premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A group of people stand on a grassy field.
Een groep mensen staat op een grasveld.
A group of people are sitting in the bleachers
Een groep mensen zit in de tribunes
2
People who stand on a grassy field cannot also be sitting in the bleachers at the same time as that's two different actions being performed on two different surfaces.
Mensen die op een grasveld staan kunnen ook niet in de tribunes zitten op hetzelfde moment als dat er twee verschillende acties worden uitgevoerd op twee verschillende oppervlakken.
0.7098
0.1517
0.3628
0.1517
0.2947
0.1129
A group of people stand on a grassy field.
Een groep mensen staat op een grasveld.
People are enjoying the outdoor weather
Mensen genieten van het buitenweer
1
The people many not be enjoying the outdoor weather.
Veel mensen genieten niet van het buitenweer.
0.7092
0.1517
0.8456
0.1619
0.658
0.1517
Men in uniform work together.
Mannen in uniform werken samen.
Uniformed men work.
Geuniformeerde mannen werken.
0
Uniformed men are working together.
Geuniformeerde mannen werken samen.
0.8158
0.1234
0.7302
0.1204
0.8533
0.1353
Men in uniform work together.
Mannen in uniform werken samen.
Men in beach clothes work by themselves at the park.
Mannen in strandkleding werken alleen in het park.
2
The men can't be in uniform and in beach clothes simultaneously. The men can't work together and work by themselves simultaneously.
De mannen kunnen niet in uniform en in strandkleren tegelijk werken.
0.8158
0.1234
0.2407
0.1189
0.566
0.1359
Men in uniform work together.
Mannen in uniform werken samen.
Uniformed men work together outside.
Geuniformeerde mannen werken samen buiten.
1
Not all uniformed men work outside.
Niet alle geüniformeerde mannen werken buiten.
0.8158
0.1234
0.7394
0.135
0.4127
0.1316
An elderly woman places carrots into a casserole.
Een oudere vrouw plaatst wortels in een stoofschotel.
An elderly woman puts beets into a casserole
Een oudere vrouw stopt bieten in een stoofschotel
2
Carrots are a different vegetable from beets.
Wortels zijn een andere groente dan bieten.
0.5869
0.1099
0.2473
0.1159
0.0
0.082
An elderly woman places carrots into a casserole.
Een oudere vrouw plaatst wortels in een stoofschotel.
An elderly woman puts carrots into a casserole
Een oudere vrouw stopt wortels in een stoofschotel
0
places carrots means puts carrots
plaatsen wortelen betekent zet wortelen
0.5871
0.11
0.1951
0.1114
0.0
0.077
An elderly woman places carrots into a casserole.
Een oudere vrouw plaatst wortels in een stoofschotel.
An elderly woman slices carrots for a casserole
Een oudere vrouw snijdt wortelen voor een stoofschotel
1
Just because the woman places carrots into the casseroles does not mean that she slices them.
Alleen omdat de vrouw wortelen in de stoofschotels plaatst betekent niet dat ze ze snijdt.
0.5874
0.1099
0.5581
0.1171
0.4817
0.1125
A man in a gray vehicle feeding sheep.
Een man in een grijs voertuig die schapen voert.
The man is outside.
De man is buiten.
0
A man can only be in a vehicle outside.
Een man kan alleen in een voertuig buiten zitten.
0.5236
0.1019
0.8197
0.1173
0.4578
0.1158
A man in a gray vehicle feeding sheep.
Een man in een grijs voertuig die schapen voert.
The man is riding a horse.
De man rijdt een paard.
2
The man can't be riding a gray vehicle and riding a horse simultaneously.
De man kan niet tegelijk op een grijs voertuig rijden en paardrijden.
0.5234
0.1019
0.9584
0.1131
0.5184
0.1113
A man in a gray vehicle feeding sheep.
Een man in een grijs voertuig die schapen voert.
The man is a sheperd in Scotland.
De man is een herder in Schotland.
1
A man in a gray vehicle feeding sheep is not necessarily a sheperd or in Scotland
Een man in een grijs voertuig die schapen voert is niet noodzakelijk een herder of in Schotland
0.5226
0.102
0.5896
0.1208
0.0009
0.09
Three men are grouped around the back of a car with its tailgate out, two of the men clothed in yellow uniforms and one in blue.
Drie mannen zijn gegroepeerd rond de achterkant van een auto met zijn achterklep uit, twee van de mannen gekleed in gele uniformen en een in blauw.
Three men are grouped around the back of a car.
Drie mannen zitten achterin een auto.
0
The men are grouped behind a car if it's tailgate is out.
De mannen zitten achter een auto als de achterklep uit is.
0.4488
0.1059
0.7122
0.1313
0.0856
0.1216
Three men are grouped around the back of a car with its tailgate out, two of the men clothed in yellow uniforms and one in blue.
Drie mannen zijn gegroepeerd rond de achterkant van een auto met zijn achterklep uit, twee van de mannen gekleed in gele uniformen en een in blauw.
Three men are grouped around the back of a car laughing.
Drie mannen zitten achterin een auto te lachen.
1
Three men grouped around a back of a car are not always laughing.
Drie mannen gegroepeerd rond een achterkant van een auto zijn niet altijd lachen.
0.4489
0.1059
0.6325
0.1153
0.5418
0.0857
Three men are grouped around the back of a car with its tailgate out, two of the men clothed in yellow uniforms and one in blue.
Drie mannen zijn gegroepeerd rond de achterkant van een auto met zijn achterklep uit, twee van de mannen gekleed in gele uniformen en een in blauw.
Three men are swimming in a lake.
Drie mannen zwemmen in een meer.
2
The men can't be grouped around the back of a car and swimming in a lake simultaneously.
De mannen kunnen niet worden gegroepeerd rond de achterkant van een auto en zwemmen in een meer tegelijkertijd.
0.4484
0.1059
0.9096
0.1492
0.1658
0.1128
Three men, two wearing yellow suits, are looking in the back of a car.
Drie mannen, twee dragen gele pakken, kijken achterin een auto.
Two salesmen at work.
Twee verkopers op het werk.
1
Not all men are wearing suits are salesmen. The men are not necessarily at work.
Niet alle mannen dragen een pak, de mannen zijn niet per se aan het werk.
0.3768
0.1129
0.6422
0.1204
0.458
0.1219
Three men, two wearing yellow suits, are looking in the back of a car.
Drie mannen, twee dragen gele pakken, kijken achterin een auto.
Three men looking at a car.
Drie mannen kijken naar een auto.
0
if three men are looking in a car, they are looking at a car.
Als drie mannen in een auto kijken, kijken ze naar een auto.
0.3768
0.1129
0.5477
0.1253
0.2457
0.1029
Three men, two wearing yellow suits, are looking in the back of a car.
Drie mannen, twee dragen gele pakken, kijken achterin een auto.
Three men breaking into a car.
Drie mannen inbreken in een auto.
2
The three men can't be looking into the back of the car and breaking into a car simultaneously.
De drie mannen kunnen niet tegelijk inbreken in de auto.
0.3756
0.113
0.7176
0.1234
0.1935
0.1187
Emergency personnel looking into the back of a car.
Noodpersoneel kijkt achterin een auto.
Emergency personnel are looking for a child in a car.
Noodpersoneel zoekt een kind in een auto.
1
The personnel are not necessarily looking for a child.
Het personeel is niet noodzakelijk op zoek naar een kind.
0.0104
0.1143
0.0001
0.1226
0.2564
0.1254
Emergency personnel looking into the back of a car.
Noodpersoneel kijkt achterin een auto.
People are looking in a car.
Mensen kijken in een auto.
0
Emergency personnel are people. They are looking in a car.
Noodpersoneel zoekt in een auto.
0.0103
0.1143
0.0329
0.1062
0.0
0.1015
Emergency personnel looking into the back of a car.
Noodpersoneel kijkt achterin een auto.
Emergency personnel are eating.
Noodpersoneel is aan het eten.
2
The people can't be looking into the bar of a car and eating simultaneously.
De mensen kunnen niet in de bar van een auto kijken en tegelijkertijd eten.
0.0104
0.1143
0.1237
0.1241
0.466
0.1209
Some firefighters check a vehicle.
Sommige brandweermannen controleren een voertuig.
Firefighters are checking a car.
De brandweer controleert een auto.
0
A vehicle can be a car.
Een voertuig kan een auto zijn.
0.3263
0.102
0.6057
0.1127
0.9586
0.1273
Some firefighters check a vehicle.
Sommige brandweermannen controleren een voertuig.
Firefighters are rescuing a cat from the tree.
Brandweerlieden redden een kat uit de boom.
2
The firefighters can't be checking a vehicle and rescuing a cat from the tree simultaneously.
De brandweer kan geen voertuig controleren en tegelijkertijd een kat uit de boom redden.
0.3263
0.102
0.6535
0.1274
0.3174
0.1075
Some firefighters check a vehicle.
Sommige brandweermannen controleren een voertuig.
Firefighters are looking for a cat in the car.
Brandweermannen zoeken een kat in de auto.
1
The firefighters are not necessarily looking for a cat, they could be looking for anything.
De brandweer is niet per se op zoek naar een kat, ze kunnen alles zoeken.
0.3263
0.102
0.7738
0.12
0.4031
0.1238
A man in a kitchen is frying breaded food in a cast iron pan.
Een man in de keuken bakt gepaneerd voedsel in een gietijzeren pan.
The food is greasy.
Het eten is vettig.
1
Not all fried food is greasy.
Niet alles is vettig.
0.8559
0.1352
0.6836
0.1311
0.3671
0.1281
A man in a kitchen is frying breaded food in a cast iron pan.
Een man in de keuken bakt gepaneerd voedsel in een gietijzeren pan.
Got some oceanfront property in Arizona.
Ik heb eigendom aan de oceaan in Arizona.
2
The man can't be frying food and getting some oceanfront property simultaneously.
De man kan niet tegelijk eten bakken en een stuk land aan zee kopen.
0.8561
0.1353
0.0001
0.1105
0.1949
0.1094
A man in a kitchen is frying breaded food in a cast iron pan.
Een man in de keuken bakt gepaneerd voedsel in een gietijzeren pan.
A man cooks.
Een man kookt.
0
Frying food is a form of cooking.
Frying voedsel is een vorm van koken.
0.8561
0.1353
0.9265
0.1265
0.0
0.1
A woman in colorful garb with her back to the camera and cloth on her hear.
Een vrouw in kleurrijke kleding met haar rug naar de camera en doek op haar horen.
A woman is in colorful garb.
Een vrouw is in kleurrijke kleding.
1
I can't disprove this, the woman is in colourful garb.
Ik kan dit niet weerleggen, de vrouw is in kleurrijke kleding.
0.0
0.0677
0.732
0.1201
0.6294
0.1134
A woman in colorful garb with her back to the camera and cloth on her hear.
Een vrouw in kleurrijke kleding met haar rug naar de camera en doek op haar horen.
A woman has her back to the camera.
Een vrouw brengt haar terug naar de camera.
0
woman in colorful garb with her back to the camera is same as woman has her back to the camera.
vrouw in kleurrijke kleding met haar rug naar de camera is hetzelfde als vrouw heeft haar terug naar de camera.
0.0
0.0677
0.1754
0.1003
0.0
0.0648
A woman in colorful garb with her back to the camera and cloth on her hear.
Een vrouw in kleurrijke kleding met haar rug naar de camera en doek op haar horen.
A nun is praying.
Een non bidt.
2
The nun doesn't wear colorful garb.
De non draagt geen kleurrijke kleding.
0.0
0.0677
0.0
0.1197
0.467
0.1225
A woman in colorful native attire featuring a blue shirt with a colorful design displays her dark hair braided with red ribbons.
Een vrouw in kleurrijke inheemse kleding met een blauw shirt met een kleurrijk ontwerp toont haar donkere haar gevlochten met rode linten.
A woman is dressed stylishly in native garb.
Een vrouw is stijlvol gekleed in inheemse kleding.
0
Native attire can be stylish
Native kleding kan stijlvol zijn
0.4143
0.096
0.6473
0.1262
0.2212
0.102
A woman in colorful native attire featuring a blue shirt with a colorful design displays her dark hair braided with red ribbons.
Een vrouw in kleurrijke inheemse kleding met een blauw shirt met een kleurrijk ontwerp toont haar donkere haar gevlochten met rode linten.
A woman is dressed in her native clothing in preparation for her wedding.
Een vrouw is gekleed in haar eigen kleding ter voorbereiding van haar bruiloft.
1
The woman can be dressed in native clothing for reasons other than a wedding.
De vrouw kan worden gekleed in inheemse kleding om andere redenen dan een huwelijk.
0.4143
0.096
0.8062
0.1287
0.3508
0.1185
A woman in colorful native attire featuring a blue shirt with a colorful design displays her dark hair braided with red ribbons.
Een vrouw in kleurrijke inheemse kleding met een blauw shirt met een kleurrijk ontwerp toont haar donkere haar gevlochten met rode linten.
A woman is dressed to run track.
Een vrouw is gekleed om te rennen.
2
The woman can't be dressed in colorful native attire and dressed to run track simultaneously.
De vrouw kan niet worden gekleed in kleurrijke inheemse kleding en gekleed om te rennen track gelijktijdig.
0.4143
0.096
0.1376
0.1148
0.0
0.0717
Oddly dressed man walking down the street.
Vreemd geklede man die over straat loopt.
An oddly dressed man walking.
Een vreemd geklede man die loopt.
0
The oddly dressed man is walking down the street, therefore he is walking.
De vreemd geklede man loopt over straat, daarom loopt hij.
0.2628
0.1014
0.0698
0.095
0.0002
0.0932
Oddly dressed man walking down the street.
Vreemd geklede man die over straat loopt.
A woman enjoying a walk.
Een vrouw die geniet van een wandeling.
2
The person must be either a man or a woman
De persoon moet een man of een vrouw zijn
0.2625
0.1015
0.8788
0.1263
0.9751
0.1511
Oddly dressed man walking down the street.
Vreemd geklede man die over straat loopt.
A man enjoying a walk.
Een man die geniet van een wandeling.
1
Just because an oddly dress man is walking down the street does not mean he is enjoying a walk.
Gewoon omdat een vreemde jurk man loopt over de straat betekent niet dat hij geniet van een wandeling.
0.2616
0.1015
0.7765
0.1239
0.0046
0.1009
A man in ruffles pushes a stroller through a park.
Een man in ruches duwt een kinderwagen door een park.
The man has his baby in the stroller.
De man heeft zijn baby in de kinderwagen.
1
The man does not necessarily have a baby in the stroller, it may be empty.
De man heeft niet per se een baby in de kinderwagen, het kan leeg zijn.
0.0001
0.1038
0.7234
0.1408
0.654
0.1199
A man in ruffles pushes a stroller through a park.
Een man in ruches duwt een kinderwagen door een park.
The man is pushing the stroller through his house.
De man duwt de kinderwagen door zijn huis.
2
The man can't be in a park and in his house simultaneously.
De man kan niet tegelijkertijd in een park en in zijn huis zijn.
0.0001
0.1038
0.5834
0.1096
0.4154
0.132
A man in ruffles pushes a stroller through a park.
Een man in ruches duwt een kinderwagen door een park.
The man is pushing a stroller.
De man duwt een kinderwagen.
0
A man pushes a stroller he is pushing it to get through a park.
Een man duwt een kinderwagen om door een park te komen.
0.0001
0.1039
0.4954
0.1103
0.1352
0.1035
An oddly dressed man pushing a stroller down a sidewalk in a park.
Een vreemd geklede man duwt een kinderwagen door een stoep in een park.
The man is walking with his son.
De man loopt met zijn zoon.
1
The man is not necessarily walking with his son.
De man loopt niet per se met zijn zoon.
0.4287
0.1155
0.6231
0.1185
0.24
0.1181
An oddly dressed man pushing a stroller down a sidewalk in a park.
Een vreemd geklede man duwt een kinderwagen door een stoep in een park.
The man is walking his dog on the beach.
De man laat zijn hond uit op het strand.
2
A person who is pushing a stroller down a sidewalk in a park is performing a very different action in a different place than someone who is walking his dog on the beach.
Een persoon die een kinderwagen naar beneden duwt op een stoep in een park voert een heel andere actie uit op een andere plaats dan iemand die zijn hond op het strand uitlaat.
0.4287
0.1155
0.7405
0.1396
0.3752
0.1121
An oddly dressed man pushing a stroller down a sidewalk in a park.
Een vreemd geklede man duwt een kinderwagen door een stoep in een park.
A man wearing weird clothes is walking through a park.
Een man met rare kleren loopt door een park.
0
If a man is wearing weird clothes, one could say he is oddly dressed.
Als een man rare kleren draagt, kun je zeggen dat hij vreemd gekleed is.
0.4287
0.1155
0.6213
0.1192
0.601
0.1172
A smiling man cooks something delicious.
Een glimlachende man kookt iets heerlijks.
The man is preparing a feast for his wife
De man bereidt een feest voor zijn vrouw
1
The man may not be married, may not be cooking a feast, and it may not be for his wife.
De man mag niet getrouwd zijn, misschien niet koken een feest, en het kan niet voor zijn vrouw.
0.9413
0.125
0.7571
0.1233
0.0
0.0843
A smiling man cooks something delicious.
Een glimlachende man kookt iets heerlijks.
The man is cooking
De man kookt
0
When a man cooks something he is cooking.
Als een man iets kookt, kookt hij.
0.9413
0.125
0.0
0.116
0.5026
0.1021
A smiling man cooks something delicious.
Een glimlachende man kookt iets heerlijks.
The child colors with crayons
Het kind kleurt met krijtjes
2
Referring to a man, not a child; the man is cooking something delicious, the child colors with crayons.
Verwijzend naar een man, geen kind; de man kookt iets heerlijks, het kind kleurt met krijtjes.
0.9408
0.1249
0.0172
0.1058
0.1971
0.0872
a young man wearing a backpack and sunglasses is walking towards a shopping area.
Een jongeman met een rugzak en een zonnebril loopt naar een winkelgebied.
A man walks near a store
Een man loopt vlakbij een winkel.
0
'A man walks near a store' is a simplification of the sentence ' a young man wearing a backpack and sunglasses is walking towards a shopping area'.
'Een man loopt in de buurt van een winkel' is een vereenvoudiging van de zin 'een jongeman draagt een rugzak en een zonnebril loopt naar een winkelgebied'.
0.275
0.132
0.7936
0.1217
0.1767
0.1022
a young man wearing a backpack and sunglasses is walking towards a shopping area.
Een jongeman met een rugzak en een zonnebril loopt naar een winkelgebied.
Two ducks quacking at each other
Twee eenden kwaken elkaar aan.
2
A young man walking cannot also be two ducks quacking as the number, species and actions are all different.
Een jonge man die wandelt kan ook geen twee eenden zijn die kwaken omdat het aantal, de soorten en de acties allemaal verschillend zijn.
0.2752
0.132
0.0011
0.095
0.078
0.0957
a young man wearing a backpack and sunglasses is walking towards a shopping area.
Een jongeman met een rugzak en een zonnebril loopt naar een winkelgebied.
The man is planning to rob the store
De man wil de winkel beroven.
1
Just because the young man is wearing a backpack and sunglasses does not mean he is planning to rob the store.
Alleen omdat de jongeman een rugzak draagt en een zonnebril betekent niet dat hij van plan is de winkel te beroven.
0.2752
0.132
0.7428
0.1253
0.2974
0.1298
A young man wearing a backpack and dark glasses approaches the brick building where there is a bit of graffiti on the wall.
Een jongeman met een rugzak en donkere glazen nadert het bakstenen gebouw waar een beetje graffiti op de muur staat.
The young man has glasses on his face.
De jongeman heeft een bril op zijn gezicht.
0
Dark glasses are a type of glasses. People wear glasses on their face.
Donkere glazen zijn een soort bril.
0.394
0.1035
0.9534
0.1432
0.0003
0.1121
A young man wearing a backpack and dark glasses approaches the brick building where there is a bit of graffiti on the wall.
Een jongeman met een rugzak en donkere glazen nadert het bakstenen gebouw waar een beetje graffiti op de muur staat.
There is nothing on the wall but bricks.
Er is niets anders aan de muur dan stenen.
2
Referring to a man, with a backpack and dark glasses, no man in the other sentence. States there's a brick building with some graffito, the other refers to a brick wall with nothing on it.
Verwijzend naar een man, met een rugzak en donkere glazen, geen man in de andere zin. Staten is er een bakstenen gebouw met een graffito, de andere verwijst naar een bakstenen muur met niets erop.
0.3949
0.1034
0.5201
0.1237
0.0002
0.052
A young man wearing a backpack and dark glasses approaches the brick building where there is a bit of graffiti on the wall.
Een jongeman met een rugzak en donkere glazen nadert het bakstenen gebouw waar een beetje graffiti op de muur staat.
The man helped create the graffiti.
De man hielp de graffiti creëren.
1
There is no evidence to suggest that just because the man was near the graffiti that it was him who helped create the graffiti
Er is geen bewijs dat alleen maar omdat de man in de buurt van de graffiti was dat hij het was die hielp de graffiti te creëren
0.3949
0.1034
0.5751
0.1281
0.1253
0.1071
A brown dog running with two white and brown dogs on the seashore with crashing waves behind them.
Een bruine hond die loopt met twee witte en bruine honden aan de kust met knalgolven erachter.
The dogs are running along the shore to meet their master who just beached his kayak
De honden rennen langs de kust om hun meester te ontmoeten die net zijn kajak strandde.
1
The fact that the dogs are running along the shore does not mean they are running to meet their master, or that their master beached his kayak.
Het feit dat de honden langs de kust lopen betekent niet dat ze hun meester willen ontmoeten, of dat hun meester zijn kajak heeft gestrand.
0.0773
0.0962
0.2034
0.0822
0.2706
0.0878
A brown dog running with two white and brown dogs on the seashore with crashing waves behind them.
Een bruine hond die loopt met twee witte en bruine honden aan de kust met knalgolven erachter.
The dogs were indorrs waiting for their dinner
De honden waren indorrs wachten op hun diner
2
the seashore is not indorrs
de kust is niet indorrs
0.0756
0.0962
0.0
0.0703
0.0
0.1115
A brown dog running with two white and brown dogs on the seashore with crashing waves behind them.
Een bruine hond die loopt met twee witte en bruine honden aan de kust met knalgolven erachter.
The dogs were outdoors running along the shore
De honden renden buiten langs de kust
0
Brown dogs, as well as white and brown dogs, are both dogs. A seashore is a shore, and a shore is outdoors.
Bruine honden, evenals witte en bruine honden, zijn beide honden. Een kust is een kust, en een kust is buiten.
0.0756
0.0962
0.2708
0.1108
0.2944
0.0964
A young man in blue sunglasses walking in front of a red brick building.
Een jongeman met een blauwe zonnebril die voor een rood bakstenen gebouw loopt.
A guy with red glasses is sitting here.
Een man met een rode bril zit hier.
2
The young man could not have been walking and sitting at the same time.
De jongeman kon niet tegelijkertijd lopen en zitten.
0.293
0.1112
0.7686
0.1264
0.8385
0.1366
A young man in blue sunglasses walking in front of a red brick building.
Een jongeman met een blauwe zonnebril die voor een rood bakstenen gebouw loopt.
Man in blue glasses walking pass a building
Man in blauwe glazen lopen langs een gebouw
0
To walk past a building the man has to be outside where it is sunny and he needs sunglasses.
Om langs een gebouw te lopen moet de man buiten zijn waar het zonnig is en hij heeft een zonnebril nodig.
0.2936
0.1113
0.1892
0.0903
0.3454
0.1204
A young man in blue sunglasses walking in front of a red brick building.
Een jongeman met een blauwe zonnebril die voor een rood bakstenen gebouw loopt.
Some guys with glasses are going pass the buildings
Sommige jongens met een bril passeren de gebouwen.
1
You don't know that some guys are doing it, only one guy is confirmed to be doing it.
Je weet niet dat sommige jongens het doen, maar één man is bevestigd dat hij het doet.
0.293
0.1112
0.0001
0.1025
0.3611
0.1154
A dog jumps to catch a toy in the snow.
Een hond springt om speelgoed te vangen in de sneeuw.
A dog jumps to catch a toy in Waikiki.
Een hond springt om speelgoed te vangen in Waikiki.
2
The dog jumps in to the snow, the other sentences has the dog jumping in the city of Wakiki.
De hond springt in de sneeuw, de andere zinnen laat de hond springen in de stad Wakiki.
0.3263
0.1069
0.289
0.107
0.0001
0.0851
A dog jumps to catch a toy in the snow.
Een hond springt om speelgoed te vangen in de sneeuw.
A dog jumps to catch a ball in the snow.
Een hond gaat een bal vangen in de sneeuw.
1
Not all dog toys are a ball.
Niet alle hondenspeelgoed is een bal.
0.3253
0.107
0.071
0.1113
0.0064
0.0812
A dog jumps to catch a toy in the snow.
Een hond springt om speelgoed te vangen in de sneeuw.
An animal is jumping in a place that is not hot.
Een dier springt op een plek die niet heet is.
0
A dog is an animal. Snow is found in a place that is not hot.
Een hond is een dier. Sneeuw wordt gevonden op een plek die niet heet is.
0.3263
0.1069
0.5481
0.1193
0.6805
0.1125
Black dog jumping into the air to catch a toy in the snow.
Zwarte hond springen in de lucht om een speeltje te vangen in de sneeuw.
The dog is in the snow.
De hond ligt in de sneeuw.
0
A black dog is jumping to catch a toy.
Een zwarte hond springt om een speeltje te vangen.
0.3411
0.1111
0.7629
0.1353
0.5665
0.1159
Black dog jumping into the air to catch a toy in the snow.
Zwarte hond springen in de lucht om een speeltje te vangen in de sneeuw.
The dog is playing dead.
De hond speelt dood.
2
The dog can't be jumping while playing dead.
De hond kan niet springen terwijl hij dood speelt.
0.3411
0.1111
0.1898
0.0759
0.3286
0.0773
Black dog jumping into the air to catch a toy in the snow.
Zwarte hond springen in de lucht om een speeltje te vangen in de sneeuw.
The dog is jumping to catch a frisbee.
De hond springt om een frisbee te vangen.
1
The toy might not be a Frisbee.
Het speelgoed is misschien geen frisbee.
0.3421
0.1112
0.488
0.1156
0.5965
0.1131
A black dog in snow is jumping off the ground to catch a stick.
Een zwarte hond in de sneeuw springt van de grond om een stok te vangen.
A dog is about to catch a stick in his mouth.
Een hond staat op het punt een stok in zijn mond te vangen.
1
There is no evidence in the first sentence to suggest the dog is going to catch the stick in his mouth.
Er is geen bewijs in de eerste zin dat suggereert dat de hond de stok in zijn mond gaat vangen.
0.2729
0.0992
0.2095
0.1138
0.0404
0.1111
A black dog in snow is jumping off the ground to catch a stick.
Een zwarte hond in de sneeuw springt van de grond om een stok te vangen.
A dog is catching a stick.
Een hond vangt een stok.
0
A black dog is a type of dog. A dog tends to be jumping to catch a stick.
Een zwarte hond is een soort hond. Een hond neigt te springen om een stok te vangen.
0.2728
0.0992
0.1208
0.1008
0.3253
0.0816
A black dog in snow is jumping off the ground to catch a stick.
Een zwarte hond in de sneeuw springt van de grond om een stok te vangen.
A cat is playing fetch.
Een kat speelt apporteren.
2
Referring to a black dog that's in snow, jumping to catch a stick. The other refers to a cat playing fetch.
Verwijzend naar een zwarte hond in de sneeuw, springen om een stok te vangen. De andere verwijst naar een kat spelen apport.
0.2727
0.0992
0.0057
0.0672
0.0
0.0647
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
People are paying attention to the person hanging pictures
Mensen letten op de persoon die foto's hangt
0
Onlookers are people paying attention to something.
Kijkers zijn mensen die ergens op letten.
0.0005
0.0747
0.0014
0.1019
0.2687
0.1262
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The women are pretty
De vrouwen zijn mooi.
1
There is no reason to believe the women in the picture are pretty.
Er is geen reden om te geloven dat de vrouwen op de foto mooi zijn.
0.0005
0.0748
0.0001
0.1006
0.6616
0.1377
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
There are people watching another person hang up pictures.
Er zijn mensen die een ander foto's zien ophangen.
0
Onlookers watch a person hang up pictures.
Kijkers kijken hoe iemand foto's ophangt.
0.0005
0.0748
0.0
0.0888
0.1136
0.1123
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The people are in the ocean
De mensen zijn in de oceaan
2
Referring to people in the ocean. The other refers to a singular person hanging pics of women, with onlookers watching, while surrounded by bikes.
Verwijzend naar mensen in de oceaan. De andere verwijst naar een enkelvoud persoon hangen foto's van vrouwen, met toeschouwers kijken, terwijl omringd door fietsen.
0.0005
0.0748
0.3106
0.1207
0.0
0.0539
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
A man is hanging paintings of women for an art gallery in a museum.
Een man hangt schilderijen van vrouwen op voor een kunstgalerij in een museum.
1
The person in the first sentence is not described as a man, and there was no mention of an art gallery in a museum.
De persoon in de eerste zin wordt niet omschreven als een man, en er is geen sprake van een kunstgalerie in een museum.
0.0005
0.0748
0.911
0.1267
0.3188
0.1148
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
the person is hanging pictures.
de persoon hangt foto's op.
0
Onlookers are watching a person.
De toeschouwers kijken naar iemand.
0.0005
0.0748
0.3014
0.103
0.0959
0.1275
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The person is a woman.
De persoon is een vrouw.
1
There is no mention of the person in the first sentence being a woman.
Er is geen sprake van dat de persoon in de eerste zin vrouw is.
0.0005
0.0748
0.994
0.1378
0.1955
0.1332
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
No one is hanging up pictures at all.
Niemand hangt foto's op.
2
Refers to a singular person hanging pics of women, with onlookers watching, while surrounded by bikes. The other informs us that there is no people attempting to hang up pics.
Verwijst naar een enkelvoud persoon hangen foto's van vrouwen, met toeschouwers kijken, terwijl omringd door fietsen. De andere vertelt ons dat er geen mensen proberen op te hangen foto's.
0.0005
0.0748
0.3544
0.1199
0.0
0.0375
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
Somebody is hanging up pictures while people watch.
Iemand hangt foto's op terwijl mensen kijken.
0
A person is somebody.
Een persoon is iemand.
0.0005
0.0746
0.5362
0.1189
0.7801
0.1231
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
There's a person drawing a crowd by hanging up nude photos of ladies.
Er is iemand die een menigte tekent door naaktfoto's van dames op te hangen.
1
There was no mention in the first sentence of the women in the photo being nude.
In de eerste zin van de eerste zin van de vrouw op de foto was er geen sprake van naakt.
0.0005
0.0747
0.0254
0.1041
0.0
0.0964
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The people are outdoors.
De mensen zijn buiten.
0
People tend to ride bikes outdoors.
Mensen hebben de neiging om buiten te fietsen.
0.0005
0.0747
0.3712
0.1334
0.4191
0.1404
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The person is a photographer selling his pictures.
De persoon is een fotograaf die zijn foto's verkoopt.
1
There is no evidence in the first picture to suggest the person hanging the pictures took them or is selling them.
Er is geen bewijs in de eerste foto die suggereert dat de persoon die de foto's heeft genomen of ze verkoopt.
0.0005
0.0747
0.9706
0.1329
0.3195
0.1036
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
A creepy guy is putting his favorite photos of the woman he's stalking up in his shrine to her.
Een griezelige kerel zet zijn favoriete foto's van de vrouw die hij stalkt in zijn heiligdom voor haar.
2
Refers to a singular person hanging pics of women, with onlookers watching, while surrounded by bikes. In the second, it's a creepy male instead, that is placing favorite pics of the singular woman he's stalking, in his shrine to her.
Verwijst naar een enkelvoud persoon hangen foto's van vrouwen, met toeschouwers kijken, terwijl omgeven door fietsen. In de tweede, het is een griezelige man in plaats daarvan, dat is het plaatsen van favoriete foto's van de enkele vrouw die hij stalkt, in zijn heiligdom aan haar.
0.0005
0.0747
0.1848
0.0912
0.0
0.0168
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The person is sleeping.
De persoon slaapt.
2
Refers to a singular person hanging pics of women, with onlookers watching, while surrounded by bikes. The other refers to singular nondescript person that is sleeping.
Verwijst naar een enkelvoud persoon hangen foto's van vrouwen, met toeschouwers kijken, terwijl omgeven door fietsen. De andere verwijst naar enkelvoud niet-descript persoon die slaapt.
0.0005
0.0747
0.6986
0.1282
0.0
0.0393
A person is hanging up pictures of women with a few onlookers watching surrounded by bikes.
Een persoon hangt op foto's van vrouwen met een paar toeschouwers kijken omgeven door fietsen.
The person is cooking in a cafeteria.
De persoon kookt in een kantine.
2
Refers to a singular person hanging pics of women, with onlookers watching, while surrounded by bikes. While the other person is cooking in a cafeteria.
Verwijst naar een enkele persoon hangen foto's van vrouwen, met toeschouwers kijken, terwijl omgeven door fietsen. Terwijl de andere persoon is koken in een cafetaria.
0.0005
0.0747
0.9732
0.1241
0.0
0.0558
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
Men are hanging something on the wall.
Mannen hangen iets aan de muur.
0
A picture is something that one would be hanging.
Een foto is iets dat je zou hangen.
0.304
0.1023
0.7274
0.1149
0.204
0.1034
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
Five men, one standing on a chair, are hanging a picture.
Vijf mannen, één die op een stoel staat, hangen een foto.
1
The first sentence mentions a man is standing on something but doesn't specifically mention a chair.
De eerste zin zegt dat een man ergens op staat maar niet specifiek een stoel noemt.
0.304
0.1023
0.1574
0.0869
0.0413
0.104
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
The men are walking to the nearest gentleman's club.
De mannen lopen naar de dichtstbijzijnde herenclub.
2
Referring to five men, with one wearing a white shirt, and is standing on something; the other with an unknown amount of men.
Verwijzend naar vijf mannen, met de ene draagt een wit shirt, en staat op iets; de andere met een onbekende hoeveelheid mannen.
0.304
0.1023
0.2801
0.1266
0.0003
0.0583
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A group of men are hanging a picture on a wall.
Een groep mannen hangt een foto aan een muur.
0
A group implies more than one, and five is more than one.
Een groep impliceert meer dan één, en vijf is meer dan één.
0.3043
0.1023
0.8109
0.1285
0.4857
0.1116
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A man in a black shirt hangs a picture.
Een man in een zwart shirt hangt een foto.
2
A man indicates one, which is less than five.
Een man geeft er een aan, dat is minder dan vijf.
0.3043
0.1023
0.4805
0.0967
0.0485
0.0891
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A group of men, all wearing white shirts, hang a picture.
Een groep mannen, die allemaal witte overhemden dragen, hangen een foto.
1
There is no reason to believe all of the men are wearing white shirts.
Er is geen reden om aan te nemen dat alle mannen witte shirts dragen.
0.3043
0.1023
0.2874
0.1006
0.7586
0.1534
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
There's a group of men hanging up a picture.
Er hangt een groep mannen een foto op.
0
A group implies more than one, and five is more than one.
Een groep impliceert meer dan één, en vijf is meer dan één.
0.3046
0.1023
0.2525
0.1143
0.4857
0.1116
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
Five men are helping a child to hang a picture.
Vijf mannen helpen een kind een foto op te hangen.
2
Helping a child hanging a picture could be helping the child hang a picture of anything. The first sentence however specifies a picture of a child.
Het helpen van een kind op een foto kan helpen het kind op te hangen een foto van alles. De eerste zin echter specificeert een foto van een kind.
0.3046
0.1023
0.7062
0.101
0.0
0.0569
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A man is hanging a picture of a child.
Een man hangt een foto van een kind.
0
Man is the singular form of men, meaning one man.
De mens is de unieke vorm van mensen, wat betekent dat één man.
0.3046
0.1023
0.5562
0.1218
0.2547
0.109
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A man is hanging up a picture of a child.
Een man hangt een foto van een kind op.
0
Man is the singular form of men, meaning one man.
De mens is de unieke vorm van mensen, wat betekent dat één man.
0.3037
0.1023
0.8779
0.1251
0.2541
0.1089
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
Four men are watching a fifth as he hangs a picture of a child.
Vier mannen kijken naar een vijfde als hij een foto van een kind hangt.
1
The first sentence says all five men are hanging the picture, not four men watching one.
De eerste zin zegt dat alle vijf mannen de foto ophangen, niet vier mannen kijken er één.
0.3037
0.1023
0.1196
0.0934
0.0
0.0821
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
The men are hanging up a picture of a missing child.
De mannen hangen een foto op van een vermist kind.
1
There is no reason to believe the child in the photo is missing.
Er is geen reden om aan te nemen dat het kind op de foto ontbreekt.
0.3036
0.1023
0.7104
0.1224
0.4885
0.1314
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
Some men are outside in a field.
Sommige mannen zijn buiten in een veld.
2
Hanging a picture is an indoor activity, they wouldn't be outside.
Een foto ophangen is een indoor activiteit, ze zouden niet buiten zijn.
0.3036
0.1023
0.3439
0.1157
0.1156
0.1094
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A man is hanging a picture of his child surrounded by family memebers and friends.
Een man hangt een foto van zijn kind omringd door familie memebers en vrienden.
1
The other four men around the man hanging up the picture do not have to be his family memembers and friends, nor does the child have to be his.
De andere vier mannen rondom de man die de foto ophangt hoeven niet zijn familie members en vrienden te zijn, noch hoeft het kind van hem te zijn.
0.3036
0.1023
0.0467
0.0916
0.2197
0.0977
Five men, one wearing a white shirt standing on something, hanging up a picture of a child.
Vijf mannen, eentje droeg een wit shirt, stond ergens op en hing een foto van een kind op.
A man is holding up a child.
Een man houdt een kind op.
2
Holding up a child is holding a living being, hanging a picture is affixing an inanimate object to another inanimate object.
Een kind vasthouden houdt een levend wezen vast, een afbeelding ophangen is een levenloos object aan een ander levenloos object aanbrengen
0.3036
0.1023
0.5988
0.1252
0.0
0.0891
There are four Eastern guys working on and hanging pictures of humans.
Er zijn vier Oosterse jongens aan het werk en hangen foto's van mensen.
The men are hanging family photos.
De mannen hangen familiefoto's op.
1
The humans in the photos are not necessarily family.
De mensen op de foto's zijn niet noodzakelijk familie.
0.1551
0.0957
0.7098
0.1167
0.78
0.1157
There are four Eastern guys working on and hanging pictures of humans.
Er zijn vier Oosterse jongens aan het werk en hangen foto's van mensen.
The women are working.
De vrouwen werken.
2
The term 'guys' implies men, while women are definitely female.
De term 'jongens' impliceert mannen, terwijl vrouwen zeker vrouwelijk zijn.
0.1555
0.0957
0.8097
0.1316
0.7064
0.1211
There are four Eastern guys working on and hanging pictures of humans.
Er zijn vier Oosterse jongens aan het werk en hangen foto's van mensen.
The men are working.
De mannen zijn aan het werk.
0
Guys is another word for men.
Jongens is een ander woord voor mannen.
0.1545
0.0957
0.827
0.1453
0.3031
0.1222
A man in a white shirt hangs a painting in a run down store while other men watch.
Een man in een wit shirt hangt een schilderij in een winkel terwijl andere mannen kijken.
An artist is showing his painting to others.
Een kunstenaar toont zijn schilderij aan anderen.
1
The man hanging the painting does not have to be an artist, nor does the painting have to be his painting.
De man die het schilderij ophangt hoeft geen kunstenaar te zijn, noch hoeft het schilderij zijn schilderij te zijn.
0.5721
0.1122
0.98
0.1286
0.3202
0.1269
A man in a white shirt hangs a painting in a run down store while other men watch.
Een man in een wit shirt hangt een schilderij in een winkel terwijl andere mannen kijken.
Men are indoors.
Mannen zijn binnen.
0
In a store means that one is indoors.
In een winkel betekent dat men binnen is.
0.5726
0.1123
0.458
0.1207
0.0
0.1154