets meer gewicht gekregen (60%) dan de vier rapportcijfers (40%). Ten aanzien van de acht ‘feiten’ vragen leveren Stichting Bethel Wonen en Zorg, Aya Thuiszorg en Subliem Zorg de beste prestaties. Ten aanzien van de vier rapportcijfers zijn de cliënten het meest tevreden over Stichting Bethel Wonen en Zorg, Sara Thuiszorg en Nicon Care — Adonai Zorg. Door de weging is de rangorde ontstaan die te zien is in Error! Reference source not found... Bij de organisaties met kleinere aantallen cliënten moet opgemerkt worden dat de uitkomsten van hun onderzoek als indicatie dient. Dit geldt niet voor de middelgrote en grote aanbieders. Door het grotere aantal respondenten kan verondersteld worden dat het interviewen van andere respondenten een nagenoeg gelijk beeld oplevert. tabel 7 Ordening van de gecontracteerde Amsterdamse aanbieders Rangorde aanbieder Omvang Plaats acht Plaats vier organisatie ordinale vragen rapportcijfers 1. Stichting Bethel Wonen en Zorg Klein 1 1 2. Aya Thuiszorg Klein 2 5 3. Sara Thuiszorg Middelgroot 6 2 4. Emile Thuiszorg BV Middelgroot 5 4 5. Betsaida Thuiszorg Hbh Klein 4 6 6. Subliem Zorg Klein 3 g 7. Nicon Care - Adonai Zorg Klein 8 3 8. Sigma Zorg B.V. Klein g 7 9. Medicare Groep B.V. Klein 7 12 10. Tzorg Groot 10 11 11. Leven en Zorg Middelgroot 11 10 12. Thuiszorg InHolland Middelgroot 13 8 13. Madeliefje Thuiszorg B.V. Middelgroot 12 16 14. Cordaan Thuisdiensten Groot 14 14 15. Dalazorg Middelgroot 15 13 16. Amsterdam Thuishulp B.V. Middelgroot 17 15 17. Alea Care Klein 16 17 18, Parnassus Middelgroot 18 18 Bron: Panteia 40 ge Bijlage 1 Vragenlijst Goede... U spreekt met. van het onderzoeksbureau Panteia. Volgens onze gegevens krijgt u hulp in het huishouden van <aanbieder> in opdracht van de gemeente Amsterdam. Nu heeft de gemeente Amsterdam aan Panteia gevraagd wat u van deze hulp vindt. Het onderzoek is anoniem, dat betekent dat uw huishoudelijke hulp en <aanbieder> niet te horen krijgen wat u in dit onderzoek vertelt. Wilt u hierover een paar vragen beantwoorden? Dit duurt ongeveer 15 minuten. VO2A. Heeft u het afgelopen jaar al een gesprek met <aanbieder> gehad om te bekijken welke zorg u in 2019 nodig heeft? (enq.: gesprek in 2018 tot en met heden. Als het gesprek is geweest mogen afspraken per direct ingaan als beide partijen daarover eens zijn) - Ja - Nee [Indien VO2A= ja] VO2B. Was dit gesprek telefonisch of bij u thuis? -__ Telefonisch - Thuis -__ Anders, namelijk [Indien VO2A= ja] V03. Waar heeft u het over gehad in dit gesprek? Is dat..(eng.: antwoorden niet opnoemen, wel als ze er niet uitkomen. Meerdere antwoorden mogelijk) - Wat u niet meer (zo goed) kunt en waar u hulp bij nodig heeft - Wat de afspraken nu zijn over de hulp - Een evaluatie van het afgelopen jaar -__ Signalen over andere problematiek of ondersteuningsvragen -__ Wat voor hulp u graag zou willen hebben - Wat u zelf kunt en waar u geen hulp bij nodig heeft -__ Verandering in hoe lang of hoe vaak de hulp bij u langskomt - Wat mensen die u kent (zoals familie, vrienden, collega’s, buren) voor u kunnen doen -__ Anders, namelijk VO4. Is er afgesproken dat sommige taken door mensen uit uw omgeving uitgevoerd moeten worden, bijvoorbeeld familie, vrienden of buren? - Ja - Nee ge | 41 [Indien VO2A= ja] VO5. De volgende stellingen gaan over het gesprek. Kunt u steeds zeggen of u het er helemaal mee eens, mee eens, neutraal, niet mee eens of helemaal niet mee eens bent? e Ik was het tijdens het gesprek eens met de afspraken die we maakten e _Nuik de hulp (in nieuwe vorm) krijg, ben ik het eens met de gemaakte afspraken e De afspraken zoals die toen gemaakt zijn, passen nu nog steeds bij mijn situatie e Ik had inspraak in de afspraken die gemaakt werden e Ik voelde me serieus genomen door de medewerker e [Indien VO4=jal. Ik begrijp dat mijn omgeving ook taken uit moet voeren voor mij -__ Helemaal mee eens - Mee eens - Neutraal -__ Niet mee eens -_ Helemaal niet mee eens Ik wil het graag met u hebben over de afspraken die u met <aanbieder> heeft. VO6. Welke afspraken zijn gemaakt over de hulp van <aanbieder=? (Multiple respons, eng.: evt. toelichten: Wat maakt de hulp voor u schoon? In eerste instantie niet voorlezen, wel als ze er niet uitkomen). -__De woonkamer schoonmaken - De keuken schoonmaken -___De badkamer schoonmaken -__ De slaapkamer schoonmaken -___Het toilet schoonmaken - Dat ze een vast aantal uren per week komen schoonmaken -__ Anders, namelijk. VO7. Zijn deze afspraken vastgelegd in een afsprakenoverzicht (of op papier gezet)? - Ja - Nee [Indien VO7= ja] VO7A. Heeft u deze afspraken op papier in huis? - Ja - Nee VO8. Heeft u met <aanbieder> later nog eens bekeken of de gemaakte afspraken nog steeds goed bij u passen? (enq: Misschien kunt u inmiddels meer of juist minder zelf, of krijgt u meer/minder hulp van de omgeving. Wordt de hulp daaraan aangepast?) - Ja - Nee 42 qe Ik wil het nu graag met u hebben over de huishoudelijke hulp die bij u thuis komt. V10. Heeft u — afgezien van de vakantieperiodes - steeds dezelfde huishoudelijke hulp, of wisselt dat regelmatig? (Enq.: Liefst over het afgelopen jaar, vakantieperiode uitsluiten) -__ Steeds dezelfde (vakanties etc. uitgezonderd) - Ik heb al een paar keer gewisseld van vaste hulp - Steeds een ander -__Er komt op het moment geen hulp [Indien V10= wisselende hulp] V11. Als u een nieuwe huishoudelijke hulp heeft, is deze nieuwe hulp dan goed op de hoogte van wat hij/zij bij u moet doen, en wat hij/zij kan verwachten? (enq.: dossier, medische informatie?) -__ Altijd - Meestal -__ Soms -__Nooit [Indien V10= wisselende hulp] V12. Toont de huishoudelijke hulp legitimatie als hij/zij voor het eerst komt? (Enq.: Voorbeelden van legitimatie zijn : pasje van bijvoorbeeld de zorgaanbieder, paspoort, rijbewijs). - Ja - Nee V13. Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, wilt u dan graag dat er iemand anders komt? - Ja - Nee V13AA. Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, wordt u er dan over geïnformeerd dat er iemand anders komt, wanneer er iemand anders komt? -__ Altijd - Meestal -__ Soms -__Nooit V13A. Als de huishoudelijke hulp ziek is of vakantie heeft, komt er dan iemand anders? (eng.: Liefst de laatste vaste hulp. Bij wisselende hulpen graag een gemiddelde) -__ Altijd - Meestal -__ Soms -__Nooit V14. Komt de huishoudelijke hulp op tijd?(enq.: Liefst de laatste vaste hulp. Bij wisselende hulpen graag een gemiddelde) -__ Altijd - Meestal -__Nooit -__ Ik weet van tevoren niet wanneer de hulp komt ge | 43 V15. Voelt u zich op uw gemak als de huishoudelijke hulp komt? (enq.: Liefst de laatste vaste hulp. Bij wisselende hulpen graag een gemiddelde) - Ja - Nee - Dat wisselt per hulp V16. De volgende stellingen gaan over de huishoudelijke hulp. Kunt u steeds zeggen of u het er helemaal mee eens, mee eens, neutraal, niet mee eens of helemaal niet mee eens bent? (enq.: Liefst de laatste vaste hulp. Bij wisselende hulpen graag een gemiddelde) e De huishoudelijk hulp doet goed zijn/haar werk e De huishoudelijke hulp werkt zelfstandig e De huishoudelijke hulp werkt schoan en hygiënisch e De huishoudelijke hulp is flexibel -__ Helemaal mee eens - Mee eens - Neutraal -__ Niet mee eens -_ Helemaal niet mee eens V17. Is de informatie in het ondersteuningsplan nuttig voor u? (enq.: ook wel afsprakenoverzicht of zorgmap. Dit is een map met informatie van <aanbieder>, zie ook instructie) - Ja - Nee -__ Ik heb geen ondersteuningsplan Dan wil ik het nu graag met u hebben over wat de huishoudelijke hulp voor u doet. V18. Bent u voldoende geholpen met de huishoudelijke hulp die u krijgt? -__ Altijd - Meestal -__ Soms -__Nooit [Indien V18= soms of nooit] V19. Waarom bent u (soms) niet voldoende geholpen met de huishoudelijke hulp? (Meerdere antwoorden mogelijk. ENQ, niet voorlezen) -___De huishoudelijke hulp doet het werk niet goed -__De huishoudelijke hulp heeft te weinig tijd om alles goed te doen -__ Ik krijg te weinig hulp -__Het resultaat is niet voldoende (niet schoon genoeg) V20. Aan het begin van ons gesprek heeft u een aantal afspraken genoemd. Kunt u per afspraak zeggen of u vindt dat dit nagekomen wordt? -__ Altijd - Meestal -__ Soms -__Nooit a4 qe [Indien VO4=ja] V21. Sommige taken moeten door u zelf of uw eigen omgeving (familie, vrienden, buren) gedaan worden. Gebeurt dit ook? -__ Altijd - Meestal -__ Soms -__Nooit V22. Heeft u door de huishoudelijke hulp meer ruimte om andere belangrijke of leuke dingen te doen? (Enq.: minder tijd kwijt aan het huishouden, meer energie over voor andere dingen). - Ja -__ Soms - Nee V23. Heeft de huishoudelijke hulp met u gekeken hoe u sommige taken zelf weer uit kan voeren? Bijvoorbeeld door hulpmiddelen aan te schaffen, of dingen op een andere manier aan te pakken, laten zien hoe je het aanpakt of door tips te geven. - Ja - Nee Nu wil ik u nog graag een paar vragen stellen over het kantoor van <aanbieder>. V24. Controleert <aanbieder> het werk van uw huishoudelijke hulp wel eens? Bijvoorbeeld door langs te komen, of het aan u te vragen? - Ja - Nee V28. Heeft u wel eens een vraag gehad die u aan het kantoor heeft gesteld? - Ja - Nee V25. Weet u hoe u het kantoor moet bereiken als u vragen of klachten heeft? - Ja - Nee V25B. Is <aanbieder> telefonisch goed bereikbaar? -__ Altijd - __ Meestal wel -__ Soms -__Nooit V26. Heeft u wel eens een klacht gehad die u aan het kantoor heeft doorgegeven? - Ja - Nee [Indien V26=ja] V27. Hebben ze uw klacht toen opgelost/verbeterd? - Ja -__Nog niet, ze zijn daar nog mee bezig -___Nee, dat hebben ze niet gedaan ge | 45 Tot slot wil ik graag wat een paar vragen aan u stellen over de hulp in het algemeen. V29. Welk rapportcijfer geeft u uw huishoudelijke hulp? 1-10 (Enq.: Liefts de laatste vaste hulp. Bij wisselende hulpen graag een gemiddelde) V30. Welk rapportcijfer geeft u voor de afspraken die u heeft gemaakt en de hoeveelheid zorg die u ontvangt? 1-10 (Enq.: Vindt de respondent dat er genoeg zorg is toegekend?) V30A. Welk rapportcijfer geeft u voor het resultaat van de huishoudelijke hulp? 1-10 (Enq.: Hoe zijn de afspraken uitgevoerd? Is de respondent tevreden over hoe schoon/netjes het huis is na komst van de huishoudelijke hulp?) V31. Welk rapportcijfer geeft u het kantoor <aanbieder>=? 1-10 (Enq.: vervanging van de hulp, organisatie, klanten/vragen beantwoorden) V32. Zou u <aanbieder> aan iemand anders aanraden? - Ja - Nee 46 ge Bijlage 2 Ordening Aanbieders Tabel B-1 Scores van de verschillende aanbieders® VO2A (ja) | VO7 (ja) | VOS (ja) (V13A (atm) V23 (ja) | V24(ja) |V26(nee)| V27 (ja) vzo v30 Vv30A v3l1 Cordaan Thuisdiensten 42% | 78% | 44% | 59% | 31% | zi | 656% | sim | 80 | 72 | 79 | 6,7 Tzorg 47% | 86% | 42% | 69% | 30% | 23% | s5e% | 60% | s2 | 76 | a1 | 6,6 Emile Thuiszorg BV 64% | 73% | 50% | 76% | 26% | 24% | 86% | 57% | a2 | 78 | a1 | 76 Leven en Zorg 52% | 77% | 41% | 59% | 23% | 22% | 56% | 69% | 81 | 76 | a1 | 68 Madeliefje Thuiszorg B.V. 73% | 85% | 39% | 42% | 27% | 20% | 63% | 47% | ze | 73 | 7 | 65 Sara Thuiszorg 53% | 80% | 34% | 80% | 25% | 34% | 84% | 64% | 84 | 78 | 23 | 7,9 Thuiszorg InHolland |_62% | 79% | 29% | 48% | 24% | 17% | 67% | 66% | 80 | 75 | 80 | 74 Dalazorg 51% | 75% | 29% | 41% | 28% | 18% | 63% | sz | 79 | 74 | 7e | 69 Parnassus |_26% | 7i% | 36% | 37% | 21% | 19% | 54% | 42 | 78 | 70 | 79 | 63 Amsterdam Thuishulp B.V. |_29% | 81% | 24% | 43% | 32% | 13% | 63% | 44m | 79 | 72 | 79 | 68 Betsaida Thuiszorg Hbh |_51% | 85% | 41% | 70% | 42 | 44% | 67% | 68m | 81 | 75 | 81 | 72 Stichting Bethel Wonenen Zorg | 55% | 91% | 47% | 68% | 45% | 45% | 96% | 100% | 82 | 85 | 82 | 8,2 Alea Care _49% | 62% | 43% | 30% | 26% | 25% | 69% | ss | 76 | 71 | 78 | 69 Sigma Zorg B.V. |_50% | 94% | 43% | 63% | 34% | 13% | 68% | 67 | 79 | 74 | 79 | 76 Aya Thuiszorg |_55% | 85% | 48% | 71% | 30% | 44% | 71% | som | 80 | 75 | 81 | 7,5 Medicare Groep B.V. |_58% | 87% | 42% | 44% | 43% | 61% | 70% | 33% | 78 | 74 | 78 | 74 Subliem Zorg |_55% | 7i% | 60% | 78% | 21% | 48% | 77% | aam | 70 | 78 | 79 | 7,0 Nicon Care - Adonai Zorg _54% | 70% | 48% | 63% | 33% | 39% | 75% | som | 84 | 7e | 85 | 7,5 TOTAAL |_50% | 80% | 40% | 59% | 29% | 25% | 68% | 57% | 80 | 75 | BO | 7,0 Bron: Panteia s Cijfers worden achterwege gelaten wanneer het aantal respondenten dat op de vraag antwoord geeft minder dan 10 respondenten betreft. ge | 47 Tabel B-2 Verschillen met het gemiddelde” |VO2A (ja) | v07 (ja) vos (ja) |v13A (atm) |v23(ja)| v2a(ja) \v26(nee) v27(ja)| v29 | v30 | v3oa | va1 Cordaan Thuisdiensten 9% | 2% | 4% | 0% | 2% | 4% | 2% | 6% | 00 | -03 | 01 | -03 Tzorg 3% | 6% | 2% | 10% | 1% | 2% | 2% | 3% | 02 | 01 | 01 | -04 Emile Thuiszorg BV 4% | 7% | 10% | 17% | -3% | 1% | 16% | om | 02 | 03 | 01 | 06 Leven en Zorg 2% | 3% | 1% | 0m | -6% | -2% | 12% | 12% | O1 | ot | 01 | -02 Madeliefje Thuiszorg B.V. 23% | 5% | 1% | 17% | 2% | 5% | 5% | 10% | 02 | 02 | O1 | 05 Sara Thuiszorg 3% | o% | 6% | 21% | -4% | s% | 16% | 7% | 03 | 03 | 03 | 09 Thuiszorg InHolland 12% | 1% | 11% | 11% | -5% | 8% | 1% | 9% | oo | oo | oo | 04 Dalazorg 1% | 5% | Hi | 18% | in | JA | 5% | Om | 01 | O1 | 02 | 01 Parnassus 224% | 9% | 4% | 22% | 8% | 6% | 14% | 15% | 02 | 05 | O1 | -0,7 Amsterdam Thuishulp B.V. zi | 1% | 16% | 16% | 3% | 12% | -5% | 13% | 01 | 03 | O1 | 02 Betsaida Thuiszorg Hbh Li | 5% | 1% | 11% | 13% | 19% | 1% | 11% | 01 | oo | 01 | 0,2 Stichting Bethel Wonenen Zorg | 5% | 11% | 7% | 9% | 16% | 20% | 28% | 43% | 02 | 10 | 02 | 12 Alea Care 1% | 16% | 3% | 29% | 3% | 0% | 1% | 2% | 04 | -04 | 02 | 01 Sigma Zorg B.V. 0% | 14% | 3% | 4% | 5m | 12% | o% | 10% | -01 | -01 | 01 | 06 Aya Thuiszorg 5% | 5% | 8% | 12% | 1% | 19% | 3% | 33% | oo | oo | 01 | 0,5 Medicare Groep B.V. 8% | 7% | 2% | 15% | 14% | 36% | 2% | -24% | 01 | 01 | -02 | 01 Subliem Zorg 5% | -9% | 20% | 19% | -8% | 23% | s% | 26m | -01 | 03 | 01 | 0,0 Nicon Care - Adonai Zorg 4% | 10% | 8% | 4m | am | 14% | 7 | 7% | 04 | oa | 05 | 05 Bron: Panteia 7 De cijfers in tabel B-2 zijn berekend op basis van de ruwe, niet afgeronde, uitkomsten. Om de tabel overzichtelijk te houden zijn de uitkomsten afgerond. Hierdoor kunnen de cijfers enigszins afwijken van de uitkomsten die men zou krijgen wanneer er met de afgeronde resultaten in tabel B-1 gerekend wordt. 48 ge
Onderzoeksrapport
48
test
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 14 december 2021 Portefeuille(s) Zorg Portefeuillehouder(s): _ Simone Kukenheim Behandeld door Onderwijs, Jeugd & Zorg, Stefan Carr, [email protected] Bijlagen 1 Analyse instroom nieuwe cliënten Hbh in Amsterdam 2018-2020 2 Advies Cliëntbelang Amsterdam Onderwerp Wachtlijsten hulp bij huishouden en en afhandeling motie nr. 657.21 van de leden Van Pijpen, La Rose, N.T. Bakker en Kilig: “Pal staan voor de hulp bij het huishouden; zorg voor wie het nodig heeft.” Geachte leden, In de brief die ik op 25 mei 2021 aan u gestuurd hebt informeerde ik u over de toegenomen wachtlijsten bij hulp bij huishouden (Hbh) en de voorgenomen maatregelen ter bestrijding daarvan. Ik moet u helaas berichten dat de wachtlijst in de afgelopen maanden verder is toegenomen. Dat gaat ons aan het hart en vormt een van onze grootste zorgen. Immers een schoon en leefbaar huis is de basis van een zelfstandig bestaan, en dat willen we bieden aan alle Amsterdammers die daar niet zelf in kunnen voorzien. Voor urgente cliënten wordt een uitzondering gemaakt: zij kunnen meteen in zorg genomen worden. U heeft over de wachtlijsten bij Hbh gesproken in de commissie ZJS en in de raadsvergadering van 15 september 2021. Dankzij de motie 657.21 die u heeft aangenomen heb ik opnieuw de verschillende mogelijkheden overwogen om cliënten met hogere inkomens naar vermogen te laten bijdragen in hun zorg zonder het principe van de Wmo als algemeen beschikbare voorziening te laten varen. Met deze brief informeer ik u over: 1 de huidige stand van de wachtlijsten Hbh; 2 de meerjarenbegroting Hbh; 3 de stand van zaken van de voorgenomen maatregelen daartegen; 4 andere relevante ontwikkelingen bij Hbh; 5 de afhandeling van motie nr. 657.21 van de leden Van Pijpen, La Rose, N.T. Bakker en Kilic: “Pal staan voor de hulp bij het huishouden; zorg voor wie het nodig heeft.” 1 Stand van zaken wachtlijst Op 25 mei 2021 heb ik u geïnformeerd dat de instroombeperking op hulp bij huishouden die per 1 oktober 2020 door het college is ingesteld tot een wachtlijst heeft geleid, en welke maatregelen het college daarom wilde treffen. Naar aanleiding hiervan heeft u over dit onderwerp gesproken in de commissie ZJS en in de raadsvergadering van 15 september 2021, waar u de motie 657.21 heeft aangenomen. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 2 van 11 Zoals gezegd is de wachtlijst verder toegenomen. Dit was voorzien, maar feit blijft dat vele honderden Amsterdammers die onze hulp nodig hebben daar lang op moeten wachten. Gelukkig kunnen we nog steeds urgente cliënten, die voldoen aan door de gemeente gepubliceerde criteria voor urgentie, meteen in zorg nemen. Andere cliënten die zich melden en wel zorg behoeven, maar niet urgent, komen op de wachtlijst. Per 1 november 2021 stonden er 1468 cliënten op de wachtlijst. Ongeveer 13% hiervan, 187 cliënten, zijn aangemerkt als potentieel urgent. Op dit moment worden cliënten in zorg genomen die in december 2020 op de wachtlijst zijn gekomen. De wachttijd voor de cliënten die nu het langste wachten is tien maanden. Het tempo waarin cliënten in zorg worden genomen is één maand aan wachtenden per drie maanden. Gezien de beschikbare middelen (voor 2022 en 2023) verwachten we vanaf 2022 op een iets hoger tempo door te kunnen gaan met het in zorg nemen van cliënten op de wachtlijst: één maand aan wachtenden per twee maanden. Voor cliënten die nu (per 1 december 2021) een Hbh aanvraag doen bedraagt de verwachte wachttijd één jaar en elf maanden. aanmelding (verwacht) wachtlijst _oktoberzo20 _ |aprjun2o21 _ |6-8maanden | 0 Tabel 1: wachtlijst en wachttijd De groei van de wachtlijst is duidelijk afgenomen na de eerste drie maanden. Hiervoor zijn de volgende verklaringen: -__sinds 1 april 2021 worden naast urgente cliënten ook mensen van de wachtlijst opgenomen; -__de wachtlijst wordt tussentijds opgeschoond, er vallen mensen vit waarvan de aanvraag vervallen is; -_ het vooruitzicht van een lange wachtlijst maakt dat sommige mensen van een aanvraag voor Hbh afzien zodat het totaal aantal aanmeldingen afneemt. De feitelijke wachttijd voor cliënten die nu op de wachtlijst staan hangt af van verschillende ontwikkelingen: i. de ontwikkeling van de instroom (en, in mindere mate, van de uitstroom); ii. de mate waarin cliënten op de wachtlijst tussentijds andere oplossingen vinden; ü. __de beschikbaarheid van budgetten; iv. _de beschikbaarheid van personeel. 2 Meerjarenbegroting Hbh Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 3 van 11 Begroting €43.282.385,- | €42.873.264,- | € 41.393.901,- € 39.532.197,- Incidentele toevoeging In 2021: najaarsnota 2021 € 1.511.239,- In 2022/23: begroting 2022 € 1.667.724,- € 2.100.000,- Toevoeging Weesp € 1.264.613,- € 1.264.613,- € 1.264.613,- Verwacht voorstel bij Viermaandsrapportage 2022 €LL-793-624,- | €45.805.601,- | €44-758.514,- € ,0.796.810,- Tabel 2: Meerjarenbegroting Hbh Door de incidentele toevoeging in 2021 bij de Najaarsnota hebben we in 2021 meer nieuwe cliënten zorg kunnen bieden dan waar op grond van de oorspronkelijke begroting rekening mee gehouden moest worden. Daardoor kunnen er niet alleen urgente cliënten opgenomen worden, maar sinds 1 april 2021 ook cliënten van de wachtlijst, zij het in geringere mate dan dat de wachtlijst aangroeit. De toevoeging bij de Begroting 2022 uit de egalisatiereserve Wmo maakt dat de aanbesteding uitvoerbaar blijft: de teruggang in middelen van 2021 naar 2022 van 0,5% geeft geen onoverkomelijke problemen voor overdracht van cliënten. In 2023 zal er op basis van de huidige meerjarenbegroting een relatief grote afname van het aantal cliënten nodig zijn: 2,3 %. Het beschikbare budget voor 2024 betekent ten opzichte van 2023 een teruggang in budget van 8,9%. Daarmee is het niet of nauwelijks mogelijk in 2024 nieuwe cliënten in zorg te nemen: ook geen urgente cliënten. De actuele ontwikkelingen bij het Rijk ten aanzien van het abonnementstarief en compensatie voor de aanzuigende werking ervan geven echter goede hoop dat er vanuit het Rijk aanvullende middelen zullen komen dan wel inhoudelijke maatregelen waardoor de baten zullen stijgen of de lasten dalen (zie ook onder 3.1: Lobby richting Rijk). 3 Stand van zaken eerder genomen maatregelen In de raadsinformatiebrief van 25 mei 2021 noemde ik een vijftal maatregelen die het college genomen heeft om de wachttijd te verkorten. Bij deze wil ik u graag op de hoogte brengen van de stand van zaken van deze maatregelen. 3.1 Lobby richting Rijk Het college blijft bij het Rijk pleiten voor hervorming van het abonnementstarief en/of compensatie voor de groei in aanvragen die het abonnementstarief heeft veroorzaakt. Dit doen wij samen met een groot aantal andere gemeenten en de VNG die van dit onderwerp een speerpunt gemaakt heeft. U heeft een afschrift ontvangen van de brief die ik op 25 mei 2021 aan de minister van VWS heb gestuurd. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 4 van 11 In reactie daarop is het ministerie vanuit zijn rol als interbestuurlijk toezichthouder het gesprek met ons aangegaan over onze wachtlijst en over de voorgenomen maatregelen met betrekking tot hogere inkomens. Er zijn nog geen vitkomsten van deze gesprekken. Voor een inhoudelijke reactie op onze brief heeft het ministerie van VWS in september aangegeven daarmee te willen wachten tot de monitor abonnementstarief verschenen is; bovendien gaven zij aan in afwachting te zijn van de vitkomsten van de kabinetsformatie. De Monitor Effecten Abonnementstarief is inmiddels gepubliceerd op 25 oktober 2021 en wordt nu nader bestudeerd. Bij de openbaarmaking ervan aan de Tweede Kamer heeft de minister van VWS aangegeven dat uit de Monitor blijkt dat van het abonnementstarief een aanzuigende werking uitgaat, met een oplopend effect waarmee vanaf 2022 geen rekening is gehouden. Daarom, zegt de minister, zal het Rijk vanaf 2022 met inhoudelijke en/of financiële maatregelen moeten komen. Maar dat is aan een nieuw kabinet, aldus de minister. In zijn brief aan de Tweede Kamer (kenmerk: 3269740- 101784,4-DMO) zegt de minister letterlijk dat: “"… de kosten van het abonnementstarief in 2020 nagenoeg gelijk zijn aan de raming ten tijde van het regeerakkoord in 2017. Tegelijkertijd acht ik de kans reëel dat de extra toestroom ook ín 2021 zodanig doorstijgt dat de kosten hoger zullen liggen dan was verwacht ten tijde van de invoering. In het licht van de motie Hijink c.s. verwacht ik dat aanvullende maatregelen nodig zullen zijn. Dit kunnen zowel financiële als inhoudelijke (kostenbesparende) maatregelen zijn, of een combinatie daarvan. In het bestuurlijk overleg heb ik met de VNG afgesproken dat we gezamenlijk vitwerking geven aan deze maatregelen. Een nieuw kabinet kan vervolgens op basis van de geschetste mogelijkheden een definitief besluit nemen”. Zowel vanuit Amsterdam als de VNG denken wij met VWS mee over de ontwikkeling van een werkbaar en toekomstbestending alternatief voor het abonnementstarief en over maatregelen die gemeenten meer sturing kunnen geven bij de toegang. Deze ontwikkeling vergt echter tijd, en voorgenomen maatregelen kunnen pas goed worden bekeken en beoordeeld in het licht van de resultaten van het onderzoek naar de houdbaarheid van de Wmo (opdracht namens VWS en VNG, verwacht in het 2° kwartaal 2022). Daarom dringen we voor de korte termijn aan op financiële compensatie. Dit geheel pakken wij samen met een groot aantal andere gemeenten en de VNG gezamenlijk op. De inzet van Amsterdam is dat zorg beschikbaar moet blijven voor iedereen die het nodig heeft, maar dat de gemeenschap de hulp niet moet hoeven betalen voor mensen die zich dat zelf kunnen veroorloven. Tegelijkertijd moet het systeem niet te ingewikkeld worden en geen extra administratieve belasting betekenen voor kwetsbare inwoners. De bedoeling daarbij is dat de opdracht tot een nadere uitwerking op basis van uitgangspunten meegenomen kan worden in de huidige kabinetsformatie. 3.2 Inzet op inkomensafhankelijke toegang Ik heb u in mei laten weten dat de groei van Hbh aanvragen zeer waarschijnlijk te wijten is aan de groeiende toestroom van cliënten met hogere inkomens. Wij hebben een analyse gedaan van de instroomcijfers uitgesplitst naar inkomen. Daaruit blijkt dat het aantal aanvragen Hbh vanuit hoge en middelhoge inkomens sinds 2019 inderdaad sterk is gegroeid. Ons vermoeden dat de groei sinds 2019 grotendeels en mogelijk zelfs geheel is veroorzaakt door de invoering van het abonnementstarief wordt daarmee bevestigd. Ik verwijs u graag naar bijlage 2 bij deze brief voor meer informatie over deze analyse. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 5 van 11 Ik heb onderzocht of het mogelijk was om een hoger inkomen te beschouwen als een bron van (financiële) zelfredzaamheid. We hebben een werkwijze ontwikkeld om aanvragen van Hbh niet op grond van inkomen, maar op grond van financiële zelfredzaamheid af te wijzen. Hierbij is het uitgangspunt dat een cliënt die voldoende financieel zelfredzaam is om Hbh zelf te kunnen betalen, en bovendien in staat is dat zelf te organiseren, geen Hbh krijgt toegekend. Zo bereiken we een verkorting van de wachtlijst en kunnen Amsterdammers met een lager inkomen sneller de zorg krijgen die zij nodig hebben. Bij deze werkwijze kan de zorgaanbieder tijdens de intake de cliënt vragen of deze in staat is om Hbh zelf te betalen. Dit gesprek kan gevoerd worden zonder het direct over iemands inkomen te hebben. Indien een cliënt aangeeft Hbh zelf te kunnen betalen, kan een zorgaanbieder de cliënt op deze grond afwijzen. Met deze werkwijze wilde ik de grenzen opzoeken van wat juridisch toelaatbaar is zonder die grenzen te overschrijden. Voor- en nadelen van dit scenario Specifiek van deze werkwijze is de mogelijkheid de aanvraag van een cliënt op basis van (financiële) zelfredzaamheid daadwerkelijk af te wijzen. Het voordeel van deze werkwijze zou zijn dat we geen geld hoeven besteden aan cliënten die zelf kunnen voorzien in de financiering van hun zorgbehoefte en onze hulp bij de organisatie daarvan ook niet nodig hebben, zodat we geld uitsparen om te besteden aan cliënten die onze hulp wel nodig hebben. Deze werkwijze is uiteindelijk juridisch onvoldoende verdedigbaar bevonden, omdat de minister van VWS recentelijk expliciet heeft benoemd dat een interpretatie van zelfredzaamheid die ook financiële zelfredzaamheid omvat niet toegestaan is onder de Wmo 2015. Dat deed hij op 22 juli 2021 in een schrijven aan de gemeente Krimpen aan de IJssel naar aanleiding van hun afwijzing van cliënten met een hoger inkomen. Daarnaast heeft uv met het aannemen van motie 657.21 (Van Pijpen c.s.) aangegeven een dergelijk scenario niet wenselijk te achten. Om invulling aan die motie te geven heb ik drie andere scenario’s ontwikkeld, die u kunt lezen onder punt 5. 3.3 Intensieve monitoring van instroom en uitstroom Om beter te kunnen prognosticeren hoe het verloop zal zijn van de wachtlijst en de wachttijd binnen de gegeven financiële kaders is de laatste maanden frequent gemonitord hoe deze zich ontwikkelen. Ook is het hierdoor mogelijk gemaakt om aanbieders te laten weten in welke tempo cliënten van de wachtlijst verantwoord opgenomen kunnen worden. Het aantal personen op de wachtlijst en de wachttijd nemen nog steeds toe, maar minder snel dan voorheen (vgl Tabel 1). Vanaf 2022 kan het tempo van het in zorg nemen van cliënten op de wachtlijst iets worden opgevoerd naar één maand aan cliënten in twee maanden. De verwachting is dat het totaal aantal cliënten op de wachtlijst zich in de loop van 2022 zal stabiliseren tussen 1600 en 2000. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 6 van 11 Toestroom rechthebbenden per maand 250 200 Pd oe PAP Le & Ra Ea & sr 4 Gd Fo 4 a 5 Le EF " De F 5 Ze 7 ne " F Tabel 3: Toestroom rechthebbenden Het algemene beeld is dat de toestroom geleidelijk daalt (dit zijn de cliënten die zich aanmelden voor zorg en er ook recht op hebben, maar voor een deel op de wachtlijst komen): zie tabel 3. Vermoedelijk komt deze daling doordat het vooruitzicht van een wachttijd langer dan een jaar ontmoedigend werkt. Aantal cliënten nieuwe instroom per kwartaal 1200 1000 Dn Enn Oazozo Ozzozo Üzzozo Ogzozo azo Ozzoar O3 2021 Tabel 4: Instroom nieuwe cliënten in zorg De instroom (dat zijn de mensen waar de zorg bij gestart wordt) neemt ook af (zie tabel 4). De afname sinds begin 2020 is vrij gestaag, afgezien van de extra dip bij de start van de corona- pandemie. De instroom bestaat sinds Q4 van 2020 voor het grootste deel vit urgente cliënten (gemiddeld ca 100 personen per maand). Daarnaast is er sinds april 2021 steeds een contingent cliënten die in een bepaalde periode op de wachtlijst zijn gekomen. Hierbij treedt duidelijk uitval op: lang niet iedereen op de wachtlijst wil uiteindelijk, als ze eenmaal aan de beurt zijn, ook hulp. Een kleine instroom komt van enkele voormalige Pgb-cliënten en voormalige Hbh-OGGZ-cliënten. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 7 van 11 De relatief constante uitstroom is iets groter dan de instroom, waardoor er per saldo een kleine teruggang is in de totaaluitgaven voor Hbh, zoals ook nodig is om binnen de financiële kaders te blijven. 3.4 Inzet op training voor toegang Vanaf eind november 2021 zal een training worden aangeboden aan de Hbh-aanbieders en de buurtteams specifiek over toegang tot Hbh. Beide deze partijen vormen immers toegang tot Hbh: de Hbh-aanbieders voor cliënten die alleen Hbh nodig hebben, de buurtteams voor cliënten die ook andere voorzieningen behoeven. Om deze training te ontwikkelen is input opgehaald bij de zorgaanbieders over hoe zij momenteel de toegang tot Hbh uitvoeren. Inmiddels is een programma opgesteld en een nieuwe leidraad voor de toegang ontwikkeld aan de hand waarvan de training gegeven zal worden. De training zal aandacht geven aan de onderdelen van de toegang en gesprekstechnieken. 3.5 Verlichting door inzet informele zorg In samenwerking met de netwerkorganisatie Platform Informele Zorg Oost is in stadsdeel Oost een pilot uitgevoerd om cliënten op de wachtlijst die daar belangstelling voor hebben, in contact te brengen met een vrijwilliger van een lokale organisatie die burenhulp biedt. Deze biedt geen hulp bij huishouden, maar voorziet in een aantal flankerende functies: een wandeling, een praatje, een klusje in huis of in de tuin, signaleren hoe het met iemand gaat. Het aantal aanmeldingen bleef zeer beperkt. De verklaring is duidelijk: burenhulp kan eventueel aangeboden worden naast Hbh, maar aanvragers van Hbh willen hulp bij huishouden ontvangen en voelen zich niet geholpen met aanvullende vrijwillige dienstverlening. De conclusie van de pilot is dan ook dat het geen zin heeft om aanvullende vrijwillige dienstverlening aan te bieden aan mensen die op de wachtlijst staan voor hulp bij huishouden. 4 Andere relevante ontwikkelingen 4.1 Personeelstekort en campagne Tot de uitbraak van de corona-pandemie in maart 2020 speelden personeelstekorten in Hbh een belangrijke rol. De pandemie veroorzaakte een beweging op de arbeidsmarkt, met als gevolg dat werknemers van getroffen sectoren als horeca en Schiphol gingen solliciteren op een baan in de zorg. Daar kwam in oktober 2020 nog de instroombeperking bij, waardoor de behoefte aan personeel afnam. Nu de maatschappij weer open gaat en de eerder getroffen sectoren zich weer oprichten, rapporteren aanbieders dat het weer veel moeilijker is geworden om aan voldoende geschikt personeel te komen, ondanks de nog steeds geldende instroombeperking. Dit leidt er incidenteel zelfs toe dat een aanbieder een urgente cliënt moet doorgeleiden naar een collega-aanbieder. Op 1 november 2021 is daarom de campagne Zorg voor Amsterdam gelanceerd. Dit is een imago- en wervingscampagne voor hulp bij huishouden (Hbh) in de gemeente Amsterdam. Zorg voor Amsterdam is een initiatief van de gezamenlijke gecontracteerde aanbieders Hbh, financieel ondersteund door de gemeente. De campagne bestaat uit televisiespots op AT5 en videoverhalen die via een online-campagne worden verspreid. Na de eerste 30 dagen had de campagne ongeveer 25 sollicitanten opgeleverd. Zie voor nadere informatie en de videoverhalen: https://www.zorgvoor.amsterdam/ 4.2 Inkoop Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 8 van 11 Op 3 november 2021 is de aanbesteding gepubliceerd voor de nieuwe inkoop van Hbh vanaf 2022. Hier bent u recentelijk over geïnformeerd. In het kader van de aanpak van de wachtlijsten zijn hierbij de volgende onderdelen van belang: -_Er wordt ingezet op contractering van kwalitatief sterke organisaties, daarom is een minimumscore op de kwaliteitscriteria vereist; -_In zowel de uitvraag op de gunningscriteria als ook in de ontwikkelopgaven voor de komende jaren is van rechtmatige toegang een speerpunt gemaakt, om zoveel mogelijk te bevorderen dat de zorg alleen wordt toegekend aan de mensen die het nodig hebben; -__Door de beweging naar gebiedsgericht werken te maken wordt beoogd dat er intensiever samen wordt gewerkt met lokale partijen en informele partners, met de bedoeling dat er zo veel mogelijk zorg preventief of in het voorveld afgevangen kan worden. Net als rechtmatige toegang is gebiedsgericht werken een speerpunt waar zowel in de gunningscriteria als in de ontwikkelopgaven aandacht voor wordt gevraagd. Met het honoreren van voorkeuren om alleen in sommige maar niet alle stadsdelen te werken zal het aantal aanbieders per stadsdeel verminderen. Daarmee wordt een eerste stap gezet in de richting van het gebiedsgericht werken. 5 Afhandeling van motie nr. 657.21 van de leden Van Pijpen, La Rose, N.T. Bakker en Kili: “Pal staan voor de hulp bij het huishouden; zorg voor wie het nodig heeft.” De raad heeft op 15 september 2021 de motie nr. 657.21 aangenomen van de leden Van Pijpen, La Rose, N.T. Bakker en Kili: “Pal staan voor de hulp bij het huishouden; zorg voor wie het nodig heeft”, waarin het college wordt verzocht: 1. Palte staan voor de algemene voorziening Hulp bij het Huishouden en de lobby, alleen en in gezamenlijkheid in VNG verband, intensief te voeren: voor de afschaffing van het abonnementstarief, voldoende financiële tegemoetkoming voor gemeenten bij de uitvoering van de Wmo eventueel met mogelijkheid van inkomensafhankelijke eigen bijdrages; 2. De Wmo, en de Hbh als onderdeel daarvan, een algemene voorziening is; toegankelijk voor alle Amsterdammers op basis van hun zorg- en ondersteuningsvraag en dat inkomensafhankelijke toegang geen onderdeel van de onder punt 1 genoemde lobby noch een lange termijnoplossing is. 3. De wijze waarop inkomen van aanvragers wordt meegewogen bij de oplossing van noodsituaties als gevolg van groeiende wachtlijsten ín 2021 en 2022 nader wordt vitgewerkt in scenario’s en deze alvorens toe te passen met de raad worden gedeeld. 1 Pal staan voor Hulp bij huishouden Aankaarten bij het Rijk van financiële compensatie en hervorming van het abonnementstarief staan hoog op de agenda van het college, met de uitdrukkelijke bedoeling de zorg te borgen voor de Amsterdammers die daarvoor van de gemeente afhankelijk zijn. Zoals boven genoemd onder paragraaf 3.1, Lobby richting Rijk, is de VNG maar ook de gemeente Amsterdam in gesprek met het ministerie van VWS over compensatie voor het abonnementstarief. Daarnaast brengen wij samen met de VNG de problemen ten gevolge van het abonnementstarief onder de aandacht bij het Rijk. Ook geven wij, in gezamenlijkheid met de VNG en andere gemeenten, inbreng voor de hervorming van het abonnementstarief door een toekomstig kabinet. 2 Hbh als algemene voorziening Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 9 van 11 U heeft het college verzocht Hbh te beschouwen als een algemene voorziening, omdat Hbh voor alle Amsterdammers die dat nodig hebben beschikbaar moet zijn; bovendien heeft v aangegeven dat een inkomensafhankelijke toegang geen lange termijnoplossing kan zijn en dat het niet als lobby-instrument mag worden ingezet. Mede hierom zien wij af van het scenario genoemd onder paragraaf 3.2, Inzet op inkomensafhankelijke toegang, waarin een cliënt kan worden afgewezen op grond van financiële zelfredzaamheid. Het college blijft zich inspannen om binnen de financiële kaders te zorgen dat alle Amsterdammers die op de gemeente zijn aangewezen ook de hulp krijgen die ze nodig hebben. 3 Scenario's over financiële zelfredzaamheid in de toegang tot Hbh Totdat wij compensatie ontvangen van het Rijk voor de stijgende kosten ten gevolge van het abonnementstarief vindt het college het belangrijk om zoveel als mogelijk te doen om de wachtlijsten terug te dringen. Om te zorgen dat Hbh zo veel mogelijk terechtkomt bij de mensen die deze zorg en ondersteuning het hardst nodig hebben, heb ik drie scenario's ontworpen waarin financiële zelfredzaamheid wordt meegenomen in de toegang tot Hbh, die juridisch niet controversieel zijn en geen onderdeel van een lobby richting het Rijk vit zouden maken. Het scenario dat ik eerder had ontwikkeld maar dat nu is afgevallen, leest v onder 3.2. Scenario 1 (voorkeursscenario): Financieel zelfredzame cliënten aansporen vrijwillig af te zien van Hbh Zorgaanbieders en buurtteams wijzen cliënten op de mogelijkheid om Hbh zelf te organiseren en op de voordelen daarvan, voor henzelf en voor hun mede-Amsterdammers. Tijdens het aanmeldgesprek zal een zorgaanbieder of buurtteam de cliënt wijzen op de lange wachtlijsten en het gebrek aan personeel bij de zorgaanbieders. In het gesprek zal aan de cliënt verder worden meegegeven dat wanneer deze zelf middelen heeft om Hbh te organiseren, dat de cliënt via de particuliere route zelf sneller hulp geregeld kan hebben en dat deze hulp mogelijk ook meer conform de eigen wensen van de cliënt kan zijn. Tevens zal bij dat gesprek een oproep worden gedaan aan cliënten die de mogelijkheden hebben zelf in Hbh te voorzien om van de aanvraag af te zien. Daarmee kunnen de schaarse middelen en het beperkte personeel worden ingezet voor cliënten die niet de financiële mogelijkheden hebben zelf in Hbh te voorzien eerder aan de beurt komen. Voor- en nadelen Het voordeel van deze maatregel is dat we hiermee het grootste effect op de instroom verwachten. De gemeente raamt het effect van deze aanpak ruw op zo’n 50% van het potentieel aan cliënten dat de hulp zelf zou kunnen betalen en regelen. Dat zou in vergelijking met de situatie van 2020 een lagere instroom opleveren van 279 cliënten per jaar. Het nadeel van deze werkwijze is dat deze ongebruikelijk is: de gemeente doet een beroep op de cliënt om geen gebruik te maken van een voorziening waar een cliënt wel recht op heeft. Dat gebeurt bovendien bij monde van onze aanbieders en de buurtteams, die namens de gemeente een moreel appêl op cliënten moeten doen. Daar zit iets ongemakkelijks in. Andere gemeenten die met dergelijke maatregelen hebben gewerkt rapporteren echter dat hun welvarender cliënten begrip tonen voor selectie op financiële zelfredzaamheid. Onze aanbieders en buurtteams moeten nog wel getraind worden in deze nieuwe werkwijze. Daardoor zal deze werkwijze op zijn vroegst pas op 1 januari 2022 in kunnen gaan. Scenario 2: Communicatiecampagne om Hbh zelf te regelen Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 10 van 11 Een tweede scenario is om gemeentelijke communicatie-activiteiten in te zetten over de lange wachtlijsten en over de mogelijkheid zelf particulier Hbh te regelen. De gemeente kan folders maken, de website herinrichten en contact zoeken met alle mogelijke verwijzers om cliënten die het zelf kunnen betalen ook aan te sporen om dat te doen. Zorgaanbieders kunnen cliënten een folder meegeven met daarin informatie over de lange wachtlijsten en de mogelijkheden om Hbh zelf te regelen via particuliere hulp. De bedoeling is dat cliënten nog voor het toegangsgesprek van een aanvraag afzien. Voor- en nadelen Het voordeel van dit scenario in vergelijking met de vorige is dat zorgaanbieders hun huidige werkwijze bij de intake niet hoeven aan te passen, in het bijzonder op het gevoelige onderdeel van het morele appèl. Het nadeel is dat dit scenario vermoedelijk minder kostenbesparing en verkorting van de wachtlijst op zal leveren. Ook is het oncomfortabel dat de gemeente deze werkwijze, om cliënten met een hoog inkomen te vragen zélf Hbh te regelen, zo nadrukkelijk op schrift stelt. Mogelijk leidt dat zelfs tot een grotere aanwas van aanvragen Hbh en heeft deze werkwijze een averechts effect. Daarnaast zal materiaal ontwikkeld moeten worden en zullen verwijzers over deze nieuwe werkwijze geïnformeerd moeten worden, wat tijd zal kosten. Scenario 3: Geen aanvullende maatregelen Een derde scenario is om ervoor te kiezen op dit moment geen aanvullende maatregelen te nemen. De huidige wachtlijst is al een belangrijk instrument dat ervoor zorgt dat sommige aanvragers van Hbh afzien van hulp, of zelf toch Hbh weten te organiseren via de particuliere route of hun eigen netwerk. Aanbieders rapporteren dat sommige cliënten op de wachtlijst geen hulp meer behoeven op het moment dat zij aan de beurt zijn, omdat zij alsnog een eigen oplossing hebben gevonden. Voor- en nadelen We weten niet zeker welk effect aanvullende maatregelen zullen hebben. De wachtlijst zelf werkt immers al als een belangrijk instrument om mensen met een hoog inkomen die zelf Hbh kunnen organiseren te stimuleren van een aanvraag voor Hbh af te zien; zijn aanvullende maatregelen dan nog de moeite waard? Daar staat tegenover dat de wachtlijst en wachttijd zodanig lang zijn en de situatie voor veel Amsterdammers daarmee al zo schrijnend, dat we als gemeentebestuur in ieder geval al het mogelijke willen hebben gedaan om de schaarse middelen eerder ten goede te laten komen aan kwetsbare Amsterdammers met een kleine portemonnee dan aan Amsterdammers die de voorziening ook wel zelf kunnen organiseren en betalen. Advies Cliëntenbelang Amsterdam Op verzoek van het college heeft Cliëntenbelang Amsterdam (CBA) een advies uitgebracht over de bovengenoemde scenario's (zie bijlage 2). CBA herkent dat het toegenomen zorggebruik door mensen met hoge en middelhoge inkomens ertoe leidt dat mensen met lagere inkomens van hulp verstoken blijven. CBA meent dat gezien de ernst van de situatie de gemeente de mogelijkheden om bij te sturen moet benutten. CBA vindt het echter belangrijk dat gemeentelijke voorzieningen primair toegankelijk zijn op grond van een inhoudelijke beoordeling van de ondersteuningsvraag. CBA geeft aan het tweede scenario het meest passend te vinden en beveelt deze aan, omdat het ontmoedigen van aanvragen van inwoners met financiële draagkracht exclusief de taak en verantwoordelijkheid van de gemeente is. De gemeente moet de ongemakkelijkheid daarvan voor lief nemen, vindt CBA. CBA ontraadt het eerste scenario nadrukkelijk, met als reden dat het Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 december 2021 Pagina 11 van 11 ontmoedigen van burgers om zorg aan te vragen op gespannen voet staat met de laagdrempeligheid die buurtteams en aanbieders naar inwoners moeten uitstralen. Conclusie Het college kiest voor het eerste scenario, waarin we financieel zelfredzame cliënten bij de toegang stimuleren om af te zien van het aanvragen van Hbh. De huidige wachttijd voor nieuwe cliënten Hbh is zodanig lang dat het college graag alle mogelijke oplossingen wil inzetten om de wachtlijst in te korten. Met dit scenario verwachten we het grootste effect op de wachtlijst. Daarnaast verwachten we meer resultaat van een persoonlijk gesprek dan van communicatie- uitingen op andere kanalen. Omdat dit in een gesprek tussen aanbieder en aanvrager wordt besproken, lopen we niet het risico dat schriftelijke uitingen van de gemeente een eigen leven gaan leiden. Het college neemt het advies van Cliëntenbelang niet over. Het College meent dat het in de geest van de Wmo is om cliënten aan te spreken op hun zelfredzaamheid en vindt dat financiële zelfredzaamheid daar onderdeel van vitmaakt. Het voorkeursscenario sluit niemand vit, het wordt aan de beoordeling van cliënten zelf overgelaten of zij hun aanvraag bij nader inzien willen intrekken. Omdat het college gezien de uitspraken van de minister goede hoop heeft dat het hier een tijdelijke noodmaatregel betreft vindt het college een communicatiecampagne, dat een lange nasleep kan hebben, minder geschikt. Het college wil de raadsleden bedanken voor hun betrokkenheid en actieve meedenken om tot een passende oplossing te komen voor de Amsterdammers die aangewezen zijn op huishoudelijke hulp van de gemeente. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Simone Kukenheim Wethouder Zorg Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
11
train
x Gemeente Amsterdam KD D % Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Diversiteit en Antidiseriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk Vastgoed, ICT en Digitale x Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Gewijzigde agenda, woensdag 14 november 2018 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie KDD d.d. 31.10.2018. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWB @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 Opening inhoudelijke gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en Mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam K D D Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Diversiteit en Antidiseriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Gewijzigde agenda, woensdag 14 november 2018 Democratisering (incl. Bestuurlijk Stelsel) 11 Kennis te nemen van het Bestuursakkoord 2018-2022 Nr. BD2018-012922 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen TOEGEVOEGD AGENDAPUNT Financiën 12 De Najaarsnota 2018 Nr. BD2018-013382 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 28.11.2018). 2
Agenda
2
test
WM U ì | e | df Tj) Ge oe 5 Ì k \ f Es , k b | | | y / ® Eindrapport de _ | A | | - - 8 am, | 4 4 4 ES De a __ | | | r en een 5 JOE Baud Sauri theater \ | Dj. _ | fin” EE Ns | | | IV Ad nn ij i : Î A 6 JN | LU | A DE IE) Ö sn ui ER | re 6 Ti mn | pt eb Î Kk IS y jd ae ì Bas ú LIE 5 1 DL iN KL: R Bie rl KT | | Tan EE ki Te Er | hi Kk F er ED ar RAe t de Ri & Là 5 Ken | ei Re men A | In EE y a | jn EN E e SK é ee hd f | Ee En || on Ee i ij ee | 8 { 7 \ pmen 5 Ü 5 19 september 2017 Á Doelstellingen VOM Potentiële ongewenste effecten * Meer ruimte voor voetgangers * _ Verkeersonveiligheid op de Munt KL Oa CZ r el SLS P) * _ Sluipverkeer over de grachten * Betere doorstroming openbaarvervoer MRARGEde * Wachtrijen op grachten bij oversteek Leidsestraat 7 | * _ Overtredingen van inrijverboden O R A En 1 gr * _ Verminderde doorstroming op de S100 Beaii * _ Negatieve beleving bewoners en ondernemers egijn- p je O Ml plein Huiden- ui 5 ò str. 7 pst Re & 1 Nen MT ê 5 Ò 7 Re S e Ò, be E ede Staalstraat dora, f = B ON % oe Nationale a u - z è O0 Kalverstraat Opera & Ballet N Koninds- _Singey ) Halvemaans- STE AD 8 len a Muntplein brug Amstel Muziektheater B $ k u NS \N, Gouden © Bocht Geelvinck deo he vas 5 S Reo oor” nf ee 48 ad! “°ouliers! d / ee Amstelstr. Nv ce 45 eh Wars plein pm Nee 5 str. se % | EER E 5%, The Bank 7 Íe, / 5 À Be Thorbecke- 3 ©, Hermitage Z lein nt ee @ %; | De \ pis ® L ik ere! ee Îs %y Áo H A & D Srengr On & El Acht Ds 5 5 © U 2 Ö) vn C2 0 c [5 o8 5 Op mm Autoverkeer Ki zi Ke; 5 = DG mmm Autoverkeer naar/van P-garage 5 W Zersgr SD ® — £ 5 acht en Ì mjm Autoverkeer met ontheffing Monitor bestaat uit 9 deelond k Centrale vraagstelling van de monitor Worden de doelstellingen van VOM bereikt en treden er ongewenste effecten op? DIT) eden, o-meting 1-meting (september 2016) (november 2016) erkeerstelling v Rijtijdmeting auto A / Rijtijdmeting tram / v Overtredingen van inrijverbode nvt v v Analyse verkeersveiligheid / / v Wachtrijmeting v 4 M Belevingsonderzoek” nvt v v Raxi-onderzoek”* nvt / / “Het belevingsonderzoek is in 2 delen vitgevoerd: bewoners en ondernemers in januari 2017, voetgangers en fietsers in juni 2017. ““ Het taxi-onderzoek is op 4 momenten uitgevoerd: 2 weekendnachten in november 2016, 1 in januari 2017 en 1 in juni 2017. Le Nl Ee Ban EE 1E EB Verstoringen tijdens de meetperioden RT er ne S duit 4 pe (ig 4 Tur ij n # N _ Disclaimer | , ” Door verstoringen zoals opbrekingen, Z stremmingen of omleidingen tijdens de / f meetperioden kan niet overal een zuivere LL vergelijking tussen de o-, 1- en 2-meting xj | worden gemaakt. Daarnaast is sprake van ns autonome ontwikkeling van het RL _ is autoverkeer en zijn er seizoensinvloeden. zi ans: Waar mogelijk zijn cijfers gecorrigeerd of | Hag samengevoegd. Waar dat niet mogelijk Ke. vi was, is hiermee rekening gehouden bij de Dn Nad FA duiding van de onderzoeksresultaten. NT NS he ES h : ke ’ re he 5 2 5 fe tijdens O-meting Î Äv ê El tijdens 1-metina u tijdens 2-meting : Mi tijdens alle metingen ie eN u Sf { Verkeerstellingen at Analysekader 1. Verkeersbeeld vóór invoering VOM Onderzoeksmethode Bij de analyse van de rustig normaal druk verkeerstellingen van de o-, 1- en 2-meting zijn twee criteria van S w belang: > E on Le) 1. Was de straat vóór de in … ® ® invoering van VOM een el rustige of een drukke straat Q (of normaal/gemiddeld). ES Yvy 2. Isersprake van een © == toename of afname van 5 & verkeer na VOM (of is het Cc min of meer gelijk 5 gebleven). TD E 5 © Deze twee criteria vormen samen ® 5 g mogelijke situaties zoals > o weergegeven met de g bollen N AE Heel grote toe- of afnames (groter dan 50%) verdienen extra toe- of afname meer dan 5o% aandacht en krijgen een zwarte rand om de bol. Werkdagen” Ë e / en ge G/, 4 j E Ë o EN wg 3 e ne a tf 5 UD ET 8 y / Á // Cw, UA) a. tn Onderzoeksmethode ‘ Sd STEDEN We GT Ve AET 5 EN 2 PAR AN] PS » RR GLAS ie ä plas, Á mj SEN A - >, _entelcamera’s isde N 7 U ISSN SS GL LOS INN Ra | Ap ä ED En pe 1e Al b SYR hoeveelheid verkeer ES 8, 7 ES ER Afname autoverkeer SS Zal A û gemeten op 33 locaties. y A ne B Ei rond de Munt fes LENS € /| Op elke locatie is Ie Ss = NIAS AJA ES zn SN zj) minimaal een week lang Kiod NEEN 5 IN ss; li Is BH PRS IN Sd GS re B te Ge B EN Lis D/A SS JES Li nr B e Te 1e Enz TE ke e 8 2 & A5 Dm vs Ne 1% We AIEN NEED, EL BS À SAS Ne AG h | En D,: A 6 Ta * 1. Verkeersbeeld vóór invoering VOM |" a “ \ Eh \P e \ On ‚ZA Pes ‚ Lo a 4 KN _ 5 nd | 5 DD a mf rustig normaal druk E S Fa PAR ln ES > 4 eG EN: % > e Eer À Ki: > Er prs RS = . « Ke en Ge rl 8 - „Vv _ vd oo w a ENE INN var Sass 10 0 0 DS EN hed ISN ki a eeN Iene O6 CN eel EN eh es 8e AV | 0 VAER: > Sheet j B CS K „=O d A iT ‚ _ Pr \ (5 AN ee toe- of afname meer dan 50% { AN Sje tE ue, DENN en id en EE CS DNS Ri Verkeerstellingen AT en m4 4 Dy 4 / ce % OZ ef N Ei td 8 Weener /s (il w , UA Vn me Ar Ddl EON DAN IT W, INESIS 9 Ve mr AAV N bD ns | UE TDI Dn ee On ESS ALL PLRASN TMS SS EMS Die VT Nn ide Ie Ss 8 Ep ZE O&S Geen toename wachtrij bij Geldersekade p # gE ed A TAR AOS „9 B NE er JE SISD SDP HE 9 $- [ Ne 48 ENilifr 228 Ha, Bors B ASN EAS 5 4 « Va n s \ z TA) f. 5 S je TP en nn 7 k A / NEI AN Ten aar ONS & RON Se ns een À. 4 PA GD 1. Verkeersbeeld vóór invoering VOM |” CSN \ 6 & & SS PS fB ES DN ES KS) d = rustig normaal druk ä Ee) OA VONNENENM TT ea: SE: ES ENNE ER | STD NNSEE TE A Ge TB, te NINE 5 IS \ a Cf BS il FT ENE | Arne in CI 8 eN LS BOE fi LE En EEEN ef 0 fs 0 X (ee a a w ae Al et nbs Be 2 | ee fe F - £ Zl toe- of afname mee AN mss A OL ii 5 er EE N| Verkeerstell EN erstel la n eN EEN ll lik ef bj eN in. ez mie GERO IE Sf We San ee Val an EEn 4 (7 gu EN $ 4 bj Á Ean an IEEEEEbe. W) ZS Geento . oe ls S PS ma Wg AES Elaa Elena) 6 ©: n Sn Ë geren IP ES SU, 08 en Nr rn 17 OA en <= VDS a (mil 9, WAN Ane: nn In pö es (Elan 8 LDS G/A R ot ee Ui de Kd SS SQ % i' rn Nd VANESSA | HS 4d Kh A : We SSA ADR A Ks 4 Es A rifle dan ES ER N Ne INfrche da le Ls EP GS AE det SRR NZ LEE A ANN A EDS, Se GEAN ‚ Vr k ° 4 \ / dn SN Ran ad P ED KAN 3: m4 AL EN res Se Ge 5 RN \ MTL Le zl OO 8 En SA Watenheeid 50 ann Ls’ EES NE Ie A: @ sar u | DT zn NS 5 B TA Tee 5 5 dele __h ik GEN SES PEN ERR G | X OS) ee Zee) Ze :* EN „© MI ad NE CS ES DN pe Te j £ nl es a Vm, es E 5 ANC emies! maes ar ait Ames Ees el os ®® JES sn dl A Ae) (es Ee: EE ú Lacs Cl Fade ®, TO s dl Verkeerstellingen : Weekendnachten- en ZU En GRU on. A Re RDD De Ein em 7 If VES) ij VEN: Mn SSS UMA ri 4 SAANIN “| rs TT ER meses dd En GS EN € [| LS, 4 INDEN N Ie EMED NS RO SON g(5o SELIN DA IES SSSR w Gr L Ï EARN 7 IA P Bn. , AN €, 0 | de AL ID IC PS NG AEN DDS Cs NID = NN AN arr NS ) Js D CB SERIE 0, eten A. eN ; P 8 en Jif B St n Son Ne oC E N Ne ame 5 AA De Dy 1. Verkeersbeeld vóór invoering V n AARDE PLEN eN ER 1008 A Meeg 1% SS in Sen j 3 ) 5 EN EI acte @ | ATG" LN a A SE ENEN: 28 GE É UN 8, EE een en Sl £ Od é VEE tn Gr SEE en 3E : kl A 1 U mms Ee c4 | 8 a > ON == il A nd © Ee nbs WE | En ke wf jl Ee: Ë he C5 £\ „ of afr NC emissies ZR Aen ON NET _ Ie hade _ ] u mul } ij un nn WN en? Rijtijden auto M Ee | ij _ he : u u Alie =, n Werkdagen tussen 7:00 en 19:00 uur Onderzoeksmethode Lef Î Ï Nr wen Van Amstel geeft rustiger verkeersbeeld Span AE hik kentekencamera’s en INN SE SOB Tds Ki elden he rijtijden niet veel informatie van Google Ansi Reid # rin ot meer gelijk veranderd. Op het ene AET gebleven. De fluctuaties zijn wel alaamltee? zn NER EST EE LE IRS It 10 iere SRI eleYelg ie cen ander deeltraject bepaald. wat minder. De maatregelen rond de Munt lijken hier geen invloed op te hebben. Snelheid autoverkeer snel normaal langzaam toename =D ee e gelijk m afname =D =D =D enen mm mn | nn nn É rn {Rijtijden tram Er : PJ ke Ni Í Er L E Ù ls: lef Werkdagen tussen 15:30 en 18:00 uur Onderzoeksmethode Betere doorstroming OV bij de Munt KCR AEN ANT T VOM leidt tot een forse verbetering analyse gemaakt van van de rijtijden van alle trams die over de rijtijden op een de Munt gaan. Het gaat om meer dan aantal trajecten op 30 seconden rijtijdwinst. Ook de ALAS ES A Adele Aedes Toename rijtijden bij Mr. Visserplein Le aal AAR laa Door een gewijzigde VRI-instelling in oktober 2016 (tussen de o- en de 1- ETE ET IE meting) heeft de tram geen prioriteit meer op het wegverkeer. Dit heeft geen directe relatie met de Munt. Kn ‚_Rijtijd tram grote afname me Rn | (> 30 sec. rijtijdwinst) Op twee trajecten een geringe verslechtering |__min of meer gelijk Op een aantal andere trajecten nemen de \_ (verschil < 10 sec.) rijtijden toe. Deze zijn echter niet direct te Peet: verklaren vanuit de verkeersmaatregelen Munt. \_(20- 30 sec. rijtijdverlies) > | grote toename |_(>3o sec. rijtijdverlies) > u ss Verkeersveiligheid De SNRNNN NENSSES Ks) Kk fi É SN n KE Muntplein Onderzoeksmethode Kk A 8 Bij de 3 oversteken (A, B, en C) AN N EN S op de Munt zijn camerabeelden z \ Aven \ opgenomen. De beelden zijn Ri he geanalyseerd door getrainde RN verkeersveiligheidsexperts. ZE RR A Daarbij is een vijfpuntsschaal | B | KE gehanteerd van interacties zm EVERT Te RVET Cte [Te altan Ten NK OO | je Ween PE je EH \ bed | E | Kd 4 ) 0 & EE AR | De pe ú 1 UE, IN ‚a - n | Niet relevant 2 Gecontroleerd remmen of verwisselen van rijstrook om een 0 botsing te vermijden met weinig tijd om te manoeuvreren 85 /o 3 Sterk afremmen, snel verwisselen van rijstrook of stoppen 10% om botsing te vermijden, resulterend in een bijna ongeval 0 4 Noodstop of krachtig zwenken om een botsing te vermijden, 5% resulterend in een bijna ongeval of zelfs een lichte botsing Niet voorgekomen KE. 7 ren hi 1 EN hk VA ù gn u dee Verkeersveiligheid Ee 7 / gE kg 4 $ p PAIS 2) Eend ll REET DE PING Ni ORE 7 Afname interacties ONE BD Te GRE Op de drie locaties is het aantal NED TRE |, ee en interacties afgenomen van 1 naar PNI NEE 27 OAN ongeveer 0,7 per vur. De A NOT A OM DS overgrote meerderheid hiervan OD re AEN Er Ve 4 ANT Lake Ke EDES Ta ASTEN SAR OEREN 3% EAN NEN A Mekel Ta TSAATTS KS ON SIN W SM ks an onderling. De hoofdoorzaak van TA NS LDR EAN Î Te nld u EA de interacties is dat geen voorrang wordt verleend. De emiddelde wachtrij van auto’s e IJ Niët relevant voor de oversteek over de Leidsestraat is niet of nauweljiks 2 Gecontroleerd remmen of verwisselen van rijstrook om een 0% veranderd. Er lijkt dan ook geen botsing te vermijden met weinig tijd om te manoeuvreren 9 OENE E EA zijn NTI 3 Sterk afremmen, snel verwisselen van rijstrook of stoppen 10% verkeersmaatregelen bij de om botsing te vermijden, resulterend in een bijna ongeval Munt _—_r EE EF, lk pe 5 kt ie : om HERE S EE a, Ei mn __ 00-01U E UaNes<eOons<s< en Kik RN CCL a 4 Ere UE, Daz SEE kt Dos el Es | k Tago 3 le nr. n hk ad MD [a [OK ee} P 04-05U Le) GC D 0 en: 0 EZ 05-06u | | Cc an pe TE ee} Vv oo LL <t __06-07U É me hd ONE ns pn 8 en NE fe) 1 dr © en “ ES a Ce ä . EEE — ORS 2 ® = Venstertijden Brein: gd _—_ sis Ee CER: X Le dd PS jn Pe, pa, | D We Re pen en. D fel m in [03 << eo) a far < knn ' a EE EL he EN , 15-16U en ® c fed} hek 2 6- es eene ir SS af 16-7u en nnnmmnsnRRREEEEEEE land O C _ 17-18u [e) ii me LS Ee 5 > en e en al 20210 jn OL f * 21-22u S Mennen B a Ben S sebnnnan Er Sn B an enn ND! ZEEEE Pe, dt ï 23-24U ie er EEn en, be sk o) En ee en ou B&S 8SWSE Ree {p= Er eenn o4-o2u nb WE Bn: Seher 02-03u } gana EE HE B Be een opo E a: ze oven ge | & ee ab c e506u PP NON WOW 8 St _ _06-07u o un Oo um ou 0 nm Oo 8 _ © dl me De Ez 00-01U Br a EE 4 En hv edere) 01-02U en mat Denn — E ij 02-03U ziel B (oonnes Î y H B Been Gelmen À - spe wh er ie one aen El Es: Es EN Renee < B 5 06-07 Sie BanOHEENe inne EEEN , EN OS an DL 1516u mn tn En ee EN Se ns DQ EEEES |E y Hoet mn mn dt En O _ 18-19u ke} =. _ aad: Ë ij me D zein in anne Kn Ss zm eu Be OESDEEnEEE zon jn En od enen | ara je NE wan NN en ze y 8 ost GERNE: SA lRrews ENE pa om a OE len) Ur ef G Sake BREE © _ 18-19u Ke n en Ee 9 En Een EN en Can d IS A: Kein U 255 21-22U jen keg EN SE 22-23U D Ë Ee aen “ 5 E he 23-24U MR d 0 ik Jin E en. ne. n FT E die aen HEE == F7 BEE, an BE innn: den À Beer JJ En EN mf Bee er de. Bi den L ke On On E EEN Oe sein dans Basu on BBS S Ed ne ou 5 à o nm Ö h Oo Hide An ke ni Od 00-01u EEH FA ae Jen EEEN 1 Bees SEN En ” o1-02u a Ee BP 01-02U Sanner csanenn Bee 5 _ 02-03U d Sent Aen. 's 02-03U Aa IE ez-ouu 03-04U Sana 3 SHEER ; Epe, . mn En Ate hr d |] eem o4-05U Saabs Be de 4-05 > â zel Ean Pe _05-06u & 0506 ls „EB c © + _ 66-07U ns t en a Epen 5 in an ah HL E se ani à sanar m Bee n Es eeTTelein î ER ae Ed > nn AL el tete > vant den ej ee 2 aaneen X B ee gar a een H-12u Bebe ae Senne H-12u BEE en B sen em LU mEnrae den aocde pdenm u Bom hd Fier ae (GREG “mend en < F a dan Sam IB < S cu Be Goes meen Oimaan 5 14-150 er 415 ke dr ene inn, en 8 6 Î jm) 15-16U mene ma en enn Eb EN ee ei annees 1 Et 16-17U De) 5 eN Bei Mesman Ed 0 es C 17-18u r DL ODB si Ee B da Ee B sn) ee 5 10u Ke) o 1 hs Pe Shaikh ask _ (0) 19-20U Ee nl ek ST a JB 19-20U == ze A dE den 7 20-21U T Ne a a kend GERT Se ar | 24-22u S . 21-22U fes Geer dk oe walaaar ie ard S =' bn Ss ed are ae an Ee dl) 23-24U 324 genees ISES Ne, … - En 1 Pe REEN dents i Oee aars De an „a k B Ven ere Gerd he mear gee gege Tune BUR BEET ga gee Ree veer EERE Er egg REE BREE emee gere vERR PIEL HE BREE HEEREN ie 1e Oee ae GOAR ee dee GEO oee0 GERD E05 den eee eee OE En 5 | Ee Ne ol LI | tr en ae En SOD SOEUDHEE CNE En JE EEn SO ee GOEDER de Er SAOEEC SEE aan ee EEE EEn EEE ie 8 4 á nl Pe Mr _TaXibDrc BEC en OER GARE AEN dEEEnen EGER Mn O2 MENE Eep de A AN EA < art oe De nf ee el En Ed a nn den SE dee ee BEEP ZOETE ce Se a CH BEE MEE er Be ej ME: A Si meanne Jen geene den ou seapese oon dee denr amvoonmannnrdenoon SR denn sne auaonnn Oo durn Debs u aune ooem duane P- Pr Ä en on ee SOE See deer JEE oon BEE aaan SOES GOSSeeeen en Heke EEn En EEEN esn Peder | EE DE EEE EE dennen: SRngaN deerde ee ennen oen Ee ke) ein weekenanachten-(vwf. Za, ZON <0 en mn et ne a ete eN NN nn Nen nm RN NN DE en 3 Deen ee en OEOERE AE Ge HEE (EEDE EMAE de ME O0 SSP de Bee a BHE En AEBBRE en Baan aen een Oad uee ger cos vann den danae sdenednacsne Au dennen Sanae eu um nen oon ue aen . dend e Oe on B EE Gn Beene dee Se On de EE AESDGOEE dr JOE0DA CEERD OO JG0BE 0e SE En aw, ae Gen Nn er ERE en = Ei ET 77 / ET COV" D ° Aantal passerende taxi's per vur En : Z 160 hj | Y m Ml k „ 7 B ä 120 pb s 100 N A 0 Í . 60 | A ze g vi Es BN - p % zi nn nn nn mn 1-meting z-meting 3-meting &-meting q [| Munt dicht Muntopen b | P/ . Paleisstraat E Singel B Vijzelstraat Rondjesrijders \ Má Nd Pi 7 8 7 ne ©, 5 ee ( ( Aantal wachtende taxi's per 10 minuten Constateringen als de Munt open is a Eus zo D 5 5 | 8 © _Eenflink aantal taxi's maakt gebruik van de 5 Munt die open is S " * _ Het (leeg) rondjesrijden is toegenomen Ì a 5 *__Het aantal wachtende taxi's fluctueert sterk D bn d yr ee n Ln * Taxi's keren vaker bij de Munt in plaats van en zmeng _emeno ff bij de Reguliersdwarsstraat en het lijkt daar Munt dicht Muntopen afle 8 4“ verkeersveiliger CaCa 8 8 . ISEEN ger te gebeu en (meer ruimte) en) Vijzelstraat Noord Vijzelstraat Zuid d dl p _ en 4 en en en rr * Rondjesrijders zijn taxi's die binnen 8 minuten twee keer hetzelfde punt passeren u B e | @eVl n q SO n d e rzoe k Genoemde positieve punten * _ betere fietsroute(s) IL Lan ea KH Doorn e __ verbetering verkeersveiligheid * _minder autoverkeer * __minder geluidsoverlast 1% * _goede communicatie gemeente 13% 6% m positief m redelijk positief 8% neutraal 50% 8 , = redelijk negatief m negatief weet niet 22% Genoemde negatieve punten Autobezitters zijn minder positief dan niet-autobezitters * slechte bereikbaarheid Van de autobezitters is 44% (redelijk) positief, van de niet- * omrijden kost veel tijd/geld autobezitters is 82% (redelijk) positief. In stadsdeel Centrum *__onoverzichtelijk/onhandig heeft ongeveer 26% van de huishoudens een auto. * _ verkeersdrukte is toegenomen Beoordelingen bewoners per buurt LEL KN TUT CT positief 36 van de 39 buurten A zijn overwegend a € positief. Alleen in de dq buurten Leidsgracht Noord, Spiegelbuurt en Sarphatistrook is de meerderheid @ negatief. Dit zijn dd Ge. EN buurten waar meer autoverkeer is d gekomen. fo | EE MB (redelijk) positief L] niet positief en niet negatief M (redelijk) negatief L] weet ik niet q Genoemde positieve punten 50% ondernemers (enigszins) negatief | | IL Daanen A oo da Kn Kien over VOM * __minder autoverkeer * __minder geluidsoverlast * communicatie gemeente 7% 5% Onderzoeksmethode 11% Face-to-face enquête bij ondernemers in het duideliik b . netart eh mn meen duide IKE ver etering beds een m enigszins een verbetering begin 2017. 31% neutraal Respons: ERIN of = enigszins een verslechtering 27% a | EN m een duidelijke verslechtering ki Fastfood (1%) t niet G Horeca (34%) weet nie . Dienstverlening (10%) 19% Genoemde negatieve punten Omgeving Rembrandtplein minst tevreden ee EEE DS TTET Ondernemers rond het Rembrandtplein zijn het minst tevreden over «_ slechte bereikbaarheid per auto VOM (70%). De ondernemers in de omgeving van de Kalverstraat zijn «problemen met bevoorrading positiever. Een minderheid van 38% van hen is (enigszins) negatief. «_ vervoer eigen pakketten lastig Belevi d k 60% voetgangers en fietsers (zeer) 7 Genoemde positieve punten positief over VOM | | EL On NAK IITI * autovrij Onderzoeksmethode j case nn Face-to-face enquête 2% 3% 11% * __ verbetering verkeersveiligheid TREE TERI 8 13% voetgangers nabij de Munt. Alleen mensen die ook bekend waren m zeer positief met de oude situatie it m zijn ondervraagd. Het positief onderzoek vond plaats neutraal in juni 2017. 22% = negatief Respons: RAN m zeer negatief 0 * _ Voetgangers (190) 49% weet niet ô Fietsers (212) Genoemde negatieve punten Fietsers en voetgangers zijn gelijkgezind TN Er is weinig verschil tussen de beoordeling van NIN eere Ln voetgangers en fietsers. Van de voetgangers is 61% TET (zeer) positief, bij de fietsers bedraagt dit aandeel 60%. «__ verkeersonveiliger S tting bel Ijkste bevind! Deelonderzoeken Belangrijkste resultaten Verkeerstelling * __ Afname verkeer op Vijzelgracht, Singel en Spuistraat * _ Extra autoverkeer op de grachten, maar hoeveelheden vallen mee * _Niet of nauwelijks meer verkeer op de autocorridors Rijtijdmeting auto * _Rustiger verkeersbeeld op de Amstel * _ Niet of nauwelijks effect op doorstroming S100 Rijtijdmeting tram * __Forse verbetering voor alle trams over de Munt * (Lichte) verslechtering op andere trajecten (maar geen directe relatie met de Munt) Overtredingen van * _ Vrij veel overtreders, vooral bij Rembrandtplein inrijverboden * _ Merendeel overtreders zijn gewone personenauto's en kleine bestelauto's Analyse * _ Meer interacties tussen verkeersdeelnemers op de Munt, vooral fietsers en voetgangers verkeersveiligheid * _ Ook een toename van interacties tussen trams en fietsers Wachtrijmeting * _ Niet of nauwelijks veranderingen in wachtrijen Belevingsonderzoek * _Bewoners, fietsers en voetgangers zijn overwegend (zeer) positief * __ Ondernemers zijn negatiever, vooral in de omgeving Rembrandtplein Taxi-onderzoek * __Het openstellen van de Munt voor taxi's in weekendnachten lijkt een aantal voordelen te hebben, maar het (leeg) rondjesrijden en keren op de Vijzelstraat/Munt blijft aanwezig Li | / Ni AN u NM onclusies | AR, Ô d í Ó NIA / HN Dl 7) 5 kj û e EE RN Du Ee) d ni \ Î Em Ô A vin É SS _ Î / ú 7 \ proel ld WW ___ VNT As Alles voetgangers \ 5 hs en VET TAS a Add Tae En ct VERE Tel Eel OV | SE H rn | f ‚ 4 Sa E 5 Ongewenste Ne RAISE beperkt 8 ST Ten lejo l4} OEI ANCLA EN et ec Sn EN ’ en, Ei De fi - Ad | ee Dn d 4 e 4 | \ \ Se. &: ee | | | \ / f rd Á_ De war s Bi | | | | | r DD A Aan an LR el EN nk Sal te tn 5 Â ns Ee et dd Ld / INNS Be | — > MN 7 NE Ef | DE es oe En # WER EE SED NE | nn 6 ae) Ee NRE HD Ps naat NTA El | hún saca appe r WR 4, 7 Ó A, En Adan DADEN Ee ee KE EE ARA A as br AASANES > AT als Rt LN an, MEAG AKE d: AE | Ec EN Is he len! Ee NN, kien Ì We Ra kl Ns 1 4 } E dek: Eer, 2 ee fi mt nn DEE Be bep B EN zn nt a HTA Een ) fl 7 An N
Onderzoeksrapport
21
train
D t lt het still De oorzaken en leerpunten van het stilleggen van vier verbrandingslijnen door AEB in de zomer van 2019 L3 @ ac) X Gemeente X Amsterdam amsterdam Xx en Á hf in, ' Î MIN | | # OT ANN Ne J S ‘ EE > XK y kh a ed OOM Opdrachtgever: Gemeente Amsterdam Onderzoekscommissie AEB: Jaap Winter Staf Depla Elbert Dijkgraaf Secretariaat Onderzoekscommissie AEB: Lysias Advies BV Datum: 1 juli 2020 Lysias Advies T: 033 464 70 70 IBAN: NL18 ABNA 0574 2170 53 Soesterweg 310d E: [email protected] KvK: 30166304 3812 BH Amersfoort www.lysiasadvies.nl BTW: NL809282471B01 en we m nn Inhoud Voorwoord 5 1. Opdracht en aanpak onderzoek 6 1.1. Aanleiding 6 1.2. Opdracht en doel 6 1.3. Aanpak 7 1.4. Leeswijzer 9 2. De ontwikkeling van AEB 12 2.1. Afvalverbranding en de afvalmarkt 12 2.2. Operationele prestaties 17 2.3. Financiële prestaties 23 2.4. Aandacht voor onderhoud 39 2.5. Organisatie en personeel 49 2.6. Aandacht voor veiligheid 58 2.7. De transitie naar duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf 69 3. De rol van gemeente Amsterdam bij AEB 73 3.1. Invulling van de verschillende rollen 73 3.2. Betrokkenheid gemeenteraad 90 4. Casuïstiek 95 4.1. De scheidingsinstallatie 95 4.2. Revisie Turbine 20 105 4.3. Het verscherpt toezicht door OD NZKG 111 4.4. Herijking en bestuursopdrachten 120 5. Besluit tot stilleggen van vier verbrandingslijnen en verzoek tot financiële steun 130 5.1. De situatie tot begin mei 2019 130 5.2. Externe onderzoeken in mei en juni 2019 132 5.3. Het stilleggen van de vier verbrandingslijnen 135 5.4. De ‘afronding’ van het besluit tot stilleggen 139 5.5. Het verzoek tot financiële steun 141 6. Analyse: mythes en patronen 146 6.1 Inleiding 146 6.2 Mythes 146 6.3 Patronen 147 7. Conclusies en beantwoording onderzoeksvragen 160 7.1 Conclusies 160 7.2 Beantwoording onderzoeksvragen 162 8. Aanbevelingen 168 Bestuurlijke reactie van het college van b&w Amsterdam 170 Bijlagen 176 Bijlage 1 Onderzoeksprotocol 177 1. Aanleiding en inhoud 180 2. Onderzoeksprotocol 181 2.1. Doel van het onderzoek 181 2.2. Onderzoekscommissie en opdrachtgeverschap 181 2.3. Onderzoeksvragen 181 2.4. Werkwijze en planning op hoofdlijnen 184 2.5. Communicatie en vertrouwelijkheid 188 2.6. Beschikbaarheid van het onderzoeksdossier 189 Bijlage 2 Interviewprotocol 190 Bijlage 3 Overzicht van geïnterviewde personen 192 Bijlage 4 Verklarende woordenlijst 196 Bijlage 5 Literatuurlijst 197 en we __ Voorwoord De gemeente Amsterdam heeft in de opdracht aan de commissie drie onderzoeksvragen gesteld: 1. Wat zijn de oorzaken van de operationele en financiële problemen bij AEB die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en tot de financiële noodsteun van de gemeente? 2. Welke rol heeft de gemeente gespeeld bij het voorkomen en adresseren van de operationele en financiële problemen bij AEB? 3. Op basis van welke argumenten heeft AEB het besluit genomen tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en hoe is bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact. De commissie heeft deze onderzoeksvragen opgevat als vragen om te onderzoeken wat feitelijk is gebeurd, om daarvan te kunnen leren, en niet als een opdracht om daarover normatieve oordelen uit te spreken. Van dergelijke oordelen onthoudt de commissie zich in dit rapport dan ook. Dit heeft er toe bijgedragen dat de personen die de commissie in het kader van haar onderzoek heeft geïnterviewd zich in het algemeen open hebben uitgesproken over hetgeen in hun beleving is voorgevallen. De commissie heeft een belangrijk deel van haar onderzoek en interviews kunnen uitvoeren voordat de corona crisis begin maart toesloeg. Vanaf dat moment heeft de commissie zonder noemenswaardige vertraging de resterende interviews en al haar beraadslagingen via online videomeetings kunnen houden. Namens de commissie wil ik iedereen die aan het onderzoek heeft bijgedragen danken voor hun medewerking. De gemeente Amsterdam, AEB en hun respectievelijke medewerkers hebben steeds volledig meegewerkt om het onderzoek mogelijk te maken. Tevens wil ik Lysias en in het bijzonder Magdeleen Sturm, Lobke van Meijel, Gerard Reezigt, Clemens Sengers en Gijs van Bezooijen, danken voor hun voortdurende, intensieve, hoogwaardige en flexibele ondersteuning. Deze was essentieel om te kunnen komen tot onze bevindingen en tot het rapport dat nu voorligt. Jaap Winter [5 a mi nn” 1. Opdracht en aanpak onderzoek 1.1. Aanleiding Op 24 juni 2019 informeerde de directie van het Afval Energie Bedrijf (hierna AEB) gemeente Amsterdam dat AEB ‘onvoldoende in control is om de productie op volle toeren door te laten draaien AEB geeft aan dat het enkele mitigerende maatregelen genomen heeft en verdere maatregelen middels scenario's inventariseert, met als meest zwarte scenario een tijdelijke stillegging van afvalverwerking en warmtelevering.! Op de website van AEB schrijft het bedrijf op 5 juli 2019: “AEB heeft mede naar aanleiding van het verscherpt toezicht een verbetertraject opgestart om de veiligheid van de installaties en systemen te optimaliseren. De snelheid waarmee de verbeteringen worden doorgevoerd, is tot nu toe onvoldoende. Om de veiligheid te borgen hebben medewerkers samen met het management geconstateerd dat het noodzakelijk is om de verbrandingslijnen gedeeltelijk uit bedrijf te nemen. AEB is daarmee gestart. AEB heeft tot deze drastisch andere aanpak besloten om de veiligheid van haar medewerkers te kunnen blijven borgen en de installaties versneld op het niveau te brengen dat nodig is voor een betrouwbare en voorspelbare productie van afvalverwerking en energielevering.” Vanwege het sluiten van de verbrandingslijnen door de directie van AEB heeft het college van burgemeester en wethouders (college van b&w) van Amsterdam op 9 juli 2019 ingestemd met het opstellen van een onderzoeksopdracht naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB. Op 12 en 18 september 2019 is de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld tot het uiten van wensen en bedenkingen. 1.2. Opdracht en doel Het college van b&w heeft op 15 oktober 2019 een externe commissie -bestaande uit de heren Jaap Winter (voorzitter), Elbert Dijkgraaf en Staf Depla- ingesteld om het onderzoek naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB uit te voeren? Op 30 oktober 2019 is de externe onderzoekscommissie (hierna commissie) gestart met het onderzoek. De commissie is hierbij ondersteund door Lysias Advies. Het doel van het onderzoek is achterhalen wat de oorzaken zijn van de operationele en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen, en tot de financiële noodsteun van de gemeente. Het onderzoek wil daarnaast - vanuit de verschillende rollen van de gemeente (aandeelhouder, klant, beleidsmaker en financier®)- inzicht geven in de invloed van gemeente Amsterdam op (het functioneren van) AEB, en in hoeverre de invulling van deze rollen heeft meegespeeld in de ontstane situatie. Tenslotte moet het onderzoek duidelijkheid geven hoe bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening is gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact. 1 AEB, brief algemeen directeur aan de wethouder Deelnemingen over ‘stop the bleeding’, 24 juni 2019. ? Brief college van b&w aan de gemeenteraad d.d. 17 oktober 2019. 3 De commissie heeft aan deze rollen de rol van financier toegevoegd. |6 en we m __ De insteek van het onderzoek is gericht op ‘leren’ van het verleden en niet op het aanwijzen van schuldigen, omdat dit juist het leren vaak in de weg staat. De commissie heeft zich ten doel gesteld de patronen die ten grondslag liggen aan de problemen van AEB inzichtelijk te maken. Dat vormt de basis voor de conclusies en aanbevelingen voor de toekomst. 1.3. Aanpak Namens het college van b&w van Amsterdam zijn de burgemeester, de wethouder duurzaamheid en de wethouder deelnemingen gezamenlijk de bestuurlijk opdrachtgevers van de externe onderzoekscommissie. Het ambtelijk opdrachtgeverschap is belegd bij de gemeentesecretaris. Namens de opdrachtgever is een bestuursadviseur als ambtelijk liaison aangesteld. De commissie heeft in de eerste fase van haar onderzoek een onderzoeksprotocol opgesteld. Dit protocol is op 10 december 2019 aan het college van b&w van Amsterdam verstrekt. In het onderzoeksprotocol heeft de commissie vastgelegd hoe zij het onderzoek heeft aangepakt. Dit protocol is opgenomen in bijlage 1. De commissie heeft een groot aantal documenten van AEB, gemeente Amsterdam en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) bestudeerd. Deze documenten zijn met name geanalyseerd met het oog op het achterhalen van de belangrijkste oorzaken van de operationele en financiële problemen, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en tot de financiële noodsteun van de gemeente. Dit onderzoeksrapport geeft dan ook geen uitputtende weergave van alle gebeurtenissen die bij AEB en in relatie daarmee bij gemeente Amsterdam hebben plaatsgevonden in de periode waar het onderzoek zich op richt. Onderzoeksperiode Het college van b&w heeft de commissie de volgende onderzoeksperiode meegegeven: vanaf het gemeenteraadsbesluit tot afronding van de onderzoeksfase van de verzelfstandiging van AEB (15 mei 2013) tot en met het informeren van gemeente Amsterdam door AEB over het stilleggen van de verbrandingslijnen op 24 juni 2019. De commissie heeft geconstateerd dat het nodig is om signalen en gebeurtenissen van vóór 15 mei 2013 in het onderzoek te betrekken, teneinde de onderzoeksvragen adequaat te kunnen beantwoorden. Ook heeft de commissie informatie bestudeerd over de periode kort na 24 juni 2019, om het besluit tot stilleggen volledig in beeld te kunnen brengen en in te kunnen schatten hoe de maatschappelijke effecten zijn meegenomen bij de beslissing om de verbrandingslijnen stil te leggen. Onderzoeksvragen Het college van b&w van Amsterdam heeft bij aanvang van de opdracht onderzoekvragen aan de commissie meegegeven. Tevens heeft de gemeenteraad wensen en bedenkingen geuit bij de onderzoeksopdracht. De commissie heeft op basis van deze input de volgende hoofdvragen voor haar onderzoek opgesteld: e _ Watzijn de oorzaken van de operationele (inclusief veiligheidsaspecten) en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en tot de financiële noodsteun van de gemeente? 17 en = __ , Welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij het voorkomen en adresseren van de operationele en de financiële problemen bij AEB? e _ Op basis van welke argumenten heeft AEB het besluit genomen tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en hoe is bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact? e Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden gegeven voor de toekomst? Binnen de vier hoofdvragen zijn diverse deelvragen geformuleerd, die de commissie als leidraad heeft gebruikt tijdens haar onderzoek. Deze deelvragen zijn opgenomen in het onderzoeksprotocol (dat in bijlage 1 is opgenomen). De commissie heeft vanuit de onderzoeksvragen en op basis van het lezen van documenten een aantal werkhypotheses opgesteld als basis voor de interviews. Onderzoeksfases De commissie heeft haar onderzoek gefaseerd uitgevoerd. Een feitelijke reconstructie van financiële en operationele problemen vormde de eerste fase. Hierbij is gebruik gemaakt van documentatie van AEB, gemeente Amsterdam, en de OD NZKG. Bij de feitelijke reconstructie is gekeken naar drie aspecten: e het achterhalen van de oorzaken van de operationele en financiële problemen; e _de rol die de voornaamste betrokkenen — de directie en de raad van commissarissen (rvc) van AEB, gemeente Amsterdam in haar verschillende rollen en de OD NZKG als toezichthouder voor milieu en Brzo — hierbij hebben gespeeld; e _de wijze waarop het besluit is genomen om 4 van de 6 verbrandingslijnen stop te zetten. Voor de reconstructie heeft de commissie gebruik gemaakt van openbare en vertrouwelijke documenten, zowel van de zijde van AEB als van de gemeente. Er is alleen uit vertrouwelijke documenten geciteerd na afstemming hierover met de betreffende organisaties of personen. ten tijde van de documentstudie heeft de commissie een bezoek gebracht aan AEB, waar het een rondleiding heeft gekregen over een deel van de locatie aan de Australiëhavenweg. Na de eerste feitenreconstructie zijn interviews gevoerd met betrokkenen van AEB, gemeente Amsterdam en de OD NZKG. Het betrof in de eerste plaats huidige- en ex-medewerkers van AEB en gemeente Amsterdam, (oud-) wethouders van gemeente Amsterdam en (oud-)bestuurders en (oud-)leden van de rvc van AEB. Daarnaast heeft de commissie gesproken met de toenmalige gedeputeerde van de provincie Noord- Holland en een aantal externe consultants. De commissie heeft waar mogelijk ‘mensen op de vloer’ gesproken, alvorens managers en bestuurders of toezichthouders te interviewen. PWC, de accountant die vanaf 2015 de jaarrekeningcontrole van AEB heeft gedaan, heeft geweigerd mee te werken aan een interview met de commissie. PWC was enkel bereid schriftelijk antwoord te geven op schriftelijke vragen van de commissie. Daarnaast stelde PWC voorwaarden aan het gebruik van de reactie van PWC, waaraan AEB zou moeten voldoen. Voor zover de commissie bekend, heeft AEB deze voorwaarden niet geaccepteerd. De commissie heeft de schriftelijke antwoorden van PWC derhalve niet gebruikt en verwijst daar evenmin naar in dit rapport. |8 en = OO De wethouder Deelnemingen van 2014-2017, mevrouw Ollongren, heeft vanwege persoonlijke omstandigheden niet ingestemd met een interview. Ook de heer Martens, voormalig manager EuA van AEB, heeft niet ingestemd met een interview. De commissie heeft bij de interviews de benodigde zorgvuldigheid in acht genomen. Zo zijn alle te interviewen personen aangeschreven met de mededeling dat het onderzoek plaatsvond, en zijn zij via een interviewprotocol uitgebreid geïnformeerd over het doel van het onderzoek, de vertrouwelijkheid van de interviews en de te hanteren werkwijze van de commissie. Alle geïnterviewden hebben één week voorafgaand aan het interview een leidraad ontvangen met de gespreksonderwerpen van hun interview. Van de interviews zijn gespreksverslagen opgesteld, die ter controle zijn voorgelegd aan de geïnterviewde. De commissie heeft zich voor haar beeld mede gebaseerd op de interviews, maar de interviewverslagen vormen geen onderdeel van dit rapport. Hiervoor is gekozen omdat hiermee de kans groter is dat betrokkenen zonder voorbehoud informatie met de commissie delen. Het door de commissie gehanteerde interviewprotocol is opgenomen in bijlage 2. Na een feiten- en omstandighedenanalyse op basis van de eerste reeks interviews is een tweede ronde interviews gehouden. De tweede ronde interviews maakte het mogelijk voor de commissie om informatie die uit de eerste reeks interviews was gedestilleerd verder te verdiepen. In totaal heeft de commissie 67 personen geïnterviewd, deels via groepsinterviews. Een totaaloverzicht van alle geïnterviewden staat in bijlage 3. De commissie heeft de bevindingen uit de documentstudie en interviews verwerkt in een conceptrapport, waarvan het beschrijvende deel (zonder analyse, conclusies en aanbevelingen) voor een feitelijke check gelijktijdig is voorgelegd aan de gemeente Amsterdam en de directie van AEB. Ook geïnterviewden zijn in het kader van hoor- en wederhoor in de gelegenheid gesteld om de voor hen relevante passages uit het rapport te controleren op feitelijke juistheid. Hierbij is de commissie ruimhartig geweest in het delen van het rapport, de analyse, conclusies en aanbevelingen, zodat betrokkenen deze in samenhang konden beoordelen. De commissie is daarmee ruimhartiger geweest dan in het onderzoeksprotocol is beschreven. Verreweg de meeste geïnterviewden hebben gereageerd. Hun aanvullingen en suggesties zijn door de onderzoekscommissie zorgvuldig beoordeeld. Ze zijn verwerkt, voor zover dat in de ogen van de onderzoekscommissie wenselijk was in het kader van evenwichtigheid van het rapport en aanleiding gaf de beoordeling en conclusies aan te passen. Het college van b&w heeft het volledige rapport na wijziging, met analyse, conclusies en aanbevelingen kunnen lezen ten behoeve van het geven van een bestuurlijke reactie. Deze bestuurlijke reactie is opgenomen na hoofdstuk 8. 1.4. Leeswijzer Het onderzoeksrapport bestaat uit twee delen. Het eerste deel (A) betreft een beschrijvend deel. Hierin schetst de commissie in hoofdstuk 2 de ontwikkeling van AEB. Deze schets van de ontwikkeling van AEB betreft hoofdzakelijk de periode vanaf de verzelfstandiging. Bij diverse aspecten besteedt de commissie voor een beter begrip van de ontwikkeling van AEB ook aandacht aan de periode vóór de verzelfstandiging. 9 a mi .” Het hoofdstuk start met een paragraaf over enkele algemene ontwikkelingen in de Nederlandse afvalmarkt. Vervolgens gaat de commissie in op de operationele en financiële prestaties van AEB, de aandacht voor onderhoud, personeel en organisatie, veiligheid en de transitie van AEB naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf. In hoofdstuk 3 beschrijft de commissie de rol van gemeente Amsterdam bij AEB. Dit betreft uitsluitend de periode vanaf de verzelfstandiging. Vier rollen van de gemeente staan centraal: die van aandeelhouder, klant, beleidsmaker en financier. Tevens beschrijft de commissie de rol van het college van b&w en de gemeenteraad. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van vier casussen: de realisatie van de scheidingsinstallatie, de reparatie van turbine 20, het verscherpt toezicht en de herijking door de gemeente van de deelneming AEB in 2015 en de realisatie van de daaruit volgende bestuursopdrachten. Deze casussen geven inzicht in de onderliggende patronen bij AEB en de gemeente, die de operationele en financiële problemen mede hebben veroorzaakt. Hoofdstuk 5 geeft als laatste hoofdstuk van het beschrijvende deel inzicht in het besluit tot stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en het verzoek tot financiële noodsteun van AEB aan gemeente Amsterdam en de banken. Deel B bestaat uit drie hoofdstukken: analyse (6) -waarin de commissie — gebaseerd op onderliggende patronen — haar bevindingen beschrijft over verklaringen voor de ontstane problemen bij AEB, het stilleggen van de verbrandingslijnen en de rol van de gemeente daarbij- conclusies en beantwoording onderzoeksvragen (7) en aanbevelingen aan gemeente Amsterdam (8). Voor wie weinig tijd heeft, volstaat het lezen van deel B om een beeld te krijgen van de redenen van het ontstaan van de problemen, de conclusies die de commissie trekt en de beantwoording van de onderzoeksvragen. | 10 a we mn DDR OO Deel A - Beschrijvend deel . Ontwikkeling AEB (hoofdstuk 2) . Rol gemeente Amsterdam (hoofdstuk 3) . Casuïstiek (hoofdstuk 4) . Stilleggen vier verbrandingslijnen en verzoek financiële steun (hoofdstuk 5) De commissie beschrijft op basis van documenten en interviews de (brede) gang van zaken bij AEB, gemeente Amsterdam (in relatie tot AEB) en de betrokkenheid van het college en de gemeenteraad bij AEB. | en m OO 2. De ontwikkeling van AEB Dit hoofdstuk schetst de ontwikkeling van AEB. Het hoofdstuk start met een paragraaf over de kenmerken van een afvalverbrandingsinstallatie en de afvalmarkt (2.1). Achtereenvolgens gaat het daarna over de operationele- (2.2) en de financiële prestaties (2.3) van AEB, de aandacht voor onderhoud (2.4), personeel en organisatie (2.5), veiligheid (2.6) en de transitie van AEB naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf (2.7). 21. Afvalverbranding en de afvalmarkt Afvalverbrandingsinstallaties In de kern was AEB bij verzelfstandiging in 2014 een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) die ook warmte levert. De transitie naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf was ingezet, maar moest nog daadwerkelijk gestalte krijgen. Naast de verbrandingsinstallaties in de Randstad ontstonden in de jaren ‘60 van de vorige eeuw meerdere AVI's op initiatief van gemeenten of samenwerkende publieke verbanden. Deze AVI's werden gebouwd als grote fornuizen’ waarin afval werd verbrand. Met de toekomstvisie van het schaarser worden van fossiele bronnen, en de privatisering van de afvalmarkt in de jaren 90, kwam in de afvalwereld het inzicht dat de vrijkomende warmte bij afvalverbranding benut kon worden voor het opwekken van stoom, om daarmee een turbine-generatorset te kunnen aandrijven waardoor elektriciteit kon worden opgewekt. Dit was mede mogelijk doordat de calorische waarde, oftewel de brandbaarheid, van het huishoudelijk afval enorm was gestegen door de veranderde samenstelling met name als gevolg van het toenemen van het aandeel plastic. Aanvankelijk werden de rookgassen uit de verbrandingsoven alleen ontdaan van vliegas door elektrofilters. Maar door de strengere dioxine-aanpak® vanaf het einde van de jaren '80 werden de emissienormen fors aangescherpt. De AVI's uit die jaren werden daarom allemaal stil gelegd en later gesloopt. Dat was ook het geval met de verbrandingsinstallatie aan de Papaverweg in Amsterdam-Noord, de voorganger van de huidige AVI van AEB aan de Australiëhavenweg. Met de strenge emissie-eisen ontstond in het laatste decennium van de vorige eeuw een nieuwe generatie AVI's met benutting van de calorische inhoud van het afval voor de elektriciteitsopwekking en een uitgebreide reeks aaneengeschakelde reactoren voor de reiniging van de vuile rookgassen tot bijna schone lucht met verzadigde waterdamp. Enkele AVI's konden — naast elektriciteit — tevens warmte leveren vanwege de mogelijkheid van een warmtevraag in de nabijheid. Van die generatie is de Afval Energie Centrale (AEC). Vervolgens is AEB een nog betere installatie gaan ontwikkelen. Met de toepassing van innovatieve technieken (hoogwaardiger materialen voor de ketel en herverhitting van de stoom) werd een installatie ontwikkeld met hogere stoom temperaturen en stoomdruk, waardoor het turbine rendement werd ‘opgekrikt’. Dat is de Hoogrendement Centrale (HRC) geworden, een ‘thermisch opgevoerde’ AECS. 1 Dioxines is een verzamelnaam voor een paar honderd verschillende zeer giftige stoffen die onder meer ontstaan door verbranding. 5 Een toelichting op beide centrales staat beschreven in paragraaf 2.2. 112 K ed _____—_—__———_______mR Verbrandingscapaciteit De verbrandingscapaciteit in Nederland is toegenomen van 7.196 kiloton in 2009 naar 8.362 kiloton in 2018. Figuur 1 geeft de verbrandingscapaciteit in Nederland weer in kiloton (groene lijn)®. De hoeveelheid verbrand afval in Nederland (roze en grijze kolom samen) ligt iets lager. Tot 2010 komt 100% van het afval uit Nederland, vanaf 2010 is sprake van import van buitenlands afval (grijze kolom). Dit is noodzakelijk omdat er in Nederland sprake is van overcapaciteit door uitbreiding van bestaande installaties met extra verbrandingslijnen, de ingebruikname van 3 nieuwe AVI's (begin deze eeuw) en een dalend aanbod van huishoudelijk afval door sturingsmaatregelen (diftar” en omgekeerd inzamelen) en intensivering van gescheiden inzameling. Er is te veel verbrandingscapaciteit in verhouding tot het aanbod aan binnenlands afval. Import van afval was daarmee nodig om de ovens te vullen. AEB verbrandt in de periode 2009 - 2018 tussen de 1.284 en 1.487 kiloton afval (blauwe lijn). De verwerking van het afval van Amsterdam en de omliggende gemeenten vraagt ongeveer 25% van de totale verbrandingscapaciteit van AEB. 8 9000 8000 een en EN an 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 nm Verbrand afval nm Verbrand afval uit mmm Verbrandingscapaciteit em, Hoeveelheid verbrand uit Nederland andere landen in Nederland afval AEB Figuur 1: verbrandingscapaciteit in kiloton in Nederland 2009-2018 Calorische waarde De capaciteit van een verbrandingsoven is direct afhankelijk van de calorische waarde van het ingevoerde afval. Met calorische waarde van afval wordt ook wel de brandbaarheid van afval bedoeld. De belasting van de ketel is niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid afval die op het rooster ligt, maar ook van de hoeveelheid warmte uit het verbrandingsproces van afval. 8 Bron: Rijkswaterstaat, Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2018, versie 1.0, januari 2020. ' Diftar betekent dat er gedifferentieerde tarieven bij een huishouden in rekening worden gebracht op grond van de hoeveelheid afval die wordt aangeboden. [13 a we _____ Verwerkingstarieven Figuur 28, geeft de gemiddelde verwerkingstarieven weer in euro's per ton voor acht Nederlandse installaties. Uit deze figuur blijkt dat de tarieven in de periode 2010-2017 overwegend naar beneden toe zijn bijgesteld. Dit kan niet los worden gezien van de overcapaciteit op de markt en de import van buitenlands afval, vanaf 2010. Het tijdspatroon van de aanpassing van de verwerkingstarieven is wel verschillend. Dat is verklaarbaar omdat AVI's veelal langlopende contracten hebben. Hierdoor blijven relatief hoge tarieven ook lang in stand. Daarnaast kijken gemeenten, die vaak aandeelhouder zijn, in dit verband niet alleen naar het verwerkingstarief, dat ze moeten betalen, maar ook naar het verwachte dividend. Tenslotte verschilt de mate waarin verbrandingsinstallaties afhankelijk zijn van de markt. AEB kent vóór de verzelfstandiging, in de periode 2010-2014, een gemiddeld tarief van € 80 per ton afval. Vervolgens daalt dit naar € 71 in 2015 en € 67 in 2016 en 2017. In 2010 had alleen HVC een lager tarief. In de loop van de tijd neemt de concurrentie voor AEB toe, nadat verschillende AVI's hun tarieven fors hebben verlaagd. AEB heeft rond de verzelfstandiging de verbranding van het huishoudelijk afval van Amsterdam en een aantal omliggende gemeenten tot en met 2022 vastgelegd. Binnen de gemeente Amsterdam en AEB leeft een beeld dat het verwerkingstarief, dat de gemeente voor de verzelfstandiging van AEB met AEB heeft afgesproken, mogelijk te laag c.q. niet marktconform is geweest. De commissie heeft hiervan op basis van de documentatie en de interviews geen bevestiging gekregen. Het tarief van AEB vanaf 2014 is in lijn met het tarief dat tenminste drie andere AVI's in deze periode hanteren. Ook is niet gebleken dat AEB in de jaren na de verzelfstandiging de onderhandelingen met gemeenten over het afgesproken tarief heeft willen heropenen. 140 120 100 80 60 40 20 0 AEB ARN Wijster AVR-Rdam HVC Omrin Twence SUEZ ReEnergy m2010 M2011 m2012 =m2013 M2014 m2015 m2016 m2017 Figuur 2: verwerkingstarieven in euro's per ton bij acht AVI's in 2010-2017° 8 Bron: Rijkswaterstaat, Afvalstoffenheffing 2018, versie 1.0, december 2018. Het betreft de door de installaties opgegeven tarieven. Het gaat niet om de daadwerkelijke marktprijzen, die kunnen hier van afwijken. Vanaf 2018 worden verwerkingstarieven niet meer opgenomen in de publicatie. 9 Bron: Rijkswaterstaat, Afvalstoffenheffing 2018, versie 1.0, december 2018. Het betreft de door de installaties opgegeven tarieven. Het gaat niet om de daadwerkelijke marktprijzen, die kunnen hier van afwijken. Vanaf 2018 worden verwerkingstarieven niet meer opgenomen in de publicatie. [14 en we m OO Het verdienmodel van AEB Bij het verbranden van afval is er een onderscheid qua samenstelling tussen huishoudelijk afval en bedrijfsafval. In beide gevallen wordt het geld ‘aan de poort’ verdiend. De aanbieder van het afval wil er van af, en betaalt bij aanlevering aan de poort een ‘gate fee’ en daarna hoeft hij zich niet meer te bekommeren over het vervolg. Voor een ‘deugdelijke’ verwerking conform de wettelijke eisen zijn de verwerkers verantwoordelijk en daarop zien de vergunningverleners toe (de provincie voor de luchtemissies en het waterschap op de lozing van (koel) water). Gemeenten maakten over het verbranden van het huishoudelijk afval veelal langjarige afspraken, bijvoorbeeld voor een periode van 10 tot 15 jaar; de huidige aanbestedingspraktijk is aanbesteding voor een 5 jarig verwerkingscontract met de optie van 3 jaar verlenging. Gemeenten die direct of via een gemeenschappelijke regeling (mede) aandeelhouder zijn, hoeven hun afval niet volgens Europees aanbestedingsreglement voor verwerking aan te besteden. Het maken van afspraken geldt ook voor bedrijven en instellingen die te maken hebben met gevoelig afval. Denk aan douane inbeslagnames, vertrouwelijke documenten, laboratorium afval, specifiek ziekenhuisafval, afgekeurde producten, et cetera. Deze bedrijven en instellingen willen voor langere tijd de zekerheid hebben dat het materiaal conform de richtlijnen wordt verwerkt. Dit wordt geborgd door een gecertificeerd proces. Het ‘gewone’ bedrijfsafval wordt aangeleverd op basis van kortere contracten, van 1 tot 5 jaar, bedrijfsafval kan ook aangeleverd worden ‘totdat we vol zijn’. In dit geval is een scherpe prijs doorslaggevend. Afvalverbranding is de belangrijkste, maar zeker niet de enige opbrengstenstroom voor AEB. Het bedrijft haalt inkomsten uit de volgende bronnen: e de verbranding van Nederlands en Engels huishoudelijk afval in de AEC en HRC; e het verbanden van bedrijfsafval en residuen uit scheidingsinstallaties in de HRC; e het verbranden van rioolslib in de AEC en HRC (zie toelichting op volgende pagina); e hetscheiden van afval in de scheidingsinstallatie (SI)'® (vanaf 2018); e het verkopen van elektriciteit (voor 10 productiejaren aangevuld met de MEP-subsidie); e het verkopen van (non)ferro metalen, teruggewonnen uit bodemas; e het verwerken van bijzonder en gevaarlijk afval in het depot bijzonder afval (tot sluiting depot op 1 juli 2019). Tevens levert AEB warmte aan WPW, tegen kostprijs plus een opslag. Winst van WPW valt voor 50% toe aan AEB, als 50% eigenaar van WPW. Aanvullend was de zogenaamde MEP-subsidie (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie) een belangrijke inkomstenbron voor AEB. AEB heeft deze subsidie gedurende 12 jaar ontvangen, tot juli 2017 en bedroeg afgerond € 7 miljoen per jaar. De kostenkant bij een AVI is in principe vrij stabiel. De kosten worden gedomineerd door vaste kosten omdat er forse investeringen moeten plaatsvinden in de installaties. 10 AEB krijgt een vergoeding van het Afvalfonds voor het scheiden van huishoudelijk afval, en kan de output verder verkopen. [15 en m __ Dit betekent dat de variabele kosten relatief laag zijn en dat het draaien op volledige verwerkingscapaciteit bedrijfseconomisch aantrekkelijk is, zelfs als er (tijdelijk) lage marktprijzen zijn. Een groot deel van de vaste kosten betreft afschrijvingskosten van de installaties en te betalen rente op vreemd vermogen. Kosten voor onderhoud, hulpstoffen en personeel zijn door de jaren heen eveneens vrij stabiel, alhoewel een bedrijf uiteraard wel invloed kan uitoefenen op deze kosten door de wijze waarop de bedrijfsvoering wordt ingericht. De kosten voor de afzet van bodemas, vliegas en het residu uit de rookgasreiniging zijn alleen te verlagen als de installatie minder verbrandt. Als de productie verlaagd wordt, verminderen deze kosten automatisch. Kosten kunnen bij AEB ook ontstaan indien het afvalverwerkingscontracten niet volledig of tijdig kan nakomen, door te lange revisies, groot onderhoud dat uitloopt of door capaciteitsbeperking vanwege oplopende calorische waarde van het afval. Indien AEB geen of minder gecontracteerd afval kan verbranden dient het afval elders verbrand te worden. Dit zorgt voor omleidingskosten die AEB contractueel moet dragen. Ook het niet kunnen leveren van elektriciteit leidt tot kosten, vanwege aangegane leveringsverplichtingen. De te leveren elektriciteit dient in dat geval op de energiemarkt te worden aangekocht. Ook voor warmte heeft AEB een leveringsplicht jegens WPW, met extra kosten tot gevolg als AEB de warmte niet zelf kan leveren. Uitval van de installatie is daarmee duur omdat een optelsom ontstaat van kosten voor reparatie en onderhoud, omleidingskosten voor afval dat elders verwerkt wordt, inkoop van elektriciteit en extra kosten van productie van warmte. Tenslotte kan ook het onder verwachting draaien van de SI (deze is eind 2017 in bedrijf genomen, zie paragraaf 4.1) leiden tot extra kosten. wanneer de Sl niet conform de gevraagde specificaties levert (lees: er wordt minder materiaal afgescheiden en er blijft meer afval ter verbranding over) dan moet dit afval alsnog grotendeels worden verbrand zonder dat daar extra inkomsten tegenover staan. Het verwerken van rioolslib Bij de zuivering van afvalwater uit het riool ontstaat zuiveringsslib, organisch materiaal dat in principe te verbranden is. Door het nog hoge watergehalte van ‘ontwaterd’ zuiveringsslib is de calorische waarde laag. Omdat huishoudelijk- en bedrijfsafval een veel hogere calorische waarde heeft, kan het slib in een AVI ‘mee-verbrand’ worden. Het ingevoerde ‘natte’ zuiveringsslib heeft vanuit thermisch oogpunt geen substantiële invloed op de verwerkingscapaciteit. Er zijn echter wel andere factoren die ten gevolge van het meeverbranden van zuiveringsslib op het totale verwerkingsproces bij een AVI een negatieve invloed hebben: e De stofontwikkeling in de vuurhaard bij het toevoegen van ontwaterd zuiveringsslib leidt tot extra vervuiling van de ketel. e Ontwaterd slib is fysisch een lastig product, het is moeilijk ‘verpompbaar’ en zorgt snel voor verstopping van leidingen en vervuiling van de roosters. e Het verbranden van zuiveringsslib produceert meer rookgas dan afval, dat daardoor een beperkend effect heeft op de benutting ofwel belasting van de rookgasreiniging -installatie. | 16 a we m OO e Het meeverbranden van zuiveringsslib heeft negatieve impact op de kwaliteit van bodemas, het minerale eindproduct dat overblijft na verbranding van afval. In dat eindproduct kunnen chemische verbindingen aanwezig zijn, die risicovol zijn voor het milieu. Het zuiveringsslib verhoogt het aantal risicovolle chemische verbindingen. Om bodemas geschikt te laten zijn voor civiele toepassingen moeten die chemische verbindingen gestabiliseerd worden. Dat gebeurt met zuurstof, en daarvoor moet de bodemas een tijdlang opgeslagen worden. Het meeverbranden van thermisch neutraal afval als het ontwaterde rioolslib is bedrijfseconomisch derhalve in een aantal opzichten een minder aantrekkelijke optie. De verwerking ervan in een AVI is vanwege de neveneffecten niet ‘neutraal’ en vraagt daarom een zorgvuldige afweging en operationele aandacht. 2.2. Operationele prestaties De basis van de operatie bij AEB Bij de verzelfstandiging bestaat AEB uit vijf operationele onderdelen: de AEC, de HRC, het depot bijzonder afval'!, het regionaal sorteercentrum!?, en zes afvalpunten in Amsterdam. Daarnaast is AEB voor 50% aandeelhouder in de joint venture Westpoort Warmte samen met Vattenfall (destijds NUON). Eind 2017 realiseert AEB de Scheidingsinstallatie voor huishoudelijk afval (hierna ‘SI’) en in 2019 wordt gewerkt aan de bouw van de Biomass Plant Amsterdam (hierna ‘BPA'). In juli 2019 sluit AEB het depot bijzonder afval. De kernactiviteit van AEB is het verwerken van afval, vooral via verbranding. Afval wordt verbrand in de AEC en HRC. Huishoudelijk afval (zowel van binnen- en buitenland) wordt met name verbrand in de AEC. Bedrijfsafval wordt verbrand in de HRC. Daarnaast verwerken zowel de AEC als de HRC rioolslib dat voor het grootste deel afkomstig is van Waternet. De twee AVI's bestaan samen uit drie blokken, die elk twee verbrandingslijnen hebben en een turbine. AEC HRC Blok 10 Blok 20 Blok 30 Verbrandingslijn 11 Verbrandingslijn 23 Verbrandingslijn 35 Verbrandingslijn 12 Verbrandingslijn 24 Verbrandingslijn 36 Turbine 10 (‘hierna T10’) Turbine 20 (‘hierna T20') Turbine 30 (‘hierna T30') Tabel 1: de verdeling van verbrandingslijnen en turbines bij AEB In de afvalverbrandingslijnen wordt afval en slib verbrand. De verbrandingslijnen verwarmen ketels. De ketels zijn boven een bemetselde vuurhaard, die gevolgd wordt door twee convectiesecties. In enkele jaarverslagen AEB ook wel depot gevaarlijk afval genoemd. 12_In het regionaal sorteercentrum wordt wit- en bruingoed ingezameld en gedemonteerd, om waardevolle materialen voor hergebruik terug te winnen (AEB jaarverslag 2014). [17 en = OO Hete rookgassen van de ketels worden door de convectiesecties geleid, door een aantal pijpensecties waar de stoom op hogere temperatuur en druk wordt gebracht. Via de turbines met aangekoppelde generator wordt elektriciteit geproduceerd via hogedrukstoom van de verbrandingslijnen uit hetzelfde blok en (grotendeels) aan het net geleverd. Er wordt ook warmte opgewekt, om woningen in de gemeente Amsterdam (die op het warmtenet zijn aangesloten) te verwarmen, en een deel wordt geleverd aan bedrijven. Als de lijnen van een blok stil vallen, dan valt de turbine ook stil. Het opwekken van elektriciteit, zoals in de turbine-generatorset gebeurt, kan niet als de verbrandingslijnen de turbine niet van stoom voorzien. Omgekeerd kunnen de lijnen wel doorgaan als de turbine van hun blok uitvalt. Dan kan nog steeds warmte worden opgewekt. Maar vermindert de capaciteit van de ketel omdat hij dan niet meer volledig thermisch belast kan worden. De Sl, die eind 2017 is gerealiseerd, heeft een andere bedoeling dan de AEC en HRC. Waar afval in de AEC en HRC wordt verbrand, wordt (huishoudelijk) afval in de Sl in diverse fracties gescheiden. '$ De ‘output’ van die afvalstromen kan verder worden ‘opgewerkt’ om daarna als secundaire grondstof hergebruikt te worden. Het residu van de Sl dat na de scheiding overblijft wordt alsnog verbrand. In het depot bijzonder afval werden -tot 1 juli 2019- bijzondere afvalstromen, waaronder gevaarlijk afval, ingenomen en gesorteerd naar diverse bestemmingen (verbranden, opslag in speciale depots, regeneratie). De beschikbaarheid van de AEC, HRC'* en Sl AEB houdt volgens de jaarverslagen rekening met de volgende capaciteiten van de installaties 5: 1. de AEC kan ruim 850 kiloton afval per jaar verbranden; 2. de HRC kan ruim 530 kiloton afval per jaar verbranden; 3. de AEC en HRC kunnen samen 150 kiloton slib verwerken; 4. de Sl kan 300 kiloton huishoudelijk afval per jaar scheiden. 18 Gescheiden fracties zijn bijvoorbeeld papier, folies en PET. 1 De beschikbaarheid van de AEC en HRC, zoals weergegeven in figuren 3 en 4 is gebaseerd op de volgende rapporten: Deltaway, AEB - AEC technical review, version 1.1, 11 mei 2015 - Deltaway, Assessment of Lifetime (AEC, '15 years’) and 2) Boiler 24 Visual Condition Report AEB final report 2017, Amsterdam, 28 december 2017 - Deltaway, AEB Preliminary Assessment, 6 juni 2019 - DNV GL, Project Olifant Verification and validation of technical performance forecast 2019-2021, versie ‘draft’, 7 juni 2019. 15 Deze capaciteit is gebaseerd op 100% beschikbaarheid. De benchmark bij AVI's gaat uit van 91% beschikbaarheid. [18 en we OO 100 80 > 60 2014 2015 2016 2017 2018 med Lijnen AEC (11, 12, 23, 24) mmm? Lijnen HRC (35, 36) mm Benchmark verbrandingslijn Figuur 3: beschikbaarheid verbrandingslijnen 2014-2018 Voornoemde cijfers duiden op de ontwerpcapaciteit, maar die staat niet per se gelijk aan de hoeveelheid daadwerkelijk verbrand afval. In figuur 3 is de beschikbaarheid van de lijnen opgenomen. De benchmark bij Nederlandse AVI's is 91%. De twee lijnen van de HRC hebben in de afgelopen jaren — iets — boven de benchmark gepresteerd, met uitzondering van een dipje in 2017. Wat afvalverbranding betreft presteerde de AEC vanaf 2016 tot 2018 boven de benchmark. 100 80 60 40 20 0 2014 2015 2016 2017 2018 mbr TO (AEC) mt T20 (AEC) == T30 (HRC) Figuur 4: beschikbaarheid drie turbines 2014-201818 In figuur 4 is de gerealiseerde beschikbaarheid van de turbines van AEB tussen 2014-2018 te zien. De turbine van de HRC presteert het meest stabiel. T20 presteert het meest wisselvallig, met problemen in 2014 en 2018 die respectievelijk voortkomen uit een incident met onderhouds- werkzaamheden en een lange levertijd van een vervangend onderdeel, en een revisie met zeer lange doorlooptijd. B De beschikbaarheid van T10 en T20 in 2015 is een gemiddelde, omdat er geen cijfers beschikbaar waren van de individuele beschikbaarheid van die twee turbines in dat jaar. [19 a ed HM Het stilstaan van verbrandingslijnen en turbines kan gepland of ongepland zijn. Een geplande stilstand komt bijvoorbeeld voort uit een geplande onderhoudsecyclus, zoals een revisie van een turbine. Lijnen of turbines kunnen ongepland stilstaan als er een onderdeel kapot gaat, lekkages optreden, als een noodzakelijk onderdeel niet tijdig gerepareerd of beschikbaar is, als onderhoudswerkzaamheden buiten de geplande tijd lopen of als brand ontstaat. De figuren 5 en 6 geven inzicht in het aantal dagen per jaar waarop de verbrandingslijnen en turbines van de AEC en de HRC gepland en ongepland stil zouden staan!7, 350 300 257 250 208 205 200 141 150 132 98 74 100 EEN OP 39 21 7 nl EE BS maen m2 2014 2015 2016 2017 2018 m Geplande stilstand lijn 11, 12, 23 en/of 24 __mOngeplande stilstand lijn 11, 12, 23 en/of 24 = Geplande stilstand T10 en/of T20 = Ongeplande stilstand T10 en/of T20 Figuur 5: geplande en ongeplande stilstand van de AEC in dagen, 2014-201818 350 300 250 200 150 100 37 58 61 50 Bag o 14 11 6 26 93 2e a KE 2014 2015 2016 2017 2018 = Geplande stilstand lijn 35 en/of 36 _mOngeplande stilstand lijn 35 en/of 36 = Geplande stilstand T30 = Ongeplande stilstand T30 Figuur 6: geplande en ongeplande stilstand van de HRC in dagen, 2014-20181° Volgens figuur 5 komt de dip in beschikbaarheid van de AEC-lijnen in 2015 voort uit geplande stilstand. Dit gaat echter om herstelwerkzaamheden na een grote brand, die in november 2014 in de laagspanningsruimte woedde. 17 Geplande stilstand is niet daadwerkelijk gerealiseerd in alle jaren, omdat geplande onderhoudswerkzaamheden aan de T30 meermaals uitgesteld werden. B DNV GL, Project Olifant Verification and validation of technical performance forecast 2019-2021, versie ‘draft’, 7-6-2019. 18 DNV GL, Project Olifant Verification and validation of technical performance forecast 2019-2021, versie ‘draft’, 7-6-2019. | 20 a = .” AEB wist aan het einde van 2014 dat zij met die werkzaamheden te maken zou krijgen, dus plande ze in, maar het gaat in feite om stilstand voor herstel na een groot incident. De dips van de AEC-turbines (met name T20) zijn grotendeels ongepland. Dit wordt gedeeltelijk verklaard door incidenten met T20 in 2014, maar ook door ongepland onderhoud en een revisie in 2018 die maanden uit de planning liep. Op die revisie van T20, en de voorgeschiedenis daarvan, wordt verder ingegaan in hoofdstuk 4. Bij de AEC is 2017 het enige jaar waarin ongeplande stilstand slechts iets hoger is dan verwacht. In alle andere jaren is de ongeplande stilstand aan de lijnen en de turbines zeer hoog. De HRC lijkt stabieler te opereren (zie figuur 6). De commissie heeft geen inzicht in de totale geplande en ongeplande stilstand van 2019, maar uit andere bronnen blijkt dat het in 2019 mis gaat bij de HRC. Er komen dan zuurlekken in lijn 35, door achterstallig onderhoud, en de lijn wordt in de zomer van 2019 stil gezet. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.4 en hoofdstuk 5. De hoeveelheid verwerkt afval en slib tussen 2014-2017 Figuren 7 en 8 laten zien hoeveel afval en rioolslib AEB tussen 2014 en 2017 heeft verwerkt, op basis van de jaarverslagen 2014-2017. lets meer dan de helft van het verwerkte huishoudelijke afval komt van gemeente Amsterdam® en het afval van Amsterdam en de omliggende gemeenten vraagt ongeveer 25% van de totale verbrandingscapaciteit. AEB heeft in oktober 2019 een voorlopige jaarrekening 2018 naar de KvK gestuurd, waarin over de hoeveelheid verwerkt afval het volgende is vermeld: “De stijging van de omzet afvalverwerking houdt verband met een stijging van het volume verwerkt afval. Dit is met name veroorzaakt door de ingebruikname van de scheidingsinstallatie waardoor de verwerkingscapaciteit van AEB stijgt.” 800 700 600 ZZ 500 400 300 TI 200 100 0 2014 2015 2016 2017 ne Verwerkt huishoudelijk afval (Nederlands) in kiloton gm Verwerkt huishoudelijk afval (buitenlands) in kiloton ne Verwerkt bedrijfsafval in kiloton Figuur 7: de hoeveelheid verwerkt huishoudelijk- en bedrijfsafval bij AEB, in kiloton, 2014-201721 20 Presentatie Gemeente Amsterdam aan onderzoekscommissie, AEB vanuit aandeelhoudersperspectief, 30 oktober 2019, 21 En Aenubliceerde jaarverslagen 2014-2017. Van 2018 is enkel een concept-jaarrekening opgesteld en is er geen jaarverslag gepubliceerd. Door het ontbreken van een volledig vastgesteld jaarverslag over 2018, kan de commissie geen cijfers van 2018 verwerken in figuur 7 en 8. | 21 a ed GG” 120 102,2 100,4 100 80 65,5 69,7 60 40 17,5 15,3 21,9 20,5 0 2014 2015 2016 2017 gm \/erwerkt rioolslib in kiloton =P \Verwerkt bijzonder afval in kiloton Figuur 8: de hoeveelheid verwerkt rioolslib en bijzonder afval bij AEB, in kiloton, 2014-201722 De hoeveelheid geleverde warmte en verkochte elektriciteit tussen 2014-2017 Figuren 9 en 10 laten zien hoeveel warmte en elektriciteit AEB tussen 2014 en 2017 heeft geleverd, op basis van de jaarverslagen 2014-2017. In het voorlopige jaarrapport 2018 schrijft AEB over warmte: “De stijging van het resultaat van WPW is het gevolg van de groei van het aantal aansluitingen en stijging van de verkooptarieven voor warmte.” 1000 919 1200 932 736 1000 913 920 800 642 713 De 552 800 600 600 400 400 200 200 0 0 2014 2015 2016 2017 2014 2015 2016 2017 == \Narmte geleverd in GJ x1000 Elektriciteit geleverd in MWH x1000 Figuur 9: geleverde warmte AEB geleverd Figuur 10: geleverde elektriciteit AEB (in GJX1.000, 2014-2017)23 (in MWHx1.000, 2014-2017)? 22 AEB, gepubliceerde jaarverslagen 2014-2017. Van 2018 is enkel een concept-jaarrekening opgesteld en is er geen jaarverslag gepubliceerd. Daarom ontbreken cijfers van 2018. 2 AEB, gepubliceerde jaarverslagen 2014-2017. Van 2018 is enkel een concept-jaarrekening opgesteld en is geen jaarverslag gepubliceerd. Door het ontbreken van een volledig vastgesteld jaarverslag over 2018, kan de commissie geen cijfers van 2018 verwerken in figuur 7 en 8. 4 AEB, gepubliceerde jaarverslagen 2014-2017. Van 2018 is enkel een concept-jaarrekening opgesteld en is geen jaarverslag gepubliceerd. Daarom ontbreken cijfers van 2018. | 22 a m OO Contracten waar AEB aan moest voldoen Tijdens de onderzoeksperiode heeft AEB zich in verschillende contracten verplicht om de volgende hoeveelheden afval en slib op jaarlijkse basis te verwerken. e 394 kiloton Nederlands huishoudelijk afval, van gemeente Amsterdam? en andere partnergemeenten voor verwerking in de AEC, HRC en SI; e _ 460 kiloton geïmporteerd huishoudelijk afval, uit het Verenigd Koninkrijk. Dit afval wordt verwerkt in de AEC;27 e _ 656 kiloton bedrijfsafval, dit afval wordt grotendeels verwerkt in de HRC; e _ maximaal 102 kiloton slib. Slib wordt verwerkt in de AEC en HRC; e _28 kiloton gevaarlijk afval. Dit afval werd tot 1 juli 2019 opgeslagen in het depot bijzonder afval. Vanaf einde 2018 hedget AEB tot 2022 per leveringsjaar een volume tot 75MW elektriciteit financieel, oftewel dekt het dat in tegen onvoorziene marktrisico's.2® De commissie heeft geen inzicht in de lopende contracten voor warmtelevering. Opgeteld komt de contractueel te verwerken hoeveelheid afval en zuiveringsslib namelijk uit op 1,612 kiloton. De capaciteit van de AEC, HRC en Sl om afval en slib te verwerken, is gezamenlijk 1,680 kiloton. Als er een verbrandingslijn of turbine stilstaat, betekent dit dus niet alleen inkomstenderving uit verminderde afvalverwerking, maar komt AEB ook onder druk te staan om te voldoen aan de warmte- en energiecontracten. Daarnaast zijn er kosten voor het omleiden van afval zodat het elders verbrand kan worden. De hoogte van de omleidingskosten voor afval varieert sterk, doordat verbrandingstarieven (inclusief transportkosten) van andere AVI's verschillen. Andere meerkosten komen bijvoorbeeld voort uit het organiseren van vervangende warmtebronnen tegen hogere kosten, of het inkopen van elektriciteit voor 3 a 4 cent per kWh (15-20 euro per ton onverbrand afval). Een ondermaats presterende Sl en een revisie van een turbine die sterk uit de planning en kosten liep, leiden in 2018 tot aanzienlijke meerkosten en derving van inkomsten voor AEB. (Hierover is meer te lezen in de casussen (hoofdstuk 4.1 en 4.2). 2.3. Financiële prestaties In deze paragraaf staan de belangrijkste financiële gegevens van AEB voor de jaren 2014-2018. Achtereenvolgens gaat het om de volgende financiële gegevens: 1. Financiële uitgangspositie AEB bij verzelfstandiging 2. Prognoses en realisatie resultaten AEB 3. Ontwikkeling eigen vermogenspositie AEB 4. Ontwikkeling liquiditeitspositie AEB 5. Risicobeheersing AEB ® EY, Project Olifant Independent Business Review, Draft, 21 Juni 2019. 2 Gemeente Amsterdam en omliggende gemeenten leveren 25% van het verwerkte afval bij AEB. 27_Inmiddels is de gecontracteerde hoeveelheid te verwerken buitenlands afval verminderd tot 140 kiloton per jaar. 2 _Aandeelhoudervergadering van 10 december 2018. | 23 a we mi ” O Ad 1 Financiële uitgangspositie AEB bij verzelfstandiging Strategisch plan AEB en businesscase verzelfstandiging Voorafgaand aan de verzelfstandiging heeft de raad in 2013 het strategisch plan AEB 2018 vastgesteld. Het plan schetst het toekomstbeeld van AEB tot eind 2018. Onderdeel van dit plan is de (vertrouwelijke) businesscase AEB 20182, De businesscase gaat uit van de volgende cijfers voor de periode 2014-2018, in miljoenen euro's. A:Operationeleopbrengsten | 1616] 048) 1920) 1919) 10 Broperafionslelasten | 059] 1059) 1065} 1065] 1060 [ABG Operatoneelresuiaat | 765} 7os| 55 GA] HA DWepiealasten | 606] Ge} 60) 698) 749) CD: Explonatieresutaat | 7] Aij We 15] 95 Tabel 2: exploitatie AEB businesscase AEB 2018 (in € min) De businesscase gaat uit van een vrij stabiel verloop van het resultaat van AEB. Uitgangspunt in de businesscase is dat AEB ook na verzelfstandiging dezelfde dekking blijft leveren in de begroting van gemeente Amsterdam. De eis dat de verzelfstandiging budgettair neutraal diende te verlopen voor de gemeente is in diverse interviews bevestigd. In de toelichting op de businesscase staat dat de overige opbrengsten over de jaren 2015 — 2018 stijgen als gevolg van de transitie van AEB naar een duurzaam energie- en grondstoffenbedrijf. De transitieopbrengsten (omzet) worden geraamd op € 1,6 miljoen in 2015 en € 8,8 miljoen in 2016 en stijgen daarna in 2017 en 2018 jaarlijks met € 3,5 miljoen. Volgens het strategisch plan levert de transitie naar een duurzaam energie- en grondstoffenbedrijf in 2014 en 2015 een negatieve bijdrage aan het bedrijfsresultaat (EBIT®%) van AEB. Vanaf 2016 wordt in de businesscase een positieve bijdrage aan het bedrijfsresultaat van AEB verwacht als gevolg van de transitie van € 3,2 miljoen in 2016, € 4,8 miljoen in 2017 en € 6,2 miljoen in 2018. Het bedrijfsresultaat ‘going concern’ van AEB daalt in die periode. 2% AEB, strategisch plan 2018, bijlage F,‚, november 2013. 0 EBIT staat voor Earings Before Interest and Taxes (inkomsten voor aftrek van rente en belastingen). Dit wordt ook wel het bedrijfsresultaat genoemd en is de resultante van de som der bedrijfsopbrengsten (paragraaf 2.2.1) en de som der bedrijfslasten (paragraaf 2.2.2)). EBIT is een maatstaf voor de operationele winst voor aftrek van rente en belastingen. Daarin worden dus niet meegenomen de financiële baten en lasten, belastingen en het aandeel in het resultaat van niet geconsolideerde ondernemingen waarin wordt deelgenomen. | 24 en we m nn 50 45 3,2 4,8 40 6,2 35 30 25 20 Rik zuk) Zio za 15 31,3 10 5 0 En on 5 2014 2015 2016 2017 2018 mEBIT going concern _mEBIT transitie Figuur 11: ontwikkeling bedrijfsresultaat AEB volgens businesscase, 2014-2018 (in € min) Besluit verzelfstandiging Eind 2013 neemt de gemeenteraad, na een uitvoerig besluitvormingsproces, het definitieve besluit tot verzelfstandiging van AEB per 1 januari 2014. De raad stemt op 18 december 2013 onder andere in met: , Een financieringspakket voor AEB, bestaande uit een achtergestelde lening van € 138 miljoen (gebaseerd op 50/50 verdeling met eigen vermogen, ook €138 miljoen), een langlopende lening van € 327,5 miljoen, een investeringsfaciliteit van € 50 miljoen en een rekening courant faciliteit met een jaarlijks te herziene kredietlimiet (2014 € 20 miljoen). e Het uitgangspunt is dat de totale afdrachtsraming (rente en dividend) van AEB — gedurende de periode dat de gemeente AEB geheel of gedeeltelijk financiert — gelijk moet zijn aan het Financieel Meerjaren Perspectief (FMP) 2014 van de gemeente voor de verzelfstandiging. Dat betekent de volgende afdracht van rente en dividend: - 2014: € 43,1 miljoen - 2015: € 42,8 miljoen - 2016: € 41,0 miljoen - 2017: € 38,4 miljoen - 2018: € 35,6 miljoen Het geprognotiseerde dividend bedraagt in deze afdrachtsraming in die jaren tussen € 15,6 en €18,3 miljoen. , Verder neemt de gemeenteraad kennis van het besluit van de Belastingdienst dat er geen overdrachtsbelasting betaald hoeft te worden en dat het betalen van vennootschapsbelasting door AEB naar verwachting (uitgaande van de huidige financiële prognoses) pas acht jaar na verzelfstandiging aan de orde zou kunnen komen. | 25 a = ” O OO Herwaardering AEB na verzelfstandiging In de voorlopige openingsbalans van AEB bij de oprichting werd het eigen vermogen van AEB vastgesteld op € 149,7 miljoen. Na de verzelfstandiging is de openingsbalans gecorrigeerd, waarbij het eigen vermogen slonk tot € 21,1 miljoen. De daling van het eigen vermogen is in het Rekenkamerrapport uit 2015% als volgt toegelicht (in miljoenen €): Openingsbalans voor correctie € 149,7 Eigen vermogen na correctie € 21,1 Tabel 3: berekening eigen vermogen openingsbalans AEB na correctie De herrekening van de boekwaarde vloeit voort uit de verplichting om te kiezen voor lineaire afschrijvingssystematiek in plaats van annuïtair. Vervolgens heeft de AEB directie ervoor gekozen om met terugwerkende kracht (retrospectief) de afschrijvingssystematiek te wijzigen, aangezien anders de winstgevendheid van AEB de komende jaren onder zou staan. Gevolg van de keuze voor de retrospectieve wijziging is dat de boekwaarde van de HRC en AEC in de verzelfstandigde situatie ongeveer € 100 miljoen lager uitkomt dan de waarde op de eindbalans van de dienst AEB en dat daarmee ook het eigen vermogen van AEB bij de verzelfstandiging met dit bedrag is verlaagd. Gevolg van deze wijziging in de waardering van de activa van AEB is dat de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen wijzigt. In plaats van de solvabiliteitsratio van 25% (eigen vermogen exclusief achtergestelde lening/totaal vermogen), waar in de businesscase van werd uitgegaan, daalde de solvabiliteitsratio in de openingsbalans van AEB tot ongeveer 4%%. Als gevolg van de herwaardering voldeed AEB niet meer aan de afgesproken solvabiliteitsratio in de leningsovereenkomst met de gemeente®. De gemeente en AEB maken de afspraak dat in 2015 de eigen vermogenspositie van AEB wordt versterkt door een agiostorting op aandelen en overeenkomstige verlaging van de schuldenpositie (zie ook ad 3: ontwikkeling eigen vermogenspositie AEB). Voor de exploitatie van AEB had de herwaardering tot gevolg dat door een lagere boekwaarde van de materiële vaste activa, de toekomstige afschrijvingslasten op deze activa voor AEB de komende jaren lager uitvallen. 1__Rekenkamer Amsterdam, Bestuurlijk rapport AEB - Tegenvallende resultaten na verzelfstandiging, november 2015. 2 De achtergestelde lening van de aandeelhouder wordt daarbij gelijkgesteld met de overige leningen van de aandeelhouder en gezien als vreemd vermogen, waar rente over dient te worden betaald. De commissie kiest deze benadering, aangezien sprake is van zekerheidsstelling (eerste pandrecht op alle activa) voor zowel de achtergestelde lening en de overige leningsfaciliteiten. Daarnaast is de rentebetaling over de achtergestelde lening niet afhankelijk gemaakt van de behaalde resultaten van AEB. De overeengekomen solvabiliteitsratio’s in de leningsovereenkomst met de gemeente liggen voor de periode 2014-2018 tussen 41% en 46%. In deze berekening wordt door de gemeente de achtergestelde lening tot het eigen vermogen gerekend. | 26 a ed OMO Ad 2 Prognoses en realisatie resultaten AEB Ontwikkeling operationeel resultaat (EBITDA) en bedrijfsresultaat (EBIT) 2014-2018 In onderstaande figuur (12) is de ontwikkeling van het operationeel resultaat (EBITDA) en bedrijfsresultaat (EBIT) van AEB weergegeven voor de jaren 2014-201855, inclusief de oorspronkelijke prognose uit de businesscase. 100 86 85 5 2 nn 80 76 60 7 58 58 60 40 33 33 35 2 5 . 26 31 20 23 26 25 0 2014 2015 2016 2017 018 -20 -15 -40 == EBITDA BC ==@=EBITDA werkelijk =@=EBIT BC =®=EBIT werkelijk Figuur 12: ontwikkeling EBITDA en EBIT 2014 — 2018 De werkelijke ontwikkeling van zowel het operationele resultaat (EBITDA) als het bedrijfsresultaat (EBIT) blijft (bijna) elk jaar achter bij de verwachte ontwikkeling ten tijde van het opstellen van de businesscase in 2013. In de jaren 2014 — 2017 wordt dat vooral veroorzaakt door achterblijvende omzet (zie kader ontwikkeling omzet AEB). Voor het jaar 2018 zijn vooral de hoge kosten (zie kader ontwikkeling bedrijfslasten AEB) debet aan het achterblijven van het operationeel- en bedrijfsresultaat. 4 EBITDA staat voor Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization (inkomsten voor aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill). EBITDA is een maatstaf voor de operationele winst zonder dat hier de kosten van afschrijvingen en financiering in zitten. EBITDA is een veel gebruikte maatstaf voor de waardering van een onderneming. EBITDA (operationele winst) is altijd hoger dan EBIT (bedrijfsresultaat), aangezien bij de berekening van EBITDA de kosten van afschrijvingen niet worden meegerekend en bij de berekening van EBIT wel. % Cijfers 2018 zijn gebaseerd op de jaarstukken zoals gedeponeerd bij de KvK op 30 oktober 2019. | 27 a we CC Ontwikkeling omzet AEB De ontwikkeling van de omzet van AEB wordt vooral in 2014, 2015 en 2017 negatief beïnvloed door storingen en calamiteiten, waardoor de beschikbaarheid van de verbrandingscapaciteit lager is dan geprognotiseerd. Daarnaast staan marktprijzen van met name elektriciteit gedurende de gehele periode onder druk. In 2018 is sprake van een omzettoename, die voornamelijk het gevolg is van de ingebruikname van de scheidingsinstallatie — waardoor de verwerkingscapaciteit van AEB stijgt — en stijging van omzet van recyclematerialen door opwerking van bodemassen uit 2017. Ontwikkeling operationeel resultaat (EBITDA) en bedrijfsresultaat (EBIT) in 2018 Opvallend in de voorgaande figuur (12) is vooral de snelle verslechtering van EBIT en EBITDA in 2018. In onderstaande figuur (13) is ingezoomd op de ontwikkeling van de geprognotiseerde EBITDA en EBIT van AEB voor het jaar 2018. De cijfers zijn afkomstig uit de begroting 2018 van AEB en de verschillende kwartaalrapportages 2018 van AEB. 70 63 60 zo 48,8 17.2 40 40 30 30 25,7 16,6 20 13,9 10 7 0 Begroting 2018 Q1 2018 Q2 2018 Q3 2018 Q4 2018 -10 -20 -13,8 =P EBITDA prognose 2018 ==@= EBIT prognose 2018 Figuur 13: prognose ontwikkeling EBITDA en EBIT in 2018 (in € min) Het gerealiseerde operationele resultaat in 2018 is ongeveer 60% lager dan het verwachte operationele resultaat aan het begin van 2018 en het bedrijfsresultaat daalt in de prognoses in 2018 met bijna € 44 miljoen en wordt negatief. De verslechtering van de resultaten wordt vooral veroorzaakt door hogere kosten (zie tekstkader ontwikkeling omzet en bedrijfslasten AEB). Opvallend is dat elk kwartaal EBIT en EBITDA naar beneden moeten worden bijgesteld. | 28 a = GG .” Ontwikkeling bedrijfslasten AEB De totale bedrijfslasten van AEB vertonen in de jaren 2014 — 2017 een vrij vlak verloop. In 2018 is sprake van een forse stijging van de bedrijfslasten AEB. De bedrijfslasten komen ongeveer € 59 miljoen (stijging van 40%) hoger uit dan in 2017. Een aanzienlijk deel van de hogere lasten wordt veroorzaakt doordat de revisie veel langer duurt dan gepland en de buitengebruikstelling van T20 (zie paragraaf 4.2). Daarnaast was in 2018 sprake van een stijging van de kosten voor het verwerken van recyclematerialen, mede veroorzaakt door het verwerken van eindvoorraden uit 2017. In totaal gaat het ten opzichte van 2017 om een stijging van ongeveer € 28 miljoen. Daarnaast is in 2018 ten opzichte van 2017 sprake van hogere kosten die vooral worden veroorzaakt door eenmalige afschrijvingskosten veroorzaakt door een bijzondere waardevermindering van € 9,6 miljoen op de Scheidingsinstallatie en een stijging van onderzoeks- en advieskosten voor verbetering van interne processen en inhuur van diverse logistieke diensten om de output van de scheidingsinstallatie geschikt te maken voor verwerking. EY concludeert medio 2019 in een Business review aan AEB® dat de negatieve ontwikkeling van EBITDA in 2018 en 2019 met name het gevolg is van: e Achterstallig onderhoud als gevolg van het jarenlang uitstellen van onderhoud, slecht uitgevoerde revisies, incomplete documentatie van de installaties en inadequate planning en management rond onderhoud. Dat heeft geleid tot lagere output van elektriciteit, hogere onderhoudskosten en hogere inhuurkosten (zie paragraaf 4.2) e Overloopeffecten als gevolg van contractuele overeenkomsten rond inkoop van afval en levering van stroom. Voorbeelden zijn ‘take-or-pay’ boetes voor afval, inkoop van elektriciteit op de markt tegen hogere kosten dan de overeengekomen contractprijzen en de onmogelijkheid om de hogere calorische waarde van afval door te berekenen in de prijzen. e _Aanloopproblemen in de Scheidingsinstallatie (SI). De door AEB opgezette initiële businesscase was te optimistisch (zie paragraaf 4.1). Prognoses EBIT en EBITDA (meerjaren)raming versus realisatie In de jaarplannen geeft AEB een meerjarenprognose van de ontwikkeling van de omzet, bedrijfskosten en de ontwikkeling van het operationele- en bedrijfsresultaat. Uit een analyse van de meerjarenramingen van AEB over de periode 2014-2018 blijkt dat AEB in de meerjarenramingen structureel uitgaat van een positieve ontwikkeling van EBITDA en EBIT ten opzichte van de realisatie in het voorgaande jaar. Gemiddeld is de geprognotiseerde jaar-op-jaar toename van EBIT en EBITDA in de meerjarenramingen ongeveer 5%. De werkelijke ontwikkeling van EBITDA laat een gemiddelde afname van jaar-op-jaar zien van 14% en een afname van EBIT van 9%. In het jaarplan 2019 — dat met de gemeente is gedeeld — wordt In de begroting voor 2019 uitgegaan van EBITDA van € 52,8 miljoen, een EBIT van € 20,1 en een resultaat voor belastingen van € 8,1 miljoen positief. ® EY, Project Olifant Independent Business Review, Draft, 21 Juni 2019. | 29 a ed HO Deze positieve ontwikkeling van EBITDA en EBIT is opmerkelijk, gelet op de negatieve ontwikkeling in 2018 en de grote waarschijnlijkheid dat de problemen met T20 ook in 2019 nog niet opgelost zullen Zijn. Al onmiddellijk in januari 2019 deelt de directie met de rvc dat men op dat moment een veel slechter resultaat voorziet dan begroot. Resultaat voor belastingen In onderstaande figuur (14) is de ontwikkeling van het resultaat van AEB“ voor belastingen vergeleken met de prognose in de businesscase uit 2013. Het werkelijke resultaat is in alle jaren lager dan de oorspronkelijke raming in de businesscase. In 2018 is sprake van een negatief resultaat voor belastingen. 20 17,5 15,7 14,1 14,9 15,6 15 11,4 9,5 10 5 2,8 0,8 IJ 6 — TT 5 2014 2015 2016 2017 20 -10 -15 -20 -25 -30 -26,5 m Verwachte resultaat volgens business case m Werkelijk resultaat voor belastingen Figuur 14: resultaat voor belastingen, 2014-2018, vergeleken met businesscase (in € min) Ontwikkeling rendement AEB In onderstaande figuur (15) is de ontwikkeling van het resultaat voor belastingen als percentage van het eigen vermogen en het totaal vermogen van AEB weergegeven voor de jaren 2014 — 2018. $7__Resultaat is inclusief aandeel niet geconsolideerde deelnemingen. | 30 a we ER 15,0% 12,3% 11,0% 10,0% 9,5% ©, 5,0% — 6% z0% 25% 2,3% 0,0% 0,1% 2014 2015 2016 2017 018 -5,0% = ©, -10,0% 5,0% -15,0% -20,0% = ©, 25,0% 26,8% -30,0% == Resultaat voor belastingen/eigen vermogen == Resultaat voor belastingen/totaal vermogen Figuur 15: rendement op eigen vermogen en totaal vermogen In de jaren 2014 — 2017 is sprake van een gemiddeld rendement (resultaat voor belasting) op eigen vermogen van ongeveer 9%. In 2018 is het rendement op eigen vermogen -26,8%. Daarmee komt het gemiddelde rendement op het eigen vermogen (exclusief achtergestelde lening) voor de gehele periode (2014-2018) uit op 1,9%. Bij deze percentages moet worden aangetekend dat dit percentage hoger is door de lage omvang van het eigen vermogen. Ad 3 Ontwikkelingen eigen vermogenspositie AEB Onderstaand gaan we in op de ontwikkeling van het eigen vermogen, de ontwikkeling van de langlopende schulden en herfinanciering AEB in 2017 en de ontwikkeling van de solvabiliteit van AEB. Ontwikkeling eigen vermogenspositie AEB In onderstaande figuur (16) is de ontwikkeling van de eigen vermogenspositie®® van AEB weergegeven voor de jaren 2014 — 2018. B Eigen vermogen exclusief achtergestelde lening. Zie voor toelichting daarop voetnoot 28. | 31 en we OO 160 136 140 Lie 120 99 100 98 80 60 40 22 20 0 2014 2015 2016 2017 2018 Be Eigen vermogen, in miljoenen euro's Figuur 16: ontwikkeling eigen vermogen AEB, 2014-2018 (in € min) Voor een toelichting op de herwaardering van AEB en de correctie van het eigen vermogen in de openingsbalans wordt verwezen naar het onderdeel financiële uitgangspositie AEB bij verzelfstandiging eerder in deze paragraaf. In 2015 stijgt het eigen vermogen met € 71 miljoen door toevoeging van het resultaat 2015 (€ 11,4 miljoen) en een conversie van leningen door gemeente Amsterdam. De gemeente zette een deel van de verstrekte lening om naar aandelenbelang, waarmee de achtergestelde lening €15 miljoen daalde en de seniorlening €45 miljoen daalde. In 2016 is sprake van een toevoeging aan het eigen vermogen van € 42,2 miljoen uit hoofde van het resultaat van dat jaar. In dat resultaat zit een eenmalige bate wegens een opgevoerde latente belastingvordering®? uit hoofde van tijdelijke waarderingsverschillen (€ 10,8 miljoen) en compensabele verliezen (€ 21,5 miljoen). In 2017 neemt het eigen vermogen af door het saldo van de toevoeging van het resultaat (€ 5,6 miljoen) en een negatieve vermogensmutatie (-/- € 9,6 miljoen) als gevolg van wijziging van de belastinglatentie voor de waarderingsverschillen. Dit bedrag is in 2017 als voorziening belastinglatentie opgevoerd. In 2018 is het eigen vermogen gedaald als gevolg van de geleden verliezen in 2018. Langlopende schulden en herfinanciering schuldenpositie In onderstaande figuur (17) is de ontwikkeling van de langlopende schulden van AEB weergegeven voor de periode 2014-2018. ® Exclusief achtergestelde lening, zie ook voetnoot 28. “Een latente belastingvordering is een mogelijke toekomstige vordering op de fiscus, die op de balans is opgenomen. | 32 en _ ” OO 500 450 400 350 300 320 250 257 200 di pal pal 150 100 50 138 sd Hs Ko Ko 0 2014 2015 2016 2017 2018 m achtergestelde lening mlening aandeelhouder wmlening bankenconsortium Figuur 17: ontwikkeling langlopende schulden ultimo jaar, 2014-2018 (in € min) De daling van de omvang van de leningen in 2015 is het gevolg van de agiostorting door de gemeente. Dat leidt tot een vermindering van de schuldpositie met € 60 miljoen (€ 15 miljoen voor de achtergestelde lening en € 45 miljoen voor reguliere lening). Op de achtergestelde lening is éénmaal afgelost door AEB (€ 15 miljoen in 2016). Per 27 november 2017 is AEB geherfinancierd en heeft AEB nieuwe leningen afgesloten bij een consortium van vier banken. Op die datum is de restant hoofdsom van de (reguliere) lening van gemeente Amsterdam in zijn geheel afgelost (restant hoofdsom was € 235,8 miljoen). De achtergestelde lening van de gemeente aan AEB is voortgezet (restant hoofdsom € 108 miljoen) en de aan WPW verstrekte financiering is vanaf die datum rechtstreeks vanuit de gemeente aan WPW verstrekt. Ten tijde van herfinanciering in 2017 was het vooruitzicht dat AEB de achtergestelde lening in 2022 herfinanciert en aflost. Over het proces om te komen tot herfinanciering waren contractuele afspraken gemaakt in de leningsdocumentatie. Bij de herfinanciering is een totaalbedrag van € 300 miljoen door de banken beschikbaar gesteld, waarvan door AEB € 217,5 miljoen is opgenomen. De totale financiering bestaat uit vier faciliteiten (bedragen in € miljoen): | 33 a we OMD | Omvang faciliteit Opgenomen trekking Aflossingstermijn Faciliteit A: 150,0 150,0 10 jaar langlopende lening Faciliteit B: 50,0 50,0 Bullet* langlopende lening Faciliteit C: 50,0 17,5 10 jaar investeringskrediet Faciliteit D: 50,0 N.v.t. rekening courant Tabel 4: de totale financiering van AEB door het bankenconsortium in november 2017 (in € min) De leningen na herfinanciering hebben een variabel rentepercentage gebaseerd op de 3 maands Euribor notering, vermeerderd met een risico-opslag. De opslag is gekoppeld aan de hoogte van de Netto Senior Leverage Ratio van AEB en bedraagt per ultimo 2017 1,7% (per ultimo 2018 1,6%). Het renterisico is grotendeels gehedged, in lijn met treasurybeleid, waardoor het renterisico beperkt blijft. Solvabiliteitsratio Het verhoudingsgetal tussen eigen vermogen en vreemd vermogen is een belangrijke indicator voor de financiële gezondheid van een bedrijf op de langere termijn. In figuur 18 staat de ontwikkeling van de solvabiliteit weergegeven. 30% 25% 4 23% 20% 19% 15% 6% 10% 5% 4% 0% 2014 2015 2016 2017 2018 Figuur 18: ontwikkeling solvabiliteit, 2014-2018. Bij de berekening van de solvabiliteitsratio is de achtergestelde lening als vreemd vermogen aangemerkt (zie ook voetnoot 28). Een solvabiliteitsratio (EV/TV) tussen 25% — 40% wordt algemeen als een gezonde ratio aangemerkt. De solvabiliteitsratio van AEB zit in de periode 2014-2018 onder die range (behalve 2017). Beargumenteerd kan worden dat in 2017 en 2018 na herfinanciering door het bankenconsortium de achtergestelde lening vanuit gemeente Amsterdam wel kan worden aangemerkt als eigen vermogen. Indien dat het geval is, bedraagt de solvabiliteitsratio in 2017 45% en in 2018 39%. Indien dit aangenomen wordt dan ligt de solvabiliteit binnen de gebruikelijke range. “1_ Bullet betekent dat de lening na de looptijd ineens wordt afgelost. | 34 en we ER Ad 4 Ontwikkelingen liquiditeitspositie AEB Onderstaand gaan we in op de ontwikkeling van de kas(of geld)stromen van AEB en de ontwikkeling van de liquiditeitsratio van AEB. Inzicht in de kasstromen toont de werkelijke ontvangsten en uitgaven in het jaar, onafhankelijk van de toerekenings- en waarderingsaspecten van de balans en winst-en- verliesrekening. Inzicht in de kasstromen is van belang voor het beoordelen van de liquiditeitspositie van een onderneming. Kasstromen AEB In onderstaande figuur (19) is de ontwikkeling van de kasstromen van AEB weergegeven voor de periode 2014 — 2018, in miljoenen euro's. 80 7 69 ° 61 63 60 54 21 48 50 47 38 40 34 35 31 30 30 30 21 23 20 17 12 11 , ï | in 0 2014 2015 20 20 2018 -10 -4 -20 18 m Kasstroom uit bedrijfsoperaties m Kasstroom uit operationele activiteiten m Netto kasstroom/mutatie geldmiddelen m Saldo liquide middelen ultimo Figuur 19: ontwikkeling kasstromen, 2014-2018 (in € min) De kasstroom uit bedrijfsoperaties is een maatstaf voor de geldstroom die is gegenereerd door de kernactiviteiten van de onderneming en wordt berekend door het behaalde bedrijfsresultaat te corrigeren voor afschrijvingen en mutaties in voorzieningen en werkkapitaal). Bij de kasstroom uit operationele activiteiten worden de netto rentekosten in mindering gebracht op kasstroom uit bedrijfsoperaties. De netto kasstroom/mutatie geldmiddelen wordt berekend door rekening te houden met de kasstromen uit investeringen en financieringsactiviteiten. Het saldo liguide middelen in een jaar is gelijk aan de optelsom van de mutatie geldmiddelen in dat jaar en het saldo liquide middelen van het voorgaande jaar. Onderstaand staat een toelichting op een aantal relevante gebeurtenissen: | 35 en we m __ e De kasstroom is in eerste jaren vrij hoog door het uitblijven van voorgenomen investeringen in duurzaamheidsprojecten. e _In 2016 bedraagt de netto kasstroom van AEB -/- € 3,9 miljoen en is daarmee € 15,7 lager dan in 2015. De netto kasstroom is negatief beïnvloed door vrijwillige additionele aflossingen op het vreemd vermogen in 2016 (€ 26 miljoen), hogere investeringen (€ 3,4 miljoen) en een additionele verstrekking van een lening aan de deelneming (€ 5 miljoen). De netto kasstroom is vooral positief beïnvloed door een afname van het werkkapitaal. . In 2017 is de netto kasstroom van AEB Amsterdam -/- € 12,7 miljoen. De netto kasstroom is negatief beïnvloed door de herfinanciering, waarbij AEB een deel van de beschikbare kasgelden aangesproken heeft ten behoeve van het aflossen van de leningen (netto € 21 miljoen). Daarnaast is de netto kasstroom negatief beïnvloed door de investering uit eigen middelen in de realisatie van de Scheidingsinstallatie (€ 26 miljoen). . In 2018 herstelt de netto kasstroom (€ 11,4 miljoen positief) zich ten opzichte van 2017. De netto kasstroom is negatief beïnvloed door met name de verslechtering van het bedrijfsresultaat en extra afschrijving op de Sl en positief beïnvloed door mutaties in werkkapitaal (met name toename van € 13,9 miljoen overlopende passiva die betrekking hebben op aangegane verplichtingen die voor een groot deel samenhangen met revisies en onderhoud), lagere rentekosten, lagere investeringen en lagere kasstroom uit financieringsactiviteiten (opname en aflossing langlopende schulden). Ontwikkeling liquiditeitsratio Een liquiditeitsratio geeft aan in hoeverre een organisatie kan voldoen aan haar kortlopende verplichtingen. De meest gebruikte liquiditeitsratio's zijn de current ratio en de quick ratio. De current ratio wordt berekend door de kortlopende activa (voorraden, kortlopende vorderingen en liquide middelen) te delen door de kortlopende passiva (kortlopende schulden). Bij de berekening van de Quick ratio worden de voorraden in mindering gebracht op de kortlopende activa. Een ratio groter dan 1 betekent dat er meer kortlopende activa zijn dan kortlopende passiva. Er wordt veronderstelt dat de organisatie dan in beginsel kan voldoen aan haar kortlopende verplichtingen. Veiligheidshalve wordt veelal een current ratio van 1,5 — 2 aangehouden, aangezien niet alle kortlopende activa snel kunnen worden omgezet in ‘geld’ om de schulden te betalen. In onderstaande figuur (20) is de ontwikkeling van beide ratio's weergegeven voor 2014 — 2018. | 36 en we OO 3,0 2,7 2,5 2,4 2,0 1,8 1,8 1,6 1,6 1,5 1,3 1,3 1,1 1,1 1,0 0,5 0,0 2014 2015 2016 2017 2018 = Current ratio (vlottende activa/kort VV) = Quick ratio (vlottende activa-voorraden/kort VV) Figuur 20: ontwikkeling current en quick ratio AEB, 2014-2018 De current ratio en quick ratio zijn in de eerste jaren ruim toereikend. In 2017 daalt de current ratio onder het ‘veilig’ geachte niveau van 1,5. De quick ratio blijft net boven de norm van 1. Ad 5 Risicobeheersing AEB Voor de beoordeling van risicomanagement bij AEB heeft de commissie vooral gekeken naar de uitkomst van risicomanagement in verschillende rapportages en de aandacht binnen AEB voor de ontwikkeling van risicomanagement. Bij de start van AEB moet het risicomanagement nog worden opgezet. Vanaf 2016 is AEB gestart met de opzet van integraal risicomanagement. Vanaf 2018 wordt in de (kwartaal)rapportages daarover gerapporteerd. In 2018 (en eerste helft 2019) is nog geen sprake van effectief integraal risicomanagement. Aandacht voor risicomanagement in de auditcommissie van de rvc De auditcommissie wordt gevormd door twee rvc-leden, die samen met de directie bijeenkomen. Op frequente basis worden ook anderen uitgenodigd voor presentaties, zoals medewerkers die te maken hebben met risicomanagement of de accountant. In de auditcommissie worden regelmatig risico's besproken rondom business development en operationele activiteiten en wordt de voortgang rond risicomanagement besproken. In het voorjaar van 2018 constateerde de auditcommissie dat risicomanagement onvoldoende op gang kwam. Om die reden is de inzet geïntensiveerd en heeft AEB o.a. per 1 oktober 2018 een internal auditor aangesteld.42 Aandacht voor risico’s in de begrotingen van AEB in de jaarlijkse begrotingen staan risicoparagrafen. Enkele onderwerpen, zoals bodemas en bodemverontreiniging komen daarin standaard aan bod. Ook staat in elk jaar dat marktprijzen volatiel Zijn, en wordt in veel jaren geschreven dat de beschikbaarheid van de installaties van groot belang is voor het behalen van financiële resultaten. Operationele risico's hebben daar mogelijk impact op. “2__Notulen directieraad. 31 juli 2018. | 37 en = CG Zo staat in de begroting van 2015 dat in 2014 onderzoek gedaan is naar corrosie van het voedingswatersysteem, en dat mogelijk extra onderzoek moet uitwijzen of investeringen en herstelwerkzaamheden nodig zijn ‘om het totale systeem weer binnen specificatie te krijgen.” In de begroting van 2016 staat dat Deltaway-onderzoek van 2015 heeft geleid tot een nieuwe inschatting van jaarlijkse onderhoudskosten, maar dat “het risico bestaat dat de onderhoudskosten hoger uitvallen dan verwacht of dat de verwachte besparingen lager uitvallen.” Vanaf 2017 komen business development-projecten herhaaldelijk terug in de risicoparagrafen van de begrotingen. Vanaf 2018 worden kansen op het voordoen van risico's vaker benoemd. Zij worden dan veelal ingedeeld in categorieën van meer of minder dan 50% kans op het voordoen van het risico. Bij de begrotingen van 2016, 2017 en 2018 zijn ook OGSM-overzichten opgenomen (objectives, goals, strategies & measures). In deze overzichten staan de strategische ambities van AEB beschreven, met acties om de ambities te verwezenlijken. Aandacht voor risico’s en risicomanagement in kwartaalrapportages De auditcommissie bespreekt elk kwartaal de kwartaalrapportages AEB ter voorbereiding op de rvc- vergaderingen. In de eerste kwartaalrapportage van 2018 is voor het eerst een kwalitatieve risicoparagraaf opgenomen. In de rapportage zijn 13 risicoclusters benoemd“ en per cluster is aangegeven of AEB al dan niet in control is, door middel van in control statements per risico-eigenaar. Van de 13 risicoclusters zijn er 8 niet ‘in control’. Het ontbreekt in de risicoparagraaf aan een toelichting en kwantificering van de risico, risico’s worden niet in relatie tot elkaar bezien en er worden geen beheersmaatregelen genoemd. In latere kwartaalrapportages zijn risico's wel gekwantificeerd, maar worden risico's die lastig te kwantificeren, zijn niet opgenomen in de totaaltelling van mogelijke risico’s, terwijl de kans dat het risico zich voordoet wel reëel is. Ook worden in latere risicoparagrafen geen concrete beheersmaatregelen benoemd, en is geen sprake van een integrale risicobenadering. Over de gehele linie geven de risicoparagrafen in de kwartaalrapportages blijk van weinig diepgang in de analyses. Aandacht voor risico's in de jaarverslagen Elk jaar neemt AEB een risicoparagraaf op in de jaarverslagen. De volgende thema's komen herhaaldelijk terug tussen 2014 en 2017 (over 2018 is alleen een concept jaarrekening opgesteld): . Interne risicobeheersings- en controlesystemen. e __ Bodemsanering. . Prijsontwikkelingen. e _ Verwerkingstarieven en bezetting e _ Beschikbaarheid afvalenergiecentrales e _ Business development . Financiering . Personele- en milieuveiligheid “3 De risicoclusters zijn: business development, productie procesmanagement, assetmanagement, veiligheid, procure to pay, sales, supplychain management, IT, financiële verantwoording, treasury, strategische beleidsvorming, stakeholdermanagement en communicatie en HR. | 38 en = __— In de jaarverslagen wordt in 2014 en 2015 aangegeven dat AEB meer aandacht zal besteden aan interne risicobeheersing. De commissie stelt vast dat dit in de managementrapportages van AEB tot 2018 nauwelijks zichtbaar is geworden. Bij de meeste onderwerpen zijn de alinea's voor 2014, 2015 en 2016 vrijwel identiek. Zo schrijft AEB drie jaar lang dat er een meerjarig onderhoudsplan ontwikkeld wordt om de beschikbaarheid van de installaties te beheersen. En omschrijft AEB de volatiele markt waarin het bedrijf zich bevindt. Tussen 2016 en 2017 lijkt AEB op een aantal onderwerpen enige vooruitgang te hebben geboekt, volgens de jaarverslagen. Voorbeelden uit de jaarverslagen zijn het verbeteren van het onderhoudsplan, en bescherming tegen marktrisico's door nieuwe ontwikkelingen voortdurend te monitoren en uitgebreide analyses uit te voeren bij besluitvorming rondom nieuwe projecten. In de jaarverslagen wordt in 2014 en 2015 aangegeven dat AEB meer aandacht zal besteden aan interne risicobeheersing. De commissie stelt vast dat dit in de managementrapportages van AEB nauwelijks zichtbaar is geworden. Aandacht voor risicomanagement in managementletters van de accountant ACAM, de auditorganisatie van de gemeente Amsterdam die in 2014 nog controlerend accountant is voor AEB, meldt in 2014 dat het identificeren van nieuwe risico's en het aanpassen van de organisatie en systemen een voortdurend proces is dat doorlopende aandacht van de directie behoeft. ACAM schrijft in de managementletter dat risicomanagement bij AEB “in de opstartfase” zit. PWC, dat ACAM opvolgt als controlerend accountant, besteedt -in navolging van de eerdere opmerking van ACAM over risicomanagement- in de managementletters geen aandacht aan de staat van (integraal) risicomanagement bij AEB. In de managementletters van PWC wordt weliswaar aandacht besteed aan diverse risico's voor AEB (met name ICT gerelateerd) maar bij de beschrijving van risico's in de managementletters wordt nauwelijks aandacht besteed aan operationele risico's, zoals de beschikbaarheid van de installaties of het uitstellen van onderhoudswerkzaamheden. Risico's en beheersmaatregelen rondom business development-projecten, die fundamenteel zijn voor het realiseren van de transitie naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf en die volgens de businesscase van de verzelfstandiging ook moeten bijdragen aan de financiële gezondheid van AEB, komen niet concreet aan bod. De accountant besteedt -in navolging van de eerdere opmerking van ACAM over risicomanagement- in de managementletters geen aandacht aan de staat van risicomanagement bij AEB. 2.4. Aandacht voor onderhoud Deze paragraaf gaat over het onderhoud“ van de installaties, de AEC uit 1993 en de HRC uit 2007. Voor het realiseren van de operationele en (daarmee) financiële resultaten van AEB is de beschikbaarheid van beide installaties bepalend (zie ook 2.2). Een goed onderhoudsbeleid is daarom essentieel voor AEB. “4 Voor een beschrijving van de verschillende typen onderhoud wordt verwezen naar de volgende pagina. | 39 a mi NR Tijdig en goed onderhoud reduceert immers het risico dat de centrales niet beschikbaar zijn. Essentieel is dat preventief onderhoud en revisies voldoende tijdig en structureel worden uitgevoerd. Dit onderhoud beperkt de maximale beschikbaarheid van de installatie op de korte termijn, maar verlengt de beschikbaarheid voor de langere termijn. In het strategisch plan®S, dat in het kader van de verzelfstandiging is opgesteld, wordt het belang van goed onderhoud onderkend: "De belangrijkste activa van AEB zijn de installaties. Dit zijn momenteel vooral de AEC en de HRC. Gegeven de doelstellingen voor de komende jaren besteedt AEB veel aandacht en middelen aan het optimaal laten functioneren van deze centrales. Om optimaal profijt te kunnen realiseren van de centrales, is een meerjarig onderhoudsprogramma opgesteld. Dit wordt gefinancierd vanuit een voorziening. Uitgangspunt is dat de installaties tot en met 2032 ín bedrijf moeten kunnen blijven ” Het beeld dat oprijst in dit onderzoek, is dat het belang van goed onderhoud aan de installaties op zichzelf binnen AEB voldoende is onderkend. Toch zijn er al lang problemen op het gebied van de uitvoering van het onderhoud. Verschillende directeuren stellen na hun aanstelling vast dat het schort aan structureel en effectief onderhoud en treffen maatregelen om de situatie op het gebied van onderhoud te verbeteren. Maar het lukt vervolgens niet om die verbetering bestendig te realiseren. De gewenste kanteling van correctief naar preventief onderhoud vindt niet plaats. Toelichting op verschillende typen onderhoud ° Preventief onderhoud: onderhoud dat planmatig wordt uitgevoerd ter voorkoming van defecten of om te voorkomen dat onderdelen van de installatie minder gaan presteren. Preventief onderhoud kan plaats vinden bij een totale stilstand van de installatie of bij een revisie, maar ook als de installatie in bedrijf is omdat systemen parallel geschakeld zijn. Het gaat dan met name om vervanging van aan slijtage onderhevige onderdelen, oplassen van pijpen in de opeenvolgende ketelsecties, afdichtingen vernieuwen, schoonmaken van leidingen, et cetera. . Correctief onderhoud: onderhoud dat wordt uitgevoerd naar aanleiding van (dreigende) storingen of uitval. Hierbij is te denken aan het vast lopen van transportsystemen zoals transportbanden en roosterstaven, lekkende verbindingen in leidingsystemen, verstopte filters of lekkages bij kleppen en pompen. ° Groot onderhoud: het betreft vervanging van onderdelen of reparatie aan een onderdeel binnen een reeks samenhangende onderdelen van een systeem. Te denken valt aan het opnieuw opmetselen van een vuurvaste steenlaag in de vuurhaard boven het rooster, oplassen van wanden in de eerste trek van de ketel, het vervangen van pijpenbundels in de verschillende ketelsecties, nieuwe transportbanden, vervangen van slijtplaten in trechters en overstortpunten. Bij groot onderhoud wordt meestal het werk aan niet bewegende machines, gebouwen of constructies bedoeld. . Revisie: dit is een vorm van gepland groot onderhoud aan een groot deel van de installatie, waarbij het met name gaat om het vervangen van turbine onderdelen als rotor, regulateurs, afsluiters of waaiers in pompen. In het technisch spraakgebruik gaat het dan veelal om ‘draaiende’ machines (roterend equipment) als pompen, ventilatoren, kranen, turbine en noodaggregaten. Bij een revisie van een turbine kan in principe de voorgeschakelde ketel(s) in (gereduceerd) bedrijf blijven om stoom te produceren voor warmteafzet. $ Gemeente Amsterdam, Strategisch plan AEB 2018, 7 november 2013. | 40 en = __ Onderhoud door de jaren heen Het onderhoud aan de installaties van AEB is reeds ver voor de verzelfstandiging een zorgpunt binnen AEB. Dat speelt al vanaf de aanvang van de bouw van de HRC in 2004. Vanwege de regierol die AEB zelf neemt bij de bouw van de HRC, vraagt dit in het proces van realisatie veel tijd en energie van de organisatie. AEB vervult zelf de rol van hoofdaannemer en heeft de diverse onderdelen voor de HRC afzonderlijk aanbesteed. Na een aanzienlijke vertraging wordt de HRC in 2007 in gebruik genomen. Medewerkers worden aan reguliere taken onttrokken en in de bouwregie opgenomen en moeten de samenhang, procedures en opstart trachten te bewerkstelligen. Uit het medio 2008 opgestelde verbeterplan van de toenmalig (interim) directeur“®, wordt duidelijk dat er door de bouw van de HRC achterstand in het onderhoud is ontstaan aan de AEC en dat de veiligheid en milieuprestaties onder druk komen te staan. Ook wordt te lang vastgehouden aan een financieel plafond voor de onderhoudsbudgetten; bij gebrek aan tegenkracht wordt gepland onderhoud vervangen door correctief onderhoud. Om de problemen op het gebied van onderhoud aan te pakken, wordt in de begroting 2019 rekening gehouden met extra onderhoud voor de AEC. Doordat het (grote) onderhoud in die periode (medio 2008) wordt uitbesteed, blijkt in de praktijk onvoldoende kennis en capaciteit bij AEB aanwezig te zijn om toeleveranciers van diensten en materialen goed aan te kunnen sturen. Het aantal storingen en incidenten neemt in deze periode toe. In de meerjarenvisie 2020 (uit 20107) staat dat met succes een professionaliseringsslag is uitgevoerd, die gericht is op het terugdringen van de outsourcing van het onderhoud. In de periode voor de verzelfstandiging (2010-2014) blijft er aandacht voor onderhoud. Zo heeft in 2010 en 2011 een Verbeterprogramma HRC gedraaid, dat in totaal € 10,9 miljoen vergde. De onderhoudskosten fluctueren per jaar, maar komen in die periode niet onder € 31,9 miljoen per jaar. De Rekenkamer stelt dat om een goede inschatting te kunnen maken van de toekomstige kosten het belangrijk is dat er goed inzicht is in de technische staat van de installaties. Ook in de jaren daarna is dat inzicht er echter niet. In 2014 en 2015 staat het onderhoud voor een belangrijk deel in het teken va het herstel van schade van de grote brand in november 2014. Na deze brand komt de toenmalige directie tot het inzicht dat de installaties minder goed zijn gedocumenteerd dan wenselijk en gebruikelijk. Dit probleem komt ook als gedeeld beeld naar voren uit de door de commissie gevoerde interviews met betrokkenen bij AEB en uit verschillende onderzoeken, die hierna de revue passeren. In de dagelijkse praktijk van het onderhoud gaat het in de jaren daarna, met uitzondering van 2016, als zich geen onverwachte gebeurtenissen voordoen, niet veel beter. In 2017 wordt de revisie van T30 (HRC) uitgesteld omdat het niet is gelukt tijdig goede (sub)contractors aan te trekken. “Verbeterplan Afval Energie Bedrijf 2008 - 2011, 15 augustus 2008. 11 Afval Energie Bedrijf, Meerjaren Visie 2020: Duurzaam Perspectief, Amsterdam, Versie 1.0, 20 september 2010. ® Rekenkamer Amsterdam, Verzoekonderzoek AEB, bijlage bij rekenkamerbrief 2015 - 6, Verkenning inclusief onderzoeksopzet, 25 juni 2015, p. 19. | 41 en we m __ En vervolgens loopt de revisie van T20 (onderdeel van de AEC en aangesloten op de verbrandingslijnen 23 en 24) in 2018 enorme vertraging op“. De revisie duurt veel langer dan gedacht: AEB heeft in de planning 21 tot 45 dagen opgenomen voor de revisie (zie paragraaf 4.2) maar in de praktijk zijn er 270 dagen voor nodig. De uitvoering van die revisie loopt door tot maart 2019. Op basis van een interne analyse eind 2018 blijkt onder meer dat de planning voor de revisie te laat is opgestart en dat onderhoudswerkzaamheden in het verleden niet volgens plan zijn uitgevoerd. Door de vertraging van de revisie van T20 vindt de revisie van T30 uiteindelijk plaats in het voorjaar van 2019. Opnieuw met vertraging”, al is de overschrijding aanzienlijk korter dan de 270 dagen die de revisie van T20 kostte. Meerjarenonderhoudsplan (MJOP) Een belangrijk instrument om ‘grip’ te hebben op het (groot) onderhoud is het MJOP. In een document ‘MJOP proces uit 2016'°! is het MJOP gedefinieerd: het heeft betrekking op het grote en laag frequente preventieve meerjaren onderhoud aan installatiedelen, buiten het reguliere revisiewerk, gefinancierd uit de voorziening ‘groot onderhoud’. In de jaarverslagen van 2014, 2015 en 2016 wordt in exact dezelfde, generieke woorden over het MJOP gerapporteerd: “De beschikbaarheid van de afvalenergiecentrales is bepalend voor de operationele en financiële resultaten van AEB. Het risico op het niet beschikbaar zijn van de centrales wordt onder meer gereduceerd door het ontwikkelen en uitvoeren van een meerjarig onderhoudsplan.” Over onderhoud en de uitdagingen die AEB daarbij in de praktijk ondervindt wordt verder in de jaarverslagen niet gesproken. De jaarlijkse MJOP's van AEB zijn te kwalificeren als ‘platte’ (Excel)overzichten van groot onderhoud dat moet plaatsvinden. Het is onduidelijk gebleven welke aannames en indicatoren zijn toegepast om het uit te voeren onderhoud in het kader van het MJOP te bepalen en hoe dit onderhoud zich verhoudt tot het andere onderhoud dat aan de installaties wordt uitgevoerd. Evenmin lijkt structureel te worden gevolgd in welke mate welk soort onderhoud in werkelijkheid plaatsvindt. Ook geïnterviewde externe consultants geven aan dat het MJOP van AEB minder gedetailleerd is dan wat normaal gezien wordt in andere fabrieken. Waar in 2014, 2015 en 2016 nog een identieke (en algemene) passage over het MJOP in de jaarverslagen was opgenomen, komt de aandacht voor onderhoud in het jaarverslag 2017 expliciet terug in het verslag van de rvc: “De rvc benadrukt het belang van gedegen preventief onderhoud aan de installaties. Hiertoe moet er een kanteling plaatsvinden van een correctief naar een preventief onderhoudsregime. In 2018 zal de directie een programma opzetten en de implementatie, die enkele jaren zal duren, in gang zetten. De rvc volgt dit nauwlettend.” Hieruit blijkt dat de zo belangrijk gevonden omslag van correctief naar preventief onderhoud ook in 2017 nog niet is gerealiseerd. In 2019 waren er, onder andere door het ontbreken van voldoende inhoudelijke deskundigheid, problemen met het opstellen van het MJOP. [In paragraaf 4.2 is de revisie van T20 opgenomen als casus. 50_DNV GL schrijft in juni 2019 over de vertraging van de revisie van T30. Het bureau is niet eenduidig over de hoeveelheid vertraging. Op pagina 18 staat dat de overhaul van T30 meer dan een maand langer duurde dan verwacht. Op pagina 31 staat dat de overhaul met 90 dagen verlengd werd. 1 AEB, Powerpoint Presentatie over MJOP Proces, april 2016. | 42 en = __ Uitbesteding en vastlegging Onderhoud wordt (weer) vaak door externen uitgevoerd zonder dat AEB het opdrachtgeverschap goed invult en adequaat vastlegt welk onderhoud door wie en wanneer is uitgevoerd. Uit de interviews, en ook uit interne documenten, blijkt dat bij de keuze van de bedrijven die het onderhoud uitvoeren, de focus ligt op de goedkoopste aanbieder. Wie dat is wisselt per onderhoudsklus, waardoor er geen continuïteit ontstaat. Tevens is er geen goede afstemming tussen de afdelingen die het onderhoud uitvoeren en de afdeling inkoop. Dit zorgt er voor dat onderdelen niet op voorraad of tijdig beschikbaar zijn om te kunnen worden vervangen. Het onderhoudssysteem JD Edwards® wordt niet goed gebruikt en daarnaast wordt separaat in Excel een deel van het onderhoud bijgehouden. Dit leidt tot een gefragmenteerd overzicht van het uitgevoerde onderhoud. Alarmen Een indicatie voor de onderhoudssituatie bij AEB is de toename in de loop der jaren van het aantal ‘alarmen’ in de controlroom waar de wachtchefs de AEC en HRC monitoren. Deze ‘alarmen’ worden automatisch gegenereerd uit het bedrijfsprocessensysteem van AEB. Op basis van de interviews is het beeld dat het aantal alarmen in de loop van de tijd langzaam maar zeker toe nam. Veel alarmmeldingen hoeft overigens niet automatisch te betekenen dat je ‘niet in control’ bent, maar op enig moment was het aantal alarmen wel dermate groot -soms tot honderden per uur bij de AEC- dat het niet meer mogelijk was overzicht te houden. In de loop van de tijd wordt daarom de ‘automatische’ functie uitgeschakeld en worden de alarmen door de wachtchefs handmatig bijgehouden en processen ‘uit de hand’ aangestuurd. Dit bemoeilijkt de prioritering en afhandeling van de alarmen. Wachtchefs moeten immers een eigen inschatting maken over de prioritering van de alarmen, welke ze negeren en welke ze serieus nemen. Expertoordeel Deltaway®® komt op basis van onderzoek in 2015 naar de technische staat van de AEC - uitgevoerd na de grote brand eind 2014 — tot de volgende conclusie: “The overall plant technical status is in line with industry standards. With improved maintenance and operations practices and some focus on the identified areas of attention, the technical status of the plant can be stabilized at a good level.” Wel maakt Deltaway ook een aantal kritische opmerkingen. Zo blijkt dat, ondanks dat medewerkers goed geïnformeerd zijn, de prestaties van de fabriek achterblijven, wat wijst op een slechte werkprocesefficiëntie. Deltaway signaleert dat er ruimte is om zijn Root Cause Analysis program te versterken, dat wil zeggen beter de achterliggende oorzaken van incidenten te onderzoeken en te documenteren. De gemiddelde kosten voor uitval en onderhoud bedragen bij voor de AEC in 2015 € 28 per ton afval. In de benchmark is dat in 2015 € 24 per ton, de best practice binnen de afvalbranche noteert dat jaar € 18 per ton. De algemene aanname in de bedrijfstak is dat een goed onderhoudsbeleid leidt tot lagere kosten voor uitval per ton. Deltaway geeft aan dat het AEB een periode van (zeker) drie jaar zal kosten om tot noodzakelijke verbeteringen te komen. 2 _ERP-software (Enterprise Resource Planning) voor het vastleggen van onder meer onderhoud en reparatie. °3 Deltaway, AEB - AEC Technical Review, version 1.1, 11 mei 2015. | 43 a we nn” Er dient door AEB een onderhoudsprogramma en een onderdelenvoorziening voor kritische apparatuur opgesteld te worden, met daaraan verbonden een deugdelijk inspectiebeleid en ‘best- practice’ onderhoudsuitvoering. FM Global** doet in 2016 onderzoek bij AEB, alvorens een brandverzekering af te sluiten. Het is een gerenommeerd bedrijf dat wereldwijd brandverzekeringen aanbiedt, onder andere voor afvalverbranders. De focus van FM Global ligt vooral op brandpreventie en daaraan verbonden een adequate watervoorziening. Een goede fysieke brandprotectie/bestrijding voorkomt dat het afvalverwerkingsbedrijf cruciale inkomsten derft door stilstand. In 2016 concludeert FM Global, na inspectie: “dat de installaties goed ontworpen, goed geconstrueerd en kwalitatief goede materialen gebruikt zijn; de reserves voor ‘key equipment’ aanwezig zijn en de procedures op orde zijn.” FM Global stelt dat het merendeel aan productieverlies te voorkomen is. Met voornamelijk procedure verbeteringen en een aantal beperkte (“limited’) investeringen kan het bedrijf op een hoger risiconiveau worden gebracht. In 2017 heeft Deltaway®* wederom onderzoek gedaan naar de staat van de AEC, in het kader van de due diligence ten behoeve van de herfinanciering door de banken.® Dit onderzoek schetst een wisselend beeld. Aan de ene kant stellen de onderzoekers vast dat een verdere verbetering van de technische staat en beschikbaarheid van ‘de plant’ is waargenomen. Aan de andere kant zijn er ook diverse aandachtspunten. Zo is nog steeds, net als in 2015, revisie nodig voor de voedingswaterpompen, de koelwaterpompen en de terugslagkleppen, en is achterstallig onderhoud vastgesteld bij het stoomsysteem. De verbetermaatregelen blijven gericht op het ontwikkelen van een proactieve cultuur en het laten toenemen van de verantwoordelijkheid. De verbetermaatregelen dienen te worden ondersteund met een productieplan, een MJOP en een investeringsplan. Op 7 februari 2018 komt AEB onder verscherpt toezicht®? van de OD NZKG te staan. De aanleiding voor het onder verscherpt toezicht stellen van AEB is de veelheid aan ongewone voorvallen en incidenten, die ten dele veroorzaakt worden door achterstallig onderhoud, en het niet of niet tijdig melden en/of onvoldoende onderzoeken van de oorzaken van deze voorvallen. Hierdoor wordt niet geleerd van de achterliggende oorzaken en onvoldoende geborgd dat herhaling met adequate maatregelen wordt voorkomen. 4_FM Global, Risk Improvement Plan 2016-2019 AEB, versie ‘draft’, maart 2016. 55 Deltaway, Assessment of Lifetime (AEC, ‘15 years’) and 2) Boiler 24 Visual Condition Report AEB final report 2017, 28 december 2017. 56 In een schriftelijke beantwoording van vragen van de commissie, schrijft het bankenconsortium over de due diligence: “De Banken hebben verzocht om een onafhankelijke technische due diligence, maar dit verzoek is niet gehonoreerd. De Banken hebben het Avaxa Information Memorandum ontvangen alsmede een zeer beperkte samenvatting van de volgende externe rapportages: EY Valuation Report; Deltaway Report; en FM Global Insurance Risk Report. De Banken hebben hun oordeel over de operationele continuïteit van AEB in overmate grote op deze beperkte samenvattingen moeten baseren. Zij hebben vanuit het management van AEB en het Avaxa Information Memorandum moeten opmaken dat de technische status boven de industrie standaard zou zijn.” $7__Het verscherpt toezicht is als casus opgenomen in paragraaf 4.3. | 44 en we Ce Deltaway levert in juni 201958, vlak voor de stillegging van de verbrandingslijnen, een (derde) rapport op over de staat van de installaties. De belangrijkste conclusie van dit rapport is dat de prestatie van de installaties in de periode 2015-2019 is verslechterd: e _er zijn nog steeds incidenten met veel impact en de ‘basis’ prestatie, het verwerken van afval en leveren van energie vertonen een neergaande trend; e het onderhoud heeft op enkele punten wel een ‘inhaalslag’ gerealiseerd maar het reguliere onderhoud is vertraagd door (meer) storingen; e __de organisatie en cultuur vormen nog steeds de basis van de problemen (‘real root-cause’), maar dit is nog verder verslechterd door de vele managementwisselingen en de druk van de te hoge (te realiseren) omzet. TECHNICAL REVIEW - EXECUTIVE SUMMARY /À EL = u 8 23 A5 5 8 Ll B lk 8E 5 BUT „High focus on “Technical Management” maintenance required (business plan vs. budget in the short-term to decisions), accountability avoid catastrophic and vision needed downward spiral Figuur 21: technical review - execute summary Deltaway over installaties 2015-2019°% In het kader van de financiële steunaanvraag van AEB en de aanpassing van de forecast 2019-2021 is aan DNV GL gevraagd een technische review uit te voeren. DNV GL geeft aan dat AEB de installatie kannibaliseert met lange onderhoudsintervallen. Tussen 2014 en 2019 heeft AEB een onderhoudsachterstand ontwikkeld. Ook ontbreekt redundantie van de koelwaterpompen en voedingswaterpompen -dit is zeer belangrijk omdat de ketel anders droogstookt waardoor hij waardeloos kan worden- van delen van de rookgasreiniging en van het bedieningssysteem in de controlekamer. De kennis en kunde van het personeel en de bedrijfscultuur maken dat AEB op urgente situaties niet adequaat kan reageren. B Deltaway, AEB Preliminary Assessment, 6 juni 2019. 9 _Deltaway, Preliminary Assessment AEB, 6 juni 2019, pagina 3. 60 DNV GL, Project Olifant Verification and validation of technical performance forecast 2019-2021, versie ‘draft’, 7 juni 2019. | 45 a mi .” Aandacht voor onderhoud bij directie, management en rvc Op basis van de directieverslagen is het beeld dat onderhoud weinig aandacht krijgt op directieniveau. Anders dan veiligheid/milieu, dat (bijna altijd) een vast agendapunt is, stond onderhoud weinig op de agenda in directieverslagen. Wel is sprake van een duidelijke toename vanaf 2018. Dit heeft er mogelijk mee te maken dat de directe verantwoordelijkheid voor onderhoud op managementniveau ligt, en over onderhoud wordt gesproken in het managementteam. Gesprekken over de operationele voortgang van de businessunits vonden, aldus de toenmalige directie, maandelijks plaats met de managers, in business reviews. Per kwartaal vond een voortgangsbespreking plaats van de totale operationele en strategische voortgang plaats met directie en MT, plus staf managersê!, In 2018 vindt een organisatorische aanpassing plaats, met als doel het onderhoud te verbeteren. Randvoorwaarde voor een overzichtelijke en effectieve organisatie is het technisch blok (Technologie, Revisie & Projecten en Technische Dienst) uit de BU EuA te lichten. De gedachte is dat door een apart Value Center (VC) Techniek op te richten een logische en overzichtelijke eenheid van werken binnen AEB ontstaat, leidend tot een betere afstemming van inhoud en prioriteiten op het gebied van onderhoud. De VC Techniek zal aangestuurd worden door een Manager Techniek, rapporterend aan de Directie. In de rvc-verslagen komt onderhoud regelmatig aan bod. Zo wordt in de rve van 4 juli 2014 aangegeven dat de eerste resultaten van het onderzoek naar de oorzaak van het incident met T20 duiden op afwezigheid van goed gedetailleerde procedure/procesbeschrijving in combinatie met onzorgvuldig werken. In de jaren daarna is er aandacht voor een betere onderbouwing van de onderhoudskosten, de risico’s op zowel ongeplande stops als de uitloop van revisies en de gewenste interval voor de revisie van de ketels. In dat kader geeft de manager Energie uit Afval in 2017 aan dat de voorspelbaarheid van de turbines te wensen overlaat, door issues uit het verleden en het feit dat er geen preventief onderhoud wordt gedaan. In 2018 en 2019 wordt op verschillende momenten aan de rvc kenbaar gemaakt dat het niet goed is gesteld met het onderhoud bij AEB. De manager van de BU EuA geeft in januari 2018 aan de rvc een toelichting op de ontwikkelingen binnen EuA. Hij stelt dat de basis op orde moet komen en het onderhoud bestuurbaar moet worden gemaakt op technisch, organisatorisch en financieel gebied. De uitdaging betreft met name het organisatorisch vlak. Medewerkers zijn gewend op een bepaalde manier te werken en zullen deze moeten wijzigen. Preventief zullen meer onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd en minder correctief en ad hoc. Dit zal leiden tot het toenemen van de stabiliteit, de veiligheid en de voorspelbaarheid van de installatie. Tevens wordt aangegeven dat er een gezamenlijke prioritering, planning, werkvoorbereiding en terugkoppeling van preventief en correctief onderhoudswerk moet plaatsvinden. In de rvc-vergadering van april 2018 geeft de teamleider Technologie/Onderhoud zijn beelden en visie over de nieuwe inrichting van de onderhoudsorganisatie, waarbij een Value Center (VC) Techniek wordt ingericht, met een directe rapportagelijn met de directie. 81 Van deze business reviews heeft de onderzoekscommissie geen verslagen gezien, noch verwijzingen in de verslagen van de directie. | 46 en we m OO Een jaar later, in april 2019 meldt de manager Techniek aan de rvc dat veel inspanning wordt verricht om een omslag te realiseren van correctief naar preventief onderhoud waardoor het aantal ongeplande stops de komende jaren zal reduceren. Kennelijk is deze omslag dan nog steeds niet gerealiseerd. De rvc meent dat het niet alleen gaat om de overgang van correctief naar preventief onderhoud. Belangrijk is een stabiel proces voor de bedrijfsvoering van de installaties te ontwikkelen (combinatie van operatie en onderhoud). Hier is meer kennis voor nodig dan op dit moment binnen AEB aanwezig is. Signalen van de medewerkers De medewerkers geven via het periodiek uitgevoerde medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO)ê duidelijke signalen af over hun zorgen over het onderhoud bij AEB (zie ook 2.5 en 2.6). Zo merkt een medewerker in de rapportage van september 2015 op: “Het onderhoud in de fabriek zelf loopt ver achter op alle andere plannen. Dit kan onverwachte stops tot gevolg hebben. Mijn advies is eerst alle storingen en oude onderdelen opruimen voor dat we nieuwe projecten starten, anders wordt de installatie steeds minder overzichtelijk.” Bij een ‘tussenmeting’ in juni 2017 wordt gemeld: “De installatie gaat hard achteruit, veel achterstallig onderhoud. Dringende zaken worden niet goed genoeg herkend.” In de rapportage van december 2017 wordt de vraag gesteld waardoor medewerkers zich onveilig tijdens het uitvoeren van het werk. Het achterstallig onderhoud wordt dan regelmatig genoemd als reden van onveiligheid. Door de slechte staat van onderhoud ontstaan volgens de medewerkers steeds vaker onveilige situaties in de installaties. Op basis van de reacties van de medewerkers in de MTO'’s ontstaat het beeld dat door de jaren heen weinig ten goede verandert, ondanks de organisatorische aanpassingen die de directie heeft doorgevoerd. De signalen van medewerkers uit de MTO'’s krijgen volgens medewerkers weinig aandacht binnen de directie en de rvc, het leidt in ieder geval niet tot meer urgentiebesef of het aanscherpen van de aanpak. Het MTO van mei 2019 laat eerder een verslechtering dan een verbetering van de situatie op het gebied van onderhoud zien. Een medewerker stelt: “In één woord onbegrijpelijk, we zijn een organisatie die sterk afhankelijk is van de techniek, juist de staat van deze techniek is onderhoudstechnisch slecht en er is onvoldoende aandacht voor dit grote probleem.” Onderhoudsuitgaven Tot slot van deze paragraaf over het onderhoud bij AEB zijn de onderhoudsuitgaven in beeld gebracht. Voor het beeld van het onderhoud is gekeken naar de periode 2014-2018, omdat de onderzoeksperiode tot medio 2019 loopt en het jaar 2019 atypisch is, door het stilleggen van de vier verbrandingslijnen en het daarna uitgevoerde onderhoud. 82 Effectory, medewerkerstevredenheidsonderzoeken 2015, 2016, 2017 en 2019. | 47 a we HO 70,0 60,0 10,0 50,0 KK 1,1 40,0 : Da WES 5 ee 30,0 | SM O5 8,4 3,5 13,9 VA 20,0 AR: 10,0 5 Kon 26,5 10,0 ERK EE 6,4 oC) Re) 7,8 VAV. 2014 2015 2016 2017 2018 = Correctief onderhoud = Preventief onderhoud m Revisies = Modificaties = Innovaties = Onttrekking voorziening groot onderhoud = inhuur externen onderhoud Figuur 22: ontwikkeling kosten onderhoud per type in periode 2014-2018 (in € min} De toelichting van AEB op de verschillende ‘posten’ van figuur 22 is als volgt: e preventief onderhoud en revisie is gepland onderhoud om de installatie in stand te houden; het preventief onderhoud vindt plaats bij installaties in bedrijf, bij revisies zijn de installaties buiten bedrijf, beide posten vallen in de OPEX (operating expenditures, terugkerende kosten); e correctief onderhoud is ongepland onderhoud, meestal naar aanleiding van incidenten, soms moet een installatie uit bedrijf, soms niet; ook correctief onderhoud valt in de OPEX; « modificatie en innovatie onderhoud is gepland onderhoud in het meerjarig onderhoudsplan om de installatie in stand te houden, dit wordt vaak uitgevoerd tijdens een revisie; de uitgaven worden doorgaans onttrokken aan de voorziening groot onderhoud; e __de inhuur van externe diensten betreft enerzijds bezetting van formatieplaatsen met voldoende kennis en ervaring en anderzijds specifieke onderhoudsopdrachten waarvoor binnen AEB onvoldoende capaciteit beschikbaar is om een en ander binnen de gewenste termijn af te ronden, anderzijds gaat het om capaciteit in de vorm van specifieke kennis en ervaring die binnen AEB niet beschikbaar is omdat deze kennis slechts enkele malen per jaar binnen AEB nodig is. Uit het overzicht blijkt het volgende: e _de uitgaven voor het preventief onderhoud dalen van € 10,4 miljoen in 2014 tot € 6,4 miljoen in 2018; e _de uitgaven voor revisies dalen van € 13,9 miljoen in 2014 tot € 5,7 miljoen in 2018; . de gezamenlijke uitgaven voor preventief onderhoud en revisies dalen van 24,3 miljoen in 2014 naar € 12,1 miljoen in 2018. 8 De omvang van modificaties is zo laag dat de post wegvalt in de staven van de grafiek. In 2014 wordt er €132.358 aan uitgegeven, in 2015 €197.387 en in 2016 €228.098. Vanaf 2017 wordt er geen geld aan modificaties uitgegeven. | 48 en = OO 2.5. Organisatie en personeel De bedrijfsvoering van AEB bij verzelfstandiging In de voorbereiding op de verzelfstandiging is door de Galan Groep®* een onafhankelijke toets uitgevoerd om te bepalen of de bedrijfsvoering van AEB gereed was voor deze verzelfstandiging. De Galan Groep concludeert dat een doorontwikkeling van de organisatie van AEB nodig is, maar beoordeelt de verzelfstandiging op dat moment (december 2012) als verantwoord. Zo wordt beoordeeld dat de control op het primaire proces (veiligheid, milieueisen), financial control en legal control binnen AEB op niveau zijn. In de doorontwikkeling wordt onder meer aandacht gevraagd voor de volgende aspecten: e _ heldere analyses, managementrapportages en rolspecifieke stuurinformatie (waaronder ook niet- financiële informatie zoals commerciële targets) in aansluiting op de strategie van AEB; e verbeterd inzicht in prestaties (kosten & opbrengsten), trends, achterliggende cost & value drivers en risico’s; e _ implementatie van risicomanagement en internal audit; e opzetten van een professionele tenderdesk; e _ realisatie van verandering in de denkwijze van management en medewerkers; e _ relatiemanagement, proactieve beïnvloeding in netwerken, richting stakeholders (ook relatie met de stad) en opinion leaders om voor AEB gunstige contracten, publicaties, regelgeving, beeldvorming en opinies te realiseren. Anders dan het beeld van de Galan Groep constateren rvc en directie van 2014 dat de bedrijfsvoering van AEB in 2014 er minder rooskleurig voor staat dan de Galan Groep voorspiegelde. Zij constateren in 2014 en 2015 dat er veel werk te doen is, dat er operationele incidenten zijn en dat de bedrijfsvoering niet goed loopt. Ook de cruciale functies, zoals een planning en control-cyclus en financiële rapportages die adequate sturingsinformatie opleveren, zijn niet goed op orde. De rvc gaat met de CEO aan de slag om de organisatie te verbeteren. Organisatieontwerp en reorganisaties In de periode 2014 tot 2019 is AEB meermaals gereorganiseerd. De eerste keer is in 2015, daarna vinden nog herijkingen plaats in 2018. Deze reorganisaties zijn erop gericht om verantwoordelijkheden beter in de organisatie te beleggen en ze beogen ook betere interne samenwerking. In 2019 concludeert DNV GL echter nog steeds dat de onderdelen ‘organisatie en cultuur’ een cruciaal aandachtspunt vormen in de benodigde verbetering bij AEB. DNV GL constateert dat er een afschuifcultuur bestaat binnen AEB. ‘Medewerkers schuiven de verantwoordelijkheid (opzij of naar beneden) af. Dit wordt met name veroorzaakt door de verkokerde organisatie, waardoor problemen snel worden afgeschoven op een andere afdeling’, aldus DNV GL. ‘Hierdoor komen relevante perspectieven niet bij elkaar en kunnen niet op het juiste niveau in de organisatie geïntegreerde beslissingen worden genomen’. 1 Galangroep, Quick scan naar de Bedrijfsvoering Afval Energie Bedrijf Amsterdam in relatie tot besluit verzelfstandiging, Baarn, 28 december 2012. 8 DNV GL, memo aan gemeente Amsterdam inzake review noodzaak en aanpak AEB interventie, 8 juli 2019. | 49 a _ nn” OO Naar business units in 2015 AEB is in 2014 georganiseerd in een staf operatie en een staf middelen. Het is een hybride vorm, met een primair functionele indeling en sterke centrale sturing. De verantwoordelijkheid voor de sturing op de organisatie ligt bij de driehoofdige directie bestaande uit de algemeen directeur, de directeur operationele en commerciële zaken en de directeur strategie en middelen, die gezamenlijk een collegiaal bestuur vormen.®? De afdelingen onder de directeur operationele en commerciële zaken, staan onder leiding van een manager, die per afdeling verschillende teamleiders aans tuurt. De organisatiestructuur in 2014: algemeen directeur: mens en organisatie, strategisch centrum, business development (transitie team), bestuurlijke & juridische zaken (inclusief stafbureau), corporate en communicatie); stafbureau . . …e e directeur operationele en commerciële zaken: marketing & sales, productie, technologie, technische dienst, inzameling & hergebruik en en directeur strategie kwaliteit, arbo en milieu (KAM); commerciële zaken en middelen e directeur strategie en middelen: finance & inkoop en facilitair & informatietechnologie Figuur 23: de organisatiestructuur van AEB in 2014. In 2015 wordt een grote reorganisatie doorgevoerd. De directie is van mening dat AEB op het gebied van onderhoud anticiperend in plaats van reagerend gedrag zou moeten vertonen. Medewerkers nemen te weinig verantwoordelijkheid. Het is daarom nodig om organisatie- en cultuurveranderingen door te voeren, vindt de directie. De directie meent dat het werken met business units, waarbij deze units integraal (financieel) verantwoordelijk zijn, de gewenste veranderingen kan bewerkstelligen (zie ook 2.5). De eerder opgestelde analyse van de Galan groep lijkt hierbij geen rol te spelen. De directie benoemt in de adviesaanvraag aan de ondernemingsraad (OR) verschillende knelpunten, die een onderbouwing vormen om de reorganisatie door te voeren®®: e onduidelijkheid over prioriteiten en status van besluiten; e er is veel ruimte om het aanspreken op gedrag en resultaat te vermijden; e verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is onvoldoende duidelijk; e eigenaarschap is onvoldoende expliciet in de organisatie belegd - resultaatsturing ontbreekt; e de verbinding tussen lijn en staf is gebrekkig - zicht op toegevoegde waarde ontbreekt. 66 AEB, Adviesaanvraag en Kapstok adviesaanvraag hoofdstructuur AEB, februari 2015. 87 [In de statuten staat dat de directie bestaat uit ten minste 2 en ten hoogste 4 directeuren en dat de RvC het aantal directieleden vaststelt. Na verzelfstandiging waren er 3 directeuren, en later 2. 68 AEB, Adviesaanvraag en kapstok adviesaanvraag hoofdstructuur AEB, februari 2015. | 50 en we OO Volgens de toenmalige directie ontbreekt het bij AEB aan mensen die integraal verantwoordelijkheid konden en wilden nemen; de functionele organisatie faciliteerde het niet nemen van die verantwoordelijkheid. De reorganisatie was ook bedoeld als cultuuringreep. De reorganisatie is door het uitvoerend personeel veel benoemd in de interviews en betiteld als ‘ingrijpend’. De nieuwe structuur kent een tweehoofdige directie met een algemeen directeur en de financieel directeur. Er is geen operationeel directeur. Het aansturen van de BU’s is verdeeld over de directeuren op basis van aard en karakter van de BU’s. Daarbij is rekening gehouden met de individuele kennis en competenties van de directeuren, de verdeling van de werkdruk (span -of- control) en de passendheid binnen een portefeuille. Er komen vijf resultaatverantwoordelijke eenheden (business units; BU): gevaarlijk (later: bijzonder afval), inzameling & recycling, bodemas, verbranden (later: Energie uit Afval) en bedrijfsvoering. Het onderhoud wordt ondergebracht in de business unit (BU) Energie uit Afval (EuA), die ook verantwoordelijk is voor de productie van de AEC en de HRC. In dit kader werd als manager van de business unit EuA een ervaren manager uit de procesindustrie aangetrokken. Verder kent de nieuwe organisatiestructuur vier zogenaamde ‘value centers’ -stafafdelingen- die direct onder de directie zijn gepositioneerd: business development, human resources, veiligheid en compliance (later aangepast naar SHEQ®®) en strategie en communicatie. Schematisch ziet dat er als volgt uit: Lol gkessts) veiligheid en development compliance human strategie en reseources communicatie Fi inzameling & Fi B Figuur 24: de organisatiestructuur van AEB bij de introductie van business units in 2015 De organisatiewijziging is in 2016 geïmplementeerd. Voor alle afdelingen zijn inrichtingsplannen opgesteld en geïmplementeerd. In deze plannen zijn de specifieke thema's, ook op het gebied van processen en organisatiecultuur, uitgewerkt. Met deze organisatiewijziging wordt de verantwoordelijkheid voor de operatie expliciet belegd bij de BU-managers. De ‘fabriek’ wordt ‘op afstand’ van de directie gezet. 69 SHEQ: Safety, Health, Environment and Quality. | 51 a = __ De directie stuurt primair op strategische voortgang en resultaatverantwoordelijkheid BU's. Directe sturing op het operationeel waarmaken van de strategie ligt binnen de business units en vooral binnen de BU EuAÂA. De focus ligt op een aanpassing van de structuur en sturing, in de gedachte dat dit ook zal leiden tot een andere cultuur. Er is geen specifiek programma ingericht om de noodzakelijke cultuurverandering te realiseren? Dat is opvallend omdat de cultuur wel als duidelijk verbeterpunt in de adviesaanvraag aan de OR naar voren komt. Ook wordt de werkcultuur op het gebied van onderhoud beoordeeld als één van structurele problemen die AEB heeft. Ondanks het ontbreken van een specifiek programma worden wel verschillende activiteiten in gang gezet, die ook zijn gericht op cultuurverandering. Zo start AEB in 2017 op advies van de rvc met een LEAN”! traject om de performance te verbeteren, met het idee dat LEAN het beste weet te halen uit de mensen op de werkvloer. Dat is belangrijk omdat men daar over het algemeen veel kennis heeft over het functioneren van de installaties. Veel medewerkers zijn enthousiast. Maar niet iedereen. Er Zijn medewerkers die in bijeenkomsten letterlijk hun stoel omdraaiden en naar buiten gingen kijken. Het programma wordt binnen een aantal onderdelen van AEB succesvol, maar niet binnen de business unit EuA. De directie heeft het voornemen om intern LEAN specialisten op te leiden, die LEAN projecten zouden kunnen begeleiden. De rvc lijkt dit niet reëel voor EuA, en de rvc raadt de directie daarom aan te blijven investeren in de externe ondersteuning van het LEAN programma, hetgeen de directie uiteindelijk ook overneemt. Uiteindelijk blijkt LEAN juist op de plek waar de grootste opgave lag, namelijk de BU EuAÂA, niet van de grond te komen en sterft het daar vervolgens een stille dood. Herijkingen van de organisatie Na de hiervoor genoemde ‘grote’ reorganisatie zijn er nog verschillende kleinere organisatiewijzigingen doorgevoerd. Hier worden er twee uitgelicht omdat deze een relatie hebben met de problemen bij AEB: de herijking van de BU EuA en de inrichting van een VC supply chain management, beide in 2018. Deze beide organisatiewijzigingen hebben te maken met de wens om de interne samenwerking tussen afdelingen te versterken. Of anders gezegd, de verkokering te doorbreken. Ook in de MTO' wordt deze verkokering benoemd. Veel kritische opmerkingen en verbeterpunten in het MTO van 2015 betreffen ‘eilandvorming’ waarop “mensen, al dan niet gegroepeerd, meningen [staan] te verkondigen” en het verbeteren van communicatie en samenwerking tussen afdelingen. Ook in het MTO 2017 wordt veelvuldig gesproken over werken op afstandelijke ‘eilanden’, wat volgens sommigen leidt tot het tegenwerken van elkaar. De herijking van de BU EuA?, de BU waar op dat moment zowel de AEC als de HRC en de technische dienst (onderhoud) onder vallen, is in de praktijk vooral de oprichting van een afdeling techniek. Deze afdeling wordt in de nieuwe situatie als stafafdeling (een ‘value center’) gepositioneerd. De voornaamste aanleiding voor de herijking is dat het ‘technische blok’ onvoldoende onafhankelijk is (het BU EuA belang versus het AEB belang) en er is minder aandacht voor andere BU'’s (‘de productie gaat voor’). 70__Dit cultuurprogramma is er wel op het gebied van veiligheid, zie paragraaf 2.6. 71 LEAN is een denk- en werkwijze gericht op het continue verbeteren van bedrijfsprocessen (‘werken zonder verspilling’). De filosofie is afkomstig uit de Japanse automobielindustrie. 12 AEB, notitie ‘Herijking BU Energie uit Afval’, 24 juli 2018. | 52 en = __ Daarnaast is er geen eenheid van werken en heeft de BU EuA een te grote span of control. Deze herijking is te zien als één van de pogingen om de situatie rond (de uitvoering van) het onderhoud te verbeteren en is een aanpassing op de reorganisatie van 2015. De organisatiewijziging is de eerste stap in de professionalisering van de technische afdelingen. Deze professionalisering moet worden versneld. De bijbehorende adviesaanvraag voor de herijking van de BU EuAÂA, met als onderdeel een herijking van de onderhoudsorganisatie binnen AEB, wordt in juni 2018 aan de OR verstrekt. Een extern bureau (Promaint) wordt ingeschakeld om het preventief onderhoudsbeleid vorm te geven. De gedachte is dat door een aparte stafafdeling techniek op te richten, er een logische en overzichtelijke eenheid van werken binnen AEB ontstaat, leidend tot een betere afstemming van inhoud en prioriteiten. In de stafafdeling techniek, aangestuurd door een manager, zijn de afdelingen onderhoud elektronica & automatisering, onderhoud werktuigbouwkunde, revisie & projecten en technologie ondergebracht. De genoemde technische afdelingen werken in de nieuwe situatie voor alle BU'’s binnen AEB. Medio 2018 is ook een stafafdeling supply chain management (SCM) ingericht. De directie stelt”* dat logistieke processen, activiteiten en kosten versnipperd zijn ondergebracht bij BU's, waardoor er onvoldoende focus is op het efficiënt beheersen van alle goederenstromen en de bijbehorende kosten. Door de centrale aansturing en de inrichting van de stafafdeling SCM verwacht de directie onder meer een constante optimale aanvoer van afval (brandstof) aan de verschillende productie- units, meer focus op logistieke kosten, een integrale optimalisatie en afstemming van logistieke processen en meer invloed op de samenwerking met ketenpartners. De BU Bedrijfsvoering wordt opgesplitst in twee aparte afdelingen, te weten Finance en IT, en Inkoop, Contract Management en Magazijn. Uit de interviews komt het beeld naar voren dat de samenwerking tussen techniek, productie en inkoop niet optimaal verloopt. Techniek kan niet altijd duidelijk aangeven welke producten met welke specificaties nodig zijn. Wanneer onderhoud wordt uitgevoerd, Zijn onderdelen niet altijd op voorraad. De afstemming tussen productie en inkoop over de productiebeschikbaarheid en of contracten wel of niet waargemaakt kunnen worden, verloopt niet optimaal. De directie constateert dat het inkoop- en contractmanagement te ‘gemeentelijk’ is en niet past bij een commercieel bedrijf. Volgens de directie waren Techniek en Productie gewend om zelfstandig in te kopen, waardoor het proces onvoldoende beheerst kon worden en waarschijnlijk ook commercieel suboptimale afspraken werden gemaakt. Bovendien bleken Productie en Techniek in de loop der tijd veel afspraken niet schriftelijk of niet voldoende te hebben vastgelegd. Door het introduceren van een professionele inkooprol kon de beheersing versterkt worden, en de professionaliteit vergroot. Inkoop, contractmanagement en magazijnbeheer zijn overigens al langere tijd aandachtspunten binnen AEB. Zo vraagt de accountant in de managementletter van 2014 al aandacht voor het magazijn’* “Het magazijn betreft een gesloten magazijn maar wordt niet als zodanig gebruikt. Onbevoegden zijn in staat via de vlucht - deuren het magazijn te betreden zonder dat er hier controle op is. Er zijn voorraad verschillen tussen de werkelijke voorraad en de administratieve voorraad (…). Deze verschillen kunnen of zijn nog niet verklaard.” 13 _AEB, inrichtingsplan Supply Chain Management, augustus 2018. 14 ACAM Accountancy en Advies, Managementletter AEB 2014, pagina 6. | 53 en we OO Ten tijde van het stilleggen van de verbrandingslijnen kende AEB nog steeds een tweehoofdige directie en bestond de organisatiestructuur, conform de organisatiestructuur die in 2015 Is doorgevoerd, uit BU'’s en VC's. Treasury, internal audit en risk management zijn gepositioneerd als stafafdeling. Kloof tussen directie / management en werkvloer Op basis van de interviews ontstaat niet alleen een beeld van een verkokerde organisatie, maar ook van een organisatie waar ‘kantoor’ en ‘fabriek’ twee gescheiden werelden lijken te zijn. In het verlengde daarvan is sprake van ‘de wereld’ van directie en management enerzijds en de werkvloer anderzijds. Dit blijkt ook uit de interviews, waarbij beide kanten hun eigen werkelijkheid ervaren. Enkele voormalige directieleden spraken zich negatief uit over de inzet van (een deel van) de medewerkers. Volgens hen is er bijvoorbeeld een lakse cultuur in het melden van incidenten. Veranderingen doorvoeren gaat moeizaam, de ongewenste cultuur is hardnekkig. Het doorvoeren van LEAN mislukt bij de business unit Eu onder andere doordat een deel van de medewerkers niet coöperatief is. De uitgevoerde MTO's” laten zien dat medewerkers negatief zijn over directie en management. In de rapportages van 2015, 2017 en 2019 geven de medewerkers antwoord op de vraag ‘Ik ben tevreden over AEB als organisatie’. Hierbij is sprake van een dalende trend. Hierna is het cijfer voor AEB als totaal weergegeven en het cijfer voor Energie uit Afval, het onderdeel waar de AEC en HRC onder vallen, alsmede de technische dienst (tot 2018): Sep-okt 2015 DLL LCN: Tabel 5: score MTO ‘Ik ben tevreden over AEB als organisatie’ In de MTO's van 2015 en 2017 wordt aan medewerkers gevraagd of ze er vertrouwen in hebben dat de directie en het managementteam van AEB de juiste dingen doen om de doelstelling van AEB te bereiken. Ook hier is een dalende trend te zien, terwijl de cijfers bij aanvang van de meting al niet hoog waren. Sep-okt 2015 Dec 2017 Tabel 6: score MTO ‘Vertrouwen dat directie en managementteam juiste dingen doen’ 7 Effectory, medewerkerstevredenheidsonderzoeken 2015, 2016, 2017 en 2019. | 54 en = OO In het MTO 2019 wordt de vraag over vertrouwen niet meer gesteld, wel wordt gevraagd of het management transparant is in zijn communicatie en of directie en management weten wat er leeft in de organisatie. Deze vragen zijn niet gesteld in de MTO's van 2015 en 2017. De beantwoording geeft een zeer negatief beeld. Management is transparant in communicatie LCN: Tabel 7: score MTO ‘Het management is transparant in haar communicatie’ Directie en management weten wat er speelt LCN: Tabel 8: score MTO ‘De directie en het management weet wat er leeft in de organisatie’ Opvallend is dat de medewerkers aangeven wel tevreden te zijn over hun eigen leidinggevende (hier scoort AEB totaal een 7,4 en EuA een 7,5). De uitkomsten van de MTO'’s hebben wel aandacht gekregen in de directie en de rvc, maar het is niet duidelijk wat precies is gedaan aan de opvolging en of dit systematisch is gebeurd. Er vindt ook geen systematische terugkoppeling plaats van de ingezette acties en de resultaten daarvan. Samenstelling rvc, directie en management Hierna is de samenstelling van de rvc en de directie in beeld gebracht. Dit overzicht maakt duidelijk dat er sprake is van veel wisselingen in de top van de organisatie. Dat is in de afvalbranche een ongebruikelijk beeld. Veelal blijven topmensen juist langdurig verbonden aan de organisatie. Directie Op directieniveau is eind 2017 sprake van een wisseling, met het vertrek van de heer De Swart en de komst van de heer Van der Werff als interim-CEO. De heer Van der Werff krijgt als opdracht de ingezette strategie en organisatieverandering te waarborgen. Hem wordt door de rvc niets gezegd over indringendheid van de onderliggende operationele problemen en het ontbrekende integrale risicomanagement. Hij werd wel geattendeerd op de moeizame implementatie van de BRZO-status en de langzame verbetering van de algemene veiligheidsprestaties. De heer Dirix komt vervolgens per oktober 2018 in dienst. Hij krijgt de opdracht de externe relaties van AEB te versterken en de veiligheid binnen het bedrijf op orde te brengen. Ook hij krijgt niet expliciet de opdracht om het onderhoud en het integrale risicomanagement als speerpunt aan te pakken. De samenwerking in de directie wordt in de loop van 2018 minder goed. Beide directeuren melden dit aan de rvc. Daarom neemt de rvc het besluit dat de heer Van der Werff sneller afscheid zal nemen dan eerder bedacht. In november 2018 wordt de heer Dirix versneld CEO. De bedoelding was dat de heer Dirix pas in het voorjaar van 2019 de functie van CEO zou gaan vervullen. | 55 a = OO CEO CFO Directielid 2015 |Jdeswar ________[FendenBegeldPane | ____ A der Werff (vanaf 6 nov)’7 EC Tabel 9: De CEO's, CFO's en derde directieleden van AEB tussen 2014-2019. Bij de benoeming van directie en rvc is niet expliciet gekeken naar ervaring in de afvalbranche. De rol van COO is niet tot nauwelijks ingevuld geweest op directieniveau. Bij de directie ontbreekt het aan specifieke kennis over het aansturen van een ‘afvalfabriek’ als AEB. De verantwoordelijkheid voor het aansturen van de ‘operations’ was op managementniveau belegd, maar juist op die functie vinden veel wisselingen plaats. De belangrijke functie van manager Eu kende gedurende de periode 2014-2019 vier verschillende (interim) managers. Vanaf medio 2018 tot begin 2019 werd die rol vervuld door de interim HR-manager. Ook op andere belangrijke managementfuncties (technische dienst, techniek, HR) zijn er diverse wisselingen geweest en zijn de functies in meerdere periodes op interim basis ingevuld. In interviews zijn de vele wisselingen in het management vaak genoemd als één van de oorzaken van de problemen bij AEB: ‘AEB leed aan interimmers’?8. Ook in het MTO van mei 2019 geven veel medewerkers wisselingen in het personeelsbestand aan als belangrijke factor voor de ontstane problemen of als verbeteractie. Zo wordt gesteld dat het door de vele wisselingen in het personeelsbestand vaak onduidelijk is wie nu waar zit en waarvoor verantwoordelijk is. Ook wordt aangegeven dat het rommelig is met constante wisseling van leidinggevende managers bij de technische dienst: “elke manager heeft zijn eigen visie waardoor er door de vele wisselingen niets geborgd wordt en we stuurloos zijn”, zo stelt een medewerker. Ook de OD NZKG benoemt het grote aantal wisselingen in personele bezetting als een van de oorzaken dat verbeteringen onvoldoende (snel) worden gerealiseerd. De onwenselijkheid van de vele wisselingen is onderkend door directie en rvc van AEB. Ondanks inspanningen om -snel- te zorgen voor permanente invulling van functies, is dit meestal niet gelukt. Redenen daarvoor zijn, aldus leden van de raad van commissarissen: het weinig sexy imago van AEB, een gespannen arbeidsmarkt en beloningen die achterblijven bij de private sector (o.a. veroorzaakt door het vasthouden aan de WNT -norm). 18 De heer J. de Swart start in november 2013. Tot 1 januari 2013 is de heer Kruize (interim) directeur geweest. Tot aan de komst van de heer De Swart vormen de heren Pranger en Van den Berge in 2013 de directie. De heer Van der Werff is als interim directeur en gevolmachtigd bestuurder aangesteld. Omdat in de statuten is bepaald dat de vennootschap uit twee statutair directeuren moet bestaan, is de heer Rutger Runge (bedrijfsjurist van AEB) tijdelijk als statutair directeur benoemd, naast de heer Derk Kappelle, financieel directeur. 78 Ook in 2008 heeft interim-directeur Roelof Kruize dit probleem geconstateerd. Door zijn toedoen is eind 2012 het aantal interimmers substantieel verlaagd. | 56 a we OO In 2018 start de gemeente een discussie over het uitbreiden van de directie van twee naar drie leden. In oktober 2018 begint de heer Dirix als (derde) directeur maar door het (sneller dan verwachte) vertrek van interim-directeur Van der Werff is er al snel weer sprake van een 2-hoofdige directie. In de aandeelhoudersvergadering van 10 december 2018 geeft AEB aan dat er voor is gekozen om vooralsnog niet uit te breiden naar een 3-hoofdige directie. Als reden wordt aangevoerd dat AEB de afgelopen tijd veel heeft geïnvesteerd in het op orde brengen van de managementlaag om daarmee als ‘brede coalitie’ sturing te kunnen geven aan AEB. In antwoord hierop heeft de gemeente als aandeelhouder aangegeven graag schriftelijk de argumentatie te vernemen voor het handhaven van de huidige omvang van de directie, te meer omdat destijds bij de verlenging van het interim -contract met de heer Van der Werff nog werd aangegeven dat tijdelijk een driehoofdige directie wenselijk werd geacht. Dit derde lid zou zich dan met name richten op het externe perspectief en de strategie zodat de andere directieleden zich in 2018 konden concentreren op de 8 prioriteiten”, waaronder het verscherpt toezicht. De directie heeft in die vergadering toegezegd een notitie op te stellen. Daarvan is het niet gekomen, omdat in de eerste vergadering van de nieuwe rvc- voorzitter op 22 januari 2019 het op de aandeelhoudersvergadering ingenomen standpunt werd verlaten en besloten werd een COO te werven gelet op de wenselijkheid van die kennis en ervaring op directieniveau. De aandeelhouder werd op de hoogte gesteld. Het wervingstraject is in juni vanwege de acute crisissituatie stilgelegd. Rvc De functie van voorzitter rvc is vijf jaar door mevrouw Van Leeuwen ingevuld, mevrouw Timmerman- Buck neemt haar functie op 1 januari 2019 over (tot augustus 2019). Eind 2015 vertrekt de heer Kruize, eind 2016 de heer Sporre. Daarmee verdwijnt de kennis over de historie van AEB uit de rvc. Zij worden vervangen door respectievelijk de heren Van 't Noordende en Ter Kuile. In 2016 bestaat de rvc uit vijf leden, de andere jaren uit vier leden. In april 2018 vindt nog een wisseling plaats: mevrouw Marseille vervangt mevrouw Nouwen. LA Áed Voorzitter Lid Lid Lid Lid Mw. M. van ‚ 2014 Mw. M. Nouwen R. Kruize G. Sporre Leeuwen Mw. M. van ‚ 2015 Mw. M. Nouwen R. Kruize G. Sporre Leeuwen Mw. M. van ‚ 2016 Mw. M. Nouwen M. van ‘t Noordende G. Sporre P. ter Kuile Leeuwen Mw. M. van ‚ 2017 Mw. M. Nouwen M. van ‘t Noordende P. ter Kuile Leeuwen Mw. M. van Mw. Nouwen / . 2018 ‚ M. van 't Noordende P. ter Kuile Leeuwen Mw. E. Marseille Mw. Y. Timmerman- . ‚ 2019 Mw. E. Marseille M. van ‘t Noordende P. ter Kuile Buck Tabel 10: de rvc-leden van AEB tussen 2014-2019 79 1. plan van aanpak veiligheid, 2. implementatie Brzo, 3. onderhoud, 4. verbeteren klantenproces, 5. herijking EUA, 6. scheidingsinstallatie, 7. business development en 8. competence development & leiderschap. Later is ‘omzet verhogen door stabiele calorische waarde’ toegevoegd als 9° prioriteit. | 57 en we __ 2.6. Aandacht voor veiligheid De problemen op het gebied van veiligheid bij AEB kennen een lange historie, waarbij in de periode van 2008 tot 2019 de directie steeds aandacht heeft besteed aan de veiligheid van medewerkers en installaties. Desondanks hebben zich ook frequent problemen voorgedaan. Deze paragraaf is opgebouwd langs de 5 lines of defence, die AEB -zoals gangbaar in de industrie- onderscheidtë: 1. Installatie, de kwaliteit en integriteit van de installatie; 2. Systemen, de systemen die moeten zorgen dat de installatie goed blijft functioneren en dat onderhoud goed is gedocumenteerd (zoals DCS system, alarm management system, documentatie systeem); 3. Processen, operationele procedures, afhandeling alarm management, Management of Change; 4. Organisatie, opleidingen, installatie- en systeemkennis; 5. Cultuur, veiligheidscultuur. Eind juni 2019 constateert AEB dat het op alle 5 lines of defence niet ‘in control’ is. Alle onderdelen van de 5 lines of defence geven een verontrustend beeld. Voor elke line of defence staat het signaal op oranje, wat opgeteld leidt tot ‘code rood’. Het niet ‘in control’ zijn op de vijf lines of defence heeft geleid tot het tot het sluiten van vier van de zes verbrandingslijnen. De sluiting van de lijnen is gedetailleerd beschreven in hoofdstuk 5. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Per line of defence is hierna de ontwikkeling bij AEB inzichtelijk gemaakt. Veel van de oorzaken van problemen die zich voordoen ten aanzien van veiligheid, zijn hiervoor aan de orde gekomen, in de paragrafen over onderhoud (2.4) en organisatie (2.5). Om die reden is ervoor gekozen om de bevindingen over de installaties en systemen hier niet nogmaals te beschrijven. Deze paragraaf gaat daarom vooral over drie lines of defence: processen, organisatie en (veiligheids)cultuur. Soms is sprake van een tijdinterval in de beschrijving, omdat over de betreffende line of defence in sommige periodes weinig informatie beschikbaar is. Alvorens de lines of defence te beschrijven, gaan we kort in op enkele cijfers over veiligheid. Cijfers Het werken aan veiligheid start al voor de verzelfstandiging. Uit interviews is naar voren gekomen dat veiligheid gedurende de gehele onderzochte periode onverminderd de aandacht had. In 2012 blijkt uit de rapportage van de interim directeur?! dat de veiligheid is verbeterd: het aantal ongevallen met verzuim is teruggelopen van 13 in 2009, naar 3 in 2011. 80 Overigens hanteert AEB deze indeling pas vanaf 2019. In het plan van aanpak dat AEB aan de OD NZKG voorlegt, na het opleggen van verscherpt toezicht in februari 2018, onderscheidt AEB de volgende vijf categorieën: 1) kennisniveau verhogen; 2) inspectie- en onderhoudsregime verbeteren; 3) optimalisatie van incidentenmanagementproces; 4) compliance register; 5) aanpassen preventiebeleid zware ongevallen. 81 Strategie AEB (vertrouwelijk), september 2012. | 58 a we OO De emissie overschrijdingen (milieu-incidenten) zijn verminderd van 119 (2009) tot 34 in 2011. Op basis daarvan is de conclusie dat zowel veiligheid als milieuprestaties zijn verbeterd. Uit de beschikbare cijfers (jaarverslagen van 2018 en 2019 zijn niet beschikbaar) blijkt dat er tot 2017 een positieve ontwikkeling te zien is in de cijfers over veiligheid (met uitzondering van incidenten met letsel in 201582). 35 30 24 25 22 20 17 15 10 7 5 4 5 nn: 0 2014 2015 2016 2017 ene Incidenten met letsel ene Incidenten met letsel en verzuim Figuur 25: Incidenten en long term injury frequency bij AEB tussen 2014-201788 installaties Het onderhoud aan de installaties bij AEB vertoont belangrijke tekortkomingen (zie de paragraaf over onderhoud (2.4). De technische staat van de fabriek is onvoldoende gewaarborgd. Zo constateert Deltaway in 2015 en 2017 dat revisie nodig is voor de voedingswaterpompen, de koelwaterpompen en de terugslagkleppen, en is achterstallig onderhoud vastgesteld bij het stoomsysteem. Dit zijn onderdelen die gevolgen hebben voor de eerste line of defence, omdat ze ook een veiligheidsrisico opleveren. Ook in 2019 zijn die problemen nog niet opgelost, mede vanwege de hoge kosten. Systemen Uit verschillende onderzoeken en inspecties® en de interviews komt naar voren dat systemen bij AEB niet op orde zijn. Die constatering wordt al gedaan in 2015, en hetzelfde probleem wordt in 2019 nog steeds gesignaleerd. In essentie komt het er op neer dat reparaties niet goed worden gedocumenteerd, dat sprake is van achterstallig onderhoud en dat installatie-onderdelen niet uniek zijn gemerkt, waardoor ze niet herkenbaar zijn. Dit is uitgebreider beschreven in 2.4. Dit levert risico’s op voor de tweede line of defence. 82 Vanaf 2015 werden ook verzuimongevallen van contractors meegenomen in deze cijfers. 83 AEB, gepubliceerde jaarverslagen 2014-2017. 1 Deltaway, AEB - AEC technical review, version 1.1, 11 mei 2015, en rapporten 2017, 2019 — Rapport Inspectie OD NZKG in 2017 - Rapport Brzo-inspectie d.d. 16 en 17 februari 2019. | 59 en = __ Processen De processen en procedures komen vanaf 2017 meermaals naar voren als een belangrijk knelpunt. Deze line of defence is al lange tijd niet op orde, en hier wordt nauwelijks verbetering op geboekt, blijkt ook uit de rapporten en brieven van de OD NZKG. In 2014 doet Dupont onderzoek.# Het onderzoek behelst een veiligheidscultuurbeoordeling (zie ook hierna bij veiligheidscultuur) en veiligheidsperceptieonderzoek?®. Ook is de doeltreffendheid van het bestaande veiligheidsbeheersysteem beoordeeld. Uit dit onderzoek komt een aantal sterke punten van AEB naar voren over de processen, zoals dat veel processen zijn verankerd in procedures en dat incidenten grondig worden onderzocht volgens de Tripod methode en de te nemen acties worden goed vastgelegd. Ook is het rapport positief over revisies, die zelfs worden betiteld als “best practice’, omdat tijdens revisies gestructureerd en volgens een geolied draaiboek onderhoud wordt gepleegd aan productie-kritische apparaten en aannemers tijdens revisies goed worden betrokken bij veiligheid en voortgang. Dupont signaleert ook een aantal ontwikkelpunten, namelijk dat er geen formele momenten zijn voor het nalopen van een opstart en het overdragen van opgeleverde systemen en dat het op sommige onderdelen ontbreekt aan routinematig processen. AEB neemt verschillende initiatieven om processen te verbeteren, zoals de introductie van LEAN, het ontwikkelen van kpi's, en het verbeteren van het proces rondom werkvergunningen. In het kader van de Brzo-status ontwikkelt AEB een veiligheidsmanagementsysteem, dat daarvoor nog ontbrak. Parallel daaraan wordt de stuurgroep die sturing gaf aan de veiligheidsstructuur gecombineerd met sturing op de Brzo. In de jaren daarna blijken processen en procedures in toenemende mate een probleem te zijn. In het kader van het WABO-toezicht en het proces om te voldoen aan de Brzo-eisen, worden deze door de OD NZKG onder de aandacht gebracht van AEB. Op 8 maart 2017 ontvangt AEB een brief van de OD, met de volgende inhoud: “Wij verwachten het volgende van u: dat AEB ongewone voorvallen in haar bedrijfsvoering die de veiligheid of het milieu betreffen, zodanig beschouwt dat zij niet alleen alle ongewone voorvallen meldt, maar deze ook zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag meldt.” In mei 2017 constateert de OD NZKG (na een Brzo-inspectie?”) dat AEB niet aan de eisen voldoet. De OD maakt in juni 2017 een beoordeling van AEB, met een groot aantal aandachtspunten, vooral over de processen bij AEB. Die aandachtspunten zijn onder meer (de kwaliteit van) de risicomatrix, de kwaliteit van het veiligheidsrapport, de beschrijving van de omgevingsbebouwing en gebiedsfuncties, en een toelichting welke personen van welke bedrijven kunnen worden blootgesteld en hoeveel personen dit betreft, een getailleerde beschrijving van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van het veiligheidsmanagementsysteem, de KPI's en de monitoring daarop rondom zware 8 Dupont, Veiligheidsonderzoeksrapport AEB Amsterdam, augustus 2014. 88 Het veiligheidsperceptieonderzoek (‘VPO’) is een standaardveiligheidsonderzoek ontwikkeld door DuPont, waarbij nagegaan wordt of veiligheid een kernwaarde is bij het management en of die waarde wordt overgedragen op arbeiders op de werkvloer. 87__Inspectierapport OD NZKG over Brzo-inspectie mei 2017. | 60 en = __ ongevallen/Brzo-beleid, de beschrijving van het ALARP principe en de beschrijving van de installaties 88 Vanaf de zomer van 2017 zijn er verschillende signalen dat het niet de goede kant opgaat met de veiligheid. AEB krijgt een waarschuwing van de brandweer omdat het geen systematische veiligheidsanalyse heeft. Er worden ook zorgen uitgesproken omdat het project ‘Continuïteit en Brandveiligheid’ achterloopt op schema, en de kosten en planning onduidelijk zijn. Interne audits veiligheid worden vaak afgezegd, waardoor AEB achterloopt op schema. De OD NZKG maakt zich ernstige zorgen over de veiligheidssituatie bij AEB& en gaat daarom in februari 2018 over tot verscherpt toezicht. De OD motiveert het besluit tot verscherpt toezicht als volgt: “het gaat hierbij met name om het onderzoek naar de basisoorzaken van de ongewone voorvallen die zich hebben voorgedaan en de borging van maatregelen die getroffen moeten worden om herhaling van incidenten te voorkomen. Hiermee hangen de technische integriteit van de installaties met bijbehorende lines of defence (maatregelen), inspectie en onderhoud en beschikbaarheid van deskundig personeel samen. Hierdoor is er een verhoogd risico op een groot incident.” De redenen zien dus vooral op processen in de organisatie, maar verwijzen ook naar de technische integriteit (de eerste line of defence) en de beschikbaarheid van deskundig personeel (de vierde line of defence). Er zijn ook in 2018 veel indicaties dat de processen en procedures bij AEB niet op orde zijn, en dat het niet lukt om daar structureel verbeteringen in aan te brengen: . FM Global wijst er in 2018 op dat de uitvoering van het plan brandveiligheid achterloopt. Als dat niet snel wordt verbeterd, stopt de verzekering. De OD signaleert een patroon in relatie tot branden, dat vooral te maken heeft met het niet systematisch doorlopen van processen en procedures. Op 2 mei 2018 legt de OD een last onder dwangsom (LOD) op voor het niet melden en het onvolledig onderzoeken van ongewone voorvallen en het overtreden van het Brzo 2015. Na de waarschuwing van de OD in maart 2017 heeft eenzelfde soort incident zich in een jaar tijd zich nog vier keer voorgedaan. “Deze incidenten zijn door AEB zelf benoemd als zeer ongewenst en gevaarlijk en met ernstige gevolgen. Na ruim een half jaar zijn de aanbevelingen uit het incidentenrapport nog steeds niet volledig uitgevoerd, hebben uitgevoerde herstelmaatregelen ongemerkt hun effectiviteit weer verloren en kan de uitvoering van onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden niet of onvoldoende worden aangetoond. Wij merken dit aan als grove nalatigheid van AEB. Het feit dat er binnen 13 maanden tijd zich vier keer een vergelijkbare brand heeft voorgedaan in de HRC, waarbij as die door de roostervloer is gekomen mede als oorzaak is aangewezen, toont aan dat AEB onvoldoende maatregelen heeft getroffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. 8 OD NZKG, Inhoudelijke beoordeling ‘concept 2017.01, 2 juni 2017, veiligheidsrapport AEB Holding N.V’, kenmerk 5219822, 2 juni 2017. 89 OD NZKG, brief aan AEB over besluit tot verscherpt toezicht, 7 februari 2018. | 61 en m __ Bovendien blijkt de uitgevoerde maatregel “aanbrengen van isolatie in de openingen onder de stoepen” niet effectief te zijn geweest en kunnen (…) benoemde maatregelen zoals het lopen van extra controlerondes en het uitvoeren van wekelijkse schoonmaakwerkzaamheden niet aangetoond worden.” e Het blijkt dat AEB onvoldoende zicht heeft op de (juiste) toepassing van wet- en regelgeving. Daarom wordt adviesbureau TAUW ingehuurd om inzichtelijk te maken of AEB compliant is aan de wet- en regelgeving. TAUW constateert 204 non-compliances®. Deze gaan vooral over processen en procedures. De directie beraadt zich op hoe zij om moet gaan met de 204 non- compliances uit het rapport van Tauw. Het lijkt nodig een eigen ranking te geven, omdat 46 non- compliances volgens het register te hoog zijn, die allemaal binnen een half jaar opgelost moeten zijn. e Half oktober 2018 ontvangt AEB de beoordelingsbrief® (van de OD NZKG) over het veiligheidsplan, waar in staat dat het concept Veiligheidsrapport (VR) van AEB op veel punten niet volledig is, en niet is opgesteld overeenkomstig de vereisten, waardoor het een rommelige indeling heeft en lastig leesbaar is. Ook is het concept VR opgesteld in het kader van een (toen) lopende vergunningaanvraag, die weer is ingetrokken. Het gevolg is, dat er maatregelen in het concept VR zijn beschreven die niet aanwezig zijn en niet zullen worden gerealiseerd. Het concept VR is daarmee niet meer actueel en voldoet daardoor niet aan het gestelde in het Brzo 2015. Daarom moet AEB binnen vier maanden een definitief actueel Veiligheidsrapport indienen. Op 18 december 2018 ontvangt AEB een invorderingsbeschikking voor de LOD van 2 mei 2018, en op 24 januari 2019 een nieuwe LOD wegens het niet of te laat melden van ongewone voorvallen. De OD schrijft het volgende: “De last onder dwangsom van 2 mei 2018, kenmerk 7224645, heeft niet het beoogde effect gehad. Er worden nog steeds ongewone voorvallen later gemeld dan mogelijk was geweest. Geconcludeerd moet worden dat de hoogte van de last onvoldoende prikkelend was om AEB Exploitatie B.V. aan te zetten de overtreding ongedaan te maken. Daarom wordt een nieuwe, hogere last opgelegd, onder intrekking van de eerdere last.” Medio februari 2019 voeren de gezamenlijke handhavingspartners een Brzo-inspectie uit. Het inspectieteam constateert 3 overtredingen in categorie 2, over processen en procedures: , _ het bedrijf heeft geen actueel veiligheidsrapport; e _ het bedrijf neemt lang de tijd voor het uitvoeren van veiligheidsstudies, de reeds uitgevoerde veiligheidsstudies zijn niet uitgevoerd voor de volledige installaties, voor de uitvoerig is gebruik gemaakt van een oude norm en best beschikbare techniek is toegepast als veiligheidsstudie maar is geen uitvoering van een veiligheidsstudie; e _hetbedrijf maakt gebruik van de langdurige planning van de veiligheidsstudies om diverse zaken, zoals het preventief onderhoud, correct in te gaan regelen, terwijl deze zaken reeds in orde moeten zijn. Daarnaast constateert het inspectieteam 5 overtredingen in categorie 3, waarvan er 3 gaan over processen en procedures: 0 De commissie heeft het onderzoeksrapport van TAUW niet van AEB ontvangen, wel een Excel bestand met daarin de stand van zaken (april 2020) met betrekking tot de non-compliances. 1 OD NZKG, brief aan AEB inzake beoordeling veiligheidsplan, 12 oktober 2018. | 62 en = __ . _hetbedrijf stelt aan de opvolging van acties geen termijn, die gebaseerd is op het eigen beleid; , _ het bedrijf heeft B-23 uit het inspectierapport van 2018 niet volledig opgevolgd. Daardoor is niet inzichtelijk geworden of voor alle scenario's de door het bedrijf genoemde LOD's aanwezig zijn; , het bedrijf heeft geen vastgesteld oefenplan en manier van evalueren voor de toepassing van een rioolbalg bij calamiteiten. Organisatie In de loop van de jaren zijn er veel organisatiewijzigingen doorgevoerd bij AEB. Er doen zich twee belangrijke problemen voor in relatie tot de line of defence ‘organisatie’. Het eerste is dat sprake is van gebrekkige interne samenwerking. Voortdurende problemen doen zich voor in de verhouding tussen staf en lijn, waarbij de medewerkers in de lijn steeds negatiever zijn dan de staf over de veiligheid in de fabriek. Het tweede is dat, door het hoge verloop, kennis binnen de organisatie niet is geborgd. Regelmatig wordt geconstateerd dat de kennis tekortschiet om maatregelen te kunnen uitvoeren. In het Dupont-rapport®® wordt het onderscheid tussen fabriek en staf duidelijk gemarkeerd. “Wat betreft de afdelingen van AEB staat Productie (later opgegaan in EuA) het verst af van veiligheid. Hier zal de grootste stapverandering gemaakt moeten worden in het werkbaar maken van veiligheid”, zo constateert Dupont. Wat verder opvalt, is dat de ondersteunende functies het meest positief zijn over de veiligheid van de installaties en apparatuur terwijl de andere drie groepen -waarschijnlijk vooral de gebruikers van de installaties en apparatuur- daar veel minder vertrouwen in hebben. Dit zou kunnen duiden op gebrek aan communicatie, samenwerking en onderlinge samenhang, aldus de onderzoekers van Dupont. Dupont signaleert een aantal ontwikkelpunten in relatie tot de organisatie van veiligheid: . er is geen door de lijn gedreven veiligheidsstructuur met een centrale veiligheidscommissie en relevante subcommissies; e _ belonen en bestraffen van (on)veiligheid is niet uitgewerkt en ingevoerd. Uit het Dupont onderzoek blijkt overigens ook dat in 2014 veel aandacht is voor het trainen en opleiden van nieuwe medewerkers. Nieuwe werknemers worden strak geïntroduceerd en verplichte trainingen zijn geregeld en uitgevoerd. In zijn rapportage uit 2015 constateert Deltaway®® dat AEB een reactieve werkcultuur heeft en de bedrijfsprestatie en efficiency ‘poor’ zijn. Deltaway wijt dat voor een belangrijk deel aan de organisatie van AEB®: AEB heeft een complexe organisatie, het ontbreekt aan coördinatie en er is een ‘gap’ aanwezig tussen verantwoordelijkheid en het nemen van besluiten, stelt Deltaway. De organisatie (en de cultuur) van AEB worden beoordeeld als één van de structurele problemen. 2 Dupont, Veiligheidsonderzoeksrapport AEB Amsterdam, augustus 2014. B Deltaway, AEB - AEC technical review, version 1.1, 11 mei 2015. Op basis van inspecties en interviews schat Deltaway in dat zij 90% van de technologie van T10 en T20 heeft beoordeeld. Deze opmerkingen maakt Deltaway in het kader van het onderzoek naar de technische staat van AEB en ging over de technische besluitvorming. Deltaway deed geen onderzoek naar veiligheid. | 63 en m __ Dit is de aanleiding om een reorganisatie in te zetten (zie 2.5). Onderdeel daarvan was ook het inrichten van een veiligheidsstructuur, met stuurgroep. In de jaren erna zijn er duidelijke signalen dat de problemen met de organisatie inderdaad structureel zijn, blijkt uit de documentatie en gesprekken: e _ Vrijwel tegelijk met het instellen van het verscherpt toezicht, wordt duidelijk dat het Programma ‘Continuïteit en Brandveiligheid’ niet adequaat is opgepakt, door wisseling van personeel en een te lage prioriteit. Projecten moeten nu in stroomversnelling worden uitgevoerd om de deadline te halen. . In het kader van de Brzo moest het preventief onderhoud versneld worden ingeregeld. De kennis en competentie om dat te doen, blijkt bij AEB onvoldoende. Zo is er onvoldoende diepe kennis over (delen van) de machines, maar het bewustzijn dat dit zo is, ontbreekt; AEB is op dat moment ‘onbewust onbekwaam’. Dit heeft ook te maken met de praktijk van uitbesteding, waardoor opgedane kennis met de externe adviseurs keer op keer uit beeld verdwijnt voor AEB. Een praktijk die al herkenbaar is in 2008; verschillende directies hebben pogingen gedaan om daar verandering in te brengen. , De OD NZKG constateert in 2017 dat het ontbreekt aan benodigde kennis om goede incidentanalyses te maken, die wordt ingehuurd. . Er is maar één lead auditor voor interne audits veiligheid, waardoor achterstanden ontstaan in audits. , Met de vele wisselingen bij AEB, ook onder veiligheidsadviseurs, ontstaan steeds weer nieuwe ideeën hoe de problemen op te lossen. Het ontbreekt aan continuïteit in de uitvoering van maatregelen. Dit probleem doet zich ook voelen in de vele personele wisselingen aan de kant van AEB in de gesprekken met de OD. Er zijn verschillende pogingen gedaan om door een andere manier van organiseren meer grip te krijgen op veiligheid. Tot begin 2019 waren die pogingen niet succesvol. Een voorbeeld hiervan is dat in 2018, bij het ingaan van het verscherpt toezicht, AEB een ‘kernteam’ heeft ingesteld, dat zich bezig moest houden met veiligheid, en moest zorgen dat het plan van aanpak verscherpt toezicht zou worden uitgevoerd. Dit was een aparte structuur naast de reguliere overlegstructuur. Dit kernteam kon ook besluiten nemen. Na een evaluatie is de samenstelling van het kernteam in december 2018 aangepast. Begin 2019 is het vervolgens opgeheven. Ook blijkt uit de interviews dat er een sterke informele organisatie bestond, naast de formele organisatie, waarin werd gepoogd om veiligheids- en onderhoudsproblemen met elkaar op te lossen, vanwege gebrek aan ervaren steun vanuit de directie. Die informele organisatie bleek kwetsbaar door personele wisselingen en bleek uiteindelijk niet voldoende om de problemen structureel te hoofd te bieden. Veiligheidscultuur Velen zien de (veiligheids)cultuur als de ‘root cause’ van de problemen van AEB. Dit komt uit de interviews naar voren en wordt in verschillende rapporten, van Dupont, Deltaway en de OD NZKG, op die manier geduid. | 64 en = OO Er is in de loop van de jaren veel inzet gepleegd op het verbeteren van de veiligheidscultuur, in de wetenschap dat het verbeteren van de cultuur een kwestie is van de lange adem. Voor verzelfstandiging De directie constateert al in 2008 dat het continu borgen van veiligheid en milieu onder druk staat door de hoge werkdruk, het achterstallig onderhoud en de problemen met de HRC. De directie is van mening dat veiligheid en milieu de allerhoogste prioriteit moeten hebben, en dat bij afwegingen over wel of niet in bedrijf gaan, veiligheid en milieu doorslaggevend zijn. Het besef dat dit van het grootste belang is, is bij medewerkers aanwezig, stelt de directie. In het verbeterplan wordt verder gesteld dat er een grote meldingsbereidheid is en dat er regelmatig inspecties worden uitgevoerd. In de jaren tot aan verzelfstandiging wordt hier gestructureerd aan gewerkt, met resultaat, volgens de toenmalige directie? In het strategisch plan 2018, dat AEB in 2013 maakte, staat: “AEB start in 2014 een intensief programma, vergelijkbaar met het succesvolle veiligheidsprogramma van de afgelopen jaren”.97 Dupontonderzoek De reden dat de directie Dupont opdracht geeft voor het uitvoeren van een veiligheidsonderzoek is dat AEB de afgelopen jaren veel energie heeft gestopt in veiligheid, wat ook terugkomt in de veiligheidsstatistieken. Toch heeft de directie op basis van persoonlijke waarneming geconstateerd dat er nog (veel) verbetering mogelijk is. Een nulmeting is de eerste stap om veiligheid bij iedereen persoonlijk prioriteit te maken. De tweede stap is het ontwikkelen van een veiligheidsstrategie voor de langere termijn, gekoppeld aan een meerjaren uitvoeringsplan ®®. Een relatieve ongevalsindicator in vergelijking met andere industrieën (uit 2013) laat zien dat AEB op zo'n 150% (negatiever) van de peer group ‘energy en water supply’ zit, en er is, aldus Dupont, dus ‘ruimte voor verbetering’. Blindspots zitten in de bijna-incidenten en de onveilige situaties: “Dit betekent dat de organisatie nog niet goed ziet wat het verschil ís tussen veilig en onveilig gedrag en er ook niet voldoende op aangesproken wordt.” In onderstaand overzicht is de positie van AEB grafisch weergegeven. 5 Roelof Kruize, Verbeterplan Afval Energie Bedrijf 2008 - 2011, 15 augustus 2008. %® Roelof Kruize, Verbeterplan Afval Energie Bedrijf 2008 - 2011, 15 augustus 2008. Gemeente Amsterdam, Strategisch plan AEB 2018, 7 november 2013, pagina 29. ® Het is de commissie niet gebleken dat er een meerjaren uitvoeringsplan is opgesteld. In andere documenten, inclusief notulen, is het meerjaren uitvoeringsplan niet meer besproken. | 65 a we GG.” MO Positie van AEB-Amsterdam op de DuPont Bradley-curve Von, h he Sy De „visje @ E 5 Zelf 8 Bam s 8 ans idle ankelijk Onafhankelijk Onderlingafhankelijk * Veiligheid door = Verbintenis van het * Persoonlijke kennis, * Anderen helpen om de natuurlijk instinct management verbintenis en normen regels na te leven « Naleving vande regels | = Discipline en regels * Internalisering … Anderen beschermen is het doel * Beheer van de supervisor, * Zelfzorg * Organisatorische trots * Gedelegeerd aan nadruk en doelstellingen veiligheidsmanager Nul ongevallen: Mul ongevallen: Mul ongevallen: Nul ongevallen: een dwaas idee een droom een doelstelling een keuze Reactief ader dd Copyright & 2014 DuPont. DuPont Sustainable Solutions soe 20 Figuur 26: overgenomen uit rapport Dupont®® De beste bedrijven uit de benchmark (‘World Class’) scoren op de test minimaal 80% voor de ‘relatieve cultuurkracht’. AEB scoort zichzelf in totaal 21%. Tussen afdelingen zitten behoorlijke verschillen: de afdeling Productie geeft zichzelf de laagste score (11%), dat komt grofweg overeen met een assessment door DuPont consultants, waar het gemiddelde van de eerste 12 (culturele) elementen uitkomt op 1.0 op een schaal van 0-5. DuPont concludeert over de scores uit de test: e Leiderschap: het resultaat voor de leiderschap dimensie geeft aan dat er een zwakke veiligheidscultuur is; e _ Structuur: veiligheidsregels worden nageleefd en men weet van de veiligheidsprestaties af. Men is niet onder de indruk van de veiligheidsafdeling KAM en de veiligheidsorganisatie in het algemeen. Het algehele scorebeeld [over de organisatiestructuur] is aan de lage kant. . Processen en acties: positief is de perceptie over aangepast werk regelingen en de mate waarin mensen vinden dat ze zelf mogen beslissen in geval van (on)veiligheid. Maar lage scores voor betrokkenheid en kwaliteit van audits, kwaliteit en effectiviteit en frequentie van veiligheidsvergaderingen en aan/afwezigheid van veiligheidstrainingen. 99 Dupont, Veiligheidsonderzoeksrapport AEB Amsterdam, augustus 2014, pagina 29. | 66 en we m __— Veiligheid Eerst Het Dupont-rapport vormt de onderbouwing voor het programma ‘Veiligheid Eerst’, dat de directie start in 2014: “a long-term strategy and a multi-year safety program, as to ensure that safety becomes a top priority of the company”. De doelstelling van dit plan is de fase van onafhankelijkheid (op de Bradley-Curve) te bereiken eind 2017, en de prestaties op het gebied van veiligheid 50% te verbeteren voor 2018. In dit kader worden onder andere ‘Gouden Regels’ opgesteld, met inbreng van de medewerkers. In alle directie- en rvc-vergaderingen is veiligheid steeds het eerste agendapunt. Medio 2015 constateren directie en rvc dat ‘Veiligheid Eerst’ zijn vruchten afwerpt, AEB is op het gebied van veiligheid goed op weg. Ondersteuning voor dat beeld is dat AEB is genomineerd voor de VOMI Safety eXperience Award. De geplande Mini Bradley-meting voor veiligheid (als vervolg op het Dupont onderzoek) vindt medio 2016 plaats, AEB scoort nu 1,5 en is op de Bradley-curve opgeschoven van reactief naar afhankelijk. Ook constateert Dupont dat er meer aandacht is voor veiligheid, dat veiligheidsvoorschriften strikter worden toegepast, en er meer interne controle is. Brzo als interventie in veiligheidscultuur De directie van AEB heeft de weg naar de Brzo-status aangegrepen om op die manier meer systematisch te werken aan veiligheid. In meer gesprekken is aan de orde geweest dat AEB er in eerdere jaren (voor verzelfstandiging) bewust op heeft gestuurd om onder de drempelwaarden te blijven. De commissie heeft niet kunnen vaststellen of dat zo is. Zeker is wel dat de directie veiligheid en de veiligheidscultuur zeer serieus nam, en dat de directie na verzelfstandiging de Brzo-status zag als een extra prikkel om daarin stappen te zetten. De Brzo inspecties begonnen in 2017, en in de loop van 2017 ontstond bij de OD NZKG een compleet beeld van AEB. Het beeld dat ontstond, is dat de veiligheidscultuur en het begrip van de benodigde veiligheidscultuur, onvoldoende was. De OD zegt eind 2017 het volgende over AEB: “Binnenkort gaat toezicht over tot verscherpt toezicht, want bij vrijwel elke uitgevoerde Wabo- of Brzo-inspectie worden overtredingen geconstateerd; het functioneren van het veiligheid managementsysteem is niet op orde.” AEB noemt dit zelf een cultuurprobleem. AEB herkent deze aspecten, en is zelf al gestart met een verandertraject om het bedrijf op het veiligheidsniveau te brengen dat op grond van Brzo 2015 is vereist. Uit de SHEQ rapportage van Q4-2017 blijkt geen verbetering maar stagnatie van de situatie. Het verkrijgen van de Brzo-status heeft in 2017 dus (nog) niet voldoende bijgedragen aan het verbeteren van de veiligheidscultuur. Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) In 2015, 2017 en 2019 voert Effectory MTO'’s uit. In het MTO wordt ook gevraagd naar veiligheid. De onderzoeken geven relevante inzichten over hoe medewerkers aankijken tegen veiligheid bij AEB en de veiligheidscultuur. | 67 en = OO De scores van EuA zijn in alle jaren over de gehele linie lager dan die van AEB als geheel. Het MTO 2017 laat een hoge bezorgdheid onder medewerkers zien over veiligheid, Net zoals in 2015, scoort de afdeling Eu bij alle veiligheidsvragen slechter dan gemiddeld. Daarnaast valt het op dat alle scores in 2017 van zowel AEB in het algemeen als de business unit EuA allemaal lager zijn dan de scores uit 2015. Op basis van het MTO zijn medewerkers kritischer geworden op het bedrijf, of AEB is op het gebied van veiligheid achteruit gegaan. Na december 2017 is de eerstvolgende rapportage het totaaloverzicht uit mei 2019.10! In 2019 zijn er (deels) andere vragen gesteld. Er is in 2019, na de verslechtering in 2017, sprake van betere cijfers. 2015 LUNA 2019 NLC AEB EuA AEB EuA AEB EuA | Binnen mijn afdeling is voldoende aandachtvoorveligheid. | 79 |6s| 69 | 62} 69 | 68 | [Tk voel mij velig bl hetuivoeren van min hetwek. | 74 jee |72 jes) || Er staat mij niets in de weg om mijn werk op een veilige VE CC Mijn leidinggevende maakt mij duidelijk wat hij verwacht van netanremangenengn [Mme | medewerker onveilig te werk gaat . veigesnetsnsmegeteanmennen TSjwjorfss| | veilige arbeidsomstandigheden binnen AEB. A situatie. [kan mijn collegas aanspreken opomeiggedes | __ | || | 50 [78 Tabel 11: cijfers medewerkertevredenheidsonderzoek in 2015, 2017 en 2019 Veel medewerkers van EuA maken in 2015 opmerkingen, onder andere over de veiligheid op het werk, en over samenwerking. Dat laatste zien ze als het grote knelpunt bij AEB. Over veiligheid wordt onder andere gezegd dat men zich zorgen maakt over de staat van de installaties, door lekkages en plassen in de fabriek, te weinig kennis of alles wel goed onderhouden wordt, een getekende vergunning betekent nog geen veilige werkplek, er is geen goede begeleiding van derden. In 2017 zijn de zorgen over veiligheidskwesties bij AEB groter geworden, volgens het MTO. Uit de BU EuA komt verreweg het grootste aantal opmerkingen over veiligheid. 31 medewerkers lichten toe waarom zij zich onveilig voelen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Zij geven aan dat beleid niet aansluit bij de praktijk, dat SHEQ niet goed genoeg is aangehaakt, dat de technische staat van de installaties zorgwekkend is, dat er niet genoeg geld wordt vrijgemaakt om veiligheid goed te borgen, dat er laks wordt omgegaan met gevaarlijke stoffen, dat er lekkages en giftige dampen zijn en dat de toestand van de installatie (bijvoorbeeld rondom onderhoud, maar ook qua schoonmaak) verslechtert. 100 299 medewerkers van AEB vullen dit MTO in. 101 362 medewerkers vullen dit MTO in. | 68 en = __ Als veelvoorkomende tip geven medewerkers van EuA aan dat er minder gefocust moet worden op een papieren veiligheid en speciale veiligheidsdagen en -sessies en meer aandacht moet zijn voor veiligheid in de dagelijkse praktijk en voor de lange termijn. Ook in 2019 maken medewerkers van verschillende afdelingen opmerkingen over veiligheid. Een medewerker van EuA zegt zich ‘op het gebied van veiligheid’ te schamen om bij AEB te werken. Bij de Techniek geven twee medewerkers aan dat een visie ontbreekt (bijvoorbeeld over brandveiligheid) en dat SHEQ reactief is ingesteld. Uit andere afdelingen komen signalen dat er te vaak incidenten plaatsvinden, dat sommige regels bij procedures niet genoeg rekening houden met risico's, dat er niet geïnvesteerd is in veiligheidssystemen, dat veiligheid een wassen neus is en dat financiën vóór veiligheid komen. 2.7. De transitie naar duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf Al ruim voor de verzelfstandiging van AEB is de transitie naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf beschreven in de ‘meerjarenvisie AEB 2020: duurzaam perspectief’ van september 2010: “AEB wil zich ontwikkelen tot totaalbedrijf op het gebied van duurzame energie en van het terugwinnen van grondstoffen uit afval: een duurzaam grondstof- en energiebedrijf. Deze ambitie sluit aan bij haar huidige activiteiten en biedt op termijn het meeste perspectief. In feite bouwt AEB daarmee verder op haar visie van vóór 2008 om de meest innovatieve en duurzame verwerker van afval te zijn.” Ruim drie jaar later, in het strategisch plan 2018 dat eind 2013 in het kader van de verzelfstandiging werd vastgesteld, is de transitie naar duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf nog steeds een belangrijk onderdeel van de ambitie van AEB. In het kader van die ambitie heeft AEB vijf strategische thema’s!0? benoemd. Het transitiescenario is uiteindelijk ook het gekozen scenario voor de verzelfstandiging van AEB. Het biedt volgens het raadsbesluit!$ de grootste kans op continuïteit voor AEB en voorkomt dat AEB terugvalt in het financieel negatieve afbouwscenario, inclusief een afwaardering van de HRC. Financiële betekenis van transitie In het strategisch plan staat'®* dat de benoemde transitieprojecten gezamenlijk een positief financieel resultaat (gaan) hebben voor AEB. Dit is enerzijds het gevolg van de omzet uit recyclematerialen, groen gas en stoom. Anderzijds kan de verbrandingscapaciteit die vrijvalt door meer nascheiding in de Sl worden benut door meer (buitenlands) afval aan te trekken en te verwerken. De verbetering is ook nodig omdat in 2017 de MEP-subsidie van zo'n € 7 miljoen afloopt. Het positieve financiële resultaat van de transitieprojecten is zowel in het strategisch plan als in de raadsvoordracht 105 opgenomen: 102 Grondstoffen terugwinnen; nieuwe duurzame energie produceren; relaties in de keten verder versterken; afvalstromen waarborgen en operational excellence doorvoeren. 103 Gemeenteraad Amsterdam, raadsbesluit verzelfstandiging AEB, 18 december 2013. 104 Gemeente Amsterdam, Strategisch plan AEB 2018, 7 november 2013, pagina 21. 05 Gemeenteraad Amsterdam, raadsvoordracht verzelfstandiging AEB, 11 december 2013. | 69 en = ER *€ 1.000 vn, 2015 2016 LUNA 2018 KLE EBITDA ENEN EKE Tabel 12: het verwachte financiële resultaat (in EBIT en EBITDA) van transitieprojecten in 2014-2018 De commissie heeft geen onderbouwing aangetroffen van de positieve financiële bijdrage van de transitieprojecten zoals opgenomen in het strategisch plan van november 20153. In 2017 lijkt er een verandering te ontstaan in het denken over innovatie en business development. In de eerste vergadering van 2017 geeft de rvc aan dat AEB moet stoppen met de China- activiteiten!?®, omdat de rvc niet overtuigd is dat dit opbrengsten gaat genereren. De rvc vindt dat de directie zich moet focussen op de operatie en uitbouw van het grondstoffenbedrijf. In 2017 is er in de meeste vergaderingen van de rvc ruim aandacht voor de business development projecten. In het kader van de bespreking van het strategisch plan 2018-2022107 - dit valt overigens samen met het vertrek van de heer de Swart als algemeen directeur — merkt de rvc in november 2017 op dat de kernactiviteit (EuA) van AEB onvoldoende aan bod komt, terwijl dat juist nog veel tijd en sturing kost en tevens de ‘cash cow’ is die de transitie mogelijk maakt. Oftewel: de verbrandingsinstallaties moeten het geld verdienen om daarmee een transitie mogelijk te maken. In het nieuwe strategisch plan 2018-2022 wordt — ondanks het feit dat de transitie tot dat moment nauwelijks heeft bijgedragen aan het positieve financiële resultaat van AEB — gesteld dat de nieuwe business development projecten de belangrijke driver vormen in de groei van de EBIT marge richting 20% '®8. De gewenste positieve financiële bijdrage van de transitieprojecten wordt in 2018 en 2019 echter niet gerealiseerd. Verloop van transitieprojecten en business development Uit de interviews komt naar voren dat de directie en rvc bij de start van AEB in 2014 duidelijk de focus hebben gelegd op de transitie om van AEB een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf te maken. Dat was immers de opdracht die AEB bij de verzelfstandiging meekreeg van gemeente Amsterdam en ook de opdracht van de heer De Swart toen hij in 2014 aantrad als directeur. Hij was bij de verzelfstandiging aangetrokken vanwege zijn vaardigheden en interesse in die transitie. De transitie is binnen de structuur van AEB als stafonderdeel gepositioneerd. Na de verzelfstandiging is sprake van een ‘transitieteam’, in het organogram van 2017 wordt gesproken van het onderdeel ‘business development’ bestaande uit een manager, business developer, strategisch adviseur en projectleider. In het voorjaar van 2019 is de naam van de afdeling gewijzigd in ‘business development & strategie’. 108 Dit betrof de mogelijke ‘exploitatie’ van de HRC-technologie. 07 AEB, Strategisch plan 2018-2022, november 2017. 08 AEB, Strategisch plan 2018-2022, november 2017, pagina 29. | 70 en = ____ In het strategisch plan van november 2013 staan in totaal acht projecten die in 2018 gerealiseerd moeten zijn: stoomnet in Westpoort Oost, GFT installatie, opwerken mineralen uit bodemas, sorteerlijn grof huishoudelijk afval, gecertificeerd vernietigen, waterige afvalstromen verwerken, scheidingsinstallatie huishoudelijk restafval en uitbreiding warmtelevering samen met WPW. Aan deze plannen lagen studies ten grondslag, of was al geëxperimenteerd met een proef installatie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van een stoomnet in de haven, waarvoor een uitgewerkt plan bestond ten tijde van de verzelfstandiging, met een ontwerp, tracé en kostencalculatie. Voor Groengas heeft tussen 2010 en 2012 een proef installatie gedraaid samen met het bedrijf Biogast. Het groengas werd gebruikt als brandstof voor auto's. Aanvankelijk zou de organische fractie, die bij de scheidingsinstallatie vrijkwam, vergist worden en nog meer biogas opleveren. AEB en Waternet zouden gezamenlijk een groengasinstallatie realiseren. Nadat AEB hiervan af zag (zie 4.1 over de scheidingsinstallatie), besloot Waternet om zelfstandig een groengas installatie te realiseren. Ook was sprake van samenwerkingsverbanden om de innovatie te realiseren, zoals het programma Clean Capital waarin AEB, Waternet en het Havenbedrijf hun innovatie opgaven afstemden. Niet alle projecten waren in detail uitgewerkt, maar verwachte financiële resultaten tot 2018 waren wel al bij de businesscase van de verzelfstandiging en daaropvolgende begrotingen van AEB verwerkt. Al snel staan verschillende problemen het realiseren van de voornemens in de weg. Er is onder meer sprake van een grote brand eind 2014 en de bijbehorende nasleep in 2015, de herwaarderingskwestie speelt in relatie tot de gemeente, de financiële huishouding is niet goed ingericht (onder meer geen goede openingsbalans), er ligt een dossier rondom vervuiling door bodemas en er loopt een rechtszaak met Attero over aanbestedingen. Daarna richt de directie haar aandacht wel weer in belangrijke mate op de transitieprojecten. Ook de reorganisatie moet eraan bijdragen dat de directie meer haar handen vrij heeft voor de transitie. In het jaarverslag 2017 stelt AEB dat als de business development projecten niet succesvol worden gerealiseerd, de transitie naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf gevaar loopt. Daarom zet AEB voldoende mensen en middelen in om deze opgave waar te maken. In hetzelfde jaarverslag worden, als onderdeel van het innovatieprogramma, diverse (nieuwe) projecten genoemd die samen met partners worden verkend:109 ombouw van AEC-lijnen naar een Biomassa Energie Centrale, uitbreiding van de pilot recycling van latex verf, omzetting van biomassa in aromaten, productie van eiwitten uit elektriciteit, uitbreiding van lokale, flexibele elektriciteitslevering, productie van waterstof, ontwikkeling van geothermie en uitbreiding van de capaciteit voor scheiding van restafval. Medio 2017 stelt de directie -conform de statuten- een nieuw strategisch plan op voor de periode 2018-2022. AEB gaat ook blijkens dit plan verder op de eerder bedachte weg: steeds meer grondstoffen terugwinnen door de in gang gezette recycling initiatieven uit te voeren en te sturen op kwaliteit, inspelen op de toenemende warmtevraag door te investeren in duurzame warmtebronnen en sturen op benutting van de capaciteit en verduurzaming van de installaties. 109 AEB, op website www.aeb.nl gepubliceerd jaarverslag 2017, pagina 40. | 71 en = OO In dit strategische plan staan weer andere projecten genoemd dan in het jaarverslag 2017 (met tussen ‘haken’ de actuele stand van zaken): e _drooginstallatie voor organische natte fractie (besluitvorming over de drooginstallatie wordt drie keer uitgesteld, in maart 2019 wordt besluitvorming uitgesteld naar 2020); e __CO2 -afvang (mogelijkheden voor CO2-afvang worden verder uitgewerkt, waarbij een SDE++ subsidie noodzakelijk is om het project te kunnen realiseren. Besluitvorming wordt verwacht voor de tweede helft van 2020); e _ folie opwerkingsinstallatie (besluitvorming over de folie opwerkingsinstallatie is meerdere keren vertraagd, het originele investeringsproject wordt beëindigd in het tweede kwartaal van 2019. Een vervangingsproject, ‘FOI 2.0’ is in 2019 ter sprake gekomen, maar staat niet meer op de projectenlijst); e _ kunststof opwerkingsinstallatie (in het tweede kwartaal van 2019 is dit project beëindigd); 110 e _ luierverwerkingsinstallatie (besluitvorming meerdere keren uitgesteld, vierde kwartaal 2019 is het project van de luierverwerkingsinstallatie door AEB stopgezet); e _ bio-energiecentrale (in november 2018 heeft de aandeelhouder het investeringstraject goedgekeurd en is AEB begonnen aan de bouw van de biomassacentrale BPA). In 2018 komen de operationele problemen in volle hevigheid terug met de problemen rond de Sl en het uitlopen van het onderhoud aan T20 (zie paragrafen 4.1 en 4.2). Mede daardoor raakt de aandacht voor de transitie naar de achtergrond, alhoewel de besluitvorming voor de investering in de biomassacentrale wel wordt afgerond. Van de acht projecten die bij de start van AEB zijn benoemd, zijn uiteindelijk tot en met 2018 alleen de scheidingsinstallatie huishoudelijk restafval (2017) en de uitbreiding van warmtelevering samen met WPW gerealiseerd (2018). In november 2018 keurt het college van b&w het investeringsvoorstel in de biomassacentrale goed. De planning van de realisatie gaat uit van een eerste warmtelevering vóór 15 juni 2020 en oplevering van de installatie later dat jaar. Eind 2018 blijkt de nieuwe algemeen directeur van AEB in het kennismakingsgesprek met de wethouder Duurzaamheid terughoudend over zijn vermogen om de transities te realiseren. Na de problemen in 2019 besluit de directie van AEB dat de focus ligt op het zijn van een zo duurzaam mogelijk afvalverwerkingsbedrijf en is afscheid genomen van de transitie naar duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf. 1Ò De folie opwerkingsinstallatie en kunstof opwerkingsinstallatie zouden in het verlengde van de SI gerealiseerd worden om de output van de Sl te kunnen verwerken. 172 en _ nn 3. De rol van gemeente Amsterdam bij AEB In dit hoofdstuk is de rol van gemeente Amsterdam bij AEB beschreven. De eerste paragraaf staat stil bij de rollen die de gemeente vervult bij AEB. De tweede paragraaf beschrijft de informatievoorziening aan de gemeenteraad en de rol die de raad heeft gespeeld in relatie tot AEB. 3.1. Invulling van de verschillende rollen Gemeente Amsterdam vervult verschillende rollen in relatie tot AEB. Het gaat achtereenvolgens om de rol van aandeelhouder, financier, beleidsmaker en klant. Het college van b&w oefent als bestuur van de gemeente de rol van aandeelhouder uit. De wethouder deelnemingen treedt richting AEB op in die rol. De aandeelhouder richt zich op het publiek belang, dat enerzijds omvat het belang bij realisatie van de publieke beleidsdoelstellingen die de reden zijn voor het houden van de deelneming en anderzijds het belang bij de bewaking van de continuïteit en daarmee de financiële waarde van de deelneming voor de gemeente. In de rol van aandeelhouder bepaalt de gemeente hoe de bevoegdheden die de aandeelhouder zijn toegekend daartoe worden uitgeoefend. Vakwethouders Zijn aanspreekbaar op de realisatie van beleidsinhoudelijke doelstellingen en vullen de klantrelatie met AEB in. Zij coördineren de vaststelling van gemeentelijke beleidsinhoudelijke standpunten in de aandeelhoudersvergaderingen. De wethouder Financiën is verantwoordelijk voor de eventuele financiering van een deelneming door de gemeente. Aanvullend op deze vier rollen is de gemeente tevens één van de opdrachtgevers van de OD NZKG op het gebied van milieu. De OD NZKG is, met het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland als bevoegd gezag, toezichthouder op AEB in het kader van het Brzo en de Wabo!!!, Daarnaast is de grond waar AEB is gevestigd in eigendom van gemeente Amsterdam. De gemeente verleent concessies voor het leveren en onderhouden van een warmtenetwerk aan onder andere WPW. Tot slot is AEB werkgever van bepaalde medewerkers in het kader van de Participatiewet. Deze drie laatst genoemde rollen worden niet belicht. Aandeelhouder Na de verzelfstandiging is gemeente Amsterdam 100% aandeelhouder van AEB. De aandeelhoudersrol vult de gemeente in volgens haar algemene deelnemingenbeleid, ‘Doelgericht op afstand II’12, Hieronder volgt eerst een kader dat de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van directie, rvc en aandeelhouder schetst, daarna wordt eerst het beleid uiteengezet, daarna volgt de praktijk van het aandeelhouderschap van de gemeente bij AEB. tt Besluit risico's zware ongevallen (zie voor een uitbereide beschrijving paragraaf 2.6) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 12 Gemeente Amsterdam, Beleidsnota Doelgericht op Afstand |!, maart 2013 - Gemeente Amsterdam, Uitvoeringsnotitie Doelgericht op Afstand |l, mei 2016. | 73 a mi —____ Rollen en verantwoordelijkheden directie, rvc en aandeelhouder in een deelneming In dit kader worden de verschillende verantwoordelijkheden uiteengezet van directie, rvc en aandeelhouder in een vennootschap waarvan de gemeente enig aandeelhouder is, als basis onder de beschrijving van de rol van de aandeelhouder in dit hoofdstuk. De directie heeft als statutair bestuur van de vennootschap de taak leiding te geven aan de dagelijkse gang van zaken binnen de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Het bestuur heeft daarnaast tot taak plannen te maken voor de toekomst, de strategie te bepalen en beleid te voeren. Dit omvat het geheel van commerciële, operationele, organisatorische en financiële aangelegenheden. De bestuurstaak is een collectieve taak, alle bestuurders zijn in beginsel verantwoordelijk voor het bestuur van de vennootschap. In beginsel heeft de directie daarbij een zekere autonomie, binnen de grenzen van de wet en de statuten. Een belangrijk onderdeel van de bestuurstaak is het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, en daarbinnen, het waarborgen dat de vennootschap steeds in staat is haar opeisbare schulden te voldoen. Gebaseerd hierop behoort het tot de taak van de statutaire directie te zorgen voor een adequaat risicobeheersings.- en controlesysteem. Zij is verantwoordelijk voor het identificeren en beheersen van de risico’s verbonden aan de strategie en de activiteiten van de vennootschap, principe 1.2 Corporate Governance Code 2016, zie ook art. 2: 141 lid 2 BW. De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het bestuur en het bestuur met advies terzijde te staan. Het toezicht omvat de gehele bestuurstaak van de directie. Het bestuur verschaft de raad van commissarissen tijdig de gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van de taak van de raad van commissarissen. Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controle systeem van de vennootschap, art. 2: 141 lid 1 en 2 BW. De wet geeft bij een structuurvennootschap zoals AEB Holding N.V. is, aan dat een aantal besluiten is onderworpen aan de goedkeuring van de raad van commissarissen, art. 14.11 statuten. Van commissarissen moet bij de uitoefening van hun toezichthoudende taak een actieve, onderzoekende houding worden verwacht. Dit kan van de raad van commissarissen vragen dat hij, indien adequate antwoorden op vragen uitblijven of indien geconstateerde problemen blijvend niet worden opgelost, indringender toezicht houdt. Daarbij kan de raad zorgen dat hij vaker en intensiever wordt geïnformeerd, voortgang monitort, het functioneren van bestuurders kritischer beoordeelt en consequenties trekt voor eventuele variabele beloning. Uiteindelijk kan dit ertoe leiden dat de raad van commissarissen uitspreekt geen vertrouwen meer te hebben in een directeur. De raad van commissarissen kan een directeur schorsen, art. 2: 147 BW en kan de algemene vergadering voorstellen een bestuurder te ontslaan, art. 13 lid 5 statuten. De algemene vergadering heeft binnen de vennootschap niet zozeer een taak maar wel kernbevoegdheden. Zij benoemt bij een vennootschap met het verzwakt structuurregiem zoals AEB Holding N.V. zowel de commissarissen als de bestuurders. De bestuurders kan zij ontslaan, zij kan het vertrouwen opzeggen in de gehele raad van commissarissen, hetgeen leidt tot het onmiddellijke ontslag van alle commissarissen. De directie moet in een dergelijk geval de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam verzoeken tijdelijk een of meer nieuwe commissarissen aan te stellen, art. 16.14- 16.16 statuten. De statuten kunnen bepalen dat bepaalde besluiten (eveneens) zijn onderworpen aan goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering. Dit laatste is ook het geval bij AEB Holding N.V, art. 14.12. Bij AEB Holding N.V. heeft de algemene vergadering de bevoegdheid een aantal belangrijke besluiten goed te keuren, waaronder investeringen boven € 10 miljoen, het vaststellen of wijzigen van het [74 a mi GG .” strategisch plan en de langetermijnvisie en het vaststellen van de jaarrekening. Tenslotte bepalen de statuten van AEB Holding N.V. dat de directie verplicht is aanwijzingen van de algemene vergadering op te volgen omtrent de algemene lijnen van het te volgen financiële, sociale en economische beleid en van het personeelsbeleid in de vennootschap, art. 14.16 statuten. Deze bevoegdheden kan de gemeente gebruiken om haar publieke belang te waarborgen. Het college van b&w is als bestuurder van de gemeente jegens de gemeenteraad verantwoordelijk voor de uitoefening van de rol van aandeelhouder en het bewaken van het publiek belang. Binnen het publiek belang zijn twee aspecten te onderscheiden. Allereerst de publieke beleidsdoelstellingen die de gemeente als aandeelhouder wil bereiken met de deelneming. In het geval van AEB zijn inhoudelijke beleidsdoelstellingen onder andere de verwerking van afval, het bereiken van de transitiedoelstellingen, waarmee AEB een bijdrage levert aan de verduurzaming van Amsterdam, en de warmtelevering. Deze publieke beleidsdoelstellingen zijn de reden dat de gemeente een deelneming in AEB houdt. Als tweede maakt van het publiek belang deel uit het borgen van het financieel belang dat de gemeente heeft in haar deelneming, namelijk het bewaken van de waarde van de deelneming. Deelnemingenbeleid Het deelnemingenbeleid van gemeente Amsterdam is vastgelegd in de nota Doelgericht op afstand''3, Het gaat uit van het principe dat de gemeente geen deelneming accepteert, tenzij dat in het belang is van publieke functies. Als sprake is van een deelneming, dan hanteert de gemeente enkele kerndocumenten en kernprincipes voor governance: , De gemeente volgt de Nederlandse Corporate Governance Code, en legt accenten op maatschappelijk verantwoord ondernemen, het begrenzen van topinkomens en het versterken van governance. e _De gemeente heeft in haar beleid opgenomen dat zij geen activistisch aandeelhouder zal zijn 114, e Teneinde een goede balans tussen publieke functies en gezonde bedrijfsvoering te bereiken, maakt de gemeente duidelijke afspraken met de directie en rvc van een deelneming. e _ Om belangenverstrengeling te voorkomen, bekleden bestuurders en ambtenaren geen functies bij organisaties waar de gemeente een financieel belang of subsidierelatie mee heeft. , De gemeente bemoeit zich meer of minder met de deelneming, afhankelijk van: de stedelijke impact van de deelneming; de hoogte van het financieel belang; het karakter en de wensen van eventuele andere aandeelhouders; de wijze waarop de gemeente in andere rollen invloed heeft op behartiging van het publieke belang, en het gemeentebelang. Bij elke deelneming organiseert de vennootschap waarin de gemeente aandeelhouder is aandeelhoudersvergaderingen. Besluiten van de directie en rvc worden daar getoetst aan de doelstellingen van de gemeente én de onderneming, en eens per jaar wordt de jaarrekening voorgelegd. 13 Gemeente Amsterdam, Beleidsnota Doelgericht op Afstand |l, maart 2013 - Gemeente Amsterdam, Uitvoeringsnotitie Doelgericht op Afstand |l, mei 2016. 1 Dit impliceert dat de gemeente een zekere afstand bewaart tot het strategie- en beleidsproces waarvoor directie en RvC verantwoordelijk zijn. | 75 a mi nn” De aandeelhoudersvergaderingen zijn ook de momenten waarop gereflecteerd wordt op de informatievoorziening en de relatie tussen de gemeente en de rvc van de deelneming. Naast de aandeelhoudersvergaderingen zijn er andere contactmomenten tussen de gemeente, directie en rvc, formeel in de aandeelhouderscommissie!?s, en informeel. Gemeente Amsterdam vraagt aan alle grote deelnemingen rapportages over maatschappelijk relevante indicatoren. Hierbij let de gemeente op COz-uitstoot, man-vrouwverhoudingen, duurzaamheid van het inkoopbeleid, kansen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, en op het beloningsbeleid van de deelneming''ë. Onder het deelnemingenbeleid van de gemeente valt ook een periodieke herijking (zie ook paragraaf 4.4), één keer in de vier jaar. Bij deze herijking wordt beoordeeld of de deelneming behouden, dan wel afgestoten moet worden. Het college van b&w heeft een actieve en passieve informatieplicht aan de gemeenteraad. De gemeenteraad wordt geïnformeerd over de jaarrekeningen van alle deelnemingen, de jaarlijkse rapportages over de maatschappelijk relevante indicatoren, en herijkingen. Het college informeert de raad actief over relevante ontwikkelingen bij de specifieke deelneming, in aanvulling op de informatie die de raad ‘standaard’ ontvangt over bovengenoemde onderwerpen. Bij de afdeling Deelnemingen, die onderdeel is van de Directie Middelen en Control (DMC), vormen drie personen het accountteam van de deelneming AEB. Deze drie medewerkers hebben ook andere deelnemingen dan AEB in hun portefeuille. Ambtelijk zijn naast de afdeling Deelnemingen ook de vakdirecties Duurzaamheid en Afval & Grondstoffen 17 betrokken. Informatie-uitwisseling en onderlinge afstemming De filosofie ‘Doelgericht op Afstand’ van de gemeente komt duidelijk naar voren in het gedrag en de houding van de gemeente. Uit interviews blijkt dat — waar de gemeente eerder de neiging had zich ook op inhoud actief te bemoeien met deelnemingen — het college van b&w dat in 2014 aantreedt, ervoor kiest om na verzelfstandiging de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering bij de directie en rvc van AEB zelf te laten. Door de verzelfstandiging is de bedoeling van de gemeente om bedrijfsvoering op meer afstand te zetten en directie en rvc in de lead te zetten. Daarnaast lijkt het college dat in 2014 aantreedt een meer zelfstandige houding aan te nemen. Gemeenteambtenaren en directie van AEB treffen elkaar elk kwartaal in aandeelhoudercommissievergaderingen, waarvan er twee ter voorbereiding aan de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) zijn. Rond juni en december vinden de aandeelhoudervergaderingen plaats. 1$ Aandeelhouderscommissies zijn ongebruikelijk maar heel goed mogelijk. Meestal gaat het dan om een commissie uit de AvA waarin enkele, maar juist niet alle, aandeelhouders vertegenwoordigd zijn. Hier gaat het om een enig aandeelhouder die ook buiten de formele vergadering met bestuur en rvc praat. 18 In de jaarverslagen van AEB wordt nauwelijks ingegaan op deze thema’s; het merendeel komt in AVA’s wel aan de orde, maar niet systematisch. 17 De vakdirectie Afval & Grondstoffen bestaat sinds 2019 en kwam voort uit het programmateam Afval. Dit programmateam ontstond in 2015 naar aanleiding van de oprichting van het centrale Afval Regie Orgaan. | 76 en = __ Vaste agendapunten zijn het verslag van de vorige AVA, mededelingennotities en ingekomen stukken, financiën, de jaarrekening (in juni) het jaarplan en de begroting (in december), en de rondvraag. Andere agendapunten zijn de business development-projecten, het realiseren van de scheidingsinstallatie (vanaf juni 2016 een vast agendapunt), het verscherpt toezicht (vanaf maart 2018 een vast agendapunt), tegenvallende prestaties en toekomstverwachtingen in 2018, overlegstructuren (vanaf 2019 een vast agendapunt) en de relatie tussen AEB en de gemeente. De wethouder Deelnemingen is na 2017 de enige wethouder die deelneemt aan de AVA. Tussen december 2014 en december 2016 is de wethouder Duurzaamheid ook elke keer bij de AVA's. Vanaf 2017 is de wethouder Duurzaamheid niet meer bij de AVA aanwezig. Het college besloot in overleg dat alleen de wethouder Deelnemingen de gemeente zou vertegenwoordigen. Dit illustreert dat de financiële aspecten meer gewicht krijgen in de manier waarop de gemeente zich verhoudt tot AEB. De AVA wordt voorbereid in het college van b&w. Deelnemingen stemt intern de voorbereiding van besluiten af met Duurzaamheid, als die besluiten raken aan Duurzaamheid. Zo heeft Deelnemingen gevraagd naar een beoordeling van Duurzaamheid op een investeringsverzoek voor een koppeling aan een hulpwarmtestation met Vattenfall. De wethouder Duurzaamheid was hiervan naar eigen zeggen echter niet op de hoogte. Bij het aandeelhoudersbesluit over de biomassacentrale vond deze afstemming ambtelijk wel plaats. Er is sprake van veel wisselingen in de aanwezigen bij de aandeelhoudercommissie- of aandeelhoudersvergaderingen. Tijdens de onderzoeksperiode zijn er 36 verschillende personen van de gemeente bij tenminste één aandeelhoudercommissie- of aandeelhoudersvergadering aanwezig geweest, waaronder de drie wethouders Deelnemingen. Geen enkele van deze personen heeft alle aandeelhoudercommissie- of aandeelhoudersvergaderingen bijgewoond. Niemand die vanuit de gemeente was betrokken bij de verzelfstandiging van AEB, was aanwezig in deze vergaderingen vanaf 2018. Vanuit AEB 24 verschillende personen (directeuren, medewerkers en leden van de rvc) de formele vergaderingen bijgewoond. Ook vanuit AEB is niemand bij alle vergaderingen gedurende de onderzoeksperiode aanwezig geweest. De commissie heeft geen beeld van overdrachtsprocedures bij gemeentelijke deelnemingen en bij AEB. Uit het onderzoek blijkt dat deze vele wisselingen het systematisch opvolgen van signalen en afspraken hebben bemoeilijkt. Nieuwe betrokkenen gingen er soms — ten onrechte — van uit dat zaken die enkele jaren eerder waren gesignaleerd, inmiddels zouden zijn opgelost. Een voorbeeld is de financiële risico-inventarisatie die de gemeente heeft opgesteld in 2015, naar aanleiding van een raadsmotie!!ë (zie ook 2.2). De belangrijkste beheersmaatregelen zijn: e _ Governance structuur met onafhankelijke Raad van Commissarissen e _ Intensief beheer, zowel vanuit financier als aandeelhouder e _Zekerheden stellen bij financiering e _ Behoedzaam ramen van dividendopbrengsten . Verwerken restrisico in Weerstandsvermogen 18 Naar aanleiding van raadsmotie 317. 177 en = __ Volgens de gemeente zijn de bedrijfsrisico's voortdurend onderwerp geweest binnen het beheer (als systeem) door de aandeelhouder. De commissie constateert dat een aantal van de benoemde maatregelen is genomen, maar niet allemaal. Zo zijn zekerheden gesteld bij de financiering, maar constateert de commissie niet dat sprake is geweest van intensief beheer, noch dat sprake is geweest van een intensief gesprek over de bedrijfsrisico's. De commissie constateert dat de gemeente wel naar de financiële risico’s voor de eigen gemeentebegroting heeft gekeken, maar slechts in beperkte mate als aandeelhouder overlegt met directie en rvc over de wijze waarop AEB bedrijfsrisico's in kaart brengt en mitigeert. Deze bedrijfsrisico's zijn bepalend voor de toekomstige inkomstenstroom en boekwaarde van de deelneming. Het contact tussen gemeente en AEB is formeel goed gestructureerd, maar loopt in de praktijk niet altijd soepel. Het niet tijdig aanleveren van kwalitatief goede informatie door AEB komt regelmatig aan de orde in AVA’s in 2015, 2016, 2018 en 2019. In meerdere gevallen vraagt de gemeente om extra toelichting of toespitsing in financiële rapportages. Bij de businesscase voor de Scheidingsinstallatie (zie paragraaf 4.1) vraagt de gemeente een eigen second opinion in aanvulling op de door AEB aangeleverde businesscase (inclusief second opinion). In 2019 zet de gemeente het project Olifant op, om zich een goed oordeel te kunnen vormen over AEB, omdat men vindt dat de informatievoorziening van AEB, zeker in het licht van de financiële en operationele problemen, te wensen overlaat. Het goedkeuren van het strategisch plan 2018-2022 is bij uitstek een moment voor de gemeente als aandeelhouder om zijn invloed als beleidsmaker te doen gelden. Het is ook cruciaal vanuit de verantwoordelijkheid van de aandeelhouder omdat het college van b&w jegens de gemeente(raad) een plicht heeft te zorgen voor een zorgvuldig beheer van de deelneming, om publieke middelen goed in te zetten en om te waarborgen dat publieke beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd. Het strategisch plan 2018-2022, dat in de decembervergadering 2017 goedgekeurd zou worden, leidt echter tot spanning tussen de gemeente en de rvc. In de zomer van 2016 neemt AEB de afdeling Deelnemingen en de vakdirecties mee in de strategie voor de komende jaren. Op 31 oktober 2017 bespreekt Deelnemingen het eerste conceptstuk. Op 11 november stuurt AEB Deelnemingen een aangepast stuk, dat binnen de gemeente besproken wordt op 22 november. De afdeling Afval is het eens met de basislijn, maar ziet graag scherpere en genuanceerdere verwoordingen. Deze feedback vanuit de afdeling Afval komt echter pas bij de afdeling Deelnemingen op het moment dat al een akkoord is gegeven aan AEB op de tekst. Deelnemingen kiest er voor alsnog -vlak voor de aandeelhoudersvergadering- input voor het strategisch plan aan te reiken aan AEB. Die input houdt concreet in dat de gemeente AEB vraagt vijftien prestatie-indicatoren toe te voegen en twee andere zaken nader uit te werken, met het verzoek de voorgestelde wijzigingen over te nemen. De gemeente vraagt dit omdat AEB niet concreet maakt hoe en hoeveel het denkt bij te kunnen dragen aan de ambities van de gemeente om het afvalscheidingspercentage te verhogen, hergebruik van grondstoffen te bevorderen en de uitstoot van CO2 te verminderen. De gevraagde indicatoren zouden de gemeente in staat stellen te volgen welke vorderingen AEB zou maken op die ambities. Dit maakt dat het gesprek in de aandeelhoudersvergadering moeizaam verloopt. | 78 en = __ De rvc van AEB geeft in deze AVA aan dat deze gang van zaken niet conform good governance is, en dat bij de gemeente sprake lijkt te zijn van rolvermenging omdat de gemeente zich inhoudelijk op detailniveau ‘bemoeit’ met wat er precies in het plan moet komen te staan. Bij de betreffende AVA zijn geen wethouders aanwezig. De rvc en directie van AEB voeren het gesprek over de wijzigingen in het strategisch plan enkel met ambtenaren. AEB kondigt aan voort te zullen gaan zonder goedgekeurd strategisch plan, tot op een later moment een nieuw stuk goedgekeurd zal worden. Tot op heden is dat niet gebeurd. In juli 2018 spreken de wethouder Deelnemingen en de wethouder Duurzaamheid met de rvc ook over het proces om te komen tot een nieuwe strategie voor AEB. De gemeente constateert daarover in zijn brief van 29 oktober 2019 dat “dit proces eind 2017 (is) vastgelopen op vorm, inhoud en timing”. In de brief wordt geconcludeerd dat daar uitvoerig en genoeg over is gesproken, en dat het voor de onderneming en voor de gemeente als aandeelhouder van belang is dat AEB langs een gedragen strategie werkt. Om dat te onderstrepen hebben beide kanten van de tafel zich in het gesprek gecommitteerd om binnen afzienbare tijd een gedragen strategie vast te stellen. Tot op heden is dat niet gelukt en de facto functioneert AEB vanaf 2018 zonder goedgekeurd strategisch plan. Benoemingen van bestuurders en toezichthouders Volgens de statuten van AEB Holding N.V. is op haar het zogenaamde gemitigeerde structuurregime van toepassing. Dat betekent dat de AVA de directeuren en commissarissen benoemt, op voordracht van de raad van commissarissen. De voordracht voor benoeming van directeuren kan de AVA terzijde stellen, waarna zij vrij is een andere persoon te benoemen (art. 13.4 statuten). Als de AVA de voordracht voor benoeming van commissarissen afwijst, moet de rvc een nieuwe voordracht opmaken (art. 16.9 statuten). Voor een enig aandeelhouder die, zoals vastgelegd in Doelgericht op Afstand, ervoor kiest om op afstand te opereren, is het benoemingenbeleid een van de weinige mogelijkheden tot het uitoefenen van directe invloed. Passend bij de opvatting van het college van b&w, moet de wethouder Deelnemingen zich ervan vergewissen dat in directie en rvc voldoende kwaliteit aanwezig is om de continuïteit en het presteren van AEB te waarborgen. De gemeente vraagt in benoemingsprocessen om de fong- en shortlists van kandidaten. In één situatie heeft de gemeente de benoeming van een directielid voor AEB geweigerd. Naar eigen zeggen dringt de wethouder Deelnemingen in 2019 aan op het niet herbenoemen van een lid van de directie en het benoemen van een lid van de rvc. Beide keren stuit dat in de beleving van de wethouder in eerste instantie op weerstand van de rvc, maar krijgt de wethouder naar eigen zeggen wel zijn zin. De rvc weerspreekt dat sprake was van weerstand. Met betrekking tot het directielid heeft de rvc eigenstandig en in overleg met de betrokkene besloten tot terugtreden nog voor het verstrijken van de benoemingstermijn. De rvc heeft voldaan aan de voorwaarden die de wethouder stelde voor financiële steun, namelijk het benoemen van twee nieuwe rvc-leden. Het stellen van deze voorwaarde heeft de rvc verbaasd omdat dit niet nodig was geweest. [79 a = nn” De benoeming van commissarissen is een verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam. In het document ‘profielschets en wervingsprocedure’ is in onderling overleg tussen de rvc en de gemeente vastgelegd hoe een wervingsprocedure verloopt en over welke algemene kwalificaties een commissaris moet beschikken. Naast die algemene kwalificaties zijn er ook steeds per vacature specifiekere vereisten, op basis van de behoefte op dat moment. Het proces eindigt met een voordracht van de rvc aan de aandeelhouder, die daaraan voorafgaand al kennis heeft gemaakt met de kandidaat. Kennis van de afvalbranche of kennis en ervaring met het organiseren van een industriële fabriek is niet expliciet benoemd in de profielschets van de rvc. Daarin is opgenomen: “De rvc dient kennis van en ervaring te hebben met minimaal twee van onderstaande aspecten van de bedrijfsvoering van het AEB c.q. kennis en ervaring van specifieke branches: a. accountancy, control en financiën; b. risico- en veiligheidsmanagement; c. personeel, organisatie en arbeidsverhoudingen; d. corporate governance en juridische zaken; e. innovatie en/of creatieve omgeving; f. openbaar bestuur (stad, regio, Rijk of Europa); g. milieu en Duurzaamheid, met name gericht op energie of grondstoffen; h. ketenoptimalisatie; i. asset utilization & asset management in kapitaalsintensieve (productie)industrie” Na de verzelfstandiging is de heer Kruize lid van de rvc. Als voormalig directeur van AEB beschikt hij over kennis van de afvalbranche en de historie van AEB. Hij wordt opgevolgd door een lid met kennis van de elektriciteits- en afvalbranche. Het beloningenbeleid komt regelmatig aan bod in gesprekken tussen de gemeente en de rvc, ook in AVA's!!9, Commissarissen uiten tussen 2014 en 2019 hun zorgen over het vinden van geschikte kandidaten voor de directie tegen een beloning die in negatieve zin afwijkt van de branche. In juni 2015 heeft de rvc het beloningsbeleid geagendeerd op de AVA. Op verzoek van de aandeelhouder is dit aangehouden in verband met een evaluatie en actualisatie van het gemeentelijk beloningsbeleid. Het geactualiseerde beleid is in februari 2016 vastgesteld door de gemeenteraad, waarna de rvc in lijn met dit geactualiseerde beleid beloningsbeleid voor AEB heeft opgesteld 12, De wethouder wil naar aanleiding van een motie van de raad in gesprek met de rvc en directie over directeuren die meer verdienen dan de WNT Il norm toestaat. Md Volgens de statuten wordt de beloning van de directie en van de afzonderlijke bestuurders door de Raad van Commissarissen opgesteld en door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders vastgesteld. 120 De werkingssfeer van de WNT strekt zich niet uit tot de vennootschap. In de verzelfstandigings-overeenkomst is echter bepaald dat de kaders van het beloningsbeleid gevormd worden door het gemeentelijke beloningsbeleid deelnemingen en door de WNT-norm. De totale bezoldiging per kalenderjaar (inclusief flexibele beloning, exclusief eventuele van toepassing zijnde beëindigingsvergoeding) bedraagt in principe maximaal de beloning zoals bedoeld in de actuele WNT- Il norm. Deze is van toepassing sinds 1 januari 2015. Wanneer aantoonbaar blijkt dat geen gekwalificeerde bestuurder gevonden kan worden binnen de actuele WNT-Il norm, kan de rvc een gewogen beloning vaststellen. Hierover treedt de rve in overleg met de aandeelhouder. | 80 en = __ De rvc vindt het beloningsbeleid een verantwoordelijkheid van de rvc en stelt een gesprek met de renumeratie- en benoemingscommissie voor!?!. Uiteindelijk vindt er wel een gesprek tussen de wethouder en de directeur van AEB over dit onderwerp. Verschillende geïnterviewden, ook uit de rvc van AEB, hebben aangegeven dat hun beeld is dat het morele appél over de WNT Il norm er tenminste in één geval toe heeft geleid dat een directielid van AEB afzag van herbenoeming, en dat dit het vinden van goede kandidaten heeft bemoeilijkt. Dat geldt, aldus geïnterviewden, ook voor het niveau direct onder de directie. De rvc heeft overigens geen enkele keer in een benoemingsprocedure aan de aandeelhouder aangegeven geen geschikte kandidaat te kunnen vinden vanwege het gehanteerde beloningsbeleid, omdat een beroep op coulance van de gemeente niet kansrijk leek. Sturingsmogelijkheden en (in)formele positie Binnen de gemeente leven verschillende beelden over de positie en de sturingsmogelijkheden van de gemeente. Bij Deelnemingen is men van mening dat de gemeente terughoudend moet zijn in haar bemoeienis met deelnemingen als aandeelhouder. De directie is aan zet, de rvc houdt toezicht en daarna komt pas de gemeente als aandeelhouder. Deelnemingen is ook van mening dat de gemeente geen verstand van zaken over ‘de business’ hoeft te hebben. Daarvoor moeten juist de directie en rvc zorgen. Beleidsafdelingen willen wel inhoudelijk sturen, maar men concludeert daar dat de invloed op de koers van AEB beperkt is. Dit neemt niet weg dat veel gesprekspartners van mening zijn dat de invloed van de gemeente op AEB groot is; enerzijds realiseert men zich dat conform het deelnemingenbeleid de aandeelhouder op afstand staat en vooral de directie en rvc van AEB aan zet zijn, maar anderzijds is de werkelijkheid natuurlijk dat de gemeente 100% aandeelhouder is, de belangrijkste klant is van AEB en belangrijke zaken niet zonder instemming van de gemeente mogelijk zijn. Uit de interviews is het beeld ontstaan dat de gemeente in haar aandeelhoudersrol voornamelijk kijkt naar het financieel belang. Een voorbeeld hiervan is de houding van de gemeente ten aanzien van de Sl. Tijdens de initiatieffase van de scheidingsinstallatie, al in 2015, geeft de gemeente tijdens een aandeelhoudervergadering aan ook te willen kijken naar de impact als niet geïnvesteerd zou worden in de scheidingsinstallatie, een investering die algemeen als stepping stone wordt gezien voor andere duurzaamheidsprojecten. Door haar invloed op de investeringen, heeft de gemeente ook veel invloed op de mogelijkheden voor AEB om de transitie naar duurzaam bedrijf te maken. De gemeente stuurt vanuit het oogpunt van risicobeheer stevig op het financieel rendement van de businesscase voor de Scheidingsinstallatie (zie ook paragraaf 4.1). De gedachte is dat het verhogen van het rendement op de Sl een buffer kan vormen voor tegenvallers. 11 AVA van 21 juni 2016. | 81 en = __ De gemeente realiseert zich echter niet dat het verhogen van het rendement op de SI leidt tot meer risico's voor AEB, bijvoorbeeld doordat meer afval wordt gecontracteerd, in de gedachte dat verbrandingscapaciteit vrijkomt door de SI. Als dat niet het geval blijkt in het verwachte tempo, leidt dat tot extra kosten voor AEB om contractverplichtingen na te komen (zie ook 2.1 en 2.2). Het verbeteren van het rendement is een reden voor AEB om de SI uit eigen middelen te financieren, om de businesscase te verbeteren, terwijl bij verzelfstandiging de afspraak is gemaakt dat de gemeente mee kan investeren (in de vorm van leningen) in duurzaamheidsinitiatieven. De gemeente dacht, overigens net als AEB, dat de liquide middelen van AEB dit toelieten. De prognoses over liquiditeit werden echter keer op keer niet gehaald, en daarmee hielden AEB noch gemeente rekening. Overigens heeft AEB hier nooit een punt van gemaakt (zie ook onderstaande over de rol als financier). Financier Gemeente Amsterdam is naast aandeelhouder (en daarmee verstrekker van het eigen vermogen) ook een verstrekker van vreemd vermogen van AEB (zie ook paragraaf 2.3, ad 3). Tevens is er een directe financieringslijn met WPW. In collegebesluiten worden belangen van de wethouders Deelnemingen en Financiën gewogen. Naar eigen zeggen echter, geeft de facto de wethouder Deelnemingen opdracht aan de wethouder Financiën over de financiering 22, In de wijze van financiering en de betrokkenheid van de gemeente zijn twee ‘fases’ te onderscheiden: 1) de fase vanaf de periode van verzelfstandiging in 2014 en 2) de fase vanaf de herfinanciering door een bankenconsortium eind 2017. In paragraaf 2.3 is de omvang van de financiering in beide fases inzichtelijk gemaakt. Hier gaat het vooral over de rolinvulling door de gemeente als financier. Uitgangspunt is dat AEB ook na verzelfstandiging dezelfde dekking blijft leveren in de begroting van gemeente Amsterdam, dat wil zeggen dat de bijdrage uit dividend en rente op hetzelfde niveau blijven als voor verzelfstandiging (zie paragraaf 2.3, ad 1). Over de positie van gemeente Amsterdam bij de financiering van transitieprojecten is bij de verzelfstandiging het volgende afgesproken: e _ Voorstellen voor grotere investeringen worden overeenkomstig de governance-structuur van het verzelfstandigde AEB met per project een gedegen businesscase voorgelegd aan de gemeente als aandeelhouder en financier. Alleen na gemeentelijke goedkeuring wordt tot uitvoering daarvan overgegaan, waarbij het college van b&w individuele projectvoorstellen voor wensen en bedenkingen aan de gemeenteraad zal voorleggen 128, e _ Onder de investeringsfaciliteit financiert de gemeente voor de periode 2014-2016 maximaal 60% van een transitieproject en voor 2017-2018 maximaal 50% van een transitieproject, in de vorm van een geldlening. 12 Vanaf november 2017 waren beide rollen belegd bij dezelfde wethouder, de heer Kock. 23 Wethouder Gehrels, brief aan de gemeenteraad over beantwoording vragen raadscommissie EZP, 16 december 2013. In deze brief wordt aangegeven dat het gaat om individuele transitieprojecten groter dan € 5 miljoen. | 82 en we m __— Met de komst van het nieuwe college van b&w in 2014, is de opvatting over rollen en verantwoordelijkheden van de gemeente in het financieren van gemeentelijke bedrijven in het algemeen door de gemeente veranderd. De achterliggende gedachte was dat de gemeente niet ‘voor bank moet spelen’. Het gaat immers veelal om risicovolle activiteiten. De gemeente heeft in de periode van 2014 tot 2019 daarom het totaal aantal uitstaande leningen substantieel teruggebracht, van meer dan € 1 miljard aan leningen die ook door de markt gefinancierd konden worden, tot minder dan € 0,5 miljard. Fase 1: vanaf verzelfstandiging tot aan herfinanciering bankenconsortium Amsterdam heeft tot aan de herfinanciering op 27 november 2017 de volgende leningen uitstaan bij AEB: e, achtergestelde lening aan AEB met een hoofdsom van € 138 miljoen met een looptijd van 12 jaar, tot eind 2025 tegen een rentevoet van 6,7%; e lening aan AEB met een hoofdsom van € 320 miljoen met een looptijd van 5 jaar, tot eind 2018 tegen een rentevoet van 4,4%; e _ lening voor de investeringsfaciliteit WPW met een maximale omvang van € 52,9 miljoen tegen een variabele rentevoet (Euribor plus opslag van 100 basispunten). AEB ontvangt rente en aflossing van WPW voor het opgenomen deel van de investeringsfaciliteit. Een belangrijk feit voor de invulling van de rol als financier is dat in 2015 de gemeente een substantieel deel van de leningen omzet in eigen vermogen van AEB (zie paragraaf 2.3 voor een uitgebreide beschrijving). Dat leidt in de gemeenteraad tot de oproep om terughoudend te zijn met investeringen in AEB, in combinatie met het herijkingsonderzoek (zie paragraaf 4.4). Op 30 april 2015 ontvangt de gemeente een verzoek van AEB tot aanpassing van de voorwaarden dan wel financieringsstructuur, vanwege het niet meer voldoen door AEB aan contractafspraken bij het afsluiten van de leningen. Het college van b&w stemt vervolgens, in de hoedanigheid van vreemd vermogen financier van AEB Amsterdam, in met het verstrekken van uitstel (waiver) tot uiterlijk 15 oktober 2015, in verband met de beoogde behandeling in de raadsvergadering in september 2015 van een voorstel tot aanpassing van de financieringsstructuur. Op 1 september 2015 besluit het college van b&w over een voorstel voor herstructurering van schuld en eigen vermogen, gecombineerd met een aanpassing van leningsvoorwaarden. De crux van het voorstel is dat de gemeente een bedrag van € 60 miljoen euro van haar leningen aan AEB omzet in aandelenkapitaal (agiostorting). Daarmee wordt een deel van de daling van het eigen vermogen in de openingsbalans van AEB gecompenseerd (zie paragraaf 2.3 ad1). Het doel is een duurzame financieringsoplossing voor AEB. De gemeenteraad krijgt ten aanzien van herstructurering financiering AEB op 30 september 2015 de gelegenheid wensen en bedenkingen te uiten. Fase 2 Na herfinanciering bankenconsortium In het raadsbesluit over de verzelfstandiging van AEB van 18 december 2013 is besloten dat AEB voor eind 2018 de reguliere lening van € 220 miljoen moet herfinancieren. AEB is zeer gemotiveerd om de afgesproken herfinanciering te realiseren: de rente op de kapitaalmarkt is gedaald, waardoor de herfinanciering de rentelasten van AEB kan verlagen. | 83 a = nn” De herfinanciering past ook goed bij de opvatting van de gemeente dat zij niet de rol van bankier moet willen spelen. Met deze herfinanciering is de risico exposure van de gemeente verkleind. AEB doet een uitvraag bij nationale en internationale financiers om te vragen of partijen bereid waren tot herfinanciering. Meerdere partijen tonen interesse en zijn bereid tot herfinanciering van het uitstaande bedrag. AEB kiest uiteindelijk gekozen voor een consortium van de BNG, ING, de Deutsche Bank en ABN Amro. Het college informeert de gemeenteraad hierover en de gemeenteraad krijgt in de raadsvergadering van 8 november 2017 de gelegenheid tot het uiten van wensen en bedenkingen over het aanpassen van de achtergestelde lening van AEB en de leningovereenkomst aan WPW. Per 27 november 2017 is AEB geherfinancierd en heeft nieuwe leningen afgesloten bij het consortium van vier banken. Op die datum is de restant hoofdsom van de (reguliere) lening van gemeente Amsterdam van € 220 miljoen in zijn geheel afgelost. Daarnaast is de investerings- en rekeningcourantfaciliteit beëindigd. De achtergestelde lening is voortgezet en de aan WPW verstrekte financiering is vanaf die datum rechtstreeks vanuit de gemeente aan WPW verstrekt. De looptijd van de achtergestelde lening bedroeg bij afsluiten in 2014, 12 jaar met een rente van 6,7%. Dit blijft bij de herfinanciering in 2017 ongewijzigd. Na de herfinanciering is een externe lening aangetrokken van € 45 mln voor de Biomassacentrale BPA. Impact van de rentebetalingen In de interviews is meermalen benoemd dat de gemeente een hoge rentevergoeding rekent, en daarmee -samen met de geprognotiseerde dividenduitkeringen- flink zou verdienen aan AEB. De gemeente stelt zich op het standpunt dat sprake is van marktconforme rentes en dat zij daartoe ook verplicht is, omdat anders sprake is van ongeoorloofde staatssteun. De gemeente stelt dat de hoogte van dividenduitkeringen een onderwerp van gesprek werd nadat resultaten van AEB onder druk kwamen te staan. Volgens de gemeente was het geen factor of het bedrag betaald zou kunnen worden, omdat AEB voldoende kasstroom/liguiditeit had. Wel keek de gemeente naar de ontwikkeling van de solvabiliteit. De rve en directie van AEB hebben dividend- en rentebetalingen nooit formeel bij de aandeelhouder ter sprake gebracht. De gemeente krijgt geen signalen van directie of rvc dat AEB van mening is dat de rentebetalingen en geprognotiseerde dividenduitkering leiden tot buitenproportionele lasten voor AEB en daarmee een belemmering vormen voor onderhoud of andere noodzakelijke operationele uitgaven. Klant Gemeente Amsterdam is eigenaar van al het huishoudelijk en klein chemisch afval dat wordt aangeboden binnen de gemeentegrenzen. De afval- en grondstofstromen die in Amsterdam ingezameld worden, worden deels door AEB zelf verwerkt (restafval), nagescheiden (plastics). Alle overige stromen (met uitzondering van bodemas) worden door AEB aanbesteed en bij derde partijen verwerkt. | 84 a mi nn” Sinds de realisatie van de Sl in het najaar van 2017 betaalt gemeente Amsterdam een extra bijdrage aan AEB voor het nascheiden van huishoudelijk afval. AEB verwerkt niet alleen het afval maar beheert ook de afvalpunten in Amsterdam. De klantrol heeft in al deze jaren tot weinig discussie geleid, en de klantrelatie van de gemeente met AEB lijkt tussen 2014 en de zomer van 2019 prima te zijn geweest. Er is een tijd gezocht naar een goede manier om problemen als klant te bespreken met AEB. De gemeente realiseerde zich dat de aandeelhoudersrol ten onrechte werd gebruikt om zaken als wachttijden te bespreken, of om de kosten van investeringen voor gemeentelijke beleidsdoelstellingen geheel bij AEB te leggen. Dit is een van de thema’s van de bestuursopdrachten (zie 4.4). In het uitvoeringsplan afval 2016'%* staat dat Amsterdammers zullen worden gestimuleerd om zelf meer grofvuil naar afvalpunten te brengen. En dat AEB hiervoor de dienstverlening op de afvalpunten zal verbeteren. Tussen september 2016 en november 2018 zijn er, op initiatief van de gemeente, periodieke strategische overleggen tussen de gemeente en AEB, waarbij de gemeente optreedt vanuit diens rol als klant. De gemeente wordt in deze overleggen vertegenwoordigd door medewerkers van het programmateam Afval en Grondstoffen. Tijdens de overleggen komen business development en de stand van zaken over het uitvoeringsbeleid van afval als vaste agendapunten aan bod. Ook worden zaken afgestemd: grondstofstromen van afval, het afval dat voor de scheidingsinstallatie bedoeld was tegenover het afval dat direct verbrand mocht worden, het uitvoeren van een pilot waarbij afval over water vervoerd werd naar AEB, en het inzamelen van luiers voor het EMBRACED-business development project.125 Geschillen, zoals bijvoorbeeld een geschil over wachttijden bij het afleveren van afval, komen zelden voor. In 2019 spreekt de gemeente de wens uit om de gronden van deze afvalpunten weer terug te kopen, en ook de afvalpunten weer in eigen beheer te nemen. Er is in de manier waarop het overleg over de klantrol is ingevuld en de inhoud van dit overleg geen indicatie naar voren gekomen dat dit te maken heeft met ontevredenheid over de manier waarop AEB deze rol uitvoert. Beleidsmaker/opdrachtgever Gemeente Amsterdam is beleidmaker, ook op veel vlakken waar beleid invloed heeft op AEB, zoals (huishoudelijk) afval, hergebruik van grondstoffen, energie (elektriciteit en warmte), (stedelijk) ruimtegebruik, verkeer, woning- en bedrijfsisolatie en milieu (zonering en uitstoot). In deze paragraaf gaat het uitsluitend over het beleid op het gebied van Afval en Warmte. Gemeente Amsterdam beschouwt AEB in de eerste jaren als een goede partner om de duurzaamheidsambities als business te ontwikkelen. De belangrijkste bron van duurzame energie op Amsterdams grondgebied is ook de elektriciteitsproductie door AEB (71 procent van de jaarlijkse ‘Amsterdamse’ 2.700 terajoule aan duurzame energie) 1? Het past in de gedachte dat Nederland, en dus ook Amsterdam, op weg is naar een circulaire economie, waarin er steeds meer sprake zal zijn van het gebruik van secundaire in plaats van primaire grondstoffen. 14 Gemeente Amsterdam, Uitvoeringsplan Afval, 14 juni 2016. 15 Het project EMBRACED is niet gerealiseerd. 18 Gemeente Amsterdam, Agenda Duurzaam Amsterdam, 11 maart 2015. | 85 en = __ Daarmee verdwijnt de huidige status van afval en heeft afvalverbranding als zodanig geen toekomst meer. AEB zou moeten omvormen tot een circulair bedrijf, dat daarmee ook nog geld verdient. Ten tijde van de verzelfstandiging van AEB, en in de eerste jaren na de verzelfstandiging, lag de verantwoordelijkheid voor afval bij de stadsdelen. De kennis die er in de centrale stad aanwezig was over afval, was grotendeels ‘meeverzelfstandigd’ met AEB. Er is in de eerste jaren na 2014 kortom weinig kennis over afval meer aanwezig op het stadhuis. Vanaf 2015 wordt deze kennis weer opgebouwd, eerst in het programmateam Afval en Grondstoffen, sinds het najaar van 2019 in de vakdirectie Afval en Grondstoffen (A&G). Afvalbeleid In het beleid van de gemeente tekent zich een lijn af waarbij AEB in de loop van de tijd steeds minder van belang lijkt te worden als partner in het realiseren van de duurzaamheidsdoelstellingen van de stad. In eerste instantie is AEB ‘het’ instrument van de gemeente om de duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren. Zo is het ook afgesproken bij de keuze voor het transitiescenario als onderlegger voor de verzelfstandiging (zie ook paragraaf 2.3, toelichting ontwikkeling omzet en bedrijfsresultaat businesscase verzelfstandiging). En dit voornemen komt ook naar voren in de doelstellingen zoals opgenomen in de verzelfstandigingsovereenkomst van AEB'?7, namelijk: e het exploiteren van een reststoffenverwerkings-, afvalinzamelings-, afvalverwerkings- en energieopwekkingsbedrijf, (…) met nadruk op duurzaamheid; de productie, distributie en levering van (duurzame) energie; e het in het kader van het voorgaande bevorderen van de productie van duurzame energie met minimale uitstoot van kooldioxidegas; . recycling en in algemene zin het streven naar en het bevorderen van een voor het milieu zo min mogelijk belastende wijze van afvalverwerking en energieopwekking en het zo effectief en duurzaam mogelijk gebruik van grondstofstromen en het herwinnen, produceren, distribueren en leveren van bruikbare en mogelijk strategisch waardevolle grondstoffen; e _de ontwikkeling en realisatie van nieuwe duurzame technologieën en processen op voornoemde gebieden en het vervullen van een afvalketenregie-functie voor de regio Amsterdam. De agenda Duurzaam Amsterdam'®® maakt expliciet duidelijk dat gemeente Amsterdam en AEB (vaste) partners zijn op diverse onderdelen van de duurzaamheidsambitie. Daarin staat: “AEB Amsterdam wil uitgroeien tot een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf en haar activiteiten richten op onder meer het scheiden van afvalstoffen, het opwerken hiervan en het versterken van het recycelingeluster in het havengebied. Doel: in 2018 vier keer zoveel grondstoffen uit afval terugwinnen als in 2014.” {27_Nauta Dutilh, Verzelfstandigingsovereenkomst tussen Gemeente Amsterdam en AEB, 1 januari 2014. 18 Gemeente Amsterdam, Agenda Duurzaam Amsterdam, 11 maart 2015. | 86 en = __ Daarnaast wordt de samenwerking op het gebied van recycling benoemd. Gemeente Amsterdam zou, onder meer samen met AEB, in 2015 een eerste overzicht opstellen van kansen voor het versterken van de recycle- en reparatiebranche. Tot slot wordt de rol van AEB bij stadswarmte benoemd: WPW, waarin Nuon en AEB participeren, heeft de ambitie om het stadswarmtenet te laten groeien tot 230 duizend aansluitingen in 2040. Om deze doelstellingen te bereiken, is het nodig om het aantal aansluitingen per jaar te versnellen. Voor de huidige collegeperiode 2014-2018 is het doel om te groeien met 19.000 aansluitingen tot 81.000 in 2018, met een doorgroei naar 102.000 eind 2020. Gemeente Amsterdam ondersteunt deze ambitie. Ook het Uitvoeringsplan Afval van 14 juni 2016 geeft nog steeds blijk van een gezamenlijke ambitie: in het plan staat dat AEB is verzelfstandigd omdat dit de beste mogelijkheden geeft om het bedrijf te transformeren naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf. De gemeente maakt duidelijk dat AEB een belangrijke rol speelt in het realiseren van de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en kostenefficiëntie. De gemeente wil vanuit haar rol van opdrachtgever en aandeelhouder de samenwerking met AEB Amsterdam verbeteren en concrete prestatieafspraken (via dienstverleningsovereenkomsten) maken, zodat de partijen met elkaar zorgen dat de stad van een lineaire naar een circulaire economie gaat, en AEB zich daarbij kan transformeren naar een grondstoffen bedrijf. Daarnaast wordt de rol van AEB als grondstoffenbedrijf expliciet gemaakt bij het behalen van de scheidingsdoelstelling in de periode tot 2020. In het plan heeft de gemeente de doelstelling geformuleerd dat het scheidingspercentage van het afval omhoog moet van 19% in 2013 naar 65% in 2020, waardoor meer recycling van afval mogelijk wordt. Hierbij wordt in het plan een verbinding gelegd met AEB (lees: de SI). De gemeente stelt dat om de planning van 65% in 2020 te halen, een samenwerking met AEB noodzakelijk is. AEB heeft in dit kader businesscases voor het nascheiden van huishoudelijk restafval (de SI), het vergisten van de organische natte fractie en een groengasinstallatie in voorbereiding. Bij de vaststelling van die doelstelling van 65% is rekening gehouden met wat volgens AEB door de Sl bijgedragen kan worden. In deze periode loopt het beleid van Amsterdam en dat van AEB gelijk op. AEB is immers bezig met verschillende business development projecten in het kader van circulariteit (zie paragraaf 2.7). Uit de bestuursopdrachten (zie paragraaf 4.4) en het concept uitvoeringsprogramma Afval en Grondstoffen 2020-202512 komt vanaf 2018 echter een heel ander beeld naar voren. In de bestuursopdrachten tekent zich de lijn af dat AEB slechts één van de partijen is waarmee gemeente Amsterdam zijn duurzaamheidsdoelstellingen kan realiseren, maar dat dit geen exclusieve relatie zal zijn. 129 Gemeente Amsterdam, concept uitvoeringsprogramma Afval en Grondstoffen 2020-2025, 7 april 2020. Afgerond na de onderzoeksperiode maar opgenomen omdat het inzicht geeft in de ontwikkeling van de beleidsopvattingen van de gemeente. | 87 en = __ Uit de interviews blijkt dat dit te maken heeft met de vraag van de gemeente of AEB wel in staat is om de ambities van Amsterdam te realiseren. Het trackrecord op innovaties is volgens de gemeente niet overtuigend geweest in de voorgaande jaren. In de gesprekken tussen AEB en gemeente komt dit teruglopend vertrouwen in de innovatiekracht van AEB overigens niet expliciet aan de orde. In het licht van voorgaande is relevant hoe de wethouder Duurzaamheid voor zich ziet dat AEB invulling geeft aan het strategisch plan. Zij zegt in een brief'$ van oktober 2018 dat het voor haar en de gemeenteraad belangrijk is dat AEB laat zien hoe AEB meewerkt aan de uitvoering van het coalitieakkoord. Zij schrijft: "AEB is een belangrijke partner van de gemeente en vice versa. Wat ik van belang acht is dat de hoofdlijn en richting van wat de gemeente en AEB willen overeenkomt. En dat ín de strategie tot uiting komt dat AEB bijdraagt aan de Amsterdamse doelen. En dat daar op bestuursniveau ook een gedragen beeld over is.” De wethouder stelt dat de ambities uit het coalitieakkoord om afval als grondstof te gebruiken en om van de afvalketen een grondstoffenfabriek te maken, vragen een goede samenwerking tussen de AEB en de gemeente. AEB gaat in de strategie in op (verwachte) marktontwikkelingen, en geeft aan voortdurend de marktontwikkelingen en wensen van zijn stakeholders te monitoren. De wethouder vraagt AEB in zijn strategie op te nemen dat deze verkenning van risico’s en kansen ook inzichtelijk en beschikbaar gemaakt wordt voor belangrijke stakeholders zoals de gemeente, en vraagt AEB indicatoren te ontwikkelen die het mogelijk maken dit te monitoren. De brief sluit af met “Tenslotte maak ik van de gelegenheid gebruik om u te laten weten dat de ambities van de gemeente om in 2040 aardgasvrij te zijn, in 2050 95% minder CO2 uitstoot te hebben, in 2050 geen grondstoffen te verbranden mij bezig houden. Ook in relatie tot de toekomst van AEB”. Beleid warmte AEB speelt een belangrijke rol in de warmtevoorziening van de stad en in het realiseren van de Amsterdamse ambities voor aardgasvrijf®!. AEB is namelijk de enige warmteleverancier van Westpoort warmte (WPW). WPW is een joint venture tussen AEB en Nuon Warmte en heeft het westelijke warmtenetwerk in de stad in eigendom. Nuon Warmte heeft tevens het grootste, oostelijke, netwerk in de stad in bezit. In de brief van de wethouder Duurzaamheid!®? van 29 oktober 2018 wordt in relatie tot het (niet vastgestelde) strategisch plan van AEB over warmte het volgende opgemerkt: “Het strategisch plan van AEB bevat de te volgen strategie van de vennootschap en haar dochtermaatschappijen. AEB geeft aan een structureel sterkere rol te willen gaan spelen in WPW, maar dat wordt verder niet uitgewerkt. Ik meen dat ook met betrekking tot deze belangrijke dochter van AEB duidelijk moet worden uit de strategie van AEB in welke geografische gebieden ze actief wil zijn, wat de doelen zijn en hoe deze worden gerealiseerd. (…) Ik verzoek u op dit punt de strategie dus nog aan te vullen.” 190 Brief d.d. 29 oktober 2018 naar aanleiding van het gesprek met de rvc van AEB in juli 2018, 181 Rekenkamer Amsterdam, Grip op Westpoort Warmte, 21 november 2018, samenvatting (p. 1-2). 82 Wethouder Duurzaamheid, brief aan rvc AEB, 29 oktober 2018. | 88 en = __— De Rekenkamer Amsterdam levert in november 2018 het onderzoek ‘Grip op Westpoort Warmte’ op. Dit is het bestuurlijke rapport als onderdeel van het onderzoeksrapport ‘Verduurzaming warmtevoorziening met warmtenetten, geen geïsoleerd vraagstuk’ van maart 2019. De Rekenkamer trekt drie hoofdconclusies: 1. lange historie in een veranderende context leidt tot een gedateerde en complexe constructie; 2. constructie kent achterstallig onderhoud en vraagt om juridische alertheid van gemeente; 3. uitvoering procesafspraken en informatievoorziening laat te wensen over. Twee constateringen van de Rekenkamer worden hier uitgebreider belicht, omdat ze inzicht geven in onderliggende redenen voor de complexiteit van de relatie tussen AEB en de gemeente of WPW en gemeente. Ten eerste stelt de Rekenkamer dat de verzelfstandiging van de gemeentelijke dienst AEB een complicerende factor was: “Deze dienst ging vanaf 1 januari 2014 als NV zelfstandig verder, nam de gemeentelijke aandelen WPW over en is sindsdien zowel leverancier als mede-eigenaar van WPW. Gegeven de daaraan gekoppelde afspraken is de toekomst van WPW daardoor onlosmakelijk verbonden met die van AEB en vice versa. AEB dient voor een lange periode warmte te leveren tegen vastgelegde condities. Ook indien als gevolg van het gemeentelijke afvalbeleid de AVI van AEB anders zal worden ingezet of er minder afval zal worden verbrand. WPW is daarnaast voor een voldoende rentabiliteit van zijn business casussen ook afhankelijk van relatief goedkope warmte van AEB NV”. Ten tweede geeft de Rekenkamer aan dat de aard van de constructie, de gelaagdheid van het bestuur (via AEB), de kennisachterstand en de gebrekkige kennisuitwisseling tussen de gemeentelijke diensten zorgen voor een beperkte kennis bij het college van b&w, terwijl de gemeente wel risico’s loopt. De Rekenkamer constateert dat de gemeente vanaf de oprichting van WPW een kennisachterstand heeft ten opzichte van Nuon. Die neemt verder toe na de verzelfstandiging van AEB. De gebrekkige grip op de materie wordt volgens de Rekenkamer nog versterkt door ambtelijke verkokering, waardoor organisatieonderdelen elkaar onvoldoende weten te vinden. Daarnaast, maar ook gedeeltelijk daardoor, laat de informatievoorziening aan de raad te wensen over. De raad wordt natuurlijk betrokken bij de investeringsbesluiten, maar belangrijke risico's worden niet met de raad gedeeld en maken daarmee volgens de Rekenkamer ten onrechte geen onderdeel uit van het besluitvormingsproces. In de bestuurlijke reactie onderschrijft het college van b&w de geconstateerde problemen en wil via de al geformuleerde bestuursopdracht Warmte opvolging geven aan de aanbevelingen (zie paragraaf 4.4). In het nawoord zet de Rekenkamer kanttekeningen bij die aanpak en adviseert de raad om erop toe te zien dat die aanbevelingen ook daadwerkelijk aandacht krijgen bij het uitvoeren van de bestuursopdracht, en dat de bestuursopdracht ook snel en voortvarend wordt uitgevoerd. Onderlinge relatie tussen gemeente Amsterdam als beleidsmaker en opdrachtgever en AEB Na de verzelfstandiging lijkt de oriëntatie van gemeente en AEB, om als partners samen duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren, steeds minder vanzelfsprekend te worden. Een aantal voorbeelden ondersteunt dit beeld. e Opstellen strategisch plan 2018 — 2022. Eerder was sprake van twee parallelle processen — gemeentelijk en bij AEB — bij het maken van het strategisch plan van AEB in 2017. | 89 en = __ e Bestuursopdrachten. Bij het opstellen van de bestuursopdrachten wordt AEB beperkt betrokken. En in de bestuursopdrachten wordt op onderdelen inhoudelijk afscheid genomen van de exclusieve relatie met AEB. e Nadruk op financiële belang. Hoewel gemeente Amsterdam en AEB in de eerste fase na verzelfstandiging gelijk op lijken te lopen als het gaat om de inhoudelijke ambities en planvorming, stuurt de gemeente in de praktijk primair op financieel resultaat van de deelneming. Dit wordt onder meer zichtbaar in de sturing op de Sl. e De planning van veel business development projecten schuift meermaals op in de tijd. In het onderzoek is niet gebleken dat de gemeente als aandeelhouder zich kritischer opstelt naarmate projecten opschuiven. Waar de gemeente voor interne programma’s en projecten een ambtelijk opdrachtgever aanstelt, die de vertaling maakt van politiek-bestuurlijke ambities naar een voor de uitvoering hanteerbaar programma en dat ook borgt — ontbreekt het ambtelijk opdrachtgeverschap voor AEB lange tijd. Het ambtelijk opdrachtgeverschap was in eerste instantie nauwelijks ingevuld. Het wordt vanaf 2016/2017, door het programmateam Afval en Grondstoffen opgebouwd en krijgt met de komst van de directie Afval en Grondstoffen, feitelijk invulling. Dat leidt ertoe dat Amsterdamse beleidsambities niet goed worden afgestemd, waarbij niet wordt gekeken of AEB een rol kan spelen, wat de haalbaarheid is, tot welke financiële dynamiek ze leiden, en of het bedrijf in staat mag worden geacht uitvoering te geven aan die ambities. Als AEB daar in de ogen van de gemeente steeds minder toe in staat blijkt, keert de gemeente zich in tenemende mate beleidsmatig af van AEB. 3.2. Betrokkenheid gemeenteraad De gemeenteraad wordt in relatie tot AEB geïnformeerd over (1) (financiële) prognoses en resultaten, (2) beleidsvoornemens in relatie tot AEB, (3) financiering en investeringen en over (4) relevante ontwikkelingen in het deelnemingenbeleid. Daarnaast is een aantal malen diepgaand van gedachten gewisseld over AEB naar aanleiding van rapporten van de Rekenkamer. Hierna is de betrokkenheid van de gemeenteraad bij AEB weergegeven. Het betreft geen uitputtend overzicht, maar concentreert zich op de voornaamste hiervoor genoemde onderwerpen, vanaf de verzelfstandiging op 1 januari 2014 tot 1 juli 2019. Financiële prognoses en resultaten De raad wordt in 2014 bij brief geïnformeerd over de bijstelling van de financiële jaarprognose AEB 23: het resultaat wordt € 7 miljoen (€ 12 miljoen lager dan verwacht, vooral door extra onderhoud aan twee turbines, een lagere elektriciteitsproductie en mindere marktomstandigheden). Als de raad wordt geïnformeerd! over de grote brand, kondigt de wethouder onder meer een externe validatie aan van de marktontwikkeling en een meerjarenplan aan. 83 Wethouder Ollongren, brief aan de gemeenteraad over bijstelling financiële jaarprognoses, 26 augustus 2014. 14 Wethouder Ollongren, brief aan de raadscommissie WE over de financiële situatie bij AEB, 4 december 2014. | 90 en we m __ In 2015 bespreekt de raad de uitkomsten van de herwaardering van AEB door EY'SS, In het kader van de raadsbespreking op 1 april 2015 worden twee moties aangenomen (raadsbesluit 22 april 2015): e Het college van b&w wordt opgedragen het voor eind 2015 geplande onderzoek naar de financiële positie van AEB per direct te starten (dit gebeurde via uitvoering onderzoek Rekenkamer; zie hierna) en e zo spoedig mogelijk aan de raad voor te leggen: a) een feitenrelaas vanaf het moment waarop binnen de organisatie gestart is met de discussie over de verzelfstandiging van het AEB tot en met de besluiten van het college van b&w met betrekking tot de uitkomsten van de externe validatie; b) een nieuwe financiële risicoanalyse met betrekking tot het AEB, waarin wordt ingegaan op de financiële risico's die resteren na de afwaardering en de bijstelling van de dividendprognose, de kans dat deze risico's zich voordoen en in hoeverre deze risico’s zijn afgedekt. Het college van b&w informeert de gemeenteraad op 23 februari 2018 over het feit dat AEB door de OD NZKG onder verscherpt toezicht is gesteld. Op 13 september wordt de situatie besproken in de raadscommissie. De wethouder Deelnemingen benadrukt bij die gelegenheid dat AEB een verbeterplan heeft opgesteld, dat is voorgelegd aan de OD NZKG. Dat wordt nu geïmplementeerd. Het college van b&w ontvangt kwartaalrapportages die het met de rve en met de directie bespreekt. Tot dan toe verloopt de implementatie voorspoedig. Zijn er hiek-ups, dan meldt de wethouder die aan de raad. Op 5 december 2018 wordt de raad geïnformeerd over tegenvallende prestaties bij AEB: , AEB keert over 2018 geen dividend uit aan de gemeente. Onder normale omstandigheden zou er € 5 miljoen worden uitgekeerd. e Ook 2019 zal naar verwachting een financieel tegenvallend jaar worden. De gemeente moet er rekening mee houden om ook over dat jaar minder of geen dividend te ontvangen. e, De belangrijkste oorzaken zijn het tegenvallend functioneren van de scheidingsinstallatie, de kosten van het wegwerken van achterstallig onderhoud en het versterken van de organisatie van AEB. Naar aanleiding van de brief van 5 december 2018 worden op 10 december 2018 door meerdere raadsleden vragen gesteld. De schriftelijke beantwoording van de vragen vindt plaats op 10 mei 2019. Op 15 mei 2019 informeert de wethouder Deelnemingen, namens het college van b&w, de gemeenteraad vertrouwelijk dat AEB gemeente Amsterdam heeft geïnformeerd over een verdere verslechtering van de financiële situatie. AEB verwacht dat zonder ingrijpen vanuit de aandeelhouder of vreemd vermogensverschaffer het waarschijnlijk onontkoombaar is dat AEB de bankconvenanten zal breken en in default raakt. . _Hetcollege van b&w geeft aan dat de gemeente voornemens is om zelf met de banken in overleg te treden om de mogelijkheden voor een oplossing te verkennen. Een dergelijk gesprek kan plaatsvinden nadat AEB de banken heeft geïnformeerd over de financiële situatie. 135 Ze pouder Ollongren, brief aan de gemeenteraad over de uitkomsten van de herwaardering van AEB door EY, 31 maart | 91 en we m __ e, Het college van b&w stelt dat AEB nog steeds beperkt grip heeft op de cijfers. Het college heeft hier zorgen over. Deze zorgen heeft de gemeente direct na het bericht van AEB aan de directie kenbaar gemaakt. Kort daarop heeft de gemeente ook bij de RvC de zorgen benadrukt. De RvC deelt deze zorgen. AEB heeft mede naar aanleiding hiervan een onafhankelijke partij in de hand genomen om haar eigen cijfers te valideren. e, Essentieel voor het structureel voldoen aan de bankconvenanten is het verbeteren van de operationele prestaties. AEB heeft recent verbeterplannen aan de gemeente gepresenteerd. De gemeente heeft gemeld dat nog onvoldoende duidelijk is hoe deze plannen doorwerken in de cijfers. AEB heeft toegezegd dat verder inzichtelijk te maken. Om het beleid van het bestuur te kunnen beoordelen en de belangen als aandeelhouder te behartigen, geeft het college van b&w aan dat het nauw contact onderhoudt met de directie en RvC van AEB en dat het de raad op de hoogte zal houden van de ontwikkelingen. Op 27 juni 2019 informeren wethouders Deelnemingen en Duurzaamheid de gemeenteraad per brief over het bericht van AEB van 24 juni. In de brief van de wethouders is opgenomen, zoals AEB aan het college heeft meegedeeld, dat AEB niet meer in controle is over de arbeidsveiligheid in de fabriek. Daar is meteen met tijdelijke maatregelen op gereageerd door AEB, zoals het terugbrengen van de belasting van de ovens. Er wordt gewerkt aan maatregelen om de veiligheid structureel te borgen. AEB geeft aan dat dit kan betekenen dat de gehele verbrandingsoperatie voor een periode tussen de nul tot in het ergste geval zes maanden gestaakt zou moeten worden, wat een tijdelijke sluiting van de fabriek voor die periode inhoudt. Op 1 juli 2019 informeert AEB de gemeente hier nader over. De gemeente richt zich op de borging van de publieke belangen, afvalverwerking, de warmtelevering en de slibverwerking. Daarnaast heeft AEB aangegeven dat het stabiliseren van de veiligheidssituatie directe financiële gevolgen heeft. AEB verwacht dat half juli een liquiditeitstekort ontstaat en zonder hulp niet meer aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. Op 1 juli levert AEB een verzoek voor liquiditeitssteun aan. AEB beschouwt dit als een onderbouwd verzoek, gemeente Amsterdam ziet dat niet zo. Beleid Op 11 maart 2015 heeft de gemeenteraad unaniem de Agenda Amsterdam Duurzaam aangenomen waarin is opgenomen dat Amsterdam tot 65% afvalscheiding wil komen, en de mogelijkheid zal onderzoeken dat nascheiding hier een bijdrage aan levert. In 2016 wordt het Uitvoeringsplan Afval evenals het investeringsvoorstel in de HHAS (later Scheidingsinstallatie genoemd) geagendeerd ter bespreking in de raadscommissie ID van 29 juni, in aanwezigheid van wethouder Deelnemingen en waarvoor ook de leden van de raadscommissie WE zijn uitgenodigd. Het Uitvoeringsplan wordt vastgesteld in de raadsvergadering van 13/14 juli, waarbij wordt afgesproken dat mocht een vorm van nascheiding niet gerealiseerd kunnen worden voor 2020, dan dient de bestuurlijke doelstelling te worden losgelaten of verschoven in de tijd. [92 en = __ In de vergadering van de gemeenteraad van 8 november 2018 over de begroting 2019 heeft de raad een motie aangenomen waarin het college van b&w gevraagd wordt om te onderzoeken of luiers en incontinentiematerialen gerecycled kunnen worden door AEB. Het college van b&w geeft aan het gevraagde onderzoek naar inzameling en recycling van luiers en incontinentiematerialen uit te voeren en de raad in het vierde kwartaal 2019 te informeren over de resultaten 13, Financiering en investeringen In september 2015 bespreekt de raad het voorstel voor het aanpassen van de financieringsstructuur, en de raad heeft op 30 september 2015 wensen en bedenkingen ten aanzien van herstructurering financiering AEB kunnen uiten. In de raadsvergadering waarin de investering in de HHAS/SI wordt besproken, uit de raad hierover wensen en bedenkingen: in het kader van de investering in de Sl wordt ingestemd met het vormen van een risicoreservering binnen het duurzaamheidsfonds ter grootte van € 7,2 miljoen (om het risico van afwaardering als gevolg van de investering in de nascheidingslijn af te dekken). In november 2018 bespreekt de raad de voorgenomen investering van AEB in een nieuwe biomassacentrale Biomass Plant Amsterdam (BPA). Met als kernpunten: e Met de transitie-investering in BPA draagt AEB bij aan de door gemeente Amsterdam gewenste bijdrage aan de doelstellingen van Parijs, door vanaf 2020 een jaarlijkse beperking van de CO2 uitstoot te realiseren van circa 67.000 ton; . _BPA gebruikt snoeihout als duurzame energiebron. Het is een toepassing die past in de huidige beginfase van de transitie naar een circulaire economie waarbij er nu geen andere, meer hoogwaardige, toepassing mogelijk is. AEB gaat actief werken aan het mogelijk maken van een duurzamer benutting van de biomassa na de looptijd van het project. Desgevraagd geeft AEB aan te garanderen dat er geen verdere investeringen in de BPA worden gedaan, of nieuwe contracten voor verwerking biomassa worden afgesloten, zonder de aandeelhouder daarin te betrekken; e De investering is circa € 58 miljoen, waarvan AEB 25% voor zijn rekening neemt in de vorm van eigen vermogen. De rest wordt geleend van banken. Er wordt volgens de gemeente een net rendement gehaald op de investering. Financieel wordt de investering ondersteund door een reeds verkregen SDE+ subsidie, waarvan de hoogte afhankelijk is van de geproduceerde energie. In de voordracht voor de raadsvergadering over de BPA staat dat er nog geen nieuwe strategie is vastgesteld voor AEB (zie ook paragraaf 3.1). De huidige strategie van AEB is er op gericht AEB om te vormen naar een duurzaam energie- en grondstoffenbedrijf. Qua financiën en risico’s is het project volgens het college van b&w robuust. Het college van b&w stemt in principe in met de investering. In de regel worden (potentiële) investeringsbesluiten van deelnemingen niet vooraf voorgelegd voor wensen en bedenkingen bij de raad, maar dat gebeurt wel bij transitie-investeringen van AEB. 18 Wethouder Van Doorninck, brief namens het college van b&w aan de gemeenteraad in reactie op motie 974 van raadslid Nadif getiteld ‘inzamelen luiers en incontinentiematerialen’, 26 februari 2019. | 93 en we m CG Wethouders Deelnemingen en Duurzaamheid beantwoorden vragen van de raad bij brief van 6 november ten behoeve van behandeling in de raad (wensen en bedenkingen) op 7 & 8 november 2018. Raadsbehandeling vindt op 8 november 2018 plaats. Deelnemingen Het rapport van Rekenkamer Metropool Amsterdam ‘Afval Energiebedrijf Amsterdam (AEB) - Tegenvallende resultaten na verzelfstandiging’ wordt per brief d.d. 18 november 2015 door de Rekenkamer aangeboden aan de gemeenteraad en op 2 december 2015 in de raadscommissie WE behandeld. De raad besluit op 20 januari 2016 de aanbevelingen over te nemen en verzoekt het college van b&w de aanbevelingen uit te voeren. Tevens zijn twee moties aangenomen, nr. 57 (informatieprotocol besluitvorming deelnemingen) en 58 (plan van aanpak aanbevelingen Rekenkamer). De herijking van AEB komt in 2017 aan de orde. Het collegebesluit van 1 juli 2017 over het ‘onderzoek opvolging herijking AEB Holding NV’, wordt besproken in de raadscommissie WE van 5 juli 2017, en behandeld in de raad op 19 en 20 juli 2017: het college van b&w neemt het advies uit het onderzoek over en stemt in met het voorlopig aanhouden van AEB, waarbij een drietal bestuursopdrachten zullen worden geformuleerd om te zorgen voor de nodige verbetertrajecten (zie paragraaf 4.4): A. Afval en grondstoffen: bronscheiding, inzameling, verwerking afval en grondstoffen B. Warmte: sturing op warmtenetwerk en realisatie aardgasloos C. Performance en slagvaardigheid AEB. [94 en _ __ 4. Casuïstiek Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van vier casussen: de realisatie van de scheidingsinstallatie (4.1), de reparatie van turbine 20 (4.2), het verscherpt toezicht (4.3) en de herijking door de gemeente van de deelneming AEB in 2015 en de realisatie van de daaruit volgende bestuursopdrachten (4.4). Deze casussen geven inzicht in de onderliggende patronen bij AEB en de gemeente, die de operationele en financiële problemen mede hebben veroorzaakt. 41. De scheidingsinstallatie De scheidingsinstallatie voor huishoudelijk afval (SI) wordt in onderstaande paragraaf uitgelicht als casus om enkele patronen zichtbaar te maken die kenmerkend zijn voor het functioneren van AEB en voor de relatie tussen AEB en gemeente Amsterdam. De volgende patronen komen in deze casus naar voren: e, De kerngedachte over de transformatie tot duurzaam grondstoffenbedrijf lijkt door de jaren heen te zijn verlaten. Bij de verzelfstandiging is de aanname dat business development van duurzame projecten inkomsten genereert, die vanaf 2018 het wegvallen van de MEP subsidie moeten opvangen. In 2018 blijkt in de praktijk dat er inkomsten uit afvalverbranding nodig zijn om transitie-investeringen in duurzaamheid mogelijk te maken en dat eventuele winstgevendheid van die investeringen op zich laat wachten. , Eris sprake van ongefundeerd optimisme bij AEB over de uitvoeringskracht, bijvoorbeeld over de termijn waarbinnen de Sl rendement zal opleveren. . Integraal risicomanagement is zwak, en AEB en gemeente Amsterdam lijken kwetsbaarheden uit het oog te verliezen. e Gemeente Amsterdam stuurt vanuit haar aandeelhoudersrol en beperkt zich in die rol voornamelijk tot financiële sturing. De beleidsdoelstellingen bepalen de noodzaak voor de gemeente om voor nascheiding te kiezen, maar naarmate het investeringstraject vordert, is de duurzaamheidsbijdrage steeds minder een gespreksonderwerp. e De dialoog tussen AEB en gemeente Amsterdam is niet constructief. Verwachtingen komen niet overeen. Beide partijen spreken belangrijke aannames over elkaar niet uit, of staan te weinig stil bij de implicaties van die verwachtingen. De commissie ontving bij interviews signalen dat AEB aan duurzaamheidsprojecten werkt omdat gemeente Amsterdam AEB onder druk heeft gezet, en dat die druk AEB heeft afgeleid van afvalverbranding. Van die druk blijkt geen sprake, wordt in deze casus geïllustreerd. AEB en gemeente Amsterdam willen de SI, in ieder geval initieel, allebei realiseren. De techniek van een Sl Een Sl werkt volgens het principe van het ‘verschil’. Verschil in afmeting (groot tegenover klein), gewicht (licht tegenover zwaar) en dichtheid (compact tegenover los, of drijven tegenover zinken), geeft de mogelijkheid om het ene materiaal van het andere te scheiden. Verder kunnen magnetisme en materiaalaard een scheidingsparameter zijn. Bij afval is scheiden van materiaal complexer gezien de hoge mate van heterogeniteit, versmering, onvoorspelbaarheid van de samenstelling en aanwezigheid van stoorstoffen. | 95 en = OO Scheidingsinstallaties voor de verwerking van huisvuil gebruiken: e _ zeven voor het splitsen in groot en klein; e _ ballistische scheiders voor zware voorwerpen van lichte voorwerpen te scheiden; e _ magneten voor de afscheiding van (non) ferro materialen; e infrarood herkenning voor de uitsplitsing van kunststoffen (vooral verpakkingsmaterialen). AEB bouwt een Sl die meerdere huishoudelijke afvalstromen tegelijkertijd scheidt. Hiervoor is een goede herkenningstechniek nodig. Die techniek is innovatief en zeer gevoelig voor verstorende stoffen, vervuilingen en de processnelheid. Bepalend voor de effectiviteit en efficiency van afvalscheiding is de mate van heterogeniteit, versmering, onvoorspelbaarheid en de aanwezig van stoorstoffen. In algemene zin vraagt het inregelen en finetunen van een Sl tijd en speelt het een grote rol om uiteindelijk tot een goed werkend apparaat te komen dat toegesneden is op het ‘eigen’ afval. Naast een goed ontwerp van de Sl heeft de aard van het te scheiden afval de nodige invloed. Bij het verwerken van het huishoudelijk afval, is het versmerend effect van organisch materiaal een knellend probleem. Het gaat dan met name om voedingsresten, groenteafval, luiers en vervuilde verpakkingen. De keuze voor de goede zeven en hun werking is daarbij bepalend voor het scheidingsresultaat van de opvolgende processtappen. Daarnaast kunnen slierten videotape, panty's, riemen, volle spuitbussen, blikken verf, fietsbanden, et cetera de installatie stilleggen. De robuustheid van de procesapparaten -vooral de zeven, magneten en transportbanden- moet daarom goed in orde zijn. Uit interviews komt naar voren dat bij het investeringstraject (te) weinig discussie is gevoerd tussen AEB en gemeente Amsterdam over de input voor de Sl. Zo bemoeilijkt het samenpersen van afval bij de inzameling door de gemeente de afvalscheiding in de Sl, maar heeft zowel AEB als gemeente Amsterdam géén initiatief genomen om hier tijdig afspraken over te maken. De noodzaak van de Sl Bij de business case van de verzelfstandiging wordt de scheidingsinstallatie opgenomen als een te realiseren project dat een belangrijk onderdeel vormt van de verduurzamingstransitie. AEB en gemeente Amsterdam willen allebei dat de Sl wordt gerealiseerd. AEB is al ruim voor de verzelfstandiging bezig met een transitie naar een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf (zie paragraaf 2.7). Die transitie biedt lange termijn perspectief in een veranderende markt, waar verbranding als steeds minder wenselijk wordt gezien. Het is al voor 2008 onderdeel van de visie om de meest innovatieve en duurzame verwerker van afval te zijn.19? Er zijn echter na de verzelfstandiging tot 2017 nog geen duurzaamheidsprojecten gerealiseerd. Het laten slagen van de Sl wordt daarom gevoelsmatig des te belangrijker. 87 Gemeente Amsterdam, Meerjaren Visie 2020: Duurzaam Perspectief, Amsterdam, Versie 1.0, 20 september 2010. | 96 a = nn” De duurzaamheidsprojecten zijn ook voor de financiële gezondheid van AEB belangrijk, blijkt uit de businesscase voor de verzelfstandiging. Daarin schrijft AEB dat overige bedrijfsinkomsten zullen stijgen, “als gevolg van de transitie activiteiten van AEB naar het meest duurzame energie- en grondstoffenbedrijf. De transitie opbrengsten zijn in 2015 € 1,6 mln. en stijgen in 2016 naar € 8,8 min. en stijgen vervolgens in 2017 en 2018 met jaarlijks ongeveer € 3,5 min. Uiteindelijk wordt verwacht dat de jaarlijkse transitie opbrengsten stijgen naar ongeveer € 11 mln. in de jaren 2022-2024.” Als stepping stone voor andere duurzaamheidsprojecten is het realiseren van de Sl daarom van groot belang voor AEB, zowel strategisch als financieel. Gemeente Amsterdam wil al jarenlang lokaal en nationaal bijdragen aan verduurzaming. In 2011 wordt de landelijke Green Deal ‘Nederland als circulaire hotspot’ getekend door het kabinet. In die deal zet het kabinet in op een versnelling naar een circulaire economie. Gemeente Amsterdam beschrijft in de Agenda Duurzaamheid? hoe zij die ambitie lokaal heeft omarmd. De gemeente wil “actief bijdragen, onder meer door het stimuleren van innovatie en circulaire bedrijvigheid”. Lokaal loopt Amsterdam in 2015, met een scheidingspercentage van 27% 29, achter op andere steden bij het scheiden van afval. De gemeente wil een inhaalslag maken, en spreekt de ambitie uit om 65% huishoudelijk afval te scheiden voor nuttig hergebruik. Men komt uit bij 65% via een optelsom van mogelijkheden voor verdere bronscheiding!®® en nascheiding. Voor die inhaalslag is AEB nodig, want “daar met alleen bronscheiding de beoogde doelstelling van 65% afvalscheiding in 2020 naar verwachting niet kan worden gerealiseerd speelt AEB, dat een cruciale schakel in de Amsterdamse afvalketen vertegenwoordigt, een belangrijke rol om verdere uitvoering te geven aan de ambities van gemeente Amsterdam”. Nascheiding via de SI, en het daarna realiseren van een duurzame vergister- en groengasinstallatie, is nodig om het scheidingspercentage aanzienlijk te verhogen. 141 De businesscase van de Sl In 2014 bespreken AEB en de gemeente de eerste stappen voor dit project. Vanaf het begin van het traject is sprake van haast, “in verband met de vergoedingssystematiek”.'“? AEB is gebaat bij een snel investeringstraject. De afdeling Business Development van AEB gaat aan de slag met het ontwikkelen van businesscases. Uiteindelijk wordt de 165° versie van de businesscase voor de Sl geaccordeerd, met een vertraging van een halfjaar op de originele planning. De vele versies komen voort uit onzekerheden in de businesscase en discussies over het financiële rendement dat de Sl moet opleveren. Hieronder wordt kort toegelicht hoe de businesscase tussen 2015 en 2016 verandert, en daarmee steeds kwetsbaarder wordt. B Vastgesteld in de gemeenteraad van Amsterdam in maart 2015. 18 EY, Integraal advies omtrent investeringsvoorstel van AEB betreffende een huishoudelijk afvalscheidingsinstallatie, versie ‘finaal rapport’, 1 april 2016. #0 Bronscheiding is het scheiden van afval in verschillende stromen aan de bron, de plek waar het afval vrijkomt. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende prullenbakken in kantooromgevingen, om plastic van papier en restafval te scheiden. M_ EY, Integraal advies omtrent investeringsvoorstel van AEB betreffende een huishoudelijk afvalscheidingsinstallatie, versie ‘finaal rapport’, 1 april 2016. 2 AVA, notulen aandeelhoudersvergadering, 16 december 2014. | 97 a = __ Het projectteam presenteert de eerste businesscase in juni 2015. Die businesscase is voor een Sl en voor een bijkomende vergister. De directie verwacht dan dat GFT na afvalscheiding ook vergist kan worden, wat tot financiële bijvangst leidt. De directie vindt de businesscase ontoereikend, omdat de Sl geen financieel rendement zou opleveren. Het projectteam verkleint vervolgens de businesscase (met name door de vergister te schrappen), en komt tot een nieuwe businesscase met een rendement op de investering van 5%. Daar is de directie van AEB positief over. In november 2015 vindt de bespreking plaats met de rvc. De rvc is positief. Zij geeft aan dat de SI in de strategie van het bedrijf past, er een markt voor is, sprake is van bestaande technologie, de juiste partners aangetrokken zijn, en dat de projectorganisatie (die nog moet worden uitgeschreven) het project aan kan. De rvc onderstreept wel dat hoger rendement wenselijk is en stelt als eisen dat AEB en de aandeelhouder overeenstemming hebben over verdeling van de risico’s en het investeringsbesluit passend is bij de leningsovereenkomst. Ook vraagt de rvc of sprake is van bestaande technologie, zodat het risico beperkt is'®®, De directie bevestigt dit. AEB zal deze businesscase bespreken met gemeente Amsterdam en hoopt op een investeringsbesluit aan het eind van 2015. De rvc verzoekt om een second opinion op de businesscase met risicoanalyse. In november 2015 vindt een bespreking met de aandeelhouder plaats. Gemeente Amsterdam uit haar twijfels over een investering in de Sl. De wethouder Deelnemingen geeft aan dat de gemeenteraad nu, in de tijd van de herijkingen van de deelnemingen (zie ook paragraaf 4.4) kritisch naar investeringen kijkt, en dat daarom het college van b&w terughoudend is met investeringen. Daarbij komt dat gemeente Amsterdam nog geen beslissing had genomen over de keuze tussen bronscheiden, nascheiden of een combinatie van de twee. De wethouder Deelnemingen wil daarom verschillende scenario's voor de investering (laten) uitwerken, waaronder een scenario waarin de SI niet gerealiseerd wordt. Geen van de aanwezigen stelt tijdens die vergadering aan de orde dat het niet realiseren van de SI zou leiden tot een fundamentele koerswijziging ten opzichte van de verduurzamingstransitie. Gemeente Amsterdam besluit tot het vragen van een second opinion, waar EY (met ondersteuning van DNV GL en KplusV) voor wordt ingehuurd. In februari 2016 bespreken rvc en directie de door PwC gegeven second opinion. PwC komt uit op een rendement van 12% en heeft ook een scenario uitgewerkt waarin er niet in de Sl geïnvesteerd wordt. PwC concludeert bij dat scenario dat dit niet aantrekkelijk is voor AEB en haar stakeholders. De resultaten van de second opinion worden ter beschikking gesteld aan de aandeelhouder. In april 2016 presenteert EY haar second opinion. EY erkent de Sl als een noodzakelijke investering om andere duurzame projecten mogelijk te maken. Enkele variabelen zijn anders gewaardeerd, waardoor de businesscase lager, namelijk op een financieel rendement van 1,0% uitkomt. #3 _Rve, notulen vergadering, 10 november 2015. | 98 en = __ EY gaat uit van een WACC (weighted average cost of capital, de gewogen kosten van het kapitaal) van 8,5%, terwijl AEB 10% hanteerde!#. In juni 2016 spreken Gemeente Amsterdam, de RvC en de directie van AEB elkaar in de AVA. Gemeente Amsterdam erkent de conclusie dat de Sl een noodzakelijke investering op het gebied van duurzaamheid is, en wil verder met de second opinion van EY. De gemeente vraagt het projectteam verder te werken aan de businesscase, met als financieel doel het behalen van 8,5% financieel rendement'#5. De second opinion van EY wordt als uitgangspunt gebruikt: het projectteam moet aangeven hoe de geraamde 1% rendement kan worden verhoogd naar 8,5%. Intussen maakt gemeente Amsterdam een reservering ten laste van het duurzaamheidsfonds uit voorzorg voor een eventuele afboeking van de waarde van AEB op de gemeentebalans, als de SI tot verlies zou leiden. De wethouder Deelnemingen vertelt dat zij die reservering bij voorkeur niet wil inzetten! Als het projectteam tot een verbeterde businesscase komt, zal de wethouder Deelnemingen naar de gemeenteraad gaan met het investeringsvoorstel, zodat de gemeenteraad wensen en bedenkingen kan uiten. In december 2016 ligt er een businesscase met een financieel rendement van 8,5%. 147 Dit vormt de businesscase waarmee AEB aan het bouwtraject begint. Volgens de businesscase zal in september 2017 worden gestart met proefdraaien, en zal de Sl in november 2017 worden opgeleverd. Ten opzichte van de eerste businesscase, die uitkwam op geen rendement voor de Sl, hebben de volgende veranderingen plaatsgevonden: e De vergister is geen onderdeel meer van het Sl-project. Daarmee is het budget significant verlaagd (van circa €50 miljoen naar circa €35 miljoen), maar gaat ook het te behalen duurzaamheidspercentage omlaag, vanwege het ontbreken van de groengasproductie. , De testperiode wordt verkort van drie maanden naar drie weken. Uit interviews blijkt dat AEB dit heeft overgenomen van de leverancier Bam/Banzo, die heeft aangegeven dat dit mogelijk is. e Een ingeplande inwerkperiode in de beginfase na realisatie van het project, waarin de SI voor de eerste zeven maanden op 75% van de gewenste volle productie draait (40 ton afval per uur), wordt eerst ingekort en later weggestreept. In mei 2016 wordt aan de businesscase toegevoegd dat de SI na de testperiode direct op vollast zal draaien. . Papierscheiding is toegevoegd als een specificatie voor de Sl. e Gemeenten die bronscheiding blijven intensiveren, zoals ook gemeente Amsterdam, zullen enkele euro's bij moeten betalen voor het nascheiden van afval. MM EY, Integraal advies omtrent investeringsvoorstel van AEB betreffende een huishoudelijk afvalscheidingsinstallatie, versie ‘finaal rapport’, 1 april 2016. MS De gemeente haalt in de AVA aan dat EY een financieel rendement (“IRR”) van 8,5% hanteert. EY hanteert een WACC van 8,5%, maar dat is niet (direct) gerelateerd aan het rendement. Uitsluitsel hierover heeft de commissie niet terug kunnen vinden in het EY-rapport. Ook heeft de commissie geen verslagen gevonden van gesprekken tussen gemeentelijke afdelingen, die duidelijk maken waarom 8,5% de doelstelling is. #8 De wethouder Duurzaamheid geeft in december 2016 aan dat de reservering kan komen te vervallen zodra AEB een overeenkomst heeft met het Afvalfonds. Die overeenkomst wordt bereikt, maar de reservering staat medio april 2019 nog op de gemeentebalans in Amsterdam. M_AVA, notulen aandeelhoudersvergadering, 13 december 2016. | 99 en m OO e, Erkan extra afval gecontracteerd worden voor afvalverbranding in de AEC, omdat een deel van het huidige gecontracteerde afval naar de SI zal gaan. Daardoor stijgen de inkomsten van AEB, wat als bate aan de investering in de Sl wordt toegerekend. e, AEB verwacht op korte termijn goede afspraken aan te kunnen maken met het Afvalfonds over vergoedingen. . _ AEB zal zelf de realisatie van de Sl financieren, zodat geen nieuwe leningen met rente afgesloten hoeven te worden. e, _Hetuitte keren dividend aan gemeente Amsterdam in de periode 2016-2020 wordt gemaximeerd op €5 miljoen per jaar. , Er wordt een extra reservering van €1 miljoen gemaakt voor verbeteringen in de Sl na de opleverdatum. Veel van deze veranderingen leiden tot extra risico’s in de businesscase: het verdienvermogen neemt af, er is meer afhankelijkheid van partnergemeenten en het Afvalfonds, de normale fase van testen en beperkt gebruik vanaf de start worden in belangrijke mate ingekort en er komen verplichtingen bij tot contracteren van extra verbrandingsafval. Het maximeren van het uit te keren dividend en de extra reservering voor verbeteringen na de opleverdatum zijn mitigerende maatregelen. Deze veranderingen in de businesscase leiden tot een hoger verwacht rendement, maar maken de investering voor AEB ook risicovoller. De directie gaat summier in op de samenhang van die risico’s en de kwetsbaarheid die daaruit ontstaat, en geeft daarmee blijk van optimisme, dat geen recht doet aan de opeenstapeling van risico's. De gemeente verlangt een businesscase die voldoet aan rendementseisen die gemeente Amsterdam geformuleerd heeft (zie ook 3.1). AEB stemt hiermee in. AEB stelt zich onvoldoende kritisch op ten aanzien van de optelsom van de risico’s, maar de gemeente vraagt hier ook niet naar.'f8 Ook de duurzaamheidsbijdrage door de SI, die door AEB is onderbouwd, komt verder niet meer aan bod en lijkt een gegeven te zijn. De wethouder Duurzaamheid spreekt herhaaldelijk waardering uit voor de duurzaamheidsbijdrage van AEB, maar stelt geen inhoudelijke of specifieke vragen, bijvoorbeeld over de afvalsamenstelling. Door de nieuwe afspraak in het college van b&w dat de wethouder Deelnemingen het college zal vertegenwoordigen in AVA's, is de wethouder Duurzaamheid niet aanwezig bij beide AVA’s in 2017 waarin wordt gesproken over de Sl. Het aanbestedingstraject In de laatste fasen van het investeringstraject begint AEB met de aanbestedingsprocedure. AEB spreekt een vijftal partijen, waarvan enkel de combinatie BAM-Banzo het project voor de gegeven specificaties tegen het geboden budget wil uitvoeren. Alleen met die partij gaat AEB verder in het aanbestedingstraject, de andere partijen hebben zich kennelijk teruggetrokken. Hieruit kan afgeleid worden dat andere partijen niet bereid waren tegen het geldende budget en de opgelegde specificaties een dergelijke installatie te bouwen. 8 AVA, Notulen van aandeelhouder(commissie)vergaderingen tussen 2015-2017. | 100 en = OO Volgens de directie van AEB is BAM-Banzo een gekwalificeerde parti, die eerder scheidingsinstallaties heeft gebouwd. De commissie heeft vastgesteld dat Banzo elders wel scheidingsinstallaties voor monostromen had gerealiseerd. De scheiding van samengesteld huishoudelijk afval is veel complexer. Daarmee was de ervaring van Banzo niet toegesneden op de Sl van AEB. AEB gaat met BAM-Banzo een UAV-GC-contract aan. Onder dit contract zal BAM-Banzo gedurende het eerste jaar na realisatie de Sl beheren, en tussentijds medewerkers van AEB opleiden voor de operatie en onderhoud aan de Sl. AEB zal afval aanleveren conform randvoorwaarden over de samenstelling. AEB heeft samen met BAM-Banzo een grondige analyse uitgevoerd naar de samenstelling van het afval. Er is een sorteeranalyse gedaan naar het afval van de zeven stadsdelen van Amsterdam en partnergemeenten. In een notitie aan de AEB-directie uit 2016 staat dat de input niet homogeen en niet constant zal zijn. Dat komt door een verschil in samenstelling van de partnergemeenten en de zeven stadsdelen van Amsterdam, door mogelijke wijzigingen van partnergemeenten, door seizoensinvloeden en door verschillend beleid voor bronscheiding. BAM-Banzo wil initieel rekening houden met een marge van 5% voor elke processtap, het afval mag tot 5% verschillen van de waarden die bij de sorteeranalyse opgeschreven werden. AEB vindt die marge te klein, en rekt dat nog iets op. Volgens de notitie blijft een risico bestaan “dat de situatie zich zal voordoen dat (een lading) afvalinput (tijdelijk) buiten de bandbreedte valt (…). Impact van het buiten de bandbreedte afwijken van de inputstromen [ligt] in de risicosfeer van AEB.” BAM-Banzo wordt aansprakelijk gehouden op een inspanningsplicht en een beschikbaarheidsplicht van 85%, maar is niet aansprakelijk voor directe en indirecte gevolgschade van het niet -optimaal- functioneren van de SI, 150 De directie spreekt met ketenpartners Omrin en HVC om tot samenwerking aan het project te komen. Maar bij overleggen met Omrin over het samen werken aan een (kunststof)scheidingsinstallatie blijkt dat de potentiële investering van AEB onvoldoende interessant is voor AEB'’s stakeholders. De gesprekken met HVC betroffen de mogelijkheid om gezamenlijk een scheidingsinstallatie te bouwen bij HVC, Echter HVC had slechts zeer beperkt ruimte om afval van AEB-klanten te scheiden. Zowel met Omrin als HVC wordt de samenwerking daarom niet doorgezet. Afspraken met het Afvalfonds In september 2017 sluiten AEB en het Afvalfonds een Samenwerkingsovereenkomst met een looptijd van 10 jaar. In deze overeenkomst worden afspraken gemaakt over de volgende zaken: e De vergoedingen die het Afvalfonds betaalt aan AEB op basis van de geleverde output van de nascheider. Ook krijgt AEB een standaardvergoeding voor de vermarkting. Marktrisico’s liggen bij AEB. M9_Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen’ 150 Dort interne notitie aan directie AEB ‘Bandbreedtes inputmateriaal HHAS en vaststelling inputsamenstelling’, 12 juli | 101 en we m OO , Het Afvalfonds moet het jaarplan van AEB jaarlijks goedkeuren. In dat jaarplan doet AEB een gedetailleerd voorstel over de exploitatie en de ketenactiviteiten die AEB dat jaar wil uitvoeren. Ook bevat het voorstellen over de voorgenomen innovaties en een gedetailleerde begroting. . __Meevallers uit het jaarplan komen voor 80% ten goede aan het Afvalfonds en voor 20% aan AEB. Bij tegenvallers is dat precies andersom. Een deel van de eventuele ‘gain’ besteedt AEB aan innovatie. De overeenkomst wordt gesloten terwijl de Sl nog niet gerealiseerd is. Daarom wordt vastgelegd wanneer de afspraken ingaan. Ook krijgt het Afvalfonds de gelegenheid het contract te beëindigen als de installatie op 1 januari 2019 niet naar behoren presteert. Het Afvalfonds maakt van deze clausule geen gebruik. Wel wordt een addendum afgesloten. Onderdeel hiervan zijn de nieuwe afspraken over de vermarkting van teruggewonnen materialen. Vanaf 2019 neemt het Afvalfonds die voor haar rekening. Volgens geïnterviewden heeft AEB met bovenstaande afspraken een overeenkomst kunnen bewerkstelligen die veel onzekerheden bij AEB weg heeft genomen. Het Afvalfonds heeft de contracten niet beëindigd in 2019. Dit komt volgens geïnterviewden gedeeltelijk door het goede contact en de individuele afspraken met het Afvalfonds. Het bouwproces De bouwperiode loopt tot de herfst van 2017, en verloopt zonder problemen. Er is in totaal één dag vertraging, en de bouwkosten worden niet overschreden. In het najaar van 2017 wordt de SI getest. Eind 2017 wordt de Sl in gebruik genomen. In maart 2018 wordt de SI formeel overgedragen aan AEB, na enkele contractdiscussies tussen AEB en BAM-Banzo. Prestatieproblemen De contractdiscussies komen voort uit het ondermaats presteren van de SI vanaf de start eind 2017. Er worden onvoldoende bruikbare materialen opgebracht (waardoor de vergoeding van het Afvalfonds lager uitvalt) en er is frequente stilstand door mechanische problemen. Hierdoor is er bovendien veel afval dat alsnog verbrand moet worden, waardoor AEB de gewenste opbrengst van extra afval -waar immers mee is gerekend in de businesscase, en dat ook is gecontracteerd- mist en juist extra kosten maakt. In het voorjaar van 2018 werkt de directie samen met BAM-Banzo om tot prestatieverbeteringen te komen, maar de samenwerking verslechtert. In juni besluit de directie juridisch advies in te winnen over de mogelijkheden om Bam-Banzo aansprakelijk te stellen voor geleden schade. In september stelt de directie BAM-Banzo in gebreke. Een arbitragezaak wordt gestart, die tijdens het schrijven van dit rapport nog loopt. [102 en = _____—R Technisch onderzoek naar oorzaak prestatieproblemen In september 2018 levert HTP GmbH & Co, een Duits bureau dat gespecialiseerd is in recycling en hernieuwbare energiesectoren, een technisch rapport op over de prestaties van de Sl. Het bureau stelt dat de na te streven scheidingspercentages niet worden bereikt, en dat de zuiverheid van een aantal belangrijke fracties ook onvoldoende is. Teveel verontreiniging ondergraaft de afzetmogelijkheden voor deze herwinbare grondstoffen. HTP GmbH & Co komt tot de volgende cijfers: Terugwinningspercentage Na te streven SINE KEE EE EC EL perken | | RE MC EC Tabel 13: het terugwinningspercentage volgens de businesscase van de Sl en de werkelijkheid HTP GmbH & Co concludeert dat de SI (nog) niet optimaal functioneert: e De procesvolgorde deugt niet en er ontbreken essentiële schakels in de procesketen. . Er verdwijnt veel herbruikbaar materiaal in lekstromen. Volgens HTP is van een vereiste controle en kwaliteitsstap aan het eind van elk deelproces, afgeweken. , Het teveel aan fijn organisch materiaal in de op te werken fractie verstopt zeefopeningen, werkt vervuilend bij overstortpunten en zorgt dat de mondstukken van luchtscheiders verstoppen. HTP GmbH & Co concludeert ook dat het beoogde rendement niet haalbaar is, ook niet als de Sl optimaal functioneert: e De Sl wordt te hoog belast. De werkelijke doorzet van ruim 40 ton per uur is veel hoger dan de doorzet die HTP GmbH & Co adviseert, namelijk 25 ton per uur. De hogere belasting veroorzaakt uitval van onderdelen, asbreuk en het vastlopen van lagers. e _ Door het relatief hoge aandeel aan folies >A4 en vooral 2D kunststof is de dichtheid van de input laag. De grenzen van de installatie worden eerder bereikt door volume dan door gewicht. e Met een door HTP uitgevoerde simulatie op het door Amsterdam, Haarlem en de Meerlanden aangeboden afval, blijkt dat zelfs bij optimalisatie van de installatie de gestelde proceseisen aan de leverancier/bouwer niet gehaald kunnen worden. e De aard van huishoudelijk afval laat in het algemeen geen hoge percentages aan terug te winnen materiaal toe en dat geldt evenzo voor de zuiverheid. Er treedt immers bij de inzameling, het transport van het samengeperste afval in de kraakperswagen en bij de overslag bij de eindverwerker onvermijdelijk contaminatie op (verkleining, verkleving en versmering). Derhalve dienen, los van het potentieel aan technologische verbeteringen door AEB, enkele van de doelpercentages neerwaarts bijgesteld te worden. [103 en = __ De directie deelt in november 2018 de uitkomsten van het rapport met de rvc. De boodschap is dat de SI niet naar behoren werkt, dat daarom de arbitragezaak lopende is en dat er een plan ligt om de installatie aan te passen. De directie geeft ook aan dat met HTP GmbH & Co samen gekeken wordt hoe het proces verder geoptimaliseerd kan worden. De rvc stelt geen kritische vragen over dit proces. De directie lijkt de conclusie van HTP GmbH & Co, dat het beoogd rendement zelfs bij optimaal functioneren niet haalbaar is, niet met de rvc te hebben gedeeld. De directie bespreekt welke investeringen wanneer plaats zouden kunnen vinden, met het oog op de arbitragezaak. Dat betekent wel dat een groot deel van de verbeteringen pas kan plaatsvinden zodra de arbitragezaak is afgerond!s!, De financiën rond de Sl In de raadsvoordracht van december 2013 wordt gesproken over de voorwaarden waarmee AEB verzelfstandigd wordt. Investeringsfaciliteiten In de vorm van leningen aan AEB zijn daar onderdeel van. Gemeente Amsterdam zal voor transitie-investeringen tot 2016 maximaal 60% van de financiering regelen. In 2017 en 2018 zal dat maximaal 50% zijn. Ook zal gemeente Amsterdam businesscases van transitieprojecten die meer dan €5 miljoen kosten, analyseren en goedkeuren. Ondanks de leningsfaciliteit van de gemeente wordt de Sl volledig gefinancierd door AEB. AEB vindt dat zij ten tijde van de financiering van het initiatief voldoende kasmiddelen heeft om geen lening af te hoeven sluiten bij de gemeente. Bovendien maakt AEB een afspraak met de gemeente, dat het dividend wordt gemaximeerd tot € 5 miljoen per jaar. AEB ziet het als een goede investering om de Sl zelf te financieren, want het voorkomt rentebetalingen die het financieel rendement in de businesscase verlagen. De extra investering maakt AEB ook kwetsbaar áls problemen optreden, omdat de liquiditeit fors afneemt (zie ook paragraaf 2.3). Die kwetsbaarheid komt niet aan de orde, ook niet tijdens aandeelhouder(commissie)vergaderingen, terwijl geïnterviewden aangeven dat de opeenstapeling van risico's wel bekend was. In het algemeen is de discussie over financiële risico's beperkt, terwijl slecht presteren van de SI tot inkomstenderving en tot het noodzakelijk omleiden van afval zou leiden. In de begroting van 2018 wordt uitgegaan van beschikbaarheid op het gewenste niveau van de businesscase, zonder hapering. Tijdens het investeringstraject wordt gestuurd op een financieel rendement, en verandert het gebudgetteerde investeringsbedrag niet vaak. In 2018, als de Sl is opgeleverd maar slecht presteert, geeft de directie aan wat voor schadebedragen er mogelijk zijn. Maar de verwachtingen over die bedragen lopen flink uiteen. Zo spreekt de directie in de statusupdate van juni 2018 over een risico van impairment tussen €1 en 7 miljoen, waar nog enkele aannames bij zijn opgenomen. De gemeente wil op de hoogte blijven en ontvangt statusupdates over de prestaties van de Sl, de financiële gevolgen en de maatregelen die AEB neemt, die in de aandeelhouder(commissie)vergaderingen worden geagendeerd. Vanaf juni ligt de focus gedurende heel 2018 vooral op prognoses, en kijkt AEB vooral optimistisch vooruit naar een beter presterende SI. Dit terwijl er in juni al advies ingewonnen wordt voor een rechtszaak tegen BAM-Banzo, wat in de praktijk leidt tot sterk verminderde handelingsmogelijkheden om de prestaties van de Sl conform het advies van HTP GmbH & Co te verbeteren. 11_Rve, notulen vergadering, 6 november 2018. [104 en we m __ Als de liquiditeit afneemt, wordt het moeilijker voor AEB om aan de opeisbare schulden te voldoen. Het beperkte weerstandsvermogen geeft weinig ruimte om additioneel krediet te krijgen (zie 2.3). Gemeente Amsterdam en AEB hebben echter weinig rekening gehouden met de liquiditeitspositie van AEB, die verslechtert zodra AEB de SI financiert met eigen middelen. De gemeente gaat ervan uit dat per saldo de liquiditeitsratio op langere termijn een (licht) positiever beeld geeft met de investering in de Sl-. Voor de eerste jaren heeft de investering logischerwijs een negatief effect op de liquiditeitsratio, omdat de investering uit eigen middelen wordt gefinancierd. De gedachte bij AEB en gemeente was dat AEB voldoende liquide was om de investering zelf voor zijn rekening te nemen. Slechts de reservering in het duurzaamheidsfonds van de gemeente is tweemaal besproken, in de AVA’s van juni en december 2016. Deze reservering is bedoeld om de gevolgen van tegenvallers in de boeken van de gemeente op te vangen in het geval van problemen. Deze reservering zou AEB echter niet helpen bij tegenvallers. Dit versterkt het beeld dat gemeente Amsterdam bij de investering in de Sl vooral kijkt naar gevolgen voor haarzelf en weinig meedenkt met financiële risico’s van haar deelneming. 4.2. Revisie Turbine 20 De revisie van T20 -een onderdeel van de AEC- in 2018 wordt in onderstaande paragraaf uitgelicht als casus om enkele patronen zichtbaar te maken die kenmerkend zijn voor AEB en de relatie tussen AEB. Daarom wordt geen limitatieve opsomming gegeven van de ontwikkelingen maar enkel ingegaan op relevante ontwikkelingen die patronen illustreren bij AEB. De volgende patronen komen in deze casus naar voren: . Er is sprake van ongefundeerd optimisme bij AEB over het eigen kunnen. Dit blijkt uit het begrote budget en de geplande revisietijd, ten opzichte van de werkelijke kosten en revisietijd. e _ Planmatig onderhoud is al jaren een kwetsbaar proces bij AEB. Zodra de revisie van 2018 in context wordt geplaatst van eerdere problemen in 2014, wordt dit duidelijk geïllustreerd. e, Het ontbreekt aan inzicht in de staat van installaties bij AEB en er is veel ‘trial en error’ in onderhoudsprocessen bij AEB, in plaats van onderhoud op basis van een glashelder zicht op de staat van de installatie en wat voor onderhoud nodig is. e _ Het ontbreken van eigenaarschap bij AEB en het beperkt nemen van eigen verantwoordelijkheid zit in de cultuur van AEB. Er wordt bij het plegen van onderhoud veel gebruik gemaakt van kennis en ervaring van externen, via aanbestedingen, waardoor feitelijk verantwoordelijkheid voor onderhoud buiten AEB wordt gelegd. Maar aanbestedingen zijn ook kwetsbaar bij AEB, en risico’s rondom contracten worden niet voldoende erkend. Zo wordt bij de revisie van T20 met verschillende partijen gewerkt, wat de planning en coördinatie niet ten goede komt. . Het gesprek over problemen bij onderhoud en de meerkosten die daaruit voortkomen, wordt intern bij AEB laat gevoerd. De afstemming tussen management en directie is niet goed geregeld en de rvc wordt summier (en vaak pas laat) geïnformeerd over onderhoudsproblemen. [105 en = .” , De aandeelhouder wordt beperkt geïnformeerd. In beginsel is dit niet opmerkelijk omdat de directie verantwoordelijk is onder toezicht van de rvc. Maar ook als de stilstand al maanden duurt -stilstand van T20 kost tienduizenden euro's per dag- blijft de informatieverstrekking aan de aandeelhouder summier. De aandeelhouder neemt volgens notulen van aandeelhouder(commissie)vergaderingen na een enkele vraag genoegen met antwoorden van directie en rvc1®2, ondanks een slecht ‘track record’ van AEB met onderhoudskwesties in het recente verleden. De theorie van een revisie Een turbine is qua omvang van scheepswerktuigbouwkundige proporties, en heeft een vermogen dat gelijkstaat aan tien elektrische locomotieven. De precisie van de onderdelen is daarentegen werk voor horlogemakers. Het onderhoud van een dergelijke machine is specialistenwerk. Wat moet gebeuren aan vervanging of reparatie is pas goed te zien bij het afnemen van de bovenste helft van de behuizing, en uiteraard worden werkzaamheden vooraf gepland op basis van expertise en voorschriften van de turbineleverancier. Het onderhoud van een turbine is dermate specifiek dat dit het beste kan worden gedaan door de oorspronkelijke leverancier. Eventueel kan een gespecialiseerd onderhoudsbedrijf het onderhoud ook uitvoeren. AVI's kunnen een rotating specialist in dienst hebben die op revisies toeziet en die zorg draagt voor de onderhoudsgeschiedenis van de turbine. Voor een grote turbinerevisie wordt normaliter € 2 á 3 miljoen geraamd. Verloop van revisie T20 In paragraaf 2.2 is beschreven dat T20 een dip vertoont in de prestaties: in 2018 is de turbine maar 38,6% van de totale tijd beschikbaar. Gedurende 205 dagen van 2018 is er sprake van ongeplande stilstand bij de turbines van de AEC. Dit komt omdat de revisie van T20, die in de zomer van 2018 start, veel langer duurt dan gedacht en gehoopt. AEB heeft in de planning 21 tot 45 dagen opgenomen voor de revisie!®S, maar in de praktijk zijn 270 dagen nodig. De turbine heeft in 2018 meer dan de helft van het jaar stilgelegen én zorgt voor een slechte start van 2019. De commissie heeft niet kunnen achterhalen hoeveel budget er is begroot voor de revisie van T20. Ook in het MJOP wordt dit niet inzichtelijk. Uit één interview met een voormalige medewerker bij AEB hoort de commissie dat het om een begroot bedrag van € 350.000 gaat, maar de geïnterviewde in kwestie was in 2018 niet meer in dienst bij AEB. Ook de werkelijke kosten zijn niet gemakkelijk te achterhalen. In de notulen van een rvc-verslag uit maart 2019 (toen de revisie afgerond was) worden meerkosten van € 6,5 miljoen genoemd. Tegenover de aandeelhouder spreekt de directie in maart 2019 over een verlies van € 6 miljoen.'°* In de concept jaarrekening van 2018 wordt een verliespost van €14,2 miljoen genoemd “als gevolg van de revisie en de veel langer dan verwachtte tijd van buitengebruikstelling van een turbine”. 12 Volgens informatie van Deelnemingen is hier in de ambtelijke annotaties voor de wethouder wel aandacht aan besteed, maar het komt kennelijk in de vergaderingen niet ter sprake. 153 De ingeplande revisietijd verschilt, afhankelijk van de bron die geraadpleegd wordt. Volgens het rapport van DNV GL van 19 juni 2019 ruimt AEB in 2018 21 dagen geplande stilstand in voor de turbines van de AEC, maar er wordt ook gesproken over een “extension of the outage from 45 days to around 9 months”. EY schrijft op 21 juni 2019 dat het om een revisieplanning van 30 dagen ging. 14 In de aandeelhoudercommissievergadering van 12 maart 2019. [106 en we m __ Het is onbekend of hier alle kosten -denk bijvoorbeeld aan kosten voor afvalomleiding- in zijn meegenomen. Het jaarrapport 2018 noemt ook nog een stijging van de bedrijfskosten met € 5,1 miljoen, die mogelijk ook deels is te verklaren door de stilstand van T20. Gebaseerd op de genoemde € 14,2 miljoen in het jaarrapport 2018 heeft de stilstand van T20 €53.000 per dag gekost. De revisie van T20 in context AEB heeft de AEC gebouwd in 1993. Volgens experts dienen turbines na 50.000 uur gereviseerd te worden: dit betekent dat turbines elke 7 jaar voor groot onderhoud moeten worden stilgezet. Echter de T20 wordt in 2014 pas na 20 jaar voor het eerst opengemaakt voor groot onderhoud. AEB schat het eigen kunnen te optimistisch in, want er moeten meer reparaties worden uitgevoerd dan van tevoren wordt ingeschat. In augustus 2014 informeert directeur De Swart de wethouder Deelnemingen bij Amsterdam over T20: “Begin mei berichtte ik dat aan turbine 20 eind maart voor het eerst in 20 jaar groot onderhoud is uitgevoerd. Tijdens dit onderhoud bleek dat er meer reparaties noodzakelijk waren dan tevoren waren ingeschat. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in vertraging tot eind mei.” Daar blijft het niet bij. In de notitie wordt duidelijk dat de reparatiewerkzaamheden niet compleet zijn, want al snel volgen nieuwe problemen: “Medio juli heeft zich een nieuw incident voorgedaan met turbine 20... op het moment dat de andere turbine van de AEC (T10) een noodzakelijke reparatie onderging. Turbine 20 is uit bedrijf genomen voor een uitgebreide inspectie Na overleg met diverse specialisten is vast komen te staan dat reparatie niet voor alle onderdelen mogelijk is. Met name de loszittende schoepen kunnen niet opnieuw vast worden gelast, omdat het afbreukrisico (letterlijk en figuurlijk) te groot is en er daardoor opnieuw schade kan ontstaan na inbedrijfstelling van T20. De schoepen moeten daarom nieuw gefabriceerd worden en de doorlooptijd daarvan is groot (circa 3 maanden). De overige componenten van T20 kunnen binnen dit tijdvak gerepareerd worden. De ingebruikname van T20 is nu gepland in de te helft van november.” AEB heeft dus in 2014 twee grote tegenvallers voor T20. In het rapport dat DNV GL in 2019 opstelt als onderdeel van Project Olifant, geeft het bureau een verklaring voor het uitstellen van groot onderhoud aan de turbine tot 2014: “For the AEC, the maintenance approach for the turbines up till 2014 was ‘run until fail” Maar na twee tegenvallers en de herstelwerkzaamheden van 2014 gaat de revisie van 2018 alsnog gepaard met veel problemen, hogere kosten en uitstel. DNV GL suggereert dat de run until fail- strategie mogelijk tot de grote onderhoudsproblemen van 2018 heeft geleid. DNV GL schrijft bovendien dat de businesscase van de revisie van 2018 gebaseerd is op “desired and hoped outcomes, rather than on conservative assumptions” Dat AEB zich lijkt te baseren op ‘hoop en verlangens’ is extra problematisch in de wetenschap dat AEB al jarenlang beperkte kennis heeft over de onderhoudsstatus van grote onderdelen van haar installatie. | 107 en = OO In de AVA van december 2014 geeft de directie van AEB aan dat onderzoek naar de staat van de AEC belangrijk is, om te zien of de brand van november 2014 pech is of onderdeel is van een groter probleem. Bij de financiële toelichting in diezelfde AVA geeft AEB echter optimistisch aan dat er bij financiële prognoses uit is gegaan van een optimaal functionerende installatie. In de aandeelhoudercommissievergadering van het laatste kwartaal van 2018 vertelt de directie tegen gemeente Amsterdam dat er een gebrek is aan historische documentatie over uitgevoerd onderhoud, en dat daardoor sprake is van een “onzekere staat van onderhoud van enkele turbines”. De directie vertelt in de AVA van december 2018 dat er erfenissen uit het verleden zijn en dat die voor verrassingen bij revisies en onderhoudswerkzaamheden zorgen. Maar gezien AEB al jarenlang weet dat zij met beperkte kennis opereert, zouden die verrassingen niet onverwachts moeten zijn. Onderhoudscultuur en aanbestedingen Tijdens de revisie van T20 heeft AEB last van een zwakke onderhoudscultuur zoals die ook in hoofdstuk 2 beschreven is. Het gebrek aan overzicht, een gebrek aan samenwerking en slechte documentatie hebben bijgedragen aan een problematische revisie van de T20. Ook noemt DNV GL AEB in de zomer van 2019 in haar rapport een organisatie die te afhankelijk is van externe contractors. Dit is te zien bij de revisie van T20. Het gebrek aan overzicht en samenwerking wordt bij de revisie van T20 geïllustreerd door de manier waarop de aanbesteding is verlopen. AEB legt de revisie weliswaar neer bij Sülzer, de partij die ook verantwoordelijk was voor de onderhoudswerkzaamheden van 2014, maar interne onderhoudsteams waren in 2014 al ontevreden over de werkzaamheden van Sülzer. Sülzer kan de revisie niet naar verwachting uitvoeren en wordt door de projectleider opzij gezet. AEB komt bij een tweede partij uit, die verder gaat met de revisie. Na het afronden van de werkzaamheden door deze ingehuurde onderhoudspartij start de turbine niet op. Daarom is nog een derde partij nodig. AEB contracteert hiervoor Stork die problemen opnieuw analyseert, de turbine uit elkaar haalt en alle technische problemen achtereenvolgens oplost. Nog een zaak die de onderhoudscultuur niet ten goede komt, is het gebrek aan documentatie. Eerder in deze paragraaf wordt gesproken over het gebrek aan inzicht over de installatie, en verrassingen die daaruit voorkomen. Het is mogelijk dat AEB in 2018 erg verrast was over de status van T20, omdat er bij de onderhoudswerkzaamheden van 2014 weinig is opgeschreven. Want, zo blijkt uit interviews, de digitale documentatiesystemen JD Edwards en Excel worden door elkaar heen gebruikt, wat informatie moeilijk vindbaar maakt. DNV GL schrijft ook dat handleidingen over standaardprocedures ook moeilijk te vinden zijn, wat het correct opschrijven van werkzaamheden nog meer bemoeilijkt. Op basis van interviews is de indruk dat de interne bewaking op de revisie mogelijk gebrekkig was. De interne bespreking van de revisie van T20 Vlak na de start van de revisie komen de revisieproblemen voor het eerst kort aan bod in een rvc- vergadering. De directie meldt in juni 2018 dat de huidige revisie niet goed loopt: ‘gebrekkige communicatie, uitlopende planningen, geen goed contractmanagement”. [108 a mi nn” De boodschap aan de rvc is dat er gewerkt wordt aan het opstellen van een preventief onderhoudsbeleid en het opstellen en implementeren van een revisiebeleid. Ook wordt er gezegd dat de huidige revisieproblemen rechtgetrokken zullen worden onder leiding van technisch onderhoud- adviesbureau TACON. TACON wordt door de directie binnengehaald om een systeem te implementeren voor het veel fijnmaziger plannen en monitoren van de revisies, inclusief het ontwikkelen van een management dashboard teneinde de voortgang van de werkzaamheden -ook op directieniveau- te kunnen volgen. De revisie loopt al een tijd uit voordat de problemen ter sprake komen in de directieraad. De commissie acht het waarschijnlijk dat de problemen met de revisie van T20 wel in het managementoverleg wordt besproken, maar deze verslagen heeft de commissie niet bestudeerd, In de directieraad wordt er slechts zeer beperkt over gesproken. Pas in november 2018 wordt gezegd: “Waarschijnlijk loopt de reparatie van de T20 uit naar januari 2019. Omdat dit niet is opgenomen in het budget/de begroting 2019, heeft deze uitloop direct een negatieve invloed op het resultaat 2019. Ook op andere onderdelen zijn er nu reeds tegenvallers bekend die zullen drukken op het resultaat 2019,”155 In diezelfde vergadering benadrukt de directie dat zij aan de banken en de aandeelhouder een goede begroting voor 2019 wil presenteren. Hiertoe verzoekt de directie twee technische managers om kostenoverschrijdingen te compenseren in het eigen budget. Ook in november bespreekt de directie revisies met de rvc. De directie geeft aan dat de scope van revisies in 2018 is teruggebracht, en dat gekeken wordt naar wat er vanuit veiligheids- en integriteitsoverwegingen mogelijk is. Hier reageert de rvc niet op. Er wordt niets gemeld over de T20, terwijl die op dat moment al maandenlang stilstaat. Op 3 december 2018 spreekt de directieraad over een interne audit naar de revisieproblemen van T20. Er zijn “zeven zwakheden” geconstateerd tijdens de revisie: e de aanbesteding is te snel en te mechanisch uitgevoerd; e _de planning voor de revisie is te laat opgestart; e _ onduidelijk eigenaarschap vanuit AEB / Contractor voor het projectmanagement; e _ belangrijke control documenten niet (tijdig) aangeleverd; e geen projectplan beperkte revisie; e _ nieuwe contractor MLP zelfde issues; e _onderhoudswerkzaamheden in het verleden niet volgens plan uitgevoerd. Het auditrapport leidt tot de volgende leerpunten, die de directie onderschrijft: 198 e _ procedures dienen inzichtelijk te zijn; . er dient een goede documentatie plaats te vinden en er moet aandacht zijn voor een gedragsverbetering betreffende het documenteren en vastleggen; e _ proberen de onderhoudshistorie naar voren te halen; e _ zorgen voor ownership en dit, waar nodig, versterken; 155 AEB, notulen directieraad, 14 november 2018. 198 De commissie heeft het auditrapport niet ontvangen, de leerpunten staan opgenomen in het directieverslag. [109 en = nn e zorgen voor kwalitatief goede medewerkers, de recente vlootschouw is hierbij helpend; de volgende stap is om de ‘lat’ waaraan medewerkers moeten voldoen, vast te stellen; wanneer er inzicht is een eventuele gap, kan bepaald worden of deze te overbruggen is; e de kennis dient geborgd te worden in kennisteams (inventariseren wat nodig is om deze kennisteams op te bouwen); e de functie van rotating specialist dient geüpgraded te worden en zal extern worden opengesteld voor vaste invulling. De bespreking van de resultaten van de audit komen na dit directieoverleg niet meer terug in de notulen. Het auditrapport wordt besproken in de auditcommissie op 4 december 2018. De resultaten worden niet gedeeld met de aandeelhouder. De informatievoorziening naar gemeente Amsterdam en dialoog tussen AEB en gemeente Amsterdam De problemen rondom T20 worden aan het eind van 2018 gedeeld met de aandeelhouder: tijdens de voorbereidende aandeelhoudercommissievergadering van november en de AVA van december. In onderstaande alinea's wordt duidelijk dat de directie van AEB de gemeente beperkt en met een ‘positieve afsluiter’ informeert. De directie van AEB lijkt meermaals te optimistisch. De gemeente neemt hier volgens de notulen geen kritische houding aan: er zijn weinig discussies en de gemeente vraagt niet om (extra) toelichting op de operationele tegenvallers. Gemeente Amsterdam spreekt meermaals over de bankconvenanten en de waivers, maar gaat niet specifiek in op de operationele problemen die spelen. In november presenteert de directie het jaarplan en de begroting van 2019. Hier staat druk op, om verschillende redenen. Een van de redenen is de onzekerheid over de staat van onderhoud van enkele turbines, omdat er documentatie mist. Daardoor zijn kosten voor onderhoudswerkzaamheden niet in te schatten. Maar de directie heeft ook goed nieuws over de begroting: zij denkt “op het onderdeel revisies een besparing te kunnen realiseren door een betere planning en afstemming. Ook komt er een beweging/inhaalslag naar meer preventief onderhoud.” De gemeente merkt slechts op dat het breken van bankconvenanten invloed heeft op de rente van de achtergestelde lening en een mogelijkheid voor een waiver. Op de revisie gaat de aandeelhouder niet concreet in. In de aandeelhoudersvergadering van december deelt de directie mee dat T20 ‘al enige tijd’ stil staat en dat AEB daardoor elektriciteit moet inkopen om aan contractverplichtingen te voldoen. De directie geeft een presentatie waarin de problemen worden benoemd. In de risicoparagraaf in de begroting 2019 is een risico op één maand uitloop bij de T20 opgenomen. Het begrote resultaat voor 2019 blijft in die vergadering €8 miljoen positief en wordt niet negatief bijgesteld. De wethouder Deelnemingen stelt zich in zijn eerste reactie kritisch op ten opzichte van de begrote €8 miljoen, en geeft waarschuwingen en advies. Hij stelt onder andere de vraag of het geschetste beeld niet te optimistisch is. De gemeente stelt geen operationele vragen over de revisie van T20. | 110 en we nn 4.3. Het verscherpt toezicht door OD NZKG In deze paragraaf wordt beschreven waarom de OD NZKG overgaat tot het instellen van verscherpt toezicht, en tot welke activiteiten dit leidt. Ook het effect van het verscherpt toezicht op de verschillende betrokkenen wordt inzichtelijk gemaakt. De casus illustreert de volgende patronen: e _ plannen worden gemaakt, maar AEB is niet in staat de plannen (op tempo) uit te voeren; e _ voortdurende wisseling van personen in functies versterkt het tekortschieten van kennis bij AEB; e het verscherpt toezicht was de zoveelste interventie die niet snel genoeg leidde tot echte (cultuur)verandering; e, de reactie van de rvc en gemeente Amsterdam als aandeelhouder (strakker sturen, meer informatie vragen) is inhoudelijk niet diepgaand en levert geen tastbare resultaten op. [11 a mi Ce Betekenis van verscherpt toezicht in het kader van het Brzo en de Wabo Brzo staat voor Besluit risico's zware ongevallen. Dit besluit geldt voor bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Het Brzo 2015 integreert wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, omgevingsveiligheid en rampbestrijding in één juridisch kader. Doelstelling is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het Brzo 2015 stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Ook regelt het besluit de wijze waarop de overheid daarop moet toezien. Nederland telt bijna 400 Brzo-bedrijven. Afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de stoffen worden Brzo-bedrijven ingedeeld als lagedrempel- of hogedrempelbedrijven. Gedeputeerde staten (GS) zijn bevoegd gezag voor alle bedrijven die onder het BRZO 2015 vallen. Voor de overgrote meerderheid van bedrijven is de gemeente het bevoegd gezag. Dat gold dus ook voor AEB voordat het de Brzo-status had. Het inspectieproces is gericht op de naleving van de Brzo-wetgeving en vormt een cyclus. Brzo-bedrijven worden geïnspecteerd op naleving van de Brzo-wetgeving. Bij bedrijven die de Brzo-status hebben, toetst een team van medewerkers van de OD NZKG, Inspectie SZW, Rijkswaterstaat en Veiligheidsregio of het bedrijf beschikt over een goed werkend Veiligheidsbeheerssysteem (VBS). Omdat het om meerdere maatregelen gaat (die samen de VBS vormen) maken de Brzo-partners een inschatting van de veiligheid van het bedrijf. Bij het overschrijden van een drempelwaarde voor gevaarlijke stoffen, valt een inrichting onder het Brzo- regime. Dat gold voor AEB vanaf eind 2016, vanwege hoeveelheden aanwezige ammoniak. Medio 2016 wordt AEB geregistreerd als Brzo-instelling. Binnen die categorie is AEB een laag-risicobedrijf. Het inspectieregime is dan als volgt: e _Brzo-inspecties: risicogedreven inspecties met partners (jaarlijks één of twee keer); e _incidentinspecties; e administratieve controles (op basis van rapportages AEB over meetresultaten); e reguliere thematische inspecties (Wabo, één of meerdere keren per jaar); e onaangekondigde controles; e als de installatie van een Brzo-inrichting wordt aangepast, dan moet de organisatie dat melden; dat geldt bijvoorbeeld voor aanpassingen van de ketels; e naast Brzo, zijn er ook WABO-inspecties, die vinden plaats op grond van een basisbeeld van het bedrijf. Verscherpt toezicht wordt opgelegd als een bedrijf onvoldoende voortgang boekt in het voldoen aan de eisen van het Brzo 2015 en/of de Wabo. Doel van het verscherpte toezicht is om het bedrijf (weer) aan alle milieu- en veiligheidsvoorschriften te laten voldoen. Het leidt ertoe dat de Omgevingsdienst intensiever controleert. Ook heeft de omgevingsdienst in het kader van verscherpt toezicht maandelijks overleg met de directie van het bedrijf over de voortgang. | 112 en we m __ Tijdlijn van het verscherpt toezicht 2018 Op 5 februari 2018 vindt een directieoverleg plaats tussen de directies van AEB Exploitatie BV en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG, kortweg OD). Tijdens dit gesprek informeert de OD de directie over de zorg die hij heeft met betrekking tot de veiligheid van AEB en geeft de directie zijn visie daarop. Vanaf 7 februari 2018 gaat het verscherpt toezicht in, op basis van de WABO, vanwege te laat/niet melden van incidenten. OD NZKG motiveert het besluit tot verscherpt toezicht als volgt'°”: “Het gaat hierbij met name om het onderzoek naar de basisoorzaken van de ongewone voorvallen die zich hebben voorgedaan en de borging van maatregelen die getroffen moeten worden om herhaling van incidenten te voorkomen. Hiermee hangen de technische integriteit van de installaties met bijbehorende lines of defence (maatregelen), inspectie en onderhoud en beschikbaarheid van deskundig personeel samen. Hierdoor is er een verhoogd risico op een groot incident. De OD NZKG maakt zich ernstige zorgen over de veiligheidssituatie bij AEB”. AEB geeft in het gesprek op 5 februari aan deze aspecten te herkennen, en zegt dat het zelf (al) is gestart met een verandertraject om het bedrijf op het veiligheidsniveau te brengen, dat op grond van het Brzo 2015 is vereist. AEB informeert de gemeente per brief d.d. 19 februari 2018 over het verscherpt toezicht. Hierin wordt het volgende gesteld: “De reden [hiervoor] is dat de Omgevingsdienst van mening is dat de kwaliteit van het onderzoek naar de oorzaken van ongewone incidenten en de borging van maatregelen om herhaling te voorkomen onvoldoende is. Als mogelijke oorzaken noemt de OD NZKG o.a. het ontbreken van een goed onderhoudsregime en het niet beschikken over de benodigde technische kennis in de organisatie.” Vanaf dit moment vinden maandelijks twee overleggen plaats, een directieoverleg met de OD NZKG en een overleg tussen inhoudsspecialisten van AEB en de OD NZKG. Bij het verscherpt toezicht wordt het Brzo-instrumentarium ook benut. Een aantal malen legt de OD NZKG een last onder dwangsom (LOD) op aan AEB. Deze LOD's worden opgelegd op basis van overtredingen en de beoordeling daarvan vanuit de handhavingsstrategie. In maart 2018 stuurt AEB een plan van aanpak verscherpt toezicht naar de OD NZKG. Het plan bestaat uit vijf categorieën: 1) kennisniveau verhogen; 2) inspectie- en onderhoudsregime verbeteren; 3) optimalisatie van incidentenmanagementproces; 4) compliance register; 5) aanpassen preventiebeleid zware ongevallen. Het voortgang van het plan van aanpak wordt ook met de gemeente besproken in de aandeelhoudervergaderingen vanaf 2018. Een kernteam onder leiding van de AEB-directie coördineert de uitvoering van het plan van aanpak, en de OD NZKG kan zich vinden in de tekst van het plan van aanpak en meent dat AEB op directieniveau aandacht heeft voor de omslag die nodig is in de bedrijfsvoering. Op 2 mei 2018 legt de OD NZKG een LOD op voor het niet melden en het onvolledig onderzoeken van ongewone voorvallen en het overtreden van het Brzo 2015. 197 OD NZKG, brief aan AEB over besluit tot verscherpt toezicht, 7 februari 2018. [113 en we m __ Na de waarschuwing van de OD NZKG in maart 2017 heeft eenzelfde soort incident zich in een jaar tijd nog vier keer voorgedaan. “Het feit dat er binnen 13 maanden tijd zich vier keer een vergelijkbare brand heeft voorgedaan in de HRC, waarbij as die door de roostervloer is gekomen mede als oorzaak is aangewezen, toont aan dat AEB onvoldoende maatregelen heeft getroffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Bovendien blijkt de uitgevoerde maatregel ‘aanbrengen van isolatie in de openingen onder de stoepen’ niet effectief te zijn geweest en kunnen (…) benoemde maatregelen zoals het lopen van extra controlerondes en het uitvoeren van wekelijkse schoonmaakwerkzaamheden niet aangetoond worden.” In juni 2018 constateert de OD NZKG'S® dat AEB problemen heeft met het tijdig en volledig uitvoeren van het eigen plan van aanpak, en dat slechts mondjesmaat verbetering zichtbaar is in de uitvoering van incidentenrapporten. Op 2 juli 2018 ontvangt AEB het definitieve rapport van de Brzo-inspectie op 16 en 17 mei 2018. Daarin staat het volgende: “Het inspectieteam constateerde een overtreding in categorie 3 (waarbij sprake is van een zeer geringe dreiging van een ongeval): AEB heeft de opvolging van actiepunten uit Brzo-inspecties onvoldoende geborgd. Het bedrijf moet deze binnen de gestelde of nog te stellen termijn ongedaan maken. De inspecteurs hebben ook verbeterpunten geconstateerd en verwachten van het bedrijf dat het die uitvoert”. Begin september brengt gedeputeerde Tekin, als bevoegd gezag voor de Brzo, een werkbezoek aan AEB. In de voorbereiding op dat werkbezoek wordt duidelijk dat OD NZKG zich nog steeds zorgen maakt, omdat deze het beeld heeft dat AEB nog steeds niet in staat is om tot basisoorzaken te komen in haar incidentenonderzoeken. Tevens identificeert AEB nog steeds niet de juiste maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Tegelijkertijd heeft AEB wel veel ambities, en heeft de OD NZKG zorgen of de ambities goed in te passen zijn in de bedrijfsprocessen, gelet op het kennisniveau van de organisatie. Dit is ook de boodschap die de gedeputeerde overbrengt tijdens het wekbezoek. Half oktober ontvangt AEB de beoordelingsbrief (van de OD NZKG) over het veiligheidsplan. De brief!9 is uitgesproken kritisch: e het concept Veiligheidsrapport van AEB is op veel punten niet volledig, en is niet opgesteld overeenkomstig de vereisten, waardoor het een rommelige indeling heeft en lastig leesbaar is; e ook is het concept Veiligheidsrapport niet (meer) actueel en voldoet daardoor niet aan het gestelde in het Brzo 2015; e _daarom moet AEB binnen vier maanden een definitief actueel VR indienen. Op 13 oktober 2018 vindt een incident plaats met kwik in afval, dat wordt waargenomen door afwijkende emissiewaarden van het lozingswater. Het wordt te laat gemeld bij de OD NZKG. Dit incident leidt tot een strafrechtelijk onderzoek. Bij een bedrijf dat al onder toezicht staat, weegt de Omgevingsdienst zo’n incident zwaarder, blijkt uit de interviews, omdat het past in een -onwenselijk- patroon. 18 OD NZKG, dossier AEB, juni 2018. 18 OD NZKG, brief aan AEB inzake beoordeling veiligheidsplan, 12 oktober 2018. [14 a mi nn” Op 18 december 2018 ontvangt AEB een invorderingsbeschikking voor de LOD van 2 mei 2018, en op 24 januari 2019 een nieuwe LOD, wegens het niet of te laat melden van ongewone voorvallen. De OD NZKG schrijft het volgende: “De last onder dwangsom van 2 mei 2018, kenmerk 7224645, heeft niet het beoogde effect gehad. Er worden nog steeds ongewone voorvallen later gemeld dan mogelijk was geweest. Geconcludeerd moet worden dat de hoogte van de last onvoldoende prikkelend was om AEB Exploitatie B.V. aan te zetten de overtreding ongedaan te maken. Daarom wordt een nieuwe, hogere last opgelegd, onder intrekking van de eerdere last.” 2019 Medio februari voeren de gezamenlijke handhavingspartners een Brzo-inspectie uit. Het definitieve inspectierapport van de Brzo inspectie!60 wordt op 1 april verstuurd naar AEB. Twee van de acht geconstateerde overtredingen hebben betrekking op overtreding van de Wabo, de overige op die van de Wet veiligheidsregio’s (2x) en Inspectie SZW (4x). Het inspectieteam!ê! constateert 3 overtredingen in categorie 2: . “het bedrijf heeft geen actueel veiligheidsrapport, e, _ het bedrijf neemt lang de tijd voor het uitvoeren van veiligheidsstudies, de reeds uitgevoerde veiligheidsstudies zijn niet uitgevoerd voor de volledige installaties, voor de uitvoering is gebruikgemaakt van een oude norm en best beschikbare techniek is toegepast als veiligheidsstudie, maar is geen uitvoering van een veiligheidsstudie en e _hetbedrijf maakt gebruik van de langdurige planning van de veiligheidsstudies om diverse zaken, zoals het preventief onderhoud, correct in te gaan regelen, terwijl deze zaken reeds in orde moeten zijn.” Daarnaast constateert het inspectieteam 5 overtredingen in categorie 3: . “het bedrijf stelt aan de opvolging van acties geen termijn, die gebaseerd is op het eigen beleid, e, _ het bedrijf heeft B-23 uit het inspectierapport van 2018 niet volledig opgevolgd; daardoor is niet inzichtelijk geworden of voor alle scenario's de door het bedrijf genoemde Lines of Defence aanwezig zijn, e. het bedrijf heeft geen vastgesteld oefenplan en manier van evalueren voor de toepassing van een rioolbalg bij calamiteiten, e _ diverse installatieonderdelen zijn niet uniek gekenmerkt, waardoor ze niet herkenbaar zijn en . de wijze waarop onderhoud is uitgevoerd aan enkele installaties tonen niet aan dat het onderhoud aan installatie en/of installatieonderdelen geborgd is.” Op 18 april 2019 vindt overleg plaats over AEB, bij gedeputeerde Tekin, in de aanwezigheid van de directie van AEB en de OD NZKG. Uit de interviews komt naar voren dat dit een stevig gesprek is, omdat ondanks de zichtbare inspanningen van de directie, nog steeds te weinig verbetering zichtbaar wordt. 160 De Inspectie SZW stuurt daarover op 14 juni 2019 een brief aan AEB met eisen over het opheffen van de op 13/14 februari geconstateerde overtredingen. De tekst komt uit de samenvatting van het rapport. 11 OD NZKG, Brzo-inspectierapport opgesteld op basis van inspectiedagen 13 en 14 februari 2019, versie ‘definitief rapport’, 1 april 2019. [15 en we m OO AEB wordt een LOD opgelegd over het veiligheidsrapport. In de brief van 19 april 2019162 waarin dit voornemen wordt aangekondigd, staat het volgende: “In het kader van de Landelijke handhavingsstrategie Brzo valt de overtreding onder categorie 2: geen onmiddellijke dreiging zwaar ongeval, maar wel duidelijk onvoldoende maatregelen getroffen. Gezien de aard van de overtreding achten wij het opleggen van een last onder dwangsom in dit geval het meest proportionele middel. Het belang dat de betrokken bepalingen beogen te beschermen verzet zich daar niet tegen. De last wordt aan u opgelegd omdat u de overtreder bent en u het in uw macht heeft om de overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden.” De LOD wordt opgelegd per 27 mei 2019. Op 21 juni 2019 informeert de OD NZKG AEB!& over zijn voornemen tot LOD voor het overschrijden van de maximale oppervlakte voor een brandcompartiment in het Depot Bijzonder Afval (DBA). In 2018 is geconstateerd dat het DBA groter is dan 2.500 m2 waardoor een brandscheiding moet worden aangebracht. Dit heeft AEB herhaaldelijk niet gedaan, ook niet na waarschuwingen. Uiteindelijk heeft AEB besloten het gehele depot leeg te maken en geen bijzonder afval meer op te slaan. Hiermee wordt de overtreding opgeheven en komt de LOD te vervallen. Effect van het verscherpt toezicht Effect bezien vanuit de OD In het eerste jaar dat AEB valt onder het Brzo regime (2017), bouwt het beeld over AEB bij OD NZKG zich op. In eerste instantie ziet de OD NZKG geen grote bijzonderheden, en heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat AEB heel anders is dan andere bedrijven, maar naarmate hij meer te weten komt over AEB, ontwikkelt zich een beeld dat niet positief is. De OD NZKG controleert steekproefsgewijs, en doordat de OD NZKG vaker over de vloer komt bij AEB, gaat hij patronen herkennen in het functioneren van AEB. Als patronen (lijken) te ontstaan van zaken die niet goed gaan, dan verdiept het toezicht zich. De OD NZKG constateert uiteindelijk vele problemen en gaat in dat eerste jaar van het Brzo- en Wabo-toezicht een aantal onwenselijke patronen zien: . het beeld dat ontstaat, is dat de veiligheidscultuur en het begrip van de benodigde veiligheidscultuur, onvoldoende is; een symptoom is dat het terreinbeheer niet op orde is, het terrein is erg rommelig; e _er blijkt sprake van achterstallig onderhoud, daardoor ontstonden (teveel) incidenten; e __wat opvalt, is dat de trits ‘melden incident, incidentonderzoek, verbetermaatregelen’, niet goed wordt doorlopen, dat begint al bij het vaak te laat of niet melden van incidenten; e _ het ontbreekt aan benodigde kennis om goede incidentanalyses te maken, die wordt ingehuurd; e _ook wordt bij incidenten duidelijk dat AEB onvoldoende zicht heeft op het hele systeem om de goede mitigerende maatregelen te kunnen nemen, zo’n patroon ziet de OD NZKG ook bij branden'ê4; 12 OD NZKG, brief ISZW kennisgeving eis ivm de op 13/14 februari 2019 geconstateerde overtredingen, 19 april 2019. 183 OD NZKG, brief aan AEB over voornemen openbaarmaking overtreding, 21 juni 2019. 184 OD NZKG, brief LOD over het niet melden en het onvolledig onderzoeken van ongewone voorvallen en het overtreden van het Brzo 2015, 2 mei 2018. | 116 en m __ e _derisicomatrix is niet op orde: essentieel is dat er evenwicht bestaat tussen de omvang van het risico en de toe te passen maatregel; dat is bij AEB niet het geval: in de risicomatrix opgenomen maatregelen zijn soms zo drastisch (bv stilleggen van het hele bedrijf) dat ze hun doel voorbijschieten, en dus ook niet werden toegepast. Als duidelijk wordt dat verbeteringen bij AEB niet snel genoeg tot stand komen, is de OD NZKG genoodzaakt om andere instrumenten in te zetten, om betere prestaties bij AEB af te dwingen. Daartoe is verscherpt toezicht ingesteld. Ook is een aantal malen het instrument van LOD ingezet. Het beeld dat zo is ontstaan, heeft ook invloed op de weging van incidenten: zo was het kwikincident in 2018, waarbij -doordat een chauffeur ten onrechte niet meldt dat zijn lading afval kwik bevat- een hoeveelheid kwik wordt verbrand, mogelijk anders gewogen als AEB niet deze historie had van het te laat melden van incidenten. Nu leidt de late melding tot een strafrechtelijk onderzoek. Blijkens verslagen van directie en rvc- voelt AEB zich daardoor onevenredig zwaar aangepakt. De OD NZKG zet in eerste instantie in op cultuurverandering en het versterken van kennis en kunde bij AEB. Als dat -ook onder het regime van verscherpt toezicht- niet tot zichtbare verbetering leidt, gaat de OD NZKG zich meer richten op de ‘hardware’, zoals de staat van het onderhoud en de kwaliteit van onderhoudsprogramma'’s en er worden ook inspecties op onderhoud uitgevoerd. In het kader van het verscherpt toezicht worden twee keer per maand gesprekken gevoerd, met een vaste delegatie namens de OD NZKG. De vertegenwoordiging vanuit AEB wisselt vaak van samenstelling, pas vanaf 2019 zit er continuïteit in de gesprekspartners. Dat maakt het ook lastig om aan een duurzame cultuurverandering te werken. Het valt OD NZKG op, dat AEB maar niet concreet wordt. Plannen blijven op hoofdlijnen en er wordt geen goede doorvertaling gemaakt van alle te zetten stappen. Met de komst van nieuwe veiligheidsadviseurs bij AEB, ontstaan ook steeds weer nieuwe ideeën hoe de problemen op te lossen. Terugkerende en nieuwe overtredingen laten zien dat niet geleerd wordt van eerdere ervaringen. Het bedrijf reageert traag op de bevindingen en overtredingen die door de OD geconstateerd worden. De OD NZKG wijt de problemen van AEB, en het niet oplossen daarvan, vooral aan het ontbreken van de juiste kennis en competenties. Dit wordt versterkt door de vele wisselingen in het management en de directie. De OD NZKG investeert ook in kennisoverdracht aan AEB. Vanuit rolzuiverheid mag de OD NZKG niet adviseren, maar de OD NZKG denkt wel mee, en levert ook een bijdrage aan expertsessies. Dat is nodig, omdat de benodigde kennis niet aanwezig is bij AEB. De overweging Is, dat dit zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van de veiligheidsorganisatie. De OD NZKG moet steeds balanceren tussen waarderen wat beter gaat, en blijven duwen op wat nog beter moet. En er daarbij ook voor zorgen dat AEB de stap naar verbetering ook daadwerkelijk kan maken. In de ogen van de OD heeft het verscherpt toezicht tot de komst van de heer Dirix als algemeen directeur onvoldoende effect gesorteerd. Pas vanaf zijn komst wordt de cultuuromslag echt ingezet. | 17 a we m nn” Effect bezien vanuit directie en rvc De directie van AEB en de rvc worden verrast door de aankondiging van het verscherpt toezicht. Zij hebben in 2017 het beeld dat het de goede kant uit gaat, en dat AEB in toenemende mate voldoet aan de eisen van de Brzo 2015. Ze hebben naar eigen zeggen geen signaal gekregen van de OD NZKG dat verscherpt toezicht wordt overwogen. Tegelijkertijd erkennen ze dat wat de OD NZKG eist van AEB, reëel is. Men vindt de OD NZKG diplomatiek, competent en tegelijkertijd streng. Het verscherpt toezicht ervaart men daarom wel als een onaangename verrassing, maar het wordt als terechte maatregel beoordeeld. Het ligt in lijn met de ontwikkeling die AEB al heeft ingezet. De hoop is dat het tempo waarin verbeteringen worden gerealiseerd, omhoog zullen gaan door het verscherpt toezicht. Het verscherpt toezicht is hét moment om zaken echt anders aan te gaan pakken. Een deel van wat er moet gebeuren om het verscherpt toezicht te beëindigen, is ‘huiswerk’ maken. Dat houdt o.a. in de procedure van het incidentenonderzoek goed vastleggen, beleid aanscherpen, de risicomatrix herzien, een goed veiligheidsrapport opstellen, preventief onderhoud gaan inregelen. Maar het gaat niet alleen om papier; AEB moet ook in de praktijk resultaat laten zien. En op beide boekt AEB onvoldoende voortgang. Een aantal voorbeelden: e In het kader van de Brzo moet het preventief onderhoud versneld worden ingeregeld. De kennis om dat te doen, is onvoldoende, ook met de inzet van een consultant. Zo ontbreekt het aan voldoende diepe kennis over delen van de machines. En men is zich niet voldoende bewust van het feit dat kennis tekortschiet (‘onbewust onbekwaam’). e Na weer een brand in 2018, moet AEB van OD NKG binnen 24 uur met een oplossing komen. Omdat dit technisch niet zo snel mogelijk blijkt, gaat AEB over tot het inhuren van een brandweerteam dat 24/7 stand-by is (en elke 15 minuten inspecties uitvoert bij de zogenaamde ‘karen’), totdat de structurele oplossing is geïmplementeerd en goedgekeurd door de OD NZKG. De kosten hiervan zijn heel hoog. e Eris een lakse cultuur om incidenten te melden. Mensen vragen zich soms af of ze een incident moeten melden. Een incident met het laden van een schip bodemas bij het Noordzeekanaal maakt bij nader onderzoek duidelijk dat het niet de eerste keer is dat zo’n incident zich voordoet, maar eerdere incidenten zijn niet gemeld. Dat is een patroon. e De kwaliteit van het Veiligheidsrapport wordt keer op keer als onder de maat beoordeeld door OD NZKG. Tegen het eind van 2018 is het beeld bij de toenmalige directie desalniettemin dat de OD NZKG positief is over de vorderingen die AEB heeft gemaakt, en dat mogelijk het verscherpt toezicht kan worden afgeschaald; er is weliswaar nog heel veel te doen, maar AEB beweegt de goede kant op. Hier is sprake van uiteenlopende beelden tussen directie en de OD NZKG, want het verscherpt toezicht wordt niet afgebouwd. De directie informeert de rvc goed over het verscherpt toezicht. Dat is ook het beeld bij de OD NZKG, die daarom geen aanleiding ziet om zelfstandig de rvc te benaderen. Met de rve wordt weliswaar regelmatig gesproken over ingezette acties en maatregelen, maar het uitblijven van resultaten leidt niet tot verdergaande stappen van de rvc. [118 en = __— Begin 2019 constateert de directie dat het verscherpt toezicht niet leidt tot structurele veranderingen. De fabriek wordt ‘opgepoetst’ richting een controle maar het effect is niet blijvend. Het lijkt er dus op dat de medewerkers bij AEB ‘het doen voor het toezicht’, maar niet voor zichzelf en het bedrijf. Pas als de directie dit constateert, wordt echt doorgepakt door de juiste personen aan te trekken, een eigen analyse te maken, daaruit de juiste conclusies te trekken en maatregelen in te zetten en vol te houden. Effect bezien vanuit de medewerkers Uit de gesprekken met de medewerkers en de OR rijst een wisselend beeld op van de impact die het verscherpt toezicht heeft gehad. Volgens sommigen heeft het verscherpt toezicht positieve effecten. Het is een erkenning van het geluid dat het niet goed gaat met AEB, en dat veiligheid niet altijd de prioriteit krijgt die nodig is. Men voelt druk om te voldoen aan de eisen van de OD NZKG. Processen, kennis en kunde worden nu structureel aan de orde gesteld, ook bij de directie. Daarmee neemt het bewustzijn over veiligheid en de noodzaak om processen binnen AEB te verbeteren toe. Het duurzame effect op de werkvloer is echter gering, er verandert niet veel. Het tempo waarin AEB kan veranderen, ligt laag. Door druk op medewerkers neemt toe maar de kwaliteit van het werk wordt niet per se beter. De impact van de audits is niet blijvend: er wordt alles op alles gezet om op het moment van de audit goed te presteren, maar daarna zakken verbeteringen weer weg. Beeld van de gemeente Er is geen sprake van rechtstreekse communicatie van de OD NZKG met de gemeente over AEB, omdat Provincie Noord-Holland bevoegd gezag is voor de Brzo-bedrijven. Wel wordt de wethouder Deelnemingen door de gedeputeerde geïnformeerd over het verscherpt toezicht. AEB informeert de gemeente daarover ook per brief. Uit de interviews komt naar voren dat het instellen van verscherpt toezicht door de OD NZKG niet leidt tot een ander regime bij de gemeente. De aandeelhouder is niet primair verantwoordelijk voor veiligheid, dat is de verantwoordelijkheid van de directie, onder toezicht van de rvc. Wel gaat veiligheid de aandeelhouder aan, omdat het de basis vormt van de license to operate van AEB. Er is bij het ingaan van het verscherpt toezicht bij de gemeente nog geen beeld van achterstallig onderhoud of het wegvallen van de ‘lines of defence’. Het onderwerp veiligheid wordt toegevoegd aan overleggen en het komt terug in de kwartaalrapportages, als praktische uitwerking van het op de hoogte houden van de gemeente. In het stafoverleg met de wethouder Duurzaamheid is het verscherpt toezicht een enkele maal aan de orde, maar daarover vindt binnen de gemeente niet systematisch communicatie plaats. Deelnemingen baseert zich vooral op wat men van AEB hoort over de bevindingen van de OD NZKG. Het beeld dat AEB -conform zijn eigen overtuiging- presenteert, is dat de OD NZKG tevreden is over het verbeterplan en dat het de goede kant op gaat, alleen niet zo snel als AEB en de OD NZKG zouden willen. Tot het moment dat AEB de verbrandingslijnen stil zet, is dat het beeld van de gemeente over het verscherpt toezicht. [119 en = nn” 4.4. Herijking en bestuursopdrachten In elke collegeperiode vindt een herijking van de gemeentelijke deelnemingen plaats. De bedoeling van deze herijking is vast te stellen of en om welke redenen het publiek belang nog steeds is gediend met het houden van de deelneming. Dat gebeurde ook voor AEB. Het herijkingsonderzoek werd gevolgd door een traject waarin bestuursopdrachten zijn opgesteld. Het proces van herijking en uitwerking van de bestuursopdrachten is illustratief voor de gang van zaken bij gemeente Amsterdam in relatie tot AEB, om een aantal redenen: e, Het is een intern gemeentelijk proces, dat vooral is gericht op het krijgen van duidelijkheid over de eigen rol(opvatting), maar de rol van AEB in het herijkingsproces blijft lange tijd -ook voor AEB- onduidelijk. e, Het ontbreekt in de uitwerking aan samenhang tussen de bestuursopdrachten, het zijn drie eigenstandige trajecten- . Het proces laat, mede doordat het een looptijd heeft van meer dan 4 jaar, zien dat er langzaam maar zeker een kentering optreedt bij Gemeente Amsterdam in het denken over AEB. Het gaat in de bestuursopdrachten uiteindelijk vooral over AEB als afvalverbrander die warmte levert en financieel rendement moet opleveren. De rol van AEB als spil in het realiseren van de duurzaamheidsambities van Amsterdam verdwijnt steeds verder uit beeld. Tijdlijn herijking en bestuursopdrachten Ondanks het feit dat AEB pas op 1 januari 2014 is verzelfstandigd, wordt in het eerste kwartaal van 2015 besloten om de mogelijkheden voor afstoten van AEB verder te onderzoeken .165168 [In mei 2016 is het vooronderzoek gereed en een jaar later het herijkingsonderzoek zelf. In vervolg op het herijkingsonderzoek besluit het college van b&w op 6 juni 2017 om drie bestuursopdrachten uit te laten voeren: ‘warmte’; ‘afval en grondstoffen’; en ‘performance en slagvaardigheid AEB’. Op 11 juni 2019 bespreekt het college van b&w de uitkomsten van de drie bestuursopdrachten AEB en de nieuwe overkoepelende beleidslijn integraal, en neemt een aantal besluiten over te nemen maatregelen. Dit wordt op 3 oktober 2019167 besproken in de raadscommissie voor Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid (MLD).De tijdlijn van het herijkingsproces tot en met de bestuursopdrachten loopt meer dan 4 jaar door: . 1 april 2015: besluit tot herijking deelneming AEB via vooronderzoek en onderzoek (via motie); e _30 september 2015: via motie snelheid gevraagd, meenemen alle mogelijke toekomstscenario’s en verzoek tot zo veel als mogelijk beperken financiële risico's AEB tot afronden vooronderzoek; . Mei 2016: vooronderzoek herijking gereed; e Mei 2017: onderzoek herijking gereed; e 6 juni 2017: collegebesluit uitvoeren drie bestuursopdrachten; e 13 februari 2018: collegebesluit vaststelling opdrachten en planning bestuursopdrachten; e 11 juni 2019: besluiten in het kader van integrale bespreking bestuursopdrachten; 16 Gemeenteraad Amsterdam, motie 247 van de raadsleden N.T. Bakker en Vink inzake de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015’ (verkopersonderzoek), 10 april 2015. 18 Dat AEB in 2015 herijkt wordt als deelneming, is onderdeel van het gemeentelijk beleid om bij de start van iedere bestuursperiode alle deelnemingen te herijken. In het coalitieakkoord 2014-2018 was opgenomen dat gemeente Amsterdam schulden zou reduceren door de verkoop van deelnemingen en vastgoed. In dat kader lag er extra nadruk op verkoopmogelijkheden bij herijkingen, zo ook bij AEB. 67 De bespreking was eerder gepland voor de commissievergaderingen van 4 juli en 12 september 2019. [120 a m OO e 3 oktober 2019: bespreking collegebesluit in raadscommissie MLD. Herijking AEB Op verzoek van de raad is het onderzoek gesplitst in een vooronderzoeksfase en een onderzoeksfase. Het gaat om twee hoofdscenario’s, namelijk ‘Behouden AEB' en ‘Afstoten AEB'!68, Onder het eerste scenario vallen drie mogelijkheden: 1. deelneming: in dit scenario wordt de huidige situatie gecontinueerd en blijft AEB een deelneming; 2. dienst (gemeentelijk bedrijf): de verzelfstandiging wordt teruggedraaid zodat AEB weer een dienst wordt van de gemeente; 3. verkoop minderheid: een minderheid van de aandelen van AEB wordt verkocht aan gemeentes, die afval leveren aan AEB, of een private partij. Onder het scenario ‘Afstoten AEB’ zijn twee varianten benoemd: a. volledige verkoop: in dit scenario wordt het 100% aandelenbelang in AEB van de gemeente verkocht aan een private partij; b. verkoop meerderheid (gemeente behoudt minderheid aandelen): dit scenario wordt niet onderzocht. In het vooronderzoek ligt de nadruk op het onderzoeken van risico’s. In de onderzoeksfase staan de marktwaarde en potentiële kopers centraal. De raad dringt bij motie! aan op tempo bij het afronden van het vooronderzoek en vraagt om alle mogelijke toekomstscenario's voor AEB uit te werken. Daarnaast verzoekt de raad om -tot het afronden van het vooronderzoek- de financiële risico’s van de deelneming zoveel als mogelijk te beperken. Omdat: e __ook na de kapitaalinjectie het (financiële) risico van de deelneming AEB hoog blijft; e _de voorgenomen investeringen in transitieprojecten van het AEB, het financiële risico voor de gemeente zullen verhogen; e _de Rekenkamer Amsterdam, op verzoek van de raad, onderzoek doet naar de financiële positie van AEB, om mede op basis hiervan de haalbaarheid van de strategische doelen van AEB te kunnen inschatten; e tot aan de herijking van de deelneming in AEB, de raad bij elke investering in AEB of in transitieprojecten van AEB, zich zal afvragen hoe de investering zich verhoudt tot de haalbaarheid van de strategische doelen van AEB. Het uiteindelijke (finale) onderzoek naar de herijking van AEB wordt in mei 2017 afgerond? Dit onderzoek geeft het volgende advies: “Voorlopig behoud van AEB, optimaliseer en onderzoek of aan de genoemde voorwaarden voor de verbetertrajecten kan worden voldaan, zodat verkoop van (activiteiten uit) AEB op termijn beter mogelijk wordt en opnieuw overwogen kan worden.” Onderdeel van de herijking is het organiseren van tegenspraak door een groep ‘dwarskijkers’.17! De herijking leidt tot een tiental conclusies en aanbevelingen: 188 Gemeente Amsterdam, Vooronderzoek AEB (in het kader van herijkingsonderzoek), 30 mei 2016. 169 Gemeenteraad Amsterdam, motie 990 van de leden Poot, Guldemond, Vink en Peters inzake de herstructurering van de financiering van het Afval Energie Bedrijf (herijking AEB), 1 oktober 2015. 7Ò Gemeente Amsterdam, Onderzoek Opvolging Herijking AEB, mei 2017. Vi Als dwarskijkers waren uitgenodigd: de directeur NRVD, Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement; een voormalig topman bij HVC Groep, afvalverwerkingsbedrijf; een adviseur van KplusV, adviesbureau met opdrachten [121 en = OO 1. Zorg dat de doelstellingen van de gemeente en van het AEB overeenkomen. Dit is een randvoorwaarde voor elke stap die gezet wordt. 2. Kijk niet alleen naar primaire publieke belangen, maar trek het breder. Welk economisch, ecologisch en sociaal kapitaal kan bereikt worden met een deelneming als AEB? Dan is het bereik veel groter. 3. Maak als gemeente een duidelijke keus voor de transitie naar de circulaire economie en accepteer bijbehorende consequenties, zoals afschrijving en regulering van de oude economie. Denk na over de toekomst van afvalverbranding en de gevolgen voor warmtenetten. 4. De ambitie voor het AEB zou verder moeten gaan dan de transitie naar een grondstoffenbedrijf. Focus hierbij op de achterkant van de afvalketen. Een AEB 2.0 kan een belangrijke rol spelen in het verwezenlijken van gemeentelijke doelen en een transitie naar een circulaire economie. Er mag van het AEB een visie op de eigen transitiestrategie verwacht worden. 5. Heroverweeg het terughalen van de afvalpunten naar de gemeente. Zorg voor een duidelijke opdracht aan het AEB en duidelijke regie hierover. 6. Blijf de vraag stellen welke activiteiten van het AEB bijdragen aan het realiseren van de ambities van de gemeente. Overweeg de verkoop van activiteiten in plaats van aandelen. 7. Voeg in het rapport financiële waarden toe aan de verschillende scenario’s en voer een maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) uit. Laat je als gemeente niet weerhouden door juridische complicaties, juridica is oplosbaar. 8. Als 100% aandeelhouder kan de gemeente veel sturing uitoefenen op het AEB, kies niet voor de middenweg. Diverse publieke belangen kunnen hiermee worden gediend. 9. Als besloten wordt de deelneming AEB te handhaven is nauwe samenwerking en duidelijke regie nodig om te komen tot een AEB 2.0. 10. Geef het AEB de tijd om zich te ontwikkelen tot een AEB 2.0. Transitieprocessen kosten tijd. In het onderzoek herijking AEB staat dat de adviezen van de dwarskijksessie grotendeels worden overgenomen!” maar in het vervolg van het traject komen deze aanbevelingen niet herkenbaar terug. Bestuursopdrachten e _In de opvolging op de herijking van AEB constateert het college dat een aantal onvolkomenheden -aan de kant van de gemeente en AEB- aangepakt moeten worden, en dat er financiële verbeteringen kunnen worden gerealiseerd. Hiertoe zijn drie bestuursopdrachten geformuleerd!3, die moeten leiden tot: e een professionalisering van de relaties tussen AEB en gemeente en; e _ het kunnen behalen van de gemeentelijke doelen op het gebied van duurzaamheid en; e _een verdere verbetering van de performance van AEB. in de afvalsector; een adviseur Rebel Consultancy, adviesbureau met opdrachten in de afvalsector; een hoogleraar en directeur van het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit Leiden. 72 Gemeente Amsterdam, Onderzoek Opvolging Herijking AEB, mei 2017, pagina 8. 73 Gemeente Amsterdam, Onderzoek Opvolging Herijking AEB, mei 2017, pagina 7 en 8. [122 a = nn” Een belangrijk onderdeel van de bestuursopdrachten is een betere uitwerking van de verschillende rollen van de gemeente als aandeelhouder, opdrachtgever en beleidmaker, om belangenverstrengeling tegen te gaan en tegelijkertijd samenwerking te optimaliseren. Mede om deze reden zullen de bestuursopdrachten in nauwe samenhang met elkaar worden uitgevoerd. Tijdens de raadsvergadering van 27 september 2017, waarin het onderzoek opvolging herijking is behandeld, is de motie Roosma, Vink en Geenen aangenomen. In deze motie wordt het college opgeroepen om zich in te spannen om voor het einde van 2018 een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) uit te (laten) voeren voor de verschillende scenario’s die onderzocht zijn voor de herijking van het AEB. Er dient breder te worden gekeken naar de verschillende belangen in de transitie richting een duurzaam grondstoffenbedrijf dan enkel het belang van de gemeente als aandeelhouder. De afdoening van deze motie zal bij de uitvoering van de bestuursopdrachten worden meegenomen. Op basis van het advies wordt een zestal ‘verbetertrajecten'!’4 uitgewerkt in drie bestuursopdrachten: 1. Afval en grondstoffen: bronscheiding, inzameling, verwerking afval en grondstoffen 175 2. Warmte: sturing op warmtenetwerk en realisatie aardgasloos 3. Performance en slagvaardigheid AEB De bestuursopdrachten worden gemaakt door gemeente Amsterdam. Uit de documenten en gesprekken blijkt dat de gemeente AEB nauwelijks betrekt bij de uitwerking van de bestuursopdrachten, alhoewel dit wel de bedoeling was. Zo staat in de stukken ter voorbereiding op AVA in december 201717® bijvoorbeeld over de bestuursopdracht Afval en grondstoffen: “Verbeter, in samenwerking met AEB, de rolverdeling tussen de gemeente (als opdrachtgever) en AEB rondom de afvalketen.” Over Performance en Slagvaardigheid stond er het volgende: “Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met AEB. (…) Bespreek met AEB welke operationele verbeteringen er mogelijk zijn; maak een plan -in samenwerking met AEB- om de verbeteringen door te voeren en de geïdentificeerde knelpunten op te lossen, waarbij de reeds ingeslagen weg om opdrachtgevers- en aandeelhoudersrol helder af te bakenen wordt voortgezet.” In de praktijk gaat het om het (her)definiëren van de rolopvatting van de gemeente en wijze van sturing door de gemeente op AEB. Zo is in geen van de bestuursopdrachten een marktanalyse opgenomen, noch een analyse van de situatie en potentie van AEB 77. De bestuursopdrachten worden apart van elkaar opgesteld, maar het is de bedoeling dat er wel aandacht is voor de onderlinge verbanden: zo is op voorhand duidelijk dat het financieel resultaat voor de gemeente afhankelijk is van de mate waarin Amsterdam (rest)afval blijft verbranden bij AEB. 74 Op basis van het document ‘Opvolging herijking AEB (mei 2017) gaat het feitelijk om zes vervolgstappen, die uiteengezet zijn in vier verbetertrajecten en twee randvoorwaarden. 1ö Het verwerken van rioolslib heeft geen plaats gekregen in de bestuursopdracht. 178 Memo kabinet ongedateerd (dit document heeft vreemd genoeg de naam: AvA GvB 21 mei 2015 en besluitvorming hierover in B&W 19 mei 2015). 7! Parallel aan het opstellen van de bestuursopdrachten was AEB bezig met het opstellen van een strategisch plan. Tussen beide trajecten was geen verbinding. (zie ook paragraaf 4.4). | 123 a mi .” Amsterdam is sterk afhankelijk van AEB voor warmtelevering. Hierna volgt een korte samenvatting van doel en uitkomsten van de drie bestuursopdrachten 17. Bestuursopdracht Afval en Grondstoffen (A&G) Het doel van de bestuursopdracht is het verbeteren van de rolverdeling tussen de gemeente (als opdrachtgever) en AEB rondom de afvalketen, en de verduidelijking van de daarbij horende regiefunctie. Dit moet leiden tot een betere sturing en regie van de gemeente op de realisatie van de doelstellingen op de bronscheiding, inzameling, bewerking en verwerking van grondstoffen. Het beeld dat uit de bestuursopdracht naar voren komt, is dat de afgelopen jaren de samenwerking tussen AEB en A&G op gang is gekomen. Maar ook dat een onduidelijke rol- en verantwoordelijkheidsverdeling veroorzaakt dat niet altijd begrip ontstaat voor elkaars situatie en standpunten. Om dit te verbeteren en te zorgen dat de Amsterdamse doelen op het gebied van Afval en Grondstoffen sneller gerealiseerd worden, zijn de volgende 10 ontwikkelpunten benoemd: 1. verbeter de invloed van A&G op strategie en profiel AEB; 2. investeer in onderling vertrouwen AEB en A&G; 3. zorg voor een eenduidige gemeentelijke lijn richting AEB; 4. leg experimenteerruimte vast; 5. heroverweeg de rol van AEB als ketenregisseur; 6. breng de overlap van taken A&G en AEB in kaart; 7. versterk opdrachtgeverschap recyclepunten; 8. onderzoek de mogelijkheid van gedwongen winkelnering naar preferred supplier; 9. trek samen regionaal op; 10. investeer in capaciteit opdrachtgeverschap. Op basis van de analyse en conclusies worden de volgende maatregelen voorgesteld: e beschouw de directie Afval en Grondstoffen als klant en samenwerkingspartner van AEB en niet als opdrachtgever; e, verbeter de directe en indirecte sturing door het verder implementeren en uitwerken van de 10 ontwikkelpunten; e _ werk, in aanloop naar het einde van de huidige contracten (31/12/2022), de opties inbesteden, aanbesteden en zelf doen voor alle activiteiten die AEB voor A&G doet, uit. Bestuursopdracht Warmte Het doel van deze bestuursopdracht!”? is te bepalen hoe de gemeente haar strategische sturing kan verbeteren op AEB als warmtebron en ontwikkeling van het warmtenet van Westpoort Warmte, via haar rol als 100% aandeelhouder van het AEB. 18 Gemeente Amsterdam, Commissievoordracht - Uitkomsten van de bestuursopdrachten AEB, de nieuwe overkoepelende beleidslijn en de door het college genomen besluiten ten aanzien van de te nemen maatregelen, ter bespreking voor de commissievergadering van 4 juli 2019. 7 Gelijktijdig met het formuleren van de onderzoeksvragen voor de bestuursopdrachten voortkomende uit de herijking van AEB, kondigde de Rekenkamer Metropool Amsterdam een onderzoek aan naar warmtenetten. De commissie heeft beide rapporten (Grip op Westpoort Warmte en Verduurzaming warmtevoorziening met warmtenetten) van de Rekenkamer ontvangen en waar mogelijk de uitkomsten van deze rapporten betrokken haar analyse. Beide rapporten worden in dit onderzoek verder niet toegelicht. [124 a mi nn” Ook moeten scenario’s worden bepaald voor strategische sturing op de gemeentelijke publieke belangen zonder deze rol. Belangrijk daarbij is dat in de transitie naar een stad zonder aardgas, AEB twee belangrijke rollen speelt: . AEB is warmtebron voor het stadswarmtenet in het Noorden en Westen van Amsterdam; , AEB is 50% aandeelhouder in Westpoort Warmte, dat het stadswarmtenetwerk aanlegt en exploiteert in [voornamelijk] het Noorden en Westen. Omdat zowel warmtebron als warmtenetwerk van groot publiek belang zijn, wil de gemeente haar strategische sturing op beide punten verbeteren, met name wat betreft de gemeentelijke kaders betaalbaar / open / duurzaam. Het uitwerken van deze bestuursopdracht heeft uiteindelijk de meeste doorlooptijd gevraagd, vanwege beperkte capaciteit om er aan te werken. 180 De hoofdconclusie is dat de meeste rollen van de gemeente ten aanzien van AEB en WPW gereguleerd zijn door strakke kaders en / of vastgelegd in contracten. Waar de gemeentelijke publieke doelen afwijken van of verdergaan dan de doelen van AEB en WPW, kan de gemeente maar zeer beperkt -via aandeelhouderszeggenschap- sturen. Wel kan de gemeente invloed uitoefenen. Bij nieuw uit te geven concessies is wel ruimte om meer aandacht te geven aan de doelen die de gemeente nastreeft, en dat ook vast te leggen in de conversievoorwaarden en contracten. Aanvullend is geïnventariseerd welke mogelijkheden de gemeente heeft om de rollen ten aanzien van (AEB en) WPW te wijzigen en zo meer zeggenschap te krijgen. Die mogelijkheden zijn zeer beperkt. Dit vergt altijd aanpassing van bestaande overeenkomsten met derden. Ook een publiek publieke samenwerking is bekeken, als aanvulling op de publiek private samenwerking in WPW. De conclusie is dat gemeente en een andere publieke speler op het eerste gezicht meer overeenkomende belangen hebben, en meer ruimte hebben om die belangen te verwezenlijken. Op basis van de analyse en conclusies worden de volgende maatregelen voorgesteld: e werk de gemeentelijke publieke doelen voor warmtenetten en bronnen verder uit; e _ start met de huidige partners AEB / Vattenfall (voorheen NUON) [samen WPW] het gesprek hoe in hun bestaande warmteconcessies de gemeentelijke doelen gerealiseerd kunnen worden, wat daarvoor nodig is en hoe dit formeel vastgelegd kan worden; e _start gesprekken met publieke partijen, onderzoeken en pilots om in nieuwe warmteconcessies de gemeentelijke publieke doelen te realiseren; e _ volg op Rijksniveau de ontwikkelingen over marktordening en governance op warmtenetwerken op de voet en vraag daarbij aandacht voor borging van de publieke doelen; 180 In de raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Water, Duurzaamheid en Circulaire Economie van 7 en 12 maart 2019 gaat wethouder Van Doorninck in op de bestuursopdrachten van AEB: “Die zijn in 2017 uitgezet. De antwoorden op de aanbevelingen van de Rekenkamer over warmte worden gevoegd behandeld met de uitkomst van de bestuursopdrachten over governance, afval en warmte. Dat wordt niet Q1 maar Q2 2019, omdat de bestuursopdracht over warmte nog niet klaar is.” De commissie stemt daarmee in. [125 en = OO e _richteen accountteam Warmte in om te komen tot een integrale en afgestemde sturing vanuit de gemeenten op de ontwikkeling van het warmtenet, en de relatie te onderhouden met WPW en Nuon en andere toekomstige warmteleveranciers. Bestuursopdracht Performance en Slagvaardigheid Deze opdracht heeft als doel: het verbeteren van het resultaat (financiën/bedrijfsvoering) en slagvaardigheid van het AEB om te komen tot een efficiëntere en effectievere realisatie van de doelstellingen van gemeente én AEB. Net als uit de bestuursopdracht A&G, komt ook uit deze opdracht naar voren dat de verschillende rollen en verantwoordelijkheden binnen de gemeente en tussen de gemeente en AEB Amsterdam beter kunnen worden gedefinieerd. Ook is er weinig begrip van en voor elkaars situatie en wat daarin belangrijk is. Het ontbreekt bovendien aan een eenduidig gemeentelijk beleid en lijn over afval en grondstoffen, warmte en deelnemingen. Door deze onduidelijkheden komen verwachtingen over en weer niet overeen. Dit leidt tot een suboptimaal besluitvormingsproces over belangrijke besluiten bij AEB. Dit remt de ontwikkeling en kost onnodig veel tijd en aandacht. Op basis van de analyse en conclusies worden de volgende maatregelen voorgesteld: , Leg de verhoudingen binnen AEB, waaronder die met de gemeente als aandeelhouder correct vast in de statuten van AEB. Het gaat dan om de afbakening van de rollen & verantwoordelijkheden en proces van besluitvorming tussen en bij AEB en de gemeente als aandeelhouder. Zorg dat besluitvorming op het juiste niveau plaatsvindt (niet te licht of zwaar wordt ingericht). e _Kom tot een samenwerkingsmemorandum tussen AEB en de gemeente, waarin op operationeel niveau is vastgelegd wat de verhoudingen betekenen voor de werkwijze tussen AEB en de gemeente in haar verschillende rollen. Neem daar ook vaste momenten van reflectie op elkaar, het werk en de samenwerking in op. e Actualiseer de vastlegging van de ambtelijke rolverdeling en verantwoordelijkheden met betrekking tot AEB binnen de gemeente. Maak die transparant en richt die zo in dat het proces robuust is en er periodiek kritische reflectie plaatsvindt op de inrichting. e _Komtot een eenduidig en kenbaar gemeentelijk beleid en borg een eenduidige lijn naar buiten. Betekenis bestuursopdrachten voor Gemeente Amsterdam Het opstellen van de bestuursopdrachten heeft vooral intern, binnen de gemeente, betekenis gehad. Uit interviews komt naar voren dat door de bestuursopdrachten het bewustzijn bij gemeente Amsterdam is gegroeid dat de gemeente zelf weinig structuur gaf aan haar relatie met AEB. Het is nodig om de eigen ambities scherp te stellen en focus aan te brengen, en daarbij goed te kijken wat de mogelijkheden zijn van AEB om een bijdrage te leveren aan die ambities. In de bestuursopdrachten is geen marktanalyse uitgevoerd om te kunnen beoordelen of AEB elders voldoende afval kan contracteren om de stad van warmte te blijven voorzien. Terwijl de bestuursopdrachten waren gericht op het versterken van de rolzuiverheid en het optimaliseren van de gemeentelijke omgang met AEB, gaat de bestuursopdracht Afval wel degelijk over inhoudelijke beleidskeuzes. [126 en = OO Voor Performance en Slagvaardigheid geldt dat niet: wat daarin staat, gaat niet over de performance van AEB, maar wat de gemeente kan doen om een bijdrage te leveren aan die performance en slagvaardigheid. En ook de conclusies van de bestuursopdracht Warmte gaan uitsluitend over het ‘beter inregelen’ van de relatie en de speelruimte binnen concessies en afspraken. Het was de bedoeling dat de bestuursopdrachten ook een bijdrage zouden leveren aan de integraliteit van het beleid. Het proces is echter niet zo ingericht, de drie bestuursopdrachten zijn opgesteld door drie afdelingen uit twee directies. Er is weinig sprake van onderlinge uitwisseling. Dat blijkt ook uit het eindresultaat. In de beleidslijn en de zogenaamde adaptieve strategie ten aanzien van AEB,!ê! die tegelijkertijd met de bestuursopdrachten is besproken, ligt het zwaartepunt bij inhoudelijke beleidsvoornemens die niet direct te relateren zijn aan de bestuursopdrachten, met uitzondering van Afval en Grondstoffen (deels). De voor AEB belangrijkste punten uit die gemeentelijke strategie zijn: e De gemeente zet niet langer in op het verbranden van het Amsterdamse afval. Om een aanbesteding van de afvalverwerking in 2022 voor te bereiden worden alternatieven voor het beheren en exploiteren van de recyclepunten, voor het scheiden en verbranden van restafval en voor het vermarkten en verwaarden van grondstofstromen uitgewerkt, zodat de gemeente (periodiek) na 2022 een afgewogen keuze kan maken voor wie bovenstaande activiteiten uitvoert. De gemeente heeft zichzelf op dit moment nog exclusief gebonden aan AEB. Dat automatisme wordt losgelaten. AEB mag uiteraard wel meedoen in de aanbesteding. . De gemeente gaat aan AEB vragen, wanneer de onderneming daar klaar voor is, te verkennen welke stappen nu moeten worden gezet om verdere verduurzaming van AEB door middel van CO2 afvang, opslag en/of hergebruik in de toekomst mogelijk te maken. e Verkenning of AEB een van de locaties wordt in Nederland die ook na 2030 in een circulaire economie zijn verbrandingscapaciteit kan handhaven. Het perspectief van de aandeelhouder krijgt in deze adaptieve strategie geen aandacht, nergens wordt duidelijk wat de consequenties zijn voor het verdienvermogen of de continuïteit van AEB. De gemeentelijke strategie die wordt geformuleerd, lijkt los te staan van het aandeelhouderschap van de gemeente. Dat is opvallend omdat in de praktijk Deelnemingen het meest dominant is in de sturing op AEB (zie ook paragraaf 3.1). Samenspel tussen gemeente en AEB rond herijking en bestuursopdrachten Uit verslagen van directie en rvc van AEB en de interviews komt naar voren dat het proces en de inhoud van het opstellen van de herijking en de bestuursopdrachten in de ogen van AEB niet plezierig is verlopen. Zo is uit de interviews naar voren gekomen dat bij AEB lang het misverstand heeft bestaan dat ook AEB een rol zou moeten spelen in de bestuursopdrachten. Ook sommige betrokkenen binnen de gemeente verkeerden overigens in die veronderstelling, is uit de interviews gebleken. 81 Gemeente Amsterdam, Commissievoordracht - Uitkomsten van de bestuursopdrachten AEB, de nieuwe overkoepelende beleidslijn en de door het college genomen besluiten ten aanzien van de te nemen maatregelen, ter bespreking voor de commissievergadering van 4 juli 2019, 11 juni 2019. [127 en we m __ Dat is niet vreemd, want dit kwam, zoals eerder weergegeven, in de beschrijving van de bestuursopdrachten en de bespreking daarover in de AVA in december 2017, ook duidelijk naar voren. In de loop van het proces ontstond echter de situatie dat het proces wel over AEB ging, maar niet met AEB. Enkele voorbeelden die dit illustreren: . Eind maart 2015 komt de relatie met de gemeente onder spanning te staan door het voornemen van de gemeente tot het uitvoeren van het herijkingsonderzoek. AEB heeft kennelijk het idee dat dit wordt gedaan vanwege de problemen, en niet als ‘standaard onderzoek iedere 4 jaar’. AEB benadrukt!ë? dat risico's die eerder al waren gesignaleerd, nu zijn ingetreden. Dat er een onjuiste afschrijvingsmethodiek is gehanteerd, wat heeft geleid tot een extra afschrijving van € 100 miljoen waardoor de vermogenspositie is verslechterd. AEB meent dat sprake is van een momentopname, die nog onvolledig is, en mogelijk worden nieuwe transitieprojecten gestart die op termijn tot een hogere waardering kunnen leiden. AEB communiceert dat het nog steeds een financieel gezond bedrijf is met een licht positief resultaat, terwijl de indruk wordt gewekt dat AEB ‘een groot gat is waar geld in verdwijnt’. Het gevoel bij AEB is, dat het slachtoffer wordt van een politieke afrekening. e __In het kader van het herijkingsonderzoek is tegelijkertijd een toekomstvisie 2020-2025 gevraagd aan AEB. Deze wordt opgesteld met ondersteuning van PwC. In november 2016 is de tweede fase van het herijkingsonderzoek ingegaan. In de rvc wordt besproken!ë? dat de voorzitter van de rvc een gesprek zal aanvragen met de wethouder Deelnemingen om de visie en betrokkenheid van AEB over te brengen. Dat gesprek vindt plaats op 22 november 2016. De voorzitter van de rvc geeft in dat gesprek aan dat AEB graag op de hoogte wil worden gehouden van het herijkingsproces. Zij geeft ook aan dat het wat AEB betreft te vroeg is om af te wijken van de bij de verzelfstandiging gekozen strategie en dat het publieke aandeelhouderschap goed past bij die strategie. Volgens de voorzitter van de rvc geeft de wethouder aan dat AEB vanuit duurzaamheidsperspectief een belangrijke rol speelt voor de gemeente, maar dat dat vanuit aandeelhoudersperspectief niet zo duidelijk is. De wethouder Deelnemingen belooft een manier te zoeken om AEB in het proces te betrekken. In de aandeelhoudersvergadering van december 2016 stelt de wethouder Deelnemingen dat overleg met AEB “afhankelijk is van de scenario’s” maar dat ze zich kan voorstellen dat er overlegd wordt. In de notulen van de aandeelhoudersvergadering van juni 2017 komt de volgende update: de wethouder Deelnemingen ziet het belang van AEB “los van de herijking.… Dit is geborgd bij de wethouder Deelnemingen omdat deze als taak heeft om de continuiteit van de deelneming te waarborgen.” De commissie kan in bestanden niet terugvinden dat een gesprek tussen de wethouder en de voorzitter van de rvc heeft plaatsgevonden, over de visie en betrokkenheid van AEB. , Het concept Herijkingsrapport leidt tot onrust bij AEB. Uit het herijkingsrapport blijkt dat de gemeente delen van de regie op de afvalketen weer in eigen hand wil krijgen. AEB vraagt zich af wat het doel is van de gemeente met dit stuk, en vindt zowel delen van de inhoud als de totstandkoming van het rapport zorgelijk. Als AEB begrijpt dat het advies behoud van de deelneming is, en verdere optimalisering, vervat in een drietal bestuursopdrachten, lijkt de druk weer van de ketel. 82 In een mail aan bestuursdienst gemeente Amsterdam d.d. 30 maart 2015. 83 Rvc AEB, vergadernotulen, 8 november 2016. [128 en we m OO e, _In het najaar van 2018 roept het proces van opstellen van de bestuursopdrachten wederom irritatie op bij AEB. Bij het opstellen van de bestuursopdracht afval, loopt het proces in de ogen van AEB (weer) niet goed: AEB krijgt pas in een laat stadium een concept, zonder enige vorm van overleg, met het verzoek binnen een week een reactie te formuleren. AEB vindt dat tijdpad te krap. Inhoudelijk blijft de regierol en de manier waarop AEB die uitvoert, een discussiepunt. Voor ‘warmte’ vindt men het zorgelijk dat onderzocht wordt om het warmtebedrijf uit AEB te lichten. De derde opdracht heeft tot doel het besluitvormingsproces meer te stroomlijnen, en de boodschap is dat financiële prestaties beter kunnen, in vergelijking met andere AVI's. AEB heeft er moeite mee dat de rol van de rvc bij deze bestuursopdracht volledig buiten beschouwing is gelaten. e Uit de interviews is naar voren gekomen dat de benaming ‘opdrachtgever’ tot irritatie leidt bij AEB. AEB spreekt liever over ‘klant’ of ‘leverancier’. e Op 19 maart 2019 besluit de rvc van AEB dat het door de procedurele en inhoudelijke onhelderheid van de bestuursopdrachten wenselijk is externe expertise in te schakelen over de rolverdeling tussen gemeente en AEB. Tevens speelt mee de onwenselijkheid van de nog steeds ontbrekende goedkeuring van het strategisch plan. In een gesprek op 24 april 2019 van de rvc- voorzitter en een rvc-lid met de ambtenaren Deelneming geven deze aan het initiatief te ondersteunen. Aan beide kanten wordt de governance als problematisch ervaren. De ambtenaren Deelneming voelen desgevraagd niet voor een gezamenlijke opdracht aan een expert, zodat uitsluitend de rvc als opdrachtgever optreedt. Dit traject is echter daarna on hold gezet door de opgetreden crisis. [129 a we mi ” 5. Besluit tot stilleggen van vier verbrandingslijnen en verzoek tot financiële steun AEB werkt sinds het verscherpt toezicht van de OD NZKG in februari 2018 aan een verbetering van de veiligheidssituatie. In het eerste kwartaal van 2019 gaan de zorgen niet alleen meer over veiligheid. Ook op operationeel gebied duren de problemen voort, zo is de revisie van de T20 begin 2019 nog steeds niet afgerond en werkt de SI niet naar verwachting. Mede vanwege de operationele problemen die spelen sinds medio 2018, komt AEB ook financieel steeds verder onder druk te staan. In dit hoofdstuk staat (de aanloop tot) het besluit tot stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen centraal, alsmede het verzoek tot financiële steun van AEB aan gemeente Amsterdam. Deze beschrijving is bedoeld om inzicht te krijgen in hoe het besluit tot stilleggen is genomen, welke overwegingen een rol hebben gespeeld, hoe de samenwerking tussen AEB en gemeente Amsterdam is ingevuld en op welke wijze rekening is gehouden met de maatschappelijke consequenties. Separaat wordt in paragraaf 5.5 stil gestaan bij het verzoek tot financiële steun van AEB aan gemeente Amsterdam (en de banken) en hoe dit tot stand is gekomen. 5.1. De situatie tot begin mei 2019 De OD NZKG legt begin 2019 steeds meer druk op AEB, met inspecties op onderhoud, en neemt geen genoegen meer met alleen gesprekken over de voortgang. Bij de OD NZKG ontstaat een toenemende zorg over de kwaliteit van de installaties. Als voorbeeld noemt de OD NZKG de 3.500 uitstaande werkorders, die soms wel zijn afgemeld, maar niet uitgevoerd, en de ontwerpfouten die zijn ontdekt. Daarover is ook de gedeputeerde geïnformeerd. De OD NZKG waarschuwt dat als dit blijft doorgaan, dat de OD NZKG genoodzaakt is om rigoureus door te pakken. Op 11 maart 2019 stelt de directie van AEB een (technisch) adviseur aan die voor de installaties (veiligheid en onderhoud) moet inventariseren hoe AEB er voor staat en wat moet gebeuren om de situatie te verbeteren. De directie kiest daarvoor als aanvulling op de bij de directie aanwezige technische kennis en kennis over veiligheidscultuur, omdat de benodigde kennis van relevante procestechnologie in de directie -en organisatie - onvoldoende vertegenwoordigd is. De directie acht Zichzelf wel voldoende geëquipeerd om de technische beoordeling door de technisch adviseur te duiden en op basis daarvan de juiste beslissingen te nemen. Eind mei wordt deze adviseur benoemd tot transitiemanager. De gemeente wordt in de aandeelhouderscommissie van 12 maart 2019 bijgepraat over het verscherpt toezicht en de financiële stand van zaken. De directie van AEB geeft aan dat in februar! 2019 een Brzo-audit heeft plaatsgevonden door Rijkswaterstaat, de OD NZKG, de veiligheidsregio en de Inspectie SZW. Geconstateerd is dat AEB met de juiste zaken bezig is, maar dat er nog veel stappen gezet moeten worden. Positief is dat de stappen die nog gezet moeten worden bij AEB in beeld zijn. De OD NZKG wil graag vooruitgang zien en doet geen uitspraak over de duur van het verscherpt toezicht. [130 en = __ De rvc besteedt in zijn vergaderingen van 19 maart en 23 april 2019 uitgebreid aandacht aan de operationele en financiële problemen binnen AEB. In paragraaf 5.5 worden de financiële tegenvallers nader toegelicht. Het verscherpt toezicht is een vast agendapunt in de rvc-vergaderingen. Op 23 april brengt de rvc een bezoek aan ‘het technisch blok’ in de fabriek waarbij de manager Techniek en de (nieuwe) technisch adviseur aanwezig zijn. In de besprekingen gaat het, behalve over de afspraken en actiepunten met de OD NZKG, indirect over veiligheid. Het gesprek gaat vooral over het uit te voeren onderhoud, dat moet leiden tot verbetering van de veiligheidssituatie. De manager Techniek geeft aan dat veel inspanning wordt verricht om een omslag te realiseren van correctief naar preventief onderhoud, waardoor het aantal ongeplande stops de komende jaren zal reduceren. Een verzoek tot kapitaalsteun bij de gemeente en bij het bankenconsortium heeft volgens de rvc alleen een kans van slagen als er een duidelijk plan onder ligt om de problemen op te lossen (zie ook paragraaf 5.5). Daarom heeft de heer Van 't Noordende namens de rvc op 3 mei 2019 een extra overleg met de directie. Tijdens dit overleg presenteert het nieuwe technische team van AEB voor het eerst het zogenaamde 3 fasen plan: 1. Stop the bleeding. Deze fase richt zich op het ‘in control’ komen. Hierbij worden de onderdelen aangepakt die ‘gisteren’ klaar hadden moeten zijn. Dit moet leiden tot veiligheid en ademruimte. 2. Basis op orde. Deze fase richt zich op ‘bouwen’. Dit zijn onderdelen met iets minder urgentie, maar die wel zo spoedig mogelijk moeten worden uitgevoerd. 3. Optimalisatie. Deze fase richt zich op ‘doorpakken’. Een proactieve organisatie pakt door om het rendement significant te verbeteren. Het plan is op dat moment op hoofdlijnen uitgewerkt, maar nog onvoldoende ingevuld met concrete verbeterprojecten. Het plan maakt duidelijk dat drastische ingrepen noodzakelijk zijn, die een gehele of gedeeltelijke uitbedrijfname van installatieonderdelen noodzakelijk zou kunnen maken. De directie neemt de uitwerking op zich. In het verlengde van deze bijeenkomst vergadert de rvc op 6 mei om de resultaten van het overleg van 3 mei te bespreken. In deze vergadering presenteert de technisch adviseur het drie fasen plan en geeft aan dat de situatie ‘kritiek’ is. Hij presenteert een ‘diagnose’ van AEB op basis van een vijfpuntschaal!ê* scoort AEB onderin ‘level 1’: een ad hoc, statische organisatie. De voornaamste problemen zijn: e __kannibalisatie op de installatie en organisatie; e _ verminderde kennis en kunde; , _onderpresterende systemen en processen; e erosie van veiligheidsbewustzijn. De presentatie eindigt met drie scenario's waarbij, afhankelijk van de manier van ingrijpen, de kans op ‘out of control’ raken op minder dan 10%, meer dan 50% en meer dan 80% wordt geschat. De technisch adviseur visualiseert de situatie van AEB als volgt: 84 OQ: forced stop / reset; 1: ad hoc / static; 2: reactive; 3: structured / pro-active; 4:managed & focus; 5: continuous improvement. | 131 en we OO Level 5: Continuous Transitie Improvement Eger da Level 4: Managed& | / (lpt ind Food Ì el Ä he KA |=: =| T Tr Relais Level 3; Structured & meern sea menrzgegelsn en Proactive 2 5 5 gee 1e n / Á Toalarg, Level 2: Reactive Nn 4 kannen Level 1: Ad-Hac-static bedel “Boatstrapping” : Geen kennis, [ll Tige esn | ns n ks 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 Figuur 27: diagnosemodel die technisch adviseur gebruikt om ‘toestand’ van AEB op 6 mei 2019 toe te lichten aan de rvc. De rvc raakt overtuigd dat de door de directie en technisch team gemaakte analyse en de daarop gebaseerde conclusies deugdelijk zijn. De directie en het technische team geven unaniem aan dat zij het niet voor hun rekening willen nemen om niet in te grijpen, omdat de veiligheid van de werknemers bij hen vooropstaat. De direct betrokkenen binnen AEB richten zich dus op het scenario transitie management om de kans op ‘out of control’ zo klein mogelijk te maken. Op 15 mei 2019 informeert de wethouder Deelnemingen de gemeenteraad via een op dat moment vertrouwelijke brief!®S. Deze brief gaat vooral over de financiële situatie bij AEB, maar wel wordt aangestipt dat het, voor het structureel voldoen aan de bankconvenanten, essentieel is dat de operationele prestaties verbeteren. De veiligheidssituatie wordt niet expliciet benoemd. AEB dient grip te Krijgen op de operatie en de basis op orde te brengen. AEB heeft recent verbeterplannen aan de gemeente gepresenteerd, meldt de wethouder. De gemeente vindt dat nog onvoldoende duidelijk is hoe deze plannen doorwerken in de cijfers. AEB heeft toegezegd dat verder inzichtelijk te maken. 5.2. Externe onderzoeken in mei en juni 2019 Voor de gemeente is inmiddels (vanaf medio maart / april) duidelijk dat AEB mogelijk een kapitaalinjectie nodig zal gaan hebben. Op dat moment is in de ogen van de gemeente sprake van een aanstaande financiële crisis. Zij is niet geïnformeerd over een structureel problematische operationele of veiligheidssituatie. De gemeente vraagt KPMG een tussentijdse waardeanalyse over AEB op te stellen, omdat zij te weinig vertrouwen heeft in de door AEB aangeleverde (financiële) informatie. KPMG wordt gevraagd inzicht te geven in: e _de waarde van 100% van de aandelen van AEB en de waarde van de achtergestelde lening; 85 Wethouder Kock, brief aan gemeenteraad over financiële situatie bij AEB, 15 mei 2019. [132 a we mi nn” , de analyse van de benodigde hoeveelheid eigen vermogen en/of uitbreiding van de achtergestelde lening om te voldoen aan de convenanten voor de bankleningen, zowel onder een base case als een worst case scenario; e _de risicoanalyse en toetsing van de aannames die aan de basis liggen van de begrotingen die door AEB zijn opgesteld voor de periode 2019-2023, op basis van reeds bestaande, en nog ter beschikking komende, externe validering en rapporten. 186 In afstemming tussen de gemeente Amsterdam en AEB krijgen in het verlengde hiervan EY en DNV GL van AEB de opdracht een onafhankelijke ‘business review’ op te stellen, zowel financieel als technisch. Op de achtergrond laat de gemeente tevens een insolventiespecialist meelopen, om een beeld te krijgen van een onverhoopt faillissementsscenario. De wens is om alle expertise uit de rapporten vóór het zomerreces van 2019 te kunnen delen met het college van b&w, zodat na de zomer duidelijk is wat de handelingsmogelijkheden van de gemeente zijn. Men houdt rekening met een kapitaalinjectie door de gemeente en additionele steun door de banken in het najaar van 2019. Dit proces staat binnen de gemeente bekend als ‘Project Olifant’. De gemeente gaat de gesprekken open aan maar legt zich niet bij voorbaat vast op het verlenen van financiële steun. Op 22 mei 2019 vindt een kick-off bespreking plaats waarbij gemeente Amsterdam, AEB en KPMG de opdracht en tijdslijnen bespreken. Tijdens deze bespreking geeft AEB aan de door gemeente Amsterdam opgestelde tijdslijnen uitdagend te vinden, aangezien naast KPMG ook nog adviseurs van EY en DNV GL dienen te worden bediend. Omdat de opdrachten van EY en DNV GL op bepaalde vlakken sterke overlap hebben met de opdracht van KPMG, besluit KPMG -uit efficiency oogpunt voor AEB- om primair hetzelfde informatieverzoek in te dienen als EY. In aanvulling op de onderzoeken van KPMG, EY en DNV GL geeft AEB aan Deltaway opdracht om, in het verlengde van de onderzoeken in 2015 en 2017, de staat van de installaties (AEC en HRC) te beoordelen. Deltaway!®? levert 6 juni 2019 het concept rapport aan AEB op. Daarin staat dat de prestatie van de installaties in de periode 2015-2019 zijn verslechterd: e er zijn veel incidenten en de ‘basis’ prestatie, het verwerken van afval en leveren van energie vertonen een neergaande trend; e het onderhoud heeft op enkele punten wel een ‘inhaalslag’ gerealiseerd maar het reguliere onderhoud is vertraagd door (meer) storingen; e _de organisatie en cultuur vormen nog steeds de basis van de problemen (‘real root-cause’), maar dit is nog verder verslechterd door de vele managementwisselingen en de druk van de te hoge (te realiseren) omzet. De conceptrapporten van Deltaway DNV GL en EY worden op 11 juni 2019 in de rvc besproken. Op het gebied van ‘organisatie’ formuleert DNV GL verschillende bevindingen die in grote lijnen door geïnterviewden zijn bevestigd: 88 KPMG, Concept rapportage inzake tussentijdse uitkomsten waardeanalyse AEB, 25 juni 2019, pagina 5. 87 Deltaway, AEB Preliminary Assessment, Amsterdam, 6 juni 2019. [133 en we m __ , Het ontbreekt aan goede communicatie tussen diverse afdelingen. De verkeerde spullen worden besteld, informatie over onderhoudsprojecten komt onvoldoende over bij de productie mensen, urgente reparaties worden onduidelijk gecommuniceerd, belangrijke reparaties worden te laat uitgevoerd, oorzaken van ‘failures’ worden na herstel niet goed onderzocht en gecommuniceerd. . Gevoel voor ‘ownership’ ontbreekt. Enerzijds veroorzaakt door de hoge werkbelasting en anderzijds door de verkokering van de organisatie, waardoor verantwoordelijkheid makkelijk naar een andere afdeling wordt ‘doorgeschoven’. Wederzijds inzicht in bedrijfsvoering en onderhoudstrajecten ontbreekt, of wordt in onvoldoende mate gedeeld. Het streven om van elkaar te leren en een team te vormen, blijft onder de maat. e, Software van JD Edwards en Excel wordt naast elkaar gebruikt. Dit leidt tot versnipperd informatie beheer, met gevolg dat kennis, onderzoek naar uitval oorzaken en de historie van onderhoudsprojecten verdwijnen als betrokken systeemgebruikers het bedrijf verlaten. e Handboeken, tekeningen ‘as build’ en standaardprocedures voor bediening/uitvoering zijn moeilijk te vinden. Zowel DNV GL als Deltaway uiten hun zorgen over de situatie rond de koelwaterpompen en de ketelvoedingwaterpompen. Er is bij zowel de AEC als de HRC geen redundantie meer bij de waterpompen: als een pomp uitvalt is er geen reservepomp meer die kan worden ingeschakeld. Hierdoor ontstaat het gevaar van ‘droogstoken’ van ketels, met name met betrekking tot de HRC. In dat geval dient de gehele ketel te worden vervangen, wat zorgt voor een uitval van meer dan één jaar. De schade loopt dan mogelijk op tot honderden miljoenen, volgens geïnterviewden. Het ‘droogstoken’ van de ketels kan tevens tot persoonlijk letsel van medewerkers leiden. Omdat Deltaway hierover al eerder -in 2015 en 2017- aan de bel trok krijgen de pompen niet langer de code rood, maar ‘gitzwart’. Dit moet nu echt en snel worden opgelost. Deltaway verwacht dat het maken van een herstelplan enkele maanden kost. De concept rapporten zijn op dat moment door AEB nog niet gedeeld met de banken en de gemeente. Ook kennen DNV GL en EY het rapport van Deltaway niet. De rvc benadrukt dat het belangrijk is om de uitkomsten van het Deltaway-rapport te delen met EY en DNV GL om zo de meest diepgaande analyse te krijgen. In de bespreking van de drie concept rapporten, die zeer negatief zijn, in de rvc op 11 juni gaat het vooral om de stappen die gezet moeten worden om de situatie op het gebied van onderhoud en veiligheid structureel te verbeteren. Er is aandacht voor de financiële impact op AEB en voor de veiligheidssituatie. Op dat moment hebben directie en rvc niet het beeld dat onmiddellijk ingegrepen moet worden (bijvoorbeeld door het stilleggen van lijnen). Vanuit de reeds gestarte aanpak van ‘stop the bleeding’ is medio juni de gedachte van AEB dat drastische maatregelen genomen moeten worden, maar dat dat zou kunnen terwijl AEB grotendeels zou blijven draaien. Van het acuut moeten stoppen van de installaties is medio juni 2019 geen sprake, en de conceptrapporten van DNL GV en Deltaway wijzen ook niet in die richting. Nergens in de rapporten wordt gesuggereerd dat een acute stop nodig is. Sterker nog, de externe deskundigen bevelen aan de tijd te nemen voor de analyse van wat precies nodig is en daarna het onderhoud goed op te pakken. [134 en = OO Op donderdag 20 juni presenteren EY en DNV GL hun concept bevindingen en conclusies aan AEB. Vanuit AEB zijn hierbij onder meer de algemeen en financieel directeur en de technisch adviseur aanwezig. EY en DNV GL hebben vervolgens op 21 juni 2019 hun concept bevindingen met KPMG gedeeld. Volgens gemeente Amsterdam heeft de gemeente veel druk op AEB moeten zetten om de rapporten tijdig op te leveren, opdat KPMG de analyse voor het zomerreces kon afronden. Via AEB ontvangt de gemeente de conceptrapporten van EY en DNV GL op 21 juni. 5.3. Het stilleggen van de vier verbrandingslijnen De transitiemanager (voorheen technisch adviseur) spreekt op 20 juni 2019 met de manager SHEGQ, de teamleider beheer & ondersteuning, de teammanager productieteams en een medewerker van process safety om een helder beeld te krijgen van de situatie van de installaties, de operaties en de organisatie. De transitiemanager heeft het gevoel dat te weinig gebeurt en ziet de organisatie verder afglijden. Hij stelt de algemeen directeur hiervan op de hoogte. Op vrijdag 21 juni 2019 is er ‘s ochtends een teamleidersoverleg. De transitiemanager gebruikt dit overleg als veiligheidssessie om over de vijf lines of defence te spreken, en nodigt de process safety engineer en de manager SHEQ uit om met het operationele team alle processen en lines of defence door te lopen. De algemeen directeur is aanwezig bij de kick-off. Bij de kick-off benadrukken de heer Dirix en de transitiemanager dat veiligheid op één staat, license to operate op twee en dat het draaien van de fabriek de derde prioriteit is. Na de kick-off nemen de heer Dirix en de transitiemanager niet meer deel aan het proces. Aan het einde van de sessie is de gedeelde conclusie dat men ‘out of control’ is. vijf lines of defence -installatie, systemen, processen, organisatie en cultuur- staan allemaal op ‘oranje’. Vijf keer oranje is samen rood. De conclusie dat men ‘out of control’ is, wordt door de betrokkenen op papier gezet en het document wordt door de aanwezigen in het overleg ondertekend. De conclusie is gedeeld in aanwezigheid van de heer Dirix en de transitiemanager. 188 Op basis van de conclusie is de aanbeveling om zo snel mogelijk het operationele tempo te verlagen en gecontroleerd de installaties te stoppen die op dit moment een gevaar vormen. Er is nu urgentie om de organisatie, installatie en procedures op orde te brengen. Vier maatregelen worden direct genomen: 1. doorzet van de AEC verlagen naar 80 ton per uur; 2. plan uitwerken om lijn 35 uit bedrijf te nemen (vanwege zuurlekkages en broos leidingwerk); 3. plan uitwerken om de overige lijnen zo snel mogelijk in een beheersbare staat te brengen (dit houdt met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een lijnstop in); 4. leveranciers informeren dat minder afval afgenomen wordt, 88 AEB, Interventie ‘stop the bleeding’, door transitiemanager, strategisch adviseur SHEQ, supervisor procesveiligheid SHEQ en teamleiders getekend memo aan algemeen directeur, 21 juni 2019. 88 AEB, Inferventie ‘stop the bleeding’, door fransitiemanager, strategisch adviseur SHEQ, supervisor procesveiligheid SHEQ en teamleiders getekend memo aan algemeen directeur, 21 juni 2019, pagina 6. [135 en m __ De heer Dirix informeert op dezelfde dag mevrouw Timmerman-Buck als voorzitter van de rvc. De boodschap is dat er gesprekken zijn gevoerd met teamleiders en managers en dat AEB niet meer in control is. “Het is niet de vraag of er een zwaargewonde of dode zou vallen maar wanneer”, is wat de voorzitter van de rvc te horen krijgt. AEB moet terugschakelen en misschien wel stoppen. Voor de voorzitter van de rvc is dit een verrassende mededeling. Dat de situatie dermate ernstig en acuut is, strookt immers niet met de bevinding van de BRZO-inspectie in februari, namelijk dat AEB met de juiste zaken bezig was maar echt nog stappen moest zetten, en evenmin met diezelfde boodschap van de OD in het gesprek met de directie op 7 juni. Ook de drie concept-rapporten die de directie op 11 juni met de rvc bespreekt, geven een zeer zorgelijke situatie weer, maar suggereren niet de noodzaak van een acute stop. De aanbeveling is juist om een paar maanden de tijd te nemen voor een analyse van wat precies nodig is. De rvc-voorzitter belegt voor zondag 23 juni een extra telefonische rvc-vergadering. Tot het stopzetten van vier van de zes verbrandingslijnen is op dat moment nog niet besloten. Wel worden op zaterdag 22 juni 2019 twee verbrandingslijnen stilgelegd. De reden hiervoor zijn dreigende lekkages van zoutzuur bij lijn 35 (van de HRC) en het vrijkomen van gassen vanuit ketellekkages in het ketelhuis van lijn 23 (AEC). Deze beide lijnen worden nadien niet meer aangezet en zijn daarmee onderdeel van de vier lijnen die uiteindelijk uit bedrijf zijn genomen. De aanvoer van afval wordt zoveel mogelijk geremd zodat de bunker vanwege veiligheidsredenen leeg kan worden gemaakt. Tevens wordt besloten om de operatie van 116% (capaciteit in stoom) terug te brengen naar 100%. De transitiemanager start -in afstemming met een aantal medewerkers- met het inventariseren van de noodzakelijke voorbereidingen. Om het probleem van het stilleggen voor de omgeving inzichte lijk te maken, wordt ‘de keten’ inzichtelijk gemaakt, alsmede alle stakeholders. Zo worden de maatschappelijke consequenties onderdeel gemaakt van het gesprek over vervolgopties. Er wordt een plan gemaakt, waarin staat wat er afgeschaald/gestopt wordt, wat de tijdsverwachtingen voor heropstarten zijn, en hoe de werkzaamheden in de tussentijd eruit gaan zien. Het maken van dit plan kost voor een aantal direct betrokkenen in week 23 van 2018 een volledige week van fulltime overleg. Het plan is gereed op donderdag 27 juni. De algemeen directeur van AEB informeert op zaterdag 22 juni 2019 de directeur Toezicht en Handhaving van OD NZKG (‘directeur T&H’) telefonisch over de situatie van dat moment en dat de directie van AEB een ‘safety shutdown’ overweegt. Op zondag 23 juni vergadert de rvc van AEB met de directie. De directie licht toe hoe de bespreking met de teamleiders is verlopen. Voor de rvc is het zorgelijk dat de vijf lines of defence niet op orde zijn. De op 11 juni 2019 in concept besproken rapporten van DNV GL en Deltaway gaven al aan dat sprake was van een neerwaartse lijn. In de vergadering stelt de rvc ook vast dat nog niets onomkeerbaars is gebeurd. Twee lijnen staan al wel uit, dat is vanwege rook- en zuurvorming. Het is duidelijk dat de situatie zorgwekkend is, maar het acuut stilleggen van (nog) meer verbrandingslijnen vraagt volgens de rvc een nadere onderbouwing en validatie. | 136 en = __ Dit heeft ook forse financiële gevolgen naast de maatschappelijke issues (afvalverwerking en warmtelevering) die gaan spelen. De rvc wil meer ‘comfort’ bij de te nemen beslissing en vraagt de directie om een nadere onderbouwing. In de ochtend van maandag 24 juni 2019 informeert de directie van AEB ambtelijk de afdeling Deelnemingen van gemeente Amsterdam. AEB meldt dat het een belangrijke mededeling heeft voor het gesprek met de wethouder. Volgens de heer Dirix heeft hij de informatie die 's middags gedeeld wordt met de wethouder Deelnemingen, in de ochtend besproken met ambtenaren. Volgens gemeente Amsterdam is niet besproken wat voor mededeling er zou volgen, ook niet na doorvragen. Die middag vindt een al eerder gepland overleg plaats tussen de heer Dirix, mevrouw Timmerman- Buck en de wethouder Deelnemingen. In het gesprek met de wethouder wordt de situatie van AEB besproken. De boodschap die bij de wethouder en zijn aanwezige ambtenaren horen, is: “We zijn niet in control en hebben vier verbrandingslijnen stil gelegd”. Het was niet de vraag of een dodelijk ongeval zou gebeuren, maar wanneer, zo stelde de heer Dirix in dit overleg. AEB heeft volgens de gemeente aangegeven dat het 10 dagen zou duren om de maatregel te effectueren, maar dat er per direct was besloten om vier verbrandingslijnen stil te leggen. De heer Dirix stelt zich, in interviews met de commissie, op het standpunt dat hij op dat moment niet heeft gezegd dat vier van de zes verbrandingslijnen zouden worden stilgelegd, daartoe was binnen AEB nog niet besloten. Wel dat reeds twee verbrandingslijnen stillagen. AEB bevestigt de inhoud van het gesprek van 24 juni 2019 nog diezelfde dag in een brief!®® aan de wethouder Deelnemingen. In deze brief stelt de algemeen directeur dat door medewerkers van AEB is geconcludeerd dat de organisatie eerder verder afzakt dan verbetert, en dat de medewerkers de conclusie trekken dat AEB onvoldoende in control is om de productie op volle toeren door te laten draaien. Tevens geeft de algemeen directeur aan dat reeds enkele mitigerende maatregelen zijn genomen om de geconstateerde veiligheidsrisico’s te verminderen. Verschillende scenario’s worden geïnventariseerd waarbij een extern gespecialiseerd bedrijf de feiten inzake de integriteit van de installaties zal staven. AEB stelt dat het de publieke taken van het verwerken van huishoudelijk afval en het leveren van warmte in het oog zal houden. Ten slotte wordt het meest zwarte scenario -tijdelijk, mogelijk gedurende een aantal maanden, geen afval verwerking en warmtelevering- genoemd. Dit wordt niet uitgesloten. Dat is ook de reden waarom de wethouder Deelnemingen door AEB wordt geïnformeerd over de huidige situatie. Op 25 juni 2019 stuurt het college van b&w een brief naar de OD NZKG en de provincie Noord- Holland, als bevoegd gezag en opdrachtgever van OD NZKG, over de mededeling omtrent veiligheid van AEB en verzoekt hen daarop te handelen. De directie van AEB heeft telefonisch contact met gedeputeerde Tekin om hem op de hoogte te stellen van de situatie. 190 AEB, brief algemeen directeur aan de wethouder Deelnemingen over ‘stop the bleeding’, 24 juni 2019. [137 a we m nn” Op 25 juni wordt ook overleg gevoerd tussen medewerkers van AEB en ambtelijke medewerkers van de gemeente om de rapporten van DNV GL, EY en KPMG te bespreken. Al snel gaat het gesprek vooral over de gevolgen van het voorgenomen sluiten van de verbrandingslijnen. Op dat moment is het vooral een ‘publiek belang probleem’ geworden: hoe gaat het met de afvalverwerking, slibverwerking en warmtevoorziening? De gemeente heeft van de crisissituatie op dat moment een gemeentebreed project gemaakt. Naast de wethouder Deelnemingen (en Financiën) neemt daarom ook de wethouder Duurzaamheid deel in het gemeentelijke crisisteam. Op 27 juni 2019 informeren wethouders Duurzaamheid en Deelnemingen namens het college van b&w de leden van de raadscommissies MLD en FEZ middels een vertrouwelijke brief '9!, In die brief staat dat AEB het college van b&w op 24 juni 2019 heeft geïnformeerd over het niet ‘in control’ zijn. Tevens wordt aangegeven dat hierop met tijdelijke maatregelen is gereageerd en dat door AEB wordt gewerkt aan maatregelen om de veiligheid structureel te borgen. Een tijdelijke sluiting van de fabriek voor een periode van nul tot in het ergste geval zes maanden wordt genoemd; AEB zal de gemeente hierover op 1 juli informeren. De correspondentie met AEB en OD NZKG (de brieven van 24 en 25 juni 2019) wordt tevens gedeeld. In de brief wordt verder stil gestaan bij de borging van de publieke belangen (afvalverwerking, warmtelevering en slibverwerking) en de mogelijke financiële gevolgen (zie paragraaf 5.5). De brief noemt niet dat AEB heeft besloten vier van de zes verbrandingslijnen te sluiten. De commissie leidt mede daaruit af dat een dergelijk besluit niet op dat moment al door AEB was genomen en aan de wethouder Deelnemingen was gecommuniceerd. Over de vraag of AEB op 24 juni al besloten had dat er vier lijnen stilgelegd zouden worden, variëren de herinneringen. Volgens de afdeling Deelnemingen was de boodschap ‘kristalhelder’: AEB had besloten lijnen stil te leggen en was daarmee begonnen omwille van veiligheidsproblematiek. Volgens AEB was het stilleggen nog niet besloten. De herinnering bij sommigen van de gemeente dat reeds op 24 juni door de directeur van AEB aan de wethouder Deelnemingen en ambtenaren is gemeld dat AEB heeft besloten vier van de zes lijnen te sluiten, lijkt onjuist te zijn. Op 27 juni 2019 staat de reguliere aandeelhoudersvergadering gepland. Namens de rvc van AEB is door omstandigheden alleen de voorzitter aanwezig. De gemeente wordt in deze vergadering door AEB bijgepraat over de laatste stand van zaken over het verscherpt toezicht en de situatie over het stopzetten van een deel van de verbrandingslijnen. Bij AEB worden op diezelfde dag de opbrengsten van een ‘deep dive’ besproken in een breed team van senior managers, teamleiders productie, een process safety engineer en de veiligheidsadviseur. Dit overleg duurt tot diep in de nacht. De heer Dirix is gedeeltelijk aanwezig bij dit overleg. De oorspronkelijke gedachte om steeds ‘per blok’ (twee verbrandingslijnen) uit te schakelen, wordt op basis van deze ‘deep dive’ losgelaten. De transitiemanager pleit hier in het begin nog wel voor, maar krijgt veel weerstand van de betrokken medewerkers. De problematiek is te ernstig, zo is de gedeelde conclusie. 11 Wethouders Van Doorninek en Kock, brief namens het college van b&w aan gemeenteraad over veiligheid en financiële situatie bij AEB, 27 jun 2019. [138 en m OO Er is per direct vergaande actie vereist om het risicoprofiel van de operaties te verlagen naar een minimaal aanvaardbaar niveau en daarom moeten vier lijnen tegelijk worden gesloten. De betrokkenen gaan ervan uit dat men in staat is met de ploegen de twee overige lijnen veilig te kunnen laten draaien. De betrokken medewerkers nemen door hoe het stilleggen zich zou verhouden tot het blijven leveren van de stadsverwarming en het verwerken van huishoudelijk afval en het slib. De focus ligt op het tempo uit de fabriek halen en het terug krijgen van de ‘grip’ op veiligheid en de ‘license to operate’. Op 28 juni 2019 overlegt de rvc met de directie over de uitkomsten van de ‘deep dive’ van de dag ervoor en de conclusies die zijn getrokken in dit overleg. De directie vraagt de rvc op 28 juni 2019 steun voor een richtinggevend besluit. Het voorstel is om vier van de zes verbrandingslijnen stil te leggen. Op dat moment moet nog een financiële doorrekening worden gemaakt, en de directie wil het besluit nog toetsen bij de OD NZKG. De directie is eerder die week in gesprek gegaan met de afvalsector. De sector wil meewerken, maar wel is duidelijk dat hier voor AEB een prijskaartje aan vastzit. De rvc vraagt om een financiële doorrekening voordat de directie dit deelt met gemeente Amsterdam als aandeelhouder. In de verhouding tussen directie en rve wordt duidelijk dat de directie het richtinggevende besluit wenst te nemen, de directie vraagt de rvc dit te steunen. De heer Dirix geeft aan dat hij geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor doden en gewonden. Als hij dit besluit niet kan nemen, vertrekt hij als CEO. De rvc is zich bewust van zijn rol als toezichthouder in de huidige crisissituatie en geeft aan zijn verantwoordelijkheid te nemen. Er wordt uitvoerig stil gestaan bij het waarom van het uitschakelen van de betreffende vier lijnen, de wijze waarop AEB aan haar maatschappelijke verplichtingen kan blijven voldoen en de planning. Na een uitvoerige bespreking ondersteunt de rvce de door de directie geschetste oplossingsrichting. De rvc beveelt een goede opvolgingscontrole aan, alsmede toetsing door Deltaway. Na deze vergadering vervolgt de directie van AEB het overleg met de commerciële klanten en het overleg met de vereniging Afvalbedrijven (VA) over de gevolgen van stillegging. 5.4. De ‘afronding’ van het besluit tot stilleggen Op 1 juli 2019 beantwoordt OD NZKG'® de brief van het college van b&w van 25 juni 2019. De OD NZKG geeft aan dat de situatie “een drastische aanpak op korte termijn rechtvaardigt”. Ook ziet de OD NZKG het scenario dat AEB overweegt de installatie (gedeeltelijk) stil te leggen als “een adequate en meest gewenste oplossing”. De OD NZKG geeft aan dat hij intensief overleg heeft met de directie van AEB en dat hij de lijn van het bedrijf voor het tijdelijk stilleggen “ondersteunt en als meest verantwoorde oplossing zien”. Op 2 juli 2019 overlegt de directie van AEB met ambtenaren van de gemeente Amsterdam. De door de gemeente Amsterdam aangestelde crisismanager en twee gemeentelijke directeuren zijn hierbij aanwezig. Door de recente ontwikkelingen bestaat bij de gemeente weinig vertrouwen (meer) in AEB. 12 OD NZKG, brief aan college van b&w Amsterdam over veiligheid bij AEB Amsterdam, 1 juli 2019. | 139 a we m nn” De focus van de gemeente ligt inmiddels meer op het goed borgen van de publieke doelstellingen en minder op het financieel belang bij AEB. De gemeente wil geen ‘Napolitaanse taferelen’ in Amsterdam. Op dezelfde dag heeft de directie van AEB het reguliere overleg met de OD NZKG. Ook de andere inspecties van de Brzo sluiten hierbij aan. AEB heeft die inspecties op 3 juli een ‘transitieplan’ verstuurd over de situatie en de aanpak. Op 4 juli 2019 ontvangt AEB van OD NZKG, namens alle andere inspecties, een brief!9S waarin OD NZKG aangeeft geen bezwaar te hebben dat AEB, onder ‘bijzondere bedrijfsvoering’ met twee verbrandingslijnen (van T10) in bedrijf blijft, met als doel de bedrijfsvoering onder controle te krijgen. Op 4 juli 2019 heeft AEB een vervolgmeeting met de Vereniging Afvalbedrijven. AEB maakt het besluit van het stilleggen van vier verbrandingslijnen op 5 juli 2019 openbaar via haar eigen website: “AEB heeft mede naar aanleiding van het verscherpt toezicht een verbetertraject opgestart om de veiligheid van de installaties en systemen te optimaliseren. De snelheid waarmee de verbeteringen worden doorgevoerd, is tot nu toe onvoldoende. Om de veiligheid te borgen hebben medewerkers samen met het management geconstateerd dat het noodzakelijk is om de verbrandingslijnen gedeeltelijk uit bedrijf te nemen. AEB is daarmee gestart. AEB heeft tot deze drastisch andere aanpak besloten om de veiligheid van haar medewerkers te kunnen blijven borgen en de installaties versneld op het niveau te brengen dat nodig is voor een betrouwbare en voorspelbare productie van afvalverwerking en energielevering.” In het bericht op de website wordt niet duidelijk gemaakt dat het gaat om vier van de zes verbrandingslijnen. De eerste twee lijnen (35 en 23) zijn in het weekend van 22 en 23 juni al afgestookt om te sluiten. Feitelijk zijn de verbrandingslijnen 36 (HRC) en 24 (AEC) pas op respectievelijk 15 juli en 21 juli 2019 volledig stilgelegd. Dit gebeurt later omdat de bunkers eerst leeg gestookt moeten worden om brand door broei in de bunker te minimaliseren. In het verlengde van het bericht van AEB meldt de OD NZKG op 8 juli 2019 op haar website het volgende: “Omdat de progressie en snelheid van de verbeteringen onvoldoende bleken, zijn verdere handhavingsmaatregelen genomen en hebben we onder meer drie lasten onder dwangsom opgelegd en wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Deze toenemende druk heeft ertoe geleid dat het AEB zelf een diepgaande analyse heeft gemaakt en tot een andere aanpak heeft besloten. Deze aanpak is in een programma van maatregelen voorgelegd aan de OD NZKG en handhavingspartners. De OD kan zich vinden in deze lijn en het programma, uiteraard blijven wij de uitwerking en vervolgstappen van het programma kritisch monitoren en beoordelen. Ook wanneer AEB besluit om weer volop in productie te gaan, zal de OD NZKG eerst zorgvuldig onderzoeken of aan alle eisen en voorschriften is voldaan.” 13 OD NZKG, brief aan AEB ter attentie van de heer Dirix over plan afschaling productie AEB, 4 juli 2019. [140 a mi ” O 5.9. Het verzoek tot financiële steun De aandeelhouderscommissie van 12 maart 2019 is in 2019 het eerste formele moment dat de gemeente wordt bijgepraat over de financiële stand van zaken. Op ambtelijk niveau is de stand van zaken voorbesproken. De directie van AEB geeft aan dat eind 2018 twee bankconvenanten zijn gebroken. De verwachting is dat de banken een ‘waiver’ voor 2018 gaan afgeven en dat zij hun leningen niet zullen opeisen. In april 2019 zal AEB een prognose maken voor de rest van dit jaar en een doorkijk naar 2020. Daarna zal waarschijnlijk medio juni het gesprek met de banken worden aangegaan of zij opnieuw een ‘waiver’ moeten geven of een reset van de convenanten zullen verlangen. Ook vertelt AEB aan de gemeente dat het resultaat voor 2019 onder druk staat. De stilstand van T20 (tot 15 maart 2019) is niet meegenomen in de begroting 2019 en leidt naar verwachting tot een verlies van circa € 6 mln. Daarnaast worden nog meer tegenvallers verwacht als gevolg van een hogere calorische waarde van het afval en kosten voor het omleiden van slib. Tevens functioneert de Sl niet zoals verwacht en ook de revisie van T30, die sinds de opstart in 2007 niet open is gemaakt voor groot onderhoud, brengt risico’s met zich mee. In een schriftelijke beantwoording van vragen van de commissie, schrijft het bankenconsortium dat het verrast was door de financiële ontwikkelingen. “De Banken waren eveneens verrast door de snelheid en richting van de ontwikkelingen rondom AEB. In eerste instantie verklaarde AEB de verslechterde financiële resultaten doordat de afvalscheidingsinstallatie niet goed op gang kwam. Achteraf, nadat de Banken na herhaaldelijke verzoeken (beperkte) nadere informatie over de lopende problematiek hadden verkregen, is gebleken dat de (operationele) problemen verder reikten dan alleen de afvalscheidingsinstallatie. Achteraf hebben de Banken moeten constateren dat: í De technische staat van de installaties en de technische performance van de nieuwe afvalscheidingsinstallatie niet naar behoren waren ii. Ereente hoge calorische waarde in het afval zat ii. De negatieve impact van deze omstandigheden versterkt werden doordat er naar verluid ook problemen waren op personeelsgebied en met de bedrijfscultuur.” In maart 2019 maakt AEB een risicoanalyse (gevoeligheidsanalyse) van het budget op basis van verschillende en vooral conservatievere aannames. Met deze aanpak wordt inzicht gegeven in de financiële risico’s van het niet behalen van budgettaire uitgangspunten. Deze exercitie is gedaan ter voorbereiding op een gesprek met de banken, dat nodig was omdat er door de slechte resultaten van 2018 problemen waren met de convenanten. De exercitie maakt zichtbaar dat de risico’s groot zijn en een financiële bijdrage van de aandeelhouder noodzakelijk zou kunnen worden. In deze fase trekken gemeente en AEB gezamenlijk op. De gemeente bespreekt onder meer met AEB wanneer richting de banken duidelijkheid moet komen over de verwachte kapitaalinjectie. Op dat moment wordt verwacht dat dit in oktober, november 2019 zal zijn. Op basis daarvan wordt een planning gemaakt, zodat de gemeenteraad daar tijdig een besluit over kan nemen. Omdat het verstrekken van financiën door de gemeente het budgetrecht van de raad betreft, moet dat goed worden voorbereid. [141 a mi nn” De rvc initieert op 3 mei 2019 een intensieve werksessie met de directie over de vraag hoe om te gaan met het opstellen van de scenario’s. De suggestie is om de gevraagde bijdrage van de gemeente en de gevraagde steun van de banken te presenteren als een investering (als een businesscase), waarbij AEB duidelijk moet zijn over zijn toekomstperspectief en zich niet moet beperken tot het presenteren van scenario’s voor enkel 2019. In de discussie met de stakeholders is het van belang om heel specifiek te zijn over de verbeterplannen en de bijbehorende positieve effecten op de financiële resultaten met een bepaalde bandbreedte en over een reeks van jaren te presenteren. De rvc stelt in de vergadering van 6 mei 2019 dat het belangrijk is om de banken en gemeente te laten zien dat AEB de situatie gebruikt om grondig door te pakken en verbeteringen te realiseren. De directie geeft aan dat de gemeente en banken hierin spoedig worden meegenomen. Het meerjaren investeringsplan (MJIP) wordt nog geactualiseerd. In het verlengde hiervan komt de ‘hulpvraag’ vanuit AEB aan de gemeente aan bod. De directie geeft aan dat nog niet is gesproken over bedragen, in afwachting van de Q1 resultaten en de prognoses die in de week van 13 mei 2019 met de gemeente worden gedeeld. De rvc vraagt aandacht voor transparantie, vertrouwen, timing, verwachtingen- management en de juiste politieke ondersteuning. Op 15 mei 2019 informeert de wethouder Deelnemingen de gemeenteraad via een op dat moment vertrouwelijke brief!* over de financiële situatie bij AEB. Hierin wordt onder meer aangegeven dat AEB, om een default van onder de bankleningen te voorkomen, naar verwachting een kapitaalinjectie nodig heeft, of een oplossing gevonden moet worden met een vergelijkbaar effect. Tevens wordt vermeld dat AEB gemeente Amsterdam in de rol van aandeelhouder en financier verzocht heeft om mee te werken aan een oplossing om default te voorkomen. De financiële lening-situatie van AEB wordt eveneens geschetst: circa € 300 miljoen aan lening bij de banken, een achtergestelde lening van circa € 108 miljoen en AEB staat voor circa € 145 miljoen ‘in de boeken’ (op de balans) van de gemeente.'9 De wethouder geeft aan dat hij het commitment heeft uitgesproken om mee te werken aan een goed proces, maar zich niet bij voorbaat heeft willen vastleggen op een specifieke uitkomst. De banken zijn door AEB half mei geïnformeerd over de neerwaarts bijgestelde prognoses voor 2019 tot en met 2021. Dit wordt besproken in de bankersmeeting op 13 juni 2019. Daarbij maakt AEB kenbaar in juli/augustus 2019 nieuwe afspraken met de banken te willen en moeten maken, ter voorkoming van het opnieuw breken van de convenanten. Ook met de gemeente zijn in dezelfde periode de prognoses gedeeld en besproken. Op 27 juni 2019 informeert de wethouder Deelnemingen de leden van de raadscommissies MLD en FEZ middels een vertrouwelijke brief. De brief geeft aan dat AEB het college van b&w op 24 juni 2019 heeft geïnformeerd over het niet ‘in control’ zijn. Duidelijk is dat de tijdelijke maatregelen die AEB heeft genomen al direct financiële gevolgen hebben voor AEB. 194 Wethouder Kock, brief aan gemeenteraad over financiële situatie bij AEB, 15 mei 2019. 195 Op de balans ultimo maart 2019 staat voor ongeveer aan € 215 miljoen aan leningen van de banken. De opmerkingen in de tekst komen uit de vertrouwelijke brief van de wethouder Deelnemingen aan de gemeenteraad. [142 en we m __ De gemeente geeft aan dat AEB half juli 2019 een liquiditeitstekort verwacht en dat 1 juli een onderbouwd verzoek voor liquiditeitssteun aan de gemeente wordt aangeleverd ‘voor wat financieel nodig is om dat te voorkomen’. Op 1 juli heeft de directie hierover een ‘call’ met de rvc. Het concept van het verzoek om noodsteun door de directie met gemeente Amsterdam wordt besproken in een ‘vraag en antwoord sessie’. AEB verzoekt in de conceptbrief om een bijdrage van €60 miljoen tot en met november 2019, en geeft aan dat de behoefte op lange termijn tot €150 miljoen kan oplopen. In het ambtelijk overleg van 2 juli 2019, tussen de directie van AEB en de door gemeente Amsterdam aangestelde crisismanager en twee gemeentelijke directeuren, geeft de gemeente aan de financiële onderbouwing voor de noodsteun van AEB onvoldoende te vinden. De gemeente steunt AEB financieel niet ‘zonder meer’ en stelt zich ‘streng’ op. Op 4 juli 2019 stuurt AEB de formele brief met het verzoek om noodsteun aan de gemeente en de banken. In het uiteindelijke verzoek vraagt AEB steun van €12,5 miljoen tot 1 september 2019. Dat geeft tijd om met banken en gemeente samen een plan te maken om te voorzien in de liquiditeitsbehoefte van maximaal €126 miljoen tot medio 2020. Met dit verzoek!® -dat hierna samenvattend is weergegeven- eindigt de te onderzoeken periode: “Bovenstaande leidt ertoe dat AEB de gemeente en de banken (“Partijen”) de volgende verzoeken voorlegt: 1) Liquiditeitssteun per direct om de komende twee maanden door te komen. Momenteel wordt per eind augustus een liquiditeitspositie van -5 miljoen verwacht. Wij vragen de banken te bevestigen dat de r/c faciliteit van EUR 12,5 miljoen in ieder geval tot 1 september beschikbaar blijft om deze positie op te vangen. Daarnaast vragen wij de gemeente Amsterdam om liquiditeitssteun tot 1 september van een gelijk bedrag van EUR 12,5 miljoen om onzekerheden in de cash planning gedurende deze periode op te vangen. In de komende dagen zullen wij deze onzekerheden trachten zoveel te mogelijk te kwantificeren. Bij deze onzekerheden kan onder andere gedacht worden aan een ongeplande stop van Blok 10 en onverwachte ontwikkelingen in het werkkapitaal. Als daar een behoefte uit voortkomt die groter is dan het voorgaande, zullen wij dat volgende week aan gemeente en banken voorleggen, met een verzoek om additionele steun tot 1 september. 2) Partijen benutten deze twee maanden om met vaart en ín goed overleg een structurele financieringsoplossing te bereiken die de financiële continuiteit van AEB borgt. Een dergelijke oplossing zou in ieder geval het liquiditeitstekort tot in 2020 moeten invullen en gezonde balansverhoudingen waarborgen, rekening houdend met de onzekerheden die zich in de bedrijfsvoering die gebruikelijk is in onze sector, kunnen voordoen. Zoals opgemerkt loopt het liquiditeitstekort richting medio 2020 in de huidige planning en zonder contingency op naar ongeveer EUR -125 miljoen. 16 AEB, verzoek om steun aan banken en gemeente Amsterdam, 4 juli 2020, pagina 15 en 16. [143 en we CG In de komende twee maanden zal AEB haar verbeterprogramma verder detailleren en extern laten valideren. Een mogelijk obstakel, waarover AEB in de komende dagen juridisch advies zal inwinnen, is in hoeverre AEB de komende twee maanden uitgaven mag doen en verplichtingen mag aangaan die consequenties hebben na 1 september 2019, aangezien na die datum op dit moment de financiële continuïteit niet geborgd is. Mochten er beperkingen zijn, dan kan dit significante consequenties hebben voor de doorlooptijd van het verbeterprogramma en de daarmee samenhangende directe en indirecte kosten, alsmede mogelijkerwijs voor de wijze waarop de bevoegde instanties aankijken tegen het reeds met hen besproken plan. Nog steeds zal een waiver van de banken nodig zijn voor het breken van het leverage convenant per 30 september 2019, aangezien geen enkele bijdrage dit kan voorkomen. Daarnaast blijft een waiver noodzakelijk voor het niet kunnen aanleveren van audited financial statements op 31 juli 2019.” | 144 a ed | GG Deel B - Analysedeel . Analyse: mythes en patronen (hoofdstuk 6) ‚ Conclusies en beantwoording onderzoeksvragen (hoofdstuk 7) . Aanbevelingen (hoofdstuk 8) [145 en we m ____ 6. Analyse: mythes en patronen 61 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is de ontwikkeling van AEB beschreven vanaf de verzelfstandiging tot het besluit medio 2019 om vier verbrandingslijnen stil te leggen en financiële steun te vragen aan de gemeente. Daarnaast zijn de verschillende rollen van de gemeente Amsterdam aan de orde geweest. Tenslotte zijn vier casussen uitgelicht die volgens de commissie een goed beeld schetsen van de operationele problemen bij AEB en het samenspel tussen AEB en de gemeente. In dit hoofdstuk gaat de commissie allereerst in op een aantal hardnekkige beelden over AEB, die de commissie onjuist zijn gebleken (we noemen ze daarom mythes) en die mogelijk in de weg staan van op feiten gebaseerde oordeelsvorming. Vervolgens beschrijft de commissie een aantal patronen die in samenhang een verklaring vormen voor het stilleggen van een groot deel van de beschikbare lijnen bij AEB in 2019. 6.2 Mythes De commissie heeft gedurende het onderzoek kennis genomen van een aantal beelden bij verschillende betrokkenen over de oorzaken van het ontstaan van de problemen bij AEB. De commissie heeft deze beelden betrokken in haar onderzoek in de vorm van werkhypothesen. Een aantal beelden bleek hardnekkig, maar gebaseerd op onjuiste veronderstellingen. Dat is aanleiding voor de commissie om een aantal hardnekkige beelden die aantoonbaar onjuist zijn (aangeduid als mythes) toe te lichten. Daarmee is de weg vrij om gericht te kijken naar onderliggende patronen die in samenhang verklaren waardoor AEB in de problemen is gekomen. Mythe 1: De focus op transitie tot duurzaam grondstoffenbedrijf was de oorzaak van het falen van de verbrandingsinstallaties De focus op de transitie tot duurzaam grondstoffenbedrijf is volgens de commissie niet de oorzaak van de ontstane problemen met de inzetbaarheid van de verbrandingsinstallaties. De opeenvolgende directies van AEB realiseren zich wel degelijk dat aandacht voor het primair proces (verbranden van afval) noodzakelijk is voor een veilig en financieel gezond bedrijf. Zij hebben ook steeds gewerkt aan verbetering van het operationele proces. Ook de rvc van AEB heeft daar aandacht voor en bevraagt de directie op een aantal momenten over het in control zijn van het primair proces. De commissie heeft geen aanwijzingen gevonden dat de gemeente ‘druk’ heeft uitgeoefend op AEB om de transitie naar duurzaam grondstoffenbedrijf voorrang te geven boven het primaire proces. Mythe 2: AEB beschikte over onvoldoende middelen voor adequaat onderhoud aan de installaties. Gebrek aan financiële middelen is — in elk geval tot najaar 2018 — niet de reden dat de staat van onderhoud van de installaties ontoereikend blijkt te zijn. Het is ook niet de reden dat de gewenste omslag van correctief naar preventief onderhoud achterwege is gebleven (zie 2.3, 2.4 en 2.5). In de onderzochte jaren blijven de werkelijke onderhoudsuitgaven achter bij de begrote uitgaven. [146 en we m ___—_ Eind 2018 en in 2019 is wel sprake van druk op beschikbare middelen voor (onder andere) onderhoud. Dat heeft vooral te maken met de financiële consequenties van de operationele problemen (zie 2.2 en 4.2) die in de loop van 2018 zijn ontstaan. Mythe 3: Er is sprake van moedwillige sabotage van installaties van AEB door medewerkers. In augustus 2019 verschenen in de media berichten dat sprake zou zijn van brandstichting en sabotage van installaties door eigen medewerkers. De commissie heeft hiervoor geen concrete aanwijzingen gevonden, al sluit zij incidenten niet uit. De commissie heeft geconstateerd dat in alle geledingen binnen AEB (directie, management, personeel, rvc) grote betrokkenheid bestaat bij AEB (zie hoofdstuk 2.4, 2.5, 2.6 en 3.1). Wel is de commissie van mening dat een bij tijd en wijle gespannen verhouding en onvoldoende samenspel tussen directie, management en de werkvloer een belangrijke oorzaak is geweest van het niet effectief adresseren van de operationele problemen bij AEB (zie ook 2.6 en 3.2 en patroon 4 hierna). Mythe 4: AEB heeft het besluit om vier verbrandingslijnen te sluiten zo snel genomen, dat niet over de consequenties is nagedacht. Bij de opdrachtformulering voorafgaand aan de start van het onderzoek kreeg de commissie signalen dat de directie van AEB impulsief zou hebben gehandeld bij het sluiten van vier van de zes verbrandingslijnen door een onomkeerbaar besluit voor de sluiting zonder enige voorbereiding te nemen en dat de consequenties van de sluiting niet in de afweging waren betrokken. Zoals in hoofdstuk 5 (besluit stilleggen verbrandingslijnen) is weergegeven, is dit beeld onjuist. Op 21 juni concludeert AEB dat alle vijf ‘lines of defence’ (zie paragraaf 5.3) op ‘oranje’ staan (en dus in totaal op ‘rood') en dat men feitelijk niet in control is. In overleggen tussen de directie AEB en rvc wordt stilgestaan bij de effecten van verschillende scenario's van het tijdelijk stilleggen van verbrandingslijnen. AEB heeft deze effecten binnen de beperkte tijd die daarvoor beschikbaar was, vanaf 21 juni zoveel mogelijk in kaart gebracht en maatregelen voorbereid. De rvc heeft gevraagd om een financiële doorrekening voordat de directie het voorgenomen besluit deelt met de gemeente en het besluit is getoetst door de OD NZKG. Nadat de beslissing is genomen en is gecommuniceerd, moet de directie mede op basis van de aanbevelingen van Deltaway die in juni aan waren geleverd, een plan maken om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Een andere vraag is of AEB niet veel eerder en daarmee mogelijk gematigder en met meer mogelijkheden tot voorbereiding maatregelen had kunnen nemen. Zie daarover hierna Hoofdstuk 7 Conclusie 2. 6.3 Patronen De commissie onderscheidt op basis van het onderzoek negen patronen. In samenhang vormen deze een verklaring voor de ontstane problemen bij AEB. Deze patronen worden in deze paragraaf beschreven en toegelicht. [147 en m OO 1. AEB is weinig robuust verzelfstandigd en daarna heeft de gemeente al snel steeds meer afstand genomen van AEB. De commissie constateert dat de uitgangssituatie na de verzelfstandiging weinig robuust was, zowel wat betreft de financiële positie als de organisatie en bedrijfsvoering. De commissie beargumenteert dit voor de financiële positie aan de hand van observaties over de eigen vermogenspositie van AEB, het verdienvermogen van AEB, het uitgangspunt dat de bijdrage van AEB aan de gemeentebegroting in stand diende te blijven en de stevigheid van de businesscase bij verzelfstandiging (onderliggende informatie is hoofdzakelijk opgenomen in paragraaf 2.3 en 2.7). Voor de organisatie en bedrijfsvoering beargumenteert de commissie dit aan de hand van de waarnemingen van directie en commissarissen en de accountant onmiddellijk na verzelfstandiging. Daarna laat de commissie zien dat de gemeente steeds meer afstand neemt van AEB (zie ook paragraaf 3.1 en 4.4). De commissie stelt de verzelfstandiging niet ter discussie, noch het verzelfstandigingsproces, maar richt zich uitsluitend op de consequenties van de wijze waarop AEB is verzelfstandigd. Financiële positie niet robuust vanaf verzelfstandiging De lage eigen vermogenspositie van AEB — die zijn oorsprong vindt in de verzelfstandiging — biedt AEB weinig mogelijkheden om tegenvallers op te vangen, zonder een beroep te moeten doen op externe financiers. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door een negatieve correctie van €128,6 miljoen op het eigen vermogen die kort na de verzelfstandiging doorgevoerd wordt door een wijziging in de afschrijvingssystematiek. Die correctie wordt maar gedeeltelijk gecompenseerd door de omzetting van leningen in aandelenkapitaal in 2015. Bij de verzelfstandiging van AEB is als uitgangspunt geformuleerd dat AEB ook na verzelfstandiging dezelfde dekking diende te leveren in de gemeentebegroting van Amsterdam. In interviews is aangegeven dat dit het ‘boterbriefje’ was dat AEB bij verzelfstandiging moest overleggen, wilde de gemeenteraad instemmen met verzelfstandiging. Volgens de businesscase was dat mogelijk, maar in het licht van de werkelijke resultaten van AEB in de jaren na verzelfstandiging, was deze afspraak feitelijk niet structureel na te komen, alhoewel het in enkele jaren wel is gelukt. De businesscase uit 2013 gaat uit van een positieve ontwikkeling van het verdienvermogen van AEB in de jaren tot 2018. Een deel van deze positieve ontwikkeling van het verdienvermogen wordt toegeschreven aan de bijdrage van de transitie naar een duurzaam grondstoffenbedrijf. In de praktijk blijkt dat zowel het operationele resultaat als het bedrijfsresultaat van AEB structureel achterblijven bij de prognose uit de businesscase. Dat geldt zowel voor het resultaat van de verbrandingsovens als voor de bijdrage van transitieprojecten aan het resultaat als voor de bijdrage van transitieprojecten aan het resultaat van AEB. De commissie is van mening dat de businesscase bij verzelfstandiging een te rooskleurig beeld geeft van het vermogen om de transitie naar duurzaam grondstoffenbe drijf te maken, en daarmee samenhangend het verdienvermogen van AEB. De business case is, voor zover de commissie heeft kunnen vaststellen, bij de verzelfstandiging ook nauwelijks onderbouwd. De second opinions die zijn afgegeven gaan niet in op het vermogen van AEB om deze transitie te realiseren. De resultaten vallen in werkelijkheid steeds slechter uit dan verwacht. [148 en = nn Organisatie en bedrijfsvoering niet robuust vanaf verzelfstandiging De rvc en directie constateren in 2014 dat de bedrijfsvoering van AEB er minder rooskleurig voor staat dan is voorgespiegeld. In de opdracht waarmee de CEO en rvc in 2014 zijn geselecteerd, lag de focus op de transitie om AEB een duurzaam grondstoffen- en energiebedrijf te maken. De CEO en rvc constateren dat er veel werk te doen is, dat er operationele incidenten zijn en dat de bedrijfsvoering niet goed loopt. Ook cruciale processen, zoals een planning en control-cyclus en financiële rapportages die adequate sturingsinformatie opleveren en risicomanagement, zijn binnen AEB niet goed op orde. Dat risicomanagement bij AEB “in de opstartfase” zit, constateert ook ACAM. De commissie ondersteunt het oordeel van de rvc en directie dat de bedrijfsvoering van AEB in 2014 niet robuust was. Toenemende verwijdering tussen gemeente en AEB Uit het onderzoek blijkt dat dat de houding van de gemeente in de samenwerking met AEB verandert, die wordt afstandelijker en er is nauwelijks sprake van samen optrekken. De commissie onderbouwt dat op de volgende manier (zie ook 3.1 en 4.4): e Al in 2015 wordt -in het kader van de reguliere herijking- onderzoek gedaan naar de vraag of AEB wel een deelneming moet blijven. Zo kort na verzelfstandiging zou de commissie verwachten dat de focus daarbij ligt op de voorwaarden om de verzelfstandiging te laten slagen. Er wordt echter serieus besproken of het nog wel wenselijk is om AEB als deelneming te behouden. Dat verbaast de commissie. Mogelijk is dit ingegeven door incidenten in 2014 en de noodzaak tot kapitaalstorting die daarvan mede het gevolg is. , De gemeente neemt een terughoudende positie in ten aanzien van bijdragen aan investeringen in AEB, nadat de gemeente kapitaal heeft moeten bijstorten. . De realiteitswaarde van de prognoses uit de businesscase (en de latere ramingen) is voor zover de commissie heeft kunnen vaststellen lange tijd geen expliciet onderwerp van gesprek tussen directie en rvc van AEB, en ook niet tussen AEB en de gemeente Amsterdam als aandeelhouder. Daarmee bleven signalen dat het verdienvermogen (en de liquiditeit) van AEB minder positief was, tot eind 2018 onder de radar. , De gemeente werkt intern aan bestuursopdrachten waarin aandacht besteed wordt aan het verbeteren van de samenwerking met AEB. Het traject is wederzijds niet als gezamenlijk traject is ervaren. AEB werkt op zijn beurt grotendeels zelfstandig aan zijn strategisch plan. e Gemeente Amsterdam benoemt AEB in de duurzaamheidsagenda (2015) nog wel als strategische partner voor haar eigen duurzaamheidsdoelstellingen, maar in de praktijk krijgt dit geen concrete invulling. De besluitvorming over de SI (waarvan de noodzaak door de gemeente ter discussie wordt gesteld) is daarvan een sprekend voorbeeld, maar ook voor andere business development projecten geldt dat gemeente en AEB niet gezamenlijk optrekken. Amsterdam kijkt in toenemende mate ook naar andere partners, en AEB stemt de business development projecten niet af op de behoeften van Amsterdam. De brief van de wethouder Duurzaamheid uit oktober 2018 maakt duidelijk dat AEB hoogstens nog een voorwaardelijke partner in het duurzaamheidsbeleid is, namelijk voor zover AEB in staat is gewenste investeringen succesvol te doen. De gemeente geeft er in deze brief blijk van met dit patroon van afstandelijkheid te willen breken, maar stelt in diezelfde brief ter discussie of AEB een rol moet blijven spelen in de afvalverbranding door de gemeente. [149 en = OO e _ Uiteindelijk maakt de gemeente in de bestuursopdracht en het concept uitvoeringsprogramma Afval en Grondstoffen in 2018 duidelijk dat zij bij het afsluiten van een nieuw contract voor de verbranding van afval overweegt ook naar andere partijen te kijken, zonder aandacht te besteden aan de vraag wat dit betekent voor het operationeel en financieel presteren van AEB. 2. Het risicomanagement van AEB was in opzet en werking onvoldoende om risico’s van AEB integraal te beheersen. De bedrijfsvoering van een afvalverwerker is per definitie risicovol (zie hoofdstuk 2.1). De markt is competitief, er is sprake van continue prijsdruk en continuïteitsrisico's in het primaire proces door uitval van productiemiddelen. Naast deze inherente risico's, heeft AEB zelf risico's gecreëerd door de wijze waarop contacten zijn afgesloten voor afvalverwerking (afnameplicht) en de contracten voor warmte en elektriciteit (leveringsplicht). Het neerwaarts risico van AEB is daardoor groter dan het opwaarts potentieel (zie 2.1 en 2.2). Dit begrip van de scheve verdeling van risico's ziet de commissie niet terug in het risicomanagement en (daarmee) ook niet in de prognoses van de exploitatie van AEB. De commissie constateert dat na de verzelfstandiging in 2014 effectief risicobeheer ontbreekt. De directie zet vanaf 2016, in samenspraak met de (auditcommissie van de) rvc, stappen om het risicomanagement te versterken. Ook stelt de directie in oktober 2018 een internal audit manager & risk officer aan. De commissie kwalificeert desalniettemin het risicomanagement van AEB als ontoereikend om de werkelijke risico’s van AEB te beheersen, en onderbouwt dat als volgt: e Het duurt tot 2018 voordat een risicoanalyse in de kwartaalrapportage en jaarrekening wordt opgenomen. e De accountant van AEB besteedt in managementletters vrijwel geen aandacht aan (individuele) operationele risico’s, laat staan aan de samenhang van verschillende risico's. „ In verslagen van vergaderingen van directie en rvc komen risicoanalyses en risicobeheer nauwelijks aan de orde. Blijkens de verslagen van vergaderingen van directie en rvc is er geen aandacht voor een integrale risicobenadering waarbij operationele, commerciële en financiële risico's in samenhang worden beoordeeld! en bijbehorende beheersmaatregelen worden overwogen. e In de auditcommissie komen risicoanalyses vanaf 2018 vaker aan de orde, maar dat leidt niet zichtbaar tot opvolging in de directie: voorvallen worden door de directie tot eind 2018 vooral als incidenten geduid, zonder dat diepgaand naar onderliggende patronen wordt gekeken. e Er wordt structureel te optimistisch begroot (zie patroon hiervoor), waardoor het neerwaarts risico per definitie toeneemt. Achterblijvende resultaten leiden — jaar op jaar — onvoldoende tot aanpassing van de (meerjaren)begroting. De begroting 2019 is daarvan het meest pregnante voorbeeld. Eind 2018 zijn er veel signalen dat de operationele problemen van AEB groot zijn, en dat dit consequenties zal hebben voor het te verwachten resultaat van 2019. Dat is ook onderwerp van gesprek tussen directie en rvc. De directie zegt tegen de rvc bij het bespreken van de 197 Bijvoorbeeld: welke risico's loopt AEB op het niet voldoen van haar afnameverplichtingen van afval en leveringsverplichtingen voor energie en warmte indien de verbrandingsinstallatie langer dan gepland buiten gebruik is, en welke financiële gevolgen heeft dat? [150 en = Nn begroting dat de problemen in beeld zijn en dat ze incidenteel zijn. Aan de begroting wordt een uitgebreide risicoparagraaf toegevoegd, maar de begroting wordt niet negatief bijgesteld. De begroting wordt vastgesteld met een positief resultaat en gedeeld met de gemeente. Al in januari 2019 moet het verwachte resultaat met €33 miljoen negatief worden bijgesteld. e De gemeenteraad heeft naar aanleiding van een motie in 2015 een financiële risicoanalyse van AEB gevraagd en ontvangen. Daarin wordt uitvoerig ingegaan op diverse financiële risico’s bij AEB, maar wordt niet de samenhang aangegeven met operationele risico’s, die grote financiële consequenties kunnen hebben. Voor zover de commissie heeft kunnen nagaan, is in de gesprekken tussen gemeente en AEB in aandeelhoudersvergaderingen en aandeelhouderscommissies geen (jaarlijkse) opvolging gegeven aan deze risicoanalyse en de mate waarin de genomen maatregelen afdoende bleken. Er worden maatregelen voorgesteld om de risico’s te beheersen. De enige maatregel die ziet op de samenhang van risico’s, is het benoemen van een deskundige rvc. De gemeente heeft geen aanwijzingen meegegeven over de risicobeheersing en heeft de rvc ook niet nader bevraagd op de risicobeheersing bij AEB. e De commissie constateert dat de gemeente — in de rol van aandeelhouder — tot begin 2019 (de start van project Olifant)- weinig aandacht vraagt bij de directie van AEB voor adequaat inzicht in risico’s en beheersmaatregelen bij AEB. Dat geldt ook voor de staat van onderhoud als belangrijke indicator voor de continuïteit van AEB. 3. Achtereenvolgende directies van AEB onderkennen dat sprake is van operationele problemen maar zijn niet in staat een duurzame verandering te bewerkstelligen. Daardoor ontstaan uiteindelijk financiële problemen. De rvc ziet de problemen en intensiveert contactmomenten vanaf het verscherpt toezicht, maar ook dit leidt niet tot een duurzame verandering. De financiële problemen van AEB zijn primair ontstaan door operationele problemen. Voor onderbouwing daarvan verwijzen we naar paragrafen 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, de cases Sl en onderhoud T20 en hoofdstuk 5. Het risico van ongeplande stilstand is bekend in de branche (zie 2.1) maar AEB houdt daar in zijn begrotingen vrijwel geen rekening mee. In de praktijk wordt in belangrijke mate een ‘run until fail’ strategie gevoerd. Het effect daarvan is dat ramingen te optimistisch zijn en continuïteitsrisico's toenemen. Het beeld dat oprijst in dit onderzoek, is dat het belang van goed onderhoud aan de installaties op zichzelf binnen AEB voldoende is onderkend. Toch zijn er al lang problemen op het gebied van de uitvoering van het onderhoud. Verschillende directeuren stellen na hun aanstelling vast dat het schort aan structureel en effectief onderhoud en treffen maatregelen om de situatie op het gebied van onderhoud te verbeteren. Maar het lukt vervolgens niet om die verbetering bestendig te realiseren. De gewenste kanteling van correctief naar preventief onderhoud vindt niet plaats. Al in 2008 maakt de toenmalige interim-directeur in een uitgevoerde analyse duidelijk dat het planmatig onderhoud (nog) niet op niveau is en veel aandacht vraagt van het management. Na de verzelfstandiging in 2014 benoemt de directie de staat van organisatie van het onderhoudt opnieuw expliciet als een zorgpunt, dat urgent aandacht nodig heeft. [151 en m OO Ook in de jaren na 2014 is het voor achtereenvolgende directies duidelijk dat AEB hierin stappen moet zetten. Dat blijkt ook uit door de directie geïnitieerde onderzoeken door Deltaway, Dupont en FM Global. Daarnaast zijn op diverse momenten interne signalen die duiden op de noodzaak om van correctief naar preventief onderhoud te komen. De meerjarenonderhoudsplanning en -budget zijn niet gebaseerd op diepgaand inzicht in de staat van de productiemiddelen. Ook de Brzo- inspecties en de instelling van het verscherpt toezicht door OD NZKG in 2018 maken duidelijk dat de staat van onderhoud- en de veiligheidssituatie van AEB nog steeds niet op orde zijn. In 2018 constateert de directie van AEB opnieuw dat het planmatig onderhoud niet op orde is. Opeenvolgende directies nemen veel maatregelen en zetten verbeterprojecten in, zoals de reorganisatie in 2015-2016, Veiligheid Eerst, de introductie van LEAN, het versterken van de inkooporganisatie, maar slagen er niet in om een duurzame verbetering te bewerkstelligen. Voortdurende managementwisselingen, vooral vanaf 2017, maken het moeilijk, zo niet onmogelijk, om systematisch verbeteringen in de operatie door te voeren. Bovendien ontbreekt het op sommige momenten, in ieder geval vanaf de zomer van 2018, bij het management van EuA aan (technische) kennis om adequaat te kunnen optreden. Het duurt tot juni 2019 totdat, onder leiding van de nieuwe algemeen directeur, het complete probleem inzichtelijk wordt. Dan rest geen andere optie meer dan drastisch ingrijpen. Een goede samenwerking tussen staf en werkvloer ontbreekt vaak (zie patroon 4 hierna), wat de problemen in sommige gevallen veroorzaakt, en in andere gevallen verergert. Voorbeelden zijn het inkoopproces en spanning tussen Technische Dienst en Productie over prioriteiten van werkorders. Ook de samenwerking tussen andere afdelingen in de fabriek verloopt over het algemeen moeizaam. In 2018 wordt bovendien duidelijk dat de samenwerking binnen de directie niet optimaal is. De rvc besteedt aandacht aan de staat van onderhoud. De commissie constateert dat de rvc na de instelling van het verscherpt toezicht vaker contact met de directie heeft. Bij die contactmomenten stelt de rvc veel vragen over voortgang van het verscherpt toezicht en spreekt zijn zorgen uit. Ook stuurt de rvc aan op het maken van plannen, maar straalt niet uit het tempo waarin vooruitgang wordt geboekt onaanvaardbaar te vinden. Dit culmineert in het goedkeuren van een positieve begroting van 2019, terwijl de rvc zich realiseert dat AEB in 2019 geen positief resultaat zal opleveren. In aandeelhoudersvergaderingen komen de staat van onderhoud en operationele problemen (met uitzondering van de gevolgen van de grote brand in 2014) tot het najaar van 2018 nauwelijks aan de orde. 4. Er is sprake van een kloof tussen directie en werkvloer en gebrekkige interne samenwerking binnen AEB. De commissie constateert dat bij AEB sprake is van een kloof tussen directie en werkvloer, die het presteren van AEB en het effectief adresseren van operationele problemen belemmert. De commissie baseert zich daarbij op het volgende: [152 en m ___—_ , De medewerker tevredenheidsonderzoeken (MTO'’s) laten jaar op jaar een zeer negatief beeld zien van de relatie tussen werkvloer en directie/management. Dat signaal is bekend bij de directie maar leidt niet tot stevige interventies. Er wordt door de directie weinig prioriteit gegeven aan verbetering van de relatie, met uitzondering van veiligheidsaspecten. Ondanks inspanningen van de directie om medewerkers meer te betrekken voelen de medewerkers van vooral de installaties zich niet gehoord: ze proberen dagelijkse problemen op te lossen wanneer deze zich voordoen, en krijgen daarvoor niet de erkenning en meer structurele problemen die ze signaleren maar niet zelf kunnen oplossen, blijven onopgelost. Tegelijkertijd constateert de commissie dat juist ook deze ‘can-do’ mentaliteit in de weg staat aan het verder professionaliseren van onderhoud; e _ Door de reorganisatie in 2015 naar business units is de fabriek op afstand van de directie gezet. Op die manier wilde de directie bereiken dat de organisatieonderdelen meer verantwoordelijkhe id namen. Maar het gevolg is dat de kloof tussen directie en werkvloer alleen maar groter is geworden. Managers ‘komen er niet doorheen’, de werkvloer wil het op zijn eigen, informele manier blijven doen en verzet zich impliciet en expliciet tegen de procedurele aanpak van het management. Het management krijgt van de directie onvoldoende support om veranderingen door te voeren; De commissie wijst daarbij ook op het ontbreken van een Chief Operation Officer (COO) binnen de directie!98, Indien de directie geen COO kent, is het a) van belang dat een ‘zware’ manager de operationele aansturing van ‘de fabriek’ voor zijn rekening neemt en b) de operationele inbreng kan verzorgen bij de directie (productie en onderhoud) zodat deze integraal kan worden afgewogen tegen andere commerciële en financiële aspecten. Daarvan is bij AEB echter niet altijd sprake, juist vanaf medio 2018 ontbreekt het daaraan. 5. De vele personele wisselingen op sleutelfuncties bij AEB leiden tot onvoldoende borging van de koers van AEB en onvoldoende operationele verbeteringen en dragen bij aan de verwijdering tussen AEB en de gemeente. Bij AEB is de afgelopen vijf jaar sprake van veel wisselingen op cruciale functies, zowel op directie - als managementniveau. Op directieniveau zijn de afgelopen zes jaar drie verschillende CEO's en CFO's aangesteld. Een van de belangrijkste managementfuncties in de organisatie — manager van de BU Energie uit Afval — kent vijf managers in vier jaar tijd. Ook op andere functies binnen AEB (zoals bij de Technische Dienst) was de afgelopen jaren sprake van frequente personele wisselingen bij leidinggevenden. Diverse personen hebben in gesprekken met de commissie aangegeven dat de gevoelde weerstand tegen veranderingen vaak aanleiding vormde voor vroegtijdig vertrek. Managers liepen nogal eens ‘stuk’ op de weerstand in de organisatie en voelden onvoldoende steun vanuit de directie. De vele personele wisselingen binnen AEB zijn vaak opgevangen door tijdelijke externe inhuur. De commissie constateert op basis van diverse bronnen (zie paragraaf 2.5) dat ‘AEB leed aan interimmeritis’. Dat werd veroorzaakt doordat het niet gemakkelijk bleek toptalent te werven en vast te houden voor AEB. 198 Deze functie is feitelijk ingevuld op managementniveau door de manager BU EuA. [153 en = ____ De vele personele wisselingen hebben negatieve gevolgen voor de continuïteit van ingezette verbeteringen en professionalisering van de organisatie. Uit het MTO van mei 2019 blijkt bijvoorbeeld dat door de vele wisselingen in het personeelsbestand vaak onduidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Illustratief is de volgende opmerking: “elke manager heeft zijn eigen visie waardoor er door de vele wisselingen niets geborgd wordt en we stuurloos zijn”. Dat beeld wordt onderschreven door de OD NZKG. Die noemt het grote aantal wisselingen in personele bezetting als een van de oorzaken dat verbeteringen in de organisatie onvoldoende (snel) worden gerealiseerd. Bovendien ligt ook de verantwoordelijkheid voor belangrijke operationele beslissingen over het onderhoud in toenemende mate bij ingehuurde organisaties. En ook in de inhuur is weinig sprake van continuïteit, waardoor het probleem van fragmentatie wordt verergerd. Door onvoldoende overdracht wordt bovendien leren en continu verbeteren binnen AEB gefrustreerd. In dit licht is ook relevant dat met het vervangen van twee leden van de rve (eind 2015 en 2016), veel kennis over de ontstaansgeschiedenis van AEB en inhoudelijke kennis van de afvalbranche uit de rvc verdwijnt. 6. De vele personele wisselingen bij AEB hebben ook een nadelige invloed op het relatiebeheer met de gemeente als klant, afnemer en aandeelhouder. In totaal zijn er 31 verschillende medewerkers, directieleden en rvc-leden van AEB aanwezig geweest bij formele gesprekken met de aandeelhouder gedurende de onderzochte periode. Geen van hen was bij alle vergaderingen aanwezig. Eenzelfde patroon van vele personele wisselingen is te zien aan de zijde van de gemeente (zie patroon 8 hierna). De commissie constateert dat gebrek aan continuïteit heeft bijgedragen aan verwijdering tussen AEB en de gemeente.De transitie naar duurzaam grondstoffenbedrijf is — mede door onrealistische verwachtingen en een solistische benadering van AEB — de belofte-fase nooit ontstegen. De transitie naar een duurzaam grondstoffenbedrijf zou — zo was het plan bij de verzelfstandiging — nieuwe toegevoegde waarde en financiële ruimte moeten creëren die nodig was om het wegvallen van de MEP subsidie in 2018 op te vangen. Het was de belofte voor een robuuste toekomst van AEB. Al snel na de verzelfstandiging blijkt dat het tempo waarin AEB de transitie naar een duurzaam grondstoffenbedrijf kan realiseren, niet zo hoog is als verwacht (zie hoofdstuk 3.7). Naarmate de jaren vorderen, wordt echter steeds duidelijker dat de verbrandingsinstallaties de middelen moeten genereren om enige transitie naar duurzaam grondstoffenbedrijf mogelijk te maken. Dat dit beeld echter maar langzaam indaalt, blijkt uit de bespreking van het voorgestelde strategisch plan 2018- 2022. Daarin wordt — ondanks het feit dat de transitie tot dat moment niet heeft bijgedragen aan het positieve financiële resultaat van AEB — gesteld dat de nieuwe business development projecten de belangrijke driver vormen in de groei van de EBIT marge richting 20%. Uiteindelijk is alleen de Sl (met veel opstartproblemen en een tegenvallend rendement) gerealiseerd, en is het investeringsbesluit over de BPA genomen en de voorbereiding gestart. De overige transitieprojecten zijn beëindigd, ‘on-hold’ gezet of meermaals vertraagd. De gewenste positieve financiële bijdrage van de transitieprojecten wordt ook in 2018 en 2019 niet gerealiseerd. [154 en we m ____ De commissie ziet een aantal verklaringen voor het feit dat de transitie naar een duurzaam grondstoffenbedrijf moeizaam verloopt: e De verwachtingen ten tijde van de verzelfstandiging waren niet realistisch. De financiële onderbouwing van de transitietrajecten in het strategisch plan uit november 20183 is te positief, en was onvoldoende gefundeerd (zie ook de opmerkingen over de businesscase bij patroon 1). e AEB kende een stroeve start met de grote brand in november 2014. De directie constateert in die periode dat de primaire- en secundaire processen van AEB er niet zo goed voorstaan als gedacht, waardoor de focus minder komt te liggen op de transitieprojecten. e AEB ziet zichzelf als een zeer innovatief bedrijf. De gemeente Amsterdam draagt dat bij de verzelfstandiging ook uit, en creëert een internationaal podium voor AEB als ‘showcase’. Diverse geïnterviewden kwalificeren de houding van AEB bij transitieprojecten als ‘eigenwijs’. Deze houding heeft bijgedragen aan de gedachte bij AEB dat het zelfstandig in staat was om verder te innoveren. De directie van AEB heeft zich bij het initiëren van nieuwe projecten onvoldoende georiënteerd op vergelijkbare projecten en ervaringskennis binnen de afvalsector en heeft bij het realiseren van projecten niet samengewerkt met andere partijen in de branche of daarbuiten. e De gemeente Amsterdam is in de loop der jaren AEB steeds minder gaan zien als de vanzelfsprekende partner in het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsambities (zie ook 3.1 en 4.4). Vrij snel na de verzelfstandiging is geen sprake meer van een gezamenlijke strategie en de gemeente investeert niet mee in duurzaamheidsprojecten van AEB. e Investeringen die AEB zelf doet in de transitie (in casu de investering uit eigen middelen in de SI) hollen de financiële veerkracht van AEB (verder) uit. 7. Amsterdam geeft de relatie met AEB na de verzelfstandiging vooral vorm vanuit de aandeelhoudersrol. In de uitoefening van die rol Krijgt het financieel belang het meeste gewicht. De gemeente maakt in deze rol beperkt gebruik van haar instrumentarium. Bij de verzelfstandiging in 2014 wordt AEB bestuurlijk en ambtelijk gezien als belangrijke strategische partner in de verduurzamingsopgave van de gemeente. Een van de belangrijkste redenen om AEB te verzelfstandigen, is dat AEB als zelfstandige organisatie beter in staat moet worden geacht om de transitie naar een duurzaam grondstoffenbedrijf te maken. Deze transitie is ten tijde van de verzelfstandiging een van de pijlers onder de duurzaamheidsambitie van de Amsterdam. Gelet op het publieke belang dat daarmee gediend wordt, kiest Amsterdam voor verzelfstandiging in een overheids-NV met de gemeente als (100%) aandeelhouder en niet voor verkoop van AEB. Meer gewicht bij financieel belang In de jaren daarna blijkt gaandeweg (zie ook hoofdstuk 3 en 4.3) dat de gemeente Amsterdam met andere ogen naar AEB gaat kijken. Het strategisch belang van AEB voor realisatie van de publieke beleidsdoelstellingen van de gemeente neemt af. AEB transformeert van strategisch partner naar ‘slechts’ één van de partijen die een bijdrage kan leveren aan de publieke opgaven rond verduurzaming. Het financieel belang van de deelneming krijgt de overhand in de opstelling van de gemeente tegenover AEB. Deelnemingen heeft de lead in de beleidsafstemming. Een aantal voorbeelden illustreert deze beweging: [155 en = __ e Vlak na de verzelfstandiging, na het ontstaan van operationele problemen en financiële tegenvallers bij AEB eind 2014, start binnen de gemeente al een discussie over verkoop van AEB. De gemeente wordt — op verzoek van de raad — meer terughoudend met investeringen in transitieprojecten binnen AEB. Illustratief is de investering in de Sl die vanuit duurzaamheidsperspectief zeer wenselijk is, maar waarbij de gemeente desondanks in twijfel trekt of de Sl er moet komen. Vanuit de portefeuille Deelnemingen wordt gevraagd om ook een scenario uitte werken waarbij de SI niet wordt gerealiseerd. Bij de verdere besprekingen van de investering in de Sl in de AVA is de wethouder Duurzaamheid niet aanwezig. Vanuit het perspectief van risicobeheer stelt de gemeente hoge eisen aan het rendement van de SI. Die leiden ertoe dat de businesscase voor de Sl weliswaar verbetert, maar het operationele en financiële risico voor AEB als geheel toeneemt. De gemeente onderkent dat niet, door gebrek aan kennis over AEB. Deze toename van het risico voor AEB wordt versterkt doordat de gemeente niet mee-investeert, in de — naar later blijkt onterechte — veronderstelling dat AEB beschikt over voldoende liquiditeit om zelf te investeren. e In de besprekingen tussen de gemeente en AEB gaat het in de jaren na 2014 primair over het financiële rendement van AEB als deelneming. De commissie ziet geen aanwijzingen in officiële gespreksverslagen tussen AEB en de gemeente dat het niet-financiële deel van het publiek belang een even zware rol gespeeld heeft bij de invulling van de aandeelhoudersrol. Mogelijk Zijn de publieke beleidsdoelstellingen binnen de gemeente wel nadrukkelijk afgewogen, maar in dialoog met AEB blijkt dat niet. e Het duurt tot 2017 voordat de gemeente intern weer kennis opbouwt over afvalverbranding om het gesprek met AEB weer op het goede niveau te kunnen voeren. Juist als de kennis op het gebied van afval en grondstoffen weer is opgebouwd bij de gemeente, besluit het college dat de wethouder Duurzaamheid niet meer aanwezig zal zijn bij de AVA's, hoewel dat wel de afspraak is in de uitvoeringsnota “doelgericht op afstand”. Ook de voorbereiding van de AVA gebeurt primair door Deelnemingen (zie ook 3.1). e Bij nieuw beleid op aanpalende beleidsterreinen wordt niet afgewogen wat de impact zal zijn voor AEB. De commissie constateert dit bij beleidsbeslissingen over bij voorbeeld warmteconcessies en het voornemen om een aanbesteding voor afval uit te zetten, waarbij AEB geen ‘preferred supplier’ zal zijn. Beperkte benutting instrumentarium Als aandeelhouder staat de gemeente een palet aan bevoegdheden ter beschikking. Zij benoemt bij een vennootschap met het verzwakt structuurregiem zoals AEB Holding N.V. zowel de commissarissen als de bestuurders. De bestuurders kan zij ontslaan, zij kan het vertrouwen opzeggen in de gehele raad van commissarissen, hetgeen leidt tot het onmiddellijke ontslag van alle commissarissen. Bij AEB Holding N.V. heeft de algemene vergadering de bevoegdheid een aantal belangrijke besluiten goed te keuren, waaronder investeringen boven € 10 miljoen, het vaststellen of wijzigen van het strategisch plan en de langetermijnvisie en stelt zij de jaarrekening vast. e De bevoegdheid om investeringen goed te keuren en om de jaarrekening vast te stellen, heeft de gemeente uitgeoefend. Bij de besluitvorming rond de investering in de Sl constateert de commissie dat de gemeente niet vraagt naar de risico's voor AEB. De gemeente kijkt vooral naar financieel rendement, met de gedachte dat dit het risico reduceert. [156 en = OO e De gemeente maakt geen gebruik van haar bevoegdheid om de strategie van AEB goed te keuren teneinde deze te verbinden met haar eigen publieke doelstellingen, onder andere op het gebied van duurzaamheid. e De gemeente had actiever kunnen inzetten op benoeming van commissarissen en directieleden met specifieke deskundigheid, om het realiseren van doelstellingen te waarborgen bij AEB. Het selectieproces van rvc- en directieleden gebeurt door de rvc en besprekingen over kandidaten met de aandeelhouder gaan vooral over beloningen en het voldoen aan de WNT-norm. Voor de rvc toetst de gemeente vooral op generiek niveau en laat zij de beoordeling van wat specifiek nodig is over aan de rvc, terwijl de gemeente aangeeft dat de rvc het belangrijkste instrument is in het kader van integraal risicobeheer. e De statuten van AEB Holding N.V. bepalen dat de directie van AEB verplicht is aanwijzingen van de algemene vergadering op te volgen omtrent de algemene lijnen van het te volgen financiële, sociale en economische beleid en van het personeelsbeleid in de vennootschap. De algemene vergadering heeft voor zover de commissie bekend geen gebruik gemaakt van deze aanwijzingsbevoegdheid. Illustratief in dat opzicht is de brief van de wethouder Duurzaamheid d.d. 29 oktober 2018, waarin de wethouder verwachtingen uitspreekt over de inhoud van het strategisch plan van AEB. Dit gebeurt niet in de vorm van een aanwijzing van de aandeelhouder over de gewenste kaders en randvoorwaarden voor de strategiebepaling, maar in de vorm van een brief. Ook op het gebied van risicobeheer had volgens de commissie, in het licht van de daarover in 2015 gevoerde discussie met de raad en de notitie over dit onderwerp, en het daarna structureel uitblijven van systematisch en integraal risicobeheer, de gemeente als enig aandeelhouder van AEB een aanwijzing kunnen geven over het te voeren risicobeheer. Dit is niet gebeurd, en het gesprek over risicomanagement is tot begin 2019 ook niet indringend gevoerd. 8. Verkokering en vele personele wisselingen binnen de gemeente bemoeilijken een integrale afweging van belangen. De commissie signaleert dat weinig zichtbaar is geworden hoe integratie en uitwisseling van kennis en standpunten plaatsvindt tussen de verschillende rollen die de gemeente heeft (aandeelhouder, financier, klant en beleidsmaker). Veeleer lijkt sprake van het naast elkaar bestaan van verschillende opvattingen over AEB en de wijze waarop de gemeente haar rol ten opzichte van AEB moet invullen. Beleidsdirecties willen in een aantal gevallen sturen via de aandeelhoudersrol, maar worden daarop “teruggefloten” door Deelnemingen. Deelnemingen vindt dat sturen als opdrachtgever of klant de meest zuivere vorm is van sturing. Er lijken voor de gemeente maar twee ‘werkelijkheden’ te bestaan in de relatie met AEB: vanuit de beleidsrol opdrachten verstrekken of ‘op afstand” blijven. Het ontbreken van integratie en samenhang bij de gemeente in de samenwerking met AEB blijkt volgens de commissie het meest pregnant uit het proces van totstandkoming van de bestuursopdrachten en daarmee samenhangend de afstemmingsproblemen binnen de gemeente rond het strategisch plan 2018-2022 van AEB (zie ook paragraaf 4.4). Een proces dat juist was bedoeld om tot een betere rolinvulling te komen bij de gemeente. De drie bestuursopdrachten — die Zijn opgesteld naar aanleiding van het herijkingsonderzoek — zijn vooral intern gericht. [157 en = __ De bestuursopdrachten gaan vooral in op de gemeentelijke ambities en zijn bedoeld om focus aan te brengen in de gemeentelijke inzet. Opvallend is dat bij de uiteindelijke uitkomsten van de drie bestuursopdrachten het juist ontbreekt aan een samenhangend perspectief vanuit de verschillende rollen. Veelzeggend in dat opzicht is de keuze die Afval & Grondstoffen maakt om afscheid te nemen van de exclusieve relatie met AEB. De consequenties voor de waarde van de deelneming en het effect op warmtelevering lijken bij deze keuze vrijwel geen rol te hebben gespeeld. Verder ontbreekt de verbinding met het strategisch plan 2018-2022 van AEB dat rond dezelfde tijd is opgesteld. In dit strategisch plan zet de directie van AEB verder in op de transitie naar duurzaam grondstoffenbedrijf. De afdeling Deelnemingen regisseert de interne afstemming binnen de gemeente om vanuit de verschillende gemeentelijke rollen te komen tot een integrale visie op de strategie van AEB, gebaseerd op de verschillende belangen van de gemeente. Dat proces verloopt moeizaam. Elke beleidsafdeling voegt zijn eigen perspectief toe, zonder tot een gezamenlijk beeld te komen. AEB wordt geacht op de uiteenlopende vragen en opmerkingen van Afval en Grondstoffen, Warmte en Deelnemingen te reageren. De commissie typeert dit als een rommelig proces, dat ertoe leidt dat er tot op heden nog geen vastgesteld strategisch plan is voor AEB. De commissie is van mening dat de verkokering wordt verergerd door het ontbreken van een collectief geheugen over AEB, wat op zijn beurt wordt versterkt door de vele personele wisselingen De kennis die in de centrale stad aanwezig was over afval, is grotendeels ‘mee verzelfstandigd’ met AEB. Er is in de eerste jaren na 2014 weinig kennis over de afvalbranche meer aanwezig op het stadhuis. Vanaf 2016/2017 wordt deze kennis weer langzaam opgebouwd in het programmateam Afval en Grondstoffen (sinds najaar 2019 is dat de vakdirectie Afval en Grondstoffen). Net als bij AEB was bij de gemeente sprake van veel verloop onder ambtenaren die betrokken waren bij het dossier AEB. Dat geldt zowel voor Deelnemingen als voor Afval en Grondstoffen en Warmte. In de onderzochte periode hebben 36 verschillende betrokkenen van de gemeente een aandeelhouderscommissie- of aandeelhoudersvergadering of strategisch overleg bijgewoond. Geen van deze personen was bij alle vergaderingen aanwezig. Vanaf 2018 was er geen vertegenwoordiger van de gemeente bij deze vergaderingen aanwezig, die ook betrokken was bij AEB ten tijde van de verzelfstandiging. De vele personele wisselingen leiden ertoe dat de gemeente zich nauwelijks vergewist van de stand van zaken bij AEB die relevant is voor de gemeente als aandeelhouder, beleidsmaker en klant. Door de wisselingen is er nauwelijks gelegenheid om te verdiepen in AEB. De vele wisselingen maken het moeilijker voor de ambtenaren om echte kennis van AEB te krijgen en echt te weten wat er speelt. Dat is maar ten dele op te lossen met goede overdracht. Kleine signalen werden door de vele wisselingen niet met elkaar in verband gebracht. Dit leidt ertoe dat de gemeente AEB vrijwel niet heeft aangesproken op het ontbreken van adequaat risicomanagement en niet heeft doorgevraagd over de kwetsbaarheid van de operationele continuïteit van AEB in relatie tot de klantrol en de bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstelling van de gemeente. [158 en = ___—_ De ervaring bij AEB is dat ondanks dat de gemeente ‘bovenop’ AEB zat, de gemeente niet wezenlijk geïnteresseerd was in het bedrijf zelf. De gemeente was veel bezig met interne processen, bijvoorbeeld richting gemeenteraad, en leek vooral te focussen op de effecten voor de wethouders, de gemeenteraad en de pers en wat AEB voor hen kon betekenen. 9. Het ontbreekt aan een constructieve dialoog tussen gemeente Amsterdam en AEB over de publieke doelstellingen van gemeente Amsterdam en de bedrijfsvoering van AEB. De commissie constateert dat geen sprake is van een volwassen, professionele en zakelijke relatie tussen AEB en gemeente Amsterdam en tussen de betrokken actoren directie, rvc en aandeelhouder. In de hiervoor besproken onderliggende patronen is zichtbaar geworden dat over geen enkel onderwerp een goed gesprek heeft plaatsgevonden tussen AEB en gemeente. Directie en rvc van AEB zijn tot voorjaar 2019, toen de financiële en operationele problemen van AEB niet meer te negeren waren, geen dialoog aangegaan met de gemeente over de benodigde eigen vermogenspositie van AEB om in een volatiele en competitieve markt op eigen benen te staan en tegenvallers te kunnen opvangen. Beelden bij gemeente en AEB over de ander bepalen de opstelling naar elkaar en versterken patronen van afstand en gebrek aan wederzijds verdiepen en begrip. Er lijkt sprake van een zekere handelingsverlegenheid en onvoldoende besef van verschillende mogelijkheden om constructief samen te werken. De commissie constateert dat sprake is van een ‘wij -zij’ opstelling bij zowel AEB als de gemeente, waarbij de term ‘rolzuiverheid’ als rationalisatie wordt gebruikt voor de ontstane omgang met elkaar. Het ontbreekt structureel aan een constructieve dialoog, en belangrijke aspecten in de relatie tussen AEB en de gemeente (zoals strategie, financiële situatie, risico’s, verhoudingen) komen niet of slechts oppervlakkig aan de orde. De commissie mist ook andere constructieve interventies bij zowel de gemeente als AEB, zoals elkaar stimuleren, uitdagen en kritisch bevragen. Het ontbreken van een constructieve dialoog tussen gemeente en AEB heeft ertoe geleid dat opvattingen over en weer belangrijker waren dan feitelijke ontwikkelingen. [159 en we m OO 7. Conclusies en beantwoording onderzoeksvragen 7.1 Conclusies 1. AEB had geen systeem van integraal risicobeheer dat toereikend was om de samenhang van operationele, commerciële en financiële risico’s van AEB te beheersen en nam - bij het ontbreken daarvan- onvoldoende maatregelen om risico's te mitigeren. De gemeente heeft als aandeelhouder niet effectief aangedrongen op het ontwikkelen van een dergelijke integrale risicobeheersing en het mitigeren van risico’s. Adequaat risicomanagement — waarbij operationele, commerciële en financiële risico’s steeds in samenhang worden bewaakt — is cruciaal voor een bedrijf als AEB. Het tekortschietend risicomanagement in combinatie met de matige eigen vermogenspositie en het overschatten van de verdiencapaciteit van AEB maakte AEB zeer kwetsbaar. De aandacht daarvoor bij met name directie en rvc is structureel ontoereikend om de werkelijke risico's van AEB goed te beheersen, hoewel vanaf de grote brand in 2014 duidelijk is hoe belangrijk ook het zicht op operationele risico’s is en ook later regelmatig sprake is van forse operationele en financiële tegenvallers. De directie is vanaf 2016 bezig met de ontwikkeling van een systeem van integrale risicobeheersing. Eind 2018 is een dergelijk systeem nog niet in werking. De directie heeft evenmin -bij het ontbreken daarvan- mitigerende maatregelen genomen, zoals bijvoorbeeld het bevorderen van prudent begrotingsbeleid of het opbouwen van een stevige vermogenspositie bij AEB en op zijn minst het tegengaan van investeringen uit het eigen vermogen. De rvc bevordert dat dit systeem van risicobeheersing wordt ontwikkeld, maar het toezicht leidt er niet toe dat een systeem van integrale risicobeheersing tijdig is ontwikkeld en wordt toegepast. De rvc ziet niet toe dat bij het ontbreken daarvan mitigerende maatregelen worden genomen. In haar deelnemingenbeleid Doelgericht op Afstand (2016), heeft de gemeente aangegeven als enig aandeelhouder van haar deelnemingen een zekere afstand te willen houden. Hoewel de gemeente als enig aandeelhouder dichter betrokken zou kunnen zijn bij haar deelnemingen, acht de commissie de positie die de gemeente in haar deelnemingenbeleid heeft ingenomen alleszins verdedigbaar. De gemeente ontbeert de kennis en kwaliteit om een bedrijf als AEB financieel, economisch, en operationeel te leiden. De gemeente laat dat over aan de directie, onder toezicht van de rvc. Dat neemt niet weg dat van de gemeente als aandeelhouder verwacht mag worden dat zij systematisch aandacht vraagt voor de risico's van AEB en de beheersing daarvan, ter bewaking van haar publieke belang, te weten het behoud van de financiële waarde van haar deelneming in AEB. De gemeente heeft dat zelf ook benoemd in haar notitie over risico's uit 2015. In dat perspectief concludeert de commissie dat de aandacht voor risico's van AEB bij de gemeente ontoereikend was om haar publieke belang te waarborgen, en dat de gemeente dientengevolge ook te weinig het nemen van mitigerende maatregelen heeft bevorderd. | 160 en = Nn 2. In hetnajaar van 2018 hadden directie en rvc van AEB, ondanks het ontbreken van een adequaat risicobeheersysteem, voldoende aanwijzingen over de operationele en daarmee samenhangende financiële problemen om steviger in te grijpen dan men heeft gedaan. Dan was het mogelijk geweest om op een beheerste manier de problemen het hoofd te bieden. De operationele problemen die speelden bij AEB, zijn onderkend door directie en rvc. Het is opeenvolgende directies niet gelukt om duurzaam verandering in de goede richting te bewerkstelligen. De directie weet dat preventief onderhoud noodzakelijk is en dat daarvoor een goed beeld van de installatie nodig is, maar ondanks diverse rapporten en analyses wordt dat beeld van de installatie in al die jaren niet opgebouwd en de overgang van correctief naar preventief onderhoud wordt niet gemaakt. De operationele problemen en kwetsbaarheden nemen daardoor toe. In het najaar van 2018 was duidelijk en werd door directie en rvc onderkend dat sprake was van stevige financiële problemen, veroorzaakt door operationele tegenvallers. Ook wisten directie en rvc dat het risicomanagementsysteem nog niet voldoende geschikt was om risico's in samenhang te bewaken. In de begroting van 2019 zijn weliswaar risico’s inzichtelijk gemaakt, maar directie en rvc hadden zich moeten realiseren dat het begrote financiële resultaat van 2019 door de optelsom van de risico’s niet meer realistisch was. Door niettemin in de begroting uit te gaan van een positief resultaat heeft men de kans verloren laten gaan om op dat moment met de gemeente en banken in gesprek te komen over de problematische situatie bij AEB. De commissie constateert dat de directie in die periode geen optimaal samenspel kende: de interim-ceo vertrok eerder dan oorspronkelijk gepland en de nieuwe ceo moest versneld in die rol stappen, zonder de bedachte inwerkperiode. De CFO was derhalve de enige continue factor, terwijl de problemen vooral operationeel van aard waren. Het was bekend dat de toenmalige interim-manager HR die de rol van interim-manager Eu vervulde, niet de benodigde deskundigheid had om deze lacune op te vullen. De commissie constateert dat de verschillende signalen van operationele en financiële problemen, gevoegd bij het niet volwaardig functioneren van de directie, weliswaar groeiend ongemak veroorzaakten bij individuele commissarissen, maar dat de rvc als zodanig niet heeft ingegrepen. Indien in het najaar van 2018 was ingegrepen, waren de onderliggende problemen niet substantieel kleiner geweest dan toen uiteindelijk in juni 2019 werd ingegrepen. Maar naar het oordeel van de commissie had AEB dan wel meer tijd gehad om de operationele problemen op een beheerste manier op te lossen en had de samenspraak met banken en gemeente over financiële ondersteuning onder minder grote spanning kunnen verlopen. | 161 a we ———— 3. Gemeente Amsterdam heeft onvoldoende doorzien dat AEB in 2019 niet anders kon dan een beroep doen op steun van de gemeente door omstandigheden die de gemeente mee heeft veroorzaakt. De afhoudende opstelling van de gemeente toen AEB in het voorjaar van 2019 steun vroeg, is ongerijmd in het licht van die voorliggende omstandigheden. AEB is in de ogen van de onderzoekscommissie niet robuust verzelfstandigd. Desondanks wordt AEB al snel na de verzelfstandiging AEB geacht “zijn eigen boontjes te doppen”, zonder dat is vastgesteld of AEB dat ook kan. Sterker nog, de gemeente is al snel terughoudend met investeringen, heroverweegt haar deelneming in AEB en overweegt haar afval elders te gaan verbranden, zonder dat duidelijk is wat daarvan de consequenties zijn voor AEB. Signalen dat er problemen waren bij AEB, werden door de gemeente niet op waarde geschat. De gemeente heeft onvoldoende beseft dat steun aan AEB noodzakelijk was om de publieke belangen van de gemeente te bewaken, in het geval bij AEB grote problemen zouden ontstaan. Dat blijkt uit het expliciete voorbehoud dat de gemeente maakte en de kritische houding toen AEB in het voorjaar van 2019 zich meldde voor steun. De gemeente had weinig vertrouwen in de onderbouwing die AEB daarvoor aanleverde en startte om die reden zelfstandig en op afstand van AEB het project Olifant. Ook werd bewust het scenario van faillissement boven tafel gehouden, en werden geen toezeggingen gedaan over steun. 4. Het ontbreken van een constructieve dialoog tussen gemeente Amsterdam en AEB draagt bij aan het voortduren en verergeren van de problemen bij AEB. Dit bemoeilijkt het vinden van een oplossing in voorjaar 2019 en heeft als gevolg dat partijen in eerste instantie tegenover elkaar staan, als de crisis zich voordoet. Veel van de geconstateerde problemen hadden zich waarschijnlijk niet in die mate voorgedaan, of hadden meer effectief geadresseerd kunnen worden als gemeente en AEB een constructieve dialoog met elkaar hadden gevoerd. Daarvan was echter geen sprake. De gemeente verdiepte zich niet in wat echt speelde bij AEB en toonde weinig diepgaande belangstelling. AEB hield problemen te lang voor zich. De onderlinge relatie is vrijwel doorlopend gespannen geweest, en de echte opgaven en dilemma's kwamen niet op tafel. Toen in juni 2019 steun van de gemeente onontbeerlijk was, was het niet mogelijk om elkaar snel te vinden: partijen stonden tegenover elkaar en vertrouwden elkaar niet. 7.2 Beantwoording onderzoeksvragen 1. Wat zijn de oorzaken van de operationele'® en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingsltijnen en tot de financiële noodsteun van de gemeente? Het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en het verzoek voor financiële noodsteun is niet te herleiden tot één specifieke oorzaak, maar komt voort uit een stapeling van problemen. Het gaat voornamelijk om operationele problemen, die financiële problemen hebben veroorzaakt. De 198 Inelusief veiligheidsaspecten. | 162 en = __ commissie heeft in hoofdstuk 2 en de eerste drie cases (over de Sl, de revisie van T20 en het verscherpt toezicht van OD NZKG, paragraaf 4.1, 4.2 en 4.3) onderbouwd hoe de problemen zijn ontstaan. Kortgezegd zijn de oorzaken de volgende: e AEB houdt er voor het onderhoud vaak een run until fail-praktijk op na. Dit is risicovol omdat voortdurend ongeplande stilstand dreigt die de beschikbaarheid van de installatie beperkt en de kwaliteit van de installatie op een onvoorspelbare manier uitholt. Als dit de praktijk is, vereist dat financiële en commerciële behoedzaamheid en financiële weerbaarheid. Tevens vereist het de capaciteit en kwaliteit om problemen die zich voordoen snel op te lossen en goede documentatiesystemen. Aan geen van deze eisen is bij AEB voldaan. Zodra onderhoudsproblemen zich manifesteren en revisies zoals bij de T20 maandenlang vertragen, is bij AEB niet slechts sprake van inkomstenderving maar ook van meerkosten omdat het bedrijf een afnameplicht voor afval en leveringsplichten voor warmte en elektriciteit heeft. e AEB slaagt er niet in om een overgang naar planmatig en preventief onderhoud te borgen, ondanks pogingen van diverse directies. Tijdens de onderzoeksperiode vinden meermaals onderhoudsincidenten plaats, waarbij duidelijk wordt dat AEB geen inzicht heeft in de status van de installaties. Die incidenten leiden niet tot verbeterd inzicht. Hier speelt ook mee dat onderhoud grotendeels wordt uitbesteed aan verschillende externe partijen en dat het documentatiebeheer van AEB niet goed op orde is. e AEB zit in een branche met meer neerwaartse risico’s dan opwaarts potentieel, maar is structureel te optimistisch waardoor men onvoldoende rekening houdt met deze omstandigheden. De commissie heeft hiervan diverse voorbeelden gezien. Zo schat AEB het verdienpotentieel van de Sl hoger in door onder andere additioneel afval te contracteren, waardoor het risico van AEB als geheel toeneemt. Begrotingen worden steevast op basis van optimistische aannames gemaakt. Lucratieve contracten brengen grote verplichtingen met zich mee die tot hoge kosten kunnen leiden als de productie tegenvalt. e AEB hanteert geen integraal risicobeheer waardoor men elke keer verrast wordt door operationele en financiële tegenvallers. e _Optimistisch begroten in een markt met meer neerwaartse risico's dan opwaarts potentieel in combinatie met een gebrek aan integraal risicobeheer kan nog aanvaardbaar zijn indien er voldoende weerstandsvermogen is om tegenvallers op te vangen. Maar dat is niet het geval omdat AEB niet robuust is verzelfstandigd. e De personeelswisselingen bij AEB leiden tot diverse problemen. Enerzijds nemen opeenvolgende directies maatregelen als zij problemen constateren maar leiden die maatregelen, gedeeltelijk door de wisselingen, niet tot duurzame oplossingen. Anderzijds maken wisselingen het onduidelijker welke medewerker verantwoordelijk is voor langeretermijntaken en wordt geen systematisch inzicht opgebouwd. Dit wordt niet gecompenseerd door bijvoorbeeld goede dossiervorming of overdracht. Deze problemen worden niet onderkend waardoor men in de maatregelen die men neemt niet geleidelijk escaleert tot steeds ingrijpender maatregelen. e Ook de werkcultuur bij AEB is problematisch. De kloof tussen de directie en werkvloer wordt niet overbrugd, zodat de operationele problematiek binnen AEB niet effectief wordt geadresseerd. e De intensiteit waarmee de rve zijn toezicht uitoefent neemt niet toe naarmate onderhoudsincidenten zich herhalen en operationele en financiële problemen samen komen. | 163 a we mi nn” HM De commissie constateert dat het besluit tot stilleggen in juni 2019 de eerste keer is dat doorgepakt wordt op basis van een integraal beeld van de problematiek binnen AEB. 2. Welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij het voorkomen en adresseren van de operationele en de financiële problemen bij AEB? Gemeente Amsterdam heeft als enig aandeelhouder binnen AEB een andere rol dan de directie en rvc in het voorkomen en adresseren van operationele en financiële problemen. De commissie verwijst naar het tekstkader in paragraaf 3.1 voor een uiteenzetting van die rol en verantwoordelijkheden. Kortgezegd gaat de rol en de verantwoordelijkheid van de gemeente over het bewaken van de twee aspecten van het publieke belang van AEB als deelneming, nl. het realiseren van de inhoudelijke beleidsdoelstellingen van de gemeente en het borgen van de publieke gelden die in de deelneming geïnvesteerd zijn. Het gaat hier in de eerste plaats om een interne verantwoordelijkheid van het college van b&w tegenover de gemeenteraad. Waar het inhoudelijke publieke beleidsdoelstellingen betreft, constateert de commissie dat gemeente Amsterdam gedurende de onderzoeksperiode meer afstand heeft genomen van AEB. Bij de verzelfstandiging is AEB dé strategisch partner op het gebied van afvalverwerking en warmtelevering, en zijn AEB en gemeente Amsterdam het erover eens dat AEB een belangrijke bijdrage zal leveren aan de verduurzaming en de totstandkoming van een circulaire economie in Amsterdam. In de duurzaamheidsagenda van gemeente Amsterdam wordt AEB in 2015 als één van de mogelijke partijen gezien die hieraan bij kan dragen. In de loop der jaren neemt in de ogen van de gemeente het belang van AEB voor het realiseren van de beleidsdoelstellingen af (zie 3.1, 4.4 en de analyse van patronen in 6.2). Daarbij overweegt de gemeente niet op kenbare wijze de consequenties die dit voor de financiële positie van AEB heeft en derhalve voor de investering van publieke middelen in AEB. In het bewaken van het financiële publieke belang blijft de aandeelhouder gedurende de onderzoeksperiode wel duidelijker zichtbaar. Maar de gemeente heeft AEB niet indringend aangesproken op het ontbreken van een integraal risicobeheer en weinig doorgevraagd bij operationele problemen die een groot risico vormen voor de financiële gezondheid van het bedrijf. Met het oog op het borgen van de publieke gelden, had gemeente Amsterdam het palet aan instrumenten dat een aandeelhouder heeft effectiever in kunnen zetten. Intern stemmen Deelnemingen, Afval & Grondstoffen en warmte over AEB-aangelegenheden af. Maar door verkokering en personele wisselingen zijn sommige (herhaaldelijke) signalen van problemen bij AEB later opgemerkt door de gemeente dan mogelijk en nodig was. De wisselingen bij de gemeente hebben ook een negatieve invloed gehad op de relatie met AEB. Gemeente Amsterdam hield zich bewust op afstand van haar deelneming. Het ontbrak aan een constructieve dialoog. Als de directie operationele en financiële problemen bespreekt met de aandeelhouder, ontbreekt het bij gemeente Amsterdam aan geleidelijke escalatie. De gemeente wordt niet kritischer, bijvoorbeeld als de directie aangeeft dat zij regelmatig verrast wordt op het gebied van revisies en onderhoud, door doorverschuivingen en gebrek aan documentatie. [164 en we ___—_ De gemeente zet de haar ter beschikking staande bevoegdheden als aandeelhouder niet optimaal in. In het voorjaar van 2019 escaleert gemeente Amsterdam dan heel stevig, met project Olifant. De maat is dan vol. De gemeente heeft onvoldoende beseft dat steun aan AEB noodzakelijk zou zijn om de continuïteit van AEB te verzekeren en zo de publieke belangen van de gemeente te bewaken, in het geval bij AEB grote problemen zouden ontstaan. De combinatie van de afstandelijke houding, het gebrek aan geleidelijke escalatie en het gebrek aan een constructieve dialoog heeft volgens de commissie bijgedragen aan een klimaat waarin AEB en gemeente de omvang van problemen later hebben onderkend dan gewenst en waarin zij niet snel in staat waren gezamenlijk op te trekken toen dat nodig was. 3. Op basis van welke argumenten heeft AEB het besluit genomen tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en hoe is bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact? Op 21 juni concludeert AEB dat alle vijf ‘lines of defence’ (zie paragraaf 5.3) op ‘oranje’ staan en daarmee in totaal op ‘rood’, en dat men dus feitelijk niet in control is. Dat is het moment dat de directie zich voor het eerst realiseert wat de werkelijke situatie is, maar de situatie was in het najaar van 2018 niet substantieel beter. Voor de directie staat veiligheid op één, license to operate op twee, en is het draaien van de fabriek de derde prioriteit. Op basis van deze conclusie is de aanbeveling om zo snel mogelijk het operationele tempo te verlagen en gecontroleerd de installaties te stoppen die op dit moment een gevaar vormen. Er is urgentie om de organisatie, installatie en procedures op orde te brengen. Vier maatregelen worden direct in gang gezet: e doorzet van de AEC verlagen naar 80 ton per uur; e plan uitwerken om lijn 35 uit bedrijf te nemen (vanwege zuurlekkages en broos leidingwerk); e plan uitwerken om de overige lijnen zo snel mogelijk in een beheersbare staat te brengen (dit houdt met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een lijnstop in); e leveranciers informeren dat minder afval afgenomen wordt. Tot het stopzetten van vier van de zes verbrandingslijnen wordt op dat moment nog niet besloten. Wel worden op zaterdag 22 juni 2019 twee verbrandingslijnen stilgelegd vanwege ernstige technische mankementen. Deze beide lijnen worden nadien niet meer aangezet en zijn daarmee onderdeel van de vier lijnen die uiteindelijk uit bedrijf zijn genomen. De aanvoer van afval wordt zoveel mogelijk geremd zodat de bunker vanwege veiligheidsredenen leeg kan worden gemaakt. Tevens wordt besloten om de operatie van 116% (capaciteit in stoom) terug te brengen naar 100%. In overleggen tussen de directie AEB en rvc op 23 juni wordt stilgestaan bij de effecten van verschillende scenario’s van het tijdelijk stilleggen van verbrandingslijnen. [165 en m __ AEB brengt deze effecten binnen de beperkte tijd die daarvoor beschikbaar is, vanaf 21 juni zoveel mogelijk in kaart en bereid maatregelen voor. Ook de OD NZKG wordt geïnformeerd. Om het probleem van het stilleggen voor de omgeving inzichtelijk te maken, wordt ‘de keten’ inzichtelijk gemaakt, alsmede alle stakeholders. Zo worden de maatschappelijke consequenties onderdeel gemaakt van het gesprek over vervolgopties. Er wordt een plan gemaakt, waarin staat wat afgeschaald/gestopt wordt, wat de tijdsverwachtingen voor heropstarten zijn, en hoe de werkzaamheden in de tussentijd eruit gaan zien. De rvce dringt aan op een nadere onderbouwing en financiële doorrekening van het acuut stilleggen van (nog) meer verbrandingslijnen omdat dit forse financiële gevolgen heeft, naast de maatschappelijke issues (afvalverwerking en warmtelevering) die gaan spelen. Op maandag 24 juni 2019 informeert de directie van AEB de gemeente Amsterdam ambtelijk en bestuurlijk. AEB bevestigt de inhoud van het gesprek van 24 juni 2019 nog diezelfde dag in een brief? aan de wethouder Deelnemingen. In deze brief stelt de algemeen directeur dat door medewerkers van AEB is geconcludeerd dat de organisatie eerder verder afzakt dan verbetert, en dat de medewerkers de conclusie trekken dat AEB onvoldoende in control is om de productie op volle toeren door te laten draaien. Tevens geeft de algemeen directeur aan dat reeds enkele mitigerende maatregelen zijn genomen om de geconstateerde veiligheidsrisico’s te verminderen. Verschillende scenario's worden geïnventariseerd waarbij een extern gespecialiseerd bedrijf de feiten inzake de integriteit van de installaties zal staven. AEB stelt dat het de publieke taken van het verwerken van huishoudelijk afval en het leveren van warmte in het oog zal houden. Ten slotte wordt het meest zwarte scenario -tijdelijk, mogelijk gedurende een aantal maanden, geen afvalverwerking en warmtelevering- genoemd. Dit wordt niet uitgesloten. Dat is ook de reden waarom de wethouder Deelnemingen door AEB wordt geïnformeerd over de huidige situatie. Vanaf 25 juni gaat het gesprek tussen gemeente en AEB vooral over de gevolgen van het voorgenomen sluiten van de verbrandingslijnen. Op dat moment is het vooral een ‘publiek belang probleem’ geworden: hoe gaat het met de afvalverwerking, slibverwerking en warmtevoorziening? Op 27 juni wordt binnen AEB intensief overlegd hoeveel lijnen gesloten moeten worden. Het pas sluiten van twee extra lijnen nadat de twee eerder stilgelegde lijnen weer operationeel zijn (zodat op ieder moment vier lijnen operationeel zijn) is tot dan toe nog een serieuze optie. Uiteindelijk meent de directie van AEB op 27 juni dat dit geen haalbare optie is en dat per direct vergaande actie is vereist om het risicoprofiel van de operaties te verlagen naar een minimaal aanvaardbaar niveau. Daartoe moeten vier lijnen tegelijk worden gesloten. Men gaat ervan uit dat men in staat is met de ploegen de twee overige lijnen veilig te kunnen laten draaien. AEB bespreekt hoe het stilleggen zich zou verhouden tot het blijven leveren van warmte en het verwerken van huishoudelijk afval en het slib. De focus ligt op het tempo uit de fabriek halen en het terug krijgen van de ‘grip’ op veiligheid en de license to operate. 200 AEB, brief algemeen directeur aan de wethouder Deelnemingen over ‘stop the bleeding’, 24 juni 2019. | 166 a we mi HO De inschatting is dat, met medewerking van externe partijen en de gemeente, de problemen rond afvalverwerking, slib en warmtelevering oplosbaar zijn. Dat geldt ook voor de financiële gevolgen, gezien de gesprekken met banken en de gemeente die al in april in gang zijn gezet. Op 28 juni bespreekt de directie haar richtinggevende besluit om vier van de zes lijnen stil te leggen met de rvc. Directie en rvc staan uitvoering stil bij het waarom van het uitschakelen van de betreffende vier lijnen, de wijze waarop AEB aan haar maatschappelijke verplichtingen kan blijven voldoen en de planning. Er wordt een financiële doorrekening gemaakt en het besluit wordt getoetst bij de OD NZKG. De directie van AEB vervolgt hierna het overleg met de commerciële klanten en het overleg met de vereniging Afvalbedrijven (VA) over de gevolgen van stillegging. De OD NZKG ondersteunt het besluit van de directie en geeft aan dat de situatie “een drastische aanpak op korte termijn rechtvaardigt”. Ook ziet de OD NZKG het scenario dat AEB overweegt de installatie (gedeeltelijk) stil te leggen als “een adequate en meest gewenste oplossing”. De OD NZKG geeft aan dat hij de lijn van het bedrijf tijdelijk stilleggen “ondersteunt en als meest verantwoorde oplossing ziet”. | 167 en = ____ 8. Aanbevelingen De commissie constateert dat de bestaande structuren, beschikbare instrumenten en het Deelnemingenbeleid van de gemeente in principe voldoende en geschikt zijn om de relatie tussen gemeente en AEB goed vorm te geven. De commissie doet dan ook geen aanbevelingen over nieuw beleid of nieuwe instrumenten. In de toepassing zijn echter verbeteringen mogelijk. Daarom richten de aanbevelingen van de commissie zich daarop. De aanbevelingen zijn gericht op de gemeente, als opdrachtgever voor het onderzoek. De commissie heeft het niet als haar opdracht opgevat om voor AEB aanbevelingen te doen. e _ Zorg voor een constructieve dialoog tussen deelneming en gemeente. Deel dilemma's, afwegingen en verschillende belangen expliciet met elkaar, ook als dat confronterend is. Alleen zo kan begrip ontstaan voor de afwegingen en dilemma's. Dat is een voorwaarde voor en zelfs een belangrijke bijdrage aan een effectieve uitvoering van de strategie van de deelneming en realisatie van beleidsdoelstellingen. , Zorg voor voldoende macht en tegenmacht bij gemeente en deelneming tijdens het verzelfstandigingsproces en daarna. Een constructieve dialoog kan alleen ontstaan als sprake is van een goede balans tussen gemeente en deelneming. Het te verzelfstandigen onderdeel moet volwassen genoeg zijn en van de gemeentelijke organisatie voldoende ruimte krijgen om tegenspel te kunnen bieden tijdens het verzelfstandigingsproces. Na de verzelfstandiging moet in de gemeente voldoende kennis aanwezig zijn om in haar verschillende rollen effectief te kunnen zijn. e Wacht met het ter discussie stellen van het publiek belang bij de deelneming, bijvoorbeeld via de periodieke herijking, tot het verzelfstandigde bedrijf zich heeft ontwikkeld tot een solide bedrijf. Het kost tijd voor een uit de gemeentelijke organisaties verzelfstandigd bedrijf echt op eigen benen staat. Ook het ontwikkelen van een effectieve en bestendige relatie tussen gemeente en bedrijf vraagt tijd. Het snel na verzelfstandiging ter discussie stellen van de deelneming heeft ingrijpende consequenties voor het bedrijf, doordat het de onvoorspelbaarheid van de toekomst van het bedrijf vergroot en gevolgen heeft voor het uitvoeren van de afgesproken strategie. Ook werkt het belemmerend voor een effectieve dialoog, die een zekere mate van gelijkwaardigheid en zelfvertrouwen vereist, terwijl het ter discussie stellen van het publiek belang bij de deelneming juist, zo snel na de verzelfstandiging, de onzekerheid bij de deelneming vergroot. [168 en = OMO , _Heroverweeg als gemeente de interpretatie van rolzuiverheid. Een juiste interpretatie van rolzuiverheid bevordert het maken van integrale afwegingen van belangen en de uitoefening van bevoegdheden. Gebruik het begrip niet langer als rationalisatie voor non-interventie tussen verschillende rollen en het vermijden van keuzes over welke interventie het meest zal bijdragen aan het publiek belang. Zorg dat belangen die de gemeente heeft te behartigen juist expliciet met elkaar worden geconfronteerd, Dat leidt uiteindelijk tot meer effectiviteit in het realiseren van het publiek belang. Rolzuiverheid veronderstelt een zekere terughoudendheid als aandeelhouder tegenover de deelneming, maar voorkom dat het wordt gebruikt als argument om af te zien van interventies in de deelneming. e. _ Zet instrumenten die de gemeente als aandeelhouder heeft effectiever in om het publiek belang van de gemeente duurzaam te behartigen. De gemeente kan effectiever gebruik maken van het haar ter beschikking staande instrumentarium als aandeelhouder. Het gaat dan om: e __In hetkader van het vaststellen van de jaarrekening, toezien op adequaat risicomanagement. , De periodieke beoordeling van de strategie en de lange termijn visie van de onderneming. e Selectie en benoemingen van leden rvc en directie. . De algemene aanwijzingsbevoegdheid. e _ Goedkeuren investeringsbeslissingen. . Integreer de afwegingen over gemeentelijke beleidsontwikkelingen en de ontwikkeling van de waarde van deelnemingen en expliciteer de afweging. De gemeente is erbij gebaat expliciet de consequenties te aanvaarden van het resultaat van de afweging van verschillende publieke belangen voor de realisatie van beleidsdoelstellingen van de gemeente en de waarde van de deelneming. Daarbij past ook het delen van de gemaakte afweging met de deelneming en het met haar onder ogen zien van de consequenties daarvan, net als het duidelijk maken van de afwegingen aan de gemeenteraad. e _ Onderzoek hoe onderliggende patronen ertoe leiden dat de integrale afwegingen van belangen en het optreden als aandeelhouder suboptimaal verlopen. In het onderzoek zijn als belemmerende patronen naar voren gekomen: e _ Verkokering. e _ Snelle personele wisselingen. e Gebrek aan vermogen om te escaleren. Het volstaat niet voor de gemeente om zich simpelweg voor te nemen verbeteringen na te streven. Alleen een openhartig onderzoek naar het systemisch karakter van deze patronen leidt tot begrip waarom ze zijn ontstaan en in stand blijven en hoe ze op elkaar inwerken, en biedt uitzicht op doorbreking van deze patronen. Daardoor neemt de effectiviteit in de verschillende rollen van de gemeente toe. e _ Samenwerking: Amsterdam is vanzelfsprekend de beste, maar zou nog beter kunnen zijn als ze meer samenwerkt met en durft te leren van anderen. [169 en we NN.” Bestuurlijke reactie van het college van b&w Amsterdam Geachte leden van de onderzoekscommissie, Het college wil allereerst de onderzoekscommissie bedanken voor het uitgebreide onderzoeksrapport ‘De stilte voor het stilleggen’ over de oorzaken en leerpunten van het stilleggen van vier verbrandingslijnen door AEB in de zomer van 2019. De commissie is erin geslaagd een helder en goed leesbaar rapport op te stellen waarmee inzicht wordt gegeven in een complexe situatie met een lange voorgeschiedenis. Het rapport geeft antwoord op de geformuleerde onderzoeksvragen. De insteek was inzicht te krijgen in de oorzaken en het trekken van lessen voor de toekomst, voor de relatie met AEB en die met andere deelnemingen. Het afgelopen jaar is reeds veel gezegd en geschreven over de (vermeende) achterliggende oorzaken die uiteindelijk tot de crisissituatie rond AEB hebben geleid. Met dit onderzoeksrapport wordt daar, op basis van een documentenstudie en veel interviews, een diepgaande analyse aan toegevoegd. De analyse prikt een aantal (hardnekkige) mythes door en beschrijft vervolgens verschillende herkenbare patronen die ten grondslag liggen aan de problematiek bij AEB. De beantwoordding van de onderzoeksvragen levert een duidelijk beeld op van wat zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan bij AEB, bij de gemeente en tussen AEB en de gemeente. Het college vindt de analyse en beantwoording van de onderzoeksvragen zeer waardevol. Het rapport geeft zowel inzicht in de unieke casus AEB als ook in het spanningsveld rond publiek aandeelhouderschap. De gemeente streeft naar maximale realisatie van beleidsdoelstellingen tegen zo laag mogelijke kosten en risico's. Dat is logisch, want daar richt je een deelneming voor op. Tegelijk is dit niet altijd mogelijk; soms vraagt het realiseren van beleidsdoelstellingen om investeringen. Daar dient dan een integrale afweging over plaats te vinden. Dit alles binnen een politieke context, waardoor opvattingen over het publiek belang dat een deelneming dient ook kunnen wisselen door de jaren heen. Reactie AEB op het onderzoeksrapport De commissie heeft ervoor gekozen conclusies en aanbevelingen met name aan de gemeente Amsterdam — als opdrachtgever voor het onderzoek — te richten. Om die reden is AEB niet gevraagd een reactie te geven die integraal in het rapport wordt opgenomen. Omdat het college en de directie en RvC van AEB het belangrijk vinden dat niet alleen vanuit het college gereageerd wordt op het rapport, volgt eerst een reactie van AEB op het onderzoeksrapport: | 170 en we NN” “Wij hebben kennis genomen van het rapport. Wij willen de commissie bedanken en complimenteren met het grondige uitzoekwerk. De directie en de RvC van AEB staan voor de continuïteit van de dienstverlening op een veilige en efficiënte manier. Zomer 2019 heeft de directie geconstateerd dat zonder drastische maatregelen de veiligheid, maar daarmee ook de dienstverlening niet kon worden gegarandeerd. Bij dat besluit heeft de directie zo veel mogelijk de belangen van de verschillende stakeholders proberen te borgen. Ondanks deze inzet realiseren wij ons terdege dat er grote consequenties zijn opgetreden. Desondanks zijn wij tevreden dat de commissie constateert dat AEB binnen het tijdsbestek de diverse belangen zoveel mogelijk heeft gewogen. De commissie noemt ook tekortkomingen in de organisatie, vooral over onderhoud en risicomanagement: de directie werkt samen met medewerkers hard aan de verbeteringen. De RvC bevestigt dat zij deze verbeteringen ook ziet. Nodig is dat deze blijvend worden, wat tijd en aandacht vanuit management en andere stakeholders vraagt. De relatie tussen AEB en de gemeente Amsterdam wordt ook een aantal malen benoemd in het rapport. AEB en gemeente zijn zich bewust van de verschillende rollen waarin zij tot elkaar staan. Het is van belang dat beide partijen zich rekenschap geven van de complexiteit van deze relatie. Directie en RvC van AEB constateren een duidelijke verbetering in deze relatie. AEB zal zich inspannen om deze relatie verder te onderhouden en verbeteren, omdat ook in de nabije toekomst veel interactie nodig is; bij de heropbouw van de operationele situatie; bij mogelijk acute financiële situaties; en bij een veeleisend en intensief verkooptraject.” Het college herkent en waardeert de inspanningen die door AEB geleverd worden om de situatie blijvend te verbeteren en constateert dezelfde duidelijke verbetering in de relatie. Het onderhouden en verder verbeteren van de relatie is de komende periode ook voor het college van groot belang. In het vervolg van voorliggende reactie gaat r het college eerst in op de conclusies vit het onderzoeksrapport. Tot slot volgt hoe wordt omgegaan met de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Conclusies In hoofdstuk 7 van haar rapport trekt de commissie vier hoofdconclusies. Het college onderschrijft de geformuleerde conclusies voor het grootste deel. De eerste conclusie ziet toe op het risicobeheersysteem van AEB en de rol van de aandeelhouder daarin. De commissie constateert dat het beleid van de gemeente ten aanzien van de invulling van haar rol als aandeelhouder voldoet en dat de positie van de gemeente daarom alleszins verdedigbaar is. [171 a e NNT.” De commissie concludeert niettemin dat van de gemeente meer verwacht mag worden bij het systematisch aandacht vragen voor risico’s en de samenhang tussen risico’s. Het gesprek over deze thematiek is een samenspel tussen directie, RvC en aandeelhouder. Waar de verantwoordelijkheid van de een eindigt en van de ander begint is niet altijd eenduidig en loopt op onderdelen in elkaar over. Het hebben van een risicomanagementsysteem is in eerste instantie aan de directie en RvC, maar de aandeelhouder moet er wel op toezien dat dit goed functioneert. Het is duidelijk dat dit bij AEB en tussen AEB en de gemeente niet goed is verlopen en het college kan zich dan ook vinden in deze conclusie. De conclusies 2, 3 en 4 liggen in elkaars verlengde en gaan over het moment dat de stapeling van problematiek had moeten leiden tot een constructieve dialoog tussen AEB en de gemeente over oplossingen. De commissie constateert dat de directie en RvC van AEB de financiële en operationele problemen in het najaar van 2018 hebben onderkend, maar dat hierover geen constructieve dialoog met de aandeelhouder op gang is gebracht. Uiteindelijk werd dit proces pas gestart in het voorjaar van 2019 toen AEB meldde dat het mogelijk met een verzoek voor een financiële injectie zou komen (intern bij de gemeente werd dit “project Olifant” genoemd, de gemeente en AEB hebben externe deskundigen opdracht verleend voor onderbouwing en verificatie). Het gesprek tussen deelneming en aandeelhouder heeft uiteindelijk niet goed plaats kunnen vinden, omdat AEB en de gemeente in juni werden ingehaald door de realiteit. De commissie constateert dat de problemen niet volledig voorkomen hadden kunnen worden, maar dat het proces wel eerder en meer gecontroleerd plaats had kunnen vinden; consequenties (voor de veiligheid, afval- en slibverwerking, warmtelevering en financiën) hadden dan beter onderzocht en afgewogen kunnen worden. Het college herkent dit en onderschrijft deze conclusie, maar wil een nuance aanbrengen bij hetgeen over project Olifant is opgenomen. De commissie lijkt te suggereren dat de gemeente toeschietelijker had moeten zijn op het moment dat AEB in het voorjaar van 2019 aankondigde dat het mogelijk met een verzoek voor een kapitaalinjectie van de aandeelhouder zou komen. Op dat moment was de veronderstelling van AEB en de gemeente dat er voldoende tijd was voor een goede onderbouwing van een mogelijk verzoek. Dat is nodig voor een goede afweging door het college en de gemeenteraad over de besteding van publieke middelen. Daar werd gezamenlijk door AEB en de gemeente, met de hulp van externe deskundigen, aan gewerkt. Beiden hadden een groot belang bij een goede onderbouwing. Het college kan zich voorstellen dat dit traject tot spanningen en zorgen heeft geleid bij AEB, maar vond het wel nodig dit op deze wijze te doorlopen voor deugdelijke besluitvorming. Aanbevelingen De commissie besluit haar rapport met acht aanbevelingen gericht aan de gemeente. Hieronder worden deze achtereenvolgens nagelopen en wordt aangegeven op welke manier het college hier invulling aan geeft. | 172 en e NNT.” 1. Zorg voor een constructieve dialoog tussen deelneming en gemeente Het college neemt deze aanbeveling over. Vooral in relatie tot de grotere deelnemingen waar de gemeente 100% of een groot deel van de aandelen in bezit heeft, is dit uiterst relevant. Hier uitvoering aan geven is niet een kwestie van een actieplan of nieuw beleid implementeren, maar het is een kwestie van houding en doen. Deels wordt deze aanbeveling momenteel al in de praktijk gebracht: op dit moment zien de gemeente en veel deelnemingen zich geconfronteerd met de gevolgen van de coronacrisis. De afweging tussen financiën en het publieke belang komt tijdens gesprekken met deelnemingen en tijdens aandeelhoudersvergaderingen op verschillende momenten aan de orde. Dit varieert per deelneming. Met sommigen is dit een open dialoog over wederzijdse verwachtingen de komende jaren en hoe we gezamenlijk deze crisis door kunnen komen. In andere gevallen is dit heel concreet, zo hebben verschillende deelnemingen tijdens aandeelhoudersvergaderingen voorgesteld om over 2019 geen dividend uit te keren, vanwege de continuïteit van het bedrijf en het publieke belang dat de deelneming dient. De gemeente heeft daar als aandeelhouder, na kritisch doorvragen, vooralsnog telkens mee ingestemd. 2. Zorg voor voldoende macht en tegenmacht bij gemeente en deelneming tijdens het verzelfstandigingsproces en daarna 3. Wacht met het ter discussie stellen van het publiek belang bij de deelneming, bijvoorbeeld via de periodieke herijking, tot het verzelfstandigde bedrijf zich heeft ontwikkeld tot een solide bedrijf Het college neemt deze aanbevelingen over. Op dit moment wordt gewerkt aan een aanscherping van het deelnemingenbeleid en de bijbehorende uvitvoeringsnotitie. Beide aanbevelingen worden daarin meegenomen. In het huidige deelnemingenbeleid en de vitvoeringsnotitie is al veel aandacht voor het proces van verzelfstandiging en voor het reguliere beheer van de deelneming. Deze casus laat nog eens duidelijk zien dat de opstartperiode precair is en dat reguliere processen nog niet volstaan. In de actualisatie van het deelnemingenbeleid en de vitvoeringsnotitie, zal dan ook expliciet aandacht zijn voor de eerste jaren waarin een deelneming echt in bedrijf moet komen. Het moment waarop een deelneming zich heeft ontwikkeld tot een solide bedrijf verschilt viteraard per casus en in een politieke context is het soms niet mogelijk aan een discussie over verkoop na verzelfstandiging te ontkomen. Door het verwerken van deze aanbeveling en de extra aandacht voor de opstartfase in de actualisatie van het deelnemingenbeleid wordt dit aspect wel bewuster betrokken. 4. Heroverweeg als gemeente de interpretatie van rolzuiverheid Het college neemt deze aanbeveling over en wil daarin nog een stap verder gaan. Een nieuwe interpretatie van rolzuiverheid kan gelezen worden als een papieren exercitie, dat is niet hoe de onderbouwing bij de aanbeveling wordt gelezen. Het college gaat actief aan de slag met het anders uitvoeren van rolzuiverheid en dit wordt meegenomen in de aanscherping van het deelnemingenbeleid. Vooruitlopend daarop kan alvast iets over de uitvoering worden gezegd. Voor het college is deze aanbeveling tweeledig, namelijk rolzuiverheid tussen de gemeente en de deelneming en rolzuiverheid binnen de gemeente. | 173 en e NNT.” Het college wil in beide gevallen toe naar een situatie waarin over de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid wordt heen gekeken, met begrip voor ieders formele rol en binnen de wettelijke kaders. In de praktijk betekent dit dat het volstrekt legitiem is om geredeneerd vanuit een gemeentelijke beleidsdoelstelling aan een deelneming te vragen daaraan bij te dragen. Als dit vervolgens niet past binnen de met de deelneming vastgestelde financiële en strategische kaders, dan is het voor de deelneming volstrekt legitiem daar iets voor terug te vragen. Dergelijke confrontaties van belangen vinden al wel plaats tussen de deelnemingen, de beleidsdirecties, de afdeling deelnemingen en binnen het college, maar hier zit nog ruimte voor verbetering. Daar gaat het college mee aan de slag. 5. Zet instrumenten die de gemeente als aandeelhouder heeft effectiever in om het publiek belang van de gemeente duurzaam te behartigen Het college neemt deze aanbeveling over. Deze aanbeveling is met name relevant waar de gemeente een doorslaggevende stem heeft als aandeelhouder. Met betrekking tot benoemingen zullen de kandidaatsprofielen worden doorgelicht en waar nodig herzien. Investeringsbeslissingen zijn bij uitstek momenten waarop aanbeveling 4 in de praktijk kan worden gebracht en dit zal nog nadrukkelijker worden gedaan dan nu al het geval is. Het toezien op het risicomanagement verschilt per deelneming. Daar waar de directie en RvC dit volledig in beeld hebben, kan de gemeente als aandeelhouder een stap naar achteren doen. Bij deelnemingen waar dit minder goed op orde lijkt of waar de gemeente er onvoldoende beeld van heeft, zal dit actief worden geagendeerd. Bij de andere genoemde instrumenten wil het college een nuancering aanbrengen. Het niet benoemen van voorgedragen kandidaten, het ontslaan van personen of het geven van een aanwijzing door de vergadering van aandeelhouders zijn zware instrumenten die de aandeelhouder heeft. Het inzetten hiervan kan de verhoudingen ernstig verstoren en je daarmee in het ergste geval zelfs verder van je doel afbrengen. Dat betekent niet dat de gemeente als aandeelhouder handelingsschuw moet zijn, maar het is een beslissing die niet lichtzinnig genomen kan worden en is het uiterste middel in de escalatielijn. Liever voorkomt het college het inzetten van deze instrumenten en geeft de voorkeur aan een constructieve dialoog met de betreffende deelneming waarbij het belang voor het beleidsdoel en het financiële belang met elkaar worden geconfronteerd. Met het opvolgen van en uitvoering geven aan aanbeveling 4 en 6 kan dit ook. 6. Integreer de afwegingen over gemeentelijke beleidsontwikkelingen en de ontwikkeling van de waarde van deelnemingen en expliciteer de afweging Het college neemt deze aanbeveling over. Deze aanbeveling ligt in het verlengde van aanbeveling 4. Dit is een dialoog die plaats moet vinden tussen beleidsdirecties en de afdeling deelnemingen en een dialoog die binnen het college plaats moet vinden. Momenteel worden dergelijke afwegingen voor individuele deelnemingen gemaakt tijdens besluitvormingsprocessen als bijvoorbeeld investeringen of de strategie van een deelneming wordt voorgelegd. Idealiter wordt deze afweging op gezette tijden ook meer fundamenteel gemaakt, niet alleen ad hoc bij dergelijke besluiten. Hiervoor ziet het college twee benaderingen voor zich. Bij het ontwikkelen van nieuw beleid kan gekeken worden of een of meerdere deelnemingen daarin een rol zouden kunnen spelen en welke. [174 en we NNT.” Daarbij hoort dan ook de vraag wat er voor de betreffende deelneming(en) nodig is om deze rol waar te maken. Daarnaast zou de periodieke herijking van deelnemingen gebruikt kunnen worden. Daarmee wordt voor elke deelneming in kaart gebracht welk publiek belang gediend wordt en of aandeelhouderschap nog bij dat publiek belang past. Het college stelt voor bij de herijking breder te kijken en daarbij ook de vraag te betrekken hoe het aandeelhouderschap wordt ingevuld en of daar vanuit beleidsdoelstellingen iets aan toegevoegd kan worden. Daarmee kan deze meer fundamentele dialoog gevoerd worden binnen de organisatie, het college en de gemeenteraad en daar ook over worden besloten. 7. Onderzoek hoe onderliggende patronen ertoe leiden dat de integrale afwegingen van belangen en het optreden als aandeelhouder suboptimaal verlopen Het college neemt deze aanbeveling over. Het voorliggende rapport vormt hiertoe een eerste aanzet. De patronen die hierin geschetst worden, geven goed inzicht in hoe de integrale afweging van belangen over AEB niet goed is verlopen. Het is de vraag of de onderliggende patronen ook allemaal van toepassing zijn op andere deelnemingen of dat er juist nog andere patronen denkbaar zijn. Mogelijk zijn er ook voorbeelden binnen de organisatie aanwezig waarbij dit wel goed verloopt waarvan geleerd kan worden. Wanneer de aanscherping van het deelnemingenbeleid aan de gemeenteraad wordt voorgelegd, zal het college ook aangeven hoe het met deze aanbeveling is omgegaan. 8. Samenwerking: Amsterdam is vanzelfsprekend de beste, maar zou nog beter kunnen zijn als ze meer samenwerkt met en durft te leren van anderen Het college neemt deze aanbeveling voor kennisgeving aan. Tot slot De komende periode kunnen veel van de aanbevelingen van de commissie direct in de praktijk worden gebracht. De voorbereidingen voor de verkoop van AEB lopen door en het deelnemingenbeleid wordt geactualiseerd. Daarnaast wordt een vooronderzoek gestart voor een raadsenquête over AEB. Dat betekent dat er volop gesprekken zullen plaatsvinden met AEB, met andere deelnemingen, met de gemeenteraad en binnen het college en de gemeentelijke organisatie. Het college is ervan overtuigd dat voorliggend rapport van waarde is voor al deze gesprekken. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Femke Halsema Peter Teesink Burgemeester Gemeentesecretaris [175 en we m GG Bijlagen 1) Onderzoeksprotocol 2) Interviewprotocol 3) Totaaloverzicht van geïnterviewde personen 4) Verklarende woordenlijst 5) Literatuurlijst a we mi nn” Bijlage 1 Onderzoeksprotocol a ed mn GG OM Opdrachtgever: College van b&w Amsterdam Samensteller: Onderzoekscommissie AEB Datum: 10 december 2019 en we m GG Inhoud 1. Aanleiding en inhoud 180 2. Onderzoeksprotocol 181 2.1. Doel van het onderzoek 181 2.2. Onderzoekscommissie en opdrachtgeverschap 181 2.3. Onderzoeksvragen 181 2.4. Werkwijze en planning op hoofdlijnen 184 2.4.1 Planning 184 2.4.2 Documentenstudie 186 2.4.3 Interviews 187 2.4.4 Rapportage aan opdrachtgever 188 2.5. Communicatie en vertrouwelijkheid 188 2.6. Beschikbaarheid van het onderzoeksdossier 189 a ed mi ” O 1. Aanleiding en inhoud Op 9 juli 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders (b&w) van Amsterdam ingestemd met het opstellen van een onderzoeksopdracht naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB en het doen van een voorstel bij welke deskundigen c.q. commissie deze onderzoeksopdracht kan worden belegd. Op 12 en 18 september 2019 is de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld tot het uiten van wensen en bedenkingen. De onderzoekscommissie bestaat uit de heren Jaap Winter (voorzitter), Elbert Dijkgraaf en Staf Depla en wordt ondersteund door een extern bureau, te weten Lysias Advies. Op 30 oktober jl. is de commissie gestart met het onderzoek. In dit onderzoeksprotocol legt de commissie vast hoe zij het onderzoek gaat inrichten en welke eisen worden gesteld aan de rapportage. In het onderzoeksprotocol komen de volgende onderwerpen aan de orde: e _ Doel van het onderzoek e _ Onderzoekscommissie en opdrachtgeverschap e _ Onderzoeksvragen e _ Werkwijze en planning op hoofdlijnen - Planning -__Documentenstudie - Interviews - Rapportage aan opdrachtgever e _ Communicatie en vertrouwelijkheid e _ Beschikbaarheid van het onderzoeksdossier Elk van deze onderwerpen worden in het vervolg van dit document verder toegelicht. [180 en we OO 2. Onderzoeksprotocol 2.1. Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is om te achterhalen wat de oorzaken zijn van de operationele en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen, en tot de financiële noodsteun van de gemeente. Het onderzoek wil daarnaast - vanuit de verschillende rollen van de gemeente (aandeelhouder, klant en beleidsmaker) - inzicht geven in de invloed van gemeente Amsterdam op (het functioneren van) AEB, en in hoeverre de invulling van deze rollen heeft meegespeeld in de ontstane situatie. Tenslotte moet het onderzoek duidelijkheid geven hoe bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening is gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact. De insteek van het onderzoek is gericht op ‘leren’ van het verleden en waar mogelijk kaders en/of werkwijzen bij te stellen. 2.2. Onderzoekscommissie en opdrachtgeverschap De onderzoekscommissie bestaat uit de volgende personen: e, De heer Jaap Winter (voorzitter) . De heer Elbert Dijkgraaf e De heer Staf Depla Het college van b&w is opdrachtgever van het onderzoek. Namens het college zijn de burgemeester, de wethouder duurzaamheid en de wethouder deelnemingen gezamenlijk de bestuurlijk opdrachtgevers van de externe commissie. Het ambtelijk opdrachtgeverschap is belegd bij de gemeentesecretaris. Namens de opdrachtgever is er een bestuursadviseur als ambtelijk liaison aangesteld. 2.3. Onderzoeksvragen Het college van b&w van Amsterdam heeft de volgende onderzoeksvragen aan de onderzoekscommissie meegegeven??!: e _ Wat zijn de oorzaken van de ontstane situatie bij AEB die hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen? e Hoe kan het dat het stilleggen van die verbrandingslijnen tot zulke grote maatschappelijke consequenties heeft geleid? e Welke conclusies en aanbevelingen geeft de commissie voor de toekomst? De gemeenteraad heeft, in het kader van de gelegenheid om wensen en bedenkingen te uiten, een aantal vragen gesteld. Samengevat zijn dit de volgende vragen: e Waarom is de gemeente er niet in geslaagd om op adequate wijze invulling te geven aan het sturen en beheersen van en toezichthouden op deze gemeentelijke deelneming? , Werden de verschillende rollen die de gemeente heeft ten opzichte van AEB voldoende onderkend en ingevuld? 201 Voorstel onderzoeksopdracht externe commissie AEB, Gemeente Amsterdam. | 181 en we m __ . Was er sprake van een goede rolverdeling tussen college en raad, binnen het college en binnen het ambtelijk apparaat (m.b.t. invulling toezicht deelnemingen)? e, _Beschikte de gemeente over voldoende specifieke kennis en informatie of is er door de verzelfstandiging van AEB een (te) grote kennisachterstand bij de gemeente ontstaan? e _ Kan in het onderzoek worden meegenomen hoe en waarom de directie besloten heeft de lijnen stil te leggen, terwijl er geen plan was noch de partners waren geïnformeerd? Op basis van een eerste verdieping in de documentatie, en rekening houdend met de wensen en bedenkingen van de raad, heeft de onderzoekscommissie de drie hoofdvragen ‘scherper’ gesteld. De commissie komt tot vier hoofdvragen: 2. Wat zijn de oorzaken van de operationele? en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en tot de financiële noodsteun van de gemeente? 3. Welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij het voorkomen en adresseren van de operationele en de financiële problemen bij AEB? 4. Op basis van welke argumenten heeft AEB het besluit genomen tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen en hoe is bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact? 5. Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden gegeven voor de toekomst? Het college heeft voorgesteld om als startpunt voor het onderzoek het gemeenteraadsbesluit tot afronding van de onderzoeksfase van de verzelfstandiging van AEB (15 mei 2013) te nemen. De onderzoekscommissie voegt hieraan toe dat, indien signalen daartoe aanleiding geven en het relevant is in het beantwoorden van de onderzoeksvragen, de commissie zich het recht voorbehoud ook onderzoek te doen naar de periode voor 15 mei 2013. De reikwijdte van het onderzoek loopt tot en met het informeren van gemeente Amsterdam door AEB over het stilleggen van de verbrandingslijnen op 24 juni 2019. De door het college opgestelde hoofdvragen zijn onderverdeeld in een aantal deelvragen. Ook deze deelvragen zijn gedeeltelijk aangepast, en gerubriceerd per hoofdvraag. Hierna worden de (aangepaste) deelvragen per hoofdvraag weergegeven. Deelvragen bij hoofdvraag 1: Vertrekpunt en ontwikkeling 1.1 Wat was ‘de staat’ van AEB (qua governance, strategie en marktpositie, investeringen, financiën, risicoprofiel en onderhoud en veiligheid) op het moment van verzelfstandiging en welke in- en externe factoren hebben ‘de staat’ van AEB na de verzelfstandiging beïnvloed? 1.2 Welke strategische keuzen heeft AEB gemaakt sinds de verzelfstandiging, mede in het licht van marktomstandigheden? 1.3 Hoe zijn de relevante primaire en secundaire bedrijfsprocessen van AEB ingericht en hoe hebben die zich ontwikkeld sinds 2014? 22 Inclusief veiligheidsaspecten. [182 en we m OO 1.4 Welke ontwikkelingen hebben zich voorgedaan op het gebied van veiligheid en in welke mate is er aandacht geweest voor veiligheid bij de directie en RvC van AEB? 1.5 Welke ontwikkelingen hebben zich voorgedaan op het gebied van de financiële situatie van AEB en in welke mate is daar aandacht voor geweest bij de directie en RvC van AEB? Sturing en informatievoorziening 1.6 Waarop heeft de directie van AEB (vooral) gestuurd in de afgelopen jaren? Waarop heeft het toezicht door de RvC van AEB zich (vooral) gericht in de afgelopen 5 jaar? Hoe heeft de RvC zijn toezichtrol ingevuld? 1.7 Welke maatregelen hebben de directie en de RvC - vanaf het moment dat AEB in februari 2018 onder verscherpt toezicht is gesteld door de OD NZKG? - genomen om de situatie te verbeteren? 1.8 Op welke momenten en op welke wijze is gemeente Amsterdam door AEB geïnformeerd over (de omvang van) de operationele problematiek en (de omvang van) de financiële problemen? 1.9 Op welke momenten en op welke wijze is de gemeenteraad door het college geïnformeerd over ontwikkelingen bij AEB? Deelvragen bij hoofdvraag 2: 2.1 Welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij het bepalen van de strategische keuzes van AEB? 2.2 welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij de ontwikkeling van de relevante primaire en secundaire bedrijfsprocessen van AEB? 2.3 Wanneer was gemeente Amsterdam op de hoogte van de operationele problemen en welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij het voorkomen en adresseren van de operationele problemen, waaronder veiligheid, binnen AEB? 2.4 Wanneer was gemeente Amsterdam op de hoogte van de financiële problemen en welke rol heeft gemeente Amsterdam gespeeld bij het voorkomen en adresseren van de financiële problemen binnen AEB? 2.5 Welke initiatieven heeft gemeente Amsterdam - vanaf het moment dat AEB in februari 2018 onder verscherpt toezicht is gesteld door de OD NZKG - genomen om de situatie te verbeteren (klant- en aandeelhoudersrol)? 2.6 Hoe was de rolverdeling tussen raad, college en ambtelijke organisatie en was deze rolverdeling goed? 2.7 Beschikte de gemeente, na de verzelfstandiging van AEB, over voldoende kennis om de verschillende rollen (aandeelhouder, klant en beleidsmaker) te kunnen vervullen? Deelvragen bij hoofdvraag 3: 3.1 Hoe is het besluit van AEB om 4 verbrandingslijnen stil te leggen tot stand gekomen, welke partijen®?* waren daarbij betrokken en wat waren hun rollen? 23 OD NZKG: Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. 204 AEB (directie en RvC), gemeente Amsterdam, OD NZKG en eventuele andere toezichthouders. [183 en = __ 3.2 Op welke manier heeft AEB de maatschappelijke consequenties van het stilleggen van de verbrandingslijnen geïnventariseerd en hoe is daar in de besluitvorming rekening mee gehouden? 3.3 Welke interactie is er geweest tussen gemeente Amsterdam en AEB over het besluit tot stilleggen van de verbrandingslijnen? Welke interactie is er geweest binnen de ambtelijke organisatie, tussen organisatie en college en tussen college en raad? Deelvragen bij hoofdvraag 4: 4.1 Wat zijn de conclusies over: - het voorkomen en adresseren van de operationele en financiële problemen door AEB; - de invloed van gemeente Amsterdam op het ontstaan van de operationele en financiële problemen bij AEB; - de wijze waarop gemeente Amsterdam heeft gereageerd op de operationele en financiële problemen bij AEB; - de wijze waarop AEB bij het besluit tot stilleggen van de 4 verbrandingslijnen rekening heeft gehouden met de maatschappelijke consequenties; - de mate waarin AEB bij het nemen van het besluit tot stilleggen van de 4 verbrandingslijnen gemeente Amsterdam heeft geïnformeerd. 4.2 Welke aanbevelingen kunnen worden gegeven over: - het voorkomen en adresseren van de operationele en financiële problemen door AEB; - de wijze waarop gemeente Amsterdam zijn verschillende rollen heeft ingevuld (beleidsmaker, klant, aandeelhouder); - de samenwerking tussen gemeente Amsterdam en AEB. - De manier waarop gemeente Amsterdam omgaat met deelnemingen. 2.4. Werkwijze en planning op hoofdlijnen 2.41 Planning Het onderzoek is gestart met een bijeenkomst op 30 oktober 2019. In deze bijeenkomst hebben medewerkers van gemeente Amsterdam de onderzoekscommissie op hoofdlijnen bijgepraat over het afval- en warmtebeleid, de wijze waarop het aandeelhouderschap is ingevuld en over de financiële en veiligheidsproblemen bij AEB. Op 11 november hebben de voorzitter en secretaris van de onderzoekscommissie een kennismakingsgesprek gevoerd met de algemeen directeur en voorzitter van de RvC van AEB. Documentenstudie. Periode november en december. Het onderzoek start met een documentenstudie, om een eerste beeld te vormen van de feiten en omstandigheden rond de operationele en financiële problemen bij AEB. Lysias voert de documentenstudie uit, in afstemming met de commissieleden die zelf ook actief kennisnemen van de documenten. De studie leidt tot een voorlopig beeld (reconstructie) over het ontstaan van de financiële en operationele problemen bij AEB, over de wijze waarop het besluit is genomen om 4 van de 6 verbrandingslijnen stop te zetten en de rol die de voornaamste betrokkenen - de directie en de Raad van commissarissen van AEB, gemeente Amsterdam als aandeelhouder en de OD NZKG als toezichthouder - hierbij hebben gespeeld. [184 a we nn Op basis van het eerste deel van de documentenstudie zijn dit onderzoeksprotocol en de definitieve onderzoeksvragen (2.3) opgesteld. Interviews. Periode medio januari - medio maart. Na de documentenanalyse vinden interviews plaats met betrokkenen. In eerste instantie met medewerkers van gemeente Amsterdam, AEB en de OD NZKG. Er zullen gesprekken worden gevoerd met verantwoordelijke (ex)bestuurders, ambtelijk opdrachtgevers, programmamanagers/projectleiders, programmamedewerkers, ingehuurde externen en bij AEB betrokken externe partijen (denk aan OD NZKG of banken). De commissie zal waar nodig, in aanvulling op de in de commissie en bij Lysias aanwezige expertise, ook enkele interviews houden met experts, bijvoorbeeld op het gebied van externe veiligheid, de techniek van verbrandingsovens en ontwikkelingen op de afvalmarkt. De commissie zal een tweede ronde interviews houden, waarbij aanvullende gesprekspartners gesproken worden of waarin een meer verdiepend interview plaatsvindt met gesprekspartners die de commissie al in de eerste ronde heeft gesproken. Zie verder 2.4.3 voor de procedure van de interviews. Analyse van de bevindingen. Periode medio maart. De analyse start al tijdens het opstellen van de reconstructie (documentenstudie). Deze analyse slaat neer in de voorbereiding van de interviews. Na de eerste ronde van interviews vindt een analyseslag plaats om te kunnen bepalen wie de commissie nog aanvullend wil spreken. Na afronding van de interviews worden alle feiten en meningen overzichtelijk bijeen gebracht en maakt de commissie een analyse van de feiten en omstandigheden. De commissie geeft transparant en traceerbaar aan hoe zij tot conclusies is gekomen. Rapportage. Periode medio maart - medio april. Na de feitenreconstructie wordt al gestart met de opzet van het rapport. Het rapport wordt opgesteld in nauwe wisselwerking tussen de commissieleden en Lysias. Voor het opstellen van het rapport wordt een maand ingeruimd na afronding van de interviews. Check op feitelijke juistheid. Periode medio april-medio mei. Het is van cruciaal belang dat het rapport geen feitelijke onjuistheden bevat. De commissie legt het concept rapport in ieder geval voor aan de ambtelijk opdrachtgever van gemeente Amsterdam en aan de directie van AEB. Zij worden in de gelegenheid gesteld een check te doen op de feitelijke juistheid van het ‘romprapport’ (zonder conclusies en aanbevelingen). De onderzoekscommissie zal -in het kader van hoor- en wederhoor- geïnterviewden gelegenheid geven om te reageren op relevante passages van het rapport. De onderzoekscommissie bepaalt of het rapport wordt aangepast naar aanleiding van de reacties. Daarna wordt het definitieve rapport opgesteld, inclusief conclusies en aanbevelingen (zie ook 2.4.4). [185 a ed HMH Bestuurlijke reactie. Periode eind mei. Als opdrachtgever wordt het college van B&W van Amsterdam in de gelegenheid gesteld een bestuurlijke reactie te geven op het rapport van de onderzoekscommissie. De bestuurlijke reactie en het eventuele nawoord van de onderzoekscommissie maken deel uit van het definitieve eindrapport, dat vervolgens aan het college van B&W als opdrachtgever wordt aangeboden (rapportage aan opdrachtgever zie 2.4.4). Samenvattend is de planning van het onderzoek per fase als volgt: at EEL: nov dec jan feb mrt apr mei Documentenstudie ENNE wees NN waysvonssn TTI ML Conosprapporage ME oneocop toteie iusmea || ||| NN Bestuurs reactie HEERE EE voos | LI 2.4.2 Documentenstudie De studie van relevante documenten wordt uitgevoerd door de adviseurs van Lysias, dat de onderzoekscommissie in de gelegenheid stelt op efficiënte wijze kennis te nemen van de documenten. Lysias maakt een overzicht van de benodigde documenten. In eerste instantie richt de onderzoekscommissie zich op documenten vanuit gemeente Amsterdam en AEB. Medewerking van gemeente en AEB is noodzakelijk om de informatie tijdig te kunnen inzien en bestuderen. De gevraagde informatie dient binnen een redelijke termijn beschikbaar te worden gesteld, in beginsel binnen vijf werkdagen. Hierover zijn afspraken gemaakt. Tijdens het onderzoek zal behoefte ontstaan aan raadpleging van aanvullende documenten. Nadat contact is gelegd met een betrokken medewerker van gemeente Amsterdam of AEB, kan Lysias namens de onderzoekscommissie rechtstreeks contact opnemen voor vervolgvragen en op te vragen documenten, waarbij de ambtelijk liaison daarover wordt geïnformeerd. De opgevraagde documenten die van belang zijn voor het onderzoek worden door de adviseurs van Lysias opgeslagen in de beveiligde ICT-omgeving bij Lysias. De leden van onderzoekscommissie hebben hier eveneens toegang toe. De commissie en de leden van het onderzoeksteam van Lysias Zijn de enigen die toegang hebben tot deze informatie. Voor het onderzoek worden ook vertrouwelijke documenten geraadpleegd. De organisatie die het document verstrekt, geeft op voorhand aan de commissie aan of een document vertrouwelijk is en waarom. [186 en = __ In overleg tussen de onderzoekscommissie en de organisatie die het betreffende document beschikbaar heeft gesteld, wordt bepaald of de vertrouwelijkheid van een document, ten tijde van het opleveren van het onderzoeksrapport, gehandhaafd dient te blijven. De commissie is terughoudend met het citeren uit vertrouwelijke documenten. Mocht de commissie dit noodzakelijk achten, dan wordt de opdrachtgever hierover geïnformeerd. 2.4.3 Interviews De interviews vormen een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De interviews vormen een verdiepingsslag op het (voorlopige) beeld dat is ontstaan na de eerste fase van documentenstudie. De commissie hecht aan een zorgvuldige procedure, waarbij het vooral van belang is dat geïnterviewden in vertrouwelijkheid in staat worden gesteld om te vertellen wat nodig is voor het onderzoek. Daartoe hanteert de commissie een interviewprotocol. De kernpunten van het interviewprotocol zijn de volgende: e, Alle te interviewen personen worden aangeschreven met de mededeling dat er een onderzoek plaatsvindt. In de uitnodiging wordt het doel van het onderzoek en het doel van het interview aangegeven en wordt de procedure geschetst. De te interviewen personen ontvangen tevens een gespreksleidraad met onderwerpen die aan de orde (kunnen) komen in het interview. Tevens wordt in de uitnodiging aandacht geschonken aan het gebruik van het interviewverslag voor het onderzoek. e Ten minste één week van tevoren ontvangen de te interviewen personen schriftelijk deze uitnodiging. . In overleg met gemeente Amsterdam en AEB wordt gezorgd voor een interviewlocatie waar de interviews in vertrouwelijkheid kunnen plaatsvinden. e _ Het is mogelijk dat één persoon meer dan éénmaal wordt geïnterviewd. e _ De interviews zijn niet openbaar. e, De leden van de onderzoekscommissie voeren de interviews uit, en worden ondersteund door de adviseurs van Lysias. e _ Het interviewverslag wordt gemaakt door de adviseurs van Lysias. Het verslag is een weergave van het besprokene op hoofdlijnen en gaat over hetgeen de commissie relevant acht voor het onderzoek. e, De interviews worden tevens opgenomen door Lysias. De gespreksopnamen zijn alleen voor intern gebruik door de adviseurs van Lysias en worden vernietigd na accordering van het verslag door geïnterviewde. e De geïnterviewden Krijgen binnen 8 werkdagen het verslag van het interview voorgelegd en krijgen 5 werkdagen om het verslag op feitelijke onjuistheden te controleren. Onjuistheden in het verslag worden door de geïnterviewde zichtbaar gecorrigeerd. e Het door de geïnterviewde gecorrigeerde verslag wordt gebruikt voor de oordeelsvorming door de commissie. De verslagen blijven eigendom van de commissie en worden bewaard bij Lysias. De verslagen maken geen onderdeel uit van het onderzoeksdossier. Gemeente Amsterdam krijgt de verslagen niet ter inzage. [187 a _ nn” 2.4.4 Rapportage aan opdrachtgever Het concept onderzoeksrapport gaat in op de hoofdvragen van het onderzoek. Het rapport geeft tenminste antwoord op de gestelde onderzoeksvragen. Een eerste concept van het onderzoeksrapport wordt eind maart 2020 besproken in de onderzoekscommissie. Medio april 2020 wordt het definitieve conceptrapport opgeleverd. Daarna vindt de hoor- en wederhoorprocedure plaats. Deze feitencheck betreft het rapport zonder conclusies en aanbevelingen. De commissie legt relevante delen van het concept rapport onder geheimhouding voor aan geïnterviewden en betrokken organisaties®®, en het gehele ‘romprapport’ onder geheimhouding tenminste aan de ambtelijk opdrachtgever en de directie van AEB. Op basis van de hoor- en wederhoor bepaalt de onderzoekscommissie of het rapport wordt aangepast. Daarna wordt het definitieve rapport opgesteld, inclusief conclusies en aanbevelingen. De onderzoekscommissie biedt na eventuele feitelijke aanpassingen het eindrapport aan het college aan. Als opdrachtgever wordt het college van B&W van Amsterdam (onder geheimhouding) in de gelegenheid gesteld een bestuurlijke reactie te geven op het rapport van de onderzoekscommissie. Gelet op de positie van AEB in het onderzoek, zal de commissie ook de directie van AEB (onder geheimhouding) in de gelegenheid stellen een reactie te geven op het onderzoeksrapport inclusief conclusies en aanbevelingen. De bestuurlijke reactie van het college, de reactie van de directie van AEB en het eventuele nawoord van de onderzoekscommissie maken deel uit van het definitieve eindrapport dat vervolgens aan het college van B&W als opdrachtgever wordt aangeboden. Het college van B&W bepaalt de wijze waarop het onderzoeksrapport wordt besproken in de gemeenteraad en de rol van de onderzoekscommissie daarbij. Op verzoek van het college van B&W van Amsterdam is de onderzoekscommissie bereid de rapportage toe te lichten in het college en aan de raad(scommissie). 2.5. Communicatie en vertrouwelijkheid Vertrouwelijkheid en geheimhouding zijn belangrijk gedurende het gehele proces. De commissieleden en de adviseurs van Lysias verplichten zich tot geheimhouding gedurende het onderzoek. Na afronding van het onderzoek en decharge van de commissie verplichten de (ex)leden van de onderzoekscommissie zich tot een zorgvuldige omgang met de onderzoeksinformatie. Er is gedurende het onderzoek sprake van centrale woordvoering vanuit de commissie. De voorzitter (of plaatsvervangend voorzitter)? van de commissie is de enige die communiceert met de buitenwacht en hij stemt dat in voorkomende gevallen af met de leden van de onderzoekscommissie. De overige leden voeren niet het woord en verwijzen slechts door naar de voorzitter. 05 Organisaties die documenten ter beschikking hebben gesteld en/of waarvan medewerkers zijn geïnterviewd. 206 De heer Depla is plaatsvervangend voorzitter. [188 a ed OM De commissie brengt het college, als opdrachtgever van het onderzoek, op de hoogte van dit onderzoeksprotocol. Na deze eerste uiting zal de onderzoekscommissie pas weer naar buiten treden bij het aanbieden van het onderzoeksrapport. 2.6. Beschikbaarheid van het onderzoeksdossier Ten aanzien van de informatiebronnen wordt zoveel mogelijk openheid betracht na afloop van het onderzoek. Indien de organisaties die vertrouwelijke documenten ter beschikking hebben gesteld op basis van gegronde redenen aan de onderzoekscommissie aangeven dat bepaalde documenten vertrouwelijk dienen te blijven, dan zal de onderzoekscommissie hier gehoor aan geven. Deze vertrouwelijke documenten vormen wel onderdeel van het onderzoeksdossier maar worden niet ter beschikking gesteld aan de opdrachtgever. Vastgesteld te Amsterdam op 10 december 2019. [189 en we nn Bijlage 2 Interviewprotocol MEMO Voor: Te interviewen personen onderzoek AEB - Gemeente Amsterdam Van: Onderzoekscommissie Betreft: Interviewprotocol Datum: 6 januari 2019 Interviewprotocol De interviews vormen voor de onderzoekscommissie een belangrijk onderdeel van het onderzoek, omdat deze essentieel zijn om inzicht te krijgen in de beelden en opvattingen van betrokkenen, en zo de hypotheses op basis van de documentanalyse te toetsen. De commissie hecht veel waarde aan een zorgvuldige procedure, waarbij het vooral van belang is dat geïnterviewden in staat worden gesteld om in vertrouwelijkheid te vertellen wat nodig is voor het onderzoek. Daartoe hanteert de commissie een interviewprotocol. Het interviewprotocol is hierna weergegeven. Aankondiging e, Alle te interviewen personen worden aangeschreven met de mededeling dat er een onderzoek plaatsvindt en dat zij worden uitgenodigd voor een interview met de onderzoekscommissie. Als bijlage bij deze aankondiging ontvangt de te interviewen betrokkene het vastgestelde onderzoeksprotocol en dit interviewprotocol. , De aangeschreven betrokkene is niet verplicht deel te nemen aan een interview. Indien een betrokkene niet wenst deel te nemen aan het interview met de commissie, dan verzoekt de commissie aan de betrokkene dit tijdig en onder opgave van redenen per email aan de commissie aan te geven (onderzoekscommissieaeb @lysiasadvies.nl). Voorbereiding interview e, Ten minste één week van tevoren ontvangen de te interviewen personen schriftelijk de uitnodiging voor het interview. De afspraak voor het interview wordt al eerder gemaakt door het secretariaat van Lysias. , De te interviewen personen ontvangen op dat moment tevens een gespreksleidraad met onderwerpen die aan de orde (kunnen) komen in het interview. Het interview . In overleg met gemeente Amsterdam en AEB wordt gezorgd voor een interviewlocatie waar de interviews in vertrouwelijkheid kunnen plaatsvinden. De interviews zijn niet openbaar. [190 en = ___ e De leden van de onderzoekscommissie voeren de interviews uit (alleen of in duo's) en worden ondersteund door de adviseurs van Lysias. e _ Betrokkenen kunnen alleen of in een groep door de commissie worden geïnterviewd. Indien sprake is van een groepsinterview dan wordt dit In de uitnodiging door de commissie vermeld. e, De interviews worden opgenomen door Lysias. De gespreksopnamen zijn alleen voor intern gebruik door de adviseurs van Lysias en worden vernietigd na accordering van het verslag door geïnterviewde. Verslaglegging e, _ Het interviewverslag wordt gemaakt door de adviseurs van Lysias. Het verslag is een weergave van het besprokene op hoofdlijnen en gaat over hetgeen de commissie relevant acht voor het onderzoek. , De geïnterviewden Krijgen binnen 8 werkdagen het verslag van het interview voorgelegd en krijgen 5 werkdagen om het verslag op feitelijke onjuistheden te controleren. Onjuistheden in het verslag worden door de geïnterviewde zichtbaar gecorrigeerd. . Het door de geïnterviewde gecorrigeerde verslag wordt gebruikt voor de oordeelsvorming door de commissie. Geheimhouding en vernietiging e, De verslagen maken geen onderdeel uit van het onderzoeksdossier. Alleen de geïnterviewde zelf ontvangt het verslag. e, De verslagen blijven eigendom van de commissie en worden bewaard bij Lysias. Na afloop van de wettelijke bewaartermijn worden de verslagen door Lysias vernietigd. Tweede ronde interviews . Als daartoe voor de commissie aanleiding is besluit de commissie tot een tweede ronde interviews. Het is mogelijk dat één persoon meer dan éénmaal wordt geïnterviewd. . In de tweede ronde interviews geldt eveneens voornoemd protocol, waarbij de commissie, of namens haar Lysias, contact zoekt voor het maken van een afspraak. Rapportage e _In het rapport wordt niet in persoon verwezen naar geïnterviewde (oud-)medewerkers van gemeente Amsterdam, AEB of andere betrokken organisaties. Dit geldt niet voor geïnterviewde (oud) politieke ambtsdragers en (oud) statutair bestuurders en toezichthouders van AEB, omdat zij vanuit hun rol ook persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken. [191 2 mi nr’ Bijlage 3 Overzicht van geïnterviewde personen Nr. Organisatie Functie Naam OEE PEN eer AEB en voormalig lid rve EENS PE CRO [192 en m ___ Afval Amsterdam Amsterdam Amsterdam 207 Bij AEB gestart als technisch adviseur. [193 a ed mi DE _______—___ 40. | n.v.t. Voormalig wethouder gemeente | De heer Van Poelgeest Amsterdam 41. | Gemeente Wethouder Mevrouw Van Doorninck Amsterdam 42. | Gemeente Wethouder De heer Ivens Amsterdam 43. \nv.t. Voormalig directeur Middelen & | Mevrouw Bonhof Control gemeente Amsterdam 44. | Gemeente Directeur Middelen & Control De heer Breedijk Amsterdam 45. | Gemeente Directeur Cluster Ruimte en | De heer Jagersma Amsterdam Economie 46. | Gemeente Directeur Afval & Grondstoffen De heer Wink Amsterdam 47. | Gemeente Directeur De heer Van Woerkom Amsterdam 48. | Gemeente Voormalig manager Treasury, Amsterdam Risicomanagement en Deelnemingen 49. | Gemeente Manager Treasury, Amsterdam Risicomanagement en Deelnemingen 50. | Gemeente Bestuursadviseur directie Amsterdam 51. | Gemeente Programmamanager Amsterdam 52. | Gemeente Strategisch beleidsadviseur Amsterdam 53. | Gemeente Directiesecretaris Afval & Amsterdam Grondstoffen [194 a ed mi OM 54. | Gemeente Bestuursadviseur afval Amsterdam 55. | Gemeente Jurist Amsterdam 56. | Gemeente Senior beleidsmedewerker Amsterdam Strategie (aardgasvrij) 57. | Gemeente Voormalig bestuursadviseur Amsterdam deelnemingen 58. | Gemeente Bestuursadviseur deelnemingen Amsterdam 59. | Gemeente Bestuursadviseur deelnemingen Amsterdam Gemeente Bestuursadviseur deelnemingen Amsterdam 61. | Gemeente Bestuursadviseur Amsterdam 62. | n.v.t. Voormalig gedeputeerde provincie | De heer Tekin Noord-Holland OD NZKG Directeur toezicht en handhaving | De heer Bakker OD NZKG Teammanager Milieu & Industrie De heer Van Loosdrecht [195 a ed mi GG .” Bijlage 4 Verklarende woordenlijst e AEC Afval Energie Centrale (bestaande uit verbrandingslijnen 11, 12, 23, 24) e AVA algemene vergadering van aandeelhouders e, __Brzo Besluit regeling zware ongevallen , _BU business unit e _ College van b&w college van burgemeester & wethouders e _EuÂA business unit Energie uit Afval e _HRC Hoog Rendement Centrale (bestaande uit verbrandingslijnen 35, 36) e LOD last onder dwangsom e _MJOP meerjarenonderhoudsplan e _MTO medewerkerstevredenheidsonderzoek e _OD NZKG Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied e _ VC raad van commissarissen e T10 turbine 10, onderdeel AEC, bestaande uit verbrandingslijnen 11 en 12 . _T20 turbine 20, onderdeel AEC, bestaande uit verbrandingslijnen 23 en 24 , _T30 turbine 30, onderdeel HRC, bestaande uit verbrandingslijnen 25 en 26 [196 a we m nn” Bijlage 5 Literatuurlijst e AEB, notulen directieraad, van januari 2014 tot en met juni 2019. ° AEB, notulen rve, van januari 2014 tot en met juni 2019. , AEB, rapport inzake de jaarstukken 2014, 16 juni 2015. e, AEB, rapport inzake de jaarstukken 2015, 29 april 2016. , AEB, rapport inzake de jaarstukken 2016, 15 juni 2017. e, AEB, rapport inzake de jaarstukken 2017, 25 april 2018. e AEB, concept rapport inzake de jaarstukken 2018, versie 29 oktober 2018. e AEB, op website www.aeb.nl gepubliceerde jaarverslagen 2014, 2015, 2016 en 2017. e AEB, Powerpoint Presentatie over MJOP Proces, april 2016. . AEB, adviesaanvraag en kapstok adviesaanvraag hoofdstructuur AEB, februari 2015. , AEB, interne notitie aan directie AEB ‘Bandbreedtes inputmateriaal HHAS en vaststelling inputsamenstelling’, 12 juli 2016. e, AEB, Strategisch plan 2018-2022, november 2017. . AEB, notitie ‘Herijking BU Energie uit Afval’, 24 juli 2018. e AEB, inrichtingsplan Supply Chain Management, augustus 2018. , AEB, Interventie ‘stop the bleeding’, door transitiemanager, strategisch adviseur SHEQ, supervisor procesveiligheid SHEQ en teamleiders getekend memo aan algemeen directeur, 21 juni 2019. . AEB, brief algemeen directeur aan de wethouder Deelnemingen over ‘stop the bleeding’, 24 juni 2019. . AEB, Excel-overzicht over de stand van zaken met betrekking tot de door Tauw geconstateerde non-compliances, april 2020. , AEB, verzoek om steun aan banken en gemeente Amsterdam, 4 juli 2020. e Deltaway, AEB AEC technical review, version 1.1, 11 mei 2015. e _ Deltaway, Assessment of Lifetime, versie ‘draft’, 7 april 2017. e _Deltaway, Assessment of Lifetime (AEC, ‘15 years’) and 2) Boiler 24 Visual Condition Report AEB final report 2017, Amsterdam, 28 december 2017. e, _Deltaway, AEB Preliminary Assessment, 6 juni 2019. e _DNV GL, Project Olifant Verification and validation of technical performance forecast 2019-2021, versie ‘draft’, 7 juni 2019. e _DNV GL, memo aan gemeente Amsterdam inzake review noodzaak en aanpak AEB interventie, 8 juli 2019. e Dupont, Veiligheidsonderzoeksrapport AEB Amsterdam, augustus 2014. e Effectory, medewerkersonderzoek, hoofdrapportage AEB Amsterdam, september - oktober 2015. e Effectory, medewerkersonderzoek, hoofdrapportage tussenmeting AEB Amsterdam, maart 2016. e Effectory, medewerkersonderzoek, totaalrapportage tussenmeting AEB Amsterdam, december 2016. e Effectory, medewerkersonderzoek, totaalrapportage AEB Amsterdam, december 2017. e Effectory, medewerkersonderzoek, totaalrapportage AEB Amsterdam, mei 2019. , EY, Integraal advies omtrent investeringsvoorstel van AEB betreffende een huishoudelijk afvalscheidingsinstallatie, versie ‘finaal rapport’, 1 april 2016. [197 en we m __ . EY, Project Olifant Independent Business Review, Draft, 21 Juni 2019. e FM Global, Risk Improvement Plan 2016-2019 AEB, versie ‘draft’, maart 2016. e __Galangroep, Quick scan naar de Bedrijfsvoering Afval Energie Bedrijf Amsterdam in relatie tot besluit verzelfstandiging, 28 december 2012, Baarn. e Gemeente Amsterdam, notulen aandeelhouderscommissievergadering, van januari 2014 tot en met juni 2019. e Gemeente Amsterdam, notulen aandeelhoudersvergadering, van januari 2014 tot en met juni 2019. e Gemeente Amsterdam, Meerjaren Visie 2020: Duurzaam Perspectief, Amsterdam, versie 1.0, 20 september 2010. e Gemeente Amsterdam, Strategisch plan AEB 2018, 7 november 2013. e Gemeente Amsterdam, presentatie aan onderzoekscommissie, AEB vanuit aandeelhoudersperspectief, 30 oktober 2019. e Gemeente Amsterdam, Beleidsnota Doelgericht op Afstand |l, maart 2013 e Gemeente Amsterdam, Uitvoeringsnotitie Doelgericht op Afstand Il, mei 2016. e _ Gemeente Amsterdam, Uitvoeringsplan Afval, 14 juni 2016. e Gemeente Amsterdam, Agenda Duurzaam Amsterdam, 11 maart 2015. e Gemeente Amsterdam, Vooronderzoek AEB (in het kader van herijkingsonderzoek), 30 mei 2016. e _ Gemeente Amsterdam, Onderzoek Opvolging Herijking AEB, mei 2017. e Gemeente Amsterdam, concept uitvoeringsprogramma Afval en Grondstoffen 2020-2025, 7 april 2020. e Gemeente Amsterdam, Commissievoordracht - Uitkomsten van de bestuursopdrachten AEB, de nieuwe overkoepelende beleidslijn en de door het college genomen besluiten ten aanzien van de te nemen maatregelen, ter bespreking voor de commissievergadering van 4 juli 2019. e Gemeenteraad Amsterdam, raadsvoordracht verzelfstandiging AEB, 11 december 2013. e Gemeenteraad Amsterdam, raadsbesluit verzelfstandiging AEB, 18 december 2013. e Gemeenteraad Amsterdam, motie 247 van de raadsleden N.T. Bakker en Vink inzake de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015’ (verkopersonderzoek), 10 april 2015. e Gemeenteraad Amsterdam, motie 990 van de leden Poot, Guldemond, Vink en Peters inzake de herstructurering van de financiering van het Afval Energie Bedrijf (herijking AEB), 1 oktober 2015. e _KPMG, Concept rapportage inzake tussentijdse uitkomsten waardeanalyse AEB, 25 juni 2019. e Nauta Dutilh, Verzelfstandigingsovereenkomst tussen Gemeente Amsterdam en AEB, 1 januari 2014. e _OD NZKG, brief aan AEB over besluit tot verscherpt toezicht, 7 februari 2018. e _OD NZKG, brief aan AEB inzake beoordeling veiligheidsplan, 12 oktober 2018. e _OD NZKG, Brzo-inspectierapport opgesteld op basis van inspectiedagen 13 en 14 februari 2019, versie ‘definitief rapport’, 1 april 2019. e _OD NZKG, brief aan AEB over voornemen openbaarmaking overtreding, 21 juni 2019. e _OD NZKG, brief aan college van b&w Amsterdam over veiligheid bij AEB Amsterdam, 1 juli 2019. e _OD NZKG, brief aan AEB ter attentie van de heer Dirix over plan afschaling productie AEB, 4 juli 2019. e Rekenkamer Amsterdam, Verzoekonderzoek AEB, bijlage bij rekenkamerbrief 2015 — 6, Verkenning inclusief onderzoeksopzet, 25 juni 2015. [198 a we mi HO . Rekenkamer Amsterdam, Bestuurlijk rapport AEB - Tegenvallende resultaten na verzelfstandiging, november 2015. . Rekenkamer Amsterdam, Grip op Westpoort Warmte, 21 november 2018. e Rekenkamer Amsterdam, Onderzoeksrapport ‘Verduurzaming warmtevoorziening met warmtenetten, geen geïsoleerd vraagstuk’, maart 2019. e Roelof Kruize, Verbeterplan Afval Energie Bedrijf 2008 - 2011, 15 augustus 2008. . Rijkswaterstaat, Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2018, versie 1.0, januari 2020. e _ Rijkswaterstaat, Afvalstoffenheffing 2018, versie 1.0, december 2018. e _ Wethouder Gehrels, brief aan de gemeenteraad over beantwoording vragen raadscommissie EZP, 16 december 2013. e _ Wethouder Ollongren, brief aan de gemeenteraad over bijstelling financiële jaarprognoses, 26 augustus 2014. e _ Wethouder Ollongren, brief aan de raadscommissie WE over de financiële situatie bij AEB, 4 december 2014. e _ Wethouder Ollongren, brief aan de gemeenteraad over de uitkomsten van de herwaardering van AEB door EY, 31 maart 2015. e _ Wethouder Duurzaamheid, brief aan rvc AEB, 29 oktober 2018. e Wethouder Van Doorninck, brief namens het college van b&w aan de gemeenteraad in reactie op motie 974 van raadslid Nadif getiteld ‘inzamelen luiers en incontinentiematerialen’, 26 februari 2019. e _ Wethouder Kock, brief aan gemeenteraad over financiële situatie bij AEB, 15 mei 2019. e Wethouders Van Doorninck en Kock, brief namens het college van b&w aan gemeenteraad over veiligheid en financiële situatie bij AEB, 27 jun 2019. [199
Onderzoeksrapport
199
train
4 Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad % Motie Jaar 2021 Nummer 184 Behandeld op 31 maart/1 april 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 6 april 2021 “Onderwerp Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake het Ruimtelijk Toetsingskader Noorder IJ-plas (Behoud verwilderde natuur bij Noorder IJ-plas) “Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het vaststellen Ruimtelijk Toetsingskader Noorder IJ-plas (ZD2020-014753), Constaterende dat: - het plangebied volgens de Structuurvisie Amsterdam 2040 valt onder de Hoofdgroenstructuur het groentype 'ruigtegebied/struinnatuur'; - het groentype 'ruigtegebied/struinnatuur' volgens de richtlijnen van de Structuurvisie niet mag worden opgevuld met andersoortige groenfuncties zoals (sport)parken; — de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC) constateert dat het toetsingskader niet inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur omdat het voorgestelde beleid minder dan het bestaande beleid bescherming biedt aan wat het beoogt te beschermen; - de TAC constateert dat het toetsingskader niet inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur omdat het voorgestelde beleid ruimte biedt aan initiatieven, in het bijzonder de publieke openbare plek op de noordoever, die strijdig zijn met het bestaande beleidskader; - de TAC constateert dat het toetsingskader niet inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur omdat in onvoldoende mate wordt afgebakend wat in ieder geval als niet wenselijke ontwikkelingen moet worden beschouwd om het unieke karakter van het gebied als bijzonder struinnatuurgebied te waarborgen. Overwegende dat: -— de Noorder IJ-plas één van de weinige plekken in Amsterdam is waar nog verwilderde natuur te vinden is; -— de Noorder IJ-Plas een bijzonder hoge natuurwaardenscore (van 4) op de Natuurwaardenkaart 2016 krijgt; — het ecologisch onderzoek naar de Noorder IJ-plas uit 2007, uitgevoerd door Grontmij/AgquaSense (in opdracht van de gemeente Amsterdam), concludeert dat er diverse bijzondere diersoorten in de Noorder IJ-plas aanwezig zijn; — het Historisch Archief Tuindorp Oostzaan concludeert dat het gebied een grote diversiteit aan flora en fauna heeft, waaronder vossen, vleermuizen, salamanders, konijnen en verscheidene broedvogels; -— er veel vogels die leven in (en rondom) de Noorder IJ-plas, zoals de grote karekiet, snor, visdief, torenvalk, huismus, nachtegaal, kneu, boerenzwaluw en koekoek, die op de Rode Lijst staan; - er veel zoogdieren die leven in (en rondom) de Noorder IJ-plas, zoals de konijn, laatvlieger, wezel, bunzing en egel op de Rode Lijst staan; - ingrepen in deze zones effect zal hebben op de groenstrook rond de plas die voor veel vogelsoorten een ideaal broedgebied is; - ingrepen in deze zones effect zullen hebben op de kwaliteit van het foerageergebied van vleermuizen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Het advies van de Technische Advies Commissie (TAC) om het huidige groentype en toetsingskader, die het gebied beter beschermen dan het voorliggende ontwerp toetsingskader, te volgen; 2. daarmee het unieke verwilderde karakter van de Noorder IJ-plas te behouden; 3. de gemeenteraad een aangepast ruimtelijk toetsingskader voor te leggen uiterlijk in het derde kwartaal van 2021. Het lid van de gemeenteraad J.F. Bloemberg-Issa 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1241 Datum akkoord 10 november 2015 Publicatiedatum 11 november 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer E.A. Flentge van 2 oktober 2015 inzake leegstand na het intrekken van een gemeentelijke vordering. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. In het verleden kwam het af en toe voor dat de gemeente een vordering legde op een pand waar sprake was van langdurige leegstand, achterstallig onderhoud en/of speculatie. In de loop van de tijd is dat beleid losgelaten, en worden vorderingen alleen nog verlengd in uitzonderlijke gevallen! Tot begin 2014 had de gemeente een vordering gelegd op het pand in de Marnixstraat 388. Die vordering gold toen al ruim twintig jaar. Begin 2014 liep de vordering af, en de eigenaar van het pand gaf aan het pand te willen verbouwen tot zelfstandige woningen. De bewoners van het gevorderde pand zijn enkele keren komen inspreken bij de vergadering van de raadscommissie voor Wonen c.a, omdat zij hun woonruimte kwijt dreigden te raken. De gemeente heeft uitvoerig contact gehad met de bewoners en de eigenaar.” Uiteindelijk is besloten de vordering op te heffen en de eigenaar kreeg de vergunningen om het pand te verbouwen. De bewoners moesten vertrekken. Echter, meer dan een jaar later blijkt uit berichten van buurtbewoners dat het pand nog steeds onbewoond is. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 2 oktober 2015, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: Î Zie notulen BWK 6-12-2013, http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=212910/type=pdí 2 Zie tkn 12 op de commissieagenda van 19-2-2014, http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-bin/agenda.cgi/action=view/id=2836 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing bo Gemeenteblad Datum 41 november 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 2 oktober 2015 1. Klopt het dat het pand in de Marnixstraat 388 na het opheffen van de gemeentelijke vordering en het uitplaatsen van de bewoners nog steeds onbewoond is? Wat is de mening van het college hierover? Antwoord: De gemeentelijke vordering op de Marnixstraat 388 liep van rechtswege af. Daarna is, in juni 2014, een omgevingsvergunning verstrekt voor de verbouw van de Marnixstraat 388 naar 5 zelfstandige woningen. In juli 2015 blijkt dat na sloopwerkzaamheden niet gestart is met bouwwerkzaamheden en dat het pand gekraakt is. Via juridische weg is gestart de eigenaar te dwingen de vergunde werkzaamheden weer op te pakken. De eigenaar, en de aannemer, hebben laten weten dat de krakers vertrokken zijn en dat de werkzaamheden hervat worden. Inspecteurs van stadsdeel Centrum zien hierop toe. Het college betreurt het feit dat het pand nog niet aan de reguliere woningvoorraad toegevoegd kan worden. 2. Hoe kan het dat ondanks dat er begin 2014 vertrouwen was in de eigenaar van het pand, er nu nog steeds geen bewoners zijn op dit adres? Antwoord: Hoewel de eigenaar bouwplannen heeft overlegd, zijn de werkzaamheden tegen planningen in pas negen maanden na afgifte van de vergunning gestart, zo constateerde een bouwinspecteur tijdens inspectie ter plaatse. Omdat de werkzaamheden na het slopen stil zijn komen te liggen is stadsdeel Centrum gestart met procedurele stappen. Dit doet het stadsdeel door middel van een aanschrijving op grond van het Bouwbesluit (Woningwet) en het opleggen van de last onder dwangsom waarbij er wordt gesommeerd aan de voorschriften van de Woningwet te voldoen opdat de woning voldoet en in dit geval tevens bewoonbaar wordt. De eigenaar van Marnixstraat 388 is aangeschreven. Een volgende stap was een dwangsom geweest, als de werkzaamheden niet weer opgestart waren. 3. Welke stappen kan het college ondernemen tegen een vastgoedeigenaar die afspraken om ontruiming voor leegstand te voorkomen niet na lijkt te komen? En welke stappen gaat het college tegen de eigenaar van het pand Marnixstraat 388 ondernemen om er op zijn minst voor te zorgen dat het pand op korte termijn bewoonbaar wordt gemaakt en ook daadwerkelijk bewoond gaat worden? Antwoord: Ten eerste kan een stadsdeel handhaven als er niet met redelijke voortgang doorgewerkt wordt. De vergunning kan worden ingetrokken. Daarnaast handhaaft het stadsdeel de woningkwaliteit. Wonen kan handhaven op leegstand. Daarvoor is enerzijds het Bouwbesluit van toepassing in die zin dat “het verboden is om een bestaand gebouw in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan Bouwbesluit niveau bestaande bouw.” Anderzijds is het niet toegestaan een woning leeg te laten staan (op grond van nu nog de Huisvestingswet en —-verordening maar vanaf 1 januari a.s. vanuit de Leegstandswet en —verordening). 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 1 ember 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 2 oktober 2015 Waar het de Marnixstraat 388 betreft heeft stadsdeel Centrum een procedure gestart tegen de eigenaar. Dat wil zeggen dat het stadsdeel de eigenaar onder last van een dwangsom oplegt het pand weer bewoonbaar te maken, conform voorschriften uit het Bouwbesluit (Woningwet). Als de eigenaar het pand daarna leeg laat staan, kan er opgetreden worden tegen leegstand, op basis van de Leegstandwet. Deze bevoegdheid ligt niet bij het stadsdeel maar zal dan worden opgepakt door Wonen. 4. Op welke manier kan er nog strenger worden gekeken naar de plannen van vastgoedeigenaren voor te ontruimen woningen om situaties als deze, waar ontruimd is voor leegstand te voorkomen? Antwoord: In het geval van de Marnixstraat 388 is het aflopen van de vordering destijds zorgvuldig voorbereid om leegstand en speculatie te voorkomen en de toenmalige bewoners redelijke alternatieven te bieden. Hierbij trokken stadsdeel Centrum en centrale stad (Wonen) samen op. Er is een omgevingsvergunning verleend voor de renovatieplannen op het moment dat de plannen concreet en haalbaar leken. Een casus als deze zal meegenomen worden in de aan te passen Leegstandsverordening en de op te stellen maatregelen om leegstand zo veel mogelijk te beperken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard