premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A small dog is jumping on the dirt in front of some water
Een kleine hond springt op het vuil voor wat water.
a cat jumping into the water
een kat springt in het water
2
A dog and a cat are different kinds of animals.
Een hond en een kat zijn verschillende soorten dieren.
0.1819
0.107
0.6182
0.1389
0.9908
0.15
A small dog is jumping on the dirt in front of some water
Een kleine hond springt op het vuil voor wat water.
a black lab jumping near some water
een zwart lab springen in de buurt van water
1
A small dog does not infer that it must be a black lab.
Een kleine hond zegt niet dat het een zwart lab moet zijn.
0.1819
0.107
0.0
0.1015
0.4584
0.0953
A small dog is jumping on the dirt in front of some water
Een kleine hond springt op het vuil voor wat water.
a dog jumping near some water
een hond springt in de buurt van wat water
0
A dog jumping near some water is small and is jumping on the dirt.
Een hond die bij wat water springt is klein en springt op het vuil.
0.1819
0.107
0.0458
0.1085
0.0198
0.076
Dog and women with baby strollers crossing a bridge in rural area.
Honden en vrouwen met kinderwagens die een brug oversteken in het landelijke gebied.
A dog and women with baby stroller crossing a bridge.
Een hond en vrouwen met kinderwagen die een brug oversteken.
0
The bridge is in a rural area.
De brug ligt in een landelijke omgeving.
0.298
0.1066
0.2799
0.1088
0.8987
0.1486
Dog and women with baby strollers crossing a bridge in rural area.
Honden en vrouwen met kinderwagens die een brug oversteken in het landelijke gebied.
A dog and cat with a baby play sports.
Een hond en kat met een baby spelen sport.
2
Dog and women are different than a dog and cat.
Honden en vrouwen zijn anders dan honden en katten.
0.298
0.1066
0.483
0.111
0.8774
0.1076
Dog and women with baby strollers crossing a bridge in rural area.
Honden en vrouwen met kinderwagens die een brug oversteken in het landelijke gebied.
A dog and women are on their way home.
Een hond en vrouwen zijn op weg naar huis.
1
Just because the group is crossing a bridge in a rural area does not mean that they are on their way home.
Het feit dat de groep een brug oversteekt in een plattelandsgebied betekent niet dat ze op weg naar huis zijn.
0.298
0.1066
0.4075
0.1054
0.4309
0.1372
The couple pushed the strollers across the wood bridge and the dogs followed.
Het koppel duwde de kinderwagens over de houten brug en de honden volgden.
People and animals cross a bridge.
Mensen en dieren steken een brug over.
0
The people and animals that cross a bridge is a couple and dogs.
De mensen en dieren die een brug oversteken zijn een stel en honden.
0.3497
0.1122
0.3187
0.1302
0.524
0.1111
The couple pushed the strollers across the wood bridge and the dogs followed.
Het koppel duwde de kinderwagens over de houten brug en de honden volgden.
People walk on the beach.
Mensen lopen op het strand.
2
You would not find a wood bridge on the beach.
Je zou geen houten brug vinden op het strand.
0.351
0.1123
0.8714
0.1441
0.8479
0.133
The couple pushed the strollers across the wood bridge and the dogs followed.
Het koppel duwde de kinderwagens over de houten brug en de honden volgden.
People and their pets cross the river on a bridge.
Mensen en hun huisdieren steken de rivier over op een brug.
1
Just because a couple crosses a bridge does not mean that they are going across a river.
Alleen omdat een paar een brug oversteekt betekent niet dat ze over een rivier gaan.
0.3506
0.1122
0.2702
0.1288
0.3179
0.1446
a man inspecting meat in a kitchen
een man die vlees in de keuken inspecteren
A man is watching TV on his couch.
Een man kijkt tv op zijn bank.
2
If a man is inspecting meat in a kitchen, then he is not watching TV on his couch.
Als een man vlees in een keuken aan het inspecteren is, dan kijkt hij geen tv op zijn bank.
0.0
0.0871
0.8646
0.1398
0.2176
0.1207
a man inspecting meat in a kitchen
een man die vlees in de keuken inspecteren
A man is getting ready to cook.
Een man is klaar om te koken.
1
Just because a man inspects meat in the kitchen does not mean that he is getting ready to cook.
Alleen omdat een man vlees in de keuken inspecteert betekent niet dat hij zich klaarmaakt om te koken.
0.0
0.0871
0.7402
0.1212
0.5414
0.1266
a man inspecting meat in a kitchen
een man die vlees in de keuken inspecteren
A man is make sure his meat is perfect.
Een man zorgt ervoor dat zijn vlees perfect is.
0
A man inspecting meat is making sure his meat is perfect.
Een man die vlees inspecteert zorgt ervoor dat zijn vlees perfect is.
0.0
0.0871
0.2638
0.1182
0.3559
0.1223
Two mothers are pushing baby strollers as the dogs run down.
Twee moeders duwen kinderwagens terwijl de honden naar beneden rennen.
Two mothers own a dog
Twee moeders hebben een hond.
1
Just because there are dogs in the scene does not mean that the two women own a dog.
Alleen omdat er honden in de scène zijn betekent niet dat de twee vrouwen een hond bezitten.
0.285
0.0893
0.9805
0.1169
0.7433
0.1304
Two mothers are pushing baby strollers as the dogs run down.
Twee moeders duwen kinderwagens terwijl de honden naar beneden rennen.
Two mothers are on a walk
Twee moeders zijn op een wandeling
0
Two mothers on a walk are pushing baby strollers.
Twee moeders op een wandeling duwen baby wandelaars.
0.285
0.0893
0.1493
0.1343
0.1127
0.0805
Two mothers are pushing baby strollers as the dogs run down.
Twee moeders duwen kinderwagens terwijl de honden naar beneden rennen.
The babies are in a crib sleeping
De baby's slapen in een wieg.
2
The babies are in their strollers and not in a crib.
De baby's zitten in hun kinderwagens en niet in een wieg.
0.285
0.0893
0.3511
0.1431
0.7226
0.1502
The cats are lazily laying in the field of dry grass.
De katten liggen lui op het veld van droog gras.
The cats are chasing dogs off of their property
De katten jagen honden van hun eigendom af
2
If the dogs are lazily laying, then they are not chasing dogs.
Als de honden lui liggen, dan jagen ze niet op honden.
0.6008
0.1235
0.3044
0.1035
0.2629
0.1057
The cats are lazily laying in the field of dry grass.
De katten liggen lui op het veld van droog gras.
The cats lay as they just finished hunting.
De katten lagen terwijl ze net klaar waren met jagen.
1
Just because cats lay outside does not mean that they just finished hunting.
Dat katten buiten liggen betekent niet dat ze net klaar zijn met jagen.
0.6008
0.1235
0.4337
0.0989
0.629
0.126
The cats are lazily laying in the field of dry grass.
De katten liggen lui op het veld van droog gras.
The cats lay in the grass.
De katten lagen in het gras.
0
The cats lay in the grass because they are lazy.
De katten lagen in het gras omdat ze lui zijn.
0.601
0.1235
0.6823
0.1383
0.6492
0.129
a family crossing a bridge
een familie die een brug oversteekt
Parents and their children stop to look down into the raging water.
Ouders en hun kinderen stoppen om in het woeste water te kijken.
1
Families on bridges don't always stop to look down. Water under a bridge is not always raging water.
Gezinnen op bruggen stoppen niet altijd om naar beneden te kijken. Water onder een brug is niet altijd razende water.
0.0003
0.1099
0.4419
0.122
0.2846
0.117
a family crossing a bridge
een familie die een brug oversteekt
Several related people move from one location to another.
Verschillende verwante mensen verplaatsen zich van de ene locatie naar de andere.
0
A family is expected to move from one location to the next together rather than alone.
Van een gezin wordt verwacht dat het van de ene locatie naar de andere verhuist in plaats van alleen.
0.0003
0.11
0.687
0.1277
0.2686
0.1277
a family crossing a bridge
een familie die een brug oversteekt
Several people open presents around a Christmas tree.
Verschillende mensen openen cadeaus rond een kerstboom.
2
One cannot be around a Christmas tree and be crossing a bridge simultaneously.
Men kan niet rond een kerstboom zitten en tegelijkertijd een brug oversteken.
0.0003
0.1099
0.707
0.1338
0.4977
0.1237
A man wearing black shirt with devil looking eyes, holding two big slices of meat.
Een man met een zwart shirt met duivelse ogen, met twee grote stukken vlees.
The man is selling meat.
De man verkoopt vlees.
1
A man holding meat is not always selling it.
Een man met vlees verkoopt het niet altijd.
0.0068
0.0744
0.9509
0.1219
0.0
0.0998
A man wearing black shirt with devil looking eyes, holding two big slices of meat.
Een man met een zwart shirt met duivelse ogen, met twee grote stukken vlees.
The man wears black shirts and has strange eyes.
De man draagt zwarte shirts en heeft vreemde ogen.
0
The man in the black shirt has strange eyes, so an outsider is expected to find a word to describe the man's eyes.
De man in het zwarte shirt heeft vreemde ogen, dus een buitenstaander moet een woord vinden om de ogen van de man te beschrijven.
0.007
0.0744
0.5287
0.109
0.4979
0.1134
A man wearing black shirt with devil looking eyes, holding two big slices of meat.
Een man met een zwart shirt met duivelse ogen, met twee grote stukken vlees.
The woman runs to work.
De vrouw loopt naar haar werk.
2
There can be either a man or a woman.
Er kan een man of een vrouw zijn.
0.007
0.0744
0.6214
0.1337
0.9815
0.1264
The man wearing a red shirt is mowing grass using a riding lawn mower.
De man met een rood shirt maait gras met een gazonmaaier.
A man cutting down tall grass on his riding mower on a sunny day.
Een man die lang gras afhakt op een zonnige dag.
1
Just because a man mows grass does not mean that it is a sunny day.
Gewoon omdat een man gras maait betekent niet dat het een zonnige dag.
0.5636
0.1274
0.045
0.099
0.6081
0.1446
The man wearing a red shirt is mowing grass using a riding lawn mower.
De man met een rood shirt maait gras met een gazonmaaier.
A man cutting down a tree next to his home.
Een man die naast zijn huis een boom omhakte.
2
A man can not be cutting down a tree while mowing grass using a riding lawn mower.
Een man kan geen boom omhakken terwijl hij gras maait met behulp van een gazonmaaier.
0.5642
0.1274
0.2075
0.1026
0.4852
0.1212
The man wearing a red shirt is mowing grass using a riding lawn mower.
De man met een rood shirt maait gras met een gazonmaaier.
A man cutting tall grass with a riding mower outside his home.
Een man die lang gras maait met een rijmmaaier buiten zijn huis
0
A man riding a mower is wearing a red shirt.
Een man met een maaier draagt een rood shirt.
0.5642
0.1274
0.2034
0.0909
0.0608
0.0998
Guy in an orange vest on a lawn tractor mowing his lawn on a sunny day
Guy in een oranje vest op een grastractor maaien zijn gazon op een zonnige dag
Guy mows his lawn in summer.
Hij maait z'n gras in de zomer.
1
Not all sunny days are in summer.
Niet alle zondagen zijn in de zomer.
0.2478
0.1133
0.444
0.1304
0.2557
0.1181
Guy in an orange vest on a lawn tractor mowing his lawn on a sunny day
Guy in een oranje vest op een grastractor maaien zijn gazon op een zonnige dag
Guy runs from police on lawn tractor.
Hij rent van de politie op de grastractor.
2
A guy can not be mowing his lawn while he runs from police.
Een man kan zijn gazon niet maaien terwijl hij wegloopt van de politie.
0.2478
0.1133
0.0
0.0781
0.4622
0.1239
Guy in an orange vest on a lawn tractor mowing his lawn on a sunny day
Guy in een oranje vest op een grastractor maaien zijn gazon op een zonnige dag
Guy mows his lawn.
Hij maait zijn gazon.
0
Being on a lawn tractor implies mowing the lawn
Op een grastractor staan betekent het gras maaien.
0.248
0.1133
0.5662
0.1229
0.4496
0.1192
A man is cutting grass on a large field on a green rising mower.
Een man snijdt gras op een groot veld op een groene maaier.
A man rides a lawn mower early in the morning.
Een man rijdt vroeg in de ochtend op een grasmaaier.
1
He could be mowing any time of day, not necessarily in the morning.
Hij kan elk moment van de dag maaien, niet noodzakelijk in de ochtend.
0.5228
0.1182
0.7693
0.1155
0.5663
0.1311
A man is cutting grass on a large field on a green rising mower.
Een man snijdt gras op een groot veld op een groene maaier.
A girl is pushing a stroller across a barren field.
Een meisje duwt een kinderwagen over een onvruchtbaar veld.
2
A person is a man or a girl while a barren field has no need of cutting grass on a large field on a mower and pushing a stroller can not occur while on a mower.
Een persoon is een man of een meisje terwijl een onvruchtbaar veld heeft geen behoefte om gras te snijden op een groot veld op een grasmaaier en duwen van een kinderwagen kan niet optreden terwijl op een maaier.
0.5222
0.1182
0.7393
0.1274
0.0
0.0494
A man is cutting grass on a large field on a green rising mower.
Een man snijdt gras op een groot veld op een groene maaier.
A man rides a lawn mower.
Een man rijdt in een grasmaaier.
0
Cutting grass on a mower implies riding the mower.
Het maaien van gras op een maaier impliceert het berijden van de maaier.
0.5228
0.1182
0.693
0.1149
0.2898
0.1086
A guy mowing a lawn on his tractor
Een man die een gazon maait op zijn tractor
A guy is surrounded by green grass.
Een man is omringd door groen gras.
0
Mowing a lawn implies being surrounded by grass.
Een gazon maaien betekent omgeven worden door gras.
0.5594
0.1246
0.8317
0.1356
0.3645
0.135
A guy mowing a lawn on his tractor
Een man die een gazon maait op zijn tractor
A guy mowing a lawn on his tractor will get paid when he is done.
Een man die een grasmaaier op zijn tractor maait, krijgt betaald als hij klaar is.
1
Just because he is mowing a lawn does not mean he will get paid.
Omdat hij een gazon maait, betekent niet dat hij betaald zal worden.
0.5594
0.1246
0.4842
0.1088
0.3764
0.1322
A guy mowing a lawn on his tractor
Een man die een gazon maait op zijn tractor
A guy riding on a snowmobile.
Een man die op een sneeuwscooter rijdt.
2
A guy can not be mowing a lawn on his tractor while riding on a snowmobile.
Een man kan geen gras maaien op zijn tractor terwijl hij op een sneeuwmobiel rijdt.
0.5596
0.1247
0.7424
0.1211
0.3004
0.1101
A man with a blue shirt, SpongeBob shirts, clogs, and white tights stands on the street.
Een man met een blauw shirt, SpongeBob shirts, klompen, en witte panty staat op straat.
A man stands by the road.
Een man staat bij de weg.
0
Standing on the street means he is by a road.
Op straat staan betekent dat hij bij een weg is.
0.3043
0.1114
0.0949
0.118
0.0
0.1074
A man with a blue shirt, SpongeBob shirts, clogs, and white tights stands on the street.
Een man met een blauw shirt, SpongeBob shirts, klompen, en witte panty staat op straat.
the man is watching tv
de man kijkt tv
2
A man stands on the street can not be watching tv.
Een man staat op straat kan geen tv kijken.
0.3043
0.1114
0.8611
0.1422
0.29
0.128
A man with a blue shirt, SpongeBob shirts, clogs, and white tights stands on the street.
Een man met een blauw shirt, SpongeBob shirts, klompen, en witte panty staat op straat.
The man is waiting for the mail.
De man wacht op de post.
1
Not all men standing on the street are waiting for the mail.
Niet alle mannen op straat wachten op de post.
0.3043
0.1114
0.1354
0.1219
0.3364
0.137
A small group of people are looking over vegetables at a farmer's market.
Een kleine groep mensen kijkt naar groenten op een boerenmarkt.
There are people at a farmer's market.
Er zijn mensen op een boerenmarkt.
0
people are looking over vegetables at a farmer's market.so there should be people at the farmers market.
Men kijkt naar groenten op een boerenmarkt, dus er zouden mensen op de boerenmarkt moeten zijn.
0.2457
0.1393
0.5031
0.1222
0.2968
0.1208
A small group of people are looking over vegetables at a farmer's market.
Een kleine groep mensen kijkt naar groenten op een boerenmarkt.
There is a group of people at a grocery store.
Er is een groep mensen in een supermarkt.
2
A grocery store is a big corporate place with packaged and processed foods, but a farmer's market is a smaller place natural foods harvested from nearby farms.
Een supermarkt is een groot bedrijf met verpakte en verwerkte voedingsmiddelen, maar een boerenmarkt is een kleinere plaats natuurlijke voedingsmiddelen geoogst van nabijgelegen boerderijen.
0.2464
0.1393
0.5707
0.1369
0.6838
0.1044
A small group of people are looking over vegetables at a farmer's market.
Een kleine groep mensen kijkt naar groenten op een boerenmarkt.
The market is outdoors.
De markt is buiten.
1
You can not infer it's outdoors.
Je kunt niet afleiden dat het buiten is.
0.2464
0.1393
0.2193
0.1278
0.0004
0.1001
A shirtless man in blue holding up a large blue rod and looking at the camera.
Een man zonder shirt in het blauw houdt een grote blauwe staaf omhoog en kijkt naar de camera.
the man has a camera
de man heeft een camera
0
The man is a actor that he is giving pose to the camera to advertise the large blue rod.
De man is een acteur die hij poseert aan de camera om de grote blauwe staaf te adverteren.
0.5188
0.1095
0.9748
0.1261
0.1862
0.0865
A shirtless man in blue holding up a large blue rod and looking at the camera.
Een man zonder shirt in het blauw houdt een grote blauwe staaf omhoog en kijkt naar de camera.
the man is fishing
de man vist
1
A shirtless man doesn't always mean is fishing
Een man zonder shirt betekent niet altijd vissen.
0.5188
0.1095
0.0
0.0711
0.0033
0.0991
A shirtless man in blue holding up a large blue rod and looking at the camera.
Een man zonder shirt in het blauw houdt een grote blauwe staaf omhoog en kijkt naar de camera.
the man wore a three piece suit
de man droeg een driedelig pak
2
A three piece suit contains a shirt.
Een driedelig pak bevat een shirt.
0.5188
0.1095
0.4876
0.1231
0.2969
0.1064
A young man diving into the water.
Een jongeman die in het water dook.
Someone is diving.
Iemand is aan het duiken.
0
A young man is someone and diving takes place in the water.
Een jongeman is iemand en duiken vindt plaats in het water.
0.6131
0.1207
0.0003
0.1153
0.2472
0.0934
A young man diving into the water.
Een jongeman die in het water dook.
There is a diving competition.
Er is een duikwedstrijd.
1
Just because he is diving does not mean it is a competition.
Dat hij aan het duiken is betekent niet dat het een wedstrijd is.
0.6131
0.1207
0.6891
0.1262
0.2282
0.1097
A young man diving into the water.
Een jongeman die in het water dook.
The man is jumping into a pit of marshmallows.
De man springt in een put van marshmallows.
2
A man can not be diving into water while simultaneously jumping into a pit of marshmallows.
Een man kan niet in water duiken terwijl hij tegelijkertijd in een put van marshmallows springt.
0.6133
0.1207
0.0
0.1135
0.1578
0.115
A young guy jumping into the water.
Een jonge vent die in het water sprong.
An young man gets out of his car.
Een jongeman stapt uit zijn auto.
2
A man can not be jumping into the water while he gets out of his car.
Een man kan niet in het water springen terwijl hij uitstapt.
0.5574
0.118
0.6746
0.1361
0.3211
0.1134
A young guy jumping into the water.
Een jonge vent die in het water sprong.
A young man dives into the cold lake.
Een jongeman duikt in het koude meer.
1
Not all jumps are dives. Not all bodies of water are a cold lake.
Niet alle sprongen zijn duiken, niet alle waterlichamen zijn een koud meer.
0.5574
0.118
0.9498
0.1425
0.0997
0.0941
A young guy jumping into the water.
Een jonge vent die in het water sprong.
A young man jumped into the water.
Een jongeman sprong in het water.
0
A guy is a man.
Een man is een man.
0.5574
0.118
0.8946
0.1409
0.7221
0.1303
A man jumping and flipping into water.
Een man die springt en in het water flipt.
A man is completing a a trick into the water for the olympics
Een man maakt een trucje in het water voor de Olympische Spelen.
1
There are many other reasons to jump into water than for the olympics.
Er zijn vele andere redenen om in water te springen dan voor de Olympische Spelen.
0.0001
0.0788
0.2971
0.1074
0.7337
0.145
A man jumping and flipping into water.
Een man die springt en in het water flipt.
A boy does the doggy paddle
Een jongen doet de hondjes peddel
2
A boy can not be a man while a person jumping and flipping into water can not do so while he does the doggy paddle.
Een jongen kan niet een man zijn terwijl een persoon springen en flippen in het water kan dat niet doen terwijl hij doet de hondje peddel.
0.0001
0.0788
0.0
0.0894
0.0
0.0396
A man jumping and flipping into water.
Een man die springt en in het water flipt.
A man is jumping into the water
Een man springt in het water
0
Jumping into water implies flipping.
In het water springen betekent flippen.
0.0001
0.0788
0.7933
0.1566
0.2534
0.0968
A man in blue shorts diving into water.
Een man in een blauwe broek die in water dook.
A man in blue dress
Een man in een blauwe jurk
2
A man in shorts can not be wearing a dress.
Een man in korte broek kan geen jurk dragen.
0.5217
0.0954
0.8488
0.1384
0.7748
0.1235
A man in blue shorts diving into water.
Een man in een blauwe broek die in water dook.
A man in blue shorts
Een man in een blauwe broek
0
If he is in public, he must be wearing shorts.
Als hij in het openbaar is, moet hij een korte broek dragen.
0.5217
0.0954
0.6143
0.1163
0.5946
0.1356
A man in blue shorts diving into water.
Een man in een blauwe broek die in water dook.
A man in tight blue shorts
Een man in strakke blauwe broek
1
The blue shorts could have been either tight or loose.
De blauwe broek kon strak of los zitten.
0.5199
0.0954
0.6159
0.1086
0.3223
0.1
A boy in a blue bathing suit is diving into the water.
Een jongen in een blauw badpak duikt in het water.
The boy is an intergalactic criminal.
Hij is een intergalactische crimineel.
2
One cannot be diving into the water and be an intergalactic criminal.
Men kan niet in het water duiken en een intergalactische misdadiger zijn.
0.9068
0.1484
0.9815
0.1378
0.3652
0.1226
A boy in a blue bathing suit is diving into the water.
Een jongen in een blauw badpak duikt in het water.
There is a boy in water.
Er is een jongen in het water.
0
The boy in blue wanted to have some fun so he decided to dive into the water.
De jongen in het blauw wilde wat plezier hebben dus besloot hij in het water te duiken.
0.9068
0.1484
0.9505
0.138
0.5953
0.1255
A boy in a blue bathing suit is diving into the water.
Een jongen in een blauw badpak duikt in het water.
The boy is at the beach.
De jongen is op het strand.
1
A boy could be diving into water at places other than the beach.
Een jongen kan in water duiken op andere plekken dan het strand.
0.9068
0.1484
0.9564
0.1343
0.6727
0.134
These two women are busy with writing and computer use.
Deze twee vrouwen zijn bezig met schrijven en computergebruik.
The women are throwing out the garbage.
De vrouwen gooien het vuilnis weg.
2
People cannot writing and throwing out the garbage at the same time.
Mensen kunnen niet tegelijk schrijven en het afval weggooien.
0.9147
0.1324
0.2982
0.1407
0.2963
0.115
These two women are busy with writing and computer use.
Deze twee vrouwen zijn bezig met schrijven en computergebruik.
The women are both writers.
De vrouwen zijn beiden schrijvers.
1
Two women writing on a computer aren't always writers.
Twee vrouwen die op een computer schrijven zijn niet altijd schrijvers.
0.9142
0.1324
0.9158
0.1301
0.687
0.1193
These two women are busy with writing and computer use.
Deze twee vrouwen zijn bezig met schrijven en computergebruik.
The women are active.
De vrouwen zijn actief.
0
If a woman is active she is more than likely busy.
Als een vrouw actief is heeft ze het meer dan waarschijnlijk druk.
0.9142
0.1324
0.888
0.1291
0.2366
0.1292
A girl with a knit dress and leg warmers using a computer.
Een meisje met een gebreide jurk en beenwarmers met een computer.
Her dress is red.
Haar jurk is rood.
1
The dress could be any color, not necessarily red.
De jurk kan elke kleur zijn, niet noodzakelijk rood.
0.0003
0.0938
0.9781
0.1295
0.7772
0.1261
A girl with a knit dress and leg warmers using a computer.
Een meisje met een gebreide jurk en beenwarmers met een computer.
The electricity is out.
De elektriciteit is uit.
2
Using a computer is impossible while the electricity is out.
Het gebruik van een computer is onmogelijk zolang de elektriciteit uit is.
0.0003
0.0938
0.9822
0.1574
0.9603
0.1583
A girl with a knit dress and leg warmers using a computer.
Een meisje met een gebreide jurk en beenwarmers met een computer.
The computer is on.
De computer staat aan.
0
Using a computer implies that it is on.
Het gebruik van een computer impliceert dat het aan staat
0.0003
0.0938
0.837
0.1411
0.1609
0.1213
A woman in a pattern dress leans over a desk and uses a computer.
Een vrouw in een patroonjurk leunt over een bureau en gebruikt een computer.
A woman is scrapbooking with her girlfriends.
Een vrouw scrapbookt met haar vriendinnen.
2
Scrapbooking can't be done while using a computer.
Scrapbooking kan niet gedaan worden als je een computer gebruikt.
0.4086
0.1211
0.5411
0.1085
0.4278
0.1219
A woman in a pattern dress leans over a desk and uses a computer.
Een vrouw in een patroonjurk leunt over een bureau en gebruikt een computer.
A woman shows off technical skills while looking feminine.
Een vrouw toont technische vaardigheden terwijl ze er vrouwelijk uitziet.
0
A woman shows off technical skills while looking feminine is a rephrasing of using a computer while wearing a dress.
Een vrouw toont technische vaardigheden terwijl ze er vrouwelijk uitziet is een herhaling van het gebruik van een computer terwijl ze een jurk draagt.
0.4086
0.1211
0.4499
0.1115
0.316
0.1026
A woman in a pattern dress leans over a desk and uses a computer.
Een vrouw in een patroonjurk leunt over een bureau en gebruikt een computer.
The dressy woman is playing The Oregon Trail.
De gekleed vrouw speelt The Oregon Trail.
1
There are more uses for a computer than playing The Oregon Trail.
Er zijn meer toepassingen voor een computer dan het spelen van The Oregon Trail.
0.4086
0.1211
0.5383
0.0861
0.7351
0.1171
A woman, with a tattoo on her arm, is standing at a desk using a computer mouse.
Een vrouw, met een tatoeage op haar arm, staat aan een bureau met behulp van een computer muis.
A tattooed person is standing office furniture using a mouse.
Een getatoeëerde persoon staat kantoormeubilair met behulp van een muis.
0
A tattooed person is another way to say a person with a tattoo. A desk is a type of office furniture.
Een getatoeëerde persoon is een andere manier om te zeggen een persoon met een tatoeage. Een bureau is een soort kantoormeubilair.
0.5093
0.123
0.0
0.0856
0.0001
0.087
A woman, with a tattoo on her arm, is standing at a desk using a computer mouse.
Een vrouw, met een tatoeage op haar arm, staat aan een bureau met behulp van een computer muis.
A woman, with a tattoo on her arm, is sitting on a couch using a computer mouse.
Een vrouw, met een tatoeage op haar arm, zit op een bank met een computermuis.
2
Standing at a desk can't be done while sitting on a couch.
Aan een bureau staan kan niet terwijl je op een bank zit.
0.5105
0.1229
0.682
0.1298
0.0
0.1184
A woman, with a tattoo on her arm, is standing at a desk using a computer mouse.
Een vrouw, met een tatoeage op haar arm, staat aan een bureau met behulp van een computer muis.
A woman, with a tattoo on her arm, is standing at a brown desk using a black computer mouse.
Een vrouw, met een tatoeage op haar arm, staat aan een bruin bureau met een zwarte computermuis.
1
The computer mouse is not necessarily black and the desk is not necessarily brown.
De computermuis is niet noodzakelijk zwart en het bureau is niet noodzakelijk bruin.
0.5105
0.1229
0.5092
0.1225
0.7523
0.1291
A group of people are sitting and looking at the scenery.
Een groep mensen zit en kijkt naar het landschap.
A man jumps into the air.
Een man springt in de lucht.
2
Sitting can't happen while jumping. A man can't be called people.
Zitten kan niet gebeuren tijdens het springen.
0.5904
0.1386
0.7277
0.1208
0.1588
0.0951
A group of people are sitting and looking at the scenery.
Een groep mensen zit en kijkt naar het landschap.
A group of people observing the scenery.
Een groep mensen die het landschap observeren.
0
Looking and observing are synonyms.
Kijken en waarnemen zijn synoniemen.
0.5904
0.1386
0.6037
0.1315
0.7535
0.1402
A group of people are sitting and looking at the scenery.
Een groep mensen zit en kijkt naar het landschap.
A group of people watching a waterfall.
Een groep mensen kijkt naar een waterval.
1
The scenery is not necessarily a waterfall.
Het landschap is niet noodzakelijk een waterval.
0.591
0.1386
0.5931
0.1526
0.5183
0.1204
A jean baseball cap with the Tommy Hilfiger logo.
Een jean baseball pet met het Tommy Hilfiger logo.
A baseball cap with a red, white and blue logo.
Een baseball pet met een rood, wit en blauw logo.
1
A logo is not always red, white, and blue.
Een logo is niet altijd rood, wit en blauw.
0.6879
0.1059
0.8046
0.1177
0.9479
0.1394
A jean baseball cap with the Tommy Hilfiger logo.
Een jean baseball pet met het Tommy Hilfiger logo.
A black fedora with no logo.
Een zwarte fedora zonder logo.
2
There can be either a Tommy Hilfiger logo or no logo
Er kan ofwel een Tommy Hilfiger logo of geen logo
0.6875
0.1059
0.891
0.1152
0.5775
0.1184
A jean baseball cap with the Tommy Hilfiger logo.
Een jean baseball pet met het Tommy Hilfiger logo.
A baseball cap with a brand name logo.
Een baseball pet met een merknaam logo.
0
A cap sometimes has a name and tommy hilfiger just happens to be a brand.
Een pet heeft soms een naam en Tommy Hilfiger is toevallig een merk.
0.6875
0.1059
0.5082
0.1052
0.2606
0.1202
A man wearing a tommy hilfiger cap viewing the sites.
Een man met een Tommy Hilfiger kap die de sites bekijkt.
The man works for Tommy Hilfiger.
De man werkt voor Tommy Hilfiger.
1
Wearing a tommy hilfiger cap does not mean he works for Tommy Hilfiger.
Een Tommy Hilfiger cap dragen betekent niet dat hij voor Tommy Hilfiger werkt.
0.0027
0.0947
0.8889
0.1284
0.4853
0.1207
A man wearing a tommy hilfiger cap viewing the sites.
Een man met een Tommy Hilfiger kap die de sites bekijkt.
The man is site seeing.
De man is site zien.
0
Viewing the site is another way to say site seeing.
Het bekijken van de site is een andere manier om te zeggen site zien.
0.0027
0.0947
0.0
0.0638
0.0
0.09
A man wearing a tommy hilfiger cap viewing the sites.
Een man met een Tommy Hilfiger kap die de sites bekijkt.
The man is wearing a Ralph Lauren hat.
De man draagt een Ralph Lauren hoed.
2
Tommy hilfiger hats aren't Ralph Lauren hats.
Tommy Hilfiger hoeden zijn geen Ralph Lauren hoeden.
0.0027
0.0947
0.6925
0.1322
0.0018
0.1155
Two women wearing sunglasses are walking next to each other and talking.
Twee vrouwen die een zonnebril dragen lopen naast elkaar en praten.
The women are having a conversation.
De vrouwen hebben een gesprek.
0
One has a conversation when one is talking with another.
Men heeft een gesprek als men met een ander praat.
0.5725
0.1383
0.6465
0.1396
0.5836
0.1331
Two women wearing sunglasses are walking next to each other and talking.
Twee vrouwen die een zonnebril dragen lopen naast elkaar en praten.
The women are ignoring each other.
De vrouwen negeren elkaar.
2
Talking to each other can't happen while ignoring each other.
Met elkaar praten kan niet gebeuren als je elkaar negeert.
0.5725
0.1383
0.7262
0.1409
0.3303
0.1263
Two women wearing sunglasses are walking next to each other and talking.
Twee vrouwen die een zonnebril dragen lopen naast elkaar en praten.
The women are talking about the weather.
De vrouwen hebben het over het weer.
1
The women are not necessarily talking about the weather.
De vrouwen praten niet per se over het weer.
0.5738
0.1383
0.0062
0.1329
0.7178
0.1445
Two women, dressed in light clothing and both wearing sunglasses, walk in a partially shaded area.
Twee vrouwen, gekleed in lichte kleding en beide dragen een zonnebril, lopen in een gedeeltelijk schaduwrijke omgeving.
The women are dressed in all black.
De vrouwen zijn in het zwart gekleed.
2
Light clothing can't be black.
Lichte kleding kan niet zwart zijn.
0.6364
0.1407
0.933
0.1455
0.4848
0.123
Two women, dressed in light clothing and both wearing sunglasses, walk in a partially shaded area.
Twee vrouwen, gekleed in lichte kleding en beide dragen een zonnebril, lopen in een gedeeltelijk schaduwrijke omgeving.
The women have something on their face.
De vrouwen hebben iets op hun gezicht.
0
Something on their face is referring to the women wearing sunglasses.
Iets op hun gezicht verwijst naar vrouwen die een zonnebril dragen.
0.6365
0.1407
0.6888
0.1332
0.5939
0.1241
Two women, dressed in light clothing and both wearing sunglasses, walk in a partially shaded area.
Twee vrouwen, gekleed in lichte kleding en beide dragen een zonnebril, lopen in een gedeeltelijk schaduwrijke omgeving.
The women have on pastel blue clothing.
De vrouwen hebben pastelblauwe kleding aan.
1
Light clothing does not necessarily mean it is pastel blue.
Lichte kleding betekent niet noodzakelijkerwijs dat het pastelblauw is.
0.6365
0.1407
0.8263
0.1278
0.662
0.1283
Two young women are holding a conversation while walking through a grass covered area.
Twee jonge vrouwen voeren een gesprek terwijl ze door een grasbegroeid gebied lopen.
The women are outside.
De vrouwen staan buiten.
0
In order to walk in a grass covered area one must be outside.
Om te lopen in een gras bedekt gebied moet men buiten.
0.7328
0.1439
0.6608
0.1328
0.1197
0.136
Two young women are holding a conversation while walking through a grass covered area.
Twee jonge vrouwen voeren een gesprek terwijl ze door een grasbegroeid gebied lopen.
The women are asleep.
De vrouwen slapen.
2
Holding a conversation and walking can't be done while asleep.
Een gesprek voeren en lopen kan niet gedaan worden terwijl je slaapt.
0.7335
0.144
0.3505
0.1239
0.45
0.1252
Two young women are holding a conversation while walking through a grass covered area.
Twee jonge vrouwen voeren een gesprek terwijl ze door een grasbegroeid gebied lopen.
The women are dating.
De vrouwen daten.
1
Holding a conversation does not mean they are dating.
Een gesprek voeren betekent niet dat ze daten.
0.7334
0.1439
0.3673
0.126
0.2769
0.1343
Two women wearing white are walking.
Twee blanke vrouwen lopen.
A women are eating in Restaurant.
Vrouwen eten in Restaurant.
2
Walking can't be done while eating in a restaurant.
Wandelen kan niet gedaan worden tijdens het eten in een restaurant.
0.0667
0.1166
0.8836
0.1215
0.4733
0.1195
Two women wearing white are walking.
Twee blanke vrouwen lopen.
some women are walking in a ground
sommige vrouwen lopen in een grond
1
Walking does not necessarily mean walking in a ground.
Wandelen betekent niet noodzakelijkerwijs wandelen in een grond.
0.0667
0.1166
0.0
0.1033
0.1884
0.1226
Two women wearing white are walking.
Twee blanke vrouwen lopen.
two women wearing white colour dress and walk together
twee vrouwen dragen witte kleur jurk en lopen samen
0
Walk together is another way to say two people are walking.
Samen lopen is een andere manier om te zeggen dat er twee mensen lopen.
0.0667
0.1166
0.7245
0.1092
0.2844
0.1182
A man is climbing up a large rocky mountain.
Een man klimt op een grote rotsberg.
A man is climbing.
Een man klimt.
0
When one is climbing one is moving up.
Als men klimt, gaat men omhoog.
0.709
0.1218
0.5468
0.1086
0.1845
0.1021
A man is climbing up a large rocky mountain.
Een man klimt op een grote rotsberg.
A man is biking up a mountain.
Een man fietst een berg op.
2
Climbing can't be done while biking.
Klimmen kan niet gedaan worden tijdens het fietsen.
0.7093
0.1218
0.5145
0.1251
0.4927
0.1192
A man is climbing up a large rocky mountain.
Een man klimt op een grote rotsberg.
A man is trying to break his climbing record.
Een man probeert zijn klimrecord te breken.
1
Climbing up a large rocky mountain does not necessarily mean he is trying to break his climbing record.
Het beklimmen van een grote rotsachtige berg betekent niet noodzakelijk dat hij probeert zijn klimrecord te breken.
0.7093
0.1218
0.7553
0.1017
0.542
0.1135
a young man climbing on a rock with no shirt on
een jonge man klimmen op een rots zonder shirt op
A baseball player jumps over a wall to catch a ball.
Een honkballer springt over een muur om een bal te vangen.
2
One cannot be climbing on a rock and jumping over a wall at the same time.
Men kan niet tegelijkertijd op een rots klimmen en over een muur springen.
0.0039
0.0895
0.4529
0.1239
0.5348
0.1236
a young man climbing on a rock with no shirt on
een jonge man klimmen op een rots zonder shirt op
A daredevil attempts to scale a large boulder.
Een waaghals probeert een grote rots te beklimmen.
1
A young man is not always a daredevil. A rock is not always a large boulder.
Een jongeman is niet altijd een waaghals. Een rots is niet altijd een grote rots.
0.004
0.0895
0.5544
0.1121
0.4321
0.1013
a young man climbing on a rock with no shirt on
een jonge man klimmen op een rots zonder shirt op
A man is shirtless.
Een man is zonder shirt.
0
A man with no shirt is more than likely exercising.
Een man zonder shirt is meer dan waarschijnlijk sporten.
0.0043
0.0895
0.288
0.1229
0.0
0.0863
There is an oriental man climbing up a mountain.
Er klimt een oosterse man op een berg.
There is a person going upwards on a mountain.
Er gaat een persoon omhoog op een berg.
0
Going upwards means the same thing as climbing up.
Naar boven gaan betekent hetzelfde als omhoog klimmen.
0.4113
0.1136
0.455
0.123
0.6815
0.1195