premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
Teen boy practicing with a sword in a gym with his team.
Tiener jongen oefenen met een zwaard in een sportschool met zijn team.
A girl is practicing karate.
Een meisje oefent karate.
2
The person cannot be a boy and a girl.
De persoon kan geen jongen en meisje zijn.
0.267
0.1118
0.974
0.1355
0.5647
0.1164
Teen boy practicing with a sword in a gym with his team.
Tiener jongen oefenen met een zwaard in een sportschool met zijn team.
A boy is holding a sword.
Een jongen houdt een zwaard vast.
0
A teen boy is a boy and with a sword implies he is holding a sword.
Een tienerjongen is een jongen en met een zwaard betekent dat hij een zwaard vasthoudt.
0.266
0.1119
0.9385
0.1427
0.0068
0.0866
Workers at a construction site.
Werknemers op een bouwplaats.
Workers abandoned the site to go on strike.
Werknemers verlieten de site om te staken.
2
If the workers abandoned the site to go on strike, they cannot be at a construction site.
Als de arbeiders het terrein verlaten om in staking te gaan, kunnen ze niet op een bouwplaats.
0.7911
0.1371
0.5362
0.1274
0.4906
0.1228
Workers at a construction site.
Werknemers op een bouwplaats.
Male and female workers are at the construction site.
Mannelijke en vrouwelijke werknemers zijn op de bouwplaats.
1
Workers are not necessarily male and female and could be all male or all female.
Werknemers zijn niet noodzakelijkerwijs mannelijk en vrouwelijk en kunnen alle mannen of alle vrouwen zijn.
0.79
0.137
0.8352
0.1299
0.8273
0.129
Workers at a construction site.
Werknemers op een bouwplaats.
The are workers at the construction site.
Het zijn arbeiders op de bouwplaats.
0
" There are workers " is a rephrasing of " Workers ".
"Er zijn arbeiders " is een herformulering van "Werknemers ".
0.7909
0.1371
0.7746
0.1344
0.2188
0.1235
An African American man in a brown shirt is singing on a stage.
Een Afro-Amerikaanse man in een bruin hemd zingt op een podium.
A black man performing onstage.
Een zwarte man die op het podium optreedt.
0
An African American man is the same as a black man and singing on stage is performing on stage.
Een Afro-Amerikaanse man is hetzelfde als een zwarte man en zingen op het podium speelt op het podium.
0.7664
0.1466
0.2871
0.1251
0.0
0.0873
An African American man in a brown shirt is singing on a stage.
Een Afro-Amerikaanse man in een bruin hemd zingt op een podium.
A woman looking through her purse.
Een vrouw die in haar tas kijkt.
2
The person cannot be both a man and a woman.
De persoon kan niet zowel een man als een vrouw zijn.
0.7666
0.1468
0.0
0.1101
0.7597
0.1314
An African American man in a brown shirt is singing on a stage.
Een Afro-Amerikaanse man in een bruin hemd zingt op een podium.
A gospel singer practicing for a show.
Een gospelzanger die oefende voor een show.
1
An African American man singing on stage does not mean he is a gospel singer practicing for a show
Een Afro-Amerikaanse man die op het podium zingt betekent niet dat hij een gospelzanger is die voor een show oefent
0.7666
0.1468
0.2428
0.1074
0.3731
0.1265
Football team is getting drenched by a hose.
Football team wordt doordrenkt door een slang.
The team is about to win the title.
Het team staat op het punt de titel te winnen.
2
A team normally does not get drenched by a hose when they are about to win a title.
Een team wordt normaal gesproken niet doordrenkt door een slang als ze op het punt staan een titel te winnen.
0.0
0.094
0.8453
0.1474
0.199
0.1076
Football team is getting drenched by a hose.
Football team wordt doordrenkt door een slang.
The team is having fun in the summer.
Het team heeft plezier in de zomer.
1
having fun now
het hebben van plezier nu
0.0
0.094
0.6815
0.1218
0.0
0.079
Football team is getting drenched by a hose.
Football team wordt doordrenkt door een slang.
The team is getting wet.
Het team wordt nat.
0
A team is a football team and getting drenched means the same as getting wet.
Een team is een footballteam en doorweekt worden betekent hetzelfde als nat worden.
0.0
0.0939
0.2027
0.0994
0.0009
0.1082
A group of young football players are being sprayed with water.
Een groep jonge voetballers wordt besproeid met water.
Notre Dame football players are getting wet.
Notre Dame voetballers worden nat.
1
Not all football players play for Notre Dame.
Niet alle voetballers spelen voor Notre Dame.
0.7272
0.1343
0.0198
0.1117
0.9511
0.1366
A group of young football players are being sprayed with water.
Een groep jonge voetballers wordt besproeid met water.
Hockey players are getting sprayed.
Hockey spelers worden besproeid.
2
football is not the same as hockey
voetbal is niet hetzelfde als hockey
0.727
0.1344
0.2436
0.1055
0.9883
0.15
A group of young football players are being sprayed with water.
Een groep jonge voetballers wordt besproeid met water.
Football players are getting wet.
Voetballers worden nat.
0
sprayed with water means getting wet
met water besproeid betekent nat worden
0.727
0.1344
0.0
0.1204
0.2505
0.0964
Young boys in football jerseys getting showered with water outside.
Jonge jongens in football truien krijgen gedoucht met water buiten.
A team of young boys just finished a game
Een team jonge jongens is net klaar met een wedstrijd
1
young boys out
Jonge jongens uit
0.2623
0.0949
0.577
0.1337
0.0
0.0623
Young boys in football jerseys getting showered with water outside.
Jonge jongens in football truien krijgen gedoucht met water buiten.
A football team is cleaning off after a game.
Een football team is aan het schoonmaken na een wedstrijd.
0
Young boys in football jerseys implies a football team and getting showered and cleaning off means the same.
Jonge jongens in football truien impliceert een football team en krijgen gedoucht en schoonmaken betekent hetzelfde.
0.2623
0.0949
0.0001
0.0973
0.0
0.077
Young boys in football jerseys getting showered with water outside.
Jonge jongens in football truien krijgen gedoucht met water buiten.
The soccer players are inside the gym.
De voetballers zijn in de sportschool.
2
Players cannot play football and soccer at the same time. Players cannot be inside and outside at the same time.
Spelers kunnen niet tegelijk voetballen en voetballen. Spelers kunnen niet binnen en buiten tegelijk zijn.
0.2623
0.0949
0.4912
0.1327
0.0
0.1008
A group of teenage boys in yellow and blue football uniforms are being sprayed with water.
Een groep tienerjongens in gele en blauwe voetbal uniformen worden besproeid met water.
The boys are sleeping.
De jongens slapen.
2
sprayed is not the same as sleeping
besproeid is niet hetzelfde als slapen
0.685
0.1395
0.6025
0.1271
0.0016
0.0885
A group of teenage boys in yellow and blue football uniforms are being sprayed with water.
Een groep tienerjongens in gele en blauwe voetbal uniformen worden besproeid met water.
The teenage boys are being sprayed
De tienerjongens worden besproeid
1
The sentence does not contain non-inferable information.
De zin bevat geen niet-uit te voeren informatie.
0.685
0.1395
0.0
0.1063
0.2796
0.1304
A group of teenage boys in yellow and blue football uniforms are being sprayed with water.
Een groep tienerjongens in gele en blauwe voetbal uniformen worden besproeid met water.
The teenage boys are wearing yellow and blue uniforms
De tienerjongens dragen gele en blauwe uniformen
0
A group of teenage boys in yellow and blue football uniforms means that the teenage boys are wearing yellow and blue uniforms
Een groep tienerjongens in gele en blauwe voetbaluniformen betekent dat de tienerjongens gele en blauwe uniformen dragen
0.685
0.1395
0.803
0.1544
0.6515
0.1062
A man is a kitchen cooking.
Een man is een keukenkok.
A woman is cooking in the living room.
Een vrouw kookt in de woonkamer.
2
It can only be a man or a woman. Cooking is typically done in the kitchen not the living room.
Het kan alleen een man of een vrouw. Koken wordt meestal gedaan in de keuken niet de woonkamer.
0.8805
0.1094
0.9598
0.1391
0.3645
0.1111
A man is a kitchen cooking.
Een man is een keukenkok.
A man with a chef hat is cooking.
Een man met een kokshoed kookt.
1
man with it
Man ermee.
0.8805
0.1094
0.629
0.1201
0.0
0.0689
A man is a kitchen cooking.
Een man is een keukenkok.
A person is cooking in a kitchen.
Iemand kookt in een keuken.
0
A man is a person and "kitchen cooking" is a rephrasing of cooking in a kitchen.
Een man is een persoon en "keuken koken" is een herhaling van koken in een keuken.
0.8805
0.1094
0.8405
0.1498
0.1646
0.0921
A young girl poses by the water.
Een jong meisje poseerd bij het water.
The young girl posed for the picture by the water.
Het meisje poseerde voor de foto bij het water.
1
young girl new
jong meisje nieuw
0.8407
0.1469
0.8149
0.132
0.1951
0.0878
A young girl poses by the water.
Een jong meisje poseerd bij het water.
The young girl posed by the water.
Het jonge meisje poseerde door het water.
0
One who poses by the water means they are posed.
Iemand die poseert door het water betekent dat ze poseren.
0.8407
0.1469
0.2846
0.1122
0.0
0.0925
A young girl poses by the water.
Een jong meisje poseerd bij het water.
The elderly lady stood by the water.
De oudere dame stond bij het water.
2
One cannot be young and elderly at the same time.
Men kan niet tegelijkertijd jong en oud zijn.
0.8407
0.1469
0.2759
0.1258
0.7146
0.1194
A girl in jeans sitting on rock getting her picture taken.
Een meisje in een spijkerbroek die op steen zit en haar foto laat nemen.
The girl is dancing in the ocean.
Het meisje danst in de oceaan.
2
The girl cannot concurrently be sitting on a rock and dancing.
Het meisje kan niet tegelijkertijd op een rots zitten en dansen.
0.2301
0.0897
0.9154
0.1476
0.3512
0.12
A girl in jeans sitting on rock getting her picture taken.
Een meisje in een spijkerbroek die op steen zit en haar foto laat nemen.
The girl is sitting on the rock having a photo taken.
Het meisje zit op de rots en laat een foto maken.
0
A girl in jeans can still just be a girl, both sentences are the same.
Een meisje in jeans kan nog steeds een meisje zijn, beide zinnen zijn hetzelfde.
0.2301
0.0897
0.5081
0.1147
0.3915
0.1168
A girl in jeans sitting on rock getting her picture taken.
Een meisje in een spijkerbroek die op steen zit en haar foto laat nemen.
The girl is taking senior pictures.
Het meisje neemt senior foto's.
1
Getting her picture taken doesn't imply that the girl is taking senior pictures
Haar foto nemen betekent niet dat het meisje senior foto's neemt.
0.2301
0.0897
0.0001
0.093
0.0
0.0738
A woman sits in the sun on some large rocks in the middle of a pond.
Een vrouw zit in de zon op grote rotsen in het midden van een vijver.
The woman is sinking in the water.
De vrouw zinkt in het water.
2
The woman cannot sit on the rocks and sink at the same time.
De vrouw kan niet tegelijk op de rotsen zitten en zinken.
0.5769
0.1319
0.6816
0.1353
0.2546
0.1094
A woman sits in the sun on some large rocks in the middle of a pond.
Een vrouw zit in de zon op grote rotsen in het midden van een vijver.
A mermaid is in the middle of the pond.
Een zeemeermin ligt midden in de vijver.
1
is in it
Zit erin
0.5769
0.1319
0.9569
0.1452
0.0
0.092
A woman sits in the sun on some large rocks in the middle of a pond.
Een vrouw zit in de zon op grote rotsen in het midden van een vijver.
A woman is in the middle of the pond on some rocks.
Een vrouw ligt midden in de vijver op enkele rotsen.
0
A woman who sits on rocks in the pond shows that she is in the pond.
Een vrouw die op rotsen in de vijver zit laat zien dat ze in de vijver is.
0.5769
0.1319
0.7804
0.1192
0.2894
0.1038
A Girl Wearing Boots, Is Sitting On A Rock Near a Pond.
Een meisje draagt laarzen, zit op een rots vlakbij een vijver.
Someone sits near water.
Iemand zit bij het water.
0
A girl is a someone, and a pond is a form of a body of water.
Een meisje is iemand en een vijver is een waterlichaam.
0.4887
0.1421
0.2234
0.1332
0.4211
0.1341
A Girl Wearing Boots, Is Sitting On A Rock Near a Pond.
Een meisje draagt laarzen, zit op een rots vlakbij een vijver.
A barefoot girl dangles her toes in the pond.
Een blote voeten meisje bungelt haar tenen in de vijver.
2
A girl is either barefoot or wearing boots, not both. A girl can either sit near the pond or dangle her toes in the pond.
Een meisje is blootsvoets of draagt laarzen, niet beide. Een meisje kan ofwel zitten in de buurt van de vijver of bungelen haar tenen in de vijver.
0.4887
0.1421
0.245
0.1035
0.1884
0.0861
A Girl Wearing Boots, Is Sitting On A Rock Near a Pond.
Een meisje draagt laarzen, zit op een rots vlakbij een vijver.
A girl gazes at boats as she sits on a flat rock.
Een meisje kijkt naar boten terwijl ze op een platte rots zit.
1
at boats it
op boten het
0.4887
0.1421
0.4745
0.1242
0.0
0.0435
A young woman sitting on stepping stones in a small pond.
Een jonge vrouw die op stenen zit in een kleine vijver.
A young woman is sitting down.
Er zit een jonge vrouw.
0
Sitting on stepping stones implies sitting down.
Zitten op stapstenen betekent zitten.
0.262
0.1092
0.1458
0.1004
0.0001
0.0833
A young woman sitting on stepping stones in a small pond.
Een jonge vrouw die op stenen zit in een kleine vijver.
A young woman is sleeping at home.
Een jonge vrouw slaapt thuis.
2
A woman cannot sit on stepping stones in a small pond and sleep at home at the same time.
Een vrouw kan niet op stapstenen in een kleine vijver zitten en tegelijkertijd thuis slapen.
0.262
0.1092
0.8328
0.1277
0.2538
0.1163
A young woman sitting on stepping stones in a small pond.
Een jonge vrouw die op stenen zit in een kleine vijver.
A young woman is resting
Een jonge vrouw rust uit.
1
woman resting up
vrouw in rust
0.2619
0.1092
0.1219
0.1132
0.0
0.0741
Some children playing in a pit full of colorful balls
Sommige kinderen spelen in een put vol kleurrijke ballen
Kids re playing with balls.
Kinderen spelen met ballen.
0
some children means kids
sommige kinderen betekent kinderen
0.3598
0.1244
0.0258
0.1352
0.0914
0.0755
Some children playing in a pit full of colorful balls
Sommige kinderen spelen in een put vol kleurrijke ballen
Kids are playing miniature golf.
Kinderen spelen minigolf.
2
in pit is not the same as golf
in de put is niet hetzelfde als golf
0.3598
0.1244
0.9111
0.1435
0.0
0.0823
Some children playing in a pit full of colorful balls
Sommige kinderen spelen in een put vol kleurrijke ballen
Kids are playing in a pit of balls inside the restaurant.
Kinderen spelen in een ballenpoel in het restaurant.
1
The pit of balls would not automatically be inside the restaurant.
De ballenput zou niet automatisch in het restaurant zijn.
0.3594
0.1244
0.2407
0.1186
0.0003
0.0981
Two children slide down a slide into a ball pit while another child looks on.
Twee kinderen glijden naar beneden een glijbaan in een balkuil terwijl een ander kind kijkt.
The kids are walking home from school.
De kinderen lopen van school naar huis.
2
Kids are either walking home or sliding in to a ball pit while another looks on.
Kinderen lopen of naar huis of glijden naar een balkuil terwijl een ander toekijkt.
0.2623
0.1039
0.7897
0.1449
0.2171
0.1009
Two children slide down a slide into a ball pit while another child looks on.
Twee kinderen glijden naar beneden een glijbaan in een balkuil terwijl een ander kind kijkt.
Some kids are sliding into a ball pit.
Sommige kinderen glijden in een balkuil.
0
"Some kids" is a rephrasing of two children.
"Sommige kinderen" is een herhaling van twee kinderen.
0.2611
0.1039
0.2423
0.1058
0.0327
0.0928
Two children slide down a slide into a ball pit while another child looks on.
Twee kinderen glijden naar beneden een glijbaan in een balkuil terwijl een ander kind kijkt.
Some children are playing in the ball pit at McDonald's.
Sommige kinderen spelen in de balkuil bij McDonald's.
1
children are out
kinderen zijn uit
0.2619
0.1039
0.5247
0.1166
0.6263
0.1076
Two children fall headfirst into a colorful ball pit while a third child watches.
Twee kinderen vallen vooraan in een kleurrijke balkuil terwijl een derde kind kijkt.
The hurt child is watching the others play.
Het gewonde kind kijkt naar de anderen.
1
The watching child would not necessarily be hurt.
Het kijkende kind zou niet per se gewond zijn.
0.1858
0.096
0.1984
0.1068
0.2604
0.1103
Two children fall headfirst into a colorful ball pit while a third child watches.
Twee kinderen vallen vooraan in een kleurrijke balkuil terwijl een derde kind kijkt.
Kids are playing in a ball pit.
De kinderen spelen in een balkuil.
0
two children are kids
twee kinderen zijn kinderen
0.1858
0.096
0.2671
0.1228
0.9307
0.1094
Two children fall headfirst into a colorful ball pit while a third child watches.
Twee kinderen vallen vooraan in een kleurrijke balkuil terwijl een derde kind kijkt.
The kids are in the swimming pool.
De kinderen zijn in het zwembad.
2
pit is not the same as pool
put is niet hetzelfde als pool
0.1849
0.096
0.8435
0.139
0.2706
0.1126
A man wearing jeans, along sleeve t-shirt, and glasses is standing on a low metal railing.
Een man met een spijkerbroek, een mouw-t-shirt en een bril staat op een lage metalen leuning.
A man wearing blue jeans, a green long sleeve t-shirt, and glasses is standing on a low metal railing.
Een man draagt een blauwe jeans, een groene lange mouw t-shirt, en een bril staat op een lage metalen leuning.
1
wearing jeans now
draag jeans nu
0.4856
0.1063
0.3253
0.1086
0.2837
0.1163
A man wearing jeans, along sleeve t-shirt, and glasses is standing on a low metal railing.
Een man met een spijkerbroek, een mouw-t-shirt en een bril staat op een lage metalen leuning.
A man wearing dress pants, a t-shirt, and sunglasses is standing on a low metal railing.
Een man met een jurkbroek, een t-shirt en een zonnebril staat op een lage metalen leuning.
2
A man cannot wear jeans, a long sleeve t-shirt and glasses at the same time he is wearing dress pants, a t-shirt and sunglasses.
Een man kan geen jeans dragen, een t-shirt met lange mouwen en een bril op hetzelfde moment dat hij een jurkbroek draagt, een t-shirt en een zonnebril.
0.4849
0.1063
0.7009
0.1236
0.4474
0.1083
A man wearing jeans, along sleeve t-shirt, and glasses is standing on a low metal railing.
Een man met een spijkerbroek, een mouw-t-shirt en een bril staat op een lage metalen leuning.
A person is standing on a railing.
Een persoon staat op een leuning.
0
A man is a person.
Een man is een mens.
0.4852
0.1063
0.5234
0.1398
0.9355
0.1326
A young man is posing on his skateboard on top of a rail at a skate park.
Een jongeman poseert op zijn skateboard op een rail in een skatepark.
A man posing on his brand new skateboard.
Een man poseren op zijn gloednieuwe skateboard.
1
his new it
zijn nieuwe het
0.6293
0.1203
0.7911
0.1224
0.0
0.0591
A young man is posing on his skateboard on top of a rail at a skate park.
Een jongeman poseert op zijn skateboard op een rail in een skatepark.
A man posing on his skateboard at home.
Een man die thuis op zijn skateboard poseert.
2
A man cannot be at the skate park and at home.
Een man kan niet in het skatepark en thuis zijn.
0.6293
0.1203
0.4106
0.11
0.1846
0.1116
A young man is posing on his skateboard on top of a rail at a skate park.
Een jongeman poseert op zijn skateboard op een rail in een skatepark.
A person posing on a skateboard.
Een persoon die poseert op een skateboard.
0
A young man is a type of person.
Een jongeman is een soort mens.
0.6293
0.1203
0.5351
0.1189
0.6233
0.1214
A skateboarder at a skate park attempting a rail slide trick.
Een skateboarder in een skatepark die een slide truc probeert.
A skateboarder does a rail slide.
Een skateboarder doet een rail glijbaan.
0
Attempting is a synonym of does.
Poging is een synoniem van does.
0.0604
0.0867
0.0
0.0645
0.0001
0.0854
A skateboarder at a skate park attempting a rail slide trick.
Een skateboarder in een skatepark die een slide truc probeert.
A person on a skateboard does a trick.
Een persoon op een skateboard doet een truc.
1
Not all people who skateboard does a trick. Not every skateboarder does the same trick.
Niet alle skateboarders doen hetzelfde.
0.0604
0.0867
0.4994
0.1064
0.6491
0.1162
A skateboarder at a skate park attempting a rail slide trick.
Een skateboarder in een skatepark die een slide truc probeert.
A girl rides her bike.
Een meisje rijdt op haar fiets.
2
One cannot skateboard and ride a bike at the same time.
Men kan niet tegelijkertijd skateboarden en fietsen.
0.0604
0.0867
0.9897
0.1458
0.7159
0.1278
The young girl makes a wonderful snow angel on the ground.
Het jonge meisje maakt een prachtige sneeuwengel op de grond.
A girl is showing her family how to make a snow angel.
Een meisje toont haar familie hoe ze een sneeuwengel moet maken.
1
A girl could be making a snow angel for other reasons than that she is showing her family how to make one.
Een meisje kan een sneeuwengel maken om andere redenen dan dat ze haar familie laat zien hoe ze er een moet maken.
0.5614
0.1121
0.5407
0.1154
0.3027
0.1064
The young girl makes a wonderful snow angel on the ground.
Het jonge meisje maakt een prachtige sneeuwengel op de grond.
A girl is rolling around the carpet in her playroom.
Een meisje rolt rond het tapijt in haar speelkamer.
2
One cannot be making a snow angel on the ground while also rolling around inside her playroom.
Men kan niet een sneeuwengel maken op de grond terwijl ook rollen rond in haar speelkamer.
0.5611
0.1121
0.3518
0.1089
0.0
0.07
The young girl makes a wonderful snow angel on the ground.
Het jonge meisje maakt een prachtige sneeuwengel op de grond.
A young girl is playing outside.
Een jong meisje speelt buiten.
0
Makes a snow angel is a way of playing, and the ground is outside.
Maakt een sneeuwengel is een manier van spelen, en de grond is buiten.
0.5611
0.1121
0.693
0.151
0.0
0.0731
A girl plays in the snow by making a snow angel.
Een meisje speelt in de sneeuw door een sneeuwengel te maken.
The girl is drinking cocoa by a fire.
Het meisje drinkt chocolademelk bij een brand.
2
in snow is not the same as by fire
in de sneeuw is niet hetzelfde als bij vuur
0.5837
0.1151
0.161
0.1087
0.0
0.085
A girl plays in the snow by making a snow angel.
Een meisje speelt in de sneeuw door een sneeuwengel te maken.
A girl is having fun in the snow.
Een meisje heeft plezier in de sneeuw.
1
Making a snow angel might not always be fun.
Een sneeuwengel maken is misschien niet altijd leuk.
0.5837
0.1151
0.7011
0.1397
0.7371
0.1137
A girl plays in the snow by making a snow angel.
Een meisje speelt in de sneeuw door een sneeuwengel te maken.
A female is outside.
Er staat een vrouwtje buiten.
0
a girl is a female
een meisje is een vrouw
0.5844
0.1151
0.5203
0.1235
0.9819
0.1275
A young child in a red jacket and jeans lays in the snow to make a snow angel.
Een jong kind in een rood jasje en jeans ligt in de sneeuw om een sneeuwengel te maken.
A child is outdoors.
Een kind is buiten.
0
Child lays in the snow show it is outdoors
Kind ligt in de sneeuw show het is buiten
0.2993
0.1109
0.6542
0.1158
0.0
0.0711
A young child in a red jacket and jeans lays in the snow to make a snow angel.
Een jong kind in een rood jasje en jeans ligt in de sneeuw om een sneeuwengel te maken.
A child is sitting on a couch.
Een kind zit op een bank.
2
One cannot lay in the snow outside and sit on a couch at the same time.
Men kan niet buiten in de sneeuw liggen en tegelijkertijd op een bank zitten.
0.2993
0.1109
0.8414
0.1366
0.5526
0.1297
A young child in a red jacket and jeans lays in the snow to make a snow angel.
Een jong kind in een rood jasje en jeans ligt in de sneeuw om een sneeuwengel te maken.
A child is playing in a blizzard.
Een kind speelt in een sneeuwstorm.
1
Not every child playing in the snow is playing during a blizzard.
Niet elk kind speelt in de sneeuw tijdens een sneeuwstorm.
0.2993
0.111
0.4323
0.1451
0.5531
0.1294
Several people are gathered and watching an event.
Verschillende mensen zijn bijeen en kijken naar een evenement.
The people are watching the event.
De mensen kijken naar het evenement.
0
People are watching the event is a rephrasing of people are watching an event
Mensen kijken naar het evenement is een herhaling van mensen kijken naar een evenement
0.5674
0.1404
0.6604
0.1448
0.0001
0.1024
Several people are gathered and watching an event.
Verschillende mensen zijn bijeen en kijken naar een evenement.
The people are looking at their pockets.
De mensen kijken naar hun zakken.
2
One cannot simultaneously be looking at their pockets while watching an event.
Men kan niet tegelijkertijd naar hun zakken kijken terwijl men naar een gebeurtenis kijkt.
0.5679
0.1404
0.3398
0.1223
0.2692
0.1022
Several people are gathered and watching an event.
Verschillende mensen zijn bijeen en kijken naar een evenement.
The people are watching the launch.
De mensen kijken naar de lancering.
1
There are many events to watch besides a launch.
Er zijn veel evenementen te bekijken naast een lancering.
0.5677
0.1404
0.4403
0.1337
0.3251
0.107
A group of men and women are facing in the direction of something that is happening off-camera.
Een groep mannen en vrouwen wordt geconfronteerd met iets dat buiten de camera gebeurt.
A group of men and women are facing in the direction of something that is happeningo off-camera
Een groep mannen en vrouwen wordt geconfronteerd met iets dat buiten de camera gebeurt.
0
They are facing something off-camera
Ze worden geconfronteerd met iets buiten de camera.
0.4253
0.1213
0.2703
0.1171
0.1713
0.1153
A group of men and women are facing in the direction of something that is happening off-camera.
Een groep mannen en vrouwen wordt geconfronteerd met iets dat buiten de camera gebeurt.
Something interesting is happening off camera
Er gebeurt iets interessants buiten de camera.
1
Something interesting is not always happening off camera when a picture is taken.
Iets interessants gebeurt niet altijd buiten de camera wanneer een foto wordt genomen.
0.4254
0.1213
0.7352
0.1308
0.6751
0.1196
A group of men and women are facing in the direction of something that is happening off-camera.
Een groep mannen en vrouwen wordt geconfronteerd met iets dat buiten de camera gebeurt.
The group of people are watching tv
De groep mensen kijkt tv
2
Either there are a group of people watching television, which is through a lens, or watching something that is off-camera.
Ofwel zijn er een groep mensen die televisie kijken, wat door een lens heen gaat, of kijken naar iets dat buiten de camera staat.
0.4254
0.1213
0.8116
0.1531
0.2259
0.1136
A girl who is surrounded by other people is taking a picture at a concert.
Een meisje dat omringd is door andere mensen neemt een foto bij een concert.
A girl is sitting down reading a book next to a lake
Een meisje zit een boek te lezen naast een meer
2
Either the girl is taking a picture or reading a book.
Of het meisje neemt een foto of leest een boek.
0.7371
0.1375
0.0
0.149
0.426
0.1245
A girl who is surrounded by other people is taking a picture at a concert.
Een meisje dat omringd is door andere mensen neemt een foto bij een concert.
A girl is enjoying a concert
Een meisje geniet van een concert
0
Since she is at a concert she might be enjoying it
Omdat ze op een concert is kan ze ervan genieten.
0.7368
0.1375
0.9439
0.1596
0.6558
0.1321
A girl who is surrounded by other people is taking a picture at a concert.
Een meisje dat omringd is door andere mensen neemt een foto bij een concert.
A girl is with friends taking a picture at a concert
Een meisje is met vrienden die een foto nemen bij een concert
1
A girl could be taking a picture at a concert and not be with her friends.
Een meisje kan een foto nemen bij een concert en niet bij haar vrienden zijn.
0.7371
0.1375
0.2659
0.1129
0.2028
0.1083
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A person is cooking dinner.
Iemand is aan het koken.
1
Not all people cook dinner.
Niet iedereen kookt eten.
0.7455
0.1325
0.6599
0.1392
0.8815
0.1172
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A woman is standing in the kitchen.
Er staat een vrouw in de keuken.
2
There is either a man or a woman.
Er is een man of een vrouw.
0.7455
0.1325
0.7184
0.1342
0.822
0.1234
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A man is standing in the kitchen.
Een man staat in de keuken.
0
The man may is in the kitchen and he may be standing
De man kan in de keuken zijn en hij kan staan
0.7455
0.1325
0.7319
0.1373
0.0002
0.1088
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The man is in the bathroom wearing a yellow shirt.
De man is in de badkamer en draagt een geel shirt.
2
A man cannot be in the kitchen and the bathroom simultaneously.
Een man kan niet tegelijk in de keuken en badkamer zijn.
0.7455
0.1325
0.4613
0.1304
0.6216
0.1315
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A man in blue makes dinner.
Een man in het blauw maakt eten.
1
Not all men make dinner. Not everyone cooking food or in a kitchen is necessarily making dinner.
Niet iedereen kookt eten of in de keuken maakt eten.
0.7454
0.1325
0.0
0.101
0.2216
0.0887
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The guy in the kitchen wears a blue sweatshirt.
De kerel in de keuken draagt een blauwe sweater.
0
In sweatershirt means wears sweatershirt
In sweatershirt betekent draagt sweatershirt
0.7456
0.1325
0.765
0.1287
0.0001
0.0644
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
There is a man in a kitchen.
Er is een man in de keuken.
0
There is a man in blue sweatershirt in a kitchen
Er is een man in een blauwe trui in de keuken
0.7456
0.1325
0.8657
0.1373
0.6897
0.1354
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The man is sitting on a couch.
De man zit op een bank.
2
Either a man is in the kitchen where there is no couch or he is sitting on the couch.
Ofwel is er een man in de keuken waar geen bank is, ofwel zit hij op de bank.
0.746
0.1325
0.9088
0.1314
0.3654
0.1237
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The man is standing in a kitchen
De man staat in een keuken
0
Since he is in the kitchen he may be standing
Omdat hij in de keuken is kan hij staan
0.7457
0.1325
0.2722
0.1348
0.0492
0.1082
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The man is about to make dinner.
De man staat op het punt om te koken.
1
Not everyone standing in a kitchen or near food is about to make dinner. Not all men make dinner.
Niet iedereen staat in een keuken of in de buurt van eten staat op het punt om te koken.
0.7455
0.1325
0.6137
0.119
0.0001
0.0845
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A man in a red shirt is in a bathroom.
Een man in een rood shirt is in een badkamer
2
Either the man is in the bathroom or kitchen, but not simultaneously. He is either wearing a red shirt or a blue sweatshirt.
Ofwel is de man in de badkamer of keuken, maar niet tegelijkertijd. Hij draagt een rood shirt of een blauw sweatshirt.
0.7453
0.1325
0.7254
0.1332
0.1331
0.1123
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The cooking man is wearing a blue shirt.
De kookman draagt een blauw shirt.
1
A blue shirt could be one of a variety of types of shirts.
Een blauw shirt kan een van de verschillende soorten shirts zijn.
0.7453
0.1325
0.8897
0.1185
0.6477
0.1227
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A man in a sweatshirt is in a home.
Een man in een sweatshirt is in een huis.
0
Since the man is in kitchen he might be in home
Omdat de man in de keuken is kan hij thuis zijn.
0.7455
0.1325
0.5822
0.12
0.3559
0.1087
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
The man is cooking.
De man kookt.
1
Not all men cook. Not all men standing in a kitchen or near food are cooking.
Niet alle mannen die in de keuken staan of in de buurt van eten koken.
0.7457
0.1325
0.0002
0.1236
0.365
0.116
The man in a blue sweatshirt is in a kitchen.
De man in een blauwe sweater is in de keuken.
A man is sitting in his bathtub.
Een man zit in zijn badkuip.
2
Either the man is in a bathtub or in the kitchen, but not at the same time.
De man zit in een badkuip of in de keuken, maar niet tegelijkertijd.
0.7457
0.1325
0.4089
0.1422
0.3551
0.1149
An elderly woman sitting on a bench.
Een oudere vrouw die op een bank zit.
A grandmother waits on a bench.
Een oma wacht op een bank.
1
Not all elderly women are a grandmother. Not all who sit on a bench are a person who waits.
Niet alle oudere vrouwen zijn een oma, niet iedereen die op een bank zit, is iemand die wacht.
0.3057
0.1164
0.325
0.1156
0.1824
0.0998
An elderly woman sitting on a bench.
Een oudere vrouw die op een bank zit.
A young mother sits down.
Een jonge moeder gaat zitten.
2
The woman cannot be both elderly and young.
De vrouw kan niet zowel ouder als jong zijn.
0.3057
0.1164
0.2646
0.1043
0.3849
0.1068
An elderly woman sitting on a bench.
Een oudere vrouw die op een bank zit.
A woman is sitting on a bench.
Een vrouw zit op een bankje.
0
The woman may be elderly and sitting on bench
De vrouw kan oud zijn en op de bank zitten.
0.3057
0.1164
0.9355
0.1428
0.4297
0.1003
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
Four people are wading in a natural pool
Vier mensen waden in een natuurlijk zwembad
2
There can either be seven people or four people.
Er kunnen zeven of vier mensen zijn.
0.7283
0.1556
0.6213
0.1568
0.8919
0.1148
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
Some people are relaxing in a pool.
Sommige mensen ontspannen in een zwembad.
1
People wading are not necessarily relaxing.
Mensen waden niet noodzakelijk ontspannen.
0.7281
0.1556
0.7559
0.1426
0.0
0.1062
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
The pool has seven people in it
In het zwembad zitten zeven mensen.
0
If there are seven people wading in a pool, then the pool has seven people in it.
Als er zeven mensen waden in een zwembad, dan heeft het zwembad zeven mensen in zich.
0.7283
0.1556
0.9138
0.1475
0.2449
0.1288
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
Seven people are sitting in a pool.
Zeven mensen zitten in een zwembad.
2
The pool cannot be natural and regular.
Het zwembad kan niet natuurlijk en regelmatig zijn.
0.7286
0.1555
0.9555
0.1553
0.6389
0.1274
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
There are eight people in the pool
Er zijn acht mensen in het zwembad
2
There are either seven or eight people.
Er zijn ofwel zeven of acht mensen.
0.7286
0.1555
0.8777
0.1633
0.888
0.124
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
people in a pool
mensen in een zwembad
0
Seven people form people
Zeven mensen vormen mensen
0.7281
0.1555
0.4659
0.1167
0.0032
0.1054
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
A group of people are outdoors
Een groep mensen is buiten
0
Natural pools imply not artificial and made by nature hence outdoors.
Natuurlijke zwembaden impliceren niet kunstmatig en gemaakt door de natuur dus buiten.
0.7281
0.1555
0.3236
0.1392
0.0007
0.0843
Seven people are wading in a natural pool.
Zeven mensen waden in een natuurlijk zwembad.
There are people swimming in a normal swimming pool.
Er zwemmen mensen in een normaal zwembad.
2
The people cannot be wading and swimming simultaneously.
De mensen kunnen niet tegelijkertijd waden en zwemmen.
0.7283
0.1555
0.8677
0.1479
0.3602
0.1467