text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 492 Publicatiedatum 9 juli 2014 Ingekomen onder E Ingekomen op woensdag 2 juli 2014 Behandeld op woensdag 2 juli 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de 4-maandsrapportage (salaris bestuurders subsidieontvangende instellingen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 3 juni 2014 inzake de 4-maandsrapportage 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 407); Constaterende dat: — Amsterdam sinds enkele jaren een wethoudersnorm kent, waarbij geldt dat medewerkers van de gemeente niet meer mogen verdienen dan een wethouderssalaris; — het op dit moment onduidelijk is of bestuurders van subsidieontvangende instellingen ook aan deze norm voldoen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — te inventariseren of het binnen de instellingen die subsidie ontvangen van de gemeente Amsterdam voorkomt dat bestuurders meer verdienen dan de Amsterdamse wethoudersnorm; — deze inventarisatie te betrekken bij de behandeling van de begroting 2015. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Stadsdeelcommissie Oost Agenda Datum 23-05-2023 Aanvang 19:30 Locatie Oranje-Vrijstaatplein 2 Overlegvergadering stadsdeelcommissie en dagelijks bestuur BESLUITVORMEND Algemeen 1 Openen vergadering en vaststellen agenda 2 Mededelingen 3 Vaststellen van de conceptbesluitenlijst van de vergadering van 9 mei 2023 4 TKN-lijst 5 Mededelingen van de ingekomen stukken 6 Het woord aan bewoners, ondernemers en instellingen VOORBEREIDEND 7 Afvalplan stadsdeel Oost e Uitgesteld in de stadsdeelcommissievergadering van 9 mei 2023. 23/5: Beantwoording vragen van diverse stadsdeelcommissieleden toegevoegd. 8 Niet meer uitgeven tweede parkeervergunning bewoners e Uitgesteld in de stadsdeelcommissievergadering van 9 mei 2023. 23/5: Beantwoording vragen van het lid Willemsen toegevoegd. 9 Voorontwerpbestemmingsplan Simon Stevinstraat zelfbouw kavel 01 BESLUITVORMEND 10 Evenementen tijdens broedseizoen 23/5: Brief van het dagelijks bestuur over vergunningverlening No Art Festival 2023 toegevoegd. 11 Programmering werkzaamheden Openbare Ruimte 2023-2027 17/5: Het overzicht behorende bij bijlage 1 is verwerkt in bijlage 5. 16/5: Bijlage 1 ontbreekt en wordt zo spoedig mogelijk toegevoegd. 12 Nota Deelvervoer 2023 22/5: Motie 118 inzake deelscooters toegevoegd. 16/5: 9 mei heeft portefeuillehouder Vermin ter vergadering toegezegd extra stukken te delen. Het betreft hier de bijlagen 1 t/m 4. ALGEMEEN 13 Vooruitblik Doel bespreking: voorbespreken agenda komende vergaderingen en of agenda en lijst met moties, adviezen en toezeggingen nog actueel is 23/5: MAT -lijst en termijnagenda toegevoegd. 16/5: MAT lijst en termijnagenda volgen 23 mei. 14 Rondvraag en sluiten vergadering TKN-lijst TKN 1 Verzonden advies DB aan college over aantrekkelijk OV in een 30 km/u TKN 2 Beantwoording mondelinge vragen ter afhandeling van toezegging 58 over bekendheid regeling tegemoetkoming energiekosten MKB'ers TKN 3 Memo ter afhandeling van toezegging 21 over evaluatie 20 jaar IJburg en kleurrijk IJburg Ingekomen stukken 1 Anonieme brief van bewoner over overlast op IJburg Voorgesteld wordt, de brief voor kennisgeving aan te nemen, 2 Bericht van vereniging Vrienden van het Flevopark over vergunningaanvraag No Art Festival 2023 3 Bericht van bewoner over afvalproblemen in de Dapperbuurt Voorgesteld wordt, het bericht in handen te stellen van het dagelijks bestuur ter afhandeling. Insprekerslijst De definitieve lijst met insprekers wordt gepubliceerd op de dag van de vergadering. Besluitenlijst Informatie Locatie en opnamen Deze overlegvergadering met de leden van de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur vindt plaats in de Raadszaal van het stadsdeelkantoor. De overlegvergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen op het stadsdeelkantoor worden geluid- en beeldregistraties gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Inspreken en daarvoor aanmelden Inspreken kan live ter vergadering - fysiek of virtueel - of schriftelijk. Aanmelden voor inspreken kan tot uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering via het online aanmeldformulier: htips://www.amsterdam.nl/@338353/inspreken-commissievergaderingen/
Agenda
3
train
Aan de gemeenteraad van Amsterdam Amsterdam, 23 juni 2015 Beste leden van de Raad, Wij willen u kenbaar maken dat we ons gedupeerd zullen gaan voelen als het AGO zwembad moet sluiten. We zwemmen al vele jaren 1 tot 2 keer per week in het AGO zwembad tijdens de zwemuren voor mensen met een medische indicatie. We hebben vanwege onze verschillende aandoeningen heel veel baat bij het zwemmen en oefeningen doen in het warme water. We hebben ook andere zwembaden geprobeerd, maar voelen ons het best bij het AGO zwembad. Bij ander baden is het voorzieningenniveau niet voldoende voor ons en voor vele andere gebruikers van het zwembad zeker niet. Het AGO zwembad biedt met haar voorziening de juiste combinatie: — het water heeft een prettige temperatuur en daarbij aangepaste luchttemperatuur; — we zien vaker dat mensen met een brancard of rolstoel in het zwembad worden gereden; — mensen met krukken (wij) en rollators kunnen veilig het bad in; — er zijn enkele omkleedhokken die voldoende groot zijn om zwaar gehandicapte mensen bij te staan bij het omkleden op een brancard; — er is voldoende gratis parkeerruimte voor auto's en veel parkeerplaatsen voor gehandicapten. Busjes voor groepsvervoer (voor bijvoorbeeld kinderen en ouderen) kunnen gemakkelijk geparkeerd worden; — voor mensen met uiteenlopende specifieke behoeften biedt het zwembad een veilige omgeving. Het zwembad heeft zeer ruime openingstijden om veel groepen te bedienen: 7 dagen per week open op enkele dagen tot 12 uur achter elkaar bezet. — eris een grote hal waar speciale zwemgroepen na kunnen blijven voor onderling contact met koffie en theevoorziening. Bij andere zwembaden zijn we deze voorzieningen niet in deze combinatie tegengekomen. In die zin is het AGO zwembad uniek te noemen ook gezien de grote diversiteit aan mensen die gebruik maken van het zwembad. Zie daarvoor het jaarverslag van het zwembad. Het AGO zwembad biedt de nodige veiligheid voor mensen met een of meerdere handicaps en/of aandoeningen. Het AGO zwembad heeft dat volgens ons zelf ook al voldoende duidelijk gemaakt. We willen u duidelijk maken waarom het AGO zwembad voor ons met onze aandoeningen het meest geschikt is: 1. Het bad biedt voldoende ruimte om te zwemmen en oefeningen in het water te doen. Er is een luie trap en een hellingbaan waardoor we veilig het water in kunnen. 2. Het bad heeft een ondiep én diep gedeelte waardoor ieder aan zijn trekken kan komen. 3. Veel mensen, onder wie wijzelf, zijn voor het broodnodige bewegen afhankelijk van zwemmen en/of oefenen in warm water in een veilige omgeving: door de opwaartse druk van het water wordt pijn minder of verdwijnt, het is heel fijn om even minder of geen pijn te voelen, je kunt bewegingen maken die niet mogelijk zijn op het droge, het geeft vrijheid en ontspanning. 4. Er zijn voldoende hulpmiddelen aanwezig om te ondersteunen bij het zwemmen en om oefeningen te doen. 5. Deskundig en toezichthoudend personeel is aanwezig om ons te adviseren bij het gebruik van hulpmiddelen en te instrueren bij het proberen van andere bewegingen om goed te kunnen zwemmen; 6. Hetiseen veilige omgeving voor ons en alle andere mensen (van 0 tot >90 jaar) die dat nodig hebben gezien hun handicaps en/of aandoeningen: voldoende ruimte, geen chaos maar overzichtelijk, rustige atmosfeer, deskundig personeel dat bekend is met veel aandoeningen. Er is door insprekers tijdens de commissievergaderingen en in andere raadsadressen voldoende gewezen op andere zaken zoals schenden van meerjarige afspraken, kapitaalvernietiging (zeker na de renovatie) e.d. Daar gaan we hier niet meer op in. We hopen dat u als leden van de Gemeenteraad het door het College voorgenomen besluit om de subsidie van het AGO zwembad te stoppen niet zal steunen. Met vriendelijke groet,
Raadsadres
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1382 Publicatiedatum 18 november 2016 Ingekomen op 2 november 2016 Ingekomen in brede commissie Begroting Te behandelen op 9/10 november 2016 Onderwerp Motie van het lid Boutkan inzake de Begroting 2017 (toeristenbelasting ook voor passagiers riviercruise- en zeecruiseboten). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2017. Constaterende dat: — Passagiers van rivier- en zeecruise boten op dit moment geen toeristenbetaling betalen, maar wel gebruik maken van de voorzieningen van de stad; — Het aantal cruiseboten en passagiers dat de stad aandoet stijgende is. In 2014 253.000 zeecruisepassagiers (126 boten) en 420.000 riviercruisepassagiers (1.685 boten); — Het goed reguleren van toerisme geld kost, en nnéér toeristen in goede banen leiden exponentieel nnéér geld kost; — Het aantal reguliere bezoekers de komende jaren explosief zal stijgen volgens alle prognoses, waaronder Stad in Balans; — Op dit moment onderzocht wordt hoe vermakelijkheidsretributie kan worden geheven voor passagiers van cruisevaarten vanaf 1/1/2018. Overwegende dat: — Het vreemd is dat reguliere toeristen wel toeristenbelasting betalen, maar riviercruise- en zeecruisetoeristen hiervan vrijgesteld zijn; — Het aantal boten dat Amsterdam aandoet al jaren een stijgende trend kent; — Passagiers een bijdrage leveren aan de druk die er is in de stad vanwege het grote aantal bezoekers. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in het lopende onderzoek expliciet mee te nemen dat vermakelijkheidsretributie omgezet wordt naar toeristenbelasting voor passagiers van riviercruiseboten en zeecruiseboten die 's nachts verblijven in Amsterdam; — de belastinggrondslag (per nacht/ bezoek, vast bedrag/ percentage) af te stemmen op wat kosten efficiënt mogelijk is; — invoering hiervan zo snel als mogelijk uit te voeren, maar uiterlijk per 1 januari 2018. 1 Het lid van de gemeenteraad D.F. Boutkan 2
Motie
2
discard
Democratie dichterbij: Lokaal Kiezers- onderzoek 2016 e . ee Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 Redactie, namens de Stichting KiezersOnderzoek Nederland (SKON), Tom van der Meer (Universiteit van Amsterdam) Henk van der Kolk (Universiteit Twente) Auteurs Blok, Lisanne de Universiteit van Amsterdam Brug, Wouter van der Universiteit van Amsterdam Dekker, Paul Sociaal en Cultureel Planbureau / Universiteit van Tilburg Denters, Bas Universiteit Twente Jacobs, Kristof Radboud Universiteit Nijmegen Kolk, Henk van der Universiteit Twente Meer, Tom van der Universiteit van Amsterdam Ridder, Josje den Sociaal en Cultureel Planbureau Steenvoorden, Eefje Erasmus Universiteit Rotterdam Waal, Jeroen van der Erasmus Universiteit Rotterdam Belangrijkste bevindingen Legitimiteit en politieke steun Wat zijn de belangrijkste problemen in de Nederlanders voelen zich minder verbonden met hun gemeente SEMEEN te? (57%) dan met Nederland (82%). Met name in landelijke gebieden voelen zij zich eerder verbonden met de regio en de dorpskern dan Kiezers noemen vooral vier typen problemen in hun problemen: met de gemeente. Tegelijkertijd hebben Nederlanders meer Verkeer en fysieke leefomgeving wordt door 21,8% van de respon- vertrouwen in de politieke instituties op lokaal niveau als de denten aangekaart als het belangrijkste probleem. Politiek en burgemeester (61%) en de gemeenteraad (53%) dan in de politieke bestuur door 19,6%. Daarnaast noemen veel kiezers problemen instituties op nationaal niveau als de Tweede Kamer (45%) en de rond criminaliteit en veiligheid (10,7%) en immigratie en integratie regering (43%). Voor het functioneren van de lokale democratie (10,6%). Het type probleem hangt vooral af van de stedelijkheid van vinden burgers het bovenal belangrijk dat verkiezingen vrij en de gemeente. eerlijk zijn, en dat het lokaal bestuur eerlijk en transparant is. > Lees verder in Hoofdstuk 4 > Lees verder in Hoofdstuk 1 Kennis van en interesse in het lokale bestuur Politieke opvattingen De meeste Nederlanders zijn tamelijk geïnteresseerd in het lokale Over de taken die het gemeentebestuur zou moeten uitvoeren bestuur. Dat geldt echter het minst voor jongeren: 63% van hen zegt bestaan sterke meningsverschillen. Vooral over de opvang van ronduit niet geïnteresseerd te zijn. Kennis over de lokale politiek asielzoekers zijn de meningsverschillen groot. Het verschil in wordt vooral uit kranten gehaald. Met name huis-aan-huis bladen beleidsopvattingen hangt vooral sterk samen met opleiding. worden veel gelezen. Het blijkt niet vanzelfsprekend dat burgers Tijdens lokale verkiezingen komen niet alle groepen in gelijke geïnteresseerd zijn in en op de hoogte zijn van de grote verander- mate naar de stembus, waardoor politieke voorkeuren zich niet in ingen die de gemeente ondergaat. gelijke mate vertalen in de gemeenteraad. >» Lees verder in Hoofdstuk 2 > Lees verder in Hoofdstuk 5 Politieke participatie Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen Hoewel de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen sinds de jaren Als kiezers bij de gemeenteraadsverkiezingen anders stemmen dan negentig is gedaald, blijft stemmen de populairstevormvanlokale bijde Tweede Kamer, is dat meestal ingegeven door een veranderde politieke participatie: 54% ging in 2014 naar de stembus. Aan een of voorkeur, het ontbreken van de ‘eigen partij’ in de gemeente, of meer van elf andere participatiemogelijkheden nam in deafgelopen andere prioriteiten op lokaal niveau dan op nationaal niveau. vijf jaar 19% deel. Politieke participatie is vooral een uiting van Kiezers van lokale partijen zijn relatief laagopgeleid en oud, en betrokkenheid: mensen met veel lokale politieke interesse zijn hebben een kleine portemonnee. Ze combineren een hoge interesse vaker lokaal actief. Ze hebben gemiddeld ook iets meer vertrouwen _ voor hun gemeente aan een relatief lage interesse voor het land en in de politiek maar zijn gemiddeld niet tevredener of ontevredener _ een relatief laag vertrouwen in de lokale en de nationale politiek. over het functioneren van de gemeente. > Lees verder in Hoofdstuk 6 Een meerderheid wil een grotere invloed van burgers via directere democratie (gekozen burgemeester, lokale referenda) en vaker meepraten over beleid. Maar een meerderheid vindt dat ook als burgers meepraten de gemeenteraad uiteindelijk moet beslissen. >» Lees verder in Hoofdstuk 3 Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 5 Tevredenheid burgers over gemeentelijke dienstverlening Over de kwaliteit van de lokale diensten en voorzieningen zijn Nederlandse burgers overwegend positief. Over het algemeen waarderen zij die met een 6,4. Burgers uit verschillende lagen van de samenleving verschillen nauwelijks in die waardering. Dit algemene oordeel over de lokale dienstverlening wordt vooral bepaald door de tevredenheid van burgers met (a) welzijnsvoor- zieningen (buurtwerk, voorzieningen voor ouderen en jongeren), (b) de veiligheid en (c) het openbaar vervoer. >» Lees verder in Hoofdstuk 7 Beleidsevaluaties en politiek vertrouwen: wie houden burgers verantwoordelijk? Burgers houden de nationale overheid het meest verantwoordelijk voor alle onderzochte beleidsterreinen, ook wanneer dat feitelijk niet meer klopt doordat taken zijn overgedragen aan Europa of aan gemeenten. Hoe meer men een overheid verantwoordelijk houdt, des te sterker de samenhang tussen tevredenheid over het gevoerde beleid en het vertrouwen dat men heeft in deze overheid. Ook wanneer burgers nauwelijks weten welke overheid verant- woordelijk is, werkt (on)tevredenheid over het gevoerde beleid door in het vertrouwen dat zij stellen in die overheden. >» Lees verder in Hoofdstuk 8 6 | Belangrijkste bevindingen Inhoud Belangrijkste bevindingen 5 Legitimiteit en politieke steun 5 Kennis van en interesse in het lokale bestuur 5 Politieke participatie 5 Wat zijn de belangrijkste problemen in de gemeente? 5 Politieke opvattingen 5 Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen 5 Tevredenheid burgers over gemeentelijke dienstverlening 6 Beleidsevaluaties en politiek vertrouwen: wie houden burgers verantwoordelijk? 6 Voorwoord 9 1 __Legitimiteit en politieke steun 12 1.1 Legitimiteit en steun hebben diverse aspecten 13 1.2 Nederlanders het meest verbonden met het land, aanzienlijk minder met de gemeente 13 1.3 Eerlijke verkiezingen en transparante besluitvorming het belangrijkst 15 1.4 Waardering van democratische principes verschilt nauwelijks tussen gemeenten 17 1.5 Waardering van democratische principes verschilt tussen stemmers en niet-stemmers 17 1.6 Nederlanders tamelijk tevreden met het functioneren van de lokale democratie 19 1.7 Lokale politieke instituties worden meer vertrouwd dan nationale 21 1.8 Conclusie 22 2 Kennis van en interesse in het lokale bestuur 24. 2.1 Politieke interesse: vooral ouderen zijn politieke omnivoren 25 2.2 Consumptie van lokaal nieuws: Huis-aan-huis bladen cruciaal 25 2.3 Jongeren doen weinig mee aan gesprekken over lokale politiek 26 2.4 Geïnteresseerde burgers weten meer over het lokaal bestuur 27 2.5 Conclusie 28 3 Politieke participatie 30 3.1 Vernieuwing van de democratie van onderop? 31 3.2 Feitelijke deelname aan de politiek 31 3.3 Heeft lokale politieke participatie zin? 33 3.4 Opvattingen over burgerparticipatie en lokale democratie 34 3.5 Participatie(wens) als teken van (on-)tevredenheid? 37 3.6 Conclusie 38 4 Watzijn de belangrijkste problemen in de gemeente? 40 4.1 Vooral hoger opgeleiden, ouderen en mannen noemen problemen in de gemeente 41 4.2 Watvoor problemen worden aangekaart? 41 4.3 Jongeren noemen andere problemen dan ouderen 43 4.4 Criminaliteit probleem grote steden met veel niet-westerse allochtonen, in kleinere gemeenten politiek en bestuur 44 4.5 Conclusie 45 5 Politieke opvattingen 46 5.1 In een levendige democratie moeten alle geluiden worden gehoord 47 5.2 Wat moet het gemeentebestuur doen volgens zijn inwoners? 47 5.3 Waarmee hangen opvattingen over gemeentelijk sociaal beleid samen? 49 5.4 Sommige mensen hebben minder het gevoel dat ze worden gehoord dan andere 50 5.5 Sommige opvattingen worden minder gehoord dan andere 51 5.6 Conclusie 51 Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 7 Intermezzo: Meer informatie verandert opvattingen 52 6 Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen 56 6.1 Lokale verkiezingen: lagere opkomst en lokale lijsten 57 6.2 Lokale opkomst selectiever dan nationale opkomst 57 6.3 Aanhangers van PVV, de PvdD en soplus stemmen lokaal minder vaak 59 6.4 Kiezers lokale partijen ouder, lager opgeleid en bovenmatig geïnteresseerd 59 6.5 Aanhangers van PVV, SP PvdD en soplus stemmen vaker op lokale partij 60 6.6 Politieke uitgangspunten bepalen keuze voor landelijke partij bij lokale verkiezingen 61 6.7 Veranderende partijvoorkeuren belangrijke oorzaak verschuiving tussen nationale en lokale verkiezingen 62 6.8 Conclusie 63 7 Tevredenheid burgers over gemeentelijke dienstverlening 64 7.1 Het belang van gemeentelijke dienstverlening 65 7.2 Burgers best tevreden over lokale dienstverlening 65 7.3 Vooral ontevredenheid over welzijnsvoorzieningen 66 7.4 Vooral oordelen over welzijnsvoorzieningen en veiligheid bepalen algemene tevredenheid 66 7.5 Onvrede is niet veel groter bij minder bevoorrechte groepen 67 7.6 Dienstverlening en kenmerken woongemeente 68 7-7 Conclusie 69 8 Beleidsevaluaties en politiek vertrouwen: wie houden burgers verantwoordelijk? 7o 8.1 Duidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk is, is belangrijk in een democratie 71 8.2 Men houdt vooral de nationale overheid verantwoordelijk voor overheidsbeleid 71 8.3 Hoger opgeleiden maken meer onderscheid tussen overheden; lager opgeleiden houden gemeenten vaker verantwoordelijk 71 8.4 Over het meeste beleid is men gemiddeld behoorlijk tevreden 73 8.5 Beleidsevaluaties, percepties van verantwoordelijkheid en vertrouwen 73 8.6 Conclusie 75 Onderzoeksverantwoording 78 Hoe kwam de vragenlijst van het LKO tot stand? 79 Hoe zijn de data van het LKO verzameld? 79 Wat is de kwaliteit van de data? 80 Beschikbaarheid en anonimiteit LKO, gemeentekenmerken 80 Weging van de data ten behoeve van deze publicatie 80 Noten 81 Literatuur 84. 8 | Inhoud Voorwoord Tom van der Meer en Henk van der Kolk Deze publicatie biedt een systematisch overzicht van de opvattingen democratie in bredere zin: legitimiteit van en tevredenheid met en gedragingen van burgers in de lokale democratie. Centraalstaan lokaal bestuur, lokale burgerparticipatie, politieke standpunten de uitkomsten van het eerste Lokaal Kiezersonderzoek (LKO). Het over lokale thema's, en over democratische controle en verantwoor- LKO is een onderzoek naar de lokale democratie door de Stichting ding. Onderzoek beperkt zich vaak tot een klein aantal onder- Kiezersonderzoek Nederland (SKON), gefinancierd door het werpen in een klein aantal gemeenten in een beperkt aantal jaren. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Het onderzoek in deze publicatie probeert een deel van die leemte Departement Politicologie van de Universiteit van Amsterdam en op te vullen. Ook hopen we door het herhalen van dit onderzoek uitgevoerd door CentERdata. Het LKO is het resultaat van een brede rond de gemeenteraadsverkiezingen mogelijke veranderingen in samenwerking. De opzet van het LKO is gesteund door een diverse opvattingen over lokaal bestuur en veranderingen in lokale groep bestuurlijke, maatschappelijke, en academische betrokke- betrokkenheid te kunnen monitoren. nen. Het rapport zelf is geschreven door politicologen, politiek sociologen en bestuurskundigen van vier Nederlandse universi- teiten en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het belang van kennis over de lokale democratie neemt de komende jaren alleen maar toe Een brede vraag naar integrale, systematische kennis over de Het belang van structureel, betrouwbaar onderzoek naar de lokale lokale democratie democratie wordt naar verwachting de komende jaren groter. Zo leidt de overheveling van verantwoordelijkheden van het Degenen die zich op de een of andere manier bezighouden met het nationale naar het lokale niveau tot een groeiend belang van de bestuderen van de lokale democratie hanteren twee tegengestelde lokale bestuurslaag. In hoeverre houden burgers politici op lokaal beelden van deze bestuurslaag. Het ene beeld is dat van de lokale niveau verantwoordelijk voor het beleid, en in hoeverre voelen bestuurslaag als autonome eenheid binnen de gedecentraliseerde burgers zich (via lokale media) voldoende geïnformeerd over beleid, eenheidsstaat Nederland. Vanuit dat beeld wordt benadrukt dat de beleidsuitkomsten, en politieke verantwoordelijkheden? lokale bestuurslaag dicht bij de burger staat, weet wat er lokaal Verder wordt op lokaal niveau geëxperimenteerd met nieuwe speelt en daardoor het lokale beleid goed kan afstemmen op de vormen van burgerparticipatie zoals referenda, deliberatieve lokale behoeften. Eén van de redenen waarom burgers zo tevreden democratie, G1ooo. Van deze vormen is niet altijd duidelijk hoe die zijn over die lokale bestuurslaag is omdat ze praktische problemen zich verhouden tot de representatieve democratie. In hoeverre oplost en dichtbij is. Vanuit dit beeld wordt de lokale democratie vinden burgers die nieuwe participatievormen wenselijk, voelen zelfs gezien als broedplaats voor nieuwe ideeën die vervolgens minder actieve burgers zich ook gerepresenteerd door burgers die landelijk worden doorgevoerd en als plaats waar lokale politici wel gebruik maken van deze vormen, en werken nieuwe partici- getraind kunnen worden om later een provinciale of landelijke rol patievormen politieke ongelijkheid in de hand omdat geprivi- te spelen. Een plaats ook waar mensen leren wat hun stem bij legieerde groepen actiever blijken te zijn? verkiezingen betekent en waar ze leren de waarde en beperkingen Ook bestaat bij sommigen de verwachting, soms zelfs de hoop, dat in te zien van democratische besluitvorming. de huidige decentralisatie leidt tot een verandering van het karakter Het andere beeld ziet de lokale bestuurslaag vooral alsafgeleidevan van de lokale politiek. Zo kan de toekenning van extra verantwoor- de landelijke bestuurslaag. Vanuit dat beeld wordt benadrukt dat delijkheden leiden tot een verdere politisering van lokale verkie- burgers nauwelijks in staat zijn onderscheid te maken tussen wat er zingen. Verder kan de participatieve ongelijkheid — de meest lokaal wordt besloten en wat er nationaal wordt gedaan. Het wordt kwetsbare groepen zijn minder actief; die ongelijkheid is groter bij ook moeilijk dat onderscheid te maken als de partijen die landelijk lokale dan bij nationale verkiezingen — leiden tot andere beleids- een rol spelen, in veel gemeenten ook lokaal actief zijn. Het is niet keuzes. Ten slotte kan de decentralisatie leiden tot ongelijkheid vreemd dat lokale afdelingen van die partijen bij lokaleverkiezingen _ tussen gemeenten in beleidskeuzes op zorgthema'’s. Het is de vraag worden afgerekend op wat de partij landelijk doet, zekeralsvaneen of dergelijke veranderingen de komende jaren ook optreden. levendige lokale pers die kiezers informeert over de standpunten en Dit soort kennis kan het politieke debat over de wenselijkheid van prestaties van de lokale afdelingen eigenlijk geen sprake is. Verder ingezette veranderingen voeden en bijsturen. kan de lokale bestuurslaag nauwelijks eigen beleidskeuzes maken. De hoop is dat dit eerste LKO een uitgangspunt kan bieden voor De financiering laat dat niet toe en de inhoudelijke bemoeienis van longitudinaal onderzoek. Het LKO zou systematisch elke vier jaar de landelijke overheid op tal van beleidsterreinen gaat heel ver. herhaald moeten worden om de kwaliteit van de lokale democratie Beide beelden berusten op zaken die in het verleden uitvoerig zijn integraal en systematisch te monitoren. Het eerste LKO kan daarbij onderzocht. Toch is er opmerkelijk weinig bekend over de factoren inhoudelijk als een belangrijk ijkpunt fungeren, kort nadat de die bepalend zijn bij gemeenteraadsverkiezingen en over lokale huidige overdracht van bestuursverantwoordelijkheden is ingezet. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 9 De Stichting Kiezersonderzoek Nederland hopen en verwachten dat hun bijdragen niet zullen ophouden nu de eerste resultaten bekend zijn. De organisatie van het LKO is in handen van de Stichting Als laatste groep die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt Kiezersonderzoek Nederland (SKON). Al sinds 1971 doet politico- noemen we de vele respondenten die bereid waren hun opvat- logisch Nederland systematisch survey-onderzoek naar de kwaliteit tingen over lokaal bestuur met ons te delen. Met deze publicatie van de democratie vanuit het perspectief van burgers om zo hun delen we die opvattingen graag met een breder publiek. kiesgedrag, politieke opvattingen, politieke gedragingen, en politieke steun te beschrijven, te monitoren en te verklaren. SKON verbindt daarbij de wetenschappelijke en de maatschappelijke Opbouw en inhoud van deze publicatie relevantie van kiezersonderzoek. Het Nationaal Kiezersonderzoek bestaat inmiddels uit een unieke, longitudinale dataset. De Deze publicatie is de weerslag van de eerste analyses van de uitkomsten van dit onderzoek hebben het maatschappelijke debat gegevens die in het voorjaar van 2016 zijn verzameld. Er komen acht gevoed. In recente jaren onder meer via boeken als Democratie onderwerpen aan de orde. Begonnen wordt met een analyse van doorgelicht (geredigeerd door Rudy Andeweg en Jacques Thomassen) legitimiteit en politieke steun. In dat hoofdstuk laten we onder en Rumoer (door Jean Tillie, Joop van Holsteyn, Henk van der Kolk, meer zien dat er meer vertrouwen in de politieke instituties op en Kees Aarts), bijdragen aan beleidsrapporten, opiniestukken, en lokaal niveau is dan in de politieke instituties op nationaal niveau. blogs. In het hoofdstuk over kennis en interesse laten we onder andere Tot nu toe richtte SKON zich primair op de democratie op nationaal zien dat vooral jongeren weinig belangstelling en kennis hebben niveau. Met het toenemend belang van de lokale democratieisvoor _ overlokale politiek. Het is dan ook niet vreemd, zo zien we in het SKON ook het belang van systematisch en integraal onderzoek naar hoofdstuk over politieke participatie, dat deze groep politiek burgers in die lokale democratie toegenomen. Vandaar dat SKON minder actief is. In weerwil van de enthousiaste geluiden over de organisatie van een eerste Lokaal Kiezersonderzoekinitieerdeen alternatieve vormen van politieke participatie, zo laten we in dat de organisatie daarvan in handen heeft genomen. derde hoofdstuk ook zien, zijn verkiezingen nog steeds de meest brede vorm van participatie: aan die vorm doen meer mensen mee dan aan alle alternatieve vormen samen. Verschillende instanties en personen hebben dit onderzoek mogelijk In hoofdstuk 4 en 5 gaan we in op de politieke opvattingen van gemaakt burgers en de mate waarin die gehoord worden. Het blijkt dat lokaal niet alle opvattingen en geluiden in gelijke mate gehoord Dit onderzoek was niet mogelijk zonder de inzet van verschillende worden: lager opgeleiden hebben bijvoorbeeld over de opvang van instanties. Uit hun bijdragen blijkt een brede belangstelling voor asielzoekers, en over bezuinigingen op kunst en cultuur gemiddeld het thema. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en wat andere opvattingen dan hoger opgeleiden, maar die groep Koninkrijksrelaties heeft een belangrijk deel van de financiering stemt minder vaak en voelt zich ook op andere manieren minder van de materiële kosten op zich genomen, en enkele kennisvragen gehoord. Als deze groepen zich laten horen, zo zien we in het zesde aangedragen. Het ministerie heeft de onderzoekers alle vrijheid hoofdstuk over lokaal kiesgedrag, stemmen ze iets vaker op lokale gelaten zich te buigen over de invulling, uitwerking, en analyse van lijsten. aangedragen thema’s. Het Departement Politicologie van de In het zevende hoofdstuk zien we dat inwoners over het algemeen Universiteit van Amsterdam heeft vanuit het NWO-Top project best tevreden zijn over de voorzieningen en uitvoeringsinstanties ‘De democratische uitdaging: schuivende verantwoordelijkheid en in hun gemeente. In dit opzicht zijn de verschillen tussen meer en electorale volatiliteit’ de resterende materiële kosten gefinancierd. minder bevoorrechten ook niet heel erg groot. In hoofdstuk 8 laten De enquete werd afgenomen in het LISS-panel van CentERdata we zien dat dit soort tevredenheid met beleid leidt tot politiek (Universiteit van Tilburg). De opzet van de enquete wordt vertrouwen, vooral als men een bepaalde bestuurslaag verantwoor- besproken in het afsluitende hoofdstuk van deze publicatie. delijk houdt voor dat beleid. Een groot aantal wetenschappers heeft bijgedragen aan deze In deze publicatie gebruiken we termen als ‘Nederlanders’, ‘burgers’, publicatie en kregen van hun organisaties (universiteit en/of ‘respondenten’ en ‘ingezetenen’ naast en gedeeltelijk door elkaar. Sociaal en Cultureel Planbureau) tijd en middelen om dit te doen. De steekproef van het LKO bestaat uit volwassen ingezetenen in Ze deden dat allemaal omdat zij belang hechten aan systematische Nederland. Nederlanders in het buitenland zitten er dus niet in. analyse van de lokale democratie. Maar niet alle ingezetenen zijn ook Nederlander. Verder hebben niet Het onderzoek heeft daarnaast veel baat gehad bij een bijeenkomst _ alle ingezetenen lokaal stemrecht. In verhouding zijn de aantallen met stakeholders uit het openbaar bestuur, het maatschappelijk ‘niet-Nederlandse ingezetenen (met of zonder lokaal stemrecht)’ middenveld, en onderzoeksinstituten. In de periode voorafgaande echter zo klein, dat we verder in deze publicatie geen uitsplitsingen aan het vaststellen van de vragenlijst hebben zij diverse thema’s en maken naar sub-groepen. Ook hebben we er vanaf gezien dit specifieke vragen aangedragen en meegedacht over soms moeilijke onderzoek te beperken tot ‘mensen met een Nederlands paspoort’. keuzes. Over lokaal bestuur willen we veel weten, maar in een Deze publicatie is nadrukkelijk bedoeld als een eerste analyse van onderzoek als dit kunnen we alleen een begin maken. We hopen de acht onderwerpen. We zien daarom af van een diepere beschou- dat we voldoende recht hebben gedaan aan alle suggesties, en wing over de beleidsimplicaties. Onderzoekers en beleidsmakers 1o | Voorwoord kunnen gebruik maken van de beschikbare data om onze analyses te controleren, uit te breiden, en te duiden. Zo komt in verschil- lende hoofdstukken de rol van opleiding naar voren. Uit de analyses blijkt dat die rol in sommige gevallen groot is, maar niet altijd. Ook de wisselwerking tussen opvattingen over lokaal en nationaal bestuur en is relevant om nader uit te werken. We hopen dat dit eerste rapport een opmaat vormt voor verder onderzoek naar de lokale democratie en deze een beetje dichterbij brengt. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 11 MKS dT VNS itieke st MOR da In dit hoofdstuk laten we zien: e Nederlanders voelen zich minder verbonden met hun gemeente dan met Nederland. Met name in landelijke gebieden voelen zij zich eerder verbonden met de regio en de dorpskern dan met de gemeente. e Nederlanders zijn tamelijk tevreden met het functioneren van de lokale democratie. Dat niveau is nagenoeg even hoog als de tevredenheid met het functioneren van de nationale democratie. e Nederlanders hebben meer vertrouwen in de politieke instituties op lokaal niveau dan in de politieke instituties op nationaal niveau. e Voor het functioneren van de lokale democratie vinden burgers het bovenal belangrijk dat verkiezingen vrij en eerlijk zijn, en dat het lokaal bestuur eerlijk en transparant is. Deelname van landelijke partijen en zelfstandige bestuursmacht vinden ze het minst belangrijk. e _Niet-stemmers hechten minder belang aan democratische principes en zijn ook minder positief over de feitelijke toepassing ervan in hun gemeente. e Tevredenheid met de lokale democratie en vertrouwen in lokale instituties zijn vooral een uiting van een onderliggende houding tegenover politiek en samenleving in het algemeen. 11 _Legitimiteit en steun hebben diverse (33%) of tamelijk (49%) verbonden met Nederland. De laagste aspe cten verbondenheid is die met de Europese Unie, waar slechts 30% zich zeer of tamelijk mee verbonden voelt. De binding met de drie sub-nationale eenheden valt daartussenin. 61% voelt zich verbon- Dit hoofdstuk neemt de legitimiteit van het lokale bestuur onder den met de streek, 58% met de wijk of dorpskern, en 57% met de de loep vanuit het perspectief van burgers, in vergelijking met de gemeente. Slechts 10% voelt zich helemaal niet verbonden met de legitimiteit van het nationale en het Europese bestuur. gemeente (in vergelijking: 4% voelt zich niet verbonden met Politicologen maken wel onderscheid tussen verschillende vormen Nederland; 28% niet met de EU). De meest diffuse vorm van van politieke steun, variërend van zeer diffuus tot zeer specifiek. politieke steun, gevoelens van verbondenheid, zijn dus op het De meest diffuse vorm heeft betrekking op gevoelens van identiteit lokale niveau niet bijzonder hoog te noemen. Ze zijn aanzienlijk en verbondenheid bij de demos. Steeds minder diffuus zijn lager dan de verbondenheid met het nationale niveau. achtereenvolgens de steun voor democratische principes, de tevredenheid met het functioneren van het democratische regime De cijfers in figuur 1.1 verhullen dat sommige Nederlanders minder in het algemeen, en het vertrouwen in specifieke politieke en binding hebben met de regio, gemeente en wijk/dorpskern dan uitvoerende instituties. Deze komen in dit hoofdstuk alle aan bod. met het land, terwijl anderen daar juist meer binding mee hebben. Alleen de meest specifieke vorm van politieke steun — goedkeuring Figuren 1.24-1.2c splitsen deze groepen verder uit. van specifieke politici, specifieke beleidsvoorstellen en -uitkomsten — blijft buiten beschouwing, omdat ze niet goed te bevragen zijn in De figuren 1.2a-1.2c laten zien hoeveel procent zich meer verbon- het raamwerk van het LKO. den voelt met de regio, gemeente of wijk dan wel met de nationale bestuurslaag. Omdat veel respondenten zich in gelijke mate verbonden voelen met de bestuurslagen, tellen de twee percentages 1.2 Nederlanders het meest verbonden niet op tot 100 procent. In figuur 1.2a is bijvoorbeeld te zien dat in met het lan d, aanzien iij k minder met landelijke gemeenten 11% van de inwoners zich meer verbonden met de regio dan met Nederland, terwijl 30% zich juist meer de gemeente verbonden voelt met het nationale niveau dan met de regio. De resterende respondenten maken geen onderscheid tussen beide Figuur 1.1 beschrijft in hoeverre Nederlanders zich verbonden bestuurslagen. voelen met vijf geografische eenheden: de wijk/dorpskern, gemeente, streek, het land of de Europese Unie. Respondenten Figuur 1.2a toont dat de binding met de regio ten opzichte van konden voor elk van deze eenheden aangeven hoe verbonden ze binding met het nationale niveau relatief sterk is in landelijke zich ermee voelen; de categorieën sluiten elkaar dus niet uit. gemeenten en het zwakst in de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Wat direct opvalt is dat Nederlanders zich vooral identificeren met Den Haag, Utrecht). In landelijke gemeenten voelt 11% van de Nederland: Maar liefst 82% van de Nederlanders voelt zich zeer inwoners zich meer verbonden met de regio dan met Nederland en Figuur 1.1 Verbondenheid met vijf geografische niveaus 100 Helemaal niet verbonden B Nieterg verbonden 80 nm Tamelijk verbonden B zeer verbonden 60 40 20 0 Wijk of Gemeente Streek Nederland Europese dorpskern Unie Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 13 Figuur 1.2a Figuur 1.2b Verbondenheid met regio en land, uitgesplitst Verbondenheid met gemeente en land, uitgesplitst Stedenbeleid Stedenbeleid Landelijk Landelijk ij nn Overig Overig c Gar n nn Ga Ga Opleidingsniveau Opleidingsniveau | bo/vmbo bo/vmbo jv / Dll mbo/havo/vwo mbo/havo/vwo hbo hbo wo wo Leeftijd Leeftijd OE - 18- 183 he ll 52724 Dll 55 55+ Geslacht Geslacht OE Man Man ll | Vrouw Vrouw -70 -60 -50 -40 -30 -20 -10 O 10 20 -70 -60 -50 -40 -30 -20 -10 O 10 20 B NationaalsRegio Ml Regio>Nationaal B Nationaal>Regio WM Regio>Nationaal Figuur 1.2c Verbondenheid met wijk/dorp en land, uitgesplitst Stedenbeleid Landelijk Overig Ll | Ga Ll | Ga Ll Opleidingsniveau OE bo/vmbo Ll | mbo/havo/vwo hbo Ll | wo Ll | Leeftijd jj 18-34 35-54 Ll | 55 Ll | Man nn Vrouw -70 -60 -50 -40 -30 -20 -10 O 10 20 MB NationaalsRegio WM Regio>Nationaal 14 | 1 Legitimiteit en politieke steun 30% minder. In de G4 voelt 5% zich meer met de regio dan met 5 Nederland verbonden, en maar liefst 48% minder. Soortgelijke VON Ted Aen arno verschillen zien we ook voor de binding met de wijk of dorpskern 0 (figuur 1.2) maar opvallend genoeg nauwelijks voor de binding wa eldlem In eht omelszoels aha omesrsdnee GEEN met de gemeente (figuur 1.2b). Wel zijn er in de G4 minder tussen zeven verschillende democratiemodellen waar inwoners die zich meer verbonden voelen met Nederland dan met vesanikende aenmoeitedne Primeipes wit woortkenien hun gemeente (40%) dan elders (47%). oe morel aad 7 De verschillen tussen verschillende categorieën inwoners zijn klein. 2 wt mlilellsdsdne vermeaedemees ik Sd Weliswaar voelen mannen vaker dan vrouwen een grotere verbon- hai Mh VnsIedinden Westen niellsarGneg alte denheid met de regio (9% om 7%), gemeente (8% om 7%), en wijk/ 3e Puddpeiers democratiemodel van Dahl met dorpskern (14% om 12%) dan met Nederland, maar de verschillen ogen 5 Te g zijn klein. Ten dele worden ze veroorzaakt doordat mannen zich > baeri eva medehmn pelideke Adnan ele minder dan vrouwen verbonden voelen met Nederland. Een ander enaeren Wlemsielk volgens welke tie palijske 0 soortgelijke relatie met opleiding en leeftijd is er al helemaal niet. dk aak eermegransdne zin san sifplegelng dient te zijn van de bevolking; * Het model van de consensusdemocratie van Lijphart 1.3 Eerlijke verkiezingen en tra nspara nte waarin onder andere compromissen en minderheids- . . … rechten centraal staan; besluitvorming het bela ngrijkst * Het model van procedurele rechtvaardigheid en kwaliteit van de overheid van onder andere Teorell dat Het tweede niveau van politieke steun betreft de steun voor wemeperemte en Gelijke benemeelng doer de overna democratische principes. Nu is niet bij voorbaat duidelijk over neit KE 0 welke democratische principes we het hebben. We hebben daarom ° Wet aib hk Ultentaaia metde gedacsmtelseene eerst een inventarisatie gemaakt van verschillende opvattingen over gemeld sier: de mlerenite Add democratie (zie tekstblok 1.1) en daarna per democratiemodel een gantellsetde Kell 0 of twee basisprincipes geselecteerd. In het LKO hebben we burgers eet shell hresellven de gemnmnlssle hide volgens vervolgens gevraagd hoe belangrijk zij dertien van die principes welke de len, verantwoord eljkdecern, held Bezing ll vinden “voor democratie op gemeenteniveau in het algemeen”. verschillende politieke instituties gescheiden zijn. Figuur 1.3 Belang en gepercipieerde toepassing van 13 principes van de lokale democratie Betrouwbare informatie Zelfstandige besluitmacht 9 Vrije/eerlijke lokale verkiezingen Deelname lokale partijen GR B, Inspraakavonden il / , G Deelname nationale partijen GR Ai p Duidelijke keuzes politieke partijen Bereidheid tot compromis CENT Descriptieve representatie Minderheidsrechten L\ Scheiding taken gemeenteraad - Collegeraad Gelijke behandeling Transparante besluitvorming —- Gelijke behandeling —= Oordeel implementatie Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 15 Figuur 1.4a Het belang van 13 principes van de lokale democratie, naar type gemeente Betrouwbare informatie Zelfstandige besluitmacht 9 Vrije/eerlijke lokale verkiezingen 9 Deelname lokale partijen GR 8 Inspraakavonden Deelname nationale partijen GR Duidelijke keuzes politieke partijen Bereidheid tot compromis Descriptieve representatie Minderheidsrechten Scheiding taken gemeenteraad - Collegeraad Gelijke behandeling Transparante besluitvorming —= Belang volgens inwoners Ga —- Belang volgens inwoners Ga1 (zonder Gq) —- Belang volgens inwoners overige gemeente Belang volgens inwoners landelijke gemeente Figuur 1.4b De gepercipieerde toepassing van 11 principes van de lokale democratie, naar type gemeente Betrouwbare informatie Zelfstandige besluitmacht 9 Vrije/eerlijke lokale verkiezingen 9 Deelname lokale partijen GR 8 Inspraakavonden Deelname nationale partijen GR \ 7 A Duidelijke keuzes politieke partijen CD el Bereidheid tot compromis CO | 4 Descriptieve representatie Minderheidsrechten Scheiding taken gemeenteraad - Collegeraad Gelijke behandeling Transparante besluitvorming —- Implementatie volgens inwoners Gq —- Implementatie volgens inwoners Ga1 (zonder Gq) —= Implementatie volgens inwoners overige gemeente Implementatie volgens inwoners landelijke gemeente 16 | 1 Legitimiteit en politieke steun Daarna hebben we ze gevraagd of er in hun gemeente ook wordt 1.4 Waarderi ng van democratische voldaan aan die principes, principes verschilt nauwelijks tussen Figuur 1.3 toont de uitkomsten van die vragen. De blauwe lijn geeft aan hoe belangrijk mensen elk van de dertien principes vinden, de gemeenten rode lijn in hoeverre ze van toepassing zijn (beide op een schaal van o tot 10). Het belang dat burgers hechten aan de dertien principes We kunnen de cijfers uit figuur 1.3 uitsplitsen naar verschillende wordt weergegeven door de blauwe lijn. De rode lijn geeft aan of er soorten gemeenten. Bij die uitsplitsing zien we over het algemeen volgens burgers ook wordt voldaan aan die principes. Omdatwe niet _ slechts minimale verschillen in het belang dat wordt toegekend aan hebben gevraagd of er in hun gemeente ook lokale of nationale de principes of in de perceptie waarin de principes worden lijsten meedoen, ontbreekt de rode lijn voor die twee principes. toegepast. Figuren 1.4a en 1.4b maken onderscheid tussen inwoners van de G4, Gá1, landelijke gemeenten en de rest. De blauwe lijn in figuur 1.3 toont dat elk van de principes belangrijk De lijnen in figuur 1.4a vallen nagenoeg samen. Dat betekent dat de wordt gevonden: geen van de dertien principes scoort gemiddeld verschillen tussen gemeenten gering zijn. Het belang dat wordt lager dan een zes. Het belangrijkst vindt men vrije en eerlijkelokale gehecht aan de deelname van lokale partijen aan gemeenteraads- verkiezingen (gemiddelde score: 8,5), transparante besluitvorming verkiezingen is in de G4 iets lager (6,7) dan in landelijke gemeenten (7,9), en gelijke behandeling (7,8). Naast het minimalistische (7,1); het belang van duidelijke keuzes door politieke partijen is in principe van vrije en eerlijke verkiezingen, benadrukken de G4 (6,4) en de G41 (6,5) lager dan in landelijke (6,9) en overige Nederlanders dus sterk de procedurele kwaliteit van het openbaar (6,8) gemeenten; en inspraakavonden worden in de G4 minder bestuur? Wie de legitimiteit van de lokale democratie op peil wil belangrijk gevonden (6,7) dan in overige gemeenten (7,2). houden, doet er dan ook goed aan in de eerste plaats dit soort minimalistische en procedurele principes te waarborgen. Ook in de gepercipieerde toepassing van de principes zien we over Met enige afstand vinden Nederlanders de deelname van landelijke het algemeen slechts zeer kleine verschillen tussen verschillende partijen aan gemeenteraadsverkiezingen (6,1) en zelfstandige typen gemeenten: in figuur 1.4b vallen de lijnen grotendeels besluitmacht van de gemeente (6,0) de minst belangrijke principes samen. In de G4, landelijke, en overige gemeenten zien inwoners voor de lokale democratie, hoewel beide hoger scoren dan een zes. een betere toepassing van inspraakavonden (6,9) dan in de rest van Er is een opvallend verschil tussen het belang dat mensen hechten de Ga1 (6,6). Dualisme wordt in de perceptie beter toegepast in aan de deelname van nationale partijen (6,1) en lokale partijen (6,9) landelijke en overige gemeenten (6,7) dan in de Gá (6,2). De overige aan de verkiezingen. De deelname van lokale partijen aan gemeen- verschillen zijn nog kleiner. teraadsverkiezingen wordt in het algemeen als belangrijker beschouwd voor een goed functionerende lokale democratie. In algemene zin vervullen die partijen daarmee een behoefte. 1.5 Waardering van democratische oe rode lijn in figuur 1.3 beschrijft in hoeverre Nederlanders pri nci pes verschilt tussen stemmers en enken dat er in hun gemeente ook wordt voldaan aan deze principes.* Uit de figuur blijkt dat Nederlanders over de toepassing niet-stemmers van alle principes wel tevreden zijn: alle principes scoren hoger dan een zes. Op één uitschieter na zit er weinig variatie tussen de We zien veel grotere verschillen wanneer we een uitsplitsing maken principes: de meeste scoren gemiddeld tussen de 6,2 en de 7,1. naar opkomstgeneigdheid bij gemeenteraadsverkiezingen… Van de meest gewenste principes zijn Nederlanders het meest Overtuigde stemmers hechten aanzienlijk meer belang aan elk van overtuigd van de toepassing van het minimalistische principe van de principes dan niet-stemmers (zie figuur 1.5a). Gemiddeld scoren vrije en eerlijke verkiezingen (8,0). Op de twee andere principes die de dertien principes 0,9 punt lager onder niet-stemmers: de Nederlanders belangrijk vinden — transparantie (6,8) en gelijke gestippelde lijn in de figuur ligt binnen de doorlopende lijn. behandeling (7,1) — is in de perceptie van burgers verbetering Het relatieve belang dat niet-stemmers hechten aan elk van de mogelijk. dertien principes is echter vergelijkbaar met het relatieve belang Het minst overtuigd zijn Nederlanders over de toepassing van de ervan onder overtuigde stemmers: de blauwe lijnen lopen enigszins descriptieve representatie (6,2). Nederlanders zijn — in veel parallel.® Ook niet-stemmers vinden vrije en eerlijke lokale opzichten terecht — van mening dat gemeenteraden geen bijzonder verkiezingen het meest belangrijk. Het niet deelnemen aan goede demografische afspiegeling vormen van de bevolking. verkiezingen moet dus niet zozeer worden beschouwd als een Tegelijkertijd is dit voor Nederlanders ook niet bijzonder belangrijk afwijzing van het principe, maar hoogstens als een lagere voor een lokale democratie (gemiddelde score 6,7). De relatief lage betrokkenheid. score die de zelfstandige besluitmacht van gemeenten krijgt (6,2) wordt eveneens getemperd door het relatief lage belang dat daaraan wordt gehecht (6,0). Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 17 Figuur 1.5a Het belang van 13 principes van de lokale democratie, naar opkomst Betrouwbare informatie Zelfstandige besluitmacht |, Vrije/eerlijke lokale verkiezingen Deelname lokale partijen GR AD Inspraakavonden | Deelname nationale partijen GR nel 8 Duidelijke keuzes politieke partijen EN GEN Bereidheid tot compromis ZA OD Descriptieve representatie Minderheidsrechten OA Scheiding taken gemeenteraad - Collegeraad Gelijke behandeling Transparante besluitvorming —- Belang volgens overtuigde stemmers ——= Belang volgens niet-stemmers Figuur 1.5b De gepercipieerde toepassing van 11 principes van de lokale democratie, naar opkomst Betrouwbare informatie Zelfstandige besluitmacht Q Vrije/eerlijke lokale verkiezingen Deelname lokale partijen GR (> Inspraakavonden Deelname nationale partijen GR ten Duidelijke keuzes politieke partijen Bereidheid tot compromis , Descriptieve representatie Minderheidsrechten Lj Scheiding taken gemeenteraad - Collegeraad Gelijke behandeling Transparante besluitvorming —- Implementatie volgens overtuigde stemmers _— Implementatie volgens niet-stemrmmers 18 | 1 Legitimiteit en politieke steun De toepassing van de elf principes levert een soortgelijk beeld op Figuur 1.6 . ‚ En (zie figuur 1.5b). Niet-stemmers zien ze consequent minder duidelijk Tevredenheid met het functioneren van de democratie in toegepast worden dan overtuigde stemmers (gemiddeld 0,6 punt Nederland, gemeente, EU lager). Niet-stemmers vinden verkiezingen vooral minder vrij en eerlijk (-1,1), en vinden dat de gemeente minder zelfstandige 0 mn nn Rn besluitmacht heeft (-1,0) dan overtuigde stemmers. Over de descrip- tieve representatie zijn de twee het daarentegen volkomen eens. 50 Hoewel ook niet-stemmers over het algemeen tevreden zijn over onder meer het bestaan van vrije en eerlijke lokale verkiezingen, suggereert het verschil tussen stemmers en niet-stemmers een 60 mogelijk democratisch tekort: niet-stemmers hechten minder belang aan democratische principes en zijn minder overtuigd van de toepassing ervan. 40 20 1.6 Nederlanders tamelijk tevreden met het functioneren van de lokale democratie o Democratie Democratie in Democratie in de in Nederland uw gemeente Europese Unie Hierboven hebben we gekeken naar oordelen over specifieke democratische principes. We hebben burgers ook gevraagd naar Helemaal niettevreden MM Tamelijk tevreden een meer samenvattend oordeel over het functioneren van de B Niet erg tevreden MW Zeertevreden democratie in hun gemeente, in Nederland, en in de Europese Unie. Uit de antwoorden op die vragen blijkt dat Nederlanders over het algemeen tamelijk tevreden zijn met het functioneren van de De tevredenheid van burgers met het eigen inkomen en de democratie (zie figuur 1.6). Zo’n 69% geeft aan tamelijk of zeer tevredenheid met de nationale economie spelen een grotere rol. tevreden de zijn met het functioneren van de democratie in Hoewel beide niet direct verband houden met het functioneren van Nederland op nationaal niveau; slechts 6% is helemaal niet de lokale democratie, is er in termen van variantie een samenhang tevreden. Dat percentage tevredenen is zowel historisch als in van 18%. Nadere analyses laten zien dat de tevredenheid met het vergelijking tot andere landen in Europa hoog (zie o.a. Den Ridder eigen inkomen geen significant verband houdt met tevredenheid & Dekker 2015). De tevredenheid met het functioneren van de over de gemeentelijke democratie, maar geheel gedreven wordt democratie in de gemeente is zelfs nog iets hoger. 72% van de door de tevredenheid met de nationale economie. Tevredenheid Nederlanders is tamelijk tot zeer tevreden; slechts 5% is helemaal met de lokale democratie hangt dus ten dele samen met tevreden- niet tevreden. Deze tevredenheid staat in scherp contrast met de heid over de nationale economie. tevredenheid met het functioneren van de democratie in de Er zijn ook enkele oordelen over de gemeente zelf die een rol Europese Unie. Nog geen 30% van de Nederlanders zegt tamelijk of zouden kunnen spelen. Ten eerste zijn dat oordelen over democra- zeer tevreden te zijn, terwijl 27% helemaal niet tevreden is. Van de tische input: de mate waarin burgers het oordeel hebben dat zijzelf drie bestuurslagen scoort de democratie op het gemeentelijke in staat zijn de lokale politiek te beïnvloeden en daar de mogelijk- niveau dus het best. heden toe hebben. Burgers die dit zelfvertrouwen hebben, zijn inderdaad positiever over het functioneren van de democratie. De vraag is waar die tevredenheid met de democratie in de De statistische verklaringskracht is zo’n 19%. Verder blijken ook gemeente op gebaseerd is.” We kijken eerst naar demografische oordelen over de throughput, de procedurele kant van de democra- kenmerken van burgers (zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau) tie, via de elf oordelen over de inrichting van de lokale democratie en eigenschappen van de gemeente waarin zij wonen (gemiddelde uit figuur 1.3 relevant. Deze verklaren (in puur statistische zin) WOZ-waarde, percentage niet-westerse allochtonen, religiositeit, gezamenlijk 15% van de tevredenheid met de gemeentelijke stedelijkheid). Deze factoren hangen gezamenlijk slechts voor 3% democratie. Ten slotte hangt de tevredenheid met de lokale samen met de tevredenheid met de gemeentelijke democratie inde democratie ook samen met de waardering van de output, de gemeente en zijn dus niet zo relevant om tevredenheid met de oordelen over zes lokale voorzieningen? (zie hoofdstuk 7 voor een lokale democratie begrijpen. uitvoerige discussie). Deze oordelen ‘verklaren’ 28% van de tevredenheid met de gemeentelijke democratie. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 19 De meest opvallende uitkomst van deze analyse is dat de tevreden- Tabel 1.1 heid met het functioneren van de lokale democratie het sterkst Bronnen van tevredenheid met functioneren van de samenhangt met oordelen over de dienstverlening door die democratie in gemeente gemeente (output), en niet zozeer door de politieke of formele inrichting van de democratie (input en throughput) die burgers zelf VENEN VEREN zo belangrijk noemen. Die output is voor veel burgers in de kracht* dagelijkse gang van zaken waarschijnlijk ook tastbaarder dan de wat , . , 1. Dermografisch + Woonplaats 3% abstractere ideeën over input en throughput. De tevredenheid met de gemeentelijke democratie moeten we 2. Tevredenheid met eigen inkomen en nationale 18% esn: … . economie echter niet in isolement bekijken. Er is een forse samenhang met de tevredenheid met de democratie op nationaal niveau (46%). 3. Intern en extern politiek zelfvertrouwen vav de Met andere woorden, voor een belangrijk deel moeten we de gemeente (input) oorzaak van de tevredenheid met de gemeentelijke democratie niet 4. Evaluatie van de inrichting van de lokale democratie zoeken in opvattingen over de gemeente zelf, maar in algemenere (throughput) opvattingen over het functioneren van de politiek. 5. Waardering dienstverlening in de gemeente (output) Doordat de verschillende verklaringsmodellen elkaar overlappen, Gezamenlijk kan de statistische verklaringskracht van de verschillende factoren . Ì d 5 Id. Al k d d 6. Tevredenheid met het functioneren van de 46% niet simpelweg worden opgeteld. Als we erkennen dat tevreden- democratie in Nederland heid met het functioneren van de nationale democratie en die van de _ . … Gezamenlijk lokale democratie sterk samenhangen, bijvoorbeeld omdat burgers niet zo’n onderscheid maken tussen de verschillende bestuurs- *_Verklaringskracht verwijst naar de verklaring in statistische — dwz niet-causale lagen, voegt het toevoegen van de meer specifieke verklaringen op = zin. Percentages gebaseerd op de Adjusted R° het lokale niveau maar weinig toe. Tevredenheid met het functio- neren van de lokale democratie wordt dan ook maar voor een klein deel bepaald door puur lokale factoren. Figuur 1.7 Vertrouwen in (politieke) instituties 100 Helemaal geen B Niet zo veel 80 M Tamelijk veel B Heel veel 60 40 20 0 U op rd VV dv rd TC U CV TD ge £ Ë 8 Pa 8 #8 Z 828 82 Ù T ij =S 0 ® ovg o CE bd bo 4 Pal Ö U VD a En 5 Ki w 5 9 & E ES oë han TD g > u ve at 9 20 WE u £ 5 © E 0, eo 20 | 1 Legitimiteit en politieke steun In het gezamenlijke model worden de belangrijkste verklaringen Het relatief lage niveau van vertrouwen in de politiek ten opzichte gevormd door achtereenvolgens tevredenheid met de democratie van vertrouwen in minder gepolitiseerde organen lijkt een inherent in Nederland, de waardering van de gemeentelijke dienstverlening, kenmerk van de representatieve democratie. Het is moeilijk politiek zelfvertrouwen?, en tevredenheid met de economie in vertrouwen te hebben in politieke instituties, die zowel machtig Nederland. Alle werken in de richting zoals je die zou verwachten. zijn (waardoor waakzaamheid is geboden) als gepolitiseerd (waardoor ze in verband staan met percepties van strijd en deelbelangen). Een zekere mate van scepsis over de politiek houdt 1.7 Lokale politieke instituties worden burgers scherp en dwingt politieke verantwoording af. : Het vertrouwen in de lokale politieke instituties ligt consequent meer vertrouwd dan nationale ed hoger dan het vertrouwen in de nationale instituties als Tweede Kamer (45% met heel veel of tamelijk veel vertrouwen) en regering Tot slot kijken we na de steun voor democratische principes en de (43%) en vooral ook hoger dan het vertrouwen in de Europese Unie steun voor het feitelijk functioneren van de Nederlandse demo- (23%). Het meest vertrouwde lokale politieke orgaan is de burge- cratie naar een nog specifiekere vorm van politieke steun: het meester (61%), gevolgd door gemeenteraad en college (beide 53%). vertrouwen van burgers in instituties als de gemeenteraad en de Er wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen gemeenteraad en burgemeester. Het vertrouwen van burgers in politieke instituties college, maar wel tussen college en burgemeester. Dat is opvallend zoals de gemeenteraad, is over het algemeen relatief laag. Althans, omdat burgemeester en college samen de uitvoerende macht lager dan het vertrouwen in minder gepolitiseerde, uitvoerende vormen, en de burgemeester onderdeel is van het college. organen als politie, leger, en rechtspraak. Dat zien we in figuur 1.7: Waarom met name het vertrouwen in de burgemeester zo hoog is, het vertrouwen in de politie is bijvoorbeeld aanzienlijk hoger dan is niet duidelijk. Dat kan zowel komen door de feitelijke rol die de het vertrouwen in de gemeenteraad. Figuur 1.8 Vertrouwen in nationaal parlement en lokale/regionale overheden in Europa 80% Luxemburg 5 Oostenrijk e e Denemarken B 70% f e , e IJsland West-Duitsland ® Finland @_-* 5 ® Nederland …” Zweden 5 609 Estland © België © Dee e u 0 …®@ … » je Frankrijk ®. 2 Hongarije @ © Ööst-Duitsland „…” 2 ® Malta „” Bb oo Letland Portugal _ „ v 50% En e © Slowakije - 5 Tsjechië Polen e „ = ® e Gro Brittannië … Ed Roemenië © Noord-lerland „…{ ___@ Turkije 2 40% e pies „…” E Litouwen © Bulgarije … © c …e® „”_ Montenegro 5 Slovenië © M ® ne) acedonië 3 30% lerland „… 2 - Kd . „ 5 Spanje ns „. S 8 Krogtië _® servië 3 20% Griekenland … “ 3 kaliëe © _-° E ‚no „” u 1 0 Yo „” Ü … „ , * 7 oe 0 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Gemiddeld vertrouwen in het nationale parlement Bron: Eurobarometer 78.1 (2012); figuur ontleed aan Mufoz (2016). Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 21 burgemeester speelt, als door de rol die de burgemeester als 18 Conclusie burgervader wordt toebedeeld in proza. Nadere analyses laten zien dat het vertrouwen in alle negen Wat zegt dit alles over de politieke steun voor de lokale democratie? instituties sterk samenhangt.° Het vertrouwen in de politie is Nederlanders voelen zich aanzienlijk minder verbonden met de bijvoorbeeld een belangrijke voorwaarde voor vertrouwen in de gemeente dan met het land, zijn nagenoeg even tevreden met de lokale politieke instituties, het vertrouwen in de lokale politieke democratie op het lokale niveau als op het nationale niveau, en instituties is een belangrijke voorwaarde voor vertrouwen in hebben aanzienlijk meer vertrouwen in de politieke instituties in regering en Tweede Kamer, en dat is weer een belangrijke voor- hun gemeente dan in de equivalenten in Den Haag. waarde voor vertrouwen in de EU. Met andere woorden: wie geen Dit suggereert dat het versterken van de lokale democratie geen vertrouwen heeft in de lokale politiek heeft dat zeer waarschijnlijk oplossing is voor een eventueel legitmiteitsprobleem op nationaal ook niet in de nationale politiek of in de EU. niveau. Burgers zijn minder gehecht aan hun gemeente dan aan Het vertrouwen in de lokale politiek is dus groter dan het vertrouwen Nederland. De gemeente is niet het meest vanzelfsprekende in de nationale politiek. Mufioz (2017) toont dat Nederland in dat beleidsniveau dat burgers kan mobiliseren. In landelijkere opzicht allerminst uitzonderlijk is. Figuur 1.8 zet voor 35 Europese gemeenten zijn het eerder de dorpskern en de regio die fungeren landen het gemiddelde vertrouwen in het nationale parlement als identificatiepunt. Met de voortgaande fusies van kleine en (op de horizontale as) uit tegenover het gemiddelde vertrouwen in landelijke gemeenten valt niet te verwachten dat dit in de komende lokale en regionale overheden (op de verticale as). De diagonale lijn jaren zal veranderen. Met name in landelijke gebieden dreigen geeft aan waar het vertrouwen in het nationale parlement en lokale/ fusiegemeenten daardoor eerder een bestuurlijk orgaan te worden regionale overheden even groot is. Bijna alle landen bevinden zich met een wat minder hechte demos. boven de diagonale lijn: lokale/regionale overheden worden dus De tevredenheid met de lokale democratie is ongeveer even hoog meer vertrouwd dan het nationale parlement. als dat met de nationale democratie. Het vertrouwen in de lokale Nederland bevindt zich rechtsboven in figuur 1.8. Het vertrouwen in _ politieke instituties ligt zelfs wat hoger dan dat in nationale zowel lokale/regionale overheden als in nationale parlement was politieke instituties. Maar beide blijken toch primair een uiting te hier — althans in 2012 — relatief hoog. Ook in dit onderzoek van zijn van een bredere, onderliggende houding tegenover politiek en Mufioz was het vertrouwen in de lokale/regionale overheden in samenleving. Bovendien is de gemeente vooralsnog een relatief Nederland hoger dan dat in het nationale parlement. Dit verschil is makkelijk object om te vertrouwen: het is enerzijds minder politiek echter kleiner dan in de meeste andere landen, inclusief omlig- en oefent anderzijds minder macht uit dan de nationale overheid. gende landen als België, Frankrijk, en Duitsland. Decentralisatie van bevoegdheden en versterking van de lokale democratie hoeven daarom niet vanzelfsprekend te leiden tot hoger vertrouwen. 22 | 1 Legitimiteit en politieke steun Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 23 K | | U | | | U SO BNI In dit hoofdstuk laten we zien: e De meeste Nederlanders zijn ‘tamelijk’ geïnteresseerd in het lokale bestuur. Het is geen prioriteit, maar men staat er ook niet afkerig van. Jongeren zijn echter weinig geïnteresseerd in de lokale politiek. e Vooral huis-aan-huis bladen worden veel gelezen. Lokaal nieuws in kranten wordt vaak gelezen en men is bereid om deel te nemen aan discussies over lokale onderwerpen. Lezers van betaalde (nationale, regionale, of lokale) kranten hebben meer kennis over lokale politiek. e De kennis van het lokale bestuur is gemiddeld, maar vrij oppervlakkig. Het is niet vanzelfsprekend dat burgers geïnteresseerd zijn in en op de hoogte zijn van de grote veranderingen die de gemeente ondergaat. 21 Politieke interesse: vooral ouderen zij n Vooral jongeren zijn nauwelijks geïnteresseerd in de lokale politiek: pol itieke omnivoren van de 18 tot 34-jarigen zegt een ruime meerderheid (63,2%) ronduit niet geïnteresseerd te zijn in het lokale bestuur (zie figuur 2.1).” Bij de respondenten ouder dan 54 is dit Nederlanders lijken vooral ‘tamelijk’ geïnteresseerd in politiek. slechts 39,3%. 3 Slechts een relatief kleine groep respondenten is ‘zeer’ geïnteres- seerd in nationale (9,5%), dan wel lokale politiek (4,5%). Respondenten die zeer geïnteresseerd zijn in lokale politiek zijn 2.2 Consum pti e van lokaal nieuws: relatief vaak (72,2%) ook geïnteresseerd in de landelijke politiek. Huis-aan-huis bladen cruciaal Slechts een klein deel van de respondenten is zeer geïnteresseerd in de lokale politiek en minder in de landelijke politiek. Omgekeerd zijn er ook slechts enkele respondenten zeer geïnteresseerd in de Vertaalt deze gemiddelde interesse zich ook in de consumptie van nationale politiek en niet geïnteresseerd in de lokale politiek. * lokaal nieuws? Zoals Vis en Van Schuur (2011:66) al eerder stelden, is het in een democratie belangrijk dat burgers op basis van enige politieke kennis kunnen deelnemen aan het politieke proces. In de Tabel 2.1 regel is nieuwsconsumptie de manier om vertrouwd te worden met Interesse in nationale en lokale politiek de actuele politieke problemen. Vooral kranten lijken daarbij belangrijk (Vis en Van Schuur, 2011:77). In het LKO werd gevraagd ENT ETA NT Wen aan de respondenten welke kranten ze lezen (zie tabel 2.2). Tamelijk geïnteresseerd | 49,2% 45,8% Tabel 2.2 De groep tamelijk geïnteresseerden is zeer groot. Dit doet vermoe- den dat deze respondenten wel degelijk geïnteresseerd zijn in sommige onderwerpen, maar dat deze interesse niet onvoorwaar- delijk is en niet voor alle onderwerpen geldt. Figuur 2.1 Interesse naar leeftijd Meerdere antwoorden mogelijk, daarom tellen de percentages niet op tot 100 procent. 100 Uit deze gegevens blijkt dat slechts een relatief klein deel van de 80 bevolking geen kranten leest (30,1%). Van alle kranten worden de huis-aan-huis bladen het meest gelezen. Dit soort bladen lijkt dus 60 van groot belang als informatiebron. '* Hierbij moet wel worden vermeld dat mensen die de huis-aan-huis bladen lezen, in de regel ook andere kranten lezen. Slechts een klein deel van de lezers van 40 huis-aan-huis bladen leest enkel dit soort krant.’ Dat de respondenten kranten lezen is op zich niet voldoende voor 20 een goed geïnformeerde bevolking. Er werd ook gevraagd of mensen lokaal nieuws lezen wanneer ze dit in de krant tegen- komen. Dat lijkt het geval: 43,9% van de respondenten zegt lokaal 0 nieuws ‘vaak’ of ‘bijna altijd’ te lezen. Slechts 25,4% van de 18-54 jaar 35-54 jaar 22+ respondenten doet dat ‘zelden’ of ‘nooit’. EE niet geïnteresseerd m Tamelijk geïnteresseerd B zeer geïnteresseerd Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 25 Tabel 2.3 Voor het geringe gebruik van sociale media zijn minstens twee Leesgedrag lokaal nieuws verklaringen te bedenken. Ten eerste kan dit te maken hebben met het aanbod. Mogelijk levert het volgen van lokale politici weinig meerwaarde op. Misschien is de kwaliteit van hun sociale media- Vaak 269% gebruik relatief laag. Uit een analyse van lokale Facebook-pagina’s Vaak 26,9% en N … door Jacobs en Spierings (2016:138-138) blijkt bijvoorbeeld dat de kwaliteit in vele gevallen zeer laag is. Ten tweede kan dit lage aantal te maken hebben met de vraag naar lokale informatie op sociale Nooit media. Joosten (2014:35) vindt bijvoorbeeld dat burgers wel willen dat de gemeente meer doet met sociale media, maar dat men Als er in de krant lokaal nieuws staat, hoe vaak leest u dat dan? eigenlijk toch vooral de voorkeur geeft aan andere soort nieuws- kanalen (zoals websites). Hoe dan ook, van sociale media moet Dat men het lokale nieuws in de krant (zeer) vaak leest, betekent men vooralsnog geen wonderen verwachten. niet dat men er actief naar op zoek gaat. Slechts een kleine groep burgers (13,0%) gaat ‘vaak’ of ‘bijna dagelijks’ op zoek naar lokaal nieuws op internet (zie tabel 2.4.). Een grote groep respondenten 2.3 Jo ngeren doen wein Ig mee aan (53,7%) doet dat ‘zelden’ of ‘nooit’ Mogelijk prefereert de burger gespre kken over lokale po litiek andere nieuwsbronnen voor lokaal nieuws (zoals kranten of regionale televisie). Ook dit ligt in het verlengde van wat we eerder zagen: de gemiddelde Nederlandse burger is niet bijzonder veel Respondenten zijn best bereid zich zo nu en dan te verdiepen in de geïnteresseerd in het lokale bestuur. Wanneer het hem of haar lokale politiek. Dat blijkt ook zo te zijn als het gaat om praten over wordt aangeboden is men best bereid dat nieuws te lezen, maar dat nieuws: een duidelijke meerderheid van de respondenten doet men is veel minder bereid om zelf op zoek te gaan naar informatie. dan meestal mee met het gesprek (27,7%) of luistert met belangstel- Natuurlijk is er een groep actieve, geëngageerde burgers, maardeze ling (45,2%). groep is klein. Tabel 2.5 Tabel 2.4 Deelname aan gesprekken over lokale politiek Lokaal nieuws opzoeken op het internet En Hoe vaak gaat u gericht op zoek naar lokaal nieuws op het internet? Als er in gezelschap over nieuws uit uw gemeente wordt gesproken, doet u dan meestal mee met het gesprek, luistert u met belangstelling, luistert u niet, of hebt u geen belangstelling? De lage interesse in het lokale bestuur onder jongeren wordt niet gecompenseerd door gebruik van sociale media. Maar erg weinig respondenten (5,5%) volgen lokale politici op sociale media als De voornaamste groep waar het lokale bestuur minder leeft is Facebook, Twitter of Instagram. Zijn dat voornamelijk jongeren? wederom de jongere generatie: 20,2% van de respondenten tussen Nee zo blijkt: de sociale media volgers lezen niet meer of minder de 18 en 34 doet mee aan de gesprekken, en 41,1% luistert met lokaal nieuws in de krant, maar gaan vaker op zoek naar lokaal belangstelling (zie figuur 2.2). Gegeven de geringe interesse van nieuws op internet. Het zijn politiek geïnteresseerden. Het zijn jongere cohorten in de lokale politiek, zijn dit nog vrij hoge cijfers. vooral de hoger opgeleide respondenten tussen de 25 en 44 jaar, Dit hoeft niet te verbazen. Meedoen aan en vooral luisteren in die ook vaker deelnemen aan discussies over lokaal bestuur. Het discussies over lokale politiek (als ze al plaatsvinden) is immers een zijn, kortom, de opiniemakers die vaker aan het maatschappelijke vrij laagdrempelige manier om aan informatie te komen. debat deelnemen en dit debat ook actief willen beïnvloeden.” 26 | 2 Kennis van en interesse in het lokale bestuur Figuur 2.2 Inderdaad geven de meeste respondenten aan het antwoord op Deelname aan gesprekken over lokale politiek naar deze vraag niet te weten en een meerderheid van zij die wel leeftijd antwoord gaven, gaven een incorrect antwoord. In totaal weet slechts 20,6% van de respondenten het juiste antwoord. Dit hoeft 100 Nn op zich niet dramatisch te zijn — het gaat immers om een vrij moeilijke vraag — maar het geeft wel aan dat de meeste burgers niet 80 — op de hoogte zijn van de procedurele ‘details’ van het lokale bestuur. Dit betekent ook een overdracht van bevoegdheden van de 60 nationale overheid naar het lokaal bestuur niet vanzelfsprekend wordt herkend (zie daarvoor hoofdstuk 8) of dat bestuur laagdrem- peliger maakt. Het is dus van belang om de politieke kennis van het 40 lokale bestuur in de gaten te houden. Niet geheel verrassend is er een samenhang tussen interesse in de 20 lokale politiek en kennis van het lokale bestuur. Zij die aangeven ‘zeer geïnteresseerd’ te zijn in het lokale bestuur weten veel vaker de naam van de burgemeester te benoemen en weten ook vaker dat 0 Wethouders geen deel uitmaken van de gemeenteraad. 18-34 jaar 35-54 jaar 55+ 1 ‘Deze situatie komt nooit voor’ . Figuur 2.3 ‘Ik heb geen belangstelling’ Politieke kennis naar interesse in de lokale politiek B “Ik luister niet’ TO B “ik luister met belangstelling’ B ‘Ik doe meestal mee met het gesprek’ SO Wat doet u als er in gezelschap over nieuws uit uw gemeente wordt gesproken? 60 2.4 Geïnteresseerde burgers weten meer over het lokaal bestuur 40 Sinds de decentralisatie van een aantal belangrijke beleidsbevoegd- 20 heden van het nationale naar het lokale niveau, waarbij er bovendien van de burger verwacht wordt dat deze actiever gaat o bijdragen (participatiesamenleving), is kennis over het lokaal Correct antwoord op Correct antwoord op bestuur nog belangrijker geworden. Zoals blijkt uit onderzoek van kennisvraag 1 kennisvraag 2 , , (burgemeester) (wethouder lid gemeenteraad) Tonkens et al. (2015:8) zorgen die decentralisaties ervoor dat de lokale democratie verandert. Ze wordt informeler (contacten met B Zeer geinteresseerd lokale politici en bestuurders worden belangrijker) en procedureler MB Tamelijk geïnteresseerd (waarbij de vraag of de geiijkte procedures gevolgd zijn centraal B Niet oeinteresseerd staat). Beide ontwikkelingen vergen van burgers meer kennis van het lokale bestuur. Zo wordt het belangrijker om te weten wie de De respondenten haalden hun politieke kennis wellicht niet uit de wethouders zijn en wie de burgemeester is. Ook vragen de gratis nationale kranten maar eerder uit de betaalde nationale, ontwikkelingen meer kennis van de procedures van het lokale regionale en lokale kranten, zo suggereert figuur 2.4. Het lezen van bestuur. De vraag hoe het met de kennis van burgers over hetlokale betaalde regionale of lokale kranten lijkt het meeste impact te bestuur gesteld is, is dan ook actueler dan ooit. hebben op of men de naam van de burgemeester kent (kennisvraag Daarom hebben we respondenten twee vragen gesteld om directer 1), maar betaalde nationale kranten lezen lijkt het meeste impact te hun kennis van het lokaal bestuur te meten. Een vrij groot deel van hebben op kennis van het dualisme van het lokale politieke de respondenten (53,8%) weet correct te antwoorden op de vraag systeem (kennisvraag 2). Een combinatie van beide bronnen is dus wie zijn/haar burgemeester is. Vooral inwoners van grote steden wenselijk: betaalde nationale kranten voor de meer institutionele (69,6%) slagen hier goed in.® Daarnaast hebben we respondenten achtergrondinformatie en betaalde regionale of lokale kranten gevraagd of wethouders in hun gemeente ook in de gemeenteraad voor de lokale feiten (eventueel aangevuld met huis-aan-huis zitten. Sinds de Wet dualisering gemeentebestuur is dat niet meer het bladen). geval, maar daarvoor was dat wel zo. De vraag is dus lastig. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 27 Figuur 2.4 Met de kennis van het lokale bestuur is het redelijk gesteld: de Percentage correct antwoord op de vraag naar de naam meeste burgers weten wel wie hun burgemeester is, maar gevraagd van de burgemeester en de vraag naar het raadslidmaat- _naareen meer procedureel onderwerp blijken veel van hen door de schap van wethouders naar mediaconsumptie mand te vallen. Dit komt niet als een verrassing: de lokale politiek wordt door te weinig Nederlanders als interessant bevonden om er Correct antwoord op zich echt in te verdiepen en er veel kennis van te hebben. kennisvraag 1 (burgemeester) : Het is niet vanzelfsprekend dat burgers geïnteresseerd en op de . hoogte zijn van de grote veranderingen die de gemeente ondergaat. Betaalde nationale kranten , a … Zo beschouwd is de lokale democratie niet bijster sterk toegerust Gratis nationale kranten op toenemend takenpakket van de gemeente. Anderzijds is het mogelijk dat toenemende verantwoordelijkheden van het lokaal Betaalde regionale of lokale kranten bestuur de betrokkenheid van burgers in de toekomst juist zullen verhogen. Gratis regionale of lokale kranten ; (huis-aan-huis bladen) î Ï Correct antwoord op kennisvraag 2 ' (wethouder lid gemeenteraad) n Betaalde nationale kranten Ú Gratis nationale kranten I Betaalde regionale of lokale kranten Gratis regionale of lokale kranten I (huis-aan-huis bladen) o 20 40 60 80 100 2.5 Conclusie Uit de gegevens van het LKO blijkt dat het lokale bestuur geen grote prioriteit is voor de gemiddelde Nederlander: de grootste groep respondenten is slechts tamelijk geïnteresseerd en vooral jongeren zijn niet geïnteresseerd. Dit betekent echter niet dat men zich afsluit voor het lokale bestuur: lokaal nieuws wordt wel degelijk gelezen en de meeste respondenten nemen wel deel aan discussies over lokale onderwerpen of luisteren er op zijn minst naar. Het lijkt er dus op het lokale bestuur geen centrale plaats inneemt in het leven van burgers, maar dat ze er toch open voor staan. Het LKO geeft ook aan dat men vooralsnog niet teveel moet verwachten van sociale media: jong en oud volgen nauwelijks lokale politici op sociale media. Ze luisteren wel naar gesprekken over lokale onderwerpen en daar liggen dus wellicht meer mogelijkheden om de brug te slaan naar jongeren. Betaalde kranten blijven nog steeds belangrijk en leveren meer kennis op dan hun gratis tegenhangers. 28 | 2 Kennis van en interesse in het lokale bestuur Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 29 elfde ticipat! Josje den Ridder en Paul Dekker In dit hoofdstuk laten we zien: e De opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen is sinds de jaren negentig gedaald, maar stemmen blijft de populairste vorm van lokale politieke participatie: 54% ging in 2014 naar de stembus. Aan een of meer van elf andere participatiemogelijkheden nam in de afgelopen vijf jaar 19% deel. Universitair geschoolden zijn twee keer zo vaak actief als laagopgeleiden. e Een meerderheid wil een grotere invloed van burgers via directere democratie (gekozen burgemeester, lokale referenda) en vaker meepraten over beleid. Een meerderheid vindt dat ook als burgers meepraten de gemeenteraad uiteindelijk moet beslissen. Er is weinig steun voor lokaal bestuur door experts. e Politieke participatie is vooral een uiting van betrokkenheid: mensen met veel lokale politieke interesse zijn vaker lokaal actief. Ze hebben gemiddeld ook iets meer vertrouwen in de politiek maar zijn gemiddeld niet tevredener of ontevredener over het functioneren van de gemeente. « Mensen die politiek ontevreden zijn, zijn vaker voor lokale referenda, maar hierbij gaat het niet specifiek over lokale politieke onvrede. 31 Vernieuwing van de democratie van 3.2 Feitelijke deelname aan de politiek onderop? - be: Laten we eerst terugkijken naar participatie in de afgelopen decennia. Figuur 3.1 toont de feitelijke deelname aan algemene “All politics is local”, “het gemeentebestuur staat het dichtst bij de verkiezingen — de opkomst gemeenteraadsverkiezingen en ter burgers” en door de decentralisaties is er een ontwikkeling “van vergelijking bij verkiezingen voor de Provinciale Staten, verzorgingsstaat naar verzorgingsstad”, het zijn noties die grote Tweede Kamer en het Europees Parlement — en de met een verwachtingen wekken van de lokale politieke participatie. langlopende enquête gevolgde deelname aan acties voor lokale en Pogingen tot versterking van de democratie en vergroting van de bovenlokale doelen. participatie zijn ook vooral op de lokale situatie gericht, zoals duidelijk is in de ‘doe-democratie’ met haar zelfredzame partici- 3.2.1 Dalende opkomst bij gemeenteraads- patie (Van Houwelingen et al. 2014) en in deliberatieve experimen- verkiezingen … ten met burgertoppen (Boogaard en Michels 2016). Voor de De opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen daalt. In 1974 ging 69% vernieuwing van de nationale democratie wordt vanuit Den Haag van de kiesgerechtigden naar het stembureau, in 2014 was dat nog hoopvol gekeken naar wat er lokaal wordt uitgeprobeerd > maar 54%. De opkomst ligt daarmee aanzienlijk lager dan bij de Maar hoe actief zijn burgers in de lokale politiek en welke verwach- Tweede Kamerverkiezingen (75% in 2012), maar hoger dan bij de tingen koesteren zij van meer mogelijkheden om mee te doen? verkiezingen voor de Provinciale Staten (48% in 2015) en het In dit hoofdstuk beschrijven we eerst de populariteit van participa- Europees Parlement (37% in 2014). In 1994 is in het Nationaal tievormen en de verschillen die daarbij optreden tussen bevolkings- __Kiezersonderzoek gevraagd naar het belang dat men toekent aan de groepen. Vervolgens gaan we na hoe nuttig men participatie vindt vier vertegenwoordigende organen. Het belang van de Provinciale en welke relatie dat heeft met de feitelijke activiteiten. Ook gaanwe _ Staten en het Europees parlement is in de ogen van veel mensen uitgebreider in op de wens om meer te kunnen participeren en hoe niet erg groot, en dat kan de lage opkomst voor die organen die samenhangen met politieke onvrede. Willen de actievelingen verklaren. Opvallend is echter dat men in 1994 gemiddeld ongeveer nog meer mogelijkheden of eisen juist de mensen die nu op de evenveel belang hecht aan de gemeenteraad als aan de grootste afstand van de lokale politiek staan nieuwe vormen? Entot Tweede Kamer. Dat opkomstverschil — dat er in 1994 ook al was — slot: wat betekenen onze bevindingen voor het bestuur en de wordt er dus niet mee verklaard (Oppenhuis 1995: 49-50, zie verder verwachtingen die er bestaan van vernieuwing van de lokale hoofdstuk 6). democratie? Figuur 3.1 Opkomst bij algemene verkiezingen en deelname aan collectieve acties, 1970-2015 (in procenten) VOO 80 TT nnn TT 60 Oe 40 ee o UL 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2015 —= Actief voor (inter)nationaal doel —= Europees Parlement —= Gemeenteraad — Actief voor lokaal doel Provinciale Staten Tweede Kamer De gegevens in deze figuur over deelname aan collectieve acties zijn gebaseerd op de enquêtevragen ‘Heeft u zich in de afgelopen 2 jaar wel eens samen met anderen actief ingespannen voor een kwestie van nationaal belang of voor een kwestie met betrekking tot een wereldprobleem als vrede of armoede?’ /‘En heeft u zich in de afgelopen 2 jaar wel eens samen met anderen actief ingespannen voor een kwestie van gemeentelijk belang, voor een bepaalde groep in de gemeente of voor uw buurt?’ Tot 2010/2011 werden de vragen iets anders gesteld. Op basis van parallelle vraagstelling in de enquête van 2010/2011 zijn de uitkomsten daarvan bijgesteld aan die van de nieuwe vragen. De vragen werden gesteld in de enquêtes Culturele veranderingen in Nederland (18+). De verkiezingsuitslagen zijn afkomstig van www.verkiezingsuitslagen.nl. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 31 3.2.2 …maarstemmen is nog steeds populairder dan Gaan stemmen bij raadsverkiezingen hangt positief samen met het andere politieke participatie anderszins lokaal politiek actief zijn. Van de mensen die gaan De opkomst bij verkiezingen is wel hoger dan de deelname aan stemmen is 26% lokaal actief, van de mensen die dat niet doet is dat collectieve acties, zo zien we in figuur 3.1. Sinds 1980 ligt de inzet 13%. Lokale politieke activiteiten trekken dus weliswaar vaker rond de 20% voor acties met een lokaal doel en,‚ na een daling, zo'n stemmers, maar ook niet-stemmers zijn lokaal actief.” Als niet- 10% voor acties met een bovenlokaal doel. Let wel: het (boven) stemmers iets doen, dan zijn dat vaak activiteiten die weinig tijd lokale verwijst naar de doelen en niet van de aard van de acties. kosten en op enige afstand van de gemeentelijke instituties Voor zover die acties niet via internet of per post plaatsvinden of plaatsvinden (petitie tekenen, actief op sociale media). vorm krijgen in landelijke demonstraties en bijeenkomsten, zal de Voor het vervolg van dit hoofdstuk vatten we de activiteiten in aard van de acties meestal lokaal zijn (b.v. het inzamelen van geld of _ figuur 3.2 samen in drie participatievormen: institutioneel, goederen bij rampen in andere landen). activistisch en virtueel. Institutionele participatie richt zich op de Ook in het LKO blijken niet-electorale activiteiten minder wijd gevestigde instituties van de lokale politiek, activistische partici- verbreid dan het gaan stemmen. Als mensen de in figuur 3.2 patie vindt eerder op afstand daarvan plaats en virtuele participatie vermelde elf andere lokale politieke activiteiten worden voorgelegd gebeurt op internet via de sociale media. Zie voor de opdeling van met de vraag welke ze daarvan de afgelopen vijf jaar hebben gebruikt, de activiteiten de toelichting onder tabel 3.1. Het is natuurlijk geen geeft slechts 19% aan iets te hebben gedaan (11% deed mee aan één strakke indeling (buurtactivisten kunnen via sociale media in van de elf activiteiten, 8% aan twee of meer). De meest ondernomen discussie gaan met een wethouder) en sowieso kunnen mensen van lokale politieke activiteiten zijn het tekenen van een petitie (gedaan verschillende vormen gebruik maken, maar zoals we verderop door 6%), het contact leggen met een gemeenteraadslid of ambte- zullen zien levert dit onderscheid inzicht op in de verscheidenheid naar (5%) of het bezoeken van een inspraakavond (4%). in lokale participatie. Figuur 3.2 Deelname aan lokale politieke activiteiten (in %) Een petitie getekend over een lokale kwestie (op papier of via internet) Contact gelegd met een gemeenteraadslid, wethouder, burgemeester of ambtenaar Inspraakavond(en) van uw gemeente bezocht Berichten over politieke zaken in uw gemeente gedeeld op sociale media (als Facebook, Twitter, Instagram) Op sociale media (als Facebook, Twitter, Instagram) commentaar gegeven op politieke zaken in uw gemeente Gemeenteraadsvergadering bezocht Lidmaatschap van een politieke partij Deelgenomen aan een burgerinitiatief op wijkniveau om zelf problemen op te lossen Contact opgenomen met een politieke partij in uw gemeente Contact opgenomen met lokale of regionale krant, radio of tv Actief in een lokale actiegroep 0 2 4 6 8 10 ‘Er zijn verschillende manieren om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op lokale politici of de gemeente. Van welke van de volgende manieren hebt u in de afgelopen 5 jaar gebruik gemaakt?’ 32 | 3 Politieke participatie 3.2.3 Hoger opgeleiden vaker politiek actief, ouderen kleine of landelijke gemeenten.” Bij lokale politieke participatie stemmen vaker zien we die verschillen in stedelijkheid echter niet. Dat is vooral bij Voor stemmen bij lokale verkiezingen en de deelname aan lokale de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen opvallend omdat we politieke activiteiten kijken we in tabel 3.1 wie er meer of minder weten dat de feitelijke opkomst in de grote steden lager is dan het aan mee doen. Overeenkomstig eerder onderzoek zijn mannen wat landelijke gemiddelde.” De deelname aan lokale politieke actiever dan vrouwen en zijn hoger opgeleiden veel actiever dan activiteiten ligt in de grote steden evenmin lager dan in landelijke lager opgeleiden. Qua leeftijd doet zich een ander patroon voor: gebieden.» Als we aan de rechterkant van tabel 3.1 kijken naar de ouderen gaan aanzienlijk vaker stemmen dan jongeren, maar bijde diverse vormen van lokale participatie zien we verschillen tussen deelname aan andere politieke activiteiten zien we dat leeftijds- deze vormen. In landelijke gebieden is men minder geneigd tot verschil niet. Daarin participeren mensen van middelbare leeftijd lokaal activisme van onderop (m.n. het tekenen van een petitie en het minst. Als we in de rechterkant van tabel 3.1 kijken naar de drie actief zijn in de wijk wordt minder gedaan)” en via sociale media, vormen van lokale participatie zien we hiervoor een verklaring: terwijl er iets meer contact is met de gemeente dan in de G4. Er lijkt ouderen zijn vaker institutioneel actief, terwijl jongeren vaker actief zich — althans wat betreft stedelijkheid — dus een verschil voor te zijn op sociale media. doen tussen maatschappelijke en lokale politieke participatie. 3.2.4 Mensen in grote steden zijn niet minder politiek actief 3.3 Heeftlokale politieke participatie zin? Uit ander enquêteonderzoek komt naar voren dat er in steden minder vrijwilligerswerk wordt gedaan en dat men daar iets minder Wat verwachten mensen eigenlijk van lokale participatie? Heeft het actief is in de buurt (zie o.a. Van Houwelingen en Dekker 2015: 228). zin om een petitie te tekenen of een inspraakavond te bezoeken? Ook in het LKO zien we dat er minder maatschappelijke participatie Drie op de tien mensen denkt van wel. Ongeveer 30% denkt dat het is in grotere gemeenten: in de G4 en Gá41 zijn minder mensen lid veel zin heeft om contact te leggen met een lokale politicus of van een vereniging en doet men minder vrijwilligerswerk dan in ambtenaar, een inspraakavond te bezoeken of een petitie te Tabel 3.1 Opkomt bij raadsverkiezingen en deelname aan niet-electorale lokale politieke activiteiten (in %) Gestemd bij raads- Totaal Institutioneel Activistisch verkiezingen lokaal actief? Ere Ci actief: Virtueel actief! Mers ee se ns se ON: es EE ravofvwefmbe 50) k | E EI: | overig, niet landelijk 55 | 19 9 4 ®_Het gaat hier om het aandeel dat meedoet aan één of meer van de activiteiten in figuur 3.2. P_ Heeft deelgenomen aan ten minste één van de volgende activiteiten: contact leggen met gemeenteraadslid, inspraakavond bezocht, gemeenteraadsvergadering bezocht, lidmaatschap politieke partij, contact opgenomen met lokale partij. © Heeft deelgenomen aan ten minste één van de volgende activiteiten: tekenen petitie, deelgenomen aan burgerinitiatief, actief in actiegroep, contact opgenomen met lokale media. “Heeft commentaar gegeven op sociale media en/of berichten over politieke zaken gedeeld op sociale media. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 33 Tabel 3.2 Gepercipieerd nut van lokale politieke participatie (in procenten) Wat kan je bereiken met: NE Kal ACT Kd mspastenderjvan wr generen ee ale tnpatieitenn oren leesten moie tinnen) ee ale Een lokale actiegroep beginnen 1 49 23 | 17 ‘Er zijn verschillende mogelijkheden om iets te doen als burgers het helemaal niet eens zijn met plannen van het gemeentebestuur. Wilt u voor elk van deze mogelijkheden aangeven in hoeverre u denkt dat burgers daar iets mee kunnen bereiken?’ tekenen. Het gepercipieerde nut van een lokale actiegroep ligt met 3.4.1 Eerder voldoende dan onvoldoende manieren om 23% iets lager (tabel 3.2). Een meerderheid denkt dat er met deze mening te geven activiteiten weinig of niets te bereiken is. Daarnaast is er nog een Over de mogelijkheden van burgers om hun mening te geven over groep van tussen de 14-17% die aangeeft het niet te weten, iets wat de gang van zaken in de gemeenten zijn de meningen verdeeld, evenmin duidt op grote fiducie in het nut van lokale participatie. maar het aandeel dat vindt dat er voldoende mogelijkheden zijn (36%) is dubbel zo groot als het aandeel dat vindt van niet (18%). Mensen die veel verwachten van participatie hebben de afgelopen De grootste groep (46%) neemt een neutrale positie in of weet het jaren vaker deelgenomen aan politieke activiteiten dan mensen die niet (tabel 3.4). Participanten zijn iets positiever over de inspraak- er weinig van verwachten. Van de mensen die van minstens een van mogelijkheden: van de stemmers vindt 44% die voldoende, van de de mogelijkheden in tabel 3.2 veel verwachten, is 24% lokaal actief, lokaal actieven is dat 45%. Mannen, ouderen en hoger opgeleiden van de mensen die minder fiducie hebben in het nut van lokale zijn vaker van mening dat er voldoende manieren zijn om je stem te participatie is dat 14%. Er zijn zelfs mensen die helemaal niets laten horen (tabel 3.5). verwachten van een activiteit die ze zelf hebben ondernomen.” Dat is echter niet per se onlogisch want het kan goed zijndatzedoor 3.4.2 Steun voor meer directe betrokkenheid en voor hun participatie tot de conclusie zijn gekomen dat die niets heeft beslissende gemeenteraad opgeleverd en van een nieuwe poging ook niets te verwachten is. Al met al is er geen grote onvrede over de manieren om lokaal te participeren, maar de grote neutrale groep geeft wel aan dat er nog . . verbetering mogelijk is. Welke wensen zijn er over de verbetering 3.4 O pvattingen over bu rgerparticipatie en van de mogelijkheden om de mening van burgers (beter) te laten lokale democratie horen? Hoe denken burgers over de diverse democratievormen? Een meerderheid spreekt zich uit voor meer directe invloed van Er zijn diverse manieren waarop burgers in de lokale democratie burgers, hetzij via verkiezingen hetzij via meer deliberatieve of meer kunnen participeren of invloed kunnen proberen uit te oefenen ‘doe-democratische’ vormen. 55% is voor een door de inwoners op het lokale bestuur. Het kan via de representatieve (partijen) gekozen burgemeester. Directe invloed via lokale referenda over democratie: eens in de vier jaar zijn er verkiezingen voor de belangrijke lokale kwesties kan op steun van een nipte meerderheid gemeenteraad waarbij(lokale) politieke partijen strijden om de (51%) rekenen. Ongeveer een derde is neutraal en 15% vindt lokale gunst van kiezers. De gekozen raadsleden vertegenwoordigen referenda geen goed idee. 63% wil burgers laten meepraten over burgers. In het Nederlandse systeem sluiten partijen na de belangrijkste beslissingen in de gemeenten. Slechts 5% vindt dit verkiezingen coalities waarbij de coalitiepartijen wethouders een slecht idee, 31% is neutraal. Als burgers zich in de doe-democra- leveren. De burgemeester wordt niet gekozen via algemene tie inzetten en zelf problemen in hun wijk aanpakken, vindt 63% verkiezingen, maar benoemd. Dat gebeurt formeel door de Koning, dat burgers daarbij financieel ondersteund moeten worden door de op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken, en in gemeente (5% vindt van niet, 33% is neutraal of weet het niet). Voor overleg met de gemeenteraad die een profiel opstelt en kandidaten een apolitieke invulling van de lokale democratie ligt het aandeel aanbeveelt. Als aanvulling op dit systeem van representeren en voorstanders een stuk lager: 34% vindt dat meer beslissingen op benoemen zijn er andere manieren waarop burgers invloed kunnen gemeentelijk niveau zouden moeten worden overgelaten aan uitoefenen, zoals via inspraakprocedures en bezwaarschriften. Er is experts, 12% is het daarmee eens en 54% is neutraal. Ondanks de de afgelopen jaren ook geëxperimenteerd met (raadgevende) grote steun voor meer inspraak en directe invloed van burgers, ziet referenda, coproductie van beleid door burgers, zeggenschap over een meerderheid een rol voor de gemeenteraad. 56% vindt dat ook buurtbudgetten en allerlei vormen om de ‘deliberatie’ tussen als burgers meepraten, de gemeenteraad de uiteindelijke beslissing burgers te versterken. In tekstblok 3.1. wordt ingegaan op een moet nemen (9% vindt dat niet, 35% is neutraal). aantal nieuwe vormen en hun bekendheid bij de bevolking. 34 | 3 Politieke participatie Tekstblok 3.1 Burgerinitiatief meest bekende nieuwe participatievorm Op lokaal niveau wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van politieke participatie. Dat is veel burgers niet ontgaan, al zien we in tabel 3.3 dat niet iedereen er van hoorde. Van de bevraagde vormen zijn de lokale referenda het minst bekend en is het burgerinitiatief het bekendste. Mensen die lokaal actief zijn, zijn vaker bekend met deze nieuwe vormen van participatie. Van de lokaal actieven hoorde 20% veel van meedenken van burgers, 14% veel van lokale referenda en 20% veel van lokale referenda. Ook lokale politieke interesse hangt samen met de bekendheid van nieuwe participatievormen. Van diegenen die niet geïnteres- seerd zijn in lokale politiek (de helft van de bevolking) hoorde 56% nog nooit van meedenken van burgers, 54% hoorde nooit van lokale referenda en 34% nooit van burgerinitiatieven. Er is niet gevraagd of men van plan is mee te gaan doen, maar als we bekendheid zien als een eerste voorwaarde voor deelname, dan zullen deze nieuwe vormen in de eerste plaats het al actieve en geïnteresseerde deel van de bevolking aanspreken. Tabel 3.3 Bekendheid met nieuwe participatievormen (in %) Nooit van KE Veel van gehoord vangehoord gehoord Burgers die door hun gemeente worden uitgenodigd om mee te denken en te discussiëren over beleid (stadsgesprek, burgertop, burgerforum, G1000). 49 7 Alle burgers die door hun gemeente worden gevraagd te stermmen over een bepaalde kwestie (lokale referenda). 47 47 7 Burgers die problemen in hun wijk samen oplossen, met of zonder hulp van de lokale overheid (burgerinitiatief). 25 62 13 ‘Er zijn verschillende nieuwe manieren om burgers te betrekken bij de gemeentepolitiek. Ongeacht of dit in uw eigen gemeente wel eens is georganiseerd, hebt u wel eens gehoord van of gelezen over: …' Tabel 3.4 Opvattingen over lokale participatie en democratie (in procenten) Er zijn op dit moment voldoende manieren voor burgers om duidelijk te maken wat hun mening is over de gang van zaken hier in de gemeente.’ 18 46 36 De burgemeester moet worden gekozen door inwoners van mijn gemeente. 13 32 55 Over belangrijke beslissingen voor mijn gemeente moet vaker door alle burgers kunnen worden beslist in een referendum. 15 34 51 Burgers die dat willen, moeten vaker kunnen meedenken en meepraten over belangrijke beslissingen in mijn gemeente in bijvoorbeeld een burgerforum of stadsgesprek. 5 31 63 Als burgers de problemen in hun wijk willen aanpakken, of hun wijk willen verbeteren, moet mijn gemeente ze daarbij financieel ondersteunen. 5 33 63 In mijn gemeente zouden meer beslissingen moeten worden overgelaten aan experts en deskundigen. 12 54 34 Ook als burgers meepraten over beleid moeten de uiteindelijke beslissingen worden genomen door de gemeenteraad. 9 35 56 | Het beeld van lokale democratievormen dat naar voren komt uit net als inwoners van de G41 en overige niet-landelijke gemeenten. tabel 3.4 sluit aan bij bevindingen uit eerdere onderzoeken. In het Hoger opgeleiden zijn minder voorstander zijn van lokale referen- Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) van 2012 en Culturele da, al is het opvallend dat dit niet geldt voor het direct kiezen van Veranderingen (CV) van 2014/2015 is een ruime meerderheid een burgemeester wat in feite ook een referendum is maar dan over voorstander van een direct gekozen burgemeester” en voor een persoon in plaats van over een inhoudelijke kwestie. Ouderen referenda over belangrijke politieke kwesties.” Ineeninz2om1inhet vinden het vaker een goed idee als burgers meer meedenken over LISS-panel uitgevoerd onderzoek naar landelijke democratievoor- belangrijke gemeentelijke beslissingen, inwoners van de Gá vinden keuren (zie o.a. Coffé en Michels 2014) zien we eveneens veel dit minder vaak. Mannen en ouderen zijn vaker voorstander van het voorstanders van meer inspraak, terughoudendheid over besluit- inzetten van experts. Mannen, ouderen, hoger opgeleiden en vorming door experts en (ondanks politieke onvrede) steun voor mensen buiten de Gg, zijn vaker van mening dat de gemeenteraad representatie. De conclusie die op basis van deze gegevens uit 2011 uiteindelijk moet beslissen. Vooral de verschillen naar opleidings- werd getrokken is dat burgers meer invloed en inspraak willen, niveau zijn groot en dat sluit aan bij de bekende patroon dat hoger maar óók een rol zien voor representatieve organen (Den Ridderen opgeleiden vaker voorstander zijn van representatie en lager Dekker 2015: 53) en dat lijkt ook op lokaal niveau op te gaan. Het is opgeleiden van referenda (Den Ridder en Dekker 2015: 90). een beeld dat we herkennen uit onderzoek naar gezamenlijke inzet voor buurten. Ook daar vinden velen het belangrijk dat de Er zijn geen grote verschillen tussen mensen die wel of niet gemeenteraad uiteindelijk beslist. De gemeenteraad zou in staat participeren. Mensen die stemmen, lokaal actief zijn of denken dat zijn om belangen van burgers af te wegen en zo te voorkomen dat met participatie veel te bereiken is, zijn vaker dan gemiddeld diegenen met de grootste mond hun zin krijgen (Dekker en Den voorstander van een rol voor de gemeenteraad (67% van hen is dat, Ridder 2013). niet in tabel), maar verder zijn de verschillen in democratie- opvattingen tussen participanten en niet-participanten niet zo 3.4.3 Opleidingsverschillen in steun voor referenda en groot. beslissingen door raad Voor zes stellingen uit tabel 3.4 laat tabel 3.5 verschillen in steun tussen bevolkingscategorieën zien. Bij de gekozen burgemeester zijn mensen van middelbare leeftijd iets minder enthousiast dan jongeren en ouderen, maar de verschillen zijn niet groot. Ouderen en lager opgeleiden zijn vaker voorstander van lokale referenda, Tabel 3.5 Opvattingen over lokale participatie en democratie (in procenten) Voldoende [oF Tafel 2} LK LURIE ant Sl Wil lokale AL Nanl-td Voor inzet Vindt dat GR manieren fr An referenda meedenken experts moet beslissen Allen | 36 55 | 51 63 | 34 56 nel al el el el al 55+ | 41 57 | 55 69 | 40 | 59 EE EE ele lele G4 (4 grootste steden) | 30 Dè | ar 53 | 33 | 49 * Selectie van stellingen uit tabel 3.5, weergegeven is het aandeel dat het met de stelling (zeer) eens is. 36 | 3 Politieke participatie 3.5 Pa rtici pa ti e(wens) a Is teken van (on-) individuele burger. Over dat bijzondere valt met dit onderzoek niets tevredenheid? te zeggen, maar we kunnen wel proberen ruwweg in kaart te brengen wat de relatie is met verschillende soorten betrokkenheid bij de woonplaats en de lokale politiek. Ruwweg de helft van de mensen gaat stemmen en één op de vijf is wel eens op een andere manier politiek actief. Het kan zijn dat de 3.5.1 Samenhang met interesse en politiek vertrouwen rest geen belangstelling heeft in de lokale politiek, tevreden is met In tabel 3.6 brengen we voor de opkomst bij raadsverkiezingen, hoe het gaat of denkt dat het geen zin heeft om te participeren. de deelname aan andere politieke activiteiten, de voorkeur voor Participatie kan voortkomen uit traditie (je hoort te gaan stemmen) referenda en de voorkeur voor meer meepraten in kaart hoe ze of uit de behoefte om politici te laten merken dat je hun inspan- samenhangen met enkele indicatoren voor betrokkenheid.” ningen waardeert, uit de behoefte om bepaalde politieke ideeën en beleidsvoornemens te versterken of te verzwakken, of wat minder Lokale participatie(wensen) hangen in ieder geval sterk samen met gericht uiting te geven aan afkeer van de politiek. Ook verlangens interesse. Mensen met (tamelijk) veel interesse in lokale politiek naar meer directe invloed kunnen heel verschillende achtergron- gaan veel vaker stemmen en zijn veel vaker lokaal actief dan den hebben: ze kunnen voortkomen uit enthousiasme voor de mensen zonder die interesse. En ook: lokaal politiek geïnteresseer- politiek, uit de behoefte aan extra middelen om specifieke invloed den zijn vaker voorstander van lokale referenda en meer meepraten uit te oefenen, of ook weer uit afkeer van de politiek, die men met —al is het verschil hier kleiner dan bij het stemmen. extra participatiemogelijkheden wil bijsturen. Er is eveneens samenhang tussen lokale verbondenheid en lokale De motieven en achtergronden van participatie en participatie- participatie. Des te sterker men zich verbonden voelt met de wensen zijn heel divers en ze kunnen heel specifiek zijn voor een gemeente, des te vaker men stemt of actief is. Ook diegenen die kwestie die lokaal toevallig speelt of van groot belang is voor een zich sterk verbonden voelen met de eigen wijk of dorpskern Tabel 3.6 Participatie(wensen) en indicatoren van lokale betrokkenheid (in procenten) Categorieën (en % van de bevolking) Gestemd GR Lokaal actief Wil lokale referenda Wil meer meepraten erge niederdiien Tse Ee Witegebendn 8) ee al EE EE wemieanndegeremene One ielverromenincdtgeB eel |l om de mening van mensen zoals ik’ (20%) 74 28 36 61 nr er spelen in de politiek (42%) 50 12 54 eurmaweei08) el Eens (17%) 68 | 39 52 Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 37 participeren vaker (niet opgenomen in tabel). Hetisechter maarde voortkomen uit een lokale context of dat het gaat om meer vraag of het echt lokale verbondenheid is die participatie bevordert algemene oriëntaties van interesse, betrokkenheid en onvrede die —al je het al zo causaal zou willen stellen — want ook mensen die zich ook op lokaal niveau manifesteren. Het is overigens goed zich sterk verbonden voelen met hun streek, met Nederland of met mogelijk dat er op dit punt verschillen zijn tussen groepen, de EU participeren vaker op lokaal niveau. De mate van lokale bijvoorbeeld tussen mensen met vooral lokale en mensen met verbondenheid hangt niet samen met de wens voor lokale meer algemene participatiemotieven. Dat is iets voor referenda, maar wel met de wens om meer mee te praten. vervolgonderzoek. Diegenen die zich verbonden voelen, willen dat vaker. De meerderheid van de burgers is tevreden met het functioneren van de gemeente, maar onder lokale stemmers ligt dan aandeel nog 3.6 Conclusie iets hoger dan gemiddeld. Het lokaal actief zijn, hangt niet samen met tevredenheid. Ontevredenen doen dat niet (significant) vaker of De opkomst bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen was 54%. minder vaak dan tevredenen. Ontevredenen zijn vaker voorstander Uit dit onderzoek blijkt dat 19% op een andere manier lokaal van lokale referenda dan tevredenen, maar beide groepen verschil- politiek actief is geweest. De opkomst daalt, de lokale activiteit len niet in opvattingen over inspraak. Mensen met vertrouwen in de waarschijnlijk niet (figuur 3.1), maar voorlopig is de electorale gemeenteraad en in het college van B&W gaan vaker stemmen en politieke participatie nog steeds verreweg het meest populair. zijn vaker politiek actief. Nadere analyse laat overigens zien dat bij Dit simpele gegeven verdient toch nog eens vermelding in een tijd het activistisch activisme (zie tabel 3.1) dat verschil er niet is. Mensen waarin soms wel erg makkelijk het einde van de oude representa- die veel vertrouwen hebben, willen iets vaker meepraten en zijn iets tieve democratie wordt gesignaleerd en de indruk wordt gewekt dat minder vaak voorstander van lokale referenda. de doe-democratische massa’s staan de popelen om de vermolmde We zagen hierboven al dat mensen die denken dat participatie veel structuren te vervangen door buurtcoöperaties. zin heeft iets vaker meedoen dan mensen die er weinig van Zover is het nog niet gekomen en de grootste groep spreekt zich verwachten. Mensen die denken dat participatie zin heeft, vinden nog altijd uit voor de uiteindelijke beslissingsmacht van de vaker dat burgers meer moeten meepraten. representatieve democratie (Den Ridder en Dekker 2015). Los van Eris ook een relatie met de perceptie van politieke responsiviteiten alle voordelen van meer actieve burgers en meer burgerinitiatieven politiek zelfvertrouwen. Mensen die vinden dat gemeenteraads- voor het individuele en collectieve welzijn, verdient vanuit leden zich niet bekommeren om mensen zoals zij, participeren democratisch oogpunt de representativiteit van de participatie en minder (stemmen en lokaal actief), zijn veel vaker voorstander van de combineerbaarheid van nieuwe participatievormen met de lokale referenda en iets vaker voorstander van meepraten. Mensen representatieve democratie veel aandacht. We hebben hier met veel politiek zelfvertrouwen stemmen vaker en zijn veel vaker opnieuw laten zien dat hoger opgeleiden meer politieke activitei- lokaal actief. De participatiewensen hangen niet samen met lokaal ten ontplooien dan lager opgeleiden en diepgaander onderzoek politiek zelfvertrouwen, ook mensen die van zichzelf zeggen dat ze van burgerinitiatieven en nieuwe participatievormen biedt tal van geen rol kunnen spelen, zijn hier voorstander van. andere voorbeelden van gebrekkige representativiteit en risico’s dat de wensen van meerderheden te veel buiten beschouwing blijven 3.5.2 Hoe lokaal zijn de motieven voor lokale (Van Houwelingen et al. 2013; Tonkens et al. 2015; Boogaard en participatie(wensen)? Michels 2016; Pettersen en Rose 1996; Bakker et al. 2011; Denters Waar duidt dit alles op? In de eerste plaats is lokale participatie een et al. 2013). uiting van interesse en betrokkenheid. Die interesse en betrok- De participatievoorkeuren die we in dit hoofdstuk zagen ten kenheid lijkt overigens niet specifiek lokaal. Ook mensen die aanzien van de lokale politiek corresponderen met wat we weten interesse hebben in landelijke politiek en mensen die zich over de wensen ten aanzien van de landelijke democratie: een verbonden voelen met bovenlokale entiteiten, participeren vaker. aanzienlijke steun voor meer directe invloed en meer inspraak In de tweede plaats zien we dat de steun voor lokale referendasterk wordt gecombineerd met een uiteindelijke voorkeur voor beslis- samenhangt met politieke onvrede. Dat is vooral te zien bij de singen door de volksvertegenwoordiging én wordt bij veel mensen stelling over gemeenteraadsleden die niet luisteren. Hoewel er ook gevoed door onvrede over het politieke bedrijf. Deze lastige cocktail samenhang is met lokale tevredenheid en lokaal politiek vertrou- verdient meer aandacht van onderzoekers en ze verdient vooral wen, kunnen we ons ook hier afvragen of het echt alleen maar gaat meer experimenten waarin burgers gedwongen worden het om lokale politieke onvrede. De steun voor lokale referenda hangt realiteitsgehalte en de consistentie van hun voorkeuren te namelijk ook samen met onvrede over de landelijke politiek. Als we beproeven en op zoek te gaan naar nieuwe balansen. kijken naar vertrouwen in de regering, dan zien we dat onder Gemeentepolitiek is voor burgers doorgaans niet de meest diegenen die geen vertrouwen hebben 57% vóór referenda is. interessante en relevante politiek (zie hoofdstuk 2 van deze En kijken we naar de stelling “Kamerleden geven niet om de mening publicatie), maar de lokale samenleving is wel de voor de hand van mensen zoals ik’, dan zien we dat eveneens 57% van diegenen liggende plek om participatiemogelijkheden verder te ontwikkelen die het hiermee eens is voor lokale referenda is. en te combineren. Het is dus de vraag in hoeverre motieven om lokaal te participeren of voorstander te zijn van lokale referenda en lokaal meepraten, 38 | 3 Politieke participatie Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 39 Vive) ij € p | ij | € U | | KO | Jeroen van der Waal & Eefje Steenvoorden In dit hoofdstuk laten we zien: e Problemen op het gebied van ‘Verkeer en fysieke leefomgeving’ (21,8%) en ‘Politiek en bestuur’ (19,6%) worden het vaakst genoemd als belangrijkste probleem in de gemeente. Gevolgd door ‘Criminaliteit en veiligheid’ (10,7%) en ‘Immigratie en integratie’ (10,6%). e De lokale politiek wordt regelmatig, met name in kleinere gemeenten en door mensen ouder dan 65, beschuldigd van laakbaar gedrag. e ‘Criminaliteit en veiligheid’ wordt voornamelijk in de grote steden met veel niet-westerse allochtonen als probleem aangekaart, zeker door middelbaar- en hoogopgeleiden en jongeren. e ‘Immigratie en integratie’ focust vooral op de vluchtelingen en AZCs, en dit wordt vaker door jongeren als probleem fe crd lln 4.1 Vooral hoger opgeleiden, ouderen en WOZ waarde’ <200k 38 mannen noemen problemen in de iet- „39, emeente pramen 3-10% 37 Van de 2.643 respondenten die in dit onderzoek zijn ondervraagd, hebben 1.048 (40%) antwoord gegeven op de open vraag Wat vindt u 2_ ‘Laag’ verschilt significant van ‘Hoog’ (p < 0,00) de belangrijkste problemen die spelen in uw gemeente? Deze antwoorden P_5-gq' verschilt significant van '65 en ouder’ (p < 0,00) varieerden van een enkel woord tot enkele zinnen. Meestal werd © Verschilt significant van ‘Mannen’ (p < 0,00) slechts één probleem aangekaart, maar een substantieel deel van “Categorieën verschillen niet significant van elkaar de antwoorden bevat een opsomming van verschillende proble- men. In dit hoofdstuk bepreken we deze antwoorden. Uit tabel 4.1. blijkt dat vooral hoogopgeleiden vaker antwoord a.2 Watvoor pro blemen worden geven op de vraag wat de belangrijkste problemen in de gemeente aange kaart? zijn. Dit verbaast niet: eerder onderzoek stelt ook vast dat hoog- opgeleiden aanzienlijk veel vaker een antwoord formuleren (Dekker et al, 2008), en dat hoogopgeleiden langere antwoorden 4.2.1 Verkeeren fysieke leefomgeving, de politiek, geven. Verder blijken ouderen significant vaker een antwoord te criminaliteit en veiligheid, en immigratie en geven dan jongeren, en mannen significant vaker antwoord geven integratie worden het vaakst genoemd dan vrouwen, zoals ook in het Continu Onderzoek Burger- We hebben antwoorden op de vraag naar de belangrijkste problemen in perspectieven (COB) het geval is (val. Dekker et al., 2008). Uittabel de gemeente in twaalf categorieën in tabel 4.2. In de eerste twee 4.1 blijkt verder dat er geen grote verschillen zijn in de mate waarin kolommen staan het aandeel en de rangorde van de categorieën inwoners van gemeenten met een verschillende stedelijkheid, WOZ _ van de antwoorden over lokale problemen. Omdat het codeer- waarde van het huizenbestand, of met verschillende aandelen schema van het COB is gebruikt, geven we in de derde en vierde niet-westerse allochtonen antwoord geven op deze vraag.” kolom het aandeel van deze categorieen weer in dat onderzoek De ondervertegenwoordiging van laagopgeleiden, jongeren en (Den Ridder et al, 2016). vrouwen onder degenen die antwoord geven op de vraag naar de Het vaakst worden problemen genoemd rond ‘Verkeer en fysieke belangrijkste problemen in de gemeente heeft waarschijnlijk leefomgeving’ (21,8%). Het gaat hier om problemen als parkeer- betekenis voor de problemen die worden aangekaart. Groepen problematiek, de staat van het wegdek, het openbaar vervoer, verschillen nu eenmaal in de mate waarin ze iets problematisch bereikbaarheid en vervuiling. Daarnaast gaat het om winkelaanbod vinden. In paragraaf 4.3 gaan we daar dieper op in. (leegstand van winkels, leegstand winkelcentrum, het verdwijnen van veel kleine winkeliers en winkelsluiting) en huisvesting (aanbod sociale huurwoningen; de wachttijd of beschikbaarheid Tabel 4.1 voor die woningen, en een enkele keer voor specifieke sociale Percentages respondenten in verschillende groepen die categorieën als jongeren, studenten, werklozen, en eigen antwoord hebben gegeven op de vraag naar de belang- Nederlandse inwoners). rijkste problemen die spelen in de gemeente Daarna volgt de categorie ‘Politiek en bestuur’ (19,6%). Deze cate- gorie bestaat voor het overgrote deel uit antwoorden waarin de Opleidingsniveau integriteit en kwaliteit van lokale bestuurders en politici wordt | Midden betwijfeld, of hun beslissingen en prioriteiten in het algemeen als onjuist worden bestempeld. Het gaat dus niet om specifiek beleid op deelterreinen. Louter als de algemene bestuurlijke handel en Leeftijd? wandel als probleem wordt aangemerkt is het ondergebracht in de categorie ‘Politiek en bestuur’. Drie categorieën beslaan ieder rond de 10% van de gerapporteerde problemen: ‘Criminaliteit en veiligheid’, ‘Immigratie en integratie’, Geslacht | Mannen en ‘Gezondheids- en ouderenzorg’. De meest gegeven antwoorden in de eerste categorie bestaan uit woorden als “criminaliteit” en Stedelijkheid * “veiligheid”. Bij immigratie en integratie gaat het overgrote deel van de antwoorden over asielzoekers, asielbeleid, opvang vluchte- lingen. Daarnaast worden buitenlanders, allochtonen, en Marokkanen als grootste probleem aangestipt. Overigens vallen | Landelijk Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 41 onder deze categorie zowel antwoorden als “de weerstand tegen het 4.2.2 Burgers verwijten politici onder meer laakbaar AZC vind ik een kwalijke zaak” en “groeiend racisme” als “dat er van gedrag en verspilling alles voor de allochtonen geregeld en gesubsidieerd wordt…”. In de Opvallend is dat een behoorlijke groep (bijna 1 op de 5) problemen categorie ‘Gezondheids- en ouderenzorg’, gaat het heel vaak over vooral ziet in ‘de politiek en het bestuur’. Dat is in de ogen van ouderenzorg, PGB, WMO, en problemen in de thuiszorg. anderen toch vooral de plaats waar de problemen in de gemeente Antwoorden waarin “vergrijzing” als belangrijkste probleem juist zouden moeten worden aangepakt. Hoewel we niet kunnen centraal staat zijn ook in deze categorie ondergebracht. uitsluiten dat mensen inderdaad het gemeentebestuur zelf als De overige inhoudelijke categorieën beslaan samen 16,4%. grootste probleem zien, vermoeden we op basis van verschillende De restcategorie ten slotte bevat tientallen mensen die de vraag antwoorden dat ook de vraagstelling hier een rol heeft gespeeld. Wat vindt u de belangrijkste problemen die spelen in uw gemeente? beant- Dit wordt wellicht veroorzaakt door de meerduidige term ‘gemeen- woorden met “geen idee” of “weet ik niet”, regelmatig omdat ze te’ in die vraagstelling.>* Het woord ‘gemeente’ wordt immers niet zich “er niet zo mee bezig” houden of hier “pas wonen”. alleen gebruikt voor de aanduiding van een geografische eenheid, Enkele tientallen respondenten geven aan dat er “geen” of “geen maar ook als aanduiding van het (gemeente)bestuur, of breder, het grote problemen” zijn in hun gemeente. Ten slotte blijken de hele stelsel van gemeentelijke instellingen. Antwoorden als “Ik heb antwoorden van een kleine honderd burgers moeilijk te categori- geen flauw benul. Ik ben de afgelopen jaren werkelijk elke vorm seren of duiden. van politiek bewustzijn verloren. Ik walg van de politici en alle Al met al blijkt dat mensen die antwoord geven op de vraag naar de ambtenaren (…)”, of “mijn gemeente is bar slecht voor mijn grootste problemen in de gemeente zeer verschillende ideeën medebewoners, omdat de partijen ondanks veel beloften, niets hebben over welke problemen dat zijn. uitvoeren.” doen vermoeden dat verschillende mensen de vraag hebben geïnterpreteerd als een vraag naar het functioneren van het politiek-bestuurlijke gemeenteapparaat. Korte antwoorden als “hoogmoed”, “het eigenbelang”, of “geen professionele aanpak” doen dat ook. Mogelijk is mede hierdoor het aantal mensen dat het functioneren van de gemeentepolitiek en het gemeentebestuur als belangrijkste probleem rapporteert hoog. Tabel 4.2 Belangrijkste problemen op gemeentelijk en landelijk niveau (in procenten en in rangorde) (Ta keten Ee Landelijk Aandeel rangorde Dae rangorde maimieenhegste Ee plemenenecnenie sel eee ammemenmanen Marenne ae De categorieën zijn gebaseerd op het codeerschema van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) 42 | a Wat zijn de belangrijkste problemen in de gerneente? Over naar de inhoudelijke duiding van de antwoorden in de specifiek probleem in de eigen gemeente. Wat ook een rol zou categorie ‘Politiek en bestuur’. Laten we voorop stellen dat niet alle kunnen spelen is de onevenredige verdeling van AZC's over antwoorden negatief zijn over het lokaal bestuur en de lokale gemeenten: in gemeenten waar amper tot geen asielzoekers politieke partijen. Enkele respondenten betreuren bijvoorbeeld worden opgevangen wordt dit wellicht niet als probleem aange- “schaalvergroting” en “samenvoeging” van gemeenten zonder kaart. De bulk van de antwoorden in de categorie ‘immigratie en daarbij een verwijt te maken aan lokale politieke en bestuurlijke integratie’ ging immers over vluchtelingenproblematiek. actoren. Ook het gebrek aan “menskracht” of middelen voor de De categorie ‘Samenleven en normen en waarden’ is op lokaal “inrichting [en] overheveling taken op gebied van werk, gezond- niveau amper gevuld, maar omvat op nationaal niveau 13% van de heidszorg e.d. naar gemeente” baart enkelen zorgen: “Men zal in antwoorden. Waarschijnlijk hebben deze problemen minder te Nederland meer verantwoordelijkheid moeten nemen op het maken met lokale problematiek, en meer met een algemeen niveau waar het hoort en niet doorschuiven naar decentrale maatschappelijk of cultureel klimaat. Dit valideert de vraag naar overheden”. Verschillende respondenten zien politieke en problemen op lokaal niveau: de respondenten noemen geen bestuurlijke vraagstukken dus als de belangrijkste problemen van nationale problemen. Ten slotte blijken de categorieën ‘Inkomen de gemeente, omdat lokale politici en bestuurders niet de en economie’ en ‘werkgelegenheid’ ook groter op nationaal niveau middelen krijgen om de verantwoordelijkheden te dragen die met dan op lokaal niveau. Net als bij ‘samenleving en normen en decentralisatie gepaard gaan. waarden’ vermoeden we dat economische voorspoed en de Dat neemt niet weg dat een aanzienlijk groter deel het lokale daarmee gepaard gaande werkgelegenheid door de burgers vooral bestuur en de lokale politiek laakbaar gedrag verwijt. Kwalificaties als een landelijk fenomeen wordt gezien. Dat is overigens opmerke- als “vriendjespolitiek”, “megalomanie”, “hoogmoed”, worden lijk gezien de grote lokale verschillen in werkloosheid die zelfs een relatief vaak gebruikt, maar ook mildere kwalificaties als “niet klein land als Nederland telt (Van der Waal, 2015). transparant zijn”, “trage besluitvorming”, “slechte communicatie”, Voor drie antwoordcategorieën geldt dat ze juist vaker worden “adolescent gekissebis” zien we vaak terug. Deze antwoorden laten genoemd op lokaal niveau dan op landelijk niveau: ‘verkeer en zien dat volgens velen de kwaliteit en slagvaardigheid van lokale fysieke leefomgeving’, ‘politiek en bestuur’ en ‘criminaliteit en bestuurders en politici te wensen overlaat. Veel burgers is het veiligheid’. De eerste categorie betreft vooral concrete lokale voorts een doorn in het oog dat gemeentebesturen “Teveel geld problemen. Het is daarom niet opmerkelijk dat ze op landelijk uitgeven aan onnodige zaken”, of het zelfs “weggooien” of “overde niveau minder, of zelfs niet, worden aangekaart. Voor de categorie balk smijten”. “Criminaliteit en veiligheid’ geldt iets soortgelijks: daar komen Kortom, de integriteit en het functioneren van lokale bestuurders mensen concreet mee in aanraking op lokaal niveau. Een vermoe- en politici, alsmede de prioriteiten en het begrotingsbeleid vanhet delijk belangrijke reden voor de grootte van de categorie ‘Politiek gemeentebestuur, zien veel burgers als het grootste probleem van en bestuur’ — die bijna twee keer groter is op lokaal dan op de gemeente. Merk daarbij op dat antwoorden als “de enorme nationaal niveau — is hiervoor al aangekaart. schuld van de gemeente door verkeerde keuzes” op de vraag wat de belangrijkste problemen zijn die spelen in uw gemeente zijn gecategoriseerd onder ‘Inkomen en economie’, omdat de econo- 4.3 Jongeren noemen an dere pro blemen mische positie van de gemeente als belangrijkste probleem wordt dan ouderen opgegeven. Dit is een uiting van ontevredenheid over de bestuur- lijke praktijk die niet is ondergebracht in de categorie ‘Politiek en bestuur’. De politieke onvrede is dus nog iets groter dan uit de In paragraaf 4.1. (en meer specifiek tabel 4.1.) zagen we dat omvang van die categorie al blijkt. hoogopgeleiden, ouderen en mannen vaker dan anderen antwoord geven op de vraag wat de belangrijkste problemen in de gemeente 4.2.3 Landelijke problemen niet altijd gemeentelijke zijn. De resultaten in de vorige paragraaf kunnen daardoor problemen vertekend zijn: als lager opgeleiden andere problemen zouden Een vergelijking tussen de gerapporteerde problemen in het LKOen noemen dan hoger opgeleiden maar vooral hoger opgeleiden de problemen in het COB van januari 2016 laat zien dat lokaal niet geven antwoord op deze vraag, dan worden ook andere problemen dezelfde soorten problemen worden genoemd als nationaal. benadrukt. Daarom onderzoeken we of sociale achtergrond- Vier probleemcategorieën blijken beduidend groter op landelijk kenmerken samenhangen met de gerapporteerde antwoorden. niveau dan op lokaal niveau: “immigratie en integratie’, ‘samen- Bij opleiding blijkt dat nauwelijks het geval. Alleen bij de categorie leven en normen en waarden’, “inkomen en economie’ en ‘criminaliteit en veiligheid’ is sprake van significante verschillen ‘werkgelegenheid’. tussen opleidingsgroepen: laagopgeleiden kaarten minder vaak De categorie ‘immigratie en integratie’ bevat op landelijk niveau problemen aan die in die categorie vallen dan middelbaar- en niet minder dan 30% van de antwoorden, en op lokaal niveau hoogopgeleiden. Hun eerder gerapporteerde grotere weerstand ‘slechts’ 9% van de antwoorden. Dat is een opmerkelijk groot tegen immigranten (De Koster & Van der Waal, 2014) leidt niet tot verschil. Blijkbaar worden vraagstukken rond immigratie en het vaker aankaarten van immigratie en integratie als belangrijk integratie niet als een specifiek lokaal probleem gezien of als een probleem in hun gemeente. En hun grotere wantrouwen in de Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 43 politiek en politici (Steenvoorden, 2009; Van der Waal et al, 2016), waarschijnlijk beperkt. Dat neemt niet weg dat bijvoorbeeld het vertaalt zich ook niet in het vaker aankaarten van politiek en percentage mensen dat problemen heeft met politiek en bestuur bestuur als belangrijkste probleem. wellicht wat lager is dan uit tabel 4.2. blijkt. Jongeren en vrouwen Leeftijd lijkt een belangrijkere rol te spelen: bij enkele categorieën noemen dat probleem namelijk minder vaak dan ouderen en is er sprake van leeftijdsverschillen. Zo zien jongeren minder mannen, terwijl ze ook minder vaak antwoord geven op deze vraag. problemen op het vlak van politiek en bestuur. Hun lagere Over de hoge positie van criminaliteit en veiligheid daarentegen wantrouwen in de politiek en politici zou debet kunnen zijn aan valt moeilijk iets te zeggen: lager opgeleiden zouden dit probleem het relatief lage aandeel antwoorden in de categorie ‘Politiek en minder vaak genoemd hebben, jongeren weer wat vaker. Het is bestuur’ (Dekker et al 2009; Van der Waal et al., 2016). Ook kaarten hierbij dus niet goed te voorspellen wat er zou gebeuren als die jongeren minder vaak de zorg als probleem aan. Wij vermoeden dat groepen ook massaal antwoord zouden hebben gegeven op de zorg minder op hun netvlies hebben omdat ze daar minder vaak gestelde vraag. van afhankelijk zijn. Criminaliteit en veiligheid, immigratie en integratie, en inkomen en economie zien zij daarentegen vaker als belangrijk probleem in hun gemeente. Gezien hun groterekansop 4.4 Criminaliteit pro bleem grote steden slachtofferschap is het eerste niet vreemd (CBS, 2016), maar dat ze met veel niet-westerse allochtone n, in immigratie en integratie vaker aankaarten is opmerkelijk gezien hun, over het algemeen, lagere weerstand tegen migranten kleinere gemeenten po litiek en bestuur (De Koster & Van der Waal, 2014). De categorie ‘Inkomen en economie’ is minder eenduidig — omdat het zowel bezuinigingen, Tabel 4.1 leerde ons dat de gemeentekenmerken ‘Stedelijkheid’, financiële tekorten en het problematiseren van ongelijkheid en ‘Gemiddelde WOZ waarde’ en ‘Aandeel niet-westerse allochtonen’ armoede omvat — en de reden waarom jongeren het vaker aan- niet samenhangen met het wel of niet geven van een antwoord op kaarten als belangrijk probleem is daarom niet goed te duiden. de vraag naar de belangrijkste problemen in de gemeente. Van verschillen tussen mannen en vrouwen is alleen sprake bij de De verschillen tussen gemeenten hebben dus naar verwachting categorieën ‘Politiek en bestuur’ en ‘Gezondheids- en ouderen- geen gevolgen voor de aantallen gerapporteerde problemen. zorg’. De eerste wordt vaker als probleem aangekaart door mannen, Dat betekent echter niet dat in alle gemeenten soortgelijke de tweede juist door vrouwen, net als in eerder onderzoek het geval problemen gesignaleerd worden. Tabel 4.4 toont dat stedelijkheid was (Dekker & Steenvoorden, 2008). Een mogelijke verklaring voor samenhangt met het soort problemen dat wordt gerapporteerd. dat laatste is dat vrouwen vaker zorgtaken, zoals mantelzorg, op zich nemen dan mannen. Problemen rond verkeer en fysieke leefomgeving worden minder De consequenties van deze gevonden verschillen tussen opleidings- vaak genoemd in het landelijke gebied. Ook de aard van de groepen (gering), leeftijdsgroepen (substantieel) en geslacht problemen in die categorie verschilt. Zo wordt in kleinere gemeen- (beperkt) voor het aantal keer dat problemen genoemd zijn, zijn ten vaker het dalende winkelbestand als belangrijk probleem Tabel 4.3 Belangrijkste problemen naar opleiding, leeftijd en geslacht (in procenten; n=1048)" Per opleidingsniveau Per leeftijdscategorie Geslacht Laag Midden Hoog LE | EN Vrouwen Mannen Korte cimmatstenssigie Ciel ee ee manerereaonie reeel *_De rapportage van de problemen is hier niet gewogen zoals toegelicht in noot 3. Ook als een respondent meerdere problemen rapporteert, telt elk door hem/haar gerapporteerd probleem volledig mee. P_Categorie ‘Laag’ verschilt significant van de andere categorieën (p < 0,05) © Categorie 15-45’ verschilt significant van categorie ‘65 en ouder’ (p < 0,05) “Categorie ‘65 en ouder’ verschilt significant van categorie ‘a5-64' (p < 0,00) _Verschilt significant van ‘Mannen’ (p < 0,05) aa | a Wat zijn de belangrijkste problemen in de gemeente? aangekaart, een probleem dat niet of nauwelijks speelt in de en over het wegvallen van het winkelaanbod in kleinere gemeen- grotere gemeenten. Dat in de grote steden de categorie ten, het vaakst worden genoemd. Ook problemen rond ‘politiek en “Criminaliteit en veiligheid’ significant groter is dan in kleinere bestuur’ worden vaak genoemd. Daarna volgen ‘Criminaliteit en gemeenten en landelijke gebieden verbaast ook niet; het aantal veiligheid’ en ‘Immigratie en integratie’. Het belang van deze misdrijven per inwoner is daar immers groter (CBS, 2016). Wat problemen toont de meerwaarde van het lokaal kiezersonderzoek: verder opvalt is dat in de vier grootste steden aanzienlijk minder het zijn lokale en concrete problemen waar mensen mee kampen. mensen problemen rond politiek en bestuur aankaarten dan in We vinden interessante verschillen tussen vooral leeftijdsgroepen landelijke gebieden en kleine gemeenten. Dat er amper stedelijk- in de problemen die worden aangekaart. ‘Politiek en bestuur’ heidsverschillen bestaan in de categorie “immigratie en integratie’ wordt bijvoorbeeld vaker genoemd door 65plussers. Jongeren heeft vermoedelijk te maken met het grote aantal respondenten in noemen relatief vaak ‘criminaliteit’ en “immigratie”. Opvallend is die categorie dat ‘AZCs’ en ‘asielzoekers’ als belangrijk probleem dat mensen met een verschillende opleiding niet echt andere aankaart. Dat speelt immers ook in kleinere gemeenten. problemen noemen, terwijl we dat wel hadden verwacht (Bovens et Samenhang tussen het soort problemen dat wordt gerapporteerd al., 2014). Het is alleen zo dat lager opgeleiden wat minder vaak dan en de gemiddelde WOZ waarde blijkt amper te bestaan en isdaarom hogeropgeleiden problemen aankaarten rond criminaliteit en niet in de tabel opgenomen.” Hetzelfde geldt grotendeels voor de veiligheid. samenhang met het percentage niet-westerse allochtonen. Naast verschillen tussen individuen zien we ook verschillen tussen Slecht de categorie ‘Criminaliteit en veiligheid’ hangt daarmee gemeenten. In landelijke en kleinere gemeenten is het soort samen: in gemeenten met een hoger aandeel niet-westerse problemen dat men noemt op gebied van verkeer en fysieke allochtonen wordt criminaliteit en veiligheid vaker aangekaart als leefomgeving minder en van andere orde dan in de grote gemeen- belangrijk probleem. Mogelijk heeft dit te maken met de over- ten. Criminaliteit en veiligheid zijn vooral problemen die worden representatie van niet-westerse allochtonen in bepaalde vormen aangekaart in grotere gemeenten met veel niet-westerse alloch- van criminaliteit. Ook het sterkere onveiligheidsgevoel dat mensen __ tonen, terwijl de handel en wandel van de lokale politiek relatief ervaren in etnisch diverse buurten en steden kan een verklaringzijn veel weerstand lijkt op te roepen in juist de kleinere gemeenten. (Oppelaar & Wittebrood, 2006), alsmede de sterkere onveiligheids- gevoelens onder niet-westerse allochtonen (CBS, 2016). 4.5 Conclusie In dit hoofdstuk zijn de antwoorden op de open vraag Wat vindt u de belangrijkste problemen die spelen in uw gemeente? geanalyseerd. Uit analyses blijkt dat problemen rond ‘verkeer en fysieke leef- omgeving’, waarbij het onder meer gaat over sociale huurwoningen Tabel 4.4 Belangrijkste problemen naar stedelijkheid (in procenten) ® Stedelijkheid Landelijk leif: G41 (zonder G4) (ct: pemeneneonerie Île ?_De rapportage van de problemen is hier niet gewogen zoals toegelicht in noot 3. Ook als een respondent meerdere problemen rapporteert, telt elk door hem/haar gerapporteerd probleem volledig mee. P_ Categorie ‘Landelijk’ verschilt significant van ‘Ga’ (p < 0,00) € Categorie ‘Ga’ verschilt significant van ‘Landelijk’ (p < 0,05) en ‘Overig’ (p < 0,05) “De categorieën ‘Ga' en ‘Gar (zonder Ga)' verschillen significant van ‘Landelijk’ (p < o,oo) en ‘Overig’ (p < 0,05) Overig’ verschilt significant van ‘Gar (zonder Ga)' en ‘Ga’ (p < 0,05) Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 45 Ee | | L INI | Henk van der Kolk In dit hoofdstuk laten we zien: e Over de taken die het gemeentebestuur zou moeten uitvoeren bestaan sterke meningsverschillen. Vooral over de opvang van asielzoekers zijn de meningsverschillen groot. e Van een samenhang tussen verschillende beleidsopvattingen is geen sprake. Opvattingen over de kant die het gemeentebestuur op zou moeten gaan, zijn niet terug te brengen tot een of twee algemene conflictdimensies. e Het verschil in beleidsopvattingen hangt vooral sterk samen met opleiding. Daarnaast zijn de opvattingen over onder meer cameratoezicht en subsidies voor kunst en cultuur vooral anders in grotere steden. « Vooral lager opgeleiden zijn van mening dat zij geen rol kunnen spelen in het lokale bestuur. « Tijdens lokale verkiezingen komen niet alle groepen in gelijke mate naar de stembus. Ook spelen niet alle opvattingen daarbij in gelijke mate een rol. 51 Ineen levend ige democratie moeten opvattingen in de samenleving in gelijke mate worden gehoord bij : de lokale verkiezingen. alle geluiden worden gehoord 5 Een levendige lokale democratie kan alleen bestaan als mensen 5.2 Wat moet het gemeentebestuur doen verschillende opvattingen hebben over wat het gemeentebestuur in De 8 volgens zijn inwoners? zou moeten doen en als die meningen ook gehoord worden in de gemeenteraad. Als iedereen het met elkaar eens is over de vraag of er belastinggeld moet naar sociale voorzieningen, dan wel naar het In het LKO hebben we respondenten negen stellingen voorgelegd lokale theater, zijn verkiezingen overbodig en kan een willekeurige over de keuzes die het gemeentebestuur in hun gemeente zou inwoner namens de rest van de bevolking het geld verdelen. Als er moeten maken. Drie van de stellingen gaan over sociaal beleid, wel verschillende opvattingen bestaan, maar die worden vervolgens een onderwerp dat sinds de recente decentralisaties nog meer dan niet gehoord in het publieke debat, is er ook geen sprake van een voorheen bij de gemeenten is komen te liggen, hoewel de invloed levendige lokale democratie. Als groepen kiezers die vinden dat het van het gemeentebestuur niet op al deze terreinen hetzelfde is allemaal anders moet tijdens verkiezingen wegblijven is van (zie hoofdstuk 8 van deze publicatie): democratie dan ook eigenlijk geen sprake. Het is daarom van « Mijn gemeente zou meer geld moeten vrijmaken om sociale belang verschillen in lokale beleidsopvattingen en de relatie tussen voorzieningen in stand te houden. beleidsopvattingen en actieve deelname aan de lokale democratie « Mijn gemeente zou inwoners met een bijstandsuitkering om een in kaart te brengen. tegenprestatie moeten vragen. In dit hoofdstuk gaan we eerst na welke lokale beleidsopvattingen « Mijn gemeente zou meer huurhuizen dan koophuizen moeten verschillende groepen kiezers hebben. Over welke zaken is men het laten bouwen. eens en over welke punten bestaan grote verschillen van mening? Verder onderzoeken we of die meningsverschillen samenhangen Nog eens vier stellingen hadden betrekking op uiteenlopende met de sociale positie die men inneemt in de samenleving. Zijn er onderwerpen: groepen (bijvoorbeeld mannen, lager opgeleiden, lagere « Mijn gemeente zou asielzoekers moeten opvangen. inkomensgroepen) die een ander beleid voorstaan dan andere « Mijn gemeente zou moeten bezuinigen op kunst en cultuur. groepen (bijvoorbeeld vrouwen, hoger opgeleiden en hogere « In mijn gemeente zou meer cameratoezicht moeten komen. inkomensgroepen)? Ook gaan we na of er grote verschillen zijn « In mijn gemeente zouden winkels zelf moeten bepalen of ze tussen gemeenten. In de derde plaats gaan we na welke groepen op zondag open zijn. voldoende zelfvertrouwen hebben om zich te laten horen in dat politieke debat. En ten slotte onderzoeken we of alle politieke De resultaten staan samengevat in figuur 5.1. Figuur 5.1 Opvattingen over wat het gemeentebestuur zou moeten doen Sociale voorzieningen | Tegenprestatie A Meer huurhuizen LT Asielzoekers opvangen A Kunst en cultuur A Cameratoezicht | Winkelsluiting o 20 40 60 80 100 B Zeeroneens WM oneens WM Eensnochoneens ‘Eens | Zeereens Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 47 Figuur 5.2a Figuur 5.2b Leeftijd speelt een rol bij opvattingen over sociaal beleid Opleiding speelt een rol bij opvattingen over sociaal beleid Sociale voorzieningen Sociale voorzieningen tot en met 34 bo/vmbo mbo/ 35 tot 54 havo/vwo hbo 55 en ouder wo Tegenprestatie bijstand Tegenprestatie bijstand tot en met 34 bo/vmbo mbo/ 35 tot 54 havo/vwo 55 en ouder hbo wo Huurhuizen tot ‘ Huurhuizen ot en me 34 bo/yvmbo 35 tot 54 mbo/ havo/vwo 55 en ouder hbo 1 2 3 a 5 wo 1 2 3 4 5 Figuur 5.2c Inkomen speelt een rol bij opvattingen over sociaal beleid Sociale voorzieningen Laag Hoog Tegenprestatie bijstand Laag Hoog Huurhuizen Laag Hoog 1 2 3 q 5 48 | 5 Politieke opvattingen Uit de tabel blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders vindt 5.3.2 Hoger opgeleiden vinden vaker dat hun gemeente dat dat hun gemeente meer geld zou moeten vrijmaken om sociale asielzoekers moet opvangen voorzieningen in stand te houden. Ook vinden ze dat ze aan In de afgelopen jaren is de asielstroom vrij plotseling sterk inwoners met een bijstandsuitkering een tegenprestatie moet toegenomen, vooral, maar niet uitsluitend door conflicten in het vragen. Er is net geen meerderheid voor het (laten) bouwen van Midden-Oosten. Nationale overheden en de EU hebben in het meer huurhuizen, hoewel het aantal tegenstanders daarvan lageris afgelopen jaar geprobeerd de instroom, opvang en inburgering te dan het aantal voorstanders. reguleren. Europees en nationaal asielbeleid heeft consequenties De minste meningsverschillen bestaan over de stelling dat voor gemeenten. De opvang van asielzoekers vindt immers plaats winkeliers zelf moeten kunnen bepalen of ze op zondag open zijn. binnen gemeenten. Gebeurtenissen in onder meer Enschede en Daar is een ruime meerderheid voor. Het meest gepolariseerd is de vooral Geldermalsen hebben laten zien dat die steun niet overal stelling over de opvang van asielzoekers. Daarbij houden voor en even makkelijk te vinden is. Uit cijfers uit het LKO blijkt dat die tegenstanders in elkaar in evenwicht en is de groep die een steun vooral sterk samenhangt met opleiding: mensen met een middenpositie inneemt relatief klein. lagere opleiding steunen de opvang van asielzoekers gemiddeld minder vaak dan mensen met een hogere opleiding. Ook is er een Over lokale politiek wordt wel gezegd dat ze minder ideologisch is iets minder sterk verband met leeftijd, waarbij ouderen iets vaker dan de landelijke politiek. Op landelijk niveau zijn de politieke zeggen dat de gemeente asielzoekers moeten opvangen dan opvattingen van kiezers goed terug te voeren tot een beperkt aantal jongeren. Het verband met inkomen is zwak en verdwijnt als we conflictdimensies (zoals de links-rechts dimensie en daarnaast een rekening houden met opleiding en leeftijd. kosmopolitisch-nationaal dimensie die sterk samenhangt met opvattingen over Europa en over immigratie). Op lokaal niveau zou dat veel minder zo zijn. Uit de gegevens van het LKO blijkt inder- Figuur 5.3 daad dat de hierboven genoemde opvattingen nauwelijks samen- Vooral opleiding speelt een rol bij opvattingen over de hangen. De sterkste samenhang is die tussen de opvattingen dat er opvang van asielzoekers meer bezuinigd moet worden op kunst en cultuur en de opvatting dat de gemeente geen asielzoekers zou moeten opvangen (cor- Leeftijd relatie van 0,31, wat zwak is). De andere correlaties blijven daar (ver) toten meta onder. Ook in een factoranalyse blijkt dat er van een betekenisvolle reductie in een beperkt aantal beleidsdimensies op lokaal niveau 35 tot 54 eigenlijk geen sprake is: opvattingen over de verschillende 55 en ouder beleidsterreinen hangen daarvoor te weinig samen. Opleiding 5.3 Waarmee hangen opvattingen over bo/vmbo … . . mbo/ gemeentelijk sociaal beleid samen? havo/vwo hbo Hebben verschillende leeftijdsgroepen, opleidingsgroepen en wo inkomensgroepen verschillende opvattingen over beleid? Dat blijkt niet of nauwelijks het geval bij de stelling over winkelsluiting, maar Inkomen bij de andere stellingen zijn die verschillen er wel.* Ook zijn we Laag nagegaan of die opvattingen verschillen in de verschillende typen gemeenten. Ook daar treffen we interessante verschillen aan. | 5.3.1 Steun voor sociaal beleid is hoger onder ouderen, Hoog lagere opgeleiden en onder lagere inkomensgroepen 1 2 3 4 5 De eerste drie gepresenteerde stellingen gaan over het sociale beleid van gemeenten: hoeveel geld moet er naar mensen met Naast individuele kenmerken hebben we ook bekeken of in lagere inkomens, moet er voor die groep worden gebouwd en mag gemeenten met een relatief grote kerkelijke bevolking de steun men om een tegenprestatie vragen voor een bijstandsuitkering? voor het opvangen van asielzoekers groter zou zijn. Dat bleek niet Het blijkt dat de steun voor meer geld voor sociale voorzieningen het geval. Het lijkt er eerder op dat in die gemeenten de steun wat en het bouwen van meer huurhuizen en het vragen om een kleiner is. Analyses op individueel niveau zouden nader in kunnen tegenprestatie samenhangen met leeftijd, opleiding en inkomen. gaan op de relatie tussen kerkelijkheid en steun voor asielzoekers. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 49 5.3.3 In grote steden is de steun groter voor huur- Figuur 5.4 huizen, cultuur, cameratoezicht en winkelen op Vooral hoger opgeleiden en jongeren in grote steden zondag denken dat zij een actieve rol kunnen spelen in de lokale Naast verschillen tussen opleidingsgroepen, inkomensgroepen en politiek leeftijdsgroepen hebben we ook gekeken naar verschillen tussen groepen gemeenten. Daaruit bleek dat vooral de stedelijkheid van Leeftijd gemeenten een rol speelt: in de grootste steden is men, niet geheel . toten met 34 onverwacht, vaker van mening dat het gemeentebestuur meer huurhuizen dan koophuizen moet laten bouwen, dat men niet moet 35 tot 54 bezuinigen op kunst en cultuur, dat er meer cameratoezicht moet 55 en ouder komen en dat winkels zelf moeten bepalen of ze op zondag open zijn. Allemaal zaken die met de grootstedelijke cultuur te maken Opleiding hebben en die minder gehoor vinden in de kleinere bo/ vmbo plattelandsgemeenten. avdv hbo 5.4 Sommige mensen hebben minder het wo gevoel dat ze worden gehoord dan een andere Uit het voorgaande blijkt dat inwoners verschillende opvattingen | hebben over het beleid dat de lokale overheid moet voeren. Hoog Deze politieke verschillen vormen de input van een vitale demo- Stedenbeleid cratische lokale bestuurslaag. Maar dan moet wel iedereen het idee Landelijk hebben dat zij onderdeel (kunnen) uitmaken van de plaatselijke politieke besluitvorming. En dat blijkt niet het geval. Overig In het LKO is respondenten de vraag voorgelegd of zij denken dat ze Ga1 goed in staat zijn een actieve rol te spelen in de lokale politiek. G4 Meer dan helft van de respondenten geeft aan dat men niet goed in staat is een rol te spelen in de lokale politiek. Zij zijn het (zeer) 1 2 3 4 5 oneens met de stelling. Slechts iets meer dan 20% is het (zeer) eens Politiek zelfvertrouwen met de stelling. De rest is het er mee eens, noch mee oneens. Vooral ouderen en lager opgeleiden denken meer moeite te hebben met het spelen van een actieve rol dan jongeren en hoger opgelei- Figuur 5.5 den. Dit is geïllustreerd in figuur 5.4. Daarin blijkt ook dat het Mensen die vinden dat er geen asielzoekers moeten gevoel dat men invloed kan uitoefenen op het gemeentebestuur worden opgevangen hebben minder vertrouwen in hun iets sterker is in de grootste gemeenten. De effecten van vooral eigen politieke kunnen opleiding en stedelijkheid blijven bestaan wanneer we met alle 5 variabelen tegelijkertijd rekening houden. Bepaalde groepen voelen zich meer dan andere groepen buitenge- Ee sloten. Dat is relevant, aangezien de verschillende groepen (ouderen, A lager opgeleiden, lagere inkomensgroepen) ook deels andere sj opvattingen hebben. Om dat te onderzoeken zijn we ook nagegaan B wat het verband is tussen de opvatting dat men (geen) actieve rol kan S 3 spelen in de politiek en de standpunten ten aanzien van een aantal X beleidsonderwerpen. Daarbij beperken we ons weer tot de drie 5 stellingen over sociale zekerheid en de stelling over asielzoekers. s 2 Uit de analyses blijkt dat er inderdaad een sterk verband bestaat tussen het gevoelde onvermogen en die opvattingen, vooral waar het gaat om asielzoekers. De mensen die vinden dat de gemeente 1 , . , Zeeroneens Oneens Eens Eens Zeer eens asielzoekers niet zou moeten opvangen hebben minder vertrouwen noch oneens in hun eigen politieke rol. Ze achten zich niet in staat een actieve politieke rol te spelen in de lokale politiek. Dat is weergegeven in figuur 5.5. 50 | 5 Politieke opvattingen 5.5 Sommige opvattingen worden minder _ 5.6 Conclusie gehoord dan andere Kunnen we op basis van wat we hier hebben laten zien nu zeggen dat er in Nederland sprake is van een levendige lokale democratie? Het door sommige kiezers gevoelde onvermogen een politieke rol te Zoals wel vaker levert het onderzoek ook nu weer op dat het spelen, hangt naar verwachting samen met politieke activiteiten, zoals antwoord op die vraag tweeledig is. opkomst bij verkiezingen en het bezoeken van inspraakavonden. Aan de ene kant bestaan er over de taken die het gemeentebestuur We verwachten dat die groepen het bij verkiezingen en bij bijvoor- zou moeten uitvoeren sterke meningsverschillen. Vooral over de beeld petities en inspraakavonden vaker laten afweten dan mensen opvang van asielzoekers zijn de meningsverschillen groot. die wel vertrouwen hebben in hun eigen rol. Als dat zo is, zullen die Die opvattingen zijn overigens moeilijk te reduceren tot een groepen op minder duidelijk gehoord worden. En we hebben beperkt aantal heldere lokale politiek scheidslijnen, daarvoor zijn hiervoor al gezien dat er een verband is tussen bepaalde politieke er teveel verschillende combinaties van opvattingen over diverse opvattingen en het vertrouwen politiek actief te kunnen zijn.Om dat onderwerpen. Het verschil in beleidsopvattingen hangt vooral sterk te onderzoeken zijn we nagegaan wie er op een of andere manier samen met opleiding. Daarnaast zijn de opvattingen over onder politiek actief is. Daarbij gaat het niet alleen om stemmen bij lokale meer cameratoezicht en subsidies voor kunst en cultuur vooral verkiezingen, maar ook om bijvoorbeeld politieke activiteiten op anders in grotere steden. Dat alles wijst er op dat niet alleen binnen internet, het lid zijn van een politieke partij of actiegroep of het gemeenten verschillende opvattingen bestaan, maar dat door bijwonen van een inspraakavond.” Uit de analyses blijkt dat verschillende omstandigheden en door verschillende samenstel- inderdaad daarbij niet elk geluid even sterk gehoord. Dat is vooral lingen van gemeenten, ook gemeenten van elkaar verschillen. Dat het geval bij vier onderwerpen: de opvang van asielzoekers door de zijn allemaal argumenten die duiden op de randvoorwaarden voor gemeente, het wel of bezuinigen op kunst en cultuur, het uitbrei- een lokale democratie: mensen zijn het niet eens en inwoners van den van cameratoezicht en de winkelsluitingswet. Dit is weer- verschillende gemeenten hebben verschillende opvattingen. gegeven in figuur 5.6. In figuur 5.6. is te zien dat van degenen die Het beeld is echter niet uitsluitend rooskleurig. Niet alle groepen in echt niet vinden dat de gemeente asielzoekers moet opvangen, de gemeenten hebben namelijk in gelijke mate het gevoel dat zij slechts 35% de gang naar de stembus maakt bij lokale verkiezingen hun opvattingen ook in kunnen brengen in de politieke arena. of op een andere manier actief is. Van degenen die vinden dat de Vooral lager opgeleiden zijn van mening dat zij geen rol kunnen gemeente dat juist wel moet doen, is 75% op een of andere manier spelen in het lokale bestuur. En tijdens lokale verkiezingen komen actief. Eenzelfde verband zien we de opvattingen over bezuinigen niet alle groepen in gelijke mate naar de stembus. Daardoor spelen op kunst en cultuur. Van degenen die vinden dan daarop echt niet niet alle opvattingen daarbij in gelijke mate een rol in het politieke moet worden bezuinigd is bijna 70% actief, terwijl van degenen die proces en zijn bepaalde opvattingen systematisch denken dat het op dit punt wel een beetje minder kan slechts 50% ondervertegenwoordigd. actief is. Zoals uit onderstaande figuur blijkt, zijn vooral inwoners Het antwoord op de vraag naar de levendigheid van de lokale politiek actief die vinden dat de gemeente asielzoekers moet democratie heeft dus twee kanten. Het is belangrijk beide kanten opvangen, die vinden dat er niet bezuinigd moet worden op kunst nader te onderzoeken en te monitoren. en cultuur, dat meer cameratoezicht niet nodig is en dat de winkelsluiting gereguleerd moet blijven.“ Figuur 5.6 Sommige politieke opvattingen hangen sterk samen met de keuze politiek actief te zijn OO Pz u 80 n B 70 eZ $ 60 z Nn 8 50 nnn U 2 8 Ee VO Orr Zeer oneens Oneens Eens noch oneens Eens Zeer eens —— Bezuinigen op kunst en cultuur —— Winkelsluiting vrij —— Asielzoekers opvangen Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 51 Intermezzo: Meer informatie verandert opvattingen Sommige onderwerpen zijn moeilijk te onderzoeken met het soort Figuur 1.1. vat de resultaten kort samen voor zeggenschap over lokale stellingen dat we elders in dit hoofdstuk hebben voorgelegd. belastingen. In het algemeen is er weinig steun voor lokale Lokale belastingen, bijvoorbeeld, zullen niet populair zijn omdat belastingen. Zonder enige aanvullende informatie steunt 28% meer belastingen dat in het algemeen niet zijn. Een ander voorbeeld is zeggenschap over lokale belastingen. Onder de groep met aanvul- regionale samenwerking, omdat veel burgers daar niet vanzelf- lend positieve informatie is de steun iets hoger (33%). Waarschijnlijk sprekend opvattingen over hadden voordat ze ernaar werden roepen ‘belastingen’ bij de meeste respondenten weinig warme gevraagd. In zulke gevallen volstaat het niet om uitsluitend te gevoelens op en haalt de informatie dat het ‘ook nog ergens goed vragen naar steun. Die steun zou wel eens heel gevoelig kunnen voor is’ sommigen over om dan in te stemmen met een groter zijn voor het type informatie dat burgers hebben meegekregen. gemeentelijk belastinggebied. Met gemengde informatie verandert Om te onderzoeken wat het effect is van verschillende typen de steun nauwelijks ten opzichte van de basishouding (26%). informatie op de opvattingen van burgers, hebben we in hetLKOaan Met louter negatieve informatie daalt de steun echter naar 21%. tien willekeurig samengestelde groepen respondenten tien verschil- lende stellingen voorgelegd: vijf vergelijkbare maar verschillende stellingen over lokale belastingen en vijf stellingen over samenwer- king tussen gemeenten. Stellingen over onderwerpen die dus de Steun voor lokale belastingen bij verschillende nodige discussie opleveren en die allemaal te maken hebben met de informatieniveaus autonomie van gemeenten. Met de stellingen konden respondenten het zeer oneens, oneens, eens noch oneens, eens of zeer eens zijn. 100 De twee groepen stellingen staan in tekst box 1.1. 80 Zoals in het tekstblok kan worden gezien, verschillen de twee 60 groepen van vijf stellingen op een consistente manier. De eerste nn stelling bevat geen informatie, de tweede geeft een korte toelich- DO EE ting die wijst op een positieve kant van het voorstel, de derde geeft Tj mn on een korte toelichting die wijst op een negatieve kant van het 20 — | | | mn voorstel, en de laatste twee varianten geven zowel positieve als o | | | | B negatieve argumenten in twee verschillende volgordes. Op die Positieve info Geen info Alle info Negatieve info manier kunnen we heel precies nagaan op welke manier informatie invloed heeft op de opvattingen van mensen, althans, op de opvattingen die ze weergeven in enquêtes. | Figuur 1.2. toont de steun voor regionale samenwerking tussen gemeenten. Zonder enige aanvullende informatie is 62% voor- stander. Het woord samenwerking roept waarschijnlijk bij veel mensen al positieve gevoelens op. Aanvullende positieve informa- tie draagt nauwelijks bij aan die steun (ook 62%): de toevoeging dat het daarmee goedkoper en effectiever wordt, verandert niets aan hun antwoord. Gemengd negatieve en positieve informatie drukt de steun ten opzichte van de basishouding (44%). Negatieve informatie drukt de steun fors: gewezen op een risico van een gebrekkige democratische controle blijkt een meerderheid juist tegen samenwerking te zijn (32%). Figuur l.2 Steun voor regionale samenwerking bij verschillende informatieniveaus. VOO BO 60 40 20 0 Positieve info Geen info Alle info Negatieve info Dit eenvoudige experiment leert ons dat precieze vraagformu- leringen een aantoonbare invloed hebben op opvattingen over de lokale democratie. In alle gevallen is de gegeven informatie ‘juist’, maar de vragen sturen de respondenten in verschillende richtingen. Steun voor samenwerking halveert van overwegend positief (meer dan 60 procent steunt samenwerking) naar overwegend negatief (30 procent steun). Het leert ons ook dat politieke debatten tijdens campagnes, zoals campagnes in referenda, invloed hebben. Vooraf is wellicht een meerderheid voor een bepaalde maatregel, maar toevoeging van informatie kan de stemming volledig doen omslaan. Het informeren van burgers heeft dus invloed op hun standpunten. 54 | Intermezzo Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 55 S U € p ï | . . BEEN An RLD AKO LRC Ad In dit hoofdstuk laten we zien: « Kiezers bij gemeenteraadsverkiezingen lijken veel op de groep mensen die gaan stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Ze zijn relatief hoogopgeleid, ouder, hebben vaker een goede portemonnee, en hebben meer politieke kennis, politieke interesse en politieke vertrouwen. e Kiezers bij gemeenteraadsverkiezingen hebben een grotere lokale politieke interesse en een grotere verbondenheid met hun gemeente dan niet-kiezers. « Kiezers van lokale partijen blijken relatief laagopgeleid, ouder en een kleine portemonnee te hebben. Ook hebben ze veel interesse voor hun gemeente maar relatief weinig voor het land. Ten slotte hebben ze relatief weinig vertrouwen in de lokale en de nationale politiek. e _ Als men bij de gemeenteraadsverkiezingen anders stemt dan bij de Tweede Kamer, is dat meestal ingegeven door een veranderde voorkeur tussen beide verkiezingen, het ontbreken van de ‘eigen partij’ in de gemeente, of het maken van een andere afweging lokaal dan nationaal. 6.1 Lokale verkiezingen: lage re opkomst en In dit hoofdstuk onderzoeken we eerst welke verschillende factoren lokale li j sten er voor zorgen dat mensen landelijk wel, maar lokaal niet gaan stemmen. Verder gaan we nader in op de vraag waarom zij soms de voorkeur geven aan een lokale lijst boven een afdeling van een Er zijn minstens twee opvallende verschillen tussen de gemeente- landelijke partij. raadsverkiezingen en de Tweede Kamerverkiezingen. In de eerste plaats is de opkomst bij lokale verkiezingen al jaren lager dan bij landelijke verkiezingen. De gemeenteraadsverkiezing van 2014 is 6.2 Lokaleo P komst selectiever dan daarop geen uitzondering. Dit zagen we al in hoofdstuk 3. Lokale nationale o p komst verkiezingen trekken aanzienlijk minder kiezers dan Tweede Kamerverkiezingen, en bij de provinciale en Europese verkiezingen is de opkomst nog lager. Dat de opkomst bij lokale verkiezingen We weten dat niet alle groepen mensen even vaak stemmen. lager is dan bij landelijke verkiezingen is geen typisch Nederland Tabel 6.1 beschrijft factoren die van invloed zijn op de opkomst bij verschijnsel, maar zien we in veel Westerse landen. Dat geldt ook de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en de Tweede Kamer- voor de daling van opkomstcijfers sinds de jaren '6o. Deze daling is verkiezingen van 2012. De rij ‘allen’ geeft het (gewogen) gemid- in Nederland beperkt gebleven bij de Tweede Kamerverkiezingen, delde opkomstpercentage in het LKO aan. Eronder zien we hoeveel maar de gemeenteraadsverkiezingen trekken de laatste jaren verschillende groepen daarvan afwijken. Vetgedrukte cijfers wijzen duidelijk minder kiezers dan vlak na het afschaffen van de opkomst- _op significante verschillen. De plussen en minnen wijzen op de plicht; sinds 1998 ligt het opkomstpercentage onder de 60%. mate waarin deze verschillen ook in samenhang blijven bestaan. Daarop gaan we later in deze paragraaf nader in. Een tweede opvallend verschil betreft de deelnemende partijen: Als we allereerst naar de kenmerken van kiezers bij de gemeente- bij gemeenteraadsverkiezingen doet een substantieel aantal raadsverkiezingen van 2014 kijken, zien we dat ouderen vaker partijen mee die nationaal niet actief zijn. Figuur 6.1 toont een stemmen dan jongeren, dat hoogopgeleiden vaker stemmen dan schatting van het aandeel stemmers op lokale partijen bij de laagopgeleiden, en ook dat mensen met een boven modaal gemeenteraadsverkiezingen sinds 1994. Die schatting is niet inkomen vaker naar de lokale stembus gaan. Bovendien zien we dat eenduidig, aangezien de definitie van een lokale partij niet altijd bewoners die al lang in de gemeente wonen relatief vaak stemmen. hetzelfde is, en bovendien niet systematisch op dezelfde wijze Mensen met politieke kennis, politieke interesse en politieke wordt gecategoriseerd. Denk bijvoorbeeld aan lokale betrokkenheid gaan ook vaker stemmen. Ook politiek zelfver- samenwerkingsverbanden tussen landelijke politieke partijen of trouwen speelt een belangrijke rol. Verder hangt vertrouwen in tussen landelijke en lokale partijen, met name wanneer die niet bij zowel de nationale als de lokale politiek samen met de keuze te naam als zodanig te herkennen zijn. gaan stemmen. Als we ten slotte kijken naar hun verbondenheid In 2014 is het aandeel van lokale partijen 28%, en representeert met hun wijk, gemeente, streek, Nederland en de EU, zien we dat daarmee een substantiële groep kiezers. Bovendien is dit percen- mensen die zich verbonden voelen met een van de genoemde lagen tage iets hoger dan voorgaande jaren, en alleen lager dan in 2002. en dan vooral met de gemeente (en opmerkelijk genoeg ook met de EU) vaker stemmen dan mensen die zich daarmee minder verbon- den voelen. Figuur 6.1 Als we deze resultaten vergelijken met de kenmerken van de kiezers Percentage stemmers voor lokale partijen bij bij de Tweede Kamerverkiezingen, zien we bij alle factoren gemeenteraadsverkiezingen“* hetzelfde patroon. Ook deze groep is relatief ouder, hoger opgeleid, beschikt over een hoger inkomen, scoort hoger op politieke 3D oa kennis, politieke interesse en politiek vertrouwen, en scoort positiever op de politieke houdingen en de verbondenheid met de 3Ô OEZ geografische groepen. Dit bevestigt resultaten uit eerder onder- zoek. De invloed van deze kenmerken op de opkomst bij verkie- 25 zingen is een klassieke bevinding (Verba et al, 1995), die ook in Nederland al vaker is bevestigd (Aarts, 1999, Boelhouwer, 2002). 20 Toch zijn er ook verschillen in de mate waarin de verschillende factoren een rol spelen bij de opkomst bij gemeenteraadsverkiezin- 15 gen en Tweede Kamerverkiezingen. Om dat inzichtelijk te maken, vergelijken we de verschilpercentages in tabel 6.1. Uit die vergelij- 10 en " king blijkt dat het effect van de meeste factoren op opkomst bij de 5 gemeenteraadsverkiezingen groter is dan het effect op de opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen. Dat is onder meer het geval bij 0 factoren die te maken hebben met de verbondenheid van kiezers 1994 1998 2002 2006 2010 2014 aan bijvoorbeeld hun gemeente. Kiezers die zich verbonden voelen Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 57 aan de gemeente stemmen 12 procentpunten vaker dan kiezers die verloopt de invloed daarvan volledig via de andere factoren zoals dat niet doen. Bij de Tweede Kamerverkiezingen is ook nog veel, politieke kennis, interesse en vertrouwen. Bij lokale verkiezingen maar toch minder: 9 procentpunten. De verschillen tussen kiezers blijken interesse in de lokale politiek, de perceptie dat gemeente- en niet-kiezers zijn daardoor bij gemeenteraadsverkiezingen groter raadsleden zich iets aantrekken van hun mening, maar ook dan bij Tweede Kamerverkiezingen. De opkomst bij lokale participatie in de gemeente bij burgeracties belangrijk bij lokale verkiezingen is in die zin dus nog selectiever dan bij nationale verkiezingen, terwijl ze dat niet zijn voor nationale verkiezingen. verkiezingen. Interesse in de nationale politiek blijkt daarentegen voor beide We hebben de factoren ook in samenhang bestudeerd.“ De plus-en verkiezingen belangrijk. mintekens geven de resultaten aan van deze analyse. Zo blijkt dat Opvallend genoeg stemmen mensen die vertrouwen hebben in de bij Tweede Kamerverkiezingen het wel of niet hebben van een lokale politiek niet vaker bij de gemeenteraadsverkiezingen als we WO-opleiding een doorslaggevende factor blijft als wordt gecontro- voor alle factoren controleren, waarschijnlijk omdat dat dit leerd voor andere factoren, maar bij de Gemeenteraadsverkiezingen vertrouwen relatief hoog is onder de hele bevolking. Ten slotte is Tabel 6.1 Factoren die samenhangen met opkomst (Gemeenteraad 2014 en Tweede Kamer 2012, in % verschillen)? Gestemd bij GR2014 Gestemd bij TK 2012 Allen 54 75 | EE a EE 35-54 jaar -5 -2 | B ÄANANl Laagopgeleid -6 - -7 - | Hoogopgeleid (WO) 16 14 + | Woonduur in gemeente > 20 jaar 4 2 | Leest betaalde lokale krant 16 | Gemeenteraadsleden geven niet om de mening van mensen zoals ik. EEE Ik ben goed in staat om een actieve rol te spelen in de lokale politiek. a | el | Vertrouwen GR, B&W, gemeenteambtenaren, Burgemeester Ar Vetgedrukte cijfers duiden op significante verschillen. De plussen en minnen wijzen op de gevonden effecten bij multivariate toetsing. 58 | 6 Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen het volgen van nationaal nieuws belangrijk voor nationale Het is mogelijk dat kiezers van de PVV, de PvdD en soplus lokaal verkiezingen, het volgen van lokaal nieuws belangrijk voor lokale minder gaan stemmen vanwege het gebrek aan lokale afdelingen. verkiezingen, en verhoogt lokale verbondenheid de kans op lokaal Maar daarnaast zijn kiezers van protestpartijen zoals de PVV ook stemmen en nationale verbondenheid de kans op nationaal vaker laagopgeleid en ontevreden over de politiek (Steenvoorden stemmen. 2016), wat ook hun lagere opkomst kan verklaren. Het is opvallend Ten derde zijn we nagegaan welke burgers bij de nationale dat de SP kiezers ook relatief vaak overstappen naar een lokale verkiezingen wel hun stem uitbrengen, maar bij gemeenteraads- partij, terwijl de SP wel in veel gemeenten vertegenwoordigd is. verkiezingen niet (het omgekeerde, alleen lokaal stemmen, komt In de volgende paragraaf gaan we nader is op stemkeuze op lokaal bijna niet voor). Deze groep kunnen we karakteriseren als jonger niveau, namelijk het stemmen op lokale partijen. (onder de 55 jaar), en toont minder politieke kennis, minder lokale interesse, en minder verbondenheid met de gemeente. ‚ _ 6.4 Kiezers lokale partijen ouder, lager 6.3 Aanhangers van PVV, de PvdD en opgeleid en bovenmatig geïnteresseerd 5oplus stemmen lokaal minder vaak - tra varktar: Een bijzonder aspect van gemeentelijke verkiezingen vormen de lokale partijen. We gaan hier na welke Nederlanders stemmen op Een andere manier om het inzicht te vergroten inwieerlokaal gaan deze partijen. Om meer inzicht in kiezers van lokale partijen te stemmen, is door te kijken naar de partijvoorkeur op landelijk verkrijgen, brengen we hun kenmerken in tabel 6.3 in kaart. niveau: stemt de aanhang van de ene partij vaker bij de lokale Vetgedrukte cijfers duiden wederom significante verschillen aan. verkiezingen dan de aanhang van een andere partij? Figuur 6.2 De mensen die bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 op een toont dit. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat bij PvdD, GL, lokale partij hebben gestemd (hierna aangeduid met ‘lokale 5oplus, SGP en de groep ‘landelijk niet gestemd’ het aantal kiezers’) verschillen in een aantal opzichten van kiezers die een respondenten laag is (tussen de 20 en 5o) en dat de percentagesvan landelijke partij steunen. Ouderen en laagopgeleiden stemmen die groepen dus een grotere onzekerheidsmarge hebben. We zien vaker op lokale partijen. Dat geldt ook voor financieel minder dat de kiezers van GroenLinks en de Christelijke partijen vaker bemiddelde bewoners, en mensen die al meer dan 20 jaar in hun lokaal hun stem uitbrengen gevolgd door D66 en de PvdA. De gemeente wonen. Interesse in de lokale politiek en lokaal nieuws opkomst is onder de VVD'ers wat lager dan bij de andere grote en juist een lage interesse in de landelijke politiek leiden ook tot landelijke partijen, maar echt beduidend lager is de opkomst onder _ stemmen op lokale partijen. Bovendien stemmen kiezers die de PVV'ers en SP'ers. Bovendien zien we dat wie landelijk niet denken dat gemeenteraadsleden zich niet bekommeren om stemt, zeer sporadisch op lokaal niveau stemt. mensen zoals zij of die die zichzelf minder goed in staat achten Figuur 6.2 Opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen naar partijvoorkeur bij Tweede Kamerverkiezingen VOO zo ee j BR B NN RNN _ Em ANNEN ARNE NE RENNEN MN ENEN ND ENEN MD ANDERE E 0 VVD PvdA PVV SP CDA D66 Cu PvdD GL 50+ SGP Niet gestemd Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 59 Tabel 6.3 ‚ … actief deel te nemen aan de lokale politiek vaker op lokale partijen Kenmerken van kiezers van lokale partijen dan kiezers die dat niet vinden. Kiezers met weinig vertrouwen in (Gemeenteraadsverkiezingen van 2014) zowel de nationale als lokale politiek opteren ook vaker voor een lokale partij. Hetzelfde geldt voor kiezers die minder tevreden zijn ETEN over het functioneren van de gemeente. Allen | 20 B Als we kijken naar hun antwoorden op vragen over de dienstverle- ning van hun gemeente, scoren ze op alle vragen (dienstverlening | algemeen, welzijn, sport en speelvoorzieningen, openbaar vervoer, VOUW A onderhoud van groenvoorziening en veiligheid) significant lager 15-34 jaar | 6 dan kiezers van landelijke partijen, met uitzondering van de zorg. . Ten slotte is het opmerkelijk dat lokale kiezers zich niet meer 35.5 jaa al iij verbonden voelen met hun wijk, gemeente of streek dan de groep md ee | G | die op een landelijke partij stemde. Maar ze voelen zich wel minder Laagopgeleid 5 verbonden met Nederland en de Europese Unie. Middelbaar opgeleid EN . Als we de factoren in samenhang bestuderen (de plus- en min- Hoogopgeleid (HBO) | -3 … tekens geven de resultaten aan van deze analyse) blijkt dat mensen Hoogopgeleid (WO) En die langer in de gemeente wonen, een grotere interesse voor lokale Inkomen boven modaal | -3 | politiek vertonen, minder grote interesse in de nationale politiek Woonduur > 20 jaar rapporteren, ontevreden zijn over de dienstverlening en minder Dn - vertrouwen hebben in de nationale politiek vaker een op een lokale Weet dat wethouders niet in raad zitten -3 B , partij stemmen dan gemiddeld. Weet wie burgermeester in gemeente is | -1 Interesse nationale politiek EIN Interesse lokale politiek | è 6.5 Aanhangers van PVV, SP PvdD en Leest betaalde nationale krant EN 5oplus stemmen vaker op lokale partij Leest betaalde lokale krant O5 Participeert in gemeente | 1 Om inzicht in te krijgen in de politieke voorkeur van lokale kiezers Gemeenteraadsleden geven niet om de mening hebben we gekeken naar hun stem bij de Tweede van mensen zoals ik. Kamerverkiezingen van 2012. Figuur 6.3 laat de resultaten zien. Ik ben goed in staat om een actieve rol te spelen in Wederom moeten we opmerken dat de aantallen respondenten de lokale politiek. -5 klein zijn bij PvdD, GL, soplus, en SGP. De kiezers van de PVV, de SP, Tevredenheid: algemeen EN de PvdD en 5oplus stemmen duidelijk vaker op een lokale partij dan de kiezers van de gevestigde partijen. Uit figuur 6.2 bleek al dat deze Tevredenheid: zorg | 0 : : s ss . . kiezers vaker niet stemmen bij lokale verkiezingen. Kiezers van die Tevredenheid: welzijn ale vier partijen blijven dus niet alleen vaker thuis bij gemeenteraads- Tevredenheid: sport en spel | 1 + verkiezingen, maar als ze gaan stemmen is dat relatief vaak op een Tevredenheid: openbaar vervoer EN lokale partij. En Als we de resultaten in zijn geheel bezien, valt de groep lokale Tevredenheid: onderhoud van groenvoorziening EN : se . kiezers te omschrijven als wat oudere, vaak laagopgeleide burgers Tevredenheid: veiligheid | "1 met een kleine portemonnee, die zich meer interesseren voor de Vertrouwen Tweede Kamer en regering al) gemeente dan gemiddeld, en zich er ook meer zorgen over maken vertrouwen GR, B&W, gemeenteambtenaren, en minder vertrouwen hebben in de politiek dan kiezers van Burgemeester -2 landelijke partijen. In vervolgonderzoek verdient het aandacht om Verbonden met: wijk of dorpskern | i Nn na te gaan in hoeverre stemmen op lokale partijen een vorm van protest is over gevestigde partijen. Verbonden met: gemeente OA Verbonden met: streek 0 | Verbonden met: Nederland -1 | Verbonden met: Europese Unie OO Vetgedrukte cijfers geven significante verschillen aan. De plussen en minnen verwijzen naar de analyse waarbij de factoren in samenhang zijn bestudeerd. 60 | 6 Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen 6.6 Politieke u itga ngspunten be Da len In tabel 6.5 zijn de categorie 1, 2 en 3 samen goed voor maar liefst keuze voor lande ij ke pa rtij bij lokale 87% van alle argumenten voor het uitbrengen van een stem op dezelfde partij. We lichten deze categorieën kort toe. Categorie 1 verkiezi ngen omvat argumenten dat men lid is van de partij, al jaren op die partij stemt of uit gewoonte dan wel traditie op de betreffende partij Nu we meer inzicht hebben in welke mensen voor lokale partijen stemt. De antwoorden in deze categorie geven aan dat men al stemmen, gaan we na op grond van welke motieven kiezers langere tijd consequent voor dezelfde partij kiest. Voorbeelden zijn: stemmen bij lokale verkiezingen. Daarvoor kijken we naar twee groepen: mensen die bij de Gemeenteraadsverkiezingen van 2014 “Dit doe ik al vanaf mijn 18e jaar” en de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 op dezelfde partij “Partij waar ik gewoon achter sta” hebben gestemd, en zij die juist op verschillende partijen stem- “Het is mijn partij” den. De codering van die antwoorden, en de bijbehorende “Ik ben lid van de partij” percentages, staan weergegeven in tabel 6.5 en 6.6. Categorie 2 omvat argumenten die ook blijk geven van grote steun aan de partij, maar waarbij niet kan worden vastgesteld dat deze Tabel 6.5 politieke voorkeur al langere tijd bestaat. Mensen geven aan dat de Waarom mensen op dezelfde partij hebben gestemd bij de uitgangspunten, waarden of visie van de partij het beste bij hen past, Gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en bij de Tweede dat zij zich thuis voelen bij de partij, of dat de partij hen aanspreekt. Kamerverkiezingen van 2012 (%) Deze type argumenten lijken op die in categorie 1, behalve dat er niet expliciet wordt gezegd dat men aan deze partij verbonden is door 2 Uit ten hetzelfd 56 … ee . 7 | eangspunien Nelzende | | “Omdat dat wat zij denken het beste past bij mijn manier van denken “De kern van waar men voor staat is bij beide plaatsen hetzelfde!!!” Ee oe meet meest tuis bijdr pari 5 | Minst slechte partij 3 | “Meest overeenkomstig met wat mij goed lijkt” 6 _ “Ik sta achter de uitgangspunten van de partij” 7 | stem liever op landelijke partij | 2 | In categorie 3 zijn antwoorden samengenomen die er op duiden dat 8 Toeval het maken van dezelfde keuze niet vanzelfsprekend was, maar een 9 Weetniet 7 | _ weloverwogen keuze, waarbij zelfs soms wordt aangegeven dat men . nu die keuze niet meer zou maken. De stemkeuze volgde 10 | Overig è | Figuur 6.3 Percentage kiezers op lokale partijen, uitgesplitst naar partijkeuze bij landelijke verkiezingen VOO SO BO TO ee 60 50 40 30 20 10 0 VVD PvdA PVV SP CDA D66 CU PvdD GL 50+ SGP Niet gestemd Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 61 bijvoorbeeld uit de stemwijzer of uit het vergelijken van “Ik kijk per keer naar de standpunten van dat moment.” verkiezingsprogramma’s. “Op basis van het programma van de partij” “Teleurgesteld in de [X]” “Standpunten kwamen redelijk overheen” “Andere opinies op de kiesmomenten” “Heel toevallig zijn de belangen in [X] goed vertegenwoordigd door “Ik twijfel vaak tussen deze 2 partijen” de partij die ook landelijk mijn voorkeur heeft” “Kwam uit de kieswijzers” Ongeveer hetzelfde percentage respondenten (20%) geeft aan dat “Omdat ik me in beide programma’s wel kon vinden” de landelijke partij van hun keuze niet lokaal verkiesbaar was, en dat men daarom op een andere partij heeft gestemd. De omge- keerde redenering, dat de lokale partij landelijk niet verkiesbaar 6 / Veranderende pa rtijvoo rkeuren was, wordt ook door enkelen genoemd (2%). Eveneens ongeveer bela ngrij ke oorzaak verschuivi ng tussen een vijfde van de antwoorden (9%) wijst er op dat de belangen verschillend zijn bij lokale en nationale verkiezingen, en dat men nationale en lokale verkiezi ngen daarom een andere afweging maakt: Ook de stemmotieven van degenen die bij de Tweede Kamer- “Gemeenteraadsverkiezingen gaan om lokale belangen, verkiezingen van 2012 en de Gemeenteraadverkiezingen van 2014 niet het nationale beleid.” op verschillende partijen hebben gestemd hebben we in kaart “Gemeentebelang is een andere dan het landelijke belang” gebracht. Tabel 6.6 geeft antwoorden weer. Hier zien we een “Gemeente gaat over de gemeente en de kamer over het land” grotere variatie in stemmotivaties dan in tabel 6.5. Hieraan gerelateerd noemt een kleine groep als reden dat de partij waarop zij landelijk stemden lokaal een ander programma had (3%): Tabel 6.6 Waarom mensen op een andere partij hebben gestemd “Omdat het gemeenteprogramma niet hetzelfde is als de bij de Gemeenteraadsverkiezingen van 2014 dan bij de landelijke politiek. Bij de gemeente kijk ik meer wat ik belangrijk Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (%) vind in mijn stad en dat staat soms wat haaks op het programma van de landelijke politiek” n Een ander gerelateerd argument is dat men bij gemeenteraads- 2 | Landelijke partij niet lokaal 20 . … … … verkiezingen graag op een lokale partij stemt (11%). Bij dergelijke antwoorden lijkt het alsof men denkt dat lokale partijen de lokale 4 | Sternt graag op een lokale partij u belangen beter kunnen vertegenwoordigen: _ - “Bij een gemeenteraadsverkiezing kies ik liever een lokale partij.” 6 Landelijk strategisch/protest gestemd 5 « 5 … Op gemeenteraadsverkiezingen gaat mijn voorkeur naar een onafhankelijke partij” 8 | Verschil tussen partij landelijk en lokaal 3 “Een plaatselijke partij heeft meer oog voor de belangen 9 Lokalepartjniet landelijk 2 van de stad dan een landelijke partij” . “Bij gemeenteverkiezing stem ik lokaal” 10 | Partij is lokaal niet sterk 1 Sommigen geven aan op iemand te hebben gestemd die ze 12 | Overig 4 persoonlijk kennen, of op een specifieke wethouder of raadslid 5%. Eveneens een kleine groep noemt strategische redenen (5%). Zo heeft men bij de Tweede Kamerverkiezingen niet op de partij van Van de groep die hun verschillende stemvoorkeur toelicht zegt 22% hun voorkeur gestemd, maar een strategische keuze (voor de PvdA in 2014 een andere partij voorkeur te hebben gehad dan in 2012, of de VVD) gemaakt, of een proteststem geuit. Of men geeft aan dat omdat men teleurgesteld is geraakt in de partij waarop men stemde de landelijke partij in hun gemeente zwak stond (en dus niet het in 2012, omdat de verkiezingsprogramma’s in 2014 tot een andere verschil kon maken) (1%). Ten slotte heeft 10% aangegeven wel keuze leidden, of omdat men nu eenmaal geen vaste voorkeur heeft: hetzelfde te hebben gestemd, bijvoorbeeld door op een lijst- verbinding te stemmen. 62 | 6 Stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen 6.8 Conclusie We kunnen een aantal conclusies trekken over lokaal stemgedrag. Ten eerste is de opkomst lager bij gemeenteraadsverkiezingen dan bij Tweede Kamerverkiezingen, maar dit is al decennia het geval. Ten tweede lijken de kiezers die gaan stemmen bij de gemeentelijke verkiezingen veel op de kiezers bij de Tweede Kamerverkiezingen. Ouderen, hoger opgeleiden, mensen met hogere inkomens, veel politieke kennis, interesse en vertrouwen, en meer met geo- grafische eenheden variërend van wijk tot Europese Unie, stemmen zowel lokaal als nationaal vaker dan hun tegenhangers. Als we ons richten op de verschillen tussen de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezingen zien we dat een hoge opleiding alleen een doorslaggevende factor is voor nationaal stemmen. Mensen met interesse in de lokale politiek en verbondenheid met de gemeente stemmen vaker bij lokale verkiezingen. Tekenend is bovendien dat mensen die alleen nationaal stemmen relatief jong zijn, en minder politieke kennis en interesse hebben. Ook blijkt partijvoorkeur een verschil te maken bij gemeenteraadsverkiezingen: de aanhang van de gevestigde partijen stemt vaker bij gemeenteraadsverkiezingen dan de aanhang van zogenaamde protestpartijen en/of relatief nieuwe partijen, namelijk de PVV, de SP, en (ondanks de kleine aantallen in de data) PvdD en soplus. Als we specifiek kijken naar het stemmen op lokale partijen, blijkt dit de keuze van een niet geringe groep kiezers, in 2014 28%. We zien dat kiezers op lokale partijen verder afstaan van de politiek dan de kiezers die bij de gemeenteraadsverkiezingen op landelijke partijen stemmen. Het zijn vaker oudere, laagopgeleide burgers met een kleine portemonnee, die weinig vertrouwen hebben in de politiek, zich meer interesseren voor hun gemeente dan gemid- deld, en zich er ook meer zorgen over maken. Het zijn ook vaker kiezers van de PVV, de SP, de PvdD en soplus. Kiezers die bij de gemeenteraadsverkiezingen hetzelfde stemden als bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 blijken zich vaak verwant te voelen met die partij en er al langer op te stemmen. Onder hen die niet hetzelfde stemden zien we verschillende motieven. Soms is men teleurgesteld in de partij waarop men in 2012 stemde, of vindt men het programma nu minder goed. Geregeld wordt er echter ook aangegeven dat lokaal andere belangen spelen en dat men dus een andere afweging maakt. Er is ook een groep die bij lokale verkie- zingen uit principe een lokale partij kiest, omdat die de lokale belangen beter begrijpen. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 63 IE | ï e € | U | | Bas Denters In dit hoofdstuk laten we zien: e Over de kwaliteit van de lokale diensten en voorzieningen zijn Nederlandse burgers overwegend positief, « Het algemene oordeel over de lokale dienstverlening wordt vooral bepaald door de tevredenheid van burgers met (a) welzijnsvoorzieningen (buurtwerk, voorzieningen voor ouderen en jongeren) (b) de veiligheid en (c) het openbaar vervoer. e De gemiddelde redelijk positieve beoordeling van de lokale diensten en voorzieningen wordt breed gedeeld in alle lagen van de bevolking. Er zijn wel enige relaties tussen maatschappelijke ongelijkheden (naar opleiding, politieke kennis en woningbezit), maar deze samenhangen zijn betrekkelijk zwak. Burgers uit alle lagen van de samenleving zijn tamelijk tevreden over de lokale diensten en voorzieningen. e Inwoners van kleinere gemeenten zijn iets meer tevreden dan inwoners in grotere stedelijke gemeenten. Inwoners van welvarende gemeenten zijn wat meer tevreden dan inwoners van minder welvarende plaatsen. 7. Het bela ng van gemee ntel ij ke In deze bijdrage staan we stil bij de vraag: Hoe tevreden zijn burgers dienstverleni ne van Nederlandse gemeenten anno 2016 — ruim tien jaar nadat de commissie-Jorritsma zijn ambities voor het jaar 2015 formuleerde — over de kwaliteit van de dienstverlening in hun gemeente? In 2005 ontvouwt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) We gaan eerst in op de algemene tevredenheid van burgers met hun zijn visie op de gemeentelijke dienstverlening voor het aan- gemeente. Daarna schetsen we de tevredenheid van burgers op komende decennium. Onder leiding van de VVD-politica onderdelen van de gemeentelijke dienstverlening en laten we zien Annemarie Jorritsma schetst een VNG-commissie de uitdagingen hoe deze verschillende aspecten van dienstverlening van invloed waarvoor de gemeenten in hun dienstverlening staan. In de visie zijn op de algemene tevredenheid over de lokale dienstverlening. van de commissie vragen “[b]urgers, bedrijven en maatschappelijke Ten slotte bezien we of het oordeel over de lokale dienstverlening instellingen … als klant hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijsen verschilt voor verschillende categorieën van burgers en in verschil- weten [zij] uit ervaring dat dit kan in de private markt. Bijvoorbeeld lende typen gemeenten. bij supermarkten, ketenspeciaalzaken en banken” (2005: 7). Op basis van die ervaringen stellen burgers ook steeds hogere eisen aan de publieke dienstverlening. De commissie constateert dat de 7.2 Bu reers best tevreden over lokale kwaliteit van de dienstverlening steeds meer een politiek issue is dienstverlenin 8 geworden en presenteert een ambitieus programma dat ervoor moet zorgen dat anno 2015 gemeenten in staat zijn tot publieke dienstverlening “die voldoet aan de kernbegrippen: snel, Over het algemeen zijn de ondervraagde burgers best tevreden over toegankelijk, goed en goedkoop” en die zich bovendien kenmerkt de gemeentelijke dienstverlening. Als hen wordt gevraagd door “een vriendelijke bejegening” van de klant (2005: 4). “Hoe waardeert u — over het algemeen — de dienstverlening van uw Figuur 7.1 Algemene tevredenheid met lokale diensten en voorzieningen (in % van mensen met een oordeel) o 20 40 60 80 100 Esa M5 B6 7 28 Figuur 7.2 Tevredenheid met diverse lokale diensten en voorzieningen (in % van mensen met een oordeel) Algemeen (N=2346 ) Zorgvoorzieningen (N=2270) OT Welzijnsvoorzieningen (N=1749) LT Sport- en speelvoorzieningen (N=2187) LT Openbaar vervoer (N=2250) LO Groenvoorzieningen (N=2385) LT Veiligheid (N=2392) o 20 40 60 80 100 Esa Ms B6 7 28 Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 65 gemeente?”, dan honoreren zij deze gemiddeld genomen met een Het beeld wordt nog wat sprekender als we niet naar de gemiddelde ruime zes (gemiddelde score 6,4 op een schaal van 1=zeer slecht tot cijfers kijken, maar naar zowel de uitgesproken negatieve als naar de 1o=zeer goed ). Als we het beeld meer in detail bekijken dan blijkt uitgesproken positieve oordelen per taakveld (zie figuur 7.2). Aan de allereerst dat bijna een op de tien respondenten het antwoord op negatieve zijde zien we dat op vrijwel elk terrein minder dan de vraag naar de waardering van de dienstverlening schuldig blijft. 20 procent van de burgers de prestaties met een 5 of minder Uit nadere analyses blijkt dat het schuldig blijven van een antwoord waardeert. Bij de welzijnsvoorzieningen en het groenonderhoud op de algemene waarderderingsvraag nauwelijks samenhangt met ligt dat percentage wat hoger, maar ook daar blijft het onder de persoonlijke ervaringen (zelf of indirect via familie) met gemeen- 30 procent. Daar staat tegenover dat aan de positieve kant van de telijke instanties — op terrein van uitkeringen en zorg voor ouderen/ _ balans — bij bijna alle diensten — meer dan 60 procent van de jongeren. Wel blijkt dat de non-respons wat hoger is als men wat mensen met een oordeel over de kwaliteit van voorzieningen minder weet over de lokale politiek. positief of zeer positief is. Met wederom als uitzondering van het Uit figuur 7.1 blijkt dat van de mensen die de algemene tevreden- welzijnsveld, waardeert (bijna) een op de drie respondenten de heidsvraag wel beantwoordden 9 procent zeer ontevreden (cijfer 4 lokale voorzieningen zelfs met een 8 of hoger. of lager) en 11 procent ontevreden (cijfer 5) is. lets meer dan een op de vijf burgers is matig tevreden (cijfer 6), terwijl ruim een derde in ruime mate (cijfer 7; 36 procent) of zeer tevreden (cijfer 8 of hoger; 7.a Voora loordelen over 21 procent) is welzijnsvoorzieningen en veiligheid bepalen algemene tevredenheid 7.3 Vooral ontevredenheid over welzi j nsvoorzienin gen op basis van de verschillende oordelen voor de zes gemeentelijke iensten kunnen we ook een indruk krijgen van het relatieve belang van diensten voor het totaaloordeel over de gemeentelijke dienst- In hoeverre zijn er afwijkingen van dit beeld van de algemene verlening. Uit analyses blijkt dat de verschillende oordelen wel tevredenheid als we inzoomen op specifieke vormen van tevreden- onderling samenhangen, maar dat de sterkte van die samenhangen heid? Het antwoord op deze vraag is samengevat in figuur 7.2. wel degelijk verschillen. Tevredenheid over een bepaalde gemeente- lijke dienst betekent niet dat men als vanzelf ook tevreden is over Voordat we op de inhoud van deze oordelen ingaan, is het van (alle) andere aspecten van de dienstverlening. Daarom is het zinvol belang te melden dat een relatief grote groep van de respondenten te kijken hoe de tevredenheid over de verschillende aspecten het antwoord op een aantal van deze vragen schuldig blijft (weet doorwerkt in het totaaloordeel. Figuur 7.3. geeft de resultaten van niet/geen antwoord). Dit varieert van 7 procent bij groenonder- deze analyse weer. De dikte van de pijlen is een indicatie van de houd en veiligheid tot 32 procent bij welzijnsvoorzieningen. relatieve sterkte van de doorwerking van de verschillende diensten / Voor zover mensen een oordeel hebben over de specifieke vormen voorzieningen op het algemene oordeel weer. van gemeentelijke dienstverlening is men overwegend positief. Sommige diensten blijken voor het algemene oordeel van burgers Over bijna de gehele linie ligt het gemiddelde niveau van de meer gewicht in de schaal te leggen dan andere. De drie afgebeelde tevredenheid over de specifieke lokale voorzieningen en diensten aspecten zijn het belangrijkst. Andere zaken zijn veel minder op een vergelijkbaar niveau als de algemene waardering (gemid- belangrijk of hebben zelfs geen invloed op de tevredenheid van delde waarderingscijfer: 6,4). De tevredenheid over de lokale burgers. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij het oordeel over de zorgvoorzieningen — huisartsenpost, consultatiebureau, centrum zorgvoorzieningen. Hierover zijn de burgers weliswaar relatief voor jeugd en gezin, verzorgingstehuis etc. — (waarderingscijfer: tevreden, maar deze factor werkt niet door in de algehele 7,0) en de sport- en speelvoorzieningen in de gemeenten tevredenheid. (waarderingscijfer: 6,8) zijn duidelijk hoger dan het algemene gemiddelde. Hierbij moet worden opgemerkt dat het hier gaat om lokale diensten en voorzieningen waarbij het gemeentebestuur soms slechts een beperkte rol vervult. Er is één terrein waarop de specifieke tevredenheid lager is dan het algemene waarderingscijfer. Dit is het geval bij de welzijns- voorzieningen: het gaat hierbij om zowel het buurtwerk als om voorzieningen voor ouderen en jongeren. Mogelijk dat hier de recente bezuinigingen en de grote decentralisaties zich doen voelen. Niettemin is ook hier het algemene niveau van tevreden- heid redelijk en de verschillen met andere diensten en voor- zieningen zijn niet groot. 66 | 7 Tevredenheid burgers over gemeentelijke dienstverlening Figuur 7.3 ‚ . relatief grote steekproef — niet statistisch significant. In dit opzicht Doorwerking van onderdelen tevredenheid op algehele vallen sociale ongelijkheden dus niet samen ongelijkheden in de tevredenheid* tevredenheid met de dienstverlening door de gemeente. Bij een tweede vorm van sociale ongelijkheid is dat beeld anders. Hoger opgeleiden zijn over het algemeen bovengemiddeld welzijnsvoorzieningen veiligheid TN TR Zels tevreden met de diensten en voorzieningen van hun gemeente- bestuur. Voor laagopgeleiden is die tevredenheid duidelijk lager 0,33 dan gemiddeld. Er zijn twee belangrijke vormen van economische ongelijkheid: die 0,20 0,13 naar vermogen en naar inkomen. Een belangrijke vorm van vermogen is het eigen woningbezit. Daarom is gekeken naar verschillen in tevredenheid tussen bewoners van huur- en Algemene koopwoningen. In de grafiek zien we dat er tussen beide catego- Let Tfe rieën enige verschillen zijn. Mensen met een vermogen in de vorm van eigen woningbezit zijn in het algemeen iets tevredener met hun gemeente dan huurders, niet tegenstaande het feit dat eigenaar-bewoners in de regel meer gemeentelijke belasting * Coëfficiënten zijn gestandaardiseerde beta's (alleen coëfficiënten van > 0,10 zijn betalen. De verschillen tussen beide groepen zijn echter — hoewel opgenomen). statistisch significant — niet erg groot. Dat geldt ook als we kijken naar ongelijkheden naar inkomen — als een tweede vorm van economische ongelijkheid. Ook hier is het beeld conform de 1.5 Onvrede is niet veel groter bij minder verwachtingen: de meer bevoorrechte groep is in vergelijking tot de bevoorrechte groepen minder gefortuneerden ook meer tevreden. Maar de tatistisch significante) verschillen tussen deze groepen zijn ook hier eerder bescheiden. Onze samenleving kenmerkt zich door allerlei vormen van Ten slotte bekijken we twee vormen van politieke ongelijkheid. ongelijkheid: economische ongelijkheid (bijvoorbeeld naar Hier richten we ons in de eerste plaats op de ongelijkheid in termen inkomen of vermogen), sociale ongelijkheid. (naar bijvoorbeeld van het kunnen beschikken over politiek relevante kennis. Bij deze opleiding of sekse) en politieke ongelijkheid (tussen politiek vorm van politieke gelijkheid zien we tamelijk grote verschillen: actieve burgers en mensen die niet of minder actief zijn). In deze naarmate men over meer lokale politieke kennis beschikt is men paragraaf gaan we na of dergelijke vormen van ongelijkheid ook ook duidelijk tevredener over de gemeentelijke dienstverlening en samenhangen met de tevredenheid of de ontevredenheid over de voorzieningen. Een laatste, eveneens politieke, vorm van ongelijk- gemeentelijke diensten / voorzieningen: vallen deze maatschap- heid is de ongelijkheid in toegang tot lokale politici en ambtena- pelijke ongelijkheden samen met ongelijkheden in het ervaren ren. Zijn er tevredenheidsverschillen tussen mensen die in de profijt van de gemeentelijke overheid? afgelopen vijf jaar contact hadden met politieke of ambtelijke Om het beeld overzichtelijk te houden beperken we de aandachttot _vertegenwoordigers en mensen die deze contacten niet hebben de algemene tevredenheid over de lokale diensten en voorzienin- gehad? Uit de figuur blijkt dat er tussen deze twee groepen gen en de drie meest belangrijke componenten (zie de figuren 7.1. nauwelijks verschil bestaat. voor de algemene tevredenheid en de figuren 7.2. en 7.3. voor de Al met al kunnen we constateren dat er enige samenhang bestaat drie belangrijkste componenten). tussen de algemene tevredenheid over de gemeentelijke dienst- In figuur 7.4 is voor verschillende vormen van maatschappelijke verlening en bepaalde vormen van maatschappelijke ongelijkheid. ongelijkheid aangegeven in hoeverre geprivilegieerde groepen en Deze samenhang is betrekkelijk sterk bij verschillen naar opleiding gedeprivilegieerde groepen verschillen in tevredenheid. en naar lokale-politieke kennis. De doorwerking van economische Daarbij hebben we aangegeven hoe deze qua maatschappelijk ongelijkheden (vermogensbezit en inkomen) is minder groot, positie verschillende groepen afwijken van het gemiddelde. In terwijl er bij sekse-ongelijkheid en verschillen in toegang tot de figuur 7.4 is dit gedaan voor de algemene tevredenheid met de lokale politiek geen significante verschillen zijn aangetroffen. gemeentelijke diensten en voorzieningen. We weten dat de Dit algemene patroon treffen we ook aan als we kijken naar de drie gemiddelde score onder alle ondervraagden 6,4 was. In de figuur belangrijkste vormen van specifieke tevredenheid: telkens zijn de staat of meer en minder bevoorrechte groepen positief of negatief — steevast tamelijk bescheiden — verschillen in tevredenheid tussen afwijken van dit gemiddelde. sterke en minder sterke maatschappelijke groepen het grootst als we kijken naar opleiding en lokale politieke kennis. In termen van sociale ongelijkheden is allereerst gekeken naar de Over het algemeen kunnen we vaststellen dat de verschillen tussen ongelijkheid naar sekse. Uit de grafiek blijkt dat de gemiddelden minder en meer bevoorrechte groepen — ook als die statistisch van mannen en vrouwen nauwelijks afwijken van het gemiddelde. significant zijn — tamelijk bescheiden zij. Zelfs het grootste in onze De aangetroffen verschillen tussen de seksen zijn — zelfs bij een analyses aangetroffen verschil — in de algemene tevredenheid Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 67 tussen de hoogst opgeleiden (6,9) en de laagst opgeleiden (6,2) in de dienstverlening aan bepaalde groepen. De tevredenheidsverschil- — bedraagt minder dan één punt op de gehanteerde tienpunts- len kunnen echter ook te maken hebben met verschillen in de perceptie schaal. De belangrijkste conclusie die we daarom kunnen trekken en de evaluatie van de dienstverlening tussen deze groepen. is, dat de eerder geconstateerde tevredenheid over de gemeente- lijke dienstverlening ook breed — in verschillende lagen van de ‚ . bevolking — wordt gedeeld. 7.6 Dienstverlening en kenmerken Dit neemt echter niet weg dat er tussen meer en minder bevoor- eee CEE woongemeente rechte burgers enige verschillen zijn in tevredenheid. Als we de verschillende vormen van ongelijkheid in onderlinge samenhang bezien, dan blijft het in figuur 7.4 geschetste beeld in essentie Het is ook interessant om na te gaan of de tevredenheid met de overeind. Ook in gezamenlijkheid is de samenhang van de dienstverlening systematisch verschilt tussen burgers van verschil- onderzochte maatschappelijke ongelijkheden met de ervaren lende typen van gemeenten. Daartoe is nagegaan of er verschillen verschillen in het profijt van de lokale overheid zwak. En: voor bestaan in de tevredenheid met de gemeentelijke dienstverlening zover er al samenhangen zijn, hebben die vooral te maken met tussen grotere en kleinere gemeenten en tussen gemeenten die verschillen in opleiding, lokale politieke kennis en het meer en minder welvarend zijn. In de linkerhelft van figuur 7.5 is woningbezit. voor de algemene tevredenheid aangegeven welke verschillen er Nader onderzoek moet uitwijzen welke mechanismen aan deze zijn tussen de inwoners van de vier grootse gemeenten (Gá4), samenhang ten grondslag liggen. Er zijn in elk geval twee voor de 37 middelgrote gemeenten en de resterende kleinere gemeenten. hand liggende mechanismen. De verschillen in de tevredenheid Uit die figuur blijkt dat in het algemeen genomen de inwoners van kunnen in de eerste plaats te maken hebben met feitelijke verschillen de kleinere gemeenten iets tevredener zijn over de gemeentelijke Figuur 7.4 Tevredenheid met diverse lokale diensten en voorzieningen (in % van mensen met een oordeel) Geslacht Vrouw (ns) Man (ns) Opleidingsniveau bo/yvmbo mbo/havo/vwo hbo dl wo Woning huur koop Inkomen laag | el hoog Lokale politieke kennis laag hoog Contact met ambtsdragers niet (ns) wel (ns) -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 Algemene tevredenheid (afwijking van het gemiddelde) Alle verschillen zijn statistisch significant tenzij anders (NS) is aangegeven. 68 | 7 Tevredenheid burgers over gemeentelijke dienstverlening dienstverlening dan de inwoners van de grote en middelgrote 77 Con clusie gemeenten De grootste gemeenten en de middelgrote gemeenten verschillen onderling niet. Als we meer in detail kijken dan zien we In deze bijdrage is de tevredenheid van burgers met de lokale dat de tevredenheid met gemeentelijke dienstverlening varieert per dienstverlening onderzocht. We hebben laten zien dat Nederlandse taak. Zo zijn de inwoners van de grote en middelgrote gemeenten burgers zowel in algemene zin als met betrekking tot specifieke meer dan inwoners van kleinere gemeenten tevreden over het vormen van dienstverlening overwegend positief zijn over de openbaar vervoer. Inwoners van kleinere gemeenten zijn echter kwaliteit van de lokale diensten en voorzieningen. Verder zagen we meer dan burgers uit de steden tevreden over de veiligheid in hun dat het algemene oordeel over de kwaliteit van de lokale dienst- gemeente. verlening vooral wordt bepaald door de tevredenheid van burgers met (a) welzijnsvoorzieningen (buurtwerk, voorzieningen voor Ook de welvaart van gemeenten — gemeten in termen van de ouderen en jongeren) (b) de veiligheid en (c) het openbaar vervoer. WOZ-waarde — lijkt samen te hangen met de algemene tevreden- De gemiddelde redelijk positieve beoordeling van de kwaliteit van heid. Zo blijkt uit de rechterhelft van figuur 7.5 dat inwoners van de lokale diensten en voorzieningen wordt breed gedeeld in alle meer welvarende gemeenten gemiddeld tevredener zijn over de lagen van de bevolking en in alle gemeenten. Er zijn wel enige gemeentelijke dienstverlening dan ingezeten van minder wel- relaties tussen maatschappelijke ongelijkheden (met name naar varende gemeenten. Dat geldt in het algemeen, zoals te zien is in opleiding, politieke kennis en woningbezit), maar deze samen- de figuur, maar dit geldt meer specifiek vooral voor de tevredenheid hangen zijn zwak. Dat wijst erop dat burgers uit alle lagen van de met de welzijnsvoorzieningen en de veiligheid ter plaatse. samenleving tamelijk tevreden zijn over de lokale diensten en voorzieningen. Als we kijken naar gemeentekenmerken, dan zien we kleine verschillen tussen inwoners van kleinere gemeenten (meer tevreden) en de grotere stedelijke gemeenten (wat minder tevreden) en tussen inwoners van welvarende gemeenten (wat meer tevreden) en minder welvarende plaatsen (wat minder tevreden). Figuur 7.5 Afwijking van gemiddelde score (X=6,43) voor meer en minder bevoorrechte groepen bij zes vormen van maatschap- pelijke ongelijkheid (afwijkingsscores * 100). Stedenbeleid landelijk overig Ga1 Ga WOZ-waarde laag midden hoog -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 Algemene tevredenheid (afwijking van het gemiddelde) Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 69 B: | | d | U | KO . e) dfsl vertrouwen: ® KO | | | | LK Pp, verantwoorde ij 4 Lisanne de Blok en Wouter van der Brug In dit hoofdstuk laten we zien: e Naarmate een overheidsniveau meer verantwoordelijkheid heeft, houden burgers de betreffende overheid gemiddeld gesproken ook meer verantwoordelijk. « Burgers houden de nationale overheid het meest verantwoordelijk voor alle onderzochte beleidsterreinen, ook wanneer dat feitelijk niet juist is. e Hoe meer men een overheid verantwoordelijk houdt, des te sterker de samenhang tussen tevredenheid over het gevoerde beleid en het vertrouwen dat men heeft in deze overheid. e Er zijn grote verschillen tussen de percepties die burgers hebben van beleidsverantwoordelijkheden. Veel burgers hebben nauwelijks een idee wie waarvoor verantwoordelijk is, terwijl (on)tevredenheid over het gevoerde beleid wel doorwerkt in het vertrouwen dat zij stellen in overheden. 81 Du idelij kheid over wie waarvoor 4) de bestrijding van criminaliteit (kortweg ‘veiligheid’, verantwoordel iij k is, is bela ngrij kin een 5) personenvervoer over het spoor (kortweg spoorwegen!) en ‚ 6) het toelaten van vluchtelingen/asielzoekers (kortweg ‘vluchte- democratie lingen’). De formele bevoegdheden op deze terreinen zijn sterk verschillend. Bij sommige terreinen ligt de bevoegdheid primair bij Het ligt voor de hand dat het vertrouwen van burgers in de overheid het lokale bestuur. Bij andere terreinen ligt die verantwoordelijkheid deels afhankelijk is van hun tevredenheid over het gevoerde beleid. primair nationaal of Europees. Zien burgers die verschillen ook? Wie zeer ontevreden is over het gevoerde beleid zal vaak weinig vertrouwen hebben in diegenen die voor dat beleid verantwoorde- lijk zijn. Een probleem hierbij is echter dat het vaak niet duidelijk is 8.2 Men houdt vooral de nationale wie verantwoordelijkheid draagt voor het gevoerde beleid: de overheid verantwoordelijk voor Rijksoverheid, de gemeente, de Europese Unie, of wellicht alle drie of geen van alle. In dit hoofdstuk onderzoeken we welke bestuurs- overheidsbeleid laag burgers verantwoordelijk houden voor verschillende onder- delen van het overheidsbeleid en of die toerekening van verant- Figuur 8.1 laat zien in welke mate Nederlanders de gemeente, de woordelijkheid gevolgen heeft voor de mate waarin tevredenheid nationale overheid en/of de EU verantwoordelijk houden voor de met beleid leidt tot meer vertrouwen. verschillende beleidsterreinen. Hier werd aan respondenten Een aantal ontwikkelingen in de afgelopen decennia heeft ertoe gevraagd voor alle zes onderwerpen aan te geven in hoeverre zij elk geleid dat beleidsverantwoordelijkheden voor burgers steeds overheidsniveau verantwoordelijk hielden op een schaal van 1 tot lastiger te doorgronden zijn. Zo zijn sinds het einde van de jaren 80 10 waar 10 ‘heel erg verantwoordelijk’ betekent. verschillende publieke taken verzelfstandigd, geprivatiseerd, dan wel op afstand van de overheid geplaatst, zoals bijvoorbeeld de Wat opvalt is dat voor alle onderwerpen de nationale overheid (met post, telefoon, spoorwegen en woningbouwcoöperaties. Hierdoor een gemiddelde score van 8,3) meer verantwoordelijk wordt is de invloed van overheden op het functioneren van deze diensten gehouden dan de gemeente en de EU. Zelfs voor gebieden die sterk gereduceerd. Verder zijn veel bevoegdheden deels of volledig geprivatiseerd zijn en waar de nationale overheid dus slechts overgedragen naar de Europese Unie. Dit betekent niet dat de beperkte sturingsmogelijkheden heeft (zoals de spoorwegen) vindt nationale overheid er geen invloed meer op heeft, maar dieinvloed men dat de nationale overheid nog in hoge mate verantwoordelijk moet worden gedeeld met (nu nog) 27 andere lidstaten, zodat deze is. Ook voor de zorg voor langdurig zieken en ouderen, een taak die invloed sterk is verminderd. Ten slotte heeft de nationale overheid begin 2015 gedecentraliseerd is naar de gemeenten, wordt de meer recentelijk een aantal belangrijke bevoegdheden overgedra- nationale overheid nog het meest verantwoordelijk gehouden. gen aan gemeenten, vooral op het terrein van de jeugdzorg en de Daarnaast zien we meer variatie in de mate waarin de gemeente en zorg voor ouderen en langdurig zieken. Door deze ontwikkelingen de EU verantwoordelijk gehouden worden voor de verschillende is bij burgers niet altijd helder welke bestuurslaag de eerste onderwerpen. De gemeente wordt zeer verantwoordelijk gehouden verantwoordeliijjkheid draagt voor welk beleid. voor de veiligheid, bijna net zoveel als de nationale overheid (score Bovendien geldt voor veel beleidsterreinen dat verantwoordelijk- 8,2 om 8,5). Daarnaast wordt de gemeente vooral verantwoordelijk heden voor beleidsontwikkeling en —-uitvoering gedeeld worden geacht voor de zorg voor langdurig zieken en ouderen (score 7,7) en door verschillende overheden. Zo delen de Europese Unie en de de bijstand (score 7,4), twee taken die gedecentraliseerd zijn en nationale overheden de verantwoordelijkheid voor de bewaking waarbij de feitelijke verantwoordelijkheid dus ook bij de gemeente van de buitengrenzen van ‘Schengen’ en voor de eerste opvang en ligt. Daarentegen houdt men de gemeente veel minder verantwoor- ‘intake’ van asielzoekers. Het aantal asielzoekers dat doorreist naar delijk voor het pensioenbeleid en het personenvervoer over het de verschillende lidstaten wordt deels bepaald door de opstelling spoor. Ook voor het vluchtelingenbeleid wordt de gemeente in van andere nationale overheden. De verantwoordelijkheid voor de vergelijking met de EU en de nationale overheid het minst opvang ligt grotendeels bij gemeenten, waarbij de staatssecretaris verantwoordelijk gehouden. samen met het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) regie probeert te voeren en druk uitoefent op gemeenten. Gegeven deze complexiteit van veranderende en gedeelde verant- 8 3 H oger opge leiden maken meer woordelijkheden kijken we in deze bijdrage eerst naar het beeld dat onderscheid tussen overhede n; la ger burgers hebben van de beleidsverantwoordelijkheid. Daarna gaan we in op de vraag of tevredenheid met beleid invloed heeft op het opge leiden houden gemeenten va ker vertrouwen van burgers in overheden. Tenslotte kijken we of … percepties van beleidsverantwoordelijkheid invloed hebben op de verantwoordel IJ k relatie tussen tevredenheid met beleid en politiek vertrouwen. We kijken hierbij naar zes heel verschillende beleidsterreinen: Hoewel een zekere mate van subjectiviteit een rol zal spelen in de 1) de bijstand, 2) de zorg voor jongeren, langdurig zieken en ouderen beantwoording van vragen naar verantwoordelijkheid, zal deze (kortweg ‘de zorg”), 3) het pensioenstelsel, voor een belangrijk deel afhangen van de feitelijke kennis van Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 71 Figuur 8.1 Gemiddelde verantwoordelijkheidscores per onderwerp VO 9 mmm ‚ EREN NH _ Be EN ERE EN EH EE EN ERE Ein A BRE ERE EERE ERE DRE ERE na EE LE 8 in ERE EERE ERE DRE ERE EN ERE ERE ERE ERE ERS ENE ï ARE ERS PRT DRT PRE pn Bijstand Veiligheid Zorg Spoorwegen Vluchtelingen Pensioen EB Gemeente IM Nationale overheid WM Europese Unie Figuur 8.2 Gemiddelde verantwoordelijkheidscores naar opleidingsniveau Basis & Vmbo Mbo & Havo/Vwo Hbo & Wo | c EU 5,8 ET EU 5,8 c EU 5,0 U U U ‚2 . ‚o . ‚2 . a Nationaal 8,2 a Nationaal 8,4 a Nationaal 8,6 2 2 ë Gemeente 5,7 Gemeente 5,1 Gemeente 318 v EU 75 v EU 7,3 v EU 7,2 U U U ‚20 Nationaal 8,3 ‚20 Nationaal 8,5 ‚20 Nationaal 8,6 © © © = Gemeente 8,1 = Gemeente 8,2 = Gemeente 8,2 EU 6,3 EU 5,9 EU 5,2 20 . 20 . 20 . 8 Nationaal 8,2 S Nationaal 8,3 S Nationaal 8,2 Gemeente 7,9 Gemeente 7,0 Gemeente 7,7 > EU 5,6 > EU 5,3 o EU 4 5 5 8 kel Nationaal 8,0 5. Nationaal 8,0 D. Nationaal 8,1 ma ma ma Gemeente 7,6 Gemeente 7,5 Gemeente 7,3 T T T 8, EU 5,7 ë EU 5,3 ë EU 4,8 Uv Uv Uv ë Nationaal 1,7 ë Nationaal 8,0 ë Nationaal 8,3 © © © A Gemeente 6,0 A Gemeente 5,7 A Gemeente 4,8 and and and 8, EU 7,8 8, EU 8,2 8, EU 8,5 E E E © Nationaal 8,0 © Nationaal 8,4 © Nationaal 8,7 ij ij ij 5 5 5 s Gemeente 7,0 2 Gemeente 6,8 s Gemeente 6,6 o 5 10 o 5 10 o 5 10 72 | 8 Beleidsevaluaties en politiek vertrouwen: wie houden burgers verantwoordelijk? respondenten van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van pensioenstelsel zijn vaak ook ontevreden met de zorg voor de verschillende bestuurslagen. Uit eerder onderzoek is gebleken langdurig zieken en ouderen. dat hoger opgeleiden meer politieke kennis hebben dan lager Toch zien we ook verschillen tussen beleidsterreinen. Over het opgeleiden en we kunnen dus verwachten dat deze verschillen algemeen wordt de aanpak van het aantal vluchtelingen dat asiel doorwerken in de percepties van verantwoordelijkheden. Daarom aanvraagt in Nederland het meest negatief beoordeeld: de onderzoeken we de relatie tussen opleidingsniveau en de bestuur- gemiddelde score is 4. Ook de prestaties op het gebied van de zorg slaag die men verantwoordelijk houdt. Figuur 8.2 toont de voor ouderen en langdurig zieken scoort gemiddeld een onvol- percepties van beleidsverantwoordelijkheid, uitgesplitst naar drie doende (4,6). Het minst negatief is men over de criminaliteits- opleidingsgroepen: 1) basis onderwijs en vmbo; 2) mbo, havo en bestrijding (5,4) en het personenvervoer over het spoor (5,4). vwo; 3) hbo en wo. Figuur 8.4 toont de verdeling van de mate van tevredenheid onder Tussen de verschillende opleidingsniveaus zien we dezelfde de Nederland per beleidsterrein en geeft een genuanceerder beeld patronen: alle groepen houden de nationale overheid het meest van de verschillende beoordelingen. Het valt op dat Nederlanders verantwoordelijk en ook is er weinig verschil tussen de gemiddelde nogal verschillen in hun tevredenheid met de verschillende scores toegekend aan de verschillende niveaus. Toch zien we ook onderwerpen. Met name bij het vluchtelingenbeleid variëren verschillen. Hoger opgeleiden differentiëren sterker tussen de mensen erg in hun beoordeling. Hoewel een grote groep aangeeft verschillende overheden terwijl lager opgeleiden de gemeenten tevreden te zijn met de huidige stand van zaken (16,6 % geeft een 6 (en de EU) relatief veel verantwoordelijkheid toekennen op alle en 12,2% een 7), is er ook een grote groep (13%) die extreem gebieden. Hoewel de verschillen relatief klein zijn, lijken de ontevreden is (score 0). Het gemiddelde van 4,4 van het vluchte- percepties van de hoogst opgeleiden iets realistischer. Hoewel de lingenbeleid betekent dus niet per se dat alle Nederlanders gemeente geen feitelijke verantwoordelijkheid draagt voor het ontevreden zijn. pensioenstelsel, kennen veel lager opgeleiden toch nog vrij veel Hetzelfde patroon zien we bij de andere beleidsterreinen: de verantwoordelijk toe aan de gemeente (gemiddelde score 5,6), meerderheid van de respondenten is het wel met elkaar eens en Onder de hoogst opgeleiden komt dit minder vaak voor (gemid- geeft aan redelijk tevreden te zijn. Echter, van de mensen die niet delde score 3,7). Hetzelfde zien we bij de bijstand en de EU. tevreden zijn met het gevoerde beleid (op bijvoorbeeld het gebied Weliswaar draagt de Europese regering weinig feitelijke verant- van de zorg en het pensioenstelsel), is er een grote groep die de woordelijkheid, maar desondanks kennen lager opgeleiden nog laagste mogelijke tevredenheidscore aangeeft en dus extreem redelijk wat verantwoordelijkheid toe aan de EU (gemiddelde score ontevreden zegt te zijn. Daarmee wordt het gemiddelde aanzienlijk 5,7), iets meer dan hoger opgeleiden (gemiddelde score 4,4).#7 naar beneden getrokken. Dat wil niet zeggen dat de percepties van laagopgeleiden altijd afwijken van de feitelijke verantwoordelijkheden. Het tegen- overgestelde zien we namelijk bij de zorg, een typische taak van de 8.5 Beleidsevaluaties, perce pties van gemeente. Hier kennen lager opgeleiden het meeste verantwoor: verantwoordeli Ì kheid en vertrouwen delijkheid toe aan de gemeente in vergelijking tot de midden- en hoger opgeleiden. Tot slot richten we ons op de vraag of de hierboven beschreven percepties van verantwoordelijkheden en evaluaties van beleid 8.4 Over het meeste beleid is men ertoe doen. Wat voor gevolgen heeft de (on)tevredenheid over het gem iddeld behoorli j k tevreden beleid voor het vertrouwen in overheden? En is die relatie sterker als men een bepaalde bestuurslaag er ook verantwoordelijk voor houdt? Nu duidelijk is wie men verantwoordelijk houdt voor de verschil- Tabel 8.1 toont de relatie tussen evaluatie of tevredenheid met lende onderwerpen is de vraag: hoe vindt men eigenlijk dat het verschillende onderwerpen enerzijds en politiek vertrouwen gaat? Figuur 8.3 beschrijft hoe Nederlanders het beleid beoordelen anderzijds. Daarbij betekent o geen samenhang en 1 een perfecte binnen de zes beleidsterreinen op een schaal van o (zeer ontevre- samenhang. Er wordt onderscheid gemaakt tussen politiek den) tot 10 (zeer tevreden). vertrouwen in de gemeente, de nationale overheid en de EU. Uit de tabellen zien we dat er een positieve samenhang bestaat tussen de Begin 2016 zijn Nederlanders overwegend negatief over alle evaluaties en het vertrouwen. Positievere evaluaties van een beleidsterreinen: gemiddeld geven zij een score van 4,9. bepaald beleidsterrein gaan veelal samen met meer politiek De verschillende beoordelingen hangen met elkaar samen: een vertrouwen. De samenhang is echter niet bijzonder sterk. Dit wordt negatievere beoordeling op het ene terrein gaat vaak gepaard met mogelijk veroorzaakt doordat ook andere factoren de mate van een negatievere beoordeling op de andere terreinen. Dit geldt het politiek vertrouwen beïnvloeden (zie ook hoofdstuk 1). sterkst voor de beoordelingen op het gebied van pensioen, bijstand en zorg: mensen die ontevreden zijn met de bijstand of het Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 73 Figuur 8.3 Gemiddelde tevredenheidscores per beleidsterrein VO OL B 1 6 5 4 3 2 1 0 Bijstand Veiligheid Zorg Spoorwegen Vluchtelingen Pensioen Figuur 8.4 Tevredenheid met beleidsterreinen (in % van mensen met een oordeel) | Bijstand (N=1985) | Zorg (N=2385) | | Pensioen (N=2359) | Veiligheid (N=2418) | | Spoorwegen (N=2181) Vluchtelingen (N=2387) o 20 40 60 80 | 100 BE <aMN5BE6 7 1 28 74 | 8 Beleidsevaluaties en politiek vertrouwen: wie houden burgers verantwoordelijk? Tabel 8.1 het meest verantwoordelijk gehouden (ongeveer evenveel als de Samenhang evaluatie en politiek vertrouwen“ nationale overheid). Tegelijkertijd is de relatie tussen beleidsevalu- atie en vertrouwen in de gemeente voor het pensioenbeleid en voor Eemeene Pe EN de spoorwegen (twee gebieden waar de gemeente het minst verantwoordelijk voor wordt gehouden) veel lager. Bijstand 0,41 | 0,46 0,36 . . . Om dit patroon systematischer in kaart te brengen laat figuur 8.5 Zog {037 046 og2 zien hoe de samenhang tussen beleidsevaluatie van een bepaald beleidsterrein en politiek vertrouwen in een bepaalde bestuurslaag Veiligheid 0.45 | 0.47 0.37 samenhangt met de mate waarin burgers de bestuurslaag verant- woordelijk houden voor het beleid op dat terrein. Op de horizontale as staat de mate waarin burgers een bestuurslaag verantwoordelijk Vluchtelingen 0,55 | 0,47 0,48 \__houden voor het gevoerde beleid. Op de verticale as staat de Tabel toont correlatiecoëfficiënten. samenhang (correlatie) tussen tevredenheid over het beleid en de mate van vertrouwen in die bestuurslaag. De figuur laat duidelijk Hoewel de samenhang tussen de verschillende attitudes over het zien dat hoe meer een overheidsniveau verantwoordelijk wordt algemeen niet heel sterk is, zien we wel dat de mate van samenhang gehouden voor een beleidsterrein, hoe sterker de relatie is tussen de verschilt per beleidsterrein en per overheidsniveau. Zo is de relatie evaluatie van dit beleidsterrein op het vertrouwen in die overheid. tussen beleidsevaluaties en politiek vertrouwen het sterkst voor het nationale niveau en zwakker voor het Europese en lokale niveau. . Dit lijkt aan te sluiten op de hierboven beschreven percepties van 8.6 Conclusie verantwoordelijkheden: Nederlanders houden de nationale overheid het meest verantwoordelijk voor het gevoerde beleid. De afgelopen decennia heeft de Rijksoverheid bevoegdheden voor Bij de nationale bestuurslaag is de relatie tussen tevredenheid en beleidsontwikkeling uit handen gegeven aan de EU, aan gemeen- vertrouwen het sterkst. ten, aan verzelfstandigde organen en aan private marktpartijen. De relaties tussen tevredenheid en vertrouwen verschillen per Hierdoor is de verantwoordelijkheid voor het gevoerde beleid deels beleidsterrein. En die verschillen hangen op hun beurt weer samen diffuus geworden en voor burgers lastiger te doorgronden. In deze met de mate waarin men verantwoordelijkheid toekent aan een bijdrage is nagegaan hoe burgers het gevoerde beleid op een aantal bepaalde bestuurslaag. Zo is de samenhang tussen beleidsevaluatie terreinen beoordelen, wie ze ervoor verantwoordelijk houden en en politiek vertrouwen in de gemeente het sterkst op het gebied hoe dit vervolgens doorwerkt in het vertrouwen dat ze hebben in van veiligheid (r=0,45). En voor veiligheid wordt de gemeente ook verschillende overheden. Figuur 8.5 Samenhang evaluatie en vertrouwen afhankelijk van de gepercipieerde mate van verantwoordelijkheid 0,60 3 0,55 > 2 8 0,50 ce u © Ss 0,45 De ku) > u 5 ee © 0,40 © 0, c u 4 ee 0,30 ú 6 8 10 Mate van verantwoordelijkheid © 6 beleidsterreinen, 3 bestuurslagen @ Gemeente @ Nationale overheid @ Europese Unie / Lineaire regressielijn Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 75 Op een geaggregeerd niveau laten de resultaten een redelijk rooskleurig beeld zien. Naarmate een overheidsniveau (min of meer ‘objectief’ gezien) meer verantwoordelijkheid heeft, houden burgers de betreffende overheid gemiddeld gesproken ook meer verantwoordelijk. En hoe meer men een overheid verantwoordelijk houdt, des te sterker is de samenhang tussen tevredenheid over het gevoerde beleid en het vertrouwen dat men heeft in deze overheid. Kortom, dat is eigenlijk hoe een democratie hoort te functioneren. Daar staat echter tegenover dat er grote verschillen zijn tussen burgers. Veel burgers hebben eigenlijk nauwelijks een idee wie waarvoor verantwoordelijk is, terwijl hun beleidsevaluaties wel degelijk doorwerken in het vertrouwen dat zij stellen in overheden. Het glas is dus ofwel half leeg ofwel half vol. Opvallend is dat er weinig verschillen zijn tussen groepen burgers met verschillende opleidingsniveaus in percepties van verantwoor- delijkheden. Een optimist zou zeggen dat zelfs de laagst opgeleide burgers als groep beschouwd een redelijk accuraat beeld hebben van de mate waarin verschillende overheidslagen verantwoordelijk zijn. Een pessimist zou kunnen zeggen dat zelfs de hoogst opge- leiden er vaak niet veel van snappen. 76 | 8 Beleidsevaluaties en politiek vertrouwen: wie houden burgers verantwoordelijk? Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 77 Onderzoeks- verantwoording Hoe kwam de vra gen lijst van het voorkomen dat de volgorde waarin vragen binnen een vragen- LKO tot stand? baterij zijn gesteld de uitkomsten beïnvloeden, is die vraagvolg- orde in de meeste vragenbatterijen gerandomiseerd. In overleg met CentERdata zijn ten slotte de vragen kritisch tegen Het LKO is niet gericht op het beantwoorden van een beperkt aantal het licht gehouden en is de lengte beperkt tot ongeveer 20 onderzoeksvragen, maar een project dat het beantwoorden van minuten. meer vragen mogelijk moet maken. Dat betekent dat bij het maken van de vragenlijst is geprobeerd rekening te houden met een groot aantal mogelijke onderzoeksvragen. Hoe zijn de data van het LKO verzameld? Eerst is een algemeen model gemaakt met daarin de belangrijkste groepen variabelen die in dit onderzoek centraal zouden moeten Er waren grofweg twee keuzeopties voor de steekproeftrekking om staan. Dit model is weergegeven in figuur 9.1. de wisselwerking tussen burgers en de lokale democratie te bestuderen. De eerste optie is een dubbele steekproef: eerst een Daarna zijn door ons zeven blokken of thema’s onderscheiden: selectie van gemeenten, en daarbinnen een steekproef van individuen. De tweede optie is een enkele, landelijke steekproef. Blok1 Opkomst en stemgedrag (die kreeg in dit eerste onderzoek De tweede optie is voor de meeste doeleinden van het LKO uiteraard een minder prominente rol omdat er nu geen effectiever en goedkoper. Met een landelijke steekproef kan verkiezingen werden gehouden) bovendien de wisselwerking tussen gemeente en burger syste- Blok2 Lokale burgerparticipatie matisch bestudeerd worden. Het voornaamste nadeel is dat geen Blok3 Legitimiteit, steun en vertrouwen betrouwbare, beschrijvende uitspraken gedaan kunnen worden Blok4 Percepties van bestuurlijke verantwoordelijkheid over individuele gemeenten, omdat het aantal respondenten per Blok5 Politieke problemen in de gemeente gemeente daarvoor te klein is. Dat is echter geen doel van het LKO. Blok6 Politieke opvattingen en politiek cynisme We hebben daarom gekozen voor een landelijke steekproef. Blok7 Politieke kennis, interesse en betrokkenheid Voor het LKO 2016 is gebruik gemaakt van het LISS internet panel. ‘LISS' staat voor Langlopende Internet Studies voor de Sociale Per thema is op een stakeholdersbijeenkomst van geïnteresseerde wetenschappen. In het LISS panel zitten mensen uit alle lagen van onderzoekers (Utrecht, 11 december 2015) gesproken over het soort de Nederlandse bevolking. Zij vullen via internet vragenlijsten in en onderzoeksvragen dat men daarbinnen beantwoord zou willen zien werken zo mee aan wetenschappelijke onderzoeken. Panelleden en is gesproken over onderwerpen die we misten. Daaruit kwam krijgen daarvoor betaald. Het LISS panel bestaat uit ongeveer onder meer naar voren dat opvattingen over lokale dienstverlening van __5ooo huishoudens, verspreid over heel Nederland. CentERdata en groot belang zijn en moeten worden onderzocht. Dit thema is het Centraal Bureau voor de Statistiek selecteren de leden voor het toegevoegd. Ook werd de interpretatie van sommige thema’s LISS panel. Deelnemers kunnen zich dus niet zelf aanmelden voor aangepast.Binnen elk van de thema’s is gezocht naar bestaande deelname aan het LISS panel. Meer informatie over het LISS panel vragen en vragenbatterijen in eerdere onderzoeken. Om te kan worden gevonden op www.lissdata.nl. Figuur 9.1 Het model dat ten grondslag ligt aan het LKO - Sociaal-demografisch (samenstelling) - Politiek (samenstelling; B&W) - Maatschappelijke voorzieningen Individuele verklaringen Afhankelijke variabelen - Sociaal-demografisch A ALA LGA CCL E andetshonse - Sociaal-economische opvattingen - Burgerparticipatie lokale politiek - Woongeschiedenis (verhuizingen) Nd Perceptie van legitimiteit lokale instituties en actoren - Maatschappelijke inbedding - Percepties van verantwoordelijkheid en acountabiliteit ie - Opvattingen over nieuwe participatievormen - Belangrijkste problemen (lokaal niveau) Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 79 Wat is de kwaliteit van de data? Weging van de data ten behoeve van deze Het LISS bestand is weliswaar gebaseerd op een random steekproef pu blicatie uit de bevolkingsregisters, maar lang niet iedereen die in eerste instantie werd benaderd doet mee aan panelonderzoek. Het is Omdat het LISS panel op een ingewikkelde manier tot stand is moeilijk aan te geven wat het responsepercentage van de selectie. gekomen, worden aan de LISS data geen weegfactoren toege- Omdat het een panelonderzoek is, haken sommige mensen na een voegd.” Het LKO gebaseerd is op dit panelbestand. Dit panel- tijdje af. CentERdata selecteert daarop in samenwerking met het bestand weliswaar is gebaseerd op een representatieve steekproef, CBS nieuwe respondenten. Door te monitoren of gegevens uit het maar de uitval voorafgaande aan deelname aan het panel in panel overeenkomen met bekende populatiegegevens, houdt combinatie met specifieke uitval voor dit onderzoek, is relatief CentERdata in de gaten of het bestand ‘representatief’ blijft.» hoog. Daardoor wijken de gegevens uit het bestand soms af van Het onderzoek dat in deze publicatie wordt gepresenteerd is gegevens die we kennen uit andere bronnen. Zo is bijvoorbeeld het gebaseerd op een steekproef uit de populatie LISS panelleden van aantal mensen in het bestand dat zegt te hebben gestemd bij de 18 jaar en ouder. De respons van dit deel van het onderzoek is wel laatste gemeenteraadsverkiezingen veel hoger dan in werkelijkheid gemakkelijk weer te geven: het geval was. Voor de verbanden tussen variabelen hoeft dat niet zoveel uit te maken, maar bij beschrijvingen zijn die afwijkingen vreemd en leiden ze af van de dingen waar het om gaat. Daarom hebben we de gegevens in het bestand gewogen op basis van | | gegevens waarvan we de populatiegegevens kennen. Dat is gedaan met een procedure beschreven op http://mr-serv.com/spss-multi- Compleet 2.579 (79,6 %) Meer specifiek zijn de gegevens gewogen naar opkomstgedrag bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen en de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (waarbij dankzij de panelgegevens CentErdata ontdekte vrij kort na het openstellen van de vragenlijst voor een groot aantal respondenten gebruik kon worden gemaakt een fout. Daardoor waren helaas de gegevens van 37 respondenten van het opkomstgedrag zoals gemeten in 2012), geslacht, geboorte- niet bruikbaar. jaar (waarbij we op basis van analyses een tweedeling hebben De data werden verzameld in maart 2016. Data van het Lokaal gemaakt tussen mensen geboren voor of na 1963), opleiding en de Kiezersonderzoek zijn opgeslagen in het bestand L_LKO. 5p.sav en mate van stedelijkheid van de gemeente waar men woont. worden beschikbaar gesteld voor andere onderzoekers. We hebben niet gewogen op stemgedrag omdat lokaal stemgedrag (2014) te divers is voor een weging. Het SPSS-syntax-bestand waarmee de weging is gemaakt, uitgelegd en verantwoord kan Beschikbaarheid en anonimiteit LKO, worden opgevraagd bij de auteurs van het rapport. gemeen tekenmerken S met al denken we dat de gerapporteerde gegevens vanwege zowel e hoge kwaliteit van de steekproef als door het gebruik van de weegfactor een goede weergave vormen van hetgeen er leeft onder Een expliciet doel van SKON is de publieke beschikbaarheid van de Nederlandse bevolking. data voor onderzoek door derden. De data van het LKO worden daartoe binnenkort gedeponeerd bij het Nederlandse data-archief DANS. Omdat het LKO ingebed is in het langlopende LISS-panel, zijn er nadrukkelijke waarborgen voor de anonimiteit van de respon- denten. Gegevens zijn noch te herleiden naar individuele burgers noch naar individuele gemeenten waarin zij wonen. Het basisbestand van het LKO is verrijkt met vier gemeente- kenmerken in tamelijk grove categorisaties: indeling naar stedelijk- heid, WOZ-waarde, religiositeit, etnische compositie.” Het is mogelijk om in aanvullende analyses andere gemeentekenmerken te koppelen aan het LKO-bestand, maar uitsluitend door middel van remote access via CentERdata. 80 | Onderzoeksverantwoording Noten 1 Zie met name Dalton (2004) en Norris (2011). ° Een Mokkenschaalanalyse met negen variabelen duidt op een 2 Onder het minimalistische democratiemodel schaarden we enkele sterke onderliggende schaal (H-waarde van 0,55). Een nog stellingen over vrije en eerlijke lokale verkiezingen, en dat de sterkere samenhang vinden we voor de instituties die betrekking politieke partijen duidelijk verschillend beleid voorstellen. hebben op lokale politiek, gemeenteambtenaren en politie Het participatieve democratiemodel omvat de stelling over (H-waarde van 0,68). inspraakavonden. Het descriptieve model van politieke represen- _ " Dit beeld wordt nog versterkt door de bevinding dat de overige tatie omvat de stelling dat alle groepen in de samenleving — zoals respondenten die zeer geïnteresseerd zijn in lokale politiek mannen en vrouwen, jong en oud, arm en rijk, allochtoon en “tamelijk geïnteresseerd’ zijn in de nationale politiek. autochtoon, hoog- en laagopgeleid — ook in de gemeenteraad Slechts 2 van de 2578 respondenten zijn zeer geïnteresseerd in zitten. De consensusdemocratie omvat vragen over rechten voor lokale politiek en niet geïnteresseerd in nationale politiek. politieke minderheidsgroepen en compromisbereidheid. Omgekeerd zijn ook slechts 26 respondenten zeer geïnteresseerd We tappen in opvattingen over procedurele rechtvaardigheid via in de nationale politiek en niet geïnteresseerd in de lokale stellingen over transparante besluitvorming en gelijke behande- politiek. ling. Het Huis van Thorbecke zit in opvattingen over de zelf- “ Bij de 18 tot 24-jarigen is dat zelfs 66,8%. Dit is wellicht deels te standige besluitmacht van gemeenten, en — zij het wat rekkelijker verklaren door het feit dat een groep jongeren op kamers woont, —de deelname van nationale en lokale partijen in de gemeente- maar ook onder de 25-34-jarigen is het animo voor lokale politiek raad. Ten slotte wordt het dualistische model bevraagd via een vrij beperkt: 53,5% van hen is niet geïnteresseerd in de lokale stelling dat de taken van de gemeenteraad en het college van politiek. B&W duidelijk gescheiden moeten zijn. Aanvullend hebben we 3 Bij de 65+'ers is dit slechts 34,5%. een vraag opgenomen naar lokale en regionale media. 4 In die zin is het zorgelijk dat het lokale aanbod aan het verschra- 2 Dat zien we ook op het nationale niveau, waar de feitelijke en len is (Kik, Bakker en Buijs, 2014). gepercipieerde bestuurskwaliteit van de overheid tot de belang- 5 65,9% van de lezers van huis-aan-huis bladen leest ook minstens rijkste verklaringen van politiek vertrouwen behoren (zie o.a. een andere soort krant. Grimes 2017; Van der Meer 2017). $ Dit terwijl er een steeds groter online lokaal nieuwsaanbod is +_We hebben hier geen vragen gesteld naar de feitelijke deelname (Kik, Bakker en Buijs, 2014:394). van partijen aan verkiezingen, wat een rare vraag is om te stellen 7_De verschillen zijn ook statistisch significant, zo blijkt uit een met de voorgelegde schaal. Daarom hebben de rode lijnen in reeks verschiltoetsen. deze grafieken twee meetpunten minder. ® Daarbij moet vermeld worden dat de respondenten het antwoord s Gebaseerd op de stemgeneigdheid op een schaal van o (zeker niet op de kennisvragen natuurlijk konden opzoeken. Uit een analyse stemmen) tot 10 (zeker stemmen). De groep met een score tussen van de tijd die men besteed heeft aan de kennisvragen blijkt dat o en 6 (45% van de respondenten) is geclassificeerd als niet-stem- het vooral de politiek tamelijk en zeer geïnteresseerden zijn die mers; de groep met een score 10 (26%) als overtuigde stemmers. langer deden over de vraag. Bij de tweede kennisvraag zijn er $_Het verschil in belang is het kleinst voor descriptieve representa- nauwelijks verschillen. Het lijkt er op dat de tamelijk en zeer tie. Toch hechten ook niet-stemmers er geen groot belang aan: geïnteresseerden meer aandacht hebben besteed aan de vraag, in volgorde van het toegekende belang is het bij hen de achtste mogelijk hebben zij het antwoord opgezocht. Langs de andere van dertien principes. kant is het percentage correcte antwoorden veel hoger bij de zeer 7_Onderstaande analyses zijn gebaseerd op regressieanalyses geïnteresseerden dan bij de matig geïnteresseerden. Interesse waarin is gekeken naar verschillende verklaringsmodellen. heeft dus wellicht op zijn minst voor een deel van de responden- Hoewel deze verklaringsmodellen niet oorzakelijk geïnter- ten een impact op daadwerkelijke kennis van het lokale bestuur. preteerd mogen worden, geven ze wel een goede indicatie in Dat zien we ook voor de tweede kennisvraag, waar de tijds- hoeverre de tevredenheid met de gemeentelijke democratie is verschillen veel beperkter zijn (en sowieso te laag om zaken op te ingebed in demografische kenmerken en andere houdingen. zoeken) en de groep zeer geïnteresseerden veel hoger scoort dan $ Zorgvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, sport- en speelvoor- de matig geïnteresseerden. zieningen, openbaar vervoer, onderhoud van groen, veiligheid. ® Zie bijvoorbeeld de Lokale democratie agenda van minister 9 Specifiek gaat het om de stelling of gemeenteraadsleden zich Plasterk van Binnenlandse Zaken. In een brief aan de Kamer van bekommeren om kiezers; niet om het gevoel zelf in staat te zijn 22 juni 2016 maakt minister Plasterk hierin melding van lokale een rol te spelen in de politiek (intern politiek zelfvertrouwen) of experimenten om de democratie te vernieuwen. het oordeel over de huidige mogelijkheden voor burgers om te de Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten{/kamerstukken/ politiek te beïnvloeden (extern politiek zelfvertrouwen). 2016/06/22/kamerbrief-met-voortgangsrapportage-agenda- lokale-democratie-ald. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 81 2 De uitkomst is vergelijkbaar voor opkomstintenties (zou u gaan 29 Dit is nadrukkelijk geen analyse van de oorzaken van of motieven stemmen als er nu TK- of raadsverkiezingen zouden zijn). voor participatie(wensen). Die zullen doorgaans specifieker zijn. “ Dit hebben we uitgezocht door de LISS-module over vrijetijds- Wat we hier als achtergronden van participatie beschrijven besteding (uit september 2014) te koppelen aan de LKO data. kunnen bovendien ook gevolgen daarvan zijn (door participatie In de Gg zegt 49% lid te zijn van een of meer verenigingen en is men geïnteresseerder geraakt of ontevredener geworden) of er doet 16% daar vrijwilligerswerk. In landelijke gemeenten is dat causaal helemaal los van staan (men is zowel geïnteresseerd als respectievelijk 56% en 21% (G41: 51%, 15%; overige niet landelijke tot participatie geneigd vanwege zijn of haar opvoeding of gemeenten: 59%, 20%). beroep). 2 Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 was de opkomst in 30 Merk op dat in een (gewogen) multivariate regressieanalyse Den Haag 51%, in Amsterdam 50%, in Rotterdam 45% en in waarin alle drie de sociale achtergrondkenmerken zijn opgeno- Utrecht 54%. Een deel van de verklaring voor het gebrek aan men alle opleidingscategorieën van elkaar verschillen, evenals opkomstverschillen in het LKO zou de ondervertegenwoordiging alle leeftijdscategorieën. van migranten in het LISS-panel kunnen zijn (zij hebben vaker »_Het verschil tussen ‘Landelijk’ en ‘G4’ is net niet significant lokaal dan nationaal kiesrecht en komen in het algemeen minder (p = 0.06). Maar respondenten woonachtig in de G4 hebben wel op). We kunnen dit hier verder niet nagaan en laten hier de significant vaker antwoord hebben gegeven dan de inwoners in relatie stedelijkheid — opkomst verder buiten beschouwing, maar de andere drie stedelijkheidscategorieën als we dat uitgebreider hier is wel meer onderzoek geboden. analyseren (in een (gewogen) multivariate multi-level regressie- Omdat we geen opkomstverschillen zien, terwijl ze er wel zijn, analyse met de drie de sociale achtergrondkenmerken en de drie zijn we terughoudend met harde conclusies op dit punt. gemeentekenmerken). 2 Uit gegevens van de enquête Culturele veranderingen in 2 Bij het maken van het codeerschema zijn zoveel mogelijk de Nederland (CV) 2014/2015 blijkt dat men in kleinere gemeenten categorieën van het COB aangehouden die gebruikt zijn bij de wel vaker dan in grote steden maatschappelijke actief is in de rapportage over een vergelijkbare vraag naar landelijke proble- buurt, bijvoorbeeld met het helpen van buurtgenoten men (Den Ridder et al, 2016). Het codeerschema kan worden (Van Houwelingen en Dekker 2015: 226). geraadpleegd op pagina 33 van de studie Crisis in aantocht? (Dekker 5 Niemand die meedeed in een actiegroep vond die participatie- et al., 2009). De antwoorden van het LKO en het COB zijn in vorm volstrekt ineffectief, maar 5% van de mensen die contact dezelfde periode gegeven, wat de vergelijkbaarheid ten goede legden met een raadslid of wethouder verwacht niets van een komt. De rangordening van de probleemcategorieën is gebaseerd dergelijk contact, 10% van wie inspraakavond bezocht verwacht op het aandeel respondenten dat een probleem noemt in de niets van dergelijke bijeenkomsten en 4% van wie een petitie betreffende categorie. Dit geldt echter niet voor de onderaan tekenden verwacht niets van een dergelijke actie. opgenomen restcategorie. De problemen van respondenten die 2 Zie voor een overzicht van de procedure: meerdere problemen rapporteerden zijn gewogen. Als een https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/inhoud/ respondent, bijvoorbeeld, drie problemen rapporteert die in drie burgemeesters/benoeming-vacatures-en-ontslag. Er is al langer verschillende categorieën vallen, telt elk probleem voor een een discussie gaande over een door de gemeenteraad of direct derde mee. door de bevolking gekozen burgemeester http://www.parlement. _ # Een volledig overeenkomstige categorisering bleek niet mogelijk com/id/vhnnmt7jydzb/benoemde_gekozen_burgemeester. gezien het specifieke lokale of landelijke karakter van de ” De steun voor de gekozen burgemeester is in die onderzoeken aangekaarte problemen. Dit geeft aan dat onderzoek naar de overigens groter dan hier. In CV 2014/2015 is 74% hier voorstan- lokale problemen van toegevoegde waarde is op het reeds langer der van, in het NKO van 2012 is dat 67% (Den Ridder en Dekker lopende onderzoek naar de landelijk problemen. 2015: 40-41; Dekker en Den Ridder 2015: 74). 3 Ook de titel van de vragenlijst kan ook een rol hebben gespeeld ® In NKO en CV is de groep voorstanders van referenda over (Politiek en beleid in uw gemeente’). belangrijke beslissingen resp. 66% en 78% (Den Ridderen Dekker _ Dit is in lijn met de bevinding dat zij zich veiliger voelen dan 2015: 40-41). Aardig om te noemen is dat de toevoeging van de hoogopgeleiden, en minder vaak rapporteren slachtoffer te zijn lokale context aan deze vraag (het gaat om ‘beslissingen in mijn van een delict (CBS, 2016). gemeente’ en niet zoals in eerder onderzoek over ‘beslissingen De mogelijkheid bestaat echter dat hun antwoorden in die over belangrijke kwesties’) niet leidt tot meer steun voor categorie minder vaak gedreven zijn door zulke weerstand. referenda. Diegenen die vermoeden dat burgers op lokaal niveau De categorie ‘immigratie en integratie’ bevat immers ook, meer open staan voor democratische vernieuwing dan op aanzienlijk minder, antwoorden waaruit zorgen om het landelijk niveau, zouden op basis van deze vragen hun vermoe- welbevinden in plaats van weerstand tegen migranten blijkt. den misschien moeten bijstellen. We formuleren het voorzichtig, # De gemiddelde WOZ waarde, een indicatie voor de welstand van want er is in het LKO niet expliciet gevraagd naar lokale én gemeenten, hangt niet samen met het aankaarten van de landelijke referenda. Het lijkt goed om dit in vervolgonderzoek verschillende problemen. De twee grootste categorieën ‘<200k’ eens wat nader te bestuderen. en ‘200k-3ook’ verschillen in geen enkele categorie significant van elkaar. 82 | Literatuur ® Gezien de stevige overlap tussen ‘Stedelijkheid’ en Aandeel “_ Hiernaast hebben we ook gekeken naar verschillen in percepties niet-westerse allochtonen’ (Pearsons r = 0,71; p < 0,00) zijn de van verantwoordelijkheid voor verschillende niveaus van effecten van beide tegelijkertijd geschat. Dan blijkt dat het effect stedelijkheid. Hieruit kwam geen duidelijk patroon naar boven van stedelijkheid op de rapportage van problemen rond waarbij bewoners van zeer sterk stedelijke gemeenten niet (veel) criminaliteit en veiligheid moet werden toegeschreven aan het verschillen van bewoners in niet stedelijke gemeenten in hun aandeel niet-westerse allochtonen. percepties van verantwoordelijkheden. Aangezien de vraagstel- 3 Strikt genomen kunnen we op basis van het LKO niet veel zeggen ling gaat over “de lokale overheid” is het mogelijk dat responden- over verschillen binnen gemeenten. Het is immers mogelijk dat ten in eerste instantie niet aan hun eigen gemeente denken maar landelijk gezien de verschillen heel groot zijn, maar dat men het aan de lokale overheid in het algemeen. binnen elke gemeente eigenlijk wel eens is. Als dit zo is, zouden # Gemiddelde correlatiecoëfficiënt = 0,58. we bijvoorbeeld een sterke samenhang tussen gemeentelijke # Politiek vertrouwen is hier gemeten door een combinatie van de kenmerken en politieke opvattingen moeten zien. Als dat niet zo vragen “hoeveel vertrouwen heeft u in….? (de Tweede Kamer, de is, kunnen we aannemen dat de verschillen die we landelijk zien, Regering, de Gemeenteraad, het College van B&W, de ook aanwezig zijn in veel gemeenten. Burgemeester, de EU) en “In hoeverre bent u over het algemeen 4 _In de factoranalyse (die bijna 60% van de variantie verklaart) genomen tevreden over de manier waarop de democratie in … komen met zeven stellingen drie factoren met een eigenwaarde functioneert? (uw gemeente, Nederland, de EU). van meer dan 1 naar voren. s_https://www.lissdata.nl/lissdata/faq-pagettn5506 «Als criterium hebben eerst gekeken naar de significantie van de De indeling naar stedelijkheid is een amalgaam van het Grote verschillen (tau-b) en de niet significante verschillen buiten Stedenbeleid en de door CBS gemeten stedelijkheid: het beschouwing gelaten. Verder hebben we alle verschillen buiten onderscheidt G4, G41 (beide op basis van het Grote Stedenbeleid) beschouwing gelaten waarbij het verschil tussen de laagste en binnen de grote restcategorie maakt het onderscheid tussen (jongste) en hoogste (oudste) groep van het aantal respondenten landelijke gemeenten en overige (op basis van stedelijkheids- dat het (zeer) oneens was met een stelling, kleiner was dan gegevens van het CBS). De WOZ-waarde is bepaald op basis van 10 procentpunten. Gezien het aantal respondenten zijn veel CBS-gegevens. Religiositeit is gemeten via het percentage verschillen significant die inhoudelijk niet veel voorstellen. kerkgaande inwoners, zoals gegeneraliseerd uit de Enquête “Het gaat de vraag of men heeft gestemd bij de laatste gemeente- Beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Etnische compositie is raadsverkiezingen, of men contact heeft gelegd met een gebaseerd op het percentage niet-westerse migranten, gemeten gemeenteraadslid, wethouder, burgemeester of ambtenaar, een door CBS. gemeenteraadsvergadering bezocht, een inspraakavond(en) van =_https://www.lissdata.nl/lissdata/faq-pagettn5506 de gemeente bezocht, lid is van een politieke partij, actief is in een lokale actiegroep, deelgenomen heeft aan een burgerinitia- tief op wijkniveau om zelf problemen op te lossen, een petitie heeft getekend over een lokale kwestie (op papier of via internet), contact heeft opgenomen met een lokale of regionale krant, radio of tv, contact heeft opgenomen met een politieke partij in de gemeente, op sociale media (als Facebook, Twitter, Instagram) commentaar heeft gegeven op politieke zaken in uw gemeente, of berichten over politieke zaken in uw gemeente heeft gedeeld op sociale media (als Facebook, Twitter, Instagram). #8 Dit zijn de verbanden die statistisch significant zijn (tau-b). Ook in een multivariate toetsing kwamen deze drie als duidelijkste factoren naar voren die samenhangen met de beslissing wel of niet politiek actief te zijn. 4 www.verkiezingsuitslagen.nl 5 Meer technisch: we hebben een multivariate logistische regressie uitgevoerd. # Deze twee groepen is in het LKO 2016 gevraagd waarom ze hetzelfde dan wel iets anders hebben gestemd. 51% van de respondenten heeft daarop een antwoord gegeven. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 83 Literatuur Aarts, C.W.A.M. (1999). Opkomst bij verkiezingen. Enschede: Faculteit Houwelingen, P. van & P. Dekker (2015). ‘Maatschappelijke en bestuurskunde van de Universiteit Twente (Rapport voor het politieke participatie en betrokkenheid. In: R. Bijl, Ministerie van BZK). J. Boelhouwer, E. Pommer & 1. Andriessen (red), De sociale staat Bakker, J., B. Denters & P.J. Klok (2011). “Welke burger telt mee(r) in van Nederland 2015. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. de doe-democratie?’ Beleid en Maatschappij, 38(4): 402-418. Jacobs, K. &N. Spierings (2016). Social media, parties and political Boelhouwer, J. (2002). ‘Achtergronden van niet-stemmers.’ inequalities. Houndsmills: Palgrave MacMillan. In: P. Dekker (red) Niet-stemmers. Een onderzoek naar achtergronden Joosten, P. (2014). ‘Burgers twitteren niet met de gemeente’. en motieven in enquêtes, interviews en focusgroepen. Den Haag: Sociaal In: D. Kok (red.) Digitale dialoog. De sociale media-almanak voor en Cultureel Planbureau. gemeenten. Delft: Eburon. Boogaard, G. & A. Michels (red.) (2016). G1ooo. Ervaringen met Kik, Q., P. Bakker & L. Buijs (2014). ‘Meer lokaal nieuwsaanbod, burgertoppen. Den Haag: Boom bestuurskunde. meer van hetzelfde nieuws’. In: Tijdschrift voor Communicatie- Bovens, M., P. Dekker & W. Tiemeijer (red) (2014). Gescheiden wetenschap 41(4): 384-401. werelden? Een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Koster, W. de &J. van der Waal (2014). ‘Botsende opvattingen over Nederland. Den Haag: SCP en WRR. etnische diversiteit en sociale orde: Hoe zijn verschillen tussen CBS (2016). Veiligheidsmonitor 2015. Op 17 juli 2016 gedownload op lager- en hogeropgeleiden te verklaren?’ In: M. Bovens, hetp://download.cbs.nl/pdf/veiligheidsmonitor-2015.pdf. P. Dekker & W. Tiemeijer (red.), Gescheiden werelden? Een verkenning Coffé, H. en A. Michels (2014). ‘Education and support for represen- van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland. Den Haag: SCP en tative, direct and stealth democracy.’ Electoral Studies, 35: 1-11. WRR. Dalton, RJ. (2004). Democratic challenges, democratic choices: The erosion Meer, T.W.G. van der (2017). ‘Dissecting the causal chain from of political support in advanced industrial democracies. Oxford: Oxford quality of government to political support.’ In: C. van Ham, University Press. J. Thomassen, C.W.A.M. Aarts &R.B. Andeweg (red), Myth and Dekker, P. &E. Steenvoorden (2008). Continu onderzoek burgerpers- Reality of the Legitimacy Crisis: Explaining trends and cross-national pectieven kwartaalbericht 2008|2. Den Haag: Sociaal en Cultureel differences in established democracies, Oxford: Oxford University Planbureau. Press. Dekker, P. (2002). ‘Groepen niet-stemmers. In: P. Dekker (red.) Mufoz, J. (2017). ‘Political trust and multilevel government.’ Niet-stemmers. Een onderzoek naar achtergronden en motieven in In: S. Zmerli & T.W.G. van der Meer (red.), Handbook on Political enquêtes, interviews en focusgroepen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Trust. Edward Elgar Publishing. Planbureau. Norris, P. (zo11). Democratic Deficit: Critical Citizens Revisited. Cambridge: Dekker, P. en J. den Ridder (2013). ‘Meer eigen verantwoordelijkheid Cambridge University Press. in de publieke opinie. Wat willen Nederlanders?’ In: Th. Oppelaar, J. &K. Wittebrood (2006). Angstige burgers? De determinanten Kampen, L. Verhoeven & L. Verplanke (red), De affectieve burger. van gevoelens van onveiligheid onderzocht. Den Haag: Sociaal en Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Amsterdam: Van Cultureel Planbureau. Gennep. Oppenhuis, E. (1995). ‘Soorten verkiezingen.’ In: J.J.M. van Holsteyn Dekker, P. en J. den Ridder (2015). ‘De publieke opinie.’ In: R. Bijl, &B. Niemöller (1994). De Nederlandse kiezer 1994. DSWO Press: J. Boelhouwer, E. Pommer & 1. Andriessen (red), De sociale staat Leiden. van Nederland 2015. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Pettersen, P.A. & L.E. Rose (1996). ‘Participation in local politics in Dekker, P., T.W.G. van der Meer & E. Steenvoorden (2008). Continu Norway: Some do, some don’t; some will, some won't.’ Political onderzoek burgerperspectieven 2008|3. Den Haag: Sociaal en Behavior 18(1): 51-97. Cultureel Planbureau. Ridder, J. den & P. Dekker (2015). Meer democratie, minder politiek? Dekker, P., T.W.G. van der Meer, P. Schyns & E. Steenvoorden (2009). Een studie van de Nederlandse publieke opinie. Den Haag: Sociaal en Crisis in aantocht? Verdiepingsstudie continue onderzoek burgerpers- Cultureel Planbureau. pectieven 2008. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Ridder, J. den, P. Dekker & P. van Houwelingen & E. Schrijver (2016). Denters, B, J. Bakker, M. Oude Vrielink & M. Boogers (2013). Burgerperspectieven 20161. Den Haag: Sociaal en Cultureel Burgerinitiatieven in Overijssel. Een inventarisatie. Zwolle: Provincie Planbureau. Overijssel. Steenvoorden (2016). Societal Pessimism. A study of its conceptualization, Grimes, M. (2017). ‘Procedural justice and political trust” causes, correlates and consequences. Den Haag: Sociaal en Cultureel In: S. Zmerli &T.W.G. van der Meer (red), Handbook on Political Planbureau. Trust. Edward Elgar Publishing. Steenvoorden, E. (2009). ‘De publieke stemming in 2008.’ Houwelingen, P. van, A. Boele & P. Dekker (2014). Burgermacht op In: P. Dekker, T.W.G. van der Meer, P. Schyns & E. Steenvoorden eigen kracht? Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerpartici- (red), Crisis in aantocht: Verdiepingsstudie continu onderzoek burgerper- patie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. spectieven 2008. Den Haag: SCP. 84 | Noten Steenvoorden, E., T. W.G. van der Meer & P. Dekker (2009). Continu onderzoek burgerperspectieven kwartaalbericht 2009|3. Den Haag: SCP. Tonkens, E‚, M. Trappenburg, M. Hurenkamp & J. Schmidt (2015). Montessori-democratie. Spanningen tussen burgerparticipatie en de lokale politiek. Utrecht/Amsterdam: Universiteit voor Humanistiek/ Amsterdam University Press. Verba, S., K.L. Schlozman & H.E. Brady (1995). Voice and Equality: Civic Voluntarism in American Politics. Cambridge: Harvard University Press. Vis, J. & W. van Schuur (2011). ‘Politieke kennis van burgers’. In: R. Andeweg & J. Thomassen (red.) Democratie doorgelicht. Het functioneren van de Nederlandse democratie. Leiden: Leiden University Press. Waal, J. van der, W. de Koster &J. van Noord (2016). ‘Het onbehagen van de middengroepen in Nederland tussen 1970 en 2012.’ In: G. Engbersen, M. Kremer & E. Schrijvers (red.) Middenklasse(n) onder druk?. Den Haag: SCP en WRR. Waal, J. van der (2015). The Global city debate reconsidered. Economic globalization in contemporary Dutch cities. Amsterdam: Amsterdam University Press. Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016 | 85 86 | Noten Dit is een uitgave van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en aan la en) Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag September 2016 | 95131
Onderzoeksrapport
86
test
4 Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 8 november 2022 Portefeuille(s) Verkeer en Parkeren Portefeuillehouder(s): Melanie Van der Horst Behandeld door Dhr. W. Smits, Verkeer en Openbare Ruimte, Bestuurlijke. Zaken. [email protected] Onderwerp Uitwerking van het coalitieakkoord: aanpassingen betaald parkeren Geachte leden van de gemeenteraad, Amsterdam blijft groeien, volgens de prognoses naar meer dan een miljoen inwoners in 2030. We merken allemaal dat de stad steeds drukker wordt. De ruimte in onze stad is schaars en we wonen en werken steeds dichter op elkaar. Hierdoor nemen de druk en de claims op de openbare ruimte en haar voorzieningen toe. In deze groeiende en drukker wordende stad legt de geparkeerde auto een groot beslag op de openbare ruimte. Om de groei van de stad en de toenemende druk op de openbare ruimte het hoofd te bieden scherpen we het parkeerbeleid aan. Amsterdam gaat de autorijder een extra bijdrage vragen voor het onderhoud van de stad en benodigde investeringen. Tevens wil het college het parkeerbeleid verder harmoniseren voor de stad, zodat er in Centrum, Zuid, West en Oost nog maar twee verschillende tarieven van kracht zijn voor de bewonersvergunning. Voor de stadsdelen Nieuw- West en Zuidoost breiden we betaald parkeren uit om de toenemende parkeeroverlast aan te pakken en om de gebiedsontwikkeling en verdichtingsopgaven mogelijk te maken. In deze brief informeer ik v over het voornemen van het college van B en W ten aanzien van de in het coalitieakkoord aangekondigde wijzigingen van het parkeerbeleid. De wijzigingen hebben allen betrekking op betaald (fiscaal) parkeren, namelijk: (a) het verhogen van de straatparkeertarieven, (2) het verruimen en harmoniseren van de bezoekersregeling, (3) het verruimen van parkeerregimetijden en — dagen, (4) het verhogen en harmoniseren van de vergunningtarieven (binnen de ring). (5) het uitbreiden van betaald parkeren in Nieuw-West en Zuidoost, In een later stadium, naar verwachting in 2023, wordt er ook een voorstel voorbereid voor aanpassingen van het parkeerbeleid in stadsdeel Noord. Een eventueel inspraak- en besluitvormingstraject voor stadsdeel Noord zal separaat van bovengenoemde voorstellen plaatsvinden. U wordt geïnformeerd zodra hierover meer bekend is. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 2 van 13 Alle hier genoemde aanpassingen van het parkeerbeleid worden ter advisering voorgelegd aan de stadsdeelbesturen en voor inspraak worden vrijgegeven de beleidsvoornemens met betrekking tot het uitbreiden van betaald parkeren. Na het inspraak- en adviestraject legt het college een definitief voorstel ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad, inclusief de Nota van Beantwoording en adviezen van de stadsdeelcommissies. Na besluitvorming is het streven om vanaf de zomer van 2023 te starten met de uitvoering van de gewijzigde vergunningtarieven, straatparkeertarieven, parkeerregimetijden en bezoekersvergunning. In de loop van 2023 wordt in vijf verschillende fases betaald parkeren in Nieuw-West en Zuidoost voorbereid en uitgerold. Voltooiing van het plan is naar verwachting in het vierde kwartaal van 2024, 1. het verhogen van de straatparkeertarieven In het coalitieakkoord ‘Amsterdams Akkoord 2022 — 2026’ staat dat straattarieven verder worden geharmoniseerd, waarbij de doelstelling is dat het hoogste tarief niet stijgt - tenzij door indexering. Amsterdam gaat de autorijder een extra bijdrage vragen omdat het onderhoud van de stad en de benodigde investeringen onder druk staan. Aan de stadsdeelbesturen wordt gevraagd te adviseren op de volgende nieuwe tariefstructuur: Uurtarief | Uurtarief | Stijging p/u | Kortingstarief (bezoekersvergunning) | | | Huidig | Toekomstig | | Huidig | Toekomstig | | Tarief 7 | €1,40 | €1,60 | + €0,20 | €0,49 | €0,56 | | Tarief 6 | € 2,50 | €2,80 | + €0,30 | €0,88 | €0,98 | | Tarief 4 | € 3,50 | € 3,90 | + €0,40 | €1,23 | €1,37 | | Tarief 3 | € 4,50 | € 5,00 | + €0,50 | €1,58 | €1,75 (*) | | Tarief 2 | €6,00 | €6,50 | + €0,50 | € 2,10 | €2,28 (*) | | Tarief 1 | €7,50 | €7,50 | +€ 0,00 | N.v.t. | N.v.t. | (*) de toekomstige kortingstarieven van Plantagebuurt (tarief 3) en Oostelijke Eilanden (tarief 2) zijn resp. €3,25 Een €4,23 Ten aanzien van de tariefgebieden is van belang dat de verschillen tussen de tariefgebieden niet te groot te zijn en dat ze geleidelijk aflopen (vanuit het centrum gezien). Hierdoor wordt uitwijkgedrag (het zgn. waterbedeffect) tot een minimum beperkt. Dit wordt geborgd door het onderlinge verschil niet hoger te laten zijn dan €1,50 per vur. Ook is gekozen om relatief ronde getallen te hanteren (dus niet bijvoorbeeld €1,58, of €5,07) én de tarieven met een min of meer gelijk percentage te verhogen. Verder worden de tariefgebieden niet gewijzigd. Er worden dus geen grenzen verlegd tussen één of meerdere tariefgebieden. De huidige tariefindeling is eind 2018 door de gemeenteraad vastgesteld en is gebaseerd op stedenbouwkundige eigenschappen en parkeerproblematiek (parkeerdruk). Ook is indertijd op een aantal locaties een duidelijker fysieke grens vastgesteld tussen verschillende tariefgebieden. Tariefgrenzen lopen door een kanaal of gracht, over een rijksweg of over het spoor. Zodoende is het vrijwel uitgesloten dat parkeerders vergissingen maken, bijvoorbeeld dat per abuis betaald wordt bij een parkeerautomaat in een ander tariefgebied. Met de aanpassing van de kortparkeertarieven Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 3 van 13 wijzigen ook de kortingstarieven die gelden bij gebruik van de bezoekersvergunning (zie ook punt 2). Ee En : EF hed Ei n e, be an \ | d Paal ee el Er )7 Ee + a NE / EE D 6 Î e # he d der dl Ä Kd Dh Be Ì ee mi ER el Paans hk Ee __ me fn Kk Ir nn 1 Ps - d Ng dad mk k ï he ij ee ik EE : Le En ee gr he | k D= CA, Ji Ì zi N é | wad Ë fn na ê Kaartje 1: tariefgebieden (uurtarieven en tussen haakjes het voorstel voor het nieuwe tarief) 2. Het verruimen en harmoniseren van de bezoekersregeling: meer kortingsuren en een aangepast kortingspercentage in Buitenveldert Zoals in het coalitieakkoord is aangekondigd wordt de bezoekersregeling vitgebreid: de regeling wordt niet alleen óók beschikbaar gesteld in de gebieden waar betaald parkeren wordt uitgebreid, maar het aantal kortingsuren wordt in de hele stad van 120 uur uitgebreid naar 150 vur per kwartaal. Daarnaast wordt, conform motie 1417: Onderzoek verruiming korting bezoekersparkeren tot 65% (Boutkan c.s), met als onderdeel ‘de bezoeker betaalt’, gewerkt aan het klantvriendelijker en laagdrempeliger maken van de bezoekersregeling door het mogelijk te maken dat niet de bewoner betaalt voor zijn of haar bezoek, maar de bezoeker zelf. Naar verwachting is deze gewijzigde bezoekersvergunning eind 2022 beschikbaar. Op dit moment heeft Buitenveldert een bezoekersregeling waarbij bezoekers van bewoners geen parkeergeld hoeven te betalen, omdat het kortingspercentage 100% is. Deze regeling wordt gelijkgetrokken met het in (bijna) de hele stad geldende kortingstarief van 65%. Met het wijzigen van het kortingstarief naar 65% worden de voorwaarden van de bezoekersvergunning gelijk getrokken met de voorwaarden die in de meeste andere vergunninggebieden gelden. Alleen in Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 4 van 13 Geuzenveld hebben bewoners nog een bezoekersvergunning tegen 100% korting. Dit wordt in stand gehouden omdat de bezoekersvergunning met dit kortingspercentage kortgeleden is vastgesteld toen betaald parkeren in Geuzenveld is ingevoerd (begin 2022). 3. Het verruimen en harmoniseren van parkeerregimetijden en — dagen Betaald parkeren tot 24.00 vur Voor de stadsdelen Oost, West en Zuid wordt voorgesteld om de tijden waarop betaald parkeren geldt te verruimen. Bij de voorstellen is gekeken naar een combinatie van (hoge) parkeerdruk en druk op de openbare ruimte. Daarbij is ook gekeken naar natuurlijke grenzen (zoals een gracht of spoorlijn). In alle voorstellen worden de bloktijden verruimd tot 24.00 uur (en daarmee gelijkgetrokken met veel andere tariefgebieden binnen de ring en beneden het IJ). Het gaat om de volgende wijken: e Oost: Dapperbuurt, Transvaalbuurt en Indische Buurt e West: Kolenkitbuurt e Zuid: Schinkelbuurt, Willemsparkbuurt, Apollobuurt, Stadionbuurt en Rivierenbuurt Betaald parkeren op zaterdag: Buitenveldert en de Zuidas Als harmonisatiemaatregel wordt in Buitenveldert en de Zuidas betaald parkeren op zaterdag ingevoerd van og.oo vur tot 19.00 uur (op dit moment geldt in deze gebieden — als vitzondering in de stad - nog vrij parkeren op zaterdag). Een voorstel voor de buurten Plan van Gool en De Kleine Wereld in stadsdeel Noord, waar op dit moment nog gratis parkeren geldt op zaterdagochtend, wordt meegenomen in het beleidsvoornemen voor Noord, dat separaat wordt voorbereid. Betaald parkeren 24/7 ín het centrum In heel stadsdeel Centrum komt er betaald parkeren 24 vur per dag, 7 dagen in de week. Ten aanzien van 24/7 parkeren in het centrum heeft de stadsdeelcommissie van stadsdeel Centrum, naast de aankondiging in het coalitieakkoord, geadviseerd (d.d. 16-9-2022) om: “voor het gehele stadsdeel Centrum 24/7 betaald parkeren in te voeren voor 31 december 2022”, met als belangrijkste overwegingen: “Het invoeren van 24/7 betaald parkeren draagt bij aan verminderen van ongewenst parkeergedrag door toeristen die hiermee een ‘goedkope’ overnachting nastreven” en “24/7 betaald parkeren heeft geen nadelige effecten voor bewoners of ondernemers in stadsdeel Centrum die over een parkeervergunning beschikken of over een eigen (inpandige) parkeerplek beschikken”. Ten gevolge van deze maatregel gaat voor de Oostelijke Eilanden / Kadijken ook op zondag betaald parkeren gelden (er geldt nu betaald parkeren van ma-za van 09.00 UUr tot 21.00 UUr). Bewoners van dit gebied komen in aanmerking voor een bezoekersvergunning en die is ook geldig op zondag. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 5 van 13 kn # Whe Fr 7 7 N 5 ne EE | ' # da Wi ie Neer el ZENHAGEN SS Ì Ee 4 Ki VOER NAM AN NS í kN tooit Ì _ ke # ie p ks _ Af 5 he AMSTERDAM-NOORD pl IN, n Zeh / : MME UU RT. f, vorkwinek Nieuwendam \ ij L re | fs Naord r AN B \ | ge EE NER KS 7 6 £ =S NN Ve SLOTEROIJK f kj se E eh \ _— k - fi =d \ \ MLEUWEN DAM MERH AIA } ee UN ; We us schiellingwoude \\ / E | Me nnn EN Lel \ cû E Me Í <q | £ 1 p= | ij | \ | \ d Ë \ | 9, el | 1VERTOC He _ | | 3 WELL Eh 5 Ü Í NT Ei k E \ | | k oe , Î \ L E Im L 5 : \ | " ht Ha of! E sac ka ik mh Dien f ed - Noi | À " “Te 1 Ä Í| | | _— hi f ne e Ì h 8 Pr Beepen;, ir Ai ME ON Î EN De r PEN k , Ed 5, Ì Speer | Ee Jed Duivendrecht Diemen-Zuid NS 8 Nn, 8 f\ Ee 3 | N _—— DE IA \ ZK | in nn a If Pe VENSERPOLDERN © ed £ „Oes en Li zt AN E Í En e =| Rn FL A % DN nn ” k en 8 mn en ln k rl Ees < ki ze Ì ei | \ Ne an = p ‘ ei Randw lek \ N {Bijlmermeer Kaartje 2: Blauw gekleurd: verruiming betaald parkeren naar 24/7 -__Paars gekleurd: verruiming betaald parkeren tot 24.00 -__ Groen gekleurd: verruiming betaald parkeren op zaterdag -_Lichtrood gekleurd: betaald parkeren tot 24.00 (geen wijzigingen) -___Geel gekleurd: betaald parkeren tot 21.00 (geen wijzigingen) -___Niet gekleurde gebieden: betaald parkeren tot 19.00 (geen wijzigingen) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 6 van 13 4. Het verhogen en harmoniseren van de vergunningtarieven (stadsdelen Centrum, West, Zuid en Oost). In het coalitieakkoord staat dat de bewonerstarieven worden geharmoniseerd, zodat er in het Centrum, Zuid, West en Oost nog maar twee tarieven van kracht zijn. Met dit voorstel worden de vergunningtarieven in de gebieden Bos en Lommer, De Baarsjes, Rivierenbuurt, Prinses lrenebuurt, Riekerhaven (Schinkel), Hoofddorppleinbuurt, Apollobuurt, Olympisch stadion en in stadsdeel Oost verhoogd van €142 naar €177 per zes maanden voor een bewonersvergunning (+€5,80 per maand). Dit tarief gaat ook gelden in de Minervahaven zodat er geen tariefverschil meer is met de naastgelegen Houthavens. In het centrum worden de vergunningtarieven verhoogd van €287 naar €300 per zes maanden voor een bewonersvergunning (+€2,16 per maand). De vergunningtarieven worden niet gewijzigd in Westerpark, Oud-West, De Pijp en De Oostelijke Eilanden. De vergunningtarieven in Nieuw-West, Zuidoost en Noord worden alleen geïndexeerd. / hi u sd 5 fe ETL : C f | af ai el À Ë Ì | Pan) ze EL À h \ Ù et TNS 5 ú df AS A Ne _ Ts it F Kaartje 3: gewijzigde vergunningtarieven binnen de ring (tarief van de bewonersvergunning per zes maanden) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 7 van 13 5. Uitbreiden van betaald parkeren in Nieuw-West en Zuidoost Het college van B en W stelt op grond van de volgende uitgangspunten en doelstellingen een vitbreidingsvoorstel voor van betaald parkeren in zowel Nieuw-West als Zuidoost: a. Verlaging parkeerdruk en vermindering parkeeroverlast De parkeerdruk is het aantal geparkeerde auto’s afgezet tegen het aantal parkeerplaatsen. Is de parkeerdruk rond 90% dan zijn go van de 100 parkeerplaatsen bezet. In de praktijk is de parkeerdruk nooit evenredig over de verschillende wijken verdeeld. In sommige straten zijn vrijwel alle parkeerplaatsen permanent bezet, terwijl in andere straten nog ruimte beschikbaar is. In het algemeen geldt dat als de parkeerdruk rond de 90% is, er parkeer- en verkeersoverlast ontstaat. Dit is overlast die wordt veroorzaakt door automobilisten die op zoek zijn naar een parkeerplaats (zoekverkeer). Extra autoverkeer door de buurt verslechtert de verkeersveiligheid, leefbaarheid en de luchtkwaliteit. Een hoge parkeerdruk leidt er ook toe dat een buurt minder goed bereikbaar wordt voor mensen die slecht ter been zijn. Ook is bij een hoge parkeerdruk in toenemende mate sprake van foutgeparkeerde auto’s. Dit zijn auto’s die op het trottoir of in het groen staan geparkeerd of die gevaarlijk staan geparkeerd, bijvoorbeeld bij een kruising. Foutgeparkeerde auto’s kunnen de verkeersveiligheid verslechteren en in sommige gevallen de toegankelijkheid belemmeren van een wijk voor de nood- en hulpdiensten, bijvoorbeeld als de brandweer er niet met groot materieel langs kan. Invoeren van betaald parkeren, oftewel het ‘beprijzen’ van parkeren, leidt tot een zekere ‘vraaguitval’. Wordt de vraag naar parkeerruimte minder dan wordt ook de parkeerdruk lager. Het invoeren van betaald parkeren draagt dan ook in belangrijke mate bij aan het weren van langparkeerders die niet gebonden zijn aan de buurt. Het gaat bijvoorbeeld om reizigers van Schiphol die hun auto in Nieuw-West of Zuidoost parkeren, forenzen, bewoners die op de wachtlijst staan in de centrumgebieden of bestelwagens die langdurig worden achtergelaten. Daarnaast kan met de verlening van parkeervergunningen het aantal auto's per adres worden beperkt, en daarmee de claim op de openbare ruimte. b. Het mogelijk maken van gebiedsontwikkeling en woningbouw De mogelijke toename van de parkeerdruk als gevolg van de ontwikkeling van nieuwbouwprojecten is een belangrijk argument voor het invoeren van betaald parkeren. In Nieuw-West en Zuidoost zijn op een aantal locaties grote (sloop}nieuwbouwprojecten geprogrammeerd. Als de bewoners van deze nieuwe complexen op straat parkeren leidt dit tot een onwenselijke toename van de parkeerdruk. Dit leidt tot (nog grotere) parkeerproblemen op straat (de parkeerbehoefte van de nieuwe bewoners wordt feitelijk op straat afgewenteld) én het leidt tot problemen met betrekking tot de exploitatie van inpandige parkeervoorzieningen. Het is immers aantrekkelijker om gratis op straat te parkeren dan betaald op eigen terrein of in een inpandige voorziening. Ten gevolge hiervan komt een aantal projecten slecht tot ontwikkeling. Een belangrijke toetsingsgrond voor het verlenen van een omgevingsvergunning is inmers dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening®. Zonder goede parkeermaatregelen is het de vraag of daaraan wordt voldaan. Met betaald parkeren op straat kan dit worden gewaarborgd. Bewoners van nieuwbouwprojecten worden immers — op grond van de Nota Parkeernormen - uitgesloten van parkeervergunningverlening. ‘Zie artikel 2.12 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 8 van 13 De relatie tot betaald parkeren en gebiedsontwikkeling is ook nadrukkelijk naar voren gekomen in twee aangenomen moties, namelijk: motie 834 “meer ruimte voor woningen en groen in plaats van gratis parkeren”, d.d. 2 december 2021 van de leden Ernsting en Vroege, en motie 649 “inzake woningbouw gaat vóór parkeren”, d.d. 15 september 2021 van de leden De Fockert en De Jager. Met deze moties is het college opgeroepen om: -__(.)een versnelde uitrol van parkeerregulering in het hele stadsdeel Nieuw-West, om ongebreidelde groei van autobezit en -gebruik te voorkomen, woningbouw mogelijk te maken en groen uit te breiden (…); -__ te zorgen dat het ontbreken van parkeerbeleid geen barrière is voor gebiedsontwikkeling. c. Bescherming van wijken tegen het waterbedeffect Bij de invoering van betaald parkeren speelt altijd de vraag of omliggende buurten last krijgen van parkeerders die uitwijken; het zogenaamde waterbedeffect. Bij de invoering van betaald parkeren in een relatief klein gebied is de kans dat dit waterbedeffect in de aangrenzende wijk optreedt groot. De gemeente heeft dit in verschillende besluitvormingstrajecten ondervonden. Zo bleek bij de uitbreiding van het betaald parkeren in Amsterdam Noord (2018) dat ernstige parkeerproblemen ontstonden in Tuindorp Buiksloot/Blauwe Zand. Als gevolg daarvan heeft de gemeente met spoed aanvullende maatregelen moeten treffen. Ook bij de uitbreiding van betaald parkeren in Geuzenveld (2022) zijn verschuivingen waargenomen en klachten binnengekomen (onder meer uit Slotermeer en Eendracht, rond de sportvelden). Uitbreiding van betaald parkeren Nieuw-West en Zuidoost: tarieven en voorwaarden De belangrijkste bestanddelen van het beleidsvoornemen tot uitbreiding van betaald parkeren in Nieuw-West en Zuidoost zijn (zie bijlage 1 en 2 voor een kaart van resp. Nieuw-West en Zuidoost): -__ Betaald parkeren wordt ingevoerd in Sloterdijk Il, Osdorp, Ookmeer, Nieuw-Sloten, De Aker, De Punt en (een deel van) Eendracht en daarnaast ook in Bijlmer Oost- Centrum, -West en Gaasperdam; -__ De blauwe zones in Slotermeer, Osdorp, Park Haagseweg, Venserpolder, Kraaiennest, Bijlmerdreef, omgeving Holendrechtdreef en omgeving metro Reigersbos worden opgeheven en vervangen door betaald parkeren; -_ Voor alle uitbreidingsgebieden gaat tarief 7 gelden (€1,60 per vur) (*); -__ Voor alle gebieden gaan bloktijden gelden van og.oo vur tot 19.00 vur (maandag tot en met zaterdag), behalve voor: o de parkeerplaatsen rondom de sportvelden van Eendracht, Ookmeer, Sloten, Sloterdijk llen bedrijvencentrum Osdorp waar alleen op doordeweekse dagen betaald parkeren van kracht wordt (van og.oo uur tot 19.00 Uur); o _Bijlmer-Centrum en Amstel III: aangesloten worden op de bloktijden van de bestaande fiscale gebieden, namelijk van maandag t/m zaterdag van og.oo tot 21.00 en op zondag van 12.00 uur tot 21.00 uur (vanwege de vele bezoekersaantrekkende functies en evenementen) -__ Detarieven en bloktijden van de bestaande gebieden met betaald parkeren (Plein ‘40 —'4,5, Osdorpplein, Venserpolder-West, F-buuurt/ Vogeltjeswei, de Rechte H-buurt en Huntum), blijven gehandhaafd; Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 9 van 13 -__De vergunningtarieven van Plein ‘40 — ‘45 en Osdorpplein worden verlaagd van €51,51 naar €35,45 per zes maanden, omdat deze gebieden onderdeel worden van een groter vergunninggebied. Bewoners -_ Bewoners komen in heel Nieuw-West en Zuidoost in aanmerking voor maximaal twee parkeervergunningen, als twee auto's op naam zijn geregistreerd, er geen mogelijkheid is tot het parkeren op een eigen stallingsplaats of een o-vergunningplafond? van kracht is; -_ Voor alle gebieden waar betaald parkeren wordt ingevoerd gaat het vergunningtarief van €35,45 (*) per zes maanden gelden voor een eerste bewonersvergunning en €88,63 (*) per zes maanden voor een tweede bewonersvergunning; -_ Voor alle gebieden waar betaald parkeren wordt ingevoerd, is de bezoekersvergunning beschikbaar, waarmee bezoek tegen 65% korting van het geldende uurtarief kan parkeren (max 150 uur per kwartaal)(**); -_Bewoners die mantelzorgbehoeftig zijn komen in aanmerking voor een mantelzorgvergunning. Deze kost €17,73 (***) per zes maanden. Bedrijven en instellingen -_ Bedrijven komen in aanmerking voor maximaal 1 bedrijfsvergunning per 5 fte, mits geen parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn of een o-vergunningplafond van kracht is; -__ Voor de gebieden waar betaald parkeren wordt ingevoerd gaat voor de bedrijfsvergunning het tarief van €56,72 (*) per zes maanden gelden. Zorg- en onderwijsinstellingen, politie, huisartsen en verloskundigen -_ Zorginstellingen, onderwijsinstellingen (basis- en voortgezet onderwijs) en een bureau van de Regionale Politie Eenheid Amsterdam komen in aanmerking voor maximaal 1 maatschappelijke vergunning per 5 fte (dit is bovenop het aantal bedrijfsvergunningen dat aangevraagd kan worden). Het tarief van deze vergunning is gelijk aan het tarief van een bedrijfsvergunning; -_ Hulpverlenersvergunningen (huisartsen en verloskundigen) zijn in heel de stad geldig en kunnen ook aangevraagd worden in de uitbreidingsgebieden van Nieuw-West en Zuidoost. Gehandicaptenvergunning (GA-parkeervergunning) -__Een bewoner of een bezoeker met een Europese gehandicaptenparkeerkaart komt in aanmerking voor een GA-parkeervergunning. Met deze parkeervergunning kan in heel Amsterdam worden geparkeerd (de vergunning is gratis). (*) tarieven conform het voorstel van de verhoogde straatparkeertarieven (zie punt 1 van deze brief) (**) 150 kortingsuren per kwartaal conform het voorstel van punt 2 van deze brief (**) prijspeil 2023: vergunningtarieven worden jaarlijks geïndexeerd. 2 Met de vaststelling van een o-vergunningplafond worden geen bewoners- of bedrijfsvergunningen verleend. Dit geldt voor alle nieuwbouwprojecten. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 10 van 13 Vervolgstappen, financiën, inspraak en planning Conform de inspraakverordening Amsterdam worden bewoners, ondernemers en belanghebbenden in de gelegenheid gebracht tot het naar voren brengen van zienswijzen naar aanleiding van de beleidsvoornemens ‘uitbreiden betaald parkeren in Nieuw-West’ en ‘uitbreiden betaald parkeren Zuidoost’. Hoewel het beleidsvoornemen betrekking heeft op een deel van de gemeente kan het beleidsvoornemen ook voor andere gebieden gevolgen hebben. Om deze reden wordt de inspraak niet beperkt tot alleen de bewoners van het gebied waar betaald parkeren wordt ingevoerd. Ook bewoners van andere gebieden zijn van harte uitgenodigd een zienswijze in te dienen. De bewoners / ondernemers die woonachtig zijn of gevestigd in het gebied waar betaald parkeren wordt ingevoerd worden actief op de hoogte gesteld van de inspraakmogelijkheid met een bewonersbrief. Periode van inspraak en advies: tot 20 januari 2023 Parallel aan de inspraakprocedure die loopt van 20 november 2022 tot 20 januari 2023, worden alle wijzigingsvoorstellen ter advisering aan de stadsdeelbesturen voorgelegd. Dit op grond van de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022' waar in artikel 12 is opgenomen dat het college bij het dagelijks bestuur advies inwint als het voornemens is over de stedelijke kaders een besluit te nemen of voornemens is een besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken. Het adviesverzoek zal 14, november 2022 naar de stadsdeelbesturen worden gestuurd. In totaal wordt voor het totale inspraak- en stadsdeeladviestraject acht tot negen weken uitgetrokken, tot 20 januari 2023. Wijzigingen van de parkeerregimetijden zijn in het verleden ter advies voorgelegd aan het betreffende stadsdeel en tegelijkertijd vrijgegeven voor inspraak. Het college kiest er nu voor om voor de verruiming van de regimetijden enkel de stadsdelen om advies te vragen. De lokale vertegenwoordiging komt zo in positie om de rol van ‘ogen en oren! voor de verschillende wijken in te vullen. De stadsdelen krijgen daarvoor ruim de tijd om de voorstellen tot aanpassing van de regimetijden te bespreken en hierin de opvattingen van bewoners en ondernemers te betrekken. Na de inspraak- en stadsdeeladviesprocedure worden de parkeermaatregelen in twee verschillende trajecten ter besluitvorming aangeboden aan de gemeenteraad. Besluitvormingtraject | Straatparkeertarieven, de vergunningtarieven en de bezoekersvergunning In het eerste traject komen aan de orde: de straatparkeertarieven, de vergunningtarieven en de bezoekersvergunning. Het betreft een wijziging van de tarieventabel als onderdeel van de Verordening Parkeerbelastingen. De planning is als volgt: - Raadscommissie MOW: 23 maart 2023 - Gemeenteraad: 5 april 2023. Het college streeft ernaar om na de zomer van 2023 de maatregelen uit besluitvormingstraject | gerealiseerd te hebben. Dit geldt ook voor de wijziging van de parkeerregimetijden en —-dagen waarvoor de stratentabel gewijzigd moet worden (bijlage van het Uitvoerings- en Aanwijzingsbesluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen en de Parkeerverordening). Het wijzigen van deze stratentabel is een bevoegdheid van het college van B en W en kan in Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 11 van 13 dezelfde periode worden vastgesteld. Na vaststelling en implementatie van de nieuwe vergunning- en straatparkeertarieven, de aangepaste bezoekersvergunning en de verruimde regimetijden en —-dagen, zijn de opbrengsten naar verwachting circa €12,5 min per jaar. Besluitvormingstraject II Uitbreiding betaald parkeren Nieuw-West en Zuidoost In het tweede traject komen aan de orde: uitbreiding betaald parkeren in Nieuw-West en uitbreiding betaald parkeren in Zuidoost. Vanwege de inspraakprocedure is meer tijd nodig om tot een definitief voorstel te komen ter besluitvorming van de gemeenteraad. Ook hier gaat het om een wijziging van de tarieventabel als onderdeel van de Verordening Parkeerbelastingen (en aanvullend de Stratentabel en Uitwerkingsbesluit van de Parkeerverordening, beide collegebevoegdheden). De planning is als volgt: -__ Raadscommissie MOW: 15 juni 2023 -__ Gemeenteraad: 29 juni 2023 De implementatie van de uitbreidingsvoorstellen geschiedt in vijf fasen en iedere fase neemt circa drie maanden in beslag. Het gaat om het plaatsen en aansluiten van parkeerautomaten, de verlening van parkeervergunningen en de communicatie. Vanaf het vierde kwartaal van 2024 kan het hele plan zijn voltooid. Na implementatie van de uitbreiding van het betaald parkeren in Nieuw-West en Zuidoost zijn de extra opbrengsten naar verwachting circa €23,2 min per jaar. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, KA PEEL Dieke) ï 5 Ë Melanie Van der Horst Wethouder Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare ruimte, Groen en Water Bijlagen 1. Kaart: uitbreiding betaald parkeren in Nieuw-West 2. Kaart: vitbreiding betaald parkeren in Zuidoost Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 12 van 13 Bijlage 1: uitbreiding betaald parkeren in Nieuw-West " Va d P 4 TE HAARLEMMERWEG ET rn an Ser $ IJ is A10 id zie Alm ss 3 HES N A: EN: En © = Ei 9 AN: VON CN | Te 1 pn ee lan Hi sr A ei ma) 4 SE // $ et Es ns AOR) Ee rd es £ ze PLESMA Ì US 4 / a GRS / NS je RAA Pd Pr ———Á eg 1/ al _ Li LM ss Ell Nr SLOTERWEG “4 mn 8 WN HUIDIGE GEBIEDEN MET BETAALD PARKEREN EN UITBREIDING BETAALD PARKEREN TARIEF €1,60 PER UUR, MA-ZA 09.00 - 19:00 il UITBREIDING BETAALD PARKEREN TARIEF €1,60 PER UUR, MA-VR 09.00 - 19:00 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 8 november 2022 Pagina 13 van 13 Bijlage 2: uitbreiding betaald parkeren in Zuidoost cr _® EEC A \ \ ce 97 \ AE be Nes ús À a gert 4 PE et Bi 5 Nan 4 â 8 gi A 5e - er ® & he 5 * 5 6 ) VA W 7 REURGDREEF ® ® NDR y % $% RGWEG BR HUIDIGE GEBIEDEN MET BETAALD PARKEREN BEN UirerErDiNG BETAALD PARKEREN TARIEF €1,60 PER UUR, MA-ZA 09.00 - 19:00 mm UITBREIDING BETAALD PARKEREN TARIEF €1,60 PER UUR, MA-ZA 09.00 - 21:00 & ZO 12:00 - 21:00 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
13
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 304 Publicatiedatum 8 april 2016 Ingekomen onder AB Ingekomen op 30 maart 2016 Behandeld op 30 maart 2016 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Roosma inzake de sluiting van de winteropvang per 1 april 2016 (365 dagen laagdrempelige opvang — dekking 2). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van het lid Roosma inzake de sluiting van de winteropvang per 1 april 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 271). Overwegende dat: — de winteropvang een laagdrempelige opvang is, waar geen ander criterium geldt dan het niet hebben van een alternatieve slaapplek; — de winteropvang is geopend van 1 december tot 1 april; — tussen 1 april en 1 december er ook behoefte is aan een basale vorm van opvang; — de ECSR-uitspraak stelt dat iedereen die in Nederland verblijft recht heeft op bed bad en brood; — voor uitgeprocedeerde asielzoekers er daarom het gehele jaar een bed-, bad- en broodvoorziening beschikbaar is, maar voor andere daklozen niet; — de nachtopvang voor veel groepen geen alternatief is omdat deze 1) vaak vol zit, 2) geen toegang biedt aan mensen zonder binding (ook EU-onderdanen die hier verblijven), 3) geen toegang biedt aan mensen zonder (O)GGZ-problematiek en/of verslaving, 4) zorgmijders afschrikt; — er daarom buiten de winter 100-150 mensen noodgedwongen op straat moeten slapen; — dit ongezond en onmenselijk is; — mensen veel beter vanuit de opvang te begeleiden zijn naar zorg of een stabiele situatie, in Amsterdam, in een andere gemeente of in een ander land, dan vanaf de straat. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — zo snel als mogelijk laagdrempelige opvang te creëren, waarbij als enige toegangseis geldt dat mensen geen alternatieve plek hebben om te overnachten (gelijk aan de toegangseisen tot de winteropvang); 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 304 Moti Datum 8 april 2016 otie — de structurele kosten van deze opvang te dekken uit het toepassen van de nominale compensatie op de roerende en onroerendezaakbelasting (vanaf 2017); — de incidentele kosten te dekken uit het Fonds Zorg en Werk. Het lid van de gemeenteraad F. Roosma 2
Motie
2
train
ME en Agenda vergadering Stadsdeelcommissie x Nieuw-West Commissiezaal Plein 40-45, nr. 1 x 8 maart 2022 Start om 19.30 uur Vergadering Stadsdeelcommissie Voorzitter SDC: Alexander Grassi Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer 1. Opening 2. Mededeling 3. Vaststelling besluitenlijst SDC van 15 februari 2022 4. Ingekomen stukkenlijst 5. Insprekers 6. Mondelinge vragen 7. Adviesaanvraag Voorontwerp Bestemmingsplan Sloterdijk Kavel 9 8. Adviesaanvraag Beleidsvoorstel nieuwe Leegstandverordening 9. Ontwerp Vrijburg & Nieuwe Laan 10. Ongevraagd advies Ruimte voor religieuze gebouwen 11. Ongevraagd advies gezond lunchen op scholen 12. Ongevraagd advies Gentrificatie 13. Sluiting vergadering en opening borrel in besloten kring Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via [email protected] Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
Agenda
1
discard
ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES RNI | 5 ei nn _— Dn | / ( F pele. Ne, me En be ik Mn, F3 ‘ k „A ing er pet : y kl Ee « | ik re AN „mi mn É pl e t hi À Er ls Le Rs = EE pl, : et = 8 8 ES An al De helt, EN Tr EEA EE rr ee t ER : Ke eren P Len Re > Re En EE 5 nt . gel ee Re en nd he 0 “3 NE en Dn Ee nn £ sE En e a Eee VN Oe PD ae hd aen tn Gh e me On Re En ar ì er | 4 n° | Ô KL ie pe B 4 re hd Ee n k ” KE ET ad i ] ni Ni w . N ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND Factsheet kerngegevens 5 april 2022 NB: Decisio gebruikt in de monitor en dit rapport het begrip ‘arbeidsmigrant’. In opdracht van JJ GREENPORTS Desgewenst kunt u, in plaats van dat begrip, ook ‘internationale medewerker’ NEDESLAND hanteren SAMENVATTING NOORD-HOLLAND DECGISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES In provincie Noord-Holland werkten in 2020 bijna 115 Op basis van BRP-registraties staan in 2020 ruim 60 duizend arbeidsmigranten. Sinds 2010 is het aantal JA duizend arbeidsmigranten geregistreerd woonachtig jaarlijks gemiddeld gegroeid met 4,6%. Dit is hoger el B in provincie Noord-Holland. lets meer dan de helft dan landelijk gemiddeld (4,2%). daarvan woont in de gemeente Amsterdam. Gemiddeld neemt het aantal jaarlijks toe met 6%. Amsterdam is de belangrijkste werkgemeente voor arbeidsmigranten in de provincie Noord-Holland: ruim Twee derde van de arbeidsmigranten woont en werkt 40% van alle arbeidsmigranten werkt in deze EN in de provincie Noord-Holland. Belangrijke gemeente. Ook Diemen en Haarlemmermeer zijn woonwerkrelaties zijn met Rotterdam, Den Haag en gemeenten waar meer dan 10 duizend Utrecht. arbeidsmigranten werken. Uit de prognosescenario’s blijkt voor de provincie De meeste arbeidsmigranten zijn werkzaam in Noord-Holland dat het aantal internationale dS horeca, groot- en detailhandel en zakelijke Zi | arbeidsmigranten de komende tien jaar blijft U) dienstverlening. Ruim 40% van alle arbeidsmigranten Al toenemen tot een populatie van naar schatting 136 werkt in een van deze sectoren. tot 164 duizend in 2030. Dit betekent een jaarlijkse groei van 1,7 tot 3,6%. = De meeste arbeidsmigranten verblijven 8 tot 12 , k . maanden (39%). Van arbeidsmigranten die langer N dan een jaar verblijven, is 21% één tot twee jaar actief. 22% blijft 5 jaar of langer. Een kwart van de in de provincie Noord-Holland werkzame arbeidsmigranten is Pools. Andere belangrijke herkomstlanden zijn Spanje en Italië. Noord-Holland kent een relatief gelijke man-vrouw verhouding. 53% van de arbeidsmigranten is man, tegenover 47% vrouw. Daarnaast is circa 42% van de arbeidsmigranten tussen de 25 en 35 jaar oud. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 2 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES WET SRE TEA TT CRE EE PTT ER Kn PE TE WEE FREE ATA ER TTE EL EPE AE Aantal arbeidsmigranten fors toegenomen, en dit blijft de komende 10 jaar groeien 2010 - 2020: jaarlijkse groei Het aantal arbeidsmigranten in Nederland is sinds Jaarlijkse penne 2010 tot en met 2020 jaarlijks blijven toenemen A Aantal in Aantalin groei (%) PANT hei eeen van 357,7 duizend in 2010 naar 540,6 duizend in End ae peen riete lede 2020. Dit betekende tot en met 2020 een groei van 4,2% per jaar in Nederland; in Noord-Holland _ Nederland 357,7 duizend 540,6 duizend 4,2% 2,5 -4,5% 692 - 840 duizend 4,6% per jaar. Groeicijfers verschillen per regio, __ zuid-Holland 87,4 duizend 144,6 duizend 5,2% 2,4-4,4% 183 - 223 duizend maar overall beeld is helder: het aantal Gelderland 38,3 duizend 62,3 duizend 4,9% 4,0-6,0% 93-109 duizend arbeidsmigranten neemt overal toe. Limburg 38,7 duizend 51,1 duizend 2,8% 30-4,0% 65-75 duizend Tot 2030: blijvende toename te verwachten Noord-Brabant 61,7 duizend 91,9 duizend 41% 3,6-5,3% 131 - 154 duizend Ji Tot 2030 verwachten we dat het aantal Noord-Holland 73,5 duizend 144,8 duizend 4,6% 1,7 - 3,6% 136 - 164 duizend Ai arbeidsmigranten in Nederland en in de zes Utrech HLD dur AAB duizend LA EO-BUA BA - A dunt Greenportregio’s blijft groeien. Ook hierin zijn er meot Sdcuzend StSouzend 25% 50 80% St SL duzend regionale verschillen, maar jaarlijkse toename in Nederland van gemiddeld 2,5 tot 4,5% is aannemelijk. ‚ . . , . Arbeidsmigranten’ staan zeker de komende jaren nog op de maatschappelijke en publieke agenda ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 3 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES EKE MOTEN EAT CREE EE TT Es RET PE EE MEET TE MR REEN ATEN ER TE EPN AE Corona leidde in 2020 tot een daling van het aantal werkzame arbeidsmigranten in Nederland Effect Corona: gemiddelde afname van 11% In 2020 daalde het aantal arbeidsmigranten — Daling Daling (E) naar verwachting als gevolg van de situatie Regio 2019-2020 2019-2020 rondom Corona -tot het niveau tussen 2017 en 4) (absoluut) 2018. De gemiddelde daling in Nederland tussen 0 2019 en 2020 bedroeg 11%; Noord-Holland 10%. Nederland 11% 68.690 Veel arbeidsmigranten zijn (tijdelijk) naar huis Zuid-Holland -11% -18.510 gegaan, door vraaguitval of vanwege angst voor Gelderland -18% -13.680 gesloten grenzen. Limburg 12% 6.670 Verwachtingen na 2022 Noord-Brabant -8% -8.425 Het is nog niet bekend of Corona in Nederland tot Noord-Holland -10% -12.700 structureel minder arbeidsmigranten gaat leiden. Utrecht -7% 41.835 Maar, gelet op het herstel van de Nederlandse economie is het aannemelijk dat aantal arbeidsmigranten in Nederland inmiddels weer is toegenomen. De te verwachten gemiddelde groei in Nederland tot 2030 (2,5 — 4,5% per jaar) blijft een realistisch uitgangspunt. Het is aannemelijk dat Corona een tijdelijke dip is; geprognotiseerde gemiddelde groei tot 2030 blijft realistisch ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 4 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES EKE MOTEN EAT CREE EE TT Es RET PE EE MEET TE MR REEN ATEN ER TE EPN AE Uitzendbranche is belangrijkste sector en speler in het werkveld Uitzendbranche: belangrijkste sector en speler De De uitzendbranche is vanaf 2010 al de KZ belangrijkste sector geweest waarvoor de meeste j arbeidsmigranten werkzaam zijn in uiteenlopende Regi en en ad nadhaalel sectoren zoals logistiek, industrie, land- en hili benbits ohhh % 9 tuinbouw en transport. In 2020 is in Nederland (%) a zo’n 48% van arbeidsmigranten actief via een Nederland 47% 48% uitzendbureau. In enkele provincies is dat aandeel Zuid-Holland 50% 58% hoger en toegenomen (Zuid-Holland, Gelderland 8 o en Limburg); in andere provincies zien we BSE Eee Ems tegenovergestelde ontwikkeling. Maar, de Limburg 40% 28% uitzendbranche is en blijft de belangrijkste speler. Noord-Brabant 50% 44% . _ Noord-Holland 41% 34% 3 Naast werken via de uitzendbranche zijn 5 5 ï arbeidsmigranten veelal (rechtstreeks) actief in Utrecht === S= zakelijke dienstverlening, horeca en de land- en A tuinbouw. In de landbouw ging het in 2010 gemiddeld (Nederland) om 10%; in 2020 om 5%. Het relatieve aandeel is in 2020 lager, maar in absolute zin wel toegenomen. Het is dus van belang om de uitzendbranche aan tafel te hebben in het vraagstuk rondom arbeidsmigranten ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 5 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Opvallend is: gemiddelde leeftijd van arbeidsmigrant stijgt, maar verblijfsduur neemt af O Vooral 25-35 jarigen actief Verblijfsduur neemt af De grootste groep arbeidsmigranten in Noord- Voorheen was de grootste groep arbeidsmigranten Holland was in de afgelopen 10 jaar vooral de nodag) nogzo'n8tot 12 maanden werkzaam in Noord- groep 25-35 jarigen. In 2010 bedroeg dat aandeel OO0H0 | Holland. Tegenwoordig zien we vooral een 37%. Dit aandeel is sinds 2010 toegenomen; in verschuiving naar een kortere verblijfsduur. Vooral de 2020 gaat het om 42%. In dezelfde periode is groep arbeidsmigranten die tot 4 maanden vooral het aandeel 15-25 jarigen onder de werkzaam neemt toe: van 25% naar 28%. arbeidsmigranten afgenomen (van 20% in 2010 naar 13% in 2020). Ook de groepen De oorzaak voor deze trend is niet exact te duiden, arbeidsmigranten ouder dan 35 jaar zijn sinds maar mogelijk dat vooral de verdere flexibilisering 2010 licht gegroeid. van banen en de arbeidsmarkt en de sterke positie van uitzendbureaus hierbij sterk van invloed is. Dit wijst erop dat waarschijnlijk in toenemende mate meer ervaren arbeidsmigranten naar Nederland komen om te werken. Vooral de kortere verblijfsduur van arbeidsmigranten in Noord-Holland wijst op het belang van het aanbod van voldoende short-stay huisvesting ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 6 NADERE DUIDING DECISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Tot slot: aanpak en insteek van vraagstuk rondom arbeidsmigranten vanuit meerdere invalshoeken oQo Structureel vraagstuk: voornamelijk huisvesting PS Gelet op structurele karakter van groeiend aantal CN arbeidsmigranten (maar ook: krimp bevolking en beroepsbevolking, integratie) is duidelijk dat deze groei aandacht vraagt voor: * vanuit huisvestingsperspectief: beschikbaarheid van voldoende kwalitatief passende woonplekken (met aandacht en effort voor short-stay voorzieningen) * vanuit economisch perspectief: goed werkgeverschap/HR, goede informatievoorziening en arbeidsomstandigheden * vanuit perspectief omgevingskwaliteit: aandacht voor leefbaarheid, sociale cohesie en voorzieningen e Vanuit registratie: nu nog verschil in aantallen werkende (op basis van werklocatie) en wonende (op basis van woonlocatie) arbeidsmigranten. Dat komt door lage registratiegraad. Het woonadres van de arbeidsmigrant is namelijk onbekend wanneer de arbeidsmigrant niet geregistreerd is in de BRP. Het actief verhogen van de registratiegraad is daarom een belangrijk aandachtspunt. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 7 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Achtergrond P.9 - 10 Aantal werkende arbeidsmigranten P. 11 - 13 Kenmerken P. 14 - 17 Aantal BRP-geregistreerde arbeidsmigranten P. 18 —- 20 Pendelrelaties P. 21 Prognose P. 22 Bijlage: methodiek P. 23 - 24 ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 8 ACHTERGROND DECGISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES EKE MOTEN EAT CREE EE TT Es RET PE EE MEET TE MR REEN ATEN ER TE EPN AE Aanleiding, vraagstelling en geografische afbakening Brondata en definitie Het Nederlandse tuinbouwcluster heeft zich via zeven De cijfers zijn afkomstig uit de Monitor Internationals van regionale Greenports en tuinbouwregio’s verenigd in Decisio (2022). Deze monitor is gebaseerd op de meest Greenports Nederland. Vanuit het strategisch platform actuele bronbestanden van de CBS Microdata, waaronder GreenBoard wordt samengewerkt in een gegevens van de Belastingdienst en de Basisregistratie kennisdelingsprogramma. Binnen de samenwerking is bij de Personen (BRP). landelijke werktafel huisvesting internationale werknemers behoefte om inzicht te krijgen in het aantal en de In dit rapport worden verschillende begrippen gebruikt. Voor belangrijkste kenmerken van arbeidsmigranten op landelijk de duidelijkheid geven we hier een overzicht van hetgeen en provinciaal niveau. we daarmee bedoelen: = Internationale werknemer: is een economisch-actieve Voorliggend rapport bevat informatie over de populatie persoon met alleen een buitenlandse nationaliteit arbeidsmigranten in de provincie Noord-Holland. Op dat (oftewel deze persoon heeft niet de Nederlandse schaalniveau zijn gegevens voornamelijk gepresenteerd, nationaliteit) en die in loondienst is bij een in Nederland daarnaast wordt in dit rapport gerefereerd aan en gevestigde organisatie. Voor deze persoon wordt vergeleken met het landelijk niveau. Dit rapport maakt loonheffing afgedragen aan de Belastingdienst. onderdeel uit van een serie van zes provinciale rapporten = _Kenniswerker: is een internationale werknemer die (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Noord- gerekend wordt tot de groep kenniswerkers waarbij een Brabant en Limburg). minimale looneis gesteld is voor twee leeftijdsgroepen. Deze groep valt niet binnen de scope van dit onderzoek. Aanpak n= _Arbeidsmigrant: is een internationale werknemer die Het rapport beschrijft de aantallen werkzame en minder verdient dan de gestelde minimale looneis voor woonachtige arbeidsmigranten in de provincie Noord- de kenniswerker. In de bijlage bij dit rapport is dit nader Holland, hun kenmerken en ontwikkeling daarin over de toegelicht. periode 2010 - 2020. Daarnaast bevat de analyse een prognose van de verwachte ontwikkeling van het aantal werkzame arbeidsmigranten tot 2030. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 9 ACHTERGROND DECISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Dynamische database De monitor is verbreed met landelijke gegevens over Decisio hanteert vanaf de aanvang van onze landelijke internationale studenten, statushouders en monitor dezelfde definities en berekeningswijzen. inkomensafhankelijke partners. Om eventuele Vervolgens gebruiken we uiteenlopende CBS Microdata- dubbeltellingen in de uitkomsten te voorkomen is ervoor bestanden om onze monitor/database op te bouwen met gekozen om personen toe te wijzen aan een doelgroep op gegevens vanaf 2010 tot zo recent mogelijk. Eens per jaar basis van hun verondersteld hoofdmotief voor verblijf in (in december) actualiseren we onze database voor de Nederland. Deze verbreding van onze monitor en de meest recente inzichten. Deze actualisatie voeren we uit correcties die we daarvoor uitvoeren kunnen tot voor alle beschikbare gegevens voor alle jaren vanaf 2010. (kwantitatieve) verschillen in de uitkomsten leiden voor wat Dat impliceert (dus) een volledige actualisatie voor het betreft de voorgaande monitorrapportages van Decisio. meest recente onderzoeksjaar, maar ook voor de jaren daarvoor. De reden hiervoor is dat het CBS over steeds Data op basis van adres werkgever actuelere, meer en betere gegevens beschikt. En, met In de CBS Microdata is de werklocatie van arbeidsmigranten terugwerkende kracht gaat dat ook over gegevens in het geregistreerd als het adres van de werkgever. Indien een verleden. Dat betekent dat wij niet alleen een actualisatie arbeidsmigrant voor een uitzendbureau werkt, komt het uitvoeren voor het laatst beschikbare bronjaar, maar ook voor dat het werkadres elders gelegen is omdat zij bij een of voor de jaren daarvoor. Dit betekent dat de nieuwste meerdere werkgevers zijn uitgezonden. Dit daadwerkelijke monitorgegevens, ook voor jaren in het verleden, kunnen werkadres is op basis van CBS Microdata niet bekend. afwijken van de gegevens in voorgaande Daarom kan er sprake zijn van een onder- of overschatting. monitorrapportages van Decisio. Afronding Meerdere doelgroepen in monitor: voorkomen van Cijfers zijn afgerond op vijftallen (in verband met onze dubbeltellingen verplichting ter borging van de privacy aan het CBS). Vanaf 2022 voert onze Monitor Internationals meer Provincie- of regiototalen tellen, door deze afrondingen, niet internationale doelgroepen dan alleen de internationale altijd op tot het totaal van alle onderliggende gemeenten. kenniswerkers en arbeidsmigranten. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 10 AANTAL WERKENDE ARBEIDSMIGRANTEN DECGISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES EKE MOTEN EAT CREE EE TT Es RET PE EE MEET TE MR REEN ATEN ER TE EPN AE Aantallen Arbeidsmigranten Aantal arbeidsmigranten groeit jaarlijks gemiddeld 4,6% naar werkregio In 2020 werkten in de provincie Noord-Holland ruim 114 130.000 - duizend arbeidsmigranten. Sinds 2010 is het aantal 120.000- arbeidsmigranten bijna verdubbeld van 73,5 duizend E 110.000- > naar 114,8 duizend arbeidsmigranten. Gemiddeld neemt # 100.000- +4,6% het aantal jaarlijks toe met 4,6%, vooral in de jaren 2014 B 90.000- per jaar tot en met 2018. 80.000 - 70.000- In 2020 daalt het aantal werkzame arbeidsmigranten tot 5 „ 5 ok ok @ 5 'o het niveau tussen 2017 en 2018. Waarschijnlijk zijn als 5 a 8 a 8 ag 3 dad 3 & gevolg van corona veel arbeidsmigranten (tijdelijk) naar NN NN jaar NN NN huis gegaan, door vraaguitval (horeca) of vanwege angst voor gesloten grenzen. — Noord-Holland . 43% van de arbeidsmigranten werkt in Amsterdam Amsterdam is veruit de belangrijkste werkgemeente voor Top-10 werkgemeenten arbeidsmigranten provincie Noord-Holland arbeidsmigranten: 43% van hen werkt in deze gemeente. RENEE EEn Daarnaast zijn Diemen en Haarlemmermeer (16,9 en (ETna lade 8 en Jaarlijkse groei (%) 13,8 duizend arbeidsmigranten) belangrijke ET 19.035 8% worbemeomen op iets emee mera en Diemen 16.900 1% eveneens voor # aarlem, Zaanstad, Medemblik en EEn 13.765 3% Aalsmeer. Dit zijn ook de gemeenten waar het aantal Haarlem 3.500 4% arbeidsmigranten tussen 2010 en 2020 in absolute zin Zaanstad 3.005 5% het sterkst is toegenomen, met uitzondering van Diemen. Medemblik 2.560 6% De jaarlijkse groeit ligt tussen de 4 en 8% per jaar. Aalsmeer 2.415 6% Amstelveen 2.055 2% In een aantal gemeenten in Noord-Holland-Noord neemt or Teo De het arbeidsmigranten juist af tussen 2010 en 2020, ee zoals Schagen, Hoorn, Den Helder en Hollands Kroon. Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 11 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Indexcijfers Arbeidsmigranten Indexcijfers Arbeidsmigranten naar werkregio naar werkregio 175- en 200- p IT DN - Vr De 50 GJ W ® If E 125- e 100- 100- Oo AN 00 ON 0 ODD O@ ON 0e Ka 5 Oo Dm Dm Dm Dm Dm Dm Dm Dm Dm Dm ON Td Td dl Td Tl Td Td Td dd Td NN 8 8 8 8 & & 8 8 8 8 & 888 8 O8 8 8 8 O8 O8 8 jaar jaar =— Noord-Holland Gelderland — Noord-Brabant Nederland — Noord-Holland = Nederland — Zuid-Holland _— Limburg __— Utrecht Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata Groei aantal arbeidsmigranten Noord-Holland vergelijkbaar Noord-Holland derde provincie in groei werkzame met Nederland arbeidsmigranten De indexcijfers in de bovenstaande figuur laten zien hoe het De indexcijfers in de bovenstaande figuur laten zien hoe het aantal arbeidsmigranten in de provincie Noord-Holland is aantal arbeidsmigranten in de provincie Noord-Holland is gegroeid ten opzichte van het landelijk niveau. Ten opzichte gegroeid ten opzichte van de referentieprovincies. Noord- van 2010 is het aantal in Noord-Holland werkzame Holland is de derde provincie gelet op groei in het aantal arbeidsmigranten met 4,6% per jaar gestegen. In diezelfde werkzame arbeidsmigranten. Economische dipjaren 2012 en periode nam het aantal arbeidsmigranten in Nederland 2013 hadden minder impact op het aantal werkzame jaarlijks toe met 4,2% tot 540.565 in 2020. De gemiddelde arbeidsmigranten in Noord-Holland dan in de meeste andere jaarlijkse groei is in de provincie Noord-Holland dus hoger dan provincies. Na Gelderland en Zuid-Holland is de groei in Noord- het landelijk gemiddelde. Verder heeft Noord-Holland een Holland het sterkst. vergelijkbare groeitrend. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 12 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Aantallen Arbeidsmigranten . s Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata naar werkregio 2010 2020 Aantal O tot 10 2 10 tot 100 HE 100 tot 250 MW 250 tot 1000 MB 1000 tot 2500 v MM 2500 tot 5000 v Den Heiden IM meer dan 5000 Den Helder Hollands Kroon Hollands Kroon \ \ Medemblik Schagen | Medemblik N mee A1 N nkhuizen N nkhuizen Dijk en Waard De Dijk en Waard Ol Bergen (NH.) Pi EN Stede Broec) (Bergen (NH.) va GE, Stede Broec Dn Dn Alkmaar }À Drechterland Alkmaar} Drechterland { Koggenland £ Koggenland 4 ja Edam-Volendam Edam-Volendam Uitgeest Uitgeest d Waterland J Waterland ES) ES Eva Oostzaan )NL andsmeer SOV) Oostzaan NL andsmeer) Bloemendaal Bloemendaal Zj} Zj} Veen A Un ad ed iam ez Ouder-Amstel Ouder-Amste ú / : L : î ld fi rd 4 Gooise Meren | |Blaricum Gooise Meren | [Blaricum ' ' ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 13 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Top sectoren arbeidsmigranten Belangrijkste werksectoren naar werkregio De meeste arbeidsmigranten zijn Noord-Holland Nederland werkzaam in de zakelijke 5 5 dienstverlening, horeca, groot- en " : : mn 11% mm 11% : ’ Zakelijke dienstverlening - o o . . ) 5 mm 1% ne mn 9% we detailhandel. Circa 5 op de 10 Uitzendbureaus en detachering- mmm 34% 45% arbeidsmigranten werkt in een van Transport en logistiek - Le Le deze sectoren. Persoonlijke dienstverlening -— | 1% Onderwiis- 11% | 29 In 2020 is het aantal arbeidsmigranten in Noord-Holland Landbouw en Visserij - mm 8% mn 10% i i 7 m4% m 5% werkzaam via uitzendbureaus Industrie: voedings- en genotmiddelen - Te gedaald tot 34%. Dit is lager dan 5 Industrie: metalelektro- 1% landelijk gemiddeld. [© ) D ICT, telecom en communicatie- 12% 12% . . 5 me oo Het aantal arbeidsmigranten in de Horeca” mmm 14% mn 7% horeca en detailhandel is gegroeid en Groothandel - MS Ei bovengemiddeld. Dit is te verklaren Gezondheidszorg- 12 Ee doordat het grootste deel van de arbeidsmigranten in Amsterdam Financiele dienstverlening - 1% . 5 5 werkt, waar deze sectoren relatief Detailhandel - E6% 13% Rn mm 9% B 4% omvangrijk zijn. Cultuur, sport en recreatie - 1 [1% 1 2% Bouw [1% | 2% o Wo o wo o o Wo eo wo OQ LO Ünd [@} OQ LO Ünd [@} Tl Tl percentage EM 2010 MV 2020 Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 14 KENMERKEN DECISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES EKE MOTEN EAT CREE EE TT Es RET PE EE MEET TE MR REEN ATEN ER TE EPN AE Verblijfsduur van Arbeidsmigranten naar werkregio De verblijfsduur van arbeidsmigranten is sterk 2019 afhankelijk van de sector waarin zij werkzaam zijn 100 S en loopt uiteen van enkele weken tot meer dan een 157 S jaar. 50- E Verblijfsduur korter dan een jaar 2 0- nn Circa een kwart van de arbeidsmigranten verblijft 5 100- korter dan een jaar in de provincie Noord-Holland. a 75- 5 50- ® Van de korte verblijvers in 2019 verblijft het 25- el grootste deel (37%) tussen de 8 en 12 maanden. 0- 28% verblijft korter dan 4 maanden. WE tot 4 maanden ME 4 tot 8 maanden [5 8 tot en met 12 maanden De verblijfsduur is sinds 2014 korter geworden: het 5 Nr aandeel arbeidsmigranten dat tot 4 maanden 100- mn verblijft is toegenomen, terwijl het aandeel van 8 tot 75- pe en met 12 maanden verblijf is afgenomen. 50- e Landelijk is een vergelijkbare (sterkere) trend ® 25 5 zichtbaar. 8 Ll | 5 100- Verblijfsduur langer dan een jaar 2 75- ee Van de arbeidsmigranten die langer dan een jaar 50- 2 verblijven, zien we dat 21% één tot twee jaar actief a) is. Nog eens 22% blijft 5 jaar of langer. Dit is 29 mcn ak vergelijkbaar met het landelijke beeld. 0 WM tot 1 jaar MW 1tot2jaar S 2tot3jaar 3tot5 jaar À 5 jaar of langer Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 15 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES WET SRE TEA TT CRE EE PTT ER Kn PE TE WEE FREE ATA ER TTE EL EPE AE Top herkomstlanden Arbeidsmigranten naar werkregio Meeste arbeidsmigranten afkomstig uit Polen oord-Holland Nederland en 6% À en 6% Een kwart van de arbeidsmigranten is Turks m 4% m3 Pools. Absoluut gaat het om bijna 29 ee 5% np duizend arbeidsmigranten. Landelijk is owaars "1% bijna 40% van Poolse afkomst. Roemeens - mm 5% mm 10% Portugees- 13% 15 8 Ee mmm 350% mmm 46% Ten opzichte van de landelijke top-15 Dn 25% el % . onbekend= 1 1% valt op dat een relatief groot aandeel Marokkaans - 55% 4% van de arbeidsmigranten in Noord- 5 Litouws - 11% 12% Holland afkomstig is uit Zuid-Europese © Lets - 11% landen als Spanje, Italië en Portugal. 0 Italiaans - mi éy, NN Deze groepen nemen ook in aandeel 5 Indonesisch- | Íé toe tussen 2010 en 2020. 5 Indiaas- m 3% 11% < Hongaars- 156 "3% Groepen die in aandeel zijn afgenomen, Grieks- 12% 12% zijn vooral van Poolse en Duitse Ghanees - 11% afkomst. Met name de krimp van het 12% . . . . Frans - a 49 aandeel Duitse arbeidsmigranten is Chinees- 15% — 2% opvallend; van 10% in 2010 naar 4% in Burger Bondsrep. Duitsland- m4 m4 2020. Bulgaars - B 4% mm 6% : _ m4% 12% nt Es RN De groei van het aantal Roemenen en I - d, 9 . . . 8 „Me, , Bulgaren is minder groot dan in de rest e) LO e) LO ©) [e) LO oo LO ©) N LO © N LO © van Nederland. Het aandeel van percentage Roemenen groeide tot 5% en het aandeel van Bulgaren tot 4%. jaar B 2010 MW 2020 Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 16 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Geslacht van Arbeidsmigranten naar werkregio 53% arbeidsmigranten is man In de rechterfiguur staat de man-vrouw Noord-Holland Nederland verhouding voor arbeidsmigranten werkzaam 5010 zlevde 5010 leve in Noord-Holland en Nederland. De populatie arbeidsmigranten in provincie Noord-Holland kent een 5 oververtegenwoordiging van mannen: 53% van alle arbeidsmigranten is man. Sinds 2010 is het aandeel licht vrouwen toegenomen. In vergelijking met het landelijk gemiddelde is de man-vrouwverhouding iets meer in balans: landelijk is 57% van de 3 arbeidsmigranten man. Leeftijd geslacht B m B v naar werkregio . . . er er Grootste deel arbeidsmigranten 25-35 jaar 100: mn Het grootste deel van de arbeidsmigranten in 75- af Noord-Holland is tussen de 25 en 35 jaar. 50- ‚n Bovendien neemt deze groep in aandeel toe: ® 55: el het aandeel 25 tot 35-jarigen is gegroeid van 5 En , er E 37% in 2010 naar 42% in 2020. Het aandeel 8 o- EDI _gn- es NEED! „en- sl Re eee ® 100- van 15-25 jarigen is in diezelfde periode juist 5 75- 4 gedaald van 20 naar 13%. Voor Nederland 50- ED als geheel zien we een vergelijkbare a verdeling, al was de groei van het aandeel 25- 257 , ; a 35 jarigen beperkter 0- e (16%) | -EA- 15%) | (17%) -E3- " leeftijdsklasse e Tee 5 heee En 2 ‚ 7 7 ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 17 Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata A R B E | D S M | G R A N T E N ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES 66.740 geregistreerd woonachtige arbeidsmigranten Aantallen Arbeidsmigranten arbeidsmigranten geregistreerd woonachtig in de provincie Noord-Holland. Dit is naar verwachting een onderschatting 70.000- van het daadwerkelijke aantal?. 5 60.000 - E +6,1% Tussen 2010 en 2020 neemt het aantal arbeidsmigranten © . : 5 ® 50.000 - per jaar min of meer geleidelijk toe, met een jaarlijkse groei van 6,1%. In 2020 is een daling waarneembaar als gevolg van corona: 40.000 - er waren toen circa 4.700 minder arbeidsmigranten dan in 2019. Deze daling is echter minder sterk dan bij het aantal a 44 4 4 8 5 9 DD 8 naar werklocatie. & & & & & & & & & & & jaar De helft van de arbeidsmigranten woont in Amsterdam De helft van alle in Noord-Holland geregistreerd woonachtige =— Noord-Holland arbeidsmigranten, woont in Amsterdam. In absolute zin gaat het om ruim 33 duizend arbeidsmigranten. Daarnaast zijn Top-10 woongemeenten arbeidsmigranten provincie Noord-Holland Zaanstad en Haarlem belangrijke woongemeenten voor Aantal arbeidsmigranten in nn arbeidsmigranten. Gemeente 2020 Jaarlijkse groei (%) Amsterdam 33.220 5% Met name in Hollands Kroon is het aantal BRP-geregistreerde Zaanstad 3.825 7% arbeidsmigranten sinds 2010 gestegen, met gemiddeld 20% Haarlem 3.635 6% per jaar. In absolute zin gaat het om een toename van bijna Haarlemmermeer 2.920 7% . . . . Q, 1.500 arbeidsmigranten. Dit is opvallend, omdat het aantal een Se Dox werkzame arbeidsmigranten in dezelfde periode juist Hilversum En 1.720 6% . 0 . . 0 afneemt, met gemiddeld 2% per jaar. Hoorn 1.345 8% 1Het komt voor dat het woonadres van een arbeidsmigrant niet bekend is vla de CBS Microdata. Alkmaar 1.325 3% Bij beeld doordat de arbeidsmigrant, bij sei. ‚gebond beid, minder d. Í den HH Ae Orta ar geewjk 125 D““T6% A Bron: Decisio (2022), via CBS Microdete geregistreerde arbeidsmigranten via de CBS Microdata i hijnlijk derschatting van het _ _ Leane ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 18 dat gemiddeld 45 tot 55% van de arbeidsmigranten zich inschrijft. Ä R B E | D S M | G R À N T E N ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Indexcijfers Arbeidsmigranten Indexcijfers Arbeidsmigranten naar woonregio op basis van contract naar woonregio op basis van contract 250- 180- x „ 200- 8 150- 5 C = zi == 150- en 120- De : 5 100-__= o dl N en St LO @ m 00 on Oo 9 dl \ @ 5 0 © 5 0 9 2 jaar jaar = Noord-Holland Gelderland — Noord-Brabant Nederland — Noord-Holland = Nederland — Zuid-Holland _— Limburg __= Utrecht Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata Vergelijkbare groei in vergelijking tot Nederland als geheel Vergelijking met referentieprovincies De indexcijfers in de bovenstaande figuur laten zien hoe het De indexcijfers in de bovenstaande figuur laten zien hoe het aantal BRP-geregistreerde arbeidsmigranten in de provincie aantal BRP-geregistreerde arbeidsmigranten in Noord- Noord-Holland is gegroeid ten opzichte van het landelijk Holland gegroeid is ten opzichte van de referentieprovincies. gemiddelde. Sinds 2010 neemt het aantal De gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal BRP- arbeidsmigranten in Nederland jaarlijks toe met 7,1% tot geregistreerde woonachtige arbeidsmigranten in Noord- 296.010 in 2020. De gemiddelde jaarlijkse groei in de Holland is het meest vergelijkbaar met Utrecht en Zuid- provincie Noord-Holland ligt met 6,1% lager dan landelijk Holland. gemiddeld. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 19 Ä R B E | D S M | G R Ä N T E N ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Aantallen Arbeidsmigranten naar woonregio op basis van contract 2010 2020 & G ale \ al \ Aantal De ee O tot 10 " NN 5 10 tot 100 Dn Dn WM 200 tot 250 as nete) Mm 250 tot 1000 Tas gn Las Le [Alkmaar ){Koggenlanc] Alkmaar) Koggenlarc) B 1000 tot 2500 ver MA oe ENA IE 2500 tot 5000 T dan 5000 meer dan le / ZR ES, EN WE van Oostzaan NL andsmeer WV Oos:zaan NL andsmeel k 7 | 7 Ì Vi Avsmen A \ = led terdam od ú 4 - Ld r Weesp Í_ _ é á f 4 KEE | Armste eer) Gooise Meren | [Blaricum Amstelveen) [Gooise Meren) {Blaricum 7 3 5 Bron: Decisio (2022), via CBS Microdata ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 20 ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES EKE MOTEN EAT CREE EE TT Es RET PE EE MEET TE MR REEN ATEN ER TE EPN AE 114.840 Ongeveer een ere ven ee ‘ werkzame arbeidsmigranten in andere provincie. pende! vanuit een rovincie Noord-Holland … p Op de kaart staan de belangrijkste pendelstromen naar de provincie Noord-Holland. 66% van in Noord- 74.590 40.250* Holland werkzame arbeidsmigranten ° ’ woont ook in Noord-Holland. Dit zijn waarvan woongemeente bekend waarvan woongemeente onbekend ruim 76.000 arbeidsmigranten De vier belangrijkste pendelstromen En komen vanuit de G4-steden Rotterdam 49.515 (86%) 25.075 (34%) 26.719 (66%) 13.530 (34%) (2.980 arbeidsmigranten), s- wonen en werken in werken in provincie wonen en werken in werken in provincie Gravenhage (2.350 arbeidsmigranten), provincie Noord-Holland „ Noord-Holland, wonen _provincie Noord-Holland Noord-Holland, wonen Utrecht (1.995 arbeidsmigranten), Kr en elders elders gevolgd door gemeente Almere (1.830 Schagen arbeidsmigranten). Medemblik Opmee \ Enkhuizen Lijk en Waard _ Mr hm 76.234 (66%) 38.606 (34%) beesie 0 arbeidsmigranten arbeidsmigranten werken Ree vee werken en wonen binnen binnen provincie Noord- Teen provincie Noord-Holland __ Holland en wonen elders zeaen / mn 2, Huizen en Gooise he en [Blaricum ir Wijdemeren j | *Van arbeidsmigranten waarvan de woongemeente onbekend is, nemen we dezelfde verhouding over ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 21 als van arbeidsmigranten waarvan wel een woonlocatie bekend is. ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Op basis van de historische ontwikkeling in de economie en het aantal arbeidsmigranten in de provincie Noord-Holland zijn prognoses opgesteld van de te verwachten ontwikkeling tot 2030. In Prognose van 135.925 tot 163.565 onderstaand kader staat een korte toelichting op de werkzame arbeidsmigranten in provincie methodiek. Noord-Holland in 2030 Achtergrond prognose Voor de prognose baseren we ons op bestaande regionale prognoses van het aantal banen (bron: WLO-scenario's) en de beroepsbevolking zonder migratieachtergrond (bron: CBS). Door deze prognoses aan elkaar te ‘matchen’ ontstaat het verschil tussen het aantal beschikbare banen in 2030 en het aantal werknemers (zonder migratieachtergrond) dat beschikbaar is om deze banen in te vullen. Hierin is rekening gehouden met verschillende demografische factoren als groei van beroepsbevolking en vergrijzing, maar ook economische ontwikkeling door uitte gaan van een WLO-hoog en WLO-laag scenario. Het verschil tussen het aantal banen en werknemers zonder migratieachtergrond geeft een indicatie van het aantal internationale werknemers dat nodig is om aan de toekomstige vraag naar werknemers te voldoen. Vervolgens hanteren we een verdeelsleutel op basis van de bestaande verhouding tussen internationale kenniswerkers en arbeidsmigranten. Uit de prognosescenario’s blijkt voor provincie Noord- Holland dat het aantal arbeidsmigranten de komende tien jaar blijft tenemen tot een populatie van naar schatting 136 tot 164 duizend arbeidsmigranten in 2030. Dit betekent een jaarlijkse groei van 2 tot 4%. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 22 BIJLAGE: METHODIEK EN INFORMATIE DECISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Methodiek De data is beschikbaar voor de periode 2010-2020. Het CBS geeft geaccrediteerde organisaties toegang tot de ‘big data’ bestanden achter de statistieken die het CBS Looneisen definitie kenniswerker of arbeidsmigrant publiceert (CBS Microdata). Decisio heeft toegang tot CBS Om binnen de groep internationale werknemers (zie Microdata en gebruikt dit om de Monitor Internationals op definitie in Achtergrond) onderscheid te maken tussen te stellen. kenniswerkers en arbeidsmigranten, hanteren we de volgende looneis: Voor de monitor koppelt Decisio binnen CBS Microdata = Kenniswerker: een internationale werknemer, waarbij een arbeidscontractinformatie van werknemers in Nederland minimale looneis is gesteld (fiscaal loon: loon voor aan verschillende persoonsgegevens. Daarbinnen belastingen) voor twee leeftijdsgroepen en een minimaal selecteren we de groep werknemers zonder de Nederlandse aantal SV-dagen. De minimale looneisen per nationaliteit: de internationale werknemers. In de verdere leeftijdsgroep zijn: afbakening van deze doelgroep wordt geen rekening gehouden met het aantal gewerkte uren of het jaar van rn : <30jaar €25.761 € 25.985 € 26.605 € 27.109 € 26.926 € 27.860 € 28.333 € 28.813 € 29.293 € 29.929 € 30.672 vestiging In Nederland. 230jaar €35.128 € 35.433 € 35.867 € 36407 € 36.723 € 38.003 € 38.648 € 39303 € 39.953 € 40.824 € 41.840 Op gemeenteniveau en (deels) op postcodeniveau geeft de = Arbeidsmigrant: een internationale werknemer die niet monitor onder meer inzicht in: voldoet aan bovenstaande looneis voor kenniswerkers. = Het aantal internationale werknemers dat in een regio woont en werkt; = In welke sector zij werkzaam zijn; = Hoelang zij in Nederland economisch actief zijn, zowel op korte termijn (in maanden) als lange termijn (in jaren); = Waar ze vandaan komen, hoe oud ze zijn en hoe zij wonen: huishoudenssamenstelling, koop-/huurhuis en WOZ-waarde. ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 23 BIJLAGE: METHODIEK EN INFORMATIE DECGISIO ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES Meer informatie? De adviseurs bij Decisio zijn gespecialiseerd in het thema internationalisering in Nederland. In de laatste jaren voerde Decisio verschillende onderzoeken uit aangaande de populatie internationals in Nederland. Als het gaat om hun economische situatie, maar ook op het gebied van onderwijs en huisvesting. Denk bijvoorbeeld aan Opdrachtgever haalbaarheidsstudies voor internationale scholen of Greenports Nederland huisvesting van arbeidsmigranten. Naast analyses over de populatie internationale werknemers in Nederland, voert Projectteam Decisio Decisio ook de monitor naar internationale organisaties in Gerwin van der Meulen Nederland uit. Suzanne Steegman Peter Haanen Sebastiaan Tieleman Guus Kersten Gerwin van der Meulen € Contactgegevens Decisio Partner Decisio pr Valkenburgerstraat 212 [email protected] 1 Me 1011 ND Amsterdam Sn J T 020 - 67 00 562 en, E [email protected] Ene dede ille ass LLL A Bron foto voorzijde: Greenport Aalsmeer Senior adviseur Decisio AA [email protected] & re ORE 5 april 2022 ARBEIDSMIGRANTEN IN PROVINCIE NOORD-HOLLAND - 24
Onderzoeksrapport
24
train
Jaar 2021 Nummer 248 Behandeld op 21/22 april 2021 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 26 april 2021 Onderwerp Motie van de leden Yilmaz en Boomsma inzake onderzoek naar de knelpunten en overlast door het autoluw maken van de Sloterweg Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de raadsinformatiebrief van 1 maart 2021 inzake de vervolgaanpak van Autoluw Sloten en Nieuw Sloten Constaterende dat: -_ Het college voornemens is de Sloterweg autoluw te maken; -__Een autoluwe Sloterweg zal leiden tot meer verkeersdrukte op de Pieter Calandlaan, de Baden Powellweg, de Plesmanlaan, De Alpen en de Amsterdamse Baan; -__ Meer verkeersdrukte leidt tot consequenties zoals: meer parkeerproblemen, minder veiligheid en meer geluidsoverlast; -__ Dergelijke consequenties de leefbaarheid aantasten. Overwegende dat: -__ Het verbeteren van de verkeersveiligheid en doorstroming aan de Sloterweg belangrijk is, maar er wel rekening dient te worden gehouden met de consequenties voor de Pieter Calandlaan, de Baden Powellweg, de Plesmanlaan, De Alpen en de Amsterdamse Baan. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Te onderzoeken hoe de knelpunten en overlast zoveel mogelijk beperkt kunnen worden in de ontsluitingswegen van de Sloterweg. De leden van de gemeenteraad N. Yilmaz D.T. Boomsma
Motie
1
train
VN2022-027317 X Gemeente De raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ oee Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, ommunicatie N Amsterdam Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 08 september 2022 Ter kennisneming Portefeuille Algemene Zaken Agendapunt 3 Datum besluit 5 juli 2022, College van B & W Onderwerp Voortgangsrapportage Amsterdam 750 en benoemingen bij Stichting Amsterdam 750 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de eerste halfjaarlijkse rapportage over de voorbereiding van het 750-jarige bestaan van Amsterdam in 2025 en benoemingen door het college van de voorzitter, overige leden van de Raad van Toezicht en de creatief directeur van Stichting Amsterdam 750. Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet. Bestuurlijke achtergrond In de raadsinformatiebrief van 17 mei 2022 is aangekondigd dat het college de raadsleden informeert over Amsterdam 750 middels voortgangsrapportages. Daarnaast heeft het college in de vergadering van 5 juli jl. de voorzitter, overige leden van de Raad van Toezicht en de creatief directeur van Stichting Amsterdam 750 benoemd. Bij de werving en selectie is een openbare procedure gevolgd onder begeleiding van een extern bureau. Alle vacatures bij de stichting zijn nv ingevuld. Reden bespreking Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.9 1 VN2022-027317 % Gemeente De raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Directie % Amsterdam ‚ ‚ ‚ Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, Communicatie % Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 08 september 2022 Ter kennisneming AD2022-078363 Bijlage 1 Voortgangsrapportage Amsterdam 750- 5 juli 2022. pdf (pdf) Bijlage 2 Namen leden Raad van Toezicht en Creatief Directeur -Stichting AD2022-078364 Amsterdam 750.pdf (pdf) AD2022-078361 Commissie AZ Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie Communicatie, Angelique Danenberg, 06 2278 8200, a.danenberg@®amsterdam.nl Gegenereerd: vl.9 2
Voordracht
2
discard
x Gemeente Amsterdam R O % Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) % Gewijzigde agenda, woensdag 24 februari 2016 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Tijd 13.30 uur tot 17.00 uur Locatie De Rooszaal, 0239, stadhuis Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie RO d.d. 3 februari 2016 Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieRO @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille , Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren. Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Gewijzigde agenda, woensdag 24 februari 2016 6 _Tkn-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Ruimtelijke Ordening 11 Vaststellen van de coördinatieregeling Westerpark West Nr. BD2015-019198 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 9 maart 2016). 12 Vaststellen Verordening tot wijzigen van de Verordening op de Raadscommissies 2009 in verband met de harmonisatie en versnelling van de procedure tot het vaststellen van lokale bestemmingsplannen Nr. BD2016-001747 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 9 maart 2016). e _Deleden van de raadscommissie voor Algemene Zaken zijn hierbij uitgenodigd. e _ Hierbij te betrekken het nagezonden TKN punt 12. 13 Stand van zaken woningbouw Haven-stad Nr. BD2015-019527 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Vink (D66). 2 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Gewijzigde agenda, woensdag 24 februari 2016 14 Vrijgeven voor advies van Ruimte voor de Stad-Koers 2025 Nr. BD2016-001998 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 3 februari 2014, e _Deleden van de Raadscommissies voor Infrastructuur en Duurzaamheid en voor Wonen en Bouwen zijn hierbij uitgenodigd. Grondzaken 15 Vaststellen investeringsbesluit Cafe Oostoever en Van Eesterenmuseum (fase 3 besluit) Nr. BD2015-019080 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 9 maart 2016). 16 Tenders voor gebieds- en locatieontwikkeling: Het programma voor 2016 en de terugblik op 2015 Nr. BD2016-000533 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Van Osselaer (D66). e _Deleden van de Raadscommissie voor Wonen en Bouwen zijn hierbij uitgenodigd. 3 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) Gewijzigde agenda, woensdag 24 februari 2016 TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN Grondzaken 17 Instemmen met het toepassen van de Wet voorkeursrecht gemeenten (ex artikel 5) op de locatie Stenen Hoofdbrug, specifieker aangeduid als Grasweg 41 te Amsterdam Nr. BD2016-002337 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (gemeenteraad d.d. 9 maart 2016). 18 Afhandeling van de toezegging aan de commissieleden RO: notitie met voors en tegens betreffende de heroverweging van de verplaatsing van Chinees Restaurant Sea Palace aan de Oosterdokskade op het Oosterdokseiland Nr. BD2016-000715 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Vink (D66). e Was TKN 9 voor deze vergadering. e _ Voorgesteld wordt dit punt te bespreken na agendapunt 12. Ruimtelijke Ordening 19 Ingezonden brief bestemmingsplan Blok 50 IJburg Nr. BD2016-002542 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het duo-lid Boomsma (CDA). e _Eenniet-geanonimiseerde versie van de stukken ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffie. BESLOTEN DEEL 4
Agenda
4
train
MN % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S EF D nderwijs, Jeugd en ‚ ‚ " Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed Zorg ' x Amsterdam Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 13 december 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Gemeentelijk Vastgoed Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden en Vluchtelingen) (15) Agendapunt 9 Datum besluit Onderwerp Raadsinformatiebrief stand van zaken (alternatieve locaties) woonzorgfunctie Langerlust De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de stand van zaken van de verbouwing van Langerlust, het zoeken naar alternatieve locaties en de stand van zaken rond de wensen voor het realiseren van horeca. Wettelijke grondslag Gemeentewet 169 lid 2 van de Gemeentewet (actieve informatieplicht) Bestuurlijke achtergrond Op 3 november 2020 heeft het college besloten om boerderij Langerlust te verbouwen tot een voorziening voor Maatschappelijke Opvang/Beschermd Wonen. In de raadsvergadering van 20 april 2022 heeft de gemeenteraad ingestemd met het afwijken van het hoofdgroenstructuurbeleid (HGS) ten behoeve van een Maatschappelijke Opvang/Beschermd Wonen (MO/BW) in boerderij Langerlust. Reden bespreking CDA: Bijdrage en vragen over de raadsinformatiebrief Uitkomsten extern advies Niet van toepassing. Geheimhouding Niet van toepassing. Uitgenodigde andere raadscommissies Niet van toepassing. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Niet van toepassing. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.7 1 VN2023-023911 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam _ Zorg % Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 13 december 2023 Ter bespreking en ter kennisneming AD2023-082809 Commissie SED (a) Voordracht (pdf) AD2023-082808 raadsinformatiebrief svz woonzorgfunctie Langerlust. pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie OJZD, Femke Box, 06-107999849, [email protected] Gegenereerd: vl.7 2
Voordracht
2
train
Ez02020093 X Gemeente De raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken RO Ontwikkeling X Amsterdam Voordracht voor de Commissie RO van 31 augustus 2022 Ter kennisneming Portefeuille Ruimtelijke Ordening Agendapunt 8 Datum besluit College van B&W 5 juli 2022 Onderwerp Kennisnemen van het collegebesluit tot vaststellen van het Ruimtelijk kader Lutkemeerkavels Tuinen van West N3, N5 en N6 (Stadsdeel Nieuw-West) De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief inzake het Ruimtelijk kader Lutkemeerkavels Tuinen van West N3, N5 en N6 en de nota van beantwoording inspraakreacties Ruimtelijk kader. Wettelijke grondslag Gemeentewet Artikel 169, 1° en 2° lid: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond Tuinen van West is het recreatiegebied met stadslandbouw en natuur aan de westkant van Amsterdam. Het wordt begrensd door de N200, Halfweg, de Ringvaart Haarlemmermeer en het Businesspark Amsterdam Osdorp. Op 10 september 2008 heeft de gemeenteraad het Programma van Eisen Westrand (Tuinen van West) vastgesteld. Het Ruimtelijk kader Lutkmeerkavels Tuinen van West N3, N5 en N6 is de uitwerking voor drie kavels die onderdeel zijn van Tuinen van West en die liggen in de Lutkemeerpolder. Genoemde kavels horen niet bij het gebied van de GEM bedrijventerrein Amsterdam Osdorp. Kavel N5 grenst aan het toekomstig bedrijventerrein, N3 en N6 liggen op enige afstand. Dit Ruimtelijk kader is nodig omdat in 2013 het bestemmingsplan is gewijzigd voor de kavels N5 en N6. Deze kunnen nu worden vitgegeven voor stadslandbouw, maar een beeldkwaliteitsplan/ ruimtelijk kader ontbreekt. Voor kavel N3 is in 2018 een prijsvraag georganiseerd. Het kavelpaspoort paste echter niet bij de stedelijke en provinciale kaders. Ook hiervoor is een passend ruimtelijk kader nodig. De TAC heeft een positief advies uitgebracht over het Ruimtelijk kader Lutkemeerkavels Tuinen van West N3, N5 en N6. Reden bespreking Nvt. Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.14 1 VN2022-020093 9 Gemeente De raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken Grond en % Amsterdam Ontwikkeling % Voordracht voor de Commissie RO van 31 augustus 2022 Ter kennisneming De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (provincie) Noord-Holland heeft positief geadviseerd. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? 1. Raadsinformatiebrief Ruimtelijk kader Lutkemeerkavels N3, N5 en N6 AD2022-068882 ‚ Tuinen van West.pdf (pdf) AD2022-062986 2. Ruimtelijk _kader_kavels_N3N5N6_27092021.pdf (pdf) 3. Nota van beantwoording Ruimtelijk kader Lutkemeerkavels AD2022-062992 15-6-2022.pdf (pdf) AD2022-062974 Commissie RO Voordracht (pdf) VERTROUWELIJK - 4. Nota van beantwoording Ruimtelijk kader AD2022-062998 n Lutkemeerkavels vertrouwelijk 15-6-2022. pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Grond en Ontwikkeling, Arja Nobel, [email protected], 06-25081257 Gegenereerd: vl.14 2
Voordracht
2
train
ProRail Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam Van _ ProRail VACO Auteur Femke van Wijk Kenmerk _T20160204-1304387649-35190 Versie 1.0 Datum 7 september 2017 Bestand Rapport Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam Status Definitief ProRail Managementsamenvatting Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (lenM) heeft ProRail gevraagd om in nauwe samenwerking met NS, het project Zuidasdok en de vervoerregio Amsterdam op basis van de beschikbare informatie een onderbouwing te geven van nut, noodzaak en wenselijkheid om het station Amsterdam Zuid vòòr 2040 uit te breiden met 2 extra perronsporen (derde perron). Het ministerie heeft daarnaast inzicht gevraagd in de juiste ligging (alignement) van de nieuwe sporen en landhoofden. Doel van dit onderzoek is om input te leveren voor de besluitvorming in het najaar 2017 over de wenselijkheid van voorinvesteringen “zuidelijke plint’ ten behoeve van spooruitbreiding binnen het project Zuidasdok. Het onderzoek is opgebouwd uit twee delen: A) Wat is nut/noodzaak/wenselijkheid van de uitbreiding van station Amsterdam Zuid met 2 extra perronsporen? Op basis van de ontwikkeling van het reizigersvervoer tot 2040 in Groot Amsterdam zoals geschetst in de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse zijn er vervoer- en transferknelpunten in Groot Amsterdam. Het betreft de toeleidende baanvakken naar de Zuidas (o.a. Westtak) en transferknelpunten op de stations Amsterdam Zuid (na realisatie project Zuidasdok) en Schiphol Airport. Daarnaast is de maakbaarheid van het eindbeeld PHS Amsterdam CS een knelpunt, in het bijzonder het onderdeel perronspoorcapaciteit. Vanwege het knelpunt op Amsterdam Centraal zijn lijnvoeringsscenario’s in beeld waarbij de internationale treinen worden afgeleid van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Zuid. Argumenten hiervoor zijn de lengte van deze treinen (400 m.), de relatief lange keertijd en in- en uitstaptijd en eventuele securitymaatregelen op Amsterdam Centraal. In geval van afleiden van internationale treinen naar Amsterdam Zuid ontstaat de mogelijkheid voor meer Sprintercapaciteit op de Westtak en mogelijk afname van de perronbelasting op Schiphol Airport en/ of de mogelijkheid om in Schiphol Airport vanaf (een dedicated) perronspoor te vertrekken. Voor het afleiden van internationale treinen naar Amsterdam Zuid is een derde perron noodzakelijk. Een derde perron draagt ook bij aan de verruiming van de transfercapaciteit op Amsterdam Zuid omdat treinen in deze scenario’s planmatig niet meer gelijktijdig zullen aanlanden op een perron. Conclusie: een derde perron vòòr 2040 op Amsterdam Zuid is nuttig/noodzakelijk omdat het bijdraagt aan het verminderen van de knelpunten op Amsterdam Centraal, de Westtak, Schiphol Airport en Amsterdam Zuid. B) Wat is het meest waarschijnlijke alignement dat project Zuidasdok als uitgangspunt kan hanteren voor uitwerking t.b.v. voorinvestering zuidelijke plint? Er zijn twee onderscheidende mogelijke sporenschema’s uitgewerkt, te weten variant “Westtak” en variant “metro MRA studie OV-Toekomstbeeld”. Met deze twee sporenschema's kunnen alle beschouwde lijnvoeringscenario's waarvoor een 3° perron nodig is, worden geaccommodeerd. Per sporenschema zijn drie spoorontwerpvarianten uitgewerkt in 1:1000 tekeningen. Daarbij is een globaal oordeel gegeven op de verschillen in spoorwerk/ kunstwerk tussen de varianten en Zuidasdok. Er lijken mogelijkheden tot nadere optimalisatie. Geconstateerd is dat met een zeer beperkte bandbreedte (tot maximaal 70 cm) deze varianten hetzelfde alignement hebben. Tevens blijkt dat het alignement dat door Zuidasdok reeds opgesteld is (ruimtereservering “vigerend beleid” Zuidasdok), nagenoeg identiek is. Een voorinvestering ten behoeve van de zuidelijke plint op basis van dit alignement is daarmee mogelijk. Naast de voorinvestering van de “zuidelijke plint” is ook een mogelijke voorinvestering voor de “fietsverbinding Vivaldilaan” geïdentificeerd. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 2/23 ProRail Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 1.1 Aanleiding en doel onderzoek 4 1.2 Leeswijzer 4 2 Werkwijze en uitgangspunten 5 21 Werkwijze 5 2.2 Besluiten en uitgangspunten 5 3 Probleembeschrijving 6 3.1 Vervoerontwikkeling 6 3.2 Knelpuntanalyse treinbezetting 9 3.3 Knelpuntanalyse transfer 10 3.4 Eindbeeld PHS Amsterdam Centraal 11 3.5 Samenvattend 12 4 Capaciteitsonderzoek 13 41 Lijnvoeringscenario's 13 4,2 Inframaatregelen: derde perron 15 4,3 Plausibiliteit nut en noodzaak derde perron 17 5 Mogelijke sporenschema’s en uitwerking 3° perron Amsterdam Zuid 18 5.1 Topeisen 18 5.2 Sporenschema's 18 5.3 1:1000 tekeningen 20 54 Toets robuustheid op ERTMS beveiligingsontwerp 20 5.5 Analyse alignement 20 5.6 Conclusie voorinvestering zuidelijke plint 20 6 Toetsing aan huidige scope Zuidasdok 21 6.1 Mogelijke extra voorinvestering fietsverbinding Vivaldilaan 21 6.2 Keersporen binnenlandse shuttles 21 6.3 Ruimtereservering 21 Bijlage 1: Memo “Uitwerking varianten 5e en 6e spoor” met kenmerk IO 04-Me-31 22 Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 3/23 ProRail 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel onderzoek In het kader van het project Zuidasdok is inzicht gewenst in nut, noodzaak en wenselijkheid van de komst van twee extra perronsporen. Er zijn namelijk diverse signalen dat de realisatie van een vijfde en zesde spoor nodig is waardoor net gebouwde voorzieningen weer moeten worden afgebroken, dan wel dat het project nog in de realisatie op een laat moment geconfronteerd wordt met een relatief grote wijziging met de nodige complicaties. Dit zijn uiteraard ongewenst scenario’s. Met eventuele voorinvesteringen in het lopende project Zuidasdok zou een dergelijk scenario voorkomen kunnen worden. De voorinvesteringen betreffen met name een definitieve inrichting van de gehele ‘zuidelijke plint’ (de zuidzijde van het station) die dan is voorbereid op de komst van het 5° en 6° spoor. Er zal in dat geval sprake zijn van een substantiële voorinvestering. Voor een dergelijke investering is inzicht nodig of het 5° en 6° spoor nodig is binnen de planhorizon van de NMCA (2040). Het gaat daarbij niet om volledige zekerheid maar een onderbouwde, plausibele argumentatie. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (lenM) heeft ProRail gevraagd om in nauwe samenwerking met NS, het project Zuidasdok en de vervoerregio Amsterdam op basis van de beschikbare informatie (zoals de landelijke capaciteitsanalyse NMCA, planvorming PHS Amsterdam CS, aanlanding Eurostar) 1. een onderbouwing te geven van nut, noodzaak en wenselijkheid om het station Amsterdam Zuid vóór 2040 uit te breiden met 2 extra perronsporen. 2. inzicht te bieden in de meest waarschijnlijke ligging (alignement) van de nieuwe sporen en landhoofden. Het project Zuidasdok kan dit alignement als uitgangspunt nemen voor het eventueel uitwerken van de voorinvesteringen ‘zuidelijke plint’ binnen het project Zuidasdok. Doel van dit onderzoek is om input te leveren voor de besluitvorming in het najaar 2017 over de wenselijkheid van voorinvesteringen ten behoeve van spooruitbreiding binnen het project Zuidasdok. 1.2 Leeswijzer In hoofdstuk twee staat de werkwijze en een overzicht van de gehanteerde uitgangspunten. Hoofdstuk drie gaat in op de probleembeschrijving en komt tot een plausibele redenatie voor aanpassing van de geboden capaciteit. In hoofdstuk vier wordt het capaciteitsvergrotingsonderzoek beschreven aan de hand van de lijnvoeringscenario’s en inframaatregelen in de vorm van een derde perron. In hoofdstuk vijf worden de bijbehorende topeisen, sporenschema's en uitwerkingen in 1:1000 tekeningen beschreven, inclusief de conclusie ten aanzien van de toekomstvaste investering voor de zuidelijke plint. In hoofdstuk zes zijn de resultaten getoetst aan de huidige scope van Zuidasdok (vigerend beleid). Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 4/23 ProRail 2 Werkwijze en uitgangspunten 2.1 Werkwijze In drie sessies met deskundigen van NS, ProRail, het ministerie, de vervoerregio Amsterdam en het ingenieursbureau IBZ' is het onderzoek aan de hand van de volgende twee deelvragen opgepakt: A. Wat is nut/noodzaak/wenselijkheid van de uitbreiding van station Amsterdam Zuid met 2 extra perronsporen? B. Wat is het meest waarschijnlijke alignement dat project Zuidasdok als uitgangspunt kan hanteren voor uitwerking t.b.v. voorinvestering zuidelijke plint? Bij de onderbouwing van nut en noodzaak van twee extra perronsporen zijn de volgende stappen doorlopen: - _ Inventarisatie van de ontwikkelingen van reizigersvervoer en bijbehorende transfer (hoofdstuk 3, probleembeschrijving) - __ Inventarisatie van mogelijke lijnvoeringen op basis van beschikbare informatie zoals Nationale Markt- en Capaciteitsanalyses, PHS Amsterdam Centraal, Aanlanding Eurostar, OV Toekomstbeeld en Verkenning integratie spoor en metro Westtak/Zuidtak (hoofdstuk 4.1, capaciteitsonderzoek: lijnvoeringen). -___Plausibele argumentatie voor onderbouwing van wel of niet een 3° perron (hoofdstuk 4.2, capaciteitsonderzoek: inframaatregel derde perron). Voor het bepalen van het alignement van de twee extra perronsporen zijn de volgende (iteratieve) activiteiten uitgevoerd (hoofdstuk 5, mogelijke sporenschema’s en uitwerking): - Opstellen functionele sporenschema’s en bijbehorende eisen zoals maatgevende bereikbaarheden, gelijktijdigheden en snelheden -__ Uitwerken 1:1000 tekeningen waaruit een alignement voor de perronsporen is afgeleid -__ Toetsing en optimalisatie van het meest waarschijnlijke alignement. Het onderzoek is gedaan op basis van bestaande informatie en expert judgement en is niet bedoeld om keuzes te maken voor de toekomstige lijnvoeringen. Er heeft geen uitwerking van dienstregelingen of toedeling van vervoermatrices plaatsgevonden. Uitwerking van het ontwerp is gedaan aan de hand van 1:1000 tekeningen, er is geen Functioneel Integraal Systeemontwerp (FIS) of kostenindicatie opgesteld. 2.2 Besluiten en uitgangspunten De volgende besluiten en uitgangspunten zijn gehanteerd als vertrekpunt voor het verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam: Besluiten (in chronologische volgorde) - Maatregelpakket conform PHS besluiten: het kabinet heeft in 2010 de PHS Voorkeursbeslissing genomen. Het kabinet heeft gekozen voor de zogeheten ‘maatwerk 6/6 variant. Uitvoering van het daarbij horende maatregelenpakket moet spoorboekloos reizen mogelijk maken op een aantal corridors in de brede Randstad. ' [BZ is de Ingenieursbureaucombinatie (Arcadis, Witteveen en Bos, AT Osborne) die voor Zuidasdok werkt. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 5/23 ProRail -__In juli 2012 is de voorkeursbeslissing Zuidasdok genomen. In dat kader heeft lenM besloten een integrale OV terminal Amsterdam Zuid te ontwikkelen die houdbaar is tot 2030 (beheernorm). -__In 2013 heeft de staatssecretaris het voorkeursbesluit OV SAAL MLT genomen, een aanvullende investering om ook op de SAAL corridor elke 10 minuten een IC en een Sprinter te kunnen rijden (variant F). Om treinen korter achter elkaar te kunnen laten rijden, is besloten op de OV SAAL corridor het nieuwe treinbeveiligingssysteem ERTMS (level 2) in te voeren. - Het Tracébesluit Zuidasdok zoals vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu (maart 2016) - Het Bestemmingsplan Zuidasdok zoals vastgesteld door de gemeente Amsterdam (april 2016) - Op 11 juli 2016 heeft de staatsecretaris de Startbeslissing Verkenning Multimodale Knoop Schiphol genomen. Het MIRT-onderzoek heeft aangetoond dat de capaciteit van de treinperrons, de trappen/roltrappen, het busstation en de hal van Plaza onvoldoende is om de groeiende stroom aan reizigers te accommoderen. - De scope Zuidasdok is verder uitgewerkt in het contract met Opdrachtnemer ZuidPlus (februari 2017). Uitgangspunten -__ Infra en transfer lay-out Station Amsterdam Zuid: conform oplevering project Zuidasdok: breedte noordelijk perron 12,0 m en breedte zuidelijk perron 12,5 m. -__3° eilandperron op nieuwbouwnorm (15,1 meter breed inclusief voldoende stijgpuntcapaciteit) cf. besluit Opdrachtgevers- opdrachtnemersoverleg Zuidasdok (OGO) van januari 2016. - _ Beleidskeuze in de Voorkeursbeslissing (2012) is een ruimtereservering voor toekomstige (lange termijn) spoorontwikkelingen op de Zuidtak waarin opgenomen een ZuidWestboog, derde perron op Amsterdam Zuid, 6-sporigheid tussen Zuid en Amsterdam RAI en opstellen internationale van HSL-treinen. - __ Alignement behorende bij de ruimtereservering opgesteld door Zuidasdok -__ Vervoer op basis van reizigersprognoses Nationale Markt- en Capaciteitsanalyses (NMCA) 2040 Laag en Hoog (mei 2017). - Geen goederenvervoer over de Zuidtak, cf. Netverklaring. - Maximale capaciteit Schipholtunnel bedraagt 32 treinen per uur per richting. Hiervoor zijn korte opvolgtijden (2,5 minuut) randvoorwaardelijk. - ERTMS level 2 op de Zuidas gerealiseerd. 3 Probleembeschrijving In de probleembeschrijving is de ontwikkeling van het reizigersvervoer tot 2040 in Groot Amsterdam geschetst (8 3.1) en de eventuele vervoer- en transferknelpunten die ontstaan bij de geboden capaciteit (8 3.2 en 83.3). Het eindbeeld PHS Amsterdam en het knelpunt in de maakbaarheid is in 8 3.4 geschetst. De conclusie ten aanzien van nut, noodzaak en wenselijkheid van vergroting van de capaciteit staat beschreven in 8 3.5. 3.1 Vervoerontwikkeling Voor de vervoeranalyse van Zuidas Amsterdam gaan we uit van beschikbare informatie uit de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (Ministerie van lenM‚1 mei 2017). In de NMCA zijn voor de zichtjaren 2030 en 2040 prognoses gemaakt onder de CPB toekomstscenario's Hoog en Laag van “Welvaart en Leefomgeving” (2016). Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 6/23 ProRail Als uitgangspunt voor de geboden capaciteit is in de NMCA uitgegaan van de referentielijnvoering NMCA 2030. Deze lijnvoering sluit aan op het PHS Voorkeursbesluit van 2010 en de inmiddels veranderde inzichten zoals meer rechtstreekse verbindingen en ander gebruik van de HSL Zuid (en is conform referentie PHS/SAAL MLT). Zuidas De toedeling van de reizen uit de prognosematrices aan de NMCA-lijnvoering resulteert in onderstaande belastingen op en rond de Zuidas op een gemiddelde werkdag: _Baanvak__| 2014 | 2040Laag | _ 2040Hoog | Tabel: Aantal reizen op een gemiddelde werkdag per baanvak op de Zuidas, beide richtingen samen Op station Amsterdam Zuid is de verwachte reizigersgroei, na toedeling van de reizen uit de prognosematrices aan de NMGA-lijnvoering, als volgt: 25000 20000 15000 10000 — NMCA Laag — NMCA Hoog 5000 0 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 Figuur 1: Aantal in- uit- en overstappers station Amsterdam Zuid, ochtendspits In de grafiek zijn de in- uit- en overstappers in een ochtendspitsperiode weergegeven. In scenario Laag blijft het aantal reizigers praktisch gelijk tussen 2030 en 2040. In scenario Hoog stijgt het aantal met circa 10% tussen 2030 en 2040. Ten opzichte van 2014 is sprake van een groei van ruim 70 tot 90%. Hierin is de opening van de Noord/Zuidlijn meegenomen. Het is echter nog onzeker wat het exacte effect van deze nieuwe metrolijn zal zijn op de treinreizigersstromen in Groot Amsterdam en in het bijzonder op station Amsterdam Zuid. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 7123 ProRail Netwerk Groot Amsterdam Voor het netwerk Groot Amsterdam is het aantal reizen op een gemiddelde werkdag grafisch weergegeven voor 2040 Hoog. 50 100 Ol 35 En = 36 Ee _ ss Figuur 2: Aantal reizen gemiddelde werkdag 2040 Hoog (duizenden) Tevens is in onderstaande figuur de groei van 2040 Hoog ten opzichte van 2014 weergegeven. mm <= 0.80 mm <= 0.90 me <= 1.00 menen <= 1.10 me s= 1.20 5 B Zh mm <= 1.30 ‚ N mm <= 1.40 $ mm <= 1.50 en mm <= 1.60 ee zn \ ie m>160 |. ia à ; e £ vd A 5 ad ar \ Figuur 3: Groei aantal reizen gemiddelde werkdag 2040 hoog t.o.v. 2014 De groei in 2040 Hoog bedraagt meer dan 50% ten opzichte van 2014 op een gemiddelde werkdag. Dit geldt voor alle baanvakken op de ruit van Amsterdam. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 8/23 ProRail 3.2 Knelpuntanalyse treinbezetting De NMCA biedt inzicht in de mate waarin de voorziene capaciteit van het spoorsysteem de geprognosticeerde vervoervraag kan faciliteren. Het gaat hierbij om de vervoercapaciteit van de gehanteerde lijnvoering NMCA en de vervoercapaciteit van de stations. Op basis van de maatgevende spitsuurbelasting en de maximaal mogelijke materieelcapaciteit per treinserie is de toets op vervoercapaciteit uitgevoerd. In deze toets is per treinserie de bezettingsgraad per deeltraject bepaald. Vervolgens is per deeltraject en treinsysteem de serie bepaald die de hoogste bezettingsgraad in dit drukste uur heeft. De bezettingsgraad is in 4 klassen onderscheiden: <90%, 90-110%, 110-120% en >120%. Definitie: <= 90% : geen knelpunt me<s=110% : potentieel vervoerknelpunt mm<=120% _: verwacht vervoerknelpunt mn > 120% : verwacht vervoerknelpunt Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de werkwijze en normering zie de NMCA, Achtergrondrapportage Spoor. Onderstaande kaarten bieden voor de Zuidas en het netwerk van Groot Amsterdam inzicht in de mate van optreden van potentiële knelpunten in de vervoercapaciteit in 2040. Een potentieel vervoerknelpunt is gedefinieerd door een bezettingsgraad hoger dan 90% van minimaal één treinserie van de treinseries op dat baanvak van dat treinsysteem. <=00% | <=90% | <= 110% | <= 110% ij mm <= 120% me ien m> 120% | m> 120% | Ì iN ‚ « zel d * t « Figuur 4: 2040 Laag Maximum bezettingsgraad > 90%; Sprinter (links) ICNG/IG (rechts) <=50% IE <=00% |M* mm <= 110% me <= 110% ä af 2 Em > 120% mm > 120% geh \ 5 | S Pan Figuur 5: 2040 Hoog Maximum bezettingsgraad > 90%; Sprinter (links) ICNG/IC (rechts) Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 9/23 ProRail Zuidas Uit bovenstaande grafieken valt af te leiden dat er op de Zuidas weliswaar sprake is van een groei van meer dan 50% ten opzichte van 2014 maar dat er geen sprake is van een potentieel vervoerknelpunt in zowel 2040 Laag als Hoog. Netwerk Groot Amsterdam In Groot Amsterdam is sprake van potentiële vervoerknelpunten richting Amsterdam Centraal en Schiphol in 2040 Laag en Hoog. Op de Westtak treden potentiële vervoerknelpunten met name op in het Sprintersegment. Daarnaast zijn potentiële knelpunten te verwachten tussen Amsterdam en Utrecht in zowel de Sprinter/stoptrein- als ICNG/sneltreinen. Naast de bepaling van de maximale bezettingsgraad van alle series op een baanvak is in de NMCA tevens gekeken naar de gemiddelde waarde van de bezettingsgraad op een baanvak. Samen met de maximum waarde geeft dit informatie over de hardheid van een knelpunt. Relevant voor Groot Amsterdam zijn de volgende ‘harde’ knelpunten voor zowel Laag en Hoog in 2030 en 2040: - Haarlem - Amsterdam Sloterdijk -__ HSL-Zuid, tussen Schiphol en Rotterdam Centraal -__ Utrecht Centraal — Amsterdam Amstel Verschillende oplossingsrichtingen zijn mogelijk zoals andere tijdliggingen, andere aansluitingen tussen treinseries alsmede hogere frequenties en mutaties in routeringen. 3.3 Knelpuntanalyse transfer In de NMCA is een transfertoets uitgevoerd. Hiervoor zijn de uit de toedeling volgende treinseriebelastingen omgerekend naar de maatgevende transferpieken (in- en uitstappers) per station. Vervolgens is uitgegaan van een inschatting van de huidige risicograad van de perrons. Gekeken is onder andere naar beschikbaar perronoppervlak in relatie tot het aantal reizigers, aanwezige obstakels en passerende treinen. Aangenomen is dat in 2030 diverse geplande aanpassingen op stations in Groot Amsterdam zijn gerealiseerd (o.a. verbreding perrons en Oosttunnel Amsterdam Centraal). Middels expert judgement is op basis van een groei of daling van de maatgevende transferpieken ten opzichte van 2014 het effect op bestaande risico ingeschat. Hierbij is geen rekening gehouden met het effect van wijzigingen in spoorgebruik (inclusief snelheidsverhoging) of tijdligging op het risico. Resultaat is een indicatie voor de volgende ernstige transferknelpunten in Groot Amsterdam: - Amsterdam Zuid (na oplevering Zuidasdok) - __ Schiphol Airport (na realisatie MLT maatregelen) - __ Amsterdam Amstel (in onderzoek in PHS) - __ Amsterdam Sloterdijk (in onderzoek in PHS) Het betreft ernstige knelpunten waar veel reizigers door de beperkte breedte van het perron en/of ongunstig geplaatste obstakels risico lopen. Ook kan het gaan om situaties waar sprake is van een groter risico door (meer) passerende treinen. Transfertoets Amsterdam Zuid 2030 Het expert judgement voor het transferknelpunt op Amsterdam Zuid is verder uitgediept aan de hand van eerdere simulaties op basis van prognoses opgesteld in het kader van de Lange Termijn Spoor Agenda. Op basis van de NMCA prognoses Laag en Hoog voor 2030 blijven de eerdere conclusies ongewijzigd: Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 10/23 ProRail e De geboden perroncapaciteit is krap: Op beide perrons is enkele meters ruimte beschikbaar ter compensatie van de beperkte perronbreedte ter hoogte van de stijgpunten, waardoor de perrons als geheel wat betreft het kwaliteitsniveau aan de beheernorm zullen voldoen. e _Hettreinstation voldoet tot 2030 op het aspect trapcapaciteit in de planmatige situatie: Na de (gelijktijdige) aankomst van twee treinen ontstaan bovenaan de twee neergaande roltrappen naar de Minervapassage dichtheden boven de beheernorm. Op het zuidelijke perron (1/2) gaat het om een beperkt aantal korte pieken, wat geldt als een acceptabel situatie. Op het noordelijke perron (3/4) komen deze regelmatiger voor, waarmee de grens van wat acceptabel is wordt bereikt. Bij intensivering van het aantal reizigers met 20%? wordt op het noordelijke perron een enkele keer de afkeurnorm overschreden. e Verstoorde situatie niet zonder problemen: Bij verstoringen in de dienstregeling (bijvoorbeeld uitval van de drukste treinen®) treden voor de roltrappen van het noordelijke perron (3/4) naar de Minervapassage onacceptabele wachtrijen op. Zowel qua duur als qua intensiteit worden de normen ernstig overschreden. Transfertoets Schiphol 2040 Uit de (voorlopige) knelpuntanalyse van de MIRT-Verkenning Multimodale Knoop Schiphol blijkt dat de gesignaleerde transferknelpunten niet oplosbaar zijn binnen de contouren van de huidige Schipholtunnel, gegeven de verwachte vervoerontwikkeling (2040) en de PHS/SAAL MLT referentielijnvoering. 3.4 Eindbeeld PHS Amsterdam Centraal Bij de planvorming van PHS Amsterdam Centraal is gesignaleerd dat het, ondanks de capaciteitsuitbreidingen, onzeker is of al het gespecificeerde reizigers- en goederenverkeer voor 2030 kan worden geaccommodeerd. Een kansrijke maatregel ter ontlasting van Amsterdam Centraal is het afleiden van (een aantal) internationale treinen van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Zuid. Er zijn dan geen lange perronfasen van 400 meter voor internationale treinen meer nodig. Ook lijnvoeringscenario’s waarin de ICE en de IC Berlijn van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Zuid worden afgeleid zijn geopperd. Het afleiden van deze internationale treinen uit Duitsland heeft naar verwachting een gering positief effect op de maakbaarheid van PHS Amsterdam Centraal. Voor het afleiden van de ICE en/of IC Berlijn richting de Zuidas is geen ruimte tenzij deze treinen qua materieel onderdeel uitmaken van de binnenlandse Intercity treindienst. Te denken valt aan het keren van de IC Berlijn op Hoofddorp. In het geval van het afleiden van een “losliggende ICE” is keren op Amsterdam Zuid voorzien. Vooralsnog is een losliggende ICE niet maakbaar op de rest van het traject, waaronder Schiphol. ? [n de basissimulaties is gerekend met een gemiddelde werkdag in het najaar (+9% t.o.v. een gemiddelde werkdag). Onderzoeken wijzen uit dat een maandag of dinsdag soms ca 30% drukker kan zijn dan een gemiddelde werkdag. ® Gerekend is met uitval van vier treinen op treinperron 3/4 aan het begin van het drukste uur. Daarnaast is de tijdsperiode tussen vertrek van de ene trein en aankomst van de volgende trein verkort van drie minuten (reguliere dienstregeling) naar twee minuten. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 11/23 ProRail 3.5 Samenvattend Om de volgende redenen is de noodzaak voor aanpassing van de geboden vervoercapaciteit op de Zuidas plausibel: 1) Beperkte capaciteit op toeleidende baanvakken van de Zuidas (Westtak, Schiphollijn en Utrecht) dat zich zal manifesteren tussen 2030 en 2040 vraagt om herverdeling van reizigers en treinen over de beschikbare infra van Groot Amsterdam 2) Beperkte transfercapaciteit op station Amsterdam Zuid dat zich voor zal doen rond 2030 vraagt om herverdeling van reizigers en treinen per perron over de tijd. 3) Beperkte transfercapaciteit op Schiphol vraagt om herverdeling van reizigers en treinen over de beschikbare infra van Schiphol, waaronder de Westtak en de Zuidas. 4) Het afleiden van internationale treinen van Amsterdam Centraal naar de Zuidas kan de gevraagde PHS treinen op Amsterdam Centraal (2030) helpen accommoderen. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 12/23 ProRail 4 Capaciteitsonderzoek Verschillende oplossingsrichtingen zijn mogelijk om knelpunten te verminderen zoals mutaties in routeringen, andere aansluitingen tussen treinseries en/of hogere frequenties ten opzichte van de PHS/SAAL MLT referentielijnvoering. Hiervoor zijn in $ 4.1 verschillende lijnvoeringscenario’s nader beschouwd. Vervolgens zijn in 84.2 de lijnvoeringscenario’s geconfronteerd met de beschikbare infra en is beoordeeld of een derde perron nodig is. 41 Lijnvoeringscenario’s Het gaat hierbij om scenario’s ter ontlasting van Amsterdam Centraal in het PHS Eindbeeld (afleiden internationale treinen) en scenario’s die bijdragen aan optimalisatie van de vervoervraag op de beschikbare spoorcapaciteit in Groot Amsterdam waaronder scenario’s die in onderzoek zijn in de metrostudie Westtak/Zuidtak onder regie van de MRA. Per scenario is aangegeven of deze kan bijdragen aan het verlichten van de gesignaleerde capaciteitsknelpunten in het referentiescenario SAAL/MLT, waaronder transfer. Legenda: -HSL-internationaal, 2/u/richting ee HSL-binnenlands, 2/u/richting Spr Westtak, 2/u/richting Light Train Westtak, A/u/richting Metro, 4f/ufrichting ee Spr Zuidtak, 2/ufrichting ee IC SAAL, 2/ufrichting ee IC Amersfoort, 2/u/richting ee ÍC Utrecht, 2/u/richting zo zo ASD ASD Ì PHS / SAAL | PHS / SAAL TT INT NAAR ZUID 32 | 32 SN 2 Sg 2 en … a 0 NT E 5 idd ë à FH ë NH ii SHL ASDZ NK Hr Eb Ni UT UT HSL HEL Referentie PHS/SAAL MLT Internationale treinen afleiden naar Amsterdam Zuid Knelpunt Maakbaarheid PHS Amsterdam Centraal Bijdrage aan verminderen knelpunt: Knelpunt baanvakken Westtak, HSL Utrecht, Leiden - Maakbaarheid PHS Amsterdam Centraal Knelpunt transfer Amsterdam Zuid/Schiphol Airport Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 13/23 ProRail zD zo ASD ASD Sprinters | Westtak ° | 7 30 = 204+WT | > 32-20 wr a _ = II È = 20+ ZE E ii : dend É SHL wnd N ld, Nt SHL ASDZ Ur UT 74107 HSL tantanrr HS Nulplus alternatief MRA-studie, 10/u/richting Sprinters Westtak, 12/u/richting, SAAL 8/4, Int naar Sprinters Westtak, HSL naar Alm, Ledn naar Ut Zuid, HSL naar Alm, Ledn naar Ut Bijdrage aan verminderen knelpunt: Bijdrage aan verminderen knelpunt: - Baanvakcapaciteit Westtak - Maakbaarheid Eindbeeld PHS Amsterdam CS - Transfercapaciteit Amsterdam Zuid/ Schiphol Airport - Baanvakcapaciteit Westtak -_Transfercapaciteit Amsterdam Zuid/ Schiphol Airport _ as ‚ Jan Light Train betre Ringln | Metro MRA-studie vin HÈN naar Asc BARA-studie OV-Toekomstheeld ZOUT m5 | | Î _ 1 1 mr E deld TE k : EE EO EIZ Ë e mmm ere eenn el etn nn ë e 5 en ig |, NN ee, SHL ASDZ en, Ll E: KN SHI ASLZ KN Light train alternatief MRA-studie, 16x per Metro MRA-studie OV Toekomstbeeld (incl. ombouw uur/richting Sprinters Westtak, Int naar Zuid, HSL bestaande treinsporen naar dedicated metrospoor), naar Alm, Ledn naar Ut Int naar Zuid, HSL naar Alm, Ledn naar Ut Bijdrage aan verminderen knelpunt: Bijdrage aan verminderen knelpunt: - Maakbaarheid Eindbeeld PHS Amsterdam CS - Maakbaarheid Eindbeeld PHS Amsterdam CS - Baanvakcapaciteit Westtak en Schiphollijn - Baanvakcapaciteit Westtak en Schiphollijn - Transfercapaciteit Amsterdam Zuid/Schiphol - Transfercapaciteit Amsterdam Zuid/ Schiphol Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 14/23 ProRail Toelichting bijdrage aan vermindering knelpunten vanuit lijnvoering: - _ Maakbaarheid PHS Amsterdam Centraal: geen internationale treinen meer op Amsterdam Centraal kan bijdragen aan de maakbaarheid van PHS Amsterdam CS. Het gaat om lange treinen (400 meter) met een relatief lange keertijd, in- en uitstaptijd met securitymaatregelen. Dit geldt voor de Thalys en Eurostar. - _ Baanvakcapaciteit: meer treinen op de Westtak dan in de referentie draagt bij aan het verruimen van de vervoercapaciteit. Verder geldt dat meer gelijksoortige rijkarakteristieken mogelijkheden biedt voor een betere spreiding in de tijd wat gunstig is voor de benutting van de vervoercapaciteit op het baanvak (spreiding van reizigers over treinen). - __Transfercapaciteit Amsterdam Zuid: in de referentiesituatie kunnen in Amsterdam Zuid 2 treinen per perron planmatig gelijktijdig aankomen. Dit is ongunstig voor de transfer. Alle lijnvoeringscenario's waar een gelijktijdige aankomst planmatig niet mogelijk is, dragen bij aan vermindering van de transferpieken: de reizigersstromen zijn beter gespreid in de tijd. Dit is met name relevant voor het smallere noordelijke perron. - __Transfercapaciteit Schiphol: in de referentiesituatie vertrekken de drukke treinen richting Amsterdam Centraal vanaf het smalle perron 1/2 te Schiphol. Dit leidt, in combinatie met het beperkt aantal treinen richting Amsterdam Centraal, tot grote drukte op het perron. Lijnvoeringscenario's met meer treinen richting Amsterdam Centraal en/of de mogelijkheid om vanaf perronspoor 3 te vertrekken dragen bij aan een afname van de perronbelasting. Situaties waarbij alle treinen richting Amsterdam Centraal vertrekken vanaf spoor 3 (dedicated spoor) dragen bij aan eenduidige spreiding van de vervoerstromen qua wayfinding op station Schiphol. 4.2 Inframaatregelen: derde perron Bij confrontatie van de vijf verkende lijnvoeringscenario’s met de beschikbare infrastructuur zoals verondersteld na realisatie van PHS en Zuidasdok is op basis van expertoordeel (zie toelichting hieronder) het beeld dat: - __4 perronsporen uitsluitend volstaan in het ‘Nulplusalternatief MRA-studie’. In dit scenario zijn geen internationale treinen afgeleid naar Amsterdam Zuid. Dit scenario biedt onvoldoende oplossing voor de maakbaarheid van PHS Amsterdam. - twee extra perronsporen (in de vorm van een derde perron) op Amsterdam Zuid nodig zijn bij de lijnvoeringscenario’s “Int naar Zuid”, “Sprinters Westtak”, “Light Train MRA- studie” en “Metro MRA-studie”. In al deze lijnvoeringscenario’s zijn internationale treinen afgeleid naar Amsterdam Zuid. Een derde perron op Amsterdam Zuid is nodig bij lijnvoeringscenario's waar internationale treinen worden afgeleid van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Zuid vanwege de lengte van deze treinen (400 m.), de relatief lange keertijd en in- en uitstaptijd en eventuele securitymaatregelen. In geval van afleiden van internationale treinen naar Amsterdam Zuid ontstaat de mogelijkheid voor meer Sprintercapaciteit op de Westtak en mogelijk vermindering van het transferknelpunt op Schiphol Airport. Tot slot draagt een derde perron bij aan de transfercapaciteit op Amsterdam Zuid. Op basis van expertoordeel is het beeld dat in de meeste lijnvoeringscenario’s extra inframaatregelen nodig zijn buiten Amsterdam Zuid: in alle varianten is verplaatsen van wissels bij Hoofddorp nodig. In scenario Light-T rain MRA-studie is een keerfaciliteit Zaandam nodig. In het scenario Metro MRA-studie OV Toekomstbeeld is daarnaast een verbinding van de metrosporen naar de treinsporen nodig en ombouwen van bestaande treinsporen naar metro- Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 15/23 ProRail infra. In het Nulplusalternatief is geen derde perron nodig maar zijn wel extra wissels bij Amsterdam Zuid nodig. Toelichting expertoordeel confrontatie infracapaciteit Zuidas met lijnvoeringscenario’s Voor Amsterdam Zuid met 4 perronsporen geldt een theoretisch maximum van 60/5=12 treinen per perronspoor (= 24 treinen per richting). Zolang hier geen internationale treinen rijden, kan worden uitgegaan van twee ‘vrije’ slots voor bijsturing en inpassing van de dienstregeling. Dit betekent dat er maximaal 22 treinen per uur per richting op Amsterdam Zuid gepland kunnen worden. Zodra internationale treinen worden afgeleid naar Amsterdam Zuid dan is een extra perron nodig in verband met lange keertijden en in- en uitstaptijden van deze treinen. Overigens heeft Amsterdam Zuid ook met 6 perronsporen een theoretisch maximum van 24 treinen per uur. Vanaf het extra perronspoor voor Internationale treinen kunnen weliswaar extra treinen vertrekken, maar deze verhinderen het vertrek vanaf de andere twee sporen. Ook dan kunnen er in Amsterdam Zuid, rekening houdend met 2 vrije slots voor bijsturing en inpassing, maximaal 22 treinen per uur per richting gepland worden. Toetsing situatie met derde perron op transfer Amsterdam Zuid Uitgangspunt is voor de ligging van het nieuwe derde perron (van 15,1 m breed) is aan de zuidzijde van het station. Het effect van deze maatregel op de transferproblemen is afhankelijk van het gedachte spoorgebruik’ in de verschillende lijnvoeringscenario’s waar een derde perron nodig is : - Perron 5/6 (nieuw) neemt in alle lijnvoeringscenario’s de functie over van het huidige zuidelijke perron 1/2. Omdat op dit nieuwe perron vanwege de breedte meer stijgpuntcapaciteit te realiseren is, is de verwachting dat hier geen transferproblemen zullen ontstaan. - Perron 1/2 wordt in alle lijnvoeringscenario's alleen nog gebruikt door Internationale treinen uit Schiphol. Hierdoor kan er slechts één trein gelijktijdig binnenkomen. De verwachting is dat hier geen transferproblemen meer zullen optreden. - Perron 3/4 blijft in een situatie met een derde perron de huidige functie houden voor treinen uit het oosten. Met uitzondering van scenario “INT naar Zuid” worden in alle lijnvoeringscenario’s alle treinen tussen Amsterdam Zuid en Schiphol over één spoor (per richting) afgewikkeld”. Dit betekent dat de treinen vanaf spoor 3 en 4 (planmatig) niet gelijktijdig kunnen vertrekken. Vanwege de beperkte perronspoorcapaciteit in de oost-west richting zullen zij dan ook niet planmatig gelijktijdig aankomen op Amsterdam Zuid. Dit betekent een vermindering van de transferproblematiek ten opzichte van de referentie SAAL/MLT in de planmatige situatie. In de uitvoering blijft het wel mogelijk dat treinen gelijktijdig aankomen, waardoor transferproblemen op perron 3/4 alsnog kunnen optreden. In dat geval zal één van de twee treinen echter langer blijven staan en zo een buffer vormen in relatie tot de perronrand. Op termijn zal onderzocht moeten worden of en zo ja welke aanvullende maatregelen? nodig zijn. 4 In deze toelichting is vooralsnog de huidige perronnummering gehanteerd (nieuwe perron als 5 en 6 genummerd). Ser kunnen maximaal 20 treinen over 1 spoor per richting kunnen tussen Amsterdam Zuid en Schiphol worden afgewikkeld. In lijnvoeringscenario's met 22 treinen tussen Schiphol en Amsterdam Zuid zijn 2 sporen per richting nodig en is verdeling tussen binnen- en buitensporen nodig, Dan blijft er kans op planmatige gelijktijdige aankomsten op Amsterdam Zuid perron 3/4 en 5/6. 8 Te denken valt aan extra stijgpunten, bijvoorbeeld aan de Parnassuszijde en Beethovenstraat Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 16/23 ProRail 4.3 Plausibiliteit nut en noodzaak derde perron Een derde perron op Amsterdam Zuid is nuttig/noodzakelijk/wenselijk: het verlicht de capaciteitsproblematiek op Amsterdam Centraal, Westtak, Schiphol Airport en Amsterdam Zuid. Een derde perron op Amsterdam Zuid is nodig bij lijnvoeringscenario’s waar internationale treinen worden afgeleid van Amsterdam Centraal naar Amsterdam Zuid vanwege de lengte van deze treinen (400 m.), de relatief lange keertijd en in- en uitstaptijd en eventuele securitymaatregelen op Amsterdam Centraal. In geval van afleiden van internationale treinen naar Amsterdam Zuid ontstaat de mogelijkheid voor meer Sprintercapaciteit op de Westtak en mogelijk afname van de perronbelasting op Schiphol Airport en/ of de mogelijkheid om in Schiphol Airport vanaf (een dedicated) perronspoor te vertrekken. Een derde perron draagt bij aan de verruiming van de transfercapaciteit op Amsterdam Zuid omdat treinen in deze scenario's planmatig niet meer gelijktijdig zullen aanlanden op een perron. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 17/23 ProRail 5 Mogelijke sporenschema’s en uitwerking 3° perron Amsterdam Zuid Op basis van de lijnvoeringscenario's waarbij een derde perron nodig is, is onderzocht welke sporenschema’s nodig zijn. Hiervoor zijn topeisen geformuleerd. Vervolgens heeft een uitwerking van de sporenschema’s in 1:1000 tekeningen plaatsgevonden. Op basis hiervan is het meest waarschijnlijke alignement bepaald. 5.1 Topeisen Ten behoeve van het ontwerp van het derde perron zijn globale eisen geformuleerd. Deze globale eisen zijn op te vatten als functionele uitgangspunten. Hieronder volgt een overzicht voor een situatie met derde perron: -__ Alle treinen (Sprinters, Intercity's en Internationale treinen) halteren op Amsterdam Zuid -__ Internationale treinen vanaf de HSL keren op Amsterdam Zuid, hiervoor zijn twee keersporen als voldoende verondersteld - Lengte van internationale treinen bedraagt maximaal 400 meter - __ Servicevoorzieningen ten behoeve van inwendige reiniging en catering van kerende internationale treinen - _ Securitymaatregelen voor internationale treinen op perron 1/2 (“middenperron”) waarbij geldt dat er geen gebruiksbeperkingen zijn voor binnenlandse treinen (o.a. in geval van bijsturing) -__ Internationale treinen moeten (‘s nachts) kunnen opstellen op Watergraafsmeer - Maximale snelheden conform “huidige” doorrijsnelheden, na oplevering Zuidasdok. - Ten behoeve van de be- en bijsturing zijn aan de westkant van station Amsterdam Zuid keervoorzieningen nodig (aan de oostzijde is keren op de sporen richting Amsterdam RAI een optie). 5.2 Sporenschema's Uitgangspunt voor het perronspoorgebruik is dat het middenperron wordt gebruikt voor het keren van internationale (INT) treinen (Thalys, Eurostar). Om de internationale treinen te kunnen keren moeten deze treinen van het aankomst- naar het vertrekperron kunnen komen. Keren via het middenperron ligt dan voor de hand omdat dan geen extra vrije kruisingen nodig zijn. Er is echter niet uitvoerig gekeken naar inpassing van securitymaatregelen op het middenperron. Het nieuw aan te leggen derde perron wordt gebruikt voor de Intercity's en Sprinters vanuit Schiphol. Het noordelijke perron blijft de treinen afwikkelen vanuit Duivendrecht en Utrecht. Aan de westzijde wordt de tailtrack in stand gehouden met een lengte van 350m en aan de oostzijde worden twee tailtracks aangelegd voor het keren en servicen van internationale treinen. Er zijn twee onderscheidende sporenschema's uitgewerkt, te weten variant “Westtak” en variant ‘metro MRA-studie OV-Toekomstbeeld”. Met deze twee mogelijke sporenschema’s kunnen alle beschouwde lijnvoeringscenario's waarvoor een 3° perron nodig is, worden geaccommodeerd: in sporenschema “Westtak” alle scenario's met uitzondering van metro MRA-studie OV Toekomstbeeld. Daarvoor is sporenschema metro MRA-studie OV Toekomstbeeld ontwikkeld. De twee varianten verschillen van elkaar voor wat betreft de railinfrastructuur aan de westzijde van Amsterdam Zuid: in variant “Westtak” rijden de Sprinters via heavy rail (conform huidige situatie), in ‘metro MRA-studie OV Toekomstbeeld” rijdt de metro vanaf station Zuid via omgebouwde treinsporen die worden doorgetrokken naar Schiphol en Hoofddorp. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 18/23 ProRail Voor een nadere toelichting en verantwoording zie de memo “Uitwerking varianten 5° en 6° spoor” met kenmerk IO 04-Me-31, zie bijlage 1 (inclusief 1:1000 tekeningen). Hieronder zijn de twee sporenschema's nader toegelicht. 5.2.1 Sporenschema variant Westtak In de werkateliers is via een iteratief proces gekomen tot drie mogeljke deelvarianten van het sporenschema “Westtak”. De deelvarianten verschillen van elkaar voor wat betreft toepassing van 1:15 of 1:18 wissels en voor wat betreft ligging van het kruiswissel. Voor een nadere beschrijving zie bijlage 1. Een mogelijke deelvariant is het volgende sporenschema Westtak: Figuur 6: Sporenschema Westtak, deelvariant 6 Het kruiscomplex op de binnensporen aan weerszijden van het station is ontworpen met een snelheid van 40 km/u. Daarnaast zijn er ten oosten van station Amsterdam Zuid twee tailtracks ingepast van 400m voor het keren en servicen van Internationale treinen. De aansluitingen van de binnensporen op de hoofdsporen zijn aan de oostzijde ontworpen met een snelheid van 40 km/u en aan de westzijde met 80 km/u. De wisseloverlopen vanaf spoor 3 en 6 naar de middensporen zijn aan de oostzijde van het kruiswisselcomplex gelegd waardoor de bereikbaarheid van spoor 3 naar spoor 1 en van spoor 2 naar spoor 6 mogelijk wordt. 5.2.2 Sporenschema variant 'Metro MRA-studie OV-Toekomstbeeld’ In de werkateliers is via een iteratief proces gekomen tot drie mogelijke deelvarianten van het sporenschema “metro MRA-studie OV Toekomstbeeld”. De deelvarianten verschillen van elkaar voor wat betreft toepassing van 1:15 of 1:18 wissels en voor wat betreft ligging van het kruiswissel. Voor een nadere beschrijving zie bijlage 1. Een mogelijke deelvariant is het volgende sporenschema ‘Metro MRA-studie OV- Toekomstbeeld”"Westtak: Variant XX be NE Figuur 7: Sporenschema ‘Metro MRA-studie OV-Toekomstbeeld” (deelvariant 6) Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 19/23 ProRail Het sporenschema van de variant OV-Toekomstbeeld is nagenoeg identiek aan de Westtak. Het kenmerkt zich door de dubbelsporige verbinding ten westen van station Amsterdam Zuid richting Schiphol ten opzichte van de huidige viersporige verbinding. De twee binnensporen ten westen van station Amsterdam Zuid zijn gewijzigd in metrosporen. Tevens verschuift de westelijke tailtrack ten opzichte van de Westtak variant naar het zuiden zodat deze niet tussen de toekomstige metrosporen ligt ingesloten. Aandachtspunt is de aansluiting van de metrosporen op de binnenste treinsporen. Ten oosten van station Amsterdam Zuid is de variant identiek aan de Westtak. 5.3 1:1000 tekeningen Met betrekking tot bovenstaande twee onderscheidende schema's zijn een aantal spoorontwerpvarianten uitgewerkt in 1:1000 tekeningen. Het betreft de volgende varianten: - Wissels westzijde 1:15 - Wissels Westzijde 1:18 - Andere wisselposities Tailtrack Oostzijde Zie voor verdere toelichting het IBZ rapport in bijlage 1. Hierin is tevens een globaal oordeel opgenomen op de verschillen in spoorwerk/ kunstwerk tussen de varianten en Zuidasdok. 5.4 Toets robuustheid op ERTMS beveiligingsontwerp Toepassing van ERTMS op de beoogde spoorlay-out varianten met een derde perron op Amsterdam Zuid heeft geen negatieve invloed op de nuttige perronlengtes en de nuttige lengtes van de keersporen. De conclusies voor wat betreft de doorschietlengtes zijn gebaseerd op reizigerstreinen omdat goederentreinen op dit deel van het netwerk niet zijn togestaan. In de toekomst zal bekeken moeten worden in hoeverre het mogelijk is een optimale blokindeling te maken gezien de dwangpunten voor seinplaatsing: wissels, open spaninrichtingen bovenleiding. 5.5 Analyse alignement Per spoor en per locatie is geanalyseerd wat de verschillende deelvarianten voor effect hebben op het alignement. Het alignement tussen de Parnassusweg en de Beethovenstraat is voor alle deelvarianten identiek en ook het alignement van de binnen Zuidasdok vastgestelde ruimtereservering wijkt niet veel af van dit alignement tussen de Parnassusweg en de Beethovensraat. Bij de Parnassusweg wijkt het aligement aan de oostzijde 31 cm (spoor 5) en 64 cm (spoor 6) af. Bij de Beethovenstraat is er aan de westzijde minder dan 10 cm verschil. Bij spoor 6 speelt de aard van het kunstwerk (enkel, dubbel of viersporig) een rol bij de voorinvesteringen. De voorinvestering zuidelijke plint (positionering en zwaarte van de kolommen) moet de drie typen kunstwerken mogelijk maken. 5.6 Conclusie voorinvestering zuidelijke plint Het alignement tussen de Parnassusweg en de Brittenpassage is voor de ruimtereservering (vigerende beleid) en de verkende varianten Westtak en metro MRA-studie OV Toekomstbeeld (inclusief deelvarianten) nagenoeg identiek. Een voorinvestering ten behoeve van de zuidelijke plint met als uitgangspunt de nagenoeg identieke alignementen (met een maximale bandbreedte van 70 cm) is daarmee mogelijk. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 20/23 ProRail 6 Toetsing aan huidige scope Zuidasdok In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het verkennend capaciteitsonderzoek vergeleken met de huidige scope Zuidasdok (juli 2017). Het gaat achtereenvolgens om mogelijke extra voorinvesteringen, de keersporen voor binnenlandse shuttles en de vastgelegde ruimtereservering. 6.1 Mogelijke extra voorinvestering fietsverbinding Vivaldilaan Bij de uitwerking van de twee varianten is, naast de voorinvestering voor de zuidelijke plint, ook nog een andere situatie geïdentificeerd waar voorinvesteringen in het project Zuidasdok mogelijk interessant zijn. Het gaat om de fietsverbinding Vivaldilaan. Binnen Zuidasdok wordt een fietsverbinding aangelegd tussen Beatrixpark en de Vivaldilaan op de locatie waar de tailtracks aan de oostzijde voor de internationale treinen ontworpen zijn. Om de treinen te kunnen keren en servicen is het wenselijk om de tailtracksporen zo dicht mogelijk tegen de binnensporen aan te leggen (afgeschermd met een hekwerk) waarmee ruimte ontstaat om vanuit het midden de treinen te bereiken en te servicen. Voor het bereiken van dit middengebied zal er een ongelijkvloerse toegang moeten komen onder de sporen door. Er zijn drie scenario’s denkbaar: 1. een nieuwe tunnel elders bouwen vanaf de zuidzijde nabij de tramkeerlus 2. een verbinding maken met toegang vanaf de Vivaldilaan 3. servicen plaats laten vinden vanuit het station Amsterdam Zuid. Een voorinvestering die bij al deze scenario's gedaan kan worden is dat het kunstwerk onder de treinsporen de gewijzigde spoorligging van de noordelijke tailtrack kan dragen en dat het gedeelte van het kunstwerk waar de toegang komt, opgebroken kan worden ten behoeve van een eventueel aan te leggen toegang vanuit de Vivalditunnel. Voor meer gedetailleerde informatie zie de bijlage. 6.2 Keersporen binnenlandse shuttles In de scope van het project Zuidasdok zijn 2 keersporen opgenomen bij Diemen Zuid voor het keren van binnenlandse shuttles van 200 meter. In geen van de onderzochte lijnvoeringscenario’s is gebruik van deze keersporen voorzien. 6.3 Ruimtereservering In het Bestemmingsplan (2016) is de ruimtereservering voor een vijfde en zesde spoor met een derde perron opgenomen. Het bijbehorende alignement van deze ruimtereservering zoals uitgewerkt door Zuidasdok is tussen de Parnassusweg en de Brittenpassage nagenoeg identiek aan de alignementen van de varianten Westtak en metro MRA-studie OV Toekomstbeeld (inclusief deelvarianten). In het Tracébesluit Zuidasdok (2016) wordt gerefereerd aan de beleidskeuze voor een ruimtereservering voor keersporen met bijbehorende voorzieningen in de hoek oostzijde As — zuidzijde spoorbaan in de gemeente Ouder Amstel. De geschetste spoorontwerpvarianten in voorliggend onderzoek geven deels invulling aan deze eerder gemaakte beleidskeuze. In de toekomst kan een situatie ontstaan waarbij de noodzaak ontstaat om deze ruimtereservering alsnog verder in te vullen. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 21/23 ProRail Bijlage 1: Memo “Uitwerking varianten 5e en 6e spoor” met kenmerk IO 04-Me-31 Deze memo is separaat beschikbaar. Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 22/23 ProRail Colofon Tite, Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam Documentnummer _T20160204-1304387649-35190 Versie/Datum _ V1.0, 7 september 2017 Status Definitief van ProRail VACO Eigenaar Femke van Wijk Projectleider Distributie Opdrachtgever en uitvoerenden Document Opdrachtgever: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Gedelegeerd opdrachtgever: Rob Kniesmeijer Uitvoering: ProRail VenD/VACO (Femke van Wijk, Klaas Hofstra, Michiel Vromans, Ilka Vaatstra) ProRail Verkeersleiding (Erick Wegener Sleeswijk) ProRail Assetmanagement (Wout Knijnenburg) ProRail Projecten (Jeroen Rimmelzwaan, Johan Postma, Sander de Pundert/Bruno van Touw) NS (René Geurtsen, Arjan Kal) Vervoerregio Amsterdam (Lars Jansen) [BZ (Robert van der Peet, Edwin Riet) Autorisatie: vrijgegeven door MT VACO, 4 september 2017 paraaf datum gecontroleerd prl projectleider Vervoeranalyse en Capaciteitsontwikkeling Verkennend capaciteitsonderzoek Zuidas Amsterdam 23/23
Onderzoeksrapport
23
train
N Gemeente Amsterdam Gemeenteraad “ Amendement Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1382 Behandeld op 16 en 17 december 2020 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 18 december 2020 “Onderwerp Amendement van het lid Veldhuyzen inzake de Begroting 2021 (Permanente Noodopvang Dak- en Thuislozen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2021. Constaterende dat: -__ Alle bestaande voorzieningen voor dak- en thuislozen vol zitten; - Er lange wachtlijsten zijn voor opvang en reguliere huisvesting; - _Eriedere avond talloze mensen noodgedwongen op straat slapen; -__ Dit onnodige handhavingskosten tot gevolg heeft; -__ Problematiek van mensen verergert wanneer zij op straat verblijven; -__Dit uiteindelijk een stijging van de zorgkosten veroorzaakt; -_ Uit de praktijk blijkt dat noodopvang in hostels en hotels dak- en thuislozen beter in staat stelt om hun problemen op te lossen. Overwegende dat: - Recht op huisvesting een grondrecht en een mensenrecht is; - __ Amsterdam als hoofdstad van een van de rijkste landen op aarde de verantwoordelijkheid heeft om mensen op zijn minst noodopvang te bieden. Besluit: nn -__Een permanente noodopvang voor dak- en thuislozen te creëren, waarbij het credo ‘In Amsterdam slaapt er niemand op straat’ leidend is; - Qua locaties voor de noodopvang voorkeur te geven aan hostels en hotels; -__ Hiervoor dekking te vinden door te korten op de uitbreiding van de handhavingscapaciteit; - Bovenstaande wijzigingen door te voeren in de Begroting 2021. Het lid van de gemeenteraad J.A. Veldhuyzen 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1999 Datum indiening 23 oktober 2019 Datum akkoord 27 november 2019 Publicatiedatum 27 november 2019 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het lid Hammelburg inzake lood in Amsterdams drinkwater. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: In het weekend 20-21 oktober 2019 stond een zorgwekkend bericht in het Parool over lood in drinkwater in Amsterdam Noord. Verschillende huizen in Tuindorp Nieuwendam en Tuindorp Buiksloot hebben te maken met loodgehaltes in het drinkwater die twee tot drie keer hoger lagen dan toegestaan. Lood in het drinkwater kan schade toebrengen aan het leervermogen van kinderen. De concentraties die in Noord zijn gemeten, kunnen — als die steeds uit de kraan komen — een substantieel effect hebben op de ontwikkeling van kinderen. Woningcorporatie Ymere is eigenaar van veel van de huurwoningen in de buurt en heeft aangegeven van de loden leidingen af te willen. Tegelijk wil Ymere voorkomen dat er op grote schaal sloop- en breekwerk onder keuken of vloeren moet plaatsvinden. Tevens is het lastiger tot overeenstemming te komen met bewoners van woonblokken waar zowel kopers en huurders zitten. In het Paroolartikel geeft Ymere aan daarom een alternatief uit te willen proberen: een nieuwe waterleiding die op de zolderverdieping van huis naar huis gaat. De GGD gaf na deze berichten aan dat het in Amsterdam potentieel gaat om duizenden tot wel tienduizend woningen waar nog oude loden waterleidingen in zitten, waardoor het drinkwater vervuild kan raken.” Gezien het vorenstaande heeft het lid Hammelburg, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid Kilig van 22 oktober 2019 (nr. 1998.19) — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: t https://www.parool.nl/amsterdam/schoon-water-dat-komt-in-noord-niet-vanzelfsprekend-uit-de- kraan-b1167639/?2utm campaign=shared earned&utm medium=social&utm source=whatsapp ? https://www.at5.nl/artikelen/197582/gad-amsterdam-duizenden-woningen-hebben-nog-ongezonde-loden- leidingen ?fbelid=lWAR206XGeyL ToP3ud4mB6XX210 mn 47RVuEerFlBiPgS4LoZH40xmrLKxPM 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng loog Gemeenteblad R Datum 27 november 2019 Schriftelijke vragen, woensdag 23 oktober 2019 1. Hoe is het college betrokken bij het oplossen van de loodproblematiek in de woningen in Amsterdam-Noord? In hoeverre is het college betrokken bij het vinden van een oplossing? Antwoord: Het college heeft contact met woningcorporatie Ymere over het vervangen van de ringleidingen met lood in Tuindorp Nieuwendam en Tuindorp Buiksloot in Amsterdam Noord. Ymere onderzoekt momenteel op basis van onderhouds- gegevens van de laatste 40 jaar waar de ringleidingen met lood zich bevinden. In nauw overleg met de gemeente wordt gewerkt aan een plan om de nog aanwezige loden leidingen te vervangen. De Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties heeft op verzoek van het college aan haar leden gevraagd om te inventariseren of er in de stad nog meer ringleidingen met lood in corporatiebezit aanwezig zijn. Wij adviseren bewoners om de adviezen van de GGD op te volgen. Op de site van de GGD staat een overzicht met Meest gestelde vragen. In dit overzicht wordt ingegaan op de gezondheidsrisico's en staat wat bewoners zelf kunnen doen. Zie hiervoor de volgende link: https://www.ggd.amsterdam.nl/gezond- wonen/loden-waterleidingen/meest-gestelde-vragen-over-gezondheid-en/ 2. Acht het college het wenselijk om in dit geval het voortouw in te nemen om zo snel mogelijk te komen tot een oplossing, gezien de gezondheidsrisico’s die uit de huidige situatie voortkomen? Antwoord: Ja, het college acht het wenselijk om in dit geval het voortouw te nemen en heeft dat ook gedaan. Zie verder het antwoord op vraag 1. 3. Binnen welke termijn verwacht het college een oplossing te hebben gevonden voor de situatie in Tuindorp Nieuwendam en Tuindorp Buiksloot? Antwoord: Op dit moment wordt er hard gewerkt aan een inventarisatie en een plan om de loden leidingen in Tuindorp Nieuwendam en Tuindorp Buiksloot te vervangen. Onderdeel hiervan is ook de planning van de vervanging van de leidingen. 4. Heeft het college zicht op wat de loodgehaltes zijn in woningen in de gehele stad? Hoe beoordeelt het college de inschatting van de GGD die zegt dat misschien wel tienduizend woningen in Amsterdam met oude loden waterleidingen te maken hebben? Antwoord: Het college kan een overzicht verzorgen van al gemeten loodgehaltes. Het is niet mogelijk een volledig of compleet beeld van de loodgehaltes in de gehele stad. Wel kan er een orde-van-grootte indicatie gegeven worden door een intensieve inventarisatie zoals door Ymere. Sinds 1960 mogen er geen loden waterleidingen meer worden aangelegd en zijn loden aanvoerleidingen van de drinkwaterbedrijven vervangen. De risico's zijn echter niet beperkt tot deze twee buurten. In Amsterdam zijn naar schatting nog 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer De vember 2019 Schriftelijke vragen, woensdag 23 oktober 2019 duizenden woningen en andere gebouwen van voor 1960 met loden leidingen, vaak slecht zichtbaar en moeilijk bereikbaar. Alle reden om de resterende loden leidingen in Amsterdam zo snel mogelijk te vervangen. De urgentie van dit probleem wordt niet alleen bij dit college gevoeld maar ook bij het Rijk. Het kabinet komt dit jaar nog met een plan van aanpak om loden waterleidingen te vervangen. Het college wil hier graag bij aansluiten, maar zal daar niet op wachten. Het college is daarom al gestart met maatregelen om de loden leidingen in Amsterdam zo snel mogelijk te vervangen. 5. Is het college het met de fractie van D66 eens dat het wenselijk is om dit leidingenoverzicht zo snel mogelijk te krijgen en op basis daarvan met een renovatieprogramma te beginnen? Is het college het met D66 eens dat, tot dit overzicht er is, bewoners van woningen uit vóór 1960 actief geïnformeerd dienen te worden over mogelijke risico’s? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 4. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1717 Ingekomen op 31 oktober 2019 Ingekomen in raadscommissie FEZ Behandeld op 7 november 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Kat inzake de Begroting 2020 (Verduurzamen van Amsterdamse terrasverwarmers) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2020. Overwegende dat: — De laatste jaren het aantal terrasverwarmers in de stad een enorme vlucht genomen heeft; — Deze terrasverwarming veel energie kost; — Amsterdam voorop wil lopen op het gebied van duurzaamheid; Constaterende dat: — Zeker doordeweeks veel terrassen met terrasverwarming leeg zijn, terwijl de verwarming wel aanstaat; — Er veel mogelijkheden zijn om terrasverwarmers te verduurzamen en er efficiënter mee om te gaan, bijvoorbeeld door het toevoegen van een aan- en uitknop die terrasbezoekers zelf kunnen bedienen; — Dit in Groningen onder andere succesvol is uitgevoerd, met als resultaat een stroombesparing van 40%’. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: In samenwerking met de Koninklijke Horeca Nederland te zorgen dat alle Amsterdamse horecaondernemers actief worden geïnformeerd over de verduurzamingsmogelijkheden van terrasverwarming, onder andere middels de ‘Groningse’ aan- en uitknop. Het lid van de gemeenteraad H. Kat ' hitps://gezinsbode.nl/artikel/10388 72/zelfbediening-van-de-terrasverwarming-levert-de- drie-gezusters-in-groningen-een-flinke-besparing- op.html?harvest_referrer=htips®%3A%2F%2Fwww.google.com%2F 4
Motie
1
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering _ 11 november 2021 Ingekomen onder nummer 751 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Soest inzake Klimaatfonds ook voor isolatie Onderwerp Klimaatfonds ook voor isolatie Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2022. Constaterende, dat: e ondanks aangekondigde belasting verlichtende maatregelen van het Rijk, de minima maande- lijks plusminus 50 euro meer kwijt zullen zijn aan de energienota door stijgende energiekosten; e huizenbezitters subsidie op subsidie kunnen stapelen voor verduurzaming van hun woning; e mensen die in een (sociale) huurwoning wonen dit niet kunnen waardoor zij niet in de gelegen- heid gesteld worden om hun energierekening omlaag te brengen. Overwegende, dat: e erbinnen het Klimaatfonds vele miljoenen beschikbaar gesteld worden ter verduurzaming van Amsterdamse woningen en wijken; e _de minima hier geen aanspraak op kunnen maken en afhankelijk zijn van hun woningcorpora- tie; e _zijslechts een vergoeding kunnen krijgen voor een tochtstripje of radiatorfolie; e deze ongelijkheid tussen minima en huizenbezitters niet vit te leggen is en gelijk getrokken moet worden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: e meteen voorstel te komen waarmee het ook voor de minima mogelijk gemaakt wordt om aanspraak te maken op het Klimaatfonds voor het isoleren van hun (sociale) huurwoning; e _deraad overde uitkomsten te informeren. Indiener W. van Soest
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 751 Publicatiedatum 5 juni 2019 Ingekomen onder A’ Ingekomen op woensdag 29 mei 2019 Behandeld op woensdag 29 mei 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Bloemberg-lssa inzake het beleidskader Amsterdamse Impuls Schoolpleinen 2019-2024 (informatie over aanvragen die niet toegekend worden) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het beleidskader Amsterdamse Impuls Schoolpleinen 2019-2024 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 750). Constaterende dat: — Amsterdam 268 schoolpleinen voor het primair onderwijs kent; — er tot nu toe 70 schoolpleinen met de subsidie van de Amsterdamse Impuls Schoolpleinen opnieuw zijn ingericht; — erde komende jaren tot 2024 nog 60 schoolpleinen opgepakt kunnen worden; — volgens de regeling aanvragen op basis van een puntentelling gerangschikt worden. Overwegende dat: — alle kinderen in Amsterdam recht hebben op een groen schoolplein; — het wenselijk is in kaart te brengen wanneer scholen vanwege de criteria niet in aanmerking komen voor een vergroening van het schoolplein. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. begin 2021 de gemeenteraad door middel van een tussenevaluatie te informeren over het aantal ingediende en toegekende aanvragen voor de Amsterdamse Impuls Schoolpleinen 2019-2024; 2. hierin specifiek informatie op te nemen over aanvragen die geen toekenning krijgen, bijvoorbeeld doordat scholen niet het vereiste aantal punten scoren. Het lid van de gemeenteraad J.F. Bloemberg-lssa 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1379 Datum indiening 8 oktober 2018 Datum akkoord college van b&w van 18 december 2018 Publicatiedatum 19 december 2018 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Ceder inzake gegevens over ‘eenzame doden’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 16 juli 2018 heeft het lid Ceder, namens de fractie van de ChristenUnie, schriftelijke vragen gesteld over het vinden van een overleden vrouw die zes maanden in haar woning lag. In de beantwoording van 5 oktober 2018 geeft het college aan dat het de ambitie heeft om zicht te krijgen en te houden op personen die eenzaam zijn of dreigen te vereenzamen (zie nr. 828). Dat wil het college doen door zowel de dienstverlening als de samenwerking binnen de huidige zorgketens te optimaliseren waardoor mensen beter in beeld komen en blijven als ook door de Stedelijke Aanpak Eenzaamheid. Wat betreft signalering van eenzaamheid verwijst het college naar de meldpunten Zorg en Woonoverlast. De fractie van de ChristenUnie is, zoals zij ook stelt in samenwerking met verschillende organisaties in het WIJ Amsterdam’ manifest, echter van mening dat het goed zou zijn wanneer er een specifiek meldpunt eenzaamheid opgericht zou worden. Wanneer er een specifiek Meldpunt Eenzaamheid zou bestaan waarvan het bestaan goed bekend is bij maatschappelijke organisaties en burgers kan dit volgens de fractie van de ChristenUnie een enorme vooruitgang betekenen op het gebeid van (vroeg)signalering binnen de Stedelijke Aanpak Eenzaamheid. Gezien het vorenstaande heeft het lid Ceder, namens de fractie van de ChristenUnie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen op zijn schriftelijke vragen van 16 juli 2018 aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Bestaat er, naast de mogelijkheid om een melding te doen via Meldpunt Zorg en Woonoverlast binnen de huidige Stedelijke Aanpak Eenzaamheid een Meldpunt Eenzaamheid waar gevallen gemeld kunnen worden door mensen zelf of hun omgeving? 1 https://amsterdam .christenunie.nl/blog/2018/10/02/ChristenUnie-lanceert-WIJ- Amsterdam-manifest-in-de-week-tegen-eenzaamheid?originNode=5998 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Laze Gemeenteblad Datum 19 december 2018 Schriftelijke vragen, maandag 8 oktober 2018 Antwoord: Naast het Meldpunt Zorg en Woonoverlast is er op dit moment geen ander stedelijk meldpunt om (vermoedens of waarneming van) vereenzaming te melden. Wel zijn steeds meer professionals getraind om signalen van eenzaamheid te herkennen en mensen naar juiste vormen van ondersteuning toe te leiden. Denk daarbij aan stadsdeelmedewerkers, welzijnsprofessionals, wijkzorgnetwerken, klantmanagers activering, woningcoöperaties, maar ook sleutelpersonen in de wijk en vrijwilligers. Een aantal van hen maakt ook onderdeel uit van het stedelijk netwerk eenzaamheid. Met name de wijkzorgnetwerken zijn een geschikt instrument om signalen te melden, omdat zij vanuit de samenstelling van de teams snel kunnen schakelen. 2. Zoniet, is het college het met de fractie van de ChristenUnie eens dat het vanwege herkenbaarheid en dus ter bevordering van (vroeg)signalering goed zou zijn wanneer er een specifiek Meldpunt Eenzaamheid opgericht zou worden? Antwoord: Partners uit de praktijk hebben hun twijfels over het opzetten van een specifiek meldpunt voor eenzaamheid. Vanuit hun jarenlange ervaring zijn partners van mening dat nóg een loket niet perse leidt tot een betere aanpak van het probleem en dat eerder aansluiting gezocht kan worden bij bestaand aanbod, zoals het meldpunt Zorg en Woonoverlast. Op korte termijn gaan de betrokken partijen (Regieteam Aanpak Eenzaamheid, Expertgroep Eenzaamheid en Aandeelhouders) met elkaar in gesprek om te onderzoeken wat de meerwaarde van een eigenstandig meldpunt eenzaamheid zou zijn, dan wel te kijken of het beter is om het huidige meldpunt Zorg en Woonoverlast beter toe te rusten. 3. Zo niet, waarom niet? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 2. 4. Zoja, is het college bereid om een Meldpunt Eenzaamheid op te nemen in het nieuwe stedelijk kader basisvoorzieningen 2019-2022 waar de aanpak eenzaamheid een integraal onderdeel van wordt? Antwoord: De preventie en signalering van eenzaamheid en bijbehorende problematiek spelen een belangrijke rol in de aanpak Eenzaamheid. De meldpunt functie zou hierop een aanvulling kunnen zijn, echter streven wij naar meer integraal werken tussen het bestaande meldpunt Zorg en Woonoverlast, de sociale loketten en de basisvoorzieningen. Een integrale benadering van eenzaamheidsproblematiek is namelijk van essentieel belang bij de bestrijding hiervan. Om iemand de juiste ondersteuning te kunnen bieden is het nodig dat de verschillende partners buiten de scope van hun eigen opgave kunnen kijken en samenwerking en afstemming zoeken met andere betrokken partners. Gezien het vorenstaande zal eerst onderzocht worden wat de meerwaarde is van een eigenstandig meldpunt eenzaamheid. Op dit moment kan daarom geen toezegging worden gedaan over het al dan niet opnemen van een meldpunt in het nieuwe stedelijk kader basisvoorzieningen 2019-2022. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing Laze Gemeenteblad ummer seal: Datum 19 december 2018 Schriftelijke vragen, maandag 8 oktober 2018 Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1570 Publicatiedatum 16 oktober 2019 Ingekomen onder B Ingekomen op woensdag 9 oktober 2019 Behandeld op woensdag 9 oktober 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake het vaststellen van het bestemmingsplan Groot Waterloo. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het vaststellen van het bestemmingsplan Groot Waterloo. Constaterende dat: uit de inventarisatie, die onderdeel uitmaakt van het natuurwaardenonderzoek, blijkt dat de natuurwaarden in het plangebied niet hoog zijn en het gebied voor slechts een beperkt aantal soorten zoogdieren een geschikte leefomgeving is. Overwegende dat: - het bevorderen van de biodiversiteit van groot belang is voor Amsterdam. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — bij de inrichting en het beheer van de openbare ruimte het plangebied te vergroenen door meer inheemse boom-, struik, en plantensoorten toe te passen; — groene daken, groene muren en geveltuinen in dit gebied extra te stimuleren, bijvoorbeeld via aandacht voor mogelijkheden van bewoners hiervoor in de gemeentekrant Amsterdam. Het lid van de gemeenteraad J.F. Bloemberg-lssa 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 666 Datum indiening 18 juni 2018 Datum akkoord college van b&w van 17 juli 2018 Publicatiedatum 19 juli 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid El Ksaihi inzake privacyschendingen van bijstandsgerechtigden. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De Volkskrant van zaterdag 16 juni 2018 schrijft over de slechte rechtspositie van bijstandsfraudeurs. Bijstandsgerechtigden en fraudeurs zouden volgens rechtsgeleerden en advocaten slechter beschermd worden dan verdachten in strafzaken. Zo gebruiken sociale diensten onder andere verborgen camera’s en gps- trackers om mensen te bespieden, waarbij zij meer ruimte krijgen dan de politie krijgt in strafzaken. Ook wordt bijstandsfraudeurs niet altijd gewezen op hun recht om te zwijgen en het recht op een advocaat. Divosa, de koepel van sociale diensten wijst er daarnaast op dat niet alle fraudeurs met opzet te werk gaan maar dat de regels voor de bijstand niet voor iedereen helder zijn. Voor het draagvlak van de bijstand is het belangrijk dat fraude opgespoord en voorkomen wordt. De bijstand is een vangnet voor mensen en moet dat ook kunnen blijven. De bedragen die gemeenten terughalen bij fraudeurs lopen vaak in de miljoenen. De opsporing van fraude is van groot belang en dient te geschieden met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving omtrent de privacy van Amsterdammers. De fractie van D66 deelt de zorgen van deze rechtsgeleerden en advocaten over de rechtspositie van bijstandsfraudeurs en zou graag meer weten over de situatie in Amsterdam. Gezien het vorenstaande heeft het lid El Ksaihi, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met hetgeen geschreven in de Volkskrant op 16 juni 2018? Antwoord: Ja. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng es Gemeenteblad Datum 19 juli 2018 Schriftelijke vragen, maandag 18 juni 2018 2. Worden in Amsterdam vergelijkbare opsporingsmethoden ingezet bij de controle van bijstandsgerechtigden? Antwoord: GPS-tracking en cameraobservaties worden in Amsterdam niet ingezet. Wel wordt in zeer uitzonderlijke gevallen, waarbij de benadeling hoger is dan € 50.000 en de zaak via het strafrecht wordt behandeld, wordt op bevel van de Officier van Justitie cameraobservatie ingezet. Dit gebeurt zelden, slechts enkele keren per jaar. 3. Welke instrumenten zet Amsterdam nog meer in om bijstandsfraude op te sporen? Antwoord: Amsterdam heeft sinds enkele jaren een nieuwe koers ingezet op de aanpak van bijstandsfraude. Werken vanuit vertrouwen is daarbij het uitgangspunt. De meeste onderzoeken worden opgebouwd door bijstandsgerechtigden te spreken, door onderzoek van bronnen (de eigen uitkeringsadministratie, SUWI-net, Inlichtingenbureau, Basisregistratie personen, Rijksdienst voor het wegverkeer, Dienst Uitvoering Onderwijs) en als het echt nodig is, een huisbezoek. 4. Op welk moment worden bijstandsfraudeurs in Amsterdam gewezen op het recht om te zwijgen en het recht op een advocaat? Antwoord: Sinds de invoering van de Fraudewet in 2013 worden zaken waarvan de te verwachten benadeling hoger is dan € 50.000 volgens het strafrechtelijk traject onderzocht. Alle andere gevallen worden bestuursrechtelijk onderzocht. Slechts een klein deel van de fraudeonderzoeken, circa 35 zaken per jaar op een totaal van 3000 zaken, valt in het strafrecht. Strafrecht In het strafrecht wordt de cautie altijd gegeven op het eerste moment dat de sociale recherche aan de verdachte inhoudelijke vragen stelt. De verdachte bijstandsgerechtigde wordt, voorafgaand aan het eerste verhoor altijd direct gewezen op het recht om een advocaat in de arm te nemen. Wanneer de verdachte aangeeft dat te willen wordt het verhoor direct beëindigd. Bij ieder volgend verhoor wordt de verdachte hier altijd nog eens aan herinnerd om zo nodig opnieuw een advocaat in de arm te nemen. Bestuursrecht In het bestuursrecht wordt de cautie gegeven op het moment dat de (ex-) bijstandsgerechtigde op de hoogte wordt gebracht van het voornemen van Handhaving Werk en Inkomen (HWI) hem of haar een bestuurlijke boete op te leggen en hij of zij wordt uitgenodigd voor een zienswijze gesprek. Dat is inmers het moment dat er een sanctie maatregel in beeld komt. Alleen de informatie die tijdens dat zienswijze gesprek naar boven komt, mag door de boeteambtenaar meegewogen worden in het oordeel over de noodzaak en de hoogte van de bestuurlijke boete. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng es Gemeenteblad Datum 19 juli 2018 Schriftelijke vragen, maandag 18 juni 2018 In het bestuursrechtelijke traject wordt de bijstandsgerechtigde doorgaans niet gewezen op het recht zich bij te laten staan door een advocaat. Wanneer de bijstandsgerechtigde aangeeft hier behoefte aan te hebben, wordt het gesprek direct beëindigd en wordt hij of zij daartoe altijd in de gelegenheid gesteld. 5. Hoe wordt in Amsterdam omgegaan met mensen die de bijstandsregels overtreden uit onwetendheid bijvoorbeeld door laaggeletterdheid? Antwoord: De controle op de rechtmatigheid van bijstand, het opsporen van bijstandsfraude en de terugvordering van bijstand die ten onrechte door de bijstandsgerechtigde is ontvangen, is belegd bij de afdeling Handhaving werk en Inkomen (HWI). HWI werkt langs twee sporen. Het ene spoor is de handhaving van bewuste fraude. Het andere spoor is de behandeling van onrechtmatigheid die ontstaat zonder dat dit de bijstandsgerechtigde te verwijten is. Bewuste fraude Wanneer er sprake is van bewuste fraude, is het handhavingsinstrument zwaarder en wordt de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering hersteld. HWI doet dit zo nodig door te adviseren de uitkering te beëindigen. HWI legt in die gevallen ook een sanctie op in de vorm van een bestuurlijke boete. Vervolgens vordert HWI het gehele benadelingsbedrag terug zoals voorgeschreven in de Participatiewet. De ervaring leert dat dit ongeveer een kwart is van het aantal bijstandsgerechtigden die met HWI te maken krijgen. Uit de samenstelling van de 16.000 debiteuren die een schuld hebben bij HWI blijkt in 25 procent van deze gevallen het een fraudeschuld te betreffen Onbewuste onrechtmatigheid Wanneer de overtreding het gevolg is van het niet begrijpen van de complexe wet- en regelgeving of van in de bijstandsgerechtigde factoren zoals bijvoorbeeld laaggeletterdheid, wordt samen met de bijstandsgerechtigde bekeken op welke wijze de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering kan worden hersteld, hoe de impact daarvan kan worden beperkt en op welke wijze een dergelijke overtreding in de toekomst kan worden voorkomen. Omdat in dergelijke gevallen geen sprake is van een verwijtbare overtreding, wordt er geen bestuurlijke boete opgelegd. Op basis van de beleidsregels “Participatiewet, Inkomensvoorziening Oudere en/of gedeeltelijke arbeidsongeschikte Werknemers, Inkomensvoorziening Oudere en/of gedeeltelijke arbeidsongeschikte Zelfstandigen”, vordert HWI de ten onrechte betaalde bijstand wel terug maar is er sprake van sociale incasso. Dit wil zeggen dat er samen met de bijstandsgerechtigde een betaalafspraak op maat wordt gemaakt en dat de ruimte om kwijt te schelden maximaal wordt benut. 6. Zijn er in Amsterdam vergelijkbare zaken of rechtszaken geweest zoals genoemd in het artikel van de Volkskrant? Antwoord: Er zijn in Amsterdam in de afgelopen 4 jaar geen vergelijkbare rechtszaken geweest. De laatst bekende uitspraak dateert van 16 juli 2013 waarbij de Centrale Raad van Beroep (CRVB), het hoogste rechtsorgaan voor bijstandszaken in 3 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng es Gemeenteblad Datum 19 juli 2018 Schriftelijke vragen, maandag 18 juni 2018 Nederland, van mening was dat Amsterdam voorbarig is geweest met het inzetten van waarnemingen’. Het betrof in deze zaak geen waarnemingen waarbij cameratoezicht of GPS-trackers zijn ingezet maar een zaak waarin handhavingspecialisten om het recht op bijstand te controleren over de periode 27 oktober 2010 tot en met 15 november 2010, 17 waarnemingen heeft gedaan om te onderzoeken of de bijstandsgerechtigde al dan niet werkzaamheden verricht op een bepaald adres. Dit onderzoek werd verricht in het kader van een reeds in die tijd afgerond project. HWI heeft destijds op grond daarvan besloten niet langer stelselmatig te observeren. 7. Is het college het met de fractie van D66 eens dat verhoren in de toekomst verplicht opgenomen moeten worden als waarborg voor de kwaliteit van het onderzoek van de sociale recherche? Antwoord: Het college vind dit een interessante suggestie. Op dit moment worden de beleidsvoorschriften van handhaving herschreven op een manier die aansluit bij de strekking van het Koersbesluit. In dat kader zullen we de meerwaarde onderzoeken van het verplicht opnemen. In het najaar van 2019 zal het college u informeren over de uitkomsten hiervan. 8. Is het college van mening dat de wettelijke grondslag van het gebruik van camera’s en gps-trackers door sociale diensten verstevigd dient te worden? Antwoord: Dat vindt het college onwenselijk. Het college is van mening dat het gebruik van camera's en GPS-tracking door sociale diensten voldoende gereguleerd is en niet met nadere regels moet worden uitgebreid. Bestuursrechtelijk traject De Autoriteit Persoonsgegevens (AP), voorheen het College Bescherming Persoonsgegevens, heeft met de brieven van 21 december 2016 aan de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten bericht dat het niet langer toegestaan is om in het bestuursrechtelijke handhavingstraject gebruik te maken van camera- observaties. Hiermee heeft de AP gevolg gegeven aan een uitspraak van de CRvB?, in een zaak waarin dat wel is gebeurd. Deze zaak speelde overigens niet in Amsterdam. De AP wijst er in de brief op dat het gebruik van cameraobservaties voor het verzamelen van persoonsgegevens (in het bestuursrecht) in strijd is met artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (nu artikel 6 AVG). Het college volgt de lijn van de CRvB en de AP, ook ten aanzien van GPS- tracking. T ECLINL:CRVB:2013:785 2 ECLI:NL:CRVB:2016:3479 4 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing es Gemeenteblad ummer - -. . Datum 19 juli 2018 Schriftelijke vragen, maandag 18 juni 2018 Strafrechtelijk traject Camera-observaties in het strafrechtelijke traject gebeuren op grond van het Wetboek van Strafvordering® en uitsluitend op bevel van de Officier van Justitie, nadat de bijstandsgerechtigde in formeel juridische zin als verdachte in aanmerking is genomen’. Dit gebeurt niet vaker dan enkele keren per jaar en alleen in ernstige en gecompliceerde fraudezaken. Het college is van mening dat de rechtsbescherming van de bijstandsgerechtigde op deze wijze voldoende is geborgd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3 Artikel 126g Wetboek van Strafvordering 4 Artikel 27 Wetboek van strafvordering 5
Schriftelijke Vraag
5
train
x Gemeente Amsterdam R OW % Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT % Agenda, woensdag 7 januari 2009 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT Tijd 13:30 tot 15:30 uur (vanaf + 15.30 infobijeenkomst voor cie leden ROW en VV) Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 _Inspreekhalfuur publiek 5 Actualiteiten 6 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ROW d.d. 26 november en 3 december 2008 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieROW @®raadsgriffie. amsterdam.nl 7 _ Openstaande toezeggingen 8 Termijnagenda 9 _Rondvraag/ Tkn lijst Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT R OW Agenda, woensdag 7 januari 2009 Waterbeheer 10 Rapport Gemeentelijke Ombudsman RA0830900 Veroordeling voor foutieve vordering Nr. BD2008-008717 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e De Gemeentelijke Ombudsman, de heer Van de Pol is hierbij uitgenodigd 11 Rapport Gemeentelijke Ombudsman RA0830570 Gebreken in nieuw factureringssysteem van Waternet Nr. BD2008-008648 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e De Gemeentelijke Ombudsman, de heer Van de Pol is hierbij uitgenodigd Ruimtelijke Ordening 12 Beschikbaarstelling krediet t.b.v. verbouwing kantoorruimte in het bedrijfsverzamelkantoor Weesperstraat 105A Nr. BD2008-007414 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad 21 januari 2009) 13 Voortzetting tijdelijk strand IJburg en strandpaviljoen Blijburg in 2009; onderzoek naar nieuwe locatie, 2008 Nr. BD2008-007808 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad 11 februari 2009) Grondzaken 14 Vaststellen grondexploitatie Kerngebied Reimerswaalbuurt Osdorp Midden Noord, in stadsdeel Osdorp Nr. BD2008-008714 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van raadslid Buurma - Haitsma (VVD). e Was Tkn 1 in de raadscommissie van 3 december 2008 15 Financiële prikkels bouwproductie Nr. BD2008-007630 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad 21 januari 2009) 2 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT R OW Agenda, woensdag 7 januari 2009 16 Afdoening toezegging aan de Raad inzake de relatie transformatie leegstaande kantoorpanden en gebiedsgewijze aanpak Nr. BD2008-007698 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen 17 Negenmaandsrapportage Kantorenloods 2008 Nr. BD2008-007702 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen BESLOTEN DEEL 3
Agenda
3
discard
Xx Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 597 Ingekomen op 19 mei 2020 Behandeld op 20 mei 2020 Status verworpen Onderwerp Motie van de leden Poot en Martens, Nanninga, Taimounti, Boomsma en Ceder inzake de aanpak van de Coronacrisis (Geen kosten voor ondernemers voor zaken of rechten die niet gebruikt of genoten zijn) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit inzake de aanpak van de Coronacrisis. Overwegende dat: = Ondernemers de gemeente in tijden van corona niet zouden moeten betalen voor zaken of rechten die niet gebruikt of genoten zijn; - Veel ondernemers in zwaar weer verkeren en snakken naar (extra) liquiditeit. Constaterende dat: - Het college hierin al grote stappen heeft gezet, bijvoorbeeld door precarioheffing, reclamebelasting of reinigingsrecht tijdelijk op te schorten; - Er nog een slag kan worden gemaakt als het gaat om exploitatiekosten die horecaondernemers jaarlijks betalen om een zaak en terras te mogen runnen; - Er ook veel dure vergunningen zijn aangevraagd voor evenementen die geen doorgang meer (hebben) kunnen vinden, zoals voor Koningsdag of de Pride. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - In kaart te brengen welke resterende kosten ondernemers hebben betaald aan de gemeente voor zaken of rechten die als gevolg van de (toen) geldende coronamaatregelen niet gebruikt of genoten zijn; - De gemaakte kosten zo snel mogelijk terug te laten vloeien richting ondernemers, waaronder in ieder geval de jaarlijkse exploitatievergunningen voor horecazaken en leges voor vergunningsaanvragen voor afgelaste evenementen. De leden van de gemeenteraad M.C.G. Poot C. Martens A. Nanninga M. Taimounti D.T. Boomsma 1 D. Ceder 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad x Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1454 Datum indiening 12 oktober 2020 Datum akkoord 12 november 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Bloemberg-lssa inzake plannen voor een waterterras in het Beatrixpark Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Er ligt het voornemen om een waterterras aan te leggen bij een horecaonderneming in de grote kom van de Boerenwetering achter de RAI. Dit voornemen, waarvoor inmiddels een aanvraag voor een vergunning is ingediend, heeft veel losgemaakt bij omwonenden en liefhebbers van het Beatrixpark.! Vanwege de overlast aan de randen van het park is bij het evenementenbeleid het Beatrixpark minimaal belast. Het Beatrixpark wordt geroemd als oase van rust tussen drukte van onder andere de RAI, de Zuidas, en binnenkort de verbreding van de A10. Sinds corona is er een herwaardering van groen en rust in de samenleving gekomen. Zeker in Amsterdam moeten we zuinig zijn met de schaarse groene openbare ruimtes die er zijn. Het waterterras op de geplande locatie is volgens de Vereniging Vrienden van het Beatrixpark, de Stichting Overleg Rai-buurten (SToR), de Vereniging lrenebuurt Amsterdam (VIA) en andere omwonenden strijdig met het vigerende Bestemmingsplan en de planologische uitgangspunten in het ontwerpplan. Daarnaast geven zij aan dat het zal zorgen voor meer verkeersbewegingen en geluidsoverlast voor mens en dier. De fractie van de Partij voor de Dieren wil meer te weten komen over de procedure, stand van zaken en gevolgen van dit waterterras bij het park. Gezien het vorenstaande heeft het lid Bloemberg-lssa, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college aangeven wie het bevoegd gezag is en hoe de procedure eruitziet indien de aanvraag voor de ontwikkeling van het waterterras wel/niet in het vigerende bestemmingsplan RAI 2014-2024 past? Graag een uitgebreide toelichting. Antwoord: Een waterterras was ten tijde van vaststelling nog niet opgenomen in het bestemmingsplan RAI. Dit had te maken met het feit dat nog onvoldoende concreet was welke vorm het waterterras zou moeten krijgen en nader onderzoek | https://bewonersplatformzuidas.nl/waterterras-strandzuid-bij-rai-beatrixpark/ 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng Lsa Gemeenteblad R Datum 12 november 2020 Schriftelijke vragen, maandag 12 oktober 2020 naar de inpasbaarheid op dat moment nog niet was afgerond. Besloten is daarom destijds het waterterras nog niet te bestemmen. Strand Zuid heeft ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling op 4 maart 2019 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de activiteiten afwijken van het bestemmingsplan en bouwen in afwijking van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van burgemeester en wethouders het bevoegde gezag om omgevingsvergunningen te verlenen. Ook als het gaat om afwijkingen van het bestemmingsplan. In sommige gevallen moet wel eerst een verklaring van geen bedenkingen door uw gemeenteraad worden afgegeven. Bij raadsbesluit van 8 september 2010 (Gemeenteblad, afd. 1, nummer 353) heeft uw gemeenteraad een groot aantal categorieën van gevallen aangewezen waarin geen verklaring van bedenkingen is vereist. De aanvraag van Strand Zuid past binnen deze categorieën. Het college van burgemeester en wethouders kan dan ook op de aanvraag beslissen. Omdat Strand Zuid onderdeel is van het Grootstedelijk Gebied Zuidas is de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied bevoegd om namens het college van burgemeester en wethouders op deze aanvraag om omgevingsvergunning te besluiten. De voorgenomen ontwikkeling past, zoals gezegd, niet in het vigerende bestemmingsplan. Voor een concreet project kan met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan worden afgeweken. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalt de procedure die gevolgd moet worden. In dat geval schrijft de wet voor dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Dat wil zeggen dat een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd en dat een ieder daarmee de mogelijkheid krijgt om een zienswijze in te dienen. Eventuele zienswijzen worden betrokken bij het definitieve besluit op de aanvraag. En ook dat besluit wordt gepubliceerd. Vervolgens staat achtereenvolgens voor belanghebbenden beroep en hoger beroep open. Het ontwerpbesluit heeft van 11 april 2020 tot 23 mei 2020 ter inzage gelegen. Op het ontwerpbesluit zijn veertien zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming waarna door de OD definitief op de aanvraag zal worden besloten (naar verwachting medio november). 2. Heeft de horecagelegenheid een tijdelijke of permanente status, en zal dit ook gelden voor het houten waterterras? Zo nee, hoe zit het dan”? Antwoord: Strand Zuid is al vele jaren een horecalocatie aan de havenkom RAI van de Boerenwetering. Strand Zuid is met de vaststelling van het bestemmingsplan Amsterdam RAI in 2014 door de gemeenteraad opgenomen als permanente horecafunctie met terras. Strand Zuid is gelegen op grond die in erfpacht is uitgegeven aan de RAI en wordt verhuurd aan Strand Zuid. De omgevingsvergunning ten behoeve van het waterterras is tevens voor onbepaalde tijd. De RAI heeft wel aangegeven dat het voornemen bestaat om op termijn een andere invulling aan de locatie te willen geven. Dit verklaart waarom Strand Zuid als “tijdelijk” wordt aangemerkt; het gaat dan echter niet om 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Lsa Gemeenteblad Datum 12 november 2020 Schriftelijke vragen, maandag 12 oktober 2020 tijdelijkheid in planologisch-juridische zin. Met de rechtspersonen van Strand Zuid zal een huurovereenkomst worden gesloten voor, kort gezegd, het waterterras met een looptijd van 5 jaar (met aansluitend verlenging van 5 jaar en vervolgens aansluitende verlenging van telkens één jaar). 3. Het waterterras zal mogelijk leiden tot meer verkeersbewegingen van boten en (bevoorradings)verkeer. a. Welke gevolgen verwacht het college voor de drukte en overlast bij omwonenden? b. Met het oog op de bouw en de te verwachten toenemende drukte (op het water): welke gevolgen verwacht het college dat de realisatie van een waterterras zal hebben voor de flora en fauna in de omgeving? Antwoord: In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning heeft uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onder meer (door directie R&D en de OD) een beoordeling plaatsgevonden van de effecten van de bouw en het gebruik van het waterterras op (beschermde) dier- en plantensoorten en op de drukte in de omgeving. Hieruit is naar voren gekomen dat geen negatieve effecten te verwachten zijn. De horeca wordt via het RAI terrein bevoorraad. In de omgevingsvergunning zal verder worden bepaald dat het niet is toegestaan het waterterras als op- en afstapplaats te gebruiken om te voorkomen dat vaartuigen hier gaan aanmeren. 4. Op welke wijze zijn omwonenden meegenomen bij de aanvraag voor het waterterras? Zal participatie vanuit de buurt de komende tijd nog mogelijk zijn, zo ja op welke wijze? Antwoord: In 2017 is een eerste aanvraag ingediend voor drie waterterrassen. Na participatie met belanghebbenden is de uitvoering teruggebracht tot de huidige vorm: één waterterras van 176 m2 dat met een steiger wordt verbonden met de oever. Omdat voor de aanvraag omgevingsvergunning de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Wabo wordt gevolgd, is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen over de ontwerpvergunning die ter inzage is gelegd. Van die mogelijkheid hebben diverse omwonenden en belangenorganisaties gebruik gemaakt. De zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming, waarna definitief op de aanvraag kan worden besloten. Participatie is in deze fase van de besluitvorming niet meer aan de orde. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 574 Publicatiedatum 5 juli 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw C.J. Roodink van 17 juni 2013 inzake de ontwikkelingen in de thuisprostitutie in Amsterdam. AMS UIZOE Aan de gemeenteraad inleiding van vragenstelster. In een artikel in de Volkskrant van 17 juni 2013 spreekt de plaatsvervangend korpschef van de Nationale Politie, de heer Bik, zijn zorgen uit over de verplaatsing van misstanden in de prostitutiesector naar woningen. Tijdens een eerste landelijke actie werden in april 30 invallen gedaan waarbij misstanden zijn geconstateerd en vijf mensen zijn aangehouden. Uit een onderzoek van Onderzoeksbureau Beke in 2010 bleek dat in Amsterdam naar schatting 2000 prostituees uit woningen werkten. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 17 juni 2013, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Zijn er tijdens de landelijke actie ook invallen gedaan in Amsterdam. Zo ja, hoeveel en zijn er misstanden geconstateerd? Antwoord: Naar aanleiding van de landelijke actiedag op 9 april 2013 heeft de gemeente op 16 april 2013 van de politie drie bestuurlijke rapportages ontvangen, twee hebben betrekking op een adres in Amsterdam, één op een adres in Amstelveen. In alle gevallen is geconstateerd dat bedrijfsmatige prostitutie werd bedreven in een woning zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is verleend. 2. Iser sinds 2010 onderzoek gedaan naar thuisprostitutie in Amsterdam? Antwoord: Nee. 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam Seeing be Gemeenteblad R Datum 5 juli 2013 Schriftelijke vragen, maandag 17 juni 2013 3. Zijn er schattingen bekend over hoeveel prostituees op dit moment vanuit huis werken in Amsterdam? Antwoord: Nee, de laatste schatting (circa 2000 prostituees) komt uit het onderzoek van Bureau Beke (2010). 4. Watis het huidige beleid voor controle op de onvergunde thuisprostitutie? Antwoord: Thuisprostitutie is een onvergunde, legale vorm van prostitutie, mits a. het plaatsvindt in de eigen woning van de betreffende prostituee, b. er geen actieve en commerciële werving van klanten plaatsvindt (bijvoorbeeld door rode lampen aan het raam of advertenties), c. er gewerkt wordt door één persoon; d. er geen overlast is voor omwonenden. e. de prostituee niet anders is ingeschreven in het Handelsregister, dan als zzp-er. In alle andere situaties is er sprake van een illegaal bordeel in een woning. In de illegale branche vinden controles in woningen plaats naar aanleiding van tips, signalen en actieve opsporing (veelal via internet). De controles worden uitgevoerd door het team Mensenhandel van de Zedenpolitie. In 2012 zijn 41 woningen gecontroleerd naar aanleiding van tips en actieve opsporing. In alle 41 gevallen betrof het illegale thuisbordelen, waar door (meerdere) vrouwen commercieel gewerkt werd en waar geregeld vermoedens waren van dwang en uitbuiting. Vanuit het Prostitutie en Gezondheidscentrum PenG292 wordt gewerkt aan manieren om meer met thuiswerkers in contact te komen. PenG292 heeft nu op proef een plaats op het forumdeel van Kinky.nl, een website waarop ook thuiswerkende prostituees zich aanbieden. Pen292 presenteert zich daar inclusief het aanbod van PenG292. Prostituees, waaronder de thuiswerkers, kunnen via het forum van Kinky.nl contact opnemen met het PenG292 team. Uit een recent onderzoek van de Landelijke Eenheid zou blijken dat 170 ondernemingen in 70 gemeenten bewust of onbewust mensenhandelaren faciliteren. De fractie van D66 heeft hier de volgende vragen over: 5. Heeft de landelijke eenheid in Amsterdam ook ondernemingen geïdentificeerd die bewust dan wel onbewust mensenhandel faciliteren? Antwoord: In 2012 heeft de Landelijke Eenheid van de Politie — het voormalig KLPD — in een vergadering van de landelijke Task Force Mensenhandel een onderzoek gepresenteerd naar de betrokkenheid van personen met betrekking tot mensenhandel in Nederland. Een van de bevindingen uit dit onderzoek is dat de netwerken die zich bezighouden met mensenhandel, gebruikmaken van ondernemingen die bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven. In totaal zijn 450 ondernemingen in het onderzoek naar voren gekomen. De definitieve resultaten zijn nog niet gedeeld met de gemeenten. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Dimmer 8 u 2013 Schriftelijke vragen, maandag 17 juni 2013 Wel heeft de voorzitter van de Task Force Mensenhandel (mr. H.J. Bolhaar) per brief d.d. 31 mei 2013 aan de Burgemeester laten weten dat hij op korte termijn een brief zal ontvangen met de concrete informatie (gerelateerd aan Amsterdam) en een voorstel voor handelingsperspectieven. 6. Om hoeveel van dit soort ondernemingen gaat dit en wat wordt hier tegen ondernomen? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 5. Met de nieuwe prostitutiewet komt er een landelijk register van vergunningen. D66 heeft hier de volgende vraag over: 7. In hoeverre heeft het nieuwe register invloed op de praktijk van thuisprostitutie? Antwoord: Het nieuwe landelijk register van vergunningen heeft geen invloed op de praktijk van thuisprostitutie: a. Thuisprostitutie valt niet onder de landelijke vergunningsplicht, zoals bedoeld in de wet. Thuiswerkers hoeven geen dus geen vergunning aan te vragen en hoeven dus ook niet te doen aan de verplichtingen die voorwaardelijk zijn voor een vergunning (zoals bijvoorbeeld een bedrijfsplan). b. Thuiswerkers komen niet voor in het landelijk register van vergunningen. De wet heeft alleen gevolgen voor thuiswerkers, indien de nieuwe prostitutiewet wordt ingevoerd met registratieplicht voor prostituees. De registratieplicht geldt dan ook voor thuiswerkers. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Bezoekadres > Gemeente Bezoeke Amste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad Datum 28 september 2020 Behandeld door OOV Onderwerp Uitvoering motie (nr. TA2020-000149) van de leden Hammelburg, Simons, N.T. Bakker inzake deelname van Amsterdamse wiettelers aan het wietexperiment Geachte leden van de raad, Bijgaand informeer ik v over de uitvoering van de motie inzake deelname van Amsterdamse wiettelers aan het wietexperiment. Aanleiding voor de motie was de discussie over het wietexperiment. De indieners zijn van mening dat het om redenen van volksgezondheid en veiligheid van groot belang is dat een stap voorwaarts wordt gezet richting het reguleren van de wietteelt. In 2021 zal in tien Nederlandse gemeenten worden gestart met een experiment met de legale teelt van wiet (het wietexperiment). Hieraan kunnen Amsterdamse coffeeshops niet meedoen. Wel kunnen Amsterdamse wiettelers zich aanmelden om wiet te telen voor een van de tien deelnemende gemeenten. Om te voorkomen dat deze ondernemers op verschillende praktische problemen zullen stuiten, omdat ondernemen op basis van een experiment als deze uniek is, vragen de indieners het college Amsterdamse wiettelers die zich willen aanmelden om mee te doen aan het wietexperiment, ondersteuning te bieden wanneer zij vanwege de bijzondere aard van hun onderneming onnodig tegen juridische, ruimtelijke of andere belemmeringen aanlopen. Reeds voor het indienen van deze motie waren al contacten gelegd tussen potentiele wiettelers en de gemeente, waarbij hulp en ondersteuning is geboden bij de voorbereiding van de aanvraag van een vergunning bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op dit moment is het Ministerie bezig met het beoordelen van alle aanmeldingen en worden alle burgemeesters van de potentiele kweekgemeenten in de gelegenheid gesteld advies aan de Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 28 september 2020 Pagina 2 van 2 Minister uit te brengen over de gevolgen van de eventuele vestiging van de teeltlocatie in de gemeente voor de openbare orde en veiligheid. De selectie van telers is aan de Minister. Mocht een Amsterdamse kweeklocatie worden geselecteerd, dan zal ik u daarvan op de hoogte stellen. Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Z Ì 2 f ij / / ï / a: rr za Femke Halsema Burgemeester
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam D Motie Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023 Ingekomen onder nummer 450 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Aslami inzake verbeter de verhuisregelingen Onderwerp Verbeter de verhuisregelingen Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting. Constaterende dat, - De Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting de schaarse woonruimte optimaal wil benut- ten; -_ Het college kiest voor een focus op onder andere doorstroom; -__Huidige doorstroomregelingen beperkt worden gebruikt; -_Op dit moment de doorstroomregelingen vooral digitaal geregeld zijn; -_ De gemeente zelf geen woningen in bezit heeft en daarom afspraken maakt met onder andere corporaties. Overwegende dat -_ Veel ouderen niet passend wonen en veel van hen graag passend willen wonen; -_ Wanneer ouderen zicht hebben op een passend woonalternatief zij hun grote woning zou- den kunnen achterlaten wat zorgt voor een lange verhuisketen; -_Doorstroom de sleutel is om Amsterdammers passend te laten wonen; -_Doorstroomregelingen onvoldoende bekend zijn bij onder anderen Amsterdammers met een migratieachtergrond; — Momenteel de regels rondom de verhuisregelingen te strak worden gehanteerd waardoor in sommige gevallen het doel voorbij kan schieten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders — Te onderzoeken hoe de gemeente en woningbouwcorporaties meer flexibiliteit kunnen geven in het aanmeldingsproces aan Amsterdammers die in aanmerking kunnen komen voor Van Groot Naar Beter of Van Hoog Naar Laag. Hierbij te kijken naar onder andere: o De mogelijkheid tot het fysiek aanleveren van documenten o Eenlatere deadline om documenten aante leveren o Meer bezichtigingsmogelijkheden Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 — Te onderzoeken hoe de verhuissubsidieregelingen vaker benut kan worden door o.a. te kijken naar de redenen voor onderbesteding en de hoogte van de verhuispremie. — Te onderzoeken hoe de voorwaarden van de voorrangsregeling op woningnet minder ri- gide kunnen worden, waardoor meer mensen zich willen en kunnen aanmelden. Hierbij te kijken naar onder andere: o Hetwegnemen van de kamereis als aan de vierkante-meter-eis wordt voldaan; o Het oprekken van de maximale vierkante-meter-eis wanneer, bijvoorbeeld, een XL (GO vanaf 101m2) of L-woning (GO vanaf 82) wordt achtergelaten; o Defysieke en mentale gesteldheid van bewoners die gebruik willen maken van de van Hoog naar Laagregeling in plaats van sec de trappeneis; — Met corporaties in gesprek te gaan over het opzetten van voorlichtingscampagne over verhuisregelingen voor potentiële doorstromers in Amsterdam; — De hulp inte schakelen van etnische zelforganisaties en religieuze instellingen om de ver- huisregelingen beter bekend te maken onder Amsterdammers met een migratieachter- grond; — _Om inhet kader van de samenwerkingsafspraken aan de corporaties voor te stellen geza- menlijk te onderzoeken hoe de verhuisregelingen verder verbetert en aantrekkelijker ge- maakt kan worden voor bewoners en de resultaten terug te koppelen aan de raad. Indiener(s), A.S. Aslami
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 934 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 29 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw C.G. Poot en mevrouw D. Yesilgöz-Zegerius van 25 september 2014 inzake alleenstaande moeders in de bijstand. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstellers. Uit een column in het Financieele Dagblad van 23 september 2014 blijkt dat het nettoinkomen van bijstandsmoeders met twee kinderen, inclusief toeslagen en gemeentelijke regelingen boven € 2000 per maand ligt. De hoogte van de bij elkaar opgetelde inkomsten (uitkering, huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget, alleenstaande ouderkorting, bijzondere kinderbijstand, kindertoeslag en gemeentelijke regelingen)ten opzichte van een salaris zouden slechts een enkele moeder stimuleren om betaald werk te vinden. Wat de fractie van de VVD betreft moet werk lonen en is de zogenaamde armoedeval die optreedt wanneer mensen vanuit de bijstand een baan vinden onacceptabel. De fractie van de VVD heeft het probleem van armoedeval reeds meerdere malen aangekaart tijdens vergaderingen van de gemeenteraad. Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 25 september 2014, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Hoeveel bijstandsmoeders zijn er momenteel in Amsterdam? Antwoord: Ruim 8000. 2. Klopt de berekening zoals die gemaakt is in het Financieele Dagblad en zoals deze eerder al te lezen was in de Volkskrant (http://www.denhaagtekijk.nl/ Bijstand-volkskrant/345%20euro%20overhouden.htm)? Op welke gemeentelijke regelingen (toeslagen, kwijtscheldingen, collectieve verzekeringen, etc.) kunnen bijstandsmoeders aanspraak maken? Kan het college via een aantal voorbeelden inzicht geven in de maandelijkse inkomsten van bijstandsmoeders in Amsterdam? Antwoord: In de berekening die is gemaakt is sprake van landelijk wettelijk vastgestelde bedragen zoals bijstandsnorm, huurtoeslag, kindgebonden budget, kinderbijslag 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing a Gemeenteblad Datum 29 oktober 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 25 september 2014 en zorgtoeslag. Daarnaast is sprake van bedragen van gemeentelijke minima- voorzieningen waarvan de hoogte per gemeente kan verschillen. Niet bekend is uit welke gemeente de genoemde voorbeeld huishoudens komen. Bijstandsmoeders in Amsterdam kunnen naast de toeslagen genoemd in onderstaand voorbeeld aanspraak maken op kwijtschelding van afvalstoffenheffing, watersysteemheffing ingezetenen, zuiveringsheffing en verzekering tegen ziektekosten via de collectieve ziektekostenverzekering bij Agis. Het college kan het volgende globale voorbeeld geven van maandelijkse inkomsten van een bijstandsmoeder in Amsterdam waarbij het om een eenoudergezin met 2 minderjarige kinderen van 7 en 9 jaar gaat met een huur van € 450.00 per maand: Voor 2015 was de verwachting volgens het Nibud dat een bijstandsmoeder in Amsterdam er ongeveer € 45.00 per maand op achteruit zou gaan. Gezien recente ontwikkelingen (o.a. een verhoging van de alleenstaande ouderkop in het Kindgebonden budget (zie 4.2) met € 250.00 tot € 360.00 per jaar), lijkt deze achteruitgang minder groot te worden. Meer duidelijkheid is er vanaf december: op de site van de Belastingdienst Toeslagen kan dan een proefberekening van de toeslagen over 2015 worden gemaakt en zijn de nieuwe bijstandsbedragen bekend. 3. Wat wordt momenteel gedaan om alleenstaande moeders vanuit de bijstand weer aan het werk te krijgen? Wordt deze groep net als andere mensen met een bijstandsuitkering ingeschreven bij uitzendbureaus? Zijn er programma’s en/of projecten gericht op deze specifieke groep? Zo ja welke, zo nee waarom niet? Antwoord: Sinds 2012 besteedt DWI apart aandacht aan het bevorderen dat alleenstaande ouders gaan werken. Voor veel alleenstaande ouders blijkt de stap naar werk erg groot. Bijstandsafhankelijkheid is vaak maar één van hun problemen. Ook voor alleenstaande ouders ziet DWI uitzendwerk als een optie. Voor trede 4 klanten geldt de verplichting tot inschrijving bij 3 uitzendbureaus. Bij trede 3 klanten wordt gebruik gemaakt van jobhunting waarbij ook samen wordt gewerkt met uitzendbureaus. Lastig hierbij, en meer algemeen bij de flexibilisering van de arbeidsmarkt, is dat de kinderopvang nog niet maximaal in staat is mee te bewegen met wisselende werktijden van ouders. Wel heeft DWI met een aantal 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing a Gemeenteblad Datum 29 oktober 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 25 september 2014 grote kinderopvangaanbieders afspraken gemaakt over de maximaal te hanteren tarieven en een flexibeler omgang met af te nemen dagen/dagdelen. DWI heeft enkele specifieke programma's en trajecten voor alleenstaande ouders. Hierbij spelen bewustwording, erkenning en herkenning en empowerment een belangrijke rol. Binnen de aanpak “Kanstraject”, in 2013 uitgevoerd om bijstandsontvangers met grote afstand tot de arbeidsmarkt (trede 2) te activeren, zijn alleenstaande ouders in aparte groepen gesproken. Ook voor de trede 3 doelgroep kent het Re- integratiebedrijf Amsterdam aparte groepen voor alleenstaande ouders. Horeca en catering zijn daarbij veelal belangrijke uitstroomrichtingen. Een voorbeeld is “Herstelling Plaza” in het voormalig Theatercafé in de Stopera. In verschillende situaties besteedt DWI apart aandacht aan deze doelgroep, soms door groepsaanpak en soms door individuele aanpak. DWI wijst alleenstaande ouders nadrukkelijk op de aankomende veranderingen in de bijstand en het kindgebonden budget. Zoals toegelicht bij vraag 4 zijn deze wijzigingen erop gericht arbeid eerder lonend te maken en de armoedeval tegen te gaan. 4. Welke concrete maatregelen worden ondernomen om armoedeval bij alleenstaande moeders die vanuit de bijstand aan het werk gaan tegen te gaan? Antwoord: De maatregelen om de armoedeval tegen te gaan kunnen worden onderscheiden in gemeentelijke en landelijke maatregelen. 1. Gemeentelijk. Uit een recent op verzoek van de gemeente Amsterdam uitgevoerd Nibud onderzoek blijkt dat het verhogen van de inkomensgrens voor de minimavoorzieningen van 110% naar 120% tesamen met de aanpassingen van het Rijksbeleid, een dusdanig effect heeft dat er voor alleenstaande moeders die vanuit de bijstand aan het werk gaan geen sprake meer is van een armoedeval in de zin dat hun besteedbaar budget bij uitstroom zou dalen. 2. Landelijk. Vanaf 1 januari 2015 vereenvoudigt de overheid de bijdrage in de kosten van kinderen. Dit gebeurt via een hervorming van de regelingen die ouders financieel ondersteunen. Van de elf bestaande regelingen blijven er vier over. Twee regelingen voor een financiële ondersteuning in de kosten van kinderen: 1). kinderbijslag: inkomensonafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen; 2). kindgebonden budget: inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen en vooral bedoeld om gezinnen met lagere inkomens te ondersteunen. En twee regelingen om de arbeidsparticipatie van ouders te stimuleren: 3). combinatiekorting: een fiscale tegemoetkoming voor de extra kosten die ontstaan door de combinatie van werk en de zorg voor kinderen; 4). kinderopvangtoeslag: specifieke compensatie voor de kosten van kinderopvang. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum oe oktober 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 25 september 2014 De inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders wordt in lijn daarmee vormgegeven. De speciale bijstandsnorm voor alleenstaande ouders komt te vervallen. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor alleenstaande ouders de bijstandsnorm voor alleenstaanden. Via de Belastingdienst ontvangen alleenstaande ouders dan een aanvulling op de alleenstaande bijstandsnorm in de vorm van het kindgebonden budget. Alle alleenstaande ouders met een laag inkomen, ongeacht of ze werken of een uitkering ontvangen, ontvangen via de Belastingdienst dezelfde inkomensondersteuning. Deze harmonisatie zorgt ervoor dat het voor alleenstaande ouders in de bijstand loont om te gaan werken. De verwachting is dat alleenstaande ouders die uitstromen uit de bijstand naar werk bij een laag inkomen er vanaf 2015 ongeveer 10% in inkomen op vooruitgaan. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 949 Publicatiedatum 31 oktober 2014 Ingekomen op 29 oktober 2014 Ingekomen in brede raadscommissie FIN Te behandelen op 5/6 november 2014 Onderwerp Amendement van de raadsleden de heer Boutkan en de heer Nuijens inzake de begroting voor 2015 (leerwerkbedrijf). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Constaterende dat: — 24% van de Amsterdamse jongeren geen werk kan vinden; — het bestrijden van jeugdwerkloosheid tot een van de prioriteiten van het college is benoemd, maar dat de begroting 2015 desondanks onvoldoende inzichtelijk maakt op welke manier de intensiveringsmiddelen ter bestrijding van jeugdwerkloosheid worden ingezet; Overwegende dat: — een daadkrachtige aanpak van jeugdwerkloosheid van groot belang is om niet nog meer jongeren aan de kant te houden; — veel bedrijven graag leerwerkplaatsen of stages willen aanbieden, maar aanlopen tegen bureaucratie, tijdsinvestering, hoge kosten en een hoge doorlooptijd tot erkenning van de titel leerwerkbedrijf; — de kosten soms kunnen oplopen tot 2000 euro voor een bedrijf voor het aanvragen van een erkend leerwerkbedrijf; — uit gesprekken met het MKB ook is gebleken dat erkende leerwerkbedrijven belemmeringen ondervinden bij het aanbieden van leerwerkplekken; — de gemeente Amsterdam ondernemers kan faciliteren en enthousiasmeren bij het aanbieden van stage- en leerwerkplekken; — hiermee meer jongeren ervaring met de werkplaats op kunnen doen, Besluit: op bladzijde 109 van de begroting 2015 toe te voegen na de zin: ‘Met middelen uit het coalitieakkoord zet het college volop in op de bestrijding van jeugdwerkloosheid in 2015’, de tekst: ‘Hiervoor zal 1 miljoen euro worden uitgetrokken voor het ondersteunen en compenseren van bedrijven voor zowel het aanvragen van de titel erkend leerwerkbedrijf en het faciliteren bij het aanbieden van stage- en leerwerkplekken bij 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 949 A d é Datum 31 oktober 2014 mendemen erkende leerwerkbedrijven zodat werkzoekende jongeren en bedrijven beter bij elkaar worden gebracht.’ De leden van de gemeenteraad, D.F. Boutkan J.W. Nuijens 2
Motie
2
train
Gemeente | Amsterdam Ten | am, | In nn en Ed ne a Sn ns hf een NN AC ONS OV en 8 à ke) Kl V/A | | 4 y, | 9e \ CR RS OP dj 8 Ne GJ Projectnota Marineterrein Concept augustus 2023 Informatie De Projectnota Marineterrein is opgesteld in opdracht van de directie Grond en Ontwikkeling en is op … 2023 vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. Contact Gemeente Amsterdam, Grond en Ontwikkeling Postbus 1104 1000 BC Amsterdam www.amsterdam.nl/projecten/marineterrein Productie Projectteam Marineterrein (gemeente Amsterdam) Met dank aan Projectbureau Marineterrein en Site Urban Development 2 GEMEENTE AMSTERDAM Voorwoord Marineterrein Amsterdam. Voor de toekomst van de stad. Rijk en gemeente werken samen aan en toepassingen voor de stad van nu en de toekomst voor het Marineterrein. morgen. Sinds de poorten open zijn, hebben Dit bijzondere stuk stad vraagt om een Amsterdammers het terrein gevonden en uitzonderlijke invulling. Vanwege de de ademruimte ervaren die het biedt. Dit geschiedenis met de marine, die hier al sinds succes wordt de komende jaren voortgezet 1655 is gevestigd en zich steeds opnieuw en uitgebouwd. De nieuwe kazerne van uitvindt. Vanwege de noodzaak om in Defensie wordt een stuk kleiner en dat geeft Amsterdam de kennis en werkgelegenheid ruimte voor de noodzakelijke uitbreiding te blijven ontwikkelen die de stad vitaal van het innovatiedistrict, met ook ongeveer houden. En vanwege de wens om bij te 800 nieuwe woningen en een groot dragen aan de behoefte aan woningen in alle _ stadspark aan het water, waar bewoners en categorieën. In deze projectnota leest u hoe andere Amsterdammers komen sporten en Rijk en gemeente een evenwicht hebben recreëren. Zo vervult het Marineterrein een gevonden tussen de vele ambities voor het blijvende rol in de stad als toegankelijke terrein. ontmoetingsplek voor vernieuwers en vernieuwing. Een plek met een unieke Het Marineterrein is de plek in combinatie van kennisinstellingen, Defensie, Amsterdam waar al tien jaar bedrijven en bedrijven, woningen en recreatie. kennisorganisaties werken aan oplossingen Î ij = 7 oe Sd le! a ad n ar 8 bin el} s Tim. ee ee Ser Aan en GR : ene iS Li À ee E kan ba ma ME PN hom Vaes ek, bn | - A k al ; El r en bn & k 5 Ee et Pr el, : rl po nn 8 ML A or PS PE Dn P/ dS 2 B da lk ZA veeg tb ' et, N Ne er Ke wat En kj oi i é Á, =e ded is, 5 p it 3 s, er Ar k} AN Pe rd se en , BNA le POS A ac NE vr 4 LE 7 hi Vat. NEE re Het plangebied ek De 9 É Ligging in de stad ar Mi, PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 3 GEMEENTE ANDEREN INLEIDING 6 1. LOCATIE 11 1.1 Historie van het Marineterrein 12 1.2 Het Marineterrein van vandaag 14 1.3 Van enclave naar verbinder 18 2. INNOVATIEF STADSKWARTIER 21 2.1 Innovatiedistrict Marineterrein: proeftuin voor stedelijke vraagstukken 22 De centrale thema’s voor het Marineterrein 23 2.2 De theorie: de ontwikkeling tot innovatiedistrict 24 3. PROJECTVOORSTEL 27 Uitgangspunten samengevat 28 3.1 Stedenbouwkundig raamwerk 32 3.2 Programma 36 3.3 Gebouwen 38 3.4 Openbare ruimte 40 3.5 Verkeer, vervoer en logistiek 44 3.6 Duurzaamheid en klimaat 46 3.7 Kabels en leidingen 48 4. ONDERZOEKEN 51 5. ONTWIKKELSTRATEGIE 55 5.1 Bestaande grond- en opstalposities op het Marineterrein 56 5.2 Toekomstige situatie, bij oplevering van alle gebouwen 57 5.3 Adaptieve ontwikkelstrategie en curatorschap 58 6. CONSULTATIE, PARTICIPATIE EN COMMUNICATIE 61 6.1 Participatie in de haalbaarheidsfase (2017-2022) 62 6.2 Consultatie, participatie en communicatie na het projectbesluit 64 7. ORGANISATIE EN FINANCIËN 67 7.1 Planning en proces 68 7.2 Organisatie 69 7.3 Financiën 70 7.4 Projectbesluit 71 BRONVERMELDING 72 BIJLAGEN 73 PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 5 Inleiding * Voor een Aanleiding Principenota. De Principenota bevat een toelichting op Het Marine etablissement Amsterdam, globale verkenning van hoe de ambities uit adaptiviteit zie hierna het Marineterrein genoemd, ligt in de Strategienota kunnen worden ingevuld. de Nota van het centrum van de stad en is eigendom van De essentie van de principenota is dat Uitgangspunten de Staat. In 2011 heeft het Rijk besloten dat het gebied zich geleidelijk ontwikkelt tot pagina 36 hoofdstuk dit terrein op termijn grotendeels verkocht een toekomstbestendige en adaptieve” Adaptiviteit als kon worden. Dat biedt een bijzondere kans centrumwijk met een focus op innovatie, ontwikkelstrategie. om het gebied, van ongeveer 13 hectare, te bedrijvigheid en onderwijs, aangevuld met ontwikkelen voor de stad. Rijk en gemeente Wonen, sport, groen, ontmoeting en cultuur. zijn daarover in gesprek gegaan. Het principebesluit was de afsluiting van Na een eerste globale verkenning van de verkenningsfase en gaf het startsein de mogelijkheden om het terrein te voor de haalbaarheidsfase (fase 2). De ontwikkelen, hebben Rijk en gemeente in gemeenteraad gaf het college met een motie 2013 een Strategienota gemaakt, waarmee is de opdracht om bij de verdere uitwerking vastgelegd om het Marineterrein geleidelijk Meer ruimte voor wonen in de plannen op te ontwikkelen tot één van de innovatieve te nemen en een significante rol te zien voor werkplaatsen van de stad met internationale maatschappelijke functies, waaronder sport, aantrekkingskracht. Deze Strategienota is de _ Zorg, onderwijs en creativiteit. basis voor de afspraken die het Rijk en de gemeente met elkaar hebben gemaakt en die In 2018 besloot Defensie om met een zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst compacte kazerne op het terrein te blijven. Ontwikkeling Marineterrein 2013. Dit zorgde ervoor dat Rijk en gemeente Op basis van de Bestuursovereenkomst en gezamenlijk moesten verkennen hoe dit de Strategienota is er een verkenningsfase ingepast kon worden. Deze verkenning conform het Plaberum gestart. heeft in 2020 geleid tot afspraken tussen Rijk en gemeente over de omvang en locatie Principenota van de nieuwe compacte kazerne en het In 2017 heeft het college van burgemeester gemeenschappelijk gebruik van het sportveld en wethouders een principebesluit genomen van Defensie. voor het Marineterrein op basis van de Principenota B ALS CS Dl Wonen - werken «leren OA Abe RL Bebouwd/Onbebouwd T\ AOL é 50% / 50% PN ; Ee 9 OO) Projectnota P 20% rg e ij NID A) Tr # O OD Zi eni Ö © es Bebouwd/Onbebouwd 6 30% /70% 0 Afspraken tussen Rijk A î Wonen en gemeente, 2020 AN Onderwijs en Globale omvang en KNA 2 za mo kennisinstellingen locatie verschillende he ee Werk functies her mm erken 6 GEMEENTE AMSTERDAM Nota van Uitgangspunten Projectnota Het principebesluit uit 2017, de motie van Na afronding van de samen met het Rijk pepe Meren de gemeenteraad en de afspraken uit 2020 opgestelde NvU en de inspraak daarover ES maen tussen Rijk en gemeente over de inpassing hebben we deze projectnota voorbereid. hete rend van de kazerne vormden de basis voor de Hierin schetsen we de belangrijkste ES Nota van Uitgangspunten (NvU, bijlage 1) die kaders en randvoorwaarden voor de nn nanne gemeente, Defensie, Rijksvastgoedbedrijf ontwikkeling van het Marineterrein. De en Atelier Rijksbouwmeester gezamenlijk projectnota is een belangrijke bestuurlijke hebben opgesteld. In de voorbereiding stap om de uitwerking van de plannen Principenota op de NvU hebben we de bewoners en mogelijk te maken. Als de projectnota 2017 gebruikers op en rondom het Marineterrein is vastgesteld door de gemeenteraad, geraadpleegd. In de NvU Marineterrein kunnen de uitgangspunten zoals verwoord staan de ruimtelijke en programmatische in de NvU verder worden uitgewerkt. De uitgangspunten voor de ontwikkeling van toekomstige eigenaar van het door het Rijk het gebied en een vertaling daarvan in een te verkopen deel van het terrein zal die stedenbouwkundig raamwerk. Dit raamwerk verdere uitwerking binnen de kaders van is een schets op hoofdlijnen, die ruimte laat de projectnota op zich nemen. voor uitwerking. Na afronding van de concept-NvU hebben Naast het vastleggen van het ruimtelijk RE we hierover inspraak georganiseerd. De en programmatische kader met deze beantwoording van de inspraakreacties projectnota, besluiten we ook of de tn staat in een Nota van Beantwoording gemeente het door het Rijk te verkopen GE (NvB, bijlage 2). De NvU en de NvB zijn als deel van het terrein over enkele jaren a, f H , bijlage toegevoegd aan de Projectnota. In wil aankopen. Bij aankoop door de SN de Projectnota hebben we een beknopte gemeente is een investeringsbesluit en een Ed weergave van de NvU opgenomen (het omgevingsplan de volgende stap in de EN projectvoorstel). ontwikkeling van het Marineterrein. Nota van Uitgangspunten Strategie innovatiedistricten Leeswijzer 2022 Als uitwerking van de Omgevingsvisie Deze projectnota begint in hoofdstuk 1 Amsterdam 2050 is door de gemeente de met een beschrijving van het Marineterrein, Strategie Innovatiedistricten opgesteld. de geschiedenis en de huidige situatie. Hierin staan de kaders en strategie voor de In hoofdstuk 2 lichten we toe wat het verdere ontwikkeling van innovatiedistricten betekent dat het Marineterrein als in de stad. Het Marineterrein is één van een van de innovatiedistricten van de deze innovatiedistricten. In het hoofdstuk stad ontwikkeld wordt tot innovatief Innovatief Stadskwartier is beschreven wat dit stadskwartier. In hoofdstuk 3 staat het x EE : . . . % nl fr inhoudt. projectvoorstel voor het Marineterrein. x a OS Dat bestaat uit een beschrijving van het A PAI Sig Aanpak Binnenstad stedenbouwkundig raamwerk en de lá N Es gen f De ontwikkeling van het Marineterrein uitgangspunten voor het programma, rn vene ee ee sluit goed aan bij de ambities van het gebouwen, openbare ruimte, verkeer ee en uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad. en duurzaamheid. Om de haalbaarheid Strategie Het is, nu al, een gebied waar alle van deze uitgangspunten na te gaan, Innovatiedistricten Amsterdammers graag komen en zal dat in de Zijn er diverse onderzoeken gedaan. De Amsterdam toekomst nog meer zijn door de uitbreiding conclusies van die onderzoeken staan in 2023 van het stadspark aan het Oosterdok. Het hoofdstuk 4, Hoe de ontwikkeling straks park biedt volop ruimte om te ontmoeten tot stand moet komen en hoe we het en recreëren. En omdat beeldbepalende innovatieve karakter ook voor de langere en monumentale gebouwen, bomen en termijn willen bewaken komt aan bod in boomgroepen worden ingepast in het hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 beschrijft hoe we ontwerp van het park, krijgt de geschiedenis de omgeving hebben betrokken en blijven van het terrein een nieuw gezicht. Het wordt _ betrekken bij het vervolg. Hoofdstuk 7 een gebied waar vrijzinnigheid, initiatief geeft tenslotte een doorkijk in planning . en creativiteit letterlijk en figuurlijk de en proces voor de ontwikkeling, hoe de ern me ruimte krijgen. Een gebied waar culturele, organisatie hiervoor is ingericht en wie x iS technologische en onderwijsvernieuwers waarvoor verantwoordelijk is. Ook zijn de We oplossingen bedenken, testen en toepassen financiële consequenties benoemd. De AANPAK BIN p= die bijdragen aan een leefbare stad van de nota sluit af met de te nemen besluiten. Utvoeringsprogramma toekomst en aan de economische diversiteit ; In . Aanpak Binnenstad van de binnenstad. 2020 PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 7 A ENE TT EE NEET KIES prs be TN ee 4 INEEN nes nf rde Ri. AART | CARNE 00 a. ee DE et MD We Ge vn te AND à ie ms Bitar tre MA | ee EE u RE Î Nt Ee ie E nt » A EN 8 gl \ En pee jl ie 4 ed E E sar ns ik sd | = "5 pr \ kj Ln en - Lj n lieht, Ft „ he % Al, en _ 4 5 ENE A we, A KR } a ni RONDE vti 7 En Ei Bi El AM ks Ge Peen en ne rt OI A et - E Midi ple ei Ee U | 5 ee k Om kf EED We ee n a SN tk B in Te ME, RN err ne EE) ek | B ele Ne es ne Ce kh es ge Et 8 : Via et ee er A f ee ed 9 en el ND ee ih et ee Tin Es ef in We rs ie Ni nn mn en Kn pT a \ En \ AE er Ö u = ES Lee er Wer IN Vn En 5 — mi | St zi Ee je : Mer, En in ' en _ - as GS "| el Een Se _ teid 8 a ETA a BE d ee es zr an pe a DE en ” é zis Áb et on an ef “cd id A bie : ba Dd ce 3 hant KON ME Ed hak HE: il ke mn Ü es Pe an 0 Ee A ge ' me ne aen id pn EE Td : Ee EE men Ls EE if ra NE WiBErvean | EE : pn pa Ee ii mT 1 es u Ene PL B en Ee" vr =d gr Ee OK pn ne Ar B a à : 47 Ek Ir ee et 4 Rh ° EE d Epe Be Ad p ats Ù en En kS ne pe ' BN: pl be é pl FS Ei, AE B rg: EN Ee { je . ee Ek 8 5 ú 1 ar Dl gn ne | pe pr il Á gn En * Len Ee want ed ij Ks Ô ee zn ed en : ES pr Te EP vere 7 En Rt ik | el p Er br, Pe eh TN BEA TM Pl ee NES Ee td de pe Ed kr EE RAN: na Dit. u | Eg ni p : ï " bj 2 IJ hl e ii " ii if zj Denm ee 5 ESS A ’ DE eget KE ed Ki dl 8 EN AE ent ij : 3 sh Ì Pl | n ï Ee | re je = am! ‚n es Er Ee £ N5 ig a " dj L a pe es EEP | DN AN 5 ú vi fi ‚ Le 3 FI Ne ; TT een B img ee eat mT En FTE : EE Mn ee EE : ad ad kk hin ii is en ee brik vk al - a, ‚ik es — fi EN a 3 He en! hj ar Î Dé Ns Rik Pop EN E; ik gps ld gr 8 GEMEENTE AMSTERDAM EE REEN EEN Ee OT zi er ET KT RE id sie ee 2 AES KR ie: Jee, li> ee EP add kr ikt Weld ei PEG : al ea ül is A Sn RO PM EE | ben REE et rn hen eK ge Ea Mo Sel: - Car Ei man ee de df E L Mej ee gern Tak a NR | fee wine V : E. df ib rs Er : en We, n 3 zi ie ma Ee Ì 5 Ee aat Pe . pe ä or # f has er el nd nt fd mek led ee | EN 4 al EE 7 £ he, Ee in EAA en RT ee EN ee RE dd Te es a 4 n mj Ld De k nT = ke an N Nee REE Ee _ een ee en had” Ee ME mm tl ne ee le er ti, 8 mn wt Tl en ha FE nn Ke s hk De FE ad ie A 5 ii NE l et = p A ME En Sin pv me en Ned je Re, EE nn e en a Î Rie EE. ei dgn ETEN nae Eel PE jak ir pe I SN 4 8 Pee eN el ml ef Bn Nes „ang a En En 5 tie + Ts en en : LT Sn Hi 7 AN Ez ES E En ee es Jaar de ie 7 nà ln ni e Ma zo ed 5 ER: md Î BR nd ne i es ee en 5 Ed a nn am nn > ij : a n nh Elin Sn Ken EES en on Ei ep es PE Ee : E Lan rs en EN . ent Ee a eN je BEZ ne Be Se is Ee a sn bk - B Ede ‚ Be en a er rn : mn Me Ek am We en et RR Ee dis 5 a ran A : ph In Adha!) Er pe Ô res _ Ee: ê ne , en a ‚e enn en en | Re nn al RE 5 tn EE Mtd Bam We Oan VE Mt WER En ed Th AN Fr BE le En ef ; B TTE Zen. 18 EE a í . n NG . kT: a in} ik rentbgantd, a Pe kl | | Hel Bed E Es an ne ol taat entre 4 En t De 2 É Ee ie Le T whe PÀ En eren u, r ì en ht en : EL ee Ee En jk en Mant 2, Een E Ì pe en Ee B ie fa } eg NN ie ne ii ee Se Re! edn kr SE En Dn De E pn he S et Ts eek Ee EN eo EN Ei a S eN aad hel - : 7 ik Ent ch en, in ie f e x Nn … W fn " : en ie: hes en i en [ Ee 8 Ee Ee 0 DE in en: ne ml Kd f Ik en - = en Er En br red Be 5 . NE id # Le eN î eten cd ® Ô ú a ne Ben x Ll ° . en, Mi D en = Î u ei 1 Tanel ei, ie on ha B a 3 BOSE de omde el pe Pe zn RE bn ‘ S Ee kier B RE Wee PE 5 EME » et WenS oe NA har Diohk U Ni a En ei ILSE wl ki de S ee en OE ern Ri: al Ln R. zin Er en Ki - EE ae rn NE ers En Ed en ii Ke í „a d ann E ne ie ek ee ei 3 Da Eer 3 - rn , kk n Ô a ze B 7 EE: Ent en % Re ae De | : ï 3 le sr „ er Ì A, ei d Ô : , r Ee eat eel gE Ki hi k ee 4 EE . 5 Eid - Sá Ï namme eN EE and ee 4 = = ik il dl 8 , Nn an ve ke 3 3 d Nanm Ne Kr De rs Win ke ge En enk 3 get nn en NS eN ‘ = ir od ns Pa Cr ET ee d BNC aan teen eN tees hij Dr NRE orn ag nn En zkt ar RE Aa en a en eN el ha et rt de Ke A a nn dtech RTT TRR Nel Melle Wert IEM AEL vale ded A ld ED ef TT It Td Ps ee he 3 Pr] re eg Kam B % af Pe h kr h ik: En Pe oet ie Wy 1 EM = rm ran pT A uk dier s nn, G * Mi PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 9 10 GEMEENTE AMSTERDAM L_À 1. Locatie " Het Marineterrein heeft een scheepsbouw- en militaire geschiedenis die teruggaat tot de zeventiende eeuw. n De geïsoleerde ontwikkeling en de aanwezigheid van veel bewaard gebleven erfgoed heeft geleid tot de huidige bijzondere enclave-achtige sfeer. = In de nabije toekomst concentreert Defensie haar activiteiten op een beperkt deel van het terrein, waardoor ruimte vrijkomt voor herontwikkeling in het gebied. 1 Het Marineterrein ligt strategisch op het snijvlak van de Oostelijke Eilanden en de historische binnenstad, en ontwikkelt zich geleidelijk van enclave tot verbinder. k ) 4 ar ® ® ® ® 1.1 Historie van het Marineterrein De geschiedenis van het Marineterrein gaat terug tot de zeventiende eeuw. Vanaf 1654 werden de haveneilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg aangelegd. De hele westelijke kade van Kattenburg was bestemd voor de Admiraliteit, die er haar werf aanlegde. Deze werf was een voor die tijd ongekend innovatieve werkplaats. Na de aanleg van het Oosterdok in 1830 ontstond op de plek van het open havenfront een nagenoeg van het IJ afgesloten havenbekken. De Marine, die het terrein na opheffing van de Admiraliteit (1795) in eigendom kreeg, breidde de werf uit tot een rechthoekig dok. De palenrijen van het Marineterrein werden aangeplempt tot landstroken, zodat aan alle zijden kades ontstonden waarop magazijnen en andere gebouwen verrezen. Het Marinedok had nauwelijks meer een functie, maar het water bleef behouden. Het resultaat was een afgesloten wereld van eilanden, bruggen en vlonders. Pas bij de aanleg van de IJtunnel, in de jaren zestig, is het dok grotendeels gedempt. Voor de È he | nil aanleg moest een aantal karakteristieke > Be RR pt Jk ke Pe AAA gebouwen wijken, zoals het Marinepaleis BOO win | m Î ee ze nf L. 4 an met officierswoningen. Bruggen en en kn GE Rn et | Namen aanlegkades verdwenen. Er kwam een & ee eer mf nieuwe, asymmetrische kadelijn, die tot OE ERS en 5 op de dag van vandaag is blijven bestaan. h pe en IM Me Be ES MK Tot in de jaren tachtig zijn door de marine tl EN 8 gebouwen gerealiseerd, veelal voor nieuwe eri an en Defensietaken in de sfeer van kennis en ei B opleidingen. Ook in de 21e eeuw is nog Et je nr MN gebouwd voor gebruik door Defensie. Een 4 zl Be En EE 5 Ee neme recent bijzonder bouwwerk is het depot van en ER Ee: En En Het Scheepvaartmuseum, direct achter de Bn en Ee and iki muur aan de Kattenburgerstraat. ee NME Erfgoed en bijzondere elementen Te eed Ee ee Ep Er zijn 2 onderzoeken gedaan naar het Ed Ben B historisch erfgoed: een onderzoek in En ee si opdracht van het Atelier Rijksbouwmeester ed (bijlage 1.a) en een onderzoek door Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam (bijlage 1.b). Zichtop hetRijksdok Aan het einde van de negentiende eeuw In paragraaf 4.1 van de Nota van 1899 werd het havenfront omgevormd tot een Uitgangspunten Marineterrein staat stedelijk waterfront. De haven verdween beschreven wat de weerslag van deze uit het stadscentrum na de voltooiing van onderzoeken is in het stedenbouwkundig het Noordzeekanaal en onder invloed van raamwerk voor het Marineterrein. schaalvergroting en industrialisatie. Op de Door de keuze voor transformatie en dijk tussen het Oosterdok en het IJ kwam verdichting, én de functionele eisen die een spoorweg te liggen. Het Centraal Station Defensie aan het gebruik van haar deel stelt, verrees op een paar honderd meter afstand kunnen niet alle gebouwen en de bestaande van ’s Rijks dok. Voortaan was het Oosterdok opzet behouden blijven. Tegelijk is sterk niet meer bereikbaar voor grote schepen. ingezet op de betekenis van het voormalige De Rijkswerf sloot. Het terrein ging vanaf dat Marine Etablissement: een ‘unieke besloten’ moment Marine Etablissement Amsterdam parkachtige ruimte, met openbare oevers heten. Het werd vooral gebruikt om waarbij de kern van het gebied rond de oorlogsmaterieel op te slaan. Na de Tweede __Voorwerf maximaal behouden blijft en de Wereldoorlog werden er opleidingen van de _ historische karakteristieken en inrichting langs Koninklijke Marine gehuisvest. het water zoveel mogelijk benut worden. 12 GEMEENTE AMSTERDAM 022 031 N 5 3 CO 025 39 2 | ® EN D RN 027 a10 284 d uz Ò aar É ä Ot ’ La, 003 en A} Waardering van bestaande gebouwen De bestaande gebouwen zijn gewaardeerd door Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam. Bij de naamgeving van gebouwen zijn de oorspronkelijke aanduidingen gehanteerd. Gebouw Waardering 001 _Commandantswoning EN Monument(waardig) 002 _Commandementsgebouw EE Orde 1-2 (behoudenswaardig) 003 Poortgebouw Orde 3 (historische gelaagdheid/ 006 Officiersgebouw m C 9 9 D 007 _Wachtgebouw MBK EE Basisorde 010 Bergplaats AVDD Nader te bepalen 012 Wiskundig Centrum 014 Marechausseegebouw 015 _Provoosthuis 017 Marine Cantine Dienstgebouw 022 Schietbaan 024 _Vml. Timmerwerkplaats 025 _Onderofficiersaccomodatie 026 Legeringsgebouw 027 TOKM 027L Magazijn DPD/Werkplaatsen 028 Verbindingsschool 029 VBS-kazerne 030 Bedrijfsrestaurant/congrescentrum 031 Zeekadettenkorps 034 Sportschool 039 Lesgebouw 040 Bevoorrading/Technische sleutelclub 041 Depot Scheepvaartmuseum PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 13 ® © 1.2 Het Marineterrein Op het huidige Marineterrein zijn de verschillende tijdlagen nog goed herkenbaar dankzij het bewaard gebleven gebouwd erfgoed. Het ensemble van kades, binnenhaven, historische bebouwing en het groen vormen nu de essentiële waarden van het terrein. Jaren van geïsoleerde ontwikkeling hebben geleid tot een enclave-achtige sfeer. De muur langs de Kattenburgerstraat is hier een symbool van. Deze benadrukt het bijzondere karakter van het gebied erachter, en sluit het tegelijkertijd af van de directe omgeving. Aan de andere zijde van het Marineterrein bieden de kades juist royale uitzichten over het water op het zeventiende-eeuwse havenfront van Amsterdam en de nieuwe stedelijkheid rond het Oosterdok. Het terrein is voor autoverkeer toegankelijk via de Kattenburgerstraat. Vanaf de noordwestpunt verbindt een tijdelijke brug voor langzaam verkeer het Marineterrein met de Dijksgracht en het Centraal Station. De muur langs de Kattenburgerstraat draagt bij aan de enclave-achtige sfeer ne rn 3 he | he ig En EN EE == E- ke nn me . kt ee ann eeh n St WE nen | EINE RI NE en Á ij EL To: TG EE, en S Ns Het ensemble van kades, TRA x PN binnenhaven, historische Ee immer | bebouwing en het groen - tn RET NN TE vormen nu de essentiële de Nad Î pe A waarden van het terrein. Huidig gebruik publiek toegankelijke deel van het terrein 14 GEMEENTE AMSTERDAM Ne 4 ÍT jj Í } Fa en Ss su /A ks, 17e N G b Í \k DR) € D\ \\ 4 \ \ NÀ B Came ó { El î EN % (8 B> , 5 \ AS iN hek PAC \ ee Pl % N N Sk re Se N Al Je Je N XK ores SN 5 Pe { \ $ \ d Ze > N S A CX @ \ \ Do 4 5 7 ò á Z AN P | is & ‘ 4 mn N ä SS @ Ge KN 3 6 / (DA 5) d 9 es ge 7 [| Bestaande bebouwing \ N 5 ri 4 \ \ À we CD Bestaande bomen Ke A Bestaand groen ' 2 N DET Afgesloten voor publiek Ln ® B Si Om 40m 100m 2 ( in ) 5 k FP S%'a 7 Bestaande situatie Het terrein is voor ongeveer de helft afgesloten voor publiek en _ _ Het bijna 13 hectare grote terrein is nu nog voor ongeveer de helft ci enn ET afgesloten voor publiek en in gebruik door Defensie, Dat deel van het = gee terrein wordt niet alleen gebruikt voor specifieke militaire functies, E REE / maar levert ook een bijdrage aan tal van ceremoniële gebeurtenissen Î __in de stad. Dit onderstreept de sterke verbondenheid tussen Defensie el. ie en | P en Amsterdam. me) lll 0 D mn | 5 De andere helft van het terrein is publiek toegankelijk. Dit deel mn en Ed, M van hetterrein en de gebouwen daarop worden door Bureau gl ! |anlacjanjes e Marineterrein Amsterdam (tijdelijk) verhuurd aan diverse innovatieve ne ken 8 bedrijven, instellingen en horecagelegenheden. Het Living Lab, een _n ml” ben han : : pe samenwerking van bedrijven en instellingen op het terrein, test er Tk ana ONE mes n ik voor iedereen zichtbaar en merkbaar verschillende oplossingen voor EN zat ij stedelijke vraagstukken. De binnenhaven is een drukbezochte plek ld |E EEL LLL > waarop en rond het water gerecreëerd wordt. Huidig gebruik Afgesloten deel van het terrein in gebruik bij Defensie PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 15 ak Re | == : k Ê ee en ee En in Arn EE EE 15 PE : in 3de ie a ee Le N= 5 MAN en ee Sen Ee en ee IE en ns Ei pn 1f gaan ii u ka == B hs | IN en mee 4 ' en Na date EE en Ee nend EE ne Eeten enn en - : - Ei Rt en Ten en me nnen ee en == er 5 ja - es en 10 H pen de zn en n nst À an r E kad er en re Ee aen © S ee mx Fr eere A ke Re Er Mer nend s ak heel Ne Te need mee 4 a ded te ne F a hat 4 A Ee : ki =| EE E B |E hee Ee , À e ie Grenen Ev hen el \ dd , : | Rn em r EE AAE Me net es Jard ne ik Pi Ed pen Vert a re mn wi 1 7 zi Te Se kle. en ee i EN Nn en Kaj ze OR IE 4e ge el be Enk ES KE ee Lel 4 Jn en el be ie = gl en : ad Ve he n ee E — De ee - 8 a a in, ze : z | ES Ee nd Ns 5 ca Pal f n 5 et k il d TE AR ed B Ps En dit Ee : Ne mf == … GE (A nn TE at zi en Ë #7 pi ed \ hl | 3 = rl 1] E mT | A, AE kj SS ad SER et Nn j e a tt ee far miet ú N | jee end de 78 5 if ce nn ie, B Ld | TA 5 El E Te ze ' , Ee € Ps eN tt pn a bad rd E Sn OA tene an \ en MR nes Like N El d if En iki: me ik Flik dn td er reid : ke ie eef! = ad == ok AR VR Me — die Ek 0 a ANS — a en TR Ë KI” . t F =: mT 7 E arti En se ; i in ir EEN a, 07 Nn Or me Ge Ome ri / # - : m am fi « . e. e Ri Ù f E & Ki PANN # Je a =| Pe 16 GEMEENTE AMSTERDAM Sa sgr vk " 5 8 ne gmt, Er DEES 3 Ent n mn nr he” … ei : Et TE 5 zi | in Ees B nt EN gt TREE Es: EVER - Eik = Ks Wi marieke, Saan hs S DE se En ete. | raden Mad | armed nn rg zh Ì | Í & = El Pi ne 4 EEn ï ne B NT - EEE te eik ! den A ie AE Eed Ee en dE raam Ei : Nete ad ee eenn RR Fl ee Re A A ES en hes Te EE ee Ben sE =S den meen RAR En en mp Ee te VS =, - jg = Ei nn ä E nn eta = n= : = : mn ee Ei hen IE == ne _— en ends iid BE 3 ek ze B: Fu Oe ee oe Ch en - arn tr ane BEER AR en En, Eee En kl en he en ak En sn rn ee î nk 5 , A! n S H en L ali De : ui ee. ko Wi ie d end ie kn a en et en et EN rf Ee TN HE: KN a. Tr: Ee OE nl je = ie dk ee. Ei hie JA ht et : EE. WP st ll _… ed en ril de, | EK B fe Ki. &s Ln | Eh : IE 18 Kime 0 Bal Re ed En akk al : 5 1 Á RE A À =S, add hl ind oe Ee 5 Ee EE “— ee nd ef Er Bin en E ae | e Bme In = == R EE se ,Ô rm Lee EE E rn pe = FS | a Ek > EE EE) AT Ne, Sel Wide Ersen d er WA za mk ” AE mee te | Te zend Ea ze # / Mn pt | Tar TE 5 En | IG ‚N Ee a EE mS mT sf 4 B. de î _… - ze S r > 8 en \ ap ke „5 De | Ì ae mn , | in [ee Ki ki E ie j Fn = his 1 | if es | Le 1 IE 8 Ee: - afte rr in ” zt w — NN 2 B. ee: ej Ee î Eik - ï en É À Ee le Pas En ad ei En ms Bags n mel jas Ê a en ea | En de he - bi ak Ee il ' Eb TONE di = H : k As 4 sl 5 E } - se ze on Ie ‚| EA i Z * Ef RE el ve en . It E \ E Kms E ke Ed : 4 | L e | Ie al ES ü E- Ea - q Ï ús ef ze EE Ì 8 k < rf En 1 k li P Man ME hi | à ss nn A Tel et "i en af 7 Te el: EE ak Ben Op Ts io b 0D | We A 6 Rid Pr ee af . tj > Ar 8 va ak » er RS dl N = a P - | P en Ei ï À 2 7 hak: 4 ed 4 Jd , ie 5 = P 4 - lij dr nd Ae B 5, k si ot £ Er et kn ek | : PT … -n ’ Zee = a, 4 B _ „ie 4 tl k vd eh! Á edel \ ve Ee an En We N B WEES SR, df Á EER N 0 q Wk. ij Sn Ke Ne ER en —% a nt B ' nà : a J Î P NE Ee Nrd Di CANE OO PN} Br At à DE le VE ne Me Bed : ii er er | Nee SE, EP E main ee _ E Dn a EK in 4 Ur 5 í 5 = EN dl y P u ij ee ’ Fa fe an, Ee EEn, pe Ge À IN ] EJ En NS Î, ; Phi, jn en gn î d u le, e: = Je ij kt EN R ied LJ 5 FP, En ef Ee ; ne U On rl Tar RE A JI ì | MEIN! TE He Ve 5 AN ie Ekin - a an il AR tE RT FM En TN | er Í | B Je nrd Te É irak , ye EA Zie V, kT PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 17 ® 1.3 Van enclave naar verbinder A Se min. Ek en, Te AN it An. al ze pmm Emm en Mn, Nn EC en Pi _ \ _ nn _… L mn Ten f Ak Se { f Dn en mn ns te nt | he, S AD Vn \ u F ee in Ë Ve wil Nv Zi le nn Hi eer | ee, # er. S Lj / — / Zn . 8 he ld hdd _ / Í L en. Z # . er - Ek A EL OA A ti, Dj 2 Sn, Ù ee, ZA Nx in 2 9 De be FD Vi ij - ZAL Er bf ' a En à Zr ig Z ie ZAL SPES Se a, SS A f id 4 À Ee, k ven wv A Se EW Ee d fe a : 7 or gier , : | Senn ’ tn { _£ ams a AN Ne ip Ee - Td NS \ Ar ok TE Ke # ee 1 „5 Es en ge Ve Ne C Sn ZA ME 215 me ie Jr 20 - Eg ik ar € Ke " rf) en MOS WAT <a hi an A IE er he à ' Er | Fe DZ c Aansluiting op de Bepalend voor het toekomstig functioneren De ontwikkeling van het Marineterrein omgeving van het Marineterrein is vooral de strategische versterkt de identiteit van het Oosterdok en Het Marineterrein is ligging in de stad. Het terrein ligt op het de aansluiting op de rest van de binnenstad. zowel een voorpost snijvlak van onderscheidende sferen: de Tegelijkertijd versterkt het ook de relatie met oil on onsje binnenstad, het Oosterdok en de Oostelijke de Oostelijke Eilanden. Sinds de openstelling „angen In De Eilanden. Deze gebieden zijn zowel in 2015 maakt het openbare deel van het Oosterdok als een imtelijk als functioneel heel verschillend Marineterrein deel uit van de buurt en de stad verbinder naar alle ruimtelijk als functioneel heel verschillend. arineterrein deel uit van de buurt en de sta richtingen van de stad Historisch gezien hoort het Marineterrein bij als geheel en dat zal alleen maar toenemen. de eerdergenoemde Oostelijke Eilanden: Wat tot voor kort een afgesloten enclave Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. Maar was, wordt steeds meer een verbinder tussen het maakt ook deel uit van het historische verschillende delen van de stad. Het besloten centrum van Amsterdam. Dat is een enorme karakter dat in eeuwen van afzondering kwaliteit. De herontwikkeling van het is ontstaan, biedt kans op een voor de Marineterrein betekent leven, werken, wonen binnenstad unieke kwaliteit: een autovrij en leren in het hart van Amsterdam, met al gebied met een combinatie van stedelijke zijn aantrekkingskracht en vitaliteit. bebouwing en een aantrekkelijke, groene openbare ruimte. 18 GEMEENTE AMSTERDAM hk Ks : À Î ! ! le nf Ô a Ee 0 et L si zl 5 6 ee in L e ns eg ri Ansi er en dh dr ke EE de ien Ten EE A CMK Sn pn aeg 9 ue 1 mai Vl Î N 4 1 Ï T ! k ij Kri Kn ej et het n En ” TTT nge 5 aan mT U ms 4 edna Mi Tm | B net Zes Ë 4 n= | ee gere Ae D Re ï Jl An a =l ks, is eat win ed ee | Nn Het opengestelde deel van het Marineterrein maakt deel uit van de buurt en de stad De ontwikkeling van het ex, Marineterrein versterkt de identiteit AN er PE van het Oosterdok en de aansluiting ‘ FS nn EN id op de rest van de binnenstad. Le er 0 …. ve A ì rj A Ke Tegelijkertijd versterkt het ook de 4 4 de . . . Re f je e J| p relatie met de Oostelijke Eilanden. EE AR ee \ je df ee ES re er rn Een B mmm E IJ_ b fi bii ses Kf Ee of K si Ì ee Activiteiten voor de nd s ee en 8 43 buurt RER georganiseerd door mn En id Bureau Marineterrein SEEmd SE en Ee En PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 19 20 GEMEENTE AMSTERDAM 2 Innovatief stadskwartier 1 Het Marineterrein wordt ontwikkeld tot een toonaangevend innovatiedistrict, waar werken, wonen, leren en experimenteren steeds nauw met elkaar verbonden zijn. 1 Het Marineterrein onderscheidt zich van de andere innovatiedistricten door zijn ligging, het gebruik van de openbare ruimte voor innovatie en de samenhang tussen leren, werken en wonen. nm Hetiseen plek bij uitstek waar talent op ieder niveau zich kan ontwikkelen en waar vernieuwende en duurzame oplossingen voor stedelijke vraagstukken worden bedacht, getest én toegepast, ten dienste van de hele stad. mn De toekomst borduurt voort op de geschiedenis van het terrein: innoveren en leren door samenwerken. 1 Sporten, bewegen, recreëren en kunst en cultuur spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het Marineterrein. " Defensie is en blijft belangrijk als identiteitsdrager, partner en buur. " Om het Marineterrein als innovatiedistrict te behouden en te versterken is een sterke governancestructuur onmisbaar. We Te NN rt k gn gn ’ 5 [\ Ik nn en pa ER ze en 5) . =rin IN ER RD, ® ® © 2.1 Innovatiedistrict © ® © f © Marineterrein: proettuin voor stedelijke vraagstukken * Definitie In de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 (2021) en in de Strategie op Innovatiedistricten €cosy SES HEL is het Marineterrein aangewezen als één van de acht innovatiedistricten in de begrip ecosysteem . Do : . , . . komt uit de biologie: stad. In innovatiedistricten ligt de focus op het stimuleren van interactie en het het geheel van alle ontwikkelen van kennis en ideeën. Het Marineterrein onderscheidt zich van de andere organismen in een innovatiedistricten door zijn ligging midden in het centrum van de stad en de verbinding bepaald gebied, met de samenleving. De openbare ruimte wordt gebruikt als proeftuin voor stedelijke hun onderlinge vraagstukken en er is een ecosysteem* rondom ‘het nieuwe leren’ ontstaan. wisselwerkingen en hun leefomgeving. Innovatie op het Marineterrein tot _ die bestaat uit bedrijven, onderwijs- en nu toe kennispartijen en de overheid. Deze Het Marineterrein is al sinds de 17e eeuw een doelgericht samengestelde community 15 gebied waar innoveren en leren door samen georganiseerd als een collectief dat bijdraagt te werken centraal staat. Omdat het vlak bij de de ambities van het arneenen Met het Centraal Station en de voorzieningen van tom Fet Ma et e eers e ’ edi de binnenstad ligt, heeft het Marineterrein geze radist . te laten we de orde een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor mnovaneolstict te Talen Worden Met Oe bedrijven, instellingen en talent. Het focus op het bedenken, testen en toepassen gebied telt veel historische dragers, maar en op osemgen en Srecerjke opgaven. is tegelijkertijd ook een plek met volop . r wor . are ruimte geooden Voor open kansen voor ontwikkeling en innovatie. De innovatie, leren, sport, kunst en cultuur in het afgelopen jaren is het terrein geleidelijk hart van de stad. Amsterdammers weten het deels opengesteld voor publiek, bedrijven en gebied steeds beter te vinden. Dit alles geeft Sinds de openstelling instellingen. Dit tezamen heeft geleid tot een de plek de ne an een nnovanecistrie iserruimte vooropen actieve community op/van het Marineterrein en maa er armeterrein zeer EWE. innovatie . . De verdere ontwikkeling van het il innovatiedistrict , if 8 Het Marineterrein zal de komende jaren | | Ri _— verder ontwikkeld worden tot volwaardig mr & | zl N f innovatiedistrict. Werken, wonen, leren en ol st | nn as Mi , experimenteren gaan hier hand in hand. WW. kel rd Ï jr _ Er worden vernieuwende en duurzame en pe tk mA oplossingen voor stedelijke vraagstukken EE ed 3 ef de | AE itch 5. bedacht, getest én toegepast, die een SP iS ke e ar RE wd {8 « positief effect kunnen hebben op de hele Gen ed er td El nee stad, regio en daarbuiten. Die oplossingen | Ed Ee 4 en de e Rems zijn hard nodig voor vraagstukken als GN 4 E. p E: Ef geer klimaatverandering, sociale ongelijkheid en Uk d u PS „a N: (UN leefbaarheid in een steeds drukkere stad. Oe 7 nn El De _— Het Marineterrein is een plek waar talent Is mi ET Tnien Te . . ‚ . jj sl | PS Si - op ieder niveau zich kan ontwikkelen, waar Ti KW) É Le am, pn men elkaar kan ontmoeten en van elkaar ee mer ar kan leren. Op het Marineterrein komen Pe Ee A … 5 nn Ee: A een wetenschap en praktijk samen en er wordt _ en en een brug geslagen tussen innovatie en de - Ei EE é samenleving. Het wordt hét testgebied voor NS ie U P stedelijke uitdagingen, van sociaal tot fysiek Las d ruimtelijk en van ontwikkelvormen tot (bouw) Ì regelgeving. 22 GEMEENTE AMSTERDAM De centrale thema 5 Nieuwe woonvormen en slimmer . . omgaan met de ruimte voor het Marineterrein Dit innovatiedistrict is pas compleet als er ee ook wordt gewoond. Op de eerste plaats zijn. om een mix van gebruikers te organiseren die bijdraagt aan een aangename sfeer, op alle momenten van de dag, de week Het nieuwe leren of het seizoen. De schaarse ruimte en innovatie ontstaat door kruisbestuiving ee ee vraagt Ee om van verschillende mensen en organisaties. nieuwe Woonvormen. ne het he Kismveor ls eiven etanpen ven de liggen kansen om innovatieve woonvormen gebruikelijke onderwijsvormen en toewerken elseelsuken en eis telen, Bijeenbesle naar inclusieve vormen van onderwijs nodig. Se ee Het nieuwe leren is geen exclusief synoniem . voor onderwijs. Het staat voor een houding Defensie als partner en buur die voor iedereen op het Marineterrein De historische rol van Defensie in het belangrijk hoort te zijn. Iedereen kan een gebied is duidelijk zichtbaar. Haar blijvende bijdrage leveren aan de stad, zowel denkers aanwezigheid geeft het gebied een eigen als doeners. Verschillende manieren van leren _ identiteit en zorgt voor interactie tussen maken het mogelijk om iedereen mee te laten burgers en Defensie, Het primaire onderdeel doen. Ter illustratie, de studenten van Codam, op de (huidige en) nieuwe kazerne is het AHK en AMS die in gezamenlijke projecten Dienstencentrum Personeelslogistiek. Deze de verbinding leggen tussen kunst, techniek organisatie is verantwoordelijk voor het en wetenschap. Of de komst van een hub van werven van defensiepersoneel. het ROC van wie de studenten stagelopen bij bedrijven op het Marineterrein, maar ook in Sport, spel en beweging voor contact komen met WO en HBO. iedereen ri De sport- en spelgelegenheden , zoals het Hi mj sportveld van Defensie, voorzien in een nn Ne behoefte van bewoners en gebruikers van z Nl het Marineterrein, maar zijn ook van groot mr EE F maatschappelijk belang voor de omliggende 41 gn | p 7 buurten. Ze dragen bij aan een gezonde stad, ML a D . : en maken het gebied open en aantrekkelijk, k Pp | | waardoor mensen elkaar kunnen ontmoeten. > ee Kunst en cultuur verbonden aan Ge innovatie 5 Op het Marineterrein komen verschillende N |, disciplines samen: kunst/cultuur, technologie en wetenschap. Zij worden versterkt door de overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties. Hierin onderscheidt zich De kracht van een plek waar het Marineterrein van iedereen samenwerkt andere innovatiedistricten. samenwerken staat op het Marineterrein Kunst en cultuur dragen in ' ie E je : centraal. Om het leren en innoveren volledig _ belangrijke mate bij aan pe ld en TN ee Ne een tot bloei te laten komen, is er meer nodig innovatie. Omgekeerd “ er pn dan alleen innovatieve nieuwbouw. Een sluiten de principes van mtd « 0, KE —— = community van wetenschappers, studenten een innovatiedistrict ook Kk Nm op alle niveaus, overheid, kunstenaars, goed aan bij de culturele KR bewoners en ondernemers werkt er samen. sector: de sterke focus op Un Daar is een goed georganiseerd ‘ecosysteem’ _talentontwikkeling, het | ï voor nodig met voldoende plekken en bedenken, testen en toepassen L - ha R kansen om elkaar te ontmoeten en met elkaar en het vormen van nieuwe k A A samen te werken. inzichten en concepten. iq Ks D . 2 — PROJECTNOTA MARINETERREIN B da Ee Dae | 3 ® © ® e 2.2 De theorie: de ontwikkeling tot innovatiedistrict Ieder innovatiedistrict bestaat uit een unieke combinatie van economische, ruimtelijke en netwerkfactoren die samen voor maatschappelijke impact zorgen. Daarin onderscheiden innovatiedistricten zich van monofunctionele werk- of woongebieden en zelfs van de gemengde werkgebieden in de stad. * Definitie De basis van een innovatiedistrict is een Economische factoren en talent, bedrijven en kennisinstellingen om een nieuwe blik. Voor echte innovaties hoe samenhang cruciaal. De omgevingskwaliteiten van je anders kijken, denken en doen. Op het ee een innovatiedistrict moeten maximaal Marineterrein komen verschillende disciplines worden interactie tussen gebruikers en programma’s samen: kunst/cultuur, technologie en gewaarborgd stimuleren, zoals het mengen met wonen, wetenschap. Zij worden versterkt door de met als doel een leren, werken en voorzieningen, voldoende overheidsinstellingen en maatschappelijke efficiënte SR hoogwaardige ontmoetingsplekken, organisaties. Hierin onderscheidt zich het effectieve realisatie nabijheid van openbaar vervoer, goede Marineterrein van andere innovatiedistricten. van (beleids) ICT-voorzieningen en voldoende betaalbare onderlinge samenwerkingen. Bedrijven, leveren aan maatschappelijke opgaven. Veel instellingen en bewoners profiteren van van die bedrijven en instellingen richten elkaars nabijheid als ze netwerken vormen en__ zich op nieuwe manieren van leren, die voor governancestructuur* van belang. van een (of meerdere) anchor* organisatie(s) zijn uitgangspunten voor de verdere atie VAN innam ontwikkeling van het innovatiedistrict. ne Ti, ar” En Ee Eg ee, gheid wan Ë Ps ge " gd or, E „us Lr d P| á Pan at hi WD Pae ita € ä REN Eed NED ‘4 entei Ki dh ne a 8 Belo & Oe ED Cal Nen à Et nr a ij B 5 T® ee Pt 14 gm eek % in } 5 5 ee elio i el Ey: 9 Ke er openen, ed vg ate „wonen, Puin, En Vr 2 A Vr td sOap „en dll % ds 2, 7 Br ann NM . ze E sol ne ijt Ee di’ ze ga 2e r mn ei de Fe ar mn f ei 5, e Ea hin let S 4 wint 15 Ene Ti B cd art A 5 _ Econysteen Eller PE Rh 5 \ WP U eN dà Prize: 8 ss: Ee OW rf EN mr ä eer Ingrediënten innovatiedistrict Een innovatiedistrict is meer dan alleen de juiste omgevingskwaliteiten. Het gaat om de samenhang tussen de bedrijvigheid (voldoende kritische massa), het innovatienetwerk (kennisbedrijven en onderwijsinstellingen als spil voor een innovatief ecosysteem) en de omgevingskwaliteiten. Een nadere uitwerking van de dimensies bedrijvigheid en innovatienetwerk is in een volgende fase wenselijk. 24 GEMEENTE AMSTERDAM Programmamix innovatiedistrict 40/40/20 Leren (20%) Programmamix 40 procent werken, 40 procent wonen, A biedt basis voor 20 procent leren biedt de basis voor een succesvol een succesvol innovatiedistrict op het Anchor (onderwijs) innovatiediistrict Marineterrein en draagt daarmee bij aan ee, een complete stad. Deze verhouding z orosiruinte N, zorgt voor een maximale synergie, Voor 7 35% Diverse onderwijs- de woningen op het Marineterrein geldt, Be rmisinsteling engen aarifsleven) conform beleid, een verdeling van 40 R 0 Ir procent sociale woningbouw, 40 procent ! middelduur en 20 procent vrije sector. Het : leerprogramma bestaat uit een gevarieerd Scale-ups maar complementair onderwijsprogramma , van lager tot hoger beroepsonderwijs z met een toegepast karakter. Aangeboden door verschillende onderwijsinstellingen, a . …. . Wonen (40%) Werken (40%) kennisinstellingen of bedrijven die ca. 800 woningen ca. 2.300 tot 4.000 arbeidsplaatsen vernieuwende vormen van onderwijs ontwikkelen en aanbieden. de openbare ruimte, de ontmoetingsplekken buiten en binnen, de stedenbouwkundige Anchor(s) research & onderwijs en en architectonische kwaliteit van gebouwen bedrijfsleven en het zorgvuldig materiaalgebruik, de Om een succesvol innovatiedistrict te aantrekkelijke en levendige plinten (de zijn, zijn er 3 belangrijke ingrediënten verdiepingen op de begane grond) en een nodig: talent, onderzoek en kapitaal. Deze hoge mate van functiemenging. ingrediënten kunnen tot uiting komen in de vorm van anchor(s)*. De aanwezigheid Netwerk factoren van een of meerdere anchors 15 cruciaal Sinds 2015, het jaar waarin het Marineterrein voor een succesvol innovatiedistrict. gedeeltelijk werd opengesteld, zijn er veel Voor het Marineterrein geldt dat er in … ‚ netwerken ontstaan. Partijen weten elkaar te ieder geval een anchor moet zijn die . , . . vinden en werken samen aan projecten. Het gelieerd is aan een toonaangevende ken gaat niet spontaan kennis- of onderwijsinstelling (inclusief vormen van netwer eng … Hier is een actieve governancestructuur voor beroepsonderwijs) met de focus op nodig. (onderzoek op) het gebied van stedelijke vraagstukken. Een anchor is het ultieme Governancestructuur uithangbord en katalysator voor het . . N . . Om het leren en innoveren in al zijn innovatiethema, verbonden met een . facetten volledig tot bloei te laten komen, toonaangevend netwerk en trekt innovatieve is er meer nodig dan alleen het opleveren startups en financiering aan. van innovatieve nieuwbouw. Een hechte gemeenschap van vernieuwers, denkers Ruimtelijke factoren en doeners bestaande uit wetenschappers, Het Marineterrein is een unieke locatie kunstenaars, bewoners en ondernemers en staat in de hele stad bekend om zijn werkt samen aan een maatschappelijk en aantrekkelijke openbare ruimte. De economisch duurzame leefomgeving. Een verscholen ligging, omsloten door water voorbeeld hiervan is de samenwerking en muur, maakt van het Marineterrein een tussen Amsterdam Metropolitan Solutions inspirerende en bijzondere plek midden in Institute (AMS-Institute), Amsterdamse de stad. Bovendien zijn de activiteiten in dit Hogeschool van de Kusten (AHK) en Codam gebied voor iedereen in de buurt zichtbaar Coding College (Codam). Zij zetten zich doordat de openbare ruimte wordt gebruikt op dit moment in om het Marineterrein te om oplossingen voor stedelijke vraagstukken _ laten uitgroeien tot een toonaangevend te testen. Het gebied is een goed voorbeeld innovatiedistrict. Er is, ook in de toekomst, hoe een innovatiedistrict zich in de stad kan een sterke vorm van governance nodig verankeren. Het gebied heeft een grote die richting geeft aan de ambitie van het hoeveelheid aan werkplekken, voorzieningen _Marineterrein als innovatiedistrict met een en ontmoetingsplaatsen. focus op stedelijke vraagstukken en stuurt * Definitie op de waarden (verbinden, vernieuwen en anchors: Anchors Bepalende factoren voor een goed focus) van het Marineterrein. In het hoofdstuk _ Zijn toonzettende innovatiedistrict zijn de bereikbaarheid Ontwikkelstrategie wordt onder het kopje bedrijven en van het gebied, de verbinding met de Curatorschap beschreven hoe dit in de kennisinstellingen. omliggende stad, de aantrekkelijkheid van toekomst vorm krijgt. PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 25 26 GEMEENTE AMSTERDAM 3 Projectvoorstel n= De ambitie voor het Marineterrein als innovatief stadskwartier is vervat in een toekomstbestendig en adaptief stedenbouwkundig raamwerk. " Het raamwerk gaat in de eerste plaats uit van wat er al is: op het terrein zelf en in de omgeving. " Hetraamwerk biedt ruimte aan generieke gebouwen die op de lange termijn adaptief en flexibel in gebruik zijn. " Ongeveer 30% van het gehele terrein wordt bebouwd, 70% blijft onbebouwd (25% verhard, 45% groen). 1 Het beoogde innovatief stadskwartier bestaat uit drie delen: het Dok (45% bebouwd), het Stadspark (10% bebouwd) en de Kazerne van Defensie (25% bebouwd). " Hettotale bovengrondse programma beslaat maximaal 185.000 m2 bvo, waarvan 150.000 m2 bvo bebouwing in het Dok en Stadspark en maximaal 35.000 m2 bvo bebouwing voor de kazerne. nm Hetiseen stedelijk gebied met een groene, waterrijke en nagenoeg autovrije omgeving. mn In de plannen is volop aandacht voor duurzaamheid om de klimaatdoelen van 2050 te halen en waar mogelijk aanjager en koploper te zijn. hd _E cr in Esme Ku: as (mr les IN we man | Si= È / mn mjm he Ted sn mj aL BA IE Ure Prphrerler Tee orn ON NAR Ù Veau - pm En age 4 LE OV mrd se: KA OL A} EE TO AieSn RT rt PT ELEN EGO, re ie P, Ht iT Dj Ws Um’, Uitgangspunten samengevat Ambitie sportveld zijn openbaar toegankelijk. Het Dokplein is = _Marineterrein Amsterdam wordt ontwikkeld tot een centraal ontmoetingsplein in het Dok met ruimte een toonaangevend innovatiedistrict, waar werken, voor experiment. wonen, leren en experimenteren continu metelkaar _* _ Het aantal bomen blijft minimaal gelijk aan het in verband worden gebracht. huidige en waardevolle bomen blijven grotendeels = _ Hetiseen plek bij uitstek waar talent zich op diverse behouden. manieren kan ontwikkelen en waar vernieuwende = In de binnenhaven wordt het contact met het water oplossingen voor stedelijke vraagstukken worden versterkt door het vanaf de kade toegankelijk te bedacht, getest én toegepast. Innoveren en leren maken. door samenwerken. = Er komt een permanente brug voor fietsers en = Het Marineterrein heeft een maatschappelijke en voetgangers over de Dijksgracht. De mogelijkheid economische meerwaarde voor de stad en regio en wordt open gehouden om in de toekomst, als daar impact tot ver daarbuiten. aantoonbaar behoefte aan is, een verbinding over het water te maken tussen het Marineterrein en de IJtunnelpier. Aanpak _ " __ Straten in het Dok krijgen herkenbare en ze openbaar toegankelijk EA het afwisselende profielen . Gebiedseigen materialen MAS S wordt in samenhang ontwikkeld, worden gecombineerd met algemeen geldende geëxploiteerd en beheerd. , inrichtingsprincipes voor wat betreft afwatering, "be le ie els ven een ses detaillering en materiaaldimensionering in adaptieve ontwikkeling: fasegewijs, binnen de Amsterdam. en els Noia van INEENS UNS, leuenel vel = _De openbare ruimte nodigt uit tot sporten, spelen en LG stap ad a lanen sti Weel nelis, bewegen. In het oog springend onderdeel daarvan 7 ES GUTEWOISE ET SUE op de kernwaarden, is een groot sportveld van Defensie voor gedeeld uitgangspunten en Ee op het gebied van gebruik met bewoners, gelegen aan de Dijksgracht. programma, maatschappelijke en economische meerwaarde, ruimtelijke en architectonische Cultuurhistorie en hoogbouw kwaliteit. : _ = _ Alle monumenten, waaronder het Poortgebouw aan 7 Beclijjden en instellingen op het El dragen bij de Voorwerf en de voormalige timmerwerkplaats, aan het gebiedsconcept en de ambities voor het en behoudenswaardige panden worden ingepast Knel. _ in het raamwerk. Daarnaast wordt onderzocht . Het Juridisch-planologisch en privaatrechtelijk of enkele panden die herkenbaar zijn voor de WSS moet borgen dat het gebied van historische gelaagdheid van het terrein, al dan niet blijvend toegevoegde waarde is. getransformeerd of (deels) opgenomen kunnen worden in het raamwerk. Ruimtelijk = Onderzocht wordt op welke wijze de muur langs Stedenbouwkundige hoofdopzet de Kattenburgerstraat opgenomen kan worden in = _ Het raamwerk voor het innovatiedistrict kent 3 het raamwerk. Eventueel kunnen dichtgemetselde deelgebieden: het Stadspark, het Dok en de of dichtgezette voormalige openingen worden Kazerne van Defensie, opengemaakt. In ieder geval zal er een opening = _De huidige contouren (kadelijnen) van het terrein gemaakt worden voor een gecombineerde entree blijven gehandhaafd. voor auto’s en langzaamverkeer, = _De stedenbouwkundige hoofdopzet bestaat uit een = Hoogbouw boven de dertig meter blijft beperkt tot flexibel en robuust raamwerk, met straten en routes enkele gebouwen in het Dok, en wordt niet hoger en intensief bebouwde stroken van wisselende dan veertig meter. Voorstellen worden getoetst breedte met een gevarieerde hoogte. aan de zichtlijnen vanuit de Grachtengordel als = _ De hoogte van de gebouwen varieert overwegend Unescowerelderfgoed. tussen 20 en 30 meter, met enkele hoogteaccenten tot maximaal 40 meter. Bij de hoogte en Programmatisch programmering van de gebouwen wordt rekening Bebouwing gehouden met de helikopter van Defensie. *__Floor-space index = 1,5. Dat komt overeen met een te realiseren of te behouden bruto vloeroppervlak Openbare ruimte (bvo) van maximaal 185.000 m2, waarvan maximaal =__Ca. 70% van het oppervlak van het Marineterrein 35.000 m2 voor Defensie en circa 150.000 m2 in het is onbebouwd en overwegend openbare ruimte Dok en het Stadspark. (exclusief daken en water). "Circa 40% van het te bouwen of te behouden =_Het Stadspark, de kades, straten, pleinen en het bruto vloeroppervlak in het Dok en het Stadspark 28 GEMEENTE AMSTERDAM (circa 60.000 m2) is bestemd voor wonen, inclusief duurzame energie-infrastructuur wordt geschikt ondersteunende voorzieningen. gemaakt voor verschillende bronnen van elektriciteit m _ Circa 60% van het te bouwen of te behouden bruto en warmtekoude. vloeroppervlak in het Dok en het Stadspark (circa. = _ De waterhuishouding wordt klimaatneutraal. Bodem 90.000 m2) is bestemd voor leren (circa 20%) en en daken bieden voldoende capaciteit voor de werken (circa 40%), inclusief ondersteunende buffering van overtollig hemelwater, nu en rekening voorzieningen. houdend met weersextremen in de toekomst. "Het totaal oppervlak aan voorzieningen * __Op langere termijn heeft het Marineterrein een (maatschappelijk en commercieel) is 7.500 m2 bvo. circulair systeem voor gebruikswater. = Gebouwen zijn architectonisch van hoge kwaliteit Stromen van afval (en grondstoffen) verlopen op en krijgen generieke maten waardoor ze maximaal termijn circulair. Op korte termijn is het uitgangspunt uitwisselbaar en circulair zijn. hergebruik na afvalscheiding, op een wijze die m __ Gebouwen zijn geschikt voor veel verschillende het aantal verkeersbewegingen dat daarvoor functies dankzij een constructieve ‘overmaat’. De nodig is vermindert en de uitstoot door die gebouwplinten worden minimaal 4,5 meter hoog, verkeersbewegingen reduceert. de verdiepingen hebben een dusdanige overmaat = Er wordt maximaal ingezet op biobased bouwen, dat er functie-uitwisseling mogelijk is tussen wonen, hergebruik van bestaande materialen en minimale kantoren en bedrijfsruimte. milieulast. "__ De plint gaat altijd interactie aan met de omgeving * Het Marineterrein draagt bij aan het vergroten van en heeft bij voorkeur geen gesloten gevel. de ecologische diversiteit en natuurinclusiviteit van = _ Daken krijgen een gebruiksfunctie, al dan niet de stad. openbaar toegankelijk. = Functies worden in hoge mate gemixt, in ieder geval op blokniveau en waar mogelijk op pandniveau. Door een variatie in breedte en hoogte van gebouwen kunnen bedrijven en instellingen ee huisvesting op maat krijgen. = _ Het maximale aantal (werk)plekken per bedrijf of instelling op het Marineterrein bedraagt 250. = Woningen zijn bedoeld voor een mix aan doelgroepen, passend bij het gebiedsconcept. = Het woningbouwprogramma sluit qua financieringscategorieën aan bij het Amsterdams beleid. Kazerne van Defensie Verkeer, vervoer en logistiek . Het Dok en het Stadspark worden autovrij. = Parkeren wordt niet afgewenteld op de omgeving, maar opgelost in een parkeergarage voor gezamenlijk gebruik door Defensie en publiek. = _Het Marineterrein krijgt goede aansluitingen op het fiets- en wandelnetwerk in de omgeving. = Fietsen van bewoners en gebruikers worden Stadspark aan het water inpandig geparkeerd. Bezoekers parkeren fietsen in openbare (al dan niet inpandige) voorzieningen. . Logistiek en distributie (ook bouwlogistiek en afval) vindt zoveel mogelijk plaats via het water. Aan de Dijksgracht komt daarvoor een afmeerplek. = _ Voor de logistiek en distributie geldt het principe van de knooppuntstrategie (hubs). De kazerne kent een eigen logistiek systeem. Totaal Duurzaam en klimaat . De energiehuishouding is op langere termijn klimaatneutraal. De nieuwe bebouwing is van meet af aan gasloos, en voor de bestaande bebouwing (ook die van de kazerne) is dat de ambitie. De PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 29 SS TE pe 4 EL ES ZO an ed en NE Te E Te Ll / 4 F p / Dn Wi a 1 Deme &: av \ 4 D - Dy Jd 5 1 S 3 ) = Ard Dn nj PT ni SS SS EG Se > een nn L on _ — NN en e — TT. Dl In ON NTL ZZ ES in. am ke =| Te OS En ' … an li eN SZ ‚jee 15 SEE TAN — BRA A BEN SAN | Ne dk EN en GI samet: DN Í A EE, CC EN EP mn Ef Eat ol) U ES enn Da jn Nae LEF Au Dl Dt \ : ene n han J 7 Dn \ tif Kl ii LN EN ha De stedenbouwkundige hoofdopzet bestaat uit een flexibel en robuust raamwerk, met straten en routes en intensief bebouwde stroken van wisselende breedte met een gevarieerde hoogte. ® 3.1 Stedenbouwkundig raamwerk De ambities voor het Marineterrein als innovatiedistrict, als poort naar de toekomst’, zijn vervat in een stedenbouwkundig raamwerk. Het is de beschrijving en verbeelding van een aantal ruimtelijke en programmatische principes voor de beoogde ontwikkeling van het gebied. Het is nadrukkelijk geen plan of blauwdruk. Het raamwerk is in de eerste plaats bedoeld om, binnen de gestelde randvoorwaarden, richting te geven aan de concrete planvorming, later in het herontwikkelingsproces. Het vormt de basis voor de geleide, adaptieve ontwikkeling die wordt beoogd. Daarom moet het flexibel én robuust zijn en ruimte bieden voor voortdurende en duurzame vernieuwing. Het stedenbouwkundig raamwerk gaat over het gehele terrein, inclusief de kazerne van Defensie. Uitgangspunten raamwerk voor de kazerne kunnen niet alle gebouwen Het raamwerk gaat in de eerste plaats uit en de hele bestaande opzet behouden van wat er al is: op het Marineterrein zelf en blijven. Monumenten, monumentwaardige en in de omgeving van het gebied. De rijke, behoudenswaardige gebouwen orde 1-2, gelaagde geschiedenis van het terrein en zie blz, 13) en bijbehorende omliggende de bestaande landschapskwaliteiten zijn buitenruimte worden wel ingepast. We de basis waarop wordt voortgebouwd bij zorgen er ook voor dat het voormalige , de herontwikkeling. Dit betekent onder Marine Etablissement als ‘unieke besloten meer dat bestaande monumentale en/of parkachtige ruimte zoveel mogelijk karakteristieke gebouwen of bouwwerken behouden blijft, met openbare oevers uit de verschillende tijdlagen waar mogelijk en dat de historische karakteristieken worden behouden en hergebruikt. Dat en inrichting langs het water zoveel bestaande beeldbepalende bomen en mogelijk benut worden. De ligging van boomgroepen zoveel mogelijk in het het Marineterrein bepaalt in belangrijke ontwerp van de herontwikkeling worden mate het stedenbouwkundig raamwerk opgenomen. van het innovatiedistrict. Het raamwerk _ Door de keuze voor transformatie en bestaat uit een verkaveling met intensief Toekomstige verdichting en door de functionele eisen bebouwde stroken van wisselende breedte ed met een gevarieerde verdiepingshoogte Pleinruimtes en die zorgt voor afwisseling en flexibiliteit. ponen en De geschiedenis van het Marineterrein met gevouwen Al gebouwen voor Defensie die uitwisselbaar | | — aj en flexibel in gebruik zijn, vormt de basis EE FEEN RA] voor deze opzet. Ook de toekomstige 4 AE AE gebouwen krijgen generieke maten, Se De He waardoor ze maximaal uitwisselbaar zijn, 2 FAI De maar architectonisch kunnen ze hun eigen 0 EEE U ij signatuur krijgen. (| : Toekomstbestendige structuur HA | 3 = : E Het Marineterrein krijgt een heldere en KE eni 18 „jk _IJ daal LOA Ml dP Dir À A solide stedenbouwkundige structuur | áN EI Í NC Wed is | M, \ | om de adaptiviteit, flexibiliteit en L | | A Lj Inl (Ä\ Ik H toekomstbestendigheid van het gebied te „% Hi alli Mlaallteht FRW A nn He bevorderen. Het raamwerk voorziet in de Arse Aff ij ANA a NE 4 KO Kl i organisatie van de toekomstige gebouwen le zAA Pin, aA es Md A in stroken die in zuidwest-noordoostrichting Ni BVE / | Brrr” lopen. Het Dok krijgt een helder lineair Er NY Ohe if j ADN i/ í stratenpatroon. Door deze structuur kan À ARN A he NR ol PA Wi | het gebied in fases ontwikkeld worden, en LNV) \ Ü A ) ) | het zorgt ervoor dat entrees direct aan de AA gemeenschappelijke publieke buitenruimte liggen. Vanuit alle straten is er zicht op het nb p omliggende water, de koele lucht van het be water zorgt voor natuurlijke verkoeling. 32 GEMEENTE AMSTERDAM En kl ee enn hen e A Sen ln ne ate / ú © @ Vos — s Te — Î ú ì Á f ®. s® e € en mn ms “Oee es ih l 5 © „ ® s £ de : b s ne Oe: ee x p di E 5 : mn — L \ e Sz Ln s £ „ hee id d _N ": : Ll 8: e EK ld p e : | Î l L a 8 Ts. zi ©. i 0 md | n Se n 08° ® s, 5 sf £ t Á PD F Re Le | Ö & | RS ma ® 0 e- « ee 5 d B. S # E a A, An \ De …% % e 5 8 : $ & Ee, RS ® © BENK Oe Me eo’ 2 IJ e a ‚8 x f e rf ks ; rr ” Bn ® ‚4 kh Re hike À Ee ie ä ta B « 5 en: Sf È NN et r Fi k re F if S ed Cn 9 4 e En e “Oe - B " e ee EN ï Pe: ne es Ek tr Ie £ k £ : a x # , PF @ _= e — W- $ Ha * Nie 7 © @ ES LE Ven Ea . z a E # “ & ee Dn) an _ & E - Ee, ie ä Se ge @ nn => RN een Nd k. " £ » A hi Ë | A : er n. e f iN il : bn er k - £ jn E & W Eee et _ en # ne id K , DL md ï leze pe “aak an : # E : ee “ - ; / @ ne | | Á 7 el ae EE À 7 O7 P: E 2 E, Î Dn EL Î : - Ë : 0 ' 1 en Mi N ' de „dl @ e 1 Mmm 4 B L É ö 8 & 3 e ze £ D Í hen Ù Ken d £ F i * . dl @ @ e | en ih 25 RE À % 7 nf @ ï : Dm Rr Se £$ € ; ° amen Ne kn © © ES r Ne ; ä if P ns A5 Ward vn Td Sn © ea® NM” mn Te VAT A en …2î Je A ©. EE e e he} OK +: RE Se £ be” le a, es e® : Sd - E Je £ e° 2 es a % d ie, a Kk 5 è  a E al En ® 1 „} kr st Er = & En a Oep e ses & a af Ee “ S » 8 ë Ee Ee Ke kk kalm En Di E N hrs Te ie  je, £ —_N en, a ® IJ & 8 a 3 Se he, sr pe - = = _ a lr De belangrijkste randvoorwaarden voor de toekomstige ontwikkeling van het Marineterrein zijn in het kaartbeeld vastgelegd ® Bestaande K Bestaande bomen Entree auto bebouwing es Nieuwe en en Onderzoek behoud/ verplantte bomen P Parkeergarage transformatie Steiger aan Nieuwe bebouwing, het water Î Logistiek maaiveld rooilijn indicatief EE : : Sportveld En Nieuwe bebouwing, Fe Logistiek gebouw nn rooijlijn vast Hoofdroutes Nieuwbouw en pleinen mmm Muur kazerne Hoogteaccent . n C __4 _ Stadspark Ruimtelijke BS | fr reservering brug Ee % Entree voetganger PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 33 De afwisselende breedte van straten en ligt. Het wordt het deelgebied waar de bebouwingsstroken komt zowel voort uit de meeste maatschappelijke en commerciële bestaande bomenstructuur, de inpassing van voorzieningen een plek zullen krijgen, waardevolle gebouwen en de ligging van het zoals horeca en verschillende soorten sportterrein (tevens helikopterlandplaats), dienstverlening. In het Dok komen zo’n als vanuit de wens om de openbare ruimte achthonderd woningen, afhankelijk van de zoveel mogelijk geschikt te maken voor gemiddelde woninggrootte. Een essentiële ontmoeting. Het raamwerk geeft ook rol is weggelegd voor de openbare ruimte. richting aan onder meer de hoogtes van de Veel van de fysieke interactie en informele gebouwen, de ontsluiting van het gebied en ontmoetingen, fundamenteel voor een de locatie van zogenoemde pocketparks. innovatiemilieu, vinden immers plaats in het De introductie van het ruim bemeten, op openbare gebied. het zuiden georiënteerde Stadspark langs het water geeft lucht aan het plan, sluit Kazerne van Defensie: compact en mooi aan bij het recreatieve karakter van de toekomstbestendig havenkom en is een spannend contrast met In de nabije toekomst bundelt Defensie haar het dichtbebouwde gedeelte van het Dok. activiteiten op een compact kazernecomplex in de noordoosthoek van het gebied, goed Aansluiting op stedelijk weefsel bereikbaar via land, lucht en water. Het Het Marineterrein wordt omgevormd Marechausseegebouw blijft behouden. van ‘enclave’ tot ‘verbinder’, Een betere Daarnaast komen er meerdere nieuwe aansluiting op het omliggende stedelijke gebouwen. En er wordt een nieuw sportveld weefsel is hier een essentiële voorwaarde aangelegd, dat ook maximaal tien dagen per voor. Daarom verbeteren we de ontsluiting jaar gebruikt wordt als helikopterlandplaats. van het gebied en worden de straten tussen Voor het kazerneprogramma wordt rekening de stroken autovrij waardoor ruimte ontstaat gehouden met de uitgangspunten van voor groen, ontmoeting, interactie en het geldende defensiebeleid, waarin experiment. Wat situering en bouwhoogte aspecten als toekomstvast en duurzaamheid betreft is voor de nieuwbouw aansluiting een belangrijke rol spelen. Vanwege de gezocht bij de bebouwing in de omgeving, specifieke defensietaken blijft ook het zoals aan de Oosterdokskade, de Piet vernieuwde, compacte Defensieterrein Heinkade en de Kattenburgerstraat. Door grotendeels afgesloten. Onder het nieuwe verdiepingen te stapelen blijft er veel sportveld komt een parkeergarage — deels (groene) openbare ruimte over in het gebied. voor personeel en bezoekers van Defensie en deels voor vergunninghouders van het ze ere at . Marineterrein (bewoners en ondernemers). Eén innovatiedistrict, drie Het publiek kan het sportveld gebruiken deelgebieden buiten de gebruiksuren van Defensie. En het Het innovatiedistrict Marineterrein bestaat wandelrondje Marineterrein, het zwemmen in straks uit drie deelgebieden: het Dok, het de binnenhaven en het groen in de straten en Stadspark en de Kazerne van Defensie. het stadspark bieden volop mogelijkheden De naam Dok verwijst naar de maritieme om te sporten dichtbij huis. geschiedenis van het terrein en zijn functie als scheepswerf. De deelgebieden hebben Stadspark aan het water weliswaar elk hun specifieke functies, maar Het Marineterrein is en blijft een groene plek gezamenlijk vormen ze een meerwaarde te midden van de drukte van de stad, een voor het innovatieve milieu. De kazerne van plek om op adem te komen en te ontspannen. Defensie ligt in de noordoosthoek van het Het bestaande parkgroen van de Voorwerf gebied. Het Stadspark ligt in het zuidwestelijk wordt aan de noordwestzijde van de deel, aan weerszijden van de binnenhaven. binnenhaven uitgebreid. Zo ontstaat een fraai Het Dok ligt hier tussenin. stadspark aan het water van het binnen-IJ. Het ruimtegebruik van het Stadspark is ruim Het Dok: leren-werken-wonen 65 procent groen en 10 procent bebouwing. Het Dok, in het midden van het Marineterrein, De rest is verharding. De openbare ruimte wordt het grootste deelgebied. Hier staat biedt ruimte voor groen, ontspanning, of verrijst het gros van de gebouwen voor ontmoeting, experimenten en kleinschalige leren, werken en wonen, in een stedelijke evenementen. In het park en aan de randen setting met groene straten en pleinen. 45% staat een aantal (monumentale) gebouwen, van het Dok zal bebouwd zijn, de overige uit zeer uiteenlopende bouwperiodes. Samen 55% is voor de helft verharding en voor vormen deze gebouwen een weerslag van de de helft groen. Het Dok zal voor een groot historie van het Marineterrein. deel gerealiseerd worden op het terrein dat nu nog achter de hekken van Defensie 34 GEMEENTE AMSTERDAM me d eN Zi er rn ne Ef En et Ll AE KCNN IOR AUDIS nm Te En Ee E ee RN ee B MATE 2 EE ij b: \ \ EN 4A LE rz ij FS de Ei el | zl k \ { En Ö NE ON Lel bed, dk Os Ma A it MDA me hen 4 | \ Aes 4e bh bn Î | f Le El N n= LD DE tl / B ELT mf Rene \ je De Het Dok Ï A = nen hs == “de ln 7 = pd : RER Tt Ô ls Ì rt fi me d ke Zi er rn H NN tn ATS DTR ARL Ne FREE > el en er ars ee À TR En TAB SRE EEM emt 4 Ar Mel as AB Ne Ne ) q en k id OA EI N n= L OD / fi Si Ene \ rn Be Kazerne van Defensie FTT Ue \ kl 5 ir en NN ne EL E Tt Ô 5 os t r 1 f me A ES ne NN rj USS AOL AUS Ne dn Ae ar ns ee TT me En 1 Ee MER CN GEELEN NE Ne SEEN kn ä Lj nn N n= L OD / B ALE: Si Ene U | Ve T z nn Stadspark aan het en mr. water Tt Ô 5 os t r 1 f PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 35 3.2 Programma Het totale bovengrondse programma voor het gehele Marineterrein beslaat maximaal 185.000 m2 bvo-bebouwing (NEN 2580), waarvan circa 150.000 m2 in het Dok en het Stadspark en maximaal 35.000 m2 voor Defensie. Zo’n 40 procent van het programma in het Dok en het Stadspark is bestemd voor werken, 40 procent voor wonen en 20 procent voor leren. Binnen dit programma zit ruimte voor maatschappelijke en commerciële voorzieningen, sport en spel, en kunst en cultuur. Werken en leren Wonen De combinatie van werken en leren is Zo’n 40 procent van de bebouwing in het Dok essentieel voor het innovatiedistrict. De (inclusief een deel van de losse gebouwen beoogde maximale grootte van een bedrijf in het Stadspark) is bestemd voor wonen. of instelling in het innovatiedistrict is 250 Het gaat globaal om 60.000 m2 bruto werkplekken. vloeroppervlak (bvo) inclusief ruimte voor In de praktijk zal werken en leren in elkaar voorzieningen, wat bij een gemiddelde overgaan. Veel van het leren zal bijvoorbeeld _woninggrootte van 70 - 75 m2 bvo neerkomt plaatsvinden binnen de bedrijven en uit op grofweg 800 woningen. Afhankelijk van de het leren kunnen bedrijfsmatige activiteiten woninggrootte kunnen het er dus ook meer ontstaan. Ook kan gewerkt worden aan (of minder) worden. Ook de woningen zijn op innovatieve leermethoden en -technieken. de een of andere manier verbonden met het Voor het werkprogramma is het streven innovatieve karakter van het Marineterrein, een optimale mix van complementaire bijvoorbeeld door het realiseren van bedrijven te realiseren, bestaande uit innovatieve woonconcepten, bouwmethodes startups, scale-ups en grotere bedrijven of technieken. met een sterke Research & Development De segmentering van het component, allen gerelateerd aan stedelijke __woningbouwprogramma sluit aan bij de vraagstukken. Daarnaast zal een deel van het Woonagenda 2025, vastgesteld door de werkprogramma meer faciliterend zijn aan gemeenteraad op 19 juli 2017. Dat is nu 40 het innovatieve ecosysteem. Voor het succes procent sociaal, 40 procent middelduur, 20 van een innovatiedistrict is het essentieel dat procent vrije sector. Beoogde doelgroepen er betaalbare ruimtes zijn voor beginnende zijn onder andere woningzoekenden uit bedrijven en dat startups de ruimte krijgen de directe omgeving (in het bijzonder om door te groeien naar een gezonde scale- ouderen, jongeren en kleine gezinnen), up. maar ook mensen die verbonden zijn aan de instellingen en bedrijven op het terrein. Huurwoningen bieden meer mogelijkheden om (een deel van) de woningen gericht toe te wijzen aan deze doelgroepen dan koopwoningen. Dit is onderwerp van verdere uitwerking. [ Ä geld jj k É: FA ih | m | OI | | | re Bi Ee | f Functies worden in hen AR Le Li - hoge mate gemixt Ee RAD je Ie dd Door een variatie in oen Ti E Ì 14: — TT T breedte en hoogte El fe EEL barnaiie | van gebouwen ORE Bin t il ple | kunnen bedrijven ett NA oa ape BE EN en instellingen ls Wifhetnd f Kete RR 11 Í huisvesting op maat ME aten ln RR An ti ok Í krijgen. 36 GEMEENTE AMSTERDAM Voorzieningen 4 Interactie en ontmoeting zijn belangrijk Ge dn a út Hag) En voor innovatie. Voorzieningen dragen ED a Roed ge AN de daaraan bij. Behalve voldoende ruimte En On a Ha Ee voor werken, wonen en leren is er op het VER B B EE en A Marineterrein daarom ook ruimte voor Re Ee BEU Me diverse maatschappelijke en commerciële voorzieningen. Het vloeroppervlak aan voorzieningen zal ii €] b 5 circa 7.500 m2 bedragen (5 procent van zel mm zi ke a - ne a 150.000 m2, het totale vloeroppervlak van 3 En EE ‘ het Dok en het Stadspark), verdeeld over het en em | wonen, werken en leren. à | ú B An ale Sj 4 | an f | ek @ Ns ge „el - domme: | Maatschappelijke voorzieningen } | SN es ii ee Een afgewogen pakket aan maatschappelijke Ee ns Le lan me He hd voorzieningen levert een onontbeerlijke mmm VE A Oe bijdrage aan de kwaliteit van leven in ‚lm EN NN Pml elke Amsterdamse buurt of wijk. Voor A hats De Nr Si Á el be De maatschappelijke voorzieningen geldt in zi Ó et Dt " ieder geval de zogeheten Amsterdamse Ee s | \ es be referentienorm voor maatschappelijke „A A, | ® voorzieningen, groen en spelen, januari 2018. V f ae Op het Marineterrein is, op basis van het nu ° Ln Voorzieningen voorziene aantal woningen, een buurtkamer mogelijkheden, maar die wordt niet dragen bij aan (circa 120 m2, twee keer de norm) gewenst, _ uitgesloten. interactie en als laagdrempelige ontmoetingsplek voor omtmastne, buurtbewoners. Daarnaast is een compact Sport en spel gezondheidscentrum mogelijk (voor huisarts, De inpassing van sportfaciliteiten in een fysiotherapeut enzovoorts). Hiermee wordt hoogstedelijke setting vraagt om innovatieve ruimschoots voldaan aan de referentienorm. oplossingen. Samen met Defensie en de Een basisschool is op het Marineterrein niet afdeling Sport & Bos van de gemeente nodig, want in de omringende wijken zijn Amsterdam kijken we naar de mogelijkheden genoeg scholen om eventuele aanwas vanuit voor het Marineterrein. Op het Marineterrein het Marineterrein op te vangen. is nu al een gemarkeerde (hard)looproute. Maar de ambities voor het Marineterrein Als de kades meer openbaar worden, zal rijken verder. Ook maatschappelijke deze worden uitgebreid. De binnenhaven, voorzieningen die niet op basis van de nu al een grote trekpleister voor zwemmers Amsterdamse referentienorm nodig zijn en andere watersporters, kan als een kunnen een welkome bijdrage leveren aan waar ‘waterplein’ worden ingericht. Deze het Marineterrein, bijvoorbeeld ruimte voor doelstellingen sluiten aan op de Sportvisie kunst. Amsterdam 2025 waarin de sportambities van de gemeente Amsterdam voor de komende Commerciële voorzieningen jaren staan en voldoet het aan de norm Commerciële voorzieningen zijn ook voor sport in de openbare ruimte. Met de belangrijk voor het innovatiemilieu. toezegging van Defensie dat het sportveld Commerciële voorzieningen zijn detailhandel in de avonden en weekenden gebruikt kan en horeca, maar bijvoorbeeld ook kappers, worden voor het publiek, wordt ook invulling fietsenmakers en (commerciële) sport en gegeven aan de behoefte aan veldsport. vrijetijdsvoorziening. En er is het commerciële cultuuraanbod, dat enige overlap kent met Kunst en cultuur vrijetijdsvoorziening. Het cultuuraanbod Het Marineterrein wordt bij uitstek een plek wordt beperkt tot kleinschalige initiatieven waar technologie en kunst en cultuur elkaar die passen bij een innovatiegebied, ontmoeten — ze maken gebruik van dezelfde want het Marineterrein ís niet bedoeld tijdelijke en vaste infrastructuur. Creatieve als festivallocatie. Voor commerciële technologie kan helpen om bijvoorbeeld voorzieningen is in principe ‘de markt’ aan kinderen en ouderen mediawijs te maken. zet, maar het uitgangspunt blijft dat ook de pe kunstenaars op het Marineterrein worden commerciële voorzieningen moeten passen uitgedaagd hun creativiteit en kennis te delen bij het innovatiedistrict. met de omgeving, en cross-overs aan te gaan Voor detailhandel zijn er minder met technologie en wetenschap. PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 37 3.3 Gebouwen * Korrelgrootte: zie De stroken bestaan uit of kunnen worden bebouwd met verschillende gebouwen die voor een toelichting individueel kunnen worden ontwikkeld. Om te zorgen voor een gevarieerd straatbeeld hier op de Nota van en voor optimale klimatologische omstandigheden in de openbare ruimte verschillen Uitgangspunten . or . Marineterrein deze gebouwen in grootte, hoogte en gevelbreedte. Tegelijkertijd zijn ze zo generiek hoofdstuk 4.2 en flexibel mogelijk, zodat ze ruimte kunnen bieden aan diverse functies. Verschillen Gebouwenop pag. _ in korrelgrootte* vergroten de kans op diversiteit in functies. De hoogte van de 58. gebouwen varieert overwegend tussen de 20 en 30 meter. Op een aantal plekken is het ruimtelijk en programmatisch wenselijk om hoogteaccenten aan te brengen. Deze accenten worden maximaal 40 meter hoog en hebben een zeer beperkte invloed op het beschermd stadsgezicht. De voorgestelde bouwhoogtes stemmen overeen met de uitgangspunten voor hoogbouw uit de Hoogbouwvisie, in 2011 opgesteld als uitwerking van de ‘Structuurvisie Amsterdam 2040’. De bouwhoogtes volgen het advies en de aanbevelingen van de hoogbouwadviescommissie. Generieke gebouwen Architectonische kwaliteit In het raamwerk is gekozen voor generieke De ambitie is om een hoogwaardig gebouwen die toekomstbestendig zijn architectonisch beeld te verkrijgen doordat ze maximaal adaptief en circulair dat bijdraagt aan de uitstraling van het zijn. Gebouwen die zo gemaakt zijn dat Marineterrein. De gebouwen zijn individueel ze geschikt zijn voor veel verschillende ontworpen, maar vormen een samenhangend activiteiten en waar functie-uitwisseling ensemble. Door de architectonische kwaliteit mogelijk is. en flexibiliteit zijn de gebouwen heel duurzaam; ze laten zich immers gemakkelijk Plinten en daken hergebruiken. Variatie in de bouwhoogte * Plint: het deel Het functioneren en de vormgeving van de draagt bij aan een afwisselend en gevarieerd van een gebouw plinten* is essentieel voor de interactie die straatbeeld. dat op ooghoogte we wensen. De plint maakt altijd contact met zichtbaar ís (en de openbare ruimte en heeft bij voorkeur Het ontwikkelen en realiseren van adaptieve bepalend is voorde _ geen gesloten gevel. De plint kan variëren gebouwen vraagt om een integrale afweging. beleving op straat) in hoogte, maar is in principe minimaal Innovatieve constructies, de toepassing van 4,5 meter. De vormgeving moet van hoge experimentele en vernieuwende materialen kwaliteit zijn en maximaal aanpasbaar aan zullen worden beoordeeld met een ruime functieverandering. Alle afzonderlijke blik en gedegen expertise. Maar dit soort gebouwen hebben duidelijke entrees in de innovaties moet ook qua regelgeving Hexibiiitelt en plint. In de plinten kunnen ook informele mogelijk zijn. Onderzocht wordt hoe overmaat in doorgangen worden gemaakt die de (groene) innovatieve oplossingen zich verhouden constructie openbare ruimtes en straten met elkaar tot bijvoorbeeld de geldende (bouw) vergroot de verbinden. Er zullen op het Marineterrein heel regelgeving. gebruiksmogelijk- wat meer gebouwen komen, dan nu het geval heden van gebouwen is. Reden te meer om de daken te gebruiken, Monumentale muur en maakt de bijvoorbeeld voor daktuinen, energie, Een bijzonder element is de historische An eli waterberging of gezamenlijk gebruik. monumentale muur tussen het Marineterrein gelij en de Kattenburgerstraat. De muur bestaat uit drie onderdelen: het rijksmonumentale Poortgebouw, het tussenstuk dat bestaat uit restanten van historische gebouwen en Kantoor ak Wanen . . ea: een later opgerichte terreinafscheiding. De twee laatstgenoemde delen zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Transformatie d Als de erfgoedwaarde gerespecteerd wordt, dan zijn aanpassingen mogelijk, met name he aan de twee laatstgenoemde delen van de Bedrijf | Logies muur. Hier komt in ieder geval een extra opening voor de gecombineerde auto/fiets/ al p voetgangerstoegang tot het terrein en voor 7 de ontsluiting van de kazerne. 38 GEMEENTE AMSTERDAM ï 2 het PEN ei NS p s in Li k nn is B geb Ï IN 1 tE EA 5 ENC IE fl | 5 isa EN 2 Ee S Nen Variatie in de bouwhoogte Bouwhoogten van het raamwerk en de omgeving u ole 8 ä Transformatie van de historische muur Met respect voor de erfgoedwaarde kunnen dichtgezette delen van de muur worden heropend voor een betere toegankelijkheid van het terrein PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 39 ® 3.4 Openbare ruimte Door grotere delen van het terrein open te stellen en de komst van nieuwe publieke voorzieningen zullen steeds meer mensen gebruikmaken van het gebied. Daardoor groeit de behoeft aan openbare ontmoetingsplekken. Daarom bestaat het merendeel van het Dok en het Stadspark uit openbare ruimte. Deze zal robuust en waar nodig aanpasbaar worden ingericht. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het bijzondere (historische) karakter van het gebied. Bij iedere stap in de ontwikkeling moeten nieuwe ontwerpbeslissingen genomen worden die gebaseerd zijn op, en getoetst worden aan vooraf bepaalde kwalitatieve en functionele uitgangspunten. Het Dok en het Stadspark gebruikt worden. De kazerne van Defensie Het Dok en het Stadspark bestaan blijft, met uitzondering van het sportveld, gezamenlijk straks voor circa 70 procent uit niet-openbaar gebied. onbebouwde en overwegend openbare ruimte — voor iedereen toegankelijk om te Water en groen ontmoeten, te ontspannen, te recreëren en De ligging aan het water van het binnen-IJ te Sporen het Deachpars te deze ad maakt het Marineterrein een unieke plek. Er gouendeen goe NDK RIettaN, __zinveelmogelkheden om het wateren ae 2050. Een oefene stad voor mens en kades te benutten voor recreatie, vervoer en 7 ’ logistiek. dier (vastgesteld door de Gemeenteraad 9 op 21 december 2020) wordt het belang van groen benadrukt. De ambitie is om De bestaande bomen en boomgroepen . meer groen te maken en het bestaande bepalen het unieke karakter van het terrein groen beter te benutten. Het groen in het en dragen in hoge mate bij aan een robuust stedenbouwkundig raamwerk voldoet aan ecosysteem en leefklimaat. Een groot deel Stadspark aan het de referentienorm. Door de ligging aan van de bestaande bomen wordt nenouden water het binnen-IJ, en doordat de doorgaande of verplant. Voor bomen die niet be ouden biedt ruimte voor parkroute er langsloopt, krijgt het Stadspark of verplant kunnen worden komen er nieuwe groen, ontspanning, straks het meest openbare karakter. De bomen op het terrein. Zo vormen bestaande ontmoeting, straten van het Dok zijn ook openbaar, maar en nieuwe bomen een integraal onderdeel en zullen waarschijnlijk wat meer door bewoners, Vän het raamwerk. evenementen. gebruikers en bezoekers van het Dok Ei AKE VN EREA a SPE 1 den eN RE ie red à Ed HN Hijs, er Er Ô DE 5 u F en ' Nh HA Aje é # | ik a: TE BN AE NE EEN | zt NE TET 2 ed eZ DE nn IDT et VOD e sien | ONGA ie L ve, ee T EN Pre En A 3 Va à dh ed Lr ede NL hf Ee. 7 ee Ned k mie U 5 |T k, dns RA tt Sh Ke Ei NS El pri. ’ SNE pen 2 td 4 sn * \ < Í/ ks kg Be DE f SN OAR El $ En rf a) ARAS dS jk Ls edn Re zr iN Ki je NN N| IJ rd, ; 5 a Ee ee î Ven NRE EE nd EN LEN Erne TRV Ar reeel, Te bare NA ERSA EAN Ve ij SA Sn LL SN Te EE BEA IP Ted Be | EL Nr geene Nen TT ee Ze Eh 9 5 SAE a EN , {À LAN ll, A El per iN \ ND En, EP dn nn Lt, Sid pa EN VEER EEA OE eee Arrese LEED UEA A Ene JN SE = Hi BP eer Ü oe AS j ek. # E ME Ei) AE rk em i ie Een SEEN MAAN TN eel U CENT AS BTR | ELO 0E DN NAE FE EN Ke Je En ef dd | il H j IE md A Al À ij led De ue Ar r AE td Adhd mi En rd} 0 hemd Snes ge ij dm 55 A ern edn ELN Kn & IN 2 rt en, lb IN, Zr Ne il re a Free Pd pr Kl, Sn EEn Í dd ij in of Eel eee en Il le 4 ) A EL RE Pam Geke pe ee eg > El nn en En / IS ONO NE (ZIN ALK 3 Eer Vs __ AMS ORN afie en TE} A Nn de Se iN [ml ú af _\ km « 40 GEMEENTE AMSTERDAM ï mn Wte Es É Ig DE . Sag hmen En ie men ke en en PS ® ®@ d En an. je _ : nnn Oee eeen @ We den 4 VA é er . iN NE OT 8 GN & AP ® d ne Pre E k . ® Eh 0 Ep Ei . ) ee® De & ‘ SA ge Ae°s® Ee AE el „2 hee ” d Er, Kk Da, f e° e TA Pr 3 f A af L_ ü @ NK k p PS ö Ì @ ü e É | dl Pi Pa B é A ed Mn ' ad © Zi Ë en Pe Ge Pr | En, e & a Se a aen. ee a, ë _ @ „©® e Rb bo lg 1E ae ® De p | %, m 8 En wi Kei e 4 ge Nl IE ” e e We el, s We 8 . ci e EES Ù ® IJ s BCN Pe ee a° Es ee e ì Pr « we ’ B ® @ ge e er, ® Zi le” : & S oe. d. = E el | £ PE £ s | U kn On Ee ae Aaneengesloten groen van het Stadsdpark en de straten openbare straten en pleinen k det Tr 6 Be vl AERO LA dee eN Bestaande Parkroute Pit ac GE ek Hihi Ee bomen re rar Weleda eea Eg be IN EAN ER Ar EBT ATEN LAN Prat RE EERE LN AT each: HORT ® Nieuwe en ot Ev is die dn At at rf he Ria E 5 verplantte Werkroute je A Rete DE eas kee cald EE Im bomen sf AS de Er U Te Stadspark gazon ….…. Informele he ILL d ik, ips ka 1e N fi ed ded" Las route hr la he ESNN | Wp: Lu ui sci N | |f j de 1 ENE ded NL Pi racsparn Logistiek maaiveld be HE RN AEN sierbeplanting : 7 Ruimtelijke == _ Hek defensie A reservering brug En gn PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 41 Hoofdstructuur openbare ruimte De openbare ruimte van het Marineterrein krijgt een heldere opzet. Het bestaat uit een zonering van park, stratenpatroon, kades en pleinruimten. Het groen heeft een verbindende functie. Aaneengesloten groene delen vormen een ecologisch interessant en natuurlijk tegenwicht voor de nieuwe bebouwingsstructuur. 4 | Vf * > S 7 Er a Pe En a g 5 E a Re, ‚e À . ee RE Ji . ; on Cd 1E …… Se A àl Ld Pi - 5 | E | Dijksgrachtkade Parkgazon L] Werkroute Zi Sierbeplanting mn Parkplein mm Parkraute mm Dekplein Bij Steiger/watertrap mn Pocketpark ml Commandandsbrug aanlanding Spartveld ml Parkstraat ane Infarmele route ml Tuinsraat Ei logistieke straat A2 GEMEENTE AMSTERDAM Het Stadspark De gehele zuidwestzijde van het terrein is straks Stadspark. De Voorwerfí, het groengebied tussen het Poortgebouw en de binnenhaven, wordt uitgebreid met een nieuw parkdeel aan de noordwestzijde van de binnenhaven. Dit parkdeel loopt door tot aan de brug over de Dijksgracht. Samen met de binnenhaven vormen deze twee parkdelen een nieuw openbaar park in de historische binnenstad van Amsterdam. Tussen Dok en Stadspark komt een doorgaande wandel- en fietsroute die het terrein verbindt met de Oostelijke Eilanden, het Oosterdok en het Centraal Station. Groene straten Ook het Dok krijgt een groene inrichting. Het soort groen verschilt per straat of plein en is afhankelijk van de breedte en de functie. Elke straat en elk plein krijgt een eigen gezicht. Er komen twee typen groene straten: . Parkstraten: de breedste straten in het Dok, circa 18 tot 28 meter breed, met ruimte voor bomen. = __Tuinstraten: circa 12 tot 15 meter breed. Specifieke straten en routes Het Marineterrein krijgt een duidelijke hoofdstructuur met logische Pen, doorgaande routes voor verschillende functies: nn: = _Parkroute: De parkroute ligt tussen het Dok en het Stadspark. = _ Werkroute: Deze route loopt door het Dok. . Dijksgrachtkade: De openbare kade, aan de noordkant van het terrein. = Logistieke straat: Deze straat ligt langs het depot van Het „ Scheepvaartmuseum. = Informele wandelroutes: Door het Dok en het Stadspark lopen routes om door het gebied te dwalen. Ontmoetingsplekken # Ook de ontmoetingsplekken in het Dok verschillen van inrichting, 8 afhankelijk van de omvang en de functie. In het raamwerk zijn deze opgenomen als: & = __Het Dokplein. Dit is het grootste plein binnen het Dok. Het wordt ingericht als (groene) ruimte voor experiment en ontmoeting. * = _Parkplein. Dit groene plein is gelegen tussen de gebouwen aan de kop van het Dok richting de brug over de Dijksgracht. . Pocketparks. Dit zijn de kleinere ruimtes tussen de gebouwen. Sportveld Het sportveld van Defensie is een mooi voorbeeld van samenwerking. Het komt tussen de toekomstige kazernegebouwen en de overige bebouwing in te liggen en zowel Defensie als de bewoners kunnen het gebruiken. Er moeten ook helikopters kunnen landen. De bijzondere combinatie van militair en burgerlijk gebruik vraagt om innovatieve oplossingen voor de inrichting van het sportveld. PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 43 © ® 3.5 Verkeer, vervoer en logistiek Het autoverkeer voor Defensie zal niet afnemen, maar het openbare deel van het gebied — het Dok en het Stadspark — wordt nagenoeg autovrij. Nood- en hulpdiensten kunnen overal komen. Verder kunnen alleen gebruikers van de parkeergarage en logistiek verkeer op het openbare deel van het terrein komen in de zone die grenst aan de Kattenburgerstraat. Een goede ontsluiting voor fietsers en voldoende stallingsplek voor fietsen is dan ook essentieel. Vervoer voor bijvoorbeeld distributie moet goed gescheiden worden van verblijfsfuncties of gevoelige functies zoals speelplekken of de kazerne. Dit is een complexe puzzel die vraagt om een nadere studie. Nieuwe vormen van transport kunnen hier een bijdrage aan leveren. Daarvoor moet de openbare ruimte worden aangepast. Dit sluit aan op het doel van Amsterdam Aantrekkelijk en Bereikbaar en de Agenda Amsterdam Autoluw (vastgesteld door de gemeenteraad op 23 januari 2020), die erop gericht is om Amsterdammers en bezoekers van de stad te laten kiezen voor een alternatieven voor de auto om de beperkte openbare ruimte optimaal te gebruiken. Ontsluiting parkeerbehoefte niet af te wentelen op de Het Marineterrein wordt goed aangesloten omgeving. Defensie heeft voor de kazerne op het netwerk van straten en fiets- en circa 200 parkeerplaatsen nodig, ongeveer wandelroutes in de omgeving. net zoveel als in de huidige situatie. 50 Het Marineterrein krijgt meerdere entrees daarvan komen op het maaiveld van het vanaf de Kattenburgerstraat. Er komt een kazerneterrein. De overige 150 plekken permanente brug voor langzaam verkeer komen in een verdiepte parkeergarage onder met de Dijksgracht, in plaats van de huidige het sportveld. Deze parkeergarage krijgt tijdelijke brug. Daarnaast sluiten we een maximaal 350 parkeerplaatsen. De ongeveer langzaamverkeer verbinding tussen het 200 plekken die Defensie niet gebruikt, Marineterrein en de IJtunnelpier/NEMO, als komen beschikbaar voor vergunninghouders daar in de toekomst vanuit het ontwikkelde en bezoekers van het Marineterrein. Dit komt Marineterrein behoefte aan is, niet uit. overeen met de geldende parkeernormen, conform de Nota Parkeernormen Auto Auto- en fietsparkeren (vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni De auto heeft in een autovrij gebied in 2017). Door het autogebruik te ontmoedigen principe geen toegang en wordt alleen on de ontsluiting voor fietsers en voorgangers Den . e verbeteren, is de toename van he in inoan die e oi arzondenng |t ee anderen oen de eten autoverkeer in de Kattenburgerstraat beperkt. eeen Pa Bewoners en de gebruikers van de 1 Pp bedrijfsruimtes kunnen hun fietsen stallen 5 1 An in inpandige fietsparkeervoorzieningen. Eid IN Daarnaast moeten er voor bezoekers ids | Ah goede, openbare (inpandige) ä } Ed | wie A fietsparkeervoorzieningen komen, in de buurt TN jn =d | van de hoofdentrees van het gebied. Dit is ÎA sal n et pn f conform de Nota Parkeernormen Fiets en tn k fy) MEE Scooter, 19 maart 2018. 2 Me ie 2 PN CUL Abs Logistiek Bis Bik EEn nd De kazerne van Defensie heeft een eigen ri ak dN LE Ee Le logistiek systeem. Voor de logistiek en 1 hr ED \ Pr va distributie op het autovrije deel van het OEM VE el ASL (A ar Marineterrein geldt dat goederen van of ien brt 4% | i naar elders op een zeer beperkt aantal eh E ad plekken/adressen aan de rand van het gp > BERN terrein afgeleverd of opgehaald kunnen ij ki worden. Hiervoor komt een micro-hub op AA GEMEENTE AMSTERDAM het Marineterrein, in de zone grenzend aan liggen op distributie over water, zal — zeker de Kattenburgerstraat. De overlast van het in de eerstkomende jaren — een deel van vrachtvervoer moet tot een minimum worden de logistiek en distributie per (vrachtjauto beperkt. De Hubvisie Amsterdam (vastgesteld of bestelbus plaatsvinden. Ook hiervoor door B&W op 21 september 2021) benadrukt wordt een microhub op het Marineterrein het belang van hubs om ruimte beter te gerealiseerd, in de zone grenzend aan de benutten in een steeds verder verdichtende Kattenburgerstraat. De overlast van het stad. vrachtvervoer moet tot een minimum worden Verder vindt de logistiek en distributie beperkt. De ambitie is om ook het afval zoveel mogelijk over water plaats. Daarvoor primair via het water te laten afvoeren, zoals komen op de kades een of meer laad- en dat nu al gebeurt op bijvoorbeeld de Wallen, losvoorzieningen. Hoewel het accent komt te met een afvalboot. : de U Tj ss en Ontsluiting bestaande situatie : ÂSo * ÍSSss en LEGENDA : on (SS BS ’ SSS ‚ ‚ u SS : | Of 41° To ; 5 01 1 @ Tramhalte U ef ONO 8 5 ‘ DS 5 ® EN … SA rm Toegang defensie Ld f A= S us NN / Í® <A Gm) Toegang auto == < fe d . Ë SN 8 ae S DH LES G > ‚ IN Gj EN $ d K Toegang voetganger AS SS  SSN (ZS So ‚ £ SS Cel pe BSN AÔ Ì Treinspoor LA SN ' N K fe Dn D EET ramspoor : Teen A fen ee Kar Ontsluitingsroute auto IS 6 4 4 9 Se rok Teen 8 ee EN X 5 9 Cp Ontsluitingsroute fiets en voetganger En ON CI O5 TT | Ten „Ad Ke. - / Bebouwing P Ne IP , Kl DD Ny OS ID B DOELEN Se À - U) Glanz Ep ee: 2 Ò Ö» { @ 5 ss A5 RS SIE ni & Teen nn SS AN C n nn nn D LT n Ontsluiting toekomstige situatie Cen nn 0 ED LEGENDA oke za I= Bnn Sean in. Te \ > et CT we î  Áo ï UISss Tg es : ve IS EN -n “oo ee SS : S/ ë SS + | @ Tramhalte 2 PDF 7 Ee Bushalte 2 P Bo 7 en A Toegang defensie OD 7 ij KS A Calamiteiten toegang defensie | PR 4 9 2 OD ri pe A Gmò Toegang auto = La Á NS P Parkeren auto I= 0. 5 pe Pe SD bk Logistieke hub Ps Ss kR 7 pr KS A Gn <q Áo Toegang fietser £ SS So pe A e 7 He fe IS Ve  oegang voetganger ern zn KN zi Treinspoor D TN TD (ON LS 05 > 9 ©: Emad Tramspoor 5 Ten G ies. EN XN GC GC N > Ontsluitingsroute auto AO eer dir L / eee Ontsluiti te fiet: t GBS EN Ne N Cr} ntsluitingsroute fiets en voetganger Sje ZD 4 SS Se NOAD 2 | _ Bebouw ven o ebouwing SS NEER En SEEN PS Os 4 PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 45 © ® 3.6 Duurzaamheid en klimaat Het Marineterrein moet bijdragen aan een gezonde en leefbare stad. Dat betekent onder meer dat het gebied duurzaam zal zijn, zowel tijdens de ontwikkeling als in het gebruik. Duurzaamheid heeft veel gezichten. In dit hoofdstuk hebben we het over de milieutechnische duurzaamheid van het Marineterrein. Dit heeft betrekking op de energiehuishouding, de klimaatadaptatie, de circulariteit en de ecologie en natuurinclusiviteit. De milieutechnische duurzaamheid gaat nadrukkelijk samen met maatschappelijke, economische, stedenbouwkundige en architectonische duurzaamheid, zodat ook volgende generaties het terrein en de gebouwen kunnen en willen gebruiken. Energie ingrijpend worden veranderd, moeten De energiehuishouding op het Marineterrein _ volgens de Hemelwaterverordening is op de langere termijn klimaatneutraal. 2021 per vierkante meter nieuwe (of De nieuwe bebouwing is gasloos. Het gerenoveerde) bebouwing minimaal 60 (70 streven is ook de bestaande bebouwing na beleidswijziging) liter hemelwater kunnen (ook die van Defensie) gasloos te maken. bergen en dit hemelwater in de volgende 60 De duurzame energie-infrastructuur wordt uur kunnen afvoeren. geschikt gemaakt voor verschillende Op een aantal plekken in de stad leidt bronnen van elektriciteit en warmte- onderkelderen (of ondergronds bouwen) koude. Deze doelstellingen volgen de tot problemen met het grondwater. Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 Daarom heeft Amsterdam regels voor het (vastgesteld door het college van B&W op aanleggen van een kelder. Deze staan in 3 maart 2020). Dit ambitiedocument bevat het bestemmingsplan Grondwaterneutrale een langetermijnvisie op de Amsterdamse kelders 2021. energietransitie met acties voor de korte termijn. De waterhuishouding van het Marineterrein wordt klimaatneutraal. Dit betekent dat Water zoveel mogelijk water opgevangen en Waternet controleert of de plannen voldoen vertraagd afgevoerd wordt. De bodem en de aan de regels van het waterschap die zijn daken moeten voldoende capaciteit hebben beschreven in de Keur Waterschap Amstel, voor de buffering van overtollig hemelwater, Gooi en Vecht 2019. In een nieuw te nu én rekening houdend met weersextremen ontwikkelen gebied moet voldoende ruimte in de toekomst. Inzet op biobased zijn voor water. A inated Nieuwe gebouwen en gebouwen die Circulair í , De stromen van afval (en grondstoffen) timber is een moderne : : NE ï Bren verlopen straks circulair. Op korte bouw q Wer an termijn is het uitgangspunt: hergebruik i EN na afvalscheiding. Het aantal / Ë ze Ee i verkeersbewegingen dat daarvoor nodig Í Et is moet afnemen om de CO2-uitstoot te ns verminderen. De nieuw- en verbouw op ded à het Marineterrein zal zoveel mogelijk op ] ï En oe circulaire wijze plaatsvinden. We streven Í ! KR EE pe naar zoveel mogelijk hergebruik van as, mf - 5 bestaande materialen uit de gebouwen en de 5, IJ IND | | | 5 Ù infrastructuur, en naar een minimale milieulast h | Il î if | : E van de gebouwen en infrastructuur. Dit is een anr i ij ln _ Ti î ikk belangrijke pijler van de strategie Amsterdam Tie ee, B nm Circulair 2020-2025, opgesteld in 2020. in el Ei 5 : ee Ecologie en natuurinclusiviteit y De Groenvisie 2020-2050 heeft als e uitgangspunt om de stad natuurinclusief aan te leggen en te beheren. Bij de k herontwikkeling van het Marineterrein staan 46 GEMEENTE AMSTERDAM a Et er £ ed r ra de al id D EE 2 si At 3 Ë 7 4 Er Er is. 5 et k ek on EE n si j Tin ‚ E kt a Va à B er RE OO Ee Hf B EN Oa. OEE ENE ee, À El WA, ee. Ee E NE Ent : Ne Ei Rn RS % e Ei st. 1 Er Ae EE ah BE U kl kin B d- À “é et PD hk mn id Ei ed ER edet K en Tens, ae Pan 4 Nn EN LP rme en NN en En REE ee An ie ce ee en de A „Os NA det ee nt Aj Nier nn NE dort ni Eh: Ï RE Ee Phn Arne Me US LE ES re Ede KE AE se NEN le ee . aje dd A Ed Me BVR zi PONG Ben, Me Ae ee, ONE N N HED AOEPEOUDDIANEDN TK e ENE AE RPR NIEL IERON Som ANG ENDE S ecologie en natuurinclusiviteit hoog in het nodig. Hiervoor maken we gebruik van een vaandel. Ze dragen in belangrijke mate bij aan 3D-model. een duurzame omgeving. De stapsgewijze De randen van het herontwikkeling van het Marineterrein biedt grasveld op het . Marineterrein zijn volop kansen om ecologie integraal mee Een prettig verblijfsklimaat is van omgetoverd in te nemen in het ontwerp van gebouwen en cruciaal belang voor het succes van een ‘insectenrestaurants’, openbare ruimte. We kunnen in ieder stadium innovatiemilieu, omdat het ontmoetingen een zee van kleurige van de herontwikkeling reageren op de dan bevordert, zowel in de buitenlucht als in bloemen die ontstane ‘tijdelijke’ situatie. Het eindbeeld is ge gebouwen. Daarom is een windstudie insectvriendelijk zijn daarbij niet het enige doel. en een bezonningsstudie gedaan. Ook is in beeld gebracht hoe de schaduwwerking Het Marineterrein biedt tal van op de omgeving is, uitgaande van de mogelijkheden om de ecologische diversiteit maximaal mogelijke bouwhoogtes binnen het en de natuurinclusiviteit te behouden en raamwerk. substantieel te vergroten, zonder dat daar ingewikkelde ingrepen voor nodig zijn. De conclusie van de windstudie is dat Het Marineterrein leent zich goed voor het verblijfsklimaat met de beoogde straatbomen aanleggen van waterbronnen voor zowel acceptabel is. In de zonstudie is onderzocht vogels als insecten. Verder worden bestaande of de samenstelling van straten, gebouwen bomen en boomgroepen zoveel mogelijk en bomen volgens het stedenbouwkundig behouden of, als dat mogelijk is herplant. raamwerk voldoende (afwisselend) zon en schaduw biedt. Door de klimaatverandering neemt hittestress in de stad toe. Daarom zijn schaduwrijke plekken steeds belangrijker. De bodem van het Marineterrein vormt Ook hebben we bekeken of het raamwerk letterlijk en figuurlijk het fundament voor de _ genoeg gelegenheid biedt om woningen te herontwikkeling van het gebied. De bodem bouwen met voldoende zonlichturen, ook de vervult talloze, onontbeerlijke functies. De woningen op de begane grond en de eerste wereld onder het maaiveld is niet alleen verdieping. Het stedenbouwkundig raamwerk de ruimte voor heipalen, kabels, leidingen, geeft wat betreft bezonning en schaduw op kelders enzovoorts, maar is ook de basis het Marineterrein een gunstig en afwisselend voor de ecologische structuur. Ook voor beeld. boomwortels en vele kleinere en grotere dieren is het woekeren met de schaarse ondergrond. Bovendien hebben we te maken We hebben ook de schaduwwerking van met waterstaatkundige aspecten, zoals de de beoogde bebouwing op de omgeving kwaliteit en het peil van het grondwater. onderzocht. De beoogde bebouwing van met name de kazerne heeft vooral in de Boven- en ondergrond zijn dus nauw met avonduren beperkte consequenties voor de elkaar verweven. Daar moet rekening mee bezonning van de bestaande woningen. Zie gehouden worden bij de uitwerking van de pagina 119 tot en met 121 van de NvU voor plannen. Daarom is een integrale benadering afbeeldingen en een uitgebreide toelichting. PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 47 ® ® 3.7 Kabels en leidingen Het is cruciaal dat de gebouwen in het plangebied tijdens de werkzaamheden bereikbaar blijven. Dit zorgt ervoor dat het dagelijkse leven en de bedrijfsvoering van de (toekomstige) bewoners en bedrijven in het gebied zo min mogelijk worden verstoord. Dit geldt ook voor de overige gebruikers van het terrein, of ze er nu komen recreëren of op doorreis zijn. Het vroegtijdig in kaart brengen van de te nemen stappen is een randvoorwaarde voor het op de juiste wijze omgaan met alle stakeholders. Het door het Rijk te verkopen deel van het Een van de ambities voor het terrein is de terrein gaat van een private naar een publieke aanleg van een collectief WKO-net (Warmte beheersituatie. Het huidige ondergrondse Koude Opslag). De onder- en bovengrondse kabel- en leidingenstelsel op het ruimte die hiervoor nodig is moet goed Marineterrein wordt niet door de reguliere afgestemd worden. Om goed te werken is de E Á N nutsaanbieders beheerd. Als voorbereiding afstand tussen de positie van de warmte- en rr | op de toekomstige ontwikkelingen moet de koudebron bijvoorbeeld belangrijk. je E kj ondergrond stapsgewijs vrijgemaakt worden De schematische uitleg over de positie van ho Î van de bestaande kabels en leidingen. Op deze bronnen en het bijbehorende netwerk, LT | de schematische weergave in afbeeldingen is te zien op de afbeelding hiernaast. Dit is ee hiernaast is te zien welke stappen doorlopen een concept, onderhevig aan mutaties. Vanuit moeten worden om van de bestaande de adaptieve ontwikkelstrategie volgt de naar de nieuwe situatie te gaan. Het is gedachte dat het WKO-net modulair wordt Ondergronds onvermijdelijk dat er een periode is dat aangelegd, teneinde het groeiende aantal Ruimte vrijmaken voor bestaand en nieuw netwerk op het terrein gebruikers onafgebroken aangesloten te nieuwe kabels en aanwezig is. Hiervoor is afstemming met alle houden op dit warmtenet. leidingen belanghebbenden nodig. LET (Th 7 HL p Á SNES \ De So 5 Á Ó SLE tt 1 | \ VEN Aa EA IO pm / pee SED ÂN 2D SAR \ rd Ag 4 \ 1 VN NA N OF 3 TS \\ 4 ISS Eer ONE A WP v£ NK D NN, ÂD RSC OA) KC f A DAO DT Á OAN Bestaande kabels en CON SD leidingen \ SAS A 17 worden niet Se SS SS door reguliere \ An OSE ST nutsaanbieders a 7 beheerd NZ ú 48 GEMEENTE AMSTERDAM ij 5 TD NG Ti 1 75 N „NS 3 LL Io B AN CZ S \ Ns \ Á \ Ze AE < ) 7 OD D Stap 1 Stap 2 Na het verwijderen van het sportveld en het Na het aanleggen van deze ruggengraat wordt gebouw 030 ontstaat een vrije baan richting het hart de rest van het terrein gefaseerd aangesloten op het van het terrein. Dit wordt de ruggengraat van de nieuwe K&L netwerk. De ondergrondse infrastructuur ondergrondse infrastructuur. gaat vóór de ontwikkeling van de kavels uit. me Mss ST Sy ANO VS (ks S DD 5 (9) Ee D | Ó SAL , POLL 04 DEEL) Stap 3 WKO De te handhaven bebouwing kan gedurende Met het verwijderen van bestaande kabels en de transformatie van het terrein gebruik maken van leidingen in het gebied van de blauw-rood gemarkeerde bestaande NUTS-voorzieningen. Als het nieuwe stelsel lijn ontstaat ruimte in de ondergrond voor de realisatie is gerealiseerd wordt het oude net verwijderd en wordt van een WKO-systeem. Bestaande WKO systemen van de pestaande Sebouwing aangesloten op het nieuwe het Scheepvaartmuseum en de kazerne kunnen hierop netwerk van K&L. worden aangesloten. PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 49 50 GEMEENTE AMSTERDAM 4 Onderzoeken Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat er tot nu toe geen aspecten zijn die de haalbaarheid van het project in de weg staan. De onderzoeken zelf zijn als bijlage aan deze projectnota toegevoegd. Per onderzoek is in dit hoofdstuk een beknopte conclusie weergegeven. Bij de uitvoering van de plannen moeten wel nadere onderzoeken gedaan worden. Deze worden uitgevoerd in overleg met het Rijksvastgoedbedrijf. > ( (1) je a tr v SI el ) Archeologie Bomen Uit het archeologisch bureauonderzoek Er is een bomeninventarisatie gedaan (bijlage (zie bijlage 3.a) blijkt dat er materiële 3.d), inclusief een veiligheidscontrole en een overblijfselen te verwachten zijn die opname van boomgegevens. De bomen op het samenhangen met de gebruiksgeschiedenis. _Marineterrein leveren niet alleen een bijdrage Dit staat de haalbaarheid van het project aan het verfraaien en veraangenamen van de niet in de weg. In het vervolg van de leefomgeving, maar dragen ook bij aan het planvorming moet er inventariserend afvangen van luchtverontreinigende stoffen, proefsleuvenonderzoek gedaan worden het opslaan van koolstof, het opvangen en bij een aantal bouwlocaties (in de geel verdampen van hemelwater. Omdat bomen gemarkeerde zone in afbeelding hieronder). kwaliteit geven aan het plan en de groene baten aanzienlijk zijn, willen we de bestaande Archeologie 7 bomen zoveel mogelijk inpassen of verplanten Archeologisch À | en en nieuwe bomen aanplanten. bureauonderzoek À B Ll Vrijstelling. 24 ng: Mij en Externe veiligheid Beleidsvariant 11 1e Ö dl . . En . n A 50/05 Beleidsvariant 2 (| 5 NL| Uit een QuickScan externe veiligheid (bijlage DI 3.e) blijkt dat dit de haalbaarheid van het 10.000 /5 / Á . ss … Beleidsvariant 10 5 project niet in de weg staat. De noordelijke 2500/5 Jb zone van het Marineterrein ligt in het explosie- Beleldsvarlant 10 B ÁÍSS aandachtsgebied (vanwege het spoor). In EE 500,07 DN AS het vervolg van de planvorming moet er EZ 2500/ Waterbodem Vi De een verantwoording komen van de risico’s OEP © die samenhangen met de explosie- en \ Zi DO brand- aandachtsgebieden. Er moet rekening Ne gehouden worden met mogelijke maatregelen Bodem en de hiermee gepaard gaande kosten Bij onderzoek naar de milieuhygiënische (bijvoorbeeld scherfwerend glas in geval van bodemkwaliteit en de waterbodem woningbouw). (bijlagen 3.b en 3.c) zijn op verschillende . plekken verontreinigingen gevonden, Geluid die samenhangen met de historische Uit het globale akoestisch onderzoek activiteiten op het terrein. Deze staan de (bijlage 3.e) blijkt dat de geluidsbelasting haalbaarheid van het project niet in de weg. totnutoe geen belemmering vormt In het vervolg van de planvorming is er een voor de haalbaarheid van het project. Er saneringsplan nodig voor alle aangetoonde wordt voldaan aan de grenswaarden voor verontreinigingen. Daarnaast moet er na spoorweg- en wegverkeerslawaai. Voor een het verwijderen van de verhardingen en deel van het projectgebied zal, in het geval funderingen, nog nader onderzoek worden __ Van woningbouw, een besluit tot hogere uitgevoerd naar de sterke verontreiniging geluidwaarden moeten worden genomen. met PAK (Polycyclische aromatische Deze woningen moeten dan behalve een koolwaterstoffen) in het grondwater nabij geluidbelaste zijde ook een geluidluwe zijde het ketelhuis. Vrijkomende slib van de hebben. Het spoorweg- en verkeerslawaai op waterbodem moet worden afgevoerd naar de omgeving is gering en niet waarneembaar. een erkende verwerker. We moeten nader onderzoek doen naar helikoptergeluid. Als er woningen naast de helikopterlandplaats komen, dan moeten ze Bodem GS dove gevels hebben. De verwachting is dat de Onderzoek naar de JE impact van de helikopter voor de omgeving milieu hygiënische DA Ë ä Ve TE vergelijkbaar is met de huidige situatie. bodemkwaliteit 4 NY == Voor het geluid van het sportveld wordt DE peellocatie C Teerloods Dd 7 geadviseerd om te onderzoeken of aan de ED oeellocatie € werf e\ A # zijde van Dijksgracht, een geluidafschermende B dS, AN voorziening nodig is. Fr Deellocatie D vn D= Verontreinigingen = & ZN . . ES Deellocatie E &) Lichthinder Puinfundering \ Uit onderzoek naar de mate van lichthinder DE peellocatie F Tank door het sportveld (bijlage 3.e) blijkt dat dit ® B de haalbaarheid van het project niet in de weg staat. Ook is er geen risico op lichthinder voor de woonboten in de Dijksgracht. Het 52 GEMEENTE AMSTERDAM sportveld heeft wel effect op lichtgevoelige de stikstofdepositie in de bouwfase vindt dan functies (wonen) op de onderste 1 of 2 lagen ookin de volgende fase van de planvorming van de gebouwen langs het sportveld. Met plaats. Met de huidige kennis en stand van name de plint van die gebouwen heeft risico zaken is te verwachten dat stikstof geen op lichthinder. Daar moet in de verdere beletsel vormt voor het project. planvorming rekening mee worden houden. Verkeer Luchtkwaliteit Uit verkeersonderzoek (bijlage 3 f) blijkt Uit onderzoek naar de luchtkwaliteit (bijlage dat er geen belemmeringen zijn voor de 3.e) volgt dat er geen overschrijding van de haalbaarheid van het project. Het totale grenswaarden voor luchtkwaliteit dreigt. We aantal verkeersbewegingen neemt tijdens de voldoen ook aan de Amsterdamse Richtlijn ontwikkeling wel fors toe, maar de toename gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit. van het autoverkeer is beperkt. Op de Kattenburgerstraat neemt het autoverkeer Natuur toe met 4 procent na realisatie van het hele Uit een QuickScan natuur (bijlage 3.d) blijkt project. Dat heeft nauwelijks gevolgen voor dat de natuurwaarden geen belemmering de doorstroming. Bewoners en bedrijven/ vormen voor het project. Er zijn geen werknemers krijgen geen parkeervergunning negatieve effecten op beschermde gebieden. om op straat (buiten de poorten van het Er is aanvullend onderzoek nodig naar de Marineterrein) te parkeren. De verwachting aanwezigheid van vaatplanten, vleermuizen is daarom dat bewoners en werknemers niet en vogels (huismus, gierzwaluw). Er zijn ook snel op straat zullen parkeren. kansen om aanwezige natuur op het terrein verder te ontwikkelen. Daarom wordt bij de Water verdere planvorming rekening gehouden met Uit een verkenning naar de gevolgen voor de aanbevelingen uit het onderzoek hiervoor. de waterhuishouding is gebleken dat dit de haalbaarheid van het project niet in de Stikstof weg staat. Wel moeten we in de verdere Uit berekeningen naar de stikstofdepositie in _ Planvorming nader onderzoek doen naar omliggende Natura 2000-gebieden (bijlage de mogelijkheden van watercompensatie 3.e) blijkt dat er voor de gebruiksfase geen op het Marineterrein of elders in het effect optreedt. boezemwatersysteem van Amsterdam- Rijnkanaal/ Noordzeekanaal/ grachten Tot voor kort was het niet verplicht om Amsterdam bij realisatie van ondergrondse onderzoek te doen naar stikstofdepositie bebouwing (zoals de parkeergarage). Hierbij in de bouwfase. Inmiddels is die onderzoeken we, samen met het Rijk, ook de bouwvrijstelling van tafel. Maar er kan nu nog mogelijkheden van waterberging onder en/of niet aangegeven worden hoe die bouwfase rond het sportveld. In volgende fases toetsen eruit komt te zien en met welke fasering deze We de plannen aan het bestemmingsplan zal worden uitgevoerd. De berekening van Grondwater neutrale kelders. PE haer AEN Ng Bestaande bomen Ede OO ON A NN eer Zee ERE Oe ve OWA Eee egen 00e noepes end: 1 MEET td ai NE 0 of verplant en er Te ete dk RF Hat ee worden nieuwe bomen EL nT Ke EN ME A TENTEN EAN NE a EE Be in A AAE Eee ARE aangeplant. EN otten e B SEEN ENE IDEE NK hete CW Ere dr ee rh EI Ee et PE bd OEL cia É MN, Pe) EE Er vd ij | e rr N 4 Kl Eee ie t Ld A en |E le ' Ï PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 53 54 GEMEENTE AMSTERDAM 5 Ontwikkelstrategie De uitwerking van de ontwikkelstrategie is — in tegenstelling tot het ruimtelijk kader — niet samen met het Rijk opgesteld. De beschreven ontwikkelstrategie is de Amsterdamse insteek (of aanpak) voor de ontwikkeling van het Marineterrein. Voor de beschrijving van de ontwikkelstrategie is de bestaande en toekomstige grond- en vastgoedpositie relevant. Cruciaal is de vraag of de gemeente bereid is om het vrijkomende deel van het Maríineterrein te verwerven van het Rijk of niet. Dat is nog geen zekerheid en begint met een besluit van de Gemeenteraad over de projectnota, en onder welke voorwaarden verwerving door de gemeente wenselijk wordt gevonden. Het besluit van de gemeenteraad zal dan aan het Rijksvastgoedbedrijf worden voorgelegd, zodat de gesprekken over de mogelijkheid van verwerving kunnen worden opgestart. f ( SS ( DE a \ RAS IN 3 Gl) 5 EAK ( Ge PRE. p NE EEE Ë SA 4 A ol) iD =D ien Eri bn HL ol Lis 5.1 Bestaande grond- en opstalposities op het Marineterrein Het Rijk is eigenaar van het gehele Marineterrein (circa 13 hectare) en het bestaande vastgoed inclusief het Depot van het Scheepvaartmuseum. Het openbaar toegankelijke deel van het Marineterrein en het bestaande vastgoed daarop wordt sinds 2013 door het Projectbureau Marineterrein in opdracht van de gemeente en het Rijk onderhouden, beheerd en geëxploiteerd. Vanaf dat moment heeft Defensie haar bedrijfsvoering geconcentreerd op een afgesloten en bewaakt gedeelte van het Marineterrein. Twee ontwikkelscenario’s 2. Verkoop door Rijk aan derde partij De ontwikkelstrategie kent (op dit moment) Daarnaast is er het scenario dat de gemeente twee scenario’s: en Rijk geen overeenstemming bereiken over de verwerving. Het Rijk zal dan, volgens 1. Verkoop door Rijk aan gemeente hun beleid, het Marineterrein openbaar Een scenario waarbij de gemeente het verkopen aan een derde partij. De invloed vrijgekomen deel van het Marineterrein van de gemeente is dan beperkt tot het actief verwerft van het Rijk en bij uitgifte leveren van input voor het verkoopproces ‚ van dat deel van het terrein inzet op een en deelname aan de beoordelingscommissie adaptieve ontwikkelingsstrategie. Op zo’n voor de verkoop door het Rijk, Daarnaast manier dat het al lerend en samen met de vertalen we het ruimtelijk kader (Nota van community kan doorgroeien tot een uniek Uitgangspunten) in juridisch-planologische innovatiedistrict met behoud van bestaande toetsingskaders: een omgevingsplan en waarden die het gebied al zo onderscheiden. een beeldkwaliteitsplan. In dit scenario Dit scenario is uitgewerkt in deze projectnota. maken gemeente en Rijk nadere afspraken Hiermee lopen we vooruit op het besluit in over het verhalen van de kosten van de de gemeenteraad over de projectnota en de grondexploitatie in een (concept) anterieure wens tot verwerving overeenkomst of Exploitatieplan. Dit scenario wordt niet verder uitgewerkt in deze projectnota. Bestaande situatie Een 5 ge Pe, Bir A Eigendommen binnen wt id ei ijn ie ne EE En W En het plangebied Tee del TE mn - ) TE TO Eigendom van de Staat 7 Ln ii men = EE Ees (Rijksvastgoedbedrijf) EA ie ke tm a Áo id k as a lk | | , Ï Nl f : a Lm i in DE AN A _ } k Ee Ee ken Ee ' E we fi df e an WE a \ sit of 8 | nk fe ZAAG Sh RK oo EK - er A u wies 4 __W- # Ee \ Lt 7 ee A: 1 : È je ii er de Ee Ef ne & E #3 SAFE p tl KS IE rr PS PENS ns a an S HIS Td | en le. „ak: l À Ar Za dt Pi « 4 [ES \ Pr SIS LSB Fl mn A neet 0 4 DE AN Á N Ö nl MN Ni it E Lan # 2 a Er 5 \ i PI) MON GF A Ë es PALET NENK Dj IJ ri MR CA - a We 4 Om en MN 9 AVO AN E. Le NDT ene LES AN 56 GEMEENTE AMSTERDAM © ® ® ee 5.2 Toekomstige situatie, bij oplevering van alle gebouwen De eigendomssituatie volgens scenario 1, waarin de gemeente het Marineterrein verwerft en die de basis is voor herontwikkeling, is op de kaart weergegeven. Het Depot van het Scheepvaartmuseum is een uitzondering. Dat blijft in eigendom van het Rijk. Ook de ij nieuwe kazerne en het sportveld blijven eigendom van het Rijk. Voorkeursscenario gemeente: voor het Marineterrein dan in het scenario verkoop door het Rijk aan de waarin het Rijk verkoopt aan een derde partij. emeente In de gesprekken met het Rijk zullen we, 9 ‚ . . . naast afspraken over het principe van Om het Marineterrein tot ontwikkeling te brengen de door d t aankoop en het aankoopbedrag, ook nadere b e de eni 5 00 k e te e afspraken maken over voorwaarden, zoals eoogde manier, is aankoop van he bijvoorbeeld: door het Rijk te verkopen deel van het . Mogelijkheden om gronden en terrein door de gemeente essentieel. 9 De gemeente wil hierover, na het gebouwen gefaseerd te leveren en : . ’ te betalen. Dit is een wens van de projectbesluit, de gesprekken starten … … ten behoeve van de onderhandelingen gemeente, terwijl het Rijk de wens heeft uitgesproken gronden en gebouwen aan met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). De , 9 P … 9 9 rr : éen partij te willen verkopen en in één gemeente koopt het niet om zelf vastgoed . te ontwikkelen, maar zal na aankoop keer te leveren en betaling te ontvangen; ’ = Randvoorwaarden voor het gezamenlijk openbaar en transparant partijen selecteren . . 9 ) die invullina k dit gebruik van de nieuwe parkeergarage en ‚ Ie vu mg UNRen geven aan ol . het sportveld van Defensie. innovatiedistrict. De grond wordt uitgegeven in erfpacht. Op deze wijze heeft de gemeente meer regie op het realiseren van de ambities = pee ef # „® M Toekomstige situatie fi - “ p en Sn Rene ie Ei 5 14 AE Peen nn es hie af be Eigendommen binnen TE et Dd B Ei rd ] 5 en EE ne En en, in ______ het plangebied LE | it me ike _ En En En En en | mm > EDIT - mn en == Blijft in eigendom bij de Staat F Eat En En | (Rijksvastgoedbedrijf) in B an wa \ Rn ren CJ aante kopen gebied AAW ee mi Ea k Y an a En a, / : a RN Tan | l E we LN Ee iet 5 Dan: Ì = Wir bÀ, IE U Sem me Á KR N ber EN AN Md ie Fr " - Y ar Á kez=td EE sa Meran <W al rd sr Ee Ei | Ms Ee — ÚA ee Z Pa Á een wed Le N 5 nn en bel Lr EE ia Pp KS be Là ed MN 1-2: 1 B 4 IE PS JE fl) En „5 \ Pd Ce De s, , Pr PL TA Fi X N/j DOE ADEN / dt Ge Eh Are NN > $ F EN EN NL E 1 REEDS PENS rr ZAND At AE ee nn B NE \N mn FZ VLAN KS « ke NE en Ee Pik _H an U £ à PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 ® © ® 5.3 Adaptieve ontwikkelstrategie en curatorschap De ontwikkeling van het Marineterrein heeft twee met elkaar verbonden fundamentele uitgangspunten: een adaptieve ontwikkelstrategie en curatorschap. Hierbij staat de gemeente een ontwikkelstrategie voor waarbij gefaseerd en in de tijd aanpasbaar wordt ontwikkeld. Het Rijk staat ook een adaptieve ontwikkelstrategie voor, maar met een meer gebruikelijke, niet in de tijd gefaseerde werkwijze. Adaptieve ontwikkelstrategie ZZZ Een belangrijk uitgangspunt in de a . . ontwikkelstrategie is dat de ontwikkeling Een belangrijk uitgangspunt In geleidelijk gaat en dat we kunnen leren de ontwikkelstrategie is dat de van elke stap in de ontwikkeling. Het credo ontwikkeling geleidelijk gaat edenken, testen, toepassen’ geldt ook voor de ontwikkeling van het Marineterrein zelf, en dat we kunnen leren van Dat betekent dat we gaan faseren. We willen elke stap in de ontwikkeling. voortbouwen op het karakter en de functies die nu aanwezig zijn op het Marineterrein en en geen ‘schone lei’ creëren, zoals weleens voorkomt in gebiedsontwikkeling. Het vorm moeten geven (bijvoorbeeld met Marineterrein blijft functioneren als er nieuwe randvoorwaarden). gebouwen bijkomen. Tal van bestaande Om de principes van de adaptieve gebouwen zijn immers tijdelijk in gebruik en ontwikkeling te kunnen toepassen, is het dagelijks komen veel bezoekers en passanten nodig om de gebiedsontwikkeling te in het gebied. Dus er wordt gesloopt in de faseren in deelgebieden. In elk deelgebied volgorde van ontwikkeling van deelgebieden. kunnen meerdere bouwenveloppen Bestaande gebouwen die op termijn gesloopt worden opgenomen zodat er logische worden, kunnen in gebruik blijven totdat er ontwikkeleenheden ontstaan met een mix aan nieuwbouw gerealiseerd is. functies zoals in de Nota van Uitgangspunten is vastgelegd. Voor het bouw- en woonrijp maken, zijn er veel activiteiten, zoals de aanleg van een Bij het investeringsbesluit, het volgende “Plaberum ís een nieuw hoofdnet voor kabels en leidingen, besluit in het Plaberum* na het projectbesluit, afkorting van Plan- en de aanleg van bouwwegen en werkterreinen _ wordt een ontwikkel- en tenderstrategie besluitvormings- die worden verhuurd en gebruikt. Sloop van _ uitgewerkt. Wat is een logische omvang proces ruimtelijke bestaande gebouwen gebeurt pas als het van een deelgebied, wat zijn de vragen maatregelen echt nodig is. Dit is een ingewikkelde (bouw) aan de vastgoedmarkt en welke specifieke logistieke puzzel. kennis moet de markt inbrengen? Uitgifte per kavel lijkt geen voor de hand liggende Het Marineterrein, inclusief de kades en het keuze, omdat daarmee veel verschillende omliggende water, is vanaf de gedeeltelijke vastgoedeigenaren met een verschillende opening van het terrein al een testgebied. achtergrond en belangen op het terrein Hier worden oplossingen voor stedelijke komen. Hierdoor wordt het sturen op vraagstukken bedacht, getest en toegepast. de ambities voor het Marineterrein zeer Het gaat hierbij niet alleen om oplossingen complex. Logischer lijkt een ontwikkeling in voor fysieke en sociale vraagstukken, maar drie à vier deelgebieden, al dan niet in de ook om minder zichtbare maar misschien tijd te ontwikkelen door een of meerdere net zo belangrijke vraagstukken rond ontwikkelcombinaties. Wat wel of niet werkt bijvoorbeeld regelgeving, processen en bij het ene deelgebied wordt meegenomen ontwikkelvormen. Zo'n testgebied vraagtom _ bij de strategie en bouwenvelop voor een andere oplossingen voor de inrichting en het _ volgend deel. Vanzelfsprekend zijn de kaders beheer van de openbare ruimte. Bijvoorbeeld voor de wijze van evalueren van de eerste door delen (tijdelijk) in beheer te geven deelgebied ook een essentiële opdracht voor bij een initiatiefnemer. De gemeente zal dit het vervolg. samen met de omgeving en stakeholders 58 GEMEENTE AMSTERDAM Curatorschap (bewoners, bedrijven en instellingen op het Centraal bij curatorschap staat het sturen Marineterrein en in de omgeving), in ieder op en bewaken van het karakter van het geval de onderstaande activiteiten uit: Marineterrein als innovatiedistrict met een "Positionering en profilering; focus op stedelijke vraagstukken. In de "Het stimuleren, begeleiden en huidige situatie, waarbij het opengestelde beoordelen van ontwikkelinitiatieven; deel van het terrein en gebouwen in *___ Sturing op programmatische, eigendom zijn van het Rijk, is Bureau maatschappelijke en economische Marineterrein hiervoor verantwoordelijk. Door meerwaarde en ruimtelijke en de herontwikkeling ontstaat er een nieuwe architectonische kwaliteiten; eigendomssituatie met een aanzienlijk "Netwerk versterken en samenbrengen grotere community van nieuwe organisaties, van de gemeenschap; bewoners en gebruikers. Dat vraagt omeen __ " _ Sturing op ruimtelijke kwaliteit die hand andere manier van curatorschap. in hand gaat met de programmatische Het is daarom van belang om alle processen, invulling. kennis en ervaring die Bureau Marineterrein Het curatorschap wordt georganiseerd voor al heeft opgedaan, te borgen en verder uit te de duur van de herontwikkeling van het werken, passend bij de nieuwe situatie. Marineterrein. Het uitgangspunt is dat de Om het Marineterrein als innovatiedistrict gemeenschap op en rond het Marineterrein te behouden en te versterken is een nieuw na afronding van de herontwikkeling deze organisatiemodel onmisbaar: gedeeld activiteiten overneemt indien daar behoefte eigenaarschap, beheer en exploitatie aan is, die verder gaan dan vastgoed- en omgevingskwaliteit in een meer traditionele _ Selectie van passende organisaties gebiedsontwikkeling. De kaders voor de Een van de kerntaken van het curatorschap ontwikkeling tot innovatiedistrict kunnen is het selecteren van nieuwe bedrijven en publiekrechtelijk en privaatrechtelijk instellingen die passen bij en bijdragen aan worden verankerd. Bijvoorbeeld in het de ambitie voor het innovatiedistrict als omgevingsplan, via de vergunningverlening, _testgebied voor stedelijke vraagstukken. door de overheid vastgesteld beleid (zoals Voor het selecteren daarvan zullen criteria de Nota van Uitgangspunten), contractuele gehanteerd worden op het gebied van afspraken en criteria in tenders en duurzaamheid (sociaal, economisch, prijsvragen. milieutechnisch), het (blijvend) innoverende Aan wie het terrein uiteindelijk door het karakter, de mate waarin zij zich kunnen Rijk verkocht wordt is bepalend voor aanpassen aan veranderingen, maar ook de wijze waarop de publiekrechtelijke de bereidheid om actief bij te dragen aan en privaatrechtelijke borging van het de community en de verbinding met de Marineterrein als innovatiedistrict omgeving en de stad. vormgegeven zal worden. Die borging moet in ieder geval bepaald zijn voordat het Investeringsbesluit wordt genomen. Het curatorschap is niet alleen formeel georganiseerd, maar ontwikkelt zich ook intrinsiek. De gemeenschap op en om het Marineterrein werkt samen aan het realiseren van de ambities in het gebied. Voor het vastleggen van gemeenschappelijke ambities met alle partijen zijn, naast de instrumentele borging, verschillende andere vormen van organisatie denkbaar. Bijvoorbeeld een bedrijveninvesteringszone (BIZ), huurdersvereniging, stichting, community of benefits of coöperatie. " > Curatorschap activiteiten De Om de ambitie in het gebied te borgen zijn Û (mi) Er er onderwerpen die voor het hele gebied v he geregeld moeten worden. Hiervoor voert 5 % een curator(team), in samenwerking met de nieuwe eigenaren en de gemeenschap PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 59 60 GEMEENTE AMSTERDAM ° CR e 6 Consultatie, participatie en communicatie Amsterdam wil bij de ontwikkeling van het Marineterrein omwonenden, bezoekers, bedrijven en instellingen zo goed mogelijk betrekken. We volgen daarbij het beleidskader Participatie van 1 juni 2021. Participatie bij gebiedsontwikkeling maakt de belangen en wensen van alle stakeholders inzichtelijker en draagt bij aan betere plannen. Bovendien kan het zorgen voor meer begrip voor de keuzes die we maken. Deze belangen en wensen worden meegenomen, maar kunnen niet altijd in de plannen worden opgenomen — soms zijn de belangen tegengesteld of om andere redenen niet haalbaar of realiseerbaar. De manier en de mate van participatie kan per product of per fase verschillen. Het is afhankelijk van allerlei factoren, zoals hoeveel ruimte er is om iets te doen met de opbrengst, het doel of de vraag. Deze paragraaf gaat over de participatie die voorafging aan het projectbesluit over het Marineterrein in de periode 2017-2022 (haalbaarheidsfase) en over de manier waarop we de participatie vormgeven in de eerste vijf jaar na het nog te nemen projectbesluit (ontwerpfase). ® ® © ® 6.1 Participatie in de ® haalbaarheidsfase (2017-2022) In de haalbaarheidsfase hebben we de betrokkenen zo helder en zo breed mogelijk geïnformeerd over de plannen. Met twee uitgebreide en stadsbrede maatschappelijke informatie- en consultatierondes hebben we een zo breed mogelijk spectrum van belangen, standpunten, wensen, zorgen en ideeën over de toekomst van het Marineterrein in kaart gebracht. We deden dit in 2017 na het principebesluit en ook voor de formele inspraakperiode (16 november 2021-17 januari 2022) op de concept-Nota van Uitgangspunten. De opbrengst van beide consultatierondes, zijn meegenomen bij de totstandkoming van de concept Nota van Uitgangspunten. Zie Tijdens de inspraakperiode op de bijlagen 4 en 5 om de eindverslagen van concept-Nota van Uitgangspunten zijn 329 de consultatie te lezen. Ter ondersteuning inspraakreacties ingediend door zowel van de consultatie werkten we met een individuele insprekers als organisaties. De klankbordgroep van bewoners en betrokken _ reacties en de antwoorden hebben we ondernemers op en rond het Marineterrein. verwerkt in de Nota van Beantwoording (NvB) De klankbordgroep bewaakte het proces van Marineterrein (bijlage 2 bij de Projectnota). de consultatie en adviseerde hoe en waarover Hierin staan ook de wijzigingen die zijn direct omwonenden/gebruikers werden doorgevoerd in de Nota van Uitgangspunten geïnformeerd. naar aanleiding van de inspraakreacties. Een uitgebreid overzicht van alle activiteiten, bijeenkomsten, middelen en participatieopbrengsten tijdens de haalbaarheidsfase is te vinden op de projectwebsite Marineterrein. ES OO Dar er. EE. 8 Pha ee Dd a Re za, ir nak = he 3 ke 4 =à d . | : EE Á Zaai: E, | Y Á ed E i 5 kN Ln | Eef Á wam ee, # } Eerste informatie- en consultatie ronde 2017 62 GEMEENTE AMSTERDAM % Gemeente SE. Informatiekrant Amsterdam November verspreid in 2020 X 2020 X er gn mena Infokrant El Marineterrein EE ad = U ne ette De SR tee na Bt | be | nm FT enen A epe B Ee Bli Se ie LE Ps Ea ke LE „ fe 4 Ì a Ee Ki : ED ie kh ea cd Ak MC, Beste buurtgenoot, Mesene mac Hoe kunt u meedoen? % Gemeente mage Informatiekrant Amsterdam September verspreid in 2021 X 2021 xX en Inhoud Infokrant Fu Pes . . benoe Marineterrein ze 3 wee AEO Edel Ea KO ak ad en ENE en en Ee, p ke Ed Ee en 12 Beste buurtgenoot, wennen tama _ Woord van wethouder X =Gemeënte 8 Flyer informatieavond oe net de SR B verspreid in 2022 min on Met aar EE fs MK mr etn ik ed ES | = pe ak eee reen) : Ten 5 r ie ee Eren, ee en 5 Mbt ie el AE EK er SNE win Re Wi ek TEAK ARD Pen 3 Informatieavond Marineterrein Dinsdag 29 november 2022 Meld u aan via amsterdam.nl{/marineterrein PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 63 ® ® ® © 6.2 Consultatie, participatie en communicatie na het projectbesluit Met een besluit over de projectnota ligt het kader voor de toekomstige ontwikkeling vast en start de ontwerpfase. Zolang het Rijk nog eigenaar is van het terrein, zijn zowel het Rijk als de gemeente betrokken bij de ontwikkeling van het terrein. De wens van de gemeente om het terrein (exclusief kazerne) aan te kopen is de basis voor de in deze paragraaf beschreven aanpak, maar beide partijen blijven de komende vijf jaar in gesprek over de tijdige en toekomstige ontwikkelingen met de huidige en toekomstige ondernemers, gebruikers van het Marineterrein (de community), omwonenden, bewoners en organisaties en instellingen van de stad. Plan van aanpak participatie De eerste stap na het projectbesluit is van aanpak op, in afstemming met Defensie, het opstellen van een plan van aanpak de gebiedsmakelaars van stadsdeel Centrum, participatie. Daarvoor zoeken we de Projectbureau Marineterrein en (stadsbrede) samenwerking met de huidige en stakeholders die nader worden bepaald. De toekomstige gebruikers en belanghebbenden verantwoordelijke wethouder stelt het plan van het Marineterrein. van aanpak vast. We onderzoeken welke participatievormen passen bij de verschillende onderwerpen die Doel van de participatie ruimte bieden voor participatie, en werken Het doel van de participatie in de die uit. Dat kan zijn over wat het Marineterrein periode 2023-2028 is om gebruikers nu en in de toekomst nodig heeft, maar ook en belanghebbenden in Amsterdam te over de (maatschappelijke) vraagstukken betrekken bij wat er gebeurt en gaat waar het innovatiegebied zich mee bezig gebeuren op het Marineterrein. We doen dit houdt. om ervoor te zorgen dat de plannen zo goed Het projectteam Marineterrein stelt het plan mogelijk aansluiten bij de ambitie voor het Marineterrein én de behoeften en wensen Oa ER van de huidige en toekomstige gebruikers, if had 8 , EE bewoners en belanghebbenden A F7 IE. e à De uitgangspunten voor de { Sr RE participatie | wi | ij, Nn = __De gemeente blijft in gesprek met de i Àl 1 ie | huidige en toekomstige gebruikers en N On belanghebbenden van het Marineterrein. k Pr . | Î We betrekken de relevante es N r k Í belanghebbenden bij de verschillende Pl } 4 5 onderwerpen en maken daarbij gebruik | LME van hun kennis en expertise. A \ Í = Met het plan van aanpak voor de 48 B U 5 participatie leggen we een basis voor en N 7 ee pn OS de komende jaren, maar het is wel een 5 > Ee f & adaptief product: de looptijd van het | RAN! ee - > plan van aanpak voor de participatie Ls Ds” nt gegen Mr sen, 5 is gekoppeld aan de verkoop van het dak ea hw s terrein door het Rijk en de mogelijke \ 6. ess.” we s-® verwerving door de gemeente. Naar . verwachting is dat ongeveer 5 jaar. We eN he nd 5 willen voortdurend kunnen inspelen op EG sl nieuwe (onvoorziene) omstandigheden Informatieavond NvU en stakeholders. Daarom kijken we 2022 steeds opnieuw of bijvoorbeeld de onderwerpen nog relevant zijn, de 64 GEMEENTE AMSTERDAM juiste partijen nog betrokken zijn en of gaat Defensie over), over parkeren, de participatie nog wel de juiste vorm monumenten, verkeersbewegingen heeft. Hoe we dat evalueren is onderdeel en evenementen georganiseerd door van het plan. Het plan van aanpak zal externe partijen. bestuurlijk worden vastgesteld. = __ We maken een gedegen afweging tussen het algemeen belang en de De stedenbouwkundige uitwerking wordt verschillende belangen van stakeholders. onderwerp van participatie als besloten is Daarom blijven we in gesprek met een het Marineterrein aan te willen kopen. De brede doelgroep met verschillende participatieruimte en het niveau voor dit belangen. Zo houden we goed in beeld onderwerp zal dan nader worden bepaald. waar de belangen, de ideeën, de zorgen en de kansen liggen. = _ We blijven helder, begrijpelijk en transparant communiceren over waar de participatieruimte wel of niet zit, wat de verwachtingen zijn en wat er wordt gedaan met de input van de betrokkenen. Participatieniveau van verschillende onderwerpen Voor iedereen moet duidelijk zijn hoe de participatie bij elk onderwerp is georganiseerd. In de ontwerpfase zal de participatie variëren tussen informeren, meedenken en samenwerken. Voor de looptijd van het plan van aanpak zijn vooralsnog de volgende onderwerpen voor participatie benoemd: . Op het niveau van samenwerken kan men denken aan onderwerpen als de inrichting en de programmering van het sportveld, experimenten in het groen en in de openbare ruimte, evenementen en activiteiten uit de community en/ Plannen moeten zo goed mogelijk of de stad. Er kunnen activiteiten aansluiten bij de ambitie voor het worden georganiseerd door en voor . Or ondernemers, bewoners en gebruikers Marineterrein en de behoeften en er zijn allerlei workshops over de en wensen van de huidige en stedelijke opgaven waar men aan kan toekomstige gebruikers, bewoners en meedoen. Er liggen kansen om de methode en de vormen van participatie belanghebbenden. te innoveren en te testen. nd . Op het niveau van meedenken kan men denken aan onderwerpen als: de tijdelijke programmering en het gebruik van het opengestelde deel van het terrein (exclusief kazerne), de impact van bouwactiviteiten van de kazerne, vraagstukken rond maatschappelijke en/ of stedelijke opgaven, het kader voor de openbare ruimte en beeldkwaliteit. = We informeren over de uitgangspunten en het stedenbouwkundig raamwerk die met het projectbesluit zijn vastgelegd. We informeren over het ontwerp van gebouwen, de bouwhoogte. We infomeren over de impact van bouwactiviteiten in het algemeen, waaronder die van de kazerne (hier PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 65 66 GEMEENTE AMSTERDAM 7 Organisatie en financiën Met deze projectnota leggen we het projectbesluit aan het gemeentebestuur voor, waarmee de haalbaarheidsfase wordt afgerond. Daarna start de ontwerpfase. Daarin wordt door de gemeente gewerkt aan een investeringsnota, een beeldkwaliteitsplan en een omgevingsplan. Hoe de organisatie daarvoor wordt ingericht en wie waarvoor verantwoordelijk is, wordt in dit hoofdstuk beschreven. De gemeente blijft, ook in deze fase, de samenwerking opzoeken met het Rijk waar de opgaven voor de ontwikkeling van het terrein en de kazerne voor Defensie elkaar raken. Tegelijkertijd met de projectnota vragen we het gemeentebestuur ook te besluiten de gesprekken te starten met het Rijk om het Marineterrein aan te kunnen kopen. Onder financiën is beschreven welke uitgangspunten daarvoor gelden, met als belangrijkste uitgangspunt dat de aankoopsom terugverdiend kan worden door de gronduitgifte aan ontwikkelende partijen. ® 7.1 Planning en proces Na het projectbesluit zal er tegelijkertijd aan verschillende producten gewerkt worden. Investeringsnota Omgevingsplan Na vaststellen van de projectnota kunnen Op dit moment is er voor het grootste deel de gesprekken ten behoeve van de van het terrein geen bestemmingsplan. onderhandelingen met het Rijk gestart Daarom maken we ook een juridisch worden voor de daadwerkelijke aankoop planologisch kader voor het terrein, in de van het vrijkomende deel van het terrein. vorm van een wijziging op het omgevingsplan De uitkomst van die onderhandeling wordt Amsterdam. De omgevingsvergunningen meegenomen bij het opstellen van de voor nieuwe gebouwen worden hier aan Investeringsnota voor het gemeentelijk deel getoetst. Gelijktijdig met het vaststellen van het Marineterrein. van het Investeringsbesluit start de De investeringsnota is een grofmazig tervisielegging voor de wijziging van het plan van het te verwerven deel van het omgevingsplan, op basis waarvan het Rijk een gebied inclusief financieel kader. Hierin omgevingsvergunning voor de kazerne kan werken we o.a de volgende zaken verder aanvragen. uit: het stedenbouwkundig raamwerk uit de NvU, de kaders voor de openbare Ontwikkeling en realisatie kazerne ruimte en beeldkwaliteit, het programma De gemeente heeft in principe geen rol en de kosten en opbrengsten. Ook als de bij het uitwerken van de plannen voor de gemeente de grond niet aankoopt, kan een kazerne. Wel wordt met het Rijk afgestemd investeringsbesluit voor o.a. omliggende over zaken waar de ontwikkeling van de infrastructuur, participatie etc. nodig zijn. De kazerne en de rest van het gebied elkaar zodat het plan adaptief blijft en lessen van moet worden voordat de rest van het terrein een fase in de ontwikkeling doorgevoerd beschikbaar komt om te ontwikkelen, is de kunnen worden in een volgende fase. kazerne de eerste nieuwbouw op het terrein. Tegelijkertijd met de investeringsnota wordt De bouw start pas als het omgevingsplan ook geschetst hoe het gewenste curatorschap klaar is en de vergunningen zijn verleend. voor de herontwikkeling, georganiseerd kan worden. De investeringsnota wordt vastgesteld door de gemeenteraad met een investeringsbesluit. De besluitvorming moet zijn afgerond voordat de kazerne klaar is. Op die manier kan het te verwerven deel van het terrein direct door het Rijk worden geleverd en kan de ontwikkeling meteen starten. Globale planning 27 [205 | 027 | EE Projectbesluit Investeringsbesluit vaststelling ingebruikname Raad Raad Omgevingsplan nieuwe kazerne | | | 6 © B OPSTELLEN PLANKADERS EN INVESTERINGSNOTA _OMGEVINGSPLAN PARKEERGARAGE EN SPORTVELD GEFASEERRDE ONTWIKKELING | Gemeente Amsterdam Tj] Defensie / Rijksvastgoedbedrijf ml Activiteiten ontwikkelde partijen 68 GEMEENTE AMSTERDAM © © 7.2 Organisatie In deze paragraaf geven we een toelichting op de organisatie van de ontwerpfase. Gemeente Amsterdam generaal (Ministerie van Defensie) en de De verantwoordelijkheid op gemeentelijk directeur-generaal (Rijksvastgoedbedrijf). Dit niveau is als volgt belegd: organisatie- en besluitvormingsmodel geldt = Bestuurlijk opdrachtgever: Wethouder _ tot er andere afspraken zijn gemaakt tussen Ruimtelijke Ordening Rijk en gemeente over de ontwikkeling. = Ambtelijk opdrachtgever: Directeur Grond en Ontwikkeling De drie partijen hebben in _ deze fase ieder een eigen De gemeente is verantwoordelijk voor de verantwoordelijkheid producten: . . . . wiiziaina op het omgevingsplan = Het ministerie van Defensie is vaging op 9 gep . opdrachtgever voor de bouw van de Amsterdam voor het hele terrein; ‚ . . ‚ . . nieuwe kazerne op het Marineterrein en Ministerie van Defensie = __een investeringsnota voor het te . . . . gebruiker/economisch eigenaar van het verwerven deel van het terrein; . . es Marineterrein; . een beeldkwaliteitskader; … oe: Le a . Het Rijksvastgoedbedrijf is als juridisch . een participatieplan. . … . . eigenaar verantwoordelijk voor de Deze producten (met uitzondering van het . . articipatieplan) gaan voor besluitvormin verkoop van het terrein (exclusief het P patiep 9 … 9 deel dat in bezit blijft van Defensie en PA ze Rijksvaagoedbedrijf naar de gemeenteraad. Het Dagelijks Bestuur het museumdepot) en opdrachtnemer Ministerie van Binnenlandse Zaken en van de bestuurscommissie stadsdeel Centrum p op Eee . . voor de bouw van de nieuwe kazerne; zal voor deze besluiten een advies geven. . . De gemeente Amsterdam is . verantwoordelijk voor het opstellen van De pr torganisati . . © PrOjectorganisane Van de en besluiten over de planproducten die % Gemeente gemeente bestaat uit medewerkers Ra . . X Amsterdam . . nodig zijn voor de ontwikkeling van het van Ruimte en Duurzaamheid, Grond en : X . . . terrein. Ontwikkeling, het Ingenieursbureau, het Communicatiebureau, Economische Zaken en . . . u Deze verschillende opgaven staan niet los het Projectmanagementbureau. Zij werken . . van elkaar. Daarom wordt de samenwerking samen met stadsdeel Centrum, projectbureau … . : a , ‚ tussen Rijk en Gemeente opgezocht waar de Marineterrein, het ministerie van Defensie en opgaven elkaar raken het Rijksvastgoedbedrijf. 9 ' . n Tijdelijk beheer en exploitatie Samenwerking Rijk en gemeente Jeej . p Marineterrein Amsterdam . . . Sinds 2015 beheert en exploiteert Bureau marineterrein Op basis van de Bestuursovereenkomst . ee: En . u Marineterrein tijdelijk het opengestelde deel is een ambtelijke stuurgroep aangesteld . DET : van het terrein en de gebouwen daarop. bestaande uit één vertegenwoordiger . nn … 7 : . . Dit doen zij in opdracht van het Rijk en de van het ministerie van Defensie (directeur . . . nt gemeente. Deze afspraak is vastgelegd in de Defensie Vastgoedmanagement), één van het . . N … , . Bestuursovereenkomst Marine Etablissement Rijksvastgoedbedrijf (Projectdirecteur) en En 2 2013. Deze organisatievorm geldt tot er één van de gemeente Amsterdam (Manager … … . . . andere afspraken zijn gemaakt met het Rijk Gebiedsontwikkeling). De stuurgroep . . ij . ten behoeve van de ontwikkeling. houdt namens de partijen toezicht op de twikkeli ij . . on wikkeling en stuurt op hoofdlijnen aan, Als het terrein verkocht is, verandert het van binnen het kader van de overeenkomst. . . . opengesteld privaat terrein in openbaar Als de stuurgroep niet unaniem tot . . n . . : gebied dat ruimte moet blijven bieden voor besluitvorming kan komen, dan wordt . . . N experiment. Dat kan schuren qua beheer. dit voorgelegd in het bestuurlijk overleg . . . . . . , In aanloop naar het investeringsbesluit Marineterrein. Dit geldt ook voor besluiten . . . . onderzoeken we, in samenwerking met de die buiten de Bestuursovereenkomst on … daarvoor relevante gemeentelijk diensten, vallen. Het bestuurlijk overleg bestaat on . . . . … . wat er qua organisatie nodig is om de ruimte uit de wethouder Ruimtelijke Ordening voor experiment te faciliteren en borgen (Gemeente Amsterdam), de burgemeester gen. (Gemeente Amsterdam), de secretaris- PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 ® ee 7.3 Financien Als de gemeente investeert in de aankoop dalende residuele grondwaardes. Hierdoor van het Marineterrein en het te behouden komt het resultaat van de grondexploitatie bestaand vastgoed, dan moet deze onder druk te staan. investering zich terugverdienen via een gefaseerde gronduitgifte aan derden. Voor Onderdeel van de grondexploitatie is dat de gemeente is het uitgangspunt dat de risico’s in een zo vroeg mogelijk stadium grondexploitatie minimaal ‘sluitend’ moet moeten worden onderkend. Vandaar dat zijn, saldo € 0, gelet op de lange doorlooptijd er diverse risicosessies zijn gedaan, met van de ontwikkeling en de risico’s van deze en zonder het Rijk. Belangrijk onderdeel gebiedsontwikkeling. De verkoopprijs van van de onderhandelingen zal een zo goed het Marineterrein aan de gemeente zal mogelijke inschatting van de risico’s zijn, gebaseerd zijn op een residuele benadering maar ook afspraken over hoe om te gaan met van de waarde van de grond. Volgens deze onvoorziene risico’s en ‘verborgen gebreken’, benadering is de aankoopwaarde gelijk Risico's zijn bijvoorbeeld: aan de verwachte marktwaarde van het = Effect parkeergarage op te realiseren en te behouden vastgoed, waterhuishouding; verminderd met de kosten voor de . Het verwijderen van bestaande kabels en nieuwbouw en verbouw van dit vastgoed. leidingen; Deze systematiek hanteert de gemeente zelf _= _ De staat van de huidige kadeconstructies; ook bij het vaststellen van grondprijzen. . De staat van de bestaande opstallen en benodigde investeringen. Op basis van de Nota van Uitgangspunten is een voorlopige bandbreedte van de De keuze voor een adaptieve grondwaarde bepaald, die in een kabinet ontwikkelingsstrategie en een bijpassende bijlage aan het bestuur is voorgelegd, fasering kan de gemeente helpen om voorzien van een voorstel voor het haar ambities te verwezenlijken. Deze voorkeurscenario, dat in de paragraaf strategie stelt ons in staat om bij te sturen ontwikkelstrategie wordt genoemd. Macro- als bijvoorbeeld de vraag verandert, of de economische ontwikkelingen hebben een gronduitgifte stagneert of juist aantrekt. grote invloed op het financieel resultaat van de grondexploitatie voor het Marineterrein. Te denken valt aan onder andere de stijgende rente en inflatie, stijgende bouwkosten en g 70 GEMEENTE AMSTERDAM © © 7.4 Projectbesluit Met deze projectnota leggen we het projectbesluit aan het gemeentebestuur voor. We vragen het bestuur om in te stemmen met het projectvoorstel en daarmee met het ruimtelijk en programmatisch kader, inclusief het stedenbouwkundig raamwerk. Tegelijkertijd vragen we om te besluiten de gesprekken te starten met het Rijk om het Marineterrein aan te kunnen kopen. Met deze besluiten kan gewerkt worden aan het benodigde investeringsbesluit voor het aan te kopen deel van het terrein (dus exclusief de kazerne). Daarnaast beginnen we op basis van het projectbesluit met het opstellen van een omgevingsplan of vergelijkbaar juridisch- planologisch kader. , 5 PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023 Bronvermelding Afbeelding blz. 24 Assessing your innovation district: A how-to guide, The Anne T. and Robert M. Bass Initiative on Innovation and Placemaking Afbeelding blz. 25 Site UDUrban Development Foto’s Fotoarchief Bureau Marineterrein Beeldbank Amsterdam INBO https://www.gva.befcnt/ dmf20200130 04828280 http://www.darvisharchitects.com/news-and- insights/cross-liminated-timber GEMEENTE AMSTERDAM Bijlagen 1. NOTA VAN UITGANGSPUNTEN (2022) a. Cultuurhistorisch onderzoek, waardering terrein en gebouwen (2020) b. Marine Etablissement, cultuurhistorische verkenning (2018) c. Informatie- en consultatieronde eindverslag (2017) d. Eindverslag consultatie Marineterrein Amsterdam (2020-2021) 2. NOTA VAN BEANTWOORDING INSPRAAKREACTIES NOVEMBER (2022) 3. ONDERZOEKEN a. Archeologie (2022) b. Bodem (2022 - 2023) c. Waterbodem (2022) d. Bomen en Natuur (2022) e. Externe veiligheid, geluid, lichthinder, luchtkwaliteit en stikstof (2022 — 2023) f. Verkeer (juni 2021) PROJECTNOTA MARINETERREIN 2023
Onderzoeksrapport
74
train
Genoa N% Gemeente De raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ emeentelij . : : er En vastgoed % Amsterdam Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 08 september 2022 Ter kennisneming Portefeuille Gemeentelijk Vastgoed Agendapunt 13 Datum besluit nvt nvt Onderwerp Kennisnemen van de raadsinformatiebrief van burgemeester Halsema inzake de toezegging in de commissie TAR van 19 mei 2022 ‘aankoop pand wallen’ De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief van burgemeester Halsema ter afdoening van de toezegging in de commissie TAR van 19 mei 2022 ‘aankoop pand wallen’ Wettelijke grondslag Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet. Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. Art 169 Gemeentewet: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3). Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de commissie TAR van 19 mei 2022 heeft burgemeester Halsema op verzoek van raadslid Wijmenga (CDA) naar aanleiding van vragen van het raadslid Wijmenga (CDA) toegezegd schriftelijk te reageren op de vraag of een pand op de Wallen (Oudezijds Achterburgwal 89) door de gemeente kan worden aangekocht om het te herontwikkelen tot woonappartementen. Reden bespreking nvt Uitkomsten extern advies Afgestemd met Aanpak Binnenstad en Multidisciplinair 1012-overleg: akkoord Geheimhouding nvt Uitgenodigde andere raadscommissies nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.10 1 VN2022-023330 % Gemeente De raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ Gemeentelijk % Amsterdam ee . . Do Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, Vastgoed % Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 08 september 2022 Ter kennisneming Ja, toezegging TA2022-000435, TAR, ‘aankoop pand wallen’ Welke stukken treft v aan? AD2022-071160 Commissie AZ Voordracht (pdf) RIB afdoening toezegging mogelijke aankoop pand Wallen_Oudezijds AD2022-071667 Achterburgwal 89 DEF ONDERT. pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Gemeentelijk Vastgoed, Alex Dekker, a.dekker®amsterdam.nl, 06 5257 4222 Gegenereerd: vl.10 2
Voordracht
2
train
Geachte Raad van de gemeente Amsterdam, Amsterdam, 11 Juli 2023 De Algemene Bepalingen 2000 zijn vastgesteld door de Raad van de Gemeente Amsterdam bij zijn besluit van 15 november 2000 nummer 689 en opgenomen in een notariële akte en met die akte ingeschreven in de openbare registers te Amsterdam op 27 december 2000 in deel 17109 nummer 37. Langs deze weg wil ik u vragen formeel schriftelijk uiteen te zetten hoe artikel 7 lid 6 AB2000 moet worden gelezen op basis van uw besluit. Het artikel luidt: “Indien het op het perceel gebouwde wordt verhuurd en het bedrag van de jaarlijkse canonaanpassing, in procenten uitgedrukt uitgaat boven het totale percentage van de wettelijk toegestane huurverhogingen voor het op het perceel gebouwde sinds het tijdstip van ingang van de geldende canon, wordt het percentage van de canonaanpassing gelijkgesteld met het percentage van bedoelde wettelijk toegestane huurverhogingen.” Artikel 2: begripsbepaling stelt: e Lide: Canon -de jaarlijkse door de erfpachter verschuldigde geldsom als tegenprestatie voor de erfpacht; e Lidk: Tijdvak - elke achtereenvolgende periode van vijftig jaar waarvan de eerste periode aanvangt op de datum waarop de erfpacht ingaat; Ik lees het geheel van artikel 2 en artikel 7 als: De jaarlijkse canonaanpassing (niet te verwarren met het tijdvak van 50 jaar) mag niet groter zijn dan de wettelijke toegestane huurverhoging berekend voor de identieke periode van de jaarlijkse canon. Over het algemeen is de situatie zo dat de periode van de jaarlijkse canon afwijkt van het kalenderjaar waarvoor de wettelijke toegestane huurverhoging is vastgesteld. In dit geval dient een pro rata combinatie te worden gemaakt van de wettelijke toegestane huurverhoging van twee kalenderjaren (derhalve huurverhogingen). Dit kan als volgt worden geïllustreerd: e Canon loopt van 1 april 2000 t/m 31 maart 2001 e Canon 2000 — 2001 is geïndexeerd met 6,5% e Tijdvak (gemeente noemt dit: erfpachttijdvak) loopt van 1 april 1990 t/m 31 maart 2040 e Wettelijke huurverhoging 2000 = 3% e Wettelijke huurverhoging 2001 = 4% In het geval dat de woning is verhuurd is de indexatie van de jaarlijkse canon gemaximeerd op basis van artikel 7 lid 6 AB2000. De maximale indexatie is 9/12 x 3% + 3/12 x 4% = 3,25%. Dit is kleiner dan de indexatie van 6.5% en daarom zal de indexatie worden gematigd naar 3,25%. De lezing van de gemeente Afdeling Erfpacht en Uitgifte leest het artikel uit uw Besluit op een hele andere wijze (email dd 23 juni 2023 om 17:41). Namelijk als volgt: “Dit artikel zegt aan verhuurders een canonmatiging toe, indien de canonindexering hoger uitvalt dan het totale percentage van de wettelijk toegestane huurverhogingen voor het op het perceel gebouwde sinds het tijdstip van ingang van de geldende canon. Omdat in artikel 7 lid 6 uit de AB2000 wordt gesproken over het totale percentage van de wettelijk toegestane huurverhogingen voor het op het perceel gebouwde sinds het tijdstip van ingang van de geldende canon, stelt de gemeente zich op het standpunt dat hier gedoeld wordt op het totale percentage van de wettelijk toegestane canonverhogingen sinds het begin van het 50-jarige erfpachttijdvak. Of sinds het begin van een tussentijdse canonwijziging vanwege een bestemmings- of bebouwingswijziging. Dit omdat er expliciet gesproken wordt over het totale percentage van de wettelijk toegestane huurverhogingen. Daarnaast, indexatie leidt niet tot de vaststelling van een andere, nieuwe geldende canon. Indexatie strekt er toe dat het reële bedrag van de canon gelijk blijft ofwel dezelfde (gemiddelde) koopkracht blijft vertegenwoordigen. De aan de geldende canon ten grondslag liggende parameters (zoals de grondwaarde en het canonpercentage) wijzigen niet.” Nu de Afdeling Erfpacht en Uitgifte van de gemeente Amsterdam zich namens u op het standpunt stelt dat het de “jaarlijkse canonaanpassing, in procenten” van artikel 7 lid 6 AB2000 niet moet worden gelezen als de canon “jaarlijkse canonaanpassing, in procenten” maar moet worden gelezen als het tijdvak “totale percentage van de wettelijk toegestane canonverhogingen sinds het begin van het 50- jarige erfpachttijdvak” [?] ontvang ik graag van de eigenaar (Raad van de Gemeente Amsterdam) van de Algemene Bepalingen 2000 een formeel schriftelijke standpunt hoe artikel 7 lid 6 AB2000 volgens de Raad moet worden gelezen. Vriendelijke groet, nn
Raadsadres
2
train
VN2023-016029 N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA Snderwij, Jeugd en Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en org % Amsterdam | Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023 Ter kennisneming Portefeuille Jeugd({zorg) Agendapunt 7 Datum besluit 8 juni 2023 Onderwerp Raadsinformatiebrief over de voortgang van het ingezette verbetertraject naar aanleiding van het onderzoeksrapport Onmacht (Dettmeijer, oktober 2021) De commissie wordt gevraagd Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de voortgang van het ingezette verbetertraject naar aanleiding van het onderzoeksrapport Onmacht Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond * 14 oktober 2021 is het rapport Onmacht t.k.n. geagendeerd in de commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport. * 13 januari 2022 is een raadsinformatiebrief met een bestuurlijke reactie op de aanbevelingen uit het rapport Onmacht, inclusief Verbeterbelofte van betrokken partners en eindoordeel van de inspectie IGJ, t‚k.n geagendeerd in de commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport. * 2 november 2022 is een raadsinformatiebrief over het vervolgtraject van het rapport Onmacht t.k.n geagendeerd in de commissie Onderwijs, Zorg en Armoedebestrijding. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? nvt. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.8 1 VN2023-016029 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ZA Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam - oe: - Zorg % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023 Ter kennisneming AD2023-052152 1 Raadsbrief s.v.z. vitvoering aanbevelingen nav rapport Onmacht.pdf (pdf) AD2023-052151 Commissie OZA Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) OJZD, Margreet Wiegand, [email protected], 06 10398462 en OJZD, Jody Beltman, [email protected], 06 23859847 Gegenereerd: vl.8 2
Voordracht
2
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1001 Publicatiedatum 5 augustus 2016 Ingekomen op 14 juli 2016 Ingekomen onder CC Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Verworpen Onderwerp Motie van de leden Moorman en Nuijens inzake de uitwerking van de samenwerkingsafspraken tussen huurders, corporaties en gemeente (planvoorraad sociaal 125%). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de uitwerking van de samenwerkingsafspraken tussen huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 675). Overwegende dat: — De Federatie van Amsterdamse Woning Corporaties (AFWC) aangeeft dat corporaties de komende jaren meer sociale woningen kunnen bouwen dan 1200 per jaar en de planvoorraad tot 2020 +/- 5500 woningen bedraagt. — Veel corporaties nu over voldoende investeringscapaciteit beschikken en meer kunnen bouwen. Het college echter uitgaat van de bouw van 4800 sociale woningen tot 2020. — Het reserveren van kavels voor sociale woningbouw hierbij het grootste struikelblok is. Van mening dat: — Voor het behoud van voldoende sociale huurwoningen gebruik gemaakt moet worden van de investeringscapaciteit van de corporaties. — Het hiervoor noodzakelijk is om het kavelaanbod voor de bouw van sociale huurwoningen ruimer te laten zijn dan de planvoorraad van de corporaties. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Binnen 4 maanden in overleg met de corporaties een planvoorraad uit te werken voor de realisatie van 6000 woningen tot 2020. 2. Ditte verwerken in koers 2025 en de verdere uitwerkingen daarvan. De leden van de gemeenteraad M. Moorman J.W. Nuijens 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam 8 Burgemeester B m : : é . : . : ‘Gemeenteblad - : : : : : : : - : . : - - : % Bm-besluit Jaar 2017 Publicatiedatum Onderwerp Besluit cameratoezicht Centrum Wijzigen mobiel- in vast cameratoezicht en verlenging plaatsingsduur De burgemeester van Amsterdam Overwegende: dat de gemeenteraad van Amsterdam op 24 januari 2007 overeenkomstig artikel 154c Gemeentewet aan de burgemeester van Amsterdam in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) de bevoegdheid heeft verleend te kunnen besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar zijn oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde; n dat de burgemeester gelet op bovengenoemde artikelen heeft besloten om aanvullend aan het vaste cameratoezicht in het Centrum (Wallen/Nieuwendijk, Uitgaanspleinen en Stationseiland) mobiele camera's te plaatsen tot en met 31 december 2017 in de gebieden: - Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat; - Spui en Handboogstraat; - Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat; dat vit het Plan van Aanpak Mobiel Cameratoezicht Centrum van februari 2017 blijkt dat: -___stadsdeel Centrum het slechtst scoort op de veiligheidsindex (133), criminaliteitsindex (118), overlastindex (195) en de personenoverlast-index (271) ten opzichte van de Amsterdamse gemiddelden van resp. 103, 96, 120 en 133; | -___de verwachting is dat de omvang van criminaliteit en overlast verder zal toenemen met de toename van de drukte in Amsterdam Centrum; - bewoners en ondernemers van de Haarlemmerbuurt, Wallen, Nieuwmarkt/Lastage, het | Spui en de vitgaanspleinen aangeven nog steeds ernstige overlast van | (nep)drugsdealers te ondervinden. Handhavers, hosts, straatcoaches en politieagenten bevestigen dit beeld; -__in vergelijking met andere straten in Amsterdam Centrum scoren de Droogbak, Singel, Haarlemmerstraat, Spui, Handboogstraat, Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, ' Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat hoog op het aantal incidenten drugsoverlast en —-criminaliteit; - -__in bovengenoemde straten vindt drugsgebruik en -handel plaats, vallen | (nep)drugsdealers toeristen en bewoners lastig door te intimideren en bedreigen. | Regelmatig gebruiken zij hierbij fysiek geweld met het doel zoveel mogelijk geld te | verdienen. Daarnaast is er een verband tussen (nep)drugshandel en straatroof. Regelmatig mondt een deal uit in beroving van de potentiele koper; | ___- __indezestraten andere openbare orde problematiek plaatsvindt zoals heling, | zakkenrollerij en alcoholoverlast; | 1 | Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Datum Burgemeester Bm ee Bm-besluit- _ - ‘€ es dat uit de Centrale Evaluatie Cameratoezicht Amsterdam 2017 voor deze straten blijkt dat het aantal geregistreerde incidenten fluctueert, maar de situatie in juli 2017 (einde van de evalvatieperiode) is niet duidelijk anders dan die bij de start van het cameratoezicht in maart 2017 of in dezelfde periode een jaar eerder. De problematiek heeft zich niet verplaatst tijdens de inzet van het mobiele cameratoezicht; voor specifiek het gebied Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat blijkt vit het Plan van Aanpak dat: -__ heteen druk en kwetsbaar gebied is door de aanwezigheid van inloophuis en gebruikersruimte Blaka Watra en een aantal coffeeshops; - het gebied drugsgebruikers en -dealers aantrekt. Dat uit de Centrale Evaluatie Cameratoezicht Amsterdam 2017 voor het gebied Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat blijkt dat; - de meest voorkomende door de politie geregistreerde incidenten drank- en drugsgebruik, verkoop van nepdope (resp. 33%) en zakkenrollerij, straatroof (22%) betreft en deze zijn toegenomen met resp. 4% en 38%; = de criminaliteits- en overlastindex van de Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat verdeeld is in de Burgwallen- Nieuwe Zijde resp. 136 en 330 en Haarlemmerbuurt resp. 65 en 136, ten opzichte van de regionale index van resp. go en 97 derhalve hoog is; - dat het gerapporteerd slachtofferschap in de Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat met 10% gemiddeld (8%) is; - dat 15% van de bewoners en bezoekers van de Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat aangeeft zich weleens onveilig te voelen, dit is gemiddeld (18%); - het effect van cameratoezicht op de veiligheidsbeleving is gemiddeld; voor specifiek het gebied Spui en Handboogstraat blijkt dat: het Spui een aantrekkende werking heeft op drugsdealers en —gebruikers vanwege de aanwezige horeca en omdat het een drukke doorgaande route is tussen de Wallen/Nieuwendijk en de vitgaanspleinen. Dat uit de Centrale Evaluatie Cameratoezicht Amsterdam 2017 voor het gebied Spui en Handboogstraat blijkt dat; - de meest voorkomende door de politie geregistreerde incidenten zakkenrollerij, straatroof (67%), diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets (10%) drank- en drugsgebruik, verkoop van nepdope (resp. 9%) en betreft en deze zijn toe- of afgenomen met resp. 8%, -55% en -67%; - de criminaliteits- en overlastindex van het Spui en de Handboogstraat, gelegen ‚ in Burgwallen- Nieuwe Zijde resp. 136 en 330, ten opzichte van de regionale index van resp. go en 97 hoog is; - het gerapporteerd slachtofferschap in het Spui en de Handboogstraat met 4% minder dan gemiddeld is (8%); - dat 9% van de bewoners en bezoekers van het Spui en de Handboogstraat aangeeft zich weleens onveilig te voelen, dit is veel minder dan gemiddeld (28%); - het effect van cameratoezicht op de veiligheidsbeleving is minder positief dan gemiddeld; voor specifiek het gebied Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat blijkt dat: -__een deel van de overlast zich vanuit de Wallen/Nieuwendijk verplaatst naar dit gebied. -__ heteen kwetsbaar gebied is vanwege de verschillende hofjes en poorten en vele vluchtroutes. De (nep)drugsdealers verzamelen zich op de Sint Antoniesluis, Sint 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Datum Burgemeester Bm : - : : : : - _Bm-besluit - . : : : : - - : - : e 2 : : 3 : Antoniebreestraat en Jodenbreestraat om klanten te ronselen. Vervolgens wordt de deal gesloten op het Zuiderkerkhof of het Pentagon. Dat uit de Centrale Evaluatie Cameratoezicht Amsterdam 2017 voor het gebied Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat blijkt dat; - de meest voorkomende door de politie geregistreerde incidenten drank- en drugsgebruik, verkoop van nepdope (resp. 37%), diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets (28%) en zakkenrollerij, straatroof (12%) betreft en deze zijn toe- en afgenomen met resp. -68%, 5% en -62%; - de criminaliteits- en overlastindex van Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat valt in de Burgwallen- Oude Zijde resp. 148 en 315, dit is veel hoger ten opzichte van de regionale index van resp. go en 97; - dat het gerapporteerd slachtofferschap in Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat met 2% veel lager dan gemiddeld is (8%); - dat 13% van de bewoners en bezoekers van het Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat aangeeft zich weleens onveilig te voelen, dit is minder dan gemiddeld (18%); - het effect van cameratoezicht op de veiligheidsbeleving is minder positief dan gemiddeld; dat in deze gebieden een reeks maatregelen ter handhaving van de openbare orde zijn genomen: - Gerichte inzet van handhaving en politie Gemeentelijke handhavers en politie worden gericht ingezet op die plekken en momenten waarop de overlast het grootst is. Daarnaast is op 1 december 2016 in het kader van het ‘Binnenstad Offensief’ extra handhaving en politie ingezet. - Algemeen overlastgebied De gebieden vallen binnen het Algemeen Overlastgebied (APV). Personen die zich binnen dit gebied schuldig maken aan de verstoring van de openbare orde kunnen een verblijfsverbod opgelegd krijgen. - Dealeroverlastgebied De gebieden vallen binnen het Dealeroverlastgebied (APV). Personen die zich binnen dit gebied schuldig maken aan de verstoring van de openbare orde door (nep)drugs te verhandelen kunnen een verblijfsverbod krijgen. Daarnaast zijn op 5 januari 2017 de twee Dealeroverlastgebieden samengevoegd en is het gebied uitgebreid om de dealeroverlast beter aan te kunnen pakken. - Messenverbod In de gebieden geldt een Messenverbod (APV). - Alcoholverbod De gebieden vallen binnen het Alcoholverbodsgebied (APV). - Veldwerk in Veldwerkers spreken overlastgevers op straat aan op gedrag en leiden mensen waar mogelijk door naar zorg. | 3 | Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Datum Burgemeester Bm : } é s & __Bm-besluit - ê > f : : Ê s à É 3 3 e 5 $ é : ë - Fysieke maatregelen Stadsdeel Centrum heeft verschillende fysieke maatregelen genomen om overlast tegen te gaan. Voorbeelden hiervan zijn het aanbrengen van (meer) verlichting, het verplaatsen of verwijderen van bankjes en andere objecten, het inzetten van extra reiniging en het snoeien van groen voor beter zicht. = Persoonsgerichte aanpak in het Actiecentrum Veiligheid en Zorg (ACVZ) In het ACVZ werken gemeente, politie, Openbaar Ministerie (OM) en diverse hulpverlenende instanties samen, om via een persoonsgerichte aanpak veelplegers en criminele overlastveroorzakers aan te pakken. Voorbeelden hiervan zijn de Top6oo en Top4oo aanpak en het veelplegersspreekuur. In 2016 werden personen die herhaaldelijk de APV hebben overtreden op de agenda voor een casusoverleg geplaatst. - Project aanpak intimidatie (nep)drugsdealers Het projectplan ‘Aanpak intimidatie (nep)drugsdealers stadsdeel Centrum’ zet in op drie pijlers: een repressieve en een preventieve aanpak van de aanbodkant (gericht op straatdealers) en preventie aan de vraagzijde die vooral is gericht op toeristen. dat bovengenoemde maatregelen onvoldoende hebben geleid tot het gewenste resultaat te weten het terugdringen van drugsoverlast en —-criminaliteit; | dat uit de Centrale Evaluatie Cameratoezicht Amsterdam 2027 blijkt dat in deze gebieden nog altijd sprake is van een verstoring van de openbare orde; dat in verband met de hardnekkige problematiek in deze gebieden langduriger inzet van cameratoezicht in aanvulling op de bestaande maatregelen derhalve noodzakelijk is ter handhaving van de openbare orde; | | dat de burgemeester het belang van een effectieve handhaving van de openbare orde | enerzijds en de daarmee gepaard gaande mogelijke inperking van het recht op privacy | anderzijds tegen elkaar heeft afgewogen; | dat in die afweging aan het algemene belang om de verstoring van de openbare orde te | herstellen meer gewicht moet worden toegekend dan aan het belang om geen inmenging te | dulden in de privacy; | | dat de burgemeester de (verstoringen van de) openbare orde in het stadsdeel Centrum | permanent volgt; | dat het besluit tot cameratoezicht onmiddellijk zal worden ingetrokken indien cameratoezicht niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde; | Í | | 5 | [ 4 | Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Datum Burgemeester Br n : : - - - Bm-besluit - - : - : - - : : - : : - - | Gelet op artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2.24 APV; | Brengt ter algemene kennis dat hij op 11adecember 2017 heeft besloten: 1. Het mobiele cameratoezicht in de gebieden - Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat, - Spui en Handboogstraat, - Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat, waarvan de begrenzing is aangegeven in de bijgevoegde plattegronden, te wijzigen in vast cameratoezicht; 2. Het cameratoezicht met betrekking tot bovenstaand gebied dat een looptijd heeft tot en met 31 december 2017, te verlengen tot en met 31 december 2019; 3. Te bepalen dat dit besluit geldt voor de periode van 1 janvari 2018 tot en met 31 december 2019; 4. Te bepalen dat dit besluit wordt bekend gemaakt in het Gemeenteblad en in | erking treedt op 1 januari 2018. If _}.J. van Aartsen d / £ Waafne ’ d burgemeester Op grond van delAlgemene Wet Bestuursrecht kan binnen zes weken na publicatie van dit besluit een bezwaarschrift werden ingediend bij de Burgemeester. Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van dit besluit niet. U kunt een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (schorsing) indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam. 5 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam B Datum Burgemeester m ee sehen Bijlage Plattegrond Droogbak, Singel en Haarlemmerstraat . Ar ET li ie Rn MEE ark / NE ee ii f ‘ AE Ee EE En EE JS teens | LAA Le, ; EE En ene Ee Shet, jill EE 5 a, Fez ERS: ee ne Te ka Ì Es Se. rn ”, A SE his Tr TE ANS Er ALS ES _& Nn Rd Tl ke ® MONT EN in fn Od! fs oh En. À / NS Nn ES Sf EE a #Pos IN; SD A bn Fog Á Ell VE Sn Vogin d 2E EN oe SA Ö Ars $ El Ï | # Á ed E weg IE EE A / B 4 Ke ES > #r Es IE Ô er # Wen > zin @ PE ORE ie | — Á 4 ze PLS L. sk En N Erf RENE 77: ES GR £ “ g Ii SAE El 5 nt = k dr fs U EE. & AR DO Z 5, Ì DS ARK e PN Cn A Lp | 1  Bt Er ETEN. <40 ag A Li ER LC dl Sa En LEENDE of | Ree an vil ON SET ERE | 2 Á ne a É Ee GE BS Sn er TN S í TS EE B She SN if MS Per Z ws 1 f AEK 5, U ree il RE / N= dn Ja EE 5 A Een El ° ez “ero, PA Ef Bp 2 „a PA 1 s NEN Et EE bros Smac. LA SET ER Ks ie (Efisqe Ei EN Ë s \ it a ES: sE eni ge 3 et Kn Aij, ES EARN ARE aal ve Ne, Er} ee gen da 4 HE, PE > try we, Ee. ‘ Nas 6 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam B Datum Burgemeester m : : : : : : - Bm-besluit : - : : - : - - : - - - : : : : - Spui en Handboogstraat Hebi olfl, ot Z: Et Derk roet © 6) IM ERR B HALL £ ik i À d T E Ef D WE { d 5 7 É: PE j E Ë. wee i Wi \ BT ij ir B eee rms, Es FR tf (2 ere U ES a : 3 en t Ie Ket] Ee ú ( d ‘ Jif ts! ie 8 Bij / i f ali bea Fe ff te Te, Hi Î | UE Se Lei gt meme || Hij Fi A Le | 4 bil MIjn A Lid Hi mier EE bei Se ii Et IE u U ‘| Lil Et ET $ - E: q ï Nie AA ze d A \ \ 5 Î Á SU aai. Kk Wer io Ì ii \ ëÀ : 3 EH ij 8 WM \ 5 \ LE > Zj) \ k \ A % et EE | = Ke \ Ke SA Hr k Ei 1 kb Ä 4 it ZA 8 be EA 6 8 En AN NA 5 se” REC \ Ee : $ Ee RENS t Z\ k Kk EN Ed EN: er EN. : As AN \ gr | Jaar 2017 Gemeente Amsterdam B Datum Burgemeester m 2 : > : : : -Bm-besluit- & 8 i 8 : $ 8 8 " : 5 : : 8 : é , Zuiderkerkhof, Pentagon, Sint Antoniesluis, Sint Antoniebreestraat en Jodenbreestraat ge hei JERS on Te Ee pe rn EO 2 # Ee Ë 3 fe ke Be 07 EEN Z ; zie È Ek s Er £ ï a A ( 4e en DN ‘ \ =N Rn VEN CT GEN Ke et JE A Nf -P os Ve re EE EAS, is zl Lf \ ee ee Ge EE B N é ä Er _á te pd : ze Sn , ny ë kop 4 rp nn, ë $ Dn Jk er, De ZE. LON Ze î 8 Ne ER NE (9 Bie, 4 Re nn MN ie EN \ dà ee ie Ns 9 £ 4 en . E | FP k ma Mij’ ú z ej, „> 5 ê # ä 7 Es AX € Ere rn 8
Besluit
8
val
Stadsdeelcommissie - in pleno Agenda Datum 05-11-2019 Aanvang 19:30 Locatie Stadsloket Oost, Raadzaal, Oranje-Vrijstaatplein 2 1 Opening en vaststelling agenda 2 Mededelingen 3. Vaststellen van het conceptverslag van de vergadering van 8 oktober 2019 4 Mededelingen van de ingekomen stukken 5 Het woord aan bewoners, ondernemers en instellingen 6 Nieuws uit de gebieden Doel: kort met de stadsdeelcommissie delen wat er, buiten wat geagendeerd staat op deze vergadering, zoal speelt in de gebieden 6A Watergraafsmeer 6B Indische Buurt, Oosterlijk Havengebied 6C Oud-Oost 6D IJburg, Zeeburgereiland Inhoudelijk 7 Hondenbeleid Diemerpark 8 Bestedingsvoorstel stedelijk mobiliteitsfonds 4 8A Vragen van de leden F. van Vliet en B. van Vliet over besparing projecten Stedelijk Mobiliteitsfonds 8B Vragen van het lid Van der Veen over bestedingsvoorstel Stedelijk Mobiliteitsfonds 29/10: Oorspronkelijk bedoeld voor de vragenronde. 8 Vragen van het lid B. van Vliet over Stedelijk mobiliteitsfonds, Middenmeer Noord 8D Ongevraagd advies over minder belastende keuzes voor de Watergraafsmeer 9 Adviesaanvraag Agenda Amsterdam Autoluw 5/11: Ongevraagd advies ingevoegd als punt 9A. 4/11: Inspreeknotitie ingevoegd als punt 9A. 9A Inspreeknotities 9B Vragen van het lid Meijer over Agenda Autoluw Ie Ongevraagd advies van GroenLinks over drie aanvullende mogelijkheden 9D Ongevraagd advies van de leden Evers, Minderhoud en Paulusma over Oost/West-metrolijn 9E Adviesaanvraag van B&W aan DB 10 Adviesaanvraag Nota Varen - Deel 2 5/11: Inspreeknotitie dhr. Borghuis toegevoegd. 4/11: Inspreeknotitie De Vioolsleutel toegevoegd. 10A Inspreeknotities 10B Ongevraagd advies van de leden Paulusma en F. van Vliet over definitie van 'Binnenwater' 10G Adviesaanvraag van B&W aan DB 11 Adviesaanvraag Stedenbouwkundig plan Amstelkwartier 3e fase Algemeen 12 Rondvraag en sluiting 12A Vragen van het lid F. van Vliet over Reuring-markt Ingekomen stukken Insprekerslijst De definitieve lijst met insprekers wordt op de dag van de vergadering gepubliceerd. Verslag Informatie Locatie en opnamen Dit overleg met de stadsdeelcommissieleden en het dagelijks bestuur vindt plaats in de Raadszaal van Stadsloket Oost. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeld- en geluidsopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Inspreken en daarvoor aanmelden In beginsel kunt u bij een geagendeerd thema eerst uw inspreekbijdrage houden (max. 3 minuten) en daarna aanschuiven om met de stadsdeelcommissieleden over het onderwerp mee te discussiëren. Bij een niet- geagendeerd thema kunt u max. 3 minuten inspreken aan het begin van de vergadering (agendapunt 3). Aanmelden om in te spreken kan tot uiterlijk 24 uur vóór de vergadering via het online aanmeldformulier: https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/stadsdelen/stadsdeeloost/meedenken/aanmelding-inspreken/.
Agenda
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1892 Ingekomen onder BF Ingekomen op donderdag 7 november 2019 Behandeld op donderdag 7 november 2019 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van de leden Van Renssen, N.T. Bakker, Kat en De Heer inzake het bestemmingsplan Oud West 2019 (grote kelders) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Oud West 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1827). Overwegende dat: — Uit het Grondwateronderzoek! blijkt dat verdere onderkeldering van Oud-West tot grondwateroverlast kan leiden; — Het bestemmingsplan Oud-West regels heeft opgenomen voor kelders onder hoofdgebouwen; — Deze regels beogen dat kelders grondwaterneutraal worden gebouwd, hiervoor zijn beperkingen opgenomen aan de diepte (4 m) en omvang (300 m2) maar vooral de wijze van aanleggen van de kelders; — Kelders die groter zijn dan de beschreven hoogte en diepte kunnen echter alsnog rechtstreeks worden toegestaan, zonder duidelijke voorwaarden met een restbepaling, de enige eis die wordt gesteld is ‘geen substantiële belemmering’ en een onderzoek; — Een dergelijke restbepaling de deur open zet naar de bouw van grotere en diepere kelders zonder heldere voorschriften vooraf en daarmee de bouw van grotere kelders in de hand werkt; — Deze regeling niet wordt geadviseerd in het Grondwateronderzoek; — Voor grotere kelders ook een aparte afwijkvergunning zou kunnen worden gevolgd, in plaats van deze directe regeling in het bestemmingsplan. Besluit: De bepaling in artikel 4.2.6 onder sub h), 5.2.6, 6.2.6, 7.2.6, 8.2.6, 9.2.6, 11.26, 12.24, 13.2.4, 19.2.6 onder sub c) althans de bepaling die als volgt luidt, te verwijderen: — grotere en diepere kelders en souterrains als genoemd onder b. zijn uitsluitend toegestaan indien met een geohydrologisch rapport is aangetoond dat de aanleg van de kelder of het souterrain grondwaterneutraal is en geen substantiële belemmering voor de stroom van het grondwater oplevert. 1 Bijlage 6 bij de Toelichting bij het bestemmingsplan Oud-West 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1892 Amendement Datum 7 november 2019 De leden van de gemeenteraad, N.A van Renssen N.T. Bakker H. Kat A.C. de Heer 2
Motie
2
train
2 gemeente Raadsinformatiebrief msterdam | Afdoening toezegging Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 14 november2023 Portefeuille(s) Woningbouw Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig Behandeld door Grond en Ontwikkeling (christine.smals @amsterdam.nl) Onderwerp Afdoening toezegging Broedplaats Lely vit de commissievergadering van 27 september 2023 Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de commissie WV van 27 september 2023 heb ik (op een vraag van raadslid Broersen (Volt)) toegezegd u nader te informeren over de mogelijkheden voor de bewoners van Broedplaats Lely om de locatie van Broedplaats Lely zelf aan te kopen. Urban Resort huurt de locatie tot 1 juli 2024 en heeft het tot die tijd in gebruik als Broedplaats Lely. Er is op dit moment geen zicht op verlenging, dit is afhankelijk van de planontwikkeling van de ontwikkelaar. Koop door de huurders van Broedplaats Lely van de locatie is niet mogelijk. Voor het voormalige Calvijncollege en de aangrenzende kavel aan de noordzijde van het gymzalengebouw is een tender uitgeschreven. De gemeente heeft met de ontwikkelaar die de tender heeft gewonnen, een optieovereenkomst gesloten. Op basis hiervan heeft de ontwikkelaar het exclusieve recht om het plan tijdens de optieperiode vit te werken en de locatie aan te kopen. Voor de volledigheid ga ik ook nog in op de mogelijkheid voor de huurders van Broedplaats Lely om zelf als wooncoöperatie of beheercoöperatie op een andere locatie verder te gaan. Momenteel zijn er geen nieuwe locaties beschikbaar voor wooncoöperaties. Afhankelijk van de vitkomst van het bredere onderzoek om wooncoöperaties nog beter te ondersteunen en van de besluitvorming door uw raad hierover, kunnen er nieuwe selectieprocedures voor nieuwe kavels gestart worden. Om daarvoor in aanmerking te komen, zal Broedplaats Lely zich eerst moeten inschrijven in de gemeentelijke kaartenbak en daarna mee moeten doen met de betreffende selectieprocedures. De gemeente is immers niet gerechtigd om kavels 1 op 1 te gunnen. Voor het vormen van een beheercoöperatie zou Broedplaats Lely een ontwikkelaar moeten vinden die dat met hen wil vormgeven, daar zit de gemeente niet tussen. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 november 2023 Pagina 2 van 2 Naar aanleiding van de inspraakreactie door Broedplaats Lely in uw vergadering van 27 september 2023 heeft ambtelijk contact plaatsgevonden met vertegenwoordigers van Broedplaats Lely, waarin het bovenstaande is toegelicht. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Reinier van Dantzig Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad AZ % Gemeenteblad % Commissieactualiteit Jaar 2017 Vergaderdatum 18 mei 2017 Afdeling 1 Agendapunt Nummer 0 Publicatiedatum Onderwerp Actualiteit van de raadsleden Groot Wassink en Peters inzake de arrestaties bij een protest in het Van Goghmuseum. Aan de gemeenteraad Afgelopen vrijdag protesteerde actiegroep Fossil Free Culture in het Van Goghmuseum tegen de sponsorrelatie die het museum heeft met oliemultinational Shell. Terwijl ze witte kleding aan hadden, dronken de activisten een zwart drankje uit schelpen, het logo van Shell. Daarmee maakten zij duidelijk wat zij ervan vonden dat een bedrijf geld investeert in kunst, terwijl dat geld verdiend is met het oppompen en verkopen van fossiele brandstoffen. De activisten zijn opgepakt vanwege vernieling en lokaalvredebreuk. Drie dagen na de actie zitten er nog steeds mensen vast omdat ze hun identiteit niet bekend willen maken.” Indieners willen graag op korte termijn met het college in gesprek over de arrestatie van de activisten en vervolgens de langdurige termijn gedurende welke sommigen van hen worden vastgehouden. Reden van spoedeisendheid Er zitten tot op heden mensen in de cel vanwege deze actie. De proportionaliteit en de rechtmatigheid hiervan staat ter discussie. De leden van de gemeenteraad, B.R. Groot Wassink (GroenLinks) D.W.S. Peters (SP) ' http://www.parool.nl/amsterdam/activisten-opgepakt-die-in-van-gogh-museum-olie-drinken-bij- shell-protest—-a4494549/ 2 http://www.parool.nl/amsterdam/nog-drie-activisten-van-gogh-museum-vast-a4494868/ 1
Actualiteit
1
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 16 maart 2023 Ingekomen onder nummer 97 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Khan inzake uit te voeren waar de Rekenkamer om vraagt Onderwerp Voer vit waar de Rekenkamer om vraagt in haar brief van 2 februari 2023 in reactie op de bestuurs- opdracht Inzicht in beleid, geld en keuzes Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de opzet en planning van de bestuursopdracht Inzicht in beleid geld en keuzes Constaterende dat: -_De Rekenkamer in haar brief de Raad heeft geadviseerd om de volgende vragen voor te leggen aan het college; o Om ook nadere analyses te maken van specifieke organisaties, specifieke taken, tariefdiensten en reguliere taken die worden bekostigd met taakgerelateerde in- komsten; o of en op welke taakgebieden het risico wordt gezien dat de benadering op basis van deze structuurkenmerken mogelijk niet geheel recht doet aan de Amster- damse werkelijkheid; o welke vraagstukken speelden bij het vertalen van de Amsterdamse begroting naar de indeling in taakgebieden en in hoeverre andere keuzes in deze gevallen tot een ander beeld zouden hebben geleid; o of en zo ja welke taakgebieden er zijn waarbij het risico wordt gezien dat de hoge score voor beleidsvrijheid een overschatting is van de werkelijke keuzeruimte; o welke overwegingen er zijn om voor dit soort programma's andere jaren te be- trekken en in hoeverre dat het beeld uit de analyse zou veranderen; -_de fractie DENK bovenstaande vragen onverkort hebben neergelegd bij het college. Overwegende dat: Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken Pagina 2 van 2 -__de antwoorden op bovenstaande vragen extra verheldering bieden om inzicht te verkrij- gen in de keuzes voor de begroting; -__ deze antwoorden verduidelijken welke politieke keuzes daaraan ten grondslag liggen; -__ door dergelijke vragen reeds mee te nemen en te presenteren in toekomstige begrotingen en financiële analyses de controlerende functie van de Raad verder wordt versterkt en voor de burger het duidelijker is welke politieke keuzes erachter liggen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Om de door de Rekenkamer geadviseerde vragen standaard mee te nemen en duidelijk als aparte paragraaf op te nemen in toekomstige begrotingen, wijzigingen op begrotingen en financiële ana- lyses met betrekking tot de gemeentefinanciën Indiener(s), S.Y. Khan
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam W E % Raadscommissie voor Werk, Participatie en Inkomen, Armoede, Coördinatie 3d , Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen % Agenda, woensdag 22 maart 2017 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Werk, Participatie en Inkomen, Armoede, Coördinatie 3d , Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Tijd 13:30 tot 17:00 uur en eventueel van 19:30 tot 22:30 uur Locatie De Rooszaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslagen van de openbare vergadering van de Raadscommissie WE d.d. 01.03.2017 en de expertmeeting winkelleegstand van 28.02.2017. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWE @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk, Participatie en Inkomen, Armoede, Coördinatie 3d , Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Agenda, woensdag 22 maart 2017 Werk, Participatie en Inkomen 11 Kwartaalrapportage Ombudsman Metropool Amsterdam 2016 nr 4 RVE Sociaal - Werk Nr. BD2017-002390 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 12 Kwartaalrapportage Ombudsman Metropool Amsterdam 2016 nr 4 RVE Sociaal - Participatie Nr. BD2017-002384 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 13 Kwartaalrapportage Ombudsman Metropool Amsterdam 2016 nr 4 RVE Sociaal - Inkomen Nr. BD2017-002378 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 14 Bestuurlijke reactie rapporten ombudsman februari 2017 Nr. BD2017-002210 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 15 Invulling taaktstelling WPI ten behoeve van Voorjaarsnota 2017 Nr. BD2017- 003030 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Economie 16 Intrekken van de Verordening Winkeltijden Amsterdam 2010 en vaststellen van de Verordening winkeltijden Amsterdam 2017 Nr. BD2017-003001 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 05.04.2017). e _ Kabinetbijlage ligt ter inzage in de kluis bij de griffie. 17 Projectplan pilot Flexibele openingstijden voor winkels Nr. BD2017-000763 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 18 Brief aan de raadcommissie WE over strategie en citymarketingactiviteiten van Amsterdam Marketing Nr. BD2017-003034 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het duo-lid Bakker (PvdD). e Was TKN 7 in de vergadering van 01.03.2017. 2 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk, Participatie en Inkomen, Armoede, Coördinatie 3d , Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Agenda, woensdag 22 maart 2017 19 Rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, bevindingen bestuursopdracht diversiteit winkel- en voorzieningenaanbod van 12 juli 2016 Nr. BD2017-002763 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De commissie RO is hierbij uitgenodigd. 20 Afdoening motie van het raadslid Ruigrok inzake de invulling van de tweede tranche van de prioriteit Experimenten Stad in Balans Nr. BD2017-002748 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Lucht- en Zeehaven 21 Uitvoering motie nr. 1716 van de leden Nuijens en Groen inzake Experimenten Stad in Balans (het samen met Schiphol nader uitwerken van het begrip ‘hubfunctie’). Nr. BD2017-002811 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Deelnemingen 22 Opvolging herijking Beurs van Berlage Nr. BD2017-001467 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.05.2017). e _1xkabinetbijlage ter inzage in de kluis bij de griffie en 1x kabinetbijlage naar de leden gestuurd. 3
Agenda
3
train
Formulier raadsadres Uw bericht Geachte raadsleden, Bijgevoegde brief stuurde ik vorige week aan wethouder Litjens over bromscooteroverlast op fietspaden (los van de snorbrommerproblematiek). Enerzijds rijden brommers vaak illegaal op fietspaden, anderzijds zijn er in Amsterdam helaas nog veel plekken waar brommen op “fietspaden” nog is toegestaan (brom/fietspaden). Op advies van de heer Ernsting stuur ik de brief ook aan u. Zou het svp mogelijk zijn dat er ook via/in de gemeenteraad voor dit onderwerp aandacht gevraagd wordt? | Alvast bedankt en met vriendelijke groet, Uw bijlage bromscootervrijefietspaden.pdf | | | Ì
Raadsadres
2
test
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 826 Publicatiedatum 16 oktober 2013 Ingekomen onder AU Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013 Behandeld op woensdag 2 oktober 2013 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Van Drooge inzake de nota Varen in Amsterdam 2.0 (schrappen van de maatregel uitstootvrije pleziervaart in 2020). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 3 september 2013 inzake de nota Varen in Amsterdam 2.0 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 745); Overwegende dat: — het college voorstelt in 2020 de pleziervaart geheel uitstootvrij te laten varen op het Amsterdamse binnenwater; — het college geen onderbouwing van dit voorstelt geeft in termen van een gekwantificeerde verbetering van de luchtkwaliteit; — heteffect derhalve van deze maatregel op de luchtkwaliteit onbekend is; — de (financiële) impact van deze maatregel op de pleziervaart zeer groot is; — met vaartuigen die voor pleziervaart in Amsterdam gebruikt worden niet alleen in Amsterdam gevaren wordt, maar bijvoorbeeld ook op het IJsselmeer en elektrische aandrijving hier niet voldoet; — sinds 2004 alle pleziervaartuigmotoren qua emissie (water en lucht) dienen te voldoen aan de zware eisen zoals gesteld in de ‘Wet Pleziervaartuigen’ (wet gebaseerd op de Europese Recreational craft directive uit 1996); — hierdoor er vanaf 2004 uitsluitend schone motoren op de markt zijn gebracht, vervuiling door buitenboordmotoren bijvoorbeeld met 80% is afgenomen; — de benodigde infrastructuur voor elektrische pleziervaart in Amsterdam ontbreekt en er voor het eerst grote investeringen noodzakelijk zijn om deze te realiseren, 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 826 A d nt Datum _ 16 oktober 2013 _“\Mmendemel Besluit: in ontwerpbesluit nr. 745 van 2013, de nota Varen in Amsterdam 2.0, beslispunt |, lid c, te wijzigen, zodat artikel Ic als volgt komt te luiden: “het in 2025 de passagiersvaart geheel uitstootvrij laten varen op het Amsterdamse binnenwater”. Het lid van de gemeenteraad, Â.H. van Drooge 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam 5 Gemeenteraad R % Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 28 november 2018 13.00 uur en 19.30 uur donderdag 29 november 2018 zo nodig 13.00 uur Locatie Raadzaal Algemeen 1 Mededelingen. 2 Vaststellen van de notulen van de raadsvergadering op 7 en 8 november 2018. 3 Vaststellen van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. 5 _Mondelingevragenuur. Benoemingen 6 Geheim tot positief advies voor behandeling van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening. Voordracht wordt per supplementagenda toegevoegd aan de vergaderstukken. Ruimtelijke Ordening 7 Vaststellen van het bestemmingsplan Sluisbuurt en aanvaarden van het milieueffectrapport Zeeburgereiland. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1261) 8 Vaststellen van het bestemmingsplan Singelgrachtgarage Marnix naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1262) 9 Vaststellen van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan — deelgebied Ringspoorzone Noord. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1264) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 Grondzaken 10 Kennisnemen van de afhandeling van de toezegging met betrekking tot het afvalpunt in de gemeente Diemen als vervanger van het tijdelijke afvalpunt op de bedrijvenstrook van Zeeburgereiland. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1265) 11 Uiten van wensen en bedenkingen inzake het voorgenomen collegebesluit tot het met terugwerkende kracht, tijdelijk verlenen van 10% extra overstapkorting bij overstap naar eeuwigdurende erfpacht. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1266) 12 Instemmen met het toepassen van de Wet voorkeursrecht gemeenten op de locatie Thomas â Kempisstraat 85 te Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1267) Zorg 13 Vaststellen van de eigen bijdrage Wmo maatwerkvoorzieningen 2019. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1268) Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit 14 Kennisnemen van de stand van zaken betreffende de introductie van Zero Emissie bussen en instemmen met het inrichten van een snellaadhub op busstation Sloterdijk. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1269) 15 Vaststellen van de Verordening Parkeerbelastingen 2019. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1270) 16 Wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2018, uitbreiding betaald parkeren in Amsterdam Noord. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1272) 17 Instemmen met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor de Cuyperstrap. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1271) Algemene Zaken 18 Vaststellen van de geactualiseerde bijlage bij de Verordening Bestuurlijke Boete Overlast in de Openbare Ruimte. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1083) Financiën 19 Kennisnemen van de Najaarsnota 2018 en vaststellen van de begrotingsmutatie behorende bij de Najaarsnota 2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1274) Economische Zaken 20 Vaststellen van zeven nieuwe verordeningen voor bedrijveninvesteringszones. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1275) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 Zuidas en Marineterrein 21 Vaststellen van het bestemmingsplan Zuidas Kenniskwartier Noordstrook. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1276) 22 Instemmen met het afdragen van meeropbrengsten uit de erfpachtconversie bij het bestaand erfpachtrecht van Edge Olympic aan de grondexploitatie Frederik Roeskestraat. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1277) 23 Instemmen met het opnemen van kosten en opbrengsten ten behoeve van de oprichting van een Hulpwarmtecentrale in de grondexploitatie van de Zuidas. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1278) Volwasseneneducatie, Laaggeletterdheid en Inburgering 24 Vaststellen van het beleidskader Taaloffensief 2019-2022. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1279) VERGADERING ACHTER GESLOTEN DEUREN Juridische Zaken 25 Bekrachtigen van de geheimhouding. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1273) Ruimtelijke Ordening 26 Geheim. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1263) 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 Ingekomen stukken 1 Brief van wethouder Moorman, gericht aan de heer mr. drs. B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, van 7 november 2018 inzake de opvang van de patiënten van het MC Slotervaart. Deze brief is betrokken bij de behandeling van agendapunt 14A, de actualiteit van het lid Flentge inzake het MC Slotervaart, in de raadsvergadering van 7/8 november 2018. 2 Brief van wethouder Kukenheim van 13 november 2018 inzake de stand van zaken betreffende het faillissement van MC Slotervaart. Deze brief is desgewenst betrokken bij de behandeling van agendapunt 9, de actualiteit van het duolid Groenendijk inzake de actuele situatie van het MC Slotervaart in de raadscommissie Zorg, Jeugdzorg en Sport van 15 november 2018. 3 Raadsadres van een burger van 5 november 2018 inzake toepassen van het vertrouwensbeginsel over de ADM. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Financiën en Economische Zaken. 4 Raadsadres van het Amsterdams modemerk Kanstairs van 5 november 2018 inzake een plan voor het hergebruik van de op straat liggende sigarettenpeuken. Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad. 5 _Raadsadres van de Stichting Letselschade en Gerechtigheid van 6 november 2018 inzake de dwaling bij het WMO Regres Convenant tussen de VNG en het Verbond van Verzekeraars en de gevolgen voor letselschadeslachtoffers. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 6 Raadsadres van een burger van 9 november 2018 inzake het verwijderen van de letters ‘l amsterdam’. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 7 _Raadsadres van een burger van 9 november 2018 inzake de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg binnen de gemeente Amsterdam. Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad. 4 Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 8 Brief van Boost Transvaal van 9 november 2018 inzake aanbieding van het jaarverslag 2017 over het samen werken van vluchtelingen en buurtbewoners aan integratie. Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad. 9 Raadsadres van de Wijkraad Zuid-West Amsterdam van 10 november 2018 inzake de locatie van het Huis van de Wijk Olympus. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Zorg, Jeugdsport en Sport. 10 Raadsadres van een burger van 10 november 2018 inzake een betere synchronisatie van de stoplichten op veel kruispunten. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid. 11 Raadsadres van een burger van 8 november 2018 inzake het toestaan van bestemmingsverkeer op het kronkelfietspad ten zuiden van de Haarlemmerweg ter hoogte van nrs. 701 t/m 709. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid. 12 Brieven van een burger in de periode 1-19 november 2018 inzake de fraudezaak rond de bouw van de Johan Cruyff ArenA. Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen, onder verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van 8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273. 13 Raadsadres van het Comité Westelijke Grachtengordel e.o. van 12 november 2018 inzake de bevordering van de luchtkwaliteit in de binnenstad. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid. 14 Raadsadres van een burger van 12 november 2018 inzake een voorstel om van de Piet Mondriaanstraat een fietsstraat te maken. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid. 5 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 15 Raadsadressen van Berlimont CMC Consulting en van een burger van 9 en 12 november 2018 inzake het inroepen van de nietigheid van de WMO Regres afkoopovereenkomsten 2015-2018 tussen de VNG en het Verbond van Verzekeraars. Voorgesteld wordt, deze raadsadressen voor kennisgeving aan te nemen. 16 Afschrift van een bezwaarschrift van De Koning Vergouwen advocaten, namens een burger, gericht aan de burgemeester, van 9 november 2018 tegen de weigering van openbaarmaking in verband met sluitingsbeleid. Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen. 17 Brief van de Vervoerregio Amsterdam van 5 november 2018 inzake aanbieding van de reactienota op de zienswijzen van de gemeenten op de Programmabegroting 2019-2022 van de Vervoerregio Amsterdam. Voorgesteld wordt, deze reactienota voor kennisgeving aan te nemen. 18 Raadsadres van een burger van 15 november 2018 inzake de organisatie en cultuur van de regionale brandweer. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van de burgemeester te stellen om een reactie en een kopie van de reactie te sturen naar de leden van de raadscommissie Algemene Zaken. 19 Raadsadres van de Stichting de Groene Reael van 31 oktober 2018 inzake het verzoek om intrekking van het bestemmingsplan Singelgrachtgarage Marnix vanwege de bijbehorende gezondheidsrisico's. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8, Vaststellen van het bestemmingsplan Singelgrachtgarage Marnix naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State. 20 Raadsadres van drie burgers van 14 november 2018 inzake het verzoek om uitstel van de behandeling van het bestemmingsplan Sluisbuurt. Dit raadsadres is desgewenst betrokken bij de behandeling van agendapunt 12, Vaststellen van het bestemmingsplan Sluisbuurt en aanvaarden van het milieueffectrapport Zeeburgereiland in de raadscommissie Ruimtelijke Ordening van 21 november 2018. Voorgesteld wordt dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 7, Vaststellen van het bestemmingsplan Sluisbuurt en aanvaarden van het milieueffectrapport Zeeburgereiland. 6 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 28 en donderdag 29 november 2018 21 Raadsadres van de Multiculturele kerk Hoop voor Noord van 16 november 2018 inzake de parkeerdruk in de Rode Kruisbuurt in Amsterdam-Noord. Dit raadsadres is desgewenst betrokken bij de behandeling van agendapunt 14, Uitbreiding betaald parkeren in Amsterdam-Noord in de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 16, Wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2018, uitbreiding betaald parkeren in Amsterdam-Noord. 7
Agenda
7
train
D Gemeente Amsterdam F EZ % Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven % Agenda, donderdag 20 september 2007 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven Tijd 09.00 tot 12.00 uur Locatie Rooszaal 0239 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Vragenhalfuur Publiek 5 Conceptverslag openbare vergadering van de commissie FEZ d.d. 28 juni 2007 © Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven (commissieFEZ @®raadsgriffie. Amsterdam.nl 6 Openstaande Toezeggingen 7 Actualiteiten Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de Raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur”geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.amsterdam.nl/gemeenteraad. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam F EZ Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven Agenda, donderdag 20 september 2007 Lucht- en Zeehaven 8 2de sluis presentatie Nr. BD2007-005209 e Presentatie door wethouder Asscher. e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 9 Alderstafel korte termijn Schiphol Nr. BD2007-003866 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Het begeleidend stuk: Eerste resultaten MER-onderzoek korte termijn ligt ter inzage. Financiën 10 Hondenbelasting Nr. BD2007-005169 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid Ivens (SP). Economische Zaken 11 Terugdringen administratieve lasten, initiatiefvoorstel Nr. BD2007-005300 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadsleden Ornstein en Verweij (beiden VVD). 12 Wegnemen mismatch op de Amsterdamse arbeidsmarkt: eerste uitwerking motie 617 Nr. BD2007-004379 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Brief en bijlagen worden tevens ter kennisname geagendeerd voor de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid e Geagendeerd op verzoek van raadslid Kaplan (PvdA). 13 Mensenrechtensituatie China Nr. BD2007-004381 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid De Goede (GroenLinks) in de vergadering van 7 juni 2007 en aangehouden in de vergadering van 28 juni 2007. 2 Gemeente Amsterdam F EZ Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven Agenda, donderdag 20 september 2007 Lucht- en Zeehaven 14 Criminaliteit en veiligheid in de haven Nr. BD2007-004552 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid Hoogerwerf (D66). Financiën 15 Rekeningrapportage Stadsdeelfinanciën 2006 Nr. BD2007-004361 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Algemeen 16 Rondvraag 3
Agenda
3
train
2x Camaanta Na Se INNS Sol LSe Amsterdam D West Agenda Stadsdeelcommissie West Vergaderdatum Dinsdag 28 januari 2020 19.45-22.45 uur Locatie Raadszaal 1° etage Stadsdeelkantoor Bos en Lommerplein 250, 1055 EK Amsterdam Telefoonnummer Bestuursondersteuning 0651250957 E-mail [email protected] Internet www.amsterdam.nl/west voor actuele informatie (agenda kan gewijzigd worden). Daar staan de bij deze onderwerpen behorende stukken, evenals op het raadsinformatiesysteem: https://west.notudoc.nl Voorzitter Charles Vaneker Onderwerp BIJEENKOMST STADSDEELCOMMISSIE OORDEELVORMEND DEEL Bij de agendapunten wordt vermeld door wie het onderwerp is voorgedragen 1. 19,45-20.00u Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten Ruimte voor inbreng van actualiteiten!. 2. 20.00-20.30u Bewoners aan het woord Ruimte voor inspraak van bewoners over onderwerpen die niet geagendeerd staan? OORDEELVORMEND 3. 20.30-21.00u Dagelijks Bestuur: Plan van Aanpak Westbegroot 2021 Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel OORDEELVORMEND 4, 21.00-21.30u Stadsdeelcommissie: Initiatief Advies Beschermd Stadsgezicht Geagendeerd door Anneke Veenhoff/GroenLinks/Gebied Oud West De Baarsjes Portefeuillehouder: Melanie van der Horst BESLUITVORMEND 5. 21.30-22.00u Dagelijks Bestuur: Stedelijke Adviesaanvraag Maatregelen Milieuzones 2020 Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel BESLUITVORMEND 6. 22.00-22.30u Dagelijks Bestuur: Stedelijke adviesaanvraag Bedrijfsstrategie Amsterdam 2020-2030 Portefeuillehouder: Melanie van der Horst 7. 22.30-22,40u 1 De agendacommissie beslist voorafgaand aan de bijeenkomst of iets een actualiteit is. 2 wilt u langskomen? Graag ontvangen wij uiterlijk 24 uur voor aanvang van de bijeenkomst uw aanmelding via [email protected]. Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam West Dagelijks Bestuur: Actieprogramma Verkeersveiligheid Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel 8. 23.40-22.45u Rondvraag 2
Agenda
2
train
> < gemeente Raadsinformatiebrief | msterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad Datum 17 mei 2022 Portefeuille(s) Grondzaken Portefeuillehouder(s): Marieke van Doorninck Behandeld door Caroline Huszti, Grond en Ontwikkeling, [email protected] Onderwerp Afdoening motie 23-2022 van het lid J.F. Bloemberg-Issa van de Partij van de Dieren Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 26 januari 2022 heeft vw raad bij de behandeling van de Investeringsnota IJdoornschoollocatie motie 23-2022 van raadslid J.F. Bloemberg-Issa van de Partij van de Dieren aangenomen, waarin het college gevraagd wordt om: Niet te starten met werkzaamheden en geen onomkeerbare stappen te zetten tot de procedure rondom het bezwaarschrift inzake de aangevraagde ontheffing op de Wet natuurbescherming is afgerond. Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie: Het bezwaarschrift is gericht op de ontheffing verleend op 15 november 2021 door de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord. De ontheffing op de Wet natuurbescherming is onder andere nodig voor het verstoren en slopen van de verblijfplaatsen van (meer)vleermuizen aanwezig op de IJdoornschoollocatie. Deze werkzaamheden zijn nodig voor de bouw van ongeveer 135 sociale huurwoningen, voornamelijk voor senioren. Op 23 december 2021 heeft een indiener bezwaar aangetekend tegen de verleende ontheffing. De indiener van het bezwaar heeft de volgende twee argumenten aangeleverd tegen de verleende ontheffing: 1) Eristen onrechte geoordeeld dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor de woningbouw op de IJdoornschoollocatie. 2) Eris onvoldoende gemotiveerd waarom er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang voor de woningbouw op de IJdoornschoollocatie. Het bezwaar is op 3 maart 2022 tijdens een openbare hoorzitting van de Hoor- en adviescommissie (HAC) provincie Noord-Holland behandeld. De HAC heeft het volgende geadviseerd: 1) De gebouwen zijn in slechte staat, ook bij grootschalige renovatie om de panden te kunnen behouden is de kans groot dat de meervleermuis de verblijfplaats definitief verlaat. Het is de vraag of de bouw van woningen op een andere locatie een bevredigend Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 17 mei 2022 Pagina 2 van 2 alternatief is. De indiener draagt de Kompaslocatie voor als alternatief. De HAC constateert dat — als het mogelijk zou zijn om de hoeveelheid sociale huurwoningen op een andere locatie te bouwen — de gebouwen van de voormalige IJdoornschool toch gesloopt moeten worden. De HAC is dan ook van mening dat de gemeente voldoende heeft aangetoond dat renovatie geen andere bevredigende oplossing is. Gelet op de staat van de instandhouding van de soort en de genomen mitigerende maatregelen, is de HAC van mening dat de gemeente tot de conclusie kon komen dat hier geen sprake is van een andere bevredigende oplossing. De HAC merkt daarbij op dat de gemeente ook heeft aangegeven dat niet kan worden uitgesloten dat op de Kompaslocatie mogelijk ook vleermuizen verstoord zouden kunnen worden. 2) De HAC is van mening dat door de gemeente voldoende onderbouwd is dat met het project wordt voorzien in een actuele regionale woningbehoefte. En tevens dat het project een of meer knelpunten op de regionale woningmarkt wegneemt en een lange termijn doelstelling nastreeft. De Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben op 5 april besloten het advies van de HAC over te nemen. Het bezwaar is daarmee ongegrond verklaard en de ontheffing op de Wet natuurbescherming wordt niet herroepen. Het ontsluiten van de (meer)vleermuizen en de sloop van de gebouwen op de IJdoornschoollocatie zal naar verwachting medio maart 2023 starten. Omdat er niet is gestart met de werkzaamheden voordat het bezwaarschrift is afgerond beschouwt het college de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, As A ss ( Á DO Ea Gr ke. Na Í a Marieke van Doorninck Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid Bijlagen 1. Motie J.F. Bloemberg-Issa, nummer 23-2022 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
test
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 982 Publicatiedatum 19 november 2014 Ingekomen op 5 november 2014 Ingekomen onder 739’ Behandeld op 6 november 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het raadslid de heer Blom inzake de begroting voor 2015 (spookjongeren in de stad). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — het college voornemens is aandacht te besteden aan de problematiek van spookjongeren in de stad (naar aanleiding van signalen uit Nieuw-West, schriftelijke vragen en het onderzoek vanwege stadsdeel Nieuw-West). — het college in de beantwoording van de schriftelijke vragen over spookjongeren van 29 augustus 2014 aangeeft zich zorgen te maken om het reële probleem van spookjongeren (zie gemeenteblad afd. 1, nr. 562); — het college vermoedt dat deze problematiek zich niet alleen afspeelt in Nieuw- West, maar ook in de rest van de stad; — het college aangeeft dat de huidige inzet van instrumentarium nog niet toereikend is; — het college aangeeft thans een onderzoek uit te voeren naar de situatie van spookjongeren in de stad en de resultaten hiervan in het eerste kwartaal van 2015 zal delen met de raad, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — bij het presenteren van de resultaten van het onderzoek naar spookjongeren in de stad, tevens de raad te informeren over de vervolgstappen; — hierbij aan te geven hoeveel budget nodig is voor de inzet van extra capaciteit en nieuwe instrumenten. Het lid van de gemeenteraad, S.R.H. Blom 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 690 Datum indiening 30 mei 2018 Datum akkoord college van b&w van 28 augustus 2018 Publicatiedatum 29 augustus 2018 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het lid Mbarki inzake het bericht ‘Omstreden prediker Fawaz Jneid geeft preek in El Tawheed Moskee in West’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 25 mei 2018 heeft de prediker Fawaz Jneid een preek gehouden in de El Tawheed Moskee in West. De prediker is omstreden en heeft door de minister van Justitie en Veiligheid een gebiedsverbod opgelegd gekregen voor de wijken Schilderswijk en Transvaal in Den Haag. Het lijkt erop dat zijn werkgebied nu is verplaatst naar Amsterdam West. Gezien het vorenstaande heeft het lid Mbarki, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen op de schriftelijke vragen van het lid Poot van 28 mei 2018 (nr. 689) aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Was het college van tevoren op de hoogte dat Fawaz Jneid zou gaan preken bij de moskee? Zo ja, welke afweging is toen gemaakt? Antwoord: Nee, het college was niet tevoren op de hoogte dat Fawaz Jneid zou preken in de El Tawheed moskee. 2. Heeft het college contact gehad met de moskee na de preek van Fawaz Jneid? Zo ja, kan het college toelichten welke beweegredenen heeft de moskee gehad om uitgerekend deze prediker te vragen? Antwoord: Ja, het college heeft contact gehad met het bestuur van de moskee na de preek van Fawaz Jneid. Het bestuur heeft terecht aangegeven dat het uitnodigen van Fawaz Jneid in beginsel niet strafbaar is. Het college acht het onwenselijk dat deze spreker een podium krijgt in Amsterdam. Echter, zoals ook aangegeven in de raadsbrief over radicalisering van 22 augustus 2018. is Het bestuurlijke instrumentarium aan beperkingen gebonden bij anti-integratieve, antidemocratische uitingen. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing loo Gemeenteblad Datum 29 augustus 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 30 mei 2018 Ín overleg met de G4, de NCTV en andere relevante partners inventariseert het college de komende maanden eventuele tekortkomingen in het bestuurlijke instrumentarium en wordt een voorstel voor aanpassing voorbereid, onder voorbehoud van rechtstatelijke waarborgen. Toelichting door vragensteller: De fractie van de PvdA hecht veel waarde aan de vrijheid van religie en van meningsuiting, tegelijkertijd vindt de fractie het wenselijk dat we als stad duurzame contacten hebben met alle verschillende religieuze instanties en gemeenschappen in de stad. Dat geldt ook voor de islamitische gemeenschap. 3. Hoe is de afgelopen periode het contact geweest met deze specifieke moskee? Is deze moskee onderdeel van de gesprekken die (regelmatig) plaatsvinden tussen de gemeente en de religieuze instellingen in de stad? Antwoord: Net als elk stadsdeel in de gemeente Amsterdam heeft ook Stadsdeel West regulier overleg met de moskeeën in haar gebied, zowel in gezamenlijkheid ín het moskee-overleg als apart met de verschillende moskeebesturen, waaronder de El Tawheed. Vanuit de driehoek is er bovendien aandacht voor de veiligheid van alle moskeeën in de stad, zo ook de El Tawheed. 4. Is het college bereid, in gesprek te gaan met het bestuur van deze moskee om haar zorgen te uiten met betrekking tot zijn eerder gedane polariserende uitspraken en het eerder opgelegde gebiedsverbod in Den Haag? Zo ja, op welke termijn? Antwoord: Ja daar is het college toe bereid en heeft dat ook gedaan én zal dit blijven doen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 2
Schriftelijke Vraag
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 148 Datum indiening 27 november 2017 Datum akkoord 14 februari 2018 Publicatiedatum 15 februari 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake de 30ste kraak door de 'We are here'-groep uitgeprocedeerde asielzoekers. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Voor de 30°° keer heeft de ‘We are here’-groep een pand gekraakt. Dit keer een pand aan het Osdorpplein 881-882. De ‘We are here’-groep bestaat uit uitgeprocedeerde asielzoekers zonder geldige verblijfstitel in Nederland. Zij moeten het land verlaten, maar weigeren daartoe over te gaan. In het persbericht waarmee de groep de kraak van het pand aankondigt wordt gesproken over het ontnemen ‘van het gevoel van vrijheid en menselijke waardigheid’ doordat de groep geen volledige opvang kan vinden. De VVD is en blijft van mening dat het geen gemeentelijke taak is om uitgeprocedeerde asielzoekers, waarvan de rechtsstaat heeft geoordeeld dat zij terug moeten, ‘rust’ te geven. Noch is er sprake van ‘uitsluiting van de maatschappij’. Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Iser door de eigenaar van het pand aan het Osdorpplein 881-882 aangifte gedaan van de kraak? Antwoord: Ja, de eigenaar van het pand heeft 25 november 2017 aangifte gedaan. 2. Op welke termijn zal het pand worden ontruimd”? Antwoord: Dat is nog niet bekend. De eigenaar heeft aangifte gedaan. Als de eigenaar aan kan tonen dat het pand direct na de ontruiming in gebruik zal worden genomen, zal het Openbaar Ministerie conform het reguliere kraak- en ontruimingsbeleid de krakers aanschrijven over het voornemen het pand te ontruimen. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1 bruar 2018 Schriftelijke vragen, maandag 27 november 2017 3. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat het geen gemeentelijke taak is om uitgeprocedeerde asielzoekers, waarvoor landelijke opvang bestaat, ‘rust’ te bieden? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De Bed, Bad, Brood voorziening geldt in Amsterdam als humanitaire ondergrens voor hen die nergens anders een bed, bad en eten kunnen krijgen. Uitgangspunt hierbij is dat niemand in deze stad op straat hoeft te slapen. Begeleiding naar een duurzame oplossing, te weten legaal verblijf of terugkeer, vindt plaats via het Programma Vreemdelingen. De lijn die college en raad een aantal jaar terug met elkaar hebben afgesproken is dat we hen voldoende bieden om onze humanitaire ondergrens te beschermen, maar niet teveel om zo een aanzuigende werking te voorkomen. 4. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat de ‘We are here’-groep op geen enkele manier vrijheid noch menselijke waardigheid wordt ontnomen door de gemeente Amsterdam? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De gemeente voert geen apart beleid voor de 'We are here’ -groep. Indien mensen van de 'We are here'-groep zich melden voor hulp, dan wordt die aanvraag individueel behandeld op gelijke wijze als andere vreemdelingen. 5. Hoeveel verschillende vertakking van de ‘We are here’-groep zijn nu actief in Amsterdam? Uit hoeveel personen bestaan deze vertakkingen ongeveer? Antwoord: Na de pilot met de vluchthaven onderhoudt de gemeente niet langer actief contact met de groep en is niet precies bekend hoeveel personen uit de oorspronkelijke groep nog aanwezig zijn in de stad of wat de precieze groepssamenstelling op dit moment is. Wel is bekend dat (een deel van) de oorspronkelijke 'We are here'- groep verspreid is over verschillende panden in Amsterdam: Burgemeester Roëllstraat: 25 personen e Joan Muyskenweg: 60 personen e Osdorpplein 881-882: 20 personen e James Wattstraat 56-58: 60 personen e James Wattstraat 78: 5 personen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
Gemee nte Bezoekadres Amstel 1 Amsterdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam * * * Datum 3 augustus 2020 Onderwerp _Raadadres Wawo Geachte * Hartelijk dank u voor uw mail aan de gemeenteraad d.d. 18 juni 2020 over de Wet aanpak woonoverlast. U ervaart overlast van uw buren en vraagt of voor de gemeente Amsterdam al is geregeld dat de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een gedragswijziging kan inzetten in gevallen van woonoverlast. Op 1 juli 2020 heeft de gemeenteraad het college van B & W gevraagd om uw brief te beantwoorden. Als een Amsterdamse burger klachten heeft over zijn buren kan hij zich wenden tot het Meldpunt Zorg en Woonoverlast van zijn stadsdeel. Het Meldpunt is het eerste aanspreekpunt voor burgers die te maken hebben met overlast in de woonomgeving. Het Meldpunt werkt samen met de GGD, de politie, woningcorporaties, de geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverleningsorganisaties en de verslavingszorg aan een zo goed mogelijke oplossing voor de ervaren overlast. In zeer bijzondere en ernstige situaties kan daarbij gebruik worden gemaakt van de Wet aanpak woonoverlast waaraan u refereert. Deze bevoegdheid is in Amsterdam neergelegd in artikel 2:18a van de Algemene Plaatselijke Verordening. Deze mogelijkheid komt pas in zicht als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Het Meldpunt beoordeelt samen met de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Amsterdam of en wanneer van die wettelijke mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt. Ik heb begrepen dat u contact heeft met het Meldpunt van uw stadsdeel. Mocht u nadere vragen hebben, dan kunt u altijd contact met opnemen met uw contactpersoon aldaar. Voor meer informatie over de werkwijze van het Meldpunt verwijs ik u tevens graag naar https:/www.amsterdam.nl/zorg- ondersteuning/contact/meldpunt-zorg/ Een routebeschrijving vindt u op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 1 december 2019 Kenmerk Dit is ons kenmerk Pagina 2 van 2 Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Femke Halsema burgemeester Een routebeschrijving vindt u op amsterdam.nl
Raadsadres
2
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 324 Publicatiedatum 5 juni 2013 Ingekomen op 29 mei 2013 Ingekomen onder Ss Te behandelen op 3/4 juli 2013 Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Van Drooge en mevrouw Shahsavari-Jansen inzake de Kadernota 2014 (stadsbrede parkeervergunning voor bedrijven). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Kadernota 2014 (Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 300); Overwegende dat: — _ parkeerproblematiek een substantieel probleem vormt voor Amsterdamse bedrijven; — bij werkzaamheden op locatie het aandeel van de parkeerkosten in de totale kosten van die werkzaamheden soms tot wel 15% kan oplopen; — bedrijvigheid kan worden gestimuleerd door de lasten voor die bedrijvigheid te verlagen, Verrzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de mogelijkheden van een stadsbrede, niet al te dure, parkeervergunning voor (Amsterdamse) bedrijven te onderzoek waarmee bedrijven in de gehele stad kunnen parkeren waar een fiscaal parkeerregime van toepassing is; — _ hiervan verslag uit te brengen bij de begroting 2014. De leden van de gemeenteraad, Â.H. van Drooge M.D. Shahsavari-Jansen 1
Motie
1
discard
2x Camaanta Na Se INNS Sol LSe Amsterdam D West Agenda Stadsdeelcommissie West Vergaderdatum Dinsdag 25 februari 2020 19.45-22.25uur Locatie Raadszaal 1° etage Stadsdeelkantoor Bos en Lommerplein 250, 1055 EK Amsterdam Telefoonnummer Bestuursondersteuning 06-51250957 E-mail [email protected] Internet www.amsterdam.nl/west voor actuele informatie (agenda kan gewijzigd worden). Daar staan de bij deze onderwerpen behorende stukken, evenals op het raadsinformatiesysteem: https://west.notudoc.nl Voorzitter Charles Vaneker Onderwerp BIJEENKOMST STADSDEELCOMMISSIE 25 februari 2020 Bij de agendapunten wordt vermeld door wie het onderwerp is voorgedragen 1. 19.45-20.00u Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten Ruimte voor inbreng van actualiteiten!. 2. 20.00-20.30u Bewoners aan het woord Meneer van Wijk - ‘Amsterdam Light Event in West’ Meneer Bouwhuis - ‘Bescherming omwonenden bij bouwprojecten’ Mevrouw van Aesch - ‘Bouw 2 ecobungalows Van Bossepad’ Mevrouw Velthuis-Verhoog - ‘Longstay Hotel in de Jan Pieter Heijestraat’ Ruimte voor inspraak van bewoners over niet geagendeerde onderwerpen? OORDEELVORMEND 3. 20.30-20.45u Stadsdeelcommissie: Inkomenseisen Middenhuur Amsterdam West Geagendeerd door Hans Mol/D66/Oud-West de Baarsjes Portefeuillehouder: Melanie van der Horst OORDEELVORMEND 4, 20.45-21.15u Dagelijks Bestuur: Stedelijke adviesaanvraag Kader Buitenreclame Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel OORDEELVORMEND 5. 21.15-21.50u Stadsdeelcommissie: Initiatief Adviezen Kelderbouw en Bouwdynamiek Geagendeerd door Anneke Veenhoff/GroenLinks/Oud-West de Baarsjes en Zora Duvnjak/PvdA/ Oud-West de Baarsjes 1 De agendacommissie beslist voorafgaand aan de bijeenkomst of iets een actualiteit is. 2 wilt u langskomen? Graag ontvangen wij uiterlijk 24 uur voor aanvang van de bijeenkomst uw aanmelding via [email protected]. Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam West Portefeuillehouder: Melanie van der Horst Inspreker: Ralph Stuyver - ‘Voorontwerpbestemmingsplan Oud West 2018 (Staatscourant 19 februari 2020)’ en ‘Kelderbouw’ OORDEELVORMEND 6. 21.50-22.20u Stadsdeelcommissie: Herinrichting Gilles van Ledenberchstraat Geagendeerd door Carlo van Munster/GroenLinks/Bos en Lommer Portefeuillehouder: Jeroen van Berkel Rondvraag 2
Agenda
2
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 106 Ingekomen onder BO Ingekomen op donderdag 23 januari 2020 Behandeld op donderdag 23 januari 2020 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Boomsma en Poot inzake het programmaplan Terugdringen Drugshandel (ga in gesprek met OM over het volgen van de Landelijke Vervolgrichtlijn voor drugsbezit) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het rapport “De achterkant van Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr.2015) en het programma “Weerbare mensen, weerbare wijken” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 2016). Overwegende dat, - het gebruik van (hard)drugs onder Amsterdammers hoger ligt dan het gemiddelde in de rest van Nederland en dit ook geldt voor jongeren; - de handel en bijbehorende criminaliteit en de ontwrichting van wijken en de ondermijning van de rechtsstaat die dat veroorzaakt allemaal beginnen bij de beslissing van een persoon om drugs te gaan gebruiken; - hoe minder drugs er wordt gebruikt, hoe minder drugs er wordt verhandeld, en hoe minder geld ermee wordt verdiend, en hoe lager de gezondheidsrisico's; - het OM in Amsterdam pas overgaat tot vervolging bij het bezit van meer dan 5 pillen en daarmee afwijkt van de landelijke vervolgrichtlijn van één pil; - deze publiekelijk bekende afwijkende richtlijn het gebruik van pillen op feesten niet ontmoedigt maar feitelijk ongemoeid laat, het geen bijdraagt aan de normalisering van drugsgebruik, hetgeen bijdraagt aan criminaliteit en ondermijning, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — om in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie om de Landelijke vervolgrichtlijn voor drugsbezit ook in Amsterdam te volgen en niet pas bij bezit van meer dan vijf pillen tot vervolging over te gaan; — om, na wijziging van deze lokale richtlijn, dit nieuwe beleid luid en duidelijk te verkondigen om drugsgebruik op festivals en elders te ontmoedigen. De leden van de gemeenteraad D.T. Boomsma M.C.G. Poot 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 420 Datum akkoord 8 juni 2015 Publicatiedatum 10 juni 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw M.D. Shahsavari- Jansen en mevrouw D. Yesilgöz-Zegerius van 14 april 2015 inzake het programma vreemdelingen. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstellers. Donderdag 9 april 2015 is in de vergadering van de raadscommissie voor Algemene Zaken c.a. de ‘Hoofdlijnennotitie programma vreemdelingen’ besproken. Naar aanleiding van deze notitie en de bespreking daarvan hebben de fracties van het CDA en de VVD nog een aantal vragen. Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 14 april 2015, respectievelijk namens de fractie van het CDA en de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. In hoeverre verschillen de activiteiten vanuit het programma vreemdelingen die gericht zijn op terugkeer van hetgeen wat vanuit de Rijksoverheid [Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)] op dit vlak wordt ondernomen? Wat gaat Amsterdam anders doen, wat biedt Amsterdam dat het rijk niet biedt, welke voorwaarden stelt het rijk die Amsterdam niet zou stellen, en waarom zou Amsterdam wel succes hebben waar het rijk zou falen? Antwoord: Het Amsterdamse Programma Vreemdelingen voorziet in begeleiding en opvang voor vreemdelingen die op basis van objectieve criteria van een arts kwetsbaar zijn bevonden, óf aantoonbaar meewerken aan een oplossing, waaronder terugkeer naar het land van herkomst nadrukkelijk wordt verstaan. Om voor het Programma-onderdeel Terugkeer in aanmerking te kunnen komen, dient de vreemdeling onder de boogde doelgroep te vallen en in het bezit van een brondocument te zijn. In tegenstelling tot opvang in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in Ter Apel, zullen er aan de gemeentelijke opvang geen vrijheidsbeperkende maatregelen verbonden zijn. Door vreemdelingen niet uit hun netwerk te halen (Rijksopvang in Ter Apel) maar juist het lokale netwerk te gebruiken, beoogt de gemeente Amsterdam in samenwerking met het Rijk en diverse andere professionele partners, succesvolle terugkeer te bevorderen. De persoonlijke begeleiding en opvang binnen het Programma is eenmalig en eindig in tijd (maximaal 3-6 maanden). 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing Zo Gemeenteblad R Datum 10 juni 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 april 2015 Gelijkelijk aan het Rijksbeleid wordt van de vreemdeling verwacht dat hij meewerkt aan het ingezette traject. Indien gaandeweg blijkt dat dit niet het geval is, wordt de begeleiding en opvang beëindigd. 2. In hoeverre verschilt de zorg en opvang van kwetsbare uitgeprocedeerde asielzoekers zoals die vanuit de Rijksoverheid wordt aangeboden van hetgeen wat wordt gerealiseerd vanuit het programma vreemdelingen? Wat gaat Amsterdam anders doen, wat biedt Amsterdam dat het rijk niet biedt, welke voorwaarden stelt het rijk die Amsterdam niet zou stellen? Antwoord: In de eerste plaats biedt de Rijksoverheid opvang aan kwetsbare vreemdelingen op grond van toekenning door de IND van artikel 64 Vreemdelingenwet (Wv). Deze toekenning houdt in dat de vertrekplicht op medische gronden tijdelijk wordt opgeschort. Derhalve kunnen kwetsbare vreemdelingen die vanwege hun medische situatie en de behandeling daarvan niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, gebruik blijven maken van Rijksopvangvoorzieningen. In het geval dat de IND niet tijdig kan beslissen over de aanvraag artikel 64 Vw, bestaat de mogelijk om via de zogenoemde Spekman-route gedurende deze periode Rijksopvang te verkrijgen. In de praktijk blijkt echter dat vreemdelingen met (ernstige) psychische en somatische problematiek geen toekenning van artikel 64 Vw krijgen, waardoor zij geen aanspraak kunnen maken op Rijksopvang. Vreemdelingen die op advies van artsen als zijnde kwetsbaar worden geïndiceerd, kunnen binnen het Programma in aanmerking komen voor medische behandeling, activerende begeleiding en 24-uursopvang. Deze opvang is in principe eenmalig en eindig in tijd (6-12 maanden). De gemeente voldoet op deze wijze aan haar zorgplicht. 3. In antwoord op Kamervragen van het PvdA-Kamerlid Maij van 9 september 2014 wordt een overzicht gegeven van de opvang- en begeleidingsmogelijkheden die vanuit het rijk worden geboden voor uitgeprocedeerde asielzoekers! Kan het college aangeven op welke punten het rijk hier tekortschiet? Welke uitgeprocedeerde asielzoekers wil het college met het programma vreemdelingen gaan ondersteunen en opvangen waar het rijk dan niets voor zou doen”? Antwoord: Voor de beantwoording zijn vraag 1 en 2 van toepassing. 4. In hoeverre is doorverwijzing naar opvangmogelijkheden vanuit de Rijksoverheid een onderdeel van het programma vreemdelingen? Antwoord: De beoogde doelgroep van het Programma Vreemdelingen wordt in beginsel gevormd door vreemdelingen die reeds bekend zijn in de vreemdelingenketen en aan wie in dat verband een V-nummer is toegekend. Vertrekpunt daarbij is dat de vreemdeling een aanvraag voor legaal verblijf heeft ingediend, maar in zijn verzoek is afgewezen. Een vreemdeling komt echter niet in aanmerking voor 1 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/09/10/antwoorden-kamervragen- over-asielzoekers-en-andere-vreemdelingen-die-zonder-recht-op-basisvoorzieningen-en-onderdak-in-nederland- leven.html 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing Zo Gemeenteblad Datum 10 juni 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 april 2015 het Programma indien hij aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening van het Rijk. Dit geldt bijvoorbeeld voor gezinnen met minderjarige kinderen die In een Gezinslocatie van het Rijk recht op opvang hebben. Indien er sprake is van een dergelijke voorliggende voorziening, behoort doorverwijzing naar het Programma niet tot de mogelijkheden. 5. Waarom ziet het college het doen van een toets op de juridische haalbaarheid van een hernieuwde asielaanvraag als een gemeentelijke verantwoordelijkheid? Waarom sluit de gemeente zich niet aan bij het oordeel op het asielverzoek dat vanuit de Rijksoverheid, al dan niet gerechtelijk getoetst, reeds is gegeven, teneinde als overheid één duidelijke lijn te trekken? Antwoord: Het primaire doel van het Programma Vreemdelingen is perspectief bieden aan uitgeprocedeerde vreemdelingen. Dat perspectief is gericht op het tot stand brengen van een duurzame oplossing voor de toekomst. Dit kan betekenen dat er ingezet wordt op het (als nog) verkrijgen van een verblijfsdocument of op terugkeer naar het land van herkomst. Om onduidelijkheden ten aanzien van het juridische perspectief voor de vreemdelingen definitief weg te nemen, biedt het loket de mogelijkheid om het dossier nogmaals te laten toetsen als daar concrete aanwijzingen toe zijn, en dat dit op basis van steekhoudende aanwijzingen realistisch bevonden wordt. Duidelijkheid omtrent het juridisch perspectief kan de weg vrijmaken om na te denken over een duurzame oplossing voor de toekomst. 6. Hoe is de gemeentelijke toetsing tot toelating tot het programma vreemdelingen georganiseerd? Hoe wordt er zorggedragen voor de noodzakelijke kennis en expertise om de vaak complexe en weerbarstige asielsituaties goed te kunnen beoordelen? Wordt hierbij de samenwerking gezocht met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)? Antwoord: Om te kunnen bepalen of een vreemdeling die binnen de beoogde doelgroep van het Programma past en daarmee mogelijk in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening (activerende begeleiding en 24-uursopvang), wint de gemeente advies in van de veldtafel maar beoordeelt op basis van de criteria op toelating. De veldtafel is samengesteld uit een aantal professionele partijen met kennis van de verschillende aspecten van de problematiek. De vaste samenwerkingspartners in de veldtafel zijn Vluchtelingenwerk, ASKV, Equator, IND, DT&V, IOM en de gemeente. Indien nodig kunnen er op ad hoc basis andere organisaties betrokken worden. De GGD is de beoogde voorzitter van de veldtafel. Primair zal via de veldtafel en het casusoverleg sturing plaatsvinden op operationeel niveau. Voor het aanpakken van problemen in samenwerking en afstemming, die niet door de veldtafel afgehandeld kunnen worden, wordt een ketenoverleg ingericht onder voorzitterschap van de gemeente (OOV). Daarnaast zal strategisch overleg tussen de gemeente, betrokken Rijksdiensten en politie plaatsvinden. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 0 fun 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 april 2015 7. Met welke externe partijen wil het college gaan samenwerken in het programma vreemdelingen? Wordt er samengewerkt met Vluchtelingenwerk, het Amsterdams Solidariteits Komitee Vluchtelingen (ASKV), het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de IND, de DT&V en de Vreemdelingenpolitie? Antwoord: Binnen het Programma wordt er samengewerkt met Vluchtelingenwerk, ASKV, Equator, Dokters van de Wereld, HVO-Querido, Leger des Heils, De Regenboog, IOM, Bridge to Better, GoedWerk, IND, DT&V, Vreemdelingenpolitie en eventuele andere maatschappelijke organisaties. 8. Kan het college deze vragen beantwoorden vóór dan wel gelijktijdig met de presentatie van het uitvoeringsplan van het programma vreemdelingen? Antwoord: Ja, gelijktijdig. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Oost Commissie Algemene en Sociale Zaken Agenda datum 30 november 2010 aanvang 20.00 uur plaats stadsdeelkantoor Oranje-Vrijstaatplein 2, raadzaal voorzitter Thomas van Egmond griffier Liesbeth Schreiner 1. Opening / vaststelling agenda 2. Insprekers (zonder geagendeerd onderwerp) 3. Commissieweergave 02-11-2010 4, Bestuurlijke jaar-termijnagenda | Ter advies aan de raad 5. Bezuinigingsvoorstellen 2011 (45 min) 6. Programmabegroting 2011 ( 90 min) 7. Amsterdam Antwoord ( 30 min) 8. Actualiteiten 9.Sluiting Commissie Algemene en Sociale Zaken versie 11-11-2010
Agenda
1
train
Verse 122012 Termijnagenda van de raadscommissie Openbare Ruimte (OR) Biz 1 van 2 Datum Onderwerp Porte- Behandel-wijze Stand van zaken commissie feuille- houder 08-jan-13 Preadvies op voorstel SP over toegankelijkheid PNX 2. Adviseren Raadsvoorstel ingekomen in de raad van maart-2012, Westerdokseiland rauwelijks besproken in de cie van mei-2012 08-jan-13 Concept-reactie op petitie vervuiling tunnels door duiven PNX 3. Bespreken Ingekomen in raad 30/10/2012 (b) 08-jan-13 Rauwelijke bespreking VO GL+PvdA over Haarlemmerstraat en _PNX 4. Bespreken Ingekomen in raad 27/11/2012 (k) Haarlemmerdijk 08-jan-13 Rapport Ombudsman ‘Toezicht op bomenkap zoek! PNX 5. Bespreken Bespreken op verzoek van MA van Reijen (GL) 08-jan-13 Jaarverslag Waternet 2011 (uitvoering verordening op het PNX 6. Bespreken Stond TK op agenda OR dec-2012, gepiept door PvdA binnenwater) + brief 8-1-2013 TK-antw op raadsadres complex Haarlemmer Houttuinen 555 _PNX TK Ingekomen in raad 27/11/2012 (c ) t/m 597 8-1-2013 TK-antw op raadsadres + aanvulling over zwerffietsen PNX TK Ingekomen in raad 25/9/2012 (o), aanvulling in raad 30/10/2012 8-1-2013 Tussenbericht op raadsadres over bierfiets PNX TK Def antw volgt in 2013 8-1-2013 Antwoordbrief aan World Heritage Center (UNESCO) over ORA TK parkeergarage Singelgracht 8-1-2013 Raadsadres overlast fietsen min ane PNX TK nn in raad 30/10/2012 n 05-feb-13 Plan van aanpak tijdelijke invulling Appeltjesmarkt (korte termijn, PNX Adviseren N.a.v. begrotingsmotie GL van 30-11-2010. motie GL) 05-feb-13 Welstandregels voor water Westerdok PNX Adviseren 05-feb-13 Plan van aanpak fietsparkeren PNX Adviseren MJP Fiets van centrale stad wordt hierbij betrokken 05-feb-13 Nota Bereikbare Binnenstad PNX Adviseren In april-2012 vond de eerste behandeling plaats. Daarna de inspraak in. 05-feb-13 Gebruiksvisie Dam PNX Adviseren Medio 2012 in inspraak 05-feb-13 Welstandnota op het Water (evaluatie) + Bootrichtlijnen 2008 + PNX Bespreken hoogte koekoeken (toezegging 29/1/2009) + DB-besluit inzake Bootrichtlijnen voor water van het Westerdok 05-feb-13 Startnotitie uitvoeringsbeleid hotelboten PNX Bespreken 05-feb-13 NvB herinrichting Kloveniersburgwal/Zwaneburgwal e.o. PNX O6-feb-13 U Aanleveren bespreekstukken: uiterlijk vrijdag VOOR het agenda-overleg, digitaal in Word, op papier met getekende flap (TK-stukken hebben geen flap nodig) Raadsgriffie Centrum DE . . . Versie: 27-12-2012 Termijnagenda van de raadscommissie Openbare Ruimte (OR) Biz. 2 van 2 Datum Onderwerp Porte- Behandel-wijze Stand van zaken commissie feuille- houder 05-mrt-13 Parkeernota (VOOR inspraak) PNX bespreken Wordt NÀ nota Bereikbaarheid verwacht 05-mrt-13 2e Vervolg Parkeerbalans PNX TK Het 1e vervolg is besproken op 8-3-2011 02-apr-13 Aanpassing profielwijziging walmuren Prinsengracht tussen PNX Bespreken Over onevenzijde (schuin of langsparkeren) bestaat nog Nieuwe Spiegelstraat en Leidsestraat (langs- of schuinparkeren) discussie, behandelen na vaststelling parkeernota. 07-mei-13 Preadvies op raadsvoorstel FA over fietsen in de binnenstad PNX Bespreken Ingediend in raad 27/11/2012 (í) 03-sep-13 Profielwijziging en vernieuwing walmuur Singel (oneven zijde) PNX TK Bespreken tussen EEE en Stromarkt 2014, begin Fietsroute Leliegracht PNX Bespreken of TK N.a.v. toezegging pfh op 18-12-2008 2014, mn 3e ans Parkeerbalans PNX TK Einde nn nn PM Coalitiebesluit herinrichting(?) Leidseplein ORA Adviseren Coalitieproject met West en centrale stad PM Aangepast kredietbesluit Singelgrachtgarage Marnix ORA Adviseren Oorspronkelijk kredietbesluit behandeld in cie OR sept- 2012. Vlak voor raadsbehandeling ingetrokken door West. PM Masterplan Leidsebuurt, fase 3+4 ORA Bespreken PM herinrichting Plantage Middenlaan, tussen Hortusbrug en PNX Bespreken Plantage Parklaan PM Nota De Duurzame Binnenstad PNX Bespreken/advis Inspraak gestart per dec-2012 eren PM Informatiebijeenkomst of presentatie HIOR PNX Presentatie PM Aangepast concept-antwoord op raadsadres bierfiets, alsmede _PNX TK Raadadres van 27/9/2011, concept-antw eerder beantwoording aanvullende vragen cie OR van 8 november 2011 besproken in de cie van 8-11-2011. PM TK-antw op raadsadres herinrichting Johnny Jordaanplein PNX TK Ingekomen in raad 27/11/2012 (b) PM TK-antw op raadsadres over parkeergarage Vijzelgracht ORA TK Ingekomen in raad 27/11/2012 (g1) PM TK-antw op raadsadres over herinrichting Elandsgracht PNX TK Ingekomen in raad 18/12/2012 (b) Aanleveren bespreekstukken: uiterlijk vrijdag VOOR het agenda-overleg, digitaal in Word, op papier met getekende flap (TK-stukken hebben geen flap nodig)
Agenda
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 358 Datum akkoord 19 april 2016 Publicatiedatum 20 april 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid J.P. Kwint van 30 juli 2014 inzake het verzoek van woningcorporatie Rochdale tot het verwijderen van de Israëlische vlag van een woning in Oost. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De website Geenstijl.nl berichtte 30 juli 2014 over een Mexicaanse bewoonster van een appartement aan het Krügerplein in Oost, die een Israëlische vlag aan haar balkon heeft hangen. Geenstijl.nl meldde dat de vrouw sinds het ophangen van de vlag dreigbrieven ontvangt en zelfs stenen en brandbommen te verduren heeft gekregen. Woningcorporatie Rochdale heeft haar daaropvolgend gesommeerd om de vlag weg te halen. Zo niet, dan zouden de kosten veroorzaakt door vandalisme op haar worden verhaald. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 30 juli 2014, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Watis de reactie van het college op het artikel van Geenstijl.nl? 2. Is het college bekend met het specifieke conflict? Wat is de onderliggende oorzaak hiervan? Antwoord vragen 1 en 2: Het college verontschuldigt zich voor de late beantwoording van deze vragen. Indertijd is voorrang gegeven aan het oplossen van het probleem en daarvan is kort melding gedaan in de brief van de burgemeester van 14 september 2014 aan de raadscommissie Algemene zaken over Draaiboek Vrede. Om de zaak netjes af te hechten ontvangt u bij deze alsnog de antwoorden van het college. Het is inmiddels meer dan anderhalf jaar geleden dat dit incident zich voordeed en sindsdien is er veel gebeurd — zeker ook in positieve zin. Uit het bericht bleek duidelijk dat dit een heel kwetsbare situatie was. Het is verschrikkelijk als mensen in hun eigen huis belaagd worden met stenen en brandende objecten, en zeker als het lijkt dat het de bedoeling is om iemand te intimideren vanwege zijn standpunten. De kwestie speelde op een moment dat de spanningen in de stad opliepen vanwege de gebeurtenissen in Gaza. De uitstraling van deze incidenten was aanzienlijk en hierdoor van invloed op de 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam Neeing be Gemeenteblad R Datum 20 april 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 30 juli 2014 sfeer in de stad. Met dit besef is direct actie ondernomen door politie en stadsdeel. De corporatie was al betrokken. De wijkagent en een vertegenwoordiger van het stadsdeel zijn op huisbezoek geweest en hebben gesproken met de bewoners. Daaropvolgend is een vertegenwoordiger van het Joodse netwerk binnen de politie er bij betrokken en later ook sleutelfiguren die in het kader van de aanpak radicalisering aan de gemeente verbonden zijn. Zij hebben gesprekken gevoerd met de bewuste bewoners en met hun onderburen die een Palestijnse vlag hadden opgehangen. Naast de acties op de direct betrokkenen zijn ook maatregelen genomen om de impact op de buurt te verminderen. De sleutelfiguren hebben met steun van het Stadsdeel Oost twee dialoogbijeenkomsten georganiseerd in de vorm van wijkdiners. Eén voor bewoners en één voor ondernemers. Doel was om de verbinding in de buurt te versterken en er voor te zorgen dat mensen met elkaar in gesprek kwamen. Het uiteindelijk resultaat van de inspanningen van deze verschillende partijen was dat situatie normaliseerde. 3. Klopt het dat deze mevrouw door haar corporatie verteld is, dat zij zelf voor de schade opdraait wanneer zij de Israëlische vlag niet weghaalt? Antwoord: Navraag bij de indertijd betrokken stadsdeelmedewerker leert dat de corporatie toen aangaf dat dit niet gezegd is en dat er waarschijnlijk sprake was van een misverstand. 4. Deelt het college de conclusie dat, indien het verhaal klopt, de vrijheid van meningsuiting in geding is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de gemeente voornemens hieraan te doen? Antwoord: Het college deelt de conclusie dat de vrijheid van meningsuiting in het geding is als een woning wordt aangevallen vanwege een vlag, al zijn de daders niet achterhaald en is dus ook niet zeker met welke intenties deze misdrijven zijn gepleegd. Voor het college is de vrijheid van meningsuiting bijkans heilig en verdienen burgers hierin bescherming. Het college heeft haar visie hieromtrent uitgewerkt in de zogenaamde ‘Balie-lijn“ en neergelegd in verschillende brieven aan de raad, te weten de Demonstratiebrief van 20 september 2013, de brief dd 28 mei 2015 over de aanscherping van de aanpak radicalisering en de zogenaamde Arganbrief van 10 maart 2015. 5. Is het college bereid in gesprek te gaan met de corporatie om te benadrukken dat deze gang van zaken ontoelaatbaar is? Antwoord: Het stadsdeel heeft indertijd veelvuldig contact gehad met de corporatie over deze casus. Een gesprek over de vrijheid van meningsuiting was niet opportuun daar de corporatie aangaf dat de gewraakte uitspraak niet was gedaan en dat ook niet het beleid van de corporatie was. 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 0 apri 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 30 juli 2014 6. Wat doet de politie om de veiligheid van deze mevrouw te waarborgen? Antwoord: De politie heeft verschillende maatregelen genomen waaronder extra toezicht en gesprekken met betrokkenen. Sindsdien zijn er geen nieuwe incidenten richting de woning geweest. 7. Kan het college cijfers verschaffen over mogelijk toegenomen dreiging — zowel richting mensen met een joodse als een islamitische achtergrond — sinds de opnieuw opgelopen spanningen in het Midden-Oosten? Antwoord: In de eerder aangehaalde raadsbrief van 14 september 2014 is beschreven dat er begin augustus 2014 sprake was een piek in het aantal incidenten. Er waren ongeveer dertig pro- danwel anti-Gaza-gerelateerde uitingen zoals bekladdingen en vlaggen waargenomen. De meeste uitingen hadden een solidair karakter en ongeveer tien waren discriminatoir, zoals bekladdingen met hakenkruizen. In de periode daarna nam het aantal meldingen snel af. Uit de Regionale Veiligheidsrapportage blijkt dat de jaarcijfers met betrekking tot discriminatie in 2014 relatief hoog waren als gevolg van de spanningen rond het Gaza-conflict en de ‘minder minder'’-uitspraken van Wilders. In 2015 is het aantal aangiften (328) met 18% afgenomen en het aantal incidenten (802) met 15%. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 1 maart 2024 Portefeuille(s) Deelnemingen AEB, Afval & Duurzaamheid en Financiën Portefeuillehouder(s): Hester van Buren Behandeld door Afval & Grondstoffen; [email protected] Onderwerp Verwerving tijdelijke afvaloverslaglocatie Geachte leden van de gemeenteraad, Tijdens de raadsvergadering van21 december 2023 bent u geïnformeerd over het vervolg van het verkoopproces AEB. Hierbij is aangegeven dat het verwerven van een (tijdelijke) afval overslaglocatie noodzakelijk is. Daarmee verzekert de gemeente zich namelijk van een geschikte locatie om afvaloverslag en eventueel verwerking te kunnen (laten) realiseren. Daarmee heeft de gemeente een goede uitgangspositie bij een toekomstige inkoopprocedure voor afvalwerking. Het verheugt mij v te kunnen laten weten dat een dergelijke locatie ondertussen is gevonden. Het betreft het perceel Nieuwe Hemweg 10, gelegen in de Hemhavens. Het perceel is tot voor kort in gebruik geweest bij een commercieel afvalverwerkingsbedrijf en beschikt over mogelijkheden voor aan- en afvoer over water. Hoewel het perceel primair is aangekocht met het oog op de toekomstige inkoopprocedure voor restafval, is het perceel ook inzetbaar als (tijdelijke) werflocatie. De verwerving heeft tevens een strategisch karakter omdat de locatie op termijn onderdeel zal worden van de woningbouw van Haven-stad. Het aankoopbedrag is €12,1 miljoen. enapde | 4 S Landsmeer 1 wee land 8 NS, rá ad Zunderdorp, ede ek olen AS n à Ô ab en 5 L \ NS En ek Ransdorp nt Nrd ° he f Î RSS Schellingwotide. EDER „0 5 DN z ES A, DN 74 Ko ä fe UE Amsterdanik Sl E 6 / re Nieuw Le De N/ eN …_ West: 5 ps Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 1-03 2024 Pagina 2 van 2 $ 5 | \ % ie N À k & Ed & Bon ge w_ de . Se g Se $ } Ì ee Z 3 « NC y % B. Be ON Locatie aangekocht perceel Momenteel wordt het perceel gehuurd door het AEB. De gemeente zal de verhuur aan AEB voor de komende tijd voortzetten. De staat van onderhoud van het terrein en de gebouwen is matig tot slecht. De gemeente onderzoekt welke maatregelen nodig zijn om het perceel geschikt te houden voor het beoogde (tijdelijke) gebruik. Met deze aankoop is een goede volgende stap gezet in het nieuwe verkoopproces van AEB. Deze investering was nog niet opgenomen in de investeringsportfolio waar de raad kennis van heeft genomen bij de begroting voor 2024. Bij de komende actualisatie van het investeringsportfolio zal de investering inclusief krediet voor herstelmaatregelen worden verwerkt. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Je Hester van Buren Wethouder Afval en Reiniging
Brief
2
train
> Gemeente Amsterdam D Motie Datum raadsvergadering _ 10 november 2022 Ingekomen onder nummer 385 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Burgers, Von Gerhardt, Broersen, Krom en Kabamba inzake Begroting 2023 Onderwerp Informeer particuliere complexen actief over de uitrol van warmtenetten. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2023 Overwegende dat: -__ Veel huizen de aankomende jaren aangesloten zullen worden op warmtenetten; -_In de halfjaarlijkse brief aardgasvrij gespecificeerd wordt om welke wijken of straten dit gaat; -_ Inhet verduurzamen van woningen in Amsterdam grote VVE's een belangrijke rol spelen; -_Erbij grote VVE's, onduidelijkheid heerst over de mogelijkheden omtrent de energietran- sitie. Zo is het vaak onduidelijk of en zo ja wanneer straten of wijken door corporaties en de gemeente zullen worden aangesloten op warmtenetten?; -_ Grote VVE's hierdoor geen gedegen afweging kunnen maken wel of niet aan te haken bij de aansluiting op het warmtenet en hierdoor kansen om snelheid te maken met isolatie gemist kunnen worden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_ Grote VVE's, actief te informeren over eventuele uitrol van warmtenet nabij hun complex, zodat zij een gedegen afweging kunnen maken wel of niet aan te haken, bijvoorbeeld bij de halfjaarlijkse brief aardgasvrij; -__ Actief bij grote VvE's op te halen wanneer voor hen het natuurlijk moment is om de warm- tetransitie door te maken 1 https://www.vvebond.nl/2022/05/26/reactie-coalitieakkoord-amsterdam/#more-57 2 https://www.vvebond.nl/verslag-bijeenkomst-vve-bond-amsterdam/#verduurzaming Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Indieners, H.C. Burgers M.S. Von Gerhardt J. Broersen J.M. Krom C.K.E. Kabamba
Motie
2
discard
Gemee nte Bezoekadres Weesperstraat 430 Amsterdam 1018 DN Amsterdam Postbus 12693 1100 AR Amsterdam Telefoon 251 1111 2x ingenieursbureau.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 12693, 1100 AR Amsterdam Datum g juli 2019 Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Anica Kortland-Dijkstra, 06-28739829, [email protected] Kopie aan Bijlage(n) Onderwerp Wijze van afhandeling motie „a2 van lid Vroege inzake het opnemen van slimme, schone, innovatieve bouwlogistiek in de aanbesteding van Bruggen in het project Oranje Loper Geachte leden van de gemeenteraad, Op 3 april 2019 heeft uw raad bij de bespreking van de Reikwijdte van het project bruggen Oranje Loper een motie aangenomen. Het betreft een motie van de raadslid Vroege (motie 402) inzake het opnemen van slimme, schone en innovatieve logistiek (bijvoorbeeld over water) als relevant criterium in het aanbestedingsbestek/de aanbestedingsbestekken van de bruggen Oranje Loper. Wijze van afhandeling | Tijdens de raadsbehandeling op 3 april 2019 is middels motie 402 het college verzocht om slimme, | schone en innovatieve logistiek op te nemen als relevant criterium in de aanbestedingsstukken van het project Bruggen Oranje Loper. Overwegende dat: e _bouwlogistiek de grootste vervoerstroom binnen Amsterdam is; e infrastructurele projecten als de Oranje Loper veel aan- en afvoer van materiaal kennen; e in het aanbestedingstraject de gemeente als opdrachtgever diverse criteria kan opstellen. Het is gebruikelijk voor grote binnenstedelijke bouwprojecten om bij de beoordeling van de inschrijvingen rekening te houden met de geplande bouwlogistiek. Vaak wordt dit verwerkt aan de hand van een gunningscriterium rondom bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid en wordt verwerkt in een BLVC- document (Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie). Het Ingenieursbureau is bereikbaar met metro 51, 53 en 54 of met tramlijn 7 en zo, halte Weesperplein. Een routebeschrijving vindt v op www.ingenieursbureau.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam g juli 2019 Pagina 2 van 2 | Voor de opgave van de bruggen van de Oranje Loper wordt slimme, schone en innovatieve bouwlogistiek opgenomen in het BLVC-document. Dit document wordt opgesteld door een bouwteam (zie onder) en wordt naar verwachting in de loop van 2021 afgerond. Op basis van dat document worden de opdrachten aan de uitvoerende aannemerspartijen verleend. Hiermee is invulling gegeven aan het verzoek uit de motie en is de motie afgehandeld. In de voortgangsrapportages over de Oranje Loper zal ik u rapporteren over de stand van zaken. Vervolg In juni 2019 is de aanbestedingsprocedure voor het bouwteam Bruggen Oranje Loper gestart. Het bouwteam van de bruggen bestaat uit verschillende partijen. Naast het projectteam en specialisten van de gemeente Amsterdam, nemen een restauratie-architect, restauratie- en renovatiespecialisten en civiele aannemers zitting in het bouwteam. Het bouwteam biedt de mogelijkheid om marktpartijen hun kennis en expertise te laten inbrengen in de projectvoorbereiding. De reden voor een bouwteam is dat de kennis en uitvoeringsexpertise van de markt betrokken wordt bij de belangrijkste keuzes in de voorbereiding, zoals ten aanzien van werkmethodieken, fasering, risicobeheersing en bouwlogistiek. Dit is afwijkend van de traditionele wijze om het project als opdrachtgever zelfstandig uit te werken en aan te besteden, of van de wijze waarin een opdrachtnemer het project zelfstandig en zonder betrokkenheid van de opdrachtgever uitwerkt (een werkwijze die geïntegreerd contract wordt genoemd). Met een bouwteam worden vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd. Dit is conform aanbevelingen uit het onderzoeksrapport Cloo ‘Aanpak civiele constructies’, Het bouwteam richt zich dus op het voorbereiden van het project tot en met het vitvoerings- en kredietbesluit. Daarna volgt de aanbesteding en het contracteren van de uitvoering. De bereikbaarheid en bouwlogistiek zal steeds centraal staan in het ontwikkelen van de plannen voor de uitvoering. Het vitgangspunt is dat dit zo schoon en slim mogelijk zal plaatsvinden. Met de meeste hoogachting, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, En 6 d SS ‘mt Sharon A.M. Dijksma Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Motie
2
train
Bezoekadres 2x Gemeente Brod Amsterdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 x amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 20 november 2018 Ons kenmerk Behandeld door Jeroen van der Waal Bijlage Geen Onderwerp Reactie op motie 166 van van het raadslid J.F.W. van Lammeren (Partij voor de Dieren) en D.F. Boutkan (Partij van de Arbeid) inzake het geluidbeleid Evenementen en locatieprofielen (recycling hub) Geachte raadsleden, Op 14 februari 2018 heeft de gemeenteraad bij de bespreking van het geluidbeleid evenementen en locatieprofielen motie 166 aangenomen van de raadsleden J.F.W. van Lammeren (Partij voor de Dieren) en D.F. Boutkan (Partij van de Arbeid) waarin het college wordt gevraagd om te kijken naar de mogelijkheden om een hergebruikzone (met als voorbeeld de recycling hub van het festival Roskilde) in te richten voor Amsterdamse evenementen. Aanpak beantwoording Ter beantwoording van de motie is eind juni aan Cirkelstad gevraagd om een bijeenkomst met medewerkers van evenementen te organiseren. Hierbij waren o.a. DGTL, Chasing de HiHat, Pride Amsterdam, RAI, Afwerking, Madaster en de gemeente aanwezig. Daarna is een verkenning uitgevoerd naar economisch haalbare cases om festivals voortaan zonder afval te organiseren. Het door de indieners genoemde voorbeeld van Roskilde (gratis weggeven voor een tweede leven) is als één van de mogelijkheden in beschouwing genomen. Resultaten Er zijn mogelijkheden om de bouwmaterialen van evenementen opnieuw te gebruiken en te voorkomen dat ze als afval worden afgevoerd. Daarmee kunnen verdere stappen gezet worden in de transitie naar de circulaire economie. Ook kunnen er nieuwe producten van het bouwmateriaal gemaakt worden, mits ze op het evenemententerrein gescheiden worden gehouden. Zo is het DGTL ((winnaar DAM prijs 2017) gelukt om decors van hergebruikt hout te maken en ze na gebruik weer geschikt te maken voor nieuwe toepassingen. Daarmee wordt voorkomen dat het hout verbrand wordt. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 20 november 2018 Kenmerk Pagina 2 van3 Ook is er een bedrijf (genaamd “Afwerking”) dat van afgedankt hout van evenementen, zagerijen e.d. meubels en decors maakt. Dit bedrijf maakt gebruik van gecertificeerde ZZP'ers en medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt die een nieuw vak leren. Verder zijn er ook creatieve ondernemingen actief die van relatief kleine hoeveelheden afval producten maken, zoals tasjes van logo's op decors e.d. DGTL en de andere evenementenorganisatoren zien in het inrichten van één hergebruikszone per festival (vergelijkbaar met Roskilde) nauwelijks toegevoegde waarde, omdat de schaal te klein is om dat per festival lonend te maken. Ook vinden zij dat een hergebruikszone door het gratis ter beschikking stellen van bouwmaterialen wel lijkt op een “goede daad”, maar dat deze werkwijze een beginsel van de circulaire economie ondermijnt. Het gaat om het beginsel dat grondstoffen worden ingezet om (financiële of andere vormen van) waarde te genereren. Handelingsperspectieven Uit de bijeenkomst en de verkenning blijkt dat er meerdere handelingsperspectieven zijn om bouwmaterialen van festivals opnieuw te gebruiken en te voorkomen dat ze afval worden: 1. Stimuleer het gebruik van modulaire decors die meerdere jaren in te zetten zijn, met als voorwaarde dat ze voor elk festival een unieke uitstraling krijgen en opgeslagen worden (op bijvoorbeeld een circulaire hub); 2. Steleen (tijdelijke) fysieke circulaire hub in voor meerdere festivals in bijvoorbeeld het Havengebied of elders in de MRA. Voorwaarde is dat op de festivalterreinen de herbruikbare materialen zoveel mogelijk gescheiden naar de circulaire hub worden getransporteerd. De materialen worden (voor een lagere prijs) verkocht voor soortgelijke toepassing of voor bijvoorbeeld zakelijk meubilair. Afhankelijk van de te leveren producten zouden ondernemers op de circulaire hub de noodzakelijke fabricage activiteiten kunnen uitvoeren; 3. Vergroot de omvang en levensvatbaarheid van de fysieke hub door samen te werken met (initiatieven voor) circulaire hubs uit de bouwsector en andere sectoren zoals de cultuurinstellingen. De bouwsector dankt vele materialen af die voor de evenementensector geschikt zijn. De bouwsector kan bovendien profiteren van de creativiteit van de evenementensector voor haar eigen circulaire opgave. De omvang van de fysieke hub zou verder uitgebreid kunnen worden met opslag uit cultuurinstellingen (decors e.d.) en met festival materieel, zoals mobiele toiletten e.d. Dit materieel van festivals wordt op werkdagen tussen de festivals getransporteerd naar goedkope opslagplaatsen ver buiten de MRA. Met een opslag binnen de MRA wordt veel onnodig transport voorkomen; 4. Zetop termijn de fysieke hub zo veel mogelijk om naar een digitale hub, zodat steeds minder fysieke opslag nodig is. Daarvoor dienen de materiaalstromen van festivals, bouw en cultuurinstellingen die voor de circulaire hub bestemd zijn, gedigitaliseerd te worden. Festivals kunnen hiermee starten door wat zij (nieuw) bestellen, in dit systeem op te nemen. Dit is vergelijkbaar met Building informatie Modeling (BIM) uit de bouw. Het Madaster is een voorbeeld van een digitaal systeem dat hier voor geschikt kan worden gemaakt. Daarnaast kan de levensvatbaarheid vergroot worden door de circulaire hub in te richten als educatieplek voor circulariteit en als showroom voor alles dat mogelijk is op circulaire festivals. Gemeente Amsterdam Datum 20 november 2018 Kenmerk Pagina 3 van 3 | Vervolgstappen De gemeente constateert dat - mede door haar interventie - kansen zijn gesignaleerd door de evenementenbranche om verdere stappen te zetten in de circulaire economie. Op basis van deze handelingsperspectieven geeft de gemeente als volgt vervolg aan deze motie: a) De resultaten van de verkenning worden besproken met de bouwsector, de evenementen sector en de cultuurinstellingen. Doel is dat ondernemers een circulaire hub voor de verschillende sectoren gaan opzetten; b) Verkend zal worden of er een programma met start-ups of een onderwijsprogramma kan worden ingesteld dat van reststromen nieuwe producten maakt. Daarvoor zal een ateliersessie worden gehouden om de uitgangspunten voor de modulaire decors te bepalen, zonder dat de festivals hun eigen uitstraling verliezen; c) Onderzocht wordt of de gemeente organisatoren een begeleidingstraject kan bieden tot en met 2020, om de implementatie van de Richtlijn Duurzaamheid te vergemakkelijken. Een grondstoffenscan zal hier onderdeel van uitmaken. Cirkelstad wordt ingeschakeld om de stappen a) en b) uit te voeren. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, et college van burgemeester en wethouders van Amstydam, ker” . Femke Halsema « Wil Rutten Burgemeester Waarnemend gemeentesecretaris
Motie
3
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 18 januari 2022 Portefeuille(s) Verkeer, Vervoer, Luchtkwaliteit en Water Portefeuillehouder(s): Egbert de Vries Behandeld door Bijzondere Projecten ([email protected]) Onderwerp Signalling & Control: stand van zaken ultimo 15 januari 2022 Bijlage(n) Dashboard Metroprestaties Geachte leden van de gemeenteraad, In vervolg op mijn brief van 14 december 2021 breng ik u op de hoogte van de laatste stand van zaken in de ingebruikname van het nieuwe treinbeveiliging- en verkeersleidingsysteem voor het Amsterdamse metronet. Ik doe dit mede aan de hand van een dashboard, dat door GVB in samenwerking met de gemeente is ontwikkeld, om de ontwikkeling van de operationele prestaties van het metrosysteem te duiden. Ik ga eerst in op de recente gevallen van systeemuitval (global holds) (a). Daarna geef ik een toelichting op het bijgevoegde dashboard (2), vitgevoerde second opinions (3), zorgen bij het GVB personeel (4), het gebruik van oud materieel (5), het oude S&C systeem als back up mogelijkheid (6), de afhandeling van de motie 813-212 van de raadslid Vroege (7), en de raamovereenkomst met Alstom (8). 1. Systeemuitval Na de verstoring van 20 november 2021 is er een periode van 5 weken geweest waarin er slechts een aantal kleine verstoringen hebben plaatsgevonden, maar waarin er geen sprake is geweest van totale stilstand. Helaas kregen we op 28 december 2021 en vervolgens op 3 januari2022 te maken met een tijdelijk onderbreking van het volledige metroverkeer. Aanleiding blijkt in beide gevallen een ingestelde omleiding van het metroverkeer rondom een defecte trein in de Oostlijn. Bij een dergelijke omleiding moeten de metrotreinen in beide richtingen over een deel van het traject over één spoor rijden . Het verkeersleidingsysteem moet dan een nieuwe tijdelijke dienstregeling berekenen die is aangepast op de nieuwe ontstane situatie. Mede doordat in de Oostlijn drie lijnen bij elkaar komen en doordat de gebeurtenis vroeg in de ochtend plaatsvond (en er daardoor een vrijwel volledige dienstregeling van één dag moest worden doorgerekend) werd deze berekening complex. Zo complex dat er teveel rekentijd van het systeem gevraagd werd waardoor het systeem de berekening automatisch afbrak. Dit gebeurde zowel op de dienstdoende server als op de ‘hot stand-by’ server, waardoor het metroverkeer plotseling volledig stil kwam te liggen. Het plotseling uitvallen van het systeem maakte dat verkeersleiders op 28 december 2021 niet de mogelijkheid hadden om voorafgaand aan de uitval van het systeem alle metrotreinen naar de eerstvolgende halte te leiden. Hierdoor stonden bovengronds 2 metrotreinen tussen haltes stil. Deze metrotreinen zijn na het uitvallen van het verkeersleidingsysteem alsnog naar een station geleid. Dit, in combinatie met het niet snel kunnen herladen van de dienstregeling, heeft geleid tot Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 janvari 2022 Pagina 2 van6 een langere duur van het oponthoud dan de 30 minuten die ik had toegezegd als maximum hersteltijdin mijn vorige brief. De ingestelde omleiding is, binnen de Amsterdamse exploitatiewijze, in dergelijke situaties gebruikelijk, en moet daarom mogelijk zijn. Om herhaling te voorkomen maakt Alstom drie aanpassingen in de software. De eerste van deze aanpassingen is enkele dagen na de verstoring van 3 janvari 2022 als tijdelijke oplossing geïmplementeerd. De tweede aanpassing moet de kans dat deze specifieke oorzaak tot problemen verder verkleinen en wordt eind januari geïmplementeerd. Tot slot wordt naar verwachting in mei de derde aanpassing geïmplementeerd. Deze aanpassing zorgt er voor dat in dergelijke situaties alleen voor een aantal uren een nieuwe dienstregeling voor die dag wordt herberekend en niet meer voor een hele dag. Gezamenlijk moeten deze aanpassingen de kans op herhaling van dit probleem minimaliseren. De incidenten op 28 december 2021 en 3 januari 2022 hebben ons ook geleerd dat we de procedures voor het afhandelen van systeemproblemen kunnen optimaliseren. Eén van deze verbeterde procedures zorgt ervoor dat de reset van het systeem sneller kan worden uitgevoerd. Deze procedure is in de vroege ochtend van 16 januari 2022 succesvol in de praktijk getest. 2. Dashboard In januari 2022 houden we een wekelijks prestatieoverzicht van de Amsterdamse Metro onder CBTC bij volgens het bijgevoegde format. Om de recente data in perspectief te zetten is in het overzicht ook data van 2019 — 2021 opgenomen. In het dashboard zijn naast systeemuitval ook drie andere indicatoren (rituitval, punctualiteit en reisinformatie) opgenomen waaruit de kwaliteit van dienstverlening aan de reizigers kan worden afgeleid. Rituitval drukt het percentage uit (in afstand) van de (deels) niet gereden ritten ten opzichte van de geplande ritten in de dienstregeling. In de grafieken is te zien dat de uitval gedurende maanden november 2021 en december 2021 hoger lag dan in de afgelopen jaren met het gebruik van het oude systeem. Uit de grafieken blijkt verder dat in week 1 van 2022 de rituitval lager ligt dan in de afgelopen jaren met het gebruik van het oude systeem. Uitzondering hierop is 3 januari 2022 waarbij het effect van de systeemuitval op die dag duidelijk is te zien. De uitvalpercentages van week 1 laten een positieve ontwikkeling zien, maar betreffen wel een steekproef van slechts één week. Daarnaast was week 1 2022 een week met een laag aantal reizigers en een lager aantal ritten dan in de periode pre-corona. Daarom is het nog prematuur om conclusies trekken op basis van deze cijfers. Over het algemeen ligt de rituitval tussen de 1% en 3%. Punctualiteit vormt de volgende indicator. De grafiek laat het gemiddelde zien van alle metrolijnen. De punctualiteit van de Noord/Zuidlijn is zeer hoog (>98%), en trekt daarmee de gemiddelde punctualiteit van het geheel omhoog. De punctualiteit bij het gebruik van het nieuwe systeem op de andere lijnen ligt op dit moment nog duidelijk lager dan in het verleden bij gebruik van het oude systeem. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. De belangrijkste verklaring betreft het verschil tussen de in de dienstregeling geplande rijtijden en de in de praktijk onder CBTC haalbare rijtijden. Voorafgaand aan de start van de implementatie van het nieuwe S&C systeem zijn de nieuwe rijtijden op basis van testen en theoretische snelheidsprofielen bepaald. In de praktijk blijken deze rijtijden echter niet haalbaar. Dit wordt voor een deel verklaard door onvolkomenheden zoals tussentijdse remmingen van het systeem, bijvoorbeeld als gevolg van slippen. Door betere afstelling van de systemen hopen we het aantal hiervan te verminderen. Begin april 2022 voert GVB een nieuwe dienstregeling in die is gebaseerd op de huidige ervaringen Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 janvari 2022 Pagina 3 van6 van rijtijden. Tot en met maart valt daarom maar beperkte verbetering te verwachten in de punctualiteit onder CBTC. De lagere punctualiteit is vervelend. Niet alleen voor reizigers maar ook voor metrobestuurders. Zij voelen zich in hoge mate verantwoordelijk voor het op tijd rijden, terwijl dat in de huidige situatie niet altijd haalbaar is. Dit is voor deze professionals frustrerend. Het leidt eveneens tot iets langere diensten van metrobestuurders en het mislopen van een deel van hun pauzes. GVB zet daarom momenteel extra bestuurders in om hiervoor te compenseren en daarmee te borgen dat bestuurders wel voldoende pauzes kunnen nemen. De kwaliteit van de reisinformatie vormt de laatste indicator van het dashboard. De kwaliteit wordt uitgedrukt in de correctheid van de informatie en de tijdigheid van de informatie. Dit laatste verwijst naar informatie die bijvoorbeeld te laat op de displays boven de perrons bereikt en daarmee voor verwarring zorgt voor reizigers. Uit de grafieken blijkt dat er verbeteringen nodig zijn in de tijdigheid. Hiervoor zijn in november 2021 aanpassingen gedaan die hebben geleid tot een aanzienlijke verbetering in december. Vanzelfsprekend werkt Alstom aan verdere verbetering. De indicatoren in het dashboard zijn generiek van karakter. Ze zijn zodanig geselecteerd dat ze een algemeen beeld geven van de kwaliteit van de dienstverlening aan reizigers. Vanzelfsprekend werken de gemeente, GVB en Alstom met gedetailleerde lijsten van resterende problemen. 3. Second opinons van Commissariaat Civiele Constructies en WSP Naar aanleiding van de verstoring op 25 september 2021 heb ik het Commissariaat Civiele Constructies en het Engelse bureau WSP gevraagd om een second opinion op de aanpak van de implementatie van het nieuwe S&C systeem. De rapporten van beide organisaties zijn inmiddels gereed en bevelen aan om door te gaan met de implementatie van het nieuwe S&C systeem. Beide rapporten bevatten ook aanbevelingen voor het vervolg. De rapporten worden voorzien van een managementreactie reactie, waarna ik ze u toestuur. 4. Zorgen bij GVB personeel De overgang van het oude S&C systeem naar het nieuwe systeem heeft grote invloed op het werk van het personeel van GVB. Zeker in de context van verstoringen en uitval als gevolg van onverwacht gedrag van het systeem. Ik heb dit besproken met de GVB directie, die mij daar het volgende op hebben teruggegeven. Het personeel werkt elke dag hard en professioneel om de reizigers een zo goed mogelijk product te leveren, ook als de techniek niet functioneert zoals zou moeten. Dat levert niet altijd de erkenning op die dat verdient. Logischerwijs worden zij vaak door reizigers als eerste aangesproken op het moment dat er sprake is van een verstoring of uitval of ander probleem terwijl dat niet aan hen is te wijten. Voor bestuurders en verkeersleiders is het werken met het nieuwe systeem, dat gepaard gaat met kinderziektes en dus soms uitval, dan ook uitdagend. Dat horen we ook op de werkvloer. Daar is vanuit de directie en de operationeel leidinggevende veel aandacht voor. Alle belangrijke beslissingen in het proces van implementatie worden voorgelegd aan de operationeel leidinggevenden van GVB en zij evalueren twee maal per week samen met vertegenwoordigers van het programmateam de voortgang van de implementatie, en bespreken verbeteracties. Zij adviseren hun directie die zowel onderdeel vormen van het directeurenoverleg S&C en Bestuurlijk Team Metro. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 janvari 2022 Pagina 4 van 6 Daarnaast heeft GVB in de afgelopen twee maanden enkele acties ingezet om de interne communicatie verder te verbeteren. Zo worden er digitale spreekuren gehouden voor metrobestuurders. Daarnaast wordt er meer structureel aandacht besteed in werkoverleggen aan wat er met gemelde bevindingen van operationeel personeel wordt gedaan. Ook brengen directies van de gemeente, Vervoerregio en GVB bezoeken aan diverse afdelingen van GVB om met medewerkers in gesprek te gaan. Ook ik heb, samen met portefeuillehouder Ruigrok van de Vervoerregio, recent een bezoek gebracht aan afdelingen van het GVB om onze waardering voor hun inzet te tonen. Onveilige situaties hebben zich niet voorgedaan gedurende de introductie van het nieuwe systeem. Mocht dat in het onverhoopte geval wel aan de orde zijn dan wordt dat meteen volgens de daarvoor geldende protocollen op geëscaleerd en gehandeld. Hierop wordt ook op toegezien door safetyboard bestaande uit veiligheidsfunctionarissen van de Vervoerregio en GVB, en de Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat . GVB vindt iedere verstoring ontzettend vervelend voor reizigers en informeert tijdens een verstoring reizigers maximaal. Zij ondernemen hiervoor de volgende acties: e De reisinformant informeert reizigers via alle kanalen: social media, via onze website, via omroepberichten op stations en informatie op de DRIS-palen. e Er worden verwijzers naar stations gestuurd om reizigers te informeren en te helpen hoe zij het beste hun reis kunnen voortzetten. e _Bijeen verstoring die langer dan 30 minuten duurt wordt een buspendel opgestart tussen Amsterdam Noord en Centraal, omdat reizigers hier geen bovengronds alternatief hebben. Het opstarten van een buspendel duurt tussen de 15 a 30 minuten. e Reizigers kunnen vanaf alle andere metrostations in de stad een bovengronds met bus of tram verder reizen. e Reizigers kunnen via alle gedeelde GVB/NS-stations (o.a. Sloterdijk, Lelylaan, Amstel, Bijlmer Arena, etc). verder reizen op vertoon van een GVB-vervoersbewijs. De NS zet dan de poortjes open. 5. Gebruik van oud materieel De problemen met het nieuwe systeem hebben ook te maken met de inzet van oud materieel. Dit valt relatief vaker uitvalt. Dit heeft met meerdere factoren te maken waaronder de lengte van het oudere materieel. De oudere typen voertuigen worden samengesteld vit meerdere treinstellen. Zeker als het gaat om meer dan twee gekoppelde treinstellen leidt dit momenteel soms nog tot problemen. Alle partijen werken hard om deze problemen op te lossen. We verwachten dat de nieuwe M7 treinen zullen leiden tot een verdere verbetering in de dienstverlening. Wachten met de introductie van het nieuwe S&C systeem tot de gehele oude metrovloot is vervangen was en is echter geen optie omdat het oude beveiligingssysteem op korte termijn moet worden vervangen. 6. Het oude S&C systeem als back vp mogelijkheid In het begin van de ingebruikname hebben we geschakeld tussen het oude S&C systeem (ZUB/VLSM) en het nieuwe S&C systeem. Vanaf 24, oktober 2021 rijden we permanent onder het nieuwe systeem. De mogelijkheid om het oude systeem nog als terugvaloptie te gebruiken vervalt op 24 januari 2022. Het is dan 3 maanden geleden dat dit systeem voor het laatst door verkeersleiders en metrobestuurders is gebruikt. Hierdoor vervallen hun bevoegdheden om het Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 janvari 2022 Pagina 5 van 6 systeem in de toekomst te gebruiken. Tenzij GVB voor 24 janvari gepland nog gedurende enige tijd het oude systeem gebruikt vervalt de mogelijkheid om terug te schakelen naar het oude systeem. Het Bestuurlijk Team Metro heeft op 13 januari 2022 besloten om niet meer terug te schakelen naar het oude systeem. De nadelen hiervan wegen namelijk niet op tegen de voordelen. Eén van deze nadelen is namelijk dat het niet zeker is of het oude systeem überhaupt nog wel goed functioneert. Terugschakelen zou op korte termijn dus zelfs tot meer hinder kunnen leiden. Daarnaast zal het de hinder door de ingebruikname van het nieuwe S&C systeem voor reizigers en bedienend personeel eerder uitstellen dan verminderen. Het gebruik van het nieuwe systeem is nodig om fouten te identificeren en ervaring op te doen. 7. Motie 813-21 Onderzoek naar ontvlechting metrodienstregeling (Vroege) Over het onderzoek naar ontvlechting van de metrodienstregeling, zoals aangevraagd middels motie 813-21 door raadslid Vroege, heb ik in mijn vorige brief al gemeld dat ontvlechting geen korte termijn oplossing is voor de huidige problemen. Over de voor- en nadelen van ontvlechting wordt u in april dit jaar geïnformeerd. 8. Raamovereenkomst met Alstom Op 18 januari 2022 heeft de gemeente Amsterdam, zoals eerder aangekondigd, een langjarige raamovereenkomst met Alstom getekend. Deze overeenkomst legt de algemene voorwaarden vast waaronder Alstom komende jaren aanvullende werkzaamheden op het bestaande contract zal uitvoeren. Het gaat hierbij onder andere om systeemwijzigingen als gevolg van het project Zuidasdok of andere wijzigingen aan het metrosysteem. Per wijziging zal een nadere overeenkomst tussen Alstom en de gemeente Amsterdam worden overeengekomen. In de raamovereenkomst is geregeld dat Alstom voldoende gekwalificeerd personeel voor Amsterdam beschikbaar stelt om wijzigingen ook te kunnen verwerken. Dit verkleint het risico dat vertragingen optreden als gevolg van het niet beschikbaar zijn voor Amsterdam van schaars personeel bij Alstom. De Vervoerregio en GVB zijn nauw betrokken geweest bij het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst. In de overeenkomst is geregeld dat het contractmanagement van de gemeente naar GVB zal overgaan nadat de gemeente het programmamanagement medio 2022 heeft overgedragen naar GVB. Dit is in lijn met de wijzigingen in de OV Governance. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 janvari 2022 Pagina 6 van 6 Tot slot De implementatie van het nieuwe S&C zal ook in 2022 soms een beroep doen op het geduld van de reiziger en grote inzet vragen van alle betrokkenen. Verstoringen zijn niet te voorkomen bij de introductie van een nieuw systeem. Zeker in situatie waarin overgestapt wordt van een oud naar een nieuw systeem zonder daarvoor de exploitatie gedurende langere tijd te onderbreken. lets wat veelal in andere steden wel gebeurt. Ook de ervaringen in diverse buitenlandse steden leert dat. Het is een proces van lange adem . Zoals afgesproken met uw raad informeer ik u ook in de komende periode regulier over de voortgang in de implementatie. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, NE | ht Egbert J. de Vries Wethouder Verkeer, Vervoer, Luchtkwaliteit en Water Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
6
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1684 Ingekomen op 17 oktober 2019 Ingekomen in raadscommissie FEZ Te behandelen op 6/7 november 2019 Onderwerp Motie van het lid Simons inzake de Begroting 2020 (Stimuleer “social return”) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2020. Constaterende dat: — het IMF op 16 oktober 2019 heeft gewaarschuwd dat de financiële stabiliteit van landen in de gevarenzone komt; — de financialisering van de economie verantwoordelijk is voor de recente crises; — Amsterdam veel bedrijven telt die zich vooral met de financiële economie bezighouden en dus het creëren van zeer private rijkdom. Overwegende dat: — Amsterdam een leefbare stad wil zijn voor haar inwoners; — het wenselijk is dat gecreëerde meerwaarde vooral maatschappelijk wordt ingezet; — Groeiende private winsten uit de economie en dus de samenleving verdwijnen; — “social return” voor iedereen waardevol is; — winst investeren in de maatschappij een moreel vereiste is. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. In het bedrijvenbeleid voorrang te geven aan bedrijven die bijdragen aan “social return” en rijkdom voor de stad; 2. Voorkeur te geven aan bedrijven en instellingen met een focus op "social return”; 3. Ditte verankeren in vestigingsbeleid. Het lid van de gemeenteraad S.H. Simons 4
Motie
1
discard
Comité Westelijke Grachtengordel e.o. p/a Leliegracht 38 1015 DH Amsterdam Gemeenteraad van Amsterdam Amstel 1 [email protected] Amsterdam, 20 februari 2018 Betreft: raadsadres inzake Rookvrije Binnenstad. Geachte raadsleden, De strijd tegen de hondenpoep is gewonnen. Het is tijd voor Amsterdam om de strijd tegen het roken aan te gaan. Sinds het rookverbod in de horeca is de binnenstad van Amsterdam één stinkende asbak geworden, die de lucht die wij in ademen vervuilt, maar ook het oppervlakte water verontreinigt. Op de Wallen wordt met een stofzuiger gewerkt om peuken en ander vuil op te zuigen. Het blijkt dweilen met de open kraan te zijn. Maak de binnenstad rookvrij. Hoe mooi zou het zijn, als de Amsterdamse kinderen een rookverslaving bespaard blijft, als wij allemaal van schone straten met schonere lucht kunnen genieten en wij een schoon aangezicht kunnen bieden aan de vele bezoekers. Om de status van Unesco Erfgoed te behouden, dient Amsterdam elk jaar aan te tonen welke verbetering van onderhoud is ondernomen. Een schone rookvrije binnenstad zou zo'n aantoonbare verbetering kunnen zijn. De vreselijke gevolgen van roken voor de volksgezondheid zijn bekend. Het merendeel (53%) van de bevolking wil dat de overheid het roken op openbare plekken verbiedt ( Bron, Onderzoek Rookverbod in Nederland, Eenvandaag Opiniepanel, Avrotros, 10 augustus 2017). Voorstanders van het rookverbod hebben last van het roken op straat, ergeren zich aan de peuken op straat en willen voorkomen, dat jongeren met roken in contact komen. Laat Amsterdam een voortrekkersrol spelen bij de trend tegen het roken in de openbare ruimte door alleen roken toe te staan op aangewezen plekken. Doe dit als experiment en laat meten, wat dit aan kostenbesparing geeft betreffende de reiniging in het centrum, welke beleving een rookvrije binnenstad voor bewoners is en welke positieve invloed dit heeft op het imago van Amsterdam. Namens het Comité Westelijke Grachtengordel e.o.
Raadsadres
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 979 Behandeld op 10 september 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Grooten en Boomsma inzake de Hoofdlijnennotitie Nabijheid van bestuur voor Weesp (uitbreiding aantal zetels in bestuurscommissie Weesp). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Hoofdlijnennotitie Nabijheid van bestuur. Constaterende dat: — Uitgangspunt voor de nieuwe bestuurscommissie voor het stadsgebied Weesp ‘nabijheid van bestuur’ is; — De gekozen voor de bestuurscommissie een pilot betreft die na drie jaar geëvalueerd zal worden; — -De nieuw gekozen bestuurscommissie geacht wordt een actieve rol te vervullen als het gaat om participatie, democratisering en zeggenschap van de bewoners van Weesp; — Het huidige besluit uitgaat van negen leden van de bestuurscommissie waaronder drie DB'ers. Overwegende dat: — Het actief betrekken van bewoners tijdrovend is en het lidmaatschap van een bestuurscommissie vaak naast een reguliere baan wordt vervuld; — Om de pilot te laten slagen en het draagvlak voor de nieuwe bestuurscommissie te vergroten, het verstandig is om meer mensen te stimuleren om actief te zijn in de bestuurscommissie van Weesp. Besluit: Het college op te roepen te overwegen het aantal zetels in de bestuurscommissie van Weesp uit te breiden. De leden van de gemeenteraad L. Grooten D.T. Boomsma 1
Motie
1
discard
€ Gemeente Amsterdam Centrum Publicaties Stadsdeelbestuur 2014 Algemeen bestuur van de bestuurscommissie Besluiten > 4 18 november 2014 - 3 Besluit over Nieuwe Houttuinen — Definitief Ontwerp en aanwijzen inzamellocaties Haarlemmer Houttuinen Toelichting te vinden in Publicaties Stadsdeelbestuur 2014, Bestuurskalender, Besluitvormende AB- vergadering 18 november 2014, bij agendapunt 3 De bestuurscommissie heeft op 18 november 2014 het volgende besluit genomen: De bestuurscommissie, Besluit: 1. Het Definitief Ontwerp van de herinrichting van de Nieuwe Houttuinen en Jacob Oliepad vast te stellen. 2. De voorgestelde aanbiedlocaties van huisvuil In dit gebied vast te stellen en op te laten nemen in het uitvoeringsbesluit, ten behoeve van de handhaving. 3. Kennis te nemen van de Nota van Beantwoording. Suze Duinkerke secretaris Boudewijn Oranje voorzitter Verschenen op 19 november 2014
Besluit
1
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 766 Publicatiedatum 26 september 2018 Ingekomen onder G Ingekomen op woensdag 19 september 2018 Behandeld op woensdag 19 september 2018 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Poot en Nanninga inzake het kraken van een pand door We Are Here aan het Buikslotermeerplein Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Boomsma, Nanninga en Poot inzake het kraken van een pand door We Are Here aan het Buikslotermeerplein (Gemeenteblad afd. 1, nr. 752). Overwegende dat: — op 16 september 2018 een pand aan het Buikslotermeerplein, van het Winkelcentrum Boven 't Y, gekraakt is; — Winkelcentrum Boven 't Y kampt met teruglopend bezoek, leegstand van winkelpanden en daardoor ook een imagoprobleem; — de middenstand, met name de winkeliers, van deze situatie al erg te lijden hebben; — de kraakactie deze problematiek ernstig heeft verzwaard. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: te bepleiten dat het gekraakte pand aan het Buikslotermeerplein zo snel mogelijk wordt ontruimd. De leden van de gemeenteraad D.T. Boomsma M.C.G. Poot A. Nanninga 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 35 Datum akkoord college van b&w van 27 januari 2015 Publicatiedatum 28 januari 2015 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-Jansen van 14 januari 2015 inzake de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep in de zaak van SEBA tegen de gemeente om de artikelen inzake de wijzigingsbevoegdheid van de Algemene Bepalingen ambtshalve te vernietigen. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster. Het CDA heeft op 23 september 2014 schriftelijke vragen gesteld over de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep in de zaak van de Stichting Erfpachters Belang Amsterdam (SEBA) tegen de gemeente. Het Hof heeft in die uitspraak ambtshalve de bepalingen vernietigd die de gemeente gebruikte om de Algemene Bepalingen na einde tijdvak eenzijdig te veranderen. Het Hof toetste die bepalingen aan de Europese richtlijn 93/12/EEG en betitelde ze als ‘oneerlijk In de in de collegevergadering van 2 december 2014 goedgekeurde beantwoording op die vragen stelt het college: “De vernietiging van dit beding kan vergaande consequenties hebben. Na vernietiging wordt het beding geacht nooit te hebben gegolden, dus een recht dat bijvoorbeeld onder Algemene Bepalingen 1915 is uitgegeven zou tot op heden in principe nog steeds onder Algemene Bepalingen 1915 vallen. Recentere algemene bepalingen die in het kader van een canonherziening einde tijdvak van toepassing zijn verklaard, worden dan geacht zonder geldige reden (zonder recht of titel) te zijn opgelegd. Als onder deze recentere algemene bepalingen bijvoorbeeld voor het eerst indexeringen zijn doorgevoerd dan zou de op basis daarvan uitgevoerde prijsverhoging als onverschuldigde betaling teruggevorderd kunnen worden”! Inmiddels is SEBA de actie “terugvordering indexatie” gestart. Op een vandaag gelanceerde website stelt de organisatie: “Erfpachters waarvan het tweede erfpacht tijdvak is aangevangen tussen 1994 en 2014 en waarvan de canon voor het tweede tijdvak niet is afgekocht, kunnen hierdoor de betaalde indexatie inclusief de wettelijke rente vanaf het moment dat deze onverschuldigd was terug krijgen. Het betreft over het algemeen woningen die tussen 1915 en 1940 zijn gebouwd. (onder andere Westerpark, Oud West, Bos en Lommer, ' Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-Jansen van 23 september 2014 inzake de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep in de zaak van de Stichting Erfpachters Belang Amsterdam (SEBA) tegen de gemeente Amsterdam (Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 1171). 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing 5 Gemeenteblad Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 Oud Zuid, Zuideramstel/Rivierenbuurt, Oost/Watergraafsmeer).”? De site bevat ook een ‘calculator’ om te berekenen op welke teruggave de erfpachter volgens SEBA recht heeft vanwege de door de gemeente toegepaste indexatie die door het Hof is vernietigd. Erfpachters worden vervolgens gewezen op de mogelijkheid om het betreffende bedrag in mindering te brengen op de eerstvolgende canonbetalingen. SEBA schat dat het gaat om ongeveer 15.000 erfpachters, die naar schatting voor 20 miljoen euro aan onverschuldigd betaalde indexaties terug kunnen vorderen. In een disclaimer geeft SEBA verder aan: “De gemeente heeft tegen de vernietiging van de eenzijdige wijzigingsbepaling door het Hof Amsterdam cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Het is mogelijk dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof Amsterdam teruggedraaid. De cassatie procedure heeft echter geen opschortende werking. U heeft op dit moment dus recht op het terug te vorderen bedrag. De berekening is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid vastgesteld op basis van de wettelijke rente tot en met 31 december 2014. Toch kan blijken dat de gemeente goede argumenten heeft voor een aanpassing van het bedrag. Wij verwachten zeker geen grote verschillen.” Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 14 januari 2015, namens de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen op haar schriftelijke vragen van 23 september 2014 tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Deelt het college de opvatting van SEBA dat de cassatieprocedure geen opschortende werking heeft, dat de erfpachters bij wie het tweede erfpacht tijdvak is aangevangen tussen 1994 en 2014 en waarvan de canon niet is afgekocht op grond van de uitspraak van het Hof een te hoge (geïndexeerde) canon hebben betaald en dat zij derhalve recht hebben op teruggave van het teveel betaalde bedrag? Graag een toelichting. 2. Wat is volgens het college op dit moment de juridische positie van deze erfpachters, met betrekking tot het betalen van de (geïndexeerde) canon? 3. Is het college van plan om zelf actief stappen te zetten om het teveel betaalde canonbedrag uit te keren aan de erfpachters die daar op grond van de uitspraak van het Hof recht op hebben? 4. Klopt de calculator die SEBA hanteert om het terug te vorderen bedrag vast te stellen? 5. Hoe gaat het college reageren op erfpachters die besluiten om het op grond van de uitspraak van het Hof terug te vorderen bedrag in mindering te brengen op hun volgende canonbetaling? Is het college bereid om zich daar bij neer te leggen in afwachting op de uitspraak van de Hoge Raad? Graag een toelichting. 6. Kan het college aangeven hoeveel erfpachters tot deze groep behoren, alsmede hoeveel van deze erfpachtcontracten onder de Algemene Bepalingen van 1994 en onder die van 2000 vallen? 7. Kan het college aangeven en onderbouwen hoeveel geld de gemeente in totaal terug moet betalen aan onterecht betaalde indexaties als de uitspraak van het Hof niet door de Hoge Raad wordt teruggedraaid? 8. Welke voorzieningen heeft het college getroffen voor dit financiële risico? 2 http://www.erfpachtinamsterdam.nl/indexatie.html 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing 5 Gemeenteblad Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 Het college beantwoordt de gestelde vragen als volgt: Rechtszaak SEBA Voor een uiteenzetting van voorgeschiedenis van de rechtszaak die sinds 2010 tussen de gemeente Amsterdam en SEBA en vier individuele erfpachter loopt, wordt verwezen naar de beantwoording van de eerdere vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-Jansen van 23 september 2014 waarvan de vindplaats in de eerste voetnoot staat. De huidige stand van zaken is dat zowel de gemeente als SEBA cs cassatie hebben ingesteld tegen de uitspraak van het Hof Amsterdam. De Hoge Raad zal naar verwachting tussen tien maanden en anderhalf jaar een uitspraak doen. Op dat moment wordt duidelijk of de Hoge Raad het dossier naar een ander Hof verwijst of dat zij de zaak zelf afdoet. Het college gaat hierna nog in op de concreet gestelde vragen: 1. Deelt het college de opvatting van SEBA dat de cassatieprocedure geen opschortende werking heeft, dat de erfpachters bij wie het tweede erfpacht tijdvak is aangevangen tussen 1994 en 2014 en waarvan de canon niet is afgekocht op grond van de uitspraak van het Hof een te hoge (geïndexeerde) canon hebben betaald en dat zij derhalve recht hebben op teruggave van het teveel betaalde bedrag? Graag een toelichting. Antwoord: De opvatting van SEBA dat de cassatieprocedure geen schorsende werking heeft, is onjuist. Uitgangspunt is dat zolang er nog een zaak bij een hogere rechter loopt de beslissing van de lagere rechter niet kan worden uitgevoerd. Dit is alleen anders wanneer een rechter de uitspraak ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaart”. Dit laatste is hier niet aan de orde. Het bovenstaande is door de advocaat die de gemeente in deze zaak bijstaat bevestigd. Het college wacht de definitieve uitspraak af en zal deze uiteraard respecteren. Mocht de gemeente door de Hoge Raad op dit punt in het ongelijk worden gesteld, dan zal op dat moment wordt bekeken wat de gevolgen zijn en voor welke erfpachters de uitspraak toepasselijk is. Of de Hoge Raad het dossier zal terugverwijzen naar een ander Hof of dat zij zelf de zaak af doet zal moeten worden afgewacht. 2. Watis volgens het college op dit moment de juridische positie van deze erfpachters, met betrekking tot het betalen van de (geïndexeerde) canon? Antwoord: De gemeente is in het verleden er van uitgegaan — en gaat er ook thans van uit - dat haar handelswijze juridisch correct is. De beslissing van het Hof Amsterdam 3 Dit volgt uit artikel 350 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze bepaling ziet in beginsel op de tenuitvoerlegging (executie) van veroordelende rechterlijke uitspraken. In dit geval is sprake van een zogenoemde constitutieve uitspraak. In de literatuur wordt voor dergelijke uitspraken algemeen aanvaard dat zij pas werking hebben als zij in kracht van gewijsde zijn gegaan. Dat wil zeggen dat het arrest van het Hof Amsterdam pas werking heeft als de Hoge Raad het daartegen ingestelde cassatieberoep van de Gemeente zou verwerpen. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing 5 Gemeenteblad Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 van 23 september 2014 zou, mocht deze ook na cassatie in stand blijven, de aanpassing van vijftig of vijfenzeventig jaar oude algemene bepalingen doorkruisen. Deze doorkruising is thans niet aan de orde vanwege de schorsende werking zoals in het antwoord van vraag 1 besproken. Totdat er een definitieve uitspraak van de rechter ligt, zijn de erfpachter en de gemeente beiden gehouden aan hetgeen in de erfpachtakte is vastgelegd. Dat betekent dat erfpachters op dit moment zonder meer hun canonverplichtingen dienen te voldoen. Voor erfpachters die bij de SEBA zijn aangesloten geldt, onder voorwaarden, een afwijkende afspraak voor de duur van deze gerechtelijk procedure. Deze afspraak is met de SEBA gemaakt, voor de aanvang van de procedure bij de rechtbank. De reden hiervoor was om een veelvoud van gerechtelijke procedures, met alle bijkomende kosten, te voorkomen over wat nu het onderwerp van geschil is in deze rechtzaak. Per november 2014 hebben 85 bij de SEBA aangesloten erfpachters hun verhoging van de canon niet betaald en hebben 7 erfpachters hun afkoopsom nog niet voldaan, zonder dat de gemeente een incassoprocedure start Wordt de gemeente in het gelijk gesteld dan dienen deze erfpachters de verhoging danwel afkoopsom alsnog te betalen met rente. Deze afspraken zijn door het college herbevestigd op 25 november 2014. Ook deze groep kan zich niet op verrekening beroepen. 3. Is hetcollege van plan om zelf actief stappen te zetten om het teveel betaalde canonbedrag uit te keren aan de erfpachters die daar op grond van de uitspraak van het Hof recht op hebben? Antwoord: Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn er geen gronden om de uitspraak van het Hof uit te voeren. Het college wacht de definitieve uitspraak af en zal deze, na haar bestudeerd te hebben, uitvoeren. Op dat moment wordt bekeken wat de gevolgen zijn en voor welke erfpachters de uitspraak toepasselijk is, mocht de gemeente in het ongelijk zijn gesteld. Er is vooralsnog geen aanleiding voor de gemeente om zelf actief stappen te zetten. 4. Klopt de calculator die SEBA hanteert om het terug te vorderen bedrag vast te stellen? Antwoord: Nee. De gemeente heeft een aantal erfpachtrechten doorgerekend en komt uit op andere bedragen. Een van de oorzaken van het verschil is, dat de SEBA-calculator alleen voor hele kalenderjaren kan worden ingevuld, terwijl de meeste nieuwe canons halverwege een kalenderjaar ingaan. Ook houdt de SEBA-calculator — voor zover de gemeente deze heeft kunnen beoordelen — geen rekening met de ingroeiregeling, alsmede met de praktijk dat gedurende de twee ingroeijaren de herziene canon niet wordt geïndexeerd. Bij de berekening van het totaalbedrag (zie antwoord op vraag 7) komt de gemeente uit op een significant ander bedrag dan het door de SEBA gecommuniceerde bedrag van ca. € 20 miljoen. Dit komt mede doordat de SEBA uitgaat van een groter aantal betrokken erfpachters dan de gemeente. 5. Hoe gaat het college reageren op erfpachters die besluiten om het op grond van de uitspraak van het Hof terug te vorderen bedrag in mindering te brengen op hun volgende canonbetaling? Is het college bereid om zich daar bij neer te leggen in 4 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 2 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 afwachting op de uitspraak van de Hoge Raad? Graag een toelichting. Antwoord: Zoals uit de beantwoording van de vragen 1 en 2 volgt, zijn er geen redenen voor de erfpachter en/ of de gemeente om af te wijken van hetgeen in de erfpachtakte is vastgelegd en welke door inschrijving ervan in de openbare registers vanaf het moment van erfpachtuitgifte formeel-juridische status heeft gekregen. Een verzoek van een erfpachter om teruggave of verrekening moet worden afgewezen wegens het ontbreken van een juridische grondslag. Daarnaast wordt in de erfpachtvoorwaarden verrekening in welke vorm dan ook uitgesloten. Mocht een erfpachter ondanks deze uitsluiting toch nog (eigenmachtig) een verrekening doorvoeren, dan is dat een overtreding van de betreffende erfpachtvoorwaarde. Tevens komt hij zijn betalingsplicht niet na. De gemeente ziet zich in dat geval genoodzaakt een incassoprocedure tegen de betreffende erfpachter te starten. Voor zover de definitieve uitspraak daartoe aanleiding geeft, kunnen de erfpachter en de gemeente op dat moment met elkaar overeenkomen om wel tot verrekening over te gaan. 6. Kan het college aangeven hoeveel erfpachters tot deze groep behoren, alsmede hoeveel van deze erfpachtcontracten onder de Algemene Bepalingen van 1994 en onder die van 2000 vallen? Antwoord: Deze groep bestaat uit ca. 3.500 erfpachters met AB1994 en uit 6.100 erfpachters met AB2000. 7. Kan het college aangeven en onderbouwen hoeveel geld de gemeente in totaal terug moet betalen aan onterecht betaalde indexaties als de uitspraak van het Hof niet door de Hoge Raad wordt teruggedraaid? Antwoord: Indien de uitspraak van het Hof door de Hoge Raad wordt bevestigd, zou het in principe om ca. € 12 miljoen kunnen gaan. Hiervan bestaat ca. € 10 miljoen uit indexatiebedragen en ca. € 2 miljoen aan wettelijke rente over de indexerings- bedragen. Overigens is hierbij nog geen rekening gehouden met het gegeven (dat onder andere uit de Honnebier-hertaxaties blijkt) dat taxateurs voor een 50-jaar vaste canon met een hoger canonpercentage zouden hebben gerekend dan voor een jaarlijks geïndexeerde canon. 8. Welke voorzieningen heeft het college getroffen voor dit financiële risico? Antwoord: De gemeente heeft hiervoor op dit moment nog geen voorziening getroffen, omdat de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan die wijst in de richting van een gemeentelijke verplichting tot terugbetalen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 5 Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 35 Datum akkoord college van b&w van 27 januari 2015 Publicatiedatum 28 januari 2015 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-Jansen van 14 januari 2015 inzake de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep in de zaak van SEBA tegen de gemeente om de artikelen inzake de wijzigingsbevoegdheid van de Algemene Bepalingen ambtshalve te vernietigen. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster. Het CDA heeft op 23 september 2014 schriftelijke vragen gesteld over de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep in de zaak van de Stichting Erfpachters Belang Amsterdam (SEBA) tegen de gemeente. Het Hof heeft in die uitspraak ambtshalve de bepalingen vernietigd die de gemeente gebruikte om de Algemene Bepalingen na einde tijdvak eenzijdig te veranderen. Het Hof toetste die bepalingen aan de Europese richtlijn 93/12/EEG en betitelde ze als ‘oneerlijk In de in de collegevergadering van 2 december 2014 goedgekeurde beantwoording op die vragen stelt het college: “De vernietiging van dit beding kan vergaande consequenties hebben. Na vernietiging wordt het beding geacht nooit te hebben gegolden, dus een recht dat bijvoorbeeld onder Algemene Bepalingen 1915 is uitgegeven zou tot op heden in principe nog steeds onder Algemene Bepalingen 1915 vallen. Recentere algemene bepalingen die in het kader van een canonherziening einde tijdvak van toepassing zijn verklaard, worden dan geacht zonder geldige reden (zonder recht of titel) te zijn opgelegd. Als onder deze recentere algemene bepalingen bijvoorbeeld voor het eerst indexeringen zijn doorgevoerd dan zou de op basis daarvan uitgevoerde prijsverhoging als onverschuldigde betaling teruggevorderd kunnen worden”! Inmiddels is SEBA de actie “terugvordering indexatie” gestart. Op een vandaag gelanceerde website stelt de organisatie: “Erfpachters waarvan het tweede erfpacht tijdvak is aangevangen tussen 1994 en 2014 en waarvan de canon voor het tweede tijdvak niet is afgekocht, kunnen hierdoor de betaalde indexatie inclusief de wettelijke rente vanaf het moment dat deze onverschuldigd was terug krijgen. Het betreft over het algemeen woningen die tussen 1915 en 1940 zijn gebouwd. (onder andere Westerpark, Oud West, Bos en Lommer, ' Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-Jansen van 23 september 2014 inzake de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep in de zaak van de Stichting Erfpachters Belang Amsterdam (SEBA) tegen de gemeente Amsterdam (Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 1171). 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing 5 Gemeenteblad Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 Oud Zuid, Zuideramstel/Rivierenbuurt, Oost/Watergraafsmeer).”? De site bevat ook een ‘calculator’ om te berekenen op welke teruggave de erfpachter volgens SEBA recht heeft vanwege de door de gemeente toegepaste indexatie die door het Hof is vernietigd. Erfpachters worden vervolgens gewezen op de mogelijkheid om het betreffende bedrag in mindering te brengen op de eerstvolgende canonbetalingen. SEBA schat dat het gaat om ongeveer 15.000 erfpachters, die naar schatting voor 20 miljoen euro aan onverschuldigd betaalde indexaties terug kunnen vorderen. In een disclaimer geeft SEBA verder aan: “De gemeente heeft tegen de vernietiging van de eenzijdige wijzigingsbepaling door het Hof Amsterdam cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Het is mogelijk dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof Amsterdam teruggedraaid. De cassatie procedure heeft echter geen opschortende werking. U heeft op dit moment dus recht op het terug te vorderen bedrag. De berekening is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid vastgesteld op basis van de wettelijke rente tot en met 31 december 2014. Toch kan blijken dat de gemeente goede argumenten heeft voor een aanpassing van het bedrag. Wij verwachten zeker geen grote verschillen.” Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 14 januari 2015, namens de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen op haar schriftelijke vragen van 23 september 2014 tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Deelt het college de opvatting van SEBA dat de cassatieprocedure geen opschortende werking heeft, dat de erfpachters bij wie het tweede erfpacht tijdvak is aangevangen tussen 1994 en 2014 en waarvan de canon niet is afgekocht op grond van de uitspraak van het Hof een te hoge (geïndexeerde) canon hebben betaald en dat zij derhalve recht hebben op teruggave van het teveel betaalde bedrag? Graag een toelichting. 2. Wat is volgens het college op dit moment de juridische positie van deze erfpachters, met betrekking tot het betalen van de (geïndexeerde) canon? 3. Is het college van plan om zelf actief stappen te zetten om het teveel betaalde canonbedrag uit te keren aan de erfpachters die daar op grond van de uitspraak van het Hof recht op hebben? 4. Klopt de calculator die SEBA hanteert om het terug te vorderen bedrag vast te stellen? 5. Hoe gaat het college reageren op erfpachters die besluiten om het op grond van de uitspraak van het Hof terug te vorderen bedrag in mindering te brengen op hun volgende canonbetaling? Is het college bereid om zich daar bij neer te leggen in afwachting op de uitspraak van de Hoge Raad? Graag een toelichting. 6. Kan het college aangeven hoeveel erfpachters tot deze groep behoren, alsmede hoeveel van deze erfpachtcontracten onder de Algemene Bepalingen van 1994 en onder die van 2000 vallen? 7. Kan het college aangeven en onderbouwen hoeveel geld de gemeente in totaal terug moet betalen aan onterecht betaalde indexaties als de uitspraak van het Hof niet door de Hoge Raad wordt teruggedraaid? 8. Welke voorzieningen heeft het college getroffen voor dit financiële risico? 2 http://www.erfpachtinamsterdam.nl/indexatie.html 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing 5 Gemeenteblad Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 Het college beantwoordt de gestelde vragen als volgt: Rechtszaak SEBA Voor een uiteenzetting van voorgeschiedenis van de rechtszaak die sinds 2010 tussen de gemeente Amsterdam en SEBA en vier individuele erfpachter loopt, wordt verwezen naar de beantwoording van de eerdere vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-Jansen van 23 september 2014 waarvan de vindplaats in de eerste voetnoot staat. De huidige stand van zaken is dat zowel de gemeente als SEBA cs cassatie hebben ingesteld tegen de uitspraak van het Hof Amsterdam. De Hoge Raad zal naar verwachting tussen tien maanden en anderhalf jaar een uitspraak doen. Op dat moment wordt duidelijk of de Hoge Raad het dossier naar een ander Hof verwijst of dat zij de zaak zelf afdoet. Het college gaat hierna nog in op de concreet gestelde vragen: 1. Deelt het college de opvatting van SEBA dat de cassatieprocedure geen opschortende werking heeft, dat de erfpachters bij wie het tweede erfpacht tijdvak is aangevangen tussen 1994 en 2014 en waarvan de canon niet is afgekocht op grond van de uitspraak van het Hof een te hoge (geïndexeerde) canon hebben betaald en dat zij derhalve recht hebben op teruggave van het teveel betaalde bedrag? Graag een toelichting. Antwoord: De opvatting van SEBA dat de cassatieprocedure geen schorsende werking heeft, is onjuist. Uitgangspunt is dat zolang er nog een zaak bij een hogere rechter loopt de beslissing van de lagere rechter niet kan worden uitgevoerd. Dit is alleen anders wanneer een rechter de uitspraak ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaart”. Dit laatste is hier niet aan de orde. Het bovenstaande is door de advocaat die de gemeente in deze zaak bijstaat bevestigd. Het college wacht de definitieve uitspraak af en zal deze uiteraard respecteren. Mocht de gemeente door de Hoge Raad op dit punt in het ongelijk worden gesteld, dan zal op dat moment wordt bekeken wat de gevolgen zijn en voor welke erfpachters de uitspraak toepasselijk is. Of de Hoge Raad het dossier zal terugverwijzen naar een ander Hof of dat zij zelf de zaak af doet zal moeten worden afgewacht. 2. Watis volgens het college op dit moment de juridische positie van deze erfpachters, met betrekking tot het betalen van de (geïndexeerde) canon? Antwoord: De gemeente is in het verleden er van uitgegaan — en gaat er ook thans van uit - dat haar handelswijze juridisch correct is. De beslissing van het Hof Amsterdam 3 Dit volgt uit artikel 350 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze bepaling ziet in beginsel op de tenuitvoerlegging (executie) van veroordelende rechterlijke uitspraken. In dit geval is sprake van een zogenoemde constitutieve uitspraak. In de literatuur wordt voor dergelijke uitspraken algemeen aanvaard dat zij pas werking hebben als zij in kracht van gewijsde zijn gegaan. Dat wil zeggen dat het arrest van het Hof Amsterdam pas werking heeft als de Hoge Raad het daartegen ingestelde cassatieberoep van de Gemeente zou verwerpen. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing 5 Gemeenteblad Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 van 23 september 2014 zou, mocht deze ook na cassatie in stand blijven, de aanpassing van vijftig of vijfenzeventig jaar oude algemene bepalingen doorkruisen. Deze doorkruising is thans niet aan de orde vanwege de schorsende werking zoals in het antwoord van vraag 1 besproken. Totdat er een definitieve uitspraak van de rechter ligt, zijn de erfpachter en de gemeente beiden gehouden aan hetgeen in de erfpachtakte is vastgelegd. Dat betekent dat erfpachters op dit moment zonder meer hun canonverplichtingen dienen te voldoen. Voor erfpachters die bij de SEBA zijn aangesloten geldt, onder voorwaarden, een afwijkende afspraak voor de duur van deze gerechtelijk procedure. Deze afspraak is met de SEBA gemaakt, voor de aanvang van de procedure bij de rechtbank. De reden hiervoor was om een veelvoud van gerechtelijke procedures, met alle bijkomende kosten, te voorkomen over wat nu het onderwerp van geschil is in deze rechtzaak. Per november 2014 hebben 85 bij de SEBA aangesloten erfpachters hun verhoging van de canon niet betaald en hebben 7 erfpachters hun afkoopsom nog niet voldaan, zonder dat de gemeente een incassoprocedure start Wordt de gemeente in het gelijk gesteld dan dienen deze erfpachters de verhoging danwel afkoopsom alsnog te betalen met rente. Deze afspraken zijn door het college herbevestigd op 25 november 2014. Ook deze groep kan zich niet op verrekening beroepen. 3. Is hetcollege van plan om zelf actief stappen te zetten om het teveel betaalde canonbedrag uit te keren aan de erfpachters die daar op grond van de uitspraak van het Hof recht op hebben? Antwoord: Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn er geen gronden om de uitspraak van het Hof uit te voeren. Het college wacht de definitieve uitspraak af en zal deze, na haar bestudeerd te hebben, uitvoeren. Op dat moment wordt bekeken wat de gevolgen zijn en voor welke erfpachters de uitspraak toepasselijk is, mocht de gemeente in het ongelijk zijn gesteld. Er is vooralsnog geen aanleiding voor de gemeente om zelf actief stappen te zetten. 4. Klopt de calculator die SEBA hanteert om het terug te vorderen bedrag vast te stellen? Antwoord: Nee. De gemeente heeft een aantal erfpachtrechten doorgerekend en komt uit op andere bedragen. Een van de oorzaken van het verschil is, dat de SEBA-calculator alleen voor hele kalenderjaren kan worden ingevuld, terwijl de meeste nieuwe canons halverwege een kalenderjaar ingaan. Ook houdt de SEBA-calculator — voor zover de gemeente deze heeft kunnen beoordelen — geen rekening met de ingroeiregeling, alsmede met de praktijk dat gedurende de twee ingroeijaren de herziene canon niet wordt geïndexeerd. Bij de berekening van het totaalbedrag (zie antwoord op vraag 7) komt de gemeente uit op een significant ander bedrag dan het door de SEBA gecommuniceerde bedrag van ca. € 20 miljoen. Dit komt mede doordat de SEBA uitgaat van een groter aantal betrokken erfpachters dan de gemeente. 5. Hoe gaat het college reageren op erfpachters die besluiten om het op grond van de uitspraak van het Hof terug te vorderen bedrag in mindering te brengen op hun volgende canonbetaling? Is het college bereid om zich daar bij neer te leggen in 4 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 2 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 14 januari 2015 afwachting op de uitspraak van de Hoge Raad? Graag een toelichting. Antwoord: Zoals uit de beantwoording van de vragen 1 en 2 volgt, zijn er geen redenen voor de erfpachter en/ of de gemeente om af te wijken van hetgeen in de erfpachtakte is vastgelegd en welke door inschrijving ervan in de openbare registers vanaf het moment van erfpachtuitgifte formeel-juridische status heeft gekregen. Een verzoek van een erfpachter om teruggave of verrekening moet worden afgewezen wegens het ontbreken van een juridische grondslag. Daarnaast wordt in de erfpachtvoorwaarden verrekening in welke vorm dan ook uitgesloten. Mocht een erfpachter ondanks deze uitsluiting toch nog (eigenmachtig) een verrekening doorvoeren, dan is dat een overtreding van de betreffende erfpachtvoorwaarde. Tevens komt hij zijn betalingsplicht niet na. De gemeente ziet zich in dat geval genoodzaakt een incassoprocedure tegen de betreffende erfpachter te starten. Voor zover de definitieve uitspraak daartoe aanleiding geeft, kunnen de erfpachter en de gemeente op dat moment met elkaar overeenkomen om wel tot verrekening over te gaan. 6. Kan het college aangeven hoeveel erfpachters tot deze groep behoren, alsmede hoeveel van deze erfpachtcontracten onder de Algemene Bepalingen van 1994 en onder die van 2000 vallen? Antwoord: Deze groep bestaat uit ca. 3.500 erfpachters met AB1994 en uit 6.100 erfpachters met AB2000. 7. Kan het college aangeven en onderbouwen hoeveel geld de gemeente in totaal terug moet betalen aan onterecht betaalde indexaties als de uitspraak van het Hof niet door de Hoge Raad wordt teruggedraaid? Antwoord: Indien de uitspraak van het Hof door de Hoge Raad wordt bevestigd, zou het in principe om ca. € 12 miljoen kunnen gaan. Hiervan bestaat ca. € 10 miljoen uit indexatiebedragen en ca. € 2 miljoen aan wettelijke rente over de indexerings- bedragen. Overigens is hierbij nog geen rekening gehouden met het gegeven (dat onder andere uit de Honnebier-hertaxaties blijkt) dat taxateurs voor een 50-jaar vaste canon met een hoger canonpercentage zouden hebben gerekend dan voor een jaarlijks geïndexeerde canon. 8. Welke voorzieningen heeft het college getroffen voor dit financiële risico? Antwoord: De gemeente heeft hiervoor op dit moment nog geen voorziening getroffen, omdat de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan die wijst in de richting van een gemeentelijke verplichting tot terugbetalen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 5
Schriftelijke Vraag
10
train
Besluitenlijst raadsvergadering 24 september 2013 Motie 2 (D66, |Vinden van structurele Alle Aangenomen PvdA, VVD) _|\oplossing afvalinzameling |fracties Damrak Realisatie twintig sociale GL, D66, Vastgesteld huurwoningen in project VVD, N43 PvdA, FA Motie 1 (SP) |Sociale woningen als Ingetrokken na zodanig vastleggen toezegging Aanvullend krediet Nieuwe | GL, D66, |VVD, SP Vastgesteld Uilenburgerstraat 116 PvdA, FA Jaarverslag 2012 Alle Vastgesteld Openbaar Onderwijs aan |fracties de Amstel 7 Advies bezwaarschrift Alle Aangenomen Hotel Amrâth fracties In dit overzicht staan de voorstellen en onderwerpen waarover door de aanwezige partijen is gestemd en de daarbij ingediende moties en amendementen. Alle bovenstaande voorstellen en besluiten/verordeningen liggen ter inzage bij het Voorlichtingsloket. Ook worden ze gepubliceerd op internet. Ze zijn te vinden in het bestuursarchief en via de bestuurskalender bij de raadsvergadering waarin ze zijn behandeld. Raadsleden Van Oostveen (GL) en Van Heemstra waren niet aanwezig bij de raadsvergadering. Bij de stemming over de agendapunten 4 — 5 — 6 — en 7 was raadslid Van Schagen afwezig.
Actualiteit
1
test
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 1082 Publicatiedatum 4 december 2013 Ingekomen onder N Ingekomen op woensdag 27 november 2013 Behandeld op woensdag 27 november 2013 Status Ingetrokken Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Van Drooge inzake de 8-maandsrapportage 2013 (dividenduitkering GVB aan gemeente niet verhogen met € 6,5 miljoen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de oordracht van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013 inzake de 8-maandsrapportage 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1038); Overwegende dat: — in de begroting 2013 er een dividenduitkering van € 3,6 miljoen van het GVB aan de gemeente is begroot; — het college in deze 8-maadsrapportage voorstelt deze dividenduitkering met £ 6,5 miljoen op te hogen naar € 10,1 miljoen; — datzelfde GVB bezuinigt op haltering en sociale veiligheid en gesubsidieerd wordt vanuit de Stadsregio; — deze extra dividenduitkering aan de gemeente dus ongewenst is, Besluit: de voordracht onder punt B1 en bijlage Q op pagina 7 gewijzigd vast te stellen door de dividenduitkering van het GVB aan de gemeente niet met € 6,5 miljoen te verhogen naar € 10,1 miljoen, maar te houden op € 35 miljoen conform de begroting 2013. Het lid van de gemeenteraad, A.H. van Drooge 1
Motie
1
discard
Gemeente X Amsterdam % Zuidoost Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost Datum : donderdag 16 december 2021 Aanvang : 19.00 UUr Locatie : video vergaderen Voorzitter : Wim van der Kamp Secretaris : Rinze van Opstal Agenda 1. Opening en vaststellen agenda 19.00 2. Mededelingen 19.05 3. Vaststellen (concept) Besluitenlijst 25 november 2021 19.10 4. Ingekomen stukken 19.15 5. Bewoners aan het woord 19.20 BESPREEKPUNTEN Gevraagde adviezen 6. a. Protocol woonbootverplaatsingen (vaststellen) 19.30 b. Beleidsvoorstel opkoopbescherming en bijbehorend wijzigingsvoorstelinde 19.40 Huisvestingsverordening (vaststellen) c. Aanwijzingsbevoegdheden Omgevingswet bij de omgevingsvergunning tot 19.50 afwijking van het omgevingsplan (vaststellen) d. Voorlopig Ontwerp fase 3 Groot Onderhoud Driemond (bespreken) 20.00 Ongevraagde adviezen e. Van overleven naar leven —-dhr. Idsinga (bespreken) 20.20 f. Geen Erotisch Centrum in Zuidoost — dhr. Viel (bespreken) 20.40 g. Speeltuinen Zuidoost — Mw. Wehkamp (bespreken) 21.00 7. Rondvraag en Sluiting 21:20 Stukken ter kennisname e _Toezeggingenlijst
Agenda
1
train
VN2023-027156 X Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, S O Bestuurs- en . ‘ managementadviseri hg Amsterdam Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord Voordracht voor de Commissie SO van 10 januari 2024 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Masterplan Nieuw-West Agendapunt 5 Datum besluit 22 december 2023 Onderwerp Concept-uitvoeringsprogramma Wij Maken Samen Nieuw-West De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het vitvoeringsprogramma Wij Maken Samen Nieuw-West en de twee bijlagen: het concept Kern vitvoeringsprogramma en het concept Verdiepend vitvoeringsprogramma. Wettelijke grondslag gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond Het concept vitvoeringsprogramma is een vitwerking van het Convenant Wij zijn Samen Nieuw- West. Het geeft richting aan concrete activiteiten die de alliantie samen met betrokkenen in Nieuw- West de komende jaren verder gaat invullen. Op 21 december heeft het alliantiebestuur besloten om het concept vitvoeringsprogramma vrij te geven. Zoals eerder toegezegd in de raadscommissie wordt dit concept vitvoeringsprogramma ook gedeeld met de leden van de gemeenteraad en de leden van de stadsdeelcommissie Nieuw-West. Reden bespreking o.v.v. het lid Staartjes (VVD). Uitkomsten extern advies Dit vitvoeringsprogramma is opgesteld door de alliantie. De komende weken gaat de alliantie op verschillende manieren het gesprek aan met bewoners, organisaties en andere betrokkenen in Nieuw-West over het concept uitvoeringprogramma. Alle input die wordt opgehaald wordt verwerkt in de eindversie van het vitvoeringsprogramma of in de nadere uitwerking van de actielijnen Geheimhouding Nee Uitgenodigde andere raadscommissies Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.l1 1 VN2023-027156 % Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Bestuurs- en % Amsterdam ‚ . Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord managementadviserir2€ Voordracht voor de Commissie SO van 10 januari 2024 Ter bespreking en ter kennisneming AD2023-096214 231221 Concept Kern uitvoeringsprogramma 2024-2027.pdf (pdf) 231221 Concept verdiepend vitvoeringsprogramma Wij Maken Samen AD2023-096216 ‚ Nieuw-West.pdf (pdf) AD2023-096212 Commissie SO Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief concept-uitvoeringsprogramma Wij maken samen AD2023-096215 ‚ nieuw west def__pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) S. Alta [email protected] Gegenereerd: vl.l1 2
Voordracht
2
test
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 31 oktober 2023 Portefeuille(s) Deelnemingen Portefeuillehouder(s): Wethouder Scholtes (Deelnemingen) Behandeld door DMC/Deelnemingen, [email protected] Onderwerp Jaarverslag Deelnemingen 2022 Geachte leden van de gemeenteraad, Hierbij bied ik u het jaarverslag Deelnemingen 2022 aan. Dit jaarverslag 2022 gaat over een jaar waarin de coronacrisis bijna tot een einde kwam, maar veel deelnemingen hier nog wel onder te lijden hadden. Er brak oorlog uit in Oekraïne en de daaropvolgende inflatie was ongekend. Er moest net als in de rest van het bedrijfsleven geïmproviseerd worden. Ondanks de moeilijke tijd is er door veel deelnemingen nog steeds veel aandacht geweest aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nieuwe opzet jaarverslag Deelnemingen Voor het jaarverslag Deelnemingen 2022 is gekozen voor een andere structuur dan voorgaande jaren. De focus ligt nu nog meer op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook is ervoor gekozen de financiële gegevens niet meer per deelneming te presenteren maar een hoofdstuk toe te voegen met het financiële overzicht op portefeuilleniveau. Deze veranderingen zijn gedaan om het jaarverslag Deelnemingen leesbaarder te maken en de prioriteit te leggen bij onderwerpen die u in altijd als het belangrijkst heeft bestempeld. Focus op maatschappelijk verantwoord ondernemen en afdoening motie en toezeggingen Dit jaar zijn acht indicatoren uitgevraagd bij de deelnemingen en opgenomen in het jaarverslag. Dit zijn vier oude indicatoren over de aanwezigheid van beleid voor diversiteit en inclusie, het percentage wervingen met inclusieve werving en selectie, het aantal stageplekken en het aantal medewerkers met afstand tot de arbeidsmarkt. Maar naar aanleiding van een aantal moties en toezeggingen die zijn aangenomen bij de bespreking van het jaarverslag 2021 zijn ook vier nieuwe indicatoren opgenomen: e indicator: aanwezigheid reductiedoelstellingen voor deelnemingen met meer dan 500 ton uitstoot. Indicator: CO2-uitstoot, scope 1 en scope 2, in 2021 en 2022. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 oktober 2023 Pagina 2 van 3 Motie: 04.23, van de leden Schmit, Hofland, Asruf, Ernsting, Krom en Broersen inzake Amsterdamse deelnemingen moeten transparant rapporten over CO2-emissie. e Indicator: cijfer medewerkerstevredenheid deelneming Toezegging: Wethouder deelnemingen heeft toegezegd dat medewerkerstevredenheid als nieuwe indicator wordt toegevoegd. © Indicator: opnemen van contractduur werknemers, onderscheid maken tussen vast en variabel Motie/toezegging: geen,, wens van het college in het kader van goed werkgeverschap Naast de nieuwe indicatoren is in de inleiding van het jaarverslag Deelnemingen ook een passage opgenomen over de uitdagingen waar de deelnemingen voor staan naar aanleiding van de toezegging van de wethouder Deelnemingen om hier dieper op in te gaan in het volgende jaarverslag. Verder valt door het gehele jaarverslag te lezen wat voor impact deze uitdagingen hebben gehad op de deelnemingen. Met het opnemen van de indicatoren over CO2 uitstoot, wil ik, namens het college, de motie 004.23 als afgedaan beschouwen. Ook de toezeggingen over het opnemen van de medewerkerstevredenheid en de vitdagingen van de deelnemingen beschouw ik, namens het college, als uitgevoerd. Het college blijft ook na het afdoen van deze moties in gesprek met de deelnemingen over het verbeteren van het maatschappelijk verantwoord ondernemen en de rapportage daarover. Transparantie over beloningen Onderdeel van goed werkgeverschap is ook dat de beloningen aan de top niet uit de pas lopen met de beloningen elders in het bedrijf. Meer specifiek: de gemeente verwacht dat deelnemingen de Wet normering topinkomens (WNT) als richtsnoer voor hun handelen gebruiken. Het toepassen van de WNT begint met transparantie over de beloningen aan de top. Bij de behandeling van het jaarverslag 2021 is de motie 065.21 afgedaan die het college vroeg om het gesprek aan te gaan met deelnemingen die weigeren hun beloningen te openbaren. Na het afdoen van de motie is het college hierover in gesprek gebleven met de deelnemingen . Dit heeft erin geresulteerd dat er over het verslagjaar 2022 één deelneming geweigerd heeft de beloningen te openbaren, ten opzichte van drie in het verslagjaar 2021. Uiteraard kunt v als raadslid deze gegevens wel vertrouwelijk inzien in de bijlage bij deze brief. Het college zal het gesprek hierover aangaan met de desbetreffende deelneming. Vooruitblik Na de goede samenwerking in 2022 met de deelnemingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen voel ik mij gesterkt in mijn streven een helder en ambitieus deelnemingenbeleid te blijven voeren waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal staat. De inzet is gericht op duurzaamheid en goed werkgeverschap. Het doel van het college is Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 oktober 2023 Pagina 3 van 3 om als actief aandeelhouder de deelnemingen te betrekken bij de klimaatdoelstellingen die door het college zijn geformuleerd. Dit is een voortdurend proces, waarbij wij al onze deelnemingen nodig hebben. Het resultaat zal in de toekomstige jaarverslagen nog meer zichtbaar worden. Ik vertrouw erop u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Alexander Scholtes Wethouder Deelnemingen Bijlagen 1. Jaarverslag Deelnemingen 2022 2. Bijlage Geheime beloningsgegevens
Brief
3
test
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 1086 Publicatiedatum 4 december 2013 Ingekomen onder R Ingekomen op woensdag 27 november 2013 Behandeld op woensdag 27 november 2013 Status Verworpen Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Van der Pligt inzake de actualiteit over Hulp bij het Huishouden. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van het raadslid mevrouw Van der Pligt van 24 november 2013 inzake Hulp bij het Huishouden (HbH) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1067); Overwegende dat: — destijds 5 aanbieders de gunning hebben gekregen, te weten: Cordaan Thuiszorg, Amstelring Hulp bij Huishouden, Stichting Joods Maatschappelijk Werk, Tzorg en Thuiszorg Diakonie; — Thuiszorg Diakonie inmiddels failliet is gegaan; — er voor 2014 dus ruimte is om met een nieuwe stedelijke aanbieder in zee te gaan, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in 2014 de ruimte te bieden aan een nieuwe vijfde stedelijke aanbieder voor de Hulp bij het Huishouden; — daarbij de voorkeur te geven aan een aanbieder die signalering belangrijk vindt en die voorts de medewerkers voor de Hulp bij het Huishouden altijd minimaal in Functie Waardering Gezondheidszorg 15 wil uitbetalen en die voldoet aan de in de aanbesteding gestelde kwaliteitseisen. Het lid van de gemeenteraad, M.M. van der Pligt 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 407 Publicatiedatum 31 mei 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.M. van der Pligt van 25 april 2013 inzake het uitkeren van een ontslagvergoeding aan een lid van de raad van bestuur door Cordaan. TTET Aan de gemeenteraad inleiding van vragenstelster. Blijkens een bericht in het Financieel Dagblad heeft de heer Karel Verwey bij zijn vertrek bij zorginstelling Cordaan een ontslagvergoeding mee gekregen van 300.000 euro. Dit terwijl hij eigenlijk alleen van werkgever wisselde: hij heeft geen moment zonder baan of zonder inkomen gezeten. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 25 april 2013, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Is het college het met de fractie van de SP eens dat het uitkeren van dergelijke absurde bedragen aan ontslagvergoeding aan een lid van de raad van bestuur door Cordaan ongehoord is? Antwoord: Het college is het niet eens met de hoogte van de ontslagvergoeding. Helaas was dit op basis van oude wet- en regelgeving mogelijk. Gelukkig is dit door de invoering van de Wet Normering Topinkomens per 1 januari 2013 niet meer mogelijk. Hierin is vastgelegd dat een ontslagvergoeding maximaal € 75.000 bedraagt. Echter de contractuele afspraken die Cordaan in 2008 heeft gemaakt met het lid van de raad van bestuur van Cordaan zijn van voor 1 januari 2013 en vallen niet onder de nieuwe regeling. Cordaan moet gemaakte contractuele afspraken in het verleden nakomen. 2. Is het college het met de fractie van de SP eens dat dit extra pijnlijk is in een tijd dat bij Cordaan honderden thuiszorgmedewerkers hun baan kwijtgeraakt zijn omdat hun contract niet is verlengd? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Ja, dit is het college met vragenstelster eens. 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer mei 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 25 april 2013 3. De thuiszorgmedewerkers hebben bij hun ontslag/niet verlengen van contract geen ontslagvergoeding meegekregen. De meeste van hen zouden dit jaar recht hebben gehad op een vast contract. In plaats daarvan zette Cordaan hen op straat. Is het college het met de fractie van de SP eens dat Cordaan eigenlijk een ontslagvergoeding aan de thuiszorgmedewerkers moeten verstrekken omdat zij echt zonder werk zijn komen te zitten? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Alhoewel het college zo'n ontslagvergoeding niet vind kunnen bestaat er geen verband tussen het niet verlengen van arbeidscontracten en de ontslag- vergoeding. 4. Is vorenstaande ontslagvergoeding voor het college reden om de overeenkomst tussen gemeente en Cordaan te ontbinden, dan wel in de toekomst geen zaken meer te doen met een instelling die op een dergelijke manier met zorggeld omgaat? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Nee. De ontslagvergoeding is voor het college geen reden om de overeenkomst te ontbinden of om die reden geen zorg en ondersteuning meer in te kopen. Dit is wel een aanleiding om middels een brief duidelijk te maken hoe het college hier in staat. Organisaties die voornamelijk bestaan van overheidsfinanciering moeten daar goed en zorgvuldig mee omgaan en zich houden aan de wet- en regelgeving. Zo ook aan de Wet Normering Topinkomens. Vertrekregelingen waar vragenstelster aan refereert komen dan ook niet meer voor. Uit recente jurisprudentie van 9 april 2013 (LJN: BZ6635) blijkt dat een gemeente of provincie helaas geen salarisnorm kan opleggen aan instellingen die subsidie ontvangen. Subsidiewetgeving laat geen ruimte voor inkomensbeleid en allerlei verschillende salarisnormen. De gemeente en provincie mogen wel eisen stellen aan de subsidie, echter die eisen moeten hetzelfde doel hebben als waarvoor de subsidie wordt verstrekt. In het geval van Cordaan gaat het dan om het verstrekken van hulp bij het huishouden. Subsidie eisen die de gemeente stelt moeten daar dus mee in verband staan. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
Sprong over het IJ Inhoud 1 Inleiding 5 2 Snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant 6 2.1 Sprong over het IJ 6 2.1.1 Voorkeursbesluit 6 2.1.2 Adaptieve aanpak 6 2.1.3 Crisis- en herstelwet 7 2.1.4 Huidige programmaorganisatie en samenwerking met Rijk en partners 7 2.2 Meetresultaten drukte rond het IJ 9 2.3 Effect van corona 13 2.4 Prognose reizigersontwikkeling IJ-veren 15 2.5 Koerswijziging in zicht 16 3 Voortgang 17 3.1 Maatregel 1: Intensiveren van de veerverbindingen en verleggen IJpleinveer 17 3.1.1 Meer en grotere veren 17 3.1.2 Fietsbrug Noordhollandsch Kanaal 19 3.1.3 Verplaatsing pontplein IJpleinveer zuidzijde 21 3.1.4 Oplossing ligplekken drie riviercruiseschepen De Ruijterkade Oost 23 3.2 Maatregel 2: metrostation Sixhaven 23 3.3 Maatregelen 3, 4 en 5 25 3.4 Advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam 26 3.5 Raakvlakprojecten 30 4 Financiële voortgang 33 4.1 Programma 33 4.2 Maatregelen 34 5 Risicomanagement 36 5.1 Programma 36 5.2 Maatregelen 37 5.2.1 Maatregel 1a: Meer en grotere veren 37 5.2.2 Maatregel 1b: Fietsbrug Noordhollandsch Kanaal 37 5.2.3 Maatregel 1c: Verplaatsing pontplein IJpleinveer zuidzijde 38 5.2.4 Maatregel 2: Metrostation Sixhaven 38 5.3 Tegenspraak 40 6 Conclusie 41 Colofon Wethouder Marieke van Doorninck (Ruimtelijke Ordening) Sharon Dijksma (Water en Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit) Ambtelijk opdrachtgever Sprong over het IJ Esseline Schieven (directeur Verkeer en Openbare Ruimte) Programmamanager Sprong over het IJ Frodo Bosman Projectmanagement Wouter Haver, Lian Kosse, Frank Ebbink (in opdracht van V&OR), Cliff Krijnen (in opdracht van MET), Meret Muntinga, Dimitri Frenken (in opdracht van R&D) Advies Johannes Beuckens (V&OR), Martijn van Vliet (EZ), Arjan Klok , Marit van Waarde (R&D), Riske Akkerman (Communicatie), Leendert Kwak (PMB), Maurice Stuifbergen (IB) www.amsterdam.nl/sprongoverhetij 4 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 © ® 1. Inleiding Voor u ligt de derde voortgangsrapportage van het programma Sprong over het IJ. Deze rapportage gaat over de periode juli 2019 tot en met juni 2020. De subtitel van deze rapportage is anders dan die van de voorgaande jaren. Er is zicht op een koerswijziging. De onafhankelijke adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam heeft haar eindadvies opgeleverd en dat wijkt af van het voorkeursbesluit Sprong over het IJ. Zowel Rijk als gemeente gaan het advies bestuderen en hebben als doel om hierover bestuurlijke afspraken te maken in het najaar van 2020. Deze jaarlijkse rapportage beschrijft de voortgang van de activiteiten die gericht zijn op de verbetering van de oversteek over het IJ. Kort wordt eerst het voorkeursbesluit Sprong over het IJ uit 2017 beschreven, het bestuurlijke kader. Middels het jaarlijkse dashboard wordt een actueel beeld gegeven van de drukte op en rond het IJ. Vervolgens worden de effecten van corona op de oversteek over het IJ beschreven, waarbij de tijdelijke maatregelen worden toegelicht. Dan wordt de voortgang van de eerste twee maatregelen van de Sprong over het IJ geschetst. De activiteiten en het proces rond de adviescommissie worden toegelicht. Ten slotte wordt de stand van zaken van de financiën en de ontwikkeling van de risico's geschetst. De rapportage voldoet hiermee aan de vereisten van de regeling risicovolle projecten, waar Sprong over het IJ binnen valt. Deze rapportage wordt afgesloten met een conclusie. Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 | 5 ee ene 2. Snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant In dit hoofdstuk wordt context gegeven. Het voorkeursbesluit Sprong over het IJ uit juli 2017 wordt samengevat. Er wordt geschetst hoe de drukte op en rond het IJ zich ontwikkelt. De gevolgen van corona komen in beeld. En er wordt een doorkijk gegeven naar een koerswijziging. 2.1 Sprong over het IJ Vanuit het programma Sprong over het IJ wordt gestuurd op het doel: snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant. Het gemeentelijk werk van de instelling en facilitering van de onafhankelijke adviescommissie werd ook aangestuurd vanuit het programmamanagement Sprong over het IJ. 2.1.1 Voorkeursbesluit In juli 2017 heeft de gemeenteraad het definitief voorkeursbesluit Sprong over het IJ genomen. Dit besluit bestaat uit een pakket van vijf maatregelen, met als doel om snel, gemakkelijk en veilig over het IJ te kunnen blijven gaan. Maatregel 1: Intensiveren van de veerverbindingen en verleggen van het IJpleinveer Maatregel 2: Metrostation Sixhaven Maatregel 3: Javabrug Maatregel 4: Stenen Hoofdverbinding Maatregel 5: Voetgangerspassage CS Om de groei van het fietsverkeer op te vangen, moeten fietsers meer gespreid de oversteek maken. Daarom is ervoor gekozen om twee vaste oeververbindingen in respectievelijk Oost en West te maken: als eerste bij de kop van het Java-eiland en later bij het Stenen Hoofd. Besloten is om direct na het definitief voorkeursbesluit voorbereidingen te treffen voor de eerste drie maatregelen: verbeteren van de veerverbindingen in het centrale deel van het IJ, metrostation Sixhaven en de Javabrug. 2.1.2 Adaptieve aanpak De gemeenteraad heeft een voorkeur uitgesproken voor de uit te voeren maatregelen binnen het pakket Sprong over het IJ, maar als ontwikkelingen in de stad daar aanleiding toe geven kan er worden bijgestuurd. Hierbij wordt voortdurend gestuurd op het doel van het programma: snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant. Om uit de impasse over de Javabrug te komen, is een onafhankelijke commissie onder leiding van Alexander D'Hooghe in het leven geroepen en is gevraagd een advies uit te brengen over vaste oeververbindingen over of onder de Rijkswateren van Amsterdam. 6 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Rohenec A ON POE de Dd el Bn 5 in, Buïksloterweg- £ e / È je De vijf maatregelen uit het definitief voorkeursbesluit Sprong over het IJ (2017) Dit najaar worden afspraken gemaakt over het advies tussen Rijk en gemeente. Onderdeel hiervan zijn procesafspraken over het vervolg. Op basis van die afspraken kunnen planningen voor projecten worden vastgesteld. 2.1.3 Crisis- en herstelwet Op 13 februari 2020 is het Besluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (negentiende tranche) in werking getreden. Hiermee is de Sprong over het IJ opgenomen in bijlage Il van de Crisis- en herstelwet. De Crisis- en herstelwet zorgt ervoor, dat een mogelijk beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan bij de Raad van State een half jaar minder lang hoeft te duren en daarmee eerder duidelijkheid wordt verkregen over de onherroepelijkheid van het bestemmingsplan. 2.1.4 Huidige programmaorganisatie en samenwerking met Rijk en partners Programmaorganisatie gemeente Binnen de programmaorganisatie van Sprong over het IJ wordt gestuurd op de samenhang van de projecten. Er zijn verschillende projecten verdeeld over vier directies. Deze opdrachtgevers komen samen in het Afstemmingsoverleg IJ. De directeur van de Vervoerregio Amsterdam neemt hier aan deel. In dit Afstemmingsoverleg IJ wordt ook gestuurd op de relatie met andere relevante ontwikkelingen, zoals het mobiliteitsplan Oost, het initiatief voor een kabelbaan over het IJ en de ontwikkeling van Haven-Stad. De ambtelijk directeuren stemmen af met belangrijke stakeholders in het Directeurenoverleg IJ, waaraan deelnemen: de Provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, het ministerie van lenW, Port of Amsterdam, het Centraal Nautisch Beheer en de Vervoerregio Amsterdam. Bestuurlijk opdrachtgever voor het programma is de wethouder Ruimtelijke Ordening. Wethouder Verkeer en Vervoer is bestuurlijk opdrachtgever van verschillende projecten binnen het programma. Wethouder Economische Zaken en Haven is agenda-lid van de bestuurlijke afstemming. Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 | 7 College en Raad en Bestuurlijke ! 1 n afstemming ; Portefeuilles Portefeuilles (agendalid) | Bestuurlijk BA Ruimtelijke Ordening Economische zaken I oG 1 Verkeer en vervoer Haven i Ineeeeeneeeeeeeeneeeenend … nr Ambtelijke ! Directeurenoverleg 1 afstemming 1 Afstemmingsoverleg Port of Amsterdam 1 Ambtelijk opdrachtgever | R&D EZ Rijkswaterstaat 1 og R&D ï V&OR MeT Provincie Noord-Holland 1 1 G&O VRA Centraal Nautisch Beheer ! 1 Ministerie van 1&W ' Ianmmenmememememenemememe=ed ] 3 | Diverse thematische " Ln Besluiten overleggen en teams 8 peneveeneeeneeeneeenveene, ® I Raakvlakken ! _, Team | Ll ELD Gebiedsontwikkeling ! Programma Programma Sprong 1 Maatregel 1, Sixhaven (G&O) i EL manager vier projecten (V&OR) Beleid Zeecruise 1 ; Maatregel 2 (MeT) (Noordzeekanaal) 1 1 Beleid Riviercruise (R&D) 1 nn Samenhang en Grperegs raakvlakken Tempo eli Tel Strategische ld Snel, gemakkelijk en Ketele Laa UI Eet hef veilig naar de overkant Te * Ruimtelijk Advies Team Ontzorgen tret) Juridisch Advies Team Werkgroep Control Werkgroep Planning Werkgroep Communicatie Advies Kdl Kele *Apart organogram beschikbaar Organogram programma Sprong over het IJ Samenwerking tussen Rijk, gemeente en partners Het adviestraject kent een andere organisatiestructuur dan Sprong over het IJ. Voor het opdrachtgeverschap aan de onafhankelijke adviescommissie werken Rijk (ministerie van lenW/RWS) en gemeente intensief samen. Rijkswaterstaat is het uitvoerende orgaan van het ministerie en voert de beleidsdoelen van lenW uit. Hierbij worden de partners ook weer nauw betrokken (provincie Noord-Holland, Vervoerregio Amsterdam, Port of Amsterdam, Centraal Nautisch Beheer). 8 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 A Adviestraject Stad RWS Overleg Stad-Rijk Proces Gerelateerde Afstemming Projectbureau Overige EA MIRT programma's NZKG stakeholders K El Me] DG = Directoraat-Generaal Directeuren EN Peen venen Overleg Stad, BO = Bestuurlijk Overleg Rijk en partners MIRT = Meerjaren Investerings- programma Ruimte en Transport Gebiedsteam Veeel B MIRT NW (nel BZK = Binnenlandse Zaken en BZK en EZK) J p Koninkrijksrelaties EZK = Econom, Zaken en Klimaat Werkgroep PNH = Provincie Noord-Holland Communicatie, Stad, VRA = Vervoersregio Amsterdam … % CNB = Centraal Nautisch Beheer Rijk en partners HBA = Havenbedrijf Amsterdam Organogram Advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam 2.2 Meetresultaten drukte rond het IJ Het is het belangrijk om te benadrukken dat de huidige situatie met COVID-19 geen effect heeft gehad op de cijfers die zijn opgenomen in onderstaande analyse en het grafische dashboard. Deze cijfers hebben namelijk betrekking op de jaren 2018/2019 en voor de veren nog wat meer actuele gegevens (elk jaar worden de meest actuele beschikbare cijfers gebruikt voor deze voortgangsrapportage). Over het effect van corona op de oversteek is een korte paragraaf opgenomen. Voor de toekomstige jaren zullen de cijfers er anders uit zien, en zal een uitgebreide analyse de impact van corona inzichtelijk moeten maken. In het kader van de besluitvorming Sprong over het IJ is besloten om de ontwikkelingen in drukte en mogelijke oorzaken te monitoren en te analyseren of deze afwijken van verwachtingen en uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het voorkeursbesluit uit 2017. Voor dat voorkeursbesluit was een laag en een hoog groeiscenario gehanteerd. Er is een dashboard ontwikkeld wat de ontwikkelingen weergeeft voor enkele kernthema’s en gebieden. In 2018 is het eerste dashboard opgeleverd met gegevens over de jaren 2016/2017. Vorig jaar is dit dashboard geactualiseerd met cijfers van 2018 ten opzichte van 2017. We presenteren nu weer een update met dezelfde indicatoren. De statistieken zijn verzameld uit verschillende bronnen (o.a. OIS, CBS, Primavera, cijfers Veren en Vervoerregio Amsterdam). Hieronder geven we een algemene interpretatie per juni 2020, daarna benoemen we meer in detail de ontwikkelingen voor een aantal kernthema’s die in het dashboard zijn opgenomen. Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 | 9 De uitgevoerde actualisatie is interessant omdat voor het eerst cijfers beschikbaar zijn van een heel jaar Noord/Zuidlijn. Het lijkt erop dat in het eerste jaar van de Noord/ Zuidlijn (en verandering van het busnetwerk) meer mensen met deze metrolijn zijn gegaan (groei van 11% t.o.v. 2018) en dat dit ten koste is gegaan van het gebruik van de veren waar een daling zichtbaar is ten opzichte van 2018 (in voorgaande jaren altijd groei). Voor de andere indicatoren is sprake van groei ten opzichte van 2018, maar niet altijd harder dan de voorgaande jaren. Het is dus moeilijk te zeggen of het echt drukker is geworden op en rond het IJ. Hieronder volgt per indicator meer detail en interpretatie. Dashboard (Voortgangsrapportage 2019/2020) Noord groeit. Er worden in de komende jaren tienduizenden woningen en “ 2, voorzieningen bijgebouwd. En ook op de zuidoever breidt de stad uit. Aantal woningen EN ê EN A rond het IJ Er 1 /o $ De gemeente onderzoekt hoe we de oversteek structureel kunnen verbeteren ë E zodat fietsers en voetgangers snel, gemakkelijk en veilig het IJ kunnen oversteken. Het advies van commissie D'Hooghe kan effect hebben op de maatregelen om het IJ over te steken. a Drukte Buiksloterwegveer W Î DA Ie ad ï DW /O CS en IJplein* : h PS _ dn e= Aantal werkzame ost: epe,f ce personen 1,5 % je IR AAR „ rond het IJ 0 AMBER zen ss en s Po m 4 » ® » © | | A aos 2 al a CP) 12% E Keek LL rond het IJ kh DD: jn " = EH ad ET 7 4 Ti __ 4 u ON Cc a re Tir KCE \ 9% y- „k NM P IAS EN À nn ed Se DS nn 3 AID Zed xn de lm) , am ® © © Z\ JI te TS & AN a 11% £ 5 ‚ e Drukte op het water* 8 Beroepsvaart 0,7% e 5 es * Wijze van meten gewijzigd. Voor meer me informatie, zie de voortgangsrapportage. De vijf maatregelen @D Meer en grotere veren, fietsbrug NH Kanaal, verschuiven Pontplein Zuid Verwachting volgens Nota van Uitgangspunten Werkelijke @ Metrostation Sixhaven Sprong over het IJ (2017) stijging/daling ’ ® _Javabrug fi ISES ele …% J @ Stenen Hoofdverbindin 8 62 Beneden de | MM Binnen de | Boven de per jaar) enen’ stoordve) g S S verwachting S@ verwachting verwachting @B _Voetgangerspassage 5 Dashboard Sprong over het IJ, juni 2018- juli 2019 10 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Ontwikkelingen veren Voorgaande jaren is het gebruik van de veren gedurende ongeveer 2 weken in september gemeten. In september 2018 was een groei van 8% vastgesteld, ten opzichte van september 2017. Recentelijk zijn data uit camera’s van continue metingen beschikbaar gekomen. Er is nu meer informatie dan in voorgaande voortgangsrapportages. Voor de veren Buiksloterweg en IJplein! zijn de weken 25 t/m 52 van 2018 vergeleken met diezelfde weken in 2019. Hierin was een afname van 9% te zien. Er is een grotere afname in de weekdagen dan in de weekenddagen. Verklaringen voor deze afname kunnen zijn de ingebruikname van de Noord/Zuidlijn per 22 juli 2018 (=week 25) en het daarmee veranderde GVB-netwerk. Er zullen pontreizigers zijn overgestapt op de metro. Echter het weer was ook minder goed in de tweede helft van 2019 dan in de tweede helft van 2018. Van juli 2019 tot en met juni 2020 hebben in totaal ruim 20 miljoen reizigers meegevaren op de IJ-veren. Dit is exclusief de extra inzet van evenementenveren, bijvoorbeeld tijdens ADE 2019. Het komt neer op 26,4 miljoen personenegquivalenten. Dit is een maat waarmee drukte op de veren kan worden ingeschat, waarbij een voetganger 1x meetelt, een fietser 2x en een brommobiel 4x. Ten opzichte van dezelfde periode in 2018/2019 is er een daling van 27% van het aantal reizigers, zoals te zien is in onderstaande grafiek. Het COVID-19-virus is de belangrijkste oorzaak van de daling. Ook voorafgaand aan het coronavirus was er een krimp te zien in het aantal reizigers ten opzichte van een jaar eerder. In het najaar van 2019 is er een sterkere daling dan verwacht geweest van het aantal reizigers op de centrale veren. Omdat er dit jaar meer informatie beschikbaar is dan vorig jaar, wordt hieronder een meer gedetailleerd beeld geschetst. EE 2018-2019 WM 2019-2020 3.000.000 2.500.000 In | | | | Ee n _ 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Vergelijking drie veerverbindingen juli 2018 t/m juni 2019 t.o.v. juli 2019 t/m juni 2020 1 Hier is ervoor gekozen om zowel het Buiksloterwegveer als het IJpleinveer (de veerverbinding met het IJplein) te rapporteren, in tegenstelling tot voorgaande jaren waarin alleen naar het Buiksloterwegveer werd gekeken. Deze veren liggen zo dicht bij elkaar dat ze als een gelijksoortige verbinding kunnen worden gezien. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 11 Ontwikkelingen inwoners OIS verzamelt het aantal inwoners op stadsdeelniveau. Dit is vergeleken met de groeiverwachtingen voor Centrum, Oost, West en Noord die als input zijn gebruikt voor het verkeersmodel (en dus de MKBA). In het lage groeiscenario wordt verwacht dat de bevolking in deze gebieden met gemiddeld 0,7% groeit per jaar, in het hoge groeiscenario is dit gemiddeld 1,6% per jaar. In 2017 was het aantal inwoners gegroeid met 1,1%, in 2018 was dit 0,9% en in 2019 was dit 1,2%. Over de jaren heen is dit een redelijk stabiel groeitempo binnen de bandbreedte van de groeiscenario’s van het voorkeursbesluit. Ontwikkelingen woningen Het aantal woningen in Amsterdam neemt toe, ook in de stadsdelen rondom het IJ. Bij de scenario’s van het voorkeursbesluit is tot 2030 uitgegaan van een jaarlijkse toename van 0,9% (laag) en 2,2% (hoog). De werkelijke toename van het aantal woningen in 2017 was ongeveer 1,0%, in 2018 ongeveer 0,9%, en in 2019 ongeveer 2,1%. Alle cijfers liggen (net) binnen de verwachtingen. Vorig jaar is er ook naar het woningbouwprogramma gekeken; de oplevering van nieuwe woningen in de nabije toekomst. Cijfers uit Primavera schetsten de verwachting dat er veel woningen opgeleverd zouden worden in het Sprong over het IJ gebied. Eén van de prognoses is dat Amsterdam Noord er naar verwachting ca 43.000 woningen bij krijgt tot 2058 (april 2019). Deze verwachting voor 2058 is ongeveer gelijk gebleven. Want er werd minder gebouwd dan verwacht in 2019 (Primavera, oktober 2019). De piek van het planaanbod van de woningen in Noord is uitgesteld naar 2024. Drukte vervoer over water Voor de beroepsvaart was voorgaande jaren data beschikbaar van RWS (via Port of Amsterdam). Het betrof cijfers over binnenvaartschepen met herkomst/ bestemming uit/ in het Noordzeekanaalgebied. In 2017 werd een groei geregistreerd van 1% en voor 2018 een groei van 4,6%. RWS heeft in 2019 een nieuw monitoringssysteem in gebruik genomen. Dit systeem werkt helaas nog niet naar behoren, daarom worden deze gegevens niet gerapporteerd. Om toch een indicatie van de drukte van vervoer over het water te geven, is een andere bron geraadpleegd. Het CBS heeft informatie over de vervoerprestatie van de Nederlandse binnenvaart in miljoen ton kilometers (totaal Nederland). Hier is een groei te zien van 0,7% in 2019 t.o.v. 2018. Drukte toerisme De drukte op en rond het IJ wordt ook beïnvloed door het aantal toeristen en bezoekers dat Amsterdam aandoet. Tenslotte bevinden enkele grote publiekstrekkers zich in dit gebied en komen er nog hotels en andere attracties bij die ook tot meer bewegingen leiden. OIS houdt cijfers bij over het aantal hotels, het aantal overnachtingen en het aantal gasten. Specifiek over het aantal evenementen in bijvoorbeeld Amsterdam Noord is geen data beschikbaar. Het aantal hotelgasten in Amsterdam nam in 2017 met 14% toe en in 2018 met 5,3 % toe. Voor 2019 is dat een toename van 7%. 12 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Ontwikkelingen aantal werkzame personen OIS houdt ook cijfers bij over het aantal werkzame personen per stadsdeel. In 2017 was het aantal werkzame personen flink toegenomen in de gebieden rond het IJ (3,2% ten opzichte van 2016). In 2018 nam het aantal werkzame personen in de gebieden rond het IJ met 1,7% toe (2017/2018), en in 2019 is het aantal werkzame personen in de gebieden rond het IJ toegenomen met 1,5% (2018/2019). Er is een dalende trend zichtbaar. Desalniettemin zijn deze ontwikkelingen hoger dan aanvankelijk verondersteld bij het voorkeursbesluit in 2017. Toen is rekening gehouden met een groei van gemiddeld 0,3% per jaar in een laag scenario tot 1% in het hoge scenario. Mobiliteit algemeen Mobiliteit is een resultante van de eerder genoemde ontwikkelingen. Naast de ontwikkelingen van de veren en vervoer over het IJ is het relevant om de ontwikkelingen van het autoverkeer, fietsverkeer en gebruik van het openbaar vervoer te volgen. Er zijn algemene kengetallen voor Amsterdam beschikbaar (denk aan cijfers over modal split en fietstellingen op locaties). De trend tot 2017 is dat het aantal fietsers en OV-reizigers in Amsterdam toeneemt, terwijl het aantal autoverplaatsingen afneemt. Van recentere jaren zijn nog geen bruikbare cijfers. Wat wel specifiek relevant is, zijn de ontwikkelingen van de Noord/Zuid-verbindingen van het openbaar vervoer, over of onder het IJ. De Noord/Zuidlijn is vanaf 22 juli 2018 gaan rijden. Cijfers van de Vervoerregio Amsterdam na de opening van de Noord/ Zuidlijn (vergelijking september 2017-september 2018) lieten zien dat het aantal OV- reizigers dat het IJ passeert (IJ-tunnel bus en Noord/Zuidlijn) met 17% is gestegen. Omdat dit cijfer niet meer beschikbaar is voor 2018/2019, presenteren we nu een groeicijfer van alleen de Noord/Zuidlijn. Het GVB meldt dat het aantal reizigers tussen station Noorderpark en Centraal Station op een gemiddelde werkdag is gestegen met 11% (september 2018 versus september 2019). Conclusie De ontwikkeling van de drukte rond het IJ, ligt binnen of boven de bandbreedte van de verwachtingen op grond waarvan het voorkeursbesluit Sprong over het IJ is genomen. Een belangrijke uitzondering hierop is de ontwikkeling van de drukte op de veren, hier is in de periode voorafgaand aan corona een afname van de groei waarneembaar. Dat is waarschijnlijk het gevolg van de opening van de Noord/Zuidlijn. 2.3 Effect van corona In maart 2020 werden we allen getroffen door de wereldwijde coronapandemie. De oversteek over het IJ heeft door corona gevolgen gekend. Tijdens en als gevolg van de coronacrisis kunnen de veren minder mensen over het IJ vervoeren. De beschikbare capaciteit op de veren was als gevolg van de nationale coronamaatregelen kleiner dan normaal, omdat iedereen 1,5 afstand moet kunnen houden van elkaar. De beschikbare capaciteit was eerst 20% en later 40%. Vanaf juni, met het versoepelen van de landelijke coronamaatregelen, is de maximaal toegestane vervoerscapaciteit vastgesteld op 60%. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 13 De 60% is geen wettelijke eis, maar het resultaat van besprekingen tussen gemeente en GVB Veren. Deze maximumcapaciteit garandeert dat passagiers op de ponten voldoende afstand van elkaar kunnen bewaren. Het aantal reizigers nam af ten tijde van de intelligente loekdown. In maart 2020 was er een daling tot 74% te zien van het aantal reizigers. Sindsdien stijgt het aantal reizigers op de IJveren gestaag en neemt de drukte op de veren toe. Onderstaand een overzicht van de genomen maatregelen op de veren om deze drukte het hoofd te bieden, en een vooruitblik. Genomen maatregelen Gedurende de intelligente loekdown zaten de veren regelmatig aan hun maximum reizigersaantal als gevolg van de beperkte capaciteit. Daarom zijn sinds april 2020 grotere veren ingezet op het Oostveer en het Houthavenveer. Ook zijn de kleinste veren gaan varen op het Distelwegveer, de daardoor vrijgemaakte grotere veren zijn ingezet op andere, drukkere verbindingen. Andere veren varen frequenter heen en weer. Bij alle aanlandingen langs het IJ (en Noordzeekanaal) staan twee tot drie instapbegeleiders en zijn markeringen aangebracht op de aanlandingen, die stimuleren dat wachtenden onderling 1,5 meter afstand houden. Ook staan er waarschuwingsborden en wordt er gecommuniceerd over de veiligheidsmaatregelen op matrixborden. Vanaf 1 juni is er mondkapjesplicht in het OV, en dus ook op de veren. Op de veren zelf blijven de schuifdeuren openstaan om de lucht in het overdekte deel continu te verversen, aangezien binnen de grootste kans op besmetting is. Bij alle aanlandingen langs het IJ wordt met telcamera’s intensief gemonitord, om in nauw contact met GVB Veren, te kijken of meer inzet nodig is. Vooruitblik De maatregelen hebben de ‘coronacapaciteit’ van de veren ten opzichte van het 1,5 meter- beleid stapsgewijs doen toenemen van eerst 20% naar 60% sinds 1 juni. Uit monitoring blijkt dat de vervoersvraag sinds de zomer toeneemt. Om ervoor te zorgen dat de verencapaciteit groot genoeg is om de toenemende vraag op te vangen, is gewerkt aan een brede set van maatregelen die deze vraag in goede banen zal leiden. Een kansrijke, breed gedragen, oplossing voor het uitbreiden van de capaciteit van de veren is het waar mogelijk verder intensiveren van de vlootinzet. In dit kader onderzoekt de gemeente samen met GVB Veren onder meer in de maanden augustus-oktober het inzetten van de technische reserve, het verschuiven van onderhoudswerk naar het najaar en het nog efficiënter inzetten van de beschikbare schepen. De verwachting is dat deze tijdelijke intensievere dienstregeling, samen met de reeds genomen maatregelen, voldoende is. Ook gelet op de verwachtte afname van reizigers, die jaarlijks intreedt in de wintermaanden oktober — maart. Een aantal aanvullende maatregelen wordt nog verder uitgewerkt en achter de hand gehouden en kan ingezet worden indien de vervoersvraag sneller oploopt en/of langer op een hoog niveau blijft. 14 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 2.4 Prognose reizigersontwikkeling IJ-veren Vanwege de sterk veranderde vervoersbehoefte sinds de uitbraak van het COVID- 19-virus is er nog geen nieuwe een prognose IJveren opgesteld. Toch is er gezien de gemeten ontwikkeling van het aantal reizigers geen reden om aan te nemen dat de prognoses uit 2019 onbetrouwbaar zijn. De trend blijft een groei die hoger is dan de relatieve groei van het aantal inwoners en bezoekers tot 2030. Zie onderstaand de weekdagtotalen per maand tot september 2019. Er is bewust voor gekozen om juni 2020 niet mee te nemen in de trendlijn. — BSW _—=Trendlijn 600.000 550.000 500.000 450.000 400.000 350.000 LL 300.000 sep.'15 jun.’16 sep.16 jun…’17 sep.17 jun”18 sep…18 jun'19 sep…19 Grafiek ontwikkeling Buiksloterwegveer van september 2015 t/m september 2019 Net als in 2019 is de inschatting dat, na realisatie van maatregelen 1 en 2 van Sprong over het IJ, de twee centrale veerverbindingen (het Buiksloterwegveer en het IJpleinveer) de groei nog circa tot 2030 aankunnen. Bij een hoog groeiscenario zijn vanaf ongeveer 2027 aanvullende maatregelen nodig, zoals een vaste oeververbinding of nieuwe veerverbindingen. Bij een laag groeiscenario is er voldoende capaciteit tot maximaal 2038. Voor de komende jaren wordt een nieuwe prognose gemaakt waarbij het nieuwe verkeersmodel van de gemeente (VMA3') de basis is. De actuele gegevens van de (woning)bouw worden meegenomen en er wordt meer dan in voorgaande jaren gekeken naar de locaties van de vervoersvraag over het IJ. Ook de effecten van corona worden geschat op basis van de eerste inzichten over de veranderde mobiliteit in de stad. In de Verenstrategie 2021, die eind 2020 gereed zal zijn, wordt ingegaan op deze prognoses voor de middellange termijn. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 15 2.5 Koerswijziging in zicht Het Rijk en de gemeente hebben tot doel om bestuurlijke afspraken te maken over het advies van commissie D'Hooghe in het najaar van 2020. Voor ogen staat de ondertekening van een ‘afsprakenbrief! tussen minister Cora van Nieuwenhuizen en het college van Burgemeester en Wethouders. De inhoud van deze afsprakenbrief zal met name gericht zijn op procesafspraken in het kader van de samenwerking in het vervolg, en in hoeverre Rijk en gemeente het advies kunnen overnemen. Een uitgewerkte procesplanning van het vervolg, is op dit moment nog niet bekend. De stappen zijn de volgende. Na ondertekening zal een nieuw planproces gestart moeten worden, waarin onderzoek, voorbereiding, participatie, planvorming en stapsgewijze besluitvorming een plek krijgen. Vervolgens wordt een voorstel voorbereid voor de gemeenteraad, om goedkeuring te vragen voor het afwijken van het raadsbesluit Sprong over het IJ uit 2017. Voor projecten wordt binnen de gemeente het PBI proces gevolgd (Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur) terwijl tegelijk intensief wordt samengewerkt met het Rijk en de partners. Voor de komende periode zal een aanvraag worden gedaan voor financiële middelen voor het proces. Pas later in de tijd is een aanvraag nodig voor financiële middelen voor realisatie. Met het voorleggen van de afspraken aan het college najaar 2020, zal het college ook gevraagd worden in te stemmen met het starten van een vervolg op het advies, in een gepaste samenwerking met het Rijk en partners. 16 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 3. Voortgang In dit hoofdstuk wordt weergegeven welke stappen zijn gezet en welke resultaten zijn behaald in de projecten. Het ‘Advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam’ krijgt hierin een eigen plek. 3.1 Maatregel 1: Intensiveren van de veerverbindingen en verleggen IJpleinveer 3.1.1 Meeren grotere veren Er worden verschillende stappen gezet om de IJveren verder te verbeteren. Deze plannen worden uitgevoerd door de programma's Veren en Sprong over het IJ, in samenwerking met GVB Veren. Onderstaand een overzicht van de uitgevoerde maatregelen in 2019/ 2020, de ontwikkelingen in de rapportageperiode en een vooruitblik. Ingebruikname nieuwe veerponten Op 19 mei 2020 is het nieuwe IJ-veer 64 gedoopt. Dit schip is het vijfde schip van het type 60, hybride veren met een maximumcapaciteit van 310 personen. Na de doop is de inzet in de reguliere dienst direct gestart, na de inregelperiode zal het schip in de zomer van 2020 maximaal inzetbaar zijn. Bij het nieuwe IJ-veer 64 is het gebruik van de accu's geoptimaliseerd en zijn andere regelaars toegepast waardoor langer elektrisch gevaren kan worden. Verdere uitbreiding vloot Met de Voorjaarsnota 2019 is besloten over de dekking voor nieuwe IJ-veren. Het gaat om de drie nieuwe IJ-veren nummers 64, 65 en 66. IJ-veer 65 en 66 zijn in aanbouw: de 65 komt in oktober 2020 op het IJ en de 66 in Q1 van 2021. De frequentie van het IJpleinveer wordt verhoogd met de nieuwe schepen. Daarnaast wordt de vaartijd korter, zodra de nieuwe zuidelijke aanlanding gereed is in 2022. Zo ontstaat een volwaardig alternatief voor het drukke Buiksloterwegveer. Uitbreiding permanente monitoring voor alle IJ-veren In 2020 is, eerder dan gepland, het permanente monitoringssysteem uitgebreid naar alle zes de veerverbindingen (+nachtveer) over het IJ. Sinds juni 2020 zijn daarmee ook het aantal reizigers op het Houthavenveer, Distelwegveer en Oostveer in beeld. Dit systeem meet het aantal pontreizigers 24 uur per dag, 7 dagen per week en maakt modelmatig onderscheid naar type reiziger (voetganger, fietser etc). De nieuwe data worden gebruikt om de inzet van de veerponten en de dienstregeling beter af te stemmen op het daadwerkelijk gebruik van de veren. De uitbreiding is versneld uitgevoerd om na de uitbraak van het coronavirus sneller te kunnen bijsturen. Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 | 17 …_ me _ e …l Ae en _ wi nn TT | | | | an Eren | BnM | me , 5 2 En Vm JM —ije Ot) IJVEER 64 ee en , | ja sl | nt eN OREN Gl ï k 2 eN an _ bi mn pe sn | EE A ese. Es B hldk STEN ii Á ER B Û En ZN { Tr RSE E 4 4 Ü eg ej Str DG , ei | n En 5 ns IE | ee ar | Doop van IJveer 64 door wethouder Sharon Dijksma De verdeling over de verbindingen zag er tot juli 2020 als volgt uit. Het Houthavenveer, Oostveer en Distelwegveer kennen een sterke onderschatting in onderstaande grafiek, omdat er alleen cijfers van juli 2020 beschikbaar zijn. 2% 3% D mBuiksloterweg* mNDSM* mliJpleinf =Houthaven** Oostveer** mDistelweg** * Meting juni 2018 juli 2020 ** Meting juni-juli 2020 Bezetting IJ-veren (let op: corona-effect voor Houthavenveer, Oostveer, Distelwegveer) Vooruitblik Naast de inzet van nieuwe schepen op het IJpleinveer, wordt waarschijnlijk ook op de westflank richting NDSM verder geïntensiveerd. Dit gebeurt op basis van de monitoringscijfers, zoals hierboven beschreven. De keuzes zijn in ieder geval in 2020 en mogelijk langer afhankelijk van de ontwikkeling van het COVID-19-virus en eventueel 18 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 blijvende gedragsverandering wat betreft mobiliteit. Voor de IJ-veren daalt mogelijk het aantal overstappers vanuit het reguliere OV, maar een stijging ten opzichte van voorgaande jaren kan veroorzaakt worden doordat relatief meer mensen zich te voet en fietsend verplaatsen, als gevolg van COVID-19. De tijdlijn voor de komende twee jaar is als volgt: m Oktober 2020: ingebruikname IJ-veer 65 = Najaar 2020: besluit over financiering nieuwe IJ-veren en verduurzaming vanaf 2022 m Voorjaar 2021: ingebruikname IJ-veer 66 =m Zomer 2021: ingebruikname tweede tijdelijke aanlanding IJpleinveer CS-zijde 3.1.2 Fietsbrug Noordhollandsch Kanaal Plan De gemeenteraad heeft op 10 juli 2019 het uitvoerings- en kredietbesluit genomen voor de realisatie van een nieuwe beweegbare fiets-/voetgangersbrug over het Noordhollandsch Kanaal ten noorden van de Willemsluizen. Doel van deze brug is een betere verbinding van de fietsroute ten westen van het kanaal en het IJpleinveer. Met een goede verbinding naar het IJplein wordt het IJpleinveer beter gebruikt en daardoor het Buiksloterwegveer meer ontlast. NS ES ENDE Dn /s JB es) AO 4 Pp menen lek Zr / EES AN ID) / ek Leg PMM: a sE, k SIN p B PL Bes Sel B MDI PD gr PNI 7 A: SSS ACS POI SSS o MN ZN VE ITS CN PRI 4 Po | Za | © Gean ERE NNS TL Dt eten PE Ligging brug Noordhollandsch Kanaal Omgeving, communicatie en participatie Regelmatig wordt met de betrokkenen in de buurt gecommuniceerd over de volgende stappen in het proces naar realisatie, zoals de aankondiging van de benodigde kapvergunning en vooruitlopend op de bouw het verbeteren van de kruising Buiksloterweg-Ranonkelkade. Een bewonersbrief hierover is verstuurd. Ook was het project onderdeel van de gezamenlijke informatiemarkt Overhoeks. De betrokkenheid van de burgers blijft onverminderd hoog. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 19 Projectplanning m Uitgebreide externe contractreview september/oktober 2019 (gereed) = Publicatie contract en selectie gegadigden december 2019 (gereed) m Startbijeenkomst geselecteerde gegadigden 11 februari 2020 (gereed) m_Inlichtingenfase gereed 11 mei 2020 (gereed) =m Opdrachtverlening en start voorbereiding aannemer 18 september 2020 Het project is volgens planning in 2022 gereed. Inkoopstrategie en contractmanagement In de selectiefase voor een hoofdaannemer bleken veertien partijen geïnteresseerd. Er is op basis van referenties gekozen voor vijf partijen. In juni dienden partijen hun inschrijvingen in. Deze worden gedurende de zomermaanden nader beoordeeld en gescoord. Het contract wordt vervolgens gegund aan de economisch meest voordelige inschrijving. Naast dit contract zijn nevencontracten noodzakelijk zoals met de raamcontractant groenwerk van de gemeente en Waternet. Bestemmingsplan De voorgenomen bouw van de brug paste niet in het geldende bestemmingsplan. Om de verplaatsing mogelijk te maken was een nieuw planologisch-juridisch kader nodig. Met het bestemmingsplan ‘Brug Noordhollandsch Kanaal’ is hierin voorzien. Er zijn twee zienswijzen binnengekomen van TenneT en Liander inzake dubbelbestemming. Dat is verwerkt. Vervolgens heeft de raad op 6 november 2019 het bestemmingsplan vastgesteld. Er is geen beroep ingesteld. Het bestemmingsplan is onherroepelijk. | Me | GE OO OT En ef ER KE MARCA : iS ziten Sa Need AG EN Ontwerpbeeld brug Noordhollandsch Kanaal, zicht vanuit Noord richting Centraal Station 20 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Vergunningen De opdrachtgever vraagt zelf de kapvergunningen aan, zodat het risico van lange bezwaarprocedures bij de aannemer wordt weggehouden. De vergunningen zijn begin juni verleend door het bevoegd gezag. De bezwaartermijn loopt. De aannemer dient de omgevingsvergunning te verzorgen. Vanwege werken boven de tunnel van de Noord/Zuidlijn zal de aannemer ook een WLS-vergunning (Wet lokaal spoor) moeten regelen. De WIOR-vergunning (Werken in de openbare ruimte) wordt aangevraagd na gunning en goedkeuring BLVC-plan (Bereikbaarheid, Veiligheid, Leefbaarheid, Communicatie). Plan Op 23 januari 2019 heeft de gemeenteraad het uitvoerings- en kredietbesluit voor de volledige inrichting van een nieuw zuidelijk pontplein ten noorden van de kruising Oostertoegang/ De Ruijterkade Oost vastgesteld. Vervolgens is het plan in bouwteamverband uitgewerkt tot een definitief ontwerp en geraamd. OTT verorrnac aars AMSTERDAM SPORT AI at Ee a ponveroaa 4 zum1 2029 -DE TELEGEN [MSTERDAM SEN r RN EEE EE Pe eneen ser rime artan vanhet Ligier. De Tal Ee Me Za men nr PE EE he a ET ega er nde verdelen me OE 5 BEA oe hi Pe Re B —= iaer venter. In boet majaar starten de RAE ih hs ef je 8 EE Ri aarden vene Me ee; ee J a bip p ms Dr mambeden in vr verwmatlng heke : L IS an € dn Vet monument, Uving by Numbers, heef PATER elders, Rene de vorm van een metershoog tekraam da PED 2 ern PF symbobsch afteit naar het moment dat cn Ei ’ TEE É had ' ae reen zids de wereld uit is. Het is ontworpen ennn A} | N En En nik door Fr hamtaro j Le 5 zj 4 PE i grert ar En mean 5 Reana _ roro rn UAR Kd IT Af KE cik el me 7 | LW, u er H Ee | EE en kj Kal HH ‘ f LE NE on ad en _ _ | Fi Bis £ Eis À | Ee \ ie red | { ì Lt nn zi f pt : ar er _ en b ee | Nn ( ER d pn ae IN Pp Mn ls p= el, A 4 8 Ì « i. k al k ak: … f k Dl 4 Î b , - pn Er VA De Telegraaf: het HIV/AIDSmonument wordt tijdelijk verwijderd en opgeslagen Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 21 De aanpassingen aan de drukke en belangrijke fietsroute vanaf de nieuwe pontaanlanding IJpleinveer naar Nieuwmarkt en vervolgens naar Mr. Visserplein zijn verder uitgewerkt conform het raadsbesluit in januari 2020 (uit de Agenda Amsterdam Autoluw). De startnotitie voor de gehele fietsroute IJpleinveer — Mr. Visserplein is in juni 2020 voorgelegd bij wethouder Water en Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit (principebesluit). Een ingreep betreft het invoeren van eenrichtingverkeer vanaf Prins Hendrikkade naar De Ruijterkade. Het definitieve besluit hierover wordt genomen met de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten herprofilering Oostertoegang, Prins Hendrikkade Oost en Kattenburgerstraat, gepland voorjaar 2021. Voor de fietsroute van de Gelderskade tot het Mr. Visserplein wordt een separate Nota van Uitgangspunten opgesteld, begin 2021 openbaar. Omgeving, communicatie en participatie Regelmatig vindt overleg plaats met betrokken stakeholders om de planvorming af te stemmen. De extra (tijdelijke) fietsoversteek ter hoogte van de Oosterdoksstraat wordt in juni 2020 gerealiseerd. Het verkeersontwerp voor de fietsoversteek is afgestemd met bewoners en bedrijven in de omgeving via het gebruikersoverleg Oosterdokseiland. Een bewonersbrief over de omleidingsroutes is verstuurd tijdens de uitvoeringsfase. In verband met de kade uitbreiding wordt het HIV/AIDSmonument in juni tijdelijk verwijderd en opgeslagen. Er wordt onderzocht of een tijdelijke herdenkingsplek mogelijk en haalbaar is. Hierover heeft het projectteam contact met de organisatie van het monument en de kunstenaar. De huidige fiets/voetgangersbrug is niet in de nieuwe situatie in te passen, daarvoor biedt deze brug niet voldoende ruimte om de grote stroom fietsers en voetgangers te verwerken. Aangezien deze brug relatief nieuw is, is gezocht naar mogelijkheden voor hergebruik op een andere plek in de stad. Deze plek is gevonden, in de gebiedsontwikkeling van de Buiksloterham, waar hergebruik ook goed past in de duurzame ambities. Projectplanning = Opdrachtverlening en start bouwteamfase september 2019 (gereed) m Vaststellen bestemmingsplan in de raad oktober 2019 (gereed) = _Opdrachtverlening aanneemovereenkomst september 2020 Op grond van de inzichten in 2020 is de verwachting dat de oplevering voor de zomer 2022 zal zijn. Inkoopstrategie en contractmanagement In september 2019 is de bouwteamovereenkomst gesloten met de aannemer. De aannemer heeft in goede samenwerking met het projectteam het definitief ontwerp opgesteld en volgens planning wordt in augustus 2020 het uitvoeringsontwerp opgeleverd. Op basis van het uitvoeringsontwerp wordt een prijs overeengekomen met deze aannemer en wordt een aanneemovereenkomst voor de uitvoering gesloten. GVB Veren heeft in mei 2020 de inschrijving voor de aanbesteding van het ponton en remmingwerken op TenderNed gepubliceerd. 22 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Bestemmingsplan Om de verplaatsing van het IJpleinveer mogelijk te maken was een nieuw planologisch- juridisch kader nodig. Met het bestemmingsplan ‘Zuidelijke pontaanlanding’ is hierin voorzien. De raad heeft in oktober 2019 het bestemmingsplan vastgesteld. Er is geen beroep ingesteld. Het bestemmingsplan is onherroepelijk. Vergunningen Het BLVC-plan is in mei 2020 in het WIOR-vooroverleg (Werken in de openbare ruimte) van stadsdeel Centrum besproken. Op grote lijnen is hierover overeenstemming. De aanvraag omgevingsvergunning en watervergunning zijn eind mei 2020 ingediend door de opdrachtnemer. Vanwege werken nabij het tramspoor is ook een WLS-vergunning (Wet lokaal spoor) noodzakelijk. De WIOR-vergunning wordt aangevraagd na gunning en na goedkeuring van het BLVC-plan. 3.1.4 Oplossing ligplekken drie riviercruiseschepen De Ruijterkade Oost De nieuwe pontaanlanding van het IJpleinveer ligt naast de steiger aan de De Ruijterkade Oost, waar 10 riviercruisevaartuigen (met een maximale lengte van 135 meter) kunnen afmeren. Vanwege nautische eisen is het noodzakelijk dat er vanaf de uitvarende ponten vrije zichtlijnen zijn. Hierdoor kunnen niet meer alle ligplaatsen worden gebruikt en komen in ieder geval drie van de tien ligplaatsen te vervallen. In 2019 is het overleg, tussen de gemeente en Port of Amsterdam, over de compensatie van de te vervallen ligplaatsen afgerond. Dit heeft geresulteerd in een afsprakenbrief. Kort samengevat komen de afspraken erop neer dat de drie te vervallen ligplaatsen, tijdelijk, worden gecompenseerd in de Coenhaven, en dat twee (aan de zijde van de pontaanlanding) van de zeven overgebleven ligplaatsen worden gemaximeerd tot een lengte van 110 meter. In het kader van het nieuw beleid voor riviercruises wordt gezocht naar een definitieve locatie voor de tijdelijke ligplaatsen in de Coenhaven. Nu de afspraken zijn vastgelegd is het aan het Port of Amsterdam de aanpassing aan de steiger op de De Ruijterkade Oost uit te voeren. Intussen is het nieuw beleid op de riviercruise in concept gereed. Gepland is dat dit tweede helft 2020, nadat het ter visie heeft gelegen, ter bestuurlijke vaststelling kan worden aangeboden. Gezien de gevolgen van de corona-pandemie op het toerisme vindt een herijking plaats van het Stad in Balans-beleid. Dit kan tot gevolg hebben dat het concept riviercruise beleid moet worden aangepast en dat de planning niet wordt gehaald. 3.2 Maatregel 2: metrostation Sixhaven Plan Bij de aanleg van de Noord/Zuidlijn is al rekening gehouden met de aanleg van metrostation Sixhaven. Het metrostation is een alternatief voor metroreizigers die anders op het Centraal Station uitstappen om de pont naar Noord te nemen (en vice versa). Ook het gaat om reizigers die van verder uit de stad komen. Het merendeel van de gebruikers van het metrostation heeft Overhoeks als bestemming, waar grote publiekstrekkers zijn en worden gehuisvest, bijvoorbeeld EYE, het toekomstige congreshotel Maritiem Amsterdam en de Tolhuistuin met Paradiso. De verwachting is dat het tussen de 7.000 en 11.000 reizigers per dag betreft. Het metrostation zal de drukte op het Buiksloterwegveer met ongeveer 8% verminderen. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 23 Ten behoeve van het projectbesluit, dat komend najaar ter besluitvorming wordt voorgelegd, wordt het voorlopig ontwerp van het metrostation afgerond. Voor een realistisch bouwfaseringsplan zal op onderdelen het ontwerp in meer detail worden uitgewerkt. Bij het projectbesluit wordt ook een voorstel gedaan voor een extra verbinding over het Noordhollandsch Kanaal, ten zuiden van de Willemsluis. Omgeving, communicatie en participatie Communicatie en participatie was in de afgelopen periode beperkt omdat dit ook niet nodig was in deze fase. Met direct belanghebbenden is afgestemd, zoals Watersportvereniging Dok- en Scheepsbouw (WVDS). De vereniging vreest voor het voortbestaan van de Jachthaven vanwege het verloren gaan van een aanzienlijk aantal ligplaatsen. Op de informatiemarkt Overhoeks (3 maart 2020) zijn vragen gesteld die zich vooral richten op de vraag wanneer het metrostation in gebruik wordt genomen. ne ne ke cn er] LR Ee DE nj : K Se ien | ne a : ke: E Í eed É a mn hk : Ef. rn zee En EE IR AF Dei md LE EF ee En De: | E Le Bitte EC bs) En en SE | Tj ie F en | Kn Lm E | i le ae ee rn 5 Impressie optie stationstoegang. Bron: Benthem Crouwel Architecten Projectbeheersing en planning Gedurende de uitwerking van het metrostation is geconstateerd dat de investeringskosten van het metrostation substantieel hoger zijn dan was aangenomen in het voorkeursbesluit Sprong over het IJ in 2017. Het projectbesluit (‘definitiebesluit') van het metrostation is gepland voor eind 2020. Voor de besluitvorming zijn verschillende ‘bouwstenen! onderzocht die nodig zijn om een verantwoorde afweging te kunnen maken over een vervolg. Onderdeel hiervan zijn onder andere een actualisatie van de maatschappelijke kosten- baten analyse, een analyse van het effect van het metrostation op het doel van de Sprong over het IJ (snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant), de investeringskosten en de relatie tot de te maken keuzen voor de toekomst van het gebied Sixhaven en omgeving. Ten slotte is ook het advies van commissie D'Hooghe een bouwsteen voor het maken van de juiste afweging voor het vervolg. 24 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 En # dd 2 Í = ì en ej PE La RN g RN es RR Ik Net Nn hd | || iN 2 A í GER En Ik kN Ik ht N / A AN | 4 1 - Ei Ai ef Ai y i en a r Kende, N Î 5 En IN VN me NN : NN Impressie stations-inrichting. Bron: Benthem Crouwel Architecten Hieronder is de planning weergegeven die geldt bij een positief projectbesluit eind 2020 indien besloten wordt voor doorgaan met de voorbereiding tot uitvoeringsbesluit. m_Uitvoeringsbesluit juni 2022 = Aanbesteden/gunnen juni 2023 = Start aannemer januari 2024 Oplevering kan worden gepland in 2028. Inkoopstrategie en contractmanagement Het inkoopplan voor het project is opgesteld, hierop heeft het Tenderboard Fysiek van de gemeente positief advies gegeven. Naast het hoofdcontract (voornamelijk de ruwbouw), worden specifieke contracten gesloten met leveranciers van bijvoorbeeld ICT-voorzieningen. 3.3 Maatregelen 3, 4 en 5 Indien positief wordt besloten heeft het advies van de adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam gevolgen voor de maatregelen 3, 4 en 5 van de Sprong over het IJ. De commissie adviseert o.a. de fietsers te spreiden over de flanken en zet in op het OV. Er is ingestemd door de raad, tweede helft 2019, om te wachten met de voorbereidingen van de maatregelen 4 en 5 omdat deze afhankelijk zijn van het advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam. Nu het advies bekend is, kunnen de volgende conclusies per maatregel worden getrokken. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 25 Het advies wordt goed bestudeerd. Vervolgens wordt met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderzocht welke vervolgstappen kunnen worden genomen. In het najaar wordt verwacht dat op basis van dit advies met het Rijk bestuurlijke afspraken over een definitief inrichtingsplan voor het IJ kunnen worden gemaakt. Die afspraken worden voorgelegd aan het college van B en W, en vervolgens aan de gemeenteraad, voor wensen en bedenkingen. Maatregel 3: Javabrug Op de plek van de voormalige Javabrug stelt de commissie een pontverbinding voor. Daarnaast een Oostbrug van Johan van Hasseltweg - Azartplein — Rietlandpark, deze ligt oostelijker dan de voormalige Javabrug. Maatregel 4: Stenen Hoofdverbinding De commissie stelt een Westbrug voor maar dan westelijker dan het Stenen Hoofd, op het tracé Haparandadam — NDSM. Maatregel 5: Voetgangerspassage achter CS Deze voetgangerstunnel onder het IJ komt ook terug in het advies van commissie D'Hooghe, als uitgang Noord van het CS. KR 7 y A ar} en r) í 5 de ij Adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam levert eindadvies op v.l.n.r.: Maarten Schmitt, Alexander D'Hooghe en Larissa van der Lugt 3.4 Advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam Opdracht In juni 2019 verleenden Rijk en gemeente (B&W, 18 juni) opdracht aan de onafhankelijke adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam, ook wel genoemd naar de voorzitter: ‘commissie D'Hooghe’. Naast Alexander D'Hooghe nemen deel: Larissa van der Lugt (haveneconomie) en Maarten Schmitt (stedenbouw). 26 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Het doel van de opdracht is een onafhankelijk advies over het geheel aan langzaam verkeer oeververbindingen van de Rijkswateren binnen de ring A10, bezien vanuit de regionale context van de Metropoolregio Amsterdam. In de periode waar deze voortgangsrapportage op ziet, heeft de adviescommissie haar werk uitgevoerd. Eindadvies commissie D'Hooghe De onafhankelijke adviescommissie stelt voor om twee nieuwe bruggen aan te leggen, en de al bestaande Amsterdamse brug over het Amsterdam-Rijnkanaal te vernieuwen of uit te breiden. De commissie heeft gekeken hoe deze nieuwe verbindingen in te passen zijn op een manier dat ook de veiligheid voor de scheepvaart en de doorvaart op het IJ gegarandeerd zijn. De twee nieuwe bruggen moeten komen op de locaties waar de in te richten fietsbinnenring het IJ kruist (Westbrug: NDSM-Haparandadam en Oostbrug: Johan van Hasseltweg-Azartplein-Rietlandpark). De gewenste hoogte van de bruggen is 12,50 meter, met een minimum van 11,35 meter. De bruggen zijn ook toegankelijk voor trams en/ of bussen. Voor de oostzijde van de stad adviseert de commissie om de Amsterdamse brug over het Amsterdam-Rijnkanaal te vernieuwen of uit te breiden en hem aan te sluiten op de fietsbinnenring. Het voorstel is om de doorvaart onder de brug te verbreden tot 100 meter en het brugdek te verbreden voor openbaar vervoer. De adviescommissie adviseert ook twee nieuwe pontverbindingen: van de Kop Java- eiland naar Hamerkwartier en van Sporenburg naar de Sluisbuurt. Én de commissie stelt een nieuwe voetgangerstunnel bij het Centraal Station voor. Deze tunnel moet een nieuwe in- en uitgang worden van het Centraal Station op de noordoever van het IJ. De twee huidige pontverbindingen van Pontsteiger naar NDSM en van Azartplein naar Zamenhofstraat zouden dan niet meer nodig zijn. Het advies van de commissie is om, buiten de twee voorgestelde bruggen, in de toekomst geen andere bruggen meer te bouwen over de Rijkswateren in Amsterdam. Verder vindt de commissie het geen goed idee om de IJ-tunnel open te stellen voor fietsverkeer. Een kabelbaan is mogelijk als extra secundaire verbinding op een locatie nabij de Coenhaven. Facilitering Het werk werd door een kernteam van Rijk/ RWS en gemeente gefaciliteerd, bestaande uit twee projectmedewerkers van beide organisaties. Er was een werkgroep samengesteld met experts van Rijk, gemeente en partners. De partners in dit proces zijn: Provincie Noord-Holland, Vervoerregio Amsterdam, Port of Amsterdam, Centraal Nautisch Beheer. In deze werkgroep is de opdracht aan de adviescommissie geformuleerd, het achtergronddossier samengesteld, gesproken over de te kiezen deelnemers aan de adviescommissie, en leden van de werkgroep verzorgden beantwoording van vragen van de adviescommissie. Naast projectmanagement ondersteuning en inhoudelijke expertise is er een communicatiewerkgroep ter beschikking gesteld aan de adviescommissie. Deze werkgroep bestond uit een communicatieadviseur van de gemeente en een van RWS, aangevuld met ondersteuning vanuit de partners als Port of Amsterdam en de Vervoerregio. Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 | 27 De werkgroep ondersteunde de adviescommissie op het gebied communicatie door het adviseren over de boodschap en het betrekken van belanghebbenden en bewoners. Ook kon de adviescommissie gebruik maken van de communicatiemiddelen van de gemeente en partners, zoals social media kanalen en de website. Om de interne organisaties te informeren en mee te nemen werden op intranet berichten geplaatst en presentaties gehouden. Proces =m Zomer 2019: adviescommissie ontvangt opdracht en achtergronddossier. In het achtergronddossier omvat al het materiaal dat tot nu toe is onderzocht en geproduceerd voor het programma Sprong over het IJ, inclusief alle resultaten van participatie, zodat de adviescommissie hierop verder kan bouwen. Het dossier is aangevuld met informatie van het Rijk en de partners. De gemeenteraad, de Tweede Kamer en belanghebbenden en bewoners zijn geïnformeerd over het proces. =m September 2019: driedaagse startconferentie 'IJ-dagen’. De adviescommissie zag presentaties van Rijk, gemeente en partners, voer vanaf de zeesluis door het Noordzeekanaalgebied via het IJ naar het Amsterdam Rijnkanaal, fietste door de stad en om het IJ en sprak uitgebreid met belanghebbenden en bewoners. Belangrijk bijkomend effect is dat Rijk, gemeente en partners zich verdiepten in elkaars opgaven en belangen. =m December 2019: oplevering visienota ‘Genereus verbonden, naar een grootstedelijke samenhang’. Dit is een tussenstap in het proces. In de visienota beschrijft de adviescommissie doelen en ambities, analyseert de betekenis van het IJ, de rol van de haven en een groeiend Amsterdam, legt hypothesen neer voor verbindingslocaties en stelt eisen aan bruggen en tunnels. m Januari 2020: presentaties en gesprekken. In deze maand verzorgde de adviescommissie een openbare presentatie aan ruim 200 belanghebbenden en bewoners. Ook was er voor een kleinere groep van circa 50 mensen gelegenheid om in gesprek te gaan met de adviescommissie. Daarnaast werd een presentatie verzorgd aan bestuur en volksvertegenwoordiging van Rijk, provincie, gemeente en stadsdelen. m Januari — juni 2020: ontwerpend onderzoek. De adviescommissie werkte de visienota nader uit. Hierbij stuurde de commissie de onafhankelijke experts aan, die in opdracht van de commissie onderzoek en analyses uitvoerden (Christiaan Kwantes voor verkeer over land, Arne van der Hout voor verkeer over water, Daan Boddeke voor civiele techniek, Henri de Groot voor stedelijke economie), stuurde een aantal ontwerpateliers aan waar experts van beide opdrachtgevers en partners deel aan namen zodat lokale kennis werd meegenomen (over de westelijke knoop, de oostelijke knoop, de noordelijke IJ-oeverroute en de IJ-tunnel), voerde daarnaast nog verschillende gesprekken met sleutelfiguren over specifieke thema's en voerde veel eigen ontwerpend onderzoek uit. 28 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 eres ‚ - A HIK RF _ I: a \ A \ El NE Or Í Í Ì f = ” 4 A’ Ì b Ô El Ì bh r if F / ' | / Il 1: p 1 Î \ n é 2 d î Ad / pn PD, â ir kk dd) hg p 5 | te Á Kr _ gt 7 Cn pe” 8 Nd ue pe - ie EE f Online publiekspresentatie op 1 sep jl. met gespreksleider Hadassah de Boer en de adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam m 25 juni 2020: oplevering eindadvies ‘Een concept inrichtingsplan voor het IJ in Amsterdam als robuust en toekomstvast waterkruispunt’. B&W (23 juni) en minister hebben kennis genomen van het eindadvies en er zijn brieven gestuurd aan Tweede Kamer en gemeenteraad. Beide opdrachtgevers gaan het advies goed bestuderen en daarna gezamenlijk onderzoeken welke vervolgstappen er genomen kunnen worden. ZAAN , | IJBURG Symbool: advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam (schematische weergave advies) Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 29 Doorkijk m 31 augustus en 1 september 2020: presentaties door de adviescommissie aan publiek en aan bestuur/ politiek. Belanghebbenden en bewoners zijn geïnformeerd over het eindadvies via verschillende kanalen. = Na verschijning van het eindadvies is een online tool geopend, waarin iedereen zijn reactie kan geven. Deze reacties worden meegenomen in de bestuurlijke besluitvorming en kan een effect hebben op de wijze waarop het advies wordt uitgevoerd. = Najaar 2020: doel is dat op basis van het onafhankelijke advies bestuurlijke afspraken worden gemaakt tussen Rijk en gemeente over een definitief inrichtingsplan voor het IJ. 3.5 Raakvlakprojecten Voor de Sprong over het IJ wordt samengewerkt met verschillende projecten, zoals de nieuwe Omgevingsvisie, mobiliteitsplannen voor stadsdelen, gebiedsontwikkeling langs het IJ, de Passengers Terminal Amsterdam (PTA) en, het particuliere initiatief voor een kabelbaan; de IJbaan. Het effect van het advies van commissie D'Hooghe op projecten en processen in de stad wordt in kaart gebracht ten behoeve van de geplande besluitvorming in het najaar van 2020. Vanwege de ligging aan Rijkswateren is de verbinding met Zeeburgereiland ondergebracht in het proces ‘Advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam’. Hieronder worden de processen beschreven die direct verbonden zijn aan de projecten van de Sprong over het IJ. Gebiedsontwikkeling Sixhaven en omgeving De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het voorkeursbesluit van Sprong over het IJ in 2017 extra aandacht gevraagd voor een zorgvuldige inpassing van de eerste twee maatregelen in dit gebied. Daarom wordt voortdurend afgestemd tussen de ontwerpteams van de verschillende projecten van Sprong over het IJ en van de gebiedsontwikkeling Sixhaven. Concreet heeft dit geleid tot: samenwerking in alle participatiebijeenkomsten, een goede ligging van de noordelijke brug over het Noordhollandsch Kanaal en bijbehorend fietspad, het voorstel voor een ondergrondse verdeelhal van het metrostation en een gezamenlijke studie naar de zuidelijke verbinding over het Noordhollandsch Kanaal. Nadat in de eerste helft van 2019 varianten voor de gebiedsontwikkeling zijn gemaakt en besproken met bewoners en ondernemers, is besloten om de besluitvorming over de varianten op te schuiven. Gewenst is om een goede afweging te kunnen maken over het gebied, mede in relatie tot het metrostation Sixhaven en het advies van commissie D'Hooghe. Naar verwachting kan de planvorming in het najaar van 2020 weer worden opgepakt, waarna een projectbesluit medio 2021 volgt. 30 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Regionale beleidsvisie zeecruise Voortvloeiend uit het coalitieakkoord waarin is opgenomen dat Amsterdam de PTA niet naar de Coenhaven wil verplaatsen maar in overleg met regionale partners een oplossing buiten Amsterdam zoekt, is in november 2018 door het Bestuursplatform Noordzeekanaalgebied (NZKG) opdracht gegeven om een regionale beleidsnota voor de zeecruise op te stellen. In 2019 en 2020 is onderzoek verricht naar de aspecten economie, milieu- en duurzaamheid, toerisme en locaties. De uitkomsten van de verschillende onderzoeken zijn aan het Bestuursplatform gepresenteerd maar nog niet opgetekend in een integrale beleidsvisie. Reden daarvoor is dat gewacht is op de uitkomst van het werk van de commissie D'Hooghe. Dit omdat het uit te brengen advies waarschijnlijk gevolgen kan hebben voor het voortbestaan van de PTA aan de Veemkade en daarmee van grote invloed zou zijn op het perspectief voor de zeecruise in het NZKG. Dit te meer omdat uit het regionaal locatieonderzoek is gebleken dat de Coenhaven het enig alternatief voor de PTA is en die optie strijdig is met het Amsterdams coalitieakkoord. Het advies D'Hooghe ligt er inmiddels en impliceert dat de huidige PTA op termijn inderdaad onbruikbaar wordt voor zeecruise door de voorgestelde aanleg van vaste oeververbindingen ten westen van de PTA. De commissie adviseert verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven. In het kader van de regionale bestuursopdracht is door een werkgroep van gemeente en Port of Amsterdam, verkennend onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van verplaatsing PTA naar de Coenhaven. Verder onderzoek is nodig en wordt uitgevoerd om de haalbaarheid van een eventuele verplaatsing zeker te stellen en een beter beeld te krijgen van de hiermee gepaard gaande kosten. Oostertoegang en Kattenburgerstaat In het kader van het programma Hoogfrequent Spoor (PHS, een nationaal programma waarin het spoornetwerk wordt veranderd, om op drukke trajecten op een vast ritme treinen te laten rijden zonder treinrooster) vernieuwt Prorail op verschillende plekken rond Amsterdam het spoor. De gemeente heeft ingezet op twee Amsterdamse bijbestellingen: Doel hiervan is om extra ruimte in de spoortunnels te creëren voor fietsers en voetgangers; één bij de Oostertoegang en één bij de Kattenburgerstraat. De Oostertoegang is voor de Sprong over het IJ van belang vanwege de doorstroming van fietsers die gebruik maken van het verbeterde IJpleinveer. Bij de Oostertoegang gaat de Amsterdamse bijbestelling om de vervanging van het vijfde viaduct (ProRail vervangt de overige vier). Het spoorviaduct van de Kattenburgerstraat sluit aan op een verbinding naar de voormalige Javabrug (maatregel 3 van de Sprong over het IJ). Hier plaatst de gemeente een bijbestelling voor een nieuwe 8 meter brede fiets/ voetgangerstunnel ten oosten van het huidige viaduct. Ook zonder Javabrug is deze verbeterde fietsverbinding wenselijk. In het advies van commissie D'Hooghe is een nieuwe pontverbinding opgenomen op de locatie van de voormalige Javabrug. Komend jaar wordt toegewerkt naar een bestuurlijk besluit, inclusief financiële dekking. De huidige planning van de Kattenburgerstraat gaat uit van realisatie van de tunnel in de periode 2022 - 2026. De Oostertoegang is tussen 2028 en 2030 gereed. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 31 IJbaan De IJbaan is een particulier initiatief met als doel het realiseren van een kabelbaan op de westflank van de stad. De initiatiefnemers hebben een voorkeur voor het tracé: van de NDSM naar de Minervahaven (fase 1) en in een later stadium tot aan de Hemknoop (fase 2). Het plan van de initiatiefnemers is dat deze kabelbaan vooral wordt gebruikt als openbaar vervoer en daarnaast door toeristen. Op 10 juli 2019 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen, waarin de raad het college heeft verzocht zich in te spannen om te komen tot afspraken met de initiatiefnemers van de kabelbaan, over haalbaarheid, taak- en kostenverdeling en planning. Zodat op basis daarvan een afgewogen besluit kan worden genomen over het al dan niet sluiten van een realisatieovereenkomst. In de eerste helft van 2019 bleek dat er geen éénduidig positief advies lag over de haalbaarheid en de wenselijkheid van de IJbaan. Daarom is besloten om de keuze al dan niet een intentieovereenkomst (intentie tot realisatie van de kabelbaan) af te sluiten uit te stellen tot de zomer 2020. Enerzijds om de initiatiefnemers de kans te bieden om nader onderzoek te doen op basis van de zorgpunten die zijn geuit door de gemeente. Anderzijds in afwachting van het advies van de adviescommissie Oeververbindingen. Parallel hieraan is afgelopen jaar door de gemeente de vervoerwaarde van de IJbaan onderzocht en is een extern bureau gevraagd een MKBA (maatschappelijke kosten-baten analyse) op te stellen voor de IJbaan. De MKBA wordt na de zomer 2020 afgerond. Inmiddels is duidelijk dat het advies van commissie D'Hooghe anders is dan het huidige plan van de IJbaan: de adviescommissie stelt een andere plek voor, maar ziet wel kansen. Gepland is dat in de tweede helft van 2020 besloten wordt over het initiatief van de IJbaan, als uitvoering van de raadsmotie, in samenhang met het advies van commissie D'Hooghe en in goed overleg met het Rijk en de andere partners. 32 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 . ee 4. Financiële voortgang In deze voortgangsrapportage is financiële informatie opgenomen over de uitputting van de (proces)budgetten in het tweede half jaar van 2019 t/m het eerste half jaar van 2020. Ook wordt inzicht gegeven in de ramingen van de uitvoeringskosten. 4.1 Programma Proceskosten 2019 (gerealiseerd) Onderdeel | Budget re EST Lef Budgetruimte | Prognose Vrijval t/m dec einde jaar € 1.150.000 | __ € 450.000 € 700.000 € 700.000 Proceskosten 2020 Onderdeel | Budget Realisatie t/m |Budgetruimte | Prognose Prognose mee te juni einde jaar nemen middelen € 750.000 € 230.000 € 490.000 € 590.000 € 160.000 Toelichting Proceskosten Programma Het programma had in 2019 een budget van € 1,15 miljoen, waarvan circa € 700.000 niet is besteed, voornaamste oorzaak daarvan was de impasse tussen Rijk en gemeente rond de Javabrug en het afgesproken proces rond het Advies Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam. Dat proces heeft langer geduurd dan voorzien. In plaats van het opstarten van maatregel 4 en 5 uit het voorkeursbesluit Sprong over het IJ en het begeleiden van het bestuurlijk proces rond het advies is de aandacht van de programmaorganisatie gegaan naar het begeleiden van het tot stand komen van het advies Oeververbinding. Dat vergde een kleine en slagvaardige programmaorganisatie. De middelen zijn vrijgevallen aan de Algemene Middelen. In de begroting 2020 is € 450.000 toegekend aan Sprong over het IJ uit de Algemene Middelen, uit de reserve IJ-oeververbinding is € 300.000 beschikbaar gesteld € 750.000 beschikbaar budget. Ook in 2020 is de oorzaak van de onderbesteding het proces rond het Advies Oeververbindingen, dat langer heeft geduurd dan voorzien. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 33 4.2 Maatregelen Proceskosten 2019 Projecten Budget Realisatie Budgetruimte | Prognose Doorgeschoven t/m dec einde jaar middelen Maatregel 1b: Fietsbrug : : : : : nvt. nvt. n.vt. nvt. nvt. Noordhollandsch Kanaal” Maatregel Ic: IJpleinveer n.vt. n.vt. n.v.t. n.vt. n.vt. zuidzijde Maatregel 2: Metrostation € 4.425.000 | € 2.989.241 € 1.435.759 nvt. € 1.435.759 Sixhaven Maat 13: aanege € 900.000 | _ € 613.000 € 287.000 nvt. € 287.000 Javabrug * is achteraf onderdeel geworden van uitvoeringsbesluit Proceskosten 2020 Onderdeel Budget Realisatie Budgetruimte | Prognose Prognose ABTT einde jaar aak se M ale aaten) middelen Maatregel 1b: Fietsbrug : : : : : n.vt. nvt. nvt. n.vt. nvt. Noordhollandsch Kanaal Maatregel Ic: IJpleinveer nvt. nvt. n.v.t. nvt. nvt. zuidzijde” Maatregel 2: Metrostation € 6.025.000 | € 3.495.221 € 2.529.779 | € 5.607.875 € 417.125 Sixhaven Maatregel 3: n.v.t. n.v.t. n.v.t n.v.t. n.v.t. Javabrug * is achteraf onderdeel geworden van uitvoeringsbesluit Uitvoeringsbesluit Onderdeel Budget Realisatie Budgetruimte | Prognose Tekort / ABTT einde project | overschot Maatregel 1b: Fietsb SISD € 10.400.000 | € 1.698.188 | €8.701.812 | € 10.400.000 Noordhollandsch Kanaal Maatregel Ic: IJpleinveer € 19.681.909 | € 2.428.007 | €17.253.902 | € 19.681.909 zuidzijde 34 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Toelichting IJpleinveer zuidzijde Het in de vorige rapportage gemelde tekort in verband met de ontwikkeling van de toekomstige bouwkosten (indexering) is geformaliseerd in de begroting 2020. Waardoor het voorziene tekort niet meer van toepassing is. Toelichting brug Noordhollandsch Kanaal De proceskosten 2019 en 2020 zijn verantwoord bij de tabel uitvoeringsbesluit. Achteraf zijn de proceskosten onderdeel geworden van het kredietbesluit. Toelichting metrostation Sixhaven De realisatie voor 2019 is lager uitgevallen dan was geprognotiseerd in de vorige rapportage. De oorzaken hiervan zijn het volgende geweest: 1. Uitloop in de besluitvorming (projectbesluit) en onzekerheden over de financiering (voorbereidingsfase) waardoor een deel van de verplichtingen is uitgesteld dan wel later is aangegaan; 2. De kosten van zowel de ambtelijk opdrachtgever als de projectteamkosten zijn lager uitgevallen dan was begroot voor 2019. Financiering voorbereidingsfase De stand van zaken van de financiering van de voorbereidingskosten voor project metrostation Sixhaven is als volgt: m De gemeente Amsterdam heeft, als onderdeel van het voorkeursbesluit 2017, € 1,5 miljoen ter beschikking gesteld. Dit budget is toegekend om de proceskosten voor de jaren 2017 en 2018 te bekostigen; = Aanvullend heeft de gemeente, via de gemeentebegroting 2019, € 1,425 miljoen ter beschikking gesteld voor de proceskosten 2019 (dekking vanuit Vereveningsfonds (VVEF)). Dit bedrag dekt de helft van de totale proceskosten 2019; m Vanuit de VRA is een voorbereidingsbudget toegekend van € 1,5 miljoen voor de jaren 2017 tot en met 2019; m Voor 2020 heeft de VRA en aanvullend budget toegekend van € 1,6 miljoen. Deze bijdrage is onder voorwaarde dat ook de gemeente Amsterdam beschikbaar stelt voor 2020. Daarmee komt het totaal door directie Metro en Tram (MET) ontvangen budget voor de voorbereidingsfase uit op € 6,025 miljoen. Toelichting Javabrug De Javabrug is in 2019 on hold gezet. De lopende activiteiten en onderzoeken zijn begin 2019 afgerond en er is een overdrachtsdossier gemaakt. Daarnaast is uit het budget 2019 een bijdrage gedaan in de kosten voor het advies Oeververbindingen. De resterende middelen zijn in de reserve IJ-oeververbinding achtergebleven. Deze reserve dient nu ter dekking van het programma en de eerste fase van een eventuele nieuwe projectorganisatie voor de maatregelen uit het advies. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 35 . . 9. Risicomanagement In april 2018 heeft het college ingestemd met de toetreding van programma Sprong over het IJ tot de regeling risicovolle projecten. Hierin is opgenomen dat risicomanagement zowel op project- als programmaniveau plaatsvindt. Dit betekent dat ieder project zelf verantwoordelijk is voor het identificeren, beheersen, actief bijhouden van het risicodossier en het informeren van de opdrachtgever over de risico's. De regeling risicovolle projecten schept de verplichting om jaarlijks in een voortgangsrapportage te rapporteren over het totaal aan toprisico's en beheersmaatregelen. De risico's van maatregel 3 Javabrug, maatregel 4 Stenen Hoofdverbinding en maatregel 5 Voetgangerspassage achter CS, zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze projecten/ maatregelen zijn uitgesteld. 5.1 Programma Voor het programma worden risico's onderscheiden die van invloed zijn op de realisatie van het programmadoel: snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant. Over het algemeen genomen zijn projectrisico's die tot vertraging kunnen leiden ook programmarisico's; deze risico’s zijn gezamenlijk als toprisico voor het programma opgenomen. Daarnaast worden risico's genoemd, die voornamelijk of alleen het programma raken, op het snijvlak liggen van verschillende maatregelen binnen het programma of binnen projecten, die risico’s worden door het programma als randvoorwaardelijk gezien. Risico 1 Vertraging in maatregelen 1 en 2 leidt tot vertraging van programmadoelen. Dit risico wordt beheerst door de projectorganisaties van de desbetreffende maatregelen die hierover rapporteren richting hun opdrachtgevers bij V&OR en MET. En door tijdige bespreking in het gezamenlijke Directeurenoverleg IJ. Risico 2 Druk op ponten voor fietsers en voetgangers wordt te hoog en wordt niet geaccepteerd. Actuele monitoring bijhouden zodat snel geschakeld kan worden met GVB. Inzet expertise van de afdeling Onderzoek en Kennis van V&OR en expertise van externe bureaus is hiervoor nodig. Door monitoringsresultaten te vertalen in capaciteitsplanningen kunnen tijdig (ook bestuurlijk) besluiten worden voorgelegd voor het vergroten van de capaciteit en de daarmee samenhangende financiële dekking. Tijdelijke maatregelen treffen als door onvoorziene omstandigheden de pontcapaciteit onvoldoende blijkt (bijvoorbeeld door corona). het proces. 36 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 5.2 Maatregelen 5.2.1 Maatregel 1a: Meer en grotere veren Het toprisico voor de maatregel ‘Meer en grotere veren! is ondercapaciteit. Dit is opgenomen als risico 2 op programmaniveau. 5.2.2 Maatregel 1b: Fietsbrug Noordhollandsch Kanaal Risico 1 Geen overeenstemming met Metro en Tram (MET) over raakvlak combiwand Noord/Zuidlijn. Contracteisen opnemen in afstemming met MET en m.b.t. monitoring. Risico opnemen in het contract met als doel aannemer beheersmaatregelen voor laten stellen. Risico 2 Samenwerking met de aannemer verloopt niet optimaal, wat leidt tot discussies en vertraging. Inschrijvers moeten in hun plan van aanpak voorstellen doen om samenwerking en teamsamenstelling te optimaliseren. Specialist in samenwerken ondersteunt projectteam bij het beoordelen van de aanbiedingen en plan van aanpak van gegadigden. Risico 3 Discussie tussen aannemer en raakvlakprojecten of opdrachtgever over risico's en beheersmaatregelen ten aanzien van communicatie, bouwlogistiek en veiligheid. De omgeving ervaart overlast. Opnemen in BLVC plan (Bereikbaarheid, Veiligheid, Leefbaarheid, Communicatie). Toezien op naleven afspraken door opdrachtgever. Bij niet naleven en terechte klachten uit de omgeving bevindingen geven en op laten volgen door aannemer. Aannemer moet zorgen voor adequate klachtenafhandeling binnen de gestelde termijn. Tevens moet aannemer maatregelen treffen om het opnieuw ontstaan van deze klachten te voorkomen. Risico 4 Storingen in het functioneren van de brug, waardoor de brug voor scheepvaart of fietsers niet beschikbaar is. Robuustheid en onderhoudbaarheid is als onderscheidend criterium opgenomen in het contract. Hierbij moesten de inschrijvers aantonen op basis van good practice dat ze veel voorkomende problemen in de gebruiksfase voorkomen door slimme en robuuste technische oplossingen in de voorbereiding en uitvoering. Risico 5 Kosten in uitvoering vallen tegen. Periodieke update financiële raming. Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 | 37 5.2.3 Maatregel 1c: Verplaatsing pontplein IJpleinveer zuidzijde Risico 1 Tijdens de uitvoeringsfase onvoldoende doorstroming van het verkeer. Opnemen in BLVC plan (Bereikbaarheid, Veiligheid, Leefbaarheid, Communicatie). Risico 2 Werkzaamheden Kabels en Leidingen zijn ingrijpender in uitvoeringsfase dan eerder op DTA (Definitief Tracé Akkoord) aangegeven. Inpassen kabel- en leidingwerk in het traject in ontwerpfase opnemen. Risico 3 In verband met de aangescherpte eisen in het in voorbereiding zijnde bouwbesluit (richtlijn bouw- en sloopveiligheid), bestaat het risico dat de hoofdroute auto (in dit geval het verkeer op de De Ruijterkade) dient te worden afgesloten op het moment dat er geheid moet worden. Door in de bouwteamfase en het bestek al uit te gaan van de aangescherpte eisen dient de aannemer zodanige voorzieningen te treffen dat het verkeer op de hoofdroute te allen tijde in stand gehouden wordt. Risico 4 Hulpbrug niet realiseerbaar. Hulpbrug vroegtijdig opnemen in BLVC-plannen. Risico 5 Het paaldraagvermogen van de te realiseren constructie kan nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van bentoniet in de bodem van het voormalige Noord/Zuidlijn-platform. De paalgaten van de getrokken palen van het Noord/Zuidlijn-platform zijn naar verwachting gevuld bentoniet (dit is een in de natuur voorkomend natrium kleisoort). In de berekening van het paaldraagvermogen van de nog te realiseren constructie is rekening gehouden met de aanwezigheid van bentoniet. 5.2.4 Maatregel 2: Metrostation Sixhaven Risico 1 Onvoldoende financiële dekking, doordat: = De financiële raming van de kosten in het projectbesluit is aanzienlijk hoger dan de raming uit het voorkeursbesluit uit 2017; m VRA/ de gemeente heeft beperkte middelen en er zijn meer verzoeken. Er wordt een extra controle op de raming uitgevoerd. 38 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 Risico 2 Opstellen van Voorlopig en Definitief Ontwerp (VO en DO) kost meer tijd dan voorzien. In de DO-fase worden richting Ingenieursbureau en architect duidelijke eisen meegegeven. Het Ingenieursbureau heeft een O-meting uitgevoerd. Het technisch team van Metro en Tram werkt nauw samen met het Ingenieursbureau om lacunes in kennis Noord/Zuidlijn over te dragen. Goede controleprocessen organiseren, ook met stakeholders en nevencontractanten. Risico 3 Niet tijdig (vóór gunning) een onherroepelijk nieuw bestemmingsplan of omgevingsvergunning afwijkend van bestemmingsplan. Onderzoeken of het mogelijk is om zonder een onherroepelijk bestemmingsplan wel al ondergronds met de spoorwerkzaamheden te beginnen. Daarnaast is een zorgvuldige inventarisatie uitgevoerd naar de benodigde onderzoeken, is het participatietraject opgestart en wordt nauw samen gewerkt met het project Gebiedsontwikkeling Sixhaven. Risico 4 Het risico dat Tijdelijke Buiten Gebruiknames (TBGN's) niet worden verleend, uitgesteld of ingetrokken doordat andere gebruikers/ projecten voorrang krijgen, er onvoldoende afstemming met GVB heeft plaatsgevonden of omdat deze niet tijdig zijn aangevraagd. Ter beheersing zullen gewenste TBGN's vroegtijdig afgestemd worden met betrokkenen (via werkgroep Bouwfasering met GVB) en de grote gevolgen van dit risico zullen helder worden gemaakt aan de ambtelijke opdrachtgever. Risico 5 Realisatie (migratieplanning/ bouwfasering) kan niet worden uitgevoerd zoals bedacht. Ter beheersing is een workshop ‘Value Engineering’ uitgevoerd, waarvan de resultaten in de fase van het Definitief Ontwerp nogmaals worden getoetst. Ook worden in het contract met de aannemer criteria opgenomen over bouwfasering en haalbaarheid en controle door externe deskundigen. Daarnaast wordt vroegtijdige toetsing uitgevoerd op draaiboeken voor uitvoeringsmethodiek en bouwfasering. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 39 5.3 Tegenspraak Op verschillende niveaus is het werk van de projectteams tegen het licht gehouden. Voor het programma: Het werk van de onafhankelijke adviescommissie is een uiterste vorm van tegenspraak. Op het niveau van de projecten wordt tegenspraak georganiseerd: = Voor elk project wordt de inkoopstrategie (wijze van aanbesteding) beoordeeld door de gemeentelijke Tenderboard Fysiek. m De financiële begrotingen (de ‘SSK-raming') worden zowel intern als extern gereviewd. m De systematiek van het ophalen van klanteisen en -wensen bij alle stakeholders en het terugkoppelen hoe de eisen/wensen zijn verwerkt in het contract, is een review op zich. Maatregel 1b: brug Noordhollandsch Kanaal Het projectteam laat regelmatig haar producten in- en extern toetsen om de kwaliteit hiervan te waarborgen. Zo is het afgelopen jaar bijvoorbeeld de kostenraming extern getoetst en is externe begeleiding gevraagd bij het uitwerken en uitvoeren van de risicosessie. Hierdoor is bevestigd dat de producten van het team van hoge kwaliteit zijn en zijn op detailniveau verbeteringen doorgevoerd. Ook is een uitgebreide externe review van de concept contractstukken en gunningsleidraad georganiseerd met collega's van andere grote projecten in Amsterdam (De Entree, Oranje Loper, Leidseplein), toekomstige eindbeheerders en externe specialisten. De input vanuit deze review is verwerkt in zowel de contractstukken als de projectplanning. Maatregel 1c: Verplaatsing pontplein IJpleinveer zuidzijde In dit project wordt met de aannemer samengewerkt in een zogenaamd ‘bouwteam’. Speciaal hiervoor is een klankbordgroep ingericht. De klankbordgroep bestaat uit verschillende specialisten. In de klankbordgroep wordt teruggekeken en geanticipeerd op zaken die relevant kunnen zijn op zowel juridisch-contractueel gebied als zaken met betrekking tot samenwerking. Maatregel 2: Metrostation Sixhaven De technische klanteisen specificatie van het metrostation (civieltechnisch, spoorbouw, ICT, treinbeveiliging, station systemen, technische installaties etc.) en het ontwerp (BIM- model) worden intern gereviewd door experts binnen MET. De Inkoopstrategie en het inkoopplan zijn gereviewd en akkoord bevonden door Tenderboard. De update van het bouwfaseringsonderzoek in combinatie met een referentieplanning wordt de komende periode intern gereviewd door experts binnen MET. Het integraal projectbesluit zal voorafgaande besluitvorming (collegebesluit) worden aangeboden aan het project commissariaat. 40 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020 © 6. Conclusie Er is een koerswijziging in zicht. Het advies van commissie D'Hooghe wijkt af van het voorkeursbesluit Sprong over het IJ uit 2017. De gemeenteraad sprak een voorkeur uit voor een adaptief programma met vijf maatregelen om snel, gemakkelijk en veilig naar de overkant te komen. Eind 2018 was echter een bestuurlijke impasse met het Rijk ontstaan over één van de maatregelen, de Javabrug. Naar aanleiding daarvan hebben het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de gemeente Amsterdam een onafhankelijke adviescommissie ingesteld. Deze commissie kreeg als opdracht om te adviseren waar en hoe de oevers van de Rijkswateren in Amsterdam (het IJ en een deel van het Amsterdam-Rijnkanaal) het beste voor fietsers en voetgangers verbonden kunnen worden. In de periode waar deze rapportage op ziet, heeft de adviescommissie zijn werk gedaan. Het was een intensieve periode, waarin de adviescommissie middels ontwerpend onderzoek is gekomen tot een advies. Hierbij heeft de adviescommissie veel kennis opgehaald van belanghebbenden, bewoners, de beide opdrachtgevers en de partners: provincie Noord-Holland, Vervoerregio Amsterdam, Port of Amsterdam en Centraal Nautisch Beheer. In juni 2020 is het advies opgeleverd: een concept inrichtingsplan voor het IJ. Zowel Rijk als gemeente gaan het advies bestuderen en hebben uitgesproken om bestuurlijke afspraken te maken in het najaar van 2020. Het jaar 2020 was ook het jaar waarin de wereld in de greep was van het coronavirus. Dit had gevolgen voor de oversteek over het IJ. Door het ontbreken van een vaste oeververbinding werd de veiligheid van de oversteek om gezondheidsredenen een punt van zorg. Er waren mensen die het onprettig en onveilig vonden om in het openbaar vervoer of op de pont te stappen. Deze mensen voelden zich afgesloten van de rest van de stad. Voor de veiligheid op de pontveren zijn maatregelen genomen, zoals het vereisen van mondkapjes, aanpassen van de dienstregeling en extra instapbegeleiding. Daarnaast is een inventarisatie gedaan van extra tijdelijke maatregelen, mocht de situatie dat noodzakelijk maken. Het jaarlijkse dashboard laat zien dat er een afname is van de groei van de drukte op de veren, ook al voordat corona zijn intrede deed. Dit is naar verwachting het effect van het gebruik van de Noord/Zuidlijn. Als echter wordt gekeken naar de onstuimige groei van Amsterdam-Noord, in samenhang met de kwetsbaarheid als gevolg van de afhankelijkheid van openbaar vervoer en veren, dan is het belangrijk om voortgang te blijven boeken bij het verbeteren van de oversteek. Voortgangsrapportage juli 2019 -juni 2020 | 41 De projecten die onderdeel zijn van de eerste maatregel van de Sprong over het IJ zijn goed op tempo: de uitvoeringsbesluiten zijn genomen, de benodigde bestemmingsplannen zijn onherroepelijk en er is samenwerking met aannemers voor de realisatie. Het intensiveren van de veren en het verbeteren van het IJpleinveer, inclusief fietsbrug over het Noordhollandsch Kanaal, levert op de korte en middellange termijn een bijdrage aan de groeiende vervoersvraag over het IJ. Er blijft draagvlak bij het Rijk en de partners om deze maatregel zo snel mogelijk uit te voeren. Voor de tweede maatregel, station Sixhaven in de Noord/Zuidlijn, is al het nodige onderzoek gedaan en is de voorbereiding gereed gemaakt, om een besluit voor te leggen aan het college van B&W in het najaar van 2020. Metrostation Sixhaven viel buiten het onderzoeksgebied van commissie D'Hooghe, maar een gemeentelijk besluit over het metrostation wordt wel in samenhang met een besluit over het advies van de commissie genomen. Daarbij zal het besluit over het metrostation ook in samenhang met overwegingen over de toekomst van het gebied Sixhaven en omgeving worden genomen. De toekomst van de IJ-oeververbindingen is anders dan werd gedacht in 2017. Nadat eind 2020 bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over het advies van commissie D'Hooghe, zal het vervolgproces anders moeten worden ingericht. Er zijn in de toekomst nog verschillende bestuurlijke besluiten nodig en om die voor te bereiden moet nog veel nieuw onderzoek worden uitgevoerd, is uitgebreid overleg nodig met belanghebbenden en moeten nieuwe plannen worden ontworpen. 42 | Voortgangsrapportage juli 2019 - juni 2020
Onderzoeksrapport
44
train
x Gemeente Amsterdam F EZ % Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven % Agenda, donderdag 24 september 2009 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven Tijd 09.00 tot 12.00 uur Locatie 0239 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 _Inspreekhalfuur Publiek 5 Conceptverslag van de openbare vergadering van 3 september 2009. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieFEZ@raadsgriffie. amsterdam.nl 6 Openstaande Toezeggingen 7 Actualiteiten WETHOUDER OSSEL-DEEL Lucht-en Zeehaven 8 Vaststellen van Bijzondere Subsidieverordening Duurzaamheid- en Innovatiefonds Haven Amsterdam Nr. BD2009-005371 e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ Agenda, donderdag 24 september 2009 Algemeen 9 _Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel WETHOUDER ASSCHER-DEEL Financiën 10 Verslag 2e halfjaar 2008 + jaarrekening 2008 Schadebureau Noord-Zuidlijn Nr. BD2009-004292 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Economische Zaken 11 Halfjaarrapportage Amsterdam Topstad 2009 Nr. BD2009-004547 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 12 Motie 667 Kaplan & Bergervoet Nr. BD2009-006332 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de heer lvens (SP) en gevoegd behandelen met agendapunt 13, e Was TKN 10 in de vergadering van 03-09-2009. 13 Motie 853 (lvens) inzake ondernemers en renovaties Nr. BD2009-006333 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de heer lvens (SP) en gevoegd behandelen met agendapunt 12, e _ Uitgesteld in de vergadering van 03-09-2009. 14 Kredietcrisis e _Ditonderwerp komt uitvoerig aan de orde tijdens de expertmeeting die op donderdagavond (24 september 2009) wordt georganiseerd. Algemeen 15 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher 2
Agenda
2
discard
> < Gemeente Amsterdam > Centrum Stadsdeelcommissie-flap Afzender D] Dagelijks bestuur || Anders, namelijk: Datum gewenste 1“ termijn; 17 december 2019, 2% termijn; 7 januari 2020 overlegvergadering Onderwerp Concept-advies Agenda Taxi 2020-2025 Doel bespreking DM] Reactie geven op voorgestelde advies || Anders, namelijk: Samenvatting in Het college van B&W heeft begin november 2019 de Agenda Taxi maximaal vrijgegeven voor inspraak. 250 woorden Daarmee heeft zij ook een adviesaanvraag gedaan aan het dagelijks bestuur. De Agenda Taxi 2020-2025 is een actualisatie van het huidige taxibeleid. De Agenda Taxi schetst het kader en bevat de concrete maatregelen van het college voor een betere Amsterdamse straattaximarkt. De gemeente wil de taximarkt in Amsterdam als één markt aansturen, met dezelfde regels voor alle chauffeurs en bemiddelaars in Amsterdam. Met de Agenda Taxi 2020-2025 werkt de gemeente aan de volgende vier doelen: - Taxivervoer in Amsterdam is betrouwbaar voor de klant. Het is voor de klant duidelijk bij wie hij/zij instapt, wat de kosten zijn en hoe een beoordeling of klacht kan worden ingediend. - Taxivervoer in Amsterdam is veilig voor klant, chauffeur en de stad. Bij incidenten kunnen klant en chauffeur eenvoudig herleid worden. De chauffeur rijdt veilig en de auto voldoet aan de daaraan gestelde eisen. - De taxibranche is bonafide. Taxichauffeurs en taxibemiddelaars voldoen aan de geldende eisen en houden zich uitsluitend bezig met taxivervoer. - Taxivervoer in Amsterdam houdt rekening met de leefbaarheid van de stad. Taxi's zijn uitstootvrij, krijgen voldoende ruimte voor in- en uitstappen en rijden zo min mogelijk rond zonder klanten. Bewoners ervaren geen overlast of onnodige geluidshinder van taxiverkeer en kunnen veilig aan het verkeer deelnemen. De uitgangspunten zijn voor het stadsdeel goed. De voornaamste taxi- problematiek in het centrum is terug te leiden naar de het overaanbod van taxi's in het centrumgebied. \dealiter zou een algemeen volumebeleid (beperken van het aantal taxi's die in Amsterdam mogen rijden) de druk op de markt en in de openbare ruimte kunnen verminderen. Dit is echter juridisch en wettelijk zeer lastig te Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum realiseren. Daarom wordt nu ingezet op intelligente toegang waarbij op basis van specifieke eisen bepaalde taxi's kunnen worden geweerd of toegelaten in nader te bepalen gebieden. De uitwerking van de diverse maatregelen zal nog volgen en het succes van het nieuwe beleid is daar sterk van afhankelijk. In het concept-advies wordt kort gezegd geadviseerd op vier punten: 1. Stimuleer schone taxi's binnen de in te voeren maatregelen en vooruitlopend op het invoeren van een uitstootvrije milieuzone voor taxi's in 2025. 2. Betrek de gebieden en stadsdelen nauw bij het realiseren en vormgeven van stand- en bufferplaatsen. 3. Geeft aandacht aan de problematiek rond snorders en het mogelijke effect dat het restrictieve beleid voor reguliere taxi's hierop heeft. 4. Borg de capaciteit en financiële middelen voor de voorgestelde handhaving bij het vaststellen van het nieuwe beleid. Meegezonden stukken 1. Concept-advies dagelijks bestuur Centrum (format adviesaanvraag) 2. Aanbiedingsbrief adviesaanvraag Agenda Taxi 2020-2025 3. Agenda Taxi 2020-2025 inspraak versie (bijlage 1 bij adviesaanvraag) 4. Geactualiseerd Handhavingsbeleid Taxi 2019, (bijlage 2 bij adviesaanvraag) 5. Taximonitor 2018, (bijlage 3 bij adviesaanvraag) Wijze van voorbereiding Bespreking in de weekstart van 25 november 2019 Vervolgproces Bespreking en formulering advies in de vergadering van de stadsdeelcommissie van 17 december 2019 en 7 januari 2020. Vaststelling definitief advies door het dagelijks bestuur op 14 januari 2020 Vaststelling Agenda Taxi door de gemeenteraad in Q1 2020. Uiterlijke datum van 17 januari 2020 advisering Behandelend ambtenaar J. Rolf, [email protected], 06-30538767 (naam, afdeling, 06- nummer en e-mailadres) Paraaf afdelingshoofd
Agenda
2
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Volgnummer 231 Datum indiening 10 augustus Onderwerp Schriftelijke vragen van de leden N.T. Bakker en Yilmaz inzake het uitbannen van marktexcessen in de taxibranche. Aan het college van burgemeester en wethouders New York legt de taxi's van Uber aan banden. De gemeenteraad besloot woensdag dat er een jaar lang geen nieuwe vergunningen worden verstrekt. Volgens de burgemeester, Bill de Blasio, kan daarmee een einde komen aan het verkeersinfarct in de stad en de karige beloning van chauffeurs. De stad kan voortaan de minimumlonen van taxichauffeurs bepalen. Gezien het vorenstaande hebben ondergetekenden, namens de fracties van SP en DENK, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen: 1. Is het college op de hoogte van de situatie inzake de taximarkt in NY? Zo nee, wil het college deze bestuderen? 2. Zijn de maatregelen die worden genomen in NY ook toepasbaar in Amsterdam? Zo nee, waarom niet? 3. Is het college op de hoogte van de ongelijkheid van regels voor die verschillende deelnemers geldt in de taximarkt? Welke maatregelen heeft het college tussentijds genomen om een gelijk speelveld te creëren”? 4. Is het college van plan om Uber een halt toe te roepen of aan dezelfde regels te onderwerpen als de overige ondernemers binnen de taxibranche? Zo nee, waarom niet? 5. Welke maatregelen kunnen worden aangedragen ter bescherming van het CAO minimumloon voor chauffeurs in dienstverband wanneer Uber ook in aanmerking komt voor aanbestedingen en vergunningen? 6. a Welke rol kan de gemeente vervullen om te voorkomen dat er via eventuele kartelvorming kan worden bepaald wie wat krijgt? b Is bijvoorbeeld een (gemeentelijke) regiecentrale op zijn plaats voor het bedienen van lokale gecertificeerde taxivervoerders tegen een aannemelijke prijsstelling? Het lid van de gemeenteraad, N.T. Bakker 4 Gemeente Amsterdam R Gemeenteblad Schriftelijke vragen, N. Yilmaz 2
Schriftelijke Vraag
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1277 accent Behandeld op 16 en 17 december 2020 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 18 december 2020 Onderwerp Motie van de leden Flentge, N.T. Bakker, Kat, Martens, Biemond, Nadif, Taimounti en Kreuger inzake de Begroting 2021 (Food Capital) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2021. — _Constaterende dat: — _MKB Amsterdam en KHN Amsterdam een plan hebben opgesteld om van Amsterdam Food Capital te maken; — Nederland een van de grootste producenten en exporteurs van voedsel ter wereld is, maar slechts 3% op de Amsterdamse borden terecht komt; — Amsterdam in haar voedselstrategie inzet op meer lokaal aanbod van voedsel uit Amsterdam en de regio. Overwegende dat: — Amsterdam op het gebied van eetcultuur nog veel te winnen heeft ondanks een gigantisch potentieel van lokale aanbieders in de regio en restaurateurs van wereldfaam — Amsterdam met 180 nationaliteiten een enorme diversiteit aan eetcultuur herbergt die Amsterdam nog te weinig benut als unieke culturele en economische kracht — Een verhoogde inzet op lokale producenten aansluit bij de circulaire doelstellingen van Amsterdam. Voorts overwegende dat: — Amsterdam haar binding met de regio en binding met haar ondernemers versterkt door het plan van MKB en KHN op te nemen in de programma’s ‘Amsterdam 750’ en ‘de economie van de toekomst’ Spreekt uit dat: — Amsterdam Food Capital in de komende jaren en in 2025 in de beleidsplannen van het college een prominente positie krijgt Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — Met de initiatiefnemers MKB Amsterdam en KHN een plan op te stellen om Amsterdam Food Capital te ontwikkelen, te versterken en als (inter)nationaal begrip te vestigen; — Dit in nauwe samenwerking te doen met de Metropoolregio Amsterdam; 1 — Samen met MKB en KHN hiertoe op zoek te gaan naar partners en co- financiering; — En zo nodig hiervoor in 2021 een aanvullende begroting aan de gemeenteraad voor te leggen. De leden van de gemeenteraad E.A. Flentge N.T. Bakker H. Kat C. Martens H.J.T. Biemond |. Nadif M. Taimounti K.M. Kreuger 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1192 Publicatiedatum 15 november 2017 Ingekomen op 19 oktober 2017 Behandeld op 9 november 2017 Uitslag Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Peters inzake de Begroting 2018 (OZB-objecten op eigen grond). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2018. Overwegende dat: — Vanwege erfpacht, Amsterdam een van de laagste OZB-tarieven van Nederland heeft; — Grote delen van de Grachtengordel en de Vondelparkbuurt objecten op eigen grond heeft staan; — Eigenaren van deze objecten geen erfpacht betalen en ook nauwelijks OZB betalen en daardoor onevenredig weinig bijdragen aan gemeentelijke lasten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: De mogelijkheid te onderzoeken om een eerlijker OZB-tarief te hanteren voor eigenaren van objecten op eigen grond. Het lid van de gemeenteraad D.W.S. Peters 4
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 48 Publicatiedatum 3 februari 2017 Ingekomen onder o Ingekomen op 25 januari 2017 Behandeld op 25 januari 2017 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Moorman inzake de overeenkomst van de gemeente met Airbnb (30 dagen onmiddellijk overzetten in de overeenkomst). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de overeenkomst van de gemeente met Airbnb (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1698). Overwegende dat: — de gemeente met Airbnb een overeenkomst heeft gesloten met als gezamenlijk doel dat vakantieverhuur via het platform Airbnb voortaan geschiedt volgens de beleidsregels voor vakantieverhuur en dat geen illegale verhuur meer wordt aangeboden op het platform; — de overeenkomst ten aanzien van beperken van illegale verhuur slechts stelt dat Airbnb voortdurend (zijnde frequent) op geautomatiseerde wijze advertenties zal identificeren die niet overeenkomen met de gemeenschappelijke doelen uit de preambule en dat daarbij advertenties van het adres of adressen geschorst of gepauzeerd kunnen worden wanneer zij voor meer dan 60 dagen zijn verhuurd in één jaar: — de overeenkomst niet spreekt over het te verhuren object, te weten de woning die aangeboden en verhuurd wordt voor vakantieverhuur. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: bij verwezenlijking van, de door de gemeenteraad Amsterdam uitgesproken wens, een reductie van het aantal vakantiedagen naar 30 dagen, de overeenkomt met Airbnb binnen een redelijke termijn, in ieder geval binnen 2 maanden, conform het Amsterdamse beleid aan te passen. Het lid van de gemeenteraad M. Moorman 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 483 Publicatiedatum 26 juni 2013 Ingekomen onder H Ingekomen op woensdag 12 juni 2013 Behandeld op woensdag 12 juni 2013 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van de raadsleden mevrouw Moorman, mevrouw Van Doorninck en de heer Paternotte inzake het intrekken van de Verordening op de stadsdelen en het vaststellen van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 (artikel 4 - samenstelling algemeen bestuur). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordrachten van het college van burgemeester en wethouders van 7 mei 2013 inzake: — _ een nieuw bestuurlijk stelsel vanaf 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 437); — intrekken van de Verordening op de stadsdelen en vaststellen van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 438); Constaterende dat: — in artikel 4, lid 1, is bepaald dat het algemeen bestuur van een bestuurscommissie uit 13 of 15 leden bestaat; — dit aantal afhankelijk is van het aantal inwoners dat een stadsdeel heeft; — de verordening bepaalt dat het algemeen bestuur in Centrum, Noord, Oost en Zuidoost over 13 leden beschikt en Nieuw West, Zuid en West over 15 leden; — bij de bepaling van deze verdeling een willekeurige grens van 125.000 wordt gehanteerd; — _ voor de bezoldiging een andere grens wordt gehanteerd, gebaseerd op de VNG criteria, namelijk van 100.000, Van mening zijnde dat: — _ het onlogisch en onduidelijk is om twee verschillende grenzen te hanteren; — stadsdeel Oost voor de bezoldiging wordt aangemerkt als een groot stadsdeel, maar bij de bepaling van de samenstelling van het algemeen bestuur als een klein stadsdeel; — de omvang van stadsdeel Oost de grens van 100.000 ruimschoots overschrijdt (122.847 inwoners op 1 januari 2013) hetgeen een bestuurscommissie van 15 leden rechtvaardigt, 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 483 Amendement Datum 26 juni 2013 Besluit: in ontwerp-besluit nr. 438 van 2013, de Verordening op de bestuurscommissies 2013, artikel 4: samenstelling algemeen bestuur, lid 1, luidende: 1. Het algemeen bestuur bestaat uit: — 13 leden in een stadsdeel tot 125.000 inwoners; — 15 leden in een stadsdeel boven de 125.000 inwoners, te wijzigen in: 1. Het algemeen bestuur bestaat uit: — 13 leden in een stadsdeel tot 100.000 inwoners; — 15 leden in een stadsdeel boven de 100.000 inwoners. De leden van de gemeenteraad, M. Moorman G.A.M. van Doorninck J.M. Paternotte 2
Motie
2
discard
| x Gemeente Gemeente Amsterdam Amsterdam Bestuurscommissie West | x West x Voordracht en besluit D B _ AB | | A-besluit | Registratienummer INT-17-03907 | Afdeling Gebiedspool / rve Projectmanagementbureau | Onderwerp Brediuslocatie -Herzieningsbesluit met plannummer 754.01 Portefeuille Gebiedsontwikkeling en Ruimtelijk Beheer DB lid Melanie van der Horst Gebied Westerpark | Vergaderdatum DB 16 januari 2018 | Vergaderdatum AB 13 februari 2018 (oordeelsvorming); 6 tmaavl2018 (besluitvorming) | Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) | Joop Gerrits | 06 3050 9531 | [email protected] Parafen (Gebieds)manager Portefeuillehouder | / | 7 AMEN =S | _\l WEA ‚ M. Ho U M.D. van der Horst | Publicatiedatum 21 februari 2018 Tekst van openbare | besluiten wordt Het Algemeen Bestuur van stadsdeel West heeft een positief advies uitgebracht aan het | Í gepubliceerd dagelijks bestuur van West om het Herzieningsbesluit voor de Brediuslocatie ter | besluitvorming voor te dragen aan B&W en Gemeenteraad. Het Herzieningsbesluit is in | overleg met de omwonenden tot stand gekomen. In het Herzieningsbesluit staan de voorwaarden en de ambities voor de herontwikkeling van de locatie tot ongeveer 120 woningen. De ambities zijn om een gebouw te maken dat past in de buurt, dat zo duurzaam is dat het ‘geeft’ in plaats van ‘neemt’ en dat het uitnodigt tot meedoen en ontmoeting. Tachtig | procent van de woningen worden bestemd voor mensen met een inkomen tot maximaal 1,5 X | modaal. Een kwart van deze woningen wordt minimaal 85 ma en zijn bedoeld voor gezinnen. De overige woningen zijn voor het dure segment. Op het binnenhof of het dak kunnen moestuinen komen voor bewoners en/of de buurt. Tachtig procent van de woningen worden aanpasbaar gebouwd en zijn geschikt voor ouderen. Pagina 1 van8 | | Besluit DB Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West besluit: | kan niet hetzelfde zijn als het AB-besluit 1. Inte stemmen met het Herzieningsbesluit Brediuslocatie en de bijlagen. 2. Het Herzieningsbesluit Brediuslocatie en de bijlagen voor advies aan het Algemeen | Bestuur voor te leggen. . 3. Het Herzieningsbesluit Brediuslocatie en de bijlagen ter besluitvorming voor te leggen aan B&W en de Gemeenteraad onder voorbehoud van een positief advies van het | Algemeen Bestuur. | 4. Geheimhouding op te leggen tot 31 december 2024 op de bij deze voordracht | meegezonden bijlage A: ‘Financiële Paragraaf Herzieningsbesluit, Plannummer 754.01’ op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel 10, tweede lid, onder lid b en g van de Wet openbaarheid van bestuur en verzoekt het Algemeen Bestuur dit te bekrachtigen. | | Besluit AB Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West besluit: | kan niet hetzelfde zijn | als het DB-besluit 1. Het dagelijks bestuur positief te adviseren om het Herzieningsbesluit Brediuslocatie en de bijlagen ter besluitvorming voor te leggen aan B&W en Gemeenteraad. 2. Inte stemmen met de geheimhouding tot 31 december 2024 op de bij deze voordracht meegezonden bijlage A: ‘Financiële Paragraaf Herzieningsbesluit, | Plannummer 754.01’ op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet. Dit in | verband met de belangen genoemd in artikel 10, tweede lid, onder lid ben q van de Wet openbaarheid van bestuur. 3. Het dagelijks bestuur op te dragen om de inhoud van dit Herzieningsbesluit één op | één te vertalen naar een nieuw bestemmingsplan voor deze locatie. | ve | Ondertekening 4N Igemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Wes N NN, Í IS TD | | () / EGT E.M.\Ovérgie „D. van der Horst, s&cretaris GS voorzitter | Bestuurlijke achtergrond | Datum Besluit Door 29 november 2016 Ruimtelijke Algemeen Bestuur West ‘ __vitgangspunten 27 maart 2017 Participatie en Dagelijks Bestuur West Communicatieplan OO mn OO Brediuslocatie n OO In te stemmen met het Herzieningsbesluit Brediuslocatie en de bijlagen. Dit besluit is een herziening op het Investeringsbesluit vit 2010 over de ontwikkeling van een sporthal en woningen. Dit besluit is herzien en bestaat uit een aantal onderdelen: | -___Een plan voor de herontwikkeling (bouwenvelop en 10 kavelregels) | | Registratienummer INT-17-03907 Pagina 2 van8 | | -__ Een financieel kader: geld en grondopbrengsten | - _ Beleidskaders waaraan de planvorming moet voldoen | -_ Onderzoeken die zijn vitgevoerd | -__ Weergave van gevoerd overleg met omwonenden en adviesorganen om adviezen in te winnen. | Al deze uitkomsten zijn in het plan verwerkt. De 10 kavelregels geven aan wat er mag, wat | moet en wat de ambities zijn. Hiermee geeft het stadsdeel een ontwikkelaar en architect | straks de ruimte om een mooi plan te maken. | In het Herzieningsbesluit staan de contouren waarbinnen een ontwikkelaar later aan de slag gaat. De belangrijkste kenmerken van de herontwikkeling zijn: | -__passend bij bloksgewijze stedenbouwkundige structuur Amsterdamse School | -__4 bouwlagen + een kap (65 graden) | -__poorten, zoals bij de Zaanhof -__gesloten 3-hoekig bouwblok met een voorplein -__ woonstraat 18 meter breed. L Í Kavelregels De kavelregels beschrijven de ambities die de gemeente samen met omwonenden heeft geformuleerd: -__Bouwenvelop: voorschriften voor rooilijnen, bouwhoogten, plinten, waterberging, groen, geluid -__ Stedenbouw en architectuur: plan sluit aan bij kwaliteit van de buurt (Welstandskader, | schoonheid van Amsterdam 2016) -__Woonprogramma: 100-120 woningen (11.000 m2) bestemd volgens 80% middeldure huur om doorstroming vanuit de sociale huurwoningen bij voorkeur in de Spaarndammerbuurt te bevorderen en 20% dure huur of koop (zie toelichting verderop) | -__ Werken: 1.000 m2 maatschappelijk en/of dienstverlenend en eventueel een restaurant, lunchroom of koffiehuis (horeca categorie 4) - Verkeer: eenrichtingsverkeer, sluit aan op bestaande verkeerscirculatie. -__ Parkeren: op eigen terrein -__ Fietsparkeren: gebruiksvriendelijk op eigen terrein -__ Aansluiting openbare ruimte: blok sluit direct aan op openbare ruimte: overgang is bij voorkeur onderdeel van inrichting openbare ruimte | -__ Groen: aantrekkelijk, hoogwaardig groen (tuin, binnenterrein, gevels en daken). -_Duurzaamheid: minimaal klimaatneutrale woningen, circulair bouwmateriaal, een | gebouw dat ‘geeft’. Oftewel, dat meer levert dan verbruikt (energie, hemelwater, tuinen, autodelen, fietsgebruik, etc.) | Amsterdam heeft een grote behoefte aan nieuwe woningen en met name aan | huurwoningen in het middensegment. Op de Brediuslocatie komen vrije sector woningen waarvan de 80% in het middensegment huur en 20 % in de dure sector huur of koop. Een | kwart van de woningen in het middensegment is minimaal 85 m? en zijn voor gezinnen. De middensegmentwoningen zijn bedoeld voor huishoudens met een inkomen tot maximaal 1,5 X modaal = € 52.367,- bruto per jaar (prijspeil 2017). Dit biedt de mogelijkheid aan ‘scheefwoners’ om door te stromen, waardoor in de Spaarndammerbuurt weer sociale huurwoningen ter beschikking komen voor de mensen die ze hard nodig hebben. Inschrijvers die het mogelijk maken dat de woningen bij voorkeur worden toegewezen aan mensen die een sociale huurwoning achterlaten, het liefst in de Spaarndammerbuurt, en aan het streven Registratienummer INT-17-03907 Pagina 3 van 8 kunnen voldoen dat deze vrijgekomen sociale huurwoningen in de sociale sector blijven, | scoren aanzienlijk hoger bij de tender. Stadsdeel West acht het van groot belang dat dit niet alleen bij goede bedoelingen blijft. Om in aanmerking te komen voor deze extra punten zal dan ook een overtuigend plan van aanpak moeten zijn opgesteld. Van alle woningen in het plan wordt 80% aanpasbaar gebouwd zodat ze geschikt zijn voor ouderen. Het woningbouwprogramma op de Brediuslocatie is in overleg tussen de verantwoordelijke | portefeuillehouder van het stadsdeel en de wethouders van Ruimtelijke Ordening/Grondzaken en van Wonen bekeken in samenhang met andere plannen op | gebiedsniveau. In de Spaardammerbuurt is 73% sociale huur. Elders in het gebied | Westerpark komt een nieuwbouwproject met 100% sociale huur (178 woningen). Samen met | een klein particulier transformatieproject met koopwoningen, komt de verdeling neer op | 57% sociaal, 30% midden en 13% koop en benadert dit de 40-40-20 regeling van het nieuwe woonbeleid in de stad. Voor de totstandkoming van de kavelregels en de bouwenvelop heeft Stadsdeel West | intensief overleg gevoerd met de omwonenden van de Brediuslocatie. In totaal zijn 11 | bewonersavonden georganiseerd. De omwonenden hebben ambities aangedragen voor de | herontwikkeling van de locatie. Verslagen van deze bijeenkomsten maken als | Inspiratiedocumenten deel vit van de stukken in de tenderfase. De geformuleerde ambities zijn meegenomen in dit besluit. Belangrijk vitgangspunt van de herontwikkeling is dat de nieuwbouw past bij de stedenbouwkundige karakteristiek en architectonische kwaliteit van | de Spaarndammerbuurt. Qua duurzaamheid zetten de omwonenden in op een gebouw dat ‘geeft’ in plaats van ‘neemt’. En als het om inclusiviteit gaat, denken de omwonenden aan een gebouw en omliggende ruimte dat verbinding kan bewerkstelligen tussen bewoners onderling en de omwonenden. Ze adviseren dat bijvoorbeeld een moestuin op het binnenterrein daarbij kan helpen. Ook is advies gevraagd aan de Integrale Commissie van Ruimtelijke Kwaliteit. Deze heeft positief geadviseerd op het vitgangspunt dat het gebouw | moet passen bij de Spaarndammerbuurt. Het Dagelijks Bestuur heeft de wijze waarop het stedenbouwkundig model wordt uitgewerkt uitdrukkelijk open gelaten. Als dit maar past binnen de randvoorwaarden, de | doelstellingen en de ambities die voor de herontwikkeling van de locatie zijn opgesteld. | Daarom is in dit Herzieningsbesluit een bouwenvelop met kavelregels opgenomen. Marktpartijen krijgen in de volgende fase binnen dit kader de vrijheid om in onderlinge | concurrentie met een optimaal plan te komen. | De totale begrote kosten in de grondexploitatie en de totaal begrote opbrengsten staan | vermeld in bijlage A: Financiële paragraaf Herzieningsbesluit (geheim) Het project laat een | positief saldo zien per 1-1-2017, dat ten gunste komt van het Centraal Vereveningsfonds. | | Positief te adviseren aan het dagelijks bestuur om het Herzieningsbesluit Brediuslocatie | ter besluitvorming voor te leggen aan B&W en Gemeenteraad. Het betreft hier een stadsdeelproject waarvan de besluitvorming door het stadsdeel is | voorbereid binnen de kaders van het grondprijsbeleid. Het dagelijks bestuur is bevoegd om | het Herzieningsbesluit ter besluitvorming voor te dragen aan B&W en de gemeenteraad. Het stadsdeel heeft rond het project een participatietraject doorlopen. Agendering in de vergadering van het Algemeen Bestuur biedt de mogelijkheid aan omwonenden om in te spreken. Ook bevordert de agendering een goede en volledige belangenafweging. Registratienummer INT-17-03907 : Pagina 4 van 8 In te stemmen om het Herzieningsbesluit Brediuslocatie en de bijlagen ter besluitvorming voor te leggen aan B&W onder voorbehoud van een positief advies van het Algemeen Bestuur. | Als het Algemeen Bestuur positief adviseert, wordt het Herzieningsbesluit en de bijlagen door het dagelijks bestuur voorgedragen aan B&W en Gemeenteraad voor besluitvorming. Geheimhouding op te leggen tot 31 december 2024 op de bij deze voordracht | meegezonden bijlage A: ‘Financiële Paragraaf Herzieningsbesluit, Plannummer 754.01’ Geheimhouding van de financiële gegevens is gewenst om de openbare aanbesteding van werkzaamheden niet te verstoren of te belemmeren. Het College van B&W legt geheimhouding op, de gemeenteraad bekrachtigt dit. Het dagelijks bestuur op te dragen om de inhoud van dit Herzieningsbesluit één op één : te vertalen naar een nieuw bestemmingsplan voor deze locatie. Door de herziening van het plan van sporthal naar woningen is een nieuw bestemmingsplan voor de locatie nodig. Tijdens het participatieproces voor het Herzieningsbesluit is aan de | omwonenden toegezegd dat de inhoud van het Herzieningsbesluit, wat met hun inbreng tot | stand is gekomen, één op één zal worden doorvertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. Daarom is aan de buurtbewoners beloofd dat als het voorontwerpbestemmingsplan is opgesteld, dit aan de buurt wordt gepresenteerd zodat zij kunnen controleren of de | vertaling goed en correct is uitgevoerd. Onderbouwing besluit Beoogd effect Met instemming van het dagelijks bestuur en een positief advies van het Algemeen Bestuur wordt de besluitvorming in gang gezet om de grond van de Brediuslocatie vit te geven voor woningbouw en consumentverzorgende dienstverlening onder voorwaarden en met | ambities die in overleg met de omwonenden zijn opgesteld. | Door het Herzieningsbesluit voor een positief advies te agenderen in de vergadering van het Algemeen Bestuur krijgen omwonenden de gelegenheid om in te spreken. Argumenten | Hoewel het Dagelijks Bestuur is gemandateerd om het Herzieningsbesluit via de wethouder | en B&W aan de gemeenteraad voor te leggen, is met de omwonenden afgesproken om het | Herzieningsbesluit voor te leggen aan het Algemeen Bestuur. Op deze manier krijgen de | omwonenden de gelegenheid om in te spreken en hun argumenten naar voren te brengen. | In het bijgevoegde Herzieningsbesluit is het gevoerde overleg op hoofdlijnen weergegeven. | De verslagen van de overleggen zijn in de bijlagen gevoegd. | Kanttekeningen | geen Í Risico's / Neveneffecten | Zodra de middensegment huurwoningen in de verhuur gaan, moet het stadsdeel mogelijk | extra capaciteit inzetten. Dit om toe te zien dat toezeggingen van de partij(en) aan wie de ontwikkeling van de Brediuslocatie is gegund worden waargemaakt. De toezeggingen hebben onder andere betrekking op de doorstroming: de middensegment huurwoningen in het plan worden bij voorkeur toegewezen aan mensen die een sociale huurwoning achterlaten, het liefst in de Spaarndammerbuurt. Daarbij moet(en) de partij(en) ervoor zorgen dat de vrijgekomen sociale huurwoningen in de sociale sector blijven. | Registratienummer INT-17-03907 Pagina 5 van8 Uitkomsten ingewonnen adviezen | Juridisch bureau Geen advies nodig in deze fase | Financiën Ton van Schuppen, Directie Middelen en Control: positief Communicatie Rve Communicatie: positief over het communicatieproces Overige 1. Stedelijk Adviesteam Plaberum: positief, met enkele aanvullende adviezen | (opgenomen in het concept-Herzieningsbesluit). 2. RVE Wonen: positief | 3. RVE Grond en Ontwikkeling: positief (tekst wordt aangeleverd na kerstreces) | Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Ja Indien ja, dekking aanwezig? Ja | Indien ja, welke kostenplaats? Grondexploitatie met plannummer 754.01 | Toelichting De kosten voor realisatie worden gedekt uit de grondexploitatie (grex budget) | Brediuslocatie. De grondexploitatie kent een positief saldo per 1-1-2017). | Zie bijlage A (geheim). neee [ Voorlichting en communicatie | Het Algemeen Bestuur van West adviseert positief aan het dagelijks bestuur van West om het Herzieningsbesluit voor de Brediuslocatie ter besluitvorming voor te dragen aan B&W en Gemeenteraad. In het Herzieningsbesluit staan de voorwaarden en de ambities voor de herontwikkeling van de locatie tot ongeveer 120 woningen. De ambities zijn om een gebouw te maken dat past in de buurt, dat zo duurzaam is dat het gebouw ‘geeft’ in plaats van ‘neemt’ en dat het | gebouw uitnodigt tot meedoen en ontmoeting. Tachtig procent van de woningen worden | bestemd voor mensen met een inkomen tot maximaal 1,5 X modaal. Een kwart van deze woningen wordt minimaal 85 ma en zijn bedoeld voor gezinnen. De overige woningen zijn | voor het dure segment. Op het binnenhof of het dak kunnen moestuinen komen voor | bewoners en/of de buurt. Tachtig procent van de woningen worden aanpasbaar gebouwd | en zijn geschikt voor ouderen. | Het besluit wordt bekend gemaakt bij alle omwonenden van de Brediuslocatie die bij de planvorming betrokken zijn en die op de mail-lijst staan. Het besluit wordt tevens op de | projectenpagina van de gemeente geplaatst. Verder wordt het besluit gedeeld via diverse | sociale media met de organisaties in de buurt en aan de Staatskrant. | | [ | | Registratienummer INT-17-03907 | Pagina 6 van 8 Í | Uitkomsten inspraak en maatschappelijk overleg (participatie) De omwonenden hebben een uitnodiging ontvangen om tijdens de voorbereidende vergadering van het Algemeen Bestuur aanwezig te zijn zodat ze kunnen inspreken. | Alle aandachtpunten, ideeën en ambities van de bewoners zijn vastgelegd in verslagen die | zijn bijgevoegd in bijlage 17. De verslagen dienen in volgende fase, als de ontwikkelaar | wordt geselecteerd door middel van een tender, als inspiratiedocumenten voor de | inschrijvers die meedingen om de Brediuslocatie in ontwikkeling te nemen. | Volume en bezonning: de omwonenden maakten zich zorgen om de bezonning van de bestaande bouw. Mede daarom pleitten zij voor een straat van 20 meter breed (Bijlage 19). | Dit is vergelijkbaar met een buurtontsluitingsstraat elders in de buurt, zoals de | Oostzaanstraat. Het stadsdeel heeft een woonstraat voor ogen en zocht aansluiting op de | andere woonstraten in de buurt die 15 meter breed zijn. Het stadsdeel en de omwonenden hebben elkaar gevonden bij een straatbreedte van 18 meter. Hierin zijn leefstoepen | mogelijk waarvan de zuidoostzijde goed in de zon ligt. Mede hierom is in de kavelregels het | bouwvolume in hoogte beperkt tot maximaal 17 meter en een goothoogte van 13 meter aan de Zaanstraat bij een dakvlak met een hellingshoek van 65 graden. Dit wordt ook vastgelegd in het bestemmingsplan. | | Op de bewonersavond van 29 november 2017 is het concept-Herzieningsbesluit voor | consultatie en overleg aan de omwonenden voorgelegd. Zij hebben om twee punten | gevraagd: 1. Een vergelijkende bezonningsstudie van een dakhelling van 45° en van 65°. | 2. Een indicatie wat wij als gemeente maximaal aan m? horeca op de Brediuslocatie willen | toestaan. | Uit de vergelijkende bezonningsstudie (Bijlage 18b) blijkt dat bij een dak van 65° de gevel | aan de Zaanstraat op 21 maart (is gelijk aan 21 september) een kwartier eerder schaduw | krijgt dan als het dak een hoek heeft van 45°. Naarmate de dagen langer worden wordt dit tijdsverschil korter. Op grond van dit onderzoeksresultaat wordt geadviseerd om een | hellingshoek van het dak van 65° aan te houden. Dit levert voor de toekomstige bewoners | onder het dak de meeste bruikbare vierkante meters op. Het effect van de schaduwwerking | op de overkant is gering. | Voor de horeca wordt geadviseerd maximaal 200 m2 voor te schrijven (bijlage 21). Geheimhouding | Geheimhouding wordt opgelegd op de bij deze voordracht meegezonden bijlage Boz - A: | ‘Financiële Paragraaf Herzieningsbesluit, Plannummer 754.01’ op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel 20, | tweede lid, onder lid ben g van de Wet openbaarheid. | Einde geheimhouding Tot na de oplevering van het project en de sluiting van de Grondexploitatie. Dit is voorzien | in 2024. | Stukken | Meegestuurd Bijlage 1: Herzieningsbesluit | Bijlage 2: Financiële paragraaf (GEHEIM) | Bijlage 3: Onderzoeken, moties en adviezen (gebundeld) | 1. Brediuslocatie bouwblokstudie 2. Bouwbrief 130 van 2015 | 3. Motie M16.38 ta.Stedenbouwkundige modellen Brediuslocatie 4b. Advies Subcommissie Integrale Ruimte Kwaliteit | 5. Motie M26.39 | 6. Geluidonderzoek in het kader van bestemmingswijziging | jn 7. Advies TAVGA TO Te Registratienummer INT-17-03907 Pagina 7 van8 | 8. Rapport Verkennend bodem- en verhardingsonderzoek | g. Memo Cultuurhistorische waarden 10. Archeologisch bureavonderzoek 11. Natuurtoets Ruimtelijke Ontwikkeling Bredius | 12. Vleermuis onderzoek | ke 4 13. Onderzoek luchtkwaliteitseisen | 14. Aspect Externe Veiligheid | 15. Verkeersonderzoek Brediuslocatie d.d. 19 juli 2016 16. Geursitvatie woningbouwlocatie Bredius | 21. Advies oppervlakte horeca op Brediuslocatie | SAP-advies Bijlage 4: Bezonningsstudies (gebundeld) | 18a. Bezonningsstudie 1 18b. Vergelijkende bezonningsstudie . | Bijlage 5: Verslagen bewonersavonden | Bijlage 6: Stukken aangeleverd door bewoners (gebundeld) | 19. Onderzoek Omwonenden Breedte Zaanstraat | 20. Suggestie bewoner voor studio Bredius | Bijlage 7: Voordracht B&W | | Ter inzage gelegd Er worden geen stukken ter inzage gelegd. | Í Í | [ | Í | | | | | Registratienummer INT-17-03907 | Pagina 8 van8
Besluit
8
test
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 501 Publicatiedatum 9 juli 2014 Ingekomen onder N Ingekomen op woensdag 2 juli 2014 Behandeld op woensdag 2 juli 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Vink, mevrouw Alberts en mevrouw Poot inzake de hoofdlijnen voor de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) voor de aanbesteding Zuidasdok (uitbreiding van het Amsterdamse metronetwerk). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 27 mei 2014 inzake de hoofdlijnen voor de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) voor de aanbesteding Zuidasdok (Gemeenteblad afd. 1, nr. 416); Overwegende dat: — beter en sneller openbaar vervoer bijdraagt aan het aantrekken van nieuwe bedrijven, hotels en andere stedelijke, recreatieve en toeristische voorzieningen en het uitbreiden van het aantal bereikbare banen (ook) buiten het Amsterdamse stadscentrum; — in het college akkoord een heldere ambitie is geformuleerd wat betreft metro- uitbreidingen in groot Amsterdam; — de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zowel in 2007 (territorial review Randstad Holland) als in 2010 (place based policies in The Netherlands) heeft geadviseerd met name de (openbaar-vervoer-) bereikbaarheid op het niveau van de metropoolregio Amsterdam en Rotterdam te verbeteren ter versterking van economische structuur en prestatie van Nederland; — het Rotterdamse metronetwerk zo'n 85 km is en die regio werkt aan een zesde metrolijn en de regio Amsterdam met een metronet van circa 40 km wat betreft snel en betrouwbaar openbaar vervoer voor stad en regio achterblijft bij de mobiliteitsbehoefte van bewoners en bezoekers, terwijl het aantal inwoners en bezoekers en dus de mobiliteitsbehoefte jaar na jaar stijgt, 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 501 Moti Datum __ 9 juli 2014 otie Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — de raad nog in 2014 een inventarisatie van de mogelijkheden voor uitbreiding van het metronetwerk voor te leggen; — daarbij ook de Structuurvisie als inspiratiebron te hanteren, uit te gaan van soberheid en doelmatigheid en gericht — in samenspraak met de stadsregio — toe te werken naar een concreet plan om stap voor stap het metronet uit te breiden. De leden van de gemeenteraad, B.L. Vink R. Alberts M.C.G. Poot 2
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 417 Datum indiening 26 september 2018 Datum akkoord 11 april 2019 Publicatiedatum 20 mei 2019 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Dantzig inzake de politie-inzet bij voetbalwedstrijden. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Voor 15 september 2018, de dag waarop Ajax in de Johan Cruyff ArenA tegen FC Groningen speelde, stond aanvankelijk een politiestaking aangekondigd. Twee dagen voor de wedstrijd berichtte De Telegraaf! dat Ajax aangaf met eigen steward-inzet een politiestaking te kunnen opvangen. Een woordvoerder van Ajax heeft laten weten: “We hebben in een gesprek met de gemeente en de politie aangegeven samen met FC Groningen ook zonder politie-inzet de veiligheid in het stadion te kunnen garanderen”. De KNVB liet weten samen met gemeenten en clubs in overleg te zijn op zoek naar alternatieven om ondanks een politie-staking zoveel mogelijk wedstrijden door te kunnen laten gaan. De staking zou uiteindelijk niet plaatsvinden waardoor de wedstrijd tussen Ajax en Groningen ongehinderd door kon gaan. De D66-fractie is evenwel benieuwd of van de alternatieven die door de verschillende betrokkenen organisaties zijn aangevoerd, kan worden geleerd. De D66-fractie vindt dat de veiligheid rondom voetbalwedstrijden moet worden gegarandeerd. Tegelijkertijd constateert zij dat de kosten en capaciteit van de politie- inzet rondom voetbalwedstrijden niet gering zijn. Indien met minder politie-inzet de veiligheid in en rond het stadion kan worden gegarandeerd, dan kunnen schaarse middelen en politie-inzet voor andere doelen worden ingezet. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Dantzig, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Klopt het dat Ajax bij de gemeente heeft aangegeven dat de veiligheid in het stadion kon worden gegarandeerd’? Antwoord: Ja. 1 https://www telegraaf.nl/sport/2550056/ajax-wil-ook-bij-staking-politie-gewoon-spelen. 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer A ne 2019 Schriftelijke vragen, woensdag 26 september 2018 2. Was het mogelijk geweest de wedstrijd tussen Ajax en FC Groningen door te laten gaan, als door een politiestaking geen of minder politie-inzet beschikbaar Zou zijn geweest? Antwoord: Ja. De wedstrijd Ajax — FC Groningen is geen risicowedstrijd. Voorafgaand aan het besluit om de wedstrijd, vooralsnog en bij een gelijkblijvend risicoprofiel, door te laten gaan zijn afspraken gemaakt binnen de politie over het optreden bij incidenten. Binnen de kaders van deze afspraken kon de wedstrijd door gaan. De aangekondigde staking zou niet hebben betekend dat de politie helemaal afwezig was. De politie zou inzetbaar zijn geweest bij incidenten. 3. Welke alternatieven zijn door verschillende organisaties bij de gemeente aangereikt om de veiligheid binnen het stadion te garanderen? Antwoord: Geen. De veiligheid binnen het stadion is de verantwoordelijkheid van de organisator (Ajax en Johan Cruijff ArenA). De taak van de politie betreft vooral de handhaving van de openbare orde (buiten het stadion). De organisator heeft haar verantwoordelijkheid ingevuld zoals ze dat altijd doen. 4. Welke alternatieven zijn door verschillende organisaties bij de gemeente aangereikt om de veiligheid rondom het stadion te garanderen? Antwoord: De organisator heeft aangegeven extra beveiligingspersoneel in te kunnen zetten als dat noodzakelijk zou zijn. 5. Ziet u mogelijkheden om wedstrijden waarvan het veiligheidsrisico relatief laag is, met minder politie-inzet te laten plaatsvinden? Antwoord: Ja. Wij hanteren een werkwijze waarin afhankelijk van het risicoprofiel maatregelen worden ingezet. Daarbij streven we al enkele jaren naar het verminderen van politie-inzet. De politie-inzet rond voetbal laat een dalende lijn zien. Van 15.840 uur politie-inzet voor wedstrijden in de Eredivisie in seizoen 2014-2015 naar 11.867 uur politie-inzet in het seizoen 2017-2018. 6. Watis de gemiddelde omvang van politie-inzet bij voetbalwedstrijden”? Antwoord: De gemiddelde inzet in het seizoen 2017-2018 besloeg 698 uur (99 fte) per wedstrijd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 2
Schriftelijke Vraag
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 831 Datum akkoord 4 september 2015 Publicatiedatum 4 september 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw P.J.M. Duijndam van 15 juli 2015 inzake het niet leveren van thuiszorg. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster. Van verschillende kanten horen wij dat mensen vanwege vakantie van de thuiszorgmedewerker tijdelijk geen thuiszorg krijgen. In het Parool van 13 juli 2015 ging daar ook een ingezonden brief over. In de vergadering van de raadscommissie voor Zorg c.a. op 25 juni 2015 heeft de wethouder Zorg beloofd, te onderzoeken of de cliënten in zo'n geval moeten betalen voor niet geleverde uren. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 15 juli 2015, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Bij welke zorgaanbieders is er sprake van het niet leveren van thuiszorg door vakantie, vrije dagen of ziekte van de thuishulp? Antwoord vraag 1: De gemeente heeft signalen ontvangen dat dit speelt bij Cordaan Thuisdiensten en Amstelring. 2. Hoe lang blijven cliënten verstoken van thuiszorg? 3. Heeft een cliënt een keuze? Antwoord vragen 2 en 3: Uitval behoort een incident te zijn. Wanneer de Hulp bij het huishouden uitvalt door ziekte van de medewerker kan er soms op korte termijn geen vervanging geregeld worden. Aanbieders kijken in dat geval naar huishoudens waarbij de hulp het meest noodzakelijk is en geven daaraan voorrang. Vakantie en vrije dagen van de medewerker zijn bekend bij de aanbieder en deze moet hier in de planning rekening mee houden. Dit kan geen reden zijn tot verzuim. De aanbieders zijn in de accountgesprekken hierop aangesproken en moeten passende maatregelen nemen zodat dit niet meer voorkomt. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng det Gemeenteblad Datum 4 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 15 juli 2015 4. De cliënt tekent voor gewerkte uren, zodat de zorginstelling het juiste aantal uren kan factureren bij de gemeente, maar betaalt wel eigen bijdrage. Hoe worden de niet gewerkte uren verrekend”? Antwoord vraag 4: De cliënt betaalt de eigen bijdrage alleen over de uren waarvoor huishoudelijke hulp is ontvangen, dus niet over de niet gewerkte uren. Bij het CAK worden uitsluitend de uren aangeleverd waar daadwerkelijk hulp voor is verleend. Hulp bij het huishouden wordt door aanbieders per zorgperiode van vier weken gefactureerd. Dit is een vast periodebedrag per cliënt. Wanneer in een periode van vier weken minstens één keer hulp is verleend kan het bedrag waarvoor gewerkt is gefactureerd worden. Als er dus een week uitvalt maar in andere weken van de periode wel hulp is geleverd, dan kunnen de uren waarvoor gewerkt is, gefactureerd worden door de aanbieder. 5. Is het college het met vragenstelster eens dat als iemand geïndiceerd is voor een aantal thuiszorguren per week, men die uren ook hoort te krijgen? Zo nee, kan het college het antwoord toelichten? Zo ja, wat gaat het college eraan doen? Antwoord vraag 5: De afspraken die zijn gemaakt tussen aanbieder en cliënt moeten natuurlijk worden nagekomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
$°PM Ministerie van Infrastructuur EE kl ge / Li 1 ' IN \ | | _ nr Ü En 4 Ll | EH | PS f . MEEL A Ee 5 SER Hoeveel Nederlanders vliegen ze ‚ende keuzes die ze maken bij HE een vliegreis Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | KiM Vliegen is populair. Er wordt steeds meer gevlogen door Nederlanders. Maar wie maken die vliegreizen eigenlijk? Waar vliegen ze naar toe en met welk reismotief? Hoe maken mensen de keuze voor een vlucht? En wie vliegen er eigenlijk niet en met welke reden? Deze en andere vragen beantwoordt het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in deze factsheet. Hierbij maken we gebruik van de resultaten van een grootschalige enquête uit 2016. In een jaar tijd maakt 58% van de volwassen Nederlanders een De Nederlander reist gemiddeld 1,3 keer per jaar met het vliegreis, 42% doet dit niet. vliegtuig. Het gaat hierbij om het aantal retourvluchten dat de gemiddelde Nederlander maakt. Ook personen die in een jaar De kosten zijn de belangrijkste reden om niet te tijd geen enkele vliegreis hebben gemaakt zijn in dit gemiddelde Ze vliegen: voor 36% van de mensen die verwacht in meegerekend. de toekomst niet te vliegen speelt dit een rol. Een overzicht van het gemiddeld aantal vliegreizen in een jaar: ek Voor 27% is vliegangst een reden om in de toekomst niet te vliegen. a B Bij 16% speelt gezondheid een rol. &y Voor 10% van de niet-vliegers is het milieu een reden om vliegreizen te mijden. Een relatief klein deel van de bevolking maakt een relatief groot Motief om te vliegen deel van de vliegreizen. Zo maakt 8% van de bevolking 40% van de vliegreizen. Yr Voor 78% van de mensen die vliegen is vakantie de CD reden van hun laatste vliegreis. Wie vliegen er vaak? eee Mannen, mensen tussen de 30 en 40 jaar oud, hoogopgeleiden Anr 13% van de mensen pakte het vliegtuig voor een en personen met een hoog inkomen vliegen relatief vaak. bezoek aan vrienden of familie. LA: 5 7% van de reizigers had voor de laatste vliegreis een î î AIA zakelijke reden. Geslacht vrouw : : : : : Zakelijke reizigers vliegen meestal meerdere keren per jaar. . 18 tot 50 | In het totaal aantal vliegreizen is het aantal zakelijke reizigers ® _30tot40 E E ° î f 10 tot 50 nn | | | | | daardoor hoger dan 7%. 50 tot 60 8 Ô Ì 60 tot 70 Tt Bestemmingen leeftijd /0tot80 7 LB Spanje is de meest populaire bestemming voor de vliegreis. Basis : ETE E Spanje was voor 21% de bestemming van hun laatste vlucht. Middel ee De top 10 van bestemmingen op basis van de laatst gemaakte Bachelor ME vlucht: Opleiding _ Master | laag EO 1 Spanje 21% $o middel 2 Juke en: E 3 Griekenland 7% Inkomen hoog mmm 5 ; ee 0,0 05 1,0 1,5 20 2,5 3,0 3,5 4 Portugal 6% aantal vliegreizen per jaar 5 Italië 5% 6 Verenigde Staten 5% Verschillen in het land 7 Groot Brittannië 4% Er wordt relatief veel gevlogen door mensen die dichterbij _ . . . 8 Frankrijk 3% Schiphol wonen. Ook vliegen mensen uit de stad vaker dan Ee mensen van het platteland. 9 Duitsland 2% , 10 Thailand 2% En 2 : Ze meen De top 10 op basis van het totale aantal vliegreizen wijkt af van Afstand 100-125 en deze lijst. Sommige bestemmingen zijn immers populairder tot 125 - 150 — 5: E onder diegenen die veel vliegen, zoals de zakelijke reiziger. . U: È ï Ì Ë Schiphol _ 150 - 200 vi : : : : (km) __ 200 of meer Oe Wat bepaalt de keuze voor een vlucht? zeer sterk De prijs is de belangrijkste factor bij de keuze voor een vlucht. Eh sterk nn Voor 58% van de mensen die vliegen heeft onder andere de prijs . mate ee de doorslag gegeven bij de keuze voor de laatste vlucht. Weng mn | | Stedelijkheid niet Ì Ì ; ; ; 3 0,0 05 1,0 15 20 25 30 3,5 De doorslaggevende factoren op een rij: aantal vliegreizen per jaar 1 Prijs 58% 2 Vluchtschema 46% 3 Luchthaven 15% 4 Maatschappij 14% Keuze voor luchthaven Circa 60% van de Nederlandse reizigers noemt Schiphol als Schiphol is veruit de belangrijkste luchthaven voor vliegreizen favoriete luchthaven. Bij de keuze voor de favoriete luchthaven vanuit Nederland. 70% van de vliegende volwassenen vloog voor zijn duidelijk regionale effecten te zien. De meest nabijgelegen de laatste vliegreis vanaf Schiphol. luchthaven is vaak ook de meest geliefde luchthaven. Minder vaak wordt er daadwerkelijk vanaf deze nabije luchthaven gevlogen, Een overzicht van de vertrekluchthavens bij de laatst gemaakte waarschijnlijk omdat van daar uit minder bestemmingen vlucht door Nederlanders: bereikbaar zijn. Dat geldt vooral voor Rotterdam The Hague Airport. Bij de keuze voor de favoriete luchthaven komen ook 1 Amsterdam Airport Schiphol (AMS) 70% grenseffecten naar voren. 2 Eindhoven Airport (EIN) 9% TT Nederlanders hebben een lichte voorkeur voor een vertrek- Ì 0, 3 Rotterdam The Hague Airport (RTM) 6% luchthaven in eigen land. 54% van de vliegende volwassenen vindt 4 Overige Nederlandse luchthavens 3% het (erg) belangrijk dat de vertrekluchthaven in Nederland ligt. of se As . 5 Düsseldorf Airport (DUS) 4% Voor 10% is dit compleet irrelevant. Vooral ouderen hechten aan een vertrekluchthaven in Nederland. 6 Airport Weeze (NRN) 3% 7 Brussels Airport (BRU) 2% Gebruik Nederlandse vliegvelden door buitenlanders De uit de grensregio’s 8 Overige buitenlandse luchthavens 3% 5 5 . . en. Van de Belgen en Duitsers uit de grensregio die weleens een vliegreis maken, maakte respectievelijk 28% en 35% ooit een Veel reizigers wisselen hun vertrekluchthaven af. Slechts 1 op vlucht vanaf Schiphol. Onze buren vliegen maar weinig via de de 3 vliegende volwassenen gebruikt altijd hetzelfde vliegveld Nederlandse regionale vliegvelden. voor vertrek. Voor Nederlanders is dit meestal Schiphol. Laatst gebruikte luchthaven Favoriete luchthaven 5 ” . 5 En ee ek Els 2 et . 1 + ss } Fes % . # ie d ss pe Á5 45e ef ss, 5 Re Rr 5 e Nd ens kod « t ä 5 be zor * ORE | nm r ä à & . . As re ä à à . e ‚ ‚ \ A Rt e 8 à “ Rf e „ve Ad . PE ° - HARE HARS apres “8 ir lobe &° A, ds: BE. Ea Lt 5 A : Ae € wett tl Es Tr Pe ae ete VU er Bredene tende is He Et MAL 5 SEREEN ze8 vp et ee tt Bl Zi oe SPL . e©® o 9 . & MA ef AR hie Le „. di 5 Ede re kene. e. ‘es ee „ee ek A ä ‘6 °° mea ds ON EN ROE EE, ere NE °® ë sant PRE ent desi” ke EE Keet, dege e oe en CS sle 8 oge ee ale B oC 83 sn DT cht 4 ® aat st it eeip 7 ere te ie fe Sie Rie pe ter WE 5 ; : . 2 ze … 5 ® KJ , , â . ê le kies E It Ô 5 \ te e tf e, p ê e . de be , Ki en. ie } haan Be EE re an OTE IEN SEN è “u” HA odt 35 zn r 7 Edet zie ., d > es & k n + A, R 2 > a 5 de eh, 5 … Ps es ge ® 5 ant À Legenda: @® Amsterdam Airport Schiphol (AMS) ® Rotterdam The Hague Airport (RTM) _— Eindhoven Airport (EIN) Groningen Airport Eelde (GRQ) ©® Maastricht Aachen Airport (MST) Buitenlandse luchthavens Luchtvaartpassagiers worden vaak naar de vertrekluchthaven gebracht. Bij hun laatste vliegreis werd 38% van de Nederlandse passagiers gebracht. Nederlanders gebruiken ook de auto (30%), het openbaar vervoer (23%) en de taxi (7%) om naar het vliegveld te komen. Hierbij zijn verschillen zichtbaar tussen de luchthavens. Zo komen relatief veel passagiers met het openbaar vervoer naar Schiphol. AMS RTM EIN a 8% rA 4 4 weggebracht auto mm openbaar vervoer mm taxi mm overige Mensen die vliegen, gebruiken andere vervoersmiddelen relatief intensief. Men is bovengemiddeld mobiel. Dit geldt in het bijzonder voor het openbaar vervoer: mensen die vliegen gebruiken relatief vaak het openbaar vervoer. U [em I, 2e BIJ 28 ij 2 S 0% = auto fiets openbaar vervoer mensen die vliegen mm mensen die niet vliegen
Factsheet
4
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1439 Publicatiedatum 28 december 2018 Ingekomen onder BA Ingekomen op donderdag 20 december 2018 Behandeld op donderdag 20 december 2018 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Temmink en Ceder inzake de overheveling van de coalitieakkoordmiddelen en de doelenboom (inspraak door iedereen) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de overheveling van de coalitieakkoordmiddelen en de doelenboom (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1346). Overwegende dat: — Uit onderzoek blijkt dat burgerinitiatieven vooral hoger opgeleide mensen bereiken; — Ook de parlementaire commissie constateert dat er een kloof ontstaat in onze democratie; — Mensen met een hoger inkomen vaker de weg weten te vinden naar inspraak dan mensen met een lager inkomen; — democratisering alleen werkt als iedereen mee kan doen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Doelen te formuleren om ook mensen uit lagere inkomensgroepen actief te betrekken bij het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van beleid. De leden van de gemeenteraad, N.G.J. Temmink D.G.M. Ceder 1
Motie
1
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 14 september 2022 Ingekomen onder nummer 312 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Khan en Garmy inzake een pilot anoniem solliciteren starten Onderwerp Een pilot anoniem solliciteren starten. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de eindrapportage actie-onderzoek moslimdiscriminatie Constaterende dat: — Recente onderzoeken aantonen dat arbeidsmarkt- en stagediscriminatie nog steeds een groot probleem vormen. Overwegende dat: — De eindrapportage overduidelijk aantoont dat met name moslima's die zichtbaar herkenbaar zijn als moslim nog meer worden uitgesloten, waaronder op de stage- en arbeidsmarkt; — De rapporten over andere vormen van discriminatie laten zien dat ook andere minderheids- groepen nog steeds te kampen hebben met uitsluiting op de arbeidsmarkt; — Deze problematische ontwikkelingen ons ertoe dwingen om alternatieve sollicitatiemethoden te onderzoeken die mogelijk kunnen leiden tot gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt, zo- als een pilot anoniem solliciteren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Te onderzoeken of een pilot anoniem solliciteren van meerwaarde kan zijn om arbeidsmarktdiscri- minatie te bestrijden en in hoeverre deze pilot geïmplementeerd kan worden binnen de eigen ge- 1 https://www.trouw.nl/binnenland/sollicitant-met-hoofddoek-wordt-twee-keer-zo-vaak-afgewezen-b7298f04 Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 meentelijke organisatie, binnen de gemeentelijke deelnemingen en binnen publiek-private sa- menwerkingsverbanden met de gemeente en waar mogelijk het bedrijfsleven te adviseren dit in hun sollicitatieproces op te nemen. Indieners S.Y. Khan |. Garmy
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam AZ % Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en x Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 19 februari 2015 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Tijd 13.30 tot 17.00 uur en zo nodig vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur Locatie De Raadzaal, Stadhuis Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ d.d. 29 januari 2015 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieAZ@raadsgriffie. amsterdam.nl 4a Conceptverslag van de besloten vergadering van de Raadscommissie AZ d.d. 29 januari 2015 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieAZ@raadsgriffie. amsterdam.nl Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam AZ. Raadscommissie voor Algemene Zaken, Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 19 februari 2015 5 Termijnagenda, openstaande toezeggingen, schriftelijke vragen e Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar 6 _Tkn-lijst 7 Opening inhoudelijke gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten Burgemeester 10 Rondvraag Openbare Orde en Veiligheid 11 Werkwijze terugkeer zware gewelds- en zedendelinquenten Nr. BD2015-001721 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 12 Kwartaalmonitor Top600 - eerste kwartaal 2015 Nr. BD2015-001809 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _Deleden van de raadscommissies JC en ZS zijn hierbij uitgenodigd. 13 Kennis te nemen van het B&W besluit een haalbaarheidsonderzoek te doen naar het realiseren van een door sekswerkers gerund prostitutiebedrijf (project ‘Eigen Raam’). Nr. BD2015-002011 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 2 Gemeente Amsterdam AZ. Raadscommissie voor Algemene Zaken, Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Gewijzigde Agenda, donderdag 19 februari 2015 TOEGEVOEGD AGENDAPUNT Openbare Orde en Veiligheid 14 Klantonderzoek prostitutiebranche: in gesprek met de klant Nr. BD2015-002202 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van commissielid Verheul (D66) e Was Tkn 8 op de Ter kennisnamelijst e Voorgesteld wordt dit te betrekken bij agendapunt 13 3
Agenda
3
discard
EE CER he OP Or Ë it en Te ee d Ë Ks # Kn le Ei ad (=| fas e KB Mk ne : ee NE Ë ME 4 Ei Ke xs nn PR E=. EA 5 ii b E nn á hs Ea Ee En ce Heen En k We er OT ee ON q KS een Er Ed Ee ne ii ee ie A Ea haa df Fn ed hk NN da OS Ë. E ' ai - Fi PF E ú wed E + k à Â 4 Ld Ee pr pe hi ne he Em Ë 5 he B Ei: 3 a ek E ad i ve is HE MO à 4 A mk ME A ea F df R-- f ï " Neer E 2 if 5 | Pa EE, | ME j Ì Nn z Be KS P En P Psn kij 5 } Pe | Es f et E ä s < he DE ä d ü of En rf kc dn = a ije p Ed _- Va \ he E. Kk . | de 2 As % N pd T E E j Ed EE CE E \ Ei ME j 5 \, $ KEP RR B : . W Be Zn á ie 0 re Beele \ Nl ep gn HE ed fa Ed PN | en and 6 KS … A R/S | Ee hi ee PN Ö RR wei 8 , EEA b rF- # df Ei s EEn pi g np” ä en" eN et df En gan Ii, no: Gl 4 a. EN ie 4: | TL il Ie) Í 4 ARES | # AEN | : Pe BE 5 Al Ì EA en Ke NN Onderzoek & Statistiek ZI Pri Ù kl V/A IR ih AN AAN | NN JA He lo4t ORD a Ad BN N | > A/ HEN ; a ; ver k iras ij : 4 & ä Nedis a f ON (5 Í , (| A 4/4 he # A Sat dn ’ Ee Alf / En = Se 7 Di Vi ik OEE RENT J 7 7 Ed ge En EE a De Ee en \ f I = kk : (ee pT ES zn Ee 7 4 Ee Zj AE Sr SS / Ô Í EA en DE EE + E B Al EN ; VE EE Û ER PL se En | En EE U) OEE EE EEE 7 At En BT EN EEE E EE TENS en EE NE EE ER ee ER Ad Een ET Ees bee i End 3 es 7 en EE Le K ET nen Dn ef = 5 = In opdracht van: Werk, Participatie en Inkomen Projectnummer: 22044 Auteurs: Feiko de Grip, Leyla Reches, Sjors Verhaar, Joris Klingen, Idske de Jong E-mailadres: [email protected] Bezoekadres: Weesperstraat 113-117 Telefoon: 020 251 0333 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam onderzoek.amsterdam.nl Amsterdam, november 2022 Foto voorzijde: Fietsers Vondelpark. Sanne Couprie (2021) 2 Inhoud Samenvatting 4 Inleiding 7 1 Jongeren in Amsterdam 10 1.1 Aantal jongeren groeit weer sinds corona 10 1.2 Werk, opleiding en werk zoeken 12 1.3 Jongeren in zes groepen per stadsdeel 14 2 Werkloze en niet-actieve jongeren in 2021 16 2.1 Jeugdwerkloosheid in 2021 op 12,4% volgens nieuwe meetmethode 16 2.2 Jonge vrouwen hadden tijdens crisis meer moeite met vinden van werk 18 2.3 Jongeren in Nieuw-West, Oost en Noord relatief vaak werkloos 19 2.4 Ruim achtduizend jongeren niet actief in onderwijs of op de arbeidsmarkt 20 2.5 Kwart jongeren kan worden gezien als ‘onbenut potentieel’ 21 3 Jongeren met een uitkering 22 3.1 Aantal WW-uitkeringen gedaald tot onder niveau van voor de crisis 22 3.2 Aantal jongeren met een WW-uitkering daalt sinds juni 2020 in hele stad 25 3.3 Aantal jongeren met bijstandsuitkering gedaald tot april 2022, daarna stabiel 26 3.4 Aandeel jongeren met bijstand het hoogst in Noord, aantal het hoogst in Nieuw-West 29 4 Jongeren in loondienst 30 4.1 Herstel van het aantal jonge werknemers vanaf februari 2021 30 4.2 Aantal jongeren met flexibel werk terug op niveau voor de crisis, langzame afname aantal vaste contracten 32 4.3 Herstel van het aantal jongeren met baan in getroffen sectoren, ook meer werkenden in overige sectoren 33 4.4 Jongeren in West, Zuid en Zuidoost hebben het vaakst een baan in loondienst 36 5 Vacatures voor jongeren 37 5.1 Aantal vacatures neemt toe sinds 2021 37 5.2 Veel online vacatures voor jongeren in advisering onderzoek, groot-en detailhandel en de financiële sector 39 Bijlagen 42 3 Samenvatting Deze monitor beschrijft de situatie van Amsterdamse jongeren op de arbeidsmarkt tussen 2019 en de eerste helft van 2022. Het is een vervolg op de monitor Jeugdwerkloosheid 20201, waarin de eerste gevolgen van de coronacrisis op de arbeidsmarkt duidelijk werden. De huidige monitor geeft inzicht in het totale crisisverloop en het weer aantrekken van de arbeidsmarkt in de loop van 2021 en 2022. Hierbij wordt steeds onderscheid gemaakt tussen jongeren die in opleiding zijn en daarnaast werken of werk zoeken en werkende/werkzoekende jongeren die niet in opleiding zijn. Amsterdamse jongeren hadden op de arbeidsmarkt relatief lang last van de coronacrisis De Amsterdamse economie en arbeidsmarkt werden relatief zwaar en lang getroffen door de coronacrisis. De totale werkloosheid steeg langer door dan landelijk en bereikte het hoogste niveau pas in het eerste kwartaal van 2021 (landelijk tweede kwartaal 2020). Ook in het vervolg van 2021 had Amsterdam nog relatief veel last van de crisis. Hierdoor kwam de jeugdwerkloosheid in 2021 op een hoger niveau uit dan in het eerste coronajaar 2020 (11,3%). Van alle Amsterdamse jongeren (15 tot en met 26 jaar) was in 2021 gemiddeld 12,4% werkloos. Zij waren niet werkzaam, wel op zoek naar werk en daarvoor direct (binnen twee weken) beschikbaar. Het ging in totaal om ongeveer 13.700 jongeren. Schoolgaande jongeren waren vaker werkzoekend dan niet-schoolgaande jongeren. In Nieuw-West, Oost en Noord was de werkloosheid het hoogst. Jonge vrouwen hadden in coronacrisis meer moeite met het vinden van werk Zowel onder jonge vrouwen als onder jonge mannen nam de werkloosheid toe tijdens de crisis, maar onder vrouwen was de stijging sterker en zette deze meer door in 2021. Het gaat vooral om de jongste groep vrouwen (15 tot 22 jaar) en om schoolgaande vrouwen. Zij hadden voor de crisis vaker dan jonge mannen een bijbaan in sectoren die getroffen werden door de lockdowns, zoals de horeca en detailhandel. In 2019 en ook in de jaren daarvoor waren juist jonge mannen het vaakst werkloos. In de loop van 2021 en 2022 lijken jonge vrouwen wel succesvol te zijn geweest in hun zoektocht naar werk. Het aantal jonge vrouwen met een baan als werknemer groeide relatief hard. Ook meer jongeren die geen opleiding volgden en geen werk zochten in 2021 Naast een stijging van het aantal werkzoekende jongeren, nam ook het aantal jongeren dat niet werkte en daar ook niet naar op zoek was toe. De groep die daarnaast niet in opleiding is noemen we “inactief”. Deze groep inactieve jongeren verdubbelde bijna, van 4.400 jongeren in 2019 naar 8.100 in 2021. Een deel van de groei komt doordat jongeren minder actief naar werk zochten, omdat zij daar in crisistijd weinig resultaat van verwachtten. Het gaat relatief vaak om vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond, vaak hebben zij maximaal een mbo 1 opleiding afgerond. In West, Noord en Nieuw-West is de groep relatief het grootst in 2021. 1 O&S (2021): Monitor Jeugdwerkloosheid 2020 4 Sterk herstel sinds 2021: Minder vitkeringsgerechtigden en meer jongeren met een baan in loondienst Ondanks de gemiddeld hoge werkloosheidscijfers in 2021 herstelde de werkgelegenheid in de loop van het jaar al sterk. Dit zien we onder andere aan een sterk afgenomen aantal jongeren dat afhankelijk is van een uitkering. Het aantal jongeren met een werkloosheidsuitkering (WW) daalt al sterk sinds juni 2020, toen met 3.910 jongeren in de WW het hoogste niveau in jaren werd bereikt. De afname daarna kwam voor een deel omdat jongeren weer aan het werk gingen, maar vooral omdat zij vaak maar kortdurende WW-rechten hebben opgebouwd. Ook de instroom in de WW nam sterk af. In augustus 2022 hadden nog maar 700 jongeren een WW-uitkering. Net als het aantal jongeren in de WW is het aantal jonge bijstandsgerechtigden in juni 2022 weer gedaald tot onder het niveau van januari 2020. De daling is sterk vanaf het derde kwartaal van 2021. In juni 2022 zaten er nog 2.260 jongeren in de bijstand. Dit aantal is sinds april stabiel. De daling komt zowel door een afgenomen instroom als door een toegenomen uitstroom. Aantal jonge werknemers in zomer 2022 hoger dan voor de coronacrisis De afname van het aantal jongeren in een vitkeringssituatie hangt ermee samen dat veel jongeren weer aan het werk konden. Werkende jongeren hebben doorgaans een baan in loondienst (96%), het aandeel zelfstandigen is beperkt (4%). Het aantal jonge werknemers neemt sinds februari 2021 weer sterk toe. In juni 2022 ligt het aantal jongeren in loondienst ver boven het niveau van voor de coronacrisis. Dit geldt in de huidige krappe arbeidsmarkt voor alle leeftijdsgroepen. De groep 18 tot 22-jarigen profiteert het sterkst. Het aantal jonge vrouwen met een baan in loondienst neemt relatief sterk toe. Dit verschil is het grootst bij de jongste jongeren, waar het herstel onder mannen wat achter blijft. Het herstel komt vooral in de vorm van flexibele contracten. Dit is het type banen dat in de coronacrisis vooral verloren ging. De huidige krapte op de arbeidsmarkt lijkt er niet toe te leiden dat werkgevers jongeren duurzamer aan zich proberen te binden met een vast contract. Jongeren werken het vaakst in de sectoren groot- en detailhandel, verhuur en overige zakelijke dienstverlening en de horeca. Dit is onveranderd vergeleken met voor de coronacrisis. Wel valt op dat het belang van de groot- en detailhandel nog wat groter is geworden, terwijl er ook enkele andere sectoren zijn waar verhoudingsgewijs nu wat meer jongeren in werken. Het gaat om het onderwijs, de sector informatie en communicatie, de overheid en de bouw. Sterke toename aantal vacatures, ook voor jongeren Het herstel van de werkgelegenheid is ook in kaart gebracht door te kijken naar online vacatures die geschikt zijn voor jongeren. Dit is een nieuwe methode, waarbij wordt gekeken welke eisen er in vacatureteksten worden gesteld, bijvoorbeeld op het gebied van werkervaring. Het totale aantal vacatures neemt toe door het aantrekken van de economie en omdat vacatures langer openstaan omdat ze steeds moeilijker te vervullen zijn. In lijn daarmee nam ook het aantal vacatures geschikt voor jongeren toe. Verhoudingsgewijs bleef het aandeel ‘jongerenvacatures!’ ongeveer gelijk ten opzichte van begin 2021, al was er in de loop van dat jaar wel een lichte stijging zichtbaar. Dit kan er mee samenhangen dat bedrijven die jongeren tijdens corona lieten gaan deze groep nu weer graag terug willen. Beroepen waarin de meeste (online) vacatures voor jongeren open staan bevinden zijn specialisten marketing en sales, financieel specialisten, specialisten personeel en organisatie, verkopers in winkels en klantvoorlichters. Bij deze 5 methode moet wel rekening worden gehouden met het feit dat niet alle werkgelegenheidsgroei zichtbaar is in online vacatures. Dit geldt extra sterk voor jongeren: Zij gaan regelmatig ergens aan de slag zonder dat daar een online vacature bij te pas kwam, bijvoorbeeld door binnen te lopen bij een winkel of horecazaak. Vooral dit soort dienstverlenende beroepen zijn in de online vacaturedata ondervertegenwoordigd. Toekomst onzeker: landelijk weer toename jeugdwerkloosheid in derde kwartaal 2022 In hoeverre de gunstige ontwikkelingen uit 2021 en het begin van 2022 doorzetten is onzeker. Sinds het tweede kwartaal van 2022 vlakt de daling van de totale werkloosheid in Amsterdam af. In het derde kwartaal van 2022 nam landelijk de jeugdwerkloosheid zelfs weer toe. Net als in eerdere periodes ging het vooral om jongeren. Het economische beeld wordt minder gunstig als gevolg van de hoge inflatie, een laag consumentenvertrouwen en bedrijven die minder inkomsten hebben door afnemende uitgaven aan goederen. Aan de andere kant biedt de vergrijzing jongeren juist een groeiend perspectief op werk. 6 Inleiding Deze monitor beschrijft de situatie van Amsterdamse jongeren op de arbeidsmarkt tussen 2019 en de eerste helft van 2022. Het is een vervolg op de monitor Jeugdwerkloosheid 20202, waarin de eerste gevolgen van de coronacrisis op de arbeidsmarkt duidelijk werden. De huidige monitor geeft inzicht in het totale crisisverloop en het weer aantrekken van de arbeidsmarkt in de loop van 2021 en 2022. Een belangrijke indicator die hierbij gevolgd wordt is de ontwikkeling van het aantal werkloze jongeren. lemand is werkloos wanneer diegene niet werkt, wel actief op zoek is naar werk en daarvoor direct beschikbaar is. De meest recente werkloosheidscijfers over Amsterdamse jongeren gaan over het jaar 2021. Landelijke cijfers zijn recenter beschikbaar en per kwartaal, evenals cijfers over de totale Amsterdamse bevolking van 15 tot 75 jaar. De ontwikkelingen onder deze groepen worden hierna kort beschreven, om een actueel beeld te geven van de richting waarin de Amsterdamse jeugdwerkloosheid zich waarschijnlijk ontwikkelt. Net als landelijk vonden in Amsterdam vooral jongeren moeilijker werk tijdens de coronacrisis. Daarbij werden de Amsterdamse economie en arbeidsmarkt relatief zwaar en lang getroffen. De totale werkloosheid steeg langer door dan landelijk en bereikte het hoogste niveau pas in het eerste kwartaal van 2021 (landelijk tweede kwartaal 2020). Ook in het vervolg van 2021 had Amsterdam nog relatief veel last van de crisis. Hierdoor kwam de gemiddelde werkloosheid dat jaar vit op een hoger niveau (6,6%) dan in 2020 (6,4%). Wel verbeterden de perspectieven op de arbeidsmarkt in de loop van 2021 al sterk en dit zette door in 2022. Figuur 1 Werkloosheidspercentage 15-25 jarigen® in Nederland en 15-75 jarigen in Nederland en Amsterdam, 2018-3° kwartaal 2022 14 12 10 Nederland 8 : — 15-75 jaar 6 OAT Nederland ‚ DTT —= 15-75 jaar Amsterdam 2 o % O1 O2 O3 Ou O1 O2 O3 O4 O1 O2 O3 O4 O1 O2 O3 On O1 O2 OZ 2018 2019 2020 2021 2022 Bron: CBS, bewerking O&S 2 O&S (2021): Monitor Jeugdwerkloosheid 2020 $ Amsterdam hanteert voor statistieken over jeugdwerkloosheid de afbakening 15 t/m 26 jaar (ook in het vervolg van dit rapport). Deze is landelijk niet per kwartaal beschikbaar, daarom wordt hier 15-25 jaar getoond. 7 In het tweede kwartaal van 2022 steeg de werkloosheid in Amsterdam weer licht, naar 4,9%. In tegenstelling tot tijdens de coronacrisis kwam dit echter niet doordat er minder mensen aan het werk waren, maar doordat meer mensen die eerder niet werkten en ook niet op zoek waren naar werk (de niet-beroepsbevolking) nu wel op zoek gingen naar werk. In het derde kwartaal nam ook landelijk de werkloosheid toe, dit werd nu wel veroorzaakt door baanverlies®. Net als in eerdere periodes ging het vooral om jongeren. Het economische beeld wordt minder gunstig als gevolg van de hoge inflatie, een laag consumentenvertrouwen en bedrijven die minder inkomsten hebben door afnemende uitgaven aan goederen. Dit maakt de toekomst ook op de Amsterdamse arbeidsmarkt onzeker. Kader 1. Jeugdwerkloosheid Weesp Sinds maart 2022 is Weesp een stadsgebied van de gemeente Amsterdam. Deze monitor beschrijft dus zowel de periode voor als na de samenvoeging. Omdat nog niet alle indicatoren voor Amsterdam en Weesp samen beschikbaar zijn worden de ontwikkelingen in Amsterdam exclusief Weesp beschreven. Vanaf de volgende monitor in 2023 wordt er weer over de totale gemeente gerapporteerd. Hieronder wordt kort beschreven hoe de jeugdwerkloosheid zich de afgelopen jaren in Weesp ontwikkelde. Net als tijdens de vorige economische crisis tien jaar geleden, nam de jeugdwerkloosheid (15-25 jarigen) in Weesp tijdens de coronacrisis minder hard toe dan in Amsterdam (figuur 2). In 2020 steeg deze van 8,5% naar 10,5%, in 2021 daalde deze in tegenstelling tot Amsterdam weer, naar 9,7%. Hiermee was het werkloosheidspercentage nog niet terug op het niveau van voor de crisis. Kader 3 op p. 31 gaat in op de ontwikkeling van het aantal jongeren met een baan in loondienst in Weesp, en in welke sectoren zij werken. Figuur 2. Werkloosheidspercentage 15-25 jarigen in Weesp en Amsterdam, 2013-2021 20 87 15,8 1614,6 14,8 14 3 24 7 237 12 10,4 on 10,2 10,5 of —= Weesp 10 75 8 —= Amsterdam 6 4 2 A % 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 Bron: CBS, bewerking O&S Leeswijzer Het eerste hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling van het aantal Amsterdamse jongeren en hun positie op de arbeidsmarkt. Hierbij wordt naast het onderscheid tussen werkenden, werkzoekenden en de niet-beroepsbevolking ook gekeken naar of jongeren onderwijs volgen of niet. Het tweede hoofdstuk gaat dieper in op de groep jongeren zonder werk. Er is aandacht voor werklozen/werkzoekenden en voor jongeren die niet werken en daar ook niet naar op zoek zijn. Het derde hoofdstuk richt zich daarna op de ontwikkeling van het aantal jongeren met een 4 CBS (2022): Aantal werklozen in 2022 verder gestegen. 8 werkloosheids- of bijstandsuitkering. De gemiddelde cijfers over 2021 schetsen nog een ongunstig beeld met een hoge werkloosheid, maar in de loop van dat jaar en 2022 vonden weer meer jongeren werk. Het vierde hoofdstuk brengt ook deze ontwikkelingen in beeld met behulp van cijfers over het aantal jongeren dat een baan heeft als werknemer. Dit betreft het grootste deel van alle werkende jongeren (94%). Tot slot wordt in hoofdstuk vijf de andere kant van de arbeidsmarkt belicht door een analyse van vacatures die zich richten op starters op de arbeidsmarkt. 9 1 Jongeren in Amsterdam 1.1 Aantal jongeren groeit weer sinds corona De Monitor Jeugdwerkloosheid gaat over inwoners van Amsterdam in de leeftijd 15 tot en met 26 jaar. Op 1 januari 2022 ging het om ongeveer 152.000 personen. Daarmee is de groep gegroeid ten opzichte van 2021 (145.000). De groei komt vooral doordat na de coronacrisis weer meer jongeren naar Amsterdam verhuisden voor studie of werk. In alle levensjaren tussen 18 en 25 nam het aantal jongeren toe. In de coronajaren 2020 en 2021 bleef het aantal jongeren relatief stabiel, met een lichte daling tussen begin 2020 (146.000) en begin 2021 (145.000). Dit kwam door een afgenomen instroom van studenten en andere jongeren tijdens corona. Figuur 1.1 Aantal jongeren (15 t/m 26 jaar) per levensjaar in Amsterdam, 2019 t/m 2022 HE 1-1-2022 er er er er ner er er er er aantal o 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000 22500 25000 Bron: O&S 10 Vergeleken met gemiddeld in Nederland wonen er in Amsterdam relatief veel ‘oudere’ jongeren en is de groep in de scholierenleeftijd (15 t/m 17) relatief klein. Doordat Amsterdam veel jongeren aantrekt die hier gaan studeren, neemt het aantal inwoners per levensjaar sterk toe vanaf 18 jaar. Studenten in Amsterdam blijven bovendien relatief vaak in de stad wonen na hun studie. Ook verhuist een grote groep jongeren na afronding van een opleiding naar Amsterdam om hierte gaan werken. Figuur 1.2 Jongeren per levensjaar als % van alle inwoners van 15 t/m 26 jaar, Amsterdam en Nederland, 1-1-2022 15 jaar en m Amsterdam 16 jaar en = Nederland jar ON en o 5 10 15 20 Bron: O&S/ CBS 11 1.2 Werk, opleiding en werk zoeken In arbeidsmarktonderzoek wordt de bevolking vaak onderverdeeld in de beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de niet-beroepsbevolking (niet werkend of werkzoekend). Voor jongeren is het daarnaast belangrijk om ook mee te nemen of ze een opleiding volgen of niet. Een precies beeld hiervan ontstaat als we alle jongeren indelen in zes hoofdgroepen op basis van het volgen van opleiding, werk en werk zoeken. 1. in opleiding (en niet werkzaam of werkzoekend); 2. in opleiding en aan het werk; 3. aan het werk en niet in opleiding; 4. werkzoekend en in opleiding; 5. werkzoekend en niet in opleiding; 6. niet in opleiding en niet werkend, niet actief op zoek naar werk. In figuur 1.3 wordt de grootte van de zes groepen in 2021 (de meest recente cijfers) weergegeven. De groepen 2 t/m 5 behoren tot de beroepsbevolking, de groepen 1 en 6 niet. De grootste groep bestaat uit jongeren die in opleiding zijn en daarnaast werken (38,9%), gevolgd door jongeren die aan het werk zijn en geen opleiding volgen (28,6%). Deze laatste groep bestaat voor een groot deel vit oudere jongeren die al een opleiding hebben afgerond. Ook is er een grote groep jongeren die in opleiding is en daarnaast niet werkt en daar ook niet naar op zoek is (17,6%) (zie tabel 1.3). Figuur 1.3 Amsterdamse jongeren naar voornaamste activiteit (15-26 jaar), 2021 (aantallen) alle Amsterdamse jongeren (144-100) beroepsbevolking niet-beroepsbevolking (110.800) (33-300) 4E Tan werkzoekend AAL Ten (97.100) (13.700) niet werkzoekend 2. in opleiding en aan het werk 1. in opleiding (56.000) (25.300) bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 12 Minder jongeren aan het werk tijdens coronacrisis, meer jongeren die ook geen werk zochten Vergeleken met 2019, voor de coronacrisis, waren er in 2021 meer werkzoekende jongeren, zowel in opleiding (groep 4) als niet in opleiding (groep 5). Ook groeide de groep die niet in opleiding is, niet werkt en ook niet op zoek is naar werk (groep 6) sterk. Deze groep ‘niet actieve jongeren’ verdubbelde bijna, van 4.400 jongeren in 2019 naar 8.100 in 2021. Dit heeft er voor een deel mee te maken dat jongeren tijdens de coronacrisis minder actief op zoek gingen naar werk. Op de groepen 4, 5 en 6 wordt in hoofdstuk 2 verder in gegaan. Tabel 1.4 Amsterdamse jongeren (15-26 jaar) naar voornaamste activiteit, 2019-2021 (aantallen) 2019 2020 2021 Ee) ELN abs. 1. in opleiding 29.200 26.200 25.300 2. in opleiding en aan het werk 60.000 57.000 56.000 totaal 144.000 144.400 144.100 bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S Figuur 1.5 Amsterdamse jongeren (15-26 jaar) naar voornaamste activiteit, 2019-2021 (%) % 100 3 5 90 Em niet in opleiding, niet werkend/werkzoekend 80 = werkzoekend, niet in opleiding 7o 60 = werkzoekend, in opleiding 50 40 42 = aan het werk, niet in opleiding 40 39 30 in opleiding, aan het werk 20 10 20 18 18 in opleiding 0 2019 2020 2021 bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 13 1.3 Jongeren in zes groepen per stadsdeel In deze paragraaf wordt per stadsdeel samengevat hoe jongeren er voor staan. Hiervoor wordt opnieuw gebruik gemaakt van de indeling in zes groepen. Noord: Veel schoolgaande jongeren, groot deel wil werken maar ook veel jongeren inactief In Noord wonen relatief veel schoolgaande jongeren®, een groot deel hiervan wil werken: Zowel de groep schoolgaande jongeren met werk als de groep die daarnaar op zoek is (werklozen) is relatief groot. Als gevolg van de coronacrisis is het aantal schoolgaande werkzoekenden in 2021 gestegen ten opzichte van 2020. Van de niet-schoolgaande jongeren is een relatief groot deel niet actief op de arbeidsmarkt (niet werkend en niet werkzoekend). Deze groep was in 2020 vergelijkbaar van omvang. In Noord is het aandeel jongeren met een bijstandsuitkering relatief gezien het hoogst (2,6% van alle 18 t/m 26-jarigen, tegenover 1,7% gemiddeld in Amsterdam in juni 2022). Zuidoost: Niet-schoolgaande jongeren vaak werkloos Ook in Zuidoost wonen veel schoolgaande jongeren. Zij hebben over het algemeen vaak werk óf ze zijn er niet naar op zoek. Het aandeel schoolgaande werkzoekenden is hier laag en licht gedaald ten opzichte van 2020. Niet-schoolgaande jongeren in Zuidoost zijn juist wel relatief vaak en in toenemende mate werkzoekend, zij hebben dus relatief veel moeite met het vinden van werk. Het aandeel jongeren met een bijstandsuitkering is in Zuidoost gemiddeld (1,8%). Figuur 1.6 Amsterdamse jongeren (15-26 jaar) per stadsdeel naar voornaamste activiteit®, 2021 (%) 100 R n 5 U U Em niet in opleiding, niet go werkend/werkzoekend 80 on = werkzoekend, niet in opleiding 7o 60 = werkzoekend, in opleiding 50 kr = aan het werk, niet in opleiding 40 hb 42 38 37 34 39 39 30 jn in opleiding, aan het werk 20 10 5 m 19 22 7 Re 19 18 in opleiding % 0 Ce U, Nr dj, O N, U, 1 7, e ° fy “os, 0 ( Dn 4 “un, St On, he Ë ry %, os, S) ter, Sf Dn bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 5 Tabel B2 in de bijlage geeft het aandeel schoolgaande, werkende en werkzoekende jongeren per stadsdeel weer. ê Tabel B1 in de bijlage geeft de aantallen jongeren per groep weer per stadsdeel. 14 Zuid: Veel schoolgaande jongeren zoeken geen werk, niet-schoolgaande jongeren werken juist vaak Ook in Zuid is het aandeel schoolgaande jongeren relatief groot. Deze groep is hier relatief vaak niet op zoek naar werk. Het aandeel schoolgaande werkenden is in 2021 wel gegroeid ten opzichte van 2020. Jongeren in Zuid die niet (meer) naar school gaan hebben juist vaak werk en zijn in 2021 minder vaak werkzoekend dan in 2020. Weinig jongeren hebben hier een bijstandsuitkering, dit aandeel is het laagst van alle stadsdelen (0,8%). Nieuw-West: Schoolgaande en niet-schoolgaande jongeren vaak werkloos, veel inactieve jongeren In Nieuw-West is het aandeel schoolgaande jongeren gemiddeld. Deze groep heeft relatief veel moeite met het vinden van werk, de werkloosheid onder schoolgaande jongeren is hoog en toegenomen ten opzichte van 2020. Daarnaast is een relatief groot en groeiend aandeel schoolgaande jongeren niet op zoek naar werk. Dit geldt ook voor niet-schoolgaande jongeren in het stadsdeel, zij zijn relatief vaak en in toenemende mate niet actief op de arbeidsmarkt of werkzoekend. Relatief veel jongeren hebben hier een bijstandsuitkering (2,1%). Oost: Relatief veel jongeren willen werken, maar zowel schoolgaande als niet-schoolgaande jongeren vaak werkloos Ook in Oost is het aandeel schoolgaande jongeren gemiddeld en is de werkloosheid onder deze groep relatief hoog en gestegen ten opzichte van 2020. Jongeren in Oost willen wel relatief vaak werken, er zijn net als in 2020 verhoudingsgewijs weinig schoolgaande jongeren niet actief op de arbeidsmarkt. Ook niet-schoolgaande jongeren willen hier vaak werken, maar hebben daar ook relatief vaak moeite mee. De werkloosheid onder deze groep is relatief hoog en gegroeid. In Oost is het aandeel jongeren met een bijstandsuitkering gemiddeld (1,8%). Centrum: Veel jongeren aan het werk, ook substantiële groep niet actief In Centrum wonen relatief weinig schoolgaande jongeren in 2021. Dit aandeel is gedaald ten opzichte van 2020. Veel jongeren gaan in 2021 niet naar school en zijn aan het werk. Jongeren hebben hier relatief weinig moeite met het vinden van werk, zowel onder schoolgaande jongeren als onder niet-schoolgaande jongeren is de werkloosheid laag en afgenomen ten opzichte van 2020. Wel is er een substantiële groep jongeren niet actief in het onderwijs of op de arbeidsmarkt. Het aandeel jongeren met een bijstandsuitkering is beperkt (1,0%). West: Zowel schoolgaande als niet-schoolgaande jongeren relatief vaak niet actief op de arbeidsmarkt In West wonen relatief weinig schoolgaande jongeren. Veel jongeren gaan hier niet naar school en zijn aan het werk. Er wonen echter ook relatief veel jongeren die geen opleiding volgen, niet werken en ook niet op zoek zijn naar werk. Deze groep is hier groter dan in de andere stadsdelen en gegroeid ten opzichte van 2020. Ook onder de schoolgaande jongeren is een relatief groot deel niet actief op de arbeidsmarkt. In West staan relatief veel jongeren met een bijstandsuitkering ingeschreven (2,2% van de 18 t/m 26-jarigen). Dit hangt er echter vooral mee samen dat dak- en thuisloze jongeren een briefadres kunnen hebben aan de Jan van Galenstraat. Verder is het aandeel vooral in de Spaarndammerbuurt (5,6%) hoog. 15 2 Werkloze en niet-actieve jongeren in 2021 Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling van het aantal jongeren zonder werk. Het gaat zowel om werkloze jongeren (groep 4 en 5 in het overzicht in hoofdstuk 1) als om jongeren die niet werken en daar ook niet naar op zoek zijn. Binnen die laatste groep wordt er gefocust op de jongeren die ook niet schoolgaand zijn, de zogenaamde ‘niet-actieve' jongeren (groep 6). Cijfers zijn beschikbaar tot en met 2021, waardoor een beeld ontstaat van de ontwikkeling tijdens de coronacrisis. De volgende hoofdstukken geven ook een beeld van het herstel dat daarna volgde. 2.1 Jeugdwerkloosheid in 2021 op 12,4% volgens nieuwe meetmethode Van alle Amsterdamse jongeren (15 tot en met 26 jaar) was in 2021 gemiddeld 12,4% werkloos. Zij waren niet werkzaam, wel op zoek naar werk en daarvoor direct (binnen twee weken) beschikbaar. Het ging in totaal om ongeveer 13.700 van de 144.100 jongeren in die leeftijdsgroep. Vooral in het begin van het jaar waren veel jongeren werkloos. De werkloosheid kwam daardoor in 2021 hoger uit dan in het eerste coronajaar 2020 (11,3%). Dat jaar steeg de jeugdwerkloosheid zeer sterk, in 2019 ging het nog om 8,1%. Alleen als gevolg van de opnieuw gestegen jeugdwerkloosheid nam ook de totale werkloosheid toe in 2021 (naar 6,6%). Onder andere leeftijdsgroepen steeg de werkloosheid dat jaar niet meer. Deze werkloosheidscijfers zijn tot stand gekomen met een nieuwe landelijke meetmethode, die beter aansluit bij Europese richtlijnen voor het meten van werkloosheid. Met deze nieuwe methode ligt de gemiddelde werkloosheid hoger dan voorheen. Naast de nieuwe cijfers over 2021 zijn ook de hier getoonde eerdere jaren (2019, 2020) herzien op basis van de nieuwe methode. Deze cijfers zijn daarom niet één op één vergelijkbaar met eerder gepubliceerde werkloosheidcijfers, zoals die in de Monitor Jeugdwerkloosheid 20207. In kader 1 wordt de nieuwe meetmethode verder toegelicht. Figuur 2.1 Werkloosheidspercentage per leeftijdsgroep, 2019-2021 (procenten) 4 12,4 12 11,3 10 8,1 8 64 6,6 6 LEL 5/1 5,2 4,9 5,3 Ì 4 | nn % 0 15-26 jaar 27-44 jaar 45-75 jaar totaal 2019 Em 2020 Mm 2021 bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 7 O&S (2021): Monitor Jeugdwerkloosheid 2020 16 Kader 2. Nieuwe meetmethode werkloosheid In de nieuwe methode is de vraagstelling waarmee wordt vastgesteld of iemand werkloos is aangepast. Als gevolg hiervan geven niet-werkenden vaker aan op korte termijn (binnen twee weken) te kunnen starten met werken. Die beschikbaarheid bepaalt voor een deel of iemand als werkloos wordt geteld of niet. Volgens de internationaal afgesproken definitie is sprake van werkloosheid als iemand geen betaald werk heeft, daar wel recent naar heeft gezocht en hij of zij binnen twee weken kan beginnen. Voorheen konden respondenten kiezen uit vier antwoordmogelijkheden (‘minder dan twee weken’, ‘tussen twee weken en drie maanden’, enzovoort). In die opzet kozen ze relatief vaak voor de tweede antwoordoptie, tussen twee weken en drie maanden’. Nu moeten de respondenten alleen aangeven of ze binnen twee weken kunnen starten, gesteld dat zij werk zouden vinden of een eigen bedrijf zouden kunnen starten. In deze nieuwe methode geven respondenten vaker aan binnen twee weken te kunnen starten. Meer toelichting is te vinden op de website van het CBS. Amsterdamse jongeren hielden op de arbeidsmarkt relatief lang last van coronacrisis Terwijl de jeugdwerkloosheid in Amsterdam toenam in 2021, nam deze landelijk weer af. Van de vier grote steden was de jeugdwerkloosheid het hoogst in Rotterdam (13,1%), gevolgd door Den Haag (12,5%) en Amsterdam (12,4%). In Utrecht ligt de jeugdwerkloosheid doorgaans dichter bij het landelijk gemiddelde, in 2021 ging het om 9,8%. Voor Rotterdam, Utrecht en Den Haag zijn nog geen herziene cijfers op basis van de nieuwe methode beschikbaar voor 2019 en 2020 voor de leeftijdsgroep 15 t/m 26 jaar. Als we naar die ontwikkeling kijken valt op dat de werkloosheid onder jongeren in alle vier de grote steden sterk toenam in 2020. In Den Haag neemt deze in 2021 weer zeer licht af, terwijl deze in de andere drie steden nog toeneemt. De stijging in Amsterdam is wel relatief sterk vergeleken met Rotterdam en Utrecht. In de bijlage is de ontwikkeling van het werkloosheidspercentage voor 15 t/m 24- jarigen in de G4 steden en Nederland opgenomen. Figuur 2.2 Jeugdwerkloosheid 15-26 jaar in Amsterdam, Nederland en overige G4 steden*, 2019-2021 (procenten) 1 12,4 ee 12,5 12 11,3 10 9,7 9,8 8,1 77 8,5 8 F 6 4 2 % 0 Amsterdam Nederland Rotterdam Utrecht Den Haag 2019 m 2020 EH 2021 * Voor Rotterdam, Utrecht en Den Haag zijn nog geen herziene cijfers op basis van de nieuwe methode beschikbaar voor 2019 en 2020 voor de leeftijdsgroep 15 t/m 26 jaar. 8 CBS (2021): Meer werklozen, maar ook meer werkenden met nieuwe meetmethode 17 2.2 Jonge vrouwen hadden tijdens crisis meer moeite met vinden van werk Onder Amsterdamse jonge vrouwen steeg de werkloosheid in 2021 van 11% naar 13%, terwijl deze onder mannen licht afnam (van 12% naar 11%). Ook tijdens het eerste coronajaar (2020) steeg de werkloosheid onder jonge vrouwen al relatief hard. In 2019 en ook in de jaren daarvoor waren juist jonge mannen het vaakst werkloos. De coronacrisis trof het werk van jonge vrouwen dus relatief hard. Het gaat vooral om de jongste groep (15 tot 22 jaar) en om schoolgaande vrouwen. Zij hadden voor de crisis vaker dan jonge mannen een bijbaan in sectoren die getroffen werden door de lockdowns, zoals de horeca en detailhandel. Over het algemeen hadden vooral de jongste jongeren (15-22 jaar) die nog onderwijs volgen en daarnaast willen werken in crisistijd moeite om een (bij)baan te vinden. Kijken we naar opleidingsniveau en migratieachtergrond, dan zien we onder groepen die de afgelopen jaren makkelijker aan het werk kwamen een aarzelend herstel in 2021, terwijl de werkloosheid nog groeit onder groepen die het eerder ook moeilijker hadden. Dit geldt bijvoorbeeld voor jongeren die maximaal een vmbo of mbo-1 opleiding genoten hebben. Van deze groep was in 2021 maar liefst 21% werkloos. Ook de werkloosheid onder jongeren met een migratieachtergrond nam in 2021 opnieuw toe, terwijl deze onder jongeren zonder migratieachtergrond stabiliseerde. Figuur 2.3 Werkloze Amsterdamse jongeren naar achtergrondkenmerken, 2019-2021 (procenten) ooren 3020 13 m 2020 mannen i EH 2021 jr 23-26 jaar EE 8 13 max. vmbo/mbo-1 opgeleid nen 21 havo/vwo, mbo-2t/m4 opgeleid er 13 hbo{wo opgeleid mmm 7 schoolgaand ES niet schoolgaand en 3 migratieachtergrond NEE 1 geen migratieachtergrond er 20 totaal 15-26 ne: % 12,4 o 10 20 30 bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 18 2.3 Jongeren in Nieuw-West, Oost en Noord relatief vaak werkloos De jeugdwerkloosheid nam tijdens de coronacrisis in alle stadsdelen toe, maar er zijn verschillen in de mate van toename (figuur 2.4). In Nieuw-West groeide het aandeel werkzoekende jongeren het sterkst, van 8,6% in 2019 naar 17,5% in 2021. Ook in Oost steeg de jeugdwerkloosheid relatief hard, van 8,1% naar 14,8%. Hierdoor was dit in 2021 na Nieuw-West het stadsdeel met de hoogste jeugdwerkloosheid, terwijl deze voor de crisis in Noord en Zuidoost hoger lag. De hoge werkloosheid in Nieuw-West en Oost zien we zowel terug onder schoolgaande als niet schoolgaande jongeren. In Noord zijn vooral schoolgaande jongeren vaak werkloos. In Zuidoost gaat het juist om de groep niet-schoolgaande jongeren. Figuur 2.4 Werkloosheid per stadsdeel, 2019 en 2021 en onderscheid schoolgaande en niet-schoolgaande jongeren in 2021 (procenten) 2019 2021 % 4 CAT 5 Caf 5 î 108% ‘Jm 13.8% ze Es IJ ads Re / AS A EA 5 Ee. \ B CZ | \ SSS 14-8% DS Z eha ed sf j É Jeugdwerkloosheid per stadsdeel, 2019-2021 LI 3-6% EI 6-9% El 9-12% B 22-15% EE >15% Schoolgaande jongeren Niet-schoolgaande jongeren 4 if En : S Ca 5 f 159% + zz ekke Nena k/ ed / 0-8 een S 7 SEE X A ed " ze nd Ef n 4 2021 ed 2021 en Jeugdwerkloosheid per stadsdeel, 2021 1 3-6% EI 6-9% El 9-12% EE 22-15% En >15% 19 2.4 Ruim achtduizend jongeren niet actief in onderwijs of op de arbeidsmarkt In 2021 waren er ongeveer 8.100 jongeren die niet werkten, geen opleiding volgden en ook niet actief op zoek waren naar werk (groep 6 in het overzicht uit H1). Deze groep ‘niet actieve! jongeren maakte 5,6% uit van alle jongeren. Voor de coronacrisis, in 2019, ging het nog maar om 3,1% (4.400 jongeren). De stijging heeft er deels mee te maken dat jongeren tijdens de crisis minder actief op zoek gingen naar werk omdat ze hier weinig resultaat van verwachten. De huidige krapte op de arbeidsmarkt kan deze groep mogelijk stimuleren om weer op zoek te gaan naar werk. De overige groep, die zich niet oriënteert op werk, heeft hiervoor verschillende redenen. Een deel kan niet werken door arbeidsongeschiktheid of door de zorg voor een gezin of huishouden. Die laatste groep is in Amsterdam groter dan gemiddeld in Nederland. Een ander deel begint binnenkort aan een opleiding. Het grootste deel van de niet-actieve jongeren is vrouw (65%) en het merendeel heeft maximaal een vmbo of mbo 1 diploma (55%). Dit was in 2019 vergelijkbaar. Ruim driekwart van de groep heeft een migratieachtergrond (78%), in 2019 was dit aandeel wat lager (68%). In West, Nieuw- West en Noord zijn relatief veel jongeren niet actief op de arbeidsmarkt of in het onderwijs. Tijdens de coronacrisis verdubbelde de groep in omvang in West en Nieuw-West, tot respectievelijk 7,6% en 7,0% van alle jongeren. Ook in Noord, waar de groep in 2019 het grootst was (4,4%), groeide deze sterk (6,9% in 2021). Verder groeide het aandeel niet actieve jongeren substantieel in Centrum, waar deze groep in 2019 nog heel klein was. In andere onderzoeken wordt ook gekeken naar NEET-jongeren (Not in Employment, Education or Training). Eind 2020 waren er op basis van registraties 16.400 NEETs in Amsterdam (11,8% van alle 16 t/m 26 jarigen)®. Dit is niet precies dezelfde groep als de hier beschreven niet-actieve jongeren. Niet-actieve jongeren volgen geen opleiding, werken niet en geven zelf aan ook niet op zoek te zijn naar werk. Naar die laatste factor wordt bij NEET niet gekeken. Figuur 2.5 Aandeel jongeren dat niet in opleiding is, niet werkt en niet op zoek is naar werk per stadsdeel, 2019 en 2021 2019 2021 VERS NE A \ 2 Teen Gn ef BAE 2 Bt HN B IES, mf sel k Es í : 5 DAS DT <2,0% 4 4 5 EE 5,0 - 6,5% Em 6,5- 8,0% bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 9 O&S (2022): Jongeren niet in beeld 2020 20 2.5 Kwart jongeren kan worden gezien als ‘onbenut potentieel’ Eén op de vijf (18%) jongeren die in de voorgaande paragraaf als inactief worden beschreven oriënteren zich wel op de arbeidsmarkt maar voldoen niet volledig aan de definitie van werkloosheid. Om als werkloos/werkzoekend geteld te worden moet iemand aan meerdere voorwaarden voldoen: Hij of zij heeft geen betaald werk, heeft recent naar werk gezocht én kan direct (binnen twee weken) aan de slag. Jongeren die recent werk gezocht hebben maar niet direct beschikbaar zijn of andersom worden semiwerklozen genoemd en zijn deel van het zogeheten onbenut arbeidspotentieel. Dit is de totale groep jongeren die mogelijk (meer) aan het werk wil. Naast werklozen en semiwerklozen bestaat deze groep uit jongeren die in deeltijd werkt en meer uren wil werken: de onderbenutte deeltijdwerkers. In 2021 behoorden ongeveer 37.000 Amsterdamse jongeren tot het onbenut potentieel. Het gaat om 26% van alle jongeren (figuur 2.6). Naast de 13.700 werklozen (9%?® van alle jongeren) gaat het om 14.000 semiwerklozen (10%) en 10.000 onderbenutte deeltijdwerkers (7%). Alle drie de groepen groeiden substantieel tijdens de coronacrisis. Het onbenut arbeidspotentieel is relatief hoog onder jongeren. Naast de traditioneel hoge werkloosheid zijn jongeren ook vaker semiwerkloos of onderbenut deeltijder. Vergeleken met gemiddeld in Nederland worden Amsterdamse jongeren bovendien relatief slecht benut. Ze zijn vaker werkloos of semiwerkloos. Het aandeel jonge onderbenutte deeltijders is vergelijkbaar met gemiddeld in Nederland. Figuur 2.6 Onbenut arbeidspotentieel in Amsterdam en Nederland, 2019-2021 15-26 jaar Amsterdam 2019 6 8 RR Amsterdam 2020 8 23 Amsterdam 2021 9 26 Nederland 2019 6 EN oe Nederland 2020 8 ME 2 Nederland 2021 7 23 15-75 jaar Amsterdam 2019 — 4 EEEN Amsterdam 2020 NS, Amsterdam 2021 5 MN 3 Nederland 2019 3 GN 12 Nederland 2020 — 4 EN 7 2 Nederland 2021 — 3 AN 10 % o 10 20 30 werklozen Monderbenutte deeltijders msemiwerklozen bron: EBB CBS / REB O&S, bewerking O&S 10 Het percentage werklozen wijkt hier af van de standaardberekening. Normaal gesproken wordt de werkloosheid berekend als aandeel van de beroepsbevolking (werkenden plus werklozen). In dit geval wordt de werkloosheid, als onderdeel van het onbenut arbeidspotentieel, afgezet tegen de totale bevolking van 15 tot en met 26 jaar (werkenden en niet-werkenden). Deze methode komt overeen met die van het CBS. 21 3 Jongeren met een uitkering Het voorgaande hoofdstuk beschreef de situatie van werkloze en niet-actieve jongeren. Een deel van deze jongeren komt in aanmerking voor een werkloosheids- of een bijstandsuitkering. Jongeren met een arbeidsverleden hebben mogelijk WW-rechten opgebouwd. Daarnaast komen jongeren in aanmerking voor een bijstandsuitkering als zij 18 jaar of ouder zijn, geen onderwijs volgen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. Cijfers over uitkeringen zijn per maand beschikbaar tot en met juni 2022 en geven daarom een relatief actueel beeld. Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling sinds begin 2020. 3.1 Aantal WW-uitkeringen gedaald tot onder niveau van voor de crisis Het aantal jongeren dat gebruik maakt van een werkloosheidsuitkering (WW) daalt sterk sinds juni 2020. Toen werd als gevolg van de coronacrisis het hoogste punt in jaren bereikt, 3.910 jongeren kregen WW. Daarna nam dit aantal snel af, voor een deel omdat jongeren weer aan het werk gingen, maar vooral omdat zij vaak maar kortdurende WW-rechten hebben opgebouwd. In de loop van 2021 nam de werkgelegenheid weer sterk toe en stroomden nog maar weinig jongeren in naar de WW. In november 2021 werd het laagste punt bereikt, er zaten toen 710 jongeren in de WW. Vergeleken met juni 2020 is dit een afname van 82%. Sindsdien blijft het aantal stabiel, in de laatste telling in augustus 2022 hadden 700 jongeren een WW-uitkering. De ontwikkeling volgt in grote lijnen de ontwikkeling van het aantal jongeren met een baan in loondienst (zie hoofdstuk 4). Figuur 3.1 Aantal jongeren (18 t/m 26 jaar) in de WW, januari 2020 —augustus 2022 aantal 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 o ie —= rs) ie —_ ra en — SEESRSSRREELSHERBSRRSELLDERLSSE 2020 2021 2022 bron: CBS, bewerking O&S 22 Niet alleen het aantal jongeren in de WW daalt naar onder het niveau van voor corona, ook de samenstelling van de groep is terug naar het oude patroon. Op het hoogtepunt in juni was het aandeel jongeren met een hbo- of wo-opleiding in de WW afgenomen van 33% naar 30%, doordat het aantal jongeren met een havo/vwo, mbo2 t/m mbo-4 opleiding was toegenomen. In juni 2022 zijn er relatief nog meer jongeren met maximaal een mbo-1 opleiding en jongeren met een havo/vwo, mbo2 t/m mbo-4 opleiding en minder met een hbo- of wo-opleiding vergeleken met januari 2020. Ook de periode dat jongeren in de WW zitten heeft zich hersteld naar de verdeling van voor corona. Waar in januari 2020 71% van de jongeren in de WW daar pas korter dan 3 maanden inzat, was op het hoogtepunt in juni 2020 100% recent ingestroomd. In juni 2022 is dit weer hersteld naar 71%. Doorstroom vanuit de WW naar de bijstand Door de kortdurende WW-rechten van jongeren stroomt een groot deel snel weer uit. Daarmee rijst de vraag of de jongeren uitstromen naar werk of doorstromen naar de bijstand. Voor de periode tot maart 2022 is gekeken welk deel van de jongeren die een WW-uitkering hebben zijn doorgestroomd naar de bijstand. De relatieve doorstroom naar de bijstand was het grootst in februari 2020 (15%). De totale uitstroom uit de WW was toen nog wel relatief laag (200 jongeren). In de periode daarna (de coronacrisis) nam de relatieve doorstroom af met kleine pieken rond de 6%, tot dat dit in mei 2021 gestaag is afgenomen naar 2%. Met andere woorden: jongeren die tijdens de coronacrisis gebruik maakten van de WW stromen minder vaak door naar de bijstand (figuur 3.2). De doorstroom naar de bijstand kan tot en met maart 2022 in kaart worden gebracht in verband met beschikbare data. Figuur 3.2 Uitstroom van jongeren (18 t/m26 jaar) vit de WW en relatieve doorstroom naar de bijstand, januari 2020 - juli 2022 1000 16% goo 14% 800 12% 700 600 10% 500 8% 400 6% 300 | ‚ 200 |I tin : 0 catavSssorayersyecotarssrayrtScatrsvss 0% tere TREOLELLEneEArRELELLEReE2S 2020 2021 2022 mm Uitstroom uit de WW —=Doorstroom naar de bijstand (t.o.v. uitstroom) bron: CBS, bewerking O&S 23 De meeste jongeren die in 2021 uitstroomden uit de WW waren hbo of wo-opgeleid (figuur 3.3). Jongeren met maximaal een mbo-1 opleiding stromen verhoudingsgewijs echter veel vaker door naar de bijstand. Over de totale uitstroom in 2021 gezien is 3% van de jongeren met maximaal een mbo-1 opleiding in 2021 doorgestroomd naar de bijstand, voor jongeren met een havo/vwo, mbo2 t/m mbo-4 opleiding 2%, en met een hbo- of wo-opleiding is dit 1%. Figuur 3.3 Uitstroom van jongeren (18 t/m 26 jaar) vit de WW en relatieve doorstroom naar de bijstand, naar opleidingsniveau (2021) max. vmbo/mbo-1 an havo, mb m4 nn % o 20 40 60 80 100 B Uitstroom WW __E Doorstroom bijstand bron: CBS, bewerking O&S 24 3.2 Aantal jongeren met een WW-uitkering daalt sinds juni 2020 in hele stad In juni 2022 ontving gemiddeld 0,6% van de Amsterdamse jongeren van 18 t/m 26 jaar een WW- uitkering. Hoewel het om kleine aantallen gaat, is het aandeel het hoogst in delen van Zuidoost, Nieuw-West en Noord. In hoofdstuk 1 werd al duidelijk dat in deze stadsdelen relatief veel werkzoekende jongeren wonen. In Bijlmer-Oost en Osdorp ontvangt respectievelijk 1,1% en 0,9% van alle jongeren een WW-uitkering. In tabel Bá4 in de bijlage is voor alle 22 gebieden het percentage jongeren met een WW-uitkering opgenomen. Het aantal jongeren in de WW is in de meeste gebieden hersteld tot het niveau van voor de coronacrisis (janvari 2020 in de kaart hieronder), nadat het overal sterk toenam tot juni 2020. Alleen in Bijlmer-Oost ligt het aantal jongeren in juni 2022 hoger dan in janvari 2020, het gaat hier om een stijging van 40 jongeren naar 50 jongeren. Desalniettemin is ook hier de afname sterk sinds de piek in juni 2020. Figuur 3.4 Aandeel jongeren met een WW-uitkering juni 2022 en ontwikkeling van het aantal jongeren (18 t/m 26 jaar) met WW per gebied jan 2020 t.o.v. juni 2022 (procenten) LE 7 5 Ae) Mes 4 Dn _ Ì e Ä SR het ZOE 7 Ì BN SH 0) % cl Dj Z ee, Le Ea Le | 4 t Jongeren met een WW-uitkering als % alle jongeren, juni 2022 ® PS LJ] <0,2% ‘ b LJ] o,2-0,4% ki Ed 0,4 - 0,6% Fr EE 0,6 - 0,8% mn Em 0,8-1,2% Percentages in de gebieden zijn de toe- of afname sinds janvari 2020 Bron: CBS, bewerking O&S 25 3.3 Aantal jongeren met bijstandsuitkering gedaald tot april 2022, daarna stabiel Aan het begin van de coronacrisis nam ook de instroom van jongeren in de bijstand sterk toe. Net als het aantal jongeren in de WW is het aantal jonge bijstandsgerechtigden in juni 2022 weer gedaald tot onder het niveau van januari 2020. Vanaf het derde kwartaal van 2021 is er een duidelijke daling ingezet, tot er in juni 2022 nog 2.260 jongeren in de bijstand zaten. Het gaat om 1,7% van de Amsterdammers van 18 t/m 26 jaar. Figuur 3.5 Aantal jongeren (18 t/m 26 jaar) in de bijstand, januari 2020 — juni 2022 (aantallen) aantal 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 o Le ee … Le ee … Le SPESESSRRESSHERESSRREELSDERLS 2020 2021 2022 bron: WPI, bewerking O&S 26 De daling van het aantal bijstandsuitkeringen komt zowel door een afgenomen instroom als door een toegenomen uitstroom. In april en mei 2021 nam de maandelijkse instroom van jongeren in de bijstand sterk af (paarse lijn in figuur 3.6). Vanaf mei dat jaar schommelt deze rond de 100 jongeren per maand. Januari 2022 was een uitzondering, met een wat hogere instroom (150). Tussen mei en oktober 2021 stroomden er ook veel jongeren uit. Daarna nam de uitstroom af, als gevolg van het lagere aantal jongeren dat nog in de bijstand zat. Figuur 3.6 In- en uitstroom van jongeren (18 t/m 26 jaar) in de bijstand, januari 2020 — juni 2022 (aantal) aantal 400 350 300 250 200 150 100 50 o Le ee … Le ee … Le SHERESSRRESSSEESLSSREELBLERES 2020 2021 2022 —=instroom —uitstroom bron: WPI, bewerking O&S In de coronacrisis stroomden er verhoudingsgewijs veel jongeren met een hbo of wo opleiding in de bijstand. Zij maken doorgaans maar een klein deel van de jonge bijstandsgerechtigden uit. Vanaf de zomer van 2020 stroomde deze groep relatief vaak uit, waardoor het aandeel jongeren met maximaal een mbo-1 opleiding weer toenam. Deze groep stroomde ook vaker door vanuit de WW naar de bijstand. Figuur 3.7 Aandeel jongeren in de bijstand naar opleidingsniveau, februari — juni 2022 tn december zoas Oo 20 40 60 80 100 B max. vmbo{mbo-1 Em havo/vwo, mbo-2 t/m 4 B hbo/wo 27 bron: WPI, bewerking O&S Hoewel minder ongelijk dan tijdens corona, is de uitstroom uit de bijstand ook in 2022 ongelijk. Het aandeel jongeren met een hbo- of wo-opleiding in de bijstand is in het eerste halfjaar van 2022 4%. In de uitstroom vormt deze groep een groter deel (7%). Jongeren met maximaal een mbo-1 vormen 59% van de bijstandspopulatie en 54% van de uitstroom. Bijstandsduur van jongeren Ongelijkheid is ook terug te zien wanneer er gekeken wordt naar de bijstandsduur van de jongeren die in juni 2022 bijstand ontvingen. Zo is te zien dat een derde (32%) van de jongeren met maximaal een mbo-1 opleiding relatief lang in de bijstand zit (2019 of eerder). Naarmate een persoon een hoger opleidingsniveau heeft, neemt de gemiddelde bijstandsduur (tot nu toe) af. Zo is te zien dat van jongeren met een hbo- of wo-opleiding een klein deel (10%) lang in de bijstand zit (2019 of eerder).En dat 43% in juli 2021 of later is ingestroomd. Voor de jongeren met maximaal een mbo-1 en jongeren met een mbo2 t/m mbo-4 opleiding is dit respectievelijk 30% en 36%. De groep jongeren met een hbo-of-wo-opleiding is wel pas op latere leeftijd klaar met studeren dan jongeren die maximaal een mbo-1 opleiding hebben afgerond, jongeren met een hbo-of-wo-opleiding hebben daarom ook minder kans om al lang een bijstandsuitkering te hebben. Figuur 3.8 Jongeren die in juni 2021 gebruik maken van de bijstand uitgesplitst naar opleidingsniveau en instroomperiode, juni 2022 (percentages) ne \mbolmbert NA MDÚÛÚDT_ vavorm mio a ‘ NN Om Tormo EN mn o 20 40 60 80 100 % M2o1gofeerder M2020 WMjanvari-junizo21 Wjuli -december2021 Wjanvari-juni 2022 bron: WPI, bewerking O&S Voor de verschillende stadsdelen is er eveneens gekeken hoe de verhouding van bijstandsduur is. In stadsdeel Noord, Centrum, Zuid en Oost woont een relatief grote groep jongeren die al lang (2019 of eerder) geleden is ingestroomd in de bijstand. In stadsdeel West is dit aandeel het kleinst. 28 3.4 Aandeel jongeren met bijstand het hoogst in Noord, aantal het hoogst in Nieuw-West Van alle Amsterdamse jongeren van 18 t/m 26 jaar ontvangt 1,7% (2.260 jongeren) een bijstandsuitkering. In stadsdeel Noord (2,6%; 340), West (2,2%; 450) en Nieuw-West (2,1%; 520) is dit aandeel het hoogst!!. In Noord gaat het vooral om de wijken Elzenhagen (5,0%) en Volewijck (4,1%). In West zitten er in de Spaarndammerbuurt/Zeeheldenbuurt veel jongeren in de bijstand (5,6%). Hier valt ook de Van Galenbuurt op als donkerblauw gebied in de kaart, maar dit heeft er mee te maken dat dak- en thuisloze jongeren hier een briefadres kunnen. De jongeren die in de buurt wonen zitten niet bijzonder vaak in de bijstand. In Nieuw-West zitten in Lutkemeer/Ookmeer relatief veel jongeren in de bijstand (6,6%),al wonen hier maar 180 jongeren. Verder is in Nieuw-West het percentage hoog in de wijken Sloterdijk Nieuw-West (4,2%) en Slotermeer-Zuidoost (4,1%). Tabel B5 in de bijlage geeft per wijk het percentage jongeren met een bijstandsuitkering weer. In absolute zin is het aantal jongeren in de bijstand het hoogst in de wijk Westlandgracht in Nieuw-West (ongeveer 105 jongeren; 2,9%), gevolgd door Middenmeer in Oost (75; 2,3%) en Oostelijke Eilanden/Kadijken in Centrum (65; 3,4%). Ook in de Spaarndammerbuurt/ Zeeheldenbuurt in West (65; 5,6%) en de Dapperbuurt (60; 4,3%) wonen 60 of meer jongeren met een bijstandsuitkering. In Osdorp-Midden (55; 1,3%), Slotervaart-Zuid (55; 2,7%), Geuzenveld (50; 2,2%) (allen Nieuw-West) en Elzenhagen (55; 5,0%) (Noord) zijn de aantallen ook hoog. Kaart B6 geeft voor alle wijken het aantal jongeren in de bijstand weer. Figuur 3.9 Aandeel jongeren met bijstand per wijk, juni 2022 (procenten) > 5 D je De PE 7 A oe R / EN (DES FA Te RE Sd Af OA: Aandeel 18 tjm 26 jari t bijstand per wijk, juni Ee N aandees m 26 jarigen met bijstand per wijk, juni 2022 Se Da El2-2% zin 5 mm 3- 4% mm > > EZ onvoldoende gegevens bron: WPI, béwerkin 8 11 Aantal en percentage jongeren in bijstand per stadsdeel: Centrum (140; 1,0%), West (450; 2,2%), Nieuw-West (520; 2,1%), Zuid (160; 0,8%), Oost (370; 1,8%), Noord (340; 2,6%), Weesp (20; 1,3%), Zuidoost (260; 1,8%). 29 4 Jongeren in loondienst Dit hoofdstuk gaat in op de ontwikkeling van het aantal jongeren dat werkzaam is in loondienst. Deze groep bestaat zowel uit schoolgaande jongeren (groep 2 in het overzicht in hoofdstuk 1) als uit niet-schoolgaande jongeren (groep 3). Werkenden in loondienst vormen het grootste deel van de werkende jongeren (94%), het aandeel jonge zelfstandigen is beperkt (6%). De focus ligt op 18 tot en met 26-jarigen, in lijn met het hoofdstuk over WW- en bijstandsuitkeringen. De ontwikkelingen worden beschreven sinds januari 2020, het moment net voor de coronacrisis. Er wordt in gegaan op de momenten waarop veel jongeren hun baan verloren tijdens de coronacrisis, maar de nadruk ligt op het herstel dat daarna ingezet is. Kader 3 beschrijft kort de ontwikkeling in Weesp. 4.1 Herstel van het aantal jonge werknemers vanaf februari 2021 Sinds het begin van de coronacrisis bewoog het aantal jonge Amsterdammers met werk in loondienst sterk mee met de beperkingen die werden opgelegd aan belangrijke sectoren in de economie. Het dieptepunt werd bereikt in februari 2021. Toen had ongeveer 53% van de Amsterdamse jongeren (15 t/m 26 jaar) een baan in loondienst. Voor de coronacrisis, in januari 2020, was dat nog 59%. Sinds februari 2021 neemt het aantal jonge werknemers toe, op de onderbreking tijdens de derde lockdown eind 2021 na. In juni 2022 ligt het aandeel jongeren met een baan in loondienst weer boven het niveau van voor de coronacrisis (61%). Dit geldt in de huidige krappe arbeidsmarkt voor alle leeftijdsgroepen. De groep 18 tot 22-jarigen profiteert het sterkst, ook als we corrigeren voor de groei van het aantal jongeren per levensjaar dat in de stad woont. Figuur 4.1 Aantal jongeren met baan als werknemer per leeftijdsgroep, janvari 2020 — juni 2022 index: januari 2020 = 100 120 1e lockdown 2e lockdown 3e lockdown 110 15-17 jaar De end —=18-22 jaar 100 —23-26 jaar 90 27-44 jaar —45-65 jaar 80 70 — 4 en u ER ew Er — SEASESSECRERDEESESSECALRSEES ES bron: 2020 2021 2022 CBS, bewerking O&S 30 Kader 3: Jongeren in loondienst in Weesp Vergeleken met Amsterdam wonen er in Weesp meer 15 t/m 17-jarige jongeren en minder 23 t/m 26 jarigen. Dit hangt ermee samen dat Weesp niet de sterke instroom van studenten en jonge werkenden kent die kenmerkend is voor Amsterdam. Dit zien we ook terug onder jongeren met een baan in loondienst. Het gaat in Weesp vaker om thuiswonende jongeren met een bijbaan. Van de Weesper jongeren met een baan in loondienst is 22% 15 t/m 17 jaar, in Amsterdam is dit 11%. Bijna een derde (31%) van werkende jongeren in Weesp werkt in de detail- en groothandel, in Amsterdam is dit 24%. Amsterdamse jongeren werken dan weer vaker in de sector advisering en onderzoek (10% tegenover 5% in Weesp). Dit waren er De in Weesp, vergeleken met Amsterdam. Weesper jongeren werken iets vaker in de horeca (19% tegenover 17%). De ontwikkeling van het aantal werkende jongeren is sinds het begin van de coronacrisis vergelijkbaar met die in Amsterdam, wel daalde het aantal werkenden in de loop van 2020 en 2021 wat minder hard. Figuur 4.2 Jongeren met baan als werknemer (15 t/m 26) in Weesp en Amsterdam, januari 2020 — juni 2022 index: januari 2020 = 100 120 1e lockdown ze lockdown 3e lockdown ns Va go 80 70 ere TeELY Lose 3TELLoOsar3L3E SGaSesT&GALRSGHSRsTEEALZRSGAE es 2020 2021 2022 mmm Amsterdam — Weesp bron: CBS, bewerking O&S Het werk van de jongste jongeren (15 t/m 17-jarigen) en de groep daarboven (18 t/m 22 jaar) vertoont het meest grillige verloop. Deze jongeren hebben het vaakst flexibel werk in sectoren die tijdens de lockdowns de deuren moesten sluiten. Zij vonden daarna ook vaak weer werk. Het sterk oplopende aantal werkende 18- tot 22-jarigen hangt ook samen met een toenemend aantal inwoners in deze leeftijdsgroep doordat zij zich in de stad vestigden. Ook als hiervoor gecorrigeerd wordt is dit echter de groep met de sterkste groei in aantal werkenden. Het banenverloop van de jongeren van 23 tot en met 26 jaar is minder grillig, zij hebben vaker een vast contract en werken minder in de door de coronacrisis getroffen sectoren. Sterker herstel aantal jonge vrouwen met baan in loondienst dan aantal mannen In hoofdstuk 1 bleek dat jonge vrouwen in 2021 relatief vaak op zoek waren naar werk. Zij lijken hierin betrekkelijk succesvol want in de loop van 2021 en 2022 neemt het aantal jonge vrouwen met een baan in loondienst relatief sterk toe. Net als voor corona hebben jonge vrouwen in juni 2022 vaker een baan in loondienst. Het gaat om 72% van de 18 t/m 26-jarige vrouwen en om 31 64% van de mannen. Het snellere herstel van het aantal vrouwelijke werknemers zien we onder alle leeftijdsgroepen. Het verschil is het grootst bij de jongste jongeren. Opvallend is het magere herstel bij de jongste mannen, in de leeftijd 15 t/m 17 jaar. Het aantal werknemers in deze groep is in juni 2022 weer op het niveau van voor corona maar blijft achter bij de vrouwelijke leeftijdsgenoten. Figuur 4.3 Ontwikkeling aantal jongeren met baan als werknemer naar leeftijdsgroep en geslacht, januari 2020 — juni 2022, geïndexeerd (januari 2020 = 100) index: januari 2020 = 100 120 == L 4 11 / 5 , ON lee / 44 110 Lev „ 1 / / 127 \/ 1 === mannen 105 1 > uf N 15-18 / / rz Z — — mannen 100 Se IN / Tg " 7 De 18-22 N „\ ‘ \ Raf) NVA ed —= mannen 95 MW {4 an Dane” 23-27 \ / Sif === vrouwen CN / go k 1 / AN Lr / 15-18 In # NN ee — — vrouwen vj SNr oe” 18-22 85 „l hd z° P/ 1 —— vrouwen 80 1e lockdown 2e lockdown 3e lockdown 2327 75 — Eee u T: Ees u T — SEZSESEEEAeRSERSESSCEEAERSERS ES 2020 2021 2022 bron: CBS, bewerking O&S 4.2 Aantal jongeren met flexibel werk terug op niveau voor de crisis, langzame afname aantal vaste contracten Het grootste deel van de werkende jongeren heeft een flexibel contract: het gaat onder de 18 t/m 26-jarigen met een baan in loondienst om 80% (juni 2022). Onder de oudere jongeren daarbinnen (23 t/m 26 jaar) ligt het aandeel flexibele contracten lager (72%). Ter vergelijking: voor alle werkenden samen gaat het om 42%. Jongeren hebben dus vaak flexibel werk en verloren daardoor relatief vaak hun baan tijdens de coronacrisis. Figuur 4.4 laat zien dat het herstel van de werkgelegenheid ook grotendeels flexibel werk betrof. Sinds februari 2021 neemt het aantal flexibele contracten weer sterk toe. Vanaf juni 2021 lag het weer op het niveau van voor de crisis, met als hoogtepunt mei 2022 (66.630 jongeren). Terwijl het aantal jongeren met een flexibel contract vanaf 2021 weer sterk toeneemt, zien we bij het aantal jongeren met een vast contract nog geen sterk herstel. Het aantal jongeren met een vast contract wordt minder sterk beïnvloed door de coronamaatregelen dan het aantal flexibele 32 contracten. De huidige krapte op de arbeidsmarkt lijkt er dus nog niet toe te leiden dat werkgevers jongeren duurzamer aan zich binden met een vast contract. In juni 2022 zijn er 17.100 jonge werknemers met een vast contract. Figuur 4.4 Ontwikkeling aantal werkende jongeren (18 t/m 26 jaar) naar vast of flexibel contract, januari 2020 — juni 2022 (aantal) aantal 80.000 70.000 60.000 50.000 —Flex 40.000 —- Vast 30.000 20.000 10.000 1e lockdown ze lockdown 3e lockdown SEASESSEEAeRSERSESSEEAERSEE ES 2020 2021 2022 bron: CBS, bewerking O&S Van de groep werkende jongeren van 18 t/m 26 jaar werken de meeste (39%) 35 uur per week of meer. Een aanzienlijk deel werkt minder dan 12 vur (20%) en 12 tot 20 uur (17%). Dit is in de periode vanaf januari 2020 redelijk stabiel. 4.3 Herstel van het aantal jongeren met baan in getroffen sectoren, ook meer werkenden in overige sectoren In alle sectoren werken in juni 2022 meer jongeren dan voor de coronacrisis in januari 2020. Dit is in lijn met dat er öberhaupt meer jongeren aan het werk zijn dan voor de coronacrisis (zie figuur 4.1). Voor jongeren zijn de sectoren handel, verhuur en overige zakelijke dienstverlening en horeca de sectoren waarin zij voornamelijk werken. Dit is nu net als voor de coronacrisis nog steeds het geval, wel valt op dat er is andere sectoren meer groei is. De sectoren die de grootste groei hebben doorgemaakt tussen begin 2020 en juni 2022 zijn; handel (+1910), verhuur en overige zakelijke dienstverlening (+930), advisering en onderzoek (+860) en onderwijs (+860). Tijdens de lockdowns verloren vooral jongeren in de horeca hun baan, met de afschaffing van de maatregelen begon het herstel in deze sector. Ondanks het grote tekort aan personeel is de horeca is ook te zien dat pas in mei 2022 het aantal jongeren in deze sector is hersteld naar het 33 niveau van voor de coronacrisis. In de sector verhuur en overige zakelijke dienstverlening was er ook een duidelijk effect te zien van de eerste twee lockdowns, relatief veel jongeren verloren in die sector hun baan. Vanaf maart 2021 is echter te zien dat jet aantal jongeren in deze sector toeneemt, de korte derde lockdown in december 2021 had geen effect op deze toename. Figuur 4.5 Ontwikkeling aantal jongeren (18 t/m 26 jaar) met baan als werknemer naar sector, 9 grootste sectoren (aantal) 8 aantal —= Advisering en 18.000 1e lockdown 2e lockdown 3e lockdown onderzoek 16.000 Cultuur, sport en recreatie 14.000 Oe ——Financiële instellingen 12.000 —=Gezondheids- en 10.000 welzijnszorg —= Handel 8.000 6.000 —— Informatie en communicatie 4.000 —= Horeca 2.000 —= Onderwijs o ASD Duosa ASTEN aosa Asse 3e SEESeSSECAERSESBESSECRSASEEDS —= Verhuur en overige 2020 2021 2022 " zakelijke dienstverlening bron: CBS, bewerking O&S In alle sectoren is het aantal jongeren dat in die sector werkt toegenomen. Kijkend naar de verdeling van het aandeel jongeren die in janvari 2020 en juni 2022 in de verschillende sectoren werken dan zijn er kleine verschillen zichtbaar. Zo nam het aandeel jongeren wat in de onderwijssector en de sector handel werkte toe met 0,7%. De grootste afname was in de horecasector te zien (-0,9%). Ondanks dat in absolute aantallen er meer jongeren in de horeca werken in juni 2022 in vergelijking met januari 2020 neemt het aandeel jongeren wat kiest voor een baan in de horeca af. 34 Figuur 4.6 Relatief verschil jongeren in loondienst (18 t/m 26 jaar) naar sector, januari 2020 en juni 2022 (percentage) Onderwijs a Informatie en communicatie | 0,3 Openbaar bestuur en overheidsdiensten mn 0,2 Bouwnijverheid mn 0,1 Advisering en onderzoek N 0,1 Financiële instellingen E 0,1 Verhuur van en handel in onroerend goed | 0,0 Industrie -0,1 B Huishoudens als werkgever -0,1 mn Cultuur, sport en recreatie -0,1 nm Overige dienstverlening -0,1 mn Gezondheids- en welzijnszorg -0,2 En Vervoer en opslag -0,3 | Verhuur en overige zakelijke dienstverlening =0,4 | -1,0 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2 0,0 0,2 O4 0,6 0,8 1,0 % bron: CBS, bewerking O&S 35 4.4 Jongeren in West, Zuid en Zuidoost hebben het vaakst een baan in loondienst Het aandeel jonge werknemers is relatief hoog in delen van West, Zuid en Zuidoost. In West heeft in Westerpark en Oud-West/De Baarsjes 70% van de 18 t/m 26-jarigen een baan in loondienst. In De Pijp/Rivierenbuurt in Zuid gaat het om 71%. In Bijlmer-Oost en Gaasperdam/{Driemond gaat het om respectievelijk 68% en 69%. Het aandeel jonge werknemers is het laagst in Slotervaart in Nieuw-West (59%), gevolgd door Buitenveldert/Zuidas in Zuid en Watergraafsmeer en IJburg/Zeeburgereiland in Oost (allen 60%). In de laatst genoemde buurt nam het aantal jonge werknemers wel sterk toe vergeleken met voor de coronacrisis (+53%). We zien in alle 22 gebieden een toename. Deze is naast IJburg/Zeeburgereiland het sterkst in Noord-Oost en Noord-West. In hoofdstuk 1 werd duidelijk dat de werkloosheid in Noord hoog was in 2021, vooral onder schoolgaande jongeren. Een deel van deze werkzoekenden lijkt succesvol te zijn geweest in het vinden van werk, waardoor het werkloosheidscijfer in 2022 waarschijnlijk lager uitvalt. Dit zal ook in andere stadsdelen gelden. Figuur 4.7 Aandeel jongeren met een baan als werknemer in juni 2022 en ontwikkeling van het aantal jongeren met een baan als werknemer tussen januari 2020 en juni 2022, naar 22 gebieden a Ô DN TED «7 7 16%} j Ne Ee MV | Gn 28% Pe 5 Ï W z p Cd 18% Pr EC N | Kd (5 DE C LLS mT j == De z e Jongeren met een baan in loondienst als % alle jongeren, juni 2022 NN PP 4 LT 60 - 62% Én ‘ LJ 62-64% \ El 64 - 66% Fr Em 66 - 68% _ mm 68 - 71% Percentages in de gebieden zijn de toe- of afname sinds janvari 2020 Bron: CBS, bewerking O&S 36 5 Vacatures voor Jongeren O&S beschikt over data van online vacatures vanaf het begin van 2021. Hiermee kunnen recente ontwikkelingen in de vraag naar personeel in kaart worden gebracht. Voor jongeren zijn vooral vacatures interessant waarin weinig of geen eisen worden gesteld als het gaat om werkervaring. Voor dit hoofdstuk is daarom een methode ontwikkeld om deze ‘jongerenvacatures’ te identificeren. Per vacature is op basis van de vacaturetekst bepaald of de openstaande positie geschikt is voor jongeren. Verdere vitleg van die methode staat in het kader methode hieronder. De vacaturedata biedt de mogelijkheid om in te zoomen op sectoren, beroepen en gevraagde opleidingsniveaus. Om de recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor jongeren in beeld te krijgen kijken we Nederlandstalige online vacatures vanaf 2021 tot de zomer van 2022. Methode Voor deze analyse is online vacaturedata gebruikt. Deze data wordt verzameld door het bedrijf Jobdigger. Zij verzamelen alle online vacatures voor banen met standplaats Amsterdam. Vervolgens zijn de vacatures met Nederlandse vacatureteksten geselecteerd, en zijn vacatures ingedeeld als een jongerenbaan wanneer tenminste één keer bepaalde zoektermen, zoals ‘geen werkervaring vereist’, of ‘junior’ worden genoemd in de vacaturetekst. Tabel B7 in de bijlage geeft alle gebruikte zoektermen weer. 5.1 Aantal vacatures neemt toe sinds 2021 Het totale aantal vacatures neemt toe door het aantrekken van de economie na de coronacrisis en omdat vacatures langer openstaan omdat ze steeds moeilijker te vervullen zijn. Figuur 5.1 laat zien dat er in juni 2022 in Amsterdam bijna 25.000 nieuwe vacatures online bijkwamen die direct door werkgevers waren geplaatst. Daarnaast ontstonden er nog ruim 15.000 vacatures bij intermediairs. Omdat veel posities dubbel worden geplaatst — zowel direct door werkgevers als via intermediairs — gebruiken we in de rest van dit onderzoek alleen vacatures die direct door werkgevers zijn geplaatst. Figuur 5.1 Aantal ontstane online vacatures in Amsterdam, januari 2021-juni 2022 30.000 25.000 20.000 15.000 LT 10.000 5.000 ° jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec {jan feb mrt apr mei jun 2021 2022 —=via intermediair —=via werkgever Bron: Jobdigger, bewerking O&S 37 In lijn met het totale aantal vacatures nam ook het aantal vacatures geschikt voor jongeren toe. Van alle online vacatures wordt in onze methode ruim 10% gekenmerkt als een jongerenbaan. Dit aandeel bleef in de onderzochte periode ongeveer gelijk (figuur 5.2), al nam het in de loop van 2021 licht toe. Dit kan er mee samenhangen dat bedrijven die jongeren tijdens corona lieten gaan deze groep in de loop van 2021 weer graag terug wilden. Daarnaast valt de (lichte) groei op van het aandeel banen waarvoor jongeren met minimaal een mbo-diploma worden gevraagd. Ook hiervoor kan een inhaalslag van vacatures voor dienstverlenende beroepen (horeca, winkelpersoneel) na de pandemie een oorzaak zijn. Bij deze methode moet wel rekening worden gehouden met het feit dat niet alle werkgelegenheidsgroei zichtbaar is in online vacatures. Dit geldt extra sterk voor jongeren: Zij gaan regelmatig ergens aan de slag zonder dat daar een online vacature bij te pas kwam, bijvoorbeeld door binnen te lopen bij een winkel of horecazaak. Vooral dit soort dienstverlenende beroepen zijn in de online vacaturedata ondervertegenwoordigd. Figuur 5.2 Aandeel jongerenbanen in totaal aantal online vacatures % 14 12 10 8 6 L 2 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun 2021 2022 Embo mhbo mwo Bron: Jobdigger, bewerking O&S 38 5.2 Veel online vacatures voor jongeren in advisering onderzoek, groot-en detailhandel en de financiële sector Het aandeel jongerenvacatures per sector geeft inzicht in het type sector waar jongeren met name aan de slag kunnen. De sectoren met het hoogste aandeel vacatures voor jongerenbanen zitten in de SBl-secties (De Standaard Bedrijfsindeling) advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke groot- en detailhandel (figuur 5.3). De figuur laat ook zien om wat voor soort jongerenbaan het gaat!?. Het valt met name op dat in de detailhandel meer dan de helft van de vacatures een bijbaan betreft. Traineeships worden vooral aangeboden binnen de zakelijke dienstverlening, en leertrajecten worden voornamelijk aangeboden in de groot- en detailhandel en in de zorg. Figuur 5.3 Sectoren met hoogste aandeel vacatures voor jongeren, per type jongerenbaan, juni 2022 M Advisering, onderzoek en overige specialistische G Groot- en detailhandel Nn Q Gezondheids- en welzijnszorg | MB J Informatie en communicatie 0 K Financiële instellingen En HE N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening EE NB |Logies-, maaltijd- en drankverstrekking Em S Overige dienstverlening UI R Cultuur, sport en recreatie |E 0% 5% 10% 15% 20% B traineeship B startersfunctie B leertraject HE bijbaan Bron: Jobdigger, bewerking O&S Daarnaast is er gekeken naar welke sectoren het meest voorkomen in vacatures voor jongeren. Dat geeft een beeld van waar jongeren nu met name terecht kunnen voor een baan. Wat opvalt is dat meer zakelijke en financiële sectoren (M, N, L, K) nu bovenaan eindigen (figuur 5.4). Dat komt doordat die sectoren groot zijn in Amsterdam en veel vacatures open hebben staan. De grote vraag naar arbeidskrachten in die sectoren vertaald zich hier ook terug in de vraag naar jongeren. 12 [n bijlage Bá staat per term zoals genoemd in een vacature tot welk type baan de vacature is gerekend. 39 Figuur 5.4 Meest voorkomende sectoren in jongerenbanen, per type jongerenbaan, juni 2022 M Advisering, onderzoek en overige specialistische N Verhuur van roerende goederen en overige L Verhuur van en handel in onroerend goed Nn Nn |Logies-, maaltijd- en drankverstrekking eN J Informatie en communicatie mn S Overige dienstverlening NR 0% 5% 10% 15% B traineeship B startersfunctie B leertraject HE bijbaan Bron: Jobdigger, bewerking O&S Om nog wat dieper in te zoomen is er gekeken wat de meest gevraagde beroepen zijn, ook weer met uitsplitsing naar type jongerenbaan (figuur 5.5). Ook hier komen de banen in de zakelijke dienstverlening weer terug, zoals specialisten in marketing en personeel en organisatie en financieel specialisten. Gevolgd door winkelverkopers en klantvoorlichters (rond de 5% van alle jongerenbanen), waarbij opvalt dat het aandeel bijbanen voor die beroepen een stuk hoger ligt. In vacatures voor specialisten in marketing, personeel en organisatie, en financieel specialisten vertegenwoordigen bijbanen een veel kleiner deel van de vacatures. In die beroepen wordt wel weer vaker gevraagd naar trainees. 40 Figuur 5.5 Meest gevraagde beroepen binnen jongerenbanen, per type jongerenbaan, juni 2022 Specialisten marketing, sales en public relations NAR Financieel specialisten Nn OE Specialisten personeel, organisatie en beleidsadvies Nn ZE Verkopers in winkels BS Klantvoorlichters NN In-en verkopers en commissionairs MN HB Software- en applicatieontwikkelaars en -analisten EN OI Kelners en barpersoneel NN Juristen | Juridisch medewerkers, sociaal en pastoraal werkers En 0% 2% 4% 6% HE traineeship B startersfunctie En leertraject HE bijbaan Bron: Jobdigger, bewerking O&S Tot slot is er gekeken naar de beroepen met het hoogste aandeel vacatures voor jongeren per type baan (figuur 5.6). Direct valt op dat in de meeste beroepen het aandeel bijbanen erg groot is. Figuur 5.6 Beroepen met hoogste aandeel vacatures voor jongeren, per type jongerenbaan, juni 2022 Op straat uitgeoefende dienstverlenende beroepen AN Kassamedewerkers en kaartverkopers EN Andere elementaire beroepen B | Auto-, bestelwagenchauffeurs en bestuurders van motorrijwielen AN Laders en lossers, vakkenvullers, fietskoeriers en koetsiers Nn Veterinaire assistenten en dierenartsassistenten | Typisten en medewerkers data-invoer AR Verkopers in winkels B Officieren | Docenten beroepsgerichte vakken secundair onderwijs Ì 0% 10% 20% 30% 40% B traineeship B startersfunctie B leertraject HE bijbaan Bron: Jobdigger, bewerking O&S 41 Bijlagen Tabel B1 Jongeren (15 t/m 26 jaar) per stadsdeel naar voornaamste activiteit, 2019-2021 (aantallen) 4 > @ el 5 5 5 8 El Z 5 È nn: 5 5 es) 48 48 el 48 el 48 es) 1. in opleiding 2.300 3.700 4500 4000 4500 3.000 3.300 25.300 2. in opleiding en aan het werk 5,900 8.300 8300 7.700 10600 7.700 7.500 56.000 totaal 15.600 22500 24600 18.800 27.500 17.400 17.900 144100 bron: EBB CBS/REB O&S, bewerking O&S Tabel B2 Jongeren (15 t/m 26 jaar) in opleiding en aan het werk per stadsdeel, 2021 (%) 4 > @ el a 5 E al El Z 5 È 5 Ss O5 ON 8 8 5 5 es) 48 48 el 48 el 48 es) totaal in opleiding (groep 1, 2en 4) 58,1 57,9 61,1 68,7 63,0 69,9 64,7 62,7 totaal aan het werk (groep 2 en 3) 72,3 68,2 61,2 68,3 67,1 65,0 68,6 67,5 totaal werkzoekend (groep 4 en 5) 7,0 713 13,1 7,0 11,7 10,7 8,8 9,5 bron: EBB CBS/REB O&S, bewerking O&S 42 Tabel B3 Werkloosheidspercentage onder 15 t/m 24-jarigen in G4 steden en Nederland, 2013-2021 2013 17,6 17,6 18,6 12,9 14,2 2014 15,8 19,2 19,6 13,1 13,7 2015 12,6 18,3 16,9 12,5 12,6 2016 12,7 18,9 17,3 10,8 12,1 2017 10,3 14 14,8 9,6 10,4 2018 9,4 12,5 11,6 8,5 8,9 2019 10,2 11,9 11,6 8,4 8,5 2020 13,7 14,7 14,7 11,2 10,6 2021 14,8 14,9 14,2 11,6 9,3 bron: CBS Tabel B4 Jongeren (18 t/m 26) per gebied, aandeel met baan in loondienst en aandeel met WW- of bijstandsuitkering, juni 2022 gebied Hea b A A0 an bijstand WW EE al €:l| 4 4 4 Centrum-West 7.180 64 0,8 0,3 Centrum-Oost 7.180 63 1,2 0,3 Westerpark 4.140 70 2,7 0,5 Bos en Lommer 5.580 67 1,4 0,5 Oud-West/De Baarsjes 10.650 70 2,5 0,5 Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken 6.480 63 2,6 0,8 Osdorp 5.760 63 2,0 0,9 De Aker, Sloten en Nieuw Sloten 3.420 67 0,6 0,3 Slotervaart 9.490 59 2,2 0,5 Oud-Zuid 6.280 64 0,7 0,3 Buitenveldert/Zuidas 3.770 60 0,7 0,3 De Pijp/Rivierenbuurt 10.110 71 0,9 0,4 Oud-Oost 5.140 64 1,9 0,4 Indische Buurt/Oostelijk Havengebied 5.100 67 1,6 0,6 Watergraafsmeer 6.340 60 2,0 0,3 IJburg/Zeeburgereiland 4.030 60 1,6 0,5 Noord-West 3.930 67 2,8 0,5 Oud-Noord 4.020 62 2,4 0,7 Noord-Oost 4.980 65 2,5 0,6 Bijlmer-Centrum 6.800 62 1,6 0,7 Bijlmer-Oost 4.400 68 1,6 1,1 Gaasperdam/Driemond 3.700 69 1,9 0,8 Amsterdam 128.480 65 1,7 0,6 43 MS inwoners (18 t/m 26) bijstand Jordaan 2.720 0,8 Grachtengordel-West 1.140 0,2 Burgwallen-Nieuwe Zijde 1.140 0,4 Burgwallen-Oude Zijde 1.150 0,2 Nieuwmarkt/Lastage 1.500 0,7 Grachtengordel-Zuid 1.080 0,1 De Weteringschans 1.320 0,1 Weesperbuurt/Plantage 1.340 0,4 Oostelijke Eilanden/Kadijken 1.940 3,4 Coenhaven/Minervahaven 560 - Sloterdijk-West 60 1,8 Spaarndammerbuurt/Zeeheldenbuurt 1.130 5,6 Houthavens 240 1,7 De Kolenkit 1.990 1,9 Landlust 2.700 1,3 Erasmuspark 840 0,4 Centrale Markt 270 11 Staatsliedenbuurt 1.510 1,5 Frederik Hendrikbuurt 990 1,8 Van Galenbuurt 1.220 14,1 Geuzenbuurt 1.100 0,4 Hoofdweg e.o. 1.530 14 Chassébuurt 870 1,2 Bellamybuurt 920 1,2 Da Costabuurt 640 0,2 Westindische Buurt 1.000 0,5 Van Lennepbuurt 870 1,3 Overtoomse Sluis 1.120 0,4 Helmersbuurt 1.100 2,2 Vondelparkbuurt 280 0,4 Sloterdijk Nieuw-West 480 4,2 Geuzenveld 2.270 2,2 Slotermeer-West 1.530 2,6 Slotermeer-Noordoost 1.170 1,5 Slotermeer-Zuidoost 1.030 4,1 Lutkemeer/Ookmeer 180 6,6 De Aker 1.820 0,8 De Punt 970 1,9 Osdorp-Midden 2.120 2,6 Osdorp-Oost 2.490 1,3 hl Slotervaart-Noord 930 2,1 Overtoomse Veld 2.870 1,0 Slotervaart-Zuid 2.110 2,7 Westlandgracht 3.570 2,9 Sloten/Nieuw-Sloten 1.600 0,3 Hoofddorppleinbuurt 1.620 0,1 Schinkelbuurt 590 1,0 Willemspark 600 0,5 Museumkwartier 1.370 0,4 Oude Pijp 2.870 0,6 Nieuwe Pijp 1.990 0,4 Zuid Pijp 960 2,5 Stadionbuurt 1.300 1,8 Apollobuurt 810 0,1 Scheldebuurt 2.000 0,3 IJselbuurt 880 0,9 Rijnbuurt 1.410 21 Prinses lrenebuurt e.o. 120 7 Zuidas 1.050 7 Buitenveldert-West 1.650 0,7 Buitenveldert-Oost 950 1,6 Oostelijk Havengebied 2.080 1,2 Weesperzijde 1.100 0,9 Oosterparkbuurt 1.390 0,9 Transvaalbuurt 1.300 1,3 Dapperbuurt 1.350 4,3 Indische Buurt-West 1.850 1,7 Indische Buurt-Oost 1.180 2,2 Zeeburgereiland/Bovendiep 1.360 0,7 IJburg-West 1.870 2,5 IJburg-Oost 30 7 IJburg-Zuid 780 1,2 Frankendael 1.710 1,9 Middenmeer 3.170 2,3 Betondorp 250 4,3 Omval/Overamstel 1.210 0,5 Oostzanerwerf 970 2,5 Noordelijke IJ-oevers-West 1.640 1,5 Tuindorp Oostzaan 980 3,8 Kadoelen 270 11 Banne Buiksloot 1.710 2,7 Nieuwendammerdijk/Buiksloterdijk 120 7 Elzenhagen 1.150 5,0 45 Buikslotermeer 1.900 1,5 Waterlandpleinbuurt 1.740 2,4 Volewijck 850 4,1 Iplein/Vogelbuurt 830 3,0 Tuindorp Buiksloot 160 2,5 Tuindorp Nieuwendam 250 3,1 Noordelijke IJ-oevers-Oost 110 7 Waterland 190 7 Driemond 150 0,7 Bloemendalerpolder 160 0,6 Weesp-Noordwest 770 1,6 Weesp Binnenstad/Zuid 440 1,8 Aetsveld/Oostelijke Vechtoever 370 0,5 Amstel III/Bullewijk 1.640 0,3 Venserpolder 1.200 3,1 Amsterdamse Poort e.o. 2.450 1,9 H-buurt 1.510 2,6 Ganzenhoef e.o. 1.240 1,8 Geerdinkhof/Kantershof 950 0,9 Bijlmermuseum 1.260 1,8 K-buurt 940 1,8 Holendrecht 1.060 2,1 Nellestein 300 0,7 Reigersbos 990 2,8 Gein 1.200 2 bron: WPI 46 Figuur B6 Aantal jongeren (18 t/m 26) met bijstandsuitkering per wijk (afgerond op 5-tallen), juni 2022 N SS 1 ee Ö 50 ke | ki Pf E 5 / ES ls rd DE KeS Aantal 18 t/m 26-jarigen met bijstand per wijk, juni 2022 Le S EN LE 10-20 \ 20-30 asl |= En 30-40 on, En >,o p EA onvoldoende bewoners Ô Aantallen in de wijken zijn afgerond op vijftallen Bron: WPI Tabel B7 Zoekwoorden gebruikt bij selectie vacatures voor jongeren en type jongerenvacature Zoekwoord jongerenvacature Type jongerenvacature geen werkervaring vereist startersfunctie geen minimale werkervaring vereist startersfunctie zonder werkervaring startersfunctie junior startersfunctie geen werkervaring vereist startersfunctie afgestudeerd startersfunctie recent afgerond startersfunctie bijna afgerond startersfunctie (bijna) afgerond startersfunctie startersfunctie startersfunctie intensieve begeleiding startersfunctie werkervaringsplek leertraject onder begeleiding startersfunctie krijg je begeleiding startersfunctie krijg je intensieve begeleiding startersfunctie bijbaan bijbaan bijverdienen bijbaan leerwerktraject leertraject leerwerkplek leertraject 47 bbl leertraject Trainee traineeship bron: O&S 48 Gemeente Amsterdam Nm uh TE Hi Á ij ir
Onderzoeksrapport
49
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief | Amsterdam Afdoening toezegging Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 18 december 2023 Portefeuille(s) Grond en Ontwikkeling Portefeuillehouder(s): _R. van Dantzig Behandeld door Grond en Ontwikkeling, Marnix van der Dussen, m.van.der.dussen@&amsterdam.nl Onderwerp Afdoening toezegging (TA2023-001495) Investeringsbesluit en stedenbouwkundig plan H-buurt Zuid, flexwoningen vit de commissievergadering van 6 december 2023 Geachte leden van de gemeenteraad, In vw vergadering van 6 december 2023 heb ik op een vraag van raadslid Van Renssen van GroenLinks toegezegd u nader te informeren over de herplaatsingsgarantie van het Rijk en de aanstelling van een community manager, en over de financiële consequenties van het project. Herplaatsingsgarantie De herplaatsingsgarantie bestaat vit een fysieke en financiële component Fysieke herplaatsingsgarantie In de door gemeente Amsterdam en de samenwerkende corporaties ondertekende Afsprakenbrief is onderstaande regeling opgenomen t.b.v. het vinden van een nieuwe locatie voor de flexwoningen, na het verlopen van de tijdelijke vergunning van 15 jaar. Tegen het einde van deze termijn onderzoekt de gemeente, samen met de samenwerkende corporaties: e Mogelijk (gedeeltelijke) voortzetting op de huidige locatie (Brasa Village); e Mogelijk (gedeeltelijk) hergebruik van modulaire units en omzetting naar permanente (sociale) woonfuncties in de aangrenzende gebiedsontwikkeling(en); e Mogelijk (gedeeltelijk) hergebruik van modulaire units en omzetting naar permanente (sociale) woonfuncties binnen aangrenzende inbreidings- en of herontwikkelingslocaties; e Mogelijk (gedeeltelijk) hergebruik van modulaire units en omzetting naar permanente (sociale) woonfuncties binnen de gemeentegrenzen; * Mogelijk (gedeeltelijk) hergebruik van modulaire units en voortzetting van een tijdelijk flexproject met (sociale) woonfuncties binnen de gemeentegrenzen; * Mogelijk (gedeeltelijk) hergebruik van modulaire units en voortzetting van een tijdelijk flexproject met (sociale) woonfuncties binnen de MRA regio; * Mogelijk (gedeeltelijk) hergebruik van modulaire units en voortzetting van een tijdelijk flexproject met (sociale) woonfuncties buiten de MRA regio. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 december 2023 Pagina 2 van 3 Hiermee wordt ook aangesloten op de fysieke herplaatsingsgarantie die het Rijk hanteert, en waar het Rijk, corporaties en gemeente zich aan committeren bij het aangaan van de herplaatsingsgarantie. Financiële herplaatsingsgarantie Pas wanneer geen van deze opties tot resultaat heeft dat de woningen herplaatst kunnen worden, kunnen de samenwerkende corporaties een verzoek doen op de financiële herplaatsingsgarantie van het Rijk. Daarbij wordt gekeken naar het verschil tussen de transactieprijs van de units bij aanschaf en de boekwaarde op het moment waarop het beroep op de herplaatsingsgarantie wordt gedaan. De omvang van de waardedaling waar op dat moment sprake van is wordt als volgt gedeeld tussen de partijen: 60% Rijk, 15% corporaties, 25% gemeente Amsterdam. Het is een ieder van ons eraan gelegen dat partijen met elkaar overeenstemming bereiken over een herplaatsingslocatie en dat de woningen niet worden vernietigd. Ik heb er alle vertrouwen in dat we overeenstemming bereiken over fysieke herplaatsing en dat de corporaties geen beroep zullen hoeven te doen op de financiële herplaatsingsgarantie. Community manager De gemeente Amsterdam heeft met de samenwerkende corporaties afspraken gemaakt over invulling van sociaal programma ter ondersteuning van de bewoners van de flexwoningen in Brasa Village. Dit programma bevat inzet van sociaal beheer en community builders op het complex en inzet van Vluchtelingenwerk, WPI taal en inburgering en het Buurtteam. Daarnaast worden aanvullende activiteiten georganiseerd om de statushouders in het complex te helpen landen in de buurt en de verbinding met de omgeving te versterken, bijvoorbeeld laagdrempelige ontmoetings- en informatiebijeenkomsten en maatjesprojecten. De stedelijk projectleider Migratie, Asiel en Ongedocumenteerden en de Stadsdeel projectleider migratie en asiel stellen dit programma op in gezamenlijkheid met de samenwerkende corporaties. Hiervoor zijn middelen gereserveerd onder het programma Migratie, Asiel en Ongedocumenteerden. Omdat project Brasa Village wordt ontwikkeld in de H-buurt, een buurt met veel sociale problematiek en een zwakke sociaaleconomische infrastructuur, heeft het Stadsdeel aangegeven dat versterking van de gehele buurt noodzakelijk is. Dit om de bestaande sociale infrastructuur van voorzieningen te versterken en verdere stapeling van problematiek te voorkomen en tegen te gaan. De H-buurt is één van de Hotspots zoals omschreven in Masterplan Zuidoost. Op deze plekken snakken bewoners en professionals naar verlichting van problemen en aanpak van overlast. We zetten in op het vergroten van de individuele en collectieve leefbaarheid (zowel fysiek als sociaal) van bewoners en het vertrouwen van bewoners in de overheid verbeteren. In januari 2024 start bij het Stadsdeel een programmamanager sociaal die, samen met corporaties en sociale partners, in kaart zal brengen wat er aanvullend nodig is aan sociaaleconomische voorzieningen ter versterking van de H-buurt, met bijbehorende financiële keuzes/consequenties. Bij de voorjaarsnota zal voor de aanvullende sociale voorzieningen een aanvraag gedaan worden. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 18 december 2023 Pagina 3 van 3 Financiële consequenties Bij de raadsvoordracht van dit project is een geheime financiële paragraaf toegevoegd met een toelichting op de financiële consequenties van dit project. Voor het bouw- en woonrijp maken van dit project, zijn de kosten geraamd op ca. 8 miljoen euro. Door inzet van diverse subsidies en grondhuur voor de corporaties heeft dit project momenteel een negatief resultaat van ca. 0,4 miljoen euro, welke wordt gedekt uit de Reserve Bouwstimulering. Hiermee zijn de financiële consequenties van dit project geminimaliseerd. In diezelfde financiële paragraaf zijn risico's gedefinieerd. Indien die risico’s zich voortdoen, worden die gedekt vanuit de Reserve Bouwstimulering. Met deze beantwoording van de technische vragen wordt de toezegging afgedaan. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Reinier van Dantzig Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
3
train
INNING P OO L 1 T IE K U N OD E 1 1 2 SINSSKIIIIIIIGRRIAKKRRRRGGIGKSKRKKR<GGSRSKRKKKIAN “POLITIE fi Wetenschap Een verkennende studie naar de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het Noordzeekanaalgebied en de haven van Amsterdam Y. Eski, M. Boelens, A. Mesic, H. Boutellier es en SS mt me es B B 4 P s En s ee Se en a mn pe mn Ze EES EE AAA A en Ne oe V B A AMSTERDAM 4 Wetenschappen ij ON Ne: Van verhalen naar verbalen Van verhalen naar verbalen Een verkennende studie naar de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het Noordzeekanaalgebied en de haven van Amsterdam Y. Eski M. Boelens A. Mesic H. Boutellier POLITIE f Wetenschap VUE Beer > geene VERWEYJONKER Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Sdu Klantenservice Postbus 20025 2500 EA Den Haag tel: (070) 378 98 80 website: www.sdu.nl Omslagontwerp: Imago Mediabuilders, Amersfoort Afbeelding omslag: Port of Amsterdam Authority ISBN: 9789012407250 NUR: 600 © 2021 Sdu Uitgevers, Den Haag; Politie & Wetenschap, Den Haag; Verwey-Jonker Instituut, Utrecht; Vrije Uni- versiteit Amsterdam Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden uit- drukkelijk voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Repro- recht (postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uit- gave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp www. cedar.nl/pro. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doelein- den dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van even- tuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uit- gever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photo print or other means without written permission from the authors. Inhoudsopgave Ten geleide / 7 Voorwoord door Hans Boutellier / 9 Samenvatting / 11 Proloog / 15 Afkortingen / 17 1 Inleiding / 19 Ll Havens, ondermijning en beeldvorming / 19 12 Het onderzoek en het doel ervan / 21 13 Leeswijzer / 23 2 Context en kadering van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG / 25 2.1 De logistieke en wettelijke context van het NZKG / 25 2.2 Anonieme havengebieden en maritieme smokkel / 28 2.3 Wat is ‘ondermijning? / 34 3 Onderzoeksopzet / 41 3.1 Methoden / 41 3.1.1 Literatuur- en documentenstudie / 41 3.1.2 Interviews met politie en betrokken partijen / 42 3.1.3 Participerende observaties / 43 3.14 Enquête (N=57) / 44 3.1.5 Dossierstudie / 45 3.2 Triangulatie / 47 33 Data-analyse / 47 3.3.1 Kwalitatieve data-analyse / 48 3.3.2 Kwantitatieve data-analyse / 49 3.4 Onderzoeksbeperkingen / 50 3.5 Subconclusie / 51 INHOUDSOPGAVE 4 Ondermijningsbeelden en -verbeelding / 53 4.1 Ondermijning geverbaliseerd / 53 42 ‘Tussen overal en nergens: onbegrip voor het ondermijningsbegrip / 57 4,3 Een spookjacht op maritieme smokkel / 59 44 Anonimiteit en onzichtbaarheid in industriegebieden / 62 4,5 Lage prioriteit en weinig opvolging / 64 4.6 Subconclusie / 68 5 Samenwerkingsrealiteit en -tegenstrijdigheid / 69 5.1 Samen tegen ondermijning, ondermijning tegen samenwerking? / 69 5.2 De ijzeren wil tot samenbrengen en samen iets doen / 72 5.3 Het (bewust)zijn van één overheid: samenwerkingsinnovatie, frustratie en amateurisme / 75 5.4 Het ontbreken van gecentraliseerde leiding en accommodatie / 84 5.5 Publiek-privaat vertrouwen en wantrouwen / 90 5.6 Subconclusie / 98 6 Informatiedeling en -verdeeldheid / 101 6.1 Samen spelen is samen delen? / 101 6.2 Angstige en onkundige omgang met informatiewetgeving / 104 6.3 Systematisering en integrering van informatie / 106 6.4 Subconclusie / 109 7 Conclusie, discussie en aanbevelingen / 111 7.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen / 111 72 Discussie: institutionele logica’s, ondermijnisering en paradoxen / 116 73 Aanbevelingen / 119 Nawoord door Yarin Eski / 125 Literatuur / 127 Media / 143 Bijlage 1 Respondentenlijst / 149 Bijlage 2 Enquête / 151 Leden Redactieraad Programma Politie & Wetenschap / 153 Uitgaven in de reeks Politiekunde / 155 Ì n nn Onderzoeksteam Dr. Yarin Eski (projectleider) Mauro Boelens, MSc. Amella Mesic, MSc. Prof. dr. Hans Boutellier Projectbegeleiding Politie en Wetenschap Adriaan Rottenberg Kees Loef Procesbegeleiding binnen politie Pierre van Steen (Nationale Politie, politie-eenheid Amsterdam) ‘Theo Muskee (Nationale Politie, politie-eenheid Noord-Holland) Leescommissie Marleen Easton (Universiteit Gent) Bob Hoogenboom (Nyenrode Business Universiteit) Edward Kleemans (Vrije Universiteit Amsterdam) ‘Theo Muskee (Nationale Politie, politie-eenheid Noord-Holland) Toine Spapens (Tilburg University) Richard Staring (Erasmus Universiteit Rotterdam) Pierre van Steen (Nationale Politie, politie-eenheid Amsterdam) Niko Struiksma (Pro Facto) 7 Voorwoord door Hans Boutellier mn Dit is wat je noemt een kritisch rapport — toch is het met de beste intenties geschreven. Ons onderzoek in het Noordzeekanaalgebied en de haven van Amsterdam heeft ons nog eens extra doen realiseren hoe complex de criminele vraagstukken van deze tijd zijn. De omvang van het onderzochte gebied, de aantallen daar werkzame organisaties en personen, de hoeveelheden geld en goederen die er in het gebied omgaan — met el- kaar leveren ze een gigantische gelegenheidsstructuur voor zaken die niet deugen. De omvang van de problematiek geeft het gevoel dat de structurele maat van de problemen zich slecht verhoudt tot de menselijke maat van de aanpak ervan. De problemen doen zich voor in allerlei soorten en maten, waarbij opvalt dat de in- richting van het systeem onderdeel is van de problemen. Tegen die achtergrond zien we de inzet van het begrip ‘ondermijnende criminaliteit’ — een verzamelterm voor van alles en nog wat, waarmee vooral wordt aangegeven dat het systeem betrokken is. Er vallen niet veel concrete slachtoffers bij deze vormen van criminaliteit, maar het sys- teem zelf wordt aangetast door criminele zaken als: drugssmokkel, mensenhandel en prostitutie, illegale verhuur en duistere zaken. Ze zijn moeilijk te kwantificeren, maar het is evident dat ze plaatsvinden. Het samenbrengen onder de noemer ‘ondermijning’ lost echter niets op. Sterker nog, we concluderen dat het een averechts effect heeft op de aanpak. Ondermijning heeft weliswaar beleidsmatig een mobiliserende werking (de politiek krijgt er hoogrode ko- nen van), maar in de aanpak werkt het begrip verlammend en frustreert het de samen- werking. Dat is de harde conclusie die we hier moeten trekken, waarbij we — om mis- verstanden te voorkomen — niet twijfelen aan de goede intenties van de meeste van de betrokken diensten en functionarissen. De complexiteit van de criminele vraagstukken in het havengebied vraagt om samen- werking, zoveel is zeker. Maar twee structurele zaken staan haar in de weg: het mense- lijk tekort en institutionele logica's. Het eerste verwijst naar zoiets als de kunst van het gunnen — je moet een ander niet alleen kunnen, maar ook willen helpen. Het tweede gaat om de strijd die klaarblijkelijk gegeven is als organisatiebelangen in het geding zijn. Het idee van één overheid ligt voor de hand, maar blijkt nauwelijks soelaas te bieden bij het overstijgen van de samenwerkingsproblemen. 9 VOORWOORD DOOR HANS BOUTELLIER Samenwerking vraagt om duidelijke doelen (focus!) en heldere afspraken (regie!) — het is al talloze malen aangetoond ongeacht de context. Bij de criminele vraagstukken in het havengebied is de urgentie groot — het gaat om de integriteit van een enorm sys- teem, dat zich maar al te makkelijk laat misbruiken. We beschrijven in dit rapport de problemen kritisch, teneinde de hoge inzet te benadrukken. En we doen enkele voor- stellen om de aanpak te verbeteren. Meer kennis van elkaars organisaties en de moge- lijkheden om informatie te delen lijken grote verbeteringen te kunnen bewerkstelligen. We doen in dat verband ook het voorstel voor de instelling van een boven de partijen staande functionaris: de havenmarinier, naar analogie van de stadsmarinier waar on- der andere in Rotterdam goede ervaringen mee zijn opgedaan. Maar zelfs zo een coör- dinerende instantie kan alleen succesvol zijn als ze gewild en ondersteund wordt door de relevante partijen in het gebied. We hopen dat dit rapport kan bijdragen aan de aanpak van wat er allemaal niet deugt in dit voor de Nederlandse samenleving zo be- langrijke havengebied bij het Noordzeekanaal en Amsterdam. Prof. dr. Hans Boutellier Vrije Universiteit Amsterdam 10 En mn Waar Rotterdam overal ter wereld vrij snel geassocieerd wordt met de haven, wordt Amsterdam eerder verbonden met Schiphol. Toch heeft ook Amsterdam een interna- tionale haven, een haven die deel uitmaakt van het grotere Noordzeekanaalgebied. Vanaf de zeesluizen in IJmuiden tot en met het IJ in de stad Amsterdam — het gebied is de grootste benzine-opslaghaven van de wereld en de tweede kolen- en cacaohaven van de wereld. Daarnaast accommodeert het veel agrarische bulkgoederen (zoals ca- cao) die direct afkomstig zijn uit met name Zuid-Amerikaanse cocaïnebronlanden en/ of transitohavens die hiervoor benut worden. Als vierde Europese wereldhaven, kan gesteld worden dat er een en ander aan de hand is qua ondermijning, met name onder- mijnende drugscriminaliteit. In opdracht van Politie & Wetenschap hebben wij de aan- pak van die ondermijnende drugscriminaliteit in het Noordzeekanaalgebied en de haven van Amsterdam (hierna: NZKG) onderzocht. Dit onderzoek heeft plaatsgevon- den tussen februari 2019 en november 2020. Hier volgen samenvattend de hoofdpun- ten uit ons onderzoek. Het NZKG is een veelzijdig en semi-industrieel zeehavengebied met een flink aantal grote haventerminals langs het water. In de periferie staan kleinere bedrijfsverzamelge- bouwen waar vrij weinig controle en zicht op is. Een combinatie van factoren maakt dat deze gebieden een relatief anonieme en verscholen omgeving vormen, waardoor zij schimmige praktijken aantrekken. Het gebied fungeert zodoende als een steeds be- langrijker wordende criminele uitwijkhaven waar allerlei faciliterende diensten uitge- buit worden door de georganiseerde ondermijnende drugscriminaliteit. Dit blijkt ook uit de verschillende politieonderzoeken die lopen naar ondermijnende drugscrimina- liteit, maar ook uit de verschillende gezamenlijke actiedagen en projecten in het NZKG, zoals Fabricius en Maritieme Smokkel. Deze praktijk toont aan dat ‘ondermijning’ an sich ‘los zand’ is, een variëteit aan zaken die sporadisch voorkomen. Dat betekent dat ook de opsporingspraktijk ‘los zand’ is; het zijn eerder toevalstreffers en hit-and-run- zaken dan acties op basis van structureel beleid. De aanpak van de ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG zit mede daardoor zichzelf onnodig in de weg — het lijkt zichzelf onbewust te ondermijnen. We zien drie interacterende dimensies die de aanpak frustreren: 1. de aanhoudende onduidelijkheid van en door het ondermijningsbegrip; 2. het ontbreken van regie en slagvaardigheid in de samenwerking; 3. angst, onwetendheid en onkunde ten aanzien van informatiedeling. 11 SAMENVATTING Daardoor blijven politie en partners met hun aanpak vastzitten in een vicieuze cirkel en blijft het, zoals een van de geïnterviewde respondenten aangaf, bij ‘verhalen zonder verbalen. ‘Ondermijning’ vormt een ‘speech act, het gebruik van het woord creëert de praktijk, wat weer het woord recreëert etc, etc. Die speech act werkt beleidsmatig mobiliserend, maar in de praktijk verlammend, en in de samenwerking soms averechts. Ondermij- ning’ is een lastig begrip: het is moeilijk te definiëren, harde cijfers blijven uit en de analyses zijn dun. Toch zijn drugsvangsten dusdanig frequent en groot van omvang dat het discours rondom ondermijnende drugscriminaliteit relevanter dan ooit is (Boutel- lier 2019). Het zijn illegale activiteiten die relatief weinig directe slachtoffers maken. Ze maken vooral een verscholen inbreuk op systemen: op de economie, op internet, op de infrastructuur, op de democratische rechtsstaat, op de samenleving (Boutellier 2019). Kortom, geen high impact crime, maar hidden impact crime (Boutellier et al. 2020). Ook in het NZKG ontbreekt het daardoor aan focus en binding. Politie en partners kijken en wijzen naar elkaar: concrete actiepunten worden weliswaar geformuleerd, maar dat gebeurt te sporadisch en fragmentarisch. Om de complexiteit van de aanpak te reduceren, zullen focuspunten moeten worden vastgesteld. Om te beginnen is het zinvol in het begrip ‘ondermijning’ in een havencontext een onderscheid te maken tussen het maritieme landschap (met maritieme drugs-, wapen- of mensensmokkel en onder druk staande gesloten visserijgemeenschappen) en de (vaak anonieme) indus- triegebieden in het havengebied. De samenwerkingsverbanden om ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG aan te pakken worden geroemd. Politie en partners zijn gemobiliseerd, de organisatie is er en er heerst een sterke wil tot samenwerken als één overheid. Toch blijkt die ene over- heid in de praktijk nog in de kinderschoenen te staan. Het ontbreekt aan slagvaardig- heid, waardoor het gezamenlijk optreden vaak frustrerend en uiteindelijk zelfs demo- tiverend is. Dit komt door een gebrek aan eigenaarschap van onder andere meerdere politie-eenheden, verschillende Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC's), douane, Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), Koninklijke Marechaussee (KMar), inspecties, het Havenbedrijf en de gemeenten. Het ontbreekt in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit aan duidelijke regie en er wordt te weinig (opvol- gende) actie ondernomen. Hierdoor ontstaan frustraties en de paradoxale situatie dat de samenwerking leidt tot tegenwerking. De afstanden tussen de verschillende over- heidsinstanties worden hierdoor eerder groter dan kleiner, wat ondanks de ambities de effectiviteit van de aanpak dwarsboomt. Het leidt zelfs tot verdeeldheid in de uitvoe- ring. Een van de grootste barrières die professionals ervaren, schuilt in (ongegronde) angst en/of onwil voor het delen van informatie. Dit heeft onder andere te maken met ont- brekende kennis en kunde. Overheidsdiensten werken vaak weinig samen omdat het uitwisselen van informatie vanwege de privacywetgeving vaak onmogelijk wordt ge- 12 SAMENVATTING acht. Het juridisch kader is voor politie en partners onduidelijk en bemoeilijkt daarom het uitwisselen van informatie. Als de handhavende actoren in het veiligheidsdomein informatie willen delen, weten ze simpelweg vaak niet hoe. Daardoor ontbreekt het aan de motivatie om er überhaupt aan te beginnen en wordt de andere partij onwil verwe- ten. Het is aan te raden de eigen kennis en vaardigheden rond informatiedeling te verbeteren. Enkele ondernemende individuen proberen zich al improviserend en innoverend los te worstelen van zelfondermijnende paradoxen in de aanpak. Deze pogingen verdie- nen meer aandacht en moeten beter gestructureerd worden ingezet om vicieuze cirkels te doorbreken van ontoereikend toezicht, waardoor signalen niet gezien worden, en minder toezicht wordt ingezet, etc, etc. Door het ongrijpbare grijpbaar te maken, wordt voorkomen dat het NZKG zich tot een (grotere) criminele ‘uitwijkhaven’ ont- wikkelt. Er kan nu een reële kans worden gepakt om echte controle te krijgen over ondermijnende drugscriminaliteit, in het bijzonder de cocaïnesmokkel. Dat vraagt om een vorm van leiderschap gericht op zowel structuur als flexibiliteit. Het ontbreken van kennis over de expertise en bevoegdheden van andere organisaties is een obstakel in het willen optreden als één overheid. Het vraagt om gecentraliseerd, ‘ontkleurd’ leider- schap. Wij pleiten in dat verband voor de coördinatie van de aanpak door één functio- naris, namens één overheid. Daarbij denken we aan een havenmarinier, als variant op de stadsmarinier. De havenmarinier kan vorm geven aan de gedeelde urgentie en zorg dragen voor overeenstemming over de richting en aanpak. Dat vraagt om een houding van ‘wederkerigheid’ (geven en nemen) van partijen, in het bijzonder op leidinggevend niveau. Vanuit een algemeen belang zal de havenmarinier dienen te worden aangewe- zen. Het gaat erom hem of haar in te zetten met interdisciplinaire teams op reeds be- kende problemen, aansluitend op bestaande teams, projecten en samenwerkingsver- banden (zoals Haventeam IJmuiden, Project Maritieme Smokkel en Team Water-Havens). Daarmee kan worden voorkomen dat ook deze functionaris en de specialistische teams kopje-onder gaan in de complexiteit en het wiel opnieuw zouden moeten uitvinden. Daartoe doen wij concrete, en in meer detail, aanbevelingen in dit rapport. 13 n nn Dans le port d'Amsterdam Ya des marins qui mangent Sur des nappes trop blanches Des poisons ruisselants Ils vous montrent des dents ‘Dans le port d'Amsterdam’ — Jacques Brel 15 mn AVG Algemene Verordening Gegevensbescherming AVIM Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensen- handel BIZ Bedrijven-investeringszone BVH Basisvoorziening Handhaving CSV Criminele Samenwerkingsverbanden DNKG Directeurenoverleg Noordzeekanaalgebied DOVN Directeuren Overleg Veiligheid Noordzeekanaal FIOD Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst FOMO Fear of Missing Out ILT Inspectie Leefomgeving en Transport IMO International Maritime Organization INKG Informatieoverleg Noordzeekanaalgebied ISPS Code International Ship and Port Facility Security Code ISZW Inspectie van ministerie van Sociale Zaken en Werkgele- genheid KMar Koninklijke Marechaussee LIEC Landelijk Informatie- en Expertise Centrum MIT Multidisciplinair Interventie Team MKB Midden- en kleinbedrijf NCTV Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veilig- heid NIBO Nationaal Inlichtingen Beeld Ondermijning NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NZKG Noordzeekanaalgebied en de haven van Amsterdam OM Openbaar Ministerie ONKG Operationeel Overleg Noordzeekanaalgebied P&W Politie & Wetenschap PESO Port Facility Security Officer PESP Port Facility Security Plan PSO Port Security Officer RHIB Rigid Hull Inflatable Boat RIEC(s) Regionale Informatie- en Expertise Centrum/Centra 17 AFKORTINGEN SCP Situationele Criminaliteitspreventie SSO Ship Security Officer Svw Scheepvaartverkeerswet TNKG Tactisch Overleg Noordzeekanaalgebied Vog Verklaring omtrent het gedrag Wpg Wet politiegegevens 18 | nn 11 Havens, ondermijning en beeldvorming Op 18 juni 2020 was minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, op bezoek in de haven van IJmuiden, waar de zeesluizen de verbinding vormen tussen de Noordzee, het Noordzeekanaalgebied en de haven van Amsterdam (tezamen hierna: het NZKG) — het havengebied dat in dit onderzoek centraal staat. IJmuiden vormt een doorgang van het NZKG waar dagelijks gemiddeld rond de 130 zeeschepen en binnen- vaartschepen voornamelijk goederen maar ook personen transporteren (Port of Am- sterdam 2019). Het IJmuidense havengebied, en het gehele NZKG, is een belangrijk economisch knooppunt dat kwetsbaar is voor criminele uitbuiting, benadrukt minister Grapperhaus: Georganiseerde ondermijnende criminaliteit maakt graag gebruik van onze legale economie en goede infrastructuur, zoals de haven van IJmuiden. Vervoersmiddelen en transport zijn onmisbare schakels in het proces van georganiseerde criminele activitei- ten. Goed om te zien hoe in IJmuiden de diensten gezamenlijk optrekken — waaronder de gemeente Velsen, de politie, ondernemers en de KMar — en dat ook de samenwer- king met andere (kleinere) havens wordt gezocht. Dit kabinet investeert daarbij fors in een breed offensief tegen ondermijning om te voorkomen dat criminelen met veel zwart geld proberen vanuit de onderwereld de bovenwereld te corrumperen. Verder- gaande samenwerking door deling van kennis en risicoanalyses zijn hierbij onmisbare schakels (Nieuwsblad IJmuiden 2020 — online bron). Het economische belang van havens, hun rol in de ondermijnende georganiseerde (drugs)criminaliteit en de gewenste gezamenlijke één-overheidsaanpak waarvoor sig- nificante financiële injecties hebben plaatsgevonden; het is stevige en inmiddels beken- de retoriek gebezigd in een tijd waarin ‘ondermijning’ overal aanwezig lijkt, maar waarop zicht en grip maar niet concreet worden (Boutellier et al. 2020; Salet, Terpstra & De Jong 2019). Er is in ieder geval aandacht voor. Ondermijning in de havens krijgt eveneens, maar vooralsnog wat langzamer, aandacht. Aandacht die niet alleen door handhaving en de logistieke sectoren wordt gegeven, maar ook door (populaire) media. Zo kwam de haven van IJmuiden nog voor in het laatste seizoen van de Nederlandse maffiaserie Penoza (De Jutter/De Hofgeest 2017). 19 1 INLEIDING Havens worden op deze wijze als opzichzelfstaande gebieden geportretteerd waar, (ste- reo)typisch, cocaïne binnenkomt op soms spectaculaire wijze, mede mogelijk gemaakt door een paar ‘platte’ (lees: corrupte) havenarbeiders, douaniers en politieagenten (Bouma 2020; Sondermeijer 2020). Ofwel, het gaat om gecorrumpeerde enkelingen en grote partijen drugs, maar het blijven uitzonderingen, liever gezegd, sensationele ver- halen die het grote publiek te horen en zien krijgt. Er zijn ook andere verhalen, namelijk van ‘critici die deze [haven }wereld goed kennen die zeggen dat het aantal ontmaskerde douaniers laat zien dat corruptie een structureel probleem is waar binnen de douane en de Belastingdienst te weinig aandacht voor is’; problematiek waar collega-wetenschappers recent tegenaan liepen en over wilden pu- bliceren, maar niet mochten (Meeus 2020 — online bron, nadruk door auteurs)! Sinds- dien is de roep om een parlementaire enquête naar in het bijzonder corrupte douaniers in de havens (luider) gaan klinken (RIL 4 Nieuws 2019), waaraan gehoor is gegeven (Tweede Kamer 2021). Ook wordt door Europol (2021) inmiddels onderschreven dat het geweld en de corruptie rondom drugscriminaliteit problematisch toenemen in gro- te Europese havens. Dergelijke signalen ten aanzien van georganiseerde criminaliteit en havencorruptie bij handhavende overheidsinstellingen vertellen het verhaal dat we niet te maken hebben met zomaar enkele rotte appels, maar met een rotteappelmand waarin georganiseerde criminaliteit etterend voortduurt. Ondermijning, net als in andere sectoren en gebieden van de legale economie, zou verstrengeld zitten in havens. Ondermijning is via de haven inherent verbonden met steden en het verdere achterland, want havens zijn van onmisbare, wijdverspreide en diepgaande invloed op de overheid, de legale economie en het algehele dagelijkse le- ven. Maar dát verhaal wordt nog niet verteld (Banerjee 2018). Dat is op zijn minst op- merkelijk te noemen, want vanuit de wetenschap, vooral de criminologie, wordt al ruim tien jaar aangegeven dat de maritieme domeinen van de havens uiterst belangrij ke kruispunten zijn waar (inter)nationale veiligheid, onveiligheid, criminaliteit en handhaving samenkomen (Eski 2011; Hoogenboom 2010), en als ‘centres of moral corruption and decadence’ al honderden jaren uitgebuit worden (Van Hooydonk 2007, p. 28-30). Maar toch, ‘while port areas and harbours often witness unusual violence, life within them goes on as usual’ (Banerjee 2018, p. 69). En het leven buiten de haven ook. Voor wat betreft een Europese context, zijn de havens dichtbij gelegen aan de Noordzee al decennia onmisbare ‘port of calls’ voor de binnenkomst en doorvoer van illegale handel in wapens, mensen en drugs, en dan vooral cocaïne (vgl. Colman 2018; Cools et al. 2013; Eski 2011; Eski & Buijt 2017 2014; Eski, Boelens & Boutellier 2020; Keijser 1 _ Het betrof het onderzoek door Rovers en Moors (2018, ongepubliceerd) Als de prooi de jager pakt. Inmiddels is bekend dat een ander onderzoek is gestart naar de thematiek van integriteit en ambtscorruptie in de Rot- terdamse havens (Rijksoverheid, 2020). Voor verdere uitleg over het ongepubliceerde onderzoek, zie Fijnaut (2019b: 23-25). 20 HET ONDERZOEK EN HET DOEL ERVAN 1.2 et al. 2020; Staring et al. 2019; Struiksma et al. 2020; Zaitch 2002). Juist in die havens, en juist nu, zijn aandacht en aanpak onontbeerlijk in de strijd tegen ondermijnende drugscriminaliteit. In het bijzonder in Rotterdam ligt er een sterke beleidsfocus op (de aanpak van) drugscriminaliteit (Eski & Buijt 2014; Staring et al. 2019). Vaak gaat het daar om georganiseerde drugscriminaliteit waarbij corruptie en afpersing voorname handelsmerken zijn (Eski & Buijt 2017). Schiphol als drugs mainport ontvangt even- eens veel aandacht (Van der Torre & Van Wijk 2021; Van Wijk et al. 2020). Nationaal vergeleken tussen de Nederlandse (lucht)havens, lijken de haven van Rotter- dam en Schiphol een voorbeeldfunctie te vervullen in het aanpakken van ondermij- nende drugscriminaliteit. Twee jaar terug is nog € 3 miljoen beschikbaar gesteld door het Havenbedrijf Rotterdam om een beveiligingsbedrijf 227 cameras te laten plaatsen door de gehele Rotterdamse haven, met mogelijkheden datzelfde cameranetwerk in de toekomst uit te breiden ter preventie en aanpak van drugscriminaliteit, goederendief- stal en mensensmokkel (NOS 2018). Recent zijn omvangrijke rapporten uitgebracht over ondermijnende drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven (Staring et al. 2019) en over de rol van Schiphol in ondermijnende drugscriminaliteit en de sierteeltsector (Van der Torre & Van Wijk 2021). Kortom, de politieke en publieke aandacht richt zich op de Rotterdamse haven en Schiphol, waardoor zij vrijwel de enige Nederlandse mainports lijken te zijn die last hebben van ondermijnende drugscriminaliteit en waar dat wordt aangepakt. Er zijn echter meer (lucht)havens in Nederland, wellicht kleiner en onbekender, maar die net zoveel last hebben van ondermijnende drugscriminaliteit (Eski, Boelens & Boutellier 2020). De Noord-Nederlandse havens, waaronder Groningen Seaports, heeft te maken met cybercrime, fraude, illegale visserij en drugs- en mensensmokkel; ondermijning die daar echter niet goed zichtbaar wordt (Struiksma et al. 2020). Ook de Zeeuwse havens, met name Vlissingen, en de haven in Moerdijk, hebben hun nodige uitdagingen rondom ondermijning (Keijser et al. 2020; Mehlbaum & König 2019; Van Nimwegen, Spapens & Ceulen 2021). Door Brexit zijn juist die kleine(re), minder be- kende havens in het Verenigd Koninkrijk en die van het Europese vasteland vatbaarder voor internationale georganiseerde (drugs)criminaliteit, ook in Nederlandse havens (Sergi 2021). 12 Het onderzoek en het doel ervan Waar eerder Politie & Wetenschap (hierna: P&W) onderzoek naar ondermijning zich richtte op de Noord-Nederlandse havens (Struiksma et al. 2020), Rotterdamse havens (Rover & Moors 2018, ongepubliceerd) en kleine havens, luchthavens, railtransport en binnenvaart in Zeeland en Midden- West-Brabant (Van Nimwegen et al. 2021), focust dit onderzoek op ondermijnende drugscriminaliteit en de aanpak ervan in het NZKG. 21 1 INLEIDING Hoe zit het met ondermijnende drugscriminaliteit in de havens van het NZKG? Wat gebeurt daar? Hoe ziet de aanpak eruit? Wat voor samenwerking vindt er plaats in die aanpak? En werkt het wel? Wat kan er gezegd worden over de informatiedeling, waar minister Grapperhaus wat betreft IJmuiden vol lof over sprak? Politie-eenheden Am- sterdam en Noord-Holland hebben aangegeven antwoorden te willen krijgen op onder andere deze vragen, mede vanwege een sterke praktische behoefte om meer zicht en grip te krijgen op ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG, de mogelijkheden en maatregelen die door verschillende handhavingsinstanties en havenfaciliteiten reeds worden genomen, en welke genomen dienen te worden. Deze veelomvattende exercitie is naast beleidsmatig en praktisch, ook wetenschappelijk relevant, omdat het tevens gericht is op het brengen van vernieuwende theoretische, methodologische en empirische inzichten in de relatie tussen (maritiem) transport, ondermijnende drugs- criminaliteit, en (het besturen van) politie en veiligheid in Nederland. Dit rapport vormt daarmee een hervatting van eerdere pogingen tot een maritieme criminologie (vgl. Bellamy 2020; Mueller & Adler 1985; Staring 2012). In aanloop naar het onderzoek toe, is op basis van een oriëntatie met de politie-eenhe- den Amsterdam en Noord-Holland gesproken over enkele aandachtsgebieden. Aan bod kwamen het in kaart brengen van de aard van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG, voor zover mogelijk; het analyseren van ondermijnende (ook legale) actoren in het NZKG; het bestuderen van de samenwerkende rollen van publieke en private diensten in verhouding tot de politie; en het doen van aanbevelingen om de ondermijnende drugscriminaliteit aan te pakken in het NZKG als belangrijke, (inter-) nationale kritieke infrastructuur. Gebaseerd op die oriëntatie en dat voortschrijdend inzicht, behelst dit onderzoek een eerste empirische verkenning naar perspectieven op en praktische invulling van (de aanpak van) ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG. Het doel is onder andere opheldering te krijgen en zicht te bieden op wat politie en betrokken partijen in de handhaving nu precies (denken te) zien gebeuren, wat zij verstaan onder ‘ondermij- ning, en wat de belemmeringen zijn ten aanzien van de samenwerking en informatie- deling. Op basis daarvan doen wij met dit onderzoek enkele aanbevelingen in hoofd- stuk 7 voor een meer systematische, doordachte en opererende overheid — door onder andere het vereenvoudigen van het ondermijningsbegrip, door een heroriëntatie op samenwerking en informatiedeling tussen politie en betrokken partijen, en door dui- delijke regievoering. Dit is uiteindelijk ter bevordering van de aanpak van ondermij- nende drugscriminaliteit in het NZKG. Aan de hand van de volgende onderzoeksvra- gen is het onderzoek uitgevoerd: e Wat is de aard van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG en wat wordt er onder ‘ondermijning’ verstaan door politie en betrokken partijen die verantwoor- delijk zijn voor de aanpak ervan in het NZKG? 22 LEESWIJZER 1.3 e Welke samenwerking is er en hoe wordt daaraan vormgegeven door politie en be- trokken partijen? e Ten aanzien van die samenwerking, hoe beschouwen en concretiseren politie en betrokken partijen, in het bijzonder, informatiedeling? De onderzoeksvragen zijn tijdens het onderzoek zich meer gaan toespitsen op de ver- halen van respondenten over het thema ‘ondermijning; de aanpak ervan, samenwer- king en informatiedeling tussen partners in het NZKG. We baseren deze verhalen op de interviews, participerend veldwerk, een online-enquête onder havenbedrijven en een dossieranalyse. Door een prominent aanwezige discussie omtrent de definitie van ‘ondermijning’ in onze studie hebben we als onderzoeksteam continu gereflecteerd op de samenhang tussen theorie, dataverzameling en data-analyse. Dergelijke dynami- sche reflectie omwille van kennisvorming wordt sterk aanbevolen vanuit de criminolo- gie (vgl. Bottoms 2007, p. 82-83) en is om die reden zo veel mogelijk gehanteerd in deze studie. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een context en kadering gegeven van het NZKG en ‘ondermij- ning, die gaandeweg het onderzoek gebruikt zijn voor de datavergaring en -analyse. Hoofdstuk 3 geeft uitleg en verantwoording van onze onderzoeksopzet, en beschrijft daarvoor onder andere de onderzoekspopulatie en methoden, en welke methodologi- sche lessen we eruit kunnen trekken. Vanaf hoofdstuk 4 worden de bevindingen gepre- senteerd, thematisch opgesplitst in, allereerst, hoe respondenten aankijken en prakti- sche invulling (proberen te) geven aan het begrip ‘ondermijning’ en de aanpak ervan. Ofwel, het zal gaan om welke ondermijningsbeelden en -verbeelding er bestaan in het NZKG. Hoofdstuk 5 gaat vervolgens in op de samenwerkingsrealiteit en de tegenstrij- digheid ervan, waarna hoofdstuk 6 specifiek inzoomt op de informatiedeling. Hoofd- stuk 7 sluit dit onderzoeksrapport af met concluderende antwoorden op de onder- zoeksvragen en een theoretische discussie ervan. We doen ook enkele aanbevelingen. 23 2 Context en kadering van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG In dit hoofdstuk schetsen we een context van de huidige situatie in het NZKG ten aan- zien van ondermijnende drugscriminaliteit. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. In de eerste paragraaf staan we stil bij het NZKG als cruciale logistieke transporthub en de wettelijke context ervan. Vervolgens bespreken we de gelegenheid die havengebie- den in het algemeen en het NZKG in het bijzonder bieden voor het ontplooien van ondermijning. Tot slot geven we een kadering van het begrip ‘ondermijning. 2.1 De logistieke en wettelijke context van het NZKG Zeehavens zijn de vitale centra van de maritieme transportindustrie en nemen een belangrijke economische positie in. Het Noordzeekanaalgebied is van oudsher een van de economische pijlers van Nederland. Het gebied bestaat uit uiteenlopende kenmer- ken, activiteiten en ruimtegebruik, zoals haven- en industriegebieden, maar ook hoog- stedelijke woon- en werkgebieden en kantoorlocaties (NZKG 2019). De strategische en centrale ligging in Europa maakt de regio tot een belangrijk logistiek knooppunt. Ook beschikt het over multimodale achterlandverbindingen via weg, spoor en binnenvaart. De havens in het NZKG, gelegen binnen de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Haar- lemmermeer, Velsen en Zaanstad, vormen samen een van de grootste petroleum-, ca- cao- en kolenhavens van de wereld, en vormen daarmee voor zowel Nederland als Europa een uiterst belangrijke kritische infrastructuur (Port of Amsterdam 2014). Daarnaast heeft het NZKG een internationale doorvoerfunctie van benzine en steen- kool, de import en aanvoer van bouwmaterialen zoals zand en hout, de import van agrarische producten, de export van de foodsector, de import van ertsen en de export van metalen en halffabricaten (door bijvoorbeeld Tata Steel). Met een goederenover- slag van 100 miljoen ton per jaar behoort het havengebied van Amsterdam tot de top vijf zeehavens van West-Europa (Port of Amsterdam 2020). Met € 7 miljard aan toege- voegde waarde en circa 70.000 banen, dragen de havens in het Noordzeekanaalgebied bij aan de werkgelegenheid van de regio en welvaart van Nederland (Transport Online 2021 — online bron). 25 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG Ook is het NZKG onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en hierin wordt de verbinding gelegd tussen Schiphol en de haven. Amsterdam is de grootste haven in de havenregio waarvan ook de havens van Zaanstad, Beverwijk en Velsen/ IJmuiden (Zeehaven IJmuiden NV en Tata Steel) deel uitmaken (Port of Amsterdam 2015). De Amsterdamse haven is een internationaal centrum voor handel, logistiek en productie, strategisch gelegen aan de Noordzee, verbonden met de Rijn en dicht bij grote Europese markten en productiecentra (Port of Amsterdam 2020). De haven van Amsterdam (of Port of Amsterdam) maakt door de MRA deel uit van de grootste ‘air- port-seaport-city’-combinatie in Europa, wat zowel goederen- als personenvervoer betreft. Het NZKG kent door de huidige coronacrisis en door de energietransitie een forse overslagdaling en afname van de overslag in kolen, zo blijkt uit de voorlopige overslag- cijfers (Transport Online 2021). Waar in 2019 nog sprake was van een recordoverslag van 86,9 miljoen ton, telt de overslag in 2020 ‘slechts’ 74,3 miljoen ton (een daling van ruim 14%). De totale overslag in 2020 voor de Noordzeekanaal-havens (Beverwijk, IJmuiden, Zaanstad en Amsterdam) kwam uit op ongeveer 91 miljoen ton tegen 105 miljoen ton in 2019. In IJmuiden daalde de overslag met 4% tot 16 miljoen ton. Beverwijk zag ook de overslag dalen, te weten van 648.000 ton tot rond de 472.000 ton. Zaanstad kende een lichte stijging naar 194.000 ton tegen 180.000 ton in 2019 (íbid.). Door de stagnerende mobiliteit was wereldwijd minder vraag naar bijvoorbeeld trans- portbrandstoffen zoals benzine en diesel. De overslag van geraffineerde olieproducten daalde in 2020 met 7% tot 46,6 miljoen ton (ten opzichte van 50 miljoen ton in 2019). Door de coronacrisis heeft in het NZKG in het bijzonder de haven van Amsterdam ook geen enkel cruiseschip in 2020 ontvangen ten opzichte van 117 schepen in het jaar daarvoor (ibid.). De ingezette energietransitie heeft een grote weerslag op de overslag van kolen in het NZKG. De toenemende beschikbaarheid van duurzame energie in combinatie met een lage gasprijs in 2020 maakt dat kolen relatief duur zijn. In 2020 daalde de overslag van kolen met 52% tot 7,5 miljoen ton — in 2019 bedroeg de overslag van kolen nog 15,6 miljoen ton (ibid). Het NZKG wordt gereguleerd door beleid en wetgeving op supranationaal, Europees, nationaal en regionaal niveau. Door EU-regelgeving wordt de handel tussen EU-lan- den aan minder controles onderworpen (denk aan het vrije verkeer van goederen en diensten). De lagere pakkans bij drugstransporten die hierdoor ontstaat, geldt even- zeer voor handel met landen buiten de EU. Dit heeft te maken met de schaal en mari- tieme grenzen van de haven, waardoor het onmogelijk is om alle ladingen te controle- ren op maritieme smokkel (vgl. Staring et al. 2019). Toch is, onder andere na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, de waakzaamheid in de ma- ritieme sector versterkt. Ook in het NZKG. Enkele instrumenten ter verbetering van de beveiliging van de in de internationale handel gebruikte schepen en bijbehorende ha- venfaciliteiten, bevatten dwingende bepalingen (zie hiervoor Europese Verordening 725/2004 ten behoeve van de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfa- 26 DE LOGISTIEKE EN WETTELIJKE CONTEXT VAN HET NZKG 2.1 ciliteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie). Eén van deze instrumenten be- treft de International Ship and Port Facility Security (hierna: ISPS) Code, ofwel de in- ternationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten. Deze code is ontwikkeld door de International Maritime Organization (IMO) en is bedoeld om de weerbaarheid van schepen en havenfaciliteiten tegen terroristisch geweld te verhogen (Mazaheri & Ekwall 2009; Mensah 2004). ledere beveiligingsbeambte die werkzaam is op een locatie die valt onder deze code, dient bekend te zijn met de achtergrond van ISPS, met de belangrijkste gevolgen ervan en met de vereisten uit de code. De voor- naamste doelstelling van deze verordening is invoering en implementatie van de com- munautaire maatregelen. Dit alles voor de verbetering van de beveiliging van in de internationale handel en voor binnenlands verkeer gebruikte schepen en bijbehorende havenfaciliteiten, tegen het gevaar van opzettelijke en ongeoorloofde acties. De ISPS Code is van toepassing op vrachtschepen vanaf 500 ton bruto tonnage, die varen op internationale zeeroutes, passagiersschepen die varen op internationale zee- routes, mobiele boorplatforms en op alle terminals waar deze genoemde schepen aan- meren. Elke ISPS-havenfaciliteit moet over een officieel goedgekeurd beveiligingsplan beschikken dat rigoureus moet worden toegepast. Deze faciliteiten beschikken over verscheidene procedures per beveiligingsniveau, zij houden toezicht op hun terreinen en zij verzorgen een vorm van controle aan de toegangspoorten (Port of Antwerp 2020). Ook dienen zogeheten Port Facility Security Officers (PFSO) en Port Security Officers (PSO) te worden aangesteld. Dat zijn functionarissen die zorg dragen voor toezicht en veiligheid (Struiksma et al. 2020). De ISPS Code regelt dat op zeeschepen een daartoe opgeleide Ship Security Officer (SSO) aanwezig is, dat het schip een instal- latie heeft om alarm te slaan op zee als het schip gekaapt wordt en dat er een zoekplan is wanneer mogelijke verstekelingen aan boord zijn. Aan wal zijn de havenfaciliteiten verantwoordelijk voor de toegangscontrole. Voordat een schip een haven bezoekt, wordt een formulier ingevuld en beoordeeld door de PSO (Struiksma et al. 2020). Uit onderzoek van Mazaheri en Ekwall (2009) blijkt dat de ISPS Code tot een verhoogd beveiligingsniveau in de havens leidt. Ook zorgt de code voor een betere beheersing van een havengebied, beperking van ongeautoriseerde toegang en een betere werkom- geving in havengebieden. Dat komt echter wel met een prijskaartje; de ISPS Code zorgt voor hogere operationele en implementatiekosten. De ISPS Code speelt dus een dure maar belangrijke rol bij de inspanningen om de maritieme veiligheid te verbeteren en de veiligheid en efliciëntie van het internationale zeevervoer te bevorderen (Mensah 2004). De Havenbeveiligingswet is de nationale implementatie van de ISPS Code en Europese regelgeving rondom havenbeveiliging in Nederland. Daaruit vloeien mede de regels voort rondom de organisatie van verschillende ISPS-rollen en de toetsing ervan. De Port of Amsterdam maakt voor het proces van certificeren en voor de jaarlijkse herzie- ning ervan gebruik van de MOBI-applicatie. Dit is een landelijke online-applicatie waarin de Port Security Officer en staf, de PFSO's, het ISPS Toetsingsteam en de ISPS 27 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG toezichthouders informatie met elkaar delen ten behoeve van de beveiliging van de haven in het kader van de ISPS (Port of Amsterdam 2020a). De ISPS toezichthouders van Port of Amsterdam houden toezicht op de uitvoering van de plannen en de daarin opgenomen verplichtingen, waaronder verplichte oefeningen. Bij aankomst en vertrek moet verplicht de informatie rondom veiligheid aan de Port of Amsterdam worden aangeleverd. In het NZKG bestaat naast de ISPS Code en de Havenbeveiligingswet ook diverse, en voor dit onderzoek relevante, wet- en regelgeving, zoals de Scheepvaartverkeerswet (Svw). Deze wet wordt door Rijkswaterstaat omschreven als de basis van alle verkeers- regels voor de scheepvaart (Rijkswaterstaat 2020). De Svw regelt onder andere de vei- ligheid en de doorstroming van het scheepvaartverkeer, het in stand houden en onder- houden van vaarwegen, het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan onder andere oevers, dijken en bruggen, en het voorkomen of beperken van verontreiniging door scheepvaart (úbid.). Ten tweede geldt het Loodsplichtbesluit voor het inschakelen van een loods bij aankomst, vertrek en verha- len. De loodsplicht is een van de instrumenten in het nautisch beleid dat wordt ingezet ter bevordering van de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer in en rond de Nederlandse zeehavens. Verder geldt de Havenverordening waarin de interna- tionale, nationale en lokale wet- en regelgeving voor scheepvaart in het Noordzeeka- naalgebied is vastgesteld (Port of Amsterdam 2020b). Deze verordening bevat de huis- regels voor het hele gebied en geldt niet alleen voor de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen/IJmuiden en Zaanstad, maar ook voor Rotterdam en de Drechtste- den. Daarnaast geldt dat rekening gehouden moet worden met de regels voor het ne- men van een ligplaats binnen de aangewezen operationele ruimtes en de regels die gelden voor de Noordzeesluizen en op de vaarweg. Tot slot is de inzameling van afval dat afkomstig is van schepen geregeld in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen. Tijdens een verblijf kan iedereen gecontroleerd worden of ze voldoen aan de geldende regels. De havenmeester is hiervoor bevoegd. Dit dient onder andere het doel om milieucriminaliteit aan te pakken (vgl. Spapens 2016). 22 Anonieme havengebieden en maritieme smokkel Havens die relatief onbekend staan om hun drugstoevoer, en omliggend zijn aan ha- vens die daar wel om bekendstaan (Roks, Bisschop & Staring 2020), worden steeds populairder (Eski et al. 2020; Sergi 2021). Daar vindt weliswaar geen groot maar wel frequenter en kleiner drugstransport plaats door de georganiseerde criminaliteit (Eski & Kankaras 2015). Ook in Nederland komt in ogenschijnlijk ongebruikelijke havens ondermijnende drugscriminaliteit voor, maar er is niet altijd goed zicht op, zoals re- centelijk nog is gebleken in de Noord-Nederlandse havens (Struiksma et al. 2020). Er wordt zelfs beweerd dat havens zo lek zijn als een gieter (Tops & Tromp 2020). Dat komt mede doordat zeehavens hypercomplexe omgevingen zijn. Het NZKG kan be- stuurlijk als het meest hypercomplexe gebied in Nederland beschouwd worden, met 28 ANONIEME HAVENGEBIEDEN EN MARITIEME SMOKKEL 2.2 Schiphol in de periferie. De bestuurlijke risico’s van dat gebied worden voornamelijk manifest bij grensoverschrijdende criminaliteit en crises, wat door de coronacontext nog duidelijker wordt (Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied 2020). Havengebieden zoals de Rotterdamse haven, maar eveneens de havens in Zeeland, Urk, IJmuiden en kleinere jachthavens springen in het oog als nodale knooppunten voor ondermijnende drugscriminaliteit in Nederland (Politie 2018a). Ze spelen een cruciale rol bij de doorvoer van onder andere illegale producten als harddrugs en wa- pens, maar ook in de mensensmokkel (Lam, Van der Wal & Kop 2018). Dezelfde kwa- liteiten die de haven heeft voor legale activiteiten worden benut voor illegale handel; de geografische ligging, de economische efficiëntie en de uitstekende infrastructurele voorzieningen maken havens bij criminele organisaties populair (Staring et al. 2019). Criminelen maken gebruik van lacunes in het transport en het toezicht daarop (ibid.). Ondermijnende drugscriminaliteit heeft namelijk — zoals de legale economie — baat bij een open netwerkstructuur van open grenzen en snelle, relatief oncontroleerbare stro- men van goederen, personen en kapitaal. Een haventerrein herbergt bijvoorbeeld een bedrijventerrein, havenfaciliteiten en diverse verbindingen. Een zeehaven symboli- seert in zekere zin een ogenschijnlijk tegenstrijdige behoefte: zo veel mogelijk open willen houden en laten stromen, en dat tegelijkertijd willen reguleren en controleren (vgl. Castells 2000). Hoewel geografisch tamelijk afgebakend, vereisen het toezicht op en de preventie van criminaliteit in de haven wel een gebiedsoverschrijdende aanpak van de veiligheid. De organisatie achter criminaliteit krijgt concreet vorm door het inzetten van stro- mannen, tussenpersonen en dienstverleners. Zij spelen een cruciale rol in het facilite- ren en het mogelijk maken van criminaliteit die de maatschappij ondermijnt. Een lo- gistiek knooppunt, zoals een haven, biedt gelegenheid voor dienstverleners om ondermijnende drugscriminaliteit te faciliteren en mogelijk te maken (Eski & Buijt 2017). Criminele netwerkorganisaties worden in het rapport van Staring et al. (2019) omschreven als goed georganiseerde logistieke bedrijven, met afdelingen als security, transport en development. De vergelijking met legale ondernemingen gaat zeker op, maar de criminele, genetwerkte samenwerkingsverbanden zijn meer fluïde van samen- stelling (Zaitch 2002). Ook zijn criminelen zich doorgaans bewust van de nadelen van zichtbaarheid en het gebruik van geweld, zoals ongewenste aandacht van de politie en het afschrikken van (potentiële) handelspartners (Staring et al. 2019). Criminelen heb- ben hulp nodig om de drugs van de haventerreinen af te krijgen en komen met aan- trekkelijke financiële aanbiedingen (Boerman et al. 2018). Bijvoorbeeld: het inhuren van mensen in de visserij of de maritieme wereld om drugs ‘binnen te halen, of (amb- telijke) corruptie in het zeehavengebied (Eski & Buijs 2014; 2017). En criminele groe- peringen maken gebruik van corrupte contacten bij de overheid of het bedrijfsleven. Ook wordt er geweld gebruikt tegen medewerkers in de transport- en logistieke sector als ze (onbedoeld) betrokken raken bij het vervoer of het uithalen van drugs (Boerman et al. 2018). Een veelvoorkomende methode bestaat uit het ronselen van chauffeurs of 29 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG havenmedewerkers om naast reguliere producten, drugs te vervoeren en af te leveren. Criminelen zoeken daarbij naar loopjongens: chauffeurs, eigenrijders of kleine bedrij- ven die het financieel moeilijk hebben of die van hun kant laten blijken open te staan om voor een stevig bedrag een verdachte lading te vervoeren (Tops et al. 2018a). Het gaat vooral om de kwetsbare en beïnvloedbare actoren en personen binnen de le- gale sector. In dit geval gaat het om de kwetsbaarheid van industriegebieden in een haven, maritieme gebieden, branches en sectoren zoals de visserijsector. Criminele or- ganisaties maken gebruik van een breed scala aan dienstverleners, die onbewust, dan wel bewust zonder veel vragen te stellen, hen helpen (Kruisbergen et al. 2018). Voor het verplaatsen van geld kunnen daders terecht bij ondergrondse bankiers of personen die gespecialiseerd zijn in de fysieke smokkel van geld. Naast het verplaatsen en wisse- len van criminele verdiensten is het accepteren van betalingen met contant geld een soort ‘dienstverlening’ die daders benutten (Kruisbergen et al. 2012). Dit soort netwer- ken kunnen worden gekenmerkt als dynamisch, soepel en adaptief. De flexibiliteit van illegale netwerken stelt hen in staat zich snel aan veranderende omstandigheden aan te passen, zoals nieuwe zakelijke kansen, concurrentie en interventies op het gebied van rechtshandhaving (Bright et al. 2018; Duijn et al. 2014; Kleemans & Van de Bunt 1999; Raab & Milward 2003). Beroepen die kansen bieden voor georganiseerde criminaliteit hebben te maken met internationale relaties en contacten met andere sociale groepen (in het buitenland). Denk aan beroepen op het gebied van de visserij, mobiliteit, transport en logistiek. Ook de individuele bewegingsvrijheid en/of discretie is een belangrijke factor. Dit ver- klaart volgens Kleemans (2017b) de betrokkenheid van bestuurders van (kleine) be- drijven, onafhankelijke professionals en, in sommige gevallen, personen met relatieve autonomie in grotere organisaties, zoals bedrijven en banken. Meer vertrouwen en autonomie betekent ook meer kans op misbruik ervan. Typerend voor georganiseerde criminaliteit in de haven is hoe werkzaamheden van facilitators cruciale activiteiten zijn in het uitvoeren van bepaalde criminele activiteiten, maar ook dat er door logistie- ke bottlenecks voor criminele samenwerkingsverbanden (CSV's) er een brug geslagen moet worden tussen onderwereld en bovenwereld (Kruisbergen et al. 2018). Daarnaast zijn facilitators relatief moeilijk vervangbaar, omdat de gevraagde capaciteiten relatief schaars zijn. Hun faciliterende diensten moeten vaak geleverd worden aan meerdere groepen, mede doordat criminele samenwerkingsverbanden tegen dezelfde logistieke problemen aanlopen en zij via via in aanraking (kunnen) komen met dezelfde facilita- tors. Verder is nog op te merken dat hoe schaarser de deskundigheid is, des te crucialer deze wordt voor het uitvoeren van bepaalde criminele activiteiten. Kortom, hoe meer kennis en kunde je bezit, des te belangrijker en aantrekkelijker je wordt voor CSV's. CSV's blijken daarom in veel gevallen een beroep te doen op personen en bedrijven uit hun omgeving. Dit betekent dat er contact wordt gemaakt met ‘de bovenwereld. Maar ook daders die zelf voorzien in de goederen en diensten die nodig zijn voor het crimi- 30 ANONIEME HAVENGEBIEDEN EN MARITIEME SMOKKEL 2.2 nele bedrijfsproces, staan daarbij vaak in verbinding met de legaliteit. Kruisbergen, Van de Bunt & Kleemans (2012) spreken over verschillende contactpunten tussen ille- galiteit en legaliteit, en onderscheiden vier categorieën. Zo zijn er financiële specialis- ten nodig voor het investeren, doorsluizen en fiscaal afschermen van vermogen, het verrichten van transacties, het oprichten van rechtspersonen of het verzorgen van con- tacten met, bijvoorbeeld, douane en politie (vgl. Eski & Buijt 2014; Van Hulten 2002). Als tweede categorie wordt de rol van notarissen en advocaten genoemd. Zij hebben de kennis, wettelijk voorgeschreven rol op bepaalde terreinen, afgeschermde status, res- pectabiliteit van de desbetreffende ambten, juridische advisering en kunnen een schijn van betrouwbaarheid verlenen. Daarnaast is havenpersoneel nodig (Eski & Buijt 2017; Staring et al. 2019). In het bijzonder gaat het om burgerpersoneel dat beroepsmatig in staat is om drugszendingen of personen buiten controles te houden, bepaalde exclusie- ve bevoegdheden van politie, justitie en douane. Als vierde doelgroep kunnen corrup- te of onder druk gezette ambtenaren grenzen passeren, doeleinden afschermen en op de hoogte komen van opsporingsactiviteiten (Kruisbergen et al. 2012). Maar ook de positie van burgers en medewerkers in het veld van ondermijnende drugscriminaliteit is belangrijk: onwetend, onverschillig, gedogend of betrokken bij ondermijnende drugscriminaliteit en bijbehorende gedragingen. Gewone burgers of beroepsgroepen spelen in hun dagelijks leven een vitale rol in zowel het in stand hou- den als het aanpakken van georganiseerde criminaliteit (Elffers 2012; Steen et al. 2019). Ze dragen (gewillig) bij aan ondermijnende drugscriminaliteit, vooral door eraan deel te nemen, of door het te faciliteren, of ze kunnen het tolereren, of ze zijn helemaal niet op de hoogte. Exemplarisch is in die context de visserij, die een belangrijke rol speelt in de maritieme smokkel, bewust dan wel onbewust (Korf 2009). De visserij is een vitale sector en actor in het speelveld van het Noordzeekanaalgebied en zeehaven van Am- sterdam. Juist deze sector bevindt zich in een onzekere transitie. Door een combinatie van snelle ontwikkelingen staat de sector sterk onder druk (Leistra 2017). De branche staat voor grote, en voor veel vissers, bedreigende ontwikkelingen. De visserij heeft te maken met de aanleg van windmolenparken en natuurgebieden op zee waar ze niet meer kunnen vissen. Ook het Europese verbod op pulsvisserij en de zogeheten aan- landplicht maken het moeilijker voor de Nederlandse visserij. Brexit en de niet-bevis- bare Natura 2000-gebieden zorgen ervoor dat de visserij nog meer onder druk staat. Op lange termijn heeft ook de klimaatverandering gevolgen. Het zijn samengenomen allemaal ontwikkelingen die effect hebben op het toekomstperspectief van de individu- ele visser en de lokroep van het crimineel geld sterker maken (Meeus 2018). Net als andere havens, heeft ook het NZKG te maken met verschillende vormen van ondermijnende drugscriminaliteit, omdat het een belangrijk, veelzijdig en semi-indus- trieel zeehavengebied is met een groot aantal grotere terminal-bedrijven langs het wa- ter die veel criminogene mogelijkheden bieden. Verschillende vormen van criminali- teit komen in het NZKG samen en zijn sterk afhankelijk van de karakteristieken van havengebieden om zo onzichtbaar mogelijk te opereren. Het NZKG biedt daarmee, en 31 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG met de centrale positie van de stad Amsterdam (in de financiële sector), een extra on- bedoelde perverse structuur voor criminele uitbuiting. Het NZKG is daarnaast een uitgestrekt, niet-afgesloten gebied, is niet één haven (zoals de Rotterdamse haven dat is) en is een internationaal, multimodaal transportknooppunt. Van opslag, overslag en logistiek tot aan cruise en pleziervaart, en van financiën en vastgoed tot aan de creatie- ve industrie: het NZKG is logistiek superdivers en hypercomplex. Het is daarmee even- eens een notoir industriegebied waarin, bijvoorbeeld, verzamelgebouwen verloederd zijn en allerlei vormen van ondermijnende criminele partijen zich voordoen. Deze kleinere bedrijfsverzamelgebouwen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) staan in de periferie waar relatief weinig controle en zicht op is. We trekken hier een parallel met het werk van Mehlbaum, Schoenmakers en Van Zanten (2018). Zij zeggen dat sommige straten in Nederland het toneel zijn van allerlei vormen van georganiseerde criminaliteit, zoals drugshandel, witwassen en illegaal gokken. Deze notoire gebieden, zoals ook sommige delen van het industrie- en havengebied in het NZKG omschreven kunnen worden, dienen dus als criminele ontmoetingsplekken en bieden allerlei faci- literende diensten. Daarnaast is het NZKG bestuurlijk en in de handhaving tot op zekere hoogte incon- gruent en sterk gefragmenteerd te noemen, door onder andere de verschillende poli- tie-eenheden, OMS, veiligheidsregio’s, twee RIEC's en verschillenden gemeenten, waarbij ieder weer zijn eigen ondermijnende drugscriminaliteitsproblematiek (gedefi- nieerd) heeft. Vandaar dat dan ook vaak de vragen centraal staan hoe de (bestuurlijke) grenzen te beslechten, wie de regie heeft en hoe we dit samen verder aanpakken. Voor de politie vormt het gebied geografisch en bestuurlijk daarom een grote uitdaging, want het gaat om een drietal politie-eenheden, twee arrondissementen en functioneel/ landelijke parketten, een vijftal gemeenten, een drietal Veiligheidsregio’s, de kustwacht aan de Noordzee-zone, en een divers palet aan economische activiteiten en bedrijvig- heid, zoals goederenopslag en -overslag, de petrochemie en toerisme (De Langen & Van der Lugt 2017). Om overzicht te houden en betrokken te blijven, neemt de politie deel aan diverse sa- menwerkingsverbanden en convenanten die betrekking hebben op, onder andere, het gebied en de haven. We lichten er een paar uit. De meest recente is het convenant Aan- pak Drugslocaties Noord-Holland 2020-2025, ondertekend door de 34 gemeenten, politie Noord-Holland, het Openbaar Ministerie Noord-Holland, woningcorporaties en woningbouwverenigingen, netwerkbeheerders, drinkwaterbedrijven, waterschap- pen, intergemeentelijke sociale diensten en omgevingsdiensten. In het convenant staan afspraken over het onderling uitwisselen van informatie, zodat hennepkwekerijen en drugslabs nog beter kunnen worden opgespoord bijvoorbeeld (RIEC Noord-Holland & NH Samen Veilig 2020). Daarnaast vormt het convenant van Bestuurlijke en Geïn- tegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen de basis voor de samenwerking op het ge- bied van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit in Noord-Holland. Op die ma- 32 ANONIEME HAVENGEBIEDEN EN MARITIEME SMOKKEL 2.2 nier vormt het convenant de wettelijke basis voor de samenwerking en voor het uitwis- selen van informatie, welke ondertekend is door: de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Belastingdienst, de Douane, Koninklijke Marechaussee, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), FIOD, Immigratie- en naturalisatiedienst (IND), Provincie Noord-Holland en de 34 gemeenten in de eenheid Noord-Holland. Ook het convenant van de Kustwacht is belangrijk voor het NZKG. Het zorgt voor sa- menwerking ten behoeve van een verantwoord gebruik van de Noordzee, de veiligheid en het toezien op naleving van (inter)nationale wetgeving en verplichtingen. Daarbij zijn aangesloten Rijkswaterstaat, politie, Koninklijke Marine, Koninklijke Luchtmacht, Douane, Koninklijke Marechaussee, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Inspectie Leefomgeving en Transport. Onderdeel is een Maritiem Informatie Knoop- punt (MIK) dat verantwoordelijk is voor de informatiepositie van de Kustwacht. In het NZKG zijn er, naast samenwerkingsverbanden en convenanten, verschillende teams en projecten die zich bezighouden met de bestrijding van ondermijnende drugs- criminaliteit. Eén die hier alvast genoemd wordt, is het project Maritieme Smokkel. Dat project is gericht op de problematiek rondom ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG. Het is gestart mede naar aanleiding van zorgen en signalen rondom de toene- mende druk op vissers die kwetsbaarder werden door Brexit-druk en zich sneller in zouden laten met criminele organisaties om, onder andere, cocaïne te smokkelen (Lei- stra 2017). Hanneke Ekelmans, die als politiekorpsleiding onder andere verantwoorde- lijk is voor de portefeuilles opsporing, ondermijning en migratie, zei eerder daarover: ‘Als we aan zien komen dat Brexit het vissers onmogelijk maakt een goede boterham te verdienen, dan zijn ze wellicht vatbaarder voor criminele activiteiten’ (Ekelmans, geci- teerd in ED 2019). Mede om deze reden houdt het project zich onder andere bezig met het weerbaar maken van de visserijgemeenschappen in en rondom het NZKG, onder leiding van Politie Noord-Holland. In dit project zijn bijna vijftig professionals betrok- ken, verdeeld over drie multidisciplinaire autonoom opererende teams die actief zijn op het gebied van maritieme ondermijning. Zij houden zich bezig met ondermijnende ge- dragingen binnen relevante visserijgemeenschappen in het gebied, vastgoed en (kleine) jachthavens. Partners van het project zijn onder andere de politie, het OM, Belasting- dienst/Douane, Kustwacht, KMar, FIOD, RIEC, Politieacademie, NV WA, diverse ge- meenten en de provincie Noord-Holland. Tevens is er een aantal haven specifieke part- ners verbonden aan dit project (zie verder paragraaf 5.3 van dit rapport). Gezien de verschillende vormen van ondermijnende drugscriminaliteit in havens, en specifiek in het NZKG, alsmede de aanpak ervan in dat gebied, is op te maken dat on- dermijnende drugscriminaliteit en de aanpak ervan iets doen met het NZKG. Het NZKG zou tot op zekere hoogte als een broedplaats bestempeld kunnen worden voor allerlei soorten vormen van ondermijnende drugscriminaliteit, in het bijzonder mari- tieme smokkel van met name cocaïne. Maar wat dienen we onder ‘ondermijnende drugscriminaliteit, en breder, ‘ondermijning, te verstaan en welk begrip hanteren wij in dit onderzoek? 33 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG 2.3 Wat is ‘ondermijning’? Er is veel aandacht voor het thema ‘ondermijning, dat een relatief nieuw maar veelge- bezigd begrip is geworden in het veiligheidsdomein (Boutellier et al. 2020). Wanneer de politie erover spreekt, wordt gewaarschuwd voor een vergaande ‘vermenging van de bovenwereld en de onderwereld’ die ‘ons allemaal raakt’ en het Openbaar Ministerie maakt zich ernstig zorgen over een soort criminaliteit die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt (ibíd.). Na tien jaar aanpak van ‘ondermijning’ is nog steeds geen echt meetbaar resultaat terug te vinden (Kootstra & Muntz 2019). Sterker nog: ‘Er is ondermijningsmoeheid aan het ontstaan, zoals Hoogenboom tegen onder- zoeksplatform Follow the Money zei (De Koning 2019 — online bron). Bruijn (2019) noemt de aanpak van ondermijning een verkapte “war on drugs. Wij beschouwen ‘on- dermijning’ als een sensitizing concept (Blumer 1954) en passen het daarmee toe als een begrip dat niet alleen wetenschappers maar ook de samenleving, in het bijzonder poli- tici, beleidsmakers en journalisten attendeert op verschijnselen waarvoor speciale aan- dacht nodig is. In die betekenis is het begrip zonder meer succesvol te noemen en kunnen we spreken van ‘ondermijnisering’ (Boutellier 2019), als een vorm van securi- tisering van de maatschappij (Buzan, Weever & De Wilde 1998; Schuilenburg 2017). In het maatschappijbrede en abstract, vindt er dus iets plaats, maar het komt erop aan vervolgens wel zo concreet mogelijk te worden, zowel in de diagnose als in de aanpak van ondermijning (Boutellier et al. 2020). Vooral via opsporingsonderzoeken ontstaat dan zicht op wat gaande is (Kruisbergen et al. 2012). Relevant hier is hoe dat de minis- ter van Justitie en Veiligheid spreekt over ‘ondermijnende criminaliteit’: Ondermijnende criminaliteit is misdaad die de burger bedreigt en de buurt besmet. Ondermijnende criminaliteit is misdaad die georganiseerd en welbewust gewone mensen in hun degelijke bestaan omstrengelt. De onderwereld die de bovenwereld aantast (minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, 21 juni 2018 — online bron). De liquidatie van advocaat Derk Wiersum is een voorlopig dieptepunt door de onder- mijnende criminaliteit. Voor het eerst is in Nederland een advocaat vermoord om zijn formele rol in een strafproces in het kader van de georganiseerde drugscriminaliteit. ‘Een aanslag op onze rechtsstaat, aldus minister Grapperhaus. De liquidatie zette de zaak nog meer op scherp. Algauw deden er rigoureuze plannen de ronde: hogere be- dragen voor kroongetuigen, de inrichting van een nieuwe ‘narcobrigade’ en oproepen aan de consument om geen drugs meer te gebruiken (Boutellier 2019). Het gevolg is de oprichting van een Multidisciplinair Interventie Team (MIT) dat de komende jaren uitgroeit tot een team van ongeveer vierhonderd extra specialisten om de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit te versterken. Ondanks de goede bedoe- lingen moeten we wel realistisch blijven denken — er zijn geen silver bullets voor een alomvattend én niet te vatten probleem dat in de loop van decennia groeide (Boutellier 2019). 34 WAT IS ‘ONDERMIJNING’? 2.3 Het woord ‘ondermijning’ zorgt namelijk voor verwarring, met als gevolg dat het over- al en nergens over gaat. Georganiseerde criminaliteit is niet een primair onderdeel van ondermijning, maar eerder de organisatie die zit achter misdaad dat een ondermijnend effect lijkt te hebben op de samenleving (Boutellier, Hermans & Van de Plas 2019; Huisman & Kleemans 2017). Criminaliteit wordt ondermijnend genoemd zodra legale markten, branches en structuren misbruikt worden ten behoeve van illegaal (geldelijk) gewin (Tops & Tromp 2017). Denk bijvoorbeeld aan het witwassen van illegaal verkre- gen geld in de reguliere economie of via illegale handelingen druk uitoefenen op func- tionarissen om bepaalde corrupte handelingen te verrichten of niet te verrichten (Tops & Tromp 2019). Daarbij moet met name worden gedacht aan de wereld van drugspro- ductie en -handel, het dumpen van afval, het witwassen van de bedragen die daarin omgaan (zoals de Amsterdamse horeca) (Tops & Tromp 2020), het inzetten van jonge drugskoeriers, het intimideren en corrumperen van regulerende professies (politie, douane, advocaten) (Eski & Buijt 2014) en van bestuurlijke processen (druk op ge- meenteraden of bedreiging van burgemeesters) (Boutellier et al. 2019). Ondermijning schurkt zodoende aan tegen het begrip georganiseerde misdaad, waarbij het vooral om de effecten op de reguliere samenleving gaat (Van der Steen et al. 2016). Door de ver- warring wordt het concept ondermijning geproblematiseerd, ook in onderzoek naar havengerelateerde criminaliteit en -beveiliging (Staring et al. 2019; Struiksma et al. 2020). Er lijkt geen vaste definitie gegeven te kunnen worden van ondermijning. Het begrip wordt zelfs omschreven ‘als potpourri van uiteenlopende problemen’ en ‘vormt eerder een hinderpaal voor een gerichte aanpak, waarbij ‘de vraag oplkomt] wat de toegevoegde waarde is van het concept ondermijning ten opzichte van het begrip geor- ganiseerde criminaliteit’ (Salet et al. 2019, p. 1733). Ondermijning als begrip verdient daarom verscherping om er wetenschappelijk on- derzoek naar te kunnen doen en uiteindelijk een heldere praktische implementatie voor de aanpak ervan te geven. Maar dat alles wel met inachtneming van hoe onder- mijning op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden door zowel de weten- schappers, de beleidsmakers als de politieagent op straat. We moeten er iets mee kun- nen én over kunnen blijven nadenken — dat in circulaire zin. Vandaar dat voor dit onderzoek het begrip ondermijning afgebakend is door inspiratie te ontlenen uit situ- ationele criminaliteitspreventieliteratuur aan de ene kant (zodat we er wat mee kun- nen), en door lessen en waarschuwingen uit literatuur over securitisering aan de andere kant (zodat we erover kunnen blijven nadenken). In de situationele criminaliteitspre- ventie (SCP)- theorie gaat het erom zo delict-speciftek mogelijk te worden wanneer een veiligheidsfenomeen bestudeerd wordt. Als dergelijke specificiteit ontbreekt, blijven specifieke maatregelen en handelingsperspectieven namelijk uit (Clarke 2009; 1983), ook ten aanzien van georganiseerde (drugs)criminaliteit (Kleemans 2017a 2017b; Von Lampe 2011). De SCP-theorie heeft een sterke verklaringskracht van criminaliteit om- dat het de situationele context centraal stelt, in plaats van alleen de dader; het versmal- len van die interpretatie van plaats en context kan leiden tot een verminderde verkla- ringskracht (Kleemans 2017a, p. 2). Daarom stelt SCP dat inzicht in situaties en 35 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG dadermotivaties samen (ten opzichte van elkaar) bestudeerd moeten worden, zonder daarbij te vervallen in ‘het steeds smaller interpreteren van het theoretische begrip “situationele context” tot het uiteindelijk niet meer is dan een (X,Y)-coördinaat’ (ibid, p. 3). Daarom is het zaak om ‘ondermijning’ specifiek genoeg te conceptualiseren waarbij rekening gehouden wordt met hoe de (criminaliteit)situatie zélf ingebed is in bepaalde sociale, culturele, economische en politieke contexten (Edwards & Levi 2008, p. 368; Von Lampe 2011, p. 158). Tegelijkertijd dient de begripsvorming van ‘ondermijning’ in essentie altijd betwist te blijven worden, en vandaar dat we voor dit onderzoek ondermijning, net zoals het begrip ‘veiligheid’ (Buzan 1991: 7), als een ‘wezenlijk betwist begrip’ hanteren (essen- tially contested concept’ in Gallie 1955). Net zoals veiligheid namelijk, maar in veel kortere tijd, heeft ondermijning ‘zoveel betekenissen en connotaties [gekregen] dat het moeilijk — zo niet onwenselijk — is om tot een waterdichte definitie te komen’ waar te statische opvattingen een dialoog over ‘ondermijning’ ons in de weg zouden staan (Van Steden 2008, p. 1). Hoewel er met moeite een vinger gelegd kan worden op ‘veiligheid’, weet iedereen wel ongeveer wat ermee wordt bedoeld (ibíd.), maar bij ‘ondermijning’ lijkt dat veel minder het geval (Huisman 2017), in het bijzonder wanneer het gaat om de juridische implementatie ervan (Tuk & Vols 2018). Misschien nog wel veel meer dan bij veiligheid hebben we bij ondermijning te maken met te veel definitieonduide- lijkheid (Salet et al. 2019) en dat manifesteert zich (daarom) in nog meer preoccupatie met het te (be)noemen en (be)grijpen. Ofwel, we zijn in de ban van een ondermijningsobsessie (Eski & Boelens 2019, p. 193- 193): niemand weet wat het is, waardoor iedereen denkt te (willen) weten wat het is. Die obsessie weerspiegelt zich in hoe ‘iedereen overgevoelig [lijkt] ten opzichte van alles en iedereen, wat zich laat vertalen in de bedreven politiek rondom en politisering van ondermijning’ (ibid.). Het ligt dus in de aard van (het) ondermijning(sconcept) om allerlei partijen aan te trekken die vanuit de eigen visie een (be)grip willen krijgen en geven, zoals dat met veiligheid gebeurt (Zedner 2009). Het is zoals met licht dat motten aantrekt; hoe meer motten erop afkomen des te minder fel het brandt, en meer motten op steeds minder fel licht afkomen (Eski 2016, p. 43). Of het nu markt-, handhavings- of wetenschappelijke partijen zijn; hoe vaker, en hoe meer partijen ‘ondermijning’ de- finiëren, des te meer onduidelijkheid, des te meer definities door meer partijen, des te meer onduidelijkheid, ad infinitum. Ondermijning mobiliseert dus partijen, want het trekt aan — en tegelijkertijd frustreert het de gemobiliseerde partijen. Dit is een zeer vicieuze werking van het ondermijningsconcept, waar we zo veel mogelijk rekening mee hebben geprobeerd te houden. Het begrip ondermijning kenmerkt zich dus als een voortslepende maar nooit afgeron- de definitiekwestie, waarbij definitiepogingen tot definitieonduidelijkheid van onder- mijning leiden. Deze fluïde betekenis van het ondermijningsframe kan als katalysator functioneren voor ‘intensievere en ruimere inzet van huidige bevoegdheden en […] 36 WAT IS ‘ONDERMIJNING’? 2.3 dat kan voor rechtsstatelijke problemen zorgen’ (Tuk & Vols 2018, p. 1711). Ondermij- ning is dus, in zekere zin, een zelfondermijnend en potentieel gevaarlijk begrip. Gezien deze aard van het ondermijningsbegrip en in het specificeren van ondermijning tot bepaalde vormen ervan, zoals bij SCP (Clarke 2009 1983; Edwards & Levi 2008; Kleemans 2017a 2017b; Von Lampe 2011), onderschrijven we dat het ondermijnings- begrip altijd geconceptualiseerd moet worden met een notie van wat mensen in naam van ‘ondermijning’ doen, of in ieder geval denken te doen. Daarom is het dus zaak dat er gefocust wordt op het beleid en de praktijk rondom de aanpak van ondermijning hoe daarover wordt gedacht en vorm aan wordt gegeven (vgl. Valverde 2011, p. 5). In dit verband wordt gesproken over ‘ondermijnisering’ (Boutellier 2019), waarbij het, zoals bij securitisering, gaat om ondermijning als politiserende speech act (Boutellier et al. 2020), ook in de havens (Eski 2016; Cowen & Bunce 2006). Daarom was de ver- wachting dat het in het NZKG bij ondermijnisering niet alleen zou gaan over onder- mijning en de aanpak ervan als fenomenen an sich, maar ook — vanuit de sociaal-con- structivistische leer bezien - om het verbeelden en concretiseren van deze fenomenen. We hebben daarom het ondermijningsbegrip gebruikt om te begrijpen wie wat doet onder het mom van ‘ondermijning’ — wie dus ondermijniseert — in het NZKG, met betrekking tot welke problemen en bedreigingen, voor wie dat wordt gedaan, en waar- om, en met welke resultaten en in welke omstandigheden (vgl. Buzan et al. 1998, p. 32). Het gaat in dit onderzoek dus om wat de respondenten vinden van ondermijning (als begrip) en hoe zij daaraan vormgeven, ook in de aanpak. Het gaat dan vervolgens ook om wat ondermijning en de aanpak ervan ons vertelt over de politie en betrokken par- tijen in het NZKG. Ofwel, het gaat dus eveneens om de sociale, culturele, juridische en politiek-economische contexten waarbinnen ondermijning geconstrueerd en gecon- cretiseerd wordt (vgl. Browning & McDonald 2011, p. 251). Het bestuderen van onder- mijning en ondermijnisering in de haven, zoals securitisering in de haven (Cowen & Bunce 2006, p. 436), betreft in deze studie daarom ook het doorgronden van de grotere institutionele logica's die op de achtergrond een belangrijke rol vervullen in de onder- mijningsaanpak en soms kunnen botsen met elkaar (Friedland & Alford 1991; Green- wood et al. 2011; Thornton et al. 2012). Daarbij speelt dat dergelijke (botsingen tussen) institutionele logica's in relatie tot de professionele (groeps)identiteit zich ontwikkelen (Lok 2010). Ook bij de politie op organisatorisch en individueel niveau wordt namelijk identiteit ontleend uit de eigen institutionele logica's; logica’s die overeenkomen of juist conflicteren met andere institutionele logicas binnen de eigen organisatie en van ande- re organisaties (Terpstra & Salet 2019). Ter illustratie hier even plat gezegd: als politie wil je ‘boeven vangen’ en als douane wil je ‘geld vangen, en dat zijn (soms botsende) institutionele logica's die zorgen voor een identiteit als politieagent en als douanier. ‘Ondermijning’ heeft op die manier als begrip aan ons laten zien waar overeenkomsten en fricties tussen verschillende institutionele logica's kunnen zitten, en hoe die vanuit de achtergrond van invloed waren op de respondenten als veiligheidsprofessionals (Rowley & Weldes 2012). De institutionele logica's, hun gerelateerde identiteiten en de 37 2 CONTEXT EN KADERING VAN ONDERMIJNENDE DRUGSCRIMINALITEIT IN HET NZKG botsingen daartussen waren bij de respondenten merkbaar in hun verbeelding van on- dermijning, alsmede in hun beleving van de samenwerkingsaanpak en informatiede- ling. In deze verkennende empirische studie naar ondermijning en de aanpak ervan ging het daarom niet per se om een ‘ware’ betekenis van het ondermijningsconcept te vin- den, maar om het erkennen en bestuderen van het wezenlijk betwisten van het con- cept, en de uitwerking ervan op en invulling eraan door veiligheidsprofessionals in het NZKG. De veiligheidsprofessionals van deze studie zijn de onderzochte respondenten bij politie en betrokken partijen, waaronder het Openbaar Ministerie, de Douane, FIOD, private beveiligers, en gemeenten, maar ook samenwerkingsverbanden, zoals het RIEC Amsterdam- Amstelland en RIEC Noord-Holland. Hoe kijken zij tegen on- dermijning en de aanpak ervan aan? Wat is hun rol, volgens henzelf? En hoe wordt dat door hen beleefd in relatie tot ingewikkelde verbanden tussen ondermijning en andere grensoverschrijdende fenomenen (Goldstein 2010, p. 489), zoals de transnationale drugssmokkel? Valt er wat te zeggen over eventuele sociale interacties tussen organisa- ties en (sub)culturele componenten in de samenwerking (vgl. Konopinski 2008), waar- in ondermijning en de aanpak ervan culturele betekenis krijgt (Ochs 2010, p. 4)? In deze studie ligt er daarom ook een focus op hoe de ondermijning en de aanpak ervan interacteert met de kijk op ondermijning en de handhavingsbeleving van de respon- denten (ibid. 14). Tijdens de dataverzameling in het veld, voornamelijk gedurende in- terviews en participerende observaties (en wat minder met de enquête en gedurende de dossieranalyse), hebben we dus ook gelet op retoriek en verbeelding, alsmede op praktische invulling aan de ondermijningsaanpak (ibid. 42). Om deze reden is de em- pirische verkenning in zekere zin een beproeving van, contrast met, correctie op, al dan niet afwijzing van, de hier gepresenteerde kadering van ondermijning. Want ook de respondenten van deze studie, zoals elke andere veiligheidsactor, ontwikkelen hun eigen (theoretische) kijk op ondermijning en handelen daarnaar. Die kijk en dat han- delen hoeven niet per se overeen te komen met een bepaalde theorie of ideologie (Rowley & Weldes 2012, p. 524). Wij hebben er daarom bewust voor gekozen om het ambigue en contextuele van on- dermijning te erkennen en er mee te werken, wat zowel recht doet aan ondermijning als wezenlijk betwist begrip (Van Steden 2008), als dat het de eerdergenoemde aanbe- veling van continue dialoog en reflectie ter bevordering van kennisvorming in acht neemt (Bottoms 2007, p. 113). Daarvoor hebben we wel een concretiserende concep- tuele slag gemaakt voor dit onderzoek door het vizier scherp te stellen en te richten op specifiek de ambiguïteit van (het discours rondom) ondermijning als ‘drugsindustrie en alle illegale activiteiten daaromheen’ (Boutellier et al. 2020, p. 13), in dit geval in het NZKG. Vandaar dat we in relatie tot deze studie spreken over ondermijnende drugscri- minaliteit. Die ambigue veelheid aan contextuele aspecten, individuele standpunten en het samenspel daarvan in het domein van de ondermijnende drugscriminaliteit en aanpak ervan in het NZKG, hebben wij als een caleidoscoop toegepast. Met die calei- 38 WAT IS ‘ONDERMIJNING’? 2.3 doscoop zijn we namelijk gaan kijken naar en in het NZKG om er verhalen te verzame- len en praktijken te documenteren. Daarbij ging ook aandacht uit naar institutionele logica's die op de achtergrond aanwezig en soms (schijnbaar) tegenstrijdig waren; te- genstrijdigheid die juist in de maritieme transportsector eerder is geobserveerd (vgl. Cowen & Bunce 2006; Eski 2016). Dergelijke caleidoscopische aandacht doet ertoe, omdat met begrip van die complexe en dieperliggende aspecten, inzicht verschaft wordt in… [dje manier waarop de verschillende actoren een begrip definiëren en karakterise- ren, ís relevant voor [wetenschappelijk] onderzoek [naar ondermijning). De invulling die zij hieraan geven, houdt immers verband met de manier waarop zij over de oor- zaken ervan nadenken. Op zijn beurt heeft dat een impact op de keuzes die binnen criminaliteitspreventie en -controle worden gernaakt (Staring et al. 2019, p. 15). Als de verbeelding en (coöperatieve) aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG (schijnbaar) tegenstrijdig wordt ingevuld, kan dat tot vicieuze, misschien wel desastreuze, paradoxen leiden. Door het verkennen en begrijpen van responden- ten in hun verbeelding en beleving van ‘ondermijning, en samenwerking en informa- tiedeling in de aanpak ervan, hebben we enkele neigingen van (paradoxale) zelfonder- mijning weten bloot te leggen, waartoe wij aanbevelingen doen; aanbevelingen die gericht zijn op voorkoming van het paradoxale in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit en ter bevordering van (keuzes rondom) ondermijningsaanpak, sa- menwerking en informatiedeling. Voordat we toekomen aan de inhoudelijke behande- ling van onze bevindingen vanaf hoofdstuk 4 tot en met 6, staan we in het volgende hoofdstuk eerst nog even stil bij de onderzoeksmethoden. 39 3 Onderzoeksopzet mn In dit hoofdstuk beschrijven we onze onderzoeksopzet, waarbij we ingaan op de geko- zen methodologie, welke respondenten we hebben benaderd en welke onderzoeksme- thoden we hebben gebruikt. Ook staan we kort stil bij de data-analyse. 3.1 Methoden Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is gebruikgemaakt van een literatuurstu- die, interviews, een enquête en dossieronderzoek. Het uitgangspunt van onze metho- dologie vormt het verkrijgen en (interpretatief) begrijpen van verhalen van de respon- denten (Weber 1980), alsook de manier waarop praktische invulling werd gegeven aan die verhalen. Het zijn namelijk juist die verhalen die iets laten zien over de invulling van het begrip ‘ondermijning’ en de manier van aanpak van ondermijnende drugscri- minaliteit in de praktijk. Kortom, de verhalen van de respondenten zeggen iets over de formulering en uitvoering van de strategie-als-praktijk (Brown & Thompson 2013). In het onderzoek hebben we daarom helder proberen te krijgen waar — volgens de res- pondenten — de moeilijkheden, overeenkomsten en verschillen zitten ten aanzien van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG en de aanpak ervan. Hiermee verkre- gen wij inzicht in de betekenis die respondenten geven aan en ontlenen uit werkpro- cessen, alsook in de manier waarop zij hun besluiten maken (Ardley 2006). 3.1.1 Literatuur- en documentenstudie Om meer inzicht te krijgen in ondermijnende drugscriminaliteit in de Nederlandse havengebieden, en met name het NZKG, is het onderzoek gestart met (en daarna voortdurende) literatuur- en documentenstudie, waarvan hoofdstuk 2 in principe de verslaglegging vormt. Daarbij keken we onder andere naar literatuur over de stromen en processen waarlangs ondermijnende activiteiten (kunnen) plaatsvinden in de haven en de facilitators die daarbij een rol spelen. De gebruikte literatuur was afkomstig on- der andere uit stukken die enkelen van onze onderzoekers eerder schreven, en gevon- den stukken die op diverse manieren (bijvoorbeeld door het gebruik van diverse zoek- termen, of de sneeuwbalmethode) via internet naar boven kwamen. Verder is relevante documentatie bestudeerd over het NZKG, zoals overzichtsstudies, criminali- teitsbeelden, jaarcijfers en beleidsdocumenten. Ook is een inventaris gemaakt van nieuwsberichten en andere soorten media. Eveneens is relevante theorie rondom vei- ligheid/securitisering en ondermijning/ondermijnisering bestudeerd. 41 3 ONDERZOEKSOPZET 3.1.2 Interviews met politie en betrokken partijen Het hart van dit onderzoek ligt in de 51 semigestructureerde interviews. Het grootste deel van de respondenten is werkzaam binnen de politieorganisatie van de eenheden Amsterdam en Noord-Holland. Daarbinnen is gefocust op de uitvoering van de aan- pak van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG. Via onze adoptanten hebben wij de meesten van hen benaderd. Het andere deel van de respondenten werkt voor andere publieke partijen of voor publiek-privaat/private partijen. De laatstgenoemden zijn geworven door aan het einde van onze uitgezette enquête (hierover later meer) te vragen of zij openstonden voor een interview. Een aantal respondenten liet de gege- vens achter, waardoor wij een telefonisch interview met hen konden afnemen. In de tabel Respondenten wordt een overzicht van alle respondenten gegeven. Tabel 1 Respondenten Interviews met politie en betrokken publiek en/of private partijen (N=51)!: Publieke partijen (N=34): e Politie Amsterdam (N=12) « Politie Noord-Holland (N=9) « Politie Dienst Landelijke Recherche (N=2) « Politie Dienst Landelijke Informatie-organisatie (N=1) e _ Maritieme Politie (N=1) « Belastingdienst (N=1) . Douane (N=1) «FIOD (N=) e _RIEC Amsterdam-Amstelland (N=3) e _ OM Amsterdam (N=1) * __Omgevingsdienst (N=1) . Gemeente (N=1) Publiek-privaat/ private partijen (N=17): « _Havenautoriteit (N=4) « _ Havenbedrijven (N=13) 1 Voor een uitgebreide participantenlijst, zie Bijlage 1. Tijdens elk interview is gebruikgemaakt van een topiclijst die is opgesteld op basis van de onderzoeksvragen en inzichten uit de literatuur. Voor de interviews met publieke partijen werd een andere topiclijst gebruikt dan voor de interviews met publiek-pri- vaat/private partijen. In de interviews met de eerstgenoemden, werd met name inge- gaan op de verkenning van en de kennis over ondermijning in het NZKG en de samen- werking met ketenpartners. Tijdens de semigestructureerde interviews met publieke partijen werden met alle respondenten steeds alle kernthema’s besproken uit de topic- lijst, maar de verdere invulling van het interview werd bepaald door de aard, functie en kennis van de respondent. De ervaringen en perspectieven van de respondent over de besproken themas stonden centraal tijdens de interviews. Tijdens de interviews met publiek-privaat/private partijen gingen we met name in op de ervaringen van respondenten met ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG, alsook op hun mening over de manier van de aanpak ervan. De mate waarin de thema's 42 METHODEN 3.1 uit de topiclijst werden besproken met de respondenten, hing af van het feit óf ze ooit te maken hebben gehad met ondermijnende drugscriminaliteit. Een aantal van de res- pondenten gaf namelijk aan dat ondermijnende activiteiten niet voorkwamen in dat gebied waardoor het interview vrij snel ten einde kwam. De meeste interviews zijn face to face afgenomen. Door de coronacrisis waren wij ge- noodzaakt om een aantal interviews met publieke partijen en alle interviews met pu- bliek-privaat/private partijen telefonisch dan wel via Microsoft Teams af te nemen. Bijna alle interviews zijn met schriftelijke dan wel mondelinge toestemming van de respondent, opgenomen met een voicerecorder. Vervolgens zijn de interviews woorde- lijk getranscribeerd. Een aantal interviews is niet opgenomen, maar is wel direct uitge- werkt aan de hand van de aantekeningen van de onderzoekers. Alle transcripten zijn geanalyseerd door middel van Atlas.ti Cloud waarop paragraaf 3.3.1 dieper ingaat. 3.1.3 Participerende observaties Tijdens het onderzoek hebben we op verschillende momenten (N=11) participerende observaties gedaan. Zo woonden we om te beginnen de voorbereidingen van verschil- lende integrale één-overheid-optredens in het NZKG bij, alsook de optredens zelf en de evaluaties ervan. Concreet ging het om de voorbereidingen, uitvoering en evaluatie van twee actiedagen in het industrieel gebied van de haven van Amsterdam. Tijdens een actiedag voert de Politie Amsterdam controles uit in de haven van Amster- dam. Dit doet zij in samenwerking met de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM), Landelijke Eenheid, Inspectie SZW, Douane, Gemeente Amsterdam, NVWA en de omgevingsdienst NZKG. Het doel van de integrale optre- dens tijdens de actiedagen is een veiliger en integer ondernemingsklimaat te creëren voor alle bedrijven, in dit geval, binnen het Westelijk Havengebied van Amsterdam. De doelen voor de samenwerkingspartners zijn het verbeteren van hun informatiepositie en zicht krijgen op bedrijfsactiviteiten en op bedrijven en gebruikers van bedrijfsge- bouwen. Aan die actiedagen gaat een aantal voorbereidende overleggen vooraf. Ook dergelijke overleggen woonden we bij. Tijdens de participatie aan de actiedagen en de voorbereidende en evaluerende overleggen ervan deden de onderzoekers bevindingen op over de integrale aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit én het als één over- heid willen optreden tegen ondermijnende drugscriminaliteit. Specifiek observeerden de onderzoekers de wijze waarop de aanwezige partijen met elkaar interacteerden. Naast de actiedagen en de voorbereidingen en evaluaties ervan, is driemaal een struc- tureel overleg ‘Ondermijning in het Amsterdamse Havengebied’ bijgewoond. In 2020 werd op initiatief van het havenbedrijf Amsterdam een groepje bij elkaar getrommeld om de bredere ondermijning in het Amsterdamse Havengebied aan te pakken. De groep bestond uit medewerkers van het RIEC en de Politie Amsterdam, en iemand van het havenbedrijf. De overleggen waren oriënterend van aard en gingen over de wijze waarop de samenwerking tussen de aanwezige partijen vormgegeven kan worden. 43 3 ONDERZOEKSOPZET Echter is het slechts bij drie overleggen gebleven. Dit komt omdat het onderwerp ‘on- dermijning’ reeds wordt meegenomen in CNB-verband (Centraal Nautisch Beheer Noorzeekanaalgebied). Er is ook een het Directeuren Overleg Veiligheid Noordzeeka- naal (DOVN) bijgewoond waar naast de politie-eenheid Amsterdam en politie-een- heid Noord-Holland, het Havenbedrijf Amsterdam, Omgevingsdienst Noordzeeka- naalgebied, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio Kennemerland, Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland, brandweer, Open- baar Ministerie en de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmermeer, Velsen en Zaanstad in participeren. Tot slot is een training voor toekomstige PESO's bijgewoond. Dat gaf inzicht in de manier waarop toekomstige PESO'’s voorbereid worden op de gevoeligheid van de haven voor ondermijnende drugscriminaliteit. Tijdens de verschillende observaties maakten de onderzoekers aantekeningen over bij- voorbeeld het verloop van een actiedag (wie doet wat, waarom en wanneer) of de be- sproken onderwerpen tijdens een overleg. De observaties hadden als doel om de ver- halen die verteld werden tijdens de interviews over de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit tegen het licht van de praktijk te houden. De observaties illustreer- den daarmee de verhalen van de respondenten. 3.1.4 Enquête Naast de bovenstaande kwalitatieve methoden hebben we ook aan kwantitatieve data- vergaring gedaan, door het uitzetten van een anonieme online-enquêtelijst onder de havenbedrijven die werkzaam zijn binnen het NZKG. Via respondenten van de bena- derde havenautoriteiten hebben we havenbedrijven kunnen bereiken. Alleen al via de ‘ondernemersportal zijn er een kleine vijfhonderd dienstverleners in, rond of in relatie tot het NZKG te vinden. Dat gaat van logistieke of maritieme dienstverleners tot aan rederijen, ladingsdiensten of bouw- en aannemersbedrijven. Deze dienstverleners zijn de ogen en oren van het maritiem en industrieel landschap van het NZKG. Het doel van het uitzetten van een enquête onder deze dienstverleners was tweeledig. Enerzijds ging het om informatievergaring van ondernemers en dienstverleners in de private sector die (waarschijnlijk) dagelijks te maken hebben met de operationele kant van het gebied. Zij kunnen vanuit onderbuikgevoelens of uit hun ondernemersomgeving sig- nalen anoniem en niet-herleidbaar naar onafhankelijke onderzoekers doorspelen. An- derzijds was het van belang elke vorm van aandacht naar ondermijnende drugscrimi- naliteit in het NZKG in kaart te brengen, en te peilen wat de bewustwording is bij ondernemers, en hoe zij denken over de zichtbaarheid van de politie en andere over- heidspartijen die ondermijnende drugscriminaliteit aanpakken. Het was nog maar de vraag hoeveel respons we zouden krijgen van de private partijen.” In totaal is naar 220 2 _ De ervaring van onze contactpersonen die eerder enquêtes hebben verstuurd naar havenbedrijven is dat de respons normaliter teleurstellend laag kan zijn (soms tot nog geen 10% iets invult). 44 METHODEN 3.1 havenbedrijven de enquête verstuurd, waarvan tien niet afgeleverd zijn door niet klop- pende gegevens. Uiteindelijk hebben er van de 210 bereikte partijen 57 gereageerd. In de enquêtelijst hebben we ook het kwalitatieve element van open vragen gezet, waar soms uitgebreid op geantwoord is. Daarnaast hebben we via de lijst iedere invuller ge- vraagd om contactdetails achter te laten, indien zij openstonden voor een vervolginter- view waarop uiteindelijk 14 respondenten van de havenbedrijven hebben gereageerd. De resultaten van de enquête zijn voornamelijk verwerkt in paragraaf 5.5 over de pu- bliek-private samenwerking tussen de politie en betrokken partijen in de handhaving, en de havenfaciliteiten. 3.1.5 Dossierstudie In de laatste fase van het onderzoek hebben we nog enkele dossiers kunnen bestuderen van politiezaken van de Politie Amsterdam. In eerste instantie zouden elf dossiers on- derzocht worden, maar dit zijn er uiteindelijk acht geworden. De reden hiervoor is dat een aantal zaken nog niet afgerond was waardoor de onderzoekers deze niet mochten meenemen in de dossierstudie. De acht dossiers zijn fysiek bestudeerd, alsook door het gebruik van SUMM-IT. Dit is het digitale landelijke opsporingssysteem van de politie waarin informatie en intelligence beschikbaar zijn, zoals omschreven in art. 9 Wet po- litiegegevens. Dan moet gedacht worden aan processen-verbaal met informatie over locaties, voertuigen, vaartuigen, gegevens van verdachten, maar ook aan netwerkover- zichten van CSV's, getuigenverklaringen, en andere relevante door de recherche verza- melde gegevens. Tijdens het analyseren zijn wij geassisteerd door politiemedewerkers. Dit was zeer gunstig, want gedurende het inkijken van de dossiers konden de onder- zoekers vragen stellen. Waar mogelijk werden onderdelen van de dossiers verduide- lijkt, wat het begrip van de dossiers en daarmee de politiezaken rondom ondermijnen- de drugscriminaliteit verrijkte. Er moet met klem benadrukt worden dat dit onderdeel van de empirische verkenning een kleinere vangst aan data heeft opgeleverd in verge- lijking met de andere onderdelen. Tijdsdruk is ontstaan door onduidelijkheid rondom het vragen van toestemming om de dossiers in te zien. Hoewel de dossierstudie tot beperkte maar interessante inzichten heeft geleid, was de weg ernaartoe als een aal bij de staart hebben: erg lastig. En mis- schien wel onnodig lastig. In nauwe samenwerking met vertegenwoordiging van de eenheden Politie Amsterdam en Politie Noord-Holland zijn de onderzoekers ruim een jaar bezig geweest met het verkrijgen van toestemming om politiedossiers in te zien. Meerdere pogingen om dit te regelen hebben plaatsgevonden. Los van de onduidelijk- heid die er heerste over bij welke instantie we moesten zijn om de toestemming te krijgen, en in welk format, was er vooral een inhoudelijk punt wat precies de in para- graaf 2.3 omschreven onduidelijkheid rondom het ondermijningsbegrip betrof. Door de toestemming verlenende instantie werd geadviseerd om eerst interviews af te nemen met de politie over ‘ondermijning, maar dat mocht niet over specifieke zaken 45 3 ONDERZOEKSOPZET betreffende ‘ondermijning’ gaan. Door de informatie uit dergelijke interviews zou een beter beeld ontstaan van zaken die betrokken konden worden in de dossieranalyse. Tijdens de interviews konden de onderzoekers dan namelijk vragen naar concrete(re) steekwoorden en zoekterminologie om uiteindelijk tot de voor hen relevante dossiers te komen. Daarbij werd in eerste instantie gedacht dat we aan de hand van die steek- woorden de juiste onderzoeksinformatie uit het incidentenregistratiesysteem Basis- voorziening Handhaving (BVH) wilden gaan halen. Dat betrof echter art. 8 Wet Poli- tiegegevens waar we niet naar op zoek waren. De toestemming verlenende instantie wees erop dat de onderzoekers tijdens die oriënterende interviews bij algemeenheden moeten blijven; op het moment dat we bij de interviews meer willen inzoomen op, bijvoorbeeld, persoonsgegevens of tot de persoon herleidbare gegevens, wilde de toe- stemming verlenende instantie daarvoor graag een nieuw voorstel ontvangen waarin wij specifiek maakten waar we naar op zoek waren. De moeilijkheid in het zoeken naar dossiers zat dus vooral in de heersende onduide- lijkheid van het ondermijningsbegrip zélf. Waar van ons verwacht werd dat we met uiteenlopende steekwoorden tot dossiers zouden komen, was het nu juist de bedoeling om in een aantal dossiers ‘gegooid’ te worden en zelf onze weg en concretisering daar- in te vinden. Dit is uiteindelijk wel gelukt, mede door verschillende telefonische con- tactmomenten met de toestemming verlenende instantie. Er is ook gesuggereerd aan de toestemming verlenende instantie om eens van gedachten te wisselen met de onder- zoekers over de manier waarop ‘ondermijning’ de verwerking van toestemmingsver- zoeken voor dossierinzage bemoeilijkt, en wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Vooralsnog is daar geen opvolging van gekomen. De onderzoekers hebben ook, en te- vergeefs, geprobeerd de FIOD mee te laten werken door toegang te verkrijgen tot hun dossiers. De FIOD wees de onderzoekers op het feit dat er eerst toestemming moest komen van de toestemming verlenende instantie. Daarna zou de FIOD kunnen inven- tariseren in welke van de dossiers zij inzage zouden willen verlenen. Het was belangrijk dat er eerst toestemming was van de toestemming verlenende instantie voor de politie- dossiers, want dan is er namelijk een rechtsgrond voor inzage. Maar dan nog, werd ons duidelijk gemaakt, is het vervolgens aan de FIOD zelf om te bepalen of er ook daad- werkelijk inzage wordt gegeven en in welke dossiers, of er nu een rechtsgrond is of niet. We kunnen onszelf het volgende afvragen: als er (nog) geen sprake is van één overheid (in de uitvoering), in hoeverre is onderzoek náár één overheid realistisch te noemen? Want in onderzoek naar één overheid zou namelijk ook toegang tot één overheid mo- gelijk moeten zijn. Als er een rechtsgrond is voor onderzoek bij één partij van die éne overheid, zou die rechtsgrond moeten leiden tot medewerking van andere partijen in wetenschappelijk onderzoek naar henzelf. Recentelijk is onder meer de toegang voor onderzoekers tot één overheid (en haar dossiers) kritisch besproken tijdens een ronde- tafelgesprek in de Tweede Kamer over gefrustreerd onderzoek naar corruptie en crimi- naliteit in de haven van Rotterdam (Tweede Kamer 2021). Er is zodoende publieke en politieke aandacht voor de toegangsproblematiek door een onnodige krampachtige 46 TRIANGULATIE 3.2 houding van verschillende veiligheidsactoren. Het is zodoende zaak dat toegankelijk- heid voor onderzoekers in het veiligheidsdomein vergemakkelijkt wordt. 3.2 Triangulatie In dit onderzoek is getrianguleerd, waarbij de zwaktes van de ene methode worden opgevangen door de sterktes van de andere methode (Johnson, Onwuegbuzie & Tur- ner 2007). Voor dit onderzoek hebben we op verschillende manieren getrianguleerd (vgl. Denzin 2009). Ten eerste, methodisch, omdat we interviews, observaties en en- quêtes hebben gecombineerd. Daarnaast hebben we een kwalitatieve thematische dos- sieranalyse gedaan van relevante politiezaken. De enquête werd gecombineerd met de interviews én dossieranalyse om met name onderzoeksvraag 1 te beantwoorden (“Wat is de aard van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG en wat wordt er onder “ondermijning” verstaan door politie en betrokken partijen die verantwoordelijk zijn voor de aanpak ervan in het NZKG?). De observaties en interviews werden gecombi- neerd om vooral de overige twee onderzoeksvragen te beantwoorden (Welke samen- werking is er en hoe wordt daaraan vormgegeven door politie en betrokken partijen?” en ‘Ten aanzien van die samenwerking, hoe beschouwen en concretiseren politie en betrokken partijen, in het bijzonder, informatiedeling?”). Verder hebben we aan onderzoekstriangulatie gedaan, wat wil zeggen dat we met meerdere onderzoekers het onderzoeksveld zijn ingegaan en tussentijds met elkaar een empirisch-analytisch voortschrijdend inzicht in de data ontwikkeld hebben (Fusch, Fusch & Ness 2018, p. 22). Daarbij is voortdurend gestreefd naar het verrijken van dat voortschrijdend inzicht met theorie, en andersom, om zo een synthese te vormen van beide (Bottoms 2007). Dat inzicht is óók tussentijds met mensen uit de politiepraktijk, die soms ook respondent waren, gedeeld en besproken ter bevordering van de onder- zoeksvaliditeit (vgl. Van Thiel 2014, p. 163-164). Triangulatie bewoog ons op deze wij- ze ertoe niet alleen kritisch naar de praktijk te kijken, maar de praktijk ook kritisch naar ons en het onderzoek te laten kijken (vgl. Denzin 2012, p. 85-86). Op deze wijze hebben we geprobeerd een (zelf)kritische, heldere en betrouwbare dataverzameling te doen ten aanzien van hoe er in het NZKG tegen ondermijnende drugscriminaliteit en de aanpak wordt aangekeken en hoe er vorm aan wordt gegeven. 3.3 Data-analyse De verzamelde verkregen data uit de verschillende bronnen zijn in eerste instantie apart geanalyseerd en pas daarna aan elkaar gerelateerd. 47 3 ONDERZOEKSOPZET 3.3.1 Kwalitatieve data-analyse Interviews Het analyseren van de afgenomen interviews is gedaan met behulp van de online-vari- ant van het kwalitatieve data-analyse softwareprogramma Atlas.ti, namelijk Atlas. ti Cloud.” Het heeft ongeveer dezelfde functies als de offline variant. Het grote voordeel van het werken in de cloud-omgeving van Atlas.ti is dat elke onderzoeker van het on- derzoeksteam gedurende het analyseerproces directer op de hoogte blijft van welk em- pirisch-analytisch voortschrijdend inzicht de andere onderzoekers aan het ontwikke- len zijn. Anders gezegd, men hoeft elkaar niet apart op te zoeken om samen naar de stukken te kijken. Dat kan dus digitaal. In de beginfase van de analyse kwamen onder- zoekers echter nog wel fysiek bij elkaar om de interviews te coderen aan de hand van het eerste analyseerschema. De onderzoekers konden dan, indien nodig, overleggen wanneer een bepaalde code aan een stuk tekst gehangen moest worden of wanneer een code niet goed paste bij een stuk tekst waardoor een nieuwe code ontwikkeld kon wor- den. Dit bevorderde de eerste coderingsslag op de data. Het kwalitatief data-analyseren in de cloud-omgeving is zodoende aan te raden, ook omdat het Denzins onderzoekers- triangulatie (2009) sterker maakt, en daarmee de validiteit van de data an sich. De eerste stap van de analyse betrof het organiseren en voorbereiden van de ruwe, ongestructureerde data voor de analyse aan de hand van een stappenplan (Creswell 2003). Vervolgens werden fragmenten uit de transcripten gecodeerd aan de hand van een analyseerschema. Dat schema omvatte themas die meestal logisch tot stand kwa- men. In afbeelding 1 wordt een overzicht gegeven van de ‘codes’ — ofwel thema's — die we verbonden aan fragmenten van data. De grootste codegroepen vormden ‘Samen- werking, daarna ‘Aanpak ondermijning’ en vervolgens ‘Conceptualisering/begrip on- dermijning. Daaruit zijn de voornaamste thema's, en uiteindelijk in dit rapport de hoofdstukken, voortgekomen. Alle (sub)codes (N=257) zijn eveneens axiaal geco- deerd: de codes zijn vergeleken en daar waar mogelijk samengevoegd tot een overkoe- pelende code, waaruit inzicht ontstond in denkpatronen, mechanismen en processen, die uit de interviews zijn voortgekomen (De Vaus 2013). Met de restcodegroepen, zo- als ‘Commercie vs. veiligheid; is achteraf nog nagegaan in hoeverre zij de hoofdcode- groepen konden verrijken met fragmenten uit interviews of uit veldnotities. 3 _Zie deze website voor meer informatie: https://atlasti.com/cloud/. 48 DATA-ANALYSE 3.3 Codes Havenpolitie vs. Politie BEM 8 Initiatief vs. Reactief EM 10 Commercie vs. Veiligheid EN 10 Leiddinggevend vs. Uitvoerend NN 17 Functie respondent MN 9 Kenmerken havengebied En 24 Begrip ondermijning —…ÚÛÊ / © Aanpak ondermijning —ÚÛÚÛÚÛ 7 Samenwerking 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Afbeelding 1 Participerende observaties De verkregen informatie uit de participerende observaties werd niet systematisch ge- analyseerd. Bij de observaties is geen gebruikgemaakt van een observatieformulier. Dat kon ook niet, omdat de meeste observaties van elkaar verschilden in aard (bijvoorbeeld actiedag versus een overleg). Daarbij dienden de participerende observaties als illus- traties van de verhalen van de respondenten. Indien respondenten dus onderwerpen aanhaalden die terug te vinden waren in de informatie uit de observaties, relateerden we deze aan elkaar. Als respondenten het bijvoorbeeld hadden over samenwerking met andere partijen, bekeken we onze eigen aantekeningen van de observatie van een actie- dag waarbij diverse partijen samenwerkten, en wat die lieten zien over samenwerking. 3.3.2 Kwantitatieve data-analyse Enquête Voor het analyseren van de enquête hebben we geen gebruikgemaakt van een software- programma zoals SPSS of R. De respondenten vulden namelijk de enquête in via Google Forms. Google Forms geeft de ingevulde antwoorden anoniem terug aan de onderzoekers en maakt daarbij automatisch cirkeldiagrammen waarin wordt aangege- ven hoeveel procent van de respondenten een bepaalde antwoordcategorie heeft inge- vuld. De enquête had een exploratief doel en gaf een beeld van hetgeen de responden- ten aan ondermijnende activiteiten dachten te zien en horen in het NZKG. De verzamelde informatie uit de enquête had niet als doel om een hypothese te testen of verbanden te leggen tussen variabelen. Om die reden hebben we geen gebruikgemaakt van softwareprogramma’s zoals SPSS of R die vaak gebruikt worden voor dergelijke 49 3 ONDERZOEKSOPZET doeleinden. De beelden die zijn gegenereerd met de diagrammen zijn gebruikt ter ver- rijking van de kwalitatieve data. Dossierstudie Voor de analyses van de dossiers is wederom geen systematische aanpak gehanteerd, mede gezien het zeer kleine aantal dossiers waartoe we toegang hebben kunnen ver- krijgen. Wel hebben we iets kunnen zeggen over de aard en de verscheidenheid aan vormen van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG. De onderzoekers letten daarbij ook erop of de volgende zaken terugkwamen in de zaken, namelijk welke faci- litators van ondermijnende activiteiten betrokken waren, locaties, wat voor soort ver- banden er bestonden in de CSV's, en hoe de aanpak van de politie met eventuele part- ners eruitzag. 3.4 Onderzoeksbeperkingen Zoals eerder beschreven, zorgt de triangulatie voor een hogere betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksresultaten (Ihantola & Kihn 2011). Echter, onze onder- zoeksmethodes kennen ook hun beperkingen. Om te beginnen is het de vraag in hoe- verre we ‘de aard van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG’ daadwerkelijk hebben kunnen doorgronden. De constructvaliditeit van het onderzoek is daarom aangetast. Dat is geen verrassing, aangezien er nog veel onduidelijkheid bestaat rond- om het concept ‘ondermijning’ en de definitie ervan. Daarnaast is ‘de aard van onder- mijnende drugscriminaliteit in het NZKG’ veelal gebaseerd op onderbuikgevoelens en niet op harde cijfers. Dat maakt dat het construct lastig te onderzoeken is, maar dat was ook niet het hoofddoel van dit onderzoek. Verder zijn met name mensen van Politie Amsterdam en Politie Noord-Holland ge- sproken. Hierdoor kunnen de resultaten mogelijk niet gegeneraliseerd worden naar overige eenheden en/of samenwerkingspartijen en -verbanden. Daarnaast leverden de interviews met respondenten werkzaam voor een publiek-privaat/private partij niet altijd bruikbare informatie op. Dit kwam omdat zij — naar eigen zeggen — nooit met ondermijnende of criminele activiteiten in aanraking waren gekomen en ook niet het idee hadden dat hun collega's in de buurt daarmee te maken hebben gehad. De vraag blijft dan: ‘Is het er niet volgens hen omdat zij het niet zien, of zien zij het niet omdat het er niet is®’ Als we uitgaan van de signalen van ondermijnende activiteiten die de politie krijgt, kunnen we stellen dat het er wel is, maar niet altijd gezien wordt in het NZKG. Ook is een deel van de interviews online dan wel telefonisch afgenomen. Doordat de onderzoekers tijdens die gesprekken lichaamstaal misten, ontbrak er een belangrijk deel van de communicatie. Wel hadden de onderzoekers het idee dat zij door middel van doorvragen het maximale uit de interviews haalden; nogmaals, het grootste deel van de 51 interviews is wél face to face afgenomen. De observaties zijn niet gestructu- 50 SUB CONCLUSIE 3,5 reerd vastgelegd en geanalyseerd. Dat heeft ertoe geleid dat we niet alle informatie hebben meegenomen uit die observaties. Wel moet worden opgemerkt dat de observa- ties, zoals eerder aangegeven, ter illustratie van de verhalen van de respondenten heb- ben gediend. Tot slot hebben we voor de dossieranalyse slechts acht dossiers bestu- deerd, waardoor informatie verkregen uit de dossierstudie niet rijk is. Zoals eerder aangegeven, dat kleine aantal is met name veroorzaakt door de lastigheid in het ver- krijgen van toegang tot die dossiers, alsook in het vinden van ‘ondermijningsdossiers’ relevant voor ons onderzoek. 3,5 Subconclusie We hebben in dit hoofdstuk uiteengezet waarom en met welke methodologie we het onderzoeksveld zijn opgegaan. Daarnaast is duidelijk geworden welke respondenten we spraken tijdens de interviews en wat voor participerende observaties we hebben ondernomen. Verder hebben we via een enquête respons gekregen vanuit havenbedrij- ven, om ook hun visie op ondermijnende drugscriminaliteit (en de aanpak) in kaart te brengen. Als laatste hebben we bestudeerd hoe ‘ondermijning’ zich vertaalt naar de ‘papieren werkelijkheid’ van de politiedossiers; een werkelijkheid waar men als weten- schappelijke buitenstaander niet zo snel in komt. De data zijn op verschillende wijzen geanalyseerd. De ene keer meer gestructureerd dan de andere keer. De geanalyseerde data is aan elkaar gerelateerd, ofwel getrianguleerd. Uit de data-analyse van de inter- views zijn verschillende hoofdcodegroepen voortgevloeid, die de resultaten vormen van de empirische verkenning. Namelijk, allereerst, wat er onder het begrip ‘ondermij- ning’ wordt verstaan door de respondenten en hoe zij het praktische invulling geven en zouden willen geven. Daar zal het volgende hoofdstuk over gaan. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op hoe respondenten de samenwerking in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit beleven en bewerkstelligen. Wat vinden zij ervan, wat ontbreekt er, wat kan beter, en welke harmonie en/of welk conflict speelt/spelen er in die samenwer- king? In hoofdstuk 6 zal beschreven worden hoe zij informatiedeling percipiëren en vormgeven, en hoe het de bestrijding van ondermijnende drugscriminaliteit bevordert al dan niet dwarsboomt. 51 4 Ondermijningsbeelden en -verbeelding In dit hoofdstuk gaan we in op wat de hoofdrolspelers vinden van ‘ondermijning’ en de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG. Wat voor ondermijnings- beelden worden er opgemaakt, hoe kijken zij naar ondermijnende drugscriminaliteit, en in hoeverre beïnvloedt het hun begrip ervan en waakzaamheid ertegen? Maar voor- dat we daarop ingaan, volgt eerst een kernachtige weergave van de dossierstudie die we hebben gedaan van de politiezaken met art. 9 Wpg-gegevens, en waarvoor we in SUMM-IT en fysiek materiaal hebben gekeken. 4.1 Ondermijning geverbaliseerd Hoewel verhalen het vooralsnog winnen van verbalen, wil dat niet zeggen dat er niets gebeurt aan ondermijnende criminele activiteiten in het NZKG. Vanuit de responden- tenpopulatie hebben we meegekregen dat in 2019 en 2020 op de projectcode ‘onder- mijning’ er slechts tien incidenten geregistreerd stonden, maar waarvan de meeste lo- caties niet vallen onder de werkzaamheid van het formele havengebied van Amsterdam en Noord-Holland. Wat opvalt, is dat onder die projectcode ‘ondermijning’ delicten vallen die onder andere te maken hebben met (soft)drugs en witwassen, en te catego- riseren zijn in meer generieke delictssoorten, zoals verkeerszaken, bedreiging en ande- re soort ‘verdachte situaties. Gesteld kan worden dat in vergelijking met de Noord-Ne- derlandse havens, waar niets gebeurt (Struiksma et al. 2020) en met de Rotterdamse havens waar veel meer gebeurt (Eski & Buijs 2017; Staring et al. 2019), het NZKG zich in een tussenpositie bevindt: er vindt voornamelijk ondermijnende drugscriminaliteit plaats. In het bijzonder de cocaïnesmokkel teistert het NZKG. Gezien de verbeeldingskracht die gecreëerd kan worden door historisch-criminologi- sche werken, zoals dat van Fijnaut en Roks (2021) over de Rotterdamse haven, de re- cherche en zware misdaad in de jaren zestig tot en met de jaren negentig, volgt hier een zeer kleine geschiedenis van cocaïnesmokkel in het NZKG vanaf de jaren negentig tot en met nu. Op 28 februari 1990 is in een loods in IJmuiden 2658 kilo cocaïne ontdekt in vaten passievruchten afkomstig uit Colombia, beter bekend als de ‘Holle Vaten’-zaak (Rijksrecherche Fort-Team 1996). In de jaren negentig was het NZKG een vrijhaven voor de zogenaamde TACO-bende (TA(ssen) en CO(ntainers)) die ongeveer 70.000 kilo marihuana en 800 kilo cocaïne via de Amsterdamse haven in containers zouden hebben ingevoerd (Moll 1996). Saillant detail is dat de cocaïne in sporttassen 53 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING zat, bovenop de reguliere lading, die door havenarbeiders uit ‘ripcontainers’ gehaald werden. Dit is een methode waar de World Customs Organization twaalf jaar later in 2008 pas over sprak, en waarvan zaken ook rond die tijd in de Rotterdamse haven be- gonnen te spelen (Eski & Buijs 2014). Sindsdien zijn er niet meer zodanig grote hoe- veelheden in het NZKG ontdekt. Pas twintig jaar later lijkt er zich weer een toename in cocaïnesmokkel te manifesteren. In 2008 wordt 150 kilo cocaïne ontdekt in de haven van Amsterdam door het Douane Duikersteam, onder een schip uit Colombia (Haven- krant 2009, p. 4). In september 2012 ontdekt hetzelfde team, en weer in de Amsterdam- se haven, 60 kilo cocaïne onder een vrachtschip, eveneens afkomstig uit Zuid-Amerika (Het Parool 2012). Dan wordt in 2015 wederom in de Amsterdamse haven 2 kilo coca- ine aangetroffen (Tweede Kamer 2016, p. 1). In datzelfde jaar zou nog eens 300 kilo in de Amsterdamse haven zijn ontdekt (Saerens 2015). Op zondag 16 december 2018, tijdens een controle door de Douane, is in de haven van Amsterdam 70 kilo cocaïne gevonden op een schip afkomstig uit Brazilië (NU.nl 2018). Niet lang daarna, op 3 fe- bruari 2019, vindt de politie 400 kilo cocaïne in een loods in IJmuiden (Nieuwsblad IJmuiden 2019). Ongeveer een jaar later vindt de Douane op 6 januari 2020 in IJmui- den 110 kilo cocaïne op een uit Colombia afkomstig kolenschip, waarbij drie verdach- ten waren opgepakt (De Telegraaf 2020). Kort erna, op 28 februari 2020, werd een vaartuig afkomstig uit Brazilië ontdekt dat 37 kilo cocaïne de Mercuriushaven in Am- sterdam binnengesmokkeld had (Moleman 2020). Er zou tussen 2015 en 2020 in totaal 1416 kilo cocaïne in beslag zijn genomen in de haven van Amsterdam, met in 2020 een uitschieter van 1300 kilo cocaïne (AT5 2021). Deze aanhoudende trend van ondermijnende drugscriminaliteit, weliswaar in kleinere proporties dan in de Rotterdamse haven, zetten we hier af tegen de resultaten uit een verdiepende dossierstudie van acht politiezaken en bijbehorende dossiers. Er wordt dus niet een volledig beeld van de omvang van de geregistreerde criminele ondermij- ning in het NZKG hier gepresenteerd — maar dat zou wel mogen plaatsvinden. Wat hier wel volgt, is een eerste schets van de aard van ondermijnende elementen van geor- ganiseerde (drugs)criminaliteit in het NZKG, en wat dat betekent voor met name de opsporing. Daarnaast, deze schets zegt iets in het bijzonder over Politie Amsterdam (aangezien zij de dossiers in hebben laten zien) en dat zij maar zwakke signalen bin- nenkrijgen van ‘ondermijning. Dat komt omdat CSV's er alles aan doen om zo min mogelijk signalen uit te zenden. CSV's hebben meer capaciteit om ‘under the radar’ te blijven dan dat de politie heeft om ondermijnende drugscriminaliteit op hun radar te kunnen signaleren. De dossierstudie heeft in zekere zin inzichtelijk gemaakt hoe de stromen tussen de boven- en onderwereld lopen en waar ze elkaar treffen, in zowel het NZKG als daarbuiten. Ook werd duidelijk in welke mate er sprake is van parallelle sa- menlevingen en hoe zij in ondermijnende (drugs)criminaliteit via sociale netwerken soms een rol kunnen spelen (Lam et al. 2018). Naast de media kunnen we ook op basis van de beperkte dossierstudie vooropstellen dat ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG plaatsvindt — de sporadische 54 ONDERMIJNING GEVERBALISEERD 4.1 zwakke signalen komen nauwelijks binnen, maar ze kómen binnen; dit is een belang- rijk punt. In alle bestudeerde politiezaken ging het om drugssmokkel, in het bijzonder cocaïnesmokkel. Dat ging echter om kleine hoeveelheden (van 100 tot 250 kg) die sporadisch binnenkwamen, althans, in vergelijking met de hoeveelheden in de Rotter- damse haven (500 tot 5000 kg) die soms wekelijks binnenkomen (OM Rotterdam 2019). In een enkele zaak werden ook wapens aangetroffen. In vier van de acht zaken was er duidelijk gebruikgemaakt van cacaotransport, via schepen vanuit Zuid- Ameri- ka die aanmeren in het NZKG. In een aantal zaken bleek dat de verschillende voertui- gen niet altijd op naam stonden van de verdachten en/of handlangers. Dat wil zeggen dat voertuigregistratie gebruikt werd om minder zichtbaar te blijven. En dat wil ook zeggen dat de recherche na het nodige zoekwerk het wel ontdekt. Banden met de geor- ganiseerde misdaad vanuit het buitenland, zoals Italiaanse en, breder, Oost-Europese mafliaorganisaties, zijn duidelijk aanwezig. Dit is soms terug te vinden in de familiale banden, maar ook in minder hechte, ad-hocrelaties die er bestaan binnen de netwer- ken. Verder viel op dat er een link is tussen het NZKG en de Rotterdamse haven, in die zin dat er containers bestemd waren voor een Amsterdams havengebied. Het NZKG vormt daarmee een criminele uitwijkhaven voor CSV's die voornamelijk via de Rotterdamse haven hun cocaïne binnenkrijgen. Dit geeft aan dat grote bekende ‘drugshavens, zoals Rotterdam en Antwerpen, in ongewilde competitie aan het raken zijn met kleinere, vooralsnog minder bekende en gebruikte transportknooppunten (vgl. Eski & Kanka- ras 2015). Toch heerst er bij de havenfaciliteiten nog altijd het idee dat het NZKG on- belangrijk is als drugshaven. Een respondent gaf in de enquête onder de havenfacilitei- ten het volgende aan: Als een veilige goed gestructureerde haven waar dagelijks met veel inzet en plezier wordt gewerkt door een enthoustaste groep havenarbeiders en ondernemers bij profes- sionele bedrijven. De Amsterdamse haven is een van de veiligste havens ter wereld, waar we trots op kunnen zijn” Meer dan de helft gaf aan niets gezien te hebben in het NZKG dat verdacht overkwam (zie afbeelding 2). 4 ___Dit zijn de respondenten vanuit de havenbedrijven die de enquête hebben ingevuld. Ook de open vragen hebben geen respondentennummer wegens anonimiteitsvoorwaarden gesteld aan de enquête. 55 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING Heeft u in het NZKG weleens iets verdachts gezien waarbij u het gevoel had dat het niet klopte? Vh m Nee 55% 58% 2 i Bm Weet ik niet Afbeelding 2 Sterker nog, gezien dit (foutieve) beeld en gezien het mediabeeld en op basis van de dossierstudie, blijkt dat het NZKG als criminele uitwijkhaven júíst belangrijk is, of in ieder geval bijzonder snel aan het worden is, omdat het (nog) een kleine speler lijkt te zijn in, met name, de drugscriminaliteit. De vraag werpt zich dan op in hoeverre het imago van het NZKG als relatief onschuldige haven (drugs)criminaliteit dáárom aan- trekt? Wat daarnaast opviel, is dat de ondermijningsactiviteiten die gecamoufleerd moeten worden, tijd en geld kosten. Er zit namelijk veel voorbereidend werk in criminele ont- plooiing en CSV's bezitten een lange adem. Als crimineel kun je simpelweg niet uit het niets beginnen met het smokkelen van drugs. Er moet een vestigingsadres zijn, men- sen moeten in dienst staan die in hun legale bezigheden kunnen voorzien van relevan- te diensten en informatie, en op papier moet dat allemaal volgens de regels zijn. Echter, in de haven is niet zomaar een spookwoning gevonden; dat vereist administratief ver- nuft en dus een legale specialist. Er wordt geconstateerd dat sporadisch sportscholen in het havengebied worden geopend, wat niet de meest logische plek is volgens de respon- denten. Aan dergelijke sportscholen maar ook andere ‘niet-logische’ bedrijven in de haven wordt echter pas aandacht besteed zodra er signalen binnenkomen. Voor die tijd mogen de politie en partners niets ondernemen. Daarnaast is de connectie van de haven met, bijvoorbeeld, de stadsomgeving als gebie- den daaromheen een zeer belangrijk gegeven. In de overgang van de haven naar de stad vindt de stroom van het witwassen plaats. Het zwarte geld als opbrengst van drugssmokkel wordt in de havengebieden witgewassen via aangeboden fictieve diensten en producten in het legale circuit (bijvoorbeeld fictief internetverbruik, fictie- ve beltegoeden). Naast sportscholen ín de haven, gaat het dan ook om ondernemingen, 56 TUSSEN OVERAL EN NERGENS: ONBEGRIP VOOR HET ONDERMIJNINGSBEGRIP 4.2 zoals restaurants en andere soorten eetgelegenheden, kapperszaken, zonnestudio's, groentewinkels en nagelverzorgers in de stad. Hoewel contant geld nog altijd geprefe- reerd wordt in crimineel samenwerkingsverband, moet dat een keer de legale econo- mie in, en malafide ondernemers zijn creatief ‘om omzet goed te praten’ van die ver- schillende ondernemingen in de haven en de stad. Alhoewel de haven dankzij een hypercomplexe infrastructurele omgeving een perfecte dekmantel vormt voor criminele activiteiten, moeten criminelen veel hobbels omzei- len om legitiem te lijken. Zij dienen met legitieme actoren samen te werken om de uiteindelijke georganiseerde criminaliteit zo onzichtbaar mogelijk te laten voltrekken. De uitdaging voor CSV’s is dus zo onopvallend en netjes mogelijk over te komen, en ervoor te zorgen zo min mogelijk signalen af te geven. Als reflectie op de dossierstudie en ten aanzien van hoe respondenten tegen het thema ‘ondermijning’ aankijken, wordt duidelijk dat het denken in termen van ‘ondermij- ning’ de opsporing bemoeilijkt. Als je met ‘ondermijning’ in het hoofd in politiesyste- men gaat zoeken, is het makkelijk om connecties te maken tussen verdachten in ver- schillende zaken. Voordat je het weet, is heel crimineel Nederland te verbinden. Daar zitten vaak snel zwakke schakels tussen, want dergelijke connecties zijn niet te staven: koppelingen van aanwijzingen, voertuigen, panden, etc. en de genetwerktheid erachter zijn juridisch onhoudbaar. Er moet dus opgepast worden wanneer de politie denkt in termen van ‘ondermijning, want het leidt tot te vlugge en illegitieme verdachtmaking, werd ons duidelijk gemaakt. Kortom, het denken in termen van ‘ondermijning’ kan leiden tot vergaande incriminatie (‘heel Nederland kan dan een CSV worden, zoals één respondent aangaf), waar de respondenten dan wel weer waakzaam voor zijn. Het toont aan dat het ondermijningsbegrip de registratie, verdere opsporing en in politie- systemen kruisvergelijkingen ervan, in de weg kan zitten. Sterker nog, het wordt dui- delijk dát er feitelijke ondermijnende drugscriminaliteit, concreet cocaïnesmokkel, plaatsvindt maar lijkt niet te (mogen) bestaan, omdat het niet duidelijk is of het onder- mijning betreft. Hier doet dan de kromme situatie zich voor waarin door de ‘speech act’ rondom ondermijning (Boutellier et al. 2020), men ‘speechless’ achterblijft en al- lesbehalve ‘act. De praktijk raakt dus verlamd door conceptuele onduidelijkheid en definitiekwesties, waarin respondenten vrij snel tussen overal en nergens tevergeefs (moeten gaan) zoeken naar een ondermijningsbegrip, wat bij henzelf weer tot onbe- grip leidt. 42 Tussen overal en nergens: onbegrip voor het ondermijningsbegrip Ondermijning is op dit moment hot, hot, hot. Iedereen heeft het erover, maar men kijkt nog te ouderwets naar de criminaliteit (Respondent (R)1, RIEC Amsterdam-Am- stelland). 57 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING En het was nu net de bedoeling van ‘ondermijning, waar iedereen wat van vindt (Bou- tellier 2019), ook in het NZKG, om op een nieuwe manier naar criminaliteit te kijken. De Nationale Politie raadt aan dat we ‘ondermijning [moeten] zien als het constante gebeuk van georganiseerde criminaliteit (onderwereld) op onze samenleving (boven- wereld)’ (Politie.nl 2020 — online bron). Zo zijn er nog veel meer definities maar het begrip blijft vaag, zoals in hoofdstuk 2 duidelijk werd. Want ‘de speech act “‘ondermij- ning” […] gaat overal en nergens over’ en mag weliswaar ‘een mobiliserende politieke impact’ hebben (Boutellier et al. 2020, p. 11), maar in de uitvoering van de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG helpt het begrip niet tot nauwelijks. Een belangrijke rode draad in de gesprekken met respondenten is die van de onduide- lijkheid over ‘ondermijning’ als nieuwe veiligheidsstrategie. Het gaat ook volgens de respondenten in deze studie inderdaad overal en nergens over. De mobiliserende im- pact die door ‘ondermijning’ beleidsmatig en politiek geëffectueerd wordt (Boutellier et al. 2020), wordt niet zo ervaren door de respondenten. Sterker nog, de respondenten beseffen dat het begrip (beleidsmatig) kan mobiliseren en potentie heeft, maar het is vervolgens lastig daar een concrete vertaalslag aan te geven naar de praktijk: Wat is ondermijning? Ondermijning is heel ruim. Maar als je roept: ‘Laten we coca- inesmokkel aanpakker, dan verlies je al negen van de tien mannen omdat ze denken van: ‘Dat pakken we toch al aan?’ Maar als je roept ‘Laten we ondermijning aanpak- ker, dan is iedereen heel geïnteresseerd, terwijl die cocaïnesmokkel daar ook onder valt. Het concept ondermijning verbindt op de één of andere manier: men wil samen- werking op dat gebied. Op het gebied van ondermijning is het heel erg zoeken wat je moet doen (R14, Maritieme Politie). Er mankeert nogal wat aan het begrip, volgens de respondenten, om er vervolgens strategisch adequaat en operationeel efficiënt op in te zetten. Uit de verschillende inter- views blijkt dat in de praktijk maar moeilijk een definitie gegeven kan worden van ‘ondermijning’: Verder is het belangrijk om dat stukje duidelijkheid; het concreter maken van onder- mijning. Het begrip is gewoon te vaag (R10, Politie Noord-Holland). Het definitieprobleem zorgt voor een verlangen naar concretisering die onverzadigd blijft. Respondenten gaan dan zelf maar het begrip invullen: Ondermijning is een containerbegrip. Ik maakte het altijd concreet, bijvoorbeeld coca- inesmokkel over water. Je moet het zo concreet mogelijk benoemen: waar heb je het nou over bij ondermijning? (RL, Politie Amsterdam). Een collega van R11 impliceert dat duiding van het ondermijningsbegrip zou moeten beginnen bij de politieopleidingen: 58 EEN SPOOKJACHT OP MARITIEME SMOKKEL 4,3 Ook bij opleidingen wordt het begrip ondermijning niet goed uitgelegd. […] Onder- mijning is prachtig, maar wat bedoel je? Maak het concreet: we gaan op zoek naar hennepkwekerijen, malafide taxibedrijven, alle risicoschepen controleren, etc. (R8, Po- litie Amsterdam). Het is een ouderwets gevoel van aanbod-gestuurde modus operandi. De respondenten hebben echter meer nodig dan dat, maar krijgen het niet. De wens naar afbakening alvorens ‘ondermijning’ aan te pakken is sterk onder de respondenten, zoals duidelijk wordt gemaakt door de volgende respondent: Vroeger spraken we over georganiseerde misdaad, maar de politie kreeg het niet voor elkaar om de criminelen allemaal te pakken te krijgen. Dus iemand heeft het briljan- te idee gekregen om dat nu ondermijning’ te noemen, dan zijn we van de georgani- seerde misdaad af. […] Binnen dit containerbegrip moet een afbakening gemaakt worden (R23, Gemeente). Daarnaast, het begrip… … ondermijning’ niet lijkt te werken, tenzij het een Nederlandstalig gebied is. Neder- land is eigenlijk al internationaal met alle gemeentes en bestuurders. Laat staan dat het ergens anders gebeurt. […] Taal lijkt niet overeen te komen met elkaar (R28, Po- litie Noord-Holland). De afwezige afbakening en het gevoel te hebben ergens tussen overal en nergens ‘on- dermijning’ proberen te definiëren, duiden en bestrijden, hebben als gevolg dat res- pondenten het begrip zelf gaan invullen vanuit de praktijkervaring. Het invullen van- wege de begripsonduidelijkheid, vis-à-vis het vormgeven van het begrip ‘ondermijning, vindt plaats met behulp van wat de respondenten weten, vermoeden, horen (van colle- gas) en signaleren rondom speciftek de georganiseerde ondermijnende drugscrimina- liteit en de oorzaken ervan. Respondenten doen dat aan de hand van verhalen die rondgaan over ‘ondermijning in de haven en die: a) deels voortkomen uit concrete rechercheonderzoeken, b) deels uit gedeelde ‘van horen zeggen’-politiepraat, en c) deels uit de media (vgl. Hulst 2013; Smith, Pedersen & Burnett 2014). In dit geval gin- gen de verhalen van de respondenten over maritieme smokkel en notoire anonieme industriegebieden. 4,3 Een spookjacht op maritieme smokkel In de praktijk reduceren respondenten de complexiteit van ‘ondermijning’ door onder- scheid te maken tussen ‘maritien’ en “industrie. Bij ‘maritiem’ wordt dan concreet ge- sproken over maritieme smokkel van drugs, wapens en mensen door visserijgemeen- schappen. Voor wat betreft ‘industrie’ gaat het om anonieme industriegebieden in het 59 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING havengebied die in de praktijk weinig met een haven te maken hebben. Een respondent zei hierover: Het is niet altijd makkelijk om dat te doen. Met de visserij was dat makkelijk want die vissers hebben het moeilijk en we weten dat ze al benaderd zijn door criminelen. […] Heel veel criminaliteit in de haven heeft weinig met de maritieme sector te maken. Heel veel criminaliteit in het havengebied is industriegebiedcriminaliteit. Ik hamer altijd om dat onderscheid te maken tussen: maritieme wereld en industriewereld (R]1, Politie Amsterdam). De respondenten verstaan onder maritieme smokkel vooral de betrokkenheid van vis- serij in drugsmokkel en mensensmokkel, terwijl bij ondermijnende drugscriminaliteit in industriegebieden met name de anonimiteit van het NZKG, wietteelt, arbeidsuitbui- ting (zoals illegale prostitutie), witwassen en vastgoedcriminaliteit benoemd werden. Waar het bij industriegebieden vooral gaat om snelle winsten door controles uit te voeren, vereist maritieme smokkel, volgens respondenten, een langere adem en zullen snelle winsten uitblijven. Denk aan controles op zee, het kanaal en bij de standplaatsen van jachthavens. Maritieme smokkel gebeurt onder andere op kades waar schepen aanmeren vanaf in- ternationale vaarwateren. Momenteel is het devies onder respondenten dat er écht wel cocaïne en mensen gesmokkeld worden, want het wordt geconstateerd, maar tegelij- kertijd wordt vrijwel niets gevonden. De aandacht ligt daar nog niet goed genoeg op. Het blijft dus bij onderbuikgevoelens. Enkele respondenten beschrijven hoe het komt dat zij vrijwel nooit drugs tegenkomen, en als er al wat binnenkomt, het sporadisch en in kleine hoeveelheden gebeurt: Voor een deel weet ik dat er speciftek een persoon is die veel heeft verdiend met hen- nepkwekerijen in het havengebied. In Den Helder zijn er aanwijzingen dat mensen met maritieme smokkel geld hebben verdiend en dat geld niet kunnen uitgeven en daarmee stenen kopen [vastgoed]. […] Verder is er recentelijk een incident geweest waarbij tassen aan boord lagen van een boot die uit Zuid-Amerika kwam. Een scheepje van de [XXXX] kwam aan en dat is er eentje die activiteiten uitvoert voor een schip dat in de haven ligt. Waarschijnlijk moesten de mensen aan boord van dat scheepje de drugs van die boot afhalen. […] Wij hebben uiteindelijk die drugs onder- schept. Ondanks dat wij die drugs in beslag hadden genomen, zijn er tot drie keer toe mensen aan boord van dat schip geweest, omdat ze nog niet wisten dat wij het in be- slag hadden genomen. Dit weten we omdat we meldingen kregen van de kapitein die zei dat er mensen aan boord waren die er niet horen te zijn. |] We hadden wel be- dacht dat zulke dingen spelen in de haven, maar nog niet gezien (R19, Politie Noord-Holland). 60 EEN SPOOKJACHT OP MARITIEME SMOKKEL 4,3 Hoewel er dus signalen zijn, vragen politiemensen zich af of de focus op primair drugssmokkel wel juist is, en waarom de aanpak zich niet meer op mensensmokkel zou moeten richten: Ik vind dat de verdovende middelen moeten worden vrijgegeven, dan kunnen wij ons bezighouden met andere dingen: zedenzaken, mensensmokkel, Mensen worden als vee in een auto gestopt. Ik kan me daar niet mee bezighouden omdat ik bezig ben met drugssmokkel. Het is een illusie om verdovende middelen uit de wereld te krijgen. Verdovende middelen komen veruit het vaakst voor. We hebben ook te maken met mensensmokkel omdat er veel mensen naar Engeland willen. Mensensmokkel vind ik veel erger dan drugssmokkel. Ik heb daar [mensensmokkel] meer moeite mee, met name hoe de mensen behandeld worden. Maar de verdovende middelen zijn het meest ondermijnend. Met alle respect: als jij je neus vol douwt met coke, doe je dat toch echt zelf. Het is het gevolg, verdovende middelen hebben de grootste gevolgen op het ondermijningsgebied. We moeten niet alleen naar het vervoer van drugs kijken, maar ook naar de financiële stromen. Men weet vaak wie de criminelen zijn, maar men zegt: politie gaat er toch niets mee doer’. Dat is ook ondermijnend, naar de overheid (R35, Politie Noord-Holland). Of zoals een respondent van Politie Amsterdam aangeeft: Drugs vervoeren is wel heel erg slachtofferloos. Waarom maken we ons druk [om iemand] in de wijken die twintig gram op zak heeft en niet degenen die het invoeren? In de wijk vindt de overlast plaats, maar in de haven ben je eigenlijk slachtofferloos (R30, Politie Amsterdam). De focus van ondermijningsbeleid op maritieme smokkel van drugs is volgens de res- pondenten dus ergens een afleiding van de politieaandacht voor mensensmokkel. Ken- merkend voor maritieme mensensmokkel in de havens worden de ‘gebruikelijke’ on- dermijnende activiteiten weerspiegeld in, bijvoorbeeld, ‘rare’ vaarbewegingen van sommige zeilschepen. Er wordt echter vrijwel nooit iets gevonden of iemand aange- houden en gearresteerd. Op camera's wordt gezien dat, bijvoorbeeld, vier mensen aan wal komen, waarvan er drie over het hek gaan en er één achterblijft. Die ene persoon die achterblijft, is degene die de mensensmokkel zou faciliteren, gaf R19 aan. Maar met maritieme smokkel is het lastig in te grijpen, zei een andere respondent: Als je de Noordzee dichtgooit met zand, dan is er geen maritieme smokkel meer. Mensensmokkel gebeurt hier ook. Ze huren een zeilboot, gaan naar een verhuurbe- drijf en zeggen: ‘we willen een zeilboot huren’. Simpel voorbeeld om dat tegen te gaan: bij verhuurbedrijf zeggen dat je alleen met pin kunt betalen en niet met cash want dan kun je gegevens terughalen. Je kunt nog een barrière opleggen: extra controleren van mensen die aan boord zitten, net zoals bij Schiphol. Of bij de aanschaf van een satel- liettelefoon: legitimatie aan laten hangen. Als ik die voorbeelden noem, zegt men: ‘oké, 61 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING oké ik snap het’, maar houd je daarmee heel het proces tegen? (R35, Politie Noord-Hol- land) In het invullen en concretiseren van maritieme smokkel, spelen onderbuikgevoelens een rol: Laatst is er een casus geweest die gedraaid heeft in XXXX. Het ging om een bootje dat op een strand aanspoelde en men wist niet wat men ermee moest. Ons onderbuikge- voel dacht: hier is meer aan de hand in het kader van smokkel, en met name mensen- smokkel (R14, Maritieme Politie). Nu bleek naderhand dat er inderdaad sprake was van mensensmokkel. Dezelfde soort onderbuikgevoelens speelt ook ten aanzien van ondermijnende drugscriminaliteit in de anonieme industriegebieden 44 Anonimiteit en onzichtbaarheid in industriegebieden De industriegebieden worden door criminelen met name gebruikt vanwege de anoni- miteit en onzichtbaarheid. Door die onzichtbaarheid blijft het voor de gesproken poli- tiemensen veelal bij vermoedens van ondermijnende drugscriminaliteit: In IJmuiden zit een chapter van Hells Angels maar we zien niks van die lui. Het zou uniek zijn als ze zich alleen bezig zouden houden met postzegels verzamelen. Maar we zien het niet, dus we doen iets verkeerd (R19, Politie Noord-Holland). In de gesprekken met voornamelijk de politie wordt duidelijk dat er een gevoel van onmacht heerst. In sommige gevallen geven respondenten zichzelf, al dan niet de orga- nisatie, de schuld van het niet helder krijgen van het begrip ‘ondermijning’ en vervol- gens niet zichtbaar krijgen van (erg zwakke signalen van) bepaalde ondermijnende activiteiten. Zij hebben het gevoel achter de feiten aan te lopen. Het leidt tot een soort ongeloof, zoals R29 van Politie Amsterdam uitte: ‘de cijfers zijn er niet, maar buikge- voel wel. […] Het kan niet zo zijn dat het in Rotterdam en Antwerpen zit en niet in Amsterdam; Van het uit onmacht duiden en bestrijden van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG, wordt duidelijk dat respondenten vooral moeite hebben met de anonimi- teit die het industriële havengebied heeft. Volgens hen draagt die anonimiteit bij aan de al bestaande onzichtbaarheid en ongrijpbaarheid van ondermijnende drugscriminali- teit in de haven (vgl. Eski 2016a, p. 191-195; Zaitch 2002, p. 111): Volgens mij hebben havens […] een natuurlijke aantrekkingskracht op een segment van de bevolking dat enige vrijheid in de interpretatie van regelgeving niet schuwt. 62 ANONIMITEIT EN ONZICHTBAARHEID IN INDUSTRIEGEBIEDEN 4,4 L.…] Waarom daar? Kenmerken NZKG, kwetsbare locaties, toezicht, opsporing (R26, Politie Noord-Holland). Ook de grootte van het NZKG en haar haventerreinen, en de hoeveelheid havenfacili- teiten en -bedrijven zorgen voor meer anonimiteit dan in een stad, werd aangegeven: De haven leent zich om anoniem je ding te doen. En er is moeilijk zicht op te krijgen. Er zijn relatief veel bedrijven (R32, Politie Amsterdam). Die bedrijven zitten, op papier, samen in zogenaamde verzamelgebouwen, soms met ‘misschien wel 22 ondernemingen [die] achter gesloten deuren [zitten]’ (R30, Politie Amsterdam). Het gebruik van deze manier van geregistreerd staan, is volgens de res- pondenten een typisch ondermijnend element dat gebruikt wordt voor ondermijnende drugscriminaliteit. Daardoor worden dergelijke gebouwen verdacht en de bewegingen die er voorkomen ook: Verzamelgebouwen zitten in de haven. […] Er zit een hek om de haven, maar de ha- ven is groot hè. Je vraagt je dan af: wat hoort er dan echt bij de haven? Er zijn sche- merige gebieden. Er gaat verkeer in, maar wat moet iemand daar Ss avonds doen? (R14, Maritieme Politie). Door onoverzichtelijk veel bedrijven, verspreid over een onoverzienbaar groot gebied, is het vrijwel onmogelijk ‘met alle ondernemers contacten [te] hebben, we hebben 2200 ondernemers, geeft R30 van Politie Amsterdam aan. En een andere respondent van Politie Noord-Holland, R19, verklaart hetzelfde: In Amsterdam zitten bedrijfsverzamelgebouwen en daar zitten om de haverklap hen- nepkwekerijen, drugslaboratoria. Voor de vastgoedmensen maakt het niet uit aan wie ze verhuren, want ze willen hun geld verdienen. Het zeehavengebied in Amsterdam is heel uitgestrekt dus daar val je niet echt op. Dat is hetzelfde als je in de polder in boer- derijen drugs aantreft. Je hebt niet direct buren die zicht hebben op je erf. In IJmuiden is er ook sprake van onzichtbaarheid en anonimiteit, daar zitten veel oude industrie- terreinen. Die gebieden raken dus allemaal onbewoond, waardoor het minder publiek toegankelijk is en dan kun je veel dingen doen zonder dat dat gezien wordt (R19, Po- litie Noord-Holland). Zaitch (2002) beschrijft in zijn onderzoek dat de haven van Rotterdam als transnatio- naal knooppunt dient voor de internationale cocaïnehandel. Mede doordat het veel anonimiteit en ongrijpbaarheid biedt aan de georganiseerde misdaad, leidt dat bij de respondenten van dit onderzoek soms tot enige onmacht (vgl. Eski 2016b). Ook de wisseling in de bezetting van (met name kleinere) bedrijfspanden in het NZKG, de pandgebruikers/-beheerders maken het gebied vrijwel oncontroleerbaar: 63 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING Men weet dan gewoonweg niet wat er zich afspeelt achter de gevels van de panden. Van tijd tot tijd [….] telkens weer verrassingen [….] in de vorm van een xtc-lab, hennep- kwekerijen, illegale bedrijfsvoeringen en huisvestingen (bewoning), niet-vergunde bouwactiviteiten en administratieve overtredingen van diverse wetgeving (R26, Poli- tie Noord-Holland). Het is de haven die unieke kansen biedt aan de ondermijnende drugscriminaliteit in vergelijking met andere gebieden. Sterker nog, enkele respondenten gaven aan dat in het bijzonder het NZKG veel meer ondermijnende drugscriminaliteit aantrekt dan de Rotterdamse of Antwerpse haven, omdat die havens duidelijkere begrenzingen heb- ben. In het NZKG liggen de woonwijken tegen de haven aan en zelfs ín de haven: Door die vervlechting is het moeilijk om het havengebied te onderscheiden. En dat maakt het ook moeilijk (R23, Gemeente). Kortom, de grootte van de haven, de hoeveelheden bedrijven en vluchtige doorloop van ze, en dat zij en masse in verzamelgebouwen geregistreerd staan in het NZKG, brengen vermoedens teweeg dat ondermijnende drugscriminaliteit onzichtbaar is en blijft. Daarom zou ondermijnende drugscriminaliteit als eerste agendapunt gepriori- teerd moeten worden en opvolging verdienen. Dat laatste gebeurt echter niet genoeg, wat bij veel respondenten tot verbijstering en zelfs frustratie leidt. 4,5 Lage prioriteit en weinig opvolging Terwijl we tijdens een actiedag in het NZKG mee waren met Politie Amsterdam, maar ook de FIOD, het Havenbedrijf en de Inspectie Leefomgeving, werd die middag aange- kondigd dat het Team Bestrijding Ondermijning van de Dienst Infrastructuur, Politie Amsterdam door capaciteitstekorten zou worden opgeheven (Tieleman & Voskuil 2020). Ter plekke gaven respondenten aan dat daardoor de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit tot een utopie verwordt, want ‘we lopen al achter de feiten aan, werd gezegd. Er werd ook aangegeven dat het niet alleen belangrijk is om prioriteiten te stellen, maar ook goed is na te denken wie in teams worden gezet en al werkzaam zijn in het havengebied. De reorganisatie van de Dienst Infrastructuur van de Politie Am- sterdam heeft volgens respondenten grote zorgen met zich meegebracht, waarbij ze vrezen voor hoe een ‘willekeurige’ politieagent uit een basisteam nu zou moeten afgaan op meldingen uit de haven terwijl niet iedere politieagent met hetzelfde oog kijkt naar de haven. Die politieagenten met affiniteit en ervaring in de haven zien signalen die een ‘normale’ stadswijkagent niet zou zien. Dat zorgt ervoor dat ondermijnende drugs- criminaliteit nóg ongrijpbaarder wordt, volgens respondenten. Enkele respondenten maakten deel uit van het Team Bestrijding Ondermijning en voor hen is het volledig onbegrijpelijk dat juist dít team ermee moet stoppen, juist omdat zo de ondermijnende drugscriminaliteit vrij spel wordt geboden. Daarnaast, het tast de geloofwaardigheid van de eigen organisatie aan: 64 LAGE PRIORITEIT EN WEINIG OPVOLGING 4,5 De aparte club die ondermijning bestrijdt is opgeheven sinds kort. Daarnaast wordt tearn Water-Havens ook gereorganiseerd binnenkort. We gaan alleen nog een team ‘Water’ worden en het industriegebied gaat naar de basisteams. Dat zal voor mij ef- fecten hebben. De effecten van de reorganisatie zullen groot zijn. Het wisselen van leidinggevenden gebeurt al veel, maar als de teams ook steeds aan het wisselen zijn, vraag ik me af in hoeverre de politie betrouwbaar is om mee samen te werken (R20, Politie Amsterdam). We hebben nu bij Politie Amsterdam een reorganisatie. Haven is mindere prioriteit. Amsterdamse Eenheid wil geen aparte dienst meer die alleen in de haven zit. Haven verdwijnt op de achtergrond. Als [Landelijke Eenheid] kun je daar denk ik wel een sterkere rol spelen. Er is nu veel kennisvernietiging, veel mensen die weggaan en er- gens anders solliciteren en je maakt het criminelen makkelijker. Gezien de groei van de economie en globalisering zal dat havengebied steeds belangrijker worden. […] We kunnen als politie de haven niet belangrijk maken: het is een neerwaartse spiraal. Het is geen prioriteit, want er gebeurt niks en we zien niks, dus er is geen prioriteit. Terwijl je onderbuikgevoel wel zegt dat er iets mis is, bijvoorbeeld activiteiten midden in de nacht met loodsen, hekken die kapot zijn (R27, Politie Amsterdam). Deze vicieuze cirkel van deprioritering van de aanpak van ondermijnende drugscrimi- naliteit wordt ook in de Noord-Nederlandse zeehavens en transportknooppunten in Noord-Brabant en Zeeland geobserveerd bij en door handhavende partijen (Eski et al. 2020; Struiksma et al. 2020; Van Nimwegen et al. 2021). Alleen door te blijven kijken en zoeken in de havens, vind je wat, zo is de gedachte. Dat komt omdat de haven een heel ander terrein is dan een normale woonwijk: Het komt erop neer dat je naar het [haven]gebied moet kijken. Daar is een heel ande- re dynamiek. De dingen die het meebrengt [zijn] anders van omvang en aard dan bijv. haven Rotterdam. De handhaving wordt ook op een ander vlak toegepast. Daar [laat men] steken vallen. De overheid heeft een terugtrekkende beweging gemaakt t.a.v. nautisch gerelateerde dingen (R32, Politie Amsterdam). Door ondermijnende drugscriminaliteit niet te prioriteren en door minder aanwezig- heid in het NZKG, wordt het gebied extra aantrekkelijk voor CSV’s, gaf R34 van de Omgevingsdienst aan. In het bijzonder drugssmokkel via het water wordt dan aange- trokken, werd verteld: Er was een melding van een lege container bij een bedrijf in XXXX waarin drugs aangetroffen waren. Die container kwam uit XXXX. Daar heb je wel een link met het NZKG en de ondermijnende activiteiten. En via het water komt veel binnen, maar we zijn een basisteam, dus we moeten ons toezicht verdelen over al onze inwoners. De haven krijgt niet de prioriteit (R22, Politie Noord-Holland). 65 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING Bij de Politie Amsterdam werd verklaard dat, omdat Amsterdam slechts als cultuurstad en niet als havenstad bekendstaat, de prioritering in de aanpak anders is: In Amsterdam is er nog geen besef dat haven Amsterdam bij de top zes grootste ha- vens van Europa hoort en de grootste cacaohaven heeft. Amsterdam profileert zich niet als een havenstad zoals Rotterdam en Antwerpen. Er is geen bewustzijn van be- lang en grootte van haven Amsterdam. Wij zijn een stad van toerisme, media, cultu- rele en creatieve sector, geen stad van de havens (R27, Politie Amsterdam). Zo werd aangegeven door twee respondenten van de Landelijke Eenheid, R2, werk- zaam bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie en R3, werkzaam bij de Dienst Landelijke Recherche, dat bij kleinere partijen cocaïne het makkelijker is om het via andere logistieke manieren te laten plaatsvinden. Zo is volgens hen de veiligheidscul- tuur in Amsterdam minder ontwikkeld dan in de haven van Rotterdam. Als controles harder worden, dan wordt het op zee overgebracht en dan zie je dat andere havens aantrekkelijker worden, zoals jachthavens. Invloed op die jachthavens is daarmee wel van belang. Jachthavens zijn in handen van criminelen of groepen die tegen het crimi- nele circuit aanhangen. Het wordt duidelijk dat door die beeldvorming van Amsterdam als niet per se een ha- venstad, het moeilijk is om politieagenten bereid te krijgen voor het NZKG. De stad Amsterdam wordt namelijk als belangrijker beleefd, terwijl de haven als belangrijk voor de stad gezien zou moeten worden en dus prioriteit verdient: Jaren geleden was er maar één wijkagent in dit gebied. Dat was gek, want we zijn zo belangrijk voor regio Amsterdam. Na een zware lobby is ervoor gekozen om meer mensen op dat havengebied te zetten. […] Team Haven werd ondergebracht bij team Infra. […] We hebben niet alleen de zeehaven, maar ook het binnenwater van Am- sterdam. Heel veel collega's zijn geneigd om de stad in te gaan, en aan het havengebied wordt pas aandacht besteed als er een melding komt (R30, Politie Amsterdam). Het vicieuze aan het deprioriteren van de aanpak in de haven van bovenaf is dat het vervolgens onderop leegloopt. Als vanuit de leiding ondermijnende drugscriminaliteit niet als prioriteit gezien wordt, waarom zou het dan op operationeel niveau wel als prioriteit gezien moeten worden, vragen de respondenten in de uitvoering zich af. Op die manier blijft het NZKG volgens hen (nog) anoniem(er dan andere havens), omdat er gedeprioriteerd wordt, maar ook omdat er nauwelijks tot geen opvolging plaatsvindt vanuit de handhaving. Dat gebeurt zelfs niet als er concrete signalen komen over geor- ganiseerde, ondermijnende drugscriminaliteit terwijl die signalen al zo sporadisch zijn: Er zijn hennepplantages gevonden in panden in de haven en vervolgens wordt dat niet opgepakt. […] Ik zie veel controles van boten en dan voldoen ze bijvoorbeeld niet aan 66 LAGE PRIORITEIT EN WEINIG OPVOLGING 4,5 bepaalde zaken en dan zie ik heel vaak dat men zegt: ‘het klopt niet, maar vaar maar verder’. Waar ik naartoe wil, is dat er veel meer opvolging komt op zulke zaken. Ik merk dat team Water-Havens moeilijk te activeren is. Ze doen wel hun dingetjes qua controle en handhaving, maar qua ondermijning kan daar winst behaald worden. Er zijn veel meer dingen mogelijk. Dat gaan we voor het hele havengebied an sich toepas- sen [….] Volgens mij gebeurt het niet echt; de aanpak. Maar ik hoop dat nu we werken met portefeuillehouders, dat wel beter wordt opgepakt. Er zijn genoeg signalen, maar je moet het ook wel willen zien. Het ligt eraan hoe je kijkt naar de haven en [gaat] kijken naar bijv. auto's die staan op doodlopend stuk weg en [gaat] denken: ‘dat klopt niet’ (R36, Politie Amsterdam). Door het nauwelijks tot niet prioriteren en ook door het niet doorpakken, voelt de aanpak voor respondenten als ‘dweilen met de kraan opem. Door de lage tot niet-be- staande prioritering en het nauwelijks opvolgen van signalen kan de politie slechts zichtbare en makkelijk inwisselbare individuen uit de georganiseerde ondermijnende drugscriminaliteit oppakken. Echter, de ondermijnende structuren blijven bestaan, zo vinden respondenten. Om de uiterlijke schijn om te zetten in daadwerkelijke slag- kracht moet de politie niet uitsluitend doen aan handhaving als bezigheidstherapie — er moet richting een eindpunt gewerkt worden van géén ondermijnende drugscriminali- teit meer, aldus R2 en R3. Daarbij is het zaak dat meer naar het totaalplaatje gekeken gaat worden, in plaats van gefabriceerde onderscheiden te gaan maken, zoals R1 uit- legt: Om een voorbeeld te geven van investeringen in vastgoed in de haven: bij deze [Paki- staanse] netwerken heb ik gezien dat ondernemingen die mij opvielen vanuit impor- tactiviteiten voor o.a. tokos in Amsterdam-Zuidoost ook te linken waren aan smok- kelactiviteiten via de passagiersstromen en die onder andere loodsen/pandjes bezaten in de Amsterdamse haven. Daar waar processen als smokkel door middel van slikkers, vracht door lucht en over zee uit elkaar getrokken worden in onze praktijk, omdat we er ooit voor gekozen hebben om eenieder verantwoordelijk te maken voor een deelpro- ces, zie je dat je veel beter zicht krijgt op de ondermijningsaspecten wanneer je het geheel overziet. Je begint met een Simpele’ slikker op een luchthaven en komt uit in investeringen in o.a. een havengebied. Ben destijds naarstig op zoek geweest naar ex- perts die met mij mee konden denken over al die Pakistanen die huiseigenaren wer- den terwijl ze nog maar twee jaar in NL zaten. Maar niemand kon me verder helpen omdat Pakistanen alleen in beeld kwamen met ondergronds bankieren en thats it. Dit was 2015. We leven nu in 2019 en ik laat aan jouw verbeelding over, hoeveel investe- ringen er intussen gedaan zijn in onze legale wereld (R1, RIEC Amsterdam-Amstel- land). Dergelijke overzichten van het geheel worden wel degelijk gemaakt, vertelt een respon- dent: 67 4 ONDERMIJNINGSBEELDEN EN -VERBEELDING Dat [dan] de ondermijningsagenda zou kunnen werken, maar je moet het wel anders doen. Politie is geneigd om vanuit subjecten te werken, maar dat doen wij in ons project niet: we werken uit gebeurtenissen. Dat werkt veel beter (R10, Politie Noord-Holland). Bij het in beeld brengen van ondermijnende drugscriminaliteit dient men thema-over- stijgend te worden. In interviews werd meerdere malen aangegeven om criminele za- ken als netwerken te gaan zien, waar criminelen actief zijn, en wie daarbinnen wat precies doet. Daarbij moet gelet worden op wat voor onroerend goed deze mensen hebben, en welke invloed er uitgeoefend wordt op rechtspersonen, en hoe je daar dan weer achter komt. Kortom, er dient zicht verkregen te worden op netwerken van fami- lies, vrienden, rechtspersonen, bankrekeningen, ondernemingen en de groeimodellen die worden gehanteerd door de netwerken — dit alles bezien vanuit strategische grond- posities. Om meer van dergelijke totaalplaatjes te maken en te doorgronden, is niet alleen prioriteit en opvolging nodig, maar ook betere samenwerking beargumenteren de respondenten, waarover het volgende hoofdstuk gaat. 4.6 Subconclusie In ons onderzoek wordt duidelijk dat respondenten moeite hebben met het begrip ‘ondermijning, maar dat zij tegelijkertijd wel sterk alert zijn op ondermijnende ele- menten en de onzichtbaarheid die hiermee gecreëerd wordt voor criminele en mala{i- de praktijken. Dat besef ten aanzien van ondermijnende onzichtbaarheid en ongrijp- baarheid, frustreert de handhaving, in het bijzonder in de uitvoering op straat en bij de recherche. Kortom, de term ‘ondermijning’ en de aanpak werkt weliswaar beleidsma- tig, maar de abstractie van ‘ondermijning’ in de praktijk frustreert. Het kan professio- nals in de uitvoering zelfs verlammen, omdat ‘ondermijning over van alles en niets gaat. Terwijl er wel feitelijke ondermijnende drugscriminaliteit plaatsvindt in het NZKG. Dus hoewel door de term ‘ondermijning’ de overheid meer integraal is gaan denken als één overheid, vragen professionals zich af waar de ondermijningsaanpak in het havengebied zich concreet op moet richten. Maar ook of de verschillende discipli- nes — van uitvoeringsdiensten tot aan inspecties — er wel hetzelfde onder verstaan. De geconstateerde operationele frustratie wordt versterkt door al heersende frustratie over de onaantastbaarheid van ondermijnende havengerelateerde drugscriminaliteit (‘we krijgen er maar geen zicht en greep op’). Ofwel, onduidelijkheid over het concept ‘on- dermijning, inmiddels erkend in de literatuur (Boutellier et al. 2020), had (volgens beleidsmakers) tot een eenduidige aanpak moeten leiden. Echter, juist in de vertaalslag ervan naar de praktijk leidt het tot een te uiteenlopend begrip van fenomenen, tot de- prioritering en vage casuïstiekbepaling, en tot onduidelijke samenwerkingsverbanden. In het extreemste geval leidt het tot een gevoel van onmacht bij respondenten. Dit alles tezamen wordt in de samenwerkingsaanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG verder gecompliceerd omdát de haven en ‘het maritieme’ op zich al een hypercomplex domein vormen met vrijwel perfecte broeiomstandigheden voor onder- mijnende drugscriminaliteit. 68 5 Samenwerkingsrealiteit en -tegenstrijdigheid In dit hoofdstuk gaan we in op de samenwerkingsrealiteit en -tegenstrijdigheid onder de respondenten in de handhaving, waarbij wordt nagegaan hoe samenwerking zich verhoudt tot (het) ondermijning(sbegrip). Ook wordt stilgestaan bij welke motivatie er is voor het samenwerken en wat dat voor invloed heeft. Daarnaast wordt besproken wat er zoal ondernomen wordt aan samenwerkingsinitiatieven, -projecten en -verban- den. Als laatste wordt ingegaan op de rol van regievoering (en het gemis ervan) in de samenwerking en hoe publiek-private samenwerking zich manifesteert. 5.1 Samen tegen ondermijning, ondermijning tegen samenwerking? In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat het begrip ‘ondermijning’ tot veel onduide- lijkheid en onbegrip leidt. Het bewerkstelligt onder de respondenten een verlangen naar en concretisering van het begrip, waardoor er vervolgens een eigen interpretatie en invulling aan gegeven wordt. Net zo goed als dat het de eigen verbeelding verwart en vertroebelt, gooit het ondermijningsbegrip ook roet in het eten qua samenwerking: Samen werken’ kan iedereen, maar samenwerken’ is een probleem, want dan moet je gemeenschappelijke problematiek weten te vinden en kijken naar: wat is het [onder- mijnings}beeld van mij en wat is het londermijnings}beeld van de ander? Dat heb ik in mijn achterhoofd gehouden. […] Op het onderwerp ondermijning’ ben ik erachter gekomen dat wat voor mij als politie heel logisch is, niet voor mijn collegas zo is. Zij hebben een andere kijk op het woord ‘veiligheid’ waardoor we elkaar niet raakten. L….] Definities vinden we lastig, want ondermijning is ongrijpbaar. Als je blijft steken in definities, en in ‘onzichtbaar’ en ís het wel mijn probleem’…, dan komt er niets van (R29, Politie Amsterdam). Naast de politie, gaven ook andere partijen, zoals het Havenbedrijf, aan dat er gedeelde onduidelijkheid heerst over het begrip ‘ondermijning’: De samenwerkende partijen denken van elkaar ook dat men niet weet wat ondermij- ning nu precies is, laat staan hoe een effectieve integrale aanpak ervan kan uitzien (R9, Havenbedrijf). 69 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID De integrale aanpak kan dus gedwarsboomd worden door integrale onduidelijkheid over begripsbepaling. Zodoende, al bij de aanvang van samenwerking “Welk probleem delen we eigenlijk®” werkt het ondermijningsbegrip niet verhelderend voor de samen- werkingsoriëntatie. Terwijl het begrip juist in de uitvoering toch zou moeten mobilise- ren — dat is waar de aanpak zich moet concretiseren. Het uitblijven van die concretise- ring van samenwerking door integrale onduidelijkheid is volgens de respondenten de oorzaak voor ontbrekende regievoering: Afgelopen jaren ben ik heel erg betrokken geweest met ondermijningsprojecten en overal in het land werd of Ondermijning genoemd, of Maritieme smokkel. Ik heb toen gesprekken gevoerd met diverse partijen over: Hoe kunnen we hier nou coördinatie over krijgen?’ leder gebied loopt tegen problemen aan op ondermijnings- en smokkel- gebied, maar wat is de verbindende factor? (R14, Maritieme Politie). Een partij die regie pakt of durft te pakken, is maar moeilijk aan te wijzen en partners in de strijd tegen ondermijnende drugscriminaliteit blijven daarom vooral naar elkaar kijken: Het onderwerp [ondermijning] is van niemand en daarmee van iedereen. Bij NCTV heeft het ook jaren geduurd om een convenant te krijgen om informatie te kunnen delen. [….] Het heeft met belangen te maken. […] ‘Terrorisme’ en ‘radicalisering’ zijn ook vage begrippen. NCTV zegt: We hebben een coördinator nodig. Ondermijning’ kan hetzelfde probleem hebben: coördinatie vanuit ministeries is niet een OM-dinge- tje, maar gaat over de ministeries heen (R28, Politie Noord-Holland). Dit geldt niet alleen voor de politie, maar ook bij andere partners, zoals het Havenbe- drijf: Partijen kijken veel naar elkaar maar er gebeurt niks. Bijvoorbeeld, DNKG [Directeu- renoverleg Noordzeekanaalgebied] directeuren voelden ineens dat er wat gedaan moest worden met ondermijning, maar men weet nog steeds niet wat er mee gedaan moet worden […] Het is niet goed duidelijk wat het Havenbedrijf ermee moet op dit moment. |] Er wordt ook vooral naar de politie en gemeente gekeken vanuit het Havenbedrijf, terwijl de gemeente nu juist weer kijkt naar het Havenbedrijf wanneer het gaat om de aanpak van ondermijnende havencriminaliteit (R9, Havenbedrijf). Door regieloosheid blijft het thema ‘ondermijning’ in de samenwerking ‘zeuren’: Heel veel ondermijnende aspecten kunnen doorjakkeren, omdat niemand zich ver- antwoordelijk voelt voor die onderwerpen; ze [samenwerkingspartners] willen wel betrokken worden maar zich niet verantwoordelijk voelen (R25, Politie Amsterdam). 70 SAMEN TEGEN ONDERMIJNING, ONDERMIJNING TEGEN SAMENWERKING? 5.1 Alles tezamen leidt het tot een samenwerking(srealiteit) die vanaf het begin al dreigt te vervallen in (operationele) vervaging van probleemeigenaarschap: van ‘niet mijn zorg’ tot aan ‘kijken naar elkaar’ Er lijkt daarmee een diffusie van verantwoordelijkheid te heersen bij de betrokken professionals en de respondenten bij de politie gaan in plaats van samen op eigen initiatief aanpakken: Als je gaat vragen bij de gemeente is nog niet duidelijk wie daar moet handhaven. Omgevingsdienst krijgt opdracht van stadhuis om dat te dogen, maar wij als politie hebben daar last van. Wij zeggen dan als politie: we bezoeken die panden wel. Maar dat is niet onze taak. Dat is ingewikkeld: wie is waar verantwoordelijk voor. Daar faciliteer je bepaalde dingen mee. Dat vind ik gewoon slecht. De gemeente is ook een beetje tegenstrijdig; Havenbedrijf is een beetje gemeente. Dat maakt het ingewikkeld. Het Havenbedrijf heeft financiële belangen en dat is tegenstrijdig met de aanpak van criminaliteit (R36, Politie Amsterdam). Het op eigen houtje opereren kan leiden tot hoe dat kleine, niet goed zichtbare onder- mijnende drugscriminaliteit wel gesignaleerd wordt, maar mede door te hoge caseload en daarmee gepaard gaande te hoge werkdruk, niet genoeg geprioriteerd wordt om samen daarop structureel op te volgen: Er is zoveel te doen in Amsterdam, maar zo weinig capaciteit. De haven zal niet snel prioriteit krijgen omdat er weinig over gemeld wordt. Voor de FIOD geldt: we draaien een zaak als het een goede zaak is waar wij onze meerwaarde in kunnen zetten. We zijn een kleine club. Het is dus continu nadenken: wat weegt zwaarder. Het is continu keuzes maken. Een onderbuikgevoel met: ‘het zal niet klopper’, dat gaan we niet zo snel oppakken. Kom dan maar eerst met heldere signalen (R38, FIOD). Dergelijke demotivatie kan van negatieve invloed zijn op, bijvoorbeeld, bewijsverga- ring. Bewijsgebrek, in het bijzonder voor de politie, kan in extreme gevallen leiden tot een opschorting van een zaak. Dat komt onder andere doordat vanuit het bewijsgebrek door de politie geanticipeerd wordt dat een officier van Justitie er niet genoeg heil in zou zien zitten: Veel strandt omdat je te maken hebt met een officier [van Justitie] die naar verschil- lende belangen kijkt. Mijn idee is ook dat de officier een inschatting maakt van: wordt dit een hoofdpijndossier®”. Zo krijg je vaker een ‘nee’ dan een ja’ (R27, Politie Amster- dam). Kortom, ‘ondermijning’ als begrip werkt de integrale samenwerking in de aanpak er- van al vanaf het begin af aan tegen. Dat gebrek aan probleemeigenaarschap, regie over wie wat bepaalt en welke visie de hoofdzakelijke is, remmen de aanpak van ondermij- nende drugscriminaliteit in het NZKG. Politie en partners trekken zich sneller terug in de eigen organisatie en, daarmee, in de eigen visies op ondermijnende drugscriminali- 71 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID teit en aanpak ervan. Die toevlucht in de eigen ideeën heeft als gevolg een (nog meer) verbrokkelde, ongecoördineerde en niet zo innovatieve samenwerking (Torfing 2019). Deze observatie staat haaks op hoe respondenten, vooral bij de politie, wel heel graag partijen samenbrengen en íets willen doen samen. 5.2 De ijzeren wil tot samenbrengen en samen iets doen De integrale onduidelijkheid over het ondermijningsbegrip dwarsboomt deels samen- werking. Toch houden respondenten (stug) vol te willen samenwerken in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit, en wel om verschillende redenen: In beginsel is samenwerken leuk: jij weet iets, ik weet iets, laten we het samen leggen. En dat moet je wel willen. Daar hoort ook het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze en strategie bij (R37, RIEC Amsterdam-Amstelland). In het bijzonder samenwerking op uitvoerend niveau wordt belangrijk gevonden en gewild, maar dat is vooralsnog niet goed op orde: Toen bespraken we dat we vooral op operationeel niveau elkaar moesten vinden [nl. douane, FIOD, en politie]. En zodra we iets van ondermijnende criminaliteit tegen zouden komen, zouden we dat naar RIEC Amsterdam-Amstelland brengen. Echter is dat nooit gebeurd. Of dat komt omdat het niet gezien wordt, of omdat de verbinding niet lekker is, dat weet ik niet. […] In het RIEC-verband konden we er toen geen vin- ger achter krijgen, en ik heb het idee dat dat nu ook niet is. Het zit 'm niet in de wil (R38, FIOD). Men ervaart ook een dergelijke sterke wil tot samenwerken, omdat anders, zo wordt gevreesd, ondermijnende drugscriminaliteit niet aangepakt wordt door te weinig capa- citeit: Capaciteitsgebrek nodigt wel uit tot creativiteit. Je kunt bijvoorbeeld meer gaan sa- menwerken met private partijen in de haven. Dus daar kan op ingezet worden (R38, FIOD). Voor de samenwerking is wel eerst een duidelijke definitiebepaling nodig: Wat is er nodig voor aanpak ondermijning? Commitment van alle partijen, een afba- kening van wat je wel en niet doet en je dan beperken tot die taken die je hebt afgeba- kend. Verdeling van rollen en taken is nu een issue: dat begint bij de definitie van ondermijning. Binnen dit containerbegrip moet een afbakening gemaakt worden. En daarna moeten we kijken: wat kunnen we wel of niet doen met deze club mensen om dit aan te pakken (R23, Gemeente). 72 DE IJZEREN WIL TOT SAMENBRENGEN EN SAMEN IETS DOEN 5.2 Het commitment, waar R23 naar verwijst, zagen we terugkomen in het eerste Structu- rele Overleg Ondermijning (SOO). Daar kwamen ideeën op tafel over het onderteke- nen van een “intentieverklaring’ om dat commitment voor structurele overleggen vast te leggen; het waren vooral de politieagenten die graag het structurele als garantie zou- den willen zien. Er is van die verklaring nooit meer iets gekomen, want de SOO's wer- den na vier keer geannuleerd. In de wil tot samenwerking zit volgens Boutellier et al. (2019) ook het durven te probe- ren en experimenteren met samenwerken, onder andere door middel van projecten op te zetten en daartoe initiatief te nemen. Respondenten geven aan dat het NZKG van groot maatschappelijk en economisch belang is, waarin zowel publieke als private par- tijen dat samen moeten willen en durven: Je moet durven investeren op een paar onderwerpen die laaghangend fruit kunnen zijn. Maar dat moet je wel willen en kunnen organiseren. Succes dwing je af. Wat ik zie en ervaar is dat we snel terugvallen op waar we primair voor zijn en we moeilijk over grenzen heen willen kijken en in kansen willen denken. Daar zijn wel stappen gezet, maar mijn persoonlijke ambitie was wel hoger (R29, Politie Amsterdam). Ook de volgende respondent voert veel projecten uit in het NZKG en voor wie het gevoelsmatig een kwestie van vallen en opstaan is: Accepteer dat je nooit het probleem in kaart brengt, maar experimenteer met innova- tieve methodieken en ga aan de slag. Criminelen krijgen pas last als we er iets aan gaan doen. Vertrouwen in het team; collegialiteit brengt je verder. Je moet elkaar hel- pen. Wat zijn de symptomen, oorzaken, onderliggend probleem en wat is eigenlijk onze onderzoeksvraag/probleemstelling. Dat is ongelooflijk ingewikkeld met verschil lende partijen. […] Durf met aannames te werken. Ga op je bek, maar experimenteer. Practice what you preach! (R11, Politie Amsterdam). De wil tot samenwerken gaat gepaard met een realistisch gedachtegoed dat overheids- partijen elkaar nodig hebben en het niet alleen kunnen. In de motivatie zit eveneens een ambitie tot preventieve afschrikking, “want iets doen is beter dan niets doen, lijkt het gedachtegoed van respondenten. Anders, zoals criminoloog Fijnaut aangaf betref- fende het stopzetten van een anti-corruptiebeleid in het anti-drugsteam Kali in de Ant- werpse haven (Attilah 2020 — online bron), ‘geef je je lot in handen van zij die het meest gewelddadig opereren in de haven. […] Je zegt eigenlijk: ‘Kom maar binnen met die cocaïne. Vandaar dat er in het NZKG de noodzaak ook gevoeld wordt om te samen- werken. Zoals meerdere respondenten herhaaldelijk zeggen: Een goede samenwerking is noodzakelijk. […] Vanuit die samenwerking kan ook ini- tiatief genomen worden om naast de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handha- 73 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID ving alternatieve middelen in te zetten om overtreders tot de orde te brengen (R26, Politie Noord-Holland). Het gaat dan niet alleen om afschrikken, maar ook om innoveren op juridisch vlak. Daarnaast, vanwege de hypercomplexiteit van havengebieden en de uiterst gefragmen- teerde bestuurlijke inrichting van het NZKG, is het extra belangrijk — zeker in vergelij- king met de Rotterdamse haven — samen te werken in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit. Daarmee verwordt integrale samenwerking voor respondenten vooral een kwestie van het aanpakken van het versnipperde handhavingslandschap van het NZKG. Daarbij moet wel duidelijk blijven dat het doel blijft het aanpakken van ondermijnende drugscriminaliteit: Je doet het met z'n allen, dus je moet met z'n allen de eer delen. […] Maar ja, ik denk van: als ze maar gepakt worden. Of dat nou door ons is gedaan, de FIOD of de doua- ne, dat boeit mij niet (R30, Politie Amsterdam). Maar dat hoofddoel staat vanwege de hypercomplexiteit van havengebieden en de ge- fragmenteerde bestuurlijke inrichting van het NZKG onder druk: In Rotterdam heb je een zeehavenpolitie. Amsterdam heeft dat georganiseerd in de Dienst Infrastructuur. Daardoor krijg je niet de specialisatie zoals in andere regio's. In Amsterdam heb je meerdere portefeuilles in één dienst, maar je hebt wel te maken met meerdere overheden. Als je dat allemaal meeweegt, krijg je een versnipperde aanpak en problemen in het registratiesysteern. Bijvoorbeeld, gemeente Zaandam pakt zaken in het havengebied anders aan dan gemeente Velsen. Dat zorgt voor allerlei uitdagin- gen waardoor je [jezelf] afleidt van de hoofdtaak: hoe pakken we criminaliteit aan en ondermijning in de haven. Wij krijgen veel op ons bordje als politie, terwijl we het niet kunnen aanpakken (R27, Politie Amsterdam). Er moet opgepast worden dat het doel, namelijk de aanpak, niet het middel wordt en samenwerken niet het doel wordt (vgl. Grodal & O'Mahony 2015). Een van de respon- denten gaf blijk van een heroriëntatie door de doel-middelomwisseling, zoals hoe er overdreven veel aandacht is voor het niet genoeg informatiedelen met elkaar: Toezicht wordt door diverse partijen uitgevoerd. In de haven van IJmuiden kunnen wij ambtenaren van Zeehaven IJmuiden NV, de gemeente, provincie, omgevings- dienst, ISZW, NV WA, ILenT, brandweer, politie en douane aantreffen, elk belast met een vorm van toezicht of handhaving, zonder dat zij op de hoogte zijn van elkaars activiteiten. Resultaten van toezicht worden ook (te) weinig gedeeld […] Mijn erva- ring is destijds geweest dat men [samenwerking] best een sympathieke gedachte vindt, maar dat de uitvoering al snel gefrustreerd werd door individuele belangen van de diverse partners. Men wil graag eigen boontjes doppen en zit niet te wachten op be- moeienis of inmenging van, bijvoorbeeld, de politie (R26, Politie Noord-Holland). 74 HET (BEWUST)ZIJN VAN EÉN OVERHEID: SAMENWERKINGSINNOVATIE, FRUSTRATIE EN AMATEURISME 5,3 Enigszins gekscherend gezegd, bestaat er een soort integrale Tear Of Missing Out’ (FOMO) die redelijk argwanend en frustrerend kan werken op de samenwerking. In sommige gevallen kan het leiden tot het weerhouden van samenwerking: Ik merk bij overleggen soms wel terughoudendheid. Wij als politie hebben vaak een andere beleving bij dingen. Bij de gemeente probeer ik ook bewustzijn te creëren dat je niet iedereen overal kunt inschrijven. Gemeente is vooral servicegericht en wij als politie hebben een andere kijk op dingen. Huurders worden niet gecheckt. Gemeenten moeten aan de bel trekken om verdachte huurders te screenen. Zo kun je van tevoren veel meer uitsluiten. [.…] Ik ben destijds bij die [SOO] bijeenkomst geweest maar heb er niks meer van gehoord (R36, Politie Amsterdam). Vanwege de doel-middelomwisseling denken respondenten sneller een terugtrekken- de beweging te zien van andere partijen richting hun eigen organisatie{belangen). Men denkt tegengewerkt te worden. Daardoor zijn zij kritischer over de samenwerkingsbe- reidheid van andere organisaties en veel meer dáár mee bezig dan met het aanpakken van ondermijnende drugscriminaliteit zelf: Samenwerken is ongelooflijk lastig. Iedereen denkt vanuit z'n eigen organisatie. De politie moet vaak direct acteren. De Belastingdienst gaat vaak twee weken rondlopen, nadenken, een plan maken en dan pas wat doen. De politie wil het liefst gisteren al aan de slag zijn. Elkaar vinden is iets waar we tegenaan lopen. |] FIOD was vroeger gesloten, langzamerhand komen we open, maar een deel van de mensen hier zeggen ‘we kunnen het wel zelf”. Sommigen vinden het al lastig om met de eigen collega's sa- men te werken, laat staan met mensen van een andere organisatie (R38, FIOD). Kort samengevat, er is een sterke wil tot samenwerken aanwezig onder de responden- ten. In sommige gevallen lijkt de wil zo groot dat de aanpak van ondermijnende drugs- criminaliteit ondergeschikt is aan de samenwerking. Die wil tot samenwerking leidt dan onbedoeld soms tot (te) hoge verwachtingen van elkaar, fricties en zelfs terughou- dendheid, juist omdat iedereen te veel bezig is met elkaars (on)wil tot samenwerken. 5.3 Het (bewust)zijn van één overheid: samenwerkingsinnovatie, frustratie en amateurisme Wat in de voorgaande paragraaf al naar voren kwam, is dat met betrekking tot de ijze- ren wil tot samenwerken, het een kwestie is van verwezenlijking, daadwerkelijk iets doen: ‘niet lullen, maar poetsen, zoals ze dat in Rotterdam zeggen, en zo ook in het NZKG. Overigens, het is niet zo dat in het (obsessief) willen samenwerken in projecten en initiatieven men zomaar lukraak ergens in duikt. In het zoeken naar gewillige indi- viduen en samenwerkingsdoeleinden wordt geleerd van voorgaande initiatieven: 75 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID We hebben nu die Quadrivium-actie’ in stukken gehakt en die willen we uitrollen. Harlingen is daar heel ver in. Zij pakken een paar keer per jaar die actie op om de zee te verbinden tot aan de haven. Dat willen we in [de havens van] Amsterdam en IJmuiden ook gaan uitrollen. Een tijd terug ben ik daar bij de teamchef geweest en de teamchef had niet echt het idee dat de haven van politie was, in plaats van de water- politie [die niet meer bestaat]. Een paar maanden terug hebben we de eerste bespre- kingen gehad met de wijkagenten van de Marechaussee en politie om verbinding te zoeken met de zee’ (R14, Maritieme Politie). Op basis, en met kennis, van acties, zoals Quadrivium, wordt samen al het een en an- der ondernomen. Verschillende projecten en initiatieven hebben gelopen of lopen nog steeds in het NZKG, namelijk: het project Maritieme Smokkel (Politie Noord-Hol- land); het project Fabricius waaruit het Haventeam IJmuiden (Politie Noord-Holland) is voortgekomen; en het Team Water-Havens (Politie Amsterdam) dat onder andere verantwoordelijk is voor de actiedagen in het Amsterdamse havengebied. Hier volgt een overzicht van de projecten met daarin opgenomen de ervaringen van verscheidene respondenten die betrokken zijn (geweest) in de projecten en/of teams. Project Maritieme Smokkel Het project Maritieme Smokkel richt zich op de aanpak van maritieme smokkel via de binnen- en buitenhavens van Noord-Holland, door van reactief en repressief optreden de slag te maken naar gezamenlijke, proactieve aanpak op fenomeenniveau. Daarbij staan centraal het terugdringen van drugssmokkel, integriteit van de visserijbranche en criminele aankopen van vastgoed in havengebieden. Het project Maritieme Smokkel hecht veel waarde aan het proberen van nieuwe methoden en leren over wat werkt en wat niet. Uitproberen, experimenten, innoveren en mogen falen zijn centrale kenmer- ken van de vernieuwende methode van werken, aldus de projectleiders. Het project zet in op voorlichting, training en netwerkbijeenkomsten, het verstevigt de samenwerking in breder verband dan de RIEC-partners en het vergroot de bestuurlijke weerbaarheid. Ook zijn diverse coaches van het Organized Crime Fieldlab actief die de individuele deelnemers in het traject begeleiden in het samenwerken. De teams werken aan de hand van de strategische driehoek van publieke waarden van Moore (2013) en verder worden behaalde resultaten aan de hand van Rijker Verantwoorden verantwoord. In dit project zijn bijna vijftig professionals betrokken, verdeeld over drie multidiscipli- naire autonoom opererende teams die actief zijn op het gebied van jachthavens, visserij en vastgoed in Noord-Holland. Daaronder vallen het OM, de NVWA, Douane, Kust- wacht, Politie, KMar, FIOD, RIEC, Belastingdienst, diverse gemeenten en de provincie. Betrokkenen in het project Maritieme Smokkel zijn overwegend positief over de ont- wikkeling en voortzetting van het project. De focus ligt duidelijk op drie themas en 5 _“Tal van overtredingen bij bedrijvencomplex Westpoort’ (Het Parool, 2019): https://www.parool.nl/nieuws/ tal-van-overtredingen-bij-bedrijvencomplex-westpoort“b7edded6/. 76 HET (BEWUST)ZIJN VAN EÉN OVERHEID: SAMENWERKINGSINNOVATIE, FRUSTRATIE EN AMATEURISME 5,3 specifieke groepen, zoals de vissersgemeenschap. Daarmee wordt het project in eerste instantie als succesvol beschouwd, omdat het project het begrip ‘ondermijning’ concre- tiseert door afbakening. Er zijn politieonderzoeken bij elkaar gebracht over ‘subjecten’ (lees: individuen), zoals scheepsbemanning. Aan de hand van, wat heet, informatieon- derzoeken (met bijbehorende opsporingsbevoegdheden), is het doel echter niet het aanhouden van deze mensen, maar voornamelijk het in beeld brengen van logistieke maritieme smokkelprocessen en cruciale rollen: ‘die informatie kan wel handig zijn, want nu weten we niet of het een probleem is’ (R10, Politie Noord-Holland). Op basis van die informatie is een beeld gecreëerd van maritieme smokkel in een deel van het NZKG, in het bijzonder IJmuiden en Den Helder. Alle vermoedens rondom maritieme smokkel als ondermijnende drugscriminaliteit werden onderbouwd, werd verklaard. De analyse van de verschillende politieonderzoeken leidde tot een overzicht van rond de vijftig à zestig mensen die aan maritieme smokkel deden in Noord-Holland: Het doel is het crimescript vullen. Want wij willen het proces van ongeregelde vaart in kaart brengen: vanaf de cocaïneplant tot aan de neus. […] Er [zijn] drie integrale [project Maritieme Smokkel] teams opgericht op visserij, op onroerend goed en op jachthavens. Als wij als opsporingsonderzoek iets gaan onderzoeken, moet het wel in verhouding staan tot de andere teams. We hebben dus die vijftig à zestig geselecteerd door te zoeken naar verbanden binnen onze teams (R35, Politie Noord-Holland). Het project Maritieme Smokkel richt zich zodoende vooralsnog met name op samen (in)zicht en greep krijgen. Integrale samenwerking middels integraal optreden is nog niet evident, zoals dat bij het project Fabricius wel is, mede door overgang van het project naar het Haventeam IJmuiden. Fabricius/Haventeam IJmuiden (Politie Noord-Holland) Het project Fabricius had tot doel het havengebied van IJmuiden veilig en schoon te maken. Onderdeel daarvan was het herkennen van ondermijnende drugscriminaliteit en van barrières ervoor. De informatiepositie in IJmond zou niet goed genoeg zijn ge- weest, omdat er geen duidelijk beeld was van wat er speelt aan ondermijnende drugs- criminaliteit in het gebied. In het project stonden drie werkgroepen centraal die aan de hand van informatie, communicatie en in de operatie aan de slag zijn gegaan. De werk- groepen waren multidisciplinair en bestonden uit vertegenwoordigers van onder an- dere OM, politie, gemeente, Belastingdienst, Koninklijke Marechaussee en Douane. Daarboven werd strategisch overleg georganiseerd. Uit het project is het Haventeam IJmuiden voortgekomen dat onder andere zorgt voor integrale controles, en overleg pleegt ter bevordering van zicht op ondermijnende drugscriminaliteit. Betrokken respondenten in project Fabricius en/of het Haventeam IJmuiden waren over het algemeen positief over het initiatief: 77 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID Vanuit mijn rol bij DRIO (Dienst Regionale Informatie Organisatie) zit ik ook bij het havenoverleg IJmuiden. Dat is een voortzetting van project Fabricius. Fabricius had als doel ondermijning te herkennen en barrières te herkennen. We zitten slecht in in- formatiepositie in IJmond en daardoor hebben we niet een goed beeld van wat daar speelt. We proberen dit nieuw leven in te blazen. We zijn in december [2019] […] bij elkaar geweest, daarbij zat in plaats van de douane de gemeente Velsen. We moeten iets anders bedenken om zicht te krijgen (R19, Politie Noord-Holland). In het project is flink wat tijd en geld geïnvesteerd, wat zijn vruchten heeft afgeworpen. Vandaar dat een langdurige voortzetting wenselijk was en het als Haventeam IJmuiden is doorgezet. Dat team kreeg als opdracht om ‘de boel recht te zetten in de haven’ (R23, Gemeente). Het Haventeam heeft rondgekeken of er elders in Nederland voorbeelden waren van dergelijke teams, maar die waren er niet, zo werd verklaard. Het Haventeam IJmuiden handelt proactief: Van tijd tot tijd werden in de IJmuidense haven zgn. ‘witte-vlekkenprojecter’ gehou- den, waarbij telkens weer verrassingen opdoken in de vorm van een xtc-lab, hennep- kwekerijen, illegale bedrijfsvoeringen en huisvestingen (bewoning), niet vergunde bouwactiviteiten en administratieve overtredingen van diverse wetgeving (R26, Poli- tie Noord-Holland). Er ontstond een private samenwerking via BIZ (bedrijven-investeringszone), waarvan IJmuiden als eerste havengebied in Nederland een BIZ kreeg. Er werden zaken over cameratoezicht geregeld en er werden afspraken gemaakt met politie en gemeente voor zogenaamde ‘schoon, heel en veilig’ bedrijven. Dat betekent dat cameratoezicht en be- hulpzaamheid van de BIZ-bedrijven in samenwerking met boa's en collega's werk uit handen hebben genomen van het Haventeam IJmuiden. Daardoor had het ‘minder te doer’ en is ‘dat haventeam de laatste drie à vier jaar […] uit elkaar aan het vallen, ver- klaart R23 (Gemeente). Begin 2019 heeft het Haventeam IJmuiden de focus gelegd op de hoeveelheid garage- bedrijven in het havengebied. Daarbij werden gegevens over geregistreerde auto-gere- lateerde bedrijven (bijv. autospuiterijen, autoverkoop, garagebedrijven, e.d.) aangevuld met gemeentelijke gegevens. Die werden dan weer geanalyseerd om een beeld van risi- cobedrijven te krijgen. Deze waren deels onaangekondigd gecontroleerd maar er wa- ren geen overtredingen met betrekking tot, bijvoorbeeld, milieuwetgeving geconsta- teerd. Daarnaast is in het kader van de aanpak een nieuwe bedrijfslijst opgemaakt op basis van locaties met onbekend gebruik, waar ooit een bedrijf gevestigd is geweest, of dat het bedrijf failliet is gegaan, verhuisd of beëindigd en of er geen nieuw bedrijf is gevestigd. Er zouden nieuwe onaangekondigde, integrale controles uitgevoerd worden (Omgevingsdienst IJmond 2019, p. 127-128), die mogelijkerwijs al plaats hebben ge- vonden. Het Haventeam boekt dus wel successen en dat wil deze respondent van de gemeente verbeteren naar eigen inzicht: 78 HET (BEWUST)ZIJN VAN EÉN OVERHEID: SAMENWERKINGSINNOVATIE, FRUSTRATIE EN AMATEURISME 5,3 We willen werken naar een haventeam 2.0, waarin we SWOT-analyses doen bij be- drijven en kijken hoe we dingen beter kunnen organiseren. Je komt altijd terug op het punt dat we de informatiepositie willen verbeteren. […] We willen in IJmuiden in contact komen met vergelijkbare havens zoals Hoek van Holland, Den Helder. Zo kunnen we met elkaar de boel opknappen. We moeten meer samenwerken (R23, Ge- meente). Het project Fabricius en het daaruit volgende Haventeam IJmuiden kan zodoende ge- classificeerd worden als succesvol, waarbij integrale samenwerking tot stand kan ko- men. Team Water-Havens/ Actiedagen Controle Bedrijfsverzamelgebouwen (Politie Am- sterdam) Team Water-Havens is een specialistisch team van de Politie-eenheid Amsterdam dat samenwerkt met diverse partners. Het werkgebied behelst de Amsterdamse wateren en omstreken, en het havengebied. Het Team werkt met een snelle motorboot, een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat) en een stalen vaartuig, de P55. Tot de taken behoren onder andere het controleren of personen op het water zich aan de regels houden. Ook wordt gezocht naar bijvoorbeeld gestolen boten en buitenboordmotoren. Daarnaast kan het team ingezet worden om te zoeken in het water naar objecten of vermiste personen. Aan wal is het team ook actief, waar surveillance plaatsvindt door politieauto's die de havenfaciliteitenterreinen met veiligheidsrisico's op kunnen rijden. Zij visiteren ook (zee)schepen. Het team werkt nauw samen met andere water- en havenpartners, waar- onder de douane, Waternet en de Havendienst Amsterdam. Zij voeren ook uitgebreide controles uit met partijen, waaronder de dienst Infra Team Water en Havens van Poli- tie-eenheid Amsterdam, dienst Infra Landelijke Eenheid, Belastingdienst Amsterdam en Handhaving gemeente Amsterdam. Vanuit team Water-Havens, in samenwerking met (inmiddels opgeheven) team Be- strijding Ondermijning, beide van de dienst Infrastructuur, en team Externe Dynami- sche Samenwerking (TEDS), Politie Amsterdam, worden actiedagen georganiseerd. Tijdens de actiedagen worden zogenaamde bedrijfsverzamelgebouwen gecontroleerd in het kader van bestrijding van ondermijnende drugscriminaliteit in de Amsterdamse havens. Tijdens twee van deze actiedagen, alsmede de voorbereidings- en debrie- fingsmomenten voor de actiedagen, hebben we geparticipeerd. De bedoeling van de actiedagen is om gezamenlijk op te trekken vanuit de één-overheidsgedachte, op basis van signalen en (sterke) vermoedens rondom ondermijnende drugscriminaliteit, rege- lovertreding en allerlei andere misstanden. Het gaat erom dat de betrokken overheids- instanties een beter beeld krijgen van wat zich afspeelt op de havenfaciliteitenterreinen in het NZKG. De Politie Amsterdam werkt daarbij samen met de Douane, FIOD, Ne- derlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Omgevingsdienst NZK en Inspectie voor Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW). 79 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID In vergelijking met de andere projecten/teams die in het NZKG opereren, is binnen het team Water-Havens de meeste ervaring met samenwerken opgebouwd, zowel qua in- tegraal delen van informatie als met optreden. Zij hebben ervaring ingebracht en ver- der opgedaan in de actiedagen die in de haven van Amsterdam hebben plaatsgevon- den. Maar net zoals in de projecten Fabricius en Maritieme Smokkel, was het team Water-Havens in het begin voornamelijk een kwestie van het vinden van elkaar in ge- deelde problematiek. Er vonden havenoverleggen plaats waarin analisten informatie uitwisselden met elkaar maar zonder focus, zonder concrete doelstellingen en zonder opvolging. Bij de aanvang van het team was er eveneens de nodige frustratie onder de betrokken professionals die aanliepen tegen… versnipperd toezicht, […] er was toen nog niks qua samenwerking. Het was gewoon een beetje informatie uitwisselen. Het mooie van dat clubje was wel: er was onderling vertrouwen. Dat was waardevol want dat was nergens anders zo. Vooral de politie werd niet vertrouwd. […] Ik ben gaan kijken: ‘wat hebben we concreet aan informa- tie. Toen heb ik er een soort ‘havenbak’ van gemaakt, van alle informatie die we in SUMM-IT over de haven hebben. |] Toen ben ik een RIEC-clubje begonnen met FIOD, douane, gemeente, etc. Maar dat ging voor geen meter. Ik heb een jaar lang geprobeerd hieraan te trekken. Op een gegeven moment stond ik tegenover de douane die schreeuwden: “jullie blijven van onze haventerreinen afl’. Douane zagen ons dus echt als indringers. Zij zeiden ook van: “ik wil alleen informatie halen, niet brengen’. Ik heb na een jaar de stekker uit die RIEC-groep getrokken, omdat er geen informatie werd gedeeld en er geen vertrouwen was (RL, Politie Amsterdam). Hoewel R11 negatieve ervaringen heeft met de integrale samenwerking via team Wa- ter-Havens, kan toch gesproken worden van volhardende, ondernemende individuen binnen de verschillende handhavende en inspecterende diensten die samenkomen in de integrale actiedagen waarover het team Water-Havens de regie pakt. Het is een po- ging geweest om ‘ondermijning’ in ieder geval concreter te maken: Ik heb het grijpbaar gernaakt in de presentatie zoals bijvoorbeeld de focus op bedrijfs- verzamelgebouwen. We hebben toen samen besloten waar we concreet focus wilden aanbrengen op gebied en op onderwerp, want je moet ergens beginnen, al is dat één bedrijfsverzamelgebouw. Het is groot denken, maar klein organiseren. Je moet groot denken en dromen, maar je moet met kleine stapjes werken. Kleine successen zijn brandstof (R29, Politie Amsterdam). Sinds enkele jaren organiseert het team Water-Havens actiedagen om die controles uit te voeren op bedrijfsverzamelgebouwen in industriegebieden in het NZKG. Samen met onder andere de douane, KMar, FIOD, Omgevingsdienst en het ISZW maakt de politie voor een actiedag op voorhand een matrix op van wat al de verschillende partij- en weten van de havenfaciliteiten. Enkele respondenten die betrokken waren tijdens de actiedagen, gaven aan dat niet altijd op basis van een dergelijke matrix te werk ging. 80 HET (BEWUST)ZIJN VAN EÉN OVERHEID: SAMENWERKINGSINNOVATIE, FRUSTRATIE EN AMATEURISME 5,3 Sterker nog, verschillende actoren in de verschillende gemeenten hanteerden een eigen manier om een actiedag aan te (willen) pakken. Pas als er niet te veel verschillen zijn, gaan de partners integraal controleren, meestal twee keer per jaar. De organisatie van actiedagen duurt ongeveer twee maanden, gestructureerd aan de hand van een start- bijeenkomst waarin een havengebied ter controle wordt aangewezen. Er komt dan een vervolgoverleg waar informatie naast elkaar gelegd wordt en welke opmerkelijke, op- vallende zaken zich presenteren. Ter afsluiting volgt er een slotbijeenkomst waar alle informatie samenkomt en controlekoppels worden ingepland voor de actiedag. Dan volgt de daadwerkelijke actiedag met achteraf nog een evaluatieoverleg met vertegen- woordigers van alle betrokken partijen die ook aanwezig zijn. Zoals gezegd, we zijn met een tweetal actiedagen meegelopen. De eerste actiedag heeft de media bereikt. Daarvan volgt hier een samenvattend veldwerkvignet: e Tijdens de eerste actiedag tellen we circa vijftig aanwezigen. Vanwege deze aan- tallen verloopt de operatie aan het begin wat stroef. Er wordt veel gewacht en ver- schillende mensen weten in sommige gevallen niet direct wat zijn of haar verant- woordelijkheid is. Een bij vlagen een wat onprofessionele operatie (en -sturing), mede door het ad hoc indelen van verschillende disciplines in meerdere controle- teams, onwetendheden over eigen (disciplinaire) bevoegdheden en die van een an- der. Tijdens de briefing constateren we lichte verwarring over wie er in welke con- trolegroepen zit en wie precies wat doet. Ook lijkt het niet voor iedereen duidelijk te zijn wat er precies moet gebeuren als een controlegroep een bedrijf binnenloopt. Zo kan de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid enkel opereren als ze con- stateren dat mensen arbeids-gerelateerde handelingen verrichten. e Eenmaal draaiende worden er bedrijven binnengelopen en wordt her en der wat opgeraapt. We vergelijken het met een dieselmotor; het komt wat langzaam op gang, maar als die gaat, dan loopt het. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit inspecteert de achterbak van een auto waarin vlees los wordt vervoerd, er wordt iemand opgespoord met een openstaande boete, en er worden diverse achtergron- den nagelopen. Ook worden illegale kledingstukken ontdekt. Daar wordt, mede door samenwerking met de douane, brandweer (die extern is opgeroepen), politie, ISZW en Liander (netbeheerder), een wietplantage opgerold. Daar worden vervol- gens een paar verdachten voor aangehouden. Gedurende de dag wordt onderling al beknopt gereflecteerd op de wijze waarop de operatie plaatsvindt. Bij de actiedag heeft de politie duizenden kilo's bedorven shoarma, dertien kilogram hennep en zwaar illegaal knalvuurwerk aangetroffen. Het vlees is vernietigd, het vuurwerk in beslag genomen. De politie heeft drie verdachten aangehouden voor de hennep- plantage. In het gemengde bedrijfspand was ook een wasserij waar drie mensen zonder arbeidscontract aan het werk waren. Bij een garagebedrijf was sprake van bodem- en watervervuiling. Beide bedrijven hebben boetes gekregen. 6 _ “Tal van overtredingen bij bedrijvencomplex Westpoort’ (Het Parool, 2019): https://www.parool.nl/nieuws/ tal-van-overtredingen-bij-bedrijvencomplex-westpoort-b7edded6/. 81 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID e De partijen vinden het unaniem een wat traag op gang gekomen operatie, maar zien vooral kansen voor de toekomst dat een controle zoals deze met verschillende disciplines zinvol is in de opsporing en aanpak van, in dit geval, ondermijning in verzamelgebouwen. e De tweede actiedag verliep vrijwel identiek aan de eerste die we hebben meegelo- pen. Het aantal deelnemers is echter teruggeschroefd naar circa dertig. We consta- teren ook weer dezelfde problemen. Het komt enerzijds mondjesmaat op gang doordat de verschillende disciplines weinig van elkaar weten (functie, rol, bevoegd- heden en belangen), maar ook de doelstellingen lijken te vaag en te breed zijn. Wat uit het veldwerkvignet duidelijk wordt is het (gevoel van) amateurisme dat in het bijzonder bij de eerste actiedag waarin is geparticipeerd, waarneembaar was. Ook de op dat moment aanwezige frustratie hierover bij de verschillende partijen was sterk aanwezig, zo bleek uit de gesprekken die we tijdens de actiedagen voerden en uit de gesprekken die daaruit volgden: Over de actiedagen die jullie hebben meegemaakt, kan ik me voorstellen dat jullie niet onder de indruk waren over hoe het is opgepakt. Het waren goedwillende amateurs, maar zeker geen hoofdklasse. Je zegt dan vaak: ‘Er is geen capaciteit, maar er is ook heel veel ruimte om te leren. Niet alles gaat over personeel maar ook over doe ik de juiste dingen op de goede manier? (R29, Politie Amsterdam). Tijdens de actiedagen, net voordat controles beginnen, is van tevoren bepaald wie er belang bij heeft om bij een bedrijfsverzamelgebouw naar binnen te gaan. Het doel is afhankelijk van de samenstelling van aanwezige partijen en van het specifieke gebied van de gemeenten, politie, Belastingdienst, NVWA, ISZW, AVIN (vreemdelingen- dienst), LIV (voertuigcriminaliteit) en douane. De aanwezige partijen stelden overlap- pende en uiteenlopende doelen met elkaar af. Dat gold ook voor de verschillende soor- ten bevoegdheden van partijen, waarbij sommige partners meer bestuursrechtelijk kunnen optreden, zoals de Omgevingsdienst en ISZW (die mogen overal binnen), terwijl andere, zoals politie en KMar (die mogen arresteren) met strafrecht en strafvor- dering werken: Douane en de marechaussee hebben andere bevoegdheden dan wij. Maar je kunt ook bijvoorbeeld zeggen dat er een soort algemene bevoegdheid is, als je die mensen met elkaar koppelt. [|] Formeel moet de douane alles aantreffen, wij mogen alleen zoe- ken. Hoe mooi zou het zijn als je beide dezelfde bevoegdheden hebt. Dat is mooi: je kan van beide partijen kennis inzetten en je hebt beide dezelfde bevoegdheden. Maar daarmee moet je ook oppassen dat de politie geen douanewerk gaat verrichten: schoenmaker hou je bij je leest! (R30, Politie Amsterdam). Het afstellen van doelen en bevoegdheden op elkaar betekent echter niet direct een concrete operationele invulling ervan in de praktijk. Tijdens de actiedag bleek het in de 82 HET (BEWUST)ZIJN VAN EÉN OVERHEID: SAMENWERKINGSINNOVATIE, FRUSTRATIE EN AMATEURISME 5,3 praktijk lastig te zijn om de doelen en bevoegdheden in de praktijk ten volle te benut- ten. Zo wisten deelnemers bijvoorbeeld ter plekke niet welke partij en met welke be- voegdheid als eerste een gebouw mocht betreden en onder welke bevoegdheid. Zoals een respondent van de FIOD aangaf: ‘Je moet ook begrip hebben voor elkaars organi- saties en bevoegdheden’ (R38). Bijkomend is het besef dat op de dag zelf er belangrijke partners in de integrale aanpak kunnen ontbreken. Daardoor wordt een actiedag be- leefd als samenwerking die vooralsnog onnodig log functioneert: Vaak zie je dat er verschil is per actiedag: kleine versus grote groep. Zolang het geza- menlijke doel maar bereikt wordt. Ik vind de aanpak van Haarlemmermeer fijn, met kleine groepen. Want dat is overzichtelijker. […] Die twee actiedagen in het havenge- bied, ik ben er zelf bij geweest. Overleggen zijn prima. Maar we hebben een paar keer aangegeven dat de groepen te groot zijn. Als iemand van ISZW aan het werk is, staan de anderen gewoon stil. Sommige partners zijn snel klaar, anderen zijn langer bezig. Dus je moet iets bedenken dat de anderen niet stilstaan (R34, Omgevingsdienst). Naast de omvang van de groep, wordt ook de jaarlijkse frequentie van de actiedagen benoemd als iets wat anders mag: Ik was vorig jaar bij een controle en ik denk dat je het veel effectiever kunt aanpakken. Veel kleinschaliger en vaker panden bezoeken. Dat werkt denk ik beter dan dat je twee per jaar een mega-actie doet. Wat ik zie is dat er heel veel partijen zijn in het hele gebied: omgevingsgebied, Havenbedrijf, politie, KMar, FIOD. Je hebt veel mensen die over van alles gaan, maar ik weet niet wie waarover gaat. Als er zo veel partijen zijn, denk ik dat mensen zich minder snel verantwoordelijk voelen. […] Ik vond de actie- dag nogal rommelig. Als mensen elkaar niet goed kennen en niet goed weten wat ze moeten doen. Ik zie tot op heden die samenwerking niet terug (R36, Politie Amster- dam). Hoewel respondenten graag meer actiedagen willen en dit vanuit de operatie ook wen- selijk is, wordt het nog niet genoeg gedaan. Dat ligt deels aan de prioritering van inte- grale samenwerking die te laag ligt, volgens respondenten: We hebben een probleem en dat pakken we niet structureel aan. We kijken er een paar keer per jaar naar met die actiedagen. […] Als je het samen doet, kun je veel meer. Ga gewoon samen je ding doen. Maar je ziet elke keer dat de eigen organisatie het niet belangrijk genoeg vindt. Een douaneman mag zo in de kofferbak kijken van iemand, een politieman mag dat niet. Dus je moet samen op pad gaan. […] Organisatie van politie en justitie: we denken niet in kansen! Als je de grens nooit opzoekt, ga je nooit leren hoe het beter kan. Wij zijn bij uitstek barrieredenkers (R1O, Politie Noord-Hol- land). 83 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID Daarnaast moeten actiedagen niet het doel vormen, maar een middel voor een betere aanpak. Daarom moet er dus opgevolgd worden, wat niet lijkt te gebeuren: Een ander voorbeeld van onze actiedag. Er waren bedorven vleeswaren aangetroffen. Daar was een man voor aan de kant gezet. Hij had een groot cash geldbedrag bij. Dat is voor ons een signaal, maar wat doen we ermee? Mee naar de Belastingdienst? Uit- eindelijk is er waarschijnlijk niets met die vleeshandelaar gedaan (R20, Politie Am- sterdam). Het niet opvolgen frustreert niet alleen politie, maar ook betrokken partners: Het is een beetjes ‘des overheids’. We hebben de actiedag gedaan, nemen het werk mee naar de eigen organisatie maar dan vergeten we weleens de ander. Ik zou graag willen dat dat toch integraal blijft. Ter voorbereiding op die actiedagen plannen we een over- leg, maar na de actiedag wordt niets meer ingepland. De controle is geen opzichzelf- staand doel (R16, Havenbedrijf). Het niet-structureel inplannen en het niet opvolgen van actiedagen zijn gemiste kan- sen. De actiedagen hebben namelijk wel relevante ‘informatie opgeleverd voor [politie] onderzoeken, maar ook informatie opgeleverd dat er echt niets speelt in een bedrijf, dus dat is ook winst, verklaart R30 (Politie Amsterdam). Ook als er geen ondermijnen- de drugscriminaliteit aangetroffen wordt of dat “uit de resultaten van actiedagen blijkt L……] alsof de bedrijven schoner en veiliger zijn geworden’ (R23, Gemeente), zijn en blijven observaties. Deze actiedagen die zorgen voor zicht en grip zijn hard nodig, moesten we begrijpen van de respondenten. Kortom, voor de handhavende partijen en het (bewust)zijn van één overheid, is duide- lijk dat de politie en partners baat hebben bij het samen aanpakken van ondermijnende drugscriminaliteit. Maar toch ontbreekt het momenteel aan efficiënte slagvaardigheid, omdat de gedeelde belangen van deelnemende partners niet goed, of niet concreet ge- noeg, vertaald worden naar een operationele integrale aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit. Dat de respondenten willen optreden als één overheid blijkt zo- doende uit ons onderzoek, waarbij zij zich bewust zijn van de belangen van de ander. Er wordt veel geïmproviseerd en terecht, goede improvisatie is immers de hoogste vorm van menselijke organisatie. Echter, het optreden als één overheid staat nog in de kinderschoenen, want wat achterblijft is het helder en concreet maken van rollen en bevoegdheden in die operationele integrale aanpak. De concretisering van één over- heid stagneert ook omdat niet gedurfd wordt de eigen agenda écht los te laten en rich- ting een gedeelde, echte integrale agenda te gaan. Hieruit blijkt een groot gemis van, en daardoor sterk verlangen naar, een gecentraliseerde regievoering, waar de volgende paragraaf op ingaat. 84 HET ONTBREKEN VAN GECENTRALISEERDE LEIDING EN ACCOMMODATIE 5.4 5.4 Het ontbreken van gecentraliseerde leiding en accommodatie Samenwerking in RIEC-verband in Amsterdam is ongelukkig geweest de afgelopen tien jaar. Daar is ook een onderzoek naar geweest. Er zijn allerlei factoren aan te wijzen voor haperende samenwerking, zoals bijvoorbeeld: je ziet het te weinig in inno- vatie en te veel institutie. Mensen zitten niet op hun plek. Ingewikkeldheden rondom informatie-uitwisseling. Samenwerking is iets van de vergadertafel. Al dat soort din- gen zijn in een rapport opgestapeld (R37, RIEC Amsterdam-Amstelland). Het bovenstaande citaat toont aan dat betrokken partijen gezien de aanpak van onder- mijnende drugscriminaliteit en de rol van het RIEC daarvan in het NZKG, ten tijde van het onderzoek, bewust is van het ontbreken van functionerende samenwerking. In de strategische, tactische en operationele samenwerking lijkt er vooral een probleem te zijn met de hoeveelheid professionals die aanwezig is in samenwerking. Dit zijnde, terwijl het politieapparaat onder enorme werkdruk en personeelstekort lijdt. De aan- pak van ondermijnende drugscriminaliteit vergt een lange adem en het heeft tijd nodig om alle partijen, in het bijzonder op leidinggevend niveau, zover te krijgen, moesten we begrijpen van diverse respondenten. Ga op directieniveau niet met te veel mensen aan tafel zitten, was de boodschap: ledereen zegt dat samenwerking belangrijk [is], maar dat er echt samen wordt ge- werkt is een tweede. Er zitten ook drie politie-eenheden aan tafel; Landelijke Eenheid, Amsterdam en Noord-Holland. Dat zie ik als een probleem. Het is voor partners ook niet uit te leggen. Douane, FIOD en KMar zijn de belangrijkste partners in de aan- pak. Een [Omgevingsdienst] is een ander soort partner, maar die zijn ook belangrijk. Die kunnen allemaal met één persoon aan tafel zitten, terwijl er altijd drie politie- mensen aan tafel komen zitten. Ze praten wel uit één mond, maar moeten van ver komen. Partners geven ook gewoon aan dat ze het irritant vinden. […] Met hoe meer mensen je aan tafel zit, des te makkelijk het is om weg te kijken. Hopen dat iemand anders een stap zet (R13, Politie Noord-Holland). Onder respondenten leeft het idee dat er een ‘overkill aan actoren is, zowel op manage- mentniveau als op operationeel niveau. Respondenten gaven aan dat er een kleine maar daadkrachtige (publiek-private) samenwerking ontbreekt, omdat er te weinig centralisering is en er een gebrek is aan regievoering: Ga iets doen, samen, en doe dat centraler, want door de inactiviteit en versnippering bevoordeelt men in het NZKG de criminaliteit, werd ons duidelijk gemaakt tijdens een gesprek met het Havenbedrijf (R9, Havenbedrijf). Er wordt aangegeven dat het centraliseren van samenwerking, allereerst, een politiek vraagstuk is. Vanuit ‘boven’ moet gecoördineerde samenwerking steviger geprioriteerd worden: 85 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID We komen van ver, maar er moet meer bewustwording komen bij de politiek dat het belangrijk is dat we meer moeten samenwerken met verschillende partijen om de vinger te krijgen op dit soort criminaliteit (R30, Politie Amsterdam). De moeizame samenwerking en geprioriteerde centralisering ervan, komen gedeelte- lijk voort uit en worden vormgegeven door een politieke context. Daarnaast speelt een competitiedrang tussen samenwerkende partijen (die politiek ingebed is) een rol: Deels heeft dit [falend samenwerken] met politiek te maken en deels met alle eilandjes die langs elkaar heen bewegen en niet in staat zijn verder te kijken dan hun neus lang is. In mijn jonge naïeve jaren was ik daar keihard in maar na tien jaar in deze wereld weet ik dat het allemaal niet zo zwart-wit is. Los van de brede blik en kennis die ont- breken bij veel overheidsinstanties, heb je ook met onderlinge verhoudingen te maken waardoor samenwerking belemmerd wordt (RL, RIEC Amsterdam-Amstelland). Respondenten die verlangen naar centralisering en een behoefte hebben aan leiding, baseren dat op persoonlijke ambities rondom samenwerking en innovatie. Het is ook een uiting aan een wens om verduidelijking en opheldering rondom (de aanpak van) ondermijnende drugscriminaliteit: ledereen heeft een scala aan werkzaamheden, en niemand zit te wachten op een hoofdpijndossier. Dat is mijn persoonlijke ervaring. |] Dat kan veranderd worden door iemand verantwoordelijk te houden; iemand te selecteren op thema (R25, Politie Amsterdam). Leiding en centralisering bevorderen samenwerking, voorziet men, want de goede wil tot samenwerking is er op operationeel uitvoerend niveau al wel (zie paragraaf 6.2): We kunnen heel makkelijk acteren samen. Je moet elkaar weten te vinden, weten wie welke taken heeft. Je moet wel goed kijken: wat houdt die regierol in? Is het de bedoe- ling dat douane politiemensen gaat aansturen? (R30, Politie Amsterdam). Zolang die centralisering er niet komt, de vragen rondom regievoering niet duidelijk beantwoord worden, en de concretisering van gecentraliseerde leiding en samenwer- king uitblijven, voelen respondenten de urgentie om dan maar zelf de regie te pakken: Er wordt best veel gesproken over dingen, maar wij als politie zijn de organisatie die het vaak gewoon gaat doen. We verwachten van de partner ook het een en ander, maar ik vind dat in de praktijk nog wel tegenvallen. Bijvoorbeeld bij de Belasting- dienst (R36, Politie Amsterdam). De centralisering van samenwerking vindt dus in de beleving van respondenten uitslui- tend plaats in de vorm van vergaderingen en overleggen. Het blijkt, echter, dat de douane, 86 HET ONTBREKEN VAN GECENTRALISEERDE LEIDING EN ACCOMMODATIE 5.4 Koninklijke Marechaussee, gemeente Amsterdam en andere partijen zoals Rijkswater- staat of Omgevingsdiensten soms wel en soms niet aan tafel zitten met de politie. Zo zit de Belastingdienst wel in de stuurgroep van het RIEC en die vertegenwoordigt de FIOD en de douane, maar delen zij op zeer geringe wijze (of helemaal niet) informatie met andere partners. Er is ook het Tactisch Overleg Noordzeekanaalgebied Haven Amster- dam waarbij ook veel partijen aan tafel zitten, maar daar ontbreken de Belastingdienst en gemeenten. Er bestaat ook een Directeurenoverleg Veiligheid van het Noordzeekanaal- gebied, namelijk het Havenbedrijf Amsterdam, Omgevingsdienst Noordzeekanaalge- bied, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio Kennemerland, Veiligheidsregio Amsterdam-Am- stelland, Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland, brandweer, politie-eenheid Amsterdam en politie-eenheid Noord-Holland, Openbaar Ministerie, en de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmermeer, Velsen en Zaanstad. Echter, in dat overleg ontbreken de douane en de Marechaussee. Soms weten aanwezige partijen van elkaar niet dat ze bij overleggen aan dezelfde tafel zitten. Zo begrepen we van respondenten dat burgemeesters aangeven niet voldoende aan te sluiten bij overleggen, terwijl ze in feite wel vertegenwoordigd worden in het overleg. De afstand tussen overheidsinstanties wordt zo onbedoeld alsmaar groter. Sa- menwerking lijkt dan vooral gestoeld op de informele relaties en deugden van indivi- duele ambtsdragers om het een en ander voor elkaar te krijgen. Het wordt dan de vraag of dergelijke overleggen op hoog niveau niet slechts uitingen van bureaucratie zijn die, volgens de literatuur, eerder ten goede komen aan controle op de bestuurs- en beleids- samenwerking an sich, in plaats van dat zij verbeterslagen inhouden voor het op te lossen probleem waarover overlegd wordt (Abram 2017, p. 46), in dit geval (de samen- werkingsaanpak tegen) ondermijnende drugscriminaliteit. Ik hoor ook geen terugkoppeling van INKG, ONKG, TNKG. |] Maar ik krijg niet het gevoel dat er veel opbrengsten zijn in die overleggen (R31, Politie Amsterdam). Het idee bestaat onder respondenten in de uitvoering dat op hoger, leidinggevend overlegniveau niet altijd rekening wordt gehouden met de tactische en operationele werkelijkheid van de uitvoering: Een aantal dingen die ik zie bij die overleggen, is dat het logisch lijkt dat mensen de- zelfde belangen hebben. Maar dat is niet zo. Zet je verschillende bloedgroepen, orga- nisaties en processen naast elkaar, dan is de kans op veel praten en weinig uitkomst groot. Toezicht is bijv. anders dan controle, controle is anders dan handhaving, en handhaving is anders dan opsporing (R29, Politie Amsterdam). Wat nu aan centrale overleggen gebeurt, is in de beleving op de werkvloer ineffectief. De overleggen blijven in de beleving vooral ‘boven’ zweven, terwijl men juist terugkop- peling wil, en dan het liefst structureel: 87 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID INKG is een goed initiatief, maar niks is structureel. En alles is ad hoc. Er gebeurt wat en we gaan gewoon improviseren. Als je goed wilt werken, moet je een [Hit and Run Cargo] HARC-team hebben. Als je op aparte locaties zit en elkaar niet regelmatig spreekt, dan wordt samenwerking heel lastig (R36, Politie Amsterdam). Tijdens de overleggen van ‘Structureel Overleg Ondermijning in het Amsterdamse Ha- vengebied’ (SOO), werd georiënteerd op hoe de samenwerking vormgegeven kan wor- den. Echter, na drie van de overleggen viel het ‘structurele’ gedeelte weg en werden alle toekomstig ingeplande overleggen geannuleerd. We moesten begrijpen dat dit mede van doen had met hoe een van de actoren niet genoeg heil in het SOO zag. Dat kwam voornamelijk vanwege het feit dat het onderwerp ‘ondermijning’ via een andere actor en een samenwerkingsverband al op de agenda staat — men lijkt overlegmoe. Het (ge- voelsmatig) uitblijven van gestructureerde operationele invulling en concrete actie- punten wordt ook door havenbedrijven opgemerkt: We moeten meer samen gaan doen. Er zijn wat samenwerkingsplatforms. Bijvoor- beeld, het stedelijk overleg ondermijning, maar wat daar gebeurt, is vooral praten over het onderwerp. Als je een stap verder wilt gaan, dan ga je concreet aan de slag met zijn allen. Maar daar komt het stil te liggen. Vooral lullen, niet poetsen (R16, Havenbe- drijf). Hoewel enkele respondenten kritisch zijn op verschillende overleggen tussen de be- trokken vertegenwoordigers, wijzen respondenten de deelnemende partijen in de overleggen aan als verantwoordelijken voor het centraliseren van de samenwerking. Op strategisch niveau zal leiderschap vertaald moeten worden naar (meer) slagkracht in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit, vinden zij. Concreet gaat het dan om één persoon verantwoordelijk maken voor het hypercomplex gebied van NZKG. Op die manier weten alle partijen, altijd, bij wie zij terechtkunnen. De verwachting is dat op deze wijze eveneens expertise (verder) ontwikkeld wordt en beter tot zijn recht komt, want … …[n]u moet een officier [van Justitie] uitspraken doen over nautische zaken terwijl deze hier weinig verstand van heeft. Hetzelfde geldt voor een burgemeester: maak als gezamenlijke burgemeesters één iemand verantwoordelijk voor het havengebied; mandateer die bevoegdheden. […] Als je een duurzaam probleem hebt, ga er dan als een duurzame overheid achteraan. […] We moeten eigenlijk een NZKG-autoriteit hebben: een samenwerking van gemeenten. Op alle vlakken hebben we samenwerking tussen gemeenten. Veel gemeenten doen aan intergemeentelijke samenwerking. Maar als het over opsporing van boeven gaat, dan doet iedere gemeente alles apart. Dat is van de zotte. Alle verschillende territoriale eenheden hebben verschillend beleid. […] Ik denk verder dat er meer uit het INKG-ONKG-TNKG te halen valt. Qua intelligen- ce zit het goed. Wat zij bestuurlijk bespreken dat zien we terug. Maar dan komt het op tactisch aan, dan zie je geen gezamenlijk onderzoek. […] Verder zijn er drie diensten 88 HET ONTBREKEN VAN GECENTRALISEERDE LEIDING EN ACCOMMODATIE 54 per dag. Laat die drie diensten samen beginnen met alle collega's die in het veld begin- nen, of laat elkaar een keer per week samenkomen. Je moet elkaar fysiek kunnen vinden, anders komen de boeven ermee weg. […] KMar muteert via een systeem dat ik niet kan zien. Dan zou ik dat moeten opvragen. Daar kunnen ook slagen gemaakt worden alles in één systeen, maar vooral alles in één gebouw! Je kunt sneller hande- len, de informatiestromen gaan beter, want je hoeft niet meer te bellen of te appen naar iemand, maar ook je actiebereidheid verhoogt: je weet waar je partner mee bezig is. De kruisbestuiving krijg je als je weet bij wie je moet zijn (R27, Politie Amsterdam). Respondenten zijn redelijk argwanend ten opzichte van landelijke initiatieven rondom grote samenwerkingsverbanden in de aanpak tegen ondermijnende drugscriminaliteit, zoals dat het ‘[Grapperhaus] MIT-initiatief het [ondermijningsprobleem) niet gaat op- lossen, volgens R14 (Maritieme Politie). Respondenten denken echter wel dat op tac- tisch en operationeel niveau, het multidisciplinaire samenwerken wel tot stand kan komen. Daarbij zien respondenten graag één overheid onder één dak samenkomen, want ‘als je samen ondermijning wilt bestrijden, moet je fysiek met de verschillende diensten bij elkaar gaan zitten’ (R32, Politie Amsterdam). Kortom, er mag meer en concreter handen en voeten gegeven worden aan multidisciplinaire, uitvoerende teams onder een en dezelfde gecentraliseerde leiding, het liefst op dezelfde locatie: Ik zou met douane, FIOD, politie, KMar in één gebouw willen zitten; een soort veilig- heidshuis. Dat je gewoon bij elkaar kunt binnenlopen. Je leert elkaar dan kennen, krijgt meer vertrouwen en kunt dan beter samenwerken. Misschien kunnen we dan als koppel over straat: douane kijkt dan door hun douanebril; politie kijkt met de po- ltiebril (R31, Politie Amsterdam). Leiding aan één overheid onder één dak leidt ook tot de benodigde samenwerkingsin- novatie, is de verwachting: Ik ben iemand die zegt: ga bij elkaar zitten. Je moet elkaar leren kennen en elkaar vertrouwen. Je moet een scriptie schrijven samen: wat is de probleemstelling, wat zijn de londermijningslsymptomen, etc. […] Wij trainen teams om ambtelijke taal los te laten. Zij worden heel erg gecoacht om op te schrijven wat er echt aan de hand is en wat ze voelen concreet en desnoods krijg je er pijn van in de buik (R11, Politie Amster- dam). Men leert door samen te zitten, samen te praten met elkaar, en zo dezelfde taal begin- nen te spreken. Je begrijpt elkaar beter. Dit zou makkelijker gaan op eenzelfde locatie en in meer gezamenlijke acties: Op alle fronten [door verschillende partijen zoals douane, politie, KMar, etc.] wordt gezegd: als je iets wilt aanpakken in het havengebied moet je een boot hebben met de combi: Marechaussee, douane en politie. Die moeten allemaal aan boord zijn, elk met 89 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID hun eigen expertise en bevoegdheden. Douane heeft specialiteit m.b.t. papieren, de politie kan hen misschien coachen zodat zij aanvullende vragen stellen (R19, Politie Noord-Holland). Het accommoderen onder één dak en verenigd op pad gaan, zou ook helpen om proac- tiever te worden samen en zo vertrouwensbanden op te bouwen: Mensen die betrokken zijn bij de haven te betrekken. […] Als je een band opbouwt met iemand, kun je goed informatie uitwisselen. Maar als diegene wegvalt, valt ook de synergie in de onderliggende relatie weg. [… ] Mooiste zou zijn om elkaar te voeden met deze info in een goed overleg. Dan kunnen misschien verbindingen worden ge- legd. Nu opereren we nog te los van elkaar. Maar om dat te veranderen moet je men- sen verantwoordelijk maken (R25, Politie Amsterdam). En dergelijk samenbrengen bevordert ook de doorloop bij partner-handhavingsin- stanties, door hen eerder te zien en daarop in te spelen: Ik denk wel dat het goed is om proactiever te zijn. Ik kan ook iemand even bellen uit een andere haven om te horen wat daar gebeurt. Dat is in het verleden gebeurd, maar is niet duurzaam, want dan solliciteert er weer eentje weg (R27, Politie Amsterdam). Samengevat, er is sprake van frustratie over snelle doorstroom van partner-collega’s en leidinggevenden bij overheidsinstanties, waardoor het gevoel heerst dat er continu op- nieuw moet worden begonnen. Betrokkenen blijven niet lang op een en dezelfde afde- ling, organisatie en daarom blijft de problematiek hangen. Gecentraliseerde leiding zou dat kunnen wegnemen, verwacht men. Echter, die centralisering van regievoering en accommoderen van teams onder een dak ontbreken vooralsnog. Het vormt daarmee een dimensie die bovenop duidingskwesties rondom het begrip ondermijning’ en bo- venop moeilijkheden rondom samenwerking, komt, waardoor respondenten nog meer versnippering van toezicht beleven. En dáár bovenop komt nog eens stroeve pu- bliek-private samenwerking. 5.5 Publiek-privaat vertrouwen en wantrouwen Daar waar het (bewust)zijn van één overheid stroef kan verlopen, zoals in de vorige paragraaf is gebleken, geldt dit ook voor de samenwerkende interactie tussen die één overheid en de havenfaciliteiten, vis-à-vis de private actoren die actief zijn in het NZKG. Deze specifieke samenwerking is verre van optimaal. Dit komt door een aantal zaken. Er is geen goed zicht op en inzicht in de bedrijven in het NZKG, waaruit de ambitie voortkomt om al aan ‘de voorkant van het probleem [te] gaan [zitten] voordat iemand zich vestigt: wie is dat dan? Wat wil die doen? Gaat hij toestaan dat hij onder onze voorwaarden daar gaat acteren?” (R30, Politie Amsterdam). Dus, al voordat be- 90 PUBLIEK-PRIVAAT VERTROUWEN EN WANTROUWEN 5.5 drijven zich vestigen in het NZKG, zou er juist preventief zicht op hen gecreëerd moe- ten worden, want dat ontbreekt nog te veel, gaven respondenten van de politie aan: Awareness op nieuwe actoren is er niet. We zijn blij dat het economisch oké gaat in dat gebied. Maar we zijn ons niet bewust van de gevolgen van de economische groei. […] Je moet aan de voorkant al aansluiten: hoe kunnen we dat zo inrichten dat het mak- kelijk voor ons is te controleren. Dan krijg je wel die belangenafweging, maar die economische groei wint het altijd in mijn mening (R10, Politie Noord-Holland). Er moet ook contact gemaakt worden met deze bedrijven om een bewustzijn aan te wakkeren en levend te houden. Dit gebeurt via de controle op de naleving van ISPS Code-regels, zoals het wijzen op de verplichting van het opmaken van een Port Facility Security Plan (PFSP): [Een collega] en ik zijn allebei wijkagenten hier. De collega doet het ‘droog’ gedeelte, ik deed het ‘natte’ gedeelte. Ik ben meteen in ISPS-toetsingsteams gaan zitten. Alle zee- haventerminals in het NZKG moeten n.a.v. 9/11 [ISPS Code] plannen maken tegen terreur. In die plannen moeten ze wat schrijven over hun organisatie, hoe ze de toe- gang en toezicht regelen met terminal, hoe ze omgaan met lading, voorraden en com- municatie. Op een aantal punten moeten ze wel plannen maken (R31, Politie Amster- dam). Deze plannen liggen er ook meestal wel, maar afstemming ervan op een aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit, of wat de havenfaciliteiten precies onder ‘ondermij- ning’ verstaan, is niet aanwezig. Het wordt duidelijk dat, net als de handhavende par- tijen zelf (hoofdstuk 4), de private actoren moeite hebben met het begrip ‘ondermij- ning. Daarvan wordt aangegeven door respondenten bij de autoriteiten dat die onduidelijkheid voortkomt uit het feit dat door de overheid niet altijd wordt gecom- municeerd richting havenfaciliteiten over wat iedereen onder het begrip dient te ver- staan: Ook kun je op voorhand mensen informeren wat ondermijning precies is en wat de signalen zijn van ondermijning, dan kun je het misschien op voorhand tackelen (R34, Omgevingsdienst). Uit de enquête onder havenfaciliteiten blijkt dat bijna de helft denkt dat criminelen invloed hebben in het NZKG (zie afbeelding 3). 91 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID Denkt u dat criminelen invloed hebben in het NZKG? B Nee (9 44% Ja B Weet ik niet 49% Afbeelding 3 Uit andere vragen van de enquête blijkt dat 11% denkt dat hun organisatie weleens met criminele invloeden te maken heeft gehad (wat overeenkomt met hoe bijna 72% van hen denkt dat hun organisatie bestendig is tegen dergelijke invloeden). Zo werd in de openvragensectie van de enquête nog het volgende aangegeven door respondenten: De organisatie zit ver genoeg af van de assets waar criminelen naar op zoek zijn en focust juist op het tegengaan van criminaliteit. Dat neemt niet weg dat ook de binnen de organisatie aanwezige informatie voor criminelen interessant kan zijn. Als Compliance Officer voer ik gesprekken met alle teams over integriteit en inciden- ten. Daarbij komt weleens een verhaal uit de oude doos van ongepaste handelingen, een enkele keer strafbaar. Recente gevallen waarbij collega's door criminelen zijn be- naderd […] zijn mij niet bekend. [Er] werd gemeld door een ladingcontroleur [dat] die benaderd werd buiten de poort door twee standaard type drugsfiguren in een te grote dure auto. Hieruit blijkt dus dat het personeel van havenfaciliteiten beseft dat ook zij benaderd kunnen worden door een criminele organisatie, maar daarbij lijkt geen bewustzijn aan- wezig te zijn over of dat het hen ook direct aantast. Er wordt aangegeven door respon- denten bij de politie dat zij denken dat de bedrijven en medewerkers wél weet hebben van bepaalde ondermijnende drugscriminaliteit, maar dat het hen helemaal niet inte- resseert dat het gebeurt: Het loodswezen, bunkerschepen, onderhoudsbedrijven. Dat kunnen [criminele] faci- litators zijn. XXXX halen en brengen mensen van boord. Het boeit ze niet wie dat zijn. Al komt er iemand van boord met een dichtgesealde koffer. Ze vragen niet: wie 92 PUBLIEK-PRIVAAT VERTROUWEN EN WANTROUWEN 5,5 ben je, wat zit er in die koffer. Dus er kan twintig kilo coke in de koffer zitten. Ze hebben de afgelopen tijd wel een paar keer gebeld dat ze zijn benaderd door criminelen. Maar dat is de eerste keer in negen jaar dat ze bellen. Maar nu zijn de ogen op hen gericht, ze worden vaker gecontroleerd, en dan gaan ze bellen (R31, Politie Amsterdam). Als havenfaciliteiten die signalen niet zien, althans niet beseffen dat ze er zijn, en ver- volgens niet doorgeven, kunnen de autoriteiten niet handelen, geven de politierespon- denten aan. Naast desinteresse, zouden bedrijven niet willen melden omdat men denkt dat havenfaciliteiten en -medewerkers bang zijn: Bereidheid om contact te houden met ondernemers en samenwerking met de onder- nemers is nodig. Ondernemers durven soms niet dingen te delen en dat speelt mee in ondermijning (R32, Politie Amsterdam). Het is voor de respondenten bij de politie belangrijk om signalen van havenpersoneel door te krijgen, bijvoorbeeld, om een crimescript in te vullen en op orde te brengen: Als wij een rol hebben geïdentificeerd van een facilitator, gaan we kijken: wie is dat? En dan kijken: kunnen wij de opvolger pakken, bijv. de kapitein? Dus we kijken niet altijd naar het boefje pakken. […] Het vullen van het crimescript is een probleem ge- bleken: weinig mensen willen aan de politie vertellen hoe het zit (R35, Politie Noord-Holland). Van de respondenten heeft 35% bij de havenfaciliteiten aangegeven weleens iets ver- dachts in het NZKG te hebben gezien, en in de openvragensectie werd onder andere het volgende daarover gemeld: Mijn operators zien weleens busjes op de Mainhavenweg staan als het donker is. Hier wordt mogelijk iets illegaals verhandeld. Hier is weleens melding van gedaan, maar zonder terugkoppeling van politie. Ik was destijds voor het bedrijf waar ik toen werkte contactpersoon met douane en politie en in geval van vreemde zaken nam ik altijd contact op met hen en kwamen ze controle uitvoeren. In dit geval ging het om een trailer vol met splinternieuwe heel dure autos vanuit Zwitserland die verscheept moesten worden naar Afrika. Dat zag er wat verdacht uit, ook daar er op dat moment meerdere van dit soort gevallen waren geweest. Ze bleken in dit geval ook gestolen te zijn dus dat kon zo aangepakt worden. Er is dus enige, zeer voorzichtige meldingsbereidheid waar te nemen, waaraan ook opvolging gegeven wordt, soms zonder terugkoppeling, zoals uit het eerste citaat blijkt. Maar soms met terugkoppeling richting de havenfaciliteiten, zoals uit het tweede citaat blijkt. Hoe dan ook, de meldingsbereidheid blijft te laag, geven de politierespondenten aan. 93 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID In het NZKG bestaat de ambitie onder de politieagenten om de bereidheid voor het melden van signalen van ondermijnende drugscriminaliteit sterker te maken. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld awareness-trainingen te organiseren, voornamelijk door politie, douane en FIOD, waarmee de overheid ‘hoopt […] erin te slagen om medewerkers te waarschuwen en hun ogen te openen’ (R32, Politie Amsterdam). Dat blijft niet alleen bij ambitie en hoop. Door respondenten wórdt ook het een en ander aan initiatieven ondernomen ter bevordering van bewustzijn en meldingsbereidheid van de havenfaciliteiten: Douane, FIOD en Politie Amsterdam geven verder een awareness-training bij XXXX. Deze trainingen zijn zonder meer effectief. Wij zeggen van oudsher onder koffie los je de meeste problemen op’. Dus ik denk dat mensen bij het koffieapparaat wel uitwisse- len met collega's wat ze hebben geleerd bij die awareness-training. […] Dus het opende wel ogen bij mensen. En ik geloof zeker dat het goed is om mensen erop scherp te maken (R19, Politie Noord-Holland). Een reactie vanuit een havenfaciliteit over dergelijke awareness-trainingen ging als volgt: ‘Promoties van Stichting Veilige Haven en we letten goed op. We hebben ook wel politie of douane op bezoek bij een schip. Dus de awareness is er. Door een gezicht te laten zien, mede door awareness-trainingen te geven, heeft de politie tot doel om een vertrouwensband op te bouwen: Vorig jaar werd ik gebeld van de Port Facility Security Officer van een bedrijf in Be- verwijk dat ze daar tachtig kilo cocaïne hadden aangetroffen. Hij belde niet zijn loka- le politie, maar hij belde mij omdat ik een contact van hem ben via ISPS-keuringen. Ik heb vervolgens mijn team daarheen gestuurd. Dat laat zien dat die contacten nuttig zijn. [……] We gaan naar de ondernemers om daar de aangifte af te nemen, dat moet normaal gesproken online. Dus die service bieden we wel. Wij willen wel, maar de ondernemer moet ook willen (R31, Politie Amsterdam). De awareness-trainingen bieden niet alleen het voordeel van het opbouwen van een vertrouwensband en het kunnen laten zien van een gezicht, er wordt ook meer verteld door havenmedewerkers dan dat ze anders zouden melden aan de autoriteiten: Wij moeten vragen aan ondernemers: ‘waar heeft u last van?®. Ook bij controles bij bonafide bedrijven, horen we van: ‘nee je moet niet bij mij zijn maar je moet daar zijn. En dan vragen wij: ‘heb je dat weleens gemeld’, en dan zeggen ze ‘nee nee’. […] We hopen de meldingsbereidheid van mensen te verhogen door die trainingen, want tijdens die trainingen horen we wel geluiden van mensen: “ja ik ben al twee keer be- naderd [door criminelen}, maar dat melden ze dan niet (R30, Politie Amsterdam). Er kan volgens enkele respondenten nog wel veel winst behaald worden uit de organi- satie en professionalisering van awareness-trainingen: 94 PUBLIEK-PRIVAAT VERTROUWEN EN WANTROUWEN 5,5 Er worden awareness-trainingen georganiseerd. Mijn zoon van tien kan beter een powerpointpresentatie maken dan zij. Zo onprofessioneel. Als je dit als overheid ach- terlaat als visitekaartje, dat vind ik echt shocking (R20, Politie Amsterdam). Een respondent in dienst bij een havenfaciliteit meldde dat zij zelf aan bewustwording van criminaliteit in de haven doen: Wij hebben de kans/het risico overwogen van fraude door medewerkers en hebben een compliance-programma om dat te mitigeren. We sluiten ook niet onze ogen voor het risico dat onze publieke toezichthouders op o.a. nautisch verkeer en gevaarlijke stoffen mogelijk soms onderhevig zijn aan ontoelaatbare voorstellen van bijvoorbeeld schippers. Er zijn programma's en projecten waarbij we dit risico bespreekbaar maken en proberen te mitigeren. Cybercriminaliteit heeft ook veel aandacht in ons bedrijf. Drugscriminaliteit niet, behalve dat we als grondeigenaar een zerotolerancebeleid voeren bij de vondst van een hennepkwekerij of andere illegale activiteiten in onze haven. Dat leidt in beginsel tot beëindiging huur of erfpacht. Met name politie en douane zijn afhankelijk van de bewustwording en meldingsbe- reidheid van bedrijven en hun havenmedewerkers. Dat is soms lastig te onderhouden, omdat de haven gebukt gaat onder de snelheid en vluchtigheid, zoals snelle doorloop in het personeel. Zodra er goede contacten zijn bij havenfaciliteiten en personeel daar bereid is als ogen en oren te functioneren voor de politie, is er een grote kans dat dat personeel alweer weg is. Het is een snelheid die handhaving niet altijd goed kan bijhou- den, waardoor de aanpak ook op toevalstreffers blijft berusten: In de haven is alles vluchtig: mensen wisselen, producten wijzigen, bedrijven wijzigen, etc. En juist daarom is onze snelheid belangrijk. […] Als je elkaar kent, de juiste tele- foonnummers hebt, dan boeken we soms successen. Maar we boeken dus eigenlijk succes op basis van toeval. In de haven ontbreekt die toevalsfactor wel vaak (R27, Politie Amsterdam). Naast de snelheid, is goed contact van handhaving met bedrijven lastig, omdat het havengebied simpelweg te groot is om de publiek-private interactie robuust te houden, zeker gezien de te geringe capaciteit ervoor: Je kunt natuurlijk niet met alle ondernemers contacten hebben, we hebben 2200 on- dernemers. […] Eigenlijk moeten we in dit gebied met vier agenten werken. […] Dit gebied is eigenlijk te groot voor ons tweeën: het is een groot gebied met veel bedrijven. L….] Die ondernemers daar willen gewoon geld verdienen en doen geen aangifte voor kleine feitjes. […] Wij zijn het enige team dat aangiftes gaat halen (R31, Politie Am- sterdam). 95 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID Het opmerkelijke aan het investeren in een vertrouwensband vanuit de handhaving, om die meldingsbereidheid omhoog te krijgen (waarvoor gezond wantrouwen vanuit havenpersoneel vereist is), is het simultane wantrouwen dat vanuit de politie uitgaat naar havenfaciliteiten en andere maritieme diensten die actief zijn in het NZKG. Er heerst de overtuiging bij de politie dat ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG niet kan plaatsvinden zonder (groepen) individuen met een bepaalde expertise en/of toegang tot het havengebied: Je hebt dus cruciale middelen [drugs] maar ook cruciale personen. Er is altijd iemand die contact heeft met Colombianen. Er moet in Colombia iemand zijn die de contai- ner zo zet, dat je erbij kunt. Er is dus een cruciaal persoon die de planner is om die containers zo te zetten. |] Je moet een boot hebben. Bij zeilboten moet je een ruimte inbouwen, daar heb je specialisten voor nodig. Botenbouwers en -verbouwers zijn er niet zo veel, dus die kun je al in kaart brengen. Als je een boot hebt, moet je wel kun- nen varen. Je moet contact hebben met degene die op de boot zit. Er is dus één regel- neef die dat contact heeft. Die regelneef moet mensen aan boord hebben die verdoven- de middelen moeten ophalen. Er zijn dus vier à vijf mensen aan boord die dat weten. Door wie worden die dan betaald? Er zijn zo veel financiële geldstromen. Er is in ieder geval één iemand die weet dat er dingen van boord gehaald moeten worden, in welke container het zit, en die heeft ook contact met de ophalers. Als je geen regelneven en kapiteins meer hebt, dan heb je geen maritieme smokkel meer. Er zijn heel veel men- sen om te kopen, als je er niet warmpjes bij zit en je kunt 100.000 per jaar verdienen, dan is dat verleidelijk (R35, Politie Noord-Holland). Dit wantrouwend beeld van de ‘corrupte havenarbeider’ die het grote geld niet kan weerstaan, leeft sterk onder de respondenten. Ze kunnen het zichzelf wel voorstellen dat havenmedewerkers corrupt worden: Als ik op straat zou lopen, of in de haven, en je bent politieman of -vrouw, je verdient niet veel […] Dan is het aanlokkelijk om een keer een graantje mee te pikken. Je gaat mee in het stramien […] Een aantal beroepsgroepen tegelijk aanvallen. Welke partijen zijn groot in de haven? En dat tegelijk aanvallen. Eén aanvalsplan. Want, in hoeverre kennen de partijen elkaar? Als ze elkaar in de bouwwereld kennen (bouwfraude) dan kennen ze elkaar ook in de haven. (R12, Politie Dienst Landelijke Informatie-organi- satie). Dat beeld vanuit de handhaving komt ook in andere havens voor, zoals Rotterdam, en veroorzaakt een stigmatiserende kokervisie waardoor gekeken en gehandhaafd wordt (Eski & Buijt 2016; 2014). Hoe langer iemand ergens werkt, des te makkelijker het lijkt gecorrumpeerd te worden. Meer dan de helft van de respondenten uit de private sector gaf in de enquête aan tien jaar of meer dan tien jaar gewerkt te hebben bij de huidige havenfaciliteit. Dit zou inhouden dat in de ogen van de respondenten bij de politie een 9% PUBLIEK-PRIVAAT VERTROUWEN EN WANTROUWEN 5.5 groot deel van de havenmedewerkers in het NZKG ingezet kan worden voor corrupte zaken. Mensen van douane en politie worden wel gescreend, maar die havenmensen niet. Als je € 10.000 toegeschoven kunt krijgen voor even heen en weer varen, is het aantrekke- lijk (R30, Politie Amsterdam). Maar niet alleen havenfaciliteiten, ook derden, zoals uitzendbureaus worden gewan- trouwd door politie: Ook zijn er uitzendbureaus die havenmensen leveren. Daar zitten mensen tussen die niet altijd goede bedoelingen hebben. […] Je hebt altijd mensen die iets moeten doen of laten. De corruptie binnen havenmedewerkers is een belangrijk issue. Het is de taak van het bedrijf om daar scherper op toe te zien (R32, Politie Amsterdam). In antwoord op een vraag van de enquête of respondenten denken dat iemand binnen hun organisatie weleens benaderd is om ondermijnende, criminele activiteiten te on- dernemen, werd het volgende duidelijk (afbeelding 4): Denkt u dat uw organisatie/mensen binnen uw organisatie weleens benaderd is/zijn door criminelen? B Nee Ja m Weet ik niet 11% Afbeelding 4 En het volgende werd erover gezegd in de open vraag eronder: Gelukkig is screening van onze medewerkers een eis om hun werk te mogen doen. Als wij iets verdachts zien, zoals een medewerker die ineens in een dure auto rijdt, dan melden we dat bij ons contact bij de politie die hier zijn/haar licht over laat schijnen. Ondanks dat screening bij bedrijven plaatsvindt en bedrijven alert zijn op signalen, lijkt handhaving daar niet van overtuigd. Doordat de politie de havenbedrijven stigma- tiseert rondom hun betrokkenheid in corruptie, is het te begrijpen waarom een van de 97 5 SAMENWERKINGSREALITEIT EN -TEGENSTRIJDIGHEID meest geprefereerde aanpakken van politierespondenten is dat de havenfaciliteiten meer doen aan achtergrondonderzoek, zoals meer screening van hun medewerkers. Want als iedereen corrupt kan zijn, ook jijzelf, dan wil je toch iedereen doorgelicht hebben? Het is volgens de respondenten aan havenfaciliteiten zelf om die screening te organiseren, middels een verklaring omtrent het gedrag (vog) te eisen, bijvoorbeeld. Daarop dienen de bedrijven wel gecontroleerd te worden door de autoriteiten, wat niet lijkt te gebeuren: [Het bedrijf wordt niet echt gecontroleerd terwijl ze wel een strategische positie heb- ben in de haven. Echter hoeven medewerkers geen vog te hebben als ze binnenkomen. Dus in die screening valt ook winst te behalen. Die medewerkers kunnen makkelijk een ondermijnende rol hebben (R36, Politie Amsterdam). Gezien de publiek-private samenwerking kan gezegd worden dat er wederzijds ver- trouwen en ook wantrouwen heerst, terwijl iedereen elkaar nodig heeft. Vertrouwen vanuit handhaving is nodig voor havenfaciliteiten, want zij willen zo min mogelijk belemmerd worden door handhaving, en handhaving wil zo veel mogelijk signalering doorkrijgen van die bedrijven om zo min mogelijk belemmerd te worden in hun aan- pak van ondermijnende drugscriminaliteit. Er heerst echter onder havenfaciliteiten wantrouwen richting handhaving vanwege een angst om een slechte naam te krijgen als er gemeld wordt en waaruit stigmatisering volgt. En er heerst wantrouwen vanuit handhaving richting de faciliteiten, omdat volgens hen insider-knowledge van corrupte medewerkers wel nodig is om ondermijnende drugscriminaliteit te ondernemen. Ha- venpersoneel wantrouwt de handhavende autoriteiten, die op hun beurt weer met de vinger wijzen naar het corrupte gedrag van havenpersoneel. Havenpersoneel doet dat, mede doordat in media douaniers en politie ook als corrupt bekendstaan, vertelde R43, die awareness-trainingen geeft aan havenfaciliteiten. Daarmee is de publiek-private samenwerking in het NZKG (en ook daarbuiten) er één die last heeft van onnodig wantrouwen jegens elkaar. De ene partij komt op de andere partij hypocriet over, en vice versa: je wilt wel volledig vertrouwen krijgen, maar niet teruggeven. Een dergelijke onbewuste en ongewilde hypocriete opstelling is niet gebaat bij, en wordt verder gevoed door, mediaberichten over corrupte havenmedewerkers én over douaniers en politieagenten. 5.6 Subconclusie In de samenwerking ontbreekt het aan slagvaardigheid door onder andere integrale onduidelijkheid over (het begrip) ‘ondermijning: Er is een gebrek aan regie in de sa- menwerking en de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit omdat niet duidelijk is welke problemen aangepakt moeten worden en wie daar de leiding in neemt. Maar de wil tot samenwerking is sterk aanwezig, in het bijzonder bij de politie: de organisatie is er en de uitvoering is er. Toch, hoewel gemobiliseerd, door het ontbreken van slag- 98 SUB CONCLUSIE 5.6 vaardigheid is het samenwerkende optreden destabiliserend, frustrerend en uiteinde- lijk demotiverend. In tegenstelling tot wat weleens gedacht wordt, is samenwerking niet de oorzaak van de complexiteit, maar dragen ze bij aan de oplossing daarvan (Ba- rabási 2002) — maar alleen als ze goed functioneren. We constateren dat politie en be- trokken partijen wel willen handelen, misschien wel te graag, maar niet altijd goed weten hoe dat dan zou moeten. Zie alleen al de verscheidenheid aan bevoegdheden, functies, belangen en rollen (wie mag wat, en wanneer?). Respondenten lijken ergens een zeker mandaat te willen ontvangen van hun organisatie teneinde stroperige be- sluitvorming te voorkomen: bijvoorbeeld om de juiste bevoegdheid om daadwerkelijk op te kunnen treden zonder daarbij andere partijen in de weg te zitten, en in het ver- lengde daarvan elkaar te ondersteunen. In samenhang met deze bevoegdheden moe- ten besluiten zowel van hoog naar laag, maar ook andersom kunnen werken. In hoe- verre worden bepaalde inzichten en constateringen van de actiedagen daadwerkelijk opgevolgd, en door wie? En welke afspraken worden daarbij gemaakt? Dit zijn vragen waar respondenten tegenaan lopen, vooral ten aanzien van de informatiedeling die soms eerder lijkt op een verdeeldheid van informatie. 99 6 Informatiedeling en -verdeeldheid mn Als informatiedeling goed is, kun je ondermijning aanpakken (R35, Politie Noord-Hol- land). Naast de verbeelding van ondermijning (zie hoofdstuk 4) en de samenwerkingsrealiteit en -tegenstrijdigheid (zie hoofdstuk 5), speelt zich in de coöperatieve aanpak van on- dermijnende drugscriminaliteit een strijd in informatiedeling af, terwijl informatiede- ling cruciaal is in de aanpak. In dit hoofdstuk gaan we in op de kansen en uitdagingen voor wat betreft het delen van informatie in het kader van de aanpak van ondermijnen- de drugscriminaliteit in het NZKG. Er zal worden ingegaan op hoe de respondenten zich verhouden tot elkaar en elkaars informatie(delings)positie. 6.1 Samen spelen is samen delen? In de praktijk stagneert de informatiedeling tussen politie en andere overheidspartijen, en tussen politie en private partijen. Daar liggen allerlei bekende redenen, zoals (erva- ren) juridische grenzen, aan ten grondslag. Samenwerken en samen delen lijken van- zelfsprekend, en zo denken de respondenten er ook over, in het algemeen, echter, in de uitwerking is het tegenovergestelde eerder het geval. Er leeft namelijk het beeld dat het gras groener is bij de ander en dat de ander wel informatie wil delen maar dat dan toch niet doet. Bijvoorbeeld, de politie denkt dat er bij douane en FIOD gezeten wordt op een schatkist aan informatiegoud die onbereikbaar lijkt: De kennis van douane wordt nauwelijks benut. Zij hebben intelligentie op risicopro- fielen. Douane is goed met indicatoren. Ze zijn wel enthousiast om mee te doen (R37, RIEC Amsterdam-Amstelland). Met name respondenten van de politie zijn van mening dat anderen wel willen delen, maar dat het toch vanwege bepaalde ‘tussenschotten’ niet tot stand komt en dat het wel verbeterd kan worden: Persoonlijk heb ik daar heel positieve ervaringen mee [informatiedelen met de douane en FIOD]. Optimaal is het niet. Je moet wel zoeken naar de middelen waar je elkaar kunt versterken. Er is genoeg info bij FIOD, douane, etc. maar iedereen houdt wel zijn deurtje dicht (R32, Politie Amsterdam). 101 6 INFORMATIEDELING EN -VERDEELDHEID Partners in de strijd tegen ondermijnende drugscriminaliteit denken dat informatie niet gedeeld wordt, omdat de andere partij er simpelweg niet bij zou stilstaan: We krijgen heel weinig tips en de tips die binnenkomen, komen bij de FIOD binnen. L….} We hebben wel goede contacten met de douane, maar niet echt met FIOD. Verder heb ik niet zo veel te maken met samenwerkingspartners. […] Informatie-uitwisseling kan beter. Nu komen sommige dingen toch niet door. Sommige informatie blijft liggen en wordt niet doorgespeeld of te laat. Dat komt denk ik doordat men gewoon vergeet de anderen in te lichten. Ik denk niet dat dat met opzet gebeurt. Ik denk dat men in enthousiasme vergeet om dingen door te geven. […] We hebben een convenant met de douane dus we mogen alles met elkaar uitwisselen. Met de FIOD hebben we geen convenant dus daarmee informatie delen is lastiger (R33, Politie Amsterdam). Er mogen dan wel goede onderlinge relaties zijn, maar door vergeetachtigheid, non- chalance en tijdsgebrek lukt het informatiedelen dan vervolgens toch niet. R10 (Politie Noord-Holland) vertelde: ‘partijen hebben die informatie liggen, maar het komt niet bij elkaar. […] Dat is een punt om aan te werken, maar “is er ook niet veel tijd om dat bij elkaar te brengen, want ‘op een andere manier registreren zodat er meer wordt op- geleverd [……] daar moet je ook tijd voor krijgen als politiemedewerker. Door werk- druk, overuren en andere prioritering lijkt informatiedeling volgens de politie zodoen- de afhankelijk te zijn van de bereidheid om in de eigen tijd door te werken en eigenhandig contact te leggen. Het kan ook zo zijn dat de informatiedeling tussen part- ners goed is en er gedeeld wil en kan worden. Echter, die informatie kan veelal niet omgezet worden naar bruikbaar materiaal voor een proces-verbaal. Uiteindelijk kan het dan niet als bewijsvoering in de rechtszaal ingezet worden: Gegevens uitwisselen met de Belastingdienst blijft moeilijk. Onze financiële gegevens in dit land zijn goed beschermd. Als je een goede relatie met een medewerker hebt van de Belastingdienst, gaat dat wel makkelijk, maar als je informatie via die weg krijgt, kun je het niet formaliseren. Dus je kunt jouw onderbuikgevoel wel bevestigen met die informatie, maar je kunt het niet gebruiken in een proces-verbaal. Dat maakt het wel lastig. Het zwemt als een eend, het kwaakt als een eend, het ziet eruit als een eend, maar je kunt het niet bevestigen. Je kunt dingen vaak formeel opvragen, maar daar heb je een aanleiding voor nodig (R30, Politie Amsterdam). De informele relaties tussen politie en andere handhavingsorganisaties doen er zo- doende toe. Daardoor zou er wel informatie met elkaar gedeeld willen worden. Echter, welwillenden zouden worden tegengehouden door (een angst voor) bureaucratische formalisering van die informele relaties. Dat komt volgens de respondenten doordat het presenteren van gronden en argumenten waarop de informatiedeling gebaseerd zou zijn, te veel tijd zou kosten. Gezien onze ervaring met het moeizaam toegang te krijgen tot SUMM-IT-informatie op basis van art. 9 Wet politiegegevens, is het goed voor te stellen dat in een omgeving waarin snelle, directe informatie van opsporings- 102 SAMEN SPELEN IS SAMEN DELEN? 6.1 belang is, respondenten bij voorbaat al gedemotiveerd zijn om een poging tot een ver- zoek tot informatiedeling te doen. Ofwel, de informele snelheid rondom informatiede- ling wordt geteisterd door een trage formalisering ervan, wat de respondenten afschrikt er moeite voor te doen. Zo werd aan ons uitgelegd door een politieagent: stel, de FIOD heeft een onderzoek gedaan naar een bedrijf in het NZKG waar Politie Noord-Holland huishoudt, en er is tijdens dat onderzoek een illegale sigarettenproductie aangetroffen, dan mag de FIOD niet onder hun wetgeving een rapportage maken; daarvoor dient die FIOD aan een officier van justitie goedkeuring te vragen. Terwijl Politie Noord-Holland zelf wel be- voegd is om een bestuurlijke rapportage te schrijven en om het pand waar illegale siga- rettenproductie is aangetroffen te laten sluiten. De respondent vindt dat de FIOD nog meer dan de politie, gehouden wordt aan hun zwijgplicht, omdat het financiële gege- vens betreft. Door onder andere dit soort kromme effecten, ontstaat het idee onder respondenten dat bepaalde informatie ‘meer’ waard zou zijn dan andere. Daardoor heerst er een zwaardere blokkade op het bewaken van die informatie. Dezelfde respon- dent gaf verder nog aan dat hij begreep dat ook FIOD, douane en in principe alle belas- tingmedewerkers wel onderbuikgevoelens zullen hebben, maar die niet zomaar mogen delen. Ook zouden douane en FIOD minder gewend zijn om wat met signalen te doen, want het merendeel van hun werk is vooral administratief werk, zo werd verklaard. De politie denkt dat douane en FIOD pas actie ondernemen bij iets wat vaker voorkomt, terwijl politiemensen vaak direct actie ondernemen bij een signaal, aldus de respon- dent. Anticipatie van en veronderstellingen ten opzichte van de ander, zorgen er dus voor dat respondenten in de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit gedemotiveerd ra- ken informatie te delen. Daarbovenop speelt nog animositeit, waarbij degene die infor- matie wil, de informatieverlener van onwil verwijt, terwijl dat niet per se het geval hoeft te zijn: Mijn ervaring is dat men niet altijd samenwerken voorop heeft staan. Het is vooral komen halen en niet komen geven. Ik vind dat er veel meer aan elkaar verstrekt moet worden (R25, Politie Amsterdam). Die onwil uit zich, volgens een respondent, onder andere in hoelang een toestem- mingsverzoek duurt eer het gehonoreerd wordt, als het al gehonoreerd wordt: NVWA wil nooit informatie delen met ons. Het heeft een jaar en een maand geduurd voor wij informatie konden delen met hen. Douane doet ook niet mee omdat zij via Europese wetgeving werken en niet de Nederlandse (R35, Politie Noord-Holland). Onder andere hieruit blijkt een informatietegenstrijdigheid. Er bestaan namelijk con- venanten, ook in het NZKG, waardoor er tussen politie en douane, bijvoorbeeld, infor- 103 6 INFORMATIEDELING EN - VERDEELDHEID matie uitgewisseld mag worden. In de beleving is dat kennelijk niet zo. De onwil tot informatiedeling wordt wederzijds, ook omdat de informatie mogelijk buiten een ver- trouwenskring zou gaan naar contacten waarmee geen goede informele banden zijn: In het informatieoverleg geven alleen Toezicht en Handhaving informatie. Opsporing is niet vertegenwoordigd. Ik ben heel erg van delen en samenwerken, maar daar heb ik me regelmatig mee in de voet geschoten: als je het deelt, heb je er geen grip meer op. Als FIOD iets deelt en iets wegzet in een systeem, en je wilt dat in een klein groepje houden, kunnen anderen alsnog tot die informatie komen (R29, Politie Amsterdam). Respondenten raken zodanig beïnvloed door anticiperen op (wederzijdse) onwil, dat verdere demotivatie optreedt. Dat kan leiden tot stilstand en het leidt tot het idee dat één overheid onbewust en onbedoeld tot een zichzelf-ondermijnende overheid ver- wordt: Ondermijning is heel veel oldskool, niet innovatief. Het is het oude klassieke recher- chewerk. Ik zie het gedoe met informatiedeling; niet willen samenwerken van FIOD en douane. Dat is toch ongelooflijk. De overheid ondermijnt zichzelf (R28, Politie Noord-Holland). Kortom, er zijn door goede banden tussen handhavende actoren, goede associaties met informele informatiedeling, maar door formaliteit en (passief-agressieve) vijandig- heid, anticipeert de politie al bij het nadenken over verzoeken tot informatiedeling te doen, erop geen toestemming te krijgen. 6.2 Angstige en onkundige omgang met informatiewetgeving Ten aanzien van informatiedeling en privacy-gerelateerde wetgeving, zoals de Algeme- ne Verordening Gegevensbescherming (AVG) zien we het volgende gebeuren. Respon- denten willen dergelijke (Europese) wetgeving niet overtreden in het delen van infor- matie met elkaar, in die zin, dat bewijs ongeldig wordt verklaard, ontslag volgt, of in het ergste geval, rechtsvervolging van henzelf. De wet en geldende afspraken rondom in- formatiedeling worden dus als complex en zelfs als iets ‘engs’ ervaren: Informatiedeling wordt bemoeilijkt door de AVG. Zo kan worden gezegd: de haven is een handhavingsveld dat onder het RIEC viel, maar de Omgevingsdienst valt niet onder het RIEC-convenant dus we kunnen geen informatie delen met de Omgevings- dienst (R23, Gemeente). Die angst gaat vrij ver, omdat zij leidt tot het bewust achterwege laten van cruciale in- formatie door de ander, denkt men: 104 ANGSTIGE EN ONKUNDIGE OMGANG MET INFORMATIEWETGEVING 6.2 Technisch is witwisseling niet mogelijk, maar ook niet vanuit de Wpg (Wet politiege- gevens) en AVG. Douane durft amper meer tenaamstelling te noteren in hun jour- naal. Zij noteren dan bijvoorbeeld ‘Er rijdt een auto in dat gebied’. Dan vraag ik “Wie zat er dan in®”. Hun reactie daarop is Ja, dat durf ik niet te noteren, want misschien kan dat niet in het kader van de AVG’. We roepen allemaal: we moeten informatie uitwisselen, maar als puntje bij paaltje komt, hebben we veel barrières en last van privacywetgeving (R19, Politie Noord-Holland). Een oplossing volgens respondenten is ‘alle juridische hobbels om informatie te delen weg te nemen’ (R28, Politie Noord-Holland) of, zo werd door een andere respondent geopperd, ‘er moet een informatiedelingsconvenant komen, vind ik’ (R10, Politie Noord-Holland). Daarbij kijkt men graag naar de Rotterdamse haven, in het bijzonder naar het aldaar actieve HARC-team. Zo gaf een respondent aan: ‘als je een HARC-team hebt, mag je gewoon delen. Alleen Amsterdam wilde zich daar niet mee conformeren. Er is hier geen HARC-team waar politie bij zit’ (R31, Politie Amsterdam). Echter, ook in de Rotterdamse haven is informatie, voornamelijk van de douane, niet altijd even makkelijk toegankelijk voor politie. Er wordt echter ‘op dit moment […] gewerkt door het ministerie van Financiën aan een wijziging van de Algemene douanewet om infor- matiedelen gemakkelijker te maken, omdat we dat nodig hebben, aldus directeur-ge- neraal van de douane Nanette van Schelven tijdens een rondetafelgesprek inzake cri- minaliteit en corruptie in de Rotterdamse haven (Tweede Kamer 2021). De ervaren last en ‘hobbels’ lijken niet zozeer inherent aan de wetgeving te liggen, want de wetgeving laat juist veel toe. Er zijn verschillende convenanten die samen veel mo- gelijkheden brengen: Een aantal dingen mag je delen, zonder namen en personen te noemen. Er zijn ook convenanten. In een RIEC-verband mag je veel dingen delen. […] Er zijn verschillen- de manieren om het een en ander te kunnen delen (R34, Omgevingsdienst). De vrees onder respondenten is tot op zekere hoogte dus ongegrond. Dat komt doordat veel mensen niet weten hoe informatiedeling wettelijk in elkaar steekt. Angst en on- kunde zitten informatiedeling dan onnodig in de weg: Men is ook bang: “Wat mag ik wel vertellen en wat mag ik niet vertellen?” Men heeft niet genoeg kennis van de Wpg [ Wet politiegegevens] en de AVG. Dat werkt stagne- rend (R25, Politie Amsterdam). Waar ik last van heb is bijvoorbeeld: hoe krijg ik informatie van Zeeland? Hoe komen we bij onze partners en tot de goede informatie? (R14, Maritieme Politie). Ik denk dat informatie wel is gedeeld, maar dat kennis en kunde nog niet op het ni- veau zit waar het zou moeten zijn (R29, Politie Amsterdam). 105 6 INFORMATIEDELING EN -VERDEELDHEID De onwetendheid (en daaruit ontstane vrees) omvat ontbrekende kennis rondom com- plexe wetgeving en, bijvoorbeeld, bureaucratische processen van het toestemming krij- gen om informatie in te mogen zien: ‘Douane mag niks van ons delen. Ik moet alle informatie bij douane vorderen. Dat zijn van die dingen waar ik helemaal niks van snap’ (R10, Politie Noord-Holland). Die vrees vloeit zodoende eerder voort uit het niet weten hoe iets werkt rondom informatiedeling. Het is een wijdverspreide en gedeelde frustratie onder de respondenten: De mensen van de gemeente reageren hier altijd op: Mag dat wel in het kader van de AVG? Ik word helemaal gek van dat gelul. AVG maakt mensen bang. Er hangen enorme bekeuringen aan. Als de overheid het zo moeilijk maakt, dan hoeven ze de info niet te hebben blijkbaar (R19, Politie Noord-Holland). Het besef van die vrees, die voortkomt uit ontbrekende kennis en kunde, wordt gedeeld met andere handhavende actoren: Informatiedeling blijft een puntje: soms weten we niet wat wel en niet gedeeld mag worden. Vaak wordt wel de veilige weg gekozen om iets niet te delen, zodat ze niet in de problemen komen. Onze vaktechnische coördinator neemt steeds vaker recher- cheurs mee met: dit mag wel en niet gedeeld worden. Maar dat is een lange weg: niet iedereen wil deelnemen aan een samnenwerkingsverband (R38, FIOD). Integraal wordt dus gewezen op het onjuiste idee dat collega's bij de politie en bij part- ners in de handhaving te beperkt al dan niet te angstig denken, want qua informele informatiedeling kan er veel. Dan is het uiteindelijk een kwestie van ‘als je informatie wilt gebruiken voor onderzoek, [dan] moet je het wel formaliseren. [……] AVG en Wpg staan niet per se in de weg’ (R36, Politie Amsterdam). 6.3 Systematisering en integrering van informatie Gezien de vorige paragraaf is het niet vreemd dat respondenten vinden dat er ‘een modus gevonden [moet] worden om informatiedeling makkelijker te maken’ (R31, Politie Amsterdam). Respondenten attendeerden ons op de vrees voor en kennisla- cunes over informatiedeling (bij anderen). Het is een vrees en kennis die diezelfde in- formatiedeling in de weg zouden zitten. Toch heerst er onder de respondenten niet een behoefte aan studieprogrammass ter bevordering van kennis over informatiedeling en vordering. Er is wel een sterke wens aanwezig tot informatiesystematisering, -integre- ring en -centralisering, want vooralsnog beleeft deze respondent, bijvoorbeeld, de sys- tematisering van informatie(deling) als… alles loopt door elkaar heen. [….] Er zijn heel veel regio's bezig om dezelfde projec- ten opnieuw uit te vinden. Overal zijn ondermijningsprojecten aan de gang, maar waar is de samenhang? Het lijkt op los zand dat langs elkaar heen gaat. De informa- 106 SYSTEMATISERING EN INTEGRERING VAN INFORMATIE 6.3 tie-uitwisseling is minimaal. Er moet dus landelijke sturing komen om dat te voorko- men. |] Maar dat is moeilijk omdat er heel veel partijen betrokken zijn, politie, douane, woningcorporatie, etc. (R14, Maritieme Politie). Die systematisering wordt nodig geacht, maar moet met voorzichtigheid ondernomen worden, werd benadrukt: Wat je mist als [één] overheidsgedachte is het gebruiken van één systeem. Daar moet je natuurlijk goed over nadenken. Je moet niet zomaar fiscale gegevens aan kunnen vragen. Maar je moet de art. 8 [Wpg] informatie wel in één systeern wegschrijven. Als je de middelen toegereikt krijgt en als alles landelijk is georganiseerd, heb je overal dezelfde betrokken partijen en middelen in, bijvoorbeeld, het havengebied (R32, Poli- tie Amsterdam). Respondenten zien graag informatiesystemen waar ze zelf al mee werken, samenge- smolten, vis-à-vis geïntegreerd worden met vergelijkbare systemen die worden gehan- teerd door andere handhavende en controlerende actoren: Verder is het goed om één systeern te hebben waar alle partijen in werken. Wij gebrui- ken bijv. SUMM-IT voor rechercheonderzoeken, FIOD doet dat ook. Maar we zijn niet geautoriseerd om elkaars info in te zien. Dat blijkt een lastig dingetje. Technisch kan veel, maar je moet het willen (R19, Politie Noord-Holland). Het integreren van informatiesystemen om een vollediger beeld te krijgen van onder- mijnende drugscriminaliteit zou helpen. Daar is de expertise voor aanwezig, werd dui- delijk tijdens een interview met R2 en R3. Om criminele, ondermijnende structuren in beeld te krijgen, dienen de formele en sociale netwerken in kaart gebracht te worden en welke daarvan een ondermijnend karakter hebben. Daarbij bestaat het gevaar dat het ‘ondermijnende’ bij de eerste scan niet direct duidelijk wordt, maar dat kan wel met een tweesporenbeleid, met een: 1) subjectbenadering met data, een scan draaien zodat indicatoren duidelijk worden, en 2) objectbenadering, waarbij gekeken wordt naar welke objecten interessant zijn voor ondermijnende activiteiten op locaties zoals een kraan, loods, haven, en dergelijke. Dergelijk sporenbeleid, als voorbeeld, vereist een integratie van verschillende soorten informatie, die bij verschillende soorten autoritei- ten liggen die maar moeilijk bij elkaar lijken te komen. Concreet wenselijk voor de politie is dan, bijvoorbeeld, Excelbestanden met elkaar te delen en daar geanonimi- seerd crosstabellen van te draaien. Nu kan die data nog niet worden gecombineerd en dat vormt een belemmering, volgens de respondenten. Denk hierbij aan gegevens van het kadaster, de Kamer van Koophandel, Belastingdienst, douane, FIOD en politie over elkaar heen te leggen. In de wens van integratie van informatiedeling, ligt dus vooral een integratie van ver- schillende informatiesoorten — daarbij is weer van belang vanuit welk handhavings- en 107 6 INFORMATIEDELING EN -VERDEELDHEID controleperspectief op ondermijnende drugscriminaliteit wordt gekeken, en hoe er samen naar gekeken wordt. Volgens R2 en R3 ligt het op ministerieel niveau daar wat aan te doen, maar het lijkt op dat niveau niet door te dringen dat het makkelijk op te lossen is. Het is geen kwestie van een wetswijziging, of van capaciteit, maar een kwestie van een andere manier van organiseren en met elkaar regelen. En vervolgens doorpak- ken. Daarbij verdient het ook de aandacht om te waken voor het fenomeen dat ‘het wiel telkens opnieuw wordt uitgevonden’ (R19, Politie Noord-Holland), want er bestaan al voorbeelden van geïntegreerde informatiesystemen en informatievergaringsbakken. Denk aan het recente digitale Kennisplatform Ondermijning,’ of waar R4 van het Openbaar Ministerie Amsterdam ons op wees, namelijk het Nationaal Inlichtingen Beeld Ondermijning (NIBO). Het NIBO is een databank met zogenaamde ‘dubbel nul informatie’ (geheime informatie), waar die informatie over netwerken en structuren gekoppeld wordt. Die zorgt voor een kwalitatief hoogwaardig inzicht over (de verhou- ding van) criminele netwerken, groepen en individuen. We begrepen van R7 (RIEC Amsterdam-Amstelland) dat de RIEC's en het LIEC (Lan- delijk Informatie- en Expertise Centrum) samenwerkende partijen zijn waarbij nie- mand de regie heeft, maar waar iedereen wordt gestuurd door stuurgroepen die bepa- len wat er gebeurt. De stuurgroep voor RIEC Amsterdam-Amstelland bestaat onder andere uit het OM Amsterdam, Politie Amsterdam, gemeente Amsterdam en Belas- tingdienst Amstelland. Onder een convenant mogen daar de verschillende partijen informatie uitwisselen. Het RIEC programmabureau maakt de informatie integraal door analyses en vervolgens beelden te maken van ondermijnende drugscriminaliteit. Het RIEC is echter niet verantwoordelijk voor de uitvoering. Dus bij het RIEC komt informatie vanuit de verschillende autoriteiten samen, wordt het geanalyseerd en wor- den er interventies op bedacht, maar zonder concretisering in actie. Wat opviel is dat R7 aangaf dat het onwenselijk zou om de mensen die interventies bedenken bij de ac- ties zelf te betrekken. Het werd in het midden gelaten waarom dat onwenselijk zou zijn, terwijl het misschien juist wenselijk zou zijn om dergelijke bedenkers wél bij acties te betrekken. Kortom, er bestáán geïntegreerde informatiesystemen en platforms. Het is daarom eer- der de vraag of politie en overheidspartijen (in de uitvoering) zich wel goed genoeg bewust zijn van dergelijke (online) digitale informatieknooppunten waar ‘kruisbestui- vende’ informatie beschikbaar is en gezet kan worden. En de vervolgvraag is: wie brengt dat bewustzijn van dergelijke informatieknooppunten onder de aandacht, stuurt het, en bewaakt de kwaliteit en veiligheid ervan? 7 _https://www.kennisplatformondermijning.nl/. 108 SUB CONCLUSIE 6.4 6.4 Subconclusie Voor wat betreft informatiedeling tussen en informatieverdeeldheid onder responden- ten, is er een sterk geloof waarneembaar in het idee dat de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit gebaat is bij een goede uitwisseling van informatie. Echter door (on- gegronde) angst voor wetgeving, onwetendheid en onkunde, lijken zij gedemotiveerd en die demotivatie frustreert vervolgens weer de uitvoering van de aanpak. Respon- denten verlangen naar vergemakkelijking van informatiedeling, maar niet doordat zij meer kennis over wetgeving en inzicht krijgen in wat al bestaat aan digitale (eventueel integrale) informatieknooppunten, maar door het sec beschikbaarder maken en inte- greren van informatie in één systeem’ waar één overheid eindverantwoordelijkheid over heeft. 109 7 Conclusie, discussie en aanbevelingen Ondermijning en de aanpak ervan, het is als een konijn die in de koplampen van een SUV kijkt. Ineens presenteert het grotere probleem ‘ondermijning’ zich met zodanig overweldigend veel licht, dat het verblindt en met een ramkoers afstevent op een bijna niet te vermijden botsing. Met betrekking tot deze studie zou dat kunnen inhouden dat de aanpak van specifiek ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG verlamd raakt. Dat dient voorkomen te worden, en dat kan ook. Maar voordat we toekomen aan de aanbevelingen daartoe, geven we hier een samenvattende conclusie waarin we ant- woord geven op de onderzoeksvragen. 7.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen Wat is de aard van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG en wat wordt er onder ‘ondermijning’ verstaan door politie en betrokken partijen die verantwoor- delijk zijn voor de aanpak ervan in het NZKG? Ondanks een problematische definitiebepaling van ‘ondermijning’ en gerelateerde on- zichtbaarheid en ongrijpbaarheid, komen er wél signalen binnen van ondermijnende drugscriminaliteit, met name over cocaïnesmokkel. Deze signalen zijn echter weinig frequent en zwak. Toch kunnen we op basis van berichtgeving en de dossierstudie stellen dat het NZKG op een criminele uitwijkhaven begint te lijken voor met name CSV's die via andere havens, zoals de Rotterdamse haven, hun cocaïne binnenkrijgen. In zekere zin is het NZKG juist als criminele uitwijkhaven belangrijker aan het worden, omdát het NZKG gezien wordt als een minder voor de hand liggende drugshaven. Tot dusverre is het gebied echter relatief anoniem gebleven, wat ondermijnende drugscri- minaliteit aantrekt. Dit is iets wat in soortgelijke havens en andere kleine(re) transport- hubs, zowel in elders Nederland als in Italië en Slovenië, ook gezien is (vgl. Antonelli 2020; Eski & Kankaras 2015; Van Nimwegen et al. 2021). Er kan gesteld worden dat feitelijke drugscriminaliteit dus plaatsvindt, maar dat onder andere door conceptuele onduidelijkheid en definitiekwesties rondom ‘ondermijning’ de politie vrij snel tussen overal en nergens zoekt naar een duidelijk begrip van en grip op ‘ondermijning. Het is daarom niet vreemd dat respondenten nog meer signalen willen, want signalen vor- men die concretisering van ondermijnende drugscriminaliteit. Tegelijkertijd beleven respondenten de aanpak alsof zij achter de (kennis over) feiten aanlopen, omdat er (nog) niet genoeg signalen zouden binnenkomen van ‘ondermijning; terwijl die wel binnenkomen over ondermijnende drugscriminaliteit, specifiek cocaïnesmokkel. 111 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN De mobiliserende impact zoals door ‘ondermijning’ beleidsmatig en politiek geëffectu- eerd wordt (Boutellier et al. 2020), wordt duidelijk niet zo ervaren door de responden- ten in de uitvoering. Zij beseffen dat het begrip (beleidsmatig) kan mobiliseren en potentie heeft, maar het is vervolgens lastig daaraan een concrete vertaalslag te geven naar de praktijk. Dit komt doordat een definitiebepaling ontbreekt, al dan niet uit el- kaar loopt, en daarmee uiteendrijft. Politie en partners gaan zelf definiëren en invullen aan de hand van zowel concrete signalen als door onderbuikgevoelens. Ze proberen concreter te praten over zichtbare maritieme smokkel (bijv. van drugs, wapens en men- sen) door parallelle samenlevingen (bijv. vissersgemeenschappen) en over onzichtbare, anonieme en notoire (haven)industriegebieden. De definitiebepaling is dus gestoeld op aan de ene kant een bewegend en stromend fenomeen — smokkel — en aan de andere een vaststaand, permanent fenomeen — een gebied. Dit is voor de begripsinvulling van het politiewerk onlogisch: stromende ‘subjecten’ (bijv. mensen, netwerken, financiën) en vaste objecten’ (locaties) lopen dan qua focus door elkaar heen. Uit ongrijpbaarheid wordt de roep om duidelijkheid over ‘ondermijning’ en de drang naar (spook)jacht en grip erop, luider en sterker in het NZKG. Kortom, het ondermij- ningsbegrip dat zou moeten leiden tot verduidelijking en mobilisering, leidt tot uiteen- lopende, zelfs problematische definiëring. Het zet om in ondermijningsonbegrip en resulteert in frustratie in de uitvoering. De preoccupatie met vrijwel totale onzicht- baarheid en ongrijpbaarheid van ‘ondermijning, leidt tot een obsessie met de kleine maar belangrijke signalen — bijna als een soort lichtbakens van hoop — van specifieke vormen van ondermijnende drugscriminaliteit. Die signalen verdienen volgens de res- pondenten veel meer tactisch-operationele opvolging en strategisch-beleidsmatige pri- oriteit. Echter, omdat ‘ondermijning’ niet (sterk genoeg) aanwezig lijkt te zijn in het NZKG — terwijl er wel concreet cocaïnesmokkel plaatsvindt — wordt beschikbare capaciteit ge- deprioriteerd. De opheffing van team Bestrijding Ondermijning (Dienst Infrastruc- tuur, Politie Amsterdam) wordt in die context als dieptepunt beschouwd door respondenten. Het werkt allemaal als olie op vuur: er vindt ondermijnende drugscri- minaliteit plaats, maar we zien het niet goed genoeg (mede door het ondermijningscon- cept), en nu mogen we niet meer eens meer proberen om het te gaan vinden. Deprio- ritering vormt daarmee de nekslag voor de uitvoerende aanpak in het NZKG. In dit verband wijzen Struiksma et al. (2020, p. 52) op een vicieuze cirkel: omdat [ondermijning] geen [beleids]prioriteit heeft, worden slechts beperkt contro- les of andere activiteiten ondernomen om zicht te krijgen, waardoor geen zicht is op de criminaliteit, en daardoor krijgt het geen prioriteit. Daar willen wij het volgende op aanvullen en zo de cirkel voor wat betreft ondermij- ningsbeelden en -verbeelding rondmaken: vanwége het ondermijnings(on)begrip en deprioritering jagen frontliniewerkers, in het bijzonder de politie, obsessief en uit be- 112 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN 7.1 wijsdrang naar signalen. Daarin vormt zich het risico dat door frustratie en zelfs ver- blindende woede (denk aan de SUV en het konijn), er vals-positieve signalen van on- dermijnende drugscriminaliteit opgevangen worden. En net zoals Struiksma et al. (ibid.) aangeven, ‘dat wie zoekt ook iets zal vinden), maar dat hoeft niet per se iets waard te zijn. Welke samenwerking is er en hoe wordt daaraan vormgegeven door politie en be- trokken partijen? Binnen de context van onduidelijkheid over en aanpak van ondermijnende drugscri- minaliteit heerst er een sterke ijzeren wil tot samenwerken, want, zo luidt het devies: alleen samen krijgen we ondermijnende drugscriminaliteit onder controle. We bren- gen daarmee het ondermijnings(on)begrip en deprioritering in verband met de sa- menwerking tussen politie en betrokken partijen in het NZKG, want wat blijkt: een integrale samenwerking wordt ook bemoeilijkt door een integrale onduidelijke be- gripsbepaling. Ze zien en snappen van elkaar dat de ander ‘ondermijning’ niet ziet en snapt. Door het besef van dergelijke integrale onduidelijkheid al aan de start van de samenwerking, blijft regievoering uit. Daarmee vervalt de samenwerking(srealiteit) al vanaf het begin in (operationele) vervaging en diffusie van verantwoordelijkheid (dur- ven te) nemen. Contradictoir genoeg, werkt een integrale benadering van ondermij- nende drugscriminaliteit de samenwerking dus tegen, en ook dát leidt tot verdere re- gieloosheid. Dat is niet per se een vreemd verschijnsel in de bestrijding van de ondermijnende, georganiseerde (drugs)criminaliteit in Amsterdam (Tops & Tromp 2019). En dus ook niet in het NZKG, zoals hier duidelijk wordt. Overigens, het integra- le — dus samen — niet kunnen zien en (be)grijpen van ‘ondermijning’ en de daaruit voortvloeiende regieloosheid dragen verder bij aan deprioritering van ondermijnende drugscriminaliteit. Naast deprioritering, sorteert regieloosheid ook een remmend effect, doordat respon- denten zich sneller terugtrekken in de eigen organisatie. Zij blijven bij de eigen visies op ondermijnende drugscriminaliteit en aanpak ervan. Dit wordt ook wel de ‘Achilles- hiel van collaboratieve innovatie’ genoemd, waarbij samenwerking misschien wel het snelst tot stand komt tussen dezelfde actoren met dezelfde visie; echter, innovatie heeft de meeste baat bij een diversiteit aan actoren en verschillende, maar samengebrachte ideeën en kijkwijze (Torfing 2019, p. 5). Die toevlucht in de eigen ideeën heeft als ge- volg een (nog meer) verbrokkelde, ongecoördineerde en allesbehalve innovatieve sa- menwerking. Toch geven de respondenten duidelijk aan dat zij wel heel graag willen samenwerken. Echter schuilt daar omwisselingsgevaar in, waardoor het doel, namelijk de aanpak, het middel kan worden en andersom; samenwerken wordt het doel. Van die omgewisselde context zijn respondenten zich niet goed bewust, maar zijn daardoor wel bezig met foutief verschoven aandacht en doelen. Die verschuiving kan leiden tot frictie tussen die voorheen gedeelde aandacht en doelen van partijen, waaruit (nieuwe) integrale 113 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN competitie en zelfs conflict voortkomt (Grodal & O'Mahony 2015, p. 35). Het gaat dus niet meer primair om de aanpak, maar nog voornamelijk over de ander zijn (on)wil tot samenwerken. Naast het heel graag willen samenwerken met contraproductieve effecten, wordt er wel iéts ondernomen aan projecten en initiatieven rondom (innoverend) samenwerken. Het project Maritieme Smokkel, project Fabricius/Haventeam IJmuiden en team Wa- ter-Havens zijn daar concrete voorbeelden van. Dergelijke projecten zorgen voor een concrete invulling van het ondermijningsbegrip, wat leidt tot concrete handelingen, ervaren de respondenten. Zij treden proactief samen op met verschillende controle- en handhavingsautoriteiten, soms ook in samenwerking met de havenfaciliteiten als part- ners. Het valt op dat de projecten en initiatieven door bijna alleen ondernemende in- dividuen bij de politie en de verschillende handhavende diensten worden bewerkstel- ligd. Door een soort natuurlijke aantrekkingskracht weten zij elkaar te vinden en integrale, proactieve optredens te organiseren, waarbij regie gepakt wordt. Deze indi- viduen durven uit hun institutionele comfortzone te treden door allereerst bewust te zijn van mogelijke uiteenlopende én overlappende doelen. Zij zijn bereid de eigen doe- len los(ser) te laten voor de integrale doelafstelling. Dit gebeurt in wellicht (te) klein samenwerkingsverband, maar is van levensbelang voor een realistische samenwerking. Er zijn dus successen behaald, maar ‘het kan altijd beter’ denkt men. Ofwel, de wil tot samenbrengen en samen iets doen, eenmaal geconcretiseerd, gaat niet per se weg; het wordt zelfs verder gevoed om meer samen te werken. Het bewustzijn van en bereid zijn tot cruciale integrale doelafstelling leidt overigens niet per se tot concrete operationele invulling ervan tijdens een integraal optreden. Ondanks de van de hoofddoelstelling afgeleide operationele doelstellingen blijft het namelijk las- tig integraal optreden ten volste te benutten, omdat die doelafstemming in de uitvoering geteisterd wordt door amateurisme. Daarmee blijven optredens in gebreke. Bijzonder kwalijk is dat op het moment van een optreden zelf soms pas beseft wordt dat partijen (met hun bevoegdheden) ontbreken. Daarnaast, integrale optredens worden te spora- disch ingepland en opvolging op basis van waardevolle informatie die is binnengeko- men gebeurt vrijwel niet (omdat er te weinig capaciteit en prioriteit voor is). Het optreden als één overheid staat dus nog in de kinderschoenen waarvan de veters strakker gestrikt moeten worden door een gecentraliseerde leiding, werd duidelijk ge- maakt door respondenten. De verschillende overleggen die op leidinggevende niveaus plaatsvinden brengen weinig terug naar de tactische en operationele realiteit van de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit. De overleggen blijven maar wat in de lucht zweven, maar het is nu juist op dat niveau waar steviger op geprioriteerd zou moeten worden, geven respondenten aan. Het blijft steken bij gepraat en leidt tot wei- nig nieuws. Nog belangrijker: vanuit leidinggevend niveau zou een gekozen centrale figuur moeten voortkomen en, als het ware, neerdalen op street-level met een verhel- derende boodschap voor beter gecoördineerde samenwerking. Kortom, de responden- 114 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN 7.1 ten willen een sterke discipline-overstijgende, ‘ontkleurde’ regievoerder die alle betrok- ken partijen bij elkaar brengt als één overheid, en het liefst onder één dak ter bevordering van adequatere samenwerking. Ook de samenwerking met private part- ners. De publiek-private samenwerking verloopt namelijk stroef. Politie en betrokken partij- en geven aan dat er weinig tot geen zicht is op havenfaciliteiten in het NZKG, vooral op de nieuwkomers. Terwijl, het liefst, preventief, zicht nodig is: wie vestigt zich waar, waar komt dat bedrijf vandaan en vanuit waar ontvangen zij schepen? Voor antwoor- den maakt de politie contact met bedrijven, onder andere door awareness over onder- mijnende drugscriminaliteit en corruptie te creëren via trainingen. Gedurende die momenten worden soms waardevolle, onverwachte meldingen gedaan over ondermij- nende drugscriminaliteit. Respondenten bij de politie gaven aan naast bewustzijn, ook vertrouwen te willen creëren bij de havenfaciliteiten, waardoor bedrijven sneller mel- dingen doen. Dat vertrouwen lijkt echter eenrichtingsverkeer, want respondenten bij de politie denken dat havenfaciliteiten wel criminelen in dienst móéten hebben, want de georganiseerde criminaliteit is sterk afhankelijk van insider-knowledge van haven- medewerkers (Eski & Buijt 2017). De havenfaciliteiten geven op hun beurt aan dat ondermijnende drugscriminaliteit plaats zal vinden in het NZKG, maar dat zijzelf er vooral van gevrijwaard blijven: het is een probleem van de ander. De politie wantrouwt havenfaciliteiten die het probleem de ander toedichten vervolgens weer, waarop ha- venfaciliteiten weer wantrouwend reageren, enzovoorts. Dat wederzijdse wantrouwen staat dus haaks op de wederzijdse afhankelijkheid die er zou moeten zijn met betrek- king tot publiek-private samenwerking. Havenfaciliteiten zijn namelijk gebaat bij een veilige haven én soepele handhaving, terwijl handhaving gebaat is bij verhoogde mel- dingsbereidheid en soepele informatiedeling door havenfaciliteiten. Hoe beschouwen en concretiseren politie en betrokken partijen, qua samenwer- king, in het bijzonder hun informatiedeling? De informatiedeling en -verdeeldheid spelen in op elkaar. Respondenten geloven in de uitwisseling van informatie met elkaar, want daarmee kom je verder in de samenwer- kende aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit. Zij worden daardoor ook weer met elkaar geconfronteerd. Overheidsdiensten werken nu nog summier samen, onder meer omdat het uitwisselen van informatie vanwege informatie- en privacywetgeving, in de ogen van respondenten althans, vaak onmogelijk is. Zij vinden dat het huidige juridische kader voor te veel onduidelijkheid zorgt over wat wel en niet kan, en dat bemoeilijkt het uitwisselen van informatie. Politie en partners geven aan wel informa- tie te willen delen, maar weten vaak niet hoe en of de motivatie ontbreekt om daadwer- kelijk met andere overheidsinstanties te delen. Er lijkt ook sprake te zijn van professio- nele concurrentie: Waarom zou ik iets delen met jou?’ is dan de gedachte. Met name de Belastingdienst, douane en FIOD lijken de minst gulle te zijn, in de ogen van res- pondenten bij de politie. 115 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN Door het idee dat de ander niet wil delen, of door tijdsdruk niet deelt, maar ook van- wege (ongegronde) angst dat informatiewetgeving overtreden wordt, worden verzoe- ken om informatie in te zien bij de ander, achterwege gelaten. Ondanks bestaande goede banden met elkaar, zoals weerspiegeld in een soepele houding ten opzichte van mogelijke informele informatiedeling, maken die dus geen verschil. Het formele ka- rakter, althans de juridische onwetendheid erover en onkunde erin, schrikt af. Respon- denten frustreert het dat het anderen weerhoudt informatie te delen vanwege deze angst, onwetendheid en onkunde; vervolgens leidt die frustratie daarover weer tot de- motivatie van die mensen die in principe wel durven te delen, die wel weten waar te zoeken en die dit ook kunnen. De angst, onwetendheid en onkunde ten aanzien van informatiedeling brengen een wens voort om het delen makkelijker te maken door informatie beschikbaar(der) te maken, samen te brengen en eventueel te integreren in één systeem. Dat denken in één systeem komt overeen met hun idee over één overheid die hier verantwoordelijk voor is, of zou moeten zijn. Maar dergelijke digitale integrale informatieknooppunten be- staan al. Dus naast (juridische) kennisvergaring over informatiedeling, en hoe te delen, is dus ook bewustwording nodig bij politie en partners in het NZKG over welke soort integrale informatiesystemen er al zijn, en hoe die werken. Daarbinnen zou een bijeen- brengende één overheid wel iets kunnen betekenen. Er is dus beleefde onduidelijkheid en frustratie door onwetendheid en onkunde. Dit blijkt uit de ontbrekende kennis over informatiewetgeving, wat leidt tot verminderde bereidheid tot delen; dat samen zorgt voor blijvende informatie(delings)verdeeldheid in het NZKG. Het risico dat zich daar- bij vormt is dat men uit het oog verliest waartoe informatiedeling ook al weer dient: namelijk als middel voor het doel tot zicht en grip op ondermijnende drugscriminali- teit. 72 Discussie: institutionele logica’s, ondermijnisering en paradoxen Zoals in het hoofdstuk met de context en kadering van ondermijnende drugscrimina- liteit in het NZKG is besproken (zie hoofdstuk 2), en gezien de exploratieve aard van deze studie naar ondermijnende drugscriminaliteit waarbij het niet zozeer draaide om het vinden van een ‘ware’ betekenis maar om de uitwerking van het begrip ‘ondermij- ning’ op en praktische invulling eraan door veiligheidsprofessionals in het NZKG, heb- ben wij een caleidoscopisch begrip gehanteerd. Met die caleidoscoop hebben we geke- ken naar wat de respondenten bij politie en partners (samen) vinden, zeggen en doen in naam van hun strijd tegen specifiek ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG (vel. Browning & McDonald 2011; Cowen & Bunce 2006; Goldstein 2010; Konopinski 2008; Valverde 2011). Zij beelden zichzelf in wat (een aanpak van) die criminaliteit betekent, zij identificeren zich er tot op zekere hoogte mee en zij handelen (met elkaar) erdoor. Aan ‘ondermijning’ wordt dus als speech act en als activiteit betekenis en vorm- gegeven — zij ondermijniseren (vgl. Buzan et al. 1998; Boutellier 2019). Dat hebben wij kunnen achterhalen door ‘ondermijning’ als een conceptuele verkenningstool te han- 116 DISCUSSIE: INSTITUTIONELE LOGICA’S, ONDERMIJNISERING EN PARADOXEN 7.2 teren. Daarmee ontrafelen wij ten aanzien van die ondermijnisering iets over de brede- re sociale, culturele, juridische en politiek-economische contexten van de institutione- le logica’s. Die (botsende) institutionele logica’s spelen een abstracte maar aanwezige rol (Friedland & Alford 1991; Greenwood et al. 2011; Lok 2010; Terpstra & Salet 2019; Thornton et al. 2012) en zijn van invloed op ‘ondermijning’ als te handhaven fenomeen in het NZKG. We zien dat in de algehele ondermijnisering van die aanpak in het NZKG enkele bot- sende institutionele logica's zorgen voor paradoxen die vicieus zijn en hier theoretisch ingebed worden. Soortgelijke vicieuze paradoxen zijn eerder waargenomen, onder an- deren door Janssens et al. (2020) ten aanzien van ‘ondermijning’ als uitdaging voor de informatiegestuurde politie: het raakt uiteindelijk iedereen, maar er zijn geen directe slachtoffers aan te wijzen (ibid., p. 121). Struiksma et al. (2020) en Van Nimwegen et al. (2021) hebben het niet concreet over paradoxen in de aanpak van ondermijning in de Noord-Nederlandse zeehavens c.q. transportknooppunten in Noord-Brabant en Zee- land, maar zij lijken daar wel op te wijzen wanneer zij het hebben over vicieuze cirkels. Het vicieuze van de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit zou ook gezien kunnen worden als een kenmerk van niet alleen het sluipende, structureel giftige ka- rakter van (het begrip) ‘ondermijning’ (vgl. Lam, Van der Wal & Kop 2018), maar ook als het giftige in de aanpak ervan, wat veiligheidsactoren in onmacht kan laten. Zoals elke organisatie, baseren de politie en partners in het NZKG zich op verschillen- de instituties, in dit geval onder andere op nationaal beleid en strafwetgeving ter be- strijding van de ondermijnende drugscriminaliteit. Daarbij legitimeren en concretise- ren individuen zoals de respondenten van deze studie hun visie en acties ten aanzien van die bestrijding, en waar zij ook een identiteit aan ontlenen (vgl. Friedland & Alford 1991; Greenwood 2011; Thornton et al. 2012). In zekere zin opereren zij dus soms met diverse tegenstrijdige normen en waarden. Die tegenstrijdigheid is gebleken uit de ver- schillende opvattingen over ‘ondermijning, het moeizame samenwerken en de stroeve informatiedeling die de gefragmenteerde bestuurlijke context van het NZKG en de hypercomplexiteit van het havengebied alleen maar verder bemoeilijken. Ofwel, on- dermijnisering maakt de fragmentatie en hypercomplexiteit nóg meer gefragmenteerd en complexer, veroorzaakt door botsingen tussen institutionele logica’s, waardoor de respondenten tussen wal en schip blijven, maar waar zij wel uit willen komen. Allereerst bestaat er operationele frustratie rondom de aanpak die een weerspiegeling is van een botsing tussen hiërarchische institutionele logica's, namelijk tussen het top- down besturen en beleid (managerial policing) versus operationele uitvoering (street-level policing), zoals Reiner dat breder ziet gebeuren in het politiedomein (2010, p. 108-109 en p. 122-123). Er is in het NZKG dus sprake van een verticale bot- sing tussen beleidslogica’s en operationele logica’s. Met andere woorden, er heerst een ‘staat’ vs. ‘straat’ invulling van de aanpak van ‘ondermijning: Terwijl concrete vormen van ondermijnende drugscriminaliteit zich aanbieden aan respondenten in de uitvoe- 117 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN ring, in het bijzonder de cocaïnesmokkel, lijkt het top-down ondermijningsconcept de operationele uitvoering juist te verblinden. Het ondermijningsbegrip leidt operatio- neel tot zodanige uiteenlopende definiëring en uiteindelijk tot ondermijningsonbe- grip, waardoor nog meer begrip nodig is, waarop onbegrip volgt, enzovoorts, enzo- voorts. Het ondermijningsbegrip behelst zodoende in zekere zin zelfondermijning en is daarmee potentieel, en paradoxaal genoeg, theoretisch gesproken zelfdestructief. Het is aan te bevelen deze mogelijk zelfdestructieve aard van het wezenlijk betwist be- grip ondermijning’ diepgrondig theoretisch te verkennen. Vooralsnog zijn pogingen ertoe het begrip te vatten namelijk veelal uitgelopen in conceptuele en praktijk-verlam- mende resultaten dóór het begrip (vgl. Boutellier et al. 2020). De roep om het begrip daarom niet meer te hanteren is ergens een aanlokkelijke gedachte (Salet, Terpstra & De Jong 2019). Dat zou echter tegelijkertijd tekortdoen aan het begrijpen van de bre- dere, aanwezige maatschappelijke oorzaken en effecten van ondermijnende drugscri- minaliteit (vgl. Boutellier et al. 2019; Kolthoff & Konraad 2016; Lam et al. 2018; Tops & ‘Tromp 2019; Van der Steen et al. 2016). Door een verdwalen in die vicieuze paradox rondom begrip en grip, blijft ‘ondermij- ning’ ondertussen ongezien. Een concrete aanpak van ondermijnende drugscriminali- teit blijft uit en er worden nauwelijks tot geen successen geboekt. Er wordt meer prio- ritering geëist op operationeel niveau, maar van bovenaf wordt daar haaks op gereageerd: Jullie vinden niks, dus houdt maar op met verder te zoeken), is dan de heersende gedacht (vgl. Struiksma et al. 2020). Terwijl operationele kennis en intelli- gence slechts te verkrijgen zijn door middel van adequate investering in de lange- adem-strijd (Tops & Tromp 2019). Echter, zichtbare, kortetermijnsuccessen lijken er strategisch en beleidsmatig meer toe te doen (Reiner 2010, p. 122), waardoor operati- onele capaciteit in het NZKG ergens anders wordt ingezet, namelijk daar waar andere vormen van ondermijnende drugscriminaliteit zichtbaar(der) zijn: in de stad Amster- dam zelf (Tieleman & Voskuil 2020). Dergelijke prioritering van zichtbare (low-im- pact) criminaliteit en deprioritering van onzichtbare (hidden-impact) criminaliteit heeft in het bijzonder onverwachtse perverse effecten. Daarmee houdt de overheid namelijk ongewild en paradoxaal die ondermijnende drugscriminaliteit zélf in stand. Ergo: een zelfondermijnende overheid. Naast operationele frustraties door het ondermijningsbegrip en deprioritering van bo- venaf, laat deze studie naar de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG ook zien dat er onbedoelde en onnodige frustraties bestaan tussen de samen- werkende politie en partners. Vooral tussen politie enerzijds en douane, FIOD en de Belastingdienst anderzijds. Maar ook tussen politie en private partijen. Het is een inte- grale samenwerking die zichzelf in zekere zin integraal tegenwerkt vanaf het begin. Overheidspartijen zien namelijk dat de ander heel anders tegen ‘ondermijning’ aankij- ken kan en daardoor anders aanpakt. Daarnaast, en ter bevordering van de aanpak, wordt informatiedeling cruciaal geacht. Echter, door onder andere de eigen (onge- gronde!) angst voor en eigen onwetendheid over informatiewetgeving en informatiede- 118 AANBEVELINGEN 7,3 lingsmogelijkheden vindt die informatiedeling niet plaats. Wederom raakt de aanpak in de uitvoering paradoxaal gefrustreerd. Respondenten zoeken het dan niet bij zich- zelf, maar reageren hun frustratie eerder af op de ander die (in de verbeelding) maar niet meewerken en informatiedelen wil. Ze verwijten elkaar van onwil tot samenwer- king. Het kan leiden tot aandacht en doelverschuiving (Grodal & O'Mahony 2015), waarbij samenwerking en informatiedeling de nieuwe doelen worden, en het aanpak- ken van ondermijnende drugscriminaliteit het middel. In die verschuiving doemen oude en nieuwe interorganisatorische vooroordelen en conflicten op. Kortom, integra- le samenwerking en informatiedeling in de strijd tegen ondermijnende drugscrimina- liteit resulteren in een integraal uiteendrijven en polariseren. Dit alles tezamen ver- sterkt al bestaande asymmetrische verhoudingen tussen politie en samenwerkende partijen. Deze voortdurende institutionele botsingen ‘can continue to be problematic, paradoxi- cal, or even dual and contradictory after practice adoption has already taken place’ (Lok 2010, p. 1331). Die problematische paradoxen worden zichtbaar in hoe de res- pondenten de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit verbeelden en vormge- ven op basis van een abstracter ondermijningsbegrip en -beleid. Er loert dan het onge- wenste gevaar dat in de uitvoering de politie denkt zichzelf tegen te werken en er mogelijk zelfs een vorm van zelfverraad kan ontstaan (vgl. Terpstra & Salet 2019, p. 251-252). Kortom, naast de zelfondermijning op beleidsniveau, zoals enkele respon- denten aangaven, kunnen we op basis van de discussie hier stellen dat die zelfonder- mijning ook op operationeel niveau zichzelf ongewild voordoet en onbedoeld leidt tot operationele onmacht. Deze belangrijkste conclusie ten aanzien van die geobserveerde problematiek dwingt tot het doorbreken van dergelijke zelfondermijnende tendensen die voortkomen uit goede intenties van politie en samenwerkende partijen. Wij doen daartoe enkele concrete aanbevelingen. 73 Aanbevelingen Bewustwording en doorbreking van de zelfondermijning Gezien de rol van het NZKG als criminele uitwijkhaven voor CSV's, ligt er een kans voor politie en betrokken partijen in het NZKG om met een verbeterde, geprioriteerde aanpak het dweilen met de kraan open te voorkomen. Een dweilen zoals dat in de nabij liggende grote drugshavens Antwerpen en Rotterdam soms het geval lijkt te zijn (Rijn- mond 2020; Verplancke 2020). Qua handhaving heeft het NZKG zelfs een voorzichtig reële kans om echte controle te kunnen krijgen over ondermijnende drugscriminali- teit, in het bijzonder de cocaïnesmokkel. En gezien deze kans zou het dus ergens zeer te betreuren zijn als nu niet doorgepakt wordt door politie en betrokken partijen in het NZKG. Maar dat moet wel op een an- dere manier gebeuren. Onder andere door bewustwording van de botsende institutio- nele logica's, de (paradoxale) zelfondermijning en de desastreuze effecten ervan. Bij 119 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN deze aanbevelingen gaat het zodoende niet om het nóg meer samenwerken, of om (minder last van privacywetgeving omwille van) meer informatiedeling. Sterker nog, we willen hier benadrukken dat de roep tot meer samenwerken en informatiedelen de zelfondermijnende paradoxen in stand houdt. De aanpak in het NZKG blijkt in de praktijk namelijk eerder een (onbewust) verlangen naar: a) begripsverduidelijking van ‘ondermijning’ als ondermijnende drugscriminaliteit; b) (meer) prioritering van de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit; c) samenwerkingsontwikkeling en structurelere inbedding ervan; d) meer kennis en kunde ten aanzien van informatiedeling; en e) centralisering van regievoering. Deze bevindingen zijn in ongeveer gelijke mate ook gedaan ten aanzien de Taskforce Brabant-Zeeland (Boutellier et al. 2019), die ruim vijf jaar geleden werd ingesteld om de ondermijnende problematiek in Brabant en Zeeland te lijf te gaan. Er werd een even eenvoudige als doeltreffende strategie gehanteerd: zich niet gek laten maken door com- plexe materie en institutionele tegenwerking. Daaruit kwam een nieuw soort vakman- schap voort in de veiligheidswereld die een combinatie inhoudt van handhaving en opsporing, volgen en druk zetten, gezamenlijk optrekken en laten zien wat je waard bent. De inzet is een geloofwaardige overheid in een omgeving waarin het niet naleven van wet- en regelgeving relatief eenvoudig is en moreel gesproken niet zwaar weegt. Wij bevelen daarom aan om bewustwording te krijgen van de beschreven zelfonder- mijning die voortvloeit uit de botsende institutionele logicas, en om die dan te door- breken. Anders blijven politie en partners in het NZKG in onmacht zitten. Allereerst moet er begripsverduidelijking plaatsvinden: wat verstaat iedereen in het NZKG nou allemaal echt onder ondermijning en wat niet? Een begin zou zijn om concreter over ondermijnende drugscriminaliteit te spreken, zoals reeds in deze studie al is gebeurd. Verder dient er een ‘coalition of the willing’ te komen op leidinggevend niveau die ‘willing’ blijft door ondermijnende drugscriminaliteit in het NZKG te blijven priorite- ren: wie van het hoger management van de verschillende autoriteiten durft met elkaar capaciteit vrij te maken? Vervolgens moet dat leiderschap geconcretiseerd worden. Wijs één figuur aan die regievoering krijgt om het ondermijningsbegrip te kaderen voor het NZKG, om de aanpakagenda van het NZKG te voeren en die leiding krijgt over specialistische teams in het NZKG: wie dúrft op tactisch-operationeel niveau? Ga werven bij al bestaande samenwerkingsprojecten en -verbanden, die (al meer) kennis hebben over en inzicht in elkaar(s bevoegdheden), zoals het project Maritieme Smok- kel en het team Water-Havens. Zij hebben misschien ook al wel kennis, of zijn in ieder geval bereid kennis te willen krijgen en delen, over informatiedeling en -wetgeving. De havenmarinier met ontkleurde centrale leiding en specialistische teams Met de proloog aan het begin van deze rapportage in gedachten, waarin Jacques Brel zingt over de haven van Amsterdam, moet nu één overheid in het NZKG de tanden laten zien. Die tanden moeten zich gaan vastbijten in de problematiek rondom onder- 120 AANBEVELINGEN 7.3 mijnende drugscriminaliteit, waarbij duidelijke regievoering en specialistische teams voorop moeten staan in de aanpak. Dit onderzoek liet zien dat de één overheidsge- dachte voor wat betreft de aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit in het Noord- zeekanaalgebied en haven van Amsterdam in de kinderschoenen staat. Het ontbreken van regie en slagvaardigheid in het gebied is synoniem voor de frustratie en het gevoel- de amateurisme onder professionals die er dagelijks mee te maken hebben. We vinden dat dit anders moet, en kan. De integrale aanpak dient gestoeld te zijn op innovatie met een duidelijke regievoering en leiderschap (vgl. Crosby et al. 2017; Torfing et al. 2020), en dus doen we een aanbe- veling voor het aanstellen van een regievoerder. Deze persoon vervult de volgende rollen: als coördinator (bijvoorbeeld via agendering en prioritering), als procesbeheer- der (via legitieme gang van zaken), als mediator (via gedeelde problematiek ophelde- ren, maar ook conflictbeslechting tussen partijen) en als katalysator (via inbreng van nieuwe ideeën en nieuwe partijen). Met deze verschillende maar verbonden rollen in het achterhoofd, gaat het dan bij een integrale aanpak om de kwaliteit van regievoe- ring, coördinatie en de mate van acceptatie daarvan door politie en partners, alsook de mate waarin de regievoerder bereid is zichzelf en een team te verbeteren. Deze regievoerder concretiseert zo het nieuw soort vakmanschap in de aanpak in het NZKG, en mogelijk in andere (lucht)havengebieden. Door verschillende (samenwer- kings)projecten en teams samen te brengen, maar ook door kennis in te brengen over het delen van informatie en de juridische grondslag ervan. Onze aanbeveling komt niet geheel uit de lucht vallen: enkele Nederlandse en Belgische onderzoekers stelden dit al concreet voor, al dan niet impliciet. In verschillende onderzoeken wordt gesproken over een persoon die leidinggeeft aan haventeams, die zorgt voor slagkracht en die door grote middenlagen aan management en bureaucreatie heen steekt (Eski et al. 2020). Inmiddels acht jaar geleden spraken Cools et al. (2013) al over een ‘supercop’ die regie zou moeten krijgen in de Antwerpse haven. Recenter deden Staring et al. (2019) de aanbeveling om de gemeentelijke stadsmarinier een grotere rol te laten spelen in de Rotterdamse haven. Nog recenter spraken Van Wijk et al. (2020) over een Schipholva- riant van de Rotterdamse stadsmarinier. Gerelateerd hieraan, de burgemeester van Borsele en tevens voorzitter van de Havendriehoek, pleitte enkele maanden terug al voor een speciale haveneenheid in strijd tegen drugshandel (Omroep Zeeland 2020). Wij doen een suggestie voor het aanstellen van de havenmarinier: een boven de partij- en staande functionaris.* Ondertussen heeft deze figuur meer en meer draagvlak ge- kregen in de praktijk (vgl. Eski et al. 2020). De havenmarinier is verantwoordelijk, ontkleurd en werkt onafhankelijk met een duidelijke aanjaagfunctie, gesteund en ge- 8 _ De ‘havenmarinier' is in november 2019 voorgesteld in de gemeente Rotterdam, waar nog geen concrete invul- ling aan is gegeven: https://www.rijnmond.nl/nieuws/188828/Nu-al-record-aan-cocaine-onderschept-in-Rot- terdamse-haven. 121 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN wild door relevante partijen in het NZKG die de ondermijnende drugscriminaliteit willen aanpakken. Zij dragen samen de financiële verantwoordelijkheid als één over- heid en daarmee ook de beleidseindverantwoordelijkheid. De functionaris zorgt voor de vereniging van samenwerkende partijen met het oog op een duurzame integrale aanpak in het zeehavengebied. Deze havenmarinier heeft als missie ervoor te zorgen dat oorzaken van ondermijnende drugscriminaliteit worden aangepakt en voorkomt de symptoombestrijding ervan, én grijpt in wanneer de zelfondermijning de kop op- steekt. Met de havenmarinier moet een adequate en langetermijncapaciteitsinzet gega- randeerd worden, met daarbij ook als doel op operationeel niveau te prioriteren en motiveren, in plaats van (verdere) demotiverende frustratie ongewild te bewerkstelli- gen. Op basis van dit rapport en vanuit onze ervaring (vgl. Boutellier, Boelens & Her- mens 2019; Boutellier et al. 2019; Boutellier, Hermans & Van de Plas 2019; Boutellier & Broekhuizen 2016), beschrijven we hieronder enkele randvoorwaarden waar een ha- venmarinier aan dient te voldoen: 1. De havenmarinier dient hoogopgeleid te zijn en heeft operationele ervaring. Hij/zij is bereid om in de genetwerkte aanpak van ondermijnende drugscriminali- teit te werken als een spin in het web. Het is iemand die onafhankelijk en zelfstan- dig functioneert, juist om botsingen van institutionele logica's en zelfondermijning te voorkomen. Daarom moet de havenmarinier ontkleurd een groot middenseg- ment aan besluitvorming kunnen overslaan en heeft hij/zij een belangrijke tegen- sprekerfunctie waarvoor soms de confrontatie opgezocht wordt, want van wrijving komt glans. Een van de hoofdopdrachten is dat hij/zij zorgt voor de organisatie van een interdisciplinaire aanpak in het NZKG die informatiegestuurd is. Dat vereist dat in de aanpak vanuit het probleem naar bevoegde instanties gekeken wordt. Welke instanties zijn er nodig voor welk probleem? Dat vraagt wederkerigheid van partijen om samen interdisciplinair naar specifieke problemen te kijken en die sa- men volledig aan te kunnen pakken, in plaats van los van elkaar alle problemen tegelijkertijd maar half aan te kunnen pakken. 2. De havenmarinier zorgt voor de sturing op het leren en verkennen van zowel het geografisch gebied als de aanwezige problematiek. In het operatiegebied worden acties uitgevoerd door interdisciplinaire, specialistische teams.” De teams bestaan uit ondernemende en leergierige individuen in de eigen organisatie en partnerorga- nisaties die (oorzaaks)kennis over en -aandacht hebben voor ondermijnende drugs- criminaliteit, én de lange-ademcapaciteit (nog) hebben. Daarbij is de optie om een cluster samen te stellen van kleinere, ad hoc specialistische teams, bestaande uit ge- motiveerde individuen (maximaal tien personen uit onder andere de politie, doua- ne, FIOD, ILT, Omgevingsdienst, KMar, ISZW, NVWA, het Havenbedrijf en de ge- 9 _Een specialistisch NZKG-breed team dient te bestaan uit ondernemende individuen. Het is aan te raden al bestaande projecten, zoals Fabricius en Maritieme Smokkel en teams, zoals het Haventeam IJmuiden en Team Water- Havens, samen te smelten. Zij bezitten al nuttige kennis en kennen elkaar. 122 AANBEVELINGEN 7.3 meenten). Teamleden zijn op de hoogte van elkaars expertise, netwerk en bevoegdheden — en weten precies wie wat mag in wat voor situatie dan ook. Het gaat per actie om de juiste combinatie van bevoegdheden die men apart als teamlid heeft. Als een ‘coalition of the willing’ moet men de integrale aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit zo effectief mogelijk houden. Met de acties wordt gebouwd aan voorkennis over onder andere criminele activiteiten en actoren, indicatoren, crimi- nogene factoren, en aandachtspunten en handreikingenaanpak.'® Deze acties mo- gen überhaupt veel frequenter ondernomen worden én moeten opgevolgd blijven worden. 3. De havenmarinier overziet de organisatie van en heeft expertise voor analyses van de acties. Wat hebben we gezien, wat en wie hebben we nodig voor het pro- bleem? Er wordt dan gekeken naar verdachte of criminele activiteiten die tijdens de acties naar voren zijn gekomen waarbij bijvoorbeeld legale structuren (zoals onder- nemingen en woningen) misbruikt worden voor illegale activiteiten die gerelateerd zijn aan georganiseerde criminaliteit (drugscriminaliteit, illegaal gokken, mensen- en wapenhandel, e.d). Bij criminele actoren wordt gekeken naar ondernemers en werknemers, bewoners, bezoekers, pandeigenaren, makelaars, huurders van facili- teiten of specifieke doelgroepen, zoals vissers in de haven. Uit de analyse van de acties komt vervolgens weer naar voren welke ‘schimmige’ locaties interessant zijn om door te lichten (industrie, havengebied). Bij indicatoren zal onder andere geke- ken moeten worden naar ondernemingen, verzamelgebouwen, foute figuren’ en afwijkend gedrag. Niet alleen handhavende professionals (publiek), ook onder- neming (privaat) en burger (civiel) op lokaal niveau kunnen deze indicatoren her- kennen. Criminogene, ondermijnende factoren maken daarnaast dat locaties in het NZKG aantrekkelijk zijn voor de georganiseerde criminaliteit. Denk aan fysieke kenmerken, afwezigheid van toezicht, vestigingsklimaat en demografie en locatie- ontwikkeling. Tot slot wordt duidelijk welke aandachtspunten en handreikingen nodig zijn voor vervolgacties. Circulaire en in elkaars verlengde liggende kennis (zicht) en actie (grip) worden op die manier concreet, waarmee het eerderge- noemde risico van één zelfondermijnende overheid vermeden wordt. 4. De havenmarinier stimuleert bottom-upinnovatie. Circulaire kennisvorming over en acties tegen ondermijnende drugscriminaliteit zijn gebaat bij innovatie die door de havenmarinier gestimuleerd wordt. Hoewel niet structureel geobserveerd in dit onderzoek, is het volgende wel vermeldenswaardig, namelijk dat een respon- dent… zelf een onderzoekje gedaan [had] naar criminaliteit in de haven. [……] Met de goe- de’ info ben ik aan de slag gegaan om te kijken welke mensen er aanwezig zijn in het 10 _Ontleend aan Mehlbaum, Schoenmakers & Van Zanten (2018) over notoire straten, hoe georganiseerde cri- minaliteit ingebed is op lokaal niveau en welke handelingsperspectieven daaraan gekoppeld kunnen worden. 123 7 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN havengebied. |] Daar heb ik de meest simpele analyse op gemaakt. Ik heb er zelfs voor overgewerkt, wat ook niet goedgekeurd wordt. Ik moest me verantwoorden. Bi- zar. Het is iets wat goed is voor de hele organisatie (R21, Politie Amsterdam). Bottom-upinnovatie moet juist gemotiveerd worden en gaan lonen, in plaats van dat het onbedoeld wordt gedempt. De havenmarinier draagt zodoende zorg voor het prikkelen van innovatie in de uitvoering; hij/zij staat daarvoor in direct contact met de werkvloer waar juist veel knowhow ligt over de oorzaken van ondermijnen- de drugscriminaliteit. Daaruit kan creatieve innovatie gehaald worden voor, onder andere, leidinggevenden en strategie. Daarmee zorgt de havenmarinier binnen de organisatie voor die circulaire innovatie in de aanpak van ondermijnende drugscri- minaliteit. 5. De havenmarinier heeft een belangrijke liaison-functie. Naast de bovenstaande regievoering over teams, kennisvorming en innovatie, heeft de havenmarinier be- langrijke liaison-verantwoordelijkheid door interregionaal (i.h.b. Rotterdam-Rijn- mond, Zeeland en Noord-Nederland), Europees (i.h.b. Antwerpen, Hamburg en Le Havre) en overzees (i.h.b. Noord-Afrika, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten) te kunnen en willen verbinden. De havenmarinier ziet er ook op toe dat de verta- ling van beleid en wetenschap naar concrete werkopdrachten bevorderd wordt en dat vervolgens relevant toekomstig wetenschappelijk onderzoek en beleidsimpul- sen gestimuleerd worden. Ook daarvoor is het belangrijk dat de havenmarinier bureaucratische besluitvorming kan overslaan. 124 Nawoord door Yarin Eski mn Deze Politie & Wetenschap-onderzoeksrapportage had niet tot stand kunnen komen zonder de zeer gewaardeerde inzet van verschillende partijen. Mede namens de rest van het onderzoeksteam, namelijk Mauro Boelens, Amella Mesic en Hans Boutellier, wil ik allereerst Politie & Wetenschap zelf bedanken voor de mogelijkheid en onder- steuning om dit onderzoek te realiseren. Daarbij een aparte dank aan Kees Loef en vooral aan Adriaan Rottenberg voor de fijne samenwerking. Ook gaat er grote dank uit naar de respondenten van dit onderzoek, voor jullie tijd, voor jullie verhalen, en voor de lessen die wij als onderzoekers hebben meegekregen. Jullie zijn van onmisbare waarde. De nodige verscherping van deze onderzoeksrapportage is door een leescom- missie vanjewelste tot stand gekomen. Hier wil ik daarom Marleen Easton, Bob Hoogenboom, Edward Kleemans, Toine Spapens, Richard Staring en Niko Struiksma hartelijk danken voor hun inzichtelijke tegenlezing van het rapport. In het bijzonder bedank ik de twee adoptanten Pierre van Steen van de Eenheid Politie Amsterdam en Theo Muskee van de Eenheid Politie Noord-Holland, ook onderdeel van de leescom- missie. Zonder jullie onvermoeibare inzet had dit onderzoek niet een dergelijk succes- vol verloop gehad en nooit tot zo'n mooie afronding kunnen komen. Nog een speciale dank aan Han Dissel voor het wegwijzen in de politiedossiers en heldere uitleg. And last but not least, willen wij ook Menno Ezinga nog bedanken voor zijn bijdrage aan en lezing van deze rapportage. Dr. Yarin Eski Vrije Universiteit Amsterdam 125 En mn S. Abram, ‘Learning to Meet (or How to Talk to Chairs), in: J. Sandler & R. Thedvall (ed.) Meeting ethnography: Meetings as key technologies of contemporary governance, development, and resistance, New York: Routledge 2017, p. 46-68. H. Aldrich & C. Zimmer, Entrepreneurship through Social Networks: The Art and Scien- ce of Entrepreneurship, Cambridge (Mass.): Ballinger 1986. Algemene Rekenkamer, Handhaving Europese regels voor afvaltransport, Den Haag: 2012. A. Amicelle et al, ‘Criminology in the face of flows: reflections on contemporary poli- cing and security’ Global Crime 2017/3, p. 165-175. Analistennetwerk Nationale Veiligheid, Nationaal veiligheidsprofiel 2016: een All-Ha- zard overzicht van potentiële rampen en dreigingen die onze samenleving kunnen ont- wrichten, Den Haag: RIVM 2016. M. Antonelli, An exploration of organized crime in Italian ports from an institutional perspective. Presence and activities, Trends in Organized Crime Online-First 2020, p. 1-19. B. Ardley, ‘Telling stories about strategies: a narratological approach to marketing planning, The Marketing Review 2006/3, p. 197-210. N.J. Baas, Subjectieve pakkans bij snelheidsovertredingen, Den Haag: WODC 1995, P. Banerjee, ‘Ports and Crime), in: B. Neilson, N. Rossiter & R. Samaddar (red), Logis- tical Asía. The Labour of Making a World Region, Singapore: Palgrave Macmillan 2018, p. 69-90. H. Bartelings & Z. Smeets Kristkova, hnmpact of hard Brexit on European fisheries. Scena- rio analysis using the MAGNET model, Wageningen: Wageningen University and Re- search 2018. Z. Bauman, Liquid fear. Cambridge: Polity 2006. 127 LITERATUUR C. Bellamy, “What are maritime crime and maritime security? International Journal of Maritime Crime & Security 2020/1, p. 13-25. J. Bentham, Panopticon or the Inspection House. Whitefish, MT: Kessinger 1791. S. van Berkum et al, Exploring the impacts of two Brexit scenarios on Dutch agricultural trade flows, Wageningen: Wageningen Economic Research 2018. L. Bisschop & W. Huisman, ‘Afvalcriminaliteit vanuit drie criminologische perspectie- ven. Implicaties voor preventie en controle) Cahiers Politiestudies 2016/1, p. 111-138. L. Bisschop, Uitdagingen voor de toekomst van de (groene) criminologie, Tijdschrift voor Criminologie 2016/3, p. 87-98. S. Björninen, M. Hatavara & M. Mäkelä, “Narrative as social action: a narratological approach to story, discourse and positioning in political storytelling, International Journal of Social Research Methodology 2020/4, p. 437-449. H. Blumer, “What is wrong with social theory? American sociological review 1954/1, p. 3-10. M. Boelens & R. van Steden, Criminele ondermijning. Een verkenning, Den Haag: Stich- ting Maatschappij en Veiligheid 2018. M. Boelens & Y. Eski, Ondermijning in Zeehavens. Evaluatieonderzoek van ondermij- ningsaanpak in jachthavens, visserij en vastgoed in Noord-Holland, 2020 (ongepubli- ceerd). E Boerman et al, Nationaal dreigingsbeeld 2017. Georganiseerde criminaliteit, Zoeter- meer: Politie 2018. S.E Borins, Making narrative count: a narratological approach to public management innovation, Journal of Public Administration Research and Theory 2012/1, p. 165-189. E van den Bosch et al., Strategische waarde haven van Amsterdam - Strategische connec- tiviteit: Een nieuw perspectief voor de waardering van de Amsterdamse haven, Rotter- dam: Erasmus Universiteit Rotterdam 2011. T. Bottoms, “The Relationship between Theory and Research in Criminology, in: R. King & E‚. Wincup (red.) Doing Research on Crime and Justice, New York: Oxford University Press 2007, p. 75-116. 128 H. Boutellier et al, ‘Een einde aan ondermijning. Over de opkomst en ondergang van een beleidsconcept, Tijdschrift voor Veiligheid 2020/1, p. 3-16. H. Boutellier, C. Hermans & FE van de Plas, Ontsporende vrijheid. Over de maatschap- pelijke betekenis van ondermijning en het belang van een onorthodoxe aanpak daarvan. Den Haag: Boom bestuurskunde. H. Boutellier, ‘Geen nieuwe drugseenheid, minister, NRC Opinie 2019a. H. Boutellier (2019b). ‘Hoe veilig verder? Over wat niet deugt, wat je eraan kunt doen en wat je daar dan weer van moet denken, in: R. van Steden & R. van Putten (red.), Pragmatisch verzet tegen cultuurpessimisme: In gesprek met het oeuvre van Hans Boutel- lier, Den Haag: Boom Bestuurskunde 2019b. H. Boutellier, M. Boelens & N. Hermens, Weerbare wijken tegen ondermijning. Contou- ren van een nieuwe strategie, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2019. H. Boutellier et al, Zicht en greep. Overkoepelende analyse BZK-project lokale ondermij- ning en weerbaar bestuur, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2019. H. Boutellier, C. Hermans & FE van de Plas, Ontsporende vrijheid. Over de maatschap- pelijke betekenis van ondermijning en het belang van een onorthodoxe aanpak daarvan, Den Haag: Boom bestuurskunde 2019. H. Boutellier & J. Broekhuizen, Impulsen tegen ondermijning. De Taskforce Brabant-Zee- land wetenschappelijk tegen het licht gehouden. Strategisch advies, Utrecht: Verwey-Jon- ker Instituut 2016. D. Bright, J. Koskinen & A. Malm, “Illicit network dynamics: the formation and evolu- tion of a drug trafficking network, Journal of Quantitative Criminology 2018, p. 1-22. A.D. Brown & E.R. Thompson, ‘A narrative approach to strategy-as-practice, Business History 2013/7, p. 1143-1167. C.S. Browning & M. McDonald (2011) “The future of critical security studies: Ethics and the politics of security. European Journal of International Relations, 2011/2, p. 235- 255. L.M. Bruijn, De bestuurlijke strijd tegen drugscriminaliteit: de War on Drugs ver- momd als aanpak ondermijning, https://verenigingbestuursrecht.nl/wp-content/up- loads/2019/07/2019-Bruijn.pdf. 129 LITERATUUR H.G. van de Bunt et al, Bestuurlijke rapportage vastgoedfraudezaak ‘Klimop’, Utrecht/ Rotterdam: Verwey-Jonker Instituut/Erasmus Universiteit Rotterdam 2011. B. Buzan, People, States and Fear, Boulder, CO: Lynne Rienner 1991. B. Buzan, O. Wever & J. de Wilde, Security: A New Framework for Analysis, Lon- don: Lynne Rienner 1998. M. Castells, The Rise of the Network Society, Oxford: Blackwell 2000. R.V. Clarke, ‘Situational crime prevention: Theoretical background and current practi- ce) in: Handbook on crime and deviance, New York, NY: Springer 2009, p. 259-276. R.V. Clarke, ‘Situational crime prevention: Its theoretical basis and practical scope’, Crí- me and justice, 1983/4, p. 225-256. D. Cole & JX. Dempsey, Terrorism and the constitution: Sacrificing civil liberties in the name of national security, Horsham: The New Press 2006. C. Colman, ‘Naar een geïntegreerde aanpak van de invoer en doorvoer van cocaïne via de haven via Antwerpen, Panopticon, 2018/2, p. 130-140. M. Cools et al, Integrale veiligheid in de haven van Antwerpen, Antwerpen: Maklu 2013. D. Cowen & S. Bunce, ‘Competitive cities and secure nations: conflict and conver- gence in urban waterfront agendas after 9/11 International Journal of Urban and Regi- onal Research 2006/2, p. 427-439. B.C. Crosby, P. ’t Hart & J. Torfing, ‘Public value creation through collaborative inno- vation), Public Management Review 2017/5, p. 655-669. G. Currie & A.D. Brown, ‘A narratological approach to understanding processes of organizing in a UK hospital, Human Relations 2003/5, p. 563-586. B. Czarniawska, “The uses of narratology in social and policy studies’ Critical policy studies, 2010/1, p. 58-76. G. Dekker, Idealen en risico's, De Accountant 2010, p. 42-46. N.K. Denzin, “Triangulation 2.0, Journal of Mixed Methods Research 2012, p. 80-88. 130 N.K. Denzin, The research act: A theoretical introduction to sociological methods, Engle- wood Cliffs, NJ: Prentice Hall 2009. A. Edwards & M. Levi, Researching the organization of serious crimes) Criminology and Criminal Justice 2008/4, p. 363-388. H. Elffers, ‘Burgers als preventieve guardians, Panopticon, 2012/6, p. 501-505. J.L. Eliason, ‘Using Paradoxes to Teach Critical Thinking in Science’ Journal of College Science Teaching 1996/5, p. 341-44. Y. Eski, M. Boelens & H. Boutellier, Gezamenlijke richting tegen maritierne ondermij- ning. Een overzichtsstudie naar ondermijnende drugscriminaliteit en de aanpak ervan in Nederlandse havens, Van: https://research.vu.nl/files/119323335/Gezamenlijke_ Richting tegen_Maritieme_ Ondermijning Y. Eski_M. Boelens en_H. Boutellier_ November _2020_.pdf. Y. Eski & M. Boelens, Verschuivende panelen: Ondermijning als de nieuwe veilig- heidsutopie, in: R. van Steden & R. van Putten (red.) Pragmatisch verzet tegen cultuur- pessimisme: In gesprek met het oeuvre van Hans Boutellier, Den Haag: Boom bestuurs- kunde 2019, p. 183-200. Y. Eski, ‘Maritime security: Problems of security versus safety practices, in: Encyclope- dia of Security and Emergency Management, Springer Link 2018. Y. Eski & R. Buijt, Dockers in drugs: Policing the illegal drug trade and port employee corruption in the port of Rotterdam’ Policing: A Journal of Policy and Practice, 2017/4, p. 371-386. Y. Eski (2016a). Policing, port security and crirne control: an ethnography of the port se- curityscape, Routledge 2016a. Y. Eski (2016b) “The war on meaninglessness: A counter-terrorist self through an ab- sent terrorist other’, Ethnography 2016b/4, p. 460-479. Y. Eski & B. Kankaras, Security challenges in the port of Koper: the status quo and recommendations), Revija za kriminalistiko in kriminologijo 2015/4, p. 279-290. Y. Eski & R. Buijt (ongepubliceerd). Om een Integere Haven, 2014. CJT. Esman, B.H. Ruessink & F. van den Heuvell, Criminaliteit bij internationale afval- stromen, verslag van een onderzoek voor het Nationaal Dreigingsbeeld 2008, Zoeter- meer: Korps Landelijke Politiediensten 2008. 131 LITERATUUR European Monitoring Centre for Drugs en Drug Addiction, EU drug markets report: In-depth analysis (EMCDDA-Europol Joint publications), Luxemburg: Publications Office of the European Union 2016. M. Felson, Crime and Nature, Thousand Oaks: Sage 2006. CJ. Fijnaut & R. Roks, De Recherche en de zware misdaad in Rotterdam — 1966-1996. Amsterdam: Boom 2021. CJ. Fijnaut, Havens en georganiseerde criminaliteit: een historische bespiegeling; Jus- titiële Verkenningen 2019/5, p. 13-28 (https://www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/justi- tieleverkenningen/2019/5/JV_0167-5850_2019 045 _005_002.pdf). M. Foucault, Discipline and punish: The birth of the prison, Londen: Vintage 1977. A.W. Frank, Letting stories breathe: A socio-narratology. Chicago: University of Chica- go Press 2010. R. Friedland & R.R. Alford, Bringing Society Back in Symbols, Practices, and Institu- tional and Organizational Contradictions, in: W.W. Powell & PJ. DiMaggio, The New Institutionalism in Organizationalism in Organizational Analysis, Chicago: University of Chicago Press 1991, p. 232-66. P. Fusch, G.E. Fusch & L.R. Ness, ‘Denzin's paradigm shift: Revisiting triangulation in qualitative research, Journal of Social Change 2018/1, p. 19-32. W.B. Gallie, ‘Essentially contested concepts, Proceedings of the Aristotelian Society 1955, p. 167-198. M. Gariup, European Security Culture: Language, Theory, Policy. Farnham: Ashgate 2009. B. van Geffen, Vloeibaar synthetisch drugsafval (Master Thesis Recherchekunde), Apeldoorn: Nederlandse Politieacademie 2012. D.M. Goldstein, “Toward a Critical Anthropology of Security, Current Anthropology 2010/4, p. 487-499. M. Granovetter, ‘Economic action and social structure: the problem of embeddedness, American Journal of Sociology 1985, p. 481-510. 132 E Grapperhaus, Toespraak van minister Grapperhaus bij de conferentie Versnelling aanpak ondermijning, 2018 (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespra- ken/2018/06/21/toespraak-van-minister-grapperhaus-bij-de-conferentie-versnel- ling-aanpak-ondermijning). R. Grassi et al, ‘Betweenness to assess leaders in criminal networks: New evidence using the dual projection approach; Social Networks 2019, p. 23-32. R. Greenwood et al, “Institutional Complexity and Organizational Responses, The Academy of Management Annals, 2011/1, p. 317-71. S. Grodal & S. O'Mahony, From Field Consensus to Fragmentation: How Means-ends Decoupling Hinders Progress on Grand Challenges, 2015 (http://people.bu.edu/grodal/ grand_challenge.pdf). N.L. Holvast et al, ‘De vastgoedfraude in perspectief’, Tijdschrift voor Sanctierecht en Compliance, 2012/3-4, p. 113-120. A.B. Hoogenboom, Politie in de netwerksamenleving: De havens in Rotterdam, Dor- drecht: SMVP 2010. E. van Hooydonk, Soft Values of Seaports: A Strategy for the Restoration of Public Sup- port for Seaports, Apeldoorn: Garant Publishers 2007. A. Horvath, B. Thomassen & H. Wydra, Breaking boundaries: Varieties of liminality, Oxford: Berghahn Books 2015. W. Huisman & E‚R. Kleemans, ‘Organisatiecriminaliteit, georganiseerde criminaliteit en ondermijning, in: R. Staring van Swaaningen & K. van Wingerde (red.), Over de muren van stilzwijgen, Den Haag: Boom Criminologie 2017, p. 535-548. W. Huisman, ‘De aanpak van ondermijnende criminaliteit: oude wijn in nieuwe zak- ker, Delikt en Delinkwent 2017, p. 31-38. M. van Hulst, Storytelling at the police station: the canteen culture revisited’, British journal of criminology, 2013/4, p. 624-642. M. van Hulten, Corruptie, onbekend, onbemind, alomtegenwoordig, Amsterdam: Boom 2002. E.M. Ihantola & L.A. Kihn, “Threats to validity and reliability in mixed methods ac- counting research, Qualitative Research in Accounting en Management 2011/1, p. 39-58. 133 LITERATUUR Inspectie Veiligheid en Justitie, De aanpak van ondermijning. Door Regionale Informa- tie- en Expertisecentra en het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum, Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie 2016. M. Jansen, Project Fabricus, Utrecht: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veilig- heid 2017. J. Janssens et al, Informatiegestuurde politie, Oud-Turnhout: Gompel en Svacina 2020. RB. Johnson, A.J. Onwuegbuzie & L.A. Turner, “Toward a definition of mixed methods research, Journal of mixed methods research 2007/2, p. 112-133. B.M). Keijser et al, Systeemanalyse zeehavens, Den Haag: TNO 2020. G.M. Kenyon, Philosophical foundations of existential meaning, in: G.T. Reker & K. Chamberlain (red.) Exploring existential meaning: Optimizing human development across the life span, Londen: Sage publications 2000, p. 7-22. E.R. Kleemans (2017a). ‘Situationele context en georganiseerde criminaliteit, in: Liber Amicorum Gerben Bruinsma, 2017a, p. 201-345. E.R. Kleemans (2017b). ‘Organized Crime and Places, in: GJ.N. Bruinsma & S.D. Johnson (eds), Oxford Handbook of Environmental Criminology, Oxford: Oxford Uni- versity Press 2017b. E.R. Kleemans, “Theoretical perspectives on organized crime), Oxford handbook of or- ganized crime 2014, p. 32-52. E.R. Kleemans & V.M. van Koppen, Careers in organized crime; Encyclopedia of crimú- nology and criminal justice 2014, p. 285-295. ER. Kleemans & C.J. de Poot, ‘Criminal Careers in Organized Crime and Social Op- portunity Structure, European Journal of Criminology 2008/1, p. 69-98. ER. Kleemans, M.E. Brienen, & H.G. van de Bunt, Georganiseerde criminaliteit in Nederland: Tweede rapportage op basis van de WODC-monitor, Den Haag: WODC 2002. ER. Kleemans & H.G. Van de Bunt, “The social embeddedness of organized crime, Transnational Organized Crime 1999/1, p. 19-36. 134 B. Klievink, H. van der Voort & W. Veeneman, ‘Creating value through data collabora- tives, Information Polity: The International Journal of Government en Democracy in the Information Age 2018/4, p. 379-397. KLPD, Synthetische drugs en precursoren. Criminaliteitsbeeldanalyse 2012, Woerden: Korps Landelijke Politiediensten/Dienst Nationale Recherche 2012. E. Kolthoff & S. Khonraad, ‘Ondermijnende aspecten van georganiseerde criminaliteit en de rol van de bovenwereld’, Tijdschrift voor Criminologie 2016/2, p. 76-90. N. Konopinski, Ordinary Security: an ethnography of security practices and perspectives in Tel Aviv, Edinburgh: The University of Edinburgh 2009. D.J. Korf, Coke bij de vis: misdaad en moraal, Amsterdam: Amsterdam University Press 2009. E.W. Kruisbergen et al., Georganiseerde criminaliteit en ICT: Rapportage in het kader van de vijfde ronde van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit, Cahier 2018/8. E.W. Kruisbergen, H.G. van de Bunt & ER. Kleemans, Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Vierde rapportage op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit, Den Haag: Boom Lemma 2012. E. Kruisbergen et al, Criminele geldstromen en ICT: over innovatieve werkwijzen, oude zekerheden en nieuwe flessenhalzen, Justitiële Verkenningen 2018/5. M.W. van Laar & M.M.J. van Ooyen-Houben, Nationale Drug Monitor 2015, Utrecht/ Den Haag: Trimbos Instituut/WODC 2015. J. Lam, R. van der Wal & N. Kop, Sluipend gif. Een onderzoek naar ondermijnende cri- minaliteit, Den Haag: Boom Criminologie 2018. K. von Lampe (2011). “The application of the framework of situational crime preventi- on to “organized crime”, Criminology & Criminal Justice 201 1/2, p. 145-163. PW. de Langen & L.M. van der Lugt, Institutional reforms of port authorities in the Netherlands; the establishment of port development companies, Research in Transpor- tation Business en Management 2017, p. 108-113. N. Lin, ‘Building a network theory of social capital, Connections 1999/1, p. 28-51. N. Lin, A network theory of social capital, in: D. Castiglione, J. van Deth & G. Wollebs (eds.), The Handbook of Social Capital, Oxford: Oxford University Press 2008, p. 50-69. 135 LITERATUUR P. Linebaugh, The London Hanged: Crime and Civil Society in the Eighteenth Century, London: Verso 2003. J. Lok, Institutional logics as identity projects, Academy of Management Journal 2010/6, p. 1305-1335. A. Mazaheri & D. Ekwall, Tmpacts of the ISPS code on port activities: a case study on Swedish ports, World Review of Intermodal Transportation Research 2009/4, p. 326- 342. J. Meeus, De Schiedamse cocainemaffia. Een corrupte politiedouanier, doorgewinterde criminelen en duizenden kilos coke, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2019. S. Mehlbaum & V. König, Ondermijningsbeeld haven- en industriegebied Moerdijk, Moerdijk: Gemeente Moerdijk 2019. S. Mehlbaum, Y. Schoenmakers & J. van Zanten, Notoire straten. Over de lokale inbed- ding van georganiseerde criminaliteit, Den Haag: Sdu 2018. T.A. Mensah, “The place of the ISPS Code in the legal international regime, WMU Jour- nal of Maritime Affairs 2004/1, p. 17-30. PA.M. Mevis, Capita Strafrecht. Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013. M. Moore, Recognizing public value, Londen: Harvard University Press 2013. G. Morgan, Global Islamophobia: Muslims and moral panic in the West, London: Rout- ledge 2016. K. Morrell & S. Brammer, Governance and virtue: The case of public order policing, Journal of business ethics 2016/2, p. 385-398. C. Morselli, C. Giguèêre & K. Petit, “The efficiency/security trade-off in criminal net- works, Social Networks 2007/1, p. 143-153. J. Mueller & M.G. Stewart, Chasing ghosts: the policing of terrorism, New York: Oxford University Press 2016. G.O. Mueller & FE. Adler, Outlaws of the ocean: The complete book of contemporary crime on the high seas, New York: Hearst Marine Books 1985. 136 Nederlandse Veiligheidsbranche, Informatie-uitwisseling Politie en Particuliere Beveili- ging, Gorinchem: De Nederlandse Veiligheidsbranche 2014. H. Nelen & E. Kolthoff, ‘Ambtelijke en bestuurlijke corruptie in nederland; waar staan we anno 2018%, Tijdschrift voor Criminologie 2019/4. C. Nellemann et al, The rise of environmental crime — a growing threat to naturalresour- ces, peace, development and security, Nairobi: UNEP 2016. R. Neve et al, Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2016, Den Haag: Dienst Landelijke Informatieorganisatie 2016. S. van Nimwegen, T. Spapens & R. Ceulen, Ondermijning langs zijpaden. Een verken- nend onderzoek naar de aard, omvang en aanpak van ondermijnende criminaliteit in relatie tot kleine havens en luchthavens, railtransport en binnenvaart in Noord-Brabant en Zeeland, 2020 (te verschijnen). J. Ochs, Security and Suspicion: An Ethnography of Everyday Life in Israel (The Ethno- graphy of Political Violence), Pennsylvania: University of Pennsylvania Press 2010. L. Paoli, “The paradoxes of organized crime, Crime, law and social change, 2002/1, p. 51-97. A.V. Papachristos & C.M. Smith, “The embedded and multiplex nature of Al Capone, in: C. Morselli (ed), Crime and networks, New York: Routledge 2013. Politie (2018a). Jaarverantwoording politie 2017, Politie Nederland 2018a. Politie (2018b). Trendbeeld. Trends en ontwikkelingen in Eenheid Amsterdam, Amster- dam: Eenheid Politie Amsterdam 2018b. Politie, Witboek Milieucriminaliteit. Wat er goed gaat in de opsporing van milieucrimi- naliteit, Politie Nederland 2010. G. Potter, “The criminogenic effects of environmental harm: Bringing a green’ perspec- tive to mainstream criminology; in: T. Spapens, R. White & M. Kluin (red), Environ- mental crime and its victims, New York: Routledge 2016, p. 7-22. W.V. Quine, The ways of paradox, and other essays, New York: Random House 1966. J. Raab & H.B. Milward, ‘Dark networks as problems) Journal of public administration research and theory 2003/4, p. 413-439. 137 LITERATUUR P. Raghunath, Community Radio Policies in South Asia: A Deliberative Policy Ecology Approach, Singapore: Springer Nature 2020. R. Reiner, The Politics of the Police, Oxford: Oxford University Press 2010. P Reuter, Disorganized crime: The economics of the visible hand, Cambridge (MA): MIT Press 1983. R. Roks, L. Bisschop & R. Staring, ‘Getting a foot in the door. Spaces of cocaine traffick- ing in the Port of Rotterdam’, Trends in Organized Crime 2020 (online first: https://doi. org/10.1007/s12117-020-09394-8). B. Rover & H. Moors, Als de prooi de jager wordt 2018 (ongepubliceerd). C. Rowley & J. Weldes, “The evolution of international security studies and the every- day: Suggestions from the Buffyverse, Security Dialogue 2012/6, p. 513-530. R. Salet, J. Terpstra & R. de Jong, ‘De aanpak van “ondermijning”. Vragen en kantteke- ningen), Nederlands Juristenblad 2019, p. 1731-1737. Y.M.M. Schoenmakers & S.L. Mehlbaum, ‘Drugsafval in Brabant, in: WODC, Crimí- naliteit in Noord-Brabant. Justitiële Verkenningen 2017/2, p. 89-102. Y. Schoenmakers et al, Elke dump is een plaats delict: dumping en lozing van synthetisch drugsafval: verschijningsvormen en politieaanpak, Apeldoorn: Politie & Wetenschap 2016. M. Schuilenburg, The securitization of society: Crime, risk, and social order, New York: NYU Press 2017. A. Sergi, ‘Brexit agreement raises risk of organised crime exploiting maritime loop- holes, Jane's Intelligence Review 15-01-2021, p. 1-10. R. Smith, S. Pedersen & S. Burnett, Towards an organizational folklore of policing: The storied nature of policing and the police use of storytelling, Folklore 2014/2, p. 218-237. W.K. Smith & M.W. Lewis, “Toward a theory of paradox: A dynamic equilibrium mo- del of organizing, Academy of Management Review 2011/2, p. 381-403. E. Sorensen & J. Torfing, ‘Enhancing collaborative innovation in the public sector’, Ad- ministration en Society 2011/8, p. 842-868. 138 T. Spapens, Handboek milieucriminaliteit, Amsterdam: Reed Business Information 2016. A.C.M. Spapens, ‘Vuile olie: Een onzichtbaar probleem met grote gevolgen, Het tijd- schrift voor de Politie 2013/8, p. 20-21. A.C.M. Spapens et al, Vuile olie: Onrechtmatig verwerken en mengen van olieproducten als vormen van milieucriminaliteit, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers 2013. A.C.M. Spapens, De complexiteit van milieucriminaliteit: De aard van het misdrijf, de opsporing en de samenwerkingsrelaties, Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2012. R.H.J.M. Staring et al, Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen, Rotterdam: Erasmus School of Law 2019. R. Staring, Naar een maritieme criminologie?” Tijdschrift voor Criminologie 2012/2, p. 181. R. van Steden, ‘Samenleving en veiligheid, Handboek Lokaal Soctaal Beleid 2008, p. 1-30. M.G.D. Steen, L. de Koning & J. Kerstholt, “Werken aan de veerkracht van burger, Secondant 2019/1. M. van der Steen et al, Ondermijning ondermijnd. Hoe het rijk meer ruimte kan maken voor een (boven)lokale aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, Den Haag: NSOB 2016. N. Struiksma et al, Onderwereld boven water? Zoektocht naar georganiseerde crimina- liteit in de Noordelijke zeehavens, Den Haag: Sdu Uitgevers 2020. J. Terpstra & R. Salet, “The contested community police officer: An ongoing conflict between different institutional logics, International Journal of Police Science & Manage- ment 2019/4, p. 244-253. S. van Thiel, Research Methods in Public Administration and Public Management, Lon- don: Routledge 2014. PH. Thornton, W. Ocasio & M. Lounsbury, ‘Defining the Interinstitutional System, in: PH. Thornton, W. Ocasio & M. Lounsbury, The Institutional Logics Perspective: A New Approach to Culture, Structure and Process, Oxford: University Press 2012, p. 50-74. 139 LITERATUUR P. Tops & J. Tromp, Nederland drugsland. De lokgroep van het geld, de macht van crimi- nelen, de noodzaak die te breken (en hoe dat dan te doen), Amsterdam: Uitgeverij Ba- lans 2020. P Tops & J. Tromp, De achterkant van Amsterdam. Een verkenning van drugsgerelateer- de criminaliteit, Amsterdam: Gemeente Amsterdam 2019. P Tops et al, Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar, Den Haag: Boom Criminologie 2018a. P. Tops et al, Nederland en synthetische drugs: een ongemakkelijke waarheid, Den Haag: Boom Criminologie 2018b. PW. Tops & J. Tromp, De achterkant van Nederland. Hoe onder- en bovenwereld ver- strengeld raken, Amsterdam: Uitgeverij Balans 2017. J. Torfing et al, “Taming the snake in paradise: Combining institutional design and leadership to enhance collaborative innovation, Policy and Society 2020 (online first), p. 1-25. J. Torfing, ‘Collaborative innovation in the public sector: The Argument, Public Management Review 2019/1, p. 1-11. E. van der Torre & A. van Wijk, Mainport in de tweede linie. Over sierteelt en ondermij- ning, https://www.gemeentewestland.nl/fileadmin/files/Nieuwsberichten/Onderzoeks- rapport Mainport _in_de tweede linie.pdf, 2021. SJ. Tracy, Qualitative research methods: Collecting evidence, crafting analysis, communi- cating impact, Chichester: John Wiley & Sons 2013. M. Tuk & M. Vols, Ondermijning en het openbare-orderecht; Nederlands Juristenblad 2018, p. 1704-1711. V. Turner, ‘Liminality and communitas, The ritual process: Structure and anti-structure 1969/113, p. 125-30. D.P. van Uhm, De verwevenheid tussen de onder- en bovenwereld in de wildlife han- del, Cahiers Politiestudies 2016/1, p. 41-54. D.P. van Uhm & T. Spapens, ‘Groene criminologie, Tijdschrift voor Criminologie 2018/2, p. 131-141. 140 M. Valverde, ‘Questions of security: A framework for research, Theoretical Criminology 2011/1, p. 3-22. D. de Vaus, Research design in social research, Londen: Sage 2013. MFJ. Vijlbrief, Looking for displacement effects: Exploring the case of ecstasy and amphetamine in the Netherlands, Trends in Organized Crime 2012, p. 198-214. L de Vries, ‘Connected to Crime: An Exploration of the Nesting of Labour Trafficking and Exploitation in Legitimate Markets, The British Journal of Criminology 2018/1, p. 209-230. A.D. Vries, S.K. Smit & J. Lam, ‘Naar een proactieve participatie tegen ondermijning: op het raakvlak van mens en machine, Cahiers Politiestudies 2020/1, p. 119-140. M. Weber, Wirtschaft und Gesellschaft: Grundrifs der Verstehenden Soziologie, Tübin- gen: Mohr Siebeck 1980 [1922]. R. White, Environmental crime. A reader, Devon: Willan Publishing/Zoetermeer: KLPD-Dienst IPOL 2009. A. van Wijk et al, Ondermijning op en rond luchthaven Schiphol, Arnhem: Bureau Beke 2020. D. Zaitch, Trafficking Cocaine: Colombian Drug Entrepreneurs in the Netherlands, The Hague: Kluwer Law International 2002. L. Zedner, Security. Key Ideas in Criminology, Oxon: Routledge 2009. 141 n nn AT5 (2021) ‘Vorig jaar fors meer cocaïne in haven, maar specialistisch politieteam verdwijnt, van: https://www.at5.nl/artikelen/207378/vorig-jaar-fors-meer-cocai- ne-in-haven-maar-specialistisch-politieteam-verdwijnt S. Attilah (2020) ‘Anti-corruptiebeleid binnen Antwerps anti-drugsteam ‘on hold’ ge- zet, van: https://www.apache.be/2020/06/02/anti-corruptiebeleid-kali-team-on-hold/ BNR (2018) ‘Grapperhaus wil vrijheid van meningsuiting wel/niet inperken, van: www.bnr.nl/nieuws/politiek/10341790/grapperhaus-wil-vrijheidvan-meningsui- ting-wel-niet-inperken E Bouma (2020) ‘Oud-agent en 12 anderen gearresteerd in drugsonderzoek Rotter- danny, van: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/11/06/oud-agent-en-12-anderen-gearres- teerd-in-drugsonderzoek-rotterdam-a4019090 CCV (2020) ‘Stadsmarinier (Rotterdam), van: https://hetecv.nl/onderwerpen/veilig- heidsbeleving/praktijkvoorbeelden/alle-praktijkvoorbeelden/stadsmarinier-rotter- dam/ De Jutter/De Hofgeest (2017) “Glansrol voor havengebied in seizoenopening Penoza V5 van: https://www.jutter.nl/glansrol-havengebied-seizoenopening-penoza-v/ B. de Koning (2020) ‘Tops & Tromp vertellen (opnieuw) schadelijke sprookjes over ‘ondermijning’, van: https://www.ftm.nl/artikelen/tops-tromp-ondermijning B. de Koning (2020) ‘Laten we stoppen met dat verhaal van ondermijning vanuit de onderwereld; van: https://www.ftm.nl/artikelen/stoppen-ondermijning-onderwereld De Telegraaf (2020) “110 kilo cocaïne op kolenschip IJmuider, van: https://www.tele- graaf.nl/nieuws/1619804775/1 10-kilo-cocaine-op-kolenschip-i-jmuiden ED (2019) ‘Minister Grapperhaus over aanpak drugscriminelen stop met slikken op festivals, van: https://www.ed.nl/brabant/minister-grapperhaus-over-aanpak-drugs- criminelen-stop-met-pillen-slikken-op-festivals-a7afaa87/ 143 MEDIA Fenex (2014) “Waarschuwingsregister Logistieke Sector krachtig middel tegen crimi- naliteit en fraude, van: http://www.fenex.nl Havenkrant (2009) ‘Verhalen van overzee), van: https://www.yumpu.com/nl/docu- ment/read/33499444/marike-komt-speciaal-uit-meppel-voor-de-beste-port-of-rot- terdam Het Parool (2019) ‘Tal van overtredingen bij bedrijvencomplex Westpoort, van: https://www.parool.nl/nieuws/tal-van-overtredingen-bij-bedrijvencomplex-west- poort-b7eddcd6/ Het Parool (2012) ‘Partij cocaïne verstopt onder schip, van: https://www.volkskrant. nl/nieuws-achtergrond/partij-cocaine-verstopt-onder-schip-bd9822c5/ Inforing (2020) Vroegsignalering Schulden, van: https://vroegsignalering.nl/nl/home A. Kootstra & T. Muntz (2019) Vermogende topcriminelen onkwetsbaar; misdaad- structuur intact, van: https://www.groene.nl/artikel/vermogende-topcrimine- len-onkwetsbaar-misdaadstructuur-intact G. Leistra (2017) ‘Urker vissers in de netten van de misdaad: het gevaar van ondermij- ning, van: Elsevier Weekblad: https://www.elsevierweekblad.nl/nederland/achter- grond/2017/11/urker-vissers-in-de-netten-van-de-misdaad-het-gevaar-van-onder- mijning-564415/ J. Meeus (2020) ‘Een ‘platte’ douanier is een goudmijn voor een crimineel, van: https:// www.nrc.nl/nieuws/2020/10/29/een-platte-douanier-is-een-goudmijn-voor-een-cri- mineel-a4018005 J. Meeus (2018, 15 oktober)Rust in Urk na coke-zaak? Niet dus), van: https://www.nrc. nl/nieuws/2018/10/14/rust-in-urk-na-coke-zaak-niet-dus-a2521640 Meld Misdaad Anoniem (2016) Rotterdamse Haven, Veilige haven! Van: https://www. meldmisdaadanoniem.nl/haven L. Moleman (2020) ‘Tientallen kilo's cocaïne aangetroffen op boot in Mercuriushaven, van: _https://www.parool.nl/nieuws/tientallen-kilo-s-cocaine-aangetroffen-op-boot- in-mercuriushaven>b72ccd8c/ H. Moll (1996) ‘Bende verstopte tasjes drugs in containers, van: https://www.nrc.nl/ nieuws/1996/03/09/bende-verstopte-tasjes-drugs-in-containers-7302195-a1049067 144 Nieuwsblad IJmuiden (2020) ‘Minister Grapperhaus bezoekt haven IJmuiden’, van: https://www.nieuwsbladijmuiden.nl/lokaal/maatschappelijk/347958/minister-grap- perhaus-bezoekt-haven-ijmuiden-708153 Nieuwsblad IJmuiden (2019) ‘Politie vindt 400 kilo cocaïne in loods in IJmuiden, van: https://www.nieuwsbladijmuiden.nl/lokaal/lokaal/174546/politie-vindt-400-kilo-co- cane-loods-ijmuiden-545804 NOS (2020) ‘Havenwerkers en oud-agent opgepakt in drugsonderzoek, van: https:// nos.nl/artikel/2355469-havenwerkers-en-oud-agent-opgepakt-in-drugsonderzoek. html NU.nl (2018) Douane vindt zeventig kilo cocaïne verstopt in schip in haven Amster- dam, van: https://www.nu.nl/amsterdam/5649170/douane-vindt-zeventig-kilo-cocai- ne-verstopt-in-schip-in-haven-amsterdam.html Omgevingsdienst IJmond (2019) ‘Agendabundel Algemeen Bestuur vergadering 3 juli 2019, van: https://www.odijmond.nl/publish/pages/4314/gewijzigde_agendabundel_ ab_ vergadering 03 juli _2019.pdf Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (2020) ‘Ondermijning in Nederland; een in- terview met milieu-inspecteurs, van: https://odnzkg.nl/ondermijning-in-neder- land-een-interview-met-milieu-inspecteurs/ Omroep Zeeland (2020) ‘Burgemeester pleit voor speciale haveneenheid in strijd tegen drugshandel, van: https://www.omroepzeeland.nl/nieuws/amp/123594/Burgemees- ter-pleit-voor-speciale-haveneenheid-in-strijd-tegen-drugshandel Openbaar Ministerie Rotterdam (2019) “2019: Ruim 34.000 kilo drugs onderschept in Rotterdamse haver, van: https://www.om.nl/actueel/nieuws/2020/02/21/2019-ruim- 34.000-kilo-drugs-onderschept-in-rotterdamse-haven Politie.nl (2020) ‘Ondermijning, van: https://www.politie.nl/themas/ondermijning. html Port of Amsterdam (2020a)ISPS-certificering. Van https://www.portofamsterdam. com/nl/scheepvaart/zeevaart/regelgeving/isps-certificering Port of Amsterdam (2020b) ‘Havenverordening. Van https://www.portofamsterdam. com/nl/scheepvaart/zeevaart/regelgeving/havenverordening 145 MEDIA Port of Amsterdam (2019) ‘Aantal scheepsbezoeken in haven groeit in 2018, aantal ernstige ongevallen stabiel, van: https://www.portofamsterdam.com/nl/nieuws/aan- tal-scheepsbezoeken-haven-groeit-2018-aantal-ernstige-ongevallen-stabiel Port of Amsterdam (2015) “Visie 2030. Amsterdam: Havenbedrijf Amsterdam. Port of Antwerp (2020) Belangrijkste bepalingen uit de ISPS-code. Van https://www. portofantwerp.com/nl/belangrijkste-bepalingen-uit-de-isps-code Port of Rotterdam (2020) ‘Port Security. Van https://www.portofrotterdam.com/nl/ scheepvaart/port-security RIEC Noord-Holland en NH Samen Veilig (2020) ‘Convenant Aanpak Drugslocaties Noord-Holland _ 2020-2025, van: _https://www.nh-sv.nl/action/?action=down- load&id=46 Rijksoverheid (2020) ‘Bijlage 2 Brief aan onderzoekers BTVO Onderzoeksproject 'Als de prooi de jager pakt’, van: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/do- cumenten/kamerstukken/2020/09/29/bijlage-2-brief-aan-onderzoekers-btvo-onder- zoeksproject-als-de-prooi-de-jager-pakt/bijlage-2-brief-aan-onderzoekers-btvo-on- derzoeksproject-als-de-prooi-de-jager-pakt.pdf Rijksrecherche Fort-Team (1996) ‘Rapport: Onderzoek naar het functioneren van de RCID Kennemerland’, van: https://www.burojansen.nl/cid/ Rijkswaterstaat (2020) ‘Scheepsvaarverkeerswet. Van https://www.rijkswaterstaat.nl/ water/wetten-regels-en-vergunningen/scheepvaart/scheepvaartverkeerswet/index. aspx Rijnmond (20 november, 2020) ‘Douane, politie én uithalers speuren in de haven naar partij drugs: ‘zoektocht naar een speld in een hooiberg. Van https://www.rijnmond.nl/ nieuws/201339/Douane-politie-en-uithalers-speuren-in-de-haven-naar-partij-drugs- zoektocht-naar-een-speld-in-een-hooiberg RLT 4 Nieuws (2019) ‘Publieke verklaring prof. Fijnaut op congres 12 september 20195, van: https://www.rtInieuws.nl/sites/default/files/content/documents/2019/10/01/ver- klaringFijnaut.pdf Z. Saerens (2015) ‘Tien aanhoudingen in grootschalig internationaal drugsonderzoek;, van: https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2015/12/12/tien_aanhoudingeningrootschaligin- ternationaaldrugsonderzoek-1-2521523/ 146 M. Schuilenburg (2020) ‘Bij strijd tegen misdaad spelen partijen weer op buikgevoel, van: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/11/26/bij-strijd-tegen-misdaad-spelen-partijen- weer-op-buikgevoel-a4021522 V. Sondermeijer (2020) ‘Straf voor ex-douanier en drugssmokkelaar Gerrit G. blijft 14 jaar cel, van: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/18/douanier-gerrit-g-krijgt-op- nieuw-14-jaar-cel-voor-drugssmokkel-a4000105 Y. Tieleman & K. Voskuil (2020) “Woede bij politie om opheffen ‘misdaadteam”, van: https://www.ad.nl/binnenland/woede-bij-politie-om-opheffen-misdaadteamac- 7d83al/ Transport Online (2021) Flinke daling overslag voor Port of Amsterdam in 2020 door energietransitie en corona, van: Transport Online - Flinke daling overslag voor Port of Amsterdam in 2020 door energietransitie en corona (transport-online.nl) Trouw (20-04-2018) ‘De Nederlandse visserij worstelt met Europa en gaat een onzeke- re toekomst tegemoet, van: https://www.trouw.nl/nieuws/de-nederlandse-visse- rij-worstelt-met-europa-en-gaat-een-onzekere-toekomst-tegemoet-b2de6487/ Trouw (17-01-2019b)Een harde Brexit maakt een einde aan Nederland als zeevarende natie, van: https://www.trouw.nl/nieuws/een-harde-brexit-maakt-een-einde-aan-ne- derland-als-zeevarende-natie-b8{d4{92/ Trouw (22-01-2019c)Vissers vrezen ‘vissen op een postzegel’ na een harde Brexit, van: https://www.trouw.nl/nieuws/vissers-vrezen-vissen-op-een-postzegel-na-een-harde- brexit-bd26b63b/ Tweede Kamer (2021) Rondetafelgesprek over corruptie en criminaliteit in de Rotter- damse haven, van: https://debatdirect.tweedekamer.nl/2021-02-01/financien/thorbe- ckezaal/rondetafelgesprek-over-corruptie-en-criminaliteit-in-de-rotterdamse-ha- ven-10-15/onderwerp Tweede Kamer (2016) ‘Kamerstuk 24077 nr. 369 Drugbeleid; van: https://zoek.officie- lebekendmakingen.nl/kst-24077-369.html UNODC (2013) “Transnational organised crime assessment: East Asia and the Pacific. Bangkok: United Nations Office on Drugs and Crime. UNODC (2014) ‘Global synthetic drugs assessment. Amphetamine type substances and new psychoactive substances. New York: United Nations Office on Drugs and Cri- me. 147 MEDIA U.S. Government (2002) ‘Northern Border Security (Committee on Appropriations Special Hearing October 3, 2001-5 December 2001, Washington DC), van: http:// www.access.gpo.gov/congress/senate M. Verplancke (21 juni 2020) ‘Drugsonderzoeker: ‘Scooterboys denken dat ze strafle- loos hun gang kunnen gaan”, van: https://www.trouw.nl/binnenland/drugsonderzoe- ker-scooterboys-denken-dat-ze-straffeloos-hun-gang-kunnen-gaan-b7dbabb1/ Volkskrant (22-11-2019) ‘Het gif in de maatschappij moeten we samen bestrijden. In- terview met Politiechef Hanneke Ekelmans. Volkskrant, p.12 World Customs Organization (2008) VNODC-WCO Global Container Analysis Re- port, van: http://wcoomdpublications.org/downloadable/download/sample/sample_ id/73 WUR (2021) ‘Visserij, van: https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onder- zoeksinstituten/Economic-Research/Sectoren/Visserij.htm. 148 Bijlage 1 Respondentenlijst mn Politie en betrokken partijen Douane IRG Politie Amsterdam \R8 | Havenbedrijf {RS 149 BIJLAGE 1 RESPONDENTENLIJST Havenfaciliteiten 150 n | 5 mn Zicht op criminele invloeden in het Noordzeekanaal en zeehavengebied Amster- dam Zou u ons willen helpen om het ondernemersklimaat te verbeteren ten opzichte van criminele invloeden in het Noordzeekanaal en zeehavengebied Amsterdam? De Vrije Universiteit wil zicht krijgen op criminele invloeden en activiteiten. Het vergroten van het besef van criminele invloeden zien we als een eerste stap in de aanpak ervan. Wij willen daaraan bijdragen. Criminelen maken gebruik van het ondernemersklimaat in Nederland. Ze gebruiken dienstverleners om bijvoorbeeld hun activiteiten te laten plaatsvinden of zelfs hun geld te kunnen witwassen. Dat kan ook (financiële) schade aan uw organisatie toebrengen. Het probleem is dat dit op grote schaal onder de radar plaatsvindt — zo mogelijk ook in dit gebied. Het zou ons ontzettend helpen als u acht minuten van uw tijd neemt om de volgende tien vragen te beantwoorden. Dit gebeurt volledig anoniem, niets is herleidbaar naar u of uw organisatie en slechts de gegeven antwoorden zijn voor ons zichtbaar. De ant- woorden gebruiken wij om inzichtelijk te maken wat er leeft en speelt op lokaal onder- nemersniveau. Voorbeeld: 1. Een ondernemer verhuurt één van zijn panden aan een taxibedrijf 2. De ondernemer krijgt netjes betaald en er lijkt niks aan de hand 3. Dit taxibedrijf blijkt niet te bestaan, en wordt gebruikt als opslagloods voor wiet, drugs, mensenhandel e.d. 4. Weet jij wat er speelt, en wat zou je eraan kunnen doen? Zonder jullie kunnen we het niet doen, waarvoor dank! Het onderzoeksteam van de Kenniswerkplaats Veiligheid en Veerkracht Vragen 1. In welke categorie valt uw dienstverlening? 1. Opslag, overslag & logistiek; 2. Logistieke dienstverlening; 3. Ladingdiensten; 4. Maritieme dienstverlening; 5. Rederij; 6. Cruise & pleziervaart; 7. Financiën & 151 BIJLAGE 2 ENQUÊTE vastgoed; 8. Industrie; 9. Bouw- & aannemersbedrijf; 10. Transport & dienstverle- ning; 11. Creatieve industrie; 12. Publieke dienstverlening & overheid; 13. Super- yachts; 14. Zeg ik liever niet; 15. Geen van bovenstaand. 2. Hoelang doet u dit al? < l jaar; 1-2 jaar; 3-5 jaar; 5-10 jaar; > 10 jaar. 3. Hoe zou u het Noordzeekanaal en zeehavengebied Amsterdam in enkele korte zin- nen omschrijven? 4, Heeft u in dit gebied weleens iets verdachts gezien, waarbij u het gevoel had dat het niet klopte? Ja; Nee; Weet ik niet 4a. Kunt u toelichten? Heeft u hier iets mee gedaan en/of speelt dit nog? 5. Denkt u dat criminelen invloed hebben in het Noordzeekanaal en zeehavengebied? Ja; Nee; Weet ik niet 5a. Waarom denkt u dat? 6. Denkt u dat uw organisatie bestendig genoeg is tegen criminele invloeden? Ja; Nee; Weet ik niet 6a. Waarom denkt u dat? Kunt u dat kort toelichten? 7. Is uw organisatie bewust dat criminelen mogelijk invloeden kunnen hebben in uw organisatie? Ja; Nee; Weet ik niet 7a. Waarom denkt u dat? Kunt u dat toelichten? 8. Denkt u dat uw organisatie/mensen binnen uw organisatie weleens benaderd zijn/ is? Ja; Nee; Weet ik niet 8a. Kunt u daar iets over vertellen? Of waarom u het verdacht vond? 9. Wat moet er gebeuren om criminele invloeden in het Noordzeekanaal en zeeha- vengebied Amsterdam tegen te gaan? 10. Zou u — geheel anoniem — in persoon verder willen praten met de onderzoekers? Ja; Nee; Weet ik niet 152 Leden Redactieraad Programma Politie & Wetenschap Voorzitter prof. em. dr. ir. J.B. Terpstra Radboud Universiteit Nijmegen Leden mr. drs. C. Bangma Politie, Eenheid Midden-Nederland mr. W.M. de Jongste Projectbegeleider Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Ministerie van Justitie en Veiligheid dr. P.P.H.M. Klerks Raadadviseur Parket-Generaal, Openbaar Ministerie mr. drs. C‚ Loef Adviseur Gemeente Amsterdam prof. em. dr. P. van Reenen Van Reenen-Russel Consultancy b.v. Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) Universiteit Utrecht drs. M.H.M. van Tankeren Operational auditor/onderzoeker, Politie, Eenheid Den Haag Secretariaat Programmabureau Politie & Wetenschap Politieonderwijsraad Koninginnegracht 62 2514 AG Den Haag Postbus 25842 2502 HV Den Haag www.politieenwetenschap.nl 153 Uitgaven in de reeks Politiekunde mn L Criminaliteit in de virtuele ruimte P. van Amersfoort, L. Smit & M. Rietveld, DSP-groep, Amsterdam/ TNO-FEL, Den Haag, 2002 2. Cameratoezicht. Goed bekeken? L van Leiden & H.B. Ferwerda, Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem, 2002 3. De 10 stappen van Publiek-Private Samenwerking (PPS) J.C. Wever, A.A. van Pel & L. Smit, DSP-groep, Amsterdam/TNO-FEL, Den Haag, 2002 4. De opbrengst van projecten. Een verkennend onderzoek naar de bijdrage van projecten aan diefstalbestrijding CJ.E. In * Velt, e.a, NPA-Onderzoeksgroep, LSOP, Apeldoorn, 2003 5. Cameratoezicht. De menselijke factor A. Weitenberg, E. Jansen, L. van Leiden, J. Kerstholt & H.B. Ferwerda, Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem/TNO, Soesterberg, 2003 6. Jeugdgroepen in beeld. Stappenplan en randvoorwaarden voor de shortlistmethodiek H.B. Ferwerda & A. Kloosterman, Advies- en Onderzoeksgroep Beke & Politieregio Gelderland-Midden, Arnhem, 2004 (vierde druk 2006) 7. Hooligans in beeld. Van informatie naar aanpak H.B. Ferwerda & O. Adang, Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem/ Onderzoeksgroep Politieacademie Apeldoorn, 2005 8. Richtlijnen auditieve confrontatie J.H. Kerstholt, A.G. van Amelsfoort, E.J.M. Jansen & A.P.A. Broeders, TNO Defensie en Veiligheid, Soesterberg/Politieacademie, Apeldoorn/NFI, Den Haag, 2005 9. Niet verschenen 155 UITGAVEN IN DE REEKS POLITIEKUNDE 10. De opsporingsfunctie binnen de gebiedsgebonden politiezorg O. Zoomer, IPIT, Instituut voor maatschappelijke veiligheidsvraagstukken, Universiteit Twente, 2006 UH. Inzoomen en uitzoomen op Zaandam L van Leiden & H.B. Ferwerda, Advies- en onderzoeksgroep Beke, Arnhem 2006 12. Aansprakelijkheidsmanagement politie. Beschrijving, analyse en handrei- king ER. Muller, J.E.M. Polak, C.J.J.M. Stoker m.m.v. M.L. Diepenhorst & S.H.E. Janssen, COT, Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Den Haag/ Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden, 2006 13. Cold cases — een hot issue L van Leiden & H.B. Ferwerda, Advies- en onderzoeksgroep Beke, Arn- hem, 2006 14. Adrenaline en reflectie. Hoe leren politiemensen op de werkplek? A. Beerepoot & G. Walraven e.a, DSP-groep BV, Amsterdam/ Walraven onderzoek en advies, 2007 15. Tussen aangifte en zaak. Een referentiekader voor het aangifteproces W. Landman, L.A). Schoenmakers & E van der Laan, Twynstra Gudde, adviseurs en managers, Amersfoort, 2007 16. Baat bij de politie. Een onderzoek naar de opbrengsten voor burgers van het optreden van de politie M. Goderie & B. Tierolf, m.m.v. H. Boutellier & F. Dekker, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, 2008 17. Hoeveel wordt het vandaag? Een studie naar de kans op voetbalgeweld en het veiligheidsbeleid bij voetbalwedstrijden EJ. van der Torre, R.F). Spaaij & E.D. Cachet, COT, Instituut voor Veilig- heids- en Crisismanagement, Den Haag, 2008 18. Overbelast? De administratieve belasting van politiemensen bij de afhandeling van jeugdzaken G. Brummelkamp & M. Linssen, EIM, Zoetermeer, 2008 19. Geografische daderprofilering. Een inventarisatie van randvoorwaarden en succesfactoren G. te Brake & A. Eikelboom, TNO Defensie en Veiligheid, Soesterberg, 2008 20. Solosurveillance. Kosten en baten S.H. Esselink, J. Broekhuizen & EM.H.M. Driessen, Bureau Driessen, 2009 156 21. Onderzoek naar de mogelijke meerwaarde van AWARE voor de politie. Ervaringen met een nieuwe aanpak van belaging door ex-partners M.Y. Bruinsma, J. van Haaf, R. Römkens & L. Balogh, IVA Beleidsonder- zoek en Advies, i.s.m. INTERVICT/Universiteit van Tilburg, 2008 22. Gebiedsscan criminaliteit en overlast. Een methodiekbeschrijving B. Beke, E. Klein Hofmeijer & P. Versteegh, Bureau Beke, Arnhem, 2008 23. Informatiemanagement binnen de politie. Van praktijk tot normatief kader V. Bekkers, M. Thaens, G. van Straten & P. Siep; m.m.v. A. Dijkshoorn, Center for Public Innovation, Erasmus Universiteit Rotterdam, 2009 24, Nodale praktijken. Empirisch onderzoek naar het nodale politieconcept H.B Ferwerda, E.J van der Torre & V. van Bolhuis, Bureau Beke, Arnhem/ COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Den Haag, 2009 25. Rellen om te rellen. Een studie naar grootschalige openbare-ordeversto- ringen en notoire ordeverstoorders L. van Leiden, N. Arts & H.B. Ferwerda, Bureau Beke, Arnhem, 2009 26a. Verbinden van politie- en veiligheidszorg. Politie en partners over signaleren & adviseren W. Landman, P. van Beers & FE. van der Laan, Twynstra Gudde, Amersfoort, 2009 26b. _Politiepolitiek. Een empirisch onderzoek naar politiële signalering & advisering EJ.A. Bervoets, E.J. van der Torre & J. Dobbelaar m.m.v. N. Koeman, COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Den Haag, 2009 27. De politie aan zet: de aanpak van veelplegers in Deventer L Bakker & M. Krommendijk, IPIT, Enschede, 2009 28. Boven de pet? Een onderzoek naar grootschalige ordehandhaving in Nederland O.M.J. Adang (redactie), S.E. Bierman, K. Jagernath- Vermeulen, A. Melsen, M.C.J. Nogarede & W.A.J. van Oorschot, Politieacademie, Apeldoorn, 2009 29. Rellen in Ondiep. Ontstaan en afhandeling van grootschalige ordeversto- ring in een Utrechtse achterstandswijk G.J.M. van den Brink, M.Y. Bruinsma (redactie), L.J. de Graaf, M.J. van Hulst, M.P.C.M. Jochoms, M. van de Klomp, S.R.E Mali, H. Quint, M. Siesling, G.H. Vogel, Politieacademie, Apeldoorn, 2010 157 7 UITGAVEN IN DE REEKS POLITIEKUNDE 30. Burgerparticipatie in de opsporing. Een onderzoek naar aard, werkwijzen en opbrengsten A. Cornelissens & H. Ferwerda (redactie), met medewerking van IL. van Leiden, N. Arts & T. van Ham, Bureau Beke, Arnhem, 2010 31. Poortwachters van de politie. Meldkamers in dagelijks perspectief J. Kuppens, E.A. Bervoets & H. Ferwerda, Bureau Beke, Arnhem & COT, Den Haag, 2010 32. Het integriteitsbeleid van de Nederlandse politie: wat er is en wat ertoe doet M.H.M. van Tankeren, Onderzoeksgroep Integriteit van Bestuur, Vrije Universiteit Amsterdam, 2010 33. Civiele politie op vredesmissie. Uitzendervaringen van Nederlandse politie - functionarissen H. Sollie, Universiteit Twente, Enschede, 2010 34. Ten strijde tegen overlast. Jongerenoverlast op straat: is de Engelse aanpak geschikt voor Nederland? M.L. Koemans, Universteit Leiden, 2010 35. Het districtelijk opsporingsproces; de black box geopend R.M. Kouwenhoven, RJ. Morée &. P. van Beers, Twynstra Gudde, Amers- foort, 2010 36. Balanceren tussen alert maken en onrust voorkomen. Publiekscommuni- catie over seriële schokkende incidenten (casestudy Lelystad) AJ.E. van Hoek, m.m.v. PE van Soomeren, M.D. Abraham & J. de Kleuver, DSP-groep, Amsterdam, 2011 37. Sturing van blauw. Een onderzoek naar operationele sturing in de basispolitiezorg W. Landman, m.m.v. M. Malipaard, Twynstra Gudde, Amersfoort, 2011 38. Onder het oppervlak. Een onderzoek naar ontwikkelingen en (a)select optreden rond preventief fouilleren J. Kuppens, B. Bremmers, E. van den Brink, K. Ammerlaan & H.B. Ferwer- da, m.m.v. E.). van der Torre, Bureau Beke, Arnhem/COT, Den Haag, 2011 39, Naar eigen inzicht? Een onderzoek naar beoordelingsruimte van en grenzen aan de identiteitscontrole J. Kuppens, B. Bremmers, K. Ammerlaan & E. van den Brink, Bureau Beke, Arnhem/COT, Den Haag, 2011 158 40. Toezicht op zedendelinquenten door de politie in samenwerking met de reclassering H.G. van de Bunt, N.L. Holvast & J. Plaisier, Erasmus Universiteit, Rotter- dam/Impact R&D, Amsterdam, 2012 4l. Daders over cameratoezicht H.G.A. van Schijndel, A. Schreijenberg, G.H.J. Homburg & S. Dekkers, Regioplan Beleidsonderzoek, Amsterdam, 2012 42. Aanspreken op straat. Het werk van de straatcoach in al zijn verschijnings - vormen L. Loef, K. Schaafsma & N. Hilhorst, DSP-groep, Amsterdam, 2012 43. De organisatie van de opsporing van cybercrime door de Nederlandse politie N. Struiksma, C.‚N.J. de Vey Mestdagh & H.B. Winter, Pro Facto, Gronin- gen/ Kees de Vey Mestdagh, Groningen, 2012 44. Politie in de netwerksamenleving. De opbrengst van de politiële netwerk- functie voor de kerntaken opsporing en handhaving openbare orde en de sturing hierop in de gebiedsgebonden politiezorg L Helsloot, J. Groenendaal & E.C. Warners, Crisislab, Renswoude, 2012 45. Tegenspraak in de opsporing. Verslag van een onderzoek R. Salet & J.B. Terpstra, Radboud Universiteit Nijmegen, 2012 46. Tunnelvisie op tunnelvisie? Een verkennend en experimenteel onderzoek naar de besluitvorming door VKL-teams met betrekking tot het onderken- nen van tunnelvisie en andere procesaspecten L Helsloot, J. Groenendaal & B. van ’t Padje, Crisislab, Renswoude, 2012 47. M.-waarde. Een onderzoek naar de bijdrage van Meld Misdaad Anoniem aan de politionele opsporing M.C. van Kuik, S. Boes, N. Kop, M. den Hengst-Bruggeling, T. van Ham & H. Ferwerda, Politieacademie, Apeldoorn/Bureau Beke, Arnhem, 2012 48. Seriebrandstichters. Een verkennend onderzoek naar daderkenmerken en delictpatronen Y. Schoenmakers, A. van Wijk & T. van Ham, Bureau Beke, Arnhem, 2012 49, Van wie is de straat? Methodiek en lessen voor de politie om ongrijpbare veiligheidsfenomenen grijpbaar te maken — op basis van vijf praktijkcasus H. Ferwerda, T. van Ham, B. Bremmers, K. Tijhof & M. Grotens, Bureau Beke, Arnhem, 2013 159 7 UITGAVEN IN DE REEKS POLITIEKUNDE 50. Recherchesamenwerking in de Euregio Maas-Rijn. Knooppunten, knel- punten en kansen H. Nelen, M. Peters & M. Vanderhallen, Politieacademie, Apeldoorn/ Universiteit Maastricht, 2013 5l. De operationele politiebriefing onderzocht. Een onderzoek naar de effectiviteit van de operationele politiebriefing A. Scholtens, J. Groenendaal & 1. Helsloot, Crisislab, Renswoude 2013 5la. De operationele politiebriefing onderzocht (2). Een actie(vervolg) onderzoek om tot een effectievere politiebriefing te komen A. Scholtens, Crisislab, Renswoude 2015 52. Sociale media: factor van invloed op onrustsituaties? R.H. Johannink, L. Gorissen & N.K. van As, Politieacademie Apeldoorn/ VDMMP, Houten, 2013 53. De terugkeer van zedendelinguenten in de wijk C.E. Huls & J.G. Brouwer, Politieacademie, Apeldoorn/Rijksuniversiteit Groningen/Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid, Groningen, 2013 54. Van meld- naar aantoonplicht. Een onderzoek naar een systeern van digitale surveillance C. Veen & J.G. Brouwer, Politieacademie, Apeldoorn/Rijksuniversiteit Groningen, 2013 55. Heterdaadkracht in twee Haagse pilotgebieden B. van Dijk, J.B. Terpstra & P. Hulshof, Politieacademie, Apeldoorn/ DSPgroep, Amsterdam, 2013 56. Inzet op Maat. Onderzoek naar kenmerken en mogelijkheden van duurzame inzetbaarheid van oudere medewerkers H. de Blouw, LR. Kolkhuis Tanke & C.C. Sprenger, Politieacademie, Apeldoorn, 2013 57. Interventies in de opsporing. Impulsen in kwaliteit en effectiviteit van het opsporingsproces R.M. Kouwenhoven, RJ. Morée & P. van Beers, Twynstra Gudde, Amers- foort, 2013 58. De plaats delict in beeld. Fotografie in de dagelijkse en gesimuleerde praktijk G. Vanderveen & J. Roosma, Instituut voor Strafrecht & Criminologie, Universiteit Leiden, 2013 160 59, Jeugdgroepen van toen. Een casusonderzoek naar de leden van drie criminele jeugdgroepen uit het einde van de vorige eeuw H. Ferwerda, B. Beke & E. Bervoets, Bureau Beke, Arnhem/Beke Advies, Arnhem/LokaleZaken, Rotterdam, 2013 60. Tussen hei en hoofdbureau. Leiderschapsontwikkeling bij de politie W. Landman, M. Brussen & E. van der Laan, Twynstra Gudde, Amersfoort, 2013 61. Gemeentelijk blauw. Het dagelijks werk van gemeentelijke handhavers in beeld E. Bervoets, J. Bik & M. de Groot, LokaleZaken, Rotterdam, 2013 62. Excessief geweld op en om de voetbalvelden. Praktijkonderzoek naar omvang, ernst en aanpak van voetbalgeweld’ P. Duijvestijn, B. van Dijk, P. van Egmond, M. de Groot, D. van Sommeren & A. Verwest, DSP-groep, Amsterdam, 2013 63. Beeld van gezag bij de politie. Maatschappelijke verbeelding en de impact van gezagsbeelden op burgers H. de Mare, B. Mali, M. Bleecke & G. van den Brink, m.m.v. Motivaction, Tilburg University, Stichting IVMV, Leiden, 2014 64. _Informatiegestuurde dienders. Informatiesturing tussen theorie en praktijk A. van Sluis, P. Siep, V. Bekkers, m.m.v. M. Thaens & G. Straten, Center for Public Innovation, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 2014 65. Hard op weg. Onderzoek aanpak verkeersveelplegers B. Bieleman, M. Boendermaker, R. Mennes & J. Snippe, Intraval, Gronin- gen/Rotterdam, 2014 66. Tussen hulp en hype. De inzet van opsporingsberichtgeving in ontvoe- ringszaken Y.M.M. Schoenmakers, J.V.O.R. Doekhie & J.C. Knotter, Yvette Schoenma- kers Onderzoek en advies, Weesp, 2014 67. Nachtdienst bij de politie en verkeersveiligheid. Onderzoek naar ervarin- gen van politieagenten met verkeersonveiligheid in woon-werkverkeer na de nachtdienst P. Boekhoorn, BBSO, Nijmegen, 2014 68. Buit van woninginbraak. Onderzoek onder inbrekers en helers J. Snippe, M. Sijtstra, R. Mennes & B. Bieleman, Intraval, Groningen/ Rotterdam, 2014 161 7 UITGAVEN IN DE REEKS POLITIEKUNDE 69. Privaat blauw. Portiers, evenementbeveiligers en voetbalstewards op risicovolle locaties en tijdens risicovolle momenten E. Bervoets & S. Eijgenraam, LokaleZaken, Rotterdam, 2014 70. Met grof geschut. Reconstructie van een moordonderzoek binnen de criminele woonwagenwereld L van Leiden, B. Bremmers & H. Ferwerda, Bureau Beke, Arnhem, 2014 71 Met fluwelen handschoenen? Politie en de omgang met verwarde personen in Amsterdam J. Kuppens, T. Appelman, T. van Ham & A. van Wijk, Bureau Beke, Arnhem, 2015 72a. Vermisten op de kaart. Aard en omvang van langdurige vermissingen L van Leiden & M. Hardeman, Bureau Beke, Arnhem, 2015 73. Van intel tot operatie. De impact van veiligheidsanalisten bij de aanpak van misdaad M. den Hengst, M. Bruinsma, Y. Schoenmakers, W. Niepce, Bureau Bruinsma, Tilburg, 2015 74. De bestuurlijke rapportage. Gezamenlijke inspanning in de aanpak van (georganiseerde) criminaliteit en overlast L Gorissen, m.m.v. R.H. Johannink, PBLQ, Den Haag, 2015 75. De aangifte van delicten bij de multichannelstrategie van de politie P. Boekhoorn & J. Tolsma, Bureau Boekhoorn/Radboud Universiteit, Nijmegen, 2016 76. Die pakken we toch niet op? Afstemming tussen politie en Openbaar Ministerie in zaken van veelvoorkomende aangiftecriminaliteit R. Kouwenhoven & L. Kleijer-Kool, Twynstra Gudde, Amersfoort, 2016 77. Het real-time informeren van noodhulpeenheden. Een onderzoek naar de RTI-functie om frontlijnpolitiefunctionarissen snel te voorzien van relevante informatie A. Scholtens, M. den Hengst & R. Waterreus, Crisislab, Renswoude/ Politie- academie, Apeldoorn, 2016 78. Hoe lang kun je ‘schijt hebben’? Dertien desisters uit criminele jeugdgroe- pen aan het woord C.E. Hoogeveen, A.E. van Burik & B). de Jong, m.m.v. E.M. Klooster, Bureau Alpha, ‘s-Hertogenbosch/VanMontfoort, Woerden, 2016 162 79, Onbenutte kansen. Een onderzoek naar het gebruik van restinformatie in de opsporing A. van Wijk & L. Scholten, m.m.v. B. Bremmers, Bureau Beke, Arnhem, 2016 80. Verbale leugendetectie-wizards G. Bogaard & E.H. Meijer, Maastricht University, Maastricht, 2016 81. Mensenhandel in de prostitutie opsporen zonder aangifte? Een vervolgon- derzoek om de doorzettingsmacht van de politie te verduidelijken M. Goderie, m.m.v. R. Kool, Goderie Onderzoek, Klarenbeek, 2016 82. De onvindbaren. Op zoek naar voortvluchtige veroordeelden in Neder- land Y. Schoenmakers, IL. de Groot, J. van Zanten, A. van Rooyen & J. Baars, Yvette Schoenmakers onderzoek & advies, Amsterdam, 2017 83. Elke dump is een plaats delict. Dumping en lozing van synthetisch drugsafval: verschijningsvormen en politieaanpak Y. Schoenmakers, S. Mehlbaum, M. Everartz & C. Poelarends, Yvette Schoenmakers onderzoek & advies, Amsterdam, 2016 83A. De Intelligence Paradox. Lessen uit de integrale pilot Analyse Synthetische Drugs in Oost-Nederland Y. Schoenmakers, S. Mehlbaum, Yvette Schoenmakers onderzoek & advies, Amsterdam, 2019 84. Naar handhaafbare noodbevelen en noodverordeningen. Een analyse van het gemeentelijke noodrecht AJ. Wierenga, C. Post & J. Koornstra, Rijksuniversiteit Groningen, Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid, 2016 85. Vermisten op het spoor. Rechercheren naar langdurige vermissingen L. van Leiden & M. Hardeman, Bureau Beke, Arnhem, 2017 86. De aard van het beestje. Kenmerken en achtergronden van dierenmishan- delaars A. van Wijk & M. Hardeman, Bureau Beke, Arnhem, 2017 87. Modus operandi van de recherche. De recherchepraktijk in moord- en verkrachtingszaken A. van Wijk, IL. van Leiden & M. Hardeman, Bureau Beke, Arnhem, 2017 163 7 UITGAVEN IN DE REEKS POLITIEKUNDE 88. Over grenzen in de sport. De rol van de politie in de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport in samenwerking met relevante partners A. van Wijk, M. Hardeman, L. Scholten & M. Olfers, Vrije Universiteit Amsterdam, Bureau Beke, Arnhem, 2017 89. Defensiehulp. Legergroene bijstand aan de politie bij handhaving van de rechtsorde E. Bervoets, m.m.v. S. Eijgenraam, T. Dijkhuizen & J. van de Werken, Bureau Bervoets, Amersfoort, 2017 90. Tussen onder en boven. Productie en distributie van softdrugs in Noord- Nederland J. Snippe, R. Mennes, M. Sijtstra & B. Bieleman, Intraval, Groningen/ Rotterdam, 2017 91. Vechten op afspraak. Inzicht in het fenomeen en input voor de ontwikke- ling van een politiestrategie T. van Ham, L. Scholten, A. Lenders & H. Ferwerda, Bureau Beke, Arnhem, 2018 92. Notoire straten. Over de lokale inbedding van georganiseerde criminali- teit S. Mehlbaum, Y. Schoenmakers & J. van Zanten, Mehlbaum Onderzoek, Amsterdam, 2018 92A. De wortel en de stok. Praktijklessen uit een gebiedsgerichte probleemaan- pak van ondermijning S. Mehlbaum, Y. Schoenmakers, Mehlbaum Onderzoek, Amsterdam, 2019 93. Ondermijning door criminele ‘weldoeners’ M. Bruinsma, R. Ceulen & T. Spapens, m.m.v. C. Deij, Tilburg University, Tilburg/Bureau Bruinsma, Tilburg, 2018 94, _Kiezen voor politie. Een onderzoek onder mbo-studenten met een migra- tie - achtergrond in het veiligheidsdomein S. de Winter-Kogak, E. Klooster & M. Day, m.m.v. S. Mehlbaum, M. van Vugt & K. Leschonski, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, 2018 95. Doe-het-zelf-surveillance. Een onderzoek naar de werking en effecten van WhatsApp-buurtgroepen S. Mehlbaum & R. van Steden, m.m.v. M. van Dijk, Vrije Universiteit Amsterdam, Mehlbaum Onderzoek, Amsterdam, 2018 164 96. Een klacht is een gratis advies G. Jacobs, T. Hak, G. Vanderveen, M. Flory, T. Thuis, S. Valkeman & M. Franken, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 2018 97. Voortgezet crimineel handelen tijdens detentie: je gaat het pas zien als je het doorhebt A. Verwest, W. Buysse, P. van Egmond, D. Hofstra, DSP-groep, Amsterdam, 2019 98. Zorg voor kinderen bij aanhouding van ouders; Best practices uit binnen- en buitenland J. Reef, N. Ormskerk, Universiteit Leiden, 2019 99, Aankoopfraude uit het buitenland J. Jansen, S. Westers, S. Twickler, W. Stol, NHL Stenden Hogeschool / Politieacademie 100. Grijs vakmanschap? Taakgerelateerd ongeoorloofd handelen binnen de politie R. Chr. van Halderen (diss. Avans Hogeschool), 2019 101. Niet meer doen! Een onderzoek naar de INDIGO-afdoening A. van Wijk, S. Dickie, J. van Esseveldt, Bureau Beke, Arnhem, 2019 102 De aanpak van cybercrime door regionale eenheden van de politie. Van intake van cybercrime naar opsporing en vervolging P. Boekhoorn, BBSO, Nijmegen, 2020 103 _In- en doorstroom van nieuwkomers in beeld. Opgetekende lessen uit acht casussen rond de opvang van asielzoekers in Nederland. J. Kuppens, Bureau Beke, Arnhem 2020 104 _Delading van vuurwapens. Een onderzoek naar de impact van illegale vuurwapens in Nederland. H. Ferwerda, J. Wolsink en IL. van Leiden, Bureau Beke, Arnhem 2020 105 _Q-teams. De politie onderweg naar toekomstbestendige opsporing en vervolging? P. van Egmond, A. Swami-Persaud, A. Verwest, DSP-groep, Amsterdam 2020 106 Onderwereld boven water? Zoektocht naar georganiseerde criminaliteit in de Noordelijke zeehavens N. Struiksma, C. Boxum, S.). Hollenberg, N.O.M. Woestenburg, Pro Facto, Groningen 2020 165 7 UITGAVEN IN DE REEKS POLITIEKUNDE 107 Benutten van digitale sporen R. Zuurveen, W. Ph. Stol, Onderzoeksgroep Cybersafety. NHL Stenden en CyberScienceCenter 2020 108 Kansen en knelpunten binnen de financiële opsporing LN. de Swart, G.PJ.M op t Hoog, B.M.) Slot, A. Winkel. Ecorys 2021 109 Black box van gemeentelijke online monitoring. Een wankel fundament onder een stevige praktijk W. Bantema, S. Westers, M. Hoekstra, R. Herregodts, S. Munneke. NHL Stenden Hogeschool / Rijksuniversiteit Groningen, 2021 110 _Ondermijning langs zijpaden. Een verkennend onderzoek naar de aard, omvang en aanpak van ondermijnende criminaliteit in relatie tot kleine havens en luchthavens, railtransport en binnenvaart in Noord-Brabant en Zeeland S. van Nimwegen, T. Spapens, R. Ceulen, Tilburg University/Nationale Politie, 2021 Ul Meer dan een ruzie. Politie in de netwerkaanpak huiselijk geweld K.D. Lünnemann, S. ter Woerds, Verwey-Jonker Instituut 2021 166
Onderzoeksrapport
167
train
Mi N% Gemeente Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten WV onen en Erfgoed % Amsterdam S Voordracht voor de Commissie WV van 06 december 2023 Ter kennisneming Portefeuille Volkshuisvesting Agendapunt 4 Datum besluit 20 oktober 2023 Onderwerp Kennisnemen van de raadsinformatiebrief ter afdoening van de toezegging aan lid Aslami (D66) over Airbnb boetes, vit de commissievergadering van 24 mei 2023 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ter afdoening van de toezegging aan lid Aslami (D66) uit de commissievergadering van 24 mei 2023 over de terugbetalingen n.a.v. de covlanceregeling van het proportionaliteitsbeleid vakantieverhuur. Wettelijke grondslag Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80. Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de raadscommissie Volkshuisvesting van 24 mei 2023 is op een vraag van raadslid Aslami (D66) toegezegd schriftelijk terug te komen op de stand van zaken omtrent de terugbetalingen n.a.v. de covlanceregeling van het proportionaliteitsbeleid vakantieverhuur. Reden bespreking nvt Uitkomsten extern advies nvt Geheimhouding nvt Uitgenodigde andere raadscommissies nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.8 1 VN2023-024289 9 Gemeente Raadscommissie vaor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten Wonen % Amsterdam % en Erfgoed Voordracht voor de Commissie WV van 06 december 2023 Ter kennisneming Ja, de toezegging aan lid Aslami (D66) vit de commissievergadering van 24 mei 2023. Welke stukken treft v aan? AD2023-084413 Commissie WV Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief over toezegging Airbnb boetes uit vergadering van 24 AD2023-084448 ‚ mei 2023(GETEKEND).pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie Wonen, Walter Sobral, [email protected], 06-28025131; Albert Eefting, a.eefting@®amsterdam.nl, 06-83623192; Dave Scharn, d‚[email protected], 06-30646738. Gegenereerd: vl.8 2
Voordracht
2
train
Gemeente X Amsterdam % Zuidoost Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost Datum : dinsdag 31 janvari 2023 Aanvang : 19.00 UUr Locatie : raadzaal, 1° verdieping stadsdeelkantoor Voorzitter : Michel Idsinga Secretaris : Peter Vrieler Agenda 1. Opening en vaststellen agenda 19.00 2. Bewoners aan het woord 19.05 3. Mededelingen 19.15 4. Vaststellen (concept) Besluitenlijst 10 januari 2023 19.20 5. a. Mondelinge vragen 19.25 -__ Dhr. Van Eerden (BAZ) -__Dhr. Van der Kamp (VVD) -_ Dhr. Heuvel (PvdA) b. Moties 6. Ingekomen stukken 19.55 BESPREEKPUNTEN Gevraagde adviezen 7. Concept strategie innovatiedistricten (bespreken) 20.00 8. Ontwerp-paraplubestemmingsplan Darkstores Ruimtelijk afwegingskader 20.15 Flitsbezorging vanuit darkstores (bespreken) g. Actvalisering van de lijst beschermwaardige houtopstanden Zuidoost 20.30 (vaststellen) Ongevraagde adviezen 10. Plaatsing Amsterdam letters Brasapark — W. van der Kamp/VVD (bespreken) 20.35 11. Rondvraag en sluiting 20.50 Ter kennisname: Toezeggingenlijst SDC janvari 2023
Agenda
1
discard
Gemeente oh > < Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 18 december 2023 Portefeuille(s) Prostitutiebeleid Portefeuillehouder(s): Femke Halsema Behandeld door OOV Onderwerp Locatie Erotisch Centrum Bijlage Bijlage 1 Stadsdeeladvies Noord (aa juli 2023) Bijlage 2 Stadsdeeladvies Zuid (aa juli 2023) Bijlage 3 Verslag Marktconsultatie drie voorkeurslocaties Erotisch Centrum (23 oktober 2023) Bijlage 4 Impactanalyse Erotisch Centrum (29 september 2023) Bijlage 5 Memo Vervolgproces alternatieve werkterreinen Zuidasdok irt EC (7 december 2023) Bijlage 6 Mobiliteitsscan Erotisch Centrum (4 oktober 2023) Geachte leden van de gemeenteraad, In het Amsterdams Akkoord 2022-2026 heeft de coalitie afgesproken dat men het aantal ramen op de Wallen vermindert door een deel te verplaatsen naar een erotisch centrum waar sekswerkers meer regie kunnen nemen over hun werk. De eerste stap daartoe is om een mogelijke locatie voor het Erotisch Centrum (EC) te selecteren. Na uitgebreid onderzoek heeft het college u in februari drie voorkeurslocaties voor het EC voorgelegd. Met deze brief stelt het college u voor om nu met één overgebleven locatie het vervolgtraject in te gaan: de Europaboulevard in Stadsdeel Zuid. Uit de marktconsvultatie, verder onderzoek en de gesprekken met belanghebbenden blijkt dat deze locatie het meest kansrijk is en de minste nadelen kent. Daarmee komen de twee andere locaties, te weten Docklandsplot op de NDSM-werf Oost in Stadsdeel Noord en De Groene Zoom nabij de RAI te vervallen. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 2 van 11 Uitvoering coalitieakkoord en Aanpak Binnenstad De leefbaarheid en het behoud van de oude binnenstad en specifiek de Wallen staan al jaren onder grote druk door de extreme groei van het toerisme? en de overlast, drukte en het respectloze gedrag die er het gevolg van is. Het Red Light District is een magneet voor een bepaald type toeristen dat afkomt op de mix van sekstheaters, raambordelen, toeristenwinkels, coffeeshops, op toeristen gerichte horeca en budgethotels. Het is een onoverzichtelijk en moeilijk handhaafbaar gebied met smalle straatjes, afgewisseld met grote en drukke uitgaansgebieden. Om de verloedering van de binnenstad tegen te gaan en de Wallen weer leefbaar te maken voor de bewoners heeft het college een toekomstbestendige visie en aanpak voor de binnenstad ontwikkeld?3. Eén van de belangrijkste toeristische magneetfuncties is de raamprostitutie. Om die reden heeft het college vanaf 2019 met de raad en in diverse (publieke en besloten) bijeenkomsten gesproken met sekswerkers, ondernemers en bewoners over de toekomst van de raamprostitutie op de Wallen. Samen met de raad heeft het college gekozen het aantal ramen op de Wallen te verminderen en een EC buiten de binnenstad te ontwikkelen. Daarmee kan een veilig alternatief worden geboden aan de sekswerkers. In een EC wordt ‘inpandige raamprostitutie’ mogelijk, waarbij de ramen zich alleen binnenin het gebouw bevinden. Dit komt zowel de beveiliging als de bezoekersregulatie ten goede. Alle bezoekers komen via een beveiligde ingang binnen en moeten voldoen aan de huisregels. Dit alles om kijktoerisme tegen te gaan en overlastgevende groepen te weren. Stapsgewijs is onderzoek gedaan naar mogelijke voorkeurslocaties in acht zoekgebieden en is een opvatting ontwikkeld over een breed EC dat ook plek biedt aan cultuur, educatie en erotiek, en een verbinding kan vormen met de LHBTIQ+-community. Vermindering raamprostitutie Wallen Met het Erotisch Centrum worden circa 100 veilige werkplekken gerealiseerd. Omwille van de verbetering van de leefbaarheid in het Wallengebied, sluit het college parallel aan de realisatie van het Erotisch Centrum een gelijk aantal werkplekken op de Wallen. Het totaal aantal vergunde werkplekken in Amsterdam dient hetzelfde te blijven. Zodoende zal het sluiten van werkplekken (ramen) in de tijd zoveel mogelijk gelijk opgaan met de opening van het EC. Vanzelfsprekend heeft in de tussentijd de overlast ten gevolge van de drukte de blijvende aandacht van het gemeentebestuur en wordt telkens opnieuw bezien welke maatregelen nodig zijn om de leefbaarheid te vergroten. Tegelijk met deze brief ontvangt u ook brieven over het prostitutiebeleid in brede zin en over de sluitingstijden op de wallen. Om uitvoering te kunnen geven aan het sluiten van ramen op de Wallen is het college bereid vergaande stappen te zetten. De raad heeft tijdens eerdere debatten aan het college gevraagd explicieter aan te geven welke mogelijkheden er zijn om ramen te sluiten. Dit zijn de volgende: e In overleg met exploitanten kan er eventueel een uitruil plaatsvinden tussen ramen op de Wallen en in het EC. Exploitanten die geïnteresseerd zijn in het EC kunnen hun ramen op de Wallen opgeven en een gelijk aantal ramen in het EC exploiteren; e Ook kunnen exploitanten worden uitgekocht, i.c. kunnen bestaande ramen minnelijk verworven worden. Daarvoor doen zich nu al serieuze mogelijkheden voor; + 2004: 8 miljoen gastenovernachtingen; 2024: raming op 23 miljoen. Aantal dagbezoeken is fors gestegen. 2 Zie ook raadsbrief 13 juni 2023: Besluitvorming Erotisch Centrum - Gemeente Amsterdam 3 O.a. minder/andere horeca, monocultuur toeristenwinkels, sekstheaters, coffeeshops (blowverbod), vervroegde sluitingstijden, bezoekerscampagnes. Zie website Aanpak Binnenstad voor het totale overzicht van de maatregelen in deze langjarige aanpak: www.amsterdam.nl/stadsdelen/centrum/aanpak-binnenstad/ Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 3 van 11 e Verder zal het college het bestemmingsplan voor de Wallen aanpassen met de mogelijkheid van onteigening, als stok achter de deur; e Inde raadsbrieven over de vervroegde sluitingstijden en het prostitutiebeleid geeft het college aan nu geen beperkende maatregelen ten aanzien van raamprostitutie op de Wallen te nemen (de argumentatie vindt u in de brieven). Het sluiten van de gordijnen en/of het vervroegen van de sluitingstijden kunnen wel stapsgewijs worden ingevoerd als er een veilig alternatief voor de sekswerkers is in een EC. e Met de sluiting en herontwikkeling van de leeg te komen panden zijn aanzienlijke kosten gemoeid. Het college is bereid daarvoor een fonds te vormen. In het eerste kwartaal van 2024 wordt een vitwerkingsvoorstel met doorlooptijden aan de raad voorgelegd. Locatie Europaboulevard Het vinden van een locatie voor een EC is een bijzonder lastige opgave in onze verdichte en verder verdichtende stad. Er is grote behoefte aan nieuwbouw en nieuwe maatschappelijke voorzieningen. De bereikbaarheid staat onder druk, inwoners verlangen naar groen en ruimte en willen tegelijkertijd ook kunnen parkeren. Dit betekent dat elke eventuele locatie voor een EC zal leiden tot discussies, tot vragen over verdringing en zorgen over leefbaarheid. Daarbij geldt ook dat in een aantal delen van de stad de sociale draagkracht zeer onder druk staat. De raad is de afgelopen vier jaar meegenomen in elke stap van het proces waaronder de keuzes uit de verschillende scenario’s raamprostitutie, de keuze tussen een prostitutiehotel of een erotisch centrum. Ook is de raad betrokken bij alle stappen in de locatiekeuze voor een EC, waaronder de volumestudie, de shortlist van acht gebieden, een inpassingsstudie van de veertien kansrijke locaties en de bekendmaking van drie voorkeurslocaties. Na bekendmaking op 26 februari 2023 van de drie voorkeurslocaties Groene Zoom, Evropaboulevard en Docklandsplot, heeft het college vele reacties en informatie ontvangen van de stadsdelen (stadsdeeladviezen), marktpartijen (via de Marktconsultatie drie voorkeurslocaties Erotisch Centrum). Alle onderzoeksresultaten treft u als bijlagen bij deze brief. Daarnaast is in opdracht van het college een mobiliteitsscan (Mobiliteitsscan Erotisch Centrum) uitgevoerd en heeft projectorganisatie Zuidasdok nader onderzoek gedaan naar de locaties in stadsdeel Zuid (lImpactanalyse locaties Erotisch Centrum). In de afgelopen periode heeft het college ook vele gesprekken gevoerd met belanghebbenden/ stakeholders zoals sekswerkers, ondernemers uit de culturele en LHBTIG+ community, bewoners/ bewonersverenigingen, (vastgoed)ontwikkelaars, exploitanten en ondernemers in de stadsdelen Noord en Zuid. Een aantal partijen heeft alternatieve oplossingen gepresenteerd. Het college heeft alle reacties, adviezen en onderzoeken zorgvuldig afgewogen. Alle locaties kennen eigen specifieke voor- en nadelen. Alles overziende acht het college de locaties Docklandsplot en De Groene Zoom minder kansrijk en geschikt dan de locatie Europaboulevard voor ontwikkeling van een Erotisch Centrum. Uiteraard begrijpt het college dat deze keuze ook vragen en emoties zal oproepen. Het EC is een middel om vermindering van toerisme en overlast, en een veiliger plek voor sekswerkers te bereiken, maar geen doel op zichzelf. Mochten zich betere alternatieven aandienen of de urgentie voor verplaatsing veranderen, dan kan daarover te allen tijde een open gesprek worden gevoerd. Uitleg over het vervolg- en participatieproces treft u verderop aan. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 4 van 11 Toelichting op adviezen en reacties over de drie voorkeurslocaties 1 Stadsdeeladviezen Noord en Zuid Het college heeft advies gevraagd aan de stadsdelen Noord en Zuid over de drie voorkeurslocaties. Deze zijn op 11 juli 2023 uitgebracht en per Dagmail met de raad gedeeld (zie bijlage 1en 2 bij deze raadsbrief). Ook zijn de adviezen besproken in de Commissie AZ van 13 juli 2023. Utreft hieronder een beknopte samenvatting. Stadsdeeladvies Noord Het stadsdeelbestuur Noord is ervan overtuigd dat met de komst van een EC op de NDSM-werf Oost de huidige problemen ten aanzien van bereikbaarheid (en veiligheid) onhoudbaar worden. Ook gaat de ontwikkeling van een EC op het Docklandsplot ten koste van ambities en plannen t.a.v groen, sport, kunst en cultuur en evenementen. Niet alles kan tegelijk op de werf. Ook zal het unieke karakter van de NDSM-werf Oost sterk veranderen. De huidige culturele en eventondernemers zien geen meerwaarde en aansluiting van het EC op de huidige programmering. Bewoners verwachten onveilige situaties op de pont en vrezen dat de pontcapaciteit de bezoekers van het EC niet aankan, ook gezien de gebiedsontwikkeling die het NDSM-gebied al doormaakt. Het DB benadrukt dat een mogelijke komst van een Erotisch Centrum niet mag leiden tot het verdringen van de huidige horecaondernemers. Stadsdeeladvies Zuid Het stadsdeelbestuur Zuid concludeert dat het EC niet past op de locaties in Zuid. De beide locaties zijn niet geschikt vanwege de verkeer- en parkeersituatie, de diverse gemaakte afspraken (zoals de erfpacht op het RAl-terrein en het nhow-hotel) en de te verwachten overlast bovenop de huidige situatie. De specifieke locaties zijn het knelpunt, niet de aard of het karakter van het voorgestelde centrum. Daarnaast heeft het stadsdeel zorgen over de gevolgen voor de gebiedsontwikkeling op de Zuidas en de ontwikkeling van Zuidasdok bij gelijktijdige vitvoering met het EC. Het stadsdeel doet in zijn advies de suggestie aan het college om in te zetten op kleinere EC’s met maximaal 30 sekswerkplekken. 2 Marktconsultatie drie voorkeurslocaties Erotisch Centrum Aan de Marktconsultatie drie voorkeurslocaties Erotisch Centrum hebben 13 marktpartijen deelgenomen: projectontwikkelaars, cultureel ondernemers/ontwikkelaars, exploitant van raamsekswerk, vertegenwoordiging van sekswerkers, stedenbouwkundige- en architectenbureaus en één investeerder. Zij hebben de vragenlijst ingevuld en met al deze partijen heeft de gemeente een gesprek gevoerd. Daarnaast is over het EC en de voorkeurslocaties, mede in het kader van de marktconsultatie, gesproken met sekswerkers, maatschappelijke partners en een brede groep van ondernemers uit de culturele sector en de queer community. In bijlage 3 treft v het rapport van de Marktconsultatie. De hoofdlijnen zijn als volgt: e _Marktpartijen zien kansen in de ontwikkeling van het EC. De meeste partijen, waaronder een investeerder, geven aan een rol te willen spelen bij de ontwikkeling van het EC. e Horeca is voorwaardelijk voor een goede exploitatie. e Over de verbinding met een cultureel programma zijn de partijen overwegend positief, een aantal is kritisch. Er worden kansen gezien in het aanbod van theater, dans, exposities. Er bestaat bij een aantal marktpartijen uit de seksbranche twijfel in hoeverre dit aantrekkelijk is voor klanten van sekswerkers. e Het merendeel van de marktpartijen heeft de voorkeur voor de locatie Europaboulevard. Daarna volgt De Groene Zoom en slechts één marktpartij noemt Docklandsplot als voorkeurslocatie. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 5 van 11 e De ruimte op en rond de kavel op de Europaboulevard is een voordeel, omdat deze goed bereikbaar is voor alle modaliteiten. Daarnaast is de zichtbaarheid en herkenbaarheid van een meerlaags gebouw op deze locatie een pluspunt voor marktpartijen. De beperkte levendigheid in de buurt is een risico. e De sterke punten van De Groene Zoom zijn de ligging direct naast de metro en het treinstation en de nabijheid van het congrescentrum. Minpunten zijn de krappe kavel. Ook voelt de locatie “verstopt” tussen nhow hotel, snelweg en RAI. e _Op de Docklandsplot vrezen marktpartijen voor een niet haalbare business case vanwege de beperkte bereikbaarheid via de pont en met de auto. Ook de kwetsbare buurt wordt als risico gezien. Er worden wel kansen gezien voor samenwerking met de diverse culturele ondernemers aldaar. Zelf zijn de culturele ondernemers vit de buurt kritisch op de relatie met functies in het EC. e Diverse marktpartijen geven aan dat een EC kansen kan bieden aan diverse groepen sekswerkers, in het bijzonder degenen die nu niet goed terecht kunnen of willen op bestaande vergunde plekken. Een aantal van hen benadrukt dat er een goede afstemming moet zijn tussen het tijdspad van een EC en maatregelen op de Wallen die impact hebben om raamwerkers*. 2 lmpactanalyse Zuidasdok en vervolgproces alternatieve werkterreinen Projectorganisatie Zuidasdok heeft op verzoek van de gemeente Amsterdam een impactanalyse opgesteld voor de ontwikkeling van een EC op de twee locaties in Zuid en aanvullend daarop een memo over het vervolgproces van alternatieve werkterreinen in relatie tot het Erotisch Centrum (zie respectievelijk bijlage 4 en bijlage 5). Hierin wordt beschreven wat de belangrijkste te verwachten effecten van het EC op het programma Zuidasdok zijn, wanneer de twee ontwikkelingen (en de exploitatie ervan) gelijktijdig plaatsvinden. De Groene Zoom De locatie Groene Zoom grenst aan het tracégebied van Zuidasdok. Zuidas en Zuidasdok zien De Groene Zoom graag als werkterrein voor het project Tunnel (A1o Zuid verdwijnt ondergronds om ruimte te maken voor de uitbreiding van station Amsterdam Zuid), als alternatief voor een werkterrein in het Beatrixpark. Het Beatrixpark is namelijk complex als werkterrein aangezien een deel van de waterpartij moet worden bedekt door een platform of drijvend object om zo een werkterrein te creëren; daarmee wordt de netto bruikbare ruimte kleiner. Ook tast het de ecologische natuurwaarde in het park aan. Op de Groene Zoom is meer ruimte en deze locatie ligt gunstiger ten opzichte van het tunnelproject. De beschikbaarheid van de Groene Zoom als werkterrein zou niet alleen voor Zuidasdok verlichting geven, maar ook voor de omgeving in en rond het Beatrixpark. Evropaboulevard De locatie Europaboulevard ligt in het tracégebied van Zuidasdok en is in het Tracébesluit aangewezen als werkterrein. De ruimte voor werkterreinen in het gebied waarin Zuidasdok zal gaan bouwen is schaars. De gemeente onderzoekt daarom met Zuidasdok of er vervangende ruimte bestaat voor dit werkterrein. Dit zou het gebruik van de locatie Euvropaboulevard voor een Erotisch Centrum mogelijk maken. De Groene Zoom of het Beatrixpark zijn vanwege hun ligging (te ver van locatie Europaboulevard) niet geschikt om als alternatief werkterrein voor locatie Evropaboulevard te dienen. Rekening houdend met de geschetste overwegingen is er bij 4 Zie in dit kader ook de raadsbrief inzake het prostitutiebeleid en de raadsbrief inzake de sluitingstijden. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 6 van 11 Zuidasdok bereidheid om gezamenlijk met de gemeente Amsterdam oplossingen te zoeken tegen zo beperkt mogelijk kosten. De inventarisatie voor de locaties voor alternatieve werkterreinen loopt nog. In deze fase kan nog niet worden uitgesloten dat eventueel een deel van het Amstelpark hiervoor beschikbaar moet komen. Het Amstelpark is onderdeel van de Hoofdgroenstructuur en een gemeentelijk monument. In dat geval zou dat hoogstwaarschijnlijk een procedure betekenen voor afwijking van het bestemmingsplan (per 1 januari Omgevingsplan) en afwijking van het Hoofdgroenstructuurbeleid. Ook de monumentale status van het Amstelpark kan gevolgen hebben voor de mogelijkheden om daar een werkterrein in te richten. Door de gelijktijdige ontwikkeling ontstaan dan wel een aantal raakvlakken met de aannemer van Zuidasdok (bijvoorbeeld veiligheidszones, bouwwegen en bereikbaarheid). Deze raakvlakken kunnen meerkosten en een langere doorlooptijd van de vitvoering van Zuidasdok tot gevolg hebben. Deze kosten komen voor rekening van de gemeente Amsterdam. In de volgende fase (na het principebesluit) wordt d.m.v. van nader onderzoek en door uitwerking de beheersingsmaatregelen voor de risico's worden bepaald. Conclusies Impactanalyse Zuidasdok De realisatie van een EC op de Groene Zoom leidt voor Zuidasdok tot de grootste uitdaging en onzekerheid en is daarmee het minst gewenst. Voor de Europabovulevard geldt dat de ontwikkeling van een EC niet onmogelijk is, onder voorbehoud dat er een bruikbaar alternatief wordt gevonden voor het werkterrein dat nu (deels) is voorzien op de locatie Europaboulevard. Het onderzoek over de alternatieve werkterreinen wordt in de komende periode uitgevoerd en de besluitvorming voorbereid. De beschikbaarheid van een alternatief werkterrein is voorwaardelijk voor het rijk om mee te kunnen werken aan de inpassing van het EC op locatie Europaboulevard. 4 Mobiliteitsscan In de Mobiliteitsscan Erotisch Centrum (bijlage 6) is onderzocht in welke mate de drie locaties geschikt zijn voor het toevoegen van een EC en wat er aanvullend nodig is om het EC en het gebied eromheen bereikbaar te houden. In deze Mobiliteitsscan is daarbij een bandbreedte aangehouden van bezoekersaantallen tussen 2 tot 1,5 miljoen bezoekers per jaar”. In het onderzoek zijn ook de evenementen meegenomen die gedurende het jaar rond de drie locaties plaatsvinden. Ook is er gekeken naar de ruimtelijke verkeerskundige (veilige) inpassing. De locatie Europaboulevard voldoet aan de eisen voor voetgangers, fietsnetwerk, OV overdag, autoparkeren, fietsparkeren, Kiss & Ride, logistiek en verkeersveiligheid. Er bestaat onzekerheid of het autonetwerk in de spits voldoende capaciteit heeft. Het nachtelijk openbaar vervoer vormt een knelpunt. Maatregelen zijn nodig met betrekking tot OV 's nachts en het autonetwerk. Ook is een ventweg nodig om de kavel bereikbaar te maken. De locatie Docklandsplot voldoet aan eisen voor voetgangers, fietsnetwerk, fietsparkeren, nacht- OV, Kiss & Ride, logistiek en verkeersveiligheid. Er bestaan echter duidelijke onzekerheden of het 5 Het college heeft -conform raadsbrief Beantwoording vragen n.a.v. locatieonderzoek Erotisch Centrum (13 juni 2023) in de marktconsultatie verkend wat de mogelijkheden zijn voor een EC bij lagere bezoekersaantallen dan het voorlopig geraamde bezoekersaantal van 1,5 miljoen. In de mobiliteitsscan is daarom een bandbreedte van 1 tot 1,5 miljoen bezoekers aangehouden. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 7 van 11 aanbod van het openbaar vervoer voldoende is, en of het autonetwerk in de avondspits voldoende capaciteit heeft. Er worden grote knelpunten voorzien rond het auto-parkeren en de capaciteit van de NDSM-veerverbindingen. Deze knelpunten zijn relevant bij normale situaties, maar zijn ten tijde van evenementen nog groter. Maatregelen zijn nodig met betrekking tot mobiliteitsmanagement bij evenementen, uitbreiding van de capaciteit van de NDSM- veerverbindingen, het openbaar vervoersaanbod overdag en autoparkeren. De locatie De Groene Zoom voldoet aan de eisen voor openbaar vervoer overdag, fietsnetwerk, logistiek, verkeersveiligheid en Kiss & Ride. Onzekerheden zijn er bij evenementen, voor de nog te realiseren voetgangersverbindingen (in verband met de eigendomssituatie van de openbare ruimte), inpandig fietsparkeren, de capaciteit van het autonetwerk en het autoparkeren. Het nachtelijk aanbod van het openbaar vervoer is een knelpunt. In het rapport wordt een aantal maatregelen voorgesteld met betrekking tot evenementen, autoparkeren, voetgangers, fietsparkeren, OV 's nachts en autonetwerk. Conclusie Mobiliteitsscan De locatie Europaboulevard scoort in vergelijking met de andere twee locaties op de meeste aspecten positief (behalve nacht-OV zijn er geen knelpunten). Het Docklandsplot kent de meeste knelpunten (evenementen, veercapaciteit en autoparkeren). De Groene Zoom kent nog een aantal onzekerheden ten opzichte van de Europaboulevard (o.a. de bereikbaarheid voor voetgangers en parkeercapaciteit garage RAI). De komst van een EC leidt op alle drie de locaties tot knelpunten. Deze knelpunten zijn uiteindelijk met maatregelen op te lossen. De omvang en complexiteit van de benodigde maatregelen zal per locatie verschillen. Uit de mobiliteitsscan blijkt verder dat grote verschillen in bezoekersaantallen invloed zullen hebben op de mate waarin knelpunten optreden, en op de omvang van de maatregelen die nodig zijn om de knelpunten op te lossen. 5 Gesprekken met belanghebbende partijen en alternatieve voorstellen In augustus en september heeft het college gesprekken gevoerd met belanghebbende partijen: met bewoners uit Noord en Zuid, met ondernemers vit de omgeving van de voorkeurslocaties, met queer/culturele-ondernemers en met sekswerkers. Er zijn goede en constructieve gesprekken gevoerd, waarbij de aanwezige belanghebbenden de gelegenheid hadden om nogmaals hun bezwaren en zorgen te uiten. Hun bezwaren en zorgen ziet het college ook terugkomen in de stadsdeeladviezen en de vele reacties tijdens de bewonersavonden in stadsdeel Noord en Zuid”. Het college waardeert de betrokkenheid van alle belanghebbenden en hun reacties zijn meegenomen in het voorstel van het college om met één locatie het vervolgtraject in te gaan. Het college ontving een manifest voor een Leefbare binnenstad en petitie tegen het EC (het Manifest is opgesteld door circa 40 partijen: bewonersverenigingen en bedrijven uit Noord, Zuid en het Wallengebied)? Daarnaast ontving het college een plan van de Nachtburgemeester®. De burgemeester heeft met beide partijen gesproken en het Verbond heeft de petitie overhandigd. € Wanneer het EC gerealiseerd is, dan worden extra maatregelen genomen om de bereikbaarheid soepel en veilig te laten verlopen. Deze maatregelen zijn nu nog niet bekend en dus geen onderdeel van deze mobiliteitsscan. Wel zijn er suggesties gedaan voor beheersmaatregelen. 7Zie raadsbrief van 13 juni 2023 ‘Beantwoording vragen n.a.v. locatieonderzoek Erotisch Centrum’ 8 Zie de website van het verbond voor het Manifest en petitie: https://tekentegen.nl 9 Zie website Stichting Nachtburgemeester:https://nachtburgemeester.amsterdam/Nachtburgemeester- presenteert-alternatief-plan-voor-het-Erotisch Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 8 van 11 Het Verbond en de Stichting Nachtburgemeester vinden een EC buiten de binnenstad geen goede oplossing voor de binnenstad en de stad. Beide partijen onderstrepen de waarde van het behoud van alle verschillende functies op de Wallen en roepen op tot andere oplossingen om overlast, piekdrukte en criminaliteit aan te pakken. Zowel het voorstel voor een Leefbare Binnenstad als het plan van de Stichting Nachtburgemeester benadrukt het belang van goede handhaving®® en crowdmanagement en andere maatregelen op de Wallen. Het college onderschrijft dat belang. Daarom is er de integrale aanpak binnenstad; onderdeel daarvan is onder meer de bestaande, zeer grote inzet op handhaving en crowdmanagement. Tegelijk leert de ervaring van de afgelopen jaren dat handhaving en crowdmanagement ontoereikend zijn om de overlast bij piekdrukte naar tevredenheid terug te dringen. Het is ook niet realistisch daarvan de komende jaren bij de aanhoudende schaarste in personeel grote verwachtingen te hebben. De beide voorstellen zetten ook in op het behoud van, of vermeerderen van de ramen in de binnenstad. Dit staat echter haaks op de keuzes van het college en de raad voor de Aanpak Binnenstad met een EC buiten de binnenstad en draagt niet bij aan vermindering van de aantrekkingskracht van het Red Light District op groepen overlastgevende toeristen. Eerder kunnen de veiligheid en leefbaarheid verder onder druk komen te staan. Conclusie afweging van drie locaties Alles overwegende ziet het college de locatie Evropaboulevard in gebied Zuid/RAI als de meest geschikte locatie voor het vervolgtraject tot ontwikkeling van het EC. De locatie ligt in een sterke, sociaal veerkrachtige buurt in vergelijking tot de andere onderzochte gebieden in de hele stad“. Belangrijk is ook dat de geconsulteerde marktpartijen op de locatie Europaboulevard de meeste kansen zien. De locatie Europaboulevard is onderdeel van het stedelijk weefsel van de stad en is goed bereikbaar met zowel het openbaar vervoer (met uitzondering van nacht-ov) als de auto. Er zijn geen onoplosbare mobiliteitsknelpunten; wel zullen infrastructurele aanpassingen nodig zijn en deze worden ook nader uitgewerkt in de volgende fase. Er kan goed worden aangesloten bij evenementen/bezoekersstromen. De locatie ligt niet in een woonwijk; de dichtstbijzijnde woningen liggen aan de overkant van een brede drukke weg die de toegang vormt naar de ring (Europaboulevard). In vergelijking met locaties Groene Zoom en Europaboulevard geldt dat locatie Europaboulevard de minste hinder geeft voor het (complexe) project Zuidasdok, waarbij de voorwaarde wel is dat er een alternatief werkterrein moet worden gevonden voor de uitvoering van knooppunt Amstel als de Europaboulevard (deels) vervalt als werkterrein. Dit is op dit moment al in onderzoek en zal in de volgende fase duidelijk worden. Zuidasdok heeft een grote voorkeur om de Groene Zoom te gebruiken als werkterrein voor de uitvoering van de tunnel. Bij de Groene Zoom geldt de eigendomssituatie van de openbare ruimte als belangrijk aandachtspunt. Met betrekking tot de locatie Docklandsplot in Noord ziet het college een zeer groot spanningsveld op de NDSM-werf Oost in de verdeling van de schaarse ruimte voor sport, groen en parkeren, kunst en cultuur en evenementen. Daarnaast overweegt het college dat de ontwikkeling van het EC een grote impact zal hebben op het karakter van de werf, als gebied waarin culturele ondernemers en eventondernemers jaren hebben gewerkt om het gebied een culturele vrijplaats te maken. Ook bestaat een spanningsveld met woningen in de directe omgeving en de 0 Ook raamwerkers hebben daarop gewezen in hun brief over de sluitingstijden. “Zie de raadsbrief van 13 juni jl. voor een vitgebreide toelichting over de sociaal-maatschappelijke impact en het advies van politie. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 9 van 11 ontwikkeling van een grote woonwijk op korte afstand van locatie Docklandsplot. Op enige nabijheid van NDSM-werf Oost zijn woonwijken met een bepaalde mate van kwetsbaarheid. Zwaarwegend nadeel is ook de bereikbaarheid: er is geen multi-modale bereikbaarheid en de capaciteit van de veerpontverbindingen vormt nu al een groot knelpunt. Er zouden veelomvattende, forse maatregelen nodig zijn. Het college is zich bewust van de zorgen en bezwaren rondom de komst van een EC. Met de raadsbrief Beantwoording vragen n.a.v. locatieonderzoek Erotisch Centrum van 13 juni heeft het college deze al zoveel mogelijk beantwoord. Het college begrijpt uiteraard dat zij op dit moment niet alle zorgen en bezwaren kan wegnemen. Indien de raad het voorstel voor locatie Europaboulevard steunt, dan kan een vervolgproces worden ingezet. Onderdeel daarvan is uiteraard een goede betrokkenheid van alle belanghebbenden. Mochten de komende jaren de omstandigheden zich wijzigen of zich andere oplossingen voordoen dan zal dat met een open oog worden beoordeeld. Het EC is zoals gezegd een middel en geen doel op zichzelf. Participatie In de raadsbrief Beantwoording vragen naar aanleiding van het Erotisch Centrum van 13 juni jl. heeft het college toegezegd om al in deze fase een verdere uitwerking te delen van het participatieproces nà de besluitvorming over de definitieve locatie. Het bestuur heeft in 2023 gekozen om drie locaties aan de stad voor te leggen, daarover advies te vragen aan de stadsdelen, met stakeholders te spreken en de markt te consulteren. Het college legt nu eerst de voorkeurslocatie voor aan de raad. Als het college komt tot het principebesluit om met locatie Europabovulevard het vervolgproces in te gaan, dan volgt daarna de stap naar een projectbesluit. Onderdeel daarvan is een participatietraject over de inpassing van het Erotisch Centrum. Daarin betrekt de gemeente belanghebbenden bij het ontwerp van het gebouw, de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte en over de te nemen maatregelen om de buurt veilig en leefbaar te houden. Zo hebben we blijvend de wensen en zorgen in beeld en kunnen daar zo veel mogelijk rekening mee houden. De exacte inrichting van het participatieproces en de onderwerpen zullen te zijner tijd verder worden uitgewerkt; het stadsdeel heeft daarbij een belangrijke rol. Op dit moment kan wel een eerste indruk worden gegeven van de onderwerpen waarover kan worden geparticipeerd. Dat kunnen onder meer zijn: e Gebouw (vorm, hoogte, breedte, architectuur, uitstraling, gebruik) e Programmering en functies. e _ Inrichting openbare ruimte: groen, verlichting, design, materialen. e Beheersing bezoekersstromen. e Maatregelen ter voorkoming van overlast en sociale onveiligheid/ impact buurt (handhaving en beveiliging). e Maatregelen voor bereikbaarheid en (fiets)parkeren. e Maatregelen voor afstemming met maatschappelijke voorzieningen/ buurtfuncties e Beheer gebouw (openingstijden, aanspreekpunt bij overlast) Naast dit participatietraject met belanghebbenden over de inpassing vindt er formele inspraak plaats in het kader van het omgevingsplan en consulteert de gemeente de geïnteresseerde Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 10 van 11 ontwikkelaars en de potentiële gebruikers van het EC (o.a. sekswerkers) over de verdere uitwerking van het concept. Vervolgproces Het college legt de keuze met deze brief voor aan de raad. Naar verwachting kan in het eerste kwartaal van 2024 het debat hierover plaatsvinden. Als een meerderheid van de raad de ontwikkeling van een EC op locatie Europaboulevard steunt, is de verkenningsfase afgesloten en zal het college toewerken naar een projectbesluit dat aan de raad zal worden voorgelegd. Onderdelen van het projectbesluit zijn onder meer de uitwerking van het programma van eisen, technische onderzoeken ter voorbereiding van de ontwikkeling van het gebouw en het opstellen van een ontwikkelstrategie. Bij een aantal onderdelen kunnen bewoners en vertegenwoordigers van bedrijven/voorzieningen participeren, ook marktpartijen en sekswerkers worden betrokken. Vervolgens wordt een investeringsbesluit voorbereid, waarin zowel het stedenbouwkundig plan, het programma als de kosten en opbrengsten worden uitgewerkt. Als het investeringsbesluit (naar verwachting over circa twee jaar) is genomen door het college en de raad, kunnen de planologische juridische procedures starten alsook de selectie van marktpartijen**. De doorlooptijd tot realisatie van het EC is circa zeven jaar onder voorbehoud van bestuurlijke besluitvorming. Het college hoopt u op deze wijze goed te hebben geïnformeerd over de afwegingen die hebben geleid tot het voorstel voor de locatie Europaboulevard, en wisselt hierover graag van gedachten met de raad. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Ä Ì 2 df ij / / / | / / j GE Femke Halsema Burgemeester 2 De gemeente faciliteert het proces om te komen tot een EC: vitwerking van het concept, selectie van een locatie, uitzetten van een ‘tender’ voor geïnteresseerde ontwikkelaars/exploitanten en faciliteren van de bestemmingsplanwijziging. De gemeente neemt geen deel in de ontwikkeling of exploitatie van het gebouw: dat doen marktpartijen. Na realisatie van een EC treedt de gemeente op als toezichthouder en vergunningverlener. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 18 december 2023 Pagina 11 van 11 Locatie Europaboulevard jn ge AE ON I | | I | 4mM En 6 ad re ULPE | | EEN ee ij ee tE gen ef / en en eN EN | LEE an D= ‘ Es U ae A LE ANNE Z \ EE PCREN ; \\- _ rs TENS Nij 8 mm nn Citije Mageren KET FR eN Û En | 28 3 BA PS 2 it mn er er ante je 5 , N E dr 5 ® E 4 | WS U Ne men NENDE MEE neer NS | Ì | Ä at mn \ ES ) ' sn EE ed tl ms Sa Ee BS RE E Tan Er EE en 4 2 in Bet t en er U E 5 | ce AE Et 5 Afbeeldingen uit: Inpassingsonderzoek negen locaties Erotisch Centrum, 8 december 2022 (bijlage bij raadsbrief 14 februari 2023, Uitkomsten locatieonderzoek Erotisch Centrum) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
11
val