premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A football player trying to rush the opponents quarterback.
Een voetballer probeert de tegenstanders quarterback te haasten.
A running back catching a pass and scoring.
Een renner die een pasje pakt en scoren.
2
The person can't be rushing the QB while trying to catch a pass.
De persoon kan de QB niet haasten terwijl hij een pas probeert te vangen.
0.1228
0.0978
0.0
0.0562
0.0
0.0878
A person wearing a gray jacket and sunglasses poses for the camera.
Een persoon met een grijze jas en een zonnebril poseert voor de camera.
A person poses for a picture.
Een persoon poseert voor een foto.
0
Posing for the camera implies posing for a picture
Poseren voor de camera impliceert poseren voor een foto
0.7973
0.1347
0.8798
0.1313
0.6627
0.1363
A person wearing a gray jacket and sunglasses poses for the camera.
Een persoon met een grijze jas en een zonnebril poseert voor de camera.
A dolphin jumps through a hoop and people take pictures.
Een dolfijn springt door een hoepel en mensen maken foto's.
2
The person can't be dolphin.
De persoon kan geen dolfijn zijn.
0.797
0.1347
0.2697
0.1122
0.5386
0.1199
A person wearing a gray jacket and sunglasses poses for the camera.
Een persoon met een grijze jas en een zonnebril poseert voor de camera.
A celebrity poses for the fan to take a photo.
Een beroemdheid poseert voor de ventilator om een foto te maken.
1
A person posing for a photo doesn't have to be a celebrity in front of a fan.
Een persoon die poseert voor een foto hoeft geen beroemdheid te zijn voor een fan.
0.7974
0.1348
0.008
0.1145
0.0848
0.1131
The woman in the purple with a pin and clipboard is waiting for the young lady answer.
De vrouw in het paars met een speld en klembord wacht op de jongedame antwoord.
The woman is hitting the young lady.
De vrouw slaat de jongedame.
2
People who are waiting for someone to answer them usually are not also hitting that person. Waiting and hitting suggest two very different actions - waiting is passive while hitting is active.
Mensen die wachten op iemand om ze te beantwoorden meestal niet ook slaan die persoon. Wachten en slaan suggereren twee zeer verschillende acties - wachten is passief terwijl slaan is actief.
0.2595
0.0932
0.2136
0.1037
0.0
0.0736
The woman in the purple with a pin and clipboard is waiting for the young lady answer.
De vrouw in het paars met een speld en klembord wacht op de jongedame antwoord.
Two women are communicating with eachother.
Twee vrouwen communiceren met elkaar.
0
waiting for an answer indicates communcating
wachten op een antwoord geeft communicatie aan
0.2589
0.0932
0.9038
0.1409
0.0
0.103
The woman in the purple with a pin and clipboard is waiting for the young lady answer.
De vrouw in het paars met een speld en klembord wacht op de jongedame antwoord.
A survey taker is waiting for the answer to her question.
Een onderzoeker wacht op het antwoord op haar vraag.
1
The assumption is that the woman in purple is a survey taker.
De veronderstelling is dat de vrouw in het paars een onderzoeker is.
0.2589
0.0932
0.6833
0.1308
0.3804
0.1283
A young woman wearing tan pants is touching her shoe.
Een jonge vrouw met een bruine broek raakt haar schoen aan.
Woman wearing shorts
Vrouw met korte broek
2
The woman can't be wearing pants while wearing shorts.
De vrouw kan geen broek dragen terwijl ze een korte broek draagt.
0.0178
0.084
0.7563
0.1037
0.2243
0.105
A young woman wearing tan pants is touching her shoe.
Een jonge vrouw met een bruine broek raakt haar schoen aan.
Woman wearing pants
Vrouw in een broek
0
Woman touching her shoe is wearing pants
De vrouw die haar schoen aanraakt draagt een broek.
0.0194
0.084
0.4596
0.1
0.0001
0.0841
A young woman wearing tan pants is touching her shoe.
Een jonge vrouw met een bruine broek raakt haar schoen aan.
Woman getting dressed for a date
Vrouw zich aankleden voor een date
1
A woman getting dressed doesn't have to be for a date.
Een vrouw die zich aankleedt hoeft geen afspraakje te zijn.
0.0194
0.084
0.4987
0.102
0.0
0.1
A woman in a purple sweatshirt is writing something down while another woman looks along.
Een vrouw in een paarse sweater schrijft iets op terwijl een andere vrouw meekijkt.
A woman is writing down directions for a lost tourist
Een vrouw schrijft aanwijzingen op voor een verloren toerist.
1
The woman not writing down information is a lost tourist and is likely getting directions.
De vrouw die geen informatie opschrijft is een verloren toerist en krijgt waarschijnlijk aanwijzingen.
0.519
0.125
0.1839
0.1056
0.0509
0.09
A woman in a purple sweatshirt is writing something down while another woman looks along.
Een vrouw in een paarse sweater schrijft iets op terwijl een andere vrouw meekijkt.
A woman is using a pen to write on paper
Een vrouw gebruikt een pen om op papier te schrijven
0
writing something down implies it is on paper
iets opschrijven betekent dat het op papier is
0.5183
0.1251
0.7404
0.1623
0.3773
0.1192
A woman in a purple sweatshirt is writing something down while another woman looks along.
Een vrouw in een paarse sweater schrijft iets op terwijl een andere vrouw meekijkt.
A woman is reading a book to another woman
Een vrouw leest een boek voor aan een andere vrouw
2
A woman who is reading a book to another woman is probably not writing something down at the same time.
Een vrouw die een boek aan een andere vrouw voorleest, schrijft waarschijnlijk niet tegelijkertijd iets op.
0.5183
0.1251
0.6253
0.1355
0.3293
0.1198
The crowd is watching a soccer game.
Het publiek kijkt naar een voetbalwedstrijd.
The crowd is picking blueberries
De menigte plukt bosbessen
2
Watching a soccer game is different than picking blueberries.
Een voetbalwedstrijd kijken is anders dan bosbessen plukken
0.7924
0.1527
0.0
0.0862
0.8647
0.1405
The crowd is watching a soccer game.
Het publiek kijkt naar een voetbalwedstrijd.
The crowd is cheering on their home Soccer team
De menigte juicht in hun thuis voetbalteam
1
The crowd that is watching the soccer game is cheering for the home team.
De menigte die naar de voetbalwedstrijd kijkt juicht voor het thuisteam.
0.7924
0.1526
0.5529
0.1185
0.6682
0.1408
The crowd is watching a soccer game.
Het publiek kijkt naar een voetbalwedstrijd.
There is a game going on in this picture
Er is een spel gaande op deze foto
0
the soccer game is in a picture
het voetbalspel staat in een foto
0.7933
0.1525
0.564
0.1354
0.7627
0.1213
A punk band is playing on stage.
Een punkband speelt op het podium.
A woman performs on stage.
Een vrouw treedt op het podium.
2
Punk band is different than woman.
Punk band is anders dan vrouw.
0.9423
0.1319
0.8266
0.1343
0.1217
0.0739
A punk band is playing on stage.
Een punkband speelt op het podium.
A group of humans plays music.
Een groep mensen speelt muziek.
0
punk band players are humans
punk band spelers zijn mensen
0.9423
0.1319
0.8519
0.138
0.5708
0.113
A punk band is playing on stage.
Een punkband speelt op het podium.
The band Rolling Stones makes their last performance.
De band Rolling Stones maakt hun laatste optreden.
1
The band playing on stage is the rolling stones performing their last performance.
De band die op het podium speelt is de rollende stenen die hun laatste optreden uitvoeren.
0.9422
0.132
0.6564
0.129
0.1051
0.0785
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
A man and a woman stand in front of a water Lilly.
Een man en een vrouw staan voor het water Lilly.
2
Statue is different than water Lilly.
Het beeld is anders dan water Lilly.
0.8334
0.1236
0.527
0.1
0.0737
0.0853
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
A couple stands in front of a large statue.
Een stel staat voor een groot standbeeld.
1
The man and women are a couple and it isn't stated in the first sentence.
De man en de vrouw zijn een koppel en dat staat niet in de eerste zin.
0.8332
0.1235
0.6659
0.1319
0.3496
0.1189
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
A man and wife are admiring art.
Een man en vrouw bewonderen kunst.
1
You don't know that that the man and woman are husband and wife, and you don't know that they are admiring art.
Je weet niet dat de man en vrouw man en vrouw zijn, en je weet niet dat ze kunst bewonderen.
0.8332
0.1235
0.9151
0.1195
0.1419
0.0881
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
Two people pose in front of a big red statue
Twee mensen poseren voor een groot rood standbeeld
0
standing is a type of pose
staan is een soort pose
0.8332
0.1235
0.7435
0.1475
0.6005
0.1329
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
Some people are in front of a piece of art.
Sommige mensen staan voor een kunstwerk.
0
man and woman are people
man en vrouw zijn mensen
0.8332
0.1235
0.3453
0.1106
0.9674
0.1162
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
A couple take a photo in front of an art installation in the park.
Een paar maken een foto voor een kunstinstallatie in het park.
1
The man and woman are a couple which isn't described in the first sentence. They are also taking a photo of the art installation which isn't stated in the prior sentence.
De man en vrouw zijn een echtpaar dat niet beschreven wordt in de eerste zin. Ze maken ook een foto van de kunstinstallatie die niet vermeld staat in de voorgaande zin.
0.8332
0.1235
0.2468
0.1184
0.3358
0.101
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
A man poses by himself in front of a blue statue
Een man poseert alleen voor een blauw standbeeld.
2
A man and woman is different than by himself.
Een man en vrouw is anders dan alleen.
0.8334
0.1236
0.6407
0.1241
0.0269
0.095
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
There are two people in front of a statue.
Er staan twee mensen voor een standbeeld.
0
Two people are in front of the statue
Twee mensen voor het standbeeld.
0.8332
0.1235
0.8032
0.1446
0.3869
0.1322
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
Two old men play chess in the middle of an aquarium.
Twee oude mannen schaken midden in een aquarium.
2
Statue is different than aquarium.
Standbeeld is anders dan aquarium.
0.8332
0.1235
0.4297
0.1125
0.849
0.1297
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
Two people stand in front of a large red statue.
Twee mensen staan voor een groot rood standbeeld.
0
Two people who happen to be a man and woman stand in front of a statue
Twee mensen die toevallig een man en vrouw zijn staan voor een standbeeld
0.8332
0.1235
0.7954
0.14
0.5244
0.131
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
A man and woman pose together outdoors in front of a large red statue of a gorilla
Een man en vrouw poseren samen buiten voor een groot rood standbeeld van een gorilla
1
A large red statue isn't necessarily a gorilla.
Een groot rood beeld is niet noodzakelijk een gorilla.
0.8334
0.1235
0.5743
0.136
0.0
0.1181
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
They are looking at the statue.
Ze kijken naar het standbeeld.
1
A man and a woman standing in front of a large red modern statue aren't necessarily looking at the statue.
Een man en een vrouw die voor een groot rood modern standbeeld staan kijken niet per se naar het standbeeld.
0.8334
0.1235
0.4589
0.1364
0.2758
0.1237
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
Some people are sitting down in an art museum.
Sommige mensen zitten in een kunstmuseum.
2
Sitting down is different than stand.
Zitten is anders dan staan.
0.8334
0.1235
0.0907
0.1152
0.5824
0.1371
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
Two people stand together
Twee mensen staan samen.
0
Two people stand in front of a statue
Twee mensen staan voor een standbeeld
0.8334
0.1235
0.7495
0.1179
0.763
0.1526
A man and woman stand in front of a large red modern statue.
Een man en vrouw staan voor een groot rood modern standbeeld.
The man and woman are sitting.
De man en vrouw zitten.
2
Sitting and stand are different.
Zitten en staan zijn anders.
0.8334
0.1235
0.5067
0.1097
0.2797
0.1201
A man and woman look back at the camera while standing in front of a red art structure.
Een man en vrouw kijken terug op de camera terwijl ze voor een rode kunststructuur staan.
The man and the woman are in front of a camera.
De man en de vrouw staan voor een camera.
0
A man and woman are taking a picture in front of the structure
Een man en vrouw maken een foto voor de structuur
0.3315
0.1085
0.4974
0.1265
0.0009
0.0886
A man and woman look back at the camera while standing in front of a red art structure.
Een man en vrouw kijken terug op de camera terwijl ze voor een rode kunststructuur staan.
The man and woman are destroying the blue painted canvases.
De man en vrouw vernietigen de blauw geschilderde doeken.
2
Blue and red are different.
Blauw en rood zijn anders.
0.3315
0.1085
0.4086
0.1153
0.7543
0.1238
A man and woman look back at the camera while standing in front of a red art structure.
Een man en vrouw kijken terug op de camera terwijl ze voor een rode kunststructuur staan.
The man and woman are at an art exhibit.
De man en vrouw zijn bij een kunst tentoonstelling.
1
A man and a woman standing in front of red art structure, while they look back at the camera, aren't necessarily at an art exhibit.
Een man en een vrouw staan voor de rode kunststructuur, terwijl ze terugkijken op de camera, zijn niet noodzakelijkerwijs op een kunsttentoonstelling.
0.3315
0.1085
0.5113
0.1216
0.0212
0.084
A man and a woman looking at a red sculpture.
Een man en een vrouw kijken naar een rood beeld.
A couple shares dinner.
Een paar delen het diner.
2
Looking at a red sculpture is different than shares dinner.
Kijken naar een rode sculptuur is anders dan eten delen.
0.3396
0.1186
0.0
0.1044
0.2112
0.0773
A man and a woman looking at a red sculpture.
Een man en een vrouw kijken naar een rood beeld.
A couple views a sculpture.
Een paar blikken op een beeld.
0
A couple are viewing at a sculpture
Een paar bekijken een beeldhouwwerk
0.3396
0.1186
0.0001
0.1073
0.2802
0.1219
A man and a woman looking at a red sculpture.
Een man en een vrouw kijken naar een rood beeld.
A couple admires modern art at an art exhibit.
Een paar bewondert moderne kunst op een tentoonstelling.
1
A man and a woman standing at a red sculpture, while they look back at the camera, aren't necessarily at an art exhibit.
Een man en een vrouw staan op een rode sculptuur, terwijl ze terugkijken op de camera, zijn niet noodzakelijkerwijs op een kunsttentoonstelling.
0.3398
0.1186
0.4329
0.1157
0.1584
0.0972
A man and woman stand near a large red sculpture outdoors.
Een man en vrouw staan bij een grote rode sculptuur buiten.
A couple are visiting an outdoor exhibition.
Een paar bezoeken een buitententoonstelling.
1
A man and a woman standing at a red sculpture, while they look back at the camera, aren't necessarily at an outdoor exhibition.
Een man en een vrouw staan op een rode sculptuur, terwijl ze terugkijken op de camera, zijn niet noodzakelijkerwijs op een outdoor tentoonstelling.
0.6709
0.1114
0.6361
0.1257
0.1324
0.0917
A man and woman stand near a large red sculpture outdoors.
Een man en vrouw staan bij een grote rode sculptuur buiten.
A couple are eating in a cafeteria.
Een paar eten in een kantine.
2
Stand near is different than eating.
In de buurt staan is anders dan eten.
0.6698
0.1114
0.2685
0.1285
0.233
0.0987
A man and woman stand near a large red sculpture outdoors.
Een man en vrouw staan bij een grote rode sculptuur buiten.
Two people are near a sculpture.
Twee mensen zijn in de buurt van een beeld.
0
A man and woman are outdoors standing near a sculpture
Een man en vrouw staan buiten bij een sculptuur
0.6698
0.1114
0.0002
0.135
0.3229
0.1277
A couple looking at a red sculpture
Een paar kijkt naar een rode sculptuur
An artist is painting a portrait of a dog.
Een kunstenaar schildert een portret van een hond.
2
A red sculpture is different than a painting. An artist painting is different than a couple looking, in action and composition.
Een rode sculptuur is anders dan een schilderij. Een schilderij is anders dan een paar kijken, in actie en compositie.
0.3764
0.128
0.9434
0.1317
0.0001
0.064
A couple looking at a red sculpture
Een paar kijkt naar een rode sculptuur
A couple admire a new sculpture outside.
Een paar bewonderen een nieuw beeld buiten.
1
A red sculpture isn't necessarily a new sculpture.
Een rood beeld is niet noodzakelijk een nieuw beeld.
0.3748
0.128
0.2667
0.1246
0.5065
0.128
A couple looking at a red sculpture
Een paar kijkt naar een rode sculptuur
A couple views a sculpture.
Een paar blikken op een beeld.
0
A couple is looking at a sculpture so the couple must be viewing a sculpture.
Een paar kijkt naar een sculptuur, dus het paar bekijkt een sculptuur.
0.3748
0.128
0.0001
0.1073
0.2532
0.0928
Three boys in different clothing are playing soccer.
Drie jongens in verschillende kleding spelen voetbal.
three boys are playing soccer
Drie jongens spelen voetbal
0
Three boys playing soccer with different clothing on
Drie jongens voetballen met verschillende kleding aan
0.948
0.1317
0.9817
0.1536
0.6569
0.1177
Three boys in different clothing are playing soccer.
Drie jongens in verschillende kleding spelen voetbal.
three boys are playing soccer in the grassy field
drie jongens spelen voetbal in het grasveld
1
Three boys playing soccer aren't necessarily in a grassy field.
Drie jongens die voetballen zijn niet per se in een grasveld.
0.948
0.1317
0.8736
0.1613
0.042
0.1103
Three boys in different clothing are playing soccer.
Drie jongens in verschillende kleding spelen voetbal.
three boys are bowling
Drie jongens bowlen.
2
Playing soccer can't happen while bowling.
Voetbal spelen kan niet tijdens het bowlen.
0.948
0.1317
0.7098
0.1319
0.0
0.1027
Spectators observe as London Arsenal FC practices soccer on their field.
Toeschouwers observeren als London Arsenal FC oefent voetbal op hun veld.
Crowd waits for big game while watching team practice for charity event.
De menigte wacht op een grote wedstrijd terwijl het team oefent voor een liefdadigheidsevenement.
1
London Arsenal FC practicing soccer on their field aren't necessarily practicing for a charity event.
London Arsenal FC voetbal beoefenen op hun veld zijn niet noodzakelijkerwijs oefenen voor een liefdadigheidsevenement.
0.4107
0.1268
0.3315
0.099
0.0
0.1025
Spectators observe as London Arsenal FC practices soccer on their field.
Toeschouwers observeren als London Arsenal FC oefent voetbal op hun veld.
Crowd riots at soccer game and demands free food.
Crowd rellen bij voetbalwedstrijd en vraagt gratis eten.
2
When a crowd riots spectators can't observe, either for safety or focus reasons. A soccer game is different than a practice.
Wanneer een menigte rellen toeschouwers niet kunnen observeren, hetzij uit veiligheid of focus redenen. Een voetbalspel is anders dan een praktijk.
0.4111
0.1267
0.0
0.0774
0.0001
0.0924
Spectators observe as London Arsenal FC practices soccer on their field.
Toeschouwers observeren als London Arsenal FC oefent voetbal op hun veld.
Crowd watches soccer practice.
De menigte kijkt voetbaltraining.
0
Crowd is watching as a team practice soccer
De menigte kijkt als een team voetbal
0.4102
0.1267
0.003
0.1263
0.0
0.0893
Three men and a woman caught midair jumping into a pool at a party.
Drie mannen en een vrouw betrapt midair springen in een zwembad op een feest.
Three men and a woman watching tv.
Drie mannen en een vrouw kijken tv.
2
One cannot be watching tv and jumping into a pool.
Je kunt geen tv kijken en in een zwembad springen.
0.0
0.0601
0.9555
0.1376
0.2013
0.1211
Three men and a woman caught midair jumping into a pool at a party.
Drie mannen en een vrouw betrapt midair springen in een zwembad op een feest.
A group of people jumping into a pool to cool off.
Een groep mensen die in een zwembad springen om af te koelen.
1
They may not be jumping in the pool to cool off
Ze springen niet in het zwembad om af te koelen.
0.0
0.0601
0.6176
0.1367
0.5032
0.127
Three men and a woman caught midair jumping into a pool at a party.
Drie mannen en een vrouw betrapt midair springen in een zwembad op een feest.
A group of people jumping into a pool.
Een groep mensen die in een zwembad springen.
0
Three men and a woman must be a group of people.
Drie mannen en een vrouw moeten een groep mensen zijn.
0.0
0.0601
0.5706
0.1346
0.7759
0.0974
Two pale dogs run in grass.
Twee bleke honden rennen in gras.
Tall animals running
Langlopende dieren
1
Pale dogs are not necessarily tall animals.
Bleke honden zijn niet noodzakelijk lange dieren.
0.5451
0.1044
0.3719
0.0785
0.3907
0.0913
Two pale dogs run in grass.
Twee bleke honden rennen in gras.
Nothing is running
Er loopt niets.
2
Either dogs are running or nothing is running.
Of honden rennen of niets rent.
0.5451
0.1044
0.0
0.0785
0.0
0.1075
Two pale dogs run in grass.
Twee bleke honden rennen in gras.
Animals running
Rijdende dieren
0
Dogs are animals
Honden zijn dieren
0.5438
0.1044
0.355
0.0968
0.9934
0.1329
A brown and white cow jumps away from a black and white cattle dog.
Een bruine en witte koe springt weg van een zwarte en witte veehond.
A cow is herded into a new pasture by a cattle dog
Een koe wordt in een nieuw weiland gedreven door een veehond
1
A cow jumping away from a cattle dog, isn't necessarily herded into a new pasture.
Een koe die van een veehond wegspringt, hoeft niet per se in een nieuwe wei te worden gedreven.
0.3327
0.0926
0.526
0.1115
0.2907
0.1119
A brown and white cow jumps away from a black and white cattle dog.
Een bruine en witte koe springt weg van een zwarte en witte veehond.
A cow tries to escape from a cattle dog
Een koe probeert te ontsnappen aan een veehond
0
If the cow jumps away it is trying to escape.
Als de koe wegspringt, probeert hij te ontsnappen.
0.3299
0.0927
0.2487
0.1144
0.3023
0.1038
A brown and white cow jumps away from a black and white cattle dog.
Een bruine en witte koe springt weg van een zwarte en witte veehond.
A horse chases a cat
Een paard jaagt op een kat
2
A cow is not a cat. A horse is different than a black and white cattle dog.
Een koe is geen kat. Een paard is anders dan een zwarte en witte veehond.
0.3299
0.0927
0.8654
0.1385
0.8904
0.1169
Three men and one woman are jumping into a swimming pool full of calm blue water.
Drie mannen en een vrouw springen in een zwembad vol kalm blauw water
There is nobody at the pool.
Er is niemand bij het zwembad.
2
There can't nobody at the pool while men and a woman are jumping into it.
Er kan niemand bij het zwembad terwijl mannen en vrouwen erin springen.
0.6922
0.15
0.9586
0.153
0.3318
0.1198
Three men and one woman are jumping into a swimming pool full of calm blue water.
Drie mannen en een vrouw springen in een zwembad vol kalm blauw water
A woman is wearing a bikini and three men are wearing board shorts
Een vrouw draagt een bikini en drie mannen dragen shorts.
1
A woman swimming doesn't have to be on bikini where else a man doesn't have to be in shorts.
Een vrouw die zwemt hoeft niet op bikini te zitten waar een man niet in korte broek hoeft te zitten.
0.6922
0.15
0.8113
0.1325
0.2957
0.1092
Three men and one woman are jumping into a swimming pool full of calm blue water.
Drie mannen en een vrouw springen in een zwembad vol kalm blauw water
Four people are jumping into a pool
Vier mensen springen in een zwembad.
0
People are jumping into the swimming pool
Mensen springen in het zwembad
0.6921
0.15
0.7937
0.1342
0.5783
0.1343
A young child wearing a yellow wetsuit rides on a surfboard.
Een jong kind met een gele wetsuit rijdt op een surfplank.
A child learns to surf.
Een kind leert surfen.
1
A young child riding on a surfboard, isn't necessarily learning to surf.
Een jong kind dat op een surfplank zit, leert niet per se surfen.
0.5613
0.1242
0.8271
0.1306
0.4331
0.1303
A young child wearing a yellow wetsuit rides on a surfboard.
Een jong kind met een gele wetsuit rijdt op een surfplank.
A kid on a surfboard.
Een kind op een surfplank.
0
A young child is a kid and rides on a surfboard means he is on a surfboard.
Een jong kind is een kind en rijdt op een surfplank betekent dat hij op een surfplank zit.
0.5611
0.1242
0.5504
0.1343
0.0434
0.0827
A young child wearing a yellow wetsuit rides on a surfboard.
Een jong kind met een gele wetsuit rijdt op een surfplank.
A boy learns to play football.
Een jongen leert voetballen.
2
Riding a surfboard is different than playing football.
Een surfplank besturen is anders dan voetballen.
0.5605
0.1243
0.9432
0.1371
0.7822
0.122
A man with a gold chain looks on in the city and a woman gasps behind him.
Een man met een gouden ketting kijkt naar de stad en een vrouw snakt achter hem.
A horse is running fast.
Een paard rent hard.
2
The man can't be horse.
De man kan geen paard zijn.
0.3351
0.0988
0.7546
0.1269
0.7287
0.1041
A man with a gold chain looks on in the city and a woman gasps behind him.
Een man met een gouden ketting kijkt naar de stad en een vrouw snakt achter hem.
A man and a woman.
Een man en een vrouw.
0
Man and woman takes a look of the city
Man en vrouw kijken naar de stad
0.3351
0.0988
0.9904
0.1189
0.2425
0.1205
A man with a gold chain looks on in the city and a woman gasps behind him.
Een man met een gouden ketting kijkt naar de stad en een vrouw snakt achter hem.
A man and an old woman.
Een man en een oude vrouw.
1
A woman doesn't have to be old.
Een vrouw hoeft niet oud te zijn.
0.3351
0.0988
0.9666
0.1057
0.9341
0.1183
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is climbing buildings like a spider.
Een man beklom gebouwen als een spin.
2
Walking in a city cannot happen while climbing buildings. The actions are different.
Wandelen in een stad kan niet gebeuren tijdens het beklimmen van gebouwen.
0.6581
0.1294
0.2632
0.0938
0.5849
0.1162
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is wearing a coat.
Een man draagt een jas.
0
An African American man is a man a sweatshirt and coat indicates he is wearing a coat.
Een Afro-Amerikaanse man is een man een sweatshirt en jas geeft aan dat hij een jas draagt.
0.6581
0.1294
0.7737
0.1266
0.0
0.0872
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is wearing a coat in a city.
Een man draagt een jas in een stad.
0
An African American is a man and walking in a city means he is in a city.
Een Afro-Amerikaan is een man en wandelen in een stad betekent dat hij in een stad is.
0.6581
0.1294
0.7141
0.1225
0.3242
0.121
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A woman is wearing a coat in the countryside.
Een vrouw draagt een jas op het platteland.
2
A woman is not a man, a city is not a countryside.
Een vrouw is geen man, een stad is geen platteland.
0.6583
0.1294
0.4961
0.1099
0.7145
0.1406
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is heading into the city.
Er gaat een man de stad in.
0
An African American man is a man and walking in a city also means heading into the city.
Een Afro-Amerikaanse man is een man en wandelen in een stad betekent ook de stad in.
0.6583
0.1294
0.0571
0.1285
0.013
0.1077
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man walks wearing a coat.
Een man loopt in een jas.
0
An African American man is a man. He is in sweatshirt and coat, indicating he is wearing a coat.
Een Afro-Amerikaanse man is een man. Hij is in sweatshirt en jas, wat aangeeft dat hij een jas draagt.
0.6583
0.1294
0.6366
0.1245
0.3192
0.099
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
The coat is dark blue.
De jas is donkerblauw.
1
Sentence 1: An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city. Sentence 2: The coat is dark blue.
Zin 1: Een Afro-Amerikaanse man, dragen een sweatshirt en jas, wandelen in een stad. Zin 2: De jas is donkerblauw.
0.6583
0.1294
0.8982
0.1266
0.4727
0.1046
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is walking to the city to meet his wife.
Een man loopt naar de stad om zijn vrouw te ontmoeten.
1
Sentence 1: An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city. Sentence 2: A man is walking to the city to meet his wife.
Zin 1: Een Afro-Amerikaanse man, draagt een sweatshirt en jas, wandelend in een stad. Zin 2: Een man loopt naar de stad om zijn vrouw te ontmoeten.
0.658
0.1294
0.8008
0.137
0.3448
0.1158
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
An African American man is taking a trip to the forest.
Een Afro-Amerikaanse man gaat op reis naar het bos.
2
Walking in the city is not taking a trip to the forest. Forests aren't in cities.
Wandelen in de stad is geen uitstapje maken naar het bos. Bossen zijn niet in steden.
0.6581
0.1294
0.5396
0.1197
0.4381
0.1337
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is wearing a coat because its cold in the city.
Een man draagt een jas omdat het koud is in de stad.
1
Sentence 1: An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city. Sentence 2: A man is wearing a coat because its cold in the city.
Zin 1: Een Afro-Amerikaanse man, draagt een sweatshirt en jas, wandelend in een stad. Zin 2: Een man draagt een jas omdat het koud is in de stad.
0.658
0.1294
0.8803
0.1409
0.3882
0.1187
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
An Asian man in short sleeves walks through the woods.
Een Aziatische man in korte mouwen loopt door het bos.
2
Walking in a city is not the same as walking through the woods. An African American man cannot be an Asian man.
Wandelen in een stad is niet hetzelfde als lopen door het bos. Een Afro-Amerikaanse man kan geen Aziatische man zijn.
0.658
0.1294
0.6216
0.1172
0.7168
0.1268
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A man is walking through New York.
Er loopt een man door New York.
1
Sentence 1: An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city. Sentence 2: A man is walking through New York.
Zin 1: Een Afro-Amerikaanse man, draagt een sweatshirt en jas, wandelend in een stad. Zin 2: Een man loopt door New York.
0.658
0.1294
0.7003
0.1373
0.3078
0.117
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
A black man, dressed warmly, walks home to his apartment from work.
Een zwarte man, warm gekleed, loopt van zijn werk naar huis.
1
Sentence 1: An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city. Sentence 2: A black man, dressed warmly, walks home to his apartment from work.
Zin 1: Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelen in een stad. Zin 2: Een zwarte man, warm gekleed, loopt naar huis naar zijn appartement van werk.
0.658
0.1294
0.6869
0.1277
0.2468
0.0843
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
The man is white.
De man is blank.
2
African Americans are usually not white.
Afrikaanse Amerikanen zijn meestal niet blank.
0.658
0.1295
0.5795
0.1079
0.584
0.1275
An African American man, wearing a sweatshirt and coat, walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man, met een sweatshirt en jas, wandelend in een stad.
An African-American man is walking in a city.
Een Afro-Amerikaanse man loopt in een stad.
0
A man wearing sweatshirt and coat is walking in a city.
Een man met een sweatshirt en jas loopt in een stad.
0.658
0.1295
0.73
0.1362
0.682
0.1303
A young boy rides his boogieboard through the ocean spray.
Een jonge jongen rijdt op zijn boogieboard door de oceaanspray.
The boy sits on the beach.
De jongen zit op het strand.
2
The young boy cannot simultaneously ride his boogieboard through the ocean spray and sit on the beach.
De jonge jongen kan niet tegelijkertijd zijn boogieboard door de oceaanspray rijden en op het strand zitten.
0.0954
0.0888
0.9624
0.1392
0.049
0.0911
A young boy rides his boogieboard through the ocean spray.
Een jonge jongen rijdt op zijn boogieboard door de oceaanspray.
The boy rides his boogieboard on the pacific ocean
De jongen rijdt op zijn boogieboard op de Stille Oceaan
1
Sentence 1: A young boy rides his boogieboard through the ocean spray. Sentence 2: The boy rides his boogieboard on the pacific ocean
Zin 1: Een jonge jongen rijdt op zijn boogieboard door de oceaanspray. Zin 2: De jongen rijdt op zijn boogieboard op de Stille Oceaan
0.0958
0.0888
0.6783
0.131
0.2278
0.0827
A young boy rides his boogieboard through the ocean spray.
Een jonge jongen rijdt op zijn boogieboard door de oceaanspray.
The boy rides his boogieboard on the ocean
De jongen rijdt op zijn boogieboard op de oceaan
0
Through the ocean is same as on the ocean.
Door de oceaan is hetzelfde als op de oceaan.
0.0958
0.0888
0.6851
0.1282
0.0
0.0915
Two guys are trying to control an animal.
Twee mannen proberen een dier te controleren.
The guys are grabbing at a cow.
De jongens pakken een koe.
2
Two guys cannot be simultaneously trying to control an animal and grabbing at a cow.
Twee mannen kunnen niet tegelijkertijd proberen een dier te controleren en een koe te pakken.
0.7701
0.1183
0.0008
0.1139
0.4556
0.1093
Two guys are trying to control an animal.
Twee mannen proberen een dier te controleren.
An animal is being corralled by two men.
Een dier wordt omringd door twee mannen.
0
Two guys are two men and control is corralled.
Twee mannen zijn twee mannen en de controle is verstrikt.
0.7701
0.1183
0.5987
0.1231
0.0072
0.1095
Two guys are trying to control an animal.
Twee mannen proberen een dier te controleren.
The men are trying to grab an animal.
De mannen proberen een dier te pakken.
1
Sentence 1: Two guys are trying to control an animal. Sentence 2: The men are trying to grab an animal.
Twee mannen proberen een dier onder controle te houden.
0.7701
0.1183
0.6395
0.1239
0.5158
0.1229
The rowdy bull spits as the men attempt to lasso it.
De ruige stier spuugt als de mannen proberen om het te lasso.
The bull is angry.
De stier is boos.
1
Sentence 1: The rowdy bull spits as the men attempt to lasso it. Sentence 2: The bull is angry.
Zin 1: De ruige stier spuugt als de mannen proberen om het te lasso. Zin 2: De stier is boos.
0.0
0.0682
0.1834
0.0914
0.0
0.0691
The rowdy bull spits as the men attempt to lasso it.
De ruige stier spuugt als de mannen proberen om het te lasso.
The men have ropes.
De mannen hebben touwen.
0
Lasso is the verb form of the rope.
Lasso is de werkwoordsvorm van het touw.
0.0
0.0682
0.1571
0.113
0.2343
0.1043
The rowdy bull spits as the men attempt to lasso it.
De ruige stier spuugt als de mannen proberen om het te lasso.
The bull is sleeping.
De stier slaapt.
2
The bull cannot be simultaneously rowdy and sleeping.
De stier kan niet tegelijkertijd ruig en slapen.
0.0
0.0682
0.6749
0.127
0.0
0.0879
One man is trailing behind a black bull while the other stands nearby watching.
De ene man loopt achter een zwarte stier terwijl de andere in de buurt staat te kijken.
Two men are around a bull.
Twee mannen zijn bij een stier.
0
One man and the other is two men and behind and around is the same thing.
De ene man en de andere is twee mannen en achter en rond is hetzelfde.
0.1285
0.1059
0.0
0.0982
0.0003
0.0735
One man is trailing behind a black bull while the other stands nearby watching.
De ene man loopt achter een zwarte stier terwijl de andere in de buurt staat te kijken.
One man rides the bull.
Eén man rijdt op de stier.
2
The man cannot be trailing behind a black bull and riding a bull simultaneously.
De man kan niet achter een zwarte stier aanlopen en tegelijkertijd op een stier rijden.
0.1289
0.1059
0.4
0.0981
0.289
0.1037
One man is trailing behind a black bull while the other stands nearby watching.
De ene man loopt achter een zwarte stier terwijl de andere in de buurt staat te kijken.
The men are cowboys and herding the bull.
De mannen zijn cowboys en hoeden de stier.
1
Sentence 1: One man is trailing behind a black bull while the other stands nearby watching. Sentence 2: The men are cowboys and herding the bull.
Zin 1: De ene man volgt achter een zwarte stier terwijl de andere staat te kijken. Zin 2: De mannen zijn cowboys en hoeden de stier.
0.1289
0.1059
0.1997
0.1142
0.2021
0.0903
Two men and a bull are in a fenced area with dirt on the ground and a rope laying between the bull and men.
Twee mannen en een stier bevinden zich in een omheind gebied met vuil op de grond en een touw tussen de stier en mannen.
Two men are sitting in a supermarket.
Twee mannen zitten in een supermarkt.
2
Thw two men cannot be sitting in a supermarket and with a bull in a fenced area with dirt on the ground and a rope laying between the bull and men simultaneously.
Twee mannen kunnen niet zitten in een supermarkt en met een stier in een omheind gebied met vuil op de grond en een touw tussen de stier en mannen tegelijkertijd.
0.5399
0.116
0.8714
0.1385
0.0001
0.0828
Two men and a bull are in a fenced area with dirt on the ground and a rope laying between the bull and men.
Twee mannen en een stier bevinden zich in een omheind gebied met vuil op de grond en een touw tussen de stier en mannen.
Two bullfighters are facing off with a bull.
Twee stierenvechters staan tegenover een stier.
1
Sentence 1: Two men and a bull are in a fenced area with dirt on the ground and a rope laying between the bull and men. Sentence 2: Two bullfighters are facing off with a bull.
Zin 1: Twee mannen en een stier bevinden zich in een omheind gebied met vuil op de grond en een touw tussen de stier en de mensen. Zin 2: Twee stierenvechters staan tegenover een stier.
0.5389
0.116
0.0013
0.1082
0.2592
0.0945
Two men and a bull are in a fenced area with dirt on the ground and a rope laying between the bull and men.
Twee mannen en een stier bevinden zich in een omheind gebied met vuil op de grond en een touw tussen de stier en mannen.
Two people are standing in the area of an animal.
Twee mensen staan in het gebied van een dier.
0
Men are people, and a bull is a type of animal.
Mannen zijn mensen en een stier is een soort dier.
0.5389
0.116
0.0001
0.1082
0.8399
0.1332