premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A man in a blue canoe paddling in the ocean.
Een man in een blauwe kano peddelen in de oceaan.
A man sits in a chair.
Een man zit in een stoel.
2
Sitting in a canoe and sitting in a chair are different.
In een kano zitten en in een stoel zitten is anders.
0.4134
0.1147
0.7481
0.1243
0.6966
0.1158
A man is riding in a blue kayak in the ocean.
Een man rijdt in een blauwe kajak in de oceaan.
The man knows how to swim.
De man kan zwemmen.
1
Just because the man is riding a kayak does not mean he knows how to swim.
Alleen omdat de man op een kajak rijdt betekent niet dat hij kan zwemmen.
0.8409
0.1269
0.0001
0.1031
0.7762
0.1363
A man is riding in a blue kayak in the ocean.
Een man rijdt in een blauwe kajak in de oceaan.
The man is riding in an orange kayak in his backyard.
Hij rijdt in een oranje kajak in zijn achtertuin.
2
The kayaks are different colors (orange and clue) and in different places (ocean and backyard).
De kajaks zijn verschillende kleuren (oranje en aanwijzing) en op verschillende plaatsen (oceaan en achtertuin).
0.8409
0.1269
0.6705
0.1125
0.2988
0.086
A man is riding in a blue kayak in the ocean.
Een man rijdt in een blauwe kajak in de oceaan.
There is a blue kayak in the ocean.
Er is een blauwe kajak in de oceaan.
0
Both statements have to do with a blue kayak in an ocean.
Beide verklaringen hebben te maken met een blauwe kajak in een oceaan.
0.8404
0.1269
0.8764
0.1293
0.4133
0.1111
A child is doing a handstand on a green lawn outside where several people are playing.
Een kind doet een handstand op een groen gazon buiten waar verschillende mensen spelen.
A child is performing a handstand in front of family.
Een kind voert een handstand uit waar familie bij is.
1
They might not be the child's family.
Ze zijn misschien niet de familie van het kind.
0.3173
0.1124
0.0036
0.109
0.7823
0.1179
A child is doing a handstand on a green lawn outside where several people are playing.
Een kind doet een handstand op een groen gazon buiten waar verschillende mensen spelen.
A child is performing a handstand.
Een kind voert een handstand uit.
0
Performing a handstand is the same as doing a handstand
Een handstand uitvoeren is hetzelfde als een handstand doen
0.3176
0.1124
0.4773
0.1149
0.3505
0.1058
A child is doing a handstand on a green lawn outside where several people are playing.
Een kind doet een handstand op een groen gazon buiten waar verschillende mensen spelen.
A child is eating.
Een kind eet.
2
Someone who is doing a handstand is upside down with both hands on the ground while a person who is eating is generally upright and using one or both hands to eat; the two actions cannot be done by the same person at the same time.
Iemand die een handstand doet is ondersteboven met beide handen op de grond terwijl iemand die eet over het algemeen rechtop staat en één of beide handen gebruikt om te eten; de twee handelingen kunnen niet tegelijkertijd door dezelfde persoon worden gedaan.
0.3176
0.1124
0.4756
0.1186
0.3906
0.0954
A young girl with two differently colored shoes does front flips in a large, open field.
Een jong meisje met twee verschillend gekleurde schoenen doet voorkant flips in een groot, open veld.
There is a young girl in this picture.
Er staat een jong meisje op deze foto.
0
If there is a girl doing front flips, then there is a girl present.
Als er een meisje aan de voorkant is, is er een meisje aanwezig.
0.0
0.0883
0.9615
0.1372
0.0001
0.0963
A young girl with two differently colored shoes does front flips in a large, open field.
Een jong meisje met twee verschillend gekleurde schoenen doet voorkant flips in een groot, open veld.
The girl is sitting inside reading a book while it snows outside.
Het meisje zit binnen een boek te lezen terwijl het buiten sneeuwt.
2
The flipping is done in an open field and the reading is done inside.
Het flippen wordt gedaan in een open veld en de lezing wordt binnen gedaan.
0.0
0.0883
0.2374
0.1421
0.0104
0.0991
A young girl with two differently colored shoes does front flips in a large, open field.
Een jong meisje met twee verschillend gekleurde schoenen doet voorkant flips in een groot, open veld.
The girl is enjoying the mid-Summer evening with her family during a camping trip.
Het meisje geniet van de mid-zomeravond met haar familie tijdens een kampeertocht.
1
Just because a girl does flips does not mean that she is on a camping trip.
Omdat een meisje flipt betekent niet dat ze op kampeerreis is.
0.0
0.0884
0.7677
0.119
0.2279
0.0961
A boy wearing red swim trunks is playing in the water at the beach.
Een jongen met rode zwembroek speelt in het water op het strand.
a boys is jumping over the waves
een jongen springt over de golven
1
You can not infer he is jumping over the waves.
Je kunt niet afleiden dat hij over de golven springt.
0.6319
0.1327
0.1951
0.1257
0.2891
0.0934
A boy wearing red swim trunks is playing in the water at the beach.
Een jongen met rode zwembroek speelt in het water op het strand.
a boy is wearing a black three piece suit
een jongen draagt een zwart driedelig pak
2
The boy cannot be wearing swim trunks and a suit simultaneously
De jongen kan niet tegelijkertijd zwembroeken en een pak dragen
0.6319
0.1327
0.836
0.1371
0.295
0.1182
A boy wearing red swim trunks is playing in the water at the beach.
Een jongen met rode zwembroek speelt in het water op het strand.
a bay wears red
een baai draagt rood
0
boy is a baby and wearing red is rephrasing of wears red
jongen is een baby en het dragen van rood is rephrasing van draagt rood
0.6317
0.1327
0.0562
0.0954
0.0
0.0659
Young child is splashing and playing at the beach.
Jong kind is aan het spetteren en spelen op het strand.
The child is playing at a lake.
Het kind speelt bij een meer.
2
If a young child is playing at the beach, he is not playing at a lake.
Als een jong kind aan het strand speelt, speelt hij niet bij een meer.
0.007
0.1229
0.0
0.1387
0.0
0.1318
Young child is splashing and playing at the beach.
Jong kind is aan het spetteren en spelen op het strand.
The child is playing in the water at the beach.
Het kind speelt in het water op het strand.
0
Splashing is a result of playing in the water.
Spetteren is een gevolg van spelen in het water.
0.007
0.1229
0.7829
0.1474
0.2803
0.1211
Young child is splashing and playing at the beach.
Jong kind is aan het spetteren en spelen op het strand.
The child is at the Atlantic Ocean.
Het kind is in de Atlantische Oceaan.
1
Being at the beach does not imply that it is the Atlantic Beach.
Aan het strand zijn betekent niet dat het het Atlantische strand is.
0.0073
0.1229
0.7701
0.1357
0.7191
0.1555
A teenager is trying his hand at ax-throwing.
Een tiener probeert zijn hand met bijl-gooien.
The teenage boy is throwing axes at a target
De tienerjongen gooit bijlen naar een doelwit
0
If the teenager is throwing axes, he is a boy and is "trying his hand" at this activity.
Als de tiener met bijlen gooit, is hij een jongen en probeert "zijn hand" op deze activiteit.
0.0036
0.0642
0.2024
0.1307
0.2211
0.0951
A teenager is trying his hand at ax-throwing.
Een tiener probeert zijn hand met bijl-gooien.
The teenage boy is having fun at a Native American exhibit on a school field trip.
De tienerjongen heeft plezier op een Indiaanse expositie op schoolreis.
1
Just because a teenager is tring ax - throwing does not mean he is on a school field trip.
Gewoon omdat een tiener is tring bijl - gooien betekent niet dat hij op een schoolreisje.
0.0035
0.0642
0.0995
0.0995
0.0
0.0406
A teenager is trying his hand at ax-throwing.
Een tiener probeert zijn hand met bijl-gooien.
The boy is playing video games upstairs in his room.
De jongen speelt videospelletjes boven in zijn kamer.
2
Ax-throwing and video games are different activities.
Ax-werpen en video games zijn verschillende activiteiten.
0.0035
0.0642
0.6932
0.1328
0.0
0.0559
Two men playing tennis, one is hitting the ball.
Twee mannen die tennis spelen, één slaat de bal.
The man hitting the ball is in the middle of a serve.
De man die de bal slaat zit midden in een portie.
1
Not all men playing tennis, hitting the ball, are in the middle of a serve.
Niet alle mannen die tennis spelen, de bal slaan, zitten midden in een portie.
0.399
0.1052
0.0
0.0842
0.0
0.0672
Two men playing tennis, one is hitting the ball.
Twee mannen die tennis spelen, één slaat de bal.
Two people are playing tennis outdoors.
Twee mensen spelen buiten tennis.
0
Men are people
Mannen zijn mensen
0.3994
0.1052
0.4469
0.1235
0.9875
0.1272
Two men playing tennis, one is hitting the ball.
Twee mannen die tennis spelen, één slaat de bal.
The men are watching the ball fly between them.
De mannen zien de bal tussen hen vliegen.
2
Two men who are playing tennis while one is hitting cannot at the same time both be watching the ball fly between them, as the person hitting the ball is in action which does not imply watching.
Twee mannen die tennis spelen terwijl men aan het slaan is, kunnen niet tegelijkertijd kijken hoe de bal tussen hen vliegt, want de persoon die de bal slaat is in actie wat niet impliceert kijken.
0.3994
0.1052
0.3776
0.1128
0.1505
0.086
A tennis player returns a serve back to his opponent.
Een tennisspeler geeft een servies terug aan zijn tegenstander.
A tennis player is on the court.
Een tennisspeler is op het veld.
0
One must be on the court in order to return a serve.
Men moet in de rechtbank zijn om een dienst terug te geven.
0.0001
0.1009
0.8423
0.1402
0.0
0.0994
A tennis player returns a serve back to his opponent.
Een tennisspeler geeft een servies terug aan zijn tegenstander.
There are no people competing.
Er zijn geen mensen die wedijveren.
2
If the tennis player has an opponent, then it cannot also be that there are no people competing
Als de tennisspeler een tegenstander heeft, dan kan het ook niet zijn dat er geen mensen concurreren
0.0001
0.1009
0.0082
0.1348
0.2272
0.1274
A tennis player returns a serve back to his opponent.
Een tennisspeler geeft een servies terug aan zijn tegenstander.
A tennis player is playing a tennis match.
Een tennisspeler speelt een tenniswedstrijd.
1
returning a serve doesn't mean in a match
een dienst retourneren betekent niet in een wedstrijd
0.0001
0.1009
0.6849
0.1444
0.0
0.0634
A men's tennis match on blue court, shows player perfectly catching and returning the ball.
Een mannen tenniswedstrijd op het blauwe veld, toont de speler perfect vangen en teruggeven van de bal.
Professional tennis player are playing perfectly.
Professionele tennisspeler spelen perfect.
1
Just because men are playing tennis does not mean they are professional tennis player.
Alleen omdat mannen tennis spelen betekent niet dat ze professioneel tennisspeler zijn.
0.155
0.0968
0.6863
0.1382
0.9083
0.1545
A men's tennis match on blue court, shows player perfectly catching and returning the ball.
Een mannen tenniswedstrijd op het blauwe veld, toont de speler perfect vangen en teruggeven van de bal.
Men are playing tennis.
Mannen spelen tennis.
0
If there is a tennis match going on, then there are players playing tennis.
Als er een tenniswedstrijd gaande is, dan zijn er spelers die tennis spelen.
0.1549
0.0968
0.9812
0.1337
0.724
0.1361
A men's tennis match on blue court, shows player perfectly catching and returning the ball.
Een mannen tenniswedstrijd op het blauwe veld, toont de speler perfect vangen en teruggeven van de bal.
Two football players are playing racquetball.
Twee voetballers spelen squashbal.
2
They are either playing tennis or racquetball, you can't play both at the same time.
Ze spelen of tennis of racquetball, je kunt niet beide tegelijk spelen.
0.1549
0.0968
0.707
0.1393
0.1884
0.1274
A child in an orange shirt examines the propeller on a large radial aircraft engine.
Een kind in een oranje shirt onderzoekt de propeller op een grote radiale vliegtuigmotor.
The child examines the train.
Het kind onderzoekt de trein.
2
The child can only examine the train if there is one. There is only either a train or an aircraft engine.
Het kind kan de trein alleen onderzoeken als er één is. Er is alleen een trein of een vliegtuigmotor.
0.694
0.1263
0.7125
0.1292
0.6064
0.1205
A child in an orange shirt examines the propeller on a large radial aircraft engine.
Een kind in een oranje shirt onderzoekt de propeller op een grote radiale vliegtuigmotor.
A child is staring at an airplane.
Een kind staart naar een vliegtuig.
0
Both statements have to do with a child staring at/examining parts of an airplane.
Beide verklaringen hebben te maken met een kind dat naar delen van een vliegtuig staart/vergelijkt.
0.6939
0.1263
0.3498
0.1493
0.1996
0.1137
A child in an orange shirt examines the propeller on a large radial aircraft engine.
Een kind in een oranje shirt onderzoekt de propeller op een grote radiale vliegtuigmotor.
The child loves planes.
Het kind houdt van vliegtuigen.
1
a child examines a aircraft engine does not mean he loves planes.
Een kind onderzoekt een vliegtuigmotor betekent niet dat hij van vliegtuigen houdt.
0.6939
0.1263
0.9007
0.1334
0.512
0.1147
A little dog plays with a colorful ball in the sand.
Een hondje speelt met een kleurrijke bal in het zand.
The dog is playing in the sand.
De hond speelt in het zand.
0
A dog is playing implies that a dog plays
Een hond speelt impliceert dat een hond speelt
0.562
0.1312
0.6624
0.1379
0.0
0.0834
A little dog plays with a colorful ball in the sand.
Een hondje speelt met een kleurrijke bal in het zand.
The animal is on the beach.
Het dier ligt op het strand.
2
A little dog is an animal, but an animal is not necessarily a dog also, in the sand could mean in a sandbox, while on the beach specifically implies a large area of sand next to a body of water.
Een kleine hond is een dier, maar een dier is niet noodzakelijk ook een hond, in het zand kan betekenen in een zandbak, terwijl op het strand specifiek impliceert een groot gebied van zand naast een lichaam van water.
0.562
0.1312
0.9774
0.1447
0.0
0.0744
A little dog plays with a colorful ball in the sand.
Een hondje speelt met een kleurrijke bal in het zand.
The dog likes the outdoors.
De hond houdt van buiten.
1
Even though a little dog is playing in the sand, the dog may or may not like the outdoors.
Ook al speelt een hondje in het zand, de hond kan wel of niet van buiten houden.
0.5623
0.1312
0.8836
0.1302
0.0
0.0941
Two boys' football teams compete on the field.
Twee jongens football teams concurreren op het veld.
Two boys' football teams compete.
Twee jongens football teams concurreren.
0
Both statements have to do with football teams that compete.
Beide verklaringen hebben te maken met voetbalteams die concurreren.
0.1495
0.1132
0.3517
0.1202
0.683
0.1355
Two boys' football teams compete on the field.
Twee jongens football teams concurreren op het veld.
The girls played soccer.
De meisjes speelden voetbal.
2
The first sentence says there are boys playing football. Therefore the girls cannot be playing soccer.
De eerste zin zegt dat er jongens spelen voetbal. Daarom de meisjes niet voetballen.
0.1495
0.1132
0.8905
0.1532
0.3027
0.1154
Two boys' football teams compete on the field.
Twee jongens football teams concurreren op het veld.
Two boys' football teams were on the field.
Twee jongens football teams waren op het veld.
0
Teams compete on a field, so they teams were on the field to compete.
Teams concurreren op een veld, dus de teams waren op het veld om mee te doen.
0.1497
0.1132
0.0001
0.1064
0.3667
0.1318
The family enjoys an afternoon at the park in the shade.
De familie geniet van een middag in het park in de schaduw.
The family found a shady spot in the park to relax.
De familie vond een schaduwrijke plek in het park om te ontspannen.
0
The family found a spot in the shade so they could relax and relaxing allowed them to enjoy the afternoon in the park.
De familie vond een plek in de schaduw zodat ze konden ontspannen en ontspannen zodat ze konden genieten van de middag in het park.
0.8079
0.133
0.8587
0.14
0.2929
0.1036
The family enjoys an afternoon at the park in the shade.
De familie geniet van een middag in het park in de schaduw.
The family is having a picnic in the park.
De familie heeft een picknick in het park.
1
Just because a family is in the park does not mean they are having a picnic.
Omdat er een gezin in het park is, betekent dat niet dat ze een picknick hebben.
0.8074
0.133
0.6312
0.1252
0.1661
0.1262
The family enjoys an afternoon at the park in the shade.
De familie geniet van een middag in het park in de schaduw.
The family enjoy the air conditioning indoors.
De familie geniet van de airconditioning binnen.
2
They are either indoors or outdoors. They can't be both indoors or outdoors.
Ze zijn binnen of buiten. Ze kunnen niet zowel binnen als buiten zijn.
0.8076
0.1331
0.7468
0.1372
0.3414
0.1262
Two youths, a goalie in black shirt and another boy in a striped shirt, are moving the ball on a soccer field.
Twee jongeren, een keeper in zwart shirt en een andere jongen in een gestreept shirt, bewegen de bal op een voetbalveld.
Two kids are playing video games inside.
Twee kinderen spelen videospelletjes binnen.
2
The two children can't also be outside playing soccer while also being inside playing video games.
De twee kinderen kunnen ook niet buiten voetballen terwijl ze ook videospelletjes spelen.
0.6407
0.1128
0.7673
0.1203
0.447
0.1311
Two youths, a goalie in black shirt and another boy in a striped shirt, are moving the ball on a soccer field.
Twee jongeren, een keeper in zwart shirt en een andere jongen in een gestreept shirt, bewegen de bal op een voetbalveld.
Two kids are practicing for a soccer game.
Twee kinderen oefenen voor een voetbalwedstrijd.
1
Youths moving a ball on a soccer field may be playing a game and need not be practicing.
Jongeren die een bal verplaatsen op een voetbalveld kunnen een spel spelen en hoeven niet te oefenen.
0.6405
0.1128
0.8669
0.1383
0.3133
0.1125
Two youths, a goalie in black shirt and another boy in a striped shirt, are moving the ball on a soccer field.
Twee jongeren, een keeper in zwart shirt en een andere jongen in een gestreept shirt, bewegen de bal op een voetbalveld.
Two kids are playing soccer.
Twee kinderen spelen voetbal.
0
Playing soccer involves a goalie and other people moving a ball on a soccer field, so they must be playing soccer.
Voetbal spelen impliceert een keeper en andere mensen bewegen een bal op een voetbalveld, dus ze moeten voetballen.
0.6405
0.1128
0.9708
0.1461
0.0985
0.1066
Guy in jeans and black jacket walking along grass and trees with the city in the background.
Man in jeans en zwart jasje lopen langs gras en bomen met de stad op de achtergrond.
The woman jogged in the grass.
De vrouw jogde in het gras.
2
The first sentence has a man, the second has a woman doing something different.
De eerste zin heeft een man, de tweede laat een vrouw iets anders doen.
0.5032
0.1145
0.4521
0.1213
0.2395
0.1031
Guy in jeans and black jacket walking along grass and trees with the city in the background.
Man in jeans en zwart jasje lopen langs gras en bomen met de stad op de achtergrond.
The guy walked along the grass.
De man liep langs het gras.
0
The guy must be walking along the grass and wearing jeans and a black jacket because he is walking along the grass with the city in the background.
De man moet langs het gras lopen en een spijkerbroek dragen en een zwart jasje omdat hij langs het gras loopt met de stad op de achtergrond.
0.5032
0.1145
0.4908
0.131
0.4865
0.1192
Guy in jeans and black jacket walking along grass and trees with the city in the background.
Man in jeans en zwart jasje lopen langs gras en bomen met de stad op de achtergrond.
The guy walked along the grass to the park.
De man liep langs het gras naar het park.
1
Just because he is walking along grass does not mean he is going to the park.
Alleen omdat hij over het gras loopt betekent niet dat hij naar het park gaat.
0.5031
0.1144
0.4665
0.1276
0.3167
0.1306
A woman and a child sit together and smile.
Een vrouw en een kind zitten samen en lachen.
A woman is smiling with a child.
Een vrouw lacht met een kind.
0
The woman is smiling with the child because they are sitting together and both smiling.
De vrouw lacht met het kind omdat ze samen zitten en beide lachen.
0.8333
0.1286
0.7183
0.1035
0.6567
0.1014
A woman and a child sit together and smile.
Een vrouw en een kind zitten samen en lachen.
Mother and son share a bonding moment.
Moeder en zoon delen een moment van verbondenheid.
1
Just because a woman is sitting with a child does not mean that she is the child's mother.
Alleen omdat een vrouw met een kind zit, betekent niet dat ze de moeder van het kind is.
0.8329
0.1286
0.6275
0.122
0.6416
0.1381
A woman and a child sit together and smile.
Een vrouw en een kind zitten samen en lachen.
A man is kidnapping a child and smiling.
Een man ontvoert een kind en lacht.
2
A woman and child are enjoying themselves, therefore a man can't be kidnapping the child.
Een vrouw en kind vermaken zich, daarom kan een man het kind niet ontvoeren.
0.8325
0.1287
0.4605
0.1015
0.3967
0.1218
Dog with tongue out looking up at a young boy with glasses
Hond met tong omhoog kijkend naar een jonge jongen met een bril
The cat is brushing up against the leg of the girl.
De kat poetst tegen het been van het meisje.
2
The dog is with a boy, and the cat is with a girl. These two things can't be happening at the same time.
De hond is met een jongen en de kat is met een meisje.
0.3438
0.1075
0.2801
0.1069
0.0048
0.1276
Dog with tongue out looking up at a young boy with glasses
Hond met tong omhoog kijkend naar een jonge jongen met een bril
The dog is begging for food from the young boy.
De hond smeekt om eten van de jongen.
1
THE DOG WANTS FOOD
De hond wil eten.
0.3437
0.1075
0.5323
0.1113
0.6536
0.1244
Dog with tongue out looking up at a young boy with glasses
Hond met tong omhoog kijkend naar een jonge jongen met een bril
The dog is staring at the little boy.
De hond staart naar het jongetje.
0
The dog is staring at the little boy because he's looking up at the boy.
De hond staart naar het jongetje omdat hij naar de jongen kijkt.
0.3437
0.1075
0.428
0.1224
0.0039
0.0944
A man performs daring tricks on his motorcycle.
Een man doet gewaagde trucs op zijn motorfiets.
Man riding a bike
Man met de fiets
0
A Motorcycle is often referred to as a bike
Een motorfiets wordt vaak aangeduid als een fiets
0.8564
0.1109
0.4015
0.1176
0.9641
0.1287
A man performs daring tricks on his motorcycle.
Een man doet gewaagde trucs op zijn motorfiets.
Man working at a circus
Man die bij een circus werkt
1
A man perming daring tricks on his motorcycle does not imply that he is working at a circus.
Een man permaning gedurfde trucs op zijn motorfiets betekent niet dat hij werkt bij een circus.
0.8559
0.1109
0.3506
0.1196
0.0
0.0512
A man performs daring tricks on his motorcycle.
Een man doet gewaagde trucs op zijn motorfiets.
Man running down the street
Man rent de straat op.
2
The man can't be running while he performs tricks.
De man kan niet rennen terwijl hij trucjes doet.
0.8562
0.1108
0.0
0.0904
0.2929
0.0951
A motorcyclist performing a standing wheelie with one foot.
Een motorrijder die een staande wheelie met één voet uitvoert
A small duck swims in a quiet pond.
Een kleine eend zwemt in een rustige vijver.
2
A duck cannot be performing a standing wheelie when it is the pond.
Een eend kan geen staande wheelie uitvoeren als het de vijver is.
0.0
0.0893
0.8482
0.1448
0.0
0.0948
A motorcyclist performing a standing wheelie with one foot.
Een motorrijder die een staande wheelie met één voet uitvoert
The young man does a daring wheelie on his brand new Harley Davidson motorcycle.
De jongeman doet een gewaagde wheelie op zijn gloednieuwe Harley Davidson motor.
1
Sentence 1 is missing Young man
Wraak 1 wordt vermist Jongeman
0.0
0.0893
0.4494
0.0953
0.0001
0.0924
A motorcyclist performing a standing wheelie with one foot.
Een motorrijder die een staande wheelie met één voet uitvoert
A person on a motorcycle performs a trick.
Een persoon op een motorfiets doet een truc.
0
The motorcyclist is a person on a motorcycle. This person is doing a trick where he's doing a standing wheelie with one foot and that is a trick.
De motorrijder is een persoon op een motorfiets. Deze persoon doet een truc waarbij hij een staande wheelie doet met een voet en dat is een truc.
0.0
0.0893
0.6178
0.1081
0.0001
0.0713
A person in jeans is standing up and doing a wheelie on the back of a motorcycle.
Een persoon in jeans staat op en doet een wheelie op de achterkant van een motorfiets.
a dog is doing a wheelie
een hond doet een wheelie
2
A person can do a wheelie but a dog cannot.
Een persoon kan een wheelie doen, maar een hond niet.
0.0
0.0912
0.0
0.1059
0.023
0.0997
A person in jeans is standing up and doing a wheelie on the back of a motorcycle.
Een persoon in jeans staat op en doet een wheelie op de achterkant van een motorfiets.
a person is doing a wheelie
een persoon doet een wheelie
0
A person doing a wheelie is on the back of the motorcycle because the person is standing up on the back of the motorcycle.
Een persoon die een wheelie is op de achterkant van de motorfiets omdat de persoon staat op de achterkant van de motorfiets.
0.0
0.0912
0.0
0.1069
0.0
0.0568
A person in jeans is standing up and doing a wheelie on the back of a motorcycle.
Een persoon in jeans staat op en doet een wheelie op de achterkant van een motorfiets.
a man is doing a wheelie
een man doet een wheelie
1
Not all person is a man.
Niet iedereen is een man.
0.0
0.0912
0.0
0.098
0.8995
0.1243
A crowd goes from tent to tent looking for special items to purchase.
Een menigte gaat van tent naar tent op zoek naar speciale items te kopen.
There are a lot of people looking for things.
Er zijn veel mensen op zoek naar dingen.
0
The people are searching for different things to buy. A crowd is made up of people in this example.
De mensen zijn op zoek naar verschillende dingen om te kopen. Een menigte bestaat uit mensen in dit voorbeeld.
0.6618
0.1076
0.3119
0.131
0.3541
0.1295
A crowd goes from tent to tent looking for special items to purchase.
Een menigte gaat van tent naar tent op zoek naar speciale items te kopen.
A crowd is line dancing in a barn.
Een menigte danst in een schuur.
2
A crowd wouldn't be line dancing if they are looking for items to purchase.
Een menigte zou niet lijndansen als ze op zoek zijn naar items te kopen.
0.6618
0.1076
0.2258
0.1014
0.1378
0.1047
A crowd goes from tent to tent looking for special items to purchase.
Een menigte gaat van tent naar tent op zoek naar speciale items te kopen.
A crowd is looking for rare baseball cards.
Een menigte zoekt zeldzame honkbalkaarten.
1
Sentence 1 is missing rare baseball cards.
Wraak 1 mist zeldzame honkbalkaarten.
0.6618
0.1076
0.704
0.1078
0.0
0.0733
People in a crowded flee market searching for things to buy.
Mensen in een drukke vluchtmarkt zoeken naar dingen om te kopen.
No one is around the marketplace
Niemand is op de markt.
2
Crowded means more than no one is around.
Crowded betekent meer dan niemand in de buurt is.
0.255
0.1105
0.6315
0.1171
0.0
0.0962
People in a crowded flee market searching for things to buy.
Mensen in een drukke vluchtmarkt zoeken naar dingen om te kopen.
The market is always this crowded
De markt is altijd zo druk
1
The market is not necessarily always this crowded.
De markt is niet altijd zo druk.
0.2548
0.1105
0.7922
0.1383
0.8185
0.1392
People in a crowded flee market searching for things to buy.
Mensen in een drukke vluchtmarkt zoeken naar dingen om te kopen.
People are standing outside
Mensen staan buiten.
0
People are standing outside in the flee market searching for things to buy. Flea markets are outside.
De mensen staan buiten op de vluchtmarkt op zoek naar dingen om te kopen.
0.2548
0.1105
0.6767
0.1467
0.3422
0.1259
Shoppers checking out local buys at a street market.
Winkelaars die lokale koopjes bekijken op een straatmarkt.
The shoppers are all women.
De winkelaars zijn allemaal vrouwen.
1
Sentence 1 is missing shoppers are all women
Wraak 1 is vermist shoppers zijn allemaal vrouwen
0.1113
0.1068
0.927
0.1312
0.0
0.0788
Shoppers checking out local buys at a street market.
Winkelaars die lokale koopjes bekijken op een straatmarkt.
The shoppers are outdoors.
De shoppers zijn buiten.
0
Shoppers are outdoors at a street market for local buys because street markets are outdoors.
Winkelaars zijn buiten op een straatmarkt voor lokale aankopen omdat straatmarkten buiten zijn.
0.1113
0.1068
0.413
0.1186
0.1188
0.1175
Shoppers checking out local buys at a street market.
Winkelaars die lokale koopjes bekijken op een straatmarkt.
The shoppers are inside an outlet mall.
De winkelaars zijn in een winkelcentrum.
2
One cannot be in a street market and inside an outlet mall.
Men kan niet in een straatmarkt en in een winkelcentrum.
0.1113
0.1068
0.2118
0.1211
0.1049
0.1101
Two men and a woman in a market looking at a bike.
Twee mannen en een vrouw in een markt kijken naar een fiets.
Three people are looking at a bike.
Drie mensen kijken naar een fiets.
0
Two men and a women are three people.
Twee mannen en een vrouw zijn drie mensen.
0.3283
0.1132
0.6789
0.1336
0.738
0.0994
Two men and a woman in a market looking at a bike.
Twee mannen en een vrouw in een markt kijken naar een fiets.
Some people are looking at a red bike.
Sommige mensen kijken naar een rode fiets.
1
It is not necessarily true that the bike is red.
Het is niet noodzakelijk dat de fiets rood is.
0.3259
0.1132
0.4066
0.1206
0.6512
0.1303
Two men and a woman in a market looking at a bike.
Twee mannen en een vrouw in een markt kijken naar een fiets.
Three people are shopping for food.
Drie mensen winkelen voor eten.
2
There are either two or three people. One is either looking at a bike or shopping for food.
Er zijn ofwel twee of drie personen. Eén is kijken naar een fiets of winkelen voor voedsel.
0.3253
0.1132
0.7342
0.127
0.3218
0.1038
A street vendor is displaying artwork and other goods.
Een straatverkoper toont kunstwerken en andere goederen.
The street vendor is selling food.
De straatverkoper verkoopt eten.
2
One cannot display artwork and sell food.
Je kunt geen kunst laten zien en eten verkopen.
0.6996
0.1176
0.7024
0.1172
0.3613
0.1126
A street vendor is displaying artwork and other goods.
Een straatverkoper toont kunstwerken en andere goederen.
The street vendor is showing people something.
De straatverkoper laat mensen iets zien.
0
Displaying is the same same as showing.
Weergave is hetzelfde als tonen.
0.6996
0.1176
0.7023
0.1228
0.0
0.1062
A street vendor is displaying artwork and other goods.
Een straatverkoper toont kunstwerken en andere goederen.
The street vendor is displaying expensive artwork.
De straatverkoper toont dure kunstwerken.
1
Not all artwork is expensive.
Niet alle kunstwerken zijn duur.
0.6996
0.1176
0.3393
0.1066
0.9696
0.1253
Two young men and a young lady walk through a field near the water.
Twee jonge mannen en een jongedame lopen door een veld bij het water.
The people are chasing a body of water away from the field they are in.
De mensen jagen op een waterlichaam weg van het veld waar ze in zitten.
2
One cannot be chasing a body of water. Chasing does not imply walking.
Men kan niet achter een waterlichaam aanzitten. Achtervolging impliceert niet lopen.
0.7318
0.1248
0.2494
0.1058
0.2238
0.112
Two young men and a young lady walk through a field near the water.
Twee jonge mannen en een jongedame lopen door een veld bij het water.
Two men and a woman walk near water.
Twee mannen en een vrouw lopen bij het water.
0
A lady is a woman.
Een dame is een vrouw.
0.7318
0.1248
0.5901
0.1233
0.9512
0.1358
Two young men and a young lady walk through a field near the water.
Twee jonge mannen en een jongedame lopen door een veld bij het water.
The people are walking near the water to go for a swim.
De mensen lopen bij het water om te gaan zwemmen.
1
Two young men and a young lady walk through a field near the water, walking near the water to go for a swim.
Twee jonge mannen en een jongedame lopen door een veld bij het water, wandelend bij het water om te zwemmen.
0.732
0.1247
0.4938
0.133
0.4326
0.1027
A man and woman get in the boxing stance to start their exercise.
Een man en vrouw gaan boksen om hun oefening te beginnen.
A woman gets ready to box with a man for a prize.
Een vrouw maakt zich klaar om te boksen met een man voor een prijs.
1
Just because a man and woman get in the boxing stance does not mean they are boxing each other or boxing for a prize.
Gewoon omdat een man en vrouw krijgen in de bokshouding betekent niet dat ze boksen elkaar of boksen voor een prijs.
0.3004
0.1122
0.0001
0.1
0.0
0.0569
A man and woman get in the boxing stance to start their exercise.
Een man en vrouw gaan boksen om hun oefening te beginnen.
Two people playing hopscotch.
Twee mensen die hinkelen.
2
Hopscotch is not played in a boxing stance.
Hopscotch wordt niet gespeeld in een bokshouding.
0.2999
0.1123
0.0
0.0974
0.1022
0.0903
A man and woman get in the boxing stance to start their exercise.
Een man en vrouw gaan boksen om hun oefening te beginnen.
A man getting in a boxing stance with a woman.
Een man in een bokshouding met een vrouw.
0
A man and woman in the boxing stance is surely a man getting in a boxing stance with a woman.
Een man en vrouw in de bokshouding is zeker een man in een bokshouding met een vrouw.
0.2999
0.1123
0.0218
0.1015
0.0
0.0763
A woman and daughter are smiling at the camera.
Een vrouw en dochter lachen naar de camera.
Two females are getting their picture taken for a magazine.
Twee vrouwen laten een foto maken voor een tijdschrift.
1
The women getting their picture taken are not necessarily doing it for a magazine.
De vrouwen die hun foto laten maken, doen dat niet per se voor een tijdschrift.
0.6948
0.122
0.5884
0.1238
0.3967
0.1299
A woman and daughter are smiling at the camera.
Een vrouw en dochter lachen naar de camera.
The two females are not related.
De twee vrouwtjes zijn niet verwant.
2
A woman cannot have a daughter and not be related to her.
Een vrouw kan geen dochter hebben en geen familie van haar.
0.6948
0.122
0.6294
0.1279
0.5854
0.1044
A woman and daughter are smiling at the camera.
Een vrouw en dochter lachen naar de camera.
Two females are smiling.
Twee vrouwen lachen.
0
A woman and daughter are females.
Een vrouw en dochter zijn vrouwen.
0.6948
0.122
0.8424
0.1233
0.9394
0.1108
A young black girl wearing a blue shirt and a blue headscarf is looking at the camera.
Een jong zwart meisje draagt een blauw shirt en een blauwe hoofddoek kijkt naar de camera.
The girl is mad
Het meisje is gek.
1
Not all young black girl is mad.
Niet alle jonge zwarte meisjes zijn gek.
0.3232
0.122
0.9534
0.1179
0.9473
0.1135
A young black girl wearing a blue shirt and a blue headscarf is looking at the camera.
Een jong zwart meisje draagt een blauw shirt en een blauwe hoofddoek kijkt naar de camera.
The girl is black
Het meisje is zwart
0
Black girl is the same as the girl is black.
Zwarte meid is hetzelfde als het meisje is zwart.
0.3232
0.122
0.9825
0.1123
0.647
0.1269
A young black girl wearing a blue shirt and a blue headscarf is looking at the camera.
Een jong zwart meisje draagt een blauw shirt en een blauwe hoofddoek kijkt naar de camera.
The girl isn't looking at anything in particular
Het meisje kijkt nergens naar.
2
The girl is either looking at the camera or not at anything in particular.
Het meisje kijkt naar de camera of niet naar iets in het bijzonder.
0.3228
0.122
0.155
0.1322
0.1965
0.113
A girl leaning against a woman's shoulder while sitting on a bench.
Een meisje leunend tegen de schouder van een vrouw terwijl ze op een bank zit.
A woman and her daughter sit together on a bench.
Een vrouw en haar dochter zitten samen op een bank.
1
Just because a woman has a girl leaning on her shoulder does not mean it is her daughter.
Dat een vrouw een meisje op haar schouder heeft, betekent niet dat het haar dochter is.
0.6522
0.1228
0.9492
0.1343
0.5861
0.1302
A girl leaning against a woman's shoulder while sitting on a bench.
Een meisje leunend tegen de schouder van een vrouw terwijl ze op een bank zit.
A woman and a girl are sitting beside each other on a bench.
Een vrouw en een meisje zitten naast elkaar op een bank.
0
The girl leaning against the woman's shoulder in sentence 1 would be sitting beside her, and vice versa.
Het meisje tegen de schouder van de vrouw in zin 1 zou naast haar zitten, en vice versa.
0.6527
0.1228
0.97
0.1492
0.0
0.0995
A girl leaning against a woman's shoulder while sitting on a bench.
Een meisje leunend tegen de schouder van een vrouw terwijl ze op een bank zit.
A man and his son play catch at the park.
Een man en zijn zoon spelen catch in het park.
2
A girl and a man are different genders, and it is hard to play catch while sitting.
Een meisje en een man zijn verschillende geslachten, en het is moeilijk om te spelen vangen tijdens het zitten.
0.6527
0.1228
0.3123
0.119
0.0135
0.085
A kid shouts while two women converse with each other.
Een kind schreeuwt terwijl twee vrouwen met elkaar praten.
A person watches two women sleeping.
Iemand kijkt naar twee vrouwen die slapen.
2
Shouting and watching are two different actions and women cannot converse with each other if they are sleeping.
Schreeuwen en kijken zijn twee verschillende acties en vrouwen kunnen niet met elkaar praten als ze slapen.
0.7619
0.1389
0.2845
0.1281
0.4302
0.1237
A kid shouts while two women converse with each other.
Een kind schreeuwt terwijl twee vrouwen met elkaar praten.
A child uses their voice and two women speak with each other.
Een kind gebruikt zijn stem en twee vrouwen spreken met elkaar.
0
The child uses their voice because the child shouts.
Het kind gebruikt zijn stem omdat het kind schreeuwt.
0.7619
0.139
0.6655
0.1206
0.4971
0.1154
A kid shouts while two women converse with each other.
Een kind schreeuwt terwijl twee vrouwen met elkaar praten.
A boy shouts at two women talking to each other.
Een jongen roept naar twee vrouwen die met elkaar praten.
1
You can not infer the kid is a boy.
Je kunt niet afleiden dat hij een jongen is.
0.7619
0.139
0.0815
0.1096
0.6981
0.1111
Dark image of men playing bongo drums and drinking
Donker beeld van mannen spelen bongo drums en drinken
The men are playing music
De mannen spelen muziek.
0
Playing bongo drums is a form of playing music.
Bongo drums spelen is een vorm van muziek spelen.
0.0006
0.0804
0.9002
0.1239
0.6588
0.1036
Dark image of men playing bongo drums and drinking
Donker beeld van mannen spelen bongo drums en drinken
The men are playing video games
De mannen spelen videospelletjes
2
One cannot be playing bongo drums and playing video games simultaneously.
Men kan niet tegelijkertijd bongo drums spelen en videospelletjes spelen.
0.0005
0.0805
0.8981
0.1417
0.4757
0.1023
Dark image of men playing bongo drums and drinking
Donker beeld van mannen spelen bongo drums en drinken
The men are in a band and drinking alcohol
De mannen zitten in een band en drinken alcohol.
1
Men playing drums does not imply that they are in a band.
Mannen die drums spelen zeggen niet dat ze in een band zitten.
0.0005
0.0805
0.3436
0.0997
0.4908
0.1216
a group of men playing drums in a drum circle
een groep mannen die drums spelen in een drumcirkel
The men are playing the clarinet and flute.
De mannen spelen klarinet en fluit.
2
You cannot be playing the drums while playing the clarinet or flute.
Je kunt niet op de drums spelen tijdens het spelen van de klarinet of fluit.
0.4465
0.1065
0.8712
0.1288
0.6392
0.115
a group of men playing drums in a drum circle
een groep mannen die drums spelen in een drumcirkel
The drums are musical instruments.
De drums zijn muziekinstrumenten.
0
The drums are a part of the drum circle and explains that it's for music reasons. A musical instrument is played by a person (or man).
De drums maken deel uit van de drumcirkel en leggen uit dat het om muziekredenen is. Een muzikaal instrument wordt gespeeld door een persoon (of mens).
0.4461
0.1065
0.9379
0.1232
0.7708
0.1106
a group of men playing drums in a drum circle
een groep mannen die drums spelen in een drumcirkel
The men are taking part of an indian ritual.
De mannen nemen deel aan een Indiaans ritueel.
1
Playing in a drum circle doesn't always mean the men are taking part in an indian ritual
Spelen in een trommelcirkel betekent niet altijd dat de mannen deelnemen aan een Indiaans ritueel.
0.447
0.1065
0.9269
0.1329
0.6595
0.1021