premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
Two people are outside walking through the snow.
Er lopen buiten twee mensen door de sneeuw.
The people are inside.
De mensen zijn binnen.
2
The people cannot be both outside and inside at the same time.
De mensen kunnen niet zowel buiten als binnen tegelijk zijn.
0.287
0.1338
0.5289
0.1247
0.3564
0.1401
Two people are outside walking through the snow.
Er lopen buiten twee mensen door de sneeuw.
There are people.
Er zijn mensen.
0
Specification of two people in the first sentence shows that those are people.
Specificatie van twee personen in de eerste zin toont aan dat dat mensen zijn.
0.2872
0.1336
0.9615
0.1274
0.36
0.1251
A dog rolls on his back.
Een hond rolt op zijn rug.
The dog is swimming.
De hond zwemt.
2
A dog cannot roll on his back while swimming.
Een hond kan niet op zijn rug rollen terwijl hij zwemt.
0.5749
0.1029
0.6395
0.1242
0.5845
0.1187
A dog rolls on his back.
Een hond rolt op zijn rug.
The dog is scratching his back.
De hond krabt op zijn rug.
1
He is scratching.
Hij krabt.
0.5758
0.103
0.6542
0.1053
0.0006
0.0829
A dog rolls on his back.
Een hond rolt op zijn rug.
The dog rolls over.
De hond rolt om.
0
rolls on his back can also be said as rolls over.
rollen op zijn rug kan ook worden gezegd als rollen over.
0.5764
0.1029
0.0901
0.0916
0.0
0.0491
People sitting on black chairs on a bus.
Mensen zitten op zwarte stoelen in een bus.
The people are on their way home
De mensen zijn op weg naar huis
1
They are going home.
Ze gaan naar huis.
0.7241
0.1305
0.6913
0.1645
0.5653
0.1375
People sitting on black chairs on a bus.
Mensen zitten op zwarte stoelen in een bus.
The people in a bus
De mensen in een bus
0
People on a bus means that they are in a bus.
Mensen op een bus betekent dat ze in een bus zitten
0.7239
0.1306
0.5914
0.1197
0.2371
0.1151
People sitting on black chairs on a bus.
Mensen zitten op zwarte stoelen in een bus.
The people are outside.
De mensen staan buiten.
2
On a bus in not outside.
In een bus, niet buiten.
0.7243
0.1305
0.6201
0.1439
0.0
0.1101
A woman who has just finished her dance performance3.
Een vrouw die net klaar is met haar dansvoorstelling3.
A woman just finished dancing for a massive audience.
Een vrouw is net klaar met dansen voor een enorm publiek.
1
She was in front of an audience.
Ze stond voor een publiek.
0.6688
0.1171
0.7017
0.1181
0.184
0.1247
A woman who has just finished her dance performance3.
Een vrouw die net klaar is met haar dansvoorstelling3.
A woman just finished eating cake.
Een vrouw is net klaar met taart eten.
2
To dance is not to eat.
Dansen is niet eten.
0.6688
0.1171
0.8874
0.1288
0.6141
0.0931
A woman who has just finished her dance performance3.
Een vrouw die net klaar is met haar dansvoorstelling3.
A woman just finished dancing.
Een vrouw heeft net gedanst.
0
A woman who has finished her dance performance means she has finished dancing.
Een vrouw die klaar is met dansen betekent dat ze klaar is met dansen.
0.6693
0.1171
0.2718
0.1127
0.0001
0.0904
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
A woman is drawing.
Een vrouw tekent.
0
A woman with a Sharpie marker can be drawing.
Een vrouw met een Sharpie marker kan tekenen.
0.7179
0.1286
0.3053
0.1184
0.4251
0.1044
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
A woman is drawing.
Een vrouw tekent.
0
A woman with a Sharpie marker can be drawing.
Een vrouw met een Sharpie marker kan tekenen.
0.7177
0.1287
0.3044
0.1184
0.4243
0.1045
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
The Sharpie is black
De Sharpie is zwart.
1
the woman drawing with the sharpie marker need not be black
de vrouw tekenen met de scherpte marker hoeft niet zwart
0.7182
0.1286
0.9748
0.1175
0.0
0.0562
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
The woman is old
De vrouw is oud
2
Young can't be old.
Jong kan niet oud zijn.
0.7181
0.1286
0.5916
0.0815
0.6663
0.1077
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
A young girl is drawing using a Sharpie marker
Een jong meisje tekent met een Sharpie marker
0
A "young woman " is the same as a "young girl "
Een jonge vrouw is hetzelfde als een jong meisje.
0.7181
0.1286
0.6369
0.139
0.8321
0.1483
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
The woman is running around the room.
De vrouw rent door de kamer.
2
A young woman as opposed to a woman any age.
Een jonge vrouw in tegenstelling tot een vrouw van welke leeftijd dan ook.
0.7183
0.1286
0.2362
0.1112
0.257
0.1197
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
Three art students are walking in the art classroom and exchanging their paint brushes
Drie kunststudenten lopen in het klaslokaal en wisselen hun verfborstels uit
2
Three art students is not one young woman.
Drie kunststudenten zijn geen jonge vrouw.
0.7183
0.1286
0.1896
0.1092
0.6056
0.0991
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
a women is drawing
een vrouw tekent
0
A women is a young woman.
Vrouwen zijn een jonge vrouw.
0.7183
0.1286
0.0003
0.1046
0.6468
0.0936
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
The woman is drawing
De vrouw tekent
0
A young woman is a woman .
Een jonge vrouw is een vrouw.
0.718
0.1285
0.0002
0.117
0.9102
0.1303
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
A young women is drawing in art class.
Een jonge vrouw tekent in de kunstles.
1
A young woman is drawing with a Sharpie marker does not mean she is drawing in art class
Een jonge vrouw is aan het tekenen met een Sharpie marker betekent niet dat ze tekent in de kunst klasse
0.7178
0.1286
0.6813
0.1158
0.0001
0.1066
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
she i using a black sharpie
Ik gebruik een zwarte scherpte.
1
There are other sharpie colors besides black.
Er zijn andere scherpe kleuren naast zwart.
0.7178
0.1286
0.0
0.0778
0.7039
0.1125
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
An art student is performing a sketch of the field in Sharpie marker
Een kunststudent maakt een schets van het veld in Sharpie marker
1
A young woman is drawing with a Sharpie marker does not imply an art student is drawing a sketch of the field
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker betekent niet dat een kunststudent een schets van het veld tekent.
0.7181
0.1286
0.2737
0.1102
0.2888
0.1029
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
the women is using a pencil
de vrouwen gebruiken een potlood
2
Young woman as opposed to women meaning more than one.
Jonge vrouw in tegenstelling tot vrouwen betekenen meer dan één.
0.7181
0.1285
0.5924
0.1218
0.0
0.0821
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
A man is drawing with a colored pencil.
Een man tekent met een gekleurd potlood.
2
A woman is not a man.
Een vrouw is geen man.
0.7178
0.1286
0.6807
0.1371
0.9056
0.1351
A young woman is drawing with a Sharpie marker.
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker.
The woman is an art student.
Die vrouw is kunststudent.
1
A young woman is drawing with a Sharpie marker. does not mean she is art student
Een jonge vrouw tekent met een Sharpie marker. Betekent niet dat ze kunststudent is
0.7178
0.1286
0.9797
0.1418
0.6457
0.1186
A woman is drawing at a table with a blue permanent marker.
Een vrouw tekent aan een tafel met een blauwe vaste marker.
A woman is drawing a dinosaur at a table with a blue permanent marker.
Een vrouw tekent een dinosaurus aan een tafel met een blauwe vaste markering.
1
A woman is drawing at a table with a blue permanent marker does not mean that she is drawing a dinosaur
Een vrouw tekent aan een tafel met een blauwe vaste marker betekent niet dat ze een dinosaurus tekent
0.5998
0.1318
0.5187
0.1184
0.1763
0.1214
A woman is drawing at a table with a blue permanent marker.
Een vrouw tekent aan een tafel met een blauwe vaste marker.
A woman is writing on a wall with a colored pencil.
Een vrouw schrijft op een muur met een gekleurd potlood.
2
Drawing at a table is not the same as writing on a wall.
Tekenen aan een tafel is niet hetzelfde als schrijven op een muur.
0.5995
0.1318
0.7695
0.1492
0.8198
0.1352
A woman is drawing at a table with a blue permanent marker.
Een vrouw tekent aan een tafel met een blauwe vaste marker.
A woman is drawing.
Een vrouw tekent.
0
A permanent marker is a drawing utensil.
Een permanente marker is een tekening utsil.
0.5995
0.1318
0.3004
0.1185
0.0
0.0844
A young woman draws lines on a tile with a permanent marker.
Een jonge vrouw tekent lijnen op een tegel met een permanente marker.
The carpenter draws lines on the wooden board.
De timmerman tekent lijnen op het houten bord.
2
A tile is not a wooden board.
Een tegel is geen houten plank.
0.5684
0.1379
0.5433
0.1113
0.8814
0.1285
A young woman draws lines on a tile with a permanent marker.
Een jonge vrouw tekent lijnen op een tegel met een permanente marker.
The artist makes a quick sketch on the tile.
De kunstenaar maakt een korte schets op de tegel.
1
Sentence 1 is missing quick sketch
Verdachte 1 mist een korte schets
0.5684
0.1379
0.4207
0.1111
0.0
0.0827
A young woman draws lines on a tile with a permanent marker.
Een jonge vrouw tekent lijnen op een tegel met een permanente marker.
A person is using a writing utensil.
Een persoon gebruikt een schrijfgerei.
0
A permanent marker is a writing utensil.
Een permanente marker is een schrijfgerei.
0.5689
0.1377
0.7698
0.13
0.5132
0.1086
A woman with strawberry blond-hair decorates a tile in yellow and black.
Een vrouw met aardbeien blond haar versiert een tegel in geel en zwart.
A woman is decorating a tile.
Een vrouw versiert een tegel.
0
A woman decorating tile could be decorating a tile that is yellow and black.
Een vrouw versieren tegel kan versieren een tegel die geel en zwart is.
0.6064
0.1073
0.016
0.1159
0.0
0.0701
A woman with strawberry blond-hair decorates a tile in yellow and black.
Een vrouw met aardbeien blond haar versiert een tegel in geel en zwart.
A woman is painting a tile at a picnic table.
Een vrouw schildert een tegel aan een picknicktafel.
1
Decorating a tile may or may not mean painting it. Decorating a tile does not always happen at a picnic table.
Het versieren van een tegel kan wel of niet betekenen schilderen. Het versieren van een tegel gebeurt niet altijd aan een picknicktafel.
0.6064
0.1073
0.6016
0.1093
0.3674
0.0963
A woman with strawberry blond-hair decorates a tile in yellow and black.
Een vrouw met aardbeien blond haar versiert een tegel in geel en zwart.
A woman is weaving a basket.
Een vrouw weeft een mand.
2
A woman can either be decorating a tile or weaving a basket.
Een vrouw kan ofwel een tegel versieren of een mand weven.
0.6066
0.1072
0.0
0.0833
0.2561
0.0831
An art student uses a blue Sharpie to create a pattern on thick, white poster board.
Een kunststudent maakt gebruik van een blauwe Sharpie om een patroon te creëren op dik, wit posterbord.
A student draws on poster board.
Een student maakt gebruik van posterbord.
0
A blue Sharpie is a drawing utensil and "uses" implies drawing with it.
Een blauwe Sharpie is een tekening utsil en "uses" impliceert tekening met het.
0.6818
0.1143
0.0006
0.1098
0.0
0.0496
An art student uses a blue Sharpie to create a pattern on thick, white poster board.
Een kunststudent maakt gebruik van een blauwe Sharpie om een patroon te creëren op dik, wit posterbord.
A student draws a chevron pattern on poster board.
Een student tekent een chevron patroon op posterbord.
1
The pattern drawn by the art student might not be a chevron pattern; it could be any kind of pattern. All that is specifically known about the image is that it is drawn with a blue Sharpie.
Het patroon dat door de kunststudent wordt getekend is misschien geen chevron patroon; het kan elk soort patroon zijn. Het enige dat specifiek bekend is over het beeld is dat het getekend wordt met een blauwe Sharpie.
0.6817
0.1144
0.4774
0.1082
0.3004
0.1029
An art student uses a blue Sharpie to create a pattern on thick, white poster board.
Een kunststudent maakt gebruik van een blauwe Sharpie om een patroon te creëren op dik, wit posterbord.
A student knits a scarf.
Een student breit een sjaal.
2
An art student versus a student.
Een kunststudent tegen een student.
0.6817
0.1144
0.0002
0.1193
0.2602
0.1117
A military man walks in front of a procession of people during a parade.
Een militair loopt voor een processie van mensen tijdens een parade.
A man leads the parade.
Een man leidt de parade.
1
A military man walks in front of a procession of people during a parade does not imply he leads the parade
Een militaire man loopt voor een processie van mensen tijdens een parade betekent niet dat hij de parade leidt.
0.2841
0.1305
0.6771
0.1242
0.2752
0.1162
A military man walks in front of a procession of people during a parade.
Een militair loopt voor een processie van mensen tijdens een parade.
A man walks behind the parade.
Een man loopt achter de parade.
2
One can either walk in front of or behind the parade.
Men kan voor of achter de parade lopen.
0.2846
0.1305
0.5835
0.1018
0.5056
0.1103
A military man walks in front of a procession of people during a parade.
Een militair loopt voor een processie van mensen tijdens een parade.
A man is in a parade..
Een man zit in een parade.
0
A military man is a man and a procession of people is a parade.
Een militair is een man en een processie van mensen is een parade.
0.2845
0.1305
0.7454
0.1305
0.3138
0.1172
Barefooted, someone appears to be looking in a bathroom mirror.
Blote voeten, iemand lijkt te kijken in een badkamer spiegel.
A person appears to be looking in a mirror.
Iemand lijkt in een spiegel te kijken.
0
The mirror the person is looking in is in the bathroom
De spiegel waar de persoon in kijkt is in de badkamer
0.1185
0.1186
0.3118
0.1344
0.4709
0.1229
Barefooted, someone appears to be looking in a bathroom mirror.
Blote voeten, iemand lijkt te kijken in een badkamer spiegel.
A person in a black shirt is looking in a mirror.
Een persoon in een zwart hemd kijkt in een spiegel.
1
A person can wear a black shirt and not be barefooted.
Een persoon kan een zwart shirt dragen en niet op blote voeten.
0.1185
0.1186
0.6888
0.1393
0.2229
0.1217
Barefooted, someone appears to be looking in a bathroom mirror.
Blote voeten, iemand lijkt te kijken in een badkamer spiegel.
A person in shoes is dancing.
Een persoon in schoenen danst.
2
YOU CANNOT BE BAREFOOTED IF YOU ARE WEARING SHOES. YOU CANNOT BE DANCING IF YOU ARE LOOKING INTO A BATHROOM MIRROR.
Als je schoenen draagt, kun je niet dansen als je in een badkamerspiegel kijkt.
0.1185
0.1186
0.4233
0.1062
0.0001
0.0926
A woman in a pool looking down.
Een vrouw in een zwembad die naar beneden kijkt.
A woman is preparing to dive.
Een vrouw bereidt zich voor om te duiken.
1
A woman in a pool doesn't imply she is preparing to dive.
Een vrouw in een zwembad betekent niet dat ze zich voorbereidt om te duiken.
0.1913
0.1203
0.463
0.131
0.3012
0.1228
A woman in a pool looking down.
Een vrouw in een zwembad die naar beneden kijkt.
A woman is looking down into a pool of tears preparing to dive into them.
Een vrouw kijkt naar beneden in een zwembad vol tranen en bereidt zich voor om erin te duiken.
2
One cannot be both in a pool and preparing to dive into it at the same time
Men kan niet zowel in een zwembad zijn als zich voorbereiden om er tegelijkertijd in te duiken
0.1913
0.1203
0.5307
0.1255
0.2753
0.1243
A woman in a pool looking down.
Een vrouw in een zwembad die naar beneden kijkt.
A woman is looking into a pool.
Een vrouw kijkt in een zwembad.
0
If a woman is "in a pool looking down" this implies she is "looking into a pool"
Als een vrouw "in een zwembad naar beneden kijkt" betekent dit dat ze "in een zwembad kijkt"
0.1913
0.1203
0.6531
0.1398
0.0121
0.0881
A biker pops a wheelie along side the colorful wall.
Een motorrijder gooit een wheelie langs de kleurrijke muur.
A person is riding a bike near a wall.
Een persoon rijdt op een fiets bij een muur.
0
A biker is a person riding a bike.
Een fietser is een persoon die op een fiets rijdt.
0.0001
0.0669
0.2493
0.1151
0.8162
0.1404
A biker pops a wheelie along side the colorful wall.
Een motorrijder gooit een wheelie langs de kleurrijke muur.
A biker does a trick with other bikers.
Een fietser doet een truc met andere motorrijders.
1
No mention of other bikers in the first
Geen melding van andere fietsers in de eerste
0.0001
0.0669
0.3749
0.0962
0.0
0.1024
A biker pops a wheelie along side the colorful wall.
Een motorrijder gooit een wheelie langs de kleurrijke muur.
A person is walking their bike by a wall.
Een persoon loopt met zijn fiets langs een muur.
2
One cannot pop a wheelie and walk their bike simultaneously
Men kan niet pop een wheelie en lopen hun fiets tegelijkertijd
0.0001
0.067
0.5121
0.1213
0.0
0.0395
A baseball player hits baseball.
Een honkbalspeler slaat honkbal.
The player swings his bat.
De speler zwaait met zijn knuppel.
0
swings of a bat are required to produced hits of a baseball.
Swings van een vleermuis zijn nodig om hits van een honkbal te produceren.
0.0092
0.1004
0.5809
0.1119
0.0
0.0841
A baseball player hits baseball.
Een honkbalspeler slaat honkbal.
The player hit a home run.
De speler raakte een homerun.
1
Every hit is not a home run
Elke aanslag is geen homerun.
0.0092
0.1004
0.0
0.1125
0.0005
0.1037
A baseball player hits baseball.
Een honkbalspeler slaat honkbal.
The player is throwing the football.
De speler gooit de bal.
2
One can either hit a baseball or throw a football
Men kan ofwel een honkbal raken of een voetbal gooien
0.0092
0.1004
0.4025
0.1239
0.1812
0.0902
A woman in a yellow shirts walks through a park with her dog not far behind.
Een vrouw in een gele overhemd loopt door een park met haar hond niet ver achter.
The man is running away from the cat
De man vlucht voor de kat.
2
Woman and man are of different gender. Dog and cat are different animal species.
Vrouw en mens zijn van verschillend geslacht. Hond en kat zijn verschillende diersoorten.
0.5735
0.1199
0.3878
0.1102
0.9862
0.1536
A woman in a yellow shirts walks through a park with her dog not far behind.
Een vrouw in een gele overhemd loopt door een park met haar hond niet ver achter.
A woman walks with her dog
Een vrouw wandelt met haar hond
0
A woman is walking in the park with her dog, so it is the woman that is walking her dog.
Een vrouw loopt in het park met haar hond, dus is het de vrouw die haar hond uitlaat.
0.5735
0.1199
0.9429
0.1339
0.4554
0.1197
A woman in a yellow shirts walks through a park with her dog not far behind.
Een vrouw in een gele overhemd loopt door een park met haar hond niet ver achter.
The woman is trying to out-walk her dog
De vrouw probeert haar hond uit te lopen
1
The woman is not necessarily trying to out-walk her dog. It is common for a dog to walk behind it's human.
De vrouw probeert niet per se haar hond uit te lopen. Het is gebruikelijk dat een hond erachter loopt.
0.5735
0.1199
0.0
0.0637
0.0645
0.0902
A man on a small bicycle performing a trick on a wall covered with graffiti.
Een man op een kleine fiets die een trucje doet op een muur bedekt met graffiti.
A man is riding a bicycle up a graffiti covered wall.
Een man rijdt op een fiets door een graffiti overdekte muur.
0
a man on a bicycle or riding a bicycle imply the same meaning.
een man op een fiets of op een fiets houdt dezelfde betekenis in.
0.2218
0.0919
0.7232
0.1261
0.1362
0.092
A man on a small bicycle performing a trick on a wall covered with graffiti.
Een man op een kleine fiets die een trucje doet op een muur bedekt met graffiti.
A man is performing a trick on a bicycle to a small crowd.
Een man voert een truc uit op een fiets naar een klein publiek.
1
Could be performing the trick for any number of people, not necessarily a small crowd
Kan het uitvoeren van de truc voor een aantal mensen, niet noodzakelijk een klein publiek
0.2221
0.0919
0.7237
0.1133
0.0833
0.082
A man on a small bicycle performing a trick on a wall covered with graffiti.
Een man op een kleine fiets die een trucje doet op een muur bedekt met graffiti.
A man is riding a bicycle down a country road.
Een man rijdt een fiets over een landweg.
2
One cannot be both performing a trick on a wall and riding down a country road
Men kan niet allebei een truc op een muur uitvoeren en over een landweg rijden
0.2219
0.0918
0.6654
0.1416
0.0001
0.0902
A baseball player hitting a ball.
Een honkbalspeler die een bal slaat.
someone hitting a ball
iemand die een bal slaat
0
someone who is a baseball player is hitting a ball.
Iemand die een honkballer is slaat een bal.
0.1323
0.1026
0.0
0.0947
0.1833
0.1112
A baseball player hitting a ball.
Een honkbalspeler die een bal slaat.
someone hitting a ball during the championship baseball game
iemand slaat een bal tijdens de kampioenschap honkbalwedstrijd
1
Doesn't need to be a game at all to hit a ball, let alone a championship baseball game
Het hoeft geen spel te zijn om een bal te slaan, laat staan een kampioenschap honkbalwedstrijd.
0.1323
0.1026
0.3506
0.1019
0.1381
0.0876
A baseball player hitting a ball.
Een honkbalspeler die een bal slaat.
2 basketball players
2 basketballers
2
They can be either one or two. They can be either a baseball player or a basketball player
Ze kunnen een of twee zijn. Ze kunnen ofwel een honkballer of een basketballer
0.1323
0.1026
0.7646
0.1129
0.6235
0.1195
A trials biker doing a stunt on a graffiti-filled wall.
Een motorrijder die een stunt doet op een muur vol graffiti.
The person is falling off his bike.
De persoon valt van zijn fiets.
1
Not every stunt involves falling
Niet elke stunt gaat over vallen.
0.2662
0.0779
0.351
0.1178
0.0
0.0974
A trials biker doing a stunt on a graffiti-filled wall.
Een motorrijder die een stunt doet op een muur vol graffiti.
The person is on a bicycle.
De persoon zit op een fiets.
0
a biker is the one who is on a bicycle.
Een fietser is degene die op een fiets zit.
0.267
0.0779
0.9887
0.1427
0.7179
0.1391
A trials biker doing a stunt on a graffiti-filled wall.
Een motorrijder die een stunt doet op een muur vol graffiti.
The man is on a boat.
De man zit op een boot.
2
One cannot be both doing a stunt and on a boat.
Men kan niet zowel een stunt doen als op een boot.
0.267
0.0779
0.964
0.1279
0.1551
0.0842
A bmx rider does a trick against a graffiti covered wall.
Een bmx rijder doet een truc tegen een graffiti overdekte muur.
A bike rider is outside doing tricks.
Een fietser doet buiten trucjes.
0
The bmx rider is doing a trick outside.
De BMX Rider doet een truc buiten.
0.5398
0.0996
0.0
0.0702
0.2839
0.0922
A bmx rider does a trick against a graffiti covered wall.
Een bmx rijder doet een truc tegen een graffiti overdekte muur.
The bmx rider has been riding his entire life.
De BMX rijder rijdt al zijn hele leven.
1
A bmx rider does a trick but this does not mean he or she she has been riding his or her entire life. The bmx rider could be a male or a female.
Een bmx rijder doet een truc maar dit betekent niet dat hij of zij heeft gereden zijn of haar hele leven. De bmx rijder kan een mannetje of een vrouwtje.
0.5398
0.0996
0.6544
0.1183
0.0
0.0677
A bmx rider does a trick against a graffiti covered wall.
Een bmx rijder doet een truc tegen een graffiti overdekte muur.
The bike rider is sitting on a chair.
De fietser zit op een stoel.
2
If the rider is sitting in the chair he cannot perform the trick against the wall.
Als de ruiter in de stoel zit kan hij de truc niet tegen de muur uitvoeren.
0.5398
0.0996
0.7432
0.1178
0.3181
0.1025
Two men, both wearing green cycling clothes and helmets, are riding bicycles.
Twee mannen, beiden met groene fietskleding en helmen, rijden op fietsen.
Two guys ride bikes in a triathlon.
Twee mannen fietsen in een triatlon.
1
Not all bikers who have matching outfits are riding in a triathlon
Niet alle fietsers met bijpassende outfits rijden in een triatlon
0.8576
0.1343
0.6222
0.1081
0.3895
0.1178
Two men, both wearing green cycling clothes and helmets, are riding bicycles.
Twee mannen, beiden met groene fietskleding en helmen, rijden op fietsen.
Two guys ride bikes.
Twee kerels fietsen.
0
two men or guys wearing green cycling clothes and helmets imply the same meaning.
twee mannen of jongens die groene fietskleding en helmen dragen suggereren dezelfde betekenis.
0.8576
0.1343
0.5227
0.1254
0.514
0.1167
Two men, both wearing green cycling clothes and helmets, are riding bicycles.
Twee mannen, beiden met groene fietskleding en helmen, rijden op fietsen.
Two guys eat hamburgers in front of TV.
Twee mannen eten hamburgers voor de tv.
2
One cannot simultaneously eat hamburgers in front of TV and ride bicycles.
Men kan niet tegelijkertijd hamburgers eten voor de tv en fietsen.
0.8576
0.1343
0.7393
0.1175
0.4906
0.1093
A lady in a purple shirt is painting a picture of a person on a curved wall.
Een vrouw in een paars shirt schildert een foto van een persoon op een gebogen muur.
A lady painting.
Een vrouw schilderij.
0
a lady who is wearing a purple shirt is painting.
Een vrouw die een paars shirt draagt, schildert.
0.6533
0.1141
0.0001
0.0754
0.2808
0.1098
A lady in a purple shirt is painting a picture of a person on a curved wall.
Een vrouw in een paars shirt schildert een foto van een persoon op een gebogen muur.
A naked lady painting stick figures with her feces.
Een naakte vrouw schildert stok figuren met haar uitwerpselen.
2
One cannot both be naked and wearing a purple shirt
Men kan niet allebei naakt zijn en een paars shirt dragen
0.653
0.1141
0.0
0.075
0.4609
0.1181
A lady in a purple shirt is painting a picture of a person on a curved wall.
Een vrouw in een paars shirt schildert een foto van een persoon op een gebogen muur.
A lady painting a picture of a famous person.
Een dame schildert een foto van een beroemd persoon.
1
A person doesn't need to be famous to have their picture painted
Een persoon hoeft niet beroemd te zijn om zijn schilderij te laten schilderen
0.6533
0.114
0.5573
0.1217
0.569
0.1169
A woman with a purple shirt painting another woman on a wall.
Een vrouw met een paars shirt die een andere vrouw op een muur schildert.
A woman who is wearing a purple shirt is painting another woman who has purple on as well.
Een vrouw die een paars hemd draagt schildert een andere vrouw die ook paars aan heeft.
1
Just because one woman wears purple does not mean the other would have purple on as well
Gewoon omdat de ene vrouw paars draagt betekent niet dat de andere zou paars op als goed
0.5316
0.0914
0.0406
0.0841
0.0
0.0696
A woman with a purple shirt painting another woman on a wall.
Een vrouw met een paars shirt die een andere vrouw op een muur schildert.
A man is dancing at a party while a woman is on the wall.
Een man danst op een feest terwijl een vrouw aan de muur staat.
2
One can be either a woman or a man. You cannot be dancing and painting simultaneously.
Je kunt ofwel een vrouw of een man zijn.
0.5316
0.0914
0.5949
0.1095
0.4675
0.1327
A woman with a purple shirt painting another woman on a wall.
Een vrouw met een paars shirt die een andere vrouw op een muur schildert.
A woman who is wearing purple is painting another woman.
Een vrouw die paars draagt schildert een andere vrouw.
0
a woman wearing purple shirt is painting another woman on the wall.
Een vrouw met een paars hemd schildert een andere vrouw aan de muur.
0.5316
0.0914
0.0002
0.0907
0.454
0.1052
A lady painting on a public wall!
Een dame schilderij op een openbare muur!
The woman was painting a portrait of herself.
De vrouw schilderde een portret van zichzelf.
1
Paintings can be many things, not just portraits of the artist herself
Schilderijen kunnen veel dingen zijn, niet alleen portretten van de kunstenaar zelf
0.4371
0.0916
0.8263
0.1255
0.6639
0.1282
A lady painting on a public wall!
Een dame schilderij op een openbare muur!
The woman was inside the coffee house.
De vrouw was in het koffiehuis.
2
A woman does not have to be a lady. A public wall is not inside.
Een vrouw hoeft geen dame te zijn.
0.4364
0.0916
0.4556
0.1229
0.6492
0.1201
A lady painting on a public wall!
Een dame schilderij op een openbare muur!
The woman was painting.
De vrouw schilderde.
0
a lady and the woman imply the same meaning as both point towards female.
een dame en de vrouw impliceren dezelfde betekenis als beide wijzen naar een vrouw.
0.438
0.0916
0.3303
0.102
0.0003
0.0877
Seven people walking across a bridge.
Zeven mensen lopen over een brug.
There are people on a bridge
Er zijn mensen op een brug
0
They are on a bridge because they are walking across the bridge.
Ze zijn op een brug omdat ze over de brug lopen.
0.5398
0.1382
0.6267
0.1446
0.164
0.1113
Seven people walking across a bridge.
Zeven mensen lopen over een brug.
There is one person on a bridge
Er is één persoon op een brug
2
Seven people are more than one person.
Zeven mensen zijn meer dan één persoon.
0.5412
0.1383
0.8301
0.1372
0.6923
0.1289
Seven people walking across a bridge.
Zeven mensen lopen over een brug.
There are people on a long bridge
Er zijn mensen op een lange brug
1
Walking across a bridge doesn't imply that it is long.
Over een brug lopen betekent niet dat het lang is.
0.5412
0.1383
0.3031
0.131
0.2651
0.1025
Three young boys are dressed in hoodies facing the same way.
Drie jonge jongens zijn gekleed in hoodies met dezelfde gezichten.
Three young boys are all in swimming trunks and no shirts.
Drie jonge jongens zitten allemaal in zwembroeken en geen shirts.
2
The boys are either wearing hoodies or no shirts.
De jongens dragen hoodies of geen shirts.
0.4894
0.116
0.624
0.1304
0.5679
0.132
Three young boys are dressed in hoodies facing the same way.
Drie jonge jongens zijn gekleed in hoodies met dezelfde gezichten.
Group of young boys all in hoodies.
Jonge jongens in hoodies.
0
the group of young boys consists three of them.
De groep jonge jongens bestaat uit drie.
0.4906
0.116
0.4035
0.1238
0.7848
0.1363
Three young boys are dressed in hoodies facing the same way.
Drie jonge jongens zijn gekleed in hoodies met dezelfde gezichten.
Three best friends get into mischief.
Drie beste vrienden komen in de problemen.
1
Groups of young boys are not necessarily friends or getting into mischief
Groepen jonge jongens zijn niet per se vrienden of krijgen in onheil
0.4889
0.116
0.0796
0.1188
0.0
0.0787
A man and a woman conversing in a city.
Een man en een vrouw in een stad.
the cars drove by in the city
de auto's gereden door in de stad
1
We don't know if there are cars around.
We weten niet of er auto's in de buurt zijn.
0.6035
0.121
0.0
0.1081
0.8345
0.1314
A man and a woman conversing in a city.
Een man en een vrouw in een stad.
the man was in the countryside
de man was op het platteland
2
A man and a woman are two people. The city is not in the countryside.
Een man en een vrouw zijn twee mensen, de stad is niet op het platteland.
0.6026
0.1211
0.7471
0.1172
0.7098
0.116
A man and a woman conversing in a city.
Een man en een vrouw in een stad.
the man was talking
De man praatte.
0
conversing and talking imply same meaning that is exchange of ideas.
Praten en praten impliceert dezelfde betekenis als het uitwisselen van ideeën.
0.6026
0.1211
0.7888
0.1326
0.1222
0.1245
A man and a woman eating at an outdoor table.
Een man en een vrouw eten aan een buitentafel.
The man and woman eat here all the time.
De man en vrouw eten hier de hele tijd.
1
You can not infer they eat here all the time.
Je kunt niet afleiden dat ze hier altijd eten.
0.9127
0.1325
0.8016
0.1253
0.1187
0.1186
A man and a woman eating at an outdoor table.
Een man en een vrouw eten aan een buitentafel.
The man and woman are on their phones.
De man en vrouw zitten op hun telefoon.
2
A man and a woman cannot be eating and on their phones at the same time.
Een man en een vrouw kunnen niet tegelijk eten en op hun telefoons.
0.9127
0.1325
0.6911
0.1075
0.0002
0.097
A man and a woman eating at an outdoor table.
Een man en een vrouw eten aan een buitentafel.
The couple are outdoors.
Het echtpaar is buiten.
0
A man and a woman are a couple and an outdoor table is the same as outdoors.
Een man en een vrouw zijn een stel en een buitentafel is hetzelfde als buiten.
0.9127
0.1325
0.2849
0.1095
0.2597
0.0864
A couple having lunch on a public lunch table.
Een stel dat luncht op een openbare lunchtafel.
A couple is sleeping.
Een stel slaapt.
2
A couple is either having lunch or asleep.
Een koppel luncht of slaapt.
0.5554
0.1318
0.6325
0.1203
0.3309
0.1164
A couple having lunch on a public lunch table.
Een stel dat luncht op een openbare lunchtafel.
A couple is outside
Een paar is buiten.
1
Doesn't say that they are outside.
Er staat niet dat ze buiten zijn.
0.5543
0.1318
0.7707
0.1118
0.1776
0.1216
A couple having lunch on a public lunch table.
Een stel dat luncht op een openbare lunchtafel.
A couple is having lunch
Een paar gaat lunchen.
0
a couple having lunch at a public lunch table.
Een stel dat luncht aan een openbare lunchtafel.
0.5543
0.1318
0.3841
0.1157
0.4857
0.1307
Three boys in hooded sweatshirts standing and looking at camera.
Drie jongens in capuchon sweatshirts staand en kijkend naar camera.
Some kids in hooded sweatshirts loiter.
Een paar kinderen met capuchon sweatshirts.
0
Three boys falls under the umbrella of "some" kids. Standing and looking at a camera insinuates loitering
Drie jongens vallen onder de paraplu van "sommige" kinderen. Staan en kijken naar een camera insinueert rondhangen
0.5441
0.1209
0.0012
0.1062
0.0
0.0596
Three boys in hooded sweatshirts standing and looking at camera.
Drie jongens in capuchon sweatshirts staand en kijkend naar camera.
Three young school friends pose.
Drie jonge schoolvrienden poseren.
1
Doesn't say that they are friends.
Zegt niet dat ze vrienden zijn.
0.5437
0.1208
0.7582
0.1113
0.5558
0.1224
Three boys in hooded sweatshirts standing and looking at camera.
Drie jongens in capuchon sweatshirts staand en kijkend naar camera.
Three girls having a tea party.
Drie meisjes houden een theekransje.
2
Boys are not girls.
Jongens zijn geen meisjes.
0.5433
0.1209
0.3217
0.1107
0.9711
0.1238
A little girl smiling in a colorful knitted hat.
Een klein meisje glimlacht in een kleurrijke gebreide hoed.
The little girl likes her hat
Het meisje houdt van haar hoed.
1
Just because the girl is smiling, does not mean that she likes her hat.
Dat het meisje lacht, betekent niet dat ze van haar hoed houdt.
0.6184
0.1338
0.3649
0.1275
0.4882
0.117
A little girl smiling in a colorful knitted hat.
Een klein meisje glimlacht in een kleurrijke gebreide hoed.
The little girl is angry
Het meisje is boos.
2
The girl can't be smiling while angry.
Ze kan niet lachen als ze boos is.
0.6184
0.1338
0.9745
0.1273
0.6047
0.1275