premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
Two fishermen are sitting in a restaurant eating chicken.
Twee vissers zitten in een restaurant kip te eten.
2
There can be either two or three people.
Er kunnen twee of drie mensen zijn.
0.3357
0.1025
0.8464
0.126
0.9467
0.1238
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
People preparing to go ice fishing.
Mensen bereiden zich voor op ijsvissen.
0
The people are preparing an ice fishing boat implies that they are preparing to go ice fishing.
De mensen bereiden een ijsvisboot voor, wat betekent dat ze zich voorbereiden om te gaan ijsvissen.
0.3357
0.1025
0.2249
0.1184
0.5347
0.1299
A young boy climbs a spiral staircase in a room full of books.
Een jongen klimt op een wenteltrap in een kamer vol boeken.
A boy is going downstairs.
Er gaat een jongen naar beneden.
2
A boy can't climbs and going downstairs at the same time.
Een jongen kan niet tegelijk naar beneden klimmen.
0.7215
0.1288
0.3195
0.1112
0.2011
0.1048
A young boy climbs a spiral staircase in a room full of books.
Een jongen klimt op een wenteltrap in een kamer vol boeken.
A boy is going upstairs.
Er gaat een jongen naar boven.
0
The boy climbs a staircase implies that he is going upstairs.
De jongen klimt een trap die impliceert dat hij naar boven gaat.
0.7215
0.1288
0.1917
0.1107
0.2104
0.1241
A young boy climbs a spiral staircase in a room full of books.
Een jongen klimt op een wenteltrap in een kamer vol boeken.
A boy is going upstairs in a library.
Een jongen gaat naar boven in een bibliotheek.
1
A library isn't the only room that can be full or books.
Een bibliotheek is niet de enige kamer die vol of boeken kan zijn.
0.7215
0.1288
0.265
0.1156
0.3625
0.1222
Young boy climbs spiral staircase surrounded by books.
Jonge jongen klimt spiraalvormige trap omgeven door boeken.
a boy slides down a spiral staircase
een jongen glijdt van een wenteltrap
2
A boy can't climbs and slides down at the same time.
Een jongen kan niet tegelijk klimmen en glijden.
0.252
0.1191
0.0
0.1243
0.5591
0.1236
Young boy climbs spiral staircase surrounded by books.
Jonge jongen klimt spiraalvormige trap omgeven door boeken.
a boy walks up stairs
een jongen loopt de trap op
0
The boy climbs a staircase implies that he walks up the stairs.
De jongen klimt een trap die impliceert dat hij de trap op loopt.
0.252
0.1191
0.0297
0.1428
0.1442
0.1016
Young boy climbs spiral staircase surrounded by books.
Jonge jongen klimt spiraalvormige trap omgeven door boeken.
a boy walks up steep stairs on his hands and knees
een jongen loopt steile trap op zijn handen en knieën
1
the does not need to only use his hands and knees to go up the stairs.
de hoeft niet alleen zijn handen en knieën te gebruiken om de trap op te gaan.
0.2525
0.119
0.1466
0.1013
0.5525
0.104
Young boy in blue shirt on spiral staircase in a room with many books.
Jonge jongen in blauw shirt op wenteltrap in een kamer met veel boeken.
The shirt is large.
Het shirt is groot.
1
the boy is young so the shirt cannot be large.
De jongen is jong dus het shirt kan niet groot zijn.
0.1493
0.1001
0.7096
0.0966
0.4551
0.095
Young boy in blue shirt on spiral staircase in a room with many books.
Jonge jongen in blauw shirt op wenteltrap in een kamer met veel boeken.
The shirt is red.
Het shirt is rood.
2
A boy can't be in a blue shirt and a red shirt at the same time.
Een jongen kan niet tegelijk in een blauw hemd en een rood hemd zitten.
0.1493
0.1001
0.9614
0.1144
0.4938
0.1306
Young boy in blue shirt on spiral staircase in a room with many books.
Jonge jongen in blauw shirt op wenteltrap in een kamer met veel boeken.
There is a boy.
Er is een jongen.
0
The young boy implies the presence of a boy.
De jongen impliceert de aanwezigheid van een jongen.
0.1493
0.1001
0.9892
0.1319
0.0001
0.0942
A little boy climbs a spiral staircase in a cluttered library.
Een jongetje klimt op een wenteltrap in een rommelde bibliotheek.
a boy is in the library
een jongen is in de bibliotheek
0
The cluttered library implies the presence of a library.
De rommelige bibliotheek impliceert de aanwezigheid van een bibliotheek.
0.6897
0.1315
0.6718
0.1424
0.1973
0.1063
A little boy climbs a spiral staircase in a cluttered library.
Een jongetje klimt op een wenteltrap in een rommelde bibliotheek.
the boy is swinging on a tire
de jongen zwaait op een band
2
A boy can't be in a cluttered library and swinging on a tire at the same time.
Een jongen kan niet in een rommelde bibliotheek zitten en tegelijkertijd op een band slingeren.
0.6894
0.1314
0.0006
0.0867
0.2264
0.0991
A little boy climbs a spiral staircase in a cluttered library.
Een jongetje klimt op een wenteltrap in een rommelde bibliotheek.
the boy is there to study
de jongen is er om te studeren
1
the boy does not need to be climbing in the library only to study.
De jongen hoeft niet alleen in de bibliotheek te klimmen om te studeren.
0.6894
0.1314
0.6948
0.1595
0.4368
0.1075
Three black people dressed in african garb watching something.
Drie zwarte mensen in Afrikaans gewaad kijken naar iets.
Three people are old.
Drie mensen zijn oud.
1
dressing in african garb does not make the three people old.
Dressing in Afrikaans gewaad maakt de drie mensen niet oud.
0.0
0.1147
0.8376
0.0833
0.2261
0.0887
Three black people dressed in african garb watching something.
Drie zwarte mensen in Afrikaans gewaad kijken naar iets.
Three people are dressed in african garb.
Drie mensen zijn gekleed in Afrikaanse kleding.
0
black people are people.
Zwarte mensen zijn mensen.
0.0
0.1147
0.9138
0.1329
0.2625
0.1308
Three black people dressed in african garb watching something.
Drie zwarte mensen in Afrikaans gewaad kijken naar iets.
The three people are white.
De drie mensen zijn blank.
2
People can't be black and white at the same time.
Mensen kunnen niet zwart-wit tegelijk zijn.
0.0
0.1146
0.3295
0.1269
0.05
0.1178
A small brown and white dog is playing with the sprinkler in the grass.
Een kleine bruine en witte hond speelt met de sproeier in het gras.
Two dogs are on the grass.
Twee honden liggen op het gras.
0
The presence of a white and brown dogs implies the presence of two dogs.
De aanwezigheid van een witte en bruine hond impliceert de aanwezigheid van twee honden.
0.7038
0.118
0.8771
0.1424
0.8392
0.1194
A small brown and white dog is playing with the sprinkler in the grass.
Een kleine bruine en witte hond speelt met de sproeier in het gras.
Two dogs are playing in the sprinkler on a hot day.
Twee honden spelen in de sproeier op een warme dag.
1
there cannot be two dogs present.
Er kunnen geen twee honden aanwezig zijn.
0.7034
0.118
0.2394
0.1236
0.8849
0.1398
A small brown and white dog is playing with the sprinkler in the grass.
Een kleine bruine en witte hond speelt met de sproeier in het gras.
Two dogs are sleeping.
Twee honden slapen.
2
A dog can't be playing and sleeping at the same time.
Een hond kan niet tegelijk spelen en slapen.
0.7034
0.118
0.7901
0.119
0.7713
0.1435
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The dog enjoys being sprayed with water.
De hond wordt graag besproeid met water.
1
The dog enjoys being sprayed with water may or may not be true because he might not like it.
De hond geniet ervan besproeid te worden met water of misschien niet omdat hij het misschien niet leuk vindt.
0.7216
0.1141
0.9511
0.1301
0.4402
0.1236
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
A dogs butt is being squirted with water.
Een hondenkont wordt besproeid met water.
2
A dog cannot be being squirted with water both in the face and in the butt at the same time.
Een hond kan niet tegelijkertijd met water worden besproeid, zowel in het gezicht als in de kont.
0.7217
0.1141
0.6495
0.1256
0.314
0.1295
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The pet remains dry after being hit from behind with a pail of water.
Het huisdier blijft droog nadat het van achteren is geraakt met een emmer water.
2
The animal can be squirted or dry, not both; the animal can either be hit in the face, or from behind, not both.
Het dier kan worden besproeid of droog, niet beide; het dier kan worden geraakt in het gezicht, of van achteren, niet beide.
0.7218
0.1142
0.0527
0.0914
0.2332
0.0774
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The dog is being squirted
De hond wordt besproeid
0
A dog is being squirted
Een hond wordt besproeid.
0.7218
0.1142
0.3629
0.1237
0.243
0.1215
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
A child is squirting the dog with a water gun.
Een kind spuit de hond met een waterpistool.
1
a jet of water does no necessarily have to be a water gun.
Een straal water hoeft niet noodzakelijk een waterpistool te zijn.
0.7218
0.1142
0.4593
0.1041
0.5518
0.1245
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
He is drinking water.
Hij drinkt water.
2
The subject is either acting (drinking) or being acted upon (squirted), not both.
Het onderwerp is ofwel handelen (drinken) of worden gehandeld op (gespoten), niet beide.
0.7219
0.1142
0.7878
0.1438
0.0
0.0674
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The dog with a light-colored coat its muzzle wet with a stream of water.
De hond met een lichtgekleurde jas zijn muilkorf nat met een waterstroom.
0
"stream of water" is a rephrasing of " jet of water". "coat its muzzle wet" is a rephrasing of " squirted in the face". Being white implies that the dog is light-colored.
"stroom van water" is een herhaling van "jet of water." "jas zijn muilkorf nat" is een herhaling van "gespoten in het gezicht." Wit zijn impliceert dat de hond lichtgekleurd is.
0.7219
0.1142
0.0183
0.0782
0.0
0.0495
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
He is outside
Hij is buiten.
1
the dog does not have to be outside to be squirted with a jet of water.
de hond hoeft niet buiten te zijn om besproeid te worden met een waterstraal.
0.7223
0.1142
0.8052
0.1145
0.254
0.1308
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
Water is shooting in the white dog's face.
Water schiet in het gezicht van de witte hond.
0
water shooting and squirted is a rephrasing.
Waterschieten en spuiten is een herhaling.
0.722
0.1142
0.6823
0.1183
0.0
0.0907
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The dog is white.
De hond is blank.
0
"The dog is white." is a rephrasing of " The white dog".
"De hond is wit." is een herhaling van "De witte hond."
0.722
0.1142
0.8194
0.1157
0.4126
0.1139
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
A jet of water is squirting the dog.
Een straaltje water spuit de hond.
0
Water is squirting the dog because the white dog is being squirted with water.
Water spuit de hond omdat de witte hond wordt besproeid met water.
0.722
0.1142
0.4051
0.1078
0.1407
0.073
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The cat sips water in the yard.
De kat sipt water in de tuin.
2
A dog is not a cat.
Een hond is geen kat.
0.7219
0.1142
0.5407
0.135
0.9799
0.1396
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
the dog is inside
de hond is binnen
2
It is unlikely that the dog would be squirted with water while inside.
Het is onwaarschijnlijk dat de hond zou worden besproeid met water terwijl binnen.
0.7219
0.1142
0.5675
0.1053
0.0
0.1024
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The dog is running
De hond rent.
1
the dog does not have to running when being squirted in the face with a jet of water.
de hond hoeft niet te rennen wanneer hij met een straaltje water in het gezicht wordt gespoten.
0.7219
0.1142
0.4341
0.0895
0.3735
0.113
The white dog is being squirted in the face with a jet of water.
De witte hond wordt in het gezicht gespoten met een straaltje water.
The dog is getting wet on a prominent area of its body.
De hond wordt nat op een prominent deel van zijn lichaam.
1
the dog does not have to only be getting wet on a prominent area of its body. The jet of water can hit any part of the dog.
de hond hoeft niet alleen nat te worden op een prominent deel van zijn lichaam. De waterstraal kan elk deel van de hond raken.
0.7216
0.1142
0.3069
0.1093
0.4961
0.1147
A wedding party outside of a building.
Een bruiloftsfeest buiten een gebouw.
Nobody is outside
Niemand is buiten.
2
Either a wedding party is outside, or nobody is outside.
Of er is een bruiloft buiten, of er is niemand buiten.
0.7057
0.1224
0.7693
0.1296
0.2925
0.1209
A wedding party outside of a building.
Een bruiloftsfeest buiten een gebouw.
Tall humans outside
Grote mensen buiten
1
a wedding party does not necessarily need to have only tall humans.
Een bruiloftsfeest hoeft niet noodzakelijk alleen lange mensen te hebben.
0.7056
0.1224
0.2948
0.0877
0.3379
0.0966
A wedding party outside of a building.
Een bruiloftsfeest buiten een gebouw.
Humans outside
Mensen buiten
0
Humans are outside because a wedding party is outside.
Mensen staan buiten omdat er een bruiloft is.
0.7055
0.1224
0.0215
0.1064
0.5259
0.1327
An wedding party poses for a picture.
Een trouwfeest poseert voor een foto.
Photograph in marriage ceremony
Foto in huwelijksceremonie
0
There is a photograph of a marriage ceremony because the wedding party poses for a picture.
Er is een foto van een huwelijksceremonie omdat het huwelijksfeest poseert voor een foto.
0.0
0.0799
0.6515
0.1154
0.1156
0.094
An wedding party poses for a picture.
Een trouwfeest poseert voor een foto.
People takes photo in function
Mensen nemen foto in functie
1
Just because a wedding party posses does not mean people takes photo.
Alleen omdat een bruiloftsfeestje bezit betekent niet dat mensen foto's nemen.
0.0
0.0799
0.0
0.0855
0.0
0.0928
An wedding party poses for a picture.
Een trouwfeest poseert voor een foto.
People gathered in office
Mensen verzamelden zich in functie
2
A wedding party does not take place in an office.
Een trouwfeest vindt niet plaats in een kantoor.
0.0
0.0799
0.0
0.1004
0.8776
0.1343
A wedding party taking pictures.
Een bruiloft die foto's neemt.
Someone got married
Iemand is getrouwd.
0
Someone got married because there is a wedding party.
Iemand is getrouwd omdat er een bruiloft is.
0.0
0.0962
0.3804
0.1241
0.2932
0.1279
A wedding party taking pictures.
Een bruiloft die foto's neemt.
The wedding was outdoors
Het huwelijk was buiten.
1
The wedding party taking pictures is not imply that the wedding was outdoors.
Het huwelijksfeest dat foto's neemt betekent niet dat de bruiloft buiten was.
0.0
0.0962
0.0
0.1132
0.0001
0.0821
A wedding party taking pictures.
Een bruiloft die foto's neemt.
They are at a funeral
Ze zijn op een begrafenis.
2
A wedding is not a funeral.
Een bruiloft is geen begrafenis.
0.0
0.0962
0.637
0.119
0.6948
0.132
A lady in a gray sweater has a conversation with three other people at the same table.
Een dame in een grijze trui heeft een gesprek met drie andere mensen aan dezelfde tafel.
Four people have a conversation at a table together.
Vier mensen hebben samen een gesprek aan tafel.
0
There are four people because there is one lady and three other people.
Er zijn vier mensen omdat er één dame en drie andere mensen zijn.
0.7256
0.1336
0.6746
0.1275
0.7057
0.1081
A lady in a gray sweater has a conversation with three other people at the same table.
Een dame in een grijze trui heeft een gesprek met drie andere mensen aan dezelfde tafel.
A lady and three men are talking to each other at a table.
Een dame en drie mannen praten met elkaar aan tafel.
1
Just because a lady is having a conversation with three other people does not mean they are talking to each other.
Alleen omdat een dame een gesprek heeft met drie andere mensen betekent niet dat ze met elkaar praten.
0.7256
0.1336
0.8503
0.1293
0.6166
0.1263
A lady in a gray sweater has a conversation with three other people at the same table.
Een dame in een grijze trui heeft een gesprek met drie andere mensen aan dezelfde tafel.
Four men hold a conversation together at the same table.
Vier mannen voeren een gesprek aan dezelfde tafel.
2
There are either four men, or a lady and three other people.
Er zijn vier mannen, of een dame en drie andere mensen.
0.7256
0.1336
0.7184
0.1335
0.9015
0.1105
A group of people talking at tables.
Een groep mensen die aan tafel praten.
The people are talking about sports.
De mensen praten over sport.
1
As there are so many subjects to talk about, it is not necessary that a group of people are talking about sports only.
Aangezien er zoveel onderwerpen zijn om over te praten, is het niet nodig dat een groep mensen alleen over sport praat.
0.6473
0.1211
0.8647
0.1395
0.8707
0.1533
A group of people talking at tables.
Een groep mensen die aan tafel praten.
The people are having a conversation.
De mensen hebben een gesprek.
0
People talking are also having a conversation
Mensen die praten hebben ook een gesprek
0.6473
0.1211
0.6894
0.1444
0.1246
0.1326
A group of people talking at tables.
Een groep mensen die aan tafel praten.
The people are sitting silently.
De mensen zitten stil.
2
talking is not the same as sitting
praten is niet hetzelfde als zitten
0.6473
0.1211
0.8297
0.1434
0.8514
0.1455
There are tables full of people with paperwork who are discussing things.
Er zijn tafels vol met mensen met papierwerk die dingen bespreken.
a high level boardroom meeting at a major company takes place
een bestuursvergadering op hoog niveau bij een groot bedrijf plaatsvindt
1
The fact that there are tables full of people with paperwork who are discussing things doesn't imply that a high level board meeting at a major company is taking place.
Het feit dat er tafels vol mensen zijn met papierwerk die dingen bespreken, betekent niet dat er een bestuursvergadering op hoog niveau plaatsvindt bij een groot bedrijf.
0.5216
0.1185
0.5729
0.1409
0.4488
0.1192
There are tables full of people with paperwork who are discussing things.
Er zijn tafels vol met mensen met papierwerk die dingen bespreken.
A meeting of people is taking place
Een bijeenkomst van mensen vindt plaats.
0
People discussign things are at a meeting.
Mensen bespreken de dingen op een vergadering.
0.5216
0.1186
0.7275
0.1311
0.4666
0.1257
There are tables full of people with paperwork who are discussing things.
Er zijn tafels vol met mensen met papierwerk die dingen bespreken.
A group of people sit at a picnic table and eat lunch
Een groep mensen zit aan een picknicktafel en eet lunch
2
discussing is not the same as eat
bespreken is niet hetzelfde als eten
0.5216
0.1186
0.8361
0.1607
0.257
0.1223
A bald man is attempting to slam dunk a basketball in a game while people in the stands watch.
Een kale man probeert een basketbal te onderdompelen in een spel terwijl mensen in de tribune kijken.
A man is playing basketball while people watch.
Een man speelt basketbal terwijl mensen kijken.
0
The man is playing basketball because he is trying to slam dunk a basketball.
De man speelt basketbal omdat hij probeert een basketbal te slaan.
0.1749
0.0672
0.7058
0.1354
0.0083
0.0816
A bald man is attempting to slam dunk a basketball in a game while people in the stands watch.
Een kale man probeert een basketbal te onderdompelen in een spel terwijl mensen in de tribune kijken.
A hockey player gets the puck in the net.
Een hockeyspeler krijgt de puck in het net.
2
Hockey and basketball are not the same sport.
Hockey en basketbal zijn niet dezelfde sport.
0.1749
0.0672
0.5981
0.1196
0.9781
0.142
A bald man is attempting to slam dunk a basketball in a game while people in the stands watch.
Een kale man probeert een basketbal te onderdompelen in een spel terwijl mensen in de tribune kijken.
A man is playing basketball while people watch.
Een man speelt basketbal terwijl mensen kijken.
0
People watch because people in the stands watch.
Mensen kijken toe omdat mensen in de tribune toekijken.
0.1746
0.0672
0.7059
0.1355
0.1558
0.1147
A bald man is attempting to slam dunk a basketball in a game while people in the stands watch.
Een kale man probeert een basketbal te onderdompelen in een spel terwijl mensen in de tribune kijken.
Michael Jordan shows he still got it when he slam dunks for an exhibition game.
Michael Jordan laat zien dat hij het nog steeds krijgt als hij dunkt voor een tentoonstellingswedstrijd.
1
The bald man is not imply to be Michael Jordan.
De kale man betekent niet dat hij Michael Jordan is.
0.1746
0.0672
0.0
0.047
0.3191
0.1141
A bald man is attempting to slam dunk a basketball in a game while people in the stands watch.
Een kale man probeert een basketbal te onderdompelen in een spel terwijl mensen in de tribune kijken.
A hockey player gets the puck in the net.
Een hockeyspeler krijgt de puck in het net.
2
A basketball and a puck are two different objects.
Een basketbal en puck zijn twee verschillende objecten.
0.1746
0.0672
0.5982
0.1196
0.5247
0.1191
A bald man is attempting to slam dunk a basketball in a game while people in the stands watch.
Een kale man probeert een basketbal te onderdompelen in een spel terwijl mensen in de tribune kijken.
Michael Jordan shows he still got it when he slam dunks for an exhibition game.
Michael Jordan laat zien dat hij het nog steeds krijgt als hij dunkt voor een tentoonstellingswedstrijd.
1
The slam dunk in a basketball is not imply that it is an exhibition game.
De slam dunk in een basketbal betekent niet dat het een tentoonstellingsspel is.
0.1739
0.0672
0.0
0.047
0.211
0.0699
People are in a laundry mat washing clothes.
Mensen zitten in een wasmat kleren te wassen.
People are throwing their clothes in the garbage.
Mensen gooien hun kleren in het vuilnis.
2
If they are washing clothes, they are not throwing their clothes in the garbage.
Als ze kleren wassen, gooien ze hun kleren niet in het afval.
0.5552
0.1171
0.745
0.1408
0.7567
0.1461
People are in a laundry mat washing clothes.
Mensen zitten in een wasmat kleren te wassen.
People are getting their clothes cleaned at the laundromat.
Mensen maken hun kleren schoon bij de wasserette.
0
People are getting their clothes cleaned because they are washing clothes.
Mensen maken hun kleren schoon omdat ze kleren wassen.
0.5554
0.1171
0.0005
0.1344
0.3125
0.1193
A man reaches toward dunking a basketball while an audience watches.
Een man reikt naar het dunken van een basketbal terwijl een publiek kijkt.
There is an audience
Er is een publiek.
0
If the audience watches, there is an audience.
Als het publiek kijkt, is er een publiek.
0.0105
0.0795
0.8828
0.1385
0.1953
0.1056
A man reaches toward dunking a basketball while an audience watches.
Een man reikt naar het dunken van een basketbal terwijl een publiek kijkt.
There is no audience
Er is geen publiek.
2
audience watches is not the same as no audience
publiek horloges is niet hetzelfde als geen publiek
0.0105
0.0795
0.7547
0.1377
0.0
0.0813
A man reaches toward dunking a basketball while an audience watches.
Een man reikt naar het dunken van een basketbal terwijl een publiek kijkt.
The audience is large
Het publiek is groot
1
The fact that an audience watches doesn't imply that the audience is large.
Het feit dat een publiek kijkt betekent niet dat het publiek groot is.
0.01
0.0796
0.9041
0.1356
0.331
0.1238
Two men checking on their drying clothes at the laundromat.
Twee mannen controleren hun droogkleding bij de wasserette.
Two men are at the supermarket.
Twee mannen zijn in de supermarkt.
2
A laundromat is not a supermarket.
Wasserette is geen supermarkt.
0.0282
0.1138
0.6772
0.1279
0.0
0.1151
Two men checking on their drying clothes at the laundromat.
Twee mannen controleren hun droogkleding bij de wasserette.
Two men are married.
Twee mannen zijn getrouwd.
1
You can not infer they are married.
Je kunt niet afleiden dat ze getrouwd zijn.
0.0269
0.1139
0.7862
0.1329
0.6369
0.1239
Two men checking on their drying clothes at the laundromat.
Twee mannen controleren hun droogkleding bij de wasserette.
Two men dropped off their clothes at a laundromat.
Twee mannen hebben hun kleren afgezet bij een wasserette.
0
The clothes would need to be dropped off first for the men to check on their drying .
De kleren moeten eerst worden afgezet voor de mannen om te controleren op hun drogen.
0.0269
0.1139
0.249
0.1199
0.0
0.1047
A young man in a white button shirt and black pants assesses a washer in a laundromat.
Een jongeman met een witte knoop en een zwarte broek beoordeelt een wasmachine in een wasserette.
He is assessing a dryer.
Hij beoordeelt een droger.
2
A washer is not a dryer.
Een wasmachine is geen droger.
0.0001
0.0877
0.2894
0.1135
0.87
0.1226
A young man in a white button shirt and black pants assesses a washer in a laundromat.
Een jongeman met een witte knoop en een zwarte broek beoordeelt een wasmachine in een wasserette.
The man is going to do laundry.
De man gaat de was doen.
0
The person is a man because he is a young man.
De persoon is een man omdat hij een jonge man is.
0.0001
0.0877
0.2636
0.1225
0.9035
0.1244
A young man in a white button shirt and black pants assesses a washer in a laundromat.
Een jongeman met een witte knoop en een zwarte broek beoordeelt een wasmachine in een wasserette.
The man is wearing a necktie.
De man draagt een stropdas.
1
The young man in a white button shirt is not imply that he is wearing a necktie.
De jongeman in een witte knoop shirt betekent niet dat hij draagt een stropdas.
0.0001
0.0877
0.7922
0.1336
0.4413
0.1017
Two patrons are washing clothes at the laundromat.
Twee klanten wassen kleren bij de wasserette.
Two men are adding bleach to the washing machines.
Twee mannen voegen bleekmiddel toe aan de wasmachines.
1
Two patrons are not imply to me men.
Twee beschermheren zijn niet voor mij mannen.
0.2175
0.1295
0.7745
0.1333
0.0001
0.084
Two patrons are washing clothes at the laundromat.
Twee klanten wassen kleren bij de wasserette.
Two women are driving to the store.
Twee vrouwen rijden naar de winkel.
2
If they are washing clothes, they are not driving.
Als ze kleren wassen, rijden ze niet.
0.2161
0.1295
0.6483
0.1201
0.2023
0.1149
Two patrons are washing clothes at the laundromat.
Twee klanten wassen kleren bij de wasserette.
Two customers are doing laundry.
Twee klanten doen de was.
0
The people are doing laundry because they are washing clothes.
De mensen doen de was omdat ze kleren wassen.
0.2161
0.1295
0.0
0.1023
0.2087
0.1177
A young man looks inside a washer at a laundromat.
Een jongeman kijkt in een wasserette.
A man hangs his clothes on a clothesline.
Een man hangt zijn kleren aan een waslijn.
2
The man cannot simultaneously be at a laundromat and hanging clothes on a clothesline
De man kan niet tegelijkertijd bij een wasserette en hangen kleren op een waslijn
0.0
0.113
0.7154
0.1253
0.0
0.0819
A young man looks inside a washer at a laundromat.
Een jongeman kijkt in een wasserette.
A man examining the inside of a washing machine.
Een man die de binnenkant van een wasmachine onderzoekt.
0
Looks is a synonym for examining. A washer at a laundromat is a washing machine.
Een wasmachine bij een wasserette is een wasmachine.
0.0
0.113
0.5031
0.1186
0.0
0.0693
A young man looks inside a washer at a laundromat.
Een jongeman kijkt in een wasserette.
A patron looks for his laundry inside of a machine.
Een patroon zoekt zijn was in een machine.
1
A man can look inside a washer at a laundromat without looking for his laundry.
Een man kan in een wasmachine naar een wasserette kijken zonder zijn was te zoeken.
0.0
0.1129
0.0
0.0969
0.0
0.0937
A man stands atop a rocky cliff over the water.
Een man staat op een rotsachtige rots over het water.
A man is on top of a cliff.
Een man zit op een klif.
0
Atop means on top.
Atop betekent bovenop.
0.7588
0.123
0.7306
0.1349
0.0001
0.0908
A man stands atop a rocky cliff over the water.
Een man staat op een rotsachtige rots over het water.
A man is getting ready to dive off a cliff.
Een man maakt zich klaar om van een klif te duiken.
1
Just because a man stands atop a rocky cliff doesn't necessarily mean that he is getting ready to dive off the cliff.
Alleen maar omdat een man op een rotsachtige klif staat betekent niet noodzakelijk dat hij klaar is om van de klif te duiken.
0.7583
0.123
0.5371
0.1217
0.3085
0.1198
A man stands atop a rocky cliff over the water.
Een man staat op een rotsachtige rots over het water.
A man is standing on top of a building skyscraper.
Een man staat bovenop een wolkenkrabber.
2
water is not the same as building
water is niet hetzelfde als bouwen
0.7586
0.123
0.4112
0.1295
0.3068
0.1172
Two young girls pick daffodils.
Twee jonge meisjes plukken narcissen.
Two children plant flowers in a garden.
Twee kinderen planten bloemen in een tuin.
2
Picking daffodils is not planting flowers.
Narcissen plukken is geen bloemen planten.
0.4775
0.1432
0.9885
0.1602
0.1659
0.1135
Two young girls pick daffodils.
Twee jonge meisjes plukken narcissen.
Two little girls pick flowers from several different types of flower.
Twee meisjes plukken bloemen uit verschillende soorten bloemen.
1
The Daffodils are not imply as different types of flower.
De Daffodils zijn niet geïmpliceerd als verschillende soorten bloem.
0.4756
0.1433
0.7685
0.1299
0.0001
0.1088
Two young girls pick daffodils.
Twee jonge meisjes plukken narcissen.
Two girls pick flowers outside.
Twee meisjes plukken bloemen buiten.
0
DAFFODILS ARE FLOWERS.
Daffodils zijn bloemen.
0.4744
0.1433
0.9865
0.1566
0.0002
0.1074
A man is standing on top of rocks overlooking the ocean.
Een man staat op rotsen met uitzicht op de oceaan.
Man trying to find lost dog
Man probeert verloren hond te vinden
1
Just because a man is standing on top or rocks does not indicate the man is trying the find the lost dog.
Alleen omdat een man op de top staat of rotsen geeft niet aan dat de man de verloren hond probeert te vinden.
0.6752
0.1363
0.6429
0.1244
0.2274
0.0871
A man is standing on top of rocks overlooking the ocean.
Een man staat op rotsen met uitzicht op de oceaan.
Man looking at water
De mens kijkt naar water.
0
THE OCEAN IS WATER.
De Oceaan is water.
0.6753
0.1363
0.0267
0.1188
0.6532
0.1423
A man is standing on top of rocks overlooking the ocean.
Een man staat op rotsen met uitzicht op de oceaan.
Man swimming to shore
Man zwemmen naar de kust
2
Standing is not swimming.
Staan is niet zwemmen.
0.6753
0.1363
0.0045
0.1045
0.3051
0.1187
A man sands with his arms out on a rocky ledge in front of the ocean.
Een man zandt met zijn armen uit op een rotsrand voor de oceaan.
A woman looks out over the ocean from a spot on the sandy beach.
Een vrouw kijkt uit over de oceaan vanaf een plek op het zandstrand.
2
man is not the same as ocean
de mens is niet hetzelfde als de oceaan
0.4134
0.1114
0.7363
0.1456
0.5423
0.1396
A man sands with his arms out on a rocky ledge in front of the ocean.
Een man zandt met zijn armen uit op een rotsrand voor de oceaan.
A man stands on a stony cliff overlooking the ocaen, arms outstretched.
Een man staat op een stenige klif met uitzicht op de ocaen, armen uitgestrekt.
0
A ledge in front of an ocean would be overlooking it.
Een richel voor een oceaan zou het overzien.
0.4134
0.1114
0.6114
0.125
0.0
0.1113
A man sands with his arms out on a rocky ledge in front of the ocean.
Een man zandt met zijn armen uit op een rotsrand voor de oceaan.
A man climbed to the top of a rocky cliff by the sea.
Een man klom naar de top van een rotsachtige klif aan zee.
0
THE OCEAN IS THE SEA.
De Oceaan is de zee.
0.4132
0.1114
0.811
0.13
0.7179
0.1289
Man standing on the edge of rocks near an ocean.
De mens staat op de rand van rotsen bij een oceaan.
Person standing on the edge of rocks near an ocean.
Persoon die op de rand van rotsen bij een oceaan staat.
0
A MAN IS A PERSON.
Een man is een mens.
0.3304
0.1035
0.1107
0.1079
0.8865
0.1298
Man standing on the edge of rocks near an ocean.
De mens staat op de rand van rotsen bij een oceaan.
Woman standing on the edge of rocks near an ocean.
Een vrouw die op de rand van rotsen bij een oceaan staat.
2
A man is not a woman.
Een man is geen vrouw.
0.3304
0.1035
0.2857
0.1109
0.9417
0.1282
Man standing on the edge of rocks near an ocean.
De mens staat op de rand van rotsen bij een oceaan.
Sad Man standing on the edge of rocks near an ocean.
Droevige man die op de rand van rotsen bij een oceaan staat.
1
The man standing is not imply to be sad.
De man die staat, betekent niet verdrietig te zijn.
0.3289
0.1035
0.5426
0.1101
0.0998
0.0927
Man standing on top of jagged rocks near the ocean.
De man die op de rotsen bij de oceaan staat.
A man sleeping on his bunk bed.
Een man die op zijn stapelbed slaapt.
2
A man cannot sleep and stand at the same time. Jagged rocks are not used for bunks.
Een man kan niet tegelijk slapen en staan. Gekartelde stenen worden niet gebruikt voor stapelbedden.
0.0022
0.0936
0.5221
0.1163
0.2293
0.0957
Man standing on top of jagged rocks near the ocean.
De man die op de rotsen bij de oceaan staat.
A man standing outside.
Een man die buiten staat.
0
On top of jagged rocks implies outside.
Op de top van gekartelde rotsen impliceert buiten.
0.0024
0.0936
0.1995
0.1025
0.0
0.0719
Man standing on top of jagged rocks near the ocean.
De man die op de rotsen bij de oceaan staat.
A man standing outside on a rainy day.
Een man die buiten staat op een regenachtige dag.
1
Just because he is near the ocean does not mean it is a rainy day.
Omdat hij vlakbij de oceaan is betekent niet dat het een regenachtige dag is.
0.0023
0.0936
0.3498
0.134
0.6865
0.1424
a woman with a red cap is fishing in the river.
Een vrouw met een rode pet vist in de rivier.
The woman enjoys fishing.
De vrouw houdt van vissen.
1
Just because a woman with a red cap is fishing in the river doesn't mean Just because doesn't mean
Dat een vrouw met een rode pet in de rivier vist, betekent niet dat het niet betekent dat
0.8444
0.1423
0.9825
0.1363
0.0235
0.0873
a woman with a red cap is fishing in the river.
Een vrouw met een rode pet vist in de rivier.
There is a woman in a black cap.
Er is een vrouw met een zwarte pet.
2
Red is not black.
Rood is niet zwart.
0.8444
0.1423
0.9164
0.132
0.914
0.127
a woman with a red cap is fishing in the river.
Een vrouw met een rode pet vist in de rivier.
There is a woman in a red cap.
Er is een vrouw met een rode pet.
0
HER CAP IS RED.
Haar kaap is rood.
0.8445
0.1422
0.8187
0.1332
0.0004
0.0901
A red-haired woman looks off-camera.
Een roodharige vrouw kijkt buiten de camera.
A redhead looks at a man away from the camera
Een roodharige kijkt naar een man weg van de camera
1
The redhead is not necessarily a woman. Looking off camera does not mean she is looking at a man.
De roodharige is niet noodzakelijk een vrouw. Kijken van de camera betekent niet dat ze kijkt naar een man.
0.0837
0.1156
0.0423
0.0943
0.3048
0.1118
A red-haired woman looks off-camera.
Een roodharige vrouw kijkt buiten de camera.
A redhead looks away from the camera
Een roodharige kijkt weg van de camera
0
OFF-CAMERA IS AWAY FROM.
Off-camera is weg van.
0.0837
0.1156
0.3337
0.1164
0.0
0.0597
A red-haired woman looks off-camera.
Een roodharige vrouw kijkt buiten de camera.
A blonde looks away from the camera
Een blonde kijkt weg van de camera
2
Red-haired is not blonde.
Roodharig is niet blond.
0.0849
0.1156
0.3847
0.1183
0.5943
0.1277