text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 26 januari 2022
Ingekomen onder nummer 54
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Groen en Vink inzake versneld uitfaseren niet-
duurzame warmtebronnen door middel van juridische garanties
Aan de gemeenteraad
De Raad,
Gehoord de discussie over Strategie naar een stad zonder aardgas
Constaterende dat:
e Amsterdam in hoog tempo van het aardgas af gaat;
e _Veelvan de vervangende bronnen voor aardgas op dit m oment weliswaar duurzamer zijn
dan aardgas, maar wel nog COz uitstoot veroorzaken;
Overwegende dat:
e _Op termijn alle warmtebronnen op basis van het verbranden van koolwaterstoffen zonder
afvang vervangen moeten zijn;
e Het aansluiten op alternatieve warmtebronnen die nog wel CO2 uitstoten kan leiden tot
een onwenselijke lock-in en of prikkels wegneemt om de bronnen verder te
verduurzamen;
e Hoe sneller we bronnen op basis van koolwaterstoffen vervangen door bronnen zonder
uitstoot, hoe minder CO2 er in de atmosfeer komt
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
1. Bijhet uitgeven van nieuwe concessies voor warmte, bij het opstellen van warmteplannen, bij
heronderhandelingen over bestaande concessies en bij elk ander contract of juridische
overeenkomst, afspraken op te nemen over het verduurzamen van de warmtebronnen;
2. Daarbij als vitgangspunt te hanteren dat het verbranden van koolwaterstoffen zonder afvang
van CO2, in de vorm van fossiel, afval, biomassa of anderszins, zo snel mogelijk en bij voorkeur
al vóór 2050 moet zijn uitgefaseerd en vervangen door duurzame warmtebronnen.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Indieners
R‚J. Groen
B.L. Vink
| Motie | 2 | discard |
MK EEn Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
X Nieuw-West Plein 40-45,nr. 1
X 18 december 2018 start om 19.00 vur
Open Huis: Presentatie Eigenwijks over bewonersinitiatieven
Locatie: Plein 40-45, nr. 1
Tijd: 19.00 — 19.30 uur
Voorzitter SDC: Pieter Nijhof
Vergadering Stadsdeelcommissie
Locatie: Plein 40-45, nr. 1
Voorzitter SDC: Pieter Nijhof
Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer
1. Opening
2. Agendavaststelling
3. Mededelingen
4. Rondje gebieden
5. Ingekomen stukkenlijst
6. Insprekers: aanmelden vrijdag voor 12.00 uur
7. Mondelinge vragen
8. Afscheid stadsdeel dichter Onno-Sven Tromp
g. Gebiedsagenda 2019-2022
10. Adviesaanvraag principenota Spieringhorn
11. Concept principenota Geuzenveld-Slotermeer
12. Afscheid commissielid Hilde van Stelten
13. Sluiting
Inspreken*
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich aanmelden tot vrijdag 12.00 uur.
U kunt hiervoor contact opnemen met de afdeling bestuursondersteuning op nummer
020-2536100 of via [email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 983
Publicatiedatum 28 juli 2017
Ingekomen onder BM
Ingekomen op donderdag 20 juli 2017
Behandeld op donderdag 20 juli 2017
Status Ingetrokken en vervangen door BM’
Onderwerp
Motie van de leden Vroege, Vink en Geenen inzake het Definitief Voorkeursbesluit
fase 2 Sprong over het IJ.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Definitief Voorkeursbesluit fase 2 Sprong over het IJ
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 853).
Overwegende dat:
— De besluitvorming met betrekking tot de voetgangerspassage pas gepland is
vanaf 2026 en de realisatie ervan op zijn vroegst in 2030 voltooid zou kunnen
worden
— Overhoeks en de omgeving Buiksloterweg een stormachtige ontwikkeling kent en
veel bezoekers trekt
— De noodzaak voor snelle besluitvorming omtrent de voetgangerspassage
onderstreept wordt door bewoners en ondernemers, die hier massaal op
aandringen.
Besluit:
— In de raadsvoordracht Instemmen met het Definitief Voorkeursbesluit fase 2
Sprong over het IJ
de tekst:
vii. besluiten over eventuele start planvoorbereiding van de voetgangerspassage
CS-Buiksloterweg een jaar na opening metrostation Sixhaven,
te wijzigen in:
vii. besluiten over eventuele start planvoorbereiding van de voetgangerspassage
CS-Buiksloterweg een jaar na opening NoordZuidlijn,
— En verzoekt het college de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan
te passen.
De leden van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
B.L. Vink
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 983 Amend t
Datum _ 28 juli 2017 neemen
T.A.J. Geenen
2
| Motie | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 687
Datum indiening 24 april 2017
Datum akkoord college van b&w van 28 augustus 2018
Publicatiedatum 29 augustus 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot en het voormalig lid Bouchibti
inzake salafistische moskeeën in Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelsters:
Volgens NRC staat bijna de helft van de 22 Amsterdamse moskeeën van
Marokkaanse origine onder invloed van salafisten. Het salafisme is een
fundamentalistische stroming in de islam, die in veel gevallen haaks staat op de
waarden van de Nederlandse en Amsterdamse samenleving. De VVD vindt de
invloed van het salafisme op Amsterdamse moskeeën al geruime tijd een zeer
zorgelijke ontwikkeling en heeft hiervoor regelmatig aandacht gevraagd. Voorkomen
moet worden dat het salafisme in Amsterdam een stevige voet aan de grond krijgt.
De burgemeester geeft in het artikel aan de signalen over de toename van
salafistische invloed te herkennen. In het kader van anti-radicalisering heeft het
salafisme de nadrukkelijke aandacht van de gemeente. Wat de VVD betreft moet de
gemeente blijvend bovenop deze moskeeën blijven zitten en indien er sprake is van
het prediken van onverdraagzaamheid moet de betreffende moskee worden gesloten.
Gezien het vorenstaande hebben het lid Poot en het voormalig lid Bouchibti, beiden
namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde
voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. Op welke manier worden toenemende salafistische invloeden op Amsterdamse
moskeeën bestreden in het kader van de anti-radicaliseringsaanpak? Worden
jongeren op school weerbaar gemaakt tegen de salafistische ideologie”?
Antwoord vraag 1:
In Nederland geldt de vrijheid van godsdienst, meningsuiting en vereniging. Het
staat elke Amsterdammer vrij om te geloven, en daar — binnen de grenzen van
de wet — privé en publiek uitdrukking aan te geven. Bij de geloofsvrijheid hoort
dat iedereen vrij moet kunnen zijn om deel te nemen aan een
geloofsgemeenschap of deze te verlaten. Zoals niemand mag worden uitgesloten
van een geloof, kan ook niemand worden gedwongen om te geloven of zich te
moeten voegen naar de regels van een kerk of een geloofsgemeenschap. De
vrijheid om te geloven impliceert dat de staat zich niet in laat met geloofszaken of
zich mengt in discussies over geloofsrichtingen.
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng dez Gemeenteblad R
Datum 29 augustus 2018 Schriftelijke vragen, maandag 24 april 2017
Ook orthodoxe gelovigen die een ‘zuivere! of ‘rechte! leer aanhangen weten zich
beschermd door de geloofsvrijheid. Deze verdwijnt als orthodoxie overgaat in
fundamentalisme, men een zogenaamd zuivere leer met dwang en intimidatie aan
anderen wil opleggen en een agressieve afkeer jegens de democratische
rechtstaat en bijvoorbeeld de rechten van vrouwen en homoseksuelen ten toon
spreidt. Dan wordt de wet overtreden, vervalt de vrijheid en treedt de overheid op.
Ook in het salafisme kan onderscheid worden gemaakt in de orthodoxe en
fundamentalistische stroming en zal het college op dezelfde manier acteren als bij
ieder ander geval waarbij de vrijheid van meningsuiting in het geding is.
Het college signaleert dat sommige gedragingen, zoals het oproepen tot niet te
stemmen of polariserende uitspraken (wij-zij denken) onwenselijk zijn. Echter,
het bestuurlijke instrumentarium is aan beperkingen gebonden bij anti-
integratieve, antidemocratische uitingen. Terugkerende kwesties zijn sprekers
met een radicale, jihadistische boodschap of (salafistische) moskeeën die geld
ontvangen uit landen als Koeweit en Saoedi-Arabië. In overleg met de G4, de
NCTV en andere relevante partners maakt het college de komende maanden een
inventarisatie van de eventuele tekortkomingen in het bestuurlijke
instrumentarium en wordt een voorstel voor aanpassing voorbereid, onder
voorbehoud van rechtstatelijke waarborgen.
Scholen maken leerlingen niet weerbaar tegen één specifieke ideologie maar
hebben de wettelijke verplichting om burgerschapsonderwijs te geven en
daarmee leerlingen tot weerbare, kritische en democratische burgers op te leiden.
Daarnaast geeft de gemeente aanvullend trainingen aan scholen om vroegtijdige
radicalisering te signaleren en geeft daarbij handelingsperspectieven.
2. Wordt er in G4-verband overlegd over de toenemende invloed van het salafisme
op moskeeën? Zo ja, hoe verschilt de Amsterdamse aanpak van die van andere
steden? Zo nee, is het college bereid dit overleg op te starten en over de uitkomst
te rapporteren aan de gemeenteraad?
3. Is het college bereid, te overleggen met de minister van Veiligheid en Justitie en
de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) om een stevigere aanpak
van salafistische moskeeën in Amsterdam te ontwikkelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vragen 2 en 3:
Er vindt structureel bestuurlijk en ambtelijk overleg over problematisch gedrag
(o.a. salafisme) en ongewenste (buitenlandse) financiering plaats tussen de
ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Justitie en Veiligheid
(J&V), de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de
burgemeesters van een aantal gemeenten, en de inlichtingendienst. Deze
overleggen richten zich ook op de aanpak van personen die anti-integratieve
gedragingen en uitingen doen en waar mogelijk de plekken waar deze
onwenselijke feiten plaatsvinden.
Het college richt zich niet op salafistische moskeeën in het algemeen, maar wel
op moskeeën waar onwenselijke feiten plaatsvinden. Daarnaast wordt er zoals
gezegd een inventarisatie gemaakt van de eventuele tekortkomingen in het
bestuurlijke instrumentarium en wordt een voorstel voor aanpassing voorbereid.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng dez Gemeenteblad R
Datum 29 augustus 2018 Schriftelijke vragen, maandag 24 april 2017
4. Vele aspecten van het salafisme staan volstrekt haaks op de normen en waarden
van de Nederlandse samenleving. Is het college het met de VVD eens dat een
moskee waar onverdraagzaamheid wordt gepredikt gesloten moet worden?
5. Welke stappen moeten worden doorlopen om een moskee te kunnen sluiten?
Bestaat hiervoor een protocol?
Antwoord vragen 4 en 5:
Zie ook het antwoord op vraag 1. Amsterdam heeft soms te maken met personen
die, al dan niet op uitnodiging van een organisatie, uitingen doen die op
gespannen voet staan met de normen en waarden van de democratische
rechtsorde. Ingrijpen op bijeenkomsten tot het belijden van godsdienst is alleen
mogelijk indien dit noodzakelijk is ter aanhouding op heterdaad.
Sluiting van een moskee door de burgemeester is in beginsel niet mogelijk.
Dit hangt samen met artikel 6 van de Grondwet waarin de vrijheid van godsdienst
en levensovertuiging wordt beschermd. In de twee leden van het artikel worden
de voorwaarden genoemd waaronder deze vrijheid kan worden beperkt. Het
eerste lid van artikel 6 van de Grondwet bepaalt dat de vrijheid van godsdienst bij
wet kan worden beperkt.
Zoals blijkt uit de totstandkoming van de Gemeentewet zijn de artikelen 172, 174
en 175 van die wet, waarin aan de burgemeester ter bescherming van de
openbare orde vergaande bevoegdheden worden toegekend, niet aan te merken
als een wettelijk voorschrift als bedoeld in het eerste lid van artikel 6 van de
Grondwet. De vraag rijst dan of beperking van de uitoefening van het recht op
godsdienstvrijheid door het sluiten van een moskee mogelijk is op grond van het
tweede lid van artikel 6 van de Grondwet. Ook dat is niet het geval. Die bepaling
laat immers alleen regeling of inperking van de vrijheid toe buiten gebouwen of
besloten plaatsen.
Het voorgaande betekent uiteraard niet dat binnen een moskee alles is
toegestaan vanwege de godsdienstvrijheid. In de uitoefening van dat recht,
evenals van andere grondrechten, mag men immers niet zover gaan dat de
democratische rechtsstaat op ontoelaatbare wijze wordt aangetast. In dit verband
kan ook worden gewezen op artikel 17 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM), waarin is opgenomen dat geen misbruik mag
worden gemaakt van het beroep op mensenrechten. Indien dat toch wordt
gedaan, vervalt de bescherming van de werking van het betreffende
mensenrecht. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is zeer
terughoudend in de toepassing van dit artikel 17 EVRM en heeft het tot nu toe
slechts een enkele keer toegepast.
Er dienen feiten en omstandigheden aanwezig te zijn die zouden kunnen leiden
tot de sluiting van de moskee en waardoor de bescherming van de
godsdienstvrijheid wordt beperkt. Zie voor een uitgebreidere beschouwing de brief
van de ministers voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijkrelaties en van Justitie van 2 juli 2002 (Tweede Kamer, vergaderjaar
2001-2002, 228 006, nr 11 en dan in bijzonder bijlage 4).
Tot slot, het college heeft geen protocol om een gebedshuis te sluiten.
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing dez Gemeenteblad
ummer seal: ‚
Datum 29 augustus 2018 Schriftelijke vragen, maandag 24 april 2017
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1360
Datum indiening 6 september 2017
Datum akkoord 3 november 2017
Publicatiedatum 6 november 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Verheul en Timman inzake
minderjarige slachtoffers van prostitutie.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelsters:
Op 3 augustus 2017 berichtte Het Parool over een Amsterdams minderjarig meisje
dat was aangezet tot prostitutie!. In de zaak worden vijf mensen verdacht van het
uitbuiten van minderjarige meisjes als prostituee. De politie kwam het meisje op het
spoor doordat zij als vermist opgegeven stond en haar foto bij een seksadvertentie
werd gevonden. Naar verwachting zijn er nog meer betrokkenen en slachtoffers
rondom deze zaak.
De fractie van D66 wil mensenhandel bestrijden en vindt het belangrijk dat
slachtoffers van mensenhandel goede zorg, veilige opvang en hulpverlening wordt
geboden. Maar voornamelijk moet er preventief wordt opgetreden om uitbuiting te
voorkomen.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Verheul en Timman, beiden namens
de fractie van D66 op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester
en wethouders gesteld:
1. Hoeveel minderjarige slachtoffers van mensenhandel en risicojongeren seksueel
grensoverschrijdend gedrag zijn er afgelopen jaren opgevangen of begeleid in
Amsterdam? Is er de laatste jaren sprake van een toename van slachtoffers
loverboys en risicojongeren in Amsterdam?
Antwoord:
Het precieze aantal minderjarige slachtoffers van mensenhandel dat in
Amsterdam is begeleid of opgevangen is vooralsnog niet bekend. De gemeente
Amsterdam houdt bij hoeveel vermoedelijke of daadwerkelijke slachtoffers van
seksuele uitbuiting er in Amsterdam in zorg zijn bij Spirit Specifieg. In 2016 zijn er
binnen Spirit 39 minderjarige slachtoffers van mensenhandel residentieel
opgevangen en 11 jongeren hebben ambulante hulp gekregen. In het eerste
halfjaar van 2017 zijn er 32 residentiele trajecten actief en 15 ambulant.
1 https://www.parool.nl/4509468/
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 40 ember 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 6 september 2017
De subsidie van de gemeente voor een extra plek mensenhandel bij crisiscentrum
Meisa (onderdeel van Spirit), maakt het mogelijk elk slachtoffer in een
noodsituatie direct hulp en opvang te kunnen bieden. Meisa biedt daarmee, naast
crisishulp aan jongeren van 12 tot 18 jaar (met een uitloop tot 21 jaar), extra
plaatsen voor slachtoffers van mensenhandel (residentieel én ambulant).
Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) heeft een intern coördinatiepunt
loverboys. Sinds de oprichting in 2015 zijn in totaal 69 gezinnen aangemeld waar
sprake was van vermoedens van loverboyproblematiek. Van deze gezinnen zijn
na het eerste halfjaar van 2017 nog 35 gezinnen in begeleiding. De jongeren
waarover er ernstige zorgen bestaan worden onder andere in de Koppeling
opgevangen. Het is dus mogelijk dat er dubbelingen in gegevens bestaan.
Of er sprake is van een toename is moeilijk te zeggen. Dit heeft meerdere
redenen. Zo is er de afgelopen jaren veel meer aandacht gekomen voor
slachtoffers van loverboys. Ook zijn professionals getraind in het signaleren van
mensenhandel en het bespreekbaar maken van seksualiteit. Tot slot is er meer
aandacht geweest voor preventie. Onduidelijk is daarom of de toegenomen
aandacht, verbeterde signalering en preventie ertoe heeft geleid dat er meer
slachtoffers geregistreerd worden of dat het aantal slachtoffers toeneemt.
2. Is er sprake van specifieke problematiek in bepaalde wijken in de stad”?
Antwoord:
Bij het college zijn hier geen signalen over bekend. Ook bij het Team
Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (TMM) van de politie zijn deze signalen er
niet.
3. Komen er meldingen vanuit scholen over mogelijke slachtoffers en hoe wordt
hierop geacteerd”?
Antwoord:
indien er sprake is van (vermoedens van) mensenhandel, is het in het kader van
privacy aan het schoolbestuur en/of slachtoffer of er inderdaad melding wordt
gedaan bij politie of gemeente. Naar aanleiding van incidenten bezoeken
wijkagenten scholen. Dit gebeurt overigens ook als er geen incident heeft
plaatsgevonden, maar dan ter preventie.
De politie ontvangt slechts zelden een melding vanuit een school.
4. Welke ontwikkelingen ziet het college nog meer rondom de loverboy
problematiek? En wat leert het uit zaken van afgelopen jaren?
Antwoord:
Ín de afgelopen twee decennia is loverboyproblematiek, als vorm van
mensenhandel, steeds meer in beeld gekomen. Meer ín beeld betekent echter
niet dat de aard, omvang en methodieken van deze vorm van mensenhandel
voldoende helder zijn.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Leo Gemeenteblad
Datum 6 november 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 6 september 2017
Loverboys/mensenhandelaren zijn tegenwoordig veel meer actief op sociale
media. De uitbuiting van slachtoffers is bovendien niet alleen seksueel van aard.
Zo worden slachtoffers van deze mensenhandelaren ook vaak ingezet voor
andersoortige criminele activiteiten, bijvoorbeeld drugssmokkel en gedwongen
afsluiten van leningen.
In 2014 is er een rapport van de commissie Azough uitgekomen over
loverboyproblematiek, getiteld ‘Hun verleden is niet hun toekomst”. De commissie
Azough heeft zich de afgelopen jaren intensief gebogen over de uitdagingen en
obstakels voor een zo effectief mogelijke signalering, opvang en behandeling van
minderjarigen die het slachtoffer worden/zijn geworden van mensenhandelaren.
Het actieplan Aanpak meisjesslachtoffers van loverboys/mensenhandelaren in de
zorg voor jeugd van de commissie Azough ligt aan de basis van het plan van
aanpak loverboys van de gemeente Amsterdam.
Het plan van aanpak loverboys is er op gericht om het zorgaanbod voor
slachtoffers van deze mensenhandelaren goed in kaart te brengen en te
inventariseren waar successen en knelpunten liggen. Hierin wordt onder andere
onderzocht en geëvalueerd in hoeverre het preventie- en hulpaanbod toereikend
is. Het plan van aanpak is in de commissie Jeugd en Cultuur van 15 juni 2017
goedgekeurd.
In de aanpak van loverboyproblematiek is het van belang dat de ketenaanpak
optimaal functioneert. Hier is in het afgelopen jaar in geïnvesteerd en de
samenwerking met de betreffende zorg- en justitiepartners functioneert naar
behoren. Daarom is eerder dit jaar een samenwerkingsconvenant vastgesteld
door de gemeente, die door de betrokken partners is ondertekend. Daarnaast
worden ook zaken van minderjarige slachtoffers behandeld tijdens een speciaal
overleg waar onder andere politie en justitie bij betrokken zijn.
5. Hebben in Amsterdam minderjarige slachtoffers van mensenhandel of ander
seksueel risicovol gedrag op een wachtlijst voor zorg of opvang gestaan? Zo ja,
hoeveel, hoe lang en voor welke zorg?
Antwoord::
Als een slachtoffer van mensenhandel een traject binnen de Jeugdzorg Plus
nodig heeft, dan is er geen wachttijd. De intensieve ambulante
begeleidingscontacten vanuit Nova voor jongens en meisjes tot 23 jaar die
seksueel zijn uitgebuit, zijn direct inzetbaar. Ook de ambulante programma’s Julia
en Romeo kunnen in Amsterdam snel worden aangeboden. Als de zorg urgent is
en de veiligheid in het gedrang komt, zal er altijd gekeken worden op welke
manier de meest geschikte vorm van zorg geleverd kan worden.
Er zijn in Amsterdam wachttijden voor specialistische jeugdzorg als het
bijvoorbeeld gaat om vormen van begeleid wonen. De wethouder Jeugd wordt
hierover op regelmatige basis geïnformeerd. Naar aanleiding van de wachttijden
die over de landelijk vastgestelde Treeknorm gaan, heeft wethouder Kukenheim
aanbieders van specialistische jeugdhulp gevraagd om met innovatieve
voorstellen te komen, om zo een oplossing te bieden voor kinderen die wachten
2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/201 4/12/08/hun-verleden-is-niet-hun-toekomst
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 40 ember 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 6 september 2017
op jeugdhulp in de vorm van verblijf. De gemeenteraad heeft extra middelen
beschikbaar gesteld om deze knelpunten in 2017 op te lossen. Doordat de vraag
om met oplossingen te komen aan gecontracteerde aanbieders is gesteld,
bestaat de mogelijkheid om de projecten die in 2017 starten in 2018 regulier voort
te zetten, indien de aanpak succesvol blijkt.
6. Worden seksadvertenties met locatie-aanwijzing Amsterdam op regelmatige basis
gecontroleerd op leeftijd of aan de hand van de lijst vermiste personen?
Antwoord:
Ja, de seksadvertenties met locatie-aanwijzing Amsterdam worden regelmatig
gecontroleerd. Hierbij controleert TMM ook op basis van leeftijd, zoals gegeven in
de advertentie alsmede de uiterlijke vertoning van de afbeelding. De lijst van
vermiste personen worden hierbij niet gebruikt. Tijdens controles worden de
personen uitgebreid bevraagd in systemen en als blijkt dat het gaat om een
vermist persoon, handelt TMM daarnaar.
7. Welke begeleiding en vormen van preventie vindt er plaats richting de ouders van
risicojongeren seksuele grensoverschrijdend gedrag of minderjarige slachtoffers
van mensenhandel?
Antwoord:
Bij de preventie op scholen wordt geprobeerd ook de ouders te betrekken. Er zijn
verschillende programma’s beschikbaar voor scholen waarin les wordt gegeven
over risicovol seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze lessen worden
verzorgd door Qpido en de GGD in samenwerking met Scharlaken Koord. Door
ouderavonden te organiseren wordt geprobeerd ook de ouders te betrekken. Dit
blijkt echter niet eenvoudig en vormt daarom een actiepunt in het plan van aanpak
loverboys van de gemeente.
Spirit heeft daarnaast drie ambulante programma’s voor jongeren die risicovol
grensoverschrijdend seksueel gedrag vertonen: Julia voor meisjes, Romeo voor
jongens en Nova voor jongens en meisjes tot 23 jaar die al in aanraking zijn
gekomen met prostitutie (vaak onder dwang van mensenhandelaren).
Binnen Spirit worden ouders van minderjarigen in de residentiele opvang zeer
intensief betrokken bij de behandeling. Bij de ambulante programma's wordt de
ouders toestemming gevraagd om als therapeut met hun zoon of dochter een
band aan te gaan. Indien er zaken spelen rondom de veiligheid wordt dit met de
ouders of verwijzers besproken. Vaak is er bij zwaardere problematiek veel
andere hulp betrokken en wordt er samengewerkt met alle partijen.
Ook de JBRA betrekt de ouders bij de hulpverlening. Signalen over seksueel
grensoverschrijdend gedrag komt in veel gevallen vanuit de ouders of verzorgers.
De gezinsmanagers betrekken de ouders dan ook bij het oppakken van deze
signalen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester
4
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing Leo Gemeenteblad
ummer seat:
Datum 6 november 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 6 september 2017
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 61
Ingekomen onder N
Ingekomen op woensdag 22 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Marttin inzake de Agenda Autoluw (bestemmingsverkeer)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 31).
Overwegende dat:
— Amsterdammers, hun bezoekers, ondernemers en hun leveranciers altijd in staat
moeten kunnen zijn om bij hun bestemming te komen;
— De stad bereikbaar moet blijven voor die mensen die er echt moeten zijn;
— Het van betrouwbaar bestuur getuigd om er voor te zorgen dat deze groep
Amsterdammers kan blijven leven zoals ze gewend zijn;
— Maatregelen pas genomen dienen te worden als hiervoor geschikte en
betrouwbare alternatieven zijn;
— Deze alternatieven hand in hand moeten gaan met de ontwikkelingen die er
plaatsvinden op het gebied van mobiliteit.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bestemmingsverkeer ten alle tijden ongewijzigd doorgang te laten vinden en pas te
starten met maatregelen als er echte alternatieven zijn gerealiseerd.
Het lid van de gemeenteraad
A.A.M. Marttin
1
| Motie | 1 | discard |
|
Inspraak Cie wonen stadsdeel Oost d.d. 21-06-2011 |
|
Geachte commissie,
Het is geloof ik de 8° keer dat ik op deze plek sta om in te spreken over onze verplaatsingskwestie. U kent ons |
wel, wij zijn “die mensen van de Feja”. |
Wij kregen ongeveer een week geleden een ongedateerd antwoord op ons raadsadres: in het antwoord |
stonden geen antwoorden op de door ons gestelde vragen. |
Wat ons wel opviel is dat de wethouder stelt buitengewoon veel belang te hechten aan een gedegen omgang
met de rechtsbescherming van derden en dat dit de reden is dat we, vastgenageld op ons huidige plek, in al |
jaren durende onzekerheid, in een gespannen sfeer vanwege een problematische burenrelatie, moeten
afwachten op wat de toekomst gaat brengen.
En dat is gek: want ik lig naast allemaal boten die dat niet hoeven. Die gewoon, daar waar ze in het belang van
het stadsdeel neergegooid zijn, zonder brief aan derde belanghebbenden, wel, of niet passend in het
bestemmingsplan, mogen liggen wachten. Helemaal geen punt…Zonder vergunning!
Derde belanghebbende bescherming is dus belangrijk, maar niet als het het stadsdeel niet uitkomt. Dan mag |
alles. Wij wachten al 6 jaar. We deden de aanvraag voor verplaatsing in 2005. (de rechter vindt ook dat er
sprake is van een aanvraag)
3 jaar voor het bestemmingsplan dat nu tegen ons wordt gebruikt werd vastgesteld. Ook de
verplaatsingsregeling van de Flevohaven. Vastgesteld twee jaar na onze aanvraag!!!!IConclusie: er bestond
geen weigeringsgrond ttv onze aanvraag. Wij hebben inmiddels alles gedaan dat maar menselijkerwijs mogelijk
is om, volgens de regels, de zaak aan te kaarten, naar rechter te stappen, naar de Ombudsman, naar de
klachtencommissie, gepraat, uren en uren met ambtenaren, wethouders, een zaak ingetrokken. En o ja, het
verzoek tot mediation: wij willen geen bijdrage leveren aan een oplossing: zo leest u. (rechterbanken regelen
mediation en dit stadsdeel moet gewoon doen wat voor de hand ligt. Ons opschuiven) . En overal krijgen we
gelijk….En nog liggen we te wachten.
Terwijl geen belanghebbende geschaad wordt als wij met een tijdelijke vergunning op zouden kunnen
schuiven, waarmee een ieder de kans heeft om zijn procedurele mogelijkheden te benutten en voor ons de
druk van de ketel zou zijn.
En dat brengt ons op het volgende: regels, want daar heeft de wethouder het over: En over zorgvuldigheid:
Regels gelden ook voor het bestuur: |
De verplichting tot het respecteren van termijnen geldt ook voor het bestuur. Het uitvoeren van gerechtelijke |
opdrachten moet ook door een bestuur worden gedaan |
e Waarom dan is geen enkele wettelijke termijn ooit in acht genomen jegens ons? |
e _Na de ondertekening (onder zware druk) van de overeenkomst van april verleden jaar deed het |
stadsdeel niets tot 20 januari j.l, na uitspraak van de RB van 4 januari 2011. Wie houden zich niet aan
afspraken?
e waarom is er nog steeds geen besluit genomen op onze aanvraag van 6 jaar geleden, terwijl de rechter |
dit heeft opgedragen aan het stadsdeel. (brief: O, ja dat gaan we nu snel doen…) |
e Waarom zijn de wettelijke termijnen van het vaststellen van het bestemmingsplan niet aangehouden. |
Dan had, ruim voor de zomervakantie, namelijk half juli, de beroepsperiode afgerond kunnen zijn,
mensen in beroep kunnen gaan en hadden we een beetje geweten waar we aan toe zijn. De wet |
schrijft het aanhouden van deze termijnen voor. Geen belanghebbende had schade ondervonden. Wat |
in de brief staat van de wethouder is dus niet waar. |
e Na het intrekken van de beroepszaak tegen de illegale woonboot van onze buren, na meerdere |
gesprekken met de wethouder waarin hij ons verzocht hem te vertrouwen, gebeurde weer niet wat er
was afgesproken. De betrokken ambtenaar , de heer Meijer verdween, zonder tekst of uitleg. |
e Waarom gaat het stadsdeel in op een zienswijze van onze buurman, waarin hij weigert met zijn boot te |
zakken, zoals hem is opgedragen door de rechter. Een zienswijze die niets te maken heeft met onze
verplaatsing. Dat noemen wij uiterst onzorgvuldig. Als je stelt zorgvuldig te zijn, dan geldt die
zorgvuldigheidsnorm jegens een ieder…toch? Wij zijn namelijk in deze kwestie een van die derde
belanghebbenden waar de wethouder van stelt dat die “in het kader van de publiekrechtelijke
taak”zorgvuldig dienen te worden behandeld.
Wij constateren dus dat het stadsdeel jegens ons uitsluitend onzorgvuldig blijft handelen |
Wij kunnen niet accepteren dat de zaak zo verder sleept. Het kost ons te veel. Wij vragen de commissie
voordracht te doen tot het verlenen van een tijdelijk vergunning voor de Feja op 62b, zodat wij in rust een en |
|
ander kunnen afwachten. De huidige bewoner van 62b heeft al meermalen aangegeven ook tot ruil over te
willen gaan. |
Er staat derhalve niets in de weg aan een tijdelijke oplossing. |
Dank u wel,
Jantien de Laaf, Wieger van Aalderen, Mas van Aalderen, Jesse van Aalderen
Í
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Van Aalderen- de Laaf |
Borneoakde 62 |
1019 AW Amsterdam |
Stadsdeel Oost |
Postbus 94801 |
1090 GV Amsterdam
Met bewijs van ontvangst. |
Tav. De heer T. Reuten |
DB Stadsdeel Oost
betreft; Verzoek tot handhaving inzake Somoya |
Amsterdam 21 juni 2011, |
Geachte heer Reuten, Dagelijks Bestuur, |
Uit een door/namens de heer Stuij, met de Somoya gelegen aan Borneokade 60, op 28-2-2011 |
ingediende zienswijze tegen concept bestemmingsplan Borneokade 62 b, begrijpen wij dat de |
vervangings vergunning voor de Somoya nog niet is opgevolgd door een ligplaatsvergunning ex VOB
2010. |
Daarmee neemt de Somoya nog steeds illegaal ligplaats in. Tegen de vervangingsvergunning werden |
ooit rechtsmiddelen ingezet, maar de heer Stuij zegde meermalen toe zijn woonschip zodanig te |
laten zakken dat er binnen de maten werd gekomen. Wij voerden aan dat dit niet mogelijk was en nu
blijkt uit zijn zienswijze dat de heer Stuy zijn belofte niet kon nakomen, niet is nagekomen en dat hij |
die toezegging ook niet meer wenst na te komen. |
Hiermee is legalisatie niet mogelijk en verzoek ik u uw oorspronkelijke intentie tot handhaving uit te |
gaan voeren. Het is droefgeestig dat na uw eis aan ons, bewoners van de Feja, om een Raad van
State Beroep enige dagen voor de zitting in te trekken om u en Stuij ter wille te zijn ( hetgeen wij in |
goed vertrouwen deden) de heer Stuij misbruik maakt van een zienswijze procedure om alsnog te |
ontsnappen aan uw handhavingsarm. |
|
Kort gezegd, wij verzoeken u Stuij en de illegale woonboot Somoya te gelasten zich uit het Stadsdeel
te verwijderen en verwijderd te houden. |
Daarmee wordt tegelijkertijd een langlopend conflict aan de Borneokade opgelost. Andere redelijke |
pogingen onzerzijds om dat te bewerkstellingen werden door u en het stadsdeel en nu ook door de |
heer Stuij op onredelijke en oneigenlijke wijze geblokkeerd. |
Hoogachtend,
B. De Laaf
W. van Aalderen.
E.P. Blaauw
Postbus 10075 Bezoekadres M.S. Vertrouwen (sedert 1898)
1001 EB Amsterdam Westerdok 99, Amsterdam
t/f: 020-6238385 [email protected]
|
Aan de raadleden van Stadsdeel Oost in vergadering dinsdag 21-06-2011 met agendapunt 15,
benantwoording raadsadres mw De Laaf. |
Geachte Raadsleden,
Ik meldde mij afgelopen vrijdag als inspreker maar kreeg vandaag van de griffie te horen
dat ik daarmee te laat was, ik had dat voor 14 juni moeten doen. De griffie en ik zullen alsnog
uw voorzitter verzoeken mij te laten inspreken. Ik stuurde de griffie al mijn concept inspraak
tekst over de woonboten dossiers. En de rare dingen die daar blijkbaar vertrouwelijk in
gebeuren. De SP stelde een aantal schriftelijke vragen die volgens melding van de griffie
geheim . Zijn en het antwoord erop kreeg ik heden wel openbaar binnen, Artikel 21, 2a
Ô vergaderreglement sluit inspraak over AWB dossiers uit en blokkeert daarmee onderdelen van
mijn eerdere, gestuurde concept
Daarom nu het volgende:
Het stadsdeel hanteert privaatrechtelijke overeenkomsten en dwingt financiele contracten af
ter verkrijging en afhandeling van woonboten ligplaatsen aanvragen. De eis tot
aanlegovereenkomst werd. enige jaren geleden door het Gerechtshof Amsterdam onwettig
verklaard en de recentere eis tot erfpacht onlangs in mei ook door de bestuursrechter.
Blijkens het wethouders antwoord gaat het stadsdeel daar echter gewoon mee door... |
Ook bij het afdwingen van overeenkomsten eist het bestuur dat betrokken afzien van hun
recht op bestuurrsrechtelijke of ombudsprocedures. Dat is strijdig met fatsoen en Algemene
Beginselen van Behoorlijk Bestuur (ABBB).
In uw politieke afspraken speelde marktconforme vergoedingen een rol. In de praktijk blijkt
het stadsdeel de mores van de vastgoedmarkt conformheid, niet altijd even fris volgens
== recente perspublicaties, te volgen. Ze dwingt, onder bestuursdwang bedreiging illegale
woonbootbewoners een ‘vrijwillige’ erfpachtovereenkomst te sluiten ) en dat mag van de
rechter niet. Ze vergoed ook een bedrag van E. 80.000,,= aan een illegale bootbewoner als
deze van zijn onrechtmatig ingenomen ligplaats afziet op 62b.
Het stadsdeel voert ook een al sedert 4 januari 2011 liggende uitspraak van de RB
Amsterdam niet uit om zes weken na deze uitspraak een besluit te nemen, waardoor er nu
weer een gang naar de rechter moest worden gemaakt.
De raadsgriffier meldde mij dat de woonbotendossiers vertrouwelijk zijn en dat daarom de
door de SP gestelde vragen daarover in mei niet openbaar zijn (gemaakt) op de website info.
Het mij openbaar bekende gedrag van het Stadsdeel vertoont strijdigheid met de standaard
fatsoennormen, juridisch vertaald in de ABBB en ik vrees het ergste voor de mij onbekende
vertrouwelijke inhoud van de woonbotendossiers. Ik verzoek de raad het vertrouwelijke
karakter van de woonboten dossiers op heffen en ze openbaar te behandelen. Bij een aantal
mij zeer goed bekende dossier gaat het nl om niets, behoudens het voor bootbewoners
schadelijk handelen van het vorige stadsdeel .
Waarom zet het nieuw frisse stadsdeel Oost dit blijkbaar voort. EPB doc LAOOST-PR.
| Raadsadres | 4 | train |
BestuursdensT A ion
Directie :
Datum in: 2/ -5-'17 |
Reg.nr. : Lo13f3 Zoy |
Class. nr.: _|
Beh. ambt. . .
REN ANS Stichting Cuypersgenootschap |
LT ter kennisname Vereniging tot behoud van negentiende- en
D] ter verdere beh. twintigste-eeuws cultuurgoed in Nederland
L] om advies
LT]
TJ
TJ
datum verz.: | Amsterdam, 20 mei 2013
‚naar DIV dd: | |
Aan de gemeenteraad van Amsterdam |
Geacht college,
Woensdag 8 mei heeft de Commissie Bouwen en Wonen van stadsdeel Zuid aan haar
deelraad geadviseerd om negatief te beslissen over de mogelijke aanwijzing van een aantal
wijken tot rijksbeschermd stadsgezicht. |
Omdat deze beslissing waarschijnlijk invloed zal hebben op andere voorstellen tot |
aanwijzing, met name in Oost, West en Nieuw-West, willen wij U vragen Uw invloed aan te |
wenden om de aan te wijzen delen van de gemeente Amsterdam inderdaad de bescherming
van het rijk te geven. Nota bene: de commissie van stadsdeel Noord heeft op 8 maart zonder
: veel discussie wel een positief advies gegeven. Daar hecht men ook uitdrukkelijk aan de
figuur van beschermd stadsgezicht.
Wij willen ingaan op de twee belangrijkste argumenten die de Commissie van stadsdeel Zuid
voor haar afwijzing hanteerde. Het aanzienlijke monumentaal belang van de aan te wijzen
gebieden stond immers in het geheel niet ter discussie. |
e In Zuid zou het betreffende gebied al genoeg bescherming genieten door de al
aangenomen conserverende bestemmingsplannen. Beschermd stadsgezicht zou daarbij
eigenlijk overbodig zijn en alleen maar ongewenste regelgeving met zich meebrengen.
Tegen dit argument valt het volgende in te brengen: ook bij een beschermd
stadsgezicht blijven voor het grootste deel de ingrepen aan achterzijden, niet zichtbaar
in de straten, vergunningvrij. Verder heeft een beschermd stadsgezicht wel degelijk |
een meerwaarde, omdat bestemmingsplannen slechts voor 10 jaar gelden en het |
beschermd stadsgezicht uitgaat van een blijvende, duurzame monumentale waarde.
Deze is niet onderhevig aan de waan van de dag en toevallige belangen die juist bij
bestemmingsplannen een grote rol kunnen spelen. Verder betreft de gewraakte extra
regelgeving eigenlijk alleen de omstandigheid dat voor sloop in een beschermd
stadsgezicht altijd een vergunning nodig.
e Een ander belangrijk argument was het risico van ongewenste huurverhoging.
Immers per 1 juli treedt een wet in werking die de mogelijkheid geeft om 15%
huurverhoging in te voeren, indien er aantoonbaar sprake is van meerkosten van
onderhoud gerelateerd aan het behoud van de monumentale waarde. Het effect van
deze wet is nog niet helemaal in te schatten. Echter, er zitten twee remmende aspecten
aan de invoering van die 15%. Ten eerste is er een fiks aantal voorwaarden waaraan de
eigenaar moet voldoen om die te toucheren. O.a. is die alleen mogelijk voor woningen |
van vóór 1945 en kan zij niet aan de zittende huurder worden opgelegd. Bovendien is |
zij gebonden aan aantoonbare meerkosten voor het behoud van de monumentale
waarde. Ten tweede geldt die huurverhoging alleen voor de sociale woningvoorraad.
Secretariaat afd. Amsterdam dr L.A.M. Giebels Pieter Pauwstraat 9 1017 ZJ Amsterdam tel, 020 6 24 98 64
e-mail [email protected]
2
Alles erboven valt onder een ander verhuurregime. In het stadsdeel Centrum dat enige
ervaring heeft met deze huurverhoging (die in een andere vorm al langer bestond) zijn
de kwantitatieve effecten van deze huurverhoging niet goed bekend. Het lijkt dan ook
doelmatiger om afspraken met de corporaties hierover te maken en tevens bij andere
verhuringen de in de wet geregelde voorwaarden goed te handhaven.
Een kopie van deze brief zal worden gestuurd aan de deelraad van Stadsdeel Zuid
Hoogachtend
Het bestuur van Stichting het Cuypersgenootschap,
namens deze,
Í E C _
7 NN 6 Ole |
(dr L.A.M. Giebels, voorz. en secr, afdeling Amsterdam) |
|
|
|
|
Afdeling Amsterdam secr. dr L.A.M. Giebels Pieter Pauwstraat 9 1017 ZJ Amsterdam tel. 020 6 24 98 64 e-mail
ludygiebels(@xsdall.nl
| Raadsadres | 2 | train |
5022079 X Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Duurzaamheid N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Ruimtelijke Ordening
Agendapunt 10
Datum besluit 10 oktober 2023, college van B&W
Onderwerp
Vaststellen bestemmingsplan ‘Banne Buiksloot Il ze partiële herziening, winkelcentrum’
De commissie wordt gevraagd
De raad te adviseren te besluiten tot:
1. kennis te nemen van en te betrekken bij de voorliggende besluitvorming
a. het positieve advies van het dagelijks bestuur van stadsdeel Noord
b. dat geen zienswijzen binnengekomen zijn op het ontwerpbestemmingsplan;
2. het bestemmingsplan ‘Banne Buiksloot Il ze partiële herziening, winkelcentrum’ bestaande
uit de verbeelding, regels en vergezeld van een toelichting, met identificatienummer
NL.IMRO.0363.N2101BPSTD-VGo1 in elektronische en analoge vorm ongewijzigd vast te
stellen, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik gemaakt is van een
ondergrond welke bestaat vit een combinatie van de Basisregistratie Grootschalige Topografie en
Basisregistratie Kadaster d.d. augustus 2017;
3. geen exploitatieplan vast te stellen.
Wettelijke grondslag
Wet ruimtelijke ordening (Wro), artikel 3.2, eerste lid
De gemeenteraad is bevoegd om een bestemmingsplan vast te stellen.
Gemeentewet, artikel 82 juncto artikel 11 tweede lid onder a, van het Regelement van orde
gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam
De commissie is belast met het voorbereiden van de besluitvorming door de raad.
Bestuurlijke achtergrond
Aanleiding
Op 19 juni 2013 is het bestemmingsplan Banne Buiksloot Il vastgesteld door de deelraad van
stadsdeel Noord, gemeente Amsterdam. In dit bestemmingsplan zijn een aantal onduidelijkheden
geconstateerd. Door de huidige omschrijving van het begrip ‘supermarkt’ is de maximering
in het aantal supermarkten voor de tweede bouwlaag van het winkelcentrum Banne Centrum
(zoals vervat in artikel 6.3 onderdeel e van de regels van het bestemmingsplan) van toepassing
op alle supermarkten, waaronder de kleine supermarkten. De bedoeling was - en is - echter
om alleen het aantal reguliere supermarkten te maximeren en kleine supermarkten (met een
brutovloeroppervlakte van 375 m2 of minder) niet te maximeren in aantal. Ook bestaat er verwarring
over het aantal vestigingen aan commerciële voorzieningen dat is toegestaan in de eerste bouwlaag,
de begane grond van het winkelcentrum. Deze verwarring is te wijten aan een onduidelijke
regel in het bestemmingsplan (artikel 6.3 onderdeel d van de regels van het bestemmingsplan).
De betreffende regel laat ruimte voor de interpretatie dat in totaal slechts twee commerciële
Gegenereerd: vl.10 1
VN2023-022079 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Ruimte en % Amsterdam
Duurzaamheid %
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter advisering aan de raad
vestigingen zijn toegestaan in de begane grond, terwijl dit niet zo is bedoeld. Er zijn namelijk feitelijk
vijf commerciële functies gevestigd en mogelijk in de begane grond.
Het voorgaande maakt de bestaande planregeling rechtsonzeker voor de ondernemers zodat deze
aanpassing behoeft.
Voorgaande besluitvorming
Vooroverleg
Het plangebied is niet aangewezen als stedelijk gebied, project of belang. Dit betekent dat de
voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan bij het dagelijks bestuur van het stadsdeel
ligt. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Noord heeft geen vooroverleg gevoerd. Het plan betreft
een herziening van geringe omvang en van in planologisch opzicht ondergeschikt belang, waarbij
niet of in geringe mate herschikking van de betrokken belangen aan de orde is. Om deze reden
kon worden afgezien van het voeren van het wettelijk vooroverleg (als bedoeld in artikel 3.1.1
Besluit ruimtelijke ordening). Dit volgt vit de nota van toelichting bij artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke
ordening.
Ontwerpbestemmingsplan
Door het dagelijks bestuur is op 24 november 2021 aan de stadsdeelcommissie advies gevraagd.
De stadsdeelcommissie heeft zich onthouden van advies op het ontwerpbestemmingsplan; de
stadsdeelcommissie zag in het plan geen aanleiding om daarvoor een advies te formuleren. Op
30 november 2021 heeft het dagelijks bestuur van Noord positief geadviseerd positief over het
ontwerpbestemmingsplan.
De wethouder ruimtelijke ordening heeft op 7 december 2021, namens het college van B & W en
gezien het advies van stadsdeel Noord, besloten het ontwerpbestemmingsplan ‘Banne Buiksloot
Il 2e partiële herziening, winkelcentrum’ vrij te geven voor de terinzagelegging. Daarna heeft het
ontwerpbestemmingsplan van 23 december 2021 tot en met 2 februari 2022 ter inzage gelegen,
waarbij eenieder de gelegenheid is geboden om een zienswijze in te dienen.
Doel
Met voorliggende herziening worden onduidelijkheden in de interpretatie van de planregeling en
rechtsonzekerheid bij ondernemers weggenomen. De herziening ziet uitsluitend op aanpassingen in
de regels; de verbeelding wijzigt niet.
Begrenzing plangebied
Het plangebied van voorliggende herziening omvat het bestemmingsvlak Gemengd-1 van het
vastgestelde bestemmingsplan Banne Buiksloot II. De bestemming Gemengd-1 bestrijkt de gronden
ter plaatse van het winkelcentrum Banne Centrum.
Wat verandert er ten opzichte van het huidige plan?
De omschrijving van het begrip ‘supermarkt’ wordt aangepast. Verder wordt de planregeling
verduidelijkt waar het gaat om het aantal toegestane commerciële vestigingen in de begane grond
van het winkelcentrum.
Voor de verdere onderbouwing wordt u verwezen naar bijgevoegde raadsvoordracht.
Reden bespreking
Gegenereerd: vl.10 2
VN2023-022079 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Ruimte en % Amsterdam
Duurzaamheid %
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter advisering aan de raad
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Omdat het gaat om een bestermmingsplanherziening van geringe omvang en van in planologisch
opzicht ondergeschikt belang waarbij in geringe mate herschikking van de betrokken belangen aan
de orde is, kon worden afgezien van het voeren van vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit
ruimtelijke ordening. Dit volgt vit de nota van toelichting bij artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee.
Welke stukken treft v aan?
1. Verbeelding bestemmingsplan 'Banne Buiksloot Il 2e partiële herziening,
AD2023-075895 ‚
winkelcentrum.pdf (pdf)
2. Regels bestemmingsplan 'Banne Buiksloot Il 2e partiële herziening,
AD2023-075896 ‚
winkelcentrum! pdf (pdf)
3. Toelichting bestemmingsplan 'Banne Buiksloot Il 2e partiële herziening,
AD2023-075897 ‚
winkelcentrum.pdf (pdf)
AD2023-075898 4. Advies dagelijks bestuur stadsdeel Noord.pdf (pdf)
AD2023-075890 Commissie RO Voordracht (pdf)
AD2023-075899 Gemeenteraad Voordracht.pdf (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid (team Noord), Feride Karakilig, 06-20172562, [email protected]
Gegenereerd: vl.10 3
| Voordracht | 3 | val |
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord
13 april 2022 [2% vergadering [- Vaststellen advies bestemmingsplan Klaprozenbuurt Il
Inwerkprogramma:
- Presentatie Noord in perspectief
- Presentatie gebiedsgericht werken en de gebiedsteams
14 april 2022 | Bijeenkomst - Startprogramma bestuurlijk stelsel, democratisering en participatie
raad en (19:30, raadzaal stadhuis)
stadsdeelcommis
sies
sessie
EN
sessie
Ee
2022
sessie
11 mei 2022 3e vergadering | Gebiedscyclus:
- Kennisnemen van gebiedsanalyses Oud Noord, Noord West en Noord
EE
Inwerkprogramma:
- Presentatie van gebiedsontwikkeling Noord door Grond en
Ontwikkeling
sessie
sessie
25 mei 2022 [4% vergadering |- Vaststellen advies stedelijk beleidskader horeca en terrassen (stond
30 maart 2022 ter kennisname op agenda)
Inwerkprogramma:
- Presentatie Aanpak Noord
- Presentatie Veiligheid in stadsdeel Noord
sessie
- Bespreken opgave en vierjarendoelstellingen gebiedsgericht werken
sessie
sessie
sessie
Mn
A
sessie
MN
31 augustus |8“* vergadering
a
EP
2022
Da POMME
2022
17 t/m 21 Herfstreces
oktober 2022
28 december |Kerstreces
2022 t/m 6
januari 2022
29 maart; 11, 21 april; 2, 9, 19, 23 mei, 2, 9, 16,20 juni & 4 juli
| Agenda | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 640
Publicatiedatum 29 juli 2016
Ingekomen op 16 juni 2016
Ingekomen in raadscommissie FIN
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Ten Bruggencate inzake de Voorjaarsnota 2016 (broodfonds voor
ZZP'ers).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449).
Constaterende dat:
— ZZP'ers met financiële problemen moeilijk te bereiken zijn door hulpverlening van
de gemeente:
— zij zelf niet snel om hulp zullen vragen;
— zij bij een recessie vaak als eerste geen opdrachten meer krijgen.
Overwegende dat:
— veel ZZP'ers zelf voor hun flexibele inkomsten gekozen hebben en hun flexibele
bestaan waarderen;
— veel gangbare financiële instellingen het verzekeren van ZZP'ers nog steeds
ingewikkeld vinden;
— _broodfondsen een oplossing vormen voor ZZP'ers die wel hun eigen hulp kunnen
organiseren;
— een broodfonds een coöperatief vangnet is dat een verzekering vormt tegen
mogelijke terugval in inkomsten.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. te inventariseren of er in Amsterdam behoefte is aan meer broodfondsen voor
ZZP'ers;
2. in overleg met broodfondsen en ZZP'ers na te gaan of de gemeente haar
middelen beter kan inzetten om ZZPers te steunen door broodfondsen helpen op
te zetten;
3. in overleg met broodfondsen en ZZP'ers na te gaan of de gemeente haar
middelen beter kan inzetten door ZZPers te informeren over het bestaan van
broodfondsen;
4. de uitkomsten van dit onderzoek terug te koppelen aan de raad.
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Motie
Datum 2016
Het lid van de gemeenteraad
M. ten Bruggencate
2
| Motie | 2 | discard |
VN2021-020953 Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
verkeerenor 96 Gemeente MLW
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Water
Agendapunt 20
Datum besluit 15 juni 2021
Onderwerp
Raadsinformatiebrief inzake afdoening toezeggingen omtrent zwemwater
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van een raadsinformatiebrief inzake de afdoening van toezeggingen omtrent
zwemwater.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet Artikel 169
1. Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het
door het college gevoerde bestuur.
2. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
Op 4 juni 2020 zijn schriftelijke vragen gesteld over zwemmen in de stad door raadslid Vroege van
D66. In de beantwoording heeft het college een aantal toezeggingen gedaan. Middels deze brief
informeren we u over de stand van zaken. We komen daarbij ook terug op een eerdere toezegging
inzake maatregelen om de veiligheid op wildzwemplekken te verbeteren en op motie 1295 uit 2020
van de leden Timman, Van Renssen, Biemond en N.T. Bakker inzake zwemmen in het Johan van
Hasseltkanaal.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja. Op 4 juni 2020 zijn schriftelijke vragen gesteld over zwemmen in de stad door raadslid Vroege
van D66. In de brief worden deze toezeggingen afgedaan, alsook een eerdere toezegging inzake
maatregelen om de veiligheid op wildzwemplekken te verbeteren. Daarnaast geeft de brief een
Gegenereerd: vl.16 1
VN2021-020953 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Verkeer en or % Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
stand van zaken met betrekking tot motie 1295 uit 2020 van de leden Timman, Van Renssen,
Biemond en N.T. Bakker inzake zwemmen in het Johan van Hasseltkanaal.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-076751 Commissie MLW Voordracht (pdf)
GETEKEND Raadsinformatiebrief - afdoening toezeggingen
AD2021-076752
zwemwater. pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
A.J.L. Oudshoorn, Verkeer & Openbare Ruimte, [email protected]
Gegenereerd: vl.16 2
| Voordracht | 2 | train |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Ruimte & Wonen van 8 juni 2011
Vergaderdatum woensdag 8 juni 2011
Tijd 20:00 - 23.00 uur
Locatie Raadzaal te President Kennedylaan 923
Voorzitter Dhr. A. Scholtes
Griffier Mw. M.J. Oosterbaan
19.30- 20.00 uur gelegenheid tot het stellen van technisch vragen t.b.v.
de Perspectiefnota.
1. Opening en vaststellen agenda
2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
3. Vaststellen verslag van de vergadering van 6 april 2011, 27 april 2011 en
11 mei 2011.
4. Toezeggingen en termijnagenda
5. Voortgangstraject Stadionplein na niet lukken tender
Voorbereiden besluitvorming
6. Perspectiefnota 2012
Voorbereiden besluitvorming
7. Ontwerp verklaring van geen bedenkingen tuingebruik kinderdagverblijf
Ceintuurbaan 216
Voorbereiden besluitvorming
8. Stedelijke bestuurlijke reactie op het rapport van de commissie Wijntjes
inzake het Vereveningsfonds. Voorgesteld wordt de motie M58 bis D66
PB 2011, hierbij te betrekken.
Ter bespreking
9. Sluiting
1
Commissie Ruimte & Wonen - woensdag 8 juni 2011
Ter kennisname stukken
- Uitkomsten EindejaarsRAG 2010
- Ontwerp bestemmingsplan Vondeltuin
- Beantwoording motie Kostenverhaal grondexploitaties (M58 bis D66 PB
2011)
- Beantwoording vragen fractie ZPB over binnentuinen Vincent van
Goghstraat en omgeving
2
| Agenda | 2 | train |
VN2021-018897 N Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
Grond on Marineterrein, Energietransitie
ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de Commissie RO van 08 september 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Grondzaken
Openbare Ruimte en Groen (24)
Agendapunt 10
Datum besluit College van B&W 29 juni 2021
Onderwerp
Afdoening motie 251 inzake projectgebonden herplantfonds Elzenhagen Zuid
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afdoening van motie 251 van lid Van Pijpen
e.a. inzake het projectgebonden herplantfonds Elzenhagen Zuid. Voor de afdoening van motie 251
wordt verwezen naar bijlage 2
Wettelijke grondslag
e Artikel 160 van de Gemeentewet.
e Artikel 79 en 80 Regelement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam.
Bestuurlijke achtergrond
* Op 29 november 2017 heeft de gemeenteraad het Investeringsbesluit en het
Stedenbouwkundig Plan voor Elzenhagen Zuid vastgesteld.
* Op 13 februari 2020 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan voor Elzenhagen Zuid
vastgesteld.
e Op 12 januari 2021 heeft de gemeenteraad het projectgebonden herplantfonds voor
Elzenhagen Zuid vastgesteld.
e Op 21 april 2021 is tijdens de bespreking van het projectgebonden herplantfonds voor
Elzenhagen Zuid in de raad motie 251 van lid Van Pijpen (GL), Rooderkerk (D66) A.L. Bakker
(PvdD) en Mbarki (PvdA) aangenomen.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
e Commissie WB (t.k.)
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Motie 251 inzake projectgebonden herplantfonds Elzenhagen Zuid wordt hiermee afgedaan
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.4 1
VN2021-018897 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en
Grond en % Amsterdam Mari in-E ‚ nm
ontwikkeling % arineterrein, Energietransitie
Voordracht voor de Commissie RO van 08 september 2021
Ter kennisneming
AD2021-069875 1. Motie 251 van Pijpen e.a. inzake herplantfonds EHZ.pdf (pdf)
2. ONDERTEKEND Raadsinformatiebrief afdoening motie 251 (EHZ).pdf
AD2021-069874
(pdf)
AD2021-069867 Commissie RO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
agen er
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Grond en Ontwikkeling, Anne Ruijter, 06-83634997, a.ruiijjter ®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.4 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 65
Publicatiedatum 31 januari 2018
Ingekomen onder N’
Ingekomen op woensdag 24 januari 2018
Behandeld op woensdag 24 januari 2018
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Ernsting inzake het beleidskader Verkeersnetten (een bloeiende
Weesperstraat).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het beleidskader Verkeersnetten (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 15).
Overwegende dat:
— Het Beleidskader Verkeersnetten voorstelt om de Wibautas, bestaande uit
Gooiseweg, Wibautstraat, Weesperstraat, Valkenburgerstraat, IJtunnel, Nieuwe
Leeuwarderweg te bestempelen als plusnet auto - corridor
— Hiermee een doorgaande route, met hoogste prioriteit voor de auto dwars door de
stad wordt gecreëerd van de ring A10 zuid, naar de ring A10 noord.
— Deze straten nu al tot de vieste straten van Amsterdam behoren door de grote
hoeveelheid autoverkeer en een vermindering van het autoverkeer dus
noodzakelijk is om de lucht schoner te krijgen.
— De Weesperstraat een straat is die niet uitblinkt in aantrekkelijkheid en
levendigheid en door veel mensen eerder gemeden dan opgezocht wordt.
— In 2002 en in 2009 plannen zijn gemaakt om de Weesperstraat te versmallen van
2x2- naar 2x1-rijstrook, om zo de dominantie van het autoverkeer terug te
dringen.
— Inmiddels door de komst van grote onderwijsinstellingen en groei van Amsterdam
er steeds meer mensen te voet, met het OV en op de fiets in of in de buurt van de
Weesperstraat moeten zijn.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. onderzoek te doen naar een beëindiging van de Wibautas als plusnet - corridor
voor autoverkeer;
2. hierbij de aantallen auto's en de dominantie van het autoverkeer op de gehele
route substantieel te verminderen met behulp van bijvoorbeeld wegversmallingen
of ‘knips';
3. daardoor van de Weesperstraat een bloeiende stadsstraat te maken, aantrekkelijk
voor mensen en met schone lucht;
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 63 Motie
Datum 31 januari 2018
4, hiervoor de samenwerking te zoeken met initiatieven van bewoners, bedrijven en
instellingen in de buurt.
Het lid van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
2
| Motie | 2 | discard |
x% Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 692
Ingekomen op 10 juni 2020
Behandeld op 11 juni 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Kili inzake de Factsheet basisschooladvies (overgangsregelingen
van scholen en het zoveel mogelijk voorkomen om leerlingen niet te laten
doorstromen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Factsheet basisschooladvies en doorstroom in het
voortgezet onderwijs.
Constaterende dat:
- De Onderwijsconsument (OCO) adviseert om leerlingen zo min mogelijk
leerlingen te laten blijven zitten;
-__De OCO oproept om de positieve voorbeelden te volgen van scholen die
‘bespreekgevallen' om plan of motivatiebrief vragen en daarmee motivatie en
eigenaarschap leerlingen bevorderen.
Overwegende dat:
- Door docenten niet vast te stellen is of de opgelopen achterstand te wijten is aan
de leerling zelf of aan de coronamaatregelen;
- De coronacrisis ervoor heeft gezorgd dat leerlingen uit beeld zijn geraakt en
blijven zitten hen verder zal demotiveren om terug te keren;
- Door de coronamaatregelen zogenoemde ‘achterblijvers’ verderop heeft laten
geraken;
-__ Het risico op schooluitval kan worden voorkomen door leerlingen te laten
doorstromen en tegelijkertijd ook in te zetten op het inhalen van de achterstand
-_ Het laten doorstromen van leerlingen kan bijdragen aan hun motivatie.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Het advies van de OCO over te nemen en met scholen in gesprek te gaan om
leerlingen zoveel mogelijk te laten doorstromen naar het volgende jaar conform het
OCO-advies en de scholen te motiveren om de door de OCO voorgestelde
maatregelen over te nemen.
Het lid van de gemeenteraad
A. Kilig
1
| Motie | 1 | discard |
VN2021-026231 eet _ "
GGD X Gemeente Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en ZJ S
Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie ZJS van 14 oktober 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Zorg
Agendapunt 5
Datum besluit
Onderwerp
Verhogen vaccinatiegraad corona Amsterdam
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de brief van de wethouder Zorg over maatregelen verhogen vaccinatiegraad
corona in Amsterdam
Wettelijke grondslag
artikel 169 van de gemeentewet
Wet publieke gezondheid
Bestuurlijke achtergrond
De vaccinatiegraad corona blijft in Amsterdam achter bij het landelijk gemiddelde. Ook zijn er
grote verschillen tussen de vaccinatiegraad tussen de stadsdelen. In de brief gaat de wethouder
nader in op alle activiteiten die er tijdens de zomerperiode ondernomen zijn en welke activiteiten de
komende tijd nog ondernomen worden om de vaccinatiegraad corona te verhogen.
Deze brief is vrijdag 27 augustus al onder de raadsleden verspreid en maandag 30 augustus via de
dagmail. De brief is ook betrokken bij de bespreking van de actualiteit verhoging vaccinatiegraad
corona in de commissie ZJS van 2 september jl.
Reden bespreking
Op verzoek van het lid Mangal (DENK)
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, met deze brief worden 4, moties afgedaan, te weten:
1. motie (472.21) van de raadsleden Warmerdam, Van Pijpen, La Rose en Veldhuyzen waarin
zij het college van burgemeester en wethouders verzoeken “een concreet kwantitatief
doel te stellen tot welke stijging in vaccinatiegraad onder Amsterdammers met een
migratieachtergrond de acties van de gemeente minimaal dienen te leiden”.
2. de motie (477.21) van de raadsleden Van Pijpen, Warmerdam, Kuiper, La Rose en
Veldhuyzen waarin zij het college van burgemeester en wethouders verzoeken: “Na te
Gegenereerd: vl.7 1
VN2021-026231 % Gemeente Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en
GGD % Amsterdam In ‚ ‚
% Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen
Voordracht voor de Commissie ZJS van 14 oktober 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
gaan of en hoe, naast informatie en voorlichtingscampagnes gericht op verhogen van
de vaccinatiegraad, ook het aanbod van de vaccinaties flexibel, dichtbij en met zo min
mogelijk rompslomp gerealiseerd kan worden met bijvoorbeeld mobiele priklocaties, inloop
priklocaties, speciale prikdagen in de wijk en andere mogelijkheden die bijdragen aan het
verhogen van de vaccinatiegraad. En indien de regie van het Rijk zich daartegen verzet, in
contact met het Rijk te treden om hiervoor mogelijkheden te creëren”
3. motie (473.21) van de raadsleden Warmerdam, Kuiper, La Rose en Veldhuyzen waarin zij het
college van burgemeester en wethouders verzoeken “In de vaccinatiecampagne expliciet
aandacht te geven aan het bereiken van internationale inwoners van Amsterdam waaronder
internationale studenten, met als doel hen goed te informeren over de mogelijkheden tot
vaccinatie”
4. motie (486.21) van de raadsleden Kilig, Veldhuyzen en Warmerdam waarin het college van
burgemeester en wethouders verzocht wordt “Met name de instellingen, die enigszins
sceptisch staan tegenover het vaccinatiebeleid en het coronabeleid in het algemeen, te
benaderen en hen proberen te betrekken bij de voorlichting- en vaccinatiestrategie door
met hen een dialoog aan te gaan om hen te overtuigen van de noodzaak en zin van de
coronamaatregelen en vaccinatie. En daarover te rapporteren aan de raad”
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
Brief wethouder aanpak verhoging vaccinatiegraden 27 augustus 2021
AD2021-101129
ondertekend.pdf (pdf)
[ADzozvzonze | Commissie ZJS (4) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
GGD Amsterdam, Jolanda Pothoven, [email protected], 06-30196643
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | train |
VN2023-023860 issi
Griffe X Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ
Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken,
% Amsterdam
Raadsaangelegenheden
Voordracht voor de Commissie AZ van 23 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Openbare Orde en Veiligheid
Agendapunt 5
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Winkeldiefstallen en andere overlast bij winkeliers in de binnenstad.
De commissie wordt gevraagd
kennis te nemen van een artikel uit de Telegraaf; getiteld “Veiligelanders op rooftocht”.
Wettelijke grondslag
Artikel 26 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam:
Lid 3. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van onderwerpen die niet op de
agenda staan met uitzondering van initiatiefvoorstellen. Het lid van de commissie dient het voorstel
daartoe minstens vijf werkdagen voor de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier in
Bestuurlijke achtergrond
Winkeliers in de binnenstad hebben erg veel last van winkeldiefstallen en andere overlast door
zogenoemde ‘veiligelanders’ en steeds jongere daders, soms zelfs kinderen. Uit de eerste ervaringen
van een proef met een speciaal alarmnummer, blijkt dat kansloze, criminele asielzoekers nog
steeds een criminaliteitsgolf veroorzaken in de binnenstad. De fractie van de VVD gaat graag in
gesprek met de commissie en de burgemeester over de proef in de binnenstad, het voorkomen
van winkeldiefstallen en andere overlast, en hoe winkeliers in de binnenstad veiliger kunnen
ondernemen.
Reden bespreking
O.v.v. het lid Martens - America (VVD)
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.7 1
VN2023-023860 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Griffie % Amsterdam ‚ ‚ ‚
% Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken,
Raadsaangelegenheden
Voordracht voor de Commissie AZ van 23 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
nee
Welke stukken treft v aan?
AD2023-082557 Commissie AZ (a) Voordracht (pdf)
AD2023-082556 Telegraaf artikel Veiligelanders op rooftocht.jpeg (jpeg_ preview)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Het lid Martens - America (VVD)
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | train |
Goede middag,
Ik ben Marijke Kruyt en ik spreek namens het Amsterdams Vredesinitiatief.
We zijn blij dat er nu eindelijk een bestuurlijke reactie is op het initiatiefraadsvoorstel
‘Ban de Bom’ en dat het vandaag wordt besproken.
We danken de drie initiatiefnemers en PAX voor de goede samenweking bij het tot
standkomen van dit initiatief en we danken de zeven raadsfracties die het gesteund
hebben en hopen dat zij dit op alle zeven punten zullen blijven steunen.
We waarderen het positieve advies van het bestuur om de eerste twee punten
betreffende het ICAN Cities Appeal over te nemen, zeker gezien de actualiteit.
Het VN Verdrag voor het Verbod op Kernwapens is zojuist door het 50° land
geratificeerd, waardoor het op 22 januari 2021 voor alle landen van kracht zal
worden. Des te meer reden om er bij de regering op aan te dringen om dit verdrag
ook te ratificeren.
Wat betreft de punten waarover het bestuur negatief aviseert vragen we u om creatief
na te denken wat de mogelijkheden voor de gemeente zijn om de
brievenbusconstructies van de wapenfabrikanten tóch aan te pakken.
Dat grote firma’s zoals Starbucks, Apple en Coca Cola via brievenbussen belasting
ontwijken, voelt men als groot onrecht, maar dat wapenfabrikanten als Lockheed en
BAE-systems geld verdienen via deze constructie, dát voelt menig burger als
medeplichtigheid aan het zaaien van dood en verderf.
Deze bedrijven produceren bovendien onderdelen van kernwapens en zij leveren
wapens aan landen die smerige oorlogen voeren, zoals bijvoorbeeld Saudi Arabië in
Jemen.
We waarderen het zeer dat het gemeentebestuur er bij de regering op aan wil dringen
om de belastingontwijking aan te pakken, maar wij denken dat het voor de politieke
bewustwording en het maatschappelijk bewustzijn van de Amsterdamse burgers goed
zou zijn als ook het gemeentebestuur er alles aan zou doen om deze abjecte
praktijken in onze stad te stoppen. Hoe moeilijk dit juridisch misschien ook is.
Het rapport van Stop Wapenhandel Tax evasion and weapon production kan als
instrument hierbij dienen. Ik stuur u de link:
https://stopwapenhandel.org/sites/stopwapenhandel.org/files/issue-brief-arms-trade-
web.pdf
Het zou goed zijn als de gemeente aan Stop Wapenhandel de opdracht geeft om dit
rapport elk jaar te updaten en dit jaarlijks in uw commissie te bespreken.
Kortom wij van AVI doen een klemmend beroep op u allen om die levensgevaarlijke
kernwapenfabrikanten niet langer financieel te laten profiteren van mazen in onze
wetgeving.
Wees als Hollandse vissers en boet de gaten in de juridische netten.
Dank u wel.
| Actualiteit | 1 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
Eindevaluatie pilot voedselwagens
1 Inleiding
Op 13 januari 2015 heeft het college van B en W de uitvoeringsregeling van de twee jaar durende
pilot voedselwagens vastgesteld. Hiermee is uitvoering gegeven aan het, in de raadsvergadering
van 12/13 maart 2014, vastgestelde initiatiefvoorstel ‘Lekker eten op de Amsterdamse straten’.
De pilot kende twee doelstellingen:
1. Het experimenteren met nieuwe vormen van ambulant ondernemerschap op de
openbare weg.
2, De diversiteit van het voedselaanbod in kwalitatieve zin uit te breiden (vers
bereid, gezond en bij voorkeur lokaal geproduceerd).
Vooruitlopend op nieuw beleid voor verkooppunten in de openbare ruimte is de pilot ook benut
om het een nieuwe groep ondernemers mogelijk te maken staanplaatsen in te nemen. In plaats
van de gebruikelijke persoonsgebonden vergunning, het vereiste om ingeschreven te zijn in het
register ambulante handel en de toewijzing volgens een wachtlijst, zijn nieuwe mogelijkheden in
de regeling opgenomen. Deze zijn:
-__ het verlenen van een vergunning aan een conglomeraat van ondernemers of aan één
ondernemer die maximaal drie voedselwagens mag exploiteren;
-__ het niet alleen door de vergunninghouder zelf, maar door personeel mogen bemensen
van de verkoopwagen;
-__ toewijzing van de staanplaatsen door middel van een selectieprocedure op basis van
vooraf gestelde eisen en criteria en daarbij te streven naar een gevarieerd en gezond
voedselaanbod;
-_ het rouleren van staanplaatshouders over verschillende staanplaatsen.
De twee jaar durende pilot is op 29 juni 2015 van start gegaan. De pilot is tussentijds actief
gemonitord en bijgesteld. Met de evaluatie die nu voorligt wordt de pilot voedselwagens formeel
afgesloten.
2 Werkwijze
In voorbereiding op de pilot zijn specifieke voedselwagenlocaties aangewezen en zijn er
voedselwagenondernemers geselecteerd.
2.1 Aanwijzen locaties
Na het vaststellen van de uitvoeringsregeling begin 2015 zijn er in totaal 24 locaties aangewezen
door de bestuurscommissies van vijf stadsdelen. Centrum heeft niet meegedaan en Noord heeft in
een later stadium locaties aangewezen. Uitgaande van het roulerend karakter van het
voedselwagenconcept konden maximaal 50 vergunningen worden verleend. De locaties zijn door
Evaluatie pilot voedselwagens Pagina 2 van 5
de bestuurscommissies aangewezen op basis van de fysiek beschikbare ruimte en de inschatting
dat voedselwagens een zekere economische impuls aan de locatie zouden geven. Vooraf heeft
geen onderzoek plaatsgevonden of deze locaties ecOnomisch gezien voor voedselwagens
rendabel zouden kunnen zijn.
2.2 De selectie van ondernemers
Het college van B en W heeft door middel van een open inschrijving ondernemers opgeroepen zich
aan te melden voor een staanplaatsvergunning voor een voedselwagen.
Uit de 110 aanmeldingen is een groep van 70 ondernemers geselecteerd op basis van zogenaamde
harde criteria (de beschikbaarheid van een zelfvoorzienende wagen en een businessplan). Een
onafhankelijke selectiecommissie, bestaande uit externe deskundigen, heeft op basis van
kwaliteitscriteria 40 ondernemers geselecteerd die in aanmerking konden komen voor een
vergunning.
Door de commissie zijn de volgende selectiecriteria gehanteerd:
-__ de kwaliteit, gezondheid en het vernieuwende karakter van het voedselaanbod;
-__ de kwaliteit en het innovatieve gehalte van het voedselwagenconcept;
-__de inpasbaarheid binnen de omgeving (waaronder welstand).
De selectieprocedure is vastgelegd in een akte van depot.
Op basis van deze selectie zijn er in totaal 29 vergunningen aangevraagd en verleend voor 35
voedselwagens, waarvan:
-__10 ondernemers zonder personeel
-__18 ondernemers met personeel
-_1conglomeraat met 7 deelnemende ondernemers.
Bij de start op 29 juni 2015 rouleerden er volgens het opgestelde roulatierooster, 33
voedselwagens in de stad tussen 24 locaties.
3 Tussenevaluaties en bijstelling pilot
Kort na de start van de pilot zijn de deelnemende ondernemers geconsulteerd door middel van
een online enquête!. Op basis daarvan is een advies uitgebracht over het functioneren van de
pilot. De belangrijkste bevindingen waren:
-__ het gekozen roulatieschema, dat uitgaat van een evenredige verdeling van naar
verwachting rendabele en minder rendabele locaties, is niet werkbaar;
-__ het werken in twee shifts (lunch en diner) is voor ondernemers logistiek onuitvoerbaar;
-__ hetis bedrijfseconomisch gunstiger om de hele dag op één locatie te staan;
-__de pilot slaagt alleen als het mogelijk wordt om op voedselwagenlocaties met meerdere
voedselwagens tegelijk te staan.
De pilot wordt naar aanleiding van de tussenevaluatie aangepast. In de regeling vervalt de plicht
om tussen ochtend en middag te rouleren. Daarnaast wordt gestart met het zoeken naar nieuwe
locaties, waarbij zo mogelijk ook twee voedselwagens kunnen staan.
1 De online enquête is uitgevoerd door Areaal Advies. Op deze eerste enquête hebben dertien
voedselwagenondernemers gereageerd waarvan er acht daadwerkelijk hadden gereden.
Evaluatie pilot voedselwagens Pagina 3 van 5
3.1 Locatieonderzoek door de ondernemers
In samenwerking met de gemeente hebben voedselwagenondernemers zelf een
locatieonderzoek gedaan. Hierin hebben de ondernemers de eerder aangewezen
voedselwagenlocaties beoordeeld en nieuwe locaties voorgesteld om aan de pilot toe te voegen.
Op basis van dit rapport heeft overleg plaats gevonden met gebiedsteams over de geschiktheid
van de voorkeurslocaties, Veel daarvan zijn afgevallen omdat de druk op de openbare ruimte al
groot is en een nieuw publiekstrekkend object ongewenst is vanwege de beperkte ruimte.
Uiteindelijk zijn zes nieuwe locaties geschikt bevonden. Daarnaast zijn slechts drie oude locaties
gehandhaafd. Op deze negen locaties is in totaal plek voor 17 voedselwagens. Op basis van deze
herschikking van de pilot geven de voedselwagenondernemers aan dat er voldoende basis is om
de pilot voort te zetten.
Parallel aan het zoeken naar nieuwe locaties is met de ondernemers gesproken over het statische
karakter van het door de gemeente vastgesteld roulatieschema. Dit heeft er in geresulteerd dat de
(overgebleven) ondernemers zich hebben verenigd in een conglomeraat, dat zelf het
roulatieschema vast kan stellen. Als gevolg daarvan is uiteindelijk slechts één (koepel)vergunning
verleend. In de vergunning is wel opgenomen welke ondernemers van de vergunning gebruik
kunnen maken.
In september 2016 maakte de pilot een doorstart met 9 voedselwagenlocaties voor 17
voedselwagens. Het aantal overgebleven voedselwagenondernemers slinkt van 37 naar 23.
4 Eindevaluatie
In de eindevaluatie wordt gekeken of het beoogde doel van de pilot is gerealiseerd en wat we uit
de pilot kunnen omzetten in beleid en/of regelgeving.
4,1 Vers en gezond eten op staat
Een van de doelen van de pilot was het aanbod van gezond en vers voedsel te vergroten. Dit past
binnen de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG). Bij de selectie van voedselwagens is
kritisch is gekeken naar de kwaliteit van het voedselaanbod. Controle op de naleving hiervan blijkt
echter moeilijk. Daarnaast willen ondernemers hun productaanbod kunnen vernieuwen en
verbeteren. Of dit bijdraagt aan de doelstelling of daar afbreuk aan doet is lastig vast te stellen. Dit
komt doordat:
-__er geen operationele checklist is voor gezond voedsel;
-__ het complex is ter plekke vast te stellen of het aangeboden voedsel wel of niet gezond is;
-_ het onduidelijk was wie toezicht moest houden op deze vergunningsvoorwaarden;
-__ de vergunningsvoorwaarden niet alle specificaties bevatten die een rol hadden gespeeld
bij de selectie;
-__ de voedselwagens te onregelmatig hebben gereden om effectief te kunnen controleren of
het aanbod overeenkwam met wat was opgegeven bij de vergunningaanvraag.
Evaluatie pilot voedselwagens Pagina 4 van 5
4.2 Ruimte bieden aan nieuwe ondernemers
April 2017 is een enquête uitgezet onder alle in 2015 geselecteerde voedselwagenondernemers; 15
ondernemers hebben hieraan meegedaan. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren:
-__de economische potentie van de locaties is doorslaggevend voor het in gebruik nemen
van een locatie door een voedselwagenondernemer, waarbij het vooral gaat om het
aantal passanten per uur;
-__ een goede locatie is voorts veilig (geen hinder voor verkeer), zichtbaar, goed bereikbaar
en heeft de beschikking over een vaste stroomaansluiting;
-__ deelname in een conglomeraat wordt over het algemeen als gematigd positief ervaren
omdat het bijdraagt aan meer vrijheid van handelen en op den duur leidt tot meer
professionalisering van ondernemerschap;
-__ de ondernemers hadden een actievere rol en medewerking van de gemeente verwacht bij
het vinden van geschikte locaties;
-__ de voedselwagenondernemers hadden van de gemeente, omdat het hier een pilot
betreft, een actievere bijdrage verwacht aan promotie;
-__ Omdat de meeste locaties niet rendabel waren hebben veel voedselwagenondernemers
voortijdig hun deelname aan de pilot beëindigd.
Het aantal dat in april 2017 nog actief is, is gedaald tot 10 voedselwagenondernemers die samen
17 uur per week actief zijn op 3 voedselwagenlocaties;
5 Impact op de leefomgeving
Gedurende de pilot zijn er klachten binnengekomen over de voedselwagens. Deze klachten
hadden betrekking op onder meer: geluidoverlast (door aggregaten), stankoverlast, de plek waar
de voedselwagens wel of niet mogen staan en oneigenlijke concurrentie van nabijgelegen
aanbieders. De klachten zijn besproken met zowel de betrokken klagers als de
voedselwagenondernemers. In alle gevallen is een passende oplossing gevonden voor de geuite
klachten?
6 Conclusie
Met de pilot voedselwagens heeft de gemeente gedurende twee jaar geëxperimenteerd met
ruimte voor nieuwe vormen van ambulant ondernemerschap. Zo werd het mogelijk gemaakt om
samen met andere ondernemers samen te werken in een conglomeraat en onder één vergunning
met personeel met meerdere voedselwagens tegelijk te gaan rijden.
Het grootste knelpunt is het vinden van voedselwagenlocaties, waar de ondernemers voldoende
kunnen verdienen zonder dat het algemene belang van een evenwichtige ingevulde ruimte in het
gedrang komt.
Ondanks de lange voorbereidingstijd, de inzet van de ondernemers en de gemeente bij het
aanwijzen van locaties, en het door de gemeente proactief inspelen op nieuwe opgedane inzichten
op het vlak van economisch rendabiliteit van voedselwagens, heeft deze pilot niet geleid tot het
2 Eén voedselwagenlocatie (Amstelveenseweg) is kort na de start geschrapt en één locatie op termijn
(Vondelpark).
Evaluatie pilot voedselwagens Pagina 5 van 5
resultaat dat werd beoogd. Veel ondernemers zijn tussentijds afgehaakt en hebben hun klandizie
gezocht en gevonden op (foodtruck-) evenementen en festivals.
Niet aangetoond is dat voedselwagens hebben bijgedragen aan een substantiële uitbreiding van
het aanbod van vers en gezond eten op straat. Daarvoor was het aantal geschikte locaties en het
aantal actieve deelnemers aan de pilot te klein.
Op grond van het bovenstaande ligt voortzetting van de pilot voedselwagens in zijn huidige vorm
niet voor de hand. Op basis van de uitrijfrequentie kan geconcludeerd worden dat de pilot niet
substantieel bijgedragen heeft aan de verruiming van het aanbod van kwalitatief hoogwaardig
voedsel aan de openbare weg.
7 Hoe verder met deze ervaringen
" _Erisgeenreden omde pilot voedselwagens die op 29 juni 2017 afloopt te verlengen tot de
vaststelling van nieuw beleid voor verkooppunten in de openbare ruimte.
= Op dielocaties waar momenteel voedselwagens staan hebben de betreffende
bestuurscommissies de mogelijkheid om met een nieuwe vergunning de pilot te
continueren tot uiterlijk 1 oktober 2017. Hiermee krijgen de ondernemers de mogelijkheid
om tot het einde van het zomerseizoen hun klanten te bedienen®
= Inhet beleid voor verkooppunten in de openbare ruimte zullen staanplaatsvergunningen
voor verkoopwagens aangemerkt worden als schaarse vergunningen. Dat brengt met zich
mee dat de vergunningen allemaal een beperkte looptijd krijgen en er een
selectieprocedure gevolgd moet worden. Daarvoor heeft de pilot waardevolle ervaringen
geleverd.
= _Hetstreven naar een gezonder voedselaanbod zal onderdeel uitmaken van het beleid en
de selectieprocedure, en wordt afgestemd met de Amsterdamse Aanpak Gezond
Gewicht. De ervaringen opgedaan in deze pilot zullen dan ook worden meegenomen.
= In drukke delen van de stand zijn geen nieuwe geschikte locaties beschikbaar voor
toevoeging van mobiele staanplaatsen. Ruimte kan worden gevonden door een deel van
de huidige vaste staanplaatsen te transformeren in mobiele staanplaatsen. Hierdoor kan
er meer flexibilisering optreden ten aanzien van de diversiteit en kwaliteit van het
voedselaanbod.
= De pilot heeft geleerd dat het niet wenselijk is dat de gemeente zelf roulatieschema's
opstelt. In plaats daarvan zal aan de raad worden voorgesteld koepelvergunningen te
verlenen voor meerdere staanplaatshouders, die onderling de roulatie kunnen bepalen.
r De mogelijkheid om een vergunning te verlenen aan een bedrijf (rechtspersoon) in plaats
van aan een natuurlijk persoon wordt verder verkend. Daarbij wordt ook de mogelijkheid
bekeken om een vergunning te kunnen verkrijgen voor meerdere verkoopwagens en
locaties. Voorwaarde is dat er een meldingsplicht komt voor het personeel dat met een
wagen een staanplaats inneemt (vergelijkbaar met de regeling voor horecavestigingen).
3 Voor het Sloterstrand (Nieuw-West) is een dergelijke vergunning inmiddels verleend.
| Onderzoeksrapport | 5 | train |
VN2020-030236 G Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen
rectie mi emeente
directie middelen en % Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie F E D
control % Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van o4 februari 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Deelnemingen
Gemeentelijk Vastgoed (4,5)
Agendapunt 13
Datum besluit 15 december 2020, college van B&W
Onderwerp
NV Hollandais: kennisnemen van de opheffing van deze deelneming
De commissie wordt gevraagd
kennis te nemen van de brief waarin de opheffing van deelneming NV Hollandais wordt
medegedeeld.
Wettelijke grondslag
Op grond van artikel 169 van de Gemeentewet verschaft het college de raad alle inlichtingen die de
raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
In het kader van de periodieke herijking van de deelnemingen heeft het college van burgemeester
en wethouders in 2011 en 2015 besloten dat NV Hollandais geliquideerd kon worden, omdat het
publieke belang (het beheer van cultuurpanden Theater Bellevue en de Kleine Komedie) ook op
een andere manier dan via een deelneming behartigd kon worden: namelijk door middel van direct
beheer door de gemeente. Daarom is besloten NV Hollandais te ontbinden en alle vermogen van NV
Hollandais over te dragen aan de directie Gemeentelijk Vastgoed van de gemeente Amsterdam.
Het college heeft op 21 maart 2017 besloten de voorbereiding van de liquidatie van NV Hollandais te
starten. Voorwaarde voor de liquidatie was dat het achterstallig onderhoud en funderingsherstel bij
Theater Bellevue zou plaatsvinden. Deze werkzaamheden zijn afgerond.
Op 30 juni 2020 heeft het college ingestemd met het ontbinden van NV Hollandais en het vereffenen
van haar vermogen.
Op 15 december 2020 stemde het college in met het ontvangen van de liquidatie uitkering van NV
Hollandais. Dit bestond uit een bedrag van € 29.582 aan contanten en het vastgoed op adressen
Amstel 56-58 (De Kleine Komedie) en Leidsekade go (Theater Bellevue).
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Gegenereerd: vl.12 1
VN2020-030236 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
directie middelenen $%@ Amsterdam ‚ ‚ ‚ ‚
Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
control %
Voordracht voor de Commissie FED van 04 februari 2021
Ter kennisneming
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-003881 Brief aan commissie FED vereffening NV Hollandais.pdf (pdf)
AD2020-099213 Commissie FED Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
DMC/Deelnemingen, Chris Meulmeester, 06-22043113, C.meulmeester@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.12 2
| Voordracht | 2 | train |
Xx Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1593
Datum indiening 16 oktober 2020
Datum akkoord college b&w van 1 december 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Flentge inzake de zorgen over de
situatie in Geuzenveld/Slotermeer.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Buurtbewoners, buurtplatforms, supermarktmedewerkers, winkeliers,
maatschappelijke organisaties, politie en bestuurders maken zich zorgen over de
situatie in Geuzenveld/Slotermeer. De wijk oogt (is) voor een deel verpauperd. De
plannen voor de aanpak van onder andere de Van Deysselbuurt komen niet te vroeg.
Dat geeft zeker nog geen geruststelling dat de wijk daarmee uit het slop raakt.
Er worden veel initiateven ontplooid, veel stichtingen en hulpverleners zijn actief. Het
stadsdeel is actief. Samenwerkingen worden actief opgezet. Tegelijk voelen veel
buurtbewoners een afstand tot die activiteiten. Zij zien organisaties met dichte deuren
die het contact met de buurt lijken te mijden. De buurtbewoners lijken zelf
onvoldoende aangesproken op wat zij als kansen en mogelijkheden zien voor de
buurt. Veel hulpverleners komen van buiten de buurt en het werk dat in de buurt
verzet moet worden, levert buurtbewoners weinig baankansen op.
Een aanzienlijke groep buurtbewoners voelen zich -ondanks alle extra investeringen
in de wijk - daardoor onvoldoende gehoord. Zij vinden dat een aantal organisaties te
weinig binding hebben met de buurt. En zij merken dat vraag en het aanbod niet altijd
goed op elkaar zijn aangesloten.
Jongeren uit de wijk geven bijvoorbeeld aan goed geholpen zijn met een buurtkamer
waar ze een deel van de dag kunnen zijn. Dat moet een plek zijn waar ze kunnen
ontsnappen aan hun te kleine drukke woningen of waar ze even van de straat af zijn,
omdat ze daar ook regelmatig worden weggestuurd of weggekeken. Een plek waar ze
zelf ook verantwoordelijkheden dragen voor het beheer en dagprogramma, met
goede begeleiding. Initiatief daartoe lijkt echter niet ondersteund en al snel weer
ingevoegd in het jeugdwerk en jeugdhulpverlening.
Ook toezicht en -waar nodig- repressie in de wijk moet op orde zijn. Wijkagenten
verdienen steun bij hun moeilijke en belangrijke werk in de frontlinie. Wijkagenten die
een band opbouwen met de buurt moeten niet opeens worden overgeplaatst.
Buurtbewoners zeggen dat sinds de sluiting van het politiebureau in de wijk de
overlast is toegenomen. Het politiebureau vormde een spilfunctie bij het beheersbaar
houden van overlast en criminaliteit. Die sluiting is erg onverstandig gebleken.
Voorkomen moet worden dat overlastgevende jongeren de overstap maken naar
criminaliteit. De buurt draagt daarvan de last.
Er doen zich regelmatig incidenten voor in en voor de Dekamarkt-supermarkt aan de
Slotermeerlaan. Recent ontstond een vechtpartij voor de deur van de supermarkt,
medewerkers zijn bespuugd en bedreigd en zelfs mishandeld (er is een zakflesje naar
een medewerker gegooid). De klachten gaan over overlast, agressie en
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 16 oktober 2020
scheldpartijen. Supermarktpersoneel is er moeilijk te krijgen en blijft vervolgens niet
lang. En dat terwijl het behoud van de supermarkt belangrijk is voor de hele wijk. De
brandtrap aan de zijkant van de Dekamarkt wordt als openbaar toilet gebruikt. Het
stinkt er vreselijk. Dat draagt bij aan een negatief beeld van de wijk en irritatie bij
wijkbewoners.
Recent zijn in de wijk enkele auto's uitgebrand. Ook schietpartijen zijn niet nieuw in
de wijk. In de buurtkamer (Social Garden) is door een groep jongeren grote schade
aan het gebouw aangericht. Bewoners van de Jacques Perkstraat (achter de Deka)
melden overlast te ondervinden van groepen. Naar verluidt zou er ‘s avonds en ‘s
nachts criminaliteit en zelfs prostitutie plaatsvinden op het plein bij de Jacques
Perkstraat. De bewoners zijn dan ook bang ‘s avonds de straat op te gaan. Naar
verluidt vindt prostitutie ook plaats in budgethotels.
Ook het afval op straat is een groot probleem. Dat is niet alleen grof vuil wat naast de
containers ligt, maar ook zwerfvuil op straat. Het versterkt het beeld dat het niet goed
gaat in de buurt. Dat wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door bewoners die
zich niet houden aan de dagen waarop grof vuil mag worden geplaatst. Maar het mag
er niet blijven liggen, omdat alle buurtbewoners daar last van hebben.
Verkeer op de Henriëtte Roland Holststraat en de Lodewijk van Deysselstraat rijdt
vaak onverantwoord hard. En dat in een wijk waar veel kinderen wonen.
Dieperliggende oorzaken van de problemen, zoals armoede en werkloosheid, zijn niet
eenvoudig op te lossen. Daarvoor zal er verder gebouwd moeten worden aan
verbeteringen in de wijk, samen met betrokkenen. Een wijkaanpak waarbij bewoners
de belangrijkste rol hebben biedt daarbij kansen. Naast de structurele aanpak kunnen
er ook op korte termijn mogelijk extra acties genomen worden, om aan de buurt de
heldere boodschap te geven dat de problemen worden gekend, erkend en dat er
wordt gewerkt aan een oplossing. De bewoners verdienen een buurt, waarin het
prettig en veilig samenleven is, zodat de buurt weer kan opleven. Dat kan alleen als
zij zelf nog veel meer aan zet komen.
Het is een wijk met kansen. Er is voldoende onderlinge betrokkenheid. Er is een flinke
groep buurtbewoners, winkeliers, ondernemers en vrijwilligers die actief zijn in de
buurt en graag mee willen werken (of dat al doen) aan verbeteringen. Plekken als
Cascoland, het jongereninitiatief of de buurtkeuken in de Lodewijk van Deysselbuurt
zijn goede voorbeelden van plekken waar positief op gereageerd wordt door de buurt.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Flentge, namens de fractie van de SP, op
grond van voormalig artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Deelt het college de mening van de SP-fractie dat de situatie met betrekking tot
overlast en veiligheid in de buurt ernstig te noemen is? Ziet de politie
mogelijkheden en noodzaak om een steunpost in te richten in het nu leegstaande
politiebureau op de Lodewijk van Deysselstraat? Graag een toelichting.
Antwoord
Uit informatie van het stadsdeel en de politie blijkt dat er veel overlast in de Lodewijk
van Deysselbuurt is, vooral in de periode voor en na Oud & Nieuw. De overlast
bestaat uit het pesten van andere kinderen, het provoceren en intimideren van oudere
buurtbewoners, het gooien van stenen en waterballonnen, vernieling en
vuurwerkoverlast. Eén buurtbewoner is door leden van deze groep mishandeld.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 16 oktober 2020
Daarnaast blijkt in deze buurt regelmatig inbraak, diefstal, heling, vernieling en
brandstichting te worden gepleegd. Diverse panden aan de Burgemeester van
Leeuwenlaan zijn vernield en er zijn verschillende ruiten ingegooid. Vorig jaar is met
de jaarwisseling door een groep van 50 jongeren vuurwerk gegooid naar politie en
brandweer. De Burgemeester heeft daarom het besluit genomen om voor een periode
van drie maanden (23/11 tot 23/2} mobiel cameratoezicht in te zetten in deze buurt.
Na de drie maanden zal gekeken worden hoe het dan gaat.
Een politiesteunpunt kan vanuit oogpunt van veiligheidsbeleving zeker ook een
positieve invloed hebben. Echter, krapte in middelen en vooral mensen binnen de
Eenheid Amsterdam staan het inrichten van een steunpunt in de weg. Ook kan
Amsterdam sinds de oprichting van de Nationale Politie zo'n besluit niet zelfstandig
nemen. Hierbij dient wel in aanmerking te worden genomen dat politiebureau
Lodewijk van Deyssel in 2015 weliswaar is gesloten, maar de aanwezigheid van
politiepersoneel en -inzet is blijven bestaan. Het gebied wordt meegenomen in de
reguliere surveillance, politiepersoneel is zichtbaar aanwezig, aanspreekbaar en
beschikbaar. Ook is een vaste wijkagent aan het gebied verbonden, die goede
contacten heeft met de bewoners in de wijk. De cijfers voor inbraak woning,
vernieling, overlast, drugs en alcohol zijn nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van
vorig jaar en de cijfers van straatroof zijn gedaald.
2. Deelt het college de mening van de SP-fractie dat in deze buurt naast een
structurele wijkaanpak om werkloosheid, armoede en achterstelling te bestrijden en
veiligheid te verbeteren ook een reeks aan zichtbare maatregelen voor de korte
termijn nodig is, die wijkbewoners en professionals het vertrouwen geven dat erin de
buurt echt iets gaat verbeteren?
Antwoord
Het college is het er mee eens dat op korte termijn zichtbare maatregelen nodig zijn
en zet in op deze maatregelen door middel van de aanpak ontwikkelbuurten.
Geuzenveld-Slotermeer valt als geheel onder deze aanpak, waardoor het gebied
extra aandacht krijgt. Een voorbeeld van zichtbare maatregelen is het opknappen van
speelplekken waardoor de sociale cohesie in de buurt wordt versterkt. Een ander
voorbeeld is dat er in de periode oktober tot en met december 2020 extra inzet wordt
gefinancierd op overlastgevende groepen in/bij de Lodewijk van Deysselbuurt. De
extra inzet omvat extra ambulante uren op straat in de Lodewijk van Deysselbuurt en
Cornelis van Vollenhovenstraat, ambulante individuele begeleiding van 26 extra
jongeren, extra sportaanbod (voetbal en kickboksen) door de week en extra aanbod
in herfst- en kerstvakantie waarbij de jeugd betrokken wordt om dit te organiseren. In
de jaarrapportage aanpak ontwikkelbuurten 2019 en straks over 2020 wordt
uitgebreid verslag gedaan van welke activiteiten per buurt zijn en worden uitgevoerd.
3. Deelt het college de mening dat in het kader van de wijkaanpak de
overleggen met bewoners en bewonersgroepen kan worden verbeterd? Zo ja, hoe wil
het college dit vormgeven?
Antwoord
Het college deelt de mening dat de overleggen met bewoners en bewonersgroepen
kan worden verbeterd en initieert in het kader van de wijkaanpak op verschillende
manieren overleg, onder andere door een opdracht aan stichting WOON om de
participatie van bewoners in ontwikkelbuurten te verbeteren. Het doel van deze
opdracht is het informeren en ondersteunen van bewoners in het participatieproces
ten behoeve van korte termijn initiatieven en lange termijn plannen (principenota’s) en
het verbinden en versterken van bewonersplatforms. Sinds de uitbraak van de
coronacrisis worden veel van deze overleggen digitaal voortgezet. In de Van
Deysselbuurt is bijvoorbeeld in samenwerking met de buurt een digitaal buurtplatform
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 16 oktober 2020
opgezet (zie https://deysselplatform.nl/). Dit vindt de komende tijd in meer buurten
navolging. Najaar 2020 wordt de opdracht aan WOON geëvalueerd en waar nodig
bijgestuurd.
4. Deelt het college de mening dat organisaties in het sociaal domein rond hun
vestigingen meer relatie kunnen opbouwen met de buurt, deze locaties geen
anonieme vestigingen moeten zijn waar buurtbewoners een afstand toe voelen, maar
juist locaties moeten zijn die transparant bijdragen aan leefbaarheid in de wijk?
Antwoord
In sommige gevallen is openstelling van een vestiging niet mogelijk/wenselijk
vanwege de taak of doelgroep die de organisaties bedienen, bijvoorbeeld in het geval
van Spirit waarbij de doelgroep anoniem wil blijven. Locaties als de Social Garden en
de Honingraat staan juist wel open voor bewoners. Het Buurtteam vestigt een satelliet
in het Buurtpunt in de Van Leeuwenlaan. Dit is de belangrijkste plek in de buurt waar
kwetsbare bewoners met een hulp of ondersteuningsvraag terecht kunnen. In
aanloop van de nieuwe buurtteams is een sociaal spreekuur opgezet waar bewoners
met hun vraagstukken op gebied van schulden etc. terecht kunnen. Dit spreekuur
loopt al twee jaar en deze werkwijze wordt volgend jaar geïntegreerd in de nieuwe
buurtteams. Ook wordt gewerkt aan een jongerenbuurtkamer, zie het antwoord op
vraag 7.
5. Deelt het college de mening dat initiatieven het meest kansrijk zijn als die
komen vanuit de bewoners en ook door bewoners (deels) worden beheerd met
daarbij de nodige hulp en begeleiding?
Antwoord
Het college deelt de mening dat initiatieven kansrijk zijn als deze komen vanuit
bewoners. Hier zijn voorbeelden van zoals de buurthuiskamer Social Garden die
deels door bewoners wordt beheerd. Het Huis van de Wijk en Vooruit bieden hierbij
begeleiding. Verder zijn in 2019 verschillende experimenten met buurtbudgetten
gestart, een budget dat bewoners naar eigen inzicht mogen verdelen. In Slotermeer
Noordoost konden bewoners €500.000 verdelen over plannen die door hen zelf zijn
bedacht. Door het stadsdeel is extra ingezet op inclusie door onder andere te
communiceren in vier talen, Whatsapp te gebruiken, met sleutelfiguren te werken en
veel in de wijk actief te zijn. Dit heeft geleid tot grote betrokkenheid. Er zijn 144
plannen ingediend door een diverse groep mensen. 80 procent van de indieners is
een bewoner die niet of nauwelijks participeert in de wijk. In 2020 is het buurtbudget
uitgebreid naar heel Geuzenveld-Slotermeer. Inmiddels zijn 253 plannen ingediend
en kon tot 11 november 2020 gestemd worden op de plannen.
6. Deelt het college de mening dat buurtbewoners zelf ook meer zouden moeten
profiteren van de baankansen die ontstaan door investeringen ten behoeve van de
buurt?
Antwoord
Het college deelt deze menig en wil werkgelegenheid in de stad versterken. Deze
investeringen komen ook de bewoners van de ontwikkelbuurten ten goede. Verder is
het stadsdeel in samenwerking met Rochdale en WPI een pilot gestart om bewoners
bij de uitvoering van de gebiedsontwikkeling de kans te geven werkervaring op te
doen of een baan te vinden. Het gaat om werkzaamheden bij
renovatie/sloop/nieuwbouw van woningen, of in het groen. Er zijn werkplekken
gereserveerd bij de aannemer voor het vernieuwen van woningen. Als deze pilot
succesvol is worden de werkplekken uitgebreid.
4
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 16 oktober 2020
7. Deelt het college de mening dat het goed is als er een buurtkamer voor
jongeren komt, waar zij tot rust kunnen komen, kunnen werken aan hun toekomst en
zij meer dagstructuur krijgen?
Antwoord
Het college vindt een buurtkamer voor jongeren belangrijk. Het stadsdeel werkt
samen met jongerenorganisaties, jongeren en Rochdale aan de realisatie van een
jongerenbuurtkamer in de Lodewijk van Deysselbuurt. Volgens planning wordt deze in
het eerste kwartaal 2021 gerealiseerd.
8. Zijn er extra locaties in de wijk voor buurtbewoners die een (kleine)
onderneming willen starten en voor een jongerencentrum? Zijn er opties voor een
buurtkamer voor jongeren op de hoek van Burgemeester Roëllstraat en de Dr.
H. Colijnstraat? Heeft Levvel (Spirit) het volledige pand naast het politiebureau nodig
of is er een mogelijkheid dat dit deels voor iets anders wordt gebruikt? Wat zijn de
plannen met de soms lege of verpauperde ruimtes bij de Diderotstraat en de
Descartesstraat?
Antwoord
Voor de Lodewijk van Deysselbuurt is een vernieuwingsplan opgesteld door
Woningcorporatie Rochdale en de Gemeente na participatie in de buurt. Dit plan
omvat o.a. het voorstel om een jongerencentrum / Talentenhuis te realiseren.
Daarnaast is aan de Van Deysselstraat een uitbreiding van buurtvoorzieningen
voorzien. Deze ruimtes zijn ook geschikt voor kleine ondernemingen. Naast de
mogelijkheden binnen het vernieuwingsplan wordt er onderzocht of de bestaande
jongerenvoorziening aan de Dr. H. Colijnstraat op korte termijn kan worden
uitgebreid.
Jongeren kunnen momenteel één dag in de week in de eendagszaak van Cascoland
terecht om van het ondernemen te proeven. Vervolgens kan een jongere met de
ondersteuning van onder andere Cascoland een onderneming starten. Er zijn al
goede voorbeelden van bewoners die dit traject doorlopen hebben en nu succesvol
ondernemen. Ook WPI biedt vanuit afdeling participatie ondersteuning aan bewoners
en jongeren die een onderneming willen beginnen. Levvel (Spirit) heeft het volledige
pand naast het politiebureau nodig voor de begeleiding en scholing van jongeren in
de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar. De jongeren hebben te maken met meervoudig
zware problematiek thuis en of op school. Het betreft een doelgroep die anoniem wil
blijven. Voor het verpauperde bedrijfsverzamelgebouw tussen Diderotstraat en
Descartesstraat heeft de gemeenteraad in 2019 een Investeringsbesluit genomen. Dit
pand wordt met sloop-nieuwbouw vervangen door 116 sociale huurwoningen
waarvan het grootste deel jongerenwoningen. Geplande start voor de sloop is het
eerste kwartaal van 2021.
9. Wat heeft het stadsdeel nodig aan extra steun om de wijkaanpak effectiever
te maken? Graag een toelichting
Antwoord
De veelheid van problemen waarmee de bewoners te maken hebben zijn complex en
taai. Een langjarige aanpak met stevige investeringen in fysiek en sociaal zijn nodig
om hier veranderingen in aan te brengen. Door de bestaande aanpak
ontwikkelbuurten is bekend welke behoeftes er leven bij bewoners, bedrijven en
instellingen in de ontwikkelbuurten en in Geuzenveld, Slotermeer. Er worden, daar
waar de nood het hoogst is, vanuit het budget ontwikkelbuurten direct maatregelen en
projecten uitgevoerd. De aanpak ontwikkelbuurten is in woord en daad een mooie
eerste aanzet maar meer is nodig. Daarom wordt in samenwerking met BZK en
andere belangrijke partners in stadsdeel Nieuw-West een aanpak Nieuw-West
5
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 16 oktober 2020
ontwikkeld. Daarin wordt op alle vlakken gekeken welke maatregelen komende zes
jaar nodig zijn en welke investeringsopgave daarbij hoort. Deze aanpak NW maakt de
koppeling tussen ontwikkelbuurten, kantelbuurten (buurten die op het randje zitten) en
niet ontwikkelbuurten. Dit is een mooie aanvulling op de aanpak ontwikkelbuurten. Bij
het vormen van een nieuwe landelijke coalitie in 2021 worden mogelijk extra middelen
beschikbaar gesteld voor stadsdeel Nieuw-West en deze aanpak. Ook stelt het Rijk
geld beschikbaar om de impact van corona in kwetsbare wijken op te vangen. Dit
naar aanleiding van het manifest ‘Kom op voor de meest kwetsbare gebieden’, van 15
burgemeesters wat in juni 2020 is aangeboden aan het Rijk.
10. Komen er extra gelden vanuit Europese fondsen voor deze wijk en is al
bepaald hoe dat geld moet worden ingezet?
Antwoord
Het is bij de gemeente niet bekend of er extra gelden vanuit Europese fondsen
komen voor deze wijk. Zoals genoemd in de beantwoording op vraag 9 wordt er in
samenwerking met BZK een aanpak Nieuw-West ontwikkeld. Mogelijk stelt het rijk
extra middelen beschikbaar voor deze aanpak.
11. Ziet het college mogelijkheden om vuil en vuilnis op straat sneller weg te laten
halen en directer te reageren op meldingen van bewoners? Ziet het college
mogelijkheden om plaatsen die zichtbaar vies zijn schoon te spuiten, zoals vieze
afvalbakken op straat, of vieze stoepen op straten waar het druk is et cetera? Zo ja,
op welke termijn kan het college dit doen?
Antwoord
Het college is permanent op zoek naar mogelijkheden om vuil en vuilnis op straat snel
en efficiënt te verwijderen. De gemeente zorgt er voor dat het afval in alle buurten van
de stad in afdoende frequentie wordt opgehaald en de openbare ruimte wordt
schoongemaakt. Met digitale kennis vanuit schouw data, vanuit bewonersmeldingen
en aan de hand van ervaring en gebiedskennis van onze medewerkers, maken we
schoon waar dat het meest nodig is. Daartoe worden ophaaltijden aangegeven en
voorzieningen geplaatst zodat bewoners en bezoekers het vuil gemakkelijk en op de
juiste manier kunnen aanbieden. Aanvullend is het aan bewoners en bezoekers om
het afval op de juiste manier aan te bieden. Wanneer men het afval niet in container
of prullenbak gooit, maar het ernaast zet, dan zorgen wind en dieren ervoor dat het
afval uitwaait door de buurt. Onze vegers kunnen de permanente stroom zwerfvuil als
gevolg van een onzorgvuldige manier van aanbieden dan niet bijhouden. Door middel
van voorlichting en campagnes proberen wij de Amsterdammers alert te maken om
hun leefomgeving schoon te houden door het vuil en vuilnis op de juiste manier en op
de juiste tijden aan te bieden. Meldingen worden iedere dag binnen de route
opgenomen. Het is vervolgens niet mogelijk om gedurende de te rijden route, bij
iedere nieuwe melding direct naar aangegeven locatie te rijden. Plaatsen of objecten
die zichtbaar vuil zijn, kunnen worden schoongespoten wanneer dat nodig is. Ook is
er vanuit de aanpak ontwikkelbuurten extra inzet om de wijk schoon te houden door
middel van de werkbrigade.
12. Is het college bereid om een alcoholverbod in te voeren rondom de
Dekamarkt en deze ook te handhaven?
Antwoord
Voor nu is er nog geen aanleiding om een alcoholverbod rond de Dekamarkt in te
voeren. Het invoeren van een verbodsgebied is een laatste middel om overlast door
alcoholgebruik tegen te gaan. Op dit moment zet politie vol in om de overlast tegen te
gaan. Indien deze en andere inzet de overlast niet terugdringt kan alsnog overwogen
worden een verbodsgebied in te stellen.
6
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 16 oktober 2020
13. Vindt het college het nodig en is het mogelijk om op en rond de Jacques
Perkstraat intensiever politiesurveillance in te zetten, vooruitlopend op een meer
structurele aanpak van de criminaliteit en overlast? Graag een toelichting.
Antwoord
De politie werkt volgens IGP (Informatie Gestuurde Politie). Dit wordt wekelijks
besproken met de veiligheidspartners in het BTO (Basis Team Overleg). Mocht er
directe aanleiding zijn om ergens te surveilleren dan wordt dat daar besproken. Dat
geldt dus ook voor de Jacques Perkstraat en omgeving. Binnen de
samenwerking tussen de politie, het stadsdeel en/of de centrale stad en de
zorginstanties en zorgpartners in de wijk kan worden onderzocht of er noodzaak en
ruimte is voor een meer structurele of integrale aanpak.
14. Welke mogelijkheden ziet het college om het personeel in de Dekamarkt, die
belangrijk werk doen in de wijk, te ondersteunen om hun veiligheid en
veiligheidsgevoel te verbeteren? Hebben ook andere winkeliers in de wijk behoefte
aan dat soort steun?
Antwoord
Het college heeft in september 2020 signalen ontvangen over overlast in en rondom
de Dekamarkt. Deze signalen zijn beperkt en hierop is gelijk ingezet door politie. Er is
contact gelegd met de bedrijfsleider van de Dekamarkt om te kijken wat de gemeente
voor hem kan betekenen. Zowel bij gemeente als politie zijn er verder geen officiële
meldingen van of over (de veiligheid van) het personeel of bezoekers gedaan. In
gesprekken met buurtbewoners en ondernemers blijkt vaak dat ze niet melden of de
politie bellen wanneer dit nodig is. In het algemeen zet gemeente zich in, onder
andere samen met het Platvorm Veilig Ondernemen, om een veilige werkomgeving
voor ondernemers te realiseren.
15. Is het college bereid te laten onderzoeken of in budgethotels prostitutie of
criminaliteit plaatsvindt?
Antwoord
Signalen en meldingen met betrekking tot prostitutie en criminaliteit in (budget) hotels
worden door de gemeente Amsterdam serieus genomen. Dergelijke signalen worden
onderzocht en indien hier genoeg aanleiding voor is leidt dit tot een plaatselijke
controle. Ook doen wij zelfstandig onderzoek naar misstanden in hotels zonder dat
daar een directe aanleiding voor is. Vanuit het programma seksuele intimidatie en
seksueel geweld werkt de gemeente op dit moment samen met de Koninklijke Horeca
Nederland, het Openbaar Ministerie en de politie aan een verdergaande
samenwerking met de hotelbranche. Het doel van die samenwerking is om samen
met de hotelbranche te komen tot een verbeterde aanpak en eerder signaleren en
melden van mogelijk grensoverschrijdend gedrag door hotelgasten, illegale prostitutie
en mensenhandel. Er wordt gestart in stadsdeel West en Nieuw-West vanwege de
vele signalen uit die stadsdelen. Het is de intentie dit stapsgewijs uit te breiden naar
de hele stad. Ook doen we pro-actief controles in het veld zonder dat er
noodzakelijkerwijs sprake is van sterke signalen van misstanden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
7
| Schriftelijke Vraag | 7 | test |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 774
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 8 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie WE
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer N.T. Bakker, de heer A.J.M. Bakker en
mevrouw Ruigrok inzake de begroting voor 2015 (aanbestedingen MKB-proof).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— het belangrijk is dat het midden- en kleinbedrijf (MKB) niet wordt uitgesloten van
gemeentelijke aanbestedingen, zoals eerder ook vastgelegd in de motie Ruigrok
bij de begroting 2011;
— in het coalitieakkoord is afgesproken dat aanbestedingen zoveel mogelijk
toegankelijk worden gemaakt voor kleine en middelgrote ondernemers;
— het college in de begroting meldt dat het programma 10 wegen naar een
innovatief aanbestedingsbeleid en professioneel opdrachtgeverschap verder
wordt geïmplementeerd;
— dit programma wel memoreert aan het belang van het midden- en kleinbedrijf
(MKB) en social return, maar geen verdere uitwerking geeft over toegankelijkheid
van aanbestedingen voor het MKB,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— voor maart 2015 met een uitwerking te komen van de voorgenomen plannen om
aanbestedingen toegankelijker te maken voor kleine en middelgrote bedrijven;
— deze te integreren in het programma 10 Wegen naar een innovatief
aanbestedingsbeleid en professioneel opdrachtgeverschap.
De leden van de gemeenteraad,
N.T. Bakker
A.J.M. Bakker
M.H. Ruigrok
1
| Motie | 1 | discard |
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord
Datum Invulling Onderwerpen
20-jan- = Adviesaanvraag Bijstelling 2020 van het handhavingsgebied
2021 WABO 2° helft 2017-2018 (tkn gepubliceerd op 2 december 2020)
- Kader buurtbudgetten
- Presentatie aanpak bijplaatsingen
2021 \ vergadering
3-feb-2021 Adviesaanvraag Mebiliteitsplan-(wordt uitgesteld)
- Adviesaanvraag Regels voor het aanbrengen van
feestverlichting (tkn gepubliceerd op 16 december 2020)
- Adviesaanvraag kader hondenlosloopgebieden (tkn gepubliceerd
op 16 december 2020)
- Adviesaanvraag verkeersbesluit en beleidsregels 7,5t-zone (tkn
gepubliceerd op 16 december 2020)
- Buurtbudgetten 2021
En ee
2021 \ vergadering
17-feb- - Presentatie Sportpark Elzenhagen
2021 - Presentatie Pilot knip Weesperstraat (Agenda Amsterdam Autoluw)
= Adviesaanvraag strategisch plan sporten en spelen in openbare
ruimte
= Agenderingsverzoek bomenkap in Noord (onder voorbehoud)
2021 | vergadering
eee
2021
2021 \ vergadering
Sl
2021
2021 \ vergadering
B
2021
2021 | vergadering
21-apr- - Onder voorbehoud: adviseren over concept-hoofdlijnenbesluit bestuurlijk
2021 stelsel 2022/2026.
Si
2021
2021 \ vergadering
El
2021
vergadering
En
2021 \ vergadering
Sd
2021
2021 | vergadering
LZ
Ben |
2021 \ vergadering
B
2021
a |
2021 \ vergadering
Sen |
2021 \ vergadering
B
en
2021t | vergadering
Ze
2021t
en |
2021 \ vergadering
EE
2021
Pa |
2021 | vergadering
B
2021
a
2021 \ vergadering
EL
2021
Sen |
2021 \ vergadering
EE
2021
B
2022
Sherman |
2022 | vergadering
EB
2022
a
EE ergaderng |
vergadering
2 mrt- Geen
2022 | vergadering
9 mrt-
2022
16 mrt- | Verkiezingen
2022
Nog niet ingeplande onderwerpen:
Jaar Datum Onderwerp EEKE Bijzonderheden
16-okt | Verloedering straatbeeld Canan Uyar, Dennis
Overweg
n.n.b. |n.n.b. Participatie Nicoline van der Voorgesteld in
Torre, Canan Uyar SDC 14 nov
2018
n.n.b. |n.n.b. Gevaarlijke kruispunten in NoordWest Régine Anmuth,
Dennis Overweg
n.n.b. |n.n.b. Meer sportmogelijkheden in Noord Canan Uyar, Dennis |In
Overweg, Fatin samenwerking
Bouali & Peter met Robert
Willing Klinkenberg
(Stem van
Noord).
n.n.b. [n.n.b. Culturele locatie Hamerstraatgebied Canan Uyar, Dennis
Overweg
n.n.b. |n.n.b. Toegankelijkheid van Noord voor Fatin Bouali, Dennis
mensen met een beperking/ Overweg, Paul
toegankelijkheid van stoepen Scheerder & Niels
Ras
Evaluatie bestuurlijk stelstel Esther Lagendijk
Ambitiedocument Cultuur in Noord Esther Lagendijk
Kader Buurtbudgetten Esther Lagendijk
n.n.b. |n.n.b. Buurtbudgetten 2021 Esther Lagendijk
Werkbezoeken:
Jaar Datum Onderwerp EEK CT Bijzonderhed
eu
nnb. Jn.nb. |Only Friends nn
12-jul |n.n.b. Bezoek opvanglocatie
Dwergvinvisstraat 69-75
n.n.b. [n.n.b. Sixhaven Canan Uyar & Wijbe
Langeveld
DO
| Agenda | 3 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 7 november 2023
Portefeuille(s) Antidiscriminatie en Inclusie, Zorg
Portefeuillehouder(s): _Touria Meliani en Alexander Scholtes
Behandeld door OJZD [email protected]
Onderwerp Afdoening motie en toezegging, vergoedingen onkosten wijziging
geslachtsregistratie in BRP voor trans en non-binaire personen
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de commissie Financiën, Kunst en Diversiteit van 30 maart jl. heeft uw raad
vragen gesteld over de stand van zaken van de nieuwe Transgenderwet en gevraagd of de
gemeente de kosten die horen bij het veranderen van de geslachtsregistratie van transgender en
non-binaire personen op zich kan nemen. Naar aanleiding hiervan heeft uw raad in de
raadsvergadering van 28 juni 2023 de motie “Vergoeding wijziging geslachtsregistratie
transgender- en non-binaire personen”: van de leden Bentoumya (GroenLinks), Lust (D66),
Noordzij (PvdA), Bons (Bija), Bakker (Partij voor de Dieren), Garmy (Volt) en Kabamba (Lijst
Kabamba) aangenomen. Daarin wordt het college verzocht te onderzoeken of en hoe de kosten
voor het wijzigingen van de geslachtsregistratie voor transgender en non-binaire personen
vergoed kunnen worden, totdat een nieuwe Transgenderwet hierin voorziet.
Net als uw raad vindt het college het van groot belang dat iedereen beschikt over een
identiteitsbewijs dat aansluit bij hun genderidentiteit. Middels deze brief informeert het college
uw raad over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de motie.
Zoals is vastgesteld in het Visiedocument “Amsterdam, een stad uit duizenden” zet het college
zich in voor een stad waarin iedereen zichzelf moet kunnen zijn en in gelijkwaardigheid en
volwaardigheid ertoe doet en mee moet kunnen doen, ongeacht gender, leeftijd, geloof, culturele
identiteit, seksuele oriëntatie of beperking. Samen met Amsterdammers zet het college zich in om
de voedingsbodem voor discriminatie weg te nemen en om gelijkwaardigheid, emancipatie en
inclusie te bevorderen. In het kader hiervan vindt het college het belangrijk dat iedereen beschikt
over een identiteitsbewijs dat aansluit bij hun genderidentiteit. Dit is namelijk een voorwaarde
voor erkenning van de eigen genderidentiteit in het maatschappelijk verkeer en in contact met
(uitvoeringsinstanties van) de overheid. Het beschikken over officiële documenten conform je
genderidentiteit draagt ook bij aan de emancipatie en het zelfbeschikkingsrecht van betrokkene
en voorkomt discriminatie, misgendering en geweld.
* Motie 414 Vergoeding wijziging geslachtsregistratie transgender- en non-binaire personen (TA2023-
000751)
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 november 2023
Pagina 2 van 3
Vorig jaar onderschreef het college het belang hiervan ook al in een steunbetuiging voor de
nieuwe Transgenderwet aan de Tweede Kamer. De nieuwe wet moet de voorwaarden voor
wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte versoepelen en de procedure
voor personen van wie de genderidentiteit niet aansluit bij het bij de geboorte vastgestelde
geslacht, vereenvoudigen. Hiermee erkende het college dat de invoering van de wet een
belangrijke stap is voor met name trans-, non-binaire en intersekse personen, waarbij het college
uitgaat van ieders eigen lichamelijke integriteit. Door de val van het kabinet is de behandeling van
deze nieuwe wet opgeschort. Helaas is er nog geen nieuwe Transgenderwet, waardoor er nog
steeds kosten en drempels zijn, die belemmerend kunnen werken.
In afwachting van de nieuwe Transgenderwet zal het college naar aanleiding van deze motie, ter
overbrugging tot maximaal 2026, de noodzakelijke en administratieve kosten vergoeden voor het
wijzigen van het geslacht in de geboorteakte en Basis Registratie Persoonsgegevens (BRP). Dit
betreft de wijziging van ‘m’ naar ‘ven van ‘V' naar ‘m’. Voor non-binaire personen die een x in het
paspoort wensen, zijn mogelijkheden voor financiële tegemoetkoming in relatie tot de juridische
kosten die hiermee gepaard gaan. Het aanvragen van x in het paspoort verloopt via de rechtbank.
Voor de kosten hiervan kan, wanneer men een inkomen en vermogen onder een bepaalde norm
heeft, tegemoetkoming aangevraagd worden bij de Raad voor de Rechtsbijstand. De
gemeentelijke kosten voor een identiteitsbewijs of paspoort en eventueel rijbewijs kunnen door de
gemeente vergoed worden. Voorwaarden voor de vergoeding zijn dat betrokkene in Amsterdam
woont en geen eerdere vergoeding heeft ontvangen.
Procedure voor aanpassing van de geslachtsaanduiding
Voor het aanpassen van de geslachtsaanduiding en — eventueel - voornamen in
identiteitsbewijzen, is eerst een aanpassing in de geboorteakte vereist. Voor aanpassingen van de
geslachtsaanduiding in de geboorteakte is een deskundigenverklaring nodig, die niet ouder dan 6
maanden mag zijn. Aanpassing van de geboorteakte gebeurt bij geslachtswijziging in de
gemeente waar iemand geboren is. Na wijziging van het geslacht en eventueel van voornamen in
de geboorteakte, kan een nieuw identiteitsbewijs worden aangevraagd. De gemeente Amsterdam
zal de kosten die bij dit proces gepaard gaan vergoeden.
Voor het aanvragen van een x in je paspoort hoeft geen deskundigenverklaring overlegd te
worden, maar is een verzoekschrift aan de Rechtbank vereist. Hiervoor geldt ook dat de kosten
voor identiteitsdocumenten en de eigen bijdrage voor de rechtszaak onder de
vergoedingsregeling van de gemeente Amsterdam zullen vallen.
Het aanvragen van de vergoeding kan via een formulier op de gemeentelijke website.
Implementatie en financiering van de regeling
Net als in andere gemeenten die kosten voor de wijziging van de geslachtsaanduiding vergoeden,
is het in Amsterdam mogelijk om deze vergoeding op te nemen in de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) Amsterdam. Per 1-1-24 vindt er een technische aanpassing van de Wmo
regelgeving Amsterdam plaats. De vergoeding van de kosten bij het wijzigen van de
geslachtsaanduiding wordt daarin meegenomen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 november 2023
Pagina 3 van 3
Om in deze kosten te voorzien wordt voor de periode 2024 t/m 2026 jaarlijks € 60.000
gereserveerd vanuit de begroting Diversiteit. De hoogte van deze reservering is bepaald op basis
van het aantal aanvragen voor wijziging geslachtsregistratie in 2022, wat rond de 100 personen
betreft.
De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal 550 euro per persoon en verschilt per aanvraag.
Dit maximum bedrag is gebaseerd op de gemiddelde kosten van het wijzigen van de
geslachtsregistratie van ‘man’ naar ‘vrouw! en andersom, en het aanvragen van een xin het
paspoort.
Communicatie
De mogelijkheid en de wijze waarop de aanvraag ingediend kan worden zal vanaf begin januari
2024 actief op de website van de gemeente worden gecommuniceerd. De inwerkingtreding van de
regeling per 1 januari 2024 zal ook bekend worden gemaakt bij de belangenorganisaties in de stad,
zoals TransAmsterdam, Trans United en landelijk bij Transgender Netwerk en COC Nederland.
Het college beschouwt hiermee de motie en de toezegging als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Touria Meliani Alexander Scholtes
Wethouder Antidiscriminatie en Inclusie Wethouder Zorg
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 654
Publicatiedatum 23 augustus 2013
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw Alberts van
16 juli 2013 op de vragen van het raadslid de heer Van Lammeren van 12 juli 2013
inzake een krachtiger anti-fijnstofbeleid.
Amsterdam, 19 augustus 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
In diverse media is de afgelopen dagen prominent gewezen op de resultaten van een,
door de Universiteit van Utrecht gecoördineerd, onderzoek naar de gevolgen van
fijnstof. Deze resultaten zijn onder meer in het gezaghebbende tijdschrift “The Lancet”
gepubliceerd. De onderzoekers stellen vast dat langdurige blootstelling aan fijnstof
kan leiden tot een ruim 20 procent hogere kans op longkanker. De gezondheids-
schade is daardoor groter dan tot dusver werd aangenomen. Tevens laat het
onderzoek zien dat ook beneden de Europese normen voor fijnstof het risico op
longkanker is verhoogd. Deze normen zijn dus niet toereikend.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 16 juli 2013, namens de fractie van
de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de vragen van
het raadslid de heer Van Lammeren van 12 juli 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 653) —
tot het college van burgemeester en wethouders gericht:
1. De onderzoekers stellen vast dat langdurige blootstelling aan fijnstof kan leiden
tot een ruim 20 procent hogere kans op longkanker, hetgeen een grotere
gezondheidsschade betekent dan tot dusver werd aangenomen.
Welke conclusies verbindt het college aan deze schokkende vaststelling met
betrekking tot zijn milieu- en duurzaamheidsbeleid?
Antwoord:
Het onderzoek bevestigt dat gezondheid een erg belangrijk argument is voor het
luchtkwaliteitbeleid van de gemeente Amsterdam. Dit beleid en de (generieke)
maatregelen die worden uitgevoerd leiden tot verbetering van de luchtkwaliteit.
De maatregelen richten zich in eerste instantie op de reductie van NO, maar
leiden ook tot reductie van fijnstof en andere voor de gezondheid schadelijke
componenten zoals roet en elementair koolstof. Overigens zijn de
beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente voor reductie van
fijnstofconcentraties beperkt: veel van het fijnstof is afkomstig van buiten de
gemeentegrenzen.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam
Neeing hee Gemeenteblad R
Datum 23 augustus 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 16 juli 2013
2. Het onderzoek laat zien dat ook beneden de Europese normen voor fijnstof
het risico op longkanker is verhoogd. Welke conclusies verbindt het college aan
dit inzicht met betrekking tot zijn milieu- en duurzaamheidsbeleid?
Antwoord:
Het is al langer bekend dat ook onder de Europese normen voor fijnstof
schadelijke gezondheidsrisico's zich voordoen. Er bestaat geen veilige
ondergrens voor fijnstof. Het gemeentelijk beleid heeft een sterk generiek karakter
en is gericht op het verder verlagen van de concentraties aan verontreiniging, ook
op de vele Amsterdamse locaties waar al wel (ruimschoots) aan de Europese
normen wordt voldaan.
3. Ook op andere terreinen dan milieu en duurzaamheid zal het college
geconfronteerd worden met de resultaten van dit onderzoek, zoals verkeer,
huisvesting, onderwijs, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en
openbaar vervoer. Welke conclusies verbindt het college aan dit inzicht met
betrekking tot deze terreinen?
Antwoord:
Als een van de weinige gemeenten in ons land heeft Amsterdam een Richtlijn
gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit. Deze richtlijn biedt bescherming aan
kwetsbare groepen door niet toe te staan dat nieuwe voorzieningen - specifiek
bedoeld voor die kwetsbare groepen - worden gerealiseerd langs drukke wegen.
Het Programmabureau Luchtkwaliteit voert daarnaast specifieke maatregelen uit
gericht op verkeer en openbaar vervoer, zoals een verdere verschoning van GVB
bussen. In het najaar wordt u de Evaluatie van de maatregelen uit het plan
Schone Lucht voor Amsterdam aangeboden. Hierbij zal de wethouder aangeven
welke extra maatregelen luchtkwaliteit het college overweegt te gaan nemen.
4. Is het college bereid om als aanjager op te treden om, in samenspraak met
andere overheden, te komen tot een aanzienlijk krachtiger anti-fijnstofbeleid, nu
dit onderzoek zo schokkend heeft aangetoond dat langdurige blootstelling aan
fijnstof schadelijker kan zijn dan tot dusver werd aangenomen?
Antwoord:
Zie ook de beantwoording van vraag 6 van de heer Van Lammeren
(zie Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 653, blz. 2).
De Amsterdamse luchtkwaliteit verbetert en Amsterdam zal aanvullende
maatregelen nemen. Hierover vindt overleg plaats met de staatssecretaris van
het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en met de andere grote steden om de
Nederlandse lucht te verschonen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam F EZ
% Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven
% Agenda, donderdag 12 november 2009
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven
Tijd 09.00 tot 13.00 uur
Locatie 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
5 Conceptverslag van de openbare vergadering van 15 oktober 2009.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFEZ@raadsgriffie. amsterdam.nl
6 Openstaande Toezeggingen
7 Actualiteiten
8 Kredietcrisis
e Mondelinge toelichting door wethouder Asscher.
e De Kwartaalrapportage wordt nagezonden.
9 _Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 12 november 2009
Financiën
10 Begroting 2010 Gemeente Amsterdam Nr. BD2009-006047
Resultaatsgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2010;
Portefeuilles Financiën, Economische Zaken, Lucht- en Zeehaven.
e De Begrotingsboeken 2010 zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden;
e Bespreking eerste termijn van de Begroting 2010 en het indienen van moties/
amendementen.
11 Halfjaarrapportage uitvoering moties Nr. BD2009-005487
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
12 Treasurystatuut Nr. BD2009-005159
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
13 Intrekking van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2009 en
vaststelling van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2010 Nr.
BD2009-005899
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
14 Wijziging van de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil
westelijk havengebied 2005 Nr. BD2009-005890
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
15 Wijziging van de Verordening op de heffing en de invordering van de
reclamebelasting Amsterdam 2005 Nr. BD2009-006436
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
16 Wijziging van de Verordening op de heffing en de invordering van belasting op
roerende woon- en bedrijfsruimten 2007 Nr. BD2009-006433
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
17 Wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van de
precariobelasting westelijk havengebied 2004 Nr. BD2009-006407
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
18 Wijziging op de verordening op de heffing en inning van onroerendezaakbelasting
2007 Nr. BD2009-006430
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 12 november 2009
19 Wijziging op de Verordening op de heffing en invordering hondenbelasting 2004
Nr. BD2009-006404
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
Economische Zaken
20 Stand van Zaken Uitvoeringsprogramma Coalitieproject 1012 Nr. BD2009-
007912
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Algemeen
21 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher
3
| Agenda | 3 | discard |
Gemeente Amsterdam
College van Burgemeester en Wethouders
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM
Datum: 12 mei 2023
Betreft: RATTENPLAAG Kernwinkelgebied
Afschriftaan: wethouder [email protected]
[email protected]
CC Gemeenteraadsleden
Geachte wethouder Pels,
Via dit schrijven willen wij onze grote zorgen kenbaar maken over de actuele rattenplaag welke in
centrumXL en andere winkelgebieden van onze hoofdstad plaatsvindt.
Cijfers van GGD geven aan dat het aantal meldingen in 2019 lag op 3.409. In 2021 lag dit aantal op
7.329. Cijfers van 2022/2023 zijn niet gepubliceerd.
Het aantal ratten in de stad wordt door zowel bewoners, alsmede ondernemers en bezoekers als
“ongekend hoog” ervaren. Dagelijks ontvangen o.a. straatmanagers verontrustende mailtjes,
telefoontjes en filmpjes van mensen die zich, terecht, grote zorgen maken. De ratten lopen in grote
aantallen zichtbaar op straat en zorgen voor veel overlast. De toenemende stijging is zorgelijk.
Een rattenplaag kan gevaarlijk zijn. Ze kunnen ziekteverwekkers zoals virussen, bacteriën of
parasieten bij zich dragen waar mensen ziek van kunnen worden. Ziekteverwekkers komen via urine,
keutels en speeksel van ratten in de omgeving terecht. Sommige ziekteverwekkers zijn zeldzaam. Of
soms is de kans veel groter om met de ziekteverwekker in contact te komen via andere routes,
bijvoorbeeld via voedsel. Een bekende ziekte die ratten kunnen overdragen is de ziekte van Weil
(leptospirose). Oppervlaktewater dat besmet is door rattenurine is de grootste risicobron voor de mens.
Naast de ziekteverwekker die de ziekte van Weil veroorzaakt, is bijvoorbeeld ook seoulvirus bij ratten in
Nederland gevonden (bron: RIVM). Tevens knagen ratten aan kabels, waardoor kortsluiting of zelfs
brand ontstaat.
De exceptionele stijging van het aantal ratten in CentrumXL gaat hand in hand met het afval op straat
en de opengebroken danwel kapotte prullenbaken.
Graag leggen wij v een viertal vragen voor:
1) Bent u, als verantwoordelijke wethouder, bekend met de actualiteit aangaande de rattenplaag?
2) Welke maatregelen neemt de Gemeente momenteel ter bestrijding van de ratten in
centrumXL van de stad?
3) Welke data en adviezen ontvangt u via GGD / RIVM?
4) Hoe zorgt u voor een spoedige en efficiënte bestrijding van de rattenplaag in centrumXL?
Ondergetekenden denken graag mee op welke wijze de zorgwekkende rattenplaag bestreden kan
worden. Wij kijken vit naar de antwoorden op bovenstaande vragen en vertrouwen erop dat ven uw
departement deze noodkreet met de nodige urgentie oppakt. Desgewenst nodigen wij v van harte uit
in een van de winkelstraten om persoonlijk de actualiteit toe te lichten.
Hoogachtend,
Ey Namens KHN-Amsterdam
Eveline Doornhegge (regiomanager)
Horeca
NEDERLAND
MK Namens MKB-Amsterdam
B Achmed Baâdoud (voorzitter)
Amsterdam
Namens de besturen van
BIZ Nieuwendijk
BIZ Unique
BIZ pandeigenaren Klaverstraat & Heiligeweg
BIZ pandeigenaren LeidseKoning
BIZ LeidseKoning
BIZ de Vijzel
BIZ Damrak-Beursplein
BIZ Reguliersbreestraat-Halvemaansteeg
BIZ Van Wou
BIZ The Olympic
BIZ Rembrandt District
BIZ Spiegelkwartier
BIZ Nes
BIZ Spui
BIZ Osdorpplein
BIZ Frans Halsbuurt
BIZ Reguliersdwarsstraat
BIZ Haarlemmerbuurt
BIZ pandeigenaren Haarlemmerbuurt
BIZ Utrechtsestraat
BIZ Jordaan Zuid
BIZ Plein 40-45
BIZ Osdorpplein
BIZ De gstraatjes
BIZ Leidsebuurt
BIZ Dam
BIZ Damrak
BIZ Spaarndammerbuurt
BIZ Staatliedenbuurt
AMSTERDAM IBCITY Namens Verenging Amsterdam City
De stem van betrokken ondernemers jan Stoeltie (directeur)
janstoeltie@®amsterdamcity.nl / 06 31642338
| Actualiteit | 2 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1168
Datum indiening 12 mei 2020
Datum akkoord 8 oktober 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake toenemend geweld tegen
agenten.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 12 mei jl. maakte de politie de jaarcijfers bekend over geweld tegen politieagenten
in 2019.*Uit de cijfers blijkt dat het aantal mishandelingen en zware mishandelingen
zijn toegenomen ten opzichte van 2018. Bij zware mishandelingen is er zelfs sprake
van een verdubbeling. In deze landelijke statistieken is nog geen onderscheid op
basis van veiligheidsregio’s gemaakt.* De fractie van de VVD zou graag vernemen of,
en zo ja in hoeverre er sprake is van een geweldstoename in de regio Amsterdam-
Amstelland.
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van de VVD, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen:
1. Beschikt het college over cijfers van 2019 die betrekking hebben op geweld tegen
agenten in de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland? Zo ja:
a. Is er in onze veiligheidsregio sprake van een toename? Of afname?
In heel 2018 waren er binnen de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland 503 GTPA-
incidenten en in heel 2019 waren er 752 GTPA-incidenten (Geweld Tegen Politie
Ambtenaren). In 2019 was er dus sprake van een toename van meldingen van
geweld tegen agenten t.o.v. 2018.
Wat betreft het jaar 2020, zijn er van 1 januari 2020 tot en met 8 mei 2020 240
meldingen van geweld tegen politie geregistreerd.
b. In hoeverre en bij welke geweldsrubrieken (zie cijfers) wijkt Amsterdam af van de
landelijke cijfers?
In Amsterdam zijn ongeveer de helft minder incidenten dan in vergelijkbare eenheden
zoals Rotterdam en Den Haag.
t https://www.politie.nl/nieuws/2020/mei/12/00-aandacht-voor-gtpa-blijft-noodzakelijk.html
2 https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/algemeen/algemeen/gtpa-cijfers-vergelijk-
2017 2018 _2019.pdf
3 https://www.parool.nl/nederland/agressie-tegen-agenten-neemt-fors-toe-raakt-ook-het-
thuisfront-b9b4777b/
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Amer ober 2020 Schriftelijke vragen, 12 mei 2020
c. Hoe duidt het college eventuele geweldstoenames of -afnames?
Het vermoeden is dat dit te maken heeft met het registreren. Na 2018 is er meer
aandacht geweest voor GTPA-zaken in de eenheid Amsterdam. Het vermoeden
bestaat dat hierdoor het aantal registraties is toegenomen. De wijze van registratie
kan binnen eenheden ook verschillen.
d. Is een groei of krimp van het aantal agenten verdisconteerd in de cijfers?
Er zijn momenteel alleen absolute cijfers van incidenten bekend. De groei of krimp
van het aantal agenten is hierin dus niet verdisconteerd. .
e. Zijn er ook cijfers over ziekte onder agenten als gevolg van geweld?
Ziektecijfers worden in de beschikbare systemen niet gekoppeld aan geweld tegen
agenten. Deze cijfers zijn daarom niet beschikbaar.
f. Zijn er al cijfers beschikbaar over een eventuele toe- of afname van geweld tegen
agenten sinds de corona-uitbraak?
Zo nee, kan het college deze cijfers opvragen en op basis daarvan bovenstaande
vragen pogen te beantwoorden?
In 2020 zijn er t/m 8 mei 240 meldingen van geweld tegen politie agenten
geregistreerd. Als de meldingen van geweld in dit tempo doorgaan, zullen er naar
verwachting aan het eind van het jaar zo'n 700 meldingen zijn geregistreerd. Er lijkt
dus geen significante toename dan wel afname te zijn van meldingen van geweld
tegen politie agenten ten opzichte van 2019 (752 meldingen).
2. Zijn er in de driehoek aanvullende maatregelen genomen om geweld tegen
agenten tegen te gaan? Zo ja, welke maatregelen betreft het?
De driehoek vindt het noodzakelijk en van het grootste belang dat agenten hun
beroep kunnen uitoefenen zonder slachtoffer te worden van agressie en geweld. Dit
onderwerp heeft daarom al enige jaren structureel de aandacht van de driehoek,
onder andere via het programma Veilige Publieke Taak (VPT). Het VPT is een
samenwerkingsverband waar verschillende partners, zoals o.a. de Reclassering,
Ambulance Amsterdam en het OM zich aan hebben verbonden en dat tot doel heeft
te komen tot een gezamenlijk optreden tegen agressie en geweld tegen
functionarissen met een publieke taak. De burgemeester is voorzitter van de (lokale)
stuurgroep Veilige Publieke Taak - en ook politie en OM nemen deel aan deze
stuurgroep. Momenteel wordt nagegaan of het nodig is om de samenwerking binnen
VPT verder te intensiveren en zo ja, op welke wijze.
Er is daarnaast sprake van een landelijk programma Veilige Publieke Taak. Daarin
hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie
Eenduidige Landelijke Afspraken gemaakt voor politie en OM. Conform genoemde
afspraken wordt ook in Amsterdam in principe aan iedere zaak waarin het slachtoffer
een publieke taak heeft en aangifte doet, de code VPT verbonden. Bij zaken waaraan
deze code wordt toegekend, gelden de volgende afspraken:
1. a) worden door politie en OM met voorrang behandeld,
2. b) de slachtoffers worden optimaal geïnformeerd,
3. c) de schade wordt zoveel mogelijk verhaald op de dader,
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Amer ober 2020 Schriftelijke vragen, 12 mei 2020
4. d) het OM verhoogt de strafeis, richtlijn is dat er 200% zwaarder wordt geëist.
Daarnaast worden er themazittingen georganiseerd waarin zaken worden uitgelicht
om aandacht te vragen voor dit onderwerp. Binnen de politie geldt een apart protocol
voor geweld tegen politieambtenaren. Voorts worden de hoofdofficier en de
burgemeester door de hoofdcommissaris geïnformeerd bij ernstige incidenten en
wordt onder andere bekeken welke rol de burgemeester kan vervullen richting
slachtoffers.
3. Welk deel van de agenten in Amsterdam draagt momenteel een bodycam?
Het dragen van een bodycam is niet verplicht. Het verschilt daarom per dag welk
deel van de agenten een bodycam draagt. Hier zijn dus geen consistente cijfers van
beschikbaar.
4. Kunnen nog meer bodycams of extra cameratoezicht geweld tegen agenten
voorkomen en eraan bijdragen dat daders sneller opgespoord worden?
Uit een ín 2019 gepubliceerde evaluatie* van een wetenschappelijk onderzoek naar
het dragen van bodycams in de jaren 2017-2018 is gebleken dat het dragen van
bodycams door de politie zowel kan leiden tot een afname van geweld tegen agenten
als een verhoging van hun gevoel van veiligheid. Geweld tegen politieambtenaren is
in de teams met bodycams ook significant afgenomen. Dat gold voor elk van de drie
onderzochte indicatoren: lastig gedrag, serieuze bedreigingen en lichamelijke
agressie. Bij serieuze bedreigingen daalde het percentage slachtoffers van 74% naar
57%. In de controlegroep was geen verschil te zien. Door de experimentele
onderzoeksopzet is de conclusie gerechtvaardigd dat de bodycam de oorzaak is van
de verbeterde veiligheid. Dit onderzoek levert het bewijs dat bodycams, mits op de
juiste wijze en intensief gebruikt door agenten, een positief effect hadden: er werd
minder geweld tegen politieambtenaren gepleegd.
Een onderzoek naar de effecten van (niet mobiel) cameratoezicht op de objectieve
veiligheid van agenten is niet bekend. Of cameratoezicht een positief effect heeft op
de objectieve veiligheid van mensen (en daarmee dus ook voor agenten) is overigens
afhankelijk van factoren als de mogelijkheid om de beelden live uit te kijken, de
zichtbaarheid en de kwaliteit van de camerabeelden, de snelle beschikbaarheid van
de politie, het berekenende dan wel impulsieve karakter van het geweld etc.
Of daders sneller opgespoord kunnen worden hangt ook af van de hiervoor
genoemde factoren. Hoe meer van deze factoren positief aanwezig zijn, hoe
makkelijker een dader (snel) kan worden opgespoord. Op dit moment is het
overigens technisch nog niet geregeld dat beelden van bodycams makkelijk en snel
naar het Openbaar Ministerie gestuurd kunnen worden. Dit is uiteraard een factor die
van belang is voor de vervolging na de opsporing.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester
* hitps:/www.politieenwetenschap.nl/publicatie/politiewetenschap/2019/focus-evaluatie-pilot-
bodycams-politie-eenheid-amsterdam-329/
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Ndeing 1168 Gemeenteblad
ummer err: .
Datum 8 oktober 2020 Schriftelijke vragen, 12 mei 2020
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1253
Datum akkoord 19 december 2014
Publicatiedatum 19 december 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-
Jansen van 25 augustus 2014 inzake de consequenties van het niet langer betalen
van overwerk bij de Amsterdamse recherche.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
De Telegraaf op Zondag van 24 augustus 2014 meldde dat er grote onrust bestaat bij
veel rechercheafdelingen, omdat overwerk sinds kort niet meer wordt betaald
vanwege geldtekorten bij diverse eenheden van de Nationale Politie. Rechercheurs
zouden deze maand te horen hebben gekregen dat het geld voor overwerk voor 2014
op is en dat voor 2015 helemaal geen overuren meer worden gemaakt. Arrestatie en
observatieteams zouden al gedreigd hebben het werk neer te leggen. In de artikelen
getiteld “Speurders dreigen werk neer te leggen” en “Recherche op Zwart Zaad”
staat: “tal van grote onderzoeken lopen hierdoor volgens politiemensen gevaar.
Het gaat hierbij ook om grote onderzoeken naar georganiseerde misdaad, waaronder
overvallen op winkels en woningen, ernstige zedenmisdrijven en financiële
criminaliteit. Onduidelijk is nog of ook onderzoeken in moordzaken, zoals de zeer
gewelddadige liquidaties (…) worden belemmerd.” De Amsterdamse politiechef
Aalbersberg zou duidelijk hebben gemaakt dat dit “consequenties voor nog te starten
onderzoeken in Amsterdam heeft’ maar dat “ernstige zaken, zoals verkrachtingen,
wel altijd zullen worden opgepakt.” Verder meldt het artikel: “Het beknibbelen op
overwerk gebeurt niet bij alle korpsen, maar wel bij meerder eenheden zoals
Amsterdam. Daar is de onvrede toch al groot omdat uit bezuinigingen ook is besloten
districtbureaus van de recherche in de binnenstad te verplaatsen naar stadsdeel
Noord.”
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 25 augustus 2014, namens
de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Klopt het dat Amsterdamse rechercheurs sinds kort geen overuren meer betaald
krijgen, ook als zij die maken in het kader van onderzoeken naar belangrijke
misdrijven zoals overvallen, inbraken of moorden? Zo ja, wat zijn de
consequenties daarvan voor de organisatie van het politiewerk, de mogelijkheden
om criminelen op te sporen en misdrijven op te lossen, en het aantal uren dat in
totaal aan opsporing en observatie en dergelijke wordt besteed in Amsterdam?
Klopt het dat overuren sinds kort worden uitgekeerd in vrije tijd, en dat de totale
hoeveelheid uren daardoor de komende anderhalf jaar zal afnemen?
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing does Gemeenteblad
Datum 19 december 2014 Schriftelijke vragen, maandag 25 augustus 2014
Antwoord:
Het veiligheidsvraagstuk in Amsterdam zorgt ervoor dat veel Teams
Grootschalige Opsporing (TGO's) zijn gestart en er sprake is geweest van een
grote inzet ten behoeve van evenementen in 2014. Dit alles legt een forse claim
op de capaciteit - met overwerk tot gevolg. Door tijdig ingrijpen is het beschikbare
overwerkbudget van 4,2 miljoen voor 2014 niet overschreden en is aan het einde
van dit jaar weer enige ruimte ontstaan.
2. Klopt het deze maatregel als consequentie heeft dat minder onderzoeken kunnen
worden gestart in de stad? Zo ja, hoeveel? Betekent dit dat bepaalde zaken
überhaupt niet meer worden onderzocht, en/of dat onderzoeken eerder moeten
worden stopgezet? Kan de burgemeester tevens een indicatie geven (mogelijk
kabinet) over welke misdrijven in die zin tot de ernstige worden gerekend, en
welke niet en derhalve minder aandacht zullen krijgen? Heeft dit bijvoorbeeld
consequenties voor de aanpak van woninginbraken en de mate waarin daarbij
rechercheonderzoek kan worden verricht?
Antwoord:
De prioriteiten zoals vastgelegd in het RVP, het slachtofferschap en de dader-
informatie zijn leidend bij het bepalen van de prioriteiten. Er is altijd sprake van
meer vraag naar politiecapaciteit dan dat er uren beschikbaar zijn. Binnen de
opsporingsonderzoeken wordt prioritering aangebracht onder leiding van de
HOVJ. Door het grote aanbod aan TGO's moeten keuzes worden gemaakt.
Dit betekent dat onderzoeken moeten worden getemporiseerd, danwel later
worden opgepakt. De aanpak van High Impact Crimes, waar woninginbraak
onderdeel van uitmaakt, blijft prioriteit.
3. Denkt de burgemeester dat deze maatregel consequenties zal hebben voor de
veiligheid en de oplossingspercentages van verschillende misdrijven in de stad,
die, vooral bij misdrijven waarbij geen direct contact bestaat tussen dader en
slachtoffer, toch al relatief laag zijn?
Antwoord:
Het onverwacht grote aanbod in TGO zaken heeft, los van het debat over
overwerk, Itijd consequenties voor de keuzes in capaciteit.
4. Klopt het dat Amsterdam tot een kleine groep behoort van korpsen waar nu
bezuinigd moet worden op het overwerk, en dat dit in veel andere regio's in
Nederland niet het geval is? Zo ja, waarom? Hoe kan dat? Is de burgemeester
het met de fractie van het CDA eens dat dit onacceptabel is, en dat Amsterdam
blijkbaar te weinig geld krijgt?
Antwoord:
In de context van het veiligheidsvraagstuk in Amsterdam, met een hoog aanbod
in flexibiliteit, is een overurenbudget voor zowel grootschalig optreden als
opsporing essentieel om de flexibiliteit te waarborgen.
In het kader van de financiële context van de Nationale Politie ligt er een
bezuinigingsopdracht voor 2015. De insteek van de politiechef, in
overeenstemming met de driehoek, is een voortzetting van het in 2014
beschikbare budget van 4,2 miljoen voor 2015.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer cember 2014 Schriftelijke vragen, maandag 25 augustus 2014
5. Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de invoering van de Nationale Politie?
Is daarmee het budget voor het Amsterdamse korps aangepast? Is de
burgemeester bereid om stevig te lobbyen voor meer geld van de landelijke
overheid, zodat de politie fatsoenlijk haar cruciale werk kan doen in deze stad?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 4.
6. Het artikel in De Telegraaf stelt dat een het gebrek aan financiële middelen mede
is ontstaan omdat er de afgelopen tijd een groot aantal politieonderzoeken is
verricht dat het budget heeft uitgehold. Klopt dat? Is de burgemeester het met de
fractie van het CDA eens dat, als er blijkbaar veel onderzoek moet worden
gedaan, dit een reden is om het recherchebudget te verhogen, in plaats van te
verlagen?
Antwoord:
Zowel het grootschalig optreden als de vele TGO's hebben geleid tot uitputting
van het budget, waardoor bijsturing noodzakelijk was.
7. Om hoeveel geld gaat het? Met andere woorden: hoeveel geld zou het kosten om
dezelfde prioriteiten en uren te blijven hanteren en maken als tot een maand
geleden?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 4.
8. Klopt het dat is besloten om districtbureaus van de recherche in de binnenstad te
verplaatsen naar stadsdeel Noord of andere locaties? Zo ja, wat zijn de
consequenties van de sluiting van deze bureaus voor de bereikbaarheid van de
Politie? Klopt het dat bijvoorbeeld toeristen daardoor aangifte zouden moeten
gaan doen in Noord, en dat niet meer in het centrum zouden kunnen doen, zoals
een “verontwaardigde rechercheur” tegen De Telegraaf zei?
Antwoord:
Het verplaatsen van het bureau Districtsrecherche als onderdeel van het District
Centrum-Noord, is onderdeel van het huisvestingsplan voor de politie en staat los
van de overwerkproblematiek. Over de huisvesting van de politie wordt de
gemeenteraad op korte termijn nader geïnformeerd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | test |
Re: raadsadres i.v.m. verkoop ?Van: Peter Kok [[email protected]
Verzonden: maandag 4 januari 2010 13:13
Aan: Raadsgriffie
Onderwerp: raadsadres i.v.m. verkoop ?
RAADSADRES
Aan de raad van stadsdeel Amsterdam-Noord
Geachte raadsleden,
Op 2 september j.l. heeft ondergetekende ingesproken bij de commissie middelen
met het voorstel om een ultimatum te stellen m.b.t. de verkoop van de NDSM- loods
aan De Principaal/De Key. Dit heeft er toe geleid dat uiterlijk per 1 januari
a.s. de erfpachtovereenkomst m.b.t. de verkoop van de loods getekend dient te
zijn. Ik verwijs graag naar de (OPENSTAANDE) TOEZEGGINGEN
PORTEFEUILLEHOUDER (S) RAADSCOMMISSIE MIDDELEN, 137MID en 138MID.
De NDSM-loods is nog steeds niet verkocht aan De Principaal/De Key. De vraag is
daarom: “Zijn het dagelijks bestuur en de raad bereid de exclusieve
onderhandelingen met De Principaal/De Key open te breken om andere potentiële
gegadigde kopers toe te laten?” Hierover wil ik graag inspreken. Ondergetekende
zou daarbij graag zichzelf als potentiële koper aanmelden.
Graag verneem ik van u of inspreken mogelijk is.
Vriendelijke groet,
Peter Kok
| Raadsadres | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1656
Publicatiedatum 29 december 2018
Ingekomen onder AC
Ingekomen op donderdag 21 december 2017
Behandeld op donderdag 21 december 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Soest inzake de Parkeerverordening 2013 (onderzoek bij welke
winkelgebieden betaald parkeren gratis kan).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Parkeerverordening 2013 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1595).
Constaterende dat:
- er bij de meeste winkelgebieden in Amsterdam moet worden betaald voor het stallen
van de trouwe vierwieler.
Overwegende dat:
- ondernemers in den lande al jaren pleiten voor aanpassingen van de
parkeertarieven, mede om de concurrentie van internetwinkels het hoofd te bieden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
te onderzoeken bij welke winkelgebieden in Amsterdam de eerste twee uur gratis
parkeren, dan wel een blauwe zone dan wel de zogenaamde dubbeltjesregeling kan
worden ingevoerd en de raad over de uitkomsten te informeren.
Het lid van de gemeenteraad
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
x ALGEMEEN BESTUUR
x Dinsdag, 22 april 2014
Voordracht over Uitslag referendum Herinrichting Elandsgracht
Aan Het algemeen bestuur
Wij stellen u voor om het volgende besluit te nemen:
Het algemeen bestuur,
gelet op de hiernavolgende toelichting,
besluit:
1 te kiezen voor herinrichting van de Elandsgracht overeenkomstig model 2+
Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Gentrum,
„7 Suze Duinkerke Boudewijn Oranje
secretaris — 5 voorzitter
Toelichting:
Inleiding
Al jarenlang zijn er plannen in de maak voor de openbare ruimte van de Elandsgracht. Deze woon- en
winkelstraat in de zuidelijke Jordaan is toe aan een opknapbeurt. De herinrichting gaat om de vernieuwing van
de openbare ruimte: de rijweg, trottoirs, middenterrein en alle objecten/meubilair die zich daarop bevinden.
Voorgeschiedenis
Op 2 oktober 2012 besluit het dagelijks bestuur om van de twee modellen, namelijk Model 1 en 2, Model 2 als
voorkeursmodel aan de commissie Openbare Ruimte voor te leggen.
Na de eerste bespreking op 6 november 2012 besluit de Commissie Openbare Ruimte op 4 december 2012
om Model 2+ ter bespreking voor te leggen aan de stadsdeelraad.
De stadsdeelraad neemt op 26 februari 2013 een motie aan waarin het bestuur wordt opgedragen Model 2+
uit te voeren. De belangrijkste wijziging van Model 2+ ten opzichte van Model 2 is het verminderen van het
aantal parkeerplaatsen door het schuinparkeren op de middenbermen te vervangen door langsparkeren.
Op 5 maart 2013 besluit het dagelijks bestuur om de motie (herinrichting volgens Model 2+) uit te voeren.
Op 15 april 2013 wordt door tegenstanders van Model 2+ een verzoek om een referendum gedaan; zij stellen
het zogenoemde Model NUL voor.
Op 29 oktober 2013 heeft de stadsdeelraad ingestemd met het toewijzen van het referendumverzoek.
1
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Het referendum is hiermee gehouden over een motie die in de stadsdeelraad is aangenomen. In het
referendum werden de modellen varianten genoemd.
Uitslag van het referendum
Op 19 maart 2014 is gestemd over dit referendum en op 21 maart is de definitieve uitslag vastgesteld en die
luidt:
e variant NUL: 14.887 stemmen
e variant 2+:18.022 stemmen (= model 2+)
e _opkomstpercentage is 44,77 %.
De uitslag is geldig conform art. 4.1 lid 1 van Verordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel
Amsterdam Centrum (14 maart 2005).
In art 4.2. van de genoemde verordening staat dat de raad (dit is nu het algemeen bestuur) naar aanleiding
van de uitslag van het referendum uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het referendum is gehouden
een beslissing neemt met betrekking tot het onderwerp van het referendum. In verband met het aantreden van
het nieuwe bestuur wordt deze beslissing genomen in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 22 april
2014.
Uitvoering van het referendum
Een meerderheid van de kiezers in stadsdeel centrum heeft zich bij referendum uitgesproken voor Model 2+.
Op basis van deze uitslag zal het dagelijks bestuur de op 26 februari 2013 door de stadsdeelraad
aangenomen motie uitvoeren die een herinrichting conform Model 2+ behelst. De herinrichting zal nu verder
worden voorbereid. De verwachte start van de herinrichting is het 1° kwartaal van 2015. De voorbereiding van
de uitvoering zal in overleg met de buurt plaatsvinden. De kaders gesteld in het ontwerp van Model 2+ zijn
daarbij de randvoorwaarden.
2
| Voordracht | 2 | test |
ME en Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
x Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1
x 18 januari 2022
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Voorzitter SDC: Alexander Grassi
Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer
1. Opening
- Afscheid lid en Installatie nieuw commissielid
2. Mededeling
3. Vaststelling besluitenlijst SDC van 14, december 2021
4. Ingekomen stukkenlijst
5. Insprekers
6. Mondelinge vragen
7. Adviesaanvraag Herinrichting winkelcentrum Nieuw-Sloten
8. Adviesaanvraag Ontwikkelingskader Elektriciteitsvoorziening Amsterdam
(EVA) 2035
9. Ongevraagd advies de Donutstad op lokaal niveau — de buurtdonut
10. Sluiting
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via
[email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | discard |
x% Gemeente … , ‘ nn ‘ Stand van zaken op: 24-6-2022
On Termijnagenda portefeuille ‘Juridische Zaken
Termijnagenda: Alle punten behorende tot portefeuille "Juridische Zaken"
Type Onderwerp Inhoud Indiener Datum Oorspr. Stand van zaken Aangepaste Stand van zaken na uitstel
Ingediend Einddatum einddatum
Motie Bezwaar maken Verzoekt de bezwaarschriftencommissie Poot, 2019/10/10 2020/12/31 Niet
tegen advies van de raad: - De taak op zich te nemen Hammelburg, ingevuld
adviescommmissie om bezwaren van partijen aangaande de Boomsma,
Joodse toekenning van de subsidies beschikbaar Boutkan,
Erfpachttegoeden gesteld door de gemeente in het kader Ceder,
(TA2019-001346) van de Subsidieverordening Joodse Simons,
Erfpachttegoeden af te handelen Ernsting,
= Zich hierbij nadrukkelijk te laten Temmink,
adviseren door de Commissie Joodse van
erfpachttegoeden en indien nodig Lammeren,
ook elders advies in te winnen - De van Soest,
raad te adviseren over de uitkomst Taimounti,
Verzoekt het college van burgemeester en Nanninga
wethouders: - Gericht te communiceren
dat bezwaar maken tegen het besluit van
de gemeenteraad aangaande de verdeling
van de Joodse Erfpachttegoeden mogelijk
is - Partijen die bezwaar willen maken en
zich wenden tot het college of ambtelijke
organisatie, zo goed mogelijk te verwijzen
naar de bezwaarschriftencommissie
Raadsadres Betere transparantie en in handen van het college van ben w 2020/09/09 2020/10/21 2020/10/21
privayc bij behandeling ter afhandeling en kopie antwoord naar
bezwaarschriften en raadscommissie AZ
verzoek om interventie
wegens onduidelijkheid
van regels en verzuim
ED ===
Raadsadres Verzoek om een 2021/03/31 2021/05/12 Niet
nieuwe locatie en ingevuld
verlenging van de
sUubsidieperiode tot
2025 voor de realisatie
van een Joods hospice
voor dementerenden
(TA2021-000460)
Raadsadres Verzoek om verlenging Besloten is dit raadsadres in handen 2021/04/09 2021/05/12 Niet
van de subsidieperiode van het college van burgemeester en ingevuld
in verband met wethouders te stellen ter afhandeling.
Gemaakt met gegevens uit Andreas Page 1 of 4
x% Gemeente … , ‘ nn ‘ Stand van zaken op: 24-6-2022
x Amsterdam Termijnagenda portefeuille ‘Juridische Zaken
Type Onderwerp Inhoud Indiener Datum Oorspr. Stand van zaken Aangepaste Stand van zaken na uitstel
Ingediend Einddatum einddatum
Covid-19 tot juni 2024.
(TA2021-000487)
Raadsadres Verzoek om Besloten is deze brief in handen van het 2021/04/22 2021/06/03 Niet
toestemming tot een college van burgemeester en wethouders ingevuld
statutenwijziging. te stellen ter afhandeling. Gewijzigd op
(TA2021-000583) verzoek van het lid Yilmaz.
Raadsadres Nog steeds niet Besloten is dit raadsadres in handen 2021/04/22 2021/06/03 Niet
publiceren van veel van het college van burgemeester en ingevuld
vergunningaanvragen wethouders te stellen ter afhandeling.
door stadsdelen,
de gemeente en de
Omgevingsdienst.
(TA2021-000584)
Raadsadres Procedure voor Besloten is dit raadsadres in handen 2021/09/15 2021/10/27 Niet
het afgeven van van het college van burgemeester en ingevuld
vergunningen wethouders te stellen ter afhandeling.
voor festivals
mm OT)
Raadsadres Inmenging van het Besloten is dit raadsadres in handen 2021/11/10 2021/12/22 Niet
college van b&w bij van het college van burgemeester en ingevuld
de beroepsprocedure wethouders te stellen ter afhandeling.
bij de Raad van State
over het legaliseren
van de aanwezigheid
van twee woonboten
aan de Diemerzeedijk
(TA2021-001296)
Raadsadres Ontvankelijkheid van Besloten is dit raadsadres in handen 2022/03/23 2022/05/04 Niet
handhavingsverzoeken van het college van burgemeester en ingevuld
via de mail of website wethouders te stellen ter afhandeling.
van de gemeente
(TA2022-000336)
Raadsadres Herhaald uitblijven in handen van het college van 2022/04/20 2022/06/01 Niet
van een reactie op burgemeester en wethouders te stellen ingevuld
het Wob-verzoek ter afhandeling en een afschrift van
over woningbouw het antwoord ter kennisname naar de
bij begraafplaats raadscommissie te sturen. Gewijzigd op
Osdorperweg verzoek het lid Koyuncu
(TA2022-000380)
Schriftelijke Chatberichten onder Garmy 2022/05/19 2022/06/16 Niet
vraag WOB (TA2022-000426) ingevuld
Gemaakt met gegevens uit Andreas Page 2 of 4
x% Gemeente … , ‘ nn ‘ Stand van zaken op: 24-6-2022
x Amsterdam Termijnagenda portefeuille ‘Juridische Zaken
Type Onderwerp Inhoud Indiener Datum Oorspr. Stand van zaken Aangepaste Stand van zaken na uitstel
Ingediend Einddatum einddatum
Toezegging AZ Namenmonument, N.a.v. een vraag van het lid Ceder over Ceder 2019/02/28 2019/04/16 2019/04/16
aan de nadere informatie. de financiering van het Namenmonument
commissie _ (TA2019-000349) heeft de burgemeester toegezegd dat zij
de commissie zal informeren zodra er
meer bekend is.
Toezegging Volksinitiatief, Op verzoek van het lid Boomsma heeft Boomsma 2020/12/03 2021/01/28 Niet
aan de onderzoek of het de burgemeester toegezegd om te ingevuld
commissie mogelijk is om eerder onderzoeken of het mogelijk is om eerder
met initiatiefnemers met initiatiefnemers te overleggen over
te overleggen als het het al dan niet op de website plaatsen
niet ontvankelijk is. van een initiatief als duidelijk is dat het
(TA2021-000032) initiatief niet ontvankelijk is.
Toezegging WOB verzoek Het lid Van Lammeren heeft vraag gesteld van 2021/01/07 2021/02/18 Niet
aan de emissie uitkomsten over de afwijzing van een WOB verzoek Lammeren ingevuld
commissie AEB, afwijzing. over de emissie uitkomsten van het AEB
(TA2021-000103) en de burgemeester heeft toegezegd
dat zij de leden hierover schriftelijk zal
informeren.
Toezegging AZ Actualiteit Op verzoek van het lid Poot heeft Poot 2021/01/28 2021/03/18 Niet
aan de demonstratie de burgemeester toegezegd om te ingevuld
commissie Museumplein, onderzoeken of het mogelijk is om vanuit
schade verhalen de gemeente veroorzakers van de schade
op veroorzakers aansprakelijk gesteld kunnen worden.
(TA2021-000264)
Toezegging AZ Actualiteit Op verzoek van het lid Kreuger heeft de Kreuger 2021/01/28 2021/03/18 Niet
aan de demonstratie burgemeester toegezegd dat zij zal bezien ingevuld
commissie Museumplein, of ondernemers vanuit het landelijke
Ondernemers vanuit fonds geholpen kunnen worden. Mocht
het landelijke fonds dat niet kunnen, dan zal zij het in het
helpen (TA2021-000265) college aan de orde stellen.
Toezegging AZ juridische De leden hebben positief gereageerd op 2021/02/18 2021/06/03 Niet
aan de functie, kwaliteit het aanbod van de burgemeester om haar ingevuld
commissie _(TA2021-000281) opvattingen over de juridische functie van
de gemeente op papier te zetten teneinde
daarover met de leden in debat te gaan.
Toezegging AZ Juridische functie, Op verzoek van het lid De Fockert heeft de de Fockert _2021/04/29 2021/11/18 Niet
aan de advies SDC West burgemeester toegezegd dat zij dit advies ingevuld
commissie _ betrekken in visie zal betrekken bij de voorbereiding van
(TA2021-000636) haar visie op de juridische functie die zij
in het najaar aan de leden zal voorleggen.
Gemaakt met gegevens uit Andreas Page 3 of 4
x% Gemeente Stand van zaken op: 24-6-2022
e. : ' ene '
x Amsterdam Termijnagenda portefeuille ‘Juridische Zaken
Type Onderwerp Inhoud Indiener Datum Oorspr. Stand van zaken Aangepaste Stand van zaken na uitstel
Ingediend Einddatum einddatum
Toezegging AZ - Staat Juridische Op verzoek van het lid Van Schijndel van Schijndel 2021/06/03 2021/06/24 In de commissie AZ van Niet
aan de functie gemeente heeft de burgemeester toegezegd om de 13 januari 2022 heeft de ingevuld
commissie _ (TA2021-000767) commissie nog voor het zomerreces te burgemeester toegezegd
informeren over de staat van de juridische dat nadere informatie voor
functie van de gemeente. de volgende commissiever-
gadering beschikbaar komt.
Toezegging AZ - Uitspraak N.a.v. een vraag van het lid Boomsma 2021/06/24 2021/09/23 Niet
aan de WOB verzoek Boomsma over WOB verzoek over ingevuld
commissie _erfpachtdocumenten erfpachtdocumenten en de uitspraak
(TA2021-000828) van de rechter op dit verzoek heeft de
burgemeester toegezegd dat zij zal
onderzoeken of en zo ja hoe gevolg wordt
gegeven aan de rechterlijke uitspraak.
Toezegging AZ - Juridische Op verzoek van de leden van de commissie 2022/02/08 2022/06/30 Niet
aan de vernieuwing heeft de burgemeester toegezegd om in ingevuld
commissie (TA2022-000179) de zomer van 2022 een uitvoeringsplan te
agenderen.
Gemaakt met gegevens uit Andreas Page 4 of 4
| Actualiteit | 4 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 27 juli 2023
Portefeuille(s) Grond en Ontwikkeling
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig
Behandeld door Stadsdeel Oost, Jasper John, 0638170285, [email protected]
Onderwerp Briefrapportage Kinderombudsman loodverontreinigng Oosterpark
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college v over het volgende.
Op 27 juni 2023 heeft het college een briefrapportage ontvangen van de Kinderombudsman
betreffende loodverontreiniging in het Oosterpark. In deze brief leest v hoe de aanbevelingen
worden overgenomen.
De Kinderombudsman heeft uit eigen beweging een onderzoek uitgevoerd naar het risico van lood
in de grond in het Oosterpark. Aanleiding hiervan is het handhavingsverzoek van Stichting Herstel
Oosterpark (SHO) om borden te plaatsen om bezoekers van het park te waarschuwen over de
risico's van lood in het park. Het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oost (20 december 2022) heeft
dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard op juridische gronden.
Er zit veel lood in de grond van Amsterdam. Lood zat vroeger in benzine, verf, dakpannen en
hierdoor is het ook in de grond terecht gekomen. Als jonge kinderen tot en met 6 jaar te veel lood
binnenkrijgen kunnen zij een lager IQ krijgen. Het is daarom belangrijk dat kinderen zo weinig
mogelijk lood binnenkrijgen. Alle openbare speelplaatsen, kinderboerderijen, schooltuinen,
speelplaatsen van kinderdagverblijven en basisscholen zijn al onderzocht. Vervuilde speelplaatsen
zijn gelijk schoongemaakt. Alle bewoners in Amsterdam met een tuin worden momenteel ook
uitgenodigd om gratis hun tuin te laten onderzoeken op lood.
De resultaten van het onafhankelijke onderzoek heeft de Kinderombudsman in een
briefrapportage beschreven. De rapportage is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Bevindingen
De Kinderombudsman heeft de beschikbare bodemonderzoeken bekeken en gesproken met
verschillende partijen. De belangrijkste conclusies vit de brief zijn:
-__De hoeveelheid lood in de grond in het Oosterpark is te vergelijken met wat er in andere
Amsterdamse parken wordt aangetroffen;
-_De kinderombudsman vindt het risico dat kinderen langdurig spelen op plaatsen waar te
veel lood in de grond zit niet groot en beoordeelt dat er sprake is van een aanvaardbaar
risico;
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juli 2023
Pagina 2 van 2
-__In Amsterdam wordt de blootstelling aan lood in de grond programmatisch via
verschillende maatregelen aangepakt;
-_De kinderombudsman eindigt met de volgende aanbevelingen:
o Bekijk of de aanwezige grasmat bij het pierenbadje toereikend is, zodat grond
met lood op deze plek niet makkelijk onder de nagels van kinderen kan komen;
o De GGD gebruikt de applicatie Groeigids om informatie te verstrekken aan
ouders. Op dit moment wordt daarin geen informatie gegeven over lood in de
grond. De Kinderombudsman is van mening dat deze informatie ook in deze
applicatie moet worden opgenomen;
o De informatie die te vinden is op de website van de GGD en de gemeente
Amsterdam is op sommige punten niet eenduidig en dit dient verbeterd en
aangevuld te worden;
o Ermoet opnieuw aandacht worden besteed aan de voorlichting van ouders met
(jonge) kinderen. En daarbij ook kijken of andere locaties/instanties benut kunnen
worden voor meer voorlichting, zoals Ouder Kind Teams, Buurthuizen etc
Vervolgstappen
De Kinderombudsman deelt de eerdere conclusie van de GGD (26 oktober 2020) dat er geen
sprake is van onaanvaardbare risico's in het Oosterpark en dat de situatie in het Oosterpark niet
afwijkt van die in andere Amsterdamse parken. Dit in lijn is met eerdere berichtgeving aan uw raad
(dagmail 18 december 2019) en de beantwoording van de staatssecretaris Heijnen van
Infrastructuur en Waterstaat op schriftelijke vragen in de Tweede Kamer (23 juni 2023).
Met de volgende aanbevelingen van de Kinderombudsman gaat Amsterdam aan de slag:
-__Parken in oud stedelijk gebied van Amsterdam, dus ook het Oosterpark, worden
onderzocht op lood, als onderdeel van het Amsterdamse Programma Lood. Hierbij wordt
ook de toplaag bij het pierenbadje onderzocht;
-___ Bewustwording bij ouders over de risico's van lood is de meest effectieve manier om de
blootstelling van kinderen aan lood te verminderen. De aanbevelingen van de
Kinderombudsman om de communicatie te verbeteren zijn dan ook waardevol en hier zal
extra inzet op plaats vinden:
o De informatie over de risico's van lood in de bodem op de websites van de
gemeente Amsterdam en de GGD wordt verbeterd.
o De Groeigids is een landelijke app waar Amsterdam geen directe zeggenschap
over heeft. De GGD gaat in overleg met de makers van de Groeigids om te
bespreken of informatie over blootstelling aan lood in de bodem via de app
beschikbaar gesteld kan worden.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Woningbouw en Stedelijke ontwikkeling
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 1172
Publicatiedatum 8 januari 2014
Ingekomen onder K
Ingekomen op woensdag 18 december 2013
Behandeld op woensdag 18 december 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Piek, de heer Jager, mevrouw
Van Roemburg en de heer Evans-Knaup inzake de Verordening Binnenhavengeld
Pleziervaart 2014 (doorvaart).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 19 november 2013 tot intrekken van de Verordening
Binnenhavengeld Pleziervaart 2013 en vaststellen van de Verordening
Binnenhavengeld Pleziervaart 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1127);
Constaterende dat:
— de raad bij behandeling van de Nota Varen het college heeft opgeroepen een
dagvignet in te voeren voor bezoekers van buiten Amsterdam;
— dat het uitgangspunt is dat alle gebruikers van de Amsterdamse grachten
bijdragen aan onderhoud, handhaving, enz;
— de raad nog altijd voornemens is een dagvignet in te voeren maar het in het
voorliggende voorstel niet afdoende is uitgewerkt,
Besluit:
ontwerp-besluit nr. 1127 van 2013, de Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart
2014 als volgt te wijzigen:
1. de verordening zodanig aan te passen dat er geen kosten worden berekend voor
doorvaart zonder aanmeren door de Amsterdamse wateren door in het
tarievenoverzicht onder artikel 5 de tekst “Dagtarief per vaartuig”, te wijzigen in:
“Dagtarief per vaartuig dat aanmeert”
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1172 Amendement
Datum 8 januari 2014
2. toe te voegen aan artikel 6, lid 1, een sub c, luidende als volgt:
“c. pleziervaartuig dat op het water vertoeft zonder aan te leggen dan wel dat
slechts is aangelegd in de onmiddellijke nabijheid van een brug of sluis in
afwachting van de eerstvolgende bediening van die brug of sluis en dat niet
onbemand wordt achtergelaten”
De leden van de gemeenteraad,
M.F.G. Piek
G. Jager
E.T.W. van Roemburg
LR. Evans-Knaup
2
| Motie | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1711
Ingekomen op 29 oktober 2019
Ingekomen in raadscommissie AZ
Te behandelen op 6/7 november 2019
Onderwerp
Amendement van het lid Nanninga inzake de Begroting 2020 (Schrap diversiteitsplan
voor kunstinstellingen uit begroting)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2020.
Constaterende dat:
— wethouder Meliani in haar brief van 14 mei 2019 aankondigde dat zij een
actieplan diversiteit en inclusiviteit verplicht wil stellen voor instellingen die een
subsidie willen aanvragen in het kader van het Kunstenplan;
— de voorwaarden voor subsidies in het kader van het Kunstenplan 2021-2024 in
december pas worden besproken;
— in de Begroting 2020 het actieplan diversiteit en inclusiviteit echter al als feit is
opgenomen.
Overwegende dat:
— de discussie over het actieplan diversiteit en inclusiviteit pas in december
plaatsheeft en nog niet formeel is besproken in de commissies en de raad; een
dergelijke ingrijpende maatregel een gedegen afweging van argumenten verdient;
— het daarom voorbarig is om het actieplan nu al als bestuurlijke keuze te
accorderen bij de Begroting 2020.
Besluit:
— inde Begroting 2020 op pagina 13 de volgende zinnen te schrappen:
“De instellingen die een subsidie willen ontvangen in het kader van het
Kunstenplan 2021-2024 vragen we een actieplan op te stellen over inclusiviteit en
diversiteit (instapeis).”
— inde Begroting 2020 op pagina 93 de volgende zinnen te schrappen:
“De instellingen die een subsidie willen ontvangen in het kader van het
Kunstenplan 2021-2024, vragen we een actieplan op te stellen over inclusiviteit
en diversiteit (van bestuur tot organisatie en bedrijfsvoering, van publiek tot
programma en talent). Met '‘inclusiviteit' bedoelen we dat alle Amsterdammers
zich moeten kunnen herkennen in het aanbod van kunst en cultuur. Het actieplan
inclusiviteit dient als instapeis om in aanmerking te kunnen komen voor een
Kunstenplansubsidie. Dit doen we omdat we op de podia en in de musea nog te
weinig een afspiegeling zien van de Amsterdamse samenleving”.
4
— En, voor zover nodig, de rest van de Begroting 2020 hierop aan te passen.
Het lid van de gemeenteraad
A. Nanninga
2
| Motie | 2 | discard |
VN2021-001275 X Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, F EF D
ve ScOnOmIe Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van o4 februari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Economische Zaken
Agendapunt 6
Datum besluit 24 november 2020
Onderwerp
Bespreken van het Economisch herstel- en investeringsplan en bijbehorende raadsbrief
De commissie wordt gevraagd
Het Economisch herstel- en investeringsplan en bijbehorende raadsbrief te bespreken. Het doel
van het herstel- en investeringsplan is het versterken van de economische veerkracht van de
stad, het aanjagen van vernieuwing in duurzame groeisectoren en het vergroten van waardevolle
werkgelegenheid.” Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het duurzaam economisch
herstel
Wettelijke grondslag
Artikel 160, lid 1, onder a, Gemeentewet, bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders
in beginsel bevoegd is het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren.
Bestuurlijke achtergrond
In de begroting 2021 stelt het college van B&W voor om ondanks de crisis te investeren in duurzame
werkgelegenheid en het herstel van de economie. Zo wordt er € 14 miljoen uitgetrokken voor
lastenverlichting van ondernemers en is er € 78 miljoen beschikbaar gesteld voor 6 duurzame
banenmotoren (1). Vanuit de portefeuille Economische Zaken wordt daarnaast voorgesteld om
incidenteel €10 miljoen extra beschikbaar te stellen om de transitie naar een diverse economie te
faciliteren.(2). Het bijgevoegde Economisch herstel en investeringsplan geeft hier invulling aan.
Amsterdam werkt al lange tijd aan versterking van de economische structuur van de stad. Voor deze
economische structuurversterking is aan het begin van deze collegeperiode een bestedingsruimte
gecreëerd van € 33 miljoen('structuurmiddelen!). Op dit moment is hiervan nog € 11 miljoen
aaninvesteringsruimte over in de vorm van een subsidie regeling die ingezet wordt voor het
leveren van een bijdrage aan externe initiatieven. Bestedingen vit deze structuurmiddelen worden
vastgesteld in het college. We zijn hiervoor met diverse partijen in gesprek over initiatieven. Op dit
moment zit er voor ongeveer € 9 miljoenaan voorstellen in de projectenpijplijn (onder voorbehoud
van bestuurlijk besluitvorming). Met dit investeringsplan doet het college enerzijds een voorstel
voor bestedingen van de nieuwe ‘transitiemiddelen’, maar het geeft ook richting aan voor de te
verwachten bestedingen van de oorspronkelijke ‘structuurmiddelen’. Vaststelling van dit plan
is een belangrijke stap in het economisch hersteltraject. Op basis van de geformuleerde kaders
worden aangekondigde investeringen verder vitgewerkt en vitgevoerd en wordt het gesprek met
stakeholders gevoerd over investeringen in initiatieven.
1. Raadsbrief 22 oktober 2020, Investeren in duurzaam herstel
2. De Raad neemt hierover een besluit bij de raadsbehandeling op 16 en 17 december 2020.
Reden bespreking
Gegenereerd: vl.8 1
VN2021-001275 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
rve economie % Amsterdam ‚ ‚ ‚ ‚
% Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
Voordracht voor de Commissie FED van o4 februari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Deze voordracht zat ter kennisname in de commissie FEZ van 10 december 2020 en is op donderdag
14 janvari 2021 gepiept door lid Nadif voor bespreking in de commissie FED van 4 februari 2021.
Uitkomsten extern advies
N.v.t.
Geheimhouding
N.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
N.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-004550 B Raadsbrief economisch herstel en investeringsplan.pdf (pdf)
AD2021-004549 2. Economisch herstel- en investeringsplan 2021-2024.pdf (pdf)
AD2021-004523 Commissie FED Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Judith van Laarhoven, 06 19269666. Judith.van.laarhoven@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.8 2
| Voordracht | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 489
Datum indiening 12 februari 2020
Datum akkoord 23 april 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Boutkan inzake veiligheid van
werknemers op Schiphol.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
De vakbond FNV maakt zich grote zorgen over de veiligheid voor werknemers op
Schiphol, berichtte Het Parool op dinsdag 11 februari 2020. Zo waren er in de eerste
negen maanden van 2019 al dertien ongevallen op Schiphol, waarvan twee met
blijvend letsel en een met een dodelijke afloop. Het aantal meldingen over onveilige
werksituaties nam in 2019 met maar liefst 13% toe ten opzichte van voorgaande
jaren.
De onveiligheid op Schiphol wordt volgens de FNV vooral veroorzaakt door de
‘doorgeslagen marktwerking’ met flexbanen, aanbestedingen en concurrentie. Door
de grote baanonzekerheid onder een groot deel van de werknemers aldaar, nemen zij
onverantwoorde risico's en heerst er een angstcultuur om onveiligheid aan te kaarten.
Volgens de FNV is het aantal meldingen over de onveilige werksituaties daardoor nog
maar het topje van de ijsberg.
De fractie van de PvdA Amsterdam maakt zich ernstige zorgen over deze
ontwikkeling. Werknemers moeten namelijk zeker zijn van een zekere en veilige baan
waarin ze zich veilig voelen om misstanden aan te kaarten. De gemeente Amsterdam
moet zich hier als aandeelhouder van Schiphol hard voor maken. Al eerder heeft de
PvdA Amsterdam vragen gesteld over de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden
van werknemers op Schiphol.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Heeft het college kennisgenomen van de signalen van de vakbond FNV over de
toenemende onveiligheid voor werknemers op Schiphol?
Antwoord vraag 1:
Ja.
2. Wat vindt het college van de signalen van de vakbond FNV over de toenemende
onveiligheid voor werknemers op Schiphol?
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2e april 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 12 februari 2020
Antwoord vraag 2:
Het college vindt alle signalen over onveiligheid zorgelijk. De cijfers van het Parool-
artikel zijn afkomstig uit het onderzoek Staat van Schiphol 2019 van de Inspectie
Leefomgeving en Transport (hierna: ILT).
Het toezichtsrapport geeft vanuit verschillende perspectieven inzicht in de veiligheid
op en rond Schiphol. Uit het toezicht, vergunningverlening en voorvalmeldingen
ontstaat het beeld dat de veiligheid niet verslechtert, aldus de ILT.
Arbeidsongevallen op Schiphol melden bedrijven bij de Inspectie Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (ISZW). Die houdt hierop toezicht.
Aantal gemelde arbeidsongevallen
Bran: ISZW: “gegevens 2019 t/m oktober
DEES OO Pe
ese In 2018 zijn er 19 ongevallen gemeld, waarvan 3 met
we RARRRAAARAAAAAAA bede
In het lopende jaar 2019 zijn er 13 ongevallen gemeld,
AAA 8 waarvan 2 met blijvend letsel en 1 met dodelijke afloop.
2019 î î î ar î î nnn î : Het ongeval met dodelijke afloop heeft geen directe
relatie met de grand- af vliegoperatie.
De ILT heeft in haar onderzoek aangegeven dat het ongeval met dodelijke afloop uit
2019 geen directe relatie heeft met de grond- of vliegoperatie.
3. Is het college het met de fractie van de PvdA Amsterdam eens dat iedere
werknemer zeker moet zijn van een veilige werkomgeving?
Antwoord vraag 3:
Ja.
4. Onderschrijft het college de theorie van vakbond FNV dat de onveiligheid en
angstcultuur op Schiphol mede veroorzaakt wordt door de ‘doorgeslagen
marktwerking’? Kan het college een beschouwing geven hoe zij aankijkt tegen
het effect van marktwerking op de werkzekerheid en veiligheid van medewerkers
op Schiphol? En vanuit breder perspectief voor medewerkers in de Amsterdamse
Arbeidsmarktregio?
Antwoord vraag 4:
Binnen onze verantwoordelijkheid van aandeelhouder dragen wij het belang van
goed
werkgeverschap uit, ook bij Schiphol. In de lopende contacten met Schiphol stelt
het college daarom de thema's goed werkgeverschap en leefbaar loon aan de
orde. Recent is dit nog ter sprake gekomen tijdens een werkbezoek van
wethouder Groot Wassink en wethouder Kukenheim op 12 april 2019. Dit
werkbezoek is de opmaat geweest voor het in vraag 8 genoemde banenplan.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2e april 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 12 februari 2020
Daarbij wordt ook aandacht gevraagd voor de opstelling ten aanzien van
bedrijven die in opdracht van de luchthaven werkzaamheden verrichten op het
Schipholterrein.
5. Is het college het met de fractie van de PvdA Amsterdam eens dat de gemeente
Amsterdam zich als aandeelhouder van Schiphol hard moet maken voor veilige
werkomstandigheden voor de werknemers daar?
Antwoord vraag 5:
Het college zal haar invloed als aandeelhouder blijven aanwenden om goed
werkgeverschap onder de aandacht te brengen.
6. Is het college bereid om het onderliggende probleem van marktwerking en het
effect op veiligheid te bespreken met Schiphol? Indien ja, kan het college
aangeven welke stappen zij de afgelopen tijd ondernomen heeft en gaat
ondernemen om Schiphol te bewegen de ‘doorgeslagen marktwerking’ te
stoppen?
Antwoord vraag 6:
Het college zal zich blijven inzetten voor goed werkgeverschap.
7. Kan het college aangeven welke stappen zij de afgelopen tijd ondernomen heeft
en gaat ondernemen om Schiphol te bewegen de werkomstandigheden voor
haar werknemers veiliger te maken?
Antwoord vraag 7:
Wethouder Everhardt heeft het onderwerp gezondheid en Schiphol ter sprake
gebracht in een vergadering van de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) met
Schiphol Group op 29 januari 2020.
Daarnaast staat een werkbezoek van de wethouder aan Schiphol gepland voor
april, waarin dit ook ter sprake zal worden gebracht.
8. De gemeente Amsterdam heeft recentelijk een Banenplan met Schiphol
afgesproken. Kan het college aangeven of deze medewerkers ook ingezet
worden op functies waarbij op dit moment de kwaliteit van werk onder druk staat?
Kan het college aangeven hoe de kwaliteit van werk voor de medewerkers in het
Banenplan gegarandeerd wordt?
Antwoord vraag 8:
Werkzoekenden gaan op Schiphol in diverse functies aan de slag, zoals in de
horeca, retail, beveiliging en logistiek, en ook als platformmedewerker. Dit kan bij
één van de partners van het Banenplan zijn, maar ook bij andere bedrijven.
Het Banenplan Schiphol 2020-2022 betreft een samenwerking tussen gemeente
Amsterdam, Werkgeversservicepunt Groot-Amsterdam (WSP), Royal Schiphol
Group en Luchtvaartcommunity Schiphol (LCS), waarop 40 werkgevers zijn
aangesloten. Met het Banenplan gaan deze partijen een partnerschap aan om de
duurzame werkgelegenheid en inclusiviteit op de luchthaven een stap verder te
brengen.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2e april 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 12 februari 2020
De focus wat betreft kwaliteit van werk ligt hierbij op de continuïteit van werk, het
centraal stellen van de competenties van de werkzoekende, het verhogen van de
slaagkans van kandidaten binnen een bedrijf door begeleiding en ondersteuning
en het ontwikkelen van mensen op langere termijn.
De impact van de huidige situatie op het banenplan is nog ongewis.
Naar aanleiding van Motie 330 van de leden Boutkan en Roosma inzake de brief
over de voortgang Meer kans op werk d.d. 11 maart 2020, is aan de raad
toegezegd dat kwaliteit van werk nadrukkelijk een onderwerp van gesprek is in
gesprekken rond het banenplan Schiphol.
Op individueel werkgeversniveau maken werkomstandigheden, vereisten zoals
het hebben of behalen van een VCA (veiligheidscertificaat) en benodigde
uitrusting (veiligheidsschoenen ed) onderdeel uit van de voorgesprekken met
werkgever en kandidaten zodat zij goed zijn toegerust om hun werk veilig te
kunnen doen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 36
Datum akkoord college van b&w van 27 januari 2015
Publicatiedatum 28 januari 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.M. van der Pligt van
8 januari 2015 inzake de CAO voor medewerkers in de sociale werkvoorziening.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
De vakbonden bieden vandaag, donderdag 8 januari, de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) een brief aan, waarin ze de VNG dringend
verzoeken nu eindelijk de onderhandelingen voor een nieuwe CAO voor de sociale
werkvoorziening (sw) te hervatten. Medewerkers in de sw zitten al een jaar zonder
nieuwe CAO en de VNG is tot nu toe niet bereid geweest om met de vakbonden
hierover te praten.
De vakbonden waren begin 2014 klaar om afspraken te maken over werkzekerheid
en koopkracht, maar de VNG wilde niet onderhandelen over een nieuwe CAO terwijl
zij wel verantwoordelijk is voor haar sw-werknemers.
De sw-medewerkers zouden met de komst van de Participatiewet hun rechten
behouden, waaronder hun CAO. Dit blijkt nu niet het geval.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 8 januari 2015, namens de fractie
van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. De VNG is verantwoordelijk voor haar sw-werknemers en zal deze
onderhandelingen dus niet langer kunnen uitstellen. Is het college dat met
de fractie van de SP eens? Zo nee, kan het college dat toelichten?
Antwoord:
Ja, het college is van mening dat als een CAO afloopt, er in principe een nieuwe
moet komen.
2. Zoja, is het college bereid er bij de VNG namens de gemeente Amsterdam op
aan te dringen, aan het verzoek van de vakbonden per omgaande te voldoen om
de onderhandelingen over een CAO te hervatten? Kan het college het antwoord
toelichten?
Antwoord:
Ja. Overigens heeft de VNG het voornemen om de gesprekken te hervatten.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
1
| Schriftelijke Vraag | 1 | discard |
Md X Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en DC
val en NN : …
Grondstoffen % Amsterdam Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Afval en Reiniging
Agendapunt 6
Datum besluit -…
Onderwerp
Vervolg op de ‘on hold’ situatie dynamische afvalinzameling
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over hoe verder na de ‘on hold’ situatie van dynamisch
inzamelen.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Met de brief wordt u geïnformeerd over hoe er verder uitvoering gegeven wordt aan het streven om
routes te optimaliseren na de ‘on hold’ situatie van dynamisch inzamelen en hoe we verder gaan met
het aanbestede systeem.
De brief is geschreven op basis van de vitkomsten van de evaluatie die is uitgevoerd op de
implementatie van een systeem, bestaande uit een mix van hardware en software oplossingen, voor
het (dynamisch) kunnen optimaliseren van inzamelroutes van de afvalinzameling en het kunnen
ondersteunen van een dynamische inzameling.
Deze informatie is u toegezegd bij het bespreken van de vorige raadsbrief in de
commissievergadering van 22 september 2022.
Reden bespreking
Geagendeerd op verzoek van de leden Noordzij (PvdA) en Van Pijpen (GroenLinks)
Motivatie lid Noordzij: De PvdA wil vragen stellen over de vervolgstappen van de dynamische
inzameling.
Motivatie lid Van Pijpen: De GroenLinks fractie wil graag stil staan bij het data-gedreven inzamelen
en hoe dat, nu het dynamisch inzamelen op de bedoelde wijze niet wordt voortgezet, wordt
doorontwikkeld.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.4 1
VN2022-043311 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Afval en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lii
Grondstoffen % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, toezegging (TA2022-000835) Uit commissie DC van 22 september 2022.
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. | Naam
AD2022-118787 Commissie DC (1) Voordracht (pdf)
AD2022-118786 Raadsinformatiebrief vervolg dynamisch inzamelen.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam |
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Afval en Grondstoffen, lan van der Velde, i.van.der.velde Qamsterdam.nl, 06 23224311 Afval en
Grondstoffen, Zaki el Hasnaoui, [email protected], 06 30448994
Gegenereerd: vl.4 2
| Voordracht | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Raadsnotulen
Jaar 2022
Vergaderdatum 30 maart
Publicatiedatum 13 april 2022
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 30 MAART 2022
Aanwezig: de leden mevrouw Abdi (PvdA), mevrouw Ahmad! (BIJ1), mevrouw Alberts
(SP), de heer Aslami (D66), mevrouw Bakker (Partij voor de Dieren), de heer Belkasmi
(PvdA), mevrouw Bentoumya (GroenLinks), mevrouw Bloemberg-lssa (Partij voor de
Dieren), de heer Bobeldijk (SP), de heer Boomsma (CDA), mevrouw Broersen (Volt), de
heer Burgers (VVD), de heer Van Dantzig (D66), mevrouw Doevendans (PvdA), de heer
Ernsting (GroenLinks), de heer Garmy (Volt), de heer Von Gerhardt (VVD), de heer Groot
Wassink (GroenLinks), mevrouw Heinhuis (PvdA), de heer Hofland (D66), mevrouw
Hoogtanders (VVD), mevrouw De Jager (D66), mevrouw Kabamba (BIJ1), de heer Khan
(DENK), de heer Koyuncu (DENK), de heer Kreuger (JA21), mevrouw el Ksaihi (D66), de
heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren), mevrouw Martens (VVD), de heer Mbarki
(PvdA), mevrouw Moeskops (D66), mevrouw Moorman (PvdA), mevrouw Nadif
(GroenLinks), mevrouw Namane (PvdA), mevrouw Nanninga (JA21), mevrouw Van
Pijpen (GroenLinks), mevrouw Van Renssen (GroenLinks), mevrouw Rooderkerk (D66),
de heer Van Schijndel (Forum voor Democratie), de heer van der Veen (GroenLinks), de
heer Veldhuyzen (BIJ1), de heer Wijnants (VVD) en mevrouw Yemane (GroenLinks)
Afwezig: de heer Asruf (PvdA) en de heer Minderhoud (PvdA)
Aanwezig: burgemeester mevrouw Halsema (Openbare Orde en Veiligheid,
Algemene Zaken, Integraal Veiligheidsbeleid, Juridische Zaken, Internationale
Samenwerking, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken,
Communicatie) de wethouders mevrouw Van Doorninck (Duurzaamheid en Circulaire
Economie, Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Energietransitie, Zuidas en Marineterrein),
de heer Groot Wassink (Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering (inclusief
Bestuurlijk Stelsel), Coördinatie Bedrijfsvoering, Inkoop, Sociale Zaken, Vluchtelingen en
Ongedocumenteerden), mevrouw Kukenheim (Zorg, Jeugd(zorg), Mbo-agenda,
Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt, Preventie Jeugdceriminaliteit, Sport en
Recreatie, Ouderen, Financiën en Deelnemingen), mevrouw Meliani (Kunst en Cultuur,
Monumenten en Erfgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie en Gemeentelijk Vastgoed), mevrouw Moorman (Onderwijs,
Volwasseneneducatie, Laaggeletterdheid en Inburgering, Voorschool, Kinderopvang en
Naschoolse voorzieningen, Armoede en Schuldhulpverlening), de heer De Vries
(Verkeer, Vervoer, Luchtkwaliteit, Water, Economische Zaken en Lucht- en Zeehaven) en
de heer Wedemeijer (Bouwen en Wonen, Openbare Ruimte en Groen, Ontwikkelbuurten,
Dierenwelzijn en Reiniging)
Afwezig:
1
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
Middagzitting op woensdag 30 maart 2022
Voorzitter: mevrouw F. Halsema, burgemeester
Raadsgriffier. mevrouw Houtman
Verslaglegging: mevrouw Van de Belt
Algemeen
De VOORZITTER opent de vergadering om 13.10 uur.
1.
Opening
VOORZITTER: Goedemiddag Ik open de gemeenteraad van Amsterdam en heet
u allen hartelijk welkom. Fijn, zoveel nieuwe gezichten. Ik verheug me op de komende
periode.
a.
Mededelingen
De VOORZITTER: Deze vergadering zal uit één dagdeel bestaan. Ik zou zeggen:
went u er niet aan, want het is redelijk uitzonderlijk voor de Amsterdamse raad.
Er is bericht van verhindering van de leden Asruf en Minderhoud.
b.
Installatie van raadsleden
De VOORZITTER: We beginnen met de installatie van een raadslid, de heer Van
Lammeren. Hij wordt vandaag geïnstalleerd als raadslid in verband met zijn afwezigheid
vorige week donderdag. Ik zou de raadsgriffier willen vragen de heer Van Lammeren de
raadszaal binnen te geleiden voor het afleggen van de gelofte.
Mijnheer Van Lammeren,
“Ik verklaar dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch
middellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of
beloofd. Ik verklaar en beloof dat ik, om iets in deze hoedanigheid te doen of te laten
rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal
aannemen. Ik beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal
nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal
vervullen”
De heer VAN LAMMEREN: Dat verklaar en beloof ik.
De VOORZITTER: Dan feliciteer ik u namens de hele raad van harte met uw
installatie.
C.
Installatie van bestuurscommissieleden van het stadsgebied Weesp
2
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
Ik blijf er maar even bij staan, want vandaag worden voor de bestuurscommissie
van het stadsgebied Weesp nog twee leden geïnstalleerd, de heer Anches en de heer
Bavinck. De geloofsbrieven van de heer Anches waren verleden week al in orde
bevonden; voor de geloofsbrieven van de heer Bavinck geef ik eerst het woord aan
mevrouw Moorman voor het onderzoek naar die geloofsbrieven.
Mevrouw MOORMAN: De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven,
ingezonden door de heer Bavinck, benoemd verklaard tot leden van
de bestuurscommissie van stadsgebied Weesp op 21 maart 2022 heeft de eer, de raad
mede te delen dat zij de geloofsbrieven en de verdere bij de Verordening stadsdelen en
stadsgebied Amsterdam 2022 gevorderde stukken heeft onderzocht en dat zij deze in
orde heeft bevonden, terwijl haar niet is gebleken van het bestaan van
uitsluitingsgronden of van een onverenigbaarheid.
De commissie adviseert de raad op grond van het vorenstaande tot toelating als
leden van de bestuurscommissie van stadsgebied Weesp, de heer Bavinck.
De VOORZITTER: Ik stel u voor overeenkomstig het advies van de commissie te
besluiten en in te stemmen met de toelating als lid van bestuurscommissie van
stadsgebied Weesp van de heer Bavinck.
Ik zou de griffier willen vragen de kandidaat-bestuurscommissieleden, de heren
Anches en Bavinck de raadszaal binnen te geleiden voor het afleggen van de eed.
Welkom.
“Ik zweer dat ik, om tot lid van de bestuurscommissie benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of
gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten rechtstreeks noch middellijk
enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen
en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal
vervullen.”
De heer ANCHES: Dat verklaar en beloof ik.
De heer BAVINGK: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig.
De VOORZITTER: Dan wil ik u beiden namens de gehele gemeenteraad van
harte feliciteren met uw installatie als bestuurscommissielid van het stadsgebied Weesp.
Van harte gefeliciteerd.
d.
Installatie van fractievertegenwoordigers
De VOORZITTER: Dan geef ik opnieuw het woord aan mevrouw Moorman in
verband met het onderzoek van de ingezonden bescheiden van de kandidaat-
fractievertegenwoordigers, de heer Nijssen en de heer Mangal.
3
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
Mevrouw MOORMAN: De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven,
ingezonden door de heer Mangal en de heer Nijssen, geen raadslid zijnde, hebben de
bescheiden als bedoeld in artikel 12, derde lid van het Reglement van orde
gemeenteraad der raadscomissies Amsterdam, onderzocht. De commissie tot onderzoek
van de geloofsbrieven heeft de eer de raad mede te delen, dat zij de geloofsbrieven heeft
onderzocht en dat zij deze in orde heeft bevonden, terwijl haar niet is gebleken van het
bestaan van uitsluitingsgronden of van een onverenigbaarheid.
De commissie adviseert de raad op grond hiervan tot toelating als leden van de
raadscommissies de heer Mangal en de heer Nijssen.
De VOORZITTER: Ik stel u voor overeenkomstig het advies van de commissie te
besluiten en in te stemmen met de toelating als fractievertegenwoordiger van de
gemeenteraad, de heer Mangal en de heer Nijssen zoals genoemd in het advies en ik
vraag de raadsgriffier de kandidaat-fractievertegenwoordigers, de heren Mangal en
Nijssen, de raadszaal binnen te geleiden voor het afleggen van de belofte.
Welkom.
“Ik verklaar dat ik, om tot lid van een raadscommissie benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of
gunst heb gegeven of beloofd.
Ik verklaar en beloof dat ik, om iets in deze hoedanigheid te doen of te laten
rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal
aannemen.
Ik beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen
en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal
vervullen”
De heer NIJSSEN: Dat verklaar en beloof ik.
De heer MANGAL: Dat verklaar en beloof ik.
De VOORZITTER: Dan wil ik ook u beiden van harte feliciteren namens de
gehele gemeenteraad met uw installatie als fractievertegenwoordiger. Van harte.
e.
Vaststellen van de agenda
De VOORZITTER: Ik ga ervan uit dat u akkoord kunt gaan met de agenda
waarbij we de volgorde hanteren van de tentatieve agenda zoals u die heeft ontvangen.
Conform besloten.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat de stukken bij agendapunt 3, Instemmen met
het bekrachtigen van de geheimhouding op de stukken die worden genoemd in het
bekrachtigingsoverzicht van het college aan de raad, geen inhoudelijke behandeling
nodig hebben en dat dit punt kan worden gehamerd.
Conform besloten.
3.
4
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
Instemmen met het bekrachtigen van de geheimhouding op de stukken die
worden genoemd in het bekrachtigingsoverzicht van het college aan de raad VN2022-
009408
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2022-009408.
De agendapunten 4 tot en met 11 betreffen benoemingen waar wij zo dadelijk
schriftelijk over zullen stemmen. Bij dezen geef ik u alvast aan wie de leden zijn van het
stembureau. Voorzitter is mevrouw Bakker van de Partij voor de Dieren en de leden zijn
mevrouw Rooderkerk van D66 en de heer Van der Veen van GroenLinks.
En even als troost: iedereen komt een keer aan de beurt.
f.
Mededeling van de ingekomen stukken
De VOORZITTER: Op grond van artikel 55, lid 1 van het Reglement van orde is
het volgende verzoek ontvangen voor wijziging van afhandeling.
Afschrift antwoord, ingekomen stuk nummer 7 en 10 gaan naar de commissie op
verzoek van het lid Van Pijpen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Ik wil graag voorstellen bij raadsadres 1 over de
parkeerproblematiek van gezinnen, een afschrift van het college te agenderen voor de
commissie.
De VOORZITTER: Waarvan akte. Het woord is aan de heer Kreuger.
De heer KREUGER: Ook raadsadres 1 en raadsadres 6, alstublieft.
De VOORZITTER: Waarvan akte. Het woord is aan mevrouw Bakker.
Mevrouw BAKKER: Raadsadres nr. 9, een brief van een kind uit Buitenveldert
over het belang van ooievaars in de stad en dan vooral de nesten. Mijn verzoek zou zijn
dat het college deze beantwoordt. Ik wilde daarbij vragen of het college ook kan ingaan
op de situatie om de hoek bij de school CSB waar van de winter een paal is omgewaaid.
Ik denk dat dat namelijk de aanleiding is geweest voor deze brief, omdat wij ook van heel
veel andere kinderen brieven hebben gekregen over die omgewaaide paal. Kan de
situatie daarbij worden betrokken, dus hoe het stadsdeel daarmee omgaat? Hebben de
kinderen iets om naar uit te kijken, een nieuwe paal?
De VOORZITTER: Volgens mij is dit allemaal genoteerd en het college zal u
beantwoorden.
Conform besloten.
5
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
1° Raadsadres van een burger inzake bezwaar tegen het raadsbesluit over
de Nota Parkeernormen Auto VN2022-007977
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een afschrift van het antwoord ter bespreking
naar de raadscommissie te sturen.
Gewijzigd op verzoek van het lid Boomsma en het lid Kreuger.
2° Brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Landsmeer inzake de stand van zaken in relatie tot de bestuurlijke toekomst gemeente
Landsmeer VN2022-007980
Besloten wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
3° Raadsadres van een burger inzake onnodige heffing van
onroerendezaakbelasting VN2022-008008
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
42 Raadsadres van een burger inzake slechte toegankelijkheid van Sloten
voor auto's VN2022-008009
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
5° Raadsadres van een burger inzake schending van de grondrechten door
de burgemeester vanwege het gebruik van traangas bij de Johan Cruyff ArenA
voorafgaand aan de voetbalwedstrijd Ajax VN2022-008103
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
6° Raadsadres van de Stichting Groen en Leefbaar Landelijk Noord inzake
geen windturbines langs de Ring-A10 Noord of in Landelijk Noord / Waterland VN2022-
008170
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een afschrift van het antwoord ter kennisname
naar de raadscommissie te sturen.
Gewijzigd op verzoek van het lid Kreuger.
7° Raadsadres van stadsdorp VondelHelmers inzake een integraal
ouderenbeleid in stadsdorpen op het gebied van wonen, zorg en ontmoeting in buurt
VN2022-008220
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een afschrift van het antwoord ter kennisname
6
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
naar de raadscommissie te sturen.
Gewijzigd op verzoek van het lid Van Pijpen.
8° Raadsadres van een burger inzake het verhogen van de vaarfrequentie
van veerponten over IJ vanwege de drukte VN2022-008221
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
ge Raadsadres van een burger inzake het bouwen van ooievaarsnesten om
in Buitenveldert voor bescherming van de ooievaars VN2022-008918
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
10° Raadsadres van Wijkraad Zuidwest Amsterdam inzake betere toegang
tot hulpmiddelen voor gehandicapten VN2022-009115
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een afschrift van het antwoord ter kennisname
naar de raadscommissie te sturen.
Gewijzigd op verzoek van het lid Van Pijpen.
11° Raadsadres van een burger inzake versnelling van de bouw van de
westbrug over 't IJ VN2022-009117
Besloten wordt dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
12° Brief van de burgemeester en de gemeentesecretaris inzake de
bestuurswissel 2022-2026 en aanbieding van het digitale document Keuzes in Beeld en
de nota's Begrotingsruimte en Investeringen en het rapport Staat van de Organisatie
VN2022-009409
Besloten wordt de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
e.
Mondelingevragenuur
De VOORZITTER: Er zijn twee mondelinge vragen. Anders dan aangekondigd
zullen deze vragen niet door mij worden beantwoord maar door wethouder Groot
Wassink, die portefeuillehouder Vluchtelingen en discriminatie is.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Khan.
Vragen van het lid Khan inzake discriminatie van vluchtelingen
7
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
De heer KHAN: Afgelopen week maakte een booteigenaar bekend, die namens
de gemeente Amsterdam opvangplekken biedt aan vluchtelingen, dat hij alleen plek wilde
bieden aan etnische Oekraïners. Etnische Oekraïners betekent in deze context
waarschijnlijk witte Oekraïners. Dat getuigt volgens mij niet alleen van onwetendheid,
gezien het feit dat Oekraïne een multi-etnisch land is, maar het is bovenal gewoon niet
toegestaan. Het is discriminatie. De gemeente heeft daarop gelijk gereageerd.
Burgemeester Halsema heeft gelijk gezegd niet meer met deze organisatie samen te
werken en op zoek te gaan naar een andere plek. De burgemeester heeft zich er ook
over uitgesproken dat dit niet kan en dat dit in strijd is met de grondwet. Maar wat wij nog
missen in deze aanpak, is een aangifte. Ik bedoel, hier wordt een norm overschreden.
We hebben het hier over grondrechten die worden overtreden. Volgens mij is het dan
heel erg belangrijk dat we als gemeente ook een norm stellen in strafrechtelijke zin door
een aangifte in te dienen. Dus mijn vraag aan de wethouder is, waarom er geen aangifte
is ingediend en of het college alsnog daartoe bereid is.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink voor de
beantwoording van de vragen.
Wethouder GROOT WASSINK: Allereerst dank, heer Khan, voor deze vraag. Ik
denk dat het ook heel goed is dat u hiervoor aandacht vraagt. Wij zien dit natuurlijk
breder in de Nederlandse samenleving. Laat het glashelder zijn: er is geen plaats voor
discriminatie van welke vorm, aard of soort dan ook in deze stad. Daarom hebben we
direct toen ons die signalen bereikten, daarnaar gehandeld. Er is op dit moment ook geen
samenwerking meer met deze eigenaar. De burgemeester heeft er van alles over gezegd
en dat lijkt mij zeer terecht. Maar we hebben dus direct de samenwerking beëindigd. Dit
is geen klachtdelict. In die zin vinden wij niet per se dat je hiertegen aangifte zou moeten
doen. Beëindiging van de relatie is In die zin het meest geëigende signaal. Dus wij vinden
dat dat het belangrijkste is, wat we hiermee hebben aangegeven: wij tolereren dit niet.
Het staat ieder vrij hiervan aangifte te doen, maar de meerwaarde van de aangifte is zeer
beperkt. Ik denk dat het veel belangrijker is dat wij hier ook heel nadrukkelijk hebben
gesteld dat deze selectie voor ons op geen enkele manier acceptabel is.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Khan voor een vervolgvraag.
De heer KHAN: Ik zie de meerwaarde daarvan wel in, want de vluchtelingen zijn
hierdoor geraakt. Zij voelen zich gediscrimineerd en ze zijn ook gediscrimineerd. We
hebben de afgelopen jaren constant gehamerd op het feit dat er een lage
aangiftebereidheid is onder veel groepen in deze stad. Nu doet zich een casus voor
waarbij overduidelijk sprake is van discriminatie. Juist om die aangiftebereidheid te
verhogen denk ik dat het heel erg belangrijk is dat het college daar een goed voorbeeld
van geeft. Hier is het een duidelijk geval en we zouden hier een aangifte kunnen
indienen. Dus nogmaals: is de wethouder hiertoe bereid?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink.
Wethouder GROOT WASSINK: Ik ben dan wel even benieuwd, want u zegt,
meneer Khan, dat er is gediscrimineerd, maar dat is volgens mij niet zo. Er is gezegd dat
er in de toekomst een selectie zou moeten plaatsvinden. In de zin ben ik wel benieuwd
welke vluchtelingen u heeft gesproken die zich hierdoor beledigd voelen. Want op dit
moment is er niet gediscrimineerd. Er is aangegeven dat er mogelijk in de toekomst
8
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
gewenst zou zijn dat er een selectie zou plaatsvinden. Dat was voor ons voldoende om
de samenwerking te beëindigen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Ahmadi voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw AHMADI: Ik denk dat het onderscheid dat zou worden gemaakt, wel
een duidelijk signaal is dat er bereidheid was om te discrimineren jegens de kwetsbaarste
mensen in de samenleving op dit moment. Als er geen aangifte wordt gedaan, wat is dan
de manier waarop de gemeente duidelijk maakt aan de hele samenleving, dat dit soort
behoorlijk ernstige discriminatie geen plek krijgt en dat mensen veilig zijn in deze stad,
als zulke bedrijven verder kunnen gaan met wat ze aan het doen zijn?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink.
Wethouder GROOT WASSINK: Juist hier is zorgvuldigheid buitengewoon
belangrijk. U begint uw vraag met de woorden ‘als het gebeurd zou zijn’. Het is niet
gebeurd. De suggestie dat dit mogelijk in de toekomst zou gebeuren, was voor ons direct
reden om in te grijpen om hier enerzijds duidelijk afstand van te nemen en om de
samenwerking te beëindigen. Ik ben het namelijk met u eens. Als hier gediscrimineerd
ZOU Zijn, zou dat bijzonder erg zijn. Wij lopen daar natuurlijk wel breder tegen aan dat we
in Nederland zien, dat er discussie bestaat en dat de welwillendheid om vluchtelingen op
te vangen, soms wel wat verschilt. Weet, er is in Amsterdam natuurlijk geen sprake van.
In Amsterdam vangen wij iedereen op, waar ze ook vandaan komen. Maar die zuiverheid
heb je echt nodig. Dus het is niet ‘als het gebeurd zou zijn’, maar het moet gebeuren
voordat je aangifte kunt doen.
De VOORZITTER: Misschien even ter algemene lering en vermaak. Bij de
mondelingevragen mogen de tweede, derde en verdere sprekers altijd één vraag stellen.
Zijn er nog anderen die een aanvullende vraag willen stellen? Dat is niet het geval en dan
zijn deze vragen hiermee afdoende beantwoord. Overigens meld ik even dat de
wethouder blijkbaar zijn pasje kwijt was en dat hij nu de tijd heeft genomen van de
GroenLinksfractie.
Dan gaan we verder met de volgende set mondelingevragen. Het woord is aan
het lid Rooderkerk.
Vragen van het lid Rooderkerk inzake sluiting van nachtclub de Marktkantine
Mevrouw ROODERKERK: Wat fijn om te mogen spreken in deze nieuwe
samenstelling van de raad. Deze week bereikte ons het bericht dat nachtclub de
Marktkantine per 1 juli de deuren moet sluiten om plaats te maken voor het woonproject
Marktkwartier. Deze situatie doet zich voor na een ongekend zware periode voor de
nachtcultuursector. De Marktkantine moest zelf honderd weken gesloten zijn en dat
maakt deze dreigende sluiting een extra grote klap. De nachtvisie laat duidelijk zien
hoeveel waarde nachtcultuur heeft voor onze stad. Door de groei van de stad staat onze
nachtcultuursector onder druk.
Daarom heb ik namens de fractie van D66 een aantal vragen aan de wethouder.
Wat doet zij om een passende oplossing te vinden voor deze situatie? Is zij in gesprek
met de eigenaren van de Marktkantine en de projectontwikkelaars om een oplossing te
9
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
vinden en zo ja, wat komt er uit deze gesprekken? Is er een mogelijkheid om de sluiting
uit te stellen en is er al zicht op een nieuwe locatie voor de Marktkantine? Ook ben ik
benieuwd of er nog andere, tijdelijke initiatieven zijn die dit jaar aflopen en waarvoor nog
geen nieuwe locatie is voorzien. Onze nachtcultuur is van groot belang voor heel veel
Amsterdammers. We moeten ervoor zorgen dat we ondanks de groei van onze stad de
rafelrandjes van onze stad behouden.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Meliani voor de beantwoording
van de vragen.
Wethouder MELIANI: Ik wil het raadslid danken voor de aandacht voor de
nachtcultuur. We hebben inderdaad een visie gelanceerd en al voor de
hoofdlijnenstructuur hebben we dat aangekondigd, omdat we zien dat het onder druk
staat. Er is gewoon veel meer behoefte aan nieuwe clubs voor heel veel groepen, maar
ondertussen heeft de stad ook woningen nodig. We zien dat de nachtcultuur het nog
moeilijker heeft dan we eerder hebben gedacht. Natuurlijk ben ik in gesprek met deze
specifieke partij en kijk ik ook naar andere plekken voor andere clubs. Maar het is niet
makkelijk. We zitten aan de juiste tafels. We zorgen ervoor dat de nachtcultuur bij elke
ontwikkeling aan tafel zit — in dit geval in de vorm van een wethouder Cultuur — maar
natuurlijk ook ambtelijk. Ik kan niet specifiek voor deze situatie een oplossing vinden. We
zijn wel met elkaar in gesprek, zowel met de ontwikkelaar, Volkers Wessel en met de
eigenaar van de Marktkantine. Met beiden heb ik gebeld. Zij zijn nog met elkaar in
gesprek en de uitkomst daarvan hoor ik binnenkort. Ik weet wel dat er naar alternatieven
wordt gekeken, misschien op de locatie zelf voor eventuele evenementen. Op 1 juli loopt
het af en daarvan heeft de ontwikkelaar gezegd dat er dan onderzoek wordt gedaan of er
asbest in het gebouw zit. Vanaf 1 oktober wordt het gebied gesloopt voor woningen die
ook heel belangrijk zijn. Kan de Marktkantine doorgaan tot het einde van het jaar? Ik
denk dat dat ingewikkeld wordt, maar dat wil niet zeggen, dat we toch met hen in gesprek
blijven. Over een maand kan de situatie immers weer anders zijn of de vergunningen zijn
er nog niet, waardoor ze toch net iets langer kan blijven waarna ze eventueel door kan op
een andere plek. Ambtelijk zijn we heel hard aan het werk om te kijken of er plek voor
hen is in deze stad. De Marktkantine is niet de enige, er zijn heel veel andere nachtclubs
die het moeilijk hebben. Ik zei het al. Dat wil niet zeggen dat we ons best niet doen. Dus
we blijven in gesprek. Wat betreft andere plekken kan ik die nu niet zo benoemen, maar
er zijn inderdaad andere clubs die ook plek zoeken. Ik zou u graag middels een brief op
de hoogte willen stellen van nieuwe plekken en eventueel ook van clubs die nu een
nieuwe plek zoeken. Dus dat komt schriftelijk bij u. Ik hoop hiermee de vraag te hebben
beantwoord.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Rooderkerk voor een
vervolgvraag.
Mevrouw ROODERKERK: Dank aan de wethouder voor de beantwoording. Heel
goed om te horen dat zij al in gesprek is met deze partijen en dat ook echt wordt gezocht
naar een alternatieve locatie. Dat is belangrijk, denk ik. Dank ook voor de toezegging om
met een brief te komen. Ik ben daar inderdaad benieuwd naar, als het wat breder wordt
getrokken. In de bestuurlijke reactie op een initiatiefvoorstel van D66, mevrouw Bosman,
heeft de wethouder aangegeven op de kortere en op de langere termijn meer plek voor
nachteultuur te creëren en daarbij te kijken aan de hand van de nachtvisie naar tijdelijke
invulling van bestaand gemeentelijk vastgoed en nieuwe plekken in de
10
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
ontwikkelgebieden, verspreid over de stad. Ik hoop dat de wethouder bij deze brief wil
betrekken hoeveel nieuwe clubs er nu op stapel staan gezien deze belofte.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Meliani.
Wethouder MELIANI: Even over dat laatste. We hebben via Gemeentelijk
Vastgoed uitgezet te kijken naar mogelijke nieuwe plekken, maar de plekken die we voor
ogen hadden, worden nu getoetst om te zien of ze beschikbaar kunnen komen voor
Oekraïense vluchtelingen. Dat maakt het nu wat ingewikkelder. Dat wil nog niet zeggen
dat die plekken op langere termijn misschien toch nog clubs kunnen worden, maar
daarvan houd ik u op de hoogte.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Veldhuyzen voor een aanvullende
vraag.
De heer VELDHUYZEN: Ik hou zelf ook wel van een goed feestje op Z'n tijd, dus
als het over het nachtleven gaat, dan sluit ik me tot in zekere mate aan bij D66 in het
pleidooi voor het nachtleven, maar vooral ook een veilig en inclusief nachtleven voor
iedereen. Ik sloeg aan op die rafelranden. Dan denk ik, die rafelranden in Amsterdam zijn
de afgelopen jaren kapot gemaakt door D66-wethouders. Dus ik zou eigenlijk aan de
wethouder willen vragen wat we de aankomende vier jaar kunnen verwachten als het
gaat om … Nou ja, wat is de visie van deze wethouder op de rafelranden en op de visie
op de rafelranden in de stad? En ook vooral op het vrijeruimtebeleid en hoe we dat
verder gaan uitbreiden? Dus daar ben ik heel erg benieuwd naar.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Meliani.
Wethouder MELIANI: Wij hebben natuurlijk in de vorige periode uitgebreid
onderzoek gedaan naar de vrije ruimte in deze stad, en zeker naar aanleiding van een
aantal casussen. Ik weet niet of wij, het raadslid en ik, van dezelfde vrije ruimtes houden.
Waar heb je het over als je het over rafelranden hebt? Dat is best wel breed in deze stad.
Er zijn groepen die specifiek een woongemeenschap willen zijn. Maar rafelranden, dat
kan ook zijn dat mensen in hun eigen buurt een heel klein plekje willen gebruiken voor
allerlei buurtactiviteiten waarmee wij geen bemoeienis hebben. Ik vind dat wij dat breder
moeten inkaderen dan we dat tot nu toe hebben gedaan. Als je het hebt over die
gemeenschap, dan is een mooi voorstel daarbij, een project dat we hebben gerealiseerd,
het groene veld in Amsterdam-Noord samen met de voormalige gemeenschap van het
ADM-terrein, die daar juist met de nieuwe bewoners een prachtige plek hebben
gecreëerd. Volgens mij is dat ook weer een vorm die kan. Dus ik wil u daarin graag
meenemen. Ik ben vóór die rafelranden, maar ik heb misschien een breder begrip dan u.
Volgens mij kunnen we elkaar daar wel vinden. We houden u op de hoogte. Samen met
wethouder Van Doorninck komt er nog een stuk richting u over de vrije ruimte. Dan
kunnen we daar uitgebreid over praten. En ja, als ik nog vier jaar mag, dan gaan we
hieraan verder werken.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Schijndel voor een
aanvullende vraag.
De heer VAN SCHIJNDEL: Honderd weken sluiting, dan kan het niet anders dan
dat de nachtcultuur, die voor Amsterdam heel belangrijk is, zwaar in de problemen zit,
11
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
ook in de financiële problemen. Begrijp ik het nu goed, dat een belangrijk probleem is, dat
er uitstelregelingen golden voor huur en voor belastingbetalen enz.? Dat houdt een keer
op en dan ga je alsnog over de kop. Dan krijg je faillissementen. Wat voor signaal kan het
college geven aan het rijk om juist voor deze sector het nodige te doen om die te
behouden voor de stad Amsterdam?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Meliani.
Wethouder MELIANI: Ik wil de heer Van Schijndel hiervoor danken, want ik heb
het afgelopen jaar heel hard gepleit voor die nachteultuur, ook richting kabinet, ook
richting de grote steden. Want juist in de grote steden hebben we die nachtclubs.
Daarvoor moet wat ons betreft specifiek aandacht komen. Dat heeft natuurlijk geleid tot
meer aandacht, maar ik weet niet of er in het kabinet ooit is gesproken over nachtclubs,
maar het is ergens geland, misschien in de wandelgangen. Als stad hebben we natuurlijk
ook heel veel gedaan. We hebben bijvoorbeeld het collectief van 26 clubs ondersteund
met een subsidieregeling. Ondanks dat het bv's zijn, hebben we een regeling getroffen
zodat ze toch ondersteuning hebben gekregen. Dat is uniek. Ik denk dat heel veel van dit
soort nachtclubs ondersteuning in de toekomst hebben, niet alleen nu. Er is er nog niet
één omgevallen. Ik geloof ook niet dat ze kunnen omvallen. Wat hebben nachtclubs
nodig? Publiek. Ze moeten gewoon weer open kunnen. Een beetje subsidie kan de clubs
helpen interessant te blijven programmeren, breder te programmeren en ervoor te zorgen
dat daardoor de kaartjes betaalbaar zijn en nieuw publiek kan binnenstromen. Daarin
hebben we stappen gezet. Ik blijf met ze in contact. Als het nodig is, ga ik weer richting
het rijk voor de komende paar maanden dan, om ervoor te zorgen dat ze steun Krijgen en
blijven krijgen.
De VOORZITTER: Ik zie verder niemand aanstalten maken om nog een
aanvullende vraag te stellen. Dan hebben we dit onderwerp voldoende behandeld.
2.
Interpellaties en actualiteiten
Er zijn geen interpellaties of actualiteiten.
4.
Benoemen van de voorzitter en leden van het tijdelijke presidium VN2022-
007986
De VOORZITTER: We zijn gekomen bij de benoemingen. De stembriefjes voor
de benoemingen worden nu uitgedeeld. Op dit formulier dat u nu ontvangt, staan diverse
benoemingen waarover moet worden gestemd. Op het formulier kunt u per stemming per
persoon aangeven of u voor of tegen bent. Op grond van de voordrachten staan de
voorgedragen personen genoemd. Bij voordrachten waarin raadsleden worden benoemd,
kunt u ook andere raadsleden invullen op de aangegeven stippellijnen. U moet er dan wel
op letten, dat u het maximumaantal te benoemen leden waarvoor u stemt, niet
overschrijdt. Dat maakt de stemming namelijk ongeldig. In het stemformulier staat het
maximumaantal aangegeven. Ik verzoek u allen om te blijven zitten totdat alle
12
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022
Raadsnotulen
stembriefjes zijn opgehaald en ik verzoek de leden van het stembureau de stemmen te
tellen. Dat zijn, zoals gezegd, de leden Bakker, Rooderkerk en Van der Veen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Heeft iedereen zijn stembiljet
ingeleverd?
Goed. Dan gaan we over tot de benoemingen. In totaal zijn er 43 stemmen
uitgebracht.
Benoemd tot voorzitter van het tijdelijke presidium, tevens plaatsvervangend
voorzitter van de raad:
mevrouw el Ksaihi met 43 stemmen voor.
Benoemd tot lid van het tijdelijk presidium:
mevrouw Abdi met 43 stemmen voor;
mevrouw Van Renssen met 43 stemmen voor;
de heer Wijnants met 43 stemmen voor;
de heer Boomsma met 1 stem blanco;
mevrouw Bakker met 2 stemmen voor.
Ik help u er even aan herinneren, want iemand heeft namen ingevuld, maar er
moet een meerderheid zijn.
5.
Benoemen van de voorzitter en nieuwe leden van de tijdelijke algemene
raadscommissie
Benoemd tot voorzitter van de tijdelijke algemene raadscommissie:
mevrouw Van Pijpen met 43 stemmen voor.
Benoemd tot lid van de tijdelijke algemene raadscommissie:
de heer Mangal met 43 stemmen voor;
de heer Nijssen met 43 stemmen voor.
6.
Benoemen van leden van de rekeningencommissie
Benoemd tot lid van de rekeningencommissie:
de heer Asruf met 41 stemmen voor, 1 stem tegen en 1 stem blanco;
de heer Garmy met 42 stemmen voor, 1 stem blanco;
13
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022
Raadsnotulen
de heer Von Gerhardt met 41 stemmen voor en 2 stemmen blanco;
mevrouw Moeskops met 42 stemmen voor en 1 stem blanco;
mevrouw Van Pijpen met 42 stemmen voor en 1 stem blanco.
7.
Benoemen van leden van de bezwaarschriftencommissie
Benoemd tot lid van de bezwaarschriftencommissie (met een maximum van drie
leden):
de heer Aslami met 42 stemmen voor en 1 stem blanco;
mevrouw Heinhuis met 42 stemmen voor en 1 stem blanco;
mevrouw Van Renssen met 41 stemmen voor en 2 stemmen blanco;
de heer Van Schijndel 1 stem voor.
8.
Benoemen van leden van de commissie Klankbordgesprekken burgemeester en
raad
Benoemd tot lid van de commissie Klankbordgesprekken burgemeester en raad:
mevrouw Broersen met 43 stemmen voor;
de heer Hofland met 43 stemmen voor;
mevrouw Hoogtanders met 43 stemmen voor;
de heer Mbarki met 43 stemmen voor;
mevrouw Nadif met 42 stemmen voor en 1 stem tegen.
9.
Benoemen van de bestuursleden in recreatieschappen VN2022-007982
Benoemd tot bestuurslid in recreatieschap Groengebied Amstelland:
mevrouw Van Doorninck met 41 stemmen voor en 2 stemmen tegen;
de heer Wedemeijer met 42 stemmen voor en 1 stem tegen;
mevrouw Kukenheim met 42 stemmen voor en 1 stem tegen.
Benoemd tot lid van het algemeen bestuur van het Recreatieschap Twiske
Waterland:
mevrouw Van Doorninck met 43 stemmen voor.
Benoemd tot lid van het algemeen bestuur van het Recreatieschap
Spaarnwoude:
mevrouw Van Doorninck met 43 stemmen voor.
14
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022
Raadsnotulen
10.
Aanwijzen van twaalf leden van de regioraad van de Vervoerregio Amsterdam
VN2022-007981
Aanwijzing tot lid van de regioraad van Vervoerregio Amsterdam:
de heer De Vries met 43 stemmen voor;
mevrouw Bloemberg-lssa met 42 stemmen voor en 1 stem tegen;
de heer Bobeldijk met 43 stemmen voor;
mevrouw Doevendans met 43 stemmen voor;
de heer Ernsting met 43 stemmen voor;
mevrouw De Jager met 43 stemmen voor;
de heer Koyuncu met 42 stemmen voor en 1 stem tegen;
de heer Kreuger met 40 stemmen voor en 3 stemmen tegen;
de heer Minderhoud met 43 stemmen voor;
mevrouw Moeskops met 43 stemmen voor;
mevrouw Van Renssen met 43 stemmen voor;
de heer Wijnants met 43 stemmen voor.
11.
Benoemen van een lid en plaatsvervangend lid van de MRA Raadtafel VN2022-
007983
Benoemd tot lid van de MRA Raadtafel:
mevrouw Namane met 43 stemmen voor.
Benoemd tot plaatsvervangend lid van de MRA Raadtafel:
mevrouw Hoogtanders met 43 stemmen voor.
Dan zijn wij er. Ik meld even dat volgens mij niet alle vacatures zijn vervuld en dat
betekent dat leden zich nog kunnen en moeten melden — met de nadruk op moeten. Dan
mag u elkaar feliciteren.
Hiermee zijn wij aan het einde van de vergadering gekomen. Ik wens u allen een
fijne middag toe en ik sluit deze vergadering.
15
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Vergaderdatum 30 maart 2022 Raadsnotulen
INDEX
VN2022-007977 Raadsadres van een burger inzake bezwaar tegen het raadsbesluit
over de Nota Parkeernormen Auto …….. nnen enen enneneerenenenneneneneen enen ennneneeenen eenen nen Ô
VN2022-007980 Brief van het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente Landsmeer inzake de stand van zaken in relatie tot de bestuurlijke toekomst
gemeente Landsmeer … nnee ennverenenneereneneerreeeenereneneerenenveeervenneeenn eneen Ô
VN2022-007981 Aanwijzen van twaalf leden van de regioraad van de Vervoerregio
Amsterdam nnen eneen ennenneereerenenenneneneeren eren ennene neen enenennenne eeen e eenen nennen ÎO
VN2022-007982 Benoemen van de bestuursleden in recreatieschappen … …….……..…….…….15
VN2022-007983 Benoemen van een lid en plaatsvervangend lid van de MRA Raadtafel
VN2022-007986 Benoemen van de voorzitter en leden van het tijdelijke presidium ……13
VN2022-008008 Raadsadres van een burger inzake onnodige heffing van
onroerendezaakbelasting … ennn ennen er enneeeenenneeeenennenennenneeeenenneeernenneeeer ennen: Ô
VN2022-008009 Raadsadres van een burger inzake slechte toegankelijkheid van Sloten
voor autO's nnn en nennennneer enen enneneneneerenenennennennernenenennnnneeerenenenennene nennen enennenne nennen Ô
VN2022-008103 Raadsadres van een burger inzake schending van de grondrechten
door de burgemeester vanwege het gebruik van traangas bij de Johan Cruyff ArenA
voorafgaand aan de voetbalwedstrijd Ajax … nonnen eneen enneneer eneen ennen Ô
VN2022-008170 Raadsadres van de Stichting Groen en Leefbaar Landelijk Noord
inzake geen windturbines langs de Ring-A10 Noord of in Landelijk Noord / Waterland .6
VN2022-008220 Raadsadres van stadsdorp VondelHelmers inzake een integraal
ouderenbeleid in stadsdorpen op het gebied van wonen, zorg en ontmoeting in buurt …7
VN2022-008221 Raadsadres van een burger inzake het verhogen van de
vaarfrequentie van veerponten over IJ vanwege de drukte... eenen f
VN2022-008918 Raadsadres van een burger inzake het bouwen van ooievaarsnesten
om in Buitenveldert voor bescherming van de ooievaars … ennen ennen f.
VN2022-009115 Raadsadres van Wijkraad Zuidwest Amsterdam inzake betere toegang
tot hulpmiddelen voor gehandicapten …… nennen ennnervenseervenneneeennnne nnen f.
VN2022-009117 Raadsadres van een burger inzake versnelling van de bouw van de
westbrug over 't IJ … ennen enneeeenenneeernennenereevenervennnvervennenervennenernevenvennennnn f.
VN2022-009408 Instemmen met het bekrachtigen van de geheimhouding op de stukken
die worden genoemd in het bekrachtigingsoverzicht van het college aan de raad ……..5
VN2022-009409 Brief van de burgemeester en de gemeentesecretaris inzake de
bestuurswissel 2022-2026 en aanbieding van het digitale document Keuzes in Beeld
en de nota's Begrotingsruimte en Investeringen en het rapport Staat van de
Organisati® … nnen oeneeennerenneer eneen eneeenneer veen enereneeneneen eneen enneenneen ennen Ö
16
| Raadsnotulen | 16 | train |
Bezoekadres blein 2 Gemeente Amsterdam
ranje-Vrijstaatplein
Stadsdeel Oost
Postbus 94801
1090 GV Amsterdam
Telefoon 020 25 35444
Fax 020 25 35900
Retouradres postbus 94801 1090 GV Amsterdam
Aan de leden van de deelraad Oost
Datum 30 augustus 2012 VERZONDEN |
Ons kenmerk 339418 ;
Behandeld door J.Jarmoc 3 1 AUG. 2012 |
Doorkiesnummer 2535257 |
E-mail [email protected] TT
Onderwerp Evaluatie Pompstation
Beste raadsleden, |
Tijdens de commissievergadering Openbare Ruimte en Financiën van 28 juni
jongstleden is door de portefeuillehouder Van Spijk aangegeven dat er een preventief
controleplan zou worden opgesteld voor het uitvoeren van geluidsmetingen bij
Pompstation deze zomer incl. een protocol voor de metingen zelf. Vanaf juli 2012 zou
Pompstation zeer frequent worden gecontroleerd. In september zou er een evaluatie
volgen van de controles en bevindingen. Hierbij wordt u de evaluatie van de afgelopen
twee maanden aangeboden.
Op 3 juli 2012 is er een preventief controleplan opgesteld (zie bijlage 1) voor het
uitvoeren van geluidsmetingen incl. een protocol voor de metingen zelf (instructie
HOR). De medewerkers van Hor hebben sindsdien Pompstation circa vier keer per
week gecontroleerd (op zon- en maandagen is Pompstation gesloten).
Controleoverzicht
Hierbij treft u een overzicht van de uitgevoerde controles alsmede de ingediende
klachten aan (zie bijlage 2). Uit deze controles blijkt dat er geen overschrijding van de
geluidsnormen heeft plaatsgevonden. Er is wel een drietal keren geconstateerd dat de
deuren open waren terwijl er binnen in de inrichting muziek ten gehore werd gebracht.
Dit is een overtreding van voorschrift 1 van het maatwerkvoorschrift van 21 maart 2011.
De exploitant is hiervoor inmiddels op 31 juli, verzonden op 3 augustus 2012, een last
onder bestuursdwang opgelegd en recentelijk is op 24 augustus, verzonden op 28
augustus 2012, een invorderingsbesluit genomen. Twee van deze drie overtredingen
zijn geconstateerd naar aanleiding van de preventieve controles. Alhoewel de
overtredingen zijn geconstateerd en er handhavend is opgetreden, was er op dat
moment geen sprake van een klacht. Er was wel sprake van hoorbare muziek komende
vanuit de inrichting.
Uit de bevindingen van de controles die uitgevoerd zijn in juli en augustus blijkt dat het
terras wordt gebruikt maar dat het vrij rustig is. Er is geen enkele keer geconstateerd
dat het terras vol zat. Er is geen sprake van luidruchtig publiek. Een aantal controles
zijn uitgevoerd tijdens slechte weersomstandigheden. In die gevallen was het terras niet
in gebruik.
Klachtenoverzicht
Uit de klachtenoverzicht blijkt dat er slechts drie klachten zijn ingediend. In het overzicht
Pagina 2 van 5 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Oost
wordt aangegeven welke acties zijn ondernomen.
Op 4 juli 2012 heeft de afdelingsmanager Handhaving Bouwen, Milieu en Water een
bezoek aan Pompstation gebracht. De afdelingsmanager Bouwen, Milieu en Water
wilde zelf constateren wat op het terras hoorbaar is als de deuren open staan en er in
de horecazaak muziek ten gehore wordt gebracht (op maximaal niveau). Gebleken is
dat met de deuren dicht er geen muziek werd waargenomen. Met de deuren open werd
op de achtergrond muziek waargenomen maar deze muziek is niet meetbaar gelet op
het achtergrondniveau (trams, auto's, brommers, trein). Deze meting vond om circa
13.30 uur plaats.
Lichtintensiteit
Op 23 augustus 2012 heeft er een opname plaatsgevonden bij de bewoners om de
lichtintensiteit te meten en de mate van hinderlijkheid te beoordelen. Dit naar aanleiding
van afspraken die zijn gemaakt medio maart van dit jaar. Omdat er geen wettelijke
norm bestaat voor lichtintensiteit en er geen meetapparatuur bestaat om dit soort
lichtinval te meten, is gebruik gemaakt van een lichtintensiteitmeter die gebruikt wordt
voor onderzoek naar arbeidsomstandigheden.
Uit deze metingen en beoordeling volgt het volgende. De metingen zijn uitsluitend
indicatief uitgevoerd naast de eigen waarneming. Aan de overzijde van de Borneostraat
is de verlichting van Pompstation goed zichtbaar. Hoewel er geen sprake is van direct
invallend licht in de woningen, zijn de kleurwisselingen van drie spots via de
bovenramen van het restaurant goed waarneembaar en te onderscheiden van de
straatverlichting en de verlichting vanuit de omliggende woningen.
Uit de meting blijkt dat de lichtintensiteit zeer laag is (5 lux) maar dat er wel één lux
meer is dan wanneer het licht van Pompstation uit is (4 lux) - ter indicatie; op een
bureaublad schijnt 400 lux. Indien de verlichting van Pompstation qua intensiteit gelijk
zou zijn aan het omgevingslicht, zou de beleving ervan wellicht minder zijn. In de
woningen dichter bij Pompstation gelegen is de waarneming van licht anders en wordt
ook niet als hinderlijk ervaren omdat de lichtinval vanuit een meer schuine positie in de
woningen binnenkomt.
Raadsvragen
Op 9 en 11 juli 2012 zijn er schriftelijke raadsvragen door een aantal fracties
(SP, VVD en Meerbelangen) ingediend. De raadsvragen zijn inmiddels beantwoord. Als
bijlage 4 en 5 treft u de beantwoording van de raadvragen aan. Uit de beantwoording
van deze vragen komt naar voren dat naar de mening van het stadsdeel de vragen
omtrent het terras en het gebruik van de poort voldoende duidelijk zijn weerlegd. De
discussie over deze onderwerpen worden dan ook als afgehandeld geacht. Tevens
wordt gemeend dat de afspraken zijn nagekomen voor zover deze juridisch
afdwingbaar zijn; de exploitant houdt zich aan de voorschriften van de
exploitatievergunning en het maatwerkvoorschrift zoals bijvoorbeeld de openings- en
sluitingstijden. De exploitant heeft maatregelen genomen om de overlast zoveel
mogelijk weg te nemen. Het stadsdeel heeft een maatwerkvoorschrift opgelegd om de
overlast voor omwonenden te beperken dan wel te voorkomen.
Het stadsdeel moet er op toezien dat de exploitant zich aan het maatwerkvoorschrift
houdt. Dit wordt door het stadsdeel sinds het versturen van het maatwerkvoorschrift
geregeld gedaan. Na de toezeggingen door de portefeuillehouder in de
Commissievergadering van 26 juni is de controle bij Pompstation in de zomer
opgevoerd, De bevindingen van deze controles zijn reeds onder het kopje
Controleoverzicht gemeld.
Afsprakenlijst
Er hebben in het verleden een aantal gesprekken plaatsgevonden met de exploitant
van Pompstation, een aantal bewoners en de portefeuillehouder. Aan de hand van deze
gesprekken zijn er afspraken gemaakt welke in een afsprakenlijst zijn verwerkt. Een
opsomming van deze afsprakenlijst wordt hierbij als bijlage 3 gevoegd. De meeste
afspraken betreffen afspraken welke de exploitant heeft gemaakt richting de bewoners
2
Pagina 3 van 5 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Oost
en welke niet juridisch afdwingbaar zijn. De meeste afspraken zijn afgesloten.
Toegangsdeuren
Als het terras sluit gaan de deuren dicht en wordt er binnen in de inrichting muziek ten
gehore gebracht. Inmiddels worden er, daar het nu al een tweetal keren is
voorgekomen dat gasten de deuren open lieten staan na het roken, na sluiting van het
terras voor de deuren rood/witte kettingen opgehangen als extra obstructie. Uiteraard
wordt gecontroleerd of de deuren daadwerkelijk dicht zijn indien er binnen in de
inrichting muziek ten gehore wordt gebracht.
Verzoek om Handhaving
Op 23 mei, bij het stadsdeel ingekomen op 24 mei 2012, heeft een viertal bewoners
een verzoek om handhaving ingediend. Zij verzoeken om handhaving inzake het
gebruik van de poort aan de Borneostraat als in- en uitgang voor bezoekers van het
Pompstation. Tevens vragen zij om handhaving van de afspraken zoals vastgelegd in
het maatwerkvoorschrift. Op 29 juni 2012 is het handhavingverzoek afgewezen, daar
het gebruik van de poort geen overtreding van een voorschrift oplevert alsmede dat het
open laten van de keukendeur an sich geen overtreding van het maatwerkvoorschrift
oplevert. Tegen dit besluit is op 26 juli, door het stadsdeel op 31 juli 2012 ontvangen,
een bezwaarschrift ingediend. De gebruikelijke procedure met betrekking tot het
behandelen van een bezwaarschrift is reeds opgestart.
Duurmeting
De mogelijkheid om een duurmeting te laten verrichten is onderzocht. Bij een
duurmeting wordt de geluidsbelasting continu gemeten (24 uur x 7 dagen in de week of
nog langer). Hiervoor wordt tijdelijk een soort kastje op de gevel geplaatst. Na de
afgesproken periode worden de gegevens uitgelezen en geanalyseerd. Hierdoor is zeer
nauwkeurig na te gaan welke geluiden worden geregistreerd (muziek, stemmen,
keukengeluiden, trams, auto's etc.) en wat de belasting is geweest op de gevel.
Eris op 25 juli 2012 aan de bewoners van de Borneokade 1a, Mw. Snoeijs en de heer
Van Dijke, een brief verstuurd omtrent deze geluidsmeting. Voor deze meting is
toestemming van de bewoners nodig omdat de meetapparatuur in hun woning dient te
worden opgesteld. De bewoners hebben ons op 15 augustus 2012 per email laten
weten dat zij eerst een overleg met de afdelingsmanager van de afdeling Handhaving
Bouwen, Milieu en Water willen voeren voordat zij hun toestemming geven. Tevens
hebben de bewoners in hun email aangegeven dat dankzij de vastgestelde normen in
het maatwerkvoorschrift de geluidsoverlast vanuit de inrichting voor hen aanzienlijk
minder is geworden. Zij hebben ook nadrukkelijk aangegeven hier tevreden over te zijn.
Overleg bewoners
Het overleg met de bewoners heeft op 23 augustus 2012 plaatsgevonden. Het doel van
het gesprek was tweeërlei, de bewoners wilden graag vernemen wat de bedoeling van
de duurmeting was en de afdeling HBMW wilde graag van de bewoners weten wat de
afdeling binnen de wettelijke kaders nog voor hen kon betekenen. De bewoners gaven
aan dat zij willen dat de ondernemer zijn afspraken nakomt. Hiermee wordt bedoeld de
voorschriften uit het maatwerkvoorschrift. De bewoners geven aan het meest geholpen
te zijn als de afdeling Handhaving HBMW hierop wil toezien en handhaven. Ook
bedoelen de bewoners met ‘het nakomen van de afspraken’ de vrijwillig gemaakte
afspraken die de bewoners met de ondernemer in het verleden hebben gemaakt zoals
bijvoorbeeld geen glas in de glasbak in de avonduren, niet de kratjes buiten naast de
keukendeur stapelen, binnenhalen van terrasmeubilair na sluitingsterras etc. Deze
afspraken zijn gemaakt tussen de bewoners en de ondernemer en zijn niet juridisch
afdwingbaar. Het stadsdeel kan niet eisen dat de ondernemer zich hieraan houdt. De
bewoners menen dat de ondernemer steeds de grenzen opzoekt van het toelaatbare en
dat hij daarbij de gemaakte afspraken overschrijdt. De bewoners vinden dit kwalijk en
zien hierdoor geen ruimte om opnieuw met de ondernemer in gesprek te gaan. De
bewoners menen dat een duurmeting op dit moment niet veel zin heeft. Nog
daargelaten dat ze menen dat de vakantieperiode geen representatief moment is voor
zo'n duurmeting, willen ze alleen de meting laten uitvoeren indien deze handhaafbare
instrumenten oplevert. De bewoners zijn blij dat de keukendeur na 18.00 uur dichtgaat,
3
Pagina 4 van 5 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Oost
dat scheelt een hoop geluid. De bewoners vinden het niet erg als een keer de deuren
van de inrichting overdag openstaan en er zacht muziek wordt gedraaid, daar hebben
ze geen last van. De bewoners bellen alleen naar de hotlijn/politie ed. indien ze last
hebben van de muziek.
Door de afdelingsmanager HBMW is tijdens dit overleg uiteen gezet wat de rol van de
afdeling handhaving is. HBMW kan en zal handhaven indien blijkt dat de voorschriften
van de exploitatievergunning dan wel van het maatwerkvoorschrift worden
overschreden. Tevens zal er bij een ingediende klacht worden gecontroleerd of er
daadwerkelijk sprake is van een overtreding. Door de afdelingsmanager is tevens
aangegeven dat er naar gestreefd wordt dat de bewoners en de ondernemer weer met
elkaar in gesprek gaan. Hij is bereid als mediator hierbij op te treden en met de
ondernemer een gesprek aan te gaan. Voorts heeft de afdelingsmanager opgemerkt
dat indien de bewoners geen duurmeting willen en er thans geen sprake is van overlast,
de duurmeting niet hoeft plaats te vinden.
Overleg exploitant
Het overleg met de exploitant heeft op 28 augustus 2012 plaatsgevonden. Het doel van
dit gesprek was om nogmaals aan te geven wat er wel en niet mag conform de
voorschriften van de vergunning en het maatwerkvoorschrift, om de stand van zaken
met betrekking tot de afspraken met de bewoners te bespreken alsmede om te kijken of
het mogelijk is dat beide partijen met elkaar weer het gesprek aan gaan. De exploitant
gaf aan dat hij graag een duurmeting wil. Tevens gaf de exploitant aan dat hij het
maatwerkvoorschrift te streng vindt. Het is ondoenlijk om de deuren dicht te houden
indien er gasten op het terras zitten. Het personeel moet met de bestellingen via de |
deuren naar buiten kunnen lopen, zonder hiervoor hun handen te moeten gebruiken
(om deze reden is ook een dranger niet te doen). Binnen mag er dan geen muziek
worden gedraaid. Er is totaal geen overlast als er binnen zachtjes muziek wordt
gedraaid en de deuren openstaan. Hij wil dan ook een versoepeling van het
maatwerkvoorschrift nu blijkt dat er geen overlast is. Hij zal hiertoe nog een schriftelijk
verzoek indienen. Verder verzoekt de exploitant de raadsleden (anoniem) langs te
komen in de zaak om zelf te ondervinden hoe het met het geluidsoverlast is gesteld. Hij
vertrouwt erop dat de commissie niet alleen op de emotie van de bewoners afgaat maar
ook naar de feiten en naar de ondernemer kijkt. Door de afdelingsmanager zijn de drie
klachten vanuit het gesprek met de bewoners aangehaald. De exploitant is bereid om
iets te doen aan de drie spots die zichtbaar zijn in de bovenramen en waarvan de
bewoner aan de overzijde van de straat heeft aangegeven last van te hebben. De
exploitant gaf nogmaals aan dat hij bereid is om aanpassingen te doen mits zijn
bedrijfsvoering hierdoor niet geschaad wordt. De emballagekratten staan niet op het
terras maar op een kleine binnenplaats aan de Zeeburgerdijk. Er wordt geen glaswerk
in de emballagekratten na 23.00 uur gegooid. De kratjes die naast de keukendeur staan
zijn van leveranciers en worden er in de middag neergezet en niet ‘s avonds. Om 18.00
uur gaat de keukendeur dicht. Het terras sluit om 23.00 uur door de weeks. Voor die tijd
worden alle tafels rechtgezet. Er wordt geen meubilair naar binnen gehaald. Om 23.00
uur doordeweeks is het terras leeg en de poort gesloten. De exploitant gaf aan altijd
aangegeven te hebben dat indien er iets is of de bewoners een klacht hebben, ze langs
kunnen komen, bellen of mailen. Door de bedrijfsmanager wordt aangegeven dat hij in
geen andere horecazaak een dergelijke werksfeer heeft meegemaakt. Het personeel let
steeds op of er wel aan de regels wordt voldaan. Het werkplezier wordt hen op deze
manier ontnomen. Verder zijn er partijen in het verleden geweigerd omdat het
vermoeden bestond dat deze partijen overlast zouden veroorzaken.
Opmerkingen
Met betrekking tot de opmerkingen van de Commissie Openbare Ruimte en Financiën
inzake het resoneren van het geluid via de kelder van het Pompstation wordt het
volgende opgemerkt. De bouwtekeningen van het Pompstation zijn beoordeeld. Met
name is gekeken naar de aansluitingen van de vloer op de begane grond van het
hoofdgebouw, waar zich het restaurant bevindt, en naar het “dak” van het reservoir
welke is gesitueerd onder het terras. Uit de verticale en horizontale doorsneden kan
worden opgemaakt dat de betonvloeren geen contact met elkaar maken en separaat
zijn geborgd in de gevel. Contactgeluid is via die weg derhalve uitgesloten. Verder is
4
Pagina 5 van 5 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Oost
een dakdetail van het reservoir beoordeeld. Gebleken is dat bovenop het betondak een
pakket aan zand en vochtwerende korrels en deels bestrating is aangebracht. Voorts
blijkt uit tekeningen dat de pompruimte onder het restaurant is opgebouwd uit meerdere
ruimtes. Resoneren en ontsnappen van geluid via de kelders lijkt dan ook
onwaarschijnlijk. Temeer daar de huidige vloer in het restaurant zwevend is
aangebracht om geluid vanuit de pompruimtes te weren. Aangenomen kan worden dat
omgekeerd dezelfde geluidswering optreedt (muziekgeluid in het restaurant naar de
pompruimtes). Het uitgevoerde onderzoek levert geen aanknopingspunten voor verder
onderzoek.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande alsmede de reactie van de bewoners wordt gemeend dat er
sprake is van een substantiële verbetering van de situatie. Incidenteel kan het
voorkomen dat er een voorschrift uit het maatwerkvoorschrift wordt overschreden. Er is
echter geen sprake van een voortdurende overtreding van de voorschriften van het
maatwerk dan wel van een overtreding van de voorschriften van de
exploitatievergunning dan wel van de geldende geluidsnormen. Gemeend wordt dan
ook dat het niet langer gerechtvaardigd is om de intensiteit op dit dossier voort te
zetten. De bewoners hebben aangegeven zich neer te leggen bij het gegeven dat zij
naast een horeca-inrichting met terras wonen. Het pompstation zal uiteraard in de gaten
worden gehouden net als alle andere horecazaken in het stadsdeel. Indien er bij een
controle een overtreding geconstateerd wordt, zal er handhavend opgetreden worden.
Voor zover kan worden nagegaan geeft de exploitant gevolg aan de (niet juridisch
afdwingbare) afspraken die zijn gemaakt tussen bewoners en exploitant. Voorts kan de
conclusie getrokken worden, mede op ingeven van de bewoners, dat de geluidsoverlast
is afgenomen maar dat er nog een hoop wantrouwen aanwezig is. Verder kan worden
gesteld dat de rol van het stadsdeel gedeeltelijk is verschoven naar intermediair omdat
bewoners en de exploitant op dit moment niet direct met elkaar communiceren. Het
streven van het stadsdeel is om partijen weer aan te zetten tot een normale en
gebruikelijke verstandhouding omdat de praktijk heeft uitgewezen dat in goed overleg
veel meer resultaat kan worden bereikt. Het stadsdeel blijft bereid faciliterend op te
treden. Het uiteindelijke doel is dat het staddeel in het geheel niet meer aanwezig hoeft
te zijn bij deze gesprekken maar dat, indien overlast wordt ervaren, direct contact wordt
opgenomen met het Pompstation. Exploitant heeft aangegeven hier open voor te staan.
Het stadsdeel zal het komende periode de volgende acties uitvoeren:
-gelet op de gesprekken die zijn gehouden, wordt (over enkele maanden) een overleg
gepland met bewoners en het management van het Pompstation om partijen weer bij
elkaar te brengen en met elkaar in gesprek te laten komen. Partijen kunnen dan ook
hun bevindingen van de afgelopen maanden weergeven. Tijdens dit gesprek zal tevens
worden geprobeerd te onderzoeken welke klachten concreet nog aan de orde zijn en
hoe deze kunnen worden opgelost.
- indien het horecabeleid wordt aangenomen, kan er in de toekomst een intermediair
worden aangeboden.
-de afdeling Handhaving Bouwen, Milieu en Water zal dit dossier blijven volgen.
-er zal een paar keer per jaar reguliere controles worden verricht zoals bij alle grote
horecazaken in het stadsdeel.
Met vriendelijke groet,
Ne: Spijk Se OO
Portefeuillehouder horeca
5
| Raadsadres | 6 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1002
Publicatiedatum 5 augustus 2016
Ingekomen op 14 juli 2016
Ingekomen onder CD
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Nuijens inzake de uitwerking van de samenwerkingsafspraken
tussen huurders, corporaties en gemeente (na een jaar leegstand niet flexibel
verhuren maar regulier aanbieden).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de uitwerking van de samenwerkingsafspraken tussen
huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 675).
Overwegende dat:
— inde uitwerking samenwerkingsafspraken staat dat woningen die door
corporaties te koop worden aangeboden na een jaar zullen worden verhuurd met
een flexibel contract:
— van corporaties in beginsel verwacht mag worden dat ze redelijk kunnen
inschatten welke woningen wel en welke niet tijdig verkocht kunnen worden.
Flexibele verhuur als beloning kan worden ervaren, en een prikkel voor leegstand
kan vormen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
met corporaties af te spreken dat woningen die na een jaar niet zijn verkocht in
beginsel gewoon weer via woningnet worden aangeboden aan reguliere
woningzoekenden met een vast huurcontract, tenzij de corporatie specifiek kan
onderbouwen waarom de woning een jaar leeg heeft gestaan.
Het lid van de gemeenteraad
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
Stadsdeelcommissie - gebied Indische Buurt, Oostelijk Havengebied
Agenda
Datum 25-05-2020
Aanvang 19:30
Locatie Digitale vergadering
Algemeen
1 Opening en vaststelling agenda
2 Mededelingen
3 Vaststellen van het conceptverslag van de vergadering van 10 maart 2020
4 Mededelingen van de ingekomen stukken
5 Het woord aan bewoners, ondernemers en instellingen
Inhoudelijk
6 Kort gesprek met veiligheidscoördinator Stadsdeel
7 Een online rondje langs de velden met de gebiedsmakelaars
8 Oost Begroot in IB en OHG
Algemeen
9 Vooruitblik
Doel bespreking: voorbespreken agenda komende vergaderingen en of agenda nog actueel is
25/5: Termijnagenda toegevoegd (inloggen vereist)
19/5: Termijnagenda volgt maandag 25 mei
10 Rondvraag en sluiting
Ingekomen stukken
Insprekerslijst
Verslag
Informatie
Locatie en opnamen
Dit overleg met de stadsdeelcommissieleden vindt vanwege covid-19 niet fysiek plaats. Van de vergadering wordt
een beeld- en geluidsopname gemaakt. De vergadering is daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via
deze pagina.
Inspreken en daarvoor aanmelden
Vanwege de coronavirusmaatregelen zijn stadsdeelceommissievergaderingen niet fysiek en daarom zonder
publiek. Inspreken kan live tijdens de digitale vergadering of schriftelijk. Aanmelden om in te spreken - live of
schriftelijk - kan middels een e-mail aan [email protected].
| Agenda | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1629
Publicatiedatum 9 december 2016
Ingekomen onder N
Ingekomen op woensdag 30 november 2016
Behandeld op woensdag 30 november 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Boomsma inzake de Najaarsnota 2016 (consequenties mogelijke
Vennootschapsbelasting over erfpacht).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Najaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1584).
Overwegende dat:
— in de najaarsnota staat dat het nieuwe BBV mede is ingegeven door de komst
van de Vennootschapsbelasting (Vpb), omdat daarom duidelijk onderscheid moet
worden gemaakt tussen Vpb-plichtige activiteiten en activiteiten waar dat niet voor
geldt;
— aangezien de gemeente zeer veel inkomsten verkrijgt uit erfpacht, het niet
ondenkbaar is dat de belastingdienst dat zal aanmerken als
ondernemingsactiviteiten en derhalve als een VpB-plichtige activiteit;
— de Vpb-plicht geldt vanaf 1 januari 2016, en dus mogelijk ook een tegenvaller
voor dit jaar zou kunnen opleveren;
— dit raakt aan het budgetrecht van de raad en bovendien aan de discussie over
het nieuwe erfpachtstelsel.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
de raad per brief of notitie nader te informeren over de consequenties en risico's van
een mogelijke beslissing van de Belastingdienst om Vennootschapsbelasting te gaan
heffen op de erfpachtinkomsten van de gemeente Amsterdam.
Het lid van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 159
Datum akkoord 10 februari 2016
Publicatiedatum 19 februari 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren van 23 juni 2015 inzake
festivals in De Oeverlanden.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
In Het Parool van 20 juni 2015 was in het artikel ‘Doe het zelf: fiks een eigen festival’
te lezen hoe twee initiatiefnemers voornemens zijn om op 8 en 9 augustus in de
Oeverlanden, bij De Nieuwe Meer, een festival te houden bestaande uit 60 mini-
festivals in partytenten. Vriendengroepen kunnen de partytenten vullen met hun eigen
festivalidee. De initiatiefnemers voor het festival stellen: ‘Het bier moet koud en het
geluid moet goed, voor de rest mag het één grote bende worden.’
Natuurgebied De Oeverlanden is aangemerkt als Hoofdgroenstructuur met het
groentype Ruigtenatuur/Struingebied http://maps.amsterdam.nl/hoofdgroenstructuur/.
De Structuurvisie vermeldt op p. 245 als beleidsintentie bij dit groentype: Intensieve
recreatievormen en recreatie die niet primair op de natuur is gericht, zijn niet
toegestaan. Kleinschalige evenementen (bijvoorbeeld informatiemarkt).
‘Bezoekersdruk: laag.’ Type beheer: extensief. Intensief toezicht en voorlichting door
beheerders (natuurwachters).”
In het Draaiboek Evenementen staat:
4.1.1 Termijn
Op grond van artikel 2.11 lid 5 van de APV moet een aanvraag voor een evenement
ten minste acht weken voor de datum van het evenement worden ingediend bij de
stadsdeelvoorzitter of, bij stadsdeelgrensoverschrijdende en risico-evenementen, bij
de burgemeester. De burgemeester kan van deze termijn afwijken, of voor bijzondere,
periodiek terugkerende evenementen gelet op de benodigde voorbereidingstijd de
uiterlijke datum afzonderlijk bepalen.
Om alle evenementen veilig te kunnen laten verlopen en de overlast voor de inwoners
en bedrijven van Amsterdam zo beperkt mogelijk te houden, houden de politie en de
gemeente een evenementenkalender bij. Om te voorkomen dat het aantal
evenementen in een jaar te groot is om voldoende politie-inzet en inzet van andere
hulpdiensten te garanderen, en te voorkomen dat er te weinig tijd is om een
evenement goed voor te bereiden, heeft de burgemeester bepaald dat
vergunningaanvragen voor grootschalige evenementen (meer dan 2000 bezoekers)
uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar dat het evenement
plaatsvindt, moeten zijn ingediend. Dit geldt zowel voor evenementen op de openbare
weg als voor evenementen in gebouwen. Het is niet zo dat alle na 1 januari
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing Îso Gemeenteblad
Datum 19 februari 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2015
aangemelde evenementen worden afgewezen, maar er kan dan in principe geen
bijstand uit andere politiedistricten worden verwacht.
4.1.2 Inhoud aanvraag
Een vergunningaanvraag wordt ingediend bij de voorzitter van het stadsdeel waar het
evenement zal plaatsvinden (of bij de burgemeester als het een stadsdeel-
overschrijdend- en/of risico-evenement is). In bijlage 3 is een aanvraagformulier
opgenomen.
De aanvraag omvat in elk geval informatie over:
e de gegevens (NAW6) van de organisator;
e delocatie van het evenement;
e de aard en de doelstelling van het evenement;
e de begin- en de eindtijd;
e de activiteiten (levende en/of versterkte muziek, het schenken van
zwakalcoholische dranken, gebruik van vuurwerk(!) etc.);
e het soort muziek, de geluidssterkte en de afstand tussen geluidsboxen en de
dichtstbijzijnde woning;
e het verwachte aantal bezoekers;
e de te nemen veiligheidsmaatregelen (eventuele particuliere beveiliging en/of
EHBO) en maatregelen ter voorkoming van calamiteiten;
e de plaatsing van objecten (bv. tenten, podia, tribunes etc, inclusief tekening);
e de sanitaire voorzieningen;
e de reiniging van het terrein;
e de gevolgen voor het verkeer (auto’s, fietsen, voetgangers, openbaar vervoer
(haltes).
Als de aanvraag op een aantal punten niet concreet genoeg is, kan overleg
plaatsvinden tussen de organisator, de gemeente en de hulpdiensten om de
aanvraag op deze punten te bespreken. Soms kan de vergunningverlener
bijvoorbeeld vanwege de omvang of risico’s van het evenement een mobiliteitsplan of
een veiligheidsplan eisen. Het overleg resulteert in een definitieve aanvraag.
Voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag worden leges in rekening
gebracht.
4.2 Beoordeling aanvraag
De burgemeester (of de stadsdeelvoorzitter in mandaat) controleert de aanvraag
uiteraard op de in de vorige paragraaf genoemde punten. Daarnaast let hij op
ervaringen in het verleden met het
evenement, of met de organisatoren. Voorts houdt hij bij de beoordeling van de
aanvraag rekening met de in artikel 2.11 lid 3 genoemde belangen:
a. de mate waarin door het evenement beslag wordt gelegd op de ruimte, de tijd en
de hulpdiensten;
b. het aantal bezoekers dat wordt verwacht;
c. of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming
van de locatie;
d. of er gevaar bestaat voor de openbare orde, gezondheid of veiligheid, waaronder
de brandveiligheid en het belang van het voorkomen van wanordelijkheden;
e. of er gevaar bestaat voor belemmeringen van het verkeer;
f. of er gevaar bestaat voor een onevenredige belasting van het woon- of leefklimaat
in de omgeving van het evenement;
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neeing Îso Gemeenteblad R
Datum 19 februari 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2015
g. of er gevaar bestaat voor verontreiniging, aantasting van het uiterlijk aanzien van
de stad, beschadiging van groenvoorzieningen of van voorzieningen voor het
openbaar nut;
h. of de organisator voldoende waarborgen biedt of kan bieden voor een goed
verloop van het evenement, gelet op de eerder vermelde belangen;
í. of de organisator voldoende waarborgen biedt om de schade aan het milieu te
voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Lammeren op 23 juni 2015, namens
de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement
van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan
het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. /s er een evenementenvergunning aangevraagd en verleend?
a. Zoja, wanneer is deze aangevraagd?
Antwoord:
Ja, er is een aanvraag ingediend op 21 april 2015 voor een
evenementenvergunning voor het evenement ‘Bandje Bandje Weekender’ op 8
en 9 augustus 2015. De vergunningsaanvraag is ingetrokken door de organisator
op 28 juli 2015 vanwege tegenvallende kaartverkoop.
b. Wat is het totale aantal bezoekers op het drukste moment? Wat is het totaal
aantal verwachte bezoekers op de drukste dag?
Antwoord:
Het maximumaantal bezoekers zou op beide dagen 1950 zijn.
c. Voor welke activiteiten is de vergunning aangevraagd?
Antwoord:
Aangevraagd is: Lifestyle-, food- en dance- en muziekevenement.
d. /s er sprake van kaartverkoop?
Antwoord:
Ja, er zouden kaarten verkocht worden.
e. Om welk soort muziek gaat het en wat is de (maximale) geluidssterkte?
Antwoord:
Het gaat om dancemuziek. Bij het bepalen van de maximale geluidssterkte zijn de
in het Draaiboek Evenementen genoemde geluidsnormen uitgangspunt.
Doorgaans wordt voor dit type evenementen een norm gehanteerd van 70-75 dB
op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen. Over de in de evenementen-
vergunning op te nemen maximale geluidssterkte wordt advies gevraagd aan
de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In casu heeft de Omgevingsdienst
geadviseerd dat het equivalente geluidsniveau (Leg) veroorzaakt door het ten
gehore brengen van muziek of door andere activiteiten waarbij sprake is van
geluidsversterking, mag gemeten op 15 meter van een podium niet meer
bedragen dan 95 dB(A).Ter regulering van de bastonen mag het equivalente
geluidsniveau (LCeg) veroorzaakt door het ten gehore brengen van muziek of
door andere activiteiten waarbij sprake is van geluidsversterking, gemeten op
15 meter van een podium en gemeten volgens de zogenaamde C-weging, niet
meer bedragen dan 110 dB(C).
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neeing Îso Gemeenteblad R
Datum 19 februari 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2015
Het maximale verschil tussen de dB(A)- en de bijbehorende dB(C)-waarde mag
niet groter zijn dan 15 dB, waarbij het equivalente geluidsniveau (LCeq) nooit
boven de 110 dB(C) mag uitkomen. Onverlet de bovengenoemde geluidsnormen,
mag het equivalente geluidsniveau (LAeg) veroorzaakt door het ten gehore
brengen van muziek of door andere activiteiten waarbij sprake is van
geluidsversterking, gemeten op de gevels van woningen/woonboten niet meer
bedragen dan 70 dB(A).
f. Kan het college de tekening met daarop de plaatsing van de objecten
overleggen?
Antwoord:
Ja, zie bijlage 1: ‘Situatietekening evenement Bandje Bandje Weekender’.
g. Hoe is de reiniging van het terrein geregeld?
Antwoord:
De organisator schakelt voor de reiniging van het terrein een gespecialiseerd
schoonmaakbedrijf in. Voorafgaand aan en na afloop van het festival zal een
schouw van het terrein worden gedaan, om te waarborgen dat het terrein vrij van
afval wordt opgeleverd.
h. Zo nee, is de burgemeester afgeweken van de termijn van 8 weken? Wat is daar
de reden voor? Indien de burgemeester niet is afgeweken van de termijn van
8 weken: betekent dit dat het festival geen doorgang kan vinden?
Graag een toelichting.
Antwoord:
De aanvraag is ingediend op 21 april 2015. De aanvraag is derhalve ruim voor de
gestelde termijn van 8 weken voor aanvang van het evenement ingediend.
2. De Oeverlanden hebben de beschermingsstatus Hoofdgroenstructuur en de
beleidsintentie is dat intensieve recreatievormen en recreatie die niet primair op
de natuur is gericht, niet zijn toegestaan. De bezoekersdruk moet laag worden
gehouden. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag dient volgens het
Draaiboek Evenementen de afweging te worden gemaakt of de aard van het
evenement zich verdraagt met het karakter en de bestemming van de locatie. Kan
het college beantwoorden in hoeverre dit festival zich laat rijmen met de aard van
de locatie?
Antwoord:
Op grond van artikel 2.43, sub c, van de APV, kan de evenementenvergunning
geweigerd worden als het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de
bestemming van de plaats waar het wordt gehouden. Bij een vergelijkbaar
evenement (zelfde gebied, bezoekersaantallen en organisator) op 23 en 24 mei
2015 is de volgende afweging op dit punt gemaakt:
“Op 17 september 2014 heeft de bestuurscommissie van Stadsdeel Nieuw-West,
naar aanleiding van de ervaringen met hetzelfde evenement in 2014 unaniem een
motie (op initiatief van het CDA/Fraanje) aangenomen, die als strekking heeft om
aan dance evenementen bij de Oeverlanden een maximum bezoekersaantal te
verbinden van 2000. Het aangevraagde dance evenement is aangevraagd voor
een bezoekersaantal van 1950 personen en voldoet daarmee aan voornoemde
motie. Daarnaast bieden de ingediende plannen (afvalplan, veiligheidsplan,
ecologisch rapport, verkeersplan en geluidsrapport) voldoende waarborgen voor
4
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neeing Îso Gemeenteblad R
Datum 19 februari 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2015
een goed verloop van het evenement. Uit de motie, de conclusies van de
evaluatie van het evenement in 2014, de ingediende plannen en de daarover
gegeven in- en externe adviezen is af te leiden dat het karakter en de
bestemming van het terrein zich niet tegen vergunningverlening verzet”.
In de vergadering van het algemeen bestuur van Stadsdeel Nieuw-West van 20
mei 2015, heeft de portefeuillehouder toegezegd om de Burgemeester te
adviseren om deze locatie niet langer op te nemen als evenementenlocatie in het
nieuwe evenementenbeleid. Dit heeft echter voor de lopende aanvragen in 2015
geen gevolg. Die zullen als gebruikelijk worden getoetst en indien zich geen
weigeringsgronden voordoen, worden vergund.
3. Alle inheemse vogelnesten en broedsels zijn beschermd door de Flora- en
Faunawet. Vogelbescherming Nederland geeft aan: ‘In de Flora- en Faunawet
wordt geen datum genoemd voor het broedseizoen. Op het moment dat
beschermde inheemse broedvogels bezig zijn met hun broedproces, mogen er
geen verstorende werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, dus ongeacht de
periode van het jaar.” Veel vogelsoorten broeden ongeveer tussen 15 maart en
15 juli. Moerasvogels en andere watervogels broeden meestal tussen 1 april en
15 augustus”
a. Is een inventarisatie gemaakt van aanwezige vogelnesten in de omgeving?
Zo ja, welke soorten vogel(s)(nesten) zijn aangetroffen in de omgeving van
het festival?
Antwoord:
Bij de aanvraag is een ecologisch rapport ingediend (bijlage 2 Bureau
Waardenburg, d.d. 1 mei 2014). Aan het rapport liggen een oriënterend
veldonderzoek en bronnenonderzoek ten grondslag. Bureau Waardenburg
adviseert om een aantal mitigerende maatregelen te nemen ter bescherming
van de flora en fauna en concludeert dat het aanvragen van een ontheffing
van de Flora- en Faunawet niet nodig is, indien de betreffende maatregelen
worden genomen. Bij eerdere evenementen in De Oeverlanden is het nemen
van de in het ecologisch rapport genoemde maatregelen als voorschrift aan
de evenementenvergunning verbonden.
b. Is een ontheffing aangevraagd op de Flora- en Faunawet? Zo ja, kan het
college deze bijvoegen? Is de ontheffing verleend? Zo niet, is het college op
grond van de aanvraag van mening dat dit had moeten gebeuren?
Antwoord:
Nee, een ontheffing is nodig wanneer de activiteiten (zeker) tot verstoring
leiden en het aanvragen van een ontheffing is niet verplicht op basis van
vermoedens. Duidelijke voorbeelden daarvan zijn: het dempen van een sloot
waarin beschermde soorten leven en groeien. Het slopen van een gebouw
waarin vleermuizen zitten. Het is de organisatie die verantwoordelijk is voor
de eerbiediging van de verboden uit de Flora en faunawet. Het bevoegd
gezag berust bij de minister van Economische Zaken Het uitvoeringsorgaan
belast met toezicht en handhaving is de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland. Wel wordt in de evenementenvergunningen die in Amsterdam
worden verleend, in de regel op de verboden van de Flora- en faunawet
gewezen en wordt de vergunninghouder aangeraden met betrekking tot het
evenement in overeenstemming daarmee te handelen.
5
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing Îso Gemeenteblad
Datum 49 februari 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2015
c. Welke actie onderneemt het college in dit concrete geval om de verstoring
van beschermde flora en fauna te voorkomen?
Antwoord:
In de evenementenvergunning die door de Burgemeester wordt verleend,
wordt gewezen op het bestaan van de Flora- en faunawet en de
verantwoordelijkheid van de organisator wordt hierin benoemd. Het inpassen
van een festival gebeurt niet dan nadat uitvoerig vooroverleg heeft
plaatsgevonden tussen alle betrokken partijen en diensten, waartoe ook de
beheerder van het terrein behoort. De beheerder van een terrein beschikt
over het algemeen over een goede, actuele en specifieke kennis over het
gebied en de daar aanwezige soorten zodat de organisatie daarop gewezen
kan worden. De in het ecologisch rapport genoemde mitigerende
maatregelen zullen als voorschrift aan de evenementenvergunning worden
verbonden.
4. Zijn er nog meer vergunningaanvragen gedaan voor muziekevenementen/festivals
in De Oeverlanden?
a. Zoja, welke zijn verleend?
b. Wanneer vinden deze plaats?
Antwoord:
Voor dit deel van recreatiegebied de Oeverlanden zijn geen andere aanvragen
evenementenvergunning ingediend. Voor een ander deel van recreatiegebied
de Oeverlanden zijn twee aanvragen voor evenementen ingediend:
1) The Social Garden.
Ingediend op 7 mei 2015. Heeft plaatsgevonden op 11 juli 2015 van 12:00
tot 23:00. Totaal aantal bezoekers: 1999.
2) Jazz at the Lake (ingetrokken).
c. Op welke manier houdt de gemeente Amsterdam toezicht op de flora en fauna
in het gebied?
Antwoord:
Het bevoegd gezag berust bij de minister van Economische Zaken.
Het uitvoeringsorgaan belast met toezicht en handhaving is de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland. Zie verder ook de beantwoording van de
schriftelijke vragen van de heer Van Lammeren van 20 mei 2015
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 785) (zie in bijlage 3 het antwoord op vraag 7).
d. Welke rol hebben de in de Structuurvisie genoemde natuurwachten bij de
beoordeling van evenementenaanvragen?
Antwoord:
In de Structuurvisie staat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de
gemeente Amsterdam. Een aanvraag evenementenvergunning wordt getoetst
aan de APV (m.n. openbare orde en veiligheid). Ruimtelijke afwegingen
kunnen slechts beperkt worden meegewogen, hiervoor geldt een ander
wettelijk kader. Op grond van artikel 2.43, sub c APV dien ik wel af te wegen of
het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming van de
plaats waar het wordt gehouden. Zie de beantwoording van vraag 2 voor de
wijze waarop deze afweging bij een vergelijkbaar evenement op deze locatie is
gemaakt.
6
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng Îso Gemeenteblad
ummer = su . oe
Datum 19 februari 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 23 juni 2015
e. Heeft de gemeente ook vergunningen geweigerd voor De Oeverlanden?
Zo voor welke evenementen en wanneer zouden deze plaatsvinden?
Antwoord:
In 2014 en 2015 zijn er geen aanvragen voor een evenementenvergunning
voor de Oeverlanden geweigerd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
7
| Schriftelijke Vraag | 7 | discard |
Bezoekadres
> Gemeente Bezoek
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 17 november 2020
Ons kenmerk
Behandeld door Herman Krans
Bijlage
Onderwerp Reactie op motie (1101) van de leden Flentge, Van Dantzig, Nanninga, Boutkan,
Ernsting, Van Lammeren, Boomsma, Ceder en Poot inzake het dragen van
mondkapjes als preventiemaatregel tegen verspreiding van het coronavirus
Geachte raadsleden,
In de vergadering van de gemeenteraad van 30 september 2020 heeft uw raad bij de behandeling
van de actualiteit van de leden Poot c.s. inzake de snelle stijging van het aantal COVID-19
besmettingen in de veiligheidsregio motie 1101 van de leden Flentge, Van Dantzig, Nanninga,
Boutkan, Ernsting, Van Lammeren, Boomsma, Ceder en Poot aangenomen waarin het college
gevraagd wordt om de mogelijkheden te onderzoeken om in de Veiligheidsregio Amsterdam-
Amstelland de verplichting in te voeren voor het dragen van mondkapjes in binnenruimtes die
publiekelijk toegankelijk zijn, waar het houden van anderhalve meter afstand, niet of onvoldoende
mogelijk is.
Het gedurende langere tijd verplicht stellen van mondkapjes staat op gespannen voet met het
recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zoals neergelegd in artikel 10 van de
Grondwet. Dit recht kan in beginsel niet bij noodverordening worden beperkt, omdat volgens
artikel 176 Gemeentewet bij noodverordening niet van andere dan bij de Grondwet gestelde
voorschriften kan worden afgeweken. Dit kan alleen middels een wet in formele zin.
De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) biedt wel een specifiek wettelijk kader voor het
treffen van maatregelen die beperkingen kunnen inhouden van grondrechten. Op grond van
artikel 58j Tw kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over hygiënemaatregelen en
persoonlijke beschermingsmiddelen, met inbegrip van de verplichting tot toepassing of gebruik
hiervan. Hieronder valt ook de mogelijkheid om mondkapjes verplicht te stellen en de regering is
voornemens hiervan gebruik te maken door het dragen van een niet-medisch mondkapje in
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 2 van 2
openbare binnenruimtes verplicht te stellen voor iedereen vanaf 13 jaar.” Vooralsnog wordt ervan
uitgegaan dat de wet eind november of anders 1 december 2020 in werking treedt.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
/ /)
ihn
Bi _-E
Oe en
/ Ms
Femke Halsema
Burgemeester
* https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-
1ofdocumenten/regelingen/2020/10/28/regeling-aanvullende-mondkapjesverplichtingen-covid-1g
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 124
Ingekomen onder BY
Ingekomen op donderdag 23 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Groen, Timman en Marttin inzake de notitie Betaalbaar, open
en duurzaam, het afwegingskader voor een waardevolle aardgasvrijtransitie
(toekomstgerichte warmtenetten)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de notitie Betaalbaar, open en duurzaam,
het afwegingskader voor een waardevolle aardgasvrijtransitie (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 23).
Overwegende dat:
— In de discussies in raad en in de notitie zelf ook de begrippen ‘snel’ en
‘toekomstgericht’ een rol lijken te spelen en deze begrippen niet expliciet zijn
omschreven;
— Het begrip toekomstgericht’ volgens de wethouder al is inbegrepen in het begrip
‘open’, maar dat niet de enige mogelijke invulling is van de wens een open net te
hebben;
— De wens van het college om snel veel huizen van het gas afkoppelen en dat
‘betaalbaar’ te doen op dit moment in conflict is met de wens dat ‘duurzaam’ en
toekomstgericht te doen;
— Er inmiddels veel alternatieven zijn voor grootschalige HT/MT-warmtenetten, die
‘duurzamer en toekomstgerichter zijn, maar die — omdat ze relatief onbekend en
minder uitontwikkeld zijn en op korte termijn nog duurder — nu nog minder worden
toegepast.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Bij het gebruik van de notitie en het daarop te baseren afwegingskader het
volgende uitgangspunt mee te wegen:
e toekomstgericht: gericht op oplossingen die ook in het eindbeeld bij een
duurzame warmtevoorziening passen, en rekening houden met de
beschikbaarheid van bronnen in de hele stad;
2. Daartoe bij het versnellen van het aardgasvrij maken van de stad een lock-in te
voorkomen en voldoende ruimte te laten voor innovatieve en duurzame
3. warmtevoorzieningen die toekomstgericht zijn;
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 124 Motie
Datum 23 januari 2020
4, De doelstelling om de warmtetransitie te versnellen mede te bereiken door
versneld te leren over duurzame en toekomstgerichte alternatieven voor HT/MT-
warmtenetten;
5. Bij de warmtetransitievisie, bij elk afzonderlijk warmteplan en bij andere
raadsvoordrachten die van invloed zijn op de gekozen warmtesystemen, als
standaardinformatie een berekening op te nemen van de hoeveelheid bespaarde
CO2 over de hele levensduur van het gekozen alternatief.
De leden van de gemeenteraad
RJ. Groen
D. Timman
A.A.M. Marttin
2
| Motie | 2 | discard |
VN2021-001439 N% Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
ve grond en Marineterrein, Energietransitie
ontwikkel % Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie RO van 14 april 2021
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Grondzaken
Agendapunt 10
Datum besluit College van B&W 23 maart 2021
Onderwerp
Instemmen met de financiële paragraaf en Stedenbouwkundig Plan Amstelstation-Amsteloever en
het beschikbaar stellen van een vitvoeringskrediet
De commissie wordt gevraagd
Lì Akkoord te gaan met de raadsvoordacht ‘Instemmen met de financiële paragraaf en
Stedenbouwkundig Plan Amstelstation-Amsteloever en het beschikbaar stellen van een
vitvoeringskrediet’ waarin de raad wordt gevraagd:
1. _Intestemmen met het Stedenbouwkundig Plan Amsteloever inclusief bijlagenbundel met
als belangrijkste aandachtspunten:
1.1. Eris ruimte voor een hoogstedelijk programma van ongeveer 290.000 m2 bvo,
bestaande uit 1.300 tot 2.100 woningen, 100.000-170.000 m2 kantoren en 7.000
-13.500 m2 voorzieningen;
1.2. Aanpak van de openbare ruimte met het accent op vergroenen, ontmoeten, spelen en
bewegen;
1.3. Meer ruimte voor de fiets door herprofilering Weesperzijde, aanpassen
verkeersontsluiting Van der Kunbuurt, verleggen rotonde Spaklerweg en tweerichting
fietspad aan westzijde Spaklerweg;
1.4. Ruimtelijke reservering voor de aanleg van een tweede stationshal aan de westzijde
van het Amstelstation en uitbreiding van de capaciteit van de (stations)fietsenstalling
in een gebouwde en beheerde stalling;
1.5. Een duurzame ontwikkeling voor de stad met specifiek aandacht voor de bewegende
stad, natuur, ecologie en Amsterdam rainproof.
1.6. Verduurzaming door betrokken eigenaren van hun eigendom en realisatie van
duurzame woningen. Duurzame energie wordt door ontwikkelaars op eigen kavel
opgewekt, conform de eisen die voor Amsterdam gelden op moment van indiening
Omgevingsvergunning.
2. Intestemmen met de Nota van Beantwoording waarin de 143 inspraakreacties en het
positieve advies van het stadsdeel zijn gebundeld en beantwoord. Onderwerpen zijn
onder meer de mate van verdichting in relatie tot leefbaarheid en windhinder, groen,
rust en drukte en de vrijwillige vitkoop van woonboten. DB en stadsdeelcommissie Oost
vragen onder meer aandacht voor de plangrens bij de Ringvaart, het maatschappelijk
voorzieningenprogramma, het huidige en toekomstig gebruik van de oevers en aanpalend
gebied en het drukke fietsverkeer (fietsparkeervoorzieningen en kruising Berlagebrug).
In dat kader wordt ook gevraagd een knip op de Berlagebrug te onderzoeken. Naar
aanleiding van de inspraak is het Stedenbouwkundig Plan op een aantal punten gewijzigd en
verduidelijkt.
3. Kennis te nemen van de uitkomst van de bewonersenquete door Stadgenoot over de
toekomst van de Van der Kunbuurt: herontwikkeling van de 5 blokken aan de Van der
Kunstraat, Treublaan en Goudriaanstraat waar 77% van de bewoners vóór heeft gestemd.
4. Kennis te nemen van het vastleggen van de afspraken met Stadgenoot met betrekking tot
sloop, te ontwikkelen programma, de gemeentelijke vergoeding zoals opgenomen in de
samenwerkingsovereenkomst en in te stemmen met ondertekening na vaststelling SP/
Investeringsbesluit door de Raad (bijlage 4, GEHEIM)
Gegenereerd: v1.36 1
VN2021-001439 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
me grond en X Amsterdam Marineterrein, Energietransitie
ontwikkel % 1 g
Voordracht voor de Commissie RO van 14 april 2021
Ter advisering aan de raad
5. Kennis te nemen van het vastleggen van de afspraken met de overige private partijen
Amstel Vista B.V. en Aghen B.V, Vastint en Omval Investments BV (Breevast) over het totaal
te ontwikkelen bouwvolume, te ontwikkelen programma en de bijdrage voor inrichting van
de openbare ruimte en plankosten, zoals opgenomen in de 3 anterieure overeenkomsten
en in te stemmen met ondertekening na vaststelling SP/financiële paragraaf door de Raad
(bijlagen 5, 6, 7 GEHEIM)
6. Inte stemmen met de financiële paragraaf (bijlage 8, GEHEIM) van de herontwikkeling van
Amstelstation-Amsteloever, met de volgende beslispunten
6.1. Inte stemmen met vaststelling van grondexploitatie (223.10) Amstelstation-
Amsteloever 2021, welke een negatief resultaat van -/- € 18,1 min. kent op netto
contante waarde per 01-01-2020;
6.2. Inte stemmen met een vitvoeringskrediet van € 124,7 min. (prijspeil 01-01-2020),
gebaseerd op de geraamde kosten voor verwerven, slopen en bouwrijpmaken van
de Van der Kunbuurt en herinrichting van de openbare ruimte en verkeerskundige
ingrepen van Amstelstation-Amsteloever.
6.3. Kennis te nemen van de vitkomsten van de financiële risicoanalyse en voorgestelde
beheersmaatregelen welke onlosmakelijke verbonden is met de grondexploitatie en
de transformatieopgaven van het gebied.
7. Inte stemmen met de aanwijzing van Amsteloever als interferentiegebied
8. Kennis te nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 25, tweede lid van
de Gemeentewet is opgelegd en het verzoek aan de gemeenteraad om die tijdens de
eerstvolgende vergadering na aanlevering bij de raadsgriffie te bekrachtigen
IL Kennis te nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 25, tweede lid van de
Gemeentewet is opgelegd. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel 10, tweede lid onder
ben qg van de Wet openbaarheid van bestuur. De geheimhouding wordt opgelegd tot 2 jaar na
afsluiting van de grondexploitatie, tot uiterlijk 2041.
IN. Kennis te nemen van het verzoek om de opgelegde geheimhouding op grond van artikel 25,
derde lid van de Gemeentewet tijdens de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na
aanlevering bij de raadsgriffie te bekrachtigen.
Wettelijke grondslag
Artikel 25, tweede en derde lid, Gemeentewet
De gemeenteraad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de WOB, omtrent
een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken die aan de raad worden
voorgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding kan eveneens worden opgelegd door het
college, de burgemeester en een commissie.
Artikel 6, tweede lid van de Financiële verordening gemeente Amsterdam
Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de
begroting en investeringskredieten juist en volledig in de budgetten van de programma's, de
programmaonderdelen en de budgetten van de investeringskredieten worden verwerkt.
Artikel 189, eerste lid, artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet
Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor
beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. De
raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële
Gegenereerd: vl.36 2
VN2021-001439 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en
rve grond en % Amsterdam ‚ ‚ ‚ nm RO
ontwikkel % Marineterrein, Energietransitie
Voordracht voor de Commissie RO van 14 april 2021
Ter advisering aan de raad
beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De raad autoriseert met het
vaststellen van de begroting of een begrotingswijziging.
‘Bestuurlijke achtergrond
Amsteloever, het gebied tussen het Amstelstation en de Amstel, is in Koers 2025 aangeduid als
een verdichtingslocatie. In 2016 heeft de gemeente mogelijke partners uitgenodigd om samen te
werken aan een onderzoek naar de ontwikkelings- en verdichtingsmogelijkheden van het gebied.
Naast NS/Prorail en Stadgenoot (Van der Kunbuurt) hebben drie particuliere eigenaren met eigen
grondposities positief gereageerd op dit verzoek. Op 14 maart 2017 is de Principenota door het
college vastgesteld. De Principenota is ter kennisname aan de Commissie RO gestuurd en besproken
op 30 mei 2017. Dit Stedenbouwkundig Plan is een verdere uitwerking van de Principenota.
Vrijgave voor inspraak Concept Stedenbouwkundig Plan (2020)
Op 18 augustus 2020 heeft het college van B&W ermee ingestemd dat het concept
Stedenbouwkundig Plan Amsteloever, wordt vrijgegeven voor inspraak. De inspraak heeft
plaatsgevonden van 26 augustus tot 7 oktober 2020.
Reden bespreking
Instemmen met de financiële paragraaf en Stedenbouwkundig Plan Amstelstation-Amsteloever en
het beschikbaar stellen van een vitvoeringskrediet
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Op grond van artikel 25 lid 2 van de gemeentewet, is in verband met de belangen genoemd in artikel
10 lid 2 sub ben q van de WOB, geheimhouding opgelegd en bekrachtigd op de GEHEIM Financiële
paragraaf Amsteloever. Door openbaarheid van de gegevens uit deze bijlagen kunnen de financiële
belangen en de onderhandelingspositie van de gemeente worden geschaad. De geheimhouding
wordt opgelegd tot twee jaar na afsluiting van de grondexploitatie Amsteloever, tot uiterlijk 2041.
Op grond van artikel 25 lid 2 van de Gemeentewet in combinatie met artikel zo lid 2 sub c en lid
2 sub g van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opgelegd en bekrachtigd op de
GEHEIM samenwerkingsovereenkomst en GEHEIM anterieure overeenkomsten. De betrokken
partijen hebben deze afspraken vertrouwelijk met de gemeente vastgelegd en gaan ervan uit dat
deze gegevens alleen in het kader van de uitvoering en nadere uitwerking daarvan worden gebruikt.
De geheimhouding wordt opgelegd tot 2 jaar na afsluiting van de grondexploitatie, tot uiterlijk 2041
Gegenereerd: vl.36 3
VN2021-001439 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en RO
re grond en % Amsterdam Marineterrein, Energietransitie
ontwikkel % 1 g
Voordracht voor de Commissie RO van 14 april 2021
Ter advisering aan de raad
Welke stukken treft v aan?
AD2021-032996 1 SP Amstelstation-Amsteloever. pdf (pdf)
10 Wijzigen van de Verordening interferentiegebieden
AD2021-033001 ‚
bodemenergiesystemen 2014 Amsteloever (1).pdf (pdf)
AD2021-033450 2 Bijlagebundel-Amstelstation-Amsteloever.pdf (pdf)
3 Nota van Beantwoording inspraak Stedenbouwkundig Plan
AD2021-033011 ‚
Amstelstation-Amsteloever (geanonimiseerd). pdf (pdf)
30 VERTROUWELIJK - NAW-gegevens insprekers Nota van
AD2021-033012 ‚
Beantwoording.pdf (pdf)
AD2021-033007 4 GEHEIM SOK van der Kun-Stadgenoot.pdf (pdf)
AD2021-033008 4A GEHEIM Plangebied Bouwplannen Stadgenoot. pdf (pdf)
AD2021-033004 4b GEHEIM Percelen Stadgenoot Van der Kunbuurt.pdf (pdf)
AD2021-033005 4c GEHEIM Planning op hoofdlijnen Stadgenoot.pdf (pdf)
AD2021-032998 5 GEHEIM AOK Vastint Netherlands BV.pdf (pdf)
AD2021-032999 za GEHEIM Bijlagebundel Vastint Netherlands BV. pdf (pdf)
6 GEHEIM AOK AmstelVista BV en Aghen getekend incl. bijlagenblad.pdf
AD2021-033000
(pdf)
AD2021-033010 6a GEHEIM Bijlagebundel AmstelVista BV en Aghen BV.pdf (pdf)
AD2021-033013 7 GEHEIM AOK Omval Investments BV. pdf (pdf)
AD2021-032997 7a GEHEIM Bijlagebundel Omval Investments BV.pdf (pdf)
8 GEHEIM - Notitie financiele haalbaarheid Amstelstation-Amsteloever
AD2021-033003 En
(22310) machtiging. pdf (pdf)
AD2021-033009 9 Masterplan Bodemenergie Amsteloever.pdf (pdf)
AD2021-005106 Commissie RO Voordracht (pdf)
AD2021-033455 RaadsvoordrachtAmsteloever 21 april 2021 _machtiging.docx (msw12)
Ter Inzage
agar [en
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Grond & Ontwikkeling, Peter Jan Kannegieter, [email protected], telefoon 06-10135879
Grond & Ontwikkeling, Marga Poiesz, Marga. [email protected], telefoon 06-27090608
Gegenereerd: vl.36 4
| Voordracht | 4 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 22 juni 2022
Ingekomen onder nummer 268
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Khan, Boomsma, Heinhuis, Broersen, Yemane,
Ahmadi, De Jager, Alberts, Van Lammeren en Kabamba inzake de
vangnetregeling uitbreiden
Onderwerp
Uitbreiding vangnetregeling voor Amsterdammers die geen recht hebben op energietoeslag en
toch in de problemen komen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het Jaarverslag 2021.
Constaterende dat:
— de inflatie, gestegen energie- en voedselprijzen de samenleving enorm onder druk zetten;
— lage middeninkomens en studenten niet in aanmerking komen voor energietoeslag.
Overwegende dat:
— ereen vangnetregeling is voor huishoudens die ondanks bestaande (compensatie)regelingen
in de problemen dreigen te raken als gevolg van de toegenomen energiekosten.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Te monitoren waar Amsterdammers die geen recht hebben op energietoeslag in de problemen
komen en indien nodig de vangnetregeling voor hen vit te breiden.
Indieners
S.Y. Khan
D.T. Boomsma
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
L.E. Heinhuis
J. Broersen
M. Yemane
N. Ahmadi
D.O.C. de Jager
R. Alberts
J.F.W. van Lammeren
C.K.E. Kabamba
| Motie | 2 | discard |
Datum raadsvergadering 19 juli 2023
Ingekomen onder nummer 497
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Krom inzake de universele basisbehoeften van de mens
aanbieden aan dakloze gezinnen gedurende de wintermaanden
Onderwerp
Onderzoek hoe dakloze gezinnen de universele basisbehoeften kunnen ontvangen gedurende de
wintermaanden en start een vorm van nood-winteropvang
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het Kennisnemen van de brief van de Kinderombudsman Metropool
Amsterdam betreffende “Noodopvang dakloze gezinnen” (Y/N2023-016087)
Constaterende dat:
-_De winteropvang niet toegankelijk is voor dakloze gezinnen;
-_Erin crisissituaties door de gemeente altijd opvang geregeld wordt volgens het college,
maar inzicht in de specifieke casussen en behoefte ontbreekt bij de raad;
-__ Het weigeren van gezinnen in noodopvang ertoe leidt dat gezinnen vaker onder de radar
verdwijnen of in een kwetsbaar netwerk verblijven’;
Overwegende dat:
-_ Elk kind in Amsterdam het recht heeft om een dak boven het hoofd te hebben, en zij niet
verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor beslissingen van de ouder(s)/verzor-
ger(s);
-__Erin Amsterdam te veel schrijnende situaties voorkomen bij dakloze gezinnen?;
-___Door de Kinderombudsman wordt gevreesd dat de humanitaire ondergrens voor dakloze
gezinnen is bereikt;
-_In Amsterdam geen enkel kind buiten zou moeten slapen, zeker niet gedurende de winter
en zij recht hebben op warmte en de universele basisbehoeften van de mens;
1 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/12993106/1/A+-+30+Op-
vang+%28MOBW%2C+Ongedocumenteerden+en+Vluchtelingen%29+%2815%29+2023 05 23 br
2 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/12993106/1/A+-+30+Op-
vang+%28MOBW%2C+Ongedocumenteerden+en+Vluchtelingen%29+%2815%29+2023 05 23 br
Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken
Pagina 2 van 2
-__ Voor dakloze gezinnen een tijdelijke winteropvang wellicht een welkome veilige haven
kan bieden om gedurende wintermaanden zich niet genoodzaakt te voelen in een gevaar-
lijk netwerk te verblijven.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-_ Te onderzoeken voor hoeveel dakloze gezinnen in nood er opvang is geregeld afgelopen
jaren en wat er in hun situatie voor heeft gezorgd dat zij recht hadden op deze noodop-
vang
-__ Te onderzoeken op welke manier dakloze gezinnen het beste ondersteund kunnen wor-
den in de basale levensbehoeften kunnen gedurende de wintermaanden
-__De winter 2023-2024 een pilot te starten met een vorm van nood-winteropvang — inge-
richt in lijn met de bevindingen - voor dakloze gezinnen
-__ Over de bevindingen en deze vorm van nood-winteropvang te rapporteren aan de raad
Indiener(s),
J.M. Krom
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 293
Publicatiedatum 29 mei 2013
Ingekomen onder AO
Ingekomen op donderdag 16 mei 2013
Behandeld op donderdag 16 mei 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Poorter, de heer Ivens, de heer Paternotte,
mevrouw Van Roemburg en de heer Benjamin inzake de beleidsbrief Sportplan
2013-2016 (verdelingsplan zwemwater).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 12 februari 2013 inzake de beleidsbrief Sportplan 2013-2016
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 107);
Constaterende dat:
— _in Amsterdam zwembadwater schaars is en de prijzen voor de huur van
zwembaden hoog zijn, zeker op piekuren;
— veel zwemlesaanbieders wachtlijsten hebben van soms meer dan 12 maanden;
— _ zwemverenigingen aangeven behoefte te hebben aan meer baduren;
— _in Amsterdam nog steeds kinderen op groeien zonder zwemdiploma.
— _ het huidige beleid voor het verdelen van sportaccommodaties stamt uit 1987, met
een Bestuursakkoord Sport uit 2003;
— de wethouder de raad in de zijn brief van 2 april 2012 beloofde te komen met een
nieuw verdelingsvoorstel badwater, wat tot op heden nog niet gebeurd is,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— _ een nieuw verdelingsplan zwemwater te ontwikkelen in overleg met zwembaden,
zwemlesaanbieders, zwemverenigingen en stadsdelen en deze voor de
begrotingsbehandeling voor te leggen aan de raad;
— in het verdelingsplan het uitgangspunt te volgen dat elk Amsterdams kind
betaalbare zwemles moet kunnen krijgen en dat wachttijden de komende jaren
moeten worden verkort;
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 293 Moti
Datum _ 29 mei 2013 ome
— _aan de raad inzichtelijk te maken welke investeringen in nieuwe
zwemaccommodaties de komende 10 jaar nodig zijn om de capaciteit op peil te
houden.
De leden van de gemeenteraad,
M.F. Poorter
LGF. vens
J.M. Paternotte
E.T.W. van Roemburg
B.P. Benjamin
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 8 november 2023
Ingekomen onder nummer 659
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Emmerik inzake controversieel verklaren van locaties
waar het verharde oppervlak is vergroot in het nieuwe beleidskader
Hoofdgroenstructuur
Onderwerp
Controversieel verklaren van locaties waar het verharde oppervlak is vergroot in het nieuwe be-
leidskader Hoofdgroenstructuur
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het tijdelijke besluitvormingsproces voor afwijkingsverzoeken Hoofd-
groenstructuur
Constaterende dat:
-__ De gemeenteraad heeft ingestemd met het verzoek om een referendum te houden over
de Hoofdgroenstructuur;
-__ tot het nieuwe beleidskader Hoofdgroenstructuur is vastgesteld de beleidsregels voor de
Hoofdgroenstructuur gelden uit de Structuurvisie 204,0;
-__ het college bij een negatief TAC-advies over inpassing in de Hoofdgroenstructuur de mo-
gelijkheid heeft om gemotiveerd af te wijken van het advies;
-__ deze werkwijze wordt gevolgd zolang het nieuwe beleidskader nog niet is vastgesteld
Overwegende dat:
-_Het verharde oppervlak en het oppervlak kunstgras, gravel of verharde onderconstructies
ten behoeve van sport- en speluitoefening, in het nieuwe beleidskader in sommige gebie-
den van de Hoofdgroenstructuur is vergroot ten opzichte van het oude beleidskader;
-_ het in afwachting van het referendum over de Hoofdgroenstructuur onbehoorlijk zou zijn
om voor deze locaties afwijkingsverzoeken in behandeling te nemen;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-__ De locaties in de Hoofdgroenstructuur waarvoor geldt dat het verharde oppervlak of het
oppervlak kunstgras, gravel of verharde onderconstructies ten behoeve van sport- en spel-
uitoefening in het nieuwe beleidskader is vergroot t.o.v. het oude beleidskader, controver-
sieel te verklaren tot het nieuwe beleidskader is vastgesteld.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Indiener,
MJ. Emmerik
| Motie | 2 | train |
% Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1552
Datum indiening 1 augustus 2019
Datum akkoord college b&w van 1 oktober 2019
Publicatiedatum 1 oktober 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Naoum Néhmé inzake het standpunt
van het college over het verhogen van de overdrachtsbelasting.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Op 30 juli 2019 heeft de wethouder Wonen aangegeven dat wat hem betreft de
overdrachtsbelasting verhoogd zou moeten worden. Deze verhoging zou ‘rust op de
koopmarkt’ moeten brengen.
De fractie van de VVD acht een verhoging van deze belasting om meerdere redenen
ongewenst en schadelijk voor de oververhitte woningmarkt. Ten eerst omdat het
koopwoningen nog duurder maakt voor de starters. Ten tweede omdat het mensen
straft die vanwege een nieuwe baan moeten verhuizen, hetgeen schadelijke gevolgen
kan hebben voor de arbeidsmarkt en voor de doorstroming op de woningmarkt.
Ten derde omdat met de belastingverhoging geen nieuwe huizen worden toegevoegd
maar een lastenverzwaring plaatsvindt ten nadele van toekomstige woningeigenaren.
Ten vierde neemt dit college geen enkele koopwoning in aanbouw, zoals onlangs
wederom is gebleken uit antwoorden op de schriftelijke vragen van de fractie van de
VVD van 18 juni 2019 (gepubliceerd op 12 juli 2019, onder nr.1236). Hierdoor werpt
de vraag zich op in hoeverre het college recht van spreken heeft over de koopmarkt
en de toegankelijkheid daarvan. En tot slot heeft de wethouder Economische Zaken
in juni 2019 zich voorstander getoond van meer koopwoningen.
De spanning tussen de wensen van de wethouder Wonen (koopwoningen duurder
maken) en die van de wethouder Economische Zaken (meer koopwoningen waarbij
het duurder maken daarvan juist averechts werkt) is voor de fractie van de VVD
aanleiding om opheldering te vragen aan het college in hoeverre het een eenduidige
visie heeft op de Amsterdamse woningmarkt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat
het heffen van belasting een nationale aangelegenheid is van het kabinet en niet van
het college van burgemeester en wethouders.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Naoum Néhmé, namens de fractie van de VVD,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
' https://www.nporadio1.nl/binnenland/17877-amsterdamse-wethouder-laurens-ivens-
overdrachtsbelasting-moet-weer-omhoog-2?tmpl=component
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng Îee2 Gemeenteblad R
Datum 1 oktober 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 1 augustus 2019
1. Sprak de wethouder Wonen namens het college van burgemeester en
wethouders? Zo ja, naar welk percentage zou deze belasting volgens het college
verhoogd moeten worden en waarom moet het op dat niveau wordt vastgezet?
Zo nee, waarom heeft de wethouder Wonen deze uitspraak gedaan?
Antwoord
De wethouder is gevraagd om in programma Spraakmakers in te gaan op de
problematiek voor het vinden van een betaalbare woning. Hier heeft hij in lijn met
eerdere raads- en collegebesluiten het Amsterdamse beleid voor meer betaalbare
woningen en een stop op de remmende verhuurderheffing laten horen.
2. Was deze uiting van de Wethouder Wonen van tevoren afgestemd met de
wethouder Economische Zaken die in juni 2019 gepleit heeft voor meer
koopwoningen? Zo nee, ziet het college een spanning tussen het standpunt van
wethouder Wonen om koopwoningen duurder te maken en het standpunt van
de wethouder Economische Zaken die meer koopwoningen wil en waarbij het
duurder maken van die woningen daar juist een belemmering in is?
Antwoord
Nee, dit was niet van tevoren afgestemd, deze uiting is in lijn met eerdere raads-
en collegebesluiten.
3. Heeft de wethouder Wonen onderzocht welke effecten een verhoging van de
overdrachtsbelasting heeft op de toegankelijkheid van de koopmarkt in de context
van de oververhitte woningmarkt? Graag in het antwoord specifieke aandacht
besteden aan de gevolgen voor starters en mensen die vanwege hun werk
moeten verhuizen.
Antwoord
Nee. Het college laat graag in kaart brengen wat globaal het effect zal zijn voor
Amsterdam als de verhuurderheffing wordt afgeschaft en gelijktijdig de
overdrachtsbelasting wordt verhoogd. De uitwerking is echter in eerste instantie
aan het Rijk. De staatssecretaris is in opdracht van de Tweede Kamer al een
verkenning aan het uitvoeren naar een gedifferentieerde overdrachtsbelasting. De
extra inkomsten zouden goed aangewend kunnen worden om ook op een ander
deel van de woningmarkt de betaalbaarheid te ondersteunen door het verlagen
van de verhuurderheffing.
4. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat het verhogen van de
overdrachtsbelasting een lastenverzwaring is voor woningeigenaren? Zo ja,
waarom vindt het college dit een gerechtvaardigde lastenverzwaring? Graag een
toelichting.
Antwoord
Nee, een verhoging van de overdrachtsbelasting betekent dat bij een
kooptransactie tussen een koper en een verkoper een groter bedrag naar het Rijk
gaat. Ondanks dat dit formeel door de koper betaald moet worden, is het
aannemelijk dat dit ook een effect zal hebben op de overwaarde van de verkoper.
Dit bedrag kan het Rijk vervolgens gebruiken om de verhuurderheffing af te
schaffen of te verlagen.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Tober 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 1 augustus 2019
5. Is volgens het college het primaire doel van de gewenste verhoging van de
overdrachtsbelasting een budgetneutrale afschaffing van de verhuurdersheffing?
Zo ja, is het college van mening dat het bouwen van nog meer sociale
huurwoningen (als gevolg van afschaffing van verhuurdersheffing) belangrijker is
dan de toegankelijkheid van de koopmarkt?
6. Is volgens het college het primaire doel van de gewenste verhoging van de
overdrachtsbelasting het weren van speculatieve beleggers? Zo ja, acht het
college het 6%-tarief dat de wethouder Wonen heeft genoemd voldoende
‘afschrikwekkend’ om speculatieve beleggers te weren? Zo nee, naar welk niveau
moet deze belasting worden verhoogd wat het college betreft?
Antwoord op vragen 5 en 6
Het primaire doel is betaalbare woningen voor kopers én huurders. Voor
de koopmarkt zoekt het college momenteel naar manieren om te bewerkstelligen
dat meer koopwoningen in handen komen van eigenaar-bewoners in plaats van
beleggers die woning kopen om te verhuren. Een gedeeltelijke verhoging van de
overdrachtsbelasting en een verlaging van de verhuurderheffing dragen bij aan de
toegankelijkheid van koop- én huurmarkt. De uitvoering van een verhoging van de
overdrachtsbelasting (en een verlaging van de verhuurderheffing) ligt bij het Rijk.
7. Zijn er richtlijnen of gemaakte afspraken binnen het college over het doen van
uitspraken die landelijk beleid betreffen en waar het college geen invloed op
heeft? Zo ja, kan het college deze toelichten en delen met de gemeenteraad”?
Antwoord
Nee.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1686
Ingekomen op 17 oktober 2019
Ingekomen in raadscommissie FEZ
Te behandelen op 6/7 november 2019
Onderwerp
Motie van het lid Simons inzake de Begroting 2020 (Klimaatparagraaf)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2020.
Constaterende dat:
— wij ons in een biodiversiteits- en een klimaatcrisis bevinden, en de raad dat
— op 20 juni 2019 ook bij raadsbesluit heeft erkend.
Overwegende dat:
— hetcollege voornemens is een klimaatbegroting op te stellen, waarin van de
verschillende klimaatmaatregelen het effect op de uitstoot van broeikasgassen
wordt vastgelegd;
— de raad op 28 juni heeft besloten het totale klimaatbudget van de gemeente
Amsterdam inzichtelijk te maken en een klimaatklok in te stellen.
Voorts overwegende dat:
— omte sturen op het stoppen van uitstoot niet alleen het effect van klimaatbeleid
op de uitstoot, maar het effect van elk beleidsprogramma op de uitstoot relevant
is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Vanaf de Voorjaarsnota 2020 bij elk nieuw beleidsinitiatief in een klimaatparagraaf
aan te geven wat de gevolgen van het voorgestelde beleid op de klimaatcrisis zijn, en
hierbij specifieke aandacht te geven aan de uitstoot van broeikasgassen is.
Het lid van de gemeenteraad
S.H. Simons
4
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 235
Ingekomen onder AM
Ingekomen op donderdag 13 februari 2020
Behandeld op donderdag 13 februari 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Van Lammeren, Van Dantzig, Ernsting, Van Soest en Mbarki
inzake Kennisnemen van plan van aanpak consumentenvuurwerk
(Vuurwerkverbod Amsterdam)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het plan van aanpak consumentenvuurwerk
Constaterende dat
-__Ertijdens Oud en Nieuw 2019/2020 een groot aantal vuurwerkslachtoffers was
van vuurwerk
- Ook dit jaar weer hulpverleners zijn belaagd met vuurwerk
- Het afsteken van vuurwerk, naast schade, ook veel angst en stress oplevert bi,
onder andere, kinderen en dieren
- Het afsteken van vuurwerk de leefwereld van wilde dieren verstoord en bedreigd
- Bij de jaarwisseling tot 12 keer meer luchtverontreiniging is gemeten dan een
normale dag en dit grote gevolgen heeft voor mensen met aandoeningen aan de
long- en luchtwegen.
Overwegende dat
- Erin 2017 door de gemeenteraad is aangenomen om zoveel mogelijk
vuurwerkvrije zones in te stellen in Amsterdam
- Dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid
-_ Omwille van een effectieve handhaving een totaal verbod op het afsteken van
consumentenvuurwerk de meest effectieve maatregel is
-_Er op landelijk niveau een initiatiefwet in voorbereiding is om
consumentenvuurwerk te verbieden. En ook de regering werkt aan restricties van
de verkoop van consumenten vuurwerk, maar het onduidelijk is of deze wet wordt
aangenomen, wanneer deze van kracht gaat en hoe vertrekkend de maatregelen
van de regering zijn
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Om in de APV een totaalverbod op te nemen op het afsteken van
consumentenvuurwerk, met als uitzondering van schertsvuurwerk zoals sterretjes:
1. Om in de APV een totaalverbod op te nemen op het afsteken van
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 235 Motie
Datum <datum
onbekend=
consumentenvuurwerk, met als uitzondering van schertsvuurwerk zoals sterretjes.
2. Deze wijziging, zo snel als mogelijk voor te leggen aan de gemeenteraad
3. Om binnen de mogelijkheden van de wet de verkoop van consumenten vuurwerk
in Amsterdam zoveel mogelijk te beperken
4. « Deze nieuwe regels zoveel als mogelijk af te stemmen met omliggende
gemeentes
De leden van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
R.H. van Dantzig
Z.D. Ernsting
W. van Soest
S. Mbarki
2
| Motie | 2 | train |
Jaar 2016
Volgnummer 124
Datum indiening 17 mei
Onderwerp
Schriftelijke vragen van het lid Bosman (D66) inzake het rendement van
het Amsterdams Klimaat & Energiefonds
Kan het college van burgemeester en WEIMOUEES
Inleiding.
17 mei berichtte het Financieele Dagblad dat Het Amsterdams Klimaat & Energiefonds
(Akef) over 2015 bijna de helft van het rendement zag verdwijnen. Dat kwam door een
lening voor de bouw van een biomassacentrale. Over 2015 moet het fonds € 330.000
afschrijven op de lening voor de duurzame-energiecentrale in de Amsterdamse haven.
Na aftrek van de beheervergoeding bleef een nettoresultaat van € 339.711 over.
Het Akef moet het verlies op de centrale nemen omdat de termijn voor een belangrijke
subsidie vanuit de landelijke overheid is verlopen. De subsidie werd in 2012 toegekend, op
voorwaarde dat de centrale uiterlijk in 2016 in gebruik zou worden genomen.
In 2015 werd al duidelijk dat dit niet ging lukken, omdat de initiatiefnemer, de INB Group,
voor de centrale niet op tijd voldoende contracten rond kreeg met bedrijven die de energie
zouden afnemen. De INB Group heeft in april 2016 opnieuw subsidie aangevraagd.
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van D66, op grond van
artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen:
1. Wanneer heeft het college kennisgenomen van het verdwijnen van bijna de helft van
het rendement van het Akef?
2. a. Welke bedrijven waren de doelgroep om de energie aan te verkopen en wat waren
de redenen van bedrijven om niet de groene energie af te nemen?
b. Is dit meegenomen in de risicoberekening? Graag een toelichting.
3. Heeft het Akef zelf stappen ondernomen om te ondersteunen met netwerk en
contracten voor de biomassacentrale?
4. Zijn er meer leningen voor projecten die voor een groot deel afhangen van de
Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE) en hoe gaat het Akef hiermee om?
5. Zijn er andere projecten binnen het Akef waar een vergelijkbaar risico speelt? Zo ja,
welke en wat is het aandeel in de portefeuille van het Akef van SDE-afhankelijke
projecten?
6. Het Akef ondersteunt projecten met financiering maar ook met advies over de
businesscase. Is er een rol van het Akef op het gebied van ondersteuning van het
netwerk van de projecten? Zo nee, wat er nodig om die rol uit te diepen?
7. Het college heeft aangegeven dat het partijen wil helpen en ondersteunen met het
doorworstelen van regels en bureaucratische belemmeringen.
1 Biomassacentrale neemt hap uit rendement Amsterdams klimaatfonds', Het Financieele Dagblad 17 mei 2016
a. Had het tekort aan contracten dan wel het verlopen van de SDE in de ogen van het
college voorkomen kunnen worden? Graag een toelichting.
b. Neemt het Akef maatregelen zodat het risico op het verlopen van een SDE-subsidie
in de toekomst wordt geminimaliseerd? Graag een toelichting.
c. Neemt het college maatregelen zodat het verlopen van een SDE-subsidie in de
toekomst zo veel mogelijk wordt geminimaliseerd doordat de opstart van financiering
en het sluiten van contracten met afnemers te ver uiteen lopen? Graag een toelichting.
Het lid van de gemeenteraad,
A.M. Bosman
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering 8 juni 2023
Ingekomen onder nummer 357
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Boomsma en Von Gerhardt inzake het
Meerjarenperspectief Grondexploitaties (MPG) Vereveningsfonds en
Zuidas 2023
(flexibiliteit in gebieden met hoogste grondprijzen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het Meerjarenperspectief Grondexploitaties (MPG) Vereveningsfonds,
Overwegende dat,
-_ Bij dit stuk inzicht wordt gegeven in de bandbreedtes van de grondprijzen, en de gebieden
met de hoogste grondprijzen,
-__De bandbreedte grondwaarden per woning sterk verschillen voor de vrijesectorwoningen
en uiteenlopen van € 25.000 tot 300.000 per woning in lage en hoge marktgebieden;
-_ Deze bandbreedte ook sterk viteenlopen voor het segment van MDH 25jr;
-__ Om het vereveningsfonds op lange termijn gezond te houden en ruimte te behouden voor
investeringen in duurzaamheid en stedenbouwkundige kwaliteit en voor
grondexploitaties met een negatief saldo, het noodzakelijk is om aandacht te besteden
aan het genereren van voldoende grondinkomsten;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
In gebieden met de hoogste grondprijzen (waar de grondwaarde per woning naar schatting boven
€ 150.000 uitkomt) de flexibiliteit te betrachten ten aanzien van het woningbouwprogramma en
daar de bouw van een hoger percentage Middeldure huurwoningen en Vrije Sectorwoningen toe
te staan, waarbij vitgangspunt blijft staan te streven naar een gemengde stad.
Indiener(s),
D. T. Boomsma
M.S. von Gerhardt
| Motie | 1 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 15 september 2021
Ingekomen onder nummer 650
Status Verworpen
Onderwerp Amendement van de leden Veldhuyzen en Kilig inzake bevordering van
culturele en etnische diversiteit in besturen en RvC's van deelnemingen
Onderwerp
Bevordering van culturele en etnische diversiteit in besturen en RvC’s van deelnemingen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Nota beleidskader verbonden partijen,
Constaterende dat:
— de gemeente als publiek aandeelhouder verwacht dat deelnemingen en overige verbonden
partijen oog hebben voor bredere publieke belangen zoals diversiteit;
— de gemeente streeft naar een evenwichtige samenstelling van de besturen en RvC's van deel-
nemingen;
— de gemeente hierin genderverhoudingen meeneemt en zodoende probeert om meer vrouwen
in de besturen en RvC’s van deelnemingen te krijgen*;
Overwegende dat:
— _diversiteitsbeleid niet alleen over genderverhoudingen, maar ook over andere vormen van di-
versiteit zoals etnische en culturele diversiteit zou moeten gaan;
1 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/9358567/1/09012f97831cc658
Besluit:
Toe te voegen aan Nota beleidskader verbonden partijen 2021 op pagina 18 in derde alinea onder
paragraaf 3.2.5 Effectieve sturing op MVO, na
“De gemeente verwacht dat de deelnemingen en waar mogelijk de overige verbonden partijen in
hun jaarverslagen aandacht besteden aan de MRI's.”:
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
“Hierbij verwacht de gemeente in het bijzonder dat er naast het streven naar betere genderver-
houdingen in besturen en RvC’s ook wordt gestreefd naar en gerapporteerd over betere verhou-
dingen op het gebied van culturele en etnische diversiteit in besturen en RvC's.”
Indieners
J.A. Veldhuyzen
A. Kilic
| Motie | 2 | discard |
bt
hai
3 rn Inspectie van het Onderwijs
A Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap
Ë
et en
SJ Joodse
Kindergemeenschap
Cheider
“
Onderzoek bestuur en scholen
e Herstelonderzoek sociale veiligheid
e Vierjaarlijks onderzoek bestuur en
scholen
e Themaonderzoek
Burgerschapsonderwijs en het omgaan
met verschil in morele opvattingen
Datum vaststelling: 15 mei 2020
1
Plaats: Amsterdam
Bestuursnummer: 78457
Brinnummers: 07AD|00 (po), 23GF|00 (vo)
2
Samenvattende conclusie
In de periode december 2019 -— februari 2020 heeft de inspectie drie met elkaar samenhangende
onderzoeken uitgevoerd op het Cheider. De onderzoeken leidden tot de volgende conclusies.
e De sociale veiligheid van de leerlingen van het Cheider is nog steeds niet voldoende
geborgd. Het veiligheidsbeleid kent meerdere omissies onder meer doordat het aanbod van
de school nog steeds in onvoldoende mate voorziet in onderwijs over seksualiteit en
seksuele diversiteit en dus ook niet is geborgd dat respectvol gedrag en seksuele
weerbaarheid van leerlingen worden bevorderd. Dit komt niet alleen door de trage
handelwijze van het bestuur maar ook omdat het bestuur het hoofd Joodse zaken alsook de
schoolrabbijn in de praktijk te veel bevoegdheden toekent bij het bepalen van de
leerinhouden en niet nader omschreven ‘halachische geschillen’.
* Het tempo waarin het bestuur werkt aan herstel en waarmee het gevolg geeft aan
aanbevelingen van de inspectie (waaronder aanbevelingen die rechtstreeks raken aan
sociale veiligheid van leerlingen) is laag. Aan de herstelopdrachten van 2018 is maar zeer
ten dele voldaan en de aanbevelingen zijn zeer beperkt opgepakt. Dit laatste geldt onder
meer voor de dringende aanbeveling om te komen tot bestuurlijke vernieuwing. Het interne
toezicht en de medezeggenschap functioneren nog lang niet optimaal. Er wordt op diverse
punten niet voldaan aan de Code Goed Bestuur.
e De kwaliteitszorg op het niveau van het bestuur is onvoldoende. De kwaliteitszorg, de
kwaliteitscultuur en de verantwoording en dialoog vertonen tekortkomingen.
e Ook het financieel beheer van het bestuur is onvoldoende omdat financiële continuiteit niet
is gewaarborgd. Het bestuur staat al sinds oktober 2013 onder financieel aangepast
toezicht en blijft dat staan.
e De meeste onderzochte onderdelen op het niveau van de scholen zijn van voldoende
kwaliteit. Dit geldt niet voor het leerstofaanbod en voor de veiligheid. Vanwege het oordeel
onvoldoende voor Veiligheid (kernstandaard SKI) is de onderwijskwaliteit van beide
scholen als geheel, conform de beslisregel in het onderzoekskader 2017, als onvoldoende
beoordeeld.
Deze conclusies laten zien dat het bestuur nog steeds onvoldoende bereidheid toont en blijk geeft
van urgentie om tot de noodzakelijke veranderingen te komen. Het bestuur traineert de
totstandkoming van een afdoende aanbod en veiligheidsbeleid om herhaling van een incident als in
2012 te voorkomen. We rekenen het bestuur dit, gezien de historie, zwaar aan. We zien deze
opstelling tevens als schadelijk voor de kwaliteit van het bestuur en het onderwijs en stellen de
minister hiervan op de hoogte.
Dit rapport bevat herstelopdrachten aan het bestuur. De inspectie ziet erop toe dat aan de
opdrachten wordt voldaan.
Tenzij binnen de termijn hersteld, legt de inspectie bekostigingssancties op vanwege het langdurige
karakter van de tekortkomingen die ook al eerder, in 2018 en/of 2019, al zijn vastgesteld.
3
Context
De stichting Joodse Kindergemeenschap Cheider vormt het bevoegd gezag van twee scholen, één
voor primair onderwijs (verder in dit rapport aangeduid als po of po-school) en één voor voortgezet
onderwijs (vo), en een kinderdagverblijf. De missie van ‘het Cheider’ is het aanbieden van zowel
Joods-religieus als regulier bekostigd (‘profaan’!) onderwijs binnen de levensovertuiging die
gestoeld is op de Joodse regelgeving vanuit de Thora en Talmoed. De scholen kunnen getypeerd
worden als traditioneel-orthodoxe Joodse scholen.
Het Cheider stelt zich ten doel een leeromgeving te creëren waarin de leerlingen gemotiveerd
worden om zich te ontwikkelen en op te groeien tot volwaardig lid van de Joodse gemeenschap in
Nederland, dat een waardevolle bijdrage zal leveren aan de samenleving, vanuit de eigen
levensbeschouwelijke waarden. Het Cheider heeft enkele bijzondere kenmerken, voortvloeiend uit
de levensbeschouwelijke richting. Zo heeft de school een eigen schoolsynagoge waar voorafgaand
aan de lesdag het ochtendgebed plaatsvindt. Er is sprake van gescheiden onderwijs voor jongens
en meisjes vanaf groep 4 voor de profane vakken en vanaf groep 5 voor de Joodse les. Naast
regulier onderwijs wordt er onderwijs gegeven in de vakken Modern en Klassiek Hebreeuws en in
vakken zoals Joodse geschiedenis, Bijbelse aardrijkskunde en Joods recht (o.a. Talmoed). Er zijn
speciale veiligheidsvoorzieningen voor de personen en het gebouw.
Het bestuur van het Cheider ontvangt rijksbekostiging voor het profane onderwijs. Het Joods
onderwijs wordt bekostigd uit de vrijwillige ouderbijdrage, eigen middelen en subsidies. De school
voor voortgezet onderwijs heeft de status van uitzonderingsschool?.
De rechtsvorm van het Cheider is een stichting. Het bestuur van de stichting wordt gevormd door
personen uit de Joodse gemeenschap die zich op vrijwillige basis inspannen om de doelstellingen
van het Cheider te realiseren. Het bestuur kent volgens de statuten (2011) een functionele
scheiding tussen het uitvoerend deel van het bestuur en het toezichthoudend deel van het
bestuur®. Het Cheider wordt geleid door een algemeen directeur. Daarnaast is er een hoofd Joods
onderwijs die verantwoordelijk is voor de inhoud van het Joods onderwijs en het bewaken van de
identiteit van al het onderwijs.
In het schooljaar 2019-2020 heeft het Cheider 75 leerlingen in het primair onderwijs en 38 in het
voortgezet onderwijs.
1 Dit is de term die de school hanteert voor het reguliere onderwijs. Evenals in eerdere inspectierapporten volgt de inspectie vanwege
herkenbaarheid en eenduidig gebruik van begrippen deze aanduiding van de school. De inspectie gaat er daarbij vanuit dat het door de
school genoemde ‘profane’ onderwijs overeenkomt met het reguliere, bekostigde onderwijs dat conform wettelijke eisen wordt verzorgd,
en gebruikt het begrip in die betekenis.
2 Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013, nr. VO/440230, houdende regels omtrent instandhouding dan wel bekostiging van scholen
onder de opheffingsnorm in verband met een uitzonderlijke situatie.
3 Zoals bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de WPO en artikel 24e, eerste lid, van de WVO.
4
Inhoudsopgave
1 Inleiding … nnen eneen eenen evene venenenenen ene neneneneneneeeevevenenenenen ve veenen vennen nennen. Ó
2 Onderzoeksopzet … nanne eenen serene neneneneneneneeeerenenenen verevenen ennen ennen ennen vereen LO
3 Bevindingen herstelonderzoek sociale veiligheid … … eneen enen enenenen eneen nennen 18
4 Bevindingen vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen … sss enenvensnensenrensneenenvenen eere 3
5 Burgerschap en omgaan met verschil in morele opvattingen … snoeren eneen vennen 4D
6 Overzicht herstelopdrachten …… nen en enen venenenen ereen eenen ennen ennen eneen enen Â8
7 Overzicht aanbevelingen … ………….…uunsnsnneneneneeenenen eenen veneneneneneneeve verevenen ennen eneen DÒ
8 Beleidsreactie bestuur ……….….nnn nnn enen eenen eneen ne neneneneeeee eenen eenen enenen evene enen D
9 Zienswijze bestuur … … ananas eeenenenen eener er enenenen eee verenenenen enen enenenen vennen eneen O4
5
1 Inleiding
1.1 Voorgeschiedenis
1.1.1 Specifiek onderzoek naar sociale veiligheid
In de periode mei-juli 2018 heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna ‘de inspectie”)
in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een specifiek
onderzoek uitgevoerd naar de sociale veiligheid op de school, alsook naar het handelen
van het bestuur, gericht op het borgen van sociale veiligheid. De aanleiding hiervoor was
de veroordeling in 2018 van een leraar van de school voor seksueel misbruik van een
leerling in 2012 en het handelen van het bestuur in de periode nadat het misbruik aan
het licht kwam. De centrale vraag van dit specifiek onderzoek* luidde: Is de sociale
veiligheid bij het Cheider door het bestuur in voldoende mate geborgd, nu en in de
toekomst? Het antwoord op deze vraag luidde als volgt:
‘Het bestuur van de Joodse Kindergemeenschap Cheider (hierna ‘het Cheider’) voldoet in
belangrijke mate aan de zorgplicht voor de sociale veiligheid, maar schiet, ondanks
goede intenties, tekort in de borging daarvan. De meeste leerlingen voelen zich veilig.
Het beleid vertoont echter te weinig samenhang, is deels van recente datum en
onvoldoende ingebed in de onderwijspraktijk. Daar komt bij dat wij tekortkomingen en
risico’s constateren in enkele structurele voorwaarden voor de borging van de sociale
veiligheid nu en in de toekomst. De financiële condities zijn ongunstig en er zijn
verbeteringen nodig op het gebied van de bestuurlijke inrichting en het bestuurlijk
handelen’
Zie voor een nadere uitwerking en toelichting het rapport van bevindingen.”
Er zijn tevens herstelopdrachten gegeven aan het bestuur. Ook zijn diverse
aanbevelingen in dit rapport opgenomen en een aantal onderwerpen voor nader
onderzoek die bij het eerstvolgende 4JOB meegenomen zouden worden.
1.1.2 Tussentijds onderzoek naar voortgang hersteltraject
De inspectie is in de periode januari — juli 2019 nagegaan wat de stand van zaken was
met betrekking tot de herstelopdrachten uit het rapport van 2018. Dit ‘tussentijdse
onderzoek’ bestond deels uit gesprekken met het bestuur en deels uit
documentenanalyse. Het onderzoek leidde tot een tussenrapport ° dat in augustus 2019
werd vastgesteld. Samengevat luidde de conclusie dat negen maanden na het specifieke
onderzoek naar de sociale veiligheid de noodzakelijke verbeteringen op het gebied van
zowel de sociale veiligheid als het bestuurlijk handelen op de scholen van Stichting
Joodse Kindergemeenschap Cheider nog niet volledig waren gerealiseerd en dat de
scholen op essentiële punten nog steeds niet voldeden aan de wet. Dit laatste betreft de
herstelopdrachten met betrekking tot de verantwoording over de invulling van de
4 Het betrof een onderzoek conform artikel 15, eerste lid, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wet op het
Onderwijstoezicht.
> Rapport Specifiek Onderzoek Sociale Veiligheid; te vinden op de website van de inspectie: www.onderwijsinspectie.nl
6 Tussentijds onderzoek naar de voortgang van het hersteltraject; te vinden op de website van de inspectie: www.onderwijsinspectie.nl
6
kerndoelen in de schoolplannen en de inzet van voor het onderwijs over de kerndoelen
bevoegde docenten’.
Verder werd tijdens het tussentijdse onderzoek vastgesteld dat er ook nauwelijks sprake
was van verbetering naar aanleiding van de aanbevelingen uit het rapport van 2018.
Bovendien werd geconcludeerd dat het bestuur onnodig veel tijd nam om aan de
herstelopdrachten te voldoen, dat er te weinig bereidheid was tot veranderen bij het
bestuur en er onvoldoende sprake was van urgentiebesef. De inspectie spreekt in het
rapport van een starre houding van het bestuur.
Belangrijk twistpunt in de periode van het tussentijdse onderzoek betrof een passage in
het bestuursreglement waarin stond dat bij strijdigheid van de Joodse codices en de
Nederlandse onderwijswetgeving de eerste zullen prevaleren, wat bijvoorbeeld tot gevolg
zou kunnen hebben dat handelen conform de wettelijke eisen door het bestuur niet
gegarandeerd is bij een eventueel nieuw incident op het gebied van seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Deze passage betekende ook dat aan de herstelopdracht
betreffende intern toezicht niet was voldaan.
Het standpunt van de inspectie was (en is} op dit punt dat de Nederlandse wet te allen
tijde dient te worden nageleefd. Het tussentijdse rapport beschrijft dat uiteindelijk, in juli
2019, na een lange discussie met de inspectie, het bestuur de passage in het
bestuursreglement over de prevalentie van de Joodse codices heeft geschrapt. Daarmee
concludeerde de inspectie dat voldaan was aan de herstelopdracht betreffende het
vaststellen van een bestuursreglement waarin intern toezicht afdoende geregeld was.®
1.1.3 Bekostigingsmaatregel
Als uitvloeisel van dit tussentijdse onderzoek, waaruit dus bleek dat niet was voldaan
aan de herstelopdracht® met betrekking tot de kerndoelen en de inzet van bevoegde
docenten, heeft de inspectie in december 2019 een bekostigingsmaatregel genomen, te
weten het opschorten van 15 procent van 1/12° deel van de jaarlijkse bekostiging. Bij
het definitief vaststellen van dit rapport is de situatie op dit punt als volgt: per 1
december 2019 is de opschorting van de bekostiging voor een periode van drie maanden
ingegaan. Op 17 december 2019 is Cheider in bezwaar gegaan tegen de opschorting. De
bezwaarprocedure loopt via DUO. Op 19 februari ‘20 heeft een bezwaarhoorzitting
plaatsgevonden en heeft Cheider de bezwaargronden toegelicht. Gedurende de
vaststelling van het rapport heeft een heroverweging van het bezwaar van Cheider
plaatsgevonden. DUO bereidt een beslissing op het bezwaar voor. Volgens de beslissing
op bezwaar is het besluit van 5 december 2019 in stand gebleven, maar is thans de
reden tot opschorting van de bekostiging vervallen nu Cheider in de schoolplannen,
alhoewel zeer marginaal en slechts op papier, de ambitie uitspreekt van invulling van de
kerndoelen in het onderwijs.
1.1.4 Vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen
’ Ter toelichting bij dit laatste: tijdens het onderzoek van 2018 rees het vermoeden dat onderdelen van het onderwijs in wereldoriëntatie
gegeven werden door onbevoegde docenten (docenten Joods onderwijs). Het rapport noemde dit een onderwerp voor nader onderzoek.
Daarom en vanwege de samenhang met de herstelopdracht over de kerndoelen is dit meegenomen in het tussentijdse onderzoek.
8 In het tussenrapport is dit als volgt toegelicht: Met de bekostigingsvoorwaarden wordt voorgeschreven dat op voorhand voor iedereen
duidelijk moet zijn wie binnen de onderwijsorganisatie bevoegd is om welke maatregel te treffen. Intern toezicht op het uitoefenen van
die bevoegdheden staat dan centraal. Door op te nemen dat niet nader omschreven regels, in dit geval “Joodse codices’, prevaleren
boven wat is geregeld in het reglement en zelfs boven de formele wet, was de bevoegdheidsverdeling tussen bestuur en toezicht alsnog
niet afdoende geregeld, Daarmee werd niet transparant hoe het bestuur waarborgt dat het intern toezicht onafhankelijk kan functioneren
van het bestuur, en ook niet dat de interne toezichthouder beschikt over de bevoegdheden opdat het deugdelijk en onafhankelijk toezicht
kan uitoefenen (artikelen 17c, tweede lid, van de WPO en 24el, tweede lid van de WVO).
9 De herstelopdracht luidde: ‘Het bestuur past de eerstvolgende versies van de schoolplannen uiterlijk 1 april 2019 (eventueel
tussentijds) zodanig aan dat daarin in elk geval de uitwerking van de benoemde kerndoelen aan bod komt en dat beschreven is op welke
wijze deze in de lessen worden behandeld.’ (Inspectierapport ‘Tussentijds onderzoek naar de voortgang van het hersteltraject bij Cheider’
vastgesteld op 12 augustus 2019. Zie op www.onderwijsinspectie.nl.
7
In 2017 is de inspectie conform het Onderzoekskader 2017 begonnen met zogeheten
vierjaarlijkse onderzoeken naar bestuur en scholen (4JOB). Het 4JOB bij Cheider stond
gepland voor april 2019. Vanwege de onvoldoende vorderingen in het verbetertraject is
dit onderzoek uitgesteld, de inspectie gaf voorrang aan het hiervoor besproken
tussentijdse onderzoek. Na het tussentijds onderzoek 2019 is besloten dit 4JOB alsnog
eind 2019/begin 2020 uit te voeren.
1.1.5 Themaonderzoek burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele
opvattingen
In de periode waarin het 4JOB onderzoek werd uitgevoerd, voerde de inspectie tevens
een thematisch onderzoek uit naar de manier waarop scholen invulling geven aan
onderwerpen waarover de morele opvattingen in de samenleving soms (sterk) kunnen
afwijken van die op sommige scholen. Dit themaonderzoek werd in het najaar van 2019
uitgevoerd op een selecte steekproef van 78 scholen verdeeld over primair, voortgezet
en speciaal onderwijs en alle denominaties, waaronder scholen van algemeen bijzondere
signatuur, scholen op een godsdienstige grondslag en openbare scholen. Er waren twee
aanleidingen voor het onderzoek: Kamervragen als reactie op mediaberichten over
lesmethoden en een meer algemene motie over de invulling van onderwijs rond het
kerndoel over seksuele diversiteit. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
vroeg de inspectie hiernaar nader onderzoek te doen.
De vraag naar lesmethoden en naar onderwijs rond seksuele diversiteit speelt breder
dan bij één of enkele groepen scholen en is breder dan één onderwerp. Het onderzoek
richt zich daarom op een dwarsdoorsnede van het Nederlands onderwijs en op meerdere
thema’s waar vergelijkbare vragen spelen. Tot slot is er de regelmatig terugkerende
discussie of scholen bij thema’s waarover de morele opvattingen sterk uiteen kunnen
lopen, binnen de grenzen van de wet blijven. Daarom is ook onderzocht in hoeverre de
wet duidelijkheid biedt over de ruimte die scholen hebben rond uiteenlopende morele
opvattingen en of scholen aan de wet voldoen. Het Cheider is opgenomen in de selecte
steekproef voor dit themaonderzoek vanwege raakvlakken tussen de onderzochte
thematiek en eerdere bevindingen bij Cheider en de gegeven herstelopdrachten.
De inspectie heeft de leerlingen voor deelname aan het gesprek geselecteerd. Voor het
basisonderwijs betrof het leerlingen uit de twee hoogste groepen. Leerlingen die niet
wilden, hoefden niet deel te nemen. Het gesprek had de vorm van een groepsgesprek,
waaraan enkele leerlingen en een inspecteur deelnamen. Bij aanvang van het gesprek
hebben we de leerlingen uitgelegd waarom we kwamen, dat er geen verkeerde
antwoorden zijn, dat ze geen antwoord hoeven geven als ze dit niet willen en dat ze op
elk moment tijdens het gesprek weg mogen. In het gesprek met de basisschoolleerlingen
gaf één leerling halverwege het gesprek te kennen niet langer te willen deelnemen en
nam niet deel aan het verdere vervolg. In het nagesprek met de directeur vertelde deze
dat de betreffende leerling dacht dat de inspectie de school kwam sluiten. Van de vo-
leerlingen die voor het groepsgesprek werden uitgenodigd gaven enkelen aan liever niet
te willen meedoen. Die wens is gerespecteerd. Om zoveel mogelijk tegemoet te komen
aan de opvattingen van de school over de veronderstelde gevoeligheid van de thematiek
is in de gesprekken in het primair onderwijs geen gebruik gemaakt van woorden als
seks, seksueel en verliefdheid. Op de school wordt verliefdheid aangeduid als
vriendschap. Ondanks deze zorgvuldigheid, was een deel van de ouders van mening dat
de sociale veiligheid van de leerlingen geschonden werd door de inspectie, Berichten in
de media (Reformatorisch Dagblad, 10 januari 2020} over ‘intieme vragen’ die de
inspectie gesteld zou hebben zijn niet juist. Ook is alleen in algemene termen gesproken;
persoonlijke gevoelens van leerlingen waren geen onderwerp van gesprek, en het
gesprek richtte zich op de situatie op school en het onderwijs dat de school geeft.
8
1.2 Aanleiding
1.2.1 Drie gelijktijdige onderzoeken
Naar aanleiding van de hierboven beschreven voorgeschiedenis heeft de inspectie in de
periode december 2019-februari 2020 dus drie onderzoeken uitgevoerd: een
herstelonderzoek naar de herstelopdrachten die overgebleven zijn na het tussentijdse
onderzoek van 2019, een vierjaarlijks onderzoek naar bestuur en scholen en een
themaonderzoek Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele
opvattingen. In de praktijk vielen veel onderzoeksactiviteiten, mede vanwege de
vergelijkbare thematiek samen. We rapporteren er voor de duidelijkheid echter separaat
over, waarbij we wel regelmatig verwijzen naar de andere onderzoeksdelen om daarmee
onnodige herhaling en overlap te voorkomen.
1.2.2 Kwaliteitsonderzoek bij risico’s
Het vierjaarlijks onderzoek naar bestuur en scholen behelst normaal gesproken een
bestuursonderzoek en verificatieonderzoeken op de scholen. Nadat de inspectie tot de
conclusie kwam dat de veiligheid op de scholen (standaard SKI) als onvoldoende
beoordeeld zou worden, zijn de verificatieonderzoeken omgezet in
‘kwaliteitsonderzoeken bij risico’s’. Dat betekent dat ten minste alle kernstandaarden
beoordeeld worden. Deze standaarden, Zicht op ontwikkeling (en begeleiding),
Didactisch handelen, Resultaten en Veiligheid, spelen immers een rol bij de beslisregel
over het oordeel op schoolniveau'®. Indien de Resultaten niet beoordeeld kunnen worden
zoals bij de vo-school van Cheider het geval is (vanwege het kleine leerlingenaantal)
betrekken we de standaard Kwaliteitszorg bij het onderzoek.
1.2.3 Onderzoeksvragen
Het tussentijdse onderzoek van januari-juli 2019 liet zien dat aan meerdere
herstelopdrachten niet was voldaan. Bij het herstelonderzoek van december 2019 —
februari 2020 zijn we nagegaan of dit nu wel was gebeurd. De onderzoeksvragen die de
inspectie hierover heeft geformuleerd, staan in paragraaf 1.3.1.1.
Het rapport van het specifieke onderzoek van 2018 bevatte, zoals eerder vermeld, ook
een reeks aanbevelingen. Tijdens het tussentijds onderzoek van 2019 bleek dat het
bestuur nauwelijks iets met deze aanbevelingen had gedaan. Daarom is tijdens het
herstelonderzoek december 2019-januari 2020 opnieuw nagegaan wat het bestuur met
deze aanbevelingen heeft gedaan. De betreffende onderzoeksvragen staan in paragraaf
1.3.1.2
In paragraaf 1.3.1.3 herhalen we de overkoepelende vraag van het specifieke onderzoek
van 2018, aangezien we deze vraag ook nu willen beantwoorden.
10 Zie voor meer informatie hierover het Onderzoekskader, 2017.
9
1.3 Onderzoeksvragen over herstelonderzoek
1.3.1 Herstelopdrachten
e Zijn de schoolplannen po en vo zodanig aangepast dat daarin in elk geval de uitwerking
van de kerndoelen 38 (po) en 43 (vo) aan bod komt én is beschreven op welke wijze
deze in de lessen worden behandeld?
, Wordt het onderwijs in de kerndoelen gegeven door bevoegde docenten?
, Heeft het bestuur een samenhangend veiligheidsbeleid vastgesteld en is dit bekend bij
het personeel?
Heeft het bestuur de ouders, verzorgers actief geïnformeerd over de taken en rollen
van de anti-pestcoördinator en de vertrouwenspersonen en is dit inmiddels in de
schoolgidsen en schoolplannen voldoende geborgd?
Heeft het bestuur in het beleid duidelijk gemaakt dat de resultaten van de
monitorgegevens in het vo aantoonbaar benut worden voor de evaluatie en verbetering
van het veiligheidsbeleid?
Heeft het bestuur de omissies in het jaarverslag 2018 gecorrigeerd in het jaarverslag
2019?
Kerndoelen:
Voor een goed begrip van het hoofdstuk over de herstelopdrachten geven we hier een
overzicht van beide kerndoelen:
Kerndoel 38 voor het primair onderwijs
De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse
multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te
gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele
diversiteit.
Kerndoel 43 voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs
De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en
levensbeschouwing in Nederland; leert eigen en andermans leefwijze daarmee in
verband te brengen; leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor
elkaars opvattingen en leefwijzen; en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en
met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
NB Seksuele vorming is sinds eind 2012 verplicht voor het basisonderwijs, voortgezet
onderwijs (onderbouw) en speciaal onderwijs. Het doel hiervan is aan de ene kant
seksuele dwang of grensoverschrijdend gedrag voorkomen. En aan de andere kant
respectvol gedrag dan wel seksuele weerbaarheid van leerlingen bevorderen
(https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-470.html).
1.3.2 Aanbevelingen
Het gaat om de onderstaande aanbevelingen. De onderzoeksvraag bij elke aanbeveling is:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt?
10
e Wij adviseren om de bestuurlijke vernieuwing met spoed op te pakken. Daarbij
zou met hulp van externe deskundigheid een bestuurlijk concept uitgewerkt
kunnen worden dat aansluit op de wettelijke voorschriften én past bij de
specifieke kenmerken van het Cheider. Wij geven in overweging om daarbij, in
aansluiting op de bovenstaande wettelijke voorschriften ten aanzien van de
noodzakelijke ‘checks and balances’, in het bijzonder aandacht te besteden aan
transparantie en het tegengaan van het risico van belangenverstrengeling.
e We geven in overweging om de transparantie en eenduidigheid in de
communicatie te verbeteren, onder andere door bestaande documenten te
checken op eenduidigheid en de mate waarin de inhoud is toegesneden op het
Cheider. Ook kan meer gebruik gemaakt worden van moderne
communicatiemiddelen zoals de website om informatie te delen met de ouders
en de buitenwereld. Ten slotte kunnen regelmatig bijeenkomsten voor de ouders
georganiseerd worden over onderwerpen die relevant zijn in verband met de
sociale veiligheid.
e Wij geven in overweging om de (potentiële) risico’s van het bijzondere en
kleinschalige karakter van het Cheider voor de sociale veiligheid bespreekbaar te
maken en te onderzoeken hoe deze geminimaliseerd kunnen worden.
e Wij geven in overweging om regels en afspraken in de school levend te houden.
De schoolregels kunnen bijvoorbeeld jaarlijks met de leerlingen en het personeel
besproken worden. Daarnaast kunnen de leerlingen en het personeel in de
gelegenheid gesteld worden om invloed uit te oefenen op de school- en
gedragsregels.
e Wij geven in overweging om leraren die Joods onderwijs verzorgen en leraren die
profaan onderwijs verzorgen op basis van uitwisseling en onderlinge
samenwerking te laten werken aan een verdere concretisering van de invulling
van de kerndoelen 38 en 43, onder andere met het oog op de bijdrage die
daarmee geleverd kan worden aan vergroting van de weerbaarheid van de
leerlingen.
e Wij geven in overweging om de mogelijkheden van eventuele herhuisvesting
nader te verkennen en het overleg daarover met de gemeente Amsterdam voort
te zetten.
1.3.3 Overkoepelende vraag
De centrale vraag van het specifieke onderzoek van 2018 was:
Is de sociale veiligheid bij het Cheider door het bestuur in voldoende mate geborgd,
nu en in de toekomst?
Voorgaande onderzoeksvragen hebben daar voor een belangrijk deel betrekking op.
In het onderhavige rapport zullen we dan ook, op basis van de bevindingen van het
herstelonderzoek, opnieuw de centrale vraag van het specifieke onderzoek
beantwoorden.
1.4 Onderzoeksvragen 4J0B
1.4.1 Reguliere vragen 4JOB
11
1.4.2 Bestuursonderzoek
Een regulier vierjaarlijks onderzoek bij bestuur en scholen heeft tot doel een
antwoord te formuleren op de volgende centrale vragen en daarvan afgeleide
deelvragen:
Centrale vragen:
Is de sturing op kwaliteit op orde en is er sprake van deugdelijk financieel beheer?
Deelvragen:
Heeft het bestuur doelen afgesproken met de scholen, heeft het voldoende zicht
op de onderwijskwaliteit en stuurt het op de verbetering van de
onderwijskwaliteit?
Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur en functioneert het
transparant en integer?
* Communiceert het bestuur actief over de eigen prestaties en ontwikkelingen en
die van zijn scholen?
e Is het bestuur financieel gezond en kan het op korte en langere termijn voldoen
aan zijn financiële verplichtingen?
e Maakt het bestuur efficiënt en effectief gebruik van de onderwijsbekostiging?
, Verwerft en besteedt het bestuur de onderwijsbekostiging conform wet- en
regelgeving?
Als uitvloeisel van deze vragen beoordeelt de inspectie op het niveau van het bestuur
de volgende standaarden van het Onderzoekskader 20174:
KA1 Kwaliteitszorg
e _KA2 Kwaliteitscultuur
_KA3 Verantwoording en dialoog
_FB1 Financiële continuiteit
e _FB2 Financiële doelmatigheid*?
, _FB3 Financiële rechtmatigheid
1.4.3 Kwaliteitsonderzoek bij risico’s op de scholen
Zoals uiteengezet in paragraaf 1.2 hebben we op het Cheider kwaliteitsonderzoeken bij
risico’s uitgevoerd. De op de scholen onderzochte standaarden zijn:
OPI Aanbod
e _OP2 Zicht op ontwikkeling en begeleiding (kernstandaard)
_OP3 Didactisch handelen (kernstandaard)
e _OP8 Toetsing en examinering (alleen vo)
e SK1 Veiligheid (kernstandaard)
ORI Resultaten (kernstandaard) (alleen po)
KA1 Kwaliteitszorg
Toelichting:
1 Alles over het Onderzoekskader 2017, standaarden en beslisregels is te vinden op de website van de inspectie:
www.onderwijsinspectie.nl
2 In het kader van de evaluatie van de deugdelijkheidseisen in het funderend onderwijs heeft de inspectie geconstateerd dat het aspect
van de doelmatigheid beter geborgd zou moeten worden in sectorale wetgeving voor het funderend onderwijs. Een voorstel op dit gebied
kan op termijn leiden tot een uitbreiding of aanpassing van de onder de basiskwaliteit opgenomen elementen. Tot die tijd richt de
inspectie zich op haar stimulerende taak op dit gebied en zal alleen een onvoldoende worden gegeven als een bestuur niet voldoet aan de
op dit moment onder de basiskwaliteit opgenomen elementen.
12
We onderzoeken en beoordelen alle kernstandaarden omdat deze een rol spelen bij de
beslisregel om te komen tot een totaaloordeel op het niveau van de school.
OP] is onderzocht omdat wij op voorhand risico’s zagen in het aanbod, zie ook
hoofdstuk 3.
e _OP8 onderzoeken wij in 2019 standaard bij besturen met een vo-locatie.
Beslisregel:
De resultaten van de VO-school (standaard ORI) hebben we niet beoordeeld. De
leerlingenaantallen zijn dermate klein, dat we niet tot een betrouwbaar oordeel kunnen
komen. Indien ORI niet te beoordelen is, telt de standaard KA1 mee als kernstandaard,
dus ook bij de beslisregel over het oordeel op schoolniveau. Zie voor meer informatie
hierover de Onderzoekskaders 2017, te vinden op de website van de Inspectie van het
Onderwijs.
Onderzoeksvraag:
De onderzoeksvraag bij elke standaard luidt:
Is de kwaliteit van deze standaard op orde?
1.4.4 Overige wettelijke vereisten
Deugdelijkheidseisen die niet aan een standaard in het waarderingskader zijn verbonden,
vatten we samen onder de noemer overige wettelijke vereisten. We onderzoeken tijdens
het vierjaarlijks onderzoek de naleving van de volgende overige wettelijke vereisten:
po:
. Aanwezigheid schoolgids, art. 16, lid 2 en 3, WPO
. Vrijwilligheid ouderbijdrage, art. 13, lid 1 onder e, in samenhang met art. 40, eerste
lid, WPO
. Aanwezigheid meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, art. 4b, WPO
. Onderwijstijd, art. 8, lid 9 onder b, WPO
. Bevoegdheden, art. 3 WPO
vo:
. Aanwezigheid schoolgids, art. 24c, lid 3 WVO
. Vrijwilligheid ouderbijdrage, art. 24a, lid 1d WVO
. Aanwezigheid meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, art. 3a WVO
. Aanwezigheid PTA, art. 31 Eindexamenbesluit VO
Onderzoeksvraag:
De onderzoekvraag bij deze onderdelen is:
Voldoen bestuur en school op deze punten aan de wettelijke eisen?
1.4.5 Aanvullende vragen 4JOB
Het 4JOB is behalve voor bovengenoemde ‘reguliere’ onderwerpen, benut om ‘de
onderwerpen voor verder onderzoek’ uit het rapport van 2018 aan de orde te stellen. Het
betreft:
* De communicatie over de vrijwilligheid van de ouderbijdrage lijkt niet eenduidig. Op
basis van nader onderzoek kan worden vastgesteld in hoeverre daadwerkelijk sprake
is van vrijwilligheid.
13
e Een aantal onderdelen uit het profane onderwijs (die vallen onder de wettelijke
opdracht voor het onderwijs) worden mogelijk uitgevoerd als onderdeel van de
Joodse lessen. Indien dit het geval is, dienen de leraren die dit onderwijs verzorgen
een volledige onderwijsbevoegdheid te bezitten. Deze vraag wordt beantwoord bij de
toelichting op standaard KA2 Kwaliteitscultuur.
, De informatie over de klachtenregeling van het Cheider is niet duidelijk: de
informatie in de schoolgidsen lijkt af te wijken van de informatie in het document
Klachtenregeling po en vo 2017. Daarnaast bevat de inhoud van de informatie in de
schoolgids stappen die belemmerend kunnen werken voor ouders om gebruik te
maken van de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Onderzoeksvragen:
De onderzoeksvragen hierbij zijn:
e Is erop beide scholen ondubbelzinnig sprake van een vrijwillige ouderbijdrage?
. Zijn alle leraren die profaan onderwijs verzorgen bevoegd?
e Is de klachtenprocedure in alle relevante documenten eenduidig beschreven en
voldoet de procedure aan de wettelijke vereisten?
1.4.6 Onderzoeksvragen burgerschap
De overkoepelende vraag van het themaonderzoek naar burgerschapsonderwijs en het
omgaan met verschil in morele opvattingen valt samen met de vragen die in het
toezicht op Cheider aan de orde zijn. De algemene formulering van de vraagstelling in
het themaonderzoek luidt:
Hoe geven scholen invulling aan onderwerpen waarover morele opvattingen in de
samenleving (sterk) uiteen kunnen lopen en past deze invulling binnen de grenzen van
de basiswaarden van de democratische rechtsstaat?
De vragen die de inspectie in de praktijk van de scholen heeft onderzocht zijn:
e Bevorderen de scholen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat?
e Zijn er in het onderwijs op de scholen strijdigheden met de basiswaarden
e Iser sprake van stelselmatige risico’s op strijdigheid met basiswaarden? En als
deze risico’s er zijn, schenken de scholen dan extra aandacht aan het tegengaan
van deze risico’s door actieve bevordering van de basiswaarden die in het gedrang
kunnen komen?
Basiswaarden van de democratische rechtsstaat??:
Voor een goed begrip van dit hoofdstuk geven we hieronder een definitie van de zeven
basiswaarden:
Vrijheid van meningsuiting betekent dat je mag zeggen of schrijven wat je denkt of
tegen de opvatting van anderen in mag gaan. Iedereen mag dus ook zijn of haar geloof
uitdragen of zijn of haar mening aan anderen voorhouden. Daarbij moet je je wel
houden aan de wet.
Gelijkwaardigheid betekent dat mensen van gelijke waarde zijn. Daarbij maakt het
niet uit wat je denkbeelden zijn of wat je gelooft. Je hoeft niet te vinden dat die
denkbeelden of gebruiken zelf waardevol zijn, maar wel dat mensen met andere
denkbeelden en gebruiken niet minder waard zijn dan jij of dan jouw groep.
13 so
Staatscourant 5 juli 2006, nr. 128
14
Begrip voor anderen betekent dat je probeert te begrijpen waarom mensen of groepen
bepaalde denkbeelden of gebruiken hebben: wat is de achtergrond daarvan en waarom
is dat belangrijk voor een ander.
Verdraagzaamheid (ook wel tolerantie genoemd) betekent dat je de mening of het
gedrag van een ander accepteert, ook al ben je het er helemaal niet mee eens. En het
betekent ook dat je ieder de ruimte wilt geven om zo’n mening of zulk gedrag te
hebben. Natuurlijk moet iedereen zich daarbij wel houden aan de wet.
Autonomie betekent dat iedereen zelf kan bepalen wie hij/zij wil zijn en hoe hij/zij
zijn/haar leven wil leiden. Ieder is dus bijvoorbeeld vrij om zelf te bepalen welke
denkbeelden of welk geloof voor hem/haar belangrijk is. Daarbij moet je je wel houden
aan de wet.
Het afwijzen van onverdraagzaamheid. Onverdraagzaamheid (ook wel intolerantie
genoemd) is het tegenovergestelde van tolerantie. Het betekent dat je vindt dat andere
mensen of groepen dingen waar jij het niet mee eens bent, niet zouden mogen denken
of doen; en dat je het niet nodig vindt dat ieder de ruimte krijgt om zo’n mening of zulk
gedrag te hebben.
Het afwijzen van discriminatie. Discriminatie betekent dat mensen of groepen bij
anderen achtergesteld worden, of dat je vindt dat er voor mensen met andere
denkbeelden of gebruiken niet zoveel ruimte hoeft te zijn, of dat die denkbeelden of
gebruiken misschien zelfs verboden moeten worden.
15
2 Onderzoeksopzet
De in hoofdstuk 1 beschreven drie onderzoeken vertonen inhoudelijk overlap. Zo is bij elk
onderzoek het onderwijsaanbod (burgerschap, kerndoelen) een wezenlijk onderwerp,
alsook het handelen van het bestuur. In de uitvoering zijn deze onderzoeken daarom ook
ineengevlochten, zodat de belasting voor de scholen en het bestuur waar mogelijk werd
beperkt. Het onderzoek naar burgerschap is deels onaangekondigd uitgevoerd, om een zo
goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie zoals die dagelijks op de school is.
2.1 Onderzoeksactiviteiten
2.1.1 Activiteiten
We hebben de volgende activiteiten uitgevoerd:
e Gesprekken met het bestuur
, Gesprekken met de algemeen directeur
e Gesprek met het hoofd Joods onderwijs
e Gesprekken met ouders po en vo
e Gesprekken met leraren po en vo
e Gesprekken met leerlingen:
o alle 11 jongens po uit groep 6-8
o alle 13 meisjes po uit groep 6-7
o 7 at random gekozen jongens vo
o 6 at random gekozen meisjes vo
e _Lesobservaties po en vo
, Gesprek met medezeggenschapsraad po
, Gesprek met medezeggenschapsraad vo
, Gesprek met interne toezichthouders
e Gesprek met de examensecretaris (vo)
e Gesprek met de zorgcoördinator po
e Gesprek met de zorgcoördinator vo
e _Documentenanalyse
16
2.1.2 Documenten
We hebben de volgende documenten bestudeerd:
e _Bestuursreglement
e __Managementstatuut
* Organogram bij het managementstatuut, versie oktober 2019
e Overzicht samenstelling bestuur
Overzicht samenstelling adviesraad
e Jaarverslag 2018
* Financiële kwartaalrapportages 2018
e _Liquiditeitsprognose
e _Jaarplannen en deelplannen
e _Managementrapportages
e Overzicht beleidsambities po 2017-2019
* Overzicht beleidsambities po 2019-2023
e _MR-statuut/reglement
e Schoolgids po 2019/2020
e Schoolgids vo 2019/2020
e Klachtenregeling (in schoolgidsen)
e Schoolplan po 2019-2023
e Schoolplan vo 2019-2023
e Aanvulling op de schoolplannen po en vo 2019 — 2023
, _Beleidsnotitie actief burgerschap en integratie 2019
e _Lesmethoden biologie en geschiedenis vo
* _Schoolondersteuningsprofiel vo 2018-2020
* _Schoolondersteuningsprofiel po 2019-2021
e _Schoolveiligheidsplan 2019
e Protocol grensoverschrijdend gedrag 2019
e _Meldcode 2019-2023
e Uitkomsten monitoring sociale veiligheid po en vo
e Poster ‘personen die je moet kennen’ po
e Poster ‘personen die je moet kennen’ vo
e Sociale kaart
Zelfevaluatie van het schoolexamen vo 2020
17
3 Bevindingen herstelonderzoek sociale
veiligheid
In dit hoofdstuk beantwoorden we de onderzoeksvragen van het herstelonderzoek naar
aanleiding van het specifieke onderzoek naar sociale veiligheid 2018. Daarbij vermelden we
steeds allereerst of aan de herstelopdrachten is voldaan. De oordelen lichten we daarna
toe. Ook geven we weer over wat het bestuur gedaan heeft met de aanbevelingen uit het
rapport over het specifieke onderzoek 2018, Tot slot bevat dit hoofdstuk een
samenvattende conclusie van het herstelonderzoek waarin we antwoord geven op de
overkoepelende onderzoeksvraag:
Is de sociale veiligheid bij het Cheider door het bestuur in voldoende mate geborgd, nu en
in de toekomst?
3.1 Beantwoording vragen over herstelopdrachten
Vraag:
Zijn de schoolplannen po en vo zodanig aangepast dat daarin in elk geval de uitwerking
van de kerndoelen 38 en 43 aan bod komt, én is beschreven op welke wijze deze in de
lessen worden behandeld?
Antwoord:
Deels. Het bestuur heeft een aanvulling gemaakt bij beide schoolplannen over de
kerndoelen 38 (po) en 43 (vo). Daarmee is in letterlijke zin voldaan aan de wettelijke
vereisten over het vermelden van het aanbod in het schoolplan. We stellen echter ook vast
dat in de praktijk nog steeds geen afdoende onderwijs gegeven wordt over deze
kerndoelen. Het bestuur handelt in strijd met de wet (art. 9, negende lid, WPO in
samenhang met het Besluit vernieuwde kerndoelen PO en art. 1icen 11g WVO in
samenhang met het Besluit kerndoelen onderbouw VO). Hiervoor krijgt het bestuur
opnieuw een herstelopdracht.
Toelichting:
Schoolplannen
In het schoolplan po (2019-2023) staat onder ‘Ambities voor het profane onderwijs’
(paragraaf 3.4, p.14): ‘Het Cheider heeft een uitdagend onderwijsaanbod voor
wereldoriëntatie voor alle leerlingen, waarmee de kerndoelen voor ‘oriëntatie op jezelf en
de wereld’ en ‘kunstzinnige oriëntatie’ worden gerealiseerd.’ Kerndoel 38, valt samen met
de kerndoelen 34, 35 „36, 3/7 en 39, onder het gebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’,
Uit de formulering dat dit uitdagende aanbod als ambitie wordt betiteld, blijkt dat het
realiseren van deze kerndoelen’ nog niet is gebeurd. In het schoolplan po zelf staat geen
nadere uitwerking of toelichting bij deze ambitie.
In het schoolplan vo (2019-2023) is geen enkele passage, ook geen ambitie, opgenomen
die betrekking heeft op kerndoel 43. Er wordt slechts, zonder nadere toelichting, vermeld
(paragraaf 2.3, p.6) dat het onderwijs op het Cheider contextrijk is, de motivatie prikkelt
en inspireert tot leren. Verder legt het schoolplan uit dat er twee curricula zijn: het Joodse
en het reguliere curriculum (paragraaf 2.4, p./).
De schoolplannen po en vo laten dus niet zien dat aan de herstelopdracht is voldaan.
18
Aanvulling op het schoolplan
Het bestuur van de school heeft naar aanleiding van de rapportage over het tussentijdse
onderzoek op 13 januari 2020 een beleidsnotitie met een aanvulling op de schoolplannen
van po en vo gestuurd. Volgens de beleidsnotitie moet de opbrengst zijn: ‘een leerlijn met
themaplanning op basis van de methoden ‘Wonderlijk gemaakt’ (primair onderwijs) en
Leslab LOB (voortgezet onderwijs), waarmee de kerndoelen 38 (primair onderwijs} en 43
(onderbouw voortgezet onderwijs) worden gerealiseerd op het Cheider.’ Als aanvullende eis
is opgenomen dat de lessen worden gegeven door bevoegde leraren basis- en/of
voortgezet onderwijs, waar dat wenselijk is samen met een leraar Joods onderwijs. In de
aanvulling is ook een tijdpad opgenomen voor de verwezenlijking van de genoemde
ambitie: ‘op 16 december 2019 is de leerlijn geaccordeerd door de medezeggenschapsraad
en het bestuur. In december 2019 is de leerlijn gedeeld met alle leraren en zijn afspraken
gemaakt over de uitwerking van de thema’s en de uitvoering ervan’.
We hebben na ontvangst van de aanvulling aan de algemeen directeur van de school
gevraagd of voornoemd traject verloopt conform het aangegeven tijdpad. De directeur gaf
aan dat de aanvulling richting geeft, maar dat het niet lukt om het helemaal volgens deze
planning te doen. Er zijn methoden aangeschaft, maar deze zijn, zo zei de directeur, nog
niet door het hoofd Joodse zaken gecontroleerd, Verder vertelde hij dat de methode voor
po niet integraal overgenomen wordt, maar verwerkt zal worden in het thematische
wereldoriëntatieonderwijs. Ten slotte gaf de directeur aan dat hij in contact is met een
Engelse rabbijn die een methode heeft ontwikkeld voor de joodse scholen in Engeland. Hier
wordt ook naar gekeken.
We trekken uit voorgaande de conclusie dat de aanvulling op de schoolplannen niet meer is
dan een voornemen twee lesmethoden — waarvan de leerinhouden niet worden beschreven
- deels te gaan gebruiken, of alsnog over te gaan tot het gebruiken van een methode uit
Engeland, waarmee dan voldaan zou zijn aan de invulling van de kerndoelen 38 en 43. De
inspectie beoordeelt de herstelopdracht in letterlijke zin als voldaan, maar stelt tevens vast
dat aan de bedoeling ervan niet is voldaan, namelijk dat er daadwerkelijk onderwijs
gegeven wordt over deze kerndoelen, door bevoegde leraren en dat ook onduidelijk is
wanneer en hoe dat wel het geval zal zijn. Zie hierover ook paragraaf 4.1.3.1, het oordeel
over standaard OP1.
Vraag:
Wordt het onderwijs ín de kerndoelen 38 en 43 gegeven door bevoegde docenten?
Antwoord:
Nee. Zoals hiervoor en in paragraaf 4.1.3.1 wordt beschreven, brengen de scholen niet of
nauwelijks aanbod met betrekking tot deze kerndoelen in de praktijk en dus is er ook geen
sprake van les van bevoegde docenten hierover. Het bestuur krijgt de opdracht om ervoor
te zorgen dat al het wettelijk voorgeschreven onderwijs — dus al het onderwijs over de
kerndoelen — wordt gegeven door bevoegde docenten. De inspectie zal hier bij een volgend
onderzoek op toezien.
Toelichting:
Het onderwijs over deze kerndoelen wordt ten tijde van onderzoek op onderdelen daarvan
(seksualiteit en seksuele diversiteit) niet of nauwelijks gegeven, dus ook niet door
bevoegde docenten. Zie verder de toelichting bij de eerste herstelopdracht over het aanbod
en vooral de passages over de beleidsnotitie met de aanvulling op het schoolplan. Daarin is
de ambitie opgenomen dat de lessen over de kerndoelen 38 en 43 gegeven worden door
bevoegde docenten en waar dat wenselijk is samen met een leraar Joods onderwijs.
19
Vraag:
Heeft het bestuur een samenhangend veiligheidsbeleid vastgesteld en is dit bekend bij het
personeel?
Antwoord:
Deels. Het bestuur heeft in 2019 een veiligheidsbeleid vastgesteld. Echter, het
veiligheidsbeleid vertoont omissies. Het bestuur handelt hiermee in strijd met de wet (art.
4c, WPO en art. 3b, WVO). Het bestuur krijgt een herstelopdracht. Daarbij laat het bestuur
twijfels bestaan aan de onverkorte uitvoering van het veiligheidsbeleid bij een eventueel
nieuw ernstig incident.
Toelichting:
Het bestuur heeft in 2019 een Schoolveiligheidsplan vastgesteld, voor zowel po als vo, dat
gericht is op de psychische, fysieke en sociale veiligheid van de leerlingen. Wel stellen we
omissies vast in het veiligheidsbeleid:
Op de vo-school is geen sprake van een analyse van de monitorresultaten;
e er is slechts één (mannelijke) vertrouwenspersoon;
e leerlingen worden vanwege het nagenoeg ontbreken van aandacht voor seksuele
vorming onvoldoende weerbaar gemaakt tegen eventueel grensoverschrijdend
gedrag.
Het personeel is geïnformeerd over het Schoolveiligheidsplan, maar tijdens het
inspectieonderzoek bleek dat het met de inhoud ervan maar beperkt bekend was. Het
Schoolveiligheidsplan is wel besproken met de medezeggenschapsraden.
Aanvullend merken we op dat het bestuur er opnieuw twijfels over laat bestaan of het bij
een nieuw incident onverkort het protocol grensoverschrijdend gedrag volgt. Zie hiervoor
hoofdstuk 3. Paragraaf 3.2 bij de passage over de rol van de schoolrabbijn.
Vraag:
Heeft het bestuur de ouders/verzorgers actief geïnformeerd over de taken en rollen van de
anti-pestcoördinator en de vertrouwenspersonen en is dit inmiddels in de schoolgidsen en
schoolplannen voldoende geborgd?
Antwoord:
Deels. Ouders/verzorgers zijn voldoende geïnformeerd over de antipestcoördinator, maar
de informatie over de vertrouwenspersoon is beperkt. Ook deze bevinding draagt bij aan
ons negatieve oordeel over het veiligheidsbeleid (zie beantwoording vorige vraag).
Toelichting:
In de schoolgids po en vo 2019/2020 staat de taakomschrijving van de anti-
pestcoördinator en de vertrouwenspersonen beschreven. In de schoolgidsen staat ook wie
de anti-pestcoördinator is.
Ook andere bronnen bevatten informatie over deze functionarissen. In het
Schoolveiligheidsplan staat dat als leerlingen van het primair onderwijs vragen hebben, zij
die kunnen stellen aan hun leraar, of aan de intern begeleider/ anti-pestcoördinator.
In het voortgezet onderwijs kunnen leerlingen met vragen terecht bij hun mentor of de
zorgcoördinator/anti-pestcoördinator. Verder vermeldt het Schoolveiligheidsplan de naam
en het e-mailadres van de vertrouwenspersoon, alsook de naam, het e-mailadres en het
telefoonnummer van de anti-pestcoördinatoren. Ook het Schoolveiligheidsplan bevat de
taakomschrijvingen van beide functionarissen.
De sociale kaart van de scholen geeft aan dat beide scholen samen beschikken over één
(mannelijke) vertrouwenspersoon. Verder hebben de scholen twee posters waarop
‘belangrijke personen van de school staan die je moet kennen’. Op deze posters staan de
20
namen van de anti-pestcoördinator en de vertrouwenspersoon vermeld, met een e-
mailadres. Deze posters hangen in het schoolgebouw.
Hoewel er strikt genomen voldaan is aan de herstelopdrachten, plaatsen we enkele
kanttekeningen. Zo staat niet in de schoolgidsen vermeld wie de vertrouwenspersoon is, of
hoe die te bereiken is. In het schoolplan po staat dat de intern begeleider fungeert als anti-
pestcoördinator. Er staat geen informatie in over de vertrouwenspersoon. Er wordt wel
verwezen naar het Schoolveiligheidsplan. In het schoolplan van vo staat niets vermeld over
de taken en rollen van de anti-pestcoördinator en de vertrouwenspersonen. Uit de jaarlijkse
vragenlijst die onder leerlingen wordt afgenomen, blijkt dat in het vo 37 procent van de
leerlingen niet weet wie de vertrouwenspersoon is.
De school heeft sinds kort een nieuwe website. Op het openbare deel is weinig informatie
te vinden. Het beveiligde deel, toegankelijk voor ouders met inlogcodes, wordt
langzamerhand gevuld. Of er inmiddels informatie op staat over het veiligheidsbeleid is niet
bekend.
Vraag:
Heeft het bestuur in het beleid duidelijk gemaakt dat de resultaten van de monitorgegevens
in het vo aantoonbaar benut worden voor de evaluatie en verbetering van het
veiligheidsbeleid?
Antwoord
Nee, Het bestuur heeft in het Schoolveiligheidsplan weliswaar uiteengezet hoe men wil
omgaan met de uitkomsten van de monitor in het vo, maar de school kan tegelijkertijd niet
aantonen dat deze voornemens worden gerealiseerd en dat de verzamelde gegevens benut
worden voor de evaluatie en verbetering van het veiligheidsbeleid. Aan de herstelopdracht
is niet voldaan. Het bestuur handelt daarmee in strijd met artikel 3b, eerste lid, eerste
volzin en onder a, WVO. Het bestuur krijgt opnieuw de opdracht deze tekortkoming op te
heffen.
Toelichting:
Het Schoolveiligheidsplan zegt het volgende over het monitoren van de veiligheid en het
welbevinden van leerlingen in het vo: ‘Jaarlijks worden bij leerlingen in het voortgezet
onderwijs tevredenheidsmetingen afgenomen. Deze meting wordt uitgevoerd door Scholen
met Succes voor de leerlingen. Scholen met Succes stuurt automatisch informatie van de
leerlingtevredenheidspeiling naar de Inspectie van het Onderwijs. In het voortgezet
onderwijs worden de uitkomsten door een werkgroep geanalyseerd en op de derde
studiedag van het jaar wordt deze analyse met het lerarenteam besproken. Op basis van
de analyses worden haalbare doelen geformuleerd. Aan deze doelstellingen worden
concrete actiepunten voor het daarop volgende schooljaar gekoppeld.”
We hebben tijdens het onderzoek echter niet kunnen vaststellen of de school inderdaad
analyses heeft gemaakt en dat deze met het team zijn besproken. Ook de leerlingen bleken
niet bekend met de uitkomsten. Ondanks een verzoek hiertoe aan de algemeen directeur
hebben we over het vo geen analyses ontvangen. De leraren zeiden in het gesprek dat we
met hen voerden dat de uitkomsten van de enquêtes waarschijnlijk wel met hen waren
gedeeld, maar details kon men zich niet herinneren. Doelen en actiepunten naar aanleiding
van deze analyses heeft de inspectie ook niet aangetroffen. De monitorgegevens zijn ook
niet, anders dan het Schoolveiligheidsplan van de school zegt, automatisch aangeleverd bij
de inspectie. Wel heeft de vo-school de gegevens handmatig ter beschikking gesteld aan de
inspectie.
21
Vraag:
Heeft het bestuur de omissies ín het jaarverslag 2017 gecorrigeerd ín het jaarverslag 2018?
Antwoord:
Nee, Dit is niet gebeurd. Het bestuur handelt daarmee in strijd met de wet (artikelen 171,
eerste lid, onder a van de WPO, 103, eerste lid, onder a van de WVO en artikelen 1 sub c
en e in samenhang met artikel 4 vierde lid Regeling jaarverslaggeving onderwijs, Bijlage 3
onderdelen balans en toelichting en B3 Rapportage toezichthoudend orgaan). Het bestuur
krijgt opnieuw de opdracht deze tekortkoming op te heffen.
Toelichting:
Niet alleen heeft het bestuur in het jaarverslag bij het verslag van de interne
toezichthouder nagelaten te vermelden op welke wijze de toezichthouder het bestuur
ondersteunt en/of adviseert over beleidsvraagstukken en financiële problematiek en welk
resultaat dit handelen heeft opgeleverd; in het jaarverslag 2018 ontbreekt zelfs een verslag
van de toezichthouder. Er staat in dit jaarverslag slechts genoemd wat de taken zijn van de
toezichthouder (en dat die conform de Code Goed Bestuur po zijn). Het blijft daarom
onduidelijk op welke wijze de toezichthouder het bestuur ondersteunt en/of adviseert over
beleidsvraagstukken en financiële problematiek en welk resultaat dit handelen heeft
opgeleverd.
3.2 Beantwoording vragen over aanbevelingen
Vraag:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt om de bestuurlijke vernieuwing met spoed op
te pakken?
Antwoord:
Nee. Het bestuur heeft in de eerste helft van 2019 aan de herstelopdrachten over intern
toezicht, transparantie in de organisatie en medezeggenschap voldaan, onder meer door
het opstellen van een bestuursreglement en een managementstatuut en het instellen van
twee afzonderlijke medezeggenschapsraden voor po en vo.
We constateren echter een viertal ontwikkelingen die laten zien dat het bestuur de
aanbeveling tot vernieuwing maar beperkt heeft opgepakt.
Het positieve oordeel van de inspectie in het tussentijdse rapport van 2019 over het
voldoen aan de herstelopdracht over het intern toezicht is teniet gedaan nu in een
nieuwe versie van het managementstatuut (oktober 2019) een tekst is opgenomen
waaruit blijkt dat in bepaalde, niet nader omschreven situaties (‘halachische
geschillen’) de schoolrabbijn en niet het bestuur het laatste woord heeft. Deze tekst
blijkt ook onderdeel uit te maken van de statuten van de stichting van 2011 (artikel
14). Het bestuur handelt daarmee in strijd met artikelen 17c, eerste lid onder b en
tweede lid, van de WPO en artikel 10 van de WPO en 24el, eerste lid onder b en
tweede lid van de WVO en artikel 23a van de WVO. Het bestuur krijgt opnieuw de
opdracht deze tekortkoming op te heffen. Deze bevinding, die eerdere twijfels van de
inspectie aan de goede wil van het bestuur (zie tussenrapport 2019) voedt, leidt er
tevens toe dat de inspectie de minister hierover informeert.
De rol van het hoofd Joodse zaken is onduidelijk. Hij valt onder de algemeen directeur
maar blijkt in de praktijk een beslissende rol te hebben bij het screenen van
leerinhouden.
, De algemeen directeur beschikt nog steeds over weinig professionele en deskundige
ondersteuning in de organisatie.
22
e Het risico op belangenverstrengeling blijft bestaan, maar is gezien de kleine organisatie
ook moeilijk te vermijden, zo zegt het bestuur. Wij zien dit anders.
We beoordelen de handelwijze van het bestuur vooral bij de eerste twee punten als uiterst
problematisch. Nadat in juli 2019 aan de herstelopdracht omtrent het interne toezicht was
voldaan - door het uitgangspunt dat de Joodse wet prevaleert boven de Nederlandse
wetgeving te schrappen uit het bestuursreglement - geeft het bestuur dit uitgangspunt nu
opnieuw plaats via het managementstatuut en blijkt dat dit uitgangspunt ook deel uitmaakt
van de statuten. Ook de bevindingen met betrekking tot de rol van het Hoofd joodse zaken
dragen bij aan de conclusie dat het bestuur onvoldoende doordrongen is van de noodzaak
tot daadwerkelijke bestuurlijke vernieuwing en niet de urgentie ziet van maatregelen die de
veiligheid van leerlingen moeten waarborgen.
Toelichting:
Herstelopdrachten:
In het rapport van het specifieke onderzoek van 2018 concludeerden we onder meer:
‘Zowel in de bestuursstructuur als in het bestuurlijk handelen zien wij (potentiële)
risico’s (tekortkomingen en aandachtspunten) voor de sociale veiligheid. Het gebrek
aan transparantie, het ontbreken van voldoende ‘checks and balances’ in de
besturing en het risico van belangenverstrengeling zijn hierbij aandachtspunten.
Met de huidige structuur en de huidige werkwijze van het bestuur van het Cheider
zijn de randvoorwaarden voor de borging van de sociale veiligheid onvoldoende
aanwezig. Versnelling van de voorgenomen bestuurlijke hervorming is urgent.’
De inspectie stelde in 2018 ten aanzien van de bestuurlijke structuur een aantal
tekortkomingen vast. Het bestuur kreeg de opdracht een bestuursreglement en een
managementstatuut op te stellen, voor beide scholen een afzonderlijke
medezeggenschapsraad te installeren en te zorgen voor transparante sollicitatieprocedures
bij bestuurlijke vacatures. Bij het tussentijds onderzoek van 2019 bleek dat aan deze
opdrachten was voldaan. Dit gebeurde overigens niet zonder slag of stoot, maar een en
ander kwam pas na geruime tijd en een moeizame discussie met de inspectie tot stand (zie
paragraaf 3.1).
Daarnaast was de inspectie van mening dat het bestuurlijk functioneren weinig transparant
was. In de eerste plaats doelden we daarbij op het onduidelijk functioneren van de
verschillende organen ten opzichte van elkaar (bestuur en raad van toezicht,
medezeggenschapsraad, algemene directie, hoofd Joods onderwijs, raad van advies). Per
juli 2019 beschikt het Cheider over een nieuwe, in het managementstatuut uitgewerkte
organisatiestructuur. In het managementstatuut zijn de verschillende organen en hun
positie ten opzichte van elkaar uitgewerkt en helder beschreven.
Schoolrabbijn
Een belangrijke aanpassing in de organisatiestructuur is dat de positie van de schoolrabbijn
is opgenomen in het organogram dat deel uitmaakt van het managementstatuut. Daaruit
blijkt dat hij een adviserende rol heeft naar het bevoegd gezag en de algemeen directeur.
Volgens de toelichting bij het organogram benoemt en ontslaat het bestuur de
schoolrabbijn. De toelichting maakt echter ook duidelijk dat de schoolrabbijn, niet alleen
adviseert, maar een beslissende rol speelt bij belangrijke kwesties en dat godsdienstige
wetsinterpretaties daarbij zullen prevaleren. Er staat:
e Alle geschillen, die een halachisch karakter (godsdienstige wetsinterpretatie) dragen,
zullen ter beslissing uitsluitend worden voorgelegd aan de schoolrabbijn.
e Indien een van bestuurders, het hoofd Joodse zaken of de algemeen directeur bij
verschil van mening de opvatting heeft dat het hier een halachisch geschil betreft, moet
het bevoegd gezag deze kwestie aan de schoolrabbijn voorleggen.
e Een statutenwijziging behoeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de in
artikel 14 genoemde schoolrabbijn.
23
Deze punten maken dat het onduidelijk is, ook al omdat niet nader is aangegeven wat
halachische geschillen zijn, in hoeverre het bestuur en de algemeen directeur daadwerkelijk
de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken op de school kunnen nemen.
De rol die het bestuur geeft aan de Joodse uitgangspunten van de school was ten tijde van
het onderzoek van 2018 problematisch. Het probleem leek opgelost bij het tussentijdse
onderzoek van 2019, maar is terug met de hiervoor vermelde punten uit het
managementstatuut, en is feitelijk nooit weggeweest omdat de betreffende passages ook
zijn opgenomen in de statuten.
In het rapport van het tussentijdse onderzoek van 2019 is toegelicht dat de passage in het
bestuursreglement versie januari 2019, waarin vermeld staat dat als het bestuursreglement
in strijd is met Nederlands recht en/of met de statuten en/of met de Joodse codices, deze
laatste zullen prevaleren, op gespannen voet staat met de Nederlandse wet. Het oordeel
van de inspectie hierover was en is, kortweg, dat de Nederlandse wet te allen tijde moet
worden nageleefd. Uiteindelijk, in juli 2019, heeft het bestuur genoemde passage in het
bestuursreglement geschrapt. Daarmee concludeerde de inspectie dat voldaan was aan de
herstelopdracht betreffende het vaststellen van een bestuursreglement waarin het intern
toezicht afdoende geregeld was.
De uitwerking die daaraan in het managementstatuut van oktober 2019 (zie vorige alinea)
wordt gegeven (en dus ook in de statuten), doet dit positieve oordeel echter teniet. Wij
kunnen niet anders concluderen dan dat als bij geschillen met een religieus karakter de
schoolrabbijn de eindbeslissing neemt, het niet ondenkbaar is dat de Joodse wet opnieuw
prevaleert boven de Nederlandse wetgeving. Het intern toezicht heeft geen toezichtrelatie
met de schoolrabbijn. Dit alles heeft als gevolg dat het onduidelijk is in hoeverre de intern
toezichthouder kan toezien op de naleving van de wettelijke voorschriften (art 17c, eerste
lid, onder b, WPO en art. 24el, eerste lid, onder b, WVO). Ook is daarmee niet
transparant hoe het bestuur waarborgt dat het intern toezicht onafhankelijk kan
functioneren van het bestuur, en ook niet dat de intern toezichthouder beschikt over de
bevoegdheden opdat het deugdelijk en onafhankelijk toezicht kan uitoefenen (artikelen
17c, tweede lid, van de WPO en 24e1, tweede lid van de WVO).
De onduidelijkheid die het bestuur opnieuw heeft gecreëerd rond de bestuurlijke inrichting,
de verantwoordelijkheden van bestuur en intern toezicht en de positie van de schoolrabbijn
en het hoofd Joodse zaken daarbij, roepen opnieuw de vraag op of het bestuur vanuit zijn
eigen verantwoordelijkheid handelt in overeenstemming met de Nederlandse wet — en
regelgeving. Ook in het tussenrapport van 2019 is deze twijfel verwoord:
‘Het bestuur geeft weliswaar aan, aan de Nederlandse wetgeving te willen voldoen, maar
stelde zich tot 11 juli 2019 op het standpunt dat bij strijdigheid van de Joodse codices en
de Nederlandse onderwijswetgeving de eerste prevaleren. Dit verschil van inzicht blijkt
tevens uit uitspraken die de bestuurder heeft gedaan ten aanzien van
burgerschapsonderwijs maar ook ten aanzien van de opstelling van het bestuur rondom het
doen van aangifte bij seksueel overschrijdend gedrag ten tijde van het onderzoek. Van
deze opstelling neemt het bestuur géén afstand. Dat betekent dat de kans op herhaling van
de handelwijze van het bestuur aanwezig is, mocht zich een incident op het gebied van
seksueel grensoverschrijdend gedrag voordoen.’
Hoofd Joodse zaken
Een andere belangrijke verandering ten aanzien van de situatie in 2018 is dat het in het
Organogram 2019 nu zo geregeld is, dat de algemeen directeur, behalve voor het primair
onderwijs, voortgezet onderwijs, het kinderdagverblijf en het onderwijsondersteunend
personeel, ook eindverantwoordelijk is voor het Joodse onderwijs. Uit gesprekken die we
met de algemeen directeur en het Hoofd Joodse zaken voerde, bleek echter dat het hoofd
Joodse zaken niet slechts een adviserende, maar een beslissende rol speelt bij het bepalen
24
van het curriculum, doordat hij lesmethoden en lesmaterialen screent, ook waar het gaat
om methoden en materialen die gebruikt worden in het profane onderwijs. Dit brengt de
algemeen directeur regelmatig in een lastige positie: hij is er voor verantwoordelijk dat het
leerstofaanbod voldoet aan wettelijke voorschriften (onder meer aan de kerndoelen), maar
dit wordt belemmerd door beslissingen van het hoofd Joodse zaken die geregeld teksten en
afbeeldingen/foto’s in lesmateriaal zwart lakt, en bladzijden en hoofdstukken verwijdert
indien deze niet stroken met de identiteit van de school.
Dit schept opnieuw onduidelijkheid als het gaat over de verantwoordelijkheid voor de
invulling van het onderwijsaanbod conform de geldende eisen in wet- en regelgeving en
staat haaks op de aanbeveling te zorgen voor transparantie hierin. Verder leidt dit ertoe
dat, nu er ook geen vervangend aanbod op dit punt is, onderdelen van de verplichte lesstof
met betrekking tot wereldoriëntatie in po en biologie en verzorging in vo niet worden
aangeboden. Het gaat dan om onderwerpen als voortplanting, het menselijk lichaam,
seksualiteit, en (seksuele) diversiteit. Kennis die mede moet bijdragen aan het bijbrengen
van respectvol gedrag en weerbaarheid van leerlingen tegen grensoverschrijdend gedrag.
Zie hierover verder paragraaf 4.1.3.1; het oordeel over standaard OP1.
Tekort aan deskundigheid
In het rapport van 2018 vroegen we aandacht voor het tekort aan inhoudelijke
professionele expertise in de organisatie: veel taken komen terecht bij de algemeen
directeur, die zonder steun van bijvoorbeeld een bestuursbureau opereert. Hierover kunnen
we kort zijn. Op dit punt, zie ook het organogram, is er sinds het specifiek onderzoek van
2018 niets veranderd. Wel zegt de algemeen directeur steun te ervaren van mensen uit de
adviesraad.
Belangenverstrengeling
Ook wees de inspectie (mede in het licht van de Code Goed Bestuur waarin dit een
belangrijk onderdeel is) op de risico’s van belangenverstrengeling, gezien de samenstelling
van de verschillende bestuurlijke organen. Op dit punt blijkt tijdens gesprekken dat het
bestuur zich hier wel van bewust is, maar ook zegt dat het gezien de omvang van de
Joodse gemeenschap niet te voorkomen is dat mensen familiebanden en zakelijke
connecties hebben. De inspectie begrijpt dat dit opgaat voor bijvoorbeeld de
medezeggenschapsraden, maar voor bestuurlijke functies blijven we van mening dat
belangenverstrengeling een risico is en dat het bestuur meer kan doen om dit risico te
verkleinen. Bijvoorbeeld door ook bestuurders en vooral ook toezichthouders te werven van
buiten de eigen kleine kring. Het profiel voor bestuurder werkt daarbij echter
belemmerend, aangezien daarin is opgenomen dat een uitvoerend bestuurder een oud-
leerling van het Cheider moet zijn en/of kinderen heeft op het Cheider en dat een
toezichthouder Joods moet zijn. Een rooster van aftreden is er niet, bestuurders en
toezichthouders worden voor onbepaalde tijd aangewezen en benoemd. Bestuurders door
coöptatie, toezichthouders op basis van een vooraf vastgesteld en openbaar profiel. Voor
wat betreft de interne toezichthouders is de benoeming voor onbepaalde tijd ook een
afwijking van de Code Goed Bestuur po die in het jaarverslag niet wordt benoemd.
Vraag:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt om de transparantie en eenduidigheid in de
communicatie te verbeteren?
Antwoord:
Nee. Ten tijde van het onderzoek was dit nog niet of nauwelijks merkbaar. Het bestuur is
begonnen met het verbeteren van de communicatie, maar dit heeft nog geen extern effect.
Toelichting:
Er wordt wel gewerkt aan een betere communicatie. Zo is er sinds kort een nieuwe website
met een afgeschermd gedeelte voor ouders waar alle informatie komt te staan. Dit is in
ontwikkeling. Tot nog toe gaat informatie naar ouders nog via e-mail. De ouders die we
25
daarover spraken toonden zich hierover tevreden. Het openbare deel van de website bevat
slechts algemene informatie. De website Scholenopdekaart.nl bevat informatie van DUO en
de inspectie maar geen nadere toelichting of aanvullende informatie van de scholen.
Vraag:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt om de (potentiële) risico’s van het bijzondere
en kleinschalige karakter van het Cheider voor de sociale veiligheid bespreekbaar te maken
en te onderzoeken hoe deze geminimaliseerd kunnen worden.
Antwoord:
Nee. Wel zijn er enkele maatregelen genomen om de sociale veiligheid te verbeteren. We
verwijzen voor een antwoord op deze vraag verder naar hoofdstuk 5, waarin de vraag
wordt beantwoord of er in de context van de scholen sprake is van stelselmatige risico’s op
strijdigheid met basiswaarden en, als deze risico’s er zijn, de scholen dan extra aandacht
schenken aan het tegengaan van deze risico’s door actieve bevordering van de
basiswaarden die in het gedrang kunnen komen.
Toelichting:
Het bestuur heeft geen specifiek onderzoek in gang gezet om na te gaan hoe, gelet op het
bijzondere en kleinschalige karakter van de school, daaraan inherente risico’s voor de
sociale veiligheid bespreekbaar gemaakt en geminimaliseerd kunnen worden. Wel is de
sociale veiligheid regelmatig een onderwerp van overleg en zijn er maatregelen genomen
om de veiligheid te verbeteren, zoals de uitbreiding van de Kanjertraining in po, de
invoering van PBS in het vo en het ophangen van posters in de school met informatie over
de anti-pestcoördinator en de vertrouwenspersoon (zie hiervoor de toelichting bij
herstelopdracht 2). Het bestuur is zelf van oordeel dat met alle al bestaande en de na 2018
in gang gezette gevoerde maatregelen de sociale veiligheid op orde is. De inspectie
beoordeelt dat anders. Zie daarover paragraaf 4.1.3.1 (het oordeel over SKI).
Vraag:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt om regels en afspraken ín de school levend te
houden?
Antwoord:
Deels. Dit blijkt uit het intensiveren van de Kanjermethode in het po en de geplande
invoering van een vergelijkbaar programma (PBS) in het vo.
Toelichting:
Uit de gesprekken met de school kwam naar voren dat het po de trainingen van docenten
in het gebruik van de ‘Kanjermethode’ heeft uitgebreid. Dit programma wordt gebruikt om
het onderling vertrouwen tussen leerlingen te bevorderen, met als oogmerk het creëren
van rust in de klas, het stimuleren van sociale veiligheid en een prettig schoolklimaat. Tot
voor kort ontbrak een dergelijk programma in het vo, maar recent heeft de school besloten
het programma PBS (Positive Behavior Support) in te voeren, dat gericht is op het
verkrijgen van een positief schoolklimaat. Van daadwerkelijke implementatie is het echter
nog niet gekomen.
Vraag:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt om leraren die Joods onderwijs verzorgen en
leraren die profaan onderwijs verzorgen op basis van uitwisseling en onderlinge
samenwerking te laten werken aan een verdere concretisering van de invulling van de
kerndoelen 38 en 43.
26
Antwoord:
Deels. Maar dit heeft nog te weinig resultaat. Er is een beleidsnotitie opgesteld met een
aanvulling op de schoolplannen die volgens het bestuur richting geeft aan hoe en wanneer
de school komt tot daadwerkelijke invulling van de kerndoelen 38 en 43.
Toelichting:
De uitwerking van de leerlijnen met betrekking tot deze kerndoelen wordt volgens de
notitie vormgegeven door een werkgroep, waarin zowel leraren Joods onderwijs als leraren
profaan onderwijs participeren. Zie verder de toelichting in paragraaf 3.1 bij de eerste
herstelopdracht, waaruit blijkt dat de invoering van de leerlijn vertraging heeft opgelopen
en mogelijk zelfs op losse schroeven staat.
Vraag:
Heeft het bestuur de aanbeveling opgepakt om de mogelijkheden van eventuele
herhuisvesting nader te verkennen en het overleg daarover met de gemeente Amsterdam
voort te zetten.
Antwoord:
Nee. Er vindt in elk geval geen overleg plaats met de gemeente Amsterdam.
Toelichting:
Volgens het bestuur stelt de gemeente zich op het standpunt dat er geen gesprek
plaatsvindt met het Cheider hierover. Het bestuur heeft wel aan de inspectie verteld dat er
nagedacht wordt over alternatieve huisvesting. De inspectie is hoe dan ook van mening dat
het bestuur op dit punt in actie moet komen. Er is sprake van achterstallig onderhoud. De
brandweer houdt wel toezicht op de veiligheid van het gebouw.
3.3 Samenvattende conclusie herstelonderzoek
Tijdens het herstelonderzoek zijn we nagegaan of het bestuur heeft voldaan aan de nog
openstaande herstelopdrachten uit het rapport van 2018 en wat het bestuur heeft gedaan
met de aanbevelingen uit dat rapport.
3.4 Herstelopdrachten
Aan drie herstelopdrachten is deels voldaan:
e Het bestuur heeft in 2019 een veiligheidsbeleid (het Schoolveiligheidsplan) vastgesteld,
dat zowel op het po als het vo betrekking heeft. Wel stellen we omissies vast in dat
beleid. Verder bleek dat het personeel wel geïnformeerd was over het
Schoolveiligheidsplan maar met de inhoud ervan beperkt bekend was.
e Het bestuur heeft ouders, verzorgers actief geïnformeerd over de wijzigingen ten
aanzien van de taken en rollen van de anti-pestcoördinator en de
vertrouwenspersonen. We plaatsen hierbij de kanttekeningen, vooral dat de informatie
over de (enige) vertrouwenspersoon beperkt is.
e Het bestuur heeft bij de schoolplannen 2019/2020 een aanvulling geschreven waarin de
uitwerking van de kerndoelen 38 (po) en 43 (vo) aan bod komt en waarin beschreven
is op welke wijze deze in de lessen worden behandeld. Dat wil zeggen, de aanvulling
verwijst naar twee nog te implementeren lesmethoden. We zien dit als slechts een
letterlijke invulling van de herstelopdracht en stellen vast dat in de praktijk de
genoemde kerndoelen onvoldoende deel uitmaken van het onderwijs.
Aan drie herstelopdrachten is niet voldaan:
e Het onderwijs in de kerndoelen 38 en 43 wordt niet gegeven door bevoegde docenten.
27
Dit komt doordat er nog slechts plannen zijn om dit onderwijs structureel te gaan
geven (door bevoegde docenten).
Het bestuur heeft in het beleid niet duidelijk gemaakt dat de resultaten van de
monitorgegevens in het vo aantoonbaar benut worden voor de evaluatie en verbetering
van het veiligheidsbeleid.
Het bestuur heeft in het jaarverslag bij het verslag van de interne toezichthouder
nagelaten te vermelden op welke wijze de toezichthouder het bestuur ondersteunt
en/of adviseert over beleidsvraagstukken en financiële problematiek en welk resultaat
dit handelen heeft opgeleverd. Sterker, het jaarverslag bevat geen verslag van de
interne toezichthouder.
3.5 Aanbevelingen
Aan twee aanbevelingen is deels gevolg gegeven:
, De aanbeveling om regels en afspraken in de school levend te houden is ten dele
opgepakt, door het intensiveren van de Kanjermethode in het po. De invoering van een
vergelijkbaar programma in het vo (PBS) moet echter nog gestalte krijgen.
e De aanbeveling om leraren die Joods onderwijs verzorgen en leraren die profaan
onderwijs verzorgen samen te laten werken aan een verdere concretisering van de
invulling van de kerndoelen 38 en 43 is opgepakt, zij het met vooralsnog te weinig
resultaat. Er is door een werkgroep met daarin leraren Joods en leraren profane vakken
een beleidsnotitie over deze kerndoelen opgesteld. Van daadwerkelijke realisatie
hiervan is het echter nog niet gekomen.
Aan vier aanbevelingen is niet of nauwelijks gevolg gegeven:
Het bestuur heeft te weinig gedaan met de aanbeveling om de bestuurlijke vernieuwing
met spoed op te pakken. Sterker, het bestuur voldoet niet meer aan de herstelopdracht
van 2018 over de bestuurlijke inrichting. Door in het managementstatuut op te nemen
dat bij halachische geschillen de schoolrabbijn de eindbeslissing neemt, en dit ook deel
uitmaakt van de statuten, is de bestuurlijke inrichting alsnog niet afdoende geregeld.
Voorts is gebleken dat in de praktijk het hoofd Joodse zaken de zeggenschap heeft over
de leerinhouden waar deze naar het oordeel van deze functionaris niet passen bij de
door de school voorgestane invulling van de betreffende leerinhouden. Dit in weerwil
van het organogram waarin de algemeen directeur de eindverantwoordelijkheid lijkt te
hebben. Verder is er weinig gedaan om structureel (de schijn van)
belangenverstrengeling in de organisatie tegen te gaan en de deskundigheid in de
organisatie te versterken.
Het bestuur heeft weinig gedaan met de aanbeveling om de transparantie en
eenduidigheid in de communicatie te verbeteren. Meer dan een nieuwe, nog beperkt
gevulde website is er niet.
e De aanbeveling om de (potentiële) risico’s van het bijzondere en kleinschalige karakter
van het Cheider voor de sociale veiligheid bespreekbaar te maken en te onderzoeken
hoe deze geminimaliseerd kunnen worden is niet opgepakt behoudens een aantal
maatregelen om de sociale veiligheid te verbeteren (overigens met onvoldoende
resultaat). We verwijzen voor een antwoord op deze vraag verder naar hoofdstuk 5.
e Met de aanbeveling werk te maken van eventuele herhuisvesting en het overleg
daarover met de gemeente Amsterdam voort te zetten, is niets gedaan. Volgens het
bestuur stelt de gemeente zich op het standpunt dat er geen gesprek plaatsvindt met
het Cheider hierover.
28
3.6 Eindconclusie
De centrale vraag van het onderzoek van 2018 en daarmee ook van het herstelonderzoek
luidde:
Is de sociale veiligheid bij het Cheider door het bestuur in voldoende mate geborgd, nu en
in de toekomst?
Aangezien
e het aanbod van de school niet aantoonbaar voorziet in onderwijs over seksualiteit en
seksuele diversiteit, en daarmee niet is geborgd dat respectvol gedrag en seksuele
weerbaarheid van leerlingen, conform wettelijk eisen, worden bevorderd,
e _monitorgegevens over sociale veiligheid in het vo onvoldoende worden benut,
e de informatie over de vertrouwenspersoon te beperkt is en er voor de meisjes geen
vrouwelijke vertrouwenspersoon beschikbaar is,
e het hoofd Joodse zaken (en niet de directeur belast met de eindverantwoordelijkheid
voor het onderwijs) eindverantwoordelijk lijkt voor belangrijke leerinhouden en
de veranderingsbereidheid dan wel het tempo waarin het bestuur werkt aan herstel en
gevolg geeft aan aanbevelingen, waaronder aanbevelingen van de inspectie die
rechtstreeks raken aan sociale veiligheid van leerlingen laag is,
kan het antwoord op de centrale vraag van het specifieke onderzoek van 2018, en ook van
het onderhavige herstelonderzoek, niet anders zijn dan dat de sociale veiligheid van de
leerlingen van het Cheider nog steeds niet voldoende is geborgd. Daarmee handelt het
bestuur in strijd met de wet (art. 4c WPO en art. 3b WVO). We geven opnieuw een
herstelopdracht.
We zien de opstelling en handelwijze van het bestuur die zoals gezegd duiden op
onvoldoende bereidheid tot verandering en een gebrek aan urgentie ook in algemene zin
als risicovol voor de kwaliteit van het bestuur en het onderwijs. De inspectie zal de minister
daarover informeren.
29
4 Bevindingen vierjaarlijks onderzoek bestuur en
scholen
In dit hoofdstuk beantwoorden we allereerst de reguliere onderzoeksvragen van het
vierjaarlijks onderzoek naar bestuur en scholen (4J0B) dat dit schooljaar voor het eerst bij
het bestuur van het Cheider is uitgevoerd. Daarna volgt het verslag van de
kwaliteitsonderzoeken bij risico’s op de po-school en de vo-school, aangevuld met onze
bevindingen ten aanzien van de overige wettelijke vereisten. Vervolgens bespreken we
onder het kopje ‘aanvullende vragen’ de onderwerpen voor verder onderzoek die
voortvloeiden uit het specifiek onderzoek van 2018. Nadat alle vragen zijn beantwoord en
de oordelen zijn toegelicht, besluiten we dit hoofdstuk met een samenvattende conclusie
waarin we antwoord geven op de centrale vraag van het 4JOB:
Is de sturing op kwaliteit op orde en is er sprake van deugdelijk financieel beheer?
4.1 Beantwoording vragen over de bestuurlijke kwaliteitszorg
4.1.1 Kwaliteitszorg en ambitie
Standaard
KA1 Kwaliteitszorg Onvoldoende
KA2 Kwaliteitscultuur Onvoldoende
KA3 Verantwoording en dialoog Onvoldoende
Vraag:
Heeft het bestuur doelen afgesproken met de scholen, heeft het voldoende zicht op de
onderwijskwaliteit en stuurt het op de verbetering van de onderwijskwaliteit (KA1)?
Antwoord:
Nee. Het bestuur en de scholen beschikken weliswaar over een stelsel van kwaliteitszorg,
zowel op het niveau van het bestuur als de scholen, maar er zijn diverse tekortkomingen
aangetroffen die maken dat we de standaard Kwaliteitszorg op bestuursniveau als
onvoldoende beoordelen. Het stelsel staat maar ten dele beschreven in de schoolplannen,
er zijn geen toetsbare doelen geformuleerd en verbeteringen worden niet altijd doelgericht
doorgevoerd. We zijn van oordeel dat het stelsel van kwaliteitszorg onvoldoende bijdraagt
aan het verbeteren van het onderwijs. Het bestuur handelt daarmee in strijd met art. 12,
vierde lid, en art. 10 WPO en art. 24, vierde lid, en art. 23a WVO. Het bestuur krijgt de
opdracht deze tekortkoming op te heffen.
Toelichting
Stelsel van kwaliteitszorg
De wet veronderstelt dat het bevoegd gezag over een stelsel van kwaliteitszorg beschikt en
dat dit stelsel beschreven staat in het schoolplan. Met dit stelsel bewaakt en bevordert het
bestuur de kwaliteit van het onderwijs en de resultaten. De schoolplannen van het Cheider
bevatten elk een hoofdstuk Kwaliteitszorg waarin summier uitgangspunten (plan-do-check-
act) en meetinstrumenten (leerlingvolgsysteem, gesprekscyclus, tevredenheidsenquêtes
e.d.) beschreven staan. Dit in de plannen beschreven stelsel van kwaliteitszorg voldoet op
schoolniveau maar maakt niet duidelijk hoe het bestuur zijn verplichting om zorg te dragen
voor de kwaliteit van het onderwijs invult, en hoe het zorgt dat het onderwijs aan de
wettelijke vereisten voldoet. Daarover vermelden de schoolplannen niets. Het bestuur
beschikt ook niet over een alternatief document waarin dat wel beschreven staat, zoals een
30
strategisch beleidsplan. Het jaarverslag typeert wél kort de wijze waarop het bestuur zicht
wil houden op de kwaliteit van het onderwijs:
‘Een organisatie moet beschikken over een intern risicobeheersingssysteem om de
realisatie van haar doelstellingen te bewaken en de betrouwbaarheid van haar
financiële verslaggeving en naleving van wet- en regelgeving te borgen. Het
bestuur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitbouw van dit systeem en
voor de beoordeling van de effectiviteit ervan. Het schoolplan functioneert als een
verantwoordingsdocument naar de overheid, het bevoegd gezag en de ouders en
als een planningsdocument voor de planperiode 2019-2023. Op basis hiervan stelt
de directie jaarlijks een uitgewerkt jaarplan op. Opvolging van de realisatie van de
doelstellingen gebeurt middels de managementrapportage die twee keer per jaar
wordt besproken met het bestuur. Op deze wijze geeft de school vorm aan een
cyclus van plannen, uitvoeren en evalueren.’
Er is door het bestuur één managementrapportage aangeleverd (januari 2020). Hieruit valt
niet op te maken of er ook daadwerkelijk twee managementrapportages per jaar worden
opgesteld door de algemeen directeur en of ze ook met het bestuur worden besproken. De
managementrapportage van 2020 maakt ook niet duidelijk of doelstellingen al dan niet zijn
behaald en of verbeteractiviteiten op schema liggen. Ook bevat de rapportage geen enkele
informatie over de voortgang van de beleidsnotitie over de kerndoelen (zie hoofdstuk 3).
Toetsbare doelen
Om zicht te verkrijgen en te behouden (op het onderwijs, de onderwijsresultaten, het
onderwijsproces en het schoolklimaat) is het voorwaardelijk dat er op deze onderdelen
toetsbare doelen zijn geformuleerd en dat er regelmatig wordt geëvalueerd of deze doelen
worden gehaald. De schoolplannen bevatten een ‘vergezicht’ voor de komende
schoolplanperiode (2019-2023) en een serie beleidsvoornemens die in meer of mindere
mate concreet zijn geformuleerd. Deze voornemens, afwisselend geformuleerd als
voorgenomen activiteiten of als te bereiken doelen, hebben betrekking op het niveau van
de scholen. Sturing en evaluatie vindt plaats door de directie van de school. Wat ontbreekt
zijn toetsbare doelen op een hoger aggregatieniveau: het niveau van de stichting dan wel
het bestuur zodat het bestuur ook op dat niveau kan evalueren. Bijvoorbeeld door vragen
te stellen als: behalen onze leerlingen de resultaten die verwacht mogen worden? Of, is de
sociale, fysieke en psychische veiligheid van onze leerlingen gewaarborgd?
Analyse bij tekortkomingen
Bij tekortschietende kwaliteit mag verwacht worden dat er analyses zijn gemaakt en dat
verbeteringen vervolgens doelgericht worden doorgevoerd. Nergens blijkt dat het bestuur
hierin een actieve rol neemt. Op schoolniveau, zo blijkt uit gesprekken met de directie en
de leraren, worden soms wel evaluaties en analyses uitgevoerd, die leiden tot
verbetermaatregelen. Bijvoorbeeld op het gebied van de leerlingenzorg en ICT in het
onderwijs.
Ingrijpen bij tekortkomingen
Artikel 10 WPO en 23a WVO dragen het bestuur op zorg te dragen voor de kwaliteit van het
onderwijs, in elk geval door te zorgen dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen en door
het eigen stelsel van kwaliteitszorg uit te voeren. Zoals uit hoofdstuk 3 van dit rapport
blijkt, weet het bestuur al geruime tijd dat het onderwijs op het Cheider op diverse
onderdelen (zoals aanbod en sociale veiligheid) niet voldoet aan de wettelijke eisen.
Herstelopdrachten worden echter vaak niet of maar langzaam uitgevoerd (zie hoofdstuk 3).
Vraag:
Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur en functioneert het transparant en
integer (KA2)?
31
Antwoord:
Nee. We beoordelen de kwaliteitscultuur als onvoldoende. Het bestuur handelt op meerdere
punten in strijd met de Code Goed Bestuur. Het jaarverslag vermeldt niet welke code wordt
gehanteerd noch eventuele afwijkingen van die code. Verantwoordelijkheden bij het
bepalen van de leerinhouden zijn niet duidelijk belegd, zoals beschreven in het vorige
hoofdstuk. Tot slot, in de schoolplannen ontbreekt een beschrijving van de wijze waarop de
schoolleiding en het team zich professionaliseren. Het bestuur handelt daarmee in strijd
met (jaarverslag/code) art. 171, eerste lid, onder a WPO en art. 103, eerste lid, onder a
WVO, en (schoolplan) art. 12, derde lid, WPO en art. 24, derde lid, WVO. Het bestuur krijgt
de opdracht deze tekortkomingen op te heffen.
Toelichting:
Code Goed Bestuur
De wet bepaalt dat een bestuur in het jaarverslag vastlegt welke code voor goed bestuur
gehanteerd wordt en zich in het jaarverslag verantwoordt over eventuele afwijkingen
daarvan. In het jaarverslag 2018 van de stichting staat echter niet opgenomen welke code
goed bestuur wordt gehanteerd. In het specifiek onderzoek van 2018 heeft het bestuur
aangegeven de Code Goed Bestuur van de PO-raad te hanteren, aangezien het overgrote
deel van de medewerkers werkzaam is in het primair onderwijs. Die code houdt onder
andere in dat er sprake is van een scheiding van bestuur en intern toezicht, dat het
toezicht onafhankelijk van het bestuur kan functioneren, dat er geen sprake is van (de
schijn van) belangenverstrengeling en dat de medezeggenschap zijn wettelijk verankerde
rol goed kan spelen.
In het jaarverslag 2018 vermeldt het bestuur ook geen afwijkingen van de code. De recent
aangetreden interne toezichthouders konden hierover geen informatie geven. De inspectie
stelt echter vast dat er mogelijke afwijkingen zijn, in ieder geval op de volgende punten:
-__ Het bestuur beschikt niet over een professionaliseringsagenda (art. 9, derde
lid) en werkt ook slechts beperkt aan de eigen deskundigheid en
professionalisering (art. 9, tweede lid).
-__ Gelet op de in hoofdstuk 3 beschreven posities van het hoofd Joodse zaken en
de schoolrabbijn is onduidelijk of het bestuur wel beschikt over voldoende
bevoegdheden om zijn taak te kunnen uitvoeren (art. 13, tweede lid).
- __ De interne toezichthouders worden volgens de statuten voor onbepaalde tijd
benoemd, terwijl de Code Goed Bestuur po een van tevoren vastgestelde
zittingstermijn en een totale zittingsduur van maximaal acht jaar voorschrijft.
- De schijn van belangenverstrengeling wordt niet weggenomen (zie hoofdstuk 3,
paragraaf 3.2).
Verbetercultuur en professionaliteit
De uitvoering van de wettelijke eisen rondom kwaliteitszorg vraagt van bestuur en scholen
een gezamenlijke inspanning vanuit een verbetercultuur en professionaliteit. Dit
veronderstelt onder meer onderwijskundig leiderschap, een effectieve taakverdeling,
resultaatgerichtheid en aanspreekbaarheid van het personeel van de scholen. Op een
aantal van deze punten schieten het bestuur en de scholen tekort. Kern daarvan vormen,
zoals al beschreven in hoofdstuk 3, de onduidelijke posities van het hoofd Joodse zaken en
de schoolrabbijn. De formele positie van het hoofd Joodse Zaken in het organogram
(ondergeschikt aan de algemeen directeur) lijkt af te wijken van zijn bevoegdheden in de
dagelijkse praktijk, waarin hij in zaken die aan de identiteit van de school raken het laatste
woord heeft. Dit maakt dat de algemeen directeur onvoldoende invulling kan geven aan
zijn verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit. Daarbij is de algemeen directeur, naar
eigen zeggen, ook gehouden niet nader omschreven ‘halachische geschillen’ voor te leggen
aan de schoolrabbijn, die op deze punten volgens het managementstatuut en de statuten
de eindbeslissing neemt, maar volgens het organogram slechts een adviesrol heeft. Ook
concluderen we, zoals al genoemd in hoofdstuk 3, dat de algemeen directeur nog steeds
weinig professionele en deskundige ondersteuning heeft in de organisatie, in elk geval
minder dan in een professionele organisatie gebruikelijk is. De raad van toezicht is recent
32
vernieuwd, waardoor de interne toezichthouders vooralsnog slechts in beperkte mate
invulling hebben kunnen geven aan hun toezichthoudende taak en hun rol als klankbord.
In het tussenrapport van 2019 is door de inspectie geoordeeld dat de
veranderingsbereidheid van het bestuur tekortschiet:
‘De inspectie is van mening dat het bestuur zich onvoldoende bereid toont om aan
de herstelopdrachten te voldoen. Dit geldt in het bijzonder voor de
herstelopdrachten betreffende de kerndoelen, maar ook voor het onafhankelijk
intern toezicht en de medezeggenschap. Het tempo waarmee herstel wordt ingezet
is traag, of wordt pas ingezet na herhaaldelijk aandringen van de inspectie. De
sociale veiligheid is nog steeds niet gewaarborgd.”
Het herstelonderzoek (hoofdstuk 3) laat zien dat hier hoegenaamd geen verandering is
opgetreden. Er is, zo concluderen we, dus onvoldoende sprake van een verbetercultuur c.q.
resultaatgerichtheid. De kwaliteitscultuur schiet daarom tekort.
Bevoegd personeel
Als uitvloeisel van wettelijke eisen dient het bestuur te zorgen voor bevoegd personeel. De
leraren van het Cheider (po en vo) die het profane onderwijs verzorgen zijn allen bevoegd
of benoembaar. Het bestuur heeft in de beleidsnotitie over het onderwijs in de kerndoelen
38 en 43 de ‘aanvullende eis’ neergelegd dat de lessen met betrekking tot de kerndoelen
worden gegeven door bevoegde leraren basis- en/ of voortgezet onderwijs, waar dat
wenselijk is samen met een leraar Joods onderwijs. Het in de notitie beschreven beleid is
echter nog in ontwikkeling (zie hoofdstuk 3}. De stand van zaken ten tijde van het
onderzoek is, dat er onvoldoende onderwijs gegeven wordt met betrekking tot de bedoelde
onderdelen van die kerndoelen (zie toelichting bij OP1 in paragraaf 4.1.3.1 en 4.1.3.2).
Zodra dit, als uitvloeisel van de beleidsnotitie, wel gebeurt, is het zaak dat het bestuur de
eigen aanvullende eis ook aantoonbaar realiseert en dat dit geborgd wordt.
Professionalisering
Het bestuur moet het tevens mogelijk maken dat het personeel zijn bekwaamheid
onderhoudt. Uit de bekwaamheidsdossiers blijkt dat er sprake is van scholing en (twee keer
per jaar) van functioneringsgesprekken. Voorafgaand daaraan vinden er lesbezoeken
plaats. In het schoolplan moet een beschrijving van het personeelsbeleid zijn opgenomen.
In geen van de beide schoolplannen (2019-2023) is een personeelsbeleid opgenomen dat
voldoet aan alle wettelijke vereisten (art. 12, derde lid, WPO en art. 24, derde lid, WVO). In
de beide schoolplannen ontbreekt herkenbare informatie over het onderhouden van de
bekwaamheid en het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren.
Vraag:
Communiceert het bestuur actief over de eigen prestaties en ontwikkelingen en die van zijn
scholen (KA3)?
Antwoord:
Nee. Het bestuur legt verantwoording af in het jaarverslag en er is formeel sprake van
georganiseerde tegenspraak in de vorm van interne toezichthouders en twee
medezeggenschapsraden. Dit functioneert echter nog niet optimaal. Het jaarverslag van
het bestuur kent omissies en ook de informatie in de schoolgidsen schiet tekort. De website
van de stichting en de scholen is vernieuwd, maar is nog maar beperkt gevuld. Het bestuur
handelt in strijd met de wet (art. 13, eerste lid, onder a en e (schoolgids), en 17/1, eerste
lid, onder a (jaarverslag) WPO en art. 24a, eerste lid, onder a en d (schoolgids), en 103,
eerste lid, onder a (jaarverslag) WVO, en artikelen 1 sub cen e in samenhang met artikel 4
vierde lid Regeling jaarverslaggeving onderwijs, Bijlage 3 onderdelen balans en toelichting
en B3 Rapportage toezichthoudend orgaan). Het bestuur krijgt de opdracht deze
tekortkomingen op te heffen.
33
Toelichting:
Intern toezicht
Op grond van de wet heeft het bestuur tegenspraak georganiseerd in de vorm van intern
toezicht en medezeggenschap. Het intern toezicht wordt gevormd door de raad van
toezicht. Ten tijde van het specifiek onderzoek in 2018 bestond de raad uit één persoon.
Daarna zijn er enkele uitbreidingen en wisselingen geweest. Nu bestaat de raad uit twee
personen waarvan de langstzittende sinds november 2019 deel uitmaakt van de raad.
Tegen de inspectie zeiden deze personen de ambitie te hebben hun rol goed op te pakken.
Of de huidige raad feitelijk goed functioneert, is echter nu niet vast te stellen. Ook uit het
jaarverslag is dit niet op te maken. Zoals ook beschreven in paragraaf 4.1.2 over Financieel
beheer bevat het jaarverslag geen verslag van de interne toezichthouder.
Zie verder over het interne toezicht de toelichting bij het oordeel over de standaard
Kwaliteitscultuur (KA2) en de toelichting in hoofdstuk 3 over de aanbeveling tot bestuurlijke
vernieuwing te komen.
Medezeggenschap
Zowel de po-school als de vo-school beschikt nu over een eigen medezeggenschapsraad. Er
bestaan nog maar kort aparte medezeggenschapsraden voor po en vo. Voorheen was er
één medezeggenschapsraad met vertegenwoordigers van beide scholen.
De raden functioneren naar eigen zeggen nog onvoldoende. Dit komt, zo zegt men, omdat
de afzonderlijke raden pas één jaar bestaan (voorheen was er een gezamenlijke
medezeggenschapsraad). Probleem was dat het bemensen van de raden een langdurig
proces was omdat men (de schijn van) belangenverstrengeling (vanwege familiebanden)
tegen wilde gaan en dat dit in een kleine gemeenschap lastig is. Er is inmiddels wel
scholing opgestart voor de leden van medezeggenschapsraden. Overleg met de raad van
toezicht heeft nog niet plaatsgevonden, maar men is wel voornemens dit te gaan
oppakken. Wel vindt naar tevredenheid overleg plaats met de algemeen directeur over het
te voeren beleid en de diverse beleidsstukken, die tijdig worden aangeleverd, zo zegt men.
De medezeggenschapsraden hebben ook een voordracht gedaan voor de raad van toezicht
maar dit is afgewezen wegens belangenverstrengeling. Het overleg tussen de raden en de
leraren vindt plaats in teamoverleggen, contact met ouders vindt veelal informeel plaats. Er
is geen mailadres van de medezeggenschapsraad en er is ook nog geen aparte plek op de
website voor de raden.
Jaarverslag en schoolgidsen
Het bestuur behoort zich over zijn beleid te verantwoorden in het jaarverslag, scholen
informeren ouders door middel van een schoolgids. Deze documenten zijn aanwezig, maar
voldoen niet aan alle eisen. Wat betreft het jaarverslag gaat het om het niet noemen van
een code goed bestuur en het niet vermelden van afwijkingen daarvan (zie hierboven) en
het ontbreken van een verslag van de interne toezichthouder (zie verder paragraaf 3.1. In
de schoolgidsen ontbreekt correcte informatie over de vrijwilligheid van de ouderbijdrage
(zie ook paragraaf 4.1.5). In de schoolgids po ontbreekt informatie over de resultaten die
met het onderwijsleerproces worden bereikt en de context waarin de bedoelde resultaten
dienen te worden geplaatst. In de schoolgids vo zijn slechts de examenresultaten vermeld.
Informatie over doorstroom en uitstroom ontbreekt. Daarmee is deze informatie dus te
beperkt.
4.1.2 Financieel beheer
34
Vraag:
Is het bestuur financieel gezond en kan het op korte en langere termijn voldoen aan zijn
financiële verplichtingen (FB1)?
Antwoord:
Nee. We zien financiële risico’s voor de continuïteit van het onderwijs op de korte of
middellange termijn. In de continuïteitsparagraaf in het bestuursverslag 2018 ontbreken
verplichte onderdelen. De standaard is onvoldoende. Het bestuur handelt daarmee in strijd
met artikel 4, vierde lid Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RIO). Het bestuur krijgt de
opdracht deze tekortkomingen op te heffen.
Toelichting:
Risico's in financiële ontwikkeling
In onderstaande tabel is de financiële ontwikkeling van het bestuur te zien. Dit is de
ontwikkeling van de afgelopen drie jaar en de begroting voor de komende drie jaar,
gebaseerd op de jaarverslaggeving van het bestuur. De tabel laat zien dat sprake is van
waarden die wijzen op een mogelijk financieel risico voor de continuïteit van het onderwijs
op de korte of middellange termijn. In ons onderzoek vonden wij geen belangrijke
informatie die strijdig is met dat beeld.
| Kengetallen ___|Indicatie | ___Realisatie __| Prognose _ |
| 2016 |2017 [2018 [2019 |2020 |2021 |
ratio
| Solvabiliteit 2 | <0,30 0,10 |000 [0,24 |o28 |o34 |04t |
| Huisvestingsratio ___|>10% _ 5,56 |606 |641 [nvt [nvt \nvt |
[Rentabiliteit ________|<0% _ |260 |111 [6,06 [1,79 |108 |142 |
Aangepast financieel toezicht
Het bestuur staat sinds november 2013 onder aangepast financieel toezicht, waarbij met
het bestuur afspraken zijn gemaakt over het periodiek opleveren van informatie die
relevant is om de stand van zaken en de voortgang te kunnen monitoren van de resultaten
van het financieel beheer. Het bestuur komt de gemaakte afspraken na.
Lage signaleringswaarden
De liquiditeit, solvabiliteit en het weerstandsvermogen liggen beneden de
signaleringswaarden die door de inspectie worden gehanteerd. De door het bestuur in gang
gezette maatregelen om deze kengetallen te verbeteren, hadden een gering positief effect
en ook de meerjarenbegroting liet een stijgende lijn zien. Per december 2019 is echter een
deel van de bekostiging opgeschort als gevolg van het door het bestuur bij herhaling niet
voldoen aan diverse wettelijke eisen. Dit heeft een negatieve invloed op de
toekomstverwachting. De door het bestuur in november 2019 aangeleverde
liquiditeitsprognose en ook de aanvulling daarop van januari 2020 (beide overigens niet
verwerkt in bovenstaande tabel), laten zien dat bij voortzetting van de opschorting en
eventueel een inhouding al in het laatste kwartaal van 2020 een liquiditeitsprobleem kan
ontstaan. Weliswaar bieden vooruit ontvangen bedragen ten behoeve van niet-bekostigd
Joods onderwijs hierin nog enige speelruimte, maar ook dat zal naar verwachting niet
voldoende zijn om de continuïteit van het onderwijs binnen nu en twee jaar te waarborgen.
Hoge personeelslasten
De personeelslasten zijn hoog. Gemiddeld 115 procent van de Rijksbijdragen wordt
besteed aan personele uitgaven. Een deel hiervan wordt gefinancierd uit private
bijdragen. Bij zowel onderwijs als activiteiten, kan scheiding plaatsvinden tussen jongens
en meisjes. Daarnaast is er sprake van een kleine vo-afdeling. Toch moet het gehele
curriculum worden aangeboden en dat is dan meteen de voornaamste oorzaak van de hoge
35
personele uitgaven. Indien de private bijdragen zouden verminderen of in het geheel
zouden wegvallen, kan dit ertoe leiden dat het onderwijsproces niet meer in de door het
bestuur gewenste mate kan plaatsvinden.
Slechte staat materiële voorzieningen
Het Cheider heeft onvoldoende vermogen om te investeren in onderhoud van het gebouw
en om leermiddelen en inventaris te vervangen. Dit zorgt ervoor dat de staat waarin dit
zich alles bevindt beneden een aanvaardbaar niveau is gekomen. Ook de komende jaren
lijkt er nauwelijks verbetering mogelijk, gezien de lange tijd die nodig is om voldoende
vermogen op te bouwen.
Bevindingen Continuiteitsparagraaf
De verantwoording in het bestuursverslag van het bestuur moet volledig zijn (artikel 4, lid
4, van de Rjo), zodat de interne toezichthouders, de medezeggenschap en andere
belanghebbenden kunnen begrijpen welke keuzes het bestuur maakt en welke
ontwikkelingen het verwacht. Een paar onderdelen van de continuïteitsparagraaf ontbreken
in het bestuursverslag over 2018, of waren niet volledig. Het betreft:
* _Oplossingsrichtingen en beheersmaatregelen voor de risico’s die worden genoemd in
het jaarverslag:
e Het voortbestaan van het Joodse onderwijs is sterk afhankelijk van giften en sponsoring
* _Terugloop van leerlingaantallen en dus ook een terugloop van de noodzakelijke
ouderbijdragen
, Achterstallig onderhoud:
Vanwege de slechte financiële positie kunnen alleen nog de hoogst noodzakelijke
investeringen worden gedaan.
e Eris geen verslag van de interne toezichthouder aanwezig. Er wordt in het jaarverslag
slechts genoemd wat de taken en bevoegdheden van de toezichthouder zijn (met een
verwijzing naar de Code Goed Bestuur). Onduidelijk is of er toezicht is gehouden en
wat de resultaten van dit toezicht zijn geweest.
e Afwijkingen van de Code Goed Bestuur worden niet beschreven. Tevens wordt niet
expliciet aangegeven dat het bestuur voldoet aan alle vereisten van de Code.
e Kengetallen in het jaarverslag worden niet toegelicht.
Vraag:
Maakt het bestuur efficiënt en effectief gebruik van de onderwijsbekostiging (FB2)?
Antwoord:
Wij geven geen oordeel over financiële doelmatigheid, tenzij daar nadrukkelijk aanleiding
voor is. We constateren wel een aantal verbeterpunten ten aanzien van het jaarverslag. Wij
verwachten van het bestuur en de interne toezichthouder hier in het volgende jaarverslag
verbetering in aan te brengen.
Toelichting:
Efficiënt besteden aan doelen
Met financiële doelmatigheid bedoelen we dat het geld efficiënt wordt besteed en dat het
geld ten goede komt aan de door het bestuur gestelde doelen. We verwachten dat die
doelen bijdragen aan kwaliteit van het onderwijs en dat deze duidelijk zijn toegelicht in het
bestuursverslag. Bij ons onderzoek besteden we aandacht aan de besteding van middelen
voor passend onderwijs en aan het verslag van de interne toezichthouder over het toezicht
op de besteding van rijksmiddelen.
Besteding middelen passend onderwijs
Voor passend onderwijs ontving het bestuur in 2018 geld van het samenwerkingsverband.
Naast verantwoording aan het samenwerkingsverband over de inzet van dit geld, is het
belangrijk dat het bestuur ook in het eigen bestuursverslag laat zien hoe dit geld is ingezet.
36
Dit komt tegemoet aan een breed levende maatschappelijke behoefte. Het bestuur laat in
het bestuursverslag 2018 niet dan wel beperkt zien hoe het geld voor passend onderwijs is
besteed.
Verslag interne toezichthouder
Het intern toezichthoudend orgaan moet in het bestuursverslag verantwoording afleggen
over zijn handelen en de resultaten die dat opleverde. Daaronder valt ook het toezien op de
doelmatige besteding van het overheidsgeld dat het bestuur ontving. De informatie
hierover ontbrak in het bestuursverslag over 2018.
Vraag:
Verwerft en besteedt het bestuur de onderwijsbekostiging conform wet- en regelgeving
(FB3)?
Antwoord:
Ja. Wij beoordelen de financiële rechtmatigheid als Voldoende.
Toelichting:
Wij baseren ons hierbij op de bevindingen van de instellingsaccountant. Daarnaast kan
aanvullende informatie een rol spelen, zoals signalen en onderzoeken op het gebied van de
financiële rechtmatigheid.
4.1.3 Kwaliteitsonderzoeken
In deze paragraaf vermelden we de oordelen over de onderzochte standaarden zowel voor
de po-school als de vo-school.
Bij oordelen die afwijken van het oordeel Voldoende (basiskwaliteit) geven we een
toelichting. De standaarden die we als Voldoende beoordelen, beschrijven we dus niet. Zie
de Onderzoekskaders po en vo 2019 voor een nadere toelichting op de standaarden. Deze
kaders zijn te vinden op de website van de inspectie: www.onderwijsinspectie.nl
Aangezien het oordeel voor po en vo bij de standaarden die we toelichten gelijk is, en de
toelichting voor beide scholen voor een belangrijk deel samenvalt, volgt onder de tabel met
oordelen één toelichtende tekst waarin alleen waar nodig onderscheid gemaakt is tussen po
en vo.
4.1.4 Oordelen po en vo
Standaard
OP1 Aanbod Onvoldoende Onvoldoende
OP2 Zicht op ontwikkelingen (en begeleiding vo}* | Voldoende Voldoende
OP3 Didactisch handelen* Voldoende Voldoende
OP8 Toetsing en afsluiting Voldoende
SK1 Veiligheid* Onvoldoende Onvoldoende
OR1 Resultaten* Voldoende Niet te beoordelen
KA1 Kwaliteitszorg* Voldoende Voldoende
*kernstandaard
Het feit dat één kernstandaard (SK1) op beide scholen als Onvoldoende is beoordeeld
maakt dat we, conform de beslisregels uit hoofdstuk 4 van de Onderzoekskaders po en vo
2017, beide scholen als Onvoldoende beoordelen.
37
Vraag:
Is de kwaliteit van standaard OP1 Aanbod op orde? Bereidt het aanbod de leerlingen voor
op vervolgonderwijs en samenleving?
Antwoord:
Nee, de kwaliteit van het aanbod is onvoldoende. Het onderwijs bereidt de leerlingen
onvoldoende voor op het vervolgonderwijs en de samenleving. Het aanbod schiet, zoals al
genoemd in paragraaf 3.1 van het herstelonderzoek, tekort waar het gaat om de
kerndoelen 38 en 43!*, alsook over enkele onderdelen van het vak biologie. Ook zijn er
tekortkomingen in het burgerschapsonderwijs en het aanbod voor leerlingen met
achterstanden in de Nederlandse taal in het vo. In het vo ontbreekt aandacht voor
Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). Het Schoolplan bevat beperkte informatie over
het aanbod. Het bestuur handelt in strijd met artikel 8, eerste, tweede, derde en vijfde lid
van de WPO en artikel 9, eerste en tweede lid van de WPO in samenhang met het Besluit
vernieuwde kerndoelen WPO, en artikel 11b en 1icen 17 van de WVO in samenhang met
het Besluit kerndoelen onderbouw vo. Het bestuur krijgt de opdracht deze tekortkomingen
op te heffen.
Toelichting:
Kerndoelen 38 en 43
Kerndoelen van het onderwijs zijn door het ministerie vastgestelde streefdoelen die
richtlijnen en minimumeisen geven voor het onderwijsaanbod. Het Cheider biedt geen
dekkend aanbod voor de kerndoelen 38 en 43, die deels betrekking hebben op seksualiteit
en seksuele diversiteit (zie hoofdstuk 1, paragraaf 1.3.1.1). De school besteedt in het po
geen aandacht aan seksualiteit. In het vo gebeurt dit incidenteel en voornamelijk in de
Joodse lessen naar aanleiding van teksten uit onder meer de Thora of naar aanleiding van
vragen van leerlingen. Seksualiteit wordt dan in Joods perspectief geplaatst, dat wil zeggen
dat de docent aangeeft wat er binnen de Joodse wet wel en niet is toegestaan. Hoe dit
precies gebeurt, is niet duidelijk.
Het tekort aan aandacht voor de seksualiteit en seksuele diversiteit wordt tevens
geïllustreerd doordat gebleken is, dat in diverse lesmethoden, waaronder die voor biologie,
teksten en afbeeldingen die raakvlakken hebben met seksualiteit en voortplanting zijn
verwijderd of weggelakt, terwijl een alternatief hiervoor ontbreekt.
Het blijft door de uiterst beperkte aandacht voor seksuele vorming onduidelijk in hoeverre
leerlingen respectvol gedrag aanleren én weerbaar gemaakt worden tegen seksueel
grensoverschrijdend gedrag.
Daarnaast raken deze kerndoelen ook de basiswaarden van de democratische rechtsstaat,
te weten verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en begrip voor anderen. In dit geval
verdraagzaamheid voor en gelijkwaardigheid van mensen met een andere seksuele
geaardheid en het ontwikkelen van begrip voor mensen die daarover andere dan de eigen
opvattingen over hebben.
De school heeft aangegeven aan het einde van dit schooljaar voor vo een projectweek
gepland te hebben waarin seksualiteit aan bod komt. Dit is echter alleen bedoeld voor de
bovenbouw en leerlingen nemen alleen deel na toestemming van ouders. Over ouders die
bezwaar maken, gaat de school in overleg met de rabbijn. Dit betekent dat naar alle
waarschijnlijkheid niet alle leerlingen aan de desbetreffende activiteiten in de projectweek
zullen deelnemen. Verder wijzen we erop dat de kerndoelen vo juist bedoeld en verplicht
zijn voor de onderbouw (eerste twee leerjaren van het vmbo en de eerste drie leerjaren
van havo en vwo).
14 Zie paragraaf 1.3.1.1 voor een uitwerking van deze kerndoelen.
38
De school heeft in het najaar van 2019 een beleidsnotitie heeft opgesteld waarin
uiteengezet wordt hoe de school invulling wil gaan geven aan de kerndoelen 38 en 43. Het
onderwijs hierin is echter, zo erkennen bestuur en schoolleiding zelf, nog niet in de praktijk
gebracht. Zie daarvoor hoofdstuk 3.
Biologie
Ook ontbreekt, zowel in po als vo, een dekkend aanbod voor het vak biologie. Voor het po
gaat het om kerndoel 41. Dit kerndoel betreft het leren over de bouw van planten, dieren
en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Daar waar het de voortplanting
betreft, ontbreekt het aanbod. Voor het vo gaat het om de kerndoelen 29, 34 en 35. De
school beschikt wel over lesmethoden die deze onderwerpen omvatten, maar ook bij dit
vak zijn teksten en illustraties hieromtrent zwartgelakt en meerdere hoofdstukken uit de
lesmethoden verwijderd, zonder dat er alternatieve leerinhouden (bijvoorbeeld dezelfde
inhoud, maar in een andere vorm) worden aangeboden. Volgens de school omdat de
bewuste leerstof, dan wel de wijze waarop dat in de lesmethoden werd aangeboden, niet
stroken met de visie en opvattingen van de school. Het bestuur en het hoofd Joodse zaken
bevestigen dat er in het po en het vo geen biologieles wordt gegeven over de
voortplanting. Een uitzondering daarop vormt de bovenbouw van het vo. Leerlingen in de
hoogste klassen die daarvoor van hun ouders wel toestemming krijgen hierover wel
onderwijs met oog op het examen.
Burgerschap
Er is een burgerschapsaanbod met daarin aandacht voor basiswaarden als bijvoorbeeld de
vrijheid van meningsuiting en het tegengaan van discriminatie. Het aanbod schiet echter
tekort ten aanzien van basiswaarden als verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en begrip
voor anderen, door het nagenoeg ontbreken van een aanbod voor de kerndoelen 38 en 43
(zie hiervoor en verder hoofdstuk 5).
Nederlandse taal
Het aanbod dat de school biedt, moet aansluiten bij het niveau van de leerlingen, zodanig
dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. Dit betekent
bijvoorbeeld dat voor leerlingen met een taalachterstand de school een aanvullend aanbod
moet hebben. De leerlingen van het Cheider zijn divers in de zin dat voor een aanzienlijk
deel van de leerlingen het Nederlands niet de thuistaal is. De school voorziet zowel in po als
vo in de praktijk over een aanvullend aanbod om de leerlingen het Nederlands eigen te
laten maken, maar heeft dit aanbod en het beleid hieromtrent niet beschreven. De school
heeft ook geen doelen geformuleerd waarmee het naderhand kan vaststellen of deze
gerealiseerd zijn. Daardoor is het aanbod om taalachterstanden te bestrijden te typeren als
niet-structureel en leraarafhankelijk. Dit had in het vo in het najaar tot gevolg dat ook in de
praktijk het extra taalaanbod aan jongens tekortschoot omdat een leraar Nederlands de
school na de herfstvakantie had verlaten en zijn specifieke taken op dit gebied niet waren
overgenomen.
Loopbaanleren
Het aanbod vo dient tevens de leerlingen voor te bereiden op het vervolgonderwijs en
bevat activiteiten op het gebied van loopbaanleren (LOB). We hebben geen aanbod voor
LOB aangetroffen, niet in het schoolplan en niet in de praktijk.
Schoolplan
De school behoort de doelen voor het onderwijs en de opbouw van het aanbod vast te
leggen in het schoolplan. Dat is ten dele het geval. Voor verschillende vakken bevat het
schoolplan een korte omschrijving van leerinhouden en activiteiten en een verwijzing naar
de gebruikte lesmethoden. Concrete opbrengstdoelen bevat het schoolplan niet. Voor de
leergebieden wereldoriëntatie en burgerschap is de informatie beperkt. De schoolplannen
bevatten over het aanbod met betrekking tot kerndoelen 38 en 43 geen informatie. Wel is
er een beleidsnotitie opgesteld met een aanvulling op het schoolplan hierover, maar de
uitvoering ervan is vertraagd (zie hiervoor hoofdstuk 3). Zoals hiervoor al genoemd
bevatten de schoolplannen ook geen beschrijving van het aanbod voor leerlingen die
39
Nederlands als tweede taal leren en ook ontbreekt in het schoolplannen een beschrijving
van het aanbod voor meer- en hoogbegaafde leerlingen.
Vraag:
Is de kwaliteit van standaard SK1 Veiligheid op orde? Dragen schoolleiding en leraren zorg
voor een veilige omgeving voor leerlingen?
Antwoord:
Nee, de sociale, psychische en fysieke veiligheid is onvoldoende gewaarborgd. Dit komt
doordat er belangrijke en, in de situatie van het Cheider cruciale, omissies zijn vastgesteld
in het veiligheidsbeleid. We nemen de bevinding dat dit beleid nog steeds niet voldoet
zwaar op. De historie waarbij in 2012 seksueel misbruik van een leerling heeft
plaatsgevonden, en de uitkomsten van het specifiek onderzoek van 2018 vragen dat het
bestuur alle mogelijke maatregelen neemt om herhaling te voorkomen waaronder een
afdoende aanbod om leerlingen respectvol gedrag en weerbaarheid tegen
grensoverschrijdend gedrag bij te brengen. Dit gebeurt echter niet. Het bestuur handelt
hiermee in strijd met de wet (art. 4c, eerste lid, WPO en art. 3b, eerste lid, WVO). Het
bestuur krijgt de opdracht deze tekortkomingen op te heffen.
Toelichting:
De wet regelt de zorgplicht voor de veiligheid op school (art. 4c, eerste lid, WPO en art. 3b,
eerste lid, WVO). De zorgplicht betreft in ieder geval de volgende drie aspecten. Het
bevoegd gezag:
a. voert beleid met betrekking tot de veiligheid;
b. monitort ten minste jaarlijks de veiligheid van leerlingen met een gestandaardiseerd
instrument dat een representatief beeld geeft van de beleving en de aantasting van de
sociale veiligheid en het welbevinden van leerlingen;
c. heeft een persoon aangesteld die het beleid in het kader van het tegengaan van pesten
coördineert en fungeert als aanspreekpunt in het kader van pesten.
Bovendien moet uit onder andere de beleving van de veiligheid en het welbevinden van de
leerlingen op school blijken dat de school zorgdraagt voor de sociale, fysieke en psychische
veiligheid van leerlingen.
Omissies
De scholen beschikken weliswaar over een veiligheidsbeleid met betrekking tot de sociale,
psychische alsook de fysieke veiligheid (beschreven in het Schoolveiligheidsplan}) en
monitort de veiligheid van leerlingen maar het beleid en de monitoring schieten tekort
vanwege een aantal omissies:
e Veiligheidsbeleid dient zowel preventief als curatief te zijn. Het Schoolveiligheidsplan
bevat zowel preventieve maatregelen (bijvoorbeeld de kanjertraining) als curatieve
maatregelen (bijvoorbeeld het anti-pestprotocol). Omdat er nauwelijks aandacht is voor
seksuele vorming op de scholen (zie toelichting bij standaard OPI), is er ook nauwelijks
sprake van structurele preventie als het gaat om weerbaarheid tegen seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Mede gezien de misbruikzaak van 2012 zou seksuele
vorming, juist ook met het oog op die weerbaarheid, veel meer dan nu het geval is, een
herkenbare plaats in het curriculum moeten hebben.
e Het veiligheidsbeleid voorziet in slechts over één mannelijke vertrouwenspersoon. De
informatie over deze herkenbaarheid en bereikbaarheid persoon is beperkt (zie verder
hoofdstuk 3). Wel zijn er twee antipestcoördinatoren.
e Monitoring van de veiligheidsbeleving van leerlingen gebeurt zowel in po als vo met een
betrouwbaar instrument, maar heeft alleen nut als de verzamelde gegevens ook benut
worden voor de evaluatie en waar nodig bijstelling van het veiligheidsbeleid. Op de po-
school gebeurt dit (zie hierboven), in het vo echter niet. Zo heeft de vo-school niet
onderzocht wat maakt dat een aanzienlijk deel (een derde) van de leerlingen zegt niet
40
met plezier naar school te gaan en ook niet wat maakt dat bijna een kwart van de
leerlingen ontevreden is over het optreden van de school bij pesten. De school kan
daardoor ook geen gerichte actie ondernemen om hier iets aan te veranderen (zie
verder hoofdstuk 3).
Aanvullend stellen we vast dat het bestuur er opnieuw twijfels over laat bestaan of het bij
een nieuw incident onverkort het protocol grensoverschrijdend gedrag*® volgt dat moet
waarborgen dat het bestuur, anders dan na het zedenmisdrijf dat plaatsvond op de school
in 2012, de aangifteplicht onverwijld zal nakomen. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3, paragraad
3.2.
Uitkomsten monitor
Voorgaande betekent niet dat de veiligheidsbeleving van leerlingen op dit moment
tekortschiet: uit de monitoring komt niet naar voren dat de leerlingen van het Cheider zich
onveilig voelen. Wel is in het vo het welbevinden aan de lage kant. Hieronder in het kort de
resultaten van de meest recente meting.
Veiligheid en welbevinden po
Uit de recent (schooljaar 2019/2020) gemeten beleving van veiligheid en welbevinden van
po-leerlingen onder 23 van de 26 leerlingen van groep 6, 7 en 8 blijken voor de school
gunstige uitkomsten over het voorkomen van pesten en het welbevinden van leerlingen. Op
beide onderdelen behoort de po-school tot de 20 procent best scorende scholen (kwintiel
I). Op het onderdeel ‘ervaren veiligheid op en rond de school’ is de score lager: de school
behoort tot de 20 procent onder het normgemiddelde scorende scholen (kwintiel IV). De
school verklaart de lage score op grond van gesprekken met leerlingen vooral vanuit de
externe, fysieke dreiging. Leerlingen horen thuis veel over aanslagen op joden en voelen
zich hierbij betrokken door de vele familieleden in het buitenland. De school wordt omringd
door een hoge muur en daarbuiten staan permanent gewapende bewakers van de
Koninklijke Marechaussee. Er zijn regelmatig ontruimingsoefeningen. Enerzijds is dit alles
nodig gezien het dreigingsbeeld en werkt het geruststellend, anderzijds verhoogt dit bij een
deel van de leerlingen het gevoel van onveiligheid. Uit de gesprekken die we voerden met
leerlingen kwam naar voren dat er bij de meisjes soms sprake was van buitensluiting.
Hierop zijn door de school nieuwe afspraken gemaakt over hoe met elkaar om te gaan en is
er een brievenbus opgehangen waar leerlingen meldingen in kunnen achterlaten. Dit leidt
geregeld tot snelle signalering van problemen.
Veiligheid en welbevinden vo
Op de vo-school hebben einde schooljaar 2018/2019) 30 leerlingen de vragenlijst van het
gehanteerde instrument ingevuld. Ze waarderen de school met gemiddeld een 6,27.
Ongeveer een op de drie leerlingen zegt niet tevreden te zijn met deze school en niet
opnieuw voor deze school te kiezen. Van de respondenten zegt 80 procent zich veilig te
voelen op school, 3 procent niet en de overige 17 procent antwoordt neutraal. Een op de
vijf leerlingen geeft aan soms gepest te worden. Bijna de helft (43 procent) is tevreden
over de wijze waarop de school optreedt bij pesten, bijna een kwart (23 procent) is
ontevreden en ruim een derde (34 procent) geeft op deze vraag een neutraal antwoord.
5 Het protocol bevat twee essentiële passages met betrekking tot situaties waarbij sprake is van het vermoeden van seksueel misbruik:
. “Indien uit het overleg met de vertrouwensinspecteur moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat
de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in titel XIV van het Wetboek van het Strafrecht
jegens een leerling van de school’®, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij de politie en informeert de
vertrouwensinspecteur over de aangifte’
. ‘Het is mogelijk dat in een bepaalde situatie niet alle genoemde stappen uit het protocol hoeven te worden gezet of in een andere
volgorde moeten worden gezet. Afwijken van het protocol is mogelijk, indien dit wenselijk is, zulks ter beoordeling van het
crisisteam na overleg met het bevoegd gezag. Na een klacht of melding, als bedoeld in titel XIV van het Wetboek van het Strafrecht
jegens een leerling van de school, is afwijking van de onverwijlde aangifteplicht niet mogelijk. In dat geval wordt er ook niet
afgeweken van de plicht om met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden en de vertrouwensinspecteur te informeren over de
aangifte bij de politie.”
41
4.1.5 Overige wettelijke vereisten
Overige wettelijke vereisten po
e Vrijwilligheid ouderbijdrage
e Aanwezigheid meldcode
* _Onderwijstijd
e Bevoegdheden alle docenten
Overige wettelijke vereisten vo
= _ Vrijwilligheid ouderbijdrage
= _Meldcode
= Aanwezigheid PTA
Vrijwilligheid ouderbijdrage
Zie hiervoor paragraaf 4.1.5
Aanwezigheid meldcode
De scholen beschikken over de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Onderwijstijd (po)
De onderwijstijd is voldoende.
Aanwezigheid PTA
De vo-school heeft een programma van toetsing en afsluiting (PTA) voor de drie afdelingen,
vmbo-gt, havo en vwo. Tevens is er een examenreglement. De Joodse Kindergemeenschap
Cheider werkt met een PTA per afdeling en per schooljaar. Dit betekent dat het voor
leerling en ouder duidelijk moet zijn dat het totale programma over de leerjaren heen
dekkend is voor het schoolexamen. Wij zien dat dit nauwkeurig bewaakt wordt en geborgd
is door de examensecretaris en de directeur. Het examenreglement is recent op enkele
onderdelen aangepast. Instemming van de medezeggenschapsraad voortgezet onderwijs is
hiervoor noodzakelijk en leerlingen en ouders dienen op de hoogte gesteld te worden van
de wijzigingen. Dit laatste is gebeurd maar instemming van de medezeggenschapsraad
heeft echter niet plaatsgevonden. Het bestuur handelt hiermee in strijd met artikel 10,
eerste lid, onder b, WMS. Het bestuur krijgt daarvoor een herstelopdracht.
Er is geen sprake van overtreding van artikel 31 van het Eindexamenbesluit VO. De
cijferregistratie van de resultaten van het schoolexamen is op orde en geborgd door
dubbele controle. Wel noemen we enkele aandachtspunten:
e Vorig schooljaar is verzuimd om het PTA en het examenreglement aan de
inspectie te verzenden. Het is wel aan leerlingen en ouders verstrekt.
e In het examenreglement staat niet duidelijk aangegeven dat onafhankelijk
beroep op een beoordeling mogelijk is.
e Niet overal staan de eindtermen in het PTA genoemd, het is dan niet duidelijk
of het PTA dekkend is voor alle verplichte examenonderdelen.
e Bij het vak lichamelijke oefening is verheldering in het PTA nodig op het gebied
van het periodiek aftekenen van de verschillende onderdelen.
Het gaat om een klein team met leraren die al jarenlang het schoolexamen
verzorgen, het is aan te bevelen om een netwerk te onderhouden waarbij ook
door examendocenten van andere scholen naar het schoolexamen gekeken
wordt.
42
4.1.6 Aanvullende vragen
Vraag:
Is er op beide scholen ondubbelzinnig sprake van een vrijwillige ouderbijdrage?
Antwoord:
Nee, ten aanzien van de ‘Activiteiten’ is nog onvoldoende duidelijk dat de ouderbijdragen
een vrijwillig karakter kennen. Het bestuur handelt hiermee in strijd met de wet (art. 40,
eerste lid, en art. 13, eerste lid, onder e‚ WPO en art. 27, eerste lid en art. 24a, eerste lid,
onder e‚, WVO). Het bestuur krijgt een herstelopdracht.
Toelichting:
De school vermeldt in de schoolgidsen twee vormen van financiële bijdragen,
‘Ouderbijdrage’ en ‘Activiteiten’.
De tekst over de Ouderbijdrage vermeldt naast het grote belang van de bijdrage ook
duidelijk het vrijwillige karakter ervan en benadrukt bovendien dat toelating tot de school
niet afhankelijk gesteld wordt van het betalen van de ouderbijdrage.
De tekst over de Activiteiten vermeldt de vrijwilligheid niet, althans niet ondubbelzinnig. Er
staat dat voor feestjes, excursies en uitstapjes een bijdrage (75 euro) gevraagd wordt. Als
deze activiteiten verplichte onderdelen zijn van het onderwijsprogramma mag daar alleen
een vrijwillige bijdrage voor worden gevraagd. Als het om facultatieve activiteiten gaat,
mag de school een verplichte bijdrage vragen. Maar als de activiteit onder schooltijd
plaatsvindt, en ouders willen niet betalen voor deze activiteit, dan dient de school in geval
van uitsluiting van deelname hieraan, een alternatief programma te bieden.
Vraag:
Is de klachtenprocedure in alle relevante documenten eenduidig beschreven en voldoet de
procedure aan de wettelijke vereisten?
Antwoord:
Nee, de procedures zijn in alle documenten op elkaar afgestemd maar voldoen niet aan de
wettelijke vereisten. De inhoud van de informatie in de schoolgids bevat nog steeds
stappen die belemmerend kunnen werken voor ouders om gebruik te maken van de
mogelijkheid om een klacht in te dienen. Het bestuur handelt hiermee in strijd met de wet
(artikelen 13, eerste lid, onder f en 14 WPO en 24a, eerste lid, onder e en 24b WVO). Het
bestuur krijgt hiervoor een herstelopdracht.
Toelichting:
De teksten in de regeling en de teksten in de schoolgidsen vertonen geen onderlinge
afwijkingen. Echter, het in de schoolgidsen vermelde stappenplan, alsook de toelichting op
de bedoeling van de landelijke klachtencommissie, zijn zodanig geformuleerd dat klagers,
voordat zij naar de klachtencommissie stappen, eerst hun klacht aan achtereenvolgens de
leraar, de directeur en het bestuur moeten voorleggen. Dit is niet correct, klagers moeten
ook rechtstreeks naar de klachtencommissie kunnen gaan, of andere stappen over kunnen
slaan, bijvoorbeeld indien zij een klacht hebben over de directeur of het bestuur.
Verder vermelden de schoolgidsen dat de klachtenregeling ter inzage ligt op de school en
dat deze ook op de website staat. Dit laatste lijkt echter niet het geval waardoor klagers
genoodzaakt zijn bij een klacht naar de school te gaan om de regeling op te vragen, wat
een belemmering kan vormen dit ook daadwerkelijk te doen.
43
4.2 Samenvattende conclusie 4JOB
De centrale vraag van elk vierjaarlijks onderzoek bij bestuur en scholen luidt:
Is de sturing op kwaliteit op orde en is er sprake van deugdelijk financieel beheer?
Het antwoord op deze vragen is overwegend negatief. Alle drie standaarden van het
kwaliteitsgebied Kwaliteitszorg en ambitie zijn als onvoldoende beoordeeld. Ook het
Financieel beheer is onvoldoende omdat financiële continuïteit niet is gewaarborgd
(standaard FB1 is Onvoldoende). Het bestuur blijft dan ook onder aangepast financieel
toezicht staan.
Daarbij komt dat de onderwijskwaliteit op de scholen als onvoldoende is beoordeeld
vanwege het oordeel onvoldoende voor de standaard Veiligheid (SK1). De sociale,
psychische en fysieke veiligheid van leerlingen is niet gewaarborgd doordat het
veiligheidsbeleid op een aantal onderdelen tekortschiet. Dit oordeel hangt samen met de
tekortkomingen in het aanbod (de kerndoelen 38 en 43), waardoor ook de standaard
Aanbod als onvoldoende is beoordeeld.
We herhalen dat we, gezien de historie, het bestuur de bevinding dat het veiligheidsbeleid
beleid nog steeds omissies laat zien, zwaar aanrekenen. In plaats van actief zorg te dragen
voor optimaal veiligheidsbeleid, mede om herhaling van een incident als in 2012 te
voorkomen, traineert het bestuur de totstandkoming ervan en lijkt het op onderdelen de
noodzaak en urgentie van verandering niet te willen inzien.
44
5 Burgerschap en omgaan met verschil in morele
opvattingen
In dit hoofdstuk beantwoorden we de onderzoeksvragen van het themaonderzoek
Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen. De
gegevensverzameling rond genoemde vraag is uitgevoerd op de scholen voor po en vo.
Aangezien de bevindingen en oordelen voor po en vo overwegend gelijk zijn, is alleen bij
relevante verschillen onderscheid gemaakt tussen beide scholen. De inhoud en daarom ook
de uitkomsten van dit onderzoek vallen grotendeels samen met vergelijkbare onderdelen
van het herstelonderzoek (herstelopdracht kerndoelen) en het vierjaarlijks onderzoek naar
bestuur en scholen. De uitkomsten zijn daarom ook vergelijkbaar en hebben niet geleid tot
andere oordelen of nieuwe herstelopdrachten.
De vragen die de inspectie in de praktijk van de scholen heeft onderzocht zijn:
* Bevorderen de scholen de basiswaarden!!! van de democratische rechtsstaat?
e Zijn er in het onderwijs op de scholen strijdigheden met de basiswaarden?
e Iser sprake van stelselmatige risico’s op strijdigheid met basiswaarden? En als deze
risico’s er zijn; schenken de scholen dan extra aandacht aan het tegengaan van deze
risico’s door actieve bevordering van de basiswaarden die in het gedrang kunnen
komen?
Nadat alle vragen zijn beantwoord en toegelicht besluiten we dit hoofdstuk met een
samenvattende conclusie waarin we antwoord geven op de centrale vraag van het
themaonderzoek:
Hoe geven scholen invulling aan onderwerpen waarover morele opvattingen in de
samenleving (sterk) uiteen kunnen lopen en past deze invulling binnen de grenzen van de
basiswaarden van de democratische rechtsstaat?
5.1 Beantwoording vragen over het burgerschapsonderwijs
Vraag:
Bevorderen de scholen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat?
Antwoord:
Deels. De scholen hebben een burgerschapsaanbod met daarin aandacht voor bijvoorbeeld
basiswaarden als de vrijheid van meningsuiting en het tegengaan van discriminatie. Het
aanbod schiet echter tekort ten aanzien van de basiswaarden verdraagzaamheid,
gelijkwaardigheid en begrip voor anderen. Dit komt door het nagenoeg ontbreken van
onderwijs over de kerndoelen 38 en 43 die betrekking hebben op seksualiteit, diversiteit en
seksuele diversiteit (zie ook hoofdstuk 3 en 4). Het bestuur handelt hiermee in strijd met
de wettelijke opdracht om de basiswaarden van de democratische rechtsstaat actief te
bevorderen (art. 8, derde lid, en art. 9, negende lid WPO/ art. 11c, 11f en 17 WVO). Het
bestuur krijgt hiervoor een herstelopdracht. Zie ook hoofdstuk 4.
Toelichting:
Het Cheider heeft in februari 2019 een beleidsnotitie opgesteld over actief burgerschap en
sociale integratie in het po en het vo. Deze notitie bevat uitgangspunten, definities van
centrale begrippen, kernwaarden en voor po en vo een overzicht van de aan burgerschap
gerelateerde kerndoelen en onderwerpen in welke klassen en bij welke vakken aan de orde
komen. In het po maakt burgerschapsonderwijs deel uit van het vak wereldoriëntatie en
bevatten ook andere vakken en de bijbehorende lesmethoden onderwerpen en activiteiten
El Zie hoofdstuk 1 voor meer informatie over de basiswaarden
45
gerelateerd aan burgerschap. Ook zijn er volgens de notitie bliksemstages voor de
leerlingen in de bovenbouw om kennis te maken met het bedrijfsleven. In het vo wordt er
bij verschillende vakken, bijvoorbeeld geschiedenis en maatschappijleer en bij de Joodse
vakken aandacht gegeven aan burgerschap, en zijn er verschillende activiteiten buiten de
school, zoals een bezoek aan het Rijksmuseum of de regeringsgebouwen in Den Haag. Er is
veel aandacht voor discussie en debat. Leerlingen kunnen hun opvattingen en argumenten
voor die opvattingen ook goed onder woorden brengen.
Een vastomlijnd, separaat curriculum burgerschap is er niet, alle activiteiten maken
onderdeel uit van reguliere schoolvakken.
De wettelijke burgerschapsopdracht vraagt van scholen om de basiswaarden van de
democratische rechtsstaat, zoals verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en begrip voor
anderen! actief te bevorderen, waarbij de vrijheid van onderwijs scholen de ruimte biedt
hier een eigen invulling aan te geven. Hierin schiet het onderwijsaanbod op de scholen
tekort. Het probleem is niet zozeer wat de scholen wel doen, als wel wat er niet gebeurt.
De wettelijke eisen over de kerndoelen verplichten de scholen om aandacht te schenken
aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Dat gebeurt op de scholen niet of nauwelijks (zie
voor een toelichting hoofdstuk 4, paragraaf 4.1.3.1).
Vraag:
Zijn er in het onderwijs op de scholen strijdigheden met de basiswaarden?
Antwoord:
Nee. Tijdens het onderzoek zijn geen uitingen van docenten gebleken of lesmaterialen
aangetroffen die strijdig zijn met hiervoor genoemde of andere basiswaarden.
Toelichting:
Zoals eerder genoemd, ontbreken bepaalde onderwerpen in het aanbod. In het
overgebleven aanbod hebben wij, evenals in uitlatingen van docenten, geen strijdigheden
met basiswaarden aangetroffen, zoals discriminerende of kwetsende uitlatingen of
opvattingen die ongelijkwaardigheid van bevolkingsgroepen, culturen of religies uitdragen.
Vraag:
Is er sprake van stelselmatige risico’s op strijdigheid met basiswaarden? En als deze risico’s
er zijn, schenkt de school dan extra aandacht aan het tegengaan van deze risico’s door
actieve bevordering van de basiswaarden die in het gedrang kunnen komen?
Antwoord:
Ja. Die risico’s zijn er. De leerlingen van het Cheider groeien op in een relatief kleine
gemeenschap en er lijkt een taboe te berusten op seksualiteit. Basiswaarden kunnen
daardoor in het gedrang komen. Ook bestaat het risico dat leerlingen door gebrek aan
kennis onvoldoende respectvolgedrag ontwikkelen en weerbaar worden gemaakt tegen
seksueel grensoverschrijdend gedrag. En nee, bestuur en school voeren niet aantoonbaar
en actief beleid om deze risico’s tegen te gaan. Het bestuur handelt hiermee in strijd met
de wet (art. 8, derde lid, en art. 9, negende lid WPO/ art. 1ic, 11f en 17 WVO). Het
bestuur krijgt hiervoor een herstelopdracht. Risico's zijn er ook in de toenemende mate
waarmee leerlingen te maken krijgen met antisemitisme en discriminatie. De school
onderneemt op deze punten wel diverse, preventieve acties.
Toelichting:
De leerlingen van het Cheider groeien op in een relatief kleine en gesloten sociale en
religieuze gemeenschap, komen beperkt in contact met mensen van buiten de
gemeenschap en jongens en meisjes krijgen op school gescheiden van elkaar les.
16 Zie hoofdstuk 1, paragraaf 1.3.4 voor een overzicht van de basiswaarden
46
Seksualiteit is niet of moeilijk bespreekbaar, zowel thuis als op school”. Vanwege deze
context waarbinnen de leerlingen opgroeien en de strikte opvattingen van de school over
de omgang tussen jongens en meisjes, bestaat het risico dat leerlingen onvoldoende
worden voorbereid op de diversiteit in de samenleving en dat leerlingen zich basiswaarden
als verdraagzaamheid, begrip voor anderen en gelijkwaardigheid onvoldoende eigen
maken. Het is daarom juist van belang dat de school een planmatig, herkenbaar en
proactief aanbod ontwikkelt om basiswaarden als verdraagzaamheid, begrip voor anderen
en gelijkwaardigheid te bevorderen en mogelijke strijdigheden daarmee tegen te gaan. Dat
aanbod ontbreekt grotendeels (zie ook het antwoord en de toelichting op de eerste vraag
van dit hoofdstuk en hoofdstuk 3 en 4).
Gebrek aan kennis kan ertoe leiden dat basiswaarden als begrip voor anderen en
gelijkwaardigheid onvoldoende tot ontwikkeling komen. Gebrek aan kennis over seksualiteit
kan ertoe leiden dat leerlingen in onvoldoende mate respectvol gedrag aanleren en/of
onvoldoende weerbaarheid opbouwen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zoals
gezegd hebben de scholen een beleidsnotitie opgesteld waarin staat hoe het onderwijs in
de kerndoelen 38 en 43 zijn beslag moet krijgen. Dat er nog geen uitvoering aan deze
notitie is gegeven, laat zien dat de bedoelde risico’s nog altijd niet adequaat worden
geadresseerd. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3.
De leerlingen hebben buiten de school te maken met (toenemend) antisemitisme en
discriminatie. Er vinden op school vooral gesprekken plaats met leerlingen in
groepsverband en individueel. De leraren worden hierbij gesteund door de stichting Bij
Leven en Welzijn (adviesorgaan ter bescherming van de Joodse gemeenschap). In po is er
veel aandacht voor tijdens de Kanjerlessen en worden lessen hierover gekoppeld aan
thema’s. Voor vo is er een project ‘Streetwise’ georganiseerd (weerbaarheid) en zijn er
lessen sociale media.
5.2 Samenvattende conclusie burgerschapsonderwijs
De scholen hebben een burgerschapsaanbod maar daarin is niet herkenbaar sprake van de
actieve bevordering van de basiswaarden. Stelselmatige risico’s op strijdigheden met
basiswaarden als verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en begrip voor anderen, die
aanwezig zijn vanwege de context waarbinnen de leerlingen opgroeien en het taboe op
seksualiteit, worden onvoldoende geadresseerd. Vooral debet hieraan is het ontbrekende
aanbod voor de kerndoelen 38 (po) en 43 (vo), daar waar die raken aan seksualiteit en
diversiteit.
Tijdens het onderzoek zijn geen uitingen van docenten gebleken of lesmaterialen
aangetroffen die strijdig zijn met hiervoor genoemde of andere basiswaarden. Risico's zijn
er ook in toenemende mate waarmee leerlingen te maken krijgen met antisemitisme en
discriminatie. De school onderneemt wel diverse preventieve acties om leerlingen weerbaar
te maken tegen antisemitisme en discriminatie.
17 Dit bleek ook uit de commotie die ontstond naar aanleiding van gesprekken die inspecteurs hebben gevoerd met leerlingen over het
onderwijsaanbod over de kerndoelen. Het reformatorisch dagblad citeerde ouders die vertelden dat inspecteurs impertinente vragen
hadden gesteld aan leerlingen omtrent seksualiteit, terwijl inspecteurs zich juist uiterst terughoudend hadden opgesteld in de gesprekken
hierover (zie ook voetnoot 11, p. 15).
47
6 Overzicht herstelopdrachten
het bestuur?
Er zijn tekortkomingen in het Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
onderwijsaanbod. In de praktijk per 1 juni 2020 zorgen uiterlijk een jaar na
worden onderdelen van de kerndoelen dat alle kerndoelen voor vaststelling van het
niet of slechts incidenteel aangeboden. alle leerlingen volledig aan | rapport of aan de
Ook zijn er tekortkomingen in het bod komen in het herstelopdrachten
aanbod Nederlandse taal en LOB in het onderwijs, vooral wat voldaan is.
vo. betreft de aandacht voor
de respectvolle omgang
Het bestuur handelt in strijd met artikel | met seksualiteit en met
8, tweede en derde lid van de WPO en diversiteit binnen de
artikel 9, eerste en tweede lid, van de samenleving, waaronder
WPO in samenhang met het Besluit seksuele diversiteit.
vernieuwde kerndoelen WPO, en artikel Dat moet gebeuren door
6c, 11b, 1icen 17 van de WVO in bevoegde docenten.
samenhang met het Besluit kerndoelen
onderbouw vo. Het bestuur moet uiterlijk
per 1 september 2020 in
het vo zorgen voor een
structureel aanbod voor
LOB en het bestrijden van
taalachterstanden.
Het bestuur informeert de
inspectie als naar eigen
oordeel aan deze
herstelopdrachten is
voldaan en geeft daarbij
aan hoe dat is gebeurd.
48
De sociale veiligheid op de scholen is Het bestuur moet de De inspectie onderzoekt
niet gewaarborgd, doordat sociale veiligheid van uiterlijk een jaar na
e het geplande en gerealiseerde leerlingen waarborgen vaststelling van het
aanbod van de school niet door uiterlijk per 1 juni rapport of aan de
aantoonbaar voorziet in onderwijs 2020 de genoemde herstelopdrachten
over seksualiteit en seksuele tekortkomingen op te voldaan is.
diversiteit, en dus niet is geborgd heffen, en dat op
dat respectvol gedrag en seksuele duidelijke en
weerbaarheid van leerlingen, ondubbelzinnige manier te
conform wettelijke eisen, worden doen.
bevorderd;
e _monitorgegevens over sociale Het bestuur informeert de
veiligheid in het vo onvoldoende inspectie als naar eigen
worden benut; oordeel aan deze
e het hoofd Joodse zaken (en niet de herstelopdracht is voldaan
directeur belast met de en geeft daarbij aan hoe
eindverantwoordelijkheid voor het dat is gebeurd.
onderwijs) eindverantwoordelijk lijkt
voor belangrijke leerinhouden; Ook moet de school
e de informatie over de jaarlijks de uitkomsten van
vertrouwenspersoon te beperkt is en | de monitor sociale
er voor de meisjes geen vrouwelijke | veiligheid aanleveren bij
vertrouwenspersoon beschikbaar is de inspectie.
en;
, de veranderingsbereidheid dan wel
het tempo waarin het bestuur werkt
aan herstel en gevolg geeft aan
aanbevelingen, waaronder
aanbevelingen van de inspectie die
rechtstreeks raken aan sociale
veiligheid van leerlingen laag is.
Het bestuur handelt daarmee in strijd
met art. 4c WPO en art. 3b WVO.
In het managementstatuut en in de Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
statuten is een tekst opgenomen per 1 juni 2020 in alle uiterlijk een jaar na
waaruit blijkt dat bij ‘halachische documenten borgen dat de | vaststelling van het
geschillen’, niet het bestuur maar de organisatie zich aan de rapport of aan de
schoolrabbijn een beslissende stem Nederlandse wet houdten | herstelopdracht voldaan
heeft in religieuze kwesties, het bestuur daar zelf het is,
laatste woord in heeft.
Het bestuur handelt daarmee in strijd
met artikelen 10 en 17b, eerste lid Het bestuur informeert de
onder b en tweede lid, van de WPO en inspectie als naar eigen
23a en 24el, eerste lid onder b en oordeel aan deze
tweede lid van de WVO. herstelopdracht is voldaan
en geeft daarbij aan hoe
dat is gebeurd.
49
Het stelsel van kwaliteitszorg staat Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
maar ten dele beschreven in de per 1 september 2020 in | uiterlijk een jaar na
schoolplannen, er zijn geen toetsbare de schoolplannen een vaststelling van het
doelen geformuleerd en verbeteringen stelsel van kwaliteitszorg rapport of aan de
worden niet altijd doelgericht opnemen dat geschikt is herstelopdracht voldaan
doorgevoerd. Daarmee draagt het om de basiskwaliteit van is.
stelsel van kwaliteitszorg onvoldoende het onderwijs te bewaken
bij aan het verbeteren van het en zo nodig tot effectieve
onderwijs. verbetermaatregelen te
komen, en dit stelsel
Het bestuur handelt daarmee in strijd uitvoeren zoals
met art. 12, vierde lid, en art. 10 WPO beschreven.
en art. 24, vierde lid, en art. 23a WVO.
Het bestuur informeert de
inspectie als naar eigen
oordeel aan deze
herstelopdrachten is
voldaan en geeft daarbij
aan hoe dat is gebeurd.
Het bestuur stuurt de
inspectie de aangepaste
schoolplannen toe.
In de schoolplannen ontbreekt een Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
volledige beschrijving van het taalbeleid | per 1 september 2020 uiterlijk een jaar na
en het professionaliseringsbeleid. het taalbeleid en het vaststelling van het
professionaliseringsbeleid rapport of aan de
Het bestuur handelt daarmee in strijd opnemen in de herstelopdracht voldaan
met art. 12, tweede lid, onder a en schoolplannen. Het is,
derde lid, WPO en art. 24, tweede lid, bestuur moet zorgen dat in
onder a en derde lid, WVO. de onderwijspraktijk
taalachterstanden worden
bestreden en leraren zich
afdoende kunnen
professionaliseren.
Het bestuur stuurt de
inspectie de aangepaste
schoolplannen toe.
50
De klachtenregelingen van de scholen | Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
zijn zodanig geformuleerd dat het pas per 1 juni 2020 de uiterlijk een jaar na
mogelijk is een klacht in te dienen als teksten over de vaststelling van het
diverse stappen binnen de school zijn klachtenregelingen zo rapport of aan de
doorlopen. verhelderen dat duidelijk is | herstelopdracht voldaan
dat personen met een is,
Het bestuur handelt daarmee in strijd klacht direct terecht
met art. 13, eerste lid, onder f en art. kunnen bij de
14 WPO en art. 24a, eerste lid, onder e onafhankelijke
en art. 24b WVO. klachtencommissie.
Het bestuur informeert de
inspectie als naar eigen
oordeel aan deze
herstelopdracht is voldaan
en geeft daarbij aan hoe
dat is gebeurd.
Uit de schoolgidsen blijkt niet duidelijk | Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
wat de resultaten van het onderwijs zijn | per 1 juni 2020 in de uiterlijk een jaar na
en dat de ouderbijdrage vrijwillig is. schoolgidsen duidelijk vaststelling van het
opnemen wat de rapport of aan de
Het bestuur handelt daarmee in strijd resultaten van het herstelopdracht voldaan
met art. 13, eerste lid, onder a en e, onderwijs zijn en dat alle is,
WPO en art. 24a, eerste lid, onder a en ouderbijdragen vrijwillig
d, WVO. zijn.
Het bestuur informeert de
inspectie als naar eigen
oordeel aan deze
herstelopdracht is voldaan
en geeft daarbij aan hoe
dat is gebeurd.
Het bestuur stuurt de
inspectie de aangepaste
schoolgidsen toe.
51
Het jaarverslag kent de volgende Het bestuur corrigeert per | De inspectie onderzoekt
tekortkomingen: 1 juli 2020 deze omissie uiterlijk een jaar na
er ontbreekt een verslag van de in het eerstvolgende vaststelling van het
interne toezichthouder; jaarverslag (2019). rapport of aan de
* er is geen verantwoording van de herstelopdracht voldaan
afwijkingen van de gehanteerde is.
code goed bestuur, hoewel die er
wel zijn;
* de continuîïteitsparagraaf is niet
volledig.
Het bestuur handelt daarmee in strijd
met artikelen 171, eerste lid, onder a
van de WPO, 103, eerste lid, onder a
van de WVO en artikelen 1 sub cen e in
samenhang met artikel 4 vierde lid
Regeling jaarverslaggeving onderwijs,
Bijlage 3 onderdelen balans en
toelichting en B3 Rapportage
toezichthoudend orgaan.
De medezeggenschapsraad heeft niet Het bestuur moet uiterlijk De inspectie onderzoekt
ingestemd met de wijzigingen van het per 1 juni 2020 de uiterlijk een jaar na
examenreglement. Dat is in strijd met | medezeggenschapsraad vaststelling van het
artikel 10, eerste lid, onder b, WMS. om instemming vragen rapport of aan de
voor de wijzigingen in het herstelopdracht voldaan
examenreglement. is.
Het bestuur informeert de
inspectie als naar eigen
oordeel aan deze
herstelopdrachten is
voldaan en geeft daarbij
aan hoe dat is gebeurd.
Tenzij binnen de termijn hersteld, legt de inspectie bekostigingssancties op vanwege het langdurige
karakter van de tekortkomingen die ook al eerder, in 2018 en/of 2019, al zijn vastgesteld. Indien
het bestuur eerder dan het geplande herstelonderzoek overtuigend aantoont dat die
tekortkomingen zijn hersteld, wordt het sanctietraject stopgezet.
52
7 Overzicht aanbevelingen
In 2018 zijn door de inspectie zes aanbevelingen gedaan. In het onderhavige onderzoek hebben we
vastgesteld dat aan twee aanbevelingen slechts deels gevolg is gegeven. We vermelden hieronder
dus nogmaals alle aanbevelingen uit 2018:
e Wij adviseren om de bestuurlijke vernieuwing met spoed op te pakken. Daarbij zou met hulp
van externe deskundigheid een bestuurlijk concept uitgewerkt kunnen worden dat aansluit op
de wettelijke voorschriften én past bij de specifieke kenmerken van het Cheider. Wij geven in
overweging om daarbij, in aansluiting op de bovenstaande wettelijke voorschriften ten aanzien
van de noodzakelijke ‘checks and balances’, in het bijzonder aandacht te besteden aan
transparantie en het tegengaan van het risico van belangenverstrengeling.
e We geven in overweging om de transparantie en eenduidigheid in de communicatie te
verbeteren, onder andere door bestaande documenten te checken op eenduidigheid en de mate
waarin de inhoud is toegesneden op het Cheider. Ook kan meer gebruik gemaakt worden van
moderne communicatiemiddelen zoals de website om informatie te delen met de ouders en de
buitenwereld. Ten slotte kunnen regelmatig bijeenkomsten voor de ouders georganiseerd
worden over onderwerpen die relevant zijn in verband met de sociale veiligheid.
e Wij geven in overweging om de (potentiële) risico’s van het bijzondere en kleinschalige
karakter van het Cheider voor de sociale veiligheid bespreekbaar te maken en te onderzoeken
hoe deze geminimaliseerd kunnen worden.
e Wij geven in overweging om regels en afspraken in de school levend te houden. De
schoolregels kunnen bijvoorbeeld jaarlijks met de leerlingen en het personeel besproken
worden. Daarnaast kunnen de leerlingen en het personeel in de gelegenheid gesteld worden
om invloed uit te oefenen op de school- en gedragsregels.
e Wij geven in overweging om leraren die Joods onderwijs verzorgen en leraren die profaan
onderwijs verzorgen op basis van uitwisseling en onderlinge samenwerking te laten werken aan
een verdere concretisering van de invulling van de kerndoelen 38 en 43, onder andere met het
oog op de bijdrage die daarmee geleverd kan worden aan vergroting van de weerbaarheid van
de leerlingen.
e Wij geven in overweging om de mogelijkheden van eventuele herhuisvesting nader te
verkennen en het overleg daarover met de gemeente Amsterdam voort te zetten.
53
8 Beleidsreactie bestuur
Beleidsreactie Stichting Joodse Kindergemeenschap Cheider, waarvan de eerste versie
op 30 april 2020 aan de inspectie is ingezonden en thans iets aangepast
Het uitvoerend deel van het bestuur (hierna het bestuur) van het Cheider heeft het ontwerprapport
van de inspectie intensief doorgenomen. Het bestuur is nog steeds voortvarend en gaat tegelijk
zorgvuldig en doordacht aan de slag met de herstelopdrachten die de inspectie heeft aangereikt en
die nog niet door het bestuur zijn opgepakt. Daarnaast is het bestuur van mening dat er al
voortvarend en zorgvuldig aan de herstelopdrachten en aanbevelingen is gewerkt.
Sinds het rapport van 2018 zijn de volgende stappen ondernomen:
1. Het schoolveiligheidsplan is opgesteld;
2. De schoolplannen zijn aangepast;
3. In aanvulling op de schoolplannen is een beleidsambitie burgerschap opgesteld;
4. Eris een werkgroep burgerschap ingesteld. Deze werkgroep houdt zich bezig om de
Beleidsambitie met betrekking tot de kerndoelen 38 (po) en 43 (vo) te realiseren.
5. De schoolgidsen zijn aangepast;
6. De taakomschrijving anti-pestcoördinator is opgesteld;
7. De taakomschrijving vertrouwenspersoon is opgesteld;
8. De beleidsnotitie ‘Actief burgerschap en sociale integratie in het primair onderwijs en
voortgezet onderwijs’ op het Cheider wordt jaarlijks geactualiseerd;
9, Het protocol grensoverschrijdend gedrag is aangepast;
10. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is aangepast;
11. Sociale kaart is geactualiseerd;
12. Poster ‘belangrijke personen’ is gemaakt en op strategische plekken in de scholen opgehangen;
13. Protocol Medicijn verstrekking en medisch handelen is opgesteld;
14. Het leerlingenstatuut is geactualiseerd;
15. De klachtenregeling is geactualiseerd;
16. Er is een antipestcoördinator voor basis- en voortgezet onderwijs aangewezen;
17. Er is een vertrouwenspersoon aangesteld;
18. De zorgstructuur van het voortgezet onderwijs is verbeterd;
19. Jaarlijks nemen we vragenlijsten af bij leerlingen welke worden besproken en waar nodig of
gewenst worden aanpassingen gedaan;
20. Schoolregels worden jaarlijks in het werkoverleg en/of studiedagen besproken. De schoolregels
en het leerlingenstatuut worden besproken met leerlingen van het voortgezet onderwijs
volgens een gesprekkencyclus. Voor leerlingen van het basisonderwijs wordt hier aandacht aan
besteed via de Kanjermethode;
21. Op verzoek van inspectie zijn er twee medezeggenschapsraden ingesteld (dit was er voorheen
één medezeggenschapsraad);
22. Er is scholing voor leraren van het basisonderwijs (Kanjertraining)} en voor leraren van het
voortgezet onderwijs (Positive Behavior Support);
23. De methode Leslab LOB is ingevoerd voor de studielessen klas 1 en 2, Loopbaanbegeleiding en
Burgerschap in het voortgezet onderwijs.
24. De methode Naut Meander Brandaan is ingevoerd in het primair onderwijs en er wordt gebruik
gemaakt van thema’s van de methode Wonderlijk gemaakt;
25. Het managementstatuut is opgesteld;
26. Het bestuursreglement is opgesteld;
27. Een sollicitatiecommissie voor het bestuur is ingesteld;
28. De bestuurssamenstelling (uitvoerend en toezichthoudend deel) is gewijzigd;
29. Het jaarverslag is aangepast;
30. Er is een contract aangegaan met Van Volta voor het ontwikkelen van een website met
ouderportaal om de communicatie te verbeteren;
31. Er zijn gesprekken gevoerd met de Gemeente Amsterdam over herhuisvesting.
Het bestuur van het Cheider heeft een beleidsreactie opgesteld op de herstelopdrachten en de
aanbevelingen van de inspectie. Deze treft u hieronder aan. Met deze reactie en overleg over het
ontwerprapport heeft het bestuur voor ogen de inspectie te laten zien dat het - waar dat vereist is
54
- voldoet en wil voldoen aan de eisen die de Nederlandse wet- en regelgeving aan alle scholen in
Nederland stelt.
Dank voor de uitgebreidere verantwoording in het ontwerprapport naar aanleiding van de door ons
aangereikte opmerkingen op de conceptrapportage. Dit heeft verduidelijkt waar de oordelen en
aanbevelingen van de inspectie zijn oorsprong hebben. Waar naar de mening van het bestuur
sprake is van een door de inspectie gehanteerde interpretatie van wet- en regelgeving, en waar het
bestuur zelf keuzes kan en mag maken vanuit identiteit en de eigen visie op onderwijs, zullen wij
dit hierna in onze beleidsreactie vermelden. Voor zover in de beleidsreactie feitelijke onjuistheden
worden benoemd zien wij deze graag in de conceptrapportage gecorrigeerd.
Het bestuur heeft niet de gelegenheid gekregen om met de inspectie het in de Wet op het
onderwijstoezicht genoemde overleg over het ontwerprapport met de inspectie te voren. Het
bestuur gaat ervan uit dat waar de reactie van het Cheider leidt tot een bijgesteld inzicht van de
inspectie ten aanzien van het voldoen aan de herstelopdrachten dit leidt tot aanpassing van alle
daarop betrekking hebbende passages in het conceptrapport. Daarnaast verwachten wij dat onze
beleidsreactie integraal wordt opgenomen als onderdeel van het definitieve rapport. De zienswijze
op het rapport kunt u na de vaststelling van het rapport tegemoet zien alvorens tot publicatie
wordt overgegaan.
Hierna volgt eerst de reactie van het bestuur op de herstelopdrachten. De reactie begint met de
herstelopdracht van de inspectie, waarop het bestuur haar reactie geeft en haar beleidsdoel(en)
ten aanzien van de herstelopdracht formuleert. Daarna geeft het bestuur haar reactie op de
aanbevelingen van de inspectie en plaatst nog enkele kanttekeningen.
Herstelopdracht 1: de tekortkomingen in het onderwijsaanbod
Het bestuur moet uiterlijk:
1. per 1 juni 2020 zorgen dat alle kerndoelen voor alle leerlingen volledig aan bod komen in het
onderwijs, vooral wat betreft de aandacht voor de respectvolle omgang met seksualiteit en met
diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Dat moet gebeuren door
bevoegde docenten.
2. per 1 september 2020 in het vo zorgen voor een structureel aanbod voor LOB en
3. per 1 september zorgen voor een structureel aanbod voor het bestrijden van
taalachterstanden.
Het bestuur dient de inspectie te informeren als naar eigen oordeel aan deze herstelopdrachten is
voldaan en geeft daarbij aan hoe dat is gebeurd.
Reactie en beleidsdoel en bestuur:
Op de bovenstaande punten is het bestuur van het Cheider van mening dat zij hieraan voldoet. Zij
zal dit laten zien in haar schoolplannen. Het bestuur stuurt hierop en er wordt toezicht op
gehouden door de toezichthouders.
Ad 1. Kerndoelen
Het bestuur deelt niet het oordeel van de inspectie dat het aanbod tekortschiet ten aanzien van
basiswaarden als verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en begrip voor anderen, door het nagenoeg
ontbreken van een aanbod voor de kerndoelen 38 en 43 (zie hiervoor en verder hoofdstuk 5). Het
bestuur verzoekt u deze feitelijke onjuistheid dan ook te schrappen. De rechter heeft immers op
basis van de wetsgeschiedenis (de artikelen 8, derde lid van de WPO en artikel 17, aanhef en onder
b, van de WVO), geoordeeld dat een schoolbestuur een grote vrijheid toekomt ten aanzien van de
wijze waarop aan de doelstellingen van burgerschapsvorming en integratie voldaan wordt. De
wetgever heeft uitdrukkelijk niet bepaald ‘hoe’ scholen gestalte aan de opdracht tot
burgerschapsvorming moeten geven, maar alleen ‘dat’ er gestalte aan moet worden gegeven. Het
bevoegd gezag handelt alleen in strijd met de wet indien het op geen enkele wijze gestalte heeft
gegeven aan onderwijs dat mede is gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale
integratie. De inspectie constateert dat er op het Cheider een burgerschapsaanbod is met daarin
onder andere aandacht voor basiswaarden als bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting en het
tegengaan van discriminatie. Het bestuur is van mening dat het Cheider daarmee wel voldoet aan
de naleving aan het bepaalde over burgerschap in artikel 8 derde lid Wpo, derhalve kan de
inspectie dit onderdeel niet als onvoldoende kwalificeren en een herstelopdracht opleggen. De
norm van artikel 8 derde lid WPO en van artikel 6c« WVO dient nadrukkelijk te worden
onderscheiden van de normen in de bepalingen over de kerndoelen en de normen in het
Toezichtkader van de inspectie uit 2006. Dat laatste kader is niet bindend voor de scholen.
55
Naast de schoolplannen heeft het bestuur een beleidsnotitie vastgesteld genoemd ‘Actief
Burgerschap en Sociale Integratie in het Primair en Voortgezet Onderwijs op het Cheider’ en
‘Burgerschap en Biologie in het Primair Onderwijs en Voortgezet onderwijs’ als aanvulling(en) op de
schoolplannen. In deze documenten staat beschreven hoe de kerndoelen aan bod komen. Hier
wordt ook in de praktijk uitvoering aan gegeven. Het bestuur is van mening dat aan de invulling
van de kerndoelen wordt voldaan door middel van de methodes Wonderlijk gemaakt, Leslab LOB,
de Kanjermethode en de reguliere profane vakken. De methode Leslab LOB is een nieuwe methode
en het laatste deel is in december 2019 uitgekomen. Inmiddels zijn de methodes geheel in gebruik
genomen. Daarmee is al in het vorig schooljaar een start gemaakt. Van de methode Wonderlijk
gemaakt voor het PO wordt het eerste thema dit schooljaar aangeboden en de andere thema’s
worden in het nieuwe schooljaar uitgewerkt bijpassend bij de huidige thema’s. De kerndoelen
worden aangeboden door bevoegde leraren en waar wenselijk wordt dit samen met een leraar
Joodse vakken gegeven. Overigens staat het de school vrij bij het geven van de kerndoelen door
bevoegde leraren te vermelden hoe de Joodse school er vanuit haar identiteit in staat.
Leerlingen van het voorgezet onderwijs wordt respectvol gedrag en seksuele weerbaarheid
bijgebracht door lessen maatschappijleer, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis, studielessen
(methode Leslab LOB) en krijgen 3 projecten aangeboden. Dat zijn de volgende projecten:
Evolutietheorie en schepping, Culturen en religies en Uniciteit en diversiteit.
Ad. 2 Aanbod LOB
Leerlingen worden voorbereid op vervolgonderwijs en de samenleving. De leerlingen van het
voortgezet onderwijs wordt de methode Leslab LOB aangeboden wat de kerndoelen raakt en tevens
ook de loopbaanoriëntatie. Er is een PTA voor de loopbaan. Daarnaast wordt er ook onderwezen in
de kerndoelen. Ook wordt er aandacht besteed aan leerlingen in het vo met achterstanden in de
Nederlandse taal. De Inspectie schrijft in haar bijlage bij het definitieve rapport het volgende over
de taalachterstanden: “De school voorziet zowel in po als vo in de praktijk over een aanvullend
aanbod om de leerlingen het Nederlands eigen te laten maken, maar heeft dit aanbod en het beleid
hieromtrent niet beschreven”.
Ad. 3 Bestrijden van taalachterstanden
Het onderwijs in de Nederlandse taal wordt op het Cheider gegeven in groepen met minder dan
tien leerlingen, waardoor er veel persoonlijke aandacht is voor de ontwikkeling van elke leerling.
De ontwikkeling wordt gevolgd met methodegebonden toetsen en de toetsen van het Cito
Volgsysteem VO. Verder kent het Cheider een toetscoördinator en twee zorgcoördinatoren die erop
toezien dat de toetsresultaten worden besproken in het mentorenoverleg dat wordt voorgezeten
door de teamleider. De teamleider en zorgcoördinatoren hebben wekelijks overleg met de
Algemeen directeur. Gezien het kleine aantal leerlingen kunnen, indien nodig, alle leerlingen
wekelijks worden besproken en acties worden ondernomen.
Het beleid met betrekking tot het bestrijden van eventuele taalachterstanden wordt in de nieuwe
schoolplannen opgenomen en zal dan - net als de andere herstelopdrachten rondom de
schoolplannen - per 1 september worden gerealiseerd. Het uitvoerend bestuursdeel zal hierop
sturen en het toezichthoudend bestuur zal ook hierop toezicht houden.
Herstelopdracht 2: de waarborging van de sociale veiligheid
De Inspectie onderscheidt 5 punten:
1. Het aanbod voorziet niet in onderwijs over seksualiteit en seksuele diversiteit
2. Monitorgegevens in het vo worden onvoldoende benut
3. Hoofd Joodse zaken is verantwoordelijk voor leerinhouden en is eindverantwoordelijk
4. Informatie vertrouwenspersoon is beperkt en er is geen vrouwelijke vertrouwenspersoon
5. Veranderingsbereidheid en tempo bestuur is laag
De herstelopdracht luidt dat het bestuur de sociale veiligheid van leerlingen moet waarborgen door
uiterlijk per 1 juni 2020 de genoemde tekortkomingen op te heffen, en dat op duidelijke en
ondubbelzinnige manier te doen. Het bestuur informeert de inspectie als naar eigen oordeel aan
deze herstelopdracht is voldaan en geeft daarbij aan hoe dat is gebeurd. Ook moet de school
jaarlijks de uitkomsten van de monitor sociale veiligheid aanleveren bij de inspectie.
Reacties en beleidsdoelen bestuur:
1. Op de website van Stichting School en Veiligheid staan de plichten voor een school in het kader
van burgerschap en veiligheid verder uitgewerkt. Op basis van wetgeving zijn scholen sinds
2015 verplicht om:
, Een actief veiligheidsbeleid te voeren.
56
, Het effect van het veiligheidsbeleid periodiek te monitoren met een instrument dat een
representatief en actueel beeld geeft.
e De taken om het anti-pestbeleid te coördineren en als vast aanspreekpunt te fungeren in
het kader van pesten bij tenminste één persoon te beleggen.
Gelet de bovenstaande punten wat betreft de veiligheid voldoet het Cheider aan de wettelijke
norm. De leerlingen worden de kerndoelen bijgebracht volgens de aanvullingen van de
schoolplannen. Leerlingen van het voorgezet onderwijs wordt respectvol gedrag en seksuele
weerbaarheid bijgebracht door lessen maatschappijleer, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis,
studielessen (methode Leslab LOB) en krijgen 3 projecten aangeboden (Evolutietheorie en
schepping, Culturen en religies en Uniciteit en diversiteit). Met dit aanbod van de school
voorziet Cheider aantoonbaar in onderwijs over seksualiteit en seksuele diversiteit, en is
geborgd dat respectvol gedrag en seksuele weerbaarheid van leerlingen worden bevorderd. Het
bestuur is van mening dat de context door alle genomen maatregelen tot nu toe voldoende
gewijzigd is. Dit betekent dat er geen omissie bestaat in het schoolveiligheidsplan. Het bestuur
verzoekt u deze feitelijke onjuistheid dan ook te schrappen.
2. Naar aanleiding van de monitorgegevens over sociale veiligheid in het vo zijn gesprekken met
teamleden en leerlingen gevoerd. Naar aanleiding van de gesprekken met leerlingen wordt er
waar nodig een aantekening in het leerlingvolgsysteem Somtoday gemaakt. De leraren die
werken met de betreffende leerlingen ontvangen een melding dat er een aantekening in het
‘zorgvierkant’ van Somtoday is aangemaakt. Over de monitorgegevens over sociale veiligheid
wordt gesproken in de mentorenoverleggen en de rapportvergaderingen. Bij de
rapportvergaderingen zijn alle leraren aanwezig. Relevante opmerkingen worden tijdens het
overleg of de vergadering vastgelegd in het leerlingvolgsysteem Somtoday. Op 11 juli 2019
heeft Scholen met Succes de uitkomsten rechtstreeks met de inspectie gedeeld. Dit hebben zij
met een mail aan directie bevestigd. Tevens heeft het Cheider zelf desgevraagd de uitkomsten
op 13 januari 2020 via het Inspectie Schooldossier met inspectie gedeeld.
In het veiligheidsbeleid is opgenomen hoe de resultaten van de monitorgegevens over sociale
veiligheid in het vo aantoonbaar worden benut. Er zijn op basis van het vorige onderzoek
bijvoorbeeld nieuwe regels gemaakt met betrekking tot bijvoorbeeld het verlaten van het
terrein in de tussenuren en pauzes naar aanleiding van de enquête. Het bestuur neemt dit op
in de beleidsstukken.
Cheider heeft voor 1 juni 2020 een analyse voor de monitorgegevens vo aan de inspectie
toegezonden, zoals verzocht.
3. Een van de tekortkomingen ten aanzien van de sociale veiligheid is volgens de inspectie dat het
hoofd Joodse zaken (en niet de directeur belast is met de eindverantwoordelijkheid voor het
onderwijs) eindverantwoordelijk lijkt voor belangrijke leerinhouden. Het bestuur zou daarmee
in strijd handelen met art. 4c WPO en art. 3b WVO. De herstelopdracht t.a.v. de sociale
veiligheid luidt dat het bestuur de sociale veiligheid van leerlingen waarborgt door uiterlijk per
1 juni 2020 de genoemde tekortkomingen opheft, en dat op duidelijke en ondubbelzinnige
manier te doen. Het bestuur informeert de inspectie als naar eigen oordeel aan deze
herstelopdracht is voldaan en geeft daarbij aan hoe dat is gebeurd. Ook moet de school
jaarlijks de uitkomsten van de monitor sociale veiligheid aanleveren bij de inspectie.
Het bestuur ziet niet hoe de veronderstelde positie van het hoofd Joodse zaken is aan te
merken als een niet naleving van de wettelijke bepaling over de sociale veiligheid. Dit is een
uitzonderlijk ver verwijderd verband. Met het oordeel van de inspectie stemt het bestuur dan
ook niet in. De adviserende rol van het hoofd Joodse zaken heeft in het aangepaste
managementstatuut aandacht gekregen.
In de statuten dan wel het managementstatuut en/of het bestuursreglement wordt verhelderd
dat de algemeen directeur de eindverantwoordelijkheid heeft voor de leerinhouden van alle
vakken die volgens de wet en daarop gebaseerde regelingen verplicht moeten worden
aangeboden en dat het bestuur het laatste woord heeft. De stichting is eindverantwoordelijk
voor de inhoud van het Joods onderwijs op de door haar bestuurde scholen.
4. De vertrouwenspersoon staat evenals de anti-pestcoördinator op de posters ‘belangrijke
personen’ en in de schoolgidsen beschreven. Tevens is er als bijlage een taakomschrijving bij
de schoolgidsen van de vertrouwenspersoon en anti-pestcoördinator. Dit zijn ook de
57
documenten die met ouders zijn gedeeld. In het schoolveiligheidsplan staan ook de
vertrouwenspersoon en de anti-pestcoördinatoren beschreven.
Het feit dat er één (mannelijke) vertrouwenspersoon is, is geen omissie in de zin van de wet.
Het Cheider voldoet aan de wettelijke bepalingen over de inrichting van het klachtrecht. Dit
staat ook beschreven in het schoolveiligheidsplan. In de bijlage bij de brief van de inspectie
staat het nu als aanbeveling. In het ontwerprapport wordt het nog steeds als omissie
aangemerkt en is het nog steeds onderdeel van de herstelopdracht. Het bestuur vraagt de
inspectie dan ook dit punt niet als omissie te benoemen, aangezien hier niet sprake is van niet
naleving van een wettelijk voorschrift, maar als opmerking/aanbeveling op te nemen in het
definitieve rapport.
De directie heeft, met instemming van het bestuur, zelf aangegeven dat de scholen graag
willen beschikken over een mannelijke en een vrouwelijke vertrouwenspersoon en onderneemt
hierop actie. In de schoolgidsen 2020-2021, waarvan de tekst al gereed is, is vermeld dat er
een vacature is,
5. Het bestuur werkt voortvarend, op zorgvuldige en doordachte wijze, aan de herstelopdrachten
en geeft gevolg aan aanbevelingen, waaronder met name aanbevelingen van de inspectie die
rechtstreeks raken aan sociale veiligheid van leerlingen.
In de afgelopen periode heeft Cheider op dit punt de volgende besluiten genomen, interventies
gepleegd en afspraken over monitoring gemaakt:
1. Het protocol grensoverschrijdend gedrag is aangepast en het bestuur volgt dit protocol
en daarmee aan wet- en regelgeving.
2. De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is geactualiseerd en de stichting
volgt dit protocol.
3. De leerlingenzorg is in het primair en voortgezet onderwijs verbeterd. Zo worden er
notities aangemaakt in het leerlingvolgsysteem (Parnassys en Somtoday), worden
persoonlijke- en groepshandelingsplannen opgesteld, besproken en uitgevoerd en
wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling in kaart gebracht en worden er acties
ondernomen om leerlingen te stimuleren en te ondersteunen in hun ontwikkeling.
4, Het leerlingenstatuut voortgezet onderwijs is aangepast.
5. Eris aanvankelijk één en na verloop van tijd een tweede zorgcoördinator aangesteld in
het voortgezet onderwijs.
6. Eris een toetscoördinator aangesteld in het voortgezet onderwijs.
7. Erzijn anti-pestcoördinatoren aangewezen voor het primair en voortgezet onderwijs.
8. De Kanjermethode is ingevoerd in het primair onderwijs en de leraren hebben een
training gevolgd.
9, De leraren van het voortgezet onderwijs zijn gestart met een meerjarige scholing
Positive Behavior Support.
10. Schoolregels en de kledingcode worden met leerlingen besproken en daar waar nodig
aangepast.
11. Er is in het primair onderwijs een brievenbus opgehangen waarin kinderen een briefje
kunnen doen met vragen en opmerkingen aan leraren (van het reguliere profane en
Joodse onderwijs) en de Algemeen directeur. Dit is met name gedaan om onderwerpen
die zij lastig vinden om te bespreken, bespreekbaar te maken.
Het bestuur hoopt onder andere met de bovenstaande punten/besluiten voldoende duidelijk te
hebben gemaakt, dat inspectie er vertrouwen in kan hebben dat wet- en regelgeving worden
nageleefd. Het bestuur hoopt dat door de inspectie niet langer wordt teruggegrepen naar
voorbeelden uit het (verre) verleden. Het bestuur heeft daarop gehandeld en zal in nieuwe
voorkomende situaties vanuit de nieuwe afspraken, die voldoen aan wet- en regelgeving,
handelen.
Herstelopdracht 3: het opstellen van aanpassingen van de statuten en het
managementstatuut
De herstelopdracht luidt dat het bestuur uiterlijk per 1 juni 2020 in alle documenten dient te
borgen dat de organisatie zich aan de Nederlandse wet houdt en het bestuur daar zelf het laatste
woord in heeft. Het bestuur informeert de inspectie als naar eigen oordeel aan deze
herstelopdracht is voldaan en geeft daarbij aan hoe dat is gebeurd. De inspectie onderzoekt
uiterlijk een jaar na vaststelling van het rapport of aan de herstelopdracht voldaan is. De
tekortkoming volgens de inspectie is dat in het managementstatuut en in de statuten een tekst is
opgenomen waaruit blijkt dat bij ‘halachische geschillen’, niet het bestuur maar de schoolrabbijn
58
een beslissende stem heeft in religieuze kwesties. Het bestuur handelt daarmee in strijd met
artikelen 10 en 17c, eerste lid onder b en tweede lid, van de WPO en 23a en 24e1, eerste lid onder
b en tweede lid van de WVO.
Reactie en beleidsdoel van het bestuur:
Het Cheider heeft alle relevante documenten/statuten bestudeerd en een aantal noodzakelijke
aanpassingen geformuleerd. Verwezen wordt naar de aan de inspectie toegezonden brief van 28
mei 2020 met bijlagen waaronder het ontwerp notariële akte van statutenwijziging en het
conceptmanagementstatuut.
Bij de aanpassing van het managementstatuut neemt het bestuur uiteraard de wettelijk
voorgeschreven bepalingen in de Wet medezeggenschap op scholen in acht. Gelet hierop en de
beperkingen van de coronacrisis over het vergaderen, kan het bestuur geen garanties geven dat de
herstelopdracht per 1 juni gerealiseerd is, maar zal wel tot het uiterste inspannen 1 juli 2020 te
halen.
Zodra de documenten definitief zijn vastgesteld worden deze aan de inspectie toegestuurd.
Met het oog op de aanbeveling in het rapport van de inspectie, heeft het bestuur begeleiding van
een externe deskundige partij gevraagd bij de aanpassing van statuten, managementstatuut en
reglement bestuur en toezicht en bij het te voeren gesprek over governance en wat dit betekent
voor structuur, communicatie en cultuur. In dat traject zal aandacht zijn voor het samenspel van
toezichthouders en uitvoerend bestuurders, de onafhankelijke rol van de toezichthouders,
dilemma's van betrokkenheid en afstand en het organiseren van tegenspraak. Daarmee komt in dit
traject aan de orde de door de inspectie aanbevolen aandacht voor de noodzakelijke ‘checks and
balances’, transparantie en het tegengaan van het risico van belangenverstrengeling; passend bij
de kleinschaligheid van het Cheider.
In het najaar zal naar verwachting het Wetsvoorstel bestuur en toezicht op rechtspersonen (EK,
vergaderjaar 2019/2020, 34 491, A) worden aangenomen en inwerkingtreden. Dit wetsvoorstel
voert onder meer het one-tiermodel in voor de stichting in het Burgerlijk Wetboek. Voor het
Cheider is het van belang dat de statuten worden aangepast aan de eisen van dit wetsvoorstel,
zoals de tegenstrijdig belangregeling uit dit wetsvoorstel en de belet- of ontstentenisregeling.
Daarnaast zal dit jaar ook de gewijzigde code goed bestuur in het primair onderwijs worden
vastgesteld door de PO-Raad. Het Cheider zal de uit het wetsvoorstel en nieuwe code goed bestuur
voortvloeiende verplichtingen opnemen in de statuten, managementstatuut en reglement bestuur
en toezicht en voorziet besluitvorming zo spoedig mogelijk in de tweede helft van 2020. Deze
werkwijze is efficiënt en voorkomt belasting van de menskracht van het Cheider en kosten.
Herstelopdracht 4: de kwaliteitszorg
De herstelopdracht luidt dat het bestuur uiterlijk per 1 september 2020 in de schoolplannen een
stelsel van kwaliteitszorg moet opnemen dat geschikt is om de basiskwaliteit van het onderwijs te
bewaken en zo nodig tot effectieve verbetermaatregelen te komen, en dit stelsel uitvoeren zoals
beschreven.
Het bestuur informeert de inspectie als naar eigen oordeel aan deze herstelopdrachten is voldaan
en geeft daarbij aan hoe dat is gebeurd. Het bestuur stuurt de inspectie de aangepaste
schoolplannen toe.
Reactie en beleidsdoel bestuur:
Het bestuur zorgt ervoor dat in de schoolplannen een stelsel van kwaliteitszorg op wordt genomen
dat geschikt is om de basiskwaliteit van het onderwijs te bewaken en zo nodig tot effectieve
verbetermaatregelen te komen, en voert dit stelsel uit zoals beschreven.
De aanpassing van schoolplannen behoeft instemming van de medezeggenschapsraden. Het
bestuur stuurt de inspectie uiterlijk per 1 september 2020 de definitief vastgestelde en aangepaste
schoolplannen en notities kwaliteitszorg toe. Na vaststelling zal het bestuur met externe
ondersteuning zorg dragen voor de uitvoering. Het toezichthoudend bestuursdeel houdt hier
toezicht op.
Herstelopdracht 5: het taalbeleid en het professionaliseringsbeleid in de schoolplannen
De herstelopdracht luidt dat het bestuur uiterlijk per 1 september 2020 het taalbeleid en het
professionaliseringsbeleid moet opnemen in de schoolplannen. Het bestuur moet zorgen dat in de
onderwijspraktijk taalachterstanden worden bestreden en leraren zich afdoende kunnen
professionaliseren. Het bestuur stuurt de inspectie de aangepaste schoolplannen toe.
59
Reactie en beleidsdoel bestuur:
Het bestuur neemt het taalbeleid (bedoeld is taalachterstandenbeleid) en het
professionaliseringsbeleid op in de schoolplannen. Het bestuur zorgt dat in de onderwijspraktijk
taalachterstanden worden bestreden en leraren zich afdoende kunnen professionaliseren.
De aanpassing van schoolplannen behoeft advies dan wel instemming van de
medezeggenschapsraden. Het bestuur stuurt de inspectie uiterlijk per 1 september 2020 de
definitief vastgestelde en aangepaste schoolplannen toe. Na vaststelling zal het bestuur met
externe ondersteuning zorg dragen voor de uitvoering. Het toezichthoudend bestuur houdt hier
toezicht op.
Herstelopdracht 6: de klachtenregeling
De herstelopdracht luidt dat het bestuur uiterlijk per 1 juni 2020 de teksten over de
klachtenregelingen zo verheldert dat duidelijk is dat personen met een klacht direct terecht kunnen
bij de onafhankelijke klachtencommissie. Het bestuur informeert de inspectie als naar eigen
oordeel aan deze herstelopdracht is voldaan en geeft daarbij aan hoe dat is gebeurd. De
tekortkoming volgens de inspectie is dat de klachtenregelingen van de scholen zodanig
geformuleerd zijn, dat het pas mogelijk is een formele klacht in te dienen nadat diverse
tussenstappen binnen de school zijn doorlopen. Het bestuur handelt daarmee in strijd met art. 13,
eerste lid, onder f en art. 14 WPO en art. 24a, eerste lid, onder e en art. 24b WVO.
Reactie en beleidsdoel van het bestuur:
Het bestuur heeft de opmerkingen van de inspectie ter harte genomen en de nieuwe
klachtenregeling vastgesteld. Ook hier wordt verwezen naar de genoemde brief van 28 mei 2020,
waarbij de nieuwe klachtenregeling (Modelklachtenregeling Klachtencommissies Bijzonder
onderwijs) was gevoegd. De nieuwe schoolgidsen zijn op dit punt aangepast.
Het bestuur overweegt een integriteitscode en/of klokkenluidersregeling vast te stellen en hierover
te communiceren in de schoolgidsen en de website.
Herstelopdracht 7: onduidelijkheid in de schoolgidsen
De herstelopdracht luidt dat het bestuur uiterlijk per 1 juni 2020 in de schoolgidsen duidelijk moet
opnemen wat de resultaten van het onderwijs zijn en dat alle ouderbijdragen vrijwillig zijn. Het
bestuur informeert de inspectie als naar eigen oordeel aan deze herstelopdracht is voldaan en geeft
daarbij aan hoe dat is gebeurd. Het bestuur stuurt de inspectie de aangepaste schoolgidsen toe. De
aanpassing van de schoolgids behoeft advies dan wel instemming van de medezeggenschapsraden.
Reactie en beleidsdoel bestuur:
De schoolgidsen voor 2020-2021 zijn hierop aangepast en op 28 mei 2020 aan de inspectie
gezonden.
De verwachting is dat de beide medezeggenschapsraden zullen instemmen. De tekst van de
nieuwe schoolgids is dan per 1 juli 2020 klaar en zal voor het schooljaar 2020-2021 gelden.
Herstelopdracht 8: het jaarverslag
De herstelopdracht luidt dat het bestuur per 1 juli 2020 de geconstateerde omissies in het
jaarverslag in het eerstvolgende jaarverslag (2019) corrigeert.
Reactie en beleidsdoelen bestuur:
Het eerstvolgende jaarverslag (2019) per 1 juli 2020 bevat:
1. Een verslag van de interne toezichthouder
2. Een verantwoording van de afwijkingen van de gehanteerde code goed bestuur, als deze er
zijn.
3. Een volledige continuïteitsparagraaf.
Het jaarverslag wordt conform het bepaalde in de WPO, WVO en het BW in de eerste helft van het
kalenderjaar vastgesteld.
Enkele kanttekening m.b.t. passages over financiële continuïteit:
1. Op pagina 12 ook de voetnoot uit de Onderzoekskaders over financiële continuïteit (FB1)
opnemen, naast de voetnoot doelmatigheid (FB2).
2. Op pagina 35: opschorting van de bekostiging is niet meer aan de orde.
3. Op pagina 35: Voor zover de inspectie uitspraken doet over de toekomst kan slechts
sprake zijn van een bevinding. De inspectie heeft nog niet de bevoegdheid haar blik in
60
beoordelende zin te verbreden naar de verwachte toekomst van de instelling, en daarbij de
onderlinge samenhang tussen financiën en kwaliteit borgt.
Herstelopdracht 9: de medezeggenschapsraad
De herstelopdracht luidt dat het bestuur uiterlijk per 1 juni 2020 de medezeggenschapsraad om
instemming vraagt voor de wijzigingen in het examenreglement. Het bestuur informeert de
inspectie als naar eigen oordeel aan deze herstelopdrachten is voldaan en geeft daarbij aan hoe dat
is gebeurd. De tekortkoming volgens de inspectie is dat de medezeggenschapsraad niet heeft
ingestemd met de wijzigingen van het examenreglement. Dat is in strijd met artikel 10, eerste lid,
onder b, WMS.
Beleidsdoel van het bestuur:
Het bestuur heeft het examenreglement ter instemming voorgelegd aan de medezeggenschapsraad
van de school voor voortgezet onderwijs. Er zijn van die zijde wat vragen gekomen. De vragen zijn
inmiddels beantwoord en de instemming van MR over examenreglement is verleend. Het
examenreglement en bewijs van instemming is maandag 18 mei 2020 ingestuurd naar Inspectie.
Reactie op aanbevelingen
1. Inspectie: Wij adviseren om de bestuurlijke vernieuwing met spoed op te pakken. Daarbij
zou met hulp van externe deskundigheid een bestuurlijk concept uitgewerkt kunnen
worden dat aansluit op de wettelijke voorschriften én past bij de specifieke kenmerken van
het Cheider.
Wij geven in overweging om daarbij, in aansluiting op de bovenstaande wettelijke
voorschriften ten aanzien van de noodzakelijke ‘checks and balances’, in het bijzonder
aandacht te besteden aan transparantie en het tegengaan van het risico van
belangenverstrengeling.
Reactie bestuur:
In de ontwerprapportage van de inspectie is vermeld dat er stappen zijn gemaakt door het
Cheider om het bestuur te herstructureren en dat er inmiddels nieuwe bestuursleden zijn
aangetrokken waarvan er ook twee in het toezichthoudend deel zitting hebben genomen.
Het Cheider staat positief tegenover de aanbevelingen, en verwijst hier naar zijn reactie
onder herstelopdracht 3.
2. Inspectie: We geven in overweging om de transparantie en eenduidigheid in de
communicatie te verbeteren, onder andere door bestaande documenten te checken op
eenduidigheid en de mate waarin de inhoud is toegesneden op het Cheider. Ook kan meer
gebruik gemaakt worden van moderne communicatiemiddelen zoals de website om
informatie te delen met de ouders en de buitenwereld. Ten slotte kunnen regelmatig
bijeenkomsten voor de ouders georganiseerd worden over onderwerpen die relevant zijn in
verband met de sociale veiligheid.
Reactie bestuur:
Het bestuur heeft deze aanbeveling al vrijwel geheel opgevolgd. Inmiddels is er een nieuwe
website. Op deze website komt ook een portaal waar ouders kunnen inloggen, zodat alle
documenten en berichten op één centrale plek staan. De verwachting is dat dit het nieuwe
schooljaar in gebruik kan worden genomen. Relevante documenten zullen op het
onderwijsportaal worden geplaatst voor ouders en medewerkers. Daarnaast worden ouders
nu via de mail op de hoogte gebracht. De ouders toonden zich hierover tevreden schrijft de
inspectie in het voorliggende conceptrapport op pagina 24. De documenten zijn
toegesneden op het Cheider en worden jaarlijks op eenduidigheid gecontroleerd. Ook
worden bijeenkomsten voor ouders georganiseerd indien dit relevant is en het de sociale
veiligheid van de kinderen raakt.
Inspectie: Wij geven in overweging om de (potentiële) risico’s van het bijzondere en
kleinschalige karakter van het Cheider voor de sociale veiligheid bespreekbaar te maken en
te onderzoeken hoe deze geminimaliseerd kunnen worden.
Reactie bestuur:
Het bestuur zal met schoolbesturen van kleinschalige scholen contact zoeken om
ervaringen te delen.
3. Inspectie: Wij geven in overweging om regels en afspraken in de school levend te houden.
De schoolregels kunnen bijvoorbeeld jaarlijks met de leerlingen en het personeel besproken
61
worden. Daarnaast kunnen de leerlingen en het personeel in de gelegenheid gesteld
worden om invloed uit te oefenen op de school- en gedragsregels.
Reactie bestuur:
Het bestuur heeft deze aanbeveling opgevolgd. Regels en afspraken worden jaarlijks met
leerlingen en medewerkers besproken. Tevens worden leerlingen betrokken bij het maken
van de afspraken. Niet alleen worden de regels in het po met leerlingen en leraren
besproken, dit gebeurt ook in het vo. Zo zijn bijvoorbeeld nieuwe regels voor leerlingen van
de bovenbouw ingevoerd voor het naar buiten gaan in tussenuren en in pauzes. Met
invoering van het PBS- programma in het vo wordt de sociale veiligheid nog meer
verbeterd. Het bestuur monitort de continuering van de afspraken. Door middel van de
beleidsambities die zijn vastgelegd in de schoolplannen wordt per schooljaar gekeken welke
ambities moeten worden gerealiseerd en of de ambities daadwerkelijk zijn gerealiseerd. De
ambities komen op werkoverleggen en studiedagen aan bod. Op basis hiervan wordt er
gemonitord of de school op basis van gemaakte afspraken in de gewenste richting
ontwikkelt. Ambities worden, indien nodig, bijgesteld of aangevuld, Tweemaal per jaar
schrijft de Algemeen directeur een managementrapportage voor het bestuur. Hierover
voert het bestuur en de Algemeen directeur een gesprek waarin afspraken worden gemaakt
over de organisatie en het onderwijs.
4. Inspectie: Wij geven in overweging om leraren die Joods onderwijs verzorgen en leraren
die profaan onderwijs verzorgen op basis van uitwisseling en onderlinge samenwerking te
laten werken aan een verdere concretisering van de invulling van de kerndoelen 38 en 43,
onder andere met het oog op de bijdrage die daarmee geleverd kan worden aan vergroting
van de weerbaarheid van de leerlingen.
Reactie bestuur:
Het bestuur heeft deze aanbeveling opgevolgd en monitort de continuering van de
afspraken. De kerndoelen worden door de leraren die profaan onderwijs verzorgen
onderwezen. Er is een werkgroep Burgerschap opgericht om leraren van Joods en profaan
onderwijs middels een onderlinge samenwerking een goed curriculum voor de kerndoelen
op te zetten. Dit curriculum wordt al aangeboden aan leerlingen van het voortgezet
onderwijs. Leerlingen van het basisonderwijs wordt het huidige schooljaar het eerste thema
van de methode Wonderlijk gemaakt aangeboden. De beleidsnotitie ‘Actief burgerschap en
Sociale integratie in het Primair en Voortgezet onderwijs’ bevat als bijlage een
meerjarenplanning voor Wereldoriëntatie met inbegrip van Burgerschap voor het primair
onderwijs en een schema Burgerschap in het voortgezet onderwijs. De bijlagen worden
jaarlijks geactualiseerd.
5. Inspectie: Wij geven in overweging om de mogelijkheden van eventuele herhuisvesting
nader te verkennen en het overleg daarover met de gemeente Amsterdam voort te zetten.
Reactie bestuur:
Alvorens het rapport van 22 oktober 2018 gepubliceerd was, werden er gesprekken
hierover gevoerd met de Gemeente Amsterdam. Deze gesprekken zijn stilgelegd. Het
bestuur zal op korte termijn opnieuw aan de Gemeente Amsterdam verzoeken om het
overleg over herhuisvesting voort te zetten.
Kanttekeningen:
Het bestuur verzoekt opnieuw om de onjuistheden in het voorliggende rapport te corrigeren en ook
overigens te actualiseren. In de op 30 april 2020 toegezonden versie van de beleidsnotitie zijn aan
het slot de volgende kanttekeningen geplaatst. Naar aanleiding van het toen voorliggende
conceptrapport.
1. Op pagina 3 wordt in de samenvattende conclusie gesproken over ‘drie met elkaar
samenhangende onderzoeken’. Het rapport doet naar de mening van het bestuur verslag
van drie losstaande onderzoeken. Op pagina 16 is het volgende geschreven ‘In de
uitvoering zijn deze onderzoeken daarom ook ineengevlochten, zodat de belasting voor de
scholen en het bestuur waar mogelijk werd beperkt’. De onderzoeken zijn apart van elkaar
uitgevoerd. Het ‘ineenvlechten van de onderzoeken’ heeft de belasting voor de scholen en
het bestuur complexer en ingewikkelder gemaakt. Risico van dat alles ‘ineengevlochten’
wordt is dat sprake is van vergelijkingen en verbanden die niet of nauwelijks met elkaar te
maken hebben.
62
2. Op pagina 4 wordt gesproken over ‘gescheiden onderwijs voor jongens en meisjes vanaf
groep4 voor de profane vakken en vanaf groep 5 voor de Joodse les ’,
Het bestuur vraagt zich af welk doel de inspectie met deze opmerking nastreeft. Het
gescheiden onderwijs geven is niet bij wet verboden. Er zijn zelfs geleerden die, weliswaar
vanuit andere motieven dan het Cheider, pleiten voor een verder doorgevoerde scheiding
tussen het onderwijs aan jongens en meisjes dan het Cheider praktiseert. De
onderwijsinspectie zelf roept in De Staat van het onderwijs 2018 de vraag op of het
onderwijs zoals het dikwijls gegeven wordt jongens niet te kort doet.
3. Op pagina 4 staat dat ‘het Cheider wordt geleid door een algemeen directeur. Daarnaast is
er een hoofd Joods onderwijs die verantwoordelijk is voor de inhoud van het Joods
onderwijs en het bewaken van de identiteit van al het onderwijs’. Het bestuur verzoekt de
inspectie deze passage aan te passen, zodanig dat de algemeen directeur wordt bijgestaan
door het hoofd Joodse zaken daar waar het Joods onderwijs of halachische kwesties
betreft.
4, Op pagina 8 staat het volgende vermeld ‘Naar aanleiding van de hierboven beschreven
voorgeschiedenis heeft de inspectie in de periode december 2019-februari 2020 dus drie
onderzoeken uitgevoerd: een herstelonderzoek naar de herstelopdrachten die overgebleven
zijn na het tussentijdse onderzoek van 2019, een vierjaarlijks onderzoek naar bestuur en
scholen en een themaonderzoek Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil ín
morele opvattingen’. Er hebben in deze periode twee onderzoeken plaatsgevonden: een
4JOB en een themaonderzoek Burgerschapsonderwijs. Er is geen extra ‘herstelonderzoek
naar de herstelopdrachten’ uitgevoerd. Het tussentijds rapport is geschreven op 26 juni
2019.
5. Opp. 34 van het rapport wordt gesproken van een raad van toezicht. Het Cheider heeft
echter geen raad van toezichtmodel. Het bestuur van het Cheider verzoekt u het onjuist
gebruik van de term raad van toezicht en college aan te passen.
6. De opmerking op pagina 39 ‘Dit had in het vo in het najaar tot gevolg dat ook in de praktijk
het extra taalaanbod aan jongens tekortschoot omdat een leraar Nederlands de school na
de herfstvakantie had verlaten en zijn specifieke taken op dit gebied niet waren
overgenomen’ kan directie en bestuur niet plaatsen. De taken van een vertrekkende leraar
zijn namelijk direct door een collega die toen ook al in dienst was, overgenomen. Het
bestuur verzoekt u deze passage te schrappen.
7. Op pagina 42 staat: ‘Vorig schooljaar is verzuimd om het PTA en het examenreglement aan
de inspectie te verzenden. Het is wel aan leerlingen en ouders verstrekt’. Het PTA is ten
tijde van het onderzoek in schooljaar 2018-2019 verstrekt. Ten blijke daarvan treft u een
afschrift aan van de brief aan de inspectie. Tevens zijn over het schooljaar 2019-2020 het
PTA en het examenreglement verstrekt. Het bestuur verzoekt u deze passage aan te
passen.
8. Op pagina 42 staat: ‘Het gaat om een klein team met leraren die al jarenlang het
schoolexamen verzorgen, het is aan te bevelen om een netwerk te onderhouden waarbij
ook door examendocenten van andere scholen naar het schoolexamen gekeken wordt’.
Leraren hebben netwerken naast hun functie op het Cheider. Zo werken verschillende
leraren ook op andere scholen en zijn sommige leraren ook ‘in dienst’ van Cito voor de
examens. Doordat leraren op verschillende scholen werken, hebben zij ook contact met
andere leraren die examens afnemen. Het bestuur onderzoekt hoe georganiseerd kan
worden dat collega’s van andere scholen naar de schoolexamens van het Cheider kijken
9. Op pagina 47 staat: ‘Seksualiteit is niet of moeilijk bespreekbaar, zowel thuis als op
school’. Deze opmerking is onjuist, suggestief en niet van belang voor het rapport. Wat er
thuis hierover wordt onderwezen, is niet aan de school en niet aan de inspectie. Het
bestuur benadrukt dat de wettelijke bepalingen over burgerschap niet zijn geschonden,
gelet op de bedoeling van de wetgever. Het bestuur verzoekt u deze opmerking te
schrappen.
Door het bestuur vastgesteld op 4 juni 2020
63
9 Zienswijze bestuur
Zienswijze
In het inspectierapport vastgesteld op 12 augustus 2019 is een zienswijze van het bestuur
opgenomen. Omdat helaas in de opstelling van de inspectie niet of nauwelijks iets is veranderd,
vindt het bestuur het zinvol om naar die zienswijze (bijna een jaar later) opnieuw te verwijzen.
Volstaan wordt met het thans citeren van het slot van die zienswijze.
“Concluderend: het bestuur herkent zich niet in de suggesties en indrukken van de Inspectie, die -
het zij herhaald - niet met feiten worden onderbouwd. Het bestuur - ook dat zij herhaald - zal ook
in de toekomst de Nederlandse wet- en regelgeving nakomen.
Het bestuur hoopt en vertrouwt erop dat het vierjaarlijkse reguliere onderzoek op constructieve
wijze zal worden uitgevoerd. Het lijkt zinvol om vooraf overleg te plannen tussen de Inspectie en
het bestuur in aanwezigheid van een delegatie van de Adviesraad van het Cheider”,
Het bestuur heeft destijds de hoop en het vertrouwen uitgesproken in het vierjaarlijkse reguliere
onderzoek op constructieve wijze zou worden uitgevoerd. Het is daarom spijtig om te moeten
concluderen, dat van de zijde van de inspectie geen behoefte is gevoeld om gedurende het gehele
onderzoek met het bestuur te spreken, noch na de start van het onderzoek, noch tijdens het
onderzoek en ook niet voorafgaand aan het afsluiten van het onderzoek. Er heeft wel een
vooroverleg plaatsgevonden op 27 november 2019. Dat vooroverleg gaf hoop, ook omdat werd
aangekondigd dat in ieder geval voor het afsluiten van het onderzoek nog met het bestuur zou
worden gesproken. Dat is dus niet gebeurd. Het startgesprek heeft vervolgens plaatsgevonden op
2 december 2019, terwijl het onderzoeksplan pas met brief van 20 december 2019 werd
toegezonden.
Ook anno 2020 kan het bestuur zich niet aan de indruk onttrekken dat de inspectie geen oog wil
hebben voor de voortgang, de ontwikkelingen, het voldoen aan de herstelopdrachten en zelfs niet
voor het extra werk en de aandacht die ook de medewerkers van het Cheider moeten besteden aan
de Coronaproblematiek. De inspectie lijkt weg te kijken voor de doorgevoerde veranderingen,
hetgeen geïllustreerd kan worden aan de vele onjuistheden in het (concept)rapport en het slechts
ten dele corrigeren daarvan, terwijl ook na het corrigeren van enkele onjuistheden aan de
conclusies niets veranderd wordt. Ook het indringende verzoek om een gesprek te hebben om het
gehele ontwerprapport zoals bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht, daaronder begrepen de
oordelen, herstelopdrachten en bevindingen, is negatief door de inspectie gereageerd. Aan de
oordelen, herstelopdrachten en bevindingen wilde de inspectie niets veranderen, ook niet nadat het
bezwaarschrift met betrekking tot de bekostigingsmaatregel gegrond werd verklaard. Het bestuur
blijft niettemin hopen op een constructievere relatie met de inspectie in de toekomst. In het
bijzonder hoopt het bestuur dat de inspectie inziet dat er al veel is en dat het Cheider drukdoende
veranderd is om ook de herstelopdrachten die per 1 juli en 1 september aanstaande uitgevoerd
moeten zijn, in orde te maken.
Het bestuur
64
-
N Al,
NS
Fr
Inspectie van het Onderwijs
Postbus 2730, 3500 GS Utrecht
T-algemeen 088 6696000
T-loket (voor vragen) 088 6696060
| Onderzoeksrapport | 65 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1635
Publicatiedatum 30 december 2016
Ingekomen onder T
Ingekomen op woensdag 30 november 2016
Behandeld op woensdag 21/22 december 2016
Status Aangehouden op 30 november 2016 en …. op 21/22 december 2016
Onderwerp
Amendement van het lid Dijk inzake het uitsluiten van shishalounges in
het bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1596).
Constaterende dat:
— in het voorliggende bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp geen algemeen
gebruiksverbod voor shishalounges is opgenomen.
Overwegende dat:
— het voorontwerpbestemmingsplan De Pijp wel een algemeen gebruiksverbod voor
shishalounges kent;
— hetde planologische helderheid ten goede komt als in de gehele Pijp nieuwe
shishalounges niet mogelijk zijn;
— hettoestaan van nieuwe shishalounges ongewenst is, mede met het oog op
veiligheid.
Besluit:
— in het voorliggende bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp onder Artikel 17.2
Gebruiksverbod (pagina 44 van de Regels en Toelichting) lid b als volgt te
wijzigen: ‘als automatenhal, belwinkel, geldwisselkantoor, shishalounge,
seksinrichting, smartshop en massagesalon’;
— het bestemmingsplan Noord/Zuidlijn De Pijp verder dienovereenkomstig aan te
passen.
Het lid van de gemeenteraad
T.W. Dijk
4
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 204
Publicatiedatum 17 april 2013
Ingekomen onder M
Ingekomen op woensdag 3 april 2013
Behandeld op woensdag 3 april 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Toonk en de heer Van Drooge inzake
de vaststelling van de Parkeerverordening 2013 (partiële vergunningen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 5 maart 2013 tot intrekken van de Parkeerverordening 2009 en
vaststellen van de Parkeerverordening 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163);
Constaterende dat:
— in de Parkeerverordening 2013 nu niet de mogelijkheid van een partiële
vergunning, dit wil zeggen een vergunning voor één of meerdere dagdelen,
is opgenomen;
Overwegende dat:
— _ het met het oog op de schaarste aan parkeerplekken, de parkeerdruk en de
wachtlijsten voor een parkeervergunning noodzakelijk is om parkeerplaatsen
optimaal te benutten;
— _ er met name overdag veel parkeerplekken op straat beschikbaar zijn omdat
vergunninghouders dan weg zijn;
— het invoeren van een vergunning voor de ochtend of middag voor bijvoorbeeld
winkeliers wenselijk kan zijn;
— _ partiële vergunningen positief bijdragen aan de wachtlijst voor een
parkeervergunning en bijdrage aan het beter verdelen van de schaarste,
Besluit:
aan de Parkeerverordening 2013 partiële vergunningen voor de ochtend, de middag
en de avond toe te voegen.
De leden van de gemeenteraad,
W.L. Toonk
Â.H. van Drooge
1
| Motie | 1 | discard |
MODULES SAMENSPRAAK & DEBAT
Agenda
Aanvang 19:30
Datum 28-09-2016
De starttijd van de avond is 19.30 uur. De leden van de bestuurscommissie ontvangen u hiervoor graag in het
stadsdeelhuis en zijn uw gesprekspartner. De Samenspraak kan tot uiterlijk 20.30 uur duren. U kunt daarbij vrij inspreken
over onderwerpen die niet op de agenda staan en in gesprek gaan met de leden van de bestuurscommissie. U kunt zich
tot 24 uur voor aanvang van de vergadering aanmelden via [email protected] of
telefoonnummer 020 25 29 924 o.v.v. uw naam en het onderwerp waarover u wilt inspreken. an bent u van harte welkom
om in te spreken in het stadsdeelhuis. U kunt zich tot 24 uur voor aanvang van de vergadering aanmelden via
[email protected] of telefoonnummer 020 25 29 924 o‚v.v. uw naam en het onderwerp waarover
u wilt inspreken.
Let op: De starttijd van het Debat ís uiterlijk 20.30 uur. Indien de Samenspraak eerder is afgerond, zal het Debat ook
eerder beginnen. De leden van de bestuurscommissie voeren het politieke debat om een oordeel te vormen over
onderwerpen waarover ze later een besluit nemen. Wilt u uw mening geven over onderwerpen die op de agenda staan?
MODULE SAMENSPRAAK
1. Opening
2. Vrij inspreken over niet geagendeerde onderwerpen
3. Presentatie aanpak gezond gewicht
4. Sluiting
Debat
1. Opening
2. Mededelingen
3. Vaststellen agenda
4. Vaststellen verslag
5. Toezeggingen module Samenspraak en Debat (volgt di 27/9)
6. Procedurevoorstellen
7. Terugkoppeling module Onderzoek en Bijeenkomstenkalender (volgt z.s.m.)
8. Noordse agenda ruimte voor maatschappelijk initiatief
9. Nadere regels bewonersinitiatieven en maatschappelijke initiatieven
10. Vaststellen wijzigingsplan de Bongerd - Bongerdbrug
11. Startnotitie bestemmingsplan Tuindorp Nieuwendam en Buiksloot
12, Rondvraag en Sluiting
| Agenda | 1 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 19 juli 2023
Ingekomen onder nummer 484
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Aslami, Yemane en Belkasmi inzake inzet
buurtsportcoaches vanuit sportverenigingen
Onderwerp
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Visie sport- en beweegbeleid 2023-2026
Constaterende dat:
e Steeds minder kinderen in Amsterdam actief bewegen en sporten;
e Sporten en bewegen niet voor elke Amsterdammer even toegankelijk is. Vooral opgroeien
in armoede verhoogt kansenongelijkheid in sport onder kinderen.
e _Hetcollege inzet op het gelijker maken van toegang tot sport en doet daarvoor een be-
roep op sportverenigingen in de wijk;
e _Sportverenigingen daar momenteel niet voldoende middelen, kennis en capaciteit voor
hebben.
Overwegende dat:
e _Buurtsportcoaches bewoners in de wijk kunnen motiveren en stimuleren om te bewegen
en te sporten;
e _Buurtsportcoaches sportverenigingen kunnen ondersteunen door bewoners en vereniging
aan elkaar te verbinden;
e De Sportraad Amsterdam vorig jaar concludeerde dat buurtsportcoaches nog niet effec-
tief genoeg worden ingezet in Amsterdam en adviseerde om hen in te zetten vanuit sport-
verenigingen;
https://www.trouw.nl/sport/kansenongelijkheid-in-de-sport-wie-arme-ouders-heeft-is-vaak-min-
der-sportief-bb7bgbdo/
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
e Verslag te doen van de manieren waarop buurtsportcoaches momenteel en in de afgelo-
pen jaren werden ingezet per stadsdeel in Amsterdam;
e De mogelijkheden te onderzoeken om buurtsportcoaches vanuit sportverenigingen in te
zetten in buurten waar ongelijke toegang tot sport het hoogst is.
Indiener(s),
A.S. Aslami
M. Yemane
M. Belkasmi
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
STADSDEEL ZUIDOOST RAADSGRIFFIE
Anton de Komplein 150
1102 CW Amsterdam
Postbus 12491
1100 AL Amsterdam
RAADSCOMMISSIE WERK EN DIVERSITEIT
Grote Stedenbeleid / Sociaal Economische Vernieuwing / Arbeidsmarkt, Economische zaken (inclusief
markten), Sociale activering en inburgering / Armoedebeleid en Schuldhulpverlening, Coördinatie
Diversiteitbeleid
Voorzitter : mw. L Koenen - Wilson
Commissiegriffier : mw. A. Jhinkoe-Rai
Telefoon : 020 - 252.5025
AGENDA van de openbare vergadering van de raadscommissie Werk en Diversiteit op
dinsdag 9 september 2009 van 20:00 —-22:40 uur in de raadzaal van het stadsdeelkantoor Zuidoost
Punt Onderwerp Tijdschema
À. ALGEMEEN 20:00 uur
A1. Opening en Vaststelling agenda
A2. Vragen halfuurtje
A3. Mededelingen
A4. a. Conceptverslag commissie Werk en Diversiteit d.d. 9 juni 2009
(bijgaand)
b. Conceptverslag extra commissie Werk en Diversiteit d.d. 24 juni 2009
(bijgaand)
A5. Raadsadressen
Geen.
B. BESPREEKPUNTEN
B1. Eindrapportage opvolging risicoanalyse D2 op verzoek van PvdA) 20:30 — 21:00 uur
(bijgaand)
B2, Stand van zaken EGK-buurt 21:00 — 21:30 uur
(nazending)
B3. Participatiecentrum Zuidoost 21:30 — 22:30 uur
(nazending)
C. PUNTEN VOOR EEN VOLGENDE VERGADERING
C1. Termijnagenda 22:30 — 22:35 uur
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot op de dag vóór de vergadering aanmelden bij
de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5021 of per e-mail naar tjonh@ zuidoost.amsterdam.nl . 1
De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
D. RONDVRAAG 22:35 — 23:40 uur
E. SLUITING 23:40 uur
TER KENNISNEMING MEEGEZONDEN:
1. Stand van zaken project Hoger opgeleiden
2. Eindrapportage Weekend college
3. Tijdsplanning Vervolgtraject Economische Kansenzones (nazending)
4. VEC: resultaten onderzoek DB naar ontevredenheid bij de organisaties (nazending)
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot op de dag vóór de vergadering aanmelden bij
de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5021 of per e-mail naar tjonh@ zuidoost.amsterdam.nl . 2
De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
| Agenda | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1489
Datum indiening 7 november 2017
Datum akkoord 21 november 2017
Publicatiedatum 21 november 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Duijndam inzake ernstige mishandeling
van patiënten in Cordaan-zorginstelling Villa Anderz in Noord.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Op 6 november 2017 meldde Het Parool dat mevrouw L., een oud-medewerker van
een Amsterdamse vestiging van zorginstelling Cordaan, ervan wordt verdacht
jarenlang vijftien zeer kwetsbare patiënten te hebben mishandeld, afgeperst, bedreigd
en geïntimideerd. Mevrouw L. zou tussen 2009 en 2013 geweld hebben gebruikt
tegen verstandelijk gehandicapte patiënten in Villa Anderz, een locatie van Cordaan
in Noord, en hen hebben gedwongen pinpassen en pincodes af te geven. De officier
van justitie schetst tijdens een regiezitting een gruwelijk beeld: “Patiënten moesten in
de hoek of op de gang staan, kregen geen eten, moesten hun schoenen inleveren en
er werd gedreigd met opname in een gesloten inrichting of het verliezen van hun huis.
Ook moesten patiënten op de grond zitten als een hond en werd er geschreeuwd en
gescholden. Mevrouw L. gebruikte ook fysiek geweld: patiënten werden bij de keel
gegrepen en met vuisten geslagen, ze ging op ze zitten of gooide slippers naar ze.”
Voorts zou mevrouw L. haar werkgever Cordaan voor een kwart miljoen euro hebben
opgelicht.” De fractie van de SP is zeer geschrokken van dit bericht, te meer daar de
vreselijke gebeurtenissen door de langdurige periode waarin zij zouden hebben
plaatsvonden niet als incident kunnen worden afgedaan.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Duijndam, namens de fractie van de SP,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Wanneer en door wie is het college op de hoogte gesteld van de vermeende
mishandeling, afpersing, bedreiging en intimidatie van vijftien zeer kwetsbare
patiënten door een werknemer van Cordaan in de periode 2009-2013 in Villa
Anderz in Noord? Welke actie(s) heeft het college daarop ondernomen?
Antwoord:
In 2013 toen de misstanden met betrekking tot het voormalige inlooppunt Villa
Anderz aan het licht kwamen, viel de betreffende instelling onder
' https://www.parool.nl/amsterdam/oud-medewerker-cordaan-verdacht-van-mishandelen-
patienten—-a4532897/
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Loe Gemeenteblad
Datum 24 november 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 november 2017
verantwoordelijkheid van de AWBZ en toezichthouder IGZ. Nu het incident recent
in de publiciteit is gekomen omdat de zaak nu behandeld wordt heeft de Raad
van Bestuur van Cordaan de wethouder op de hoogte gebracht van de
achtergronden van de regiezitting bij het Arrondissementparket Amsterdam
inzake het voormalige inlooppunt voor zelfstandig wonende cliënten Villa Anderz.
2. Wanneer en hoe is een einde gekomen aan de mishandeling? Wie heeft de
mishandeling aan de kaak gesteld en hoe is Cordaan daar vervolgens mee
omgegaan? De fractie van de SP wil graag een uiteenzetting van de gang van
zaken tot op heden.
Antwoord:
In 2013 was er een ernstige klacht over de bejegening van cliënten met een
verstandelijke beperking. Voor Cordaan was dit destijds reden direct een
onderzoek te starten. De uitkomst van het onderzoek was voor de Raad van
Bestuur aanleiding de locatie per direct te sluiten, afscheid te nemen van
betrokken medewerkers en aangifte te doen bij de politie. De betrokken cliënten is
destijds een intensief hulpverleningstraject aangeboden. Sommige cliënten zijn
onder de begeleiding van Cordaan blijven wonen, een enkele cliënt is buiten
Cordaan verhuisd.
3. Hoe verklaart het college dat een kwalijk handelende werknemer bijna vijf jaar
blijkbaar ongestoord haar gang kon gaan zonder dat leidinggevenden of het
management van Cordaan daar een stokje voor staken?
Antwoord:
Villa Anderz was een inlooppunt voor zelfstandig wonende cliënten. Er zijn
toentertijd geen signalen naar voren gekomen uit het toezicht door de
leidinggevende. Wel werd geconstateerd dat het toezicht op de begeleiding
onvoldoende was. Toen een klacht van een cliënt over de bejegening via de
reguliere klachtenprocedure kenbaar was gemaakt, heeft Cordaan voortvarend
gehandeld en direct een einde gemaakt aan de situatie.
4. Welke vormen van toezicht gebruikt Cordaan om de veiligheid van patiënten, als
ook cliënten in de thuiszorg te garanderen? Heeft de gemeente hierover
afspraken gemaakt met Cordaan?
Antwoord:
Cordaan kent een eigen systeem om de kwaliteit van de zorg te beoordelen.
Onderdeel hiervan vormen een procedure voor het melden van incidenten en een
klachtenprocedure. Ook wordt periodiek de tevredenheid van cliënten met
betrekking tot de geboden zorg gemeten. Het kwaliteitssysteem als geheel wordt
getoetst door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd voor wat betreft de zorg die
valt onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
Sinds 2013 voert de cliëntenraad gehandicaptenzorg van Cordaan samen met
verwanten en beleidsmedewerkers ook interne audits uit waarbij men spreekt met
cliënten hoe zij de zorg ervaren en wat er op een locatie verbeterd kan worden.
Voor zover het de Wmo betreft vervult de GGD de rol van Wmo toezichthouder
(sinds 2015). De GGD voert het toezicht uit door middel van twee vormen:
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Loe Gemeenteblad
Datum 21 november 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 november 2017
1) Signaal gestuurd toezicht: dit toezicht wordt uitgevoerd naar aanleiding van
meldingen van calamiteiten, geweldsincidenten of signalen van professionals,
cliënten en burgers
2) Regulier toezicht: deze vorm van toezicht is pro-actief en wordt ingezet om te
beoordelen of voorzieningen voldoen aan wet- en regelgeving en ten tweede
actief de kwaliteit van voorzieningen te monitoren en knelpunten te signaleren
te signaleren. Er wordt voor deze onderzoeken in overleg tussen
toezichthouder en de afdeling Zorg een steekproef getrokken waarbij een mix
wordt gemaakt tussen zorg in natura en persoonsgebonden budget en tussen
voorzieningen: oud, nieuw, onderaannemers, groot, klein.
5. Kan het college nagaan en controleren of er andere Amsterdamse
zorginstellingen of zorgdiensten van Cordaan zijn, inclusief de thuiszorg, waar
mogelijk mishandeling plaatsvindt of plaatsgevonden heeft?
Antwoord:
Indien hier aanwijzingen toe zijn kan de GGD opdracht krijgen een signaal
gestuurd toezichtonderzoek uit te voeren als het gaat om de voorzieningen
vallend onder de Wmo.
De Inspectie voor gezondheid en jeugd voorziet in het toezicht op de veiligheid en
kwaliteit van de zorg die valt binnen de Wet langdurige zorg (W1z).
6. Heeft het college zicht op hoeveel persoonlijk ‘face to face’ contact er is tussen
werknemers van Cordaan en hun leidinggevenden of het management? Hoeveel
van dat contact verloopt via tekstberichten, email en telefoon? De fractie van de
SP wil ook weten hoe dit contact plaatsvindt tussen werknemers en
leidinggevenden of management in het Amsterdamse thuiszorgsegment Hulp bij
het huishouden van Cordaan.
Antwoord:
Volgens Cordaan zijn er procedurele- en werkafspraken met betrekking tot de
verschillende werkprocessen en aansturing van medewerkers door
leidinggevenden. Zo zijn er vaste momenten van overdracht tussen medewerkers
onderling en overlegt de leidinggevende regelmatig in verschillende vormen van
werk- en team overleggen met haar medewerkers. Dit alles toegesneden op de
specifieke werksoort binnen de Cordaan organisatie. Zo ook zijn er vaste
afspraken over de organisatie van het werk en de begeleiding van medewerkers
door leidinggevenden binnen het Thuiszorgsegment Cordaan Thuisdiensten, een
joint venture met Facilicom waarin Cordaan een minderheidsaandeel in heeft.
7. Bentu het eens met de SP dat indien contact tussen werknemers en
leidinggevenden op afstand plaatsvindt, dit het risico van voortslepende
wantoestanden zoals in Villa Anderz mogelijk met zich mee kan brengen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 6. Volgens Cordaan zijn de afspraken tussen
medewerkers en leidinggevenden (zowel procedureel als werkafspraken)
helder en duidelijk en bieden deze geen ruimte voor wantoestanden.
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Ke vember 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 november 2017
8. Hoe gaat het inmiddels met de patiënten in Villa Anderz? Hebben zij en hun
naasten voldoende nazorg en (rechterlijke) ondersteuning om de mishandeling te
kunnen verwerken en genoegdoening te kunnen eisen? Kan de gemeente hen
daarin bijstaan? Is er bijvoorbeeld ondersteuning van Veilig Thuis?
Antwoord:
Cordaan informeert de gemeente dat met alle cliënten intensieve gesprekken
gehouden zijn over hun toekomst. De meeste cliënten hebben ervoor gekozen om
in een ander stadsdeel te gaan wonen, om zodoende een nieuwe start te kunnen
maken. Cordaan heeft zorggedragen voor zowel het wonen als de begeleiding.
Een enkele cliënt heeft ervoor gekozen om Amsterdam helemaal te verlaten. Ook
gesteld kan worden dat het nu goed met de cliënten gaat.
De rechtsgang en alles wat daarbij speelt kunnen wel opnieuw belastend zijn voor
de betrokken cliënten. Cordaan besteedt daar extra aandacht aan in de
dagelijkse begeleiding. Ook Slachtofferhulp is hierbij betrokken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Actualitert voor de raadsvergadering van 13 juli
Van Wijnants, Asruf, Moeskops, Kreuger
Datum 7 juli 2022
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 2b
Onderwerp
Aanstaande verschraling Amsterdamse openbaar vervoer
Aan de gemeenteraad
De provincies, de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag wijzen
een nieuw kabinetsvoorstel in het openbaar vervoer af. Hierdoor lijkt de verschraling van het ov in
de stad onontkoombaar. De reizigers worden hiervan de dupe. De bovenstaande leden willen met
de wethouder in gesprek over de huidige stand van zaken, de mogelijke verschralingen en de ge-
volgen voor de stad.
Reden van spoedeisendheid
De keuzes op het gebied van verschralingen kunnen zich mogelijk al in de zomer aandienen. Hier-
door kan dit debat niet over het zomerreces heen getild worden. De raad dient te kunnen spreken
over de keuzes die gemaakt moeten worden.
| Actualiteit | 1 | train |
Enzonen N% Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit F KD
Directie Midde en % Amsterdam en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol),
Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening,
% Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale
media, ICT en digitale stad, Evenementen
Voordracht voor de Commissie FKD van 23 november 2023
Portefeuille Desekeerrnismemiegc|. AEB en Schiphol)
Agendapunt 2
Datum besluit 17 oktober 2023, college B&W
Onderwerp
Kennisnemen van de raadinformatiebrief over de voorgenomen verkoop van het bedrijfsonderdeel
Kenter door Alliander
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief van wethouder Deelnemingen over de voorgenomen
verkoop van het bedrijfsonderdeel Kenter door Alliander aan het Nederlandse pensioenfonds ABP
en het Canadese pensioenfonds OMERS Infrastructure. Kenter levert energievoorzieningen en
meetdiensten aan zakelijke klanten.
Wettelijke grondslag
Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders is
bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren.
Art 169 Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Alliander is eigenaar van netbeheerder Liander. Liander ontwikkelt en beheert energienetten in de
provincies Gelderland, Noord-Holland, Friesland, Flevoland en delen van Zuid-Holland.
De aandeelhouders van Alliander zijn gemeenten en provincies. De gemeente Amsterdam is een
van de grotere aandeelhouders en bezit 9,2% van de aandelen in Alliander. De andere grotere
aandeelhouders zijn de provincies Gelderland (44,7%), Friesland (12,7%) en Noord-Holland (9,2%).
Op 11 november 2021 heeft de raad ingestemd met het verstrekken van een converteerbare
aandeelhouderslening van € 600 miljoen aan Alliander (ZD2021-012733). Amsterdam doet mee voor
€ 55 miljoen. Op 15 december 2021 is deze lening aan Alliander verstrekt.
Op 16 maart 2023 is het Afsprakenkader tussen de Staat en de regionale netwerkbedrijven
besproken in de Raad. In het Afsprakenkader zijn de voorwaarden vastgelegd voor een toekomstig
aandeelhouderschap van de Staat in Alliander. De Raad heeft geen wensen en bedenkingen geuit.
Op 18 april 2023 heeft het college ingestemd met het Afsprakenkader (ZD2023- 005735).
Op 29 november 2016 is het informatieprotocol Deelnemingen vastgesteld (ZD 2016-008244).
Conform het protocol informeert het college de raad actief over besluiten die de deelnemingen
betreffen. De raad wordt over belangrijke besluiten zo snel mogelijk na de betreffende
aandeelhoudersvergadering geïnformeerd.
Reden bespreking
Gegenereerd: vl.9 1
VN2023-023787 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit F K D
i i i msterdam
Directie Middelen 26 en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol),
en Control %
Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening,
Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale
media, ICT en digitale stad, Evenementen
Voordracht voor de Commissie FKD van 23 november 2023
Ley kennisneming
Uitkomsten extern advies
N.v.t.
Geheimhouding
N.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
N.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee
Welke stukken treft v aan?
AD2023-082226 1. Agenda met toelichting BAvVA 1 november 2023. pdf (pdf)
AD2023-082227 2. Procesbeschrijving en evaluatie. pdf (pdf)
AD2023-082228 3. Fairness opinie KPMG.pdf (pdf)
AD2023-082229 4. Comfort letter Houthoff.pdf (pdf)
AD2023-082217 Commissie FKD Voordracht (pdf)
AD2023-082224, Raadsinformatiebrief Alliander - verkoop Kenter.pdf (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
DMC Deelnemingen, Gelbrich Nieuwe Weme, g.nieuwe.weme@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 209
Ingekomen onder o
Ingekomen op woensdag 12 februari 2020
Behandeld op woensdag 13 februari 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van lid Van Soest inzake Vaststellen van het bestemmingsplan
Klaprozenbuurt.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Klaprozenbuurt
Betreft: Gun ondernemers plek op NDSM terrein
Constaterende dat:
- de uitte plaatsen ondernemers op diverse momenten een plek op het NDSM
terrein is beloofd;
- zij nu te horen krijgen dat er slechts ruimte is voor een beperkt aantal
ondernemingen.
Overwegende dat:
-__de ondernemers op haar lokale overheid moeten kunnen vertrouwen; de
ondernemers hun roots en klantenkring in Noord hebben; onzekerheid niet goed
is voor de ondernemers.
Verzoek het college van burgemeester en wethouders:
te onderzoeken of en hoe alle uit te plaatsen ondernemingen, indien zij dat wensen,
een plek kunnen krijgen op het NDSM terrein en de uitkomsten met de raad te delen.
Verworpen
Het lid van de gemeenteraad
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1350
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 18 december 2020
Onderwerp
Motie van het lid Marttin inzake de Begroting 2021 (Meer auto's onder de grond en
meer groen op straat)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021.
Overwegende dat:
— De bouw van (ondergrondse) parkeergarages voor o.a. elektrische auto's en
deelauto's voor meer ruimte voor groen op straat kan zorgen als er wordt
uitgegaan van een opheffingsnorm van 1:1 (indien de parkeerdruk dit toelaat) en
deze garages er tevens voor zorgen dat de stad bereikbaar blijft voor bewoners
die een auto nodig hebben.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Een stadsbreed onderzoek te starten waarin alle mogelijke locaties in kaart
worden gebracht die zich lenen voor de ontwikkeling van moderne
(ondergrondse) parkeergarages voor o.a. emissievrije auto's en deelauto's, zowel
in de bebouwde omgeving als in nieuw te bouwen buurten;
— Hierbij ook reeds eerder onderzochte locaties voor garages te betrekken;
— In dit onderzoek uit te gaan van een opheffingsnorm van 1:1, zodat nieuw te
bouwen (ondergrondse) parkeergarages resulteren tot meer ruimte op straat voor
groen, fietsparkeren en speelvoorzieningen voor kinderen etc.
Het lid van de gemeenteraad
A.A.M. Marttin
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 732
Publicatiedatum 1 juli 2016
Ingekomen onder Y
Ingekomen op woensdag 22 juni 2016
Behandeld op woensdag 22 juni 2016
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Kaya inzake de brief inzake de moties over de winteropvang
en uitkomsten van het onderzoek “winteropvang 2015-2016” (toegang tot
het passantenhotel).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de brief inzake de moties over de winteropvang en
uitkomsten van het onderzoek “winteropvang 2015-2016” (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 659).
Overwegende dat:
— het college besloten heeft het aantal plaatsen voor de passantenhotel met 150 uit
te breiden;
— ‘relatief zelfredzame daklozen’ worden doorverwezen naar het passantenhotel als
zij een afwijzingsbeschikking hebben;
— de toegang tot het passantenpension wordt bepaald door de uitvoerende
opvanginstelling en dit in de praktijk neerkomt op “wie het eerst komt, die het
eerste maalt”.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
na de gunning van de nieuwe plekken te zoeken naar mogelijkheden om ook andere
toegangscriteria te hanteren en hierover een voorstel aan de raad te doen.
Het lid van de gemeenteraad
M. Kaya
1
| Motie | 1 | train |
VN2021-005132 Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed,
CTO innovatieteam x Gemeente , en in . 9 … KD D
Amsterdam Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
D Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
% Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 17 maart 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Democratisering (inclusief Bestuurlijk Stelsel)
Agendapunt 8
Datum besluit 26 januari 2021
Onderwerp
Kennisnemen en bespreken van de gebiedsjaarverslagen 2020 en de gebiedsplannen 2021
De commissie wordt gevraagd
1. _Kenniste nemen van de brief van het college van Burgemeester en Wethouders met als
doel om de raad inzicht te geven in de huidige ontwikkelingen en te informeren over de
voortgang van de bestuurlijke opdracht uit 2020 aangaande de gebiedscyclus.
2. Kennis te nemen van de gebiedsjaarverslagen 2020.
3. _Kenniste nemen van de gebiedsplannen 2021 met de daarbij behorende overzichten, zoals
een overzicht van de vitvoeringagenda vertaald naar gebied en focusopgave en een bundel
van de adviezen van de stadsdeelcommissie.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet, 160 lid 1 onder b.
Verordening Lokaal Bestuur Amsterdam, artikel 21
Bestuurlijke achtergrond
Het College van B&W heeft op 14 april 2020 besluiten genomen over verbetering van gebiedsgericht
werken, waaronder:
1. In te stemmen met verbetervoorstellen van de gebiedscyclus en gebiedsgericht werken, met als
belangrijkste punten:
a) gebiedsplannen meer te focussen en aan te sluiten op de vitvoeringsagenda van het college,
b) het verbinden van de gebiedscyclus aan de P&C-cyclus van de gemeente door onder andere
gebiedsjaarverslagen over resultaten, gekoppeld aan gebiedsplan en vitvoeringsagenda, als bijlage
bij de jaarrekening mee te sturen in plaats van een losse monitor.
De voorliggende gebiedsplannen met bijlagen zijn een vitwerking van besluitpunt za). De
voorliggende gebiedsjaarverslagen zijn een vitwerking van besluitpunt 2b).
Reden bespreking
Om kennis te kunnen nemem van de gebiedsplannen 2020 met bijlagen en gebiedsjaarverslagen
en om geïinformeerd te worden over de zichtbare verbeterstap die is gezet in het kader van de
bestuursopdracht voor verbetering van gebiedsgericht werken.
In aansluiting op motie 600.20 (laat minderheidsstandpunten doorklinken), is een bijlage
toegevoegd waarin verduidelijkt wordt welke adviezen zijn gegeven en hoe zij zijn verwerkt in de
plannen. Er lag ook een toezegging voor deze motie en die toezegging is in 2023 aan de orde bij
vaststelling van de gebiedsagenda’s voor de volgende periode.
Gegenereerd: vl.2 1
VN2021-005132 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D
i i msterdam
CTO Innovatieteam % Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 17 maart 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Reden bespreking van het lid Vroege (D66): We moeten deze plannen voor komend jaar serieus
bestuderen en bespreken.
Uitkomsten extern advies
Niet van toepassing.
Geheimhouding
Niet van toepassing.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Aangezien gebiedsplannen domeinoverstijgend zijn, worden alle raadscommissies uitgenodigd.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-018086 Commissie KDD (1) Voordracht (pdf)
AD2021-018081 | Ordner Gebiedsjaarverslagen 2020.pdf (pdf)
AD2021-018083 Ordner Gebiedsplannen 2021. pdf (pdf)
Ordner Gebiedsplannen Bijlage 2 Matrix koppeling ambities
AD2021-018082 ‚ ‚
uitvoeringsagenda college - focusopgaven.pdf (pdf)
Ordner Gebiesplannen Bijlage 1 Bundel Advisering Stadsdeelcommissies
AD2021-018084 ‚
gebiedsplan 2021.pdf (pdf)
AD2021-018085 Raadsbrief gebiedsverslagen 2020 en jaarplannen 2021.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Sjoukje Alta, clusterdirecteur, accounthouder gebiedsgericht werken, [email protected], 06
8363 2195
Gegenereerd: vl.2 2
| Voordracht | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1052
Publicatiedatum 19 november 2014
Ingekomen op 6 november 2014
Ingekomen onder 815”
Behandeld op 6 november 2014
Status niet in stemming gebracht door aanneming amendement K — 1042
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Roosma en de heer Poorter inzake
de begroting voor 2015 (cliëntondersteuning).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— de gemeente vanaf 2015 ook verantwoordelijk wordt voor het financieren van
onafhankelijke cliëntondersteuning;
— onafhankelijke cliëntondersteuning van essentieel belang is om eigen regie in de
zorg te kunnen garanderen;
— onafhankelijke cliëntondersteuning voor alle groepen in de zorg beschikbaar en
toegankelijk moet zijn;
— in vergelijking met andere groepen onafhankelijke cliëntondersteuning voor de
groepen GGZ, OGGZ en dak- en thuislozen weliswaar beschikbaar is, maar
minder goed gefinancierd;
— het wenselijk zou zijn als een groter deel van de huidige financiering ten goede
komt aan de onafhankelijke cliëntondersteuning van GGZ, OGGZ en dak- en
thuislozen,
Besluit:
— 0,15 miljoen euro extra (bovenop de huidige financiering) vrij te maken ten
behoeve van het Steunpunt GGZ/Meldpunt klachten stedelijke
cliëntondersteuning;
— ditte dekken uit de middelen die beschikbaar is voor onafhankelijke
cliëntondersteuning onder het product 296 “Stelpost 3D WMO-taken alle
gemeenten”;
— 0,20 miljoen euro extra (bovenop de huidige financiering) vrij te maken ten
behoeve van de organisaties die OGGZ-cliënten en dak- en thuislozen
ondersteunen, zoals de MDHG, de Daklozenvakbond, het Juridisch Steunpunt
voor dak- en thuislozen en BAADT;
— dit te dekken uit de middelen die beschikbaar zijn voor onafhankelijke
cliëntondersteuning onder het product 296 “Stelpost 3D WMO-taken alle
gemeenten”;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1052 A d é
Datum 19 november mendemen
2014
— deze organisaties te vragen zelf een voorstel te doen voor de verdeling van
de middelen.
De leden van de gemeenteraad,
F. Roosma
M.F. Poorter
2
| Motie | 2 | train |
VN2023-015965 R issi i i i
Griffe X Gemeente aadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monenten WV
% Amsterdam S
Voordracht voor de Commissie WV van 06 september 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Volkshuisvesting
Agendapunt A
Datum besluit
Onderwerp
Instemmen met het initiatiefvoorstel d.d. 2 februari 2023 “Passend wonen in Mokum” van het lid
Aslami
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het initiatiefvoorstel “Passend wonen in Mokum” van het lid Aslami.
Wettelijke grondslag
Art. 147a Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Zie het inititiatiefvoorstel
Reden bespreking
Op verzoek van de indiener
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
hee
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.8 1
VN2023-015965 % Gemeente Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten
Griffie % Amsterdam
% en Erfgoed
Voordracht voor de Commissie WV van 06 september 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
AD2023-051869 230530 bestuurlijkereactie IV Passend Wonen in Mokum (oo3). pdf (pdf)
AD2023-051870 Commissie WV (7) Voordracht (pdf)
AD2023-051868 IV passend wonen in Mokum. pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Het lid Aslami (D66)
Gegenereerd: vl.8 2
| Voordracht | 2 | train |
0353 X Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Duurzaamheid X Amsterdam
Voordracht voor de Commissie RO van 06 december 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Ruimtelijke Ordening
Agendapunt 10
Datum besluit 14 november 2023, college van B&W
Onderwerp
Weigering verzoek om wijziging bestemmingsplan “Westelijke binnenstad”
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van bijgevoegde weigering van het verzoek om wijziging van het bestemmingsplan
“Westelijke binnenstad”, in het bijzonder het verzoek om schrapping van artikel 19.4.3. van de
planregels van het bestemmingsplan.
Wettelijke grondslag
De bevoegdheid om een aanvraag tot herziening van een bestemmingsplan af te wijzen, aan het
college te mandateren, artikel 3.9 Wet ruimtelijke ordening (Wro)
Mandateren van de bevoegdheid tot het afwijzen van een verzoek tot herziening van een
bestemmingsplan, raadsbesluit van 20 janvari 2016, publicatiedatum 29 januari 2016
Bestuurlijke achtergrond
Het bestemmingsplan “Westelijke binnenstad” is vastgesteld door de raad op 7 februari 2013.
Kennis te nemen van bijgevoegde conceptbeantwoording inhoudende een weigering van het verzoek om
wijziging van het bestemmingsplan "Westelijke binnenstad”, in het bijzonder het verzoek om schrapping
van artikel 19.4.3. van de planregels van het bestemmingsplan.
Het verzoek en de aanleiding
Indieners (twee omwonenden en Wijkcentrum d'Oude Stadt) hebben bij brief van 19 juli 2023 het
college en de raad verzocht om wijziging van het bestemmingsplan “Westelijke binnenstad”, in
het bijzonder om artikel 19.43. van de planregels te schrappen. De brief is ingekomen als een
raadsadres. Echter, voor het verzoek dat de indieners hebben gedaan — het wijzigen van een
bestemmingsplan — is een raadsadres niet het juiste instrument. Het juiste instrument is: een
aanvraag tot wijziging van een bestemmingsplan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in relatie tot de Wet ruimtelijke ordening (Wro), hoofdstuk 3 — bestemmingsplannen. Daarop is
een andere besluitvormingsprocedure van toepassing dan bij afhandeling van een raadsadres. Ook
omdat de indieners op grond van de genoemde wetgeving, anders dan bij een raadsadres, het recht
hebben om in bezwaar en beroep te gaan tegen het besluit.
Aanleiding voor dit verzoek is de vestiging van de sportschool ‘TrainMore! aan de Prinsengracht 13A
en het gebruik van de bijbehorende bebouwing op het binnenterrein ten dienste van de sportschool.
Voorheen was hier het Internationaal Vrouwenarchief gevestigd.
Indieners vrezen overlast van geluid en licht en verstoring van de stille omgeving van de
grachtentuinen. Ook vrezen zij voor de gevolgen van deze ontwikkeling op beschermde diersoorten,
zoals vleermuizen. Dezelfde zorg delen indieners voor alle soortgelijke situaties binnen het
hele plangebied waar sprake is van gebruik van bebouwing op gronden met de bestemming
‘Tuin-3’. Tot slot menen indieners dat het gebruik van de ‘Tuin-3’ gronden ten dienste van de
Gegenereerd: vl.10 1
VN2023-023523 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Ruimte en % Amsterdam RO
Duurzaamheid %
Voordracht voor de Commissie RO van 06 december 2023
Ter kennisneming
functies in de hoofdbebouwing, dat vastgelegd is in de planregel 19.4.3., in strijd is met het
Werelderfgoedverdrag.
Beoordeling van het verzoek
Prinsengracht 13A valt binnen het bestemmingsplan “Westelijke binnenstad” en heeft de
bestemming ‘Gemengd-1’. In artikel 6.1 onder d van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Gemengd-1’
aangewezen gronden onder andere bestemd voor ‘voorzieningen’. Onder ‘voorzieningen’ vallen
onderwijs, gezondheidszorg, sport en recreatie, cultuur, politie/brandweer en welzijn. Onderwijs,
politie en brandweer, gezondheidszorg en welzijn worden openbare voorzieningen genoemd, omdat
zij voorzien in een basisbehoefte. Culturele, recreatieve en sportvoorzieningen worden bijzondere
voorzieningen genoemd. Voor ‘voorzieningen’ geldt binnen de bestemming ‘Gemengd - 1'een
maximum bruto vloeroppervlak van 1000 m2.
Het vestigen van een sportschool zoals ‘TrainMore! is op gronden met de bestemming ‘Gemengd-1’
toegestaan omdat het een bijzondere voorziening is.
Een deel van de sportschool ‘TrainMore' bevindt zich in de bebouwing in de binnentuin. Deze
bebouwing is gesitveerd op gronden met de bestemming ‘Tuin-3’.
Bestaande (bij)gebouwen op binnenterreinen en tuinen zijn bestemd tot ‘Tuin - 3. Deze bebouwing
mag worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot. Bij sloop/
nieuwbouw van de hoofdbebouwing dient de bebouwing op gronden met de bestemming ‘Tuin
-3' op hetzelfde bouwperceel ook te worden gesloopt en mag deze niet worden teruggebouwd.
Bebouwing in tuinen die bestemd is tot ‘Tuin - 3' mag niet zelfstandig worden gebruikt. De
(onbebouwde) tuinen mogen niet bedrijfsmatig worden gebruikt.
Zowel de gronden met de bestemming ‘Gemengd-1’ (hoofdgebouw) als ‘Tuin-3' (bebouwing in de
binnentuin) maken deel vit van één en hetzelfde bouwperceel Prinsengracht 13A. Dit betekent dat
de bebouwing in de binnentuin gebruikt mag worden ten dienste van de toegestane functie in het
hoofdgebouw, zijnde in dit geval een sportschool. (Onderzoek in het bouwarchief van de gemeente
heeft vitgewezen dat deze bebouwing op ‘Tuin-3' in ieder geval sinds 1918 aanwezig is.)
Dit gebruik van de bebouwing in de binnentuin is niet in strijd met het Wereldergoedverdrag.
De plaatsing van de grachtengordel op de Werelderfgoedlijst heeft geen nieuwe regels met zich
meegebracht. De aanwijzing heeft plaatsgevonden omdat de planregels en de verbeelding van de
bestemmingsplannen voor de binnenstad voldoende waarborg zijn voor de instandhouding van de
door UNESCO-gesignaleerde ‘uitzonderlijke universele waarde’.
Het gebruik van bestaande bebouwing op gronden met bestemming ‘Tuin-3’ ten dienste van de
bestemming in het hoofdgebouw, is ruimtelijk doordacht en past binnen de systematiek van de
bestemmingsplannen die in de binnenstad gelden.
Daarbij moet worden opgemerkt dat het schrappen van de planregel niet het gewenste gevolg kan
hebben. Ingevolge het overgangsrecht mag rechtens bestaand gebruik immers worden voortgezet.
De sportschool dient zich te houden aan de bestaande regelgeving. Aan de indieners is in de brief
meegegeven dat in geval het gebruik van de bebouwing niet overeenkomt met de bestaande
(planologische) regelgeving en overlast wordt ervaren, geadviseerd wordt specifiek daarover een
handhavingsverzoek in te dienen. De toezichthouders hebben verschillende onderzoeken ter plaatse
uitgevoerd. Daaruit is onder meer gebleken dat de verlichting in de sportschool (in de bebouwing in
de binnentuin) aan de bovenkant is afgedekt. Ook is onder de lichtkoepels een scherm aangebracht
dat zorgt voor verduistering van de koepels. Ten slotte hebben de toezichthouders vastgesteld dat
Gegenereerd: vl.10 2
VN2023-023523 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Ruimte en % Amsterdam RO
Duurzaamheid %
Voordracht voor de Commissie RO van 06 december 2023
Ter kennisneming
de vloer verzacht is vitgevoerd wat zorgt voor demping van geluid. Bij de halters zijn speciale matten
aangebracht die ook weer zorgen voor demping van geluid.
De gebiedsmakelaar onderhoudt contact met de betrokken partijen over het gebruik van de
bebouwing ter plaatse.
Wat de flora en fauna betreft, is de provincie Noord- Holland het bevoegd gezag. De indieners
hebben ook een verzoek om handhaving op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) ingediend.
Namens de provincie heeft de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN) het verzoek
behandeld en bij besluit van 3 oktober 2023 afgewezen. Uit de ecologische beoordeling van OD
NHN volgt dat het gebruik van de bebouwing door de sportschool geen negatieve invloed heeft op
de (dwerg)vleermuis of andere diersoorten. OD NHN heeft vastgesteld dat de locatie vanwege de
aanwezige bebouwing geen essentieel leefgebied is voor de (dwerg)vleermuis. Ook is door OD NHN
vastgesteld dat in het centrum van Amsterdam geen waarnemingen bekend zijn van andere soorten
zoals grootoorvleermuizen.
Besluit
Alles overwegende en de belangen van de indieners in ogenschouw nemende is geconcludeerd
dat geen medewerking verleend kan worden aan het verzoek om een wijziging van het
bestemmingsplan “Westelijke binnenstad”, in het bijzonder het verzoek om schrapping van artikel
19.4.3. van de planregels van het bestemmingsplan.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl. 10 3
VN2023-023523 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Ruimte en % Amsterdam
Duurzaamheid %
Voordracht voor de Commissie RO van 06 december 2023
Ter kennisneming
AD2023-085843 1. Mandaatbesluit.pdf (pdf)
AD2023-085844 2. Verzoek wijziging bestemmingsplan geanonimiseerd. pdf (pdf)
AD2023-086632 3. Geanonimiseerd weigeringsbesluit.pdf (pdf)
AD2023-081023 Commissie RO Voordracht (pdf)
AD2023-086775 VERTROUWELIJK - 3. niet-geanonimiseerd Weigeringsbesluit.pdf (pdf)
Ter Inzage
aseten Jen
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte & Duurzaamheid: Anita Barada, 06 3417 9861, [email protected] Eva Mulder,
0612136822, [email protected]
Gegenereerd: vl.10 4
| Voordracht | 4 | train |
vir2022-025003 N% Gemeente De raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare M OW
Verkeer en .
Openbare Ruimte % Amsterdam Ruimte en Groen, Water
Voordracht voor de Commissie MOW van o1 september 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 11
Datum besluit 10 mei 2022; college van B&W
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief “Beëindiging parkeerdvurbeperking naar aanleiding van
uitspraak Hoge Raad”
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het beëindigen van de parkeerdvurbeperkingen in
Amsterdam — met uitzondering van stadsgebied Weesp en beëindigen van de 10-cent tariefzones bij
het Olympiaplein en in winkelstraten
Wettelijke grondslag
Artikel 169 lid 2 Gemeentewet Het college geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de
uitoefening van zijn taak nodig heeft
Bestuurlijke achtergrond
nvt
Reden bespreking
Geagendeerd o.v.v. de fractie van de VVD
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
nvt
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.l1 1
VN2022-025603 % Gemeente De raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare
Verkeer en % Amsterdam zu 6 w
Openbare Ruimte _% uimte en Groen, Water
Voordracht voor de Commissie MOW van o1 september 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
20220510 raadsinformatiebrief beeindigen parkeerdvurbeperking-
AD2022-075501
getekend.pdf (pdf)
AD2022-075500 Commissie MOW Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Verkeer en Openbare Ruimte, Tiko ten Brink, [email protected]
Gegenereerd: vl.l1 2
| Voordracht | 2 | val |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Samenleving van 12 september 2013
Vergaderdatum donderdag 12 september 2013
Tijd 20:00 21.30 uur
Locatie Zaal 0239.te Amstel 1, stadsdeel Centrum
Voorzitter Mw. E. van Schagen
Griffier Dhr. R. Dijkhuizen
Betreft een gezamenlijke commissie met stadsdeel Centrum
en vindt in het Centrum plaats.
1. Opening en vaststellen agenda
2. Goedkeuring Jaarrekening 2012 Openbaar Onderwijs aan de Amstel
(raadsbesluit)
3. Afscheid leden van de Commissie van Toezicht en het welkom heten van
de leden van de Raad van Toezicht.
4. Sluiting
Ter kennisname stukken
1
| Agenda | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 602
Publicatiedatum 16 juni 2017
Ingekomen onder BB
Ingekomen op donderdag 8 juni 2017
Behandeld op donderdag 8 juni 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Alberts inzake de Nota parkeernormen auto
(herhuisvesters).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Nota parkeernormen auto (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 429).
Overwegende dat:
- De nieuwe parkeernormen geen vergunningen meer toestaan voor bewoners van
nieuwbouwwoningen:;
- In het kader van stedelijke vernieuwing in meerdere buurten sprake is van sloop-
nieuwbouw, waarbij bewoners vaak de mogelijkheid krijgen om terug te keren;
- Deze herhuisvesters, als gevolg van de nieuwe nota, geen recht hebben op een
nieuwe parkeervergunning, zelfs als ze deze voor de sloop-nieuwbouw wel hadden;
Besluit:
Op bladzijde 13, onder 'Afwijking' toe te voegen:
Tevens geldt een uitzondering voor huurders van sociale huurwoningen die worden
gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Voor hen blijft hun reeds geldige
parkeervergunning van kracht.
Het lid van de gemeenteraad
R. Alberts
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 602 A d t
Datum _ 16 juni 2017 mendemen
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 195
Publicatiedatum 22 februari 2019
Ingekomen onder AQ
Ingekomen op donderdag 14 februari 2019
Behandeld op donderdag 14 februari 2019
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden De Grave-Verkerk, Naoum Néhmé en Boomsma inzake
het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022 (zelfstandig-wonen-coaches
voor ouderen die wonen in de vrije-sectorhuur of een koopwoning (Wonen en Zorg))
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 111).
Constaterende dat:
— Het college zich met het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2018-2022 inspant
onder andere om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen;
— Ouderen grote voorkeur hebben om in hun eigen buurt te blijven wonen, uit
behoefte aan vertrouwde sociale contacten, zorg (ook huisarts en tandarts) en
huishoudelijke hulp te hebben vanuit de nabije omgeving;
— Niet elke woning geschikt is of kan worden aangepast om er oud in te worden;
— Het aantal ouderen dat aangeeft eventueel te willen verhuizen toeneemt;
— Ouderen die in de vrije-sectorhuur wonen of een koopwoning hebben niet altijd
voldoende redzaam zijn om zelf stappen te zetten om verhuismogelijkheden in de
buurt of wijk te onderzoeken en te realiseren;
— Doorstroom van ouderen naar een passende woning meer ruimte geeft op de
woningmarkt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Te onderzoeken, in samenwerking met de stadsdelen, makelaarsverenigingen,
woningcorporaties en de zorgketen in de wijk, hoe ouderen in hun vertrouwde
buurt kunnen blijven wonen door de inzet van wooncoaches als “zelfstandig-
wonen-coaches" die ouderen kunnen adviseren en begeleiden bij:
1) de aanpassing van hun huidige woning tot een bij hun behoefte passende
woning, dan wel;
2) de overstap naar een andere, bij hun behoefte passende vrije-sectorhuur- of
koopwoning, in hun vertrouwde buurt;
— De raad hier uiterlijk in het derde kwartaal van 2019 over te informeren.
De leden van de gemeenteraad
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 195 Motie
Datum 22 februari 2019
D.G.M. de Grave-Verkerk
H. Naoum Néhmé
D.T. Boomsma
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 269
Datum akkoord 1 maart 2018
Publicatiedatum 2 maart 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Dantzig van 9 mei 2017 inzake
het claimen van openbare ruimte op Koningsdag door niet-Amsterdamse
marktkooplui.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Tijdens en na koningsnacht kreeg D66 signalen dat niet-Amsterdamse marktkooplui,
onder meer door middel van intimidatie, delen van de openbare ruimte op de
Burgemeester de Vlugtlaan claimen. Van die ruimte wordt op Koningsdag gebruik
gemaakt om handel te drijven. Buurtbewoners die hierover in gesprek probeerden te
treden zijn geïntimideerd, waarbij zelfs iemand fysiek geweld zou zijn aangedaan.
De ongeregeldheden hebben voornamelijk de nacht voor Koningsdag
plaatsgevonden
De traditie dat op Koningsdag op straat goederen worden aangeboden door
bewoners, mag wat D66 betreft niet erin ontaarden dat gehele straten worden
geclaimd door marktkooplui die louter hiervoor naar Amsterdam komen, zeker niet als
dat ten koste gaat van een feestdag voor bewoners. D66 is van mening dat
Amsterdammers die eens per jaar met Koningsdag iets te koop aanbieden niet
mogen worden verdrongen door marktkooplui die voor één dag professionele handel
naar Amsterdam komen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Dantzig, namens de fractie van D66,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Was op de Burgemeester de Vlugtlaan op Koningsdag vrijhandel toegestaan”?
Antwoord: ja.
2. Was op de Burgemeester de Vlugtlaan op Koningsdag commerciële handel
toegestaan”?
Antwoord: ja.
4
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nmmer er 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 9 mei 2017
3. Is het college bekend met de ongeregeldheden die hebben plaatsgevonden?
Zijn er bewoners geweest die naar aanleiding hiervan contact hebben
opgenomen met de gemeente of het stadsdeel’?
Antwoord: Allereerst kan worden opgemerkt dat er sprake lijkt te zijn van een
toenemende trend van handelaren die tijdens Koningsdag de vrijmarktplekken in
stadsdeel Nieuw West en specifiek de Burgemeester de Vlugtlaan bezetten. Dat
leidt tot geschillen met de buurtbewoners. Afgelopen Koningsdag heeft dit geleid
tot een zestal meldingen bij de politie. De meldingen zijn allen gerelateerd aan
bezetting van vrijmarktplekken door de handelaren. Hierbij is sprake van een
gevoel van intimidatie bij buurtbewoners en onderlinge ruzies tussen handelaren.
De politie en collega's van de gemeentelijke Handhaving hebben in alle gevallen
opgetreden en/of bemiddeld. Hierdoor is in alle gevallen de situatie opgelost en
zijn er geen aangiften uit voortgekomen.
4. Wat kan de gemeente doen, en wat doet de gemeente om bewoners te
beschermen tegen (agressieve) marktkooplui die met busjes en professionele
stands de openbare ruimte opeisen?
Antwoord: De gemeentelijke handhaving wordt ingezet om onder andere te
voorkomen dat de openbare ruimte wordt opgeëist waar dat niet mag. Het is
commerciële handelaren toegestaan om op Koningsdag hun waar te verkopen.
Het vooraf vrijhouden door middel van afzettingen, lintjes of voertuigen is voor
handelaren én bewoners niet toegestaan. Dit is één van de prioriteiten van de
handhaving. Wanneer dit — bijvoorbeeld na een melding — wordt geconstateerd
wordt hier tegen opgetreden.
5. Wordt er op Koningsdag en koningsnacht tegen marktkooplui die de op die dag
en nacht geldende wet- en regelgeving overtreden handhavend opgetreden?
Antwoord: ja.
Toelichting door vragensteller:
De groep personen die nu namens bewoners heeft getracht bemiddelend op te treden
heeft te maken gekregen met geweld en intimidatie.
6. Is het college met vragensteller van mening dat als het gaat om het op grote
schaal claimen van openbare ruimte door professionele marktkooplui,
de gemeente bewoners dient te ondersteunen bij die bemiddelende rol’?
Antwoord: Indien dit op grote schaal het geval zou zijn is dit inderdaad een reden
om aan het vrijmarktbesluit op Koningsdag extra regels te verbinden. Op dit
moment wordt er in dit besluit namelijk geen onderscheid gemaakt tussen
bewoners en handelaren die commerciële waar verkopen. Er zijn echter geen
signalen, behalve op bovenstaande casus, dat er strengere regels zouden
moeten komen om de bewoners extra ondersteuning te bieden. Wel zullen er dit
jaar, en dit is ook door de stadsdelen verzocht, meer kindervrijmarktlocaties in het
vrijmarktbesluit worden opgenomen. De stadsdelen nemen hier door middel van
de plaatsing borden en extra communicatie met o.a. ondernemers zelf het
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Ndeing leo Gemeenteblad
ummer - z. . .
Datum 1 maart 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 9 mei 2017
initiatief in. Overigens is het al verboden om zonder vergunning objecten of auto's
te plaatsen op plekken waar dit normaal ook niet is toegestaan. Hierop zal dit jaar
op o.a. bovenstaande locatie handhaving meer op moeten toezien.
7. Hoe kunnen plaatsen op vrijmarkten toegankelijk worden gehouden voor
Amsterdammers en Amsterdamse kinderen? Welke rol kan de gemeente hierbij
spelen?
Antwoord: gebieden kunnen worden ingericht als kindervrijmarktlocaties. Elk jaar
komt er een aantal kindervrijmarktlocaties bij. In 2017 waren dat er eenentwintig.
Een andere mogelijkheid is dat stadsdelen zones inrichten die specifiek zijn
bestemd voor vergunde markten.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | val |
x Gemeente Amsterdam VV L
% Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn
en Luchtkwaliteit)
% Gewijzigde Agenda, donderdag 14 oktober 2010
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit)
Tijd 09.00 tot 12.30 uur
Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering van
de Raadscommissie VVL d.d. 23 september 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissie VVL@raadsgriffie amsterdam.nl
7 Openstaande toezeggingen
e _Toezeggingenlijst/ termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de maandag
voorafgaande aan de vergadering per mail en in hardcopy een bijgewerkt exemplaar
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en VVL
Luchtkwaliteit)
Gewijzigde Agenda, donderdag 14 oktober 2010
8 Termijnagenda
e _Toezeggingenlijst/ termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de maandag
voorafgaande aan de vergadering per mail en in hardcopy een bijgewerkt exemplaar
9 Openstaande Schriftelijke vragen
10 Rondvraag - Tkn lijst
Klimaat en Energie
11 Rekenkameronderzoek naar luchtkwaliteit Nr. BD2010-005897
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
12 Initiatiefvoorstel VVD getiteld: Amsterdam Veiligste Stedelijke Openbaar Vervoer
Nr. BD2010-005944
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 17 november 2010)
13 Stedenbouwkundig Programma van Eisen toegangsgebouwen station
Ceintuurbaan Nr. BD2010-005212
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 oktober 2010)
14 Afdoening moties Mw. Bergervoet over tegemoetkomingsregeling voor
ondernemers. Nr. BD2010-005518
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
BESLOTEN DEEL
2
Gemeente Amsterdam VV L
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en
Luchtkwaliteit)
Gewijzigde Agenda, donderdag 14 oktober 2010
Toegevoegde agendapunten
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
15 Reactie initiatiefvoorstel Flos 2 Nr. BD2010-006285
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorstel gevoegd behandelen met agendapunt 12
16 Utrechtsestraat: ingebruikname fase 1 Nr. BD2010-006453
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Molenaar (GrLi)
3
| Agenda | 3 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 15 september 2021
Ingekomen onder nummer 662
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Van Renssen en Bloemberg-lssa inzake rapporteren
over groen en blauw in Jaarrapportage Zuidas
Onderwerp
Rapporteren over groen en blauw op de Zuidas
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Jaarrapportage Zuidas.
Constaterende dat:
— inde Jaarrapportage Zuidas worden geen cijfers gegeven over de stand van zaken van de
groenvoorzieningen en waterberging;
— de ontwikkeling van groenvoorziening, groene daken en meer waterberging en betere
klimaatadaptatie van groot belang is voor een gezonde en leefbare stad.
Overwegende dat:
— de raad inzicht zou moeten hebben in de ontwikkeling van groen en waterberging en de stand
van zaken ten aanzien van klimaatadaptatie, ook op de Zuidas;
— de wethouder Zuidas hierover in juli 2019 een toezegging heeft gedaan, maar deze niet is
uitgevoerd.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
In de Jaarrapportage en Halfjaarrapportage Zuidas, te beginnen bij de Halfjaarrapportage 2021, te
rapporteren over:
— _hetgroenplan, aantal bestaande gekapte en herplante bomen;
— het plan Blauwe Zuidas en waterberging;
— aantal en omvang van groene daken, en
— _ klimaatadaptatie en de gemiddelde waterberging per vierkante meter per gebied (zowel op
particulier terrein als in de openbare ruimte).
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Indieners
N.A. van Renssen
J.F. Bloemberg-Issa
| Motie | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Gemeenteblad
Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 983
Behandeld op 10 september 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden De Fockert, Timman, Marttin, Mbarki, Schreuders, Boomsma,
Yilmaz, Van Soest, Ceder en Kreuger inzake de scenario's van het OSVO met
betrekking tot de Kernprocedure 2021 (gelijkwaardige gesprekspartner OSVO)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de scenario’s van het OSVO met betrekking tot de
Kernprocedure 2021.
Overwegende dat:
— elk jaar weer kinderen een lijst moeten invullen van 12 scholen om aan de
plaatsingsgarantie te voldoen;
— elk jaar weer een groep kinderen geplaatst worden op een van de laatste plekken
van die voorkeurlijst waardoor ze feitelijk niet worden geplaatst op een school van
hun voorkeur;
— elk jaar weer een klein aantal kinderen in eerste instantie niet geplaatst worden
op een school, ondanks de plaatsingsgarantie;
— teleurgestelde ouders en kinderen zich vervolgens tot de gemeenteraad wenden
voor een oplossing.
Constaterende dat:
— de verantwoordelijkheid voor besluiten over de kernprocedure loting & matching
bij het OSVO ligt;
— de verantwoordelijkheid voor een goed onderwijsaanbod bij de gemeente ligt;
— de gemeente en de OSVO gezamenlijk zorg dragen voor het onderwijs aan en
het welzijn van Amsterdamse kinderen;
— er momenteel geen overleggen tussen het OSVO en de gemeenteraad
plaatsvinden, informeel dan wel formeel.
Spreekt de wens uit dat de gemeenteraad
Ten minste een keer per jaar met het OSVO in gesprek te gaan over het de
kernprocedure loting & matching en andere relevante onderwerpen die de gedeelde
verantwoordelijkheid van de gemeente en het OSVO raken, met als doel gezamenlijk
tot een onderwijslandschap te komen waarin ieder Amsterdams kind de kans krijgt
zich optimaal naar diens eigen wensen te ontwikkelen.
1
De leden van de gemeenteraad
T.C. de Fockert
D. Timman
A.A.M. Marttin
S. Mbarki
D. Schreuders
D.T. Boomsma
N. Yilmaz
W. van Soest
D.G.M. Ceder
K.M. Kreuger
2
| Motie | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 699
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 7 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie ID
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Ernsting inzake de begroting voor 2015
(luchtkwaliteit).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— gesteld wordt op pagina 192 dat de doel 3 spreekt van gezonde lucht, met zo min
mogelijk NO2, fijnstof en roet;
— er daarvoor geen indicator is vastgesteld of dat dit doel niet is gekwantificeerd in
meetbaar (SMART) streven;
— daardoor niet valt te controleren of bepalen of de inzet en beschikbare middelen
voor schone lucht voldoende is;
Tevens overwegende dat:
— op enkele plekken de NO2 norm van de EU niet gehaald zal worden op 1 januari
2015;
— desondanks gestreefd moet worden naar lagere waardes, in het kader van het
streven naar een gezonde lucht;
— precies op de normgrens van 40 ug te sturen meteen risico's van overschrijding
met zich mee brengt als de plusnetten systematiek uit de MAA verder wordt
uitgerold,
Besluit:
— een meetbare doel-indicator op te nemen, die lager ligt dan de EU-norm van
40 Ha/m3 NO2 en PM10 voor bevolking gewogen jaargemiddelde concentratie;
— een meetbare doel-indicator op te stellen voor ultrafijnstof (roet).
Het lid van de gemeenteraad,
Z.D. Ernsting
1
| Motie | 1 | discard |
in ne
| jd 5 In 5
Li lam En R
- mA gj
En RE Tik
me EET
mi ES Eh
Ervaringen met de
beroepsgroepenregeling
In opdracht van: Directie Wonen
Projectnummer: 22279
Auteur: Natalie Runtuwene, Ellen Lindeman & Feiko de Grip, m.m.v. Idske de Jong
E-mailadres: [email protected]
Bezoekadres: Weesperstraat 113-117
Telefoon: 020 251 0333
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
onderzoek.amsterdam.nl
Amsterdam, juni 2023
Foto voorzijde: Jan Voermanstraat, fotograaf Edwin van Eis (2020)
2
Inhoud
Samenvatting en conclusies 4
Inleiding 11
1 Ervaringen van kandidaten 17
1.1 Ervaringen met de aanmelding 17
1.2 Tevredenheid over woning via de voorrangsregeling 21
1.3 Afwijzing voorrangsregeling 26
2 Ervaringen van werkgevers 29
2.1 Bekendheid met en gebruik van de regeling 29
2.2 Noodzaak van regeling; ervaringen met reistijden 31
2.3 Suggesties ter verbetering aan de regeling 31
2.4 Effect regeling en mogelijke alternatieven 32
3 Ervaringen van woningaanbieders 35
3.1 De werkwijze bij de regeling 35
3.2 Het contact met kandidaten en de doelgroepen 37
3.3 Woningaanbod voor deze doelgroepen 38
3.4 De gestelde voorwaarden 38
3.5 Samenwerking met de gemeente 39
3.6 Oorzaken achterblijvend aantal plaatsingen 39
3.7 Effect regeling en suggesties 40
4 Kenmerken van de werkenden in beroepsgroepen voorrangsregeling 42
4.1 Omvang beroepsgroepen 43
4.2 Kenmerken van de werkenden in voorrangsberoepen 44
4.3 Kenmerken van de banen in voorrangsberoepen 48
Bijlage Achtergrondkenmerken respondenten naar sector 51
3
Samenvatting en conclusies
Sinds 2020 kunnen zorg- en onderwijsmedewerkers, die met spoed een woning zoeken, onder
bepaalde voorwaarden voorrang krijgen bij de toewijzing van een huurwoning. Per 1 januari
2022 is dit ook voor politiepersoneel mogelijk. De voorrangsregeling is één van de maatregelen
die zijn ingesteld om de personeelstekorten in deze essentiële sectoren tegen te gaan. Door het
woningtekort in Amsterdam is het immers erg moeilijk om een woning te vinden. De
toegewezen woning kan een jongerenwoning, een sociale huurwoning of middeldure
huurwoning zijn. De regeling heeft tot en met 2022 in totaal 749 woningacceptaties opgeleverd.
Onderzoek en Statistiek (O&S) heeft in opdracht van de Directie Wonen een onderzoek
uitgevoerd naar de ervaringen met deze regeling onder verschillende belanghebbenden
(kandidaten, werkgevers en woningaanbieders). Het betreft geen effectonderzoek, het gaat om
de ervaringen van belanghebbenden.
Opzet onderzoek
Om zicht te krijgen op de ervaringen met deze voorrangsregeling heeft O&S een online-enquête
gehouden onder kandidaten uit de sectoren zorg en onderwijs die zelf gebruik hebben gemaakt
van de regeling of daarvoor in aanmerking wilden komen. Van de 2.213 kandidaten die benaderd
zijn, hebben er 716 de enquête ingevuld. Politiepersoneel is hierbij niet meegenomen omdat de
regeling voor deze groep nog niet zolang beschikbaar is. Naast de enquête zijn drie
groepsgesprekken gehouden met respectievelijk 4, bemiddelde kandidaten die een woning via de
regeling toegewezen hebben gekregen, 7 werkgevers en 10 woningaanbieders (zowel de
corporaties als de marktpartijen) die met de regeling te maken hebben. Per doelgroep van het
onderzoek (kandidaten, werkgevers en woningaanbieders) is nagegaan wat de ervaringen met
de voorrangsregeling zijn en wat de ervaren effecten van de regeling voor de kandidaten zijn.
Om de uitkomsten van de enquête en de groepsgesprekken in context te plaatsen is de
samenstelling van de verschillende beroepsgroepen in zorg, onderwijs en politie met een data-
analyse in kaart gebracht. In dit rapport zijn de bevindingen van deze drie onderzoeksmethoden
naast elkaar gelegd en beschreven.
Resultaten onderzoek
Het ontbreken van zelfstandige woonruimte is de voornaamste aanmeldreden
Uit de enquête onder kandidaten blijkt dat het ontbreken van zelfstandige woonruimte veelal
een reden is voor aanmelding bij de voorrangsregeling (61%). Een kwart meldde zich aan omdat
zij buiten een straal van 20 kilometer van hun werklocatie in Amsterdam woonden. Een vijfde
had een tijdelijk huur- of campuscontract in Amsterdam dat afliep. Eén op de tien noemde nog
een of meer andere redenen. Een echtscheiding of het verbreken van een relatie is hierbij de
meest genoemde reden.
4
De meeste kandidaten konden via de voorrangsregeling in aanmerking komen voor een sociale
huurwoning (70%). Hierbij zochten zij vooral naar een 2-kamerwoning (45%) of een 3-
kamerwoning (40%). De meeste kandidaten die in afwachting zijn van een beslissing op hun
aanvraag zoeken, naast de voorrangsregeling, meestal via Woningnet (73%) en/of Funda (34%)
naar een geschikte woning. Driekwart geeft aan alleen in de gemeente Amsterdam op zoek te
zijn naar een woning. Een vijfde zoekt daarnaast ook in andere (veelal omliggende) gemeenten.
Een woning met voorrang draagt sterk bij aan werken in het Amsterdamse onderwijs of de zorg
Driekwart van de respondenten geeft aan dat het krijgen van een woning met voorrang sterk
heeft bijgedragen aan het blijven werken in het Amsterdamse onderwijs of de zorg (zie figuur 1).
De deelnemers aan het groepsgesprek onderstrepen dit.
Figuur 2. In hoeverre heeft het krijgen van een woning met voorrang ervoor gezorgd dat u in het onderwijs/
de zorg in Amsterdam bent komen blijven werken? (n =161, procenten)
EO OE
0% 20% 40% 60% 80% 100%
B dat heeft er sterk aan bijgedragen
m dat heeft er enigszins aan bijgedragen
m dat heeft er nauwelijks aan bijgedragen
B dat heeft er helemaal niet aan bijgedragen
dat weet ik niet (meer)
De bemiddelde kandidaten die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn bijna vnaniem van
mening (90%) dat het hen zonder de voorrangsregeling (waarschijnlijk) niet gelukt zou zijn om
een woning te vinden in Amsterdam. Als reden hiervoor noemen zij de schaarste op de
Amsterdamse woningmarkt en de lange wachttijden voor, met name, sociale huurwoningen.
Daarnaast benoemen zij de hoge aankoopprijzen van koopwoningen of de hoge huurprijzen in
de vrije sector. Deze zijn vaak niet op te brengen op basis van hun salaris, vooral voor
alleenstaande starters.
Driekwart is tevreden over de woning die met de voorrangsregeling is verkregen
Van de bemiddelde kandidaten die een woning hebben gekregen, accepteerden de meeste van
de respondenten (75%) het eerste aanbod, meestal een sociale huurwoning. Dit betrof vooral
een 2- of 3-kamerwoning. Nagenoeg iedereen (93%) woont nog steeds in de woning die zij
toegewezen kregen via de voorrangsregeling.
Uit de enquête blijkt verder dat driekwart (zeer) tevreden is over de toegewezen woning.
Huurders van een middeldure woning zijn dit vaker dan sociale- woning-huurders (88%
tegenover 74%). Ontevreden huurders geven desgevraagd aan met name ontevreden te zijn
over de grootte van de woning of de buurt/omgeving.
De wachttijd voor een woningaanbod, na de beoordeling was voor het merendeel van de tot de
voorrangsregeling toegelaten respondenten (75%) korter dan 6 maanden. De meeste
5
gegadigden zochten gedurende deze wachttijdperiode ook zelf verder naar een woning. Uit het
groepsgesprek kwam naar voren dat de gegadigden vooraf niet zijn geïnformeerd over de te
verwachten wachttijd voor een woningaanbod. Als verbeterpunt opperden zij betere
communicatie hierover.
Afwijzing voor voorrangsregeling heeft gevolgen voor meerderheid aanmelders
Niet iedereen die zich heeft aangemeld voor de voorrangsregeling komt hiervoor in aanmerking
zo blijkt vit de enquête. De redenen voor afwijzing verschillen maar de meeste afgewezen
respondenten noemen dat ze niet de voor de voorrangsregeling juiste functie hebben. Een vijfde
van de afgewezen kandidaten heeft inmiddels een andere woning in Amsterdam gevonden,
driekwart nog niet (resp. 22% en 78%). Hiervan is het merendeel nog steeds opzoek naar een
geschikte woning in Amsterdam, al schatten ze hun kans hierop klein in. De afwijzing heeft
gevolgen voor de meerderheid van de afgewezenen (zie figuur 2). Vier op de tien geeft aan op
zoek te zijn gegaan naar ander werk (een andere werkgever) of dit te overwegen. Bijna een kwart
geeft aan te overwegen of daadwerkelijk verhuisd te zijn naar een andere gemeente. Drie op de
tien respondenten benoemt ook andere gevolgen, zoals de ervaren stress en mentale klachten of
de extra huur- of reiskosten.
Figuur 2. Heeft de afwijzing en het (nog) niet kunnen vinden van een woning in Amsterdam gevolgen voor
u? Zoals het overwegen van of daadwerkelijk overstappen naar een andere werkgever in een andere stad, of
op een andere manier? (Meerdere antwoorden mogelijk, n=158, procenten)
ja, ik heb ander werk gezocht (of overweeg dat) | 38
ja, ik ben verhuisd naar een andere gemeente (of En 23
overweeg dat)
ja, (nog) andere gevolgen, namelijk | 31
nee, geen gevolgen 12
weet ik (nog) niet 16
%
0 5 10 15 20 25 30 35 40
Verruiming van de voorwaarden als verbeterpunt voor de voorrangsregeling
In de groepsgesprekken geven zowel bemiddelde kandidaten als werkgevers aan graag een
verruiming van de toelatingsvoorwaarden te zien. Zo hebben sommige kandidaten de indruk dat
de huidige regeling vooral gericht is op starters, jongere medewerkers, en minder op zij-
instromers. De regeling zou volgens de deelnemers ook ondersteuning moeten bieden voor
huren in de vrije sector. Of aan leraren in opleiding die een werkgever graag in dienst wil houden
na afronding van hun opleiding. Vanuit het oogpunt van behoud van werknemers zou een
intentieverklaring van de werkgever voldoende kunnen zijn om voor de regeling in aanmerking
te komen. Werkgevers zelf zien daarnaast kansen in het verlagen van de vrengrens, die nu op 28
vur ligt. Zowel in het onderwijs als in de zorg werken relatief veel mensen minder dan 28 vur.
6
Ook vragen zij zich af, net als de gesproken kandidaten, of de regeling voldoende kansen biedt
voor oudere medewerkers die veelal een woning zoeken met meer ruimte voor hun gezin.
Vragen over doorstroommogelijkheden, bijvoorbeeld bij gezinsuitbreiding
Een deel van de bemiddelde kandidaten vit zorgen over de volgende stappen in hun
wooncarriêre. Wat gebeurt er als zij na een aantal jaar, bijvoorbeeld bij gezinsuitbreiding, willen
doorstromen naar een grote woning? Is het dan ook nog mogelijk om op basis van hun salaris in
de stad te blijven? Het is deze kandidaten niet duidelijk of (en hoe) de voorrangsregeling hierin
mogelijkheden biedt.
Behoefte aan een vast contactpersoon voor kandidaten
Het Servicecentrum Onderwijs en Zorg van de gemeente Amsterdam is bereikbaar voor vragen
over de voorrangsregeling. Desondanks komt uit het groepsgesprek met werknemers naar voren
dat er behoefte is aan een vast contactpersoon aan wie zij vragen kunnen voorleggen over
bijvoorbeeld hun aanmelding, te verwachte wachttijden of mogelijkheden voor doorschuiven
naar een andere (voorrangs)woning. Uit ervaringen van deelnemers aan het groepsgesprek blijkt
dat het contact met de gemeente niet altijd goed verliep. Er werd soms niet teruggebeld door de
medewerker van de gemeente of men moest na telefonisch contact een mail sturen waarop
geen antwoord kwam.
Werkgevers waarderen voorrangsregeling maar willen ruimer woningaanbod bij de regeling
Werkgevers waarderen de voorrangsregeling, want de combinatie van weinig woonruimte en
moeilijke (auto)bereikbaarheid van de stad maakt het erg lastig om personeel te vinden en te
behouden. Volgens hen haken veel werknemers af door lange reistijden en moeilijke
bereikbaarheid. De kans op succes binnen de regeling wordt echter niet heel groot ingeschat.
Daardoor gebruiken werkgevers de regeling niet expliciet als wervingsinstrument of om
personeel te behouden, om geen te hoge verwachtingen te scheppen. De genoemde verruiming
van de toelatingsvoorwaarden zou in de ogen van werkgevers dus een verbetering zijn.
Daarnaast kan volgens hen een groter (buurtgericht) aanbod aan woningen via de
voorrangsregeling helpen. Naast woonruimte spelen volgens de werkgevers ook andere factoren
een rol om personeel aan te trekken en te behouden, zoals de roep om hogere salarissen, een
lagere werkdruk en het heersende negatieve imago van werken in een grote stad als
Amsterdam. Ook nadenken over alternatieve woonregelingen kan volgens de deelnemers
helpen. Wat het proces betreft zouden werkgevers graag meer inzicht in het verloop van het
toelatingsproces krijgen, evenals een overzicht van de aanvragen die door hun werknemers
gedaan zijn.
Ervaringen van woningaanbieders; zij blijken vaak niet goed op de hoogte van de
voorrangsregeling
Uit het gesprek met woningaanbieders kwam naar voren dat de werkwijze van de aanbieders
nogal verschilt en dat de gemeentelijke procedure voor hen niet altijd duidelijk is. Zo is voor hen
niet duidelijk wie er precies in aanmerking komen, welke voorwaardecontroles de gemeente
uitvoert en hoe er omgegaan moet worden met weigeringen. Ook wordt de werkwijze van de
gemeente door sommige omslachtig genoemd en vragen ze zich af of het wel voldoende
privacyproof is. Er zou volgens hen met een digitaal centraal systeem gewerkt moeten worden.
De behoefte aan contact met de gemeente verschilt tussen de aanbieders. Verder is het voor
woningaanbieders niet altijd duidelijk waarom er juist voor deze sectoren, onderwijs en zorg, is
gekozen door de gemeente. Er zijn immers ook tekorten in andere beroepsgroepen. Ook vindt
7
men dat het grote aantal aangemelde voorrangskandidaten niet in verhouding staan tot het
aanbod van woningen en het aantal mogelijke plaatsingen.
Het aanbod van woningen sluit volgens de deelnemers niet altijd goed aan bij de wensen van de
kandidaten uit de doelgroepen; er is te weinig aanbod aan grotere woningen en er is veel aanbod
in minder gewilde (kwetsbare) buurten. Particuliere woningaanbieders vinden dat zij te weinig
voorrangskandidaten vanuit de gemeente krijgen, vooral voor de middenhuurwoningen die zij
hebben.
Het aantal (middenhuur en particuliere) plaatsingen voor de betreffende doelgroepen blijft
achter bij de doelstelling van de gemeente. Volgens de aanbieders heeft dit te maken met het
niet altijd passende aanbod, veel weigeringen door kandidaten, onvoldoende aanbod (mede
door concurrentie met andere doelgroepen en woningzoekenden) en onbekendheid met de
regeling bij particuliere aanbieders. Ook zou de gemeente de weigeringen beter moeten
checken.
Samenstelling doelgroep: veel vrouwen en in onderwijs relatief veel 45-plussers
Om bovenstaande uitkomsten in perspectief te plaatsen is een data-analyse uitgevoerd om zicht
te krijgen op de werkenden in beroepen die in aanmerking komt voor de regeling! De in
Amsterdam werkende onderwijs- en zorgmedewerkers wonen vergeleken met andere
beroepsgroepen (61%) ongeveer even vaak in Amsterdam (58% en 59%).
Zowel in de zorg- als onderwijsberoepen is de meerderheid van de werkenden vrouw (resp. 85%
en 66%). Wel zijn mannen in beide sectoren in Amsterdam sterker vertegenwoordigd dan
gemiddeld in Nederland. Vergeleken met andere beroepen werken er in het onderwijs relatief
weinig jongeren (tot 25 jaar). Dit hangt ermee samen dat er een aantal jaar opleiding nodig is om
bevoegd docent in primair of secundair onderwijs te worden. Het onderwijspersoneel dat werkt
in Amsterdam is daarnaast relatief vaak 45-plus (55% tegenover 44% landelijk). Met name de
groep 35- tot 45-jarigen is klein onder leraren in Amsterdam. In de zorgberoepen, waar sowieso
meer jongeren werken, zien we dit patroon niet, hier zijn de werkenden in Amsterdam juist wat
jonger dan landelijk. Het onderwijspersoneel heeft relatief vaak een gezin, terwijl zorgpersoneel
relatief vaak alleenwonend is. Alleenwonende werkenden wonen relatief vaak in Amsterdam,
terwijl gezinnen vaker buiten de stad wonen.
Bijna de helft van het onderwijs- en zorgpersoneel in Amsterdam voldoet zowel aan vast
contract eis als aan 28-uren eis
Eén criterium om in aanmerking te komen voor de voorrangregeling is het hebben van een vast
contract. Van degenen die in Amsterdam werken in één van de onderwijsberoepen die aanspraak
maken op de voorrangsregeling voldoet 72% aan deze eis. In de zorgberoepen is dit 65%. In
beide sectoren voldoen jongere medewerkers minder vaak aan deze eis. Een andere eis is een
contract voor minimaal 28 uur per week. In de onderwijsberoepen voldoet twee derde van de
werkenden aan deze ureneis (68%) en in de zorg is dit aandeel vergelijkbaar (65%). Als we de
contractsoort en het aantal gewerkte vren combineren ontstaat er een beeld van het aandeel
werkenden dat op basis van deze twee criteria in aanmerking komt voor de
beroepsgroepenregeling. Dit geldt voor 47% van de werkenden in de voorrangsberoepen in het
onderwijs en voor 45% van de werkenden in de voorrangsberoepen in de zorg.
1 De analyse geeft de gemiddelde situatie over de periode 2019-2021 weer.
8
Conclusies per doelgroep van het onderzoek
De te beantwoorden vragen bij het onderzoek zijn:
Draagt deze voorrangsregeling eraan bij dat werknemers in de zorg en het onderwijs ervoor kiezen te
komen, en te blijven, werken in Amsterdam? En wat ís het ervaren effect van de voorangsregeling
voor de kandidaten?
Hieronder beschrijven we per doelgroep van het onderzoek (kandidaten, werkgevers en
woningaanbieders) de belangrijkste conclusies en genoemde verbeterpunten voor de regeling.
Kandidaten
Ervaren effecten voorrangsregeling:
e Driekwart van de respondenten die een woning via de regeling kregen, geeft aan dat het
krijgen van een woning met voorrang sterk heeft bijgedragen aan het blijven werken in
het Amsterdamse onderwijs of de zorg.
e Negen van de tien mensen geven aan dat het zonder deze regeling (waarschijnlijk) niet
gelukt zou zijn om een woning te vinden in Amsterdam.
e Driekwart van de respondenten is tevreden over de woning die met de
voorrangsregeling is verkregen.
e Nagenoeg iedereen (93%) woont nog steeds in de woning die zij toegewezen hebben
gekregen.
e De helft van de kandidaten die nog wachten op een aanbod van een woning via de
regeling schat de kans op het op deze wijze vinden van een geschikte woning laag in,
10% schat deze wel hoog in.
e Vieropdetien van de voor de regeling afgewezen kandidaten geeft aan op zoek te zijn
gegaan naar een andere werkgever of dit te overwegen.
Door kandidaten genoemde verbeterpunten:
e Kandidaten zouden graag geïnformeerd worden over de te verwachten wachttijd
voor een woningaanbod.
e Eris behoefte aan informatie over de werking van de voorrangsregeling indien de
eigen werk- of gezinssituatie verandert.
e _ Ondanks dat er een Servicecentrum is vindt men het contact met de gemeente niet
altijd goed verlopen. Er is behoefte aan een vast contactpersoon waar kandidaten
met vragen terecht kunnen.
Werkgevers
Ervaren effecten voorrangsregeling:
e De gesproken werkgevers waarderen de voorrangsregeling, want de combinatie van
weinig woonruimte en moeilijke (auto)bereikbaarheid van de stad maakt het erg lastig
om personeel te vinden en te behouden.
e De kans op succes binnen de regeling wordt niet heel groot ingeschat doordat het
aanbod aan woningen beperkt is.
e Werkgevers benoemen de voorrangsregeling niet bij het werven van personeel.
9
Door werkgevers genoemde verbeterpunten:
e Creëer meer aanbod aan woningen voor deze voorrangsregeling, vooral in het
middensegment.
e Men heeft behoefte aan informatie over het verloop van aanvragen. Werkgevers
hebben echter geen coördinerende rol meer in de regeling en dergelijke
informatie wordt vanuit privacyoverwegingen van de kandidaten niet door de
gemeente verstrekt.
e Sommigen pleiten voor verruiming van de voorrangsregels (bijvoorbeeld ook
voorrang bij minder dan 28 vur werk) en ook voor andere beroepsgroepen waar
tekorten in zijn.
e Ondanks dat er geen leeftijdsgrens is voor de regeling wordt er gepleit voor meer
aandacht voor oudere werknemers en werknemers met gezinnen.
e Werkgevers pleiten voor een meer fijnmazige voorrangsregeling, met prioriteit
voor scholen in gebieden met het grootste tekort, zoals in Noord, Zuidoost en
Nieuw-West. Dit wordt nu wel al gestimuleerd op basis van het schoolgewicht.
Woningaanbieders
Ervaren effecten voorrangsregeling:
e De regeling werkt volgens de gesproken woningaanbieders vooral goed voor kandidaten
die al in Amsterdam werken en niet om nieuwe mensen aan te trekken.
e In verhouding tot het werk dat de regeling kost, levert het volgens hen relatief weinig
op.
e Het aanbod van woningen sluit volgens aanbieders niet altijd goed aan bij de wensen
van kandidaten vit de doelgroepen; er is te weinig aanbod aan grotere woningen en er is
veel aanbod in minder gewilde (kwetsbare) buurten.
Door woningaanbieders genoemde verbeterpunten:
e Hoewel er informatie over de voorrangsregeling beschikbaar is, is de
gemeentelijke procedure en zijn de regels niet voor alle aanbieders duidelijk. Zo is
hen niet duidelijk wie er precies in aanmerking komen (doelgroepen en
voorwaarden), welke voorwaardecontroles de gemeente uitvoert (bijvoorbeeld op
inkomen partner) en hoe er omgegaan moet worden met weigeringen. Mogelijk
zijn niet alle aanbieders voldoende op de hoogte van de beschikbare informatie.
e Eris behoefte aan een digitaal systeem waarmee de kandidatenlijst wordt gedeeld
en informatie over kandidaten op een veilige manier kan worden uitgewisseld.
e Aanbieders vinden het grote aantal voorrangskandidaten dat door de gemeente
wordt aangedragen niet in verhouding staan tot het aanbod van woningen en het
aantal mogelijke plaatsingen.
e Particuliere woningaanbieders vinden dat zij te weinig aanwas aan
voorrangskandidaten vanuit de gemeente krijgen, vooral voor de
middenhuurwoningen die zij hebben.
e Erwordt gepleit voor maatwerk. In sommige gevallen zou een parkeerplaats bij de
werkplek al genoeg zijn in plaats van een woning in Amsterdam. Dit wordt
momenteel ook door de gemeente gedaan maar blijkbaar zijn niet alle
woningaanbieders daarvan op de hoogte.
10
Inleiding
De personeelstekorten in het onderwijs en de zorg zijn groot. Om het werken in het
Amsterdamse onderwijs en de (jeugd)zorg zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor huidige én
nieuwe medewerkers heeft het college van de gemeente Amsterdam diverse regelingen
getroffen. Eén daarvan is de regeling voorrang voor beroepsgroepen. Deze voorrangsregeling is
ingesteld om de tekorten in specifieke beroepsgroepen, zoals in de zorg en het onderwijs, aan te
pakken. Door het woningtekort in Amsterdam is het immers erg moeilijk om een woning te
vinden. Dit kan werknemers in deze sectoren belemmeren om in Amsterdam te komen of blijven
werken. De beleidsdoelstelling van deze voorrangsregeling is: een bijdrage leveren aan het
terugdringen van de tekorten, en het behouden en aantrekken van beroepsgroepen voor de
stad. Dit rapport doet verslag van een onderzoek van O&S (Onderzoek en Statistiek) naar
ervaringen van verschillende partijen (kandidaten, werkgevers en woningaanbieders) met de
beroepsregeling voor werkenden in de zorg en in het onderwijs. De politie is pas per 1 januari
2022 als doelgroep toegevoegd aan de regeling en is daarom niet meegenomen in het
onderzoek naar de ervaringen met de regeling. In een bestandsanalyse is wel gekeken naar de
grootte en samenstelling van alle drie de doelgroepen.
Achtergrond beroepsgroepenregeling
Onderzoek in de sectoren onderwijs, zorg en politie toonde aan dat de woningschaarste in
Amsterdam invloed heeft op de keuzes die werknemers maken om in de stad te gaan werken. In
2018 en 2019 is de gemeente begonnen met een experiment voor het toewijzen van
(Gongeren)woningen voor beroepsgroepen in zorg en onderwijs. Vanaf 2020 is het een
structurele regeling. Woonruimte is echter niet de enige maatregel om de tekorten terug te
dringen. Via het servicecentrum onderwijs en zorg zijn ook regelingen beschikbaar voor
parkeervergunningen en reiskostenvergoeding. Voor het bestrijden van de tekorten in het
onderwijs heeft de gemeente Amsterdam met de onderwijswerkgevers verschillende
maatregelen genomen die zijn beschreven in de Lerarenagenda?.
Werkwijze beroepsgroepenregeling
De beroepen die in aanmerking komen voor voorrang op de huurwoningenmarkt zijn
werknemers binnen de politie, de zorgsector en het primair en voortgezet onderwijs. Het betreft
degenen die in de uitvoering werkzaam zijn, in direct contact staan met patiënten en cliënten en
voor de klas staan. Vanwege het beperkte aantal woningen dat met voorrang toegekend kan
worden zijn voorwaarden opgesteld waaraan kandidaten moeten voldoen. Dit om ervoor te
zorgen dat deze woningen terecht komen bij personeel dat een substantieel aantal uren per
week werkt. Daarnaast worden werkgevers hiermee gestimuleerd hun personeel in vaste dienst
te nemen.
2 Aanpak lerarentekort - Sociaal Domein (amsterdam.nl)
11
De voorrangsregeling is ingericht voor kandidaten met een huisvestingsprobleem, voor hen die
vanwege een tijdelijk huurcontract hun woning moeten verlaten, ver moeten reizen of inwonen
bij anderen.
Kandidaten worden beoordeeld op volgorde van aanmelding, er wordt gematcht op passendheid
in inkomen en huishoudgrootte. De tijd op de wachtlijst bij toewijzing wisselt hiermee per type
kandidaat en is afhankelijk van beschikbaar passend woningaanbod en het aantal keer weigeren.
De algemene voorwaarden waaraan een kandidaat moet voldoen om voor een beroepsvoorrang
in aanmerking te komen zijn:
e Is werkzaam op een locatie in Amsterdam.
e Wordt voorgedragen door de werkgever.
e _Heefteen vaste aanstelling of aanstelling voor tenminste één jaar met intentieverklaring
werkgever voor aangaan vast contract.
e Contract voor tenminste 28 vur per week.
e Heeft een huisvestingsprobleem (aflopen tijdelijk huurcontract, woont al langer dan een
jaar verder dan 20 km van werklocatie, beschikt al langer dan een jaar niet over een
zelfstandige woning) of kan doorstromen naar middeldure huurwoning.
e Functie moet in aanmerking komen:
e Bevoegde leerkracht (PO) of docent (VO, eerste of tweedegraads)
e Bevoegde zorgmedewerker met in beleidsregel aangewezen functie
e _Politiemedewerker met functie in de Uitvoering.
e _Verzamelinkomen huishouden mag niet meer bedragen dan € 64.407
Per 1 januari 2022 is de politie als beroepsgroep toegevoegd en zijn er een aantal aanpassingen
doorgevoerd om de regeling te verbeteren. Zo is het aantal keer dat een kandidaat een woning
kan weigeren gemaximeerd tot drie keer. En ook is de geldigheid van de bemiddelingsstatus
gemaximeerd tot 1 jaar, met hierna een verlengingsoptie. Vanaf 1 januari 2022 wordt er gewerkt
met een kandidatenpool, dit is de zogenaamde wachtlijst. Inschrijvingsverzoeken op deze lijst
worden geautomatiseerd verwerkt en kandidaten komen pas later op de bemiddelingslijst, waar
de kandidaten zijn beoordeeld. Hierna volgt de directe bemiddeling voor het woningaanbod. De
afspraak met de corporaties, in de Samenwerkingsafspraken met gemeente, huurders-
organisatie en corporaties, is om jaarlijks 50-100 sociaal en 50-100 middensegment te verhuren.
Door de jaren heen zijn de volgende resultaten met de regeling behaald:
e 2018: experiment met alleen leraren: 29 jongerenwoningen en 31 middeldure huur
e 2019: experiment leraren en (jeugd) zorg 128 acceptaties
e 2020: 140 acceptaties waarvan 99 sociaal (39 onderwijs, 101 zorg)
e _2021:217 acceptaties waarvan 189 sociaal, (34 onderwijs, 183 zorg)
e 2022: 204 acceptaties waarvan 170 sociaal (39 onderwijs, 157 zorg, 8 politie).
Onderzoeksvragen
Onderzoek en Statistiek (O&S) is gevraagd onderzoek uit te voeren om zicht te krijgen op de
ervaringen van betrokkenen bij de voorrangsregeling en de effecten van de voorrangsregeling
voor de kandidaten. Deze rapportage beschrijft de ervaringen van de (bemiddelde) kandidaten,
werkgevers en woningaanbieders met de regeling.
De belangrijkste onderzoeksvragen daarbij zijn:
12
o Draagt deze regeling eraan bij dat werknemers in de zorg en het onderwijs ervoor kiezen te
komen, en te blijven, werken in Amsterdam?
o Wat is het ervaren effect van de regeling voor de kandidaten?
Onderzoeksopzet
Doelgroep
Het onderzoek richt zich op de volgende groepen betrokkenen:
o kandidaten uit de sectoren zorg en onderwijs® die zelf gebruik hebben gemaakt van de
regeling, of daarvoor in aanmerking wilden komen.
o werkgevers die met de regeling te maken hebben
o _woningaanbieders die met de regeling te maken hebben, zowel de corporaties als de
marktpartijen
De betreffende doelgroepen werd op verschillende manieren naar hun ervaringen gevraagd,
namelijk met behulp van een online enquête en groepsgesprekken. Daarnaast is een analyse
gemaakt van de samenstelling van de doelgroep van de regeling in de sectoren zorg, onderwijs
en politie (zie hoofdstuk 4).
Enquête onder de kandidaten voor de voorrangsregeling
In samenwerking met de directie Wonen is een vragenlijst opgesteld. In de vragenlijst zijn
allereerst vragen gesteld om te bepalen tot welke subgroep de respondent behoort. Daarmee is
bepaald welke vervolgvragen de respondenten kregen.
In het onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen 6 subgroepen:
e Groep 1: Kandidaten die bemiddeld zijn en een woningaanbod hebben geaccepteerd
e Groep 2: Kandidaten die bemiddeld zijn en een woningaanbod hebben geaccepteerd,
maar niet gekregen?
e Groep 2A: Kandidaten die positief beoordeeld zijn en nog geen aanbod hebben gehad
e Groep 2B: Kandidaten die op de wachtlijst staan en nog wachten op beoordeling
e Groep 3: Kandidaten die beoordeeld en bemiddeld zijn en woningaanbod afwezen
e Groep 4: Kandidaten die zijn afgewezen omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden
De e-mailadressen van de kandidaten zijn door de opdrachtgever aan de veldwerkafdeling van
O&S geleverd. In totaal verzond O&S aan 2.213 kandidaten - die zelf gebruik hebben gemaakt
van de regeling, of daarvoor in aanmerking wilden komen - een e-mail met een vitnodiging om
deel te nemen aan het onderzoek. De e-mail bevatte een link naar de online vragenlijst. De
kandidaten ontvingen een reminder wanneer zij de vragenlijst (nog) niet hadden ingevuld. Het
veldwerk liep van 16 januari tot en met 9 februari 2023.
Groepsgesprek met kandidaten, woningaanbod geaccepteerd en gekregen
Naast de enquêtes onder de kandidaten is er een online focusgroep gehouden om met
kandidaten verder te praten over hun ervaringen met en de effecten van de voorrangsregeling.
De vier kandidaten die hieraan deelnamen waren bemiddeld en hadden allen een woning
3 Werknemers bij de politie zijn op een later moment toegevoegd aan de regeling. Dat is nog te recent om nu al
te evalveren.
4 Dit kan in het geval van groepsaanbiedingen. Een woning wordt dan aan meerdere kandidaten tegelijk
aangeboden. Onderlinge rangorde bepaalt wie als 1° de woning krijgt toegewezen. Heel soms blijkt het
inkomen of huishouden niet (meer) passend te zijn.
13
geaccepteerd en gekregen. Dit groepsgesprek biedt een verdieping op de enquêteresultaten,
met vragen als: heeft de regeling gemotiveerd om voor Amsterdam te kiezen en daar te blijven
(/gaan) werken. Wat was de rol van de werkgever? Wat vinden de kandidaten van
regels/voorwaarden om in aanmerking te komen voor de regeling? En zijn er suggesties om de
regeling te verbeteren? De resultaten van dit kwalitatieve component van het onderzoek zijn in
dit rapport door de kwantitatieve enquêteresultaten heen verweven.
Groepsgesprek met werkgevers en woningaanbieders
Daarnaast zijn nog twee online focusgroepen gehouden. Eén gesprek met vertegenwoordigers
van de woningaanbieders, zowel particuliere woningaanbieders als woningcorporaties, en één
gesprek met werkgevers. De kandidaten voor deze groepsgesprekken werden door de
opdrachtgever aangeleverd waarna O&S hen vitnodigde voor het gesprek. De resultaten van
deze groepsgesprekken staan in aparte hoofdstukken beschreven. Alle gesprekken zijn gevoerd
aan de hand van een topiclijst. O&S leidde de groepsgesprekken.
Respons enquête
Van de uitgenodigde kandidaten heeft 32% de vragenlijst ingevuld, een totale respons van 716
respondenten. Een overzicht van de totale respons, verdeeld naar subgroep, is weergegeven in
tabel 1. Ruim een kwart van de respons (28%) is afkomstig van kandidaten die afgewezen zijn
omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden voor de regeling. Nog eens een kwart (23%) bestaat
uit bemiddelde kandidaten die een woningaanbod hebben geaccepteerd en gekregen. Eén op de
vijf (19%) wachtte ten tijde van de enquête nog op een woningaanbod, terwijl 10% wachtte op
een beoordeling van hun aanvraag. Eén op de twaalf (8%) had ten tijde van de enquête een
woning geaccepteerd, maar niet gekregen. Acht procent had ten tijde van de enquête een
woningaanbod afgewezen. De resterende vijf procent trok de aanvraag zelf terug voordat er een
beslissing over hun aanvraag was genomen. Het zelf vinden van een woning was de voornaamste
reden om zich uit de procedure terug te trekken.
Tabel 1 Kenmerken van de respondenten in de enquête
Groep 1: Bemiddelde kandidaten en een woningaanbod geaccepteerd 161 23
Groep 2: Bemiddelde kandidaten en een woningaanbod geaccepteerd, maar niet gekregen 54 8
Groep 2A: Kandidaten positief beoordeeld maar nog geen aanbod 133 19
Groep 2B: Kandidaten wachtend op beoordeling 71 10
Groep 3: Bemiddelde kandidaten en woningaanbod afgewezen 59 8
Groep 4: Afgewezen kandidaten 202 28
Aanvraag teruggetrokken voordat er een beslissing op de aanvraag was 36 5
totaal 716 100
Een derde van de respons is afkomstig van kandidaten die zich in 2022 hebben aangemeld om
aanspraak te kunnen maken op de beroepsgroepenregeling in Amsterdam. Een vijfde meldde
zich in 2021, 23% meldde zich in 2020. Honderd respondenten (14%) zeggen niet (meer) te
5 Dit kan zich voordoen bij groepsaanbiedingen. Een woning wordt dan aan meerdere kandidaten tegelijk
aangeboden. De onderlinge rangorde bepaalt dan wie als eerste de woning krijgt toegewezen. Heel soms is de
oorzaak dat, na acceptatie, het inkomen of huishouden toch niet (meer) passend blijkt te zijn.
14
weten wanneer zij zich hebben aangemeld en een deel (8%) gaf 2018 of 2019 op maar toen was
de reguliere regeling nog niet ingegaan.
Kenmerken respondenten
Van de respondenten is 73% werkzaam in de zorg, 25% is werkzaam in het onderwijs. Voor
nagenoeg alle respondenten geldt dit zowel op het moment van de aanvraag als op het moment
van de enquête (tabel 2).
Acht op de tien respondenten (79%) is vrouw en twee op de tien is man (zie bijlage). Het aandeel
vrouwen onder de respondenten is hoger in de zorgsector dan in het onderwijs (82% tegenover
73%). Dit komt overeen met de samenstelling van de werkers in de beroepen die in aanmerking
komen voor de regeling. Zowel in de onderwijs- als de zorgberoepen in de voorrangsregeling
werken veel vrouwen, vooral in de zorgberoepen (zie hoofdstuk 4).
Bijna driekwart van de respondenten is tussen de 25 en 39 jaar; 37% is tussen 25 en 29 jaar,
eveneens 37% is tussen 30 en 39 jaar. Dit aandeel is vergelijkbaar tussen de twee sectoren.
Ruim de helft (53%) van de kandidaten is alleenstaand, 16% is gehuwd/samenwonend zonder
kinderen, 11% is gehuwd/samenwonend met thuiswonend(e) kind(eren) en 16% is één-ouder
met thuiswonend(e) kind(eren).
Van de respondenten verdient de helft (51%) tussen de €2.051 en €3.200 netto per maand. Ruim
een kwart (26%) verdient minder dan €2.051 netto per maand, 13% verdient meer dan €3.200
netto per maand.
Tabel 2 Huidige werksituatie van de respondenten in de enquête (procenten)
functie
bevoegd leerkracht primair onderwijs 49 -
bevoegd docent voortgezet onderwijs 43 -
bevoegd verpleegkundige - 28
bevoegd verzorgende IG - 16
gezinscoach jeugd of gezinsmanager jeugd - 5
begeleider gehandicaptenzorg - 15
praktijkondersteuner huisarts - 1
assistent _ 13
(doktersassistent, apothekersassistent of operatieassistent)
anesthesiemedewerker - 0,4
anders, namelijk 7 21
geen antwoord 1 0
hoelang werkzaam
korter dan 1 jaar 4 3
1-5 jaar 55 49
6-10 jaar 26 30
langer dan 10 jaar 15 18
Sector ten tijde van aanvraag
onderwijs 98 1
zorg 2 99
anders, namelijk 0 0
15
Indeling rapport
Deze rapportage is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 1 behandelt per subgroep de ervaringen van
(bemiddelde) kandidaten met de voorrangsreeling. Hoofdstuk 2 gaat dieper in op ervaringen van
werkgevers met de regeling en in hoofdstuk 3 worden de ervaringen van de woningaanbieders
besproken. Hoofdstuk 4 beschrijft, tot slot, de kenmerken van de doelgroep van de
voorrangsregeling.
In een apart bijlagerapport zijn de gebruikte vragenlijst en de topiclist te vinden.
16
1 Ervaringen van kandidaten
In dit hoofdstuk komen de ervaringen van kandidaten aan de orde. Het hoofdstuk gaat eerst in
op de aanmelding voor voorrang op een woning in de gemeente Amsterdam via de regeling.
Vervolgens wordt per subgroep de ervaringen besproken. Wat vinden zij van de wachttijden?
Hebben ze in de tussentijd ook op andere manieren gezocht naar een woning? Hoe hoog
schatten zij hun kans in op het vinden van een geschikte woning in Amsterdam? En indien zij een
woning hebben gekregen via de voorgangsregeling, zijn zij hier tevreden over?
1.1 Ervaringen met de aanmelding
Nagenoeg alle respondenten (97%) werkten ten tijde van de aanmelding in de gemeente
Amsterdam. Achttien respondenten (3%) werkten in een andere gemeente, waarvan de helft in
omliggende gemeenten zoals Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer of Zaanstad. Eén
respondent gaf aan ten tijde van de aanvraag niet te werken.
Driekwart (73%) van de kandidaten woonde ten tijde van de aanvraag in de gemeente
Amsterdam, een kwart (27%) was woonachtig in een andere gemeente. Hierbij werden
gemeenten in de regio zoals Almere, Zaanstad, Haarlem, Haarlemmermeer, Amstelveen,
Purmerend, Utrecht, Diemen en Hoorn het vaakst genoemd.
Negen van de tien gebruikten checker, voorwaarden regeling voor meesten duidelijk
Een meerderheid (86%) van de respondenten voerden, alvorens zich aan te melden, de checker
uit op de website van de gemeente Amsterdam om te bepalen of zij in aanmerking kwamen voor
de beroepsgroepenregeling. Zes procent deed dit niet, 8% wist het niet (meer).
Aan alle respondenten is vervolgens gevraagd wat zij van de toelatingseisen voor de
beroepsgroepenregeling vonden. Ruim vier op de tien (43%) vond de toelatingseisen passend.
Eenzelfde aandeel (43%) vond de eisen te streng.
De toelatingseisen voor de beroepsgroepenregeling waren voor tweederde van de kandidaten
vooraf duidelijk. Een kwart vond de toelatingseisen deels duidelijk, 6% vond de eisen vooraf niet
duidelijk.
Ook tijdens het groepsgesprek kwamen de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de
regeling ter sprake. De vier geïnterviewden vonden de toelatingseisen duidelijk. Eén van de
aanwezigen was kritisch op de eis van een vast contract. Studenten die werkzaam zijn in het
onderwijs hebben veelal een werkgever die ze graag in dienst wil houden na afronding van hun
opleiding. Deze deelnemer vroeg zich af waarom een intentieverklaring van de werkgever,
vanuit het oogpunt van behoud van werknemers, niet voldoende zou kunnen zijn om voor de
regeling in aanmerking te komen.
De geïnterviewden hoorden op verschillende manieren van de beroepsgroepenregeling: via een
artikel op AT5, het intranet of via via. Om de bekendheid van de regeling te vergroten zien deze
17
deelnemers een belangrijke rol voor de werkgever: via interne communicatie en door de regeling
te bespreken tijdens sollicitatiegesprekken.
Vrijwel allen bespraken aanmelding met werkgever
Driekwart (74%) van de respondenten was ten tijde van de aanmelding werkzaam in de zorg, een
kwart was werkzaam in het onderwijs. Zij bespraken vrijwel allemaal (94%) de aanmelding met
hun werkgever. De werkgever controleerde voor het merendeel (75%) van de kandidaten of zij in
aanmerking kwamen voor de regeling. Ook uit het groepsgesprek kwam de ondersteuning
vanuit de werkgever naar voren: door te helpen bij de aanmelding, en het regelen en controleren
van de aan te leveren documenten. Voor één van de deelnemers schreef de werkgever een
motivatiebrief.
Reden van aanmelding meestal ontbreken zelfstandige woonruimte
De respondenten is vervolgens gevraagd wat de reden was om zich aan te melden voor de
beroepsregeling (zie figuur 1.1). Zes op de tien noemde als huisvestingsprobleem het ontbreken
van een zelfstandige woonruimte . Hierbij gaven verschillende respondenten aan (nog) in te
wonen bij hun ouders, familie of vrienden. Twaalf respondenten gaven aan geen vaste woon- of
verblijfplaats te hebben. Een kwart woonde buiten een straal van 20 kilometer van hun
werklocatie in Amsterdam. Een vijfde had een tijdelijk huur- of campuscontract in Amsterdam
dat afliep. Eén op de tien noemde ook andere redenen. Hierbij is een echtscheiding of het
verbreken van een relatie de meest genoemde reden. Verder gaven enkele respondenten aan
anti-kraak te wonen, of wegens hoge huurkosten of (aflopende) tijdelijke huurcontracten zich te
hebben aangemeld.
Figuur 1.1 Wat was de reden om v aan te melden voor de beroepsregeling, vanwege welk
huisvestingsprobleem of -problemen? (Meerdere antwoorden mogelijk, n =716, procenten)
heb/had geen zelfstandige woonruimte. nn 61
woon/woonde buiten een straal van 20 km
van werklocatie in Amsterdam
tijdelijk huurcontract of campuscontract in
Amsterdam loopt/liep af, moe(s)t binnen 1 | 20
jaar woonruimte verlaten.
heb/had jongerenwoning of sociale
huurwoning van een woningcorporatie in n 4
Amsterdam, wil/wilde doorstromen naar…
anders, namelijk En 11
weet ik niet meer 1
%
0 10 20 30 40 50 60 70
8 Zelfstandig is met eigen voordeur, keuken, toilet en badkamer
18
Communicatie gemeente kan beter
Het Servicecentrum Onderwijs en Zorg van de gemeente Amsterdam is bereikbaar voor vragen
over de voorrangsregeling. Desondanks benoemden de deelnemers aan het groepsgesprek de
behoefte aan een vast contactpersoon aan wie zij vragen kunnen voorleggen over bijvoorbeeld
hun aanmelding, te verwachte wachttijden of mogelijkheden voor doorschuiven naar een andere
(voorrangs)woning. Uit ervaringen van deelnemers aan het groepsgesprek blijkt dat het contact
met de gemeente niet altijd goed verliep. Er werd soms niet teruggebeld door de medewerker
van de gemeente of men moest na telefonisch contact een mail sturen waarop geen antwoord
kwam.
Meest op zoek naar sociale huurwoning
Op de vraag naar wat voor woning de kandidaten op zoek waren bij aanmelding voor de
regeling, gaf zeven op de tien (70%) aan een sociale huurwoning? te zoeken. Een kwart (26%)
was op zoek naar een middeldure huurwoningë. In het geval van een sociale huurwoning gaven
kandidaten vaker aan op zoek te zijn naar verhuur via een woningcorporatie (61% tegenover
26% bij een middeldure huurwoning). Kandidaten voor een middeldure huurwoning gaven vaker
aan geen voorkeur te hebben en bij zowel een woningcorporatie, als bij een particuliere
verhuurder te zoeken (71% tegenover 36% bij een sociale huurwoning). De kandidaten zochten
vooral een 2-kamerwoning (35%) of een 3-kamerwoning (31%, zie figuur 1.2). Eén op de vijf gaf
aan geen voorkeur te hebben.
Figuur 1.2 Hoeveel kamers wilde u (minimaal) in de woning die u zocht? (n =716, procenten)
1 mm 3
nn 35
nn 3
mn :
s Hi
geen voorkeur Mmm 18
weet ik niet (meer), geen antwoord 4
%
0 5 10 15 20 25 30 35 40
Beoordeling aanvraag meestal korter dan een half jaar
Aan de respondenten die reeds een beslissing op hun aanvraag hebben ontvangen, is gevraagd
hoelang zij hierop hebben gewacht. Van deze respondenten heeft het merendeel (78%) korter
dan 6 maanden op de beoordeling van hun aanvraag gewacht; 12% korter dan een maand, 36%
1 tot 2 maanden en 30% 3 tot 6 maanden. Eén op de twaalf wachtte langer dan 6 maanden. De
overige kandidaten (14%) zeggen niet (meer) te weten hoelang zij gewacht hebben.
7 kale huur tot maximaal € 763,47
8 kale huur tussen € 763,47 en € 1.040,73 per maand (prijspeil 2022)
19
Op de vraag wat de kandidaten van deze wachttijd vinden, geeft de helft aan dit redelijk (35%)
tot goed (18%) te vinden (zie figuur 1.3). Onder de kandidaten die korter dan zes maanden
wachten licht dit aandeel hoger (respectievelijk 40% en 23%). Een derde vindt de wachttijd (veel)
te lang. Dit aandeel is aanzienlijk hoger onder de kandidaten die langer dan 6 maanden wachten
(85% tegenover 3/%).
Figuur 1.3 Hoelang heeft v gewacht op een beslissing rondom uw aanvraag? (n =606, procenten)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
goed mredelijk mtelang WEveeltelang weet ik niet/geen mening
Nog in afwachting beoordeling aanvraag
Ten tijde van de enquête was een deel van de respondenten, 71 personen, nog in afwachting van
een beslissing op hun aanvraag voor de voorrangsregeling. Aan hen is gevraagd hoelang ze nu
wachten sinds hun aanmelding. Van deze kandidaten wacht 56%, ten tijde van de enquête,
korter dan 6 maanden op een beslissing rondom hun aanvraag. Tien kandidaten (14%) wachten
langer dan 6 maanden. De overige kandidaten (30%) zeggen niet (meer) te weten hoelang zij aan
het wachten zijn. Op de vraag wat de kandidaten van deze wachttijd vinden, geeft een
meerderheid aan dit te lang (30%) of veel te lang (45%) te vinden.
Van deze wachtende kandidaten geeft ruim een derde (35%) aan dat de wachttijd geen gevolgen
voor hen heeft. Een kwart (23%) zegt (nog) niet te weten wat de gevolgen van de wachtperiode
zijn. Van de overige kandidaten overwegen er vier een andere werkgever te zoeken. Negen
kandidaten overwegen te verhuizen naar een andere gemeente. Daarnaast noemen enkelen de
stress, spanning of mentale problemen als gevolg van de wachttijd. Verder benoemen enkele
kandidaten hun onzekere woonsituatie.
De meeste kandidaten die in afwachting zijn van een beslissing op hun aanvraag zoeken, naast
de voorrangsregeling, ook via Woningnet (73%), Funda (34%) of Pararius (13%) naar een
geschikte woning. Driekwart geeft aan alleen in de gemeente Amsterdam opzoek te zijn naar
een woning. Een vijfde zoekt daarnaast ook in andere gemeenten, zoals Amstelveen, Almere,
Aalsmeer, Landsmeer of Zaanstad.
Van deze kandidaten schat vier op de tien (41%) hun kansen op het vinden van een geschikte
woning in Amsterdam met de voorrangsregeling laag in. En kwart (25%) schat de kans hoog in.
Negen kandidaten schatten de kans niet hoog, niet laag. Elf kandidaten (18%) geven aan het niet
te weten.
20
1.2 Tevredenheid over woning via de voorrangsregeling
Meeste kandidaten accepteerden het eerste aanbod
Van de respondenten zijn 161 personen bemiddelde kandidaten die een woningaanbod hebben
geaccepteerd en gekregen. Driekwart van hen accepteerde de eerste woning die zij via de
regeling aangeboden kregen, 17% de tweede aanbieding en 7% de derde.
Hierbij accepteerde het merendeel (80%) een sociale huurwoning®, de overige respondenten een
middeldure huurwoning'®. De woningen betreffen vooral een 2- of 3-kamerwoning
(respectievelijk 41% en 42%). Vrijwel iedereen huurt de woning via een woningcorporatie.
Slechts 4 respondenten geven aan via een particuliere verhuurder te huren. Nagenoeg iedereen
(93%) woont nog steeds in de woning die zij toegewezen kregen via de regeling, slechts elf
respondenten niet meer.
Meestal was wachttijd korter dan een half jaar
Het merendeel (75%) heeft na de toekenning van de voorrangsregeling korter dan 6 maanden
gewacht op het aanbod van hun huidige woning. Drieëntwintig respondenten (14%) geven aan
langer dan 6 maanden gewacht te hebben. Hiervan wachtten elf respondenten minstens een
jaar. De meeste gegadigden zochten gedurende deze wachttijdperiode ook zelf verder naar een
woning. Zij zochten vooral via Woningnet (76%), maar ook via Funda, Pararius, social media, het
eigen netwerk, particuliere woningaanbieders en andere woningsites. Aan de gegadigden is
gevraagd wat zij van de wachttijd vonden: 56% vond het goed en 24% vond de wachttijd redelijk.
Achttien respondenten gaven aan de wachttijd te lang te vinden, vijf respondenten vonden het
veel te lang. Deze vijf respondenten hebben langer dan 6 maanden op een woningaanbod
gewacht, waarvan één 1,5 jaar.
Alle deelnemers uit het groepsgesprek accepteerden het eerste woningaanbod dat zij kregen.
Eén deelnemer deelde een vrijesectorwoning met huisgenoten. Drie deelnemers waren op dat
moment inwonend. Eén deelnemer woonde bij zijn moeder. De twee anderen woonden, na een
scheiding, bij familie. Zij wilden allen niet nog langer wachten op een zelfstandige woning. Het
woningaanbod kwam voor hen als een verrassing; zij waren vooraf niet geïnformeerd over de te
verwachten wachttijd. Twee van hen waren zelfs vergeten dat deze procedure nog liep. Het
verdere contact met de verhuurder liep voor alle geïnterviewden naar tevredenheid; soepel en
snel. Ook mochten ze de nieuwe woning direct bezichtigen. Ze waren allen tevreden met de
aangeboden woning.
Driekwart tevreden over de verkregen woning
Ook de huurders uit de enquête zijn positief over de woning die zij kregen via de
voorgangsregeling. Driekwart is (zeer) tevreden over de toegewezen woning (zie figuur 1.4).
Huurders van een middeldure woning zijn vaker tevreden dan sociale woninghuurders (88%
tegenover 74%). Elf huurders zijn (zeer) ontevreden. Desgevraagd geven deze huurders aan met
name ontevreden te zijn over de grootte van de woning of de buurt/omgeving.
9 kale huur tot maximaal € 763,47
10 kale huur tussen € 763,47 en € 1.040,73 per maand (prijspeil 2022)
21
Figuur 1.4 In hoeverre bent u tevreden over de woning die u kreeg via de voorrangsregeling? (n =162,
procenten)
EN
0% 20% 40% 60% 80% 100%
mzeertevreden mtevreden = niet tevreden, niet ontevreden montevreden m zeer ontevreden
Bijna vnaniem oordeel: zonder voorrangsregeling zou het niet gelukt zijn om woning te vinden
Op de enquêtevraag of het hen ook zonder de voorrangsregeling gelukt zou zijn om woonruimte
te vinden in de gemeente Amsterdam, zegt 34% waarschijnlijk niet en 56% zeker niet.
Hierbij benoemen de respondenten de schaarste op de Amsterdamse woningmarkt en de lange
wachttijden voor, met name, sociale huurwoningen. Bovendien zijn koopwoningen of de hoge
huurprijzen in de vrije sector vaak niet op te brengen op basis van hun salaris, vooral voor
alleenstaande starters.
“Het lukt bijna niet om een “Als startende leerkracht van
betaalbare woning voor jezelf buiten Amsterdam verdien je te
te vinden in Amsterdam. De weinig. Daarnaast stond ik
prijzen of overal nog maar net in
inkomensvoorwaarden zijn geschreven.”
belachelijk
als all deind “Helaas is wonen in Amsterdam
“Als alleenstaande in de gemeente …
. 9 “Ik had niet genoeg wachttijd onbetaalbaar geworden. En zijn
met het salaris van een . . n
. voor een sociale huurwoning wachttijden voor betaalbare
verpleegkundige is het niet . . n . „
. en ik verdiende te weinig voor woningen veel te lang.
haalbaar om een zelfstandige … „
‚ ‚ vrije sector
woning te vinden.”
22
Voorrangsregeling droeg sterk bij aan werken in de sector
Tot slot is de respondenten gevraagd in hoeverre het krijgen van een woning met voorrang
ervoor gezorgd heeft dat zij in het Amsterdamse onderwijs of de zorg zijn komen of blijven
werken (zie figuur 1.5). Volgens driekwart heeft de voorrangsregeling hieraan sterk bijgedragen,
14% zegt dat het enigszins heeft bijgedragen. Zes respondenten (4%) geven aan dat het
nauwelijks heeft bijgedragen. Voor elf respondenten (7%) heeft het helemaal niet bijgedragen.
Elf procent geeft bij deze vraag aan niet meer in dezelfde sector werkzaam te zijn of werk te
zoeken.
Figuur 1.5 In hoeverre heeft het krijgen van een woning met voorrang ervoor gezorgd dat u in het onderwijs/
de zorg in Amsterdam bent komen of blijven werken? (n =161, procenten)
EE
0% 20% 40% 60% 80% 100%
E dat heeft er sterk aan bijgedragen
m dat heeft er enigszins aan bijgedragen
= dat heeft er nauwelijks aan bijgedragen
B dat heeft er helemaal niet aan bijgedragen
dat weet ik niet (meer)
niet van toepassing, ik ben niet in dezelfde sector meer werkzaam of werkzoekend
Zorgen over vervolg na deze regeling
Aan de deelnemers uit het groepsgesprek is de vraag voorgelegd of de regeling hen gemotiveerd
heeft om voor Amsterdam te kiezen en daar te blijven werken. Alle deelnemers geven aan dat de
regeling heeft geholpen om in Amsterdam te blijven. Voor twee van hen tot grote opluchting,
daar zij in Amsterdam geboren en getogen zijn. De deelnemers betwijfelen of zij nog in
Amsterdam zouden werken als zij geen huis via de regeling hadden gekregen. De kans zou groot
zijn dat zij naar een andere stad zouden verhuizen, en mogelijk om die reden hun werkgever
zouden verlaten.
De geïnterviewden uitten hun zorgen over het vervolg na deze regeling. Een deelnemer aan het
groepsgesprek die op grond van de regeling een tweekamerwoning met tijdelijk
jongerencontract heeft gekregen is in de tussentijd getrouwd en vader geworden. Hij heeft een
huurcontract voor vijf jaar, dat over twee jaar afloopt. Zijn salaris is dan te hoog voor sociale
huur; een koopwoning is niet realistisch en huurwoningen in de vrije sector zijn te duur. De
deelnemer heeft het gevoel dat over dit soort situaties bij de regeling niet goed is nagedacht.
Een andere deelnemer geeft aan dat het lage leerkrachtsalaris de kans verkleint om een vrije
sector huurwoning te krijgen. Ze maakt zich zorgen over de situatie bij gezinsuitbreiding, die in
haar huidige woning niet goed mogelijk is. Ze stelt dat, om deelnemers van de regeling na de
23
beginfase te behouden voor de stad, ook een leefbare toekomst moet worden geboden,
bijvoorbeeld via hogere lonen of lagere woonlasten.
Op de vraag naar andere verbetersuggesties noemde een deelnemer aan het groepsgesprek, in
het verlengde van het voorgaande, dat de huidige regeling vooral gericht lijkt op starters en
bijvoorbeeld niet op zij-instromers. Zij zijn afkomstig vit andere sectoren en zullen minder vaak
in sociale huur zitten. De regeling zou in zijn visie ook ondersteuning moeten bieden voor huren
in de vrije sector.
Buurt of omgeving voornaamste reden afwijzen woningaanbod
Onder de enquêterespondenten bevonden zich 59 bemiddelde kandidaten die een
woningaanbod hebben afgewezen. Het merendeel (74%) heeft eenmaal een woning geweigerd,
negen respondenten tweemaal en drie respondenten weigerden driemaal.
Deze respondenten is gevraagd wat de reden is dat zij het (meest recente) woningaanbod
weigerden (zie figuur 1.6). Twaalf respondenten (21%) geven als reden op dat zij inmiddels zelf
een geschikte woning hadden gevonden. Van de overige kandidaten geeft drie op de tien (n=16)
aan vanwege de buurt of omgeving de woning afgewezen te hebben. Een te kleine woning voor
hun huidige gezinssituatie was voor bijna een kwart (n=13), drie alleenstaanden en tien
meerpersoonshuishoudens, de reden. Ruim een derde (n=21) noemt ook andere redenen. Hierbij
is de staat van de woning veruit de meest genoemde reden - zoals een oude, slecht
onderhouden, slecht geïsoleerde of beschimmelde woning. Verder wordt door enkele
kandidaten genoemd dat zij de woning niet passend vonden, bijvoorbeeld als 27-plusser een
jongeren- of studentenwoning aangeboden krijgen.
Figuur 1.6 Waarom heeft u het (meest recente) aanbod van een woning afgewezen? (Meerdere antwoorden
mogelijk, (n = 57, procenten)
vanwege de buurt/omgeving nn 25
te klein voor mijn huidige gezinssituatie nn O2:
ik had inmiddels zelf een geschikte woning EN 2
gevonden
teduur nn
op termijn te klein voor mijn toekomstige EN 10
gezinssituatie
geen geschikte indeling GN 16
te ver van mijn werkplek GN 14
anders, namelijk
weet ik niet(meer) 2
%
0 5 10 15 20 25 30 35 40
24
Gevolgen weigeringen verschillen
Sinds 1 jan 2022 mogen kandidaten maximaal drie keer een woning weigeren. Op de vraag of de
kandidaten om die reden minder snel een aanbod van een woning via deze regeling zouden
weigeren, geeft een vijfde (21%) aan dat dit het geval zou zijn. Ruim twee op de vijf (44%) zou
niet minder snel een aanbod weigeren. De overige kandidaten (35%) weten het niet.
Aan de respondenten is vervolgens gevraagd of hun afwijzing consequenties heeft voor hun werk
in Amsterdam. Voor twee op de vijf (42%) kandidaten heeft de woningafwijzing geen gevolgen.
Andere kandidaten geven aan dat hun afwijzing wel consequenties heeft. Zij overwegen op zoek
te gaan naar een andere werkgever (28%, n=16); één respondent werkt sinds de aanvraag niet
meer in Amsterdam. Anderen (18%, n=10) geven aan te zijn verhuisd (n=4) of dit te overwegen
(n=6).
Een meerderheid van de nog woningzoekenden binnen deze groep zoekt, naast de
voorrangsregeling, ook op andere manieren naar een woning, zoals via Woningnet (71%), Funda
(17%) en Pararius (10%). Volgens de helft van deze kandidaten is de kans op het vinden van een
geschikte woning met de voorrangsregeling laag. Volgens 10 kandidaten (22%) is de kans niet
hoog, niet laag. Drie respondenten (7%) schatten hun kans hoog in. De overige kandidaten (15%)
geven aan het niet te weten. Drie kandidaten zijn niet (meer) op zoek naar een woning.
Wachtend op een aanbod
Er zijn 133 respondenten positief beoordeeld maar nog in afwachting van een woningaanbod.
Aan hen is gevraagd hoelang ze vanaf de beoordeling nu wachten op een eerste woningaanbod.
Van deze kandidaten wacht 43%, ten tijde van de enquête, korter dan 6 maanden op een eerste
woningaanbod. Een derde (33%) wacht langer dan 6 maanden. Hiervan wachten achttien
kandidaten (14%) 12 maanden of langer. De overige kandidaten (24%) zeggen niet (meer) te
weten hoelang zij aan het wachten zijn.
Op de vraag wat de kandidaten van deze wachttijd vinden, geeft een meerderheid aan dit te lang
(29%) of veel te lang (51%) te vinden (zie figuur 1.7). Onder de kandidaten die al langer dan zes
maanden wachten vindt nagenoeg iedereen dat het (veel) te lang duurt. Eén op de tien vindt de
wachttijd redelijk. Dit aandeel is hoger onder de kandidaten die korter dan 6 maanden wachten
(21% tegenover 5%). Drie respondenten (2%) vinden de wachttijd goed, zij wachten relatief kort.
Figuur 1.7 Wat vindt v van deze wachttijd (na toekenning tot eerste woningaanbod)? (n =133, procenten)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Egoed WEredelijk Btelang HEveeltelang weet ik niet/geen mening
25
Zes op de tien geeft aan dat de wachttijd gevolgen heeft
Het wachten op een woningaanbod heeft volgens een meerderheid van de kandidaten
consequenties voor hun werk in Amsterdam. Een derde (32%) heeft ander werk gezocht of
overweegt dat. Eén op de zes (16%) is verhuisd of overweegt te verhuizen naar een andere
gemeente. Verder benoemt een kwart (23%) ook andere gevolgen, zoals de ervaren stress,
spanning en mentale klachten. Anderen benoemen hun instabiele woonsituatie of dakloosheid.
Een vijfde (20%) geeft aan dat het wachten geen gevolgen voor hen heeft. De overige
kandidaten (17%) zeggen (nog) niet te weten wat de gevolgen zijn van het wachten op een
woningaanbod.
Bijna alle kandidaten zoeken ook op andere manieren naar een woning, bijvoorbeeld via
Woningnet (81%), Funda (38%) of Pararius (16%). Daarnaast zoekt een vijfde (21%) via social
media, het eigen netwerk, particuliere woningaanbieders of andere woningsites.
Op de vraag hoe de kandidaten de kans schatten om met de voorrangsregeling een geschikte
woning te vinden, geeft de helft (52%) aan deze laag in te schatten. Een vijfde (20%) schat de
kans ‘niet hoog - niet laag’, 10% schat de kans hoog in. De overige kandidaten (16%) geven aan
het niet te weten. Drie kandidaten zijn niet (meer) op zoek naar een woning.
1.3 Afwijzing voorrangsregeling
Redenen afwijzing verschillen, vaakst niet de juiste functie
Van de respondenten zijn 202 personen afgewezen voor de voorrangsregeling. Aan hen is
gevraagd wat de reden was dat zij niet in aanmerking kwamen voor de regeling (zie figuur 1.8).
Ruim een kwart had niet de juiste functie. Hierbij benoemen enkele afgewezenen dat zij wel
degelijk de juiste functie hebben, maar dat deze een “onjuiste” benaming heeft in hun contract.
Eén op de tien geeft aan dat zij wegens hun onbevoegdheid niet in aanmerking komen voor de
beroepsgroepenregeling. Zij zijn als leerling werkzaam in de zorg of als onbevoegd docent in het
onderwijs. Eén op de zeven heeft volgens de regeling geen huisvestingsproblemen. Voor twaalf
procent van de afgewezen kandidaten is het onduidelijk waarom zij zijn afgewezen.
26
Figuur 1.8 Waarom kwam u niet in aanmerking voor de beroepsgroepenregeling? (Meerdere antwoorden
mogelijk, (n =202, procenten)
niet de juiste functie nn 27
geen huisvestingsprobleem (volgens de regeling) nn 14
Leerling in de zorg/onbevoegd docent nn WS
Binnen straal 20km nn 7
geen vast contract EN 6
nietin dejuiste branche MN 5
ik werk(te) te weinig uren (minder dan 28 uur) mmm 4
dossier was niet compleet MN 4
mijn werkgever wilde mijn aanvraag niet… Hm 1
anders, namelijk Dn 26
het is mij niet duidelijk waarom ik ben afgewezen 12
weet ikniet meer 1 1 %
0 5 10 15 20 25 30
Meerderheid nog op zoek naar een geschikte woning in Amsterdam, al schatten ze de kans
laag in
Een vijfde (22%) van deze afgewezen respondenten heeft inmiddels een andere woning in
Amsterdam gevonden, driekwart (78%) nog niet. Ruim de helft (56%) van deze
woningzoekenden geeft aan alleen in de gemeente Amsterdam opzoek te zijn naar een woning.
Ruim een derde (35%) zoekt, naast de gemeente Amsterdam, ook daarbuiten. Hierbij wordt de
gemeente Zaanstad het vaakst genoemd, gevolgd door de gemeente Amstelveen, Almere,
Diemen en Purmerend. Drie respondenten geven aan alleen nog buiten Amsterdam opzoek te
zijn naar een woning.
Van de afgewezen kandidaten die nog opzoek zijn naar een geschikte woning in Amsterdam,
zoekt de meerderheid via Woningnet (88%), gevolgd door Funda (38%) en Pararius (22%). Een
vijfde (20%) geeft aan ook op andere manieren te zoeken - zoals via social media, het eigen
netwerk, particuliere woningaanbieders of andere woningsites. Een grote meerderheid (85%)
schat de kans op het vinden van een geschikte woning in Amsterdam laag in. Acht procent schat
de kans niet hoog, niet laag. Slechts twee respondenten schatten hun kans hoog in.
Afwijzing heeft gevolgen voor meerderheid van de kandidaten
Aan de respondenten is daarnaast gevraagd wat de gevolgen zijn van de afwijzing en het (nog)
niet kunnen vinden van een woning in Amsterdam (zie figuur 1.9). Vier op de tien geeft aan te
overwegen om opzoek te gaan naar een andere werkgever; vijf afgewezen respondenten werken
ten tijde van de enquête niet meer in Amsterdam. Bijna een kwart overweegt te verhuizen naar
een andere gemeente; negen kandidaten wonen niet meer in Amsterdam. Drie op de tien
respondenten benoemt ook andere gevolgen, zoals de ervaren stress en mentale klachten of de
extra huur- of reiskosten. Daarnaast benoemen sommige respondenten hun instabiele
woonsituatie, zoals het inwonen bij anderen, of dakloosheid. Verder benoemen enkele
respondenten de gevolgen voor hun gezin, zoals een onwenselijke woonsituatie voor kinderen of
27
het niet kunnen ontvangen van hun kinderen. Negentien respondenten (12%) geven aan dat de
afwijzing geen gevolgen voor hen heeft.
Figuur 1.9 Heeft de afwijzing en het (nog) niet kunnen vinden van een woning in Amsterdam gevolgen voor
u? Zoals het overwegen van of daadwerkelijk overstappen naar een andere werkgever in een andere stad, of
op een andere manier? (Meerdere antwoorden mogelijk, n=158, procenten)
ja, ik heb ander werk gezocht (of overweeg dat) | 38
ja, ik ben verhuisd naar een andere gemeente (of En 23
overweeg dat)
ja, (nog) andere gevolgen, namelijk Gn ::
nee, geen gevolgen 12
weet ik (nog) niet 16
%
0 5 10 15 20 25 30 35 40
28
2 Ervaringen van werkgevers
Om een beeld te krijgen van de ervaringen van werkgevers met de voorrangsregeling heeft O&S
een online groepsgesprek gehouden met werkgevers uit het onderwijs en de zorg. De potentiele
deelnemers aan dit gesprek zijn aangeleverd door de opdrachtgever waarna ze door O&S zijn
uitgenodigd voor een gesprek. Het gesprek vond plaats aan de hand van een topiclist die O&S in
overleg met de opdrachtgever heeft opgesteld. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de
thema’s en vragen in deze topiclist beschreven hoe de deelnemende werkgevers de
voorrangsregeling ervaren.
Deelnemers groepsgesprek
Aan het gesprek hebben zeven mensen deelgenomen: vier afkomstig uit het onderwijs en drie
uit de zorg. De deelnemers uit het onderwijs bekleden een functie als directeur basisschool,
rector in het voorgezet onderwijs, HR- medewerker van een scholenstichting en HR-adviseur bij
een scholenkoepel. Twee van de deelnemers vanuit de zorg werken bij een ziekenhuis, de een
als recruiter de ander als HR-beleidsadviseur, en een werkgever werkt als HR-adviseur in een
jeugdzorginstelling. Ook was er een werkgever in de jeugdbescherming die niet bij het gesprek
aanwezig kon zijn maar diens antwoorden op de vragen in de topiclist per e-mail doorgaf. Deze
informatie is ook in dit hoofdstuk meegenomen.
2.1 Bekendheid met en gebruik van de regeling
Aan de werkgevers is gevraagd: In hoeverre is de regeling bekend bij werkgevers en werknemers?
En is er veel belangstelling voor?
Uit het hierop volgende gesprek komt naar voren dat er onder de werkgevers niet zozeer
informatie over de regeling zelf gemist wordt maar wel informatie over het aantal ingediende
aanvragen en het verloop daarvan. De werknemers zijn volgens hen wel op de hoogte van de
regeling maar hebben er lage verwachtingen van.
Bekendheid met regeling lijkt op orde onder werkgevers en werknemers
De meeste werkgevers die deelnemen aan het gesprek vinden dat zij goed geïnformeerd zijn
over de regeling. Door werkgevers in het onderwijs worden de nieuwsbrieven vanuit het Breed
Bestuurlijk Overleg (de Amsterdamse vereniging van schoolbesturen in het primair en speciaal
onderwijs) genoemd die voldoende informatie bieden. Hieruit wordt ook informatie gehaald om
door te geven aan medewerkers. Dit gebeurt vaak via het Intranet van de organisatie. Onder
andere hierdoor zijn ook werknemers volgens de deelnemers aan het gesprek voldoende op de
hoogte.
Er is ook een kritischer geluid te horen. Een werkgever in de zorg meent dat de
informatievoorziening beter kan. Die werkgever heeft twee jaar geleden een overleg gehad over
de regeling, daarna enkele aanvragen gedaan die niet tot woningen hebben geleid en daarna is
er volgens die werkgever geen informatie vanuit de gemeente meer gekomen.
29
“Dit onderzoek is voor het eerst sinds lange tijd dat ik weer
over de regeling hoor.”
®
mA
Mate van gebruik; vaak geen zicht op aantal aanvragen en verloop
De meeste werkgevers in het gesprek weten van aanvragen die binnen hun organisatie gedaan
zijn. Wel ontbreekt een duidelijk beeld hiervan op basis van registraties, dit wordt genoemd door
een derde medewerker uit de zorg. Dat komt volgens haar doordat de medewerkers die zich
ermee bezighouden nogal wisselen, waardoor er geen centraal beeld is op dit moment. Zij zijn
benieuwd of de gemeente dat overzicht wel kan bieden, ze zouden dat graag willen.
Twee werkgevers vanuit het onderwijs verlenen regelmatig medewerking aan hun personeel dat
van de regeling gebruikt maakt, maar hebben ook geen goed beeld van de mate van gebruik en
het resultaat. Dit komt ook doordat (sinds september 2021) niet meer de werkgever maar de
werknemer de primaire indiener is van een aanvraag.
“Vroeger kon je zelf als werkgever een aanvraag indienen voor een werknemer. De gemeente hield je
dan op de hoogte van het ‘succespercentage’. Dat mis ik. nu, omdat de werknemer zelf de aanvraag
indient. *
®
ma
Ondanks voorrangsregeling weinig hoop op een woning
Hoewel de bekendheid met de regeling op orde lijkt, ontstaat de indruk dat werkgevers en
werknemers er niet al te veel hoop op vestigen. Dat komt vooral door de klein ingeschatte kans
op succes. Deelnemers uit het onderwijs geven aan dat werknemers zich wel oriënteren op de
regeling, maar weten dat veel groepen voorrang krijgen en er maar weinig aanbod aan woningen
is. Vaak hebben de aanvragen dan ook geen succes en horen de werkgevers terug dat het via de
regeling niet lukt om een huis te krijgen. Een werkgever uit de zorg vertelt dat een medewerker
die geen succes had in de regeling inmiddels is vertrokken omdat de reistijd naar het werk te lang
was. Een werkgever in het onderwijs die deelnam aan het gesprek meent dat zij geen
sollicitanten meer van buiten Amsterdam krijgen en hij denkt dat dat komt doordat die
sollicitanten weinig hoop hebben op het vinden van een woning in Amsterdam.
Voor andere werknemers is de regeling minder interessant, geeft een werkgever in de zorg aan.
In hun organisatie is er niet zoveel belangstelling voor de regeling omdat zij veelal ambulant
werken waarbij medewerkers door het land van plek naar plek rijden. Die medewerkers hoeven
dus niet persé in Amsterdam te wonen.
Geen expliciet gebruik als wervingsinstrument of om personeel te behouden
De werkgevers in het groepsgesprek zijn terughoudend om de regeling expliciet als instrument
te gebruiken om personeel aan te trekken of te behouden. Zij zijn daar voorzichtig mee en
dragen het niet actief vit omdat ze geen garantie op een woning kunnen geven. Een werkgever
30
heeft het wel eens overwogen om in de vacaturetekst een link te zetten naar de regeling, maar
heeft dat toch niet gedaan omdat dat te hoge verwachtingen kan wekken. Anderen geven, bij
een sollicitatie of als iemand al in dienst is en moeite heeft met een te lange reistijd, wel
informatie over de regeling maar geven daarbij ook aan dat zij niets kunnen garanderen.
2.2 Noodzaak van regeling; ervaringen met reistijden
Om een beeld te krijgen van de noodzaak van de regeling en hoe die door werkgevers ervaren
wordt, is aan hen gevraagd: Wat zijn vw ervaringen met de woon-werkafstand van het personeel?
Geeft dat vaak problemen en in welke zin dan? Heeft v mensen zien vertrekken omdat de afstand te
groot was? Of had de reistijd op andere manieren effect op het werk?
Uit de reacties blijkt dat de combinatie van weinig woonruimte en moeilijke
(auto)bereikbaarheid van de stad het erg lastig maakt om personeel te vinden. Dit geven zowel
de werkgevers van scholen als van zorginstellingen aan.
Veel afhakers door lange reistijden en moeilijke bereikbaarheid
Een werkgever in de zorg meent dat veel mensen in de sollicitatieprocedure zijn afgehaakt
vanwege het feit dat zij niet dichtbij de werkplek in Amsterdam kunnen wonen en geen
parkeerplek kunnen krijgen bij het ziekenhuis. Zij kiezen dan voor een werkplek dichter bij een
woning. De meeste andere deelnemers aan het gesprek herkennen dit beeld. Ook werknemers
die aanvankelijk wel de lange reistijden voor lief nemen haken uiteindelijk vaak af. Het gaat ook
vaak om mensen die kinderen willen, geen geschikte woning kunnen vinden, en dan vertrekken
uit de stad.
In sommige zorgberoepen is men afhankelijk van de auto omdat men op meerdere plekken zorg
moet verlenen en de ov-reistijd te lang is. Ook met de auto kan de reistijd door drukte oplopen
en bovendien is parkeren duur.
Niet voor alle beroepen zijn reistijden een probleem. Een werkgever in de zorg meent dat dit bij
hen niet vaak speelt omdat veel medewerkers deels vanuit huis werken, hun eigen tijd/agenda
indelen en er geen sprake is van onregelmatige diensten. Veel medewerkers willen volgens haar
juist niet in hun werkgebied wonen om voldoende afstand te houden van hun cliënten.
2.3 Suggesties ter verbetering aan de regeling
De werkgevers is gevraagd of zij suggesties hebben ten aanzien van de huidige uitvoering van de
regeling. De deelnemers noemden daarbij verbeteringen ten aanzien van de werkwijze, zoals
meer inzicht in het verloop van het proces en verruiming van de regels, maar geven aan dat
vooral een groter aanbod aan woningen via de regeling zou helpen.
Geef meer kansen aan werknemers met een gezin en laat mensen die minder dan 28 vur
werken in aanmerking komen
Voor de groep wat oudere leraren met kinderen of voor leraren die kinderen willen is er geen
goed aanbod in de voorrangsregeling, meent een deelnemer aan het groepsgesprek. Een
werkgever in het onderwijs geeft aan dat zij daardoor leraren kwijt raken omdat ze geen
woonruimte in Amsterdam kunnen vinden. Ook voor de groep met kinderen wiens relatie uitgaat
en eenverdiener zijn is het heel moeilijk om woonruimte in Amsterdam te vinden. Daarnaast
31
wordt ervoor gepleit om de ondergrens om voor de regeling in aanmerking te komen (28
werkuren per week) te verlagen, zodat ook parttimers die bijvoorbeeld 20 uur werken in
aanmerking kunnen komen.
Meer inzicht gewenst in verloop proces
Voor werkgevers is er weinig inzicht in het verloop van de procedure omdat dit via de
werknemerf/aanvrager gaat. Men zou meer inzicht hierin fijn vinden.
“Hoeveel werknemers hebben per organisatie een aanvraag ingediend en hoeveel
hadden succes? Dat zouden we graag van de gemeente willen weten.”
®
A
Meer woningen voor de regeling beschikbaar stellen
Als grootste probleem wordt gezien dat er te weinig woningen beschikbaar zijn om toe te wijzen
aan kandidaten. Als de regeling meer woningen kan aanbieden zou dat helpen. Het beschikbaar
krijgen van meer woningen begint ermee dat de gemeente in het proces van woningbouw en de
woningvoorraad meer invloed krijgt. Ook zou er meer ingezet kunnen worden op huurwoningen
in het middensegment, wat interessant is voor leraren, meent een van de deelnemers in het
focusgesprek.
Regeling meer buurtgericht inzetten
Niet in alle gebieden van de stad is het personeelstekort op scholen even groot. Een meer
fijnmazige voorrangsregeling, met prioriteit voor scholen in gebieden met het grootste tekort,
zoals in Noord, Zuidoost en Nieuw-West, vindt men daarom wenselijk.
2.4 Effect regeling en mogelijke alternatieven
Ten slotte is aan de deelnemers gevraagd naar het daadwerkelijke effect van de regeling: In
welke mate denkt v dat de regeling bijdraagt om het personeelstekort op te lossen? En voor welke
groep werkt de regeling wel/niet? Zijn er alternatieven voor of aanvullingen op deze regeling te
bedenken?
De combinatie van weinig woonruimte en moeilijke (auto)bereikbaarheid van de stad maakt
personeel vinden (en behouden) erg lastig. Maar ook andere factoren spelen volgens de
werkgevers een rol om personeel aan te trekken en te behouden, zoals de roep om hogere
salarissen en een lagere werkdruk en het heersende negatieve imago van werken in een grote
stad als Amsterdam. Ook nadenken over alternatieve woonregelingen kan volgens de
deelnemers helpen. Zo kan er gedacht worden aan de vroegere ‘zusterflats’.
Regeling op zich goed maar woningaanbod te beperkt
Men meent dat de regeling op zich wel werkt en dat mensen er blij mee zijn maar dat het grote
probleem het geringe aanbod van woningen in Amsterdam blijft. Het gaat bij werknemers uit de
sectoren ook vaak om middeninkomens, voor hen is een huurwoning in de vrije sector vaak te
duur. Deelnemers geven aan dat een daaronder liggend groter probleem is dat de stad zich
32
teveel heeft teruggetrokken vit het woonbeleid en het woningbeheer. Als de stad meer zou
sturen op het woonbeleid dan kun je veel meer effect bereiken met een dergelijke
voorrangsregeling, aldus deelnemers aan het gesprek.
Een werkgevers in de zorg gaf aan dat de regeling kan werken voor jonge (net afgestudeerde)
professionals die geen zelfstandige woning hebben of voor professionals die (met gezin) vanuit
het buitenland naar Nederland verhuizen voor een baan en hier nog geen eigen woning hebben.
Imago van werken in Amsterdam speelt ook een rol, geef meer aandacht aan het positieve
Het werken in de grote stad wordt in communicatie naar buiten toe vaak als erg zwaar
afgeschilderd. Deels om extra financiering binnen te halen, maar dit werkt ook het werven van
personeel tegen. Veel leraren willen juist op een grote stadsschool werken met een grote
diversiteit aan leerlingen. De werkgevers vinden dat de positieve kanten van het werken in deze
sectoren meer gepromoot moet worden. Daarnaast zou positieve waardering van het werken in
de betreffende sectoren ook in uiting moeten komen in betere salarissen en mindere werkdruk.
“Het is bijvoorbeeld in Limburg even zwaar werk als “We mogen het wel wat beter verkopen, want
in Amsterdam. Het tekort in de zorg speelt landelijk
niet perse zwaarder dan elders.
maar het is goed om te benadrukken dat Amsterdam
aantrekkelijke ziekenhuizen heeft om in te werken En |
waar ook veel innovatieve dingen gebeuren.”
®
© A
ma
Betere bereikbaarheid nodig en subsidies
Een betere bereikbaarheid van de stad kan het ook makkelijker maken voor personeel om in
Amsterdam (te komen) werken. Dat geldt zeker bij mensen met late diensten in de zorg.
“Een spoedeisende hulp arts in opleiding komt met het OV naar zijn werk, maar sinds kort is de laatste bus
op dinsdagavond eruit gehaald. Dus als hij nu net wat langer bij een patiënt moet blijven en hij de laatste
bus mist, ….is hij uiteindelijk pas om 2.30 vur 's nachts thuis. Nu is de oplossing dat hij als hij op
maandagavond dienst heeft, hij in de piketkamer gaat slapen om op dinsdag weer op tijd op werk te zijn.”
®
A
Een werkgever uit het onderwijs benadrukt dat als de gemeentelijke subsidieregeling voor
reiskosten verdwijnt ze een groot probleem in het onderwijs krijgen. Ze horen nu al van mensen
dat als dat gebeurt, ze werk gaan zoeken dichter bij huis.
Zet ook andere woonregelingen in
Een andere denkrichting die kan helpen om het probleem op te lossen zijn andere
woonregelingen. Een voorbeeld dat wordt genoemd zijn de vroegere ‘zusterflats’ bij
ziekenhuizen. Op deze manier werd personeel aangetrokken; afgestudeerden in de zorg konden
hierdoor in de buurt van hun werk komen wonen.
33
Ook zouden volgens werkgevers in het gesprek commerciële partijen ingeschakeld kunnen
worden. Een werkgever van een ziekenhuis gaf aan dat zij nu in gesprek zijn met een partij die
woonruimte in Amsterdam regelt voor werknemers die hier vit andere landen komen.
“Ik vind het wel bijzonder dat het zo’n partij wel lukt om mensen woonruimte te geven, terwijl dat voor ons of
via de gemeente zo moeilijk is. Ik weet niet hoe duur dit is bij zo’n commerciële partij maar toch. Als het hun al
lukt voor mensen vit een ander land, die de taal niet spreken, dan moet het toch ook voor mensen die hier al
zijn kunnen lukken.”
34
3 Ervaringen van woningaanbieders
Aan de hand van een topiclist heeft O&S een groepsgesprek gevoerd met vertegenwoordigers
van woningaanbieders die met de beroepsgroepenregeling te maken hebben. De potentiële
deelnemers aan dit gesprek zijn aangeleverd door de opdrachtgever waarna ze door O&S zijn
uitgenodigd voor het groepsgesprek. In dit hoofdstuk worden de punten die in het gesprek naar
voren kwamen weergegeven.
Deelnemers groepsgesprek
Tien mensen hebben deelgenomen aan het gesprek; vier vanuit drie particuliere
woningaanbieders en zes vanuit vijf verschillende woningcorporaties. Een aantal deelnemers
gaf aan dat ze voorafgaande dit gesprek input hadden opgehaald bij collega's die met de
voorrangsregeling voor deze doelgroepen te maken hebben.
3.1 De werkwijze bij de regeling
Hebben de aanbieders vaak te maken met de beroepsgroepenvoorrangsregeling? En hoe gaat het in
de praktijk met de voorrangsregeling toepassen? Ook is in het groepsgesprek expliciet gevraagd
naar verbeterpunten voor de werkwijze van de voorrangsregeling.
Naar voren kwam dat de werkwijze van de commerciële aanbieders ten opzichte van de
corporaties nogal verschilt en dat de gemeentelijke procedure voor met name de commerciële
partijen niet altijd duidelijk is. Bijvoorbeeld: Welke voorwaardecontroles voert de gemeente op
de kandidaten uit? Hoe moet er omgegaan worden met weigeringen? Hieronder worden deze en
andere verbeterpunten die naar voren kwamen nader toegelicht.
Toepassing van de regeling verschilt tussen woningaanbieders
Eén makelaarskantoor heeft veel verhuur voor corporaties in bestaande voorraad en nieuwbouw.
Het kantoor verhuurt een nieuwbouwcomplex speciaal voor deze doelgroepen op IJburg. Een
andere makelaar verhuurt vooral in het middensegment voor deze doelgroepen. Recentelijk ging
het om een woningbouwproject in Amsterdam Nieuw-West en binnenkort om drie andere
complexen. Zij krijgen ook veel vragen van mensen over de regeling. Een derde kantoor verhuurt
vooral middenhuur en vrijesector in de Metropoolregio Amsterdam. Zij hebben enkele woningen
met de voorrangsregeling verhuurd bij een project in samenwerking met het loket van de
gemeente Amsterdam.
De werkwijze met de regeling verschilt tussen de particuliere aanbieders en de
woningcorporaties. Bij sommigen wordt gewerkt vanuit de wachtlijst van voorrangskandidaten
die de gemeente verstrekt. Zij benaderen vervolgens de kandidaten. Anderen lichtten toe dat er
bij hen inschrijvingen via websites zijn. Zij checken vervolgens zelf wie er tot de
voorrangskandidaten gerekend kunnen worden.
35
Bij de woningcorporaties wordt vanuit de kandidatenlijst van de gemeente gewerkt. Bij één
woningcorporatie gaat het om beperkt middensegment en sociaal verhuur waarvan vier
woningen zijn verhuurd volgens de regeling. Dit jaar hopen ze meer plaatsingen vit te voeren via
de regeling. Bij een andere corporatie is het toegepast bij drie projecten en zijn er ongeveer 20
plaatsingen via sociaal jongerencontract gemaakt. Twee andere deelnemers gaven aan dat ze
regelmatig woningen aan beroepsgroepen aanbieden. Een ander zegt dat vorig jaar 20% van de
woningen in een torenflat aan deze beroepsgroepen is toebedeeld.
Een makelaarskantoor heeft twee keer een lijstje met voorrangskandidaten gekregen van de
gemeente, maar ze worden ook direct benaderd door mensen die zeggen voorrang te hebben.
Een woningaanbieder meent dat het bij de regeling gaat om een grote doelgroep. Zij krijgt vaak
apothekersassistenten of zorgmedewerkers bij Cordaan toegewezen, maar heeft het idee dat dit
soort functies niet behoren tot de doelgroepen waarvoor de regeling bedoeld is. Zij heeft in die
drie jaar dat ze werken met de regeling maar 1 kandidaat gehad die leerkracht is.
Kandidaten voldoen soms toch niet aan de voorwaarden, onvoldoende controle vooraf
Men vindt de regie met een kandidatenlijst door de gemeente op zich goed, maar bij sommigen
blijkt dat kandidaten toch niet voldoen aan de voorwaarden. Zij zijn van mening dat de
gemeente een betere voorcontrole zou moeten doen. Daarbij gaat het om kandidaten die toch
te weinig of juist te veel blijken te verdienen. Het inkomen van kandidaten kan veranderd zijn na
de beoordeling en kandidaten moeten dit zelf doorgeven, wat blijkbaar niet altijd gebeurt. Het
gaat ook om kandidaten die voorrang krijgen omdat zij sociale huur achterlaten, dat kunnen de
makelaars zelf niet makkelijk controleren.
Er wordt onvoldoende gecontroleerd op veranderingen in de situatie
Naar de gezinssituatie van de kandidaat wordt volgens een deelnemer aan het groepsgesprek
maar op één moment gekeken, maar die kan ondertussen veranderd zijn. Het is volgens een
aanbieder nu zo dat je je kan aanmelden en een woning krijgen en dan weer jouw baan in een
voorrangssector opzeggen. Er is volgens haar geen controle of terugkoppeling. Een ander noemt
de situatie van iemand die ver boven de inkomensgrens zat en afgewezen was voor de regeling.
Die persoon is later minder gaan werken en kwam toen wel in aanmerking voor een huis.
Hoe om te gaan met weigeringen is niet duidelijk
Sommige aanbieders gaven aan dat het voor hen niet duidelijk is hoe vaak iemand een
aangeboden woning mag weigeren, en op welke grond, en of de gemeente dat bijhoudt. Zij
weten dan niet hoe ze om moeten gaan met weigeringen; wanneer mag iemand weigeren? Ook
zou de gemeente de weigeringen beter moeten checken, vinden de aanbieders.
dezelfde kandidaten terugkomen.”
®
A
36
3.2 Het contact met kandidaten en de doelgroepen
Hoe is het contact met kandidaten die een woning via deze voorrangsregeling aangeboden krijgen?
En wat vindt men van de door de gemeente vastgestelde doelgroepen voor de voorrangsregeling?
Doordat de werkwijze tussen aanbieders verschilt, verschilt ook het contact met de kandidaten.
Waarom juist voor deze doelgroepen is gekozen door de gemeente is niet voor alle aanbieders
duidelijk.
Wisselende mate van contact met kandidaten
Vanuit de particuliere verhuurders wordt aangegeven dat de contacten met de kandidaten in het
algemeen goed gaan. Soms komt een kandidaat op kantoor langs ‘om verhaal te halen’ omdat
diegene het niet eens is met de procedure.
Een aantal verhuurders geeft aan dat ze regelmatig benaderd worden door (mogelijke)
kandidaten voor de regeling. Ze krijgen bijvoorbeeld mails van mensen die naar een
nieuwbouwcomplex in de sociale sector willen. Het gaat ook om mensen die al eerder
bezichtigingen hebben gehad en vragen of er niet iets anders in nieuwbouw beschikbaar is. Zij
zien veel weigeraars terug, die nog steeds op de lijst staan en wiens wachttijd doorloopt. Dan
beloon je volgens hen de mensen die een steeds een woning weigeren. Een andere corporatie
heeft geen directe lijn met kandidaten.
“Het is de bedoeling dat de gemeente komt met kandidaten, dat gebeurt bij ons ook, wij hebben
zelf geen directe lijn. Het verbaast me dan ook dat kandidaten zelf bij organisaties gaan
vragen.”
®
mA
De aanbieders vinden niet dat de huidige doelgroep een bepaalde benadering of andere
bejegening nodig heeft dan andere groepen. Zij vinden dat je dat juist niet moet doen.
Keuze voor (alleen) deze doelgroepen is niet altijd duidelijk
Enkele particuliere aanbieders vragen zich af waarom het alleen om deze beroepsgroepen gaat.
De huidige beroepsgroepen zijn volgens hen wel degelijk in nood maar dat geldt voor veel
sectoren. De aanbieders zien ook veel andere beroepsgroepen die achter lopen in huisvesting
door de voorrang voor de huidige doelgroepen. Ook vinden ze dat er meer naar functies gekeken
moet worden binnen de sectoren. Anderen vinden het wel heel begrijpelijk dat de huidige
doelgroepen voorrang krijgen.
“Waarom heeft de vuilnisman bijvoorbeeld geen
voorrang?”
®
mA
37
Aantal kandidaten is niet passend
Men vindt dat het aantal voorrangskandidaten dat door de gemeente wordt aangedragen niet in
verhouding staat tot het aantal mogelijke plaatsingen. De gemeente behandelt meer aanvragen
dan zij jaarlijks kunnen plaatsen. Veel kandidaten zullen dus nooit met deze regeling een woning
krijgen.
Vanuit een particuliere aanbieder is juist genoemd dat zij te weinig voorrangskandidaten van de
gemeente doorkrijgen. Zij bieden veel nieuwbouw in midden- en hoogsegment aan en kunnen
die niet vullen met alleen de voorrangskandidaten die ze nu van de gemeente doorkrijgen, die
voldoen immers vaak niet aan de eisen voor dit soort woningen.
3.3 Woningaanbod voor deze doelgroepen
Het aanbod van woningen sluit vaak niet goed aan bij de wensen van de kandidaten uit de
doelgroepen. Uit het groepsgesprek kwam naar voren dat er te weinig aanbod is aan grotere
woningen en er veel aanbod is in minder gewilde (kwetsbare) buurten.
Aanbod woningen sluit vaak niet aan bij wensen kandidaten
Aanbieders van middenhuur hebben vaak woningen met twee kamers te vergeven maar vaak
willen kandidaten meer kamers. Daardoor kunnen ze maar voor weinig mensen een passend
aanbod doen.
Kandidaten komen soms ook met hele andere verwachtingen, vooral bij nieuwbouw. Het is een
aanbieder niet duidelijk wat voor informatie ze aan de kandidaten moeten leveren en of dat wel
bij hen terechtkomt.
Verder kwam naar voren dat doorstroming vanuit een sociale huurwoning naar het
middensegment niet goed werkt. Het aanbod in het middensegment is daar niet aantrekkelijk
genoeg voor, het is immers veel duurder, en daardoor stopt de doorstroming.
Voorrangsregeling soms gebruikt voor meer menging
De voorrangsregeling wordt soms gebruikt als leefbaarheidsmiddel meent een deelnemer aan
het gesprek; een kandidaat met een baan wordt ten behoeve van de leefbaarheid geplaatst in
kwetsbare buurten. Deze buurten zijn volgens de deelnemer vaak niet zo geliefd bij kandidaten
en het is een probleem dat daar vaak woningen geweigerd worden.
De mogelijkheid werd geopperd dat je iets terug kunt vragen aan voorrangskandidaten, dat ze
iets terug doen voor die kwetsbare buurten, bijvoorbeeld bijdragen aan een buurthuis. Dit wordt
al toegepast voor andere doelgroepen zoals met voorrang geplaatste HvA-studenten die een
tegenprestatie aan de omgeving moeten teruggeven.
3.4 De gestelde voorwaarden
Aan de particuliere woningaanbieders is gevraagd: Wat is de invloed van de eigen gestelde eisen?
Bijvoorbeeld dat kandidaten een x aantal keer het huurbedrag moeten verdienen?
Een makelaar meent dat er voldoende kandidaten zijn die een dergelijk huurbedrag kunnen
opbrengen. Er was te weinig aanwas aan voorrangskandidaten vanuit de gemeente voor de
middenhuur van hen.
38
Er is ook een nauwe grens, een kleine marge, tussen het gestelde minimum en maximum
inkomen. Ze vragen zich bij dat makelaarskantoor wel soms af of mensen de huur in de toekomst
kunnen blijven betalen.
Aan de vertegenwoordigers van corporaties is gevraagd: Wat is de invloed van de inkomenseis en
andere voorwaarden van de regeling? (Bijv. passend naar huishoudgrootte, inkomen e.d.)?
Men vindt de regels nu te breed om voorrang te krijgen en de groep van potentiële kandidaten is
nu te groot in verhouding tot het aanbod van woningen. Restricties op aanvragen zouden
daarom volgens hen hoger gelegd moeten
3.5 Samenwerking met de gemeente
Hoe verloopt de samenwerking met de gemeente? Zijn daar verbeterpunten voor? Is de
woningaanbieders gevraagd.
Uit het voorafgaande werd al duidelijk dat de kaders van de gemeentelijke regeling niet altijd
duidelijk zijn (zie de eerste paragraaf van dit hoofdstuk). Ook zien ze verbeterpunten voor de
werkwijze. De behoefte aan contact met de gemeente verschilt tussen de aanbieders
Werk via een digitaal systeem
De aanbieders hebben contact met de gemeente via mails en krijgen ook de lijsten van
kandidaten via de mail in exceldocumenten. Dit wordt omslachtig gevonden en men vraagt zich
af of dit wel voldoende privacyproof is. Ook blijken de lijstjes soms verouderd te zijn,
bijvoorbeeld dat sommige kandidaten tussentijds al een woning hebben. Er wordt gepleit voor
een digitaal systeem waarin de aanbieders met de gemeente kunnen werken.
Behoefte aan contact en terugkoppeling verschilt
De deelnemers aan het gesprek vanuit de corporaties hebben meer contact met de gemeente en
willen ook meer terugkoppeling van de gemeente dan de particuliere aanbieders. Het is
bijvoorbeeld handig als ze bij de corporatie te horen krijgen of het gelukt is, of de woning is
toegekend en geaccepteerd. Ook krijgen ze geen informatie over weigeringen van aangeboden
woningen en zouden dat wel willen.
De vertegenwoordigers vanuit de particuliere markt hebben vaak geen direct contact met de
gemeente, maar krijgen na het leggen van contact een lijstje met voorrangskandidaten van de
gemeente en die gaan ze als eerste een woning toewijzen. Er wordt opgemerkt dat de
marktpartijen zelf kunnen toetsen of de kandidaten voldoen aan de voorwaarden. De gemeente
kan dit proces volgens hen loslaten.
3.6 Oorzaken achterblijvend aantal plaatsingen
Het aantal (middenhuur en particuliere) plaatsingen voor de betreffende doelgroepen blijft
achter bij de doelstelling van de gemeente. De aanbieders is gevraagd of zij daar oorzaken voor
kunnen aanwijzen. Volgens de aanbieders heeft dit te maken met het niet altijd passende
aanbod, veel weigeringen door kandidaten, onvoldoende aanbod (mede door concurrentie met
andere doelgroepen en woningzoekenden) en met onbekendheid met de regeling bij particuliere
aanbieders. Ook zou de gemeente de weigeringen beter moeten checken, vinden zij.
39
Te weinig (passend) aanbod aan middenhuur vanuit corporaties
De vertegenwoordigers van de corporaties is gevraagd: Hoe denkt u dat het komt dat de
afgesproken aantallen qua aanbod voor middenhuur niet worden gehaald bij de corporaties? De
sociale huur werd afgelopen jaren ruimschoots behaald, meer dan de afgesproken 100, maar
middenhuur bleef achter (ongeveer 22 woningen).
Een vertegenwoordiger van een corporatie meent dat het komt omdat zij meer in sociale huur
aanbieden onder andere vanwege het leefbaarheidsaspect. Zij proberen bewoners van sociale
huurwoningen meer te mengen door juist daar mensen uit de doelgroepen te plaatsen.
Anderen menen dat het met het proces te maken heeft, zij hebben veel weigeringen van
woningen onder de kandidaten. Het aanbod wordt niet aantrekkelijk genoeg gevonden. Ook is
er sprake van andere doelgroepen die voorrang hebben waardoor er afwegingen gemaakt
moeten worden, aldus de deelnemers aan het gesprek.
Bekendheid van regeling kan beter en er zijn veel concurrerende doelgroepen
Particuliere aanbieders is gevraagd; hoe denkt u dat het komt dat de aantallen die (met IVBN-
Vastgoedbelang) zijn afgesproken over het jaarlijks aanbieden (zo’n 200 per jaar) niet gehaald
worden? De gemeente krijgt nu zo’n 30 plaatsingen per jaar door.
Een makelaar benadrukt dat het voor hun facultatief is om mee te doen. Ook zijn veel
verhuurders in de markt niet met de gemeentelijke beroepsgroepenregeling bekend, meent zij.
Makelaars proberen ook andere mensen voorrang te geven, bijvoorbeeld veel mensen geven zelf
aan een sleutelberoep te hebben en dan beoordelen zij die mensen daarop. Een makelaar heeft
ook een doelgroep van 55-plus en heeft kandidaten uit Nieuw-West voorrang gegeven.
3.7 Effect regeling en suggesties
In het groepsgesprek is de vraag gesteld: Denkt v dat de voorrangsregeling helpt voor het
aantrekken van nieuwe medewerkers en het behouden van huidige medewerkers in deze
beroepsgroepen? De meningen van woningaanbieders zijn hierover verdeeld. Het werkt volgens
hen vooral goed voor kandidaten die al in Amsterdam werken en niet om nieuwe mensen aan te
trekken. In verhouding tot het werk wat de regeling het kost levert het relatief weinig op. Ook is
er sprake van concurrerende initiatieven voor deze doelgroepen en concurrerende doelgroepen
op de woningmarkt. Er zou volgens hen ook meer naar alternatieve werkwijzen gekeken moeten
worden.
Werkt vooral goed voor kandidaten die al baan in Amsterdam hebben
Men merkt op dat de kandidaten vaak al een baan in de sector hadden maar nog geen woning in
Amsterdam. Die moesten dan bijvoorbeeld helemaal vanuit Maastricht naar hun werk in
Amsterdam komen, dus die waren erg blij met deze regeling waardoor ze met voorrang een
woning kregen. Een ander ziet ook wel dat er veel kandidaten zijn die al in Amsterdam wonen.
Het doel om mensen te verleiden om in Amsterdam te gaan werken wordt volgens de aanbieders
niet behaald. Mensen aan het werk houden in die sectoren in Amsterdam is ook lastig. Het is ook
mogelijk dat; mensen na de woningtoewijzing een ander beroep kiezen en wel blijven wonen in
die voorrangswoning. Ook noemt men dat er te veel gefocust wordt op het geven van
aanbiedingen van sociale huur.
40
Steeds meer concurrentie met andere initiatieven
Wat het volgens deelnemers aan het gesprek ook lastig maakt is dat er veel concurrentie is op
het sociale woningaanbod met de gemeentelijke voorrangsregeling. Zo zijn er programma’s voor
kwetsbare doelgroepen waar corporaties ook mensen moeten huisvesten. Naast de
gemeentelijke voorrangsregeling is er ook een initiatief van een school en corporatie zelf. Dat
heeft niet de voorkeur, men vindt dat de centrale stad en de stadsdelen eenzelfde beleid moeten
voeren en geen eigen eilandjes moeten vormen.
Pas werkwijze aan: laat kandidaten zelf zoeken of laat particuliere aanbieders zelf selecteren
In plaats van de kandidaten een woning aan te bieden is het ook een optie om aan
woningzoekenden uit de doelgroepen extra punten toe te kennen in het nieuwe
woonruimteverdeelsysteem waarmee ze meer kans maken op een woning. De kandidaten
kunnen dan zelf zoeken en reageren op woningen. Het gaat bij deze regeling immers niet om
bemiddeling van kwetsbare mensen, maar om zelfstandige mensen die prima zelf een woning
via de bestaande wegen kunnen zoeken, aldus de woningaanbieders.
Particuliere aanbieders geven aan dat het makkelijker is als zij zelf uit hun eigen systeem
voorrangskandidaten kunnen selecteren en aanschrijven. Dit kunnen zij gedigitaliseerd doen. Zij
kunnen dan zelf kijken bij het UWV of het gaat om een voorrangsberoep. Dat werkt volgens hen
beter dan dat zij een lijst van kandidaten via de gemeente krijgen. Zoals het nu geregeld is geeft
het volgens hen veel werk en levert het in verhouding weinig op aan passende woningen voor de
betreffende doelgroepen.
Kijk ook naar andere mogelijke oplossingen
Er wordt door de gemeente niet goed gekeken naar wat iemand nodig heeft om in Amsterdam
te kunnen (blijven) werken, maatwerk is nodig, zo vinden de woningaanbieders in het
groepsgesprek. In sommige gevallen zou een parkeerplaats bij de werkplek al genoeg zijn in
plaats van een woning in Amsterdam. Dan kan in plaats daarvan aan iemand anders een woning
aangeboden worden voor wie het wel echt noodzakelijk is.
Al
4 Kenmerken van de werkenden in
beroepsgroepen voorrangsregeling
Dit hoofdstuk geeft een indruk van de kenmerken van de doelgroep van de voorrangsregeling.
De doelgroep is in kaart gebracht met behulp van de Enquête Beroepsbevolking van het CBS.
Hierin zijn beroepsgroepen gecodeerd volgens de Beroepenindeling ROA-CBS 201411. De
beroepsgroepen die het meest corresponderen met de voorrangsregeling-beroepen zijn
geselecteerd. Op deze manier zijn de beroepen goed af te bakenen, alleen voor zorgberoep
‘Gezinscoach jeugd of gezinsmanager jeugd!’ is dit lastiger. Toch is de doelgroep zorgpersoneel
hiermee in grote lijnen goed in beeld. Politiemedewerkers met een functie in de uitvoering zijn
niet op dit detailniveau in het bestand te onderscheiden. Daarom is er voor gekozen om de twee
beroepen waar deze groep in kan vallen samen te nemen. Het gaat om politie en brandweer en
politie-inspecteurs.
Voor politiepersoneel loopt de voorrangsregeling pas sinds kort. In de eerste paragraaf van dit
hoofdstuk wordt globaal op deze groep in gegaan. Door het beperkte aantal politiemedewerkers
in de gebruikte data kan in dit onderzoek niet verder worden ingegaan op deze groep. De focus
van dit rapport ligt op de werkenden in onderwijs- en zorgberoepen, waarvoor de
voorrangsregeling al sinds 2020 loopt. Hun kenmerken worden in dit hoofdstuk uitgebreider
beschreven. Er moet rekening mee worden gehouden dat het niet om integrale waarnemingen
gaat, maar om schattingen op basis van enquêtedata.
Tabel 4.1 geeft per voorrangsregeling-beroep de corresponderende beroepsgroep in de data
weer.
Tabel 4.1 Beroepen voorrangsregeling en meest corresponderende beroepsgroep in indeling ROA-CBS 2014
Onderwijs Bevoegd leerkracht primair onderwijs _ 0114 leerkrachten basisonderwijs
Bevoegd docent voortgezet onderwijs 0112 docenten beroepsgerichte vakken voortgezet onderwijs
0113 docenten algemene vakken voortgezet onderwijs
Zorg Bevoegd verpleegkundige 1012 gespecialiseerd verpleegkundige
Bevoegd verzorgende IG 1051 verzorgenden
Begeleider gehandicaptenzorg
Assistent (doktersassistent, apothekersassistent 1032 apothekersassistenten
Anesthesiemedewerker 1034 medisch praktijkassistenten
_Praktijkondersteuner huisarts
Gezinscoach jeugd of gezinsmanager jeugd
Politiemedewerker met functie in de uitvoering 0632 Politie en brandweer
Politie volgens het landelijk functiehuis politie 0631 Politie-inspecteurs
ni Afgeleide indeling van de Internationale Standaardclassificatie Beroepen (ISCO-08) die aansluit bij de Nederlandse context.
42
4.1 Omvang beroepsgroepen
In de zorgberoepen die in aanmerking komen voor de voorrangsregeling werken de meeste
personen: ongeveer 25.500 personen werken in Amsterdam in één van deze beroepen. In de
onderwijs-voorrangsberoepen werken in Amsterdam ongeveer 92002 personen. Politie is de
kleinste sector, met ongeveer 5.000 werkenden in Amsterdam.
Het aantal personen in het primair en voortgezet onderwijs werkend in Amsterdam is ongeveer
even groot als het aantal personen dat in Amsterdam woont en in deze sectoren werkt. Een deel
van de werkenden in Amsterdam woont echter buiten de stad, net als er personen in Amsterdam
wonen die buiten de stad werken. Ongeveer 5.300 van de 9.200 werkenden in het onderwijs in
Amsterdam woont ook in de stad (58%). In de zorgberoepen werken er een stuk meer personen
in Amsterdam dan er Amsterdammers zijn die in deze sector werken. Het aandeel van de
werkenden in Amsterdam dat hier ook woont is wel vergelijkbaar met in het onderwijs (15.000
van de 25.500 werkenden in Amsterdam; 59%). Politie- en brandweermedewerkers wonen niet
vaak in Amsterdam. Van de ongeveer 5.000 werkenden wonen er ongeveer 600 in de stad (11%).
Figuur 4.2 Aantal werkenden in beroepen voorrangsregeling, wonend in Amsterdam en werkend in
Amsterdam, 2019-2021
30.000
25.000 mn
20.000
15.000
10.000
5.000 ml
woont werkt woonten woont werkt woonten woont werkt woont en
A'dam _ A'dam werkt A'dam _ A'dam werkt A'dam _ A'dam werkt
A'dam A'dam A'dam
onderwijs zorg politie
m totaal onderwijs m totaal zorg m totaal politie en brandweer
leerkrachten po = apothekersassistenten politie-inspecteurs
m leerkrachten vo ee
verpleegkundigen (mbo) m politie en brandweer
medisch praktijkassistenten
gespecialiseerd verpleegkundige
m verzorgenden
bron: CBS/DUO, bewerking O&S
12 De bron van het aantal onderwijsmedewerkers is De Amsterdamse Lerarenmonitor 2023 (O&S, verschijnt later in
2023). Het betreft het aantal leraren in schooljaar 2020/2021 volgens DUO-registraties.
43
Vergeleken met andere beroepsgroepen (61%) wonen de in Amsterdam werkende onderwijs- en
zorgmedewerkers ongeveer even vaak in de stad (58% en 59%, zie figuur 4.3). Van de
zorgmedewerkers woont ongeveer een derde (31%) buiten de stad in de regio (Metropoolregio
Amsterdam), onder onderwijspersoneel gaat het om een kwart (26%). Deze laatste groep woont
wat vaker buiten de MRA (16%) dan zorgpersoneel (10%). In beide beroepsgroepen wonen de
jongere en alleenwonende medewerkers relatief vaak in Amsterdam. Van de politie- en
brandweermedewerkers in Amsterdam woont ongeveer de helft buiten Amsterdam in de regio
(52%). Ook de groep die buiten de MRA woont is groot (37%). Door het beperkte aantal
politiemedewerkers in de gebruikte data wordt in dit onderzoek niet verder ingegaan op deze
groep. Naar hun woonsituatie en waar deze mee samenhangt is eerder wel onderzoek gedaan
(Regioplan, 2020)'S. Daaruit bleek dat politiemedewerkers relatief vaak een gezin hebben en de
betaalbaarheid van passende woningen in de stad als belangrijkste reden zien om er niet te
wonen. Ook de veiligheid van buurten in de stad wordt genoemd als reden om hier niet te
wonen.
Figuur 4.3 Woonlocatie van personen die werken in Amsterdam in de voorrangsberoepen in onderwijs en
zorg en alle beroepen, 2019-2021
100
go
80
7o
61
60 58 59
52
50
40 37
31
6
30 2 23
20 16 16
11 10
10
H m x
0
woont in Amsterdam _woont in overig MRA woont buiten MRA
B onderwijs _Ezorg EB politie en brandweer alle beroepen
bron: CBS, bewerking O&S
4.2 Kenmerken van de werkenden in voorrangsberoepen
In deze paragraaf worden de belangrijkste kenmerken van werkenden in de voorrangsberoepen
in onderwijs en zorg besproken. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op de leeftijd van
werkenden, hun positie in het huishouden, geslacht en het hoogst behaalde opleidingsniveau.
Hierbij wordt steeds gekeken naar werkenden in deze beroepen die wonen in Amsterdam,
13 Regioplan (2020): Woon- en Werkoverwegingen Politie Amsterdam
bh
werkenden die werken in Amsterdam en werkenden in deze beroepen in heel Nederland. Ter
vergelijking wordt er ook gekeken naar het gemiddelde beeld onder andere beroepsgroepen.
Werkenden woonachtig in Amsterdam zijn relatief jong
Over het algemeen geldt dat werkenden die in Amsterdam wonen relatief jong zijn. Dit zien we
bij het gemiddelde van alle beroepen terug, en ook bij de werkenden in de onderwijs- en
zorgberoepen die in aanmerking komen voor de voorrangsregeling (zie figuur 4.4.). Landelijk is
de leeftijdsverdeling van onderwijspersoneel vergelijkbaar met dat in andere beroepen, behalve
dat er relatief weinig jongeren (tot 25 jaar) in het onderwijs werken. Dit hangt ermee samen dat
er een aantal jaar opleiding nodig is om bevoegd docent in primair of secundair onderwijs te
worden. In de zorgberoepen werken meer jongeren.
Onderwijspersoneel werkend in Amsterdam vaak 45-plus
Het onderwijspersoneel dat werkt in Amsterdam is relatief oud: vergeleken met alle werkenden
in deze beroepen in Nederland is het aandeel 45-plussers groter (55% tegenover 44%). Met
name de groep 35- tot 45-jarige onderwijzers is klein onder werkenden in Amsterdam (14%
tegenover 24% landelijk). In de zorgberoepen zien we dit patroon niet, hier zijn de werkenden in
Amsterdam juist wat jonger dan landelijk.
Figuur 4.4 Leeftijd van werkenden in voorrangsberoepen naar wonend in Amsterdam, werkend in
Amsterdam en gemiddeld in Nederland, 2019-2021
woont in Amsterdam 16 19 20
2
8 werkt in Amsterdam 14 20 27 EN
s
Nederland EEN zn zo
woont in Amsterdam 11 22 21 ra
DD
5 werkt in Amsterdam 14 26 20
Nederland 7 z4 2
e= woont in Amsterdam 21 19 14
â
5 werkt in Amsterdam 21 21 14
e
5 Nederland 15 ze rn «
o 20 40 60 80 100
mtot25 25-35 35-45 45-55 55:65 Mm 65-75
bron: CBS, bewerking O&S
Veel alleenwonenden in Amsterdam, met name in zorgberoepen, onderwijspersoneel heeft
vaak gezin
Amsterdammers wonen relatief vaak alleen. Dit geldt ook voor Amsterdammers die werken in
de onderwijs- en zorgberoepen. Ook zij die in Amsterdam werken in deze beroepen zijn relatief
vaak alleenwonend. Vooral zorgpersoneel woont vaak alleen, het gaat om 34% van de
45
Amsterdammers werkend in zorgberoepen en om 25% van degenen die in Amsterdam in deze
beroepen werken, tegenover slechts 13% landelijk in deze beroepen. Werkenden in het
onderwijs hebben relatief vaak een partner en kinderen (lid van ouderpaar). Dit zien we zowel in
Amsterdam als landelijk, al is het aandeel gezinnen landelijk nog een stuk groter. Werkenden in
de zorg die wonen of werken in Amsterdam zijn relatief vaak alleenstaande ouder. Dit verschil
zien we ook landelijk, maar is in Amsterdam groter.
Figuur 4.5 Positie in huishouden van werkenden in voorrangsberoepen naar wonend in Amsterdam,
werkend in Amsterdam en gemiddeld in Nederland, 2019-2021
woont in Amsterdam »
z
S merktin Amsterdam x
ë
Nederland ‚
woont in Amsterdam 19
on .
5 werinAmsterdr x
Nederland 2
5 woont in Amsterdam 26
ZY
S
5 werkt in Amsterdam zl
©
5 Nederland 57
0 20 40 60 80 100
malleenwonend m alleenstaande ouder — lid van ouderpaar Elid van paar (geen ouder) m overig
bron: CBS, bewerking O&S
Veel vrouwen actief in beroepen voorrangsregeling, maar in Amsterdam wat minder dan
landelijk
Zowel in de onderwijs- als de zorgberoepen in de voorrangsregeling werken veel vrouwen. De
zorgberoepen worden het meest gedomineerd door vrouwen (zie figuur 4.6). In beide sectoren is
de verdeling vrouw-man onder werkenden die in Amsterdam wonen wel wat gelijker. Dit geldt
ook voor de verdeling onder werkenden in Amsterdam, maar deze ligt wel dichter bij het
landelijke beeld.
46
Figuur 4.6 Geslacht van werkenden in voorrangsberoepen naar wonend in Amsterdam, werkend in
Amsterdam en gemiddeld in Nederland, 2019-2021
woont in Amsterdam se
z
© werkt in Amsterdam 66
E
©
Nederland 69
woont in Amsterdam 79
D
S werkt in Amsterdam 85
Nederland 91 En
5 woont in Amsterdam 47
a
8
8 werktin Amsterdam 45
©
- Nederland 2 %
o 20 40 60 80 100
Vrouw = man
bron: CBS, bewerking O&S
Onderwijspersoneel heeft meestal hbo- of wo-diploma, zorgpersoneel is vaak middelbaar
opgeleid
Het onderwijsniveau van werkenden in het onderwijs en de zorg verschilt sterk (zie figuur 4.7)
Om te mogen lesgeven moet doorgaans een hbo- of wo-opleiding zijn afgerond, waardoor deze
opleidingsgroepen de onderwijsberoepen grotendeels bevolken. Doordat dit landelijke normen
zijn, is er weinig verschil tussen Amsterdam en gemiddeld in Nederland. In de zorgberoepen
werken veel meer middelbaar opgeleiden (mbo-2 t/m 4 of havo/vwo). Wel zijn werkenden in
Amsterdam in deze beroepen vergeleken met landelijk relatief vaak hbo- of wo-opgeleid. Dit
geldt ook voor Amsterdammers die in deze beroepen werken.
47
Figuur 4.7 Hoogst behaalde opleidingsniveau van werkenden in voorrangsberoepen naar wonend in
Amsterdam, werkend in Amsterdam en gemiddeld in Nederland, 2019-2021
woont in Amsterdam 55
3
9 werktinAmsterdam > n Mn
Ee
©
Nederland 2 za
woont in Amsterdam 22 49
en}
5 werktinAmsterdam 8 52
Nederland 14 59
5 woontinAmsterdam 13 24
a
8
5 werktinAmsterdam _ z2 28
©
5 Nederland za zo %
0 20 40 60 80 100
vmbo, mbo-1 (geen startkwalificatie) — mbo-2 t/m 4, havo/vwo m hbo, wo
bron: CBS, bewerking O&S
4.3 Kenmerken van de banen in voorrangsberoepen
Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste kenmerken van de banen van werkenden in de
voorrangsregeling-beroepen. Er wordt ingegaan op het type dienstverband (vast contract,
flexibel contract of zelfstandige), het aantal gewerkte uren en het persoonlijk inkomen van
werkenden.
Ongeveer 2 op 3 werkenden in onderwijs en zorgberoepen in Amsterdam voldoen aan vast
contractcriterium
Werkenden in de voorrangsberoepen in het onderwijs en in de zorg hebben vergeleken met
andere werkenden relatief vaak een vast contract (zie figuur 4.8). Dit zien we zowel in
Amsterdam als landelijk terug. Een vast contract is een van de vereisten om in aanmerking te
komen voor de voorrangsregeling. Van de werkenden in Amsterdam in onderwijsberoepen heeft
72% een vast contract, onder werkenden in de zorg is dit met 65% wat lager. Jonge werkenden
hebben vaker een tijdelijk contract, waarmee dit mogelijk schuurt met de criteria voor de
voorrangsregeling. In deze jonge levensfase waarin werkenden hun woonsituatie het vaakst
willen verbeteren, voldoen zij door hun contractsoort het minst vaak aan de criteria van de
voorrangsregeling. Werkenden die wonen in Amsterdam zijn relatief jong, waardoor deze groep
relatief vaak een tijdelijk contract heeft. Vergeleken met andere beroepsgroepen wordt zowel in
de zorg als het onderwijs relatief weinig als zelfstandige gewerkt. Wel is het aandeel
zelfstandigen in Amsterdam wat groter dan landelijk. Ook deze groep komt niet in aanmerking
voor voorrang.
48
Figuur 4.8 Type dienstverband van werkenden in voorrangsberoepen naar wonend in Amsterdam,
werkend in Amsterdam en gemiddeld in Nederland, 2019-2021
woont in Amsterdam 14
A
3 |
5 werkein Amsterdam u
E
o
Nederland 5
woont in Amsterdam n
on
5 _werktin Amsterdam 10
N
Nederland 5
5 _woontin Amsterdam 24
Z
ö
5 _werktin Amsterdam 19
p
7 Nederland 6 %
o 20 40 60 80 100
B vast dienstverband m flexibel dienstverband zelfstandigen
bron: CBS, bewerking O&S
Ongeveer 2 op 3 werkenden in onderwijs en zorgberoepen in Amsterdam voldoen aan 28-
vurscriterium
Een ander criterium in de voorrangsregeling is dat iemand 28 uur per week of meer werkt. Van
de werkenden in Amsterdam in de onderwijs-voorrangsberoepen voldoet 68% aan deze eis (zie
figuur 4.9). Onder werkenden in de zorgberoepen is dit 65%. Vergeleken met andere beroepen is
dit weinig: zowel in onderwijs als zorg wordt relatief veel parttime gewerkt. Wel is het aantal
gewerkte vren onder werkenden in Amsterdam hoger dan gemiddeld in Nederland. Dit geldt ook
voor werkenden woonachtig in Amsterdam.
49
Figuur 4.9 Aantal werkuren per week van werkenden in voorrangsberoepen naar wonend in Amsterdam,
werkend in Amsterdam en gemiddeld in Nederland, 2019-2021
woontinAmsterdam _9
2
3 |
5 werkt in Amsterdam 10 5 16 68
5
Nederland 76
woont in Amsterdam aa
Dn -
5 werkt in Amsterdam 9 6 19 SI
Nederland 9 13 EvA 45
5 woontinAmsterdam 8
a
8
5 werktinAmsterdam 6
e
- Nederland a x
o 20 40 60 80 100
<12 UUr 2 12-20 Uur m 20-28 vur m >28 vur
bron: CBS, bewerking O&S
4.400 onderwijsmedewerkers en 11.400 zorgmedewerkers in Amsterdam voldoen zowel aan
vast contracteis als aan 28-vurscriterium
Als we de contractsoort en het aantal gewerkte vren combineren ontstaat er een beeld van het
aantal werkenden dat op basis van deze twee criteria in aanmerking komt voor de
beroepsgroepenregeling (zie tabel 4.10). Werkenden in Amsterdam voldoen het vaakst aan
allebei deze criteria. Het gaat om 47% van de werkenden in het onderwijs en 45% van het
zorgpersoneel. Dit zijn ongeveer 4.400 onderwijsmedewerkers en ongeveer 11.400
zorgmedewerkers. Aangezien ook het hebben van een baan in Amsterdam een vereiste is, zijn
dit bij benadering de aantallen werkenden die voor de voorrangsregeling in aanmerking komen
op basis van de werksituatie. Op de vraag in welke mate zij ook aan de eisen op het gebied van
woonsituatie voldoen gaan we hier niet in.
Tabel 4.10 Aantal en percentage werkenden in onderwijs- en zorgberoepen dat in aanmerking komt voor
beroepsgroepenregeling op basis van vast-contract- en 28-uurscriterium
werkt in Amsterdam woont in Amsterdam
Ke aantal % aantal
onderwijsberoepen 47 4.400 41 3.700
zorgberoepen 45 11.400 40 7.300
bron: CBS, bewerking O&S
50
Bijlage Achtergrondkenmerken respondenten
naar sector
Tabel B1.1 Verdeling achtergrondkenmerken respondenten enquête naar sector (procenten)
onderwijs rde “4 totaal
% % %
geslacht
vrouw 73 82 79
man 26 17 20
anders 1 0 0,3
onbekend 1 1 1
leeftijdsverdeling
jonger dan 25 jaar 7 10 9
25-29 jaar 39 36 37
30-39 jaar 39 35 37
40-49 jaar 6 8 8
50 jaar of ouder 4 8 7
onbekend 3 2 3
huishoudsamenstelling
één persoon, alleenstaande 53 52 53
(echt)paar zonder (thuiswonende) kind(eren) 16 13 14
(echt)paar met thuiswonend(e) kind(eren) 13 8 9
één-ouder met thuiswonend(e) kind(eren) 8 19 16
anders, zonder thuiswonend(e) kind(eren) 3 2 2
anders, met thuiswonend(e) kind(eren) 2 3 2
onbekend 6 3 4
Aantal thuiswonende kinderen
één 48 54 52
twee 43 34 37
drie 8 9 8
vier 0 3 2
vijf 3 1 1
huishoudsamenstelling nu gelijk aan samenstelling bij aanmelding
ja 79 80 80
nee 21 20 20
Indien nee: hoe was uw huishoudsamenstelling
één persoon, alleenstaande 54 58 57
(echt)paar zonder (thuiswonende) kind(eren) 17 10 12
(echt)paar met thuiswonend(e) kind(eren) 9 7 8
51
één-ouder met thuiswonend(e) kind(eren) 9 12 11
anders, zonder thuiswonend(e) kind(eren) 11 4 6
anders, met thuiswonend(e) kind(eren) 0 2 2
wil ik niet zeggen 0 6 4
Aantal thuiswonende kinderen
één 50 72 61
twee 33 22 21
drie 17 0 4
zes 0 6 4
Huishoudinkomen
netto 1000 euro per maand of minder 0 0,4 0,3
netto tussen de 1001 euro en 1350 euro per mnd 0 2 2
netto tussen de 1351 euro en 2050 euro per mnd 11 29 24
netto tussen de 2051 euro en 3200 euro per mnd 62 48 51
netto tussen de 3201 euro en 4500 euro per mnd 12 7 9
netto tussen de 4501 euro en 6000 euro per mnd 6 2 3
netto boven de 6001 euro per mnd 1 1 1
weet ik niet 3 4 4
geen antwoord, wil ik niet zeggen 6 7 7
52
Gemeente
Amsterdam
mn Ni
Onderzoek & Statistiek Ü |L vern
onderzoek-amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 53 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 374
Datum akkoord 9 mei 2014
Publicatiedatum 14 mei 2014
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw
A.C. de Heer van 30 april 2014 op de schriftelijke vragen van het raadslid de heer
L.G.F. Ivens van 10 april 2014 inzake de ondersteuningsovereenkomst voor
het gebruik van Windows XP in verband met het lek in Internet Explorer.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
Op 28 april 2014 waarschuwde de politie voor een lek in Internet Explorer (IE),
de standaardbrowser op Windows. Een groot deel van de gemeentelijke ICT draait op
Windows XP en heeft als enige toegestane browser IE.
Verschillende overheidsinstanties, waaronder het Team High Tech Crime van de
Nederlandse politie waarschuwden voor het gebruik van IE. Microsoft, leverancier van
Windows en IE, heeft laten weten te werken aan een oplossing maar dat er geen
oplossing zal komen voor Windows XP. Ook het Nationaal Cyber Security Centrum
(NCSC) laat weten dat gebruik van XP kwetsbaar blijft.
De gemeente Amsterdam maakte 11 april 2014 nog bekend een ondersteunings-
overeenkomst te hebben gesloten voor het gebruik van Windows XP. De fractie van
de PvdA is van mening dat al lang voorzienbaar was dat de ondersteuning voor
Windows XP, een besturingsprogramma uit 2001, zou eindigen. Microsoft heeft dit in
juli 2011 al bekendgemaakt. De transitie naar de Amsterdamse Digitale Werkplek
(ADW) rechtvaardigde nog het aangaan van een tijdelijke ondersteunings-
overeenkomst voor het gebruik van XP.
De mededelingen van Microsoft doen nu echter vermoeden dat de gesloten
overeenkomst wellicht niet voldoende zal zijn om de beoogde veilige werking van de
gemeentelijke ICT te blijven garanderen.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer re 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 30 april 2014
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 30 april 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen
van het raadslid de heer lvens van 10 april 2014, namens de fractie van de SP
(Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 373) — tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Klopt het dat de enige toegestane browser op de gemeentelijke werkplekken
Internet Explorer is? Zo ja , waarom is dat?
Antwoord:
Op dit moment zijn er een hoop verschillende kantooromgevingen in gebruik
binnen de gemeente Amsterdam, één van de redenen waarom het programma
ICT Centraal uitgevoerd wordt. Op de meerderheid hiervan draait Internet
Explorer. In de ADW is Internet Explorer opgenomen als standaard browser
omdat veel bedrijfsapplicaties zijn gestandaardiseerd voor Internet Explorer.
Dienst ICT is bezig met de implementatie om een 2° browser onder ADW
beschikbaar te maken.
2. Zijner risico's voor de gemeentelijke ICT door het lek in Internet Explorer? Zo ja,
is het college bereid de raad een overzicht te verstrekken van de risico's en de
genomen maatregelen om deze af te wenden dan wel te mitigeren?
Antwoord:
Er zijn geen bijzondere risico's ontstaan door dit lek. Zoals in de brief van 7 maart
2014 over uitfaseren van Windows XP is aangegeven, zitten de Amsterdamse
computers achter meerdere beveiligingsschillen, waardoor deze goed beschermd
zijn. Daarnaast heeft Microsoft op 1 mei 2014 een patch voor dit lek verstrekt.
3. Voorziet de met Microsoft gesloten ondersteuningsovereenkomst in
ondersteuning voor de browser? Zo niet, is het college dan niet met de fractie van
de PvdA van mening dat de ondersteuningsovereenkomst daardoor niet meer
voorziet in het veilighouden van de besturingssystemen?
Antwoord:
Ja, de overeenkomst voorziet hierin.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | val |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Dienstverlening, Financiën & Veiligheid
van 13 juni 2012
Vergaderdatum woensdag 13 juni 2012
Tijd 17:00 - 20.00
Locatie Raadszaal President Kennedylaan 923
Voorzitter Mw. W. Pelt
Griffier Mw. M. Hoogendoorn
Attentie gewijzigde aanvangstijd!
1. 17.00
Opening en vaststellen agenda
2. 17.05
Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
3. Vaststellen verslag van de vergadering van 11 april
4. 17.10
Toezeggingen en termijnagenda
5. 17.15
Perspectiefnota
6. 19.15
Sluiting openbare gedeelte van de vergadering
1
Commissie Dienstverlening, Financiën & Veiligheid - woensdag 13 ….
Vertrouwelijk
7. 19.20
Huisvesting en loket 2014
Ter kennisname stukken
De ter kennisname stukken zijn digitaal in te zien. Zie de website
www.zuid.amsterdam.nl, tevens liggen ze ter inzage bij de griffie en op
beide stadsdeelkantoren.
a. Sociaal jaarverslag
b. Pleinenaanpak HSK (cameratoezicht)
c. Uniforme openingstijden
d. Burgerjaarverslag
e. Terrassenbeleid 2012
2
| Agenda | 2 | train |
Vaneo N Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Openbare Ruimte N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Woningbouw
Grond en Ontwikkeling (22)
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit (32)
Ruimtelijke Ordening (23)
Water (excl. Varen) (34)
Agendapunt 8
Datum besluit 11 september 2023
Onderwerp
Kennisnemen van de vrijgave voor inspraak en verzoek om stadsdeeladviezen voor 4 plannen voor
het Zeeburgereiland
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief Vrijgave voor inspraak 4 plannen voor het
Zeeburgereiland’ (zie bijlage 1) + de daaraan gerelateerde documenten (zie bijlagen 2 t/m 9).
2. Kennis te nemen van de geheimhouding van bijlage 5 (financiële verkenning) die op grond
van artikel 87 van de Gemeentewet is opgelegd. Dit in verband met de belangen genoemd in
artikel 5.4, lid 2 onder b, van de Wet open overheid. De geheimhouding wordt opgelegd tot 2
jaar na afsluiting van de grondexploitatie en uiterlijk op 1-1-2042 of tot het moment waarop
de raad besluit deze op te heffen.
3. Kennis te nemen van het feit dat zekerheid over dekking voorwaarde is om de plannen
te kunnen uitvoeren. Gelijktijdig aan de inspraak en voorbereiding van de definitieve
voorkeursbesluiten vindt een analyse plaats van de meerjarige investeringen in de gehele
stad. De plannen voor Zeeburgereiland worden daarmee onderdeel van financieel integraal
afgewogen besluitvorming.
Wettelijke grondslag
* Artikel 169 van de Gemeentewet, het college is aan de raad verantwoording schuldig over het
door het college gevoerde bestuur.
e Artikel 87 van de Gemeentewet, de raad, het college, de burgemeester en een commissie
als bedoeld in hoofdstuk V kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste
en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen ten
aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.
Bestuurlijke achtergrond
Startnotitie Cruciale Mijl IJburglaan, Staf Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit, 22 juni 2020
Het PBl-fase 1 Principebesluit met daarin de opdracht om de knelpunten in de doorstroming van de
IJburglaan in samenhang met de gebiedsontwikkeling Zeeburgereiland op te lossen.
Programma Update Mobiliteitsplan Zeeburgereiland en IJburg, B&W, 2 november 2021
Het project Cruciale Mijl/IJburglaan valt onder het Mobiliteitsprogramma Zeeburgereiland en IJburg
op tijd op orde. Hierin staan maatregelen om#Zeeburgereiland en IJburg, twee gebieden volop in
ontwikkeling, nu, tijdens en na realisatie bereikbaar te houden.
Bestuursopdracht Zeeburgereiland, B&W, 2 november 2021
Het gemeentebestuur heeft besloten tot een Bestuursopdracht Zeeburgereiland waarin verzocht
is om integraal naar de ontwikkeling van het Zeeburgereiland te kijken. De projecten Tramstalling
Gegenereerd: vl.14 1
VN2023-021347 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Verkeer en % Amsterdam R
Openbare Ruimte
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
Zeeburgereiland, Cruciale Mijl IJburglaan en Verbinding Zeeburgereiland zijn onderdeel van deze
Bestuursopdracht.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Na vrijgave door het college start de inspraakperiode van 6 weken na het zomerreces, van 28
september t/m 9 november. Parallel lopen de adviesaanvragen aan het stadsdeel Oost voor
alle projecten en stadsdeel Noord en de Commissie Milieveffectrapportage voor de Verbinding
Zeeburgereiland;
De inspraakreacties worden op één plek ontvangen maar per project wordt een eigen Nota van
Beantwoording opgesteld, in samenhang met de anderen;
De definitieve stukken worden met de Nota van Beantwoording per project aan de raad aangeboden
ter vaststelling. Zo mogelijk gebeurt dit ook voor alle projecten gelijktijdig.
Geheimhouding
De geheimhouding van de financiële verkenning is, op grond van artikel 87 van de Gemeentewet,
door het College opgelegd op 11 september 2023. Dit in verband met de belangen genoemd
in artikel 5.1, lid 2 onder b, van de Wet open overheid. De geheimhouding loopt af 2 jaar na de
afsluiting van de grondexploitatie#en uiterlijk op 1-1-2042.
In de berekening zijn bedragen opgenomen van werken die mogelijk in één aanbesteding
worden opgenomen. De informatie vit de financiële verkenning kan de aanbestedingen van de
mobiliteitsmaatregelen beïnvloeden.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Dezelfde voordracht ligt ter kennisname voor bij de raadscommissie MOW.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.14 2
VN2023-021347 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling R
Verkeer en % Amsterdam
Openbare Ruimte
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
AD2023-075682 Bijlage 1 - RaadsinformatiebriefVrijgave van inspraak 4 plannen
Zeeburgereiland (2).pdf (pdf)
AD2023-075679 Bijlage 2. Bestuursopdracht Zeeburgereiland nov. 2021.pdf (pdf)
AD2023-075680 Bijlage 3. Eindverslag Bestuursopdracht Zeeburgereiland#.pdf (pdf)
AD2023-075682 Bijlage 4 Ruimtelijk Kader Zeeburgereiland deel I.pdf (pdf)
AD2023-075683 Bijlage 4. Ruimtelijk Kader Zeeburgereiland deel IL. pdf (pdf)
AD2023-075690 Bijlage 6 Nota van Uitgangspunten Cruciale Mijl IJburglaan.pdf (pdf)
Bijlage 7 Nota van Uitgangspunten Definitieve Tramstalling
AD2023-075689 ‚
Zeeburgereiland. pdf (pdf)
AD2023-075691 Bijlage 8 Notitie VKA Verbinding Zeeburgereiland.pdf (pdf)
AD2023-075692 Bijlage 9 Samenvatting PlanMER Verbinding Zeeburgereiland. pdf (pdf)
AD2023-073207 Commissie RO Voordracht (pdf)
GEHEIM - Bijlage 5. Bijlage Financiele Verkenning Ruimtelijk Kader
AD2023-075684 ‚
Zeeburgereiland (GEHEIM). pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Jan Straub, projectmanager G& O, 06-53680027, [email protected], Sarah Marinussen,
projectmanager G& O, 06-4,8178235, [email protected]
Gegenereerd: vl.14 3
| Voordracht | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, WIJ
% Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid
% Ter kennisnamelijst, donderdag 5 november 2009
Werk en Inkomen
TKN 1 Factsheets werk en inkomen 2e half jaar 2009 en verder. (BD2009-
006871)
TKN 2 Vaststelling beleidsregels in het kader van de Wet investeren in jongeren
en inwerkingtreding gewijzigde Re-integratieverordening. (BD2009-
006246)
TKN 3 Rapport Gemeentelijke Ombudsman RA0942649 Horen achterwege
gelaten. (BD2009-007595)
TKN 4 Rapport Gemeentelijke Ombudsman RA0942285 Rekening houden met
individuele omstandigheden blijft moeilijk. (BD2009-007593)
TKN 5 12e Amsterdamse Armoedemonitor. (BD2009-007153)
TKN 6 brief sanctiemogelijkheden WIJ. (BD2009-007704)
TKN 7 overzicht activiteiten bijzondere bijstand. (BD2009-007695)
Jeugdzaken
TKN 8 Brief van de heer L. Asscher inzake uitvoering motie 747 van 2007 van
mevrouw Van der Pligt over jongereninformatie- en adviespunt (JIP).
(BD2009-007326)
TKN 9 brief verstuurd door wethouder Asscher aan Child Support. (BD2009-
007211)
TKN 10 Brief aan minister Rouvoet inzake wachtlijsten. (BD2009-007525)
TKN 11 Jong in Amsterdam week. (BD2009-006860)
TKN 12 Stand van zaken toezeggingen en termijnagenda d.d. 16 oktober 2009.
(BD2009-007722)
Inburgering
TKN 13 Aanvullende informatie update inburgeringscijfers 2e kwartaalrapportage
2009. (BD2009-006961)
1
Gemeente Amsterdam Wi J
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Ter kennisneming en Ter visie/inzage, donderdag 5 november 2009
Programma Maatschappelijke Investeringen
Geen punten ter kennisname.
Educatie
Geen punten ter kennisname.
Jong Amsterdam - Kinderen Eerst
Geen punten ter kennisname.
Diversiteit
Geen punten ter kennisname.
Grote Stedenbeleid
Geen punten ter kennisname.
Ter visie/ter inzage (alleen voor raadsleden in de leeskamer raad)
2
| Agenda | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 7 oktober 2021
Ingekomen onder nummer 681
Status Verworpen
Onderwerp Amendement van het lid N.T. Bakker inzake de bestemming ‘Gemengd 2’
(GD-2) met als functieaanduiding ‘horeca van categorie 4B' voor het perceel
Van Woustraat 74A in het bestemmingsplan De Pijp 2018 Tweede
Herziening (2021)
Onderwerp
Wijziging ten aanzien van perceel Van Woustraat 74A
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het Bestemmingsplan De Pijp 2018 Tweede Herziening (2021), specifiek
over de horecabestemming 4B op het adres Van Woustraat 74 A
Overwegende dat:
— erop dit pand geen horecabestemming rust in het bestemmingsplan de Pijp 2005;
— _ersinds ten minste sinds 8 september 2016 geen rechtmatige horecaexploitatie heeft plaats-
gevonden, zoals vastgesteld in gerechtelijke vitspraken van de rechtbank van Amsterdam en
de Raad van State;
— erin de Noord-Pijp nieuwe horeca wordt bestemd noch niet-gebruikte horeca wordt herbe-
stemd;
— in het Bestemmingplan de Pijp 2018 alleen de bestaande legale horecavestigingen worden op-
genomen in de verbeelding.
Constaterende dat:
— _er voor Van Woustraat 74 een meerjarig huurcontract is afgesloten door fietsenmerk Veloretti,
dat het pand zal gebruiken voor een servicepunt, zijnde geen horeca;
— er zich geen belanghebbende heeft gemeld voor de voorgedragen bestemming Horeca 4B.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Besluit:
in de raadsvoordracht Bestemmingsplan De Pijp 2018 Tweede Herziening (2021) te schrappen dat:
“ten aanzien van de Van Woustraat 74A:
— ls aande regels toegevoegd dat ter plaatse een vestiging van horeca van categorie 4B is toe-
gestaan.
— _Isop de verbeelding de functieaanduiding ‘horeca van categorie 4B (h=4B)' toegevoegd.
Deze toevoegingen aan de regels hebben tot doel ter plaatse horeca van categorie 4B toe te
staan.’
en
Voor het perceel Van Woustraat 74A de functieaanduiding ‘horeca van categorie 4B' te schrappen
van de bestemming ‘Gemengd 2’ (GD-2).
En verzoekt het college de voordracht en alle onderliggende stukken hierop aan te passen.
Indiener
N.T. Bakker
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1310
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake de Begroting 2021 (Geen stadspasacties
voor het Dolfinarium)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021.
Constaterende dat:
— de gemeente korting op het Dolfinarium via de Stadspas heeft aangeboden
waarbij de gemeente per stadspashouder €17,50 heeft bijgedragen aan het
vervoer en de entree;
— Amsterdam beleid heeft waarbij evenementen met dieren geweerd worden;
— hetin steeds meer landen verboden is om dolfijnen gevangen te houden;
— _hetgevangen houden van deze zeer intelligente dieren gepaard gaat met
welzijnsproblemen, zo is het haast onmogelijk om de natuurlijke leefomgeving na
te bootsen in gevangenschap gezien de grote afstanden die dolfijnen normaal
gesproken afleggen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
In de toekomst geen stadspasacties meer voor het Dolfinarium te organiseren.
Het lid van de gemeenteraad
J.F. Bloemberg-lssa
1
| Motie | 1 | discard |
TRANSGENDER
NETWERK
® © NEDERLAND
ed
G Atlantisplein 1
kamer 2.14
1093 NE Amsterdam
Transgender Netwerk Nederland
+31 20 205 O915
[email protected]
www.transgendernetwerk.nl
Amsterdam, 2-5-2018
Aan: onderhandelende partijen / nieuwe collegepartijen in Regenboogsteden
Betreft: Transgenderemancipatie in de gemeente
Geachte onderhandelaars en (in)formateur(s),
Transgender Netwerk Nederland feliciteert u met de verkiezingsuitslag van 21 maart jongstleden.
Deze heeft u aan de onderhandelingstafel gebracht voor een nieuw college, welke u mogelijk
inmiddels al heeft gevormd. Wij vragen in deze brief aandacht voor de transgender personen die
woonachtig zijn in uw stad. Als Regenboogstad* kunt u van toegevoegde waarde zijn voor hun
emancipatie.
Drie thema’s lichten wij toe omdat deze extra aandacht nodig hebben, juist vanuit gemeentes zoals
de uwe.
1. Transgender kinderen en jongvolwassenen die opgroeien in een omgeving die hen bevestigt
in hun genderidentiteit ervaren minder mentale problemen en zelfmoordgedachten.”? Als
gemeente kunt u via de Jeugdgezondheidszorg deze kinderen en hun ouders ondersteunen.
Een training voor medewerkers van de JGZ wordt dit jaar ontwikkeld. Met behulp van deze
training zullen JGZ-medewerkers beter toegerust zijn op de bovengenoemde ondersteuning.
U kunt erop toezien dat de JGZ in uw gemeente deze training ook afneemt. Meer informatie
hierover vindt u via: www.transgenderinfo.nl/elearning-igz/.
2. Transgender vluchtelingen met verblijfsvergunning verdienen meer aandacht. Problematiek
zoals werkloosheid, eenzaamheid, mentale problemen en een grote afstand tot
transgenderzorg plagen het leven van transgender statushouders in Nederland. Het is
daarom belangrijk dat zij via hun gemeentelijke casemanagers bij de juiste ondersteuning,
zorg en een gelijkgestemd sociaal netwerk terecht komen. Op dit moment is er een zorggat
tussen het verblijf in het AZC en het begin van medische transgenderzorg bij een Nederlands
genderteam. Dit veroorzaakt zowel fysieke klachten als grote mentale problemen.
1 Nederland telt 48 regenboogsteden, deze ontvangen financiële steun van het Ministerie van OC&W voor
beleid gericht op de emancipatie van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse inwoners.
2 University of Texas, Using chosen names reduces odds of depression and suicide among transgender youths,
2018
Stichting Transgender Netwerk Nederland zet zich in voor een genderdiverse samenleving,
emancipatie van transgenders en hun omgeving en bestrijding van discriminatie.
TRANSGENDER
NETWERK
® ®: NEDERLAND
eC} 5
T G Atlantisplein 1
IN NN kamer 2.14
1093 NE Amsterdam
Transgender Netwerk Nederland
+31 20 205 O915
[email protected]
www.transgendernetwerk.nl
Wachtlijsten in de transgenderzorg zijn hier debet aan. Zorg daarom dat er in uw stad altijd
een zorgverlener is die hormoonrecepten voor kan schrijven aan transgender statushouders.
3. Arbeidsparticipatie van transgender personen blijft hardnekkig achterlopen bij die van de
rest van de bevolking. Steeds meer gemeenten werken samen met Stichting GenderTalent
om trans personen in de bijstand te ondersteunen met gespecialiseerde coaching en
trainingen. Daarnaast kunt u als werkgever het voorbeeld volgen van de gemeente
Amsterdam door een eigen transitieverlof voor transgender ambtenaren in te voeren.
Het transitieverlof zorgt er voor dat transgender werknemers die met een medische transitie
starten geen nadelige gevolgen in hun inkomen of arbeidsbeoordelingen ervaren als gevolg
van die transitie. Daarvoor zijn ook duidelijke afspraken nodig over het verlof dat buiten de
ziektewet valt. Met een lokaal transitieverlof geeft u ook een signaal naar de Rijksoverheid
om transitieverlof voor iedere transgender werknemer te regelen vanuit de Wet Arbeid en
Zorg.
Het ondertekenen van de Verklaring van Dordrecht is een tweede manier om als werkgever
het goede voorbeeld te geven. Meerdere gemeentes hebben zich al verbonden aan deze tien
punten voor een transgendervriendelijke werkvloer. Ondertekenaars zeggen toe
discriminatie van transgender werknemers te bestrijden en de ondersteuning van de
transgender werknemers goed te regelen. TNN staat u sowieso graag terzijde met advies om
u personeelsbeleid transgendervriendelijker te maken.
4. Bi-culturele transgender personen ervaren niet alleen problemen door hoe er wordt
omgegaan met hun genderidentiteit of —expressie. Zij staan ook op achterstand door
discriminatie op grond van etniciteit, huidskleur of religie. Het is daarom belangrijk om in een
regenboogstad als de uwe niet alleen oog te hebben voor het feit dat trans personen
vanwege hun genderidentiteit anders behandeld worden, maar juist ook voor
persoonskenmerken zoals afkomst. Ga dus bij beleid gericht op transgender personen na of
het ook inclusief is voor alle transgender personen en raadpleeg daarvoor transgender
personen van kleur uit uw gemeente of van initiatieven zoals Trans United in Amsterdam of
Prisma Groep in Utrecht.
De maatschappij heeft voor de emancipatie van transgender personen nog een langere weg te gaan
dan voor homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Het is daarom aan te raden niet enkel LHBTI-
breed beleid te voeren, maar juist beleid te ontwikkelen gericht op transgender personen. TNN roept
u daarom op om in uw collegeakkoord de transgenderemancipatie en noodzaak voor gericht beleid
te benoemen.
Stichting Transgender Netwerk Nederland zet zich in voor een genderdiverse samenleving,
emancipatie van transgenders en hun omgeving en bestrijding van discriminatie.
TRANSGENDER
NETWERK
® ®: NEDERLAND
eC} 5
G Atlantisplein 1
kamer 2.14
L IN NN 1093 NE Amsterdam
Transgender Netwerk Nederland
+31 20 205 O915
[email protected]
www.transgendernetwerk.nl
Ter inspiratie wijzen wij u graag ook op de volgende twee publicaties:
e Transgender personen in de gemeente
De acceptatie van transgender personen in Nederland laat helaas te wensen over. Dit heeft
invloed op het welzijn en de maatschappelijke positie van deze groep burgers. Veel
transgender personen bevinden zich in een kwetsbare positie. Om die reden is het voor
gemeenten belangrijk om transgender personen op het netvlies te houden. In deze
handreiking geven Movisie en Transgender Netwerk Nederland aan wat gemeenten kunnen
doen voor transgender personen.
e Het Genderdoeboek, als organisatie voorbij onderscheid naar geslacht.
Deze wegwijzer voor organisaties geeft richtlijnen over hoe op een correcte en
genderinclusieve wijze om te gaan met transgender personen. In het Genderdoeboek
worden handvatten op vier verschillende onderwerpen gegeven: geslachtsregistratie en
persoonsgegevens, correcte aanspreekvormen, onderzoek en (genderneutrale) toiletten.
TNN staat samen met lokale transgenderinitiatieven uw aanstaande wethouders in elk geval graag
met raad en daad bij om de transgenderemancipatie in uw gemeente vooruit te helpen.
Met vriendelijke groet,
Brand Berghouwer
voorzitter
Stichting Transgender Netwerk Nederland zet zich in voor een genderdiverse samenleving,
emancipatie van transgenders en hun omgeving en bestrijding van discriminatie.
| Raadsadres | 3 | train |
VERSLAG TECHISCHE SESSIE OP 2 FEBRUARI 2021 OVER VERKOOP AEB
1. Hoeveel geld komt er terug naar de gemeente van alle leningen? Ontvangt de
gemeente tot die tijd rente?
Antwoord:
Het steunbedrag van € 35 miljoen wordt terugbetaald in termijnen, de laatste termijn
is in 2026. Naast de aflossing wordt een marktconforme rente gerekend en betaald.
De verkoopopbrengst van AEB wordt gebruikt om de overige leningen af te lossen.
2. Welke criteria worden uitgesloten vanwege staatsteun of andere wet- en
regelgeving? Wat mag wel meegenomen worden in de verkoopvoorwaarden?
Kunnen bijvoorbeeld criteria rond de inkoop van biomassa of Carbon Capture Storage
worden meegenomen in de verkoopcriteria?
De gemeente mag uitsluitend verkoopcriteria hanteren die een verkoper in een
private transactie ook zou hanteren. Daarbij is het uitgangspunt dat een private
verkoper opbrengstmaximalisatie nastreeft. Dat is ook het uitgangspunt vanuit
staatssteunrechtelijk perspectief. Het economische motief van de verkoper
(verkoopprijs) is daarom ook in deze verkoop leidend. Het toepassen van andere
verkoopcriteria kan vanuit staatssteunrechtelijk perspectief bezwaren opleveren.
Overigens moet de gemeente ook steeds rekening houden met het
aanbestedingsrecht. Daaruit volgt onder meer dat bij een privatisering niet zonder
meer een (nieuwe) overheidsopdracht mag worden meegegeven aan de koper (zie in
dit verband ook het antwoord op vraag 4).
Eerder zijn de verkoopcriteria in het principebesluit aan bod gekomen, waarmee u
heeft ingestemd. Nadere invulling of precisering van de verkoopcriteria is mogelijk,
maar telkens binnen de grenzen van wat een verkoper in een private transactie zou
hanteren.
3. Kan de kopende partij afgerekend worden op criteria, zoals bijvoorbeeld de visie? En
begrijp ik goed dat alle verkoopcriteria economisch zijn?
Antwoord:
Het economische motief van de verkoper (verkoopprijs) is leidend. Dit betekent in
beginsel dat potentiële kopers niet kunnen worden afgerekend op verkoopcriteria
die een negatief effect hebben op de verkoopprijs en/of op geld waardeerbare
verkoopvoorwaarden. Het is hierbij van belang op te merken dat (i) potentiële kopers
niet van elkaar weten met welke biedingen zij concurreren en (ii) de visie van een
bieder uiteraard wel zal meewegen bij de selectie van het winnende bod als de
biedingen verder economisch gezien (vrijwel) equivalent zijn. In dat geval is het
immers gerechtvaardigd dat andere factoren de doorslag kunnen geven.
Daarnaast verwachten wij dat de potentiële kopers vanuit het oogpunt van behoud
van goede naam als betrouwbare partij niet lichtvaardig zullen omgaan met wat in
geschetst aan visie op werkgelegenheid, duurzaamheid, en de andere
verkoopcriteria.
VERSLAG TECHISCHE SESSIE OP 2 FEBRUARI 2021 OVER VERKOOP AEB
4. Waar ligt de grens tussen het opvragen van een visie en het verstrekken van een
overheidsopdracht?
Antwoord:
In het kader van de verkoop wordt alleen inzicht gevraagd in de visie/strategie die de
koper voor ogen staat, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid of sociaal
beleid. Van harde, afdwingbare (uitvoerings}verplichtingen is daarbij geen sprake. De
uitvraag voldoet als gevolg hiervan niet aan de definitie van een ‘overheidsopdracht’,
zodat de verkoop ook niet hoeft te worden vormgegeven als een
aanbestedingsprocedure. Indien door de gemeente evenwel juridisch bindende
afspraken met de koper zouden worden gemaakt over het realiseren c.q. uitvoeren
van (onderdelen van) de visie en daartegenover geldelijke of op geld waardeerbare
voordelen staan, zou dat (mogelijk) anders kunnen zijn. In dat geval kunnen deze
afspraken kwalificeren als “overheidsopdracht”, waardoor de verkoopprocedure als
aanbestedingsprocedure moet worden vormgegeven.
5. Hoe worden de verschillende criteria en de verschillende biedingen objectief
gewogen?
Antwoord:
De biedingen worden in hun totaliteit beoordeeld en objectief vergeleken aan de
hand van de verkoopcriteria. Prijs is daarbij het belangrijkste verkoopcriterium.
Ter illustratie wordt verwezen naar de verkoopcriteria in andere
privatiseringsprocessen zoals de Eneco-transactie. De link naar de openbare stukken
inzake Eneco transactie zal worden gedeeld.
6. Op welke wijze kan invulling worden gegeven aan de non-embarrassment clausule?
Antwoord:
Een anti-embarrassment of non-embarrassment clausule is een afspraak voor het
geval de koper het gekochte binnen een bepaalde tijd na aankoop (met veel winst)
weer doorverkoopt. Zo'n afspraak is niet ongebruikelijk in verkoopprocessen. De
afspraak beperkt de koper aldus in zijn vrijheid om te beschikken over het gekochte,
want als hij doorverkoopt moet hij een (uit te onderhandelen) bedrag betalen. Dat
kan een prijsdrukkend effect hebben.
Deze clausule zal door de gemeente in de komende weken verder worden uitgewerkt
in de koopovereenkomst die aan potentiële kopers ter beschikking wordt gesteld. De
non-embarassment clausule zal om juridische redenen beperkt zijn in tijd.
De inhoud van de definitieve non-embarrassment clausule zal sterk afhankelijk zijn
van de eigenschappen van een potentiële koper en het competitieve karakter van het
verkoopproces. Om het prijsdrukkende effect van een dergelijke clausule te kunnen
beperken is het wenselijk om ruimte te laten voor onderhandelingen tussen de
gemeente en de koper.
VERSLAG TECHISCHE SESSIE OP 2 FEBRUARI 2021 OVER VERKOOP AEB
7. De doorlooptijd van het verkoopproces bedraagt naar verwachting 6 maanden. Is dit
reëel?
Antwoord:
Ja, de ervaring leert dat een dergelijk proces binnen deze termijn kan worden
afgerond. Het kan wel beïnvloed worden door bijvoorbeeld de zomermaanden, de
hoeveelheid kopers en de intensiteit van de onderhandelingen. Aanvullend op de
verwachte doorlooptijd van 6 maanden zal ook nog tijd zitten tussen het moment
waarop de verkoopovereenkomst is gesloten en de aandelen daadwerkelijk worden
geleverd, omdat bijvoorbeeld aan toezichthouders om toestemming moet worden
gevraagd. Uiteraard is voor het bepalen van de doorlooptijd ook het startmoment
van belang, omdat er bijvoorbeeld in de zomermaanden in de regel een lagere
beschikbaarheid is van partijen.
8. Hoe informeert u de raad als het proces langer duurt dan de 6 maanden?
Antwoord:
De raad is betrokken bij de verkoop tot aan het go-besluit. Het college vraagt
mandaat aan de raad. Daarna is de uitvoering van het verkoopproces aan het college
en zal daar verantwoording over afleggen. De raad wordt geïnformeerd op het
moment dat er een transactie tot stand is gekomen. Alleen indien er gaandeweg het
proces wezenlijke wijzigingen zijn ten aanzien van hetgeen op voorhand met de raad
is afgesproken, dan zal het college de raad informeren.
9. Welke gevolgen heeft het verkoopproces voor de raadsenquête?
Antwoord:
De enquête procedure en het verkoopproces vallen samen en dat is niet ideaal. Feit
is dat ze mogelijk wel samenvallen. De enquêtecommissie is erop gewezen dat het
onderzoek kwetsbaar kan zijn voor het verkoopproces, wat een vertrouwelijk proces
is. Dit is ook in de raadvoordracht van het Go-besluit toegelicht. Het advies aan de
raad is dan ook om zich bewust ervan te zijn dat de enquête, met name het publiek
maken van bepaalde informatie, verstorend kan zijn voor het verkoopproces. Het is
aan de raad om zich hier zo goed mogelijk rekenschap van te geven.
10. Wat als verkoopproces overlapt met gemeenteraadsverkiezingen?
Het verkoopproces wordt nu voor wensen en bedenkingen voorgelegd aan de raad
en kan daarmee doorgang vinden. Ook voor- tijdens of na de
gemeenteraadsverkiezingen kan de uitvoering gewoon doorgaan. Een raad of college,
nieuw of oud, kan te allen tijde een andere afweging maken, waarbij rekenschap
moet worden gegeven van het feit dat het afbreken van een lopend verkoopproces
schadelijk is voor AEB en de gemeente.
VERSLAG TECHISCHE SESSIE OP 2 FEBRUARI 2021 OVER VERKOOP AEB
11. In hoeverre heeft het aflopende afvalcontract Invloed op de waarde van het
verkoopproces?
Antwoord:
Het gemeentelijk afval dat AEB verwerkt is slecht een beperkt deel van de totale
hoeveelheid afval die AEB verwerkt. Het contract heeft daarom maar een beperkt
effect op de verkoopwaarde.
12. Hoe is de governance van WPW ingericht en hoe zijn de afspraken over bijvoorbeeld
de prijs van warmtelevering geborgd? En hoe worden de afspraken inzake de
duurzaamheid en prijsbeleid van WPW geborgd?
Antwoord:
Gemeente draagt een financieel directeur (CFO) en Vattenfall een operationeel
directeur (COO) voor benoeming voor. Beide partijen mogen ook een commissaris
voordragen voor benoeming en aanvullend wordt een derde onafhankelijke
commissaris als voorzitter benoemd van de RvC. Bepaalde directiebesluiten worden
voorgelegd aan de RvC of de AvA. Verder zijn partijen in gesprek over een passend
exit-mechanisme, zodat partijen niet onnodig vast komen te zitten in de joint
venture. Verder wordt een aandeelhoudersovereenkomst gesloten tussen de
gemeente, Vattenfall en WPW. In die overeenkomst zijn bijvoorbeeld afspraken
gemaakt over de prijs van warmtelevering die in rekening wordt gebracht bij
afnemers, de groei en de toekomstbestendigheid van het netwerk. Deze afspraken
kunnen alleen gewijzigd worden met instemming van beide aandeelhouders en
WPW.
13. Het is de bedoeling dat de gemeentelijke financiering aan WPW op termijn wordt
omgezet naar externe financiering. Hoe verhoudt dit zich met het traject rond de
extra financieringsfaciliteit?
Antwoord:
Nadat WPW is uitgenomen zal door de gemeente nog dit jaar worden onderzocht op
welke wijze externe financiering in de plaats kan komen van de gemeentelijke
financiering aan WPW. Zodra dit duidelijk is wordt dit aan de raad voorgelegd.
14. Begrijp ik het goed dat de gemeente achteraf juridisch moet kunnen aantonen dat de
meest economische keuze is gemaakt? Is er jurisprudentie in dit verband?
Antwoord:
De gemeente zal moeten kunnen verantwoorden dat zij zich gedurende het
verkooptraject heeft gedragen conform de spelregels die zij zelf, met inachtneming
van het criterium van de verkoper in een markteconomie, voor het verkoopproces
heeft opgesteld. Toepassing van die criteria moet waarborgen dat daadwerkelijk de
meest economische keuze wordt gemaakt. Dit kan eventueel door de rechter op
vordering van een afgewezen bieder worden getoetst.
VERSLAG TECHISCHE SESSIE OP 2 FEBRUARI 2021 OVER VERKOOP AEB
Het winnende bod zal door de gemeente na afloop van het verkoopproces aan de
hand van de relevante verkoopcriteria worden toegelicht. Daarbij wordt opgemerkt
dat de biedingen van alle partijen in het verkoopproces in beginsel vertrouwelijk
zullen zijn en blijven omdat die biedingen bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten
en daarnaast de verwachting is dat een aanzienlijk aantal partijen niet zal deelnemen
aan het verkoopproces als zij weten dat hun biedingen achteraf openbaar worden.
| Besluit | 5 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 20 september 2023
Portefeuille(s) Democratisering
Portefeuillehouder(s). Rutger Groot Wassink
Behandeld door Nathalie.Loon@&Amsterdam.nl
Onderwerp Actieprogramma AmsterDOEN
Geachte leden van de gemeenteraad,
Amsterdam wil een veerkrachtige en duurzame stad zijn met een sterke lokale buurteconomie.
Samenwerkingen met de buurt - in publiek-civiele samenwerkingen? - zijn daar een belangrijk
onderdeel van. Op 29 juni en 14 september 2022 bespraken wij in dit kader de Verkenning
AmsterDOEN met elkaar. Met veel voorbeelden van Amsterdammers die de stad en buurt maken:
van mensen die ‘iets’ organiseren als een buurtfeest of schoonmaakactie, tot weer anderen die
langduriger buurtinitiatieven, burgerinitiatieven en collectieve acties opzetten. Samen vormen zij
een maatschappelijke beweging die groeit, internationaal, in Nederland en ook in Amsterdam.
AmsterDOENers zijn het, die, verenigd in burgercollectieven (commons), bijdragen aan het
democratische, economische en sociale kapitaal van Amsterdam.
Als stad willen we deze DOENers faciliteren en een partner zijn. Door samen te werken maken we
een maatschappelijke route mogelijk in diverse domeinen. Bijvoorbeeld in de energie- en
voedseltransitie, als alternatief voor de platformeconomie en als deelgenoot in het werken aan
brede welvaart.
Bij de bespreking vroeg uv om een Actieprogramma AmsterDOEN en dit samen met u verder te
ontwikkelen. Graag delen wij hierbij een vitwerking hiervan, met de acties die we als gemeente de
komende periode kunnen inzetten en initiëren. Dit langs drie met elkaar samenhangende
actielijnen:
1. helpende juridische en financiële instrumenten inzetten en ontwikkelen;
2. versterken van het ecosysteem; en
3. het narratief: elkaar de goede voorbeelden laten zien, en deze verder brengen.
Ook heeft uw raad de motie 299 van de leden Nadif (GroenLinks), Broersen (Volt), Schmit (D66)
en Ahmadi (BlJ1) aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om:
1. Samen met organisaties in de stad uit te werken hoe publieke-civiele samenwerking
structureel kan bijdragen aan een sterke coöperatieve en democratische economie;
2. Een uitvoeringsplan op te stellen voor een Amsterdamse coöperatieve incubator met
daarbij een aantal concrete pilots gericht op lokale uitdagingen.
* Ook wel: public-commons partnerships
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum: 15 september 2023
Pagina 2 van 2
AmsterDOENers dragen bij aan het dichten van de kloof tussen overheden en burger. Zij geven
invulling aan het principe van subsidiariteit door maatschappelijke opgaven op te pakken met en in
de buurt. Dit Actieprogramma is met hen, diverse wetenschappers, onderzoekers en ambtenaren
vormgegeven en verder uitgewerkt in 19 met elkaar samenhangende acties.
Met dit Actieprogramma wordt uitvoering gegeven aan de motie ‘versterken lokale en
coöperatieve economie en nieuw type ondernemerschap’. In het uitvoeringsplan voor de incubator
(actie 13) werken we momenteel aan diverse trajecten waaronder coöperatieve (zonne-)opwek,
stadslandbouw, initiatieven in de circulaire economie, en coöperatieve tech. Daarnaast starten we
een traject om werknemerscoöperaties te ondersteunen. Op deze manier werken we samen aan
een inclusieve stad, waarin zowel praktisch als theoretisch geschoolde Amsterdammers ruimte en
kansen krijgen.
Als college hebben we een hoog ambitieniveau. Hoe maken we economische waardecreatie in
buurten beter dienstbaar aan maatschappelijke en ecologische waarde creatie, hoe geven we deze
transitie in Amsterdam mede vorm en ook: hoe spelen we de capaciteit en middelen daarvoor vrij?
Vanuit Democratisering is voor 2023 en 2024 geld gereserveerd voor AmsterDOEN. Ook zijn
middelen gereserveerd in de vitvoeringsagenda Circulair en in de Economische uitvoeringsagenda
2023-2026 om op actie- en maatregelenniveau samen op te trekken. Dit is voldoende om mét de
stad, vanuit een samenwerking met diverse directies en programma’s en mogelijk ook een aantal
betrokken financiers — nú te DOEN. Op uw verzoek is een compleet Actieprogramma uitgewerkt.
Eind 2024 maken we de balans op en bepalen we óf en hoe we voor het vervolg van het
Actieprogramma binnen Democratisering en binnen andere beleidsvelden ruimte kunnen maken.
Indien v daar behoefte aan heeft, gaan wij graag ook met u in gesprek over het Actieprogramma
en de prioritering in de uitvoering ervan.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
/ ) a ee
Rutger Groot Wassink Sofyan Mbarki
Wethouder Democratisering Wethouder Economische Zaken
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | train |
Bezoekadres
> 4 Gemeente Bassie
Am ste rd am 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < . amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 17 september 2019
Behandeld door Lian Kosse, 06 107 98 981, [email protected]
Onderwerp Reactie op motie 79 van raadslid Ernsting (GroenLinks) Boutkan (PvdA) Vroege (D66)
getiteld beter fietspad op de ODE-brug en de Oostertoegang
Geachte raadsleden,
In de vergadering van de gemeenteraad van 24 januari 2019 heeft uw raad bij de behandeling van
het “uitvoerings- en kredietbesluit voor een inrichting van een nieuw zuidelijk pontplein van het
IJpleinveer ten noorden van de kruising Oostertoegang - De Ruijterkade Oost als onderdeel van
Sprong over het IJ” motie 79 van raadslid Ernsting (GroenLinks) Boutkan (PvdA) Vroege (D66)
aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
1. Alsnog een betere situering van het fietspad te onderzoeken en mee te nemen bij de
verdere ontwikkeling van het nieuwe pontplein.
De komende jaren wordt vanuit programma fiets 2017 -2022 ingezet op een viertal grote
fietsroutes. Eén hiervan is de route tussen Mr. Vissersplein — Nieuwmarkt —IJ. Het in de motie
genoemde fietspad is onderdeel van deze route. In een brief van wethouder Dijksma van 9 april
2019 (Monitor fiets 2018) is gemeld dat één integraal plan voor de hele route wordt opgesteld om
deze voor de fiets te verbeteren.
De fietsroute kent veel kruisingen, delen waar de fietspaden smal zijn en waar de weg gedeeld
|
moet worden met auto- en ander verkeer. De mogelijkheden om deze route te verbeteren en de
planning van de uitvoering hangen daardoor nauw samen met ambities voor het autoluwer maken
van de binnenstad (Agenda Autoluw) en met de lopende projecten “Verbetering Oostertoegang”
en “Prins Hendrikkade — Oost”.
Í
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
|
Gemeente Amsterdam Datum 17 september 2019
Kenmerk |
Pagina 2 van 2 |
|
|
|
Onderzoek naar de beste situering van het fietspad is gestart en uitkomsten worden verwacht in |
het voorjaar van 2020. Dan wordt er een Nota van Uitgangspunten (PBI fase 2) voor de hele |
fietsroute IJpleinveer — Mr. Visserplein aan vw raad voorgelegd waarin de situering van het
fietspad beschreven staat. |
|
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Hoogachtend,
Namens het college van bur ter-en-wethouders van Amsterdam, |
- ief See
ks’ al En
Sel
Sharon A:M- Dijksma
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en
Luchtkwaliteit
|
|
|
|
|
| Motie | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 752
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 8 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie WE
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Boutkan en de heer Nuijens inzake
de begroting voor 2015 (banenbonus).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Constaterende dat:
— 24% van de Amsterdamse jongeren geen werk kan vinden;
— het bestrijden van jeugdwerkloosheid tot een van de prioriteiten van het college is
benoemd, maar dat de begroting 2015 desondanks onvoldoende inzichtelijk maakt
op welke manier de intensiveringsmiddelen ter bestrijding van jeugdwerkloosheid
worden ingezet;
— een daadkrachtige aanpak van jeugdwerkloosheid van groot belang is om niet nog
meer jongeren aan de kant te houden;
Overwegende dat:
— bedrijven terughoudend zijn met het aannemen van werkloze jongeren;
— meteen banenbonus bedrijven een financiële prikkel krijgen voor het aannemen
van werkzoekende jongeren, waarbij er tot € 5.000 aan een onderneming
uitgekeerd wordt wanneer zij een werkzoekende in dienst neemt;
— dit bedrag afhankelijk is van duur van het aangeboden contract en eventueel
uitgekeerde landelijke premiekorting. Dit kan via een plaatsingbonus of een
vouchersysteem;
— in andere gemeenten zoals Barneveld, Ede, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel,
Veenendaal en Wageningen dergelijke constructies erg succesvol zijn gebleken;
— het bedrijven hiermee gemakkelijker wordt gemaakt om jongeren leerwerkervaring
te bieden,
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 752 A d é
Datum 15 oktober 2014 mendemen
[Besluit:
op blz. 109 van de begroting 2015 toe te voegen na de zin:
‘Met middelen uit het coalitieakkoord zet het college volop in op de bestrijding van
jeugdwerkloosheid in 2015,
de tekst:
‘Hiervoor zal 2 miljoen euro worden uitgetrokken voor het instellen van een
banenbonus voor bedrijven die gevestigd zijn in Amsterdam.’
De leden van de gemeenteraad,
D.F. Boutkan
J.W. Nuijens
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1309
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 13 oktober 2016
Ingekomen in raadscommissie JC
Te behandelen op 9/10 november 2016
Onderwerp
Motie van de leden Blom en Mbarki inzake de Begroting 2017 (het versterken van
multiculturele LBHTI-organisaties en individuen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Overwegende dat:
— bepaalde groepen binnen de LHBTI-gemeenschap kwetsbaarder en minder
zichtbaar zijn dan andere groepen;
— er verschillende organisaties gericht op deze groepen actief zijn in de stad;
— deze groepen elkaar niet altijd kennen, en niet altijd optimaal samenwerken;
— kwetsbare LHBTI-ers niet altijd de juiste hulp weten te vinden;
— een goede organisatiegraad, bijdraagt aan een sterke civil society, onmisbaar voor
de emancipatie van groepen;
— er ruimte voor verbetering is in de samenwerking tussen verschillende LHBTI-
organisaties;
— de versterking van organisaties en individuen de samenwerking kan bevorderen
en de weerbaarheid kan vergroten;
— het huidige servicepunt emancipatie, gericht op vrouwen, de toegevoegde waarde
van een soortgelijke investering aantoont.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. te komen met een plan van aanpak voor een servicepunt waar LHBTI-organisaties
en individuen bijeen kunnen komen, kunnen netwerken, trainingen kunnen worden
gefaciliteerd en kennis en informatie kan worden gedeeld;
2. hierin op te nemen de specifieke aandacht voor transgender- en lesbische
vrouwen, LHBTI-ers met een migrantenachtergrond en LHBTI-vluchtelingen;
3. hierover aan de raad te rapporteren
De leden van de gemeenteraad
S.R.H, Blom
S. Mbarki
4
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 919
Publicatiedatum 11 oktober 2013
Ingekomen op 10 oktober 2013
Ingekomen in raadscommissie EZP
Te behandelen op 6/7 november 2013
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Capel inzake de begroting voor 2014
(investeer in de Amsterdamse ambachtseconomie).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat op 17 juli 2013 het initiatiefvoorstel van het raadslid de heer Capel,
getiteld: ‘Amsterdamse ambachtseconomie biedt kansen op banen’, is ingediend in
de gemeenteraad;
Overwegende dat uit het initiatiefvoorstel onder andere blijkt dat:
1. de populariteit van ambachtelijke lokale producten sterk toeneemt;
2. de ambachtseconomie kansen biedt op banen voor bijvoorbeeld lageropgeleiden
en voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
3. de ambachtseconomie een mooie kans biedt om de vraag naar betaalbare
bedrijfsruimte samen te brengen met het grote aanbod aan leegstaande bedrijfs-
en kantoorruimte in de stad.
Voorts overwegende dat het voorbarig is dat in de concept-begroting 2014 8 miljoen
euro is bestemd voor ‘Health Valley’ zonder dat daar enig inhoudelijk voorstel bij is
gedaan,
Besluit:
— de Amsterdamse ambachtseconomie te versterken;
— hier 150.000 euro aan te besteden;
— ditte dekken door het bedrag voor ‘Health Valley' te verlagen met hetzelfde
bedrag.
Het lid van de gemeenteraad,
S.T. Capel
1
| Motie | 1 | discard |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.