premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
Well i think there amish but there carrying maybe a cellphone or walkie talkie.
Ik denk dat er amish is, maar er is misschien een mobiele telefoon of walkie talkie.
Humans carrying technology.
Mensen dragen technologie.
0
Amish are humans. Cellphone or walkie talkie are both technology.
Mobiele telefoon of walkie talkie zijn allebei technologie.
0.0
0.0621
0.0001
0.1153
0.869
0.1274
A large man and small boy wearing cowboy hats and suspenders are holding hands.
Een grote man en een kleine jongen met cowboyhoeden en bretels houden elkaars hand vast.
Two people hold hands.
Twee mensen houden elkaars hand vast.
0
A man and a boy are both people.
Een man en een jongen zijn beide mensen.
0.5622
0.1095
0.8427
0.1373
0.8822
0.1191
A large man and small boy wearing cowboy hats and suspenders are holding hands.
Een grote man en een kleine jongen met cowboyhoeden en bretels houden elkaars hand vast.
Two kids wrestle a goat.
Twee kinderen worstelen met een geit.
2
There is either a large man and a small boy, or there are 2 kids.
Er is een grote man en een kleine jongen, of er zijn 2 kinderen.
0.5624
0.1096
0.2448
0.1049
0.8173
0.1191
A large man and small boy wearing cowboy hats and suspenders are holding hands.
Een grote man en een kleine jongen met cowboyhoeden en bretels houden elkaars hand vast.
A boy takes the hand of his uncle.
Een jongen pakt de hand van zijn oom.
1
Sentence 1: A large man and small boy wearing cowboy hats and suspenders are holding hands. Sentence 2: A boy takes the hand of his uncle.
Zin 1: Een grote man en een kleine jongen met cowboyhoeden en bretels houden elkaars hand vast. Zin 2: Een jongen neemt de hand van zijn oom.
0.563
0.1095
0.7753
0.1217
0.376
0.0983
A woman in a swimsuit sitting on a bench with a dog.
Een vrouw in een badpak op een bankje met een hond.
A woman walking a dog on the beach.
Een vrouw die een hond uitlaat op het strand.
2
A woman can’t be sitting on a bench at the same time that she is walking a dog.
Een vrouw kan niet op een bank zitten op hetzelfde moment dat ze een hond uitlaat.
0.6947
0.1187
0.2763
0.1236
0.2836
0.1212
A woman in a swimsuit sitting on a bench with a dog.
Een vrouw in een badpak op een bankje met een hond.
A woman and dog on the beach.
Een vrouw en hond op het strand.
0
in a both sentence woman and dog are different.
in een zin die vrouw en hond anders zijn.
0.6947
0.1187
0.9568
0.1197
0.1041
0.1
A woman in a swimsuit sitting on a bench with a dog.
Een vrouw in een badpak op een bankje met een hond.
A woman with her pet dog on the beach.
Een vrouw met haar hond op het strand.
1
The dog sitting next to her may not be her pet dog.
De hond naast haar is misschien niet haar huisdier.
0.6947
0.1187
0.89
0.1263
0.4294
0.1357
A woman and a dog sit on a white bench near a beach.
Een vrouw en een hond zitten op een witte bank bij een strand.
The woman is tired.
De vrouw is moe.
1
Sentence 1: A woman and a dog sit on a white bench near a beach. Sentence 2: The woman is tired.
Zin 1: Een vrouw en een hond zitten op een witte bank bij een strand. Zin 2: De vrouw is moe.
0.9154
0.1358
0.9248
0.1202
0.6875
0.123
A woman and a dog sit on a white bench near a beach.
Een vrouw en een hond zitten op een witte bank bij een strand.
The woman is running.
De vrouw rent weg.
2
The woman cannot be sitting on a bench and also running.
De vrouw kan niet op een bank zitten en ook niet rennen.
0.9154
0.1358
0.3595
0.1265
0.2551
0.1209
A woman and a dog sit on a white bench near a beach.
Een vrouw en een hond zitten op een witte bank bij een strand.
The woman is outside sitting down.
De vrouw is buiten zittend.
0
She is at the beach, so she is outside.
Ze is op het strand, dus ze is buiten.
0.9159
0.1359
0.0
0.1095
0.4225
0.1193
A woman and a dog sit on a bench in front of a beach.
Een vrouw en een hond zitten op een bank voor een strand.
The woman is waiting for the dogs owner on the bench.
De vrouw wacht op de honden eigenaar op de bank.
1
There is no indication as to what the woman is waiting for.
Er is geen indicatie waar de vrouw op wacht.
0.9601
0.1369
0.2244
0.1093
0.2478
0.1302
A woman and a dog sit on a bench in front of a beach.
Een vrouw en een hond zitten op een bank voor een strand.
The woman is running a marathon.
De vrouw loopt een marathon.
2
A woman and a dog sit is different that a woman who is running.
Een vrouw en een hond zitten is anders dan een vrouw die rent.
0.9601
0.1369
0.8722
0.1306
0.012
0.0892
A woman and a dog sit on a bench in front of a beach.
Een vrouw en een hond zitten op een bank voor een strand.
A woman is on a bench.
Een vrouw zit op een bankje.
0
sit on a bench in front of a beach so she is on the beach.
Ga op een bankje voor een strand zitten zodat ze op het strand is.
0.9601
0.1369
0.5764
0.143
0.2109
0.113
A woman with a dog sitting on a bench near the ocean.
Een vrouw met een hond op een bankje bij de oceaan.
The woman is playing with the dog on a bench near the ocean.
De vrouw speelt met de hond op een bankje bij de oceaan.
1
Sentence 1: A woman with a dog sitting on a bench near the ocean. Sentence 2: The woman is playing with the dog on a bench near the ocean.
Zin 1: Een vrouw met een hond die op een bankje bij de oceaan zit. Zin 2: De vrouw speelt met de hond op een bankje bij de oceaan.
0.7297
0.1268
0.861
0.1393
0.4203
0.109
A woman with a dog sitting on a bench near the ocean.
Een vrouw met een hond op een bankje bij de oceaan.
The female is cat sitting with the dog on a bench near the ocean.
Het vrouwtje is kat zittend met de hond op een bankje bij de oceaan.
2
The woman cannot be a person and a cat.
De vrouw kan geen mens en kat zijn.
0.7297
0.1268
0.1793
0.0711
0.6639
0.1189
A woman with a dog sitting on a bench near the ocean.
Een vrouw met een hond op een bankje bij de oceaan.
There is a female baby sitting a dog while on a bench near the ocean.
Er zit een vrouwelijke baby op een bankje in de buurt van de oceaan.
0
A woman is a female, though not a baby.
Een vrouw is een vrouw, maar geen baby.
0.7297
0.1268
0.4644
0.1276
0.4247
0.121
white bench looking out onto the ocean with dog.
Witte bank kijkend uit op de oceaan met hond.
A tall human looking out
Een lange mens die uitkijkt
1
There is not an indication that the human is tall, or even present on the bench.
Er is geen aanwijzing dat de mens groot is, of zelfs aanwezig op de bank.
0.0574
0.0738
0.0
0.1086
0.2453
0.0929
white bench looking out onto the ocean with dog.
Witte bank kijkend uit op de oceaan met hond.
Nobody is looking out.
Niemand kijkt uit.
2
Nobody means no one or nothing and a dog is something.
Niemand betekent niemand of niets en een hond is iets.
0.0551
0.0737
0.1792
0.1156
0.2929
0.09
white bench looking out onto the ocean with dog.
Witte bank kijkend uit op de oceaan met hond.
A human looking out.
Een mens die uitkijkt.
0
white bench looking out is inferred as looking out.
Witte bank uitkijken wordt afgeleid als uitkijken.
0.0571
0.0737
0.0004
0.1121
0.0
0.0745
A man spray paints graffiti art on the size of a concrete wall.
Een man schildert graffiti kunst op de grootte van een betonnen muur.
A man is cleaning a wall.
Een man maakt een muur schoon.
2
The man is either painting graffiti art, or cleaning the wall.
De man schildert graffiti kunst, of maakt de muur schoon.
0.6931
0.0968
0.7442
0.1285
0.3979
0.0981
A man spray paints graffiti art on the size of a concrete wall.
Een man schildert graffiti kunst op de grootte van een betonnen muur.
A person is painting.
Een persoon schildert.
0
A man is a person.
Een man is een mens.
0.6931
0.0968
0.5367
0.1117
0.9346
0.1326
A man spray paints graffiti art on the size of a concrete wall.
Een man schildert graffiti kunst op de grootte van een betonnen muur.
An artist is outside.
Er staat een artiest buiten.
1
Sentence 1: A man spray paints graffiti art on the size of a concrete wall. Sentence 2: An artist is outside.
Zin 1: Een man spray schildert graffiti kunst op de grootte van een betonnen muur. Zin 2: Een kunstenaar is buiten.
0.6931
0.0968
0.3206
0.1216
0.0
0.0782
The young man has just crossed a rickety footbridge.
De jongeman is net over een rare voetbrug.
The bridge is made of solid concrete
De brug is gemaakt van massief beton
1
Sentence 1: The young man has just crossed a rickety footbridge. Sentence 2: The bridge is made of solid concrete
Zin 1: De jongeman heeft net een kronkelige voetbrug overgestoken.
0.0
0.1062
0.9817
0.1593
0.0007
0.1053
The young man has just crossed a rickety footbridge.
De jongeman is net over een rare voetbrug.
The footbridge is made of wood
De voetbrug is gemaakt van hout
1
Sentence 1: The young man has just crossed a rickety footbridge. Sentence 2: The footbridge is made of wood
Zin 1: De jongeman is net over een rare voetbrug. Zin 2: De voetbrug is gemaakt van hout
0.0
0.1062
0.983
0.1529
0.0781
0.107
The young man has just crossed a rickety footbridge.
De jongeman is net over een rare voetbrug.
The man is less than fifty years old.
De man is minder dan vijftig jaar oud.
0
Young is definitely less than fifty years old.
Jong is zeker minder dan vijftig jaar oud.
0.0
0.1062
0.9519
0.125
0.8515
0.0893
A man in a deep blue shirt is touching up on his graffiti art spray painted on a dark gray public wall.
Een man in een diepblauw shirt raakt zijn graffiti kunst spray geschilderd op een donker grijs openbare muur.
A person is working some artwork to honor a famous singer.
Iemand werkt aan een kunstwerk om een beroemde zanger te eren.
1
Sentence 1: A man in a deep blue shirt is touching up on his graffiti art spray painted on a dark gray public wall. Sentence 2: A person is working some artwork to honor a famous singer.
Zin 1: Een man in een diepblauw shirt raakt zijn graffiti kunst spray geschilderd op een donkergrijze openbare muur. Zin 2: Iemand werkt aan een kunstwerk om een beroemde zanger te eren.
0.1041
0.0646
0.5645
0.1202
0.1795
0.0587
A man in a deep blue shirt is touching up on his graffiti art spray painted on a dark gray public wall.
Een man in een diepblauw shirt raakt zijn graffiti kunst spray geschilderd op een donker grijs openbare muur.
A person is holding a spray can next to a wall.
Een persoon houdt een spuitbus naast een muur.
0
A man is a person, and he must be holding a spray can in order to be touching up something that has been spray painted.
Een man is een persoon, en hij moet een spuitbus vasthouden om iets aan te raken dat bespoten is.
0.1041
0.0646
0.5088
0.129
0.0723
0.0921
A man in a deep blue shirt is touching up on his graffiti art spray painted on a dark gray public wall.
Een man in een diepblauw shirt raakt zijn graffiti kunst spray geschilderd op een donker grijs openbare muur.
A man in a red shirt is taking pictures of a grey wall.
Een man in een rood hemd maakt foto's van een grijze muur.
2
The man has either a deep blue shirt or a red shirt on.
Hij heeft een diepblauw shirt of een rood shirt aan.
0.1041
0.0646
0.6617
0.1242
0.5728
0.1224
A young man in a red and gray shirt and blue jeans is walking outside with a cellphone in his hand.
Een jongeman in een rood en grijs shirt en blauwe jeans loopt naar buiten met een mobiel in zijn hand.
A person is using his cell phone.
Iemand gebruikt zijn mobiele telefoon.
0
A man is a person, and if he has a cellphone in his hand, he is probably using his cell phone.
Een man is een persoon, en als hij een mobiele telefoon in zijn hand heeft, gebruikt hij waarschijnlijk zijn mobiele telefoon.
0.7767
0.1369
0.9608
0.1456
0.7162
0.1328
A young man in a red and gray shirt and blue jeans is walking outside with a cellphone in his hand.
Een jongeman in een rood en grijs shirt en blauwe jeans loopt naar buiten met een mobiel in zijn hand.
A woman sits next to a car.
Een vrouw zit naast een auto.
2
The person cannot be a man and a woman. And the person is either walking outside or is sitting next to a car.
De persoon kan geen man en vrouw zijn en de persoon loopt naar buiten of zit naast een auto.
0.7767
0.1369
0.7258
0.1253
0.2814
0.1036
A young man in a red and gray shirt and blue jeans is walking outside with a cellphone in his hand.
Een jongeman in een rood en grijs shirt en blauwe jeans loopt naar buiten met een mobiel in zijn hand.
A person is talking to his mother on his cell phone.
Een persoon praat met zijn moeder op zijn mobiel.
1
Sentence 1: A young man in a red and gray shirt and blue jeans is walking outside with a cellphone in his hand. Sentence 2: A person is talking to his mother on his cell phone.
Zin 1: Een jonge man in een rood en grijs shirt en blauwe jeans loopt naar buiten met een mobieltje in zijn hand. Zin 2: Een persoon praat met zijn moeder op zijn mobiel.
0.7767
0.1369
0.9192
0.1402
0.6995
0.1224
young girl and man standing in front of water fountain.
Jong meisje en man staan voor de fontein.
A woman and her son standing in line at the fountain.
Een vrouw en haar zoon in de rij bij de fontein.
2
It is either a young girl and man, or a woman and her son.
Het is een jong meisje en man, of een vrouw en haar zoon.
0.7536
0.1302
0.688
0.122
0.7757
0.1147
young girl and man standing in front of water fountain.
Jong meisje en man staan voor de fontein.
Two people are by the fountain.
Twee mensen zijn bij de fontein.
0
Both a girl and a man are people.
Zowel een meisje als een man zijn mensen.
0.7532
0.1301
0.0007
0.1261
0.9556
0.1392
young girl and man standing in front of water fountain.
Jong meisje en man staan voor de fontein.
Two people are by the fountain in the park.
Twee mensen zijn bij de fontein in het park.
1
Sentence 1: young girl and man standing in front of water fountain. Sentence 2: Two people are by the fountain in the park.
Zin 1: jong meisje en man staan voor waterfontein. Zin 2: Twee mensen zijn bij de fontein in het park.
0.7535
0.1301
0.5096
0.1315
0.2673
0.1165
A bald man in a blue shirt spray paints graffiti on a wall
Een kale man in een blauw shirt spuitverft graffiti op een muur
A bald man has a blue shirt.
Een kale man heeft een blauw hemd.
0
man in a blue shirt is inferred as man has a blue shirt.
De man in een blauw shirt wordt afgeleid omdat de mens een blauw shirt heeft
0.5536
0.1263
0.5869
0.1219
0.1223
0.1002
A bald man in a blue shirt spray paints graffiti on a wall
Een kale man in een blauw shirt spuitverft graffiti op een muur
The man is committing a crime.
De man begaat een misdaad.
1
A person spray painting graffiti on a wall may be making art or doing lawful work and may not be committing a crime.
Een persoon spuiten schilderen graffiti op een muur kan het maken van kunst of het doen van legaal werk en kan geen misdaad plegen.
0.5539
0.1263
0.8455
0.152
0.0
0.0836
A bald man in a blue shirt spray paints graffiti on a wall
Een kale man in een blauw shirt spuitverft graffiti op een muur
The man has a orange shirt.
Hij heeft een oranje shirt.
2
A blue shirt is a different color than an orange shirt.
Een blauw hemd is een andere kleur dan een oranje hemd.
0.5539
0.1263
0.709
0.1324
0.7044
0.1356
A light green sign on the stairs that says "STAI GUARDANO GRATIS IL PAVITMENTO"
Een licht groen bord op de trap dat zegt "STAI GUARDENO GRATIS IL PAVITMENTO"
There is a sign on a street.
Er is een bord op een straat.
2
Street and stairs are different.
Straat en trap zijn anders.
0.4735
0.0745
0.9814
0.1443
0.2003
0.1142
A light green sign on the stairs that says "STAI GUARDANO GRATIS IL PAVITMENTO"
Een licht groen bord op de trap dat zegt "STAI GUARDENO GRATIS IL PAVITMENTO"
There is a sign on some stairs.
Er is een bord op de trap.
0
A light green sign is the same as a sign.
Een licht groen teken is hetzelfde als een teken.
0.4735
0.0745
0.8322
0.1263
0.6341
0.1011
A light green sign on the stairs that says "STAI GUARDANO GRATIS IL PAVITMENTO"
Een licht groen bord op de trap dat zegt "STAI GUARDENO GRATIS IL PAVITMENTO"
The sign is in a stairway.
Het bord is in een trap.
1
Sentence 1: A light green sign on the stairs that says 'STAI GUARDANO GRATIS IL PAVITMENTO' Sentence 2: The sign is in a stairway.
Zin 1: Een licht groen bord op de trap dat zegt 'STAI GUARDENO GRATIS IL PAVITMENTO' Zin 2: Het bord staat in een trap.
0.4735
0.0745
0.0
0.0976
0.4215
0.0714
A girl and a lady both looking through a microscope.
Een meisje en een dame kijken allebei door een microscoop.
A girl and lady are looking through a microscope.
Een meisje en dame kijken door een microscoop.
0
both looking is inferred as A girl and lady are looking
beide kijken is afgeleid als een meisje en dame kijken
0.5953
0.125
0.6877
0.1301
0.0
0.0673
A girl and a lady both looking through a microscope.
Een meisje en een dame kijken allebei door een microscoop.
A girl and lady are looking through a microscope and see a lot of things.
Een meisje en vrouw kijken door een microscoop en zien veel dingen.
1
We have not been instructed if the see a lot of things.
We zijn niet geïnstrueerd als ze veel dingen zien.
0.5953
0.125
0.8186
0.1271
0.1409
0.0991
A girl and a lady both looking through a microscope.
Een meisje en een dame kijken allebei door een microscoop.
A girl and lady and playing in the park.
Een meisje en dame en spelen in het park.
2
Usually looking through a microscope is indoors and playing in a park is outdoors.
Meestal kijken door een microscoop is binnen en spelen in een park is buiten.
0.5953
0.125
0.3568
0.1063
0.1867
0.1253
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two young women look.
Twee jonge vrouwen kijken.
0
Women look into microscopes is the same as women look.
Vrouwen kijken in microscopen is hetzelfde als vrouwen kijken.
0.4349
0.1138
0.6611
0.1083
0.4365
0.0949
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
A scientist shows her friend what she just discovered with her microscope.
Een wetenschapper laat haar vriend zien wat ze net ontdekte met haar microscoop.
1
The woman is not necessarily a scientist, or a friend of the other woman, and she had not necessarily discovered anything.
De vrouw is niet noodzakelijk een wetenschapper, of een vriend van de andere vrouw, en ze had niet per se iets ontdekt.
0.4349
0.1138
0.8716
0.1342
0.5884
0.119
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Three old men are observing the moon through telescopes.
Drie oude mannen observeren de maan door telescopen.
2
Women and men are different.
Vrouwen en mannen zijn anders.
0.4349
0.1138
0.8912
0.146
0.9595
0.1365
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
A young lady discovered that she has a rare blood type.
Een jongedame ontdekte dat ze een zeldzame bloedgroep heeft.
1
The lady did not necessarily discover that she has a rare blood type.
De dame ontdekte niet noodzakelijk dat ze een zeldzame bloedgroep heeft.
0.4347
0.1138
0.8379
0.137
0.6313
0.1235
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two researchers didn't see anything in their microscopes.
Twee onderzoekers zagen niets in hun microscopen.
2
Disbelieving look wouldn't happen if the researchers didn't see anything.
Ongelooflijke blik zou niet gebeuren als de onderzoekers niets zagen.
0.435
0.1138
0.839
0.1436
0.0001
0.0695
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
A woman just discovered a highly deadly, infectious bacteria.
Een vrouw ontdekte net een zeer dodelijke, besmettelijke bacterie.
1
The woman did not necessarily just discover a highly deadly, infectious bacteria.
De vrouw heeft niet per se alleen een zeer dodelijke, besmettelijke bacterie ontdekt.
0.435
0.1138
0.937
0.1559
0.7155
0.133
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two old women look.
Twee oude vrouwen kijken.
2
Young and old are different.
Jong en oud zijn anders.
0.435
0.1138
0.5151
0.0927
0.8123
0.1184
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two researchers have found something in their microscopes.
Twee onderzoekers hebben iets gevonden in hun microscoop.
0
Women look into microscopes could mean that they are researchers.
Vrouwen kijken in microscopen kan betekenen dat ze onderzoekers zijn.
0.4337
0.1138
0.9608
0.1427
0.6161
0.1178
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two women are eating at a buffet
Twee vrouwen eten bij een buffet
2
Look into is different than eating.
Kijken is anders dan eten.
0.4338
0.1138
0.869
0.1326
0.0007
0.1145
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
The women are using telescopes.
De vrouwen gebruiken telescopen.
0
Women look into microscopes means they are using them.
Vrouwen kijken in microscopen en gebruiken ze.
0.4339
0.1138
0.9377
0.1326
0.2545
0.1085
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
The man and woman are in an intense argument.
De man en vrouw hebben een intens argument.
2
Two young women are different than a man and a woman.
Twee jonge vrouwen zijn anders dan mannen en vrouwen.
0.4351
0.1138
0.2824
0.1234
0.7099
0.1006
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two women are using individual microscopes
Twee vrouwen gebruiken individuele microscopen
0
Women look into two microscopes means they are using individual microscopes.
Vrouwen kijken in twee microscopen betekent dat ze individuele microscopen gebruiken.
0.4351
0.1138
0.8217
0.1439
0.2674
0.1118
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two researchers have founded a shocking conclusion to their research in their microscopes.
Twee onderzoekers hebben een schokkende conclusie getrokken uit hun onderzoek in hun microscopen.
1
The two women are not necessarily researchers, are not necessarily researching anything, and have not necessarily found a shocking conclusion.
De twee vrouwen zijn niet noodzakelijk onderzoekers, onderzoeken niet noodzakelijkerwijs iets, en hebben niet noodzakelijkerwijs een schokkende conclusie gevonden.
0.4341
0.1138
0.8182
0.1443
0.3027
0.1337
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
A couple of young woman are observing something through microscopes.
Een paar jonge vrouwen observeren iets door microscopen.
0
Two women are the same as a couple of women.
Twee vrouwen zijn hetzelfde als een paar vrouwen.
0.4341
0.1138
0.7997
0.1374
0.3957
0.1235
Two young women look into two microscopes, one of them with a disbelieving look on her face.
Twee jonge vrouwen kijken in twee microscopen, één met een ongelovige blik op haar gezicht.
Two young women happily look.
Twee jonge vrouwen kijken graag.
1
The women are not both necessarily looking happily.
De vrouwen zien er niet allebei gelukkig uit.
0.4341
0.1138
0.0486
0.1049
0.2355
0.12
A group of various kinds of people wear black hats and skirts that appear to be based off of casino games.
Een groep van verschillende soorten mensen dragen zwarte hoeden en rokken die lijken te zijn gebaseerd op casino games.
A group of people are dressed up in in black clothes and skirts.
Een groep mensen is verkleed in zwarte kleren en rokken.
0
People wear black hats and skirts is the same as dressed up in black clothes.
Mensen dragen zwarte hoeden en rokken is hetzelfde als gekleed in zwarte kleren.
0.5978
0.1043
0.7668
0.1291
0.4086
0.0876
A group of various kinds of people wear black hats and skirts that appear to be based off of casino games.
Een groep van verschillende soorten mensen dragen zwarte hoeden en rokken die lijken te zijn gebaseerd op casino games.
A group of people are dressed up very well for a wedding they are going to attend.
Een groep mensen is goed gekleed voor een bruiloft die ze gaan bijwonen.
1
The group of people is not necessarily going to attend a wedding.
De groep mensen gaat niet per se naar een bruiloft.
0.5978
0.1043
0.653
0.124
0.5773
0.1181
A group of various kinds of people wear black hats and skirts that appear to be based off of casino games.
Een groep van verschillende soorten mensen dragen zwarte hoeden en rokken die lijken te zijn gebaseerd op casino games.
A group of people are all wearing swimming attire.
Een groep mensen draagt allemaal zwemkleding.
2
Skirts is not swimming attire.
Rokken is geen zwemkleding.
0.5978
0.1043
0.7534
0.1436
0.0002
0.1113
A boy looking at a chopped log.
Een jongen kijkt naar een gehakte boomstam.
A boy looking at a log.
Een jongen die naar een boomstam kijkt.
0
A chopped log is a log.
Een blok hout is een blok hout.
0.2452
0.1087
0.1409
0.1291
0.0
0.0964
A boy looking at a chopped log.
Een jongen kijkt naar een gehakte boomstam.
A boy looking at a chopped frog.
Een jongen die naar een gehakte kikker kijkt.
2
Frog is different than log.
Kikker is anders dan log.
0.2452
0.1087
0.196
0.1017
0.025
0.0823
A boy looking at a chopped log.
Een jongen kijkt naar een gehakte boomstam.
A boy looking at a log they chopped for firewood.
Een jongen die naar een boomstam keek die ze voor brandhout zagen.
1
The log was not necessarily chopped for firewood.
Het hout werd niet per se omgehakt voor brandhout.
0.2462
0.1087
0.0
0.0726
0.2868
0.1141
A woman is dressed up like playing cards for some type of parade.
Een vrouw is verkleed als kaarten voor een soort parade.
Someone is dressed up for a festivity.
Iemand is verkleed voor een feest.
0
Woman dressed like playing cards is the same as dressed up for a festivity.
Vrouw gekleed als speelkaarten is hetzelfde als verkleed voor een feest.
0.0001
0.0702
0.4671
0.1213
0.0132
0.078
A woman is dressed up like playing cards for some type of parade.
Een vrouw is verkleed als kaarten voor een soort parade.
A woman is in a very large parade.
Een vrouw zit in een grote parade.
1
The parade is not necessarily very large, and the woman is not necessarily even in the parade yet.
De parade is niet per se erg groot, en de vrouw is niet noodzakelijk zelfs nog in de parade.
0.0001
0.0702
0.6434
0.1264
0.1394
0.1041
A woman is dressed up like playing cards for some type of parade.
Een vrouw is verkleed als kaarten voor een soort parade.
A woman is dressed up like a duck.
Een vrouw is verkleed als een eend.
2
Playing cards is different than duck.
Speelkaarten zijn anders dan eend.
0.0001
0.0701
0.9236
0.1276
0.0
0.0754
Two girls looking in microscopes.
Twee meisjes kijken in microscopen.
the two girls are listening to music while in science class instead of doing their homework
de twee meisjes luisteren naar muziek terwijl ze in de wetenschapsles hun huiswerk doen
2
Looking in microscopes is different than listening to music.
In microscopen kijken is anders dan naar muziek luisteren.
0.6975
0.1378
0.6805
0.1494
0.8591
0.1376
Two girls looking in microscopes.
Twee meisjes kijken in microscopen.
two girls are looking in microscopes
twee meisjes kijken in microscopen
0
Girls looking is the same as girls are looking.
Meisjes kijken hetzelfde als meisjes kijken.
0.6975
0.1378
0.7346
0.1421
0.0009
0.1093
Two girls looking in microscopes.
Twee meisjes kijken in microscopen.
two girls are checking to see if its anaphase
twee meisjes controleren om te zien of de anafase
1
The two girls are not necessarily checking to see if its anaphase.
De twee meisjes zijn niet per se aan het controleren om te zien of de anafase.
0.6975
0.1378
0.0
0.098
0.0
0.0903
girl in green shirt and pink skirt sitting next to girl wearing tiger costume
meisje in groen shirt en roze rok zitten naast meisje dragen tijger kostuum
2 girls are sitting next to another girl wearing a costume
2 meisjes zitten naast een ander meisje in een kostuum
0
The girl sitting next to a girl wearing a tiger costume means that she is sitting next to another girl wearing a costume.
Het meisje naast een meisje met een tijgerkostuum betekent dat ze naast een ander meisje zit in een kostuum.
0.2262
0.085
0.5096
0.1271
0.0008
0.0969
girl in green shirt and pink skirt sitting next to girl wearing tiger costume
meisje in groen shirt en roze rok zitten naast meisje dragen tijger kostuum
2 girls are sitting down
2 meisjes zitten
1
You can not infer they are sitting down.
Je kunt niet afleiden dat ze zitten.
0.2262
0.085
0.5423
0.1171
0.0
0.0863
girl in green shirt and pink skirt sitting next to girl wearing tiger costume
meisje in groen shirt en roze rok zitten naast meisje dragen tijger kostuum
3 girls are playing catch
3 meisjes spelen catch
2
Girls that are sitting would not be playing catch
Meisjes die zitten zou niet spelen catch
0.2271
0.085
0.3581
0.1022
0.0
0.0878
There are lots of colorful foods that this women seems to be selling.
Er zijn veel kleurrijke voedingsmiddelen die deze vrouwen lijken te verkopen.
a woman is selling children as slaves
een vrouw verkoopt kinderen als slaven
2
The woman is either selling foods or children.
De vrouw verkoopt voedsel of kinderen.
0.7839
0.1084
0.8805
0.1453
0.6428
0.1058
There are lots of colorful foods that this women seems to be selling.
Er zijn veel kleurrijke voedingsmiddelen die deze vrouwen lijken te verkopen.
a woman is selling food from a cart
een vrouw verkoopt eten uit een kar
1
The woman is not necessarily selling food from a cart.
De vrouw verkoopt niet per se eten uit een kar.
0.7847
0.1083
0.2423
0.1243
0.4448
0.1158
There are lots of colorful foods that this women seems to be selling.
Er zijn veel kleurrijke voedingsmiddelen die deze vrouwen lijken te verkopen.
a woman is selling a variety of food
een vrouw verkoopt een verscheidenheid aan voedsel
0
Colorful foods imply there is a variety of food.
Kleurrijk voedsel impliceert dat er een verscheidenheid aan voedsel.
0.7839
0.1084
0.7022
0.1494
0.7168
0.1425
One brown dogs snarls at the other dog while they both are in the snow.
Een bruine hond snauwt naar de andere hond terwijl ze allebei in de sneeuw zitten.
One dog snarls at another in the snow.
Een hond snauwt naar een ander in de sneeuw.
0
When one dog snarls at another dog it is likely the other dog will snarl back.
Wanneer een hond snauwt naar een andere hond is het waarschijnlijk dat de andere hond zal snauwen terug.
0.3315
0.1168
0.2285
0.1091
0.1625
0.0999
One brown dogs snarls at the other dog while they both are in the snow.
Een bruine hond snauwt naar de andere hond terwijl ze allebei in de sneeuw zitten.
One lab snarls at a husky in the snow.
Een lab snauwt naar een husky in de sneeuw.
1
The lab dog and the husky dog can not be assumed to be brown.
De labhond en de husky hond zijn niet bruin.
0.3315
0.1168
0.0
0.1007
0.0001
0.083
One brown dogs snarls at the other dog while they both are in the snow.
Een bruine hond snauwt naar de andere hond terwijl ze allebei in de sneeuw zitten.
One dog barks at another on the beach during a summer day.
De ene hond blaft op het strand tijdens een zomerdag.
2
The dogs are either on the beach or in the snow.
De honden liggen op het strand of in de sneeuw.
0.3339
0.1168
0.2886
0.1139
0.6209
0.1383
Where are these people going?
Waar gaan die mensen heen?
People are heading to a concert.
Mensen gaan naar een concert.
1
There is no clues to the people heading to the concert.
Er zijn geen aanwijzingen voor de mensen die naar het concert gaan.
0.6972
0.1522
0.7752
0.1405
0.4559
0.1273
Where are these people going?
Waar gaan die mensen heen?
People are going somewhere.
Mensen gaan ergens heen.
0
If someone is asking where people are going, then it stands to reason that people are going somewhere.
Als iemand vraagt waar mensen heen gaan, dan is het logisch dat mensen ergens heen gaan.
0.6975
0.152
0.4081
0.1359
0.3416
0.1341
Where are these people going?
Waar gaan die mensen heen?
A dog and a cat are fighting.
Een hond en een kat vechten.
2
Where the people are going has nothing to do with the dog and cat fighting.
Waar de mensen heen gaan heeft niets te maken met de honden- en kattengevechten.
0.6975
0.152
0.9615
0.1263
0.5119
0.1042
A young woman walks down the sidewalk smoking a cigarette.
Een jonge vrouw loopt over de stoep en rookt een sigaret.
A woman is sitting on a bench.
Een vrouw zit op een bankje.
2
The woman is either walking or sitting.
De vrouw loopt of zit.
0.6298
0.1198
0.9354
0.1428
0.5184
0.1296
A young woman walks down the sidewalk smoking a cigarette.
Een jonge vrouw loopt over de stoep en rookt een sigaret.
A woman is on the sidewalk.
Een vrouw staat op de stoep.
0
She has to be on the sidewalk in order to be walking down it.
Ze moet op de stoep zijn om er overheen te lopen.
0.6298
0.1198
0.7655
0.1345
0.0002
0.1077
A young woman walks down the sidewalk smoking a cigarette.
Een jonge vrouw loopt over de stoep en rookt een sigaret.
A woman is smoking Camels.
Een vrouw rookt kamelen.
1
A women might not necessarily smoke Camels.
Een vrouw rookt misschien niet per se kamelen.
0.6298
0.1198
0.1063
0.0729
0.0004
0.0842
Four clowns, two male and two female, are walking down the street and waving.
Vier clowns, twee mannen en twee vrouwen, lopen de straat op en zwaaien.
4 people walking outside
4 personen lopen buiten
0
If people are on the street they have to be outside.
Als mensen op straat zijn, moeten ze buiten zijn.
0.6698
0.1121
0.6348
0.1259
0.5478
0.1194
Four clowns, two male and two female, are walking down the street and waving.
Vier clowns, twee mannen en twee vrouwen, lopen de straat op en zwaaien.
The clown troupe is entertaining people
De clowngroep vermaakt mensen.
1
The people might not fell the clowns are entertaining.
De mensen vallen misschien niet de clowns zijn vermakelijk.
0.6698
0.1121
0.6551
0.1083
0.0
0.0513
Four clowns, two male and two female, are walking down the street and waving.
Vier clowns, twee mannen en twee vrouwen, lopen de straat op en zwaaien.
The street is empty
De straat is leeg.
2
If four clowns are on the street, it is not empty.
Als er vier clowns op straat zijn, is het niet leeg.
0.6703
0.1121
0.9855
0.149
0.6956
0.1126
Two straight men share a hug.
Twee hetero mannen delen een knuffel.
two people touch one another.
Twee mensen raken elkaar aan.
0
The men have to touch in order to hug.
De mannen moeten aanraken om te knuffelen.
0.3005
0.1141
0.8252
0.1285
0.0
0.1021
Two straight men share a hug.
Twee hetero mannen delen een knuffel.
A father and son embrace one another.
Een vader en zoon omhelzen elkaar.
1
Two straight men having a hug may not imply they are father and son.
Twee hetero mannen die een knuffel hebben... kunnen niet zeggen dat ze vader en zoon zijn.
0.3005
0.1141
0.9525
0.136
0.0045
0.1001
Two straight men share a hug.
Twee hetero mannen delen een knuffel.
two guys share a kiss.
Twee mannen delen een kus.
2
The guys are either hugging or kissing. If they are kissing, they are probably not straight.
Als ze zoenen, zijn ze waarschijnlijk niet hetero.
0.3005
0.1141
0.5426
0.1158
0.6468
0.1157
Clowns walking down the street, seemingly in a parade, with a Porta Potty in the background.
Clowns lopen over straat, schijnbaar in een parade, met een Porta Potty op de achtergrond.
Tall humans walking
Lange mensen lopen
1
The clowns may not be tall.
De clowns zijn misschien niet lang.
0.3357
0.0982
0.0
0.0839
0.0
0.0628
Clowns walking down the street, seemingly in a parade, with a Porta Potty in the background.
Clowns lopen over straat, schijnbaar in een parade, met een Porta Potty op de achtergrond.
Nobody is walking
Niemand loopt.
2
Clowns are people in costume, so you can't say nobody.
Clowns zijn mensen in kostuum, dus je kunt niemand zeggen.
0.3357
0.0982
0.1954
0.1224
0.3711
0.0874
Clowns walking down the street, seemingly in a parade, with a Porta Potty in the background.
Clowns lopen over straat, schijnbaar in een parade, met een Porta Potty op de achtergrond.
Humans walking
Mensen lopen
0
Clowns are humans.
Clowns zijn mensen.
0.336
0.0982
0.0
0.1043
0.909
0.1186
Three clowns adorned in bright, festive clothing are parading down an urban street.
Drie clowns versierd in heldere, feestelijke kleding paraderen in een stedelijke straat.
Three clowns are at a parade.
Drie clowns zijn op een parade.
0
A parade is the act of parading.
Een parade is de daad van paraderen.
0.6696
0.1225
0.7604
0.1185
0.0001
0.1229
Three clowns adorned in bright, festive clothing are parading down an urban street.
Drie clowns versierd in heldere, feestelijke kleding paraderen in een stedelijke straat.
Three clowns wearing drab colors are watching a parade.
Drie clowns met saaie kleuren kijken naar een parade.
2
They cannot have bright, festive clothing that is also drab, and they are either in the parade or watching it.
Ze kunnen geen heldere, feestelijke kleding hebben die ook saai is, en ze zitten ofwel in de parade of kijken ernaar.
0.6696
0.1226
0.4926
0.1033
0.2215
0.0939
Three clowns adorned in bright, festive clothing are parading down an urban street.
Drie clowns versierd in heldere, feestelijke kleding paraderen in een stedelijke straat.
The clowns are working at the parade.
De clowns werken bij de parade.
1
The clowns parading might not be working at the parade.
De clowns paraderen werken misschien niet bij de parade.
0.6696
0.1226
0.6398
0.104
0.0
0.0685
A white man hugging a black man possibly giving condolences.
Een blanke man die een zwarte omhelst... kan condoleren.
The men are hugging.
De mannen knuffelen.
0
Hugging implies condolences.
Knuffelen betekent condoleren.
0.0197
0.088
0.3393
0.1028
0.0026
0.1123
A white man hugging a black man possibly giving condolences.
Een blanke man die een zwarte omhelst... kan condoleren.
The men are both white.
De mannen zijn allebei wit.
2
Both men are either white, or one is white and one is black.
Beide mannen zijn wit, of één is wit en één is zwart.
0.0197
0.088
0.608
0.1333
0.8793
0.12
A white man hugging a black man possibly giving condolences.
Een blanke man die een zwarte omhelst... kan condoleren.
The man is apologizing for being mean.
De man verontschuldigt zich voor zijn gemeenheid.
1
The two men may not be apologizing.
De twee mannen verontschuldigen zich niet.
0.0197
0.088
0.0
0.0898
0.7691
0.1367