premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A woman with red-hair talks on her cellphone while sitting down.
Een vrouw met rood haar praat op haar mobiel terwijl ze zit.
A woman is talking to her child on the phone about school.
Een vrouw praat met haar kind over school.
1
when a woman is talking to her child on the phone about school cant be said that she is with red hair
wanneer een vrouw aan de telefoon met haar kind praat over school kan niet gezegd worden dat ze rood haar heeft
0.2849
0.1263
0.8656
0.1287
0.2758
0.1163
A woman with red-hair talks on her cellphone while sitting down.
Een vrouw met rood haar praat op haar mobiel terwijl ze zit.
A woman is sitting and talking on her cellphone.
Een vrouw zit en praat op haar mobiel.
0
The woman has red-hair.
De vrouw heeft rood haar.
0.2849
0.1262
0.8024
0.1475
0.9199
0.141
A woman talks on her cellphone while standing near a brick wall.
Een vrouw praat op haar mobiel terwijl ze bij een stenen muur staat.
A woman is on her cellphone.
Er is een vrouw op haar mobiel.
0
The woman being on the the phone means talking on the phone.
De vrouw aan de telefoon betekent praten aan de telefoon.
0.6095
0.1336
0.6289
0.1084
0.2214
0.1014
A woman talks on her cellphone while standing near a brick wall.
Een vrouw praat op haar mobiel terwijl ze bij een stenen muur staat.
A woman is talking to her lawyer on her cellphone.
Een vrouw praat met haar advocaat op haar mobiel.
1
a woman talking on the phone to her lawyer that doesn't mean she is standing near brick wall
een vrouw aan de telefoon met haar advocaat dat betekent niet dat ze staat in de buurt van bakstenen muur
0.6098
0.1336
0.8487
0.1436
0.0
0.0864
A woman talks on her cellphone while standing near a brick wall.
Een vrouw praat op haar mobiel terwijl ze bij een stenen muur staat.
An alien is on her cellphone.
Er is een alien op haar mobiel.
2
There is a difference between an alien and a woman.
Er is een verschil tussen een alien en een vrouw.
0.6097
0.1337
0.7196
0.1183
0.9425
0.135
Bishop making the cross with ashes on a man's forehead
Bishop maakt het kruis met as op het voorhoofd van een man
the man had a ash on his forehead
de man had een as op zijn voorhoofd
0
The Bishop made a cross on the mans forehead which is why he had ash on his forehead
De bisschop maakte een kruis op het voorhoofd. Daarom had hij as op zijn voorhoofd.
0.2611
0.101
0.6067
0.1246
0.5545
0.1029
Bishop making the cross with ashes on a man's forehead
Bishop maakt het kruis met as op het voorhoofd van een man
the man was at church
de man was in de kerk
1
if the man is at church that doesn't mean he is making the cross with ashes on his forehead
Als de man in de kerk is betekent dat niet dat hij het kruis maakt met as op zijn voorhoofd.
0.2611
0.101
0.0
0.114
0.2609
0.1
Bishop making the cross with ashes on a man's forehead
Bishop maakt het kruis met as op het voorhoofd van een man
the bishop talked to the woman while putting a cross on her cheek
de bisschop sprak met de vrouw terwijl hij een kruis op haar wang legde
2
Forehead and cheek are two different parts of body.
Voorhoofd en wang zijn twee verschillende lichaamsdelen.
0.261
0.1009
0.5148
0.1108
0.9352
0.1296
A priest rubs a cross on a man's forehead.
Een priester wrijft een kruis op iemands voorhoofd.
two men are skydiving
Twee mannen parachuteren.
2
Men rubbing cross cannot be skydiving at same time.
Mannen die kruis wrijven kunnen niet tegelijk parachutespringen.
0.7315
0.1144
0.0
0.1137
0.0001
0.0898
A priest rubs a cross on a man's forehead.
Een priester wrijft een kruis op iemands voorhoofd.
a man getting rid of his demon
een man die zich van zijn demon verwijdert
1
A priest can rub a cross on a man's forehead for more reasons than getting rid of his demon.
Een priester kan een kruis op zijn voorhoofd wrijven om meer redenen dan zich ontdoen van zijn demon.
0.7315
0.1144
0.3342
0.0948
0.2849
0.0995
A priest rubs a cross on a man's forehead.
Een priester wrijft een kruis op iemands voorhoofd.
a priest rubs a man with his "cross."
Een priester wrijft een man met zijn "kruis."
0
A priest rubbing a man's forehead is equivalent to rubbing a man with a cross.
Een priester die het voorhoofd van een man wrijft is hetzelfde als een man wrijven met een kruis.
0.7315
0.1144
0.0
0.0714
0.0001
0.086
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
Two men are playing tennis.
Twee mannen spelen tennis.
2
One cant put hand on the other person,s forehead while playing tennis.
De ene kan de andere persoon niet aan, zijn voorhoofd tijdens het tennissen.
0.6576
0.1246
0.9844
0.1347
0.0
0.0705
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
The men are married to one another.
De mannen zijn met elkaar getrouwd.
1
The men are married to one another doesn't imply that he is with white robe with a purple sash places his hand
De mannen zijn met elkaar getrouwd betekent niet dat hij met witte mantel met een paarse sjerp plaatst zijn hand
0.6577
0.1246
0.9126
0.1485
0.0
0.0574
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
Two men are near each other.
Twee mannen zijn bij elkaar.
0
Obviously the men are near each other if one is able to touch the other.
Uiteraard zijn de mannen dicht bij elkaar als de ene in staat is om de andere aan te raken.
0.6577
0.1246
0.4258
0.1176
0.7064
0.1169
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
Two women hug as they celebrate graduating
Twee vrouwen knuffelen als ze het afstuderen vieren
2
There can be either man or women.
Er kunnen mannen of vrouwen zijn.
0.6577
0.1246
0.0
0.0967
0.9518
0.1288
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A priest is meditating alone on his beliefs.
Een priester mediteert alleen op zijn geloof.
2
there,s a difference between a common man and a priest.
Er is een verschil tussen een gewone man en een priester.
0.6577
0.1246
0.3809
0.1273
0.8954
0.1468
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
The man in the robe has no arms.
De man in de badjas heeft geen armen.
2
without arms one cant keep his hand on forehead.
Zonder armen kan men zijn hand niet op voorhoofd houden.
0.6576
0.1246
0.6057
0.1212
0.6121
0.1167
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
There are two men next to each other
Er zijn twee mannen naast elkaar
0
The two men are obviously close enough to next to each other if he placed his hand on the other one.
De twee mannen zijn duidelijk dicht genoeg bij elkaar als hij zijn hand op de andere legt.
0.6576
0.1246
0.3476
0.141
0.4476
0.109
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A priest is giving a blessing to a man.
Een priester geeft een zegen aan een man.
1
A priest is giving a blessing to a man doesn't imply that he is with white robe with a purple sash places his hand on the forehead
Een priester geeft een zegen aan een man betekent niet dat hij is met witte mantel met een paarse sjerp plaatst zijn hand op het voorhoofd
0.6572
0.1246
0.7502
0.1337
0.0001
0.068
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A man is standing by himself.
Een man staat alleen.
2
A man cannot be by himself and with another man simultaneously.
Een man kan niet tegelijk alleen en met een andere man zijn.
0.6576
0.1246
0.5245
0.1329
0.42
0.1364
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A man places his hand on the forehand of a man kneeling down in front of him
Een man legt zijn hand op de voorhand van een man knielend voor zijn ogen
1
a man kneeling down cannot be said to be he is with white robe with a purple sash places his hand on the forehead
een man knielen neer kan niet worden gezegd dat hij met witte mantel met een paarse sjerp plaatst zijn hand op het voorhoofd
0.6574
0.1247
0.4353
0.1147
0.0
0.0484
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A man wearing a white robe places his hand on the other man's forehead.
Een man met een witte mantel legt zijn hand op het voorhoofd van de ander.
0
The an being in a white robe means he is wearing it.
Het wezen in een witte mantel betekent dat hij het draagt.
0.6577
0.1246
0.6755
0.1226
0.0156
0.0873
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A priest is blessing someone.
Een priester zegent iemand.
1
A priest is blessing someone cannot be said to be he is with white robe with a purple sash places his hand on the forehead
Een priester zegent iemand die niet kan worden gezegd dat hij is met witte mantel met een paarse sjerp plaatst zijn hand op het voorhoofd
0.6577
0.1246
0.0001
0.1011
0.0
0.0644
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
The two men are in a church.
De twee mannen zijn in een kerk.
1
when two men are in church we cannot say that they are with white robe with a purple sash places his hand on the forehead
als twee mannen in de kerk zijn kunnen we niet zeggen dat ze met witte mantel met een paarse sjerp plaatsen zijn hand op het voorhoofd
0.6575
0.1246
0.7145
0.1254
0.0
0.0618
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
A person is touching someone's face.
Iemand raakt iemands gezicht aan.
0
The person is a man and yes he is touching someones, another man, face because he placed his hand on the other mans forehead
De persoon is een man en ja hij raakt iemand aan, een andere man, gezicht omdat hij zijn hand op de andere man voorhoofd
0.6575
0.1246
0.7318
0.1229
0.0
0.0659
A man in a white robe with a purple sash places his hand on the forehead of another man.
Een man in een witte mantel met een paarse sjerp legt zijn hand op het voorhoofd van een andere man.
Two people are touching each other.
Twee mensen raken elkaar aan.
0
the two people are men. and they are touching each other because one man placed his hand on the others forehead.
De twee mensen zijn mannen. En ze raken elkaar aan omdat één man zijn hand op het andere voorhoofd legde.
0.6576
0.1246
0.6587
0.1313
0.7011
0.1164
A group of people looking around in a dirt or stone shaded area.
Een groep mensen die rondkijken in een modder of een stenen schaduw.
A girl is building a sandcastle.
Een meisje bouwt een zandkasteel.
2
A group of people means more than a single girl.
Een groep mensen betekent meer dan één meisje.
0.2967
0.1096
0.8453
0.1436
0.6877
0.1294
A group of people looking around in a dirt or stone shaded area.
Een groep mensen die rondkijken in een modder of een stenen schaduw.
People are looking around the dirt.
Mensen kijken rond het vuil.
0
People could mean a group of people
Mensen kunnen een groep mensen betekenen.
0.2969
0.1096
0.0
0.0915
0.3612
0.1288
A group of people looking around in a dirt or stone shaded area.
Een groep mensen die rondkijken in een modder of een stenen schaduw.
People are looking for a lost cellphone.
Mensen zijn op zoek naar een verloren mobiel.
1
when people are looking for the lost cellphone we cannot say that they are looking for the dirt or stone shaded area
wanneer mensen op zoek zijn naar de verloren mobiele telefoon kunnen we niet zeggen dat ze op zoek zijn naar het vuil of steen schaduwrijke gebied
0.2963
0.1096
0.5784
0.1287
0.1877
0.1009
A small group of adults and children are standing on a dirt trail on a hill.
Een kleine groep volwassenen en kinderen staan op een zandpad op een heuvel.
The group of people are standing.
De groep mensen staat.
0
Adults and children are people.
Volwassenen en kinderen zijn mensen.
0.7733
0.1388
0.2221
0.1263
0.9704
0.1399
A small group of adults and children are standing on a dirt trail on a hill.
Een kleine groep volwassenen en kinderen staan op een zandpad op een heuvel.
The group of peopel are on a hiking trip.
De groep pioenen is op wandeltocht.
1
You can not infer they are hiking.
Je kunt niet afleiden dat ze wandelen.
0.7733
0.1388
0.0045
0.1053
0.125
0.1051
A small group of adults and children are standing on a dirt trail on a hill.
Een kleine groep volwassenen en kinderen staan op een zandpad op een heuvel.
The group of dogs are standing on the dirt.
De hondengroep staat op de grond.
2
A group of adults and children is generally assumed to be comprised of human beings, which cannot simultaneously be dogs, which are animals.
Een groep volwassenen en kinderen wordt over het algemeen verondersteld te bestaan uit mensen, die niet tegelijkertijd honden kunnen zijn, die dieren zijn.
0.7733
0.1388
0.1586
0.1107
0.4217
0.1059
A group of people going for a hike.
Een groep mensen die gaan wandelen.
A group of people are hiking.
Een groep mensen wandelt.
0
Going for a hike is a paraphrase of hiking.
Een wandeling maken is een parafrase van wandelen.
0.2548
0.1231
0.491
0.1338
0.4654
0.1075
A group of people going for a hike.
Een groep mensen die gaan wandelen.
A group of people dance in the woods.
Een groep mensen danst in het bos.
2
The group of people are going for a hike which implies that they aren't dancing.
De groep mensen gaat voor een wandeling wat impliceert dat ze niet dansen.
0.2548
0.1231
0.5726
0.1245
0.4261
0.1141
A group of people going for a hike.
Een groep mensen die gaan wandelen.
A group of people hike in the woods.
Een groep mensen wandelt in het bos.
1
Not all hikes take place in the woods.
Niet alle wandelingen vinden plaats in het bos.
0.2544
0.1231
0.5076
0.1293
0.6573
0.1384
A group of tourists are exploring the sight.
Een groep toeristen verkent het zicht.
The People are not from here.
Het volk is niet van hier.
0
Tourists are people.
Toeristen zijn mensen.
0.0004
0.1203
0.9051
0.1363
0.9506
0.1309
A group of tourists are exploring the sight.
Een groep toeristen verkent het zicht.
The people live next to the sight.
De mensen wonen naast het zicht.
2
Tourists who are exploring are generally people who are not from that area and have never seen the object of exploration whereas people who live next to the object would not be considered tourists nor would they have to explore a common object or place.
Toeristen die verkennen zijn over het algemeen mensen die niet uit dat gebied en hebben nog nooit het object van exploratie gezien, terwijl mensen die naast het object zou niet worden beschouwd als toeristen, noch zouden ze een gemeenschappelijk object of plaats te verkennen.
0.0004
0.1203
0.0001
0.1156
0.0125
0.0746
A group of tourists are exploring the sight.
Een groep toeristen verkent het zicht.
The tourists are part of a tour group.
De toeristen maken deel uit van een tourgroep.
1
You can not infer they are on a tour.
Je kunt niet afleiden dat ze op tournee zijn.
0.0004
0.1203
0.917
0.145
0.4784
0.1212
A group of people are on a canyon.
Een groep mensen zit op een ravijn.
People are hiking to the bottom of the canyon.
Mensen lopen naar de bodem van de canyon.
1
They are going to the bottom.
Ze gaan naar de bodem.
0.7607
0.1368
0.0002
0.1116
0.0
0.1134
A group of people are on a canyon.
Een groep mensen zit op een ravijn.
People are on a canyon.
Mensen zitten op een ravijn.
0
People means a group
Mensen betekent een groep
0.7607
0.1368
0.4567
0.1298
0.4086
0.1158
A group of people are on a canyon.
Een groep mensen zit op een ravijn.
People are on a hill.
De mensen zijn op een heuvel.
2
People cannot be on a canyon and a hill simultaneously.
Mensen kunnen niet tegelijkertijd op een ravijn en een heuvel zijn.
0.7607
0.1368
0.0788
0.1176
0.2873
0.1262
Three women enjoying a balloon joyride.
Drie vrouwen genieten van een ballon joyride.
Three women are enjoying a plane ride through the air.
Drie vrouwen genieten van een vliegtuigrit door de lucht.
2
The women cannot simultaneously be on a plane and in a balloon
De vrouwen kunnen niet tegelijkertijd in een vliegtuig en in een ballon zitten
0.0
0.0766
0.8513
0.1236
0.7703
0.1521
Three women enjoying a balloon joyride.
Drie vrouwen genieten van een ballon joyride.
Three women are on a balloon ride.
Drie vrouwen zitten in een ballonvaart.
0
If three women are enjoying a balloon joyride it can be deducted that they are on a balloon ride, 'are on' is a rephrasing of 'enjoying' without detailing the women's feelings.
Als drie vrouwen genieten van een ballon joyride kan worden afgetrokken dat ze op een ballon rijden, 'are on' is een rephrasing van 'enjoying' zonder details van de gevoelens van de vrouwen.
0.0
0.0766
0.7006
0.1183
0.0
0.0249
Three women enjoying a balloon joyride.
Drie vrouwen genieten van een ballon joyride.
Three women are taking a tour of the city by means of a hot air balloon.
Drie vrouwen maken een rondleiding door de stad door middel van een hete luchtballon
1
All balloon joyrides are not done for a tour of the city.Enjoying a balloon joyride doesn't imply that they are using hot air balloon.
Alle ballon joyrides worden niet gedaan voor een rondleiding door de stad.Geniet van een ballon joyride betekent niet dat ze gebruik maken van hete luchtballon.
0.0
0.0767
0.6793
0.136
0.0
0.0745
A group of people enjoying a hot air balloon ride.
Een groep mensen die genieten van een hete luchtballon.
Some people are in a hot are balloon
Sommige mensen zitten in een hete ballon.
0
A group of people are some people.
Een groep mensen zijn sommige mensen.
0.2188
0.1038
0.0002
0.1137
0.2791
0.1056
A group of people enjoying a hot air balloon ride.
Een groep mensen die genieten van een hete luchtballon.
A group of dogs are in a hot air balloon.
Een groep honden zit in een luchtballon.
2
A group of dogs are not people.
Een groep honden zijn geen mensen.
0.2188
0.1038
0.9149
0.13
0.9182
0.1259
A group of people enjoying a hot air balloon ride.
Een groep mensen die genieten van een hete luchtballon.
Some people are high in the sky
Sommige mensen zijn hoog in de lucht
1
They have already gotten high up.
Ze zijn al high geworden.
0.219
0.1038
0.5904
0.116
0.0001
0.0914
Tourists enjoying a hot air balloon type ride.
Toeristen genieten van een hete luchtballon type rit.
People are sitting in a balloon.
Mensen zitten in een ballon.
0
If tourists are in a balloon ride they are people in a balloon.
Als toeristen in een ballon rijden zijn ze mensen in een ballon.
0.0001
0.0759
0.8456
0.1262
0.2465
0.1108
Tourists enjoying a hot air balloon type ride.
Toeristen genieten van een hete luchtballon type rit.
There are couples in the balloon.
Er zitten koppels in de ballon.
1
Not all tourist are couples.
Niet alle toeristen zijn koppels.
0.0001
0.0759
0.3895
0.12
0.6512
0.1277
Tourists enjoying a hot air balloon type ride.
Toeristen genieten van een hete luchtballon type rit.
There is only one person in the balloon.
Er zit maar één persoon in de ballon.
2
Tourists is plural so there is more than one person.
Toeristen zijn meervoud, dus er is meer dan één persoon.
0.0001
0.0758
0.8252
0.1524
0.4586
0.1137
a group of people are enjoying their time on a carnival ride.
een groep mensen geniet van hun tijd op een carnavalsrit.
Humans enjoying.
Mensen genieten ervan.
0
People are humans.
Mensen zijn mensen.
0.3853
0.1152
0.2339
0.121
0.7148
0.1381
a group of people are enjoying their time on a carnival ride.
een groep mensen geniet van hun tijd op een carnavalsrit.
Nobody is enjoying.
Niemand geniet ervan.
2
Nobody enjoying is not the same as enjoying a specific place, a carnival ride.
Niemand geniet van is niet hetzelfde als genieten van een bepaalde plaats, een carnaval ritje.
0.3853
0.1152
0.8658
0.1313
0.0
0.0653
a group of people are enjoying their time on a carnival ride.
een groep mensen geniet van hun tijd op een carnavalsrit.
Tall humans enjoying.
Grote mensen genieten ervan.
1
The people are tall.
De mensen zijn lang.
0.3845
0.1153
0.0003
0.0927
0.0
0.0629
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Kids are enjoying rides at an amusement park at night
Kinderen genieten van een ritje in een pretpark's avonds
1
You can not infer it's night.
Je kunt niet afleiden dat het nacht is.
0.7483
0.1205
0.5956
0.1434
0.2177
0.1144
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Children stuck mid air on a balloon ride.
Kinderen zaten midden in de lucht op een ballonrit.
1
They are stuck there.
Ze zitten daar vast.
0.7483
0.1205
0.1646
0.1001
0.8334
0.139
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
People in a ride
Mensen in een rit
0
Children are people.
Kinderen zijn mensen.
0.7483
0.1205
0.0
0.0991
0.9792
0.1362
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Children on a balloon ride at a carnival.
Kinderen op een ballonrit op een kermis.
0
Being on a balloon ride is a restatement of ride a balloon ride. A carnival is another name for amusement park.
Op een ballon rit is een restatement van rit een ballon rit. Een carnaval is een andere naam voor pretpark.
0.7483
0.1205
0.22
0.1096
0.0
0.0587
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Adults are playing poker
Volwassenen spelen poker
2
Children are not adults, and if they are ride a balloon ride in the amusement park, they are likely outside and not on the ground whereas people who are playing poker are doing a very different activity, and are likely inside at ground level.
Kinderen zijn geen volwassenen, en als ze een ballon rijden in het pretpark, ze zijn waarschijnlijk buiten en niet op de grond, terwijl mensen die poker spelen doen een heel andere activiteit, en zijn waarschijnlijk binnen op de begane grond.
0.7483
0.1205
0.4707
0.1474
0.0327
0.0855
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
The park was empty
Het park was leeg.
2
The park cannot be empty if children ride a baloon ride at the same time.
Het park kan niet leeg zijn als kinderen tegelijkertijd een balonrit maken.
0.7473
0.1205
0.9882
0.1512
0.0218
0.0976
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Children are riding above the ground.
Kinderen rijden boven de grond.
0
A balloon ride would be above the ground.
Een ballon zou boven de grond liggen.
0.7477
0.1205
0.0004
0.1164
0.7414
0.1176
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Children painting a balloon in the air.
Kinderen schilderen een ballon in de lucht.
2
Children painting a balloon in the air cannot ride a balloon in a park simultaneously.
Kinderen die een ballon in de lucht schilderen, kunnen niet tegelijk op een ballon in een park rijden.
0.7473
0.1205
0.6194
0.1133
0.3477
0.0999
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Kids are on amusement park rides
Kinderen zijn op pretpark attracties
0
Children are kids.
Kinderen zijn kinderen.
0.7473
0.1205
0.3476
0.128
0.938
0.1339
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
The children are enjoying their balloon ride.
De kinderen genieten van hun ballonvaart.
1
They are enjoying the park.
Ze genieten van het park.
0.7475
0.1205
0.9027
0.1312
0.8499
0.1319
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Some kids are riding on a balloon ride at the amusement park.
Sommige kinderen rijden op een ballonrit in het pretpark.
0
Children are some kids.
Kinderen zijn kinderen.
0.7475
0.1205
0.697
0.1067
0.809
0.1331
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
The children are riding the go-carts.
De kinderen rijden op de go-carts.
2
Children do not ride a baloon ride while riding go-carts simultaneously.
Kinderen rijden niet tegelijkertijd op een balon tijdens het rijden.
0.7483
0.1205
0.8542
0.1206
0.0001
0.071
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
A group of brothers and sisters are riding on a balloon ride at the amusement park.
Een groep broers en zussen rijden op een ballonrit in het pretpark.
1
They are brothers and sisters.
Het zijn broers en zussen.
0.7482
0.1204
0.6398
0.1132
0.9808
0.1297
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
10 people in a ride
10 personen in een ritje
1
There are 10 children.
Er zijn tien kinderen.
0.7478
0.1205
0.021
0.1129
0.9889
0.1413
Children ride a balloon ride in an amusement park.
Kinderen rijden een ballonvaart in een pretpark.
Only one child is on a balloon ride at the amusement park.
Er is maar één kind op een ballonrit in het pretpark.
2
Children means more than one child.
Kinderen betekent meer dan één kind
0.7478
0.1205
0.4583
0.1181
0.522
0.1111
This person, seated on a type of go-cart, is riding downhill.
Deze persoon, zittend op een soort go-cart, rijdt bergafwaarts.
A bicyclist is riding uphill.
Een fietser rijdt bergop.
2
A person cannot be riding downhill and uphill simultaneously.
Iemand kan niet tegelijkertijd bergafwaarts en bergafwaarts rijden.
0.6809
0.1156
0.2074
0.1255
0.2372
0.1077
This person, seated on a type of go-cart, is riding downhill.
Deze persoon, zittend op een soort go-cart, rijdt bergafwaarts.
A go-cart race is happening down the hill.
Een go-cart race gebeurt van de heuvel af.
1
This is a race.
Dit is een race.
0.6806
0.1156
0.2406
0.0865
0.9671
0.1317
This person, seated on a type of go-cart, is riding downhill.
Deze persoon, zittend op een soort go-cart, rijdt bergafwaarts.
A go-cart picks up speed on the decline.
Een go-kar neemt snelheid op bij de achteruitgang.
0
Decline is another word for downhill.
Negeren is een ander woord voor bergafwaarts.
0.6806
0.1156
0.4017
0.0868
0.0002
0.0998
a young person riding a small wagon down a hill.
Een jonge man die een kleine wagen van een heuvel af rijdt.
A young person is outside.
Er staat een jongeman buiten.
0
A hill is outside.
Er is een heuvel buiten.
0.0715
0.1019
0.6191
0.1351
0.4537
0.1175
a young person riding a small wagon down a hill.
Een jonge man die een kleine wagen van een heuvel af rijdt.
A young person is riding a wagon pushed by their parents.
Een jongeman rijdt op een wagen geduwd door zijn ouders.
1
Their parents are present.
Hun ouders zijn aanwezig.
0.0715
0.1019
0.8466
0.1306
0.9805
0.1292
a young person riding a small wagon down a hill.
Een jonge man die een kleine wagen van een heuvel af rijdt.
A young person is on the swingset.
Er is een jonge man op de schommel.
2
A small wagon and a swingset are different things.
Een kleine wagen en een schommel zijn verschillende dingen.
0.0729
0.1018
0.4005
0.1132
0.3802
0.1065
A man is standing in front of a motor-scooter holding up a picture.
Een man staat voor een motorscooter die een foto omhoog houdt.
A mans stands in front of a scooter and holds up a some sceneries picture
Een man staat voor een scooter en houdt een aantal landschappen foto
1
The pictures are of sceneries.
De foto's zijn van landschappen.
0.1455
0.0962
0.0
0.0734
0.7806
0.1388
A man is standing in front of a motor-scooter holding up a picture.
Een man staat voor een motorscooter die een foto omhoog houdt.
A man sitting at the back of scooter
Een man die achterin de scooter zit
2
A man cannot be sitting and stand at the same time. A man cannot in front and back of the scooter at the same time.
Een man kan niet tegelijkertijd zitten en staan. Een man kan niet voor en achter de scooter tegelijk.
0.1453
0.0962
0.3902
0.1026
0.676
0.1138
A man is standing in front of a motor-scooter holding up a picture.
Een man staat voor een motorscooter die een foto omhoog houdt.
A mans stands in front of a scooter and holds up a picture
Een man staat voor een scooter en houdt een foto omhoog
0
A motor-scooter is a scooter.
Een scooter is een scooter.
0.1464
0.0962
0.1579
0.1115
0.8111
0.1241
a boy is riding a buggy down a woodland path.
Een jongen rijdt een buggy op een bospad.
A boy is on his way to see his grandmother.
Een jongen is onderweg naar zijn oma.
1
Riding a buggy does not imply it is to see his grandmother.
Een buggy rijden betekent niet dat het om zijn grootmoeder te zien.
0.6981
0.1324
0.1899
0.1328
0.0
0.0686
a boy is riding a buggy down a woodland path.
Een jongen rijdt een buggy op een bospad.
The boy is playing in the snow.
De jongen speelt in de sneeuw.
2
Playing and riding are different actions.
Spelen en rijden zijn verschillende acties.
0.698
0.1325
0.7357
0.1482
0.6371
0.1233
a boy is riding a buggy down a woodland path.
Een jongen rijdt een buggy op een bospad.
The boy is on a path in the woods.
De jongen is op een pad in het bos.
0
A woodland path is a path in the woods.
Een bospad is een pad in het bos.
0.698
0.1325
0.4367
0.1242
0.5646
0.1105
Many people have arms lifted in a crowd.
Veel mensen hebben wapens in een menigte.
People stand with arms raised in the crowd.
Mensen staan met armen in de menigte.
0
Many people also implies people.
Veel mensen impliceren ook mensen.
0.0
0.0994
0.0147
0.1077
0.0001
0.0892
Many people have arms lifted in a crowd.
Veel mensen hebben wapens in een menigte.
Many people were really enjoying the concert and raise their arms in support.
Veel mensen genoten echt van het concert en hieven hun armen ter ondersteuning.
1
Having arms lifted does not imply enjoying a concert.
Het opheffen van de armen betekent niet genieten van een concert.
0.0
0.0995
0.7139
0.1301
0.4262
0.1094
Many people have arms lifted in a crowd.
Veel mensen hebben wapens in een menigte.
Many people crossed their arms in the scarce crowd.
Veel mensen kruisten hun armen in de schaarse menigte.
2
The people cannot have their arms lifted and crossed at the same time.
De mensen kunnen hun armen niet tegelijkertijd laten opheffen en kruisen.
0.0
0.0994
0.5254
0.1198
0.3429
0.1134
Girls are playing basketball.
Meisjes basketballen.
There are girls performing a physical activity.
Er zijn meisjes die lichamelijke activiteit uitvoeren.
0
Playing basketball is a physical activity.
Basketbal spelen is een fysieke activiteit.
0.8632
0.1334
0.7406
0.1302
0.9637
0.1453
Girls are playing basketball.
Meisjes basketballen.
Some girls are playing for the championship.
Sommige meisjes spelen voor het kampioenschap.
1
You can not infer they are playing for the championship.
Je kunt niet afleiden dat ze voor het kampioenschap spelen.
0.8632
0.1334
0.8522
0.1261
0.2555
0.1097
Girls are playing basketball.
Meisjes basketballen.
The girls are sitting on a couch.
De meisjes zitten op een bank.
2
People playing basketball are on their feet and in movement which is very different from people sitting on the couch which means they are sedentary and not in movement.
Mensen die basketbal spelen staan op hun voeten en in beweging die heel anders is dan mensen die op de bank zitten, wat betekent dat ze zitten en niet in beweging zijn.
0.8632
0.1334
0.8597
0.1357
0.3281
0.1157
A canoe of children is floating in the water with one boy rowing.
Een kano van kinderen drijft in het water met een jongen roeien.
a canoe is floating
een kano drijft
0
The canoe must be in water to be floating.
De kano moet in water zijn om te drijven.
0.0
0.0725
0.3503
0.1121
0.5282
0.1289
A canoe of children is floating in the water with one boy rowing.
Een kano van kinderen drijft in het water met een jongen roeien.
the canoe is brown
de kano is bruin
1
Canoes come in more colors than brown.
Kano's komen in meer kleuren dan bruin.
0.0
0.0725
0.0993
0.1085
0.6054
0.1181
A canoe of children is floating in the water with one boy rowing.
Een kano van kinderen drijft in het water met een jongen roeien.
the canoe is sunken
de kano is gezonken
2
If a canoe is floating and one boy is rowing, it is on the surface of the water and being propelled by paddles, whereas a canoe that is sunken is below the surface of the water and is not being propelled with paddles.
Als een kano drijft en een jongen aan het roeien is, ligt hij op het wateroppervlak en wordt hij aangedreven door peddels, terwijl een kano die gezonken is onder het wateroppervlak ligt en niet wordt voortgestuwd met peddels.
0.0
0.0725
0.0037
0.1206
0.4164
0.0908
A girl in a red dress is surrounded by a lot of other people holding their hands up.
Een meisje in een rode jurk wordt omringd door veel mensen die hun handen omhoog houden.
A girl is sitting in a chair with people around her.
Een meisje zit in een stoel met mensen om haar heen.
1
A girl surrounded by a lot of people doesn't have to be sitting on a chair.
Een meisje omringd door veel mensen hoeft niet op een stoel te zitten.
0.7984
0.1324
0.7178
0.131
0.5856
0.1351
A girl in a red dress is surrounded by a lot of other people holding their hands up.
Een meisje in een rode jurk wordt omringd door veel mensen die hun handen omhoog houden.
A girl is surrounded by people.
Een meisje is omringd door mensen.
0
A lot of other people is a more descriptive way of saying people.
Veel andere mensen zijn een beschrijvender manier om mensen te zeggen.
0.7976
0.1323
0.9699
0.1446
0.0
0.0881
A girl in a red dress is surrounded by a lot of other people holding their hands up.
Een meisje in een rode jurk wordt omringd door veel mensen die hun handen omhoog houden.
People are at a casino playing slots.
Mensen zijn in een casino spelen slots.
2
People can't be holding their hands up at the same time as they are playing slots.
Mensen kunnen niet worden houden hun handen op hetzelfde moment als ze spelen slots.
0.7976
0.1323
0.0
0.1167
0.0
0.0802
A crowd of people is facing the same direction while some hold their hands in the air.
Een menigte mensen wordt geconfronteerd met dezelfde richting terwijl sommigen hun handen in de lucht houden.
The crowd is at a concert.
Het publiek is op een concert.
1
A crowd facing the same direction does not imply being at a concert.
Een menigte die dezelfde richting uitkijkt, betekent niet dat ze naar een concert gaan.
0.2192
0.1058
0.7426
0.1339
0.3159
0.132
A crowd of people is facing the same direction while some hold their hands in the air.
Een menigte mensen wordt geconfronteerd met dezelfde richting terwijl sommigen hun handen in de lucht houden.
The crowd is looking at the same thing.
De menigte kijkt naar hetzelfde.
0
facing the same direction also implies looking at the same thing.
Gezien dezelfde richting betekent ook kijken naar hetzelfde ding.
0.2192
0.1058
0.6532
0.1266
0.0
0.1121
A crowd of people is facing the same direction while some hold their hands in the air.
Een menigte mensen wordt geconfronteerd met dezelfde richting terwijl sommigen hun handen in de lucht houden.
There is a brawl happening.
Er wordt gevochten.
2
It is impossible to face the same direction and hold their hand and brawling at the same time.
Het is onmogelijk om dezelfde richting aan te gaan en tegelijkertijd hun hand vast te houden en te vechten.
0.2192
0.1058
0.0
0.1118
0.2926
0.1066
Several people in a crowd, some with their arms raised.
Verschillende mensen in een menigte, sommige met hun armen omhoog.
there are people gathered
Er zijn mensen verzameld.
0
people in a crowd means they are gathered.
Mensen in een menigte betekent dat ze verzameld zijn.
0.2356
0.1205
0.449
0.1373
0.0001
0.1175
Several people in a crowd, some with their arms raised.
Verschillende mensen in een menigte, sommige met hun armen omhoog.
there is nobody there
Daar is niemand.
2
if there are several people, it is impossible to have nobody at the same time.
Als er meerdere mensen zijn, is het onmogelijk om tegelijkertijd niemand te hebben.
0.2356
0.1205
0.8938
0.1346
0.5991
0.1208
Several people in a crowd, some with their arms raised.
Verschillende mensen in een menigte, sommige met hun armen omhoog.
there are people praying
Er zijn mensen die bidden.
1
Arms raised does not imply praying.
Wapens verhoogd betekent niet bidden.
0.236
0.1204
0.6228
0.147
0.0
0.0853
The girl in the red dress is raising her hand amidst a group of people.
Het meisje in de rode jurk steekt haar hand op tussen een groep mensen.
A dog is eating kibble in the kitchen
Een hond eet kibbel in de keuken
2
There is either a girl or a dog, but not both at once
Er is ofwel een meisje of een hond, maar niet beide tegelijk
0.8633
0.135
0.0008
0.1118
0.7768
0.1194
The girl in the red dress is raising her hand amidst a group of people.
Het meisje in de rode jurk steekt haar hand op tussen een groep mensen.
A young girl in a red dress is in a crowd of people
Een jong meisje in een rode jurk zit in een menigte mensen
0
Crowd and group are synonyms.
Crowd en groep zijn synoniemen.
0.8632
0.1351
0.7796
0.1494
0.3999
0.1317