premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
The girl in the red dress is raising her hand amidst a group of people.
Het meisje in de rode jurk steekt haar hand op tussen een groep mensen.
A young Asian girl in a red dress is in a crowd of people
Een jong Aziatisch meisje in een rode jurk is in een menigte van mensen
1
Not all girls Asian, and being in a crowd does not mean she has her hand up.
Niet alle meisjes Aziatisch, en in een menigte zijn betekent niet dat ze haar hand omhoog heeft.
0.863
0.135
0.7083
0.1429
0.0004
0.1018
People standing in front of a big wall with graffiti painted on it.
Mensen staan voor een grote muur met graffiti erop geschilderd.
A big wall with graffiti on it.
Een grote muur met graffiti erop.
0
graffiti painted on it also means graffiti on it.
graffiti erop geschilderd betekent ook graffiti erop.
0.6375
0.1245
0.967
0.1325
0.0
0.0881
People standing in front of a big wall with graffiti painted on it.
Mensen staan voor een grote muur met graffiti erop geschilderd.
A big wall with no graffiti on it.
Een grote muur zonder graffiti erop.
2
The wall cannot have a graffiti and no graffiti at the same time.
De muur kan geen graffiti en geen graffiti tegelijk hebben
0.6366
0.1246
0.8092
0.1233
0.2625
0.0942
People standing in front of a big wall with graffiti painted on it.
Mensen staan voor een grote muur met graffiti erop geschilderd.
A big wall with graffiti art on it.
Een grote muur met graffiti kunst erop.
1
Not all graffiti is art.
Niet alleen graffiti is kunst.
0.637
0.1245
0.9012
0.1155
0.9639
0.1361
Three people in red shirts wait for a bus next to a wall with graffiti on it.
Drie mensen in rode shirts wachten op een bus naast een muur met graffiti erop.
The people are strangers to eachother.
Het volk is vreemd voor elkaar.
1
People waiting does not imply they are strangers.
Mensen die wachten zeggen niet dat ze vreemden zijn.
0.6808
0.1205
0.3761
0.1221
0.0465
0.1232
Three people in red shirts wait for a bus next to a wall with graffiti on it.
Drie mensen in rode shirts wachten op een bus naast een muur met graffiti erop.
The people are wearing yellow shirts.
De mensen dragen gele shirts.
2
Red and yellow are different colors.
Rood en geel zijn verschillende kleuren.
0.6808
0.1205
0.93
0.1326
0.9776
0.1376
Three people in red shirts wait for a bus next to a wall with graffiti on it.
Drie mensen in rode shirts wachten op een bus naast een muur met graffiti erop.
There are three people wearing shirts.
Er zijn drie mensen die shirts dragen.
0
people in red shirts also implies people wearing shirts.
mensen in rode shirts impliceert ook mensen dragen shirts.
0.6808
0.1205
0.7058
0.1141
0.0718
0.0915
Three people dressed in red and black stand on a sidewalk in front of a beige wall adorned in graffiti.
Drie mensen gekleed in rood en zwart staan op een stoep voor een beige muur versierd in graffiti.
The 3 people standing outside are trying to figure out what they want to paint on the wall behind them.
De 3 mensen die buiten staan proberen uit te zoeken wat ze willen schilderen op de muur achter hen.
1
People standing besides a wall doesn't imply they are about, to paint a wall.
Mensen die naast een muur staan, zeggen niet dat ze een muur gaan schilderen.
0.7208
0.1338
0.4101
0.1134
0.2833
0.1053
Three people dressed in red and black stand on a sidewalk in front of a beige wall adorned in graffiti.
Drie mensen gekleed in rood en zwart staan op een stoep voor een beige muur versierd in graffiti.
The 3 people are sitting on a red and black blanket in the country eating fried chicken.
De 3 mensen zitten op een rode en zwarte deken in het land gebakken kip te eten.
2
The people can't be standing on the sidewalk at the same time as they are sitting onna blanket.
De mensen kunnen niet op de stoep staan op hetzelfde moment als ze zitten op een deken.
0.721
0.1338
0.4089
0.1013
0.2231
0.1148
Three people dressed in red and black stand on a sidewalk in front of a beige wall adorned in graffiti.
Drie mensen gekleed in rood en zwart staan op een stoep voor een beige muur versierd in graffiti.
There are 3 people outside.
Er zijn drie mensen buiten.
0
To be on a sidewalk one must be outside.
Om op een stoep te staan moet je buiten zijn.
0.721
0.1338
0.896
0.1372
0.0004
0.121
Here is a picture of locals hanging out in front of a store, talking on the phone and making sure their graffiti sign does n't get tagged.
Hier is een foto van de lokale bevolking hangen voor een winkel, praten aan de telefoon en ervoor zorgen dat hun graffiti bord niet getagd.
The locals are inside eating dinner.
De lokale bevolking zit binnen te eten.
2
The people can't be out in front of a store at the same time as they are inside eating dinner.
De mensen kunnen niet voor een winkel zijn op hetzelfde moment als ze binnen eten.
0.0018
0.0678
0.0
0.12
0.0236
0.1118
Here is a picture of locals hanging out in front of a store, talking on the phone and making sure their graffiti sign does n't get tagged.
Hier is een foto van de lokale bevolking hangen voor een winkel, praten aan de telefoon en ervoor zorgen dat hun graffiti bord niet getagd.
The people are gang members.
De mensen zijn bendeleden.
1
People hanging around protecting a graffiti sign doesn't imply they are gang members.
Mensen die rondhangen om een graffiti bord te beschermen betekent niet dat ze bendeleden zijn.
0.0019
0.0679
0.9311
0.1214
0.6811
0.1165
Here is a picture of locals hanging out in front of a store, talking on the phone and making sure their graffiti sign does n't get tagged.
Hier is een foto van de lokale bevolking hangen voor een winkel, praten aan de telefoon en ervoor zorgen dat hun graffiti bord niet getagd.
The people have painted a sign with graffiti.
De mensen hebben een bord met graffiti geschilderd.
0
Locals is synonymous with people. Graffiti sign is rephrasing a sign with graffiti.
De inwoners zijn synoniem voor mensen. Graffiti teken is een teken met graffiti herformuleren.
0.0019
0.0679
0.7483
0.1259
0.0
0.0708
Three people standing next to a building that has graffiti on it.
Drie mensen staan naast een gebouw met graffiti erop.
People are outside.
Er staan mensen buiten.
0
People describes the three people and you have to be outside to stand next to a building
Mensen beschrijven de drie mensen en je moet buiten staan om naast een gebouw te staan
0.7043
0.1209
0.2839
0.1342
0.0
0.081
Three people standing next to a building that has graffiti on it.
Drie mensen staan naast een gebouw met graffiti erop.
People are bowling.
Mensen bowlen.
2
The people wouldn't be bowling while next to a building.
De mensen zouden niet bowlen naast een gebouw.
0.7043
0.1209
0.0001
0.1019
0.2794
0.1136
Three people standing next to a building that has graffiti on it.
Drie mensen staan naast een gebouw met graffiti erop.
People are pointing at the graffiti.
Mensen wijzen naar de graffiti.
1
Sentence 1 says there are people standing next to graffiti, but it doesn't say if they are pointing at or interacting with the graffiti at all.
Zin 1 zegt dat er mensen naast graffiti staan, maar er staat niet of ze wijzen naar of interageren met de graffiti.
0.7043
0.1209
0.6788
0.1246
0.2568
0.1067
Pitcher on mount, in red and white suite, pitching.
Pitcher op de berg, in rood en wit suite, pitching.
A baseball team is playing a game.
Een honkbalteam speelt een spel.
1
A pitcher pitching does not imply a team playing a game.
Een werper impliceert niet dat een team een spel speelt.
0.0
0.0601
0.4197
0.1264
0.0
0.1003
Pitcher on mount, in red and white suite, pitching.
Pitcher op de berg, in rood en wit suite, pitching.
The pitcher wears blue and gold.
De kruik draagt blauw en goud.
2
The pitcher cannot be wearing "red and white" and "blue and gold" at the same time.
De werper kan niet tegelijkertijd "rood en wit" en "blauw en goud" dragen.
0.0
0.0601
0.709
0.0961
0.393
0.098
Pitcher on mount, in red and white suite, pitching.
Pitcher op de berg, in rood en wit suite, pitching.
A person is throwing a ball.
Iemand gooit een bal.
0
pitching also means throwing a ball.
werpen betekent ook gooien van een bal.
0.0
0.0601
0.2012
0.1265
0.2335
0.1056
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A band plays to a crowd of different ages outside.
Een band speelt naar een menigte van verschillende leeftijden buiten.
1
Not all crowds are different ages.
Niet alle menigte zijn verschillende leeftijden.
0.2382
0.1176
0.1291
0.1077
0.6339
0.1211
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A concert is for charity.
Een concert is voor goede doelen.
1
Playing does not imply a concert for charity.
Spelen impliceert geen concert voor het goede doel.
0.2379
0.1175
0.8035
0.1358
0.281
0.1227
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A band plays music outside.
Een band speelt buiten muziek.
0
Band playing in front of a small crowd means they are outside.
Band spelen voor een klein publiek betekent dat ze buiten zijn.
0.2379
0.1175
0.3521
0.1239
0.0
0.0971
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
The band is sitting inside a car.
De band zit in een auto.
2
the band cannot be outside and inside of a car at the same time.
de band kan niet tegelijk buiten en in een auto zitten.
0.2379
0.1175
0.239
0.1009
0.2349
0.1059
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A band eats lunch and waits for the sun to go down.
Een band eet lunch en wacht op zonsondergang.
2
Cannot eat lunch and be playing instruments simultaneously.
Kan niet lunchen en tegelijk instrumenten spelen.
0.2379
0.1175
0.1675
0.1009
0.2058
0.1089
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
The concert got canceled
Het concert werd geannuleerd.
2
The band would not be playing if the concert was canceled.
De band zou niet spelen als het concert werd afgelast.
0.2388
0.1176
0.7397
0.1412
0.5556
0.1326
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A concert is outside.
Een concert is buiten.
0
in front of a small crowd means that the concert is outside.
voor een klein publiek betekent dat het concert buiten is.
0.2387
0.1176
0.5947
0.1184
0.0951
0.1081
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
There are thousands of people watching them perform.
Er zijn duizenden mensen die hen zien optreden.
2
Small crowd is much less than thousands of people.
Klein publiek is veel minder dan duizenden mensen.
0.2381
0.1176
0.3544
0.1396
0.4915
0.1169
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
The band is playing in a gazebo.
De band speelt in een prieel.
1
Playing outside does not imply it being in a gazebo.
Buiten spelen betekent niet dat het in een tuinhuisje is.
0.2375
0.1175
0.0002
0.1008
0.0
0.1297
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
The band are playing music.
De band speelt muziek.
0
Band playing in front of a small crowd implies that they are playing music.
Band spelen voor een klein publiek impliceert dat ze muziek spelen.
0.2375
0.1175
0.8003
0.1309
0.0274
0.1132
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A small crowd listens to a charity band outside.
Een klein publiek luistert naar een liefdadigheidsband buiten.
1
The first sentence only mentions a band, but not necessarily a charity band.
In de eerste zin wordt alleen een band genoemd, maar niet per se een liefdadigheidsband.
0.2375
0.1175
0.3303
0.1106
0.5258
0.1253
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A large crowd gathers for a speech in a town hall.
Een grote menigte verzamelt zich voor een toespraak in een stadhuis.
2
Could be a small or large crowd. Could be a speech or a concert.
Het kan een kleine of grote menigte zijn.
0.2376
0.1176
0.491
0.134
0.5524
0.1223
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
Several people are listening to a band.
Verschillende mensen luisteren naar een band.
0
Band playing in front of a small crowd also implies that people are listening to them.
Band spelen voor een klein publiek impliceert ook dat mensen luisteren naar hen.
0.2387
0.1175
0.671
0.1338
0.2718
0.1208
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
A small crowd listens to a band outside.
Een klein publiek luistert naar een band buiten.
0
A band is the band outside and crowd outside is a small crowd.
Een band is de band buiten en menigte buiten is een klein publiek.
0.2386
0.1176
0.5751
0.1211
0.0943
0.0965
Band playing in front of a small crowd outside.
Band speelt voor een klein publiek buiten.
The band are playing soft rock.
De band speelt soft rock.
1
The first sentence does not specifically say what the band is playing soft rock.
De eerste zin zegt niet specifiek wat de band speelt soft rock.
0.2382
0.1176
0.943
0.1355
0.5139
0.1052
Two young adults are enjoying time in the snow.
Twee jonge volwassenen genieten van de tijd in de sneeuw.
Two adults are in the snow.
Twee volwassenen zijn in de sneeuw.
0
Two young adults are adults.
Twee jonge volwassenen zijn volwassen.
0.6734
0.125
0.4637
0.1108
0.922
0.1085
Two young adults are enjoying time in the snow.
Twee jonge volwassenen genieten van de tijd in de sneeuw.
Two adults are throwing snowballs.
Twee volwassenen gooien sneeuwballen.
1
The first sentence just says they are enjoying the snow, not that they are throwing snowballs.
De eerste zin zegt dat ze genieten van de sneeuw, niet dat ze sneeuwballen gooien.
0.6732
0.125
0.5616
0.1195
0.3524
0.1111
Two young adults are enjoying time in the snow.
Twee jonge volwassenen genieten van de tijd in de sneeuw.
Two adults are sitting in the snow.
Twee volwassenen zitten in de sneeuw.
2
Could be young or old.
Het kan jong of oud zijn.
0.6732
0.125
0.666
0.1362
0.9654
0.1038
Bruce Springsteen is singing on stage.
Bruce Springsteen zingt op het podium.
Bruce Springsteen is on stage.
Bruce Springsteen staat op het toneel.
0
Singing on stage means he is on stage.
Zingen op het podium betekent dat hij op het podium staat
0.7681
0.1336
0.911
0.1284
0.0001
0.1141
Bruce Springsteen is singing on stage.
Bruce Springsteen zingt op het podium.
Bruce Springsteen is in a house.
Bruce Springsteen is in een huis.
2
Cannot be singing on stage and in his house simultaneously.
Kan niet tegelijkertijd op het podium en in zijn huis zingen.
0.7681
0.1336
0.5735
0.1224
0.1497
0.1134
Bruce Springsteen is singing on stage.
Bruce Springsteen zingt op het podium.
There is a crowd watching.
Er staat een menigte te kijken.
1
Just because he is singing on stage does not mean their is a crowd watching.
Alleen omdat hij op het podium zingt betekent niet dat ze een menigte aan het kijken zijn.
0.7681
0.1336
0.4132
0.1351
0.4162
0.1069
Bruce Springsteen sings a hit with a smile on stage.
Bruce Springsteen zingt een hit met een glimlach op het podium.
An unknown person standing in a crowd.
Een onbekend persoon in een menigte.
2
Bruce Springsteen is not an unknown person.
Bruce Springsteen is geen onbekend persoon.
0.527
0.1095
0.7097
0.1211
0.9829
0.1396
Bruce Springsteen sings a hit with a smile on stage.
Bruce Springsteen zingt een hit met een glimlach op het podium.
Bruce springsteen performing for a large crowd.
Bruce Springteen treedt op voor een groot publiek.
1
Bruce performing to a crowd, doesn't mean its a large crowd.
Bruce treedt op naar een menigte, betekent niet dat het een grote menigte.
0.5273
0.1095
0.7086
0.1282
0.0
0.0977
Bruce Springsteen sings a hit with a smile on stage.
Bruce Springsteen zingt een hit met een glimlach op het podium.
Bruce Springsteen performing.
Bruce Springsteen.
0
One who sings is performing.
Iemand die zingt treedt op.
0.5273
0.1095
0.5411
0.1047
0.1117
0.1178
A man is lying in snow laughing while a female is looking on.
Een man ligt in de sneeuw te lachen terwijl een vrouwtje toekijkt.
The girlfriend is happy to see his boyfriend is enjoying his time on the snow.
De vriendin is blij te zien dat zijn vriendje geniet van zijn tijd op de sneeuw.
1
The first sentence does not say they man and woman are boyfriend and girlfriend or that the female is happy.
De eerste zin zegt niet dat ze man en vrouw zijn vriend en vriendin of dat het vrouwtje gelukkig is.
0.513
0.1244
0.3909
0.1099
0.3027
0.0822
A man is lying in snow laughing while a female is looking on.
Een man ligt in de sneeuw te lachen terwijl een vrouwtje toekijkt.
The couple is in equador.
Het koppel is in equador.
2
Either laying in the snow or in Equador.
Liggend in de sneeuw of in Equador.
0.513
0.1244
0.6716
0.1269
0.0
0.0976
A man is lying in snow laughing while a female is looking on.
Een man ligt in de sneeuw te lachen terwijl een vrouwtje toekijkt.
The man and the woman are having fun in a snowy day.
De man en de vrouw hebben plezier in een sneeuwachtige dag.
0
Laughing suggests having fun and lying in snow represents a snowy day.
Lachen suggereert plezier hebben en liggen in de sneeuw vertegenwoordigt een besneeuwde dag.
0.513
0.1244
0.6408
0.1238
0.2444
0.0963
Bruce Springsteen, dressed in black, is holding a microphone and pointing to a crowd.
Bruce Springsteen, in zwart gekleed, houdt een microfoon vast en wijst naar een menigte.
There is a man pointing at a crowd outdoors
Er is een man die naar een menigte wijst.
1
The first sentence does not say anything about the crowd being outdoors.
De eerste zin zegt niets over de menigte buiten.
0.625
0.1325
0.1477
0.1281
0.328
0.1338
Bruce Springsteen, dressed in black, is holding a microphone and pointing to a crowd.
Bruce Springsteen, in zwart gekleed, houdt een microfoon vast en wijst naar een menigte.
There is a man looking at a crowd not pointing
Er is een man die kijkt naar een menigte die niet wijst
2
Either pointing or not pointing.
Of je wijst of niet.
0.625
0.1325
0.0013
0.0931
0.0
0.0859
Bruce Springsteen, dressed in black, is holding a microphone and pointing to a crowd.
Bruce Springsteen, in zwart gekleed, houdt een microfoon vast en wijst naar een menigte.
There is a man pointing to a crowd
Er is een man die naar een menigte wijst
0
Bruce Springsteen, dressed in black is a man.
Bruce Springsteen, in zwart gekleed is een man.
0.625
0.1325
0.2346
0.1417
0.6466
0.1053
A photo of a Volvo dealership at night with two people surrounded by orange cones.
Een foto van een Volvo-dealer's nachts met twee mensen omringd door oranje kegels.
A photo of a Volvo dealership has two people and orange cones.
Een foto van een Volvo-dealer heeft twee personen en oranje kegels.
0
To be surrounded by orange cones one has to have orange cones.
Omringd te worden door oranje kegels moet men oranje kegels hebben.
0.4027
0.104
0.4115
0.1007
0.0002
0.1011
A photo of a Volvo dealership at night with two people surrounded by orange cones.
Een foto van een Volvo-dealer's nachts met twee mensen omringd door oranje kegels.
There is a crime scene at the Volvo dealership.
Er is een plaats delict bij de Volvo dealer.
1
People surrounding each other, doesn't suggest its a crime scene.
Mensen die elkaar omringen, suggereren geen plaats delict.
0.4027
0.104
0.0001
0.0795
0.1756
0.095
A photo of a Volvo dealership at night with two people surrounded by orange cones.
Een foto van een Volvo-dealer's nachts met twee mensen omringd door oranje kegels.
The Volvo dealership is serving ice cream.
De Volvo-dealer serveert ijs.
2
There can't be a photo of the Volvo dealership if the dealership is serving ice cream.
Er kan geen foto van de Volvo dealer zijn als de dealer ijs serveert.
0.4027
0.104
0.6911
0.1091
0.2643
0.1005
A man standing in the middle of traffic cones in front of a Volvo dealership.
Een man die midden in het verkeer voor een Volvo-dealer staat.
A woman standing in the middle of traffic cones in front of a Honda dealership.
Een vrouw die midden in het verkeer voor een Honda-dealer staat.
2
Could be a Volvo or a Honda dealership.
Het kan een Volvo of een Honda dealer zijn.
0.0
0.0984
0.0
0.1052
0.9503
0.1171
A man standing in the middle of traffic cones in front of a Volvo dealership.
Een man die midden in het verkeer voor een Volvo-dealer staat.
Someone is standing in the middle of the traffic cones in front of a car dealership.
Iemand staat midden in de verkeerskogels voor een autodealer.
0
A man is someone and Volvo dealership is a car dealership.
Een man is iemand en Volvo dealer is een autodealer.
0.0
0.0985
0.0001
0.1179
0.7507
0.1055
A man standing in the middle of traffic cones in front of a Volvo dealership.
Een man die midden in het verkeer voor een Volvo-dealer staat.
A man standing in the middle of traffic cones in front of a Volvo dealership, waiting for the car salesman.
Een man die midden in het verkeer voor een Volvo-dealer staat te wachten op de autoverkoper.
1
The first sentence does not specifically say the man is waiting for the car salesman.
De eerste zin zegt niet dat de man op de autoverkoper wacht.
0.0
0.0985
0.0
0.1012
0.2403
0.1128
Two men stand in the middle of a square of traffic cones placed underneath a traffic signal in front of a Volvo dealership.
Twee mannen staan in het midden van een vierkant van verkeerskegels geplaatst onder een verkeerssignaal voor een Volvo-dealer.
Two men stand in the middle of a square of traffic
Twee mannen staan midden in een plein van verkeer
0
Cones placed underneath a traffic signal is traffic
Cones geplaatst onder een verkeerssignaal is verkeer
0.2036
0.1062
0.814
0.1483
0.0
0.0869
Two men stand in the middle of a square of traffic cones placed underneath a traffic signal in front of a Volvo dealership.
Twee mannen staan in het midden van een vierkant van verkeerskegels geplaatst onder een verkeerssignaal voor een Volvo-dealer.
Two men joyously stand in the middle of a square of traffic
Twee mannen vrolijk staan in het midden van een vierkant van verkeer
1
The first sentence does not say anything about the men standing joyously.
De eerste zin zegt niets over de mannen die blij staan.
0.2033
0.1062
0.4749
0.1217
0.2479
0.1036
Two men stand in the middle of a square of traffic cones placed underneath a traffic signal in front of a Volvo dealership.
Twee mannen staan in het midden van een vierkant van verkeerskegels geplaatst onder een verkeerssignaal voor een Volvo-dealer.
Two men don't stand in the middle of a square of traffic
Twee mannen staan niet midden in het verkeer.
2
They are either standing in the middle of the square of traffic or theyre not standing in the middle of the square of traffic.
Ze staan ofwel midden op het plein van het verkeer of ze staan niet midden op het plein van het verkeer.
0.2033
0.1062
0.2925
0.1184
0.5305
0.1219
A man walks in a Volvo sales lot in the dark with only the Volvo sign illuminated.
Een man loopt in het donker op een Volvo-verkoopterrein met alleen het Volvo-bord verlicht.
A man is looking at Christmas trees.
Een man kijkt naar kerstbomen.
2
The man can't be walking in a Volvo sales lot at the same time as he is looking at Christmas Trees.
De man kan niet lopen in een Volvo verkoop partij op hetzelfde moment als hij kijkt naar kerstbomen.
0.7694
0.1168
0.8376
0.138
0.0386
0.0963
A man walks in a Volvo sales lot in the dark with only the Volvo sign illuminated.
Een man loopt in het donker op een Volvo-verkoopterrein met alleen het Volvo-bord verlicht.
A man walks around a Volvo car lot at night.
Een man loopt's nachts rond op een Volvo-auto.
0
It is dark at night.
Het is donker's nachts.
0.7693
0.1169
0.372
0.1094
0.662
0.1411
A man walks in a Volvo sales lot in the dark with only the Volvo sign illuminated.
Een man loopt in het donker op een Volvo-verkoopterrein met alleen het Volvo-bord verlicht.
A man visits his dealership to see new Volvo models.
Een man bezoekt zijn dealerbedrijf om nieuwe Volvo modellen te zien.
1
A man visiting the dealer doesn't mean he's interested to see the new models.
Een man die de dealer bezoekt wil niet zeggen dat hij geïnteresseerd is in de nieuwe modellen.
0.7697
0.1169
0.9246
0.1266
0.2834
0.1217
A woman at a salon getting her nails done in a pink-like color.
Een vrouw in een salon die haar nagels laat doen in een roze kleur.
The woman is inside a store.
De vrouw is in een winkel.
0
At a salon is same as inside a store.
In een salon is hetzelfde als in een winkel.
0.2854
0.1175
0.572
0.127
0.2972
0.1153
A woman at a salon getting her nails done in a pink-like color.
Een vrouw in een salon die haar nagels laat doen in een roze kleur.
The woman is digging in her flowerbed, getting rid of all the weeds.
De vrouw is aan het graven in haar bloembed, om al het onkruid weg te doen.
2
A woman can not be at the salon getting her nails done and digging in the flower bed at the same time.
Een vrouw kan niet in de salon zijn om haar nagels te laten doen en tegelijkertijd in het bloembed te graven
0.2851
0.1174
0.625
0.1358
0.0181
0.1133
A woman at a salon getting her nails done in a pink-like color.
Een vrouw in een salon die haar nagels laat doen in een roze kleur.
The woman is treating herself to a nice day of spa/nails/hair after a stressful week at work.
De vrouw trakteert zichzelf op een mooie dag van spa/nagels/haar na een stressvolle week op het werk.
1
The first sentence does not say that the woman is treating herself to a nice day after a stressful week at work.
De eerste zin zegt niet dat de vrouw zichzelf behandelt tot een mooie dag na een stressvolle week op het werk.
0.2851
0.1174
0.324
0.1054
0.2723
0.0854
A woman painting another woman's fingernails a bright purple.
Een vrouw die de vingernagels van een andere vrouw schildert.
A woman is giving another woman a pedicure.
Een vrouw geeft een vrouw een pedicure.
2
Fingernails are on your hand and a pedicure is your feet. You can't do both at the same time
Vingernagels zijn op je hand en een pedicure is je voeten. Je kunt niet beide tegelijk
0.0001
0.0918
0.454
0.1018
0.0003
0.0775
A woman painting another woman's fingernails a bright purple.
Een vrouw die de vingernagels van een andere vrouw schildert.
A woman is giving another woman a manicure.
Een vrouw geeft een andere vrouw manicure.
0
Painting fingernails is same as giving a manicure.
Nagels schilderen is hetzelfde als een manicure geven.
0.0001
0.0918
0.4958
0.1169
0.7212
0.1146
A woman painting another woman's fingernails a bright purple.
Een vrouw die de vingernagels van een andere vrouw schildert.
A woman is painting a womans acrylics purple.
Een vrouw schildert een vrouw acryls paars.
1
The first sentence does not mention that the nails are acrylics.
In de eerste zin staat niet dat de nagels acryl zijn.
0.0001
0.0918
0.0
0.0777
0.3351
0.121
A woman with long black hair paints the nails of another person a deep maroon color.
Een vrouw met lang zwart haar schildert de nagels van een ander persoon een diepe bruine kleur.
A woman is painting another womans finger nails.
Een vrouw schildert een andere vrouw vingernagels.
0
A woman with long black hair is a woman and a person is a woman.
Een vrouw met lang zwart haar is een vrouw en een persoon een vrouw.
0.5683
0.114
0.1777
0.0886
0.6781
0.1207
A woman with long black hair paints the nails of another person a deep maroon color.
Een vrouw met lang zwart haar schildert de nagels van een ander persoon een diepe bruine kleur.
A woman is painting her bestfriends nails for a date.
Een vrouw schildert haar beste vrienden nagels voor een date.
1
The woman is not necessarily painting her bestfriends nails.
De vrouw schildert niet per se haar beste vriendinnen nagels.
0.5676
0.1141
0.4139
0.0955
0.1678
0.1016
A woman with long black hair paints the nails of another person a deep maroon color.
Een vrouw met lang zwart haar schildert de nagels van een ander persoon een diepe bruine kleur.
A woman is getting a massage at a spa.
Een vrouw krijgt massage in een kuuroord.
2
You can't get your nails done and a massage at the same time.
Je kunt je nagels niet tegelijk laten doen en masseren.
0.5676
0.1141
0.3499
0.136
0.2612
0.1001
A lady wearing a green shirt with long hair is doing a purple manicure.
Een dame met een groen shirt met lang haar doet een paarse manicure.
Someone has long nails.
Iemand heeft lange nagels.
1
A manicure does not imply having long nails.
Een manicure betekent niet dat je lange nagels hebt.
0.3967
0.1113
0.8534
0.1277
0.5294
0.1132
A lady wearing a green shirt with long hair is doing a purple manicure.
Een dame met een groen shirt met lang haar doet een paarse manicure.
Someone is having their nails painted.
Iemand laat zijn nagels schilderen.
0
If a lady is doing a manicure, that means someone is having their nails painted.
Als een dame een manicure doet, betekent dat dat iemand zijn nagels laat verven.
0.3969
0.1112
0.6812
0.1176
0.554
0.1255
A lady wearing a green shirt with long hair is doing a purple manicure.
Een dame met een groen shirt met lang haar doet een paarse manicure.
Only one person is getting a green manicure.
Slechts één persoon krijgt een groene manicure.
2
You can do either a green manicure or purple manicure. Can't be both.
Je kunt een groene manicure of een paarse manicure doen.
0.3972
0.1113
0.6736
0.1271
0.4212
0.1061
there are six dogs in the water
Er zijn zes honden in het water
The pets are playing cards.
De huisdieren spelen kaart.
2
Dogs can not play cards.
Honden kunnen niet kaarten.
0.8861
0.1476
0.5627
0.1086
0.1763
0.1061
there are six dogs in the water
Er zijn zes honden in het water
There is a pack of dogs are drinking water.
Er is een pakje honden die water drinken.
1
A bunch of dogs in the water does not imply that they are drinking water.
Een stel honden in het water betekent niet dat ze water drinken.
0.8851
0.1475
0.5998
0.1201
0.617
0.1338
there are six dogs in the water
Er zijn zes honden in het water
There are animal wading in the waters.
Er waden dieren in de wateren.
0
dogs are a type of animal.
Honden zijn een soort dier.
0.8852
0.1475
0.3286
0.138
0.9874
0.123
A group of dogs standing in a river.
Een groep honden die in een rivier staan.
The dogs are in the water.
De honden liggen in het water.
0
If they are in a river, that would be in water.
Als ze in een rivier zitten, is dat in het water.
0.4681
0.1227
0.9246
0.1379
0.4603
0.1055
A group of dogs standing in a river.
Een groep honden die in een rivier staan.
There are three dogs in the water.
Er zijn drie honden in het water.
1
A group of dogs does not necessarily imply three dogs.
Een groep honden impliceert niet noodzakelijk drie honden.
0.4681
0.1227
0.9566
0.1474
0.6382
0.1333
A group of dogs standing in a river.
Een groep honden die in een rivier staan.
The dog bites the girl.
De hond bijt het meisje.
2
A group of dogs implies there is more than one.
Een groep honden impliceert dat er meer dan één is.
0.4681
0.1227
0.5187
0.1202
0.4799
0.126
a large group of dogs walking in a body of water.
een grote groep honden die in een waterlichaam lopen.
A large group of dogs are swimming in deep water.
Een grote groep honden zwemt in diep water.
2
The dog can't be swimming and walking at the same time.
De hond kan niet tegelijk zwemmen en lopen.
0.1091
0.109
0.8769
0.1453
0.8519
0.145
a large group of dogs walking in a body of water.
een grote groep honden die in een waterlichaam lopen.
Animals are walking around in some water.
Dieren lopen rond in wat water.
0
dogs are a type of animal. If they are walking in a body of water, that is the same as walking around in water.
Honden zijn een soort dier. Als ze lopen in een lichaam van water, dat is hetzelfde als rondlopen in het water.
0.1106
0.109
0.5851
0.0987
0.8341
0.1202
a large group of dogs walking in a body of water.
een grote groep honden die in een waterlichaam lopen.
An owner walks his dogs in shallow water at the beach.
Een eigenaar loopt met zijn honden in ondiep water op het strand.
1
The dogs walking in water does not imply that they are at the beach.
De honden wandelen in het water betekent niet dat ze op het strand zijn.
0.1113
0.109
0.7112
0.1376
0.5279
0.1329
The white dog is standing on its hind legs, looking over a ledge.
De witte hond staat op zijn achterpoten en kijkt over een richel.
A white dog is laying on the rug.
Een witte hond ligt op het tapijt.
2
The dog has to be either laying or standing.
De hond moet liggen of staan.
0.0001
0.105
0.7416
0.1216
0.6681
0.123
The white dog is standing on its hind legs, looking over a ledge.
De witte hond staat op zijn achterpoten en kijkt over een richel.
A white dog is staring over a ledge at a cat.
Een witte hond staart over een richel naar een kat.
1
The dog looking over the ledge does not imply that he is looking at a cat.
De hond die over de richel kijkt betekent niet dat hij naar een kat kijkt.
0.0001
0.105
0.1962
0.1159
0.0
0.103
The white dog is standing on its hind legs, looking over a ledge.
De witte hond staat op zijn achterpoten en kijkt over een richel.
A white dog is peering over a ledge.
Een witte hond kijkt over een richel.
0
Peering is another word for looking.
Peering is een ander woord voor zoeken.
0.0001
0.105
0.0
0.0988
0.0
0.0939
Dogs play in creek.
Honden spelen in de kreek.
The dogs are at the vet office.
De honden zijn bij de dierenarts.
2
Dogs can't play in a creek and be at the vet office at the same time.
Honden kunnen niet in een kreek spelen en tegelijkertijd naar het dierenarts kantoor.
0.1706
0.127
0.7589
0.1189
0.0001
0.0959
Dogs play in creek.
Honden spelen in de kreek.
There are dogs playing in the water.
Er spelen honden in het water.
0
A creek is water.
Een kreek is water.
0.1706
0.127
0.5486
0.1303
0.684
0.124
Dogs play in creek.
Honden spelen in de kreek.
The dogs are hot.
De honden zijn heet.
1
Dogs playing in creek don't have to be hot.
Honden die in de kreek spelen hoeven niet sexy te zijn.
0.172
0.1269
0.1343
0.0991
0.3563
0.1245
A boy in blue slides down a tan slide.
Een jongen in het blauw glijdt van een bruine glijbaan.
A sad boy in blue slides down a tan slide.
Een droevige jongen in blauw glijdt van een bruin glijbaan.
1
The boy in blue is not necessarily sad.
De jongen in het blauw is niet per se verdrietig.
0.3528
0.1041
0.3095
0.1007
0.7095
0.1164
A boy in blue slides down a tan slide.
Een jongen in het blauw glijdt van een bruine glijbaan.
A girl in blue slides down a tan slide.
Een meisje in het blauw glijdt van een bruine glijbaan.
2
The boy and girl are 2 different people.
De jongen en het meisje zijn twee verschillende mensen.
0.3524
0.1041
0.3427
0.1031
0.9821
0.1374
A boy in blue slides down a tan slide.
Een jongen in het blauw glijdt van een bruine glijbaan.
A person in blue slides down a tan slide.
Een persoon in blauw glijdt van een bruin glijbaan.
0
a boy is a type of person.
Een jongen is een soort persoon.
0.3524
0.1041
0.0755
0.0975
0.3372
0.1141
A young boy in a blue jacket going down a slide.
Een jongen in een blauw jasje die een glijbaan in gaat.
There is a boy is playing.
Er speelt een jongen.
0
If he is going down a slide, that is a type of playing.
Als hij naar beneden gaat, is dat een soort spel.
0.1646
0.1096
0.8913
0.1139
0.0
0.1027
A young boy in a blue jacket going down a slide.
Een jongen in een blauw jasje die een glijbaan in gaat.
A man is sent on a mission to outer space.
Een man wordt naar de ruimte gestuurd.
2
A young boy can not be a man.
Een jonge jongen kan geen man zijn.
0.1635
0.1097
0.7389
0.1337
0.9597
0.1303
A young boy in a blue jacket going down a slide.
Een jongen in een blauw jasje die een glijbaan in gaat.
A boy is playing at the playground with his friends.
Een jongen speelt op de speeltuin met zijn vrienden
1
The boy on a slide is not necessarily at the playground. He is not necessarily with his friends.
De jongen op een glijbaan is niet per se bij de speeltuin.
0.1642
0.1096
0.8554
0.1583
0.2739
0.0954
A boy wearing a blue shirt is going down a slide.
Een jongen met een blauw shirt gaat een glijbaan in.
The slide is big
De dia is groot.
1
Not all slides are big.
Niet alle dia's zijn groot.
0.2764
0.1214
0.0
0.0822
0.0001
0.0898
A boy wearing a blue shirt is going down a slide.
Een jongen met een blauw shirt gaat een glijbaan in.
The boy is wearing clothes
De jongen draagt kleren
0
A blue shirt is a type of clothes.
Een blauw shirt is een soort kleding.
0.2764
0.1214
0.7824
0.1178
0.5747
0.1111
A boy wearing a blue shirt is going down a slide.
Een jongen met een blauw shirt gaat een glijbaan in.
The boy is wearing a green shirt
De jongen draagt een groen hemd.
2
Blue is not the same as green.
Blauw is niet hetzelfde als groen.
0.2764
0.1214
0.2914
0.1247
0.9737
0.1396
A dark-haired boy sits outside on a beige structure.
Een donkerharige jongen zit buiten op een beige structuur.
A dark-haired boy runs through the living room
Een donkerharige jongen rent door de woonkamer
2
The boy can't be sitting outside if he runs through the living room.
De jongen kan niet buiten zitten als hij door de woonkamer loopt.
0.0
0.0908
0.6227
0.1297
0.5867
0.1155
A dark-haired boy sits outside on a beige structure.
Een donkerharige jongen zit buiten op een beige structuur.
A dark-haired boy is sitting outside of Walmart.
Een donkerharige jongen zit buiten Walmart.
1
A boy sitting outside a beige structure doesn't have to be Walmart.
Een jongen buiten een beige structuur hoeft niet Walmart te zijn.
0.0
0.0908
0.4602
0.1312
0.0212
0.0874
A dark-haired boy sits outside on a beige structure.
Een donkerharige jongen zit buiten op een beige structuur.
A dark-haired boy is sitting on the outside of a beige structure.
Een donkerharige jongen zit aan de buitenkant van een beige structuur.
0
Sits outside rephrases sitting on the outside.
Zit buiten rephrases aan de buitenkant.
0.0
0.0908
0.11
0.103
0.0
0.0766