premise_en
stringlengths 7
402
| premise_nl
stringlengths 8
417
| hypothesis_en
stringlengths 0
295
| hypothesis_nl
stringlengths 1
308
| label
int32 0
2
| explanation_1_en
stringlengths 0
917
| explanation_1_nl
stringlengths 3
766
| explanation_2_en
stringclasses 1
value | explanation_2_nl
stringclasses 1
value | explanation_3_en
stringclasses 1
value | explanation_3_nl
stringclasses 1
value | da_premise
stringlengths 3
6
| mqm_premise
stringlengths 3
7
| da_hypothesis
stringlengths 3
6
| mqm_hypothesis
stringlengths 3
6
| da_explanation_1
stringlengths 3
6
| mqm_explanation_1
stringlengths 3
7
| da_explanation_2
stringclasses 1
value | mqm_explanation_2
stringclasses 1
value | da_explanation_3
stringclasses 1
value | mqm_explanation_3
stringclasses 1
value |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
people are gathered at some kind of shop on the side of the street. | Mensen zijn verzameld in een soort winkel aan de kant van de straat. | one person is inside watching television. | Eén persoon zit binnen televisie te kijken. | 2 | People is plural, one is singular. | Mensen zijn meervoud, één enkelvoud. | 0.7965 | 0.1308 | 0.5918 | 0.1371 | 0.344 | 0.1019 | ||||||||
people are gathered at some kind of shop on the side of the street. | Mensen zijn verzameld in een soort winkel aan de kant van de straat. | People are outside. | Er staan mensen buiten. | 0 | On the side of the street implies outside. | Aan de kant van de straat impliceert buiten. | 0.7961 | 0.1307 | 0.2843 | 0.1342 | 0.0 | 0.1061 | ||||||||
A boy with a yellow shirt and yellow do-rag walking through a town. | Een jongen met een geel shirt en gele do-rag lopen door een stad. | A boy sits in his shop selling oranges. | Een jongen zit in zijn winkel sinaasappels te verkopen. | 2 | A boy cannot be sitting in his shop and sell oranges and walk through a town at the same time. | Een jongen kan niet in zijn winkel zitten en sinaasappels verkopen en tegelijkertijd door een stad lopen. | 0.1106 | 0.0792 | 0.9201 | 0.1445 | 0.6226 | 0.1235 | ||||||||
A boy with a yellow shirt and yellow do-rag walking through a town. | Een jongen met een geel shirt en gele do-rag lopen door een stad. | A boy is on his way to buy milk. | Een jongen is onderweg om melk te kopen. | 1 | Just because the boy is walking through a town doesn't necessarily mean he is on his way to buy milk. | Alleen omdat de jongen door een stad loopt betekent niet dat hij op weg is om melk te kopen. | 0.1109 | 0.0792 | 0.7936 | 0.1464 | 0.455 | 0.1356 | ||||||||
A boy with a yellow shirt and yellow do-rag walking through a town. | Een jongen met een geel shirt en gele do-rag lopen door een stad. | A boy is walking through the town. | Er loopt een jongen door de stad. | 0 | A boy is walking through a town. | Een jongen loopt door een stad. | 0.1113 | 0.0792 | 0.7565 | 0.1286 | 0.8802 | 0.1311 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | A dog is jumping. | Een hond springt. | 0 | Dog jumping up implies dog is jumping. | Opspringen betekent dat de hond springt. | 0.0039 | 0.0822 | 0.5891 | 0.1106 | 0.1449 | 0.0886 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The woman jumps down at the dog. | De vrouw springt naar de hond. | 2 | In the first the dog is jumping, in the second the woman is jumping. | In de eerste springt de hond, in de tweede springt de vrouw. | 0.0039 | 0.0822 | 0.0001 | 0.092 | 0.3541 | 0.113 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The dogs sit in the park. | De honden zitten in het park. | 2 | Jumping is an active activity, to sit is a passive activity. | Springen is een actieve activiteit, zitten is een passieve activiteit. | 0.0039 | 0.0822 | 0.7114 | 0.1295 | 0.8269 | 0.151 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | There are two dogs. | Er zijn twee honden. | 0 | a tan dog and a black and tan dog equals two dogs. | Een bruine hond en een zwarte en bruine hond zijn gelijk aan twee honden. | 0.0043 | 0.0822 | 0.9841 | 0.1339 | 0.69 | 0.0923 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | One of the dogs walks away to get a treat. | Een van de honden loopt weg voor een traktatie. | 1 | The dog is not necessarily trying to get a treat. | De hond probeert niet per se een traktatie te krijgen. | 0.0041 | 0.0822 | 0.0001 | 0.0988 | 0.3895 | 0.1171 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The woman has 3 pet dogs. | De vrouw heeft 3 honden. | 1 | The dog is one of 3 pets. | De hond is een van de 3 huisdieren | 0.0041 | 0.0822 | 0.9824 | 0.1324 | 0.9893 | 0.1483 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | a brown dog drives a taxi | een bruine hond rijdt in een taxi | 2 | If the dog drives he can't do it while jumping and walking. | Als de hond rijdt kan hij het niet doen tijdens het springen en lopen. | 0.0041 | 0.0822 | 0.8375 | 0.1144 | 0.5486 | 0.0921 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | a brown dog jumps at a lady | een bruine hond springt naar een dame | 0 | a brown dog is commonly also referred to as tan, thus a brown dog is jumping. | Een bruine hond wordt vaak ook wel bruin genoemd, dus een bruine hond springt. | 0.0041 | 0.0822 | 0.0 | 0.1107 | 0.0507 | 0.0764 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | a brown dog jumps up at a lady who it knows very well | een bruine hond springt op een dame die hij heel goed kent | 1 | just because the dog is jumping up does not mean the lady knows it well. | Dat de hond opspringt betekent niet dat de dame het goed weet. | 0.0041 | 0.0822 | 0.1496 | 0.0966 | 0.3933 | 0.0935 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | There are animals near a woman. | Er zijn dieren in de buurt van een vrouw. | 0 | a tan dog and a black and tan dog equals plural animals. | Een bruine hond en een zwarte en bruine hond is gelijk aan meervoudsdieren. | 0.0041 | 0.0822 | 0.5031 | 0.12 | 0.5326 | 0.0937 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The dog jumps up to the woman. | De hond springt naar de vrouw. | 0 | a dog is jumping, description of the dog not relevant. | een hond springt, beschrijving van de hond niet relevant. | 0.004 | 0.0822 | 0.1479 | 0.1036 | 0.3571 | 0.0901 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The dogs are sleeping. | De honden slapen. | 2 | The dogs cannot be jumping and walking while they are sleeping. | De honden kunnen niet springen en lopen terwijl ze slapen. | 0.0041 | 0.0822 | 0.6788 | 0.125 | 0.7044 | 0.1333 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The black and tan dog doesn't like the tan dog. | De zwarte en bruine hond houdt niet van de bruine hond. | 1 | the dog may or may not like the tan dog. | de hond kan wel of niet van de bruin hond houden. | 0.0041 | 0.0822 | 0.282 | 0.0729 | 0.2621 | 0.0702 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | The woman aggravated the dog. | De vrouw verergerde de hond. | 1 | because the dog is walking away does not mean the woman aggravated the dog. | Omdat de hond wegloopt betekent niet dat de vrouw de hond erger maakt. | 0.0044 | 0.0821 | 0.0 | 0.0924 | 0.1455 | 0.0804 | ||||||||
A tan dog jumping up at a woman in a skirt and a black and tan dog walking away. | Een bruine hond die opspringt naar een vrouw in een rok en een zwarte en bruine hond die wegloopt. | A woman was in pants when the dog jumped at her. | Een vrouw had een broek aan toen de hond naar haar sprong. | 2 | The woman could not have been wearing pants if she was wearing a skirt. | De vrouw kon geen broek dragen als ze een rok droeg. | 0.0042 | 0.0822 | 0.0614 | 0.1093 | 0.5639 | 0.1238 | ||||||||
People walk down a street with shops along the way. | Mensen lopen door een straat met winkels onderweg. | Everybody is in a cafe. | Iedereen is in een café. | 2 | the people can not be in a cafe if they walk down a street in sentence one | de mensen kunnen niet in een café als ze lopen in een straat in zin één | 0.2935 | 0.1204 | 0.8404 | 0.131 | 0.0 | 0.1083 | ||||||||
People walk down a street with shops along the way. | Mensen lopen door een straat met winkels onderweg. | Some people are shopping. | Sommige mensen zijn aan het winkelen. | 1 | Just because the people are walking down the street does not mean they are necessarily shopping. | Gewoon omdat de mensen lopen over de straat betekent niet dat ze per se winkelen. | 0.2945 | 0.1203 | 0.817 | 0.1353 | 0.2525 | 0.1311 | ||||||||
People walk down a street with shops along the way. | Mensen lopen door een straat met winkels onderweg. | Some people are outside. | Sommige mensen zijn buiten. | 0 | Answer: There are people outside with shops along the way | Antwoord: Er zijn mensen buiten met winkels onderweg | 0.2945 | 0.1203 | 0.6598 | 0.1224 | 0.0047 | 0.1031 | ||||||||
A small boy sitting on a toy by a window getting tickled by his dad. | Een kleine jongen die op een speeltje zit bij een raam die door zijn vader wordt gekieteld. | A man and child are walking in a park. | Een man en kind lopen in een park. | 2 | The man and child cannot be walking in a park and sitting by a window at the same time. | De man en het kind kunnen niet tegelijkertijd in een park lopen en bij een raam zitten. | 0.0 | 0.075 | 0.8929 | 0.1391 | 0.3049 | 0.1199 | ||||||||
A small boy sitting on a toy by a window getting tickled by his dad. | Een kleine jongen die op een speeltje zit bij een raam die door zijn vader wordt gekieteld. | a boy and his had doing some work | een jongen en zijn had wat werk te doen | 1 | the boy is getting tickled. not doing work. | De jongen wordt gekieteld, hij doet geen werk. | 0.0 | 0.0749 | 0.0 | 0.0831 | 0.0 | 0.0826 | ||||||||
A small boy sitting on a toy by a window getting tickled by his dad. | Een kleine jongen die op een speeltje zit bij een raam die door zijn vader wordt gekieteld. | a little boy is playing with toys | een kleine jongen speelt met speelgoed | 0 | a boy is with his toy. | Een jongen is met zijn speelgoed. | 0.0 | 0.075 | 0.9397 | 0.1444 | 0.4558 | 0.1045 | ||||||||
A man in a flowered shirt is tickling a young boy wearing a light blue shirt. | Een man in een bloeiend shirt kietelt een jonge jongen met een lichtblauw shirt. | THE LADY IS WEARING BLUE SHIRT AND THE BOY LAUGHING OUT LOUD | De dame draagt blauw shirt en de jongen die hard uitlacht. | 2 | A man isn't a lady, and a flowered shirt isn't only described as a blue shirt since it most likely have many different colors. | Een man is geen dame en een bloeiend shirt wordt niet alleen omschreven als een blauw shirt omdat het waarschijnlijk veel verschillende kleuren heeft. | 0.2849 | 0.0886 | 0.1151 | 0.0785 | 0.4727 | 0.1039 | ||||||||
A man in a flowered shirt is tickling a young boy wearing a light blue shirt. | Een man in een bloeiend shirt kietelt een jonge jongen met een lichtblauw shirt. | PAUL IS TICKLING PAUL JR WEARING THE SHIRT | PAUL IS TICKLING PAUL JR DOOR HET SHORT | 0 | Jr indicates the young boy is not the man named Paul. | Jr geeft aan dat de jongen niet de man is die Paul heet. | 0.2849 | 0.0886 | 0.0 | 0.0629 | 0.6614 | 0.1223 | ||||||||
A man in a flowered shirt is tickling a young boy wearing a light blue shirt. | Een man in een bloeiend shirt kietelt een jonge jongen met een lichtblauw shirt. | THE MAN TICKILING THE BOY IS A RAPIST | De man die de jongen belazert is een verkrachter. | 1 | Tickling does not imply rapist. | Kietelen impliceert geen verkrachter. | 0.285 | 0.0886 | 0.0933 | 0.1091 | 0.0002 | 0.0968 | ||||||||
A man tickles a young child in front of a sunny window. | Een man kietelt een jong kind voor een zonnig raam. | A child is being tickled. | Een kind wordt gekieteld. | 0 | The child is being tickled because the man tickles him. | Het kind wordt gekieteld omdat de man hem kietelt. | 0.1055 | 0.1057 | 0.0351 | 0.0901 | 0.3022 | 0.0936 | ||||||||
A man tickles a young child in front of a sunny window. | Een man kietelt een jong kind voor een zonnig raam. | A man is tickling his son. | Een man kietelt zijn zoon. | 1 | A young child does not imply the child being the mans son. | Een jong kind impliceert niet dat het kind de mannelijke zoon is. | 0.1055 | 0.1057 | 0.1647 | 0.0922 | 0.4794 | 0.1173 | ||||||||
A man tickles a young child in front of a sunny window. | Een man kietelt een jong kind voor een zonnig raam. | A man is petting his dog. | Een man aait zijn hond. | 2 | If the man tickles a young child, he isn't petting his dog. It's one or the other. | Als de man een jong kind kietelt, aait hij zijn hond niet. | 0.1055 | 0.1057 | 0.8499 | 0.1082 | 0.2411 | 0.0992 | ||||||||
a man in a hawaiian shirt is playing with a boy wearing blue. | Een man in een hawaïaans shirt speelt met een jongen die blauw draagt. | A man plays with a boy. | Een man speelt met een jongen. | 0 | a man is playing with a boy, descriptions of the clothing not relevant. | een man speelt met een jongen, beschrijvingen van de kleding niet relevant. | 0.5285 | 0.1233 | 0.9225 | 0.1178 | 0.5612 | 0.0962 | ||||||||
a man in a hawaiian shirt is playing with a boy wearing blue. | Een man in een hawaïaans shirt speelt met een jongen die blauw draagt. | A man kidnaps a boy. | Een man ontvoert een jongen. | 2 | Playing and kidnapping are two very different acts. | Spelen en kidnapping zijn twee verschillende acts. | 0.5274 | 0.1234 | 0.9039 | 0.1372 | 0.5978 | 0.1103 | ||||||||
a man in a hawaiian shirt is playing with a boy wearing blue. | Een man in een hawaïaans shirt speelt met een jongen die blauw draagt. | A man plays with a boy in the park. | Een man speelt met een jongen in het park. | 1 | they may or may not be in a park. | ze al dan niet in een park zijn. | 0.5288 | 0.1233 | 0.8036 | 0.1281 | 0.0244 | 0.1167 | ||||||||
A group of people are performing on stage. | Een groep mensen speelt op het podium. | A group is performing for a charitable event. | Een groep treedt op voor een liefdadigheidsevenement. | 1 | just because they are performing on stage does not mean it is a charitable event. | Dat ze op het podium optreden betekent niet dat het een liefdadigheidsevenement is. | 0.6504 | 0.1351 | 0.6034 | 0.1365 | 0.8549 | 0.153 | ||||||||
A group of people are performing on stage. | Een groep mensen speelt op het podium. | Women are sewing sweaters. | Vrouwen naaien truien. | 2 | Performing on stage is an activity that is different from sewing sweaters, and the people could not be doing both simultaneously. | Het uitvoeren op het podium is een activiteit die verschilt van het naaien van truien, en de mensen kunnen niet beide tegelijkertijd doen. | 0.6491 | 0.135 | 0.0003 | 0.0981 | 0.4886 | 0.0979 | ||||||||
A group of people are performing on stage. | Een groep mensen speelt op het podium. | People are performing on stage. | Mensen treden op het podium op. | 0 | a group of people is simply more descriptive than people. | Een groep mensen is gewoon beschrijvender dan mensen. | 0.6496 | 0.135 | 0.5688 | 0.1351 | 0.1393 | 0.114 | ||||||||
An adult and a child play together with toys. | Een volwassene en een kind spelen samen met speelgoed. | Three men are ordering pizza. | Drie mannen bestellen pizza. | 2 | One adult and one child are different from three men. | Eén volwassene en één kind verschillen van drie mannen. | 0.8407 | 0.1229 | 0.9518 | 0.1387 | 0.8325 | 0.1136 | ||||||||
An adult and a child play together with toys. | Een volwassene en een kind spelen samen met speelgoed. | The adult and the child are inside. | De volwassene en het kind zijn binnen. | 1 | they may or may not be inside. | ze al dan niet binnen zijn. | 0.8415 | 0.1229 | 0.7202 | 0.1128 | 0.0 | 0.0918 | ||||||||
An adult and a child play together with toys. | Een volwassene en een kind spelen samen met speelgoed. | Two people are spending time together. | Twee mensen brengen tijd samen door. | 0 | an adult and child are also people. | een volwassene en kind zijn ook mensen. | 0.8407 | 0.1229 | 0.9082 | 0.1333 | 0.9383 | 0.1247 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | a man rides his bike to his mothers house | een man rijdt zijn fiets naar zijn moeders huis | 1 | Just because a man is riding his bike, does not mean that he is riding his bike to his mothers house. | Gewoon omdat een man op zijn fiets rijdt, betekent niet dat hij zijn fiets naar zijn moeders huis rijdt. | 0.5507 | 0.108 | 0.8208 | 0.1345 | 0.6652 | 0.1303 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | a man in a coat rides his bike outside | een man in een jas rijdt zijn fiets buiten | 0 | Bright rays of sunshine indicates that it is outside. | Heldere zonnestralen geven aan dat het buiten is. | 0.551 | 0.108 | 0.5743 | 0.1175 | 0.6402 | 0.1317 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A sharp looking man is cruising in the sunshine. | Een scherp uitziende man rijdt in de zon. | 1 | because the man is wearing a jacket and hat does not mean he is sharp looking. | Omdat de man draagt een jas en hoed betekent niet dat hij scherp kijken. | 0.5507 | 0.108 | 0.0001 | 0.0974 | 0.1404 | 0.0843 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A man rides his bike. | Een man rijdt op zijn fiets. | 0 | a man rides his bicycle is the only pertinent fact. | Een man rijdt op zijn fiets is het enige relevante feit. | 0.5507 | 0.108 | 0.9825 | 0.1364 | 0.7029 | 0.1163 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | The man is crashing into a pile of leaves. | De man stort tegen een stapel bladeren in. | 2 | If the man rides his bicycle successfully, then he isn't crashing into leaves. | Als de man succesvol fietst, dan stort hij niet in op bladeren. | 0.5507 | 0.108 | 0.0001 | 0.103 | 0.0 | 0.0845 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A man is riding his bike in the snow. | Een man rijdt op zijn fiets in de sneeuw. | 2 | The man cannot be riding his bike both in the snow and in an array of Autumn leafs, at the same time. | De man kan niet tegelijkertijd op zijn fiets rijden, zowel in de sneeuw als in een reeks herfstbladeren. | 0.5507 | 0.108 | 0.8001 | 0.1342 | 0.1733 | 0.0824 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | Man driving a car in Autumn | De man die een auto bestuurt in de herfst | 2 | A man cannot ride a bicycle and drive a car at the same time. | Een man kan niet tegelijk fietsen en een auto besturen. | 0.5503 | 0.108 | 0.0001 | 0.1054 | 0.9371 | 0.1456 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | Man riding a bicycle in New York | Man met een fiets in New York | 1 | the man may or may not be in new york. | De man kan wel of niet in New York zijn. | 0.5503 | 0.108 | 0.4917 | 0.1233 | 0.7062 | 0.1263 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | Man riding a bicycle | Man op een fiets | 0 | a man riding his bike is a summary. | Een man die op zijn fiets rijdt is een samenvatting. | 0.5506 | 0.108 | 0.4292 | 0.1253 | 0.2623 | 0.1013 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A man is exercising in a beautiful nature setting. | Een man traint in een prachtige natuur. | 1 | the man may not be riding his bike exercising. | De man mag misschien niet op zijn fiets sporten. | 0.5503 | 0.108 | 0.1278 | 0.1248 | 0.2383 | 0.1176 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A bike rides a man. | Een fiets rijdt op een man. | 2 | A man and a bike are two different things, and a man can ride a bike but a bike cannot ride a man. | Een man en een fiets zijn twee verschillende dingen, en een man kan op een fiets rijden maar een fiets kan niet op een man rijden. | 0.5506 | 0.108 | 0.15 | 0.1035 | 0.6609 | 0.1249 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | a man drives his car to the moon. | Een man rijdt zijn auto naar de maan. | 2 | A man cannot ride his bicycle and drive his car at the same time. | Een man kan niet tegelijk op zijn fiets rijden en zijn auto rijden | 0.5501 | 0.1081 | 0.7738 | 0.1331 | 0.8151 | 0.1463 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A man rides his bike in the autumn. | Een man fietst in de herfst. | 1 | Sentence 2 can refer to different man. | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man. | 0.5506 | 0.108 | 0.5704 | 0.1291 | 0.0 | 0.1106 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A man dressed up rides his bike in fall weather. | Een verkleed man rijdt op zijn fiets in herfstweer. | 0 | Autumn leaves indicate fall weather. | Herfstblaadjes wijzen op herfstweer. | 0.5505 | 0.108 | 0.5983 | 0.121 | 0.3628 | 0.1221 | ||||||||
A man wearing a jacket and hat rides his bicycle among bright rays of sunshine that is streaming between an array of Autumn leafs. | Een man met een jasje en hoed rijdt op zijn fiets tussen heldere stralen van zonneschijn die stroomt tussen een reeks herfstbladeren. | A man rides his bike in the fall. | Een man fietst in de herfst. | 0 | An array of autumn leaves indicates the fall. | Een reeks herfstbladeren duidt op de val. | 0.5506 | 0.108 | 0.0399 | 0.1126 | 0.1367 | 0.108 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The elderly man was biking on a rainy day. | De oudere man fietste op een regenachtige dag. | 2 | The sunlight does not stream on a rainy day. | Het zonlicht stroomt niet op een regenachtige dag. | 0.592 | 0.1147 | 0.4929 | 0.128 | 0.3789 | 0.13 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The old man is walking. | De oude man loopt. | 2 | To be bicycling is not to be walking, because you cannot do both at the same time. | Fietsen is niet lopen, want je kunt beide niet tegelijk doen. | 0.592 | 0.1147 | 0.3507 | 0.1145 | 0.3275 | 0.1314 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | An elderly man is heading to his girlfriend's house on his bike. | Een oudere man gaat op zijn fiets naar het huis van zijn vriendin. | 1 | Sentence 2 can refer to different man. | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man. | 0.592 | 0.1147 | 0.6865 | 0.12 | 0.0 | 0.1106 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The elderly man is outdoors. | De oudere man is buiten. | 0 | If a man is bicycling through autumn tress, it indicates that he is outside. | Als een man fietst door de herfststress, geeft dat aan dat hij buiten is. | 0.592 | 0.1147 | 0.5469 | 0.1077 | 0.3074 | 0.1036 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | An elderly man is bicycling. | Een oudere man fietst. | 0 | If he is bicycling down a brick paved path, he is preforming the action of bicycling. | Als hij fietst op een geplaveid pad, preformeert hij de actie van het fietsen. | 0.592 | 0.1147 | 0.7445 | 0.1332 | 0.0959 | 0.1201 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The old man is riding a bicycle. | De oude man rijdt op een fiets. | 0 | The man riding down a brick paved path, indicates that he is riding a bike, | De man die over een geplaveid pad rijdt, geeft aan dat hij op een fiets rijdt, | 0.5922 | 0.1146 | 0.9693 | 0.1252 | 0.5121 | 0.1163 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The man is outdoors. | De man is buiten. | 0 | The man bicycling down a brick paved path means that he is outdoors. | De man die over een geplaveid pad fietst betekent dat hij buiten is. | 0.5913 | 0.1145 | 0.6897 | 0.1133 | 0.279 | 0.1121 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The elderly man has a black bicycle. | De oudere man heeft een zwarte fiets. | 1 | Sentence 2 can refer to different man. | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man. | 0.5925 | 0.1145 | 0.9233 | 0.1151 | 0.0 | 0.1106 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The old man is cycling to the store. | De oude man fietst naar de winkel. | 1 | Sentence 2 can refer to different man. | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man. | 0.5931 | 0.1149 | 0.7138 | 0.124 | 0.0 | 0.1106 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | An old guy riding a bike through a path to get home. | Een oude man die op een fiets door een pad rijdt om thuis te komen. | 1 | Sentence 2 can refer to different guy. | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man. | 0.5931 | 0.1149 | 0.3257 | 0.1197 | 0.0 | 0.1106 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The man is at a desktop computer. | De man zit op een computer. | 2 | To be stationary at at desk is not possible if you are in motion bicycling. | Stabiel aan de balie is niet mogelijk als u in beweging fietst. | 0.5931 | 0.1149 | 0.8605 | 0.1193 | 0.1476 | 0.1065 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | The man has a lot of wrinkles. | De man heeft veel rimpels. | 1 | Sentence 2 can refer to different man | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man | 0.5931 | 0.1149 | 0.8078 | 0.1279 | 0.0 | 0.1155 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | A man is driving a sports car. | Een man rijdt in een sportwagen. | 2 | When you are bicycling you are on a bicycle and not driving a sports car. | Als je fietst zit je op een fiets en niet in een sportwagen. | 0.5931 | 0.1149 | 0.9641 | 0.1347 | 0.4305 | 0.135 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | A man riding a bike down a path. | Een man die fietst op een pad. | 0 | If he is bicycling, it means that he is riding. | Als hij fietst, betekent dat dat hij rijdt. | 0.5931 | 0.1149 | 0.1417 | 0.122 | 0.7296 | 0.1239 | ||||||||
An elderly man wearing a hat and jacket is bicycling down a brick paved path while sunlight streams through autumn trees ahead. | Een oudere man met een hoed en jas fietst langs een geplaveid pad terwijl het zonlicht door herfstbomen stroomt. | An elderly woman rides a bike down a path. | Een oudere vrouw fietst op een pad. | 2 | A woman is a different gender than a man. | Een vrouw is een ander geslacht dan een man. | 0.5923 | 0.1146 | 0.4284 | 0.1252 | 0.8321 | 0.1535 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | The man is biking home | De man fietst naar huis | 1 | Sentence 2 can refer to different man | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man | 0.0646 | 0.0991 | 0.2042 | 0.1377 | 0.0 | 0.1156 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | An old man is driving a car. | Een oude man rijdt in een auto. | 2 | To be riding on a bicycle is impossible when you are driving a car. | Op een fiets rijden is onmogelijk als je in een auto rijdt. | 0.0646 | 0.0991 | 0.8317 | 0.1278 | 0.6794 | 0.1334 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | The man is riding a unicycle. | De man rijdt een eenwieler. | 2 | A unicycle has one wheel and is different than a bicycle, which has two wheels. | Een eenwieler heeft één wiel en is anders dan een fiets met twee wielen. | 0.0646 | 0.0991 | 0.9242 | 0.1276 | 0.9767 | 0.1387 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | An old man is on a bike trail for a charity ride. | Een oude man is op een fietspad voor een liefdadigheidsrit. | 1 | Sentence 2 can refer to different man | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man | 0.0646 | 0.0991 | 0.4812 | 0.1157 | 0.0 | 0.1155 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | An old man is laying on the ground. | Een oude man ligt op de grond. | 2 | Laying on the ground is a passive and stationary experience and bicycling is motion and active. | Op de grond leggen is een passieve en stationaire ervaring en fietsen is beweging en actief. | 0.0651 | 0.0991 | 0.8398 | 0.1208 | 0.5728 | 0.1086 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | An old man is on his daily bike ride through the forest. | Een oude man is op zijn dagelijkse fietstocht door het bos. | 1 | Sentence 2 can refer to different man | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man | 0.0651 | 0.0991 | 0.591 | 0.1254 | 0.0 | 0.1156 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | A old man riding a skateboard. | Een oude man met een skateboard. | 2 | Riding a skateboard is not the same as riding a bicycle. | Een skateboard rijden is niet hetzelfde als fietsen. | 0.0651 | 0.0991 | 0.4599 | 0.1045 | 0.6834 | 0.1289 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | A old man exercising by riding a bike. | Een oude man die traint met een fiets. | 1 | Sentence 2 can refer to different man | Zin 2 kan verwijzen naar verschillende man | 0.0642 | 0.0992 | 0.3502 | 0.1063 | 0.0 | 0.1155 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | The man is enjoying the outdoors. | De man geniet van het buitenleven. | 0 | If the man is on a bicycle riding, he is enjoying the outdoors. | Als de man op een fiets rijdt, geniet hij van het buitenleven. | 0.0642 | 0.0992 | 0.9781 | 0.1348 | 0.9425 | 0.1361 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | A man is riding a bicycle on a sunny day in the country. | Een man fietst op een zonnige dag op het platteland. | 0 | If the sun is filtering through the treetops, it is a sunny day. | Als de zon door de boomtoppen filtert, is het een zonnige dag. | 0.0642 | 0.0992 | 0.7095 | 0.1456 | 0.4656 | 0.1381 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | The man is outside | De man is buiten | 0 | If the man is riding along a wooded country road, he is outside. | Als de man over een bosrijke landweg rijdt, is hij buiten. | 0.0651 | 0.0991 | 0.7809 | 0.1192 | 0.3024 | 0.1128 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | An old man is riding a bike. | Een oude man rijdt op een fiets. | 0 | Bicycle riding implies riding a bike. | Fietsen betekent fietsen. | 0.0642 | 0.0992 | 0.9741 | 0.129 | 0.0001 | 0.1256 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | The man is athletic. | De man is atletisch. | 1 | an old man on a bicycle is not necessarily athletic. | Een oude man op een fiets is niet noodzakelijk atletisch. | 0.0642 | 0.0992 | 0.4827 | 0.1349 | 0.7242 | 0.1148 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | The man is walking to the store | De man loopt naar de winkel. | 2 | To be walking is with your feet and no vehicular implements whereas riding a bicycle requires a bicycle. | Wandelen is met je voeten en geen voertuiggereedschap terwijl fietsen een fiets nodig heeft. | 0.0642 | 0.0992 | 0.8068 | 0.1277 | 0.2351 | 0.0968 | ||||||||
An old man on a bicycle riding along a wooded country road with sun filtering through the treetops. | Een oude man op een fiets die langs een bosrijke landweg rijdt met zon die door de boomtoppen filtert. | A old man outside on a bike in the day time. | Een oude man buiten op een fiets op de dag. | 0 | Treetops imply outside. | Treetops impliceren buiten. | 0.0642 | 0.0992 | 0.1291 | 0.0921 | 0.0 | 0.0704 | ||||||||
Ballroom dancers in the midst of a dance. | Ballroomdansers midden in een dans. | People are sitting in the waiting room. | De mensen zitten in de wachtkamer. | 2 | If they dance, they cannot be sitting. | Als ze dansen, kunnen ze niet zitten. | 0.2944 | 0.1214 | 0.7088 | 0.1259 | 0.6472 | 0.1201 | ||||||||
Ballroom dancers in the midst of a dance. | Ballroomdansers midden in een dans. | Ballroom dancers are performing. | Ballroomdansers treden op. | 1 | They might be dancing for fun, not necessarily performing. | Misschien dansen ze voor de lol, niet per se optreden. | 0.2944 | 0.1214 | 0.699 | 0.1241 | 0.1639 | 0.1039 | ||||||||
Ballroom dancers in the midst of a dance. | Ballroomdansers midden in een dans. | People are dancing. | Mensen dansen. | 0 | Ballroom dancers imply people. | Ballroomdansers impliceren mensen. | 0.2947 | 0.1214 | 0.0 | 0.119 | 0.0697 | 0.088 | ||||||||
A yellow truck is standing on a busy street in front of the Swarovski store. | Een gele truck staat op een drukke straat voor de Swarovski winkel. | A yellow truck is standing on a busy street in front of the Swarovski store waiting for a driver. | Een gele truck staat op een drukke straat voor de Swarovski winkel te wachten op een chauffeur. | 1 | "waiting for a driver" is extra information not provided in the first sentence. | "wachten op een bestuurder" is extra informatie die niet in de eerste zin is vermeld. | 0.7557 | 0.127 | 0.5904 | 0.1317 | 0.1274 | 0.1004 | ||||||||
A yellow truck is standing on a busy street in front of the Swarovski store. | Een gele truck staat op een drukke straat voor de Swarovski winkel. | A yellow truck is standing on a street. | Een gele truck staat op straat. | 0 | Street is the same as street. | Straat is hetzelfde als straat. | 0.7556 | 0.127 | 0.9245 | 0.1421 | 0.4843 | 0.13 | ||||||||
A yellow truck is standing on a busy street in front of the Swarovski store. | Een gele truck staat op een drukke straat voor de Swarovski winkel. | A blue truck is standing on a busy street in front of the Swarovski store. | Een blauwe truck staat op een drukke straat voor de Swarovski winkel. | 2 | A yellow truck is not a blue truck. | Een gele vrachtwagen is geen blauwe truck. | 0.7556 | 0.127 | 0.7574 | 0.126 | 0.7588 | 0.1121 | ||||||||
A yellow dog jumps to greet a woman. | Een gele hond gaat een vrouw begroeten. | A yellow cat jumps to greet a woman. | Een gele kat springt een vrouw begroeten. | 2 | If it is a dog, it cannot be a cat. | Als het een hond is, kan het geen kat zijn. | 0.1422 | 0.1004 | 0.0001 | 0.096 | 0.8874 | 0.1316 | ||||||||
A yellow dog jumps to greet a woman. | Een gele hond gaat een vrouw begroeten. | A big dog jumps to greet a woman. | Een grote hond gaat een vrouw begroeten. | 1 | A yellow dog is not necessarily big. | Een gele hond is niet per se groot. | 0.1422 | 0.1004 | 0.0015 | 0.0995 | 0.7348 | 0.1048 | ||||||||
A yellow dog jumps to greet a woman. | Een gele hond gaat een vrouw begroeten. | A dog jumps to greet a woman. | Een hond gaat een vrouw begroeten. | 0 | Yellow dog implies dog. | Gele hond impliceert hond. | 0.1422 | 0.1004 | 0.0001 | 0.1007 | 0.1929 | 0.0853 | ||||||||
A dance couple dancing on a dance floor with strobe lights flashing. | Een danspaar danst op een dansvloer met stroboscooplampen die knipperen. | Dance couple working out in gym | Danskoppel trainen in de sportschool | 2 | If they are dancing on a dance floor, they cannot be working out in gym. | Als ze dansen op een dansvloer, kunnen ze niet trainen in de sportschool. | 0.6334 | 0.1204 | 0.0 | 0.0639 | 0.4431 | 0.1239 | ||||||||
A dance couple dancing on a dance floor with strobe lights flashing. | Een danspaar danst op een dansvloer met stroboscooplampen die knipperen. | Dance couple dancing on dance floor on their marriage | Danspaar dansen op de dansvloer op hun huwelijk | 1 | People dance on occasions other than their marriage. | Mensen dansen bij andere gelegenheden dan hun huwelijk. | 0.6341 | 0.1205 | 0.0 | 0.0684 | 0.4217 | 0.1187 | ||||||||
A dance couple dancing on a dance floor with strobe lights flashing. | Een danspaar danst op een dansvloer met stroboscooplampen die knipperen. | Dance couple dancing on dance floor | Danspaar dansen op dansvloer | 0 | Dance couple is the same as dance couple. | Danspaar is hetzelfde als danspaar. | 0.6347 | 0.1204 | 0.0 | 0.0776 | 0.2197 | 0.1055 | ||||||||
A trailer hitch is holding a large contraption. | Een aanhanger heeft een groot apparaat. | they are girls there too | Het zijn ook meisjes. | 2 | A trailer hitch is not girls. | Een trailer is geen meiden. | 0.0001 | 0.0938 | 0.7492 | 0.1273 | 0.0 | 0.063 | ||||||||
A trailer hitch is holding a large contraption. | Een aanhanger heeft een groot apparaat. | the child was happy` | Het kind was gelukkig. | 1 | "the child was happy" is completely unrelated to sentence 1 | "het kind was gelukkig" staat volledig los van zin 1 | 0.0001 | 0.0938 | 0.9551 | 0.1305 | 0.0 | 0.1144 |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.