premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A man in a white shirt hangs a painting in a run down store while other men watch.
Een man in een wit shirt hangt een schilderij in een winkel terwijl andere mannen kijken.
Men are at a football game.
Mannen zijn bij een voetbalwedstrijd.
2
If he hangs a picture he's not at a football game, at the game he would be cheering or playing or maybe serving concessions.
Als hij een foto ophangt is hij niet bij een voetbalwedstrijd, bij het spel zou hij juichen of spelen of misschien concessies doen.
0.5715
0.1123
0.4791
0.1365
0.0004
0.085
Men are playing soccer, the one in front is about to kick the ball.
Mannen spelen voetbal, die vooraan staat op het punt de bal te schoppen.
The guys are standing on a dock.
De jongens staan op een steiger.
2
People cannot be playing soccer and standing on a dock simultaneously.
Mensen kunnen niet tegelijkertijd voetballen en op een dok staan.
0.1105
0.0866
0.2536
0.1333
0.1253
0.1184
Men are playing soccer, the one in front is about to kick the ball.
Mannen spelen voetbal, die vooraan staat op het punt de bal te schoppen.
The guys are playing a game.
De jongens spelen een spelletje.
0
"Men playing soccer" is the same as "guys playing a game"
"Mannen voetballen" is hetzelfde als "mannen spelen een spel"
0.1108
0.0866
0.601
0.124
0.4339
0.121
Men are playing soccer, the one in front is about to kick the ball.
Mannen spelen voetbal, die vooraan staat op het punt de bal te schoppen.
The man kicks the ball towards the goal.
De man schopt de bal naar het doel.
1
Being about the kick the ball does not imply that the man actually kicks the ball. Playing soccer does not imply that a ball is necessarily being kicked towards the goal.
Het zijn over de trap de bal betekent niet dat de man daadwerkelijk schopt de bal. Voetbal spelen betekent niet dat een bal noodzakelijkerwijs wordt geschopt naar het doel.
0.1097
0.0866
0.4197
0.1256
0.0
0.0748
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
The man is taking down the poster.
De man haalt de poster neer.
2
Putting up and taking down are opposites.
Opstaan en neerhalen zijn tegenstellingen.
0.2784
0.1126
0.3242
0.1255
0.0
0.0961
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man is cleaning a bathroom in a shop.
Een man maakt een toilet schoon in een winkel.
2
Cleaning would use a mop and bucket, putting up would use a hammer and nails, they are completely different activities.
Schoonmaken zou een dweil en emmer gebruiken, het ophangen zou een hamer en nagels gebruiken, ze zijn volledig verschillende activiteiten.
0.2778
0.1126
0.7718
0.1369
0.2771
0.0918
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
The shop did not agree to let the man put up the poster.
De winkel ging er niet mee akkoord om de man de poster te laten plaatsen.
1
The man putting up a poster in front of a shop does not imply whether or not the story did not agree to allow the action.
De man die een poster voor een winkel plaatst, betekent niet dat het verhaal niet akkoord ging met de actie.
0.2803
0.1125
0.4383
0.1155
0.0295
0.0784
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
The man owns the shop.
De man is eigenaar van de winkel.
1
The act of the man putting up a poster does not have to imply he owns the shop.
De daad van de man die een poster plaatst hoeft niet te impliceren dat hij de winkel bezit.
0.2803
0.1125
0.9902
0.134
0.5869
0.1335
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man is putting up a sale sign in front of a shop.
Een man zet een verkoopbord voor een winkel.
1
The poster does not have to be a sale sign to be put in front of the shop.
De poster hoeft geen verkoopbord te zijn om voor de winkel te worden geplaatst
0.2803
0.1125
0.494
0.1096
0.4573
0.1302
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
The man is waiting for a bus.
De man wacht op een bus.
2
Putting up is a purposeful activity, waiting is killing time until one can do the activity they want.
Opstaan is een doelgerichte activiteit, wachten is tijd doden totdat men de activiteit kan doen die ze willen.
0.2785
0.1126
0.6883
0.1297
0.0559
0.0993
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man hangs a poster of Iron Man in front of a shop.
Een man hangt een poster van Iron Man voor een winkel.
1
The poster is not necessarily a poster of Iron Man.
De poster is niet noodzakelijk een poster van Iron Man.
0.2777
0.1127
0.7203
0.118
0.96
0.1286
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A woman walks into a comic book shop.
Een vrouw loopt een stripwinkel binnen.
2
Putting up items involves manipulating objects, if the women walks into the store she isn't manipulating objects she's changing location.
Als de vrouwen in de winkel komen... manipuleert ze geen voorwerpen die van locatie veranderen.
0.2777
0.1127
0.0001
0.1287
0.0023
0.0781
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man is decorating a shop.
Een man versiert een winkel.
0
Putting up something can also be considered decorating.
Het plaatsen van iets kan ook worden beschouwd als versieren.
0.2779
0.1126
0.7871
0.111
0.0
0.1103
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
The man is putting up a poster.
De man zet een poster op.
0
A poster can't put itself up.
Een poster kan zichzelf niet ophangen.
0.2778
0.1126
0.5314
0.1188
0.2517
0.1134
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
The man is indoors.
De man is binnen.
2
The front of the shop is outdoors, not indoors.
De voorkant van de winkel is buiten, niet binnen.
0.2778
0.1126
0.7501
0.1212
0.5967
0.1208
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man is putting a movie poster up for the next big action movie.
Een man zet een filmposter op voor de volgende actiefilm.
1
The poster does not have to be a movie poster for the next big action movie.
De poster hoeft geen filmposter te zijn voor de volgende grote actiefilm.
0.2778
0.1126
0.5215
0.1029
0.6907
0.1188
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man hangs a poster in front of a shop.
Een man hangt een poster voor een winkel.
0
Hangs is a rephrasing of putting up.
Hangs is een herhaling van het ophangen.
0.2775
0.1126
0.5826
0.1225
0.0
0.087
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
There is a man in front of the shop.
Er staat een man voor de winkel.
0
If there is a man in front of the shop then he is putting up the poster.
Als er een man voor de winkel staat, dan zet hij de poster op.
0.2775
0.1126
0.3905
0.1182
0.4457
0.1188
A man is putting up a poster in front of a shop.
Een man zet een poster voor een winkel.
A man is standing in front of a shop.
Een man staat voor een winkel.
0
If you are putting up a poster, you are standing.
Als je een poster ophangt, sta je op.
0.278
0.1126
0.3532
0.125
0.0771
0.102
The Arsenal football club warms-up on the soccer field as a few fans watch.
De Arsenal voetbalclub warmt op op het voetbalveld als een paar fans kijken.
A basketball team during warm ups.
Een basketbalteam tijdens het opwarmen.
2
A football club is not a basketball team.
Een voetbalclub is geen basketbalteam.
0.3851
0.1031
0.0002
0.1378
0.8762
0.1577
The Arsenal football club warms-up on the soccer field as a few fans watch.
De Arsenal voetbalclub warmt op op het voetbalveld als een paar fans kijken.
A soccer teaming getting ready for a game.
Een voetbalteam maakt zich klaar voor een wedstrijd.
1
The fact that the team is warming up does not have to imply they are getting ready for a game.
Het feit dat het team aan het opwarmen is hoeft niet te impliceren dat ze zich klaar maken voor een spel.
0.3857
0.1031
0.682
0.1385
0.3669
0.1418
The Arsenal football club warms-up on the soccer field as a few fans watch.
De Arsenal voetbalclub warmt op op het voetbalveld als een paar fans kijken.
A football/soccer club during warm ups.
Een voetbal/voetbalclub tijdens het opwarmen.
0
The Arsenal football club is a football/soccer club.
Arsenal is een voetbalclub uit Arsenal.
0.3857
0.1031
0.0
0.096
0.7064
0.1242
Soccer players warm up by kicking the soccer ball around while the crowd waits.
Voetbalspelers warmen op door de voetbal te schoppen terwijl het publiek wacht.
The players were on a bus which broke down on the highway
De spelers zaten op een bus die stuk was op de snelweg.
2
It is not possible to be kicking a soccer ball around while on a bus.
Het is niet mogelijk om een voetbal rond te schoppen tijdens een bus.
0.1165
0.0963
0.5738
0.0984
0.0004
0.0894
Soccer players warm up by kicking the soccer ball around while the crowd waits.
Voetbalspelers warmen op door de voetbal te schoppen terwijl het publiek wacht.
The crowd looked on while the players prepared themselves.
De menigte keek toe terwijl de spelers zich voorbereidden.
0
The crowd looked on is a restatement of the crowd waits. Prepared themselves is a restatement of warm up.
De menigte keek op is een restatement van de menigte wacht. Voorbereid zichzelf is een restatement van warming up.
0.1163
0.0963
0.6541
0.1294
0.0
0.0493
Soccer players warm up by kicking the soccer ball around while the crowd waits.
Voetbalspelers warmen op door de voetbal te schoppen terwijl het publiek wacht.
The crowd watched the players warm up and shouted encouragement
De menigte zag de spelers opwarmen en riep aanmoediging
1
The one action of the crowd waiting does not imply that they watched the players or shouted encouragement.
De enige actie van de menigte wachten betekent niet dat ze keek naar de spelers of riep aanmoediging.
0.1165
0.0962
0.4721
0.114
0.1185
0.0863
People sit and relax next to a pool in a plaza.
Mensen zitten en ontspannen naast een zwembad in een plein.
The pool is in a hotel, and these are guests.
Het zwembad is in een hotel, en dit zijn gasten.
1
The pool is not necessarily in a hotel, and the people are not necessarily guests.
Het zwembad is niet noodzakelijkerwijs in een hotel en de mensen zijn niet noodzakelijk gasten.
0.0544
0.139
0.596
0.1064
0.6409
0.1306
People sit and relax next to a pool in a plaza.
Mensen zitten en ontspannen naast een zwembad in een plein.
This is the pool of Queen Elizabeth II, and these people are Hessians from the Revolutionary War.
Dit is de poel van koningin Elizabeth II en deze mensen zijn Hessiërs uit de Revolutionaire Oorlog.
2
People near a pool in a plaza would be in or near the current time period, especially if it the pool of Queen Elizabeth II as she currently reigns England. Hessians from the Revolutionary War would have long since died.
Mensen in de buurt van een zwembad in een plaza zou zijn in of nabij de huidige periode, vooral als het de pool van koningin Elizabeth II zoals ze momenteel regeert Engeland. Hessiërs uit de Revolutionaire Oorlog zou al lang geleden gestorven.
0.0541
0.139
0.3732
0.1067
0.0
0.0535
People sit and relax next to a pool in a plaza.
Mensen zitten en ontspannen naast een zwembad in een plein.
People lounge about a pool.
Mensen loungen over een zwembad.
0
Lounge is a word that can mean to sit and relax.
Lounge is een woord dat kan betekenen om te zitten en te ontspannen.
0.0533
0.1392
0.0
0.1105
0.737
0.1203
In a bowling alley, a man holding a green bowling ball looks ahead at the pins that he must knock down.
In een bowlingbaan kijkt een man met een groene bowlingbal vooruit naar de spelden die hij moet neerslaan
The man is playing in an professional bowling competition.
De man speelt in een professionele bowlingwedstrijd.
1
The man could be holding a ball looking at the pins for reasons other than a professional bowling competition.
De man kan een bal naar de pinnen kijken om andere redenen dan een professionele bowlingwedstrijd.
0.1665
0.1025
0.8428
0.1325
0.0
0.0747
In a bowling alley, a man holding a green bowling ball looks ahead at the pins that he must knock down.
In een bowlingbaan kijkt een man met een groene bowlingbal vooruit naar de spelden die hij moet neerslaan
A man is bowling.
Een man bowlt.
0
Bowling is a restatement of looks ahead at the pins he must knock down.
Bowlen is een restatement van vooruitkijken naar de pinnen die hij moet neerhalen
0.1665
0.1025
0.5981
0.1292
0.0
0.0605
In a bowling alley, a man holding a green bowling ball looks ahead at the pins that he must knock down.
In een bowlingbaan kijkt een man met een groene bowlingbal vooruit naar de spelden die hij moet neerslaan
The man is bowling with a frozen turkey.
De man bowlt met een bevroren kalkoen.
2
A green bowling ball is not a frozen turkey.
Een groene bowlingbal is geen bevroren kalkoen.
0.1665
0.1025
0.3954
0.0994
0.2606
0.1082
A man wearing blue jeans and red bowling shoes stands in a bowling alley lane with a green ball in his hand.
Een man met blauwe jeans en rode bowlingschoenen staat in een bowlingbaan met een groene bal in zijn hand.
A man stands in a bowling alley lane.
Een man staat in een bowlingbaan.
0
"A man" is a simpler version of " a man wearing blue jeans and red bowling shoes".
Een man is een eenvoudigere versie van een man met blauwe jeans en rode bowlingschoenen.
0.6532
0.1338
0.4652
0.1346
0.4101
0.106
A man wearing blue jeans and red bowling shoes stands in a bowling alley lane with a green ball in his hand.
Een man met blauwe jeans en rode bowlingschoenen staat in een bowlingbaan met een groene bal in zijn hand.
The man is bowling with his bowling group tonight.
De man bowlt vanavond met zijn bowlinggroep.
1
Not everyone bowls in a group.
Niet iedereen bowlt in een groep.
0.6538
0.1339
0.447
0.1145
0.705
0.1149
A man wearing blue jeans and red bowling shoes stands in a bowling alley lane with a green ball in his hand.
Een man met blauwe jeans en rode bowlingschoenen staat in een bowlingbaan met een groene bal in zijn hand.
A man sits in an airport.
Een man zit op een vliegveld.
2
It is not possible that the man stands in a bowling alley and sits in an airport at the same time.
Het is niet mogelijk dat de man in een bowlingbaan staat en tegelijkertijd op een luchthaven zit.
0.6538
0.1339
0.9576
0.1408
0.581
0.1301
A guy stands with a green bowling ball in his hand, and looks down the bowling lane.
Een man staat met een groene bowlingbal in zijn hand, en kijkt over de bowlingbaan.
Some man play football.
Iemand speelt football.
2
A man holding a bowling ball at a bowling lane may or may not also play football.
Een man met een bowlingbal op een bowlingbaan kan wel of niet ook voetballen.
0.5471
0.1243
0.6468
0.1397
0.154
0.1227
A guy stands with a green bowling ball in his hand, and looks down the bowling lane.
Een man staat met een groene bowlingbal in zijn hand, en kijkt over de bowlingbaan.
A man plays bowling.
Een man speelt bowling.
0
A guy is a man.
Een man is een man.
0.5466
0.1243
0.762
0.1343
0.7231
0.1302
A guy stands with a green bowling ball in his hand, and looks down the bowling lane.
Een man staat met een groene bowlingbal in zijn hand, en kijkt over de bowlingbaan.
A man is throwing a green ball.
Een man gooit een groene bal.
1
He is throwing the ball.
Hij gooit de bal.
0.5466
0.1243
0.4212
0.115
0.4232
0.1173
A man holding a green bowling ball stands by the ball return machine in a bowling alley.
Een man met een groene bowlingbal staat bij de bal terugkeer machine in een bowlingbaan.
A sad man holding a green bowling ball stands by the ball return machine in a bowling alley.
Een trieste man met een groene bowlingbal staat bij de bal terugkeer machine in een bowlingbaan.
1
Not all men in a bowling alley are sad.
Niet alle mannen in een bowlingbaan zijn verdrietig.
0.0
0.0902
0.0
0.0802
0.5496
0.1138
A man holding a green bowling ball stands by the ball return machine in a bowling alley.
Een man met een groene bowlingbal staat bij de bal terugkeer machine in een bowlingbaan.
A woman holding a green bowling ball stands by the ball return machine in a bowling alley.
Een vrouw met een groene bowlingbal staat bij de bal terugkeer machine in een bowlingbaan.
2
The person is can either be a man or a woman.
De persoon kan een man of een vrouw zijn.
0.0
0.0902
0.0
0.0878
0.9853
0.1389
A man holding a green bowling ball stands by the ball return machine in a bowling alley.
Een man met een groene bowlingbal staat bij de bal terugkeer machine in een bowlingbaan.
A person holding a green bowling ball stands by the ball return machine in a bowling alley.
Een persoon met een groene bowlingbal staat bij de bal terugkeer machine in een bowlingbaan.
0
A man is a person.
Een man is een mens.
0.0
0.0902
0.0
0.093
0.9354
0.1326
A man is standing up holding a green bowling ball with his right hand.
Een man staat op met een groene bowlingbal met zijn rechterhand.
A man is playing with his bowling league.
Een man speelt met zijn bowlingcompetitie.
1
Though he is holding a bowling ball, it does not necessarily mean that he is actually playing. Additionally, one could not infer he is with anyone, even his bowling league.
Hoewel hij een bowlingbal vasthoudt, betekent het niet noodzakelijk dat hij daadwerkelijk speelt. Bovendien kan men niet afleiden dat hij met iemand is, zelfs zijn bowlingcompetitie.
0.307
0.1251
0.4289
0.1043
0.2145
0.0822
A man is standing up holding a green bowling ball with his right hand.
Een man staat op met een groene bowlingbal met zijn rechterhand.
A man is riding a horse on the beach.
Een man rijdt paard op het strand.
2
The man is holding a bowling, not riding a horse
De man houdt een bowling vast, niet paardrijden.
0.3074
0.1251
0.8509
0.1087
0.0
0.0662
A man is standing up holding a green bowling ball with his right hand.
Een man staat op met een groene bowlingbal met zijn rechterhand.
A man is bowling.
Een man bowlt.
0
Since the man has a bowling ball it is assumed he is bowling
Omdat de man een bowlingbal heeft wordt aangenomen dat hij bowlt.
0.3074
0.1251
0.5972
0.1291
0.4421
0.1301
A group of people sitting at a table outside talking.
Een groep mensen die aan een tafel aan het praten zijn.
A group sits together outside and talk over drinks.
Een groep zit buiten samen en praat over drankjes.
1
They are having drinks.
Ze drinken wat.
0.2807
0.1302
0.5031
0.116
0.0
0.1082
A group of people sitting at a table outside talking.
Een groep mensen die aan een tafel aan het praten zijn.
A group sits outside while talking.
Een groep zit buiten terwijl ze praten.
0
Sits outside is a restatement of sitting at a table outside.
Zitten buiten is een restatement van zitten aan een tafel buiten.
0.2806
0.1301
0.3564
0.1329
0.0
0.0952
A group of people sitting at a table outside talking.
Een groep mensen die aan een tafel aan het praten zijn.
A man stands at the bar ordering drinks for his friends.
Een man staat aan de bar drankjes te bestellen voor zijn vrienden.
2
A group is not a single man. Sitting is not standing.
Een groep is geen enkele man, zitten staat niet.
0.2806
0.1301
0.7122
0.1302
0.0
0.0834
A group of men and women are having a discussion in a restaurant.
Een groep mannen en vrouwen heeft een discussie in een restaurant.
a group of men and women converse
een groep mannen en vrouwen converseert
0
Converse is a restatement of having a discussion.
Converse is een restatement van een discussie.
0.7932
0.1368
0.608
0.1463
0.0
0.0978
A group of men and women are having a discussion in a restaurant.
Een groep mannen en vrouwen heeft een discussie in een restaurant.
a crowd has a discussion in a hospital
een menigte heeft een discussie in een ziekenhuis
2
A restaurant is not a hospital.
Een restaurant is geen ziekenhuis.
0.7929
0.1368
0.2624
0.1385
0.9703
0.1295
A group of men and women are having a discussion in a restaurant.
Een groep mannen en vrouwen heeft een discussie in een restaurant.
a crowd argues
een menigte argumenteert
1
The crowd argues in the restaurant.
De menigte argumenteert in het restaurant.
0.7932
0.1368
0.0001
0.1158
0.0119
0.1187
A group of adults is having a discussion at a table under a tent.
Een groep volwassenen heeft een discussie aan een tafel onder een tent.
People are having a discussion.
Mensen hebben een discussie.
0
A group of adults are people.
Een groep volwassenen zijn mensen.
0.7005
0.1407
0.5054
0.1429
0.719
0.1237
A group of adults is having a discussion at a table under a tent.
Een groep volwassenen heeft een discussie aan een tafel onder een tent.
The friends are talking.
De vrienden praten.
1
The adults are friends.
De volwassenen zijn vrienden.
0.7006
0.1407
0.6656
0.1221
0.8455
0.1096
A group of adults is having a discussion at a table under a tent.
Een groep volwassenen heeft een discussie aan een tafel onder een tent.
The old dog is eating potatoes.
De oude hond eet aardappelen.
2
A group of adults is not an old dog. Having a discussion is not eating.
Een groep volwassenen is geen oude hond. Een discussie voeren is niet eten.
0.7006
0.1407
0.9268
0.1167
0.2598
0.0766
A group of people sitting around a picnic table.
Een groep mensen die aan een picknicktafel zitten.
The people are standing in the gym.
De mensen staan in de sportschool.
2
It is impossible to be both sitting and standing.
Het is onmogelijk om zowel zittend als staand te zijn.
0.6578
0.1364
0.5909
0.131
0.3103
0.1343
A group of people sitting around a picnic table.
Een groep mensen die aan een picknicktafel zitten.
The people are playing cards.
De mensen spelen kaart.
1
There are cards on the table.
Er liggen kaarten op tafel.
0.6582
0.1362
0.707
0.1128
0.917
0.1268
A group of people sitting around a picnic table.
Een groep mensen die aan een picknicktafel zitten.
The people are near the table.
De mensen zijn bij de tafel.
0
Sitting around the table implies they are near the table.
Zitten rond de tafel impliceert dat ze dicht bij de tafel.
0.6578
0.1363
0.2331
0.1147
0.0902
0.0979
A group of people gathers on the grass in a backyard with tents, tables, and chairs set up.
Een groep mensen verzamelt zich op het gras in een achtertuin met tenten, tafels en stoelen opgezet.
A group of people gathering on the concrete.
Een groep mensen die op het beton verzamelen.
2
Grass is not concrete.
Gras is niet concreet.
0.6744
0.1305
0.0058
0.0964
0.0006
0.1134
A group of people gathers on the grass in a backyard with tents, tables, and chairs set up.
Een groep mensen verzamelt zich op het gras in een achtertuin met tenten, tafels en stoelen opgezet.
A group of people gathering on the grass.
Een groep mensen die op het gras verzamelen.
0
Gathering is a restatement of gathers.
Verzamelen is een hertelling van verzamelaars.
0.6744
0.1305
0.2428
0.1238
0.0
0.0917
A group of people gathers on the grass in a backyard with tents, tables, and chairs set up.
Een groep mensen verzamelt zich op het gras in een achtertuin met tenten, tafels en stoelen opgezet.
A group of people standing on the grass.
Een groep mensen die op het gras staan.
1
The people are standing.
De mensen staan.
0.6744
0.1305
0.5327
0.1375
0.1959
0.1321
One soccer team is playing against another.
Het ene voetbalteam speelt tegen het andere.
The teams are having fun.
De teams hebben plezier.
1
Soccer is fun for the teams.
Voetbal is leuk voor de teams.
0.6656
0.1416
0.6468
0.1185
0.9754
0.1399
One soccer team is playing against another.
Het ene voetbalteam speelt tegen het andere.
People are playing a sport.
Mensen spelen een sport.
0
The team of soccer players are playing a sport against other people.
Het team voetballers spelen een sport tegen andere mensen.
0.6656
0.1416
0.5944
0.1328
0.5977
0.1377
One soccer team is playing against another.
Het ene voetbalteam speelt tegen het andere.
No one is playing soccer.
Niemand speelt voetbal.
2
If no one is playing soccer, two teams cannot be playing soccer.
Als niemand voetbalt, kunnen twee teams niet voetballen.
0.6655
0.1416
0.9726
0.1297
0.5444
0.1312
A black dog swimming in water near rocks.
Een zwarte hond die in water zwemt bij rotsen.
A dog is laying in front of a fireplace.
Een hond ligt voor een open haard.
2
A dog cannot be swimming near rocks and laying in front of a fireplace at the same time.
Een hond kan niet naast rotsen zwemmen en tegelijkertijd voor een open haard liggen.
0.3711
0.1049
0.254
0.1306
0.5022
0.1315
A black dog swimming in water near rocks.
Een zwarte hond die in water zwemt bij rotsen.
A dog is outside playing in the water.
Een hond speelt buiten in het water.
0
Sentence one is more descriptive than sentence two. Describing the color of the black dog, where and where it is playing outside in the water.
Zin één is beschrijvender dan zin twee. Het beschrijven van de kleur van de zwarte hond, waar en waar het buiten in het water speelt.
0.3715
0.1049
0.7603
0.1399
0.1028
0.0796
A black dog swimming in water near rocks.
Een zwarte hond die in water zwemt bij rotsen.
A dog is chasing a turtle through the water.
Een hond jaagt een schildpad door het water.
1
He is swimming after a turtle.
Hij zit achter een schildpad aan.
0.3715
0.1049
0.3709
0.1164
0.0001
0.1132
the three boys are all holding onto a flotation device in the water.
De drie jongens houden vast aan een flotatieapparaat in het water.
Three boys are in a body of water.
Drie jongens zitten in het water.
0
"body of water" is a rephrasing of "water".
"body of water" is een herhaling van "water."
0.461
0.1156
0.9655
0.1518
0.1265
0.1036
the three boys are all holding onto a flotation device in the water.
De drie jongens houden vast aan een flotatieapparaat in het water.
The boys are wearing party clothing.
De jongens dragen feestkleding.
1
Boys don't have to be in party clothing to be in the water.
Jongens hoeven geen feestkleding te dragen om in het water te zijn.
0.4609
0.1156
0.9671
0.1366
0.6026
0.1498
the three boys are all holding onto a flotation device in the water.
De drie jongens houden vast aan een flotatieapparaat in het water.
The three boys are surfing.
De drie jongens surfen.
2
The boys are either holding on to a flotation device or they are surfing.
De jongens houden een flotatieapparaat vast of ze surfen.
0.4609
0.1156
0.8725
0.1403
0.0518
0.1002
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The team in yellow is going to score.
Het gele team gaat scoren.
1
They are going to score a goal.
Ze gaan een doelpunt scoren.
0.0001
0.059
0.2703
0.1107
0.7936
0.1255
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
A soccer game is in progress.
Er is een voetbalwedstrijd gaande.
0
Advancing the team implies that the game is in progress.
Het winnen van het team impliceert dat het spel aan de gang is.
0.0001
0.059
0.7209
0.1542
0.2694
0.1224
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The team in yellow is playing a hockey game.
Het gele team speelt een hockeywedstrijd.
2
One cannot play soccer and hockey at the same time.
Men kan niet tegelijkertijd voetballen en hockey spelen.
0.0001
0.059
0.5223
0.1257
0.7802
0.1428
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The goalie wants to prevent a goal.
De keeper wil een doel voorkomen.
0
Preventing a goal would stop the other team from advancing past the goalie.
Voorkomen van een doel zou voorkomen dat het andere team oprukken voorbij de keeper.
0.0001
0.059
0.6042
0.1146
0.0918
0.071
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The goalie is sitting down on the sideline, wearing a white top and red shorts.
De keeper zit aan de zijlijn en draagt een witte top en een rode short.
2
A goalie never sits and either a black top and blue shorts are worn OR a white top and red shorts. You can't wear both, unless talking about 2 different goalies.
Een keeper zit nooit en ofwel een zwart topje en blauwe shorts worden gedragen OF een wit topje en rode shorts. Je kunt niet beide dragen, tenzij praten over 2 verschillende goals.
0.0001
0.059
0.2796
0.1225
0.0
0.0628
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
A soccer game is happening.
Er is een voetbalwedstrijd gaande.
0
In the occurring soccer game the team in yellow is advancing pass the goalie.
In het voetbalspel gaat het gele team de keeper voorbij.
0.0001
0.059
0.8396
0.1578
0.0
0.1005
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The soccer goalie is wearing long pants.
De keeper draagt een lange broek.
2
Either it is long pants the goalie is wearing or blue shorts. You cannot wear both.
Of het is een lange broek die de keeper draagt of een blauwe short.
0.0001
0.059
0.2681
0.1288
0.1009
0.1163
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
This World Cup match has a very close score.
Deze World Cup wedstrijd heeft een zeer close score.
1
The game is in the World Cup.
Het spel is in de World Cup.
0.0001
0.0589
0.0001
0.1159
0.4671
0.133
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The yellow team is ahead by three points.
Het gele team staat drie punten voor.
1
The team in yellow advancing past the other team does not indicate they are ahead by three points.
De gele ploeg die voorbij de andere ploeg komt, geeft niet aan dat ze drie punten voor zijn.
0.0001
0.059
0.0934
0.1204
0.0
0.0841
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The team in yellow is trying to score a goal.
Het gele team probeert een doelpunt te scoren.
1
The team in yellow advancing past the other team does not mean they are trying to score a goal.
Het gele team dat voorbij de andere ploeg komt betekent niet dat ze proberen een doelpunt te scoren.
0.0001
0.059
0.5104
0.1242
0.0382
0.1003
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
The team in yellow is defending.
Het gele team verdedigt.
2
They are either defending or attempting to advance. You cannot play both, they are defending themselves or advancing the play.
Ze verdedigen of proberen vooruit te komen. Je kunt niet beide spelen, ze verdedigen zichzelf of bevorderen het spel.
0.0001
0.059
0.2193
0.1099
0.0001
0.1
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
No game is playing.
Er wordt niet gespeeld.
2
For one thing, there is no game, of any kind, so there can't be a soccer game where one is attempting to advance to a goalie that is not there .
Ten eerste, er is geen spel, van welke aard dan ook, dus er kan geen voetbalspel zijn waar men probeert naar een keeper te gaan die er niet is.
0.0001
0.059
0.1873
0.1176
0.3243
0.1108
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
Soccer game is happening the yellow team is winning.
Het gele team wint.
1
The team in yellowing attempting to advance does not mean the yellow team is winning.
Het gele team probeert vooruit te komen betekent niet dat het gele team wint.
0.0001
0.059
0.5427
0.1291
0.0556
0.0995
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
A group of people are playing a game of soccer.
Een groep mensen speelt voetbal.
0
The group of people playing soccer are wearing white and yellow.
De groep mensen die voetballen dragen wit en geel.
0.0001
0.059
0.8555
0.1449
0.5698
0.1209
A soccer game where the team in yellow is attempting to advance past the team in white towards the goalie wearing a black top and blue shorts.
Een voetbalwedstrijd waarbij het team in het geel probeert om langs het team in het wit naar de keeper dragen van een zwarte top en blauwe shorts.
There is a soccer game with a team in yellow.
Er is een voetbalwedstrijd met een geel team.
0
The team wearing yellow is attempting to pass the other team in white.
Het team dat geel draagt probeert het andere team in het wit te passeren.
0.0001
0.059
0.2659
0.1197
0.0524
0.104
A group of people are playing soccer and two players from opposing teams are battling for the ball.
Een groep mensen is aan het voetballen en twee spelers van tegengestelde teams vechten voor de bal.
A soccer game.
Een voetbalwedstrijd.
0
When a group of people play soccer, then a soccer game is on,
Als een groep mensen voetballen, dan is er een voetbalwedstrijd aan.
0.5221
0.1285
0.9787
0.1359
0.3062
0.1274
A group of people are playing soccer and two players from opposing teams are battling for the ball.
Een groep mensen is aan het voetballen en twee spelers van tegengestelde teams vechten voor de bal.
Men playing baseball.
Mannen spelen honkbal.
2
People cannot be playing soccer and playing baseball simultaneously.
Mensen kunnen niet tegelijkertijd voetballen en honkballen.
0.5221
0.1285
0.4825
0.1266
0.5534
0.1397
A group of people are playing soccer and two players from opposing teams are battling for the ball.
Een groep mensen is aan het voetballen en twee spelers van tegengestelde teams vechten voor de bal.
Men are playing for the final goal in a soccer game.
Mannen spelen voor het einddoel in een voetbalwedstrijd.
1
Just because two players are battling for the ball doesn't mean they are playing for the final goal.
Gewoon omdat twee spelers vechten voor de bal betekent niet dat ze spelen voor het uiteindelijke doel.
0.522
0.1285
0.6642
0.1253
0.2671
0.1326
A soccer match between a team with white jerseys, and a team with yellow jerseys.
Een voetbalwedstrijd tussen een team met witte truien en een team met gele truien.
A competition is happening.
Er is een wedstrijd gaande.
0
Soccer match is a competition.
Voetbalwedstrijd is een wedstrijd.
0.7135
0.1325
0.7871
0.1417
0.2883
0.1304
A soccer match between a team with white jerseys, and a team with yellow jerseys.
Een voetbalwedstrijd tussen een team met witte truien en een team met gele truien.
The teams are in a championship match.
De teams zitten in een kampioenschapswedstrijd.
1
Teams can play at any time not only for championship match.
Teams kunnen op elk moment spelen niet alleen voor de kampioenschapswedstrijd.
0.7137
0.1324
0.542
0.1279
0.2985
0.1226
A soccer match between a team with white jerseys, and a team with yellow jerseys.
Een voetbalwedstrijd tussen een team met witte truien en een team met gele truien.
The teams play street hockey.
De teams spelen straathockey.
2
The teams are either playing soccer or street hockey.
De teams spelen voetbal of straathockey.
0.7137
0.1324
0.7976
0.1363
0.7205
0.1425
A young woman is playing the violin.
Een jonge vrouw speelt viool.
The woman is eating her violin.
De vrouw eet haar viool.
2
The woman can either be eating or playing her violin.
De vrouw kan ofwel eten of haar viool spelen.
0.92
0.1427
0.0002
0.0847
0.2138
0.1152
A young woman is playing the violin.
Een jonge vrouw speelt viool.
The young violinist is a woman.
De jonge violist is een vrouw.
0
The young woman playing the violin is called a violinist.
De jonge vrouw die viool speelt heet een violist.
0.92
0.1427
0.9917
0.1115
0.6808
0.1138
A young woman is playing the violin.
Een jonge vrouw speelt viool.
The violin sounds beatuful.
De viool klinkt heerlijk.
1
You can not infer it sound beatuful.
Je kunt niet afleiden dat het vermoeiend klinkt.
0.92
0.1427
0.5078
0.1138
0.0003
0.0857
People relax around a large community fountain in a park.
Mensen ontspannen rond een grote gemeenschapsfontein in een park.
Tourists are sitting near the fountain.
Toeristen zitten bij de fontein.
1
People are not necessarily tourists and relaxing does not always refer to sitting.
Mensen zijn niet per se toeristen en ontspannen heeft niet altijd betrekking op zitten.
0.6099
0.1415
0.1556
0.1339
0.0
0.107
People relax around a large community fountain in a park.
Mensen ontspannen rond een grote gemeenschapsfontein in een park.
Business men are working near a fountain.
Zakenmannen werken vlakbij een fontein.
2
Business men don't usually work near any fountains, and the fountain may not be in the park where the people are relaxing. It may possibly be two fountains.
Zakenlieden werken meestal niet in de buurt van fonteinen, en de fontein kan niet in het park waar de mensen zijn ontspannen. Het kan mogelijk twee fonteinen.
0.6094
0.1414
0.5741
0.1353
0.1214
0.0803
People relax around a large community fountain in a park.
Mensen ontspannen rond een grote gemeenschapsfontein in een park.
Community members are spending time in the park near a foundtain.
Gemeenschapsleden brengen tijd door in het park in de buurt van een vondst.
0
People which are part of the community gather in a park that is large near a fountain.
Mensen die deel uitmaken van de gemeenschap verzamelen zich in een groot park bij een fontein.
0.6094
0.1414
0.2471
0.1193
0.7227
0.1419
A woman playing the violin with sunglasses on her head.
Een vrouw die viool speelt met zonnebril op haar hoofd.
a woman is learning to play the violin
een vrouw leert viool spelen
1
A woman playing the violin is not always learning to play the violin.
Een vrouw die viool speelt, leert niet altijd viool spelen.
0.6246
0.1234
0.9628
0.1369
0.6295
0.1204
A woman playing the violin with sunglasses on her head.
Een vrouw die viool speelt met zonnebril op haar hoofd.
someone is playing an instrument
iemand speelt een instrument
0
Someone is describing a woman, and while she is playing she has sunglasses on her head.
Iemand beschrijft een vrouw en terwijl ze speelt heeft ze een zonnebril op haar hoofd.
0.6246
0.1234
0.9143
0.1406
0.4006
0.1109
A woman playing the violin with sunglasses on her head.
Een vrouw die viool speelt met zonnebril op haar hoofd.
a woman is eating dinner
Een vrouw eet eten.
2
Most people don't wear sunglasses when eating, for one thing. Also you can't play an instrument and eat dinner at the same time. Either she is eating or playing.
De meeste mensen dragen geen zonnebril bij het eten, om één ding te zeggen. Ook kun je geen instrument bespelen en tegelijkertijd eten. Of ze eet of speelt.
0.6249
0.1234
0.5564
0.1074
0.2986
0.1013
A female violinist surrounded by other violinists.
Een violist omringd door andere violisten.
A female violinist surrounded by wolverines.
Een vrouwelijke violist omringd door wolverines.
2
Unless it is outside, it is not possible to be surrounded by other violinists and by wolverines. i'm sure the other violinists would run if they saw the wolverines.
Tenzij het buiten is, is het niet mogelijk om omringd te worden door andere violisten en door wolverines. Ik weet zeker dat de andere violisten zouden rennen als ze de wolverines zagen.
0.7627
0.129
0.738
0.1192
0.2893
0.0969
A female violinist surrounded by other violinists.
Een violist omringd door andere violisten.
A female violinist surrounded by other violinists competing for a prize.
Een violist omringd door andere violisten die strijden om een prijs.
1
A female violinist with other violinists is not always competing for a prize.
Een vrouwelijke violist met andere violisten strijdt niet altijd om een prijs.
0.7627
0.129
0.349
0.1228
0.2843
0.1227
A female violinist surrounded by other violinists.
Een violist omringd door andere violisten.
A violinist among other string musicians
Een violist onder andere snaarmusici
0
The violinist among others is a female that is near the others which are string musicians.
De violist is onder andere een vrouwtje dat dicht bij de anderen is die snaarmuzikanten zijn.
0.7626
0.129
0.0
0.0747
0.369
0.0895